Yamaha | 5PW-28199-10 | Handleiding | periodiek onderhoud en kleinere reparaties
Add to my manuals120 Pages
advertisement
GEDRUKT OP KRINGLOOPPAPIER
YAMAHA MOTOR CO., LTD.
PRINTED IN JAPAN
2001 .
12 0.3
×
2 CR
(D)
HANDLEIDING
YZF-R1
5PW-28199-D0
E_5GK_Consumer.fm Page 11 Wednesday, June 13, 2001 1:03 PM
D_5pw.book Page 1 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
DAU03338 INLEIDING
Welkom in de wereld van Yamaha rijders!
Als bezitter van een YZF-R1 profiteert u van Yamaha’s ervaring en technische kennis in het ontwerpen en fabriceren van producten van topkwaliteit, waarmee Yamaha haar verdiende reputatie van betrouwbaarheid heeft verworven.
Neem de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, zodat u alle voordelen van uw YZF-R1 optimaal kunt benutten. Deze gebruikershandleiding geeft instructies over bediening, inspectie en onderhoud van de motorfiets, terwijl ook wordt beschreven hoe u uzelf en anderen persoonlijk letsel en schade kunt besparen.
De vele tips in deze handleiding helpen u bovendien om uw motorfiets in optimale conditie te houden. Als er tenslotte toch nog vragen zijn, aarzel dan niet en neem contact op met de Yamaha dealer.
Het Yamaha team wenst u vele veilige en plezierige ritten toe. En vergeet niet, veiligheid voor alles!
D_5pw.book Page 1 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
Bijzonder belangrijke informatie is in deze handleiding gemarkeerd met de volgende aanduidingen:
Het Safety Alert symbool betekent ATTENTIE! LET OP! HET GAAT OM UW
VEILIGHEID!
DAU00005
WAARSCHUWING
Wanneer instructies vermeld in een WAARSCHUWING niet worden opgevolgd, kan dit leiden tot ernstig of zelfs dodelijk letsel voor de motorrijder of omstanders of degene die de motorfiets inspecteert of repareert.
LET OP:
OPMERKING:
De aanduiding LET OP staat vermeld bij speciale voorzorgsmaatregelen die moeten worden genomen om schade aan de motorfiets te voorkomen.
De aanduiding OPMERKING staat bij belangrijke informatie die procedures kan vergemakkelijken of verhelderen.
_
_
OPMERKING:
● Deze handleiding moet worden gezien als een permanent onderdeel van deze motorfiets en moet altijd bij de machine blijven, ook als deze ooit wordt verkocht.
● Yamaha werkt voortdurend aan verbeteringen ten aanzien van productontwerp en kwaliteit. Om deze reden kan soms sprake zijn van kleine tegenstrijdigheden tussen uw motor en de beschrijving ervan in deze handleiding, ook al bevat de handleiding de meest recente productinformatie ten tijde van publicatie. Als u vragen heeft over deze handleiding, neem dan contact op met uw Yamaha dealer.
D_5pw.book Page 2 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
DW000002
_
WAARSCHUWING
_
LEES DEZE HANDLEIDING AANDACHTIG HELEMAAL DOOR VOORDAT U DEZE MOTORFIETS
GAAT GEBRUIKEN.
D_5pw.book Page 3 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
DAU04229
YZF-R1
HANDLEIDING
©2001 door Yamaha Motor Co., Ltd.
1e uitgave, november 2001
Alle rechten voorbehouden.
Elke vorm van herdruk of onbevoegd gebruik zonder schriftelijke toestemming van
Yamaha Motor Co., Ltd.
is uitdrukkelijk verboden.
Printed in Japan.
D_5pw.book Page 1 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
DAU00009 INHOUD VAN DEZE HANDLEIDING
1 GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID
2 BESCHRIJVING
3 FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
4 CONTROLES VOOR HET STARTEN
5 GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
6 PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
7 VERZORGING EN STALLING VAN DE MOTORFIETS
8 SPECIFICATIES
9 GEBRUIKERSINFORMATIE
INDEX
6
7
4
5
8
9
1
2
3
D_5pw.book Page 2 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
D_5pw.book Page 1 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID
GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID ............................................. 1-1
1
1
D_5pw.book Page 1 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
DAU00021 GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID
Motorfietsen zijn schitterende machines die de motorrijder een onovertroffen gevoel van vrijheid kunnen geven. Er zijn echter wel bepaalde spelregels en beperkingen, waar u niet omheen kunt; ook de beste motorfiets kan niet meer dan de natuurwetten toestaan.
Regelmatige verzorging en onderhoud is van groot belang om de waarde en de goede conditie van uw motor te behouden. Dit geldt trouwens niet alleen voor de motorfiets, maar ook voor de motorrijder: om goed en veilig te rijden moet u zelf ook in goede conditie zijn. Rijden onder invloed van medicijnen, drugs en alcohol is natuurlijk uit den boze. Motorrijders horen altijd—meer nog dan autobestuurders— geestelijk en lichamelijk op hun best te zijn. Ook de geringste hoeveelheid alcohol geeft ongemerkt een zekere overmoed, die bijzonder gevaarlijk kan zijn.
Beschermende kleding is voor een motorrijder even belangrijk als veiligheidsgordels voor de bestuurder en inzittenden van een auto. Draag steeds een compleet motorpak (gemaakt van leer of slijtvast synthetisch materiaal met beschermers), stevige laarzen, motorhandschoenen en een goed passende helm. Optimaal beschermende kleding mag echter niet aanmoedigen tot zorgeloosheid.
Vooral integraal omsluitende helmen en motorpakken geven een gevoel van totale veiligheid en bescherming, maar toch zijn motorrijders altijd kwetsbaar in het verkeer. Ken uw eigen grenzen, rijd niet harder dan verstandig is en neem geen onnodige risico’s. Vooral bij nat weer zit een ongeluk in een klein hoekje. Een verstandig motorrijder rijdt defensief en met voorspelbaar weggedrag. Ook al weet uzelf precies wat u doet, verrassing bij andere weggebruikers is gevaarlijk. Houd rekening met de mogelijkheid dat andere weggebruikers fouten kunnen maken; veiligheid is samenwerking.
Veel plezier onderweg!
1-1
D_5pw.book Page 1 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
BESCHRIJVING
Aanzicht linkerzijde ............................................................................ 2-1
Aanzicht rechterzijde.......................................................................... 2-2
Schakelaars en instrumenten ............................................................ 2-3
2
2
D_5pw.book Page 1 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
BESCHRIJVING
Aanzicht linkerzijde
1. Zekeringenkastje
2. Stelschroef inveerdemping voorvork
3. Stelschroef uitveerdemping voorvork
4. Stelbout veervoorspanning voorvork
5. Remvloeistofreservoir voorrem
7. Stelring veervoorspanning schokdemperunit
8. Stelschroef inveerdemping schokdemperunit
9. Boordgereedschapsset
10. Stelschroef uitveerdemping schokdemperunit
11. Aftapplug motorolie
12. Oliefilterpatroon
(pagina 6-35)
(pagina 3-20)
(pagina 3-20)
(pagina 3-19)
(pagina 6-26)
(pagina 3-21)
(pagina 3-22)
(pagina 6-1)
(pagina 3-22)
(pagina 6-10)
(pagina 6-10)
2-1
DAU00026
D_5pw.book Page 2 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
Aanzicht rechterzijde
BESCHRIJVING
2
13. Bagageriembevestiging
14. Helmbevestigingen
15. Hoofdzekering
16. Zekering elektronisch brandstofinjectiesysteem
17. Accu
18. Remvloeistofreservoir achterrem
(pagina 3-23)
(pagina 3-18)
(pagina 6-35)
(pagina 6-35)
(pagina 6-33)
(pagina 6-26)
19. Luchtfilterelement
20. Koelvloeistofradiatorvuldop
21. Koelvloeistofreservoir
22. Kijkglas motorolieniveau
23. Vuldop motorolie
(pagina 6-16)
(pagina 6-13)
(pagina 6-12)
(pagina 6-9)
(pagina 6-9)
2-2
2
D_5pw.book Page 3 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
BESCHRIJVING
Schakelaars en instrumenten
1. Koppelingshendel
2. Schakelaargroep linkerstuurgreep
3. Multifunctioneel display
4. Contactslot/stuurslot-unit
(pagina 3-13)
(pagina 3-11)
(pagina 3-6)
(pagina 3-1)
5. Toerenteller (pagina 3-11)
6. Schakelaargroep rechterstuurgreep (pagina 3-12)
7. Gasgreep
8. Remhendel
(pagina 6-19)
(pagina 3-13)
2-3
D_5pw.book Page 1 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
Contactslot/stuurslot-unit .....................................3-1
Controlelampjes en waarschuwingslampjes .......3-2
Multifunctioneel display ........................................3-6
Toerenteller ........................................................3-11
Antidiefstal-alarm (optie) ....................................3-11
Stuurschakelaars ...............................................3-11
Koppelingshendel ..............................................3-13
Schakelpedaal ...................................................3-13
Remhendel ........................................................3-13
Rempedaal ........................................................3-14
Vuldop brandstoftank .........................................3-14
Brandstof ...........................................................3-15
Tankbeluchtingsslang ........................................ 3-16
Uitlaatkatalysator .............................................. 3-16
Zadels ............................................................... 3-17
Helmbevestiging ................................................ 3-18
Opbergcompartiment ........................................ 3-19
Afstellen van de voorvork .................................. 3-19
Afstellen van de schookdemperunit .................. 3-21
Bagageriembevestiging ..................................... 3-23
EXUP-systeem .................................................. 3-24
Zijstandaard ...................................................... 3-24
Startspersysteem .............................................. 3-25
3
D_5pw.book Page 1 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN DAU00027
3
DAU00029
Contactslot/stuurslot-unit
Via het contactslot/stuurslot worden het ontstekingssysteem en de verlichtingssystemen bediend en wordt het stuur vergrendeld. De diverse standen worden hierna beschreven.
DAU00036
ON
Alle elektrische systemen worden elektrisch gevoed en de motor kan worden gestart. De sleutel kan niet worden uitgenomen.
DAU00040
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan worden uitgenomen.
Om het stuur te vergrendelen
1. Draai het stuur helemaal naar links.
2. Druk de sleutel in de “OFF”-stand in en draai hem dan naar de “LOCK”stand. Houd de sleutel hierbij ingedrukt.
3. Neem de sleutel uit.
DAU00038
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan worden uitgenomen.
Om het stuur te ontgrendelen
Druk de sleutel in en draai hem dan naar
“OFF” terwijl de sleutel ingedrukt wordt gehouden.
1. Drukken.
2. Draaien.
DW000016
_
WAARSCHUWING
_
Draai de contactsleutel nooit naar “OFF” of naar “LOCK” terwijl de motorfiets rijdt; elektrische systemen worden dan afgeschakeld en mogelijk zult u zo de macht over het stuur verliezen of een ongeval veroorzaken. Zorg altijd dat de motorfiets stilstaat voordat u de sleutel naar “OFF” of naar “LOCK” draait.
3-1
D_5pw.book Page 2 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DAU04492
(Parkeren)
Het stuur is vergrendeld en het achterlicht, de kentekenverlichting en de parkeerlichten branden, maar alle overige elektrische systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan worden uitgenomen.
Het stuur moet zijn vergrendeld om de sleutel naar “ ” te kunnen draaien.
DCA00043
_
_
LET OP:
Gebruik de parkeerverlichting niet gedurende langere tijd, anders kan de accu ontladen raken.
1. Controlelampje rechter richtingaanwijzer
“ ”
2. Controlelampje “ ” voor brandstofniveau
3. Waarschuwingslampje “ ” voor olieniveau
4. Controlelampje “ ” voor vrijstand
5. Waarschuwingslampje motorstoring “
6. Controlelampje grootlicht “ ”
7. Controlelampje linker richtingaanwijzer “
”
”
DAU03034
Controlelampjes en waarschuwingslampjes
DAU04303
Controlelampje “ ” voor brandstofniveau
Dit controlelampje gaat branden wanneer het brandstofniveau daalt tot beneden ca.
3,3 L. Vul in dat geval zo snel mogelijk brandstof bij.
Het elektrisch circuit van het waarschuwingslampje kan via de volgende procedure worden getest.
1. Draai de sleutel naar “ON”.
2. Als het waarschuwingslampje niet een paar seconden lang brandt en dan dooft, vraag dan een Yamaha dealer het elektrisch circuit te testen.
DAU04121
Controlelampjes richtingaanwijzers
“ ” en “ ”
Het bijbehorende controlelampje knippert terwijl de schakelaar voor richtingaanwijzers naar de linker- of rechterstand is gedrukt.
3
3-2
D_5pw.book Page 3 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
3
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
_
_
OPMERKING:
Bij een voldoende hoog olieniveau kan het waarschuwingslampje soms toch knipperen bij rijden op een helling of bij plotseling afremmen of optrekken, er is dan echter geen sprake van een storing.
DAU00063
Controlelampje grootlicht “ ”
Dit controlelampje gaat branden wanneer het grootlicht van de koplamp is ingeschakeld.
DAU00061
Controlelampje “ ” voor vrijstand
Dit controlelampje brandt wanneer de versnellingsbak in de vrijstand staat. 1. Controlelampje rechter richtingaanwijzer “
2. Controlelampje “ ” voor brandstofniveau
3. Waarschuwingslampje “ ” voor olieniveau
4. Controlelampje “ ” voor vrijstand
5. Waarschuwingslampje motorstoring “
6. Controlelampje grootlicht “ ”
”
”
7. Controlelampje linker richtingaanwijzer “ ”
Waarschuwingslampje “
DAU04301
” voor olieniveau
Dit waarschuwingslampje gaat branden als het motorolieniveau laag is.
Het elektrisch circuit van het waarschuwingslampje kan via de volgende procedure worden getest.
1. Draai de sleutel naar “ON”.
2. Als het waarschuwingslampje niet een paar seconden lang brandt en dan dooft, vraag dan een Yamaha dealer het elektrisch circuit te testen.
DAU04514
Waarschuwingslampje motorstoring
“ ”
Dit waarschuwingslampje gaat branden of knippert wanneer een elektrisch circuit dat de motorwerking controleert defect is.
Vraag in dat geval een Yamaha dealer het zelfdiagnosesysteem te controleren.
_
_
OPMERKING:
Dit waarschuwingslampje licht een paar seconden op en gaat dan uit als de sleutel naar “ON” wordt gedraaid, maar dat duidt niet op een storing.
3-3
D_5pw.book Page 4 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
1. Controlelampje motortoerental
2. Controlelampje koelvloeistoftemperatuur
“ ”
3. Weergave koelvloeistoftemperatuur
DAU04559
Controlelampje motortoerental
Het elektrisch circuit van het controlelampje kan via de volgende procedure worden getest.
1. Draai de sleutel naar “ON”.
2. Als het waarschuwingslampje niet een paar seconden lang oplicht en dan dooft, vraag dan een Yamaha dealer om het elektrisch circuit te testen. (Zie de pagina’s 3-8–3-10 voor een uitgebreide toelichting over de werking van dit waarschuwingslampje en de afstelling ervan.)
DAU04515
Controlelampje koelvloeistoftemperatuur “ ”
Dit controlelampje gaat branden als de motor oververhit raakt. Zet in zo’n geval de motor onmiddellijk af en geef deze de tijd om af te koelen.
Het elektrisch circuit van het waarschuwingslampje kan via de volgende procedure worden getest.
1. Draai de sleutel naar “ON”.
2. Als het waarschuwingslampje niet een paar seconden lang oplicht en dan dooft, vraag dan een Yamaha dealer om het elektrisch circuit te testen.
DC000002
_
LET OP:
_
Laat de motor niet draaien terwijl deze oververhit is.
3
3-4
3
D_5pw_Functions.fm Page 5 Tuesday, December 11, 2001 9:01 AM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
CB-25D
Koelvloeistoftemperatuur
Aanduidingen Waarschuwingstekens Toestand/wat te doen
0–39 °C De aanduiding “LO” licht op.
In orde. U kunt gaan rijden.
40–116 °C
117–139 °C
Boven 140 °C
De temperatuur wordt aangegeven.
In orde. U kunt gaan rijden.
De temperatuursaanduiding knippert. Het waarschuwingslampje licht op.
Stop de motorfiets en laat de motor stationair draaien tot de koelvloeistoftemperatuur daalt.
Als de temperatuur niet daalt, zet u de motor af. (Volg verder de aanwijzingen onder “Oververhitting van de motor” in het storingsoverzicht op pagina 6-46.)
De aanduiding “HI” knippert.
Het waarschuwingslampje licht op.
Stop de motor en laat hem afkoelen.
(Volg verder de aanwijzingen onder
“Oververhitting van de motor” in het storingsoverzicht op pagina 6-46.)
3-5
D_5pw_Functions.fm Page 6 Tuesday, December 11, 2001 8:49 AM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
1. Multifunctioneel display
2. “SELECT”-toets
3. “RESET”-toets
DAU04554
Multifunctioneel display
Het multifunctioneel display toont de volgende voorzieningen:
● een snelheidsmeter (die de actuele rijsnelheid aangeeft)
● een kilometerteller (die de totale afgelegde afstand aangeeft)
● twee rittellers (die de afgelegde afstand aangeven sinds de tellers het
● laatst werden teruggesteld op nul) een ritteller voor brandstofreserve (die de afgelegde afstand aangeeft sinds het waarschuwingslampje brandstofreserve aan ging)
●
●
● een klok een voorziening voor zelfdiagnose een instelfunctie voor displayhelderheid en een controlelampje voor motortoerental
_
_
OPMERKING:
● Vergeet niet de sleutel naar “ON” te draaien voordat u de toetsen
“SELECT” en “RESET” gebruikt.
● Alleen voor Groot-Brittannië: Om de weergave voor snelheidsmeter en kilometerteller/ritteller te wisselen tussen kilometers en mijlen, moeten de
“SELECT”-toets en de “RESET”-toets beide gedurende minstens twee seconden worden ingedrukt.
Kilometerteller- en ritteller-mode
Door indrukken van de “SELECT”-toets wisselt de weergave volgens onderstaande volgorde tussen kilometerteller-mode,
“ODO”- en ritteller-mode “TRIP 1” en
“TRIP 2”.
ODO → TRIP 1 → TRIP 2 → ODO
Als het controlelampje brandstofniveau aangaat (zie pagina 3-2), wisselt de kilometerteller weergave automatisch naar brandstofreserve ritteller “F-TRIP”-weergave en wordt de afgelegde afstand vanaf dat punt aangegeven. In dat geval wordt door indrukken van de “SELECT”-toets gewisseld tussen de diverse weergaven van rittellers en kilometerteller, volgens onderstaande volgorde:
F-TRIP → TRIP 1 → TRIP 2 → ODO → F-TRIP
3
3-6
D_5pw.book Page 7 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
3
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
Om de ritteller terug te stellen selecteert u deze eerst door de “SELECT”- toets in te drukken, waarna de “RESET”-toets minstens 1 seconde ingedrukt wordt gehouden. Wanneer u de brandstofreserve ritteller niet zelf met de hand op nul terugstelt, wordt deze automatisch teruggesteld zodra na het tanken 5 km is gereden en verschijnt de vorige weergavemode weer.
Klokweergave
Draai de sleutel naar “ON”.
Om de weergave te wijzigen naar klokmode drukt u de “SELECT”-toets minstens een seconde lang in.
Om terug te gaan naar de voorgaande weergave drukt u op “SELECT”-toets.
Om de klok op tijd te zetten:
1. Houd de “SELECT”- en “RESET”-toetsen tegelijkertijd minstens twee seconden lang ingedrukt.
2. Als de uuraanduiding begint te knipperen, druk dan op de “RESET”-toets om de uren in te stellen.
3. Druk op de “SELECT”-toets en de minutenaanduiding zal gaan knipperen.
4. Druk op de “RESET”-toets om de minuten in te stellen.
5. Druk op de “SELECT”-toets en laat deze dan los om de klok te starten.
DCA00127
_
LET OP:
_
Wanneer het display een foutcode aangeeft, moet de motorfiets zo spoedig mogelijk worden gecontroleerd om motorschade te voorkomen.
