Danfoss AK PC 530 Compressor-condensorregelaar Handleiding
Hieronder vindt u een beknopte beschrijving van de AK PC 530 compressor-condensorregelaar. Deze regelaar is geschikt voor capaciteitsregeling van compressoren en condensorventilatoren in koelsystemen. Met de AK PC 530 kunt u de capaciteit van de compressor en de ventilatoren aanpassen aan de gewenste koelcapaciteit. De regelaar beschikt over een groot aantal combinatiemogelijkheden voor de compressoren en de ventilatoren en kan sequentiële of cyclische werking bieden. De regelaar kan ook worden gebruikt met een datakaart voor extra functionaliteit.
Advertisement
Advertisement
REFRIGERATION AND
AIR CONDITIONING
Compressor - Condensorregelaar
AK-PC 530
Handleiding
Introductie
Toepassing
De regelaar wordt gebruikt voor capaciteitsregeling van compressoren en condensorventilatoren in koel-systemen.
Compressoren en condensorventilatoren kunnen op de acht uitgangen worden aangesloten.
Met behulp van externe modules kan het aantal uitgangen worden uitgebreid.
Voordelen
• Gepatenteerde neutrale zone regeling
• Groot aantal combinatiemogelijkheden compressoren
• Sequentiële of cyclische werking
• Zuigdrukoptimalisatie mogelijk via datacommunicatie
Werking
De regeling vindt plaats op basis van de signalen van een druktransmitter voor de compressoren, een druktransmitter voor de condensorventilatoren plus een voor de condensor geplaatste sensor voor de buitenluchttemperatuur.
Een of beide druktransmitters kunnen worden vervangen door temperatuursensors indien sprake is van een vloeistofkoelinstallatie.
Eigenschappen
• Relais voor schakelen compressoren en condensorventilatoren
• Uitgang 0-10V= voor condensorventilatoren
• Statusingangen. Een onderbroken ingang signaleert dat het beveiligingscircuit is geactiveerd
• Contactingangen voor alarmmeldingen
• Contactingang voor setpointverschuiving of voor alarmmeldingen
• Alarmrelais
• Externe start/stop van de regelaar
• Datacommunicatiekaart optioneel
Bediening
De bediening vindt plaats via een display, EKA 164/ EKA 165, of via datacommunicatie met AKM software.
Combinaties
De regelaar heeft 10 relaisuitgangen waarvan er twee zijn gereserveerd voor de alarmfunctie en voor de “AKD start/stop” functie.
Alle relais kunnen worden gebruikt voor het schakelen van compressorstappen DO1, DO2, etc.
Overblijvende relais t/m DO8 zijn beschikbaar voor condensorventilatoren. Condensorventilatoren kunnen ook worden geschakeld via één of twee relaismodules, type EKC 331T, waardoor uitbreiding met maximaal 8 relais mogelijk is. De signalen naar deze modules komen van de analoge uitgang.
Een andere mogelijkheid is dat de ventilatoren toerengeregeld worden via de analoge uitgang en een frequentieomvormer.
Als de alarmfunctie en de “AKD start/stop” functie niet van toepassing zijn kunnen alle 10 relaisuitgangen worden gebruikt voor het schakelen van compressoren en condensorventilatoren
(maximum 8 voor de compressoren en maximum 8 ventilatoren).
2 Handleiding RS8EJ110 © Danfoss 01-2008
Compressoren en capaciteitskleppen kunnen op verschillende manieren worden gecombineerd. Zie pagina 11.
AK-PC 530
Functie
Capaciteitsregeling
Het in- en uitschakelen vindt plaats op basis van het signaal van de aangesloten druktransmitter / temperatuursensor en het ingestelde setpoint.
Rondom het setpoint is de neutrale zone in te stellen: in deze zone wordt niet in- of uitgeschakeld.
Als de druk buiten de neutrale zone (in de +zone en -zone) komt, wordt capaciteit in- of uitgeschakeld. Schakelen vindt dan plaats als de ingestelde tijdvertragingen zijn verlopen.
Als de druk echter de neutrale zone weer benaderd vindt er geen wijziging van de ingeschakelde capaciteit plaats.
Zodra de druk buiten de gearceerde gebieden komt (in de ++zone en de - -zone) vindt versneld in- of uitschakelen plaats.
Definitie is mogelijk voor sequentieel, cyclisch, binair als “mix & match” schakelen.
Sequentieel (first in - last out)
De relais worden in volgorde ingeschakeld - eerst relais 1, dan 2, enz.
Uitschakeling vindt plaats in de omgekeerde volgorde, m.a.w. het laatst ingeschakelde wordt eerst uitgeschakeld.
Cyclisch (first in - first out)
Bij deze keuze zal de bedrijfstijd van de compressorrelais worden geëgaliseerd. Bij elke inschakeling controleert de regelaar alle bedrijfsurentellers en schakelt het relais met het minste aantal uren in. Bij elke uitschakeling vindt hetzelfde plaats en wordt het relais met het meeste aantal uren uitgeschakeld.
Rx = relais h = bedrijfsuren
Als capaciteitsregeling plaats vindt met twee compressoren elk met één capaciteitsregelklep kan de volgende functie worden gebruikt: Relais 1 en 3 voor het schakelen van de compressormotoren. Relais 2 en 4 voor het schakelen van de capaciteitsregelkleppen. Relais 1 en 3 zullen zodanig in- en uitschakelen dat bedrijfstijden worden geëgaliseerd.
AK-PC 530
C = compressor, L = capaciteitsregelklep
Handleiding RS8EJ110 © Danfoss 01-2008 3
Functieoverzicht
Het totale functieoverzicht is hier te zien. Let op, niet alle parameters zijn op hetzelfde moment beschikbaar. Parameter o61 bepaald welke functies beschikbaar zijn. Parameter o61 moet daarom altijd als eerste worden ingesteld.
Het overzicht op pagina 14 laat alle functies en instellingen zien.
Functie Para- meter
Parameter bij bediening via datacommunicatie
Weergave display
Als er twee displays zijn gemonteerd:
Po wordt getoond op de EKA 164 of EKA 165 (met bedieningstoetsen)
Pc wordt getoond op de EKA 163. Beide uitlezingen zijn in °C of Bar.
Referentie compressorregeling
P0 °C of P0 b
Pc °C of Pc b
Compressor control
r23 P0Set Point °C / P0Set Point b
P0 setpoint
Regeling is gebaseerd op de ingestelde waarde plus eventueel een verschuiving. De verschuiving kan worden gecreëerd via de “Nachtverschuiving” r13 en/of de overridefunctie van de gateway.
Offset
Het setpoint kan worden verschoven met de hier ingestelde waarde als er een signaal wordt ontvangen via de DI4 ingang of van de functie “Nachtverschuiving” (r27). De
DI4 ingang moet worden gedefinieerd onder o22.
Nachtverschuiving
OFF: Geen verschuiving van het setpoint
ON: Wel verschuiving van het setpoint
Referentie
Het al dan niet verschoven setpoint wordt hier getoond
Setpoint begrenzing
De instelmogelijkheden voor het setpoint kunnen worden begrensd.
(Dit is ook van toepassing bij regeling met nachtverschuiving en zuigdrukoptimalisatie)
Bovengrensinstelling.
Ondergrensinstelling
Neutrale zone
De neutrale zone rondom het setpoint. Zie ook pagina 3
Correctie van de druk / temperatuur sensor
Het signaal van de druktransmitter /temperatuursensor kan worden gecorrigeerd
Eenheden
Hier kan worden geselecteerd in welke eenheid de display drukken en SI eenheid of
US eenheid
0: SI (°C/bar)
1: US (°F/psig)
Start / stop regeling
Via deze instelling kan de regeling worden gestart en gestopt. Start / stop van de regeling kan ook worden uitgevoerd met een extern potentiaal vrij contact aangesloten op de ingang “ON input”.
Referentie condensorregeling
Pc setpoint
Regeling is gebaseerd op de ingestelde waarde plus eventueel een verschuiving. De verschuiving kan worden gecreëerd via de functie r34 en/of de overridefunctie van de gateway.
Offset
Het setpoint kan worden verschoven met de hier ingestelde waarde als er een signaal wordt ontvangen via de DI5 ingang (definitie via o37).
Pc setpoint variatie Zie voor uitleg pagina 22
Regeling met instelling 1 (of 2 als er vlottende condensordrukregeling wordt toegepast) geeft het beste resultaat bij een stabiele in balans zijnde installatie. Als er veel condensorstappen worden in- en uitgeschakeld en als de compressorcapaciteit regelmatig laag wordt, is het noodzakelijk om instelling 3 (of 4 voor vlottende condensordrukregeling) toe te passen.
1: Geen verandering van het setpoint. Verschuiving met offset met de DI5 functie is toegestaan.
2: Vlottende condensordrukregeling. De buitentemperatuur wordt gemeten met Sc3.
Als de buitentemperatuur 1 °C daalt zal het setpoint met 1 °C worden verlaagd.
Gebruik van de DI5 functie is hier niet toegestaan. Bij een signaal op DI5 zal de referentie gelijk worden aan het setpoint.
Bij instelling 1 en 2 wordt gewerkt met PI regeling doch bij instabiele regeling wordt de I functie uitgeschakeld en zal de regeling als P regelaar gaan werken.
