Yamaha | MT01S | Handleiding | MT01

Add to my manuals
90 Pages

advertisement

Yamaha | MT01S | Handleiding | MT01 | Manualzz

Lees deze handleiding aandachtig door voordat u deze machine gaat gebruiken.

HANDLEIDING

MT01S

5YU-F8199-D5

DIC183

U5YUD5D0.book Page 1 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

DAU26945

Lees deze handleiding aandachtig door voordat u deze machine gaat gebruiken. Deze handleiding dient bij de machine te blijven als deze wordt verkocht.

YAMAHA MOTOR ELECTRONICS CO., LTD.

1450-6, Mori, Mori-machi, Shuchi-gun, Shizuoka-ken, 437-0292 Japan

DECLARATION of CONFORMITY

We

Company: YAMAHA MOTOR ELECTRONICS CO., LTD.

Address: 1450-6, Mori, Mori-Machi, Shuchi-gun, Shizuoka-Ken, 437-0292 Japan

Hereby declare that the product:

Kind of equipment: IMMOBILIZER

Type-designation: 5SL-00 is in compliance with following norm(s) or documents:

R&TTE Directive(1999/5/EC)

EN300 330-2 v1.1.1(2001-6), EN60950-1(2001)

Two or Three-Wheel Motor Vehicles Directive(97/24/EC: Chapter 8, EMC)

Place of issue: Shizuoka, Japan

Date of issue: 1 Aug. 2002

Revision record

No.

1

Contents Date

To change contact person and integrate type-designation.

9 Jun. 2005

2

3

Version up the norm of EN60950 to EN60950-1

To change company name

27 Feb. 2006

1 Mar. 2007

General manager of quality assurance div.

YAMAHA MOTOR ELECTRONICS CO., LTD.

1450-6, Mori, Mori-machi, Shuchi-gun, Shizuoka-ken, 437-0292 Japan

CONFORMITEITSVERKLARING

Wij,

Bedrijf: YAMAHA MOTOR ELECTRONICS CO., LTD.

Adres: 1450-6, Mori, Mori-machi, Shuchi-gun, Shizuoka-ken, 437-0292 Japan

Verklaren hierbij dat het product:

Type apparaat: STARTBLOKKERING

Typeaanduiding: 5SL-00 in overeenstemming is met de volgende norm(en) of documenten:

R&TTE richtlijn(1999/5/EG)

EN300 330-2 v1.1.1(2001-6), EN60950-1(2001)

Richtlijn betreffende motorvoertuigen op twee of drie wielen(97/24/EG: Hoofdstuk 8, EMC)

Plaats van afgifte: Shizuoka, Japan

Datum van afgifte: 1 augustus 2002

Overzicht van wijzigingen

Nr.

1

Inhoud Datum

Om contactpersoon te wijzigen en typeaanduiding te integreren. 9 juni 2005

2

3

Overgang van norm EN60950 naar EN60950-1

Om bedrijfsnaam te wijzigen

27 februari 2006

1 maart 2007

Algemeen directeur afdeling kwaliteitsbeheer

U5YUD5D0.book Page 1 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

INLEIDING

DAU10102

Welkom in de wereld van Yamaha!

Als eigenaar van de MT01S profiteert u van de enorme ervaring en technische kennis van Yamaha op het gebied van het ontwerpen en fabriceren van hoogwaardige producten, waarmee Yamaha zijn reputatie van betrouwbaarheid heeft verworven.

Neem rustig de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, zodat u plezier zult hebben van alle functies van uw MT01S. De Gebruikershandleiding geeft instructies voor de bediening, inspectie en het onderhoud van de machine en beschrijft hoe u uzelf en anderen kunt beschermen tegen persoonlijk letsel of schade.

Verder helpen allerlei tips in deze handleiding om uw machine in optimale conditie te houden. Als er ten slotte toch nog vragen zijn, aarzel dan niet en neem contact op met de Yamaha dealer.

Het Yamaha team wenst u veilig en plezierig rijden toe. En vergeet niet, veiligheid voor alles!

Yamaha werkt voortdurend aan verbeteringen ten aanzien van productontwerp en kwaliteit. Om deze reden kan soms sprake zijn van kleine tegenstrijdigheden tussen uw machine en de beschrijving ervan in deze handleiding, ook al bevat de handleiding de meest recente productinformatie ten tijde van publicatie. Als u vragen hebt over deze handleiding, neem dan contact op met uw Yamaha dealer.

DWA10031

WAARSCHUWING

Lees deze handleiding aandachtig helemaal door voordat u deze machine gaat gebruiken.

U5YUD5D0.book Page 1 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING

DAU10132

Bijzonder belangrijke informatie is in deze handleiding gemarkeerd met de volgende aanduidingen:

Dit is het Safety Alert-symbool. Het wordt gebruikt om u te waarschuwen voor risico’s op persoonlijk letsel. Volg alle veiligheidsaanwijzingen bij dit symbool op om mogelijk letsel of overlijden te voorkomen.

WAARSCHUWING

LET OP

OPMERKING

Een WAARSCHUWING duidt een gevaarlijke situatie aan die, indien niet vermeden, kan resulteren in ernstig letsel of overlijden.

De aanduiding LET OP staat bij speciale voorzorgen die moeten worden genomen om schade aan de machine of andere eigendommen te voorkomen.

De aanduiding OPMERKING staat bij belangrijke informatie die procedures kan vergemakkelijken of verhelderen.

U5YUD5D0.book Page 2 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING

DAU36390

MT01S

HANDLEIDING

©2009 door Yamaha Motor Co., Ltd.

1e uitgave, maart 2009

Alle rechten voorbehouden.

Elke vorm van herdruk of onbevoegd gebruik zonder schriftelijke toestemming van

Yamaha Motor Co., Ltd. is uitdrukkelijk verboden.

Gedrukt in Nederland.

U5YUD5D0.book Page 1 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

INHOUDSOPGAVE

VEILIGHEIDSINFORMATIE ..............1-1

BESCHRIJVING ................................2-1

Aanzicht linkerzijde..........................2-1

Aanzicht rechterzijde .......................2-2

Bedieningen en instrumenten..........2-3

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN

EN BEDIENINGEN .............................3-1

Startblokkeersysteem .....................3-1

Contactslot/stuurslot .......................3-2

Controle- en waarschuwingslampjes ...............3-3

Multifunctioneel display ..................3-5

Antidiefstal-alarmsysteem (optie) ...3-8

Stuurschakelaars ............................3-9

Koppelingshendel .........................3-10

Schakelpedaal ..............................3-10

Remhendel ...................................3-11

Rempedaal ...................................3-11

Tankdop ........................................3-11

Brandstof ......................................3-12

Tankbeluchtingsslang/ overloopslang ............................3-13

Uitlaatkatalysatoren ......................3-14

Zadel .............................................3-14

Voorvork afstellen .........................3-15

Schokdemperunit afstellen ...........3-17

Bagageriembevestiging ................3-20

EXUP-systeem .............................3-20

Zijstandaard ..................................3-20

Startspersysteem ......................... 3-21

VOOR UW VEILIGHEID –

CONTROLES VOOR HET RIJDEN ... 4-1

GEBRUIK EN BELANGRIJKE

RIJ-INFORMATIE .............................. 5-1

Starten van de motor ...................... 5-1

Schakelen ...................................... 5-2

Tips voor een zuinig brandstofverbruik ........................ 5-3

Inrijperiode ..................................... 5-3

Parkeren ......................................... 5-4

PERIODIEK ONDERHOUD EN

AFSTELLINGEN ................................ 6-1

Boordgereedschapsset .................. 6-1

Periodiek onderhoudsschema voor het uitstootcontrolesysteem ........ 6-3

Algemeen smeer- en onderhoudsschema .................... 6-4

Het stroomlijnpaneel verwijderen en aanbrengen ................................. 6-8

Controleren van de bougies ........... 6-9

Motorolie en oliefilterpatroon ........ 6-10

Luchtfilterelement ......................... 6-13

Controleren van de vrije slag gaskabel ................................... 6-14

Klepspeling ................................... 6-14

Banden ......................................... 6-14

Gietwielen .................................... 6-17

Koppelingshendel ........................ 6-17

Remlichtschakelaar afstellen ....... 6-17

Controleren van voor- en achterremblokken ..................... 6-18

Controleren van remvloeistofniveau ................... 6-18

Rem- en koppelingsvloeistof verversen .................................. 6-19

Spanning aandrijfketting .............. 6-20

Aandrijfketting reinigen en smeren ..................................... 6-21

Kabels controleren en smeren ..... 6-21

Controleren en smeren van gasgreep en gaskabel .............. 6-22

Controleren en smeren van rem- en schakelpedalen ................... 6-22

Controleren en smeren van rem- en koppelingshendels ............... 6-22

Zijstandaard controleren en smeren ..................................... 6-23

Voorvork controleren ................... 6-23

Stuursysteem controleren ............ 6-24

Controleren van wiellagers .......... 6-24

Accu ............................................. 6-25

Zekeringen vervangen ................. 6-26

Koplampgloeilamp vervangen ..... 6-27

Achterlicht/remlichtunit ................. 6-29

Gloeilamp in richtingaanwijzer vervangen ................................. 6-29

Gloeilamp in kentekenverlichting vervangen ................................. 6-30

U5YUD5D0.book Page 2 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

Parkeerlichtgloeilamp vervangen .................................6-31

Ondersteunen van de motorfiets ..................................6-32

Problemen oplossen .....................6-32

Storingzoekschema ......................6-34

VERZORGING EN STALLING VAN

DE MOTORFIETS ..............................7-1

Matkleur, let op ...............................7-1

Verzorging ......................................7-1

Stalling ............................................7-4

SPECIFICATIES ................................8-1

GEBRUIKERSINFORMATIE..............9-1

Identificatienummers ......................9-1

INHOUDSOPGAVE

U5YUD5D0.book Page 1 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

1

VEILIGHEIDSINFORMATIE

DAU10283

Wees een verantwoordelijke eigenaar

Als eigenaar van de machine bent u verantwoordelijk voor de veilige en juiste bediening ervan.

Motorfietsen zijn tweewielige voertuigen.

Voor een veilig gebruik zijn de toepassing van de juiste rijtechnieken en de ervaring van de bestuurder van belang. Elke bestuurder moet bekend zijn met de volgende vereisten alvorens met deze motorfiets te gaan rijden.

Hij of zij moet:

● Door een competente informatiebron grondig zijn ingelicht over alle aspec-

● ten van het motorrijden.

Zich houden aan de waarschuwingen en onderhoudseisen zoals vermeld in deze Gebruikershandleiding.

Grondig getraind zijn in veilige en correcte rijtechnieken.

Gebruikmaken van professionele technische service, zoals aangegeven in deze Gebruikershandleiding en/of wanneer de mechanische condities dit vereisen.

Veilig rijden

Voer vóór elke rit de controles voor het rijden uit om u ervan te verzekeren dat de machine in veilige staat verkeert. Onvoldoende inspectie of onderhoud van de machine vergroot het risico op ongeval of schade. Zie

pagina 4-1 voor een lijst met controles voor

het rijden.

● Deze motorfiets is gebouwd voor het vervoer van de bestuurder plus een passagier.

● Het niet opmerken en herkennen van motorfietsen door andere weggebruikers vormt de belangrijkste oorzaak van auto-/motorongevallen. Vaak worden ongevallen veroorzaakt doordat een autobestuurder de motor niet heeft gezien. Zorg dat u opvalt, dat blijkt het meest effectief om het risico op een dergelijk type ongeval te verminderen.

Dus:

• Draag een jack in felle kleuren.

• Wees extra voorzichtig bij het naderen en passeren van kruisingen, daar doen ongelukken met motorfietsen zich namelijk het meest voor.

• Ga daar rijden waar andere weggebruikers u kunnen zien. Ga niet rijden in de dode zichthoek van een andere weggebruiker.

Bij veel ongevallen zijn onervaren bestuurders betrokken. Veelal zijn bestuurders die bij een ongeval betrokken waren zelfs niet in het bezit van een geldig motorrijbewijs.

• Zorg dat u bekwaam bent om te rijden en leen uw motorfiets alleen uit aan ervaren motorrijders.

• Weet wat u wel en niet aankunt.

Door rekening te houden met uw beperkingen helpt u ongelukken voorkomen.

• We raden aan om het motorrijden te oefenen op plekken waar geen verkeer is, totdat u grondig bekend bent met de motor en zijn bediening.

Ongelukken worden vaak veroorzaakt door een fout van de motorbestuurder.

Veel bestuurders houden bij het ingaan van een bocht een te hoge rij-

1-1

U5YUD5D0.book Page 2 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

● snelheid aan of gaan onvoldoende schuinliggen voor de rijsnelheid, waardoor ze wijd uit de bocht komen.

• Neem altijd de maximumsnelheid in acht en rijd nooit sneller dan de wegcondities en het verkeer toestaan.

• Geef altijd richting aan voordat u afslaat of van rijstrook wisselt. Zorg dat andere weggebruikers u kunnen zien.

De zithouding van de bestuurder en de passagier is belangrijk voor een goede besturing.

• De bestuurder moet tijdens het rijden beide handen aan het stuur houden en beide voeten op de bestuurdersvoetsteunen, om zo de macht over het stuur te behouden.

• De passagier hoort steeds de bestuurder, de zadelband of de handgreep, indien aanwezig, met beide handen vast te houden en beide voeten op de passagiersvoetsteunen te houden. Neem nooit een passagier mee die niet in staat is om beide voeten stevig op de passagiersvoetsteunen te zetten.

Rijd nooit onder invloed van alcohol of andere drugs.

VEILIGHEIDSINFORMATIE

● Deze motorfiets is uitsluitend ontworpen voor gebruik op verharde wegen.

De machine is niet bedoeld voor offroadgebruik.

● De hierboven vermelde voorzorgsmaatregelen gelden ook voor passagiers.

Beschermende kleding

Motorongelukken met dodelijke afloop betreffen meestal hoofdletsel. Het dragen van een helm is de belangrijkste factor bij het voorkomen of reduceren van hoofdletsel.

Draag altijd een goedgekeurde helm.

Draag ook een vizier of een veiligheidsbril. Zonder oogbescherming kan uw zicht door de rijwind verslechteren,

● waardoor u gevaren mogelijk te laat opmerkt.

Door een jack, stevige schoenen, een lange broek, handschoenen e.d. te dragen verkleint u de kans op schaafwonden of ontvellingen.

Draag nooit loszittende kleding, deze kan blijven haken aan bedienings-

● handgrepen of door de wielen worden gegrepen en zo een ongeval of letsel veroorzaken.

Draag altijd beschermende kleding die uw benen, enkels en voeten bedekt.

De motor en het uitlaatsysteem kunnen tijdens en na het rijden zeer heet zijn en brandwonden veroorzaken.

Voorkom koolmonoxidevergiftiging

De uitlaatgassen van verbrandingsmotoren bevatten koolmonoxide, een dodelijk gas.

Inademing van koolmonoxide kan hoofdpijn, duizeligheid, sufheid, misselijkheid, verwarring en uiteindelijk de dood veroorzaken.

Koolmonoxide is een kleurloos, reukloos, smaakloos gas dat ook aanwezig kan zijn als u geen uitlaatgassen ziet of ruikt. Het koolmonoxideniveau kan zeer snel oplopen, waardoor u het bewustzijn kunt verliezen en uzelf niet meer kunt redden. In afgesloten of slecht geventileerde ruimtes kunnen dodelijke hoeveelheden koolmonoxide dagenlang blijven hangen. Als u symptomen van koolmonoxidevergiftiging ervaart, verlaat de ruimte dan onmiddellijk, ga naar de open lucht en ROEP MEDI-

SCHE HULP IN.

● Laat de motor niet binnen draaien.

Zelfs als u ventileert met ventilatoren of open ramen en deuren kan de hoeveelheid koolmonoxide snel oplopen tot gevaarlijke niveaus.

1

1-2

U5YUD5D0.book Page 3 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

1

VEILIGHEIDSINFORMATIE

Laat de motor niet draaien in slecht geventileerde of deels afgesloten ruimtes zoals schuren of garages.

Laat de motor niet buiten draaien op plaatsen waar de uitlaatgassen in een gebouw kunnen worden getrokken via openingen zoals ramen en deuren.

Beladen

Het monteren van accessoires of het vervoer van bagage kan een negatief effect hebben op de rijstabiliteit en het weggedrag als hierdoor de gewichtsverdeling van de motor verandert. Wees uiterst voorzichtig bij het monteren van accessoires of het beladen van uw motor, om zo mogelijke ongevallen te vermijden. Pas extra op wanneer u op een motor rijdt die beladen is of waaraan accessoires zijn gemonteerd. Hieronder volgen naast de informatie over accessoires enkele richtlijnen voor het beladen van uw motorfiets:

Het totale gewicht van de bestuurder, passagier, accessoires en bagage mag de maximale gewichtslimiet niet overschrijden.

Rijden met een te zwaar belaste machine kan leiden tot een ongeval.

Maximale belasting:

196 kg (432 lb)

Let op het volgende wanneer u tot deze gewichtslimiet belaadt:

● Het zwaartepunt van bagage en accessoires moet zo laag mogelijk liggen en zo dicht mogelijk bij de motor. Be-

● vestig zware goederen zo dicht mogelijk bij het midden van de machine en verdeel het gewicht zo gelijkmatig mogelijk over beide zijden om onbalans of instabiliteit te minimaliseren.

Als gewicht gaat schuiven kan zich een plotselinge onbalans voordoen.

Controleer voordat u gaat rijden of accessoires en bagage stevig aan de motor zijn bevestigd. Controleer de bevestigingspunten voor accessoires en bagage regelmatig.

• Pas de vering aan de te vervoeren bagage aan (alleen voor modellen met instelbare vering) en controleer de toestand en spanning van uw banden.

• Bevestig nooit omvangrijke of zware goederen aan het stuur, de voorvork of het voorwielspatbord. Dergelijke voorwerpen, inclusief bagage als slaapzakken, plunjezakken of tenten, kunnen een instabiel weggedrag of een te trage reactie op het stuur veroorzaken.

● Deze machine is niet ontworpen voor het trekken van een aanhanger of bevestiging van een zijspan.

Originele Yamaha accessoires

De keuze van accessoires voor uw machine vormt een belangrijke beslissing. Originele

Yamaha accessoires, die alleen verkrijgbaar zijn bij de Yamaha dealer, zijn door

Yamaha ontwikkeld, getest en goedgekeurd voor gebruik op uw machine.

Veel bedrijven die niet zijn gelieerd aan

Yamaha produceren onderdelen en accessoires of bieden aanpassingssets voor

Yamaha voertuigen. Yamaha kan niet alle producten testen die deze bedrijven produceren. Om die reden kan Yamaha accessoires die niet door Yamaha zijn verkocht of wijzigingen die niet door zijn Yamaha zijn aangeraden niet goedkeuren of aanbevelen, zelfs niet als deze zijn verkocht en geïnstalleerd door een Yamaha dealer.