Zelfdiagnosesysteem
Dit model is uitgerust met een zelfdiagnosesysteem voor diverse elektrische circuits.
Als een van deze circuits uitvalt, gaat het waarschuwingslampje voor motorstoring branden en toont het multifunctionele display een foutcode van 2 cijfers (bijv. 11, 12,
13).
Noteer zo’n foutcode als die op het multifunctionele display staat aangegeven en vraag een Yamaha dealer de motorfiets na te zien.
3-7
D_5pw.book Page 8 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
1. Controlelampje motortoerental
2. “SELECT”-toets
3. “RESET”-toets
Instelfunctie voor displayhelderheid en controlelampje voor motortoerental
Deze instelfunctie schakelt door vijf regelfuncties heen, zodat u de volgende instellingen kunt selecteren volgens onderstaande volgorde.
1. Displayhelderheid: Met deze functie regelt u de helderheid van het multifunctionele display, afgestemd op het aanwezige daglicht.
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
2. Werking van controlelampje motortoerental: Met deze functie kiest u of het controlelampje geactiveerd moet worden en of het bij activering moet knipperen of continu moet branden.
3. Activering van controlelampje motortoerental: Via deze functie kiest u het motortoerental waarbij het controlelampje geactiveerd zal worden.
4. Deactivering van controlelampje motortoerental: Via deze functie kiest u het motortoerental waarbij het controlelampje gedeactiveerd zal worden.
5. Helderheid van controlelampje motortoerental: Met deze functie regelt u de helderheid van het controlelampje volgens uw voorkeur.
_
_
OPMERKING:
● Om via deze instelfunctie een willekeurige instelling te doen, moet u alle
● functies doorlopen. Als u echter de sleutel naar “OFF” draait of de motor start voordat de procedure is voltooid, worden alleen de instellingen geactiveerd die u deed voordat de
“SELECT”-toets de laatste maal werd ingedrukt.
In deze weergave toont het multifunctionele display de actuele instelling voor elke functie (behalve voor de functie activeertoerental controlelampje motortoerental).
3
3-8
D_5pw.book Page 9 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
3
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
Om de displayhelderheid in te stellen
1. Draai de sleutel naar “OFF”.
2. Druk de “SELECT”-toets in en houd deze ingedrukt.
3. Draai de sleutel naar “ON”, wacht dan vijf seconden en laat de “SELECT”toets los.
4. Druk de “RESET”-toets in om de gewenste displayhelderheid te kiezen.
5. Druk de “SELECT”-toets in om het geselecteerde niveau voor displayhelderheid te bevestigen. De instelfunctie gaat over naar de functie activering controlelampje motortoerental.
Instellen van de functie activering controlelampje motortoerental
1. Druk de “RESET”-toets in om een van de volgende instellingen voor activering van het lampje te kiezen: a. Het controlelampje gaat bij activering continu branden. (Deze instelling is geselecteerd wanneer het controlelampje aan blijft.) b. Het controlelampje gaat bij activering knipperen. (Deze instelling is geselecteerd wanneer het controlelampje vier keer per seconde knippert.) c. Het controlelampje is gedeactiveerd, het zal dus niet continu branden of knipperen. (Deze instelling is actief wanneer het controlelampje één keer per twee seconden knippert.)
2. Druk de “SELECT”-toets in om de geselecteerde activering voor het controlelampje te bevestigen. De instelfunctie gaat over naar de functie activeertoerental controlelampje motortoerental.
Instellen van de functie activeertoerental controlelampje motortoerental
_
_
OPMERKING:
Het activeertoerental voor het controlelampje kan worden ingesteld tussen 7.000
en 12.000 r/min, in stappen van 500 r/min.
1. Druk de “RESET”-toets in om het motortoerental in te stellen waarbij u het controlelampje wilt laten activeren.
2. Druk de “SELECT”-toets in om het geselecteerde motortoerental te bevestigen. De instelfunctie gaat over naar de functie deactivering controlelampje motortoerental.
3-9
D_5pw.book Page 10 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
Instellen van de functie deactivering controlelampje motortoerental
_
_
OPMERKING:
● De deactivering van het controlelampje kan worden ingesteld tussen 7.000
● en 12.000 r/min, in stappen van
500 r/min.
Denk eraan dat de deactiveerfunctie op een hoger toerental moet worden ingesteld dan de activeerfunctie, anders zal het controlelampje motortoerental gedeactiveerd blijven.
1. Druk de “RESET”-toets in om het motortoerental in te stellen waarbij u het controlelampje wilt laten deactiveren.
2. Druk de “SELECT”-toets in om het geselecteerde motortoerental te bevestigen. De instelfunctie gaat over naar de functie helderheid controlelampje motortoerental.
Instellen van helderheid controlelampje motortoerental
1. Druk de “RESET”-toets in om de gewenste helderheid van het controlelampje te kiezen.
2. Druk de “SELECT”-toets in om het geselecteerde helderheidsniveau van het controlelampje te bevestigen. De multifunctionele display gaat terug naar de weergaven kilometerteller, ritteller of klok.
3
3-10
D_5pw.book Page 11 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DAU00109
Antidiefstal-alarm (optie)
Deze motor kan door een Yamaha dealer worden uitgerust met een optioneel antidiefstal-alarmsysteem. Neem contact op met een Yamaha dealer voor nadere informatie.
3
1. Toerenteller
2. Rode toerentellerzone
DAU00101
Toerenteller
Met de elektrische toerenteller kan de motorrijder het motortoerental controleren en dit binnen het ideale bereik houden.
DC000003
_
LET OP:
_
Laat de motor niet draaien terwijl de toerenteller aanwijst in de rode zone.
Rode zone: 11.750 tpm en hoger
1. Lichtsignaalschakelaar “PASS”
2. Dimlichtschakelaar “ / ”
3. Richtingaanwijzerschakelaar “
4. Claxonschakelaar “ ”
/ ”
DAU00118
Stuurschakelaars
DAU04553
Lichtsignaalschakelaar “PASS”
Druk deze schakelaar in om met de koplampen een lichtsignaal te geven.
DAU03888
Dimlichtschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar op “ ” voor grootlicht en op “ ” voor dimlicht.
3-11
D_5pw.book Page 12 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DAU03889
Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan naar rechts aan te geven. Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan naar links aan te geven. Na loslaten keert de schakelaar terug naar de middenstand. Om de richtingaanwijzers uit te schakelen wordt de schakelaar ingedrukt nadat hij is teruggekeerd in de middenstand.
DAU00129
Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een claxonsignaal te geven.
1. Noodstopschakelaar “ / ”
2. Lichtschakelaar “ / / ”
3. Startknop “ ”
DAU03890
Noodstopschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar op “ ” alvorens de motor te starten. Zet deze schakelaar op
“ ” om in een noodgeval de motor direct uit te schakelen, zoals wanneer de machine omslaat of als de gaskabel blijft hangen.
DAU00143
Startknop “ ”
Druk deze knop in om de motor door middel van de startmotor te starten.
DC000005
_
LET OP:
_
Zie pagina 5-1 voor startinstructies voordat u de motor start.
DAU04557
Lichtschakelaar “ / / ”
Zet deze schakelaar in de stand “ om de parkeerlichten, het achterlicht, de in-
” strumentenverlichting en de kentekenverlichting in te schakelen. Zet de schakelaar in de stand “ ” om ook de koplampen in te schakelen. Zet de schakelaar in de stand
“ ” om alle verlichting uit te schakelen.
3
3-12
D_5pw.book Page 13 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
1. Koppelingshendel
DAU00152
Koppelingshendel
De koppelingshendel bevindt zich aan de linkerstuurgreep. Trek de hendel naar het stuur toe om de koppeling te ontkoppelen.
Laat de hendel los om de koppeling te laten aangrijpen. Voor een soepele werking van de koppeling moet de hendel snel ingetrokken worden en langzaam worden losgelaten.
De koppelingshendel is voorzien van een sperschakelaar die deel uitmaakt van het startspersysteem. (Zie pagina 3-26 voor uitleg over het startspersysteem.)
1. Schakelpedaal
DAU00157
Schakelpedaal
Het schakelpedaal bevindt zich aan de linkerzijde van de motor en wordt in combinatie met de koppelingshendel gebruikt bij het schakelen van de versnellingen van de
6-traps constant-mesh versnellingsbak op deze motorfiets.
1. Remhendel
2. Stelwiel voor afstelpositie remhendel
3. Pijlteken a. Afstand tussen remhendel en stuurgreep
DAU00161
Remhendel
De remhendel bevindt zich aan de rechterstuurgreep. Trek de hendel naar het stuur toe om de voorrem te bekrachtigen.
De remhendel is voorzien van een stelwiel voor afstelpositie. Om de afstand tussen de remhendel en de stuurgreep af te stellen, wordt het stelwiel gedraaid terwijl de hendel van het stuur vandaan wordt gehouden.
Controleer of het correcte instelpunt op het stelwiel tegenover het pijlteken staat op de koppelingshendel.
3-13
D_5pw.book Page 14 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
1. Rempedaal
DAU00162
Rempedaal
Het rempedaal bevindt zich aan de rechterzijde van de motorfiets. Trap op het rempedaal om de achterrem te bekrachtigen.
1. Slotplaatje tankdopslot
2. Ontgrendelen.
Vuldop brandstoftank
DAU04068
Openen van de tankdop
Open het slotplaatje op de tankdop, steek de sleutel in het slot en draai hem dan een kwartslag rechtsom. Het slot wordt ontgrendeld en de tankdop kan worden verwijderd.
_
_
OPMERKING:
De tankdop kan alleen worden gesloten met de sleutel in het slot. Bovendien kan de sleutel niet worden uitgenomen als de tankdop niet correct gesloten en vergrendeld is.
DWA00025
_
WAARSCHUWING
_
Controleer of de tankdop stevig is aangebracht alvorens te gaan rijden.
Sluiten van de tankdop
1. Druk de tankdop in positie met de sleutel in het slot.
2. Neem de sleutel uit en sluit dan het slotplaatje.
3
3-14
D_5pw.book Page 15 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
3
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
1. Vulpijp brandstoftank
2. Brandstofniveau
DAU03753
Brandstof
Controleer of voldoende brandstof in de brandstoftank aanwezig is. Vul de brandstoftank tot onderaan de vulpijp zoals getoond.
DW000130
_
_
●
●
WAARSCHUWING
Overvul de brandstoftank niet, anders zal benzine uitstromen zodra deze warm wordt en uitzet.
Mors geen brandstof op een heet motorblok.
DAU00185
_
LET OP:
_
Veeg gemorste brandstof direct af met een schone, droge en zachte doek, de brandstof kan immers schade toebrengen aan de lak of aan kunststof onderdelen.
DAU04518
Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het gebruik van normale loodvrije benzine met een octaangetal van RON 95 of hoger. Als de motor gaat detoneren (pingelen), gebruik dan brandstof van een ander merk of gebruik loodvrije superbenzine. Door loodvrije benzine te gebruiken gaan bougies langer mee en blijven de onderhoudskosten beperkt.
Voorgeschreven brandstof:
UITSLUITEND LOODVRIJE
SUPERBENZINE
Inhoud brandstoftank:
Totale hoeveelheid:
17 L
Nog overgebleven hoeveelheid zodra het waarschuwingslampje brandstofniveau aan gaat:
3,3 L
DCA00104
_
LET OP:
_
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine.
Loodhoudende benzine veroorzaakt ernstige schade aan inwendige motoronderdelen als kleppen en zuigerveren en ook aan het uitlaatsysteem.
3-15
D_5pw.book Page 16 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
1. Tankbeluchtingsslang
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DAU02955
Tankbeluchtingsslang
Alvorens de motorfiets te gebruiken:
● Controleer de aansluiting van de tankbeluchtingsslang.
● Controleer de tankbeluchtingsslang op scheuren of beschadiging en vervang zo nodig.
● Controleer of het uiteinde van de tankbeluchtingsslang niet verstopt is en reinig die zo nodig.
DAU03098*
Uitlaatkatalysator
Deze motorfiets heeft een uitlaatkatalysator die gemonteerd is in de uitlaatdemper.
DW000128
_
WAARSCHUWING
_
Het uitlaatsysteem is heet nadat de motor heeft gedraaid. Controleer of het uitlaatsysteem is afgekoeld alvorens onderhoudswerkzaamheden uit te voeren.
DC000114
_
LET OP:
_
De volgende voorzorgsmaatregelen moeten worden genomen om brand of andere schaderisico’s te voorkomen.
● Gebruik uitsluitend loodvrije benzine. Bij gebruik van loodhoudende benzine zal onherstelbare schade worden toegebracht aan de uitlaatkatalysator.
● Parkeer de motorfiets nooit nabij brandgevaarlijke stoffen, zoals op gras of op ander materiaal dat ge-
● makkelijk vlamvat.
Laat de motor niet te lang aaneen stationair draaien.
3
3-16
D_5pw.book Page 17 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
1. Bout (
× 2)
Zadels
DAU04493
Rijderzadel
Verwijderen van het motorrijderzadel
Licht het motorrijderzadel op aan de achterste hoeken zoals afgebeeld, verwijder de bouten en neem het zadel los.
1. Uitsteeksel
2. Zadelbevestiging
Aanbrengen van het motorrijderzadel
Steek het uitsteeksel aan de voorzijde van het rijderzadel in de zadelbevestiging zoals afgebeeld, plaats het zadel in de oorspronkelijke positie en breng dan de bouten aan.
1. Duozadelslot
2. Ontgrendelen.
Duozadel
Verwijderen van het duozadel
1. Steek de sleutel in het zadelslot en draai linksom.
2. Houd de sleutel in deze stand vast, trek het duozadel aan de voorzijde omhoog en trek dan het zadel naar voren.
3-17
D_5pw.book Page 18 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
1. Uitsteeksel (
× 2)
2. Zadelbevestiging
Aanbrengen van het duozadel
1. Steek de uitsteeksels aan de achterzijde van het duozadel in de zadelbevestiging zoals afgebeeld en druk dan de voorzijde van het zadel omlaag om te vergrendelen.
2. Neem de sleutel uit.
_
_
OPMERKING:
Controleer of de zadels stevig zijn vergrendeld alvorens te gaan rijden.
1. Helmbevestiging (
× 2)
DAU04489
Helmbevestiging
De helmbevestigingen bevinden zich aan de onderzijde van het duozadel.
Om een helm aan een helmbevestiging te bevestigen
1. Verwijder het duozadel. (Zie pagina
3-17. voor de werkwijze bij verwijderen en aanbrengen van het duozadel.)
2. Maak de helm vast aan een helmbevestiging en breng dan het duozadel stevig aan.
DWA00015
_
WAARSCHUWING
_
Rijd nooit met een helm bevestigd aan de helmbevestiging, de helm kan zo voorwerpen raken waardoor de machine mogelijk onbestuurbaar wordt en een ongeval niet uitgesloten is.
DCA00128
_
LET OP:
_
Door hun maatvoering of vorm kunnen sommige helmen in aanraking komen met de uitlaatdemper wanneer ze aan de rechter helmbevestiging worden vastgemaakt. Controleer of uw helm de uitlaatdemper niet raakt terwijl deze aan de helmbevestiging is vastgemaakt.
Om een helm los te maken van de helmbevestiging
Verwijder het duozadel, neem de helm los van de helmbevestiging en breng het zadel weer aan.
3
3-18
D_5pw.book Page 19 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
3
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
1. Opbergcompartiment
DAU01242
Opbergcompartiment
Het opbergcompartiment bevindt zich onder het duozadel. (Zie pagina 3-17. voor de werkwijze bij verwijderen en aanbrengen van het duozadel.)
DWA00005
_
_
●
●
WAARSCHUWING
Overschrijd het maximumlaadgewicht van 3 kg voor de bagagedrager niet.
Overschrijd het maximumlaadgewicht van 202 kg voor de machine niet.
DAU01862
Afstellen van de voorvork
Deze voorvork is voorzien van stelbouten voor instellen van de veervoorspanning, stelschroeven voor instellen van de uitveerdemping en stelschroeven voor instellen van de inveerdemping.
DW000035
_
WAARSCHUWING
_
Geef beide vorkpoten steeds dezelfde afstelling, anders kan slecht weggedrag en verminderde rijstabiliteit het gevolg zijn.
1. Stelbout veervoorspanning
Veervoorspanning
Draai om de veervoorspanning te verhogen en zo de vering stugger te maken de stelbout op beide vorkpoten in de richting a.
Draai om de veervoorspanning te verlagen en zo de vering zachter te maken de stelbout op beide vorkpoten in de richting b.
3-19
D_5pw.book Page 20 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
1. Huidige instelling
2. Voorvorkplugbout
_
OPMERKING:
Breng de gewenste groef op het stelmechanisme in lijn met het bovenvlak van de voorvorkplugbout.
_
CI-10D
Stand afsteller
Minimum (zacht)
Standaard
Maximum (hard)
8
6
1
1. Stelschroef voor uitveerdemping
Uitveerdemping
Draai om de uitveerdemping te verhogen en zo de vering stugger te maken de stelschroef op beide vorkpoten richting a.
Draai om de uitveerdemping te verlagen en zo de vering zachter te maken de stelschroef op beide vorkpoten richting b.
CI-02D
Minimum (zacht) 26 klikstanden ingedraaid b*
Standaard
Maximum (hard)
13 klikstanden ingedraaid b*
1 klikstand ingedraaid b*
* Met de stelschroef volledig in de richting a gedraaid
1. Stelschroef voor inveerdemping
Inveerdemping
Draai om de inveerdemping te verhogen en zo de vering stugger te maken de stelschroef op beide vorkpoten richting a.
Draai om de inveerdemping te verlagen en zo de vering zachter te maken de stelschroef op beide vorkpoten richting b.
CI-02D
Minimum (zacht) 20 klikstanden ingedraaid b*
Standaard
Maximum (hard)
13 klikstanden ingedraaid b*
1 klikstand ingedraaid b*
* Met de stelschroef volledig in de richting a gedraaid
3
3-20
D_5pw.book Page 21 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
3
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DC000015
_
LET OP:
_
Probeer nooit een stelmechanisme voorbij de maximum- of minimuminstelwaarden te verdraaien.
_
_
OPMERKING:
Door geringe productie-afwijkingen zal het totaal aantal klikken van een instelmechanisme voor veerdemping niet altijd exact met bovenstaande specificaties overeenkomen; het werkelijke aantal klikken vormt echter wel altijd het complete afstelbereik.
Voor een precieze afstelling is het aan te raden het aantal klikken van elk veerdempingsinstelmechanisme te controleren en de specificaties dienovereenkomstig aan te passen.
DAU04496
Afstellen van de schookdemperunit
Deze schokdemper is uitgerust met een stelring voor veervoorspanning en met stelschroeven voor inveerdemping en voor uitveerdemping.
DC000015
_
LET OP:
_
Probeer nooit een stelmechanisme voorbij de maximum- of minimuminstelwaarden te verdraaien.
1. Stelring veervoorspanning
2. Speciale sleutel
3. Positie-indicator
Veervoorspanning
Om de veervoorspanning te verhogen en zo de vering stugger te maken, wordt de stelring gedraaid richting a. Om de veervoorspanning te verlagen voor een zachtere vering wordt de stelring gedraaid in de richting b.
_
_
OPMERKING:
● Zet de gewenste inkeping in de stelring tegenover de positie-indicator op de schokdemper.
● Verricht de afstelling met de speciale sleutel in de gereedschapsset bij de machine.
