Canon i-SENSYS MF226dn Handleiding

㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Belangrijke veiligheidsinstructies Installatie Elektrische aansluiting Hantering Onderhoud en inspecties Verbruiksartikelen Basishandelingen Onderdelen en de bijbehorende functies Voorzijde Achterzijde Binnenzijde Sleuf voor handmatige invoer Papierlade Bedieningspaneel Display Het scherm <Start> aanpassen Het display gebruiken Tekst invoeren Documenten plaatsen Papier plaatsen Papier in de papierlade plaatsen Papier laden in de sleuf voor handmatige invoer Enveloppen plaatsen Voorbedrukt papier plaatsen Het type en formaat papier opgeven Een aangepast papierformaat registreren Opslaan in het adresboek Bestemmingen opslaan in het adresboek Bestemmingen als sneltoetsen opslaan Meerdere bestemmingen opslaan voor groepskiezen Het volume aanpassen De stille modus inschakelen De slaapstand instellen Kopiëren Basisbewerkingen voor kopiëren Kopiëren annuleren Verschillende kopieerinstellingen Vergroten of verkleinen Documenttype selecteren Dichtheid aanpassen Scherpte aanpassen Dubbelzijdig kopiëren (MF229dw / MF226dn) Meerdere documenten op één vel kopiëren (2 op 1/4 op 1) De knop <Papierbesp.> gebruiken Beide zijden van een identiteitsbewijs op één pagina kopiëren Kopieën sorteren per pagina De standaardinstellingen wijzigen Faxen Begininstellingen configureren voor faxfuncties 㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥 8 9 11 12 14 15 17 19 20 21 22 23 24 25 27 30 32 35 37 40 42 45 47 49 51 53 55 56 58 61 63 65 67 69 70 72 74 75 76 77 78 79 81 82 83 84 85 86 88 Bepalen welke faxontvangstmodus u wilt gebruiken 89 Het faxnummer en de naam van het apparaat registreren 90 De ontvangstmodus selecteren 92 De telefoonlijn aansluiten 94 Faxen verzenden 96 Verzenden vanaf opgeslagen bestemmingen 101 Opgeven vanuit het adresboek 102 Bestemmingen rechtstreeks selecteren door codes voor verkort kiezen in te voeren 104 Bestemmingen opgeven met de sneltoetsen 106 Eerder gebruikte bestemmingen opgeven 108 Verschillende faxinstellingen 110 Resolutie aanpassen 111 Dichtheid aanpassen 112 Scherpte aanpassen 113 Dubbelzijdige documenten scannen (MF229dw) 114 De standaardinstellingen wijzigen 115 Het verzenden van faxen annuleren 116 Faxen ontvangen 118 Faxen verzenden en ontvangen op de manier zoals u dat wilt 121 Eerst een gesprek tot stand brengen en dan een fax versturen (handmatig verzenden) 122 Faxen gelijktijdig naar meerdere bestemmingen verzenden (groepsverzending) 123 Ontvangen faxen in het geheugen opslaan (ontvangst in geheugen) 125 Ontvangen faxen doorsturen 128 Faxinformatiediensten ontvangen 130 Status en logboek voor verzonden en ontvangen documenten controleren 132 Adresboekgegevens importeren en exporteren met de bijgeleverde software 134 Faxen versturen vanaf uw computer 136 Faxen verzenden vanaf een computer 137 Een voorblad toevoegen aan faxen die u verstuurt vanaf een pc 139 Het adresboek gebruiken voor faxverzending via de pc 142 Bestemmingen opslaan 143 Opgeslagen bestemmingen gebruiken 147 Adresboekgegevens importeren en exporteren via het faxstuurprogramma 149 De machine als printer gebruiken 154 Afdrukken vanaf een computer 155 Een document afdrukken 156 Afdrukken annuleren 158 De afdrukstatus controleren 160 Verschillende afdrukinstellingen 161 Vergroten of verkleinen 162 Schakelen tussen enkelzijdig en dubbelzijdig afdrukken (MF229dw / MF226dn) 164 Afdrukken sorteren per pagina 166 Meerdere pagina's op één vel afdrukken 167 Posters afdrukken 168 Boekje afdrukken (MF229dw / MF226dn) 169 Randen afdrukken 171 Datums en paginanummers afdrukken 172 Afdrukken met watermerk 173 Documenttype selecteren 175 㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Toner besparen Meerdere documenten combineren en afdrukken De gewenste afdrukinstellingen configureren Combinaties van veelgebruikte afdrukinstellingen opslaan De standaardinstellingen wijzigen AirPrint gebruiken Afdrukgegevens voor Apple-apparaten coderen met TLS Instellingen configureren voor sleutelparen en digitale certificaten Sleutelparen genereren Door een CA uitgegeven sleutelparen en digitale certificaten gebruiken Sleutelparen en digitale certificaten verifiëren De machine als scanner gebruiken Het gebruik van het apparaat als een scanner voorbereiden Scannen vanaf het apparaat Scannen met de knop <Scan -> PC> Scannen vanaf een computer Scannen met MF Toolbox Scaninstellingen configureren in MF Toolbox Scannen vanuit een programma Scaninstellingen configureren in ScanGear MF Scaninstellingen configureren in de eenvoudige modus Scaninstellingen configureren in de geavanceerde modus Netwerk Verbinding maken met een netwerk Bekabeld LAN of Draadloos LAN selecteren (MF229dw / MF217w) Verbinding maken met een bekabeld LAN Verbinding maken met een draadloos LAN (MF229dw / MF217w) De verbinding instellen met behulp van de WPS Drukknop-modus De verbinding instellen met behulp van de WPS PIN-modus De verbinding instellen door een draadloze router te selecteren De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven De SSID en de netwerksleutel controleren IP-adressen instellen IPv4-adres instellen IPv6-adres instellen Netwerkinstellingen weergeven De machine configureren voor afdrukken of faxen vanaf een computer Afdrukprotocollen en WSD-functies configureren Printerpoorten configureren Een printserver instellen De machine configureren voor uw netwerkomgeving Ethernet-instellingen configureren De maximale verzendeenheid wijzigen Een wachttijd instellen voor verbinding met een netwerk DNS configureren De machine bewaken en bedienen met SNMP Beveiliging De machine beschermen tegen ongeoorloofde toegang De pincode van de systeembeheerder instellen 㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥 176 177 180 181 183 184 189 192 193 198 201 203 204 205 208 212 213 218 223 224 225 227 238 239 241 242 243 245 247 249 252 255 257 258 260 263 265 266 269 272 275 276 277 278 279 283 286 287 288 Communicatie beperken door firewalls in te stellen IP-adressen opgeven voor firewallregels MAC-adressen opgeven voor firewallregels Poortnummers wijzigen Een proxy instellen De functies van de machine beperken Beperkingen instellen voor de toegang tot het adresboek en verzendfuncties Een pincode instellen voor het adresboek Beperkingen instellen voor beschikbare bestemmingen Faxen via de pc uitschakelen Eerder gebruikte bestemmingen blokkeren Bestemmingen controleren vóór het verzenden van documenten Groepsverzending blokkeren HTTP-communicatie uitschakelen De UI op afstand uitschakelen De UI op afstand gebruiken De UI op afstand starten Schermen van de UI op afstand Documenten beheren en de status van de machine controleren Menuopties instellen via de UI op afstand Het adresboek opslaan of laden via de UI op afstand Adresboek wijzigen via de UI op afstand Overzicht van menuopties Netwerkinstellingen Voorkeuren Tijdklokinstellingen Algemene instellingen (MF229dw / MF226dn) Kopieerinstellingen Faxinstellingen Scaninstellingen Printerinstellingen Aanpassing/onderhoud Instellingen Systeembeheer Menu initialiseren Problemen oplossen Papierstoringen verhelpen Er wordt een foutbericht weergegeven Er wordt een foutcode weergegeven Veelvoorkomende problemen Problemen met installatie/instellingen Problemen bij het kopiëren Problemen bij het afdrukken Problemen bij het faxen of met de telefoon Als u niet goed kunt afdrukken Het afdrukresultaat is niet goed Het papier krult om of is gekreukeld Papier wordt niet goed ingevoerd Wanneer een probleem niet kan worden opgelost Onderhoud 㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥 290 291 294 296 297 299 300 301 302 303 304 305 307 308 309 310 311 313 316 320 322 325 327 328 335 340 344 345 347 356 357 359 364 371 372 373 379 386 388 389 392 393 394 395 396 400 401 402 403 Het apparaat reinigen Behuizing Glasplaat Documentinvoer Fixeereenheid De binnenkant van het apparaat Tonercartridges vervangen Voordat u de tonercartridge vervangt Tonercartridges vervangen De machine verplaatsen Rapporten en lijsten afdrukken TX-resultaatrapport Communicatiebeheerrapport RX-resultaatrapport Adresboeklijst Lijst met gebruikersgegevens Aantal afdrukken weergeven Instellingen terugzetten op de standaardwaarden Menu initialiseren Het adresboek initialiseren Instellingen voor systeembeheer initialiseren Alle gegevens/instellingen initialiseren Bijlage Handige functies Milieubesparing levert geld op Efficiënter werken Digitaal is beter Ongekende mogelijkheden Technische specificaties Apparaatspecificaties Specificaties draadloos LAN (MF229dw / MF217w) Documenttype Scangebied Papier Specificaties van de kopieerfunctie Specificaties van de faxfunctie Specificaties van de scannerfunctie Specificaties van de afdrukfunctie Verbruiksartikelen Meegeleverde documentatie De e-Handleiding gebruiken De e-Handleiding installeren De e-Handleiding verwijderen Lay-out van de e-Handleiding De e-Handleiding raadplegen Overige Basisbewerkingen in Windows Voor Mac OS-gebruikers Kennisgeving 㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥 404 405 406 407 408 409 411 413 415 417 418 419 421 422 423 424 425 426 427 428 429 430 431 432 433 435 437 439 441 442 444 445 446 447 449 450 451 452 453 454 455 456 460 462 467 468 469 474 475 Contact opnemen 479 㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-000 Belangrijke veiligheidsinstructies De informatie in dit hoofdstuk is bedoeld om beschadiging van eigendommen te voorkomen, evenals lichamelijk letsel van gebruikers van het apparaat en anderen in de buurt van het apparaat. Lees deze informatie zorgvuldig door voordat u het apparaat gaat gebruiken en volg de instructies om het apparaat op de juiste manier te gebruiken. U mag alleen handelingen uitvoeren die in deze handleiding worden beschreven. Canon kan niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele schade die het gevolg is van het gebruiken van het apparaat op een manier die niet wordt beschreven in deze handleiding, onjuist gebruik of reparaties/aanpassingen die niet zijn uitgevoerd door Canon of een hiervoor door Canon aangewezen partij. 㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-001 Installatie U kunt dit apparaat alleen veilig en prettig gebruiken als u de volgende voorschriften volgt en het apparaat op een geschikte locatie installeert. (In deze handleiding worden de aanduidingen "apparaat" en "machine" door elkaar gebruikt om naar het product te verwijzen.) Plaats het apparaat niet op een locatie die brand of een elektrische schok tot gevolg kan hebben Een plek waar de ventilatieopeningen worden geblokkeerd (te dicht bij muren of op een bed, hoogpolig tapijt of soortgelijke plaatsen) Een vochtige of stoffige locatie Een locatie die wordt blootgesteld aan direct zonlicht of buiten Een locatie die wordt blootgesteld aan hoge temperaturen Een locatie die wordt blootgesteld aan open vuur In de buurt van alcohol, spiritus of andere brandbare stoffen Overige waarschuwingen Sluit alleen goedgekeurde kabels op dit apparaat aan. Als u zich niet aan dit voorschrift houdt, loopt u het risico van brand of een elektrische schok. Plaats geen kettingen of andere metalen voorwerpen of met vloeistof gevulde houders op het apparaat. Als vreemde voorwerpen in aanraking komen met elektrische onderdelen in het apparaat, kan dit leiden tot brand of een elektrische schok. Bij het installeren en verwijderen van de optionele accessoires moet het apparaat zijn uitgeschakeld, moet de stekker uit het stopcontact zijn gehaald en moeten alle aansluitkabels en het netsnoer van het apparaat zijn losgekoppeld. Als u dit niet doet, kunnen het netsnoer en/of de aansluitkabels beschadigd raken, wat brand of een elektrische schok tot gevolg kan hebben. Gebruik het apparaat niet in de buurt van medische apparatuur. Door dit apparaat gegenereerde radiogolven kunnen medische apparatuur verstoren, wat zeer ernstige gevolgen kan hebben. Als vreemde voorwerpen in het apparaat vallen, haalt u de stekker uit het stopcontact en neemt u contact op met uw Canondealer. Plaats het apparaat niet op de volgende locaties Het apparaat kan dan vallen, met beschadiging en/of lichamelijk letsel als gevolg. Een wankel oppervlak Een plek die wordt blootgesteld aan trillingen Andere belangrijke aandachtspunten Volg de instructies in deze handleiding wanneer u het apparaat gaat dragen. Als u het apparaat niet op de juiste manier draagt, kan het vallen en beschadiging of lichamelijk letsel veroorzaken. Let er bij het installeren van het apparaat op dat uw handen niet bekneld raken tussen het apparaat en de vloer of een muur, of tussen de papierladen. Dit kan namelijk lichamelijk letsel tot gevolg hebben. Plaats het apparaat niet op de volgende locaties waar beschadiging kan ontstaan Een locatie met grote schommelingen in temperatuur en luchtvochtigheid Een locatie in de buurt van apparatuur die magnetische of elektromagnetische golven genereert Een laboratorium of locatie waar zich chemische reacties voordoen Een locatie die wordt blootgesteld aan bijtende gassen of giftige gassen Een ondergrond, zoals een tapijt, die kan verbuigen door het gewicht van het apparaat of waar het apparaat in kan wegzakken 㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Voorkom slecht geventileerde locaties Dit apparaat genereert bij normaal gebruik een hele kleine hoeveelheid ozon, enzovoort. Hoewel de gevoeligheid voor ozon, enzovoort kan variëren, zijn deze hoeveelheden niet schadelijk. De aanwezigheid van ozon, enzovoort kan beter merkbaar zijn bij langer gebruik of tijdens lange productieruns, met name in slecht geventileerde ruimtes. Het is raadzaam dat de ruimte waarin het apparaat wordt gebruikt, afdoende wordt geventileerd voor het in stand houden van een comfortabele werkomgeving. Vermijd ook plaatsen waar mensen bloot zouden staan aan de uitstoot van het apparaat. Plaats het apparaat niet op een locatie waar sprake is van condensvorming Als de ruimte waarin het apparaat is opgesteld, zeer snel wordt verwarmd of als het apparaat wordt overgebracht van een koele of droge locatie naar een warme of vochtige locatie, kunnen zich waterdruppels in de machine vormen (condensvorming). Wanneer u het apparaat in deze omstandigheden gebruikt, kan dit leiden tot papierstoringen, een slechte afdrukkwaliteit of beschadiging van het apparaat. Laat het apparaat minimaal 2 uur ongebruikt in de ruimte staan om geleidelijk te wennen aan de omgevingstemperatuur en de luchtvochtigheid. Bij gebruik van een draadloos LAN (MF229dw / MF217w) Plaats het apparaat maximaal 50 m van de draadloze LAN-router. Plaats het apparaat niet op een locatie waar voorwerpen de draadloze communicatie blokkeren. Het signaal kan worden verzwakt door muren of vloeren. Plaats het apparaat zo ver mogelijk uit de buurt van draadloze digitale telefoons, magnetrons of andere apparatuur die radiogolven uitzendt. Op een hoogte van 3.000 meter of meer boven zeeniveau Machines met een vaste schijf kunnen op een hoogte van 3.000 meter boven zeeniveau of hoger onjuist functioneren. 㻝㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-002 Elektrische aansluiting Dit apparaat kan worden gebruikt met een spanning tussen 220-240 V, en een elektrische frequentie van 50/60 Hz. Gebruik alleen een voeding die voldoet aan de aangegeven spanningsvereisten. Als u dat niet doet, kan dit brand of een elektrische schok tot gevolg hebben. Gebruik uitsluitend het netsnoer dat bij het apparaat is geleverd, om brand of een elektrische schok te voorkomen. Het is niet toegestaan het netsnoer aan te passen, aan het snoer zelf te trekken, het snoer met kracht te verbuigen of andere handelingen uit te voeren waardoor het netsnoer beschadigd kan raken. Plaats geen zware voorwerpen op het netsnoer. Als het netsnoer beschadigd raakt, loopt u het risico van brand of een elektrische schok. Zorg dat u droge handen hebt wanneer u het netsnoer aansluit of loskoppelt. Als uw handen vochtig zijn, loopt u het risico van een elektrische schok. Gebruik geen verlengsnoeren of stekkerdozen met dit apparaat. Als u zich niet aan dit voorschrift houdt, loopt u het risico van brand of een elektrische schok. Rol het netsnoer tijdens het gebruik niet op en zorg ervoor dat er geen knopen in komen. Dit kan namelijk brand of een elektrische schok veroorzaken. Steek de stekker van het netsnoer volledig in het stopcontact. Als u dat niet doet, kan dit brand of een elektrische schok tot gevolg hebben. Haal bij onweer de stekker uit het stopcontact. Als u dat niet doet, kan dit brand, een elektrische schok of beschadiging van het apparaat tot gevolg hebben. Zorg dat het stopcontact waarop dit apparaat is aangesloten, vrij toegankelijk is, zodat u de stekker in noodgevallen snel uit het stopcontact kunt verwijderen. Stroomvoorziening Sluit het apparaat niet aan op een noodstroomvoorziening. Als u het apparaat aansluit op een stekkerdoos met meerdere stopcontacten, laat de andere stopcontacten dan leeg. Steek het netsnoer niet in de netsnoeraansluiting van een computer. Overige voorzorgsmaatregelen Elektrische ruis kan tot gevolg hebben dat dit apparaat niet goed werkt of dat er gegevens verloren gaan. 㻝㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-003 Hantering Haal direct de stekker uit het stopcontact en neem contact op met een erkend Canondealer als het apparaat vreemde geluiden maakt, rook of een vreemde geur verspreidt of extreem heet wordt. Als u het apparaat onder die omstandigheden blijft gebruiken, kan dit brand of een elektrische schok tot gevolg hebben. Het is niet toegestaan het apparaat te demonteren of aan te passen. Het binnenwerk van het apparaat bevat onderdelen die zeer warm zijn of onder hoge spanning staan, wat brand of een elektrische schok tot gevolg kan hebben. Kies een locatie waarbij kinderen niet in contact kunnen komen met het netsnoer, andere kabels, de binnenkant of elektrische onderdelen van het apparaat. Als u dat niet doet, bestaat de kans op lichamelijk letsel. Gebruik geen spuitbussen met ontvlambare stoffen in de buurt van het apparaat. Als deze stoffen in aanraking komen met elektrische onderdelen in het apparaat, kan dit brand of een elektrische schok tot gevolg hebben. Als u het apparaat gaat verplaatsen, moet u eerst de stroomtoevoer van het apparaat en van uw computer uitschakelen en vervolgens het netsnoer en de aansluitkabels losmaken. Als u dit niet doet, kunnen de kabels of het snoer beschadigd raken, wat kan leiden tot brand of een elektrische schok. Als u een USB-kabel aansluit of loskoppelt terwijl de stekker van het apparaat in een stopcontact zit, mag u het metalen deel van de USB-poort niet aanraken, aangezien dit een elektrische schok tot gevolg kan hebben. Als u een pacemaker gebruikt Dit apparaat veroorzaakt een geringe magnetische flux. Als u een pacemaker gebruikt en u zich niet goed voelt, houd dan afstand van dit apparaat en neem direct contact op met uw arts. Leg geen zware voorwerpen op het apparaat. Het voorwerp of het apparaat kan dan vallen, met mogelijk lichamelijk letsel tot gevolg. Haal uit veiligheidsoverwegingen de stekker uit het stopcontact als het apparaat langere tijd niet wordt gebruikt. Wees voorzichtig bij het openen en sluiten van kleppen en deksels, zodat u uw handen niet bezeert. Houd uw handen en kleding uit de buurt van de rollen in het uitvoergebied. Als uw handen of kleding tussen de rollen bekneld raken, kunt u verwond raken. Tijdens en onmiddellijk na gebruik zijn het binnenwerk van het apparaat en de uitvoersleuf extreem heet. Raak deze gebieden niet aan, om brandwonden te voorkomen. Bedrukt papier kan direct na uitvoer ook heet zijn; ga hiermee dus voorzichtig om. Als u dat niet doet, bestaat de kans op brandwonden. Als u een dik boek wilt kopiëren via de glasplaat, moet u geen druk uitoefenen op de documentinvoer. Hierdoor kan de glasplaat beschadigd raken, met lichamelijk letsel als gevolg. Voorkom dat er zware voorwerpen, zoals een woordenboek, op de glasplaat vallen. Hierdoor kan de glasplaat beschadigd raken, met lichamelijk letsel als gevolg. Laserstraal Dit apparaat is geclassificeerd als Klasse 1 Laser volgens de normen IEC 60825-1: 2007, EN60825-1: 2007. De laserstraal kan schadelijk zijn voor het menselijk lichaam. De laserstraal wordt in de eenheid van de laserscanner afgedekt met een klep en er is dus geen gevaar dat de laserstraal ontsnapt bij een normale werking van het apparaat. Lees de volgende opmerkingen en instructies voor een veilig gebruik. Open alleen de kleppen die expliciet in deze handleiding worden genoemd. Het waarschuwingsetiket op de klep van de laserscanner mag u niet verwijderen. Als u dit apparaat niet gebruikt volgens de procedures die in deze handleiding worden beschreven, kan dit blootstelling aan gevaarlijke straling tot gevolg hebben. Als de laserstraal onverhoopt toch vrijkomt en u in de straal kijkt, kan dit oogbeschadiging tot gevolg hebben. 㻝㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Informatie over de laserdiode golflengte: 785-800 nm maximaal vermogen: 6 mW Bij het transporteren van het apparaat Voer de volgende stappen uit om te voorkomen dat het apparaat tijdens het vervoer wordt beschadigd. Verwijder de tonercartridges. Gebruik de originele doos met verpakkingsmaterialen om het apparaat goed in te pakken. Overige voorzorgsmaatregelen Volg de instructies die staan vermeld op het waarschuwingsetiket dat op het apparaat is bevestigd. Voorkom dat het apparaat wordt blootgesteld aan schudden of schokken. Gebruik geen kracht om deuren, kleppen en andere onderdelen te openen en te sluiten. Hierdoor kan het apparaat beschadigd raken. Raak de contactpunten ( ) niet aan. Hierdoor kan het apparaat beschadigd raken. Schakel het apparaat tijdens het afdrukken niet uit. Ook dient u tijdens het afdrukken niet de klep te openen of sluiten, of papier te verwijderen of plaatsen. Hierdoor kan papier vast komen te zitten. Gebruik een telefoonsnoer met een lengte van maximaal 3 m. Het display is een aanraakscherm. Druk er zachtjes op om het te bedienen. Druk er niet op met puntige voorwerpen zoals een vulpotlood of balpen. Hierdoor kunt u het schermoppervlak krassen of beschadigen. 㻝㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-004 Onderhoud en inspecties Reinig het apparaat regelmatig. Als er sprake is van stofvorming, werkt de machine mogelijk niet goed. Let op de volgende punten als u Problemen oplossen als er tijdens gebruik een probleem optreedt. Zie Wanneer een probleem de machine gaat reinigen. Zie niet kan worden opgelost als u het probleem niet kunt oplossen of wanneer u van mening bent dat de machine moet worden geïnspecteerd. Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact voordat u gaat reinigen. Als u dat niet doet, kan dit brand of een elektrische schok tot gevolg hebben. Koppel het netsnoer regelmatig los en wrijf het snoer schoon met een droge doek. Als er sprake is van stofophoping, kan er vocht worden opgenomen uit de lucht, met brand als gevolg wanneer dit vocht in aanraking komt met elektriciteit. Reinig het apparaat met een vochtige, goed uitgewrongen doek. Bevochtig reinigingsdoeken alleen met water. Gebruik geen alcohol, benzeen, spiritus of andere ontvlambare stoffen. Gebruik geen tissues of keukenpapier. Als deze materialen in aanraking komen met elektrische onderdelen in het apparaat, kan dit statische elektriciteit veroorzaken of brand of een elektrische schok tot gevolg hebben. Controleer regelmatig of het netsnoer en de stekker niet beschadigd zijn. Controleer het apparaat op roest, deuken, krassen, scheuren of overmatige warmteontwikkeling. Bij gebruik van slecht onderhouden apparatuur loopt u het risico van brand of een elektrische schok. Het binnenwerk van het apparaat bevat onderdelen die zeer warm zijn of onder hoge spanning staan. Als u deze onderdelen aanraakt, kunt u brandwonden oplopen. Raak geen onderdelen van het apparaat aan die niet in de handleiding worden beschreven. Let erop dat u bij het laden van papier of het verwijderen van vastgelopen documenten of papier uw handen niet snijdt aan de randen van het papier. Als u vastgelopen papier verwijdert of tonercartridges vervangt, let er dan op dat er geen toner op uw handen of kleding komt. Als uw handen of kleding in aanraking komen met toner, moet u deze er onmiddellijk met koud water afwassen. 㻝㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-005 Verbruiksartikelen Gooi lege tonercartridges niet in open vuur. Bewaar tonercartridges of papier niet op een plek die wordt blootgesteld aan open vuur. Hierdoor kan de toner ontbranden, met brandwonden of brand als gevolg. Als u per ongeluk toner morst, veeg het tonerpoeder dan op met een zachte, vochtige doek zonder het in te ademen. Gebruik nooit een stofzuiger zonder bescherming tegen stofexplosies om de gemorste toner op te ruimen. Anders kan de stofzuiger beschadigd raken of er kan een stofexplosie ontstaan door de statische ontlading. Als u een pacemaker gebruikt Tonercartridges veroorzaken een geringe magnetische flux. Als u een pacemaker gebruikt en u zich niet goed voelt, houd dan afstand van tonercartridges en neem direct contact op met uw arts. Voorkom dat u toner inademt. Als dat toch gebeurt, moet u onmiddellijk een arts raadplegen. Voorkom dat u toner in uw ogen of uw mond krijgt. Als dat toch gebeurt, moet u uw ogen of mond direct spoelen met koud water en een arts raadplegen. Voorkom dat u toner op uw huid krijgt. Als dat toch gebeurt, moet u de toner verwijderen met zeep en koud water. Als uw huid gaat jeuken, neem dan direct contact op met een arts. Zorg ervoor dat tonercartridges en andere verbruiksartikelen buiten het bereik van kinderen worden gehouden. Raadpleeg bij inslikken van toner onmiddellijk een arts of het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum. Haal tonercartridges nooit uit elkaar. Het is evenmin toegestaan cartridges aan te passen. Hierdoor kan de toner zich namelijk zich verspreiden en in uw ogen en mond terechtkomen. Verwijder de afdichtingstape van de tonercartridge zonder veel kracht uit te oefenen. Als u te veel kracht gebruikt, kan de toner zich namelijk zich verspreiden en in uw ogen en mond terechtkomen. Gebruiksinstructies voor tonercartridges Houd de tonercartridge correct vast (zie afbeelding). U dient de cartridge niet op zijn kant neer te zetten of ondersteboven te draaien. Raak het geheugen van de tonercartridge ( ) of de elektrische contactpunten ( Voorkom krassen op het oppervlak van de drum ( ) niet aan. ). De drum mag ook niet aan licht worden blootgesteld. 㻝㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Verwijder de tonercartridge niet onnodig uit het apparaat of uit de verpakking. De tonercartridge is een magnetisch product. Houd de cartridge uit de buurt van floppy's, schijfstations en andere apparaten die kunnen worden aangetast door magnetische velden. Als u dat niet doet, bestaat de kans op gegevensverlies. Tonercartridge bewaren Bewaar tonercartridges onder de volgende omstandigheden om een veilige werking en een goed resultaat te garanderen. Geschikt temperatuurbereik voor opslag: 0 tot 35 °C Geschikt luchtvochtigheidsbereik voor opslag: 35 tot 85% relatieve luchtvochtigheid (geen condensvorming) * Bewaar tonercartridges gesloten totdat deze in het apparaat worden geplaatst. Wanneer u de tonercartridge verwijdert uit het apparaat en langere tijd niet gaat gebruiken, moet u de cartridge direct in de originele beschermende verpakking plaatsen of in een doek wikkelen. Bewaar de tonercartridge niet staand of ondersteboven. De toner wordt dan hard en kan zelfs door te schudden niet meer in de oorspronkelijke toestand worden teruggebracht. * Zelfs als de toner wordt bewaard in een ruimte met een acceptabele luchtvochtigheid, kunnen er in de cartridge waterdruppels (condensvorming) ontstaan als er binnen en buiten de tonercartridge sprake is van temperatuurverschil. Condensvorming heeft een nadelig effect op de afdrukkwaliteit van tonercartridges. Bewaar tonercartridges niet op de volgende locaties Een locatie die wordt blootgesteld aan open vuur Een locatie die gedurende vijf minuten of meer wordt blootgesteld aan direct zonlicht of ander fel licht Een locatie die wordt blootgesteld aan lucht met een zeer hoog zoutgehalte Een locatie met corrosieve gassen, zoals uit spuitbussen of ammoniak Een locatie die wordt blootgesteld aan hoge temperaturen en een hoge luchtvochtigheid Een locatie die wordt blootgesteld aan plotselinge veranderingen in temperatuur en/of luchtvochtigheid en waar condensvorming kan optreden Een locatie met grote hoeveelheden stof Een locatie die toegankelijk is voor kinderen Let op vervalsingen Houd er rekening mee dat er Canon-namaaktonercartridges in omloop zijn. Het gebruik van imitatie-tonercartridges kan resulteren in slechte afdrukkwaliteit of prestatie van de machine. Canon is niet verantwoordelijk voor eventuele storingen, ongelukken of schade als gevolg van het gebruik van imitatie-tonercartridges. Zie canon.com/counterfeit voor meer informatie. Beschikbaarheidsperiode van vervangende onderdelen en tonercartridges Tot een periode van ten minste zeven (7) jaar nadat dit apparaatmodel uit productie is genomen, zullen er vervangende onderdelen en tonercartridges leverbaar zijn. Verpakkingsmateriaal van tonercartridges Bewaar de beschermende verpakking voor de tonercartridge. U hebt deze nodig als u het apparaat gaat vervoeren. De verpakkingsmaterialen kunnen worden gewijzigd in vorm of plaatsing, of kunnen zonder kennisgeving worden toegevoegd of verwijderd. Gooi de verwijderde afdichtingstape weg volgens de lokale milieuvoorschriften. Afvoeren van gebruikte tonercartridges Plaats de tonercontainer in de originele verpakking om te voorkomen dat er toner lekt, en gooi de tonercartridge vervolgens weg volgens de lokale milieuvoorschriften. 㻝㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-006 Basishandelingen In dit hoofdstuk worden de basishandelingen beschreven, zoals het gebruiken van het bedieningspaneel of het plaatsen van het papier en de documenten. Het gaat hier om handelingen die vaak worden uitgevoerd om de functies van het apparaat te gebruiken. Onderdelen en de bijbehorende functies In dit gedeelte wordt aandacht besteed aan de externe en interne onderdelen van het apparaat en hun functie. Daarnaast wordt uitgelegd Onderdelen en de bijbehorende functies hoe u de toetsen op het bedieningspaneel en het display gebruikt. Het display gebruiken In dit gedeelte wordt beschreven hoe u tussen weergaven schakelt en items selecteert. Het display gebruiken Tekst invoeren In dit gedeelte wordt beschreven hoe u letters en cijfers invoert om bestemmingen in het adresboek op te slaan, faxen te verzenden, Tekst invoeren enzovoort. Documenten plaatsen In dit gedeelte wordt beschreven hoe u documenten op de glasplaat en in de documentinvoer plaatst. Documenten plaatsen Papier plaatsen In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u het papier in de papierlade en in de sleuf voor handmatige invoer plaatst. 㻝㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Papier plaatsen Opslaan in het adresboek In dit gedeelte wordt beschreven hoe u bestemmingen voor het versturen van faxen opslaat. Opslaan in het adresboek Het volume aanpassen In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u het volume van de verschillende systeemgeluiden kunt aanpassen, bijvoorbeeld van het geluid dat Het volume aanpassen u hoort als het verzenden van een fax is voltooid of als er een fout is opgetreden. De stille modus inschakelen In dit gedeelte wordt beschreven hoe u het apparaat in de stille modus zet om te zorgen dat het tijdens gebruik minder geluid maakt. De stille modus inschakelen De slaapstand instellen In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de slaapstand instelt. De slaapstand instellen 㻝㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-007 Onderdelen en de bijbehorende functies In dit gedeelte worden de onderdelen van de machine beschreven (buitenzijde, voorzijde, achterzijde en binnenzijde), evenals de functie die ze hebben. Naast de onderdelen van de machine die nodig zijn voor het uitvoeren van basishandelingen zoals het plaatsen van documenten, het laden van papier en het vervangen van tonercartridges, wordt hier ook aandacht besteed aan de toetsen op het bedieningspaneel en het display. Lees dit gedeelte door om bekend te raken met de belangrijkste functies van de machine. Voorzijde Achterzijde Binnenzijde Sleuf voor handmatige invoer Papierlade Bedieningspaneel 㻝㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-008 Voorzijde Documentinvoerlade Open deze lade om een origineel in de aanvoer te plaatsen. Documenten plaatsen Documentinvoer Hiermee worden documenten automatisch in de machine gevoerd om te worden gescand. Als u twee of meer vellen in de invoer plaatst, worden deze achter elkaar gescand. Documenten plaatsen Bedieningspaneel Het bedieningspaneel bevat toetsen zoals de numerieke toetsen en de [Start]-toets, een display en statuslampjes. U kunt hier alle bewerkingen uitvoeren en instellingen opgeven. U kunt het omhoog of omlaag zetten, zodat het makkelijker te bedienen Bedieningspaneel Display is. Uitvoerlade Afdrukken worden uitgevoerd via de uitvoerlade. Handgrepen Pak de machine vast bij deze handgrepen als u de machine gaat verplaatsen. De machine verplaatsen Hoofdschakelaar Hiermee schakelt u de machine in of uit. Als u de machine opnieuw wilt opstarten, zet u de machine uit, wacht u minimaal 10 seconden en zet u de machine weer aan. Papierstop Voorkomt dat uitgevoerd papier na afdrukken uit de lade valt. Sleuf voor handmatige invoer Plaats het papier in de sleuf voor handmatige invoer wanneer u tijdelijk een andere papiersoort wilt gebruiken dan het papier dat in de papierlade is geplaatst. Papier laden in de sleuf voor handmatige invoer Papierlade Gebruik de papierlade voor het laden van de papiersoort die u het meest gebruikt. Papier in de papierlade plaatsen Scangebied Documenten in de invoer worden automatisch doorgevoerd naar het scangebied om daar te worden gescand. Glasplaat Leg documenten die u wilt scannen op de glasplaat. Gebruik de glasplaat ook voor dikke of ingebonden documenten, zoals boeken, als deze niet in de invoer passen. Documenten plaatsen Ventilatieopeningen (MF229dw / MF226dn) Warme lucht wordt door deze openingen afgevoerd om de binnenzijde van de machine af te koelen. Een goede ventilatie is niet mogelijk als u voorwerpen voor de ventilatieopeningen plaatst. Installatie 㻞㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-009 Achterzijde MF229dw / MF226dn MF217w / MF216n Etiket stroomverbruik Dit etiket vermeldt onder andere het serienummer. Dit nummer hebt u nodig als u vragen of problemen hebt. probleem niet kan worden opgelost Wanneer een Klep aan de achterzijde Open deze klep als u papierstoringen gaat verhelpen. Papierstoringen verhelpen USB-poort Hier kunt u een USB-kabel aansluiten om de machine te verbinden met een computer. Raadpleeg "Aan de slag" voor verbindingsinstructies. Meegeleverde documentatie LAN-poort Hier kunt u een LAN-kabel aansluiten om de machine te verbinden met een bekabelde LAN-router, etc. Raadpleeg "Aan de slag" voor verbindingsinstructies. Meegeleverde documentatie Externe telefoonaansluiting Een externe telefoon of de optionele handset aansluiten. De telefoonlijn aansluiten Telefoonaansluiting Hier kunt u een telefoonkabel aansluiten om de machine te verbinden met een telefoonlijn. De telefoonlijn aansluiten Netstroomaansluiting Hier sluit u het netsnoer aan. Raadpleeg "Aan de slag" voor verbindingsinstructies. 㻞㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Meegeleverde documentatie 0LY9-00A Binnenzijde Bedieningspaneel Open dit paneel wanneer u de tonercartridges vervangt of papierstoringen verhelpt. Papierstoringen verhelpen vervangen Tonercartridges Tonerklep Open deze klep wanneer u de tonercartridges vervangt of papierstoringen verhelpt. Papierstoringen verhelpen vervangen Papieruitvoergeleider Open deze klep als u papierstoringen wilt verhelpen. Papierstoringen verhelpen KOPPELINGEN Tonercartridges vervangen 㻞㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Tonercartridges 0LY9-00C Sleuf voor handmatige invoer Klep van sleuf voor handmatige invoer Open deze klep om papier in de sleuf voor handmatige invoer te plaatsen. Papiergeleiders Stel de papiergeleiders exact af op de breedte van het geladen papier, zodat het papier mooi recht in de machine wordt gevoerd. KOPPELINGEN Papier laden in de sleuf voor handmatige invoer 㻞㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-00E Papierlade Stofklep Open deze klep om papier in de papierlade te plaatsen. Papiergeleiders Stel de papiergeleiders exact af op de grootte van het geladen papier, zodat het papier mooi recht in het apparaat wordt gevoerd. KOPPELINGEN Papier in de papierlade plaatsen 㻞㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-00F Bedieningspaneel [HOME]-toets Druk hierop om het scherm <Start> weer te geven. Het scherm <Start> aanpassen Display Hierop wordt de voortgang van kopieer-, fax- en andere taken, en foutstatussen weergegeven. Het display is een aanraakscherm, wat inhoudt dat u instellingen kunt opgeven door het scherm aan te raken. Display Het display gebruiken [Reset]-toets Druk op deze toets om de wijzigingen te annuleren en de eerder opgegeven instellingen te herstellen. [Wissen]-toets Druk hierop om de ingevoerde cijfers en tekst te wissen. [Terug]-toets Druk op deze toets om terug te keren naar het vorige scherm. Als u deze toets bijvoorbeeld indrukt tijdens het opgeven van instellingen, worden de instellingen niet opgeslagen en keert u terug naar het vorige scherm. [Statusmonitor]-toets Druk hierop om de status van het afdrukken of faxen te zien, om de gebruiksgeschiedenis te zien of om de netwerkinstellingen zoals het IP-adres van het apparaat te bekijken. Met deze toets kunt u ook de status van het apparaat controleren, zoals de Display resterende hoeveelheid papier en toner, en kijken of er fouten zijn opgetreden. Numerieke toetsen (toetsen [0]-[9]) Druk hierop om cijfers en tekst in te voeren. Tekst invoeren [Stop]-toets Druk op deze toets om het kopiëren, faxen en andere bewerkingen te annuleren. [Energiebesparing]-toets Druk hierop om de machine in de slaapstand te plaatsen. De toets brandt groen wanneer de slaapstand actief is. Druk nogmaals op de toets om de slaapstand te verlaten. De slaapstand instellen [Stille modus]-toets Druk hierop om de machine in de stille modus te zetten. Wanneer de stille modus actief is, brandt deze toets groen. Druk nogmaals op de toets om de stille modus uit te schakelen. De stille modus inschakelen 㻞㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥 [Fout]-lampje Dit lampje knippert of brandt als er sprake is van een fout, zoals een papierstoring. Wi-Fi-lampje (MF229dw / MF217w) Dit lampje brandt wanneer de machine is verbonden met een draadloos LAN. [Verwerken/gegevens]-lampje Dit lampje knippert tijdens bewerkingen zoals het verzenden van gegevens of afdrukken. Het lampje brandt continu als er documenten wachten op verwerking. [Start]-toets Druk hierop om documenten te scannen of kopiëren. [#]-toets Druk op deze toets om symbolen in te voeren, zoals "@" of "/". [*]-toets Druk op deze toets om te schakelen tussen het type tekst dat wordt ingevoerd. Druk hierop om toonkiezen te gebruiken, bijvoorbeeld bij het ontvangen van faxinformatiediensten. ontvangen KOPPELINGEN Het display gebruiken 㻞㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Faxinformatiediensten 0LY9-00H Display Op het display verschijnen het scherm <Start> voor het starten van bewerkingen, en schermen voor het opgeven van instellingen. Hier kunt u ook berichten en de voortgang van taken zien. Raak het display aan om het te bedienen. Het scherm <Start> Het scherm <Start> wordt weergegeven wanneer u het apparaat inschakelt door op het bedieningspaneel op scherm kunt u instellingen opgeven en functies registreren. te drukken. Via dit Tussen functies omschakelen Hiermee kunt u naar de kopieer-, fax- of scanfunctie omschakelen. Kopiëren Faxen De machine als scanner gebruiken <Adr. boek> Met deze knop kunt u de in het adresboek opgeslagen bestemmingen weergeven. Hiermee kunt u ook bestemmingen in het adresboek opslaan/bewerken. Opslaan in het adresboek <Menu> Deze knop verschaft toegang tot <Tijdklokinstellingen>, <Voorkeuren> en tal van andere apparaatinstellingen. menuopties Overzicht van <Papierinst.> Hiermee selecteert u het papier om op af te drukken. Met deze knop kunt u ook het formaat en type opgeven van het papier dat in de papierlade en sleuf voor handmatige invoer is geladen. Het type en formaat papier opgeven <Startinst.> Hiermee kunt u de knoppen op het scherm <Start> in een andere volgorde weergeven. Het scherm <Start> aanpassen <Papierbesp.> Er zijn vooraf geregistreerde instellingen voor het kopiëren van 2 (of 4) pagina's op één vel papier, om papier te besparen. Meerdere documenten op één vel kopiëren (2 op 1/4 op 1) <Scan -> PC1> / <Scan -> PC2> Door scaninstellingen vooraf te registreren, kunt u eenvoudig op deze knop tikken om een scanbewerking te starten. <Scan -> PC> gebruiken De knop <ID-krt kop.> Er zijn vooraf geregistreerde instellingen waarmee u de voor- en achterkant van een rijbewijs of andere identiteitskaart op ware grootte op dezelfde zijde van een vel papier kunt kopiëren. Beide zijden van een identiteitsbewijs op één pagina kopiëren <Sneltoets 1> tot <Sneltoets 4> Als u bestemmingen vooraf als sneltoetsen opslaat, kunnen ze snel worden weergegeven. sneltoetsen 㻞㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Bestemmingen opgeven met de <Kiescode> Als u bestemmingen vooraf als kiescodes opslaat, kunnen ze snel worden weergegeven door eenvoudig een driecijferig nummer in te voeren. Opslaan in het adresboek Het scherm <Statusmonitor> Wanneer u op drukt, verschijnt er een scherm waarmee u de status kunt controleren van documenten die worden afgedrukt, verzonden of ontvangen. Ook kunt u hier de status van het apparaat zien, bijvoorbeeld hoeveel toner er nog in de cartridges zit of informatie over de netwerkinstellingen zoals het IP-adres van het apparaat. <Foutgegevens/melding> Hiermee kunt u gegevens bekijken van fouten die zijn opgetreden. Er wordt een foutbericht weergegeven <Apparaatstatus> Hiermee kunt u de status van de machine weergeven, zoals de resterende hoeveelheid papier of toner. <Papierinformatie> Druk hierop om informatie weer te geven over de verschillende papierbronnen. <Cartridgeniveau> Hiermee wordt de resterende hoeveelheid toner aangegeven. Afhankelijk van de omgeving waarin uw apparaat staat, moeten andere interne onderdelen mogelijk worden vervangen voordat de toner op is. <Controleer tellerstand> Hiermee kunt u de totalen voor afdrukken weergeven. Aantal afdrukken weergeven Status van kopieer-/fax-/afdruktaken Hiermee geeft u de huidige status van het geselecteerde item weer. Hieronder ziet u het scherm <Status kopieeropdracht> als voorbeeld. <Netwerkinformatie> Geeft de netwerkinstellingen zoals het IP-adres van het apparaat weer en de status zoals de staat van de draadloze LANcommunicatie. 㻞㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Netwerkinstellingen weergeven Er wordt een bericht weergegeven In bepaalde situaties, bijvoorbeeld wanneer de toner bijna op is of een klep niet is gesloten, worden boven aan het scherm berichten weergegeven. Het display toont dan afwisselend het gewone scherm en het bericht. Er wordt een foutbericht weergegeven Als <U hebt meldingen.> of <Tik pictogram rechts ->> wordt weergegeven Tik op om de melding te bekijken. Er treedt een fout op Als er een fout optreedt, worden er soms instructies weergegeven voor het oplossen van de fout. Volg in dat geval de aanwijzingen op het scherm om het probleem op te lossen. Hieronder ziet u bijvoorbeeld het scherm dat verschijnt als er papier is vastgelopen ( Er wordt een foutbericht weergegeven). KOPPELINGEN Het scherm <Start> aanpassen Het display gebruiken 㻞㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-00J Het scherm <Start> aanpassen U kunt de knoppen op het scherm <Start> in een andere volgorde weergeven al naar gelang uw toepassing of voorkeursindeling. De volgorde van de knoppen op het scherm Start wijzigen 1 Druk op en tik op <Startinst.>. Als u wordt gevraagd een pincode in te voeren, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste pincode in te voeren en tikt u op Een pincode instellen voor het adresboek <Toepassen>. 2 3 4 5 6 Tik op <Stel weergavevolgorde in>. Tik op de knop die u wilt verplaatsen. Tik op <Vorige> of <Volgende> om de knop te verplaatsen, en tik op <Toepassen>. Herhaal stap 3 en 4 om alle gewenste knoppen te verplaatsen. Tik op <Einde>. Lege ruimten invoeren op het scherm <Start> 1 Druk op en tik op <Startinst.>. Als u wordt gevraagd een pincode in te voeren, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste pincode in te voeren en tikt u op Een pincode instellen voor het adresboek <Toepassen>. 2 3 Tik op <Invoegen en lege wissen>. Tik op de knop waar u een lege ruimte wilt invoegen en tik op <Invoegen>. Als u een ingevoegde lege ruimte wilt verwijderen, selecteert u deze, tikt u op <Verwijderen> en gaat u naar stap 5. 㻟㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥 4 Tik op <Toepassen>. 5 Tik op <Einde>. KOPPELINGEN Display 㻟㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-00K Het display gebruiken Het display is een aanraakscherm: u bedient het door het aan te raken. Vermijd de volgende handelingen. Hierdoor kunnen zich storingen voordoen of kan het display beschadigd raken. Hard drukken Drukken met puntige voorwerpen (vingernagel, balpen, potlood enzovoort) Aanraken met vochtige/vuile handen Het display gebruiken terwijl er een voorwerp op staat Tikken Raak het scherm zachtjes even aan. Deze handeling dient om items te selecteren of te bevestigen. Vasthouden Houd uw vinger op het scherm. Wanneer tekst niet op één regel past, (wat wordt aangeduid door "…"), houdt u uw vinger op de regel om door alle tekst te bladeren. Op deze manier kunt u ook de vergrotingsfactor voor kopiëren stapsgewijs verhogen/verlagen. Items selecteren Tik op een itemnaam of knop om een selectie te maken. Als u een item per ongeluk aanraakt Schuif uw vinger weg en laat los om de selectie te annuleren. 㻟㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Teruggaan naar het vorige scherm Druk op om terug te gaan naar het vorige scherm. Door het scherm bladeren De schuifbalk wordt op het scherm weergegeven als er nog niet-weergegeven informatie is. Als de schuifbalk wordt weergegeven, tikt / om door het scherm te bladeren. De pagina's verschijnen beurtelings op het scherm, en het paginanummer wordt in de u op schuifbalk weergegeven. Waarden en instellingen wijzigen Waarden wijzigen Tik op / om waarden in te voeren. Als een pictogram zoals hieronder in de linkerbovenhoek van het scherm wordt weergegeven, kunt u waarden rechtstreeks met de numerieke toetsen invoeren. De cursor verplaatsen Wanneer / wordt weergegeven, tikt u erop om de cursor te verplaatsen. De waarde van instellingen wijzigen Als u een schaalwaarde wilt wijzigen, tikt u op <-> of <+>. U kunt verschillende instellingen wijzigen voor het display, zoals de bladersnelheid of de weergavetaal: Weergave-instellingen Als u het scherm wilt wijzigen dat automatisch wordt weergegeven wanneer het apparaat een bepaalde tijd inactief is, raadpleegt u: Functie na automatische reset 㻟㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥 㻟㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-00L Tekst invoeren Gebruik het display en numerieke toetsen om tekst en waarden in te voeren. Adresboek wijzigen via de UI op afstand Een ander type tekst kiezen Tik op <aA/12> om tijdens het invoeren van tekst om te schakelen naar een ander teksttype. Het geselecteerde type tekst wordt aangegeven met "aA", of "12" rechts boven het invoerveld. U kunt ook op drukken om het type tekst te wijzigen. Typen tekst die u kunt invoeren Voer tekst in met de numerieke toetsen en het display. Hieronder wordt aangegeven welke tekst u kunt invoeren. Toets Aa 12 @. -_ / 1 ABCabc 2 DEFdef 3 GHIghi 4 JKLjkl 5 MNOmno 6 PQRSpqrs 7 TUVtuv 8 WXYZwxyz 9 (niet beschikbaar) 0 (spatie) - . * # ! ” , ; : ^ ` _ = / | ’ ? $ @ % & + \ ~ ( ) [ ] { } < > (niet beschikbaar) 㻟㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Als u invoerbare symbolen op het scherm wilt weergeven wanneer de invoermodus <aA> actief is, drukt u op <Symbool>. Tik op de symbolen die u wilt invoeren. of tikt u op Tekst wissen Telkens als u op drukt, wordt er één teken gewist. U kunt alle ingevoerde tekst wissen door langer ingedrukt te houden. De cursor verplaatsen (een spatie invoeren) Tik op of . tikt u op om de cursor te verplaatsen. Als u een spatie wilt invoeren, verplaatst u de cursor naar het einde van de tekst en Voorbeeld van het invoeren van tekst en cijfers Voorbeeld: "Canon-1" 1 Tik herhaaldelijk op <aA/12> (of druk herhaaldelijk op 2 Druk herhaaldelijk op totdat de letter "C" is geselecteerd. 3 Druk herhaaldelijk op totdat de letter "a" is geselecteerd. 4 Druk herhaaldelijk op totdat de letter "n" is geselecteerd. 5 Druk herhaaldelijk op totdat de letter "o" is geselecteerd. 6 Druk herhaaldelijk op totdat de letter "n" is geselecteerd. 7 Druk herhaaldelijk op totdat het symbool "-" is geselecteerd. 8 Tik herhaaldelijk op <aA/12> (of druk herhaaldelijk op 9 Druk op 10 . Tik op <Toepassen>. 㻟㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥 ) totdat <aA> is geselecteerd. ) totdat <12> is geselecteerd. 0LY9-00R Documenten plaatsen Leg documenten op de glasplaat of in de documentinvoer. Gebruik de glasplaat voor het scannen van dikke of ingebonden documenten, zoals boeken. U kunt twee of meer vellen van documenten in de documentinvoer plaatsen zodat deze continu kunnen worden gescand. Documenttype of Scangebied voor informatie over de soorten documenten die u op de glasplaat of in de Raadpleeg documentinvoer kunt plaatsen en voor informatie over het scanbare gebied van een document. Documenten op de glasplaat plaatsen Documenten in de documentinvoer plaatsen Gebruik documenten die helemaal droog zijn Als u documenten gaat plaatsen, zorg er dan voor dat eventuele lijm, inkt of correctievloeistof op de documenten goed is opgedroogd. Papierstoringen voorkomen Plaats de volgende soorten documenten niet in de documentinvoer omdat dit papierstoringen kan veroorzaken: Gekreukeld of gevouwen papier Carbonpapier of papier met carbonachterzijde Gekruld of opgerold papier Gecoat papier Gescheurd papier Zeer dun papier Documenten met nietjes of paperclips Papier dat is afgedrukt met een thermal-transferprinter Transparanten Documenten nauwkeuriger scannen Documenten in de invoer worden gescand terwijl ze in het apparaat worden gevoerd. Als u echter de glasplaat gebruikt, bewegen de documenten niet terwijl ze worden gescand. U krijgt dan ook de beste scanresultaten als u documenten op de glasplaat legt. Calqueerpapier of transparanten scannen Om transparante documenten (bijvoorbeeld calqueerpapier of transparanten) te scannen, plaatst u deze op de glasplaat. Documenten op de glasplaat plaatsen 1 Open de documentinvoer. 㻟㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥 2 Leg het document met de afdrukzijde naar beneden op de glasplaat. Leg het document in de linkerbovenhoek van de glasplaat. Om transparante documenten (bijvoorbeeld calqueerpapier of transparanten) te scannen, bedekt u deze met een vel normaal, wit papier. 3 Sluit de documentinvoer voorzichtig. Het apparaat is gereed om het document te scannen. Als het scannen is voltooid, haalt u het document van de glasplaat. Documenten in de documentinvoer plaatsen 1 Open de documentinvoerlade. 2 Duw de documentgeleiders naar de zijkant. Schuif de documentgeleiders naar de zijkant totdat de tussenruimte iets breder is dan de werkelijke breedte van het document. 3 Waaier de documentstapel uit en maak er een rechte stapel van. Waaier de documentstapel in delen uit en tik een paar keer op een vlak oppervlak om de stapel mooi recht te maken. 㻟㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥 4 Leg documenten met de afdrukzijde naar boven in de invoer. Zorg ervoor dat de stapel documenten niet hoger is dan de markering voor het maximale aantal vellen ( ). Plaats nooit papier van verschillende formaten tegelijk in het blad. Plaats maximaal 50 vellen * tegelijk. Als u meer vellen in de invoer legt, kan het scannen stoppen of kan het papier vastlopen. *Voor MF226dn / MF217w / MF216n bedraagt het maximum 35 vellen. 5 Schuif de documentgeleiders stevig tegen de randen van het document. Schuif de documentgeleiders naar binnen totdat ze stevig tegen de randen van het document zitten. De machine is gereed om het document te scannen. Schuif de documentgeleiders stevig tegen de randen van het document Als de documentgeleiders te los of te strak zitten, kan het papier verkeerd worden ingevoerd of kunnen er papierstoringen ontstaan. Tijdens het scannen van documenten Voeg geen documenten toe en verwijder er ook geen. Wanneer het scannen is voltooid Haal de gescande documenten uit de documentinvoer om papierstoringen te voorkomen. 㻟㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-00S Papier plaatsen U kunt het papier plaatsen in de papierlade of in de sleuf voor handmatige invoer. Gebruik de papierlade voor het laden van de papiersoort die u het meest gebruikt. De papierlade is handig wanneer u grote hoeveelheden papier gebruikt. Gebruik de sleuf voor handmatige invoer wanneer u tijdelijk een formaat of type papier wilt gebruiken dat niet in de papierlade is geplaatst. Raadpleeg Papier voor beschikbare papierformaten. Papiersoorten en bijbehorende instellingen Raadpleeg de onderstaande tabel om de papierinstellingen op te geven op basis van het type papier en het gewicht van het papier in Het type en formaat papier opgeven voor meer informatie over het opgeven van de papierinstellingen op het de papierbron. Zie Papier voor de hoeveelheid papier die u in elke papierbron kunt laden. apparaat. Zie Papiersoort Papierinstelling op het apparaat Papiergewicht <Normaal (60-90 g/m2)> Normaal papier 60 tot 90 g/m² <Normaal L (60-90 g/m2)> * Gerecycled papier 60 tot 90 g/m² <Gerecycled> Gekleurd papier 60 tot 90 g/m² <Kleur> 90 tot 120 g/m² <Dik 1 (90-120 g/m2)> 120 tot 163 g/m² <Dik 2 (120-163 g/m2)> 60 tot 90 g/m² <Bond 1 (60-90 g/m2)> 90 tot 120 g/m² <Bond 2 (90-120 g/m2)> 120 tot 163 g/m² <Bond 3 (120-163 g/m2)> Dik papier Bond-papier Envelop <Envelop> Transparanten <Transparant> Etiketten <Etiketten> * Als de instelling <Normaal> gekrulde afdrukken oplevert, geeft u <Normaal L> en drukt u opnieuw af. De volgende papiersoorten mag u niet gebruiken: Gekreukeld of gevouwen papier Gekruld of opgerold papier Gescheurd papier Vochtig papier Zeer dun papier Papier dat is afgedrukt met een thermal-transferprinter Papier met een grove structuur Glanzend papier Behandeling en opslag van papier Bewaar het papier op een vlak oppervlak. Bewaar het papier in de originele verpakking om het te beschermen tegen vocht of droogte. 㻠㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Bewaar het papier niet op een manier waardoor het kan krullen of vouwen. Bewaar het papier niet verticaal of plaatst niet te veel papier opeen. Bewaar het papier niet in direct zonlicht, op een plaats die onderhevig is aan hoge vochtigheid of droogte of op een plaats met grote verschillen in temperatuur of luchtvochtigheid. Als u gaat afdrukken op papier dat vochtig is geworden Er kan stoom vrijkomen in het uitvoergebied van het apparaat of er kunnen zich waterdruppels vormen op de achterzijde van het bedieningspaneel of in het uitvoergebied. Dit is normaal. Het vocht in het papier verdampt op het moment dat er warmte wordt gegeneerd tijdens het fixeren van de toner (dit gebeurt meestal als de omgevingstemperatuur laag is). KOPPELINGEN Een aangepast papierformaat registreren 㻠㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-00U Papier in de papierlade plaatsen Gebruik de papierlade voor het papier dat u het meest gebruikt. Wanneer u wilt afdrukken op papier dat niet beschikbaar is in de Papier laden in de sleuf voor handmatige invoer papierlade, legt u het papier in de sleuf voor handmatige invoer. Plaats het papier met de korte zijde naar voren U kunt papier niet laden met de lange zijde naar voren. Plaats het papier met de korte zijde naar voren. 1 Open de stofkap. 2 Schuif de papiergeleiders naar de zijkanten van de papierlade. Formaatafkortingen op de papiergeleiders De afkortingen op de papiergeleiders in de papierlade verwijzen naar de volgende papierformaten: LGL: Legal LTR: Letter STMT: Statement EXEC: Executive 3 Plaats het papier in de papierlade totdat u weerstand voelt. Waaier de papierstapel uit en tik met de onderkant op een vlak oppervlak om de vellen papier mooi gelijk te leggen. 㻠㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Zorg dat de stapel de markering voor het maximale aantal vellen niet overschrijdt bij het plaatsen van papier Zorg ervoor dat de papierstapel niet hoger is dan de markering voor het maximale aantal vellen ( kan dit papierstoringen veroorzaken. Zie 4 Enveloppen plaatsen of ). Als u te veel papier plaatst, Voorbedrukt papier plaatsen als u enveloppen gaat laden of papier met een logo. Schuif de papiergeleiders tegen de randen van het papier. Stel de papiergeleiders in op de breedte van het papier. Schuif de papiergeleiders stevig tegen de randen van het papier Als de papiergeleiders te los of te strak zitten, kan het papier verkeerd worden ingevoerd of kunnen er papierstoringen ontstaan. 5 Sluit de stofkap. Als papier van het formaat Legal is geladen De papiergeleiders aan de achterkant van het papier worden uitgeschoven. Open het uitschuifblad van de stofkap en zet de stofkap omlaag. 6 Trek de papierstop uit. » Ga verder met Het type en formaat papier opgeven Als u papier van een ander formaat of type gaat gebruiken De standaardinstellingen voor papierformaat en papiersoort zijn respectievelijk <A4> en <Normaal (60-90 g/m2)>. Als u papier van een ander formaat of type in de machine plaatst, moet u de instellingen dus aanpassen. Als u dat niet doet, kan er niet goed worden afgedrukt. 㻠㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Afdrukken op de achterzijde van bedrukt papier (handmatig dubbelzijdig afdrukken) U kunt afdrukken op de achterzijde van bedrukt papier. Strijk het bedrukte papier glad en leg het in de sleuf voor handmatige invoer ( Papier laden in de sleuf voor handmatige invoer), met de bedrukte zijde naar beneden. Plaats één vel tegelijk per afdruk. U kunt alleen papier gebruiken dat met dit apparaat is bedrukt. U kunt niet afdrukken op de zijde die eerder is bedrukt. Als u papier van A5-formaat gebruikt, werkt dubbelzijdig afdrukken mogelijk niet goed. KOPPELINGEN Papier 㻠㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-00W Papier laden in de sleuf voor handmatige invoer Wanneer u wilt afdrukken op papier dat niet beschikbaar is in de papierlade, legt u het papier in de sleuf voor handmatige invoer. Papier in de papierlade plaatsen Gebruik de papierlade voor het papier dat u het meest gebruikt. Plaats het papier met de korte zijde naar voren U kunt papier niet laden met de lange zijde naar voren. Plaats het papier met de korte zijde naar voren. 