In de handel verkrijgbare onderdelen, accessoires en aanpassingssets

Hoewel er producten verkrijgbaar zijn die qua ontwerp en kwaliteit sterk lijken op originele Yamaha accessoires, dient u te beseffen dat sommige in de handel verkrijgbare accessoires of aanpassingssets niet geschikt zijn vanwege mogelijke

1-3

U5YUD5D0.book Page 4 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

VEILIGHEIDSINFORMATIE veiligheidsrisico’s voor uzelf of anderen. Het monteren van in de handel verkrijgbare producten of het verrichten van aanpassingen die de ontwerp- of bedieningskenmerken van uw machine wijzigen kan het risico op ernstig letsel of overlijden van uzelf of anderen vergroten. U bent verantwoordelijk voor letsel dat voortvloeit uit wijzigingen aan de machine.

Volg bij de montage van accessoires de onderstaande richtlijnen en die vermeld onder het kopje “Beladen”.

● Monteer nooit accessoires en vervoer nooit bagage als deze een nadelige invloed hebben op de prestaties van uw motor. Inspecteer het accessoire zorgvuldig alvorens het te gebruiken om te waarborgen dat het de grondspeling of de hellinghoek op geen enkele manier vermindert, de veerweg, de stuuruitslag of de bediening niet beperkt en geen lampen of reflectors afdekt.

• Accessoires die aan of nabij het stuur of de voorvork zijn gemonteerd zullen mogelijk instabiliteit veroorzaken door een foutieve gewichtsverdeling of door aerodynamische effecten. Accessoires aan het stuur of nabij de voorvork moeten zo licht mogelijk zijn en tot een minimum worden beperkt.

• Omvangrijke accessoires kunnen door hun aerodynamisch effect van invloed zijn op de rijstabiliteit van de motor. De motor kan door rijwind worden opgetild of bij zijwind instabiel worden. Zulke accessoires kunnen ook instabiliteit veroorzaken terwijl u grote voertuigen inhaalt of door deze wordt ingehaald.

• Sommige accessoires dwingen de bestuurder om een andere dan de normale zitpositie in te nemen. Zo’n verkeerde zitpositie beperkt de bewegingsvrijheid van de bestuurder en kan een comfortabele bediening hinderen, zodat we dergelijke accessoires sterk afraden.

Wees voorzichtig bij het aanbrengen van elektrische accessoires. Als elektrische accessoires de capaciteit van het elektrisch systeem van de motorfiets te boven gaan, kan zich een gevaarlijke elektrische storing voordoen waardoor de verlichting of de motor uitvalt.

In de handel verkrijgbare banden en velgen

De banden en velgen die bij uw motorfiets werden geleverd, zijn ontworpen om de mogelijkheden van de motorfiets te ondersteu-

1-4 nen en bieden de beste combinatie van rijprestaties, remvermogen en comfort. Andere banden, velgen, maten of combinaties

zijn mogelijk niet geschikt. Zie pagina 6-14

voor bandenspecificaties en meer informatie over het vervangen van uw banden.

1

2

U5YUD5D0.book Page 1 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

BESCHRIJVING

Aanzicht linkerzijde

1 2,3 4

12 11 10 9

1. Stelbout voor inveerdemping voorvork (pagina 3-15)

2. Stelschroef voor uitveerdemping voorvork (pagina 3-15)

3. Stelbout voor veervoorspanning voorvork (pagina 3-15)

4. Zadelslot (pagina 3-14)

5. Stelschroef voor inveerdemping schokdemperunit (pagina 3-17)

6. Stelmoer voor veervoorspanning schokdemperunit (pagina 3-17)

7. Schakelpedaal (pagina 3-10)

8. Stelknop voor uitveerdemping schokdemperunit (pagina 3-17)

8 7 6 5

9. Olieaftapplug (carter) (pagina 6-10)

10.Olieaftapplug (oliereservoir) (pagina 6-10)

11.Oliefilterpatroon (pagina 6-10)

12.Olievuldop (pagina 6-10)

2-1

DAU10410

U5YUD5D0.book Page 2 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

Aanzicht rechterzijde

1. Kentekenverlichting (pagina 6-30)

2. Remlicht/achterlicht (pagina 6-29)

3. Vloeistofreservoir achterrem (pagina 6-18)

4. Boordgereedschapsset (pagina 6-1)

5. Bagageriembevestiging (pagina 3-20)

6. Zekeringenkastje (pagina 6-26)

7. Zekering brandstofinjectiesysteem (pagina 6-26)

8. Hoofdzekering (pagina 6-26)

2-2

9. Accu (pagina 6-25)

10.Koplamp (pagina 6-27)

11.Rempedaal (pagina 3-11)

12.Remlichtschakelaar (pagina 6-17)

BESCHRIJVING

DAU10420

2

2

U5YUD5D0.book Page 3 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

BESCHRIJVING

Bedieningen en instrumenten

1. Koppelingshendel (pagina 3-10)

2. Schakelaargroep linkerstuurzijde (pagina 3-9)

3. Contactslot/stuurslot (pagina 3-2)

4. Multifunctioneel display (pagina 3-5)

5. Vloeistofreservoir voorrem (pagina 6-18)

6. Schakelaargroep rechterstuurzijde (pagina 3-9)

7. Gasgreep (pagina 6-14)

8. Remhendel (pagina 3-11)

2-3

DAU10430

U5YUD5D0.book Page 1 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN

Startblokkeersysteem

DAU10976

1. Codeersleutel (rood bovendeel)

2. Standaardsleutels (zwart bovendeel)

Dit voertuig is voorzien van een startblokkeersysteem waarmee diefstal kan worden bemoeilijkt door de codering van de standaardsleutels te wijzigen. Het systeem bestaat uit de volgende onderdelen:

● een codeersleutel (met een rood bovendeel)

● twee standaardsleutels (met een zwart bovendeel) die opnieuw kunnen wor-

● den gecodeerd een transponder (die is geïntegreerd in de codeersleutel) een startblokkeereenheid een ECU een controlelampje van het startblok-

keersysteem (Zie pagina 3-3.)

De sleutel met het rode bovendeel wordt gebruikt om de twee standaardsleutels te coderen. Het wijzigen van de codes is een ingewikkelde procedure. Breng het voertuig daarom met alle drie sleutels naar een

Yamaha dealer om deze opnieuw te laten coderen. Gebruik de sleutel met het rode bovendeel niet om met het voertuig te rijden. Deze sleutel dient uitsluitend te worden gebruikt voor het opnieuw coderen van de standaardsleutels. Gebruik altijd een standaardsleutel om met het voertuig te rijden.

DCA11821

LET OP

● ZORG DAT U DE CODEERSLEUTEL

NIET VERLIEST! NEEM DIRECT

CONTACT OP MET UW DEALER

ALS U HEM VERLOREN HEBT! Als de codeersleutel verloren is, kunnen de standaardsleutels niet opnieuw gecodeerd worden. U kunt het voertuig dan nog steeds starten met de standaardsleutels, maar als ze opnieuw gecodeerd moeten worden (d.w.z. als er een nieuwe standaardsleutel is gemaakt of als alle sleutels verloren zijn), dient het gehele startblokkeersysteem vervangen te worden. Daarom wordt u sterk aangeraden een van de stan-

3-1

● daardsleutels te gebruiken en de codeersleutel op een veilige plek te bewaren.

Dompel de sleutels nooit in water.

Stel de sleutels nooit bloot aan extreem hoge temperaturen.

Leg de sleutels nooit vlakbij magnetische voorwerpen (zoals bijvoorbeeld speakers enz.).

Plaats nooit voorwerpen die elektrische signalen uitzenden vlakbij de sleutels.

Plaats nooit zware voorwerpen op de sleutels.

U mag de sleutels nooit slijpen of de vorm ervan wijzigen.

U mag het plastic gedeelte van de sleutels nooit demonteren.

Hang nooit twee sleutels van een startblokkeersysteem aan dezelfde sleutelring.

Bewaar de standaardsleutels en ook de sleutels van andere startblokkeersystemen altijd op een andere plek dan de codeersleutel van het voertuig.

Houd sleutels van andere startblokkeersystemen altijd uit de buurt van het contactslot, want anders kunnen ze signaalstoring veroorzaken.

3

U5YUD5D0.book Page 2 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

3

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN

Contactslot/stuurslot

DAU10471 parkeerlicht gaan branden en de motor kan worden gestart. De sleutel kan niet worden uitgenomen.

OPMERKING

De koplamp gaat automatisch branden als de motor wordt gestart en blijft aan totdat de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid, zelfs als de motor afslaat.

blijven nadat de contactsleutel naar “OFF” is gedraaid en dan automatisch uitschakelen.

DAU10681

LOCK

Het stuur is vergrendeld en alle elektrische systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan worden uitgenomen.

Via het contactslot/stuurslot worden het ontstekingssysteem en de verlichtingssystemen bediend en wordt het stuur vergrendeld.

OPMERKING

Gebruik de standaardsleutel (zwart bovendeel) voor het normale gebruik van het voertuig. Bewaar de codeersleutel (rood bovendeel) op een veilige plaats om verlies te voorkomen en gebruik de sleutel uitsluitend voor het opnieuw coderen van de standaardsleutels.

DAU36870

ON

Alle elektrische circuits worden voorzien van stroom; de instrumentenverlichting, het achterlicht, de kentekenverlichting en het

DAU36882

OFF

Alle elektrische systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan worden uitgenomen.

DWA10061

WAARSCHUWING

Draai nooit de sleutel naar “OFF” of

“LOCK” terwijl de machine rijdt. Hierdoor worden de elektrische systemen uitgeschakeld, wat mogelijk kan leiden tot verlies van de controle of een ongeval.

Om het stuur te vergrendelen

OPMERKING

Deze motorfiets is uitgerust met een koelventilator voor de hitteschilden van de uitlaatdemper. De koelventilator bevindt zich onder het zadel. Als de temperatuur van de sensor voor de hitteschilden van de uitlaatdemper hoger is dan 55 °C (131 °F) zal de koelventilator maximaal vijf minuten aan

3-2

1. Drukken.

2. Draaien.

1. Draai het stuur helemaal naar links.

2. Druk de sleutel in de “OFF”-stand in en draai deze dan naar “LOCK”. Houd de sleutel hierbij ingedrukt.

3. Neem de sleutel uit.

U5YUD5D0.book Page 3 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

Om het stuur te ontgrendelen

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN

DCA11020

LET OP

Gebruik de parkeerstand niet gedurende langere tijd, anders kan de accu ontladen raken.

DAU11004

Controle- en waarschuwingslampjes

3

1. Drukken.

2. Draaien.

Druk de sleutel in en draai deze dan naar

“OFF”. Houd de sleutel hierbij ingedrukt.

DAU10941

(Parkeren)

Het stuur is vergrendeld en het achterlicht, de kentekenverlichting en het parkeerlicht branden. De alarmverlichting en richtingaanwijzers kunnen worden ingeschakeld, maar alle andere elektrische systemen zijn uit. De sleutel kan worden uitgenomen.

Het stuur moet zijn vergrendeld om de sleutel naar “ ” te kunnen draaien.

1. Waarschuwingslampje motorstoring “

2. Controlelampje linker richtingaanwijzers “ ”

3. Vrijstandcontrolelampje “ ”

4. Controlelampje startblokkering

5. Controlelampje brandstofniveau “ ”

6. Controlelampje rechter richtingaanwijzers “ ”

7. Controlelampje grootlicht “ ”

DAU11030

Controlelampjes richtingaanwijzers “ ” en “ ”

Het bijbehorende controlelampje knippert terwijl de schakelaar voor richtingaanwijzers naar de linker- of rechterstand is gedrukt.

3-3

U5YUD5D0.book Page 4 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

3

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN

DAU11060

Vrijstandcontrolelampje “ ”

Dit controlelampje brandt terwijl de versnellingsbak in de vrijstand staat.

DAU11080

Controlelampje grootlicht “ ”

Dit controlelampje brandt terwijl de koplamp is ingeschakeld voor grootlicht.

Als het waarschuwingscircuit voor het brandstofniveau een probleem aangeeft, wordt de volgende cyclus herhaald totdat de storing is opgeheven: Het waarschuwingslampje brandstofniveau knippert acht keer en dooft dan gedurende 3.0 seconden.

Als dit zich voordoet, vraag dan een

Yamaha dealer de machine te controleren.

DAU11365

Waarschuwingslampje brandstofniveau “ ”

Dit waarschuwingslampje gaat branden wanneer het brandstofniveau daalt tot beneden ca. 3.0 L (0.79 US gal, 0.66 Imp.gal).

Vul in dat geval zo snel mogelijk brandstof bij.

Het elektrisch circuit voor het waarschuwingslampje controleert u door de sleutel naar “ON” te draaien. Het waarschuwingslampje moet enkele seconden oplichten en dan uitgaan.

Licht het waarschuwingslampje niet meteen op wanneer u de sleutel naar “ON” draait of blijft het lampje branden, laat het elektrisch circuit dan door een Yamaha dealer controleren.

OPMERKING

Dit model is bovendien uitgerust met een zelfdiagnosesysteem voor het circuit van het waarschuwingslampje brandstofniveau.

DAU11534

Waarschuwingslampje motorstoring “ ”

Dit waarschuwingslampje gaat branden of knipperen wanneer er een probleem wordt aangegeven in het elektrisch circuit dat de motor controleert. Vraag in dat geval een

Yamaha dealer het zelfdiagnosesysteem te

controleren. (Zie pagina 3-6 voor uitleg over

de werking van het zelfdiagnosesysteem.)

Het elektrisch circuit voor het waarschuwingslampje controleert u door de sleutel naar “ON” te draaien. Het waarschuwingslampje moet enkele seconden oplichten en dan uitgaan.

Licht het waarschuwingslampje niet meteen op wanneer u de sleutel naar “ON” draait of blijft het lampje branden, laat het elektrisch circuit dan door een Yamaha dealer controleren.

3-4

DAU38623

Controlelampje startblokkering

Het elektrisch circuit voor het controlelampje kan worden gecontroleerd door de sleutel naar “ON” te draaien. Het controlelampje moet enkele seconden oplichten en dan uitgaan.

Licht het controlelampje niet meteen op wanneer u de sleutel naar “ON” draait of blijft het lampje branden, laat het elektrisch circuit dan door een Yamaha dealer controleren.

Als de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid, begint het controlelampje na 30 seconden te knipperen om aan te geven dat het startblokkeersysteem is ingeschakeld. Het controlelampje stopt na 24 uur met knipperen, maar het startblokkeersysteem blijft ingeschakeld.

Dit model is ook uitgerust met een zelfdiagnosesysteem voor het startblokkeersys-

teem. (Zie pagina 3-6 voor uitleg over de

werking van het zelfdiagnosesysteem.)

U5YUD5D0.book Page 5 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

Multifunctioneel display

1. Klok

2. “RESET”-toets

3. Toerenteller

4. “SELECT”-toets

5. Snelheidsmeter

6. Kilometerteller/ritteller/ritteller brandstofreserve

DWA12312

WAARSCHUWING

Zet de machine stil voordat u wijzigingen aanbrengt in de instellingen van het multifunctionele display. Het aanbrengen van wijzigingen tijdens het rijden kan u afleiden en vergroot het risico op een ongeval.

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN

DAU36858

● a toerenteller een kilometerteller twee rittellers (die de afgelegde afstand aangeven sinds de tellers het laatst werden teruggesteld op nul) een ritteller voor brandstofreserve (die de afgelegde afstand aangeeft sinds het waarschuwingslampje brandstofreserve aanging) een klok een voorziening voor zelfdiagnose een helderheidsregeling

OPMERKING

● Vergeet niet de sleutel naar “ON” te draaien voordat u de toets “SELECT”

● en de “RESET”-toetsen gebruikt. Dat hoeft echter niet als u de helderheid wilt instellen.

Alleen voor Groot-Brittannië: Om te wisselen tussen de kilometer- en mijlenweergave van de snelheidsmeter en de kilometerteller/ritteller drukt u de toets “SELECT” minstens twee seconden in.

Toerenteller

1. Toerenteller

2. Rode zone toerenteller

Met de elektrische toerenteller kan de bestuurder het motortoerental controleren en dit binnen het ideale bereik houden.

Als de sleutel naar “ON” wordt gedraaid, slaat de naald van de toerenteller eenmaal helemaal uit tot het hoogste aantal toeren per minuut en keert daarna weer terug naar nul tpm om het elektrische circuit te testen.

DCA10031

LET OP

Laat de motor niet draaien terwijl de toerenteller in de rode zone wijst.

Rode zone: 5500 tpm en hoger

Het multifunctionele display toont de volgende voorzieningen:

● a snelheidsmeter

De toerentellernaald knippert bij het bereiken en overschrijden van het rode gebied.

3-5

3

U5YUD5D0.book Page 6 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

3

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN

Klokweergave Kilometerteller- en rittellermodus Om een ritteller op nul terug te stellen, selecteert u deze door op de toets “SELECT” te drukken en dan de toets “RESET” minstens 1 seconde lang ingedrukt te houden.

Wanneer u de brandstofreserve-ritteller niet zelf met de hand op nul terugstelt, wordt deze automatisch teruggesteld zodra na het tanken 5 km (3 mi) is gereden en verschijnt de vorige weergavemodus weer.

Zelfdiagnosesysteem

1. Klok

Om de klok op tijd te zetten

1. Draai de sleutel naar “ON”.

2. Houd de “SELECT”-toets en de “RES-

ET”-toets tegelijkertijd minstens twee seconden lang ingedrukt.

3. Als de uuraanduiding begint te knipperen, drukt u op de “RESET”-toets om de uren in te stellen.

4. Druk op de “SELECT”-toets en de minutenaanduiding zal gaan knipperen.

5. Druk op de “RESET”-toets om de minuten in te stellen.

6. Druk op de “SELECT”-toets en laat deze dan los om de klok te starten.

1. Kilometerteller/ritteller/ritteller brandstofreserve

Door indrukken van de “SELECT”-toets wisselt de weergave tussen de kilometertellermodus “ODO” en de rittellermodi “TRIP 1” en “TRIP 2”, in de onderstaande volgorde:

ODO → TRIP 1 → TRIP 2 → ODO

Als het waarschuwingslampje brandstofni-

veau aangaat (zie pagina 3-3), wisselt de

weergave automatisch naar de brandstofreserve-rittellermodus “F-TRIP” en wordt de afgelegde afstand vanaf dat punt aangegeven. In dat geval wordt door het indrukken van de “SELECT”-toets in de onderstaande volgorde gewisseld tussen de diverse weergaven van rittellers en kilometerteller:

F-TRIP → TRIP 1 → TRIP 2 → ODO → F-

TRIP

1. Weergave foutcode

Dit model is uitgerust met een zelfdiagnosesysteem voor diverse elektrische circuits.

Als in een van deze circuits een storing wordt gedetecteerd, gaat het waarschuwingslampje motorstoring branden of knipperen en geeft het kilometerteller-

/rittellerdisplay een foutcode weer.

3-6

U5YUD5D0.book Page 7 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

Het zelfdiagnosesysteem detecteert ook storingen in de circuits van het startblokkeersysteem.