3-21
D_5pw.book Page 22 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
CI-10D
Minimum (zacht)
Standaard
Maximum (hard)
Stand afsteller
1
4
9
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
1. Stelschroef voor uitveerdemping
Uitveerdemping
Draai om de uitveerdemping te verhogen voor een hardere uitveerdemping de stelschroef in de richting a. Draai om de uitveerdemping te verlagen voor een zachtere uitveerdemping de stelschroef in de richting b.
CI-14D
Minimum (zacht) 20 klikstanden ingedraaid b*
Standaard
Maximum (hard)
15 klikstanden ingedraaid b*
1 klikstand ingedraaid b*
* Met de stelschroef volledig in de richting a gedraaid
1. Stelschroef voor inveerdemping
Inveerdemping
Draai om de inveerdemping te verhogen voor een hardere inveerdemping de stelschroef in de richting a. Draai om de inveerdemping te verlagen voor een zachtere inveerdemping de stelschroef in de richting b.
CI-14D
Minimum (zacht) 20 klikstanden ingedraaid b*
Standaard
Maximum (hard)
15 klikstanden ingedraaid b*
1 klikstand ingedraaid b*
* Met de stelschroef volledig in de richting a gedraaid
3
3-22
D_5pw.book Page 23 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
3
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
_
_
OPMERKING:
Door geringe productie-afwijkingen zal het totaal aantal klikken van een instelmechanisme voor veerdemping niet altijd exact met bovenstaande specificaties overeenkomen; het werkelijke aantal klikken vormt echter wel altijd het complete afstelbereik.
Voor een precieze afstelling is het aan te raden het aantal klikken van elk veerdempingsinstelmechanisme te controleren en de specificaties dienovereenkomstig aan te passen.
DAU00315
_
WAARSCHUWING
_
Deze schokdemper is gevuld met stikstofgas onder hoge druk. Lees en begrijp de volgende informatie alvorens de schokdemper te gebruiken. De fabrikant kan niet aansprakelijk worden gesteld voor schade aan eigendommen of voor persoonlijk letsel als dit voortvloeit uit verkeerd gebruik.
● Probeer de gascilinder niet te openen en blijf er verder vanaf.
● Stel de schokdemper niet bloot aan open vuur of aan andere hittebronnen, anders kan deze door de oplopende druk exploderen.
● Vervorm of beschadig de gascilinder op geen enkele wijze, de dempende werking zal dan
● achteruitgaan.
Laat onderhoud aan de schokdemper altijd uitvoeren door een
Yamaha dealer.
1. Bagageriembevestiging (
× 4)
2. Haak (
× 4)
DAU03170
Bagageriembevestiging
Er zijn vier bagageriemhouders aangebracht aan de onderzijde van het duozadel.
Om deze riemhouders te gebruiken moet het duozadel worden verwijderd, de riemen worden losgehaakt en het duozadel weer worden aangebracht terwijl de riemen eronder vrijhangen. (Zie pagina 3-17. voor de werkwijze bij verwijderen en aanbrengen van het duozadel.)
3-23
D_5pw.book Page 24 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DAU01571
EXUP-systeem
Deze motorfiets is uitgerust met het
Yamaha EXUP-systeem (EXhaust Ultimate
Power valve). Dit systeem verhoogt het motorvermogen door een klep die de diameter van de uitlaatpijp reguleert. De stand van de EXUP-klep wordt door een computergestuurde servomotor constant aangepast overeenkomstig het motortoerental.
DC000027
_
_
LET OP:
● Het EXUP-systeem werd afgesteld en uitgebreid getest op de Yamaha fabriek. Als deze afstellingen wor-
● den gewijzigd zonder dat voldoende technische kennis aanwezig is, kan de werking van de motor achteruitgaan of wordt de motor beschadigd.
Als het EXUP-systeem niet werkt, laat dan een controle uitvoeren door een Yamaha dealer.
DAU00330
Zijstandaard
De zijstandaard bevindt zich aan de linkerzijde van het frame. Trek of druk de zijstandaard met uw voet omhoog of omlaag terwijl u de motorfiets verticaal houdt.
_
_
OPMERKING:
De ingebouwde sperschakelaar voor de zijstandaard maakt deel uit van het startspersysteem, dat in bepaalde situaties de werking van het ontstekingssysteem blokkeert. (Zie hierna voor een nadere uitleg over het startspersysteem.)
DW000044
_
WAARSCHUWING
_
Met de motorfiets mag nooit worden gereden terwijl de zijstandaard omlaag staat of niet behoorlijk kan worden opgetrokken (of niet omhoog blijft), anders kan de zijstandaard de grond raken en zo de motorrijder afleiden, waardoor u de macht over het stuur verliest. Het
Yamaha startspersysteem is ontworpen om de motorrijder te helpen bij zijn verantwoordelijkheid de zijstandaard op te trekken alvorens weg te rijden. Controleer dit systeem daarom regelmatig zoals hierna beschreven en laat het repareren door een Yamaha dealer als de werking niet naar behoren is.
3
3-24
D_5pw.book Page 25 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
3
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DAU03720
Startspersysteem
Het startspersysteem (waarvan de sperschakelaar voor de zijstandaard, de sperschakelaar voor de koppelingshendel en de vrijstandschakelaar deel uitmaken) heeft de volgende functies.
● Het verhindert starten wanneer de versnellingsbak in een versnelling geschakeld is en de zijstandaard is op-
● geklapt, terwijl de koppelingshendel niet is ingetrokken.
Het verhindert starten wanneer de versnellingsbak in een versnelling geschakeld is en de koppelingshendel is ingetrokken, terwijl de zijstandaard nog omlaag staat.
Het schakelt een draaiende motor uit ● wanneer de versnellingsbak in een versnelling staat en de zijstandaard omlaag wordt bewogen.
Controleer de werking van het startspersysteem regelmatig, hanteer daarbij de volgende werkwijze.
DW000045
_
WAARSCHUWING
_
Als zich een storing voordoet, vraag dan alvorens te gaan rijden een Yamaha dealer het systeem te controleren.
3-25
D_5pw.book Page 26 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
CD-01D
Met afgezette motor:
1. Klap de zijstandaard omlaag.
2. Controleer of de noodstopschakelaar in “ ” staat.
3. Draai de sleutel naar “ON”.
4. Schakel de versnellingsbak in de vrijstand.
5. Druk op de startknop.
Slaat de motor aan?
JA NEE
Terwijl de motor nog draait:
6. Klap de zijstandaard omhoog.
7. Houd de koppelingshendel ingetrokken.
8. Schakel de versnellingsbak in een versnellingsstand.
9. Klap de zijstandaard omlaag.
Slaat de motor af?
JA NEE
Nadat de motor is afgeslagen:
10. Klap de zijstandaard omhoog.
11. Houd de koppelingshendel ingetrokken.
12. Druk op de startknop.
Slaat de motor aan?
JA NEE
Alles in orde. U kunt met de motorfiets gaan rijden.
OPMERKING:
Deze controle is het meest betrouwbaar bij een warme motor.
Er is mogelijk iets mis met de vrijstandschakelaar.
Rijd niet met de motorfiets totdat een controle door een Yamaha dealer is uitgevoerd.
Er is mogelijk iets mis met de zijstandaardschakelaar.
Rijd niet met de motorfiets totdat een controle door een Yamaha dealer is uitgevoerd.
Er is mogelijk iets mis met de koppelingsschakelaar.
Rijd niet met de motorfiets totdat een controle door een Yamaha dealer is uitgevoerd.
3
3-26
D_5pw.book Page 27 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
D_5pw.book Page 1 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
CONTROLES VOOR HET STARTEN
Controlelijst voor gebruik ................................................................... 4-1
4
D_5pw.book Page 1 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
4
DAU01114 CONTROLES VOOR HET STARTEN
De eigenaar is verantwoordelijk voor de conditie van de machine. Vitale onderdelen kunnen bijvoorbeeld bij blootstelling aan weer en wind vrij snel en onverwachts achteruitgaan, ook als de machine niet wordt gebruikt. Eventuele schade, vloeistoflekkage of het wegvallen van de bandspanning kan ernstige gevolgen hebben. Het is daarom van belang om voorafgaand aan elke rit een visuele inspectie uit te voeren en bovendien de volgende punten te controleren.
DAU03439
Controlelijst voor gebruik
CO-01D
ONDERDEEL CONTROLES PAGINA
Brandstof
Motorolie
• Controleer het brandstofniveau in de brandstoftank.
• Vul zo nodig brandstof bij.
• Controleer de brandstofleiding op lekkage.
• Controleer het olieniveau in de motor.
• Vul zo nodig het aanbevolen type olie bij tot aan het voorgeschreven niveau.
• Controleer de machine op olielekkage.
3-15
6-9
Koelvloeistof
Voorrem
Achterrem
Koppeling
Gasgreep
• Controleer het koelvloeistofniveau in het reservoir.
• Vul zo nodig de aanbevolen koelvloeistof bij tot aan het voorgeschreven niveau.
• Controleer het koelsysteem op lekkage.
• Controleer de werking.
• Als de voorrem zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het hydraulisch systeem te ontluchten.
• Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.
• Vul zo nodig het aanbevolen type remvloeistof bij tot aan het voorgeschreven niveau.
• Controleer het hydraulisch systeem op lekkage.
• Controleer de werking.
• Als de achterrem zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het hydraulisch systeem te ontluchten.
• Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.
• Vul zo nodig het aanbevolen type remvloeistof bij tot aan het voorgeschreven niveau.
• Controleer het hydraulisch systeem op lekkage.
• Controleer de werking.
• Smeer de kabel als dat nodig is.
• Controleer de vrije slag van de koppelingshendel.
• Stel zo nodig bij.
• Controleer of de werking soepel is.
• Controleer de vrije slag van de kabel.
• Vraag zo nodig de Yamaha dealer om de vrije slag van de kabel af te stellen, en de kabel en het kabelhuis te smeren.
6-12–6-13
6-25–6-27
6-24–6-27
6-23
6-19, 6-30
4-1
D_5pw.book Page 2 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
CONTROLES VOOR HET STARTEN
ONDERDEEL
Bedieningskabels
Aandrijfketting
Wielen en banden
Rem- en schakelpedalen
Rem- en koppelingshendels
Zijstandaard
Framebevestigingen
Instrumenten, verlichting, signaleringssysteem en schakelaars
Zijstandaardschakelaar
CONTROLES
• Controleer of de werking soepel is.
• Smeer als dat nodig is.
• Controleer of de ketting correct is aangespannen.
• Stel zo nodig bij.
• Controleer de conditie van de ketting.
• Smeer als dat nodig is.
• Controleer op schade.
• Controleer de conditie van de band en de profieldiepte.
• Controleer de bandspanning.
• Corrigeer als dat nodig is.
• Controleer of de werking soepel is.
• Smeer het rempedaal scharnierpunt dat nodig is.
• Controleer of de werking soepel is.
• Smeer zo nodig de hendelscharnierpunten.
• Controleer of de werking soepel is.
• Smeer zo nodig het scharnierpunt.
• Controleer of alle moeren, bouten en schroeven stevig zijn vastgezet.
• Zet zo nodig vast.
• Controleer de werking.
• Corrigeer als dat nodig is.
• Controleer de werking van het startspersysteem.
• Als het systeem defect is, vraag dan een Yamaha dealer de machine na te kijken.
PAGINA
6-29
6-27–6-28
6-19–6-22
6-31
6-30
6-31
—
—
3-26
_
_
OPMERKING:
Voordat de motorfiets wordt gebruikt moet telkens een korte algemene controle worden uitgevoerd. Zo’n inspectie neemt maar weinig tijd in beslag en de hiermee gegarandeerde veiligheid is die tijd alleszins waard.
DWA00033
_
WAARSCHUWING
_
Wanneer functies vermeld in de Controlelijst voor Gebruik niet naar behoren werken, laat dan een inspectie uitvoeren en eventueel repareren voordat u de machine gebruikt.
4
4-2
D_5pw.book Page 3 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
D_5pw.book Page 1 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
Starten van een koude motor ............................................................ 5-1
Schakelen van versnellingen ............................................................. 5-2
Aanbevolen schakelpunten (alleen voor Zwitserland) ....................... 5-3
Tips voor een zuinig brandstofverbruik ............................................. 5-3
Inrijperiode ........................................................................................ 5-3
Parkeren ............................................................................................ 5-4
5
D_5pw.book Page 1 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
5
DAU00372 GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
_
_
DAU00373
●
●
●
WAARSCHUWING
Zorg dat u volkomen vertrouwd bent met alle bedieningsfuncties en hun werking voordat u gaat rijden.
Informeer bij een Yamaha dealer als u de werking van een schakelaar of functie niet volkomen begrijpt.
Start de motor nooit in een afgesloten ruimte en laat deze hierin ook niet lange tijd aaneen draaien. Uitlaatgassen zijn giftig en het inademen ervan kan al binnen korte tijd leiden tot bewusteloosheid en dodelijk letsel. Controleer altijd of er voldoende ventilatie is.
Controleer of de zijstandaard is ingetrokken alvorens weg te rijden.
Als de zijstandaard niet behoorlijk is ingetrokken, kan deze de grond raken en zo de motorrijder afleiden, waardoor u de macht over het stuur verliest.
_
_
DAU04560
Starten van een koude motor
Het startspersysteem staat starten alleen toe als aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:
● De versnellingsbak staat in de vrijstand.
● De versnellingsbak staat in een versnelling geschakeld terwijl de koppelingshendel is ingetrokken en de zijstandaard is opgeklapt.
DW000054
●
●
WAARSCHUWING
Controleer voor het starten van de motor de werking van het startspersysteem en volg daarbij de werkwijze beschreven op pagina 3-26.
Ga nooit rijden terwijl de zijstandaard omlaag staat.
1. Draai de contactsleutel naar “ON” en controleer of de noodstopschakelaar op “ ” is gezet.
DCA00132
_
LET OP:
_
De volgende waarschuwingslampjes en het controlelampje moeten enkele seconden oplichten en dan uitgaan.
●
●
●
Waarschuwingslampje olieniveau
Controlelampje brandstofniveau
Controlelampje koelvloeistoftemperatuur
●
●
Controlelampje motortoerental
Waarschuwingslampje motorstoring
Als het controlelampje of de waarschuwingslampjes niet uitgaan, zie dan de pagina’s 3-2–3-5 voor de bijbehorende circuittest van het waarschuwings- of controlelampje.
2. Schakel de versnellingsbak in de vrijstand.
_
_
OPMERKING:
Als de versnellingsbak in de vrijstand staat, moet het vrijstandcontrolelampje branden; zo niet, vraag dan een Yamaha dealer het elektrisch circuit te testen.
3. Start de motor door de startknop in te drukken.
5-1
D_5pw.book Page 2 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
_
_
OPMERKING:
Als de motor niet wil starten, laat dan de startknop los, wacht een paar seconden en probeer het dan opnieuw. Iedere startpoging moet zo kort mogelijk duren om de accu te sparen. Laat de startmotor nooit langer dan 10 seconden aaaneen draaien.
DCA00045
_
LET OP:
_
Trek nooit snel op terwijl de motor nog koud is, dit verkort de levensduur van de motor!
_
_
OPMERKING:
De motor is voldoende warm als deze snel reageert op de gasbediening.
1. Schakelpedaal
N. Vrijstand
DAU00423
Schakelen van versnellingen
Door de versnellingen te schakelen kunt u het beschikbare motorvermogen doseren bij het wegrijden, optrekken, tegen een helling oprijden etc.
De schakelstanden worden getoond in de afbeelding.
_
_
OPMERKING:
Om de versnellingsbak in de vrijstand te schakelen wordt het schakelpedaal enkele malen ingetrapt totdat het einde van de slag bereikt is, waarna het pedaal iets wordt opgetrokken.
DC000048
_
_
LET OP:
● Rijd niet lange tijd met afgezette motor, ook niet met de versnellingsbak in de vrijstand, en sleep de
● motorfiets niet over lange afstanden. De versnellingsbak wordt alleen afdoende gesmeerd terwijl de motor draait. Door onvoldoende smering kan de versnellingsbak worden beschadigd.
Gebruik altijd de koppeling om de versnellingsbak te schakelen om zo schade aan de motor, de versnellingsbak en de aandrijving te voorkomen; door hun constructie zijn deze niet bestand tegen de schokken die optreden bij belast schakelen.
5
5-2
D_5pw.book Page 3 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
5
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
Aanbevolen schakelpunten
DAU02937
(alleen voor Zwitserland)
De aanbevolen schakelpunten tijdens accelereren staan vermeld in de tabel hierna.
CF-02D
Aanbevolen snelheid
(km/u)
1e
2e
3e
4e
5e
→
→
→
→
→
2e
3e
4e
5e
6e
20
30
40
50
60
_
_
OPMERKING:
Wanneer twee versnellingen tegelijk wordt teruggeschakeld, moet in gelijke mate snelheid worden geminderd (bijvoorbeeld minderen tot 35 km/u bij terugschakelen van de
5e naar de 3e versnelling).
DAU03952
Tips voor een zuinig brandstofverbruik
Het brandstofverbruik is vooral afhankelijk van uw rijstijl. Hierna volgen enkele tips om het brandstofverbruik te verlagen:
●
●
Laat de motor goed warmdraaien.
Schakel snel en soepel door en vermijd hoge toerentallen terwijl u accelereert.
● Geef geen gas tijdens het terugschakelen en voorkom dat de motor onbe-
● last met een hoog toerental draait.
Laat de motor niet langdurig stationair draaien maar zet hem af (bijvoorbeeld in files, bij stoplichten of bij spoorwegovergangen).
DAU01128
Inrijperiode
De belangrijkste periode in de levensduur van het motorblok is de tijd tussen 0 en
1.600 km. Lees daarom de volgende informatie aandachtig door.
Omdat het motorblok gloednieuw is, mag dit de eerste 1.600 km niet te zwaar worden belast. De verschillende onderdelen van de motor slijten op elkaar in totdat de juiste bedrijfsspelingen zijn bereikt. Rijd tijdens deze periode nooit langdurig volgas en vermijd ook andere manoeuvres die tot oververhitting van de motor kunnen leiden.
5-3
D_5pw.book Page 4 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
DAU03172*
0–1.000 km
Zorg dat de motor niet langdurig meer dan
6.000 tpm draait.
_
_
OPMERKING:
Tijdens en na de inrijperiode van de motor kan door de hitte van de uitlaatgassen de uitlaatpijp iets verkleuren, maar dit is volkomen normaal.
1.000–1.600 km
Zorg dat de motor niet langdurig meer dan
7.000 tpm draait.
DC000052*
_
LET OP:
_
Nadat de eerste 1.000 km zijn afgelegd, moet de motorolie worden ververst en het oliefilterpatroon worden vervangen.
1.600 km en verder
De machine kan nu verder normaal worden gebruikt.
DC000053
_
_
LET OP:
● Voer het toerental niet zover op dat de toerenteller aanwijst in de rode
● zone.
Als tijdens de inrijperiode motorschade optreedt, vraag dan direct een Yamaha dealer de machine te controleren.
DAU00461
Parkeren
Zet om te parkeren de motor af en neem dan de sleutel uit het contactslot.
DW000058
_
●
●
WAARSCHUWING
De motor en het uitlaatsysteem kunnen zeer heet worden, parkeer dus op een plek waar voetgangers of kinderen niet gemakkelijk met deze onderdelen in aanraking kunnen komen.
Parkeer niet op een helling of op een zachte ondergrond, de motor zou dan kunnen omvallen.
_
DC000062
_
LET OP:
_
Parkeer nooit op een plek waar sprake is van brandgevaar, zoals op droog gras of nabij ander ontvlambaar materiaal.