3: Als 1, echter alleen P regeling (xp-band)
4: Als 2, echter alleen P regeling (xp-band)
Condensorreferentie
Het al dan niet verschoven setpoint wordt hier getoond r13 Night offset r27 NightSetBack r24 P0 ref. °C / P0 ref. b r25 P0RefMax °C / P0RefMax b r26 P0RefMin °C / P0RefMin b r01 Neutral zone r04 AdjustSensor r05
(AKM geeft alleen SI)
°C=0 r12 Main Switch
Condenser control
r28 PcSet Point °C / PcSet Point b r34 PcRefOffset r33 Pc mode r29 Pc ref. °C / Pc ref. b
4 Handleiding RS8EJ110 © Danfoss 01-2008 AK-PC 530
Setpoint begrenzing
De instelmogelijkheden voor het setpoint kunnen worden begrensd.
(Dit is ook van toepassing bij regeling waarbij de Xp band buiten de referentie komt en bij vlottende condensatiedrukregeling).
Bovengrensinstelling
Ondergrensinstelling
Correctie van de druk / temperatuur sensor
Het signaal van de druktransmitter / temperatuursensor kan worden gecorrigeerd
Dimensioneringtemperatuur Dim tm
De gemiddelde temperatuur over de condensor bij maximale belasting (tm differentie bij max. belasting). Dit is het verschil tussen de buitentemperatuur en de condensatietemperatuur.
Dimensioneringtemperatuur Min tm
De gemiddelde temperatuur over de condensor bij de laagst mogelijke compressorcapaciteit (tm differentie bij min. belasting). Dit is het verschil tussen de buitentemperatuur.
Uitlezing Po
Hier kan de huidige zuigdruk worden uitgelezen gemeten met de drukopnemer.
Deze waarde is onderdeel van de regeling als het regelsignaal voor de capaciteitsregeling van de drukopnemer komt.
Deze waarde is onderdeel van de vorstbeveiliging als het regelsignaal voor de capaciteitsregeling van een temperatuursensor komt.
Uitlezing T0
Hier kan het regelsignaal voor de capaciteitsregeling worden uitgelezen. Het signaal wordt gedefinieerd in parameter o81. De waarde is altijd in °C.
Configuratie compressoren
Bedrijfstijd
Om veelvuldig schakelen van compressoren te voorkomen dienen timers te worden geconfigureerd.
Minimum AAN-tijd voor de relais
(Deze tijd is niet in gebruik bij het schakelen van capaciteitsregelkleppen)
Minimum tijd tussen twee inschakelingen van het relais.
(Deze tijd is niet in gebruik bij het schakelen van capaciteitsregelkleppen).
Instellingen voor de neutrale zone regeling
Bandbreedte boven de neutrale zone
Tijdvertraging tussen inschakelingen in de regelband boven de neutrale zone
Tijdvertraging tussen inschakelingen in de regelband boven de “+Zone band”.
Bandbreedte onder de neutrale zone
Tijdvertraging tussen inschakelingen in de regelband onder de neutrale zone
Tijdvertraging tussen inschakelingen in de regelband onder de “-Zone band”
Pump down limiet
De standaardwaarde voor deze functie is UIT.
Activeer deze functie door het instellen van een waarde onder de – zone en boven de
Po min. limiet. De functie houdt de laatste capaciteitsstap draaiend totdat de druk de pump down limiet bereikt. Op dat moment wordt ook de laatste stap afgeschakeld.
Er wordt pas weer capaciteit bijgeschakeld als de druk boven de neutrale zone komt.
Compressor configuratie
Deze instelling is alleen van toepassing als ‘o61’ is ingesteld op 1 of 2.
Hier kunt u het aantal compressoren en eventuele capaciteitsregelkleppen definiëren.
1 = Eén compressor, 2 = twee compressoren, 3 = drie, 4 = vier, 5 = Eén compressor met 1 cap. regelklep, 6 = Eén compressor met 2 cap. regelkleppen. Voor 7 t/m 26 zie pagina 11.
Als de compressoren verschillende capaciteiten hebben, moet de instelling 4 of 0 zijn.
Bij instelling 0 moet zelf gedefinieerd worden welk relais op welk moment moet schakelen
Selectie voor het in- en uitschakelen van compressoren (Zie ook pag. 10)
1: Sequentieel: Inschakelen: eerst relais 1, dan 2, enz. Uitschakelen in omgekeerde volgorde (First in, last out).
2: Cyclisch: Automatische draaitijdegalisatie; alle compressormotoren hebben dezelfde draaitijd.
3: Binair en cyclisch (alleen voor compressoren die in “c16” op 4 ingesteld zijn)
Capaciteitsregelkleppen in- of uitschakelen
De relais voor de regelkleppen kunnen bij meer capaciteit worden ingeschakeld of worden uitgeschakeld.
0 = meer capaciteit = inschakelen, 1 = meer capaciteit = uitschakelen r30 PcRefMax °C / PcRefMax b r31 PcRefMin °C / PcRefMin b r32 AdjustSensor r35 Dim tm K r56 Min tm K r57 P0°C / P0 b r58 Cmp.CtrlSens
Compressor pack config.
c01 Min.ON time c07 MinRecyTime c10
+ Zone k / + Zone b c11
+ Zone m c12
+ + Zone m c13
- Zone k / - Zone b c14 - Zone m c15 - - Zone m c33 PumpDownLim.
c16 Compr mode c08 Step mode c09 Unloader
(switch on = 0)
(switch off = 1)
AK-PC 530 Handleiding RS8EJ110 © Danfoss 01-2008 5
Mix and Match
Deze functie schakelt de relais in en uit overeenkomstig de definitie te maken in “c17” tot “c28”.
(“c17” tot “c28” alleen gebruiken als ‘o61’ is ingesteld op 3 of 4). (Bij Mix & Match koppelingen worden de instellingen “c08” en “c09” niet gebruikt).
Stap 1.
Stel in c17 de relais die ingeschakeld moeten zijn bij stap 1. Instelling vindt plaats door een waarde in te vullen die overeenkomt met de gewenste combinatie: zie overzicht pagina 11. Vervolg met definiëren van stap 2, stap 3, enz.
De definitie eindigt op het moment dat de eerste instelling van c18 - c28 op “0” wordt geplaatst.
De tijdvertragingen “c01” en “c07” zijn van kracht voor alle relaisuitgangen. Als een relais wordt tegengehouden door een tijdvertraging vindt overschakeling naar de volgende stap pas plaats als alle uitgangen vrij gegeven zijn. De tijdvertraging is niet van toepassing voor een relais dat in de huidige combinatie AAN is en ook in de volgende. Als een beveiligingscircuit van een compressor in werking treedt wordt een alarm gegenereerd: de regeling wordt gecontinueerd met de resterende compressoren.
Stap 2. De waarde, tussen 1 en 15, die in c18 moet worden ingesteld geeft de combinatie van relais aan die ingeschakeld moeten zijn bij stap 2.
Stap 3. Als bij Stap 2.
4. Enz.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
Handbediening compressorcapaciteit
Hier kan de compressorcapaciteit worden ingesteld wanneer de handbediening is geactiveerd.
(c01 en c07 zijn nog steeds van toepassing)
Handbediening
Handbediening van de compressorcapaciteit wordt hier ingeschakeld.
Als deze instelling op ON wordt gezet, zal de capaciteit van parameter ‘c31’ worden ingeschakeld.
c17 M&M Step 1 c18 M&M Step 2 c19 M&M Step 3 c20 M&M Step 4 c21 M&M Step 5 c22 M&M Step 6 c23 M&M Step 7 c24 M&M Step 8 c25 M&M Step 9 c26 M&M Step 10 c27 M&M Step 11 c28 M&M Step 12 c31 CmpManCap% c32 CmpManCap
- - - Comp. Cap %
Uitlezing ingeschakelde comp. cap.
Actuele zone status:
0=uit. 1=--zone. 2=-zone. 3=neutrale zone. 4=+zone. 5=++zone
Condensorcapaciteit
Definitie van condensorventilatoren
Hier in te stellen het aantal ventilatoren (max. 8)
1-8: Alle ventilatoren worden met relais in- en uitgeschakeld. Het eerste vrije relais behoort bij ventilator 1, het volgende bij 2, enz. Stappen na DO8 moeten worden door aansluiting van een relaismodule, type EKC 331T, op de analoge uitgang. Zie hiervoor tekening op pagina 12.
9: Alle ventilatoren worden toerengeregeld via de analoge uitgang, DO9 en een frequentieomvormer.
10: Niet gebruikt
11-18: Totaal aantal ventilatoren (als 1-8), maar nu zal de startvolgorde worden aangepast nadat alle ventilatoren zijn gestopt (draaitijdegalisatie)
Uitlezing temperatuur aan sensor Sc3
Uitlezing temperatuur aan sensor Sc4 (sensor alleen in gebruik voor meting) c29 u44 u45
-
Fan mode
Sc3 temp
Sc4 temp
- - - Fan Cap %
Uitlezing ingeschakelde cond. cap.
Parameters voor de condensordrukregeling
P: Proportionele band Xp (P = 100/Xp)
Als de Xp waarde wordt verhoogd wordt de regeling stabieler
I: Integratie tijd Tn
Als de Tn waarde wordt verhoogd wordt de regeling stabieler
Handbediening condensorcapaciteit
Hier kan de condensorcapaciteit worden ingesteld wanneer de handbediening is geactiveerd.
n04 n05 n52
Xp K
Tn s
FanManCap%
6 Handleiding RS8EJ110 © Danfoss 01-2008 AK-PC 530
Handbediening
Handbediening van de condensorcapaciteit wordt hier ingeschakeld.
Als deze instelling op ON wordt gezet, zal de capaciteit van parameter ‘n52’ worden ingeschakeld.