1 Open de klep van de sleuf voor handmatige invoer. 2 Schuif de papiergeleiders naar de zijkanten van de papierlade. Schuif de papiergeleiders naar de zijkanten van de papierlade. 3 Plaats het papier in de sleuf voor handmatige invoer totdat u weerstand voelt. Plaats het papier met de korte zijde naar voren, met de afdrukzijde naar boven. U kunt papier niet laden met de lange zijde naar voren. Zie 4 Enveloppen plaatsen of Voorbedrukt papier plaatsen als u enveloppen gaat laden of papier met een logo. Schuif de papiergeleiders tegen de randen van het papier. Schuif de papiergeleiders naar binnen totdat ze stevig tegen de randen van het papier zitten. 㻠㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Schuif de papiergeleiders stevig tegen de randen van het papier Als de papiergeleiders te los of te strak zitten, kan het papier verkeerd worden ingevoerd of kunnen er papierstoringen ontstaan. 5 Trek de papierstop uit. » Ga verder met Het type en formaat papier opgeven 㻠㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-00X Enveloppen plaatsen Strijk de enveloppen glad voordat u ze gaat laden. Let ook op de invoerrichting van de enveloppen en welke kant naar boven wijst. Voordat u enveloppen gaat laden Plaatsingsrichting In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u enveloppen in de gewenste richting laadt. Daarnaast worden de stappen besproken die u Papier in de papierlade plaatsen of Papier laden in de sleuf moet uitvoeren voordat u enveloppen gaat laden. Raadpleeg voor handmatige invoer voor een beschrijving van de algemene procedure voor het laden van enveloppen in de papierlade of sleuf voor handmatige invoer. Voordat u enveloppen gaat laden Volg de onderstaande procedure om de enveloppen voor te bereiden voor afdrukken. U kunt slechts één envelop tegelijk laden in de sleuf voor handmatige invoer. Voer stap 1 - 4 in de onderstaande procedure uit om de envelop voor te bereiden. 1 Sluit de flap van de enveloppen. 2 Strijk de enveloppen glad om alle resterende lucht eruit te persen en de randen plat te drukken. 3 Maak de enveloppen aan de hoeken los en strijk oneffenheden weg. 4 Lijn de randen van de enveloppen uit op een vlak oppervlak. 㻠㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Plaatsingsrichting Plaats de enveloppen met de korte zijde naar voren en met de kant zonder lijm (de voorzijde) naar boven. De richting waarin u enveloppen plaatst, is hetzelfde voor de papierlade en de sleuf voor handmatige invoer. Plaats de enveloppen met de sluitklep aan de linkerkant. 㻠㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-00Y Voorbedrukt papier plaatsen Als u papier gebruikt waarop vooraf een logo is afgedrukt, let u bij het plaatsen op de invoerrichting van het papier. Zorg dat het papier goed is geplaatst zodat er op de juiste kant van het papier met een logo wordt afgedrukt. Enkelzijdig afdrukken op papier met logo's Dubbelzijdig afdrukken op papier met logo's In dit gedeelte wordt voornamelijk aandacht besteed aan het op de juiste manier laden van voorbedrukt papier, dus met de juiste Papier in de papierlade plaatsen of Papier laden in de sleuf voor handmatige afdrukrichting en afdrukzijde. Raadpleeg invoer voor een beschrijving van de algemene procedure voor het laden van papier in de papierlade of sleuf voor handmatige invoer. Enkelzijdig afdrukken op papier met logo's Laad het papier met de kant van het logo (de afdrukzijde) naar boven. Plaats altijd maar één vel papier in de sleuf voor handmatige invoer als u gaat afdrukken. Afdrukken op papier met logo's in de afdrukrichting Staand Afdrukken op papier met logo's in de afdrukrichting Liggend Dubbelzijdig afdrukken op papier met logo's (MF229dw / MF226dn) Laad het papier met de voorzijde van het bedrukte papier (de zijde voor de eerste pagina van het document) naar beneden. Afdrukken op papier met logo's in de afdrukrichting Staand 㻠㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Afdrukken op papier met logo's in de afdrukrichting Liggend De instelling <Invoermethode papier schakelen> (MF229dw / MF226dn) Wanneer u afdrukt op voorbedrukt papier, moet u de afdrukzijde van het geladen papier wijzigen als u enkelzijdig of dubbelzijdig gaat afdrukken. Als <Invoermethode papier schakelen> echter is ingesteld op <Prioriteit afdrukzijde>, kunt u de afdrukzijde die u gebruikt voor het laden van voorbedrukt papier voor dubbelzijdig afdrukken (met de logokant naar beneden) ook gebruiken voor enkelzijdig afdrukken. Deze instelling is vooral handig als u regelmatig zowel enkelzijdig als dubbelzijdig afdrukt. Invoermethode papier schakelen 㻡㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-010 Het type en formaat papier opgeven U moet ervoor zorgen dat de instellingen voor het type en formaat papier overeenkomen met het papier dat is geladen. Vergeet dus niet de papierinstellingen aan te passen wanneer u papier gaat laden dat afwijkt van het eerder gebruikte papier. Als de instellingen onjuist zijn, kan het papier vastlopen of kan er een afdrukfout optreden. 1 Druk op 2 Tik op <Papierlade> of <Lade 1>. 3 Selecteer het formaat van het geplaatste papier. en tik op <Papierinst.>. Als het formaat van het geplaatste papier niet zichtbaar is, tikt u op <Overige frm.>. 4 Selecteer het papiertype van het geplaatste papier. Wanneer een veelgebruikt papierformaat bekend is U kunt het apparaat zodanig instellen dat alleen veelgebruikte papierformaten op het selectiescherm worden weergegeven. 㻡㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥 1 Tik op <Papierinst.>. 2 Tik op <Veelgebruikte papierformaten selecteren>. 3 Tik op <Multifunctionele lade> of <Lade 1>. 4 Schakel een veelgebruikt papierformaat in. Niet-ingeschakelde papierformaten worden weergeven op het scherm <Overige formaten>. 5 Tik op <Toepassen>. KOPPELINGEN Papier in de papierlade plaatsen Papier 㻡㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-011 Een aangepast papierformaat registreren Zowel voor de papierlade als voor de sleuf voor handmatige invoer kunt u één veelgebruikt aangepast papierformaat registreren. 1 Druk op 2 Tik op <Papierlade> of <Lade 1>. 3 Tik op <Aangepast>. 4 Geef het papierformaat op. 1 en tik op <Papierinst.>. Geef de lengte van de zijde <X> op (de korte zijde). Tik op <X>. Geef de lengte van de zijde <X> op met / , gebruik decimaalteken te verplaatsen, en tik op <Toepassen>. 2 / Geef de lengte van de zijde <Y> op (de lange zijde). Tik op <Y>. Geef de lengte van de zijde <Y> op en tik op <Toepassen>. 3 Tik op <Toepassen>. 㻡㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥 om de cursor naar cijfers vóór en achter het 5 Selecteer het papiertype. KOPPELINGEN Papier in de papierlade plaatsen Papier laden in de sleuf voor handmatige invoer 㻡㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-012 Opslaan in het adresboek U kunt veelgebruikte bestemmingen opslaan in het adresboek en eenvoudig selecteren als u ze nodig hebt. U kunt maximaal 104 bestemmingen in het adresboek opslaan. U kunt bestemmingen alfabetisch zoeken, kiezen uit lijsten in het adresboek of invoeren via een code van drie cijfers (codes voor verkort kiezen) ( Bestemmingen opslaan in het adresboek). Daarnaast kunt u de volgende functies gebruiken om bestemmingen snel op te geven. Sneltoetsen Als u heel veel adressen opslaat in het adresboek, wordt het lastig de gewenste bestemming te vinden. Voor het gemak kunt u veelgebruikte bestemmingen als sneltoetsen opslaan. Hierdoor kunt u de bestemmingen weergeven met behulp van de sneltoetsen op het Bestemmingen als sneltoetsen opslaan scherm <Start>. U kunt maximaal 4 bestemmingen als sneltoetsen opslaan. Groepskiezen U kunt meerdere bestemmingen selecteren die al zijn opgeslagen en deze registreren als een groep. U kunt faxen naar meerdere bestemmingen tegelijk versturen. U kunt maximaal 50 bestemmingen opslaan in een groep. U kunt een groep ook als sneltoets opslaan. Meerdere bestemmingen opslaan voor groepskiezen U kunt het adresboek als een bestand opslaan op uw computer (maar u kunt het adresboek niet bewerken op de computer). Het adresboek Het is ook mogelijk om een opgeslagen adresboek te importeren van de computer naar het apparaat. opslaan of laden via de UI op afstand U kunt een lijst afdrukken met de bestemmingen in het adresboek. Adresboeklijst KOPPELINGEN Opgeven vanuit het adresboek 㻡㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-013 Bestemmingen opslaan in het adresboek U kunt maximaal 100 bestemmingen als codes voor verkort kiezen in het adresboek opslaan. U kunt bestemmingen die u hebt opgeslagen, bewerken of verwijderen. 1 Druk op 2 Tik op <Best. regst.>. en tik op <Adr. boek>. Als u wordt gevraagd een pincode in te voeren, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste pincode in te voeren en tikt u op Een pincode instellen voor het adresboek <Toepassen>. 3 Selecteer <Kiescode> <Fax> <Naam>. Het is niet verplicht een waarde op te geven voor <Naam>. Als u een waarde opgeeft voor <Naam>, kunt u de bestemming alfabetisch zoeken. 4 5 6 Voer de naam in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>. Tik op <Faxnummer>. Voer het nummer in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>. Gedetailleerde instellingen opgeven Wanneer u op <Details> tikt, ziet u het volgende of een soortgelijk scherm. <ECM TX> Als deze instelling <Aan> is en er tijdens verzending een fout in een afbeelding optreedt, wordt de fout gecontroleerd en gecorrigeerd om te voorkomen dat een onjuiste afbeelding wordt verzonden. <TX-snelheid> Als het even duurt voordat een verzending begint, bijvoorbeeld vanwege een slechte telefoonverbinding, kunt u de transmissiestartsnelheid stapsgewijs verlagen vanaf 33600 bps. <Interlokaal> Geef bij het opslaan van buitenlandse faxnummers <Internationaal (1)> t/m <Internationaal (3)> op, al naar gelang de verzendomstandigheden. U kunt ook gedetailleerde instellingen voor bestemmingen opgeven via <Menu> <Faxinstellingen>. Via <Adr. boek> opgegeven instellingen bieden echter toegang tot de gedetailleerde instellingen van bestemmingen die in het adresboek zijn opgeslagen. 7 Tik op <Toepassen>. 㻡㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Er wordt automatisch een code van drie cijfers toegewezen aan bestemming. Deze code kunt u achteraf aanpassen als u dat wilt. De inhoud van opgeslagen bestemmingen wijzigen U kunt de inhoud van een opgeslagen bestemming altijd wijzigen. Het gaat hierbij om gegevens zoals nummers, namen, typen en codes voor verkort kiezen. 1 2 3 4 Druk op en tik op <Adr. boek>. Tik op <Details/Bew.>. Selecteer met behulp van bestemming. / het tabblad met de bestemming die u wilt wijzigen, en tik op de Tik op <Bewerken>. Als u wordt gevraagd een pincode in te voeren, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste pincode in te voeren en tikt u op Een pincode instellen voor het adresboek <Toepassen>. 5 6 Selecteer het item dat u wilt wijzigen, breng de wijziging aan en tik op <Toepassen>. Tik op <Toepassen>. Een opgeslagen bestemming verwijderen 1 2 3 4 Druk op en tik op <Adr. boek>. Tik op <Details/Bew.>. Selecteer met behulp van bestemming. / het tabblad met de bestemming die u wilt verwijderen, en tik op de Tik op <Verwijderen>. Als u wordt gevraagd een pincode in te voeren, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste pincode in te voeren en tikt u op Een pincode instellen voor het adresboek <Toepassen>. 5 Tik op <Ja>. 㻡㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-014 Bestemmingen als sneltoetsen opslaan U kunt voor het gemak veelgebruikte bestemmingen als sneltoetsen opslaan. U kunt bestemmingen snel weergeven door op het scherm Start op sneltoetsen te tikken. U kunt bestemmingen die u hebt opgeslagen, bewerken of verwijderen ( Adresboek wijzigen via de UI op afstand). U kunt maximaal 4 bestemmingen als sneltoetsen opslaan. 1 Druk op 2 Tik op <Best. regst.>. en tik op <Adr. boek>. Als u wordt gevraagd een pincode in te voeren, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste pincode in te voeren en tikt u op Een pincode instellen voor het adresboek <Toepassen>. 3 4 Selecteer <Sneltoets> <Fax>. Tik op het nummer dat u wilt opslaan. U kunt dit nummer later eventueel wijzigen. 5 Tik op <Naam>. Het is niet verplicht een waarde op te geven voor <Naam>. Als u een waarde opgeeft voor <Naam>, kunt u de bestemming alfabetisch zoeken. 6 7 8 Voer de naam in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>. Tik op <Faxnummer>. Voer het nummer in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>. Gedetailleerde instellingen opgeven Wanneer u op <Details> tikt, ziet u het volgende of een soortgelijk scherm. <ECM TX> Als deze instelling <Aan> is en er tijdens verzending een fout in een afbeelding optreedt, wordt de fout gecontroleerd en gecorrigeerd om te voorkomen dat een onjuiste afbeelding wordt verzonden. <TX-snelheid> Als het even duurt voordat een verzending begint, bijvoorbeeld vanwege een slechte telefoonverbinding, kunt u de transmissiestartsnelheid stapsgewijs verlagen vanaf 33600 bps. <Interlokaal> Geef bij het opslaan van buitenlandse faxnummers <Internationaal (1)> t/m <Internationaal (3)> op, al naar gelang de verzendomstandigheden. U kunt ook gedetailleerde instellingen voor bestemmingen opgeven via <Menu> <Faxinstellingen>. Via <Adr. boek> opgegeven instellingen bieden echter toegang tot de gedetailleerde instellingen van bestemmingen die in het adresboek zijn opgeslagen. 㻡㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥 9 Tik op <Toepassen>. De inhoud van als sneltoets opgeslagen bestemmingen bewerken U kunt wijzigingen aanbrengen in ingestelde gegevens. Zo kunt u bijvoorbeeld opgeslagen nummers of namen veranderen, of nummers die u als sneltoetsen hebt opgeslagen. 1 2 3 4 Druk op en tik op <Adr. boek>. Tik op <Details/Bew.>. Selecteer < > met / en tik op de bestemming die u wilt wijzigen. Tik op <Bewerken>. Als u wordt gevraagd een pincode in te voeren, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste pincode in te voeren en tikt u op Een pincode instellen voor het adresboek <Toepassen>. 5 6 Tik op het item dat u wilt wijzigen, breng de wijziging aan en tik op <Toepassen>. Tik op <Toepassen>. Een opgeslagen bestemming verwijderen 1 2 3 4 Druk op en tik op <Adr. boek>. Tik op <Details/Bew.>. Selecteer < > met / en tik op de bestemming die u wilt verwijderen. Tik op <Verwijderen>. Als u wordt gevraagd een pincode in te voeren, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste pincode in te voeren en tikt u op Een pincode instellen voor het adresboek <Toepassen>. 㻡㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥 5 Tik op <Ja>. 㻢㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-015 Meerdere bestemmingen opslaan voor groepskiezen U kunt een aantal bestemmingen combineren in groepen. Als u een groep hebt opgeslagen, kunt u achteraf altijd bestemmingen toevoegen of verwijderen. 1 Druk op 2 Tik op <Best. regst.>. en tik op <Adr. boek>. Als u wordt gevraagd een pincode in te voeren, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste pincode in te voeren en tikt u op Een pincode instellen voor het adresboek <Toepassen>. 3 Tik op <Kiescode>. U kunt een groep ook als sneltoets opslaan. Selecteer <Sneltoets> om de groep als snelkeuzenummer op te slaan. 4 5 Tik op <Groep>. Tik op <Naam>. Het is niet verplicht een waarde op te geven voor <Naam>. Als u een waarde opgeeft voor <Naam>, kunt u de bestemming alfabetisch zoeken. 6 7 8 9 10 11 12 Voer de naam in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>. Tik op <Aantal bestemmingen>. Tik op <Toevoegen>. Selecteer het tabblad met / en tik op een bestemming die u wilt opslaan. Tik op <Toevoegen>. Herhaal stap 8 en 9 totdat u alle gewenste bestemmingen hebt opgeslagen en tik vervolgens op <Toepassen>. Tik op <Toepassen>. 㻢㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥 De inhoud van opgeslagen groepen wijzigen U kunt de inhoud van een opgeslagen groep altijd wijzigen. Het gaat hierbij om gegevens zoals namen, bestemmingen en codes voor verkort kiezen. 1 2 3 4 Druk op en tik op <Adr. boek>. Tik op <Details/Bew.>. Selecteer < > met / en tik op de bestemming die u wilt wijzigen. Tik op <Bewerken>. Als u wordt gevraagd een pincode in te voeren, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste pincode in te voeren en tikt u op Een pincode instellen voor het adresboek <Toepassen>. 5 6 Selecteer het item dat u wilt wijzigen, breng de wijziging aan en tik op <Toepassen>. Tik op <Toepassen>. Een groep verwijderen 1 2 3 4 Druk op en tik op <Adr. boek>. Tik op <Details/Bew.>. Selecteer < > met / en tik op de groep die u wilt verwijderen. Tik op <Verwijderen>. Als u wordt gevraagd een pincode in te voeren, gebruikt u de numerieke toetsen om de juiste pincode in te voeren en tikt u op Een pincode instellen voor het adresboek <Toepassen>. 5 Tik op <Ja>. 㻢㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-016 Het volume aanpassen De machine produceert in verschillende situaties geluidssignalen, bijvoorbeeld om aan te geven dat het versturen van een fax is voltooid of dat er papier is vastgelopen. U kunt het volume van deze geluiden afzonderlijk instellen. 1 2 3 4 Druk op en tik op <Menu>. Tik op <Voorkeuren>. Tik op <Volumeregeling>. Selecteer een instelling. Optie Beschrijving <Faxtoon> Geluid tijdens het verzenden van een fax <Belsignaal> Geluid om een binnenkomende fax aan te geven <TX gereed signaal> Geluid om aan te geven dat het versturen van een fax is voltooid <Signaal RX gereed> Geluid om aan te geven dat het ontvangen van een fax is voltooid <Scan gereed signaal> Geluid om aan te geven dat het scannen van een fax is voltooid <Invoersignaal> Bevestigingssignaal telkens wanneer op een toets op het bedieningspaneel of een knop op het display wordt gedrukt <Signaal invoerfout> Geluid bij het indrukken van een ongeldige toets, zoals bij het invoeren van een cijfer buiten het toegestane bereik <Waarschuwingssignaal> Geluid bij een papierstoring of andere fout <Opdr. gereed-signaal> Geluid om aan te geven dat een bewerking zoals kopiëren of scannen is voltooid <Waarsch. energiebesp.> Geluid om aan te geven dat de slaapstand van de machine wordt geactiveerd of verlaten <Detectietoon voor origineel in invoer> Geluid om aan te geven dat een origineel in de documentinvoer is geplaatst Procedure Ga naar stap 5. 5 Stel het volume in met Tik op / en tik op <Toepassen>. en verplaats de cursor naar uiterst links om het geluid uit te schakelen. 㻢㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Ga naar stap 5. Selecteer <Aan> (signaal produceren) of <Uit> (geen signaal produceren). Geluid alleen bij fout uitschakelen Tik op <Bij fout> <Aan> <Toepassen>. 㻢㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-017 De stille modus inschakelen In de stille modus maakt het apparaat tijdens gebruik minder geluid. Druk bijvoorbeeld op op het bedieningspaneel wanneer u het apparaat's nachts gebruikt. Dit is alles wat u hoeft te doen om het apparaat stiller te laten werken. U kunt ook de tijd opgeven waarop het apparaat automatisch in de stille modus moet worden gezet. In de stille modus Het lampje brandt groen als de stille modus actief is. Wanneer de stille modus wordt ingeschakeld Functies gaan trager werken. Geluidssignalen zoals <Invoersignaal> en <Opdracht gereed-signaal> klinken even hard. Zie informatie over het aanpassen van het volume of het uitschakelen van het geluid. Het volume aanpassen voor Wanneer de stille modus niet kan worden ingeschakeld voor het apparaat Het apparaat bevindt zich in de speciale modus Er is een bepaald papierformaat of een bepaald papiertype opgegeven Een tijd voor het inschakelen van de stille modus opgeven U kunt opgeven hoe laat de stille modus voor het apparaat automatisch moet worden in- of uitgeschakeld. Dit is bijvoorbeeld handig als u het apparaat alleen's nachts stiller wilt laten werken. <Menu> <Tijdklokinstellingen> <Tijd stille modus> geef elke instelling op <Toepassen> <Begintijd> Hiermee kunt u de tijd voor het inschakelen van de stille modus opgeven. Tik op <Aan> en geef de tijd op. <Eindtijd> Hiermee kunt u de tijd voor het uitschakelen van de stille modus opgeven. Tik op <Aan> en geef de tijd op. 㻢㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥 De stille modus uitschakelen Druk op om de stille modus uit te schakelen. 㻢㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-018 De slaapstand instellen In de slaapstand wordt het stroomverbruik verlaagd door de stroomtoevoer naar het bedieningspaneel te onderbreken. Als er gedurende op bepaalde tijd geen bewerkingen worden uitgevoerd op de machine, zoals tijdens de lunchpauze, kunt u energie besparen door op het bedieningspaneel te drukken. U kunt ook de instelling Automatische sluimertijd gebruiken om de machine automatisch in de slaapstand te zetten als deze gedurende de opgegeven tijd inactief is. Wanneer de slaapmodus is ingeschakeld Het lampje brandt groen als de slaapstand actief is. Situaties waarin de slaapstand niet wordt geactiveerd Wanneer het apparaat bezig is Wanneer het lampje [Verwerken/gegevens] brandt of knippert Wanneer het apparaat een bewerking uitvoert zoals aanpassen of reinigen In het geval van een papierstoring Wanneer de hoorn van de optionele handset of van een externe telefoon van de haak is Wanneer het menuscherm wordt weergegeven Wanneer er een foutbericht wordt weergegeven op het scherm (er zijn enkele uitzonderingen: bij bepaalde foutberichten wordt de slaapstand wel geactiveerd) Automatische sluimertijd instellen Hieronder ziet u de standaardinstellingen voor de periode van inactiviteit waarna de machine automatisch in de slaapstand wordt geplaatst. Gebruik de standaardinstellingen om zo veel mogelijk stroom te besparen. Volg de onderstaande procedure om de periode van inactiviteit te wijzigen waarna de machine automatisch in de slaapstand wordt geplaatst. 5 minuten (het instellingsbereik is 5 t/m 30 minuten) <Tijdklokinstellingen> <Automatische sluimertijd> <Menu> <Toepassen> automatisch in de slaapstand wordt geplaatst de periode van inactiviteit waarna de machine De slaapstand verlaten Druk op . U kunt ook op het display tikken of op een andere toets dan drukken om de slaapstand te verlaten. Als er een optionele handset of een externe telefoon is aangesloten op het apparaat, wordt de slaapstand verlaten wanneer u 㻢㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥 de handset van de haak neemt. 㻢㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-019 Kopiëren In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan basisbewerkingen voor kopiëren en worden verschillende andere handige functies beschreven, zoals dubbelzijdig kopiëren en beide zijden van een identiteitsbewijs kopiëren op één pagina. Basishandelingen gebruiken Basisbewerkingen voor kopiëren Kopiëren annuleren De gewenste kopieerinstellingen gebruiken Vergroten of verkleinen Kopieën sorteren per pagina Documenttype selecteren Dichtheid aanpassen Scherpte aanpassen Dubbelzijdig kopiëren (MF229dw / MF226dn) Meerdere documenten op één vel kopiëren (2 op 1/4 op 1) De knop <Papierbesp.> gebruiken Beide zijden van een identiteitsbewijs op één pagina kopiëren Veelgebruikte kopieerbewerkingen eenvoudiger uitvoeren De standaardinstellingen wijzigen 㻢㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-01A Basisbewerkingen voor kopiëren 1 Plaats één of meer documenten. 2 Druk op 3 Gebruik de numerieke toetsen om het gewenste aantal kopieën in te voeren. Documenten plaatsen en tik op <Kopiëren>. U kunt een waarde invoeren van 1 tot 99. Druk op 4 om het ingevoerde aantal te annuleren. Geef de gewenste kopieerinstellingen op. Selecteer de instellingen. 5 Druk op Verschillende kopieerinstellingen . Het kopiëren wordt gestart. Als u het kopiëren wilt annuleren, tikt u op <Annuleren> <Ja>. Kopiëren annuleren Als u in stap 1 documenten in de documentinvoer plaatst Het document wordt automatisch gescand. Als u in stap 1 documenten op de glasplaat legt Afhankelijk van de gekozen kopieerinstellingen wordt het scherm voor het selecteren van het documentformaat weergegeven wanneer u meerdere documenten gaat kopiëren. Volg de onderstaande procedure. 1 Selecteer het formaat van het document. 㻣㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥 2 Leg het volgende document op de glasplaat en druk op . Herhaal deze stap totdat het volledige document is gescand. 3 Tik op <Start kopie>. Wanneer het bericht <Frm past niet bij inst> wordt weergegeven. Er wordt een foutbericht weergegeven Als u documenten gaat kopiëren met tekst of afbeeldingen die doorlopen tot de randen van de pagina De kans bestaat dat de randen van het document niet worden gekopieerd. Zie scanmarges. Als u altijd dezelfde kopieerinstellingen wilt gebruiken: De standaardinstellingen wijzigen 㻣㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Scangebied voor meer informatie over de 0LY9-01C Kopiëren annuleren Als u de kopieerbewerking wilt annuleren direct nadat u op hebt gedrukt, tikt u op <Annuleren> op het scherm of drukt u op het bedieningspaneel. U kunt het kopiëren ook annuleren nadat u de kopieerstatus hebt gecontroleerd. Tik op <Annuleren> op het scherm dat wordt weergegeven tijdens het kopiëren Druk op om te annuleren Als op het scherm een lijst met documenten verschijnt wanneer u op hebt gedrukt De documenten zijn gescand en wachten om te worden afgedrukt. Selecteer het document waarvoor u het kopiëren wilt annuleren. Druk op om te annuleren <Status kopieeropdracht> <Annuleren> <Ja> Kopieerdetails Hier ziet u het aantal kopieën, de gekozen instellingen en andere details. Als u alleen de details wilt controleren zonder het kopiëren te annuleren, drukt u op om terug te gaan naar het hoofdscherm van de kopieerfunctie. <Annuleren> Hiermee annuleert u het kopiëren. 㻣㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥 op KOPPELINGEN Basisbewerkingen voor kopiëren 㻣㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-01E Verschillende kopieerinstellingen U kunt kiezen uit een groot aantal instellingen om zo op de gewenste manier kopieën te maken. Zo zijn er instellingen om papier te besparen maar ook om uw documenten beter leesbaar te maken. Vergroten of verkleinen Documenttype selecteren Dichtheid aanpassen Scherpte aanpassen Dubbelzijdig kopiëren (MF229dw / MF226dn) Meerdere documenten op één vel kopiëren (2 op 1/4 op 1) De knop <Papierbesp.> gebruiken Beide zijden van een identiteitsbewijs op één pagina kopiëren Kopieën sorteren per pagina 㻣㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-01F Vergroten of verkleinen U kunt kopieën vergroten of verkleinen door een vooraf ingesteld zoompercentage te gebruiken zoals <A5>A4> of door in stappen van 1% een aangepast zoompercentage in te stellen. <Kopiëren> <Zoompercentage> selecteer het zoompercentage <Aangepast percentage> Druk op / of de numerieke toetsen om het zoompercentage in te voeren en druk vervolgens op <Toepassen>. U kunt in stappen van 1% een zoompercentage instellen tussen 25 en 400%. Vooraf ingesteld zoompercentage Selecteer een zoompercentage. KOPPELINGEN Basisbewerkingen voor kopiëren 㻣㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-01H Documenttype selecteren U kunt de optische beeldkwaliteit voor de kopie selecteren op basis van het documenttype, zoals documenten met alleen tekst, documenten met grafieken en tabellen of documenten met tijdschriftfoto's. <Kopiëren> <Type origineel> selecteer het documenttype <Tekst> Selecteer deze optie voor het kopiëren van documenten met alleen tekst. <Tekst/foto (snel)> Selecteer deze optie als u documenten gaat kopiëren die tekst en foto's bevatten. De afdruksnelheid krijgt een hogere prioriteit dan de beeldkwaliteit. <Tekst/Foto> Selecteer deze optie als u documenten gaat kopiëren die tekst en foto's bevatten. <Foto> Deze optie is bedoeld voor het kopiëren van documenten met gedrukte foto's, zoals tijdschriften of folders. Als u <Tekst/foto (snel)>, <Tekst/Foto> of <Foto> selecteert en <Densiteit> op <Auto densit.> is ingesteld, verandert dit in <Handm. densiteit>. KOPPELINGEN Basisbewerkingen voor kopiëren 㻣㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-01J Dichtheid aanpassen U kunt de dichtheid van de kopie aanpassen als de tekst of afbeeldingen in een document te licht of te donker zijn. U kunt ook automatisch een optimale dichtheid voor een document laten instellen. <Kopiëren> <Densiteit> wijzig de dichtheid <Toepassen> <-> Hiermee verlaagt u de dichtheid. <+> Hiermee verhoogt u de dichtheid. <Auto densit.> Er wordt automatisch een optimale dichtheid voor het document ingesteld. <Type origineel> wordt automatisch ingesteld op <Tekst>. ( Documenttype selecteren) KOPPELINGEN Basisbewerkingen voor kopiëren Scherpte aanpassen Densiteit corrigeren 㻣㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-01K Scherpte aanpassen U kunt de scherpte van de gekopieerde afbeelding aanpassen. Stel de scherpte hoger in om onscherpe teksten en lijnen te verscherpen of stel deze lager in om de weergave van tijdschriftfoto's te verbeteren. <Kopiëren> <Scherpte> pas de scherpte aan <Toepassen> <–> Hiermee verlaagt u de scherpte, waardoor het beeld minder hard is. Voorbeeld: Als u de weergave van foto's uit een tijdschrift wilt verbeteren <+> Hiermee verhoogt u de scherpte van de afbeelding. Voorbeeld: Als u met potlood geschreven tekst en lijnen scherper wilt maken KOPPELINGEN Basisbewerkingen voor kopiëren Dichtheid aanpassen 㻣㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-01L Dubbelzijdig kopiëren U kunt twee pagina's van een document op beide zijden van het papier kopiëren. U kunt ook een dubbelzijdig document op beide zijden van het papier kopiëren, of op twee afzonderlijke pagina's. <2-zijdig> is mogelijk niet voor alle formaten en soorten papier beschikbaar. Papier <2-zijdig> is niet beschikbaar als u <Papierbesp.> of <ID-kaart kopie> gebruikt. Met de toets <Papierbesp.> kunt u dubbelzijdig kopiëren combineren met <2 op 1>/<4 op 1>: gebruiken <Kopiëren> <2-zijdig> De knop <Papierbesp.> selecteer het type dubbelzijdig kopiëren Manieren van dubbelzijdig kopiëren De onderstaande afbeelding geeft de manieren van dubbelzijdig kopiëren weer. 1-Zijdig->2-Zijdig 2-Zijdig->2-Zijdig 2-Zijdig->1-Zijdig <Origineel/type afwerking> Geef aan of u de binding wilt wijzigen, bijvoorbeeld wanneer u documenten met de instelling Type boek wilt kopiëren in de stand Type kalender. 1-Zijdig->2-Zijdig Als u staande documenten wilt kopiëren in de stand Type kalender (inbinden langs de korte kant) <Origineel/type afwerking> <1->2-zijdig> <Staand> <Type kalender> Als u liggende documenten wilt kopiëren in de indeling Type boek (inbinden langs de korte kant) 㻣㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥 <Origineel/type afwerking> <1->2-zijdig> <Liggend> <Type boek> 2-Zijdig->2-Zijdig (MF229dw) Als u kopieën wilt maken met een ander type inbinding dan het origineel <Origineel/type afwerking> <2->2-zijdig> selecteer de afdrukrichting van het origineel selecteer het type binding van het origineel selecteer het type binding voor de kopie, een ander type dan bij het origineel 2-Zijdig->1-Zijdig (MF229dw) Met deze instelling kunt u de richting van het uitvoerpapier uitlijnen. Wanneer een dubbelzijdig document de afdrukrichting Staand heeft en de indeling Type kalender (inbinden langs de korte kant) <Origineel/type afwerking> <2->1-zijdig> <Staand> <Type kalender> Wanneer een dubbelzijdig document de afdrukrichting Liggend heeft en de indeling Type boek (inbinden langs de korte kant) <Origineel/type afwerking> <2->1-zijdig> <Liggend> KOPPELINGEN Basisbewerkingen voor kopiëren Meerdere documenten op één vel kopiëren (2 op 1/4 op 1) De knop <Papierbesp.> gebruiken 㻤㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥 <Type boek> 0LY9-01R Meerdere documenten op één vel kopiëren (2 op 1/4 op 1) U kunt twee of vier documenten verkleind kopiëren op één vel papier. Hierdoor neemt het aantal pagina's af en kunt u eenvoudig papier besparen. Als u <2 op 1>/<4 op 1> gebruikt, wordt de kopieerverhouding automatisch verkleind (de kopieerverhouding wordt drukt, maar de weergegeven op het scherm). U kunt de kopieerverhouding vergroten of verder verkleinen voordat u op randen van het document worden mogelijk niet gekopieerd als u de verhouding vergroot. <2 op 1>/<4 op 1> is niet beschikbaar als u <Papierbesp.> of <ID-kaart kopie> gebruikt. Wanneer u meerdere documenten op één pagina kopieert, worden er mogelijk marges toegevoegd aan de kopie. Met de toets <Papierbesp.> kunt u dubbelzijdig kopiëren combineren met <2 op 1>/<4 op 1>: gebruiken <N op 1> <Kopiëren> <Scanformaat> selecteer <2 op 1> of <4 op 1> De knop <Papierbesp.> selecteer het documentformaat op het scherm <2 op 1>/<4 op 1> Selecteer <2 op 1> om twee pagina's van documenten op één vel te kopiëren of selecteer <4 op 1> om vier pagina's van documenten op één vel te kopiëren. <Selecteer lay-out> Geef op hoe u de documenten op de pagina wilt plaatsen. KOPPELINGEN Basisbewerkingen voor kopiëren Dubbelzijdig kopiëren (MF229dw / MF226dn) De knop <Papierbesp.> gebruiken 㻤㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-01S De knop <Papierbesp.> gebruiken Met <2 op 1>/<4 op 1> kunt u meerdere documenten op één vel kopiëren en met <2-zijdig> kunt u het document op beide zijden van een pagina kopiëren. De knop <Papierbesp.> op het scherm Start combineert deze functies en maakt het eenvoudiger om papier te besparen dan bij afzonderlijk gebruik van de functies. De instelling voor dubbelzijdig afdrukken <Paper Save Copy> is mogelijk niet voor alle formaten en soorten papier Papier beschikbaar. Als u <Papierbesp.> gebruikt, wordt de kopieerverhouding automatisch verkleind (de kopieerverhouding wordt weergegeven op het scherm). U kunt de kopieerverhouding vergroten of verder verkleinen voordat u op drukt, maar de randen van het document worden mogelijk niet gekopieerd als u de verhouding vergroot. <Papierbesp.> is niet beschikbaar als u <2-zijdig>, <2 op 1>/<4 op 1> of <ID-kaart kopie> gebruikt. Wanneer u meerdere documenten op één pagina kopieert, worden er mogelijk marges toegevoegd aan de kopie. <Papierbesp.> selecteer de kopieerinstelling voor papierbesparing <Scanformaat> selecteer het documentformaat op het scherm Kopieerinstellingen voor papierbesparing Selecteer één van de vier beschikbare combinaties van instellingen. Origineel (staand) <2 op 1 1->2zijdig>* <4 op 1 1->2zijdig> * <2 op 1 1->1zijdig> <4 op 1 1->1zijdig> * Alleen de MF229dw / MF226dn KOPPELINGEN Basisbewerkingen voor kopiëren Dubbelzijdig kopiëren (MF229dw / MF226dn) Meerdere documenten op één vel kopiëren (2 op 1/4 op 1) 㻤㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Kopiëren 0LY9-01U Beide zijden van een identiteitsbewijs op één pagina kopiëren Gebruik <ID-kaart kopie> om de voor- en achterzijde van een identiteitsbewijs op dezelfde zijde van een pagina te kopiëren. Deze functie is handig als u bijvoorbeeld een rijbewijs of paspoort gaat kopiëren. <ID-kaart kopie> is beschikbaar met papier van het formaat A4/Letter of groter. <Zoompercentage> wordt automatisch ingesteld op <100%>. <ID-kaart kopie> is niet beschikbaar als u <Papierbesp.>, <2-zijdig> of <2 op 1>/<4 op 1> gebruikt. Plaats het document <ID-kaart kopie> draai het document om De kaart plaatsen KOPPELINGEN Basisbewerkingen voor kopiëren 㻤㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-01W Kopieën sorteren per pagina Als u meerdere kopieën wilt gaan maken van documenten met meerdere pagina's, kunt u <Sorteren> op <Aan> zetten om de kopieën op volgorde te sorteren. Deze functie is handig bij het voorbereiden van hand-outs voor vergaderingen of presentaties. <Kopiëren> <Sorteren> <Aan> <Uit> De kopieën worden per pagina gegroepeerd en worden niet gesorteerd. Als u bijvoorbeeld drie kopieën maakt van een document dat uit vijf pagina's bestaat, worden de kopieën als volgt uitgevoerd: 1, 1, 1, 2, 2, 2, 3, 3, 3, 4, 4, 4, 5, 5, 5. <Aan> De kopieën worden in de juiste volgorde gegroepeerd. Als u bijvoorbeeld drie kopieën maakt van een document dat uit vijf pagina's bestaat, worden de kopieën als volgt uitgevoerd: 1, 2, 3, 4, 5, 1, 2, 3, 4, 5, 1, 2, 3, 4, 5. KOPPELINGEN Basisbewerkingen voor kopiëren 㻤㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-01X De standaardinstellingen wijzigen De standaardinstellingen zijn de instellingen die worden weergegeven wanneer u het apparaat inschakelt of op drukt. Als u deze standaardinstellingen afstemt op de bewerkingen die u regelmatig uitvoert, kunt u tijd besparen doordat u niet steeds dezelfde instellingen hoeft te configureren als u gaat kopiëren. <Kopieerinstellingen> <Wijzig standaardinstellingen> <Menu> <Toepassen> <Toepassen> van het geselecteerde item Instellingen Selecteer het item dat u wilt instellen en wijzig de standaardwaarde. KOPPELINGEN Basisbewerkingen voor kopiëren Verschillende kopieerinstellingen Kopieerinstellingen 㻤㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥 selecteer de instelling wijzig de standaardwaarde 0LY9-01Y Faxen In dit hoofdstuk worden faxinstellingen, basishandelingen en verschillende andere nuttige functies beschreven, zoals Faxen via pc om documenten rechtstreeks vanaf computers te verzenden, en Adresboek om bestemmingen gemakkelijk op te geven. U moet enkele procedures doorlopen voordat u de faxfuncties kunt gebruiken. faxfuncties Begininstellingen configureren voor U moet bestemmingen opslaan in het adresboek om deze functie te kunnen gebruiken. Opslaan in het adresboek Faxinstellingen opgeven Begininstellingen configureren voor faxfuncties Basishandelingen gebruiken Faxen verzenden Het verzenden van faxen annuleren Faxen ontvangen Scaninstellingen opgeven Resolutie aanpassen Dichtheid aanpassen Scherpte aanpassen Dubbelzijdige documenten scannen (MF229dw) Eenvoudig en snel bestemmingen opgeven Opgeven vanuit het adresboek Bestemmingen rechtstreeks selecteren door codes voor verkort kiezen in te voeren 㻤㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Bestemmingen opgeven met de sneltoetsen Eerder gebruikte bestemmingen opgeven Faxen verzenden en ontvangen op de manier zoals u dat wilt Eerst een gesprek tot stand brengen en dan een fax versturen (handmatig verzenden) Faxen gelijktijdig naar meerdere bestemmingen verzenden (groepsverzending) Ontvangen faxen doorsturen Faxinformatiediensten ontvangen Faxen rechtstreeks vanaf uw computer versturen Faxen versturen vanaf uw computer 㻤㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Ontvangen faxen in het geheugen opslaan (ontvangst in geheugen) 0LY9-020 Begininstellingen configureren voor faxfuncties Volg stappen 1 - 4 hieronder om de faxinstellingen te configureren. Bepaal eerst welke ontvangstmodus het best aansluit bij uw situatie en volg dan de aanwijzingen op het scherm om de bijbehorende instellingen te configureren. Als u meer wilt weten over een bepaalde stap, klikt u op de koppeling om naar het desbetreffende gedeelte te gaan. Stap 1 Bepalen welke faxontvangstmodus u wilt gebruiken Stap 2 Het faxnummer en de naam van het apparaat registreren Stap 3 De ontvangstmodus selecteren Stap 4 De telefoonlijn aansluiten 㻤㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-021 Bepalen welke faxontvangstmodus u wilt gebruiken U kunt de faxinstellingen pas configureren als u hebt bepaald welke ontvangstmodus het best aansluit bij het beoogde gebruik. Beoogd gebruik Alleen fax gebruiken/nooit telefoon gebruiken Meestal de telefoon gebruiken/bijna nooit de fax gebruiken Zowel fax als telefoon gebruiken Ontvangstmodus <Automatisch> Kies deze instelling als u het apparaat uitsluitend wilt gebruiken voor het ontvangen van faxen en u de telefoon of optionele handset niet gaat gebruiken. <Handmatig> Sluit uw telefoon aan op het apparaat. Kies deze instelling als u meestal de telefoonfunctie gebruikt. Binnenkomende faxen kunt u handmatig ontvangen. Antwoordapparaat gebruiken <Antwoordapparaat> Sluit uw antwoordapparaat aan. Bellers kunnen een bericht inspreken als u de telefoon niet opneemt. Binnenkomende faxen worden automatisch ontvangen. Telefoon gebruiken <Fax/Tel (auto schakel)> Sluit uw telefoon aan. Binnenkomende faxen worden automatisch ontvangen en de telefoon gaat over voor binnenkomende oproepen. Afhankelijk van het type telefoon dat op het apparaat is aangesloten, kunnen faxen mogelijk niet goed worden verzonden of ontvangen. Het is mogelijk dat u handmatig een andere ontvangstmodus dan de bovenstaande kunt instellen, maar dit verschilt per land of regio. Faxen ontvangen » Ga verder met Het faxnummer en de naam van het apparaat registreren KOPPELINGEN Faxen ontvangen 㻤㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-022 Het faxnummer en de naam van het apparaat registreren Registreer het faxnummer en de naam van het apparaat. Deze gegevens worden afgedrukt aan het begin van pagina's die u verstuurt. 1 Druk op 2 Tik op <Faxinstellingen> 3 Tik op <Nu installeren>. en tik op <Menu>. <Faxinstallatiegids>. Als u <Later installeren> selecteert, wordt de ontvangstmodus ingesteld op <Automatisch>. 4 Tik op <Volgende>. 5 Voer het faxnummer in met de numerieke toetsen ( 6 Tik op <Volgende>. Tekst invoeren ) en tik op <Toepassen>. 㻥㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥 7 Voer de naam van het apparaat in (zoals een gebruikersnaam of bedrijfsnaam) ( <Toepassen>. Gebruik een naam van maximaal 24 alfanumerieke tekens. Tik op <aA/12> om de gewenste invoermodus te selecteren. » Ga verder met De ontvangstmodus selecteren KOPPELINGEN Faxen verzenden 㻥㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Tekst invoeren ) en tik op 0LY9-023 De ontvangstmodus selecteren Selecteer vooraf de ontvangstmodus die het best aansluit bij het beoogde gebruik ( gebruiken). Bepalen welke faxontvangstmodus u wilt Als u eerder <Later installeren> hebt geselecteerd in het faxconfiguratiescherm ( Het faxnummer en de naam van het apparaat registreren), tikt u op <Faxinstellingen> <Faxinstallatiegids> om dat scherm weer te geven. 1 Tik op <Volgende>. Het onderstaande scherm wordt weergegeven nadat u een naam voor het apparaat hebt geregistreerd ( de naam van het apparaat registreren). 2 Het faxnummer en Selecteer de ontvangstmodus die het best aansluit bij het beoogde gebruik. Selecteer de ontvangstmodus door op <Ja> of <Nee> te tikken. Het is mogelijk dat u handmatig een andere ontvangstmodus dan hieronder kunt instellen, maar dit verschilt per land of regio. Faxen ontvangen Als u de ontvangstmodus wilt instellen op <Automatisch> Als u de ontvangstmodus wilt instellen op <Fax/tel (auto schakelen)> Als u de ontvangstmodus wilt instellen op <Antwoordapparaat> Als u de ontvangstmodus wilt instellen op <Handmatig> 3 » Tik op <Toepassen>. Ga verder met De telefoonlijn aansluiten 㻥㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥 KOPPELINGEN Faxen ontvangen 㻥㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-024 De telefoonlijn aansluiten Sluit de telefoonlijn aan op het apparaat. Als u eerder <Later installeren> hebt geselecteerd in het faxconfiguratiescherm ( Het faxnummer en de naam van het apparaat registreren), tikt u op <Faxinstellingen> <Faxinstallatiegids> om dat scherm weer te geven. 1 Tik op <Volgende>. Een van de onderstaande schermen wordt weergegeven nadat de ontvangstmodus is ingesteld ( selecteren). 2 De ontvangstmodus Sluit de telefoonlijn aan op het apparaat. Belangrijke informatie voor het aansluiten van de telefoonlijn Het apparaat wordt geleverd met een telefoonsnoer en een adapter om de telefoonlijn aan te sluiten. Afhankelijk van uw land of regio, moet u mogelijk de adapter gebruiken om de telefoonlijn te verbinden met de telefoonaansluiting in de muur. Als u de bijgeleverde adapter gebruikt, volg dan de onderstaande instructies om deze juist aan te sluiten. Als u de bijgeleverde adapter gaat gebruiken, gebruik dan het telefoonsnoer met 6 contactpunten uit het pakket met de adapter. Het telefoonsnoer met 2 contactpunten mag u niet aansluiten op de adapter. Als u dat doet, bestaat de kans dat dit product of de aangesloten telefoon niet goed werkt. De te gebruiken adapter verschilt per land of regio. Selecteer het type adapter dat u meestal gebruikt. Sluit het telefoonsnoer aan op de telefoonaansluiting ( ) van het apparaat en op de wanddoos. Als u een optionele handset of externe telefoon gebruikt, moet u de aansluiting voor een externe telefoon ( gebruiken. 㻥㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥 ) van het apparaat Als u een externe telefoon met faxfuncties aansluit, moet u de telefoon instellen voor het handmatig ontvangen van faxen. 3 4 Tik op <Volgende> als u de telefoonlijn hebt aangesloten. Tik op <Ja>. 5 Tik op <OK>. 6 Start de machine opnieuw op. Zet de machine uit, wacht minimaal 10 seconden en zet de machine weer aan. Als u de machine opnieuw opstart, wordt het type telefoonlijn automatisch ingesteld. Als het type telefoonlijn niet automatisch wordt ingesteld Volg de onderstaande procedure om het type telefoonlijn in te stellen. Als u niet zeker weet welk type telefoonlijn u gebruikt, neem dan contact op met uw telefoonaanbieder. <Selecteer type lijn> is mogelijk niet beschikbaar, afhankelijk van het land waarin u de machine gebruikt. <Faxinstellingen> <Menu> telefoonlijn <Basisinstellingen> <Selecteer type lijn> KOPPELINGEN Installatie Faxen verzenden Faxen ontvangen 㻥㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥 <Handmatig> selecteer het type 0LY9-025 Faxen verzenden Druk altijd eerst op om te voorkomen dat een fax verkeerd wordt verzonden. * Er zijn mogelijk nog bestemmingen die door de vorige gebruiker zijn ingesteld. U moet enkele procedures doorlopen voordat u de faxfuncties kunt gebruiken. faxfuncties 1 Plaats één of meer documenten. 2 Druk op 3 Geef een bestemming op. Begininstellingen configureren voor Documenten plaatsen en tik op <Faxen>. Bestemmingen opgeven met de numerieke toetsen Voer de bestemming in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>. Als uw apparaat is aangesloten op een telefooncentrale, tikt u op <R> voordat u de bestemming invoert. Als <R> niet beschikbaar is, moet u de instellingen voor de R-toets opgeven. R-toets instelling Als u een verkeerd teken invoert, drukt u op . (Druk eenmaal op de toets om het laatst ingevoerde teken te wissen. Houd de toets langer ingedrukt om alle ingevoerde tekens te wissen.) Een fax naar het buitenland sturen Voer de internationale toegangscode, het landnummer, het kengetal en het faxnummer in om de bestemming op te geven. 1 Voer de internationale toegangscode in. 㻥㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥 2 Tik op <Onderbreken>. <p> (pauze) wordt ingevoegd tussen cijfers. In dit geval wordt 012 eerst gedraaid en 4 seconden later wordt het volgende nummer gedraaid. Het invoeren van pauzes is niet verplicht, maar als u opeenvolgende nummers invoert zonder pauzes, bestaat de kans dat de nummers niet goed worden herkend. Pauzes kunnen continu worden ingevoegd. Eén pauze komt overeen met een wachttijd van 4 seconden. Deze tijd kunt u desgewenst aanpassen. pauzeduur in 3 Voer de landcode, het netnummer en het faxnummer in. 4 Tik op <Onderbreken> om eventueel een pauze aan het einde van het faxnummer toe te voegen. Stel De wachttijd die hier wordt ingevoegd, is standaard ingesteld op 10 seconden. Deze wachttijd kunt u niet aanpassen. 5 Tik op <Toepassen>. Als <Bevestig ingevoerd faxnummer> is ingesteld op <Aan>, verschijnt er een scherm met de vraag de bestemming nogmaals in te voeren ( Bestemmingen controleren vóór het verzenden van documenten). Voer ter bevestiging dezelfde bestemming in. Bestemmingen opgeven vanuit het adresboek 1 Tik op <Bestemming>. 2 Tik op <Opgeven uit adresboek>. 㻥㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥 3 Selecteer een tabblad met / . <Alles> Alle bestemmingen weergeven die in het adresboek zijn opgeslagen. De symbolen of pictogrammen naast bestemmingen worden hieronder toegelicht. < > Alleen bestemmingen voor snelkeuzenummers worden weergegeven. <A-Z>/<0-9>/<ABC> tot en met <YZ> Druk hierop om bestemmingen weer te geven met namen van ontvangers waarvan de eerste tekens overeenkomen met de tekens op het geselecteerde tabblad. < > Druk hierop om bestemmingen voor faxen weer te geven. < > Druk hierop om bestemmingen weer te geven die zijn opgeslagen met de functie Groepskiezen. 4 Selecteer een bestemming. Bestemmingen opgeven door codes voor verkort kiezen rechtstreeks in te voeren 1 Tik op <Bestemming>. 2 Tik op <Aangeven via kiescode>. 3 Gebruik de numerieke toetsen om de code van drie cijfers (001 - 100) in te voeren en tik vervolgens op <Toepassen>. Bestemmingen opgeven via sneltoetsen 㻥㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥 4 1 Tik op <Bestemming>. 2 Tik op <Opgeven met sneltoets>. 3 Selecteer een bestemming. Geef de gewenste scaninstellingen op. Selecteer de instellingen. 5 Druk op Verschillende faxinstellingen om het verzenden te starten. Het scannen wordt gestart. Als u het verzenden wilt annuleren: druk op tik op <Ja>. Als u in stap 1 documenten in de documentinvoer plaatst De faxen worden verzonden zodra het scannen is voltooid. Als u in stap 1 documenten op de glasplaat legt Volg de onderstaande procedures. 1 Selecteer het formaat van het document. Als er maar één pagina hoeft te worden gescand, gaat u verder met stap 3. 2 Leg het volgende document op de glasplaat en druk op Herhaal deze stap totdat alle pagina's zijn gescand. 3 Tik op <Start TX>. De faxen worden verzonden. 㻥㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥 . Als u faxen altijd met dezelfde instellingen wilt verzenden: De standaardinstellingen wijzigen Als u een geluid wilt horen als de handset van de haak is: Alarm Handset van haak KOPPELINGEN Het verzenden van faxen annuleren Faxen verzenden en ontvangen op de manier zoals u dat wilt Status en logboek voor verzonden en ontvangen documenten controleren Opgeven vanuit het adresboek Bestemmingen rechtstreeks selecteren door codes voor verkort kiezen in te voeren Bestemmingen opgeven met de sneltoetsen 㻝㻜㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-026 Verzenden vanaf opgeslagen bestemmingen U kunt bestemmingen opgeven door deze in het adresboek te selecteren of door codes voor verkort kiezen, sneltoetsen of numerieke toetsen te gebruiken. U kunt het adresboek, codes voor verkort kiezen en sneltoetsen alleen gebruiken als u vooraf bestemmingen hebt opgeslagen. U kunt ook eerder gebruikte bestemmingen opgeven. Opgeven vanuit het adresboek Bestemmingen rechtstreeks selecteren door codes voor verkort kiezen in te voeren Bestemmingen opgeven met de sneltoetsen Eerder gebruikte bestemmingen opgeven TIPS voor het verbeteren van de veiligheid Als u de beschikbaarheid van bestemmingen wilt beperken tot het adresboek of eerder opgegeven bestemmingen: Beperkingen instellen voor beschikbare bestemmingen Als eerder gebruikte bestemmingen niet opnieuw mogen worden gekozen: Eerder gebruikte bestemmingen blokkeren KOPPELINGEN Faxen verzenden Opslaan in het adresboek 㻝㻜㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-027 Opgeven vanuit het adresboek U kunt een bestemming opgeven via het adresboek door een keuze te maken in de lijst met opgeslagen bestemmingen of door op naam van ontvanger te zoeken naar bestemmingen. U moet bestemmingen opslaan in het adresboek om deze functie te kunnen gebruiken. Opslaan in het adresboek 1 Druk op 2 Druk op en tik op <Adr. boek>. / om een tabblad te selecteren. <Alles> Alle bestemmingen weergeven die in het adresboek zijn opgeslagen. < > Alleen bestemmingen voor snelkeuzenummers worden weergegeven. <A-Z>/<0-9>/<ABC> - <YZ> Druk hierop om bestemmingen weer te geven met namen van ontvangers waarvan de eerste tekens overeenkomen met de tekens op het geselecteerde tabblad. < > Druk hierop om bestemmingen voor faxen weer te geven. < > Druk hierop om bestemmingen weer te geven die zijn opgeslagen met de functie Groepskiezen. 3 Selecteer een bestemming. Als u meerdere bestemmingen wilt opgeven Herhaal de volgende stappen. U kunt maximaal 114 bestemmingen opgeven. <Bestemming> <Opgeven uit adresboek> selecteer een tabblad selecteer een bestemming. Als u meer bestemmingen wilt opgeven met de numerieke toetsen, tikt u op <Bestemming> opgeven>. 4 Geef de gewenste scaninstellingen op. Selecteer de instellingen. Verschillende faxinstellingen 㻝㻜㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥 <Gebruik numerieke toetsen 5 Druk op om het verzenden te starten. Het scannen wordt gestart. Als u het verzenden wilt annuleren: druk op tik op <Ja>. Bestemmingen verwijderen Als u meerdere bestemmingen hebt opgegeven, kunt u indien nodig bestemmingen verwijderen. 1 Selecteer <Bestemming> 2 Selecteer een bestemming die u wilt verwijderen. 3 Tik op <Verwijderen> <Bevest./Bew.>. <Ja>. Als u bij stap 2 Groepskiezen hebt opgegeven, wordt "XX bestemming(en)" weergegeven. Als u op <Aantal bestemmingen> tikt, ziet u hoeveel bestemmingen in de groep zijn opgeslagen. Als u bestemmingen snel en eenvoudig wilt verwijderen zonder de lijst met bestemmingen weer te geven Voordat u bij stap 1 op <Bestemming> tikt, kunt u op / drukken om te schakelen tussen de bestemmingen . die u hebt opgegeven. Geef op deze manier de bestemming weer die u wilt verwijderen en druk op KOPPELINGEN Faxen verzenden Faxen gelijktijdig naar meerdere bestemmingen verzenden (groepsverzending) 㻝㻜㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-028 Bestemmingen rechtstreeks selecteren door codes voor verkort kiezen in te voeren U kunt de driecijferige code voor verkort kiezen voor een bestemming rechtstreeks invoeren om een fax te verzenden. U moet bestemmingen in de codes voor verkort kiezen opslaan voordat u deze functie kunt gebruiken. Bestemmingen opslaan in het adresboek 1 2 Druk op en tik op <Kiescode>. Gebruik de numerieke toetsen om de code van drie cijfers (001 - 100) in te voeren en tik vervolgens op <Toepassen>. Als u een verkeerd teken invoert, drukt u op . (Druk eenmaal op de toets om het laatst ingevoerde teken te wissen. Houd de toets langer ingedrukt om alle ingevoerde tekens te wissen.) Als er om bevestiging wordt gevraagd Als <Bevestiging sneltoets/TX-kiescode> is ingesteld op <Aan>, verschijnt er een scherm met de bestemming en de naam voor de code. (In het geval van een code voor groepskiezen ziet u de naam van de bestemming en het aantal bestemmingen.) Controleer of alles in orde is en tik op <OK>. Tik in het geval van problemen op <Annuleren> en voer de driecijferige code voor verkort Bestemmingen in het adresboek weergeven kiezen nogmaals in. Als u meerdere bestemmingen wilt opgeven Herhaal de volgende stappen. U kunt maximaal 100 bestemmingen opgeven. <Bestemming> <Aangeven via kiescode> voer een nummer in <Toepassen>. Als u meer bestemmingen wilt opgeven met de numerieke toetsen, tikt u op <Bestemming> opgeven>. 3 Geef de gewenste scaninstellingen op. Selecteer de instellingen. Verschillende faxinstellingen 㻝㻜㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥 <Gebruik numerieke toetsen 4 Druk op om het verzenden te starten. Het scannen wordt gestart. Als u het verzenden wilt annuleren: druk op tik op <Ja>. Bestemmingen verwijderen Als u meerdere bestemmingen hebt opgegeven, kunt u indien nodig bestemmingen verwijderen. 1 Selecteer <Bestemming> 2 Selecteer een bestemming die u wilt verwijderen. 3 Tik op <Verwijderen> <Bevest./Bew.>. <Ja>. Als u bij stap 2 Groepskiezen hebt opgegeven, wordt "XX bestemming(en)" weergegeven. Als u op <Aantal bestemmingen> tikt, ziet u hoeveel bestemmingen in de groep zijn opgeslagen. Als u bestemmingen snel en eenvoudig wilt verwijderen zonder de lijst met bestemmingen weer te geven Voordat u bij stap 1 op <Bestemming> tikt, kunt u op / drukken om te schakelen tussen de bestemmingen . die u hebt opgegeven. Geef op deze manier de bestemming weer die u wilt verwijderen en druk op KOPPELINGEN Faxen verzenden Faxen gelijktijdig naar meerdere bestemmingen verzenden (groepsverzending) 㻝㻜㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-029 Bestemmingen opgeven met de sneltoetsen Tik op sneltoetsen in het scherm Start om bestemmingen op te geven. U moet bestemmingen opslaan voordat u snelkeuzenummers kunt gebruiken. Bestemmingen opslaan in het adresboek 1 Druk op en tik op een van de sneltoetsen <Sneltoets 1> tot en met <Sneltoets 4>. Als er om bevestiging wordt gevraagd Als <Bevestiging sneltoets/TX-kiescode> op <Aan> is ingesteld, ziet u een bevestigingsscherm met de bestemming en bestemmingsnaam die onder de sneltoets zijn opgeslagen (betreft het een bestemming die voor Groepskiezen is opgeslagen, dan worden de groepsnaam en het aantal bestemmingen weergegeven). Controleer of de bestemmingen juist zijn en tik op <OK>. Als Bestemmingen controleren vóór het bestemmingen onjuist zijn, tikt u op <Annuleren> en tikt u nogmaals op de sneltoetsen. verzenden van documenten Verschillende bestemmingen selecteren U kunt bestemmingen toevoegen vanuit het adresboek en met codes voor verkort kiezen en numerieke toetsen. Tik op <Bestemming>. 2 Geef de gewenste scaninstellingen op. Selecteer de instellingen. 3 Druk op Verschillende faxinstellingen om het verzenden te starten. Het scannen wordt gestart. Als u het verzenden wilt annuleren: druk op tik op <Ja>. Bestemmingen verwijderen Als u meerdere bestemmingen hebt opgegeven, kunt u indien nodig bestemmingen verwijderen. 1 Selecteer <Bestemming> <Bevest./Bew.>. 㻝㻜㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥 2 Selecteer een bestemming die u wilt verwijderen. 3 <Verwijderen> tik op <Ja>. Als u bij stap 2 Groepskiezen hebt opgegeven, wordt "XX bestemming(en)" weergegeven. Als u op <Aantal bestemmingen> tikt, ziet u hoeveel bestemmingen in de groep zijn opgeslagen. Als u bestemmingen snel en eenvoudig wilt verwijderen zonder de lijst met bestemmingen weer te geven Voordat u bij stap 1 op <Bestemming> tikt, kunt u op / drukken om te schakelen tussen de bestemmingen . die u hebt opgegeven. Geef op deze manier de bestemming weer die u wilt verwijderen en druk op KOPPELINGEN Faxen verzenden Faxen gelijktijdig naar meerdere bestemmingen verzenden (groepsverzending) 㻝㻜㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-02A Eerder gebruikte bestemmingen opgeven U kunt een bestemming selecteren uit de drie laatst gebruikte bestemmingen. Als <Beperk opnieuw verzenden vanuit log> is ingesteld op <Aan>, kunt u deze functie niet gebruiken. bestemmingen blokkeren Eerder gebruikte Als u het apparaat uitschakelt of <Beperk nieuwe bestemmingen> instelt op <Aan>, worden de eerder gebruikte Beperkingen instellen voor beschikbare bestemmingen bestemmingen verwijderd en is deze functie niet beschikbaar. Bestemmingen van een fax waarvoor verschillende bestemmingen zijn opgegeven, zijn niet beschikbaar voor deze functie. Hetzelfde geldt voor de bestemmingen in Handmatig verzenden. Faxen gelijktijdig naar meerdere bestemmingen Eerst een gesprek tot stand brengen en dan een fax versturen (handmatig verzenden (groepsverzending) verzenden) Wanneer u een bestemming opgeeft met deze functie, worden eerder opgegeven bestemmingen verwijderd. 1 Druk op 2 Selecteer <Bestemming> 3 Selecteer een bestemming. 