Danfoss AK-PC 781, AK-XM 101A, 102A, 102B, 103A, 204A, 204B, 205A, 205B, 208C, AK-OB 110, 101A, EKA 163B, EKA 164B, EKA 166, AK-MMI, AK-PS 075, 150, 250, AK-CM 102 Handleiding
Hieronder vindt u een korte beschrijving van de Capaciteitsregelaar AK-PC 781, Uitbreidingsmodule AK-XM 101A, Uitbreidingsmodule AK-XM 102A, Uitbreidingsmodule AK-XM 102B, Uitbreidingsmodule AK-XM 103A, Uitbreidingsmodule AK-XM 204A, Uitbreidingsmodule AK-XM 204B, Uitbreidingsmodule AK-XM 205A, Uitbreidingsmodule AK-XM 205B, Uitbreidingsmodule AK-XM 208C. De AK-PC 781 is een regelaar voor de capaciteitsregeling van compressoren en de condensors in koelinstallaties. De regelaar is uitbreidbaar met diverse modules die de functionaliteit verhogen. De modules kunnen eenvoudig worden aangesloten op de regelaar en worden automatisch gedetecteerd. De regelaar kan worden bediend via een PC met de AKService Tool software.
Advertisement
Advertisement
Capaciteitsregelaar met
Warmteterugwinningsfunctie
AK-PC 781
Handleiding
Inhoud
1. Introductie ...............................................................................3
2. Het ontwerpen van een regelaar ............................................7
Overzicht uitbreidingsmodules ........................................................... 8
Data voor alle modules .........................................................................10
Uitbreidingsmodule AK-XM 101A .............................................14
Uitbreidingsmodule AK-XM 102A / AK-XM 102B .................16
Uitbreidingsmodule AK-XM 103A .............................................18
Uitbreidingsmodule AK-XM 204A / AK-XM 204B .................20
Uitbreidingsmodule AK-XM 205A / AK-XM 205B .................22
Uitbreidingsmodule AK-XM 208C ............................................24
Uitbreidingsmodule AK-OB 110 ................................................26
Uitbreidingsmodule AK-OB 101A .............................................27
Uitbreidingsmodule EKA 163B / EKA 164B / EKA 166 ........28
Grafische display AK-MMI ............................................................28
Voedingsspanningsmodule AK-PS 075 / 150 / 250 ............29
Communicatie module AK-CM 102 ..........................................30
Aansluitingen ...................................................................................33
Beperkingen......................................................................................33
Ontwerp van een compressor- condensorregeling ...................34
Compressor en condensorfuncties ..........................................34
Aansluitingen ...................................................................................35
Ontwerptabel ...................................................................................37
Modules koppelen ..........................................................................38
Bepalen van aansluitplaats ..........................................................39
Aansluitschema ...............................................................................40
Voedingsspanning ..........................................................................42
3. Montage en bedrading .........................................................45
Plaatsing van analoge uitgangsmodule .................................46
Plaatsen van een I/O module op basis-module ...................47
4. Configuratie en bediening ....................................................51
Aansluiten PC ...................................................................................52
Systeeminstelling ............................................................................56
Instellen type installatie ................................................................57
Instellen compressorregeling .....................................................58
Instellen oliemanagement ...........................................................61
Instellen condensorventilatorenregeling ..............................63
Set-up van hogedrukregeling ....................................................65
Set-up van regeling van vloeistofvatdruk ..............................66
Set-up van regeling warmteterugwinning ............................67
Instellen Display ..............................................................................70
Set-upfuncties voor algemene doeleinden ...........................71
Afzonderlijke thermostaten .................................................72
Aparte pressostaten ...............................................................72
Afzonderlijke spanningsingangen ............................................73
Afzonderlijke alarmingangen .............................................73
Afzonderlijke PI functie .........................................................74
Configuratie in- en uitgangen ....................................................75
Instellen alarmprioriteiten ...........................................................77
Sluiten configuratie ........................................................................79
Controleren configuratie ..............................................................80
Controleren aansluitingen ..................................................................82
Controleren instellingen ......................................................................84
Controleer alarmen ........................................................................88
Handbediening capaciteit ...........................................................90
5. Regelfuncties .........................................................................91
Selectie regelsensor .......................................................................92
Capaciteitsregeling van compressoren...................................94
Methoden capaciteitsverdeling (step mode) ................96
Type compressorsets – compressorcombinaties .........97
Compressor timers ................................................................101
Load shedding ........................................................................102
Cascade/booster systemen – coördinatie en inspuiting
Injection ON ...........................................................................105
Vrijgave ventielen ..................................................................105
Vloeistofinspuiting in de zuigleiding .............................106
Beveiligingsfuncties .....................................................................106
Oliemanagement ..........................................................................108
Capaciteitsregeling van de condensor..................................110
Referentie van de condensatiedruk .......................................110
Condensorstappenschakelingen ............................................113
Beveiligingsfuncties voor de condensor ..............................113
Transkritiek CO2-systeem en warmteterugwinning.........114
Circuit voor warmteterugwinning of warm kraanwater
Circuit voor terugwinning voor verwarming ..............116
Circuits voor regeling van CO2-gasdruk .......................119
Regeling vloeistofvat ...........................................................121
Algemene functies ...............................................................................122
Compressorcombinaties en schakelmethoden .........................128
Aanbevolen aansluiting - AK-PC 781 .............................................136
2 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
1. Introductie
Toepassing
De AK-PC 781 zijn regelaars voor de capaciteitsregeling van compressoren en de condensors in koelinstallaties.
De regelaar met oliebeheer, warmteterugwinningsfunctie en CO2gasdrukregeling. Naast de capaciteitsregeling, kan de regelaar bij compressorproblemen een signaal naar andere regelaars sturen voor het stoppen van de vrijgave van de elektronische expansieventielen (inject ON)
- Alarmen kunnen via de datacommunicatie worden uitgelezen
- Alarmen worden weergegeven in tekstvorm zodat deze eenvoudig te begrijpen zijn.
- Plus een aantal functies die volledig los zijn van de regeling, zoals alarm-, thermostaat-, pressostaat en PI regel functies.
Voorbeelden
Traditionele capaciteitsregeling
Cascade regeling met 2 regelingen
De hoofdfunctie van de regelaar is het regelen van de compressoren en de condensorventilatoren, zodat de koelinstallaties altijd werkt onder de meest energetische condities. Zowel de zuig- als de persdruk worden geregeld aan de hand van signalen van drukopnemers.
De capaciteitsregeling kan worden uitgevoerd op basis van de Po zuigdruk, mediumtemperatuur S4 of een aparte regeldruk Pctrl
(voor cascade systemen).
Onderstaand in het kort de verschillende functies:
- Capaciteitsregeling tot 8 compressoren (incl. hoofdstap en cap. kleppen)
- Bijvoorbeeld max. 3 cap. kleppen op 1 compressor, of max. 1 cap. klep op 2 compressoren.
- Oliebeheer. Ofwel gezamenlijk ofwel afzonderlijk voor elke olieklep van de compressor. Drukregeling vloeistofvat.
- Frequentieregeling van één of 2 compressoren
- Tot 6 beveiligingsingangen per compressor
- Optie voor capaciteitsbegrenzing voor het minimaliseren van belastingpieken
- Als alle compressoren niet start, kan de regelaar een signaal sturen naar andere regelaars voor het sluiten van de elektronische expansieventielen (inject ON)
- Start/stop van vloeistofinspuiting in de zuigleiding
- Start/stop van vloeistofinspuiting in warmtewisselaar (cascade)
- MT/LT-coördinatie tussen regelaars in cascaderegeling
- Bewaking van hoge druk / lage druk / persgastemperatuur
- Capaciteitsregeling tot 8 ventilatoren
- Vlottende condensordrukregeling met behulp van buitentemperatuur
- Warmteterugwinningsfunctie
- CO2-gaskoelerregeling en -vatregeling
- Stappenregeling, frequentieregeling of een combinatie
- Bewaking van ventilatoren
- LED’s op de voorplaat geven de status weer van de in- en uitgangen
AK-PC 781
Warmteterugwinningsfuncties die de condensatiedruk en vatdruk van een CO2-installatie regelen
Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 3
Principe
Het grote voordeel van deze serie regelaars is dat ze bij uitbreiding van de koelinstallatie eveneens kunnen worden uitgebreid.
Het is ontworpen om koelinstallaties te regelen, maar niet voor
één specifieke toepassing - variatie wordt bereikt door de verschillende software en de manier waarop de aansluitingen gedefinieerd kunnen worden.
Voor iedere regeling wordt hetzelfde type modules gebruikt, maar de compositie kan indien gewenst worden veranderd. Met deze modules (bouwstenen) is het mogelijk om een grote verscheidenheid aan regelingen te creëren, maar het is de taak van de installateur om de regeling aan de gestelde wensen aan te passen.
Deze instructies zijn gemaakt om de weg te vinden door alle open vragen zodat de regeling gedefinieerd kan worden en de aansluitingen gemaakt.
Voordelen
• De regelaar kan met de installatie ‘meegroeien’
• De software kan voor één of meer regelingen worden ingesteld
• Verscheidene regelingen met dezelfde componenten
• ‘Uitbreidingsvriendelijk’ als de systeemeisen veranderd moeten worden
• Flexibel concept
- Regelaars hebben dezelfde constructie
- Één principe - veel regelmogelijkheden
- Modules worden geselecteerd naar behoefte
- Dezelfde modules zijn overal toepasbaar
Regelaar
Uitbreidingsmodule
Bovenste deel
Onderste deel
De regelaarmodule is de ‘hoeksteen’ van de regeling. De module heeft in- en uitgangen die kleine systemen kunnen regelen.
• Het onderste deel, en dus de klemmen, zijn hetzelfde voor alle regelaartypes
• Het bovenste deel is de intelligentie met software. Dit deel zal variëren voor ieder regelaartype, maar wordt altijd met het onderste deel meegeleverd.
• Op het bovenste deel zit ook de aansluiting voor de datacommunicatie en de adresschakelaars.
Als het systeem groeit en meer functies nodig zijn, kan de regeling worden uitgebreid.
Met extra modules kunnen meer signalen worden ontvangen en/of meer relais geschakeld worden. Hoeveel en welke modules wordt bepaald door de toepassing.
Voorbeelden
Regeling met weinig aansluitingen kan plaatsvinden met de regelaarmodule alleen
Als er veel aansluitingen nodig zijn, moeten er meer modules geplaatst worden
4 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Rechtstreekse aansluiting
Instelling en bediening van een AK regelaar gebeurd via de ‘AK-
Service Tool’ software.
Het programma wordt geïnstalleerd op een PC en de instelling en bediening van de diverse functies worden uitgevoerd via de menuschermen van de regelaar.
Menuschermen
De menuschermen zijn dynamisch d.w.z. dat een instelling in het ene menu resulteert in andere instelmogelijkheden in een ander menu.
Een simpele koeltoepassing met weinig aansluitingen resulteert in een set-up met weinig instellingen, terwijl een zelfde toepassing met veel aansluitingen resulteert in een set-up met veel instellingen.
Vanuit het ‘overzichtscherm’ is toegang te krijgen tot de menu’s voor de compressor- en condensorregeling.
Aan de onderkant van het scherm is toegang te krijgen tot een aantal algemene functies zoals, ‘tijdschema’, ‘handbediening’,
‘registraties’, ‘alarmen’ en ‘service’ (configuratie).
Netwerk
De regelaar kan opgenomen worden in een netwerk samen met andere regelaars van het ADAP-KOOL® systeem. Na de configuratie kan de bediening op afstand gedaan worden met de Danfoss
AKM software.
Gebruikers
De regelaar bevat standaard een aantal talen welke door een gebruiker geselecteerd en gebruikt kunnen worden. Als er meer gebruikers zijn, kunnen zij ieder indien nodig een eigen taal selecteren. Aan iedere gebruiker moet een gebruikersprofiel worden toegewezen welke of volledige of beperkte toegang tot de bediening geeft.
Taalselectie is onderdeel van de instellingen voor de Service Tool.
Als voor de actuele regelaar de taalselectie niet beschikbaar is in de Service Tool, worden teksten in het Engels weergegeven.
Externe display
Een externe display kan worden aangesloten voor het uitlezen van de zuig- en persdruk.
In totaal kunnen 4 displays worden aangesloten en met één instelling kan tussen de volgende soorten meetwaarden worden gekozen: zuigdruk, zuigdruk in temperatuur, Pctrl, S4, Ss, Sd, condenserdruk, condenserdruk in temperatuur Pcen S7 gaskoelertemperatuur, warm kraanwater bij warmteterugwinning en warmtewisselaartemperatuur bij warmteterugwinning.
Er kan ook een grafische display met bedieningsknoppen worden aangebracht.
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 5
LED’s
Een aantal LED’s maakt het mogelijk om de signalen te volgen die verstuurd en ontvangen worden door de regelaar.
■
Power
■
Comm
■
DO1
■
DO2
■
DO3
■
DO4
■
DO5
■
DO6
■
DO7
■
DO8
■
Status
■
Service Tool
■
LON
■
I/O Extension
■
Alarm
■
Service Pin
Knippert langzaam = OK
Knippert snel = antwoord van gateway
Continue aan = fout
Continue uit = fout
Knippert = actief alarm / niet opgeheven
Continue aan = actief alarm/ opgeheven
Registratie
Met de registratiefunctie kan de meting geselecteerd worden die getoond moet worden.
De verzamelde waarden kunnen uitgeprint of geëxporteerd worden. Geëxporteerde bestanden kunnen in Excel weer ge-opend en gelezen worden.
In een service- of probleemsituatie kunnen de metingen getoond worden door middel van de trendfunctie. De metingen kunnen rechtstreeks gemaakt en bekeken worden.
Alarm
Het alarmscherm geeft een overzicht van alle actieve alarmen. Om te bevestigen dat het alarm is gezien kan het vakje bij het desbetreffende alarm worden aangevinkt.
Door op het bewuste alarm te klikken, zal een nieuw scherm verschijnen met gedetailleerde informatie over het alarm.
Een zelfde scherm is beschikbaar waar de alarmhistorie bekeken kan worden.
Fout detectie en diagnose (FDD)
De regelaar heeft een functie die continue een aantal metingen in de gaten houdt en daarop reageert. Het resultaat is dat de functie of OK is of dat er binnen afzienbare tijd een alarm verwacht kan worden omdat een ‘neerwaartse spiraal’ is gedetecteerd. Op dat moment zal er een alarm verzonden worden over deze situatie, er is echter nog geen foutmelding, maar die zal zeker nog komen.
Een voorbeeld hiervan is een vervuilde condensor. Zodra het alarm komt is de capaciteit al verminderd, maar leidt nog niet tot problemen. Er is nu dus tijd om een servicebezoek te plannen.
Alarm
Fout
6 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
2. Het ontwerpen van een regelaar
Deze sectie beschrijft hoe een regelaar ontworpen moet worden.
De AK regelaars zijn gebaseerd op een uniform aansluitplatform waarbij de verschillen tussen de diverse installaties wordt bepaald door de gebruikte intelligentie (bovenste deel) met een specifieke software en door de benodigde in- en uitgangssignalen. Bij een toepassing met weinig aansluitingen, zal de regelaarmodule
(boven- en onderdeel) waarschijnlijk voldoende zijn. Bij een toepassing met veel aansluitingen zal het nodig zijn om de regelaarmodule te gebruiken samen met één of meer uitbreidingsmodules.
Dit deel geeft een overzicht van de mogelijke aansluitingen en assisteert bij de selectie van de benodigde modules naar aanleiding van de toepassing.
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 7
Overzicht uitbreidingsmodules
• Regelaarmodule - in staat om een ‘standaard’ installatie te
regelen.
• Uitbreidingsmodules - zodra de installatie complexer wordt en er extra in- en uitgangen nodig zijn, kunnen uitbreidingsmodules op de regelaar worden aangesloten. Een schuifverbinding aan de zijkant van de regelaar zorgt voor de voeding en voor datacommunicatie tussen de modules.
• Bovenste deel
Het bovenste deel van de regelaar bevat de ‘intelligentie’. Dit is het deel waar de regeling is gedefinieerd en waarop de datacommunicatie is aangesloten.
• In- en uitgangen
Er zijn verschillende typen in- en uitgangen. Een type kan, bijvoorbeeld, signalen ontvangen van sensoren en contacten, een ander ontvangt bijvoorbeeld een spanningssignaal terwijl een derde mogelijk uitgangen met relais zijn. Alle verschillende typen staan in het overzicht op de volgende pagina.
• Aansluitingen
Als een installatie wordt ontworpen, ontstaat behoefte aan een bepaald aantal aansluitingen. Deze aansluitingen worden dan gemaakt op de regelaar of op de uitbreidingsmodule(s). Het enige waar goed op gelet moet worden is dat de verschillende types niet verwisseld worden (het signaal van een analoge ingang moet niet aangesloten worden op een digitale ingang).
• Definiëren van de aansluitingen
De regelaar moet weten waar de verschillende in- en uitgangen worden aangesloten. Dit gebeurd tijdens een latere configuratie waarbij iedere aansluiting wordt gedefinieerd op basis van de volgende gegevens:
- op welke module
- op welke klemmen
- wat is er aangesloten (bijv. drukopnemer / type / drukbereik)
Uitbreidingsmodule met extra relaisuitgangen en extra analoge ingangen.
Uitbreidingsmodule met extra analoge ingangen
Externe display voor uitlezing van bijv. zuigdruk
Regelaar met analoge ingangen en relaisuitgangen
8
Bovenste deel
De module met extra relaisuitgangen is ook verkrijgbaar met schakelaartjes waarmee de relais handmatig geschakeld kunnen worden.
Uitbreidingsmodule met analoog uitgangssignaal.
Als de rij modules moet worden onderbroken vanwege lengte of externe plaatsing, moet een communicatiemodule worden gebruikt.
Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
1. Regelaar
Type
AK-PC 781
Functie
Regelaar voor capaciteitsregeling van compressoren en/of condensorventilatoren
8 compressoren met tot 3 cap. kleppen ieder, 8 ventilatoren, max. 120 in-en uitgangen
Toepassing
Compressor / Condensor / Beide.
Oliebeheer / Warmteterugwinning / CO2 gas druk
2. Uitbreidingsmodules en overzicht van in-en uitgangen
Type Analoge ingangen
Voor sensoren, drukopnemers etc.
Aan/uitgangen
Relais
(SPDT)
Solid State
Aan/uit voeding
(DI signaal)
Laag voltage
(max. 80 V)
Hoog voltage
(max. 260 V)
Analoge uitgangen
0-10 V d.c.
Regelaar
Uitbreidingsmodules
AK-XM 101A
AK-XM 102A
AK-XM 102B
AK-XM 103A
11
8
4 4
8
-
8
-
4 4
AK-XM 204A
AK-XM 204B
AK-XM 205A
AK-XM 205B
8
8
8
8
8
8
AK-XM 208C 8
Onderstaande uitbreidingsmodule wordt geplaatst op het onderste deel van de regelaar. Er is ruimte voor 1 module.
AK-OB 110 2
Stepper
Uitgang
Voor ventiel met stapcontrole
4
Module met schakelaars
Voor handbediening van uitgangen
x x
3. AK bediening en accessoires
Type Functie
Bediening
AK-ST 500
-
-
Accessoires
AK-PS 075
AK-PS 150
AK-PS 250
Accessoires
EKA 163B
EKA 164B
EKA 166
AK-MMI
-
Accessoires
AK-OB 101A
Accessoires
AK-CM 102
Toepassing
Software voor bediening AK regelaars
Kabel tussen PC en AK regelaar
Kabel tussen nulmodemkabel en AK regelaar
Kabel tussen PC en AK regelaar
Voedingsspanningsmodule 230 V / 115 V to 24 V d.c.
18 VA
36 VA
60 VA
AK bediening
AK - Com port
AK - RS 232
AK - USB
Voeding voor regelaar
Externe display voor aansluiting op de regelaar voor uitlezing van bijvoorbeeld de zuigdruk of ruimtetemperatuur
Display
Display met bedieningsknoppen
Display met bedieningsknoppen en LED bij functieactivering
Grafische display met bediening
Kabel tussen display en regelaar Length = 2 m, 6 m
Kabel tussen grafische display en regelaar Length = 0,8 m , 1,5 m, 3 m
Real Time Clock voor stand-alone regelaars die een klokfunctie nodig hebben, maar dus niet zijn aangesloten op een gateway.
Real Time Clock met batterij back-up Aan te sluiten op een AK regelaar
Communicatiemodules voor regelaars als de modules niet ononderbroken aaneengeschakeld kunnen worden
Communicatie module Datacommunicatie voor externe uitbreiding modules
Op de volgende pagina's kunt u specifieke data van alle modules vinden.
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 9
Data voor alle modules
Voedingsspanning
Stroomopname
Analoge ingangen
Aan/uit spanningsingang
Relais uitgangen
SPDT
Solid state uitgangen
Stappen uitgangen
Omgevingstemperatuur
Behuizing
Gewicht inclusief klemmen
Goedkeuringen
24 V d.c./a.c. +/- 20%
AK-__ (regelaar)
AK-XM 101, 102, 107, AK-CM 102
AK-XM 204, 205, 208
Pt 1000 ohm /0°C
Lage spanning
0 / 80 V a.c./d.c.
Hoge spanning
0 / 260 V a.c.
AC-1 (ohms)
AC-15 (inductief)
U
8 VA
2 VA
5 VA
Resolutie: 0,1°C
Nauwkeurigheid: +/- 0,5°
Resolutie: 1 mV
Nauwkeurigheid: +/- 10 mV
Max. 5 drukopnemers op één module
Drukopnemer type AKS 32R / AKS 2050 /
AKS 32 (1-5 V)
Andere druktransmitter:
Ratiometrisch signaal min. en max. druk moeten worden ingesteld
Spanningssignaal 0-10 V
Contactfunctie (aan/uit)
Kan gebruikt worden voor apparaten die vaak in en uit geschakeld worden bijv: olie ventiel, ventilatoren en AKV klep
Gebruik voor afsluiters met stappenmotoringang
Tijdens transport
Tijdens bedrijf
Materiaal
Dichtheid
Montage
Modules 100 / 200 / regelaar serie
EU laagspanningseisen en EMC eisen komen overeen met
UL 873,
Aan op R < 20 ohm
Uit op R > 2K ohm
(goudgecoate contacten niet nodig)
Uit: U < 2 V
Aan: U > 10 V
Uit: U < 24 V
Aan: U > 80 V
4 A
3 A
Min. 24 V
Max. 230 V
Lage en hoge spanning mogen niet op dezelfde groep uitgangen worden aangesloten.
Max. 240 V a.c. , Min. 48 V a.c.
Max. 0,5 A
Lekstroom < 1 mA
Max. 1 AKV
20-500 stappen
Aparte voeding voor stappenmotoruitgangen: 24 VAC/DC
/ 13 VA
-40 tot 70°C
-20 tot 55°C ,
0 tot 95% RH (geen condensvorming)
Geen schokken /vibraties
PC / ABS
IP10 , VBG 4
Panel-wand- of DIN-rail montage
200 g / 500 g / 600 g
LVD getest volgens EN 60730
EMC getest
Immuniteit volgens EN 61000-6-2
Emissie volgens EN 61000-6-3
UL file number: E166834 voor de XM/CM-modules
UL file number: E31024 voor de PC-modules
Bovenstaande data geldt voor alle AK modules.
Specifieke data wordt vermeld bij de desbetreffende module.
10 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Afmetingen
De lengte van een module is 72 mm.
Modules van de 100 serie bestaan uit 1 module
Modules van de 200 serie bestaan uit 2 modules
Regelaar bestaan uit 3 modules
De lengte van een compleet geheel = n x 72
+ 8
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 11
Regelaar
Functie
Er zijn verschillende regelaars in de 'AK-PC' serie. De functionaliteit wordt bepaald door de geprogrammeerde software. Qua uiterlijk zijn alle regelaars identiek - ze hebben allemaal dezelfde aansluitmogelijkheden:
11 analoge ingangen voor sensoren, drukopnemers, spanningssignalen en contactsignalen.
8 digitale uitgangen, t.w. 4 solid state uitgangen en 4 relais uitgangen.
Voedingsspanning
24 V a.c. of d.c. aan te sluiten op de regelaar.
De 24 V mag niet doorgelust worden naar andere regelaars, omdat de voeding niet galvanisch is gescheiden van in- en uitgangen. Met andere woorden, voor iedere regelaar moet een aparte transformator worden gebruikt. Klasse 2 is vereist. De aarde mag niet worden aangesloten.
De voedingsspanning voor de uitbreidingsmodules wordt doorgegeven door de schuifverbinding aan de rechterkant van de regelaar.
De grootte van de transformator wordt bepaald door het vermogen van het totaal aantal modules.
PIN
De voedingsspanning voor een drukopnemer kan komen van de
5 V uitgang of van de 12 V uitgang.
Datacommunicatie
Als de regelaar deel uitmaakt van een netwerk, vindt de communicatie plaats via de LON aansluiting, welke volgens de specificaties moet worden aangesloten.
Adres instellen
Wanneer de regelaar is aangesloten op een gateway type 245, kunnen de adressen 1 tot en met 119 worden ingesteld. Als het een systemmanager is, dan 1-999.
Service PIN
Wanneer de regelaar is verbonden met een gateway via de datacommunicatie, moet de gateway weten dat de regelaar in het netwerk is opgenomen. Dit wordt gedaan door de ‘PIN’ toets in te drukken. De LED ‘Status’ zal gaan knipperen zodra de gateway de regelaar accepteert.
Adres
Houdt een veilige afstand!
Lage en hoge voltage mogen niet op dezelfde groep uitgangen worden aangesloten
Bediening
De configuratie van de regelaar wordt gedaan vanuit het software programma ‘Service Tool’. Het programma moet geïnstalleerd worden op een PC en de PC wordt op het netwerk aangesloten door middel van de netwerkplug aan de voorkant van de regelaar.
LED’s
Er zijn twee rijen met LED’s, deze betekenen het volgende:
Linker rij:
• Spanning op de regelaar
• Communicatie actief met onderste PC board (rood = fout)
• Status van uitgangen DO1 tot DO8
Rechter rij:
• Software status (knippert langzaam = OK)
• Communicatie met Service Tool
• Communicatie via LON
• Communicatie met AK-CM 102
• Alarm als LED knippert
- 2 LED’s niet gebruikt
• ‘Service Pin’ is geactiveerd
12
Knippert langzaam = OK
Knippert snel = antwoord van gateway
Continue aan = fout
Continue uit = fout
Knippert = actief alarm / niet opgeheven
Continue aan = actief alarm/ opgeheven
Een kleine module (option board) kan worden geplaatst op de
‘bodem’ van de regelaar. Deze module wordt later in dit document beschreven.
■
Power
■
Comm
■
DO1
■
DO2
■
DO3
■
DO4
■
DO5
■
DO6
■
DO7
■
DO8
■
Status
■
Service Tool
■
LON
■
I/O Extension
■
Alarm
■
Service Pin
Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Punt
Point
Type
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
AI1 AI2 AI3 AI4 AI5 AI6 AI7 AI8 AI9 AI10 AI11
Klem 15: 12 V
Klem 16: 5 V
Klem 27: 12 V
Klem 28: 5 V
Klem
17, 18, 29, 30:
(afscherming)
Analoge ingangen on 1 - 11
Relais uitgangen
16 - 19
S
Solid state uitgangen op 12 - 15
Relaais of AKV spoel bijv. 230 V a.c.
Pt 1000 ohm/0°C
Signaal Signaal type
S1
S2
Saux_
SsA
SdA
Shr
Stw
Sgc
Pt 1000
24 en 25 alleen aanwezig op"AO module"
Punt
Type
12 13 14 15 16 17 18 19
DO1 DO2 DO3 DO4 DO5 DO6 DO7 DO8
P
AKS 32R
3: Bruin
2: Blauw
1: Zwart
AKS 32 3: Bruin
2: Zwart
1: Rood
U
On/Off
DO
Option Board
AK-PC 781
P0A
P0B
PcA
PcB
Paux
Pgc
Prec
AKS 2050/
AKS 32R
-1 - xx bar
AKS 32
-1 - zz bar
...
0 - 5 V
0 - 10 V
Ext. hoofd
Schak.
Dag/
Nacht
Deur
Niveauschakelaar
Actief op:
Dicht
/
Open
AKV
Comp 1
Comp 2
Vent 1
Alarm
Licht
Ontdooiing
Magneetventiel
Actief op:
Aan
/
Uit
Zie de pagina met de module voor het signaal.
Signaal Module
1
Punt
Klem
1 (AI 1)
2 (AI 2)
3 (AI 3)
4 (AI 4)
5 (AI 5)
1 - 2
3 - 4
5 - 6
7 - 8
9 - 10
6 (AI 6)
7 (AI 7)
8 (AI 8)
11 - 12
13 - 14
19 - 20
9 (AI 9)
21 - 22
10 (AI 10)
23 - 24
11 (AI 11)
25 - 26
12 (DO 1)
31 - 32
13 (DO 2)
33 - 34
14 (DO 3)
35 - 36
15 (DO 4)
37 - 38
16 (DO 5) 39 - 40 - 41
17 (DO6) 42 -43 - 44
18 (DO7) 45 - 46- 47
19 (DO8) 48 - 49 -50
24 -
25 -
Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Signaal type /
Actief op
13
Uitbreidingsmodule AK-XM 101A
Functie
De module bevat 8 analoge ingangen voor sensoren, drukopnemers, spanningssignalen en contactsignalen.
Voedingsspanning
De voedingsspanning naar de module wordt doorgegeven door de vorige regelaar uit de rij.
De voedingsspanning voor een drukopnemer kan komen van de
5 V uitgang of van de 12 V uitgang.
LED’s
Alleen de bovenste twee LED’s worden gebruikt. Deze geven het volgende aan:
• Spanning op de module
• Communicatie met de regelaar is actief (rood = fout)
14 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Punt
Aan de "bovenkant’ is de signaalingang de linker van de twee aansluitklemmen
S
Aan de ‘onderkant’ is de signaalingang de rechter van de twee aansluitklemmen.
Pt 1000 ohm/0°C
Signaal Signaal type
S1
S2
Saux
SsA
SdA
Shr
Stw
Sgc
Pt 1000
P
AKS 32R
3: Bruin
2: Blauw
1: Zwart
AKS 32
3: Bruin
2: Zwart
1: Rood
U
P0A
P0B
PcA
PcB
Paux
Pgc
Prec
AKS 2050/
AKS 32R
-1 - xx bar
AKS 32
-1 - zz bar
...
0 - 5 V
0 - 10 V
On/Off
Ext. hoofd
Schak.
Dag/
Nacht
Deur
Niveauschakelaar
Actief op
Dicht
/
Open
Punt
Type
1
AI1
2
AI2
3
AI3
4
AI4
Point
Type
5
AI5
6
AI6
7
AI7
8
AI8
Signaal
Klem
9:
Klem
10:
Klem
15:
Klem
16:
Klem
11, 12, 13, 14:
(afscherming)
12 V
5 V
5 V
12 V
Module Punt
1 (AI 1)
2 (AI 2)
3 (AI 3)
4 (AI 4)
5 (AI 5)
6 (AI 6)
7 (AI 7)
8 (AI 8)
Klem
1 - 2
3 - 4
5 - 6
7 - 8
17 - 18
19 - 20
21 - 22
23 - 24
Signaal type /
Actief op
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 15
Uitbreidingsmodule AK-XM 102A / AK-XM 102B
Functie
De module bevat 8 ingangen voor aan/uit spanningssignalen.
(max. 24 V)
Signaal
AK-XM 102A is voor laag voltage signalen.
AK-XM 102B is voor hoog voltage signalen.
Voedingsspanning
De voedingsspanning naar de module wordt doorgegeven door de vorige regelaar uit de rij.
LED’s
Deze geven het volgende aan:
• Spanning op de regelaar
• Communicatie met de regelaar is actief (rood = fout)
• Status van de individuele ingangen 1 tot en met 8 (als LED aan = spanning)
AK-XM 102A
Max. 24 V
On/Off:
On: DI > 10 V a.c.
Off: DI < 2 V a.c.
AK-XM 102B
Max. 230 V
On/Off:
On: DI > 80 V a.c.
Off: DI < 24 V a.c.
16 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Punt
Punt
Type
1
DI1
2
DI2
3
DI3
4
DI4
Punt
Type
5
DI5
6
DI6
7
DI7
8
DI8
DI
AK-XM 102A: Max. 24 V
AK-XM 102B: Max. 230 V
Signaal Actief op
Ext.
hoofd schak.
Dag/
Nacht
Comp.
beveil. 1
Comp.
beveil. 2
Niveauschakelaar
Gesloten
(spanning)
/
Open(geen spanning)
Signaal Module Punt
1 (DI 1)
2 (DI 2)
3 (DI 3)
4 (DI 4)
5 (DI 5)
6 (DI 6)
7 (DI 7)
8 (DI 8)
Klem
1 - 2
3 - 4
5 - 6
7 - 8
9 - 10
11 - 12
13 - 14
15 - 16
Actief op
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 17
Uitbreidingsmodule AK-XM 103A
Functie
De module bevat 4 analoge ingangen voor sensoren, drukopnemers, spanningssignalen en contactsignalen.
4 analoge spanningsuitgangen van 0 - 10 V
Voedingsspanning
De voedingsspanning naar de module wordt doorgegeven door de vorige regelaar uit de rij.
De voedingsspanning voor een drukopnemer kan komen van de
5 V uitgang of van de 12 V uitgang.
Galvanische scheiding:
De ingangen zijn galvanisch gescheiden van de uitgangen.
Uitgang AO1 en AO2 zijn galvanisch gescheiden van AO3 en
AO4.
LED’s
Deze geven het volgende aan:
• Spanning op de regelaar
• Communicatie met de regelaar is actief (rood = fout)
18 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Punt
Aan de "bovenkant’ is de signaalingang de linker van de twee aansluitklemmen
S
Pt 1000 ohm/0°C
Signal Signal type
S1
S2
Saux
SsA
SdA
Shr
Stw
Sgc
Pt 1000
P
AKS 32R 3: Bruin
2: Blauw
1: Zwart
AKS 32
3: Bruin
2: Zwart
1: Rood
P0A
P0B
PcA
PcB
Paux
Pgc
Prec
AKS 32R /
AKS 2050
-1 - xx bar
AKS 32
-1 - zz bar
U
Aan de ‘onderkant’ is de signaalingang de rechter van de twee aansluitklemmen.
...
0 - 5 V
0 - 10 V
On/Off
AO
Ext. hoofd
Schak.
Dag/
Nacht
Deur
Niveauschakelaar
Actief op
Dicht
/
Open
0-10 V
Punt
Type
1
AI1
2
AI2
3
AI3
4
AI4
Punt
Type
5
AO1
6
AO2
7
AO3
8
AO4
Signaal
Klem 9:
Klem 10:
Klem
11, 12:
(afscherming)
12 V
5 V
Galvanische scheiding:
AI 1-4 ≠ AO 1-2 ≠ AO 3-4
Module Punt
1 (AI 1)
2 (AI 2)
3 (AI 3)
4 (AI 4)
5 (AO 1)
6 (AO 2)
7 (AO 3)
8 (AO 4)
Klem
1 - 2
3 - 4
5 - 6
7 - 8
17 - 18
19 - 20
21 - 22
23 - 24
Signaal type /
Actief op
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 19
Uitbreidingsmodule
AK-XM 204A / AK-XM 204B
Functie
De module bevat 8 relaisuitgangen.
Voedingsspanning
De voedingsspanning naar de module wordt doorgegeven door de vorige regelaar uit de rij.
AK-XM 204B alleen
Handbediening van relais
8 schakelaars maken het mogelijk om de diverse uitgangen handmatig te bedienen naar de positie ‘OFF’ en ‘ON’.
In de stand ‘Auto’ zal de regelaar de regeling voor zijn rekening nemen.
LED’s
Er zijn twee rijen met LED’s. Deze geven het volgende aan:
Linker rij:
• Spanning op de regelaar
• Communicatie actief met onderste PC board (rood = fout)
• Status van uitgangen DO1 tot en met DO8
Rechter rij:
• Handbediening van relais
ON = handbediening
OFF = geen handbediening
Zekeringen
Onder het bovenste deel van de module bevindt zich een zekering voor iedere uitgang.
AK-XM 204A AK-XM 204B
Max. 230 V
AC-1: max. 4 A (ohms)
AC-15: max. 3 A (Inductief)
Houdt een veilige afstand!
Lage en hoge voltage mogen niet op dezelfde groep uitgangen worden aangesloten
AK-XM 204B
Handbediening van relais
Opmerking
Als de overgangen gebruikt worden om de bediening van de compressor over te nemen, is het noodzakelijk een veiligheidsrelais in het circuit voor oliebeheer op te nemen. Zonder dit veiligheidsrelais zal de regelaar de compressor niet stopzetten, als deze zonder olie komt te zitten. Zie Regelfuncties.
20 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Punt
DO
Signaal Actief op
Comp. 1
Comp. 2
Vent.1
Alarm
Magneetventiel
Aan
/
Uit
Punt
Type
1 2 3 4 5 6 7 8
DO1 DO2 DO3 DO4 DO5 DO6 DO7 DO8
Signaal Module Punt Klem
1 (DO 1)
25 -26 - 27
2 (DO 2)
28 - 27 - 30
3 (DO 3)
31 - 32 - 33
4 (DO 4)
34 - 35 -36
5 (DO 5)
37 - 38 - 39
6 (DO 6)
40 - 41 - 42
7 (DO 7)
43 - 44 - 45
8 (DO 8)
46 - 47 - 48
Actief op
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 21
Uitbreidingsmodule AK-XM 205A / AK-XM 205B
Functie
De module bevat:
8 analoge ingangen voor sensoren, drukopnemers, spanningssignalen en contactsignalen
8 relaisuitgangen
Voedingsspanning
De voedingsspanning naar de module wordt doorgegeven door de vorige regelaar uit de rij.
AK-XM 205B alleen
Handbediening van relais
8 schakelaars maken het mogelijk om de diverse uitgangen handmatig te bedienen naar de positie ‘OFF’ en ‘ON’.
In de stand ‘Auto’ zal de regelaar de regeling voor zijn rekening nemen
LED’s
Er zijn twee rijen met LED’s. Deze geven het volgende aan:
Linker rij:
• Spanning op de regelaar
• Communicatie actief met onderste PC board (rood = fout)
• Status van uitgangen DO1 tot en met DO8
Rechter rij:
• Handbediening van relais
ON = handbediening
OFF = geen handbediening
Zekeringen
Onder het bovenste deel van de module bevindt zich een zekering voor iedere uitgang.
AK-XM 205A AK-XM 205B
max. 10 V
Max. 230 V
AC-1: max. 4 A (ohms)
AC-15: max. 3 A (Inductief)
Houdt een veilige afstand!
Lage en hoge voltage mogen niet op dezelfde groep uitgangen worden aangesloten
AK-XM 205B
Handbediening van relais
Opmerking
Als de overgangen gebruikt worden om de bediening van de compressor over te nemen, is het noodzakelijk een veiligheidsrelais in het circuit voor oliebeheer op te nemen. Zonder dit veiligheidsrelais zal de regelaar de compressor niet stopzetten, als deze zonder olie komt te zitten. Zie Regelfuncties.
22 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Punt
Punt
Type
1 2 3 4 5 6 7 8
AI1 AI2 AI3 AI4 AI5 AI6 AI7 AI8
Klem 9:
Klem 10:
Klem 21:
Klem 22:
12 V
5 V
12 V
5 V
Klem 11, 12, 23, 24
:
(Afscherming)
Punt
Type
9 10 11 12 13 14 15 16
DO1 DO2 DO3 DO4 DO5 DO6 DO7 DO8
S
Pt 1000 ohm/0°C
Signaal Signaal type
S1
S2
Saux
SsA
SdA
Shr
Stw
Sgc
Pt 1000
P
AKS 32R
3: Bruin
2: Blauw
1: Zwart
AKS 32
3: Bruin
2: Zwart
1: Rood
U
On/Off
DO
AK-PC 781
P0A
P0B
PcA
PcB
Paux
Pgc
Prec
AKS 2050/
AKS 32R
-1 - xx bar
AKS 32
-1 - zz bar
Signaal Module Punt
Klem
...
Ext. hoofd schak.
Dag/
Nacht
Deur
Niveauschakelaar
Comp 1
Comp 2
Vent.1
Alarm
Licht
Ontdooiing
Magneetventiel 1
0 - 5 V
0 - 10 V
Actief op:
Gesloten
/
Open
Actief op:
Aan
/
Uit
1 (AI 1)
2 (AI 2)
3 (AI 3)
4 (AI 4)
5 (AI 5)
6 (AI 6)
1 - 2
3 - 4
5 - 6
7 - 8
13 - 14
15 - 16
7 (AI 7)
8 (AI 8)
17 - 18
19 -20
9 (DO 1)
25 - 26 - 27
10 (DO 2)
28 - 29 - 30
11 (DO 3)
31 - 32 - 33
12 (DO 4)
34 - 35 - 36
13 (DO 5)
37 - 38 - 39
14 (DO6)
40 - 41 - 42
15 (DO7)
43 - 44 - 45
16 (DO8)
46 - 47 - 48
Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Signaal type /
Actief op
23
Uitbreidingsmodule AK-XM 208C
Functie
De module bevat :
8 analoge ingangen voor sensoren, drukopnemers, spanningssignalen en contactsignalen.
4 uitgangen voor stappenmotoren.
Voedingsspanning
De voedingsspanning naar de module wordt doorgegeven door de vorige regelaar uit de rij.
De voedingsspanning voor de afsluiters moet worden geleverd door een aparte voeding.
LED’s
Deze geven het volgende aan:
• Spanning op de regelaar
• Communicatie met de regelaar is actief (rood = fout)
•
S tatus van de uitgangen Stap1 te Stap4
Afzonderlijke voedingsspanning vereist
max. 10 V
Uitgang:
24 V d.c.
I max.
= 500 m A / spoel
24 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Punt
CCM
Punt
Type
1 2 3 4 5 6 7 8
AI1 AI2 AI3 AI4 AI5 AI6 AI7 AI8
Klem 17:
Klem 18:
Klem19, 20:
( Afscherming )
12 V
5 V
Stap /
Klem
ETS
CCM / CCMT
KVS 15
KVS 42-54
3
4
1
2
25
29
33
37
Wit
Wit
26
30
34
38 zwart zwart
Punt
Stap
Type
9
1
10
2
11
AO
3
12
4
27
31
35
39
Rod
Groen
28
32
36
40
Groen
Rod
Ventiel Module Step
1 (punt 9)
2 (punt 10)
3 (punt 11)
4 (punt 12)
Klem
25 - 28
29 - 32
33 - 36
37 - 40
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 25
Uitbreidingsmodule AK-OB 110
Functie
De module bevat 2 analoge spanningsuitgangen van 0 - 10 V.
Voedingsspanning
De voedingsspanning naar de module komt van de regelaar.
Plaatsing
De module wordt geplaatst op het PC board van de regelaar.
Punt
De twee uitgangen zijn de punten 24 en 25. Deze worden vermeld op een eerdere pagina waar de regelaar wordt vermeld.
Max. belasting
I < 2,5 mA
R > 4 kohm
AO
AO 0 - 10 V
Module
Punt
Type
24
AO1
1
25
AO2
AO1
AO2
26 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Uitbreidingsmodule AK-OB 101A
Functie
De module is een klok module met batterij back-up.
De module kan worden gebruikt voor regelaars welke niet zijn opgenomen in een datacommunicatiesysteem samen met andere regelaars. De module wordt gebruikt als de regelaar een batterij back-up nodig heeft voor:
• Klokfunctie
• Vaste tijden voor dag/nachtregeling
• Vaste ontdooitijden
• Vasthouden van alarmregistratie in geval van spanningsuitval
• Vasthouden van temperatuurregistratie in geval van spanningsuitval
Plaatsing
De module wordt geleverd met plugconnectie
Punt
De module wordt geplaatst op het PC board in het bovenste deel.
Levensduur batterij
De levensduur van de batterij is enige jaren, ook als er regelmatig spanningsuitval is. Zodra de batterij vervangen moet worden, zal een alarm gegenereerd worden.
Na dit alarm kan de batterij nog een aantal maanden werken.
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 27
Uitbreidingsmodule EKA 163B / EKA 164B / EKA 166
Functie
Uitlezing van belangrijke metingen van de regelaar, bijvoorbeeld ruimtetemperatuur, de zuigdruk of de condensatiedruk.
Voor het instellen van de diverse functies wordt gebruik gemaakt van de display met knoppen.
De regelaar die wordt toegepast bepaald welke metingen kunnen worden uitgelezen en welke instellingen kunnen worden gedaan.
Aansluiting
De displays worden op de regelaar aangesloten door middel van een kabel met plugaansluitingen. Voor iedere display is een kabel nodig, welke in 2 m of in 6 m lengte verkrijgbaar is.
Beide displays (met of zonder knoppen) kunnen op beide aansluitingen op de regelaar (A, B, C of D) worden aangesloten.
Fx.
A: P0. Zuigdruk in °C.
B: Pc. Condensatiedruk in °C.
Wanneer de regelaar wordt opgestart, toont het display de aangesloten uitgang.
- - 1 = uitgang A
- - 2 = uitgang B etc.
Plaatsing
De display kan tot een afstand van maximaal 15 m van de regelaar worden geplaatst.
Punt
Voor de display hoeft geen punt te worden gedefinieerd - het hoeft alleen te worden aangesloten.
EKA 163B
Grafische display AK-MMI
Functie
Instelling en weergave van waarden in de regelaar.
Aansluiting
De display wordt via een kabel met stekkerverbindingen op de regelaar aangesloten. Gebruik de RJ45-stekker voor aansluiting op de regelaar; dezelfde stekker wordt ook gebruikt voor servicetool
AK-ST 500.
Voedingsspanning
24 V a.c. / d.c. 1.5 VA.
Plaatsing
De display kan tot een afstand van maximaal 3 m van de regelaar worden geplaatst.
Punt
Voor de display hoeft geen punt te worden gedefinieerd - het hoeft alleen te worden aangesloten.
28 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
EKA 164B
EKA 166
Voedingsspanningsmodule AK-PS 075 / 150 / 250
Functie
24 V voeding voor regelaar
Voedingsspanning
230 V a.c of 115 V a.c. (van 100 V a.c. naar 240 V a.c.)
Plaatsing
Op DIN-rail
Data
Type
AK-PS 075
AK-PS 150
AK-PS 250
Uitgangsspanning
24 V d.c.
24 V d.c.
(verstelbaar)
24 V d.c.
(verstelbaar)
Uitgangsstroom Verbruik
0.75 A 18 VA
1.5 A 36 VA
2.5 A 60 VA
Voeding naar regelaar
Afmetingen
Type
AK-PS 075
AK-PS 150
AK-PS 250
Hoogte
90 mm
90 mm
90 mm
Aansluiting
Breedte
36 mm
54 mm
72 mm
AK-PS 075 AK-PS 150
AK-PS 250
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 29
Communicatie module AK-CM 102
Functie
De module is een nieuwe communicatiemodule, waardoor de rij uitbreidingsmodules kan worden onderbroken.