Als in de circuits van het startblokkeersysteem een storing wordt gedetecteerd, gaat het controlelampje startblokkering knipperen en geeft het display een foutcode weer.

OPMERKING

Als het display foutcode 52 weergeeft, betreft dit mogelijk een storing in het transpondersignaal. Als deze fout zich voordoet, probeer dan het volgende.

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN tel en beide standaardsleutels naar een Yamaha dealer en laat de standaardsleutels opnieuw coderen.

Als het display foutcodes weergeeft, noteer deze dan en vraag een Yamaha dealer om het voertuig te controleren.

DCA11590

LET OP

Wanneer het display een foutcode aangeeft, moet de machine zo spoedig mogelijk worden gecontroleerd om motorschade te voorkomen.

● het LCD (nummer “2”) de toerentellernaald (nummer “3”)

Selecteer de helderheidsregeling als volgt.

1. Draai de sleutel naar “OFF”.

2. Druk de “SELECT”-toets in en houd deze ingedrukt.

3. Draai de sleutel naar “ON”, wacht vijf seconden en laat dan de “SELECT”toets los.

Nummer “1” wordt weergegeven.

1. Start de motor met behulp van de codeersleutel.

OPMERKING

Houd andere startblokkeersleutels uit de buurt van het contactslot en bewaar niet meer dan één startblokkeersleutel aan dezelfde sleutelring! Startblokkeersleutels kunnen signaalstoring veroorzaken, waardoor de motor mogelijk niet kan worden gestart.

Helderheidsregeling

2. Als de motor start, zet deze dan weer uit en probeer hem opnieuw te starten met de standaardsleutels.

3. Als de motor niet kan worden gestart met een of beide standaardsleutels, breng dan het voertuig, de codeersleu-

1. Toerentellerpaneel

2. LCD

3. Toerentellernaald

Voor de onderstaande componenten kan de helderheid worden ingesteld:

● het toerentellerpaneel (nummer “1”)

3-7

1. Toerentellerpaneel

2. Nummer

3. Helderheidsniveau

4. Stel de helderheid van het toerentellerpaneel in door op de toets “RESET” te drukken.

5. Druk op de toets “SELECT” om het

LCD te selecteren.

Nummer “2” wordt weergegeven.

Stel de helderheid van het LCD in door op de “RESET”-toets te drukken.

3

U5YUD5D0.book Page 8 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN

DAU12331

Antidiefstal-alarmsysteem (optie)

Dit model kan door een Yamaha dealer worden uitgerust met een optioneel antidiefstal-alarmsysteem. Neem contact op met een Yamaha dealer voor nadere informatie.

3

1. LCD

2. Nummer

3. Helderheidsniveau

6. Druk op de toets “SELECT” om de toerentellernaald te selecteren.

Nummer “3” wordt weergegeven.

Stel de helderheid van de toerentellernaald in door op de toets “RESET” te drukken.

1. Toerentellernaald

2. Nummer

3. Helderheidsniveau

7. Druk op de toets “SELECT” om op het multifunctionele display opnieuw de kilometerteller of ritteller weer te geven.

3-8

U5YUD5D0.book Page 9 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN

Stuurschakelaars

Links

1. Lichtsignaalschakelaar “

2. Dimlichtschakelaar “ /

3. Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”

4. Claxonschakelaar “ ”

5. Schakelaar alarmverlichting “ ”

Rechts

1. Noodstopschakelaar “ / ”

2. Startknop “ ”

DAU12348 DAU12350

Lichtsignaalschakelaar “ ”

Druk deze schakelaar in om de koplamp een lichtsignaal te laten afgeven.

DAU12711

Startknop “ ”

Druk deze knop in om via de startmotor de

motor rond te draaien. Zie pagina 5-1 voor

startinstructies voordat u de motor start.

DAU12400

Dimlichtschakelaar “ / ”

Zet deze schakelaar op “ ” voor grootlicht en op “ ” voor dimlicht.

DAU41700

Het waarschuwingslampje voor motorstoring gaat branden als de sleutel naar “ON” wordt gedraaid en de startknop wordt ingedrukt. Dit wijst echter niet op een storing.

DAU12460

Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”

Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan naar rechts aan te geven. Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan naar links aan te geven. Na loslaten keert de schakelaar terug naar de middenstand. Om de richtingaanwijzers uit te schakelen wordt de schakelaar ingedrukt nadat hij is teruggekeerd in de middenstand.

DAU12500

Claxonschakelaar “ ”

Druk deze schakelaar in om een claxonsignaal te geven.

DAU12660

Noodstopschakelaar “ / ”

Zet deze schakelaar voor u de motor start op “ ”. Zet deze schakelaar op “ ” om de motor direct uit te schakelen in een noodgeval, zoals wanneer de machine omslaat of als de gaskabel blijft hangen.

Schakelaar alarmverlichting “ ”

DAU12733

Met de sleutel in de stand “ON” of “ ” kan deze schakelaar worden gebruikt voor het inschakelen van de alarmverlichting (gelijktijdig knipperen van alle richtingaanwijzers).

De alarmverlichting wordt gebruikt in een noodgeval of om andere verkeersdeelnemers te waarschuwen als uw machine stilstaat in een mogelijk gevaarlijke verkeerssituatie.

LET OP

DCA10061

Gebruik de alarmverlichting niet gedurende langere tijd als de motor niet draait omdat hierdoor de accu kan ontladen.

3-9

3

3

U5YUD5D0.book Page 10 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN

Koppelingshendel

DAU12830 houden. Controleer of het correcte instelpunt op het stelwiel tegenover het pijlteken op de koppelingshendel staat.

De koppelingshendel is voorzien van een sperschakelaar die deel uitmaakt van het

startspersysteem. (Zie pagina 3-21.)

Schakelpedaal

1. Koppelingshendel

2. Pijlteken

3. Stelwiel voor afstelpositie koppelingshendel

4. Afstand tussen koppelingshendel en stuurgreep

De koppelingshendel bevindt zich aan de linkerstuurgreep. Trek de hendel naar het stuur toe om de koppeling te ontkoppelen.

Laat de hendel los om de koppeling te laten aangrijpen. Voor een soepele werking van de koppeling moet de hendel snel ingetrokken worden en langzaam worden losgelaten.

De koppelingshendel is voorzien van een stelwiel voor het instellen van de stand van de koppelingshendel. Verstel de afstand tussen de koppelingshendel en de stuurgreep door het stelwiel te verdraaien terwijl de hendel van het stuur vandaan wordt ge-

DAU12870

1. Schakelpedaal

Het schakelpedaal bevindt zich aan de linkerzijde van de motor en wordt in combinatie met de koppelingshendel gebruikt bij het schakelen van de versnellingen van de 5traps constant-mesh versnellingsbak op deze motorfiets.

3-10

U5YUD5D0.book Page 11 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

Remhendel

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN

DAU13074 DAU33851

Rempedaal

DAU12941

Tankdop

1. Remhendel

2. Stelknop voor afstelpositie van remhendel

3. Afstand tussen remhendel en stuurgreep

4. “ ”-merkteken

De remhendel bevindt zich aan de rechterstuurgreep. Trek de hendel naar het stuur toe om de voorrem te bekrachtigen.

De remhendel is voorzien van een stelknop voor de positie van de remhendel. Om de afstand tussen de remhendel en de stuurgreep af te stellen, wordt de stelknop gedraaid terwijl de hendel van het stuur vandaan wordt gehouden. Als de gewenste positie is bereikt, stel deze dan in door een groef op de stelknop uit te lijnen met het merkteken “ ” op de remhendel.

1. Rempedaal

Het rempedaal bevindt zich aan de rechterzijde van de motorfiets. Trap op het rempedaal om de achterrem te bekrachtigen.

1. Slotplaatje tankdop

2. Ontgrendelen.

Openen van de tankdop

Open het slotplaatje op de tankdop, steek de sleutel in het slot en draai hem dan 1/4 slag rechtsom. Het slot wordt ontgrendeld en de tankdop kan worden verwijderd.

Sluiten van de tankdop

1. Druk de tankdop in positie met de sleutel in het slot.

2. Draai de sleutel linksom naar de oorspronkelijke positie, neem hem uit en sluit dan het slotplaatje.

3-11

3

U5YUD5D0.book Page 12 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

3

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN

OPMERKING

De tankdop kan alleen worden gesloten met de sleutel in het slot. Bovendien kan de sleutel niet worden uitgenomen als de tankdop niet correct gesloten en vergrendeld is.

DWA11091

WAARSCHUWING

Na het tanken moet de tankdop goed worden aangedraaid. Door brandstoflekkage ontstaat brandgevaar.

DAU13221

Brandstof

Controleer of er voldoende brandstof in de brandstoftank aanwezig is.

DWA10881

WAARSCHUWING

Benzine en benzinedampen zijn zeer brandbaar. Volg de onderstaande instructies om brand en ontploffing te voorkomen en het letselrisico tijdens het tanken te verlagen.

1. Zet alvorens te tanken de motor af en zorg dat er niemand op de machine zit.

Rook nooit tijdens het tanken en tank nooit in de nabijheid van vonken, open vuur of andere ontstekingsbronnen zoals de waakvlammen van geisers en kledingdrogers.

2. Maak de brandstoftank niet te vol.

Steek bij het tanken het vulpistool goed in de vulopening van de brandstoftank. Stop met vullen zodra de brandstof de onderkant van de vulhals heeft bereikt. Omdat brandstof uitzet als deze warm wordt, kan de warmte van de motor of de zon ervoor zorgen dat brandstof uit de brandstoftank stroomt.

1. Vulpijp brandstoftank

2. Brandstofniveau

3. Veeg uitgestroomde brandstof onmiddellijk af. LET OP: Veeg gemorste brandstof onmiddellijk af met een schone, droge, zachte doek, aangezien de brandstof de gelakte oppervlakken en kunststof delen kan aantasten.

[DCA10071]

4. Draai de tankdop stevig vast.

DWA15151

WAARSCHUWING

Benzine is giftig en kan letsel of overlijden veroorzaken. Spring zorgvuldig om met benzine. Probeer nooit om benzine via de mond over te hevelen. Roep onmiddellijk medische hulp in nadat u benzine heeft ingeslikt, veel benzinedamp heeft ingeademd of benzine in uw ogen heeft gekregen. Als benzine op uw huid

3-12

U5YUD5D0.book Page 13 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN terechtkomt, was deze dan af met water en zeep. Als u benzine op uw kleding morst, trek dan andere kleding aan.

vrije benzine te gebruiken gaan bougies langer mee en blijven de onderhoudskosten beperkt.

DAU34072

Tankbeluchtingsslang/overloopslang

DAU33501

Voorgeschreven brandstof:

UITSLUITEND NORMALE LOOD-

VRIJE BENZINE

Inhoud brandstoftank:

15.0 L (3.96 US gal, 3.30 Imp.gal)

Hoeveelheid reservebrandstof (als het waarschuwingslampje brandstofniveau gaat branden):

3.0 L (0.79 US gal, 0.66 Imp.gal)

DCA11400

LET OP

Gebruik uitsluitend loodvrije benzine.

Loodhoudende benzine veroorzaakt ernstige schade aan inwendige motoronderdelen als kleppen en zuigerveren en ook aan het uitlaatsysteem.

Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het gebruik van normale loodvrije benzine met een octaangetal van RON 91 of hoger. Als de motor gaat detoneren (pingelen), gebruik dan benzine van een ander merk of gebruik loodvrije superbenzine. Door lood-

1. Tankbeluchtingsslang/overloopslang

2. Stroomlijnpaneel

Alvorens de motorfiets te gebruiken:

● Controleer de aansluiting van de tankbeluchtingsslang/overloopslang.

● Controleer de tankbeluchtingsslang/overloopslang op scheuren of beschadiging en vervang indien nodig.

● Controleer of het uiteinde van de tankbeluchtingsslang/overloopslang niet

● verstopt is en reinig indien nodig.

Zorg dat het uiteinde van de tankbeluchtingsslang/overloopslang buiten het stroomlijnpaneel geplaatst is.

3

3-13

U5YUD5D0.book Page 14 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

3

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN

DAU13445

Uitlaatkatalysatoren

Dit voertuig is uitgerust met uitlaatkatalysatoren in het uitlaatsysteem.

DWA10862

WAARSCHUWING

Het uitlaatsysteem is heet nadat de motor heeft gedraaid. Let op het volgende om brandgevaar of brandwonden te voorkomen:

● Parkeer de machine nooit nabij brandgevaarlijke stoffen, zoals op gras of op ander materiaal dat ge-

● makkelijk vlam vat.

Parkeer de machine op een plek waar voetgangers of kinderen niet

● gemakkelijk met het hete uitlaatsysteem in aanraking kunnen komen.

Controleer of het uitlaatsysteem is afgekoeld alvorens onderhoudswerkzaamheden uit te voeren.

Laat de motor niet langer dan enkele minuten stationair draaien. Lang stationair draaien kan leiden tot oververhitting.

DCA10701

LET OP

Gebruik uitsluitend loodvrije benzine. Bij gebruik van loodhoudende benzine zal onherstelbare schade worden toegebracht aan de uitlaatkatalysator.

Zadel

DAU36692

Verwijderen van het zadel

1. Steek de sleutel in het zadelslot en draai rechtsom.

1. Zadelslot

2. Ontgrendelen.

2. Trek het zadel los.

Aanbrengen van het zadel

1. Steek de uitsteeksels in de zadelbevestiging zoals afgebeeld.

3-14

U5YUD5D0.book Page 15 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN

1. Zadelbevestiging

2. Uitsteeksel

2. Druk het zadel in het midden omlaag om het te vergrendelen.

3. Neem de sleutel uit.

OPMERKING

Controleer of het zadel stevig is vergrendeld alvorens te gaan rijden.

DAU48091

Voorvork afstellen

DWA10180

WAARSCHUWING

Geef beide vorkpoten steeds dezelfde afstelling, anders kan slecht weggedrag en verminderde rijstabiliteit het gevolg zijn.

Deze voorvork is uitgerust met stelbouten voor veervoorspanning, stelbouten voor uitveerdemping en stelbouten voor inveerdemping.

DCA10101

LET OP

Probeer nooit voorbij de maximum- of minimuminstellingen te draaien om schade aan het mechanisme te voorkomen.

È

beelding “A”, draai dan de stelbout in de richting (b) totdat de uitlijnmerktekens zijn uitgelijnd.

2

1

(b)

(a)

1. Stelbout veervoorspanning

2. Uitlijnmerktekens

Draai voor de standaardinstelling de stelbout 7 volledige slagen in de richting (b) en zorg ervoor dat de uitlijnmerktekens zijn uitgelijnd.

Veervoorspanning

Om de veervoorspanning te wijzigen moet het instelmechanisme eerst naar de standaardinstelling worden gedraaid.

Draai om de standaardinstelling te vinden de stelbout op beide vorkpoten in de richting

(a) tot aan de aanslag en controleer dan de positie van het uitlijnmerkteken.

a. Als het uitlijnmerkteken op de stelbout voorbij het uitlijnmerkteken op de vorkpootdop staat zoals aangegeven in af-

3-15

3

U5YUD5D0.book Page 16 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

3

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN

1

(b)

Draai voor de standaardinstelling de stelbout 6 volledige slagen in de richting (b) en zorg ervoor dat de uitlijnmerktekens zijn uitgelijnd.

2

(a)

1

(b)

Afstelling veervoorspanning:

Minimum (zacht):

7 volledige slagen in de richting (b) vanaf de standaardinstelling

Standaard:

Zie bovenstaande uitleg.

Maximum (hard):

6 volledige slagen in de richting (a) vanaf de standaardinstelling

1. Stelbout veervoorspanning

2. Uitlijnmerktekens b. Als het uitlijnmerkteken op de stelbout vóór het uitlijnmerkteken op de vorkpootdop staat zoals aangegeven in afbeelding “B”, draai dan de stelbout in de richting (b) totdat de uitlijnmerktekens zijn uitgelijnd.

É

2 (b)

1

1. Stelbout veervoorspanning

2. Uitlijnmerktekens

(a)

2

(a)

1. Stelbout veervoorspanning

2. Uitlijnmerktekens

Draai om de veervoorspanning te verhogen en zo de vering stugger te maken de stelbout vanaf de standaardinstelling in de richting (a) en zorg ervoor dat u de bout steeds een volledige slag draait, zodat de uitlijnmerktekens zijn uitgelijnd.

Draai om de veervoorspanning te verlagen en zo de vering zachter te maken de stelbout vanaf de standaardinstelling in de richting (b) en zorg ervoor dat u de bout steeds een volledige slag draait, zodat de uitlijnmerktekens zijn uitgelijnd.

OPMERKING

Als gevolg van kleine productieverschillen kunnen de posities van de uitlijnmerktekens op de vorkpootdoppen iets afwijken van de afbeeldingen.

Uitveerdemping

(b)

(a)

1

1. Stelbout voor uitveerdemping

3-16

U5YUD5D0.book Page 17 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN

Draai om de uitveerdemping te verhogen en zo de vering stugger te maken de stelbout op beide vorkpoten in de richting (a). Draai om de uitveerdemping te verlagen en zo de vering zachter te maken de stelbout op beide vorkpoten in de richting (b).

Draai om de inveerdemping te verhogen en zo de vering stugger te maken de stelbout op beide vorkpoten in de richting (a). Draai om de inveerdemping te verlagen en zo de vering zachter te maken de stelbout op beide vorkpoten in de richting (b).

Afstelling uitveerdemping:

Minimum (zacht):

17 klik(ken) in de richting (b)*

Standaard:

10 klik(ken) in de richting (b)*

Maximum (hard):

1 klik(ken) in de richting (b)*

* Met de stelbout volledig gedraaid in de richting (a)

Afstelling inveerdemping:

Minimum (zacht):

20 klik(ken) in de richting (b)*

Standaard:

10 klik(ken) in de richting (b)*

Maximum (hard):

1 klik(ken) in de richting (b)*

* Met de stelbout volledig gedraaid in de richting (a)

LET OP

DAU48080

Schokdemperunit afstellen

Deze schokdemperunit is uitgerust met een stelmoer voor de veervoorspanning, een stelknop voor de uitgaande demping en een stelschroef voor de ingaande demping.

DCA10101

Probeer nooit voorbij de maximum- of minimuminstellingen te draaien om schade aan het mechanisme te voorkomen.

Veervoorspanning

Stel de veervoorspanning als volgt af.

1. Draai de borgmoer los.

Inveerdemping

1

(b)

(a)

1. Stelbout voor inveerdemping

OPMERKING

Door kleine productieafwijkingen zal het totale aantal klikken van een instelmechanisme voor veerdemping niet altijd exact met bovenstaande specificaties overeenkomen; het werkelijke aantal klikken vormt echter wel altijd het complete instelbereik. Voor een nauwkeurige instelling is het aan te raden het aantal klikken van elk veerdempingsinstelmechanisme te controleren en de specificaties dienovereenkomstig aan te passen.