4 Geef de gewenste scaninstellingen op. en tik op <Faxen>. Selecteer de instellingen. <Inst. oproep>. Verschillende faxinstellingen 㻝㻜㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥 5 Druk op om het verzenden te starten. Het scannen wordt gestart. Als u het verzenden wilt annuleren: druk op tik op <Ja>. Bestemmingen verwijderen Als u meerdere bestemmingen hebt opgegeven, kunt u indien nodig bestemmingen verwijderen. 1 Selecteer <Bestemming> 2 Selecteer een bestemming die u wilt verwijderen. 3 <Verwijderen> <Bevest./Bew.>. Tik op <Ja>. Als u bij stap 2 Groepskiezen hebt opgegeven, wordt "XX bestemming(en)" weergegeven. Als u op <Aantal bestemmingen> tikt, ziet u hoeveel bestemmingen in de groep zijn opgeslagen. Als u bestemmingen snel en eenvoudig wilt verwijderen zonder de lijst met bestemmingen weer te geven Voordat u bij stap 1 op <Bestemming> tikt, kunt u op / drukken om te schakelen tussen de bestemmingen . die u hebt opgegeven. Geef op deze manier de bestemming weer die u wilt verwijderen en druk op KOPPELINGEN Faxen verzenden 㻝㻜㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-02C Verschillende faxinstellingen U kunt kiezen tussen verschillende nuttige instellingen, bijvoorbeeld als u de dichtheid wilt aanpassen of de helderheid van een afbeelding wilt verbeteren. Resolutie aanpassen Dichtheid aanpassen Dubbelzijdige documenten scannen (MF229dw) 㻝㻝㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Scherpte aanpassen 0LY9-02E Resolutie aanpassen U kunt de resolutie selecteren die het beste past bij uw documenttype. Hoe hoger de resolutie, des te scherper de afbeelding, maar des te langer het duurt om de fax te verzenden. <Faxen> <Resolutie> selecteer de resolutie <200 x 100 dpi (Normaal)> Selecteer deze optie voor documenten met alleen tekst. <200 x 200 dpi (Fijn)> Selecteer deze optie voor documenten met kleine letters. <200 x 200 dpi (Foto)> Deze optie is geschikt voor documenten met foto's. <200 x 400 dpi (Superfijn)> Kies deze optie voor een nog fijnere resolutie dan (Fijn). KOPPELINGEN Faxen verzenden 㻝㻝㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-02F Dichtheid aanpassen U kunt de dichtheid van de fax aanpassen als de tekst of afbeeldingen in een document te licht of te donker zijn. <Faxen> <Densiteit> De dichtheid aanpassen <Toepassen> <–> Hiermee verlaagt u de dichtheid. <+> Hiermee verhoogt u de dichtheid. KOPPELINGEN Faxen verzenden Scherpte aanpassen 㻝㻝㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-02H Scherpte aanpassen U kunt de scherpte van de afbeelding aanpassen voordat u deze verzendt. Stel de scherpte hoger in om onscherpe teksten en lijnen te verscherpen of stel deze lager in om de weergave van tijdschriftfoto's te verbeteren. <Faxen> <Scherpte> pas de scherpte aan <Toepassen> <–> Hiermee verlaagt u de scherpte, waardoor het beeld minder hard is. Voorbeeld: Als u de weergave van foto's uit een tijdschrift wilt verbeteren <+> Hiermee verhoogt u de scherpte van de afbeelding. Voorbeeld: Als u met potlood geschreven tekst en lijnen scherper wilt maken KOPPELINGEN Faxen verzenden Dichtheid aanpassen 㻝㻝㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-02J Dubbelzijdige documenten scannen Het apparaat kan automatisch de voor- en achterzijde scannen van documenten in de invoer. U moet de documenten dan wel in de invoer leggen. Het apparaat kan de beide zijden van documenten namelijk niet automatisch scannen wanneer u de documenten op de glasplaat legt of wanneer Handmatig verzenden is ingeschakeld. <Faxen> <2-zijdig origineel> selecteer <Type boek> of <Type kalender> <Type boek> Selecteer deze optie voor documenten waarvan de afbeeldingen op de voor- en achterzijde dezelfde afdrukrichting hebben. <Type kalender> Selecteer deze optie voor documenten waarvan de afbeeldingen op de voor- en achterzijde niet dezelfde afdrukrichting hebben. KOPPELINGEN Faxen verzenden Eerst een gesprek tot stand brengen en dan een fax versturen (handmatig verzenden) 㻝㻝㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-02K De standaardinstellingen wijzigen De standaardinstellingen zijn de instellingen die worden weergegeven wanneer u het apparaat inschakelt of op drukt. Als u deze standaardinstellingen afstemt op de bewerkingen die u regelmatig uitvoert, kunt u tijd besparen doordat u niet steeds dezelfde instellingen hoeft te configureren als u gaat faxen. <Faxinstellingen> <Instellingen voor TX-functie> <Wijzig standaardinst.> <Menu> <Toepassen> de standaardwaarde van het geselecteerde item Instellingen Selecteer het item dat u wilt instellen en wijzig de standaardwaarde. KOPPELINGEN Faxen verzenden Verschillende faxinstellingen Faxinstellingen 㻝㻝㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥 selecteer de instelling wijzig 0LY9-02L Het verzenden van faxen annuleren Als u het verzenden van faxen wilt annuleren direct nadat u op hebt gedrukt, tikt u op <Annuleren> op het display of drukt u op . U kunt het verzenden van faxen ook annuleren nadat u de faxstatus hebt gecontroleerd. Tik op <Annuleren> om te annuleren Druk op om te annuleren Als op het scherm een lijst met documenten verschijnt als u op hebt gedrukt De documenten zijn gescand en wachten op verwerking. Selecteer het document dat u wilt annuleren. Druk op om te annuleren <Status/log fax-TX-opdracht> <Opdrachtstatus> selecteer het document <Annuleren> <Ja> Faxdetails Hier ziet u het aantal te verzenden documenten, de instellingen en andere details. Als u alleen de details wilt controleren zonder de documenten te verzenden, drukt u op om terug te gaan naar het hoofdscherm van de faxfunctie. <Annuleren> Annuleert het verzenden. 㻝㻝㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥 KOPPELINGEN Faxen verzenden Status en logboek voor verzonden en ontvangen documenten controleren 㻝㻝㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-02R Faxen ontvangen In dit gedeelte worden de methoden beschreven voor het ontvangen van faxen. Er wordt ook uitgelegd hoe u de machine configureert voor het ontvangen van faxen. U moet enkele procedures uitvoeren met betrekking tot de faxfuncties voordat u de ontvangstinstellingen Begininstellingen configureren voor faxfuncties gaat opgeven. Het apparaat kan ontvangen faxdocumenten afdrukken op papier van het formaat A4 of Letter. Als u ontvangen faxdocumenten afdrukt op een ander papierformaat, is het mogelijk dat een deel van de pagina niet wordt afgedrukt of dat een pagina op twee vellen papier wordt afgedrukt. Methoden voor het ontvangen van faxen Het apparaat ondersteunt de volgende ontvangstmethoden. Selecteer de methode die het best aansluit bij de manier waarop u werkt en De machine instellen voor het ontvangen van faxen de bijbehorende procedure uit te voeren. stel deze methode in door in <Automatisch> Ingesteld op het ontvangen van faxen Faxen worden automatisch ontvangen. Zelfs als iemand u bent, kunt u niet praten met de beller. <Fax/tel (auto schakelen)> Als de oproep een fax is Het apparaat ontvangt de fax automatisch. Als de oproep een telefoongesprek is U hoort een signaal voor een binnenkomende oproep. Neem de handset op om de oproep te beantwoorden. U moet vooraf een telefoon of de optionele handset aansluiten op het apparaat. <Handmatig> Als de oproep een fax is De fax wordt automatisch ontvangen nadat u een signaal voor een binnenkomende oproep hebt gehoord. Als de oproep een telefoongesprek is Het antwoordapparaat wordt ingeschakeld, zodat de beller een bericht kan inspreken. Als u de handset opneemt voordat de beller een bericht heeft ingesproken, kunt u het gesprek gewoon aannemen. U moet vooraf een antwoordapparaat aansluiten op het apparaat. Stel het antwoordapparaat zodanig in dat de oproep na een aantal belsignalen wordt geaccepteerd. Als de oproep een fax is U hoort een signaal voor een binnenkomende oproep. Neem de handset op. Als u een pieptoon hoort, tikt u op <Start ontvangst> om faxen te ontvangen. <Antwoordapparaat> Als de oproep een telefoongesprek is U hoort een signaal voor een binnenkomende oproep. Neem de handset op. Als u geen pieptoon hoort, kunt u een gesprek voeren. U moet vooraf een telefoon of de optionele handset aansluiten op het apparaat. U kunt instellen dat faxen automatisch moeten worden ontvangen als een binnenkomende oproep een bepaalde tijd overgaat. Omschakelen naar Auto RX <Netwerkomschakelaar> Het apparaat maakt onderscheid tussen faxen en telefoongesprekken. Deze modus is alleen beschikbaar voor bepaalde landen en hiervoor is een abonnement op een netwerkschakeldienst vereist. U moet vooraf een telefoon of de optionele handset aansluiten op het apparaat. Afhankelijk van het type telefoon dat op het apparaat is aangesloten, kunnen faxen mogelijk niet goed worden verzonden of ontvangen. Als u een externe telefoon met faxfuncties aansluit, moet u de telefoon instellen voor het handmatig ontvangen van faxen. Als u de handset van de telefoon oppakt en een pieptoon hoort, weet u dat het een binnenkomende fax is. U kunt de fax dan ontvangen door op de telefoon een bepaalde code in te voeren. 㻝㻝㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Een telefoon gebruiken om faxen te ontvangen (ontvangst op afstand) De machine instellen voor het ontvangen van faxen 1 Druk op 2 Tik op <RX-modus>. 3 Selecteer de ontvangstmethode. en tik op <Faxen>. Als u <Fax/tel (auto schakelen)> kiest Geef desgewenst de drie volgende instellingen op. Tik op <Toepassen> als u klaar bent. <Starttijd beltoon> Hier kunt u de periode opgeven waarin de machine bepaalt of een binnenkomende oproep een fax is of een telefoongesprek. (bereik: 4 - 30 seconden; standaardinstelling: 8 seconden) <Duur inkomende beltoon> Hier kunt u aangeven hoe lang u een signaal moet horen voor een binnenkomend telefoongesprek. (bereik: 15 - 300 seconden; standaardinstelling: 22 seconden) <Actie na beltoon> Hier kunt u aangeven wat de machine moet doen als u de handset niet opneemt bij een binnenkomend telefoongesprek. Selecteer <Einde> om de oproep te beëindigen of <Ontvangen> om een binnenkomende fax te ontvangen (standaardinstelling: <Ontvangen>). Als u ontvangen documenten op beide zijden van het papier wilt afdrukken: Afdrukken op beide zijden Als u aan de onderzijde van ontvangen documenten gegevens wilt afdrukken zoals de datum en het tijdstip van ontvangst: Voettekst RX-pagina Als u wilt blijven afdrukken wanneer de toner bijna op is: Doorgaan m. afdr. als cartr. bijna op is 㻝㻝㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Een telefoon gebruiken om faxen te ontvangen (ontvangst op afstand) Wanneer u de telefoon opneemt en een faxsignaal hoort, hoeft u niet naar de machine te lopen om de fax te ontvangen. Gebruik de telefoon om een bepaalde code in te voeren (standaard is dit 25) en de fax wordt dan ontvangen. 1 2 Als u het signaal van een binnenkomende oproep hoort, neemt u de handset van de telefoon op. Als u een pieptoon hoort, voert u met de toetsen van de telefoon de code voor ontvangst op afstand in. Deze code is standaard ingesteld op 25. U kunt deze code desgewenst wijzigen. 3 Leg de handset op de haak. KOPPELINGEN Faxen verzenden en ontvangen op de manier zoals u dat wilt Status en logboek voor verzonden en ontvangen documenten controleren 㻝㻞㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥 RX op afstand 0LY9-02S Faxen verzenden en ontvangen op de manier zoals u dat wilt Naast de standaardmethoden voor het verzenden en ontvangen van faxen, zijn er verschillende andere manieren die aansluiten bij de manier waarop u werkt. Eerst een gesprek tot stand brengen en dan een fax versturen (handmatig verzenden) Faxen gelijktijdig naar meerdere bestemmingen verzenden (groepsverzending) Ontvangen faxen doorsturen Faxinformatiediensten ontvangen KOPPELINGEN Faxen verzenden Faxen ontvangen Status en logboek voor verzonden en ontvangen documenten controleren 㻝㻞㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Ontvangen faxen in het geheugen opslaan (ontvangst in geheugen) 0LY9-02U Eerst een gesprek tot stand brengen en dan een fax versturen (handmatig verzenden) U kunt faxen handmatig versturen aan het einde van een telefoongesprek. Wanneer u een pieptoon hoort over om de fax te verzenden. de telefoon, betekent dit dat de ontvanger probeert uw fax te ontvangen. Druk op OPMERKING U moet vooraf een telefoon of de optionele handset aansluiten op het apparaat. 1 Plaats één of meer documenten. Documenten plaatsen De machine kan niet automatisch beide zijden van de documenten scannen bij handmatig verzenden. 2 3 4 5 Druk op en tik op <Faxen>. Geef de gewenste scaninstellingen op. Verschillende faxinstellingen Kies het faxnummer van de ontvanger. Vraag de ontvanger om zijn of haar faxapparaat in te stellen op het ontvangen van uw faxberichten. Als u een pieptoon hoort, gaat u verder met stap 6. 6 Druk op en leg de handset op de houder. KOPPELINGEN Faxen verzenden Het verzenden van faxen annuleren Status en logboek voor verzonden en ontvangen documenten controleren 㻝㻞㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-02W Faxen gelijktijdig naar meerdere bestemmingen verzenden (groepsverzending) U kunt faxen versturen naar maximaal 114 bestemmingen tegelijk. Gebruik de numerieke toetsen, het adresboek, sneltoetsen of codes voor verkort kiezen om bestemmingen op te geven. Als <Beperk groepsverzending> is ingesteld op <Weiger groepsverzending>, kunt u deze functie niet gebruiken. Groepsverzending blokkeren U moet bestemmingen opslaan in het adresboek of onder sneltoetsen om deze functie te kunnen gebruiken. Opslaan in het adresboek Bestemmingen opgeven met de sneltoetsen 1 2 3 Plaats één of meer documenten. Druk op Documenten plaatsen en tik op <Faxen>. Geef de bestemming op. Als u dit wilt doen met de numerieke toetsen, voert u het faxnummer in en tikt u op <Toepassen>. Als u bestemmingen wilt toevoegen, selecteert u <Bestemming> <Gebruik numerieke toetsen opgeven> voordat u dezelfde procedure herhaalt. Opgeven vanuit het adresboek 4 Geef de gewenste scaninstellingen op. Selecteer de instellingen. 5 Opgeven vanuit het adresboek Druk op Verschillende faxinstellingen om het verzenden te starten. 㻝㻞㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥 KOPPELINGEN Faxen verzenden Het verzenden van faxen annuleren Status en logboek voor verzonden en ontvangen documenten controleren 㻝㻞㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-02X Ontvangen faxen in het geheugen opslaan (ontvangst in geheugen) U kunt ontvangen faxen in het geheugen opslaan in plaats van direct na ontvangst af te drukken. De documenten in het geheugen kunnen op elk gewenst moment worden afgedrukt. Deze functie is handig als u vertrouwelijke documenten gaat afdrukken. U kunt de documenten dan afdrukken wanneer het u uitkomt en zo voorkomen dat onbevoegden de documenten zien wanneer deze onbeheerd bij het apparaat liggen. Documenten opslaan in het geheugen Documenten afdrukken die in het geheugen zijn opgeslagen Documenten in het geheugen controleren/verwijderen De documenten in het geheugen kunt u ook doorsturen. Ontvangen faxen doorsturen Documenten opslaan in het geheugen Om ontvangen documenten in het geheugen op te slaan, stelt u <Instell. geheugenslot> in op <Aan>. U kunt ook optionele instellingen opgeven, zoals het instellen van een wachtwoord om de functie te ontgrendelen. Ook kunt u de periode instellen waarbinnen ontvangen documenten in het geheugen moeten worden opgeslagen. <Faxinstellingen> <Menu> instelling op <Toepassen> <Instellingen voor RX-functie> <Instellingen geheugenslot> <Aan> geef elke Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op De pincode van de systeembeheerder instellen <Toepassen>. <Pincode geheugenslot> Hiermee kunt u een wachtwoord van maximaal zeven cijfers instellen. Als u een wachtwoord wilt opslaan, gebruikt u de numerieke toetsen om het wachtwoord in te voeren en tikt u op <Toepassen>. Voer ter bevestiging hetzelfde wachtwoord nogmaals in en tik op <Toepassen>. Dit wachtwoord is nodig om de instellingen van de functie te wijzigen of om de functie uit te schakelen wanneer u alle opgeslagen documenten gaat afdrukken. Als u geen wachtwoord wilt instellen, tikt u op <Toepassen> zonder iets in te voeren. Wachtwoorden met uitsluitend nullen, zoals "00" of "0000000", zijn niet toegestaan. <Rapportafdruk> Schakel deze optie in als u RX-resultaatrapporten wilt afdrukken wanneer er documenten in het geheugen worden opgeslagen. Tik op <Aan> om rapporten af te drukken. U moet ook <RX-resultaatrapport> instellen op <Aan>. RX-resultaatrapport <Geheugenslottijd> Geef een periode op waarbinnen ontvangen documenten in het geheugen moeten worden opgeslagen. Als u geen periode instelt, worden alle documenten in het geheugen opgeslagen wanneer de functie voor ontvangst in het geheugen is ingeschakeld. Documenten afdrukken die in het geheugen zijn opgeslagen Om ontvangen documenten in het geheugen af te drukken, stelt u <Instell. geheugenslot> in op <Uit>. Alle documenten in het geheugen worden afgedrukt. U kunt niet alleen een bepaald document in het geheugen afdrukken. Als er een tijdstip is opgegeven voor het uitschakelen van de functie, worden de documenten automatisch op dat tijdstip 㻝㻞㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥 afgedrukt. <Menu> <Faxinstellingen> <Instellingen voor RX-functie> <Instellingen geheugenslot> <Uit> Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op De pincode van de systeembeheerder instellen <Toepassen>. Documenten in het geheugen controleren/verwijderen U kunt gedetailleerde gegevens bekijken van de documenten die in het geheugen zijn opgeslagen, zoals faxnummers van afzenders en het aantal verzonden pagina's, en vervolgens overbodige documenten verwijderen. 1 2 Druk op . Tik op <Status/log fax-RX-opdracht>. 3 Tik op <Opdrachtstatus>. 4 Selecteer het document dat u wilt controleren. Het gecontroleerde document verwijderen 1 Tik op <Verwijderen>. 2 Tik op <Ja>. 㻝㻞㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥 KOPPELINGEN Faxen ontvangen Status en logboek voor verzonden en ontvangen documenten controleren 㻝㻞㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-02Y Ontvangen faxen doorsturen U kunt ontvangen documenten doorsturen naar andere bestemmingen. U kunt een in het geheugen opgeslagen document selecteren en doorsturen. Als u deze functie wilt gebruiken, moet u eerst de functie Ontvangen faxen in het geheugen opslaan (ontvangst in voor ontvangst in het geheugen activeren. geheugen) Alleen bestemmingen in het adresboek kunnen worden gebruikt voor doorsturen. Als er geen bestemmingen zijn opgeslagen, voegt u bestemmingen toe aan het adresboek voordat u deze functie gaat gebruiken. Opslaan in het adresboek Als de functie voor ontvangst in het geheugen is geactiveerd, blijven documenten in het geheugen staan zelfs nadat ze zijn doorgestuurd. U kunt hetzelfde document dus zo vaak als u wilt doorsturen. 1 2 Druk op . Tik op <Status/log fax-RX-opdracht>. 3 Tik op <Opdrachtstatus>. 4 Selecteer het document dat u wilt doorsturen. 5 Tik op <Doorzenden>. 6 Selecteer een bestemming in het adresboek. Zie Opgeven vanuit het adresboek voor informatie over het werken met het adresboek. 㻝㻞㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Het document wordt doorgestuurd naar de opgegeven bestemming. 㻝㻞㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-030 Faxinformatiediensten ontvangen Via faxinformatiediensten kunt u op een eenvoudige manier in het bezit komen van nuttige informatie van bedrijven en organisaties. In dit gedeelte wordt een doorsnee procedure beschreven voor het ontvangen van deze diensten. Afhankelijk van de dienst, kunnen de procedures in werkelijkheid iets andere zijn. Volg de procedures voor de dienst die u gebruikt. 1 Druk op 2 Tik op <Haak>. en tik op <Faxen>. Als er een externe telefoon of optionele handset op de machine is aangesloten, kunt u de handset opnemen in plaats van op <Haak> te tikken. 3 Wanneer u een kiestoon hoort, belt u de informatiedienst. 4 Wanneer u het ingesproken bericht van de informatiedienst antwoordt, drukt u op . Deze stap is niet nodig als de machine een lijn voor toonkiezen gebruikt. 5 Gebruik de numerieke toetsen om het nummer in te voeren voor de informatie die u wilt ontvangen. U kunt ook de toetsen van de telefoon gebruiken om het nummer in te voeren. 㻝㻟㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥 6 Tik op <Start ontvangst>. Als u de handset hebt opgenomen, legt u deze nu neer. KOPPELINGEN Faxen ontvangen 㻝㻟㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-031 Status en logboek voor verzonden en ontvangen documenten controleren De statuswaarden en communicatielogboeken voor verzonden en ontvangen faxdocumenten kunt u afzonderlijk controleren voor verzonden en ontvangen faxen. U kunt gedetailleerde gegevens bekijken van de faxen, zoals bestemmingen en het aantal pagina's, en u kunt overbodige documenten verwijderen. Als <Weergave opdrachtlog> is ingesteld op <Uit>, kunt u de communicatielogboeken niet raadplegen. Weergave opdrachtlog De bestemmingen in Handmatig verzenden kunnen niet worden gecontroleerd omdat ze niet worden weergegeven. 1 2 3 Druk op . Tik op <Status/log fax-TX-opdracht> of <Status/log fax-RX-opdracht>. Controleer de status en communicatielogboeken voor verzonden en ontvangen documenten. De status controleren van verzonden en ontvangen documenten 1 Tik op <Opdrachtstatus>. 2 Selecteer het document waarvoor u de status wilt controleren. <Status TX-faxopdracht>/<Status RX-faxopdracht> Hier ziet u een lijst met de documenten die worden verzonden of ontvangen, of die wachten op verwerking. <Details> Hier ziet u gedetailleerde gegevens van het document dat u in de lijst hebt geselecteerd. Als u meerdere bestemmingen hebt opgegeven, wordt het aantal opgegeven bestemmingen weergegeven op het scherm. Als u de details van meerdere bestemmingen wilt bekijken, tikt u op <Bestemming>. Als u een overbodig document tegenkomt, drukt u op <Annuleren> of <Verwijderen> en tikt u op <Ja>. De communicatielogboeken controleren voor verzonden en ontvangen documenten 1 Tik op <Opdrachtlog>. 㻝㻟㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥 2 Selecteer het document waarvan u het logboek wilt controleren. <Log fax-TX-opdracht>/<Log fax-RX-opdracht> Hier ziet u een lijst met de documenten die zijn verzonden en ontvangen. <OK> geeft aan dat een document zonder problemen is verzonden of ontvangen, en <Fout> betekent dat een document niet is verzonden of ontvangen omdat de bewerking is geannuleerd of omdat er een fout is opgetreden. <Details> Hier ziet u gedetailleerde gegevens van het document dat u in de lijst hebt geselecteerd. Als de kolom <Resultaat> een code van drie cijfers bevat Deze code vertegenwoordigt een foutcode. Er wordt een foutcode weergegeven KOPPELINGEN TX-resultaatrapport Communicatiebeheerrapport RX-resultaatrapport 㻝㻟㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-032 Adresboekgegevens importeren en exporteren met de bijgeleverde software U kunt adresboekgegevens die op het apparaat zijn opgeslagen, naar een computer exporteren met het Address Book Import/Export Tool (hulpprogramma Adresboek importeren/exporteren) op de bijgeleverde dvd-rom. De gegevens kunnen opnieuw worden geïmporteerd, zodat u over een back-up beschikt voor het geval adresboekgegevens tijdens reparatie- of onderhoudsactiviteiten worden gewist. Bij gebruik van het Address Book Import/Export Tool (hulpprogramma Adresboek importeren/exporteren) moet het apparaat via een USB-kabel op de computer aangesloten zijn. 1 Druk op 2 Tik op <Instellingen Systeembeheer>. en tik op <Menu>. Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op De pincode van de systeembeheerder instellen <Toepassen>. 3 4 Tik op <Adresboek importeren/exporteren>. Plaats de User Software and Manuals DVD-ROM (Dvd met gebruikerssoftware en handleidingen) in de pc. Als het volgende scherm wordt weergegeven, klikt u op [Afsluiten]. 5 6 7 [Start] [Computer] het snelmenu. klik met de rechtermuisknop op het dvd-rom-pictogram en klik op [Open] (Openen) in Open de map [AddressBookTool] en dubbelklik op [AddressBookTool.exe]. Volg de instructies op het scherm. Klik op het tabblad [Import] (Importeren) om adresboekgegevens te importeren. Klik op het tabblad [Export] (Exporteren) om adresboekgegevens te exporteren. 㻝㻟㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥 㻝㻟㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-033 Faxen versturen vanaf uw computer U kunt faxdocumenten die u op uw computerprogramma hebt gemaakt, rechtstreeks vanaf de computer faxen. U hoeft de documenten dan niet eerst af te drukken en u kunt zo toner en papier besparen. U moet enkele procedures uitvoeren voordat u deze functie kunt gebruiken, zoals het opgeven van de basisinstellingen voor de faxfunctie ( Begininstellingen configureren voor faxfuncties) en het installeren van het faxstuurprogramma op uw computer (MF Driver Installation Guide). Help-informatie van het faxstuurprogramma Als u in het scherm van het faxstuurprogramma op [Help] klikt, ziet u het scherm van de ingebouwde Help-functie van het faxstuurprogramma. Deze Help-functie bevat informatie die niet is opgenomen in deze e-Handleiding, waaronder informatie over functies van het stuurprogramma zoals het opslaan van veelgebruikte instellingen en hoe u deze functies kunt configureren. Macintosh-gebruikers: zie MF Driver Installation Guide voor informatie over het installeren van het faxstuurprogramma, en Help in het faxstuurprogramma voor informatie over het gebruik van faxfuncties ( Voor Mac OS-gebruikers). Afhankelijk van het besturingssysteem en de versie van het faxstuurprogramma die u gebruikt, kunnen de schermen van het faxstuurprogramma in deze handleiding verschillen van de echte schermen. 㻝㻟㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-034 Faxen verzenden vanaf een computer Als <Toest. faxstuurpr. TX> op het apparaat is ingesteld op <Uit>, kunt u geen faxen versturen vanaf een computer. Faxen via de pc uitschakelen 1 Open een document in een programma en geef het afdrukvenster weer. De manier waarop u het afdrukvenster weergeeft, kan per programma verschillen. Raadpleeg voor meer informatie de Help van het programma dat u gebruikt. 2 Selecteer het faxstuurprogramma en klik op [Afdrukken]. Als u in Windows 8/8.1/Server 2012/Server 2012 R2 een fax verzendt vanuit de app Windows Store Volg de onderstaande procedure. Windows 8/Server 2012 Geef de charms aan de rechterkant van het scherm weer en tik of klik op [Devices] (Apparaten) het faxapparaat dat u [Print] (Afdrukken). Als u op deze manier afdrukt, kunt u alleen instellingen voor bepaalde afdrukfuncties opgeven. gebruikt Windows 8.1/Server 2012 R2 Geef de charms aan de rechterkant van het scherm weer en tik of klik op [Devices] (Apparaten) [Print] (Afdrukken) het [Print] (Afdrukken). Als u op deze manier afdrukt, kunt u alleen instellingen voor bepaalde faxapparaat dat u gebruikt afdrukfuncties opgeven. Als het bericht [The printer requires your attention. Go to the desktop to take care of it.] (Er is iets met de printer. Ga naar het bureaublad om dit op te lossen.) wordt weergegeven, gaat u naar het bureaublad en voert u stap 3 uit. Dit bericht verschijnt als het apparaat zodanig is ingesteld dat tijdens taken zoals afdrukken de gebruikersnaam wordt weergegeven. 3 Geef de bestemming op. Eén bestemming opgeven 1 Klik op het tabblad [Bestemming invoeren]. 2 Geef [Communicatiemodus]/[Faxnummer/URI]/[Faxnummer] (of [URI]) op. 㻝㻟㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Op het tabblad [Bestemming invoeren] kunt u slechts één bestemming invoeren. Als u faxen naar verschillende bestemmingen tegelijk wilt verzenden, dient u het tabblad [Bestemming selecteren] te gebruiken. Verschillende bestemmingen opgeven 1 Klik op het tabblad [Bestemming selecteren]. 2 Klik op [Bestemming toevoegen]. 3 Geef [Naam bestemming]/[Communicatiemodus]/[Faxnummer/URI]/[Faxnummer] (of [URI]) op. 4 Klik op [OK]. Als u een nummer moet opgeven om een buitenlijn te kiezen, selecteert u [Gedetailleerde instellingen] [Prefix voor buitenlijn toevoegen aan G3/IP-faxnummer] en typt u het nummer bij [Prefix voor buitenlijn]. Het opgegeven nummer wordt tijdens het kiezen toegevoegd aan het begin van het faxnummer. Als u bestemmingen eenvoudiger wilt invoeren via het adresboek, raadpleegt u Opgeslagen bestemmingen gebruiken. Als u [Verzonden faxgegevens en afbeelding opslaan] selecteert, kunt u de logboeken voor verzonden documenten opslaan en gedetailleerde informatie over een verzonden document controleren, zoals de faxafbeelding, de bestemmingen en het aantal pagina's. Klik voor meer informatie op [Help] in het faxstuurprogramma. Als u [Faxnummer/URI bevestigen bij instellen bestemming] hebt geselecteerd in het dialoogvenster dat wordt geopend na het aanklikken van [Beveiligingsinstellingen] op het tabblad [Speciaal], dient u ook een nummer in te voeren bij [Faxnummer bevestigen] of [URI bevestigen]. Klik voor meer informatie op [Help] in het faxstuurprogramma. 4 5 Voeg indien nodig een voorblad toe aan het document. pc Klik op [Verzenden] om het document te verzenden. 㻝㻟㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Een voorblad toevoegen aan faxen die u verstuurt vanaf een 0LY9-035 Een voorblad toevoegen aan faxen die u verstuurt vanaf een pc U kunt een voorblad toevoegen aan het document dat u wilt versturen. Selecteer één van de drie kant-en-klare voorbladen in het faxstuurprogramma of maak zelf een voorblad. Klik voor meer informatie op [Help] in het faxstuurprogramma. 1 Open een document in een programma en geef het afdrukvenster weer. De manier waarop u het afdrukvenster weergeeft, kan per programma verschillen. Raadpleeg voor meer informatie de Help van het programma dat u gebruikt. 2 Selecteer het faxstuurprogramma en klik op [Afdrukken]. 3 Klik op de knop [Voorblad] en geef elke instelling op. [Bijlage voorblad] Selecteer [Ander blad voor elke bestemming] of [Hetzelfde blad voor alle bestemmingen]. [Stijl] Selecteer één van de drie vooraf gedefinieerde voorbladen (Sjabloon 1 - 3). De indeling van het geselecteerde voorblad ziet u in de afbeelding aan de linkerkant. [Toe te voegen items] De items die u wilt toevoegen aan het voorblad. Klik op [Instellingen] om de items die moeten worden opgenomen, te wijzigen. Tabblad [Afzender] Selecteer de informatie die u wilt meesturen over de afzender en geef deze informatie op. 㻝㻟㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Tabblad [Bestemming] Selecteer de informatie die u wilt meesturen over de bestemming en geef deze informatie op. De namen van bestemmingen, het bedrijf en de afdeling, plus het faxnummer, die zijn opgegeven op het tabblad [Bestemming selecteren]/[Bestemming invoeren] ( Faxen verzenden vanaf een computer) worden opgenomen op het voorblad. Tabblad [Logo]/Tabblad [Handtekening] Geef elke instelling op. Hieronder ziet u een voorbeeld van een scherm met het tabblad [Logo] geselecteerd. Met/zonder logo's of handtekeningen Selecteer [Afdrukken met logo] of [Afdrukken met handtekening] om een logo of handtekening op het voorblad op te nemen. De bitmapbestanden met het logo of de handtekening moeten al wel beschikbaar zijn. Locatie of bestanden met logo of handtekening Geef de locatie op van de bestanden met het logo of de handtekening. Klik op [Bladeren] om het bestand te zoeken dat een logo of handtekening bevat. Grootte en positie van de opgegeven logo's of handtekeningen Pas de grootte en de positie van de opgegeven logo's of handtekeningen aan terwijl u het resultaat aan de linkerkant bekijkt. Tabblad [Details] 㻝㻠㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥 [Aantal te verzenden vellen vermelden] Schakel dit selectievakje in als u het aantal pagina's dat u gaat verzenden, wilt vermelden op het voorblad. Typ vervolgens het aantal pagina's bij [Aantal te verzenden vellen]. Het aantal te verzenden vellen wordt niet automatisch geteld. De waarde die u hier opgeeft, wordt op het voorblad vermeld. [Titel invoegen] Schakel dit selectievakje in als u een titel wilt toevoegen aan het voorblad. Typ vervolgens een titel bij [Titel]. 4 Als u een notitie wilt toevoegen, selecteert u [Notitie toevoegen] en kiest u een notitie in de vervolgkeuzelijst [Notitie]. U kunt kiezen uit notities zoals "Urgent" en "Vertrouwelijk". U kunt ook tekst typen in het veld [Notitie] in plaats van een standaardnotitie te selecteren in de lijst. U kunt ook opmerkingen typen in [Toe te voegen opmerking]. 5 Klik op [Voorbeeld] om de inhoud van het voorblad te controleren en klik op [OK] als u tevreden bent. Als u de inhoud wilt wijzigen, voert u de procedure opnieuw uit vanaf stap 3. Het opgegeven voorblad wordt aan de fax toegevoegd als deze wordt verzonden. 㻝㻠㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-036 Het adresboek gebruiken voor faxverzending via de pc Nadat u veelgebruikte bestemmingen voor faxen die u vanaf de pc stuurt aan het adresboek hebt toegevoegd, kunt u deze bestemmingen eenvoudig opgeven wanneer u vanaf uw pc een fax gaat versturen. U kunt ook adresboekgegevens in de indeling CSV uit andere programma's importeren op het apparaat, zoals uit Microsoft Excel. Omgekeerd kunt u het adresboek ook exporteren naar een bestand voor gebruik op andere faxapparaten of in andere programma's. U kunt het adresboek niet gebruiken als u geen toegang hebt tot de map waarin het adresboek is opgeslagen. Meld u aan als een gebruiker met toegang tot de map of kies een andere opslaglocatie voor het adresboek. De locatie voor het opslaan van adresboekgegevens wijzigen 㻝㻠㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-037 Bestemmingen opslaan In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u bestemmingen kunt opslaan in het adresboek die u wilt gebruiken als u faxen rechtstreeks vanaf uw computer gaat versturen. U kunt verschillende bestemmingen in het adresboek selecteren en deze opslaan als een groepsbestemming (groepskiezen). Dit is handig wanneer u een fax naar meerdere bestemmingen tegelijk wilt sturen. Bestemmingen opslaan Meerdere bestemmingen opslaan als één bestemming (groepskiezen) In totaal kunnen er 6.000 bestemmingen worden opgeslagen: 3.000 gewone bestemmingen en 3.000 groepsbestemmingen. U kunt opgeslagen groepsbestemmingen selecteren en combineren en vervolgens opslaan als afzonderlijke groepsbestemmingen. U kunt het adresboek niet gebruiken als u geen toegang hebt tot de map waarin het adresboek is opgeslagen. Meld u aan als een gebruiker met toegang tot de map of kies een andere opslaglocatie voor het adresboek. De locatie voor het opslaan van adresboekgegevens wijzigen Bestemmingen opslaan 1 2 Open de printermap. De printermap weergeven Klik met de rechtermuisknop op het pictogram voor het faxapparaat en klik op [Printing preferences] (Voorkeursinstellingen voor afdrukken). 3 Klik op het tabblad [Bestemming selecteren] 4 Klik op [Persoon toevoegen]. [Adresboek bewerken]. 㻝㻠㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Als u opgeslagen bestemmingen wilt wijzigen of verwijderen, selecteert u een bestemming bij [Adresboek] en klikt u op [Bewerken] of [Verwijderen]. 5 Geef de gewenste instellingen op en klik op [OK]. Adres Voer de naam van de ontvanger, het bedrijf en de afdeling in. [Opmerkingen] Voer desgewenst opmerkingen in. [Faxnummer] Voer een of meer faxnummers in. Typ desgewenst een afbreekstreepje tussen nummers. Als u een toelichting wilt geven voor een faxnummer, zoals "Thuis" of "Kantoor", typt u deze bij [Beschrijving]. Meerdere bestemmingen opslaan als één bestemming (groepskiezen) 1 2 Open de printermap. De printermap weergeven Klik met de rechtermuisknop op het pictogram voor het faxapparaat en klik op [Printing preferences] (Voorkeursinstellingen voor afdrukken). 㻝㻠㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥 3 Klik op het tabblad [Bestemming selecteren] 4 Klik op [Groep toevoegen]. [Adresboek bewerken]. Als u opgeslagen bestemmingen wilt wijzigen of verwijderen, selecteert u een bestemming bij [Adresboek] en klikt u op [Bewerken] of [Verwijderen]. 5 Geef de gewenste instellingen op en klik op [OK]. [Groepsnaam] Voer een groepsnaam in zoals "Verkoopafdeling 1". [Weergeven] Selecteer het type bestemmingen dat u wilt weergeven bij [Beschikbare bestemmingen], waaruit u de bestemmingen kunt selecteren die u voor groepskiezen wilt opslaan. [Persoon] afzonderlijke bestemmingen weergeven. [Groeperen] groepsbestemmingen weergeven. 㻝㻠㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥 [Alles] Alle bestemmingen weergeven die in het adresboek zijn opgeslagen. [Beschikbare bestemmingen] Selecteer de bestemmingen die u wilt opslaan voor groepskiezen en klik op [Toevoegen]. De geselecteerde bestemmingen worden weergegeven bij [Huidige groepsleden]. U selecteert meerdere bestemmingen door op de bestemmingen te klikken terwijl u de toets [Shift] of [Ctrl] ingedrukt houdt. Als u een bestemming wilt verwijderen uit [Huidige groepsleden], selecteert u een bestemming en klikt u op [Verwijderen]. [Notities] Voer desgewenst opmerkingen in. 㻝㻠㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-038 Opgeslagen bestemmingen gebruiken In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u bestemmingen opvraagt die in het adresboek zijn opgeslagen. Bestemmingen opslaan U kunt het adresboek niet gebruiken als u geen toegang hebt tot de map waarin het adresboek is opgeslagen. Meld u aan als een gebruiker met toegang tot de map of kies een andere opslaglocatie voor het adresboek. De locatie voor het opslaan van adresboekgegevens wijzigen 1 Open een document in een programma en geef het afdrukvenster weer. De manier waarop u het afdrukvenster weergeeft, kan per programma verschillen. Raadpleeg voor meer informatie de Help van het programma dat u gebruikt. 2 Selecteer het faxstuurprogramma en klik op [Afdrukken]. 3 Klik op het tabblad [Bestemming selecteren] 4 Selecteer een bestemming en klik op [Toevoegen aan bestemmingenlijst]. selecteer het adresboek in [Lijst adresboek]. 㻝㻠㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Herhaal stap 4 als u meerdere bestemmingen wilt opgeven. Met [Adreslijst] kunt u naar bestemmingen zoeken. Wanneer u op [Adresboek bewerken] klikt, kunt u het adresboek bewerken. 5 Klik op [Verzenden]. 㻝㻠㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-039 Adresboekgegevens importeren en exporteren via het faxstuurprogramma U kunt adresboekgegevens in de indeling CSV uit andere programma's importeren op de machine, zoals uit Microsoft Excel. Omgekeerd kunt u het adresboek ook exporteren naar een bestand voor gebruik op andere faxapparaten of in andere programma's. De machine ondersteunt twee bestandsindelingen: CSV-bestanden (*.csv) en Canon Address Book-bestanden (*.abk). Adresboekgegevens importeren Adresboekgegevens exporteren De locatie voor het opslaan van adresboekgegevens wijzigen U kunt het adresboek niet gebruiken als u geen toegang hebt tot de map waarin het adresboek is opgeslagen. Meld u aan als een gebruiker met toegang tot de map of kies een andere opslaglocatie voor het adresboek. De locatie voor het opslaan van adresboekgegevens wijzigen Adresboekgegevens importeren 1 2 Open de printermap. De printermap weergeven Klik met de rechtermuisknop op het pictogram voor het faxapparaat en klik op [Printing preferences] (Voorkeursinstellingen voor afdrukken). 3 Klik op het tabblad [Bestemming selecteren] 4 Klik op [Importeren]. [Adresboek bewerken]. 㻝㻠㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥 5 Selecteer het bestand dat u wilt importeren en klik op [Openen]. In het geval van een CSV-bestand geeft u de scheidingstekens op die in het bestand worden gebruikt. De bestemmingen die uit het bestand worden geïmporteerd, kunt u nu kiezen in [Adresboek]. Adresboekgegevens exporteren 1 2 Open de printermap. De printermap weergeven Klik met de rechtermuisknop op het pictogram voor het faxapparaat en klik op [Printing preferences] (Voorkeursinstellingen voor afdrukken). 㻝㻡㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥 3 Klik op het tabblad [Bestemming selecteren] 4 Klik op [Exporteren]. [Adresboek bewerken]. Als u de [Beveiligen met een wachtwoord bij export van de adreslijst] hebt geselecteerd in het dialoogvenster dat verschijnt als u op het tabblad [Speciaal] op [Beveiligingsinstellingen] klikt, wordt er een dialoogvenster weergegeven voor het invoeren van een wachtwoord als u op [Exporteren] klikt. Klik voor meer informatie op [Help] in het faxstuurprogramma. 㻝㻡㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥 5 Geef de locatie op voor het opslaan van het bestand, de bestandsnaam en de bestandsindeling. Klik vervolgens op [Opslaan]. In het geval van een CSV-bestand geeft u de scheidingstekens op die in het bestand worden gebruikt. De gegevens in het adresboek worden naar de opgegeven locatie geëxporteerd. De locatie voor het opslaan van adresboekgegevens wijzigen 1 2 3 Open de printermap. De printermap weergeven Klik met de rechtermuisknop op het pictogram voor het faxapparaat en klik op [Printing preferences] (Voorkeursinstellingen voor afdrukken). Klik op het tabblad [Bestemming selecteren] [Adresboek bewerken]. 㻝㻡㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥 4 Klik op [Een map opgeven]. 5 Geef de locatie op voor het opslaan van de adresboekgegevens en klik op [OK]. Sla de adresboekgegevens op in een map waarvoor u schrijfbevoegdheden hebt, zoals de map [My Documents] (Mijn documenten). 6 Als u een adresboek wilt maken, klikt u op [Nieuw]. Als u het bestaande adresboek naar de opgegeven map wilt kopiëren, klikt u op [Kopiëren]. Het adresboek wordt gemaakt of gekopieerd. Als de map uit stap 4 al een adresboek bevat, wordt het volgende bericht weergegeven. Als u het bestaande adresboek wilt gebruiken, klikt u op [Deze gebruiken]. Als u het adresboek van het faxstuurprogramma wilt gebruiken, klikt u op [Overschrijven]. 㻝㻡㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-03A De machine als printer gebruiken Er zijn verschillende manieren om de machine als printer te gebruiken. U kunt documenten op uw computer afdrukken via het printerstuurprogramma, of afdrukken vanaf draagbare apparaten met AirPrint. Kies in elke situatie de afdrukfunctie die het best aansluit bij uw wensen. Afdrukken vanaf een computer Een document dat u op uw computer hebt gemaakt, kunt u afdrukken via het printerstuurprogramma. computer Afdrukken vanaf een Afdrukken vanaf een smartphone/tablet U kunt documenten afdrukken die u via een iPhone/iPad of Android-terminal op uw smartphone of tablet hebt gemaakt. AirPrint gebruiken U kunt afdrukken zonder een printerstuurprogramma te gebruiken door afdrukgegevens draadloos te versturen vanaf AppleAirPrint gebruiken apparaten. Afdrukken met de mobiele toepassing van Canon Met een smartphone of tablet kunt u vanaf de machine afdrukken. Zie de Canon-website voor meer informatie over deze functie. Deze machine ondersteunt ook MopriaTM . Met MopriaTM kunt u via één stuurprogramma afdrukken, zelfs als u een printer van een ander merk gebruikt; bovendien kunt u afdrukken met veelgebruikte bewerkingen en instellingen voor elke printer. Ga naar http://www.mopria.org voor informatie over ondersteunde modellen en besturingssystemen. 㻝㻡㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-03C Afdrukken vanaf een computer Documenten die u met een programma op uw computer hebt gemaakt, kunt u afdrukken via het printerstuurprogramma. Het printerstuurprogramma heeft een aantal handige instellingen, zoals vergroten/verkleinen en dubbelzijdig afdrukken, waarmee u uw documenten op verschillende manieren kunt afdrukken. U kunt de afdrukfunctie van de machine pas gebruiken nadat u enkele procedures hebt doorlopen, zoals het installeren van het printerstuurprogramma op uw computer. Zie de MF Driver Installation Guide voor meer informatie. Help-informatie van het printerstuurprogramma Als u in het scherm van het printerstuurprogramma op [Help] klikt, ziet u het scherm van de ingebouwde Help-functie van het printerstuurprogramma. Gebruik dit scherm om gedetailleerde informatie te raadplegen die niet is opgenomen in de eHandleiding. Macintosh-gebruikers: zie MF Driver Installation Guide voor informatie over het installeren van de printerstuurprogramma's, en Help in het printerstuurprogramma voor informatie over het gebruik van afdrukfuncties ( Voor Mac OS-gebruikers). Afhankelijk van het besturingssysteem en het type en de versie van het printerstuurprogramma dat u gebruikt, kunnen de schermen van het printerstuurprogramma in deze handleiding verschillen van de echte schermen. 㻝㻡㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-03E Een document afdrukken In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een document op uw computer afdrukt via het printerstuurprogramma. 1 Open een document in een programma en geef het afdrukvenster weer. De manier waarop u het afdrukvenster weergeeft, kan per programma verschillen. Raadpleeg voor meer informatie de Help van het programma dat u gebruikt. 2 Selecteer het printerstuurprogramma voor het apparaat en klik op [Preferences] (Voorkeuren) (of [Properties] (Eigenschappen)). Het scherm dat wordt weergegeven, verschilt afhankelijk van het programma dat u gebruikt. 3 Geef de afdrukinstellingen op, zoals het aantal exemplaren en de afdrukstand, en klik op [OK]. Tabbladen Klik op een tabblad om de bijbehorende afdrukinstellingen weer te geven en pas de instellingen waar nodig aan. Verschillende afdrukinstellingen Voor de MF229dw / MF226dn is de standaardinstelling voor dubbelzijdig afdrukken. Pas de instelling desgewenst aan. Schakelen tussen enkelzijdig en dubbelzijdig afdrukken (MF229dw / MF226dn) [Aantal exemplaren] Hiermee geeft u het aantal kopieën op. [Afdrukstand] Geef de afdrukstand op ([Staand] of [Liggend]). De afdrukstand die in het programma is opgegeven voor het document wordt meestal automatisch overgenomen in het printerstuurprogramma. U kunt de instellingen die u hebt opgegeven in deze stap opslaan als een "profiel" en dit profiel laden wanneer u gaat afdrukken. Combinaties van veelgebruikte Op deze manier hoeft u niet steeds dezelfde instellingen op te geven als u gaat afdrukken. afdrukinstellingen opslaan 㻝㻡㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Klikbare UI Op de voorbeeldafbeelding kunt u gemakkelijk, op intuïtieve wijze, instellingen zoals de paginalay-out en inbindpositie opgeven. Klik voor meer informatie op [Help] in het printerstuurprogramma. 4 Klik op [Afdrukken] (of op [OK]). Het afdrukken wordt gestart. In sommige programma's verschijnt het onderstaande scherm. Als u het afdrukken wilt annuleren, klikt u op [Annuleren] als het bovenstaande scherm wordt weergegeven. Nadat het scherm Afdrukken verdwijnt of als het scherm niet wordt weergegeven, kunt u het afdrukken op andere manieren annuleren. annuleren Raak afgedrukte pagina's niet aan Raak pas afgedrukte vellen niet aan met uw vingers of een doek. Hierdoor kunnen uw vingers of de doek vuil worden en kunnen tonervlekken ontstaan. Bovendien kunt u de toner van het papier vegen. Als u in Windows 8/8.1/Server 2012/Server 2012 R2 afdrukt vanuit de app Windows Store Volg de onderstaande procedure. Windows 8/Server 2012 Geef de charms aan de rechterkant van het scherm weer en tik of klik op [Devices] (Apparaten) de printer die u gebruikt [Print] (Afdrukken). Als u op deze manier afdrukt, kunt u alleen instellingen voor bepaalde afdrukfuncties opgeven. Windows 8.1/Server 2012 R2 Geef de charms aan de rechterkant van het scherm weer en tik of klik op [Devices] (Apparaten) [Print] (Afdrukken) [Print] (Afdrukken). Als u op deze manier afdrukt, kunt u alleen instellingen voor bepaalde printer die u gebruikt afdrukfuncties opgeven. de Als het bericht [The printer requires your attention. Go to the desktop to take care of it.] (Er is iets met de printer. Ga naar het bureaublad om dit op te lossen.) wordt weergegeven, gaat u naar het bureaublad en volgt u de instructies in het dialoogvenster. Dit bericht verschijnt als de machine zodanig is ingesteld dat de gebruikersnaam wordt weergegeven tijdens taken zoals afdrukken. KOPPELINGEN De afdrukstatus controleren 㻝㻡㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-03F Afdrukken annuleren U kunt het afdrukken annuleren vanaf uw computer of vanaf het bedieningspaneel van de machine. Vanaf een computer Vanaf het bedieningspaneel Vanaf een computer U annuleert het afdrukken vanaf het pictogram van de printer dat wordt weergegeven in het systeemvak van het bureaublad. 1 Dubbelklik op het printerpictogram. Als het printerpictogram niet wordt weergegeven Open de printermap ( De printermap weergeven), klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en klik op [Afdruktaken weergeven] (of dubbelklik op het pictogram van het printerstuurprogramma voor het apparaat). 2 Selecteer het document dat u wilt annuleren en klik op [Document] 3 Klik op [Ja]. [Annuleren]. Het afdrukken van het geselecteerde document wordt geannuleerd. Het is mogelijk dat er nog enkele pagina's worden uitgevoerd nadat u het afdrukken hebt geannuleerd. Annuleren vanuit de UI op afstand U kunt het afdrukken annuleren vanuit de pagina [Opdrachtstatus] van de UI op afstand: controleren De huidige status van afdruktaken Annuleren vanuit een programma In sommige programma's verschijnt het onderstaande scherm. U kunt het afdrukken annuleren door te klikken op [Annuleren]. 㻝㻡㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Vanaf het bedieningspaneel Annuleer het afdrukken met Druk op of . om te annuleren Als op het scherm een lijst met documenten verschijnt wanneer u op hebt gedrukt Tik op het document dat u wilt annuleren. Druk op om te annuleren <Status afdrukopdracht> selecteer het document op het scherm <Status afdrukopdracht> Het is mogelijk dat er nog enkele pagina's worden uitgevoerd nadat u het afdrukken hebt geannuleerd. KOPPELINGEN Een document afdrukken De afdrukstatus controleren 㻝㻡㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥 <Annuleren> <Ja> 0LY9-03H De afdrukstatus controleren U kunt de huidige afdrukstatussen controleren. Handig in de volgende situaties Als het erg lang duurt voordat uw documenten worden afgedrukt, kunt u de wachtrij bekijken met de documenten die nog niet zijn afgedrukt. Als u de afdrukken niet kunt vinden die nu toch echt klaar hadden moeten zijn, kunt u controleren of er een fout is opgetreden. 1 2 3 Druk op . Tik op <Status afdrukopdracht>. Selecteer het document dat u wilt controleren. <Status afdrukopdracht> Hier ziet u een lijst met de documenten die worden verwerkt of op verwerking wachten. <Details> Hier ziet u gedetailleerde gegevens van het document dat u in de lijst hebt geselecteerd. KOPPELINGEN Een document afdrukken Afdrukken annuleren 㻝㻢㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-03J Verschillende afdrukinstellingen Er zijn verschillende afdrukinstellingen die u kunt kiezen, zoals vergroot/verkleind afdrukken en dubbelzijdig afdrukken. Vergroten of verkleinen Schakelen tussen enkelzijdig en dubbelzijdig afdrukken (MF229dw / MF226dn) Afdrukken sorteren per pagina Meerdere pagina's op één vel afdrukken Posters afdrukken Boekje afdrukken (MF229dw / MF226dn) Randen afdrukken Datums en paginanummers afdrukken Afdrukken met watermerk Documenttype selecteren Toner besparen Meerdere documenten combineren en afdrukken 㻝㻢㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-03K Vergroten of verkleinen U kunt afdrukken vergroten of verkleinen door een vooraf ingesteld zoompercentage voor afdrukken te selecteren, zoals A5 naar A4. U kunt ook zelf een aangepast zoompercentage kiezen, dat u kunt verhogen of verlagen in stappen van 1%. Het zoompercentage voor afdrukken instellen door het formaat van het origineel en het papier op te geven (vaste schaal) Het zoompercentage voor afdrukken wordt automatisch ingesteld op basis van het formaat van het origineel en van het papier dat u hebt opgegeven. tabblad [Algemene instellingen] [OK] [Uitvoerformaat] selecteer het documentformaat bij [Paginaformaat] selecteer het papierformaat bij Zoompercentage voor afdrukken opgeven in stappen van 1% tabblad [Algemene instellingen] schakel het selectievakje [Handmatig schalen] in afdrukken op bij [Schaling] [OK] geef het zoompercentage voor Afhankelijk van het geselecteerde papierformaat, kunt u mogelijk niet het optimale zoompercentage voor afdrukken instellen. Dit kan zich uiten in grote lege vlakken op de afdruk of delen van het document die ontbreken. 㻝㻢㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥 De instellingen voor vergroten/verkleinen in bepaalde programma's hebben prioriteit boven de desbetreffende instellingen in het printerstuurprogramma. KOPPELINGEN Een document afdrukken 㻝㻢㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-03L Schakelen tussen enkelzijdig en dubbelzijdig afdrukken Als u werkt met de MF229dw / MF226dn, kunt u enkelzijdig en dubbelzijdig afdrukken. De standaardinstelling is [Dubbelzijdig afdrukken]. Pas de instelling desgewenst aan. Dubbelzijdig afdrukken is mogelijk niet voor alle formaten en soorten papier beschikbaar. Papier Tabblad [Algemene instellingen] selecteer [Enkelzijdig afdrukken] of [Dubbelzijdig afdrukken] bij [Enkelzijdig/Dubbelzijdig/Boekje afdrukken] selecteer de inbindpositie bij [Inbindlocatie] [OK] [Enkelzijdig/Dubbelzijdig/Boekje afdrukken] Selecteer [Enkelzijdig afdrukken] of [Dubbelzijdig afdrukken]. Zie Boekje afdrukken (MF229dw / MF226dn) voor [Boekje afdrukken]. [Inbindlocatie] Geef de positie aan waar u de afdrukken wilt inbinden, bijvoorbeeld met een nietapparaat. De afdrukstand verandert als dat nodig is voor de opgegeven inbindlocatie. Klik op [Rugmarge] om de margebreedte voor de inbindpositie op te geven. [Lange zijde [links]] Hiermee worden de pagina's zo afgedrukt dat deze horizontaal worden geopend nadat ze zijn ingebonden. [Korte zijde [boven]] Hiermee worden de pagina's zo afgedrukt dat deze verticaal worden geopend nadat ze zijn ingebonden. [Rugmarge] Kies deze optie om een bindmarge op te geven. 㻝㻢㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥 KOPPELINGEN Een document afdrukken Meerdere pagina's op één vel afdrukken Boekje afdrukken (MF229dw / MF226dn) 㻝㻢㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-03R Afdrukken sorteren per pagina Als u afdrukken wilt maken van documenten met meerdere pagina's, selecteert u [Sorteren] om complete sets op volgorde af te drukken. Deze functie is handig bij het voorbereiden van hand-outs voor vergaderingen of presentaties. tabblad [Algemene instellingen] selecteer [Sorteren] of [Groeperen] bij [Afwerking] [OK] [Afwerking] Geef de sorteermethode van de afdrukken op wanneer u documenten met meerdere pagina's afdrukt. [Sorteren] De afdrukken worden in de juiste volgorde gegroepeerd. Als u bijvoorbeeld drie kopieën maakt van een document dat uit vijf pagina's bestaat, worden de kopieën als volgt uitgevoerd: 1, 2, 3, 4, 5, 1, 2, 3, 4, 5, 1, 2, 3, 4, 5. [Groeperen] De afdrukken worden niet gesorteerd. Als u bijvoorbeeld drie kopieën maakt van een document dat uit vijf pagina's bestaat, worden de kopieën als volgt uitgevoerd: 1, 1, 1, 2, 2, 2, 3, 3, 3, 4, 4, 4, 5, 5, 5. Als u [Uit] selecteert, bepaalt de relevante instelling in het programma of de afdrukken al dan niet worden gesorteerd. KOPPELINGEN Een document afdrukken 㻝㻢㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-03S Meerdere pagina's op één vel afdrukken U kunt meerdere pagina's afdrukken op één vel papier. Zo kunt u vier of negen pagina's afdrukken op één vel door [4 op 1] of [9 op 1] te gebruiken. Gebruik deze functie als u papier wilt besparen of een document wilt bekijken als miniaturen. U kunt nog meer papier besparen door deze instelling te combineren met dubbelzijdig afdrukken. Schakelen tussen enkelzijdig en dubbelzijdig afdrukken (MF229dw / MF226dn) selecteer bij [Pagina-opmaak] het aantal pagina's dat u op één vel wilt afdrukken Tabblad [Algemene instellingen] selecteer bij [Pagina-opmaak] de indeling van de pagina-opmaak [OK] [Pagina-opmaak] Selecteer het aantal pagina's dat u op één vel wilt afdrukken. U kunt een waarde kiezen in het bereik van [1 op 1] tot en met [16 op 1]. Als u bijvoorbeeld 16 pagina's op één vel wilt afdrukken, selecteert u [16 op 1]. Zie Posters afdrukken voor opties zoals [Poster [2 x 2]]. Het afdrukken verloopt mogelijk niet goed als u deze instelling combineert met een instelling in het programma voor het sorteren van afdrukken. [Paginavolgorde] Selecteer een indeling voor de pagina-opmaak. Als u bijvoorbeeld [Horizontaal vanaf linkerzijde] selecteert, wordt de eerste pagina links bovenaan afgedrukt en vervolgens worden de volgende pagina's rechts daarvan geplaatst. KOPPELINGEN Een document afdrukken Schakelen tussen enkelzijdig en dubbelzijdig afdrukken (MF229dw / MF226dn) 㻝㻢㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-03U Posters afdrukken U kunt één pagina van een document verspreid over meerdere pagina's afdrukken. Als u een document met één pagina van het formaat A4 bijvoorbeeld negen keer zo groot maakt, hebt u een poster van 3x3 vellen A4formaat nadat u het document hebt afgedrukt en de vellen aan elkaar hebt geplakt. tabblad [Basisinstellingen] [OK] selecteer bij [Pagina-opmaak] de afmetingen van de poster (bijvoorbeeld [Poster [2 x 2]]) U kunt kiezen uit vier posterinstellingen: [Poster [1 x 2]], [Poster [2 x 2]], [Poster [3 x 3]] en [Poster [4 x 4]]. U kunt geen instellingen voor het afdrukken van een poster selecteren als dubbelzijdig afdrukken is ingeschakeld. Selecteer [Enkelzijdig afdrukken] bij [Enkelzijdig/Dubbelzijdig/Boekje afdrukken] en kies vervolgens een instelling voor het afdrukken van een poster. Schakel het selectievakje [Afdrukrand] in om randen af te drukken. Randen zijn handig als u de afdrukken aan elkaar wilt plakken of de marges wilt wegsnijden. KOPPELINGEN Een document afdrukken Vergroten of verkleinen 㻝㻢㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-03W Boekje afdrukken U kunt twee pagina's van een document op beide zijden van één vel papier afdrukken en dan de bedrukte pagina's dubbelvouwen om een boekje te maken. Het printerstuurprogramma regelt de afdrukvolgorde, zodat de paginanummers kloppen. Boekje afdrukken is mogelijk niet voor alle formaten en soorten papier beschikbaar. Zie Papier. selecteer [Boekje afdrukken] bij [Enkelzijdig/Dubbelzijdig/Boekje afdrukken] Tabblad [Algemene instellingen] [OK] [Boekje] om eventueel gedetailleerde instellingen op te geven [OK] klik op [Enkelzijdig/Dubbelzijdig/Boekje afdrukken] Selecteer [Boekje afdrukken]. Zie Schakelen tussen enkelzijdig en dubbelzijdig afdrukken (MF229dw / MF226dn) voor [Enkelzijdig afdrukken] en [Dubbelzijdig afdrukken]. [Boekje] Dit scherm wordt weergegeven. [Methode voor afdrukken van boekje] [Alle pagina's tegelijk]: alle pagina's worden tegelijk als één bundel afgedrukt, zodat u een boekje kunt maken door de bedrukte pagina's dubbel te vouwen. [Onderverdelen in sets]: kies deze optie om meerdere bundels af te drukken, met in elke bundel het aantal pagina's dat is opgegeven bij [Vellen per set]. Bind vervolgens de bundels in en voeg deze samen tot één boekje. Selecteer deze optie wanneer het document zo veel pagina's heeft dat u deze niet allemaal in één boekje kunt inbinden. [Geef rugmarge boekje op] Als u een nietmachine of een ander inbindgereedschap gebruikt, geeft u de breedte van de rugmarge op voor het inbinden van het boekje. Schakel het selectievakje [Geef Rugmarge boekje op] in en geef de breedte van de marge op bij [Rugmarge boekje]. 