Yamaha | Diversion 900 | XJ900S Diversion berijders handleiding

Add to my manuals
97 Pages

advertisement

Yamaha | Diversion 900 | XJ900S Diversion berijders handleiding | Manualzz

HANDLEIDING

XJ900S

4KM-28199-D5

DAU00001 INLEIDING

Welkom in de energieke wereld van Yamaha rijders!

Als bezitter van een XJ900S kunt u genieten van de resultaten van Yamaha’s nieuwste technologie en ruime ervaring in het ontwerp en de fabricage van topklasse produkten, waarmee Yamaha haar verdiende reputatie van betrouwbaarheid heeft verworven.

Neem alstublieft de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, om de mogelijkheden van deze XJ900S optimaal te benutten. Deze handleiding voor de eigenaar beschrijft niet alleen de bediening, inspektie en onderhoud van uw motorfiets, maar geeft tevens belangrijke aanwijzingen voor uw veiligheid en die van anderen, om ongemak en ongelukken te vermijden.

Daarnaast bevat de handleiding vele handige tips om uw motorfiets in de beste staat te houden. Als bepaalde punten niet duidelijk zijn of u hebt vragen, aarzel dan niet kontakt op te nemen met uw Yamaha dealer.

Het Yamaha team wenst u vele aangename en veilige ritten. Onthoud altijd: veiligheid heeft voorrang!

BELANGRIJKE INFORMATIE VOOR DE BERIJDER

Informatie die van groot belang is wordt in deze handleiding aangegeven door de volgende symbolen en/of aanduidingen:

Het veiligheidssymbool betekent ATTENTIE! VOORZICHTIG! HET GAAT HIER OM UW

PERSOONLIJKE VEILIGHEID!

DAU00005

WAARSCHUWING

Het niet opvolgen van een speciale WAARSCHUWING kan resulteren in ernstig letsel of dood van de berijder, een medepassagier, een andere weggebruiker of een persoon die de motorfiets inspekteert of repareert.

LET OP:

OPMERKING:

De aanwijzing LET OP! attendeert u op bijzondere voorzorgsmaatregelen die u in acht dient te nemen om beschadiging van de motorfiets te voorkomen.

Een OPMERKING verschaft belangrijke informatie om bepaalde procedures te vergemakkelijken of duidelijker te maken.

@

OPMERKING:

@

● Deze handleiding dient beschouwd te worden als een bij de motorfiets behorend onderdeel en dient

● ook bij verkoop bij de motorfiets te blijven.

Yamaha produkten veranderen kontinu door verbeteringen in het ontwerp en in de technische gegevens. Als gevolg hiervan kunnen er hier en daar kleine verschillen optreden tussen de beschrijving in deze handleiding en uw motorfiets, zelfs al is bij het ter perse gaan van deze handleiding de informatie up to date. Mocht u vragen hebben over deze handleiding, aarzel dan niet om kontakt op te nemen met uw Yamaha dealer.

BELANGRIJKE INFORMATIE VOOR DE BERIJDER

DW000002

@

WAARSCHUWING

@

LEES DEZE HANDLEIDING IN ZIJN GEHEEL AANDACHTIG DOOR ALVORENS TOT GEBRUIK VAN

DE MOTORFIETS OVER TE GAAN.

BELANGRIJKE INFORMATIE VOOR DE BERIJDER

XJ900S

HANDLEIDING

© 1999 door Yamaha Motor Co., Ltd.

1-ste druk, Juli 1999

Alle rechten voorbehouden.

Iedere vorm van reproduktie, herdruk of gebruik zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van

Yamaha Motor Co., Ltd. is ten strengste verboden.

Gedrukt in Japan.

DAU00008

DAU00009 INHOUD VAN DEZE HANDLEIDING

1 VEILIGHEID HEEFT VOORRANG

2 BESCHRIJVING

3 FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

4 KONTROLE VOOR HET RIJDEN

5 BEDIENING EN BELANGRIJKE TIPS VOOR HET RIJDEN

6 PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES

7 ONDERHOUD EN OPSLAG VAN DE MOTORFIETS

8 TECHNISCHE GEGEVENS

9 INFORMATIE VOOR DE CONSUMENT

INDEX

6

7

4

5

8

9

1

2

3

VEILIGHEID HEEFT VOORRANG

VEILIGHEID HEEFT VOORRANG .................................................... 1-1

1

1

DAU00021 VEILIGHEID HEEFT VOORRANG

Een motorfiets is een fascinerend vervoermiddel, dat je als geen ander een gevoel van vrijheid kan geven. Er zijn echter wel bepaalde spelregels en beperkingen, waar je niet omheen kunt; ook de beste motorfiets kan niet méér dan de natuurwetten toestaan.

Goede verzorging en regelmatig onderhoud zijn de eerste vereisten om te zorgen dat de motorfiets in goede staat blijft en zijn waarde behoudt. En dat geldt evenzeer voor de berijder: om goed en veilig te rijden moet je zelf ook in goede conditie zijn. Rijden onder de invloed van medicijnen, alcohol of drugs is natuurlijk gekkenwerk. De berijder van een motorfiets moet voortdurend meer dan een automobilist fysiek en mentaal in topvorm zijn. Ook de geringste hoeveelheid alcohol geeft ongemerkt een zekere overmoed, die bijzonder gevaarlijk kan zijn.

Beschermende kleding is voor de motorrijder net zo belangrijk als veiligheidsgordels voor de inzittenden van een auto. Je weet nooit wat er kan gebeuren. Draag daarom altijd een integraal motorpak (naar keuze van leer of van scheurbestendig synthetisch materiaal, met knie- en elleboogbeschermers), stevige laarzen, motorhandschoenen en een goed passende helm. Denk echter niet, dat een veilige uitrusting je de kans biedt wat agressiever te rijden. Ook met de beste bescherming blijf je als motorrijder bijzonder kwetsbaar. Vooral bij nat weer zit een ongeluk in een klein hoekje. Ken je eigen grenzen, rijd niet harder dan verstandig is en neem geen onnodige risico’s.

Een verstandig motorrijder rijdt defensief, met voorspelbaar weggedrag. Ook al weet je zelf precies wat je doet, verrassing bij je medeweggebruikers is gevaarlijk. Houd rekening met de mogelijkheid dat andere weggebruikers fouten kunnen maken; veiligheid is samenwerking.

Veel plezier onderweg!

1-1

BESCHRIJVING

Linker aanzicht ................................................................................... 2-1

Rechter aanzicht ................................................................................ 2-2

Bedieningselementen/instrumenten................................................... 2-3

2

DAU00026

2

BESCHRIJVING

Linker aanzicht

1. Koplamp

2. Helmhouder

3. Zadelslot

4. Haak voor snelbinder

(blz. 6-26)

(blz. 3-15)

(blz. 3-15)

5. Eindoverbrengingshuis

6. Veervoorbelastings-instelring achterschokbreker

7. Versnellingspedaal

2-1

(blz. 3-17)

(blz. 3-11)

Rechter aanzicht

BESCHRIJVING

2

8. Achterlicht/remlicht

9. Zakeringenkast

10. Zadel

11. Gereedschapsset

(blz. 6-19)

(blz. 6-25)

(blz. 3-15)

(blz. 6-1)

12. Luchtfilter

13. Instelbout veer-voorbelasting voorvork

14. Motoroliepeil-afleesglas

15. Achterrempedaal

(blz. 6-11)

(blz. 3-16)

(blz. 6-8)

(blz. 3-11)

2-2

2

BESCHRIJVING

Bedieningselementen/instrumenten

1. Koppelingshendel

2. Linker stuurschakelaars

3. Chokeknop (choke) “ ”

4. Snelheidsmeter

5. Toerenteller

6. Benzinemeter

(blz. 3-10)

(blz. 3-9)

(blz. 3-14)

(blz. 3-6)

(blz. 3-6)

(blz. 3-8)

2-3

7. Digitale klok

8. Rechter stuurschakelaars

9. Voorremhendel

10. Gashandvat

11. Kontaktslot-schakelaar/stuurslot

(blz. 3-8)

(blz. 3-10)

(blz. 3-11)

(blz. 6-14)

(blz. 3-1)

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

Kontaktslot-schakelaar/stuurslot ...........................3-1

Kontrolelampjes ....................................................3-3

Kontroleren van het circuit voor het oliepeil-kontrolelampje ........................................3-4

Kontroleprocedure voor het circuit van het brandstofnivo-waarschuwingslampje ..................3-5

Snelheidsmeter.....................................................3-6

Toerenteller ...........................................................3-6

Diagnosefunctie ....................................................3-7

Anti-diefstal alarm (optioneel)...............................3-7

Benzinemeter .......................................................3-8

Digitale klok ..........................................................3-8

Stuurschakelaars ..................................................3-9

Koppelingshendel ...............................................3-10

Versnellingspedaal..............................................3-11

Voorremhendel................................................... 3-11

Achterrempedaal................................................ 3-11

Benzinetankdop ................................................. 3-12

Benzine .............................................................. 3-13

Ontluchtingsslang van de benzinetank

(alleen voor Duitsland) ..................................... 3-14

Chokeknop (choke) “ ” ................................... 3-14

Zadel .................................................................. 3-15

Helmhouder ....................................................... 3-15

Opbergvak.......................................................... 3-16

Afstelling van de voorvork .................................. 3-16

Afstelling van de achterschokbreker .................. 3-17

Zijstandaard ....................................................... 3-18

Kontrole van de zijstandaard/koppelingsonderbrekingsschakelaar ................................. 3-18

3

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN DAU00027

3

DAU00029*

Kontaktslot-schakelaar/stuurslot

De kontaktslot-schakelaar (hoofdschakelaar) dient voor het in- en uitschakelen van de ontsteking en van de verlichting. Hieronder volgt de beschrijving van de bediening.

DAU00036

ON

De elektrische circuits worden ingeschakeld en de motor kan nu gestart worden.

Als de kontaktslot-schakelaar in deze stand staat, kan de sleutel niet verwijderd worden.

DAU00040

LOCK

Het stuur staat op slot en alle elektrische circuits zijn uitgeschakeld. Als de kontaktslot-schakelaar in deze stand staat, kan de sleutel verwijderd worden.

Om het stuur te vergrendelen, draait u het geheel naar links. Terwijl u de sleutel dieper in de kontaktslot-schakelaar drukt, draait u de sleutel van “OFF” naar “LOCK” en verwijdert u de sleutel.

Om het stuur te ontgrendelen draait u de sleutel naar “OFF” terwijl u erop drukt.

1. Indrukken

2. Draaien

DW000016

@

WAARSCHUWING

@

Draai nooit het kontaktsleuteltje in de

“OFF” of “LOCK” stand terwijl de motor nog rijdt. De elektrische circuits worden dan uitgeschakeld zodat bepaalde bedieningsfunkties niet meer werken, hetgeen gevaar voor ongelukken kan opleveren. Zorg dat de motorfiets geheel tot stilstand is gekozen, vorrdat u het kontaktsleuteltje naar “OFF” of “LOCK” draait.

DAU00038

OFF

Alle elektrische circuits zijn uitgeschakeld.

Als de kontaktslot-schakelaar in deze stand staat, kan de sleutel verwijderd worden.

3-1

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

DAU01590

(Parkeren)

Het stuur staat op slot en het achterlicht en het voorste parkeerlicht staan aan maar verder zijn alle elektrische circuits uitgeschakeld. Als de kontaktslot-schakelaar in deze stand staat, kan de sleutel verwijderd worden.

Voor het gebruik van de parkeerstand vergrendelt u eerst het stuur en dan draait u de sleutel naar “ ”.

Deze stand mag u niet te lang achtereen gebruiken, anders kan de accu leegraken.

3

3-2

3

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

1. Linker richtingaanwijzer-kontrolelampje “ ”

2. Brandstofpeil-waarschuwingslampje “ ”

3. Vrijstand-kontrolelampje “ ”

4. Grootlicht-kontrolelampje “ ”

5. Oliepeil-kontrolelampje “ ”

6. Rechter richtingaanwijzer-kontrolelampje

“ ”

DAU00056

Kontrolelampjes

DAU00058

Richtingsaanwijzer-kontrolelampjes

“ ” / “ ”

Bij het naar rechts of ls zetten van de richtingsaanwijzer gaat het bijbehorende lampje knipperen.

DAU01154

Brandstofpeil-waarschuwingslampje

“ ”

Wanneer het brandstofpeil onder circa 5 L komt, gaat dit lampje branden. Als het waarschuwingslampje oplicht, laat de brandstoftank dan bij de eerste gelegenheid bijvullen. Dit elektrische circuit kan gekontroleerd worden volgens de procedure op blz. 3-5.

DAU00061

Vrijstand-kontrolelampje “ ”

Dit kontrolelampje licht op als de versnelling in zijn vrij staat.

DAU00063

Grootlicht-kontrolelampje “ ”

Dit kontrolelampje licht op als het grootlicht wordt ingeschakeld.

DAU01313

Oliepeil-kontrolelampje “ ”

Dit controlelampje licht op als het oliepeil te laag is. Dit elektrische circuit kan gekontroleerd worden volgens de procedure op blz.

3-4.

DC000000

@

LET OP:

@

Let op dat u nooit met de motorfiets rijdt als er niet voldoende olie in het carter aanwezig is.

@

@

OPMERKING:

Ook al is er olie tot het voorgeschreven peil bijgevuld, dan nog kan het oliepeil-controlelampje op een helling of tijdens plotseling accelereren of remmen wel eens gaan flikkeren, maar dit is normaal.

3-3

CB-48D

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

DAU00071

Kontroleren van het circuit voor het oliepeil-kontrolelampje

Zet de kontaktslot-schakelaar op “ON” en de motorstop-schakelaar op “ ”.

Het oliepeil-kontrolelampje licht niet op.

Druk op de startschakelaar met de versnelling in vrij of met de koppelingshendel ingetrokken.

Het oliepeil-kontrolelampje licht op.

Kontroleer het oliepeil.

3

Het oliepeil-kontrolelampje licht op.

Het oliepeil en het elektrische circuit zijn in orde. U kunt met de motorfiets rijden.

Het oliepeil-kontrolelampje licht niet op.

Het oliepeil is voldoende.

Het oliepeil is te laag.

Vraag uw Yamaha dealer om het elektrische circuit te inspekteren.

Vul motorolie bij.

3-4

3

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

CB-46D

Kontroleprocedure voor het circuit van het brandstofnivo-waarschuwingslampje

Kontaktslot-schakelaar op “ON”

Motorstop-schakelaar op “ ”.

DAU00085

Brandstofnivo-waarschuwingslampje licht niet op.

Zet de versnelling in vrij of trek de koppelingshendel in en druk dan op de startschakelaar.

Brandstofnivo-waarschuwingslampje licht op.

Kontroleer het brandstofnivo.

Brandstofnivowaarschuwingslampje licht op.

Het brandstofnivo en het elektrische circuit zijn in orde. U kunt met de motorfiets rijden.

Brandstofnivowaarschuwingslampje licht niet op.

Vraag uw Yamaha dealer om het elektrische circuit te inspekteren.