Startwaarde frequentieregeling
De frequentieregeling zal pas geactiveerd worden als de capaciteitsvraag deze waarde passeert.
Stopwaarde frequentieregeling
De frequentieregeling zal worden gestopt als de capaciteitsvraag onder deze waarde komt.
Alarminstellingen
De regelaar kan een alarm weergeven in verschillende situaties. Bij een alarm gaan alle LED’s knipperen op de display EKA 164/EKA165, en het alarmrelais schakelt. (In de
AK-PC 530 kan het alarmrelais ook worden gebruikt voor ventilatorschakeling)
Po min. (Alarm en beveiligingsfunctie, zie ook pagina 20).
Instelling van de minimum zuigdruk.
Alarm vertraging P0
Tijdsinstelling is in minuten. Instelling op maximumwaarde betekent geen alarm.
Pc max. (Alarm en beveiligingsfunctie, zie ook pagina 20).
Instelling van de maximum persdruk.
Alarm vertraging Pc
Tijdsinstelling is in minuten. Instelling op maximumwaarde betekent geen alarm.
Alarm vertraging DI1 (een onderbroken ingang geeft alarmmelding)
Tijdsinstelling is in minuten. Instelling op -1 betekent geen alarm.
Alarm vertraging DI2 (een onderbroken ingang geeft alarmmelding)
Tijdsinstelling is in minuten. Instelling op -1 betekent geen alarm.
Alarm vertraging DI3 (een onderbroken ingang geeft alarmmelding)
Tijdsinstelling is in minuten. Instelling op -1 betekent geen alarm.
Alarmgrens voor te hoge temperatuur aan sensor “Saux1” .
Bij instelling “Off” wordt geen alarm gegenereerd.
Tijdvertraging op alarm “Saux1” (A32)
Als de grenswaarde wordt bereikt zal een tijdvertraging in werking treden. Het alarm wordt niet actief voordat de ingestelde tijd is gepasseerd. De vertragingstijd is in minuten.
Bij kortstondig indrukken van de bovenste toets van de EKA 164/EKA 165 verschijnt de melding in het display en wordt het alarm gereset.
n53 n54 n55
FanManCap
StartSpeed
MinSpeed
Alarm settings
A11 Min. P0. b
A44 P0AlrmDelay
A30 Max. Pc. b
A45 PcAlrmDelay
A27 DI1AlrmDelay
A28 DI2AlrmDelay
A29 DI3AlrmDelay
A32 Saux1 high
A03 Alarm delay
Reset alarm
Deze functie herstelt alle alarmmeldingen bij instelling op ON.
Bij datacommunicatie kan de belangrijkheid van elk alarm worden gedefinieerd onder het menu “Alarm
destinations”
Miscellaneous
o61 Deze parameter kan niet via de datacommunicatie worden ingesteld.
Dit moet direct in de regelaar worden gedaan (display).
Diverse functies
Keuze toepassing
De regelaar kan op verschillende manieren geconfigureerd worden. Welke functies beschikbaar zijn voor de 4 onderstaande toepassingen is op pagina 14 te zien. Deze parameter moet altijd als eerste worden ingesteld, omdat het andere instellingen activeert. Met deze parameter kunt u definiëren welke eenheid (°C of Bar) de instellingen en uitlezingen zijn en op welke manier u de compressorset definieert.
1. Temperatuur uitlezingen in °C en ‘c16’ mode
2. Druk uitlezingen in Bar en ‘c16’ mode
3. Temperatuur uitlezingen in °C en M&M mode
4. Druk uitlezingen in Bar en M&M mode
Sensor type (Sc3, Sc4 en "Saux") (zie ook overzicht op pagina 21)
Normaal worden Pt1000 sensors met grote nauwkeurigheid toegepast voor temperatuurmeting en AKS 32R voor drukmeting. Maar ook een PTC sensor mag worden toegepast (r25 = 1000) . Alle temperatuursensors moeten van hetzelfde type zijn.
Bij chillers kunnen de drukopnemers vervangen worden door temperatuursensoren.
Let op! Als de zuigdruk (Po) door middel van een temperatuursensor moet worden geregeld (instelling 2,3,6 of 7), wordt de drukopnemer vervangen door een temperatuursensor. Een vorstbeveiliging op druk is dus niet meer mogelijk. Als een vorstbeveiliging wel is gewenst, laat deze parameter dan op ‘0’ staan en gebruik parameter
‘o81'.
De volgende instellingen zijn mogelijk:
0= Pt1000 op sensoren en AKS32R op Po en PC, 1=PTC1000 op sensoren en AKS32R op Po en PC, 2=Pt1000 op sensoren en So en AKS32R op Pc, 3= PTC1000 op sensoren en So en AKS32R op Pc, 4= Pt1000 op sensoren en Sc en AKS32R op Po, 5=PTC1000 op sensors en Sc en AKS32R op Po, 6=Pt1000 op sensoren en So en Sc, 7=PTC1000 op sensors en So en Sc. (Als een temperatuursensor wordt gemonteerd op So en/of Sc zijn de instellingen in o20, 021, 047 en 048 niet nodig).
o06 Sensor type
AK-PC 530 Handleiding RS8EJ110 © Danfoss 01-2008 7
Definitie van signaalingang als de zuigdrukregeling wordt geregeld door een signaal van een temperatuursensor:
0. Temperatuursignaal op P0 ingang
1. Temperatuursignaal op Saux ingang
2. Temperatuursignaal op Sc4 ingang
Indien de instelling 1 of 2 is zal instelling ‘A11’ functioneren als vorstbeveiliging op de aangesloten Po drukopnemer.
Indien vorstbeveiliging is gewenst, sluit dan een drukopnemer aan op de Po ingang en een temperatuursensor op de Saux of Sc4 ingang.
Type display
Hier kan het type display worden gedefinieerd dat is aangesloten op de regelaar.
Off: EKA 164
On: EKA 165. De uitgebreide display met LED's.
Uitlezing temperatuur aan sensor “Saux1”
Bereik druktransmitters
Afhankelijk van de druk moet de juiste druktransmitter worden geselecteerd. Het bereik moet worden ingesteld in de regelaar (bijv. -1 tot 12 bar). De waarden moeten in bar worden ingesteld als het display °C weergeeft en in psig als weergave in °F.
Po-Minimum waarde
Po-Maximum waarde
Pc-Minimum waarde
Pc-Maximum waarde
Gebruik van de DI1 ingang
De digitale ingang kan op een contact worden aangesloten en kan dan gebruikt worden voor de volgende functies:
0: DI ingang wordt niet gebruikt
1: Algemeen ventilator alarm wanneer contact opent. Alarm ‘A34’ wordt gegenereerd.
2: Alarmfunctie als contact verbroken wordt. Alarm “A28” wordt gegenereerd.
Door middel van parameter ‘A27’ wordt de alarmvertraging ingesteld.
Gebruik van de DI4 ingang
De digitale ingang kan op een contact worden aangesloten en kan dan gebruikt worden voor de volgende functies:
0: DI ingang wordt niet gebruikt
1: Verschuiving van Po setpoint als contact gesloten is.
2: Alarmfunctie als contact verbroken wordt. Alarm “A31” wordt gegenereerd. Er is geen tijdvertraging.
Gebruik van de DI5 ingang
De digitale ingang kan op een contact worden aangesloten en kan dan gebruikt worden voor de volgende functies:
0: DI ingang wordt niet gebruikt
1: Verschuiving van Pc setpoint als contact gesloten is.
2: Alarmfunctie als contact verbroken wordt. Alarm “A32” wordt gegenereerd. Er is geen tijdvertraging.
Bedrijfstijden
De bedrijfstijden voor de compressorrelais kunnen in de volgende menu’s worden uitgelezen en ingesteld. De weergegeven waarden moeten met 1000 worden vermenigvuldigd; Bijv. 2,1 staat voor 2100 uur. Bij het bereiken van de waarde 99,9 stopt de teller en moet worden gereset naar bijv. 0. Er wordt geen alarm gegenereerd in deze situatie.
Waarde voor relais 1 - 4 o81 o82 o49 o20 o21 o47
Als de waarden ingesteld worden met het AKM programma dan instelling in bar.
P0MinTrsPres
P0MaxTrsPres
PcMinTrsPres o48 PcMaxTrsPres o78 Di1 control o22 o37
Ctrl.Sensor
Saux1 temp
Di4 control
Di5 control
(In AKM wordt het werkelijke aantal uren weergegeven).
Waarde voor relais 5 t/m 8
Koudemiddelinstelling
Voordat de regeling wordt gestart dient het juiste koudemiddel te worden ingesteld.
Er is keus uit de volgende koudemiddelen.
1=R12. 2=R22. 3=R134a. 4=R502. 5=R717. 6=R13. 7=R13b1. 8=R23. 9=R500.
10=R503. 11=R114. 12=R142b. 13=speciaal. 14=R32. 15=R227. 16=R401A. 17=R507.
18=R402A. 19=R404A. 20=R407C. 21=R407A. 22=R407B. 23=R410A. 24=R170.
25=R290. 26=R600. 27=R600a. 28=R744. 29=R1270. 30=R417A. 31=R422A.
Let op: verkeerde selectie kan tot compressorschade leiden.
Andere koudemiddelen: Selecteer via AKM nr. 13 en daarbij 3 factoren- fac1, fac2 en fac3
Handmatige bediening van de uitgangen
In verband met service kunnen de individuele uitgangen handmatig geschakeld worden naar de AAN positie: 0=geen handbediening, 1-10=handbediening, 1 schakelt relais 1, 2 relais 2, enz. 11-18 geeft spanning op de analoge uitgang waardoor de externe relais modules EKC 331T kunnen worden getest. Instelling 11 geeft
1,25 V, 2 geeft 2,5 , enz.