㻝㻢㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥 KOPPELINGEN Een document afdrukken 㻝㻣㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-03X Randen afdrukken U kunt randen, zoals stippellijnen of dubbele ononderbroken lijnen, toevoegen aan de marges van afdrukken. tabblad [Pagina-instelling] klik op [Pagina opties] selecteer het type rand bij [Kader] [Kader] Selecteer hier het type rand. Voorbeeld Hier ziet u een voorbeeld met de geselecteerde rand. KOPPELINGEN Een document afdrukken Datums en paginanummers afdrukken Afdrukken met watermerk 㻝㻣㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥 [OK] [OK] 0LY9-03Y Datums en paginanummers afdrukken U kunt de informatie zoals datums of paginanummers afdrukken. Daarnaast kunt u aangeven waar in het document u deze informatie wilt afdrukken (linksboven, rechtsonder, enzovoort). Tabblad [Pagina-instelling] het paginanummer [OK] klik op [Pagina opties] [OK] selecteer de afdrukpositie van de afdrukdatum, de gebruikersnaam of [Afdrukdatum] Geef de positie aan voor het afdrukken van de afdrukdatum. [Gebruikersnaam afdrukken] Geef de positie aan voor het afdrukken van de gebruikersnaam (aanmeldingsnaam) voor de computer waarmee het document wordt afgedrukt. [Paginanummer afdrukken] Geef de positie aan voor het afdrukken van het paginanummer. De afdrukindeling van datums en paginanummers wijzigen Als u datums, aanmeldingsnamen of paginanummers gaat afdrukken, kunt u opmaakinstellingen wijzigen zoals het lettertype en de tekengrootte. Klik op het scherm Pagina-opties hierboven op [Indelingsinstellingen] om de opmaakinstellingen op te geven. KOPPELINGEN Een document afdrukken Randen afdrukken Afdrukken met watermerk 㻝㻣㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-040 Afdrukken met watermerk U kunt een watermerk zoals "KOPIE" of "VERTROUWELIJK" afdrukken over het document. U kunt nieuwe watermerken maken of vooraf geregistreerde watermerken gebruiken. Tabblad [Pagina-instelling] [OK] schakel het selectievakje [Watermerk] in selecteer een watermerk in [Watermerknaam] [Watermerk]/[Watermerknaam] Schakel het selectievakje [Watermerk] in om de beschikbare watermerken weer te geven in de vervolgkeuzelijst [Watermerknaam]. Selecteer een watermerk in de lijst. [Watermerk bewerken] Hiermee geeft u het scherm weer voor het maken of bewerken van watermerken. [Toevoegen] Klik hierop om een nieuw watermerk te maken. U kunt maximaal 50 watermerken opslaan. [Naam] Voer een naam in voor het nieuwe watermerk. [Kenmerken]/[Uitlijning]/[Afdrukstijl] Klik op deze tabbladen om de tekst, kleur of afdrukpositie van het watermerk op te geven. Klik voor meer informatie op [Help] in het printerstuurprogramma. KOPPELINGEN 㻝㻣㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Een document afdrukken Randen afdrukken Datums en paginanummers afdrukken 㻝㻣㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-041 Documenttype selecteren U kunt het type document opgeven om zo een optimale beeldkwaliteit te garanderen. Er zijn verschillende instellingen voor fotodocumenten, documenten met grafieken en tabellen, en documenten met CADtekeningen met zeer dunne lijntjes. tabblad [Kwaliteit] selecteer het type document bij [Doel] [OK] [Doel] Selecteer een optie die het best past bij het type document of het doel van de afdruk. Selecteer bijvoorbeeld [Algemeen] voor algemeen gebruik of selecteer [Foto's] wanneer u foto's met de best mogelijke kwaliteit wilt afdrukken. [Algemeen] Een veelzijdige optie die geschikt is voor het afdrukken van vrijwel alle documenten. [Publicaties] Selecteer deze optie als u documenten gaat afdrukken met een mix van foto's, grafieken en tabellen. [Illustraties] Deze optie is geschikt voor het afdrukken van documenten met grafieken of tabellen. [Foto's] Selecteer deze optie als u foto's gaat afdrukken. [Ontwerpen [CAD]] Deze optie is bedoeld voor het afdrukken van ontwerptekeningen met heel veel dunne lijntjes. [Tekst met hoge definitie] Deze optie is geschikt voor het afdrukken van documenten met kleine tekens. Als u gedetailleerde instellingen wilt opgeven voor de items die u hebt geselecteerd bij [Doel], klikt u op [Geavanceerde instellingen]. Klik voor meer informatie op [Help] in het printerstuurprogramma. KOPPELINGEN Een document afdrukken 㻝㻣㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-042 Toner besparen U kunt in het printerstuurprogramma instellen dat documenten met minder toner worden afgedrukt. Als de tonerspaarstand is ingeschakeld, bestaat de kans dat dunne lijnen en delen met een lichtere afdrukdichtheid vaag worden. klik op [Geavanceerde instellingen] selecteer tabblad [Kwaliteit] selecteer het type document bij [Doel] selecteer [Aan] in de vervolgkeuzelijst [OK] [Tonerspaarstand] op het scherm [Geavanceerde instellingen] [Doel] [OK] Documenttype selecteren Selecteer het type document waarvoor u de tonerspaarstand wilt inschakelen. [Geavanceerde instellingen] Er verschijnt een scherm met instellingen. Klik op [Tonerspaarstand] en selecteer [Aan] in de vervolgkeuzelijst onder aan het scherm. U kunt aangeven of u de tonerspaarstand wilt inschakelen voor ieder documenttype. Schakel voor elk documenttype dat wordt vermeld bij [Doel] al dan niet de tonerspaarstand in. Op het scherm [Geavanceerde instellingen] kunt u verschillende andere afdrukinstellingen opgeven. Klik voor meer informatie op [Help] in het printerstuurprogramma. KOPPELINGEN Een document afdrukken 㻝㻣㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-043 Meerdere documenten combineren en afdrukken Met behulp van Canon PageComposer kunt u meerdere documenten samenvoegen tot één afdruktaak en de taak afdrukken met de opgegeven afdrukinstellingen. Op deze manier kunt u bijvoorbeeld documenten combineren die met verschillende programma's zijn gemaakt en alle pagina's op hetzelfde papierformaat afdrukken. 1 Open een document in een programma en geef het afdrukvenster weer. De manier waarop u het afdrukvenster weergeeft, kan per programma verschillen. Raadpleeg voor meer informatie de Help van het programma dat u gebruikt. 2 3 Selecteer het printerstuurprogramma voor het apparaat en klik op [Preferences] (Voorkeuren) (of [Properties] (Eigenschappen)). Selecteer [Bewerken/Voorbeeld] bij [Uitvoermodus]. Klik op [OK] in het scherm [Informatie]. Klik op [OK] onder aan het scherm. 4 Klik op [Afdrukken] (of op [OK]). Canon PageComposer wordt gestart. Het afdrukken wordt nog niet gestart. 㻝㻣㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥 5 Herhaal stappen 1 - 4 voor de documenten die u wilt combineren. De documenten worden toegevoegd aan Canon PageComposer. 6 Selecteer in de lijst [Documentnaam] de documenten die u wilt combineren en klik op . U selecteert meerdere documenten door op de documenten te klikken terwijl u de toets [Shift] of [Ctrl] ingedrukt houdt. 7 Wijzig de instellingen desgewenst en klik op [Combineren]. De documenten die zijn geselecteerd in stap 6 worden gecombineerd. [Afdrukvoorbeeld] U ziet een voorbeeld van het document zoals dat wordt afgedrukt. [Documentlijst]/[Afdrukinstellingen] Klik op het tabblad [Documentlijst] om de documenten weer te geven die u hebt toegevoegd in stappen 1 - 4. U kunt documenten verwijderen door deze te selecteren in de lijst en op [Verwijderen uit lijst] te klikken. Klik op het tabblad [Afdrukinstellingen] om een scherm weer te geven voor het opgeven van afdrukinstellingen zoals het aantal exemplaren of enkelzijdig of dubbelzijdig afdrukken. De instellingen in dit scherm worden voor de volledige afdruktaak gebruikt. 㻝㻣㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Klik voor meer informatie op [Help] in Canon PageComposer. [Details] Hiermee geeft u het scherm met afdrukinstellingen van het printerstuurprogramma weer. Er zijn minder instellingen beschikbaar dan bij gewoon afdrukken. 8 Selecteer in de lijst [Documentnaam] de gecombineerde afdruktaak die u wilt afdrukken en klik op Het afdrukken wordt gestart. Raadpleeg Afdrukken annuleren voor instructies voor het annuleren van het afdrukken. KOPPELINGEN Een document afdrukken 㻝㻣㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥 . 0LY9-044 De gewenste afdrukinstellingen configureren U kunt combinaties van instellingen opslaan als "profielen" om uw diverse afdrukdoelen te realiseren. U kunt de instellingen die u vaak gebruikt, ook opslaan als de standaardinstellingen. Wanneer de standaardinstellingen zijn opgeslagen, worden ze automatisch op het scherm van het printerstuurprogramma weergegeven, zodat u ze niet speciaal hoeft op te geven en meteen kunt beginnen met afdrukken. Stel "STRENG GEHEIM" als watermerk in en sla het op in "profielen". Vervolgens kunt u dit watermerk wanneer u het maar nodig hebt uit profielen selecteren. Combinaties van veelgebruikte afdrukinstellingen opslaan Geef [2 op 1] als standaardinstelling in het printerstuurprogramma op. Vanaf de volgende afdruktaak worden op elk vel 2 pagina's van het document afgedrukt. standaardinstellingen wijzigen 㻝㻤㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥 De 0LY9-045 Combinaties van veelgebruikte afdrukinstellingen opslaan Als u bij elke afdruktaak instellingen moet opgeven om bijvoorbeeld "enkelzijdig af te drukken op A4-papier in de afdrukstand Liggend, met de tonerspaarstand ingeschakeld", wordt dit tijdrovend en vervelend. Als u uw veelgebruikte combinaties van afdrukinstellingen echter opslaat als een "profiel", kunt u de gewenste afdrukinstellingen eenvoudig opgeven door het bijbehorende profiel te selecteren. In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u profielen opslaat en kunt afdrukken met profielen. Een profiel opslaan Een profiel selecteren Een profiel opslaan 1 Geef de instellingen op die u wilt opslaan in een profiel en klik op [Toevoegen]. Definieer de gewenste afdrukinstellingen op de tabbladen [Algemene instellingen], [Pagina-instelling], [Afwerking] en [Kwaliteit]. Verschillende afdrukinstellingen 2 Typ een naam voor het profiel bij [Naam], selecteer een pictogram en klik op [OK]. Typ desgewenst een toelichting van het profiel bij [Opmerking]. Klik op [Instellingen weergeven] om de instellingen te zien die in het profiel worden opgeslagen. Een profiel bewerken Als u de naam, het pictogram of de opmerking van eerder opgeslagen profielen wilt wijzigen, klikt u in het scherm uit stap 1 op [Bewerken] rechts van [Profiel]. De standaardprofielen kunt u echter niet wijzigen. Een profiel selecteren Selecteer eenvoudig het gewenste profiel en klik op [OK]. 㻝㻤㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥 De instellingen van het geselecteerde profiel wijzigen U kunt de instellingen van het geselecteerde profiel wijzigen. Desgewenst kunt u de gewijzigde instellingen opslaan als een ander profiel. KOPPELINGEN Een document afdrukken De standaardinstellingen wijzigen 㻝㻤㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-046 De standaardinstellingen wijzigen De standaardinstellingen zijn de instellingen die worden weergegeven als u het scherm met afdrukinstellingen van het printerstuurprogramma opent. U kunt deze instellingen wijzigen in de instellingen die u het meest gebruikt. Als u bijvoorbeeld altijd 2 documentpagina's per vel wilt afdrukken, geeft u [2 op 1] op als de standaardinstelling voor de paginalay-out. Vanaf de volgende keer dat u het scherm van het printerstuurprogramma opent, is de instelling altijd [2 op 1], zodat u deze instelling niet voor elke afdruktaak hoeft op te geven. Om de onderstaande procedure uit te voeren, moet u zich bij de computer aanmelden met een administratoraccount. 1 2 3 Open de printermap. De printermap weergeven Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de machine en klik op [Printing preferences] (Voorkeursinstellingen voor afdrukken). Wijzig de instellingen op het scherm met voorkeursinstellingen en klik op [OK]. Definieer de gewenste afdrukinstellingen op de tabbladen [Algemene instellingen], [Pagina-instelling], [Afwerking] en [Kwaliteit]. Verschillende afdrukinstellingen KOPPELINGEN Een document afdrukken Combinaties van veelgebruikte afdrukinstellingen opslaan 㻝㻤㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-047 AirPrint gebruiken U hebt niet altijd een computer nodig voor het afdrukken van foto's, e-mails, webpagina's en andere documenten. Met AirPrint kunt u draadloos afdrukken vanaf Apple-apparaten zoals een iPad, iPhone, iPod touch en Macintosh zonder dat u het printerstuurprogramma hoeft te gebruiken. Afdrukken vanaf een iPad, iPhone of iPod touch Afdrukken vanaf een Mac Afdrukken via AirPrint annuleren AirPrint-instellingen wijzigen Problemen oplossen bij het afdrukken met AirPrint Overige Systeemvereisten U kunt AirPrint gebruiken als u een van de volgende apparaten hebt en de meest recente versie van iOS is geïnstalleerd op het apparaat: iPad (alle modellen) iPhone (3GS of hoger) iPod touch (derde generatie of hoger) Als u een Macintosh gebruikt, is OS X v10.7 of hoger vereist. Netwerkomgeving Het Apple-apparaat (iPad, iPhone, iPod touch en Macintosh) en de machine moeten via hetzelfde LAN met elkaar zijn verbonden. Afdrukken vanaf een iPad, iPhone of iPod touch Als u beveiligingsfunctionaliteit in AirPrint wilt installeren, moet u een sleutelpaar en een digitaal certificaat instellen voordat u TLS Afdrukgegevens voor Apple-apparaten coderen met TLS Instellingen configureren voor sleutelparen en gebruikt. digitale certificaten 1 Zorg ervoor dat de machine is ingeschakeld en verbinding heeft met het LAN. Raadpleeg "Aan de slag" voor instructies. 2 Meegeleverde documentatie Tik in het programma op het Apple-apparaat op om de menuopties weer te geven. Hoe het pictogram eruitziet, is afhankelijk van de toepassing die u gebruikt. 3 4 Tik op [Print] (Druk af) in de vervolgkeuzelijst. Selecteer dit apparaat bij [Printer] in [Printer Options] (Printeropties). De printers in het netwerk worden weergegeven. Selecteer dit apparaat. [Printer Options] (Printeropties) wordt niet weergegeven in programma's die geen ondersteuning bieden voor AirPrint. U kunt dan ook niet draadloos afdrukken vanuit deze programma's. 㻝㻤㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥 5 Geef de gewenste afdrukinstellingen op. Aantal kopieën Tik op [+] of [-] rechts van [1 kopie] om het aantal kopieën in te stellen. [Double-sided] (Dubbelzijdig) (MF229dw / MF226dn) Tik op [ON] (Aan) rechts van [Double-sided] (Dubbelzijdig) om dubbelzijdig afdrukken op te geven. [Range] (Bereik) Tik op [Range] (Bereik) en [All Pages] (Alle pagina's) of geef het bereik op van de pagina's die u wilt afdrukken als u een document met meerdere pagina's afdrukt. De beschikbare instellingen in [Printer Options] (Printeropties) verschillen afhankelijk van het programma dat u gebruikt. De beschikbare papierformaten verschillen afhankelijk van het programma dat u gebruikt. 6 Tik op [Print] (Druk af). Het afdrukken wordt gestart. Het afdrukken annuleren Afdrukken via AirPrint annuleren De afdrukstatus controleren Tijdens het afdrukken, wordt het pictogram [Print Center] (Afdrukcentrum) weergegeven in de lijst met onlangs gebruikte programma's op het Apple-apparaat. Gebruik dit pictogram om de afdrukstatus te controleren. De lijst met onlangs gebruikte programma's geeft u weer door tweemaal op de knop [Home] te drukken. Afdrukken vanaf een Mac Als u beveiligingsfunctionaliteit in AirPrint wilt installeren, moet u een sleutelpaar en een digitaal certificaat instellen voordat u TLS Afdrukgegevens voor Apple-apparaten coderen met TLS Instellingen configureren voor sleutelparen en gebruikt. digitale certificaten 1 2 Voeg de machine aan uw Macintosh toe met [System Preferences] (Systeemvoorkeuren) (Afdrukken en scannen). Zorg ervoor dat de machine is ingeschakeld en verbinding heeft met het LAN. Raadpleeg "Aan de slag" voor instructies. 3 [Print & Scan] Meegeleverde documentatie Open een document in een programma en geef het afdrukvenster weer. De manier waarop u het afdrukvenster weergeeft, kan per programma verschillen. Raadpleeg voor meer informatie de Help van het programma dat u gebruikt. 4 Selecteer deze machine in het afdrukvenster. De printers die zijn verbonden met uw Mac worden weergegeven. Selecteer deze machine. 5 Geef de gewenste afdrukinstellingen op. [Presets] (Voorinstellingen) Geef de afdrukinstellingen op door een voorinstelling te selecteren in de vervolgkeuzelijst. [Copies] (Aantal exemplaren) Hiermee geeft u het aantal kopieën op. [Two-Sided] (Dubbelzijdig) (MF229dw / MF226dn) Schakel deze optie in om dubbelzijdig af te drukken. [Pages] (Pagina's) Geef het bereik van pagina's op dat u wilt afdrukken als het document meerdere pagina's bevat. De beschikbare instellingen verschillen afhankelijk van het programma dat u gebruikt. 6 Klik op [Print] (Druk af). Het afdrukken wordt gestart. Het afdrukken annuleren Afdrukken via AirPrint annuleren 㻝㻤㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Afdrukken via AirPrint annuleren U kunt het afdrukken op twee manieren annuleren. U kunt het afdrukken annuleren vanaf het bedieningspaneel van de machine ( Afdrukken annuleren) of vanaf een Apple-apparaat. In het laatste geval volgt u deze procedure. Annuleren vanaf een iPad, iPhone of iPod touch 1 2 3 Druk tweemaal op de knop [Home]. Tik op [Print Center] (Afdrukcentrum) om de lijst weer te geven met de documenten die moeten worden afgedrukt. Tik op het document dat u wilt annuleren en tik op [Cancel Printing] (Annuleer afdrukken). Annuleren vanaf een Mac 1 2 3 Klik op het printerpictogram dat wordt weergegeven in het Dock op het bureaublad. Klik op het document dat u wilt annuleren. Klik op de knop [Delete] (Verwijder). AirPrint-instellingen wijzigen U kunt gegevens registreren die worden gebruikt voor het identificeren van de machine, zoals de naam van de machine en de installatielocatie. U kunt ook het afdrukken via AirPrint uitschakelen op de machine. U gebruikt de UI op afstand om deze instellingen te wijzigen. 1 Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten Afhankelijk van uw browser, kan de procedure voor het starten van de UI op afstand afwijken. Raadpleeg de Help van de browser die u gebruikt. 2 Klik op [Instellingen/registratie]. Als u een mobiel apparaat gebruikt, zoals een iPad, iPhone of iPod touch, moet u "klikken" hieronder lezen als "tikken". 3 Klik op [Netwerkinstellingen] [AirPrint-instellingen]. 㻝㻤㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥 4 Klik op [Bewerken...]. 5 Geef de vereiste instellingen op en klik op [OK]. [AirPrint gebruiken] Schakel dit selectievakje in om afdrukken via AirPrint mogelijk te maken. Schakel het selectievakje uit om AirPrint uit te schakelen. [Printernaam]/[Locatie]/[Breedtegraad]/[Lengtegraad] Voer de naam en de installatielocatie in om dit apparaat eenvoudig te herkennen vanaf uw Apple-apparaat. Deze informatie is handig als u meerdere AirPrint-printers gebruikt. [AirPrint-prior. snelheid/beeldkwaliteit] Selecteer [Snelheidsprioriteit] of [Prioriteit beeldkwaliteit] als de kwaliteitsmodus voor het afdrukken met AirPrint. Deze functie is alleen beschikbaar bij het afdrukken van een PDF-bestand. Als u [Printernaam] wijzigt Als de ingestelde [Printernaam] wordt gewijzigd, kunt u mogelijk niet meer afdrukken vanaf de Macintosh die u gebruikt. Dat komt omdat <mDNS-naam> ( DNS configureren) voor IPv4 ook wordt gewijzigd. Voeg in dit geval deze machine weer aan de Macintosh toe. Naam en locatie van de printer [Printernaam] en [Locatie] komen terug in respectievelijk de volgende instellingen: ・[Printernaam] kan ook worden ingesteld in <mDNS-naam> ( ・[Locatie] kan ook worden ingesteld in <Locatie> ( IPv4-instellingen). Instellingen Apparaatinformatie ). Problemen oplossen bij het afdrukken met AirPrint 㻝㻤㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥 U kunt niet afdrukken met AirPrint. Controleer of de machine is ingeschakeld. Als dat het geval is, start u de machine opnieuw op en kijkt u of het probleem is opgelost. Controleer of er papier in de machine is geladen en of er nog voldoende toner is. vervangen Papier plaatsen Tonercartridges Controleer of er geen foutberichten worden weergegeven op het display van de machine. Zorg ervoor dat het Apple-apparaat (iPad, iPhone, iPod touch en Macintosh) en de machine via hetzelfde LAN met elkaar zijn verbonden. Als u de machine inschakelt, kan het enkele minuten duren voordat de machine klaar is voor communicatie. Zorg ervoor dat Bonjour is ingeschakeld op Apple-apparaten. Overige Verbruiksartikelen controleren op de Mac U kunt het scherm van AirPrint weergeven om toegang te krijgen tot de verschillende AirPrint-instellingen, maar ook om gegevens van verbruiksartikelen te bekijken, zoals papier en toner. 1 2 3 4 Klik op [System Preferences] (Systeemvoorkeuren) in het Dock op het bureaublad (Afdrukken en scannen). [Print & Scan] Selecteer uw printer en klik op [Options & Supplies] (Opties en toebehoren). Klik op [Show Printer Webpage] (Geef webpagina van printer weer). Meld u in de systeembeheerdersmodus aan bij de UI op afstand. Om de status van de machine of toebehoren te controleren, kunt u zich ook aanmelden in de eindgebruikersmodus. Handelsmerken Apple, Bonjour, iPad, iPhone, iPod touch, Macintosh, Mac OS en OS X zijn handelsmerken van Apple Inc., gedeponeerd in de V.S. en andere landen. AirPrint en het AirPrint-logo zijn handelsmerken van Apple Inc. 㻝㻤㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-048 Afdrukgegevens voor Apple-apparaten coderen met TLS Bevoegde gebruikers kunnen worden benadeeld door aanvallen van kwaadwillende personen, bijvoorbeeld door sniffing, spoofing en het manipuleren van gegevens die over een netwerk worden verzonden. Om uw belangrijke en kostbare gegevens te beschermen tegen deze aanvallen, kunt u AirPrint op deze machine gebruiken om de communicatie tussen de machine en een Apple-apparaat te coderen met TLS (Transport Layer Security). TLS biedt de mogelijkheid om gegevens te coderen en via het netwerk te verzenden of ontvangen. Als u TLS wilt gebruiken, moet u een sleutelpaar opgeven en de TLS-functie inschakelen. Genereer of installeer het sleutelpaar voor TLS voordat u TLS inschakelt ( Instellingen configureren voor sleutelparen en digitale certificaten). 1 Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. 2 Klik op [Instellingen/registratie]. 3 Klik op [Netwerkinstellingen] 4 Klik op [Sleutel en certificaat...] in [TLS-instellingen]. 5 Klik op [Registreer standaardsleutel] naast het sleutelpaar dat u wilt gebruiken. De UI op afstand starten [TCP/IP-instellingen]. 㻝㻤㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Details van een certificaat weergeven U kunt de details van het certificaat controleren of het certificaat verifiëren door op de juiste tekstkoppeling onder [Sleutelnaam] Sleutelparen en digitale certificaten verifiëren te klikken of op het pictogram van het certificaat. 6 Schakel TLS in voor de UI op afstand. 1 Klik op [Netwerkinstellingen] 2 Klik op [Bewerken...]. 3 Schakel het selectievakje [Gebruik TLS] in, geef de vereiste instellingen op en klik op [OK]. [AirPrint-beveiligingsinstellingen]. [Gebruik authenticatie] Bij gebruik van AirPrint kunt u authenticatie (ofwel verificatie) gebruiken. Dit doet u door het selectievakje in te schakelen en een [Gebruikersnaam] op te geven. [Wachtwoord instellen/wijzigen] Geef een wachtwoord voor verificatie op. Dit doet u door het selectievakje in te schakelen en het wachtwoord te typen in de vakken [Wachtwoord] en [Bevestigen]. 㻝㻥㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥 KOPPELINGEN AirPrint gebruiken Sleutelparen genereren Door een CA uitgegeven sleutelparen en digitale certificaten gebruiken 㻝㻥㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-049 Instellingen configureren voor sleutelparen en digitale certificaten Om de communicatie te coderen met een extern apparaat, moet vooraf een coderingssleutel worden verzonden en ontvangen via een onbeveiligd netwerk. Dit probleem wordt opgelost door cryptografie met openbare sleutels. Cryptografie met openbare sleutels garandeert een veilige uitwisseling door belangrijke en waardevolle gegevens te beschermen tegen aanvallen, zoals sniffing, spoofing en het manipuleren van gegevens die over een netwerk worden verzonden. Sleutelpaar Een sleutelpaar bestaat uit een openbare sleutel en een geheime sleutel. Beide sleutels zijn nodig voor het coderen of decoderen van gegevens. Aangezien gegevens die zijn gecodeerd met een van de sleutels uit het sleutelpaar niet kunnen worden hersteld zonder de andere sleutel, kan met dit type cryptografie een veilige uitwisseling van gegevens over het netwerk worden gegarandeerd. U kunt maximaal drie sleutelparen opslaan ( Door een CA uitgegeven sleutelparen en digitale certificaten gebruiken). Op deze machine kunt u ook de bewerkingen "Netwerkcommunicatiesleutel aanmaken" en "Sleutel en certificaatondertekeningsverzoek (CSR) aanmaken" uitvoeren ( Sleutelparen genereren). CA-certificaat Digitale certificaten zoals CA-certificaten zijn vergelijkbaar met andere vormen van identificatie, zoals een rijbewijs. Een digitaal certificaat bevat een digitale handtekening en stelt het apparaat in staat spoofing of het manipuleren van gegevens te detecteren. Het is extreem moeilijk voor derden om digitale certificaten te misbruiken. Een digitaal certificaat dat een openbare sleutel van een certificeringsinstantie (CA) bevat, wordt een CA-certificaat genoemd. CAcertificaten dienen om functies zoals afdrukken met AirPrint te verifiëren op het apparaat waarmee de machine communiceert. U kunt maximaal drie CA-certificaten opslaan ( Door een CA uitgegeven sleutelparen en digitale certificaten gebruiken). Vereisten voor sleutels en certificaten Het certificaat in een sleutelpaar dat is gegenereerd met het apparaat voldoet aan X.509v3. Als u een sleutelpaar of een CA-certificaat installeert vanaf een computer, zorg er dan voor dat het onderdeel voldoet aan deze vereisten: Indeling Bestandsextensie Sleutelpaar: PKCS#12*1 CA-certificaat: X.509v1 of X.509v3, DER (gecodeerd binair) Sleutelpaar: ".p12", ".pfx" of ".cer" CA-certificaat: ".p12", ".pfx" of ".cer" Algoritme openbare sleutel (en sleutellengte) RSA (512 bits, 1024 bits, 2048 bits of 4096 bits) Algoritme voor handtekening certificaat SHA1-RSA, SHA256-RSA, SHA384-RSA*2 of SHA512-RSA*2 Algoritme voor vingerafdruk certificaat SHA1 *1 De vereisten voor het certificaat in een sleutelpaar komen overeen met die voor CA-certificaten. *2 SHA384-RSA en SHA512-RSA zijn alleen beschikbaar wanneer de RSA-sleutel 1024 bits of langer is. Het apparaat biedt geen ondersteuning voor het gebruik van een certificaatintrekkingslijst (CRL). 㻝㻥㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-04A Sleutelparen genereren U kunt een sleutelpaar genereren met de machine als dit nodig is voor gecodeerde communicatie via TLS (Transport Layer Security). U kunt TLS gebruiken wanneer u de machine vanaf een Apple-apparaat oproept om AirPrint te gebruiken. U kunt maximaal drie Netwerkcommunicatiesleutel aanmaken Sleutel en certificaatondertekeningsverzoek sleutelparen opslaan op de machine. (CSR) aanmaken Netwerkcommunicatiesleutel aanmaken 1 2 Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten Klik op [Instellingen/registratie]. 3 Klik op [Beveiligingsinstellingen] 4 Klik op [Sleutel aanmaken...]. [Instellingen sleutel en certificaat]. Een sleutelpaar verwijderen Klik op [Verwijderen] bij het sleutelpaar dat u wilt verwijderen klik op [OK]. Bij een sleutelpaar dat op dat moment wordt gebruikt, wordt "TLS" weergegeven. U kunt dit sleutelpaar dan niet verwijderen. In dat geval moet u de functie uitschakelen of het sleutelpaar vervangen voordat u het sleutelpaar kunt verwijderen. 5 Selecteer [Netwerkcommunicatie] en klik op [OK]. 㻝㻥㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥 6 Geef instellingen op voor de sleutel en het certificaat. [Sleutelinstellingen] [Sleutelnaam] Gebruik maximaal 24 alfanumerieke tekens voor de naam van het sleutelpaar. Kies een naam die u eenvoudig kunt terugvinden in lijsten. [Handtekeningalgoritme] Selecteer het algoritme voor de handtekening in de vervolgkeuzelijst. [Sleutelalgoritme] RSA wordt gebruikt om een sleutelpaar te genereren. Selecteer de sleutellengte in de vervolgkeuzelijst. Hoe groter het aantal is voor de sleutellengte, hoe trager de communicatie verloopt. De beveiliging echter is krachtiger. [512 bits] kan niet als sleutellengte worden geselecteerd als [SHA384] of [SHA512] is geselecteerd bij [Handtekeningalgoritme]. [Certificaatinstellingen] [Begindatum geldigheid (JJJJ/MM/DD)] Voer de begindatum in voor de geldigheidsperiode van het certificaat, tussen 01/01/2000 en 31/12/2099. [Einddatum geldigheid (JJJJ/MM/DD)] Voer de einddatum in voor de geldigheidsperiode van het certificaat, tussen 01/01/2000 en 31/12/2099. U kunt hier geen datum opgeven die voorafgaat aan [Begindatum geldigheid (JJJJ/MM/DD)]. [Land/Regio] Selecteer het keuzerondje [Selecteer land/regio] en selecteer uw land/regio in de vervolgkeuzelijst. U kunt ook het keuzerondje [Voer internetlandcode in] selecteren en een landcode invoeren, zoals NL voor Nederland. [Staat]/[Plaats] Gebruik maximaal 24 alfanumerieke tekens voor de locatie. [Organisatie]/[Afdeling] Gebruik maximaal 24 alfanumerieke tekens voor de naam van de organisatie. [Standaardnaam] Gebruik maximaal 48 alfanumerieke tekens voor de algemene naam (Common Name) van het certificaat. "Common Name" wordt vaak afgekort tot "CN". 7 Klik op [OK]. Het genereren van sleutels voor netwerkcommunicatie kan 10 tot 15 minuten duren. Het gegenereerde sleutelpaar wordt automatisch opgeslagen op de machine. 㻝㻥㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Sleutel en certificaatondertekeningsverzoek (CSR) aanmaken 1 2 Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten Klik op [Instellingen/registratie]. 3 Klik op [Beveiligingsinstellingen] 4 Klik op [Sleutel aanmaken...]. [Instellingen sleutel en certificaat]. Een sleutelpaar verwijderen Klik op [Verwijderen] bij het sleutelpaar dat u wilt verwijderen klik op [OK]. Bij een sleutelpaar dat op dat moment wordt gebruikt, wordt "TLS" weergegeven. U kunt dit sleutelpaar dan niet verwijderen. In dat geval moet u de functie uitschakelen of het sleutelpaar vervangen voordat u het sleutelpaar kunt verwijderen. 5 Selecteer [Sleutel en certificaatondertekeningsverzoek (CSR)] en klik op [OK]. 㻝㻥㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥 6 Geef instellingen op voor de sleutel en het certificaat. [Sleutelinstellingen] [Sleutelnaam] Gebruik maximaal 24 alfanumerieke tekens voor de naam van het sleutelpaar. Kies een naam die u eenvoudig kunt terugvinden in lijsten. [Handtekeningalgoritme] Selecteer het algoritme voor de handtekening in de vervolgkeuzelijst. [Sleutelalgoritme] RSA wordt gebruikt om een sleutelpaar te genereren. Selecteer de sleutellengte in de vervolgkeuzelijst. Hoe groter het aantal is voor de sleutellengte, hoe trager de communicatie verloopt. De beveiliging echter is krachtiger. OPMERKING: [512 bits] kan niet als sleutellengte worden geselecteerd als [SHA384] of [SHA512] is geselecteerd bij [Handtekeningalgoritme]. [Instellingen certificaatondertekeningsverzoek (CSR)] [Land/Regio] Selecteer het keuzerondje [Selecteer land/regio] en selecteer uw land/regio in de vervolgkeuzelijst. U kunt ook het keuzerondje [Voer internetlandcode in] selecteren en een landcode invoeren, zoals NL voor Nederland. [Staat]/[Plaats] Gebruik maximaal 24 alfanumerieke tekens voor de locatie. [Organisatie]/[Afdeling] Gebruik maximaal 24 alfanumerieke tekens voor de naam van de organisatie. [Standaardnaam] Gebruik maximaal 48 alfanumerieke tekens voor de algemene naam (Common Name) van het certificaat. "Common Name" wordt vaak afgekort tot "CN". 7 Klik op [OK]. Het genereren van een sleutel en certificaatondertekeningsverzoek (CSR) kan ongeveer 10 tot 15 minuten duren. 8 Klik op [Opslaan in bestand]. 㻝㻥㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Als er een bevestigingsvenster wordt weergegeven, klikt u op [Opslaan] om het bestand op te slaan. 9 10 Klik op [Certificaat registreren...]. Klik op [Bestand kiezen], geef het bestand voor het certificaatondertekeningsverzoek op en klik op [Registreren]. KOPPELINGEN Door een CA uitgegeven sleutelparen en digitale certificaten gebruiken Sleutelparen en digitale certificaten verifiëren Afdrukgegevens voor Apple-apparaten coderen met TLS 㻝㻥㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-04C Door een CA uitgegeven sleutelparen en digitale certificaten gebruiken Sleutelparen en digitale certificaten voor gebruik met het apparaat zijn verkrijgbaar bij een certificeringsinstantie (CA). U kunt deze bestanden opslaan en vervolgens registreren via de UI op afstand. Zorg ervoor dat het sleutelpaar en het certificaat voldoen aan de vereisten van het apparaat ( Vereisten voor sleutels en certificaten). U kunt maximaal drie sleutelparen en drie CA-certificaten opslaan. 1 2 3 4 Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten Klik op [Instellingen/registratie]. Klik op [Beveiligingsinstellingen] [Instellingen sleutel en certificaat] (voor sleutelparen) of [Instellingen CA-certificaat] (voor CA-certificaten). Klik op [Sleutel en certificaat registreren] of [Registreer CA-certificaat]. Een geregistreerd sleutelpaar of CA-certificaat verwijderen Klik op [Verwijderen] naast het sleutelpaar of CA-certificaat dat u wilt verwijderen geïnstalleerde CA-certificaten kunt u niet verwijderen. en klik vervolgens op [OK]. De vooraf Bij een sleutelpaar dat op dat moment wordt gebruikt, wordt "TLS" weergegeven. U kunt dit sleutelpaar dan niet verwijderen. In dat geval moet u de functie uitschakelen of het sleutelpaar vervangen voordat u het sleutelpaar kunt verwijderen. De vooraf geïnstalleerde CA-certificaten uit- of inschakelen Klik op [Uitschakelen] naast het vooraf geïnstalleerde CA-certificaat dat u wilt uitschakelen. Als u het certificaat weer wilt 㻝㻥㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥 inschakelen, klikt u nogmaals op [Inschakelen] naast het certificaat. 5 Klik op [Installeren...]. Een sleutelpaar of CA-certificaat verwijderen Klik op [Verwijderen] naast het bestand dat u wilt verwijderen en klik vervolgens op [OK]. 6 Klik op [Bestand kiezen], selecteer het bestand dat u wilt installeren en klik op [Start installatie]. Het sleutelpaar of CA-certificaat is geïnstalleerd op het apparaat. 7 Registreer het sleutelpaar of CA-certificaat. Een sleutelpaar registreren 1 Klik op [Registreren] naast het sleutelpaar dat u wilt opslaan. 2 Voer de naam van het sleutelpaar en het wachtwoord in en klik op [OK]. [Sleutelnaam] Gebruik maximaal 24 alfanumerieke tekens voor de naam van het sleutelpaar dat u wilt opslaan. [Wachtwoord] Gebruik maximaal 24 alfanumerieke tekens voor het wachtwoord van de privésleutel die is ingesteld voor het bestand dat u wilt opslaan. Een CA-certificaat registreren Klik op [Registreren] naast het CA-certificaat dat u wilt opslaan. 㻝㻥㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥 KOPPELINGEN Sleutelparen genereren Sleutelparen en digitale certificaten verifiëren Afdrukgegevens voor Apple-apparaten coderen met TLS 㻞㻜㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-04E Sleutelparen en digitale certificaten verifiëren Als u sleutelparen en CA-certificaten hebt geregistreerd, kunt u de gegevens van deze onderdelen bekijken of hun geldigheid en handtekening controleren. 1 2 3 4 Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. Klik op [Instellingen/registratie]. Klik op [Beveiligingsinstellingen] [Instellingen sleutel en certificaat] (voor sleutelparen) of [Instellingen CA-certificaat] (voor CA-certificaten). Klik op het pictogram voor het sleutelpaar of certificaat dat u wilt controleren. De certificaatgegevens kunt u bekijken op dit scherm. 5 De UI op afstand starten Klik op [Certificaatverificatie]. 㻞㻜㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Het resultaat van het verifiëren van het certificaat wordt zoals hieronder weergegeven. KOPPELINGEN Sleutelparen genereren Door een CA uitgegeven sleutelparen en digitale certificaten gebruiken 㻞㻜㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-04F De machine als scanner gebruiken U kunt originele documenten scannen door het bedieningspaneel van het apparaat of een programma op een computer te gebruiken. Welke manier u ook gebruikt, de gescande documenten worden geconverteerd naar elektronische bestandsindelingen zoals PDFbestanden. Gebruik de scanfunctie om omvangrijke papieren documenten te converteren naar bestanden zodat u deze gemakkelijk kunt ordenen. Om dit apparaat als een scanner te gebruiken, moet u voor gebruik de nodige voorbereidingen treffen, inclusief het installeren Het gebruik van het apparaat als een scanner voorbereiden van de software op een computer. Zie de volgende documentatie als u een Macintosh-gebruiker bent: MF Driver Installation Guide voor informatie over het installeren van de software, en Canon Scanner Stuurprogramma Handleiding voor informatie over het gebruik van scanfuncties ( Voor Mac OS-gebruikers). Afhankelijk van het besturingssysteem en de versie van het scannerstuurprogramma of de programma's die u gebruikt, kunnen de schermen van het stuurprogramma in deze handleiding verschillen van de echte schermen. Scannen vanaf het apparaat U kunt documenten scannen en opslaan op een computer via het bedieningspaneel van het apparaat. Scannen vanaf het apparaat Scannen vanaf een computer U kunt documenten die op het apparaat zijn geplaatst, scannen vanaf een computer. De gescande documenten worden opgeslagen op de computer. U kunt scannen met behulp van MF Toolbox (geleverd bij het apparaat) of met behulp van andere toepassingen zoals een Scannen vanaf een computer beeldbewerkings- of tekstverwerkingsprogramma. Scannen met de mobiele toepassing van Canon U kunt een op het apparaat geplaatst origineel scannen met een smartphone of tablet. Zie de Canon-website voor meer informatie over deze functie. 㻞㻜㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-04H Het gebruik van het apparaat als een scanner voorbereiden Zorg ervoor dat het apparaat en uw computer met elkaar verbonden zijn en dat alle software is geïnstalleerd. Raadpleeg "Aan de slag" voor instructies ( Meegeleverde documentatie). Om verbinding te maken via een draadloze of bekabelde LAN, moet u dit apparaat registreren in MF Network Scan Utility (MF Netwerkscanprogramma). Registreer het apparaat volgens de onderstaande procedure. Deze procedure is niet vereist als het apparaat en uw computer verbonden zijn via USB. De scanfunctie is niet beschikbaar als het apparaat en uw computer verbonden zijn in een IPv6-omgeving. U moet IPv4 of USB gebruiken. 1 Klik op 2 Schakel het selectievakje voor het apparaat in en klik op [OK]. in het systeemvak. In een netwerk kunnen maximaal tien computers tegelijk met één product (scanner) verbinding hebben. 㻞㻜㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-04J Scannen vanaf het apparaat De volgorde van het scannen van een document en het opslaan op een computer kan alleen worden uitgevoerd wanneer vanaf het apparaat wordt gescand. Voer de scan uit terwijl u opgeeft op welke computer de documenten worden opgeslagen, geef op of de documenten in kleur of in zwart-wit worden gescand, of de documenten worden opgeslagen als PDF- of JPEG-bestanden en geef de overige instellingen op. 1 Plaats één of meer documenten. 2 Druk op 3 Tik op <Computer>. 4 Selecteer de doelcomputer. Documenten plaatsen en tik op <Scannen>. Dit scherm wordt niet weergegeven als een computer via USB met het apparaat verbonden is. 5 Selecteer type Scan. Type scan Kleur Resolutie Bestandsindeling <Kleurenscan> Kleur 300 dpi PDF (doorzoekbaar)*1/ Hoog compressieniveau <Zwartwitscan> Zwart-wit *2 300 dpi TIFF <Aangepast 1> Kleur 300 dpi JPEG/Exif 㻞㻜㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥 <Aangepast 2> Kleur 300 dpi PDF (doorzoekbaar)*1/ Standaardcompressieniveau *1 Een PDF-indeling waarbij de tekens op het document als tekstgegevens worden gescand en waarbij naar de tekst kan worden gezocht met behulp van een computer. *2 Documenten worden alleen in zwart en wit gescand, dus zonder tussenliggende grijstinten. Instellingen wijzigen U kunt instellingen wijzigen vanaf MF Toolbox. 6 Druk op Scaninstellingen configureren in MF Toolbox . Het scannen wordt gestart. Tik op <Annuleren> <Ja> om te annuleren. U kunt niet scannen als het instelscherm van MF Toolbox wordt weergegeven. Sluit het scherm voordat u gaat scannen. Als u in stap 1 documenten in de documentinvoer plaatst Wanneer het scannen is voltooid, wordt de doelmap voor de opslag op de computer weergegeven. Als u in stap 1 documenten op de glasplaat legt Wanneer het scannen is voltooid, volgt u de onderstaande procedure. 1 Als u extra pagina's van het document wilt scannen, legt u de volgende pagina op de glasplaat en drukt . u op Herhaal deze stap totdat alle pagina's zijn gescand. Als er maar één pagina hoeft te worden gescand, gaat u verder met de volgende stap. 2 Tik op <Scan volt.>. De doelmap voor de opslag wordt op de computer weergegeven. Informatie over de doelmap voor opslag De gescande gegevens worden standaard opgeslagen in de map [Pictures] (Afbeeldingen) of [My Pictures] (Mijn afbeeldingen). Er wordt een submap gemaakt met de naam van de gescande gegevens en de gegevens worden opgeslagen in die map. Raadpleeg Opslaginstellingen configureren als u de doellocatie voor de opslag wilt wijzigen. 㻞㻜㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Gemakkelijker scannen vanaf het apparaat Als u voorkeuren hebt die u regelmatig gebruikt, zoals scannen in kleur of in zwart-wit of een vooraf ingestelde computer waarop gescande documenten worden opgeslagen, kan het vervelend zijn als u deze instellingen telkens moet instellen als u scant. Sla deze instellingen op in een <Scan -> PC>-knop, zodat u met één druk op de knop kunt scannen. Er zijn twee <Scan -> PC>Scannen met de knop knoppen: <Scan -> PC1> en <Scan -> PC2>. U kunt uw instellingen in een van deze knoppen opslaan. <Scan -> PC> 㻞㻜㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-04K Scannen met de knop <Scan -> PC> Plaats een document op het apparaat en druk op <Scan -> PC1> of <Scan -> PC2>. Het scannen wordt onmiddellijk gestart. Het type scan (kleur of zwart-wit), de doelmap voor de opslag van het document en andere instellingen kunnen in een knop worden opgeslagen en documenten kunnen worden gescand met deze instellingen. In dit gedeelte wordt beschreven hoe u instellingen kunt opslaan in een knop en hoe u met deze instellingen kunt scannen. Uw instellingen opslaan in de knop <Scan -> PC> De knop <Scan -> PC> gebruiken Uw instellingen opslaan in de knop <Scan -> PC> Registreer de computer die als opslaglocatie dient en het type scan in de knop <Scan -> PC1> of <Scan -> PC2>. 1 2 3 4 Druk op en tik op <Menu>. Tik op <Scaninstellingen>. Selecteer <Sneltoetsinstellingen> <Registreren>. Tik op <Scan -> PC1> of <Scan -> PC2>. Selecteer de knop waarin u instellingen wilt opslaan. 5 Selecteer het type verbinding dat tussen het apparaat en de computer wordt gebruikt. <Uit> Selecteer deze instelling om opgeslagen instellingen te wissen. <USB-verbinding> Selecteer deze instelling als het apparaat en de computer via USB verbonden zijn. <Netwerkverbinding> Selecteer deze instelling als het apparaat en de computer via een netwerk verbonden zijn. 㻞㻜㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥 6 Selecteer de doelcomputer. Dit scherm wordt niet weergegeven als u <USB-verbinding> selecteert in stap 5. 7 Selecteer type Scan. Type scan Kleur Resolutie Bestandsindeling <Kleurenscan> Kleur 300 dpi PDF (doorzoekbaar)*1/ Hoog compressieniveau <Zwartwitscan> Zwart-wit *2 300 dpi TIFF <Aangepast 1> Kleur 300 dpi JPEG/Exif <Aangepast 2> Kleur 300 dpi PDF (doorzoekbaar)*1/ Standaardcompressieniveau *1 Een PDF-indeling waarbij de tekens op het document als tekstgegevens worden gescand en waarbij naar de tekst kan worden gezocht met behulp van een computer. *2 Documenten worden alleen in zwart en wit gescand, dus zonder tussenliggende grijstinten. Instellingen wijzigen U kunt instellingen wijzigen vanaf MF Toolbox. Scaninstellingen configureren in MF Toolbox De opgeslagen instellingen controleren <Menu> > PC2> <Scaninstellingen> <Sneltoetsinstellingen> <Bevestig bestemming> selecteer <Scan -> PC1> of <Scan - Naam van doelcomputer Hier ziet u de naam van de computer die is geregistreerd als de bestemming van scans die met deze toets worden gemaakt. Type scan Hier ziet u het type scan dat is ingesteld. De knop <Scan -> PC> gebruiken 㻞㻜㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥 1 Plaats één of meer documenten. 2 Druk op Documenten plaatsen en tik op de knop <Scan -> PC1> of <Scan -> PC2>. Raadpleeg De opgeslagen instellingen controleren om de instellingen die in de knop zijn opgeslagen, te controleren. Het scannen wordt gestart. Tik op <Annuleren> <Ja> om te annuleren. U kunt niet scannen als het instelscherm van MF Toolbox wordt weergegeven. Sluit het scherm voordat u gaat scannen. Als u in stap 1 documenten in de documentinvoer plaatst Wanneer het scannen is voltooid, wordt de doelmap voor de opslag op de computer weergegeven. Als u in stap 1 documenten op de glasplaat legt Wanneer het scannen is voltooid, volgt u de onderstaande procedure. 1 Als u extra pagina's van het document wilt scannen, legt u de volgende pagina op de glasplaat en drukt . u op Herhaal deze stap totdat alle pagina's zijn gescand. Als er maar één pagina hoeft te worden gescand, gaat u verder met de volgende stap. 2 Tik op <Scan volt.>. De doelmap voor de opslag wordt op de computer weergegeven. Informatie over de doelmap voor opslag De gescande gegevens worden standaard opgeslagen in de map [Pictures] (Afbeeldingen) of [My Pictures] (Mijn afbeeldingen). Er wordt een submap gemaakt met de naam van de gescande gegevens en de gegevens worden opgeslagen in die map. Raadpleeg Opslaginstellingen configureren als u de doellocatie voor de opslag wilt wijzigen. 㻞㻝㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥 KOPPELINGEN Scannen vanaf het apparaat 㻞㻝㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-04L Scannen vanaf een computer Er zijn twee manieren om te scannen vanaf een computer: met behulp van MF Toolbox en met behulp van een toepassing zoals een beeldbewerkings- of tekstverwerkingsprogramma. Scannen met MF Toolbox MF Toolbox is een programma dat bij het apparaat wordt geleverd en waarmee u documenten of afbeeldingen naar een computer kunt scannen. U kunt de gescande gegevens doorsturen naar een opgegeven programma of deze toevoegen aan een e-mailbericht. Scannen met een programma U kunt afbeeldingen scannen door een toepassing zoals een beeldbewerkings- of tekstverwerkingsprogramma te gebruiken en de afbeeldingen rechtstreeks naar het programma laden. U hoeft geen ander programma te starten om te scannen. 㻞㻝㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-04R Scannen met MF Toolbox U kunt gescande documenten opslaan op een computer, ze doorsturen naar een opgegeven programma om ze te bewerken of ze toevoegen aan een e-mailbericht. MF Toolbox bevat voorinstellingen voor alle doeleinden, inclusief het converteren naar PDF en het scannen van kleurendocumenten. U kunt gemakkelijk scannen door een voorinstelling te selecteren. Als <Autom. online voor scannen op afstand> op Uit is ingesteld Tik op <Scannen> <Scanner op afstand> in het scherm <Start> om het apparaat online te zetten voordat u er gebruik van Instellingen Systeembeheer maakt. In de volgende situaties kunt u niet scannen. Tijdens afdrukken, kopiëren, faxen enzovoort Tijdens het importeren of exporteren van het adresboek Tijdens het reinigen van de fixeereenheid Als papier vastzit in de documentinvoer Als de tonerklep openstaat Wacht met scannen totdat de betreffende bewerkingen is voltooid of het probleem in kwestie is verholpen. 1 Plaats één of meer documenten. 2 Dubbelklik op het bureaublad op het pictogram [Canon MF Toolbox]. Documenten plaatsen MF Toolbox wordt gestart. 3 Selecteer type Scan. Klik op het pictogram voor het type scan dat u wilt uitvoeren. [E-mail] Het gescande document wordt als een e-mailbijlage verzonden. U kunt het document ook opslaan op de computer en het later handmatig toevoegen aan een e-mailbericht. [OCR] Tekens in het document worden geëxtraheerd als tekstgegevens via OCR (Optical Character Recognition). U kunt de geëxtraheerde gegevens bewerken met behulp van OCR-software. Geef de OCR-software vooraf op. [Opslaan] Het gescande document wordt opgeslagen op de computer. [PDF] Het gescande document wordt geconverteerd naar een PDF-bestand. U kunt het ook doorsturen naar een programma. Het gescande document wordt standaard geconverteerd naar een doorzoekbaar PDF-bestand waarbij naar de tekst kan worden gezocht met behulp van een computer. [Kl.scan]/[Z/W-scan]/[Aangep.1]/[Aangep.2] U kunt veelgebruikte instellingen vooraf opslaan ( Scaninstellingen configureren in MF Toolbox). U kunt ook een programma opgeven als doorstuurbestemming. Wanneer u scant met behulp van het bedieningspaneel, worden de instellingen Scannen met de knop <Scan -> PC>). toegepast die hier worden opgeslagen ( Scannen vanaf het apparaat 㻞㻝㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Naar een andere scanner omschakelen Als er twee of meer apparaten geïnstalleerd zijn en u wilt overschakelen naar een ander apparaat, klikt u op [Instellingen] en selecteert u het apparaat. Instellingen voor MF Toolbox en de scanner configureren 4 Configureer de scaninstellingen. 5 Klik op [Starten]. Scaninstellingen configureren in MF Toolbox Het scannen wordt gestart. Klik op [Annuleren] om te annuleren. Als u in stap 1 documenten in de documentinvoer plaatst Wanneer het scannen is voltooid, wordt het gescande document opgeslagen in een map op een computer of doorgestuurd naar Opslaginstellingen configureren Externe toepassingen opgeven voor het doorsturen van gescande een programma. gegevens Als u in stap 1 documenten op de glasplaat legt Als het onderstaande scherm wordt weergegeven, kunt u doorgaan met het scannen van documenten. (Als u slechts één pagina tegelijk kunt scannen, zoals wanneer de JPEG-indeling is opgegeven, wordt dit scherm niet weergegeven.) 1 Als u extra pagina's van het document wilt scannen, legt u de volgende pagina op de glasplaat en drukt u op [Volgende]. Herhaal deze stap totdat alle pagina's zijn gescand. Als er maar één pagina hoeft te worden gescand, gaat u verder met de volgende stap. 2 Klik op [Voltooien]. Wanneer het scannen is voltooid, wordt het gescande document opgeslagen in een map op een computer of doorgestuurd naar een programma. Opslaginstellingen configureren Externe toepassingen opgeven voor het doorsturen van gescande gegevens Als de scanresultaten niet naar wens zijn Als de verwachte scanresultaten niet worden bereikt, bijvoorbeeld als de afbeelding te donker is of de kleur anders is dan het origineel, kunt u geavanceerde scaninstellingen configureren met ScanGear MF. Plaats het document opnieuw, schakel het 㻞㻝㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥 selectievakje [Scannerstuurprogramma weergeven] in op het scherm in stap 6 en klik op [Starten] om ScanGear MF te starten. Scaninstellingen configureren in de eenvoudige modus Scaninstellingen configureren in de geavanceerde modus Gescande afbeeldingen eerst bekijken en dan pas een bestandsindeling en opslagbestemming opgeven U kunt een voorbeeld van de gescande afbeeldingen weergeven voordat u de bestandsindeling en de opslagbestemming opgeeft. Deze procedure is niet beschikbaar wanneer [OCR] is geselecteerd in stap 5. Plaats het document, start MF Toolbox en ga verder met deze procedure. 1 Selecteer type Scan. Klik op een ander pictogram dan het pictogram [OCR]. 2 Schakel het selectievakje [Bevestiging van de gescande afbeelding en Exif-instellingen] in. Als u [PDF] hebt geselecteerd in stap 1, schakelt u het selectievakje [Gescande afbeelding bevestigen] in. 3 Klik op [Starten]. Het scannen wordt gestart. Klik op [Annuleren] om te annuleren. De gescande afbeeldingen worden als miniaturen weergegeven op het scherm [Gescande afbeelding]. 4 Stel de bestandsindeling en de opslagbestemming in. [Opslaan als type] Selecteer hier een bestandsindeling, zoals PDF of JPEG. Het type scan dat u hebt geselecteerd in stap 1 bepaalt welke indelingen er beschikbaar zijn. Opmerkingen toevoegen aan een JPEG-bestand Als u de bestandsindeling [JPEG/Exif] selecteert, kunt u informatie zoals de datum of opmerkingen toevoegen aan JPEG-bestanden wanneer u deze gaat opslaan. Selecteer de gescande afbeelding, klik op [Exif-instellingen] en typ de opmerkingen in het weergegeven scherm. 㻞㻝㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥 [Gescande afbeelding opslaan in] Geef een doelmap voor de opslag op. Als u het selectievakje [Afbeeldingen opslaan in een submap met de datum van vandaag] inschakelt, wordt in de opgegeven map een submap gemaakt met de scandatum als naam en worden de gegevens hierin opgeslagen. Als u [PDF (pagina toevoegen)] selecteert bij [Opslaan als type] ( ), wordt [Gescande afbeelding opslaan in] veranderd in [PDF-bestand maken op basis van]. In dit geval klikt u op [Bladeren] en geeft u een bestaand PDFbestand op waaraan u de zojuist gescande documentgegevens wilt toevoegen. De gegevens worden als extra pagina's aan het bestaande bestand toegevoegd. 5 Klik op [Opslaan] of [Volgende]. De gescande gegevens worden opgeslagen in een map op een computer of doorgestuurd naar een programma. Opslaginstellingen configureren Externe toepassingen opgeven voor het doorsturen van gescande gegevens Pagina's toevoegen aan een bestaand PDF-bestand Geef een bestaand PDF-bestand op waaraan u de zojuist gescande documentgegevens wilt toevoegen. De gegevens worden als extra pagina's aan het bestaande bestand toegevoegd. Plaats het document, start MF Toolbox en ga verder met deze procedure. Het PDFbestand dat u selecteert, moet gemaakt zijn met MF Toolbox. Nieuw gescande documentgegevens kunnen niet worden toegevoegd aan PDF-bestanden die met andere programma's zijn gemaakt. 1 Selecteer type Scan. Klik op het pictogram [E-mail], [Opslaan] of [PDF]. 2 Selecteer [PDF (pagina toevoegen)] bij [Opslaan als type]. Klik op [PDF-instellingen] en configureer de gewenste scaninstellingen. 3 Opslaginstellingen configureren Klik op [Bladeren] en selecteer het PDF-bestand waaraan u de pagina's wilt toevoegen. De zojuist gescande documentgegevens worden toegevoegd aan het PDF-bestand dat u selecteert. 4 Klik op [Starten]. Het scannen wordt gestart. Klik op [Annuleren] om te annuleren. Als u documenten in de documentinvoer plaatst 㻞㻝㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Wanneer het scannen is voltooid, wordt het gescande document opgeslagen in een map op de computer of Opslaginstellingen configureren Externe toepassingen opgeven voor doorgestuurd naar een programma. het doorsturen van gescande gegevens Als u documenten op de glasplaat legt Het onderstaande scherm wordt weergegeven. 1 Als u extra pagina's van het document wilt scannen, legt u de volgende pagina op de glasplaat en drukt u op [Volgende]. Herhaal deze stap totdat alle pagina's zijn gescand. Als er maar één pagina hoeft te worden gescand, gaat u verder met de volgende stap. 2 Klik op [Voltooien]. Wanneer het scannen is voltooid, wordt het gescande document opgeslagen in een map op de computer of doorgestuurd naar een programma. Opslaginstellingen configureren Externe toepassingen opgeven voor het doorsturen van gescande gegevens Instellingen voor MF Toolbox en de scanner configureren U kunt naar een andere scanner overschakelen door de knop [Instellingen] te gebruiken. U kunt ook instellingen, zoals de naam van de computer, configureren om documenten op te slaan. [Scanner selecteren] Selecteer de scanner (apparaat) die u wilt gebruiken met MF Toolbox. [Computernaam] Als u scant met behulp van het bedieningspaneel van het apparaat, is er een procedure om een opslagbestemming voor het gescande document op te geven ( Scannen vanaf het apparaat). U kunt de computernaam bewerken die verschijnt op het display van het apparaat tijdens deze procedure. [Opmerking] U kunt een opmerking invoeren voor elk type scan. Bewerk de opmerking indien nodig. [Toolbox sluiten na het scannen wanneer geopend op het apparaat] Als u scant met behulp van het bedieningspaneel van het apparaat, start MF Toolbox op. U kunt opgeven of u het MF Toolboxscherm automatisch wilt sluiten nadat u het scannen hebt voltooid. KOPPELINGEN Scaninstellingen configureren in MF Toolbox 㻞㻝㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-04S Scaninstellingen configureren in MF Toolbox U kunt de voorinstellingen, zoals het type scan (kleur of zwart-wit), de bestandsindeling en de resolutie, wijzigen volgens het beoogde gebruik. U kunt ook een opslagbestemming voor het gescande document opgeven, een programma als doorstuurbestemming en andere instellingen opgeven. Niet alle Macintosh-gebruikers beschikken over dezelfde functies. Voor Mac OS-gebruikers Scaninstellingen configureren Opslaginstellingen configureren Externe toepassingen opgeven voor het doorsturen van gescande gegevens Scaninstellingen configureren Configureer de scaninstellingen zoals het originele documentformaat, de kleurenmodus en de resolutie. [Bron selecteren] Selecteer een instelling die overeenkomt met de locatie van uw documenten (de glasplaat of de invoer). 