Er is genoeg benzine.

Het brandstofnivo is te laag.

Vul benzine bij.

3-5

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

3

1. Dagteller

2. Kilometerteller

3. Terugsteltoets

DAU00094

Snelheidsmeter

De snelheidsmeter geeft de snelheid van de motorfiets aan. De snelheidsmeter is tevens uitgerust met een kilometerteller en een dagteller. De dagteller kan op “0” teruggezet worden met de nulstelknop. Gebruik deze dagteller om te kijken hoeveel kilometer u met één volle tank kunt afleggen. Als u dit enkele malen doet, zult u in de toekomst beter kunnen plannen waar en wanneer u moet stoppen om te tanken.

1. Toerenteller

2. Rode gebied

DAU00101

Toerenteller

Dit model is uitgerust met een elektrische toerenteller zodat de bestuurder het motortoerental goed kan aflezen, en zodoende de motorbelasting binnen de vereiste grenzen kan houden.

DC000003

@

@

LET OP:

Zorg dat de toerenteller nooit in het rode gebied komt.

Rode gebied: 9.500 tpm en hoger

3-6

3

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

DAU01559*

Diagnosefunctie

Dit model is voorzien van een diagnosefunctie voor de volgende circuits.

Gasklepstandsensor (T.P.S.)

Ontstekingscircuit

Mocht er een storing optreden in een van deze circuits, dan zal de toerenteller om en om de volgende diagnose-aanduidingen te zien geven:

CB-72D

3 sekonden lang: 0 tpm

3 sekonde lang: het kenmerkende diagnosetoerental voor het defekte circuit (zie het onderstaande schema)

3 sekonden lang: het feitelijke toerental

Als uw toerenteller de bovenstaande reeks diagnose-aanduidingen te zien geeft, noteer dan het aangegeven diagnose-toerental en breng uw motorfiets ter reparatie naar een Yamaha dealer.

DC000004

@

LET OP:

Om schade aan de motor te voorkomen, dient u vooral zo snel mogelijk een

Yamaha dealer te raadplegen als uw toerenteller een steeds wisselende reeks toerentallen te zien geeft.

@

DAU00109

Anti-diefstal alarm (optioneel)

Deze motorfiets kan op aanvraag worden uitgerust met een anti-diefstal alarm. Verzoek uw Yamaha dealer om het alarm voor u te bestellen en te installeren.

In dit schema kunt u aflezen welk circuit defect is, aan de hand van het kenmerkende diagnose-toerental dat wordt aangegeven.

CB-73D

Diagnosetoerental

Defekt circuit

10.000 tpm Gasklep-sensorcircuit (T.P.S.)

9.000 tpm Ontstekingscircuit

3-7

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

@

OPMERKING:

@

Als u de klok weer op de juiste tijd wilt zetten, nadat de stroomtoevoer is onderbroken, bijvoorbeeld doordat de accu verwijderd werd, zet de klok dan op 1:00 AM en stel vervolgens de juiste tijd weer in.

3

1. Benzinemeter

DAU00110

Benzinemeter

Dit model is uitgerust met een elektrische benzinemeter zodat de bestuurder te allen tijde kan zien hoeveel benzine er in de tank zit. Als de naald op “E” (leeg) staat, blijft er nog circa 5 L benzine in de tank over.

1. Digitale klok

2. “M” schakelaar

3. “H” schakelaar

DAU00117

Digitale klok

Deze digitale klok geeft altijd de juiste tijd, onafhankelijk van de stand van de kontaktslot-schakelaar.

Instellen van de klok

1. Draai de kontaktslot-schakelaar naar

“ON”.

2. U stelt de uren in door de “H” schakelaar in te drukken, of ingedrukt te houden.

3. U stelt de minuten in door de “M” schakelaar in te drukken, of ingedrukt te houden.

3-8

3

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

1. Inhaal-schakelaar “PASS”

2. Grootlicht/dimlicht-schakelaar

3. Waarschuwingslichten-schakelaar “ ”

4. Richtingaanwijzer-schakelaar

5. Klaxon-schakelaar “ ”

DAU00118

Stuurschakelaars

DAU00120

Inhaal-schakelaar “PASS”

Druk op de schakelaar om het signaallicht te bedienen.

DAU00121

Grootlicht/dimlicht-schakelaar

Draai de schakelaar naar “ ” voor grootlicht en naar “ ” voor dimlicht.

Waarschuwingslichten-schakelaar

DAU00144

“ ”

Schakel de waarschuwingslichten in als er gevaar dreigt of als u nood bent. Alle richtingsaanwijzerlampjes gaan tegelijk knipperen wanneer u, met het contactslot in de

“ON” of de “ ” stand, de waarschuwingslichten inschakelt met deze schakelaar

DC000006

@

@

LET OP:

Als u de waarschuwingslichten te lang achtereen aan laat, kan dit leiden tot uitputting van de accu waardoor u de elektrische starter niet meer zult kunnen gebruiken.

@

OPMERKING:

@

Schakel de waarschuwingsknipperlichten in als u andere weggebruikers wilt waarschuwen dat u uw motorfiets wilt stopzetten op een plaats waar dit gevaar kan opleveren.

DAU00127

Richtingaanwijzer-schakelaar

Om de rechter-richtingaanwijzer in te schakelen, duwt u de schakelaar naar “ ”. Om de linker-richtingaanwijzer in te schakelen, duwt u de schakelaar naar “ ”. Als u de schakelaar loslaat, keert deze terug naar de middenpositie. Om de richtingaanwijzer weer uit te zetten, drukt u de schakelaar in, terwijl deze in de middenpositie staat.

DAU00129

Klaxon-schakelaar “ ”

Druk de schakelaar in om te klaxoneren.

3-9

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

DAU00134

Lichtschakelaar

Door de lichtschakelaar naar “ ” te draaien zal het dimlicht, de meterverlichting en de achterverlichting ingeschakeld worden. Door de lichtschakelaar naar “ ” te draaien zal de koplamp ook ingeschakeld worden.

1. Motorstop-schakelaar

2. Lichtschakelaar

3. Startschakelaar “ ”

DAU00138

Motorstop-schakelaar

De motorstop-schakelaar is een veiligheids-schakelaar voor gebruik onder noodomstandigheden, zoals wanneer de motorfiets is omgevallen of bij problemen met de gasklep. Draai de schakelaar naar

“ ” als u de motor wilt starten. In noodgevallen draait u de schakelaar naar “ ”.

DAU00143

Startschakelaar “ ”

Als u de startschakelaar indrukt zal de startmotor de motor doen ronddraaien.

DC000005

@

@

LET OP:

Zie, alvorens de motor te starten, de paragraaf met aanwijzingen over het starten.

1. Koppelingshendel

DAU00152

Koppelingshendel

De koppelingshendel is bevestigd aan het linkerhandvat van het stuur, en het ontstekingsblokkeersysteem is ingebouwd in het koppelingshendel-handvat. Om te ontkoppelen, trekt u de koppelingshendel in. Om de koppeling weer te laten opkomen laat u de koppelingshendel weer langzaam van het stuur weg gaan. Voor een soepele bediening is het het beste om de koppelingshendel snel in te trekken en langzaam te laten opkomen. (Zie de paragraaf met de aanwijzingen over het starten, voor een beschrijving van het circuit van het ontstekingsblokkeersysteem).

3

3-10

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

3

1. Versnellingspedaal

DAU00157

Versnellingspedaal

Deze motorfiets is uitgerust met een 5-versnellingsbak met konstante aangrijping.

Het versnellingspedaal bevindt zich links van het motorblok. Schakel nooit op of terug, zonder de koppeling te gebruiken.

1. Voorremhendel

2. Positie-instelmoer

3. Juiste positie a. Instelbereik

DAU00160

Voorremhendel

De voorremhendel is bevestigd aan het rechterhandvat van het stuur en is voorzien van een hendel-afsteller.

Om de voorrem aan te trekken, knijpt u de hendel naar het stuur toe.

Om de afstand tussen de voorremhendel en het stuurhandvat bij te stellen, draait u aan de afstelmoer terwijl u de hendel naar voren trekt. Let op dat de “ ” standmarkering op de afstelmoer recht tegenover het

“ ” teken op de remhendel staat.

1. Achterrempedaal

DAU00162

Achterrempedaal

Het achterrempedaal bevindt zich rechts van het motorblok. Trap het pedaal in om te remmen.

3-11

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

1. Slotdeksel

2. Openen

DAU02935

Benzinetankdop

Openen

Schuif het afdekplaatje weg van het sleutelgat, steek de sleutel in het sleutelgat en draai deze 1/4 slag rechtsom. De dop is nu van het slot gehaald en kan verwijderd worden.

@

@

OPMERKING:

De benzinetankdop kan niet op de tank gedraaid worden als de sleutel niet in het sleutelgat steekt. Als de benzinetankdop niet goed is gesloten, kan de sleutel er niet uit verwijderd worden.

DW000023

@

WAARSCHUWING

@

Kontroleer altijd of de benzinetankdop goed op de bezinetank zit, alvorens weg te rijden.

Sluiten

Plaats de benzinetankdop weer op de juiste plaats, met de sleutel er nog steeds ingestoken. Draai de sleutel linksom en verwijder deze. Schuif het afdekplaatje weer voor het sleutelgat.

3

3-12

3

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

1. Vulslang

2. Brandstofpeil

DAU01183

Benzine

Kontroleer of er zich voldoende benzine in de benzinetank bevindt. Vul de brandstoftank tot onderaan de vulhals, zoals in de afbeelding aangegeven.

DW000130

@

WAARSCHUWING

@

Zorg dat de benzinetank niet al te vol is.

Let tevens op dat er geen benzine op een heet motorblok wordt gemorst. Vul de tank nooit verder dan tot onderaan de vulhals, anders bestaat de kans dat de benzinetank overloopt, als de benzine door verwarming uitzet.

DAU00186

@

@

LET OP:

● Als er benzine wordt gemorst, veeg

● deze dan onmiddellijk weg met een droge, zachte doek. Benzine kan geverfde oppervlakken en plastic afwerking aantasten.

(Alleen voor Duitsland)

De modellen voor Duitsland zijn voorzien van een speciaal ontworpen benzinetankdop. Als u de benzinetankdop vervangt, doe dit dan altijd door één van hetzelfde type.

DAU00191

Aanbevolen brandstof:

Normale, loodvrije benzine met een oktaangehalte van 91 ron of hoger

(oktaangehalte zoals door onderzoek bepaald).

Inhoud benzinetank:

Totaal:

24 L

Reserve:

5 L

@

@

OPMERKING:

Als de motor klopt of pingelt, probeer dan een verschillend merk benzine of benzine met een hoger oktaangehalte.

3-13

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

3

1. Ontluchtingsslang van de benzinetank

DAU00196

Ontluchtingsslang van de benzinetank (alleen voor

Duitsland)

Dit model is uitgerust met een ontluchtingsslang voor de benzinetank. Kontroleer, alvorens de motorfiets te gebruiken, de volgende punten.

Kontroleer of de slang goed vast zit.

Kontroleer de slang op scheurtjes of

● andere beschadiging. Vervang indien beschadigd.

Kontroleer of de opening onderaan de slang niet verstopt is. Indien nodig, schoonmaken.

1. Chokeknop (choke) “ ”

DAU02976

Chokeknop (choke) “ ”

Het starten van een koude motor vereist een rijker mengsel (meer benzine/minder lucht). Een gescheiden choke-startcircuit zorgt voor de toevoer van dit verrijkte mengsel.

Draai in de a richting om de choke in te schakelen (choke).

Draai in de b richting om de choke uit te schakelen (choke).

3-14

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

3

1. Zadelslot

DAU02925

Zadel

Voor het verwijderen

Steekt u de sleutel in het slot en draait u deze rechtsom.

1. Uitsteeksel (

×

2)

2. Zadelhouder

Voor het weer aanbrengen

Dient u te zorgen dat het uitsteeksel aan de achterkant in de daarvoor bestemde uitsparing in het frame past. Vervolgens duwt u het zadel op zijn plaats.

@

OPMERKING:

@

Kontroleer, alvorens te gaan rijden, of het zadel goed vast zit.

1. Helmhouder

DAU00263

Helmhouder

De helmhouder bevindt zich onder het zadel. Verwijder het zadel en haak de helm in de helmhouder. Plaats het zadel weer en zet dit op slot.

DW000030

@

WAARSCHUWING

@

Ga nooit rijden terwijl er zich een helm in de helmhouder bevindt. De helm zou ergens tegenaan kunnen stoten, waardoor u uw evenwicht zou kunnen verliezen met als gevolg een ongeluk.

3-15

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

1. Band voor U-LOCK slot (

×

2)

DAU01688

Opbergvak

Dit opbergvak is ontworpen voor opslag van een origineel Yamaha U-LOCK beugelslot. (Andere typen sloten zullen wellicht niet passen.) Zorg bij opslag dat het slot goed is vastgemaakt.

Om te zorgen dat de riempjes niet losraken, dient u deze zelfs vast te maken als er geen

U-LOCK beugelslot in het opbergvak aanwezig is.

Als u deze gebruiksaanwijzing of andere documenten in het opbergvak wilt bewaren, dient u deze in een plastic zak te doen zodat ze niet nat worden. Let bij het wassen van de motorfiets op, dat het opbergvak niet vol water loopt.

1. Instelbout veer-voorbelasting

DAU00285

Afstelling van de voorvork

Deze voorvork is uitgevoerd met afstelbouten voor de voorbelasting.

DW000037

WAARSCHUWING

@

Beide vorkpoten moeten op dezelfde druk worden ingesteld. Als de druk verschillend is, kan dit resulteren in slechte stuureigenschappen en inferieure stabiliteit.

@

Stel de voorbelasting als volgt in.

Draai de afstelbouten in richting a om de voorbelasting van de vering te verhogen, en in richting b om de voorbelasting van de vering te verlagen.

1. Instelling

2. Voorvorkdop

DC000013

@

LET OP:

@

De groeven geven de afstellings-positie aan. Zorg dat de beide vorkhelften altijd hetzelfde zijn afgesteld.

CI-18D

Stug

Standaard

Zacht

Stand afsteller

1 2 3 4 5 6 7

3

3-16

3

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

1. Veervoorbelastings-instelring

2. Positie-indicator

DAU00295*

Afstelling van de achterschokbreker

Deze schokbreker is uitgerust met een afstelring voor de voorbelasting. Stel de voorbelasting als volgt in. Draai de afstelring in de a richting om de voorbelasting te verhogen en draai de afstelring in de b richting om de voorbelasting te verlagen. Zorg dat de juiste inkeping in de instelring recht tegenover de positiemarkering op de achterschokbreker staat.

1. Speciale sleutel

CI-18D

Zacht

Standaard

Stand afsteller

1 2 3 4 5

Stug

6 7

DAU00315

@

WAARSCHUWING

@

Deze schokbreker bevat stikstofgas onder bijzonder hoge druk. Lees de onderstaande informatie aandachtig door alvorens over te gaan tot onderhoudswerkzaamheden aan de schokbreker. Yamaha is niet verantwoordelijk voor beschadigingen of verwondingen ontstaan door verkeerd behandelen van de schokbreker.