De module communiceert met de regelaar via datacommunicatie en stuurt informatie heen en weer tussen de regelaar en de aangesloten uitbreidingsmodules.
Aansluiting
Communicatiemodule en regelaar uitgerust met RJ 45-stekkeraansluitingen.
Er mag niets anders worden aangesloten op deze datacommunicatie; er kunnen maximaal twee communicatiemodules worden aangesloten op één regelaar.
De communicatiemodule kan alleen worden gebruikt in combinatie met regelaars van het type AK-PC 781.
Communicatie kabel
Wordt geleverd inclusief één meter van het volgende:
ANSI/TIA 568 B/C CAT5 UTP kabel met RJ45-connectoren.
Positie
Max. 30 m vanaf de regelaar
(De totale lengte van de communicatiekabels bedraagt 30 m)
Voedingsspanning
Er moet 24 volt AC of DC worden aangesloten op de communicatiemodule.
De 24 V mag afkomstig zijn uit dezelfde voeding die ook de regelaar van stroom voorziet. (De voeding voor de communicatiemodule is galvanisch gescheiden van de aangesloten uitbreidingsmodules.)
De klemmen mogen niet geaard worden.
Het energieverbruik wordt bepaald door het energieverbruik van het totale aantal modules.
De belasting per geleider van de regelaar mag niet hoger zijn dan
32 VA.
De belasting per geleider van de AK-CM 102 mag niet hoger zijn dan 20 VA.
Punt
Aansluitingspunten op de I/O-modules moeten worden gedefinieerd alsof de modules een verlengstuk van elkaar zijn.
Adres
Het adres voor de eerste communicatiemodule moet worden ingesteld op 1. Een eventuele tweede module moet worden ingesteld op 2. Er kunnen maximaal negen modules worden aangesproken.
Afsluiting
De afsluitingsschakelaar op de laatste communicatiemodule moet worden ingesteld op ON.
De regelaar moet permanent worden ingesteld op = ON.
Waarschuwing
Extra modules mogen uitsluitend worden geïnstalleerd nadat de laatste module is geïnstalleerd. (In dit geval na module nr. 11; zie de tekening)
Na het configureren mag het adres niet meer worden gewijzigd.
30 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Max. 32 VA
Max. 20 VA
Max. 20 VA
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 31
Voor het ontwerp
Houdt rekening met het volgende als het aantal uitbreidingsmodules wordt gepland. Om een extra module te voorkomen kan eventueel een ingangssignaal worden aangepast.
• Een AAN/UIT signaal kan op twee manieren worden ontvangen.
Als een contact signaal op een analoge ingang of als een spanning op een laag- of hoog voltage module.
• Een AAN/UIT uitgangssignaal kan op twee manieren gegeven worden. Of met een relais of met een Solid state. Het belangrijkste verschil is de toegestane belasting en het relais bevat een zekering.
Onderstaand staat een aantal functies en aansluitingen waarmee rekening gehouden moet worden bij het ontwerpen van een regeling. De regelaar bevat meer functies dan hieronder genoemd, maar de genoemde functies zijn vermeld om het aantal aansluitingen te bepalen.
Functie
Klokfunctie
De klokfunctie en de overgang tussen zomer- en wintertijd worden door de regelaar geregeld, maar zodra de regelaar spanningsloos wordt, zal de klok op ‘nul’ gaan.
Als de regelaar is opgenomen in een netwerk met een gateway, een systeem manager of als er ‘klokmodule’ is geplaatst, zal de tijdsinstelling in de regelaar gehandhaafd blijven.
Start / stop regeling
De regeling kan softwarematig gestart en gestopt worden, maar dit kan ook door middel van een extern contact.
Waarschuwing
De functie stopt iedere regeling, ook eventuele hogedrukregeling.
Overmatige druk kan leiden tot een verlies van vulling.
Start/stop van compressoren
Er kan een externe start/stop worden aangesloten.
Alarmfunctie
Als een alarm verzonden moet worden naar een signaalontvanger
(bijv. lamp, bel, telefoonkiezer etc.), moet een relaisuitgang worden gebruikt.
Ik leef-functie
Een van de relais kan worden gereserveerd om te worden bekrachtigd tijdens een normale regeling.
Het relais zal afvallen wanneer de regeling wordt gestopt via de hoofdschakelaar of als de regelaar uitvalt.
Extra temperatuur- en druksensors
Als extra metingen uitgevoerd moeten worden buiten de regeling om, kunnen er sensors op de analoge ingangen worden aangesloten.
Geforceerde regeling
De software bevat een optie voor geforceerde regeling. Als een uitbreidingsmodule met relaisuitgangen wordt gebruikt, kan deze uitgevoerd worden met handschakelaars welke de individuele relais kunnen schakelen.
Datacommunicatie
De regelaar heeft een aansluiting voor LON datacommunicatie.
De specificaties voor de aansluiting hiervan is beschreven in een apart document.
32 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Aansluitingen
In principe zijn er de volgende soorten aansluitingen:
Analoge ingangen ‘AI’
Dit signaal wordt aangesloten op twee klemmen.
Een analoog signaal kan worden ontvangen van de volgende bronnen:
• Temperatuursignaal van een Pt 1000 ohm temperatuursensor.
• Contactsignaal waarvan de ingang of kortgesloten of doorverbonden is.
• Voltagesignaal 0-10 V
• Spanningssignaal van 0 tot 10 Volt.
• Signaal van een drukopnemer AKS 32 of
AKS 32R/AKS 2050.
De voeding hiervoor wordt geleverd door de module, waar zowel een 5 V voeding en een 12 V voeding aanwezig zijn.
Op een later tijdstip, tijdens de configuratie, moet het drukbereik van de drukopnemer worden ingesteld.
AAN/UIT spanningsingang ‘DI’
Dit signaal wordt op twee klemmen aangesloten.
• Op deze ingang kan 0 V of spanning staan
Er zijn twee verschillende uitbreidingsmodules voor dit type ingang:
- laag voltage signalen , bijv. 24 V (max.
80 V)
- hoog voltage signalen, bijv. 230 V (max.
260 V)
Op een later tijdstip, tijdens de configuratie, moet ingesteld worden wat de functie van deze ingang is:
• Actief als de ingang spanningsloos is
• Actief als er spanning aanwezig is op de ingang
AAN/UIT uitgangssignaal ‘DO’
Er zijn twee typen:
• Relais uitgang
Alle relaisuitgangen zijn wisselcontacten zodat de gewenste functie ook bereikt kan worden als de regelaar spanningsloos is.
• Solid state uitgangen
Gereserveerd voor AKV kleppen, maar deze uitgang kan een extern relais in- en uitschakelen, net zoals een relaisuitgang.
Deze uitgang is alleen op de regelaar zelf te vinden.
Op een later tijdstip, tijdens de configuratie, moet ingesteld worden wat de functie van deze uitgang is:
• Actief als de uitgang bekrachtigd is
• Actief als de uitgang niet bekrachtigd is
Analoog uitgangssignaal ‘AO’
Dit signaal wordt gebruikt als een regelsignaal naar een externe unit gestuurd moet worden, bijv. een frequentieomvormer.
Tijdens de configuratie moet het bereik van het signaal ingesteld worden: 0-5 V, 1-5 V,
0-10 V of 2-10V.
Pulssignaal voor de stappenmotoren.
Dit signaal wordt gebruikt door afsluitermotoren van het type ETS, KVS en CCM.
Het afsluitertype moet worden ingesteld tijdens het programmeren.
Beperkingen
Omdat het systeem erg flexibel is met betrekking tot het aantal aan te sluiten units, is het zaak dat de gemaakte selectie overeen komt met de weinige beperkingen die er zijn.
De functionaliteit van de regelaar wordt bepaald door de software, de grootte van de processor en de hoeveelheid geheugen.
✔
Het totaal aantal aansluitingen is 120 bij AK-PC 781
✔
Het aantal uitbreidingsmodules moet worden beperkt zodat de totale opname niet meer is dan 32 VA (inclusief regelaar).
Bij gebruik van de AK-CM 102-communicatiemodule mag de belasting per AK-CM 102-rij niet hoger zijn dan 20 VA (incl. AK-
CM 102). Er mogen niet meer dan 12 modules zijn (regelaar +
11 modules).
✔
Niet meer dan 5 drukopnemers mogen worden aangesloten op
één basismodule
✔
Niet meer dan 5 drukopnemers mogen worden aangesloten op
één uitbreidingsmodule
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 33
Ontwerp van een compressor- condensorregeling
Procedure:
1. Maak een schematische tekening van de installatie
2. Controleer of de functies van de regelaar de gewenste toepassing dekt
3. Bepaal het aantal te gebruiken aansluitingen
4. Gebruik de ontwerptabel /Noteer hier het aantal te gebruiken aansluitingen / Tel het aantal aansluitingen bij elkaar op
5. Zijn er voldoende aansluitingen op de regelaarmodule? Zo niet, is het mogelijk om bijvoorbeeld een AAN / UIT signaal van een spanningssignaal naar een contactsignaal te veranderen of is een uitbreidingsmodule gewenst?
6. Bepaal welke uitbreidingsmodule(s) gebruikt moet worden.
7. Controleer of alle beperkingen in acht zijn genomen.
8. Bereken de totale lengte van de modules.
9. Het koppelen van de modules
10. Bepaal de plaats van de aansluitingen
11. Maak een aansluitschema
12. Bepaal de grootte van de transformator.
1
Schema
Maak een schematische tekening van de installatie
Volg deze 12 stappen
2 Compressor en condensorfuncties
Toepassing
Regelen van een compressorgroep
Regelen van een condensorgroep
Zowel compressorgroep als condesorgroep
Regelen compressorcapaciteit
Regelsensor. Po, S4 of Pctrl.
PI-regeling
Max. aantal compressoren
Max. aantal capaciteitskleppen per compressor
Gelijke compressorcapaciteiten
Compressoren van verschillende grootte
Compressor 1 of 2 frequentie geregeld
Draaitijdegalisatie
Anti-pendel tijd
Minimale uittijd
Vloeistofinspuiting in zuigleiding
Vloeistofinspuiting in cascade warmtewisselaar
Externe start/stop van compressoren
AK-PC 781 x x x x x x x
8
3 x x x x x x x
Oliebeheer
Olie-injectie in compressor. Gezamenlijk of afzonderlijk
Drukregeling vloeistofvat
Bewaking van oliepeil in vloeistofvat
Beheer van oliepeil in olieafscheider
Reset van oliebeheer
Uitschakeling van compressors bij olietekort
Veiligheidsrelais gedurende geforceerde besturing compressor [TM]
Zuigdrukreferentie
Verschuiven referentie door zuigdrukoptimalisatie
Verschuiven referentie door nachtverlaging
Setpointverschuiving via 0-10 V signaal
Regelen condensorcapaciteit
Regelsensor.: Pc, Sgc of S7
Stapregeling
Max. aantal stappen
Frequentieregeling
Frequentie/stappen regeling
Frequentieregeling 1. stappen
34 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 x x x x x x x x x x
8 x x x x x
Begrenzing freq. gedurende nacht
Warmteterugwinning voor kraanwaterregeling
Warmteterugwinning voor verwarming
Regeling van de gaskoeler (hogedrukafsluiter) parallel klep eventueel
FDD op condensor luchtstroom
Condensorreferentiedruk
Vlottende condensordruk
Instelling van referentie voor warmteterugwinning
Veiligheidsfuncties
Minimale zuigdruk
Maximale zuigdruk
Maximale condensordruk
Maximale persgastemperatuur
Minimale/maximale oververhitting
Meer over de diverse functies
x x x x x x x x x x x x
Compressor
Regeling van maximaal 8 compressoren en met een maximum van 3 capaciteitskleppen per compressor.
Compressor 1 en 2 kunnen frequentie geregeld worden.
De volgende signalen kunnen als regelsensor worden gebruikt:
1) Po – zuigdruk
2) S4 – koude brine temperatuur
3) Pctrl – Condensatiedruk in het lage druk circuit regelt het hoge druk circuit bij een cascaderegeling.
(Po wordt ook bij punten 2 en 3 gebruikt als lage druk beveiliging)
Condensor
Regeling van maximaal 8 stappen.
Ventilator kan frequentie geregeld worden. Of allemaal op één signaal of alleen de eerste ventilator van meerdere. Er kan een
EC-motor worden gebruikt. Indien nodig kunnen zowel relais- en triacuitgangen gebruikt worden.
De volgende signalen kunnen als regelsensor worden gebruikt:
1) Pc – Condensatiedruk
2) S7 – Warme brine temperatuur (Pc wordt nu gebruikt als hoge druk beveiliging).
3) Sgc -Temperatuur bej de gaskoeler uitgang.
Connectie tussen hoge druk en lage druk circuits
De capaciteitsregeling van het hoge druk circuit kan worden aangepast door de condensatiedruk van het lage druk circuit.
De 'hoge druk regelaar' kan een signaal geven door middel van een relaisuitgang, zodat de 'lage druk regelaar' alleen mag starten als tenminste 1 van de 'hoge druk compressoren' draait.
De 'hoge druk regelaar' kan ook eerst een signaal ontvangen van de 'lage druk regelaar' dat er behoefte is aan koelvraag.
Beveiligingscircuit compressoren
Gezamenlijke hoge druk bewaking van compressoren
Beveiligingscircuit condensorventilatoren
Algemene alarmfuncties met tijdsvertraging
Overig
Extra sensors
Inject ON functie
Optie voor aansluiting van externe display
Algemene thermostaatfuncties
Algemene pressostaatfuncties
Algemene spanningsmetingen
PI regeling
Max. in- en uitgangen
Warmteterugwinning
Er zijn instellingsopties voor warm water en warmtevaten voor verwarming.
De regelaar bestuurt, in de volgende volgorde van prioriteit:
1 - kraanwater 2 - verwarming 3 - gaskoeler, die de resterende overtollige warmte verwijdert.
Beveiligingscircuit
Als er signalen moeten worden ontvangen van verschillende onderdelen van het beveiligingscircuit, moet ieder signaal apart op een AAN / UIT ingang worden aangesloten.
Dag / nacht signaal voor verhogen zuigdruk
Voor deze functie kan de klokfunctie worden gebruikt, maar ook een extern AAN / UIT signaal.
Als er zuigdrukoptimalisatie wordt gebruikt, hoeft er geen signaal gegeven te worden, dit gaat automatisch.
‘Inject ON’ functie
Deze functie sluit alle AKV kleppen wanneer alle compressoren worden verhinderd te beginnen. Dit kan worden geregeld via de datacommunicatie of uitbedraad worden via een relaisuitgang.
Algemene thermostaat en pressostaat functies
Een aantal thermostaten kan naar wens worden gebruikt. De thermostaat heeft een sensorsignaal en een uitgang nodig. In de regelaar kunnen in- en uitschakelwaarden en eventuele alarmfuncties worden ingegeven.
Algemene spanningsmetingen
Een aantal spanningsmetingen kunnen naar wens worden gebruikt. Het signaal kan bijvoorbeeld 0-10 V zijn. De functie vereist een spanningssignaal en een relaisuitgang. In de regelaar kunnen in- en uitschakelwaarden en alarmen worden ingesteld.
5
5
3
120
2
5
7 x x x x
10
Frequentieregeling van condensorventilatoren
Deze functie heeft een analoge uitgang nodig.
Voor het starten en stoppen van de frequentieregeling kan een relaisuitgang gebruikt worden.
De ventilatoren kunnen ook door relaisuitgangen geschakeld worden.
3
Aansluitingen
Hieronder volgt een overzicht van mogelijke aansluitingen. De tekst komt overeen met de tabel op de volgende pagina.
Analoge ingangen
Temperatuursensors
• S4 (koude brine temperatuur)
Moet worden gebruikt wanneer de regelsensor voor de compressorregeling als S4 is geselecteerd.
• Ss (zuiggastemperatuur)
Moet altijd worden gebruikt bij compressorregeling
• Sd (persgastemperatuur)
Moet altijd worden gebruikt bij compressorregeling
• Sc3 (buitentemperatuur)
AK-PC 781
Wordt gebruikt als de FDD functie wordt toegepast.
Wordt gebruikt bij condensorregeling met vlottende condensordruk.
• S7 (warme brine temperatuur)
Moet worden gebruikt wanneer de regelsensor voor de condensor is geselecteerd als S7.
• Saux (1-4), eventueel extra temperatuursensoren
Maximaal 4 extra sensors voor het verzamelen van gegevens kunnen worden aangesloten. Deze sensoren kunnen gebruikt worden voor algemene thermostaatfuncties.
• Stw2, 3, 4 en 8 (temperatuursensors voor warmteterugwinning)
Moeten worden gebruikt bij het afstellen van warm kraanwater.
• Shr2, 3, 4 en 8 (temperatuursensors voor warmteterugwinning)
Moeten worden gebruikt bij het afstellen van het warmtevloeistofvat voor verwarming.
Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 35
• Sgc (temperatuursensor voor gaskoelingsregelaars)
Moet ten hoogste één meter na de gaskoeler worden aangebracht.
• Shp (temperatuursensor, als het koelmiddel buiten de gaskoeler om kan worden geleid)
Drukopnemers
• Po
Moet altijd worden gebruikt bij compressorregeling (vorstbeveiliging).
• Pctrl (regeldruk voor cascade)
Moet alleen worden gebruikt wanneer de sensor voor de compressorregeling is geselecteerd als Pctrl (cascade)
• Pc condensatiedruk
Moet altijd worden aangesloten in combinatie met compressor- en/of condensorregeling (beveiliging)
• Prec. Druk in olievat. Moet worden gebruikt voor de drukregeling in het vloeistofvat.
• Pgc gaskoelerdruk. Moet worden gebruikt voor transkritiek CO2-bedrijf.
• Prec.CO2 drukmeting in het CO2-vat. Moet worden gebruikt voor transkritiek CO2-bedrijf.
• Paux (1-5)
Tot maximaal 5 extra drukopnemers kunnen worden aangesloten voor bewaking en registratie.
Deze drukopnemers kunnen worden gebruikt voor de algemene pressostaatfuncties.
Let op. Drukopnemers AKS32 en AKS32R kunnen een signaal doorsturen naar maximaal 5 regelaars.
Spanningssignaal
• Ext. Ref
Wordt gebruikt als de referentie wordt verschoven door een andere regeling.
• Voltage-ingangen (1-5)
Tot maximaal 5 voltagesignalen kunnen worden aangesloten voor bewaking en registratie. Deze signalen kunnen worden gebruikt voor de algemene spanningsfuncties.
Aan / uit-ingangen
Contactfunctie (op een analoge ingang) of spannings-signaal (op een uitbreidingsmodule)
• Algehele beveiligingsingang voor alle compressoren (bijv. algemene hoge of lage druk pressostaat)
• Tot maximaal 6 signalen van het beveiligingscircuit van iedere compressor
• Compressor vrijgave signaal voor lage druk regeling in cascade/booster systeem
Voorbeeld
Compressorgroep:
• MT circuits
• Koudemiddel CO2 (R744)
• 4 compressoren met "Best fit". Eén met snelheidsregeling
• Beveiligingscircuit voor iedere compressor
• Gemeenschappelijke hoge druk bewaking
• Po instelling -15 °C, nachtverschuiving 5K
• Oliebeheer van elke compressor
• Pulsreset voor gestopte compressor (olietekort)
Hogedrukregelingen:
• Warmteterugwinning voor kraanwater
• Warmteterugwinning voor verwarmingscircuit
• Gaskoeler
• Ventilatoren, met snelheidsregeling
• Pc regelt op basis van temperatuursensor Sc3 en Sgc
Vloeistofvat:
• Bewaking van CO2 vloeistofniveau
• Compressor koelvraag signaal voor hoge druk regeling in cascade/booster systeem
• Signaal beveiligingscircuit condensorventilatoren
• Signaal beveiligingscircuit frequentieomvormer
• Externe start/stop van de regeling
• Extern dag/nacht signaal (verhogen of verlagen van de zuigdruk). Deze functie wordt niet gebruikt als zuigdruk-optimalisatie in gebruik is.
• DI alarm (1-10) ingangen
Tot maximaal 10 extra aan/uit signalen voor algemene alarmering voor bewaking en registratie kunnen worden aangesloten.
• Debietschakelaar voor warmteterugwinning
• Peilcontacten
Aan / uit-uitgangen
Relaisuitgangen
• Compressoren
• Capaciteitsstappen
• Ventilatoren
• ‘Inject ON’ functie (signaal voor verdamperregeling. Max. 1 signaal per zuiggroep)
• Start/stop van vloeistofinspuiting in warmtewisselaar
• Compressorvrijgave, uitgangssignaal van MT druk regeling voor cascade/ booster
• Compressorvraag, uitgangssignaal van lage druk regeling voor cascade/ booster
• Start/stop van vloeistofinspuiting in zuigleiding
• Start/stop van 3-weg kleppen op een warmteterugwinning
• Aan/uit signaal voor start/stop van frequentieregelaar
• Alarmrelais. Ik leef relais.
• Aan/uit signalen van algemene thermostaten (1-5), pressostaten (1-5) of spanningsingangen (1-5).
• Oliekleppen
• Veiligheidsrelais voor uitschakeling van de compressors bij olietekort
Solid state uitgangen
De solid state uitgangen kunnen voor dezelfde doeleinden worden gebruikt als vermeld onder ‘relaisuitgangen’.
(De uitgang zal bij spanningsuitval altijd in de ‘UIT’ positie staan).
Analoge uitgang
• Frequentieregeling van de condensorventilatoren
• Frequentieregeling van de compressor
• Snelheidsregeling van pompen voor warmteterugwinning
• Stuursignaal voor hogedrukafsluiter CO2. Mogelijk Stappenmotorsignaal
• Stappenmotorsignaal voor bypassventiel heet gas
• Drukcontrole in olievat
• Temperatuurregeling van het vloeistofvat voor kraanwater,
55 °C
• Temperatuurregeling van het vloeistofvat voor het verwarmingscircuit, 40 °C
Ventilator machinekamer:
• Thermostaatregeling van ventilator in machinekamer
Beveiligingsfuncties:
• Bewaking van Po, Pc, Sd en oververhitting in zuigleiding
• Po max = -5°C, Po min = -35°C
• Pc max = 50 °C
• Sd max = 120°C
• SH min = 5 °C, SH max = 35 °C
• Monitoring of low and high level in oil receiver
Overig:
• Externe compressor te stoppen gebruikt
Data uit dit voorbeeld is gebruikt op de volgende pagina.
Het resultaat is dat de onderstaande modules moeten worden gebruikt:
• AK-PC 781 regelaar
• AK-XM 205A ingangen en uitgangen module
• AK-XM 208C steppen uitgang module
• AK-XM 102B digitale ingangen module
• AK-XM 103B analogen ingangen en outgangen module
• AK-OB 110 analogen uitgangen module
36 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
4
Ontwerptabel
Deze tabel helpt vast te stellen of er voldoende inen uitgangen op de basismodule aanwezig zijn. Als er niet voldoende in- en uitgangen zijn, moet de regelaar worden uitgebreid met één of meer uitbreidingsmodules.
Noteer het aantal benodigde aansluitingen en tel deze bij elkaar op.
Analoge ingangen
Temperatuursensors,, Ss, Sd, Sc3, S4, S7, Stw.., Shr.., Sgc
Extra temperatuursensor/ algemene thermostaat /PI- regeling
Drukopnemers, P0, Pc, Pctrl., Prec / algemene pressostaat
Spanningssignaal van andere regeling
Warmteterugwinning via thermostaat
9
1
5
5
6
Aan/uit ingangen
Beveil. circuit, gezamenlijk voor alle compressoren
Beveil. circuit, compr. olie druk
Beveil. circuit, compr. motorbeveiliging
Beveil. circuit, compr. motortemperatuur
Beveil. circuit, compr. persgastemp
Beveil. circuit, compr. hoge druk press
Beveil. circuit, Algemeen voor iedere compressor
Beveil. circuit, condensorventilatoren, frequentieomvormer
Beveil. circuit, flow switch
Externe start/stop
LT vrijgave-ingang / MT vraag-ingang
Nachtverlaging van zuigdruk
Algemene alarmfuncties via DI
Load shedding
Begin van de warmteterugwinning
Vloeistofpeil, oliepeil, pulsreset voor oliebeheer
Aan/uit uitgangen
Compressoren, motoren
Cap. kleppen
Ventilatormotoren, circulatiepompen
Alarmrelais, Ik leef relais
Inject ON
Algemene thermostaat and pressostaat functies en spanningsmetingen
Warmteterugwinning via thermostaat
Vloeistofinspuiting in zuigleiding / heat exchanger
MT vrijgave-uitgang / LT vraag-uitgang
Magneetventiel voor olie. Veiligheidsrelais voor comp.
3-weg klep
Analoog regelsignaal, 0-10 V
Frequentieomvormer, Compr., vent., pompen, ventiel etc.
Ventielen met stappenmotor. parallel ventiel eventueel
Totaal aantal aansluitingen voor regeling
Aantal aansluitingen aanwezig op regelaar
Ontbrekende aansluitingen, indien nodig
Kontakt
1
1
27
11 11
16
1
9
De ontbrekende aansluitingen zijn te vinden op onderstaande uitbreidingsmodules:
AK-XM 101A (8 analoge ingangen)
AK-XM 102A (8 digitale laag voltage ingangen)
AK-XM 102B (8 digitale hoog voltage ingangen)
AK-XM 103A (4 anal. ingangen, 4 analoge uitgangen)
AK-XM 204A / B (8 relais uitg)
AK-XM 205A / B (8 anal. ingangen + 8 relais uitg.)
AK-XM 208C (anal. ingangen + 4 steppen uitg.)
AK_OB 110 (2 anal. uitgangen)
1
1
1
0
24 V
0
0
-
0
230 V
1
4
2
1
8
0
8
1
1
5
3
8
16
8
8
1
4
3
0
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
7
P = Max. 5 / module
Max.1
Max. 1/ Comp.
Max. 1/ fan
Max. 1
Max. 5+5+5
Max.1
Max.1
0
5
1
5+1 Sum = max. 120
0
5+1
Totale opname
___ stuks á 2 VA = __
___ stuks á 2 VA = __
___ stuks á 2 VA = __
1 ___ stuks á 2 VA = __
___ stuks á 5 VA = __
___ stuks á 5 VA = __
1 ___ stuks á 5 VA = __
1 ___ stuks á 0 VA = 0
1 stuks á 8 VA =8
Totaal =
Totaal= max. 32 VA
37
8
Lengte
Als er veel uitbreidingsmodules worden gebruikt zal de lengte van de regelaar toenemen. De rij van modules is één geheel en mag daarom ook niet worden verbroken.
Als de rij te lang wordt, kan hij worden onderbroken met behulp van een AK-CM 102.
De lengte van een module is 72 mm.
Modules van de 100 serie bestaan uit 1 module
Modules van de 200 serie bestaan uit 2 modules
Regelaars bestaan uit 3 modules
De lengte van een compleet geheel = n x 72 + 8
Anders gezegd:
Module
Regelaar module
Uitbreid. module
Uitbreid. module
Totale lengte
Type Aantal
1
200 serie
100 serie
_
_
à Lengte
x 224 = 224 mm x 144 x 72
= ___ mm
= ___ mm
= ___ mm
9
Modules koppelen
Vervolg voorbeeld:
Regelaar + 2 uitbreidingsmodule uit 200 serie + 2 uitbreidingsmodule uit
100 serie =
224 + 144 + 144 + 72 + 72 = 656 mm.
Begin met de regelaar zelf en sluit dan de geselecteerde uitbreidingsmodules aan in willekeurige volgorde.
Zodra er is ingesteld welke aansluitingen te vinden zijn op welke module en op welke klemmen, mag de volgorde van de
modules niet meer veranderd worden.
De modules worden met elkaar verbonden en bij elkaar gehouden door een schuifverbinding die zowel de voeding als de interne datacommunicatie naar de volgende module doorgeeft.
Het plaatsen en verwijderen van de modules moet altijd spanningsloos gebeuren.
Het beschermkapje op de verbindingsplug van de regelaar moet verplaatst worden naar de verbindingsplug van de laatste uitbreidingsmodule om deze te beschermen tegen kortsluiting en vuil.
Zodra de regeling is gestart zal de regelaar continue controleren of er verbinding is tussen de afzonderlijke modules. De status hiervan is te zien d.m.v. een LED.
Als de twee snapsloten voor de DIN rail montage open zijn, kan de module in positie geplaatst worden, onafhankelijk van zijn plaats in de rij.
Verwijderen gaat op dezelfde manier met de snapsloten in de open positie.
38 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
10
Bepalen van aansluitplaats
Alle aansluitingen worden geconfigureerd met modulenummer en puntnummer, in principe maakt het dus niet uit waar een bepaalde aansluiting wordt gemaakt zolang dit maar gebeurd op de correcte in of uitgang.
• De regelaar is de eerste module, de volgende module is 2, etc.
• Een ‘punt’ is de twee of drie klemmen die bij een in- of uitgang horen (bijv. 2 klemmen voor een sensor en drie klemmen voor een relais).
Module Punt
Het maken van het aansluitschema en de configuratie
(programmering) van de regelaar kan het best worden voorbereid door het invullen van het aansluitoverzicht van de relevante modules
Voorbeeld:
Naam
Compressor 1
Compressor 2
Alarm relais
Op module
x x x
Hoofdschakelaar x
P0 x
Op Punt
x x x
Funktie
Gesloten
Gesloten
NC x Gesloten x AKS 32R 1-6 bar
Het aansluitoverzicht van de regelaar en alle uitbreidingsmodules zijn te vinden op de pagina 12 en verder. Voorbeeld: de regelaar:
Let op de juiste nummering van de modules!
Het rechterdeel van de regelaarmodule lijkt op een aparte module, maar is dat NIET.
Opmerking
De veiligheidsrelais mogen niet aangebracht worden op een module met omschakelovergangen, omdat die buiten werking gezet kunnen worden door een onjuiste instelling.
Signal Module Punt
1 (AI 1)
2 (AI 2)
3 (AI 3)
4 (AI 4)
Klem
1 - 2
3 - 4
5 - 6
7 - 8
Signaal type /
Actief op
- Kolommen 1, 2, 3 en 5 worden gebruikt voor de configuratie (programmering)
- Kolommen 2 en 4 worden gebruikt voor het aansluitschema.
Vervolg voorbeeld:
Signaal
Perstemperatuur – Sd
Zuiggastemperatuur – Ss
Buitentemperatuur – Sc3
Externe compressor te stoppen
Thermostaatsensor in mach.kamer
– Saux1
Zuigdruk – Po
Condensatiedruk – Pc
Niveauschakelaar, olie, comp. 1
Niveauschakelaar, olie, comp. 2
Niveauschakelaar, olie, comp. 3
Niveauschakelaar, olie, comp. 4
Magneetventiel, olie, comp. 1
Magneetventiel, olie, comp. 2
Magneetventiel, olie, comp. 3
Magneetventiel, olie, comp. 4
Magneetventiel, olie, vloeistofreservoir
Circulatiepomp tw
Circulatiepomp hr
Mach.kamer ventilator
Spanning signaal naar hoge druk ventiel, ICMTS
AK-PC 781
Module
1
Punt
1 (AI 1)
2 (AI 2)
3 (AI 3)
4 (AI 4)
5 (AI 5)
6 (AI 6)
7 (AI 7)
8 (AI 8)
9 (AI 9)
10 (AI 10)
11 (AI 11)
12 (DO 1)
13 (DO 2)
14 (DO 3)
15 (DO 4)
16 (DO 5)
17 (DO6)
18 (DO7)
19 (DO8)
24
25
Klem
1 - 2
3 - 4
5 - 6
7 - 8
9 - 10
11 - 12
13 - 14
19 - 20
21 - 22
23 - 24
25 - 26
31 - 32
33 - 34
35 - 36
37 - 38
39 - 40 - 41
42 - 43 - 44
45 - 46 - 47
48 - 49 - 50
-
-
Signaal type /
Actief op
Pt 1000
Pt 1000
Pt 1000
Gesloten
Pt 1000
AKS 2050-59
AKS 2050-159
Gesloten
ON
ON
ON
Gesloten
Gesloten
Gesloten
ON
ON
ON
ON
ON
0-10 V
Signaal
Niveauschakelaar, olie, vloeistofvat
Hoog
Niveauschakelaar, olie, vloeistofvat
Laag
Niveauschakelaar, olie, afscheider
Niveauschakelaar, CO2-vloeistofreservoir
Pulsreset voor gestopte compressor
Module
koelmiddel-receiver, Prec CO2 olievat, Prec Oil
Compressor 1
Compressor 2
Compressor 3
Compressor 4
Start /stop van VLT voor ventilatoren
3-wegafsluiter, kraanwater, V3tw
3-wegafsluiter, verwarmingscircuit, V3hr
3-wegafsluiter, gaskoeler, V3gc
2
Punt
1 (AI 1)
2 (AI 2)
3 (AI 3)
4 (AI 4)
5 (AI 5)
6 (AI 6)
7 (AI 7)
8 (AI 8)
9 (DO 1)
10 (DO 2)
11 (DO 3)
12 (DO 4)
13 (DO 5)
14 (DO6)
15 (DO7)
16 (DO8)
Klem
1 - 2
3 - 4
5 - 6
7 - 8
13 - 14
15 - 16
17 - 18
19 - 20
25 - 26 - 27
28 - 29 - 30
31 - 32 - 33
34 - 35 - 36
37 - 38 - 39
40 - 41 - 42
43 - 44 - 45
46 - 47 - 48
Signaal type /
Actief op
Gesloten
Gesloten
ON
ON
ON
ON
Gesloten
Open
Pulse
AKS 2050-159
AKS 2050-159
ON
ON
ON
ON
Signaal
Temperatuur kraanwater - Stw2
Temperatuur kraanwater - Stw3
Temperatuur kraanwater - Stw4
Temperatuur kraanwater - Stw8
Temp. warmteterugwinning Shr2
Temp. warmteterugwinning Shr3
Temp. warmteterugwinningr Shr4
Temp. warmteterugwinning Shr8
Stepper signal to by-pass valve,
CCM
Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Module Punt/Step
1 (AI 1)
2 (AI 2)
3 (AI 3)
4 (AI 4)
3
5 (AI 5)
6 (AI 6)
7 (AI 7)
8 (AI 8)
Klem
1 - 2
3 - 4
5 - 6
7 - 8
9 - 10
11 - 12
13 - 14
15 - 16
Signaal type
Pt 1000
Pt 1000
Pt 1000
Pt 1000
Pt 1000
Pt 1000
Pt 1000
Pt 1000
9 (stap1) 25 - 26 - 27 - 28 CCM (ETS)
10 (stap 2)
29 - 30 - 31 - 32
11 (stap 3)
33 - 34 - 35 - 36
12 (stap 4)
37 - 38 - 39 - 40
39
Signaal
Compr 1 algem. beveil.
Compr. 2 algem. Beveil.
Compr. 3 algem. beveil.
Compr. 4 algem. beveil.
Start/stop warmteterugwinning hr
Alle compressoren algemene beveiliging
Flow switch FStw
Flow switch FShr
Module
4
Punt
1 (DI 1)
2 (DI 2)
3 (DI 3)
4 (DI 4)
5 (DI 5)
6 (DI 6)
7 (DI 7)
8 (DI 8)
Signaal
Temp. uitlaat gaskoeler Sgc
Temp. omgeleid gas Shp
Start/stop warmteterugwinning tw
Gaskoelerdruk Pgc
Snelheidsregeling, compressor
Snelheidsregeling, ventilator gaskoeler
Snelheidsregeling, pomp - tw
Snelheidsregeling, pomp - hr
Module
5
Punt
1 (AI 1)
2 (AI 2)
3 (AI 3)
4 (AI 4)
5 (AO 5)
6 (AO 6)
7 (AO 7)
8 (AO 8)
Klem
1 - 2
3 - 4
5 - 6
7 - 8
9 - 10
11 - 12
13 - 14
15 - 16
Actief op
Open
Open
Open
Open
Gesloten
Open
Open
Open
Klem
1 - 2
3 - 4
5 - 6
7 - 8
9 - 10
11 - 12
13 - 14
15 - 16
Signaal type
Pt 1000
Pt 1000
Gesloten
AKS 2050-159
0 - 10 V
0 - 10 V
0 - 10 V
0 - 10 V
11
Aansluitschema
Tekeningen van de individule modules kunnen bij Danfoss besteld worden.
Formaat = dwg en dxf
U kunt dan zelf het modulenummer in de cirkel invullen en de diverse aansluitingen tekenen.
De voedingsspanning voor de druktransmitter moet afkomstig zijn uit dezelfde module die ook het druksignaal ontvangt.
40 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Vervolg voorbeeld:
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 41
12
Voedingsspanning
De voeding wordt alleen aangesloten op de regelaar (module 1).
De voeding naar de volgende modules wordt doorgegeven via de schuifverbinding tussen de modules. De voeding moet 24 V +/- 20
% zijn.
Er moet een voeding gebruikt worden voor iedere regelaar. De 24
V kan dus niet doorgelust worden naar andere regelaars.
De voeding moet klasse II zijn.
De 24 V kan dus niet doorgelust worden naar andere regelaars.
De analoge in- en uitgangen zijn niet galvanisch gescheiden van de voeding.
De + en - van de 24V ingang mogen niet geaard worden.
Voeding grootte
De energieopname groeit met het aantal aangesloten modules:
Module
Regelaar
Type Aantal à
1 x 8 =
Effect
8 VA
Uitbr. module
Uitbr. module
Totaal serie 200 serie 100
_ x 5 =
_ x 2 =
__ VA
__ VA
Bij gebruik van stappenmotorafsluiters moet de stroom daarvoor worden geleverd door een aparte voeding.
Bij CO2-installaties moet ook de spanning naar de regelaar en afsluiters zeker worden gesteld met behulp van een UPS.
Vervolg voorbeeld:
Regelaar 8 VA
+ 2 uitbr. module uit de 200 serie 10 VA
+ 2 uitbr. module uit de 100 serie 4 VA
------
Formaat transformator (min.) 22 VA
42 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Bestellen
1. Regelaar
Type Functie
AK-PC 781
Regelaar voor capaciteitsregeling van compressoren en condensors. Met oliebeheer
Toepassing
Compressor / Condensor /
Beide /
Taal
Engels, Duits, Frans, nederlands, Italiaans
Engels, Spaans, Portugees
Engels, Deens
Engels, Tsjechisch, Pools
Engels, Chinees
Code num.
080Z0186
080Z0187
080Z0188
080Z0189
080Z0190
Vervolg voorbeeld x
2. Uitbreidingsmodules en overzicht van in- en uitgangen
Type Analoge ingangen
Aan/uitgangen Aan/uit voeding
(DI signaal)
Analoge uitgangen
Stepper
Uitgangen
Module met schakelaars
Code num.
Vervolg voorbeeld
Voor sensoren en drukopnemers etc.
Regelaar
Uitbreidingsmodules
11
AK-XM 101A
AK-XM 102A
8
AK-XM 102B
AK-XM 103A
AK-XM 204A
AK-XM 204B
AK-XM 205A
AK-XM 205B
AK-XM 208C
4
8
8
8
Relais
(SPDT)
4
8
8
8
8
Solid State Laag
4 voltage
(max. 80 V)
-
8
Hoog voltage
(max. 260 V)
-
8
0-10 V d.c.
-
4
Voor ventiel met stapcontrole
Voor handbediening van uitgangen
-
4
Onderstaande uitbreidingsmodule wordt geplaatst op het onderste deel van de regelaar. Er is ruimte voor 1 module.
AK-OB 110 2 x x
Met schroefaansluitingen
-
080Z0007
080Z0008
080Z0013
080Z0032
080Z0011
080Z0018
080Z0010
080Z0017
080Z0023
080Z0251 x x x x x
3. AK bediening en accessoires
Type Functie Toepassing Code num.
Vervolg voorbeeld
Bediening
AK-ST 500
-
-
-
Software voor bediening AK regelaars
Kabel tussen PC en AK regelaar
Kabel tussen nulmodemkabel en AK regelaar
Kabel tussen PC en AK regelaar
AK bediening
AK - Com port
AK - RS 232
AK - USB
080Z0161
080Z0262
080Z0261
080Z0264
Accessoires Voedingsspanningsmodule 230 V / 115 V naar 24 V d.c.
AK-PS 075
AK-PS 150
EKA 163B
EKA 164B
18 VA
36 VA
Display
Voeding voor regelaar
080Z0053
080Z0054
AK-PS 250 60 VA
080Z0055
Accessoires Externe display voor aansluiting op de regelaar voor uitlezing van bijvoorbeeld de zuigdruk of ruimtetemperatuur
084B8574
084B8575
EKA 166
AK-MMI
Display met bedieningsknoppen
Display met bedieningsknoppen en leds voor in- en uitgangen
Grafische Display met bediening
084B8578
080G0311
Kabel tussen EKA display en regelaar
Lengte = 2 m
Lengte = 6 m
Lengte = 0,8 m
084B7298
084B7299
080G0074
080G0075
Kabel tussen Grafische display en regelaar Lengte = 1,5 m
Accessoires
AK-OB 101A Real Time Clock met batterij back-up
Lengte = 3 m
Aan te sluiten op een AK regelaar
080G0076
Real Time Clock voor stand-alone regelaars die een klokfunctie nodig hebben, maar dus niet zijn aangesloten op een gateway.
080Z0252
Accessoires Communicatiemodules voor regelaars als de modules niet ononderbroken aaneengeschakeld kunnen worden
AK-CM 102 Communicatie module Datacommunicatie voor externe uitbreiding modules
080Z0064 x x x
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 43
44 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
3. Montage en bedrading
Deze sectie beschrijft hoe de regelaar:
• wordt geplaatst
• wordt aangesloten
Deze sectie is gebaseerd op het voorbeeld dat in de vorige sectie is beschreven, dus met de volgende uitbreidingsmodules:
• AK-PC 781 regelaar module
• AK-XM 205A ingangen en uitgangen module
• AK-XM 208C analoge ingangen module + stappen uitgang module
• AK-XM 102B digitale ingangen module
• AK-XM 103B analoge ingangen en uitgangen module
• AK-OB 110 analoge uitgangen module
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 45
Montage
Plaatsing van analoge uitgangsmodule
1. Verwijder het bovendeel van de basismodule
De basismodule moet spanningsloos zijn
De analoge uitbreidingsmodule stuurt een signaal naar de ICMTS ventiel
Druk gelijktijdig op de platen aan de linkerkant bij de LED’s en aan de rechterkant bij de adresschakelaars.
Verwijder nu het bovendeel van de basismodule
2. Plaats de uitbreidingsmodule op de basismodule
Er zijn twee uitgangen.
3. Plaats het bovendeel terug op de basismodule
46 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Montage en bedrading - vervolg
Plaatsen van een I/O module op basismodule
1. Verplaats het beschermkapje
Voor ons voorbeeld zijn 4 uitbreidingsmodules aan de basismodule gemonteerd. We hebben ervoor gekozen om de module met de relaisuitgangen direct aan de basismodule te plaatsen en daarna de volgende module. De volgorde is als volgt:
Verwijder het beschermkapje van de aansluitplug aan de rechterkant van de basismodule.
Plaats het kapje op de aansluitplug aan de rechterkant van de
I/O module welke aan de rechterkant van de AK samenstelling wordt geplaatst.
Alle hierna volgende instellingen die betrekking hebben op de 4 uitbreidingsmodules worden door deze volgorde bepaald.
2. Plaats de uitbreidingsmodule rechts aan de basismodule
De basismodule moet spanningsloos zijn.
AK-PC 781
Als de twee rode sluitingen voor de DIN-rail montage open zijn, kan de module op de DIN-rail worden geplaatst. De twee sluitingen kunnen hierna gesloten worden.
Demonteren moet dus worden gedaan met de sluitingen in de 'open' positie.
Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 47
Montage en bedrading - vervolg
Bedrading
Bepaal tijdens de planning welke functie op welke plaats moet worden aangesloten.
1. Aansluiting in- en uitgangen
Zie onder de tabel voor het voorbeeld:
Signaal
Persgastemperatuur – Sd
Zuiggastemperatuur – Ss
Buitentemperatuur – Sc3
Externe compressor stop
Thermostaatsensor in mach.kamer
– Saux1
Zuigdruk – Po
Condensatiedruk – Pc
Niveauschakelaar, olie, comp. 1
Niveauschakelaar, olie, comp. 2
Niveauschakelaar, olie, comp 3
Niveauschakelaar, olie, comp 4
Magneetventiel, olie, comp. 1
Magneetventiel, olie, comp. 2
Magneetventiel, olie, comp. 3
Magneetventiel, olie, comp. 4
Magneetventiel, olie, vloeistofvat
Circulatiepomp tw
Circulatiepomp hr
Vent. mach. kamer
Signaal naar hogedrukventieluitvoeringen, ICMTS
Module
1
Punt
1 (AI 1)
2 (AI 2)
3 (AI 3)
4 (AI 4)
5 (AI 5)
6 (AI 6)
7 (AI 7)
8 (AI 8)
9 (AI 9)
10 (AI 10)
11 (AI 11)
12 (DO 1)
13 (DO 2)
14 (DO 3)
15 (DO 4)
16 (DO 5)
17 (DO6)
18 (DO7)
19 (DO8)
24
Klem
1 - 2
3 - 4
5 - 6
7 - 8
9 - 10
11 - 12
13 - 14
19 - 20
21 - 22
23 - 24
25 - 26
31 - 32
33 - 34
35 - 36
37 - 38
39 - 40 - 41
42 - 43 - 44
45 - 46 - 47
48 - 49 - 50
-
Signaal type /
Actief op
Pt 1000
Pt 1000
Pt 1000 gesloten
Pt 1000
0-10 V
AKS 2050-59
AKS 2050-159 gesloten gesloten gesloten
ON
ON
ON
ON gesloten
ON
ON
ON
ON
25 -
Klem
1 - 2
Signaal type /
Actief op
gesloten
Signaal
Niveauschakelaar, olie, vloeistofvat
Hoog
Niveauschakelaar, olie, vloeistofvat
Laag
Niveauschakelaar, olie, afscheider
Niveauschakelaar, CO2-vloeistofreservoir
Pulsreset voor gestopte compressor
Module
Koelmiddel, vloeistofvat, Prec CO2
Oile vloeistofvat, Prec Oil
Compressor 1
Compressor 2
Compressor 3
Compressor 4
Start /stop van VLT naar ventilatoren
3-wegafsluiter, kraanwater, V3tw
3-wegafsluiter, verwarmingscircuit, V3hr
3-wegafsluiter, gaskoeler, V3gc
2
Punt
1 (AI 1)
2 (AI 2)
3 (AI 3)
4 (AI 4)
5 (AI 5)
6 (AI 6)
7 (AI 7)
8 (AI 8)
9 (DO 1)
10 (DO 2)
11 (DO 3)
12 (DO 4)
13 (DO 5)
14 (DO6)
15 (DO7)
16 (DO8)
3 - 4
5 - 6
7 - 8
gesloten gesloten
Open
13 - 14
15 - 16
17 - 18
19 - 20
25 - 26 - 27
28 - 29 - 30
31 - 32 - 33
34 - 35 - 36
37 - 38 - 39
40 - 41 - 42
43 - 44 - 45
46 - 47 - 48
Pulse
AKS 2050-159
AKS 2050-159
ON
ON
ON
ON
ON
ON
ON
ON
Denk aan de isolatieversterker
Als signalen worden ontvangen uit verschillende regelaars, bv. warmteterugwinning voor een van de ingangen, moet tevens een galvanisch geïsoleerde module worden ingevoegd.