㻞㻝㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥 [Glasplaat] Selecteer deze optie als u documenten op de glasplaat legt. [ADF] Selecteer deze optie als u documenten in de documentinvoer plaatst. [Auto-modus] Als u documenten in de documentinvoer plaatst, worden ze gescand. Als u niets in de documentinvoer plaatst, worden de documenten gescand die op de glasplaat worden geplaatst. [Invoermethode] (MF229dw) Selecteer of u een enkelzijdig of dubbelzijdig document dat in de documentinvoer wordt geplaatst, wilt scannen. [Papierformaat] Selecteer het formaat van het document. Als u een optie selecteert voor een aangepast formaat, wordt het scherm [Instellingen van papierformaat] geopend. U kunt vervolgens een aangepast formaat invoeren. [Afdrukstand] Als u documenten in de documentinvoer plaatst, stelt u de afdrukstand van de documenten in. U kunt ook [Inbindlocatie] instellen als u dubbelzijdige documenten in de documentinvoer plaatst. [Scanmodus] Selecteer het type afbeelding om documenten te scannen. De beschikbare items zijn afhankelijk van het type scan, zoals [E-mail] of [PDF]. [Zwart-wit] Het document wordt gescand als een zwart-wit afbeelding (alleen in zwart en wit, dus zonder tussenliggende grijstinten). [Zwart-wit (OCR)] Het document wordt gescand als een zwart-witafbeelding die is geoptimaliseerd voor verwerking door OCR-software (Optical Character Recognition). [Grijswaarden] Het document wordt gescand als een afbeelding met grijswaarden (in zwart en wit, met tussenliggende grijstinten, vergelijkbaar met een zwart-witfoto). [Kleur] Het document wordt gescand als een kleurenafbeelding. [Kleur (tijdschrift)] Het document wordt gescand als een kleurenafbeelding. De kleuroneffenheden en het moiré-effect die kenmerkend zijn voor het scannen van afgedrukte materiaal, worden hierbij verminderd. Het scannen met deze instelling duurt langer dan het scannen met de instelling [Kleur]. [Bovengrens van bijgevoegd bestand:] Dit item wordt weergegeven als [E-mail] is geselecteerd als het type scan ( Scannen met MF Toolbox). De kwaliteit van de gescande afbeelding wordt automatisch aangepast zodat de bestandsgrootte niet de maximumlimiet overschrijdt die u hier opgeeft. [Beeldkwaliteit] Selecteer de resolutie van de gescande afbeelding die het best aansluit bij het beoogde gebruik. De beschikbare resoluties zijn afhankelijk van de locatie van het document (in de documentinvoer of op de glasplaat) en van de bestandsindeling (PDF of JPEG). Een resolutie van 75 dpi is een goede richtlijn voor het weergeven van de gescande afbeelding op een computer en 300 dpi voor het afdrukken of het maken van een doorzoekbare PDF. Als u de uitvoerresolutie verdubbelt, neemt de grootte van het afbeeldingsbestand toe met een factor 4. Als het bestand te groot is, kan er een geheugenfout of andere fout optreden. Kies de resolutie die minimaal vereist is voor het beoogde gebruik. [Scannerstuurprogramma weergeven] Schakel dit selectievakje in om u in staat te stellen geavanceerde scaninstellingen te configureren met ScanGear MF. Om ScanGear MF te starten klikt u op [Starten] ( Scaninstellingen configureren in ScanGear MF). Dit item wordt niet weergegeven als 㻞㻝㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥 [OCR] is geselecteerd voor het type scan. Opslaginstellingen configureren Geef instellingen op voor de gescande gegevens, zoals de bestandsnaam, de bestandsindeling (PDF, JPEG, enzovoort) en de opslagbestemming. [Bestandsnaam] Voer hier een naam in voor het gescande afbeeldingsbestand. Als op de opslagbestemming al een bestand met dezelfde naam bestaat, wordt er een uniek getal van vier opeenvolgende cijfers (bijvoorbeeld "0001") toegevoegd aan de bestandsnaam. [Opslaan als type] Selecteer de bestandsindeling. [BMP] Het gescande document wordt geconverteerd naar een bitmapafbeelding. [JPEG/Exif] Het gescande document wordt geconverteerd naar een JPEG/Exif-afbeelding. Deze instelling is beschikbaar als [Grijswaarden], [Kleur] of [Kleur (tijdschrift)] is geselecteerd bij [Scanmodus] ( Scaninstellingen configureren). [TIFF] Het gescande document wordt geconverteerd naar een TIFF-afbeelding. [PDF] Er wordt een PDF-bestand gemaakt. Als u een document met meerdere pagina's scant, worden deze pagina's samengevoegd in één PDF-bestand. [PDF (één pagina)] Er wordt voor elke pagina van het gescande document een PDF-bestand van één pagina gemaakt. Als u bijvoorbeeld een document met drie pagina's scant, worden er drie afzonderlijke PDF-bestanden van één pagina gemaakt. [PDF (meerdere pagina's)] Er wordt één PDF-bestand gemaakt van verschillende documenten. Als u bijvoorbeeld een document met drie pagina's scant, wordt er één PDF-bestand van drie pagina's gemaakt. [PDF (pagina toevoegen)] Zojuist gescande documentgegevens worden als extra pagina's toegevoegd aan een bestaand Pagina's toevoegen aan een bestaand PDF-bestand PDF-bestand dat u opgeeft. Beschikbare bestandsindelingen voor elk type scan PDF (één pagina) Type scan BMP JPEG/Exif TIFF PDF PDF (meerdere pagina's) PDF (pagina toevoegen) [E-mail] * [OCR] * 㻞㻞㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥 [Opslaan] * [PDF] [Kl.scan] [ZW-scan] [Aangep.1] * [Aangep.2] * * Niet beschikbaar als [Scanmodus] is ingesteld op [Zwart-wit] of [Zwart-wit (OCR)]. Scaninstellingen configureren Als er een bericht verschijnt om aan te geven dat het afbeeldingsformaat te groot is Verlaag de waarde van [Beeldkwaliteit]. Scaninstellingen configureren [PDF-instellingen] Als u [PDF], [PDF (één pagina)], [PDF (meerdere pagina's)] of [PDF (pagina toevoegen)] selecteert bij [Opslaan als type] ( kunt u geavanceerde instellingen configureren voor PDF-bestanden. ), [Doorzoekbare PDF maken] Geef op of u het gescande document wilt converteren naar een doorzoekbare PDF. Tekens in het gescande document worden geconverteerd naar tekstgegevens en er kan naar de tekst worden gezocht met een computer. Tekst kan ook worden bewerkt met een tekstverwerkingsprogramma. Om een doorzoekbare PDF te maken, selecteert u [300 dpi] voor [Beeldkwaliteit] ( Scaninstellingen configureren). [Taal van tekst] Selecteer de taal die overeenkomt met het document. [PDF-compressie] Selecteer het niveau van gegevenscompressie. Als u [Hoog] selecteert, wordt het gegevensformaat van afbeeldingen zoals foto's of illustraties nog meer verlaagd dan als u [Standaard] selecteert. De beeldkwaliteit kan echter achteruit gaan afhankelijk van het documenttype. [Gescande afbeelding opslaan in] Klik op [Bladeren] en geef de opslagbestemming voor de gescande gegevens op. Als u [PDF (pagina toevoegen)] selecteert bij [Opslaan als type] ( ), wordt [Gescande afbeelding opslaan in] veranderd in [PDF-bestand maken op basis van]. Geef in dit geval een bestaand PDF-bestand op waaraan u de zojuist gescande documentgegevens wilt toevoegen. De gegevens worden als extra pagina's aan het bestaande bestand toegevoegd ( Pagina's toevoegen aan een bestaand PDF-bestand). [Afbeeldingen opslaan in een submap met de datum van vandaag] Als u het selectievakje [Afbeeldingen opslaan in een submap met de datum van vandaag] inschakelt, wordt in de map die is opgegeven in [Gescande afbeelding opslaan in] ( ) een submap gemaakt met de scandatum als naam en worden de gegevens hierin opgeslagen. Externe toepassingen opgeven voor het doorsturen van gescande gegevens Als u een programma opgeeft waarnaar u de gescande gegevens wilt doorsturen, wordt het opgegeven programma automatisch gestart wanneer het scannen is voltooid. U kunt bijvoorbeeld Adobe Photoshop of een ander beeldbewerkingsprogramma opgeven. Als u [E-mail] selecteert voor het type scan en een e-mailprogramma opgeeft, worden de gescande gegevens automatisch als bijlage toegevoegd aan een nieuw e-mailbericht. Als u wilt scannen terwijl [OCR] is geselecteerd, moet u OCR-software opgeven. 㻞㻞㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥 [Verwijderen] Als u het gescande document niet wilt doorsturen naar een programma, zoals wanneer u het opslaat, klikt u op deze knop. [Instellen] Klik op deze knop en selecteer een programma. Of geef een programma op door het pictogram ervan hiernaartoe te slepen als dit geen e-mailprogramma is. Ondersteunde e-mailprogramma's Microsoft Outlook Express Microsoft Outlook Microsoft Exchange EUDORA Netscape Messenger Windows Mail Becky! Ver.2 Mozilla Thunderbird KOPPELINGEN Scannen met MF Toolbox 㻞㻞㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-04U Scannen vanuit een programma Scan het document door een programma te gebruiken. U kunt Adobe Photoshop, Microsoft Office Word of andere beeldbewerkings- en tekstverwerkingsprogramma's gebruiken. De gescande afbeelding wordt rechtstreeks in het programma geladen waardoor u de afbeelding onmiddellijk kunt bewerken of verwerken. De volgende procedure verschilt afhankelijk van het programma. Het programma moet compatibel zijn met TWAIN of WIA * . Raadpleeg voor meer informatie de Help van uw programma. * TWAIN is een standaard voor het verbinden van beeldinvoerapparaten, zoals scanners, met computers. WIA is een functie die een geïntegreerde standaard is in Windows. 1 Plaats één of meer documenten. Documenten plaatsen De tweede of daaropvolgende documenten worden mogelijk niet gescand of er verschijnt mogelijk een foutbericht afhankelijk van het programma. In dit geval plaatst en scant u één document tegelijk. 2 Selecteer in het programma de optie voor het starten van het scannen. De procedure voor het selecteren van de optie voor het starten van het scannen verschilt per programma. Raadpleeg voor meer informatie de Help van uw programma. 3 Selecteer het scannerstuurprogramma voor de machine. Selecteer ScanGear MF of WIA. Als u ScanGear MF selecteert, kunt u geavanceerde scaninstellingen configureren. 4 Configureer de scaninstellingen. Raadpleeg Scaninstellingen configureren in de eenvoudige modus of Scaninstellingen configureren in de geavanceerde modus voor meer informatie over ScanGear MF-scaninstellingen. 5 Klik op [Scannen]. Het scannen wordt gestart. Als het scannen is voltooid, wordt de gescande afbeelding doorgestuurd naar een programma. KOPPELINGEN Scaninstellingen configureren in ScanGear MF 㻞㻞㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-04W Scaninstellingen configureren in ScanGear MF ScanGear MF is een scannerstuurprogramma dat bij het apparaat wordt geleverd. U kunt ScanGear MF als volgt gebruiken. Starten vanuit MF Toolbox Als u scant vanuit MF Toolbox, kunt u ScanGear MF oproepen en geavanceerde scaninstellingen configureren. Schakel het Scannen selectievakje [Scannerstuurprogramma weergeven] in en klik op [Starten] in MF Toolbox om ScanGear MF te starten. met MF Toolbox Starten vanuit een programma U kunt ScanGear MF gebruiken om de gescande afbeelding te laden naar Adobe Photoshop, Microsoft Office Word of andere Scannen vanuit een programma beeldbewerkings- en tekstverwerkingsprogramma's. Selecteer ScanGear MF vanaf de scanopties. U kunt het volgende doen wanneer u ScanGear MF gebruikt: Een voorbeeld van de afbeelding weergeven voordat u begint te scannen Het scangebied opgeven De gedetailleerde beeldkwaliteit aanpassen Scaninstellingen configureren in de eenvoudige modus Scaninstellingen configureren in de geavanceerde modus 㻞㻞㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-04X Scaninstellingen configureren in de eenvoudige modus Eenvoudige modus is een verzameling van basisscaninstellingen in ScanGear MF die zijn ontworpen voor een gemakkelijke bediening. Dit betekent dat Eenvoudige modus een gecomprimeerde versie is van ScanGear MF. Configureer instellingen in de volgorde die is tot en met op het scherm en klik op [Scannen]. Hierdoor kunt u de basisinstellingen configureren en het scannen opgegeven van starten. Voorbeeldgebied U kunt een voorbeeld weergeven van het document dat op de glasplaat is geplaatst. Als u op [Voorbeeld] klikt, wordt een voorbeeldafbeelding weergegeven in dit gebied en wordt het bijsnijdkader weergegeven met een stippellijn. Werkbalk Bewerk de afbeelding in het voorbeeldgebied. (Automatisch bijsnijden) Het bijsnijdkader dat past voor de gescande afbeelding wordt automatisch ingesteld. Telkens als u op het pictogram klikt, wordt het bijsnijdkader verkleind. U kunt het kader verplaatsen of de grootte ervan wijzigen met uw muis. Meerdere scangebieden handmatig instellen U kunt bijsnijdkaders handmatig toevoegen. U kunt ook bijsnijdkaders in het document opgeven, zodat elk van deze kaders als een afzonderlijke afbeelding kan worden gescand. Sleep de bijsnijdkaders om de gebieden op te geven die u wilt scannen. U kunt maximaal tien gebieden opgeven. Klik op [Scannen] om de gebieden in de bijsnijdkaders als afzonderlijke afbeeldingen te scannen. (Bijsnijdkader wissen) Wist het geselecteerde bijsnijdkader. (Naar links draaien)/ (Naar rechts draaien) Hiermee draait u het voorbeeld 90 graden naar links of naar rechts. (Informatie) Hiermee geeft u de huidige instellingen van de gescande afbeelding weer, zoals de kleurenmodus en de grootte van het scangebied. [Bron selecteren] Selecteer het type afbeelding om documenten te scannen. De beschikbare items zijn afhankelijk van de locatie van het document. Als u het document op de glasplaat hebt geplaatst [Foto (kleur)] De foto wordt gescand als een kleurenafbeelding. [Tijdschrift (kleur)] Afdrukmateriaal, zoals een tijdschrift, wordt gescand als een kleurenafbeelding. De kleuroneffenheden en het moiré-effect die kenmerkend zijn voor het scannen van afgedrukte afbeeldingen worden hierbij verminderd. [Krant (zwartwit)] Het tekstdocument of de lijntekening wordt gescand als een zwart-wit afbeelding (alleen in zwart en wit, dus zonder tussenliggende grijstinten). [Doc. (grijswrden)] Het tekstdocument of de foto wordt gescand als een afbeelding met grijswaarden (in zwart en wit, met tussenliggende grijstinten, vergelijkbaar met een zwart-witfoto). Als u het document in de documentinvoer hebt geplaatst [Doc. (kleur) ADF] Het document wordt gescand als een kleurenafbeelding. 㻞㻞㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥 [Doc. (grijswrden) ADF] Het document wordt gescand als een afbeelding met grijswaarden. [Doel selecteren] Selecteer een instelling op basis van het beoogde gebruik van de gescande afbeelding. [Afdrukken (300 dpi)] Selecteer deze optie als u de gescande afbeelding afdrukt. [Afbeeldingsweergave (150 dpi)] Selecteer deze optie als u de gescande afbeelding wilt weergeven op een computer. [OCR (300 dpi)] Selecteer deze optie als u de gescande afbeelding gaat gebruiken met OCR-software (Optical Character Recognition). [Uitvoerformaat] Selecteer het formaat van de gescande afbeelding als deze wordt afgedrukt of wordt weergegeven op een computer. Als u bijvoorbeeld een afbeelding wilt uitvoeren die geschikt is voor het afdrukken op A4-papier, selecteert u [A4], en [Afdrukken (300 dpi)] voor [Doel selecteren] ( ). Klik op om te schakelen tussen de liggende of staande afdrukstand. Deze knop is niet beschikbaar wanneer [Aanpasbaar] is geselecteerd. Als u [Toevoegen/verwijderen] selecteert, kunt u nieuwe uitvoerformaatinstellingen toevoegen en de toegevoegde formaten verwijderen. Selecteer [Aanpasbaar] om de verhouding tussen de breedte en de hoogte te wijzigen. Sleep het gebied dat u wilt scannen op de voorbeeldafbeelding. [Afbeeldingscorrectie] Schakel het selectievakje [Correctie van vervaging] in om vervaagde kleuren op een oude foto of andere afbeeldingen te corrigeren naar levendige kleuren. Deze instelling is beschikbaar wanneer een voorbeeldafbeelding wordt weergegeven en u [Foto (kleur)] of [Tijdschrift (kleur)] hebt geselecteerd bij [Bron selecteren] ( ). KOPPELINGEN Scaninstellingen configureren in de geavanceerde modus Scannen met MF Toolbox Scannen vanuit een programma 㻞㻞㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-04Y Scaninstellingen configureren in de geavanceerde modus Als u op het tabblad [Geavanceerde modus] op het ScanGear MF-scherm klikt, kunt u meer geavanceerde aanpassingen in de beeldkwaliteit maken dan mogelijk is in de Eenvoudige modus. U kunt aangepaste instellingen ook opslaan als favoriete instellingen. Klik naast het onderwerp voor meer details. op het pictogram Voorbeeldafbeeldingen beheren Instellingen opgeven voor documenten en kleurenmodus Resolutie en afbeeldingsformaat opgeven Beeldkwaliteit aanpassen Helderheid en kleur aanpassen Overige instellingen opgeven Veelgebruikte instellingen opslaan Voorbeeldafbeeldingen beheren Als u het document op de glasplaat legt en op [Voorbeeld] klikt, wordt er een voorbeeld weergegeven. U kunt het gebied dat u wilt scannen opgeven en de effecten van afbeeldingsaanpassingen controleren op het voorbeeld. (Wissen) Wist de voorbeeldafbeelding. (Bijsnijden) Geeft het gedeelte dat moet worden bijgesneden op met het bijsnijdkader. Klik en sleep het gebied dat u wilt bijsnijden. Het bijsnijdgebied wordt aangegeven met een stippellijn. U kunt het bijsnijdkader verplaatsen of de grootte ervan wijzigen met uw muis. Meerdere scangebieden instellen U kunt bijsnijdkaders in het document opgeven, zodat elk van deze kaders als een afzonderlijke afbeelding kan worden gescand. Sleep het bijsnijdkader om de gebieden op te geven die u wilt scannen. U kunt maximaal tien gebieden opgeven. Klik op [Scannen] om de gebieden in de bijsnijdkaders als afzonderlijke afbeeldingen te scannen. (De afbeelding verplaatsen) Sleept de afbeelding om het zichtbare gedeelte van de afbeelding te verplaatsen wanneer een voorbeeld wordt vergroot. (Zoomen) Vergroot de volledige voorbeeldafbeelding. Klik met de linkermuisknop om in te zoomen. Klik met de rechtermuisknop 㻞㻞㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥 op de vergrote afbeelding om uit te zoomen. Als u een gedeelte van de afbeelding wilt vergroten om details te bekijken, gebruikt u [Zoomen] ( ). (Naar links draaien)/ (Naar rechts draaien) Hiermee draait u de voorbeeldafbeelding 90 graden naar links of naar rechts. (Informatie) Hiermee geeft u de huidige instellingen van de gescande afbeelding weer, zoals de kleurenmodus en de grootte van het scangebied. (Automatisch bijsnijden) Stelt het bijsnijdkader dat op het gescande document past, automatisch in. Telkens als u op het pictogram klikt, wordt het bijsnijdkader verkleind. (Bijsnijdkader wissen) Wist het geselecteerde bijsnijdkader. [Alle bijsnijdbew. select.] Selecteert alle bijsnijdkaders op de afbeelding. [Zoomen] Vergroot de afbeelding in het bijsnijdkader. Hoe kleiner het bijsnijdkader, hoe groter de afbeelding wordt weergegeven. U kunt de details die moeilijk te zien zijn, bekijken met ( ). Klik opnieuw op deze knop om het originele formaat van de afbeelding te herstellen. Instellingen opgeven voor documenten en kleurenmodus Geef de documentinvoermethode (glasplaat of documentinvoer), het documentformaat, de kleurenmodus en andere instellingen op. [Invoermethode origineel] Selecteer een instelling die overeenkomt met de locatie van uw documenten (de glasplaat of de invoer). [Glasplaat] Selecteer deze optie als u documenten op de glasplaat legt. [ADF (enkelzijdig)] Selecteer deze optie als u eenzijdige documenten in de documentinvoer plaatst. [ADF (dubbelzijdig)] (MF229dw) Selecteer deze optie als u dubbelzijdige documenten in de documentinvoer plaatst. [Invoergrootte] Geef de grootte van het scangebied op. In normale gevallen selecteert u hetzelfde formaat als het document. Om het formaat op te geven met waarden, selecteert u een eenheid en voert u de waarden voor de breedte en de . hoogte in. Om de verhouding tussen de breedte en de hoogte van de afbeelding te vergrendelen, klikt u op Als u [ADF (dubbelzijdig)] hebt geselecteerd bij [Invoermethode origineel] ( opgeven door de waarden in te voeren. ), kunt u het formaat niet Het afbeeldingsformaat dat kan worden gescand, is bij sommige programma's beperkt. Als u documenten in de documentinvoer plaatst, stelt u de afdrukstand van de documenten in in [Afdrukstand]. U kunt ook [Inbindlocatie] instellen als u dubbelzijdige documenten in de documentinvoer plaatst. 㻞㻞㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥 [Kleurenmodus] Selecteer het type afbeelding om documenten te scannen. [Zwart-wit] Het document wordt gescand als een zwart-wit afbeelding (alleen in zwart en wit, dus zonder tussenliggende grijstinten). U kunt de drempel die tekst scheidt in het document wijzigen of de afbeelding wijzigen naar zwart-wit met [Drempel] ( Helderheid en kleur aanpassen). [Grijswaarden] Het document wordt gescand als een afbeelding met grijswaarden (in zwart en wit, met tussenliggende grijstinten, vergelijkbaar met een zwart-witfoto). [Kleur] Het document wordt gescand als een kleurenafbeelding. [Tekstverbetering] Het document wordt gescand als een zwart-witafbeelding die is geoptimaliseerd voor verwerking door OCR-software (Optical Character Recognition). Resolutie en afbeeldingsformaat opgeven Geef de uitvoerresolutie en het uitvoerformaat op. [Uitvoerresolutie] Selecteer de resolutie van de gescande afbeelding die het best aansluit bij het beoogde gebruik. Als u documenten in de documentinvoer plaatst, is de maximale resolutie 300 dpi. Informatie over de uitvoerresolutie Een resolutie van 75 dpi is een goede richtlijn voor het weergeven van de gescande afbeelding op een computer en 300 dpi voor het afdrukken of het maken van een doorzoekbare PDF. Als u de uitvoerresolutie verdubbelt, neemt de grootte van het afbeeldingsbestand toe met een factor 4. Als het bestand te groot is, kan er een geheugenfout of andere fout optreden. Kies de resolutie die minimaal vereist is voor het beoogde gebruik. [Uitvoerformaat] Selecteer het formaat van de gescande afbeelding als deze wordt afgedrukt of wordt weergegeven op een computer. Klik op om te schakelen tussen de liggende of staande afdrukstand. Deze knop is niet beschikbaar wanneer [Aanpasbaar] is geselecteerd. Als u [Toevoegen/verwijderen] selecteert, kunt u nieuwe uitvoerformaatinstellingen toevoegen en de toegevoegde formaten verwijderen. 㻞㻞㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Selecteer [Aanpasbaar] om het uitvoerformaat en de verhouding tussen de breedte en de hoogte te wijzigen. Sleep het gebied dat u wilt scannen op de voorbeeldafbeelding of voer waarden voor de breedte en de hoogte in. Als u het vergrotingspercentage opgeeft in het [%]-invoerveld aan de rechterkant van de invoervelden voor de breedte en de hoogte, wordt het document vergroot of verkleind voor het scannen. [Gegevensgrootte] Geeft de gegevensgrootte van de afbeelding weer wanneer deze wordt gescand met de ingestelde [Uitvoerresolutie] en [Uitvoerformaat]. Beeldkwaliteit aanpassen Configureer instellingen om de beeldkwaliteit te verbeteren, zoals het corrigeren van krassen of vervaagde kleuren op een foto. Deze instellingen zijn beschikbaar als u [Kleur] of [Grijswaarden] selecteert bij [Kleurenmodus] ( Instellingen opgeven voor documenten en kleurenmodus). [Automatisch kleur aanpassen] Met deze optie wordt automatisch de kleur van de afbeelding aangepast. [Stof en krassen reduceren] Zorgt ervoor dat stof of krassen op het document minder zichtbaar zijn. [Hoog] kan grote krassen en stof minder zichtbaar maken, maar kan ook de details op de afbeelding teniet doen. [Correctie van vervaging] De instelling is beschikbaar als u [Kleur] selecteert bij [Kleurenmodus]. Corrigeert vervaagde kleuren op het document of verbetert de kleurverzadiging van documenten met doffe kleuren. Met [Hoog] worden de vervaagde kleuren enorm gecorrigeerd, maar de kleur van de volledige afbeelding kan ook worden gewijzigd. [Correctie van korreligheid] Hiermee wordt de korreligheid minder scherp zodat een mooiere kleurtint ontstaat bij het scannen van foto's met een hoge ISO-waarde. Met [Hoog] wordt de korreligheid enorm gecorrigeerd, maar de scherpte of de beeldkwaliteit kan hierdoor verminderen. [Beeld verscherpen gebruiken] Hiermee worden de randen en lijnen in de afbeelding benadrukt om zo de afbeelding als geheel scherper te maken. [Moiré-reductie gebruiken] Hiermee worden de kleuroneffenheden en het moiré-effect die kenmerkend zijn voor het scannen van afgedrukte afbeeldingen verminderd. Helderheid en kleur aanpassen Configureer kleurinstellingen zoals helderheid, contrast en kleur. De weergegeven items zijn afhankelijk van de instellingen die zijn geselecteerd bij [Kleurenmodus] ( Instellingen opgeven voor documenten en kleurenmodus). Als [Tekstverbetering] is 㻞㻟㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥 geselecteerd, kunt u deze instellingen niet configureren. (Helderheid/contrast) Past de helderheid en het contrast (het verschil tussen de lichte en donkere delen) van de afbeelding aan. Klik op de rechterbovenhoek van het scherm om de aanpassing uit te voeren terwijl u deze op een grafiek controleert. in [Kanaal] Als u [Kleur] selecteert bij [Kleurenmodus], kunt u de kleurkanalen [Rood], [Groen] en [Blauw] afzonderlijk aanpassen. Selecteer [Model] om alle drie de kleuren tegelijk aan te passen. De aanpassingen die u doorvoert in de modus [Model] kunt u combineren met de aanpassingen in de afzonderlijke kleurkanalen. Als u [Grijswaarden] hebt geselecteerd bij [Kleurenmodus], wordt alleen [Grijswaarden] weergegeven. [Helderheid] of voer een waarde in. Schuif met [Contrast] of voer een waarde in. Als u het contrast verlaagt, wordt het verschil tussen de lichte en donkere Schuif met delen van de afbeelding kleiner om de afbeelding als geheel minder scherp te maken. Als u het contrast verhoogt, wordt het verschil tussen de lichte en donkere delen van de afbeelding groter om de afbeelding als geheel opvallender te maken. (Histogram) Een histogram is een grafiek waarin de verdeling van helderheid binnen een afbeelding wordt uitgezet. U kunt de afbeelding aanpassen met behulp van de voorbeeldafbeelding en het histogram. Geef het deel van de afbeelding op dat u het lichtst (of het donkerst) wilt maken in de voorbeeldafbeelding, zodat de helderheid van de originele afbeelding automatisch wordt aangepast aan het opgegeven deel, dat als gemiddelde dient. U kunt op dezelfde manier ook de balans aanpassen met de helderheid van de middelste kleurtint als het gemiddelde. [Kanaal] Als u [Kleur] selecteert bij [Kleurenmodus], kunt u de kleurkanalen [Rood], [Groen] en [Blauw] afzonderlijk aanpassen. Selecteer [Model] om alle drie de kleuren tegelijk aan te passen. De aanpassingen die u doorvoert in de modus [Model] kunt u combineren met de aanpassingen in de afzonderlijke kleurkanalen. Als u [Grijswaarden] hebt geselecteerd bij [Kleurenmodus], wordt alleen [Grijswaarden] weergegeven. (Pipet voor zwartpunt)/ (Pipet voor middenpunt)/ (Pipet voor witpunt) Klik op de delen van de voorbeeldafbeelding (of het bijsnijdkader) die u wilt opgeven als het donkerst, het , of . Of voer een waarde in. middelst en het lichtst. Schuif met (Pipet voor grijsbalans) Klik op een deel van de voorbeeldafbeelding (of het bijsnijdkader) dat u wilt renderen als een achromatische kleur (zwart, grijs of wit) die geen kleurdiepte heeft. De kleurtint op de rest van de afbeelding wordt aangepast en daarbij is het deel waarop is geklikt, het gemiddelde. Als de sneeuw op een foto bijvoorbeeld een blauwe zweem heeft, klikt u op dit deel omdat u dit deel voornamelijk als wit wilt renderen. Als u op dit deel klikt, heeft de sneeuw niet langer een blauwe zweem en wordt de volledige afbeelding aangepast zodat deze natuurlijkere kleuren bevat. Klik stukje voor stukje op de verschillende delen en controleer tegelijk de voorbeeldafbeelding om de kleurtint te optimaliseren. 㻞㻟㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥 (Tintcurve-instellingen) De tintcurve is een gebogen lijn die de niveaus van helderheid en contrast van de afbeelding aangeeft vóór en na correctie. Selecteer een opgeslagen tintcurve om de helderheid en het contrast van de afbeelding aan te passen. [Kanaal] Als u [Kleur] selecteert bij [Kleurenmodus], kunt u de kleurkanalen [Rood], [Groen] en [Blauw] afzonderlijk aanpassen. Selecteer [Model] om alle drie de kleuren tegelijk aan te passen. De aanpassingen die u doorvoert in de modus [Model] kunt u combineren met de aanpassingen in de afzonderlijke kleurkanalen. Als u [Grijswaarden] hebt geselecteerd bij [Kleurenmodus], wordt alleen [Grijswaarden] weergegeven. [Tintcurve selecteren] Maak een keuze uit de onderstaande items. [Geen correctie] Er wordt geen correctie uitgevoerd. [Overbelichting] Maakt de volledige afbeelding lichter. [Onderbelichting] Maakt de volledige afbeelding donkerder. [Veel contrast] Benadrukt het verschil tussen de lichte en donkere delen van de afbeelding. [Negatief/positief beeld omkeren] Keert de lichte en donkere delen van de afbeelding om. (Laatste controle) De resultaten van alle aanpassingen aan de helderheid, het contrast ( ), het histogram ( ) en de tintcurve-instellingen ( ) worden in een tintcurve weergegeven als numerieke waarden. Voer een laatste controle van de kleurinstellingen uit. (Drempel) Pas de waarde voor de drempel * voor zwart-witafbeeldingen aan. U kunt de weergave van tekst verbeteren of de zichtbaarheid verlagen van tekst of afbeeldingen op de achterzijde van een halfdoorzichtig document, zoals een krant. De instelling is beschikbaar als u [Zwart-wit] selecteert bij [Kleurenmodus]. * De drempelwaarde is de grens die bepaalt of een kleur wordt weergegeven als zwart of als wit. Kleuren onder een bepaald dichtheidsniveau worden als wit weergegeven en de kleuren daarboven als zwart. [Drempelniveau] of voer een waarde in. Om meer delen als zwart te renderen, schuift u met Schuif met voert u een hogere waarde in. naar rechts of Instellingen opslaan of oproepen Roep opgeslagen helderheids- of kleurinstellingen op voor 㻞㻟㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥 tot en . Veelgebruikte instellingen opslaan Overige instellingen opgeven Klik op [Voorkeuren] om verschillende instellingen te configureren, zoals de bediening tijdens het scannen. Het tabblad [Voorbeeld] Configureer de bewerkingen voor het voorbeeld en automatisch bijsnijden. [Voorbeeld bij starten van ScanGear] Selecteer de voorbeeldbewerking wanneer u ScanGear MF start. [Voorbeeld automatisch uitvoeren] Het scannen van de voorbeeldafbeelding wordt automatisch gestart bij het starten van ScanGear MF. [Opgeslagen voorbeeldafbeelding weergeven] De voorbeeldfunctie wordt niet automatisch gestart en de laatst opgeslagen voorbeeldafbeelding wordt weergegeven. [Geen] De voorbeeldfunctie wordt niet automatisch gestart en er wordt geen voorbeeldafbeelding weergegeven. [Bijsnijdkader op voorbeeldafbeeldingen] Selecteer hoe het bijsnijdkader ( voorbeeldafbeelding. Voorbeeldafbeeldingen beheren) wordt weergegeven op de [Voorbeeldafbeeldingen automatisch bijsnijden] Automatisch bijsnijden wordt uitgevoerd op basis van het gescande document. [Het laatste kader op voorbeeldafbeeldingen weergeven] Automatisch bijsnijden wordt niet uitgevoerd en het laatst ingestelde bijsnijdkader wordt weergegeven. [Geen] Afbeeldingen worden niet automatisch bijgesneden en er wordt geen bijsnijdkader weergegeven. Het tabblad [Scannen] Configureer de instellingen die worden toegepast wanneer u een document scant met behulp van een programma en configureer de instellingen voor ScanGear MFbewerkingen. [Scannen zonder het ScanGear-venster te gebruiken] Wanneer u het document scant met behulp van OCR-software of een ander programma, wordt het ScanGear MFscherm mogelijk niet weergegeven. In dit geval wordt het document gescand met de instelling van het programma dat wordt toegepast. Als het programma echter niet over de volgende instellingen beschikt, kunt u deze hier inschakelen, zodat deze instellingen worden toegepast voor het scannen. 㻞㻟㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥 [Kleurenmodus (tekst en tabel)] Als in het programma is opgegeven dat documenten in kleur moeten worden gescand, worden deze instellingen vervangen en worden documenten gescand met de kleurenmodus van ScanGear MF ingesteld op [Kleurenmodus (tekst en tabel)]. [Tekstverbetering] Als in het programma is opgegeven dat documenten in zwart-wit moeten worden gescand, worden deze instellingen vervangen en worden documenten gescand met de kleurenmodus van ScanGear MF ingesteld op [Tekstverbetering]. [ScanGear na het scannen automatisch afsluiten] Het scherm [ScanGear MF] wordt automatisch gesloten zodra het scannen is voltooid. Het scherm wordt bij sommige programma's mogelijk automatisch gesloten ongeacht deze instelling. Het tabblad [Kleurinstellingen] Configureer geavanceerde kleur- en helderheidsinstellingen, zoals kleurafstemming en gammacorrectie. [Kleurcorrectie] Selecteer de kleurcorrectiemethode. [Aanbevolen] De kleuren worden helder gereproduceerd op een computerscherm. Deze instelling is geschikt voor de meeste kleurcorrecties. [Kleurafstemming] De kleur wordt aangepast zodat de kleurtint op het scherm dichter bij het afgedrukte resultaat ligt. Deze instelling is beschikbaar als u [Kleur] selecteert bij [Kleurenmodus] ( Instellingen opgeven voor documenten en kleurenmodus). Als [Kleurafstemming] is ingeschakeld, worden de instelling [Correctie van vervaging] ( Beeldkwaliteit aanpassen) en de knoppen voor de helderheids- en kleurinstellingen ( Helderheid en kleur aanpassen) uitgeschakeld. [Altijd automatisch tint aanpassen] De kleurtint wordt automatisch aangepast. Deze instelling is beschikbaar als u [Kleur] of [Grijswaarden] selecteert bij [Kleurenmodus]. [Monitorgamma] U kunt het document weergeven met de juiste helderheid door de gammawaarde op te geven van het computerscherm waarop het gescande beeld wordt weergegeven. Deze instelling wordt toegepast als u [Kleur] of [Grijswaarden] selecteert bij [Kleurenmodus]. Het tabblad [Scanner] Configureer de tijdelijke opslagbestemming van bestanden, het afspelen van audiobestanden en andere instellingen. [Map voor tijdelijke bestanden] Klik op [Bladeren] om de map voor het tijdelijk opslaan van een afbeelding, te wijzigen. [Geluidsinstellingen] U kunt aangeven welke muziek of geluiden het apparaat moet afspelen tijdens het scannen of wanneer het scannen is voltooid. Klik op [Bladeren] om een bestand dat moet worden afgespeeld, op te geven. De volgende bestandsindelingen (extensies) worden ondersteund: MIDI-bestanden (.mid/.rmi/.midi) Audiobestanden (.wav/.aif/.aiff) MP3-bestanden (.mp3) 㻞㻟㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥 [Muziek afspelen tijdens scannen] Het opgegeven geluidsbestand wordt afgespeeld tijdens het scannen. [Geluidssignaal na voltooiing scan] Het opgegeven geluidsbestand wordt afgespeeld wanneer het scannen is voltooid. [Scanner testen] U kunt testen of de scanfunctie van het apparaat goed werkt. Klik op [Starten] als het scherm [Scannerdiagnose] wordt geopend. Veelgebruikte instellingen opslaan Het kan vervelend zijn om de kleurenmodus, de beeldkwaliteit of andere instellingen telkens als u scant te moeten instellen. Als u veelgebruikte instellingen opslaat als favoriete instellingen, kunt u de opgeslagen instellingen gemakkelijk oproepen wanneer u scant. De volgende instellingen kunt u niet opslaan in [Voorkeursinstellingen]. Breedtes en hoogtes bij [Instellingen voor invoer] en [Instellingen voor uitvoer] De knop aan of uit (om de verhouding tussen de breedte en de hoogte te vergrendelen) in [Instellingen voor invoer] Het vergrotingspercentage (%) in [Instellingen voor uitvoer] 1 2 Plaats één of meer documenten en klik op [Voorbeeld]. Wijzig de scaninstellingen. Selecteer indien nodig de instellingen die u wilt opslaan. 3 Selecteer [Toevoegen/verwijderen] in [Voorkeursinstellingen]. Het scherm [Favoriete instellingen toevoegen/verwijderen] wordt weergegeven. [Toevoegen/verwijderen] is beschikbaar wanneer de voorbeeldafbeelding wordt weergegeven. 4 Voer een naam in in [Naam instelling] en klik op [Toevoegen] [Opslaan]. Voer een naam in voor de instellingen die moeten worden opgeslagen. Gebruik een naam die gemakkelijk te vinden is in de vervolgkeuzelijst. 㻞㻟㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Opgeslagen favoriete instellingen oproepen Geef een voorbeeldweergave weer en selecteer de opgeslagen instelling in de vervolgkeuzelijst. De helderheid of kleurinstelling opslaan Als u alleen de helderheid, het contrast, het histogram, de kleurtint of de drempelinstelling wilt opslaan, volgt u de onderstaande procedure. 1 2 Plaats één of meer documenten en klik op [Voorbeeld]. Pas de helderheid of de kleur aan. Helderheid en kleur aanpassen Selecteer indien nodig de instellingen die u wilt opslaan. 3 Selecteer [Toevoegen/verwijderen] in de vervolgkeuzelijst. Het scherm [Tintcurve-instellingen toevoegen/verwijderen] of [Drempelinstellingen toevoegen/verwijderen] wordt weergegeven. 4 Voer een naam in in [Naam instelling] en klik op [Toevoegen] [Opslaan]. Voer een naam in voor de instellingen die moeten worden opgeslagen. Gebruik een naam die gemakkelijk te vinden is in de vervolgkeuzelijst. De opgeslagen instelling oproepen Geef een voorbeeldweergave weer en selecteer de opgeslagen instelling in de vervolgkeuzelijst. 㻞㻟㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥 KOPPELINGEN Scaninstellingen configureren in de eenvoudige modus Scannen met MF Toolbox Scannen vanuit een programma 㻞㻟㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-050 Netwerk De machine is ontworpen voor flexibel gebruik binnen verschillende omgevingen. Dit betekent dat de machine naast verschillende standaardfuncties voor netwerkgebruik, ook geavanceerde technologieën ondersteunt. Gelukkig hoeft u geen netwerkexpert te zijn om deze functies te kunnen gebruiken, bij het ontwerpen van de machine is immers ook rekening is gehouden met het gebruiksgemak. Voer de configuratiestappen voor de netwerkfuncties één voor één uit door de instructies zorgvuldig op te volgen. Verbinding maken met een computer/de netwerkinstellingen van de machine bekijken Verbinding maken met een netwerk Netwerkinstellingen weergeven Afdrukken, faxen vanaf een pc en scannen configureren of voorbereiden De machine configureren voor afdrukken of faxen vanaf een computer De machine aanpassen voor een nog betere netwerkervaring De machine configureren voor uw netwerkomgeving 㻞㻟㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-051 Verbinding maken met een netwerk Als u het apparaat verbindt met een bekabeld of draadloos lokaal netwerk (LAN), moet u een IP-adres instellen dat uniek is voor het geselecteerde netwerk. Kies voor "bedraad" of "draadloos", afhankelijk van de communicatieomgeving en netwerkapparatuur. Raadpleeg "Aan de slag" ( Meegeleverde documentatie) voor stappen om het apparaat te verbinden en een IP-adres in te stellen. Als u specifieke vragen hebt over de instellingen van het IP-adres van het apparaat, neemt u contact op met uw internetprovider of de netwerkbeheerder. Als het apparaat is verbonden met een onbeveiligd netwerk, kunnen uw persoonlijke gegevens in handen komen van derden. U kunt het apparaat niet tegelijkertijd verbinden met een bekabeld LAN en een draadloos LAN. Er wordt geen LAN-kabel of router bij het apparaat geleverd. U moet zelf zorgen voor deze onderdelen. Meer informatie over uw netwerkapparatuur kunt u lezen in de handleidingen of opvragen bij de fabrikant. Voordat u begint Voer deze stappen uit om de machine te verbinden met een netwerk. Controleer de instellingen op de computer. Zorg ervoor dat de computer op de juiste manier is verbonden met het netwerk. Raadpleeg voor meer informatie de handleidingen van de netwerkapparatuur of neem contact op met de fabrikant. Zorg ervoor dat de netwerkinstellingen juist zijn geconfigureerd op de computer. Als het netwerk niet goed is geconfigureerd, kunt u het apparaat niet gebruiken in het netwerk, zelfs niet als u de rest van de procedure hieronder uitvoert. Afhankelijk van het netwerk, moet u misschien instellingen wijzigen voor de communicatiemethode (half duplex/full duplex) of het type Ethernet (10BASE-T/100BASE-TX) ( Ethernet-instellingen configureren). Neem voor meer informatie contact op met uw internetprovider of de netwerkbeheerder. Om het MAC-adres van het apparaat te controleren, raadpleegt u Het MAC-adres weergeven. Kies voor een bekabeld of draadloos LAN. Bekabeld LAN of Draadloos LAN selecteren (MF229dw / MF217w) Maak verbinding met een bekabeld of draadloos LAN. Ga verder met het gedeelte dat overeenkomt met de instelling die u in stap 2 hebt geselecteerd. Verbinding maken met een bekabeld LAN Verbinding maken met een draadloos LAN (MF229dw / MF217w) 㻞㻟㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Stel zo nodig het IP-adres in. Deze stap is vereist wanneer u een specifiek IP-adres wilt toewijzen aan het apparaat of niet de standaardinstelling DHCP wilt gebruiken voor het dynamisch toewijzen van IP-adressen. IP-adressen instellen 㻞㻠㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-052 Bekabeld LAN of Draadloos LAN selecteren Als u een beslissing hebt genomen ten aanzien van een bekabelde of draadloze verbinding tussen het apparaat en de computer, selecteert u Bedraad LAN of Draadloos LAN op het bedieningspaneel. Raadpleeg "Aan de slag" ( Meegeleverde documentatie) voor verbindingsinstructies en informatie over het opgeven van instellingen voor een bedraad/draadloos LAN. Als u de instelling verandert van <Bedraad LAN> in <Draadloos LAN> of omgekeerd, moet u MF-stuurprogramma's verwijderen die op uw computer zijn geïnstalleerd en deze opnieuw installeren (MF Driver Installation Guide). 1 2 Tik op <Menu> in het scherm Start. Tik op <Netwerkinstellingen>. Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op De pincode van de systeembeheerder instellen <Toepassen>. 3 4 Tik op <Selecteer bedraad/draadloos LAN>. Tik op <Bedraad LAN> of <Draadloos LAN>. KOPPELINGEN Verbinding maken met een netwerk Verbinding maken met een bekabeld LAN Verbinding maken met een draadloos LAN (MF229dw / MF217w) 㻞㻠㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-053 Verbinding maken met een bekabeld LAN Sluit de machine via een router aan op een computer. Sluit de machine met een LAN-kabel aan op de router. 1 Sluit een LAN-kabel aan. Sluit de machine met een LAN-kabel aan op een router. U hoort een klik als de connector van de kabel op zijn plaats klikt. 2 Wacht ongeveer twee minuten. Dit is de tijd die nodig is om het IP-adres automatisch in te stellen. U kunt het IP-adres ook handmatig instellen. IP-adressen instellen KOPPELINGEN Verbinding maken met een netwerk 㻞㻠㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-054 Verbinding maken met een draadloos LAN Als u een draadloze router (of een toegangspunt) gebruikt, loopt de verbinding tussen de machine en een computer via radiogolven. Als uw draadloze router ondersteuning biedt voor Wi-Fi Protected Setup (WPS), kunt u het netwerk automatisch en dus eenvoudig configureren. Als uw netwerkapparaten geen ondersteuning bieden voor automatische configuratie, of als u gedetailleerde instellingen voor verificatie en codering wilt opgeven, moet u de verbinding handmatig instellen. Zorg ervoor dat de computer op de juiste manier is verbonden met het netwerk. Verbinding configureren via WPS Verbinding handmatig instellen Risico van gegevensdiefstal Als u een draadloze LAN-verbinding gebruikt, doet u dit volledig op eigen risico. Als het apparaat is verbonden met een onbeveiligd netwerk, kunnen uw persoonlijke gegevens in handen komen van derden omdat de radiogolven die worden gebruikt bij draadloze communicatie relatief eenvoudig kunnen worden onderschept. Beveiliging van draadloos LAN Het draadloze LAN van het apparaat ondersteunt de onderstaande beveiligingsnormen. Informatie over de beveiligingsnormen van uw draadloze router kunt u vinden in de handleiding of opvragen bij de fabrikant. 128 (104)/64 (40)-bits WEP WPA-PSK (TKIP/AES-CCMP) WPA2-PSK (TKIP/AES-CCMP) Benodigde apparaten voor verbinding met draadloos LAN Er wordt geen draadloze router bij het apparaat geleverd. U moet zelf zorgen voor een router. De draadloze router moet voldoen aan IEEE 802.11b/g/n en kunnen communiceren op de 2,4 GHz-frequentieband. Meer informatie over uw netwerkapparatuur kunt u lezen in de handleidingen of opvragen bij de fabrikant. Verbinding configureren via WPS Als WPS wordt ondersteund, kunt u kiezen uit twee manieren: de drukknop-modus en de PIN-modus. Drukknop-modus Kijk of op de verpakking of behuizing van uw draadloze router het onderstaande WPS-merkteken staat. Controleer ook of het De verbinding instellen met behulp van de WPS Drukknop-modus netwerkapparaat een WPS-knop heeft. PIN-modus Sommige WPS-routers bieden geen ondersteuning voor de zogenaamde drukknop-modus. Als op de verpakking of in de documentatie van De het netwerkapparaat over WPS en pincodes wordt gesproken, moet u de verbinding instellen door een pincode in te voeren. verbinding instellen met behulp van de WPS PIN-modus 㻞㻠㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Als de draadloze router is ingesteld voor WEP-verificatie, kunt u mogelijk geen verbinding instellen via WPS. Verbinding handmatig instellen Als u handmatig een draadloze verbinding gaat instellen, kunt u een draadloze router selecteren of zelf de benodigde gegevens invoeren. Ongeacht de methode, moet u beschikken over de benodigde gegevens, zoals de SSID en netwerksleutel ( De SSID en de netwerksleutel controleren). Een draadloze router selecteren Kies voor deze methode als u de verbinding handmatig moet instellen, maar u dit zo eenvoudig mogelijk wilt doen. instellen door een draadloze router te selecteren De verbinding Handmatig gegevens invoeren voor de verbinding Als u gedetailleerde beveiligingsinstellingen wilt opgeven, zoals instellingen voor verificatie en codering, voert u handmatig de SSID en De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven netwerksleutel in om de verbinding in te stellen. KOPPELINGEN Verbinding maken met een netwerk Bekabeld LAN of Draadloos LAN selecteren (MF229dw / MF217w) 㻞㻠㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-055 De verbinding instellen met behulp van de WPS Drukknop-modus Als uw draadloze router ondersteuning biedt voor de drukknop-modus van WPS, kunt u eenvoudig een verbinding configureren via de WPS-knop. De instructies voor de draadloze router kunnen per apparaat verschillen. Raadpleeg de handleiding van de router voor hulp. 1 2 Tik op <Menu> in het scherm Start. Tik op <Netwerkinstellingen>. Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op De pincode van de systeembeheerder instellen <Toepassen>. 3 Tik op <Instellingen draadloos LAN>. Als het bericht <Wilt u draadloos LAN inschakelen?> wordt weergegeven, tikt u op <Ja>. 4 5 Lees het bericht dat wordt weergegeven en tik op <OK>. Tik op <WPS-drukknopmethode>. 6 Tik op <Ja>. 7 Druk de WPS-knop op de draadloze router in en houdt de knop ingedrukt. U moet de knop binnen 2 minuten na het aantikken van <Ja> in stap 6 indrukken. Afhankelijk van het netwerkapparaat, moet u de knop 2 seconden of langer ingedrukt houden. Raadpleeg de handleiding van de router voor hulp. Als er een foutbericht verschijnt tijdens het instellen Tik op <Sluiten> en ga terug naar stap 5. 8 Controleer of het Wi-Fi-lampje brandt op het bedieningspaneel. Het Wi-Fi-lampje brandt knippert als er een draadloze router is gedetecteerd. 㻞㻠㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Als de configuratie is voltooid, wordt het onderstaande scherm weergegeven en gaat ongeveer 2 seconden later het Wi-Fi-lampje branden. Wacht ongeveer 2 minuten totdat de instellingen voor het IP-adres van de machine zijn voltooid. Signaalsterkte Als voor een verbinding meerdere draadloze routers beschikbaar zijn, maakt de machine verbinding met het apparaat met het krachtigste signaal. De signaalsterkte wordt gemeten met behulp van RSSI (Received Signal Strength Indication). Het stroomverbruik verminderen U kunt instellen dat de <Energiebesparingsmodus> van het apparaat moet worden geactiveerd als er bepaalde signalen van de Energiebesparingsmodus draadloze router worden ontvangen. Als het IP-adres van het apparaat is gewijzigd In een DHCP-omgeving kan het IP-adres van het apparaat automatisch worden gewijzigd. Als dit gebeurt, wordt de verbinding gehandhaafd op voorwaarde dat het apparaat en de computer nog steeds deel uitmaken van hetzelfde subnet. KOPPELINGEN Verbinding maken met een draadloos LAN (MF229dw / MF217w) 㻞㻠㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-056 De verbinding instellen met behulp van de WPS PIN-modus Als uw draadloze router ondersteuning biedt voor de WPS PIN-modus, genereert u een pincode met de machine en registreert u deze code op het netwerkapparaat. De instructies voor de draadloze router kunnen per apparaat verschillen. Raadpleeg de handleiding van de router voor hulp. Vanaf een computer 1 Ga in een browser naar de instellingen van de draadloze router en geef het scherm weer voor het invoeren van een WPS PIN-code. Raadpleeg voor meer informatie de handleiding of Help van de router. Vanaf het bedieningspaneel 2 3 Tik op <Menu> in het scherm Start. Tik op <Netwerkinstellingen>. Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op De pincode van de systeembeheerder instellen <Toepassen>. 4 Tik op <Instellingen draadloos LAN>. Als het bericht <Wilt u draadloos LAN inschakelen?> wordt weergegeven, tikt u op <Ja>. 5 6 7 Lees het bericht dat wordt weergegeven en tik op <OK>. Tik op <WPS-pincodemodus>. Tik op <Ja>. Er wordt een pincode gegenereerd. Vanaf een computer 8 Registreer de gegenereerde pincode op de draadloze router. Registreer de pincode in het installatiescherm zoals weergegeven in stap 1. U moet de pincode binnen 10 minuten na het aantikken van <Ja> in stap 7 registreren. Als er een foutbericht verschijnt tijdens het instellen Tik op <Sluiten> en ga terug naar stap 6. Vanaf het bedieningspaneel 㻞㻠㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥 9 Controleer of het Wi-Fi-lampje brandt op het bedieningspaneel. Het Wi-Fi-lampje brandt knippert als er een draadloze router is gedetecteerd. Als de configuratie is voltooid, wordt het onderstaande scherm weergegeven en gaat ongeveer 2 seconden later het Wi-Fi-lampje branden. Wacht ongeveer 2 minuten totdat de instellingen voor het IP-adres van de machine zijn voltooid. Signaalsterkte Als voor een verbinding meerdere draadloze routers beschikbaar zijn, maakt de machine verbinding met het apparaat met het krachtigste signaal. De signaalsterkte wordt gemeten met behulp van RSSI (Received Signal Strength Indication). Het stroomverbruik verminderen U kunt instellen dat de <Energiebesparingsmodus> van het apparaat moet worden geactiveerd als er bepaalde signalen van de Energiebesparingsmodus draadloze router worden ontvangen. Als het IP-adres van het apparaat is gewijzigd In een DHCP-omgeving kan het IP-adres van het apparaat automatisch worden gewijzigd. Als dit gebeurt, wordt de verbinding gehandhaafd op voorwaarde dat het apparaat en de computer nog steeds deel uitmaken van hetzelfde subnet. KOPPELINGEN Verbinding maken met een draadloos LAN (MF229dw / MF217w) 㻞㻠㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-057 De verbinding instellen door een draadloze router te selecteren U kunt de beschikbare draadloze routers (of toegangspunten) zoeken en een keuze maken uit de display van het apparaat. Geef voor de netwerksleutel een WEP-sleutel op of TKIP. Controleer en noteer de benodigde configuratiegegevens, zoals de SSID en netwerksleutel ( De SSID en de netwerksleutel controleren) voordat u een draadloze router selecteert. Beveiligingsinstellingen Als u de draadloze verbinding instelt door een draadloze router te selecteren, wordt de WEP-verificatiemethode ingesteld op <Open systeem> of de WPA/WPA2-coderingsmethode op <Automatisch> (AES-CCMP of TKIP). Als u <Gedeelde sleutel> wilt selecteren voor WEP-verificatie of <AES-CCMP> voor codering met WPA/WPA2, moet u de verbinding handmatig instellen ( De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven). 1 2 Tik op <Menu> in het scherm Start. Tik op <Netwerkinstellingen>. Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op De pincode van de systeembeheerder instellen <Toepassen>. 3 Tik op <Instellingen draadloos LAN>. Als het bericht <Wilt u draadloos LAN inschakelen?> wordt weergegeven, tikt u op <Ja>. 4 5 6 Lees het bericht dat wordt weergegeven en tik op <OK>. Tik op <SSID-instellingen>. Tik op <Selecteer toegangspunt>. De machine gaat zoeken naar beschikbare draadloze routers. Als <Kan toegangspunt niet vinden.> wordt weergegeven Zie 7 Er wordt een foutbericht weergegeven. Selecteer een draadloze LAN-router. Selecteer de router waarvan de SSID overeenkomt met de SSID die u hebt opgeschreven. Als uw draadloze router niet wordt gevonden Controleer of het apparaat goed is geïnstalleerd en klaar is voor verbinding met het netwerk. installatie/instellingen 㻞㻠㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Problemen met 8 Voer de netwerksleutel in die u hebt opgeschreven. Voer de netwerksleutel in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>. Tekst invoeren WEP 9 WPA-PSK of WPA2-PSK Tik op <Ja>. Als er een foutbericht verschijnt tijdens het instellen Tik op <Sluiten>, controleer of de netwerksleutel juist is en ga terug naar stap 5. 10 Controleer of het Wi-Fi-lampje brandt op het bedieningspaneel. Het Wi-Fi-lampje brandt knippert als er een draadloze router is gedetecteerd. Als de configuratie is voltooid, wordt het onderstaande scherm weergegeven en gaat ongeveer 2 seconden later het Wi-Fi-lampje branden. Wacht ongeveer 2 minuten totdat de instellingen voor het IP-adres van de machine zijn voltooid. Signaalsterkte Als voor een verbinding meerdere draadloze routers beschikbaar zijn, maakt de machine verbinding met het apparaat met het krachtigste signaal. De signaalsterkte wordt gemeten met behulp van RSSI (Received Signal Strength Indication). Het stroomverbruik verminderen U kunt instellen dat de <Energiebesparingsmodus> van het apparaat moet worden geactiveerd als er bepaalde signalen van de Energiebesparingsmodus draadloze router worden ontvangen. Als het IP-adres van het apparaat is gewijzigd In een DHCP-omgeving kan het IP-adres van het apparaat automatisch worden gewijzigd. Als dit gebeurt, wordt de verbinding gehandhaafd op voorwaarde dat het apparaat en de computer nog steeds deel uitmaken van hetzelfde subnet. KOPPELINGEN 㻞㻡㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Verbinding maken met een draadloos LAN (MF229dw / MF217w) 㻞㻡㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-058 De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven Als u gedetailleerde beveiligingsinstellingen wilt opgeven of geen draadloze verbinding tot stand kunt brengen via de andere procedures, kunt u alle benodigde gegevens voor de draadloze verbinding ook zelf invoeren. Controleer en noteer de benodigde gegevens voordat u de instellingen gaat opgeven. Het betreft hier gegevens zoals de SSID, de netwerksleutel en protocollen voor draadloze beveiliging ( De SSID en de netwerksleutel controleren). 1 2 Tik op <Menu> in het scherm Start. Tik op <Netwerkinstellingen>. Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op De pincode van de systeembeheerder instellen <Toepassen>. 3 Tik op <Instellingen draadloos LAN>. Als het bericht <Wilt u draadloos LAN inschakelen?> wordt weergegeven, tikt u op <Ja>. 4 5 6 Lees het bericht dat wordt weergegeven en tik op <OK>. Selecteer <SSID-instellingen> <Handmatig invoeren>. Voer de SSID in die u hebt genoteerd. Voer de SSID in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>. 7 Tekst invoeren Geef de beveiligingsinstellingen op aan de hand van de gegevens die u hebt genoteerd. Als u geen beveiligingsinstellingen hoeft op te geven, tikt u op <Geen>. WEP gebruiken 1 Tik op <WEP>. 2 Selecteer een verificatiemethode. <Open systeem> Hiermee stelt u de verificatiemethode in op Open systeem, ook wel "open verificatie" genoemd. <Gedeelde sleutel> Gebruik de WEP-sleutel als wachtwoord. Als u <Open systeem> selecteert Wanneer u verbinding maakt met een draadloos LAN, treedt er op het apparaat een verificatiefout op als op de draadloze router verificatie met een gedeelde sleutel is ingeschakeld. In dat geval wordt de instelling automatisch gewijzigd in <Gedeelde sleutel> en wordt er opnieuw geprobeerd verbinding te maken. Tik op <WEP-sleutel bewerken>. 㻞㻡㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥 3 4 Selecteer de WEP-sleutel (1 t/m 4) die u wilt wijzigen. U kunt maximaal vier WEP-sleutels opslaan. 5 Voer de netwerksleutel in die u hebt opgeschreven. Voer de netwerksleutel in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>. 6 Tik op <Selecteer WEP-sleutel>. 7 Tik op de WEP-sleutel die u hebt gewijzigd. Tekst invoeren WPA-PSK of WPA2-PSK gebruiken 1 Tik op <WPA/WPA2-PSK>. 2 Selecteer een encryptiemethode. <Automatisch> Hiermee wordt automatisch AES-CCMP of TKIP geselecteerd, afhankelijk van de instelling van de draadloze router. <AES-CCMP> Hiermee wordt AES-CCMP ingesteld als de coderingsmethode. 3 Voer de netwerksleutel in die u hebt opgeschreven. Voer de netwerksleutel in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>. 8 Tik op <Ja>. 㻞㻡㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Tekst invoeren Als er een foutbericht verschijnt tijdens het instellen Tik op <Sluiten>, controleer of de opgegeven instellingen juist zijn en ga terug naar stap 5. 9 Controleer of het Wi-Fi-lampje brandt op het bedieningspaneel. Het Wi-Fi-lampje brandt knippert als er een draadloze router is gedetecteerd. Als de configuratie is voltooid, wordt het onderstaande scherm weergegeven en gaat ongeveer 2 seconden later het Wi-Fi-lampje branden. Wacht ongeveer 2 minuten totdat de instellingen voor het IP-adres van de machine zijn voltooid. Signaalsterkte Als voor een verbinding meerdere draadloze routers beschikbaar zijn, maakt de machine verbinding met het apparaat met het krachtigste signaal. De signaalsterkte wordt gemeten met behulp van RSSI (Received Signal Strength Indication). Het stroomverbruik verminderen U kunt instellen dat de <Energiebesparingsmodus> van het apparaat moet worden geactiveerd als er bepaalde signalen van de Energiebesparingsmodus draadloze router worden ontvangen. Als het IP-adres van het apparaat is gewijzigd In een DHCP-omgeving kan het IP-adres van het apparaat automatisch worden gewijzigd. Als dit gebeurt, wordt de verbinding gehandhaafd op voorwaarde dat het apparaat en de computer nog steeds deel uitmaken van hetzelfde subnet. KOPPELINGEN Verbinding maken met een draadloos LAN (MF229dw / MF217w) 㻞㻡㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-059 De SSID en de netwerksleutel controleren Wanneer u handmatig een draadloze verbinding gaat instellen, moet u de SSID en netwerksleutel van de draadloze router opgeven. De SSID en de netwerksleutel worden mogelijk aangegeven op de router. Controleer het apparaat en noteer de benodigde gegevens voordat u de verbinding gaat instellen. Meer informatie over uw netwerkapparatuur kunt u lezen in de handleidingen of opvragen bij de fabrikant. SSID SSID staat voor Service Set Identifier en is de naam die binnen een bepaald draadloos LAN wordt gebruikt om een apparaat uniek aan te duiden. Een SSID wordt ook wel een "netwerknaam" genoemd. Netwerksleutel Een trefwoord of wachtwoord dat wordt gebruikt voor het coderen (versleutelen) van gegevens of het verifiëren van een netwerk. Een netwerksleutel wordt ook "coderingssleutel", "WEP-sleutel", "WPA/WPA2wachtzin" en "vooraf gedeelde sleutel (PSK)" genoemd. Protocollen voor draadloze beveiliging (verificatie/codering) Als u handmatig een draadloze verbinding gaat instellen door gedetailleerde instellingen op te geven, moet u beveiligingsinstellingen opgeven. Controleer de volgende gegevens: Beveiligingstypen (WEP/WPA-PSK/WPA2-PSK) Verificatiemethode (Open systeem/Gedeelde sleutel) Coderingsmethode (TKIP/AES-CCMP) De SSID en netwerksleutel controleren vanaf een computer De SSID of de netwerksleutel is mogelijk gewijzigd. Als u de SSID of de netwerksleutel niet weet, kunt u deze gegevens opvragen via het programma Canon MF/LBP Wireless Setup Assistant (Canon MF/LBP-assistent draadloze verbinding instellen) op de User Software and Manuals DVD-ROM (Dvd met gebruikerssoftware en handleidingen). U kunt Canon MF/LBP Wireless Setup Assistant (Canon MF/LBPassistent draadloze verbinding instellen) gebruiken op een computer die is verbonden met een draadloos LAN. 1 Plaats de User Software and Manuals DVD-ROM (Dvd met gebruikerssoftware en handleidingen) in het cdrom-station van uw computer. Selecteer een taal en klik op [OK] als dat wordt gevraagd. 2 Klik op [Start programma's]. Als het bovenstaande scherm niet wordt weergegeven weergeven 3 Het scherm [Installatie van softwareprogramma's/handleidingen] Klik op [Starten] voor [Canon MF/LBP-assistent draadloze verbinding instellen]. 