Probeer de cilinder niet te openen.

Zorg dat de schokbreker niet in de buurt komt van open vuur of blootgesteld wordt aan hoge temperaturen. Dit zou kunnen leiden tot een

● ontploffing door uitzetting van het stikstofgas.

Zorg dat de cilinder niet vervormd

● of anderzins beschadigd wordt. Dit zal een slechte werking van de schokbreker tot gevolg hebben.

Als er iets mis is met de schokbreker of er moet onderhoudswerk aan verricht worden, breng uw motorfiets dan naar een Yamaha dealer.

3-17

FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN BEDIENINGSELEMENTEN

DAU00330

Zijstandaard

Dit model is uitgerust met een onderbrekingscircuit voor de onsteking. Rijd nooit met de motorfiets terwijl de zijstandaard is uitgeklapt. De zijstandaard bevindt zich aan de linkerkant. (Zie blz. 5-1 voor een uitleg van dit onderbrekingscircuit).

DW000044

@

WAARSCHUWING

@

Rijd nooit met deze motorfiets terwijl de zijstandaard is uitgeklapt. Als de zijstandaard niet volledig is opgeklapt, kan het gebeuren dat deze de grond raakt waardoor u uw balans zou kunnen verliezen met als gevolg een zeer ernstig ongeluk.

Yamaha heeft in deze motorfiets een onderbrekingscircuit voor de ontsteking ingebouwd om ongelukken door een niet goed ingeklapte zijstandaard te vermijden. Voer de hieronder beschreven procedure regelmatig uit, om te kontroleren of het onderbrekingscircuit juist funktioneert. Mocht er iets mis zijn met het onderbrekingscircuit, raadpleeg dan onmiddellijk een Yamaha dealer.

DAU00332

Kontrole van de zijstandaard/ koppelingsonderbrekingsschakelaar

Kontroleer de zijstandaard- en koppelingsonderbrekingsschakelaar op een juiste werking. Volg hiervoor de onderstaande procedure.

DW000046

@

@

WAARSCHUWING

Zet de motorfiets op de middenstandaard als u deze inspektie uitvoert.

Als de werking niet naar behoren is, raadpleegt u dan een Yamaha dealer.

CD-08D

DRAAI DE KONTAKTSLOT-SCHAKE-

LAAR NAAR “ON” EN DE

MOTORSTOPSCHAKELAAR NAAR

“ ”.

ER IS EEN VERSNELLING INGE-

SCHAKELD EN DE ZIJSTANDAARD IS

OPGEKLAPT.

CD-08D

TREK DE KOPPELINGSHENDEL IN

EN DRUK OP DE

STARTSCHAKELAAR.

DE MOTOR START.

DE KOPPELING-ONDERBREKINGS-

SCHAKELAAR IS IN ORDE.

KLAP DE ZIJSTANDAARD UIT.

DE MOTOR SLAAT AF.

DE ZIJSTANDAARD-ONDERBRE-

KINGSSCHAKELAAR IS IN ORDE.

3

3-18

KONTROLE VOOR HET RIJDEN

Kontrole voor het rijden ...................................................................... 4-1

4

4

DAU01114 KONTROLE VOOR HET RIJDEN

Als eigenaar bent u verantwoordelijk voor de toestand van uw voertuig. De vitale onderdelen en funkties van uw motorfiets kunnen wel eens onverwacht teruglopen, ook al rijdt u er niet mee (bijvoorbeeld door blootstelling aan de elementen). Elke beschadiging, lekkage of verlies van bandenspanning kan ernstige gevolgen hebben. Daarom is het van groot belang om naast een zorgvuldige visuele inspektie ook voor elke rit de volgende punten grondig te kontroleren.

DAU00340

KONTROLE VOOR HET RIJDEN

ONDERDEEL BLZ.

Voorrem

Achterrem

Koppeling

Gasgreep en behuizing

Motorolie

KONTROLEPUNTEN

• Kontroleer de remwerking, de speling van de remhendel, het niveau van de remvloeistof en eventuele lekkage.

• Indien noodzakelijk, bijvullen met DOT 4 remvloeistof.

• Kontroleer de remwerking, de speling van de remhendel, het niveau van de remvloeistof en eventuele lekkage.

• Indien noodzakelijk, bijvullen met DOT 4 remvloeistof.

• Kontroleer op soepele werking en vrije slag.

• Indien noodzakelijk afstellen.

• Kontroleer op soepele werking.

• Indien noodzakelijk smeren.

• Kontroleer oliepeil.

• Indien nodig, olie bijvullen.

6-19 ~ 6-21

6-18

6-14, 6-21

6-8 ~ 6-10

Olie voor de eindoverbrenging

• Kijk of er sprake kan zijn van lekkage.

6-11

Wielen en banden • Kontroleer bandenspanning, slijtage, beschadiging.

6-15 ~ 6-18,

6-27 ~ 6-31

Bedienings- en meterkabels

Rempedaal- en schakelpedaalas

Werking van rem- en koppelingshendel

• Kontroleer op soepele werking.

• Indien nodig, smeren.

• Kontroleer op soepele werking.

• Indien nodig, smeren.

• Kontroleer op soepele werking.

• Indien nodig, smeren.

6-21

6-22

6-22

4-1

KONTROLE VOOR HET RIJDEN

ONDERDEEL

Werking van de middenstandaard zijstandaard

Bevestigingsdelen van frame

Benzine

KONTROLEPUNTEN

• Kontroleer op soepele werking.

• Indien nodig, smeren.

• Kontroleer of alle moeren, bouten en schroeven stevig vastzitten.

• Indien nodig, aantrekken.

• Kontroleer benzinepeil.

• Indien nodig, benzine tanken.

Lichten, indikatorlampjes en schakelaars

• Kontroleer op juiste werking.

BLZ.

6-22

3-13

6-26 ~ 6-27

4

OPMERKING:

Deze kontrole vóór het rijden dient u iedere keer uit te voeren, voordat u wegrijdt. Deze inspektie kan grondig, doch in vrij korte tijd uitgevoerd worden. De korte tijd die u hieraan besteedt, weegt ruimschoots op tegen de extra veiligheid die dit oplevert.

WAARSCHUWING

Als één van de onderdelen van de bovenstaande lijst niet juist funktioneert, laat dit dan kontroleren en repareren door uw Yamaha dealer.

4-2

BEDIENING EN BELANGRIJKE TIPS VOOR HET RIJDEN

Starten van de motor.......................................................................... 5-1

Starten van een warme motor............................................................ 5-4

Schakelen .......................................................................................... 5-4

Aanbevolen snelheden voor op- en terugschakelen

(alleen voor Zwitserland).................................................................. 5-5

Tips voor het beperken van het benzineverbruik................................ 5-5

Inrijden ............................................................................................... 5-5

Parkeren............................................................................................. 5-6

5

5

BEDIENING EN BELANGRIJKE TIPS VOOR HET RIJDEN

DAU00373

@

@

WAARSCHUWING

Leer de motorfiets goed kennen, alvorens ermee te gaan rijden. Maak uzelf vertrouwd met alle bedieningsorganen alvorens op te stappen en weg te rijden. Als er iets niet geheel duidelijk is, raadpleeg dan uw Yamaha dealer.

Laat de motor nooit langere tijd in een afgesloten ruimte draaien. De uitlaatgassen zijn bijzonder giftig en kunnen binnen zeer korte tijd leiden tot bewusteloosheid en dood.

Zorg altijd voor een goede ventilatie.

Kontroleer alvorens weg te rijden altijd of de zijstandaard is opgeklapt. Een neergeklapte, of gedeeltelijk opgeklapte, zijstandaard kan leiden tot bijzonder ernstige ongelukken.

DAU01627

Starten van de motor

@

OPMERKING:

@

Deze motorfiets is uitgerust met een onderbrekingssysteem voor de ontsteking en voor het startcircuit.

De motor kan alleen gestart worden onder een van de volgende omstandigheden:

● de versnelling in zijn vrij staat.

● de zijstandaard opgeklapt is en er is een versnelling ingeschakeld terwijl de koppeling los staat.

Rijd nooit met de motorfiets als de zijstandaard is uitgeklapt.

DW000054

@

WAARSCHUWING

@

Lees de informatie over de onderbrekingscircuits van de zijstandaard en van de koppeling nog eens aandachtig door

(zie blz. 3-18), alvorens de onderstaande stappen uit te voeren.

DAU00372

5-1

CF-28D

BEDIENING EN BELANGRIJKE TIPS VOOR HET RIJDEN

DRAAI DE KONTAKTSLOT-SCHAKELAAR

NAAR “ON” EN DE MOTORSTOPSCHAKELAAR

NAAR “ ”.

DE VERSNELLING STAAT IN VRIJ EN DE ZIJ-

STANDAARD IS NEERGEKLAPT:

DRUK OP STARTSCHAKELAAR. DE MOTOR

SLAAT AAN.

KLAP DE ZIJSTANDAARD OMHOOG EN SCHA-

KEL EEN VERSNELLING IN.

U KUNT MET DE MOTORFIETS RIJDEN.

ER IS EEN VERSNELLING INGESCHAKELD EN

DE ZIJSTANDAARD IS OPGEKLAPT:

TREK DE KOPPELINGSHENDEL IN EN START

MOTOR MET DE STARTSCHAKELAAR. DE

MOTOR SLAAT AAN.

U KUNT MET DE MOTORFIETS RIJDEN.

5

5-2

5

BEDIENING EN BELANGRIJKE TIPS VOOR HET RIJDEN

1. Draai de kontaktslot-schakelaar naar

“ON” en de motorstop-schakelaar naar “ ”.

DC000035

@

@

LET OP:

Als het brandstofnivo-waarschuwingslampje oplicht, kontroleer het brandstofnivo dan. Vul, indien noodzakelijk, de tank met benzine bij.

2. Zet de versnelling in vrij.

@

@

OPMERKING:

Als de versnelling in vrij staat, dient het vrijstand-kontrolelampje op te lichten. Als het kontrolelampje niet oplicht, raadpleeg dan een Yamaha dealer voor kontrole.

3. Zet de chokeknop (choke) geheel open en draai de gashendel volledig dicht.

4. Start de motor door de startschakelaar in te drukken.

@

OPMERKING:

@

Als de motor niet onmiddellijk aanslaat, laat de startschakelaar dan los, wacht enkele sekonden en probeer het nogmaals. Om de accu te sparen, dient u de startmotor nooit langer dan 10 sekonden achtereen te laten draaien.

DC000036

@

LET OP:

@

Het oliepeil-kontrolelampje en het brandstofnivo-waarschuwingslampje dienen op te lichten als de startschakelaar wordt ingedrukt en dienen weer te doven als de startschakelaar wordt losgelaten. Als het oliepeil-kontrolelampje knippert of op blijft lichten, stop de motor dan onmiddellijk. Kontroleer het oliepeil en kontroleer op olielekkage. Vul, indien noodzakelijk, olie bij. Start de motor nogmaals en kijk of het oliepeilkontrolelampje uitgaat. Als het oliepeilkontrolelampje niet uitgaat, vraag uw

Yamaha dealer dan om dit te inspekteren.

5. Als de motor eenmaal loopt, zet u de chokeknop (choke) voor de helft terug.

@

@

OPMERKING:

Voor een lange levensduur van de motor dient u de motor voor wegrijden warm te laten lopen. Geef nooit vol gas als de motor nog koud is.

6. Als de motor volledig is opgewarmd, zet u de chokeknop (choke) helemaal dicht.

@

@

OPMERKING:

De motor is voldoende opgewarmd als deze goed op de gashendel reageert wanneer de chokeknop (choke) volledig uit staat.

5-3

BEDIENING EN BELANGRIJKE TIPS VOOR HET RIJDEN

DAU01258

Starten van een warme motor

Als de motor warm is, hoeft u de chokeknop

(starter) niet te gebruiken.

DC000046

@

LET OP:

@

Alvorens de motorfiets voor de eerste maal te gebruiken, is het raadzaam de paragraaf “Inrijden” aandachtig door te lezen.

1. Versnellingspedaal

N. Vrijstand

DAU00423

Schakelen

De versnellingsbak regelt de overbrengverhouding tussen de motor en het achterwiel, m.a.w. het vermogen dat u naar het achterwiel kunt overbrengen, bij een gegeven snelheid. Zorg dat u de juiste versnelling kiest voor wegrijden, accelereren en het beklimmen en afdalen van heuvels.

Om de versnelling in zijn vrij te zetten, drukt u het versnellingspedaal meermalen omlaag totdat het niet verder kan, en vervolgens laat u het pedaal iets opkomen.

DC000048

@

@

LET OP:

● Rijd niet al te lange tijd met uitge-

● schakelde motor een heuvel af en sleep de motorfiets niet over al te lange afstanden. Zelfs met de versnelling in vrij, wordt de overbrenging alleen maar goed gesmeerd als de motor draait. Een slechte smering kan leiden tot beschadiging van de overbrenging.

Schakel nooit over of terug zonder de koppeling te gebruiken. De motor, de versnelling en de aandrijving zijn niet ontworpen voor het opvangen van schokken veroorzaakt door schakelen zonder koppeling, en kunnen hierdoor beschadigd worden.

5

5-4

5

BEDIENING EN BELANGRIJKE TIPS VOOR HET RIJDEN

DAU02941

Aanbevolen snelheden voor op- en terugschakelen (alleen voor

Zwitserland)

In de onderstaande tabel vindt u de aanbevolen snelheden voor het omschakelen tussen de verschillende versnellingen.

CF-25D

1-ste

2-de

2-de

3-de

3-de

4-de

4-de

5-de

Aanbevolen snelheid

(km/h)

23

36

50

60

@

@

OPMERKING:

Als u in één keer van de vierde naar de tweede versnelling schakelt, zorg dan dat de snelheid van uw motorfiets niet boven de 35 km/h ligt.

DAU00424

Tips voor het beperken van het benzineverbruik

Het benzineverbruik van uw motorfiets hangt voor een groot deel af van uw rijstijl.

Hieronder volgen enkele tips voor het beperken van het benzineverbruik:

● Laat de motor warmdraaien voordat u

● wegrijdt.

Zet de chokeknop (choke) zo snel mogelijk in de uit-stand terug.

Schakel vlot door naar een hogere

● versnelling en laat de motor tijdens het accelereren niet teveel toeren maken.

Geef geen gas tussen het schakelen door (dubbel-clutch) of tijdens het terugschakelen en vermijd hoge toerentallen bij onbelaste motor.

Zet de motor af in plaats van deze lang stationair te laten draaien tijdens het wachten voor een stoplicht, een spoorwegovergang e.d..

DAU00436

Inrijden

De meest belangrijke periode voor de prestaties en de levensduur van uw motorfiets zijn de eerste 1.000 km. Lees de onderstaande paragraaf aandachtig door en volg de aanwijzingen hiervan op. Aangezien de motor nieuw is, dient u deze de eerste

1.000 km niet al te zwaar te belasten. De motor-onderdelen dienen zich naar elkaar te zetten en zich harmonieus aan elkaar aan te passen. Tijdens de inrijperiode dient u lange tijd met vol gas rijden en andere omstandigheden die kunnen leiden tot te zware belasting/verhitting van de motor, te vermijden.