5
5-4
D_5pw.book Page 5 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
D_5pw.book Page 1 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
Boordgereedschapsset ........................................6-1
Periodiek smeer- en onderhoudsschema ............6-2
Stroomlijn- en framepanelen verwijderen en aanbrengen .......................................................6-5
Controleren van de bougies .................................6-8
Motorolie en oliefilterpatroon ...............................6-9
Koelvloeistof ......................................................6-12
Het luchtfilterelement vervangen .......................6-16
Afstellen van het stationair toerental ..................6-18
Afstellen van de vrije slag van de gaskabel .......6-19
Afstellen van de klepspeling ..............................6-19
Banden ..............................................................6-19
Gietwielen ..........................................................6-22
Vrije slag van koppelingshendel afstellen ..........6-23
De stand van het rempedaal afstellen ...............6-24
Afstellen van de remlichtschakelaar achterrem ........................................................6-24
Controleren van de remblokken voor- en achter ...............................................................6-25
Controleren van remvloeistofniveau ..................6-26
Verversen van remvloeistof ................................6-27
Doorbuiging aandrijfketting ................................6-27
Smeren van de aandrijfketting ...........................6-29
Controleren en smeren van de kabels .............. 6-29
Controleren en smeren van gasgreep en gaskabel .......................................................... 6-30
Controleren en smeren van de rem- en koppelingshendel ............................................ 6-30
Smeren van het rempedaal ............................... 6-31
Controleren en smeren van de zijstandaard ..... 6-31
Controleren van de voorvork ............................. 6-31
Controle van stuursysteem ............................... 6-32
Controleren van wiellagers ................................ 6-33
Accu .................................................................. 6-33
Zekeringen vervangen ...................................... 6-35
Koplampgloeilamp vervangen ........................... 6-36
Remlicht/achterlicht ........................................... 6-37
Gloeilamp in richtingaanwijzer vervangen ......... 6-37
Gloeilamp in kentekenverlichting vervangen ..... 6-38
Ondersteunen van de motorfiets ....................... 6-39
Voorwiel ............................................................. 6-39
Achterwiel ......................................................... 6-42
Storingzoeken ................................................... 6-44
Storingzoekschema’s ........................................ 6-45
6
D_5pw.book Page 1 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
6
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAU00462
DAU00464
Veiligheid is de verantwoordelijkheid van de eigenaar. Door periodiek inspecties, afstellingen en smeerbeurten uit te laten voeren, zorgt u ervoor dat uw machine in zo veilig en efficiënt mogelijke conditie blijft. Op de volgende pagina’s wordt de belangrijkste informatie met betrekking tot inspecties, afstellingen en smeerbeurten gegeven.
De intervalperioden in het periodieke smeer- en onderhoudsschema zijn slechts te beschouwen als algemene richtlijn voor normale rijomstandigheden. Het is echter mogelijk dat de INTERVALPERIODEN
VOOR ONDERHOUD MOETEN WOR-
DEN VERKORT AFHANKELIJK VAN HET
WEER, HET TERREIN, DE GEOGRAFI-
SCHE LOCATIE EN INDIVIDUEEL GE-
BRUIK.
DW000060
_
WAARSCHUWING
_
Vraag een Yamaha dealer het onderhoudswerk uit te voeren als u hiermee niet echt vertrouwd bent.
1. Boordgereedschapsset
DAU04223
Boordgereedschapsset
De boordgereedschapsset is te vinden in het opbergcompartiment onder het duozadel. (Zie pagina 3-17. voor de werkwijze bij verwijderen en aanbrengen van het duozadel.)
De onderhoudsinformatie in deze handleiding en het gereedschap in de boordgereedschapsset zijn bedoeld om u te ondersteunen bij het uitvoeren van preventief onderhoud en kleinere reparaties. Het gebruik van extra gereedschap zoals een momentsleutel kan echter nodig zijn om bepaalde onderhoudswerkzaamheden correct uit te voeren.
_
_
OPMERKING:
Laat een Yamaha dealer onderhoud verrichten als u niet beschikt over het gereedschap of de ervaring die voor bepaalde werkzaamheden vereist zijn.
DW000063
_
WAARSCHUWING
_
Door modificaties die niet door Yamaha zijn goedgekeurd kan het motorvermogen achteruitgaan of de machine te onveilig worden om nog te gebruiken
Raadpleeg een Yamaha dealer voordat u zelf wijzigingen aanbrengt.
6-1
D_5pw.book Page 2 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAU03685
Periodiek smeer- en onderhoudsschema
_
OPMERKING:
● De jaarlijkse controles horen eenmaal per jaar te worden uitgevoerd, behalve wanneer in plaats daarvan een onderhoudsbeurt op kilometerbasis wordt verricht.
●
●
Herhaal de intervalperioden vanaf 50.000 km, te beginnen bij 10.000 km.
Werkzaamheden gemarkeerd met een asterisk horen te worden uitgevoerd door een Yamaha dealer, omdat hiertoe speciaal gereedschap, technische gegevens en vakmanschap vereist zijn.
_
CP-03D
NR.
ONDERDEEL INSPECTIE- OF ONDERHOUDSBEURT
KILOMETERSTAND (
× 1.000 km)
1 10 20 30 40
JAARLIJKSE
CONTROLE
1
2
3
*
*
*
Brandstofleiding
Bougies
Kleppen
• Controleer de brandstofslangen op scheuren of beschadiging.
• Controleer de conditie.
• Reinigen en elektrodenafstand bijstellen.
• Vervangen.
• Klepspeling controleren.
• Afstellen.
√
√
√
√
√
√
Na elke 40.000 km
√
√
√
4 Luchtfilterelement • Vervangen.
√
5
6
7
8
*
*
*
Koppeling
Voorrem
Achterrem
Remslangen
• Werking controleren.
• Afstellen.
• Werking en vloeistofniveau controleren, machine controleren op vloeistoflekkage.
(Zie OPMERKING op bladzijde 6-4.)
• Remblokken vervangen.
• Werking en vloeistofniveau controleren, machine controleren op vloeistoflekkage.
(Zie OPMERKING op bladzijde 6-4.)
• Remblokken vervangen.
• Controleren op scheuren of beschadiging.
• Vervangen. (Zie OPMERKING op bladzijde 6-4.)
√
√
√
√
√
Indien afgesleten tot aan slijtagelimiet.
√
√
√
√
√
√
√
√
√
√
Indien afgesleten tot aan slijtagelimiet.
√ √ √ √
Elke 4 jaar
√
√
√
6-2
6
D_5pw.book Page 3 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
6
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
NR.
9 * Wielen
ONDERDEEL
10 * Banden
11 * Wiellagers
12 * Swingarm
13 Aandrijfketting
14 * Balhoofdlagers
15 * Framebevestigingen
16 Zijstandaard
17
18
19
20
21
* Zijstandaardschakelaar
* Voorvork
* Schokdemperunit
*
Scharnierpunten tuimelaararm en koppelarmen achterwielophanging
*
Elektronische brandstofinjectie
22 Motorolie
INSPECTIE- OF ONDERHOUDSBEURT
• Controleren op slingering en schade.
• Controleren op correcte profieldiepte en op schade.
• Zo nodig vervangen.
• Bandspanning controleren.
• Zo nodig corrigeren.
• Lager controleren op losheid of schade.
• Controleren op werking en overmatige speling.
• Smeren met lithiumvet.
• Kettingspanning controleren.
• Controleren of het achterwiel correct in lijn staat.
• Reinigen en smeren.
• Controleren op lagerspeling en stroefheid in stuurbeweging.
• Smeren met lithiumvet.
• Controleren of alle moeren, bouten en schroeven stevig zijn vastgezet.
• Werking controleren.
• Smeren.
• Werking controleren.
• Controleren op werking en olielekkage.
• Controleren op werking en schokdemper op olielekkage.
KILOMETERSTAND (
× 1.000 km)
1 10 20 30 40
√ √ √ √
JAARLIJKSE
CONTROLE
√ √ √ √ √
√
√
√
√
√
√
√
√
Elke 50.000 km
√
√
Na elke 1.000 km en nadat de motorfiets is gewassen of ermee in de regen is gereden
√ √
√
√
√
√
√
√
√
√
√
√ √
Elke 20.000 km
√ √
√
√
√
√
√
√
√
√
√
√
√
√
√ √ √ √ • Werking controleren.
• Stationair motortoerental afstellen en carburateurs synchroniseren.
• Verversen.
• Olieniveau controleren en machine inspecteren op olielekkage.
√
√
√
√
√
√
√
√
√
√
√
√
6-3
D_5pw.book Page 4 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
NR.
23
24 *
25 *
26
27 *
28 *
ONDERDEEL INSPECTIE- OF ONDERHOUDSBEURT
Oliefilterpatroon
Koelsysteem
• Vervangen.
• Koelvloeistofniveau controleren en machine inspecteren op koelvloeistoflekkage.
• Verversen.
Remlichtschakelaars voor- en achterrem
Gaskabelhuis en gaskabel
Luchtinlaatsysteem
• Werking controleren.
Bewegende delen en kabels • Smeren.
• Controleer werking en vrije slag.
• Stel zo nodig de vrije slag van de gaskabel af.
• Smeer het gaskabelhuis en de gaskabel.
• Luchtafsluitklep, membraanklep en slang controleren op beschadiging.
• Vervang beschadigde onderdelen indien nodig.
KILOMETERSTAND (
× 1.000 km)
1 10 20 30 40
√ √ √
√
√
√
√
√
√
√
√
√
√
√
√
Elke 3 jaar
√
√
√
√
√
√
√
√
√
JAARLIJKSE
CONTROLE
√
√
√
√
√
29
30
* Uitlaatdemper en uitlaatpijp • Schroefklem controleren op losheid.
*
Verlichting, signaleringssysteem en schakelaars
• Werking controleren.
• Richthoek koplamplichtbundel afstellen.
√
√
√
√
√
√
√
√
√
√ √
_
DAU04522
_
OPMERKING:
● Luchtfilter
• Het luchtfilter op dit model is voorzien van een geolied papieren filterelement. Reinig dit niet met perslucht, om het niet te bescha-
● digen.
• Het luchtfilterelement moet u vaker vervangen als u vaak in extreem vochtige of stoffige gebieden rijdt.
Hydraulisch remsysteem
• Controleer regelmatig het remvloeistofniveau en vul zo nodig bij.
• Elke twee jaar moeten de inwendige onderdelen van de hoofdremcilinders en de remklauwen worden vervangen en de remvloeistof worden ververst.
• De remslangen dienen elke vier jaar te worden vervangen, of wanneer deze zijn gescheurd of beschadigd.
6
6-4
D_5pw.book Page 5 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
1. Paneel A
2. Stroomlijnpaneel A
3. Stroomlijnpaneel B
DAU01139
Stroomlijn- en framepanelen verwijderen en aanbrengen
Bij het uitvoeren van sommige onderhoudswerkzaamheden beschreven in dit hoofdstuk moeten de hierboven afgebeelde stroomlijn- en framepanelen worden verwijderd. Neem deze paragraaf door wanneer een stroomlijn- of framepaneel moet worden verwijderd of aangebracht.
1. Paneel B
2. Stroomlijnpaneel B
6-5
1. Drukclip (
× 4)
DAU04544
Stroomlijnpaneel A
Verwijderen van stroomlijnpaneel
1. Verwijder de snelschroeven aan de voorkant van het stroomlijnpaneel.
D_5pw.book Page 6 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
Na het verwijderen Voor het installeren
1. Snelschroef (
× 6)
2. Schroef
3. Bout (
× 2)
2. Verwijder de bouten en de schroef en draai dan de snelschroeven een kwartslag linksom los.
3. Schuif bij het getoonde gedeelte het stroomlijnpaneel terug.
1. Kabelstekker richtingaanwijzer
2. Schroef (
× 2)
4. Maak de kabelstekker van de richtingaanwijzer los.
5. Verwijder de schroeven en neem het stroomlijnpaneel los.
Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
1. Breng de schroeven aan.
2. Sluit de kabelstekker van de richtingaanwijzer aan.
3. Plaats het stroomlijnpaneel in de oorspronkelijke positie.
4. Breng de schroef en de bouten aan, zet de snelschroeven vast en breng dan de drukclips aan.
1. Drukclip
_
_
OPMERKING:
Om de drukclip te bevestigen wordt de pen terug gedrukt zodat deze uitsteekt uit de kop van de drukclip; steek dan de drukclip in het stroomlijnpaneel en druk de uitstekende pen naar binnen tot deze gelijk ligt met de kop van de clip.
6
6-6
D_5pw.book Page 7 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
Rechterzijde Linkerzijde
6
1. Snelschroef (
× 4)
2. Stroomlijnpaneel B
3. Bout
DAU04555
Stroomlijnpaneel B
Verwijderen van stroomlijnpaneel
Verwijder de bouten, draai de snelschroeven een kwart slag los en haal dan het stroomlijnpaneel los.
1. Bout
2. Snelschroef (
× 3)
3. Stroomlijnpaneel B
Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
Plaats het stroomlijnpaneel in de oorspronkelijke positie, draai dan de snelschroeven vast en breng de bouten aan.
1. Snelschroef (
× 2)
2. Schroef
DAU04531
Stroomlijnpanelen A en B
Om een der panelen te verwijderen
Draai de snelschroeven een kwartslag linksom los, verwijder de schroef en haal dan het stroomlijnpaneel los.
Aanbrengen van het paneel
Plaats het paneel in de oorspronkelijke positie, zet de snelschroeven vast en breng dan de gewone schroef aan.
6-7
D_5pw.book Page 8 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
Controleren van de bougies
DAU01880
Bougies vormen belangrijke onderdelen van de motor die periodiek moeten worden gecontroleerd, bij voorkeur door een
Yamaha dealer. Omdat bougies door verhitting en neerslag altijd langzaam slijten, moeten de bougies worden verwijderd en gecontroleerd volgens de tijden genoemd in het periodieke smeer- en onderhoudsschema. De conditie van de bougies kan daarnaast veel duidelijk maken over de conditie van de motor.
De porseleinen isolator rond de centrale elektrode moet licht tot gemiddeld bruin verkleurd zijn (de ideale kleur als normaal met de machine wordt gereden), en alle bougies in de motor horen dezelfde verkleuring te hebben. De motor is misschien defect als een van de bougies een duidelijk andere kleur heeft. Probeer dergelijke problemen niet zelf vast te stellen. Laat in plaats daarvan uw motorfiets nakijken door een
Yamaha dealer.
Vervang een bougie als de elektroden blijken te zijn afgesleten en als overmatige koolaanslag of andere neerslag gevonden wordt.
Voorgeschreven bougie:
CR9EIA 9 (NGK) of
IU27D (DENSO) a. Elektrodenafstand
Voordat een bougie wordt aangebracht, moet de elektrodenafstand met een draadvoelmaat worden gemeten; breng als dat nodig is de elektrodenafstand op specificatie.
Elektrodenafstand:
0,8–0,9 mm
6
6-8
D_5pw.book Page 9 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
6
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
Reinig het oppervlak van de bougiepakking en het pasvlak en verwijder eventueel vuil uit de schroefdraad van de bougie.
Aanhaalmoment:
Bougie:
12,5 Nm (1,25 m·kgf)
DAU04279
Motorolie en oliefilterpatroon
Voor iedere rit moet het motorolieniveau worden gecontroleerd. Verder moet de olie worden ververst en de oliefilterpatroon worden vervangen volgens de intervalperioden vermeld in het periodieke smeer- en onderhoudsschema.
_
_
OPMERKING:
Als er geen momentsleutel voorhanden is om de bougie te monteren, is het aanhaalmoment ongeveer correct als een kwartslag tot een halve slag–verder dan handvast wordt aangedraaid. De bougie moet echter zo snel mogelijk met het juiste aanhaalmoment te worden aangedraaid.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Plaats de motorfiets op een vlakke ondergrond en houd hem verticaal.
_
_
OPMERKING:
Zorg dat de motorfiets rechtop staat bij het controleren van het motorolieniveau. Wanneer de motorfiets iets schuin staat, kan het olieniveau al foutief worden afgelezen.
1. Kijkglas motorolieniveau
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
4. Vuldop motorolie
2. Start de motor, laat een paar minuten warmdraaien en zet hem dan uit.
3. Wacht een paar minuten tot de olie tot rust is gekomen en controleer dan het olieniveau via het kijkglas rechtsonder in het carter.
_
_
OPMERKING:
De motorolie moet tussen de merkstrepen voor minimum- en maximumniveau staan.
4. Als de motorolie beneden de merkstreep voor minimumniveau staat, vul dan voldoende olie, van de aanbevolen soort, bij tot het correcte niveau.
6-9
D_5pw.book Page 10 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
Om de motorolie te verversen (met of zonder vervanging van oliefilterpatroon)
1. Verwijder het stroomlijnpaneel B. (Zie pagina 6-7 voor de werkwijze bij verwijderen en aanbrengen van het stroomlijnpaneel.)
2. Start de motor, laat een paar minuten warmdraaien en zet hem dan uit.
3. Zet een oliecarter onder de motor om de gebruikte olie op te vangen.
1. Aftapplug motorolie
4. Verwijder de olievuldop en de aftapplug om de olie uit het carter te laten stromen.
_
_
OPMERKING:
Sla de stappen 5–7 over als het oliefilterpatroon niet wordt vervangen.
1. Oliefiltersleutel
2. Oliefilterpatroon
5. Verwijder de oliefilterpatroon met een oliefiltersleutel.
_
_
OPMERKING:
De Yamaha dealer kan een oliefiltersleutel leveren.
6
6-10
D_5pw.book Page 11 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
6
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
9. Vul bij met de voorgeschreven hoeveelheid van de aanbevolen motorolie, monteer dan de olievuldop en zet deze vast.
1. O-ring
6. Smeer een dun laagje motorolie op de o-ring van de nieuwe oliefilterpatroon.
_
_
OPMERKING:
Zorg dat de o-ring correct aanligt.
1. Momentsleutel
7. Plaats de nieuwe oliefilterpatroon en zet deze dan met een momentsleutel vast met het voorgeschreven aanhaalmoment.
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Zonder vervanging van oliefilterpatroon:
2,9 L
Met vervanging van oliefilterpatroon:
3,1 L
Totale hoeveelheid (droge motor):
3,8 L
Aanhaalmoment:
Oliefilterpatroon:
17 Nm (1,7 m·kgf)
8. Breng de olieaftapplug aan en zet deze dan vast met het voorgeschreven aanhaalmoment.
Aanhaalmoment:
Aftapplug motorolie:
43 Nm (4,3 m·kgf)
DCA00105
_
_
LET OP:
● Om het slippen van de koppeling te voorkomen (de motorolie dient im-
● mers ook voor smering van de koppeling) mogen geen chemische additieven aan de olie worden toegevoegd of oliën worden gebruikt met een hogere kwaliteitsaanduiding dan “CD”. Gebruik ook geen oliën met een “ENERGY CONSER-
VING II” of hogere aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigingen in het carter terecht komen.
6-11
D_5pw.book Page 12 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
10. Start de motor, laat hem een paar minuten stationair draaien en controleer daarbij op olielekkage. Als er sprake is van olielekkage, zet de motor dan direct af en zoek de oorzaak.
_
_
OPMERKING:
Nadat de motor is gestart moet het waarschuwingslampje olieniveau uitgaan als het olieniveau correct is.
DC000067
LET OP:
_
Zet de motor direct af als het waarschuwingslampje olieniveau knippert of blijft branden en laat de machine controleren door een Yamaha dealer.
_
11. Zet de motor af, controleer dan het olieniveau en corrigeer zo nodig.
12. Breng het stroomlijnpaneel aan.
1. Merkstreep maximumniveau
2. Merkstreep minimumniveau
DAU04298
Koelvloeistof
Voor iedere rit moet het koelvloeistofniveau worden gecontroleerd. Ook moet de koelvloeistof worden ververst volgens de intervalperioden vermeld in het periodieke smeer- en onderhoudsschema.
Controleren van het koelvloeistofniveau
1. Plaats de motorfiets op een vlakke ondergrond en houd hem verticaal.
_
_
OPMERKING:
● Het koelvloeistofniveau moet worden gecontroleerd terwijl de motor koud is,
● temperatuurverschillen zijn namelijk van invloed op het niveau.