㻞㻡㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥 4 Lees de licentieovereenkomst en klik op [Yes] (Ja) om akkoord te gaan. 5 Controleer de gegevens die worden weergegeven voor de draadloze router. Noteer de benodigde gegevens. Als u niet weet welke gegevens u nodig hebt, noteert u alle weergegeven gegevens. Als er geen draadloze routers worden gevonden Klik op [Refresh] (Vernieuwen). Als er niets gebeurt, controleert u of de instellingen goed zijn geconfigureerd op de computer en op de draadloze router. KOPPELINGEN Verbinding maken met een draadloos LAN (MF229dw / MF217w) De verbinding instellen door een draadloze router te selecteren De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven 㻞㻡㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-05A IP-adressen instellen Als u de machine wilt gebruiken in een netwerk, hebt u een uniek IP-adres nodig. Er zijn twee versies van IP-adressen beschikbaar: IPv4 en IPv6. Configureer het IP-adres afhankelijk van de netwerkomgeving. Als u IPv6-adressen wilt gebruiken, moet u de IPv4adresinstellingen op de juiste manier configureren. 㻞㻡㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-05C IPv4-adres instellen Het IPv4-adres van het apparaat kan automatisch worden toegewezen via een speciaal protocol zoals DHCP of het kan handmatig worden ingevoerd. Als u het apparaat verbindt met een bekabeld LAN, zorg er dan voor dat de stekker van de LAN-kabel stevig in de aansluiting zit ( Verbinding maken met een bekabeld LAN). U kunt de netwerkverbinding indien nodig testen. IPv4-adres instellen De netwerkverbinding testen IPv4-adres instellen 1 2 Tik op <Menu> in het scherm Start. Tik op <Netwerkinstellingen>. Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op De pincode van de systeembeheerder instellen <Toepassen>. 3 4 Selecteer <TCP/IP-instellingen> <IPv4-instellingen> <Instellingen IP-adres>. Configureer de instellingen van het IP-adres. <Automatisch verkrijgen> Selecteer deze optie om automatisch een IP-adres toe te wijzen via een protocol zoals DHCP. Als <Automatisch verkrijgen: Aan> wordt weergegeven, wordt automatische adressen ingeschakeld. <Handmatig verkrijgen> Selecteer deze optie om de instellingen van het IP-adres te configureren door handmatig een IP-adres in te voeren. U kunt deze optie alleen selecteren als <Automatisch verkrijgen> is ingesteld op <Uit>. <Controleer instellingen> Selecteer deze optie om de huidige instellingen van het IP-adres weer te geven. Automatisch een IP-adres toewijzen 1 Selecteer <Automatisch verkrijgen> 2 Tik op <DHCP>, <BOOTP> of <RARP>. <Selecteer protocol>. Als u DHCP/BOOTP/RARP niet wilt gebruiken om een IP-adres toe te wijzen Selecteer <Uit>. Als u <DHCP>, <BOOTP> of <RARP> selecteert terwijl deze services niet beschikbaar zijn, zal het apparaat tijd en communicatiebronnen verspillen door in het netwerk te zoeken naar deze services. 3 Controleer of <Auto IP> is ingesteld op <Aan>. Als <Uit> is geselecteerd, verandert u dit in <Aan>. 㻞㻡㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥 4 Tik op <Toepassen>. IP-adressen die worden toegewezen via DHCP/BOOTP/RARP vervangen het adres dat is verkregen via Auto IP. Handmatig een IP-adres invoeren 1 Controleer of <Automatisch verkrijgen> is ingesteld op <Uit>. Als <Aan> wordt weergegeven, tikt u op <Automatisch verkrijgen> en stelt u zowel <Selecteer protocol> als <Auto IP> in op <Uit>. 2 Tik op <Handmatig verkrijgen>. 3 Geef het IP-adres, het subnetmasker en het gateway-adres (of de standaardgateway). Geef de instellingen in de volgende volgorde op: <IP-adres> <Subnetmasker> <Gateway-adres>. Voer elke instelling in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>. Controleren of de instellingen juist zijn Controleer of het scherm van de UI op afstand kan worden weergegeven met uw computer ( De UI op afstand starten). Als er geen computer beschikbaar is, kunt u de verbinding controleren met behulp van het bedieningspaneel ( De netwerkverbinding testen). De netwerkverbinding testen 1 2 Tik op <Menu> in het scherm Start. Tik op <Netwerkinstellingen>. Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op De pincode van de systeembeheerder instellen <Toepassen>. 3 4 Selecteer <TCP/IP-instellingen> <IPv4-instellingen> <PING-opdracht>. Voer het IPv4-adres in van een ander apparaat in het netwerk en tik op <Toepassen>. Als een werkende verbinding tot stand is gebracht, ziet u het bericht uit het derde scherm hierboven. KOPPELINGEN IPv6-adres instellen Netwerkinstellingen weergeven 㻞㻡㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-05E IPv6-adres instellen De IPv6-adressen van het apparaat kunnen worden geconfigureerd via de UI op afstand. Controleer voordat u IPv6-adressen gaat instellen de instellingen van het IPv4-adres ( IPv4-instellingen weergeven). U moet de juiste IPv4-instellingen opgeven om te kunnen werken met IPv6-adressen. De scanfunctie die gebruikmaakt van het scannerstuurprogramma of MF Toolbox is niet beschikbaar in een IPv6-omgeving. Het apparaat kan maximaal negen van de onderstaande IPv6-adressen gebruiken: Type Maximumaantal beschikbaar Beschrijving Link-local adres 1 Een adres dat alleen geldig is binnen een subnet of koppeling en dat niet kan worden gebruikt voor communicatie met apparaten achter een router. Er wordt automatisch een linklocal adres ingesteld op het moment dat de IPv6-functie van het apparaat wordt ingeschakeld. Handmatig adres 1 Een adres dat handmatig wordt ingevoerd. Als u dit type adres gebruikt, geeft u de lengte van het prefix (voorvoegsel) en het standaardrouteradres op. Stateless adres 6 Een adres dat automatisch wordt gegenereerd op basis van het MAC-adres van het apparaat en het netwerkprefix dat wordt gepubliceerd door de router. Stateless adressen worden gewist wanneer het apparaat opnieuw wordt opgestart (of wordt ingeschakeld). Stateful adres 1 Een adres dat via DHCPv6 wordt verkregen van een DHCP-server. 1 2 Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. Klik op [Instellingen/registratie]. 3 Klik op [Netwerkinstellingen] 4 Klik op [Bewerken...] in [IPv6-instellingen]. [TCP/IP-instellingen]. 㻞㻢㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥 De UI op afstand starten 5 Schakel het selectievakje [Gebruik IPv6] in en configureer de vereiste instellingen. [Gebruik IPv6] Schakel dit selectievakje in om IPv6 te activeren op het apparaat. Als u IPv6 niet gebruikt, schakelt u het selectievakje uit. [Stateless adres] Schakel dit selectievakje in als u een stateless adres gebruikt. Als u geen stateless adres gebruikt, schakelt u het selectievakje uit. [Gebruik handmatig adres] Wanneer u handmatig een IPv6-adres wilt invoeren, schakelt u dit selectievakje in en gebruikt u de daarvoor bestemde vakken om het IP-adres, de prefixlengte en het standaardrouteradres in te voeren. [IP-adres] Voer hier een IPv6-adres in. U kunt geen adressen invoeren die beginnen met "ff" (multicast-adressen). [Prefixlengte] Voer een waarde in voor het aantal bits dat beschikbaar is voor het netwerkadres. [Standaard routeradres] Geef indien nodig het IPv6-adres van de standaardrouter op. U kunt geen adressen invoeren die beginnen met "ff" (multicastadressen). [Gebruik DHCPv6] Schakel dit selectievakje in als u een stateful adres gebruikt. Als u DHCPv6 niet gebruikt, schakelt u het selectievakje uit. 6 Klik op [OK]. Controleren of de instellingen juist zijn 㻞㻢㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Controleer of het scherm UI op afstand kan worden weergegeven op uw computer door het IPv6-adres van het apparaat te De UI op afstand starten gebruiken. Het bedieningspaneel gebruiken De IPv6-instellingen zijn ook bereikbaar via <Menu> op het scherm Start. KOPPELINGEN IPv4-adres instellen Netwerkinstellingen weergeven 㻞㻢㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥 IPv6-instellingen 0LY9-05F Netwerkinstellingen weergeven IPv4-instellingen weergeven IPv6-instellingen weergeven Het MAC-adres weergeven Instellingen en informatie weergeven voor het draadloze LAN Het IP-adres is niet goed geconfigureerd als dit wordt weergegeven als "0.0.0.0". Als u het apparaat aansluit op een switching hub of bridge, kan er sprake zijn van een verbindingsfout, zelfs wanneer het IPadres goed is geconfigureerd. Dit probleem kunt u oplossen door een bepaald vertragingsinterval in te stellen waarna het Een wachttijd instellen voor verbinding met een netwerk apparaat mag gaan communiceren. U kunt een lijst afdrukken met de huidige netwerkinstellingen. Lijst met gebruikersgegevens IPv4-instellingen weergeven <Netwerkinformatie> <IPv4> selecteer de instelling die u wilt weergeven IPv6-instellingen weergeven <Netwerkinformatie> <IPv6> selecteer de instelling die u wilt weergeven Het MAC-adres weergeven 1 2 Tik op <Menu> in het scherm Start. Tik op <Netwerkinstellingen>. Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op De pincode van de systeembeheerder instellen <Toepassen>. 3 Tik op <Instellingen Ethernet-stuurprogramma>. 㻞㻢㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Instellingen en informatie weergeven voor het draadloze LAN (MF229dw / MF217w) 1 2 Tik op <Menu> in het scherm Start. Tik op <Netwerkinstellingen>. Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op De pincode van de systeembeheerder instellen <Toepassen>. 3 Tik op <Instellingen draadloos LAN>. Als het bericht <Wilt u draadloos LAN inschakelen?> wordt weergegeven, tikt u op <Ja>. 4 5 6 Lees het bericht dat wordt weergegeven en tik op <OK>. Tik op <Gegevens draadloos LAN>. Selecteer de instelling die u wilt weergeven. Informatie over WEP en WPA/WPA2-PSK weergeven 1 Tik op <Beveiligingsinstellingen>. 2 Controleer de huidige beveiligingsinstelling en tik erop. Als de beveiligingsinstellingen niet zijn geconfigureerd, wordt <Geen> weergegeven. 3 Selecteer de instelling die u wilt weergeven. WEP WPA/WPA2-PSK <Status draadloos LAN> en <Nieuwste foutgegevens> kunt u weergeven vanuit <Gegevens draadloos LAN> en selecteer de instelling die u wilt weergeven. KOPPELINGEN Verbinding maken met een draadloos LAN (MF229dw / MF217w) IPv4-adres instellen IPv6-adres instellen DNS configureren 㻞㻢㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥 . Druk op <Netwerkinformatie> 0LY9-05H De machine configureren voor afdrukken of faxen vanaf een computer Als u het apparaat gebruikt als een netwerkprinter of om faxen te versturen vanaf een computer, kunt u de protocollen en poorten configureren die u wilt gebruiken voor afdrukken en een printserver instellen voor het apparaat. Ga het apparaat pas configureren voor afdrukken of faxen vanaf een computer nadat u de basisprocedures hebt uitgevoerd, zoals het installeren van het printerstuurprogramma (MF Driver Installation Guide). Afdrukprotocollen zijn regels die moeten worden gevolgd om documentgegevens die zijn gemaakt op een computer af te leveren op het apparaat. U kunt een afdrukprotocol selecteren op basis van het doel van de afdruktaak of de netwerkomgeving. Poorten zijn gateways om documentgegevens door te geven van een computer naar de printer. Als het niet lukt documenten af te drukken vanaf een netwerkcomputer, wordt dit vaak veroorzaakt door onjuiste poortinstellingen. 㻞㻢㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-05J Afdrukprotocollen en WSD-functies configureren Configureer de protocollen die worden gebruikt voor het afdrukken van documenten vanaf een netwerkcomputer. De ondersteunde protocollen zijn LPD, RAW en WSD (Web Services on Devices). Om de poortnummers van protocollen te wijzigen, raadpleegt u 1 2 Poortnummers wijzigen. Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten Klik op [Instellingen/registratie]. 3 Klik op [Netwerkinstellingen] 4 Configureer afdrukprotocollen. [TCP/IP-instellingen]. LPD of RAW configureren 1 Klik op [Bewerken...] bij [Instellingen LPD-afdrukken] of [Instellingen RAW-afdrukken]. 2 Configureer de instellingen. 㻞㻢㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥 [Gebruik LPD-afdrukken] Schakel dit selectievakje in om af te drukken via LPD. Als u niet afdrukt via LPD, schakelt u het selectievakje uit. [Gebruik RAW-afdrukken] Schakel dit selectievakje in om af te drukken via RAW. Als u RAW niet gebruikt om af te drukken, schakelt u het selectievakje uit. 3 Klik op [OK]. WSD configureren 1 Klik op [Bewerken...] in [WSD-instellingen]. 2 Configureer de instellingen. [Gebruik WSD-afdrukken] Schakel dit selectievakje in om af te drukken via WSD. Als u niet afdrukt via WSD, schakelt u het selectievakje uit. [Gebruik WSD-bladeren] Schakel dit selectievakje in om via WSD informatie over het apparaat op te halen van een computer. Dit selectieve wordt automatisch ingeschakeld wanneer u het selectievakje [Gebruik WSD-afdrukken] inschakelt. [Gebruik WSD-scannen] WSD-bladeren is beschikbaar voor Windows Vista/7/8/8.1 en maakt het mogelijk om documenten naar een computer te scannen zonder dat u een scannerstuurprogramma hoeft te installeren. Schakel het selectievakje in om documenten te scannen via WSD. Als u WSD niet gebruikt voor scantaken, schakelt u het selectievakje uit. [Gebruik Scannen naar computer] Schakel dit selectievakje in om te scannen met WSD via het bedieningspaneel van het apparaat. U kunt dit selectievakje alleen inschakelen als het selectievakje [Gebruik WSD-scannen] ingeschakeld is. Om scans uit te voeren, tikt u op <Scannen> en geeft u als scanbestemming een computer op die via WSD is verbonden. ( Scannen vanaf het apparaat). [Gebruik Multicast Discovery] Schakel dit selectievakje in als het apparaat moet reageren op multicast-discovery-opdrachten. Als het selectievakje is uitgeschakeld, blijft de slaapstand van het apparaat actief, zelfs als er multicast-discovery-berichten worden verstuurd in 㻞㻢㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥 het netwerk. 3 5 Klik op [OK]. Start de machine opnieuw op. Zet de machine uit, wacht minimaal 10 seconden en zet de machine weer aan. Het bedieningspaneel gebruiken De instellingen voor LPD, RAW en WSD zijn ook bereikbaar via <Menu> op het scherm Start. Instellingen LPD-afdrukken Instellingen RAW-afdrukken WSD-instellingen WSD-netwerkapparaten instellen op Windows Vista/7/8/8.1 De WSD-printer en -scanner kunnen worden toegevoegd vanuit de printermap. Open de printermap ( De printermap weergeven) klik op [Add a device] (Een apparaat toevoegen) of [Add a printer] (Een printer toevoegen) en volg de aanwijzingen op het scherm. Zie MF Driver Installation Guide voor meer informatie over het installeren van MF-stuurprogramma's voor de WSD-netwerkprinter. KOPPELINGEN Printerpoorten configureren 㻞㻢㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-05K Printerpoorten configureren Er kunnen afdrukfouten optreden wanneer het IP-adres van de machine is gewijzigd of wanneer er een printer is toegevoegd via de printermap van Windows. Deze fouten zijn meestal het gevolg van onjuiste printerpoortinstellingen. Zo kan er een onjuist poortnummer of type poort zijn opgegeven. In dergelijke situaties mislukt het afdrukken omdat de documentgegevens niet aankomen op de machine. U kunt dit type probleem oplossen door de printerpoortinstellingen te configureren op de computer. Om de onderstaande procedure uit te voeren, moet u zich bij de computer aanmelden met een administratoraccount. 1 2 3 Open de printermap. De printermap weergeven Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en klik op [Printer Properties] (Eigenschappen van printer) (of [Properties] (Eigenschappen)). Klik op het tabblad [Ports] (Poorten) en configureer de vereiste instellingen. Een poort toevoegen Als het IP-adres van de machine is gewijzigd, voegt u een nieuwe poort toe. Dit is ook een goede oplossing als er tijdens het installeren van het printerstuurprogramma een onjuist poorttype is geselecteerd in de Windows-printermap. 1 Klik op [Add Port] (Poort toevoegen). 2 Selecteer [Canon MFNP Port] (Canon MFNP-poort) bij [Available port types] (Beschikbare poorttypen) en klik op [New Port] (Nieuwe poort). 㻞㻢㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥 3 Klik op [Auto Detect] (Autom. detectie), selecteer het apparaat als dit is gevonden en klik op [Next] (Volgende). Als het apparaat niet wordt gevonden Klik op [Refresh] (Vernieuwen). Als het probleem blijft optreden, klikt u op [IP address] (IP-adres) of [MAC address] (MAC-adres), voert u het IP-adres of MAC-adres van het apparaat Netwerkinstellingen weergeven in en klikt u op [Next] (Volgende). 4 Klik op [Add] (Toevoegen) 5 Klik op [Close] (Sluiten). [Finish] (Voltooien). Het type poort of het poortnummer wijzigen Als de afdrukprotocollen ( Afdrukprotocollen en WSD-functies configureren) of poortnummers ( Poortnummers wijzigen) zijn gewijzigd op het apparaat, moeten de bijbehorende instellingen op de computer eveneens worden aangepast. Dit geldt overigens alleen voor LPR- of RAW-poorten. 4 1 Klik op [Configure Port] (Poort configureren). 2 Selecteer het keuzerondje [LPR] of [RAW] bij [Protocol Type] (Protocoltype), wijzig indien nodig het nummer in het tekstvak [Port Number] (Poortnummer) en klik op [OK]. Klik op [Close] (Sluiten). 㻞㻣㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥 KOPPELINGEN Een printserver instellen 㻞㻣㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-05L Een printserver instellen Het installeren van een printserver (afdrukserver) betekent dat u de computer kunt ontlasten die u gebruikt om af te drukken. Een ander voordeel is dat de computers de MF-stuurprogramma's via het netwerk kunnen installeren en dat u dit dus niet per computer hoeft te doen vanaf de dvd-rom. Als u een computer in het netwerk wilt instellen als een printserver, moet u de instellingen voor het delen van de printer configureren. Om de onderstaande procedure uit te voeren, moet u zich bij de computer aanmelden met een administratoraccount. Afhankelijk van het besturingssysteem en de bitarchitectuur (32-bits of 64-bits) van de printserver en de clientcomputers, is het misschien niet mogelijk stuurprogramma's via het netwerk te installeren. Overleg met uw netwerkbeheerder als u een printserver wilt implementeren in een domeinomgeving. Apparaatgegevens ophalen tijdens gebruik van een printserver In dat geval moet u Canon Driver Information Assist Service toevoegen tijdens de installatie van het printerstuurprogramma. MF Driver Installation Guide 1 2 3 Open de printermap. De printermap weergeven Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en klik op [Printer Properties] (Eigenschappen van printer) (of [Properties] (Eigenschappen)). Open het tabblad [Sharing] (Delen), selecteer [Share this printer] (Deze printer delen) en voer de sharenaam van de machine in. 㻞㻣㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Als [Change sharing options] (Opties voor delen wijzigen) wordt weergegeven Klik op [Change sharing options] (Opties voor delen wijzigen). Als het dialoogvenster [User Account Control] (Gebruikersaccountbeheer) verschijnt, klikt u op [Yes] (Ja) of [Continue] (Doorgaan). 4 Installeer eventueel aanvullende stuurprogramma's. Deze bewerking is noodzakelijk als u via de printserver MF-stuurprogramma's wilt installeren op computers met een andere bitarchitectuur. 1 Klik op [Additional drivers] (Extra stuurprogramma's). 2 Schakel het selectievakje in van de bitarchitectuur van andere computers en klik op [OK]. Selecteer extra stuurprogramma's uit de volgende opties in overeenstemming met het besturingssysteem van de afdrukserver. Afdrukserver 32-bits besturingssystemen Schakel het selectievakje in voor [x64] Windows XP/Server 2003/Server 2003 R2 64-bits besturingssystemen [Windows 2000, Windows XP, Windows Server 2003, and Server 2003 R2] (Windows 2000, Windows XP, Windows Server 2003 en Server 2003 R2) onder [Version] (Versie) Windows Vista/7/8/8.1/Server 2008/Server 2008 R2/Server 2012/Server 2012 R2 [x86] onder [Processor] Als u niet weet of uw Windows Vista/7/8/8.1/Server 2008/Server 2008 R2/Server 2012/Server 2012 R2 een 32De bitarchitectuur controleren. bits of 64-bits besturingssysteem is, raadpleegt u 3 Plaats de User Software and Manuals DVD-ROM (Dvd met gebruikerssoftware en handleidingen) in het dvd-rom-station van de computer, klik op [Browse] (Bladeren) om de map met MF-stuurprogramma's op te geven en klik op [OK]. Als de afdrukserver wordt uitgevoerd als een 32-bits besturingssysteem, selecteert u de mappen [DRIVERS] [32bit] [Driver] in de meegeleverde dvd-rom. Als de afdrukserver wordt uitgevoerd als een 64-bits besturingssysteem, selecteert u de mappen [DRIVERS] [x64] [Driver] in de meegeleverde dvd-rom. 4 5 Volg de instructies op het scherm om de stuurprogramma's te installeren. Klik op [OK]. 㻞㻣㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥 MF-stuurprogramma's via de printserver installeren op een computer 1 2 3 Zoek de gedeelde printer op de printserver. Printers weergeven die worden gedeeld op de printserver Dubbelklik op de gedeelde printer. Volg de instructies op het scherm om de stuurprogramma's te installeren. KOPPELINGEN Afdrukken vanaf een computer 㻞㻣㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-05R De machine configureren voor uw netwerkomgeving De configuratie van een netwerk varieert naargelang de functie van het netwerk. Geef de juiste instellingen voor uw netwerkomgeving op. 㻞㻣㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-05S Ethernet-instellingen configureren Ethernet is een standaard voor het uitwisselen van gegevens in een lokaal netwerk (LAN). U kunt de communicatiemodus (Half duplex/Full duplex) en het type Ethernet (10BASE-T/100BASE-TX) instellen. Over het algemeen is het zo dat u het apparaat kunt gebruiken zonder dat u de standaardinstellingen hoeft te wijzigen ( Instellingen Ethernet-stuurprogramma), maar u kunt de instellingen wijzigen om deze beter af te stemmen op uw netwerkomgeving. 1 2 Tik op <Menu> in het scherm Start. Tik op <Netwerkinstellingen>. Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op De pincode van de systeembeheerder instellen <Toepassen>. 3 4 Selecteer <Instellingen Ethernet-stuurprogramma> <Auto detect.>. Geef aan of u de Ethernet-instellingen automatisch of handmatig wilt configureren. Ethernet-instellingen automatisch configureren Tik op <Aan>. Het apparaat detecteert en registreert automatisch de communicatiemodus en het type Ethernet. Ethernet-instellingen handmatig configureren 1 Tik op <Uit>. 2 Selecteer de communicatiemodus. Tik op <Communicatiemodus> tik op <Half-duplex> of <Full-duplex>. <Half-duplex> In deze modus worden er afwisselend gegevens verzonden en ontvangen. Selecteer deze modus als het apparaat is aangesloten op een netwerkapparaat dat half duplex gebruikt. <Full-duplex> In deze modus worden gegevens tegelijkertijd verzonden en ontvangen. Deze instelling kunt u voor de meeste omgevingen gebruiken. 3 Selecteer het type Ethernet. Tik op <Type Ethernet> 4 tik op <10BASE-T> of <100BASE-TX>. Tik op <Toepassen>. KOPPELINGEN De maximale verzendeenheid wijzigen Een wachttijd instellen voor verbinding met een netwerk 㻞㻣㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-05U De maximale verzendeenheid wijzigen In de meeste Ethernet-netwerken is 1500 bytes de maximale grootte van een gegevenspakket dat kan worden verzonden. Een pakket is het blok met gegevens waarin de oorspronkelijke gegevens worden opgedeeld voordat ze worden verzonden. De maximale verzendeenheid (MTU) kan per netwerk verschillen. Wijzig de instellingen van het apparaat indien nodig. Neem voor meer informatie contact op met de netwerkbeheerder. 1 2 Tik op <Menu> in het scherm Start. Tik op <Netwerkinstellingen>. Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op De pincode van de systeembeheerder instellen <Toepassen>. 3 4 Selecteer <TCP/IP-instellingen> <MTU-grootte>. Selecteer de MTU-grootte. KOPPELINGEN Ethernet-instellingen configureren Een wachttijd instellen voor verbinding met een netwerk 㻞㻣㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-05W Een wachttijd instellen voor verbinding met een netwerk Als in een netwerk redundante connectiviteit wordt aangeboden door de aanwezigheid van verschillende switching hubs of bridges, moet er een mechanisme zijn om te voorkomen dat pakketten in een oneindige lus terechtkomen. Een efficiënte oplossing is dus om voor elke switch-poort een bepaalde rol te definiëren. Dan is het echter nog steeds mogelijk dat de communicatie gedurende enkele tienden van een seconde wordt onderbroken nadat u de manier hebt gewijzigd waarop netwerkapparaten met elkaar zijn verbonden of wanneer u een nieuw apparaat toevoegt. Als dit type probleem optreedt, stelt u een wachttijd in voor verbinding met het netwerk. 1 2 Tik op <Menu> in het scherm Start. Tik op <Netwerkinstellingen>. Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op De pincode van de systeembeheerder instellen <Toepassen>. 3 4 Tik op <Wachttijd voor verbinding bij opstart>. Voer het aantal seconden voor de wachttijd in en tik op <Toepassen>. Gebruik / of de numerieke toetsen om de wachttijd in te voeren. KOPPELINGEN Ethernet-instellingen configureren De maximale verzendeenheid wijzigen 㻞㻣㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-05X DNS configureren DNS (Domain Name System) is een service voor naamomzetting waarmee de naam van een host (of domein) wordt gekoppeld aan een IP-adres. Configureer de benodigde instellingen voor DNS, mDNS of DHCP. De procedures voor het configureren van DNS zijn verschillend voor IPv4 en IPv6. 1 2 Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. Klik op [Instellingen/registratie]. 3 Klik op [Netwerkinstellingen] 4 Configureer de DNS-instellingen. [TCP/IP-instellingen]. IPv4 DNS configureren 1 Klik op [Bewerken...] in [IPv4-instellingen]. 2 Configureer de DNS-instellingen van IPv4. 㻞㻣㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥 De UI op afstand starten [DNS-instellingen] [Adres primaire DNS-server] Voer het IP-adres van een DNS-server in. [Adres secundaire DNS-server] Voer het IP-adres van een secundaire DNS-server in, indien beschikbaar. [Hostnaam] Typ hier maximaal 47 alfanumerieke tekens voor de hostnaam van het apparaat dat u wilt registreren op de DNSserver. [Domeinnaam] Typ hier maximaal 47 alfanumerieke tekens voor de naam van het domein waarvan het apparaat deel uitmaakt, zoals "voorbeeld.com". [DNS Dynamic Update] Schakel dit selectievakje in om de DNS-records dynamisch bij te werken wanneer het IP-adres van het apparaat verandert. Als u een interval wilt instellen tussen updates, typt u het aantal uren in het vak [DNS Dynamic Update interval]. [mDNS-instellingen] [Gebruik mDNS] mDNS (multicast DNS) wordt ondersteund door Bonjour en is een protocol voor het koppelen van een hostnaam aan een IP-adres zonder DNS te gebruiken. Schakel dit selectievakje in om mDNS in te schakelen en voer de mDNS-naam in in het vak [mDNS-naam]. [Instellingen DHCP-opties] [Hostnaam verkrijgen] Schakel dit selectievakje in om Optie 12 in te schakelen en de hostnaam te verkrijgen van de DHCP-server. [DNS Dynamic Update] Schakel dit selectievakje in om Optie 81 in te schakelen en de DNS-records dynamisch bij te werken via de DHCPserver. 3 Klik op [OK]. IPv6 DNS configureren 1 Klik op [Bewerken...] in [IPv6-instellingen]. 㻞㻤㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥 2 Configureer de DNS-instellingen van IPv6. Het selectievakje [Gebruik IPv6] moet zijn ingeschakeld om de instellingen te configureren. IPv6-adres instellen [DNS-instellingen] [Adres primaire DNS-server] Voer het IP-adres van een DNS-server in. U kunt geen adressen invoeren die beginnen met "ff" (multicast-adressen). [Adres secundaire DNS-server] Voer het IP-adres van een secundaire DNS-server in, indien beschikbaar. U kunt geen adressen invoeren die beginnen met "ff" (multicast-adressen). [Gebruik dezelfde hostnaam/domeinnaam als IPv4] Schakel het selectievakje in als u de host- en domeinnamen van IPv4 wilt gebruiken. [Hostnaam] Typ hier maximaal 47 alfanumerieke tekens voor de hostnaam van het apparaat dat u wilt registreren op de DNSserver. [Domeinnaam] Typ hier maximaal 47 alfanumerieke tekens voor de naam van het domein waarvan het apparaat deel uitmaakt, zoals "voorbeeld.com". [DNS Dynamic Update] Schakel dit selectievakje in om de DNS-records dynamisch bij te werken wanneer het IP-adres van het apparaat verandert. Als u één of meer adrestypen wilt opgeven die u wilt registreren op de DNS-server, schakelt u het selectievakje [Registreer handmatig adres], [Registreer stateful adres] of [Registreer stateless adres] in. Als u een interval wilt instellen tussen updates, typt u het aantal uren in het vak [DNS Dynamic Update interval]. [mDNS-instellingen] [Gebruik mDNS] mDNS (multicast DNS) wordt ondersteund door Bonjour en is een protocol voor het koppelen van een hostnaam aan een IP-adres zonder DNS te gebruiken. Schakel het selectievakje in als u mDNS wilt gebruiken. [Gebruik zelfde mDNS-naam als IPv4] Schakel het selectievakje in als u dezelfde mDNS-naam wilt gebruiken als in IPv4. Als u een andere naam wilt instellen, schakelt u het selectievakje uit en typt u de mDNS-naam in het vak [mDNS-naam]. 3 Klik op [OK]. 㻞㻤㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Het bedieningspaneel gebruiken De DNS-instellingen zijn ook bereikbaar via <Menu> op het scherm Start. KOPPELINGEN IPv4-adres instellen IPv6-adres instellen Netwerkinstellingen weergeven 㻞㻤㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥 IPv4-instellingen IPv6-instellingen 0LY9-05Y De machine bewaken en bedienen met SNMP SNMP (Simple Network Management Protocol) is een protocol voor het bewaken en aansturen van communicatieapparaten in een netwerk dat werkt met MIB (Management Information Base). Het apparaat ondersteunt SNMPv1. U kunt de status van de machine controleren vanaf een computer wanneer u documenten afdrukt of de UI op afstand gebruikt. Het apparaat biedt geen ondersteuning voor de functie van SNMP voor het versturen van trap-meldingen. Om het poortnummer van SNMP te wijzigen, raadpleegt u Poortnummers wijzigen. Als er SNMP-beheersoftware is geïnstalleerd op een computer in het netwerk, kunt u het apparaat extern vanaf die computer configureren, bewaken en bedienen. Raadpleeg voor meer informatie de handleiding of Help van de beheersoftware. 1 2 Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. Klik op [Instellingen/registratie]. 3 Klik op [Netwerkinstellingen] 4 Klik op [Bewerken...]. [SNMP-instellingen]. 㻞㻤㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥 De UI op afstand starten 5 Geef instellingen voor SNMPv1 op. [Gebruik SNMPv1] Schakel dit selectievakje in om SNMPv1 in te schakelen. De overige instellingen voor SNMPv1 kunt u alleen opgeven als dit selectievakje is ingeschakeld. [Gebruik community-naam 1]/[Gebruik community-naam 2] Schakel het selectievakje in om een Community-naam op te geven. Als u geen Community-naam hoeft op te geven, schakelt u het selectievakje uit. [Community-naam] Gebruik maximaal 32 alfanumerieke tekens voor de naam van de community. [MIB-toegangspermissie] Selecteer voor elke community [Lezen/schrijven] of [Alleen lezen] om de toegangsrechten voor MIB-objecten te bepalen. [Lezen/schrijven] Hiermee kunnen de waarden van MIB-objecten worden weergegeven en worden gewijzigd. [Alleen lezen] Hiermee kunnen de waarden van MIB-objecten alleen worden weergegeven. [Gebruik speciale community] De speciale community is een vooraf gedefinieerde community die uitsluitend is bedoeld voor beheerders die met Canon-software werken. Schakel het selectievakje in als u de speciale community wilt gebruiken. Als u de speciale community niet wilt gebruiken, schakelt u het selectievakje uit. SNMPv1 inschakelen 1 Schakel het selectievakje [Gebruik SNMPv1] in. 2 Schakel het selectievakje [Gebruik community-naam 1] of [Gebruik community-naam 2] in, typ de naam van de community in het tekstvak [Community-naam] en geef de instelling [MIBtoegangspermissie] op. U kunt maximaal twee Community-namen opslaan. 3 Schakel het selectievakje [Gebruik speciale community] in en geef een instelling op voor [MIBtoegangspermissie]. 㻞㻤㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥 SNMPv1 uitschakelen Schakel het selectievakje [Gebruik SNMPv1] uit. 6 Geef instellingen op voor het verkrijgen van informatie voor het beheren van printers. Met SNMP kunt u gegevens voor het beheren van printers, zoals afdrukprotocollen en printerpoorten, controleren en periodiek opvragen bij een computer in het netwerk. [Printerbeheerinformatie verkrijgen van host] Schakel het selectievakje in om via SNMP de gegevens voor printerbeheer van het apparaat te bewaken. Als u geen printerbeheerinformatie wilt bewaken, schakelt u het selectievakje uit. 7 Klik op [OK]. SNMPv1 uitschakelen Bepaalde functies van het apparaat zijn niet langer beschikbaar, zoals het opvragen van apparaatgegevens via het printerstuurprogramma. Het bedieningspaneel gebruiken De SNMPv1-instellingen zijn ook bereikbaar via <Menu> op het scherm Start. 㻞㻤㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥 SNMP-instellingen 0LY9-060 Beveiliging De realiteit is dat overal en altijd vertrouwelijke gegevens worden verwerkt door informatieapparaten, waaronder computers en printers. Het vervelende is dat elk van deze apparaten het doelwit kan worden van kwaadwillende derden. Aanvallers kunnen ongeoorloofde toegang krijgen tot uw apparaten of indirect voordeel halen uit slordigheid. Hoe het ook zij, u kunt geconfronteerd worden met onverwachte verliezen als uw vertrouwelijke gegevens worden onderschept. Om deze risico's tegen te gaan, is het apparaat uitgerust met verschillende beveiligingsfuncties. Bepaal afhankelijk van de netwerkomgeving de juiste configuratie. Basisvoorzieningen voor het beveiligen van informatie De machine beschermen tegen ongeoorloofde toegang Inspelen op risico's als gevolg van slordigheid of onjuist gebruik De functies van de machine beperken 㻞㻤㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-061 De machine beschermen tegen ongeoorloofde toegang Voorkom dat onbevoegden toegang krijgen tot de machine en deze kunnen gebruiken. U kunt verschillende beveiligingsmaatregelen treffen, zoals het instellen van firewalls en het aanpassen van poortnummers. 㻞㻤㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-062 De pincode van de systeembeheerder instellen Stel een pincode in die uitsluitend voor systeembeheerders is bedoeld. U hebt alleen toegang tot <Netwerkinstellingen>, <Instellingen Systeembeheer> enzovoort u wanneer de pincode correct hebt ingevoerd. Alleen beheerders dienen op de hoogte te zijn van de pincode. 1 2 3 4 Tik op <Menu> in het scherm Start. Tik op <Instellingen Systeembeheer>. Selecteer <Instellingen Systeembeheerderinformatie> <Pincode systeembeheerder>. Geef de pincode van de systeembeheerder op. Voer met de numerieke toetsen een pincode in van maximaal zeven cijfers en tik op <Toepassen>. Als <Pin (bevestigen)> wordt weergegeven, voert u de pincode nogmaals in om deze te bevestigen. U kunt geen pincode registreren die alleen uit nullen bestaat, zoals "00" of "0000000". Als u de pincode wilt uitschakelen, drukt u op <Toepassen>. om de pincode te wissen (het tekstvak moet leeg zijn). Tik vervolgens op Naam van systeembeheerder instellen 1 Tik op <Naam systeembeheerder>. 2 Typ maximaal 32 tekens voor de naam van de systeembeheerder en tik op <Toepassen>. invoeren Tekst Instellingen configureren via de UI op afstand Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. Klik op [Instellingen/registratie] [Bewerken...] en geef de gewenste instellingen op. [Systeembeheer] Via de UI op afstand kunt u verschillende gegevens opslaan, zoals contactgegevens, opmerkingen van de beheerder, de installatielocatie van het apparaat en de instellingen die u kunt opslaan via het bedieningspaneel. De opgeslagen gegevens Gegevens van systeembeheerder controleren kunt u bekijken op de pagina [Apparaatinformatie] van de UI op afstand. Als de pincode van de systeembeheerder is ingesteld Als u probeert toegang te verkrijgen tot <Netwerkinstellingen>, <Instellingen Systeembeheer> enzovoort, ziet u het volgende scherm. Voer de ingestelde pincode in. U moet ook een pincode invoeren wanneer u zich in de UI op afstand aanmeldt in de De UI op afstand starten systeembeheerdersmodus. 㻞㻤㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥 㻞㻤㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-063 Communicatie beperken door firewalls in te stellen Zonder goede beveiliging kunnen onbevoegden toegang krijgen tot computers en andere communicatieapparaten die op een netwerk zijn aangesloten. Om deze ongewenste toegang te voorkomen, kunt u instellingen opgeven voor het filteren van gegevenspakketten. Op deze manier wordt de communicatie beperkt tot apparaten met bepaalde IP-adressen of MAC-adressen. 㻞㻥㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-064 IP-adressen opgeven voor firewallregels U kunt de communicatie beperken tot alleen apparaten met bepaalde IP-adressen of apparaten met specifieke IP-adressen blokkeren maar andere communicatie toestaan. U kunt een afzonderlijk IP-adres opgeven of een bereik van IP-adressen. U kunt maximaal 4 IP-adressen (of bereiken van IP-adressen) opgeven voor zowel IPv4 als IPv6. De hier beschreven pakketfilters besturen de communicatie over TCP, UDP en ICMP. 1 2 Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten Klik op [Instellingen/registratie]. 3 Klik op [Beveiligingsinstellingen] 4 Klik op [Bewerken...] voor het type filter dat u wilt gebruiken. [IP-adresfilter]. [IPv4-adres: Infilter] Selecteer deze optie om het ontvangen van gegevens van het apparaat naar een computer te beperken door IPv4-adressen op te geven. 㻞㻥㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥 [IPv6-adres: Infilter] Selecteer deze optie om het ontvangen van gegevens van het apparaat naar een computer te beperken door IPv6-adressen op te geven. 5 Geef de instellingen voor pakketfiltering op. [Geblokkeerde adressen] Registreer te blokkeren adressen en controleer of verwijder geregistreerde geblokkeerde adressen. [Toegestane adressen] Registreer adressen die moeten worden toegestaan, en controleer of verwijder geregistreerde toegestane adressen. 1 Schakel het selectievakje [Gebruik filter] in. Schakel het selectievakje in om de communicatie te beperken. Schakel het selectievakje uit om de beperking op te heffen. 2 Geef het adres op. Typ het IP-adres (of het bereik van IP-adressen) in het vak [Te registreren adres] en klik op [Toevoegen]. Geregistreerd adres Result. [Geblokkeerde adressen] Blokkeert communicatie (inkomend) met apparaten waarvan het IP-adres is ingevoerd bij [Te registreren adres]. Er kan alleen worden gecommuniceerd met apparaten met andere IP-adressen. [Toegestane adressen] Staat alleen communicatie (inkomend) toe met apparaten waarvan het IP-adres is ingevoerd bij [Te registreren adres], en blokkeert de communicatie met apparaten met andere IP-adressen. Geregistreerd als geblokkeerd en toegestaan Staat alleen communicatie (inkomend) toe met apparaten waarvan het IP-adres is geregistreerd in [Toegestane adressen], en blokkeert de communicatie met apparaten met andere IP-adressen. Communicatie van IP-adressen die ook geregistreerd zijn in [Geblokkeerde adressen], wordt echter geblokkeerd. Controleer op typefouten Als u IP-adressen verkeerd invoert, kunt u het apparaat mogelijk niet bereiken vanuit de UI op afstand. Om dat op te lossen, moet u <IPv4-adresfilter> of <IPv6-adresfilter> instellen op <Uit>. IPv4-adresfilter IPv6-adresfilter Invoernotatie voor IP-adressen Beschrijving Een specifiek adres invoeren Voorbeeld IPv4: Gebruik een punt als scheidingsteken. 192.168.0.10 IPv6: Gebruik een dubbele punt als scheidingsteken tussen alfanumerieke tekens. fe80::10 㻞㻥㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥 IPv4: Een bereik van adressen opgeven 192.168.0.10192.168.0.20 Plaats een afbreekstreepje tussen de adressen. IPv6: fe80::10-fe80::20 Een bereik van adressen opgeven met een voorvoegsel (alleen IPv6) Typ het adres, gevolgd door een schuine streep en een getal dat de lengte van het voorvoegsel aangeeft. fe80::1234/64 Een IP-adres verwijderen uit de uitzonderingen Selecteer een IP-adres en klik op [Verwijderen]. 3 Klik op [OK]. U kunt de instellingen voor IP-adresfilters in- of uitschakelen via <Menu> in het scherm Start. adresfilter KOPPELINGEN MAC-adressen opgeven voor firewallregels 㻞㻥㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥 IPv4-adresfilter IPv6- 0LY9-065 MAC-adressen opgeven voor firewallregels U kunt de communicatie beperken tot alleen apparaten met bepaalde MAC-adressen of apparaten met specifieke MAC-adressen blokkeren maar andere communicatie toestaan. U kunt maximaal 10 MAC-adressen opgeven. Deze functie is niet beschikbaar wanneer het apparaat is verbonden met een draadloos LAN. 1 2 Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten Klik op [Instellingen/registratie]. 3 Klik op [Beveiligingsinstellingen] 4 Klik op [Bewerken...]. [MAC-adresfilter]. [Infilter] Selecteer deze optie om het ontvangen van gegevens van het apparaat naar een computer te beperken door MAC-adressen op te geven. 5 Geef de instellingen voor pakketfiltering op. 㻞㻥㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥 1 Schakel het selectievakje [Gebruik filter] in. Schakel het selectievakje in om de communicatie te beperken. Schakel het selectievakje uit om de beperking op te heffen. 2 Geef het adres op. Typ het MAC-adres in het vak [Te registreren adres] en klik op [Toevoegen]. Staat alleen communicatie (inkomend) toe met apparaten met een geregistreerd MAC-adres, en blokkeert de communicatie met apparaten met andere MACadressen. U hoeft geen afbreekstreepjes of dubbelepunten te gebruiken in het adres. Controleer op typefouten Als u MAC-adressen verkeerd invoert, kunt u het apparaat mogelijk niet bereiken vanuit de UI op afstand. Om dat op te lossen, moet u <MAC-adresfilter> instellen op <Uit>. MAC-adresfilter Een MAC-adres verwijderen uit de uitzonderingen Selecteer een MAC-adres en klik op [Verwijderen]. 3 Klik op [OK]. U kunt de instellingen voor IP-adresfilters in- of uitschakelen via <Menu> in het scherm Start. KOPPELINGEN IP-adressen opgeven voor firewallregels 㻞㻥㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥 MAC-adresfilter 0LY9-066 Poortnummers wijzigen Poorten vormen het eindpunt van het communicatietraject tussen apparaten. Belangrijke protocollen maken meestal gebruik van vaste poortnummers. Een nadeel hiervan is dat apparaten met deze poortnummers kwetsbaar zijn voor aanvallen, iedereen weet de poortnummers namelijk. De netwerkbeheerder kan de beveiliging verder verbeteren door andere poortnummers te gebruiken. Als u een poortnummer hebt gewijzigd, moet u het nieuwe nummer doorgeven aan de communicerende apparaten, zoals computers en servers. Configureer de instellingen voor poortnummers afhankelijk van de netwerkomgeving. Raadpleeg 1 2 Een proxy instellen als u het poortnummer voor de proxyserver wilt wijzigen. Tik op <Menu> in het scherm Start. Tik op <Netwerkinstellingen>. Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op De pincode van de systeembeheerder instellen <Toepassen>. 3 4 Selecteer <TCP/IP-instellingen> <Instellingen poortnummer>. Tik op de poort die u wilt wijzigen. Meer informatie over poorten <LPD>/<RAW>/<WSD Multicast Discovery> <HTTP> <SNMP> 5 Afdrukprotocollen en WSD-functies configureren HTTP-communicatie uitschakelen De machine bewaken en bedienen met SNMP Voer het poortnummer in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>. KOPPELINGEN Printerpoorten configureren 㻞㻥㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-067 Een proxy instellen Een proxy (of HTTP-proxyserver) verwijst naar een computer of software die HTTP-communicatie uitvoert voor andere apparaten, met name bij communicatie met bronnen buiten het netwerk, zoals bij het browsen op websites. De clientapparaten maken via de proxyserver verbinding met het externe netwerk en communiceren niet rechtstreeks met de externe bronnen. Het instellen van een proxy maakt het niet alleen mogelijk het gegevensverkeer tussen interne en externe netwerken te beheren, maar blokkeert ook onbevoegde toegang en integreert de aanwezige antivirusbescherming voor een nog betere beveiliging. Als u een proxy instelt, moet u beschikken over de benodigde gegevens, zoals het IP-adres, het poortnummer, en een gebruikersnaam en wachtwoord voor verificatie. 1 2 Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten Klik op [Instellingen/registratie]. 3 Klik op [Netwerkinstellingen] 4 Klik op [Bewerken...] in [Proxy-instellingen]. 5 Schakel het selectievakje [Gebruik proxy] in en geef de benodigde instellingen op. [TCP/IP-instellingen]. 㻞㻥㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥 [Gebruik proxy] Schakel het selectievakje in om de opgegeven proxyserver te gebruiken voor communicatie met een HTTP-server. [Adres HTTP-proxyserver] Voer het adres van de proxyserver in. Geef het IP-adres op of de hostnaam, afhankelijk van de omgeving. [Poortnummer HTTP-proxyserver] Wijzig eventueel het poortnummer. Voer een nummer in tussen 1 en 65535. [Gebruik proxy binnen zelfde domein] Schakel dit selectievakje in om gebruik te maken van een proxyserver die in hetzelfde domein is opgegeven. [Gebruik proxy-authenticatie] Als de proxyserver verificatie moet uitvoeren, schakelt u het selectievakje in en typt u maximaal 24 tekens voor de gebruikersnaam in het vak [Gebruikersnaam]. [Wachtwoord instellen/wijzigen] Als u het wachtwoord voor proxyverificatie wilt instellen of wijzigen, schakelt u het selectievakje in en typt u maximaal 24 tekens voor het nieuwe wachtwoord in het vak [Wachtwoord]. 6 Klik op [OK]. 7 Start de machine opnieuw op. Zet de machine uit, wacht minimaal 10 seconden en zet de machine weer aan. 㻞㻥㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-068 De functies van de machine beperken De kans bestaat dat sommige functies van de machine bijna nooit worden gebruikt of aanleiding geven voor misbruik. Uit veiligheidsoverwegingen kunt u de functionaliteit van de machine beperken door deze functies geheel of gedeeltelijk uit te schakelen. Beperkingen instellen voor de toegang tot het adresboek en verzendfuncties Beperkingen instellen voor de toegang tot het adresboek en verzendfuncties Communicatie via HTTP en extern beheer uitschakelen HTTP-communicatie uitschakelen De UI op afstand uitschakelen 㻞㻥㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-069 Beperkingen instellen voor de toegang tot het adresboek en verzendfuncties Bepaalde vormen van informatielekkage kunt u voorkomen door de beschikbare bestemmingen voor faxen en e-mails te beperken tot de bestemmingen in het adresboek. Een andere manier is om een pincode in te stellen voor het adresboek, zodat onbevoegde gebruikers het adresboek niet kunnen aanpassen. U kunt voorkomen dat documenten bij de verkeerde ontvanger worden bezorgd door in te stellen dat ingevoerde faxnummers altijd moeten worden bevestigd door deze nogmaals in te voeren. 㻟㻜㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-06A Een pincode instellen voor het adresboek U kunt instellen dat gebruikers een pincode moeten invoeren om nieuwe vermeldingen toe te voegen aan het adresboek of bestaande vermeldingen aan te passen. Als u een pincode instelt voor het adresboek, wordt de kans kleiner dat documenten worden verstuurd naar verkeerde ontvangers omdat het adresboek alleen nog kan worden gewijzigd door gebruikers die de pincode weten. 1 2 Tik op <Menu> in het scherm Start. Tik op <Instellingen Systeembeheer>. Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op De pincode van de systeembeheerder instellen <Toepassen>. 3 4 Selecteer <Beperk TX-functie> <Pincode adresboek>. Stel de pincode in voor het wijzigen van het adresboek. Voer met de numerieke toetsen een pincode in van maximaal zeven cijfers en tik op <Toepassen>. Als <Pin (bevestigen)> wordt weergegeven, voert u de pincode nogmaals in om deze te bevestigen. U kunt geen pincode registreren die alleen uit nullen bestaat, zoals "00" of "0000000". Als u de pincode wilt uitschakelen, drukt u op <Toepassen>. om de pincode te wissen (het tekstvak moet leeg zijn). Tik vervolgens op Afgezien van het instellen van een pincode voor het adresboek, kunt u de beveiliging verder verbeteren door de volgende bewerkingen uit te voeren: Beperkingen instellen voor het toevoegen van nieuwe bestemmingen bestemmingen Faxen vanaf een computer uitschakelen Beperkingen instellen voor beschikbare Faxen via de pc uitschakelen KOPPELINGEN Opslaan in het adresboek Adresboek wijzigen via de UI op afstand 㻟㻜㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-06C Beperkingen instellen voor beschikbare bestemmingen Door te zorgen dat bij het verzenden van documenten alleen faxnummers kunnen worden opgegeven die al zijn opgeslagen als snelkeuzenummers en codes voor verkort kiezen, verkleint u de kans op onjuiste bestemmingen en op het lekken van informatie door gebruikers. Als deze functie is ingeschakeld, kunnen gebruikers geen bestemmingen invoeren met de numerieke toetsen. Het is dan evenmin mogelijk om vermeldingen toe te voegen aan het adresboek of om bestaande vermeldingen te wijzigen. 1 2 Tik op <Menu> in het scherm Start. Tik op <Instellingen Systeembeheer>. Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op De pincode van de systeembeheerder instellen <Toepassen>. 3 4 Selecteer <Beperk TX-functie> <Beperk nieuwe bestemmingen>. Tik op <Aan>. <Uit> Hiermee worden de beperkingen voor nieuwe bestemmingen geannuleerd. Faxnummers en e-mailadressen kunnen nu weer op iedere manier worden opgegeven. <Aan> Hiermee worden de beperkingen ingeschakeld. Gebruikers moeten bestemmingen opgeven door een keuze te maken uit het adresboek. Deze functie is niet van toepassing op het faxen vanaf een pc. Faxen via de pc uitschakelen KOPPELINGEN Een pincode instellen voor het adresboek Eerder gebruikte bestemmingen blokkeren Groepsverzending blokkeren 㻟㻜㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-06E Faxen via de pc uitschakelen U kunt instellen dat gebruikers geen faxen kunnen versturen vanaf een computer. 1 2 3 Tik op <Menu> in het scherm Start. Tik op <Faxinstellingen>. Selecteer <Instellingen voor TX-functie> <Toestaan faxstuurprogramma TX>. Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op De pincode van de systeembeheerder instellen <Toepassen>. 4 Tik op <Uit>. <Uit> Selecteer deze optie om faxen vanaf een computer te blokkeren. <Aan> Selecteer deze optie om faxen vanaf een computer toe te staan. KOPPELINGEN Faxen versturen vanaf uw computer Een pincode instellen voor het adresboek Beperkingen instellen voor beschikbare bestemmingen 㻟㻜㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-06F Eerder gebruikte bestemmingen blokkeren U kunt verhinderen dat eerder gebruikte bestemmingen en instellingen uit de transmissierapporten voor faxen worden geselecteerd. 1 2 Tik op <Menu> in het scherm Start. Tik op <Instellingen Systeembeheer>. Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op De pincode van de systeembeheerder instellen <Toepassen>. 3 4 Selecteer <Beperk TX-functie> <Beperk opnieuw verzenden vanuit log>. Tik op <Aan>. <Uit> Selecteer deze optie als eerder gebruikte bestemmingen mogen worden gebruikt. <Aan> Selecteer deze optie als eerder gebruikte bestemmingen niet mogen worden gebruikt. KOPPELINGEN Beperkingen instellen voor beschikbare bestemmingen Groepsverzending blokkeren Eerder gebruikte bestemmingen opgeven 㻟㻜㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-06H Bestemmingen controleren vóór het verzenden van documenten Door het faxnummer twee keer in te voeren verkleint u de kans dat een document door onjuiste invoer naar een verkeerd nummer wordt gestuurd. Gebruik functies die in dit gedeelte worden beschreven als u vertrouwelijke documenten verzendt. Scherm weergeven voor het bevestigen van faxnummers Bestemmingen in het adresboek weergeven Scherm weergeven voor het bevestigen van faxnummers U kunt instellen dat een faxnummer dat is ingevoerd met de numerieke toetsen ter bevestiging nogmaals moet worden ingevoerd. Op deze manier verkleint u de kans dat een document door onjuiste invoer naar een verkeerd nummer wordt gestuurd. 1 2 3 Tik op <Menu> in het scherm Start. Tik op <Faxinstellingen>. Selecteer <Instellingen voor TX-functie> <Bevestig ingevoerd faxnummer>. Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op De pincode van de systeembeheerder instellen <Toepassen>. 4 Tik op <Aan>. <Uit> Selecteer deze optie als u het scherm voor het bevestigen van faxnummers niet wilt weergeven. <Aan> Selecteer deze optie als u het scherm voor het bevestigen van faxnummers wel wilt weergeven. Bestemmingen in het adresboek weergeven Als u sneltoetsen of codes voor verkort kiezen gebruikt om bestemmingen op te geven, moet u onthouden welke bestemming (of groep) aan een code is gekoppeld. Als u niet alle codes weet, bestaat de kans dat u documenten naar verkeerde bestemmingen stuurt. U kunt dit voorkomen door in te stellen dat de gegevens van de geselecteerde/ingevoerde code voor verkort kiezen of het geselecteerde/ingevoerde snelkeuzenummer worden weergegeven op het apparaat voordat de documenten naar die bestemming worden verzonden. 1 2 Tik op <Menu> in het scherm Start. Tik op <Instellingen Systeembeheer>. Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op De pincode van de systeembeheerder instellen <Toepassen>. 3 4 Selecteer <Beperk TX-functie> <Bevestiging sneltoets/TX-kiescode>. Tik op <Aan>. 㻟㻜㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥 <Uit> Selecteer deze optie om de details van het geselecteerde/ingevoerde snelkeuzenummer of de geselecteerde/ingevoerde code voor verkort kiezen niet weer te geven. <Aan> Selecteer deze optie om de details van het geselecteerde/ingevoerde snelkeuzenummer of de geselecteerde/ingevoerde code voor verkort kiezen weer te geven. KOPPELINGEN Bestemmingen opslaan Opgeven vanuit het adresboek Adresboek wijzigen via de UI op afstand 㻟㻜㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-06J Groepsverzending blokkeren Groepsverzending is een functie waarmee u achter elkaar faxen naar verschillende ontvangers kunt sturen. Deze functie kunt u desgewenst uitschakelen. 1 2 Tik op <Menu> in het scherm Start. Tik op <Instellingen Systeembeheer>. Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op De pincode van de systeembeheerder instellen <Toepassen>. 3 4 Selecteer <Beperk TX-functie> <Beperk groepsverzending>. Selecteer <Bevestig groepsverzending> of <Weiger groepsverzending>. <Uit> Selecteer deze optie om groepsverzending toe te staan. <Bevestig groepsverzending> Selecteer deze optie om het bevestigingsscherm weer te geven als u een fax verstuurt met groepsverzending. <Weiger groepsverzending> Selecteer deze optie om groepsverzending te blokkeren. KOPPELINGEN Beperkingen instellen voor beschikbare bestemmingen Eerder gebruikte bestemmingen blokkeren Faxen gelijktijdig naar meerdere bestemmingen verzenden (groepsverzending) 㻟㻜㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-06K HTTP-communicatie uitschakelen HTTP wordt gebruikt voor communicatie via het netwerk, bijvoorbeeld wanneer u het apparaat bedient via de UI op afstand. Als u een USB-verbinding gebruikt of HTTP om een andere reden niet nodig hebt, kunt u het protocol uitschakelen om aanvallen van kwaadwillende gebruikers via de ongebruikte HTTP-poort te voorkomen. Als u HTTP uitschakelt, zijn bepaalde netwerkfuncties niet meer beschikbaar, zoals de UI op afstand en afdrukken via WSD. 1 2 Tik op <Menu> in het scherm Start. Tik op <Netwerkinstellingen>. Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op De pincode van de systeembeheerder instellen <Toepassen>. 3 4 Selecteer <TCP/IP-instellingen> <Gebruik HTTP>. Tik op <Uit>. <Uit> Selecteer deze optie om HTTP-communicatie uit te schakelen. <Aan> Selecteer deze optie om HTTP-communicatie in te schakelen. KOPPELINGEN De UI op afstand gebruiken Poortnummers wijzigen Afdrukprotocollen en WSD-functies configureren 㻟㻜㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-06L De UI op afstand uitschakelen De UI op afstand is handig omdat u dan instellingen voor de machine kunt opgeven via een webbrowser op een computer. U kunt de UI op afstand alleen gebruiken als de machine via het netwerk is verbonden met een computer. Als u de UI op afstand niet nodig hebt, kunt u de interface uitschakelen om het risico te verkleinen dat de machine door kwaadwillende gebruikers op afstand wordt bediend via het netwerk. 1 2 Tik op <Menu> in het scherm Start. Tik op <Instellingen Systeembeheer>. Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op De pincode van de systeembeheerder instellen <Toepassen>. 3 4 Tik op <Instellingen externe UI> <Externe UI gebruiken>. Tik op <Uit>. <Uit> Selecteer deze optie om de UI op afstand uit te schakelen. <Aan> Selecteer deze optie om de UI op afstand in te schakelen. KOPPELINGEN De UI op afstand gebruiken HTTP-communicatie uitschakelen 㻟㻜㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-06R De UI op afstand gebruiken Als u een webbrowser gebruikt om het apparaat op afstand te bedienen, kunt u de documenten die wachten om te worden afgedrukt, of de status van het apparaat controleren. U kunt ook enkele instellingen uitvoeren, zoals het opslaan van het adresboek. U hoeft uw bureau dus niet te verlaten om systeembeheertaken uit te voeren. Functies van de UI op afstand Documenten beheren en de status van de machine controleren Menuopties instellen via de UI op afstand Het adresboek opslaan of laden via de UI op afstand Adresboek wijzigen via de UI op afstand Basisbeginselen van de UI op afstand De UI op afstand starten Schermen van de UI op afstand Systeemvereisten U kunt de UI op afstand gebruiken in de volgende omgeving. Stel de webbrowser bovendien zo in dat cookies zijn ingeschakeld. Windows Windows XP/Vista/7/8/8.1 Microsoft Internet Explorer 7.0 of hoger Macintosh Mac OS 10.4.9 of hoger (met uitzondering van de Classic environment) Safari 3.2.1 of hoger 㻟㻝㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-06S De UI op afstand starten Om het apparaat op afstand te bedienen, moet u het IP-adres van het apparaat in een webbrowser invoeren en de UI op afstand opstarten. Controleer vooraf het IP-adres dat op het apparaat is ingesteld ( Netwerkinstellingen weergeven). Als u vragen hebt, neemt u contact op met de netwerkbeheerder. 1 2 Start de webbrowser. Typ "http://(het IP-adres van de machine)/" in het adresveld en druk op [Enter]. Als u een IPv6-adres wilt gebruiken, typt u dit adres tussen haakjes (voorbeeld: http://[fe80::2e9e:fcff:fe4e:dbce]/). Als er een waarschuwing wordt weergegeven Het kan gebeuren dat een waarschuwingsbericht wordt weergegeven als de communicatie met een Apple-apparaat gecodeerd is ( Afdrukgegevens voor Apple-apparaten coderen met TLS). Als de certificaatinstellingen of TLS-instellingen geen fouten bevatten, bladert u verder op de website. 