5-5

BEDIENING EN BELANGRIJKE TIPS VOOR HET RIJDEN

DAU00448

0 ~ 500 km

Laat het toerental nooit boven de 4.000 tpm uitkomen. Laat de motor, na een uur gebruik, 5 à 10 minuten lang afkoelen. Varieer de snelheid van tijd tot tijd en rijd niet gedurende al te lange tijd met de gashendel in dezelfde stand.

500 ~ 1000 km

Laat het toerental nooit langdurig boven de

5.000 tpm uitkomen. Laat de motorfiets door alle versnellingen heen accelereren, maar draai de gashendel nooit volledig open.

DC000056

@

@

LET OP:

Na 1.000 km rijden dient u de motorolie en de transmissie-olie te verversen en het oliefilter te vervangen.

DC000053

@

@

LET OP:

● Laat de wijzer van de toerenteller

● nooit in de rode zone komen.

Mochten er zich moeilijkheden met de motor voordoen tijdens de inrijperiode, raadpleeg dan onmiddellijk u Yamaha dealer.

1000 km en verder

U kunt de gashendel helemaal open draaien.

DAU00460

Parkeren

Als u de motorfiets parkeert, zet de motor dan af en verwijder de sleutel uit het kontaktslot.

DW000058

@

WAARSCHUWING

@

De uitlaatpijp en het samenstel worden bijzonder heet. Parkeer de motorfiets op een plek waar spelende kinderen en voorbijgangers zich niet kunnen branden aan de uitlaat. Parkeer de motorfiets niet op een helling of op een zachte ondergrond, aangezien de kans bestaat dat deze omvalt.

5

5-6

PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES

Gereedschapsset .................................................6-1

Periodiek onderhoud en eenvoudige reparaties............................................................6-2

Verwijderen en aanbrengen van stroomlijnkappen ................................................6-5

Stroomlijnkap A ....................................................6-5

Stroomlijnkap B ....................................................6-6

Inspektie van de bougies ......................................6-7

Motorolie ...............................................................6-8

Verversen van de eindoverbrengingsolie ............6-11

Luchtfilter ............................................................6-11

Afstelling van de carburateur ..............................6-13

Afstelling stationair toerental ..............................6-13

Kontroleren van de vrije speling van de gaskabel ...........................................................6-14

Afstellen van de klepspeling ...............................6-14

Banden ...............................................................6-15

Wielen.................................................................6-18

Afstelling van de vrije slag van de koppelingshendel..............................................6-18

Afstelling van de remlicht-schakelaar .................6-19

Controleren van de remblokken voor en achter................................................................6-19

Kontrole van het remvloeistofnivo .......................6-20

Verversen van de remvloeistof ........................... 6-21

Inspektie en smering van de kabels................... 6-21

Smering van de gaskabel en van de gashendel ........................................................ 6-21

Smeren van het rempedaal en versnellingspedaal ........................................... 6-22

Smeren van de voorremhendel en koppelingshendel ............................................. 6-22

Smeren van de middenstandaard en zijstandaard...................................................... 6-22

Inspektie van de voorvork .................................. 6-23

Inspektie van de stuurinrichting ......................... 6-23

Wiellagers .......................................................... 6-24

Accu ................................................................... 6-24

Vervangen van zekeringen................................. 6-25

Vervangen van de gloeilamp van de koplamp ........................................................... 6-26

Demonteren van het voorwiel ............................ 6-27

Installeren van het voorwiel................................ 6-29

Demonteren van het achterwiel ......................... 6-30

Installeren van het achterwiel............................. 6-31

Verhelpen van storingen .................................... 6-31

Lijst voor het opsporen van storingen ................ 6-32

6

6

DAU00462 PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES

DAU00464

Het tijdig uitvoeren van het periodieke onderhoud, van de benodigde afstellingen en van de smering zal uw motorfiets in een goede en veilige staat houden. Veiligheid is een “must” voor iedere motorrijder! De onderhoudstabellen en de smeringstabel zijn een ruwe leidraad voor de intervallen waarop deze werkzaamheden moeten worden uitgevoerd. VERGEET NIET DAT HET

WEER, HET SOORT TERREIN, DE MA-

NIER WAAROP DE MOTORFIETS

WORDT BESTUURD EN VELE ANDERE

OMSTANDIGHEDEN, AANPASSING VAN

DEZE INTERVALLEN NOODZAKELIJK

KUNNEN MAKEN. De meest belangrijke punten voor onderhoud, smering en afstelling worden in de volgende bladzijden behandeld.

DW000060

@

WAARSCHUWING

@

Als u geen ervaring heeft met onderhouden van een motorfiets, laat dit werk dan over aan een erkende Yamaha dealer.

1. Gereedschapsset

DAU00469

Gereedschapsset

De aanwijzingen in deze handleiding dienen om u, de eigenaar van deze motorfiets, de nodige informatie te verschaffen over het periodieke onderhoud van de motorfiets en over eenvoudige reparaties. Het gereedschap van de bijgeleverde gereedschapsset zal voldoende zijn voor de meeste van deze reparaties. Het is echter raadzaam om o.a. een momentsleutel aan te schaffen om bouten en moeren met het juiste koppel aan te draaien, opdat u het onderhoud optimaal kunt verrichten.

@

@

OPMERKING:

Als u tijdens het uitvoeren van de onderhoudswerkzaamheden geen momentsleutel tot uw beschikking heeft, ga dan met uw motorfiets naar een Yamaha dealer om de aantrekkoppels te laten kontroleren.

DW000063

@

WAARSCHUWING

@

Veranderingen aan deze motorfiets die niet door Yamaha zijn goedgekeurd, kunnen leiden tot slechtere prestaties en zelfs tot vermindering van de veiligheid van de motorfiets. Raadpleeg altijd eerst een Yamaha dealer, alvorens enige verandering aan te brengen.

6-1

CP-01D

Nr.

ONDERDEEL

1 * Brandstofleiding

2 * Brandstoffilter

3 Bougies

4 * Kleppen

5 Luchtfilter

6 Koppeling

7 * Voorrem

8 * Achterrem

9 * Wielen

10 * Banden

PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES

DAU00473

PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES

KONTROLE EN ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN

• Brandstofslangen controleren op barsten of andere schade.

• Vervangen indien nodig.

• Controleren.

• Vervangen indien nodig.

• Controleren.

• Reinigen, elektrodenafstand bijstellen, indien nodig vervangen.

• Klepspeling controleren.

• Bijstellen indien nodig.

• Reinigen, indien nodig vervangen.

• Controleren.

• Kabel bijstellen of vervangen.

• Werking en vloeistofpeil controleren en zonodig lekkage opsporen.

(Zie OPMERKING op blz. 6-4.)

• Corrigeren naar vereist.

• Remvoeringen vervangen indien nodig.

• Werking en vloeistofpeil controleren en zonodig lekkage opsporen.

(Zie OPMERKING op blz. 6-4.)

• Corrigeren naar vereist.

• Remvoeringen vervangen indien nodig.

• Controleren op balans, uitloop en schade.

• Herbalanceren of vervangen indien nodig.

• Controleren op profieldiepte en schade.

• Vervangen indien nodig.

• Bandenspanning controleren.

• Corrigeren indien nodig.

IEDERE

EERSTE

MAAL

(na 1.000 km)

6.000 km of

6 maanden

12.000 km of

12 maanden

(al naar gelang (al naar gelang het eerst bereikt wordt) het eerst bereikt wordt)

√ √

√ √

Iedere 24.000 km of 24 maanden

(welk het eerst bereikt wordt)

6-2

6

6

PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES

Nr.

ONDERDEEL KONTROLE EN ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

*

*

*

*

*

*

*

*

*

Wiellagers

Zwaaiarm

Stuurlagers

Bevestigingspunten aan het frame

Zijstandaard/midden standaard

Zijstandaardschakelaar

Voorvork

Achterschokbreker

Scharnierpunten achterophangingverbindingsarmen

Carburateurs

• Controleren op loszitten of schade.

• Vervangen indien nodig.

• Scharnierpunt controleren op speling.

• Corrigeren indien nodig.

• Smeren met molybdeen-disulfidevet om de 24.000 km of

24 maanden (welk het eerst bereikt wordt).

• Controleren op speling en soepele stuurbeweging.

• Corrigeren naar vereist.

• Smeren met vet op lithiumzeepbasis om de 24.000 km of

24 maanden (welk het eerst bereikt wordt).

• Controleren of alle bouten, moeren en schroeven stevig vast zitten.

• Aandraaien indien nodig.

• Controleren.

• Smeren en rapareren indien nodig.

• Controleren.

• Vervangen indien nodig.

• Controleren op juiste werking en op olielekkage.

• Corrigeren naar vereist.

• Controleren op juiste werking en op olielekkage.

• Gehele schokbrekerset vervangen indien nodig.

• Controleren.

• Smeren met molybdeen-disulfidevet om de 24.000 km of

24 maanden (welk het eerst bereikt wordt).

• Controleren op stationair-toerental, synchronisatie en werking starter.

• Bijstellen indien nodig.

IEDERE

EERSTE

MAAL

(na 1.000 km)

6.000 km of

6 maanden

12.000 km of

12 maanden

(al naar gelang (al naar gelang het eerst bereikt wordt) het eerst bereikt wordt)

√ √

6-3

PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES

Nr.

ONDERDEEL KONTROLE EN ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN

IEDERE

EERSTE

MAAL

(na 1.000 km)

6.000 km of

6 maanden

12.000 km of

12 maanden

(al naar gelang (al naar gelang het eerst bereikt wordt) het eerst bereikt wordt)

21

22

23

Motorolie

• Controleren op oliepeil en olielekkage.

• Corrigeren indien nodig.

• Verversen. (Voor aftappen eerst motor laten warmdraaien.)

Motorolie-filtercassette • Vervangen.

Olie voor de eindoverbrenging

• Controleren op oliepeil en olielekkage.

• Olie verversen na de eerste 1.000 km en daarna om de 24.000 km of 24 maanden (welk het eerst bereikt wordt).

* Onderhoud aan deze onderdelen vereist speciaal gereedschap, technische vaardigheden en service-gegevens. Laat dit onderhoud over aan uw

Yamaha dealer.

DAU02970

@

OPMERKING:

@

● Als u veel op stoffige wegen of in regenachtige gebieden rijdt, dient u het luchtfilter vaker schoon te maken.

● Hydraulisch remsysteem

• Na het demonteren van de hoofdcilinder of de plunjer-cilinder dient u altijd de remvloeistof te verversen. Normaal kunt u volstaan met het controleren van het remvloeistofpeil en het bijvullen van remvloeistof.

• Vervang de oliekeringen binnenin de hoofdcilinder en de plunjer om de twee jaar.

• Vervang alle remleidingen om de vier jaar of als ze gescheurd of anderszins beschadigd zijn.

6

6-4

PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES

6

1. Stroomlijnkap A

2. Stroomlijnkap B

DAU01065

Verwijderen en aanbrengen van stroomlijnkappen

De stroomlijnkappen die hierbij staan afgebeeld, moeten voor bepaalde onderhoudswerkzaamheden in dit hoofdstuk eerst worden verwijderd. Zie de bijgaande beschrijving, telkens wanneer u een stroomlijkap moet verwijderen of weer aanbrengen.

1. Stroomlijnkap A

2. Schroef (

×

2)

DAU00490*

Stroomlijnkap A

Verwijderen

1. Eerst het zadel afnemen. (Zie blz.

3-15 voor het verwijderen en weer installeren van het zadel.)

2. De schroeven verwijderen, zoals aangegeven.

3. Omhoog tillen en dan naar achteren schuiven.

Installeren

1. In de oorspronkelijke stand brengen en de schroeven weer aandraaien.

2. Het zadel op zijn plaats brengen.

6-5

PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES

1. Veiligheidshandgreep

2. Stroomlijnkap B

DAU00486*

Stroomlijnkap B

Verwijderen

1. Verwijder het zadel en het Stroomlijnkap A.

1. Bout (

×

4)

2. Verwijder de bouten van de handgreep en dan de handgreep zelf.

1. Schroef (

×

2)

3. Verwijder de schroeven en trek buitenwaarts op de aangegeven plaatsen.

Installeren

1. Op zijn plaats brengen en de schroeven weer aandraaien.

2. De handgreep, het paneel A en het zadel weer aanbrengen.

6

6-6

6

PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES a. Elektroden-afstand

DAU01880

Inspektie van de bougies

De bougie is een belangrijk onderdeel van de motor en dient regelmatig te worden geïnspecteerd, bij voorkeur door een

Yamaha dealer. De staat van de bougie geeft informatie over de algehele toestand van de motor.

Normaal gesproken moeten de witte porceleinen isolatoren rondom de midden-elektrode van de bougies van de verschillende cilinders van dezelfde motor, dezelfde kleur hebben. De ideale kleur voor de bougies van een motorfiets waar normaal mee wordt gereden, is lichtbruin. Als één van de bougies een verschillende kleur heeft, kan het zijn dat er iets mis is met de motor.

Probeer niet zelf een diagnose te maken voor dergelijke problemen, maar breng uw motorfiets naar een Yamaha dealer. De bougies dienen regelmatig verwijderd en geïnspekteerd te worden, aangezien de hitte en de aanslag de bougies langzaam aantast. Als de elektrodes te ver versleten of als er sterke koolafzetting of andere aanslag op de bougie is, moet de bougie door een nieuwe van het voorgeschreven type worden vervangen.

Wanneer u een bougie aanbrengt, maak het oppervlak waar de pakkingring tegenaan komt dan altijd goed schoon en gebruik een nieuwe pakkingring. Maak tevens de schroefdraad zorgvuldig schoon en trek de bougie met het voorgeschreven koppel aan.

Voorgeschreven aantrekkoppel:

Aantrekkoppel bougie:

17,5 Nm (1,75 m·kg)

Standaard bougie:

DPR8EA-9 (NGK) of

X24EPR-U9 (DENSO)

Meet, alvorens een bougie te installeren, de elektroden-afstand met behulp van een voelermaatje en stel in op de voorgeschreven afstand.

Elektroden-afstand:

0,8 ~ 0,9 mm

@

OPMERKING:

@

Als u bij het installeren van de nieuwe bougies geen momentsleutel tot uw beschikking heeft, kunt u het volgende als vuistregel aanhouden: Draai de bougie met uw vingers zo strak mogelijk aan en draai deze hierna nog , 1/4 à 1/2 slag aan met een bougiesleutel. Laat echter wel zo snel mogelijk de bougie met het voorgeschreven aantrekkoppel vastdraaien.