1. Stelmoer veervoorspanning

2. Borgmoer

1

2

3

3-17

U5YUD5D0.book Page 18 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

3

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN

2. Draai om de veervoorspanning te verhogen en zo de vering stugger te maken de stelmoer in de richting (a).

Draai om de veervoorspanning te verlagen en zo de vering zachter te maken de stelmoer in de richting (b).

● Verricht de afstelling met de speciale sleutel, die bij aankoop van het voertuig apart is meegele-

● verd.

Bevestig het verlengstuk uit de boordgereedschapsset aan de speciale sleutel.

De afstelling voor veervoorspanning wordt gecontroleerd door de afstand A te meten, zoals getoond in de afbeelding. Hoe langer de afstand A, hoe lager de veervoorspanning; hoe korter de afstand A, hoe hoger de veervoorspanning.

1

2

1. Speciale sleutel

2. Verlengstuk

(a)

1

(b)

3. Draai de borgmoer vast met het voorgeschreven aanhaalmoment. LET

OP: Draai altijd de borgmoer tegen de stelmoer en zet de borgmoer dan vast met het voorgeschreven aanhaalmoment.

[DCA10121]

Aanhaalmoment:

Borgmoer:

25 Nm (2.5 m·kgf, 18 ft·lbf)

Uitgaande demping

Draai om de uitgaande demping te verhogen en zo de vering stugger te maken de stelknop in de richting (a). Draai om de uitgaande demping te verlagen en zo de vering zachter te maken de stelknop in de richting (b).

(b) 1

1. Afstand A

Veervoorspanning:

Minimum (zacht):

Afstand A = 165 mm (6.50 in)

Standaard:

Afstand A = 160 mm (6.30 in)

Maximum (hard):

Afstand A = 152 mm (5.98 in)

3-18

(a)

1. Stelknop voor uitveerdemping

U5YUD5D0.book Page 19 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN

Afstelling uitgaande demping:

Minimum (zacht):

23 klik(ken) in de richting (b)*

Standaard:

18 klik(ken) in de richting (b)*

Maximum (hard):

13 klik(ken) in de richting (b)*

* Met de stelknop volledig gedraaid in de richting (a)

Ingaande demping

Draai om de ingaande demping te verhogen en zo de vering stugger te maken de stelschroef in de richting (a). Draai om de ingaande demping te verlagen en zo de vering zachter te maken de stelschroef in de richting (b).

Afstelling ingaande demping:

Minimum (zacht):

18 klik(ken) in de richting (b)*

Standaard:

13 klik(ken) in de richting (b)*

Maximum (hard):

8 klik(ken) in de richting (b)*

* Met de stelschroef volledig gedraaid in de richting (a)

OPMERKING

Om een nauwkeurige afstelling te bereiken, is het raadzaam om het aantal klikken of slagen te tellen waarmee elk afstelmechanisme van de demping wordt verdraaid. Het kan voorkomen dat dit afstelbereik vanwege kleine productieverschillen niet exact overeenkomt met de opgegeven specificaties.

Stel de schokdemperunit niet bloot aan open vuur of een andere hittebron. Hierdoor kan de gasdruk zo hoog oplopen dat de unit explodeert.

Voorkom vervorming of beschadiging van de cilinder. Schade aan de cilinder zal resulteren in slechte dempingsprestaties.

Werp een beschadigde of versleten schokdemperunit niet zelf weg.

Breng de schokdemperunit voor elk onderhoud naar een Yamahadealer.

(a)

(b)

1

1. Stelschroef voor inveerdemping

DWA10221

WAARSCHUWING

Deze schokdemperunit is gevuld met stikstofgas onder hoge druk. Lees de onderstaande informatie zorgvuldig door alvorens werkzaamheden uit te voeren aan de schokdemperunit.

● Probeer de gascilinder niet te openen en blijf er verder vanaf.

3

3-19

U5YUD5D0.book Page 20 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

3

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN

Bagageriembevestiging

1. Haak

2. Bagageriembevestiging

Er zijn vier bagageriemhouders aangebracht aan de onderzijde van het zadel. Om deze riemhouders te gebruiken moet het zadel worden verwijderd, de riemen van de haken worden losgehaakt en het zadel weer worden aangebracht terwijl de riemen

eronder vrijhangen. (Zie pagina 3-14.)

DAU36700 DAU15281

EXUP-systeem

Dit model is uitgerust met het Yamaha

EXUP-systeem (regelsysteem voor uitlaatdruk). Dit systeem verhoogt het motorvermogen door een klep die de diameter van de uitlaatpijp reguleert. De stand van de

EXUP-klep wordt door een computergestuurde servomotor constant aangepast overeenkomstig het motortoerental.

DCA10191

LET OP

Het EXUP-systeem werd afgesteld en uitgebreid getest op de Yamaha fabriek. Als deze afstellingen worden gewijzigd zonder dat voldoende technische kennis aanwezig is, kan de werking van de motor achteruitgaan of wordt de motor beschadigd.

Als het EXUP-systeem niet hoorbaar is wanneer contact is gemaakt, laat het dan door een Yamaha dealer controleren.

DAU15301

Zijstandaard

De zijstandaard bevindt zich aan de linkerzijde van het frame. Trek of druk de zijstandaard met uw voet omhoog of omlaag terwijl u de machine rechtop houdt.

OPMERKING

De ingebouwde sperschakelaar voor de zijstandaard maakt deel uit van het startspersysteem, dat in bepaalde situaties de werking van het ontstekingssysteem blokkeert. (Zie hierna voor een nadere uitleg over het startspersysteem.)

DWA10240

WAARSCHUWING

Met de machine mag nooit worden gereden terwijl de zijstandaard omlaag staat of niet behoorlijk kan worden opgetrokken (of niet omhoog blijft), anders kan de zijstandaard de grond raken en zo de bestuurder afleiden, waardoor de machine mogelijk onbestuurbaar wordt. Het

Yamaha startspersysteem is ontworpen om de bestuurder te helpen bij zijn verantwoordelijkheid de zijstandaard op te trekken alvorens weg te rijden. Controleer dit systeem daarom regelmatig zo-

3-20

U5YUD5D0.book Page 21 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN als hierna beschreven en laat het repareren door een Yamaha dealer als de werking niet naar behoren is.

DAU44892

Startspersysteem

Het startspersysteem (waarvan de zijstandaardschakelaar, de koppelingshendelschakelaar en de vrijstandschakelaar deel uitmaken) heeft de volgende functies.

● Het verhindert starten wanneer de versnellingsbak in een versnelling is ge-

● schakeld en de zijstandaard is opgeklapt, terwijl de koppelingshendel niet is ingetrokken.

Het verhindert starten wanneer de versnellingsbak in een versnelling is geschakeld en de koppelingshendel is ingetrokken, terwijl de zijstandaard nog omlaag staat.

● Het schakelt een draaiende motor uit wanneer de versnellingsbak in een versnelling staat en de zijstandaard omlaag wordt bewogen.

Controleer de werking van het startspersysteem regelmatig volgens de onderstaande procedure.

3

3-21

U5YUD5D0.book Page 22 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

3

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN

Met de motor uit:

1. Beweeg de zijstandaard omlaag.

3. Draai de sleutel naar aan.

4. Schakel de versnellingsbak in de vrijstand.

5. Druk op de startknop.

Start de motor?

JA NEE

Met de motor nog aan:

6. Beweeg de zijstandaard omhoog.

7. Knijp de koppelingshendel in en houd deze vast.

8. Schakel de versnellingsbak in een versnellingsstand.

9. Beweeg de zijstandaard omlaag.

Slaat de motor af?

JA NEE

Als de motor is afgeslagen:

10. Beweeg de zijstandaard omhoog.

11. Knijp de koppelingshendel in en houd deze vast.

12. Druk op de startknop.

Start de motor?

JA NEE

Het systeem is in orde. De motorfiets mag worden gebruikt.

WAARSCHUWING

Als zich een storing voordoet, vraag dan alvorens te gaan rijden een Yamaha dealer het systeem te controleren.

De vrijstandschakelaar werkt mogelijk niet goed.

Rijd niet met de motorfiets voordat deze is nagekeken door een Yamaha dealer.

De zijstandaardschakelaar werkt mogelijk niet goed.

Rijd niet met de motorfiets voordat deze is nagekeken door een Yamaha dealer.

De koppelingsschakelaar werkt mogelijk niet goed.

Rijd niet met de motorfiets voordat deze is nagekeken door een Yamaha dealer.

3-22

U5YUD5D0.book Page 1 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

VOOR UW VEILIGHEID – CONTROLES VOOR HET RIJDEN

DAU15596

Inspecteer uw machine voor elk gebruik om te waarborgen dat deze in een veilige werkende staat is. Volg altijd de schema’s en procedures voor inspectie en onderhoud in de gebruikershandleiding.

DWA11151

WAARSCHUWING

Onvoldoende inspectie of onderhoud van de machine vergroot het risico op ongeval of schade. Rijd niet met de machine als u een probleem hebt gevonden. Als een probleem niet kan worden opgelost via de procedures in deze handleiding, laat de machine dan nazien door een Yamaha dealer.

Controleer voor het gebruik van deze machine de volgende punten:

ITEM CONTROLES

Brandstof

Motorolie

Voorrem

• Controleer het brandstofniveau in de brandstoftank.

• Vul indien nodig brandstof bij.

• Controleer de brandstofleiding op lekkage.

• Controleer het olieniveau in het oliereservoir.

• Vul indien nodig het aanbevolen type olie bij tot aan het voorgeschreven niveau.

• Controleer de machine op olielekkage.

• Controleer de werking.

• Als de koppeling zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het hydraulisch systeem te ontluchten.

• Controleer de remblokken op slijtage.

• Vervang indien nodig.

• Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.

• Vul indien nodig het aanbevolen type remvloeistof bij tot aan het voorgeschreven niveau.

• Controleer het hydraulisch systeem op lekkage.

PAGINA

3-12

6-10

6-18, 6-18

4

4-1

U5YUD5D0.book Page 2 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

4

VOOR UW VEILIGHEID – CONTROLES VOOR HET RIJDEN

Achterrem

Koppeling

Gasgreep

ITEM

Bedieningskabels

Aandrijfketting

Wielen en banden

Rem- en schakelpedalen

Rem- en koppelingshendels

CONTROLES

• Controleer de werking.

• Als de koppeling zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het hydraulisch systeem te ontluchten.

• Controleer de remblokken op slijtage.

• Vervang indien nodig.

• Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.

• Vul indien nodig het aanbevolen type remvloeistof bij tot aan het voorgeschreven niveau.

• Controleer het hydraulisch systeem op lekkage.

• Controleer de werking.

• Als de koppeling zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het hydraulisch systeem te ontluchten.

• Controleer het hydraulisch systeem op lekkage.

• Controleer of de werking soepel is.

• Controleer de vrije slag van de kabel.

• Vraag indien nodig de Yamaha dealer om de vrije slag van de kabel af te stellen, en de kabel en het kabelhuis te smeren.

• Controleer of de werking soepel is.

• Smeer indien nodig.

• Controleer of de ketting correct is aangespannen.

• Stel indien nodig bij.

• Controleer de conditie van de ketting.

• Smeer indien nodig.

• Controleer op schade.

• Controleer de conditie van de band en de profieldiepte.

• Controleer de bandspanning.

• Corrigeer indien nodig.

• Controleer of de werking soepel is.

• Smeer indien nodig de pedaalscharnierpunten.

• Controleer of de werking soepel is.

• Smeer indien nodig de hendelscharnierpunten.

4-2

PAGINA

6-18, 6-18

6-17

6-14, 6-22

6-21

6-20, 6-21

6-14, 6-17

6-22

6-22

U5YUD5D0.book Page 3 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

Zijstandaard

ITEM

Framebevestigingen

Instrumenten, verlichting, signaleringssysteem en schakelaars

Zijstandaardschakelaar

VOOR UW VEILIGHEID – CONTROLES VOOR HET RIJDEN

CONTROLES

• Controleer of de werking soepel is.

• Smeer indien nodig het scharnierpunt.

• Controleer of alle moeren, bouten en schroeven stevig zijn vastgezet.

• Zet indien nodig vast.

• Controleer de werking.

• Corrigeer indien nodig.

• Controleer de werking van het startspersysteem.

• Als het systeem niet correct werkt, vraag dan een Yamaha dealer de machine te controleren.

PAGINA

6-23

3-20

4

4-3

U5YUD5D0.book Page 1 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

5

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE

DAU15951

Lees de gebruikershandleiding zorgvuldig door om u vertrouwd te maken met alle bedieningselementen. Als u de werking van een functie of bedieningselement niet begrijpt, vraag dan uw Yamaha dealer om uitleg.

DWA10271

WAARSCHUWING

Een onvoldoende vertrouwdheid met de bedieningselementen kan leiden tot verlies van de controle, met mogelijk een ongeval of letsel tot gevolg.

OPMERKING

Dit model is uitgerust met:

● een hellingshoeksensor, waarbij de motor afslaat bij kanteling. In dat geval wordt op het multifunctionele display foutcode 30 weergegeven, maar dit betreft geen storing. Draai de sleutel

● naar “OFF” en vervolgens naar “ON” om de foutcode te wissen. Als u dat niet doet zal de motor niet starten, ondanks dat de motor wordt aangezwengeld als u op de startknop drukt.

een automatische motorstop. De motor stopt automatisch als deze 30 minuten stationair draait. In dat geval wordt op het multifunctionele display foutcode 70 weergegeven en gaat het waarschuwingslampje motorstoring “ ” branden, maar dit betreft geen storing. Druk op de startschakelaar om de foutcode te wissen en de motor opnieuw te starten.

DAU46990 DAU36743

Starten van de motor

Door het startspersysteem is starten alleen mogelijk als aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

● De versnellingsbak staat in de vrijstand.

● De versnellingsbak staat in een versnelling geschakeld terwijl de koppelingshendel is ingetrokken en de zijstandaard is opgeklapt.

Zie pagina 3-21 voor meer informatie.

1. Draai de contactsleutel naar “ON” en controleer of de noodstopschakelaar op “ ” is gezet.

De volgende waarschuwingslampjes en het controlelampje moeten enkele seconden oplichten en dan uitgaan.

● Waarschuwingslampje brandstofniveau

● Waarschuwingslampje motorstoring

● Controlelampje startblokkering

DCA11831

LET OP

Als een waarschuwings- of controle-

lampje niet dooft, zie dan pagina 3-3

voor een controle van het circuit van het betreffende waarschuwings- of controlelampje.

5-1

U5YUD5D0.book Page 2 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE

2. Schakel de versnellingsbak in de vrij-

stand. (Zie pagina 5-2.) Het vrijstand-

controlelampje moet gaan branden.

Als dit niet gebeurt, vraag dan een

Yamaha dealer het elektrische circuit na te kijken.

3. Start de motor door de startknop in te drukken. LET OP: Trek voor een maximale levensduur van de motor nooit hard op als de motor koud is!

[DCA11041]

Als de motor niet wil starten, laat dan de startknop los, wacht een paar seconden en probeer het dan opnieuw.

Iedere startpoging moet zo kort mogelijk duren om de accu te sparen. Laat de startmotor nooit langer dan tien seconden achtereen draaien.

Schakelen

DAU16671

1. Schakelpedaal

2. Vrijstand

Door de versnellingen te schakelen kunt u het beschikbare motorvermogen doseren bij het wegrijden, optrekken, tegen een helling oprijden etc.

De schakelstanden worden getoond in de afbeelding.

OPMERKING

Om de versnellingsbak in de vrijstand te schakelen wordt het schakelpedaal enkele malen ingetrapt totdat het einde van de slag bereikt is, waarna het pedaal iets wordt opgetrokken.

DCA10260

LET OP

Rijd niet lange tijd met afgezette motor, ook niet met de versnellingsbak in de vrijstand, en sleep de motorfiets niet over lange afstanden.

De versnellingsbak wordt alleen afdoende gesmeerd terwijl de motor draait. Door onvoldoende smering kan de versnellingsbak worden beschadigd.

Gebruik altijd de koppeling om de versnellingsbak te schakelen om zo schade aan de motor, de versnellingsbak en de aandrijving te voorkomen; door hun constructie zijn deze niet bestand tegen de schokken die optreden bij belast schakelen.

5

5-2

U5YUD5D0.book Page 3 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

5

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE

DAU16810

Tips voor een zuinig brandstofverbruik

Het brandstofverbruik is vooral afhankelijk van uw rijstijl. Hierna volgen enkele tips om het brandstofverbruik te verlagen:

● Schakel snel en soepel door en vermijd hoge toerentallen terwijl u accele-

● reert.

Geef geen gas tijdens het terugschakelen en voorkom dat de motor onbelast met een hoog toerental draait.

● Laat de motor niet langdurig stationair draaien maar zet hem af (bijvoorbeeld in files, bij stoplichten of bij spoorwegovergangen).

DAU16841

Inrijperiode

De belangrijkste periode in de levensduur van het motorblok is de tijd tussen 0 en

1600 km (1000 mi). Lees daarom de volgende informatie aandachtig door.

Omdat het motorblok gloednieuw is, mag dit de eerste 1600 km (1000 mi) niet te zwaar worden belast. De verschillende onderdelen van de motor slijten op elkaar in totdat de juiste bedrijfsspelingen zijn bereikt. Rijd tijdens deze periode nooit langdurig volgas en vermijd ook andere manoeuvres die tot oververhitting van de motor kunnen leiden.

DAU17083

DCA10310

LET OP

Voer het toerental niet zover op dat de toerenteller in de rode zone wijst.

Als tijdens de inrijperiode motorschade optreedt, vraag dan direct een Yamaha dealer de machine te controleren.

OPMERKING

Tijdens en na de inrijperiode van de motor kan door de hitte van de uitlaatgassen de uitlaatpijp iets verkleuren, maar dit is volkomen normaal.

0–1000 km (0–600 mi)

Laat de motor niet langdurig meer dan 2800 tpm maken. LET OP: Na 1000 km (600 mi) moet de motorolie worden ververst en moet de oliefilterpatroon of het oliefilterelement worden vervangen.

[DCA10302]

1000–1600 km (600–1000 mi)

Laat de motor niet langdurig meer dan 3300 tpm draaien.

1600 km (1000 mi) en verder

De machine kan nu normaal worden gebruikt.

5-3

U5YUD5D0.book Page 4 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

DAU17213

Parkeren

Zet om te parkeren de motor af en neem dan de sleutel uit het contactslot.

DWA10311

WAARSCHUWING

De motor en het uitlaatsysteem kunnen zeer heet worden, parkeer dus op een plek waar voetgangers of kinderen niet gemakkelijk met deze onderdelen in aanraking kunnen komen en brandwonden kunnen oplopen.

Parkeer nooit op een helling of een zachte ondergrond, hierdoor kan de machine kantelen met mogelijk brandstoflekkage en brand tot gevolg.

Parkeer niet nabij gras of andere brandbare materialen die vlam zouden kunnen vatten.