3 Meld u aan op de UI op afstand. Als geen pincode voor de systeembeheerder is ingesteld Selecteer [Systeembeheerder-modus] of [Eindgebruiker-modus]. [Systeembeheerder-modus] U kunt alle bewerkingen en instellingen van de UI op afstand uitvoeren. Als geen pincode voor de systeembeheerder is ingesteld (standaardinstellingen), hoeft u niets in te voeren. [Eindgebruiker-modus] U kunt de status van documenten of van de machine controleren. Daarnaast kunt u enkele instellingen aanpassen. Als u afdrukdocumenten wilt verwijderen, typt u de gebruikersnaam van de documenten in het vak [Gebruikersnaam]. De gebruikersnaam wordt automatisch ingesteld om documenten af te drukken op basis van gegevens zoals uw computernaam of aanmeldingsnaam voor de computer. Als een pincode voor de systeembeheerder is ingesteld Voer de geregistreerde [Pincode systeembeheerder] in. ( 4 De pincode van de systeembeheerder instellen) Klik op [Aanmelden]. De portaalpagina (hoofdpagina) wordt weergegeven. Schermen van de UI op afstand 㻟㻝㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥 㻟㻝㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-06U Schermen van de UI op afstand In dit gedeelte worden de belangrijkste schermen van de UI op afstand beschreven. Portaalpagina (hoofdpagina) Pagina [Statusmonitor/annuleren] Pagina [Instellingen/registratie] Pagina [Adresboek] Portaalpagina (hoofdpagina) [Afmelden] Hiermee meldt u zich af bij de UI op afstand. UI staat trouwens voor User Interface, ofwel gebruikersinterface in het Nederlands. De aanmeldingspagina wordt vervolgens weergegeven. [E-mail naar systeembeheerder] Hiermee opent u een venster waarmee u een e-mail kunt opstellen voor de systeembeheerder die is opgegeven bij [Systeembeheerderinformatie] onder [Systeembeheer]. Pictogram Vernieuwen Hiermee vernieuwt u de weergegeven pagina. Basisgegevens over het apparaat Hier ziet u de huidige status van de machine en foutgegevens. Als er een fout is opgetreden, wordt er een koppeling weergegeven naar de pagina Foutgegevens. Informatie over verbruikseenheden Hier ziet u informatie over het papier en de resterende hoeveelheid toner. Klik op [Details verbruiksartikelen controleren] om het scherm voor het controleren van verbruiksartikelen weer te geven. Verbruiksartikelen controleren Ondersteuningskoppeling Hier ziet u de koppeling voor ondersteuning die is opgegeven bij [Apparaatinformatie] onder [Systeembeheer]. [Statusmonitor/annuleren] Hiermee geeft u de status weer van de huidige afdruktaken en de geschiedenis van afdruktaken en kopieertaken, en van verzonden en ontvangen documenten. U kunt ook de status van de machine controleren. [Instellingen/registratie] Geeft de pagina [Instellingen/registratie] weer. Wanneer u zich hebt aangemeld in de systeembeheerdersmodus, kunt u de instellingen van de opties wijzigen en de geregistreerde gegevens opslaan/laden. Menuopties instellen via de UI op afstand [Adresboek] Hiermee geeft u de codes voor verkort kiezen weer die in het adresboek zijn geregistreerd. U kunt het adresboek ook opslaan of wijzigen als u zich hebt aangemeld in de systeembeheerdersmodus. Adresboek wijzigen via de UI op afstand 㻟㻝㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Pagina [Statusmonitor/annuleren] [Naar portal] Keert terug naar de portaalpagina (hoofdpagina). Menu Klik op een item en de inhoud wordt weergegeven op de rechterpagina. controleren Documenten beheren en de status van de machine Navigatiepad De reeks van pagina's die u hebt geopend om bij de huidige pagina te komen. U kunt hier zien welke pagina wordt weergegeven. Pictogram Vernieuwen Hiermee vernieuwt u de weergegeven pagina. Pictogram Boven Hiermee verplaatst u het schuifvak naar het begin van de pagina als u naar beneden hebt gebladerd. Pagina [Instellingen/registratie] [Naar portal] Keert terug naar de portaalpagina (hoofdpagina). Menu Klik op een item en de inhoud wordt weergegeven op de rechterpagina. Menuopties instellen via de UI op afstand Navigatiepad De reeks van pagina's die u hebt geopend om bij de huidige pagina te komen. U kunt hier zien welke pagina wordt weergegeven. Pictogram Boven Hiermee verplaatst u het schuifvak naar het begin van de pagina als u naar beneden hebt gebladerd. [Bewerken] Hiermee kunt u apparaatinstellingen registreren of wijzigen. Menuopties instellen via de UI op afstand Systeembeheer instellingen U kunt alleen [Instellingen Systeembeheer] opgeven als u bent aangemeld in de systeembeheerdersmodus. 㻟㻝㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Als u zich hebt aangemeld in de eindgebruikersmodus, wordt alleen de optie [Systeembeheer] weergegeven. Pagina [Adresboek] [Naar portal] Geeft de portaalpagina (hoofdpagina) weer. [Sneltoets] Hiermee geeft u de Sneltoets-lijst weer. Opslaan in het adresboek [Kiescode] Hiermee geeft u de lijst met codes voor verkort kiezen weer. Opslaan in het adresboek Navigatiepad De reeks van pagina's die u hebt geopend om bij de huidige pagina te komen. U kunt hier zien welke pagina wordt weergegeven. Lijstnummer Geeft het bereik van nummers voor verkort kiezen op dat op de pagina wordt weergegeven. Pictogram Boven Hiermee verplaatst u het schuifvak naar het begin van de pagina als u naar beneden hebt gebladerd. Het adresboek opslaan/bewerken U kunt het adresboek opslaan of wijzigen als u zich hebt aangemeld in de systeembeheerdersmodus. 㻟㻝㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-06W Documenten beheren en de status van de machine controleren De huidige status van afdruktaken controleren Logboeken voor faxverzending controleren Foutgegevens controleren Verbruiksartikelen controleren De maximale afdruksnelheid controleren Gegevens van systeembeheerder controleren Totaal aantal afdrukken controleren De bestandsnaam van het document geeft slechts 255 tekens weer. De afgedrukte toepassingsnaam kan aan de bestandsnaam worden toegevoegd. De huidige status van afdruktaken controleren U kunt een lijst weergeven met de documenten die worden afgedrukt of die wachten om te worden afgedrukt. Meld u aan bij de UI op afstand ( De UI op afstand starten) [Statusmonitor/annuleren] [Opdrachtstatus] U kunt een afdruktaak verwijderen door op [Annuleren] te klikken. Als u in de systeembeheerdersmodus bent aangemeld, ziet u alle lopende afdruktaken en alle afdruktaken in de wachtlijst. Als u een gebruikersnaam hebt ingevoerd tijdens het aanmelden in de eindgebruikersmodus, wordt uw gebruikersnaam alleen weergegeven op de documenten die u hebt afgedrukt. Klik op [Opdrachtnummer] op de gepauzeerde documenten om gedetailleerde informatie weer te geven. U kunt de gebruikersnaam en de paginatelling van het afgedrukte document controleren. Logboeken voor faxverzending controleren U kunt het overzicht van verzonden en ontvangen faxen voor maximaal 50 logboeken weergeven. Meld u aan bij de UI op afstand ( De UI op afstand starten) 㻟㻝㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥 [Statusmonitor/annuleren] [Opdrachtlog] Foutgegevens controleren Als er een fout optreedt, kunt u deze pagina weergeven door op de portaalpagina (hoofdpagina) op het bericht te klikken onder Portaalpagina (hoofdpagina) [Foutgegevens]. Meld u aan bij de UI op afstand ( De UI op afstand starten) [Statusmonitor/annuleren] [Foutgegevens] Verbruiksartikelen controleren U kunt een scherm met het papierformaat en papiertype voor de papierbron, het serienummer van de tonercartridge, en andere informatie weergeven. Meld u aan bij de UI op afstand ( De UI op afstand starten) [Statusmonitor/annuleren] [Verbruiksartikelen] U kunt ook op [Details verbruiksartikelen controleren] op de portaalpagina (hoofdpagina) klikken om het scherm voor het controleren van verbruiksartikelen te openen. Klik op [Verbruiksartikelen kopen] om de pagina voor het kopen van verbruiksartikelen weer te geven. [Verbruiksartikelen kopen] weergeven Stel <Knop Verbruiksart. kopen tonen (Ext.UI)> op het display in op <Aan>. 㻟㻝㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Instellingen Systeembeheer De maximale afdruksnelheid controleren U kunt de maximale afdruksnelheid weergeven. Meld u aan bij de UI op afstand ( De UI op afstand starten) [Statusmonitor/annuleren] [Apparaatfuncties] Gegevens van systeembeheerder controleren U kunt informatie over het apparaat en de systeembeheerder weergeven. Deze informatie is ingesteld bij [Systeembeheer] op de pagina Instellingen Systeembeheer [Instellingen/registratie]. Meld u aan bij de UI op afstand ( De UI op afstand starten) [Statusmonitor/annuleren] [Apparaatinformatie] Totaal aantal afdrukken controleren U kunt controleren hoeveel pagina's er in totaal zijn afgedrukt, gekopieerd en als fax zijn ontvangen. Meld u aan bij de UI op afstand ( De UI op afstand starten) 㻟㻝㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥 [Statusmonitor/annuleren] [Controleer tellerstand] KOPPELINGEN Schermen van de UI op afstand 㻟㻝㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-06X Menuopties instellen via de UI op afstand U kunt verschillende instellingen van de machine wijzigen met de UI op afstand. De meeste instellingen kunnen ook via het bedieningspaneel van de machine worden gewijzigd, maar sommige instellingen kunt u alleen wijzigen via de UI op afstand. U kunt de instellingen alleen wijzigen als u zich aanmeldt in de systeembeheerdersmodus. 1 2 3 Start de UI op afstand. De UI op afstand starten Klik op [Instellingen/registratie]. Klik op de menuoptie die u wilt instellen. Raadpleeg de onderstaande items voor meer informatie over het instellingenmenu Menu-items Referenten Voorkeuren Papierinstellingen Het type en formaat papier opgeven Volumeregeling/weergaveinstellingen Voorkeuren Tijdklokinstellingen Tijdklokinstellingen Functie-instellingen Algemene instellingen Algemene instellingen (MF229dw / MF226dn) Kopieerinstellingen Kopieerinstellingen Faxinstellingen Faxinstellingen Printerinstellingen Printerinstellingen Instellingen afdrukrapport Rapporten en lijsten afdrukken Instellingen Systeembeheer 㻟㻞㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Systeembeheer Instellingen Systeembeheer Netwerkinstellingen Netwerk Beveiligingsinstellingen Beveiliging Importeren/Exporteren Het adresboek opslaan of laden via de UI op afstand Instellingsgegevens initialiseren Menu initialiseren KOPPELINGEN Schermen van de UI op afstand 㻟㻞㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-06Y Het adresboek opslaan of laden via de UI op afstand Adresboekgegevens in het apparaat kunnen op uw computer worden opgeslagen (exporteren). Omgekeerd kan ook. Gegevens die zijn opgeslagen op uw computer kunnen worden overgebracht naar het apparaat (importeren). U kunt de bestemmingen in het adresboek gemakkelijk kopiëren naar meerdere apparaten.* Om deze functies te gebruiken, moet u aangemeld zijn in de systeembeheerdersmodus. * Afhankelijk van het model kunt u het adresboek dat van het apparaat is geëxporteerd, niet importeren. Adresboekgegevens exporteren Adresboekgegevens laden Schakel het apparaat niet uit tijdens een import- of exportbewerking. Een dergelijke bewerking kan enkele minuten duren. Als u het apparaat uitschakelt tijdens de bewerking, kan dit beschadiging van gegevens of van het apparaat tot gevolg hebben. Bedien het apparaat niet tijdens een import- of exportbewerking. Ga pas gegevens exporteren of importeren nadat u hebt gecontroleerd of er geen bewerkingen worden uitgevoerd, zoals het afdrukken van documenten. Adresboekgegevens exporteren 1 2 3 Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. De UI op afstand starten Klik op [Instellingen/registratie]. Klik op [Importeren/Exporteren] [Exporteren]. Als u wordt gevraagd een pincode voor het adresboek in te voeren, voert u de [Pincode] in en klikt u op [OK]. instellen voor het adresboek 4 Klik op [Start exporteren]. 㻟㻞㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Een pincode 5 Volg de aanwijzingen op het scherm om de locatie op te geven voor het geëxporteerde adresboek. Het adresboek wordt opgeslagen. Bedien het apparaat niet totdat het proces is voltooid. Het scherm blijft hetzelfde tijdens de exportbewerking. Gebruik de UI op afstand pas weer als onder aan het scherm het bericht [The (file name) download has completed.] (Het downloaden van (bestandsnaam) is voltooid.) wordt weergegeven. Adresboekgegevens laden Als u een adresboek importeert, worden de bestaande gegevens in het adresboek op het apparaat overschreven. 1 2 3 Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan. Klik op [Instellingen/registratie]. Klik op [Importeren/Exporteren] [Importeren]. 㻟㻞㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥 De UI op afstand starten Als u wordt gevraagd een pincode voor het adresboek in te voeren, voert u de [Pincode] in en klikt u op [OK]. instellen voor het adresboek 4 Een pincode Geef aan welk adresboekbestand u wilt importeren en klik op [Start importeren]. U kunt aangeven welk bestand u wilt importeren door op [Bladeren...] te klikken en het bestand te selecteren. U kunt ook bij [Bestandspad] de locatie van het bestand opgeven, samen met de bestandsnaam. 5 Klik op [OK]. De gegevens uit het geselecteerde adresboek worden geïmporteerd op de machine. KOPPELINGEN Schermen van de UI op afstand Adresboek wijzigen via de UI op afstand Opslaan in het adresboek Adresboeklijst 㻟㻞㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-070 Adresboek wijzigen via de UI op afstand U kunt het adresboek van het apparaat opslaan of bewerken via de computer. U kunt de instellingen alleen wijzigen als u zich aanmeldt in de systeembeheerdersmodus. 1 2 Start de UI op afstand. De UI op afstand starten Klik op [Adresboek]. Als de pagina voor het invoeren van de pincode wordt weergegeven Het adresboek is beveiligd met een pincode. Voer de juiste waarde in bij [Pincode] en klik op [OK]. 3 Klik op [Kiescode]. U kunt bestemmingen ook als sneltoetsen opslaan. In dat geval klikt u op [Sneltoets] in plaats van [Kiescode]. adresboek 4 Opslaan in het Klik op de tekstkoppeling onder [Nummer], [Type] of [Naam] voor een item met de naam "Niet geregistreerd". U kunt een geregistreerd item wijzigen door onder [Nummer], [Type] of [Naam] op de bijbehorende tekstkoppeling te klikken. 㻟㻞㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥 U kunt een geregistreerd item verwijderen door op de bijbehorende knop [Verwijderen] te klikken. 5 Selecteer [Type bestemming om te registreren] en klik op [OK]. 6 Geef de vereiste instellingen op en klik op [OK]. KOPPELINGEN Schermen van de UI op afstand Het adresboek opslaan of laden via de UI op afstand Adresboeklijst 㻟㻞㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-071 Overzicht van menuopties Er zijn verschillende instellingen in dit apparaat. U kunt alle opties uitgebreid aanpassen. Tik in het scherm Start op <Menu> om toegang te krijgen tot de opties. U kunt een lijst afdrukken met alle instellingen om de huidige instellingen te controleren: Lijst met gebruikersgegevens 㻟㻞㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-072 Netwerkinstellingen Alle instellingen voor het netwerk worden kort toegelicht. Standaardinstellingen worden aangegeven met een dolksymbool ( ). Als een scherm voor het invoeren van een pincode wordt weergegeven Voer de pincode in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>. De pincode van de systeembeheerder instellen Sterretjes (* ) Opties gemarkeerd met een sterretje (*) zijn alleen beschikbaar voor de MF229dw / MF217w. Selecteer bedraad/draadloos LAN Instellingen draadloos LAN TCP/IP-instellingen SNMP-instellingen Instellingen speciale poort Wachttijd voor verbinding bij opstart Instellingen Ethernet-stuurprogramma Initialiseer Netwerkinstellingen Selecteer bedraad/draadloos LAN * Als u het apparaat omschakelt van draadloos LAN naar bekabeld LAN, moet u de instelling opgeven. Omgekeerd moet u deze instelling niet omgeven wanneer u het apparaat omschakelt van bekabeld LAN naar draadloos LAN. (U kunt omschakelen met behulp van de Bekabeld LAN of Draadloos LAN selecteren (MF229dw / MF217w) volgende <Instellingen draadloos LAN>.) Bedraad LAN Draadloos LAN Instellingen draadloos LAN * Geef instellingen op voor het verbinden van de machine met een draadloos LAN. U kunt ook de huidige instellingen bekijken of de Meegeleverde documentatie. instelling voor energiebesparing in- of uitschakelen. Raadpleeg "Aan de slag" WPS-drukknopmethode Selecteer deze optie om automatisch een draadloze verbinding te configureren door op de WPS-knop op de draadloze router te De verbinding instellen met behulp van de WPS Drukknop-modus drukken. WPS-pincodemodus Selecteer deze optie om een draadloze verbinding te configureren door een pincode in te voeren voor een draadloze router met WPS. De verbinding instellen met behulp van de WPS PIN-modus SSID-instellingen Selecteer deze instelling om een draadloze verbinding te configureren door handmatig via het bedieningspaneel informatie op te geven zoals een SSID of een netwerksleutel. Selecteer toegangspunt Draadloze LAN-routers die toegang hebben tot het apparaat, worden automatisch geladen en u kunt deze dus selecteren in de 㻟㻞㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥 lijst. U moet handmatig een netwerksleutel invoeren, zoals een WEP-sleutel of een PSK. draadloze router te selecteren De verbinding instellen door een Handmatig invoeren Selecteer deze optie om een draadloze verbinding te configureren door handmatig een SSID in te voeren. Als u deze methode De verbinding instellen door gedetailleerde gebruikt, kunt u gedetailleerde instellingen opgeven voor verificatie en codering. instellingen op te geven Beveiligingsinstell. Geen WEP Open systeem Selecteer WEP-sleutel: 1/2/3/4 WEP-sleutel bewerken Gedeelde sleutel Selecteer WEP-sleutel: 1/2/3/4 WEP-sleutel bewerken WPA/WPA2-PSK Automatisch AES-CCMP Energiebesparingsmodus Geef aan of de slaapstand van de machine moet worden geactiveerd als er bepaalde signalen van de draadloze router worden ontvangen. Uit Aan <Menu> <Netwerkinstellingen> <Instellingen draadloos LAN> <Energiebesparingsmodus> selecteer <Uit> of <Aan> lees het weergegeven bericht Gegevens draadloos LAN Selecteer deze optie om de huidige instellingen van het draadloze LAN weer te geven. Netwerkinstellingen weergeven MAC-adres Status draadloos LAN Nieuwste foutgegevens Kanaal SSID-instellingen Beveiligingsinstellingen Energiebesparingsmodus TCP/IP-instellingen Hiermee kunt u instellingen opgeven om de machine te gebruiken in een TCP/IP-netwerk, zoals instellingen voor het IP-adres. IPv4-instellingen Geef instellingen op om de machine te gebruiken in een IPv4-netwerk. Instellingen IP-adres Configureer het IP-adres dat wordt gebruikt voor het identificeren van apparaten, zoals computers en printers, in een TCP/IPIPv4-adres instellen netwerk. Automatisch verkrijgen Selecteer protocol Uit DHCP BOOTP RARP Auto IP Uit 㻟㻞㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Aan Handmatig verkrijgen IP-adres: 0.0.0.0 Subnetmasker: 0.0.0.0 Gateway-adres: 0.0.0.0 Controleer instellingen Automatisch verkrijgen IP-adres Subnetmasker Gateway-adres PING-opdracht Selecteer deze optie om te controleren of de machine via een netwerk is verbonden met een computer. testen De netwerkverbinding DNS-instellingen Kies deze optie om instellingen op te geven voor DNS (Domain Name System), een mechanisme voor het omzetten van DNS configureren hostnamen in IP-adressen. DNS-serverinstellingen Primaire DNS-server: 0.0.0.0 Secundaire DNS-server: 0.0.0.0 Instellingen DNS-hostnaam/domeinnaam Hostnaam Domeinnaam Instellingen DNS Dynamic Update Uit Aan DNS dynamisch update-interval 0 t/m 24 t/m 48 (uur) mDNS-instellingen Hier kunt u instellingen opgeven om DNS-functies te gebruiken zonder DNS-servers. DNS configureren Uit Aan mDNS-naam Instellingen DHCP-opties Geef aan of u de hostnaam automatisch wilt verkrijgen en of de gegevens dynamisch moeten worden bijgewerkt als DHCP is DNS configureren ingeschakeld. Hostnaam verkrijgen Uit Aan DNS Dynamic Update Uit Aan IPv6-instellingen Geef instellingen op om de machine te gebruiken in een IPv6-netwerk. Gebruik IPv6 Hiermee kunt u IPv6 in- of uitschakelen op het apparaat. U kunt met deze optie ook de huidige instellingen bekijken. adres instellen Uit Aan Controleer instellingen Instellingen stateless adres Kies deze instelling om het werken met stateless adressen in of uit te schakelen. Uit Aan Controleer instellingen Gebruik DHCPv6 㻟㻟㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥 IPv6-adres instellen IPv6- Hiermee kunt u het stateful adres in- of uitschakelen dat wordt verkregen via DHCPv6. IPv6-adres instellen Uit Aan Controleer instellingen Stateful adres Prefixlengte DNS-instellingen Kies deze optie om instellingen op te geven voor DNS (Domain Name System), een mechanisme voor het omzetten van DNS configureren hostnamen in IP-adressen. Instellingen DNS-hostnaam/domeinnaam Gebr. IPv4-host/domein Uit Hostnaam Domeinnaam Aan Instellingen DNS Dynamic Update Uit Aan Registreer handmatig adres Uit Aan Registreer stateful adres Uit Aan Registreer stateless adres Uit Aan DNS dynamisch update-interval 0 t/m 24 t/m 48 (uur) mDNS-instellingen Hier kunt u instellingen opgeven om DNS-functies te gebruiken zonder DNS-servers. DNS configureren Uit Aan Gebr IPv4-naam v. mDNS Uit mDNS-naam Aan Instellingen LPD-afdrukken Met deze optie kunt u LPD in- of uitschakelen. LPD is een afdrukprotocol dat op ieder hardwareplatform of in ieder besturingssysteem Afdrukprotocollen en WSD-functies configureren kan worden gebruikt. Uit Aan Instellingen RAW-afdrukken Schakel RAW, een afdrukprotocol van Windows, in of uit. Afdrukprotocollen en WSD-functies configureren Uit Aan WSD-instellingen Schakel automatisch bladeren en verkrijgen van informatie voor de printer of scanner in of uit door het WSD-protocol te gebruiken Afdrukprotocollen en dat beschikbaar is op Windows Vista/7/8/8.1/Server 2008/Server 2008 R2/Server 2012/Server 2012 R2. WSD-functies configureren Instellingen WSD-afdrukken Gebruik WSD-afdrukken Uit Aan Gebruik WSD-bladeren Uit Aan 㻟㻟㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Instellingen WSD-scannen Gebruik WSD-scannen Uit Aan Gebruik Scan n. comp. Uit Aan Gebruik Multicast Discovery Uit Aan Gebruik HTTP Hiermee kunt u HTTP in- of uitschakelen. HTTP is een protocol dat vereist is voor communicatie met een computer, bijvoorbeeld HTTP-communicatie uitschakelen wanneer u de UI op afstand gaat gebruiken of gaat afdrukken via WSD. Uit Aan Instellingen poortnummer Kies deze optie om de standaardpoortnummers voor protocollen te wijzigen voor uw netwerkomgeving. LPD 1 t/m 515 Poortnummers wijzigen t/m 65535 RAW 1 t/m 9100 t/m 65535 WSD Multicast Discovery 1 t/m 3702 t/m 65535 HTTP 1 t/m 80 SNMP 1 t/m 161 t/m 65535 t/m 65535 MTU-grootte Selecteer de maximumgrootte van pakketten die de machine kan verzenden of ontvangen. wijzigen De maximale verzendeenheid 1300 1400 1500 SNMP-instellingen Kies deze optie om de instellingen op te geven voor het bewaken en bedienen van de machine vanaf een computer met SNMPDe machine bewaken en bedienen met SNMP compatibele software. SNMPv1-instellingen Hiermee kunt u SNMPv1 in- of uitschakelen. Als u SNMPv1 inschakelt, geeft u een communitynaam en toegangsmachtigingen op voor MIB-objecten (Management Information Base). Uit Aan Instellingen community-naam 1 Uit Aan Instellingen community-naam 2 Uit Aan Instellingen speciale community Uit Aan 㻟㻟㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥 <Menu> <Netwerkinstellingen> <SNMP-instellingen> geef instellingen op als <Aan> is geselecteerd <SNMPv1-instellingen> selecteer <Uit> of <Aan> Printerbeheerinformatie verkrijgen van host Selecteer deze optie om het bewaken van printerbeheerinformatie vanaf een netwerkcomputer met SNMP-compatibele software in of uit te schakelen. Uit Aan <Menu> <Netwerkinstellingen> selecteer <Uit> of <Aan> <SNMP-instellingen> <Printerbeheerinformatie verkrijgen van host> Instellingen speciale poort Hiermee kunt u de speciale poort in- of uitschakelen. De speciale poort wordt gebruikt voor het afdrukken, faxen of scannen met MF Toolbox en wanneer u instellingen voor het apparaat wilt opvragen of opgeven via het netwerk. Uit Aan <Menu> <Netwerkinstellingen> <Instellingen speciale poort> selecteer <Uit> of <Aan> Wachttijd voor verbinding bij opstart Kies deze optie om de wachttijd in te stellen waarna verbinding wordt gemaakt met het netwerk. Selecteer de tijd afhankelijk van de Een wachttijd instellen voor verbinding met een netwerk netwerkomgeving. 0 t/m 300 (sec.) Instellingen Ethernet-stuurprogramma Hiermee selecteert u de communicatiemodus van Ethernet (Half duplex/Full duplex) en het type Ethernet (10BASE-T/100BASE-TX). U kunt met deze optie ook het MAC-adres van het apparaat opvragen. Auto detect. Geef aan of u de communicatiemodus en het type Ethernet automatisch wilt vaststellen of handmatig wilt selecteren. instellingen configureren 㻟㻟㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Ethernet- Uit Communicatiemodus Half-duplex Full-duplex Type Ethernet 10BASE-T 100BASE-TX Aan MAC-adres Controleer het MAC-adres van het apparaat. Dit is een nummer dat uniek is voor elk communicatieapparaat. weergeven Het MAC-adres Initialiseer Netwerkinstellingen Selecteer deze optie om de standaardwaarden van de netwerkinstellingen te herstellen. 㻟㻟㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Systeembeheerinstellingen initialiseren 0LY9-073 Voorkeuren Alle instellingen voor het geluidsvolume en de display worden kort toegelicht. Standaardinstellingen worden aangegeven met een dolksymbool ( ). Als een scherm voor het invoeren van een pincode wordt weergegeven Voer de pincode in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>. De pincode van de systeembeheerder instellen Sterretjes (* ) Opties die met een sterretje (*) zijn gemarkeerd, hebben per land of regio afwijkende standaardinstellingen. Volumeregeling Weergave-instellingen Volumeregeling U kunt het volume aanpassen van de geluidssignalen die de machine produceert wanneer u een toets indrukt op het bedieningspaneel of als er papier is vastgelopen. Het volume aanpassen Faxtoon Geef aan of u een kiestoon wilt horen als u een fax gaat versturen. U kunt ook het volume van de toon aanpassen. 0 t/m 1 t/m 5 Belsignaal Geef aan of de machine een geluidssignaal moet produceren als een fax binnenkomt. U kunt ook het volume van het geluid aanpassen. 0 t/m 1 t/m 5 TX gereed signaal Geef aan of de machine een geluidssignaal moet produceren tijdens het versturen van een fax. U kunt ook het volume van het geluid aanpassen. 0 t/m 1 t/m 5 Alleen bij fout Uit Aan Signaal RX gereed Geef aan of de machine een geluidssignaal moet produceren als een fax binnenkomt. U kunt ook het volume van het geluid aanpassen. 0 t/m 1 t/m 5 Alleen bij fout Uit Aan 㻟㻟㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Scan gereed signaal Geef aan of de machine een geluidssignaal moet produceren als het scannen van faxdocumenten is voltooid. U kunt ook het volume van het geluid aanpassen. 0 t/m 1 t/m 5 Alleen bij fout Uit Aan Invoersignaal Geef aan of de machine een geluidssignaal moet produceren als een toets op het bedieningspaneel wordt ingedrukt. Uit Aan Signaal invoerfout Geef aan of de machine een geluidssignaal moet produceren als een ongeldige waarde wordt ingevoerd voor een optie. Uit Aan Waarschuwingssignaal Geef aan of het apparaat een geluidssignaal moet produceren als er een papierstoring of een werkingsfout optreedt. Uit Aan Opdracht gereed-signaal Geef aan of de machine een geluidssignaal moet produceren als het kopiëren of scannen is voltooid. Uit Aan Waarschuwing energiebesparing Geef aan of de machine een geluidssignaal moet produceren als de slaapstand wordt in- of uitgeschakeld. Uit Aan Detectietoon voor origineel in invoer Geef aan of de machine een geluidssignaal moet produceren wanneer een origineel in de documentinvoer wordt geplaatst. Uit Aan Weergave-instellingen Standaardscherm na opstart/herstel De standaardinstelling is dat het Start-scherm van de kopieerfunctie wordt weergegeven wanneer u de machine inschakelt of nadat er een automatische reset is uitgevoerd. U kunt echter een ander scherm kiezen dat standaard moet worden weergegeven in deze situaties. 㻟㻟㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Start Kopiëren Fax Scannen <Menu> <Voorkeuren> <Weergave-instellingen> functie om het gewenste scherm weer te geven <Standaardscherm na opstart/herstel> selecteer een Instellingen knopweergave startscherm U kunt de knoppen op het scherm Start in een andere volgorde weergeven. Het scherm <Start> aanpassen <Menu> <Voorkeuren> <Weergave-instellingen> <Instellingen knopweergave startscherm> wijzig weergave-instellingen <Stel weergavevolgorde in> of <Invoegen en lege wissen> selecteer Contrast U kunt de helderheid van het scherm aanpassen aan de gebruikslocatie van de machine. Vijf niveaus <Menu> <Voorkeuren> <Toepassen> <Weergave-instellingen> <Contrast> wijzig de helderheid met <->/<+> Schermkleuren inverteren Selecteer <Aan> om de schermkleuren om te wisselen. Selecteer <Aan> als het scherm lastig te lezen is, zelfs nadat u de helderheid hebt aangepast met de optie <Contrast>. Uit Aan <Menu> <Uit> <Voorkeuren> <Weergave-instellingen> Millimeter/inch invoerschak. Selecteer de maateenheid. Millimeter Inch 㻟㻟㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥 <Schermkleuren inverteren> selecteer <Aan> of <Menu> <Voorkeuren> of <Inch> <Weergave-instellingen> <Millimeter/inch invoerschak.> selecteer <Millimeter> Melden om scangebied orig. te reinigen Als voor deze instelling <Aan> is opgegeven, wordt een bericht weergegeven wanneer het scangebied voor originelen vuil is. Uit Aan <Menu> <Voorkeuren> <Aan> of <Uit> <Weergave-instellingen> <Melden om scangebied orig. te reinigen> selecteer Duur berichtweergave Als er twee berichten worden weergegeven op het scherm, bepaalt deze optie hoelang elk bericht wordt weergegeven voordat het volgende bericht opnieuw wordt weergegeven. 1 t/m 2 t/m 5 (sec.) <Menu> <Voorkeuren> <Toepassen> interval <Weergave-instellingen> <Duur berichtweergave> voer een waarde in voor het Schuifsnelheid Selecteer deze optie om de snelheid voor het scrollen (bladeren) op het scherm in te stellen op één van de drie niveaus. Langzaam Standaard Snel <Menu> <Voorkeuren> <Weergave-instellingen> <Schuifsnelheid> selecteer de snelheid Cursorverplaatsing Met deze optie kunt u instellen hoe de cursor wordt verplaatst nadat u een teken hebt ingevoerd op het scherm. Selecteer <Automatisch> als de cursor automatisch achter het ingevoerde teken moet worden geplaatst. Selecteer <Handmatig> als u de cursor zelf achter het ingevoerde teken wilt plaatsen. 㻟㻟㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Automatisch Handmatig <Menu> <Voorkeuren> <Handmatig> <Weergave-instellingen> <Cursorverplaatsing> selecteer <Automatisch> of Taal * Kies deze optie om de taal te selecteren voor het bedieningspaneel, rapporten en lijsten. Arabic, Bulgarian, Catalan, Croatian, Czech, Danish, Dutch, English , Estonian, Finnish, French, German, Greek, Hungarian, Italian, Latvian, Lithuanian, Norwegian, Polish, Portuguese, Romanian, Russian, Slovak, Slovene, Spanish, Swedish, Turkish <Menu> <Voorkeuren> <Weergave-instellingen> <Taal> selecteer een taal Taal externe UI * Hiermee selecteert u de taal voor de schermen van de UI op afstand. Czech, Danish, Dutch, English , Finnish, French, German, Hungarian, Italian, Norwegian, Polish, Portuguese, Russian, Spanish, Swedish, Turkish <Menu> <Voorkeuren> <Weergave-instellingen> 㻟㻟㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥 <Taal externe UI> selecteer een taal 0LY9-074 Tijdklokinstellingen Alle instellingen voor de timer worden kort toegelicht. Standaardinstellingen worden aangegeven met een dolksymbool ( ). Sterretjes (* ) Opties die met een sterretje (*) zijn gemarkeerd, hebben per land of regio afwijkende standaardinstellingen. Tijd stille modus Instellingen Datum en tijd Automat. sluimertijd Automatische resettijd Functie na automatische reset Automatische offline tijd Tijd stille modus U kunt zorgen dat het apparaat tijdens gebruik minder geluid maakt als u het stiller wilt laten werken (stille modus). Stel een tijd in voor automatische inschakeling van de stille modus. U kunt het apparaat ook altijd in de stille modus laten werken. De stille modus inschakelen Begintijd Uit Aan Tijd voor het inschakelen van de stille modus Eindtijd Uit Aan Tijd voor het uitschakelen van de stille modus Instellingen Datum en tijd Hiermee kunt u instellingen opgeven voor de datum en tijd, zoals de datumnotatie en 12- of 24-uurs notatie voor de tijd. Deze instellingen bepalen hoe de datum en tijd worden afgedrukt op faxen, in rapporten en in lijsten. Datumnotatie * Selecteer de datumnotatie (volgorde van jaar, maand en dag). JJJJ MM/DD MM/DD/JJJJ DD/MM JJJJ <Menu> <Tijdklokinstellingen> <Instell. Datum en tijd> 㻟㻠㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥 <Datumnotatie> selecteer de datumnotatie Tijdnotatie Selecteer de 12- of 24-uurs tijdnotatie. 12 uur (AM/PM) 24 uur <Menu> <Tijdklokinstellingen> <Instell. Datum en tijd> <Tijdnotatie> selecteer de weergave-instelling Huidige datum/tijd instellen Hiermee stelt u de huidige datum en tijd in. Druk op geven of om te schakelen tussen <AM>/<PM>. <Menu> en tijd in <Tijdklokinstellingen> <Toepassen> / om de cursor te verplaatsen en op <Instell. Datum en tijd> / om de datum en tijd op te <Huidige datum/tijd instellen> stel de datum De huidige datum en tijd kunt u gedurende 1 uur niet aanpassen als de zomertijd is ingegaan. Zomertijdinstellingen * Hiermee kunt u de zomertijd in- of uitschakelen. Als u de zomertijd inschakelt, geeft u de periode aan voor de zomertijd. Uit Aan Start: Maand, Week, Dag Einde: Maand, Week, Dag <Menu> <Tijdklokinstellingen> <Toepassen> en dag <Instell. Datum en tijd> <Zomertijdinstellingen> selecteer een maand Automat. sluimertijd Als het apparaat gedurende een bepaalde periode niet is gebruikt of geen gegevens heeft verwerkt, wordt de slaapstand (sluimerstand) geactiveerd om energie te besparen. Geef de periode op waarna de automatische sluimertijd ingaat. De automatische sluimerstand wordt 㻟㻠㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥 niet geactiveerd als het instellingenmenu wordt weergegeven. Gebruik de standaardinstellingen om zo veel mogelijk stroom te besparen. De slaapstand instellen 5 t/m 30 (min.) Automatische resettijd Als er gedurende een bepaalde tijd geen toets wordt ingedrukt op het bedieningspaneel, wordt er een zogenaamde automatische reset uitgevoerd en wordt het standaardscherm weergegeven. Geef het interval op waarop automatisch resetten wordt uitgevoerd. Selecteer <0> als u het apparaat niet automatisch wilt resetten. In de volgende situaties wordt er geen automatische reset uitgevoerd: Het instellingenmenu wordt weergegeven. Het apparaat is bezig met het verwerken van gegevens, zoals bij het afdrukken van documenten of het verzenden of ontvangen van faxen. Er wordt een foutbericht weergegeven en het foutlampje knippert. Er wordt wel een automatische reset uitgevoerd als de fout zodanig is dat de gebruiker het apparaat kan blijven gebruiken. 0 (geen automatische reset) 1 t/m 2 t/m 9 (min.) <Menu> <Tijdklokinstellingen> <Toepassen> <Automatische resettijd> stel de tijd voor een automatische reset in Het scherm dat wordt weergegeven na een automatische reset kunt u selecteren bij <Functie na automatische reset>. Functie na automatische reset Geef aan of na een automatische reset het standaardscherm moet worden weergegeven. Als <Standaardfunctie> is geselecteerd, wordt het hoofdscherm weergegeven van de functie die is geselecteerd bij <Standaardscherm na opstart/herstel> ( Standaardscherm na opstart/herstel). Als <Geselecteerde functie> is geselecteerd, wordt op het display het hoofdscherm weergegeven van de functie die geselecteerd is. Standaardfunctie Geselecteerde functie <Menu> <Tijdklokinstellingen> <Geselecteerde functie> <Functie na automatische reset> selecteer <Standaardfunctie> of Automatische offline tijd Als het onderstaande scherm wordt weergegeven (de machine is online voor scanbewerkingen) en vervolgens gedurende bepaalde tijd geen toets wordt ingedrukt, wordt de machine automatisch offline geschakeld. Geef de periode op waarna de machine offline moet gaan. U kunt ook instellen dat de machine altijd online moet blijven. 㻟㻠㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0 (de machine blijft online) 1 t/m 5 t/m 60 (min.) <Menu> <Tijdklokinstellingen> <Automat. offline tijd> 㻟㻠㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥 stel de periode van inactiviteit in <Toepassen> 0LY9-075 Algemene instellingen Alle instellingen voor de bediening van de papierlade en de papierinvoermethode worden kort toegelicht. Standaardinstellingen worden aangegeven met een dolksymbool ( ). Invoermethode papier schakelen Geef deze instelling op wanneer u een document gaat afdrukken op papier met logo's. Als u gaat afdrukken op papier met logo's, moet u voor enkelzijdig of dubbelzijdig afdrukken het papier in de papierbron anders laden. Als u de instelling echter wijzigt in <Prioriteit afdrukzijde>, kunt u het papier voor zowel enkelzijdig als dubbelzijdig afdrukken met de afdrukzijde naar beneden laden. Zie Voorbedrukt papier plaatsen voor meer informatie. Multifunctionele lade Snelheidsprioriteit Prioriteit afdrukzijde Lade 1 Snelheidsprioriteit Prioriteit afdrukzijde <Menu> <Algemene instellingen> <Invoermethode papier schakelen> <Snelheidsprioriteit> of <Prioriteit afdrukzijde> selecteer de papierbron selecteer Papierbronnen Selecteer de papierbron waarvoor u de instelling wilt wijzigen. <Snelheidsprioriteit> Als u papier gebruikt waarop vooraf een logo is afgedrukt, moet u de afdrukzijde wijzigen als u enkelzijdig of dubbelzijdig afdrukt. U kunt het beste <Snelheidsprioriteit> selecteren als het niet uitmaakt op welke zijde er wordt afgedrukt. <Prioriteit afdrukzijde> Als u op een bepaalde zijde van het papier wilt afdrukken, hoeft u het papier in de papierbron niet om te draaien, ongeacht of enkelzijdig of dubbelzijdig afdrukken is geselecteerd. Als <Prioriteit afdrukzijde> is ingesteld voor een papierbron met papier dat ongeschikt is voor dubbelzijdig afdrukken ( Papier), wordt de optie <Snelheidsprioriteit> gebruikt voor de papierbron. In dat geval moet u het papier laden alsof <Snelheidsprioriteit> is geselecteerd ( Voorbedrukt papier plaatsen). Enkelzijdig afdrukken kan langzamer gaan dan wanneer <Prioriteit afdrukzijde> is geselecteerd. 㻟㻠㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-076 Kopieerinstellingen Alle instellingen voor het kopiëren worden kort toegelicht. Standaardinstellingen worden aangegeven met een dolksymbool ( ). Sterretjes (* ) Opties gemarkeerd met een sterretje (*1) zijn alleen beschikbaar voor de MF229dw / MF226dn. Opties gemarkeerd met een sterretje (*2) zijn alleen beschikbaar voor de MF229dw. Wijzig standaardinstellingen Densiteit corrigeren Wijzig standaardinstellingen U kunt de standaardinstellingen voor kopiëren wijzigen. De geselecteerde instellingen worden gebruikt als de standaardinstellingen voor de kopieerfunctie. De standaardinstellingen wijzigen Aantal kopieën 1 t/m 99 Densiteit -4 t/m 0 t/m +4 Auto densit. Type origineel Tekst Tekst/foto (snel) Tekst/Foto Foto 2-zijdig *1 Uit 1->2-zijdig 2->2-zijdig *2 2->1-zijdig *2 Origineel/type afwerking Zoompercentage Aangepast percentage 100% (1:1) 400% (Max) 200% 141% A5->A4 70% A4->A5 50% 25% (Min) N op 1 Uit 2 op 1 4 op 1 ID-kaart kopie Selecteer lay-out Sorteren Uit Aan Scherpte Zeven niveaus 㻟㻠㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Densiteit corrigeren Hiermee kunt u een basisinstelling voor de kopieerdichtheid opgeven. U kunt de kopieerdichtheid ook tijdelijk wijzigen. aanpassen -4 t/m 0 t/m +4 <Menu> <Kopieerinstellingen> <Densiteit corrigeren> 㻟㻠㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥 wijzig de dichtheid <Toepassen> Dichtheid 0LY9-077 Faxinstellingen Alle instellingen voor het faxen worden kort toegelicht. Standaardinstellingen worden aangegeven met een dolksymbool ( ). Als een scherm voor het invoeren van een pincode wordt weergegeven Voer de pincode in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>. De pincode van de systeembeheerder instellen Sterretjes (* ) Opties gemarkeerd met "*1" zijn mogelijk niet beschikbaar of hebben per land of regio afwijkende standaardinstellingen. Opties gemarkeerd met "*2" gelden alleen voor de MF229dw. Opties gemarkeerd met "*3" gelden alleen voor de MF229dw / MF226dn. Basisinstellingen Instellingen voor TX-functie Instell. RX-functie RX afdrukinstellingen Faxinstallatiegids Basisinstellingen Kies deze optie om de basisinstellingen op te geven voor de faxfunctie van de machine. Registreer telefoonnummer Hiermee kunt u een faxnummer registreren voor het apparaat. Het faxnummer en de naam van het apparaat registreren Selecteer type lijn *1 Hiermee selecteert u het type telefoonlijn dat wordt gebruikt voor het verzenden en ontvangen van faxen. aansluiten De telefoonlijn Puls Toon Telefoonlijnverbinding Wanneer de faxontvangstmodus <Fax/Tel (auto schakel)> is, gaat een externe telefoon mogelijk niet over of kan een nummer misschien niet worden gebeld. Geef in dat geval <Adapter 1> of <Adapter 2> op. Direct Adapter 1 Adapter 2 <Menu> <Faxinstellingen> <Basisinstellingen> <Telefoonlijnverbinding> 㻟㻠㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥 selecteer verbindingstype Alarm Handset van haak Geef aan of de machine een waarschuwingssignaal moet produceren wanneer de handset van de telefoon of de optionele handset niet goed in de houder ligt. U kunt ook het volume van het signaal instellen. 0 t/m 5 <Menu> <Faxinstellingen> <Basisinstellingen> het waarschuwingssignaal <Toepassen> <Alarm Handset van haak> selecteer het volume van Instellingen Communicatiebeheer Geef instellingen op voor de snelheid waarmee de communicatie moet worden gestart, evenals instellingen voor de R-toets. TX startsnelheid Met deze optie kunt u de snelheid waarmee de communicatie wordt gestart, stapsgewijs verlagen vanaf 33600 bps. Pas deze snelheid aan wanneer het lang duurt voordat een fax kan worden verzonden als gevolg van een slechte telefoonlijnverbinding. 33600 bps 14400 bps 9600 bps 7200 bps 4800 bps 2400 bps <Menu> <Faxinstellingen> <Basisinstellingen> selecteer een startsnelheid voor de communicatie <Instellingen Communicatiebeheer> <TX startsnelheid> RX startsnelheid Met deze optie kunt u de snelheid waarmee de communicatie wordt gestart, stapsgewijs verlagen vanaf 33600 bps. Pas deze snelheid aan wanneer het lang duurt voordat een fax kan worden ontvangen als gevolg van een slechte telefoonlijnverbinding. 33600 bps 14400 bps 9600 bps 7200 bps 4800 bps 2400 bps <Menu> <Faxinstellingen> <Basisinstellingen> selecteer een startsnelheid voor de communicatie <Instellingen Communicatiebeheer> <RX startsnelheid> R-toets instelling Als het apparaat via een telefooncentrale met het netwerk is verbonden, moet de toegangsmethode worden ingesteld. U kunt het type telefooncentrale instellen op <Prefix> of <Verbreken>. Als u het nummer voor het kiezen van een buitenlijn toewijst aan de R-toets, kunt u eenvoudig een buitenlijn kiezen. PSTN PBX Prefix Verbreken *1 㻟㻠㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥 <Menu> <Faxinstellingen> <Basisinstellingen> <Instellingen Communicatiebeheer> <R-toets <PBX> selecteer <Prefix> of <Verbreken> voer het nummer voor het kiezen van een instelling> buitenlijn in als u <Prefix> selecteert <Toepassen> <PBX> Selecteer het type telefooncentrale dat u gebruikt. Als u <Prefix> selecteert, voert u de code voor het prefix op het volgende scherm in. <Code> Gebruik de numerieke toetsen om de code voor het prefix in te voeren, tik op <Onderbreken> en tik vervolgens op <Toepassen>. Als u geen pauze invoegt, wordt het nummer niet opgeslagen. Instellingen voor TX-functie Hiermee kunt u instellingen opgeven voor het versturen van faxen. Wijzig standaardinstellingen Hiermee kunt u instellingen opgeven voor het versturen van faxen. De geselecteerde instellingen worden gebruikt als de De standaardinstellingen wijzigen standaardinstellingen voor het scannen van documenten. Resolutie 200 x 100 200 x 200 200 x 200 200 x 400 dpi dpi dpi dpi (Normaal) (Fijn) (Foto) (Superfijn) Densiteit Negen niveaus 2-zijdig origineel Uit Type boek Type kalender *2 Scherpte Zeven niveaus Registreer apparaatnaam Registreer de naam van een bedrijf of persoon. Het faxnummer en de naam van het apparaat registreren De geregistreerde naam wordt naar de bestemming verzonden als informatie over de afzender. TX Terminal-ID ECM TX Hiermee kunt u de foutcorrectiemodus (ECM) in- of uitschakelen. ECM controleert op fouten in faxgegevens en corrigeert deze. Als u ECM RX. foutcorrectie wilt toepassen op ontvangen faxen Uit Aan 㻟㻠㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥 ECM moet zijn ingeschakeld op de machine en het andere faxapparaat omdat er foutcontroles worden uitgevoerd op zowel het versturende als ontvangende apparaat. Zelfs als ECM is ingeschakeld, kunnen er fouten optreden als gevolg van de toestand van de telefoonlijn. Het verwerken van gegevens kan langer duren als ECM is ingeschakeld omdat de foutcontroles en -correcties worden uitgevoerd terwijl de gegevens worden verzonden. <Menu> <Faxinstellingen> <Instellingen voor TX-functie> <ECM TX> <Aan> Stel pauzeduur in Als u bijvoorbeeld een telefoongesprek start door "0 - (pauze) - (telefoonnummer)" te kiezen, wordt eerst 0 gekozen en vervolgens wordt een paar seconden later het telefoonnummer gekozen. Als u een internationale fax verzendt, moet u de bestemmingen opgeven door "(internationale toegangscode) - (landnummer) - (netnummer) - (faxnummer)" te kiezen, maar consecutieve nummers die worden ingevoerd zonder pauzes, worden mogelijk niet correct herkend. In dit geval probeert u een pauze toe te voegen na de internationale toegangscode of het faxnummer. Als de code of het nummer nog steeds niet correct wordt herkend, probeert u de Faxen verzenden als u wilt weten hoe u een pauze invoert. duur van de pauze te veranderen. Zie stap 3 in 1 t/m 4 t/m 15 (sec.) <Menu> pauze op <Faxinstellingen> <Toepassen> <Instellingen voor TX-functie> <Stel pauzeduur in> geef de duur van de Automatische nummerherhaling *1 Kies deze optie om instellingen op te geven voor automatische nummerherhaling, een functie waarmee een faxnummer na enkele minuten automatisch opnieuw wordt gekozen als de eerste poging is mislukt omdat de lijn bezet is. U kunt opgeven hoe vaak het apparaat het nummer opnieuw kiest en de tijd tussen de pogingen voor nummerherhaling. Uit Aan Aantal herhalingen 1 t/m 2 t/m 10 (keer) Herhalingsinterval 2 t/m 99 (min.) Herhaal bij fout Uit Aan <Menu> <Faxinstellingen> <Instellingen voor TX-functie> geef de instellingen op <Toepassen> <Automatische nummerherhaling> <Aan> <Aantal herhalingen> Geef aan hoe vaak de machine het nummer opnieuw moet kiezen. Druk op 㻟㻡㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥 / of de numerieke toetsen om een aantal in te voeren en tik vervolgens op <Toepassen>. <Herhalingsinterval> Geef het interval op voor nummerherhaling. Druk op het interval en tik vervolgens op <Toepassen>. / of de numerieke toetsen om een waarde in te voeren voor <Herhaal bij fout> U kunt aangeven of het nummer opnieuw moet worden gekozen als er een transmissiefout is opgetreden. Selecteer <Uit> of <Aan>. TX Terminal-ID Kies deze optie om instellingen op te geven voor het toevoegen van gegevens van de afzender aan de koptekst van faxen, zoals het faxnummer en de naam van de machine. De ontvanger kan aan de hand van deze gegevens zien van wie de fax afkomstig is. Uit Aan Afdrukpositie Binnen beeldvlak Buiten beeldvlak Markeer nr.: TEL/FAX FAX TEL <Menu> <Faxinstellingen> <Instellingen voor TX-functie> instellingen op <Toepassen> <TX Terminal-ID> <Aan> geef de <Afdrukpositie> Hiermee bepaalt u waar op de verzonden fax de toegevoegde gegevens worden afgedrukt. Selecteer <Binnen beeldvlak> om de gegevens binnen het beeldvlak af te drukken of <Buiten beeldvlak> om de gegevens buiten het beeldvlak te plaatsen. <Markeer nr.: TEL/FAX> Hiermee wordt de aanduiding "FAX" of "TEL" toegevoegd vóór het faxnummer dat is geregistreerd voor het apparaat ( Het faxnummer en de naam van het apparaat registreren). Selecteer <TEL> om aan te geven dat het vermelde nummer een telefoonnummer is. Controleer kiestoon voor verzending *1 Selecteer deze optie om te controleren op een kiestoon voordat een faxnummer wordt gekozen. Uit Aan <Menu> <Faxinstellingen> selecteer <Aan> of <Uit> <Instellingen voor TX-functie> Toestaan faxstuurprogramma TX 㻟㻡㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥 <Controleer kiestoon voor verzending> Hiermee kunt u het faxen vanaf een computer in- of uitschakelen. Faxen via de pc uitschakelen Uit Aan Bevestig ingevoerd faxnummer U kunt instellen dat een faxnummer dat is ingevoerd met de numerieke toetsen ter bevestiging nogmaals moet worden ingevoerd. Scherm weergeven voor het bevestigen van faxnummers Uit Aan Instell. RX-functie Hiermee kunt u instellingen opgeven voor het ontvangen van faxen. ECM RX Hiermee kunt u de foutcorrectiemodus (ECM) in- of uitschakelen. ECM controleert op fouten in faxgegevens en corrigeert deze. Als u ECM TX. foutcorrectie wilt toepassen op verzonden faxen Uit Aan ECM moet zijn ingeschakeld op de machine en het andere faxapparaat omdat er foutcontroles worden uitgevoerd op zowel het versturende als ontvangende apparaat. Zelfs als ECM is ingeschakeld, kunnen er fouten optreden als gevolg van de toestand van de telefoonlijn. Het verwerken van gegevens kan langer duren als ECM is ingeschakeld omdat de foutcontroles en -correcties worden uitgevoerd terwijl de gegevens worden verzonden. <Menu> <Faxinstellingen> <Instellingen voor RX-functie> <ECM RX> <Aan> Inkomend belsignaal *1 Kies deze optie om instellingen op te geven voor het weergeven van een belsignaal bij een binnenkomende fax. Deze functie is alleen beschikbaar wanneer <Automatisch> of <Fax/tel (auto schakelen)> is geselecteerd als de ontvangstmodus. Geef aan hoe vaak u een belsignaal wilt horen bij een binnenkomende fax. U kunt er ook voor kiezen geen belsignaal weer te geven. Uit Aan 1 t/m 2 t/m 99 (keer) Als u deze functie gebruikt in de modus <Automatisch>, moet u vooraf de telefoon aansluiten op het apparaat. <Menu> <Faxinstellingen> <Instellingen voor RX-functie> hoe vaak u een belsignaal wilt horen <Toepassen> 㻟㻡㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥 <Inkomend belsignaal> <Aan> geef aan RX op afstand *1 Kies deze optie om instellingen op te geven voor het ontvangen van een fax via een telefoon die is verbonden met de (ontvangst op afstand). Als er een fax naar de machine wordt verstuurd, kunt u deze ontvangen door op de handset van de telefoon een bepaalde code in te voeren. Op deze manier bespaart u tijd en moeite doordat u niet helemaal naar de machine hoeft te lopen. Raadpleeg Een telefoon gebruiken om faxen te ontvangen (ontvangst op afstand) voor meer informatie over de functie Ontvangst op afstand. Uit Aan 00 t/m 25 t/m 99 <Menu> <Faxinstellingen> <Instellingen voor RX-functie> <Toepassen> voor het ontvangen van een fax <RX op afstand> <Aan> voer de code in Omschakelen naar Auto RX Kies deze optie om instellingen op te geven voor het automatisch ontvangen van een fax nadat de machine gedurende bepaalde tijd een signaal voor een binnenkomende fax heeft gedetecteerd. Deze functie is alleen beschikbaar wanneer <Handmatig> is geselecteerd als de ontvangstmodus. Via deze functie kunnen faxen ook worden ontvangen als er niemand aanwezig is om de handset op te pakken. Uit Aan 1 t/m 15 t/m 99 (sec.) <Menu> <Faxinstellingen> <Instellingen voor RX-functie> <Omschakelen naar Auto RX> <Aan> geef aan hoelang het signaal voor een inkomende fax moet worden gedetecteerd <Toepassen> Instellingen geheugenslot Kies deze optie om in te stellen dat ontvangen faxen worden opgeslagen in plaats van ze direct af te drukken. Opgeslagen Ontvangen faxen in het geheugen opslaan faxdocumenten kunt u later afdrukken door de instelling te wijzigen in <Uit>. (ontvangst in geheugen) Uit Aan Pincode geheugenslot Rapportafdruk Uit Aan Geheugenslottijd Uit Aan Starttijd geheugenslot Eindtijd geheugenslot <Menu> <Faxinstellingen> <Instellingen voor RX-functie> instellingen op <Toepassen> 㻟㻡㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥 <Instellingen geheugenslot> <Aan> geef RX afdrukinstellingen Hiermee kunt u instellingen opgeven voor het afdrukken van ontvangen faxen. Afdrukken op beide zijden *3 Kies deze optie om instellingen op te geven voor het dubbelzijdig afdrukken van ontvangen faxen. Uit Aan <Menu> <Faxinstellingen> <RX afdrukinstellingen> <Afdrukken op beide zijden> <Aan> Verklein RX-formaat Hiermee kunt u instellingen opgeven voor het verkleinen van een ontvangen document. U kunt een verkleiningspercentage selecteren dat automatisch wordt toegepast om het ontvangen document te verkleinen tot het formaat van het geladen papier. U kunt ook een percentage selecteren in een lijst. Uit Aan Verkleiningsperc. Automatisch 97% 95% 90% 75% Verkleiningsrichting Verticaal/Horizontaal Alleen verticaal <Menu> <Faxinstellingen> <RX afdrukinstellingen> instellingen op <Toepassen> <Verklein RX-formaat> <Aan> geef de <Verkleiningsperc.> Selecteer <Automatisch> om het document te verkleinen met een percentage dat is gebaseerd op het formaat van het geladen papier. Kies <97%>, <95%>, <90%> of <75%> om het document met dat percentage te verkleinen. <Verkleiningsrichting> Selecteer <Verticaal/Horizontaal> om het document zowel verticaal als horizontaal te verkleinen. Selecteer <Alleen verticaal> om alleen verticaal te verkleinen. Voettekst RX-pagina 㻟㻡㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Kies deze optie om aan te geven of u aan de onderkant van ontvangen faxen bepaalde informatie wilt afdrukken, zoals de datum en tijd van ontvangst en paginanummers. Uit Aan <Menu> <Faxinstellingen> <RX afdrukinstellingen> <Voettekst RX-pagina> <Aan> Doorgaan m. afdr. als cartr. bijna op is Als u faxberichten ontvangt wanneer de toner bijna op is, bewaart het apparaat deze in het geheugen in plaats van deze af te drukken. Als deze functie echter is ingeschakeld, gaat het apparaat verder met afdrukken. Uit Aan Als deze optie is ingeschakeld, kunnen faxen vaag of licht worden afgedrukt. Aangezien ontvangen documenten niet in het geheugen worden opgeslagen, moet u de afzender vragen het document opnieuw te sturen. <Menu> <Faxinstellingen> <RX afdrukinstellingen> <Doorgaan m. afdr. als cartr. bijna op is> <Aan> Faxinstallatiegids Selecteer deze optie om op het scherm instructies weer te geven voor het opgeven van instellingen, zoals het faxnummer en het type Begininstellingen configureren voor faxfuncties telefoonlijn. 㻟㻡㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-078 Scaninstellingen Alle instellingen voor het scannen worden kort toegelicht. Standaardinstellingen worden aangegeven met een dolksymbool ( ). Sneltoetsinstellingen U kunt scaninstellingen voor de knoppen <Scan -> PC1> en <Scan -> PC2> opslaan. De instellingen bestaan uit de computer waarop gescande afbeeldingen worden opgeslagen, het type scan (kleur of zwart-wit) en de bestandsindeling (PDF of JPEG). Als u deze instellingen koppelt aan een knop, kunt u documenten snel naar een bepaalde computer scannen door op de desbetreffende knop te Scannen met de knop <Scan -> drukken. U kunt de geregistreerde instellingen bekijken door <Bevestig bestemming> te selecteren. PC> Registreren Scan -> PC1 Uit USB-verbinding Kleurenscan Zwart-witscan Aangepast 1 Aangepast 2 Netwerkverbinding Kleurenscan Zwart-witscan Aangepast 1 Aangepast 2 Scan -> PC2 Uit USB-verbinding Kleurenscan Zwart-witscan Aangepast 1 Aangepast 2 Netwerkverbinding Kleurenscan Zwart-witscan Aangepast 1 Aangepast 2 Bevestig bestemming Scan -> PC1 Scan -> PC2 㻟㻡㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-079 Printerinstellingen Alle instellingen voor de printer worden kort toegelicht. Standaardinstellingen worden aangegeven met een dolksymbool ( ). Actie wanneer papierfmt niet overeenkomt Halftonen mobiel afdrukken AirPrint-prior. snelheid/beeldkwaliteit Actie wanneer papierfmt niet overeenkomt Hiermee kunt u aangeven of het afdrukken moet doorgaan als het papierformaat dat is geselecteerd, afwijkt van het papier in de papierbron. U kunt er ook voor kiezen om dergelijke afdruktaken te annuleren en in plaats hiervan een waarschuwingsbericht op de machine weer te geven ( Er wordt een foutbericht weergegeven). Uitvoer forceren Fout weergeven <Menu> <Printerinstellingen> of <Fout weergeven> <Actie wanneer papierfmt niet overeenkomt> selecteer <Uitvoer forceren> Halftonen mobiel afdrukken U kunt opgeven welk type beeldverwerking moet worden gebuikt bij het afdrukken vanaf een mobiel apparaat met AirPrint, MopriaTM enzovoort. Voor optimale afdrukkwaliteit kunt u het beste <Gradatie> selecteren voor foto's en afbeeldingen, en <Foutdiffusie> voor documenten met voornamelijk tekst. Gradatie Foutdiffusie <Menu> <Printerinstellingen> <Halftonen mobiel afdrukken> selecteer <Gradatie> of <Foutdiffusie> AirPrint-prior. snelheid/beeldkwaliteit U kunt opgeven of bij gebruik van AirPrint prioriteit moet worden gegeven aan de afdruksnelheid of de afdrukkwaliteit. Snelheidsprioriteit Prioriteit beeldkwaliteit 㻟㻡㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥 <Menu> <Printerinstellingen> <Prioriteit beeldkwaliteit> <AirPrint-prior. snelheid/beeldkwaliteit> 㻟㻡㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥 selecteer <Snelheidsprioriteit> of 0LY9-07A Aanpassing/onderhoud Alle instellingen voor de afstelling en het onderhoud van het apparaat worden kort toegelicht. Standaardinstellingen worden aangegeven met een dolksymbool ( ). Tonerbesparing Speciale verwerking Fixeereenheid reinigen Tonerbesparing Selecteer deze optie om de hoeveelheid toner die voor kopiëren en faxen wordt gebruikt, te verminderen. Kopiëren Uit Aan Fax Uit Aan <Menu> <Aanpassing/onderhoud> <Tonerbesparing> selecteer <Kopiëren> of <Fax> <Aan> Als <Aan> is ingesteld Het kan gebeuren dat dunne lijnen en delen met een lichtere afdrukdichtheid vaag worden. Speciale verwerking Als de afdrukresultaten op speciale papiersoorten niet naar wens zijn, kunt u de volgende instellingen proberen om de kwaliteit van de afdrukken te verbeteren. Speciale modus U Als er tonerspatten zichtbaar zijn rond tekst en patronen op afdrukken, selecteert u <Aan>. Uit Aan <Menu> <Aanpassing/onderhoud> <Speciale verwerking> Als <Aan> is ingesteld 㻟㻡㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥 <Speciale modus U> <Aan> De afdrukkwaliteit kan worden beïnvloed door het type papier (vooral lichtgewicht papier) en de afdrukomgeving (vooral hoge luchtvochtigheid). Speciale modus V Wijzig deze instelling als gekrulde of gekreukelde afdrukken worden uitgevoerd. Uit Modus 1 Modus 2 Modus 3 <Menu> <Aanpassing/onderhoud> <Speciale verwerking> <Speciale modus V> selecteer de modus De instelling activeren Deze instelling wordt in de volgende omstandigheden geactiveerd. - Het papierformaat is ingesteld op <B5>, <A5>, <STMT> of <EXEC>. - <Type papier> is ingesteld op <Normaal>, <Normaal L>, <Gerecycled>, <Kleur> of <Envelop>. Nadat de instelling is geactiveerd De afdruksnelheid is lager. Speciale modus Z Wijzig deze instelling als uw afdrukken strepen vertonen. Kopiëren Uit Modus 1 Modus 2 Modus 3 Modus 4 Fax Uit Modus Modus Modus Modus 1 2 3 4 <Menu> of <Fax> <Aanpassing/onderhoud> selecteer de modus <Speciale verwerking> 㻟㻢㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥 <Speciale modus Z> selecteer <Kopiëren> Nadat de instelling is gewijzigd Als u <Uit> of <Modus 1> opgeeft, krijgt u mogelijk afdrukken met strepen. <Modus 3> of <Modus 4> kan resulteren in vage contouren, of afbeeldingen die er wat korrelig uitzien. <Uit> geeft de donkerste afdrukdichtheid, <Modus 4> de lichtste. Na het afdrukken vanaf een smartphone of tablet Als er strepen op afdrukken zichtbaar zijn, wijzigt u de instelling met <Speciale modus Z> <Kopiëren>. Speciale modus B Wijzig deze instelling als uw afdrukken strepen vertonen nadat u de tonercartridge hebt vervangen of wanneer u voor het eerst na lange tijd afdrukt. Uit Modus 1 Modus 2 Modus 3 <Menu> <Aanpassing/onderhoud> <Speciale verwerking> <Speciale modus B> selecteer de modus Nadat de instelling is geactiveerd De afdruksnelheid is lager. Speciale modus C Wijzig deze instelling als uw afdrukken strepen vertonen wanneer u ontvangen faxen afdrukt. Uit Aan <Menu> <Aanpassing/onderhoud> <Speciale verwerking> <Speciale modus C> <Aan> Nadat de instelling is geactiveerd Als <Aan> is opgegeven, heeft deze instelling prioriteit ten opzichte van de instelling voor <Speciale modus Z>. Deze modus heeft een sterker effect dan <Speciale modus Z>, maar de afdruksnelheid is lager. Speciale modus D Wijzig deze instelling als uw afdrukken strepen vertonen. 