Zorg dat de motorfiets rechtop staat bij het controleren van het koelvloeistofniveau. Wanneer de motorfiets iets schuin staat, kan het koelvloeistofniveau al foutief worden afgelezen.
2. Controleer het koelvloeistofniveau in het reservoir.
_
_
OPMERKING:
Het koelvloeistofniveau moet tussen de merkstrepen voor minimum- en maximumniveau staan.
3. Als de koelvloeistof bij of beneden de merkstreep voor minimumniveau staat, verwijder dan het stroomlijnpaneel A (zie pagina 6-7 voor verwijderen en aanbrengen van het stroomlijnpaneel), open de reservoirdop, vul koelvloeistof bij tot de merkstreep voor maximumniveau, breng dan de reservoirdop weer aan en monteer tenslotte het stroomlijnpaneel.
Inhoud koelvloeistofreservoir:
0,24 L
6
6-12
D_5pw.book Page 13 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
6
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DC000080
_
_
LET OP:
● Als er geen koelvloeistof voorhanden is, gebruik in plaats daarvan dan gedistilleerd water of zacht lei-
●
● dingwater. Gebruik geen hard water of zout water, hierdoor kan de motor worden beschadigd.
Wanneer water werd gebruikt in plaats van koelvloeistof, ververs dan zo snel mogelijk met koelvloeistof, anders wordt de motor onvoldoende gekoeld en is het koelsysteem niet beschermd tegen bevriezing en corrosie.
Als water aan de koelvloeistof is toegevoegd, vraag dan zo snel mogelijk een Yamaha dealer het antivries percentage van de koelvloeistof te controleren, anders zal de koelvloeistof minder effectief zijn.
DW000067
_
WAARSCHUWING
_
Verwijder de koelvloeistofradiatorvuldop nooit terwijl de motor nog heet is.
_
_
OPMERKING:
● De radiatorkoelvin schakelt automatisch aan of uit, afhankelijk van de
● temperatuur van de koelvloeistof in de koelvloeistofradiator.
Als de motor oververhit raakt, staan op pagina 6-46 nadere instructies vermeld.
6-13
1. Dop van koelvloeistofreservoir
2. Koelvloeistofradiatorvuldop
DAU04524
Verversen van de koelvloeistof
1. Zet de motorfiets op een vlakke ondergrond en laat het motorblok zo nodig afkoelen.
2. Verwijder de stroomlijnpanelen A en B en het paneel A. (Zie de pagina’s 6-5–
6-7 voor de werkwijze bij verwijderen en aanbrengen van de stroomlijn).
3. Schuif een opvangbak onder de motor om de gebruikte koelvloeistof op te vangen.
4. Verwijder de koelvloeistofradiatorvuldop en de dop van het koelvloeistofreservoir.
DW000067
_
WAARSCHUWING
_
Verwijder de koelvloeistofradiatorvuldop nooit terwijl de motor nog heet is.
D_5pw.book Page 14 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
1. Bout (
× 2)
2. Koelvloeistofreservoir
3. Houder koppelingskabel
5. Verwijder de koppelingskabelhouder van het koelvloeistofreservoir, zoals getoond.
6. Verwijder het koelvloeistofreservoir door de bouten los te halen en leeg dan het koelvloeistofreservoir door dit om te keren.
7. Monteer het koelvloeistofreservoir door de bouten te installeren en breng dan de houder voor de koppelingskabel aan.
1. Aftapplug koelvloeistof
2. Klemschroef
8. Verwijder de aftapplug voor koelvloeistof om het koelsysteem leeg te maken.
9. Draai de schroef los van de slangklem aan de linkerzijde van de motor en trek dan de slang los om de koelvloeistofradiator leeg te maken.
10. Spoel het koelsysteem grondig door met schoon leidingwater, nadat alle koelvloeistof is uitgestroomd.
11. Breng de aftapplug voor koelvloeistof aan en zet deze dan vast met het voorgeschreven aanhaalmoment.
_
_
OPMERKING:
Controleer of de ring beschadigd is en vervang hem zo nodig.
Aanhaalmoment:
Aftapplug koelvloeistof:
10 Nm (1,0 m·kgf)
12. Sluit de koelvloeistofradiatorslang aan en zet dan de schroef in de slangklem vast.
6
6-14
D_5pw.book Page 15 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
6
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
13. Giet de voorgeschreven hoeveelheid van de gespecificeerde koelvloeistof in de koelvloeistofradiator en in het reservoir.
Mengverhouding antivries/water:
1:1
Aanbevolen antivries:
Hoogwaardige ethyleenglycol antivries met corrosieremmers voor aluminium motoren
Hoeveelheid koelvloeistof:
Totale hoeveelheid:
2,45 L
Inhoud koelvloeistofreservoir:
0,24 L
DC000080
_
_
LET OP:
● Als er geen koelvloeistof voorhanden is, gebruik in plaats daarvan dan gedistilleerd water of zacht lei-
●
● dingwater. Gebruik geen hard water of zout water, hierdoor kan de motor worden beschadigd.
Wanneer water werd gebruikt in plaats van koelvloeistof, ververs dan zo snel mogelijk met koelvloeistof, anders wordt de motor onvoldoende gekoeld en is het koelsysteem niet beschermd tegen bevriezing en corrosie.
Als water aan de koelvloeistof is toegevoegd, vraag dan zo snel mogelijk een Yamaha dealer het antivries percentage van de koelvloeistof te controleren, anders zal de koelvloeistof minder effectief zijn.
14. Breng de radiatorvuldop en de afsluitdop van het koelvloeistofreservoir aan, start dan de motor en laat een paar minuten stationair draaien. Voer daarbij het toerental een paar keer op tot tussen 3.000–5.000 tpm en zet de motor dan uit.
15. Verwijder de radiatorvuldop om het koelvloeistofniveau in de radiator te controleren. Vul zo nodig zoveel koelvloeistof bij tot het niveau bovenin de radiator staat en breng dan de radiatorvuldop aan.
16. Controleer het koelvloeistofniveau in het reservoir. Verwijder zo nodig de dop van het koelvloeistofreservoir, vul koelvloeistof bij tot aan de merkstreep voor maximumniveau en breng dan de dop weer aan.
17. Start de motor en controleer dan of ergens aan de machine lekkage te zien is. Vraag in dat geval een Yamaha dealer het koelsysteem te controleren.
18. Breng de stroomlijnpanelen en het framepaneel aan.
6-15
D_5pw.book Page 16 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
1. Bout
DAU04572*
Het luchtfilterelement vervangen
Het luchtfilterelement moet worden vervangen volgens de intervalperioden vermeld in het periodieke smeer- en onderhoudsschema. Vervang het luchtfilterelement vaker als u in zeer stoffige of vochtige gebieden rijdt.
1. Verwijder het motorrijderzadel. (Zie pagina 3-17 voor instructies over verwijderen en aanbrengen van het rijderzadel.)
2. Verwijder de bout.
1. Tankbeluchtingsslang
2. Overloopslang brandstoftank
_
_
3. Licht de brandstoftank aan de voorzijde op en kantel hem dan naar achteren van het luchtfilterhuis vandaan.
(Maak de brandstofslangen niet los!)
DW000071
●
●
WAARSCHUWING
Let erop dat de brandstoftank correct wordt ondersteund.
Kantel of trek de brandstoftank niet te veel heen en weer, anders kunnen de brandstofslangen los raken en zo lekkage veroorzaken.
4. Haal de beluchtingsslang en de overloopslang van de brandfstoftank los.
1. Bout
2. Schroef (
× 8)
3. Luchtfilterdeksel
5. Verwijder het luchtfilterdeksel door de schroeven en de bout te verwijderen.
6
6-16
D_5pw.book Page 17 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
6
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
1. Luchtfilterelement
6. Trek het luchtfilterelement los.
7. Breng een nieuw luchtfilterelement aan in het luchtfilterhuis.
DC000082*
_
_
LET OP:
● Controleer of het luchtfilterelement correct in het luchtfilterhuis is geplaatst.
● Laat de motor nooit draaien zonder dat het luchtfilterelement aanwezig is, dat kan leiden tot overmatige slijtage bij de zuigers en/of de cilinders.
8. Monteer het luchtfilterdeksel door de schroeven en de bout aan te brengen.
1. Tankbeluchtingsslang
2. Overloopslang brandstoftank
9. Sluit aan de brandstoftank de beluchtingsslang en de overloopslang aan, plaats de brandstoftank in de oorspronkelijke positie en breng dan de bout aan.
6-17
D_5pw.book Page 18 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
1. Tankbeluchtingsslang
2. Overloopslang brandstoftank
DWA00067
WAARSCHUWING
_
●
●
●
Controleer voor de installatie van de brandstoftank of de brandstofslangen niet zijn beschadigd.
Start de motor niet als een brandstofslang beschadigd is, maar vraag een Yamaha dealer de beschadigde slangen te vervangen om zo brandstoflekkage te voorkomen.
Controleer of de brandstofslangen stevig zijn aangesloten en de juiste ligging hebben en niet worden afgekneld.
Vergeet niet de tankbeluchtingsslang en de overloopslang weer in de oorspronkelijke positie te leggen.
_
10. Breng het rijderzadel aan.
DAU00632
Afstellen van het stationair toerental
Het stationair toerental moet als volgt worden gecontroleerd en eventueel afgesteld volgens de intervalperioden vermeld in het periodieke smeer- en onderhoudsschema.
1. Start de motor en laat een paar minuten warmdraaien bij 1.000–2.000 tpm, terwijl nu en dan het gas wordt opengedraaid naar 4.000–5.000 tpm.
_
_
OPMERKING:
De motor is voldoende warm als deze snel reageert op de gasbediening.
6-18
1. Gasklepstelschroef
2. Controleer het stationair toerental en stel dit zo nodig volgens de specificatie af door de gasklepstelschroef te verdraaien. Draai om het stationair toerental te verhogen de schroef richting a. Draai om het stationair toerental te verlagen de schroef richting b.
Stationair toerental:
1.000–1.100 tpm
_
_
OPMERKING:
Als het voorgeschreven stationair toerental niet haalbaar is volgens de hierboven beschreven werkwijze, vraag dan een
Yamaha dealer de afstelling uit te voeren.
6
D_5pw.book Page 19 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
6
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES a. Vrije slag gaskabel
DAU00635
Afstellen van de vrije slag van de gaskabel
De vrije slag van de gaskabel dient 3–5 mm te bedragen bij de gasgreep. Controleer de vrije slag van de gaskabel regelmatig en laat zo nodig afstellen door een Yamaha dealer.
DAU00637
Afstellen van de klepspeling
De klepspeling kan tijdens gebruik gaan afwijken, waardoor de lucht/brandstof-verhouding kan veranderen en/of het motorgeluid toeneemt. Om dit te voorkomen moet de klepspeling door een Yamaha dealer worden afgesteld volgens de intervalperioden vermeld in het periodieke smeer- en onderhoudsschema.
DAU00658
Banden
Let ten aanzien van de voorgeschreven banden op het volgende voor een optimale prestatie, levensduur en veilige werking van uw motorfiets.
_
_
Bandspanning
De bandspanning moet voor elke rit worden gecontroleerd en eventueel worden bijgesteld.
DW000082
●
●
WAARSCHUWING
De bandspanning moet worden gecontroleerd en afgesteld terwijl de banden koud zijn (wanneer de temperatuur van de banden gelijk is aan de omgevingstemperatuur).
De bandspanning moet worden aangepast aan de rijsnelheid en het totale gewicht van rijder, passagier, bagage en accessoires dat voor dit model is vastgesteld.
6-19
D_5pw.book Page 20 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
CE-01D
Belasting*
Bandenspanning
(gemeten op koude banden)
Voor Achter
Tot 90 kg
90 kg–maximale
250 kPa
(2,50 kgf/cm
2
,
2,50 bar)
250 kPa
(2,50 kgf/cm
2
,
2,50 bar)
250 kPa
(2,50 kgf/cm
2
,
2,50 bar)
290 kPa
(2,90 kgf/cm
2
,
2,90 bar)
Rijden met hoge snelheid
250 kPa
(2,50 kgf/cm
2
,
2,50 bar)
250 kPa
(2,50 kgf/cm
2
,
2,50 bar)
CE-07D
Maximale belasting* 202 kg
* Totaal gewicht van motorrijder, passagier, bagage en accessoires
DWA00012
WAARSCHUWING
_
De aanwezigheid van bagage is van grote invloed op het weggedrag, de rem- en rij-eigenschappen en de veiligheid van uw motor, neem dus de volgende voorzorgen in acht.
● DE MOTORFIETS NOOIT OVERBE-
LADEN! Rijden met een overbeladen motorfiets kan leiden tot beschadiging van de banden, controleverlies of ernstig letsel. Zorg dat het totale gewicht van de motorrijder, de passagier, de bagage en de gemonteerde accessoires nooit
_
●
●
●
● het voorgeschreven maximumlaadgewicht voor de machine overschrijdt.
Vervoer geen los verpakte spullen die tijdens de rit kunnen gaan schuiven.
Bevestig de zwaarste spullen op veilige wijze dicht bij het midden van de motorfiets en verdeel het gewicht over beide zijden.
Pas de luchtdruk in de wielophanging en de bandspanning aan op het te vervoeren gewicht.
Controleer vóór iedere rit de conditie en spanning van de banden.
1. Bandwang a. Bandprofieldiepte
Inspectie van banden
Voor elk rit moeten de banden worden gecontroleerd. Als de bandprofieldiepte op het midden van de band de vermelde limiet heeft bereikt, de band spijkers of stukjes glas bevat of wanneer de wang van de band scheurtjes vertoont, moet de band onmiddellijk door een Yamaha dealer worden vervangen.
CE-08D
Minimale bandprofieldiepte (voor en achter)
1,6 mm
_
_
OPMERKING:
De slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is voor diverse landen verschillend. Neem altijd de lokale voorschriften in acht.
6-20
6
D_5pw.book Page 21 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
6
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
_
_
DW000079
●
●
WAARSCHUWING
Laat sterk versleten banden door een Yamaha dealer vervangen. Rijden op een motor met versleten banden is niet alleen verboden, maar dit heeft ook een averechts effect op de rijstabiliteit, waardoor u de macht over het stuur zou kunnen verliezen.
De vervanging van onderdelen van wielen en remmen, inclusief banden, dient te worden overgelaten aan een Yamaha dealer, die over de nodige vakkundige kennis en ervaring beschikt.
1. Bandventiel
2. Bandventielbuis
3. Bandventieldop met afdichting
Bandeninformatie
Deze motorfiets is uitgerust met gietwielen en tubeless banden met bandventielen.
DW000080
_
_
●
●
●
●
WAARSCHUWING
De banden op de voor- en achterwielen horen van hetzelfde merk en dezelfde constructie te zijn, anders is het weggedrag van de motor mogelijk niet normaal.
Na uitgebreide testen zijn alleen de hieronder vermelde banden voor dit model goedgekeurd door
Yamaha Motor Co., Ltd.
Controleer altijd of de ventieldopjes stevig zijn bevestigd om zo het weglekken van luchtdruk te voorkomen.
Gebruik uitsluitend de hierna vermelde bandventielen en luchtventielbuisjes om bij hoge rijsnelheden een te lage bandspanning te voorkomen.
6-21
D_5pw.book Page 22 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
Merk
Michelin
Dunlop
Maat Model
120/70 ZR17 M/C (58W)
Pilot SPORT E
120/70 ZR17 (58W)
120/70 ZR17 M/C (58W) D208FL
ACHTER
Merk
Michelin
Maat
190/50 ZR17 M/C (73W)
190/50 ZR17 (73W)
190/50 ZR17 M/C (73W)
Model
Pilot SPORT
D208L Dunlop
CE-14D
VOOR EN ACHTER
Bandventiel TR412
Luchtventielbuis #9000A (origineel)
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAU00684
_
WAARSCHUWING
_
Deze motorfiets is uitgerust met speciale banden die geschikt voor zeer hoge rijsnelheden. Let op het volgende om deze banden zo effectief mogelijk te kunnen gebruiken.
● Gebruik bij vervanging uitsluitend het voorgeschreven type banden.
Bij andere banden is het risico op
● een klapband bij zeer hoge rijsnelheden niet denkbeeldig.
Gloednieuwe banden bieden op sommige typen wegdek relatief weinig grip totdat ze zijn
“ingereden”. Het is dan ook verstandig de eerste 100 km nadat een nieuwe band is aangebracht rustig te blijven rijden en pas daarna de
●
● rijsnelheid te verhogen.
Voordat met hoge snelheid wordt gereden moeten de banden zijn opgewarmd.
Pas de bandspanning steeds aan volgens de rijomstandigheden.
DAU03773
Gietwielen
Let ten aanzien van de voorgeschreven banden op het volgende voor een optimale prestatie, levensduur en veilige werking van uw motorfiets.
● Controleer de velgen voor iedere rit op scheurtjes, verbuiging of kromtrekken.
●
Laat ingeval van schade het wiel door een Yamaha dealer vervangen. Probeer het wiel nooit zelf te repareren, hoe klein de reparatie ook is. Vervang een wiel dat vervormd is of haarscheurtjes vertoont.
Na het vervangen van een wiel of band moet het wiel worden uitgeba-
● lanceerd. Een niet uitgebalanceerd wiel zal mogelijk slecht functioneren, of kan een slechte wegligging en een verkorte levensduur van de banden tot gevolg hebben.
Rijd niet te snel direct na het verwisselen van een band. Het bandoppervlak dient eerst te zijn ingereden voordat het zijn optimale eigenschappen verkrijgt.
6
6-22
D_5pw.book Page 23 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
6
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
_
_
OPMERKING:
Ga als volgt te werk als op de hierboven beschreven werkwijze de voorgeschreven vrije slag van de koppelingshendel niet wordt gehaald.
1. Draai de stelbout bij de koppelingshendel zo ver mogelijk richting a om de koppelingskabel losser te stellen.
1. Stelbout vrije slag koppelingshendel c. Vrije slag van koppelingshendel
DAU01356
Vrije slag van koppelingshendel afstellen
De vrije slag van de koppelingshendel moet
10–15 mm bedragen, zoals getoond. Controleer de vrije slag van de koppelingshendel regelmatig en stel zo nodig als volgt af.
Draai voor meer vrije slag de stelbout bij de koppelingshendel richting a. Draai voor minder vrije slag van de koppelingshendel de stelbout richting b.
1. Borgmoer
2. Stelmoer vrije slag koppelingshendel (carter)
2. Verwijder het stroomlijnpaneel B. (Zie pagina 6-7 voor de werkwijze bij verwijderen en aanbrengen van het stroomlijnpaneel.)
3. Draai de borgmoer bij het carter los.
4. Draai voor meer vrije slag van de koppelingshendel de stelmoer richting a.
Draai voor minder vrije slag van de koppelingshendel de stelmoer richting b.
5. Draai de borgmoer aan.
6. Breng het stroomlijnpaneel aan.
6-23
D_5pw.book Page 24 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES a. Afstand tussen rempedaal en bevestigingssteun voor voetsteun
De stand van het rempedaal
DAU01357
afstellen
De bovenzijde van het rempedaal moet op een afstand van ca. 38–42 mm onder de onderkant van de voetsteun staan, zoals te zien in de afbeelding. Controleer de stand van het rempedaal regelmatig en laat zo nodig afstellen door een Yamaha dealer.
DW000109
_
WAARSCHUWING
_
Als het rempedaal zacht of sponzig aanvoelt, wijst dat erop dat er lucht in het hydraulisch systeem zit. Als er lucht in het hydraulisch systeem zit, moet het systeem door een Yamaha dealer worden ontlucht voordat de motorfiets wordt gebruikt. Lucht in het hydraulisch systeem heeft een negatief effect op de remwerking, waardoor u de macht over het stuur zou kunnen verliezen met een ongeluk als gevolg.