De functie van de schakelfuncties is te zien in de laatste kolom/
Er zijn AKS 32(R) en AKS 2050 drukopnemers voor verschillende drukbereiken.
Hier gebruiken we er twee. 1 tot 59 bar en 1 tot 159 bar.
Temperatuur kraanwater - Stw2
Temperatuur kraanwater - Stw3
Temperatuur kraanwater - Stw4
Temperatuur kraanwater - Stw8
Temperatuur warmteterugwinning Shr2
Temperatuur warmteterugwinning Shr3
Temperatuur warmteterugwinning Shr4
Temperatuur warmteterugwinning Shr8
Stepper signal to by-pass valve,
CCM
Signaal
Signaal
Compressor 1 algem. beveil.
Compressor 2 algem. beveil.
Compressor 3 algem. beveil.
Compressor 4 algem. beveil.
Stappenmotorsignaal naar bypassventiel,
Alle compr. algeh. beveil.
Debietschakelaar- FStw
Debietschakelaar FShr
Signaal
Temp. uitlaat gaskoeler Sgc
Temp. omgeleid gas Shp
Start/stop warmteterugwinning tw
Gaskoelerdruk Pgc
Snelheidsregeling, compressor
Snelheidsregeling, ventilatoren gaskoeler
Snelheidsregeling, pomp - tw
Snelheidsregeling, pomp - hr
Module
5
Module
3
Module
4
Punt
1 (AI 1)
2 (AI 2)
3 (AI 3)
4 (AI 4)
5 (AI 5)
6 (AI 6)
7 (AI 7)
8 (AI 8)
Klem
1 - 2
3 - 4
5 - 6
7 - 8
9 - 10
11 - 12
13 - 14
15 - 16
9 (stap1) 25 - 26 - 27 - 28 CCM (ETS)
10 (stap 2)
29 - 30 - 31 - 32
11 (stap 3)
33 - 34 - 35 - 36
12 (stap 4)
37 - 38 - 39 - 40
Punt
1 (DI 1)
2 (DI 2)
3 (DI 3)
4 (DI 4)
5 (DI 5)
6 (DI 6)
7 (DI 7)
8 (DI 8)
Klem
1 - 2
3 - 4
5 - 6
7 - 8
9 - 10
11 - 12
13 - 14
15 - 16
Actief op
Open
Open
Open
Open gesloten
Open
Open
Open
Signaal type
Pt 1000
Pt 1000
Pt 1000
Pt 1000
Pt 1000
Pt 1000
Pt 1000
Pt 1000
Punt
1 (AI 1)
2 (AI 2)
3 (AI 3)
4 (AI 4)
5 (AO 5)
6 (AO 6)
7 (AO 7)
8 (AO 8)
Klem
1 - 2
3 - 4
5 - 6
7 - 8
9 - 10
11 - 12
13 - 14
15 - 16
Signaal type
Pt 1000
Pt 1000 gesloten
AKS 2050-159
0 - 10 V
0 - 10 V
0 - 10 V
0 - 10 V
48 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Montage en bedrading - vervolg
De aansluitingen voor het voorbeeld zijn hieronder te zien.
Waarschuwing
Houdt signaalkabels gescheiden van hoog voltage kabels.
De afscherming van de drukopnemerkabels mogen alleen aan de kant van de regelaar worden aangesloten.
De voedingsspanning voor de druktransmitter moet afkomstig zijn uit dezelfde module die ook het druksignaal ontvangt.
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 49
2. Aansluiting LON communicatienetwerk
De installatie van de datacommunicatie moet voldoen met de eisen die worden gesteld in document RC.8A.C…
3. Aansluiting voedingsspanning
24 V, de voeding mag niet voor andere regelaars of apparaten worden gebruikt. De klemmen mogen niet worden geaard.
4. Volg LED’s
Zodra voeding op de regelaar wordt aangesloten zal de regelaar een interne controle uitvoeren. Dit regelaar zal na ongeveer 1 minuut klaar zijn zodra de LED ‘Status’ langzaam knippert.
5. Als er een netwerk is
Stel het adres is en activeer de Service Pin
6. De regelaar kan nu geconfigureerd worden
Interne communicatie tussen de modules:
Knippert snel = fout
Continue aan = fout
■
Power
■
Comm
■
DO1
■
DO2
■
DO3
■
DO4
■
DO5
■
DO6
■
DO7
■
DO8
■
Status
■
Service Tool
■
LON
■
I/O extension
■
Alarm
■
Service Pin
Status uitgangen 1-8
Knippert langzaam = OK
Knippert snel = antwoord van gateway in 10 minuten na netwerk-
installatie
Continue aan = fout
Continue uit = fout
Externe communicatie
Communicaties AK-CM 102
Knippert = Actief alarm / niet opgeheven
Continue aan = Actief alarm / opgeheven
Netwerkinstallatie
50 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
4. Configuratie en bediening
Deze sectie beschrijft hoe de regelaar:
• wordt geconfigureerd
• wordt bediend
De volgende sectie is gebaseerd op het eerder besproken voorbeeld met 4 compressoren en hoge druk controle met behulp van warmteterugwinning en gas koeler.
Het voorbeeld wordt twee pagina binnen
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 51
Configuratie
Aansluiten PC
PC met het ‘Service Tool’ programma wordt aan de regelaar aangesloten.
Voor bediening van de Service Tool software, zie de desbetreffende handleiding.
De regelaar moet ‘aan’ zijn en het ‘Status’ LED moet knipperen voordat het ‘Service Tool’ programma wordt gestart.
Start Service Tool programma
Inloggen met gebruikersnaam SUPV
De eerste keer dat Service Tool wordt aangesloten op een ‘nieuwe’ regelaarversie, zal de opstart van Service Tool langer duren dan normaal.
De voortgang kan worden gevolgd in de balk onderin het scherm.
Selecteer de naam SUPV en voer het bijbehorende wachtwoord in
Als de regelaar nieuw is, is het wachtwoord 123
Na het inloggen zal altijd als eerst het overzichtscherm worden getoond.
52
In dit geval is het overzicht leeg, omdat de regelaar nog niet ingesteld en geconfigureerd is.
De rode alarmbel in de rechter onderhoek betekent dat er een actief alarm in de regelaar aanwezig is. In dit geval komt dit omdat de regelaar nog niet is ingesteld.
Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Voorbeeld koelinstallatie
De beschrijving van het instellen van de regelaar wordt gedaan aan de hand van onderstaand voorbeeld van een MT koelinstallatie. Het voorbeeld is hetzelfde als besproken in de 'ontwerp' sectie, waarbij AK-PC 781 + uitbreidingsmodules worden gebruikt.
Compressorgroep:
• MT circuit
• Koudemiddel CO2 (R744)
• Regelbare compressor en 3 eentraps compressoren
• 4 compressoren met "Best fit"
• Beveiligingscircuit voor iedere compressor
• Gemeenschappelijke hoge druk bewaking
• Po instelling -15 °C, nachtverschuiving 5K
• Oliebeheer van elke compressor
Hogedrukregeling:
• Gaskoeler met ventilatoren met snelheidsregeling(Pgc Max. = 100 bar)
• Hogedrukregeling met signaal van Sgc en Shp
• Pc regelt op basis van sensor voor de buitentemperatuur Sc3
• Hogedrukregeling met signaal van Sgc en Shp
• Regeling van hogedrukafsluiter ICMTS
• Warmteterugwinning voor warm kraanwater. Relais en 0-10 V
• Warmteterugwinning voor verwarming. Relais en 0-10 V
Vloeistofvat:
• Bewaking van vloeistofniveau van koudemiddel
• Regeling van druk in koelmiddelvloeistofvat (referentie 34 bar)
• Controle van de druk in olievat
Ventilator machinekamer:
• Thermostaatregeling van ventilator in machinekamer
Beveiligingsfuncties:
• Bewaking van Po, Pc, Sd en oververhitting in zuigleiding
• Po max = -5°C, Po min = -35°C
• Pc max = 103,5 bar
• Sd max = 120°C
• SH min = 5 °C, SH max = 35 °C
• Bewaking van laag en hoog niveau in olievat
Overig:
• Start / stop van warmteterugwinning tw en hr
• Externe compressor stop gebruikt
AK-PC 781
Er is ook een interne hoofdschakelaar (instelling).
Waarschuwing
De hoofdschakelaar stopt iedere regeling, met inbegrip van hogedrukregeling.
Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 53
Configuratie - vervolg
Autorisatie
1. Ga naar het configuratiemenu
Druk op de oranje knop met de sleutel aan de onderkant van het scherm.
Wanneer de regelaar wordt geleverd is deze ingesteld met een standaard autorisatie voor verschillende gebruikersgroepen. Deze autorisaties kunnen nu of later worden aangepast aan de installatie.
2. Selecteer ‘Authorization’
Deze knop wordt altijd gebruikt om in dit scherm te komen.
Op het scherm links zijn nog niet alle functies te zien. Naarmate we verder in de configuratie komen, zal er meer in dit scherm verschijnen.
Druk op de regel ‘Authorisation’ om naar de gebruikersinstellingen te gaan.
3. Verander instellingen voor gebruiker ‘SUPV’.
Selecteer de regel met gebruikersnaam SUPV.
Druk op ‘Wijzig’.
4. Selecteer gebruikersnaam en wachtwoord
Hier kan de ‘supervisor’ voor het specifieke systeem worden geselecteerd en een corresponderend wachtwoord voor deze persoon.
In oudere versies van Service Tool AK-ST 500 was het mogelijk om in dit menu de taal te selecteren.
De regelaar zal dezelfde taal gebruiken als is geselecteerd in Service
Tool, maar alleen als deze taal in de regelaar aanwezig is. Indien de taal niet in de regelaar aanwezig is, zal automatisch de Engelse taal worden getoond.
5. Log opnieuw in met de gebruikersnaam en het nieuwe wachtwoord
Om de gemaakte instellingen te activeren, moet er opnieuw worden ingelogd met gebruikersnaam.
Om het ‘log-in’ scherm te bereiken, druk op het ‘slotje’ in de linker bovenhoek van het scherm.
54 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Configuratie - vervolg
Ontgrendel de configuratie van de regelaars
1. Ga naar het configuratiemenu
De regelaar kan alleen worden geconfigureerd wanneer deze ontgrendeld is.
De waarden kunnen worden veranderd wanneer de regelaar is vergrendeld, maar alleen als deze waarden niet de configuratie beïnvloeden.
2. Selecteer Hoofdschakelaar
3. Selecteer Configuratieslot
Druk op het blauwe veld naaste de tekst AAN
4. Selecteer Uit
Selecteer Uit en druk OK.
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 55
Configuratie - vervolg
Systeeminstelling
1. Ga naar het configuratiemenu
2. Selecteer 'Systeeminstelling'
3. Stel systeeminstellingen in
Alle instellingen kunnen worden gewijzigd door op het desbetreffende blauwe veld te drukken en dan de gewenste waarde in te vullen.
In het eerste veld kunt u de naam van de regelaar wijzigen.
De in dit veld geschreven tekst kan worden weergegeven boven aan alle schermen, samen met het adres van de regelaar.
De regelaar kan de klok van de PC overnemen.
Als de regelaar onderdeel is van een ADAP-
KOOL® netwerk, worden datum en tijd automatisch ingesteld door de gateway. Dit geldt ook voor de overgang van zomer- naar wintertijd.
56 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Configuratie - vervolg
Instellen type installatie
1. Ga naar het configuratiemenu
2. Selecteer type installatie
Druk op de regel 'Selecteer type installatie'.
3. Stel het type installatie in
Ons voorbeeld
De opmerkingen over het voorbeeld zijn vermeld op de volgende pagina's, in de middelste kolom.
Algemeen
Hieronder vindt meer informatie over de verschillende instellingen.
Het nummer refereert aan het nummer en de afbeelding in de linkerkolom.
Omdat op het scherm alleen de instellingen en metingen worden getoond die vereist zijn voor een bepaalde set-up, zijn in de rechter kolom ook alle andere mogelijke instellingen vermeld.
3 - Installatie type
Selectie toepassing
Kies uit '1 comp.groep', '1e condensor' of beide:
'1 compr/cond'
4- Installatie type voortgezet
Koudemiddeltype
Selecteer koudemiddel
Koudemiddelfactor K1, K2, K3
Alleen indien 'Pctrl koudemiddeltype' op 'Gebruiker gedef.' is ingesteld (contact Danfoss)
Type set
MT = midden temperatuur. LT = Lage temperatuur
Olie management
Olieregeling ingeschakeld. Wordt later afgesteld.
HP regeling
Hogedrukregeling ingeschakeld. Wordt later afgesteld.
Vatregeling
Vloeistofvatregeling ingeschakeld. Wordt later afgesteld.
Warmteterugwinning
Warmteterugwinning ingeschakeld. Wordt later afgesteld.
Selecteer snelselectie
4. Instellen 'Algemene functies'
In ons voorbeeld willen we een compressor- en een condensorgroep aansturen. Wij kiezen daarom voor de optie ‘Compr.cond.set’.
Vervolgens zijn er nog andere opties beschikbaar, maar alleen de opties die zijn toegestaan bij de huidige selectie.
Selecteer het koelmiddeltype, in dit geval CO2, nadere opties komen ter beschikking enz.
Druk op de ‘+’ knop om naar de volgende pagina te gaan.
5. Snelle basis-set-up
AK-PC 781
In ons voorbeeld wordt de koeling (MT) gereguleerd.
(Indien het een cascaderegeling/ tweetrapssysteem betreft, moet de andere regelaar ingesteld worden op 'LD'.)
De instellingen voor ons voorbeeld kunnen worden weergegeven op de display.
Deze instelling is bijzonder.
Hier kan de gebruiker een vooraf gedefinieerd systeem selecteren. In ons voorbeeld gebruiken we deze functie niet, maar verrichten we de afstellingen een voor een.
Stel alleen de twee regels met 'Smart' af
(Alleen als CO2 is geselecteerd als koelmiddel)
Hier kunt u de algemene drukwaarden voor het systeem selecteren:
- Regeling Pgc max.
- Regeling vloeistofvatreferentie.
De regelaar doet vervolgens suggesties voor alle hieraan verbonden instellingen.
De waarden zijn te zien op deze display, maar later ook in de betreffende set-up.
Zo nodig kunnen fijnafstellingen worden verricht.
Een keuze zal een aantal voorgeprogrammeerde combinaties, welke tegelijkertijd ook de aansluitpunten definiëren.
Welke opties op de display verschijnen, hangt af van de eerdere instellingen.
Aan het eind van de handleiding bevindt zich een overzicht van de opties en aansluitpunten.
Na configuratie van deze functie zal de regelaar opnieuw opstarten. Na de opstart zal een groot aantal instellingen gemaakt zijn, inclusief de aansluitpunten. Ga verder met de instellingen en controleer alle waarden.
Alle instellingen kunnen gewoon gewijzigd worden.
Externe hoffdscakeling
Er kan een schakelaar worden aangesloten waarmee de regeling kan worden in- en uitgeschakeld.
Bew. Externe spannung verlies (signaal vanuit een UPS)
Bewaking van externe spanning. Bij de optie
'ja' wordt er een digitale ingang toegewezen.
Alarmuitgang
Hier kunt u instellen of deze al dan niet een alarmrelais moet zijn, en door welke prioriteiten hij geactiveerd wordt.
'Ik leef' relais
Een relais zal afvallen wanneer de regeling wordt gestopt.
Toon Tc
Bij de optie 'ja' wordt de Pc-druk ook getoond als temperatuur.
Comp. cap. out to AO
Bij de optie "ja" wordt de huidige capaciteit van een uitgang getoond.
5 – Snelle relatieve set-up
Smart = de algemene drukwaarden van de regelaar instellen. De overige drukwaarden worden automatisch ingesteld.
Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 57
Configuratie - vervolg
Instellen compressorregeling
1. Ga naar het configuratiemenu
2. Selecteer 'Zuiggroep'
3. Instellen waarden voor zuigdrukreferentie
4. Instellen waarden capaciteitsregeling
58
Druk op de ‘+’ knop om naar de volgende pagina te gaan.
Druk op de ‘+’ knop om naar de volgende pagina te gaan.
Het configuratiemenu in Service Tool ziet er nu anders uit. Het geeft de mogelijke instellingen weer voor het geselecteerde type installatie.
Voor ons voorbeeld selecteren we:
- Zuigdruk setpoint = -15°C
- Nacht offset waarde = 5K
De instellingen kunt u links zien.
Er zijn meerdere pagina's.
De zwarte balk laat zien welk van de pagina's nu is weergegeven.
Beweeg tussen de pagina's door de + en – toetsen te gebruiken.
Voor ons voorbeeld selecteren we:
- Ext. compressor stop
- VSD + vaste compr
- 4 compressoren
- P0 als regelsignaal
- Best passend
3 – Referentiemode
Verschuiving van de zuigdruk op basis van externe signalen
0: Referentie = setpoint + nachtverschuiving + verschuiving van extern 0-10V signaal
1: Referentie = setpoint + verschuiving van Po optimalisatie
Setpoint (-80 to +30°C)
Setpoint van gewenste zuigdruk in °C
Verschuiving via externe referentie
Selecteer of een extern 0-10V referentiesignaal gewenst is
Verschuiving bij max. signaal (-100 tot +100 °C)
Verschuiving van referentie bij maximaal extern signaal
Verschuiving bij min. signaal (-100 tot +100 °C)
Verschuiving van referentie bij minimaal extern signaal
Filter verschuiving (10 - 1800 Sec)
Hier kan worden ingesteld hoe snel de referentie effectief moet zijn.
Nachtconditie via DI
Selecteer of een digitale ingang gewenst is voor activering van de nachtconditie. Dag/nachtregeling kan ook via een intern schema of via de datacommunicatie worden geregeld.
Nachtverschuiving (-25 tot +25 K)
Verschuiving van de zuigdruk bij een actief nachtsignaal (K)
Max. referentie (-50 tot +80 °C)
Maximale toelaatbare referentie voor de zuigdruk
Min. referentie (-50 tot +80 °C)
Minimale toelaatbare referentie voor de zuigdruk
4 – Compressorapplicaties
Selecteer de gewenste applicatie
Aantal compressoren
Stel het aantal compressoren in
Aantal capaciteitskleppen
Stel het aantal capaciteitskleppen in per compressor
Ext. compressor stop
Er kan een externe schakelaar worden aangesloten om de besturing van de compressor te starten en te stoppen..
Variabele compessor type
Kies snelheidsregeling
Regelsensor
Po: Zuigdruk Po wordt gebruikt
S4: mediumtemperatuursensor S4 wordt gebruikt voor regeling (secundair koelsysteem)
Pctrl: regeldruk van lage druk circuit voor cascade
Pctrl koudemiddeltype
Selecteer koudemiddel
Pctrl koudemiddelfactor K1, K2, K3
Alleen indien 'Pctrl koudemiddeltype' op 'Gebruiker gedef.' is ingesteld (contact Danfoss)
Op en af stap mode
Selecteer schakelpatroon voor compressoren
Cyclisch: Draaitijdegalisatie tussen compressoren
Best passend: Compressoren worden zodanig in en uitgeschakeld, dat de capaciteit het best met de belasting overeen komt
MT/LT coordinatie
Regelmethoden tussen koele en vorst voor cascade- en booster systemen.
MT-uitschakelmechanisme: MT-regeling. De regelaar moet zijn aangesloten op een relais, zodat een signaal kan worden verzonden naar de regelaar in het LT-circuit.
LT vrijgave: LT regeling. De regelaar moet een signaal ontvangen van de regelaar in het hoge druk (HT) circuit.
MT coord: MT regeling. Een signaal moet worden ontvangen en verstuurd.
LT coord: LT regeling. Een signaal moet worden ontvangen en verstuurd.
MT coördinatie vrijgeven vóór start: LT start en MT volgt.
Er moet een signaal worden ontvangen en verzonden.
LT compr. vraag vertr.
LT regeling. Vertraging voor uitgangssignaal naar MT.
LT compr. vrijgave vertr.
LT regeling. Vertraging voor ingangssignaal van MT
MT compr. vraag vertr.
MT regeling. Vertraging voor ingangssignaal van LT
Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Configuratie - vervolg
5. Instellen capaciteiten van compressoren
Druk op de ‘+’ knop om naar de volgende pagina te gaan.
6. Instellen verdeling capaciteit tussen hoofdstap en capaciteitskleppen
Druk op de ‘+’ knop om naar de volgende pagina te gaan.
7. Beveiligingsinstellingen
Druk op de ‘+’ knop om naar de volgende pagina te gaan.
AK-PC 781
Voor ons voorbeeld zijn er geen capaciteitskleppen.
Voor ons voorbeeld selecteren we:
- Maximale persgastemperatuur
= 120°C
- Maximale condensordruk = 103,5 bar
- Minimale zuigdruk = -40°C
- Alarmlimiet voor maximale zuigdruk = -5°C
- Alarmlimiet voor minimale en maximale oververhitting = 5 en
35 K
MT compr. vrijgave vertr.
MT regeling. Vertraging voor uitgangssignaal naar LT
Inspuitsignaal warmtewisselaar
Selecteer of een uitgangssignaal benodigd is voor de start/ stop van vloeistofinspuiting in de cascade warmtewisselaar.
Pump-down
Selecteer of een pump-down limiet benodigd is voor de laatste compressor.
Pump-down limiet Po (-80 tot +30 °C)
Instellen pump-down limiet voor de laatste compressor
Freq.reg. min. snelh. (0 – 60 Hz)
Mimimum toegestane snelheid voordat de frequentieregelaar wordt gestopt
Freq.reg. startsnelh. (20 – 60 Hz)
Minimum snelheid voor start van frequentieregelaar
(Moet hoger worden ingesteld dan 'Freq. reg. min. snelheid')
Freq.reg. max. snelh. (40 – 120 Hz)
Maximale toegestane snelheid voor de compressor
Bewaak freq.reg.
Selecteer deze functie als een ingang benodigd is voor de bewaking van de frequentieregelaar
Periodetijd PWM
Tijdsperiode voor bypassventiel (aan-tijd + uit-tijd)
Min. capaciteit PWM
Minimumcapaciteit tijdens de periode (zonder minimumcapaciteit wordt de compressor niet gekoeld)
Max. capaciteit PWM
Begrenzing van de capaciteit tijdens de periode (100 = geen limiet)
Limieten load shedding
Selecteer hoeveel ingangen benodigd zijn voor load shedding
Load shedding limiet 1
Instelling van maximale capaciteit voor load shed ingang 1
Load shedding limiet 2
Instelling van maximale capaciteit voor load shed ingang 2
Override limiet Po
Iedere belasting onder deze waarde is toegestaan. Als de Po deze waarde overschrijdt, wordt een tijdvertraging gestart.
Als deze tijdvertraging verstrijkt, zal de 'load shedding limiet' worden opgeheven.
Override vertraging 1
Override vertraging voor load shed limiet 1. Als de zuigdruk de
'Override limiet Po' overschrijdt gedurende load shedding en de hier ingestelde vertraging is vertreken, zal 'load shedding limiet 1' niet meer actief zijn.
Override vertraging 2
Als hierboven, maar voor load shedding limiet 2
Kp Po (0,1 – 10,0)
Versterkingsfactor voor zuigdrukregeling
Uitgebr. reg.instel.
Selecteer of de uitgebreide regelinstellingen zichtbaar moeten zijn
Po filter
Veranderingen in de Po-referentie dempen
Pc filter
Veranderingen in de Pc-referentie dempen
Min. capaciteitswijz. (0 – 100%)
Minimale wijziging van de gewenste capaciteit die welke resulteert in een compressorschakeling. Alleen voor enkele compressoren (zonder cap.reg.) en 'op en af stap mode' volgens de 'Best passend' methode.
Minimaliseer schakelen
Instellen versterking van dynamische vergroting van neutrale zone bij compressorschakelingen (zie pagina 75)
Vertr. uitgangen opstart (15 – 900 s)
Na opstart zal gedurende deze tijd alleen de eerste compressorstap actief zijn.
Mode cap. klep.
Selecteer of 1 of 2 capaciteit geregelde compressoren tegelijkertijd onbekrachtigd mogen zijn bij een afnemende capaciteit.
5 – Compressoren
In dit scherm wordt de capaciteitverdeling tussen de compressoren verdeeld.
De in te stellen capaciteiten zijn afhankelijk van de geselecteerde compressorapplicatie en de 'op en af stap mode'.
Nominale capaciteit ( 0,0 – 100000,0 kW)
Stel de nominale capaciteit van de betreffende compressor in.
Voor frequentie geregelde compressoren moet de nominale capaciteit worden ingesteld bij 50Hz.
Cap. klep.
Aantal capaciteitskleppen per compressor (0-3)
6 – Capaciteitsverdeling
De instelling is afhankelijk van de geselecteerde compressorapplicatie en de 'op en af stap mode'.
Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 59
Configuratie - vervolg
8. Instellen compressorbeveiliging
Druk op de ‘+’ knop om naar de volgende pagina te gaan.
9. Instellen anti-pendel timers
Druk op de ‘+’ knop om naar de volgende pagina te gaan.
10. Instellen timers veiligheids-
uitschakeling
Druk op de ‘+’ knop om naar de volgende pagina te gaan.
11. Instellen overige functies
60
Voor ons voorbeeld selecteren we de volgende instellingen:
- Algemene hoge druk beveilging voor alle compressoren
- 1 Beveiligingscircuit voor iedere individuele compressor
(De overige opties kunnen worden geselecteerd als specifieke beveiligingen voor iedere compressor nodig zijn)
Minimale UIT tijd voor compressorrelais
Minimale AAN tijd voor compressorrelais
Anti-pendel tijd (tijd tussen twee starts van hetzelfde relais)
Deze instellingen zijn alleen van toepassingen op het compressorrelais en dus niet voor de capaciteitskleppen
Als deze tijden elkaar overlappen, zal de regelaar de langste tijd gebruiken.
Voor ons voorbeeld gebruiken we deze functies niet
Hoofdstap
Stel de nominale capaciteit in van de hoofdstap (percentage van nominale compressorcapaciteit) 0 – 100%
Klep
Uitlezing van de capaciteitsverdeling van de capaciteitskleppen. 0 - 100%.
7 – Beveiliging
Noodcapaciteit dag
De gewenste ingeschakelde capaciteit in een 'dag' situatie in geval van noodregeling als resultaat van een probleem met de regelsensor voor de zuigdruk.
Noodcapaciteit nacht
De gewenste ingeschakelde capaciteit in een 'nacht' situatie in geval van een noodregeling als resultaat van een probleem met de regelsensor voor de zuigdruk.
Max. persgastemp.
Maximale waarde voor de persgastemperatuur
10 K onder deze waarde, wordt de compressorcapaciteit gereduceerd en de volledige condensorcapaciteit ingeschakeld.
Indien deze waarde wordt overschreden, wordt alle compressorcapaciteit afgeschakeld.
Max. cond. druk
Maximale waarde voor de condensatiedruk in °C
3 K onder deze waarde, wordt de compressorcapaciteit gereduceerd en de volledige condensorcapaciteit ingeschakeld.
Indien deze waarde wordt overschreden, wordt alle compressorcapaciteit afgeschakeld.
Max. cond. druk vertr.
Tijdvertraging voor het maximale condensatie druk alarm
Min. zuigdruk
Minimale waarde voor de zuigdruk in °C
Als deze waarde wordt overschreden, wordt alle compressorcapaciteit afgeschakeld.
Po max. alarm
Alarmlimiet voor te hoge zuigdruk
Po max. vertr.
Vertragingstijd voor alarm voor te hoge zuigdruk Po
Herstarttijd
Algehele tijdvertraging voor herstart van compressor.
(van toepassing op functies: 'Max. persgastemp.', 'Max. cond.
druk', en 'Min. zuigdruk'.
SH min. alarm
Alarmlimiet voor minimale oververhitting in de zuigleiding
SH max. alarm
Alarmlimiet voor maximale oververhitting in de zuigleiding
SH alarmvertr.
Tijdvertraging voor alarm voor minimale of maximale oververhitting in de zuigleiding
8 – Compressorbeveiliging
Algehele beveiliging
Selecteer of 1 algehele beveiliging gewenst is voor alle compressoren. Als dit alarm actief is, worden alle compressoren uitgeschakeld.
Oliedrukbeveilging etc.
Definieer hier of dit type beveiliging benodigd is
Algemene beveiliging
Indien 'Ja' verwacht de regelaar van iedere compressor 1 beveiligingsingang.
9 – Anti-pendel timers
Stel hier eventuele minimum AAN of UIT tijden.
De anti-pendeltijd is de tijd tussen 2 starts van hetzelfde relais en beperkt dus het aantal starts per uur.
10 – Timers veiligheidsuitschakeling
Uitschakelvertraging
De tijdvertraging tussen het uitschakelen van een compressor door een beveiligingsfunctie en het genereren van een alarm.
Deze instelling geldt voor alle beveiligingsingangen van de desbetreffende compressor.
Herstartvertraging
Minimum tijd dat een compressor weer 'OK' moet zijn na een veiligheidsuitschakeling. Na deze interval mag de compressor weer starten.
11 – Overige functies
Regeling Inject ON
Selecteer deze functie als een uitgang moet worden gebruikt voor deze functie. (Deze uitgang moet dan worden uitbedraad naar alle verdamperregelaars zodat de AKV kleppen sluiten als alle compressoren in storing staan.)
Netwerk: het signaal wordt via datacommunicatie naar de regelaars verzonden.
Vloeistofinsp. zuigl.
Selecteer deze functie als vloeistofinspuiting in de zuigleiding is gewenst om de persgastemperatuur 'laag' te houden.
De regeling kan geschieden met behulp van een magneetventiel en een TEV, of met een AKV ventiel.
Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Configuratie - vervolg
Instellen oliemanagement
1. Ga naar het configuratiemenu
2. Selecteer Oliemanagement
3. Instellen regelmethodes
Druk op de ‘+’ knop om naar de volgende pagina te gaan.
In ons voorbeeld gebruiken we geen veiligheidsrelais.
In dit voorbeeld willen we het olievat controleren.
Dat gebeurt met een pressostaat.
We hebben hier gekozen voor een pressostaat.
De pressostaat moet als volgt ingesteld worden:
- Selecteer druktransmitter
Wanneer de druk in het vloeistofvat terugloopt, moet de klep zich openen.
- Stel het drukniveau in waarbij de klep zich moet openen. Stel hier in op 30 bar.
- Stel het drukniveau in waarbij de klep zich opnieuw volledig moet sluiten. Stel hier in op 35 bar.
In het voorbeeld hebben we twee niveauschakelaars in het vloeistofvat: een voor hoog niveau en een voor laag niveau.
3
LP synchroniseren naar HP
Selecteer of deze regelaar op lage druk staat en gesynchroniseerd moet worden met hogedrukregeling.
Olievereffening gebruiken
(Enkel mogelijk bij cyclische werking)
Intervaltijd
Stel in hoe vaak een compressor bij volledige werking moet pauzeren.
Vereffeningstijd
Stel de duur van de olievereffening in (de pauze).
Oilreg.beveil.relais
Als deze op JA ingesteld staat, reserveert de regelaar een veiligheidsrelais voor elke compressor. De aansluitklem van het relais is in serie aangesloten op het compressorrelais. Het relais kan hiermee de compressor stoppen, als er een tekort aan olie wordt geregistreerd tijdens geforceerde regeling van de compressor. (Geforceerde regeling op AAN met de instelling "Handmatig" of met de
"omschakeling" op een uitbreidingsmodule.)
Danfoss beveelt deze functie aan om schade aan de compressor te voorkomen ten gevolge van onzorgvuldige behandeling.
(Om het simpel te houden, wordt deze functie niet gebruikt als voorbeeld.)
Olievat
Selecteer of u de drukregeling wilt activeren in een van de olievaten.
Niveauschak.
Definieer de gewenste niveausensoren. Alleen Hoog /
Hoog en laag
Niveau alarmvertraging
Vertragingstijd voor niveaualarm
Ingang voor drukopbouw
Selecteer of de druk gecontroleerd wordt door een pressostaat of door een signaal van de pulsteller.
Comp. per. voor startvolg.
(Voor pulsteller): Percentage van de waarde van totaal aantal pulsen van de verschillende compressors
Drukopbouw volgorde
(Voor de pulsteller) Selecteer tussen:
Alleen pulsen vanuit het hogedrukcircuit. Pulsen vanuit zowel hoge druk als lage druk zijn inbegrepen
Actual druk
Gemeten drukwaarde
Actuele status
Status van olieafscheiding
Uitschakeldruk
Druk in vloeistofvat voor afsluiten olie
Inschakeldruk
Druk in vloeistofvat voor inschakelen olie
Hoog alarm limiet
Er gaat een alarm af als een hogere druk wordt geregistreerd
Hoog alarm vertr.
Tijdvertraging voor alarm
Hoog alarm tekst
Schrijf een alarmtekst
Laag alarm limiet
Er gaat een alarm af als een lagere druk wordt geregistreerd
Laag alarm vertr.
Tijdvertraging voor alarm
Laag alarm tekst
Schrijf een alarmtekst
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 61
Configuratie - vervolg
4. Stel het oliebeheer in voor de compressors
5. Instellen afscheider
62
Druk op de ‘+’ knop om naar de volgende pagina te gaan.
In ons voorbeeld wordt de olietoevoer voor elke compressor afzonderlijk geregeld.
In dit schema zijn de instellingen te zien.
De procedure is als volgt:
20 seconden na het signaal van de niveauschakelaar wordt begonnen met het inspuiten van olie. Met een interval van één minuut wordt driemaal geïnjecteerd. Elke puls duurt één seconde. Vervolgens is er een pauze van 20 seconden. Als de niveauschakelaar op dit punt geen olie heeft geregistreerd, wordt de compressor stopgezet.
In ons voorbeeld is er slechts één afscheider met een enkele niveauschakelaar.
In dit schema zijn de instellingen te zien.
De procedure is als volgt:
Wanneer de niveauschakelaar een signaal afgeeft, begint het ontladingsproces naar het vloeistofvat. Met een interval van één minuut wordt driemaal geïnjecteerd. Elke puls duurt één seconde. Als de niveauschakelaar op dat moment geen daling in het oliepeil registreert, gaat een alarm af zodra de vertragingstijd voorbij is.
4
Compressor olie instellen
Selecteer of de olie tegelijkertijd naar alle compressors gestuurd moet worden of dat elke compressor afzonderlijk geregeld moet worden.
Ugebr. stopregeling
"Ja" betekent dat pulsen na een compressorstop zijn toegestaan
Oliecyclus vertr. na
Vertragingstijd voor de start van oliepulsen
Oliecyclus vertr. voor
Vertragingstijd voor het signaal dat de oliepulsen zal stoppen
Hoog olie alarmvertraging
Als de niveauschakelaar niet geactiveerd is voordat de tijd verstreken is, gaat er een alarm af. (De compressor gebruikt de olie niet).
Aantal perioden
Aantal pulsen dat geactiveerd moeten worden in een olievulreeks
Aant. perioden vóór stoppen (Ugebr. stopregeling = ja)
Als er nog steeds olie ontbreekt na dit aantal pulsen, wordt de compressor stopgezet. Het resterende aantal pulsen wordt vervolgens toegestaan.
Periodetijd
Tijd tussen pulsen
Olieklep open tijd
De openingstijd van de klep voor iedere puls.
5
Afscheider
Selecteer of er één gezamenlijke afscheider voor alle compressors moet zijn of één afscheider per compressor.
Niveaudetectie
Selecteer of de afscheider geregeld moet worden door de niveauschakelaars "Volledige reeks", "Tot niveau" of "laag en hoog".
Niveau alarm vertr.
Er gaat een alarm af bij gebruik van een niveauschakelaar voor laag niveau.
Herhaal olieretourcyclus
Periode tussen het herhalen van het legingsproces van de afscheider als de niveauschakelaar op het hoge niveau blijft staan.
Geen olie afscheider alarm vertr.
Alarmvertraging wanneer een signaal wordt gegeven dat er geen olie wordt afgescheiden
(contact "hoog" niveau niet geactiveerd)
Aantal perioden
Aantal keren dat de klep moet openen tijdens een legingsreeks
Periode tijd
Tijd tussen openen van de kleppen.
Open tijd
De tijd dat de klep open is
Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Configuratie - vervolg
Instellen condensorventilatorenregeling
1. Ga naar het configuratiemenu
2. Selecteer condensorventilatoren
3. Instellen referentiemode en setpoint
Druk op de ‘+’ knop om naar de volgende pagina te gaan.
4. Instellingen voor capaciteitsregeling
In ons voorbeeld wordt de condensordruk geregeld op basis van Sgc en van de Sc3 (vlottende referentie)
De instellingen zijn in de figuur links te zien.
In ons voorbeeld gebruiken we een aantal ventilatoren, alle met parallelle snelheidsregeling.
De instellingen zijn in de figuur links te zien.
Ter info: de functie 'Bewaak ventilatoren' vereist een ingangssignaal van iedere ventilator.
3 – Pc referentie
Regelsensor
Pc: De condensatiedruk Pc wordt gebruikt voor de regeling
Sgc: de temperatuur bij de uitlaat van de gaskoeler (alleen
CO2 transkritiek)
S7: Mediumtemperatuur wordt gebruikt voor de regeling
Referentiemode
Selectie van type referentie
Setpoint: er wordt geregeld met een vast setpoint
Vlottend: de regeling is gebaseerd op de Sc3 buitentemperatuur, de ingestelde 'Min. tm'/'Delta T condensor' en de ingeschakelde compressorcapaciteit. (Vloeistof wordt aanbevolen voor CO2 en warmteterugwinning.)
Setpoint
Instelling van het gewenste setpoint in °C
Min.tm
Minimum gemiddelde temperatuurverschil tussen de Sc3 buitentemperatuur en de Pc condensatietemperatuur bij minimale compressorcapaciteit.
Delta T condensor
Gemiddeld temperatuurverschil tussen Sc3 buitentemperatuur en de Pc condensatietemperatuur bij maximale compressorcapaciteit (normaal 8-15 K)
Min. referentie
Minimum toegestane referentie voor condensatietemperatuur
Max. referentie
Maximaal toegestane referentie voor condensatietemperatuur
4 – Capaciteitsregeling
Aantal ventilatoren
Stel het aantal ventilatoren in
Bewaak ventilator(en)
Beveiliging ventilatoren. Bij 'Ja' wordt per ventilator 1 digitale ingang gebruikt
Mode capaciteitsregel.
Selecteer mode voor capaciteitsregeling
Stap: ventilatoren worden in stappen geschakeld door de relaisuitgangen
Stap/Freq.reg: de ventilatorcapaciteit wordt geregeld via een combinatie van frequentie- en stappenregeling (alle ventilatoren zitten achter de frequentieregelaar)
Freq.reg.: de ventilatorcapaciteit wordt volledig via de frequentieregelaar geregeld
Freq.reg. 1 stap: Eerste ventilator toerenregeling, rest stappenregeling
Vent. Freq. Reg. type
VSD (en normale AC-motoren)
EC-motor = ventilatormotoren met DC-regeling
Freq.reg. startsnelh.
Minimum snelheid voor start van frequentie regeling (moet hoger zijn dan 'Freq.reg. min. snelh.')
Freq.reg. min. snelh.
Minimum frequentie waarbij de frequentie regeling wordt uitgeschakeld (lage belasting)
Bewaak freq.reg.
Bewaking van frequentieregelaar. Een digitale ingang wordt gebruikt voor het bewaken van de frequentieregelaar.
EC Start capaciteit
De regeling wacht tot deze behoefte zich voordoet alvorens spanning aan de EC-motor te leveren
EC min voltage
Spanningswaarde bij capaciteit 0%
EC max voltage
Spanningswaarde bij capaciteit 100%
EC Voltage abs. max
Toegestane lijnspanning voor EC-motor (overcapaciteit)
Absolut max Tc
Max waarde voor Tc
Type regeling
Keuze van regelstrategie
P-band: de ventilatorcapaciteit wordt geregeld via een Pband. De P-band wordt ingesteld bij 'Proportionele band Xp'
PI-regeling: de ventilatorcapaciteit wordt geregeld door de
PI-regeling
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 63
Configuratie - vervolg
Kp
Proportionele band voor P/PI regeling
Tn
Integratietijd voor PI regeling
Cap. begrenz. nacht
Instelling van maximale capaciteit tijdens nachtsituaties. Kan gebruikt worden voor het beperken van het geluidsniveau gedurende de nacht.
De volgende instellingen zijn niet beschikbaar wanneer CO2 is geselecteerd als koelmiddel.
Bewaak luchtstroom (zie pagina 89)
Selecteer of het bewaken van de luchtstroom door de condensor gewenst is. Voor deze functie is het vereist dat een
Sc3 buitentemperatuursensor is geplaatst in de aanzuiglucht van de condensor.
FDD mode
Instelling mode voor bewaken van luchtstroom
Tuning: de regelaar voort een tuning uit voor de desbetreffende condensor. Let op, een tuning mag alleen worden uitgevoerd als de condensor onder normale bedrijfscondities werkt.
Aan: de tuning is uitgevoerd en de bewaking van de luchtstroom is actief.
UIT: de functie is niet actief
FDD gevoeligheid
Instelling voor de gevoeligheid voor de bewaking van de luchtstroom. Mag alleen worden uitgevoerd door Danfoss personeel.
Waarde tuning
Huidige waarde voor tuning. van luchtstroom.
64 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Configuratie - vervolg
Set-up van hogedrukregeling
1. Ga naar het configuratiemenu
2. Selecteer HP regeling
3. Stel de regelingswaarden in
De instellingen worden hier op de display getoond
Waarschuwing
Als de regeling wordt stopgezet tijdens hogedrukregeling, zal de druk toenemen.
Het systeem moet worden gedimensioneerd voor de hoge druk; anders zal er verlies van vulling optreden.
3 - HP regeling
Type uitgang
Selecteer het signaaltype voor de besturing van de ICMTSafsluiter.
- Spanningssignaal (ICMTS moet signaal van 0-10 V ontvangen)
- Stappenmotorsignaal via AK-XM208C
- 2 Stappenmotorsignaal voor parallel kleppen
Extra capaciteitsvers.
Stel in hoeveel de druk moet worden verhoogd als de functie 'Extra capaciteitsverschuiving' wordt geactiveerd.
Pgc min.
Min. aanvaardbare druk in de gaskoeler
Pgc max.
Max. aanvaardbare druk in de gaskoeler
Uitgebreide instellingen
Hiermee worden de volgende selectiemogelijkheden beschikbaar
Pgc max. limiet P-band
Drukband onder 'Pgc max.' waarbij de mate van opening van de afsluiter wordt verhoogd
dT Subcool
Gewenste onderkoelingstemperatuur
Kp
Versterkingsfactor
Tn
Integratietijd
Klep min. OD
Beperking van de mate van sluiting van de ICMTS-afsluiter
Klep max. OD
Beperking van de mate van opening van de ICMTS-afsluiter
Pgc HR min.
De min. aanvaardbare druk in het hogedrukcircuit uitlezen tijdens warmteterugwinning
Pgc HR offset
De drukverhoging uitlezen tijdens warmteterugwinning
Ramp down bar/min.
Hier kunt u selecteren hoe snel de referentie moet worden gewijzigd na een voltooide warmteterugwinning
Temp. bij 100 bar
Temperatuur bij 100 bar. Hier kunt u de regelkromme tijdens transkritiek bedrijf definiëren. Stel de vereiste temperatuurwaarde in.
V3gc vale
Geeft aan of een gas-bypassventiel wordt gebruikt op de gaskoeler.
Bypass lage limiet
Als de sensor Sgc een temperatuur registreert die lager is dan de geselecteerde waarde, wordt het gas buiten de gaskoeler om geleid (bv. bij opstarten bij een zeer lage omgevingstemperatuur).
Bypass toegestaan
Minimale tijd gedurende welke het gas door de gaskoeler moet worden geleid voordat omleiding is toegestaan.
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 65
Configuratie - vervolg
Set-up van regeling van vloeistofvatdruk
1. Ga naar het configuratiemenu
2. Selecteer Vatregeling
3. Stel de regelingswaarden in
De instellingen worden hier op de display getoond
3 - Vatregeling
Type uitgang
Selecteer het signaaltype voor de besturing van het gasbypassventiel:
- Spanningssignaal
- Stappenmotorsignaal via AK-XM208C
Prec referentie
Selecteer de referentie voor de druk in het vloeistofvat
Kp
Versterkingsfactor
Tn
Integratietijd
Klep min. OD
Beperking van de mate van sluiting van de CCM-afsluiter
Klep max. OD
Beperking van de mate van opening van de CCM-afsluiter
Prec min.
Min. toelaatbare druk in het vloeistofvat
Prec max.
Max. toelaatbare druk in het vloeistofvat
(Wordt tevens referentie voor de regeling wanneer de compressoren worden gestopt via de functie "Ext. compressor stop")
Prec min. limiet P-band
Drukband onder 'Prec min.' waarin de mate van opening van de ICMTS-afsluiter wordt verhoogd
Prec max. limiet P-band
Drukband boven 'Prec max.' waarin de mate van opening van de ICMTS-afsluiter wordt verkleind
66 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Configuratie - vervolg
Set-up van regeling warmteterugwinning
1. Ga naar het configuratiemenu
2. Selecteer Warmteterugwinning
3. Definieer warmteterugwinningscircuits
4. Definieer vereiste voor drukschommeling van warmtecircuit
In ons voorbeeld hebben we
CO2 geselecteerd als koelmiddel.
Hierdoor worden de getoonde instellingen geopend. In ons voorbeeld hebben we zowel een circuit voor warm kraanwater als een circuit voor verwarming.
3 -Warmteterugwinning
Warmteterugwin. mode (geldt alleen als het geselecteerde koelmiddel niet CO2 is)
Selectie van methode voor warmteterugwinning
Geen: geen warmteterugwinning gebruikt
Thermostaat: warmteterugwinning wordt geregeld door thermostaat
Digitale ing.: warmteterugwinning wordt geregeld door signaal van digitale ingang
Relais warmteterugwin.
Selecteer of een uitgang benodigd is welke tijdens warmteterugwinning geactiveerd moet zijn.
Setpoint warmteterugwin.
Setpoint voor warmteterugwinning wanneer de warmteterugwinning geactiveerd is
WTW ramp down
Configureer hoe snel de referentie voor de condensatiedruk terug moet zakken naar het 'normale' nivo na warmteterugwinning. Instelling is in Kelvin per minuut.