Netfrequentie
Stel hier de netfrequentie in o23o26 o50o53
DO1 run hour...
DO4 run hour
DO5 run hour ......
DO8 run hour o30 Refrigerant o18 o12
- - -
50 / 60 Hz
(50=0, 60=1)
8 Handleiding RS8EJ110 © Danfoss 01-2008 AK-PC 530
Adres
Als de regelaar in een datacommunicatienetwerk is opgenomen moet een adres worden ingesteld en dit adres moet dan worden doorgegeven aan de master-gateway. Deze instellingen kunnen alleen worden gedaan als de communicatiekaart in de regelaar is gemonteerd en de datacommunicatie naar de gateway in orde is.
Het installeren van de datacommunicatie is vermeld in brochure “RC.8A.C”.
Het adres in te stellen van 1 t/m 240 (afhankelijk van het type gateway)
Het adres wordt verzonden naar de master-gateway bij instelling op ON
Toegangscode
Als de instellingen moeten worden beschermd kan een toegangscode tussen 0 en
100 worden ingevuld. Indien bescherming niet nodig is kan de functie worden uitgeschakeld door OFF te kiezen.
Speciale instellingen
Uitgangen DO9 en DO10 worden normaal gebruikt voor de functies “AKD start/stop” en
“Alarm”. Ze kunnen echter ook gedefinieerd worden voor andere functies.
DO9 functie:
0: AKD Start/stop
1: Inject-on functie (zie tekening onderaan pagina)
2: Boost ready functie (zie tekening onderaan pagina)
3: Ventilatorrelais
DO10 functie:
0: Alarmrelais
1: Ventilatorrelais
Status digitale ingangen
De status van de digitale ingangen kunnen volgens onderstaande parameters worden uitgelezen.
Status DI 1
Status DI 2
Status DI 3
Status DI 4
Status DI 5 o03 o04 o05 o75 o76
DO9 function
DO10 function u10 DI 1 Status u37 DI 2 Status u87 DI 3 Status u88 DI 4 Status u89 DI 5 Status
Instellingen behorend bij de systeemconfiguratie, zoals compressor- en ventilatordefinities, schakelkeuze en koudemiddelselectie kunnen alleen worden uitgevoerd als de regeling is gestopt (r12)
DO9 functie:
Inject ON functie
DO9 gebruikt voor de “Inject ON” functie. Alle elektronisch geregelde expansieventielen worden gesloten als alle compressoren in storing staan of als alle compressoren zijn gestopt en Po > +zone.
De bedrading dient als onderstaand te worden uitgevoerd.
Deze functie kan echter ook worden gerealiseerd via de override functie van de master-gateway. De relaisuitgang is dan voor andere functie in te zetten.
Booster gereed functie
Als twee regelaars worden gebruikt in een booster installatie dan mogen de lagedruk compressoren niet starten als de hoge druk compressoren niet draaien. Het signaal voor de lagedrukregelaar, aan te sluiten op de ON ingang, kan komen van de DO9 van de hogedrukregelaar.
Voorbeeld:
AK-PC 530 Handleiding RS8EJ110 © Danfoss 01-2008 9
Status werking regelaar
Er kunnen zich regelsituaties voordoen waarbij de regelaar staat te wachten voor de volgende stap in de regeling. Om deze “waarom gebeurt er niets?” situaties zichtbaar te maken volstaat het om de bovenste druktoets kort (1sec) in te drukken.
Hierdoor wordt de status weergegeven in het display. Is er echter een alarm, dan wordt de alarmstatus weergegeven. De individuele statuscodes hebben de volgende betekenis:
S0: Regelen
S2: Een relais blijft in vanwege min. AAN-tijd (c01)
S5: Hetzelfde relais blijft uit vanwege antipendeltijd (c07)
S8: Het volgende relais mag niet inschakelen vanwege vertragingstijd in + en ++zone
(c11 en c12)
S9: Het volgende relais mag niet uitschakelen vanwege vertragingstijd in - en - -- zone (c14 en c15)
S10: Regeling is gestopt door intene of externe start / stop.
S25: Handbediening van uitgangen
S34: Veiligheidsuitschakeling. Maximale condensatiedruk is overschreden (A30)
Foutmeldingen
A2: Te lage P0
A11: Geen koudemiddel geselecteerd
A17: Te hoge Pc
A19-A26: Compressorbeveiliging aangesproken. Onderbroken signaal op actuele ingang (aansluiting 29-36)
A27: Hoog temperatuuralarm op sensor “Saux1”
A28-A32: Extern alarm. Onderbroken signaal op ingang “DI1” /2/3/4/5
A34: Condensorventilator alarm. Er geen signaal op ingang DI1
A45: Regeling gestopt door instelling of met externe schakeling
E1: Fout in de regelaar
E2: Signaal voor de regeling buiten bereik (onderbroken of kortgesloten)
EKC state
(0 = regelen)
0
2
5
8
9
10
25
34
Alarms "Destinations"
A02 Low P0 alarm
A11 No RFG Sel
A17 Hi Pc alarm
A19... A26 Comp._fault
A27 Saux1 high
A28... A32 DI_ Alarm
A34 Fan fault
A45 Stand by
E1 Ctrl. fault
E2 Out of range
10 Handleiding RS8EJ110 © Danfoss 01-2008 AK-PC 530
Compressorconfiguratie als o61 = 1 of 2 (hierbij kan gekozen worden uit de onderstaande opties)
Instelling “c16” definieert de configuratie
Instelling “c08” definieert de manier van in- en uitschakelen
Aangesloten compressoren en capaciteitsregelkleppen
Relais nummer
Inst.
"C16"
op
Schakel- methode
Inst.
"C08"
op
Capaciteitsstappen
Alle capaciteitsstappen worden verondersteld van dezelfde grootte te zijn. De enige uitzonderingen zijn die bij de instelling van “c16” op 4 en 21 tot 26.
Binair
In- en uitschakelmethode
Methode 1 = sequentieel schakelen
Methode 2 = cyclisch schakelen
Methode 3 = cyclisch en binair schakelen. De compressorcapaciteiten zijn als volgt gedefinieerd:
1: 9%
2: 18%
3: 36%
4: 36%
Er vindt nu cyclische schakeling plaats voor 3 en
4 en binair voor 1, 2 en 3/4.
(bij instelling “c16” op 4)
Schakelmethoden
Bij de cyclische methode en toepassing van cap. regelkleppen worden bij het afschakelen eerst de cap. regelkleppen afgeschakeld en dan de compressor met de meeste draaitijd.
Capaciteitsregelkleppen worden met een interval van 6 sec. geschakeld.
Draaitijd egalisatie
Als “c16” = 21 t/m 26 dan moet compressor 1
(met cap. regeling) van dezelfde grootte zijn als de andere compressoren. De capaciteitsklep(pen) worden steeds tussen alle compressorschakelingen in- en uitgeschakeld.
Compressor 1 is altijd in werking.
Compressorconfiguratie als o61 = 3 of 4 (hierbij kan zelf de volgorde van schakelen worden gedefinieerd)
Overzicht van de relais bij Mix & Match werking
Relais nummer
1
Reken waarde Combinatie van relais die ingeschakeld moeten zijn.
1 1 1 1 1 1 1 1
2
3
2
4
2 2
4 4
2
4
2
4
2 2
1
2 2
4 4 4 4
4 8
De som van 1-8 is de instelwaarde voor iedere stap
1 2 3 4 5 6 7
8 8 8 8 8 8 8 8
8 9 10 11 12 13 14 15
(Mix and Match alleen voor installaties met maximaal 4 compressoren).
Voorbeeld 1
Capacit eitsstappen
Instellen: c17 op 1 c18 op 2 c19 op 3 c20 op 4 c21 op 5 c22 op 6 c23 op 7
Voorbeeld 2:
Als stap 1 alleen relais 3 moet inschakelen, stel c17 dan in op 4
Als stap 2 alleen relais 4 moet inschakelen, stel c18 dan in op 8
Als stap 3 relais 3 en 4 moet inschakelen, stel c19 dan in op 12
Ga nu verder met c20 etc. tot alle stappen gedefinieerd zijn.
AK-PC 530 Handleiding RS8EJ110 © Danfoss 01-2008 11
Regeling condensorventilatoren
Als de compressorrelais zijn gedefinieerd zijn de overblijvende relais voor de condensorventilatoren.
Het eerste vrije relais (DO1 - DO8) wordt het eerste ventilatorrelais gevolgd door de volgende relais.
Als er meer uitgangen benodigd zijn dan beschikbaar kunnen er 1 of 2 uitbreidingsmodules worden aangesloten op de analoge uitgang. De functie is als volgt:
Bij maximaal 4 externe schakelingen op één EKC 331T:
Bij maximaal 8 externe schakelingen op twee EKC 331T’s:
1.
2.
Uitgangssignaal van de AK-PC 530
In de EKC 331T bereik instellen op 0-5 V (“o10” = 6)
In de EKC 331T het aantal stappen instellen op 4 (“o19” = 4)(ook als er minder ventilatoren zijn aangesloten).
Aansluiting
T
Uitgangssignaal van de AK-PC 530
In de eerste EKC 331T bereik instellen op 0-5 V (“o10” = 6)
In de tweede EKC 331T bereik instellen op 5-10V (“o10” = 7)
In beide EKC’s het aantal stappen instellen op 4 (“o19” = 4)
(ook als er minder ventilatoren zijn aangesloten).