1. Remlichtschakelaar achterrem
2. Stelmoer remlichtschakelaar achterrem
DAU00713
Afstellen van de remlichtschakelaar achterrem
De remlichtschakelaar, die wordt geactiveerd door het rempedaal, is correct afgesteld wanneer het remlicht gaat branden vlak voordat de remwerking intreedt. Stel zo nodig de remlichtschakelaar als volgt af.
Terwijl de stelmoer wordt gedraaid, moet de remlichtschakelaar op zijn plaats worden gehouden. Draai de stelmoer richting a om het remlicht eerder te laten branden. Draai de stelmoer richting b om het remlicht later te laten branden.
6
6-24
D_5pw.book Page 25 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
6
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAU00721
Controleren van de remblokken voor- en achter
De remblokken in de voor- en achterrem moeten worden gecontroleerd op slijtage volgens de intervalperioden voorgeschreven in het periodieke smeer- en onderhoudsschema.
Voor Achter
1. Slijtage-indicatorgroef remblok
DAU00725
Remblokken voorrem
Elk voorremblok heeft een eigen slijtage-indicatorgroef, zodat het remblok kan worden gecontroleerd zonder de rem te demonteren. Let op de slijtage-indicatorgroef om de remblokslijtage te controleren. Wanneer een remblok zover is afgesleten dat de slijtage-indicatorgroef vrijwel is verdwenen, vraag dan een Yamaha dealer de remblokken als set te vervangen.
1. Remklauwbout
DAU04396
Remblokken achterrem
Elk achterremblok heeft een eigen slijtageindicatorgroef, zodat het remblok kan worden gecontroleerd zonder de rem te demonteren. Controleer de remblokslijtage als volgt.
1. Verwijder de remklauwbout en kantel dan de remklauw naar voren om de slijtage-indicatorgroef te controleren.
Wanneer een remblok zover is afgesleten dat de slijtage-indicatorgroef vrijwel is verdwenen, vraag dan een
Yamaha dealer de remblokken als set te vervangen.
6-25
D_5pw.book Page 26 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
Voor
1. Slijtage-indicatorgroef remblok
2. Breng de remklauwbout aan en zet deze dan vast met het voorgeschreven aanhaalmoment.
Aanhaalmoment:
Remklauwbout:
27 Nm (2,7 m·kgf)
1. Merkstreep minimumniveau
DAU03294
Controleren van remvloeistofniveau
Bij een tekort aan remvloeistof kan lucht het remsysteem binnendringen, waarna de remwerking mogelijk minder effectief is.
Controleer alvorens te gaan rijden of de remvloeistof boven de merkstreep voor minimumniveau staat en vul zo nodig bij. Een laag remvloeistofniveau wijst mogelijk op verregaande remblokslijtage en/of lekkage in het remsysteem. Als het remvloeistofniveau laag is, controleer dan de remblokken op slijtage en het remsysteem op lekkage.
1. Merkstreep minimumniveau
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen:
● Bij het controleren van het remvloeistofniveau moet het bovenvlak van het remvloeistofreservoir horizontaal
● staan.
Gebruik uitsluitend de voorgeschreven kwaliteit remvloeistof, anders kunnen de rubber afdichtingen verslechteren en zo lekkage en slechte remwerking teweegbrengen.
Aanbevolen remvloeistof: DOT 4
● Vul bij met hetzelfde type remvloeistof.
Bij vermengen van verschillende typen remvloeistof kunnen schadelijke chemische reacties optreden en kan de remwerking verslechteren.
6
6-26
D_5pw.book Page 27 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
6
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
●
●
●
Pas op en zorg dat tijdens bijvullen geen water het remvloeistofreservoir kan binnendringen. Water zal het kookpunt van de remvloeistof aanzienlijk verlagen zodat dampbelvorming kan optreden.
Remvloeistof kan gelakte of kunststof onderdelen aantasten. Veeg gemorste remvloeistof steeds direct af.
Naarmate de remblokken afslijten, zal het remvloeistofniveau geleidelijk verder dalen. Vraag echter wel een
Yamaha dealer om een inspectie als het remvloeistofniveau plotseling sterk is gedaald.
Verversen van remvloeistof
DAU03976
Vraag een Yamaha dealer de remvloeistof te verversen volgens de intervalperioden voorgeschreven onder OPMERKING in het periodieke smeer- en onderhoudsschema.
Laat bovendien de olie-afdichtingen van de hoofdremcilinders en de remklauwen en de remslangen vervangen volgens de intervalperioden of wanneer ze lekken of zijn beschadigd.
● Olie-afdichtingen: Vervang elke twee jaar.
● Remslangen: Vervang elke vier jaar.
Doorbuiging aandrijfketting
DAU00744
De doorbuiging van de aandrijfketting moet voorafgaand aan elke rit worden gecontroleerd en eventueel worden bijgesteld.
Aandrijfketting controleren op doorbuiging
1. Plaats de motorfiets op een vlakke ondergrond en houd hem verticaal.
_
_
OPMERKING:
Om de kettingdoorbuiging te controleren en bij te stellen, moet de motorfiets rechtop worden gehouden en mag deze geen gewicht dragen.
6-27
D_5pw.book Page 28 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES a. Doorbuiging aandrijfketting
2. Schakel de versnellingsbak in de vrijstand.
3. Draai het achterwiel door de motorfiets te duwen en vind zo het strakste gedeelte in de aandrijfketting; meet nu de doorbuiging van de ketting zoals afgebeeld.
Doorbuiging aandrijfketting:
40–50 mm
4. Stel de doorbuiging van de ketting als volgt bij als deze niet correct is.
1. Wielasmoer
2. Stelbout van de doorbuiging aandrijfketting
3. Borgmoer
4. Uitlijnmerktekens
DAU03608
Doorbuiging aandrijfketting bijstellen
1. Draai de wielasmoer los en draai dan de borgmoeren los aan beide zijden van de swingarm.
2. Draai om de aandrijfketting strakker te stellen de stelbout aan beide uiteinden van de swingarm richting a. Draai om de aandrijfketting losser te stellen de stelbout aan beide uiteinden van de swingarm richting b en druk vervolgens het achterwiel naar voren.
_
_
OPMERKING:
Gebruik voor een goede wieluitlijning de uitlijnmerktekens aan beide zijden van de swingarm, om zeker te zijn dat beide stelmoeren dezelfde positie hebben.
DC000096
_
LET OP:
_
Een slecht gespannen aandrijfketting overbelast de motor en andere vitale delen van de motorfiets, waardoor de ketting kan slippen of breken. Om dit te voorkomen moet de spanning van de aandrijfketting binnen het voorgeschreven bereik blijven.
3. Draai de borgmoeren vast en zet dan de wielasmoer vast met het voorgeschreven aanhaalmoment.
Aanhaalmoment:
Wielasmoer:
150 Nm (15,0 m·kgf)
6
6-28
D_5pw.book Page 29 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
6
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAU03006
Smeren van de aandrijfketting
De aandrijfketting moet worden gereinigd en gesmeerd volgens de intervalperioden zoals voorgeschreven in het periodieke smeer- en onderhoudsschema, anders zal de ketting snel slijten, met name in vochtige of stoffige gebieden. Onderhoud de ketting als volgt.
DC000097
_
LET OP:
_
De aandrijfketting moet worden gesmeerd nadat de motorfiets is gewassen of ermee in de regen is gereden.
1. Reinig de aandrijfketting met petroleum en een zacht borsteltje.
DCA00053
_
LET OP:
_
Om beschadiging van de o-ringen te voorkomen, mag de aandrijfketting niet worden gereinigd met een stoomreiniger of hogedrukreiniger of met niet-geschikte ontvetters.
2. Wrijf de aandrijfketting droog.
3. Smeer de aandrijfketting grondig met speciale smering voor O-ring kettingen.
DCA00052
_
LET OP:
_
Gebruik geen motorolie of andere smeermidelen voor de aandrijfketting, deze bevatten mogelijk toevoegingen die de o-ringen kunnen beschadigen.
DAU02962
Controleren en smeren van de kabels
De werking van alle bedieningskabels en de conditie van de kabels moeten vóór iedere rit worden gecontroleerd. De kabels en de kabeleinden dienen zo nodig te worden gesmeerd. Vraag een Yamaha dealer een kabel te controleren of te vervangen wanneer deze is beschadigd of niet soepel beweegt.
Aanbevolen smeermiddel:
Motorolie
DW000112
_
WAARSCHUWING
_
Bij een beschadiging van de buitenkabel kan de kabelbediening verslechteren en de binnenkabel gaan roesten. Vervang een beschadigde kabel zo snel mogelijk om onveilige condities te voorkomen.
6-29
D_5pw.book Page 30 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
Controleren en smeren van
DAU04034
gasgreep en gaskabel
De werking van de gasgreep hoort voorafgaand aan elke rit te worden gecontroleerd.
Smeer of vervang ook de gaskabel volgens de intervaltijden gespecificeerd in het periodiek onderhoudsschema.
DAU03164
Controleren en smeren van de rem- en koppelingshendel
De werking van de rem- en de koppelingshendel moet voorafgaand aan elke rit worden gecontroleerd en de hendelscharnierpunten moeten zo nodig worden gesmeerd.
Aanbevolen smeermiddel:
Lithiumvet (universeel vet)
6
6-30
D_5pw.book Page 31 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
6
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAU03163
Smeren van het rempedaal
De werking van het rempedaal moet voorafgaand aan elke rit worden gecontroleerd en het pedaalscharnierpunt moet zo nodig worden gesmeerd.
Aanbevolen smeermiddel:
Lithiumvet (universeel vet)
DAU03165
Controleren en smeren van de zijstandaard
De werking van de zijstandaard moet voorafgaand aan elke rit worden gecontroleerd en het scharnierpunt en de metaal-op-metaal contactvlakken moeten zo nodig worden gesmeerd.
DW000113
_
WAARSCHUWING
_
Als de zijstandaard niet soepel omhoog en omlaag beweegt, vraag dan een
Yamaha dealer deze te controleren of te repareren.
Controleren van de conditie
DW000115
WAARSCHUWING
_
Ondersteun de motorfiets goed, zodat deze niet kan omvallen.
_
Controleer de binnenste vorkbuizen op krassen, beschadigingen en overmatige olielekkage.
Aanbevolen smeermiddel:
Lithiumvet (universeel vet)
DAU02939
Controleren van de voorvork
De conditie en de werking van de voorvork moeten als volgt te worden gecontroleerd op de aangegeven tijden in het periodieke smeer- en onderhoudsschema.
6-31
D_5pw.book Page 32 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
Controleren van de werking
1. Plaats de motorfiets op een horizontale ondergrond en houd hem verticaal.
2. Bekrachtig de voorrem en druk het stuur een paar keer stevig naar beneden om te controleren of de voorvork soepel in- en uitveert.
DC000098
_
_
LET OP:
Als u beschadigingen aantreft of wanneer de voorvork niet soepel functioneert, laat deze dan door een Yamaha dealer nakijken of repareren.
Controle van stuursysteem
DAU00794
Losse of versleten balhoofdlagers kunnen gevaarlijk zijn. De werking van het stuur moet als volgt worden gecontroleerd volgens de intervalperioden voorgeschreven in het periodieke smeer- en onderhoudsschema.
1. Plaats een standaard onder de motor zodat het voorwiel los is van de grond.
DW000115
_
WAARSCHUWING
_
Ondersteun de motorfiets goed, zodat deze niet kan omvallen.
2. Houd de voorvorkpoten beet bij het ondereinde en probeer ze naar voren en achteren te bewegen. Als speling kan worden gevoeld, vraag dan een
Yamaha dealer het stuursysteem te testen.
6
6-32
D_5pw.book Page 33 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
6
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAU01144
Controleren van wiellagers
De voor- en achterwiellagers moeten worden gecontroleerd volgens de intervalperioden voorgeschreven in het periodieke smeer- en onderhoudsschema. Als de wielnaaf speling vertoont of het wiel niet soepel draait, vraag dan een Yamaha dealer de wiellagers te controleren.
1. Accu
DAU01291
Accu
Deze motorfiets is uitgerust met een permanent-dichte accu (onderhoudsvrij type) waarvoor geen onderhoud vereist is. De elektrolyt hoeft niet te worden gecontroleerd en er hoeft geen gedistilleerd water te worden bijgevuld.
Om de accu op te laden
Vraag zo snel mogelijk een Yamaha dealer de accu te laden als deze ontladen lijkt te zijn. Vergeet niet dat de accu sneller ontladen raakt als de machine is uitgerust met optionele elektrische accessoires.
DW000116
_
●
●
WAARSCHUWING
Elektrolyt is giftig en gevaarlijk doordat dit zwavelzuur bevat, een stof die ernstige brandwonden veroorzaakt. Vermijd contact met de huid, ogen of kleding en bescherm uw ogen altijd bij werkzaamheden nabij accu’s. Voer als volgt EER-
STE HULP uit als er lichamelijk contact is geweest met elektrolyt.
• UITWENDIG: Spoel met rijkelijk veel water.
• INWENDIG: Drink grote hoeveelheden water of melk en roep direct de hulp in van een arts.
• OGEN: Spoel gedurende 15 minuten met water en roep direct medische hulp in.
Accu’s produceren het explosieve waterstofgas. Houd daarom vonken, open vuur, sigaretten e.d. uit de buurt van de accu en zorg voor voldoende ventilatie bij acculaden in een afgesloten ruimte.
6-33
D_5pw.book Page 34 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
_
● HOUD DEZE EN ALLE ACCU’S BUI-
TEN BEREIK VAN KINDEREN.
Om de accu op te bergen
1. Verwijder de accu als de motorfiets een maand lang niet wordt gebruikt, laad volledig bij en zet hem dan weg op een koele en droge plek.
2. Als de accu langer dan twee maanden wordt weggeborgen, moet deze minstens eenmaal per maand worden gecontroleerd; laad de accu dan steeds volledig bij als dat nodig is.
3. Laad de accu volledig bij alvorens te installeren.
4. Controleer na installatie of de accukabels correct zijn aangesloten op de accupolen.
DC000102
_
_
LET OP:
● Zorg dat de accu altijd geladen blijft. Door een accu in ontladen toestand weg te bergen kan perma-
● nente accuschade ontstaan.
Om een permanent-dichte accu
(onderhoudsvrij type) te laden, is een speciale acculader (met constante laadspanning) vereist. Bij gebruik van een conventionele acculader raakt de accu beschadigd.
Wanneer u niet beschikt over een speciale acculader voor permanent-dichte accu’s (onderhoudsvrij type), vraag dan een Yamaha dealer uw accu op te laden. 6
6-34
D_5pw.book Page 35 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
6
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
1. Koplampzekering
2. Zekering signaleringssysteem
3. Zekering ontstekingssysteem
4. Zekering radiatorkoelvin
5. Reservezekering (kilometerteller en klok)
6. Zekering parkeerlichten
7. Reservezekering (
× 3)
DAU04548
Zekeringen vervangen
De hoofdzekering en de zekering voor het elektronisch brandstofinjectiesysteem bevinden zich onder het rijderzadel. (Zie pagina 3-17 voor instructies over verwijderen en aanbrengen van het rijderzadel.)
Het zekeringenkastje met de zekeringen voor afzonderlijke circuits bevindt zich onder paneel B. (Zie pagina 6-7 voor het verwijderen en aanbrengen van het paneel).
Vervang een zekering als volgt als deze is doorgebrand.
1. Draai de contactsleutel naar “OFF” en schakel het betreffende elektrische circuit uit.
1. Hoofdzekering
2. Zekering elektronisch brandstofinjectiesysteem
3. Reservezekering elektronisch brandstofinjectiesysteem
2. Verwijder de doorgebrande zekering en breng een nieuwe zekering aan met de voorgeschreven ampèrewaarde.
DC000103
_
LET OP:
_
Gebruik geen zekering met een hoger ampèrage dan is voorgeschreven, om ernstige schade aan het elektrisch systeem en mogelijk brandgevaar te vermijden.
3. Draai de contactsleutel in “ON” en schakel het betreffende elektrische circuit in om te zien of de apparatuur werkt.
4. Als de zekering direct opnieuw doorbrandt, vraag dan een Yamaha dealer het elektrisch systeem te testen.
Voorgeschreven zekeringen:
Hoofdzekering:
Koplampzekering:
50 A
20 A
Zekering signaleringssysteem: 15 A
Zekering radiatorkoelvin: 15 A
Zekering ontstekingssysteem: 15 A
Zekering elektronisch brandstofinjectiesysteem:
Zekering parkeerlichten:
15 A
5 A
Reservezekering
(kilometerteller en klok): 5 A
6-35
D_5pw.book Page 36 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
1. Gloeilampkap
2. Koplampstekker
DAU04503
Koplampgloeilamp vervangen
De koplampen op deze motorfiets hebben halogeen gloeilampen. Vervang een koplampgloeilamp als volgt als deze is doorgebrand.
1. Maak de koplampstekker los en verwijder dan de gloeilampkap.
1. Gloeilamphouder
2. Haak de gloeilamphouder los en verwijder dan de defecte gloeilamp.
1. Raak het glas van de gloeilamp niet aan.
DW000119
_
WAARSCHUWING
_
Koplampgloeilampen worden zeer heet.
Houd daarom brandbare producten uit de buurt van een koplampgloeilamp en raak het lampglas niet aan zolang dit niet is afgekoeld.
3. Breng een nieuwe koplampgloeilamp aan en zet deze dan vast met de gloeilamphouder.
6
6-36
D_5pw.book Page 37 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
6
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DC000104
_
LET OP:
_
Pas op en zorg dat de volgende onderdelen niet worden beschadigd:
● Koplampgloeilamp
Raak het glas van de koplampgloeilamp niet aan zodat dit vetvrij blijft, anders kan de doorzichtigheid van het glas, de lichtintensiteit en de levensduur nadelig worden beïnvloed. Wrijf eventuele
● verontreinigingen en vingerafdrukken op het gloeilampglas weg met een doekje gedrenkt in alcohol of thinner.
Koplamplens
• Plak geen kleurfolie of stickers op de koplamplens.
• Gebruik geen koplampgloeilamp met een hoger wattage dan is voorgeschreven.
4. Breng de gloeilampkap aan en sluit dan de koplampstekker aan.
5. Vraag zo nodig een Yamaha dealer de koplamplichtbundel af te stellen.
DAU03730
Remlicht/achterlicht
Deze motorfiets is uitgerust met een LED type remlicht/achterlicht.
Als het remlicht/achterlicht niet gaat branden, vraag dan een Yamaha dealer het elektrisch circuit te testen.
1. Schroef
DAU03497
Gloeilamp in richtingaanwijzer vervangen
1. Verwijder de lamplens van de richtingaanwijzer door de schroeven los te halen.
2. Verwijder de defecte gloeilamp door deze in te drukken en linksom te draaien.
3. Breng een nieuwe gloeilamp aan in de fitting, druk de lamp aan en draai rechtsom tot hij stuit.
4. Monteer de lamplens door de schroef aan te brengen.
6-37
D_5pw.book Page 38 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DCA00065
_
LET OP:
_
Zet de schroef niet overdreven strak vast, anders kan de lamplens breken.
1. Schroef (
× 2)
DAU04517
Gloeilamp in kentekenverlichting vervangen
1. Verwijder de lampeenheid voor kentekenverlichting door de schroeven los te draaien.
1. Gloeilamp kentekenverlichting
2. Lampeenheid kentekenverlichting
2. Verwijder de lampfitting (samen met de gloeilamp) door deze naar buiten te trekken.
3. Verwijder de defecte gloeilamp door deze uit te trekken.
4. Steek een nieuwe gloeilamp in de fitting.
5. Breng de lampfitting aan (samen met de gloeilamp) door deze vast te drukken.
6. Monteer de lampeenheid voor kentekenverlichting door de schroeven aan te brengen.
6
6-38
D_5pw.book Page 39 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
6
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAU01579
Ondersteunen van de motorfiets
Dit model is niet voorzien van een middenbok, neem daarom de volgende voorzorgsmaatregelen in acht bij het verwijderen van het voor- en achterwiel of bij het uitvoeren van ander onderhoud waarbij de motorfiets rechtop moet staan. Controleer of de motorfiets stabiel en horizontaal staat alvorens onderhoud te verrichten. Onder het motorblok kan een stevige houten kist gezet worden voor extra stabiliteit.