Uitschak. therm. WTW
Temperatuurwaarde waarbij de thermostaat de warmteterugwinning uitschakelt
Inschak. therm. WTW
Temperatuurwaarde waarbij de thermostaat de warmteterugwinning inschakelt
Warmteterugwinning circuit (geldt alleen als het geselecteerde koelmiddel CO2 is)
Hier selecteert u welke terugwinningscircuits geregeld moeten worden:
- Geen
- Circuit voor warm kraanwater
- Circuit voor verwarming
- Zowel warm kraanwater als verwarming
4 - Warmteterugwinning type
Hier definieert u hoe de condensatiedruk (HP) moet worden geregeld als het terugwinningscircuit voor verwarming warmte nodig heeft:
- Geen HP verschuiv. (eenvoudige regeling)
- HP verschuiv. Hierbij moet de regelaar een spanningssignaal ontvangen. De offsetwaarden die gelden voor de max. waarde moeten worden gedefinieerd in de instellingen voor het verwarmingscircuit. Zie de volgende pagina.
- Max warmteterugwin. Hierbij moet de regelaar een spanningssignaal ontvangen, maar de regeling wordt verhoogd om ook de pomp, ventilatoren en gaskoeleromleiding te besturen.
Druk op de ‘+’ knop om naar de volgende pagina te gaan.
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 67
Configuratie - vervolg
5. Set-upwaarden voor kraanwatercircuits
6. Set-upwaarden voor verwarmingscircuit
68
Druk op de ‘+’ knop om naar de volgende pagina te gaan.
In het voorbeeld gebruiken we de getoonde instellingen
In het voorbeeld gebruiken we de getoonde instellingen
5 - Kraanwatercircuits (instellingen zijn alleen beschikbaar als het geselecteerde koelmiddel CO2 is, en moet worden geregeld op een circuit voor kraanwater).
Regeling: hier kan de regeling van het circuit worden gestart (auto) en gestopt (uit).
Referentie: hier kan de vereiste temperatuur voor sensor Stw8 worden ingesteld.
Thermostaat band: de aanvaardbare temperatuurschommeling rondom de referentie:
Regelsignaal. Kiezen uit:
Stw8: als regeling moet geschieden alleen op basis van deze sensor.
S4-S3: (en een temperatuurverschilwaarde) als de regelaar moet regelen aan de hand van dit temperatuurverschil, totdat de Stw8-referentie is bereikt.
(Tijdens S4-S3-regeling moet altijd de snelheid van de pomp worden geregeld.)
Stw8 + Stw8A: als twee temperatuursensors zijn geïnstalleerd in het vloeistofvat voor warm water.
Variabele snelheid: hier wordt het pomptype geselecteerd. Regelbare snelheid dan wel aan/uit.
Uitgebreide instellingen: de volgende opties worden beschikbaar:
Flow schakelaar.: : moet gewoonlijk worden geselecteerd met het oog op veiligheid
Kp: versterkingsfactor
Tn: integratietijd
Min. pompsnelheid: pompsnelheid voor start/stop
Max. pompsnelheid:
Flow schak. vertraging: duur van stabiel signaal voordat de nieuwe status wordt gebruikt voor de regeling.
6 -Warmteterugwinning pomp (instellingen zijn alleen beschikbaar als het gekozen koelmiddel CO2 is, en regeling moet geschieden met gebruik van een circuit voor verwarming).
Regeling: hier kan de regeling van het circuit worden gestart (auto) en gestopt (uit).
Referentie: hier wordt de vereiste temperatuur van sensor Shr8 (of Shr4) ingesteld.
Thermostaat band: de toelaatbare temperatuurschommeling rondom de referentie:
Regelsignaal: Kiezen uit:
Shr8: als regeling moet geschieden alleen op basis van deze sensor.
S4-S3: (en een temperatuurverschilwaarde) als de regelaar moet regelen aan de hand van dit temperatuurverschil, totdat de Shr8-referentie is bereikt.
Shr4: regeling geschiedt met gebruik van deze sensor, maar Shr8 moet ook zijn geïnstalleerd. (Tijdens S4-S3-regeling of Shr4-regeling moet altijd de snelheid van de pomp worden geregeld.)
Variable snelheid: Variabele snelheid: hier wordt het pomptype geselecteerd. Regelbare snelheid dan wel aan/uit.
Verw. verbruikers: : (alleen als de condensatiedruk moet worden verhoogd tijdens warmteterugwinning). Hier wordt het aantal signalen ingesteld dat kan worden ontvangen. Het signaal kan 0-10 V of
0-5 V zijn. (Instellingen onder 'Geavanceerd' worden gebruikt voor 0-100% van het signaal.)
Verw. gebruikers filter
De hoogste van de ontvangen signalen worden bekendgemaakt voor deze periode.
Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Configuratie - vervolg
Additional heat output
De functie zal een relais reserveren. Het relais wordt ingeschakeld wanneer het signaal voor de warmteafvoersystemen 95% bereikt.
Uitgebreide instellingen: de volgende opties worden beschikbaar:
Flow schakelaar.: moet gewoonlijk worden geselecteerd met het oog op veiligheid
Kp: versterkingsfactor
Tn: Integratietijd
Tc max HR: waarde waarbij de omleiding van de gaskoeler wordt beëindigd.
Min. pompsnelheid: pompsnelheid voor start/stop
Max. pompsnelheid: de max. toelaatbare snelheid van de pomp
Pomp stop limiet: signaal in % waarbij de pomp weer wordt gestopt
Pomp start limiet: signaal in % waarbij de pomp wordt gestart
Pgc HR min: basisreferentie voor de druk als extern spanningssignaal wordt ontvangen.
Pgc HR offset: drukverschuiving bij max. spanningssignaal
HP low limiet: signaal in % waarbij 'Pgc HR min.' van kracht wordt.
HP high limiet: signaal in % waarbij waarde 'Pgc HR versch.' wordt gebruikt.
Fan - Max Cond. Ref offset: stel de verschuiving in waarbij de ventilatoren volledig tot stilstand moeten komen.
Fan low limit: signaal in % waarbij smoren van de ventilatoren begint
Fan high limit: signaal in % waarbij de ventilatoren worden stopgezet
V3gc bypass stop limit: signaal in % waarbij de gaskoeler weer wordt aangesloten na voltooiing van ontkoppeling.
V3gc bypass start limit: signaal in % waarbij de gaskoeler wordt ontkoppeld.
Flow Schak. vertraging: duur van stabiel signaal voordat de nieuwe status wordt gebruikt voor de regeling.
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 69
Configuratie - vervolg
Instellen Display
1. Ga naar het configuratiemenu
2. Selecteer Displayinstelling
3. Stel in welke soorten meetwaarden moeten worden weergegeven voor de individuele uitgangen
In ons voorbeeld worden geen afzonderlijke displays gebruikt.
Deze instelling wordt hier ter informatie genoemd.
3 - Display instelling
Display
Het volgende kan voor de vier uitgangen worden uitgelezen..
Comp. control sensor
P0 temperatuur
Pctrl Bar abs.
S4
Ss
Sd
Cond. control sensor
Tc
Pc Bar abs-
S7
Sgc
Shp
Pgc bar abs
Prec bar abs
Stw8
Shr8
Speed compressor
Unit eenheid
Selecteer of meetwaarden in SI-eenheden moeten zijn (°C en bar) of Amerikaanse eenheden
(°F en psi)
70 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Configuratie - vervolg
Set-upfuncties voor algemene doeleinden
1. Ga naar het configuratiemenu
2. Selecteer Algemeen gebruk
3. Definieer het aantal vereiste functies
In ons voorbeeld selecteren we één thermostaatfunctie voor temperatuurregeling in de compressorruimte en één alarmfunctie voor bewaking van het vloeistofpeil in het vloeistofvat.
Het volgende aantal verschillende functies kan worden gedefinieerd:
5 thermostaten
5 pressostaten
5 Spanningsingangen
10 alarm signaalen
3 PI-regeling
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 71
Configuratie - vervolg
Afzonderlijke thermostaten
1. Selecteer thermostaten
2. Selecteer actuele thermostaat
3. Definieer de gewenste thermostaatfunctie
Voor ons voorbeeld selecteren we 1 thermostaatfunctie voor het bewaken van de machinekamertemperatuur.
Vervolgens moet een naam voor de functie worden ingevuld.
3 – Thermostaten
De algemene thermostaten kunnen worden gebruikt voor het bewaken van in totaal 5 temperatuursensoren. Iedere thermostaat heeft een aparte digitale uitgang voor het aansturen van een eventueel extern apparaat.
Stel voor iedere thermostaat in
- Naam
- Welke sensor wordt gebruikt
Actuele temp
Temperatuurmeting van sensor die voor deze thermostaat wordt gebruikt
Actuele status
Actuele status van thermostaatuitgang
Uitschakeltemp.
Uitschakelwaarde voor thermostaatfunctie
Inschakeltemp.
Inschakelwaarde voor thermostaatfunctie
Hoog alarm limiet
Hoog alarm limiet
Hoog alarm vertr.
Tijdvertraging voor hoog alarm
Hoog alarmtekst
Alarmtekst voor hoog alarm
Laag alarm limiet
Laag alarm limiet
Laag alarm vertr.
Tijdvertraging voor laag alarm
Laag alarm tekst
Alarmtekst voor laag alarm
Aparte pressostaten
1. Selecteer pressostaten
2. Selecteer actuele pressostaat
In ons voorbeeld zijn aparte pressostaat functies niet gebruikt.
3 – Pressostaten
Instellingen zijn gelijk aan de thermostaten
3. Definieer de gewenste pressostatfunctie
72 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Configuratie - vervolg
Afzonderlijke spanningsingangen
1. Selecteer Spanningsingangen
2. Selecteer actuele spanningsingangen
3. Definieer de gewenste namen en waarden voor het ingangssignaal
In ons voorbeeld gebruiken we deze functie niet, dus deze pagina is alleen ter informatie.
Voor iedere ingang (signaal) moet een naam worden ingevuld evenals alarmteksten.
De waarden 'Min. uitlezing' en 'Max. uitlezing' zijn instellingen die het minimale en maximale spanningssignaal vertegenwoordigen (het bereik van het spanningssignaal wordt ingesteld in de 'I/O configuratie'.)
Voor iedere gedefinieerde spanningsingang zal de regelaar een relaisuitgang reserveren in de 'I/O configuratie'. Als deze functie alleen maar hoeft te alarmeren is het niet verplicht om deze uitgang te definiëren.
3 – Spanningsingangen
De algemene spanningsingang kan gebruikt worden voor het bewaken van externe spanningssignalen. Iedere spanningsingang heeft een aparte digitale uitgang voor het aansturen van een eventueel extern apparaat.
Naam
Actuele waarde
= uitlezing van de meting
Actuele status
= status van de digitale uitgang
Min. uitlezing
Waarde bij minimum spanningssignaal
Max. uitlezing
Waarde bij maximaal spanningssignaal
Schakel uit
Uitschakelwaarde voor digitale uitgang
Schakel in
Inschakelwaarde voor digitale uitgang
Uitschakelvertr.
Tijdvertraging voor uitschakelen
Inschakelvertr.
Tijdvertraging voor inschakelen
Hoog alarm limiet
Hoog alarm limiet
Hoog alarm vertr.
Tijdvertraging voor hoog alarm
Hoog alarm tekst
Alarmtekst voor hoog alarm
Laag alarm limiet
Laag alarm limiet
Laag alarm vertr.
Tijdvertraging voor laag alarm
Laag alarm tekst
Alarmtekst voor laag alarm
Afzonderlijke alarmingangen
1. Selecteer Algemene Alarmingangen
2. Selecteer actuele alarm signaal
3. Definieer de vereiste namen en waarden gekoppeld aan het signaal
Voor ons voorbeeld selecteren we 1 alarmfunctie voor het bewaken van het vloeistofniveau in het vloeistofvat.
We hebben een naam ingevuld voor de alarmfunctie en voor de alarmtekst.
3 – Algemene alarmingang
Deze functie kan gebruikt worden voor het bewaken van diverse digitale signalen.
Aantal ingangen
Stel het benodigde aantal ingangen in
Stel voor iedere ingang in
- Naam
- Vertraging voor DI alarm
- Alarmtekst
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 73
Configuratie - vervolg
Afzonderlijke PI functie
1. Selecteer Algemene PI
2. Selecteer actuele PI-functie
3. Definieer de vereiste namen en waarden gekoppeld aan de functie
In ons voorbeeld gebruiken we deze functie niet, dus de display wordt hier slechts ter informatie getoond.
3 - Algemene PI regeling
De functie kan worden gebruikt voor optionele regeling.
Stel het volgende in voor elke regeling
• Naam
• Regeling: Uit, Handmatig, of Auto
• Type regeling: P of PI
• Externe DI reg.: ingesteld op Aan als er een externe schakelaar is waarmee de regeling kan worden gestart/gestopt.
• Select. ingang type: kies welk signaal de regeling moet ontvangen: temperatuur, druk, druk omgezet in temperatuur, spanningssignaal, Tc, Pc, Ss of Sd.
• Signaal variable referentie: Kiezen uit: : geen, temperatuur, druk, druk omgezet in temperatuur, spanningssignaal, Tc,
Pc, Ss of DI.
• Het signaal aflezen voor de regelbare referentie (niet op de display getoond)
• De totale referentie aflezen
• Uitgang: hier selecteert u de uitlaatfunctie (PWM = pulsbreedtemodulatie (bv. AKV ventiel)), stappenmotorsignaal voor een stappenmotor of spanningssignaal.
• Ref. berek.A: constante voor regelbare waarde opgenomen in de referentie. (Referentie = Ax + B)
• Ref. berek.B: vaste waarde opgenomen in de referentie
• Alarmmode: kies of een alarm moet worden gekoppeld aan de functie. Als dit wordt ingesteld op AAN, kunnen alarmteksten en alarmlimieten worden ingevoerd.
• Uitgebr. reg. instell.: nu kunnen regelparameters worden geselecteerd.
• PWM periodetijd: periode waarin het signaal aan en uit is geweest.
• Kp: versterkingsfactor
• Tn: integratietijd
• Minimum ref.: laagste toegelaten referentie
• Maximum ref.: hoogste toegelaten referentie
• Ref. filter tijd: duur voor soepele overgangen naar de referentie
• Max. fout: maximaal toelaatbaar foutsignaal waarbij de integrator aanwezig blijft in de regeling
• Min. regeloutput: laagst toegestaan uitgangssignaal
• Max. regel output: maximaal toegestaan uitgangssignaal
• Opstarttijd: tijd bij opstarten waarbij het uitgangssignaal geforceerd wordt geregeld
• Opstart uitgang: de grootte van het uitgangssignaal ten tijde van het opstarten.
• Stop uitgang
74 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Configuratie - vervolg
Configuratie in- en uitgangen
1. Ga naar het configuratiemenu
De volgende schermen zijn afhankelijk van eerder gemaakte selecties. De schermen geven weer welke aansluitingen nodig zijn voor de eerder gemaakte selecties.
• Digitale uitgangen
• Digitale ingangen
• Analoge uitgangen
• Analoge ingangen
2. Selecteer I/O configuratie
3. Configuratie van Digitale uitgangen
Belasting
Magneetventiel, olie, comp. 1
Magneetventiel, olie, comp. 2
Magneetventiel, olie, comp. 3
Magneetventiel, olie, comp. 4
Magneetventiel, olieafscheider
Circulatiepomp tw
Circulatiepomp hr
Mach. kamer vent.
Compressor 1
Compressor 2
Compressor 3
Compressor 4
Start / stop van VLT voor de vent.
3-wegafsluiter, kraanwater, V3tw
3-wegafsluiter, verwarmingscircuit,
V3hr
3-wegafsluiter, gaskoeler, V3gc
Uitgang
DO1
DO2
DO3
DO4
DO5
D06
DO7
DO8
DO1
DO2
DO3
DO4
DO5
DO6
DO7
DO8
1
1
1
1
1
1
1
Module Punt
1 12
2
2
2
2
2
2
13
14
15
16
17
18
19
9
10
11
12
13
14
2
2
15
16
Druk op de ‘+’ knop om naar de volgende pagina te gaan.
4. Configuratie Digitale ingangen
We stellen de digitale uitgangen in door in te stellen op welke module en op welk punt (op deze module) de bewuste functie is aangesloten.
Verder selecteren we ook voor iedere uitgang of de belasting actief is in de positie 'AAN' of 'UIT'.
Belasting
Externe compressor stop
Niveauschakelaar, olie, comp.1
Niveauschakelaar, olie, comp.2
Niveauschakelaar, olie, comp.3
Niveauschakelaar, olie, comp.4
Niveauschakelaar, olie, vloeistofvat
Hoog
Niveauschakelaar, olie, vloeistofvat
Laag
Niveauschakelaar, olie, afscheider
Niveauschakelaar, CO2-vloeistofreservoir
Reset van compressorstop
Compressor 1 algem. beveil.
Compressor 2 algem. beveil.
Compressor 3 algem. beveil.
Compressor 4 algem. beveil.
Start / stop van warmteterugwinning hr
Alle compr. algehele beveiliging
Flow switch FStw
Flow switch FShr
Start / stop van warmteterugwinningtw
AI2
AI3
AI4
AI5
DI1
DI2
DI3
DI4
DI5
DI6
DI7
DI8
AI2
Uitgang
AI4
AI8
AI9
AI10
AI11
AI1
1
1
1
1
Module Punt
1 4
10
11
8
9
2 1
Actief op
Gesloten
Gesloten
Gesloten
Gesloten
Gesloten
Gesloten
Gesloten
Gesloten
Open
Pulse pressure
Open
Open
Open
Open
Gesloten
Open
Open
Open
Gesloten
2
3
4
5
1
2
3
4
5
6
7
8
3
2
2
2
2
4
4
4
4
4
4
4
4
5
AK-PC 781
We stellen de digitale ingangen in door in te stellen op welke module en op welk punt (op deze module) de bewuste functie is aangesloten.
Verder selecteren we ook voor iedere ingang of de functie actief is in de positie 'Open' of 'Gesloten'.
Er is 'Open' geselecteerd voor alle beveiligingscircuits. Dit betekend dat onder normale omstandigheden het contact is gesloten en er pas een alarm optreedt als het contact verbroken wordt.
Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Actief op
ON
ON
ON
ON
ON
ON
ON
ON
ON
ON
ON
ON
ON
ON
ON
ON
4 - Digitale ingangen
De volgende functies zijn mogelijk:
Externe hoofdschakelaar
Ext. compressor stop
Ext. power loss
Nachtverschuiving
Load shed 1
Load shed 2
LT compr. vrijgave
MT compr. vraag
Alle compressoren:
Algehele beveiliging
Compr. 1
Oliedrukbeveiliging
Overstroombeveiliging
Motorbeveiliging
Perstemperatuurbeveil.
Persdrukbeveiliging
Algemene beveiliging
Freq. reg. compr. alarm do Compr. 2-8
Ventilator 1 beveiliging
Ventilator 2-8
Freq. reg. cond. alarm
Reset comp. blokkering
LP comp. olieteller
Olievat laag
Olievat hoog
Oliepeil comp. 1-8
Olieafscheider laag 1-8
Olieafscheider hoog 1-8
Warmteterugwinning tw aan hr aan
Flow switch tw
Flow switch hr
DI alarm 1
DI alarm 2 tot 10
PI-1 Di ref
Externe DI PI-1
3 - Uitgangen
De volgende functies zijn mogelijk:
Compr. 1
Cap. klep 1-1
Cap. klep 1-2
Cap. klep 1-3
Compr. 2 tot 8
Olieklep comp. 1-8
Lp comp. oliepuls
Olieklep 1-8
Olieklep afscheider 1-8
MT compr. vrijgave
LT compr. vraag
Inspuiting warmtewisselaar
Vl. inspuit. zuigl.
'Inject ON'
Ventilator 1 / Freq.
Ventilator 2 tot 8
HP regeling
Valve gaskoeler V3gc
Verw. thermostaat
Afsluiter kraanwater V3tw
Pomp kraanwater tw
Afsluiter warmteterugw.
V3hr
Pomp warmteterugw. Hr
Additional heat
Alarm
Ik leef relais
Thermostaat 1 tot 5
Pressostaat 1 tot 5
Span. ingang 1 tot 5
PI 1-3
75
Configuratie - vervolg
Druk op de ‘+’ knop om naar de volgende pagina te gaan.
5. Configuratie van analoge uitgangen
Functie
Spanningssignaal voor hogedrukafsluiter, ICMTS
Stappenmotorsignaal voor bypassventiel, CCM
Freq. reg., compressor
Freq. reg., gas koeler vent.
Freq. reg., pomp - tw
Freq. reg., pomp - hr
Uitgang
AO1
Step1
AO5
AO6
AO7
AO8
1
Module Punt
24
Type
0-10 V
3
5
5
5
5
9
7
8
5
6
CCM
0 - 10 V
0 - 10 V
0 - 10 V
0 - 10 V
Druk op de ‘+’ knop om naar de volgende pagina te gaan.
6. Configuratie van analoge ingangen
Sensor
Persgastemperatuur - Sd
Zuiggastemperatuur - Ss
Buitentemperatuur – Sc3
Thermostaatsensor mach. kamer -
Saux1
Zuigdruk – Po
Condensatiedruk – Pc
Koelmiddel vat., Prec-CO2
Olie vat, Prec-Olie
Temperatuur kraanwater - Stw2
Temperatuur kraanwater - Stw3
Temperatuur kraanwater - Stw4
Temperatuur kraanwater - Stw8
Warmteterugwinning temperatuur
Shr2
Warmteterugwinning temperatuur
Shr3
Warmteterugwinning temperatuur
Shr4
Warmteterugwinning temperatuur
Shr8
Temp. gas koeler uitgang Sgc
Temp. by-passed gas Shp
Gas koeler druk Pgc
1
1
1
2
2
3
3
3
3
3
Module
1
1
1
3
3
3
5
5
5
Ingang
AI1
AI2
AI3
AI5
AI6
AI7
AI7
AI8
AI1
AI2
AI3
AI4
AI5
AI6
AI7
AI8
AI1
AI2
AI4
Punt
1
2
3
5
6
7
7
8
3
4
1
2
5
6
7
8
1
2
4
Type
Pt 1000
Pt 1000
Pt 1000
Pt 1000
AKS 2050-59
AKS 2050-159
AKS 2050-159
AKS 2050-159
Pt 1000
Pt 1000
Pt 1000
Pt 1000
Pt 1000
Pt 1000
Pt 1000
Pt 1000
Pt 1000
Pt 1000
AKS 2050-159
5 - Analoge uitgangen
De volgende signalen zijn mogelijk:
0 -10 V
2 – 10 V
0 -5 V
1 – 5V
Stappen uitgang
Stappen uitgang 2
Stappenmotor door gebruiker in te stellen: Zie sectie "Divers"
6 - Analoge ingangen
De volgende signalen zijn mogelijk:
Temperatuursensoren:
• Pt1000
• PTC 1000
Drukopnemers:
• AKS 32, -1 – 6 Bar
• AKS 32R, -1 – 6 Bar
• AKS 32, - 1 – 9 Bar
• AKS 32R, -1 – 9 Bar3
• AKS 32, - 1 – 12 Bar
• AKS 32R, -1 – 12 Bar
• AKS 32, - 1 – 20 Bar
• AKS 32R, -1 – 20 Bar
• AKS 32, - 1 – 34 Bar
• AKS 32R, -1 – 34 Bar
• AKS 32, - 1 – 50 Bar
• AKS 32R, -1 – 50 Bar
• AKS 2050, -1 – 59 Bar
• AKS 2050, -1 – 99 Bar
• AKS 2050, -1 – 159 Bar
• Door gebruiker in te stellen (alleen ratiometrisch, min. en max. waarde van het drukbereik moeten worden ingesteld)
S4 mediumtemp. (koud)
Pctrl
Po zuigdruk
Ss zuiggas
Sd persgas
Pc cond.druk
S7 mediumtemp (warm)
Sc3 buitentemp.
Ext. ref. signaal
• 0 – 5 V,
• 0 -10 V
Olie vat.
HP regeling
Pgc
Prec
Sgc
Shp
Stw2,3,4,8 shr2,3,4,8
HC 1-5
Verw. thermostat
Saux 1 tot 4
Paux 1 tot 3
Span. ingang 1 tot 5
• 0 -5 V,
• 0 -10 V,
• 1 – 5 V,
• 2 – 10 V
PI-en temp
PI-ref temp
PI- en spanning
PI-en druk.
PI-ref druk
76 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Configuratie - vervolg
Instellen alarmprioriteiten
1. Ga naar het configuratiemenu
2. Selecteer Alarmprioriteiten
3. Instellen alarmprioriteiten voor Zuiggroep
Veel functies hebben een bijbehorend alarm.
Aan alle gemaakte selecties en instellingen worden, indien aanwezig, aan een alarm gekoppeld. Dit is te zien in de schermen links.
Aan alle alarmen kan een bepaalde prioriteit worden gegeven:
- 'Hoog' is de hoogste prioriteit
- 'Alleen reg.' is de laagste prioriteit
- 'Uit' geeft geen alarmactie
De relatie tussen prioriteit en actie is te zien in de onderstaande tabel.
Instelling
Hoog
Medium
Laag
Alleen reg.
Uit.
X
X
X
X
Reg.
Selectie alarmrelais
Geen Hoog
Laag tot hoog
X X
X
X
X
X
X
Netwerk
AKM-
best.
3
4
1
2
Zie ook alarmtekst page 134.
Druk op de '+' knop om naar de volgende pagina te gaan.
4. Instellen alarmprioriteiten voor Condensor
Voor ons voorbeeld selecteren we de instellingen zoals in het scherm is weergegeven.
Druk op de +knop om naar de volgende pagina te gaan.
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 77
Configuratie - vervolg
5. Instellen alarmprioriteiten voor thermostaat en extra digitale signalen
Voor ons voorbeeld selecteren we de instellingen zoals in het scherm is weergegeven.
78 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Configuratie - vervolg
Sluiten configuratie
1. Ga naar het configuratiemenu
2. Selecteer Configuratieslot
3. Sluiten configuratie
De regelaar zal nu de geselecteerde functies en de gedefinieerde in-en uitgangen met elkaar vergelijken. Het resultaat is te zien in de volgende sectie waar de configuratie wordt gecontroleerd.
!! Sensorwaarden zijn pas uit te lezen en te controleren als de configuratie is gesloten !!
Klik op het veld naast Configuratieslot
Selecteer UIT
De configuratie van de regelaar is nu vergrendeld. Voordat er dus nu veranderingen kunnen worden gedaan in de configuratie van de regelaar, zal de configuratie eerst ontgrendeld moeten worden.
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 79
Configuratie - vervolg
Controleren configuratie
1. Ga naar het configuratiemenu
2. Selecteer I/O configuratie
Voor deze controle moet de configuratie vergrendeld zijn
(Pas als het configuratieslot is gesloten, worden alle instellingen voor de in-en uitgangen geactiveerd)
Er is een fout opgetreden als het volgende zichtbaar is:
3. Controleer configuratie van digitale uitgangen
De configuratie van de digitale uitgangen is zoals aangegeven op het aansluitschema op pagina 41.
Een 0-0 naast een gedefinieerde functie.
Indien een instelling is terug gezet naar 0-0, moet deze functie worden gecontroleerd.
Dit kan komen door het volgende:
• Er is een selectie van een module- en puntnummer gemaakt die niet bestaat.
• Het geselecteerde puntnummer op de bewuste module is al in gebruik door iets anders.
De fout is te herstellen door het module- en puntnummer correct in te stellen.
Hiervoor moet eerst het configuratieslot ontgrendeld worden.
Druk op de '+' knop om naar de volgende pagina te gaan.
4. Controleer configuratie van digitale ingangen
De configuratie van de digitale ingangen is zoals aangegeven op het aansluitschema op pagina 41.
Een instelling heeft een rode achtergrond.
Indien een instelling een rode achtergrond heeft, moet deze functie worden gecontroleerd.
Dit kan komen door het volgende:
• De in- of uitgang is ingesteld, maar de configuratie van de functie is dusdanig gewijzigd dat de in- of uitgang niet meer nodig is.
Het probleem wordt opgelost door het module-
en puntnummer op 0-0 in te stellen.
Hiervoor moet eerst het configuratieslot ontgrendeld worden.
80 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Configuratie - vervolg
Druk op de +knop om naar de volgende pagina te gaan.
5. Controleer configuratie van analoge uitgangen
De configuratie van de analoge uitgangen is zoals aangegeven op het aansluitschema.
Druk op de '+' knop om naar de volgende pagina te gaan.
6. Controleer configuratie van analoge ingangen
De configuratie van de analoge ingangen is zoals aangegeven op het aansluitschema.
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 81
Controleren aansluitingen
1. Ga naar het configuratiemenu
2. Selecteer I/O status en handbediening
3. Controleer digitale uitgangen
Voordat de regeling wordt gestart moeten eerste alle in- en uitgangen worden gecontroleerd op de juiste aansluiting.
Voor deze controle moet de configuratie vergrendeld zijn
Door iedere uitgang handmatig te bedienen kan gecontroleerd worden of de uitgang correct is aangesloten.
AUTO
HAND UIT
HAND AAN
De uitgang wordt geregeld door de regelaar
De uitgang is geforceerd UIT
De uitgang is geforceerd AAN (handbediening)
Druk op de '+' knop om naar de volgende pagina te gaan.
4. Controleer digitale ingangen
Verbreek het beveiligingscircuit van compressor 1.
Controleer dat LED DI1 op uitbreidingsmodule uit gaat.
Controleer dat de waarde voor het beveiligingscircuit van compressor 1 veranderd naar AAN.
De overige digitale ingangen moet op dezelfde manier worden gecontroleerd.
82
Druk op de '+' knop om naar de volgende pagina te gaan.
Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Controleren aansluitingen - vervolg
5. Controleer analoge uitgangen
Stel de regeling van de uitgang in op handbediening
Klik op het 'Mode' veld
Selecteer 'Hand'
6. Zet de regeling van het uitgangsvoltage terug op automatisch
Druk op de '+' knop om naar de volgende pagina te gaan.
7. Controleer analoge ingangen
Klik op het 'Waarde' veld
Selecteer bijvoorbeeld 50%
Druk OK
Op de uitgang kan nu de verwachte waarde gemeten worden. In dit geval is dat 5 Volt.
Voorbeeld van de relatie tussen een gedefinieerd uitgangssignaal en de handmatig ingestelde waarde.
Definitie
0 - 10 V
1 - 10 V
0 - 5 V
2 - 5 V
0 %
0 V
1 V
0 V
2 V
Instelling
50 %
5 V
5.5 V
2.5 V
3.5 V
100 %
10 V
10 V
5 V
5 V
Controleer of alle sensoren de juiste waarden aangeven.
In ons geval is er voor 3 sensoren geen waarde te zien. Dit kan komen door:
- De sensor is niet aangesloten
- De sensor is kortgesloten
- Het module- en puntnummer is niet goed ingesteld
- De configuratie is niet vergrendeld
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 83
Controleren instellingen
1. Ga naar het overzicht
Voordat de regeling wordt gestart, moet gecontroleerd worden of alle instellingen correct.
Het overzichtsscherm toont nu 1 regel voor iedere algemene functie.
Door op het icoon te klikken wordt een aantal schermen getoond met verschillende instellingen. Het zijn deze instellingen die gecontroleerd moeten worden.
2. Selecteer de zuiggroep
3. Doorloop alle schermen van de zuiggroep
Doorloop de schermen met de +- toetsen. Denk ook aan de instellingen onderaan de pagina's die alleen door middel van de 'scroll bar' te zien zijn.
4. Beveiligingsfuncties
De laatste pagina bevat de beveiligingsfuncties en herstarttijd.
5. Ga terug naar het overzicht
6. Selecteer de condensorgroep
84 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Controleren instellingen - vervolg
7. Doorloop alle schermen van de condensorgroep
Doorloop de schermen met de +- toetsen. Denk ook aan de instellingen onderaan de pagina's die alleen door middel van de 'scroll bar' te zien zijn.
8. Beveiligingsfuncties
De laatste pagina bevat de beveiligingsfuncties en herstarttijd.
9. Ga terug naar het overzicht en vervolgens naar de thermostaatgroep
Controleer de instellingen.
10. Ga terug naar het overzicht en vervolgens naar de pressostaatgroep
Controleer de instellingen.
11. Ga terug naar het overzicht en vervolgens naar de algemene alarmingangen
Controleer de instellingen.
12. De regelaar is nu ingesteld
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 85
Schemafunctie
1. Ga naar het configuratiemenu
2. Selecteer schema
3. Stel het schema in
Voordat de regeling wordt gestart, stellen we eerst het dag/nachtschema in voor de verschuiving van de zuigdruk.
In gevallen waar de regelaar in een netwerk is geïnstalleerd met een systeemunit, kan deze instelling ook in de systeemunit worden gedaan welke het dag/nachtsignaal vervolgens naar de regelaar stuurt.
Selecteer een weekdag en stel de tijd in voor de 'dag' periode.
Doe dit voor alle dagen.
Het complete schema voor de hele week wordt in het scherm getoond.
86 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Installatie in netwerk
1. Stel het adres in (in dit voorbeeld adres 3)
Draai de rechter adresschakelaar zo dat de pijl naar de 3 wijst.
De overige 2 adresschakelaar moeten beide naar de 0 wijzen.
2. Druk op de Service Pin
Druk op de 'Service Pin' en houdt deze ingedrukt tot de 'Service
Pin' LED gaat branden.
De regelaar moet communiceren met een netwerk. In dit netwerk kennen we adres 3 toe aan deze regelaar.
Dit adres mag maar door 1 regelaar binnen het netwerk worden gebruikt.
Eisen aan de systeemunit
De systeemunit moet een gateway van het type AKA 245 zijn met softwareversie 6.14 of hoger of een AK-SM systeem manager.
3. Wacht op antwoord van de systeemunit
Afhankelijk van de grootte van het netwerk kan het tot 1 minuut duren tot de regelaar een antwoord krijgt of de regelaar is geïnstalleerd in het netwerk.
Wanneer de regelaar in het netwerk is geïnstalleerd, zal de
Status LED sneller gaan knipperen (twee maal per seconde). Dit zal 10 minuten duren
4. Log opnieuw in met Service Tool
Als Service Tool met de regelaar was verbonden terwijl deze werd geïnstalleerd in het netwerk, moet er opnieuw worden ingelogd.
Als er geen antwoord komt van de systeemunit
Als de Status LED niet sneller gaat knipperen dan normaal, is de regelaar niet in het netwerk geïnstalleerd. Dit kan komen door het volgende:
Het ingestelde adres is buiten het juiste bereik ingesteld
Adres 0 kan niet worden gebruikt.
Als de systeemunit een AKA243B is, kunnen alleen adressen 1 tot 10 worden gebruikt.
Het ingestelde adres wordt al door een andere regelaar in het netwerk gebruikt:
Het adres moet worden gewijzigd naar een ander (leeg) adres.
De bedrading is niet correct uitgevoerd
De afsluiting van het netwerk is niet correct uitgevoerd.
De eisen die worden gesteld aan de installatie van de datacommunicatie zijn beschreven in document ' Data communcation connections to
ADAP-KOOL® Refrigeration Controls” RC8AC.
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 87
Eerste opstart
Controleer alarmen
1. Ga naar het overzicht
Druk op de blauwe knop met de compressor en condensor linksonder in het scherm.
2. Ga naar de alarmlijst
Druk op de blauwe knop met de alarmbel onderin het scherm
3. Controleer de actieve alarmen
In ons geval hebben een groot aantal alarmen. Na het 'opschonen' zijn alleen de relevante alarmen over.
4. Verwijder opgeheven alarmen uit alarmlijst
Druk op het rode kriuis om alle opgeheven alarmen uit de alarmlijst te verwijderen.
5. Controleer nogmaals de actieve alarmen
88
In ons geval blijft er 1 actief alarm over, omdat de regeling is gestopt.
Dit alarm zal actief blijven zoalng de regeling niet wordt gestart. We zijn nu klaar om de regeling te starten.
Let op ! Actieve alarmen worden automatisch opgeheven als de hoofdschakelaar UIT is.
Als actieve alarmen verschijnen zodra de regeling wordt gestart, moet de oorzaak hiervan worden gevonden en opgelost.
Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Eerste opstart - vervolg
Start regeling
1. Ga naar het Start/Stop scherm
Druk op de blauwe 'handbediening' toets onderin het scherm
2. Start regeling
Klik op het veld naast 'Hoofdschakelaar'
Selecteer 'AAN'.
De regelaar zal nu starten met het regelen van de compressoren en condensorventilatoren
Let op!
De regelaar zal pas starten met regelen als zowel de interne als externe hoofdschakelaar AAN is.
De stroomonderbreker van een externe compressor moet op AAN staan voordat de compressor kan starten.
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 89
Handbediening capaciteit
1. Ga naar het overzicht
2. Selecteer de zuiggroep
Druk op de toets van de zuiggroep die handmatig bediend moet worden.
Druk op de '+' knop om naar de volgende pagina te gaan.
3. Stel de capaciteitsregeling in op handmatig
Als de compressorcapaciteit handmatig bediend moet worden, volg dan de volgende procedure:
WAARSCHUWING!!
In geval van geforceerde regeling van de compressors wordt het oliebeheer afgesloten. Dat kan schade aan de compressor veroorzaken.
(Als de bedrading van de compressors veiligheidsrelais omvat, gaat het monitoren door. Zie Regelfuncties.)
Druk op het blauwe veld naast 'Regeling'
Selecteer 'Hand'
4. Stel de gewenste capaciteit in
Druk op het blauwe veld naast 'Handbed. cap.
Stel de capaciteit in als een percentage van het geheel.
Druk 'OK'
90 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
5. Regelfuncties
Deze sectie beschrijft hoe de verschillende functies werken.
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 91
Compressor
Selectie regelsensor
Afhankelijk van de toepassing kan de capaciteitsregeling werken op basis van de zuigdruk Po, mediumtemperatuur S4 of een aparte regeldruk Pctrl in een ander koelcircuit, zoals een cascadesysteem.
Regelsensor = Po / S4 / Pctrl
Voorbeeld 1 - Po
Voorbeeld 2 – S4 mediumsensor
Regeling bij sensorfout
Regelsensor = Po
Als de Po wordt gebruikt als regelsensor zal bij een sensorfout gedurende de dag continue 50% capaciteit ingeschakeld zijn en gedurende de nacht 25%, met een minimum van 1 stap.
Regelsensor = S4
Als de S4 wordt gebruikt als regelsensor zal een sensorfout betekenen dat de regeling verder regelt op basis van het Po signaal, maar met een referentie die 5K lager ligt dan de werkelijke referentie. Als zowel de S4 als de Po een sensorfout hebben zal gedurende de dag continue 50% capaciteit ingeschakeld zijn en gedurende de nacht 25%, met een minimum van 1 stap.
Regelsensor = Pctrl
Als de Pctrl wordt gebruikt als regelsensor zal een sensorfout betekenen dat de regeling verder regelt op basis van het Po signaal, maar met een referentie die 5K lager ligt dan de werkelijke referentie. Als zowel de Pctrl als de Po een sensorfout hebben zal gedurende de dag continue 50% capaciteit ingeschakeld zijn en gedurende de nacht 25%, met een minimum van 1 stap.
Wanneer de S4 sensor is geselecteerd als regelsensor, wordt de Po zuigdrukopnemer gebruikt als lage druk beveiliging (vorstbeveiliging).
Voorbeeld 3 – Pctrl sensor
Wanneer de Pctrl als regelsensor wordt gebruikt, moet voor deze drukopnemer een koudemiddel worden ingesteld, bijvoorbeeld
CO2.
Po wordt gebruikt gebruikt als beveiliging tegen een te lage druk en zorgt ervoor dat in dat geval de compressoren worden afgeschakeld. Bij cascade systemen kan het signaal van Pctrl worden gebruikt voor zowel de lage als hoge druk regeling. De sensor kan worden gebruikt als regelsensor en als hoge druk beveiliging.
92 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Referentie
De referentie voor de regeling kan op 2 manieren worden gedefinieerd:
Handmatig schakelen van de compressorcapaciteit
Het is mogelijk om de compressorcapaciteit handmatig te schakelen waarbij de normale regeling en de beveiligingsfuncties genegeerd worden.
Afhankelijk van de geselecteerde manier van handbediening zijn de veiligheidsfuncties niet actief.
Of
P0Ref = P0 instelling + P0 optimalisatie + nachtverstelling of
P0Ref = P0 instelling + nachtverstelling + externe referentie
Po instelling
De basis zuigdruk wordt ingesteld
P0-optimalisatie
De functie versteld de referentie zodat de installatie niet op een onnodig lage zuigdruk werkt. De functie werkt samen met de meubel/celregelaars en de systeem manager. De systeem manager verkrijgt informatie van de meubel/celregelaars en past de zuigdruk aan voor een optimale energieprestatie. De functie wordt beschreven in het handleiding voor systeem manage. Met deze functie is eenvoudig het meest kritische object te herkennen en kan ook de actuele verschuiving van de zuigdruk worden uitlezen.
Handbediening via percentage van totale capaciteit
De regeling wordt in handbediening gezet en de gewenste capaciteit wordt ingesteld als een percentage van het totaal.
Handbediening via softwarematige bediening van de uitgangen
De individuele uitgangen kunnen in de software handmatig aan of uit gezet worden. De regeling negeert dit, maar zal een alarm genereren dat een uitgang handmatig bedient is.
Handbediening via bediening van handschakelaars
Als de handbediening wordt uitgevoerd via de handschakelaars aan de voorkant van een uitbreidingsmodule, wordt dit niet door de regeling geregistreerd en wordt geen alarm gegenereerd.
De regelaar blijft werken en zal de overige uitgangen blijven schakelen.
Nachtverstelling
De functie wordt gebruikt voor de zuigdrukreferentie tijdens nachtbedrijf als een energiebesparende functie.
De ingestelde zuigdruk kan tot 25 K worden versteld in positieve of negatieve richting. Voor een hogere zuigdruk in de nachtstand moet de waarde in positieve richting worden versteld.
De nachtstandfunktie kan op drie manieren geactiveerd worden:
- Signaal op een ingang
- Van de ‘master control’ functie in de gateway of Systeem Manager
- Intern tijdschema
De nachtverstelling mag niet worden gebruikt tegelijk met de P0optimalisatie regeling. Deze regeling vind zelf de hoogst toegestane zuigdruk.
Referentieverschuiving met een 0-10 V signaal
Als een spanningssignaal wordt aangesloten op de regelaar kan daarmee de regelreferentie worden verschoven. In de instellingen moet gedefinieerd worden hoe groot de verschuiving bij het maximale signaal (10V) en bij het minimale signaal (0V).
Begrenzing van de referentie
Om de installatie te beschermen tegen te hoge of te lage zuigdruk, moet de begrenzing van de verschuiving worden ingesteld.
P0 ref
Max.
Min.
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 93
Capaciteitsregeling van compressoren
PI-regeling en regelzones
De AK-PC 781 kan tot 8 compressoren regelen.
Iedere compressor kan maximaal 3 capaciteitskleppen hebben.
Eén of twee van de compressoren kan worden uitgerust met frequentieregeling.
De berekening van de gewenste capaciteit vindt plaats op basis van een PI regeling, maar de instelling hiervan is hetzelfde als voor een neutrale zone regeling welke is verdeeld in 5 zones zoals te zien is in de onderstaande schets.
In de '+ Zone' en '++ Zone' zal de regelaar normaal gesproken de gewenste capaciteit verhogen omdat de zuigdruk boven het setpoint is, maar als de zuigdruk heel snel zakt is het ook mogelijk dat de gewenste capaciteit daalt in deze zones.
In de '- Zone' en '-- Zone' zal de regelaar normaal gesproken de gewenste capaciteit verlagen omdat de zuigdruk onder het setpoint is, maar als de zuigdruk heel snel stijgt is het ook mogelijk dat de gewenste capaciteit stijgt in deze zones.
Suction pressure P0
Capaciteitsveranderingen
De regelaar schakelt stappen in en uit op basis van de volgende basisregels:
Capaciteit verhogen:
De capaciteitsregeling zal een extra compressorstap inschakelen zodra de gewenste capaciteit een dusdanige waarde heeft bereikt die met het inschakelen van een stap behaald kan worden. Zie onderstaande tekening – een compressorstap wordt ingeschakeld zodra er 'ruimte' is voor deze stap onder de curve van de gewenste capaciteit.
Capaciteit verlagen:
De capaciteitsregeling zal een compressorstap afschakelen zodra de gewenste capaciteit een dusdanige waarde heeft bereikt die met het afschakelen van een stap behaald kan worden. Zie onderstaande tekening – een compressorstap wordt afgeschakeld zodra er geen 'ruimte' meer is voor deze stap boven de curve van de gewenste capaciteit.
De bandbreedte van de zones kan worden ingesteld met de instellingen “+ Zone K”, “NZ K” en “- Zone K”.
Verder is het mogelijk om vertragingstijden in te stellen welke gelijk zijn aan de Tn integratietijden voor de PI regeling zodra de zuigdruk in de bewuste zone komt (zie bovenstaande schets).
Het instellen van een hogere waarde zal de PI regeling langzamer maken in de bewuste zone en door het instellen van een lagere waarde zal de regeling in de bewuste zone sneller worden.
De versterkingsfactor Kp is te verstellen in parameter 'KP Po'.
Voorbeeld:
4 gelijke compressoren – de capaciteitscurve ziet er als volgt uit
Binnen de neutrale zone mag de regelaar de capaciteit alleen verhogen of verlagen door middel van frequentieregeling of het schakelen van capaciteitskleppen.
In alle andere zones mag de regelaar ook de capaciteit verhogen of verlagen door het in- of uitschakelen van compressoren.
Uitschakelen van de laatste compressorstap:
Normaal zal de laatste compressorstap alleen uitschakelen als de gewenste capaciteit 0% is en de zuigdruk in de – zone of – zone is.
Bedrijfstijd eerste stap
Bij opstart van het systeem zal de PI regeling pas beginnen met regelen zodra het systeem stabiel is. Om dit te bewerkstelligen is de capaciteit van het systeem gedurende een bepaalde periode begrenst tot de eerste capaciteitsstap (parameter 'Runtime first step')
Pump down functie
Om te veel compressorschakelingen te voorkomen bij een lage belasting is het mogelijk om een pump down functie te definieren voor de laatste compressor.
Gewenste capaciteit
De uitlezing 'gewenste capaciteit' is een berekening door de
PI regeling en geeft de gewenste capaciteit weer. De mate van verandering van de gewenste capaciteit wordt bepaald door de zone waarin de druk zich bevindt en of deze druk stabiel is of continue veranderd.
Als de pump-down functie wordt gebruikt, zal de laatste compressorstap bij de ingestelde pump-downwaarde worden uitgeschakeld.
Let op! De pump down limiet moet hoger worden ingesteld dan de ingestelde beveiliging voor minimale zuigdruk.