6-7

PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES

1. Motoroliepeil-afleesglas

2. Maximum-merkteken

3. Minimum-merkteken

DAU02938

Motorolie

Kontroleren van het oliepeil

1. Plaats de motorfiets op de middenstandaard. Laat de motor enkele minuten warmdraaien.

@

OPMERKING:

@

Let op dat de motorfiets horizontaal staat als u het oliepeil kontroleert. Als de motorfiets iets overhelt, kan dit leiden tot een verkeerde aflezing.

2. Kontroleer het oliepeil, terwijl de motor afgezet is, door het oliepeil-afleesglas onderaan de rechterkant van het carterdeksel.

@

@

OPMERKING:

Wacht, na het afzetten van de motor, enkele minuten met het kontroleren van het oliepeil.

3. Het oliepeil dient tussen de minimumen maximum-merktekens te liggen.

Als er te weinig olie in de motor zit, vul dan olie bij tot aan het voorgeschreven peil.

1. Motorolie-vuldop

Verversen van de motorolie en vervangen van het oliefilter.

1. Laat de motor enkele minuten warmdraaien.

2. Zet de motor af. Plaats een opvangbak onder het motorblok en verwijder de olievuldop.

6

6-8

PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES

6

1. Motorolie-aftapbout

3. Verwijder de aftapbout en tap de olie af.

1. Oliefilterelement

2. Oliefiltersleutel

4. Verwijder het oliefilter met een oliefiltersleutel.

@

OPMERKING:

@

Als u niet over een oliefiltersleutel beschikt, vraag uw Yamaha dealer hier dan om.

5. Draai de aftapbout weer in de aftapopening en draai deze met het voorgeschreven koppel aan.

Aantrekkoppel:

Aftapbout:

43 Nm (4,3 m·kg)

1. O-ringen

6. Breng een klein beetje motorolie aan op de pakking-ring van het nieuwe oliefilter.

@

OPMERKING:

@

Let op dat de O-ringen goed in de groef valt.

7. Plaats het nieuwe oliefilter en draai het met het voorgeschreven koppel vast met een oliefiltersleutel.

@

@

OPMERKING:

Als u het oliefilter plaatst, draai het dan aan met het juiste aantrekkoppel met behulp van een momentsleutel.

6-9

PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES

Aantrekkoppel:

Oliefilter:

17 Nm (1,7 m·kg)

8. Vul het motorblok met motorolie tot het voorgeschreven peil. Plaats de olievuldop weer en draai deze stevig aan.

Aanbevolen motorolie:

Zie blz. 8-1.

Hoeveelheid motorolie:

Totale hoeveelheid:

4,4 L

Periodieke verversing:

3,2 L

Verversen van olie en vervangen van oliefilter:

3,4 L

DC000066

@

@

LET OP:

● U mag geen chemische middelen

● aan de motorolie toevoegen. De motorolie dient tevens voor het smeren van de koppeling en toegevoegde middelen zouden de koppeling kunnen doen slippen.

Let op dat er geen vreemde voorwerpen in het carter terechtkomen.

9. Start de motor en laat deze enkele minuten lang warmdraaien. Kontroleer in de tussentijd het motorblok op olielekkage. Mocht u ergens een lek ontdekken, stop de motor dan en probeer de oorzaak te achterhalen.

@

@

OPMERKING:

Nadat u de motor heeft gestart, dient het oliepeil-kontrolelampje te doven, mits er genoeg olie aanwezig is, tot het voorgeschreven peil.

DC000067

@

LET OP:

@

Als het kontrolelampje knippert of blijft oplichten, zet de motor dan onmiddelijk af en raadpleeg een Yamaha dealer.

6

6-10

6

PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES

5. Vul het eindoverbrengingshuis met het aanbevolen type motorolie.

Aanbevolen motorolie:

SAE 80 API GL-4 Hypoïde versnellingsbak-olie

Desgewenst kunt u onder alle omstandigheden SAE 80W90 hypoïde versnellingsbak-olie gebruiken.

Capaciteit olie voor de eindoverbrenging:

0,2 L

1. Eindoverbrengingsolie-aftapbout

2. Olie voor de eindoverbrenging

3. Juiste oliepeil

4. Eindoverbrengingsolie-vulbout

DAU02975

Verversen van de eindoverbrengingsolie

1. Plaats de motorfiets op de middenstandaard.

2. Plaats een opvangbak onder het eindoverbrengingshuis.

3. Verwijder de olievulbout en de aftapbout om de afgewerkte olie in de opvangbak te laten lopen.

4. Breng de aftapbout weer aan en draai deze vast met het voorgeschreven aantrekkoppel.

Aantrekkoppel:

Aftapbout:

23 Nm (2,3 m·kg)

@

OPMERKING:

@

“GL-4” is een aanduiding voor de kwaliteit en voor de chemische samenstelling. U kunt ook “GL-5” of “GL-6” hypoïde versnellingsbak-olie gebruiken.

DW000066

@

WAARSCHUWING

@

Zorg dat er geen voorwerpen in de behuizing van de eindoverbrenging terechtkomen. Let op dat er geen olie op het wiel of op de band terechtkomt.

6. Breng de olievulbout weer aan.

7. Controleer na het verversen van de eindoverbrengingsolie altijd nog even of er geen olie lekt.

6-11

1. Benzinetank

2. Benzinetoevoerdraad

3. Benzineslang

4. Benzinekraan

DAU00574*

Luchtfilter

Het luchtfilter dient regelmatig schoongemaakt te worden, op de voorgeschreven tijdstippen. Als u veel over stoffige wegen of in regenachtige gebieden rijdt, dient u het luchtfilter vaker schoon te maken.

1. Verwijder het zadel.

2. Draai het benzinekraantje naar “OFF” en koppel de benzineslang.

PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES

1. Bout (

×

2)

3. Verwijder de bevestigingsbouten van de benzinetank.

4. Koppel de brandstoftoevoer-stroomdraad los en verwijder de benzinetank.

1. Schroef (

×

4)

5. Verwijder de luchtfilter-behuizing door de schroeven hiervan los te draaien.

1. Luchtfilter

6. Trek het luchtfilter naar buiten.

6

6-12

6

PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES

7. Klop zachtjes tegen het luchtfilter om er het meeste stof en vuil uit te verwijderen en blaas dan het resterende vuil er uit met gekomprimeerde lucht, zoals aangegeven. Mocht het luchtfilter beschadigd zijn, vervang het dan.

8. Monteer het geheel weer volgens de omgekeerde procedure.

DC000082

@

@

LET OP:

● Zorg dat het luchtfilter naar beho-

● ren in de luchtfilter-behuizing zit.

Laat de motor nooit lopen zonder dat het luchtfilter geïnstalleerd is.

Dit kan leiden tot bijzonder snelle slijtage van cilinders en/of zuigers.

DAU00630

Afstelling van de carburateur

De carburateur is een bijzonder belangrijk onderdeel van de motor. De afstelling ervan dient bijzonder nauwkeurig te geschieden.

Het verdient aanbeveling om deze afstelling over te laten aan uw Yamaha dealer die de nodige kennis van zaken heeft en over ruime ervaring beschikt. Het routine-onderhoud, zoals het afstellen van het stationairtoerental kunt u echter zelf uitvoeren.

DC000095

@

@

LET OP:

De carburateur is na vele tests in de

Yamaha fabrieken afgesteld. Veranderen van de afstellingen kan leiden tot slecht lopen van de motor en zelfs tot beschadiging hiervan.

DAU00632

Afstelling stationair toerental

1. Start de motor en laat deze enkele minuten lang warmdraaien met een toerental van 1.000 à 2.000 tpm. Laat de motor af en toe met een wat hoger toerental lopen 4.000 à 5.000 tpm. De motor is warm als deze snel op de beweging van de gasgreep reageert.

6-13

PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES

Afstellen van de klepspeling

DAU00637

De juiste klepspeling verandert tijdens het gebruik van de motorfiets, met als gevolg een onjuiste invoer van het benzine-/luchtmengsel of meer lawaai. Om dit te vermijden, dienen de kleppen regelmatig afgesteld te worden. Laat deze afstelling echter aan een Yamaha dealer over.

1. Gasstopschroef

2. Stel het stationair toerental nu op het voorgeschreven toerental af, door de gasstopschroef te verdraaien. Draai de schroef in de richting a om het toerental te verhogen en draai de schroef naar b om het toerental te verlagen.

Standaard stationair toerental:

950 ~ 1.050 tpm a. Vrije slag

DAU00635

Kontroleren van de vrije speling van de gaskabel

De gaskabel dient een voorgeschreven vrije speling van 3 ~ 5 mm te hebben bij het handvat. Als de vrije speling incorrect is, laat de speling dan afstellen door een

Yamaha dealer.

@

OPMERKING:

@

Als u het toerental niet op de voorgeschreven waarde krijgt, raadpleeg dan een

Yamaha dealer.

6

6-14

6

PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES

DAU00658

Banden

Let, voor goede rijprestaties, een lange levensduur en veilig rijden, op de volgende punten:

Bandenspanning

Kontroleer de bandenspanning altijd, voordat u met de motorfiets wegrijdt.

DW000082

@

WAARSCHUWING

@

De bandenspanning dient gemeten te worden als de temperatuur van de banden gelijk is aan de omgevingstemperatuur. De bandenspanning is afhankelijk van het totale gewicht van de bagage, de bestuurder, de medepassagier, overige accessoires (stroomlijnkappen, zadeltassen, enz. - monteer nooit accessoires die niet zijn goedgekeurd voor deze motorfiets) en de snelheid van de motorfiets.

CE-33D

Maximale belasting*

Bandenspanning bij koude banden

Voor

205 kg

Achter

Belasting tot 90 kg*

90 kg ~

Maximale belasting*

225 kPa

(2,25 kg/cm

2

,

2,25 bar)

250 kPa

(2,50 kg/cm

2

,

2,50 bar)

250 kPa

(2,50 kg/cm

2

,

2,50 bar)

290 kPa

(2,90 kg/cm

2

,

2,90 bar)

Bij rijden met hoge snelheid

250 kPa

(2,50 kg/cm

2

,

2,50 bar)

290 kPa

(2,90 kg/cm

2

,

2,90 bar)

* Belasting is het totale gewicht van bagage, bestuurder, mede-passagier en accessoires.

DW000083

@

WAARSCHUWING

@

Een juiste verdeling van het gewicht is van groot belang voor een goede wegligging, juist reageren op het remmen, balans en veiligheid in het algemeen.

Zorg ervoor dat bagage die u vervoert, goed vast zit zodat deze niet kan gaan schuiven. Plaats de zwaarste voorwerpen in het midden van de motorfiets en verdeel het gewicht gelijkmatig over rechter- en linkerzijde. Stel de voorbelasting van de schokbrekers in aan de hand van het totale gewicht en breng de bandenspanning ook op de juiste waarde. OVERLAAD UW MOTORFIETS

NOOIT. Overschrijdt nooit het totaal toegestane gewicht van bagage, bestuurder, medepassagier, overige accessoires (stroomlijnkappen, zadeltassen, enz. - monteer nooit accessoires die niet zijn goedgekeurd voor deze motorfiets). Een te zwaar beladen motorfiets kan leiden tot beschadiging van de banden, een ongeluk en ernstige verwondingen.

6-15

PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES

1. Zijwand a. Profieldiepte

Inspekteren van de banden

Kontroleer de banden altijd, voordat u met de motorfiets wegrijdt. Als het middenprofiel de minimale waarde bereikt (zie de afbeelding), als er zich een spijker of stukjes glas in de band bevinden, of als de flank van de band gescheurd is, vraag een Yamaha dealer dan zo snel mogelijk om de band te vervangen.

DW000095

WAARSCHUWING

@

Rijden met de motorfiets met versleten banden is bijzonder gevaarlijk. Dit zal leiden tot verlies aan wegligging en verlies aan kontrole over de motorfiets.

Laat versleten banden onmiddellijk vervangen door een Yamaha dealer. Vervangen van banden, remmen en alle onderdelen die te maken hebben met het wiel, dient alleen te worden uitgevoerd door erkend personeel van een Yamaha dealer.

@

CE-26D

Minimale profieldiepte

(voor en achter)

1,6 mm

@

@

OPMERKING:

De voorwaarden voor de minimale profieldiepte, kunnen van land tot land verschillen.

Houd u aan de plaatselijke regelingen, en minimaal aan de voorwaarden van

Yamaha.

1. Bandventiel

2. Kern ventiel

3. Ventieldop met verzegeling

Informatie over de banden

Deze motorfiets is uitgerust met tubeless banden, bandventielen en gegoten wielen.

6

6-16

6

PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES

DW000080

@

@

WAARSCHUWING

Na het uitvoeren van vele uitgebreide tests heeft Yamaha Motor Co.,

Ltd. de hieronder genoemde banden, voor dit model, goedgekeurd.

Bij gebruik van andere banden of andere kombinaties van banden, kan er geen garantie worden gegeven over de wegligging en de bestuurbaarheid van de motorfiets.

De voorband en de achterband dienen van hetzelfde ontwerp en dezelfde fabrikant te zijn.

Gebruik van andere ventielen en andere ventielkernen dan degenen die hieronder worden vermeld, kan leiden tot plotseling leeglopen van de banden bij rijden met hoge snelheid. Gebruik altijd originele

Yamaha onderdelen of onderdelen van een gelijkwaardige kwaliteit.

Vergeet niet om de ventieldoppen op de ventielen te plaatsen. De ventieldoppen zijn, met name bij het rijden met hoge snelheid, ook belangrijke onderdelen.

CE-10D

VOOR

Bandenmerk

Metzeler

Dunlop

Bridgestone

ACHTER

Bandenmerk

Metzeler

Dunlop

Bridgestone

CE-12D

Bandventiel

Ventielkern

Bandenmaat

120/70-17 58V

120/70-17 58V

120/70-17 58V

Bandenmaat

150/70-17 69V

150/70-17 69V

150/70-17 69V

Type

TR412

#9000A (Origineel)

Type

ME33

K505F

G601

Type

ME55A

K505

G602

DAU00684

@

WAARSCHUWING

@

Deze motorfiets is uitgerust met banden voor rijden met uiterst hoge snelheden.

Om deze banden op de juiste manier te gebruiken, dient u op de volgende punten te letten.

● Als u een band vervangt, gebruik hier dan altijd de voorgeschreven band voor. Andere banden kunnen

● uit elkaar klappen bij rijden met zeer hoge snelheden.

Nieuwe banden, die nog niet ingesleten zijn, hebben minder grip op de weg. Zodoende dient u eerst zo’n 100 km met normale snelheid te rijden, alvorens uw snelheid te verhogen.

Voordat u met bijzonder hoge snel-

● heid gaat rijden, dient u de banden eerst wat op te warmen.

Zorg dat de banden altijd de juiste spanning voor de betreffende rijomstandighheden hebben.

6-17

PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES

DAU00687

Wielen

Voor optimale prestaties, een lange levensduur en een optimale veiligheid, dient u op de volgende punten te letten:

● Kontroleer de wielen op de volgende punten, alvorens te gaan rijden.

Kontroleer de velg op scheurtjes, barsten en op vervorming (slag in het wiel). Als er iets mis is met een wiel,

● raadpleeg dan een Yamaha dealer.