Verwijderen van het achterwiel
Breng het achterwiel los van de grond met een motorfietsstandaard of, als deze niet voorhanden is, door een krik te plaatsen onder beide zijden van het frame aan de voorzijde van het achterwiel, of onder beide uiteinden van de swingarm.
1. Klembout voorwielas (
× 4)
Voorwiel
Onderhoud aan het voorwiel
1. Stabiliseer de achterzijde van de motorfiets met een motorstandaard of, als geen andere standaard voorhanden is, door een krik te plaatsen onder het frame aan de voorzijde van het achterwiel.
2. Breng het voorwiel los van de grond met gebruik van een motorfietsstandaard.
DAU04532
Verwijderen van het voorwiel
DW000122
_
_
●
●
WAARSCHUWING
Het is aan te bevelen om onderhoud aan het wiel uit te laten voeren door een Yamaha dealer.
Zorg dat de motorfiets veilig wordt ondersteund, zodat er geen risico is op omvallen.
1. Draai de wielasbout los en draai dan de wielasklembouten en vervolgens de remklauwbouten los.
6-39
D_5pw.book Page 40 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
1. Remslanghouder
2. Bout/moer
3. Bout (
× 2)
4. Remklauw
5. Wielasbout
2. Licht het voorwiel van de grond volgens de werkwijze op pagina 6-39.
3. Verwijder aan beide zijden de remslanghouders door de bout en de moer los te halen.
4. Verwijder aan beide zijden de remklauwen door de bouten los te halen.
1. Wielas
5. Verwijder de wielasbout, trek de wielas uit en verwijder dan het wiel.
DCA00046
_
LET OP:
_
Bekrachtig de rem niet terwijl de remklauwen zijn losgehaald, anders worden de remblokken tegen elkaar vastgeklemd.
6-40
6
D_5pw_Periodic.fm Page 41 Friday, January 18, 2002 8:53 AM
6
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAU04661
Aanbrengen van het voorwiel
1. Breng het wiel omhoog tussen de vorkpoten.
2. Steek de wielas naar binnen.
3. Laat het voorwiel zakken zodat dit op de grond rust.
4. Monteer de achterremklauwen door de bouten aan te brengen en zet deze dan vast met het voorgeschreven aanhaalmoment.
_
_
OPMERKING:
Kijk of er voldoende afstand tussen de remblokken is voordat de remklauwen over de remschijven worden gemonteerd.
Aanhaalmoment:
Remklauwbout:
40 Nm (4,0 m·kgf)
5. Monteer de remslanghouders door de bouten en moeren aan te brengen.
1. Klembout voorwielas A
2. Klembout voorwielas B
3. Klembout voorwielas C
4. Klembout voorwielas D
6. Zet de wielas vast door de wielasbout aan te brengen en draai dan aan met het voorgeschreven aanhaalmoment.
_
_
OPMERKING:
Blokkeer bij het vastzetten van de wielasbout de wielas met een 19-mm zeskantsleutel, zodat deze niet meedraait.
Aanhaalmoment:
Wielasbout:
91 Nm (9,1 m·kgf)
7. Bevestig de wielasklembouten A en B met het voorgeschreven aanhaalmoment.
Aanhaalmoment:
Wielasklembout:
18 Nm (1,8 m·kgf)
8. Tik met een rubber hamer tegen de buitenkant van de rechter vorkpoot om deze in lijn te brengen met het uiteinde van de wielas.
9. Bevestig de wielasklembouten C en D met het voorgeschreven aanhaalmoment.
Aanhaalmoment:
Wielasklembout:
18 Nm (1,8 m·kgf)
10. Bekrachtig de voorrem en duw het stuur een paar keer stevig op en neer om te zien of de voorvork correct werkt.
6-41
D_5pw.book Page 42 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
1. Wielasmoer
2. Stelbout van de doorbuiging aandrijfketting
3. Borgmoer
DAU04533
Achterwiel
_
Verwijderen van het achterwiel
_
●
●
DW000122
WAARSCHUWING
Het is aan te bevelen om onderhoud aan het wiel uit te laten voeren door een Yamaha dealer.
Zorg dat de motorfiets veilig wordt ondersteund, zodat er geen risico is op omvallen.
1. Draai de wielasmoer en de remklauwbouten los.
2. Licht het achterwiel van de grond volgens de werkwijze op pagina 6-39.
1. Bout (
× 2)
2. Remklauw
3. Remklauwsteun
3. Verwijder de wielasmoer en haal dan de remklauw los door de bouten te verwijderen.
4. Draai de borgmoer los aan beide zijden van de swingarm.
5. Draai de stelbouten voor de aandrijfketting helemaal richting a.
6. Druk het wiel naar voren en haal dan de aandrijfketting van het achtertandwiel.
_
_
OPMERKING:
De aandrijfketting hoeft niet te worden gedemonteerd om het achterwiel te verwijderen en aan te brengen.
6
6-42
D_5pw.book Page 43 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
6
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
1. Wielas
7. Ondersteun de remklauwsteun en trek dan de achterwielas uit.
8. Verwijder het wiel.
DCA00119
_
LET OP:
_
Bekrachtig de rem niet terwijl het wiel samen met de remschijf is verwijderd, anders worden de remklauwzuigers tegen elkaar gedrukt.
DAU04534
Aanbrengen van het achterwiel
1. Monteer het wiel en de remklauwsteun door de wielas vanaf de linkerzijde in te steken.
_
_
OPMERKING:
Kijk of er voldoende afstand tussen de remblokken is voordat u het wiel aanbrengt.
2. Breng de aandrijfketting aan over het achtertandwiel en stel dan de aandrijfketting strak. (Zie pagina 6-27 voor de werkwijze bij spannen van de aandrijfketting.)
3. Breng de wielasmoer aan en laat het achterwiel dan zakken zodat dit op de grond rust.
4. Monteer de remklauw door de bouten aan te brengen.
5. Zet de wielasmoer en de remklauwbouten vast met de voorgeschreven aanhaalmomenten.
Aanhaalmomenten:
Wielasmoer:
150 Nm (15,0 m·kgf)
Remklauwbout:
27 Nm (2,7 m·kgf)
6-43
D_5pw.book Page 44 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAU03087
Storingzoeken
Yamaha motorfietsen ondergaan een grondige inspectie voordat ze vanaf de fabriek op transport gaan, maar tijdens gebruik kunnen toch storingen optreden. Problemen in de brandstof-, compressie- of ontstekingssystemen kunnen bijvoorbeeld de oorzaak zijn van slecht starten of een afname in motorvermogen.
In de volgende storingzoekschema’s is een snelle en gemakkelijke werkwijze weergegeven om deze vitale systemen zelf te kunnen controleren. Ga met uw motorfiets echter wel naar een Yamaha dealer als reparaties nodig zijn, hier zijn vakkundige monteurs aanwezig die beschikken over het benodigde gereedschap en de ervaring en vakkennis om het nodige onderhoud aan de machine correct te verrichten.
Gebruik uitsluitend originele Yamaha vervangingsonderdelen. Niet-originele onderdelen lijken misschien op Yamaha onderdelen maar zijn toch vaak van mindere kwaliteit en hebben een kortere levensduur, zodat dan later mogelijk toch dure reparaties nodig zijn.
6
6-44
D_5pw.book Page 45 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
6
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAU02990
Storingzoekschema’s
Startproblemen of slechte werking van de motor
DW000125
WAARSCHUWING
_
Houd open vuur uit de buurt en rook niet terwijl het brandstofsysteem wordt getest of hieraan wordt gewerkt.
_
CT-1AD
1. Brandstof
Controleer het brandstofniveau in de brandstoftank.
Er is voldoende brandstof aanwezig.
Er is geen brandstof aanwezig.
Controleer de compressie.
Vul brandstof bij.
De motor start niet. Controleer de compressie.
2. Compressie
Bedien de elektrische startknop.
Er is compressie.
Controleer de ontsteking.
Vraag een Yamaha dealer de machine te controleren.
Er is geen compressie.
3. Ontsteking
Verwijder de bougies en controleer de elektroden.
Nat
Droog
Schoonvegen met een droge doek. Stel de elektrodenafstand van de bougie af of vervang de bougie.
Vraag een Yamaha dealer de machine te controleren.
Draai de gasgreep tot halverwege open en bedien de elektrische startknop.
De motor start niet.
Controleer de accu.
4. Accu
Bedien de elektrische startknop.
De motor draait snel rond.
De motor draait langzaam rond.
De accu is in orde.
Controleer de aansluitingen van de accukabels en laad de accu als dat nodig is.
6-45
De motor start niet.
Vraag een Yamaha dealer de machine te controleren.
D_5pw.book Page 46 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
Oververhitte motor
_
●
●
DW000070
WAARSCHUWING
Verwijder de koelvloeistofradiatorvuldop niet terwijl de motor en de koelvloeistofradiator nog heet zijn. Hete vloeistof en stoom kan naar buiten spuiten en zo ernstige brandwonden veroorzaken. Wacht tot de motor is afgekoeld.
Breng na verwijderen van de borgbout voor de koelvloeistofradiatorvuldop een dikke doek, bijvoorbeeld een handdoek, aan over de koelvloeistofradiatorvuldop en draai deze dan langzaam linksom tegen de aanslag zodat de nog aanwezige druk kan ontsnappen. Druk de dop omlaag zodra het sisgeluid stopt en draai deze linksom en verwijder de dop.
_
CT-2AD
Wacht tot de motor is afgekoeld.
Controleer het koelvloeistofniveau in het reservoir en in de radiator.
Het koelvloeistofniveau is laag. Controleer het koelsysteem op lekkage.
Het koelvloeistofniveau is in orde.
Er is lekkage.
Er is geen lekkage.
Vraag een Yamaha dealer het koelsysteem te controleren en te repareren.
Vul koelvloeistof bij.
(Zie OPMERKING.)
Start de motor. Vraag een Yamaha dealer het koelsysteem te controleren en te repareren als de motor opnieuw oververhit raakt.
6
_
_
OPMERKING:
Als geen koelvloeistof beschikbaar is, kan tijdelijk leidingwater worden gebruikt, maar dit moet wel zo snel mogelijk door de voorgeschreven koelvloeistof worden vervangen.
6-46
D_5pw.book Page 47 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
D_5pw.book Page 1 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
VERZORGING EN STALLING VAN DE MOTORFIETS
Verzorging ......................................................................................... 7-1
Stalling .............................................................................................. 7-4
7
D_5pw.book Page 1 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
7
DAU04525 VERZORGING EN STALLING VAN DE MOTORFIETS
Verzorging
De open constructie van een motorfiets maakt de fraaie techniek beter zichtbaar, maar de machine is hierdoor ook meer kwetsbaar. Er kan sprake zijn van roestvorming en corrosie, ook al zijn hoogwaardige componenten gebruikt. Een roestige uitlaatpijp valt bij een auto niet zo op, bij een motorfiets is dit echter nadelig voor de algehele aanblik. Regelmatige en correcte verzorging is niet alleen vereist volgens de garantiebepalingen, maar verzekert ook een fraai uiterlijk van de machine, verlengt de levensduur en verbetert de prestaties.
Alvorens te reinigen
1. Dek de uitlaatdemper af met een plastic zak nadat de motor is afgekoeld.
2. Controleer of alle doppen en afdekpluggen, ook de bougiedoppen, en alle elektrische stekkers en aansluitingen stevig zijn bevestigd.
3. Verwijder hardnekkige vervuiling, zoals verbrande olie op het carter, met een ontvetter en een borstel, maar gebruik dergelijke producten nooit op afdichtingen, pakkingen, tandwielen, de aandrijfketting en de wielassen. Spoel vuil en ontvetter altijd af met water.
Reinigen
DCA00056
_
LET OP:
● Vermijd het gebruik van sterke en bijtende wielreinigingsmiddelen,
● vooral bij spaakwielen. Als dergelijke producten toch worden gebruikt om hardnekkig vuil los te maken, laat het reinigingsmiddel dan niet langer inwerken dan is vermeld in de gebruiksinstructies. Spoel ook de directe omgeving schoon met water, laat direct drogen en breng daarna een corrosiewerende spray aan.
Bij verkeerd reinigen kunnen de kuipruit, de kuip, framepanelen en andere kunststof delen en de uitlaatdemper worden beschadigd.
Gebruik alleen een zachte, schone doek of een spons met zachte zeep en water om kunststof delen te reinigen. Als de uitlaatdemper met gebruik van zachte zeep niet echt schoon wordt, kan een zachte borstel met een basisch product worden gebruikt.
7-1
D_5pw.book Page 2 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
VERZORGING EN STALLING VAN DE MOTORFIETS
●
●
Gebruik geen bijtende chemische reinigingsmiddelen op kunststof delen of op de uitlaatdemper. Vermijd het gebruik van doeken of sponzen die in contact zijn geweest met bijtende of schurende reinigingsmiddelen, oplosmiddelen of thinner, brandstof (benzine), roestverwijderingsmiddelen of corrosieremmers, remvloeistof, antivries of elektrolyt.
Gebruik geen hogedrukreinigers of stoomreinigers, omdat dan op de volgende plaatsen water kan doordringen en zo schade kan ontstaan: afdichtingen (van wiel- en swingarmlagers, voorvork en remmen), opbergcompartimenten, elektrische componenten (kabelstekkers, messtekkers, instrumenten, schakelaars en verlichting), beluchtings- en ontluchtingsslangen.
_
● Bij motorfietsen met een kuipruit: gebruik geen bijtende reinigingsmiddelen of harde sponzen, deze veroorzaken dofheid en laten krasjes achter. Sommige reinigingsmiddelen voor kunststof laten eveneens krasjes achter op de kuipruit. Test het product op een klein, niet-zichtbaar gedeelte van de kuipruit om zeker te zijn dat geen sporen achterblijven op de kuipruit. Als de kuipruit krasjes vertoont, breng dan na wassen een hoogwaardige polish voor gebruik op kunststof aan.
Na normaal gebruik
Verwijder vuil met warm water, zachte zeep en een zachte, schone spons en spoel dan grondig met schoon water. Gebruik een tandenborstel op moeilijk bereikbare plekken. Hardnekkig vastzittend vuil en insectenresten laten gemakkelijker los als de bewuste plek alvorens te reinigen een paar minuten met een vochtige doek wordt bedekt.
Na rijden in regen, aan de kust of op bepekelde wegen
Zeelucht en wegenzout waarmee wegen ’s winters worden bestrooid hebben in combinatie met water een zeer corrosieve werking; handel daarom als volgt na een rit in een regenbui, nabij de kust of op bepekelde wegen.
_
_
OPMERKING:
’s Winters gestrooid wegenzout kan nog tot in de lente aanwezig blijven.
1. Reinig de motorfiets met koud water en zachte zeep nadat de machine is afgekoeld.
DCA00012
_
LET OP:
_
Gebruik geen heet water, dit versterkt de corrosieve werking van het zout.
2. Laat de motorfiets drogen en breng dan met een spuitbus een corrosiewerend middel aan op alle metalen delen, ook op de verchroomde en vernikkelde onderdelen (niet op de titanium uitlaatdemper) om zo roestvorming tegen te gaan.
7
7-2
D_5pw.book Page 3 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
7
VERZORGING EN STALLING VAN DE MOTORFIETS
Reinigen van de titanium uitlaatdemper
Dit model is uitgerust met een titanium uitlaatdemper die als volgt speciale verzorging nodig heeft.
● Gebruik alleen een zachte, schone doek of een spons met zachte zeep en
● water om de titanium uitlaatdemper te reinigen. Als de uitlaatdemper met gebruik van zachte zeep niet echt schoon wordt, kan een zachte borstel met een basisch product worden gebruikt.
Gebruik nooit chemische stoffen of andere speciale reinigingsmiddelen
●
● om de uitlaatdemper schoon te maken, deze zullen de buitenste deklaag van de demper aantasten.
Al heel geringe hoeveelheden olie zoals afkomstig van vingerafdrukken of van met olie besmeurde poetsdoeken zullen vlekken achterlaten op de titanium demper, die met een zachte zeep kunnen worden verwijderd.
De door hitte veroorzaakte verkleuringen op een gedeelte van de uitlaatpijp naar de titanium uitlaatdemper zijn normaal en kunnen niet worden verwijderd.
Na reiniging
1. Droog de motorfiets met een zeemleren lap of een vochtabsorberende doek.
2. Laat de aandrijfketting direct drogen en smeer hem om roestvorming te voorkomen.
3. Gebruik een chroompolish om verchroomde, aluminium en roestvrijstalen delen te laten glanzen.
4. Het is aan te bevelen om met een spuitbus een corrosiewerend middel aan te brengen op alle metalen delen, ook op verchroomde en vernikkelde componenten, om zo corrosie te voorkomen.
5. Gebruik een reinigingsspray als universeel schoonmaakmiddel om eventueel nog achtergebleven vuil te verwijderen.
6. Werk kleine lakbeschadigingen bij veroorzaakt door steenslag e.d.
7. Zet alle gelakte oppervlakken in de was.
8. Laat de motorfiets volledig drogen alvorens te stallen of af te dekken.
DWA00031
_
_
●
●
WAARSCHUWING
Controleer of er geen olie of was aanwezig is op de wielen of de remmen.
Reinig de remschijven en remvoeringen zo nodig met een normale remschijfreiniger of aceton en spoel de banden schoon met lauw water en een zachte zeep. Test de remwerking en het weggedrag van de motorfiets voordat u besluit harder te gaan rijden.
7-3
D_5pw.book Page 4 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
VERZORGING EN STALLING VAN DE MOTORFIETS
DCA00013
_
_
LET OP:
● Breng een geringe hoeveelheid oliespray en was aan en verwijder overtollige hoeveelheden.
● Breng oliespray of was nooit aan op rubber of kunststof delen, be-
● handel deze met een daartoe bestemd verzorgingsmiddel.
Vermijd het gebruik van schurende poetsmiddelen, deze tasten de lak aan.
_
_
OPMERKING:
Vraag een Yamaha dealer om advies over de te gebruiken producten.
Stalling
Korte termijn
Stal uw motorfiets steeds op een koele en droge plek en bescherm zo nodig tegen stof met een luchtdoorlatende stallinghoes.
DCA00014
_
_
LET OP:
●
●
Als de motorfiets wordt gestald in een slecht geventileerde ruimte of in vochtige toestand wordt afgedekt met een hoes of een dekzeil, zal water en vocht kunnen binnendringen en roestvorming veroorzaken.
Voorkom corrosie door de machine niet te stallen in een vochtige kelder, een stal (i.v.m. de aanwezigheid van ammoniakdamp) en in een opslagruimte voor sterke chemicaliën.
Lange termijn
Alvorens uw motorfiets gedurende meerdere maanden aaneen te stallen:
1. Volg alle instructies op in de paragraaf
“Verzorging” in dit hoofdstuk.
2. Vul de brandstoftank en voeg een stabilisatoradditief (indien verkrijgbaar) toe om roestvorming in de tank en achteruitgang van de brandstof te voorkomen.