De 'I' functie van de PI regeling kijkt alleen naar het verschil tussen setpoint en huidige druk en verhoogt of verlaagt naar aanleiding daarvan de gewenste capaciteit. De 'P' functie kijkt alleen naar de drukveranderingen in het systeem.
94 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Dynamische vergroting van de neutrale zone:
Alle koelsystemen hebben een dynamische responstijd bij het starten en stoppen van compressoren. Om te voorkomen dat compressoren vlak na elkaar starten en/of stoppen, moet de regelaar extra tijd krijgen na een compressorstart/stop om het effect van deze capaciteitsverandering in de gaten te houden.
Om dit te bewerkstelligen kan een dynamische vergroting van de neutrale zone worden toegevoegd.
De zones worden voor een korte periode vergroot na het starten of stoppen van een compressor. Door het vergroten van de zones, wordt de PI regeling een korte periode vertraagd na een verandering in de compressorcapaciteit.
De amplitude van de zonevergroting is afhankelijk van de draaiende compressorcapaciteit en de grootte van de compressorstap welke wordt op- of afgeschakeld. De amplitude van de zonevergroting is hoger bij een lage draaiende compressorcapaciteit en bij het op- of afschakelen van grote compressorstappen. De tijdperiode voor de dynamische zonevergroting is constant, na een vaste tijd na een compressorschakeling zal de vergroting gereduceerd worden tot
0.
Door middel van de parameter 'Minimaliseer schakelen' kan bepaald worden hoe hoog de amplitude van de dynamische zonevergroting zou moeten zijn om het aantal schakelingen te minimaliseren.
Als de parameter 'Minimaliseer schakelen' op 'No reduction' wordt ingesteld zal er geen dynamische zonevergroting plaats vinden.
In onderstaande tekening is te zien dat de zones in dat geval dan alleen worden vergroot met het vaste statische deel.
Door parameter 'Minimaliseer schakelen' in te stellen op 'Low',
'Medium' of 'High', wordt de dynamische zonevergroting geactiveerd. De amplitude van de zonevergroting zal het hoogst zijn bij de instelling 'High'. In onderstaande tekening is een voorbeeld te zien met 6 compressorstappen en een 'Minimaliseer schakelen' instelling op 'High'. De dynamische zonevergroting is het grootst bij een lage compressorcapaciteit.
"Minimaliseer schakelen" = "Hoog"
Actuele zone
Als gevolg van de dynamische zonevergroting zal de zuigdruk hoogstwaarschijnlijk tijdelijk in een andere zone komen zodra een compressor schakelt. Als de zuigdruk zich bijvoorbeeld in de + zone bevindt en de regelaar schakelt een compressor in, zal doordat de zones tijdelijk worden vergroot, de druk zich gedurende deze tijd in de neutrale zone bevinden.
In de regelaar geeft de parameter 'Actual zone' de actuele zone weer waarin de PI regeling actief is, dit is inclusief de zonevergroting.
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 95
Methoden capaciteitsverdeling (step mode)
De capaciteitsverdeling kan op de volgende 2 manieren werken.
Schakelmethode - Cyclisch
Dit principe wordt gebruikt als alle compressoren van hetzelfde type en formaat zijn.
De compressoren worden in- en uitgeschakeld op basis van het
'First in – First out' principe (FIFO) om zodoende de draaitijden tussen de compressoren te egaliseren.
Frequentie geregelde compressoren worden altijd als eerste ingeschakeld en de variabele capaciteit wordt gebruikt om de 'gaten' tussen de opvolgende stappen op te vullen.
Timerbeperkingen en veiligheidsuitschakeling
Indien een compressor niet mag starten vanwege een herstarttimer of een veiligheidsuitschakeling, zal deze stap vervangen worden door een andere compressor.
Draaitijdegalisatie
Draaitijdegalisatie wordt alleen uitgevoerd tussen compressoren van hetzelfde type en dezelfde totale capaciteit.
- Bij het starten van een compressor zal de compressor met het minste aantal bedrijfsuren als eerste worden gestart.
- Bij het stoppen wordt de compressor met het hoogste aantal bedrijfsuren als eerste gestopt.
- Bij compressoren met capaciteitskleppen zal de draaitijdegalisatie alleen worden uitgevoerd tussen de
'hoofdstap' van de compressoren.
Schakelmethode – Best passend methode
Dit principe wordt gebruikt bij compressor van verschillende grootte.
De regelaar zal de compressoren zodanig in- en uitschakelen dat altijd de kleinst mogelijke capaciteitsstap wordt gemaakt.
Frequentie geregelde compressoren worden altijd als eerste ingeschakeld en de variabele capaciteit wordt gebruikt om de 'gaten' tussen de opvolgende stappen op te vullen.
Timerbeperkingen en veiligheidsuitschakeling
Indien een compressor niet mag starten vanwege een herstarttimer of een veiligheidsuitschakeling, zal deze stap vervangen worden door een andere compressor.
Minimale capaciteitsverandering
Om te voorkomen dat de regelaar een nieuwe compressorcombinatie selecteerd (in- of uitschakeling van compressoren) vanwege een kleine verandering in de gewenste capaciteit, is het mogelijk om een minimale capaciteitsverandering in te stellen in de gewenste capaciteit voordat de regelaar een compressorstap schakeld.
96 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Type compressorsets – compressorcombinaties
De regelaar kan tot 8 compressoren aansturen van verschillende types:
- Een frequentie geregelde compressor met of zonder capaciteitskleppen
- Capaciteit geregelde compressoren met maximaal 3 capaciteitskleppen
- Compressoren zonder capaciteitskleppen
Het onderstande overzicht geeft aan welke compressorcombinaties de regelaar kan aansturen. Het overzicht geeft ook aan welke schakelmethode kan worden toegepast voor de diverse compressorcombinaties.
Combinatie Omschrijving Schakelmethode
Capaciteit geregelde compressoren met capaciteitskleppen
'Mode cap. klep' bepaald hoe de capaciteitsverdeling is bij deze compressoren.
Mode cap. klep. = 1
Hierbij staat de regelaar toe dat slechts bij 1 compressor tegelijkertijd stappen afgeschakeld mogen zijn. Het voordeel van deze instelling is dat er niet wordt gewerkt met meerdere compressoren welke gedeeltelijk zijn afgeschakeld, wat niet energetisch efficiënt is.
Voorbeeld:
Twee capaciteit geregelde compressoren van 20Kw, elk met twee capaciteitskleppen, cyclisch schakelpatroon.
Enkele compressoren. *1 x x
1 compressor met een capaciteitsklep gecombineerd met enkele compressoren. *2
2 compressoren met capaciteitskleppen gecombineerd met enkele compressoren. *2
Alle compressoren hebben capaciteitskleppen. *2 x x x
Een frequentie geregelde compressor gecombineerd met enkele compressoren. *1 en *3
Een frequentie geregelde compressor gecombineerd met meerdere compressoren met capaciteitskleppen. *2 en *3
Twee frequentie geregelde compressoren gecombineerd met enkele compressoren. *4 x x x x x
*1) Voor een cyclisch schakelpatroon moeten de enkele compressoren van dezelfde grootte zijn.
*2) Voor compressoren met capaciteitskleppen wordt aangenomen dat de compressoren van dezelfde grootte zijn, hetzelfde aantal capaciteitskleppen hebben
(max. 3) en dat ze dezelfde grootte hoofdstap hebben. Indien compressoren met capaciteitskleppen worden gecombineerd met enkele compressoren, moeten alle compressoren van dezelfde grootte zijn.
*3) Frequentie geregelde compressoren mogen een andere grootte zijn dan de opvolgende compressoren.
*4) Indien twee frequentie geregelde compressoren worden gebruikt, moeten ze hetzelfde frequentiebereik hebben.
Voor een cyclisch schakelpatroon moeten de twee frequentie geregelde compressoren van dezelfde grootte zijn en de opvolgende enkele compressoren moeten ook dezelfde grootte zijn.
In appendix A is een meer gedetailleerde omschrijving van de schakelmethoden te vinden voor de verschillende compressortoepassingen met voorbeelden.
De volgende sectie beschrijft een aantal algemene regels aangaande capaciteit geregelde compressoren, frequentie geregelde compressoren en ook twee frequentie geregelde compressoren.
• Bij afnemende capaciteit zal bij de compressor met het meeste aantal draaiuren als eerste stappen worden afgeschakeld (C1).
• Wanneer C1 volledig is uitgeschakeld, worden er pas stappen afgeschakeld bij compressor C2.
Mode cap. klep. = 2
Hier staat de regelaar toe dat beide compressoren gedeeltelijk afgeschakeld mogen zijn bij afnemende capaciteit.
Het voordeel van deze instelling is dat het aantal compressor start/stops wordt verminderd.
Voorbeeld:
Twee capaciteit geregelde compressoren van 20Kw, elk met twee capaciteitskleppen, cyclisch schakelpatroon.
• Bij afnemende capaciteit zal bij de compressor met het meeste aantal draaiuren als eerste stappen worden afgeschakeld (C1).
• Wanneer bij C1 alle capaciteitskleppen zijn afgeschakeld, zal bij compressor C2 eerst een stap worden afgeschakeld voordat compressor C1 helemaal wordt uitgeschakeld.
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 97
Frequentie geregelde compressoren:
De regelaar kan een frequentieregelaar aansturen op de eerste compressor in verschillende compressorcombinaties. Het variabele deel van de frequentie geregelde compressor wordt gebruikt om de capaciteitsgaten van de volgende compressoren op te vullen.
Algemene regeling:
Één van de compressoren kan worden aangesloten op een frequentieregelaar van bijvoorbeeld het type VLT.
Een uitgang van de AK-PC is verbonden met de AAN/UIT ingang van de frequentieregelaar (vrijgave) en de analoge uitgang (AO) van de AK-PC is verbonden met de analoge ingang van de frequentieregelaar.
Het AAN/UIT signaal zal de frequentieregelaar starten (vrijgeven) en het analoge signaal bepaald de frequentie.
Regeling – capaciteit opschakelen
Als de gewenste capaciteit groter wordt dan de maximale frequentie van de frequentie geregelde compressor, zal een volgende compressorstap worden geschakeld. Op datzelfde moment wordt de frequentie zo verlaagd dat de gemaakte capaciteitsstap zo klein mogelijk is. Op deze manier wordt een
'traploze' overgang verkregen zonder capaciteitsgaten (zie schets).
De frequentie geregelde stap bestaat uit een vaste en een variabele capaciteit. De vaste capaciteit is de capaciteit die wordt ingeschakeld op het moment dat de frequentieregelaar start en de variabele capaciteit ligt tussen de minimale en maximale frequentie. Om de beste regeling te verkrijgen, moet de variabele capaciteit groter zijn dan de daarop volgende stappen. Als er veel
(korte) variaties zijn in de benodigde capaciteit van een installatie zal de ‘vraag’ naar variabele capaciteit groot zijn.
Zo wordt de stap geschakeld:
Regeling – capaciteit afschakelen
Als de gewenste capaciteit lager wordt dan de minimale frequentie, zal een eventueel erop volgende compressorstap worden afgeschakeld. Op datzelfde moment wordt de frequentie van de eerste compressor verhoogd zodat de gemaakte capaciteitsstap zo klein mogelijk is.
Uitschakelen
De frequentie geregelde compressor zal worden uitgeschakeld zodra de minimale frequentie is bereikt en de gewenste capaciteit is gedaald tot 1%.
Anti-pendeltimer voor frequentie geregelde compressor
Als de frequentie geregelde compressor niet mag starten vanwege een anti-pendeltimer, zal geen andere compressor worden gestart. De frequentie geregelde compressor zal starten zodra de anti-pendeltimer is verlopen.
Veiligheidsuitschakeling voor frequentie geregelde compressor
Als de frequentie geregelde compressor is uitgeschakeld vanwege een veiligheidsuitschakeling (ingang), mogen de erop volgende compressoren starten. Zodra de frequentie geregelde compressor weer mag starten, zal deze bij de eerstvolgende capaciteitsstap worden ingeschakeld.
Zoals gezegd moet het variabele deel van de frequentie geregelde compressor groter zijn dan de capaciteit van de erop volgende compressoren, zodat er geen capaciteitsgaten ontstaan.
Om te laten zien hoe de regeling reageert bij verschillende compressorcombinaties, zijn hieronder een aantal voorbeelden weergegeven:
Opschakelen
De frequentie geregelde compressor zal altijd als eerste starten en als laatste stoppen. De frequentieregelaar zal gestart worden zodra de gewenste capaciteit overeenkomt met de startsnelheid
(frequentie) van de frequentie geregelde compressor (de relaisuitgang op de regelaar wordt geschakeld en de analoge uitgang zal een voltage gaan uitsturen).
Na het schakelen van deze stap zal de regelaar bepalen of nog meer capaciteit gewenst is.
De startsnelheid (Start speed) moet zo worden ingesteld dat bij opstart een snelle smering van de compressor wordt verkregen.
Deze waarde moet hoger zijn dan de minimale snelheid
(frequentie).
98 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
a) Variabel deel groter dan de erop volgende compressorstappen:
Wanneer de capaciteit van het variabele deel van de frequentie geregelde compressor groter is dan die van de erop volgende compressoren, zijn er geen 'gaten' in de capaciteitscurve.
Voorbeeld:
1 frequentie geregelde compressor met een nominale capaciteit van 10kW bij 50Hz – bereik frequentie: 30 – 90 Hz
2 niet geregelde compressoren van 10kW
Vaste capaciteit = 30 Hz / 50 Hz x 10 kW = 6 kW
Variabele capaciteit = 60 Hz / 50 Hz x 10 kW = 12 kW
De capaciteitscurve ziet er als volgt uit:
b) Variabel deel kleiner dan de erop volgende compressorstappen:
Wanneer de capaciteit van het variabele deel van de frequentie geregelde compressor kleiner is dan die van de erop volgende compressoren, vallen er 'gaten' in de capaciteitscurve.
Voorbeeld:
1 frequentie geregelde compressor met een nominale capaciteit van 20kW bij 50Hz – bereik frequentie: 25 – 50 Hz
2 niet geregelde compressoren van 20kW
Vaste capaciteit = 25 Hz / 50 Hz x 20 kW = 10 kW
Variabele capaciteit = 25 Hz / 50 Hz x 20 kW = 10 kW
De capaciteitscurve ziet er als volgt uit:
Aangezien het variabele deel van de frequentie geregelde compressor groter is dan de erop volgende compressoren, heeft de capaciteitscurve geen gaten.
1) De frequentie geregelde compressor zal gestart worden zodra de gewenste capaciteit de startcapaciteit (frequentie) heeft bereikt.
2) De frequentie geregelde compressor zal de snelheid verhogen tot de maximale snelheid wordt bereikt bij 18 kW.
3) De niet geregelde compressor C2 van 10 kW wordt geschakeld en de snelheid van C1 wordt verlaagd zodat de capaciteit overeenkomt met 8 kW (40Hz).
4) De frequentie geregelde compressor C1 zal de snelheid verhogen tot de totale capaciteit van 28 kW bereikt wordt
5) De niet geregelde compressor C3 van 10 kW wordt geschakeld en de snelheid van C1 wordt verlaagd zodat de capaciteit overeenkomt met 8 kW (40Hz).
6) De frequentie geregelde compressor C1 zal de snelheid verhogen tot de totale capaciteit van 38 kW bereikt wordt.
7) Bij het verlagen van de capaciteit zullen de niet geregelde compressoren afschakelen zodra compressor C1 de minimale snelheid heeft bereikt.
Aangezien het variabele deel van de frequentie geregelde compressor kleiner is dan de erop volgende compressoren, vallen er gaten in de capaciteitscurve.
1) De frequentie geregelde compressor zal gestart worden zodra de gewenste capaciteit de startcapaciteit (frequentie) heeft bereikt.
2) De frequentie geregelde compressor zal de snelheid verhogen tot de maximale snelheid wordt bereikt bij 20 kW.
3) De frequentie geregelde compressor zal op maximale snelheid blijven draaien tot de gewenste capaciteit 30 kW heeft bereikt.
4) De niet geregelde compressor C2 van 20 kW wordt geschakeld en de snelheid van C1 wordt verlaagd zodat de capaciteit overeenkomt met 10 kW (25Hz). Totale capaciteit = 30 kW.
5) De frequentie geregelde compressor zal de snelheid verhogen tot de totale capaciteit van 40 kW bereikt wordt.
6) De frequentie geregelde compressor zal op maximale snelheid blijven draaien tot de gewenste capaciteit 50 kW heeft bereikt.
7) De niet geregelde compressor C3 van 20 kW wordt geschakeld en de snelheid van C1 wordt verlaagd zodat de capaciteit overeenkomt met 10 kW (25Hz). Totale capaciteit = 50 kW.
8) De frequentie geregelde compressor zal de snelheid verhogen tot de totale capaciteit van 60 kW bereikt wordt.
9) Bij het verlagen van de capaciteit zullen de niet geregelde compressoren afschakelen zodra compressor C1 de minimale snelheid heeft bereikt.
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 99
Twee frequentie geregelde compressoren
De regelaar is in staat om twee frequentie geregelde compres- soren van dezelfde of verschillende grootte aan te sturen. De compressoren kunnen worden gecombineerd met enkele compressoren van dezelfde of verschillende grootte, afhankelijk van de geselecteerde schakelmethode.
.
Algemeen aangaande regeling:
Over het algemeen is de regeling voor twee frequentie geregelde compressor hetzelfde als voor 1. Het voordeel van twee frequentie geregelde compressoren is de zeer lage capaciteit die bereikt kan worden wat een voordeel is tijdens perioden van lage belasting.
Tegelijkertijd zorgt het voor een zeer groot variable regelgebied.
Compressor 1 en 2 hebben allebei hun eigen relaisuitgang om de afzonderlijke frequentieregelaars te stoppen en/of te starten.
Beide frequentieregelaars gebruiken hetzelfde analoge uitgangssignaal AO welke is aangesloten op de analoge ingangen van de frequentieregelaars. De relaisuitgangen starten en stoppen de frequentieregelaar en het analoge signaal bepaald de snelheid.
Voorwaarde voor het gebruik van deze regeling is dat beide compressoren hetzelfde frequentiebereik hebben.
De frequentie geregelde compressoren starten altijd als eerste en stoppen als laatste.
Regeling – afnemende capaciteit
De frequentie geregelde compressoren blijven altijd als laatste draaien.
Wanneer de gewenste capaciteit tijdens cyclisch bedrijf lager wordt dan de 'Minimale snelheid' voor beide compressoren, zal de frequentie geregelde compressor met het meeste aantal draaiuren worden uitgeschakeld. Tegelijkertijd zal de snelheid van de laatste frequentie geregelde compressor worden opgevoerd naar het niveau dat overeenkomt met de capaciteit van de zojuist uitgeschakelde stap.
Uitschakelen
De laatste frequentie geregelde compressor zal worden uitgeschakeld wanneer de compressor de minimale snelheid heeft bereikt en de gewenste capaciteit lager dan 1% is (zie ook pump-down functie op pagina 75)
Timerbeperkingen en beveiligingsuitschakeling
Timerlimieten en veiligheidsuitschakelingen voor frequentie geregelde compressoren worden behandeld volgens de algemene regels die gelden voor individuele schakelpatronen (zie sectie
'Methoden capaciteitsverdeling')
Onderstaand vind u korte omschrijvingen en voorbeelden voor de regeling van twee frequentie geregelde compressoren voor de verschillende schakelpatronen. Voor een meer gedetailleerde beschrijving, raadpleeg de appendix aan het eind van het hoofdstuk.
Inschakelen
De eerste frequentie geregelde compressor zal gestart worden zodra de gewenste capaciteit gelijk is aan de 'Startsnelheid' (de relaisuitgang wordt geschakeld en de analoge uitgang levert een spanning die met deze snelheid overeenkomt). De frequentieregelaar zal de frequentie nu naar de 'Startsnelheid' brengen.
De eerste capaciteitsstap is nu ingeschakeld en de regelaar zal nu de gewenste capaciteit bepalen.
De startsnelheid moet altijd op een zodanig hoge waarde staan zodat altijd een goede smering van de compressor wordt bereikt bij opstart. Bij een cyclisch schakelpatroon zal de volgende frequentie geregelde compressor worden ingeschakeld wanneer de eerste compressor op de maximale snelheid draait en de gewenste capaciteit een waarde heeft bereikt waarbij de volgende frequentie geregelde compressor op 'startsnelheid' kan starten.
De compressoren draaien nu 'parallel'. De volgende enkele compressoren zullen worden ingeschakeld op basis van het geselecteerde schakelpatroon.
Cyclische regeling
Bij een cyclische regeling moeten beide frequentie geregelde compressoren van dezelfde grootte zijn. De draaitijden worden geëgaliseerd tussen de compressoren volgens het 'First in – First out' principe. De compressor met het minste aantal draaiuren wordt als eerste ingeschakeld. De volgende frequentie geregelde compressor zal worden ingeschakeld wanneer de eerste compressor op de maximale snelheid draait en de gewenste capaciteit een waarde heeft bereikt waarbij de volgende frequentie geregelde
100 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
compressor op 'startsnelheid' kan inschakelen. De compressoren draaien nu 'parallel'. De volgende enkele compressoren worden in- en uitgeschakeld op basis van het 'First in - First out' principe.
Voorbeeld:
- Twee frequentie geregelde compressoren met een nominale capaciteit van 20kW en een frequentiebereik van 25-60 Hz.
- Twee enkele compressoren, elk 20kW.
Best passend
Bij een 'Best passend' schakelmethode, kunnen de frequentie geregelde compressoren van een verschillende grootte zijn. De compressoren worden zodanig geschakeld dat altijd de kleinst mogelijke capaciteitverandering wordt bereikt. De kleinste compressor zal als eerste worden gestart, daarna zal deze compressor worden uitgeschakeld en zal de tweede compressor worden ingeschakeld.
Uiteindelijk zullen beide compressoren ingeschakeld zijn en parallel draaien. De volgende enkele compressoren worden ook altijd volgens de 'best passend' methode worden geschakeld.
Voorbeeld:
- Twee frequentie geregelde compressoren met een nominale capaciteit van respectievelijk 10kW en 20kW
- Frequentiebereik van 25-60Hz
- Twee enkele compressoren van respectievelijk 20kW en 40kW
Compressor timers
Tijdvertragingen voor in- en uitschakelen
Om de compressor te beschermen tegen te veel starten en stoppen kunnen er drie tijdvertragingen ingesteld worden.
- Een minimale tijd die verstreken moet zijn tussen twee compressorstarts (antipendel).
- Een minimale aan-tijd van de compressor, voordat deze weer uitgeschakeld mag worden.
- Een minimale UIT tijd, voordat deze weer ingeschakeld mag worden.
Deze tijdvertragingen worden niet gebruikt bij in- en afschakelen van capaciteitskleppen.
Urenteller
De bedrijfsuren van de compressoren worden geregistreerd, de volgende waarden kunnen worden uitgelezen;
- Bedrijfsuren van voorlaatste 24 uur
- Totaal aantal bedrijfsuren van de compressor
Teller voor het inschakelingen
Het aantal inschakelingen van de uitgangen wordt geregistreerd, de volgende waarden kunnen worden uitgelezen;
- Aantal inschakelingen van de voorlaatste 24 uur
- Totaal inschakelingen van de uitgang
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 101
Load shedding
In sommige gevallen kan het wenselijk zijn om de ingeschakelde compressorcapaciteit gedurende een bepaalde periode te begrenzen om zodoende het opgenomen elektrisch vermogen te beperken.
Hiervoor kunnen desgewenst 1 of 2 digitale ingangen worden gebruikt.
Aan iedere digitale ingang kan een grenswaarde worden gekoppeld zodat het begrenzen van de maximaal in te schakelen compressorcapaciteit desgewenst in twee stappen kan worden uitgevoerd.
Zodra een digitale ingang wordt geactiveerd, wordt de compressorcapaciteit begrensd tot de ingestelde limiet. Als op dat moment de ingeschakelde compressorcapaciteit hoger is dan deze waarde, zal zoveel capaciteit worden afgeschakeld totdat de ingeschakelde capaciteit gelijk aan of onder de ingestelde limiet is.
De drempelwaarde mag niet lager worden ingesteld dan de laagste capaciteitsstap voor de compressor/"Startsnelheid".
Wanneer beide digitale ingangen actief zijn, zal de laagste grenswaarde van toepassing zijn.
Opheffen load shedding
Om te voorkomen dat de load shedding leid tot temperatuurproblemen, kan de load shedding worden opgeheven.
Voor het opheffen van de load sheddingfunctie moet een grenswaarde voor de zuigdruk worden ingesteld en een vertragingstijd voor beide digitale ingangen.
Als de zuigdruk tijdens de load shedding boven de ingestelde limiet komt en de vertragingstijden van de twee digitale ingangen verstrijken, zal de load sheddingfunctie worden opgeheven en zal de compressorcapaciteit toenemen zodat de zuigdruk weer op de normale referentie komt. De load sheddingfunctie kan dan weer geactiveerd worden.
Alarm:
Zodra een digitale ingang voor de load shedding wordt geactiveerd, is de normale regeling niet meer actief en zal een alarm worden gegenereerd. Dit alarm kan desgewenst worden onderdrukt.
102 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Cascade/booster systemen – coördinatie en inspuiting
Voorbeeld
Bij cascade en booster systemen is het noodzakelijk coördinatie te hebben tussen de lage en de MT regeling. De LT compressoren mogen niet starten als de MT compressoren niet draaien.
Daarnaast kan het noodzakelijk zijn om een signaal te geven aan de inspuitregeling van de cascadekoeler zodat de inspuiting gecoördineerd wordt met het starten en stoppen van de compressoren.
Coördinatie
De coördinatie tussen de hoge en lage druk compressoren kan op
3 manieren worden uitgevoerd:
1) MT/LT compressor vrijgave
Hier is de MT groep het regelcircuit.
De MT groep mag niet starten voordat tenminste 1 MT compressor is gestart.
Deze functie wordt verkregen door het aansluiten van een uitgangssignaal van de MT regelaar naar een ingangssignaal van de
LT regelaar.
MT compr. vrijgave uitgang
LT compr. vrijgave ingang
MT regelaar:
- LT/MT coördinatie = MT vrijgave
- De MT regelaar gebruikt een uitgang 'MT compr. vrijgave' die wordt geactiveerd zodra de eerste MT compressor start.
LT regelaar:
- LT/MT coördinatie = LT vrijgave
- De LT regelaar gebruikt een ingang 'LT compr. vrijgave' die is aangesloten op een uitgangssignaal van de MT regelaar. Wanneer de ingang een signaal ontvangt van de MT regelaar, zal de eerste LT compressor gestart worden.
2) LT/MT coördinatie
Hier kan de MT groep starten als gevolg van:
- Belasting in het MT circuit
- Vraag van het LT circuit
Het MT circuit zal er nog steeds voor zorgen dat de LT compressoren alleen starten als tenminste 1 MT compressor draait. Het zorgt er ook voor dat alle beveiligingstimers en compressortimers in acht worden genomen.
MT compr. vrijgave uitgang
LT compr. vrijgave ingang
Zodra een compressor van het MT circuit draait, zal het relais voor de vrijgave van het LT circuit geschakeld zijn.
De LT regelaar ontvangt het signaal als een 'aan/uit' signaal. Het signaal hoeft niet potentiaal vrij te zijn, maar mag ook een spanningssignaal (bijv. 230V) op een digitale ingang zijn (uitbreidingsmodule).
De bedrading moet zo worden uitgevoerd dat de regelaars galvanisch gescheiden blijven.
Volgorde
MT compressor
MT/LT vrijgave
LT compressor
T1: De MT compressor start en het vrijgavesignaal wordt geactiveerd
T2: Indien nodig zal de eerste LT compressor starten
T3: Laatste LT compressor stopt
T4: Laatste MT compressor stopt
Als de laatste MT compressor stopt voor 'T3', zal het vrijgavesignaal wegvallen en daarmee stoppen ook de LT compressoren.
LT compr. vrijgave ingang
LT compr. vraag uitgang
Hiervoor wordt op beide regelaars een relaisuitgang en een aan/ uit ingang gebruikt.
(De bedrading moet zo worden uitgevoerd dat de regelaars galvanisch gescheiden blijven).
- Het uitgangssignaal van de MT regelaar 'MT compr. vrijgave' geeft een signaal naar een ingang op de LT regelaar 'LT compr. vrijgave'.
- Het uitgangssignaal van de LT regelaar 'LT compr. vraag' geeft een signaal naar een ingang op de MT regelaar 'MT compr. vraag'.
Wanneer de LT regelaar een compressor moet starten, zal het uitgangssignaal 'LT compr. vraag' worden geactiveerd.
Wanneer de MT regelaar dit signaal ontvangt, zal het een compressor starten en tegelijkertijd een signaal terug sturen naar een ingang op de LT regelaar om aan te geven dat een MT compressor draait.
Volgorde
MT compr. vraag
MT compressor
MT compr. vrijgave
LT compressor
T1: De belasting op het LT circuit vereist het inschakelen van een compressor. Het LT circuit vraagt om een compressorstart van het
MT circuit.
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 103
T2: Eerste MT compressor start na verloop van eventuele antipendeltijd
T3: Laatste LT compressor stopt
T4: Laatste MT compressor stopt
Voorbeeld
Tijdvertraging voor signalen
Om een optimale coördinatie te verkrijgen tussen het MT en LT circuit is het mogelijk om tijdvertragingen te definiëren op alle in- en uitgangssignalen.
MT compressor vrijgave vertraging
Hier wordt het uitgangssignaal van de MT regelaar vertraagd.
Dit betekend dat de MT compressoren gedurende deze tijdvertraging draaien voordat de LT compressoren vrijgegeven worden om te starten.
MT compressor vraag vertraging
Hier wordt het ingangssignaal 'MT compr. vraag' vertraagd op de
MT regelaar en daarmee de start van de eerste MT compressor.
Deze vertraging kan gebruikt worden als het LT circuit te vaak een opstart van de MT compressoren vraagt.
MT regelaar:
- LT/MT coördinatie = MT coördinatie
- De MT regelaar gebruikt:
• Een uitgang 'MT compr. vrijgave', welke wordt geactiveerd als de eerste MT compressor start.
• Een ingang 'MT compr. vraag', welke een signaal ontvangt van de LT regelaar.
Lage druk regelaar
- LT/HT coördinatie = LT coördinatie
- De lage druk regelaar gebruikt:
• Een ingang 'LT compr. vrijgave', welke is verbonden met een uitgang 'MT compr. vrijgave' op de hoge druk regelaar.
• Een uitgang 'LT compr. vraag', welke is verbonden met een ingang 'MT compr. vraag' op de hoge druk regelaar.
3) LT/MT-coördinatie - LT-uitschakelmechanisme voor MT-start
De LT-compressoren kunnen starten als de MT het signaal heeft afgegeven dat hij gereed is, maar de compressoren nog moet starten. De MT stuurt een signaal naar de LT dat MT gereed is en dat LT moet starten naar vereist. MT wacht vervolgens af tot LT opstart.
Als dat gebeurt, neemt MT de drukverhoging waar en worden onmiddellijk de MT-compressoren gestart.
MT comp. vraag ingang
LT compressor vrijgave vertraging
Hier wordt het ingangssignaal 'LT compr. vrijgave' vertraagd op de
LT regelaar.
Dit betekend dat de MT compressoren gedurende deze tijdvertraging draaien voordat de LT compressoren vrijgegeven worden om te starten.
LT compressor vraag vertraging
Hier wordt het uitgangssignaal 'LT compr. vraag' vertraagd van de
LT regelaar. Deze vertraging kan gebruikt worden als het LT circuit te vaak een opstart van de MT compressoren vraagt.
Inspuitsignaal warmtewisselaar
De inspuiting in de warmtewisselaar wordt meestal gecoördineerd met het starten en stoppen van de eerste compressor. De inspuiting moet starten zodra de eerste compressor start en stoppen zodra de laatste compressor stopt.
Afhankelijk van het systeemtype/ontwerp, kan het een voordeel hebben om de inspuiting te synchroniseren met de LT of MT compressoren.
Een relaisuitgang kan worden gebruikt voor de synchronisatie van dit signaal. De relaisuitgang kan worden gebruikt om een magneetklep aan te sturen of om een startsignaal aan een regelaar te geven, bijv. een EKC 313.
MT comp. vrijgave uitgang voor de start
LT comp. vrijgave ingang
LT comp. vraag uitgang
Insp. warmtewisselaar uitgang
Hier worden op beide regelaars zowel een relaisuitgang als een aan/uit-ingang gebruikt.
(Breng de aansluitingen tussen de twee regelaars zodanig aan dat de regelaars galvanisch gescheiden worden gehouden.)
De LT-regelaar wordt afgesteld voor LT-coördinatie
De MT-regelaar wordt ingesteld voor het uitschakelmechanisme voor MT-coördinatie alvorens te starten.
104 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
In dit geval kan het inspuitsignaal van de LT regelaar worden gebruikt als startvraag van de MT compressoren.
MT compr. vraag ingang
Insp. warmtewisselaar uitgang
- Het inspuitsignaal van de LT regelaar is aangesloten op het ingangssignaal 'MT compr. vraag' van de MT regelaar.
Wanneer de LT regelaar de eerste compressor start, zal het inspuitsignaal geactiveerd worden en daarmee om een start van de MT compressoren vragen. Zodra een eventuele startvertraging in de
MT regeling is verstreken, zal de eerste MT compressor starten.
Volgorde
Injection ON
Vrijgave ventielen
Elektronische ventielen moeten gesloten worden indien wanneer alle compressors wordt verhinderd beginnen. Dit om te voorkomen dat de verdampers vollopen met vloeistof, wat vloeistofslag bij het opstarten van de compressoren tot gevolg kan hebben. De vrijgave kan plaats vinden door middel van een uitgang op de regelaar of dit signaal kan worden verstuurd via de datacommunicatie.
Via een uitgang
MT compressor
LT compressor
LT insp. warmtewis.
T1: De belasting op het LT circuit zorgt voor compressorcapaciteit
De eerste LT compressor start en activeert het inspuitsignaal en daarmee de ingang 'MT compr. vraag' op de MT regelaar.
T2: Eerste MT compressor start na verstrijken van eventuele timers.
T3: Laatste LT compressor stopt en verwijdert daarmee de compressorvraag aan het MT circuit, waarna de MT compressoren stoppen.
Via de datacommunicatie
De functie wordt hieronder omschreven:
T1) De 'laatste' compressor schakelt uit
T2) De zuigdruk stijgt tot een waarde die overeenkomt met Po
Ref + NZ + '+ Zone K', maar er mag geen compressor starten vanwege een anti-pendeltimer of een veiligheidsuitschakeling.
T3) De tijdvertraging 'Injection OFF delay' verstrijkt en alle inspuitventielen worden geforceerd gesloten via de relaisuitgang op de regelaar of via een netwerksignaal.
T4) De 'eerste' compressor is klaar om te starten. Het 'geforceerd sluiten' signaal via het netwerk wordt nu opgeheven.
T5) De tijdvertraging 'Comp. Start delay' verstijkt en het
'geforceerd sluiten' signaal via de relaisuitgang wordt opgeheven tegelijk met het starten van de 'eerste' compressor.
Het opheffen van het 'geforceerd sluiten' signaal via het netwerk vindt eerder plaatst dan via de relaisuitgang, omdat het verspreiden van dit signaal via het netwerk wat meer tijd kost.
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 105
Vloeistofinspuiting in de zuigleiding
De persgastemperatuur kan laag worden gehouden door middel van vloeistofinspuiting in de zuigleiding.
De inspuiting wordt bewerkstelligd door een thermosstatisch expansieventiel in serie met een magneetklep welke op de regelaar is aangesloten.
Beveiligingsfuncties
Signaal compressorbeveiligingscircuit
De regelaar bewaakt het beveiligingscircuit van iedere compressor. Het signaal van het beveiligingscircuit wordt aangesloten op een ingang.
(Het beveiligingscircuit moet de compressor uitschakelen zonder tussenkomst van de regelaar)
Als het beveiligingscircuit wordt onderbroken, zal de regelaar alle uitgangen van de betreffende compressor uitschakelen en een alarm geven. De andere compressoren blijven normaal in bedrijf.
Algemeen beveiligingscircuit
Indien er een lage druk pressostaat wordt gebruikt in het beveiligingscircuit, moet deze geplaatst worden aan het einde van het circuit. Er is een risico dat de regeling geblokkeerd raakt en niet meer automatisch opstart. Zie onderstaand voorbeeld
Als een alarm nodig is welke ook de lage druk pressostaat bewaakt, kan een 'algemeen alarm' worden gedefinieerd (dit alarm beïnvloedt de regeling niet)
Zie sectie 'Algemene functies'.
De regeling kan op twee manieren geschieden:
1. De vloeistofinspuiting wordt volledig geregeld op basis van de oververhitting in de zuigleiding. Twee waarden worden hiervoor ingesteld - een startwaarde en een differentie waarop de inspuiting wordt gestopt.
2. De vloeistofinspuiting wordt zowel door de oververhitting geregeld (zie boven) als door de persgastemperatuur Sd. Vier waarden worden hiervoor ingesteld - twee als boven vermeld en twee voor de Sd functie, een startwaarde en een differentie.
De inspuiting wordt gestart zodra beide startwaarden worden overschreden en wordt gestopt als één van de twee functies uitschakeld.
• Rechtstreeks met gebruik van een elektrisch bestuurd expansieventiel van het type AKV
Uitgebreid beveiligingscircuit
In plaats van een algemeen beveiligingscircuit, kan de bewakingsfunctie worden uitgebreid. Op deze manier kunnen concrete alarmen worden gegeven, die precies aangeven wat het probleem is. De volgorde van de beveiligingen moeten op de volgende manier worden aangesloten. Het is niet noodzakelijk dat alle beveiligingen gebruikt te worden.
Oliedruk
Motorbeveilging
Motorwikkelingstemperatuur
Persgastemperatuur
Hogedruk pressostat
Gemeenschappelijk beveiligingscircuit
Een gemeenschappelijk beveiligingssignaal kan ook worden ontvangen van de complete ‘zuiggroep’. Alle compressoren zullen uitschakelen als het beveiligingscircuit wegvalt.
De functie mag niet worden aangesloten op een externe hoofdschakelaar.
Vier waarden worden afgesteld – een startwaarde voor de Sdtemperatuur, min. en max. waarden voor oververhitting en een periode-instelling voor het AKV ventiel.
Het pulsbreedtemodulatiesignaal voor het AKV ventiel moet worden afgenomen van een van de vier solid-state-uitgangen van de regelaar.
Tijdvertraging
Een tijdvertraging kan worden ingesteld zodat de inspuiting wordt vertraagd tijdens het opstarten.
106 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Tijdvertraging met veiligheidsuitschakeling:
In combinatie met de veiligheidsuitschakeling van een compressor kunnen twee tijdvertragingen worden gedefinieerd:
Uitschakelvertraging: vertragingstijd van alarmsignaal van de veiligheidsuitschakeling totdat de compressor uitschakeld (LET
OP, deze tijd is van toepassing op alle ingangen met betrekking tot deze compressor).
Herstarttijd: de minimale tijd dat een compressor storingsvrij moet zijn voordat deze weer gestart mag worden.
Bewaking van de oververhitting
Dit is een bewakingsfunctie gebaseerd op de metingen van de zuigdruk Po en de zuiggastemperatuur Ss. Als de oververhitting lager of hoger is dan de ingestelde alarmgrenzen, wordt er na een bepaalde tijd een alarm gegeven.
Bewaking van de maximale condensatiedruk (Pc)
Deze functie schakelt alle condensorstappen in, terwijl de compressorstappen geleidelijk uitgeschakeld worden, zodra de condensordruk een bepaalde alarmgrens overschrijdt. De alarmgrens kan worden ingesteld in Bar.
De condensordruk wordt gemeten met Pc_ drukopnemer.
De functie start bij een condensordruk die 3K lager ligt dan de ingestelde alarmgrens. Op dat moment wordt de gehele condensorcapaciteit ingeschakeld en tegelijkertijd 33% compressorcapaciteit uitgeschakeld (minimaal 1 stap). Deze procedure wordt iedere 30 seconden herhaald en een alarm wordt gegenereerd.
Als de condensatiedruk gelijk is aan de alarmgrens worden alle compressoren uitgeschakeld, de condensorcapaciteit blijft ingeschakeld en de vrijgave van de expansieventielen wordt gestopt.
Het alarm verdwijnt als de condensatiedruk minimaal één minuut
3K onder de ingestelde alarmgrens is. De compressoren worden weer ingeschakeld als er voldaan wordt aan het volgende:
- de condensatiedruk moet 3 K onder de alarmgrens zijn
- de tijdvertraging voor herstart is verstreken
Bewaking van de persgastemperatuur (Sd)
Deze functie schakelt stapsgewijs compressorstappen uit zodra de persgastemperatuur boven een bepaalde grens komt. De alarmgrens kan gedefinieerd worden in een bereik van 0 tot
195°C.
De functie start als de persgastemperatuur 10 K onder de ingestelde alarmgrens ligt. Op dat moment wordt de gehele condensorcapaciteit ingeschakeld en tegelijkertijd wordt 33% compressorcapaciteit uitgeschakeld (minimaal 1 stap). Deze procedure wordt iedere 30 seconden herhaald en een alarm wordt gegeneerd.
Als de persgastemperatuur gelijk is aan de alarmgrens, worden alle compressoren uitgeschakeld
Als aan onderstaande voorwaarden is voldaan wordt een normale compressorregeling weer toegestaan:
- De Sd temperatuur is 10 K onder de alarmgrens gezakt
- De tijdvertraging is verstreken (zie verder)
Een normale condensorregeling is toegestaan indien de temperatuur tot 10 K onder de alarmgrens is gedaald.
Vertraging van PC max. alarmen (max. condensatiedruk)
Het is mogelijk om het 'Hoge condensatiedruk' alarm (Pc max.) te vertragen.
De regelaar zal wel alle compressoren uitschakelen, maar zal het alarm pas later versturen.
Deze vertraging is zinvol voor cascade/booster systemen waar de maximale condensatiedruk (Pc. max.) wordt gebruikt om de compressoren in het lage druk circuit uit te schakelen als de hoge druk compressoren niet gestart zijn.
Tijdvertraging
Voor de eerder genoemde beveiligingen is een gemeenschappelijke tijdvertraging; bewaking van de maximale persgastemperatuur en de bewaking van de minimale zuigdruk. Na het uitschakelen op een beveiliging zal de regeling niet eerder starten voordat de vertraging is verstreken en het probleem is opgelost.
Bewaking van de minimale zuigdruk (Po)
Deze functie schakelt onmiddellijk alle compressorstappen uit in het geval de zuigdruk onder de alarmgrens komt. De alarmgrens kan worden ingesteld in een bereik van -120 tot 30°C.
De zuigdruk wordt gemeten via een drukopnemer.
Bij uitschakeling van de compressoren wordt de alarmfunctie geactiveerd:
Als aan onderstaande voorwaarden is voldaan wordt een normale compressorregeling weer toegestaan:
- De zuigdruk is boven de uitschakelgrens
- De tijdvertraging is verstreken (zie verder)
Alarm voor te hoge zuigdruk
Een alarmgrens kan worden ingesteld welke actief wordt zodra de zuigdruk te hoog wordt. Een alarm zal worden verstuurd zodra de bijbehorende tijdvertraging is verstreken. De regeling zal onveranderd doorgaan.
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 107
Oliemanagement
Principe
De regelaar zet de oliestroom aan gedurende bv. 1 seconde. Het systeem pauzeert dan, terwijl de olie weer bezinkt. Dit wordt een aantal keren herhaald, hetgeen wordt bepaald door de fabrieks- en bedieningsprincipes.
Aanpassingen zijn mogelijk voor impulstijd, pauzetijd en aantal pulsen.
Het systeem kan worden geregeld door een signaal van:
• Niveauschakelaar op de compressor
• Niveauschakelaar op de olieafscheider
• Niveauschakelaar op het olievat
• Druktransmitter op het olievat
• Onder speciale omstandigheden kan de pulsteller ook gebruikt worden voor regeling, maar dat is niet erg energie-efficiënt.
Voorbeelden van oliecircuits
Eén olieafscheider en
één olievat
Veiligheidsrelais
De regelaar kan de olietoevoer naar de compressors reguleren tijdens een normaal regelproces. Als echter de compressors drukgecontroleerd zijn, gebeurt dat buiten de normale regulatie.
Om schade aan de compressors te voorkomen kan een veiligheidsrelais worden opgenomen in het besturingscircuit, zodat de regelaar de compressor kan uitschakelen als er tijdens geforceerde regeling geen olietoevoer is.
De functie "Veiligheidsrelais" kan geselecteerd worden onder
Instellingen; de bedrading moet geschieden zoals aangegeven.
Het veiligheidsrelais is tijdens normale bedrijfscondities aangesloten
Regelprincipe voor de compressor
Eén olieafscheider
Een olieafscheider per compressor
Eén olieafscheider per compressor en gemeenschappelijk olievat
Zowel hoge en lage druk als gemeenschappelijk olievat
(+ olieafscheider)
108
Een stilgelegde compressor ontvangt geen olie.
Wanneer de compressor in bedrijf is, wordt verwacht dat de olieniveauschakelaar een signaal afgeeft. Wanneer het signaal wordt afgegeven, wordt het volgende proces uitgevoerd:
- Verstelbaar vertragingstijd, herstart in geval van geratel.
- Olie-inspuiting begint na vertragingsregeling.
- Het magneetventiel volgt het pulsproces en er wordt olie geïnjecteerd. Impulstijd, tijdsduur en totaal aantal pulsen worden ingesteld voor de huidige fabriek.
- Na het ingestelde aantal pulsen wordt de olie-inspuiting weer stopgezet. Als de niveauschakelaar een stabiel oliesignaal registreert voordat het vastgelegde aantal pulsen bereikt is, worden de overige pulsen overgeslagen.
- Als de niveauschakelaar een gebrek aan olie registreert na het stopzetten van de laatste puls, wordt de compressor afgesloten en wordt er een alarm afgegeven. Als het oliepeil weer in orde wordt bevonden, wordt het alarm geannuleerd en kan de compressor opnieuw starten.
Als het oliepeil niet in orde wordt bevonden, stopt de compressor; deze kan dan alleen handmatig opgestart worden met de resetfunctie.
Uitgebreid stop (staat pulsen toe wanneer de compressor is stopgezet)
Deze functie deelt het aantal pulsen door twee. De compressor wordt vervolgens stopgezet, waarna de resterende pulsen worden uitgevoerd.
Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Eenvoudige olievereffening (cyclische systemen)
De functie begint pas wanneer alle compressoren in bedrijf zijn.
Hier kunt u een intervaltijd instellen waarop de compressoren afwisselend gedurende een bepaalde periode zullen pauzeren, zodat de olievereffening kan plaatsvinden.
Regelprincipe om de olieafscheider te legen in het vloeistofvat
Bedieningsprincipe voor druk in het vloeistofvat
Pressostaat
Het systeem kan vervolgens worden geregeld aan de hand van signalen van een- of tweeniveauschakelaars:
• Eenniveauschakelaar:
- Volledige reeks. Wanneer de niveauschakelaar olie detecteert, wordt de olie in het vloeistofvat geleegd aan de hand van een door de gebruiker gedefinieerde impulsreeks. Het systeem bepaalt de pulslengte, de periode tussen pulsen en het aantal pulsen.