Aansluiting
T T
Roulerende opstart van ventilatoren (alleen als 'c29' is 11 tot en met 18)
De ventilatorregeling kan zo worden ingesteld dat nadat alle ventilatoren zijn gestopt, de ventilatoren bij iedere opstart zullen rouleren.
De eerste keer dat deze regeling wordt gestart zal ventilator 1 als eerste starten – de regeling bepaald of nog meer ventilatoren moeten starten. Nadat alle ventilatoren zijn gestopt, zal daarna ventilator 2 als eerste starten. Ventilator 1 zal in dit geval dus als laatste starten. Ventilator 1 zal weer als eerste starten nadat alle ventilatoren een keer als eerste zijn gestart. Als er meer dan 1 ventilator op een EKC 331T is aangesloten, is het niet mogelijk om de overige ventilatoren als eerste te starten. In dit geval zal de ventilator met het laagste voltage altijd als eerste starten.
Als alle ventilatormotoren toerengeregeld worden via een frequentieomvormer, zendt de AK-PC 530 een analoog signaal betreffende de gewenste capaciteit
(“c29” = 9).
Het signaal varieert van 0 tot 10 V. Signaal en capaciteit overeenkomstig de grafiek.
12 Handleiding RS8EJ110 © Danfoss 01-2008 AK-PC 530
Bediening
Datacommunicatie
Als de regelaar is uitgebreid met een datacommunicatiekaart, kan de regelaar worden bediend via een gateway. De namen van de parameters zijn te zien aan de rechterkant van pagina’s 4 tot en met 10.
De prioriteit van de alarmen kan op de volgende manieren worden ingesteld: 1 (Hoog), 2 (Medium), 3 (Laag) of 0 (Geen alarm).
Bediening via externe display
De waarden worden getoond met drie karakters; via een instelling kan bepaald worden of de drukken worden weergegeven in SI eenheid (°C / bar) of US eenheid (°F / psig.).
Er zijn drie opties voor een display:
EKA 165
EKA 163
EKA 164
EKA 165
Display voor instellen van de regelaar en weergave van de zuigdruk.
Als de onderste knop wordt ingedrukt zal voor een korte tijd de condensatiedruk worden weergegeven. (Als de regeling alleen op de condensatiedruk is gebaseerd zal de display altijd de condensatiedruk weergeven)
Tijdens normaal bedrijf geven de LED’s op de displays aan waar de regeling zich bevindt.
Bovenste LED + tweede LED van boven
Tweede LED van boven
: ++ zone
: + zone
Geen LED’s
Tweede LED van onder
Onderste LED + tweede LED van onder
: neutrale zone
: - zone
: -- zone
De overige LED’s geven de volgende functies weer als deze actief zijn:
• Compressoruitgangen
• Condensoruitgangen (ook in geval van frequentieregeling)
• Status van digitale ingangen
• Overige functies als: antipendel timer, hoge druk storing, Po/Pc optimalisatie, alarm, hoofdschakelaar.
• De optimalisatie LED's gaan branden als de referentie 2 K boven
(Po) of 2 K onder (Pc) het setpoint is.
EKA 163
Als de condensatiedruk continue moet worden getoond, kan deze display (zonder knoppen) worden aangesloten.
EKA 164
Display voor instellen van de regelaar en weergave van de zuigdruk.
Als de onderste knop wordt ingedrukt zal voor een korte tijd de condensatiedruk worden weergegeven.
Net als bij de EKA 165 geven de LED’s in de display aan of de regeling zich binnen of buiten de neutrale zone bevindt.
Druktoetsen
Bij het instellen/veranderen van een instelling, geven de bovenste en onderste druktoets een hogere of lagere waarde. Voordat een waarde veranderd kan worden moet er echter eerst toegang tot het menu verschaft worden. Houdt voor toegang tot het menu de bovenste druktoets een aantal seconden ingedrukt totdat de eerste parametercode zichtbaar wordt. Zoek de parameter die u wilt wijzigen en druk op de middelste druktoets. Druk nogmaals op de middelste druktoets om de waarde te bevestigen.
In het kort:
1. Druk op de bovenste druktoets (2 seconden)
2. Zoek met de onderste of bovenste druktoets de parameter die u wilt wijzigen
3. Druk op de middelste druktoets om de huidige waarde te zien
4. Wijzig de waarde met de onderste en bovenste druktoets
5. Druk op de middelste druktoets om de waarde te bevestigen
Een korte druk op de bovenste druktoets tijdens de regeling geeft de regelstatus of alarmcodes weer (zie pagina 17).
AK-PC 530 Handleiding RS8EJ110 © Danfoss 01-2008 13
Menuoverzicht AK-PC 530
Volgorde inbedrijfstelling
1. Parameter 'o61' moet altijd als eerste worden ingesteld. Deze parameter bepaald welk van de vier toepassingen wordt gebruikt. Dit kan alleen op de display en niet door middel van de datacommunicatie. De grijze velden in onderstaande tabel zijn de actieve functies voor een bepaalde toepassing.
2. Quick- start
Om de regelaar zo snel mogelijk werkend te krijgen is het aan te bevelen om onderstaande parameters als eerste in te stellen (deze parameters kunnen alleen worden ingesteld als de regeling is gestopt, r12=0): r23, r28 en dan of (c08, c09 en c16) of (c17 tot en met c28) – ga verder met c29, o06, o30, o75, o76, o81 en ten slotte r12=1.
3. Als de regeling is gestart moeten de resterende parameters ingesteld worden.
Functie
Parameter
1 2 o61 =
3 4
Min.
Max.
Fabrieksinstelling
Normale weergave
Weergave van Po in EKA 165 (met druktoetsen)
Weergave Pc in EKA 163
P0 regeling
Neutrale zone
Correctie signaal van Po sensor
Selecteer SI of US: 0=SI (bar/ºC). 1=US (psig/ºF)
Start/stop regeling
Offset voor Po (zie ook r27)
Instelling setpoint P0
Uitlezing huidige P0 instelling
( r23 + alle eventuele verschuivingen)
Begrenzing: Bovengrens Po instelling/referentie
(ook begrenzing van referentieverschuiving)
Begrenzing: Ondergrens Po instelling/referentie
(ook begrenzing van referentieverschuiving)
Verschuiving van Po (ON=actieve “r13”)
Pc regeling
Instelling setpoint Pc
Uitlezing huidige Pc instelling
Begrenzing: Bovengrens Pc instelling
Begrenzing: Ondergrens Pc instelling
Correctie Pc signaal
Pc setpoint variatie.
1 en 2 is PI-regeling
1: Vaste waarde, “r28” wordt gebruikt
2: Variabel setpoint. Buitentemperatuur (Sc3) bepaalt verschuiving
3: Als 1, maar met P-regeling (Xp-band)
4: Als 2, maar met P-regeling (Xp-band)
Offset voor Pc
Het gemiddelde temperatuurverschil over de condensor bij maximale belasting (dim tm K)
Het gemiddelde temperatuurverschil over de condensor bij minimale compressorcapaciteit (min tm K)
Actuele zuigdruk gemeten door de drukopnemer.
Hier kan het signaal voor de compressorcapaciteitsregeling worden uitgelezen. Het signaal wordt gedefinieerd in parameter o81.
Configuratie compressor en condensorventilatoren
Min. AAN-tijd relais
Min. tijd tussen twee schakelingen van hetzelfde relais
Definitie schakelmodus
1: Sequentieel (stapmodus/ FILO)
2: Cyclisch (stapmodus / FIFO)
3: Binair en cyclisch
Bij capaciteitsregelkleppen moeten de relais worden gedefinieerd:
0: Inschakelen bij meer capaciteit
1: Uitschakelen bij meer capaciteit
Bandbreedte voor de + Zone
Parameter voor + Zone
Parameter voor ++ Zone
-
r01 r04 r05 r12 r13 r23 r24 r25 r26 r27 r28 r29 r30 r31 r32 r33 r34 r35 r56 r57 r58 c01 c07 c08 c09 c10 c11 c12
°C
°C
P
P
°C
°C
P
P
°C / bar
°C / bar
0.1°C / 0.1 bar 20°C /5.0 bar
-50°C /-5.0 bar 50°C / 5.0 bar
0 1
OFF ON
4.0°C / 0.4 bar
0.0
0
OFF
-50°C / -5.0 bar 50°C / 5.0 bar
-99°C / -1 bar 30°C / 60.0 bar
0.0
0.0°C / 3.5 bar
OFF OFF
-25°C / 0.0 bar 75°C / 60.0 bar 35°C / 15.0 bar
°C / bar
-99.9°C / -0.0 bar 99.9°C / 60.0 bar 55.0°C / 60.0 bar
-99.9°C / 0.0 bar 99.9°C / 60.0 bar -99.9°C / 0.0 bar
-50°C / -5.0 bar 50°C / 5.0 bar 0.0
1 4
-50°C / -5.0 bar 50°C / 5.0 bar
3.0
3.0
0 min
0 min.
1
0
0.1 K / 0.1 bar
0.1 min
0.1 min.
ON
50.0
50.0
30 min.
60 min
3
1
°C / bar
-99°C / -1.0 bar 30°C / 60.0 bar 30.0°C / 40.0 bar
-99°C / -1.0 bar 30°C / 40.0 bar -99.9°C / -1.0 bar
°C / bar
20 K / 2.0 bar
60 min
20 min
°C
1
0.0
10.0
8.0
0
4
1
0
4.0 / 0.4 bar
4.0
2.0
14 Handleiding RS8EJ110 © Danfoss 01-2008 AK-PC 530
Bandbreedte voor de - Zone
Parameter voor - Zone
Parameter voor - -Zone
Compressorconfiguratie
Voor opties zie pagina 11.