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE

5

5-4

U5YUD5D0.book Page 1 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

6

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN

DAU17241

Door periodiek inspecties, afstellingen en smeerbeurten uit te laten voeren, zorgt u ervoor dat uw machine in zo veilig en efficiënt mogelijke conditie blijft. De eigenaar/bestuurder van de machine is verplicht de optimale veiligheid te waarborgen. Op de volgende pagina’s wordt de belangrijkste informatie met betrekking tot inspecties, afstellingen en smeerbeurten gegeven.

De intervalperioden vermeld in het periodieke smeer- en onderhoudsschema moeten worden beschouwd als een algemene richtlijn onder normale rijcondities. Het is echter mogelijk dat de intervalperioden voor onderhoud moeten worden verkort afhankelijk van het weer, het terrein, de geografische locatie en individueel gebruik.

DWA10321

WAARSCHUWING

Het niet of onjuist uitvoeren van onderhoud aan de machine vergroot het risico op letsel of overlijden tijdens het uitvoeren van onderhoud of het rijden met de machine. Als u niet bekend bent met voertuigonderhoud, laat het onderhoud dan uitvoeren door uw Yamaha dealer.

DWA15121

WAARSCHUWING

Zet voor het uitvoeren van onderhoud de motor af tenzij anders aangegeven.

● Een draaiende motor heeft bewegende delen die lichaamsdelen of kleding kunnen grijpen en elektri-

● sche onderdelen die schokken of brand kunnen veroorzaken.

Het laten draaien van de motor tijdens het uitvoeren van onderhoud kan leiden tot oogletsel, brandwonden, brand of koolmonoxidevergiftiging, mogelijk met de dood tot

gevolg. Zie pagina 1-1 voor meer in-

formatie over koolmonoxide.

Boordgereedschapsset

DAU39691

1. Boordgereedschapsset

De boordgereedschapsset bevindt zich aan

de onderkant van het zadel. (Zie pagina

3-14.)

De onderhoudsinformatie in deze handleiding en het gereedschap in de boordgereedschapsset zijn bedoeld om u te ondersteunen bij het uitvoeren van preventief onderhoud en kleinere reparaties. Voor de correcte uitvoering van bepaalde onderhoudswerkzaamheden kan echter het gebruik van extra gereedschap zoals een momentsleutel vereist zijn.

6-1

U5YUD5D0.book Page 2 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

OPMERKING

Laat een Yamaha dealer onderhoud verrichten als u niet beschikt over het gereedschap of de ervaring die voor bepaalde werkzaamheden vereist zijn.

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN

6

6-2

U5YUD5D0.book Page 3 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN

DAU46861

OPMERKING

● De jaarlijkse controles horen eenmaal per jaar te worden uitgevoerd, behalve wanneer in plaats daarvan een onder-

● houdsbeurt op kilometerbasis of, voor Groot-Brittannië, op mijlbasis wordt verricht.

Herhaal de onderhoudsintervallen vanaf 50000 km (30000 mi), beginnend vanaf 10000 km (6000 mi).

Werkzaamheden gemarkeerd met een asterisk horen te worden uitgevoerd door een Yamaha dealer, omdat hiertoe speciaal gereedschap, technische gegevens en vakmanschap vereist zijn.

6

DAU46910

Periodiek onderhoudsschema voor het uitstootcontrolesysteem

KILOMETERSTAND

NR.

ITEM

CONTROLE OF ONDER-

HOUDSBEURT 1000 km

(600 mi)

10000 km

(6000 mi)

20000 km

(12000 mi)

30000 km

(18000 mi)

40000 km

(24000 mi)

JAARLIJK-

SE CON-

TROLE

1 * Brandstofleiding

2 * Bougies

3 * Ventielen

• Controleer de brandstofslangen op scheurtjes of beschadigingen.

• Controleer de conditie.

• Reinigen en elektrodenafstand afstellen.

• Vervangen.

• Controleer de klepspeling.

• Afstellen.

4 *

Brandstofinjectiesysteem

5 *

Uitlaatdemper en uitlaatpijp

• Stel de synchronisatie af.

• Controleer of de schroefklem(men) goed vastzit(ten).

6-3

U5YUD5D0.book Page 4 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN

DAU1770C

Algemeen smeer- en onderhoudsschema

NR.

ITEM

1 * Luchtfilterelement

2 * Koppeling

CONTROLE OF ONDER-

HOUDSBEURT 1000 km

(600 mi)

KILOMETERSTAND

10000 km

(6000 mi)

20000 km

(12000 mi)

30000 km

(18000 mi)

40000 km

(24000 mi)

JAARLIJK-

SE CON-

TROLE

√ √ √ √ √

3 * Voorrem

4 * Achterrem

5 * Remslangen

6 * Wielen

7 * Banden

8 * Wiellagers

• Vervangen.

• Controleer de werking en het vloeistofniveau en controleer de machine op vloeistoflekkage.

• Controleer de werking en het vloeistofniveau en controleer de machine op vloeistoflekkage.

• Vervang de remblokken.

• Controleer de werking en het vloeistofniveau en controleer de machine op vloeistoflekkage.

• Vervang de remblokken.

• Controleer op scheurtjes en beschadigingen.

• Vervangen.

• Controleer de speling en controleer op beschadigingen.

• Controleer op slijtage en beschadigingen.

• Vervang indien nodig.

• Controleer de bandspanning.

• Corrigeer indien nodig.

• Controleer op speling of beschadigingen.

Wanneer de slijtagelimiet is bereikt

√ √ √

Wanneer de slijtagelimiet is bereikt

√ √ √

Elke 4 jaar

√ √ √ √

6

6-4

U5YUD5D0.book Page 5 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

6

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN

NR.

ITEM

9 * Achterbrug

10 Aandrijfketting

11 * Balhoofdlagers

12 *

Framebevestigingen

13

14

15

16

Scharnieras van remhendel

Scharnieras van rempedaal

Scharnieras van koppelingshendel

Scharnieras van schakelpedaal

17 Zijstandaard

18 *

Zijstandaardschakelaar

19 * Voorvork

CONTROLE OF ONDER-

HOUDSBEURT

• Controleer op een correcte werking en overmatige speling.

• Controleer de spanning, uitlijning en conditie van de aandrijfketting.

• Stel de ketting af en smeer deze grondig met een speciale smering voor o-ringkettingen.

• Controleer de lagers op speling en oppervlakteruwheid.

• Smeren met lithiumvet.

• Controleer of alle moeren, bouten en schroeven stevig zijn vastgezet.

• Smeren met siliconenvet.

1000 km

(600 mi)

KILOMETERSTAND

10000 km

(6000 mi)

20000 km

(12000 mi)

30000 km

(18000 mi)

40000 km

(24000 mi)

JAARLIJK-

SE CON-

TROLE

√ √ √ √

Elke 1000 km (600 mi) en na elke wasbeurt of rit in de regen

√ √

Elke 20000 km (12000 mi)

• Smeren met lithiumvet.

• Smeren met siliconenvet.

• Smeren met lithiumvet.

• Controleer de werking.

• Smeren.

• Controleer de werking.

• Controleer op een correcte werking en olielekkage.

6-5

U5YUD5D0.book Page 6 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN

NR.

ITEM

CONTROLE OF ONDER-

HOUDSBEURT

20 * Schokdemperunit

27 *

Lampen, richtingaanwijzers en schakelaars

• Controleer op een correcte werking en olielekkage.

21 *

Relaisarm achterwielophanging en scharnierpunten verbindingsarm

26 *

Gaskabelhuis en gaskabel

• Controleer de werking.

22 Motorolie

23

24 *

25

Oliefilterpatroon

Voor- en achterremschakelaar

Bewegende delen en kabels

• Verversen.

• Controleer het olieniveau en controleer de machine op olielekkage.

• Vervangen.

• Controleer de werking.

• Smeren.

• Controleer de werking en speling.

• Stel indien nodig de speling af.

• Smeer het gaskabelhuis en de gaskabel.

• Controleer de werking.

• Stel de koplamplichtbundel af.

1000 km

(600 mi)

KILOMETERSTAND

10000 km

(6000 mi)

20000 km

(12000 mi)

30000 km

(18000 mi)

40000 km

(24000 mi)

JAARLIJK-

SE CON-

TROLE

√ √ √ √

6

6-6

6

U5YUD5D0.book Page 7 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN

DAU36771

OPMERKING

● Luchtfilter

• Het luchtfilter op dit model is voorzien van een geolied papieren filterelement. Reinig dit niet met perslucht om beschadiging te voorkomen.

• Het luchtfilterelement moet u vaker vervangen als u vaak in extreem vochtige of stoffige gebieden rijdt.

● Onderhoud aan hydraulisch rem- en koppelingssysteem

• Controleer regelmatig het rem- en koppelingsvloeistofniveau en vul indien nodig bij.

• Vervang de inwendige onderdelen van de hoofdremcilinders en remklauwen en van de koppelingshoofdcilinder en -werkcilinder na elke twee jaar en ververs dan ook de rem- en de koppelingsvloeistof.

• Vervang de rem- en koppelingsslangen na elke vier jaar of als ze zijn gescheurd of beschadigd.

6-7

U5YUD5D0.book Page 8 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

DAU18760

Het stroomlijnpaneel verwijderen en aanbrengen

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN

1. Stroomlijnpaneel

2. Bout

1. Stroomlijnpaneel

2. Uitsteeksel

3. Doorvoer

1. Stroomlijnpaneel

Bij het uitvoeren van sommige onderhoudswerkzaamheden beschreven in dit hoofdstuk moet het hierboven afgebeelde stroomlijnpaneel worden verwijderd. Neem deze paragraaf door telkens wanneer het stroomlijnpaneel moet worden verwijderd of aangebracht.

Stroomlijnpaneel

DAU36831

1. Stroomlijnpaneel

2. Bout

Verwijderen van stroomlijnpaneel

Verwijder de bouten en trek het stroomlijnpaneel dan los zoals getoond.

Aanbrengen van het stroomlijnpaneel

Plaats het stroomlijnpaneel in de oorspronkelijke positie en breng dan de schroeven aan.

OPMERKING

Controleer of het doorvoerrubber over het uitsteeksel valt.

6

6-8

U5YUD5D0.book Page 9 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

6

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN

Controleren van de bougies

DAU19642

Bougies vormen belangrijke onderdelen van de motor die periodiek moeten worden gecontroleerd, bij voorkeur door een

Yamaha dealer. Omdat bougies door verhitting en neerslag altijd langzaam slijten, moeten de bougies worden verwijderd en gecontroleerd volgens de tijden genoemd in het periodieke smeer- en onderhoudsschema. De conditie van de bougies kan daarnaast veel duidelijk maken over de conditie van de motor.

De porseleinen isolator rond de centrale elektrode moet licht tot gemiddeld bruin verkleurd zijn (de ideale kleur als normaal met de machine wordt gereden), en alle bougies in de motor horen dezelfde verkleuring te hebben. Wanneer een bougie een heel andere kleur vertoont, werkt de motor mogelijk niet naar behoren. Probeer dergelijke problemen niet zelf vast te stellen. Laat in plaats daarvan uw machine nakijken door een Yamaha dealer.

Vervang een bougie als de elektroden blijken te zijn afgesleten en als overmatige koolaanslag of andere neerslag gevonden wordt.

Voordat een bougie wordt aangebracht moet de elektrodenafstand met een draadvoelmaat worden gemeten; breng indien nodig de elektrodenafstand op specificatie.

1. Elektrodenafstand

Elektrodenafstand:

0.8–0.9 mm (0.031–0.035 in)

Reinig het oppervlak van de bougiepakking en het pasvlak en verwijder eventueel vuil uit de schroefdraad van de bougie.

Aanhaalmoment:

Bougie:

17.5 Nm (1.75 m·kgf, 12.7 ft·lbf)

Voorgeschreven bougie:

NGK/DPR7EA-9

DENSO/X22EPR-U9

OPMERKING

Als geen momentsleutel beschikbaar is, wordt de bougie correct vastgezet door handvast te zetten en dan nog 1/4–1/2 slag

6-9 verder te draaien. De bougie moet echter zo snel mogelijk naar het juiste aanhaalmoment worden aangedraaid.

U5YUD5D0.book Page 10 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

DAU36809

Motorolie en oliefilterpatroon

Vóór iedere rit moet het motorolieniveau worden gecontroleerd. Verder moet de olie worden ververst en de oliefilterpatroon worden vervangen volgens de intervalperioden vermeld in het periodieke smeer- en onderhoudsschema.

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN deze weer in de vulopening (zonder vast te draaien) en neem dan weer uit om het olieniveau te controleren.

Om het motorolieniveau te controleren

1. Zet de machine op een vlakke ondergrond en houd deze rechtop. Wanneer de machine iets schuin staat, kan het niveau al foutief worden afgelezen.

2. Start de motor en laat warmdraaien tot de motorolie op een normale temperatuur van 60 °C (140 °F) is; laat de motor dan nog tien seconden stationair draaien en zet hem uit.

OPMERKING

Om de juiste motorolietemperatuur te bereiken voor een precieze aflezing van het olieniveau, moet de motor eerst volledig zijn afgekoeld en daarna weer een paar minuten lang zijn opgewarmd tot de normale bedrijfstemperatuur.

1. Olievuldop

OPMERKING

Het motorolieniveau moet tussen de merkstrepen voor minimum- en maximumniveau staan.

1. Merkstreep maximumniveau

2. Merkstreep minimumniveau

3. Motoroliepeilstok

4. Als de motorolie bij of beneden de merkstreep voor minimumniveau staat, vul dan voldoende olie, van de aanbevolen soort, bij tot het correcte niveau.

OPMERKING

Let bij het bijvullen van motorolie op dat het oliereservoir niet wordt overvuld; vanaf de niveaustreep halverwege de peilstok zal het olieniveau sneller stijgen.

5. Steek de peilstok in de vulopening en draai dan de olievuldop vast.

3. Wacht een paar minuten om de olie tot rust te laten komen, verwijder de olievuldop, veeg de peilstok schoon, steek

6

6-10

U5YUD5D0.book Page 11 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

6

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN

DCA10900

LET OP

Controleer of de olievuldop stevig vastzit, anders kan de olie wegsijpelen terwijl de motor draait.

OPMERKING

Sla de stappen 8–12 over als de oliefilterpatroon niet wordt vervangen.

8. Verwijder de gelijkrichter/spanningsregelaar door de bouten te verwijderen.

Om de motorolie te verversen (met of zonder vervanging van oliefilterpatroon)

1. Zet de machine op een vlakke ondergrond.

2. Verwijderen van het stroomlijnpaneel.

(Zie pagina 6-8.)

3. Start de motor, laat deze een paar minuten warmdraaien en zet hem dan af.

4. Zet een olieopvangbak onder het oliereservoir om de oude olie op te vangen.

5. Verwijder de olievuldop en de aftapplug om de olie uit het oliereservoir te laten stromen.

1. Olieaftapplug (oliereservoir)

6. Zet een olieopvangbak onder de motor om de gebruikte olie op te vangen.

7. Verwijder de olieaftapplug om de olie uit het carter te laten stromen.

1. Gelijkrichter/spanningsregelaar

2. Bout

9. Verwijder de oliefilterpatroon met een oliefiltersleutel.

1. Olieaftapplug (carter)

6-11

U5YUD5D0.book Page 12 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN

1. Oliefilterpatroon

2. Oliefiltersleutel

1. O-ring

OPMERKING

De Yamaha dealer kan een oliefiltersleutel leveren.

10. Smeer een dun laagje schone motorolie op de O-ring van de nieuwe oliefilterpatroon.

OPMERKING

Zorg dat de o-ring correct aanligt.

11. Plaats de nieuwe oliefilterpatroon met een oliefiltersleutel en zet hem dan met een momentsleutel vast met het voorgeschreven aanhaalmoment.

Aanhaalmoment:

Oliefilterpatroon:

17 Nm (1.7 m·kgf, 12 ft·lbf)

12. Monteer de gelijkrichter/spanningsregelaar door de bouten te plaatsen en deze met het voorgeschreven aanhaalmoment vast te draaien.

Aanhaalmoment:

Bout gelijkrichter/spanningsregelaar:

7 Nm (0.7 m·kgf, 5.1 ft·lbf)

13. Breng de olieaftappluggen aan en zet deze dan vast met het voorgeschreven aanhaalmoment.

Aanhaalmomenten:

Olieaftapplug (carter):

43 Nm (4.3 m·kgf, 31 ft·lbf)

Olieaftapplug (oliereservoir):

35 Nm (3.5 m·kgf, 25 ft·lbf)

14. Giet niet meer dan 2.5 L (2.6 US qt,

2.2 Imp.qt) van de voorgeschreven hoeveelheid van de gespecificeerde oliesoort in de vulopening, steek de peilstok in en draai dan de olievuldop vast.

15. Start de motor, draai het gas een paar keer open en zet dan uit.

1. Momentsleutel

6

6-12

U5YUD5D0.book Page 13 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN

16. Verwijder de olievuldop en voeg aan het oliereservoir dan geleidelijk de resterende oliehoeveelheid toe terwijl nu en dan met de peilstok het olieniveau wordt gecontroleerd.

● Zorg dat er geen verontreinigingen in het oliereservoir terechtkomen.

Aanbevolen motorolie:

Zie pagina 8-1.

Oliehoeveelheid:

Zonder vervanging van oliefilterpatroon:

3.70 L (3.91 US qt, 3.26 Imp.qt)

Met vervanging van oliefilterpatroon:

4.10 L (4.33 US qt, 3.61 Imp.qt)

17. Breng de olievuldop aan.

18. Start de motor, laat deze een paar minuten stationair draaien en controleer daarbij op olielekkage. Als er sprake is van olielekkage, zet de motor dan direct af en zoek de oorzaak.

19. Zet de motor af, controleer dan het olieniveau en corrigeer indien nodig.

20. Breng het stroomlijnpaneel aan.

DAU36762

Luchtfilterelement

Het luchtfilterelement moet worden vervangen volgens de intervalperioden vermeld in het periodieke smeer- en onderhoudsschema. Vraag een Yamaha dealer het luchtfilterelement te vervangen.

6

OPMERKING

Veeg enige gemorste olie af nadat de motor en het uitlaatsysteem zijn afgekoeld.

DCA15080

LET OP

● Om het slippen van de koppeling te voorkomen (de motorolie smeert immers ook de koppeling) mogen geen chemische additieven worden toegevoegd. Gebruik geen olie met een “CD”-dieselspecificatie of een hogere kwaliteit dan gespecificeerd. Gebruik ook geen olie met een “ENERGY CONSERVING II”- of hogere aanduiding.

6-13

U5YUD5D0.book Page 14 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN

DAU21382

Controleren van de vrije slag gaskabel

DAU21401

Klepspeling

De klepspeling kan tijdens gebruik gaan afwijken, waardoor de lucht/brandstof-verhouding kan veranderen en/of het motorgeluid toeneemt. Om dit te voorkomen moet de klepspeling door een Yamaha dealer worden afgesteld volgens de intervalperioden vermeld in het periodieke smeer- en onderhoudsschema.

DAU21772

Banden

Let ten aanzien van de voorgeschreven banden op het volgende voor een optimale prestatie, levensduur en veilige werking van uw motorfiets.