- Tot niveau. Hier start een door de gebruiker gedefinieerde impulsreeks, maar de reeks stopt onmiddellijk zodra het oliepeil onder de niveauschakelaar komt.
• Tweeniveauschakelaars
Hier start de hoogniveauschakelaar de impulsreeks en stopt de laagniveauschakelaar de impulsreeks.
Als de schakelaar voor hoog niveau nog steeds olie registreert na afloop van het totaal aantal pulsen, wordt een alarm afgegeven voor hoog oliepeil in de afscheider.
Als de schakelaar voor laag niveau nog steeds olie registreert na afloop van het totale aantal pulsen, wordt een alarm afgegeven voor de resterende olie in de afscheider.
Er gaat ook een alarm af voor signaalstoring als de schakelaar voor hoog niveau olie registreert, terwijl der schakelaar voor laag niveau geen olie registreert.
Als of de hoog- of de laagniveauschakelaar geactiveerd wordt in het ingestelde interval, klinkt een alarm "geen olie afgescheiden".
Als bij elke compressor een olieafscheider gemonteerd is, is het de niveauschakelaar in de compressor, die het legingsproces van olie in de compressor bepaalt. De niveauschakelaar in de afscheider kan worden gebruikt voor monitoring.
Als "gedeeltelijk gedeelde olieafscheiders" zijn gemonteerd, is de distributie vanaf compressor 1 als volgt: De opdracht kan niet worden veranderd, maar het aantal compressors dat deel uitmaakt van de individuele afscheiders, moet ingesteld worden.
AK-PC 781
- Bij onvoldoende drukverschil om de MT-compressors te vullen, wordt het magneetventiel geopend in door gebruiker ingestelde pulsen en wordt de druk weggenomen van de olieafscheider. De pulslengte en de tijdsduur tussen de pulsen worden door het systeem bepaald en zijn gelijk aan die welke ingesteld zijn voor de olieafscheider.
- Wanneer de druktransmitter de vereiste druk registreert, worden de pulsen gestopt.
- Alarmlimieten en -teksten voor respectievelijk maximum- en minimumdruk kunnen ingesteld worden.
Pulsteller
Hier gebruikt de regelaar een pulsteller om de drukopbouw in het vloeistofvat te bepalen.
Basis: De regelaar heeft het aantal ingestelde pulsen in een bepaalde tijdsperiode geteld voor alle compressors. De waarde wordt gedeeld door het aantal compressors.
Meting: De regelaar registreert het aantal pulsen dat olie naar de compressors stuurt.
Actie: Als het gemeten aantal pulsen een percentage van de basis bereikt (fabrieksinstelling = 50%), wordt de impulsreeks gestart vanaf de afscheider naar het vloeistofvat.
Deze functie wordt normaal gesproken alleen gebruikt bij
MT-compressors, maar kan ook gebruikt worden bij MT- en LTbediening. Hiervoor is evenwel een extra uitbreidingsmodule,
AK-XM 107A, nodig, die pulsen telt van het LT-circuit (maar de pressostaatfunctie wordt aanbevolen).
Niveausignaal
Signalen voor hoog en laag niveau kunnen ook worden ontvangen van het olievat. Deze signalen worden alleen gebruikt voor monitoring en alarmen.
Divers
Alle oliekleppen worden gesloten wanneer de "hoofdschakelaar" uit staat.
Wanneer u handmatig olie wilt inspuiten, kan dat via de functie
"Handmatige bediening". Hier kunt een of meer pulsen versturen.
De lengte van de puls kan in milliseconden worden ingesteld.
Als een compressor uitvalt door gebrek aan olie, kan deze alleen handmatig in de fabriek zelf opnieuw aangesloten worden. Dit kan via een pulsdruk op een bepaalde ingang. Er is één reset die voor alle compressors geldt. Bij een reset worden alle tellers teruggezet op nul.
Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 109
Condensor
Condensorregeling vindt plaats via een stappenregeling of toerenregeling van de ventilatoren.
• Stappenregeling
De regelaar kan maximaal 6 condensorstappen regelen die sequentieel in- en uitgeschakeld worden.
• Toerenregeling
De analoge uitgang van de regelaar is aangesloten op een toerenregeling. Alle ventilatoren worden toerengeregeld. Het is mogelijk in combinatie met de toerenregeling ventilatoren aan en uit te schakelen. De regeling wordt dan gebaseerd op het volgende;
- Alle ventilatoren hebben hetzelfde toerental
- Alleen het noodzakelijke aantal ventilatoren is actief
- Bij stoppen voor starten is "PumpDel" het moment voor de omschakeling.
Capaciteitsregeling van de condensor
De condensordruk wordt geregeld aan de hand van de actuele waarde van de condensatiedruk en is afhankelijk of de druk dalende of stijgende is.
De regeling maakt gebruik van een PI-regeling, die eventueel ook kan veranderd worden in een P-regeling.
PI-regeling
De regelaar schakelt ventilatoren in, zodat het verschil tussen de actuele condensordruk en de ingestelde waarde zo klein mogelijk is.
P-regeling
De regelaar schakelt ventilatoren in, afhankelijk van het verschil tussen de actuele condensordruk en de ingestelde waarde.
De proportionele band Xp geeft de afwijking aan bij 100% condensorcapaciteit.
De afstellingen worden verricht met gebruik van versterkingsfactor Kp, waarbij Kp = 100/Xp.
Regelsensor = Pc / S7 / Sgc
Als de S7 sensor is geselecteerd als regelsensor, zal de Pc nog steeds gebruikt worden voor het beveiligen van een te hoge condensatiedruk en zal ervoor zorgen dat compressorcapaciteit wordt afgeschakeld bij een te hoge condensatiedruk.
Regeling bij sensorfout:
Regelsensor = Pc
Als Pc wordt gebruikt als de regelsensor, resulteert een fout in het signaal in regeling van de condensorcapaciteit als functie van de aangesloten compressorcapaciteit. Compressorregeling zal normaal blijven.
Regelsensor = S7
Als de S7 is geselecteerd als regelsensor, zal bij een sensorfout de regeling doorgaan op basis van het Pc signaal, maar met een referentie die 5K hoger ligt dan de actuele referentie. Als zowel de
S7 als de Pc sensor een sensorfout hebben, zal 100% condensorcapaciteit ingeschakeld worden, maar de compressorregeling zal normaal blijven.
Cap. Ctrl. Sensor = Sgc
Bij uitval schakelt deze sensor over naar Shp, indien geïnstalleerd. Als Shp geen signaal kan leveren, schakelt de regelaar over naar een 'noodkoelprocedure' waarmee wordt geprobeerd de regeling te handhaven.
Referentie van de condensatiedruk
De instelling van de condensatiedruk kan op twee manieren gedefinieerd worden. Als een vaste referentie, of als een vlottende referentie afhankelijk van de buitentemperatuur.
Vaste referentie
De instelling voor de condensatiedruk wordt ingesteld in °C
Vlottende referentie
Deze functie staat een verschuiving van de condensatiedrukinstelling toe, is afhankelijk van de buitentemperatuur en is toegestaan binnen een vastgesteld gebied.
Door een vlottende condensorregeling te combineren met elektronische expansieventielen kan veel energie bespaard worden. Door middel van elektronische ventielen is het mogelijk om met een lage condensatiedruk te werken (eventueel afhankelijk van de buitentemperatuur) en daarmee de energieopname te verlagen aangezien elke graad verlaging een energiebesparing van 2% oplevert.
PI-regeling
De referentie wordt gebaseerd op:
- de buitentemperatuur gemeten met de Sc3 sensor.
- Het minimum temperatuurverschil tussen de buitentemperatuur en de condensatietemperatuur bij 0% compressorcapaciteit
- het maximale temperatuurverschil tussen de buitentemperatuur en de condensatiedruk (selectie condensor) (Dim tmK)
- de ingeschakelde compressorcapaciteit
Selectie regelsensor
De capaciteitsregeling kan regelen op basis van een condensatiedruk Pc of een mediumtemperatuur S7. Als het koelmiddel CO2 is en transkritiek wordt geregeld, gebruikt u een temperatuursensor
Sgc, aangebracht op de uitlaat voor de gaskoeler.
110 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Het minimum temperatuurverschil (min tm) bij lage belasting moet ongeveer op 6K worden ingesteld. Deze instelling voorkomt het probleem dat alle ventilatoren draaien bij 0% compressorcapaciteit.
Stel het temperatuurverschil (dim tm) in bij maximale belasting
(bijvoorbeeld 15 K). De regelaar houdt nu een temperatuursverschil aan afhankelijk van de ingeschakelde compressorcapaciteit.
P-regeling
De referentie bij de P-regeling start bij 3 K boven de buitentemperatuur. De proportionele band Xp geeft het verschil weer bij 100% condensorcapaciteit.
In beide gevallen zal, zodra de warmteterugwinningsfunctie wordt uitgeschakeld, de referentie voor de condensatietemperatuur langzaam zakken volgens de ingestelde verlaging van 'Kelvin/minuut'.
Begrenzing van de referentie
Om de installatie te beschermen tegen een te hoge of een te lage referentie, moeten de grenzen waarbinnen de referentie kan verschuiven worden ingesteld
PcRef
Max
Warmteterugwinningsfunctie (Voor alle koelmiddelen behalve
CO2. Zie voor CO2 de latere paragraaf in de beschrijving van condensatie.)
De warmteterugwinningsfunctie kan gebruikt worden op installaties waar het hete persgas voor verwarmingsdoeleinden moet worden gebruikt. Zodra de functie wordt geactiveerd zal de referentie voor de condensatietemperatuur worden verhoogd naar een ingestelde waarde en zal een relaisuitgang worden geschakeld welke een magneetklep kan schakelen.
De functie kan op twee manieren worden geactiveerd:
1. Door middel van een digitale ingang
In dit geval wordt de warmteterugwinningsfunctie geactiveerd via een extern signaal van bijvoorbeeld een gebouwbeheersysteem. Zodra de functie wordt geactiveerd zal de referentie voor de condensatietemperatuur worden verhoogd naar een ingestelde waarde en zal een relaisuitgang worden geschakeld welke een magneetklep kan schakelen.
Min
Handmatig regelen van de condensorcapaciteit
Het is mogelijk om de condensorcapaciteit handmatig te regelen waarbij de normale regeling en de beveiligingsfuncties genegeerd worden.
Handbediening via instellingen. De regeling wordt op handbediening gezet. De capaciteit wordt ingesteld als percentage van de totale capaciteit.
Handbediening via de handbedieningschakelaars op de voorkant van de uitbreidingsmodulen. Indien er een handbediening plaats vindt via de handbedieningsschakelaars, merkt de regelaar dit op en bij iedere overschrijding van een alarmgrens wordt er een alarm verstuurd. De regelaar stuurt in deze situatie geen uitgangen aan.
Pc ref
DI
2. Door middel van een thermostaatfunctie
Deze functie kan worden gebruikt als het hete gas bijvoorbeeld een watertank moet opwarmen. Een temperatuursensor wordt gebruikt om de functie te activeren en deactiveren.
Wanneer de temperatuur bij de sensor lager wordt dan een ingestelde waarde, zal de warmteterugwinningsfunctie worden geactiveerd. De referentie voor de condensatiedruk wordt nu verhoogd naar een ingestelde waarde en tegelijkertijd zal een relaisuitgang op de regelaar worden geschakeld welke een magneetklep schakelt zodat het hete gas door de warmtewisselaar in de watertank wordt gestuurd. Zodra het water de juiste temperatuur heeft bereikt zal de functie worden uitgeschakeld.
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 111
Capaciteitsregeling
Stappenregeling
Er wordt sequentieel in- en uitgeschakeld. De laatste bijgeschakelde stap wordt als eerste uitgeschakeld.
Combinatie van toeren- en stappenregeling
Start
Min.
De analoge uitgang van de regelaar is aangesloten op een toerenregeling.
Alle ventilatoren worden toerengeregeld. Het is mogelijk om een combinatie van een stappen- en toerenregeling te maken.
De regelaar kan dan individueel een condensorstap stoppen of vrijgeven.
Toerenregeling
Als een analoge uitgang wordt gebruikt, kan de snelheid van de ventilatoren worden geregeld, bv. met een frequentieomvormer van het type AKD of een EC-motor.
Toerenregeling met vrijgave signaal
Een analoge uitgang wordt aangesloten op een toerenregeling.
Alle ventilatoren worden tegelijkertijd geregeld. Een aan/uit signaal van de regelaar geeft de toerenregelaar wel of niet vrij.
Alle ventilatoren worden dan gestopt.
In de configuratie van de uitgangen van de regelaar, zal uitgang ‘Vent. 1/Freq reg’ de frequentieregelaar starten en stoppen.
Toerenregeling voor eerste ventilator + stappenregeling voor de rest
Start
Min.
De regelaar start de frequentieregelaar als de capaciteitsvraag correspondeert met de startfrequentie. De regelaar stopt de frequentieregelaar als de capaciteitsvraag lager is geworden dan het minimaal toelaatbare toerental van de ventilatoren.
112
De regelaar start de frequentieomvormer en verhoogt het toerental van de eerste ventilator.
Als extra capaciteit vereist is, start de volgende ventilator op hetzelfde moment als de eerste ventilator overschakelt naar minimumtoerental. Vervolgens kan de eerste ventilator het toerental weer opvoeren, enz.
Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Capaciteitsbegrenzing tijdens nachtbedrijf
Deze functie wordt gebruikt om het geluid van de ventilatoren tot een minimum te beperken. Dit wordt voornamelijk gebruikt in samenwerking met een frequentieregeling, maar kan ook werken bij een stappenschakeling.
De instellingen in de regelaar wordt ingevuld als een percentage van de totale capaciteit.
EC motor
Het spanningssignaal naar de EC-motor wordt bepaald door de volgende instellingen:
EC min (0%)
EC max (100%)
EC absoluut max. (overcapaciteit)
De begrenzing wordt genegeerd als veiligheidsfuncties Sd max.
(persgas) of Pc max. (condensordruk) actief worden.
Condensorstappenschakelingen
Tijdvertragingen voor in- en uitschakelen
Er worden geen tijdvertragingen ingesteld voor het in- en uitschakelen van de condensorstappen, behalve de tijdvertragingen die gelden voor de PI en P regeling.
Urenteller
De bedrijfsuren van de ventilatoren worden geregistreerd, de volgende waarden kunnen worden uitgelezen:
- Bedrijfsuren van de afgelopen 24 uur
- Totale bedrijfsuren sinds de laatste reset van de timer
Teller voor de inschakelingen
Het aantal inschakelingen van de ventilatoren wordt geregistreerd. De volgende waarden kunnen worden uitgelezen;
- Aantal inschakelingen voorlaatste 24 uur
- Totale aantal inschakelingen sinds de laatste reset van de teller
Ventilatoren bedrijfsklaar houden
De laatste ventilatoren zullen tijdens de winter waarschijnlijk niet worden geactiveerd. Om alle ventilatoren bedrijfsklaar te houden, wordt elke 24 uur een test uitgevoerd om te controleren of alle relais in bedrijf zijn geweest. De relais die niet zijn gebruikt, worden nu 5 minuten (van 13:00) lang geactiveerd, maar met een onderbreking van één uur tussen de verschillende relais. Er wordt een snelheidsregeling uitgevoerd met 'Startsnelheid'.
Beveiligingsfuncties voor de condensor
Beveiligingen van de ventilatoren en de frequentieregelaar
De regelaar bewaakt het beveiligingscircuit van de individuele condensorventilatoren. Het signaal van het beveiligingscircuit wordt aangesloten op een ingang van de regelaar (DI).
Als het beveiligingscircuit wordt onderbroken, zal de regelaar de betreffende stap uitschakelen. De overgebleven ventilatoren blijven in normaal bedrijf.
Het bijbehorende relais wordt niet uitgeschakeld. De reden hiervoor is dat ventilatoren vaak in paren worden geschakeld, maar 1 gezamenlijk veiligheidscircuit hebben. Met een probleem bij 1 ventilator, blijft de andere dus gewoon draaien.
Intelligente storingsanalyse, in de condensorluchtstroom
(FDD)
(De functie is niet actief als het geselecteerde koelmiddel CO2 is.)
De regelaar verzamelt metingen van de condensorregelingen en geeft een waarschuwing indien de condensorcapaciteit terug loopt. De meest voorkomende redenen voor deze waarschuwing zijn:
- Vervuiling van de condensor
- Lucht of stikstof in het koelsysteem
- Ventilatorproblemen
De functie heeft de buitentemperatuur (Sc3) nodig voor het maken van de analyse en de compressorstappen moeten identiek zijn.
Bij het aanzetten van de analysefunctie moet de condensor schoon zijn. Deze informatie wordt opgeslagen in de regelaar en constant vergeleken met de actuele metingen.
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 113
Transkritiek CO2-systeem en warmteterugwinning
Algemeen
Als het koelmiddel in het systeem CO2 is, maken de hogere druk en temperatuur het mogelijk om warmte terug te winnen voor kraanwater en verwarming. De overtollige warmte wordt verwijderd met behulp van een gaskoeler.
Regeling wordt verricht tijdens transkritieke en subkritieke toestanden en de regelaar regelt de gasdruk/condensatiedruk zodanig dat het systeem de optimale EPC behaalt, rekening houdend met de teruggewonnen warmte.
De regeling van de warmteterugwinningscircuits geschiedt rekening houdend met het koelsysteem. Bij een conflict heeft het koelsysteem uit veiligheidsoverwegingen prioriteit boven de terugwinningscircuits.
De twee warmteterugwinningscircuits kunnen worden gezien als onafhankelijke circuits - ook in verhouding tot het koelsysteem.
Ten eerste neemt het circuit voor warm kraanwater de benodigde energie af. De resterende energie is vervolgens beschikbaar voor gebruik door het volgende circuit. Ook dit systeem neemt de beschikbare energie af. Als er vervolgens nog overtollige energie is, wordt deze afgevoerd via de gaskoeler.
Er moet een koelvereiste zijn om energie te leveren voor warmteterugwinning.
Belangrijk
Deze sensor moet vlak bij de gaskoeleruitlaat worden geplaatst.
Info
Onder normale bedrijfscondities ligt de temperatuur bij Sd tussen
60 en 70 °C - afhankelijk van of het winter of zomer is.
Als de functie van de warmteterugwinning het verhogen van de condensatiedruk is, kan de temperatuur oplopen tot 90 °C of hoger.
De sensor Sc3 moet zodanig worden geplaatst dat hij de luchtinlaattemperatuur van de gaskoeler meet. Als deze sensor een te hoge temperatuur meet, wordt de EPC van het systeem aangetast.
Het Sgc-signaal moet stabiel zijn. Als dit niet kan worden bereikt met een systeemsensor, kan het nodig zijn om een sensor in een dompelbuis te gebruiken.
Als de voeding naar AK-PC 781 of de hogedrukafsluiter Vhp uitvalt, kan het systeem niet worden bestuurd. Wij adviseren om ter voorkoming van storingen een noodvoeding (UPS) te installeren voor zowel de regelaar als de afsluiter. Een relais in de UPS moet worden opgenomen in het veiligheidscircuit van de regelaar, zodat het veilig kan herstarten.
Denk aan de isolatieversterker
Als signalen worden ontvangen uit verschillende regelaars, bv. warmteterugwinning voor een van de ingangen, moet tevens een galvanisch geïsoleerde module worden ingevoegd.
Er zijn veiligheidsfuncties voor de afzonderlijke regelingsfuncties, bijvoorbeeld:
- Koken bij S3, S4 en S8
- De S3-temperatuur moet lager zijn dan de temperatuur van het gas dat de warmtewisselaar in gestuurd kan worden. Als de S3temperatuur hoger is, wordt het circuit niet aangesloten.
De pomp blijft enkele tijd voor en na het aansluiten van de gasafsluiters draaien. Het veranderen van de stand van de gasafsluiter kan tot 2 minuten duren.
114 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Circuit voor warmteterugwinning of warm kraanwater
Toepassing
Deze regeling kan alleen worden uitgevoerd als het geselecteerde koelmiddel CO2 is, waardoor het mogelijk is om heet gas te leveren voor de verwarming van een vloeistofvat.
Reference
Band
Referentie
Regeling geschiedt voor een kraanwatertemperatuur van gewoonlijk 55 °C, een waarde die regelbaar is. Er wordt een temperatuursensor Stw8 geïnstalleerd in het vloeistofvat voor warm water en de temperatuur wordt binnen een band rondom de afstellingswaarde gehouden.
Reference
Band
Afsluiter - V3tw
Als verwarming van kraanwater vereist is, verandert de stand van de gasafsluiter, zodat het gas door de warmtewisselaar wordt geleid.
Als de temperatuur hoger wordt dan de referentie plus de helft van de band, wordt het gas buiten de warmtewisselaar om geleid.
De pomp wordt via aan/uit bestuurd en wordt aangesloten als
Stw8 lager is dan de referentie plus de helft van het verschil. Hij wordt losgekoppeld als Stw8a hoger is dan de referentie plus de helft van het verschil.
De pomp - Pomp tw
Het wordt aanbevolen om een pomp met regelbare snelheid te gebruiken, zodat de regeling soepel verloopt en er geen grote schommelingen in de condensatiedruk ontstaan
Debietschakelaar - FStw
Er moet een debietschakelaar worden geïnstalleerd uit veiligheidsoverwegingen, voor het geval dat de pomp uitvalt. De regelaar koppelt in dat geval het hele terugwinningscircuit los.
Sensors - Stw2, Stw3, Stw4 en Stw8
Alle sensors moeten worden geïnstalleerd uit veiligheidsoverwegingen:
Stw2: de regelaar moet de temperatuur kennen van het gas dat ter condensatie wordt verzonden
Stw3:koude toegang warmtewisselaar. Gebruikt voor temperatuurregeling
Stw4: warme uitlaat warmtewisselaar. Gebruikt voor temperatuurregeling
Stw8: temperatuur vloeistofvat en in verhouding tot de referentie.
Regeling
Regeling kan geschieden volgens een van de volgende principes:
• Alleen Stw8. Hierbij wordt de temperatuur geregeld met een aan/uit-thermostaat. De pomp kan aan/uit of regelbaar worden bestuurd.
• Stw4 - Stw3. Hierbij wordt het temperatuurverschil over de warmtewisselaar gebruikt voor de regeling. Hierbij moet de pomp worden bestuurd met een regelbare snelheid. Als de
Stw8-temperatuur is bereikt, wordt het gas buiten de warmtewisselaar om geleid.
• Stw8 en Stw8a. Hierbij werkt de regeling op basis van de twee temperatuursensors in het vloeistofvat. Stw8 wordt bovenaan geplaatst en Stw8a verder omlaag.
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 115
Circuit voor terugwinning voor verwarming
Toepassing
Deze regeling kan alleen worden uitgevoerd als het geselecteerde koelmiddel CO2 is, waardoor het mogelijk is om heet gas te leveren voor de verwarming van een vloeistofvat.
Regeling kan geschieden volgens een van de volgende drie principes, als het circuit om warmte vraagt:
- 1. Basisregeling (geen offset).
- 2. Offset van de condensatiedruk (HP versch.)
- 3. Offset en regeling van de gaskoeler en pomp (max. hr)
1.Basisregeling (geen offset).
In het algemeen, voor alle drie de principes:
Afsluiter - V3hr
Als verwarming van het circuit vereist is, verandert de stand van de gasafsluiter en wordt het gas de warmtewisselaar in geleid.
Als de temperatuur hoger wordt dan de referentie plus de helft van de band, wordt het gas buiten de warmtewisselaar om geleid.
Pomp - Pomp hr
Het wordt aanbevolen om een pomp met regelbare snelheid te gebruiken, zodat de regeling soepel verloopt en geen grote schommelingen in de condensatiedruk vertoont.
Debietschakelaar - FShr
Er moet een debietschakelaar worden geïnstalleerd uit veiligheidsoverwegingen, voor het geval dat de pomp uitvalt. De regelaar koppelt in dat geval het hele terugwinningscircuit los.
Sensors - Shr2, Shr3, Shr4 en Shr8 (Stw2/Sd)
Alle sensors moeten worden geïnstalleerd uit veiligheidsoverwegingen:
Shr2: de regelaar moet de temperatuur kennen van het gas dat ter condensatie wordt verzonden.
Shr3: koude toegang warmtewisselaar. Gebruikt voor temperatuurregeling
Shr4: warme uitlaat warmtewisselaar. Gebruikt voor temperatuurregeling
Shr8: temperatuur vloeistofvat en in verhouding tot de referentie.
Stw2 of Sd: de regeling moet de temperatuur kennen van het gas dat ter condensatie wordt verzonden.
Referentie
Regeling geschiedt met gebruik van een vloeistofvattemperatuur van bv. 40 °C; deze waarde is regelbaar. Een temperatuursensor
Shr8 wordt geïnstalleerd in het vloeistofvat en de temperatuur wordt binnen een band rondom de geselecteerde waarde gehouden.
Referentie
Band
Als de temperatuur hoger wordt dan de referentie plus de helft van de band, wordt het gas buiten de warmtewisselaar om geleid.
Regeling
Het volgende kan worden gebruikt als regelsensor:
- Alleen Shr8
- Shr4, maar nog steeds met gebruik van Shr8 als referentie
- Temperatuurverschil over warmtewisselaar (Shr4-Shr3) van bv. 4
K, maar nog steeds met gebruik van Shr8 als referentie.
De pomp kan aan/uit of regelbaar worden bestuurd. Voor Shr4- of temperatuurverschilregeling moet hij regelbaar worden bestuurd.
Tijdens regelbaar bedrijf stopt de pomp als de regeling een lagere capaciteit vraagt dan de geselecteerde min. snelheidscapaciteit voor de pomp.
116 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
2. Offset van de condensatiedruk
De condensatiedruk verhogen
Als de temperatuur lager is dan de referentie en er wordt warmteterugwinning uitgevoerd, kan de condensatiedruk worden verhoogd.
De druk wordt gemeten met behulp van de druktransmitter Pgc en de regelaar op de afsluiter Vhp.
Hoeveel de druk moet worden verhoogd wordt bepaald aan de hand van een instelling en een analoog spanningssignaal. Het signaal moet een 0-10 V-signaal of een 0-5 V-signaal zijn.
Referentie
Regeling geschiedt met gebruik van een warmtewisselaartemperatuur/vloeistofvattemperatuur van bv. 40 °C; deze waarde is regelbaar. Er wordt een temperatuursensor Shr in het vloeistofvat geïnstalleerd en de temperatuur wordt binnen een band rondom de geselecteerde waarde gehouden.
Referentie
Band
Als de temperatuur hoger wordt dan de referentie plus de helft van de band, wordt het gas rondom de warmtewisselaar geleid.
Tijdens warmteterugwinning en een signaal van 0 V wordt de druk verhoogd tot 'Pgc HR min'.
Bij max. signaal (bv. 10 V) wordt de druk verhoogd volgens de instelling 'Pgc HR versch.'.
Er kunnen tot 5 signalen worden ontvangen van externe regelingen. Deze kunnen alle de druk verhogen en de regelaar gebruikt het signaal dat om de grootste offset vraagt. Het toegepaste signaal wordt gefilterd gedurende een bepaalde tijdsperiode. De duur van deze periode kan worden ingesteld.
Relaisuitgang
Er kan een relais worden gereserveerd dat inschakelt, zodra het ontvangen signaal gedurende meer dan 10 minuten meer dan 9,5
V (4,75 V) bedraagt.
Het relais wordt gedefinieerd in de functie: "Extra warmteafgifte".
Denk aan de isolatieversterker
Als signalen worden ontvangen uit verschillende regelaars, bv. warmteterugwinning voor een van de ingangen, moet tevens een galvanisch geïsoleerde module worden ingevoegd.
Regeling
Het volgende kan worden gebruikt als regelsensor:
- Alleen Shr8
- Shr4, maar nog steeds met gebruik van Shr8 als thermostaatsensor
- Temperatuurverschil over de warmtewisselaar (Shr4-Shr3) van bv. 4 K, maar nog steeds met gebruik van Shr8 als thermostaatsensor.
De pomp kan aan/uit of regelbaar worden bestuurd. Voor Shr4- of temperatuurverschilregeling is regelbare besturing van de pomp vereist. Tijdens regelbaar bedrijf stopt de pomp als de regeling een lagere capaciteit vraagt dan de geselecteerde min. snelheidscapaciteit voor de pomp.
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 117
3. Offset en regeling van de gaskoeler en pomp
(max. warmteterugwinning)
Referentie
Regeling geschiedt met gebruik van een warmtewisselaartemperatuur/vloeistofvattemperatuur van bv. 40 °C; deze waarde is regelbaar. Er wordt een temperatuursensor Shr in het vloeistofvat geïnstalleerd en de temperatuur wordt binnen een band rondom de geselecteerde waarde gehouden.
Max. warmteterugwinning
Als de temperatuur lager is dan de referentie en er wordt warmteterugwinning uitgevoerd, gebruikt de regelaar de volgende functies om maximale warmteterugwinning te verwezenlijken:
1. Drukverhoging tot Pgc HR min.
2. Extern spanningssignaal
Het signaal moet een 0-10 V-signaal of een 0-5 V-signaal zijn.
Het signaal wordt door de regelaar omgezet in 0-100% van de capaciteit en heeft de volgende effecten: a. Regeling van de pomp
De pomp wordt vrijgegeven voor bedrijf.
b. Drukverhoging
De druk wordt gemeten met behulp van de druktransmitter Pgc en de regelaar op de afsluiter Vhp. Verhoogd met de geselecteerde offsetwaarde.
c. Ventilatorregeling
De capaciteit van de ventilator wordt omlaag bijgesteld d. De gaskoeler loskoppelen
De afsluiter V3gc leidt het gas buiten de gaskoeler om en de sensor Shp neemt nu de temperatuur waar, in plaats van Sgc.
Referentie
Band
Als de temperatuur hoger wordt dan de referentie plus de helft van de band, wordt het gas om de warmtewisselaar heen geleid.
Regeling
Het volgende kan worden gebruikt als regelsensor:
- Alleen Shr8
- Shr4, maar nog steeds met gebruik van Shr8 als referentie
- Temperatuurverschil over warmtewisselaar (Shr4-Shr3) van bv. 4
K, maar nog steeds met gebruik van Shr8 als referentie.
De pomp kan aan/uit of regelbaar worden bestuurd. Voor Shr4- of temperatuurverschilregeling moet de pomp regelbaar worden bestuurd. Tijdens regelbaar bedrijf stopt de pomp als de regeling vraagt om een lagere capaciteit dan de geselecteerde min. snelheidscapaciteit voor de pomp.
118
De waarden voor de verschillende capaciteitspunten zijn regelbaar.
Er kunnen tot 5 signalen worden ontvangen van externe regelingen. De regelaar gebruikt het signaal dat om de grootste capaciteit vraagt. Het toegepaste signaal wordt gefilterd gedurende een bepaalde tijdsperiode. De duur van deze periode kan worden ingesteld.
Relaisuitgang
Er kan een relais worden gereserveerd dat inschakelt, zodra het ontvangen signaal gedurende meer dan 10 minuten meer dan 9,5
V (4,75 V) bedraagt.
Het relais wordt gedefinieerd in de functie: "Extra warmteafgifte".
Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Circuits voor regeling van CO2-gasdruk
Toepassing
De functie kan worden gebruikt in systemen met transkritieke en subkritieke koelingsregelsystemen waarin CO2 wordt gebruikt als koelmiddel.
De regelaar regelt de druk in de gaskoeler (condensor), zodat het systeem de optimale EPC behaalt.
De regelaar optimaliseert altijd naar een subkritieke toestand.
Overzicht
Referentiekromme
De druk in de gaskoeler wordt geregeld door de ICMTS. In plaats van een ICMTS-afsluiter kan ook een CCMT-afsluiter met stappenmotor worden gebruikt. De regeling moet ingangen hebben vanuit zowel een druktransmitter Pgc en een temperatuursensor
Sgc. Beide moeten worden aangebracht in de uitlaat direct na de gaskoeler. Als het gas buiten de gaskoeler om kan worden geleid, moet een Shp-sensor worden geïnstalleerd. Als de Shp-sensor een te hoge temperatuur waarneemt, worden de gassen weer door de gaskoeler geleid.
De afsluiter is een ICMTS-afsluiter, die speciaal is ontwikkeld voor de druktoestanden die zich voordoen in een transkritiek CO2-systeem. Het motorgedeelte van de afsluiter is een ICAD-aandrijfmotor die wordt bestuurd door een 0-10 V-signaal vanuit de regelaar.
De mate van opening van de afsluiter kan worden beperkt, zowel bij het gesloten punt als bij het volledig open punt.
Referentiekromme
De instellingen OD min. en OD max. worden ingesteld als % van de mate van opening en begrenzen het spanningssignaal voor de afsluiter.
Regeling voor maximale EPC
Tijdens normaal bedrijf zonder override, handhaaft de regelaar de optimale druk in het transkritieke gebied.
AK-PC 781
De regelaar is vooraf geprogrammeerd om de optimale EPC uit de druk/enthalpie-grafiek te volgen. Het bovenst punt is vastgesteld op 100 bar, 39 °C. (Optimale theoretische EPC wordt behaald op de kromme die door 100 bar en 39 °C loopt. Het snijpunt kan worden gewijzigd door een andere waarde dan de standaardwaarde in te stellen.)
De regeling volgt nu de ingestelde referentiekromme, maar gaat nooit hoger dan de ingestelde toegestane max. druk voor de gaskoeler.
De huidige referentie kan worden afgelezen op het overzichtscherm van de regelaar.
Onderkoeling
Onderkoeling kan worden gebruikt in het subkritieke bereik.
Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 119
Extra koelcapaciteit (“extra compressor”)
Deze functie vergroot de koelcapaciteit van het systeem door de druk in de gaskoeler te verhogen. De functie wordt geactiveerd als de compressorcapaciteit 5 minuten lang op 100% is geweest.
De koelprestaties worden verhoogd tot Q0+dh0.
Opstarten bij een zeer lage temperatuur
Het gas moet buiten de gaskoeler om worden geleid als de gastemperatuur te laag is.
Temperatuurgrenzen worden ingesteld onder de functie 'Bypass low limit'.
Als de functie actief is, wordt de gastemperatuur gemeten door de sensor Shp. Als de sensor een waarde waarneemt die 5 K hoger is dan de ingestelde waarde, wordt weer teruggeschakeld zodat het gas door de gaskoeler wordt geleid. De omschakeling vindt pas plaats nadat de vooraf ingestelde vertragingstijd 'Bypass permitted after' is verstreken.
Waarschuwing
Houd er rekening mee dat de regelaar de gasdruk regelt. Als de regeling wordt stopgezet door de interne of externe hoofdschakelaar, wordt deze regelaar ook stopgezet.
Risico van verlies van vulling.
Als de compressoren zijn gestopt via de functie "Ext. compressor stop" zal de regeling van de gasdruk doorgaan.
De functie vergroot ook de belasting van de compressormotor, omdat de druk wordt verhoogd. Het opgenomen vermogen wordt verhoogd tot Qm+dQm.
Hogere drukreferentie bij warmteterugwinning
Door deze functie wordt de gasdrukreferentie verhoogd tot Pgc
HR min. als hiertoe een signaal wordt ontvangen.
De functie wordt geactiveerd door een signaal van de warmteterugwinning
Grotere drukreferentie bij warmteterugwinning, regelbare referentie
Door deze functie wordt de gasdrukreferentie verhoogd tot deze waarde als daartoe een signaal wordt ontvangen.
De functie wordt geactiveerd door een signaal van de warmteterugwinning.
• Van AAN bij 0%: hierbij wordt de referentie gewijzigd in 'Pgc HR min.'
• Tot AAN bij 100%: hierbij wordt de referentie nog verder verhoogd met gebruik van de instelling 'Pgc HR versch.'.
• Tussen 0 en 100% is de referentie regelbaar.
120 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Regeling vloeistofvat
De druk in het vloeistofvat kan zodanig worden geregeld dat hij op een ingesteld referentiepunt wordt gehouden. Voor deze regeling is de installatie van een CCM-afsluiter (ETS-afsluiter) en een druktransmitter vereist. De regeling kan worden uitgevoerd met twee parallelle afsluiters.
Als er alleen bewaking vereist is, en geen regeling, moet deze afsluiter niet worden geïnstalleerd. Installeer alleen de druktransmitter.
Beperkingen voor de regeling van de vloeistofvatdruk
Er zijn twee veiligheidsfuncties voor het vloeistofvat. Deze zijn alleen beschikbaar voor regeling met gaskoeling.
Er moet een P-riem worden geïnstalleerd om de functie te kunnen regelen, maar beide worden standaard ingesteld op nul, waardoor de functie inactief is.
Bovengrens vloeistofvatdruk
Stel een max. vloeistofvatdruk in. Als de regelaar een vloeistofvatdruk boven de ingestelde waarde waarneemt, wordt de ICMTS-afsluiter gesloten. De mate van opening is lineair over de drukband, zodat de ICMTS-afsluiter wordt gesloten als op 'ingestelde max. vloeistofvatdruk' plus 'ingestelde drukband' wordt gedrukt.
Als de mate van opening van de afsluiter is ingesteld op een beperkte waarde en de afsluiter niet volledig kan worden gesloten, ligt de ingestelde waarde voor de mate van opening op de druk
'ingestelde max. vloeistofvatdruk' plus 'ingestelde drukband'.
Er kan dan dus nog steeds gas door de afsluiter worden gestuurd.
Opmerking
De PI-regeling van de vloeistofvatdruk moet de bewegingsruimte hebben om onbelemmerd te kunnen regelen.
Dit betekent dat er voldoende bewegingsruimte voor de PI-regeling rondom de referentie moet zijn, namelijk ten minste 2 à 3 bar
– zowel boven als onder de referentie.
De waarde is sterk afhankelijk van de fijne afstelling van de PIregeling en de dynamiek van het systeem.
Een voorbeeld is een installatie van 40 bar waarin de referentiedruk van het vloeistofvat is ingesteld op 35 bar. Nu kan het systeem de normale regeling verstoren, omdat de bovengrens voor druk zeer nauw ligt.
Ondergrens vloeistofvatdruk:
Er kan een ondergrens voor de vloeistofvatdruk worden ingesteld.
Als de regelaar een vloeistofvatdruk onder de ingestelde waarde waarneemt, wordt de ICMTS-afsluiter geopend. De mate van opening is lineair over de drukband, en de maximaal toegestane mate van opening van de ICMTS wordt weergegeven door op 'ingestelde min. vloeistofvatdruk' min 'ingestelde drukband' te drukken.
Als de mate van opening van de afsluiter is ingesteld op een beperkte waarde en de afsluiter kan niet volledig worden geopend, ligt de ingestelde waarde voor de mate van opening op de druk
'ingestelde min. vloeistofvatdruk' min 'ingestelde drukband'.
Stop van compressoren
Als compressoren worden gestopt via de functie "Ext. compressor stop" wordt de referentie voor de vloeistofvatregeling ingesteld op "Max. vloeistofvatdruk".
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 121
Algemene functies
Algemene alarmingang (10 stuks)
Een ingang kan worden gebuikt voor het bewaken van een extern signaal.
Het individuele signaal kan aan de situatie worden aangepast, omdat het mogelijk is de alarmfunctie en de alarmmelding een eigen tekst te geven.
Voor het alarm kan een tijdvertraging worden ingesteld.
Algemene thermostaatfuncties (5 stuks)
Deze functie kan vrij worden gebruikt voor het bewaken van een temperatuur in de installatie of voor AAN/UIT thermostaatregeling. Deze functie kan bijvoorbeeld de ventilator in de machinekamer schakelen.
Algemene spanningsingang met bijbehorend relais (5 stuks)
5 algemene spanningsingangen zijn beschikbaar voor het bewaken van verschillende spanningssignalen in de installatie. Voorbeelden hiervan zijn een gasdetectiesensor, vochtigheidsmeting en een niveaumeting – alle met bijbehorende alarmfuncties. De ingangen kunnen worden gebruikt voor de meest voorkomende signalen; 0-5V, 1-5V, 2-10V en 0-10V. Het is ook mogelijk om een 0-20mA of 4-20mA signaal te gebruiken, maar in dat geval moet een extra weerstand op de ingang worden geplaatst om het mA signaal te converteren. Een relaisuitgang kan worden gedefinieerd.
Voor iedere ingang kan het volgende worden ingesteld/ uitgelezen:
- Vrij te definiëren naam
- Selectie van signaaltype (0-5V,1-5V, 2-10V of 0-10V)
- Verschaling van het uitleessignaal zodat het overeenkomt met de meeteenheid
- Hoog en laag alarmgrens inclusief vertragingstijden
- Vrij te definiëren alarmtekst
- Toewijzen van relaisuitgang met in-en uitschakelgrenzen inclusief vertragingstijden
De thermostaat kan of gebruik maken van een al aangesloten regelvoeler (Ss, Sd, Sc3, Shrec) of van een onafhankelijke voeler
(Saux1, Saux2, Saux3, Saux4).
Voor de thermostaatfunctie moet een in- en een uitschakeltemperatuur worden ingesteld. Het relais wordt geschakeld op basis van de gemeten temperatuur. Alarmgrenzen voor hoge en lage temperatuur inclusief aparte tijdvertragingen kunnen worden ingesteld.
De individuele thermostaatfunctie kan aan de situatie worden aangepast, omdat het mogelijk is de alarmfunctie en de alarmmelding een eigen tekst te geven.
Algemene PI-functies (3 eenheden)
De functie kan vrij worden gebruikt voor het regelen van een vereiste functie, dan wel voor het verzenden van signalen aangaande bedrijfstoestanden naar de regelaar. Een voorbeeld is het gebruik van een uit/in-regeling ten behoeve van de warmteterugwinningsfunctie.
Algemene pressostaatfuncties (5 stuks)
Deze functie kan vrij gebruikt voor het bewaken van een druk in de installatie of voor een AAN/UIT pressostaatregeling.
De pressostaat kan of gebruik maken van een al aangesloten regelvoeler (Po, Pc) of van een onafhankelijke voeler (Paux1, Paux2,
Paux3).
Voor de pressostaatfunctie moet een in- en een uitschakeldruk worden ingesteld. Het relais wordt geschakeld op basis van de gemeten druk. Alarmgrenzen voor hoge en lage druk inclusief aparte tijdvertragingen kunnen worden ingesteld.
De individuele pressostaatfunctie kan aan de situatie worden aangepast, omdat het mogelijk is de alarmfunctie en de alarmmelding een eigen tekst te geven
Signalen kunnen worden ontvangen vanuit de volgende elementen:
- Temperatuursensor
- Druktransmitter
- Verzadigingstemperatuur
- Spanningssignaal
- Interne signalen zoals: Tc, Pc, Ss en Sd
Signalen kunnen worden verzonden naar de volgende elementen:
Spanningssignaal
Afsluiter met stappenmotor
Pulsbreedtemodulatiesignaal (PWM) voor AKV ventiel.
De PI-functie wordt aan de ommezijde getoond.
122 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Regelbaar deel referentie =
'Select. ref. ingang'.
Het wordt in de referentie opgenomen als 'x', samen met ref. A.
(Als 'Select. ref. ingang' wordt ingesteld op Uit, wordt 'Ref. berek. A' verborgen.)
Algemeen
Signaal- en instellingswaarden worden omgezet en afgesteld als een percentagewaarde van het signaal.
Een langzaam proces zal gewoonlijk niet kritiek zijn voor de instelling van het P-deel en het I-deel.
Als het proces snel verloopt, is echter een nauwkeurigere set-up vereist.
Instellingen
Een algemeen evenwicht kan bijvoorbeeld als volgt worden verkregen:
- Controleer de max. en min. instellingen
- Verhoog de integratietijd, zodat deze het uitbalanceren niet beïnvloedt
- Verlaag om te beginnen Kp
- Start het proces
- Stel Kp bij tot het proces begint te schommelen en constant schommelt
- Stel Kp in op de helft van de waarde
- Stel Tn omlaag bij tot het proces weer begint te schommelen
- Stel Tn in op de dubbele waarde
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 123
Overig
Main switch (hoofdschakelaar)
De 'Main switch' wordt gebruikt om de regeling te starten en stoppen.
De volgende instellingen zijn mogelijk:
- Normale regeling (Instelling = ON)
- Stop regeling (Instelling = OFF)
Het is ook mogelijk om een digitale ingang te definiëren als externe hoofdschakelaar.
Als de interne of externe hoofdschakelaar op OFF staat, zijn alle regelfuncties inactief en wordt een alarm gegenereerd. Alle andere alarmeringen zijn niet actief.
Externe schakelaar voor het stoppen van compressoren
De schakelaar zal de compressoren stoppen, terwijl de regeling van andere functies doorgaat.
Koudemiddelinstelling
Voordat de regeling wordt gestart dient het juiste koudemiddel te worden ingesteld. Er is keus uit de volgende koudemiddelen.
1 R12 11 R114 21 R407A 31 R422A
2 R22
3 R134a
4 R502
5 R717
6 R13
7 R13b1
8 R23
9 R500
10 R503
12 R142b
13 speciaal
14 R32
15 R227
16 R401A
17 R507
18 R402A
19 R404A
20 R407C
22 R407B
23 R410A
24 R170
25 R290
26 R600
27 R600a
28 R744
29 R1270
30 R417A
32 R413A
33 R422D
34 R427A
35 R438A
36 XP10
37 R407F
Het koudemiddel kan alleen worden gewijzigd als de 'Main switch' op OFF staat.
Let op: Verkeerde selectie kan tot compressorschade leiden.
Sensorstoring
Bij een ontbrekend signaal van een aangesloten temperatuursensor of drukopnemer wordt er een alarm gegenereerd.
• Bij een defecte zuigdruktransmitter (Po) wordt de regeling voortgezet met 50% ingeschakelde capaciteit in de dagstand en 25% ingeschakelde capaciteit in de nachtstand, minimaal één stap.
(In de AK-PC 730 kunnen deze waarden worden ingesteld)
• Bij een defecte persdruktransmitter (Pc) wordt 100% condensorcapaciteit ingeschakeld. De compressor-regeling blijft normaal functioneren.
• Bij een defecte persgassensor (Sd) wordt de bewaking gestopt van de persgastemperatuur.
• Bij een defecte overhittingssensor (Ss) wordt de bewaking gestopt van de overhitting
• Bij een defecte buitensensor (Sc3) wordt de storingsanalyse gestopt van de condensor en de vlottende condensatiedruk wordt gestopt. De condensatiedrukreferentie gaat naar de minimale toelaatbare referentie (Pc ref.min)
• Bij Sgc-storingen kunnen verdere afstellingen worden verricht met gebruik van het Shp-signaal.
NB: Een 'defecte' sensor moet 10 minuten weer in orde zijn voordat het alarm wordt opgeheven.