Door het instellen van parameters 'c17' tot en met 'c28' (Mix and Match) kan zelf een compressorconfiguratie worden gedefinieerd. Een waarde moet worden ingevuld voor de combinatie van relais die AAN moeten zijn bij de verschillende stappen.
Stap 1 (M&M werking)
Stap 2 (M&M werking)
Step 3 (M&M werking)
Step 4 (M&M werking)
Step 5 (M&M werking)
Step 6 (M&M werking)
Step 7 (M&M werking)
Step 8 (M&M werking)
Step 9 (M&M werking)
Step 10 (M&M werking)
Step 11 (M&M werking)
Step 12 (M&M werking)
Definitie condensorventilatoren
1-8: Totaal aantal ventilatorrelais
9: Allen via de analoge uitgang en start/stop frequentieomvormer
10: Niet gebruikt
11- 18: Totaal aantal ventilatorrelais (11=1, 12=2 etc.) met roulerende ventilatorstart
Handbediende compressorcapaciteit. Zie ook 'c32'.
Handbediening compressorcapaciteit (Als op ON, zal de in 'c31' ingestelde waarde worden gebruikt)
Pump down limiet. Grenswaarde waarbij de laatste compressorstap wordt uitgeschakeld.
Proportionele band Xp (P=100/Xp) voor condensordrukregeling
I: Integratietijd Tn voor cond. drukregeling
Handbediende condensorcapaciteit. Zie ook 'n53'.
Handbediening condensorcapaciteit (Als op ON, zal de in
'n52' ingestelde waarde worden gebruikt)
Startsnelheid. Het voltage voor de frequentieregeling zal op 0 Volt worden gehouden totdat de regeling een hogere waarde vraagt dan hier is ingegeven.
Minimale snelheid. Het voltage voor de frequentieregeling schakelt naar 0 Volt zodra de regeling een lagere waarde vraagt dan hier is ingegeven.
Alarminstellingen
Vertragingstijd voor A32 alarm
P0 min. (alarm- en beveiligingsfunctie)
Vertragingstijd voor DI1 alarm
Vertragingstijd voor DI2 alarm
Vertragingstijd voor DI3 alarm
Pc max (alarm- en beveiligingsfunctie)
Te hoge temperatuur aan “Saux1”
Vertragingstijd voor P0 alarm
Vertragingstijd voor Pc alarm
Diverse functies
Adres regelaar
Adres aanmelden bij gateway ON/OFF
Toegangscode
Sensor type voor Sc3, Sc4 en “Saux1”
0=PT1000, 1=PTC1000
2-7= Variaties met temperatuursensors op Po en Pc. Zie pagina 7.
Instelling netfrequentie c13 c14 c15 c16 c17 c22 c23 c24 c25 c18 c19 c20 c21 c26 c27 c28 c29 c31 c32 c33 n04 n05 n52 n53 n54 n55
A03
A11
A27
A28
A29
A30
A32
A44
A45 o03* o04* o05 o06 o12
*) Deze instelling is alleen mogelijk bij gebruik van datacommunicatie.
AK-PC 530 Handleiding RS8EJ110 © Danfoss 01-2008
0.1 K / 0.1 bar
0.1 min.
0.02 min.
1
20 K / 2.0 bar
60 min
20 min
26
4.0 / 0.3 bar
1.0
0.5
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0/OFF
15
15
15
15
15
15
15
15
15
15
15
15
18
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0%
OFF
100%
ON
0
OFF
-99.9°C / -1.0 bar 100°C / 60 bar 100°C / 60 bar
0.2 K / 0.2 bar
30 s
0%
OFF
40.0 K / 10.0 bar 10.0 K / 3.0 bar
600 s
100%
ON
150
0
OFF
0% 75% 20%
0% 50% 10%
0 min.
90 min.
-99°C / -1.0 bar 30°C / 40 bar
0 min. (-1=OFF) 999 min.
0 min.
-40°C / 0.5 bar
OFF
0 min. (-1=OFF) 999 min.
0 min. (-1=OFF) 999 min.
OFF
OFF
-10 °C / 0.0 bar 99 °C / 60.0 bar 60.0°C / 60.0 bar
1°C (0=OFF) 150°C OFF
0 min. (-1=OFF) 999 min.
0 min. (-1=OFF) 999 min.
0 min.
0 min.
1
-
1 (0=OFF)
990
-
100 OFF
0
50 Hz
7 (1)
60 H
0
0
15
Handmatige bediening uitgangen
0: geen handbediening
1-10: 1 inschakelen relais 1, 2 relais 2, enz..
11-18: geeft spanning op analoge uitgang (11 geeft 1,25
V, en verder in stappen van 1,25 V
Minimum waarde Po druktransmitter
Maximum waarde Po druktransmitter
Gebruik van de DI4 ingang
0=niet in gebruik, 1=Po setpoint-verschuiving, 2=alarmfunctie. Alarm=”A31"
Bedrijfstijd relais 1 (uren=waarde x 1000)
Bedrijfstijd relais 2 (uren=waarde x 1000)
Bedrijfstijd relais 3 (uren=waarde x 1000)
Bedrijfstijd relais 4 (uren=waarde x 1000)
Instelling koudemiddel
1=R12. 2=R22. 3=R134a. 4=R502. 5=R717. 6=R13.
7=R13b1. 8=R23. 9=R500. 10=R503. 11=R114.
12=R142b. 13=speciaal. 14=R32. 15=R227. 16=R401A.
17=R507. 18=R402A. 19=R404A. 20=R407C. 21=R407A.
22=R407B. 23=R410A. 24=R170. 25=R290. 26=R600.
27=R600a. 28=R744. 29=R1270. 30=R417A. 31=R422A.
Gebruik van DI5 ingang
0=niet in gebruik, 1=Pc setpoint-verschuiving, 2=alarmfunctie. Alarm=”A32"
Minimum waarde Pc druktransmitter
Maximum waarde Pc druktransmitter
Uitlezing temperatuur sensor “Saux1”
Bedrijfstijd relais 5 (uren=waarde x 1000)
Bedrijfstijd relais 6 (uren=waarde x 1000)
Bedrijfstijd relais 7 (uren=waarde x 1000)
Bedrijfstijd relais 8 (uren=waarde x 1000)
Selectie toepassing
1. Instelling en uitlezing in °C en 'c16' mode
2. Instelling en uitlezing in Bar en 'c16' mode
3. Instelling en uitlezing in °C en M&M mode
4. Instelling en uitlezing in Bar en M&M mode
Functie DO9 uitgang
0. Start/stop frequentieregelaar
1. Inject ON signal
2. Booster functie (tenminste 1 compressor draait)
3. Condensorventilator
Functie DO10 uitgang
0. Alarmrelais
1. Condensorventilator
Definitie alarmbericht bij verbreken DI1 contact
0. Niet gebruikt
1. Ventilatorstoring (A34)
2. DI1 alarm (A28)
Definitie van signaalingang voor de zuigdrukregeling bij regeling met een temperatuursensor.
0. Temperatuursensor op Po
1. Temperatuursensor op Saux
2. Temperatuursensor op Sc4
Indien vorstbeveiliging is gewenst, gebruik instelling 1 of 2.
Aangesloten display
Off: EKA 164
On: EKA 165 (uitgebreid display met LED's)
Service
Status DI1 ingang
Status DI2 ingang
Uitlezing temperatuur sensor “Sc3”
Uitlezing temperatuur sensor “Sc4”
Status DI3 ingang
Status DI4 ingang
Status DI5 ingang o18 o20 o21 o22 o30 o37 o61 o75 o76 o78 o81 o82 u10 u37 u44 u45 u87 u88 u89 o23 o24 o25 o26 o47 o48 o49 o50 o51 o52 o53
1
16
2 3 4 1
Handleiding RS8EJ110 © Danfoss 01-2008
0
0
0
0
0
Off
0
-1 bar
1 bar
0.0 h
0.0 h
0.0 h
0.0 h
0
-1 bar
1 bar
0
0.0 h
0.0 h
0.0 h
0.0 h
2
On
3
1
2
18
0 bar
200 bar
2
99.9 h
99.9 h
99.9 h
99.9 h
31
0
0.0
0.0
0.0
0.0
-1.0
12.0
0
0
2
0 bar
200 bar
99.9 h
99.9 h
99.9 h
99.9 h
4
0.0
0.0
0.0
0.0
0
-1.0
34.0
1
°C
0
0
0
0
Off
°C
°C
AK-PC 530
S0
S2
S5
S8
S9
A32
A34
A45
A27
A28
A29
A30
A31
De regelaar kan de volgende meldingen genereren
E1
E2
A2
Foutmelding
Fout in de regelaar
Signaal voor de regeling buiten bereik, onderbroken of kortgesloten
Te lage P0
A11
A17
Koudemiddel niet geselecteerd
Te hoge Pc
A19
A20
Compressor 1 storing
Compressor 2 storing
A21
A22
A23
A24
A25
A26
Alarmmelding
Compressor 3 storing
Compressor 4 storing
Compressor 5 storing
Compressor 6 storing
Compressor 7 storing
Compressor 8 storing
Het beveiligingscircuit van de compressor is verbroken.
Er is dus geen signaal meer op de klemmen
29-36.