1. Vrije slag gaskabel

De vrije slag van de gaskabel dient 3.0–5.0

mm (0.12–0.20 in) te bedragen bij de gasgreep. Controleer de vrije slag van de gaskabel regelmatig en laat de vrije slag indien nodig afstellen door een Yamaha dealer.

Bandenspanning

De bandenspanning moet voor elke rit worden gecontroleerd en indien nodig worden bijgesteld.

DWA10501

WAARSCHUWING

Rijden met deze machine met een onjuiste bandenspanning kan leiden tot verlies van de controle met mogelijk ernstig letsel of overlijden tot gevolg.

● De bandspanning moet worden gecontroleerd en afgesteld terwijl de banden koud zijn (wanneer de tem-

● peratuur van de banden gelijk is aan de omgevingstemperatuur).

De bandspanning moet worden aangepast aan de rijsnelheid en het totale gewicht van rijder, passagier, bagage en accessoires dat voor dit model is vastgesteld.

6

6-14

U5YUD5D0.book Page 15 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

6

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN

Bandenspanning (gemeten op koude banden):

0–90 kg (0–198 lb):

Voor:

250 kPa (2.50 kgf/cm², 36 psi)

Achter:

290 kPa (2.90 kgf/cm², 42 psi)

90–196 kg (198–432 lb):

Voor:

250 kPa (2.50 kgf/cm², 36 psi)

Achter:

290 kPa (2.90 kgf/cm², 42 psi)

Rijden met hoge snelheid:

Voor:

250 kPa (2.50 kgf/cm², 36 psi)

Achter:

290 kPa (2.90 kgf/cm², 42 psi)

Maximale belasting*:

196 kg (432 lb)

* Totaal gewicht van bestuurder, passagier, bagage en accessoires

DWA10511

WAARSCHUWING

Belaad uw machine nooit te zwaar. Rijden met een te zwaar belaste machine kan leiden tot een ongeval.

Inspectie van banden

1. Wang van band

2. Bandprofieldiepte

Voor elke rit moeten de banden worden gecontroleerd. Als de bandprofieldiepte op het midden van de band de vermelde limiet heeft bereikt, de band spijkers of stukjes glas bevat of wanneer de wang van de band scheurtjes vertoont, moet de band onmiddellijk door een Yamaha dealer worden vervangen.

Minimale bandprofieldiepte (voor en achter):

1.6 mm (0.06 in)

OPMERKING

De slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is voor diverse landen verschillend. Neem altijd de lokale voorschriften in acht.

DWA10470

WAARSCHUWING

Laat sterk versleten banden door een Yamaha dealer vervangen. Rijden op een machine met versleten banden is niet alleen verboden, maar dit heeft ook een averechts effect op de rijstabiliteit, waardoor u de macht over het stuur zou kunnen verliezen.

De vervanging van onderdelen van wielen en remmen, inclusief banden, dient te worden overgelaten aan een Yamaha dealer, die over de nodige vakkundige kennis en ervaring beschikt.

6-15

U5YUD5D0.book Page 16 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

Bandeninformatie

1. Bandventiel

2. Bandventielbuis

3. Bandventieldop met afdichting

Deze motorfiets is uitgerust met gietwielen en tubeless banden met bandventielen.

DWA10481

WAARSCHUWING

Monteer altijd voor- en achterbanden van hetzelfde merk en type.

Verschillende banden kunnen het weggedrag van de machine veranderen, wat kan leiden tot een ongeval.

Controleer altijd of de ventieldopjes stevig zijn bevestigd om zo luchtlekkage te voorkomen.

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN

● Gebruik uitsluitend de hierna vermelde bandventielen en luchtventielbuisjes om bij hoge rijsnelheden een te lage bandspanning te voorkomen.

Na uitgebreide tests zijn alleen de hieronder vermelde banden voor dit model goedgekeurd door Yamaha Motor Co., Ltd.

Voorband:

Maat:

120/70 ZR17 M/C (58W)

Fabrikant/model:

PIRELLI/DIABLO ROSSO

Achterband:

Maat:

190/50 ZR17 M/C (73W)

Fabrikant/model:

PIRELLI/DIABLO ROSSO

VOOR en ACHTER:

Bandventiel:

TR412

Luchtventielbuis:

#9100 (origineel)

DWA10600

WAARSCHUWING

Deze motorfiets is uitgerust met speciale banden die geschikt voor zeer hoge rijsnelheden. Let op het volgende om deze banden zo effectief mogelijk te kunnen gebruiken.

6-16

Gebruik bij vervanging uitsluitend het voorgeschreven type banden.

Bij andere banden is het risico op een klapband bij zeer hoge rijsnelheden niet denkbeeldig.

Gloednieuwe banden bieden op sommige typen wegdek relatief weinig grip totdat ze zijn “ingereden”.

Het is dan ook verstandig de eerste

100 km (60 mi) nadat een nieuwe band is aangebracht rustig te blijven rijden en pas daarna de rijsnelheid te verhogen.

Voordat met hoge snelheid wordt gereden moeten de banden zijn opgewarmd.

Pas de bandspanning steeds aan volgens de rijomstandigheden.

6

U5YUD5D0.book Page 17 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

6

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN

DAU21960

Gietwielen

Let ten aanzien van de voorgeschreven wielen op het volgende voor een optimale prestatie, levensduur en veilige werking van uw voertuig.

● Controleer de velgen voor iedere rit op scheurtjes, verbuiging of kromtrekken.

Laat ingeval van schade het wiel door een Yamaha dealer vervangen. Probeer het wiel nooit zelf te repareren, hoe klein de reparatie ook is. Vervang een wiel dat vervormd is of haarscheurtjes vertoont.

Na het vervangen van een wiel of band moet het wiel worden uitgebalanceerd.

Een niet uitgebalanceerd wiel zal mogelijk slecht functioneren, of kan een slechte wegligging en een verkorte levensduur van de banden tot gevolg hebben.

Rijd niet te snel direct na het verwisselen van een band. Het bandoppervlak dient eerst te zijn ingereden voordat het zijn optimale eigenschappen verkrijgt.

DAU42850

Koppelingshendel

Omdat dit model is uitgerust met een hydraulische koppelingsbediening, hoeft de vrije slag van de koppelingshendel niet te worden afgesteld. Het is echter wel nodig het hydraulisch systeem vóór elke rit op lekkage te controleren. Misschien zit er lucht in het koppelingssysteem als de koppelingshendel te veel vrije slag heeft en schakelen moeizaam gaat, of als de koppeling slipt en de machine slecht accelereert. Als er lucht in het hydraulisch systeem zit, moet het systeem door een Yamaha dealer worden ontlucht voordat de motorfiets wordt gebruikt.

DAU22272

Remlichtschakelaar afstellen

1. Remlichtschakelaar

2. Stelmoer remlichtschakelaar

Het remlicht, dat wordt geactiveerd door het rempedaal, moet oplichten nét voordat de remmen aangrijpen. Stel indien nodig de remlichtschakelaar als volgt af.

Verdraai de stelmoer van de achterste remlichtschakelaar en houd daarbij de remlichtschakelaar vast. Draai de stelmoer in de richting (a) om het remlicht eerder te laten branden. Draai de stelmoer in de richting (b) om het remlicht later te laten branden.

6-17

U5YUD5D0.book Page 18 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN

DAU22390

Controleren van voor- en achterremblokken

De remblokken in de voor- en achterrem moeten worden gecontroleerd op slijtage volgens de intervalperioden voorgeschreven in het periodieke smeer- en onderhoudsschema.

is afgesleten dat een slijtage-indicatorgroef bijna zichtbaar is, vraag dan een Yamahadealer de remblokken als set te vervangen.

Remblokken achterrem

DAU46291

DAU42860

Controleren van remvloeistofniveau

Voorrem

DAU43062

Remblokken voorrem

1 1

1. Slijtage-indicatorgroef remblok

De remklauwen van de voorrem zijn voorzien van twee rembloksets.

Elk voorremblok heeft één of twee slijtageindicatorgroeven, zodat het remblok op slijtage kan worden gecontroleerd zonder de rem te hoeven demonteren. Let op de slijtage-indicatorgroeven om de remblokslijtage te controleren. Wanneer een remblok zover

1. Slijtage-indicatorgroef remblok

Elk achterremblok is voorzien van slijtageindicatorgroeven, zodat het remblok kan worden gecontroleerd zonder de rem te hoeven demonteren. Let op de slijtage-indicatorgroeven om de remblokslijtage te controleren. Wanneer een remblok zover is afgesleten dat een slijtage-indicatorgroef bijna zichtbaar is, vraag dan een Yamahadealer de remblokken als set te vervangen.

1. Merkstreep minimumniveau

Achterrem

1. Merkstreep minimumniveau

Bij een tekort aan remvloeistof kan lucht het remsysteem binnendringen, waarna de remwerking mogelijk minder effectief is.

6-18

6

U5YUD5D0.book Page 19 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

6

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN

Controleer alvorens te gaan rijden of de remvloeistof boven de merkstreep voor minimumniveau staat en vul indien nodig bij.

Een laag remvloeistofniveau wijst mogelijk op verregaande remblokslijtage en/of lekkage in het remsysteem. Als het remvloeistofniveau laag is, controleer dan de remblokken op slijtage en het remsysteem op lekkage.

OPMERKING

Het remvloeistofreservoir voor de achter-

rem bevindt zich onder het zadel. (Zie pagina 3-14.)

Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht:

● Bij het controleren van het remvloeistofniveau moet het bovenvlak van het

● remvloeistofreservoir horizontaal staan.

Gebruik uitsluitend de voorgeschreven kwaliteit remvloeistof, anders kunnen de rubber afdichtingen verslechteren en zo lekkage en slechte remwerking teweegbrengen.

Vul bij met hetzelfde type remvloeistof.

Bij vermengen van verschillende typen remvloeistof kunnen schadelijke chemische reacties optreden en kan de remwerking verslechteren.

Pas op en zorg dat tijdens bijvullen geen water het remvloeistofreservoir kan binnendringen. Water zal het kookpunt van de remvloeistof aanzienlijk verlagen zodat dampbelvorming kan optreden.

Remvloeistof kan gelakte of kunststof onderdelen aantasten. Veeg gemorste remvloeistof steeds direct af.

Naarmate de remblokken afslijten, zal het remvloeistofniveau geleidelijk verder dalen. Vraag echter wel een

Yamaha dealer om een inspectie als het remvloeistofniveau plotseling sterk is gedaald.

Aanbevolen remvloeistof:

DOT 4

DAU22751

Rem- en koppelingsvloeistof verversen

Vraag een Yamaha dealer de remvloeistof en de koppelingsvloeistof te verversen volgens de intervalperioden voorgeschreven onder OPMERKING bij het periodieke smeer- en onderhoudsschema. Laat bovendien de oliekeerringen van de hoofdremcilinder en de koppelingshoofdcilinder, de remklauwen en de rem- en koppelingsslangen vervangen volgens de hierna vermelde intervalperioden of wanneer ze lekken of zijn beschadigd.

● Vloeistofafdichtingen: Vervang elke twee jaar.

● Rem- en koppelingsslangen: Vervang elke vier jaar.

6-19

U5YUD5D0.book Page 20 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN

DAU22760

Spanning aandrijfketting

De spanning van de aandrijfketting moet voorafgaand aan elke rit worden gecontroleerd en indien nodig worden bijgesteld.

DAU22773

Aandrijfketting controleren op spanning

1. Zet de motorfiets op de zijstandaard.

OPMERKING

Bij het controleren en instellen van de spanning van de aandrijfketting mag er geen gewicht op de motorfiets rusten.

1. Spanning aandrijfketting

4. Stel de spanning van de ketting als volgt bij als deze niet correct is.

2. Schakel de versnellingsbak in de vrijstand.

3. Draai het achterwiel door de motorfiets te duwen en vind zo het strakste gedeelte in de aandrijfketting; meet nu de spanning van de ketting zoals afgebeeld.

DAU34314

Om de spanning van de aandrijfketting af te stellen

1. Draai de wielasmoer los en draai dan de borgmoeren los aan beide zijden van de achterbrug.

Spanning aandrijfketting:

40.0–50.0 mm (1.57–1.97 in)

1. Wielasmoer

2. Stelbout spanning aandrijfketting

3. Borgmoer

4. Uitlijnmerktekens

5. Kettingspanner

2. Draai om de aandrijfketting strakker te stellen de stelbout aan beide uiteinden van de achterbrug in de richting (a).

Stel de ketting losser door de stelbout aan beide uiteinden van de achterbrug in de richting (b) te draaien en dan het achterwiel naar voren te drukken. LET

OP: Een onjuiste kettingspanning leidt tot overbelasting van de motor en andere essentiëIe onderdelen van de machine en kan resulteren in overslaan of breken van de ketting.

Houd om dit te voorkomen de kettingspanning binnen de gespecificeerde waarden.

[DCA10571]

6

6-20

U5YUD5D0.book Page 21 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

6

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN

OPMERKING

Gebruik voor een goede wieluitlijning de uitlijnmerktekens aan beide zijden van de achterbrug, om zeker te zijn dat beide stelmoeren dezelfde positie hebben.

3. Trek de asmoer en daarna de borgmoeren aan met de voorgeschreven aanhaalmomenten.

Aanhaalmomenten:

Wielasmoer:

150 Nm (15.0 m·kgf, 110 ft·lbf)

Borgmoer:

16 Nm (1.6 m·kgf, 11 ft·lbf)

DAU23023

Aandrijfketting reinigen en smeren

De aandrijfketting moet worden gereinigd en gesmeerd volgens de intervalperioden zoals voorgeschreven in het periodieke smeer- en onderhoudsschema, anders zal de ketting snel slijten, met name in vochtige of stoffige gebieden. Onderhoud de ketting als volgt.

DCA10581

LET OP

De aandrijfketting moet worden gesmeerd nadat de motorfiets is gewassen of ermee in de regen is gereden.

1. Reinig de aandrijfketting met petroleum en een zacht borsteltje. LET OP:

Reinig de aandrijfketting niet met stoomreinigers, hogedrukreinigers of ongeschikte oplosmiddelen om schade aan de O-ringen te voorkomen.

[DCA11121]

2. Wrijf de aandrijfketting droog.

3. Smeer de aandrijfketting grondig met speciale smering voor o-ringkettingen.

LET OP: Breng geen motorolie of andere smeermiddelen aan op de aandrijfketting, deze kunnen stoffen bevatten die de O-ringen kunnen beschadigen.

[DCA11111]

DAU23101

Kabels controleren en smeren

De werking van alle bedieningskabels en de conditie van alle kabels moet voorafgaand aan elke rit worden gecontroleerd en de kabel en kabeleinden moeten indien nodig worden gesmeerd. Vraag een Yamaha dealer een kabel te controleren of te vervangen wanneer deze is beschadigd of niet soepel beweegt. WAARSCHUWING!

Schade aan de buitenkabel kan de kabelwerking hinderen en leiden tot roestvorming op de binnenkabel. Vervang een beschadigde kabel zo snel mogelijk om onveilige omstandigheden te voorkomen.

[DWA10721]

Aanbevolen smeermiddel:

Motorolie

6-21

U5YUD5D0.book Page 22 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN

DAU23111

Controleren en smeren van gasgreep en gaskabel

De werking van de gasgreep hoort voorafgaand aan elke rit te worden gecontroleerd.

Smeer ook de gaskabel volgens de intervaltijden gespecificeerd in het periodiek onderhoudsschema.

DAU44271

Controleren en smeren van rem- en schakelpedalen

DAU43600

Controleren en smeren van rem- en koppelingshendels

Remhendel

Koppelingshendel

6

De werking van het rem- en het schakelpedaal moet voorafgaand aan elke rit worden gecontroleerd en de pedaalscharnierpunten moeten indien nodig worden gesmeerd.

Aanbevolen smeermiddel:

Lithiumvet

De werking van de rem- en de koppelingshendel moet voorafgaand aan elke rit worden gecontroleerd en de hendelscharnierpunten moeten indien nodig worden gesmeerd.

6-22

U5YUD5D0.book Page 23 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

6

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN

Aanbevolen smeermiddel:

Siliconenvet

DAU23202

Zijstandaard controleren en smeren

DAU23272

Voorvork controleren

De conditie en de werking van de voorvork moeten als volgt worden gecontroleerd volgens de intervalperioden vermeld in het periodieke smeer- en onderhoudsschema.

Om de conditie te controleren

Controleer de binnenste vorkbuizen op krassen, beschadigingen en overmatige olielekkage.

De werking van de zijstandaard moet voorafgaand aan elke rit worden gecontroleerd en het scharnierpunt en de metaal-op-metaal contactvlakken moeten indien nodig worden gesmeerd.

DWA10731

WAARSCHUWING

Als de zijstandaard niet soepel omhoog en omlaag beweegt, vraag dan een

Yamaha dealer deze te controleren of te repareren. Een slecht functionerende zijstandaard kan het wegdek raken en u afleiden, waardoor u de controle over de machine kunt verliezen.

Om de werking te controleren

1. Zet de machine op een vlakke ondergrond en houd deze rechtop.

WAARSCHUWING! Ondersteun de machine zorgvuldig om omvallen en mogelijk letsel te voorkomen.

[DWA10751]

2. Bekrachtig de voorrem en druk het stuur een paar keer stevig naar beneden om te controleren of de voorvork soepel in- en uitveert.

Aanbevolen smeermiddel:

Lithiumvet

6-23

U5YUD5D0.book Page 24 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN

DCA10590

LET OP

Als schade wordt gevonden of de voorvork niet soepel beweegt, vraag dan een

Yamaha dealer te repareren of te controleren.

DAU23283

Stuursysteem controleren

Losse of versleten balhoofdlagers kunnen gevaarlijk zijn. De werking van het stuursysteem moet als volgt worden gecontroleerd volgens de intervalperioden vermeld in het periodieke smeer- en onderhoudsschema.

1. Plaats een standaard onder de motor zodat het voorwiel los is van de grond.

(Zie pagina 6-32 voor meer informa-

tie.) WAARSCHUWING! Ondersteun de machine zorgvuldig om omvallen en mogelijk letsel te voorkomen.

[DWA10751]

2. Houd de voorvorkpoten aan het onderste uiteinde beet en probeer ze naar voren en achteren te bewegen. Als speling wordt gevoeld, vraag dan een

Yamaha dealer het stuursysteem te inspecteren of repareren.

DAU23290

Controleren van wiellagers

De voor- en achterwiellagers moeten worden gecontroleerd volgens de intervalperioden voorgeschreven in het periodieke smeer- en onderhoudsschema. Als de wielnaaf speling vertoont of het wiel niet soepel draait, vraag dan een Yamaha dealer de wiellagers te controleren.

6

6-24

U5YUD5D0.book Page 25 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

6

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN

Accu

DAU23444

1. Positieve accukabel (rood)

2. Accu

3. Negatieve accukabel (zwart)

Dit model is voorzien van een VRLA (Valve

Regulated Lead Acid)-accu. De elektrolyt hoeft niet te worden gecontroleerd en er hoeft geen gedistilleerd water te worden bijgevuld. Het is echter wel nodig om de accukabelverbindingen te controleren en, indien nodig, vast te zetten.