Signaal voor veiligheidsontkoppeling
Onverwachte ontkoppeling van de compressor, condensatieventilator of frequentieomvormer kan leiden tot onverwachte temperatuurstijgingen in het systeem. Gebruik zo nodig de benodigde veiligheidssignalen om te zorgen dat de regelaar signalen ontvangt over ontkoppelingen.
Sensorcorrectie
Het signaal van alle aangesloten sensoren kan worden gecorrigeerd. Een correctie is alleen nodig als de kabel erg lang is en een te kleine diameter heeft. Alle uitlezingen en functies zullen met de gecorrigeerde waarde werken.
Klokfunctie
De regelaar heeft een klokfunctie.
De klokfunctie wordt alleen gebruikt voor de dag/nacht overschakeling.
Jaar, maand, dag, uur en minuten moeten worden ingesteld.
LET OP! Als de regelaar niet is uitgerust met een Real Time Clock module (AK-OB 101A), moet de klok na iedere spanningsval opnieuw worden ingesteld.
Als de regelaar is verbonden met een AKA gateway of een AK system manager, wordt de klok automatisch ingesteld.
Alarmen en meldingen
In combinatie met de regelaarfuncties is er een aantal alarmen en meldingen die zichtbaar kunnen worden in geval van foute of verkeerde regeling of bediening.
Alarmhistorie:
De regelaar bevat een alarmhistorie van alle actieve alarmen en van de laatste 40 alarmen. In de alarmhistorie kan men zien wanneer een alarm begon en wanneer het werd opgeheven.
Ook is de alarmprioriteit te zien voor ieder alarm en wanneer en door wie een alarm is aangenomen.
Alarmprioriteit:
Er wordt verschil gemaakt tussen belangrijke en minder belangrijke informatie. Deze belangrijkheid – of prioriteit – is voor sommige alarmen een vaste waarde terwijl het andere alarmen te wijzigen is. Het wijzigen van de prioriteit wordt bewerkstelligd door middel van het AK-ST Service Tool programma en moet in iedere individuele regelaar worden ingesteld.
Deze instelling bepaald wat er gebeurd wanneer een alarm optreedt.
- "Hoog" is de hoogste prioriteit
- "Alleen reg." is de laagste prioriteit
- "Uit" resulteert in geen actie
Alarmrelais
Op de regelaar kan een hardwarematig alarmrelais worden gedefinieerd voor een locale alarmaanduiding. Men kan definiëren wanneer dit relais moet schakelen:
- "Geen" – geen alarmrelais wordt gebruikt
- "Hoog" – alarmrelais wordt geactiveerd bij alarmen met de hoogste prioriteit
- "Laag-Hoog" – alarmrelais wordt geactiveerd bij alarmen met de prioriteiten 'Laag', 'Medium' en 'Hoog'.
124 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
De relatie tussen alarmprioriteit en alarmactie is te zien in onderstaand schema.
Instelling Reg.
Hoog
Medium
Laag
Alleen reg.
Uit
X
X
X
X
Geen
Alarmrelais
Hoog
X
Laag-
Hoog
X
X
X
Verst. op netwerk
X
X
X
AKMprio.
3
4
1
2
Aannemen alarm
Als een regelaar is verbonden met een netwerk en een AKA gateway of een AK system manager als alarmontvangers, zullen deze ervoor zorgen dat een alarm automatisch wordt aangenomen bij ontvangst.
Als de regelaar niet in een netwerk is opgenomen, moet de gebruiker de alarmen aannemen.
Alarm LED
De alarm LED aan de voorkant van de regelaar geeft de alarmstatus van de regelaar weer.
Knippert: Er is een actief of niet-aangenomen alarm
Continue aan: Er is een actief aangenomen alarm
Uit: Er zijn geen actieve en aangenomen alarmen
IK leef relais
De functie reserveert een relais voor bekrachtiging tijdens een normale regeling.
Het relais zal afvallen wanneer:
- de regeling wordt gestopt via de interne of externe hoofdschakelaar;
- de regelaar uitvalt.
IO status en handbediening
Deze functie wordt gebruikt bij het inbedrijf stellen, servicen en zoeken naar eventuele problemen.
Met behulp van deze functie kunnen vrijwel alle functies worden getest.
Metingen
De status van alle in- en uitgangen kunnen hier uitgelezen en bediend worden.
Handbediening
Alle uitgangen kunnen handmatig bediend worden om te controleren of deze correct zijn aangesloten.
LET OP! Bij handbediening is geen bewaking van de uitgangen actief.
Registratie van parameters
De regelaar heeft de mogelijk tot het registreren van een aantal parameters en kan deze in het interne geheugen opslaan.
Met het AK-ST 500 Service Tool programma kan men: a) Selecteren van maximaal 10 parameters welke de regelaar continue moet registreren b) Instellen met welke interval de bewuste parameters geregistreerd moet worden
AK-PC 781
Het geheugen van de regelaar is beperkt, maar over het algemeen kunnen 10 parameters die iedere 10 minuten worden geregistreerd, 2 dagen worden opgeslagen.
Met het AK-ST 500 programma kan vervolgens alle data in grafiekvorm worden gepresenteerd.
Master control functies via het netwerk
De regelaar bevat een aantal parameters die door de Master
Control functie van de gateway of Systeem Manager kunnen worden gebruikt.
De volgende MC functies zijn beschikbaar:
- Dag/nachtregeling
- Geforceerd sluiten van ventielen (Inject ON functie)
- P0 optimalisatie
Bediening AKM / Service Tool
De configuratie van de regelaar moet gedaan worden met het AK-
ST 500 Service Tool programma. De werkwijze wordt beschreven in het 'Fitters on site guide' document.
Als de regelaar wordt opgenomen in een netwerk met een AKA gateway, kan de dagelijkse bediening van de regelaar door middel van het AKM programma worden uitgevoerd (uitlezen metingen en doen van regelinstellingen)
LET OP! Het AKM programma geeft geen toegang tot de configuratie-instellingen van de regelaar. De uitlezingen/ instellingen die beschikbaar zijn via het AKM programma, staan beschreven in het 'Menubediening via AKM' document.
Authorisatie / Wachtwoorden
De regelaar kan bediend worden met systeemsoftware AKM en met AK-ST 500 service tool.
Beide methoden geven toegang tot een bepaald gebruikersniveau.
AKM:
De verschillende gebruikers worden gedefinieerd door middel van een naam en een wachtwoord. Er wordt nu alleen toegang gegeven voor de functies die deze gebruiker mag bedienen.
De bediening wordt beschreven in de AKM handleiding.
Service Tool:
De bediening wordt beschreven in de 'Fitters on site guide'.
Wanneer een nieuwe gebruiker wordt aangemaakt, moet het volgende worden ingesteld: a) Gebruikersnaam b) Wachtwoord c) Gebruikersniveau d) Eenheid – US (bijv. °F en PSI) of Danfoss SI (°C en Bar) e) Taal
Er kan toegang worden gegeven tot de volgende niveaus.
1) DFLT – Standaard gebruiker – Toegang zonder wachtwoord
Zien van dagelijkse instellingen en uitlezingen.
2) Daily – Dagelijkse gebruiker
Instellen van geselecteerde functies en aannemen van alarmen
3) SERV – Service gebruiker
Alle instellingen behalve aanmaken nieuwe gebruikers
4) SUPV – Supervisor gebruiker
Alle instellingen
Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 125
Uitlezing van zuig- en persdruk
Maximaal twee displays kunnen door middel van plugverbindingen op de regelaar worden aangesloten. Deze displays kunnen bijvoorbeeld in de deur van de schakelkast worden gemonteerd.
Wanneer een display is aangesloten, zal deze de waarde tonen die is aangegeven in de set-up. Deze kan zijn
- regelsensor compressor
P0 temperatuur
P0 bar-absolute
Pctrl bar-absolute
S4
Ss
Sd
- regelsensor condensor
Tc
Pc bar-absolute
S7
Sgc
Shp
Pgc bar-absolute
Prec bar-absolute
Stw8
Shr8
Display
A
B
C
D
Primaire aflezing *
Regelsensor zuigdruk
Regelsensor condensor
Ss
Sd
Regelsensor condensor
Regelsensor zuigdruk
Geen
Geen
Secundaire aflezing
* De primaire aflezing kan, indien nodig, op andere metingen worden ingesteld.
Als voor een display met knoppen is gekozen (op de stekker A), kan naast het uitlezen van de zuig- en persdruk, de regelaar eenvoudig worden bediend door middel van een menusysteem.
No.
Function Pack
o57
Cond.
Suction
x x o59 h15 h16 h17 h18 h19 o30
058 o60 o62 o93 r12 r23
Capaciteitsinstelling voor condensor
0: MAN, 1: OFF, 2: AUTO
Capaciteit voor zuiggroep
0: MAN, 1: OFF, 2: AUTO
Hoge druk. Instelling van minimum Pgc
Hoge druk. Instelling van HP-regelmodus: automatisch/ handmatig
Hoge druk. Handmatige modus. Instelling van mate van opening afsluiters
Warmteterugwinning. Referentie voor Shr8-temperatuur
Warmteterugwinning. Instelling van regelmodus warmteterugwinning: automatisch/uit
Koelmiddelinstelling
Handmatige instelling van condensorcapaciteit
Handmatige instelling van zuigcapaciteit
Selectie van voorgedefinieerde configuratie
Deze instelling geeft een selectie van voorgedefinieerde combinaties die tegelijkertijd de aansluitpunten vastleggen. Aan het einde van de handleiding is een overzicht van opties en aansluitpunten opgenomen. Na de configuratie van deze functie wordt de regelaar uitgeschakeld en opnieuw opgestart.
Vergrendeling van configuratie
Het is alleen mogelijk om een voorgedefinieerde configuratie te kiezen of het koelmiddel te wijzigen, als de configuratievergrendeling open is.
0 = configuratie open
1 = configuratie vergrendeld
Hoofdschakelaar
0: Regelaar gestopt
1: Regelen
Setpoint zuigdruk
Instellen van vereiste zuigdrukreferentie in °C x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x
126 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 u52 u53 u54 u55 u98 u99
U01
AL1
AL2
- - 1 r24 r28 r29 r57 r86 r87 r88 t49 t50 u16 u21 u44 u48 u49 u50 u51
Zuigdrukreferentie
Actuele referentietemperatuur voor compressorcapaciteit
Setpoint condensor
Instellen van vereiste condensordruk in °C
Condensorreferentie
Actuele referentie voor temperatuur voor condensorcapaciteit
Po verdampingsdruk in °C
Regeling vloeistofvat. Referentie voor Prec
Regeling vloeistofvat. De regelmodus van het vloeistofvat instellen: automatisch/handmatig
Regeling vloeistofvat. Handmatige modus. Instelling van de mate van opening van de afsluiters
Warm water. Referentie voor Stw8-temperatuur
Warm water. Instelling van de regelmodus voor warm water: automatisch/uit
Actuele mediatemperatuur gemeten met S4
Oververhitting in zuigleiding
Sc3 buitentemperatuur in °C
Actuele regelstatus op condensor
0: Opstarten
1: Gestopt
2: Handmatig
3: Alarm
4: Herstart
5: Stand-by
6: Unloaded
7-9: Part loaded
10: Volledig geladen
11: In bedrijf
Daling in condensorcapaciteit in %
Referentie voor condensorcapaciteit in %
Actuele regelstatus op zuiggroep
0: Opstarten
1: Gestopt
2: Handmatig
3: Alarm
4: Herstart
5: Stand-by
6-10: Status_RUN_Timer
11: Unloaded
12-14: Unloads cut-in
15: Volledig geladen
16: In bedrijf
Daling in compressorcapaciteit in %
Referentie voor compressorcapaciteit
Sd persgastemperatuur in °C
Ss zuiggastemperatuur in °C
Actuele temperatuur voor S7-koelmiddelsensor
Pctrl druk in °C (trapdruk)
Actuele Pc condensatiedruk in °C
Alarm zuigdruk
Alarm condensor
Initiatie, Display is aangesloten op uitgang "A", (- - 2 = uitgang "B" enz.) x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x
Als u de waarden wilt zien die te zien zijn onder 'Functie', moet u de toetsen als volgt gebruiken:
1. Houdt de bovenste toets ingedrukt tot een parameter wordt getoond
2. Druk op de onderste of bovenste toets tot de gewenste parameter wordt getoond in de display
3. Druk op de middelste toets zodat de waarde van die parameter wordt getoond
Na enige tijd zal de display weer automatisch terug gaan naar 'Uitlezing' x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x
LED's op de regelaar
Interne communicatie tussen de modules:
Knippert snel = fout
Continue aan = fout
Status uitgang 1-8
Knippert langzaam = OK
Knippert snel = antwoord van gateway
Continue aan = fout
Continue uit = fout
■
Power
■
Comm
■
DO1
■
DO2
■
DO3
■
DO4
■
DO5
■
DO6
■
DO7
■
DO8
■
Status
■
Service Tool
■
LON
■
I/O extension
■
Alarm
■
Service Pin
Externe communicatie
Communicatie AK-CM 102
Knippert = actief alarm / niet opgeheven
Continue aan = actief alarm/ opgeheven
Netwerkinstallatie
Graphic display AK-MMI
De display biedt toegang tot de meeste functies van de regelaar.
Afsluiters met stappenmotor
Wanneer een Danfoss-afsluiter met stappenmotor wordt geselecteerd, moeten de fabrieksinstellingen worden gebruikt. U hoeft hier enkel het type afsluiter te selecteren.
Bij gebruik van een afsluiter van andere fabrikanten moeten de volgende instellingen worden gemaakt. U hebt de volgende gegevens van de afsluiterfabrikant nodig:
Max. bedrijfsstappen
Het aantal stappen dat overeenkomt met een afsluiterpositie van
100%.
Deze waarde is beperkt tot een bereik van 0-10.000 stappen.
Hysterese
Het aantal stappen dat nodig is om mechanische hysterese te corrigeren wanneer reductietandwielen deel uitmaken van het afsluiterontwerp.
Deze aanpassing wordt alleen uitgevoerd als om een verdere opening van de afsluiter wordt verzocht.
In dat geval wordt de afsluiter nog iets verder geopend met dezelfde waarde, voordat de afsluiter met dezelfde waarde weer iets wordt gesloten.
Deze waarde is beperkt tot 0-127 stappen.
Stapfrequentie
De gewenste aandrijfsnelheid van de afsluiter in stappen per seconde.
Deze waarde is beperkt tot 20-500 stappen/s.
Houdstroom
Het percentage van de geprogrammeerde Max. fasestroom die moet worden toegepast op elke fase van de stappenmotoruitgang wanneer de afsluiter stationair werkt. In voorkomende gevallen zorgt deze stroom ervoor dat de afsluiter de laatst geprogrammeerde positie handhaaft. Deze waarde is beperkt tot een bereik van 0-70% in stappen van 10%.
Overdrive bij initialisatie afsluiter
Bepaalt de mate van overdrive van de afsluiter voorbij de 0%-positie, tijdens initialisatie van de afsluiter, om ervoor te zorgen dat de afsluiter volledig gesloten is. Deze waarde is beperkt tot een bereik van 0-31%.
Fasestroom
De stroom die op elke fase van de stappenmotor wordt toegepast tijdens de feitelijke beweging van de afsluiter. Deze waarde is beperkt tot 7 bits en een bereik van 0-1000 mA in stappen van 10 mA. Controleer of het bereik overeenkomt met dat van de stappenmotorregelaar in het betreffende ontwerp.
Houd er rekening mee dat deze waarde moet zijn ingesteld als een RMS-waarde. Sommige afsluiterfabrikanten werken met piekstroomwaarden!
Zachte landing na initialisatie afsluiter
Wanneer de spanning wordt ingeschakeld, voert de afsluiter een afsluiterinitialisatie uit. Dit wil zeggen dat de afsluiter wordt gesloten met "Max. bedrijfsstappen" plus "Overdrive bij initialisatie afsluiter" om een nulpuntkalibratie van het systeem uit te voeren.
Vervolgens wordt een "Zachte landing na initialisatie afsluiter" uitgevoerd om de sluitkracht op de klepzitting tot een minimum te beperken met enkele openingsstappen overeenkomstig de instelling van "Hysterese" of minimaal 20 stappen.
Storingsveilige positie
Bepaalt de standaard afsluiterpositie tijdens storingsvrije werking
(bv. na verlies van communicatie naar deze module). Deze waarde is beperkt tot een bereik van 0-100%.
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 127
Appendix A – Compressorcombinaties en schakelmethoden
Deze sectie bevat een gedetailleerde beschrijving van de compressorcombinaties en de bijbehorende schakelmethoden.
Compressorapplicatie 1 – enkele compressoren
De capaciteitsregelaar kan 12 enkele compressoren regelen volgens de volgende schakelmethoden:
- Cyclisch
- Best passend
Cyclische regeling – voorbeeld
Hier zijn alle compressoren van dezelfde grootte en de compressoren worden in- en uitgeschakeld volgens het First in – First out
(FIFO) principe zodat draaitijdegalisatie wordt verkregen tussen de compressoren.
- Er is draaitijdegalisatie tussen alle compressoren
- De compressor met het minste aantal draaiuren start als eerste
- De compressor met het meeste aantal draaiuren stopt als eerste
Best passend
Hier zijn tenminste twee compressor van een andere grootte. De capaciteitsregelaar zal de compressoren zodanig schakelen dat de best mogelijke capaciteit wordt geproduceerd (kleinste capaciteitsstap).
- Er is draaitijdegalisatie tussen compressor 1 en 2 (dezelfde grootte in voorbeeld)
- Er is draaitijdegalisatie tussen compressor 3 en 4 (dezelfde grootte in voorbeeld)
Compressorapplicatie 2 – 1 compr. met cap. klep(pen) en meerdere enkele compressoren
De regelaar kan een combinatie regelen van 1 capaciteit geregelde compressor (klep) en meerdere enkele compressoren.
Het voordeel van deze combinatie is dat de capaciteitskleppen wordt gebruikt om capaciteitsgaten op te vullen. Op deze manier kan veel verschillende capaciteitsstappen worden gemaakt met weinig compressoren.
Voorwaarden voor gebruik van deze compressorapplicatie:
• Alle compressoren zijn van dezelfde grootte
• De capaciteit geregelde compressor mag maximaal drie capaciteitskleppen hebben
• De hoofdstap en de capaciteitskleppen kunnen van verschillende grootte zijn, bijv. 50%, 25% en 25%
Deze compressorcombinatie kan op de volgende manieren schakel:
• Cyclisch
Algemene regeling:
Inschakelen
De capaciteit geregelde compressor met capaciteitskleppen start altijd voor de enkele compressoren. De capaciteit geregelde compressor zal altijd volledig ingeschakeld zijn voordat de volgende enkele compressoren inschakelen.
Uitschakelen
De capaciteit geregelde compressor zal altijd als laatste stoppen.
Alle capaciteitskleppen van de capaciteit geregelde compressor moeten zijn afgeschakeld voordat de opvolgende enkele compressoren worden uitgeschakeld.
Capaciteitkleppen
Bij cyclische regeling worden de capaciteitskleppen altijd gebruikt om de capaciteitsgaten op te vullen van de enkele compressoren.
Antipendeltimer beperkingen
Als de capaciteit geregelde compressor niet mag starten vanwege een antipendeltimer, zullen de opvolgende enkele compressoren niet ingeschakeld worden. De capaciteit geregelde compressor zal worden gestart als de antipendeltimer is verlopen.
Cyclische regeling – voorbeeld
De enkele compressoren zullen worden in- en uitgeschakeld volgens het First in – First out (FIFO) principe zodat draaitijdegalisatie wordt verkregen tussen de compressoren.
128
- De capaciteit geregelde compressor start als eerste en stopt als laatste.
- Capaciteitskleppen worden gebruikt om capaciteitsgaten op te vullen
- Er is draaitijdegalisatie tussen compressor 2 en 3 (dezelfde grootte in voorbeeld)
Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
.
Compressorapplicatie 3 – 2 compr. met cap. klep(pen) + meerdere enkele compressoren
De regelaar kan een combinatie regelen van capaciteit geregelde compressoren (klep) en meerdere enkele compressoren.
Het voordeel van deze combinatie is dat de capaciteitskleppen wordt gebruikt om capaciteitsgaten op te vullen. Op deze manier kan veel verschillende capaciteitsstappen worden gemaakt met weinig compressoren.
Voorwaarden voor gebruik van deze compressorapplicatie:
• Alle compressoren zijn van dezelfde grootte
• De capaciteit geregelde compressoren moeten hetzelfde aantal capaciteitskleppen hebben (max. 3)
• De hoofdstappen van de capaciteit geregelde compressoren moeten van dezelfde grootte zijn.
•De hoofdstap en de capaciteitskleppen kunnen van verschillende grootte zijn, bijv. 50%, 25% en 25%.
Deze compressorcombinatie kan op de volgende manieren schakel:
• Cyclisch
Algemene regeling:
Inschakelen
De capaciteit geregelde compressor met capaciteitskleppen start altijd voor de enkele compressoren. De capaciteit geregelde compressor zal altijd volledig ingeschakeld zijn voordat de volgende enkele compressoren inschakelen.
Uitschakelen
De capaciteit geregelde compressor zal altijd als laatste stoppen. De regeling van de capaciteitskleppen is afhankelijk van de instelling van 'Mode cap. kleppen'.
Capaciteitkleppen
Bij cyclische regeling worden de capaciteitskleppen altijd gebruikt om de capaciteitsgaten op te vullen van de enkele compressoren.
Antipendeltimer beperkingen
Als de capaciteit geregelde compressor niet mag starten vanwege een antipendeltimer, zullen de opvolgende enkele compressoren niet ingeschakeld worden. De capaciteit geregelde compressor zal worden gestart als de antipendeltimer is verlopen.
Cyclische regeling – voorbeeld
De enkele compressoren zullen worden in- en uitgeschakeld volgens het First in – First out (FIFO) principe zodat draaitijdegalisatie wordt verkregen tussen de compressoren.
- De capaciteit geregelde compressor start als eerste en stopt als laatste.
- Er is draaitijdegalisatie tussen de capaciteit geregelde compressoren.
- Capaciteitskleppen worden gebruikt om capaciteitsgaten op te vullen
- Er is draaitijdegalisatie tussen de enkele compressoren 3 en 4
(dezelfde grootte in voorbeeld)
Compressorapplicatie 4 – Alleen capaciteit geregelde compressoren
De regelaar kan capaciteit geregelde compressoren regelen van dezelfde grootte met een maximum van drie capaciteitskleppen.
Voorwaarden voor gebruik van deze compressorapplicatie:
• Alle compressoren zijn van dezelfde grootte
• De capaciteit geregelde compressoren moeten hetzelfde aantal capaciteitskleppen hebben (max. 3)
• De hoofdstappen van de capaciteit geregelde compressoren moeten van dezelfde grootte zijn.
• De hoofdstap en de capaciteitskleppen kunnen van verschillende grootte zijn, bijv. 50%, 25% en 25%.
Deze compressorcombinatie kan op de volgende manieren schakelen:
• Cyclisch
Cyclische regeling – voorbeeld
De enkele compressor zullen worden in- en uitgeschakeld volgens het First in – First out (FIFO) principe zodat draaitijdegalisatie wordt verkregen tussen de compressoren.
- Bij cyclische regeling zal de compressor met het minste aantal draaiuren als eerste starten (C1)
- Pas als compressor 1 volledig is ingeschakeld zal compressor twee worden ingeschakeld (C2)
- De compressor met het meeste aantal draaiuren zal als eerste worden afgeschakeld (C1)
- Pas wanneer bij deze compressor alle capaciteitkleppen zijn afgeschakeld, zal 1 stap van compressor 2 worden afgeschakeld voordat compressor 1 volledig afgeschakeld wordt.
Compressorapplicatie 5 – 1 frequentie geregelde compressor en enkele compressoren
De regelaar kan een 1 frequentie geregelde compressor regelen in combinatie met meerdere enkele compressoren van dezelfde of verschillende grootte.
Voorwaarden voor gebruik van deze compressorapplicatie:
• De frequentie geregelde compressor kan van een verschillende grootte zijn dan de opvolgende enkele compressoren
• Tot maximaal 11 enkele compressoren van dezelfde of verschillende capaciteit kan worden geregeld (afhankelijk van schakelmethode)
Deze compressorcombinatie kan op de volgende manieren schakelen:
• Cyclisch
• Best passend
Regeling van frequentie geregelde compressor
Voor meer informatie over de algemene regeling van de frequentie geregelde compressor, zie de sectie 'Type compressorsets – compressorcombinaties' op pagina 77.
Cyclische regeling – voorbeeld
Hier zijn de enkele compressoren van dezelfde grootte.
De frequentie geregelde compressor start altijd als eerste en stopt als laatste.
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 129
De enkele compressoren zullen worden in- en uitgeschakeld volgens het First in – First out (FIFO) principe zodat draaitijdegalisatie wordt verkregen tussen de compressoren.
De frequentie geregelde compressor wordt gebruikt om de capaciteitsgaten op te vullen tussen de enkele compressoren.
Voorbeeld:
Toenemende capaciteit:
- De frequentie geregelde compressor start zodra de gewenste capaciteit overeenkomt met de startsnelheid
- De opvolgende enkele compressor met het minste aantal
draaiuren zal starten zodra de frequentie geregelde compressor op maximale snelheid draait (90Hz)
-Als een enkele compressor inschakelt, zal de frequentie geregelde compressor de snelheid verlagen tot 40Hz, overeenkomstig met de capaciteit van een enkele compressor.
Afnemende capaciteit:
- De opvolgende enkele compressor met het meeste aantal draaiuren zal uitschakelen wanneer de frequentie geregelde compressor op minimale snelheid draait (30%)
- Als een enkele compressor uitschakelt, zal de frequentie geregelde compressor de snelheid verhogen tot 80Hz, overeenkomstig met de capaciteit van de enkele compressor.
- De frequentie geregelde compressor wordt als laatste uitgeschakeld als aan alle voorwaarden is voldaan.
Best passend – voorbeeld
Hier moet tenminste twee van de enkele compressor van verschillende grootte zijn.
De frequentie geregelde compressor start altijd als eerste en stopt als laatste.
De capaciteitsregelaar zal de compressoren zodanig schakelen dat de best mogelijke capaciteit wordt geproduceerd (kleinste capaciteitsstap).
De frequentie geregelde compressor wordt gebruikt om de capaciteitsgaten op te vullen tussen de enkele compressoren.
Voorbeeld:
- Zodra de frequentie geregelde compressor wederom de maximale snelheid heeft bereikt (90Hz), zal de kleinste enkele compressor (C2) worden uitgeschakeld en de grote enkele compressor worden ingeschakeld (C3).
- Zodra de frequentie geregelde compressor wederom de maximale snelheid heeft bereikt (90Hz), zal de kleinste enkele compressor (C3) weer worden ingeschakeld.
- Wanneer een enkele compressor wordt ingeschakeld, zal de snelheid van de frequentie geregelde compressor worden verlaagd met capaciteit die overeenkomt met de capaciteit van de zojuist ingeschakelde enkele compressor.
Afnemende capaciteit:
- De kleine enkele compressor wordt uitgeschakeld wanneer de frequentie geregelde compressor de minimale snelheid heeft bereikt (30Hz).
- Wanneer de frequentie geregelde compressor wederom de minimale snelheid heeft bereikt (30Hz), zal de kleinste enkele compressor (C2) uitschakelen.
- Wanneer de frequentie geregelde compressor wederom de minimale snelheid heeft bereikt (30Hz), zal de grote enkele compressor (C3) uitschakelen en de kleine enkele compressor
(C2) weer inschakelen.
- Wanneer de frequentie geregelde compressor wederom de minimale snelheid heeft bereikt (30Hz), zal de kleine enkele compressor (C2) weer uitschakelen.
- De frequentie geregelde compressor wordt als laatste uitgeschakeld als aan alle voorwaarden is voldaan.
- Wanneer een enkele compressor wordt uitgeschakeld, zal de snelheid van de frequentie geregelde compressor worden verhoogd met capaciteit die overeenkomt met de capaciteit van de zojuist uitgeschakelde enkele compressor.
Compressorapplicatie 6 – 1 frequentie geregelde compressor en enkele capaciteit geregelde compressoren
De regelaar kan een 1 frequentie geregelde compressor regelen in combinatie met meerdere capaciteit geregelde compressoren van dezelfde grootte en hetzelfde aantal capaciteitkleppen.
Het voordeel van deze combinatie is dat het variable deel van de frequentie geregelde compressor alleen maar groot genoeg hoeft te zijn om de stappen van de capaciteitskleppen op te vangen om een capaciteitsregeling zonder gaten te verkrijgen.
Voorwaarden voor gebruik van deze compressorapplicatie:
• De enkele frequentie geregelde compressor kan een andere grootte hebben dan de opvolgende compressoren
• De capaciteit geregelde compressoren moeten van dezelfde grootte zijn en hetzelfde aantal capaciteitskleppen hebben
(max. 3)
• De hoofdstappen van de capaciteit geregelde compressoren moeten van dezelfde grootte zijn.
• De hoofdstap en de capaciteitskleppen kunnen van verschillende grootte zijn, bijv. 50%, 25% en 25%.
Toenemende capaciteit:
- De frequentie geregelde compressor start zodra de gewenste capaciteit overeenkomt met de startsnelheid
- De kleinste enkele compressor wordt ingeschakeld zodra de frequentie geregelde compressor op volle snelheid draait
(90Hz)
130
Deze compressorcombinatie kan op de volgende manieren schakelen:
• Cyclisch
Regeling van frequentie geregelde compressor
Voor meer informatie over de algemene regeling van de frequentie geregelde compressor, zie de sectie 'Type compressorsets – compressorcombinaties' op pagina 77.
Cyclische regeling – voorbeeld
De frequentie geregelde compressor start altijd als eerste en stopt als laatste.
Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
De capaciteit geregelde compressoren zullen worden in- en uitgeschakeld volgens het First in – First out (FIFO) principe zodat draaitijdegalisatie wordt verkregen tussen de compressoren.
De frequentie geregelde compressor wordt gebruikt om de capaciteitsgaten op te vullen tussen de capaciteitskleppen.
Toenemende capaciteit:
- De frequentie geregelde compressor start zodra de gewenste capaciteit overeenkomt met de startsnelheid
- De hoofdstap van de capaciteit geregelde compressor met het minste aantal draaiuren (C1) zal ingeschakeld worden zodra de frequentie geregelde compressor op maximale snelheid draait
(60Hz)
- De capaciteitskleppen worden geleidelijk ingeschakeld wanneer de frequentie geregelde compressor wederom de maximale snelheid (60Hz) bereikt.
- De hoofdstap van de laatste capaciteit geregelde compressor
(C2) zal ingeschakeld worden zodra de frequentie geregelde compressor weer op maximale snelheid draait (60Hz)
- De capaciteitskleppen worden geleidelijk ingeschakeld wanneer de frequentie geregelde compressor wederom de maximale snelheid (60Hz) bereikt.
- Wanneer een hoofdstap of een capaciteitsklep wordt ingeschakeld, zal de snelheid van de frequentie geregelde compressor worden verlaagd tot 35Hz, overeenkomstig met de capaciteit van de zojuist ingeschakelde stap.
Afnemende capaciteit:
- De capaciteit geregelde compressor met het meeste aantal draaiuren (C2) zal een capaciteitsklep afschakelen wanneer de frequentie geregelde compressor de minimale snelheid (25Hz) heeft bereikt.
- Wanneer de frequentie geregelde compressor wederom de minimale snelheid heeft bereikt (25Hz), zal de capaciteitsklep van de andere capaciteit geregelde compressor (C3) worden afgeschakeld.
- Wanneer de frequentie geregelde compressor wederom de minimale snelheid heeft bereikt (25Hz), zal de hoofdstap van de capaciteit geregelde compressor met het meeste aantal draaiuren (C2) worden uitgeschakeld.
- Wanneer de frequentie geregelde compressor wederom de minimale snelheid heeft bereikt (25Hz), zal de hoofdstap van de laatste capaciteit geregelde compressor (C3) worden uitgeschakeld.
- De frequentie geregelde compressor wordt als laatste uitgeschakeld als aan alle voorwaarden is voldaan.
- Wanneer een hoofdstap of een capaciteitsklep wordt uitgeschakeld, zal de snelheid van de frequentie geregelde compressor worden verhoogd tot 50Hz, overeenkomstig met de capaciteit van de zojuist uitgeschakelde stap.
Compressorapplicatie 7 – 2 frequentie geregelde compressor en enkele compressoren
De regelaar kan een 2 frequentie geregelde compressoren regelen in combinatie met meerdere enkele compressoren van dezelfde of verschillende grootte.
Het voordeel van het gebruik van twee frequentie geregelde compressoren is dat een zeer lage capaciteit bereikt kan worden, wat een voordeel bij een lage belasting, terwijl tegelijkertijd ook een zeer groot variabel regelgebied mogelijk is.
Voorwaarden voor gebruik van deze compressorapplicatie:
• De twee frequentie geregelde compressoren kunnen van een andere grootte zijn dan de opvolgende enkele compressoren
• De twee frequentie geregelde compressoren kunnen van dezelfde of verschillende grootte zijn (afhankelijk van de gekozen schakelmethode)
• De twee frequentie geregelde compressoren moet hetzelfde frequentiebereik hebben
• De enkele compressoren kunnen van dezelfde of verschillende grootte zijn (afhankelijk van de gekozen schakelmethode)
Deze compressorcombinatie kan op de volgende manieren schakelen:
• Cyclisch
• Best passend
Regeling van frequentie geregelde compressor
Voor meer informatie over de algemene regeling van de frequentie geregelde compressor, zie de sectie 'Type compressorsets – compressorcombinaties' op pagina 77.
Cyclische regeling – voorbeeld
Hier zijn de frequentie geregelde compressoren van dezelfde grootte.
De enkele compressoren zijn ook van dezelfde grootte.
De frequentie geregelde compressor start altijd als eerste en stopt als laatste.
De enkele compressoren zullen worden in- en uitgeschakeld volgens het First in – First out (FIFO) principe zodat draaitijdegalisatie wordt verkregen tussen de compressoren.
De frequentie geregelde compressoren wordt gebruikt om de capaciteitsgaten op te vullen tussen de enkele compressoren.
Voorbeeld:
Toenemende capaciteit:
- De frequentie geregelde compressor met het minste aantal draaiuren (C1) start zodra de gewenste capaciteit overeenkomt met de startsnelheid
- De volgende frequentie geregelde compressor (C2) zal ingeschakeld worden zodra de eerste frequentie geregelde compressor op maximale snelheid draait (60Hz). De compressoren draaien nu parallel.
- Wanneer de twee frequentie geregelde compressoren de maximale snelheid (60Hz) bereiken, zal de enkele compressor met het minste aantal draaiuren worden ingeschakeld (C3)
- Wanneer een enkele compressor wordt ingeschakeld, zal de snelheid van de frequentie geregelde compressor worden verlaagd tot 35Hz, overeenkomstig met de capaciteit van de zojuist ingeschakelde enkele compressor.
Afnemende capaciteit:
- De enkele compressor met het meeste aantal draaiuren (C3) zal worden uitgeschakeld wanneer de frequentie geregelde
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 131
compressor de minimale snelheid heeft bereikt (25Hz)
- Wanneer de twee frequentie geregelde compressoren wederom de minimale snelheid hebben bereikt (25Hz), zal de laatste enkele compressor (C4) worden uitgeschakeld
- Wanneer de twee frequentie geregelde compressoren wederom de minimale snelheid hebben bereikt (25Hz), zal de frequentie geregelde compressor met het meeste aantal draaiuren (C1) worden uitgeschakeld.
- De laatste frequentie geregelde compressor (C2) zal worden uitgeschakeld als aan alle voorwaarden is voldaan.
- Wanneer een enkele compressor wordt uitgeschakeld, zal de snelheid van de frequentie geregelde compressor worden verhoogd tot 50Hz, overeenkomstig met de capaciteit van de zojuist uitgeschakelde stap.
Best passend – voorbeelden
Hier zijn of de twee frequentie geregelde compressoren of de volgende enkele compressoren van een verschillende grootte.
De frequentie geregelde compressoren starten altijd als eerste en stoppen als laatste.
De capaciteitsregelaar schakelt de twee frequentie geregelde compressoren en de enkele compressoren zodanig in en uit dat de best mogelijke capaciteitswijziging wordt verkregen (kleinste capaciteitsstap)
Voorbeeld 1
In dit voorbeeld zijn de frequentie geregelde compressoren van dezelfde grootte en de opvolgende enkele compressoren van verschillende grootte.
enkele compressor (C4) worden uit geschakeld en de kleine enkele compressor (C3) weer worden ingeschakeld
- Wanneer de twee frequentie geregelde compressoren wederom de minimale snelheid hebben bereikt (25Hz), zal de kleine enkele compressor (C3) weer worden uitgeschakeld
- Wanneer de twee frequentie geregelde compressoren wederom de minimale snelheid hebben bereikt (25Hz), zal de frequentie geregelde compressor met het meeste aantal draaiuren (C1) worden uitgeschakeld.
- De laatste frequentie geregelde compressor (C2) zal worden uit geschakeld als aan alle voorwaarden is voldaan.
- Wanneer een enkele compressor wordt uitgeschakeld, zal de snelheid van de frequentie geregelde compressor worden verhoogd tot 50Hz, overeenkomstig met de capaciteit van de zojuist uitgeschakelde enkele compressor.
Voorbeeld 2:
In dit voorbeeld zijn de twee frequentie geregelde compressoren en de opvolgende enkele compressoren van verschillende grootte.
Toenemende capaciteit:
- De frequentie geregelde compressor met het minste aantal draaiuren (C1) start zodra de gewenste capaciteit overeenkomt met de startsnelheid
- De volgende frequentie geregelde compressor (C2) zal ingeschakeld worden zodra de eerste frequentie geregelde compressor op maximale snelheid draait (60Hz). De compressoren draaien nu parallel.
- Wanneer de twee frequentie geregelde compressoren de
maximale snelheid (60Hz) bereiken, zal de kleinste enkele compressor worden ingeschakeld (C3)
- Wanneer de twee frequentie geregelde compressoren wederom de maximale snelheid hebben bereikt (60Hz), zal de grote enkele compressor (C4) worden ingeschakeld en de kleine enkele compressor (C3) worden uitgeschakeld.
- Wanneer de twee frequentie geregelde compressoren wederom de maximale snelheid hebben bereikt (60Hz), zal de kleine enkele compressor (C3) weer worden ingeschakeld.
- Wanneer een enkele compressor wordt ingeschakeld, zal de snelheid van de frequentie geregelde compressor worden verlaagd tot 35Hz, overeenkomstig met de capaciteit van de zojuist ingeschakelde enkele compressor.
Toenemende capaciteit:
- De kleine frequentie geregelde compressor (C1) start zodra de gewenste capaciteit overeenkomt met de startsnelheid
- Wanneer de kleine frequentie geregelde compressor (C1) de maximale snelheid heeft bereikt (90Hz), zal deze uitschakelen en de grote frequentie geregelde compressor (C2) zal inschakelen
- Wanneer de grote frequentie geregelde compressor (C2) de maximale snelheid heeft bereikt (90Hz), zal de kleine frequentie geregelde compressor (C1) weer inschakelen, zodat de compressoren parallel draaien.
- Wanneer beide frequentie geregelde compressoren de maximale snelheid hebben bereikt (90Hz), zal de kleine enkele compressor (C3) inschakelen
- Wanneer beide frequentie geregelde compressoren de
maximale snelheid weer hebben bereikt (90Hz), zal de grote enkele compressor (C4) inschakelen en zal de kleine enkele compressor (C3) uitschakelen
- Wanneer beide frequentie geregelde compressoren de maximale snelheid hebben bereikt (90Hz), zal de kleine enkele compressor (C3) weer worden ingeschakeld
- Wanneer een enkele compressor wordt ingeschakeld, zal de snelheid van de frequentie geregelde compressoren worden verlaagd, overeenkomstig met de capaciteit van de zojuist ingeschakelde enkele compressor.
Afnemende capaciteit:
- De kleine enkele compressor (C3) wordt uitgeschakeld wanneer de frequentie geregelde compressor de minimale snelheid heeft bereikt (30Hz)
-Wanneer beide frequentie geregelde compressoren de minimale snelheid weer hebben bereikt (30Hz), zal de kleine enkele compressor (C3) weer inschakelen en de grote enkele compressor (C4) zal uitschakelen
Afnemende capaciteit:
- De kleine enkele compressor (C3) wordt uitgeschakeld wanneer de frequentie geregelde compressor de minimale snelheid heeft bereikt (25Hz)
- Wanneer de twee frequentie geregelde compressoren wederom de minimale snelheid hebben bereikt (25Hz), zal de grote
132 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
- Wanneer beide frequentie geregelde compressoren de minimale snelheid weer hebben bereikt (30Hz), zal de kleine enkele compressor (C3) weer uitschakelen
- Wanneer beide frequentie geregelde compressoren de minimale snelheid weer hebben bereikt (30Hz), zal de grote frequentie geregelde compressor (C2) uitschakelen
- De kleine frequentie geregelde compressor (C1) zal uitschakelen als aan alle voorwaarden is voldaan.
- Wanneer een enkele compressor wordt uitgeschakeld, zal de snelheid van de frequentie geregelde compressoren worden verhoogd, overeenkomstig met de capaciteit van de zojuist uitgeschakelde stap.
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 133
Appendix B - Alarmteksten
Prioriteit
Standaard prioriteit
Alarmtekst Nederlands Alarmtekst Engels Omschrijving
Suction group
Low suction pressure P0
High suction pressure P0
High/Low superheat Ss
Load shedding
Laag
Hoog
Medium
Lage druk Po
Hoge druk Po
Hoge oververhitting zuig A
Lage oververhitting zuig A
Medium Load shedding actief
PoA sensorfout
S4A sensorfout
P0/S4/Pctrl sensor error Hoog
Pctrl sensorfout
Sgc sensorfout
Prec sensorfout
Pgc sensorfout
SsA sensorfout
SdA sensorfout
Misc. sensor error Medium
Warmteterugwinningssensor
Stw sensor fout
Saux2 sensor fout
Shr sensor fout
Paux_ sensor fout
Low pressure P0
High pressure P0
High superheat suction A
Low superheat section A
Load Shed active
P0A sensor error
S4A sensor error
Pctrl sensor error
Sgc sensor error
Prec sensor error
Pgc sensor error
SsA sensor error
SdA sensor error
Sc3 sensor error
Heat recovery sensor error
Stw sensor error
Shr sensor error
Shr sensor error
Paux_ sensor error
Alle compressoren
Common safety
Comp. 1 safety
Comp. 2 safety
Comp. 3 safety
_________________
Comp. 12 safety
VSD safety
Comp. Low oil lvl
Comp. High oil lvl
Separator alarms
Receiver alarm
Rec. high pressure
Rec. low pressure
Condenser
High Sd temp.
High Pc press.
Hoog
Medium
Medium
Algem. veiligheidsuitschak.
Compr. x storing oliedruk
Common compr. Safety cutout
Comp. X oil pressure cut out
Compr. x storing overstroom Comp. x over current cut out Compressor nr. x is uitgeschakeld wegens overstroomveiligheid
Compr. x storing motorbeveil.
Comp. 1 motor prot. cut out Compressor nr. x is uitgeschakeld wegens motorbeschermingsveiligheid
Compr. x storing persdruk Comp. 1 disch. Temp cut out Compressor nr. x is uitgeschakeld wegens perstemperatuurveiligheid
Compr. x storing persdruk
Compr. x algemene storing
Alle compressoren zijn uitgeschakeld wegens algemene veiligheidsingang
Regelbare frequentieomvormer voor comp. x is uitgeschakeld om veiligheidsredenen
Compr. x storing AKD
Comp. 1 disch. Press. Cut out Compressor nr. x is uitgeschakeld wegens persdrukveiligheid
Comp. 1 General safety cut out
Comp. 1 FCD safety error
Compressor nr. x is uitgeschakeld om algemene veiligheidsredenen
Regelbare frequentieomvormer voor comp. x is uitgeschakeld om veiligheidsredenen
Low oil level comp. x Oliepeil te laag in compressor x
High oil level in compressor x Oliepeil te hoog in compressor x
Medium Laag oliepeil compr. x
Medium
Hoog oliepeil in compressor x
Laag oliepeil in afscheider x
Medium
Geen olie afgescheiden in afsch. x
Te hoog oliepeil in afscheider x
Low oil in separator x
No oil separated sep. x
To high oil in separator x
Oliepeil te laag in afscheider x
Geen olie in olieafscheider x
Oliepeil te hoog in afscheider x
Medium
Achterblijvende olie in afscheider x
Hoog peil olievloeistofvat
Laag peil olievloeistofvat
Remaining oil separator x
Oil recv. high level
Oil recv. low level
Medium Alarm hoge druk vloeistofvat Recv. High pressure alarm
Medium Alarm lage druk vloeistofvat Recv. Low pressure alarm
Afscheider x kan niet alle olie volledig legen
Oliepeil te hoog in vloeistofvat
Oliepeil te laag in vloeistofvat
Druk te hoog in vloeistofvat
Druk te laag in vloeistofvat
Hoog
Hoog
Hoge persgastemperatuur Sd
Hoge druk Pc
High disch. temp. SdA
High pressure Pc
Minimale veiligheidslimiet voor zuigdruk P0 is overschreden
Hoge alarmlimiet voor P0 is overschreden
Oververhitting in zuigleiding te hoog
Oververhitting in zuigleiding te laag
Belastingafschakeling (load shedding) is geactiveerd
Drukopnemersignaal voor verdamperdruk is foutief
S4A temperatuur sensorfout
Drukopnemersignaal voor Pctrl is foutief
Temperatuursignaal vanuit gaskoeler is defect
Druktransmittersignaal vanuit het vloeistofvat is defect
Druktransmittersignaal vanuit de gaskoeler is defect
Temperatuursignaal van Ss zuiggastemperatuur is defect
Temperatuursignaal van Sd persgastemperatuur is defect
Temperatuursignaal van Sc3 lucht op condensor defect
Temperatuursignaal van Shrec warmteterugwinningsthermostaat defect
Temperatuursignaal vanuit warmwatercircuit is defect
Temperatuursignaal vanuit verwarmingscircuit is defect
Signaal vanuit extra temperatuursensor Saux_ is defect
Signaal vanuit extra druksensor Paux_ is defect
Veiligheidslimiet voor perstemperatuur is overschreden
Hoge veiligheidslimiet voor condensatiedruk Pc is overschreden
134 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Pc/S7 Sensor error
Detect blocked air flow
Fan/VSD safety
Hoog
PcA sensorfout
S7A sensorfout
Medium Verminderde luchtstr. cond. A
Medium
Ventilatoralarm 1
Ventilator AKD alarm
PcA sensor error
S7A sensor error
Air flow reduced cond. A
Fan Alarm 1
Fan VSD alarm
Druktransmittersignaal van Pc is defect
Temperatuursignaal voor S7 mediatemperatuursensor is defect
De intelligente luchtstroombewaking van de condensor meldt dat een reiniging moet worden uitgevoerd
Ventilator nr. X is defect gemeld via veiligheidsingang
Variabele frequentieomvormer voor condensorventilatoren is uitgeschakeld om veiligheidsredenen
Diverse alarmen
Standby mode
Thermostat x – Low temp. alarm
Thermostat x – High temp. alarm
Pressostat x – Low pressure alarm
Pressostat x – alarm limit high pressure
Voltage input x – Low alarm
Voltage input x – High alarm
DIx alarm input
No flow
Boiling alarm
Receiver alarm
External power loss
Medium Reg. gestopt,
Hoofdschak.=UIT
Laag Thermostaat x - Laag alarm
Laag
Laag
Laag
Laag
Laag
Laag
Hoog
Hoog
Hoog
Hoog
Thermostaat x - Hoog alarm
Pressostaat x - Laag alarm
Pressostaat x - Hoog alarm
Spanningsingang x - Laag alarm
Spanningsingang x - Hoog alarm
DI x alarmingang
Alarm debietschakelaar
Kookalarm
Prec...