Probeer niet zelf reparaties aan het wiel uit te voeren. Een vervormd wiel of een wiel met scheuren dient onmiddellijk vervangen te worden.

Als er een band of een wiel is vervangen, dient u de wielen te laten uitbalanceren. Een slecht uitgebalanceerd

● wiel kan leiden tot slechtere prestaties, verminderde wegligging en een kortere levensduur van de banden.

Rijd in het begin langzaam en voorzichtig, na het verwisselen van een band, om het oppervlak van de nieuwe band in te rijden, zodat de band zijn optimale kwaliteiten kan ontwikkelen.

1. Borgmoer

2. Afstelbout c. Vrije slag

DAU00694

Afstelling van de vrije slag van de koppelingshendel

De vrije slag van de koppelingshendel dient van 10 ~ 15 mm te bedragen.

1. Draai de borgmoer aan de koppelingshendel los.

2. Draai de stelbout aan de koppelingshendel in de richting a om de vrije slag te vergroten of in de richting b om de vrije slag te verkleinen.

3. Draai de borgmoer aan de koppelingshendel weer vast.

1. Borgmoer

2. Afstelmoer

Kunt u op deze wijze de juiste vrije slag niet instellen, ga dan als volgt te werk.

4. Draai de borgmoer aan de koppelingshendel los.

5. Draai de stelbout aan de koppelingshendel in de richting a om de kabel los te zetten.

6. Draai de borgmoer aan de kant van het motorblok los.

7. Draai de stelbout aan de kant van het motorblok in de richting a om de vrije slag te vergroten of in de richting b om de vrije slag te verkleinen.

8. Draai de borgmoeren aan het motorblok en aan de koppelingshendel weer vast.

6

6-18

PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES

6

1. Remlichtschakelaar

2. Afstelmoer

DAU00713

Afstelling van de remlichtschakelaar

Het achterste remlicht wordt ingeschakeld door het rempedaal; de schakelaar ervan is juist ingesteld als het remlicht gaat branden vlak voor de rem aangrijpt. Om de schakelaar van het achterste remlicht bij te stellen, houdt u de behuizing van de schakelaar vast zodat deze niet meedraait wanneer u de instelmoer verdraait.

Draai de instelmoer in de richting a om het remlicht eerder te laten oplichten.

Draai de instelmoer in de richting b om het remlicht later te laten oplichten.

1. Slijtagemarkeergroef (

×

6)

DAU01160

Controleren van de remblokken voor en achter

Ieder remblok is voorzien van slijtage-indicatiegroeven. Aan de hand van deze groeven kan de slijtage van het remblok worden gecontroleerd zonder dat de rem wordt gedemonteerd. Als de groeven bijna geheel verdwenen zijn, dient u naar uw Yamaha dealer te gaan om de remblokken te laten vervangen.

1. Slijtagemarkeergroef (

×

2)

6-19

PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES

1. Minimum-merkteken

DAU00733

Kontrole van het remvloeistofnivo

Onvoldoende remvloeistof kan als gevolg hebben dat er lucht in het remsysteem terecht komt, waardoor de remmen kunnen weigeren. Kontroleer, alvorens te gaan rijden, of het remvloeistofnivo zich boven het onderste merkteken bevindt en vul indien nodig remvloeistof bij.

Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht:

● Als u het remvloeistofnivo kontroleert, zorg dan dat de bovenkant van de hoofdremcilinder horizontaal ligt, door het stuur te verdraaien.

1. Minimum-merkteken

● Gebruik alleen de voorgeschreven remvloeistof. Gebruik van andere remvloeistof kan leiden tot aantasting van de rubberpakkingen met als gevolg lekkage en slecht funktioneren van de remmen.

Aanbevolen remvloeistoffen: DOT 4

@

@

OPMERKING:

Als u geen DOT 4 remvloeistof kunt vinden, kunt u voor de voorrem DOT 3 remvloeistof gebruiken.

Vul altijd dezelfde remvloeistof bij.

Mengen van verschillende types remvloeistof kan onverwachte chemische reakties teweeg brengen, met als gevolg slecht funktioneren van de remmen.

Let goed op er geen water in de hoofdremcilinder terecht komt. Als er water in de remvloeistof terecht komt, wordt het kookpunt van de remvloeistof verlaagd, met als mogelijk gevolg gasstremming (verstopt raken van de leidingen door gasbellen).

Remvloeistof kan lakwerk en plastic onderdelen aantasten. Zorg dat u geen remvloeistof morst. Mocht u toch wat remvloeistof gemorst hebben, spoel dit dan zo snel mogelijk weg, met water.

Als het remvloeistofnivo voortdurend terugloopt, raadpleeg dan een

Yamaha dealer.

6

6-20

6

PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES

DAU00742

Verversen van de remvloeistof

Het verversen van de remvloeistof mag alleen maar uitgevoerd worden door erkende

Yamaha onderhoudsmonteurs. Laat de onderstaande onderdelen door een Yamaha dealer vervangen als deze beschadigd zijn of lekken; tijdens de periodieke onderhoudsbeurten.

● oliekeringen (om de twee jaar)

● remleidingen (om de vier jaar)

DAU02962

Inspektie en smering van de kabels

DW000112

WAARSCHUWING

@

Beschadiging van de buitenkabels kan leiden tot roestvorming in de kabels en kan een soepele beweging in de weg staan. Vervang een beschadigde kabel zo snel mogelijk om onnodig risico te vermijden.

@

Smeer de binnenkabel en de uiteinden van de kabel. Als een kabel niet soepel beweegt, laat deze dan vervangen door uw

Yamaha dealer.

DAU00773

Smering van de gaskabel en van de gashendel

Als u de gaskabel smeert, dient u tevens de gashendel te smeren. Voor het smeren van de gaskabel moet de gashendel verwijderd worden. Houd, nadat u de schroeven heeft verwijderd, de kabel vertikaal omhoog en laat enkele druppels smeermiddel in de buitenkabel lopen. Smeer nu het metalen oppervlak waarover de gashendel loopt met universeel-vet.

Aanbevolen smeermiddel:

Motorolie

6-21

PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES

DAU02984

Smeren van het rempedaal en versnellingspedaal

Smeer de bewegende delen.

DAU02985

Smeren van de voorremhendel en koppelingshendel

Smeer de bewegende delen.

Aanbevolen smeermiddel:

Motorolie

Aanbevolen smeermiddel:

Motorolie

DAU02965

Smeren van de middenstandaard en zijstandaard

Smeer de bewegende delen en de raakvlakken.

Kontroleer of de middenstandaard en de zijstandaard soepel bewegen.

Aanbevolen smeermiddel:

Motorolie

DW000114

@

WAARSCHUWING

@

Als de middenstandaard en de zijstandaard niet soepel bewegen, raadpleeg dan uw Yamaha dealer.

6

6-22

6

PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES

DAU02939

Inspektie van de voorvork

Visuele kontrole

DW000115

WAARSCHUWING

@

Ondersteun de motorfiets goed, zodat u niet het risico loopt dat deze omvalt.

@

Kontroleer de binnenpoot op krassen en eventuele andere beschadigingen en kontroleer de voorvork op olielekkage.

Bedieningskontrole

1. Plaats de motorfiets op een horizontaal oppervlak.

2. Houd de motorfiets rechtop en trek de voorremhendel in.

3. Druk het stuur enkele malen krachtig omlaag en kontroleer of de voorvork soepel genoeg omhoog komt.

DC000098

@

LET OP:

@

Als u beschadigingen aan de voorvork bemerkt of als deze niet soepel beweegt, raadpleeg dan uw Yamaha dealer.

DAU00794

Inspektie van de stuurinrichting

Inspekteer de stuurinrichting regelmatig.

Versleten of beschadigde stuurlagers kunnen zeer gevaarlijk zijn. Plaats een blok of standaard onder het motorblok zodat het voorwiel los van de grond komt. Pak de onderkant van de voorvork aan beide zijden vast en probeer deze naar achteren te duwen en naar voren te trekken. Als u speling voelt, laat uw Yamaha dealer de stuurinrichting dan nakijken en bijstellen. Het inspekteren verloopt makkelijker als het voorwiel verwijderd is.

DW000115

@

WAARSCHUWING

@

Ondersteun de motorfiets goed, zodat u niet het risico loopt dat deze omvalt.

6-23

PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES

DAU01144

Wiellagers

Als er speling zit in de voor- of achterwielnaaf of als het voor- of achterwiel niet soepel loopt, vraag uw Yamaha dealer dan om de wiellagers te kontroleren.

DAU00800

Accu

Deze motorfiets is uitgerust met een accu van het zogenaamde “gesloten type”. U hoeft het elektroliet-nivo dus niet te kontroleren en u hoeft ook geen gedistilleerd water bij te vullen.

● Als de accu ontladen is, raadpleeg

● dan uw Yamaha dealer.

Als de motorfiets is voorzien van optionele elektrische accessoires, zal de accu sneller leegraken, dus zorg in dit geval voor regelmatig opladen.

DC000101

@

@

LET OP:

Probeer de verzegelde doppen van de accucellen niet te verwijderen. Hier beschadigt u de accu mee.

DW000116

@

WAARSCHUWING

@

Accu-elektrolyet is een gevaarlijke en giftige verbinding die zwavelzuur bevat en brandwonden kan veroorzaken. Zorg dat de elektrolyet nooit in aanraking komt met uw huid, ogen of kleding.

REMEDIES BIJ AANRAKING:

● EXTERN: Spoel uw huid af met veel stromend koud water.

● INTERN: Drink grote hoeveelheden melk of water. Gebruik vervolgens een laxeermiddel, geklopt ei of plantaardige olie. Bel onmiddellijk een arts.

OGEN: Spoel 15 minuten lang met ● stromend water en raadpleeg zo snel mogelijk een arts.

Accu’s genereren explosieve gassen.

Houd de accu uit de buurt van open vuur, vonken, sigaretten, enz. Als u de accu binnen oplaadt of gebruikt, zorg dan voor voldoende ventilatie. Draag altijd een veiligheidsbril als u met accu’s werkt.

ZORG DAT KINDEREN NIET BIJ DE

ACCU KUNNEN KOMEN.

6

6-24

6

PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES

Opslag van de accu

Als de motorfiets een maand of langer niet wordt gebruikt, verwijder de accu dan, laad deze volledig op en bewaar de accu dan in een koele donkere ruimte.

DC000102

@

@

LET OP:

● Zorg dat de accu volledig is opgeladan voordat u deze opbergt. Als de

● accu in outladen toestand wordt bewaard, kan er onherstelbare schade aan ontstaan.

Gebruik een acculader voor een geheel gesloten (MF-type) accu. Gebruik van een conventionele acculader kan schade aan de accu veroorzaken. Als uw lader niet van het afgedichte type is, dient u contact op te nemen met uw Yamahadealer.

Let bij het installeren van de accu goed op dat alle aansluitigen naar behoren zijn gemaakt.

1. Zekeringenkast (

×

2)

DAU01110*

Vervangen van zekeringen

De zekeringhouders bevinden zich achter stroomlijnkap B. (Zie blz. 6-6 voor het verwijderen en weer aanbrengen.)

Als er een zekering is doorgebrand, draai de kontaktslot-schakelaar dan naar “ON” en schakel het betreffende circuit uit. Vervang de zekering door een met hetzelfde amperage. Schakel de elektrische circuits weer in en kontroleer of alles naar behoren funktioneert. Als de zekering onmiddellijk weer doorbrandt, raadpleeg dan uw

Yamaha dealer.

1. Koplampzekering

2. Ontstekingszekering

3. Klokzekering

4. Waarschuwingslampzekering

5. Hoofdzekering

6. Reservezekering (

×

3)

7. Signaalsysteemzekering

DC000103

@

LET OP:

@

Gebruik nooit zekeringen met een hoger amperage dan wordt aanbevolen. Dit kan leiden tot ernstige beschadiging van het elektrische systeem en mogelijk zelfs tot brand.

6-25

PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES

Voorgeschreven zekering:

Hoofdzekering:

Koplampzekering:

30 A

15 A

Signaalsysteemzekering: 20 A

Waarschuwingslampzekering:

Ontstekingszekering:

Klokzekering:

10 A

10 A

10 A

1. Bedradingsaansluiting

2. Fittingdeksel

DAU00829

Vervangen van de gloeilamp van de koplamp

Deze motorfiets is uitgerust met een koplamp met een kwartslampje. Als de gloeilamp doorbrandt, vervang deze dan als volgt:

1. Maak de bedrading van de koplamp los en verwijder het fittingdeksel.

1. Fitting

2. Haak de fitting los en verwijder de doorgebrande gloeilamp.

DW000119

@

WAARSCHUWING

@

Houd brandbare stoffen uit de buurt van de gloeilamp als deze warm is en zorg er tevens voor dat u zichzelf niet brandt.

Raak de gloeilamp niet aan zolang deze nog warm is.

6

6-26

PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES

4. Monteer het fitting-deksel en sluit de koplampbedrading weer aan. Als de bundel van de koplamp afgesteld moet worden, raadpleeg dan uw

Yamaha dealer.

6

1. Niet aanraken

3. Plaats een nieuwe gloeilamp en zet hem hem vast met de fitting.

DC000105

@

LET OP:

@

Raak het glas van de gloeilamp niet aan met uw vingers. Zorg dat er geen olie op terecht komt. De doorzichtigheid van het glas, de levensduur van de gloeilamp en de hoeveelheid licht die deze afgeeft zullen hierdoor negatief beïnvloed worden.

Als er toch olie op de gloeilamp terechtkomt, maak de gloeilamp dan grondig schoon met een doek en wat alkohol of thinner.

1. Snelheidsmeterkabel

DAU00869

Demonteren van het voorwiel

DW000122

@

@

WAARSCHUWING

Laat onderhoudswerkzaamheden aan het wiel over aan uw Yamaha dealer.

Zorg dat de motorfiets stabiel staat opgesteld, zodat deze niet kan omvallen.

1. Plaats de motorfiets op de middenstandaard.

2. Maak de kabel van de snelheidsmeter los van de voorwielnaaf.

6-27

Linker

PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES

Rechter

1. Bout (

×

3)

2. Remslang-houder

3. Remklauw

3. Verwijder de remleidinghouders en de remklauwen door de bouten er uit te draaien.

OPMERKING:

Trek de remhendel nooit in als de remschijf zich niet tussen de remklauwen bevindt.

1. Klembout

2. Wielas

4. Draai de klembout en de wielas los.

5. Plaats een stevig blok onder de motor, zodanig dat het voorwiel van de grond komt.

6. Verwijder de wielas. Zorg ervoor dat de motorfiets goed ondersteund wordt.

6

6-28

PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES

6. Druk het stuur enkele malen stevig op en neer om te controleren of de voorvork juist en soepel beweegt.

7. Installeer de kabel van de snelheidsmeter.

6

DAU01469

Installeren van het voorwiel

1. Monteer het snelheidsmeter-aandrijfhuis in de wielnaaf. Zorg dat de wielnaaf en het snelheidsmeteraandrijfhuis nauwkeurig aansluiten, met de nokken precies in de gleuven.