DWA10760

WAARSCHUWING

● Elektrolyt is giftig en gevaarlijk omdat het zwavelzuur bevat, een stof die ernstige brandwonden veroorzaakt. Vermijd contact met de huid, ogen of kleding en bescherm uw ogen altijd bij werkzaamheden nabij

● accu’s. Voer als volgt EERSTE

HULP uit als er lichamelijk contact is geweest met elektrolyt.

• UITWENDIG: Spoel overvloedig met water.

• INWENDIG: Drink grote hoeveelheden water of melk en roep direct de hulp in van een arts.

• OGEN: Spoel gedurende 15 minuten met water en roep direct medische hulp in.

Accu’s produceren het explosieve waterstofgas. Houd daarom vonken, open vuur, sigaretten e.d. uit de buurt van de accu en zorg voor voldoende ventilatie bij acculaden in een afgesloten ruimte.

HOUD DEZE EN ALLE ACCU’S BUI-

TEN BEREIK VAN KINDEREN.

Om de accu op te laden

Vraag zo snel mogelijk een Yamaha dealer de accu te laden als deze ontladen lijkt te zijn. Vergeet niet dat de accu sneller ontladen raakt als de machine is uitgerust met optionele elektrische accessoires.

DCA16520

LET OP

Voor het opladen van een VRLA (Valve

Regulated Lead Acid)-accu is een speciale acculader (met constante span-

6-25 ning) vereist. Bij gebruik van een conventionele acculader raakt de accu beschadigd. Als u niet beschikt over een acculader met constante spanning, laat de accu dan opladen door uw Yamaha dealer.

Om de accu op te bergen

1. Verwijder de accu als het voertuig langer dan een maand niet wordt gebruikt, laad hem volledig bij en zet dan weg op een koele en droge plek. LET

OP: Draai voordat u de accu verwijdert de sleutel naar “OFF” en haal dan eerst de negatieve kabel en daarna de positieve kabel los.

[DCA16302]

2. Als de accu langer dan twee maanden wordt weggeborgen, moet deze minstens eenmaal per maand worden gecontroleerd; laad de accu dan indien nodig steeds volledig bij.

3. Laad de accu volledig bij alvorens te installeren.

4. Controleer na installatie of de accukabels correct zijn aangesloten op de accupolen.

U5YUD5D0.book Page 26 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN

DCA16530

LET OP

Houd de accu steeds opgeladen. Stallen van een ontladen accu kan leiden tot permanente accuschade.

DAU47180

Zekeringen vervangen

De hoofdzekering, de zekering voor het elektronisch brandstofinjectiesysteem en het kastje met zekeringen voor afzonderlijke circuits bevinden zich onder het zadel.

(Zie pagina 3-14.)

1. Hoofdzekering

2. Zekering brandstofinjectiesysteem

3. Reservezekering brandstofinjectiesysteem

4. Zekeringenkastje

1. Zekeringenkastje

2. Koplampzekering

3. Zekering signaleringssysteem

4. Zekering ontstekingssysteem

5. Zekering koelvin voor uitlaatdemperkap

6. Backup-zekering (voor kilometerteller, klok en startblokkeersysteem)

7. Auto-decompressiezekering

8. Zekering elektronische regeleenheid

9. Zekering parkeerlichten

10.Reservezekering

Vervang een zekering als volgt als deze is doorgebrand.

1. Draai de contactsleutel naar “OFF” en schakel het betreffende elektrische circuit uit.

2. Verwijder de doorgebrande zekering en breng een nieuwe zekering met de voorgeschreven ampèrewaarde aan.

WAARSCHUWING! Gebruik geen zekeringen met een hogere ampera-

6

6-26

U5YUD5D0.book Page 27 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

6

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN ge dan aanbevolen om ernstige schade aan het elektrische systeem en mogelijk brand te voorkomen.

[DWA15131]

4. Als de zekering direct opnieuw doorbrandt, vraag dan een Yamaha dealer het elektrisch systeem te controleren.

DAU36822

Koplampgloeilamp vervangen

Voorgeschreven zekeringen:

Hoofdzekering:

50.0 A

Koplampzekering:

15.0 A

Zekering signaleringssysteem:

10.0 A

Zekering ontstekingssysteem:

25.0 A

Zekering parkeerlichtcircuit:

10.0 A

Zekering ECU (elektronische regeleenheid):

10.0 A

Zekering brandstofinjectiesysteem:

15.0 A

Zekering automatisch decompressiesysteem:

15.0 A

Backup-zekering:

10.0 A

Zekering koelvin voor uitlaatdemperkap:

15.0 A

3. Draai de contactsleutel naar “ON” en schakel het betreffende elektrische circuit in om te zien of de apparatuur werkt.

1. Gloeilamp voor dimlicht

2. Gloeilamp voor grootlicht

De koplampen op dit model hebben halogeen gloeilampen. Vervang een koplampgloeilamp als volgt als deze is doorgebrand.

DCA10650

LET OP

Pas op en zorg dat de volgende onderdelen niet worden beschadigd:

● Koplampgloeilamp

Raak het glas van de koplampgloeilamp niet aan zodat dit vetvrij blijft, anders kan de doorzichtigheid van het glas, de lichtintensiteit en de levensduur nadelig worden beïnvloed. Wrijf eventuele verontreinigingen en vingerafdruk-

6-27

U5YUD5D0.book Page 28 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

● ken op het gloeilampglas weg met een doekje gedrenkt in alcohol of thinner.

Koplamplens

Plak geen kleurfolie of stickers op de koplamplens.

Gebruik geen koplampgloeilamp met een hoger wattage dan is voorgeschreven.

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN

1. Raak het glas van de gloeilamp niet aan.

Koplampgloeilamp vervangen

1. Verwijder de koplampunit door de bouten aan beide zijden los te halen.

1. Kap gloeilamphouder b. Maak de koplampstekker los en verwijder dan de fitting.

6

1. Raak het glas van de gloeilamp niet aan.

1. Bout

Koplampgloeilamp voor grootlicht vervangen a. Verwijder de kap van de fitting door deze linksom te draaien.

6-28

1. Koplampstekker

2. Gloeilamphouder c. Verwijder de defecte gloeilamp.

d. Breng een nieuwe koplampgloeilamp aan en zet deze dan vast met de gloeilamphouder.

U5YUD5D0.book Page 29 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN e. Sluit de stekker aan en plaats de kap van de fitting door deze rechtsom te draaien.

Koplampgloeilamp voor dimlicht vervangen a. Maak de koplampstekker los en verwijder de doorgebrande gloeilamp door deze linksom te draaien.

DAU24181

Achterlicht/remlichtunit

Dit model is uitgerust met een LED-type remlicht/achterlicht.

Als het remlicht/achterlicht niet gaat branden, vraag dan een Yamaha dealer het elektrisch circuit te testen.

DAU24204

Gloeilamp in richtingaanwijzer vervangen

1. Verwijder de lamplens van de richtingaanwijzer door de schroeven te verwijderen.

6

1. Koplampstekker

2. Koplampgloeilamp b. Plaats de gloeilamp door deze rechtsom te draaien.

c. Sluit de koplampstekker aan.

2. Monteer de koplampunit door de bouten aan te brengen.

3. Vraag indien nodig een Yamaha dealer de koplamplichtbundel af te stellen.

1. Schroef

2. Verwijder de defecte gloeilamp door deze in te drukken en linksom te draaien.

3. Plaats een nieuwe gloeilamp in de fitting, druk deze in en draai rechtsom tot hij stuit.

4. Monteer de lamplens door de schroef aan te brengen. LET OP: Draai de schroef niet te vast, hierdoor kan de lens breken.

[DCA11191]

6-29

U5YUD5D0.book Page 30 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

DAU36812

Gloeilamp in kentekenverlichting vervangen

1. Verwijder het kapje over de kentekenverlichting door de schroeven los te draaien.

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN

6. Monteer het kapje over de kentekenverlichting door de schroeven aan te brengen.

1. Schroef

2. Afdekking van kentekenverlichting

2. Verwijder de lamplens van de kentekenverlichting door de schroeven los te draaien.

1. Schroef

2. Lamplens kentekenverlichting

3. Verwijder de doorgebrande gloeilamp door deze uit de fitting te trekken.

1. Gloeilamp kentekenverlichting

4. Steek een nieuwe gloeilamp in de fitting.

5. Monteer de lens van de kentekenverlichting door de schroeven aan te brengen.

6-30

6

U5YUD5D0.book Page 31 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN

DAU36842

Parkeerlichtgloeilamp vervangen

Dit model is voorzien van drie parkeerlichten. Vervang een parkeerlichtgloeilamp als volgt als deze is doorgebrand.

6

1. Parkeerlichtgloeilamp A

2. Parkeerlichtgloeilamp B

3. Parkeerlichtgloeilamp C

1. Verwijder de koplampunit door de bouten aan beide zijden los te halen.

1. Bout

OPMERKING

Sla de stappen 2 en 7 over als alleen de parkeerlichtgloeilamp A wordt vervangen.

2. Verwijder om parkeerlichtgloeilamp B of C te vervangen de steun en het zijpaneel aan de desbetreffende zijde van de koplampunit door de schroeven te verwijderen.

1. Schroef

2. Steun zijpaneel koplampunit

3. Zijpaneel koplampunit

3. Verwijder de lampfitting (samen met de gloeilamp) door deze linksom te draaien.

1. Fitting parkeerlichtgloeilamp

4. Verwijder de defecte gloeilamp door deze uit te trekken.

6-31

U5YUD5D0.book Page 32 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN

DAU24350

Ondersteunen van de motorfiets

Dit model is niet voorzien van een middenbok, neem daarom de volgende voorzorgsmaatregelen in acht bij het verwijderen van het voor- en achterwiel of bij het uitvoeren van ander onderhoud waarbij de motorfiets rechtop moet staan. Controleer of de motorfiets stabiel en horizontaal staat alvorens onderhoud te verrichten. Onder het motorblok kan een stevige houten kist gezet worden voor extra stabiliteit.

1. Parkeerlichtgloeilamp

5. Steek een nieuwe gloeilamp in de fitting.

6. Breng de lampfitting aan (samen met de gloeilamp) door deze rechtsom te draaien.

7. Plaats het zijpaneel en de steun door de schroeven vast te draaien.

8. Monteer de koplampunit door de bouten aan te brengen.

Onderhoud aan het voorwiel

1. Stabiliseer de achterzijde van de motorfiets met een motorstandaard of, als geen andere standaard voorhanden is, door een krik te plaatsen onder het frame aan de voorzijde van het achterwiel.

2. Breng het voorwiel los van de grond met gebruik van een motorfietsstandaard.

Verwijderen van het achterwiel

Breng het achterwiel los van de grond met een motorfietsstandaard of, als deze niet voorhanden is, door een krik te plaatsen onder beide zijden van het frame aan de voorzijde van het achterwiel, of onder beide uiteinden van de achterbrug.

DAU25851

Problemen oplossen

Yamaha motorfietsen ondergaan een grondige inspectie voordat ze vanaf de fabriek op transport gaan, maar tijdens gebruik kunnen toch storingen optreden. Problemen in de brandstof-, compressie- of ontstekingssystemen kunnen bijvoorbeeld de oorzaak zijn van slecht starten of een afname in motorvermogen.

In het volgende storingzoekschema is een snelle en gemakkelijke werkwijze weergegeven om deze essentiële systemen zelf te kunnen controleren. Ga met uw motorfiets echter wel naar een Yamaha dealer als reparaties nodig zijn, hier zijn vakkundige monteurs aanwezig die beschikken over het benodigde gereedschap en de ervaring en vakkennis om het nodige onderhoud aan de motorfiets correct te verrichten.

Gebruik uitsluitend originele Yamaha vervangingsonderdelen. Niet-originele onderdelen lijken misschien op Yamaha onderdelen maar zijn toch vaak van mindere kwaliteit en hebben een kortere levensduur, zodat dan later mogelijk toch dure reparaties nodig zijn.

6-32

6

6

U5YUD5D0.book Page 33 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN

DWA15141

WAARSCHUWING

Rook niet tijdens het controleren van het brandstofsysteem en let erop dat er geen open vuur of vonken in de omgeving zijn, inclusief waakvlammen van geisers of ovens. Benzine en benzinedampen kunnen vlam vatten of exploderen, met ernstig letsel of schade aan eigendommen tot gevolg.

6-33

U5YUD5D0.book Page 34 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN

DAU42601

Storingzoekschema

1. Brandstof

Controleer het brandstofniveau in de brandstoftank.

2. Compressie

Bedien de elektrische startknop.

3. Ontsteking

Verwijder de bougies en controleer de elektroden.

4. Accu

Bedien de elektrische startknop.

Er is voldoende brandstof aanwezig.

Er is geen brandstof aanwezig.

Controleer de compressie.

Vul brandstof bij.

De motor start niet.

Controleer de compressie.

Er is compressie.

Er is geen compressie.

Nat

Droog

Controleer de ontsteking.

Vraag een Yamaha dealer de machine te controleren.

Schoonvegen met een droge doek. Stel de elektrodenafstand van de bougies af of vervang de bougies.

Vraag een Yamaha dealer de machine te controleren.

Bedien de elektrische startknop.

De motor start niet. Controleer de accu.

De motor draait snel rond.

De motor draait langzaam rond.

De accu is in orde.

Controleer de aansluitingen van de accukabels en laad de accu indien nodig.

De motor start niet. Vraag een

Yamaha dealer de machine te controleren.

6

6-34

U5YUD5D0.book Page 1 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

7

VERZORGING EN STALLING VAN DE MOTORFIETS

DAU37833

Matkleur, let op

DCA15192

LET OP

Sommige modellen zijn uitgerust met matkleurige onderdelen. Raadpleeg een

Yamaha dealer voor advies over wat voor producten gebruikt moeten worden om het voertuig te reinigen. Het gebruik van een borsteltje, chemische producten of reinigingsmiddelen tijdens het reinigen van deze onderdelen kan het oppervlak bekrassen of beschadigen.

Ook was moet niet worden aangebracht op een van de matkleurige onderdelen.

DAU36904

Verzorging

De open constructie van een motorfiets maakt de fraaie techniek beter zichtbaar, maar de machine is hierdoor ook kwetsbaarder. Er kan roestvorming en corrosie optreden, ook al zijn hoogwaardige componenten gebruikt. Een roestige uitlaatpijp valt bij een auto niet zo op, maar doet bij een motorfiets afbreuk aan het algehele uiterlijk.

Regelmatige en correcte verzorging is niet alleen vereist volgens de garantiebepalingen, maar zorgt ook dat de motorfiets er langer mooi uit blijft zien, verlengt de levensduur en verbetert de prestaties.

Alvorens te reinigen

1. Dek de uitlaatdemperopeningen af met een plastic zak nadat de motor is afgekoeld.

2. Controleer of alle doppen en afdekpluggen, ook de bougiedoppen, en alle elektrische stekkers en aansluitingen stevig zijn bevestigd.

3. Verwijder hardnekkige vervuiling, zoals verbrande olie op het carter, met een ontvetter en een borstel, maar gebruik dergelijke producten nooit op afdichtingen, pakkingen, tandwielen, de aandrijfketting en de wielassen. Spoel vuil en ontvetter altijd af met water.

Reinigen

DCA15092

LET OP

Vermijd het gebruik van sterke en bijtende wielreinigingsmiddelen, vooral bij spaakwielen. Als dergelijke producten toch worden gebruikt om hardnekkig vuil los te maken, laat het reinigingsmiddel dan niet langer inwerken dan is vermeld in de gebruiksinstructies. Spoel vervolgens grondig na met water, laat direct drogen en breng daarna een corrosiewerende spray aan.

Bij verkeerd reinigen kunnen kunststof delen (zoals stroomlijnpanelen, framepanelen, kuipruiten, koplamplenzen, lenzen van de instrumentenverlichting enz.) en de uitlaatdempers beschadigd raken.

Gebruik alleen een zachte, schone doek of een spons met water om kunststof delen te reinigen. Als de kunststof delen met water niet afdoende kunnen worden gereinigd, kan een mild reinigingsmiddel met water worden gebruikt. Spoel reinigingsmiddelresten zorgvuldig af met grote hoeveelheden water, aangezien ze de kunststof delen kunnen beschadigen.

7-1

U5YUD5D0.book Page 2 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

VERZORGING EN STALLING VAN DE MOTORFIETS

Gebruik geen bijtende chemische reinigingsmiddelen op kunststof delen of op de uitlaatdempers. Vermijd het gebruik van doeken of sponzen die in contact zijn geweest met bijtende of schurende reinigingsmiddelen, oplosmiddelen of thinner, brandstof (benzine), roestverwijderingsmiddelen of corrosieremmers, remvloeistof, antivries of elektrolyt.

Gebruik geen hogedrukreinigers of stoomreinigers, omdat dan op de volgende plaatsen water kan doordringen en zo schade kan ontstaan: afdichtingen (van wiel- en achterbruglagers, voorvork en remmen), opbergcompartimenten, elektrische componenten (kabelstekkers, messtekkers, instrumenten, schakelaars en verlichting), beluchtingsen ontluchtingsslangen.

Bij motorfietsen met een kuipruit:

Gebruik geen bijtende reinigingsmiddelen of harde sponzen, deze veroorzaken dofheid en laten krasjes achter. Sommige reinigingsmiddelen voor kunststof laten eveneens krasjes achter op de kuipruit. Test het product op een klein, niet-zichtbaar gedeelte van de kuipruit om zeker te zijn dat geen sporen achterblijven op de kuipruit.

Als de kuipruit krasjes vertoont, breng dan na wassen een hoogwaardige polish voor gebruik op kunststof aan.

Na normaal gebruik

Verwijder vuil met warm water, een mild reinigingsmiddel en een zachte, schone spons en spoel dan grondig met schoon water.

Gebruik een tandenborstel of flessenborstel voor moeilijk bereikbare plekken. Hardnekkig vastzittend vuil en insectenresten laten gemakkelijker los als de bewuste plek alvorens te reinigen een paar minuten met een vochtige doek wordt bedekt.

Na rijden in regen, aan de kust of op bepekelde wegen

Zeelucht en wegenzout waarmee wegen in de winter worden bestrooid hebben in combinatie met water een zeer corrosieve werking; handel daarom als volgt na een rit in een regenbui, nabij de kust of op bepekelde wegen.

OPMERKING

In de winter gestrooid wegenzout kan nog tot in de lente aanwezig blijven.

1. Reinig de motorfiets met koud water en een mild reinigingsmiddel nadat de motor is afgekoeld. LET OP: Gebruik geen warm water, dit versnelt de corrosieve werking van het zout.

[DCA10791]

2. Laat de motorfiets drogen en breng dan met een spuitbus een corrosiewerend middel aan op alle metalen delen, ook op de verchroomde en vernikkelde onderdelen (niet op de titanium uitlaatdempers) om zo roestvorming tegen te gaan.

Reinigen van de titanium uitlaatdempers

Dit model is uitgerust met titanium uitlaatdempers die de volgende speciale verzorging nodig hebben.