3. Voer de volgende stappen uit om de cilinders, de zuigerveren etc. te beschermen tegen corrosie.
7
7-4
D_5pw.book Page 5 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
7
VERZORGING EN STALLING VAN DE MOTORFIETS a. Verwijder de bougiedoppen en de bougies.
b. Giet een theelepel motorolie in elk bougiegat.
c. Breng de bougiedoppen aan op de bougies en leg dan de bougies zodanig op de cilinderkop dat de elektroden aan massa liggen. (Dit voorkomt vonken tijdens de volgende stap.) d. Laat de motor een paar keer ronddraaien op de startmotor. (De cilinderwanden worden zo geolied.) e. Haal de bougiedoppen los van de bougies en breng dan de bougies en de bougiedoppen weer aan.
DWA00003
_
WAARSCHUWING
_
Om schade of letsel door vonkvorming te voorkomen, moeten de bougie-elektroden aan massa liggen terwijl de motor wordt rondgedraaid.
4. Smeer alle bedieningskabels en scharnierpunten van alle hendels en pedalen en van de zijstandaard/middenbok.
5. Controleer de bandspanning en corrigeer deze zo nodig en breng dan de motorfiets omhoog, zodat beide wielen los van de grond zijn. Een andere mogelijkheid is de wielen elke maand iets te draaien, zodat de banden niet op één gedeelte sterker achteruitgaan.
6. Dek de uitlaatdemper af met een plastic zak om te voorkomen dat vocht kan binnendringen.
7. Verwijder de accu en laad deze volledig bij. Berg de accu op een koele en droge plek op en laad hem eens per maand bij. Berg de accu niet op een extreem koude of warme plek op (kouder dan 0 °C of warmer dan 30 °C).
Zie pagina 6-34 voor meer informatie over het opbergen van de accu.
_
_
OPMERKING:
Verricht eventueel noodzakelijke reparaties alvorens de motorfiets te stallen.
7-5
D_5pw.book Page 1 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
SPECIFICATIES
Specificaties ...................................................................................... 8-1
Omrekentabel .................................................................................... 8-5
8
D_5pw.book Page 1 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
DAU01038
8
SPECIFICATIES
Specificaties
CS-01D
Model
Afmetingen
Grootste lengte
Grootste breedte
Grootste hoogte
Zadelhoogte
Wielbasis
Grondspeling
Minimale draaicirkel
Basisgewicht (met olie en volle benzinetank)
Motor
Type motor
Cilinder-opstelling
Verplaatsing
Boring
× slag
Kompressieverhouding
Startsysteem
Smeersysteem
YZF-R1
2.040 mm
705 mm
1.105 mm
820 mm
1.395 mm
140 mm
3.900 mm
193 kg
Vloeistofgekoelde 4-takt, DOHC
4 cilinders parallel voorwaarts hellend
998 cm
3
74
× 58 mm
11,8:1
Elektrische starter
Oliecarter-systeem (natte bak)
8-1
Motorolie
Type
-20 -10 0 10 20 30 40 50 ˚C
SAE 10W-30
SAE 10W-40
SAE 15W-40
SAE 20W-40
SAE 20W-50
Aanbevolen klasse motorolie
API service SE, SF, SG of hoger
LET OP:
Gebruik uitsluitend een motorolie die geen anti-frictie middelen bevat. Een motorolie bedoeld voor personenauto’s (vaak voorzien van het opschrift “ENERGY CONSERVING II”) bevat anti-frictie toevoegingen die slippen van de koppeling en/ of de startmotorkoppeling kunnen veroorzaken, met een kortere levensduur van de componenten en slechte motorprestaties tot gevolg.
Aantal
Zonder vervanging van oliefilterpatroon
Met vervanging van oliefilterpatroon
Totale hoeveelheid (droge motor)
2,9 L
3,1 L
3,8 L
D_5pw.book Page 2 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
Capaciteit van het koelsysteem
(totale hoeveelheid)
Luchtfilter
Brandstof
Type
Elektrodenafstand
Type koppeling
Overbrenging
Primair reductie-systeem
Primaire reductie-verhouding
Secundair reductie-systeem
Secundaire reductie-verhouding
Aantal tanden kettingtandwielen (voor/achter)
2,45 L
Papierfilter met oliecoating
Inhoud hoeveelheid
Nog overgebleven hoeveelheid zodra het waarschuwingslampje brandstofniveau aan gaat
Elektronische brandstofinjectie
Model
Fabrikant
Bougies
Fabrikant/model
UITSLUITEND LOODVRIJE
SUPERBENZINE
17 L
3,3 L
INP-731/4
NIPPON INJECTOR
NGK / CR9EIA 9 of
DENSO / IU27D
0,8–0,9 mm
Vloeistof, meervoudige platen
Recht tandwiel
1,581
Kettingaandrijving
2,688
16/43
8-2
Type overbrenging
Bediening
Overbreng-verhoudingen
1e
2e
3e
4e
5e
6e
Chassis
Type frame
Casterhoek
Spoorbreedte
Banden
Voor
Model
Bandenmaat
Fabrikant/model
SPECIFICATIES
Konstante aangrijping,
6 versnellingen
Linkervoet
2,500
1,842
1,500
1,333
1,200
1,115
Ruitvormig
24°
103 mm
Zonder binnenband
120/70 ZR17 M/C (58W)
120/70 ZR17 (58W)
Michelin / Pilot SPORT E
Dunlop / D208FL
8
D_5pw.book Page 3 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
8
SPECIFICATIES
Achter
Model
Bandenmaat
Fabrikant/model
Zonder binnenband
190/50 ZR17 M/C (73W)
190/50 ZR17 (73W)
Michelin / Pilot SPORT
Dunlop / D208L
202 kg Maximale belasting*
Bandenspanning
(gemeten op koude banden)
Tot 90 kg*
Voor
Achter
90 kg–maximale*
250 kPa (2,50 kgf/cm
250 kPa (2,50 kgf/cm
2
2
, 2,50 bar)
, 2,50 bar)
Voor
Achter
250 kPa (2,50 kgf/cm
2
, 2,50 bar)
290 kPa (2,90 kgf/cm
2
, 2,90 bar)
Rijden met hoge snelheid
Voor
Achter
250 kPa (2,50 kgf/cm
2
, 2,50 bar)
250 kPa (2,50 kgf/cm
2
, 2,50 bar)
* Totaal gewicht van motorrijder, passagier, bagage en accessoires
Wielen
Voor
Type
Bandenmaat
Gietwielen
17 M/C
× MT 3,50
17
× MT 3,50
8-3
Achter
Remmen
Voor
Achter
Type
Bediening
Vloeistof
Type
Bediening
Vloeistof
Wielophanging
Voor
Achter
Type
Bandenmaat
Veer/schokdemper
Voor
Achter
Veerweg
Voor
Achter
Gietwielen
17 M/C
× MT 6,00
17
× MT 6,00
Dubbele schijfrem
Rechterhand
DOT 4
Enkele schijfrem
Rechtervoet
DOT 4
Teleskoopvork
Zwaaiarm (gekoppelde ophanging)
Schroefveer / oliegedempt
Schroefveer / gas-olie demper
120 mm
130 mm
D_5pw.book Page 4 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
Elektrische installatie
Ontstekingssysteem
Laadsysteem
Type
Standaard
Vermogen
TCI ontsteking (digitaal)
Wisselstroom-dynamo
14 V, 32 A 5.000 tpm
Accu
Model
Gloeilampen,
Capaciteit
GT12B-4
12 V, 10 Ah
Type koplamp Kwartslamp (halogeen)
Gloeilampen voltage, wattage
× aantal
Koplamp 12 V, 60/55 W
× 2
Remlicht/achterlicht
Richtingaanwijzer
Stadslicht
Kentekenverlichting
L.E.D.
12 V, 10 W
× 4
12 V, 5 W
× 2
12 V, 5 W
× 1
Instrumentenverlichting L.E.D.
L.E.D.
L.E.D.
Controlelampje voor vrijstand
Controlelampje grootlicht
Controlelampje richtingaanwijzers
Controlelampje voor brandstofniveau
Waarschuwingslampje voor olieniveau
L.E.D.
L.E.D.
L.E.D.
8-4
SPECIFICATIES
Waarschuwingslampje motorstoring L.E.D.
Controlelampje motortoerental L.E.D.
Zekeringen
Hoofdzekering
Koplampzekering
Zekering signaleringssysteem
Zekering radiatorkoelvin
Zekering ontstekingssysteem
50 A
20 A
15 A
15 A
15 A
Reservezekering
(kilometerteller en klok)
Zekering elektronisch brandstofinjectiesysteem
Zekering parkeerlichten
5 A
15 A
5 A
8
D_5pw.book Page 5 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
8
SPECIFICATIES
DAU04513
Omrekentabel
CS-04D
Alle specificaties in deze handleiding worden vermeld in
Internationale (SI) en in Metrische eenheden.
Gebruik deze tabel om METRISCHE eenheden om te rekenen naar AMERIKAANSE eenheden.
Voorbeeld:
METRISCHE
WAARDE
2 mm
OMREKENFACTOR
× 0,03937
=
AMERIKAANSE
WAARDE
0,08 in
Omrekentabel
Gewicht
Snelheid
Afstand
Volume,
Inhoud
Diversen
METRISCH SYSTEEM NAAR AMERIKAANS SYSTEEM
Metrische eenheid Omrekenfactor
Amerikaanse eenheid
Moment, Koppel m·kgf m·kgf cm·kgf cm·kgf kg g km/u km m m cm mm cc (cm cc (cm
3
3
)
)
L (liter)
L (liter) kg/mm kgf/cm
2
°C
×
7,233
×
86,794
×
0,0723
×
0,8679
×
2,205
×
0,03527
×
0,6214
×
0,6214
3,281
×
×
1,094
0,3937
0,03937
×
0,03527
×
0,06102
×
0,8799
×
0,2199
×
55,997
×
14,2234
×
1,8 + 32 lb oz mi/u mi ft yd in in ft·lbf in·lbf ft·lbf in·lbf oz (Am. vloeist.) cu·in qt (Am. vloeist.) gal (Am. vloeist.) lb/in psi (lbf/in
2
°F
)
8-5
D_5pw.book Page 1 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
GEBRUIKERSINFORMATIE
Identificatienummers ......................................................................... 9-1
Identificatienummer sleutel ............................................................... 9-1
Voertuigidentificatienummer .............................................................. 9-1
Modelinformatiesticker ...................................................................... 9-2
9
D_5pw.book Page 1 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
9
DAU01039 GEBRUIKERSINFORMATIE
DAU02944
Identificatienummers
Noteer het sleutelidentificatienummer, het voertuigidentificatienummer en de modelstickerinformatie in onderstaande ruimtes. Deze nummers heeft u nodig om reserveonderdelen bij een Yamaha dealer te bestellen of wanneer uw machine is gestolen.
1. IDENTIFICATIENUMMER SLEUTEL:
CA-02D
2. VOERTUIGIDENTIFICATIE
NUMMER:
CA-02D
3. MODELINFORMATIESTICKER:
CA-01D
1. Identificatienummer sleutel
Identificatienummer sleutel
DAU01041
Noteer dit nummer in het daartoe bestemde vakje en gebruik dit als referentie bij het bestellen van een nieuwe sleutel.
1. Voertuigidentificatienummer
DAU01043
Voertuigidentificatienummer
Het voertuigidentificatienummer is ingeslagen op de balhoofdbuis. Noteer dit nummer in het daartoe bestemde vakje.
_
_
OPMERKING:
Het voertuigidentificatienummer is bedoeld voor identificatie van uw motorfiets en kan worden gebruikt om uw motor in uw land aan te melden voor kentekenregistratie.
9-1
D_5pw.book Page 2 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
1. Modelinformatiesticker
DAU04490
Modelinformatiesticker
De modelinformatiesticker is onder het duozadel bevestigd aan het frame. (Zie pagina
3-17. voor de werkwijze bij verwijderen en aanbrengen van het duozadel.) Noteer de informatie op deze sticker in het daartoe bestemde vakje. Deze informatie is nodig om reserve-onderdelen te bestellen bij een
Yamaha dealer.
GEBRUIKERSINFORMATIE
9
9-2
D_5pw.book Page 1 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
INDEX
A
Aandrijfketting, smeren ..........................6-29
Accu ......................................................6-33
Antidiefstal-alarm ...................................3-11
B
Bagageriembevestiging .........................3-23
Banden ..................................................6-19
Bougies, controleren ................................6-8
Brandstof ...............................................3-15
Brandstofverbruik, tips voor een zuinig.....5-3
C
Claxonschakelaar ..................................3-12
Contactslot/stuurslot-unit..........................3-1
Controlelampje brandstofniveau...............3-2
Controlelampje grootlicht .........................3-3
Controlelampje koelvloeistoftemperatuur........................3-4
Controlelampje motortoerental .................3-4
Controlelampjes en waarschuwingslampjes..........................3-2
Controlelampjes richtingaanwijzers ..........3-2
Controlelampje vrijstand...........................3-3
Controlelijst voor gebruik..........................4-1
D
Dimlichtschakelaar.................................3-11
Doorbuiging aandrijfketting ....................6-27
Afstellen ...........................................6-28
Controleren.......................................6-27
E
EXUP-systeem ......................................3-24
G
Gasgreep en gaskabel, controleren en smeren ........................................... 6-30
Gaskabel, afstellen van vrije slag........... 6-19
Gereedschapsset .................................... 6-1
Gloeilamp kentekenverlichting, vervangen ........................................... 6-38
Gloeilamp richtingaanwijzer, vervangen ........................................... 6-37
H
Helmbevestiging.................................... 3-18
I
Identificatienummers ............................... 9-1
Identificatienummer sleutel ...................... 9-1
Inrijperiode............................................... 5-3
K
Kabels, controleren en smeren .............. 6-29
Klepspeling, afstellen............................. 6-19
Koelvloeistof .......................................... 6-12
Controleren ...................................... 6-12
Verversen ........................................ 6-13
Koplampgloeilamp, vervangen .............. 6-36
Koppelingshendel .................................. 3-13
Koppelingshendel, vrije slag afstellen .... 6-23
L
Lichtschakelaar ..................................... 3-12
Lichtsignaalschakelaar .......................... 3-11
Locaties van onderdelen.......................... 2-1
Luchtfilterelement, vervangen................ 6-16
M
Modelinformatiesticker .............................9-2
Motorolie en oliefilterpatroon ....................6-9
Multifunctioneel display ............................3-6
N
Noodstopschakelaar ..............................3-12
O
Omrekentabel ..........................................8-5
Ondersteunen van de motorfiets ............6-39
Opbergcompartiment .............................3-19
P
Parkeren ..................................................5-4
Periodiek smeer- en onderhoudsschema ...............................6-2
R
Remblokken, controleren .......................6-25
Rem- en koppelingshendel, controleren en smeren .........................6-30
Remhendel ............................................3-13
Remlicht/achterlicht................................6-37
Remlichtschakelaar, afstellen.................6-24
Rempedaal ............................................3-14
Rempedaal, smeren...............................6-31
Rempedaalstand, afstellen.....................6-24
Remvloeistofniveau, controleren ............6-26
Remvloeistof, verversen.........................6-27
Richtingaanwijzerschakelaar..................3-12
D_5pw.book Page 2 Friday, December 7, 2001 2:18 PM
S
Schakelen van versnellingen ................... 5-2
Schakelpedaal....................................... 3-13
Schakelpunten
(alleen voor Zwitserland) ....................... 5-3
Schokdemperunit, afstellen ................... 3-21
Specificaties ............................................ 8-1
Stalling .................................................... 7-4
Starten van een koude motor................... 5-1
Startknop............................................... 3-12
Startspersysteem................................... 3-25
Stationair toerental, afstellen ................. 6-18
Storingzoeken ....................................... 6-44
Storingzoekschema’s ............................ 6-45
Stroomlijn- en framepanelen, verwijderen en aanbrengen ................... 6-5
Stuurschakelaars................................... 3-11
Stuursysteem, controle .......................... 6-32
T
Tankbeluchtingsslang............................ 3-16
Toerenteller ........................................... 3-11
U
Uitlaatkatalysator ................................... 3-16
V
Veiligheidsinformatie................................ 1-1
Verzorging ............................................... 7-1
Voertuigidentificatienummer .................... 9-1
Voorvork, afstellen................................. 3-19
Voorvork, controleren ............................ 6-31
Vuldop brandstoftank............................. 3-14
W
Waarschuwingslampje motorstoring........ 3-3
Waarschuwingslampje olieniveau ........... 3-3
Wiel (achter).......................................... 6-42
Aanbrengen ..................................... 6-43
Verwijderen...................................... 6-42
Wielen................................................... 6-22
Wiellagers, controleren.......................... 6-33
Wiel (voor)............................................. 6-39
Aanbrengen ..................................... 6-41
Verwijderen...................................... 6-39
Z
Zadels ................................................... 3-17
Duozadel ......................................... 3-17
Rijderzadel....................................... 3-17
Zekeringen, vervangen ......................... 6-35
Zijstandaard .......................................... 3-24
Zijstandaard, controleren en smeren ..... 6-31
INDEX
E_5GK_Consumer.fm Page 11 Wednesday, June 13, 2001 1:03 PM
E_5GK_Consumer.fm Page 11 Wednesday, June 13, 2001 1:03 PM
GEDRUKT OP KRINGLOOPPAPIER
YAMAHA MOTOR CO., LTD.
PRINTED IN JAPAN
2001 .
12 0.3
×
2 CR
(D)
HANDLEIDING
YZF-R1
5PW-28199-D0
advertisement
* Your assessment is very important for improving the workof artificial intelligence, which forms the content of this project
Related manuals
advertisement
Table of contents
- 28 Contactslot/stuurslot-unit
- 28 Controlelampjes en waarschuwingslampjes
- 28 Multifunctioneel display
- 28 Toerenteller
- 28 Antidiefstal-alarm (optie)
- 28 Stuurschakelaars
- 28 Koppelingshendel
- 28 Schakelpedaal
- 28 Remhendel
- 28 Rempedaal
- 28 Vuldop brandstoftank
- 28 Brandstof
- 28 Tankbeluchtingsslang
- 28 Uitlaatkatalysator
- 28 Zadels
- 28 Helmbevestiging
- 28 Opbergcompartiment
- 28 Afstellen van de voorvork
- 28 Afstellen van de schookdemperunit
- 28 Bagageriembevestiging
- 28 EXUP-systeem
- 28 Zijstandaard
- 28 Startspersysteem
- 50 Starten van een koude motor
- 50 Schakelen van versnellingen
- 50 Aanbevolen schakelpunten (alleen voor Zwitserland)
- 50 Tips voor een zuinig brandstofverbruik
- 50 Inrijperiode
- 50 Parkeren
- 84 Boordgereedschapsset
- 84 Periodiek smeer- en onderhoudsschema
- 84 aanbrengen
- 84 Controleren van de bougies
- 84 Motorolie en oliefilterpatroon
- 84 Koelvloeistof
- 84 Het luchtfilterelement vervangen
- 84 Afstellen van het stationair toerental
- 84 Afstellen van de vrije slag van de gaskabel
- 84 Afstellen van de klepspeling
- 84 Banden
- 84 Gietwielen
- 84 Vrije slag van koppelingshendel afstellen
- 84 De stand van het rempedaal afstellen
- 84 achterrem
- 84 achter
- 84 Controleren van remvloeistofniveau
- 84 Verversen van remvloeistof
- 84 Doorbuiging aandrijfketting
- 84 Smeren van de aandrijfketting
- 84 Controleren en smeren van de kabels
- 84 gaskabel
- 84 koppelingshendel
- 84 Smeren van het rempedaal
- 84 Controleren en smeren van de zijstandaard
- 84 Controleren van de voorvork
- 84 Controle van stuursysteem
- 84 Controleren van wiellagers
- 84 Zekeringen vervangen
- 84 Koplampgloeilamp vervangen
- 84 Remlicht/achterlicht
- 84 Gloeilamp in richtingaanwijzer vervangen
- 84 Gloeilamp in kentekenverlichting vervangen
- 84 Ondersteunen van de motorfiets
- 84 Voorwiel
- 84 Achterwiel
- 84 Storingzoeken
- 84 Storingzoekschema’s