2. Til het wiel op tussen de poten van de voorvork. Let op dat de gleuf in het snelheidsmeter-aandrijfhuis precies over de stopper aan de buitenste buis van de voorvork valt.

3. Installeer de wielas en laat de motorfiets op de grond zakken.

4. Installeer de remklauwen en de remklauwbouten. Zorg dat er voldoende ruimte tussen de remblokken is alvorens u de remklauwen op de remschijven aanbrengt.

5. Draai de asmoer, de klembout en de remklauwbouten aan met het voorgeschreven aantrekkoppel.

Aantrekkoppel:

Wielas:

59 Nm (5,9 m·kg)

Klembout:

19 Nm (1,9 m·kg)

Remklauwbout:

40 Nm (4,0 m·kg)

6-29

PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES

1. Asmoer

DAU01557

Demonteren van het achterwiel

DW000122

@

@

WAARSCHUWING

Laat onderhoudswerkzaamheden aan het wiel over aan uw Yamaha dealer.

Zorg dat de motorfiets stabiel staat opgesteld, zodat deze niet kan omvallen.

1. Draai de wielasmoer en de klembout los.

2. Plaats de motorfiets op de middenstandaard.

1. Klembout

3. Verwijder de remklauwbouten en de wielasmoer.

1. Moer

2. Remtorsiestang

3. Splitpen

4. Bout (

×

2)

4. Verwijder de splitpen van de remtorsiestangmoer, de moer en de bout.

5. Trek de wielas eruit, terwijl u de remklauw ondersteunt.

6. Duw het wiel naar rechts zodat dit loskomt uit de behuizing van de cardan en verwijder het achterwiel.

OPMERKING:

@

Trap het achterrempedaal nooit in als de remschijf niet tussen de remklauwen zit.

@

6

6-30

6

PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES

1. Spiebanen

DAU01558*

Installeren van het achterwiel

1. Breng een dun laagje lithiumzeepvet aan op de spiebanen van het eindoverbrengingshuis en de spiebanen van de achterwielnaaf.

2. Installeer het wiel en de wielas.

3. Installeer de remklauw en de remklauwbouten. Zorg dat er voldoende ruimte tussen de remblokken is alvorens u de remklauw op de remschijf aanbrengt.

4. Installeer de remtorsiestangbout en de moer.

5. Installeer de klembout en draai deze aan met het voorgeschreven aantrekkoppel.

Aantrekkoppel:

Klembout:

16 Nm (1,6 m·kg)

6. Zet de motorfiets van de middenstandaard af.

7. Draai de asmoer, de remklauwbouten, de remtorsiestangmoer en dan de klembout aan met het voorgeschreven aantrekkoppel.

Asmoer:

105 Nm (10,5 m·kg)

Remklauwbout:

35 Nm (3,5 m·kg)

Remtorsiestangmoer:

23 Nm (2,3 m·kg)

8. Zet de remtorsiestangmore vast met een nieuwe splitpen.

DAU01008

Verhelpen van storingen

Hoewel Yamaha motorfietsen een uiterst grondige eindkontrole ondergaan, voordat ze de fabriek verlaten, kan er natuurlijk altijd wel eens iets mis gaan.

Problemen in het brandstofsysteem, met de kompressie, of in het ontstekingssysteem, kunnen leiden tot moeilijkheden met het starten of verlies aan vermogen. In deze paragraaf worden snelle en gemakkelijke methodes beschreven om de systemen te kontroleren.

Als uw motorfiets gerepareerd dient te worden, breng deze dan naar een Yamaha dealer. De ervaren vakmensen van de

Yamaha dealers beschikken over de kennis, de ervaring en het juiste gereedschap om uw motorfiets goed te onderhouden.

Gebruik uitsluitend originele Yamaha onderdelen op uw motorfiets. Veel imitatie-onderdelen lijken wellicht op Yamaha onderdelen maar zijn duidelijk van een inferieure kwaliteit. Dit heeft als gevolg een kortere levensduur en in vele gevallen hogere reparatie-rekeningen.

6-31

PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE REPARATIES

DAU01297

Lijst voor het opsporen van storingen

DW000125

@

WAARSCHUWING

@

Voer nooit kontrole- of onderhoudswerkzaamheden aan het brandstofssysteem uit terwijl u rookt of als er open vuur in de buurt is.

1. Benzine

Kontroleer of er benzine in de tank zit.

Er is benzine.

Vervolg met het kontroleren van de kompressie.

Er is een beetje benzine.

Vul benzine bij.

Motor start niet: vervolg met compressiecontrole.

2. Kompressie

Laat de motor ronddraaien met de startmotor.

Er is kompressie.

Er is geen kompressie.

Vervolg met het kontroleren van de ontsteking.

Vraag uw Yamaha dealer om inspektie.

3. Outsteking

Verwijder de bougies en Kontroleer de elektroden-afstand.

Nat.

Veeg de bougies schoon met een droge doek en stel de elektrodenafstand bij of vervang de bougie.

Open de gasklep halverwege en start de motor.

6

Droog.

Vraag uw Yamaha dealer om inspektie.

Start de motor niet, Kontroleer dan de accu.

4. Accu

Laat de motor ronddraaien met de startmotor.

De motor draair snel rond.

De motor draait langzaam rond.

De accu is in orde.

Kontroleer de aansluitklemmen en laad de accu op.

Motor start niet: verzoek een Yamaha dealer om inspectie.

6-32

ONDERHOUD EN OPSLAG VAN DE MOTORFIETS

Onderhoud ......................................................................................... 7-1

Opslag................................................................................................ 7-4

7

7

DAU01521 ONDERHOUD EN OPSLAG VAN DE MOTORFIETS

Onderhoud

Dat al het technisch vernuft duidelijk zichtbaar is, geeft een motorfiets zijn charme, maar het vormt tegelijk een kwetsbaar punt.

Ook al zijn alle onderdelen van hoge kwaliteit, absoluut roestvrij zijn ze niet. En waar een uitlaatpijp met roestplekken bij een auto niet of nauwelijks opvalt, wordt een motorfiets er ernstig door ontsierd. Daarom is regelmatig en zorgvuldig onderhoud van groot belang voor uw motorfiets, voor de aanblik zowel als de prestaties en de levensduur ervan. Bovendien staat in de garantievoorwaarden vermeld dat de motorfiets goed moet worden onderhouden. Om al deze redenen is het aanbevolen de volgende aanwijzingen voor onderhoud en opslag stipt op te volgen.

Voor het reinigen

1. Breng een plastic zak aan over de uiteinden van de uitlaatpijpen.

2. Zorg dat alle beschermkappen en deksels, vooral ook van de elektrische aansluitingen zoals de bougiedoppen e.d. stevig vast zitten en goed afsluiten.

3. Verwijder aangekoekt vuil, zoals verbrande olieresten op het carterhuis, met een ontvettingsmiddel en een borstel, maar gebruik zulke middelen nooit op pakkingen en wielassen.

Spoel al het vuil en het reinigingsmiddel zorgvuldig af met water.

Reinigen

Na normaal gebruik van de motor

Verwijder vuil van de motorfiets met warm water, een neutraal schoonmaakmiddel en een schone zachte spons en spoel de motorfiets af met volop schoon water. Gebruik een tandenborstel of flessenborstel voor de moeilijk bereikbare plaatsen. Hardnekkig vuil en insecten zijn vaak gemakkelijker te verwijderen als u voor het reinigen enkele minuten lang een natte doek over de betreffende delen laat liggen.

7-1

ONDERHOUD EN OPSLAG VAN DE MOTORFIETS

DCA00010

@

LET OP:

● Gebruik geen zure of bijtende wiel-

● reinigers, vooral op spaakwielen.

Als het nodig mocht zijn een dergelijk middel te gebruiken voor erg hardnekkig vuil, laat het middel dan vooral niet langer zitten dan strikt noodzakelijk en spoel het dan grondig af met water. Droog het gereinigde deel af en spuit er een roestwerend middel op.

Reinigen met de verkeerde middelen kan schade toebrengen aan het windscherm, stroomlijnkappen, panelen en andere plastic onderdelen.

Gebruik voor het reinigen van plastic onderdelen uitsluitend een zachte schone doek of spons met water en mild zeepsop.

Gebruik voor het schoonmaken van plastic nooit schuurmiddelen of bijtende chemische middelen.

Gebruik ook nooit een doek of spons die in aanraking is geweest met bijtende schoonmaakmiddelen, thinner en dergelijke oplosmiddelen, benzine (of andere brandstoffen), roestwerende of verwijderingsmiddelen, remvloeistof, antivries of elektrolyt.

Spuit de motorfiets niet schoon met een hogedrukstraal of een stoomreiniger, want hierbij kan er water binnendringen en schade toebrengen aan de volgende onderdelen: pakkingen (van de wiellagers, zwaaiarmlagers, voorvork en remmen), elektrische onderdelen (stekkers en aansluitbussen, instrumenten, schakelaars en lampen), ontluchtingsopeningen en slangen.

@

● Voor motorfietsen met een windscherm: Gebruik geen schuurspons of krachtige reinigingsmiddelen, aangezien deze het windscherm kunnen bekrassen of vertroebelen. Ook sommige schoonmaakmiddelen voor plastic kunnen krassen achterlaten op het windscherm. Mocht u een speciaal schoonmaakmiddel willen gebruiken, probeer dit dan eerst uit op een klein deel waar u normaal niet doorheen kijkt. Krassen op het windscherm kunt u na het wassen verwijderen met een plasticpoetsmiddel van goede kwaliteit.

Na het rijden in de regen, langs de zeekust of over wegen waar pekel gestrooid is

Aangezien zilte zeelucht en ’s winters strooizout in combinatie met water extreem corrosief werken, dient u na een rit in de regen, langs de zeekust of over wegen met strooizout, altijd zo spoedig mogelijk de volgende maatregelen te treffen. (Niet alleen ’s winters, want strooizout kan nog tot ruim in het voorjaar langs de weg blijven liggen.)

7

7-2

7

ONDERHOUD EN OPSLAG VAN DE MOTORFIETS

1. Maak uw motorfiets grondig schoon met water en zeep, nadat de motor is afgekoeld.

DCA00012

@

@

LET OP:

Gebruik geen warm water aangezien dit de corrosieve werking van het zout versterkt.

2. Spuit een roestwerend middel op alle metalen oppervlakken (ook verchroomde en vernikkelde onderdelen) om roestvorming tegen te gaan.

Na het reinigen

1. Droog de motorfiets af met een zemen lap of een goed absorberende doek.

2. Gebruik een chroompoetsmiddel om alle roestvrij stalen, aluminium en verchroomde onderdelen te poetsen, inclusief de uitlaatpijpen. (Zelfs de door hitte veroorzaakte verkleuring van roestvrij stalen uitlaatpijpen is door goed poetsen te verhelpen.)

3. Om roestvorming tegen te gaan, is het aanbevolen alle metalen oppervlakken (ook verchroomde en vernikkelde onderdelen) te bespuiten met een roestwerend middel.

4. Gebruik een spuitbus met olie als universeelreiniger om de laatste vuilresten te verwijderen.

5. Repareer krassen en lakschade veroorzaakt door steenslag e.d.

6. Zet alle gelakte onderdelen in de was.

7. Zorg dat de motorfiets geheel droog is voordat u hem afdekt of stalt.

DWA00001

@

WAARSCHUWING

@

Zorg dat er geen olie of was achterblijft op de remmen en de banden. Indien nodig kunt u de remschijven en voeringen reinigen met een gewone remschijfreiniger of aceton, en de banden kunt u wassen met warm water en mild zeepsop.

Controleer daarna zorgvuldig de remwerking en het weggedrag van de motorfiets in bochten.

7-3

ONDERHOUD EN OPSLAG VAN DE MOTORFIETS

DCA00013

@

@

LET OP:

● Breng olie of was zo zuinig moge-

● lijk aan en veeg de overtollige hoeveelheid grondig af.

Breng nooit olie of was aan op rubber en plastic onderdelen, maar reinig deze met speciale onderhoudsmiddelen.

Gebruik geen poetsmiddelen met een schurende werking, want deze zullen de laklaag aantasten.

@

OPMERKING:

@

Vraag uw Yamaha dealer om advies over de juiste reinigingsmiddelen.

Opslag

Korte tijd

Stal uw motorfiets altijd op een koele, droge plaats en dek hem zonodig af met een luchtdoorlatende hoes tegen stof e.d.

DCA00014

@

@

LET OP:

● Bij opslag van de motorfiets in een slecht geventileerde ruimte of af-

● dekken van de motorfiets terwijl deze nog nat is, kan er water of vocht in binnendringen en roest veroorzaken.

Om roestvorming te voorkomen, dient u vochtige kelders of stallen

(waar ammoniadamp hangt) te vermijden, evenals plaatsen waar krachtige chemicaliën zijn opgeslagen.

Lange tijd

Alvorens uw motorfiets enkele maanden te stallen:

1. Volg alle aanwijzingen bij “Onderhoud” in dit hoofdstuk.

2. Leeg de vlotterkamers van de carburateur door de aftapbouten los te draaien; dit voorkomt dat er brandstofresten aanslibben. Giet de afgetapte benzine terug in de brandstoftank.

3. Voor motorfietsen met een brandstofkraantje met “OFF” stand: Draai het brandstofkraantje in de “OFF” stand.

4. Vul de brandstoftank en voeg een stabilisatiemiddel toe (indien voorhanden) om roestvorming in de tank en bederven van de brandstof te voorkomen.

5. Volg de onderstaande aanwijzingen om de cilinders, zuigerringen e.d. tegen roest te beschermen.

7

7-4

7

ONDERHOUD EN OPSLAG VAN DE MOTORFIETS a. Verwijder de bougiedoppen en de bougies.

b. Giet door de bougie-openingen een theelepel motorolie in elk van de cilinders.

c. Breng de bougiedoppen op de bougies aan en plaats de bougies op de cilinderkop zodat de elektroden geaard zijn. (Dit om het vonken van de bougies tijdens de volgende stap te voorkomen.) d. Laat nu met de starter de motor enkele slagen ronddraaien. (Dit om de cilinderwanden te bedekken met een laagje motorolie.) e. Verwijder de bougiedoppen van de bougies en breng de bougies en de bougiedoppen weer op hun plaats aan.

DWA00003

@

WAARSCHUWING

@

Voor het laten draaien van de motor dient u de elektroden van de bougies te aarden, om ongelukken of schade door het vonken van de bougies te voorkomen.

6. Smeer alle bedieningskabels en de scharnierpunten van alle hendels en pedalen, evenals de zijstandaard/middenstandaard.

7. Controleer de bandenspanning en breng de banden zonodig op de juiste spanning, en zet dan de motorfiets op blokken zodat beide wielen van de grond komen. In plaats hiervan kunt u de motorfiets laten staan, maar dan zult u elke maand de wielen een klein stukje moeten draaien, om te voorkomen dat de banden op het onderste punt teveel slijten.