● Gebruik alleen een zachte, schone doek of een spons met milde zeep en

● water om de titanium uitlaatdempers te reinigen. Als de uitlaatdempers met gebruik van zachte zeep niet echt schoon worden, kan een zachte borstel met een basisch product worden gebruikt.

Gebruik nooit chemische stoffen of andere speciale reinigingsmiddelen om de uitlaatdempers schoon te maken, deze zullen de buitenste deklaag van de dempers aantasten.

7-2

7

U5YUD5D0.book Page 3 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

7

VERZORGING EN STALLING VAN DE MOTORFIETS

Al heel geringe hoeveelheden olie, zoals afkomstig van vingerafdrukken of van met olie besmeurde poetsdoeken, zullen vlekken achterlaten op de titanium dempers, maar deze vlekken kunnen met een zachte zeep worden verwijderd.

De door hitte veroorzaakte verkleuringen op het gedeelte van de uitlaatpijp naar de titanium uitlaatdempers zijn normaal en kunnen niet worden verwijderd.

Na reiniging

1. Droog de motorfiets met een zeemleren lap of een vochtabsorberende doek.

2. Laat de aandrijfketting direct drogen en smeer hem om roestvorming te voorkomen.

3. Gebruik een chroompolish om verchroomde, aluminium en roestvrijstalen delen te laten glanzen.

4. Het is aan te bevelen om met een spuitbus een corrosiewerend middel aan te brengen op alle metalen delen, ook op verchroomde en vernikkelde componenten, om zo corrosie te voorkomen.

5. Gebruik oliespray als universeel schoonmaakmiddel om nog achtergebleven vuil te verwijderen.

6. Werk kleine lakbeschadigingen door steenslag e.d. bij.

7. Zet alle gelakte oppervlakken in de was.

8. Laat de motorfiets volledig drogen alvorens deze te stallen of af te dekken.

DWA11131

WAARSCHUWING

Verontreiniging van de remmen of banden kan leiden tot verlies van de controle over de machine.

● Controleer of er geen olie of was op de remmen of banden zit.

● Reinig de remschijven en remvoeringen indien nodig met een normale remschijfreiniger of aceton en spoel de banden schoon met lauw water en een mild reinigingsmiddel.

Test de remwerking en het weggedrag van de machine in bochten voordat u met hoge snelheden gaat rijden.

DCA10800

LET OP

● Breng een geringe hoeveelheid oliespray en was aan en verwijder overtollige hoeveelheden.

7-3

Breng oliespray of was nooit aan op rubber of kunststof delen, behandel deze met een daartoe bestemd verzorgingsmiddel.

Vermijd het gebruik van schurende poetsmiddelen, deze tasten de lak aan.

OPMERKING

● Vraag een Yamaha dealer om advies over de te gebruiken producten.

● Door wassen, regenachtig weer of een vochtig klimaat kan de koplamplens beslagen raken. Inschakelen van de koplamp gedurende een korte periode zal helpen bij de verwijdering van het vocht.

U5YUD5D0.book Page 4 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

Stalling

VERZORGING EN STALLING VAN DE MOTORFIETS

DAU26202

Korte termijn

Stal uw motorfiets steeds op een koele en droge plek en bescherm indien nodig tegen stof met een luchtdoorlatende stallinghoes.

DCA10810

LET OP

Als de motorfiets wordt gestald in een slecht geventileerde ruimte of in vochtige toestand wordt afgedekt met een hoes of een dekzeil, zal water en vocht kunnen binnendringen en roestvorming veroorzaken.

Voorkom corrosie door de machine niet te stallen in een vochtige kelder, een stal (i.v.m. de aanwezigheid van ammoniakdamp) en in een opslagruimte voor sterke chemicaliën.

Lange termijn

Alvorens uw motorfiets gedurende meerdere maanden aaneen te stallen:

1. Volg alle instructies op in de paragraaf

“Verzorging” in dit hoofdstuk.

2. Vul de brandstoftank en voeg een stabilisatoradditief (indien verkrijgbaar) toe om roestvorming in de tank en achteruitgang van de brandstof te voorkomen.

3. Voer de volgende stappen uit om de cilinders, de zuigerveren etc. te beschermen tegen corrosie.

a. Verwijder de bougiedoppen en de bougies.

b. Giet een theelepel motorolie in elk bougiegat.

c. Breng de bougiedoppen aan op de bougies en leg dan de bougies zodanig op de cilinderkop dat de elektroden aan massa liggen. (Dit voorkomt vonken tijdens de volgende stap.) d. Laat de motor een paar keer ronddraaien op de startmotor. (De cilinderwanden worden zo geolied.)

WAARSCHUWING! Verbind de bougie-elektrodes met de massa bij het ronddraaien van de motor om schade of letsel door vonkvorming te voorkomen.

[DWA10951] e. Haal de bougiedoppen los van de bougies en breng dan de bougies en de bougiedoppen weer aan.

4. Smeer alle bedieningskabels en scharnierpunten van alle hendels en pedalen en van de zijstandaard/middenbok.

5. Controleer de bandenspanning, corrigeer deze indien nodig en breng dan de motorfiets omhoog, zodat beide wielen los van de grond zijn. Een andere mogelijkheid is de wielen elke maand iets te draaien, zodat de banden niet op één gedeelte sterker achteruitgaan.

6. Dek de uitlaatdemperopeningen af met een plastic zak om te voorkomen dat vocht kan binnendringen.

7. Verwijder de accu en laad deze volledig bij. Berg de accu op een koele en droge plek op en laad deze eens per maand bij. Berg de accu niet op een overmatig koude of warme plek op

[onder 0 °C (30 °F) of boven 30 °C (90

°F)]. Zie pagina 6-25 voor meer infor-

matie over het opbergen van de accu.

OPMERKING

Voer eventueel benodigde reparaties uit voordat u uw motorfiets stalt.

7

7-4

U5YUD5D0.book Page 1 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

8

SPECIFICATIES

Afmetingen:

Totale lengte:

2185 mm (86.0 in)

Totale breedte:

800 mm (31.5 in)

Totale hoogte:

1105 mm (43.5 in)

Zadelhoogte:

825 mm (32.5 in)

Wielbasis:

1525 mm (60.0 in)

Grondspeling:

145 mm (5.71 in)

Kleinste draaicirkel:

3200 mm (126.0 in)

Gewicht:

Incl. olie en brandstof:

265.0 kg (584 lb)

Motor:

Type motor:

Luchtgekoeld, 4-takt, OHV

Cilinderopstelling:

2-cilinder, V-blok

Slagvolume:

1670 cm³

Boring

× slag:

97.0

× 113.0 mm (3.82 × 4.45 in)

Compressieverhouding:

8.40 :1

Startsysteem:

Elektrische startmotor

Smeersysteem:

Dry sump

Motorolie:

Aanbevolen merk:

YAMALUBE

Type:

SAE 10W-30 of SAE 10W-40 of SAE 10W-

50 of SAE 15W-40 of SAE 20W-40 of SAE

20W-50

-20 -10 0 10 20 30 40 50 ˚C

SAE 10W-30

SAE 10W-40

SAE 10W-50

SAE 15W-40

SAE 20W-40

SAE 20W-50

Aanbevolen kwaliteit motorolie:

Type API service SG of hoger, JASO MA norm

Hoeveelheid motorolie:

Zonder vervanging van oliefilterpatroon:

3.70 L (3.91 US qt, 3.26 Imp.qt)

Met vervanging van oliefilterpatroon:

4.10 L (4.33 US qt, 3.61 Imp.qt)

Luchtfilter:

Luchtfilterelement:

Papieren element met oliecoating

Brandstof:

Aanbevolen brandstof:

Uitsluitend normale loodvrije benzine

Inhoud brandstoftank:

15.0 L (3.96 US gal, 3.30 Imp.gal)

8-1

Hoeveelheid reservebrandstof:

3.0 L (0.79 US gal, 0.66 Imp.gal)

Brandstofinjectie:

Gasklephuis:

Het teken van identificatie:

5YU1 02

Bougie(s):

Fabrikant/model:

NGK/DPR7EA-9

Fabrikant/model:

DENSO/X22EPR-U9

Elektrodenafstand:

0.8–0.9 mm (0.031–0.035 in)

Koppeling:

Type koppeling:

Nat, meervoudige plaat

Versnellingsbak:

Primair reductiesysteem:

Recht tandwiel

Primaire reductieverhouding:

71/48 (1.479)

Secundair reductiesysteem:

Kettingaandrijving

Secundaire reductieverhouding:

39/17 (2.294)

Type versnellingbak:

Constant mesh, 5 versnellingen

Bediening:

Bediening met linkervoet

Overbrengingsverhoudingen:

1e:

2e:

38/16 (2.375)

30/19 (1.579)

U5YUD5D0.book Page 2 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

3e:

29/25 (1.160)

4e:

24/25 (0.960)

5e:

24/30 (0.800)

Chassis:

Type frame:

Dubbel wiegframe

Spoorhoek:

25.00 graad

Naspoor:

103.0 mm (4.06 in)

Voorband:

Type:

Tubeless

Maat:

120/70 ZR17 M/C (58W)

Fabrikant/model:

PIRELLI/DIABLO ROSSO

Achterband:

Type:

Tubeless

Maat:

190/50 ZR17 M/C (73W)

Fabrikant/model:

PIRELLI/DIABLO ROSSO

Belading:

Maximale belasting:

196 kg (432 lb)

(Totaal gewicht van bestuurder, passagier, bagage en accessoires)

Bandenspanning (gemeten aan koude banden):

Gewichtsverdeling:

0–90 kg (0–198 lb)

Voor:

250 kPa (2.50 kgf/cm², 36 psi)

Achter:

290 kPa (2.90 kgf/cm², 42 psi)

Gewichtsverdeling:

90–196 kg (198–432 lb)

Voor:

250 kPa (2.50 kgf/cm², 36 psi)

Achter:

290 kPa (2.90 kgf/cm², 42 psi)

Rijden met hoge snelheid:

Voor:

250 kPa (2.50 kgf/cm², 36 psi)

Achter:

290 kPa (2.90 kgf/cm², 42 psi)

Voorwiel:

Type wiel:

Gietwiel

Velgmaat:

17M/C x MT3.50

Achterwiel:

Type wiel:

Gietwiel

Velgmaat:

17M/C x MT6.00

Voorrem:

Type:

Dubbele schijfrem

Bediening:

Bediening met rechterhand

8-2

SPECIFICATIES

Aanbevolen remvloeistof:

DOT 4

Achterrem:

Type:

Enkele schijfrem

Bediening:

Bediening met rechtervoet

Aanbevolen remvloeistof:

DOT 4

Voorwielophanging:

Type:

Telescoopvork

Veer/schokdempertype:

Schroefveer/oliedemper

Veerweg:

120.0 mm (4.72 in)

Achterwielophanging:

Type:

Achterbrug (link-ophanging)

Veer/schokdempertype:

Schroefveer/gas-oliedemper

Veerweg:

117.0 mm (4.61 in)

Elektrische installatie:

Ontstekingssysteem:

Transistorontsteking (digitaal)

Laadsysteem:

Wisselstroomdynamo met permanente magneten

Accu:

Model:

GT14B-4

Voltage, capaciteit:

12 V, 12.0 Ah

8

U5YUD5D0.book Page 3 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

8

SPECIFICATIES

Koplamp:

Type gloeilamp:

Halogeenlamp

Gloeilampen voltage, wattage × aantal:

Dimlicht:

12 V, 51.0 W × 1

Grootlicht:

12 V, 55.0 W × 1

Achterlicht/remlicht unit:

LED

Voorste richtingaanwijzer:

12 V, 10.0 W × 2

Achterste richtingaanwijzer:

12 V, 10.0 W × 2

Parkeerlicht:

12 V, 5.0 W × 3

Kentekenverlichting:

12 V, 5.0 W × 1

Instrumentenverlichting:

LED

Controlelampje vrijstand:

LED

Controlelampje grootlicht:

LED

Controlelampje richtingaanwijzers:

LED

Controlelampje brandstofniveau:

LED

Waarschuwingslampje motorstoring:

LED

Controlelampje startblokkering:

LED

Zekeringen:

Hoofdzekering:

50.0 A

Koplampzekering:

15.0 A

Zekering signaleringssysteem:

10.0 A

Zekering ontstekingssysteem:

25.0 A

Zekering parkeerlichtcircuit:

10.0 A

Zekering koelvin voor uitlaatdemperkap:

15.0 A

Zekering ECU (elektronische regeleenheid):

10.0 A

Zekering brandstofinjectiesysteem:

15.0 A

Backup-zekering:

10.0 A

Zekering automatisch decompressiesysteem:

15.0 A

8-3

U5YUD5D0.book Page 1 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

DAU26352

Identificatienummers

Noteer het sleutelnummer, het voertuigidentificatienummer en de gegevens op de modelinformatiesticker in onderstaande ruimtes. Deze nummers heeft u nodig om reserveonderdelen bij een Yamaha dealer te bestellen of wanneer uw voertuig is gestolen.

SLEUTELNUMMER:

Sleutelnummer

VOERTUIGIDENTIFICATIENUMMER:

MODELINFORMATIESTICKER:

GEBRUIKERSINFORMATIE

DAU26400 DAU26381

Voertuigidentificatienummer

1. Sleutelnummer

2. Codeersleutel (rood bovendeel)

3. Standaardsleutels (zwart bovendeel)

Het sleutelnummer is ingeslagen op het sleutelplaatje. Noteer dit nummer in het daartoe bestemde vakje en gebruik dit als referentie bij het bestellen van een nieuwe sleutel.

1. Voertuigidentificatienummer

Het voertuigidentificatienummer is ingeslagen op de balhoofdbuis. Noteer dit nummer in het daartoe bestemde vakje.

OPMERKING

Het voertuigidentificatienummer is bedoeld voor identificatie van uw motorfiets en kan worden gebruikt om uw motor in uw land aan te melden voor kentekenregistratie.

9

9-1

U5YUD5D0.book Page 2 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

GEBRUIKERSINFORMATIE

DAU26480

Modelinformatiesticker

9

1. Modelinformatiesticker

De modelinformatiesticker is onder het za-

del bevestigd aan het frame. (Zie pagina

3-14.) Noteer de informatie op deze sticker

in het daartoe bestemde vakje. Deze informatie is nodig om reserve-onderdelen te bestellen bij een Yamaha dealer.

9-2

U5YUD5D0.book Page 1 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

A

B

Aandrijfketting, reinigen en smeren ...... 6-21

Accu...................................................... 6-25

Achterlicht/remlichtunit ......................... 6-29

Antidiefstal-alarmsysteem (optie) ........... 3-8

C

Bagageriembevestiging ........................ 3-20

Banden ................................................. 6-14

Bougies, controleren............................... 6-9

Brandstof .............................................. 3-12

Brandstofverbruik, tips voor een zuinig .................................................... 5-3

D

Dimlichtschakelaar ................................. 3-9

E

Claxonschakelaar ................................... 3-9

Contactslot/stuurslot ............................... 3-2

Controle- en waarschuwingslampjes ...... 3-3

Controlelampje grootlicht........................ 3-4

Controlelampjes richtingaanwijzers ........ 3-3

Controlelampje startblokkeersysteem .... 3-4

I

G

EXUP-systeem ..................................... 3-20

Gasgreep en gaskabel, controleren en smeren ............................................... 6-22

Gereedschapsset ................................... 6-1

Gloeilamp kentekenverlichting, vervangen........................................... 6-30

Gloeilamp richtingaanwijzer, vervangen........................................... 6-29

Identificatienummers .............................. 9-1

Inrijperiode .............................................. 5-3

K

Kabels, controleren en smeren .............6-21

Klepspeling............................................6-14

Koplampgloeilamp, vervangen ..............6-27

Koppelingshendel.........................3-10, 6-17

L

M

Lichtsignaalschakelaar............................3-9

Luchtfilterelement..................................6-13

N

Noodstopschakelaar ...............................3-9

O

Matkleur, let op........................................7-1

Modelinformatiesticker ............................9-2

Motorolie en oliefilterpatroon .................6-10

Multifunctioneel display ...........................3-5

P

Onderhoud, uitstootcontrolesysteem ......6-3

Ondersteunen van de motorfiets...........6-32

R

Parkeerlichtgloeilamp, vervangen .........6-31

Parkeren..................................................5-4

Plaats van de onderdelen .......................2-1

Problemen oplossen .............................6-32

Rem- en koppelingshendels, controleren en smeren ........................6-22

Rem- en koppelingsvloeistof, verversen ............................................6-19

Rem- en schakelpedalen, controleren en smeren ...........................................6-22

Remhendel ............................................3-11

Remlichtschakelaar, afstellen ...............6-17

Rempedaal ............................................3-11

Remvloeistofniveau, controleren ...........6-18

INDEX

S

Richtingaanwijzerschakelaar .................. 3-9

Schakelaar alarmverlichting.................... 3-9

Schakelen ............................................... 5-2

Schakelpedaal ...................................... 3-10

Schokdemperunit, afstellen .................. 3-17

Sleutelnummer........................................ 9-1

Smering en onderhoud, periodiek........... 6-4

Spanning aandrijfketting ....................... 6-20

Specificaties............................................ 8-1

Stalling .................................................... 7-4

Startblokkeersysteem ............................. 3-1

Starten van de motor .............................. 5-1

Startknop ................................................ 3-9

Startspersysteem .................................. 3-21

Storingzoekschema .............................. 6-34

Stroomlijnpaneel, verwijderen en aanbrengen .......................................... 6-8

Stuurschakelaars .................................... 3-9

Stuursysteem, controleren .................... 6-24

T

U

Tankbeluchtingsslang/overloopslang.... 3-13

Tankdop................................................ 3-11

V

Uitlaatkatalysatoren .............................. 3-14

Veiligheidsinformatie............................... 1-1

Verzorging .............................................. 7-1

Voertuigidentificatienummer ................... 9-1

Voor- en achterremblokken controleren.......................................... 6-18

Voorvork, afstellen ................................ 3-15

Voorvork, controleren ........................... 6-23

Vrije slag gaskabel, controleren............ 6-14

U5YUD5D0.book Page 2 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

INDEX

Vrijstandcontrolelampje........................... 3-4

W

Z

Waarschuwingslampje brandstofniveau .................................... 3-4

Waarschuwingslampje motorstoring ....... 3-4

Wielen ................................................... 6-17

Wiellagers controleren .......................... 6-24

Zadel ..................................................... 3-14

Zekeringen, vervangen ......................... 6-26

Zijstandaard .......................................... 3-20

Zijstandaard, controleren en smeren .... 6-23

U5YUD5D0.book Page 3 Monday, March 16, 2009 8:23 PM

YAMAHA MOTOR CO., LTD.

PRINTED IN THE NETHERLANDS

2009.03

DIC183

advertisement

Was this manual useful for you? Yes No
Thank you for your participation!

* Your assessment is very important for improving the workof artificial intelligence, which forms the content of this project

Related manuals

Download PDF

advertisement

Table of contents