Te hoge temperatuur aan “Saux1”
DI 1 alarm. Ingang 46 onderbroken
DI 2 alarm. Ingang 47 onderbroken
DI 3 alarm. Ingang 49 onderbroken
DI 4 alarm. Ingang 50 onderbroken
S10
Status melding
DI 5 alarm. Ingang 52 onderbroken
Ventilatoralarm.Er is geen signaal op ingang DI1.
Regeling gestopt
Regeling
Wacht op “c01”
Wacht op “c07”
Wacht op “c11” of “c12”
Wacht op “c14” of “c15”
Regeling gestopt door interne of externe start/ stop functie
S25
Handbediening van uitgangen
S34
PS
Info
Veiligheidsuitschakeling. Pc max. is overschreden of alle beveiligingsingangen (29-36) zijn open.
Wachtwoord is vereist voor toegang tot de instellingen
De status- en foutmeldingen op deze pagina kunnen in de display worden getoond door kort op de bovenste druktoets te drukken. Als er meer dan één alarm aanwezig is, kan met de bovenste en onderste druktoets door de alarmen worden 'gescrold'.
Fabrieksinstelling
Als u naar de fabrieksinstelling terug wilt, handel als volgt:
- Schakel de voeding van de regelaar uit
- Houdt bovenste en onderste druktoetsen ingedrukt en schakel tegelijkertijd de voeding weer in.
AK-PC 530 Handleiding RS8EJ110 © Danfoss 01-2008 17
Aansluitingen
P0/Pc: AKS 32R:
1 = Zwart = +
2 = Blauw = -
3 = Bruin = s
Vloeistofkoeling
Zie pagina 21
Alle ingangen zijn voor max. 24V.
Alle relaisuitgangen geschikt voor 230 V.
Noodzakelijke aansluitingen
Aansluitingen:
1-2 Voeding 24V 50/60 Hz
4- 19 Relaisuitgangen voor compressoren, capaciteits-regelkleppen en ventilatormotoren
22-24 Alarm relais*
Klemmen 22 en 24 gesloten bij een alarmsituatie en als de regelaar spanningsloos is.
27-28 24 V signaal voor start / stop regeling
27-29 24 V signaal van beveiligingscircuit DO 1
27-30 24 V signaal van beveiligingscircuit DO 2
27-31 24 V signaal van beveiligingscircuit DO 3
27-32 24 V signaal van beveiligingscircuit DO 4
27-33 24 V signaal van beveiligingscircuit DO 5
27-34 24 V signaal van beveiligingscircuit DO 6
27-35 24 V signaal van beveiligingscircuit DO 7
27-36 24 V signaal van beveiligingscircuit DO 8
57-59 Zuigdruk. Spanningssignaal van AKS 32R**
60-62 Condensatiedruk. Spanningssignaal van AKS 32R**
Toepassingsafhankelijke aansluitingen
20-21 AKD start / stop*
Vrijgave voor de start van de AKD
37-38 Spanningssignaal naar externe ventilatorregeling
(zie pagina 12 voor aansluiting en instelling)
39-41 Aansluitmogelijkheid extern display EKA 163 voor uitlezing Pc
42-44 Aansluitmogelijkheid extern display EKA 163 voor uitlezing P0 of EKA 165 voor uitlezing Po en bediening
45-46 DI1 - Digitale ingang voor een alarmsignaal
45-47 DI2 - Contact function for alarm signal
48-49 DI3 - Digitale ingang voor een alarmsignaal
48-50 DI4 - Digitale ingang voor verschuiving van setpoint Po of voor een alarmsignaal
51-52 DI5 -Digitale ingang voor verschuiving van setpoint Pc of voor een alarmsignaal
51-53 Ingang voor sensor “Saux1” Sensorsignaal van AKS 11, AKS
12 of EKS 111
54-55 Ingang voor sensor “Sc3” Sensorsignaal van AKS 11, AKS 12 of EKS 111 (als r33 = 2 of 4)
54-56 Ingang voor sensor “Sc4” Sensorsignaal van AKS 11, AKS 12 of EKS 11
Beveiligingscircuit
Als een uitgang wordt gebruikt voor een capaciteitsklep, is het niet nodig om de bijbehorende beveiligingsingang te bedraden.
Datacommunicatie
25-26 Alleen aan te sluiten als er een datacommunicatie kaart is gemonteerd..
Voor ethernetcommunicatie dient de plugconnectie RJ45 te worden gebruikt.
Het is van het grootste belang dat de aanleg van de datacommunicatiekabel correct wordt uitgevoerd. Zie separate literatuur RC8AC
*)
Relais DO9 en DO10 kunnen in speciale gevallen anders worden geconfigureerd zodat zij kunnen worden gebruikt voor ventilatorrelais. Zie pagina 9.
18
**)
•
Als de regelaar alleen compressoren of alleen ventilatoren moet regelen, kan respectievelijk de Pc en P0 sensor worden weggelaten.
•
Bij regeling voor vloeistofkoelinstallatie kunnen temperatuursensors worden aangesloten op klemmen 57-58 en 60-61 in plaats van druktransmitters AKS 32R.
Zie ook o06.
Handleiding RS8EJ110 © Danfoss 01-2008 AK-PC 530
Data
Voeding
Ingangssignaal
24 V a.c. +/-15% 50/60 Hz, 5 VA
2 Druktransmitters, type AKS 32R
(Temperatuursensors bij vloeistofkoelinst.)
3 Temperatuursensors Pt 1000 Ohm/°C of PTC
1000 Ohm/°C
1 voor start/stop regeling
Digitale ingang van contactfunctie
8 voor beveilingscircuits
3 voor algemene alarmfuncties
2 voor alarmfunctie of verstelling setpoints
Relaisuitgang voor capacitetsregeling
8 x SPST
AKD start/stop relais 1 x SPST
Alarmrelais
Analoge uitgang
Display uitgangen
Datacommunicatie
1 x SPDT
AC-1: 6 A (ohms)
AC-15: 3 A (Inductief)
0-10 V d.c.
EKA 163 Pc weergave
EKA 165 (164)
Bediening , Po weergave en LED
Een datacommunicatiekaart kan worden gemonteerd
Tijdens bedrijf 0 - 55 ºC
Tijdens transport -40 - 70 ºC
Omgeving
AC-1: 3 A (ohms)
AC-15: 2 A (inductief)
20 - 80% RV, geen condensvorming
Geen schokken of trillingen
Dichtheid
Gewicht
Montage
Aansluitingen
IP 20
0,4 kg
Wand- of DIN-railmontage
Max. 2,5 mm2 Litzen
Keurmerken
EU Low Voltage Directive en EMC eisen in overeenstemming met CE-markering
LVD-getest volgens EN 60730-1 en EN 60730-2-9
EMC-getest volgens EN EN61000-6-2 en 3
Voor druktransmitters en temperatuursensors zie brochure
RK0YG…
Montage
AK-PC 530
Bestellen
Type Functie
AK-PC 530 Compressor / condensorregelaar
EKA 163B Display
EKA 164B Display met bedieningstoetsen
EKA 165
Display met bedieningstoetsen en LED's voor statusweergave van o.a. in- en uitgangen.
Kabel, 2m, voor aansluiting display
EKA 175
EKA 175
EKA 175
Kabel, 6m, voor aansluiting display
Datacommunicatiekaart, RS 485
Datacommunicatiekaart, MOD-bus
Datacommunicatiekaart, LON RS 485, met galvanische scheiding (aanbevolen wanneer de 0-10V uitgang wordt gebruikt)
Code nr.
084B8007
084B8574
084B8575
084B8573
084B7298
084B7299
084B7093
084B8571
084B7124
Aandachtspunten bij installatie
Beschadiging, onjuiste montage of de condities ter plaatse kunnen defecten veroorzaken in het regelsysteem en uiteindelijk leiden tot beschadiging van de installatie.
Iedere mogelijke beveiliging is in onze producten ingebouwd om dit te voorkomen, maar bijvoorbeeld door verkeerde installatie kunnen alsnog problemen ontstaan.
Alleen voor paneelmontage (IP40)
Aansluiting met AMP-plug
Display type EKA 163 / EKA 164
Danfoss aanvaardt geen aansprakelijkheid voor producten of installatiecomponenten, die beschadigd zijn door bovengenoemde defecten. Het is de verantwoordelijkheid van de installateur om de installatie grondig te controleren en alle nodige veiligheden in te passen.
Vooral het signaal voor de “Inject ON” functie naar de meubel/celregelaars in het geval de compressoren stoppen en de montage van “slokkenvangers” in de zuigleiding verdienen extra aandacht.
Uw lokale Danfoss agent is altijd bereid om advies te geven.
AK-PC 530
Display type EKA 165
Handleiding RS8EJ110 © Danfoss 01-2008 19
Beveiligingsfuncties
Criteria
P0 < P0 min (A11)
Po signaalfout (Po leest < 5%)
Compressorregeling
0% capaciteit. (Min. AAN tijd c01 wordt opgeheven)
Berekende gemiddelde capaciteit
Condensorregeling
Geen verandering
Geen verandering
Pc > Pc max minus 3 K
(Het 'HP' LED op de EKA 165 gaat branden)
De capaciteit gaat naar 2/3 van de huidige capaciteit. Na 30 seconden naar de halve capaciteit.
Na nogmaals 30 seconden wordt alle capaciteit afgeschakeld.
Pc > Pc max. (A30)
Pc signaalfout (Pc leest < 5%)
0% capaciteit
Geen verandering
Sc3 signaalfout (Pc referentie r33 is 2 of 4) Geen verandering
Signaalfout regelsensor (Saux of Sc4) o81 De Po referentie wordt met 5K verlaagd.
Op datzelfde moment wordt de Po de regelsensor.