Extern vermogensverlies
Control stopped,MainSwitch=OFF
Thermostat x - Low alarm
Thermostat x - High alarm
Pressostat x - Low alarm
Pressostat x - High alarm
Analog input x - Low alarm
Analog input x - High alarm
DIx alarm
Flow switch alarm
Boiling alarm
Prec...
External power loss
De regeling is gestopt via de instelling 'Hoofdschakelaar' of via de externe hoofdschakelaar
De temperatuur voor thermostaat nummer X is langer dan de ingestelde alarmvertraging onder de laag alarmgrens geweest
De temperatuur voor thermostaat nummer X is langer dan de ingestelde alarmvertraging boven de hoog alarmgrens geweest
De druk voor pressostaat nummer X is langer dan de ingestelde alarmvertraging onder de laag alarmgrens geweest
De druk voor pressostaat nummer X is langer dan de ingestelde alarmvertraging boven de hoog alarmgrens geweest
De spanning voor spanningsingang nummer X is langer dan de ingestelde alarmvertraging onder de laag alarmgrens geweest
De spanning voor spanningsingang nummer X is langer dan de ingestelde alarmvertraging boven de hoog alarmgrens geweest
Alarm op algemene alarmingang DI x
Er is geen stroming in het verwarmingscircuit Controleer de pomp
De temperatuur in het verwarmingscircuit is te hoog
Alarm vanuit het vloeistofvat
Voeding is onderbroken. Een waarschuwingsbericht. Alle andere alarmen gestopt.
Systeemalarmen
De alarmprioriteit kan niet worden gewijzigd op een systeemalarm
Control mode Laag Compr. regeling A handmatig
Control mode Laag
Manual comp. cap. Control A
Cond. regeling A handmatig Manual cond. cap. Control A
Refrigerant changed
Laag
Laag
Koudemiddel A niet gesel.
Koudemiddel gewijzigd
Medium Tijd niet ingesteld
Medium System Critical exception
Refrigerant A not selected
Refrigerant changed
Clock has not been set
System Critical exception
Handmatige bediening IO
Medium
Medium
Medium
Hoog
Medium
Medium I/O module communica-
Laag
System alarm exception
Alarmbestemming UIT
Alarm Route failure: Dest x
Alarmrouter vol
Apparaat start opnieuw op tiefout
System alarm exception
Alarm destination disabled
Alarm route failure
Alarm router full
Device is restarting
IO modul fejl
MAN DI……….
De ontdooiing is gestopt op basis van max. tijd en niet temperatuur
De alarmprioriteit kan niet worden gewijzigd op een systeemalarm
Koelmiddel is niet geselecteerd
Het koudemiddel is gewijzigd
Tijd is niet ingesteld
Een niet te herstellen kritische systeemfout is opgetreden – vervang de regelaar
Een niet kritische systeemfout is opgetreden – start de regelaar opnieuw op
Wanneer dit alarm wordt gegenereerd is de alarmverzending naar de alarmontvanger gedeactiveerd.
Zodra dit alarm wordt opgeheven is de alarmverzending naar de alarmontvanger weer actief.
Alarmen kunnen niet naar de alarmontvanger verzonden worden – controleer de communicatie
De interne alarmbuffer is vol – dit kan voorkomen als de regelaar geen alarmen kan sturen naar de alarmontvanger. Controleer de communicatie tussen de regelaar en de systeemunit
De regelaar start opnieuw op na een flash update van de regelaar
Er is een communicatieprobleem tussen de regelaar en de uitbreidingsmodules – de fout moet zo snel mogelijk hersteld worden
Laag
Laag
Laag
MAN DO………
Man set ....
Man control .....
De bewuste ingang wordt handmatig bediend via de AK-ST 500
Service Tool software
De bewuste uitgang wordt handmatig bediend via de AK-ST 500
Service Tool software
De bewuste uitgang wordt handmatig bediend via de AK-ST 500
Service Tool software
De bewuste uitgang wordt handmatig bediend via de AK-ST 500
Service Tool software
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 135
Appendix C - Aanbevolen aansluiting - AK-PC 781
Functie
De regelaar heeft een instelling waarmee het type installatie geselec-teerd kan worden. Als deze instelling wordt gebruikt, zal de regelaar een suggesties doen voor alle aan te sluiten functies op de diverse punten. Deze punten zijn hieronder te zien. . (Welke opties worden getoond, hangt af van eerdere instellingen in het menu, bv. koelmiddel en type-instelling.)
Zelfs als uw installatie niet 100% is als hieronder beschreven, is deze functie nog steeds te gebruiken. Na het gebruik van deze functie kunnen simpel de afwijkingen instellingen en aansluitingen worden aangepast. De voorgestelde aansluitpunten in de regelaar zijn indien gewenst te wijzigen.
Appl.
Compressor Ventilator Beschrijving Module
1
1a
2
2a
2b
2ab
3
3a
LT
1 vsd comp.
1 single
LT
1 vsd comp.
1 single
CO2, Oil valve
MT
1 vsd comp.
2 single vsd-fans
Boost
Gas cooler
Receiver
MT
1 vsd comp.
2 single vsd-fans
Boost
Gas cooler
Receiver
Oil sep.
Oil receiver
Oil valve
MT
1 vsd comp.
2 single vsd-fans
Boost
Gas cooler
Receiver
TW
HR
MT
1 vsd comp.
2 single vsd-fans
Boost
Gas cooler
Receiver
Oil sep.
Oil receiver
Oil valve
TW
HR
MT
1 vsd comp.
3 single vsd-fans
Boost
Gas cooler
Receiver
MT
1 vsd comp.
3 single vsd-fans
Boost
Gas cooler
Receiver
Oil sep.
Oil receiver
Oil valve
Modul 5 -
AK-XM 205A
Modul 6 -
AK-XM 205A
Modul 1 -
Controller
Modul 2 -
AK-XM 102B
Modul 3 -
AK-XM 103A
Modul 4 -
AK-XM 208C
Modul 5 -
AK-XM 205A
Modul 1 -
Controller
Modul 2 -
AK-XM 102B
Modul 3 -
AK-XM 103A
Modul 4 -
AK-XM 208C
Modul 5 -
AK-XM 205A
Modul 1 -
Controller
Modul 2 -
AK-XM 102B
Modul 3 -
AK-XM 103A
Modul 4 -
AK-XM 208C
Modul 2 -
AK-XM 102B
Modul 3 -
AK-XM 103A
Modul 4 -
AK-XM 208C
Modul 5 -
AK-XM 205A
Modul 6 -
AK-XM 205A
Modul 5 -
AK-XM 205A
Modul 1 -
Controller
Modul 2 -
AK-XM 102B
Modul 3 -
AK-XM 103A
Modul 4 -
AK-XM 208C
Modul 5 -
AK-XM 205A
Modul 6 -
AK-XM 205A
Modul 1 -
Controller
Modul 1 -
Controller
Modul 2 -
AK-XM 102B
Modul 1 -
Controller
Modul 2 -
AK-XM 102B
Modul 1 -
Controller
Modul 2 -
AK-XM 102B
Modul 3 -
AK-XM 103A
Modul 4 -
AK-XM 208C
1
LT Comp.
Release
Comp. 1 safety
LT Comp.
Release
Comp. 1 safety
MT Comp.
Request
Comp. 1 safety
2
Loadshed
1
Comp. 2 safety
Loadshed
1
Comp. 1 safety
Loadshed
1
Comp. 2 safety
Volt input 1
Puntnummer
3
Loadshed
2
Loadshed
2
4
Oil lvl.
Comp. 1
5
VSD C.1 safety
Oil lvl.
Comp. 2
VSD C.1 safety
Shp Loadshed
2
Comp. 3 safety
Sgc
VSD C.1 safety
Power loss Vhp
ICMTS
MT Comp.
Request
Comp. 1 safety
Reset Kom lockout
Loadshed
1
Comp. 2 safety
Oil Low
Receiver
Loadshed
2
Comp. 3 safety
Oil Hi
Receiver
Sgc Shp
VSD C.1 safety
Power loss Vhp
ICMTS
Oil lvl.
comp. 1
MT Comp.
Request
Comp. 1 safety
TW
Stw2
TW enable
MT Comp.
Request
Comp. 1 safety
Reset Kom lockout
TW
Stw2
Oil lvl.
comp. 1
TW enable
MT Comp.
Request
Comp. 1 safety
Loadshed
1
Comp. 2 safety
Volt input 1
TW
Stw3
Flow Sw.
TW
Loadshed
1
Comp. 2 safety
Oil Low
Receiver
TW
Stw3
Oil lvl.
comp. 2
Flow Sw.
TW
Loadshed
1
Comp. 2 safety
Volt input 1
Loadshed
2
Comp. 3 safety
TW
Stw4
HR enable
Loadshed
2
Comp. 3 safety
Oil Hi
Receiver
TW
Stw4
Oil lvl.
comp. 3
HR enable
Loadshed
2
Comp. 3 safety
TW
Sgc
Stw8
Flow Sw.
HR
Sgc
Shp
VSD C.1 safety
Power loss Vhp
ICMTS
HR
Shr2
Shp
VSD C.1 safety
Power loss Vhp
ICMTS
TW
Stw8
Flow Sw.
HR
Sgc
HR
Shr2
Oil Low
Separ. 1
Shp
Comp. 4 safety
VSD C.1 safety
Power loss Vhp
ICMTS
MT Comp.
Request
Comp. 1 safety
Reset Kom lockout
Loadshed
1
Comp. 2 safety
Oil Low
Receiver
Loadshed
2
Comp. 3 safety
Oil Hi
Receiver
Sgc Shp
Comp. 4 safety
VSD C.1 safety
Power loss Vhp
ICMTS
Oil lvl.
comp. 1
Oil lvl.
comp. 2
Oil lvl.
comp. 2
Oil lvl.
comp. 3
Oil lvl.
comp. 3
Oil lvl.
comp. 4
Oil Low
Separ. 1
Oil Low
Separ. 1
6
Main Sw.
Main Sw.
Main Sw.
Fan 1 safety
Saux 1
Main Sw.
Fan 1 safety
Oil Hi
Separ. 1
Saux 1
Main Sw.
Fan 1 safety
HR
Shr3
Saux 1
Main Sw.
Fan 1 safety
HR
Shr3
Oil Hi
Separ. 1
Saux 1
Main Sw.
Fan 1 safety
Saux 1
Main Sw.
Fan 1 safety
Oil Hi
Separ. 1
Saux 1
136 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Appl.
1
7 8
Sd
9
Ss
10
P0
11
Pc
Pc
12 13
Comp. 1 Comp. 2
Puntnummer
14 15 16 17 18
Alarm
19
LT comp.
Request
24
Comp. speed
Comp. 1 Comp. 2 Oil
Valve C1
Oil
Valve C2
Oil lvl.
Safety C1
Oil lvl.
Safety C2
Alarm LT comp.
Request
Comp. speed
1a
Reset lockout
Sd Ss P0
2
Sc3 Sd Ss
2a
Fan 2 safety
Speed comp.
GasCool
Prec
Sc3
VSD cond safety
Speed fan
Vrec
CCM
Receiver
Prec
Sd Ss
2b
3a
Fan 2 safety
Speed comp.
Volt input 1
GasCool
Prec
Sc3
VSD cond safety
Speed fan
Poil rec
Receiver
Prec
Sd
Vrec
CCM
Oil
Valve C1
Ss
2ab
Fan 2 safety
VSD cond safety
Speed tw Speed hr
HR
Shr4
GasCool.
Pgc
Sc3
HR
Shr8
Receiver
Prec
Sd
Vrec
CCM
HR tw
V3tw
Ss
3
Fan 2 safety
VSD cond safety
Speed tw Speed hr
HR
Shr4
Volt input 1
GasCool.
Pgc
Sc3
HR
Shr8
Poil rec
Receiver
Prec
Sd
Vrec
CCM
Oil
Valve C1
HR tw
V3tw
Ss
Fan 2 safety
Speed comp.
GasCool.
Pgc
Sc3
VSD cond safety
Speed fan
Vrec
CCM
Receiver
Prec
Sd Ss
Fan 2 safety
Speed comp.
Volt input 1
GasCool.
Pgc
VSD cond safety
Speed fan
Poil rec
Receiver
Prec
Vrec
CCM
Oil
Valve C1
Oil
P0
P0
Valve C2
P0
HR tw
Pump tw
P0
HR
V3hr
Pc
Oil
Valve C2
HR tw
Pump tw
Oil
P0
P0
Valve C2
Oil
Valve C3
Oil
Valve C3
HR
V3hr
Oil
Pc
Pc
Pc
Pc
Pc
Valve C3
Comp. 1 Comp. 2 Comp. 3 Liq. Inject suction
Fan 1
GasCool
V3gc
Thermost
1
Comp. 1 Comp. 2 Comp. 3 Liq. Inject suction
Fan 1
Oil lvl.
Safety C1
Oil valve
Separat.1
Oil lvl.
Safety C2
GasCool
V3gc
Oil lvl.
Safety C3
Thermost
1
Comp. 1 Comp. 2 Comp. 3 Liq. Inject suction
Fan 1
HR pump hr
GasCool.
V3gc
Thermost.
1
Comp. 1 Comp. 2 Comp. 3 Liq. Inject suction
Fan 1
HR pump hr
Oil lvl.
Safety C1
Oil valve
Separat.1
Oil lvl.
Safety C2
GasCool.
V3gc
Oil lvl.
Safety C3
Thermost.
1
Comp. 1 Comp. 2 Comp. 3 Liq. Inject suction
Fan 1
GasCool.
V3gc
Thermost.
1
Comp. 1 Comp. 2 Comp. 3 Liq. Inject suction
Alarm
Fan 1
Oil
Valve C4
Oil lvl.
Safety C1
Oil valve
Separat.1
Oil lvl.
Safety C2
GasCool.
V3gc
Oil lvl.
Safety C3
Thermost.
1
Oil lvl.
Safety C4
Alarm
Fan 2
Fan 2
Fan 2
Fan 2
Fan 2
Fan 2
Alarm
Alarm
Alarm
Alarm
Comp. 4
Comp. 4
MT Comp.
Release
MT Comp.
Release
MT Comp.
Release
MT Comp.
Release
MT Comp.
Release
MT Comp.
Release
Comp. speed
Comp. speed
25
Fan speed
Fan speed
Appl.
1
1a
Compressor
2
2a
2b
2ab
3
3a
Ventilator
LT
1 vsd comp.
1 single
LT
1 vsd comp.
1 single
CO2, Oil valve
MT
1 vsd comp.
2 single vsd-fans
Boost
Gas cooler
Receiver
MT
1 vsd comp.
2 single vsd-fans
Boost
Gas cooler
Receiver
Oil sep.
Oil receiver
Oil valve
TW
HR
MT
1 vsd comp.
3 single vsd-fans
Boost
Gas cooler
Receiver
Beschrijving
MT
1 vsd comp.
2 single vsd-fans
Boost
Gas cooler
Receiver
Oil sep.
Oil receiver
Oil valve
MT
1 vsd comp.
2 single vsd-fans
Boost
Gas cooler
Receiver
TW
HR
MT
1 vsd comp.
3 single vsd-fans
Boost
Gas cooler
Receiver
Oil sep.
Oil receiver
Oil valve
Module
Modul 5 -
AK-XM 205A
Modul 6 -
AK-XM 205A
Modul 1 -
Controller
Modul 2 -
AK-XM 102B
Modul 3 -
AK-XM 103A
Modul 4 -
AK-XM 208C
Modul 5 -
AK-XM 205A
Modul 1 -
Controller
Modul 2 -
AK-XM 102B
Modul 3 -
AK-XM 103A
Modul 4 -
AK-XM 208C
Modul 5 -
AK-XM 205A
Modul 1 -
Controller
Modul 2 -
AK-XM 102B
Modul 3 -
AK-XM 103A
Modul 4 -
AK-XM 208C
Modul 2 -
AK-XM 102B
Modul 3 -
AK-XM 103A
Modul 4 -
AK-XM 208C
Modul 5 -
AK-XM 205A
Modul 6 -
AK-XM 205A
Modul 5 -
AK-XM 205A
Modul 1 -
Controller
Modul 2 -
AK-XM 102B
Modul 3 -
AK-XM 103A
Modul 4 -
AK-XM 208C
Modul 5 -
AK-XM 205A
Modul 6 -
AK-XM 205A
Modul 1 -
Controller
Modul 1 -
Controller
Modul 2 -
AK-XM 102B
Modul 1 -
Controller
Modul 2 -
AK-XM 102B
Modul 1 -
Controller
Modul 2 -
AK-XM 102B
Modul 3 -
AK-XM 103A
Modul 4 -
AK-XM 208C
1
LT Comp.
Release
Comp. 1 safety
LT Comp.
Release
Comp. 1 safety
MT Comp.
Request
Comp. 1 safety
MT Comp.
Request
Comp. 1 safety
Reset Kom lockout
Oil lvl.
comp. 1
MT Comp.
Request
Comp. 1 safety
TW
Stw2
TW enable
MT Comp.
Request
Comp. 1 safety
Reset Kom lockout
TW
Stw2
Oil lvl.
comp. 1
TW enable
MT Comp.
Request
Comp. 1 safety
MT Comp.
Request
Comp. 1 safety
Reset Kom lockout
Oil lvl.
comp. 1
2
Loadshed
1
Comp. 2 safety
Loadshed
1
Comp. 1 safety
Loadshed
1
Comp. 2 safety
Volt input 1
Loadshed
1
Comp. 2 safety
Oil Low
Receiver
Oil lvl.
comp. 2
Loadshed
1
Comp. 2 safety
Volt input 1
TW
Stw3
Flow Sw.
TW
Loadshed
1
Comp. 2 safety
Oil Low
Receiver
TW
Stw3
Oil lvl.
comp. 2
Flow Sw.
TW
Loadshed
1
Comp. 2 safety
Volt input 1
Loadshed
1
Comp. 2 safety
Oil Low
Receiver
Oil lvl.
comp. 2
Puntnummer
3
Loadshed
2
Loadshed
2
Loadshed
2
Comp. 3 safety
Sgc
VSD C.1 safety
Power loss Vhp
ICMTS
Loadshed
2
Comp. 3 safety
Oil Hi
Receiver
Sgc Shp
VSD C.1 safety
Power loss Vhp
ICMTS
Oil lvl.
comp. 3
Loadshed
2
Comp. 3 safety
TW
Stw4
HR enable
Loadshed
2
Comp. 3 safety
Oil Hi
Receiver
TW
Stw4
Oil lvl.
comp. 3
HR enable
Loadshed
2
Comp. 3 safety
Loadshed
2
Comp. 3 safety
Oil Hi
Receiver
Oil lvl.
comp. 3
VSD C.1 safety
Power loss Vhp
ICMTS
TW
Stw8
VSD C.1 safety
Power loss Vhp
ICMTS
TW
Stw8
4
Oil lvl.
Comp. 1
Sgc
Flow Sw.
HR
Sgc
Flow Sw.
HR
Sgc
Comp. 4 safety
VSD C.1 safety
Power loss Vhp
ICMTS
Sgc
Comp. 4 safety
VSD C.1 safety
Power loss Vhp
ICMTS
Oil lvl.
comp. 4
VSD C.1 safety
Oil lvl.
Comp. 2
VSD C.1 safety
Shp
Oil Low
Separ. 1
Shp
HR
Shr2
HR
Shp
Shr2
5
Oil Low
Separ. 1
Shp
Shp
Oil Low
Separ. 1
6
Main Sw.
Main Sw.
Main Sw.
Fan 1 safety
Saux 1
Main Sw.
Fan 1 safety
Oil Hi
Separ. 1
Saux 1
Main Sw.
Fan 1 safety
HR
Shr3
Saux 1
Main Sw.
Fan 1 safety
HR
Shr3
Oil Hi
Separ. 1
Saux 1
Main Sw.
Fan 1 safety
Saux 1
Main Sw.
Fan 1 safety
Oil Hi
Separ. 1
Saux 1
Appl.
1
7
1a
Reset lockout
8
Sd
Sd
9
Ss
Ss
10
P0
P0
11
Pc
Pc
12 13
Comp. 1 Comp. 2
Puntnummer
14 15 16 17 18
Alarm
19
LT comp.
Request
24
Comp. speed
Comp. 1 Comp. 2 Oil
Valve C1
Oil
Valve C2
Oil lvl.
Safety C1
Oil lvl.
Safety C2
Alarm LT comp.
Request
Comp. speed
Alarm MT Comp.
Release
2
Sc3 Sd Ss
2a
Fan 2 safety
Speed comp.
GasCool
Prec
Sc3
VSD cond safety
Speed fan
Vrec
CCM
Receiver
Prec
Sd Ss
2b
3a
Fan 2 safety
Speed comp.
Volt input 1
GasCool
Prec
Sc3
VSD cond safety
Speed fan
Poil rec
Receiver
Prec
Sd
Vrec
CCM
Oil
Valve C1
Ss
2ab
Fan 2 safety
VSD cond safety
Speed tw Speed hr
HR
Shr4
GasCool.
Pgc
Sc3
HR
Shr8
Receiver
Prec
Sd
Vrec
CCM
HR tw
V3tw
Ss
3
Fan 2 safety
VSD cond safety
Speed tw Speed hr
HR
Shr4
Volt input 1
GasCool.
Pgc
Sc3
HR
Shr8
Poil rec
Receiver
Prec
Sd
Vrec
CCM
Oil
Valve C1
HR tw
V3tw
Ss
Fan 2 safety
Speed comp.
GasCool.
Pgc
Sc3
VSD cond safety
Speed fan
Vrec
CCM
Receiver
Prec
Sd Ss
Fan 2 safety
Speed comp.
Volt input 1
GasCool.
Pgc
VSD cond safety
Speed fan
Poil rec
Receiver
Prec
Vrec
CCM
Oil
Valve C1
AK-PC 781
P0
P0
Oil
Valve C2
Oil
Valve C3
P0 Pc
Oil lvl.
Safety C1
Oil valve
Separat.1
Oil lvl.
Safety C2
GasCool
V3gc
Oil lvl.
Safety C3
Thermost
1
Comp. 1 Comp. 2 Comp. 3 Liq. Inject suction
Fan 1
Oil
Valve C2
HR tw
Pump tw
P0
Oil
Valve C3
HR
V3hr
Pc
HR pump hr
Oil lvl.
Safety C1
Oil valve
Separat.1
Oil lvl.
Safety C2
GasCool.
V3gc
Oil lvl.
Safety C3
Thermost.
1
Comp. 1 Comp. 2 Comp. 3 Liq. Inject suction
Fan 1
P0
Oil
Valve C2
Pc
Pc
HR tw
Pump tw
P0
HR
V3hr
Pc
Pc
Oil
Valve C3
Comp. 1 Comp. 2 Comp. 3 Liq. Inject suction
Fan 1
GasCool
V3gc
Thermost
1
Comp. 1 Comp. 2 Comp. 3 Liq. Inject suction
Fan 1
HR pump hr
GasCool.
V3gc
Thermost.
1
Comp. 1 Comp. 2 Comp. 3 Liq. Inject suction
Fan 1
GasCool.
V3gc
Thermost.
1
Comp. 1 Comp. 2 Comp. 3 Liq. Inject suction
Alarm
Fan 1
Oil
Valve C4
Oil lvl.
Safety C1
Oil valve
Separat.1
Oil lvl.
Safety C2
GasCool.
V3gc
Oil lvl.
Safety C3
Thermost.
1
Oil lvl.
Safety C4
Alarm
Fan 2
Fan 2
Fan 2
Fan 2
Fan 2
Fan 2
Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Alarm
Alarm
Alarm
MT Comp.
Release
25
MT Comp.
Release
Comp. speed
Fan speed
MT Comp.
Release
Comp. speed
Fan speed
Comp. 4 MT Comp.
Release
Comp. 4 MT Comp.
Release
137
18
19
20
138
15
16
13
14
11
12
Appl.
Comp.
3b
3ab
17
Ventilator Beschrijving
MT
1 vsd comp.
3 single vsd-fans
Boost
Gas cooler
Receiver
TW
HR
MT
1 vsd comp.
3 single vsd-fans
Boost
Gas cooler
Receiver
Oil sep.
Oil receiver
Oil valve
TW
HR
LT
3 single
Cascade
Module
Modul 1 -
Controller
Modul 2 -
AK-XM 102B
Modul 3 -
AK-XM 103A
Modul 4 -
AK-XM 208C
Modul 5 -
AK-XM 205A
Modul 1 -
Controller
Modul 2 -
AK-XM 102B
Modul 3 -
AK-XM 103A
Modul 4 -
AK-XM 208C
Modul 5 -
AK-XM 205A
Modul 6 -
AK-XM 205A
Modul 1 -
Controller
Modul 2 -
AK-XM 102B
1
MT Comp.
Request
Comp. 1 safety
2
Loadshed
1
Comp. 2 safety
Puntnummer
3
Loadshed
2
Comp. 3 safety
4
Sgc
Comp. 4 safety
5
Shp
VSD C.1 safety
TW
Stw2
TW enable
MT Comp.
Request
Comp. 1 safety
Volt input 1
TW
Stw3
Flow Sw.
TW
Loadshed
1
Comp. 2 safety
TW
Stw4
HR enable
Loadshed
2
Comp. 3 safety
Power loss Vhp
ICMTS
TW
Stw8
HR
Shr2
Flow Sw.
HR
Sgc
Comp. 4 safety
Shp
VSD C.1 safety
Reset Kom lockout
TW
Stw2
Oil Low
Receiver
TW
Stw3
Oil lvl.
comp. 1
TW enable
LT Comp.
Release
Comp. 1 safety
Oil lvl.
comp. 2
Flow Sw.
TW
Loadshed
1
Comp. 2 safety
Comp. 3 safety
Oil Hi
Receiver
TW
Stw4
Oil lvl.
comp. 3
HR enable
Loadshed
2
Power loss Vhp
ICMTS
TW
Stw8
HR
Shr2
Oil lvl.
comp. 4
Flow Sw.
HR
Oil Low
Separ. 1
Night
MT Comp.
Request
Comp. 1 safety
Loadshed
1
Comp. 2 safety
Loadshed
2
Comp. 3 safety
Night Heat recovery
Comp. 4 safety
6
Main Sw.
Fan 1 safety
HR
Shr3
Saux 1
Main Sw.
Fan 1 safety
HR
Shr3
Oil Hi
Separ. 1
Saux 1
Main Sw.
MT
4 single
4 fan
HFC
Cascade
HR
MT
5 single vsd-fan
HFC
Cascade
HR
MT
6 single
6 fan
HFC
Cascade
HR
MT
1x1 unload
3 single
4 fan
HFC
Cascade
HR
Modul 1 -
Controller
Modul 2 -
AK-XM 102B
Modul 3 -
AK-XM 205A
Modul 1 -
Controller
Modul 2 -
AK-XM 102B
Modul 3 -
AK-XM 205A
Modul 1 -
Controller
Modul 2 -
AK-XM 102B
Modul 3 -
AK-XM 204A
Modul 1 -
Controller
Modul 2 -
AK-XM 102B
MT Comp.
Request
Comp. 1 safety
Loadshed
1
Comp. 2 safety
Loadshed
2
Comp. 3 safety
Night Heat recovery
Comp. 4 safety
Comp. 5 safety
MT Comp.
Request
Comp. 1 safety
Fan 1
Loadshed
1
Comp. 2 safety
Fan 2
Loadshed
2
Comp. 3 safety
Fan 3
Night Heat recovery
Comp. 4 safety
Fan 4
Comp. 5 safety
Fan 5
MT Comp.
Request
Comp. 1 safety
Loadshed
1
Comp. 2 safety
Loadshed
2
Comp. 3 safety
Night Heat recovery
Comp. 4 safety
Main Sw.
Main Sw.
Main Sw.
Comp. 6 safety
Fan 6
Main Sw.
Modul 3 -
AK-XM 205A
MT
2x1 unload
2 single
4 fan
HFC
Cascade
HR
MT
5x1 unload
6 fan
HFC
Cascade
HR
MT
1 vsd comp.
4 single vsd-fans
HFC
Cascade
HR
MT
2 vsd comp.
4 fan
HFC
Modul 1 -
Controller
Modul 2 -
AK-XM 102B
Modul 3 -
AK-XM 204
Modul 1 -
Controller
Modul 2 -
AK-XM 102B
Modul 3 -
AK-XM 205A
Modul 4 -
AK-XM 204
Modul 1 -
Controller
Modul 2 -
AK-XM 102B
Modul 3 -
AK-XM 204
Modul 1 -
Controller
Modul 2 -
AK-XM 102B
MT Comp.
Request
Comp. 1 safety
Fan 1
Loadshed
1
Comp. 2 safety
Fan 2
Loadshed
2
Comp. 3 safety
Fan 3
Night Heat recovery
Comp. 4 safety
Fan 4
MT Comp.
Request
Comp. 1 safety
Loadshed
1
Comp. 2 safety
Loadshed
2
Comp. 3 safety
Night Heat recovery
Comp. 4 safety
Comp. 5 safety
Main Sw.
Main Sw.
Comp. 5 Comp. 5
Aflast. 1
MT Comp.
Request
Loadshed
1
Fan 5
Loadshed
2
Comp. 1 safety
Fan 1
Comp. 2 safety
Fan 2
Comp. 3 safety
Fan 3
Fan 6 MT Comp.
Release
Night Heat recovery
Main Sw.
Comp. 4 safety
Fan 4
Comp. 5 safety
Fan 5
VSD. 1 safety
Fan 6
Comp. 1 safety
Loadshed
1
Comp. 2 safety
Loadshed
2
VSD. 1 safety
Night
VSD. 2 safety
MT
2 vsd comp.
2 single
4 fan
HFC
Modul 1 -
Controller
Modul 2 -
AK-XM 102B
Comp. 1 safety
Loadshed
1
Comp. 2 safety
Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013
Loadshed
2
Comp. 3 safety
Night
Comp. 4 safety
VSD. 1 safety
Main Sw.
Main Sw.
VSD. 2 safety
Appl.
7
Sc3
8
Sd
3b
Fan 2 safety
VSD cond safety
Speed tw Speed hr
3ab
HR
Shr4
GasCool.
Pgc
Sc3
HR
Shr8
Receiver
Prec
Sd
Fan 2 safety
VSD cond safety
Speed tw Speed hr
Vrec
CCM
HR tw
V3tw
Ss
9
Ss
11
HR
Shr4
Volt input 1
GasCool.
Pgc
HR
Shr8
Poil rec
Receiver
Prec
Sd
Vrec
CCM
Oil
Valve C1
HR tw
V3tw
Ss
10
P0
11
Pc
HR tw
Pump tw
P0
HR
V3hr
Pc
HR
12
pump hr
13
Puntnummer
14
GasCool.
V3gc 1
15
Comp. 1 Comp. 3 Comp. 3 Liq. Inject suction
Thermost.
Comp. 1 Comp. 2 Comp. 3 Liq. Inject suction
16
Fan 1
Alarm
Fan 1
Oil
Valve C2
HR tw
Pump tw
P0
Oil
Valve C3
HR
V3hr
Pc
Oil
Valve C4
HR pump hr
Oil lvl.
Safety C1
Oil valve
Separat.1
Oil lvl.
Safety C2
GasCool.
V3gc
Comp. 1 Comp. 2 Comp. 3
Oil lvl.
Safety C3
Thermost.
1
Oil lvl.
Safety C4
Alarm
17
Fan 2
Fan 2
18
Comp. 4
Alarm
19
Comp. 4 MT Comp.
Release
MT Comp.
Release
LT comp.
Request
24
Comp. speed
Comp. speed
25
Fan speed
Fan speed
12
Sc3 Sd Ss P0 Pc Comp. 1 Comp. 2 Comp. 3 Comp. 4 Fan 1 Fan 2 Fan 3 Fan 4
13
Volt input 1
Sc3
Saux 1
Sd Ss P0 Pc
MT Comp.
Release
Liq. Inject
Heat Ex.
Thermost.
1
Heat recovery
Comp. 1 Comp. 2 Comp. 3 Comp. 4 Comp. 5 Fan 1 Fan 2 Fan 3 Fan speed
14
Volt input 1
Sc3
Saux 1
Sd
15
Liq. Inject
Heat Ex.
Sc3
Heat recovery
Sd Ss
Ss
Fan 4
P0
Fan 5
Pc
Fan 6 MT Comp.
Release
Liq. Inject
Heat Ex.
Thermost.
1
Heat recovery
Comp. 1 Comp. 2 Comp. 3 Comp. 4 Comp. 5 Comp. 6 Alarm MT Comp.
Release
P0 Pc Comp. 1 Comp. 1
Aflast. 1
Comp. 2 Comp. 3 Comp. 4 MT Comp.
Release
16
Sc3
Saux 1 Fan 1
Sd Ss
Fan 2
P0
Fan 3
Pc
Fan 4
Comp. 1 Comp. 1
Aflast. 1
Liq. Inject
Heat Ex.
Thermost.
1
Heat recovery
Comp. 2 Comp. 2
Aflast. 1
Comp. 3 Comp. 4
17
Liq. Inject
Heat Ex.
Sc3
Heat recovery
Sd Ss P0 Pc Comp. 1 Comp. 1
Aflast. 1
Comp. 2 Comp. 2
Aflast. 1
MT Comp.
Release
Comp. 3 Comp. 3
Aflast. 1
Comp. 4 Comp. 4
Aflast. 1
Saux 1 Fan 1 Fan 2
P0
Fan 3 Fan 4 Liq. Inject
Heat Ex.
Thermost.
1
Heat recovery
Pc Comp. 1 Comp. 2 Comp. 3 Comp. 4 Comp. 5
18
Sc3 Sd
19
Liq. Inject
Heat Ex.
Sc3
VSD cond safety
Heat recovery
Sd
Ss
Ss P0 Pc Comp. 1 Comp. 2 Alarm Fan 1 Fan 2
Alarm MT Comp.
Release
Comp. speed
Fan 3 Fan 4 Comp. speed
Fan speed
20
Sc3 Sd Ss P0 Pc Comp. 1 Comp. 2 Comp. 3 Comp. 4 Fan 1 Fan 2 Fan 3 Fan 4 Comp. speed
3ab
17
18
19
20
15
16
13
14
11
12
Appl.
Comp.
3b
Ventilator
MT
1 vsd comp.
3 single vsd-fans
Boost
Gas cooler
Receiver
TW
HR
MT
1 vsd comp.
3 single vsd-fans
Boost
Gas cooler
Receiver
Oil sep.
Oil receiver
Oil valve
TW
HR
LT
Beschrijving
3 single
Cascade
MT
4 single
4 fan
HFC
Cascade
HR
MT
5 single vsd-fan
HFC
Cascade
HR
MT
6 single
6 fan
HFC
Cascade
HR
MT
1x1 unload
3 single
4 fan
HFC
Cascade
HR
MT
2x1 unload
2 single
4 fan
HFC
Cascade
HR
MT
5x1 unload
6 fan
HFC
Cascade
HR
MT
1 vsd comp.
4 single vsd-fans
HFC
Cascade
HR
MT
2 vsd comp.
4 fan
HFC
MT
2 vsd comp.
2 single
4 fan
HFC
Module
Modul 1 -
Controller
Modul 2 -
AK-XM 102B
Modul 3 -
AK-XM 205A
Modul 1 -
Controller
Modul 2 -
AK-XM 102B
Modul 3 -
AK-XM 205A
Modul 1 -
Controller
Modul 2 -
AK-XM 102B
Modul 3 -
AK-XM 204A
Modul 1 -
Controller
Modul 2 -
AK-XM 102B
Modul 3 -
AK-XM 205A
Modul 1 -
Controller
Modul 2 -
AK-XM 102B
Modul 3 -
AK-XM 103A
Modul 4 -
AK-XM 208C
Modul 5 -
AK-XM 205A
Modul 1 -
Controller
Modul 2 -
AK-XM 102B
Modul 3 -
AK-XM 103A
Modul 4 -
AK-XM 208C
Modul 5 -
AK-XM 205A
Modul 6 -
AK-XM 205A
Modul 1 -
Controller
Modul 2 -
AK-XM 102B
Modul 1 -
Controller
Modul 2 -
AK-XM 102B
Modul 3 -
AK-XM 204
Modul 1 -
Controller
Modul 2 -
AK-XM 102B
Modul 3 -
AK-XM 205A
Modul 4 -
AK-XM 204
Modul 1 -
Controller
Modul 2 -
AK-XM 102B
Modul 3 -
AK-XM 204
Modul 1 -
Controller
Modul 2 -
AK-XM 102B
Modul 1 -
Controller
Modul 2 -
AK-XM 102B
1
MT Comp.
Request
Comp. 1 safety
2
Loadshed
1
Comp. 2 safety
Puntnummer
3
Loadshed
2
Comp. 3 safety
4
Sgc
Comp. 4 safety
5
Shp
VSD C.1 safety
TW
Stw2
TW enable
MT Comp.
Request
Comp. 1 safety
Volt input 1
TW
Stw3
Flow Sw.
TW
Loadshed
1
Comp. 2 safety
TW
Stw4
HR enable
Loadshed
2
Comp. 3 safety
Power loss Vhp
ICMTS
TW
Stw8
HR
Shr2
Flow Sw.
HR
Sgc
Comp. 4 safety
Shp
VSD C.1 safety
Reset Kom lockout
TW
Stw2
Oil Low
Receiver
TW
Stw3
Oil lvl.
comp. 1
TW enable
LT Comp.
Release
Comp. 1 safety
Oil lvl.
comp. 2
Flow Sw.
TW
Loadshed
1
Comp. 2 safety
Comp. 3 safety
Oil Hi
Receiver
TW
Stw4
Oil lvl.
comp. 3
HR enable
Loadshed
2
Power loss Vhp
ICMTS
TW
Stw8
HR
Shr2
Oil lvl.
comp. 4
Flow Sw.
HR
Oil Low
Separ. 1
Night
MT Comp.
Request
Comp. 1 safety
Loadshed
1
Comp. 2 safety
Loadshed
2
Comp. 3 safety
Night Heat recovery
Comp. 4 safety
MT Comp.
Request
Comp. 1 safety
Loadshed
1
Comp. 2 safety
Loadshed
2
Comp. 3 safety
Night Heat recovery
Comp. 4 safety
Comp. 5 safety
MT Comp.
Request
Comp. 1 safety
Fan 1
MT Comp.
Request
Comp. 1 safety
MT Comp.
Request
Comp. 1 safety
Fan 1
MT Comp.
Request
Comp. 1 safety
Loadshed
1
Comp. 2 safety
Fan 2
Loadshed
1
Comp. 2 safety
Loadshed
1
Comp. 2 safety
Fan 2
Loadshed
1
Comp. 2 safety
Loadshed
2
Comp. 3 safety
Fan 3
Loadshed
2
Comp. 3 safety
Loadshed
2
Comp. 3 safety
Fan 3
Loadshed
2
Comp. 3 safety
Comp. 5 Comp. 5
Aflast. 1
MT Comp.
Request
Loadshed
1
Fan 5
Loadshed
2
Comp. 1 safety
Fan 1
Comp. 2 safety
Fan 2
Comp. 3 safety
Fan 3
Comp. 1 safety
Comp. 1 safety
Night Heat recovery
Comp. 4 safety
Fan 4
Comp. 5 safety
Fan 5
Night Heat recovery
Comp. 4 safety
Night Heat recovery
Comp. 4 safety
Fan 4
Night Heat recovery
Comp. 4 safety
Comp. 5 safety
6
Main Sw.
Fan 1 safety
HR
Shr3
Saux 1
Main Sw.
Fan 1 safety
HR
Shr3
Oil Hi
Separ. 1
Saux 1
Main Sw.
Main Sw.
Main Sw.
Main Sw.
Comp. 6 safety
Fan 6
Main Sw.
Main Sw.
Main Sw.
Fan 6 MT Comp.
Release
Night Heat recovery
Main Sw.
Comp. 4 safety
Fan 4
Comp. 5 safety
Fan 5
VSD. 1 safety
Fan 6
Loadshed
1
Comp. 2 safety
Loadshed
2
VSD. 1 safety
Night
VSD. 2 safety
Loadshed
1
Loadshed
2
Comp. 2 safety
Comp. 3 safety
Night
Comp. 4 safety
VSD. 1 safety
Main Sw.
Main Sw.
VSD. 2 safety
Appl.
7
Sc3
8
Sd
3b
Fan 2 safety
VSD cond safety
Speed tw Speed hr
3ab
HR
Shr4
GasCool.
Pgc
Sc3
HR
Shr8
Receiver
Prec
Sd
Fan 2 safety
VSD cond safety
Speed tw Speed hr
Vrec
CCM
HR tw
V3tw
Ss
9
Ss
10
P0
HR tw
Pump tw
P0
HR
11
V3hr
Pc
Pc
11
HR
Shr4
Volt input 1
GasCool.
Pgc
HR
Shr8
Poil rec
Receiver
Prec
Sd
Vrec
CCM
Oil
Valve C1
HR tw
V3tw
Ss
Oil
Valve C2
HR tw
Pump tw
P0
Oil
Valve C3
HR
V3hr
Pc
HR
12
pump hr
13
Puntnummer
14
GasCool.
V3gc 1
15
Comp. 1 Comp. 3 Comp. 3 Liq. Inject suction
Thermost.
Comp. 1 Comp. 2 Comp. 3 Liq. Inject suction
16
Fan 1
Alarm
Fan 1
Oil
Valve C4
HR pump hr
Oil lvl.
Safety C1
Oil valve
Separat.1
Oil lvl.
Safety C2
GasCool.
V3gc
Comp. 1 Comp. 2 Comp. 3
Oil lvl.
Safety C3
Thermost.
1
Oil lvl.
Safety C4
Alarm
17
Fan 2
Fan 2
18
Comp. 4
Alarm
19
Comp. 4 MT Comp.
Release
MT Comp.
Release
LT comp.
Request
24
Comp. speed
Comp. speed
25
Fan speed
Fan speed
12
Sc3 Sd Ss P0 Pc Comp. 1 Comp. 2 Comp. 3 Comp. 4 Fan 1 Fan 2 Fan 3 Fan 4
13
Volt input 1
Sc3
Saux 1
Sd Ss P0 Pc
MT Comp.
Release
Liq. Inject
Heat Ex.
Thermost.
1
Heat recovery
Comp. 1 Comp. 2 Comp. 3 Comp. 4 Comp. 5 Fan 1 Fan 2 Fan 3 Fan speed
14
Volt input 1
Sc3
Saux 1
Sd
15
Liq. Inject
Heat Ex.
Sc3
Heat recovery
Sd Ss
Ss
Fan 4
P0
Fan 5
Pc
Fan 6 MT Comp.
Release
Liq. Inject
Heat Ex.
Thermost.
1
Heat recovery
Comp. 1 Comp. 2 Comp. 3 Comp. 4 Comp. 5 Comp. 6 Alarm MT Comp.
Release
P0 Pc Comp. 1 Comp. 1
Aflast. 1
Comp. 2 Comp. 3 Comp. 4 MT Comp.
Release
16
Sc3
Saux 1
Sd
Fan 1
Ss
Fan 2
P0
Fan 3
Pc
Fan 4
Comp. 1 Comp. 1
Aflast. 1
Liq. Inject
Heat Ex.
Thermost.
1
Heat recovery
Comp. 2 Comp. 2
Aflast. 1
Comp. 3 Comp. 4
17
Liq. Inject
Heat Ex.
Sc3
Heat recovery
Sd Ss P0 Pc Comp. 1 Comp. 1
Aflast. 1
Comp. 2 Comp. 2
Aflast. 1
MT Comp.
Release
Comp. 3 Comp. 3
Aflast. 1
Comp. 4 Comp. 4
Aflast. 1
Saux 1 Fan 1 Fan 2
P0
Fan 3 Fan 4 Liq. Inject
Heat Ex.
Thermost.
1
Heat recovery
Pc Comp. 1 Comp. 2 Comp. 3 Comp. 4 Comp. 5
18
Sc3 Sd
19
Liq. Inject
Heat Ex.
Sc3
VSD cond safety
Heat recovery
Sd
Ss
Ss P0 Pc Comp. 1 Comp. 2 Alarm Fan 1 Fan 2
Alarm MT Comp.
Release
Comp. speed
Fan 3 Fan 4 Comp. speed
Fan speed
20
Sc3 Sd Ss P0 Pc Comp. 1 Comp. 2 Comp. 3 Comp. 4 Fan 1 Fan 2 Fan 3 Fan 4 Comp. speed
AK-PC 781 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013 139
Aandachtspunten bij installatie
Beschadiging, onjuiste montage of de condities ter plaatse, kunnen defecten veroorzaken in het regelsysteem en uiteindelijk leiden tot beschadiging van de installatie.
Iedere mogelijke beveiliging is in onze producten ingebouwd om dit te voorkomen, maar bijvoorbeeld door verkeerde installatie kunnen alsnog problemen ontstaan.
Danfoss aanvaardt geen aansprakelijkheid voor producten of installatiecomponenten, die beschadigd zijn door bovengenoemde defecten. Het is de verantwoordelijkheid van de installateur om de installatie grondig te controleren om alle nodige veiligheden in te passen.
Vooral het “geforceerd sluiten” signaal naar de regelaars in het geval dat de compressoren stoppen en de montage van
“slokkenvangers” in de zuigleiding verdienen extra aandacht.
Uw lokale Danfoss agent is altijd bereid om advies te geven.
Danfoss can accept no responsibility for possible errors in catalogues, brochures and other printed material. Danfoss reserves the right to alter its products without notice. This also applies to products already on order provided that such alternations can be made without subsequential changes being necessary in specifications already agreed.
All trademarks in this material are property of the respecitve companies. Danfoss and Danfoss logotype are trademarks of Danfoss A/S. All rights reserved.
140 Capaciteitsregeling RS8GG410 © Danfoss 03-2013

Public link updated
The public link to your chat has been updated.
Advertisement
Key features
- Capaciteitsregeling van compressoren en condensors
- Uitbreidbaar met diverse modules
- Eenvoudige bedrading
- Intuïtieve software
- Eenvoudige configuratie
- Nauwkeurige regeling