8. Breng een plastic zak aan over de uiteinden van de uitlaatpijpen, zodat er geen vocht in kan komen.

9. Verwijder de accu en laad deze volledig op. Plaats de accu in een koele droge ruimte en laad de accu eens per maand op. Bewaar de accu niet op een extreem warme of koude plaats

(niet onder de 0 °C of boven de 30 °C).

Zie voor nadere bijzonderheden de aanwijzingen onder “Opslag van de accu” in het hoofdstuk “PERIODIEK

ONDERHOUD EN EENVOUDIGE

REPARATIES”.

@

OPMERKING:

@

Zorg dat alle nodige reparaties worden verricht vóór u de motorfiets stalt.

7-5

TECHNISCHE GEGEVENS

Technische gegevens ......................................................................... 8-1

8

DAU01038

8

TECHNISCHE GEGEVENS

Technische gegevens

CS-01E

Model

Afmetingen

Grootste lengte

Grootste breedte

Grootste hoogte

Zadelhoogte

Wielbasis

Grondspeling

Minimale draaicirkel

Basisgewicht (Met olie en volle benzinetank)

Motor

Type motor

Cilinder-opstelling

Verplaatsing

Boring

×

slag

Kompressieverhouding

Startsysteem

Smeersysteem

XJ900S

2.230 mm

750 mm

1.300 mm

795 mm

1.505 mm

130 mm

3.000 mm

265 kg

Vloeistofgekoelde 4-takt, DOHC

4 cilinders parallel voorwaarts hellend

892 cm

3

68,5

×

60,5 mm

10:1

Elektrische starter

Oliecarter-systeem (natte bak)

8-1

Motorolie

Type

-20˚ -10˚ 0˚ 10˚ 20˚ 30˚ 40˚ 50˚C

SAE 10W/30

SAE 10W/40

SAE 15W/40

SAE 20W/40

SAE 20W/50

Aanbevolen klasse motorolie

API service SE, SF, SG type of hoger

LET OP:

Gebruik uitsluitend een motorolie die geen anti-frictie middelen bevat. Een motorolie bedoeld voor personenauto’s (vaak voorzien van het opschrift “Energy Conserving”) bevat antifrictie toevoegingen die slippen van de koppeling en/of de startmotorkoppeling kunnen veroorzaken, met een kortere levensduur van de componenten en slechte motorprestaties tot gevolg.

Aantal

Periodieke verversing

Verversen van olie en vervangen van oliefilter

Totale hoeveelheid

3,2 L

3,4 L

4,4 L

TECHNISCHE GEGEVENS

Olie voor de eindoverbrenging

Type

Aantal

Luchtfilter

Benzine

Type

Inhoud brandstoftank

Carburateur

Type

×

aantal

Merk

Bougies

Merk/type

SAE 80 API “GL-4” hypoïde-olie of SAE 80W90 universeel hypoïde-olie

0,2 L

Droog type element

Gewone loodvrije benzine

24 L

BDSR34

MIKUNI

×

4

NGK / DPR8EA-9 of

DENSO / X24EPR-U9

0,8 ~ 0,9 mm

Vloeistof, meervoudige platen

Elektrodenafstand

Type koppeling

Overbrenging

Primair reduktie-systeem

Primaire reduktie-verhouding

Secundair reduktie-systeem

Secundaire reduktieverhouding

Type overbrenging

Bediening

Recht tandwiel

1,672

As-aandrijving

1,278

Konstante aangrijping,

5 versnellingen

Pedaal voor de linkervoet

8-2

Overbreng-verhoudingen

1-ste

2-de

3-de

4-de

5-de

Chassis

Type frame

Casterhoek

Spoorbreedte

Banden

Voor

Type

Bandenmaat

Merk/model

Achter

Type

Bandenmaat

Merk/model

Maximale belasting*

2,188

1,500

1,154

0,933

0,813

Dubbele wiegkonstruktie

27°

121 mm

Tubeless, enkelwandig

120/70-17 58V

Dunlop / K505F

Metzeler / ME33

Bridgestone / G601

Tubeless (enkelwandig)

150/70-17 69V

Dunlop / K505

Metzeler / ME55A

Bridgestone / G602

205 kg

8

8

TECHNISCHE GEGEVENS

Luchtdruk (koude band)

Belasting tot 90 kg*

Voor

Achter

90 kg ~ Maximale belasting*

225 kPa (2,25 kg/cm

250 kPa (2,50 kg/cm

2

2

, 2,25 bar)

, 2,50 bar)

Voor

Achter

250 kPa (2,50 kg/cm

2

, 2,50 bar)

290 kPa (2,90 kg/cm

2

, 2,90 bar)

Bij rijden met hoge snelheid

Voor

Achter

250 kPa (2,50 kg/cm

2

, 2,50 bar)

290 kPa (2,90 kg/cm

2

, 2,90 bar)

* Belasting is het totale gewicht van bagage, bestuurder, passagier en accessoires.

Wielen

Voor

Type

Bandenmaat

Gegoten

17

×

MT 3,00

Achter

Type

Bandenmaat

Gegoten

17

×

MT 4,00

Remmen

Voor

Achter

Vloeistof

Wielophanging

Voor

Type

Bediening

Type

Achter

Type

Bediening

Vloeistof

Type

Schokdempers

Voor

Achter

Veerweg

Voor

Achter

Dubbele schijfrem

Bediening met de rechterhand

DOT 4

Enkele schijfrem

Bediening met de rechtervoet

DOT 4

Teleskoopvork

Zwaaiarm (gekoppelde ophanging)

Schroefveer / oliegedempt

Gas-schroefveer / oliegedempt

140 mm

110 mm

8-3

Elektrische installatie

Ontstekingssysteem

Laadsysteem

Type

Standaard vermogen

TCI ontsteking (digitaal)

Wisselstroom-dynamo

13,5 V, 34 A @ 5.000 tpm

Accu

Type

Gloeilampen, capaciteit

YTX14-BS

12 V, 12 AH

Type koplamp Kwartslamp (halogeen)

Gloeilampen voltage, wattage

×

aantal

Koplamp 12 V, 60/55 W

×

1

Achterlicht/remlicht

Parkeerlicht

12 V, 5/21 W

×

2

12 V, 4 W

×

1

Richtingaanwijzerlamp

Meter-verlichting

Vrijstand-kontrolelampje

Grootlicht-kontrolelampje

Oliepeil-kontrolelampje

12 V, 21 W

×

4

12 V, 3,4 W

×

4

12 V, 3,4 W

×

1

12 V, 3,4 W

×

1

12 V, 3,4 W

×

1

Richtingsaanwijzerkontrolelampje 12 V, 3,4 W

×

2

Brandstofpeilwaarschuwingslampje 12 V, 3,4 W

×

1

TECHNISCHE GEGEVENS

Zekering

Hoofdzekering

Signaalsysteemzekering

Koplampzekering

Waarschuwingslichtenzekering

Ontstekingszekering

Klokzekering

30 A

20 A

15 A

10 A

10 A

10 A

8

8-4

INFORMATIE VOOR DE CONSUMENT

Identifikatie-nummer........................................................................... 9-1

Identifikatienummer van de sleutel..................................................... 9-1

Motorfiets-identifikatienummer ........................................................... 9-1

Modelplaatje....................................................................................... 9-2

9

9

DAU01039 INFORMATIE VOOR DE CONSUMENT

DAU02944

Identifikatie-nummer

Schrijf het sleutel-identifikatienummer, het voertuignummer en de informatie op het modelplaatje op in de daarvoor bestemde ruimtes, voor het geval u nieuwe onderdelen wilt bestellen bij uw Yamaha dealer of voor het geval uw motorfiets gestolen wordt.

1. IDENTIFIKATIENUMMER VAN DE

SLEUTEL:

CA-02D

2. VOERTUIGNUMMER:

CA-02D

3. INFORMATIE OP HET MODEL-

PLAATJE:

CA-01D

1. Identifikatienummer van de sleutel

Identifikatienummer van de

DAU01041

sleutel

Het identifikatienummer van de sleutel is in het plaatje van de sleutel ingeslagen.

Schrijf dit nummer op in de daarvoor bestemde ruimte, voor het geval u een nieuwe sleutel nodig heeft.

1. Motorfiets-identifikatienummer

DAU01043

Motorfiets-identifikatienummer

Het motorfiets-identifikatienummer is ingeslagen in de bovenstang van de voorvork.

Noteer dit nummer in de hiervoor bestemde ruimte.

@

@

OPMERKING:

Het motorfiets-identifikatienummer is het officiële identifikatienummer van uw motorfiets en dient gebruikt te worden voor het registreren van uw motorfiets bij de daarvoor bevoegde autoriteiten.

9-1

1. Modelplaatje

DAU01050

Modelplaatje

Het modelplaatje is gemonteerd op het frame, onder het zadel. (Zie blz. 3-15 voor het verwijderen van het zadel.) Schrijf de informatie van het modelplaatje op in de daarvoor bestemde ruimte. Deze informatie zult u nodig hebben wanneer u nieuwe onderdelen wilt bestellen bij uw Yamaha handelaar.

INFORMATIE VOOR DE CONSUMENT

9

9-2

INDEX

A

Aanbevolen snelheden voor op- en terugschakelen (alleen voor

Zwitserland) ...........................................5-5

Accu ......................................................6-24

Achterrempedaal ...................................3-11

Afstellen van de klepspeling...................6-14

Afstelling stationair toerental ..................6-13

Afstelling van de achterschokbreker.......3-17

Afstelling van de carburateur..................6-13

Afstelling van de remlicht-schakelaar .....6-19

Afstelling van de voorvork ......................3-16

Afstelling van de vrije slag van de koppelingshendel.................................6-18

Anti-diefstal alarm (optioneel)...................3-7

B

Banden ..................................................6-15

Bedieningselementen/instrumenten .........2-3

Benzine..................................................3-13

Benzinemeter...........................................3-8

Benzinetankdop .....................................3-12

Brandstofpeil-waarschuwingslampje ........3-3

C

Chokeknop (choke) “ ”.......................3-14

Controleren van de remblokken voor en achter .............................................6-19

D

Demonteren van het achterwiel..............6-30

Demonteren van het voorwiel ................6-27

Diagnosefunctie .......................................3-7

Digitale klok .............................................3-8

G

Gereedschapsset .................................... 6-1

Grootlicht/dimlicht-schakelaar.................. 3-9

Grootlicht-kontrolelampje......................... 3-3

H

Helmhouder........................................... 3-15

I

Identifikatie-nummer ................................ 9-1

Identifikatienummer van de sleutel........... 9-1

Inhaal-schakelaar .................................... 3-9

Inrijden .................................................... 5-5

Inspektie en smering van de kabels....... 6-21

Inspektie van de bougies ......................... 6-7

Inspektie van de stuurinrichting ............. 6-23

Inspektie van de voorvork...................... 6-23

Installeren van het achterwiel ................ 6-31

Installeren van het voorwiel ................... 6-29

K

Klaxon-schakelaar ................................... 3-9

Kontaktslot-schakelaar/stuurslot .............. 3-1

Kontrolelampjes....................................... 3-3

Brandstofpeil-waarschuwingslampje .. 3-3

Grootlicht-kontrolelampje ................... 3-3

Oliepeil-kontrolelampje....................... 3-3

Richtingsaanwijzer-kontrolelampjes ... 3-3

Vrijstand-kontrolelampje..................... 3-3

Kontroleprocedure voor het circuit van het brandstofnivo-waarschuwingslampje ................................................... 3-5

Kontroleren van de vrije speling van de gaskabel......................................... 6-14

Kontroleren van het circuit voor het oliepeil-kontrolelampje ...........................3-4

Kontrole van de zijstandaard/ koppelings-onderbrekingsschakelaar...3-18

Kontrole van het remvloeistofnivo ..........6-20

Kontrole voor het rijden ............................4-1

Koppelingshendel ..................................3-10

L

Lichtschakelaar ......................................3-10

Lijst voor het opsporen van storingen.....6-32

Linker aanzicht.........................................2-1

Luchtfilter ...............................................6-11

M

Modelplaatje ............................................9-2

Motorfiets-identifikatienummer .................9-1

Motorolie ..................................................6-8

Motorstop-schakelaar.............................3-10

O

Oliepeil-kontrolelampje.............................3-3

Onderhoud...............................................7-1

Ontluchtingsslang van de benzinetank

(alleen voor Duitsland) .........................3-14

Opbergvak .............................................3-16

Opslag .....................................................7-4

P

Parkeren ..................................................5-6

Periodiek onderhoud en eenvoudige reparaties...............................................6-2

R

Rechter aanzicht...................................... 2-2

Richtingaanwijzer-schakelaar .................. 3-9

Richtingsaanwijzer-kontrolelampjes......... 3-3

S

Schakelen ............................................... 5-4

Smeren van de middenstandaard en zijstandaard......................................... 6-22

Smeren van de voorremhendel en koppelingshendel ................................ 6-22

Smeren van het rempedaal en versnellingspedaal............................... 6-22

Smering van de gaskabel en van de gashendel ........................................... 6-21

Snelheidsmeter ....................................... 3-6

Starten van de motor ............................... 5-1

Starten van een warme motor.................. 5-4

Startschakelaar ..................................... 3-10

Stroomlijnkap A ....................................... 6-5

Stroomlijnkap B ....................................... 6-6

Stuurschakelaars..................................... 3-9

Grootlicht/dimlicht-schakelaar ............ 3-9

Inhaal-schakelaar............................... 3-9

Klaxon-schakelaar.............................. 3-9

Lichtschakelaar ................................ 3-10

Motorstop-schakelaar....................... 3-10

Richtingaanwijzer-schakelaar............. 3-9

Startschakelaar ................................ 3-10

Waarschuwingslichten-schakelaar ..... 3-9

T

Technische gegevens ............................. 8-1

Tips voor het beperken van het benzineverbruik .................................... 5-5

Toerenteller............................................. 3-6

V

Veiligheid heeft voorrang......................... 1-1

Verhelpen van storingen ....................... 6-31

Versnellingspedaal................................ 3-11

Vervangen van de gloeilamp van de koplamp .............................................. 6-26

Vervangen van zekeringen.................... 6-25

Verversen van de eindoverbrengingsolie ............................................. 6-11

Verversen van de remvloeistof .............. 6-21

Verwijderen en aanbrengen van stroomlijnkappen................................... 6-5

Voorremhendel ..................................... 3-11

Vrijstand-kontrolelampje.......................... 3-3

W

Waarschuwingslichten-schakelaar .......... 3-9

Wielen................................................... 6-18

Wiellagers ............................................. 6-24

Z

Zadel..................................................... 3-15

Zijstandaard .......................................... 3-18

INDEX

GEDRUKT OP KRINGLOOPPAPIER

YAMAHA MOTOR CO., LTD.

PRINTED IN JAPAN

99 · 7 - 0.3

×

1 CR

(D)

advertisement

Was this manual useful for you? Yes No
Thank you for your participation!

* Your assessment is very important for improving the workof artificial intelligence, which forms the content of this project

Related manuals

Download PDF

advertisement

Table of contents