100% capaciteit
100% capaciteit
100% capaciteit
Het variabele deel wordt opgeheven.
Referentie (r29) = Setpoint (r28)
Geen verandering
Draaigarantie ventilatoren
Bij de instelling c29 = 1-8, zullen de laatste ventilatoren tijdens de winter nauwelijks draaien.
Om ervoor te zorgen dat de ventilatoren toch actief blijven wordt iedere 24 uur een test uitgevoerd om te controleren of alle ventilatorrelais bekrachtigd zijn geweest gedurende de afgelopen 24 uur.
De relais die niet zijn bekrachtigd gedurende de afgelopen 24 uur worden nu 30 seconden geactiveerd, maar met een pauze van 1 uur tussen de individuele relais.
20 Handleiding RS8EJ110 © Danfoss 01-2008 AK-PC 530
Override functies (Master control)
De regelaar bevat een aantal functies die kunnen worden gebruikt in combinatie met de override functie in de master-gateway. Zij kunnen dus alleen worden toegepast in combinatie met datacommunicatie.
Functie via datacommunicatie
Toe te passen functie in de override functie van de gateway
Stop van de inspuiting als de compressoren zijn gestopt
Dag / nacht
AKC ON
Dag/nacht regeling en kalender
Selectie van de parameter in de AK-PC 530,
084B8007, Sw.1.3x
- - - MC Inject ON
Zuigdrukoptimalisatie Po optimalisatie r27 NightSetback
Selecteer regelaaradres (De parameters worden automatisch gevonden en worden niet zichtbaar
De AK-PC 530 registreert welke regelaar (nummer in de bronlijst van de gateway) de oorzaak is van de laagste zuigdruk. Deze parameter kan worden geregistreerd voor service doeleinden.
- - - MLC
Selectie sensortype en locatie voor aansluiting
Overzicht voor instelling o06
Regeling
Po ingang Pc ingang
Compressorset/chiller met vorstbeveiliging + condensor
AKS 32R* AKS 32R
Sc3**
Pt1000
Sc4
Pt1000***
Saux
Pt1000***
PTC1000 PTC1000*** PTC1000***
Chiller zonder vorstbeveiliging
+ condensor
Pt1000 Pt1000 Pt1000 Pt1000
AKS 32R
PTC1000 PTC1000 PTC1000 PTC1000
Compressorset/chiller met vorstbeveiliging + dry cooler
Pt1000 Pt1000 Pt1000*** Pt1000***
AKS 32R*
PTC1000 PTC1000 PTC1000*** PTC1000***
Chiller zonder vorstbeveiliging
+ dry cooler
Pt1000 Pt1000 Pt1000 Pt1000 Pt1000
PTC1000 PTC1000 PTC1000 PTC1000 PTC1000
*) Levert signaal voor vorstbeveiliging
**) Levert signaal voor vlottende condensordrukregeling als r33 = 2 of 4.
***) Bij een chillerregeling waar vorstbeveiliging wordt toegepast, sluit de regelsensor aan op Sc4 of Saux (definieer in o81)
3
4
5
6
7
Instelling voor o06
0
1
2
AK-PC 530 Handleiding RS8EJ110 © Danfoss 01-2008 21
Appendix
De regelfuncties zijn hieronder gedetailleerd beschreven.
De PC referentie (parameter "r33")
Er kan tussen de volgende vier instellingen worden gekozen:
1. PI regeling. Vaste referentie; constante condensatietemperatuur
2. PI regeling. Vlottende referentie met buitentemperatuur; variabele condensatietemperatuur.
3. Als '1' maar dan met P regeling. De condensatiedruk kan iets hoger zijn dan de aangegeven Pc referentie.
4. Als '2' maar dan met P regeling. De condensatiedruk kan iets hoger zijn dan de aangegeven Pc referentie.
Om de variatie van de referentie te begrenzen, als voor vlottende condensatiedrukregeling is gekozen (mode 2 & 4), moeten twee waarden worden ingesteld. Een maximum waarde (r30) en een minimum waarde (r31). De totale regelreferentie (Pc ref 'r29') zal nooit buiten deze grenzen treden.
Als beveiliging tegen een te hoge condensatietemperatuur, moet een Pc max. waarde (A30) worden ingesteld. Als de condensatietemperatuur deze waarde benaderd zullen geleidelijk de compressoren worden afgeschakeld.
De verschillende regelmethoden werken als volgt:
1. PI regeling met vaste referentie
Ref
Setpoint
De referentie kan altijd worden uitgelezen in parameter 'r29'.
Het setpoint (r28) moet voor alle capaciteiten haalbaar zijn.
Als de condensatietemperatuur verhoogd moet worden, voor bijvoorbeeld warmteterugwinning, moet een 'offset' waarde
2. PI regeling met vlottende referentie
worden ingesteld (r34). De DI5 functie moet in dit geval op 1 worden ingesteld.
Als DI5 nu wordt kortgesloten zal de referentie met de in 'r34' ingestelde waarde worden verhoogd/verlaagd.
Ref
De referentie volgt de buitentemperatuur Sc3. Als de buitentemperatuur één graad daalt, zal de referentie ook één graad dalen. De referentie is ook afhankelijk van de ingeschakelde compressorcapaciteit.
Als de condensatietemperatuur verhoogd moet worden, voor bijvoorbeeld warmteterugwinning, moet het setpoint (r28) op deze waarde worden ingesteld.
De DI5 functie moet in dit geval op 1 worden ingesteld.
Als DI5 nu wordt kortgesloten zal de referentie overschakelen naar de waarde van 'r28'. De referentie kan altijd worden uitgelezen in parameter 'r29'.
Als de buitentemperatuursensor defect is, zal de referentie overschakelen naar de instelling van 'r28'.
22 Handleiding RS8EJ110 © Danfoss 01-2008 AK-PC 530
3. P regeling met vaste referentie
Ref
Als er veel condensorstappen worden in- en uitgeschakeld en als de compressorcapaciteit regelmatig laag wordt, kan het noodzakelijk zijn om instelling 3 (of 4 voor vlottende condensatiedrukregeling) toe te passen.
Als mode '1' maar in dit geval moet met een stijgende afwijking van de referentie (setpoint) rekening gehouden worden aangezien de regelaar het verschil tussen de werkelijke condensatietemperatuur en de ingestelde referentie gebruikt om te bepalen hoeveel ventilatoren moeten worden ingeschakeld.
Het aantal ventilatorstappen wordt verdeeld over de Xp (n04) waarde. De aanbevolen instelling voor de Xp waarde is de delta T van de condensor, meestal 10 tot 15 K. Het in- en uitschakelen van de ventilatoren is te zien in bovenstaande tekening.
Als de volledige condensorcapaciteit frequentie geregeld is, zal de regeling plaatsvinden volgens de stippellijn.
4. P regeling met vlottende referentie
Ref
Als er veel condensorstappen worden in- en uitgeschakeld en als de compressorcapaciteit regelmatig laag wordt, kan het noodzakelijk zijn om instelling 4 (of 3 voor een vaste referentie) toe te passen.
Als mode '2' maar in dit geval moet met een stijgende afwijking van de referentie rekening gehouden worden aangezien de regelaar het verschil tussen de werkelijke condensatietemperatuur en de werkelijke buitentemperatuur gebruikt om te bepalen hoeveel ventilatoren moeten worden ingeschakeld. (De eerste
'r56' graden worden overgeslagen, omdat de mogelijkheid moet blijven bestaan om met de condensor onderkoelde vloeistof te creëren).
Het aantal ventilatorstappen wordt verdeeld over de Xp (n04) waarde. De aanbevolen instelling voor de Xp waarde is de delta T van de condensor, meestal 10 tot 15 K. Het in- en uitschakelen van de ventilatoren is te zien in bovenstaande tekening.
Als de volledige condensorcapaciteit frequentie geregeld is, zal de regeling plaatsvinden volgens de stippellijn.
Belangrijke instellingen voor het voorkomen van ongewenste alarmen
Wanneer r33 = 1 of 2:
Stel de 'Pc ref. max' (r30) in op minimaal 5 K onder de 'Pc max' (A30)
Wanneer r33 = 3 of 4:
Stel de 'Pc ref. max' (r30) in op minimaal (XP waarde +5 K) onder de 'Pc max' (A30).
AK-PC 530 Handleiding RS8EJ110 © Danfoss 01-2008 23
Literatuurlijst
Datacommunicatielink naar ADAP-KOOL® regelsystemen met EKC Lonworks® RC8AC..
In dit document kunt u vinden hoe de datacommunicatie tot stand kan worden gebracht.
Danfoss can accept no responsibility for possible errors in catalogues, brochures and other printed material. Danfoss reserves the right to alter its products without notice. This also applies to products already on order provided that such alternations can be made without subsequential changes being necessary in specifications already agreed.
All trademarks in this material are property of the respecitve companies. Danfoss and Danfoss logotype are trademarks of Danfoss A/S. All rights reserved.
24 Handleiding RS8EJ110 © Danfoss 01-2008 AK-PC 530

Public link updated
The public link to your chat has been updated.
Advertisement
Key features
- Capaciteitsregeling van compressoren en condensorventilatoren
- Groot aantal combinatiemogelijkheden voor compressoren
- Sequentiële of cyclische werking
- Zuigdrukoptimalisatie mogelijk via datacommunicatie
- Nauwkeurige regeling met neutrale zone
- Bediening via display of datacommunicatie
- Uitbreidbaar met externe modules
- Alarmfuncties voor diverse situaties
- Vorstbeveiliging met druktransmitter
- Koudemiddelinstelling