㻟㻢㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Kopiëren Uit Aan Afdrukken Uit Aan <Menu> <Aanpassing/onderhoud> of <Afdrukken> <Aan> <Speciale verwerking> <Speciale modus D> selecteer <Kopiëren> Nadat de instelling is geactiveerd Als <Aan> is opgegeven, heeft deze instelling prioriteit ten opzichte van de instelling voor <Speciale modus Z>. Deze modus heeft een sterker effect dan <Speciale modus Z>, maar de afdruksnelheid is lager. Na het afdrukken vanaf een smartphone of tablet Als er strepen op afdrukken zichtbaar zijn, wijzigt u de instelling met <Speciale modus D> <Kopiëren>. Speciale modus I Selecteer alleen <Aan> als papier vaak vastloopt tijdens dubbelzijdig afdrukken op lichtgewicht of gekruld papier. Uit Aan <Menu> <Aanpassing/onderhoud> <Speciale verwerking> <Speciale modus I> <Aan> Als <Aan> is ingesteld Er kunnen witte vlekken verschijnen in afbeeldingen die zijn afgedrukt op papier dat niet lichtgewicht is. Speciale modus J Als dunne lijnen en vage afbeeldingen ongelijkmatig worden afgedrukt, selecteert u <Aan>. Uit Aan <Menu> <Aanpassing/onderhoud> <Speciale verwerking> Als <Aan> is ingesteld De volgende problemen kunnen zich voordoen. 㻟㻢㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥 <Speciale modus J> <Aan> Afdrukken zijn minder scherp. Bij gebruik van een nieuwe tonercartridge komt er toner op niet-bedrukbare gebieden terecht. Toner raakt sneller op. Speciale modus K Als toner niet goed hecht en afdrukken flets zijn, selecteert u <Aan>. Uit Aan <Menu> <Aanpassing/onderhoud> <Speciale verwerking> <Speciale modus K> <Aan> Als <Aan> is ingesteld De afdruksnelheid is lager. Fixeereenheid reinigen Reinig de fixeereenheid nadat een tonercartridge is vervangen of als afdrukken zwarte strepen bevatten. 㻟㻢㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Fixeereenheid 0LY9-07C Instellingen Systeembeheer Alle instellingen voor systeembeheerinstellingen worden kort toegelicht. Standaardinstellingen worden aangegeven met een dolksymbool ( ). Als een scherm voor het invoeren van een pincode wordt weergegeven Voer de pincode in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>. De pincode van de systeembeheerder instellen Sterretjes (* ) Opties die met een sterretje (* ) zijn gemarkeerd, hebben per land of regio afwijkende standaardinstellingen. Netwerkinstellingen Instellingen Systeembeheerderinformatie Instellingen Apparaatinformatie Beveiligingsinstellingen Selecteer land/regio Instellingen externe UI Autom. online voor scannen op afstand Beperk TX-functie Weergave opdrachtlog Gebruik als USB-apparaat Product Extended Survey Program inschak. Info verbr.art. tonen(ExUI/Toner Status) Adresboek importeren/exporteren PDL-selectie (Plug and Play) Update firmware Adresboek initialiseren Systeembeheerinstellingen initialiseren Initialiseer alle gegevens/instellingen Netwerkinstellingen Zie Netwerkinstellingen. Instellingen Systeembeheerderinformatie Kies deze optie om de pincode voor beheerders in te stellen waarmee toegang kan worden verkregen tot <Netwerkinstellingen> en <Instellingen Systeembeheer>. U kunt de pincode instellen met <Pincode systeembeheerder>. U kunt ook de naam van een beheerder De pincode van de systeembeheerder instellen registreren. Pincode systeembeheerder Typ maximaal zeven cijfers voor de pincode voor de systeembeheerder. Naam systeembeheerder Gebruik maximaal 32 alfanumerieke tekens voor de naam van de beheerder. Instellingen Apparaatinformatie 㻟㻢㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Typ maximaal 32 alfanumerieke tekens voor de naam en de installatielocatie om de machine te identificeren. Apparaatnaam Locatie <Menu> <Instellingen Systeembeheer> <Instellingen Apparaatinformatie> selecteer <Apparaatnaam> of voer <Apparaatnaam> of <Locatie> in ( Tekst invoeren) <Toepassen> <Locatie> Beveiligingsinstellingen Selecteer deze optie om instellingen in of uit te schakelen voor het filteren van pakketten op IP- of MAC-adressen. IPv4-adresfilter Selecteer deze optie om instellingen in of uit te schakelen voor het filteren van pakketten die zijn ontvangen van apparaten met IP-adressen opgeven voor firewallregels opgegeven IPv4-adressen. Uit Aan <Menu> <Instellingen Systeembeheer> selecteer <Uit> of <Aan> <Beveiligingsinstellingen> <IPv4-adresfilter> <Infilter> IPv6-adresfilter Selecteer deze optie om instellingen in of uit te schakelen voor het filteren van pakketten die zijn ontvangen van apparaten met IP-adressen opgeven voor firewallregels opgegeven IPv6-adressen. Uit Aan <Menu> <Instellingen Systeembeheer> selecteer <Uit> of <Aan> <Beveiligingsinstellingen> <IPv6-adresfilter> <Infilter> MAC-adresfilter Selecteer deze optie om instellingen in of uit te schakelen voor het filteren van pakketten die zijn ontvangen van apparaten met MAC-adressen opgeven voor firewallregels opgegeven MAC-adressen. 㻟㻢㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Uit Aan <Menu> <Instellingen Systeembeheer> selecteer <Uit> of <Aan> <Beveiligingsinstellingen> <MAC-adresfilter> <Infilter> Selecteer land/regio * Geef het land of de regio op waarin de machine wordt gebruikt. De standaardinstelling kan verschillen, aangezien deze wordt bepaald op het moment dat de machine de eerste keer wordt ingeschakeld. Oostenrijk (AT) Wit-Rusland (BY) België (BE) Tsjechië (CZ) Denemarken (DK) Egypte (EG) Finland (FI) Frankrijk (FR) Duitsland (DE) Griekenland (GR) Hongarije (HU) Ierland (IE) Italië (IT) Jordanië (JO) Luxemburg (LU) <Menu> Nederland (NL) Noorwegen (NO) Polen (PL) Portugal (PT) Rusland (RU) Saudi-Arabië (SA) Slovenië (SI) Zuid-Afrika (ZA) Spanje (ES) Zweden (SE) Zwitserland (CH) Oekraïne (UA) Groot-Brittannië (GB) Overige <Instellingen Systeembeheer> <Selecteer land/regio> selecteer een land of regio Instellingen externe UI Geef aan of u gebruik wilt maken van de UI op afstand, een functie waarmee u via een browser instellingen kunt opgeven voor de De UI op afstand uitschakelen machine. Externe UI gebruiken Uit Aan Autom. online voor scannen op afstand Met deze functie kunt u aangeven of u automatisch (zonder het bedieningspaneel te gebruiken) online wilt gaan om op afstand te scannen. Uit Aan <Menu> <Instellingen Systeembeheer> <Autom. online voor scannen op afstand> 㻟㻢㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥 selecteer <Aan> of <Uit> Beperk TX-functie Hiermee kunt u beperkingen opgeven ten aanzien van het faxen of mailen naar geselecteerde bestemmingen. Pincode adresboek Kies deze optie om een pincode in te stellen die moet worden ingevoerd om nieuwe vermeldingen toe te voegen aan het adresboek of Een pincode instellen voor het adresboek om bestaande vermeldingen te wijzigen. Beperk nieuwe bestemmingen Geef aan of de faxnummers en e-mailadressen die kunnen worden opgegeven als bestemmingen alleen afkomstig mogen zijn uit het Beperkingen instellen voor beschikbare bestemmingen adresboek. Uit Aan Beperk opnieuw verzenden vanuit log Geef aan of het is toegestaan een bestemming te selecteren uit de logboeken met verzonden taken. bestemmingen blokkeren Eerder gebruikte Uit Aan Bevestiging sneltoets/TX-kiescode Kies deze optie om in te stellen of de gegevens van een ingevoerde code voor verkort kiezen moeten worden weergegeven als deze Bestemmingen in het adresboek weergeven wordt geselecteerd als een bestemming. Uit Aan Beperk groepsverzending Kies deze optie om groepsverzending al dan niet toe te staan. Dit is een functie waarmee u achter elkaar faxen naar verschillende Groepsverzending blokkeren bestemmingen kunt sturen. Uit Bevestig groepsverzending Weiger groepsverzending Weergave opdrachtlog Geef aan of u de logboeken met informatie over faxtaken wilt weergeven op het display van de machine en in het communicatiebeheerrapport. Uit Aan <Menu> <Instellingen Systeembeheer> <Weergave opdrachtlog> 㻟㻢㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥 selecteer <Uit> of <Aan> Gebruik als USB-apparaat Hiermee kunt u de USB-poort in- of uitschakelen waarmee de machine kan worden verbonden met een computer. Uit Aan <Menu> <Instellingen Systeembeheer> de machine opnieuw op <Gebruik als USB-apparaat> selecteer <Uit> of <Aan> start Product Extended Survey Program inschak. Hiermee kunt u Product Extended Survey Program in- of uitschakelen (een programma voor het verzamelen van gebruiksgegevens van de machine). Uit Aan <Menu> <Aan> <Instellingen Systeembeheer> <Product Extended Survey Program inschak.> selecteer <Uit> of Info verbr.art. tonen(ExUI/Toner Status) Geef aan of u een knop aan de UI op afstand of aan Toner Status wilt toevoegen, waarmee de website voor het kopen van tonercartridges kan worden weergegeven. U kunt ook opgeven of u Toner Status wilt gebruiken. Knop Verbruiksart. kopen tonen (Ext.UI) Uit Aan Instellingen Toner Status Uit Aan Knop Kopen weergeven Uit Aan <Menu> <Instellingen Systeembeheer> <Info verbr.art. tonen(ExUI/Toner Status)> selecteer <Knop Verbruiksart. kopen tonen (Ext.UI)> of <Instellingen Toner Status> selecteer <Uit> of <Aan> Als u <Aan> hebt geselecteerd voor <Instellingen Toner Status>, dient u <Aan> of <Uit> te selecteren voor <Knop 㻟㻢㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Kopen weergeven>. Adresboek importeren/exporteren U kunt een adresboek van een computer importeren of van de machine exporteren. met de bijgeleverde software Adresboekgegevens importeren en exporteren PDL-selectie (Plug and Play) Selecteer een paginabeschrijvingstaal (PDL), zodat de machine wordt gedetecteerd als een printer die compatibel is met die taal wanneer de machine via Plug and Play wordt aangesloten op een computer. MF Driver Installation Guide Netwerk Selecteer een paginabeschrijvingstaal (PDL), zodat de machine wordt gedetecteerd als een printer die compatibel is met die taal wanneer de machine wordt gedetecteerd via het netwerk. FAX UFRII LT UFRII LT (XPS) USB Selecteer een paginabeschrijvingstaal (PDL), zodat de machine wordt gedetecteerd als een printer die compatibel is met die taal wanneer de machine via USB wordt aangesloten op een computer. UFRII LT UFRII LT (XPS) Als u USB selecteert, wordt deze instelling geactiveerd de volgende keer dat de machine wordt ingeschakeld met de aan/uitschakelaar. <Menu> <Instellingen Systeembeheer> selecteer een paginabeschrijvingstaal <PDL-selectie (Plug and Play)> selecteer <Netwerk> of <USB> <FAX> Hiermee wordt de machine gedetecteerd en verbonden als een faxapparaat. <UFRII LT> Hiermee wordt de machine gedetecteerd en verbonden als een UFRII LT-printer. <UFRII LT (XPS)> Hiermee wordt de machine gedetecteerd en verbonden als een UFRII LT-printer die compatibel is met XPS (XML Paper Specification). Update firmware 㻟㻢㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Bepaal aan de hand van de omgeving waarin de machine wordt gebruikt hoe u de update van de firmware wilt installeren. <Via pc> Selecteer deze optie om de firmware-update op de website van Canon zelf handmatig te installeren. Raadpleeg de handleiding op de website voor installatie-instructies. Als het apparaat een draadloze LAN gebruikt, werkt u deze bij met <Via internet> onderaan of gebruikt u een USB-kabel om verbinding te maken. <Via internet> Selecteer deze optie om de firmware-update automatisch te installeren zonder een computer te gebruiken. Volg de aanwijzingen op het scherm om de update uit te voeren. De machine moet verbinding hebben met internet voor deze procedure. <Versie-informatie> Selecteer deze optie om gegevens voor de huidige firmware controleren. Via pc Via internet Versie-informatie Adresboek initialiseren Selecteer deze optie om de standaardwaarden van het adresboek te herstellen. Het adresboek initialiseren Systeembeheerinstellingen initialiseren Selecteer deze optie om de standaardwaarden voor systeembeheer te herstellen. U kunt alle systeembeheerinstellingen in één keer herstellen. Instellingen voor systeembeheer initialiseren Netwerkinstellingen Instellingen Systeembeheerderinformatie Instellingen Apparaatinformatie Beveiligingsinstellingen Instellingen externe UI Autom. online voor scannen op afstand Beperk TX-functie Weergave opdrachtlog Gebruik als USB-apparaat Product Extended Survey Program inschak. Info verbr.art. tonen(ExUI/Toner Status) PDL-selectie (Plug and Play) Alles initialiseren Initialiseer alle gegevens/instellingen Selecteer deze optie om alle gegevens van de machine te verwijderen en de standaardinstellingen terug te zetten. <Menu> <Initialiseer alle gegevens/instellingen> <Ja> 㻟㻣㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥 <Ja> start de machine opnieuw op 0LY9-07E Menu initialiseren Selecteer deze optie om voor de onderstaande instellingen de standaardwaarden te herstellen. U kunt Menu initialiseren alle instellingen in één keer herstellen of alleen bepaalde instellingen. Als een scherm voor het invoeren van een pincode wordt weergegeven Voer de pincode in met de numerieke toetsen en tik op <Toepassen>. De pincode van de systeembeheerder instellen Sterretjes (* ) Opties gemarkeerd met een sterretje (*) zijn alleen beschikbaar voor de MF229dw / MF217w. Voorkeuren Tijdklokinstellingen Algemene instellingen * Kopieerinstellingen Faxinstellingen Scaninstellingen Printerinstellingen Aanpassing/onderhoud Alles initialiseren 㻟㻣㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-07F Problemen oplossen Als er een probleem optreedt, raadpleegt u dit hoofdstuk om oplossingen te zoeken voordat u contact opneemt met Canon. Papierstoringen Als een document of papier vastloopt, raadpleegt u Papierstoringen verhelpen om het vastgelopen papier te verwijderen. Er wordt een bericht of foutcode weergegeven Als het scherm een bericht of foutcode (drie cijfers) weergeeft, raadpleegt u de volgende gedeeltes. Er wordt een foutbericht weergegeven Er wordt een foutcode weergegeven Veelvoorkomende problemen Als u denkt dat het apparaat niet goed werkt, raadpleegt u de volgende gedeeltes voordat u contact opneemt met Canon. Veelvoorkomende problemen Problemen met installatie/instellingen Problemen bij het kopiëren Problemen bij het afdrukken Problemen bij het faxen of met de telefoon Afdrukresultaat is niet goed Raadpleeg Als u niet goed kunt afdrukken als het afdrukresultaat niet naar wens is. Wanneer een probleem niet kan worden opgelost Als een probleem blijft optreden, leest u Wanneer een probleem niet kan worden opgelost voor contactgegevens. 㻟㻣㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-07H Papierstoringen verhelpen Als het papier is vastgelopen, wordt <Papier vastgelopen.> weergegeven op het scherm. Druk op <Volgende> om eenvoudige oplossingen weer te geven. Als u de procedures op het scherm niet goed begrijpt, raadpleegt u de volgende gedeeltes om storingen te verhelpen. MF229dw <Verwijder vastgelopen papier.> Vastgelopen documenten in de documentinvoer <Sluit het bovenste deel.> <Til het bedieningspaneel op.> Papier loopt vast in het apparaat MF226dn / MF217w / MF216n <Verwijder vastgelopen papier.> Vastgelopen documenten in de documentinvoer <Sluit het bovenste deel.> <Til het bedieningspaneel op.> Papier loopt vast in het apparaat Als u het vastgelopen papier gaat verwijderen, moet u het apparaat niet uitschakelen Als u dat doet, gaan de afdrukgegevens namelijk verloren. Wees extra voorzichtig wanneer u faxdocumenten ontvangt. Als het papier scheurt Zorg dat u alle papierresten verwijdert om te voorkomen dat het apparaat opnieuw vastloopt. Als zich herhaaldelijk papierstoringen voordoen Controleer of het papier en verpakkingsmateriaal volledig zijn verwijderd. Waaier de papierstapel uit en tik de uiteinden op een vlak oppervlak om het papier uit te lijnen voordat u het in het apparaat plaatst. Controleer of het papier wel geschikt is voor het apparaat. Papier Controleer of er geen papierresten zijn achtergebleven in het apparaat. Trek het vastgelopen document of papier niet hardhandig uit het apparaat Hierdoor kunnen inwendige onderdelen beschadigd raken. Als u het papier niet kunt verwijderen, neemt u contact op met uw Canon-dealer of met de Canon-helpdesk. Wanneer een probleem niet kan worden opgelost 㻟㻣㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Vastgelopen documenten in de documentinvoer (MF229dw) Als er documenten in de documentinvoer zijn geplaatst, verwijdert u deze eerst. Volg daarna de onderstaande procedure. 1 2 Verwijder het vastgelopen document uit de klep van de documentinvoer. 1 Open de klep van de documentinvoer. 2 Zet de hendel in de ontgrendelstand. 3 Trek het document voorzichtig uit de invoer. Verwijder het vastgelopen document uit de binnenste klep van de invoer. 1 Houd de groene knop vast en open de binnenste klep. 2 Trek het document voorzichtig uit de invoer. 3 Sluit de binnenste klep. 㻟㻣㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥 3 Duw de hendel in de vergrendelstand en sluit de klep van de documentinvoer. Vastgelopen documenten in de documentinvoer (MF226dn / MF217w / MF216n) Als er documenten in de documentinvoer zijn geplaatst, verwijdert u deze eerst. Volg daarna de onderstaande procedure. 1 Open de klep van de documentinvoer. 2 Trek het document voorzichtig uit de invoer. 3 Sluit de klep van de documentinvoer. Papier loopt vast in het apparaat 1 Verwijder de tonercartridge. 1 Zet het bedieningspaneel omhoog. Het bedieningspaneel kan alleen worden geopend als de documentinvoer volledig gesloten is. Als u het bedieningspaneel 㻟㻣㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥 forceert, kan het beschadigd raken. 2 Open de tonerklep met de handgreep aan de rechtervoorzijde van de klep. 3 Verwijder de tonercartridge. 2 Trek het document voorzichtig uit de invoer. 3 Controleer of er papier in de documentuitvoerklep vastzit. 4 1 Trek naar u toe terwijl u de knop ( 2 Trek het document voorzichtig uit de invoer. 3 Sluit de uitvoerklep. ) ingedrukt houdt om de uitvoerklep te openen. Controleer of er papier in het apparaat vastzit. 1 Als er papier tussen de fixeereenheid ( ) en de rol ( 㻟㻣㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥 ) zit, trekt u dit voorzichtig naar u toe tot u de rand van het papier ziet. 2 5 Zodra de rand van het papier zichtbaar is, trekt u het langzaam uit het apparaat. Controleer of er papier vastzit in de sleuf voor handmatige invoer of de papierlade. 1 Trek vastgelopen papier uit de sleuf voor handmatige invoer. 2 Open de papierklep en verwijder eventueel papier. 3 Trek het document voorzichtig uit de invoer. 4 Plaats papier en sluit de papierklep. Ga voor MF217w / MF216n verder met stap 7. 6 Controleer of er papier in de achterklep vastzit. 1 Open de achterklep. 㻟㻣㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥 7 2 Trek het document voorzichtig uit de invoer. 3 Sluit de achterklep. Installeer de tonercartridge. Plaats de nokken aan de rechter- en linkerkant ( apparaat. 8 ) in de geulen voor de tonercartridge, en duw de cartridge volledig in het Sluit de tonerklep en laat het bedieningspaneel zakken. Als u de tonerklep niet kunt sluiten Controleer of de tonercartridge goed is ingebracht. Als u de klep forceert, kan deze beschadigd raken. 㻟㻣㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-07J Er wordt een foutbericht weergegeven Als u geen fax kunt verzenden, het geheugen vol is of als er bedieningsproblemen zijn, verschijnt er een bericht op het scherm. In de volgende lijst worden deze foutberichten toegelicht. Authenticatie met gedeelde sleutel mislukt. Controleer de WEP-instellingen. De netwerksleutel (de WEP-sleutel) van een draadloze router waarmee verbinding moet worden gemaakt, is niet goed ingesteld op de machine. Controleer de netwerksleutel (de WEP-sleutel) van de draadloze router en stel de sleutel opnieuw in op de machine. De SSID en de netwerksleutel controleren De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven Maak opnieuw verbinding door een draadloze router te selecteren of door de WEP-verificatiemethode handmatig te wijzigen in <Open systeem>. De verbinding instellen door een draadloze router te selecteren De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven De verificatiemethode van de machine is ingesteld op <Gedeelde sleutel>, maar die van de draadloze router op "Open systeem". Wijzig de WEP-verificatiemethode in "Gedeelde sleutel" op de draadloze router en maak opnieuw verbinding. Raadpleeg voor meer informatie de handleidingen van uw netwerkapparatuur of neem contact op met de fabrikant. Bereid een cartridge voor. De tonercartridge moet binnenkort worden vervangen. Schud de tonercartridge om de toner in de cartridge gelijkmatig te verdelen. U kunt het beste de tonercartridge vervangen als u grote hoeveelheden documenten afdrukt. Voordat u de tonercartridge vervangt Tonercartridges vervangen De hoeveelheid inkt in de cartridge is zeer laag. De tonercartridge is volledig op. Schud de tonercartridge om de toner in de cartridge gelijkmatig te verdelen. Als dit bericht niet verdwijnt, vervangt u de tonercartridge. Voordat u de tonercartridge vervangt Tonercartridges vervangen U kunt blijven afdrukken als dit bericht wordt weergegeven, maar de afdrukkwaliteit neemt dan waarschijnlijk wel af. Als het apparaat een fax ontvangt of als automatische rapportuitvoer is ingesteld, worden ontvangen faxen en rapporten op het apparaat opgeslagen zodat deze niet vervaagd lijken nadat ze zijn afgedrukt. Als u verder wilt gaan met afdrukken wanneer de toner bijna op is, stelt u <Doorgaan m. afdr. als cartr. bijna op is> in op RX afdrukinstellingen <Aan>. 㻟㻣㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥 De verbinding met de pc is verbroken. Controleer de verbinding. De verbinding met de computer is verbroken tijdens het scannen. Controleer de verbinding tussen de machine en de computer. Het gebruik van het apparaat als een scanner voorbereiden De WEP-sleutel is niet correct ingesteld. Controleer de WEP-instellingen. De netwerksleutel (de WEP-sleutel) van een draadloze router waarmee verbinding moet worden gemaakt, is niet goed ingesteld op de machine. Controleer de netwerksleutel (de WEP-sleutel) van de draadloze router en stel de sleutel opnieuw in op de machine. De SSID en de netwerksleutel controleren De verbinding instellen door een draadloze router te selecteren De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven De verificatiemethode van de machine is ingesteld op <Gedeelde sleutel>, maar die van de draadloze router op "Open systeem". Maak opnieuw verbinding door een draadloze router te selecteren of door de WEP-verificatiemethode handmatig te wijzigen in <Open systeem>. De verbinding instellen door een draadloze router te selecteren De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven Wijzig de WEP-verificatiemethode in "Gedeelde sleutel" op de draadloze router en maak opnieuw verbinding. Raadpleeg voor meer informatie de handleidingen van uw netwerkapparatuur of neem contact op met de fabrikant. Frm past niet bij inst Het papierformaat dat op het bedieningspaneel is geselecteerd, komt niet overeen met het geladen papierformaat. Zorg ervoor dat het formaat papier dat is opgegeven bij <Papierinstellingen> overeenkomt met het formaat van het geladen papier. Het geladen papier gebruiken Zorg ervoor dat <Papierinstellingen> overeenkomt met het formaat van het geladen papier. Het type en formaat papier opgeven Als u afdrukt vanaf een computer, controleer dan of het papierformaat dat is opgegeven in het printerstuurprogramma overeenkomt met het geladen papierformaat. Papier laden zonder de instellingen te wijzigen Laad het papier met het formaat dat is opgegeven bij <Papierinstellingen>. Papier plaatsen Geen papier: XXXX* * <Lade 1> of <Papierlade> wordt weergegeven voor XXXX. Er is geen papier geplaatst in de papierlade of in de sleuf voor handmatige invoer. Hier plaatst u het papier. Papier plaatsen Er is geen papier geladen waarop rapporten of lijsten kunnen worden afgedrukt. Rapporten of lijsten kunnen worden afgedrukt op papier van het formaat A4 of Letter. Laad papier van het formaat A4 of Letter en stel dit formaat in. Papier plaatsen 㻟㻤㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Het type en formaat papier opgeven Er is geen papier geladen waarop ontvangen documenten kunnen worden afgedrukt. Ontvangen documenten kunnen worden afgedrukt op papier van het formaat A4 of Letter. Laad papier van het formaat A4 of Letter en stel dit formaat in. Stel het type papier in op <Normaal>, <Normaal L>, <Gerecycled> of <Kleur>, afhankelijk van het papier dat is geladen. Papier plaatsen Het type en formaat papier opgeven Als u ontvangen documenten afdrukt op ander papier dan het formaat A4 of LTR, kunnen sommige delen van de afbeelding mogelijk ontbreken of wordt de afbeelding opgesplitst en op verschillende vellen afgedrukt. Geen respons van de host. De machine is niet op de juiste manier verbonden met een netwerk. Controleer de instellingen van de machine en het netwerk, en maak opnieuw verbinding. Verbinding maken met een netwerk Geheugen is vol. Het verzenden of ontvangen van een fax is mislukt, of een document kan niet worden gescand vanwege onvoldoende geheugen. Als er een verzend- of afdruktaak in de wachtrij staat, wacht u tot de taak is voltooid. Als een ontvangen document in het geheugen is opgeslagen, moet u het document afdrukken of verwijderen. Ontvangen faxen in het geheugen opslaan (ontvangst in geheugen) Als u een document met veel pagina's wilt verzenden, verstuur het document dan in kleinere delen. Als u een fax wilt verzenden, verlaag dan de resolutie voor het scannen van het document. Resolutie aanpassen Als u wilt scannen, wijzig dan de bestandsindeling om de bestandsgrootte te beperken. Opslaginstellingen configureren Geheugen is vol. Scannen wordt geannul. Wilt u afdrukken? Het scannen van een document is mislukt vanwege onvoldoende geheugenruimte. Geef aan of u wilt afdrukken tot de gescande pagina's of annuleer het scannen. In het laatste geval deelt u het document op in kleinere delen die u vervolgens scant. U kunt ook de scaninstellingen wijzigen. Het aantal ingevoerde tekens is onjuist of ongeldige tekens zijn gebruikt. De netwerksleutel (de WPA-, WPA2-PSK- of WEP-sleutel) van een draadloze router is niet goed ingevoerd. Controleer de netwerksleutel (de WPA-, WPA2-PSK- of WEP-sleutel) van de draadloze router en stel de sleutel opnieuw in op de machine. Raadpleeg voor meer informatie de handleidingen van uw netwerkapparatuur of neem contact op met de fabrikant. De SSID en de netwerksleutel controleren De verbinding instellen door een draadloze router te selecteren De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven 㻟㻤㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Het opgeven en registreren van nieuwe bestemmingen is beperkt. Alleen bestemmingen die zijn opgeslagen in het adresboek kunnen worden geselecteerd voor het versturen van een fax of een e-mail. Als u een nieuwe bestemming wilt invoeren met het bedieningspaneel, of wilt toevoegen of bewerken in het adresboek, moet u <Beperk nieuwe bestemmingen> instellen op <Uit>. Neem voor meer informatie contact op met uw beheerder. Beperkingen instellen voor beschikbare bestemmingen Kan de fax niet ontvangen. Zorg dat de fax correct is verzonden door de afz. Het apparaat van de ontvanger heeft niet binnen 35 seconden gereageerd. Vraag de afzender om de fax opnieuw te verzenden. Als u een pieptoon hoort, tikt u op <Start ontvangst> om de fax te ontvangen. Faxen ontvangen Kan geen groep opgeven. Er is een groep opgegeven als bestemming na het indrukken van <Haak>. Als u op <Haak> hebt getikt, kunt u geen groepsbestemming meer opgeven. Tik op <Einde> op het scherm <Geef bestemming op.> en geef bestemmingen op om faxdocumenten te verzenden zonder op <Haak> te tikken. Kan geen RX-gegevens afdrukken. Een ontvangen document kan vanwege de volgende oorzaken niet worden afgedrukt: Er moet een tonercartridge worden vervangen. Er is een klep geopend. Er is een tonercartridge verwijderd. Er is geen papier geladen. Er is een document of papier vastgelopen. Er is een onbekend probleem. Controleer of de bovenstaande problemen optreden. Als er berichten inclusief oorzaken en oplossingen op het scherm verschijnen, controleert u de inhoud. Kan geen verbinding maken. Controleer de PSK-instellingen. De netwerksleutel (PSK) van een draadloze router waarmee verbinding moet worden gemaakt, is niet goed ingesteld op de machine. Controleer de netwerksleutel (PSK) van de draadloze router en stel de sleutel opnieuw in op de machine. De SSID en de netwerksleutel controleren De verbinding instellen door een draadloze router te selecteren De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven Als het probleem ook blijft optreden nadat u de netwerksleutel hebt gecontroleerd, controleert u of het apparaat goed 㻟㻤㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥 is geïnstalleerd en klaar is voor verbinding met het netwerk. Problemen met installatie/instellingen Kan geen verbinding maken via draadloos LAN. Zet de hoofdschakelaar UIT en AAN en configureer de instellingen opnieuw. De verbinding is mislukt vanwege een fout tijdens het instellen van de draadloze LAN-verbinding. Start de machine opnieuw op en geef de instellingen nogmaals op. Als het probleem ook blijft optreden nadat u het apparaat opnieuw hebt opgestart, controleert u of het apparaat goed is geïnstalleerd en klaar is voor verbinding met het netwerk. Problemen met installatie/instellingen Als het probleem zich blijft voordoen zelfs nadat u de draadloze LAN-verbinding hebt gecontroleerd, controleert u de beveiligingsinstellingen van de draadloze router. Kan geen verbinding maken via WPS. Wacht even en configureer de instellingen opnieuw. Tijdens het automatisch instellen met WPS, is de verbinding door een fout mislukt. Wacht even en probeer het daarna opnieuw. Als het probleem blijft optreden, controleert u of de draadloze router wel ondersteuning biedt voor WPS. Als WPS wordt ondersteund: Controleer of het apparaat goed is geïnstalleerd en klaar is voor verbinding met het netwerk. Problemen met installatie/instellingen Als WPS niet wordt ondersteund: Stel het apparaat in met behulp van een andere verbindingsmethode. Verbinding maken met een draadloos LAN (MF229dw / MF217w) Kan niet exporteren. Fout tijdens het maken van het bestand. Het exporteren van het adresboek is mislukt. Controleer de USB-kabel tussen het apparaat en de computer. Controleer of u toegangsrechten hebt voor de map waarin het adresboek op de computer is opgeslagen. Adresboekgegevens importeren en exporteren met de bijgeleverde software U kunt het adresboek niet openen of bewerken als u geen toegang hebt tot de map waarin het adresboek is opgeslagen. U hebt geen toegangspermissie. Meld u aan als gebruiker met toegangsrechten of wijzig de doelmap voor het opslaan van het adresboek. Kan niet importeren. Er is een bestandsfout opgetreden. Het importeren van het adresboek is mislukt. Controleer de USB-kabel tussen het apparaat en de computer. Controleer of de inhoud van het adresboek dat u wilt importeren juist is. Adresboekgegevens importeren en exporteren met de bijgeleverde software 㻟㻤㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Kan niet verzenden omdat meer dan één bestemming is opgegeven. Er zijn beperkingen ingesteld voor het verzenden van faxen naar meerdere bestemmingen. Als u meerdere bestemmingen wilt opgeven, moet u <Beperk groepsverzending> instellen op <Uit> of <Bevestig groepsverzending>. Neem voor meer informatie contact op met uw beheerder. Groepsverzending blokkeren Kan toegangspunt niet vinden. Tijdens het automatisch instellen met WPS, is binnen de ingestelde periode geen draadloze router gevonden. Maak opnieuw verbinding en houd hierbij rekening met de tijdslimiet. De verbinding instellen met behulp van de WPS Drukknop-modus De verbinding instellen met behulp van de WPS PIN-modus Er is handmatig een SSID of netwerksleutel van een draadloze router ingevoerd, maar de invoer is onjuist. Controleer de SSID en de netwerksleutel en voer de juiste waarden nogmaals in. De SSID en de netwerksleutel controleren De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven De draadloze router is niet gevonden als gevolg van onjuiste instellingen van het netwerk. Controleer of het apparaat goed is geïnstalleerd en klaar is voor verbinding met het netwerk. Problemen met installatie/instellingen Als het probleem blijft optreden, controleert u de beveiligingsinstellingen van de draadloze router. Papier vastgelopen. Er is papier vastgelopen. Verwijder het vastgelopen papier of document, en druk opnieuw af (mogelijk wordt het afdrukken automatisch verder uitgevoerd). Papierstoringen verhelpen Reinigen mislukt. Er is papier vastgelopen tijdens het reinigen. Verwijder het vastgelopen papier, plaats het papier op de juiste manier en voer de reinigingsprocedure nogmaals uit. Papier loopt vast in het apparaat Fixeereenheid Er is onvoldoende toner beschikbaar voor het reinigen van de fixeereenheid. Er wordt namelijk toner verbruikt tijdens het reinigen. Vervang de tonercartridge en voer de reinigingsprocedure nogmaals uit. Tonercartridges vervangen Resterende inkt in cartridge kan niet correct worden weergegeven. 㻟㻤㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥 De tonercartridge is niet goed geïnstalleerd of er is een probleem met de tonercartridge. Verwijder de tonercartridge en plaats deze opnieuw. Als het bericht aanhoudt nadat u dit een paar keer hebt gedaan, is de tonercartridge mogelijk defect. Neem contact op met de winkel waar u de machine hebt gekocht, of met de klantenservice van Canon. Tonercartridges vervangen De gebruikte cartridge is misschien geen originele Canon-tonercartridge. Gebruik bij vervanging van tonercartridges bij voorkeur originele Canon-tonercartridges. Verbruiksartikelen 㻟㻤㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-07K Er wordt een foutcode weergegeven Als het afdrukken mislukt, u een fax of gescand document niet kunt verzenden of ontvangen of als er een andere fout optreedt, wordt die fout als een foutcode van drie cijfers weergegeven in een rapport of een bericht op het scherm <Statusmonitor>. Raadpleeg de volgende informatie om voor een foutcode mogelijke oorzaken en oplossingen weer te geven. Als u een foutrapport wilt afdrukken, leest Rapporten en lijsten afdrukken. u #001 Er is een document vastgelopen in de documentinvoer. Verwijder het vastgelopen document. Papierstoringen verhelpen #003 Een fax kan niet worden verzonden of ontvangen omdat deze te groot is. Als u een fax verstuurt: verlaag de resolutie en scan het document opnieuw. Resolutie aanpassen Als u een fax ontvangt: vraag de afzender het document op te delen of een lagere resolutie te gebruiken. #005 Het verzenden van een fax is mislukt omdat de machine van de ontvanger niet binnen 35 seconden heeft gereageerd. Als het apparaat van de ontvanger is uitgeschakeld of als de lijn bezet is, kan een fax mogelijk niet worden verzonden. Vraag de ontvanger de status van het apparaat te controleren. Als u een fax naar het buitenland stuurt, voeg dan pauzes toe aan het faxnummer. Faxen verzenden #012 Het verzenden van een fax is mislukt omdat het papier op is in de machine van de ontvanger. Vraag de ontvanger het papier bij te vullen. 㻟㻤㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥 #018 Het verzenden van een fax is mislukt omdat de machine van de ontvanger niet heeft gereageerd vanwege een bezette lijn of andere oorzaken. Als het apparaat van de ontvanger is uitgeschakeld of als de lijn bezet is, kan een fax mogelijk niet worden verzonden. Vraag de ontvanger de status van het apparaat te controleren. Als u een fax naar het buitenland stuurt, voeg dan pauzes toe aan het faxnummer. Faxen verzenden #022 Het versturen van een fax vanaf een computer is niet toegestaan. Als u wilt faxen vanaf een computer, moet u <Toest. faxstuurpr. TX> instellen op <Aan>. Neem voor meer informatie contact op met uw beheerder. Faxen via de pc uitschakelen Het doorsturen van een fax is mislukt omdat de opgegeven bestemming is verwijderd uit het adresboek. Sla de doorstuurbestemming opnieuw op. Als de documenten waarvan het doorsturen is mislukt, in het geheugen blijven, kunt u deze opnieuw doorsturen. Opslaan in het adresboek #037 Het geheugen is vol. Als er een verzend- of afdruktaak in de wachtrij staat, wacht u tot de taak is voltooid. Als een ontvangen document in het geheugen is opgeslagen, moet u het document afdrukken of verwijderen. Ontvangen faxen in het geheugen opslaan (ontvangst in geheugen) Als u een document met veel pagina's wilt verzenden, verstuur het document dan in kleinere delen. Als u een fax wilt verzenden, verlaag dan de resolutie voor het scannen van het document. Resolutie aanpassen #099 Het afdrukken, verzenden of ontvangen is geannuleerd. Wanneer u een bewerking annuleert, wordt deze foutcode weergegeven. Er is echter geen sprake van een foutsituatie. Voer de bewerking desgewenst opnieuw uit. #995 Een document dat wacht op verzending is geannuleerd. Verzend het document eventueel opnieuw. 㻟㻤㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-07L Veelvoorkomende problemen Als er problemen ontstaan tijdens het gebruiken van de machine, controleer dan de tips in dit gedeelte voordat u contact met ons opneemt. Als u een probleem niet zelf kunt oplossen, neem dan contact op met uw Canon-dealer of met de Canon-helpdesk. Controleer de volgende punten Is de machine ingeschakeld? Is het netsnoer aangesloten? Als het apparaat is ingeschakeld maar niet reageert, zet u het apparaat uit, controleert u of het netsnoer goed is aangesloten en zet u het apparaat weer aan. Raadpleeg "Aan de slag" voor instructies. Meegeleverde documentatie Zijn het telefoonsnoer, de LAN-kabel en de USB-kabel goed aangesloten? Controleer of deze kabels goed zijn aangesloten. Controleer of u de aansluiting voor het telefoonsnoer niet per ongeluk voor een andere kabel hebt gebruikt en omgekeerd. De telefoonlijn aansluiten Onderdelen en de bijbehorende functies Is de slaapstand geactiveerd? Als u het apparaat gedurende bepaalde tijd niet gebruikt, wordt de slaapstand geactiveerd om stroom te besparen. U kunt dan geen bewerkingen uitvoeren. . Als u de slaapstand wilt uitschakelen, drukt u op Wordt er een bericht weergegeven op het scherm? Als er sprake is van een probleem, wordt er een bericht weergegeven. Er wordt een foutbericht weergegeven Als het probleem blijft optreden Klik op de koppeling die overeenkomt met het probleem. Problemen met installatie/instellingen Problemen bij het kopiëren Problemen bij het afdrukken Problemen bij het faxen of met de telefoon 㻟㻤㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-07R Problemen met installatie/instellingen Zie ook Veelvoorkomende problemen. Pictogrammen in de beschrijving Probleem met de draadloze LAN-verbinding Probleem met de bekabelde LAN-verbinding Probleem met de USB-verbinding De machine kan niet tegelijkertijd via een draadloos LAN, een bekabeld LAN en een USB-kabel met een computer worden verbonden. Het is niet mogelijk om de drie verschillende verbindingstypen tegelijkertijd te gebruiken. De volgende combinaties zijn wel mogelijk: USB-kabel en een bekabeld LAN of een USB-kabel en een draadloos LAN. De UI op afstand wordt niet weergegeven. Zijn <Gebruik HTTP> en <Externe UI gebruiken> ingesteld op <Aan>? HTTP-communicatie uitschakelen De UI op afstand uitschakelen Als het apparaat is verbonden met een bekabeld LAN, controleert u of de kabel goed is aangesloten en of het IP-adres juist is ingesteld. Start de UI op afstand vervolgens opnieuw. Raadpleeg "Aan de slag" Meegeleverde documentatie of Netwerkinstellingen weergeven voor instructies. Als het apparaat is verbonden met een draadloos LAN, controleert u of de instellingen goed zijn opgegeven en start u de UI op afstand opnieuw. Raadpleeg "Aan de slag" Meegeleverde documentatie of MF217w) voor instructies. Verbinding maken met een draadloos LAN (MF229dw / Er kan geen verbinding met het netwerk worden gemaakt. Het IP-adres is mogelijk niet goed ingesteld. Stel het IP-adres nogmaals in. IP-adressen instellen Als u het apparaat op een computer aansluit via een draadloze LAN, controleert u of het apparaat correct is geïnstalleerd en klaar is voor verbinding met het netwerk. Als het apparaat geen verbinding kan maken met het draadloos LAN (MF229dw / MF217w) U weet niet zeker welk IP-adres is ingesteld. Netwerkinstellingen weergeven U kunt niet afwisselend de verbindingsmethode bekabeld LAN en draadloos LAN gebruiken. Hebt u op het bedieningspaneel van het apparaat ook gekozen voor Bekabeld LAN of Draadloos LAN? Dat is noodzakelijk om het apparaat te laten overschakelen naar uw selectie. Bekabeld LAN of Draadloos LAN selecteren (MF229dw / MF217w) U kunt een fax niet verzenden of ontvangen via een glasvezelverbinding. Het apparaat is bedoeld voor gebruik met analoge lijnen. Als u een glasvezelverbinding of IP-telefoonlijn gebruikt, werkt het apparaat mogelijk niet juist, afhankelijk van de omgeving of aangesloten apparaten. Neem in dat geval contact op met de provider van de glasvezelverbinding of IP-telefoon. U weet niet wat de SSID of netwerksleutel is van de draadloze router waarmee u verbinding wilt maken. De SSID wordt niet op het scherm weergegeven. Kijk of de SSID wordt vermeld op de draadloze router zelf of op de verpakking. Controleer de SSID of de netwerksleutel van de draadloze LAN-router met behulp van "Canon MF/LBP Wireless Setup Assistant" (Canon MF/LBP-assistent draadloze verbinding instellen). De SSID en de netwerksleutel controleren De SSID van de draadloze router die moet worden aangesloten, wordt niet weergegeven in de lijst met toegangspunten. Controleer of de SSID juist is. De SSID en de netwerksleutel controleren Als de SSID van de draadloze router verborgen is (met behulp van een stealth-modus* ), stelt u de SSID zo in dat deze zichtbaar is op de draadloze router. * Een modus die de automatische SSID-detectie van andere apparaten uitschakelt. 㻟㻤㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Controleer of het apparaat goed is geïnstalleerd en klaar is voor verbinding met het netwerk. Als het apparaat geen verbinding kan maken met het draadloos LAN (MF229dw / MF217w) De machine belt in naar een onbedoelde bestemming (als er een inbelrouter is aangesloten op het netwerk). Als een inbelrouter geen broadcast-pakketten hoeft door te geven, stelt u de router zo in dat deze pakketten niet worden doorgegeven. Als de inbelrouter broadcast-pakketten moet doorgeven, controleert u of de instellingen juist zijn. Als er een DNS-server is opgesteld in een extern netwerk, stelt u het IP-adres in voor de verbinding en niet de hostnaam, zelfs niet als er verbinding wordt gemaakt met de apparaten die deel uitmaken van het netwerk waarop het apparaat is aangesloten. Als er een DNS-server is opgesteld in een netwerk waarvan het apparaat deel uitmaakt en de gegevens van de apparaten die zijn verbonden met een extern netwerk zijn geregistreerd op de DNS-server, controleert u of de instellingen juist zijn. Als het apparaat geen verbinding kan maken met het draadloos LAN Controleer de status van uw computer. Zijn de instellingen van de computer en de draadloze router voltooid? Zijn de kabels van de draadloze router (inclusief het netsnoer en de LAN-kabel) goed aangesloten? Is de draadloze router ingeschakeld? Als het probleem zich blijft voordoen zelfs nadat u de bovenstaande items hebt gecontroleerd: Schakel de apparaten uit en schakel ze vervolgens opnieuw in. Wacht enkele ogenblikken en probeer opnieuw verbinding te maken met het netwerk. Controleer of het apparaat is ingeschakeld. Als het apparaat is ingeschakeld, schakelt u het uit en vervolgens weer in. Controleer de plek van de installatie van het apparaat en de draadloze router. Bevindt het apparaat zich te ver van de draadloze router? Zijn er obstakels zoals muren tussen het apparaat en de draadloze router? Zijn er toestellen zoals magnetrons of digitale draadloze telefoons die radiogolven uitzenden in de buurt van het apparaat? Voer een van de volgende instellingen opnieuw uit. De verbinding instellen met behulp van de WPS Drukknop-modus De verbinding instellen met behulp van de WPS PIN-modus De verbinding instellen door een draadloze router te selecteren De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven Als u de verbinding handmatig moet instellen Als de draadloze router is ingesteld zoals hieronder beschreven, voert u de vereiste informatie voor de verbinding van de draadloze LAN handmatig in ( De verbinding instellen door gedetailleerde instellingen op te geven). ELKE verbindingsweigering* wordt geactiveerd. De WEP-sleutel die automatisch is gegenereerd (hexadecimaal) wordt geselecteerd. De stealth-modus wordt geactiveerd. * Een functie waarbij de draadloze router de verbinding weigert als de SSID op het apparaat dat moet worden aangesloten, is ingesteld op "ELKE" of leeg is. 㻟㻥㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Als u de instellingen van de draadloze router moet wijzigen Als de draadloze router is ingesteld zoals hieronder beschreven, wijzigt u de instellingen van de router. Het filteren van gegevenspakketten op MAC-adres is ingesteld. Als alleen IEEE 802.11n wordt gebruikt voor de draadloze communicatie, wordt WEP geselecteerd of de WPA/WPA2encryptiemethode wordt ingesteld op TKIP. 㻟㻥㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-07S Problemen bij het kopiëren Zie ook Veelvoorkomende problemen. Het afdrukresultaat is niet goed. Het papier is gekreukeld of krult om. Als u niet goed kunt afdrukken 㻟㻥㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-07U Problemen bij het afdrukken Zie ook Veelvoorkomende problemen. Het afdrukresultaat is niet goed. Het papier is gekreukeld of krult om. Als u niet goed kunt afdrukken U kunt niet afdrukken. Is er een printerstuurprogramma op uw computer geïnstalleerd en werkt dit programma goed? MF Driver Installation Guide Het afdrukken gaat langzaam. * Maak ruimte vrij door gegevens in het geheugen af te drukken of te verwijderen. Documenten afdrukken die in het geheugen zijn opgeslagen Documenten in het geheugen controleren/verwijderen * Als het geheugen bijna vol is, wordt het apparaat trager, net zoals bij een computer. Er is dus geen sprake van een foutsituatie. 㻟㻥㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-07W Problemen bij het faxen of met de telefoon Zie ook Veelvoorkomende problemen. Problemen bij het verzenden Een fax wordt niet verzonden. Is de externe telefoonlijn bezet? Wacht tot de lijn vrij is. Is er een fout opgetreden? Druk het communicatiebeheerrapport af en bekijk de inhoud. Communicatiebeheerrapport Is de telefoonlijn goed ingesteld? De telefoonlijn aansluiten Als u een fax naar het buitenland stuurt, voeg dan pauzes toe aan het faxnummer. Faxen verzenden Een fax kan niet worden verzonden naar een eerder gekozen bestemming. Hebt u het apparaat uitgeschakeld? In dat geval worden eerdere bestemmingen namelijk gewist. Hebt u <Beperk nieuwe bestemmingen> ingesteld op <Aan>? In dat geval zijn de eerder gekozen bestemmingen nu niet meer beschikbaar. Hebt u <Beperk opnieuw verzenden vanuit log> ingesteld op <Aan>? Als dat zo is, kunt u geen eerder gekozen bestemmingen opgeven. U kunt een fax niet verzenden via een glasvezelverbinding. Het apparaat is bedoeld voor gebruik met analoge lijnen. Als u een glasvezelverbinding of IP-telefoonlijn gebruikt, werkt het apparaat mogelijk niet juist, afhankelijk van de omgeving of aangesloten apparaten. Neem in dat geval contact op met de provider van de glasvezelverbinding of IP-telefoon. De uitvoer van een verzonden fax is niet goed. Reinig de glasplaat of de documentinvoer. Als dit niet helpt, ligt het probleem mogelijk bij het faxapparaat van de ontvanger. Glasplaat Documentinvoer Problemen bij het ontvangen De uitvoer van een ontvangen fax is niet goed. Het papier is gekreukeld of krult om. Als u niet goed kunt afdrukken Er kan niet automatisch worden geschakeld tussen de telefoon en de fax. Controleer of de ontvangstmodus is ingesteld op <Fax/tel (auto schakelen)>, <Antwoordapparaat> of <Netwerkomschakelaar>. De ontvangstmodus selecteren Misschien is er nog weinig ruimte in het geheugen beschikbaar. Maak ruimte vrij door gegevens in het geheugen af te drukken of te verwijderen. Documenten in het geheugen controleren/verwijderen Documenten afdrukken die in het geheugen zijn opgeslagen Een fax kan niet automatisch worden ontvangen. Controleer of de ontvangstmodus is ingesteld op <Fax/tel (auto schakelen)>, <Automatisch>, <Antwoordapparaat> of <Netwerkomschakelaar>. De ontvangstmodus selecteren Misschien is er nog weinig ruimte in het geheugen beschikbaar. Maak ruimte vrij door gegevens in het geheugen af te drukken of te verwijderen. Documenten in het geheugen controleren/verwijderen Documenten afdrukken die in het geheugen zijn opgeslagen U kunt een fax niet ontvangen via een glasvezelverbinding. Het apparaat is bedoeld voor gebruik met analoge lijnen. Als u een glasvezelverbinding of IP-telefoonlijn gebruikt, werkt het apparaat mogelijk niet juist, afhankelijk van de omgeving of aangesloten apparaten. Neem in dat geval contact op met de provider van de glasvezelverbinding of IP-telefoon. 㻟㻥㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-07X Als u niet goed kunt afdrukken Probeer de volgende oplossingen als het afdrukresultaat te wensen overlaat, of als het papier gekreukeld is of omkrult. Als u een probleem niet zelf kunt oplossen, neem dan contact op met uw Canon-dealer of met de Canon-helpdesk. Vlekken aan de rand van afdrukken Strepen op afdrukken Witte strepen Vlekken en spetters Afdrukken zijn vaag Afdrukken vertonen witte stippen Een gedeelte van de pagina is niet afgedrukt De printdichtheid is onregelmatig De afdrukken zijn grijsachtig Kan een afgedrukte streepjescode niet scannen Gekreukeld papier Gekruld papier Afdrukken zijn scheef Afdrukken zijn scheef Papier wordt niet ingevoerd of twee of meer vellen tegelijk 㻟㻥㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Papier loopt vaak vast tijdens dubbelzijdig afdrukken 0LY9-07Y Het afdrukresultaat is niet goed Als het apparaat van binnen vies is, kan dit gevolgen hebben voor het afdrukresultaat. Reinig het apparaat zorgvuldig. Het apparaat reinigen Vlekken aan de rand van afdrukken Drukt u gegevens af zonder marges? Dit symptoom doet zich voor als een marge is ingesteld op Geen in het printerstuurprogramma. Marges van 5 mm of minder rond de rand van het papier of 10 mm of minder rond de rand van enveloppen vallen buiten het bedrukbare gebied van het apparaat. Zorg ervoor dat de marges rond het document groot genoeg zijn. Tabblad [Afwerking] [Geavanceerde instellingen] [Afdrukgebied uitbreiden en afdrukken] [Uit] Strepen op afdrukken Gebruikt u geschikt papier? Controleer het papier dat u kunt gebruiken en druk af met geschikt papier. Papier Papier plaatsen Als het probleem blijft optreden zelfs wanneer u geschikt papier gebruikt, wijzigt u de instelling van <Speciale modus Z>, <Speciale modus C> of <Speciale modus D>. Speciale verwerking Wijzig de instelling voor [Speciale afdrukaanpassing] in het printerstuurprogramma als u vanaf een computer wilt afdrukken. [Modus 1] heeft het minste effect en [Modus 4] het meeste. Probeer de instellingen een voor een uit, beginnend bij [Modus 1]. Hoe groter het effect, des te lichter de afdrukdichtheid is. Bovendien kunnen de hogere modi resulteren in vage contouren, of afbeeldingen die er wat korrelig uitzien. Hebt u de tonercartridge pas vervangen? Hebt u de printer lange tijd niet gebruikt? Controleer de instelling voor <Speciale modus B>. Speciale verwerking Witte strepen 㻟㻥㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Is de toner bijna op? Controleer hoeveel toner er nog is en vervang zo nodig een of meer van de tonercartridges. Tonercartridges vervangen Vlekken en spetters Gebruikt u geschikt papier? Controleer het papier dat u kunt gebruiken en druk af met geschikt papier. Papier Papier plaatsen Controleer de instelling voor <Speciale modus U>. Speciale verwerking Is de toner bijna op? Controleer hoeveel toner er nog is en vervang zo nodig een of meer van de tonercartridges. Tonercartridges vervangen Afdrukken zijn vaag Is de toner bijna op? Controleer hoeveel toner er nog is en vervang zo nodig een of meer van de tonercartridges. Tonercartridges vervangen Gebruikt u geschikt papier? Controleer het papier dat u kunt gebruiken en druk af met geschikt papier. Geef ook de instellingen voor het formaat en type papier goed op. Papier Papier plaatsen Het type en formaat papier opgeven Gebruikt u het apparaat in een speciale omgeving (met name een omgeving met lage temperatuursomstandigheden)? Het kan gebeuren dat toner niet goed hecht, waardoor afdrukken er flets uitzien. Controleer de instelling voor <Speciale modus K>. Speciale verwerking 㻟㻥㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Afdrukken vertonen witte stippen Gebruikt u geschikt papier? Controleer het papier dat u kunt gebruiken en druk af met geschikt papier. Papier Papier plaatsen Is de drum in de tonercartridge niet meer goed? Vervang de tonercartridge door een nieuwe. Tonercartridges vervangen Drukt u een document hoog contrast af? Wijzig de instelling voor [Modus Speciaal afdrukken] in het printerstuurprogramma. [Speciale instellingen 2] geeft een lichtere afdrukdichtheid dan [Uit] of [Speciale instellingen 1]. Ook kunnen tekst en lijnen er vaag uitzien. Een gedeelte van de pagina is niet afgedrukt Drukt u gegevens af zonder marges? Dit symptoom doet zich voor als een marge is ingesteld op Geen in het printerstuurprogramma. Marges van 5 mm of minder rond de rand van het papier of 10 mm of minder rond de rand van enveloppen vallen buiten het bedrukbare gebied van het apparaat. Zorg ervoor dat de marges rond het document groot genoeg zijn. Tabblad [Afwerking] [Geavanceerde instellingen] [Afdrukgebied uitbreiden en afdrukken] De printdichtheid is onregelmatig Is de toner bijna op? Controleer hoeveel toner er nog is en vervang zo nodig een of meer van de tonercartridges. Tonercartridges vervangen Worden dunne lijnen soms ongelijkmatig afgedrukt? Controleer de instelling voor <Speciale modus J>. Speciale verwerking 㻟㻥㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥 [Uit] De afdrukken zijn grijsachtig Is <Densiteit corrigeren> bij <Kopieerinstellingen> te donker ingesteld? Wijzig de instelling zodat de dichtheid lichter is. Overzicht van menuopties Staat de printer bloot aan direct zonlicht of een sterke lichtbron? Installeer de printer op een geschikte locatie. Installatie De machine verplaatsen Is de tonercartridge lange tijd blootgesteld aan direct zonlicht? Bewaar de tonercartridge twee à drie uur op een geschikte locatie en probeer opnieuw af te drukken. Hiermee is het probleem vaak verholpen. Als het probleem zich blijft voordoen, vervangt u de tonercartridge. Tonercartridges vervangen Kan een afgedrukte streepjescode niet scannen Probeert u een streepjescode te scannen die met standaardinstellingen (fabrieksinstellingen) is afgedrukt? Geef in het printerstuurprogramma [Speciale instellingen 1] op bij [Modus Speciaal afdrukken]. [Speciale instellingen 1] geeft een lichtere afdrukdichtheid dan [Uit]. Ook kunnen tekst en lijnen er vaag uitzien. Als deze functie op [Aan] is ingesteld, kunnen er witte stippen verschijnen in afbeeldingen die zijn afgedrukt op papier dat niet lichtgewicht is. 㻟㻥㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-080 Het papier krult om of is gekreukeld Gekreukeld papier Is het papier goed geladen? Als de stapel papier hoger is dan de markering voor het maximale aantal vellen of schuin in de lade ligt, kunnen er kreukels of vouwen ontstaan. Papier plaatsen Gebruikt u papier dat vochtig is geweest? Gebruik nieuw papier dat helemaal droog is. Papier plaatsen Gebruikt u geschikt papier? Controleer het papier dat u kunt gebruiken en druk af met geschikt papier. Papier Als het probleem zelfs bij gebruik van het juiste papier aanhoudt, wijzigt u de setting voor <Speciale modus V>. Speciale verwerking Gekruld papier Gebruikt u geschikt papier? Controleer het papier dat u kunt gebruiken en druk af met geschikt papier. Geef ook de instellingen voor het formaat en type papier goed op. Papier Papier plaatsen Het type en formaat papier opgeven Als u normaal papier (60 tot 90 g/m²) gebruikt, kunt u het probleem mogelijk verhelpen door de volgende wijziging aan te brengen in het printerstuurprogramma. Tabblad [Pagina-instelling] [Papiersoort] [Normaal L] Als het probleem blijft optreden wanneer u geschikt papier gebruikt, wijzigt u de instelling voor <Speciale modus V>. Speciale verwerking 㻠㻜㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-081 Papier wordt niet goed ingevoerd Afdrukken zijn scheef Zijn de papiergeleiders afgesteld op de randen van het papier? Als de papiergeleiders te los of te strak zitten, zijn de afdrukken scheef. Papier plaatsen Wordt het papier ingevoerd via de sleuf voor handmatige invoer? Plaats het papier in de papierlade. Papier in de papierlade plaatsen Drukt u af op omgekrulde enveloppen? Strijk de enveloppen glad en druk opnieuw af. Enveloppen plaatsen Papier wordt niet ingevoerd of twee of meer vellen tegelijk Is het papier goed geladen? Waaier de papierstapel goed uit, zodat de vellen niet aan elkaar blijven plakken. Controleer of het papier goed is geplaatst. Papier plaatsen Controleer of het aantal vellen papier dat is geladen, geschikt is en of het juiste papier wordt gebruikt. Papier Papier plaatsen Controleer of er verschillende formaten en soorten papier door elkaar zijn geladen. Papier loopt vaak vast tijdens dubbelzijdig afdrukken (MF229dw / MF226dn) Loopt papier vaak vast, vooral bij gebruik van lichtgewicht of gekruld papier tijdens dubbelzijdig afdrukken? Stel <Speciale modus I> in op <Aan>. Speciale verwerking 㻠㻜㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-082 Wanneer een probleem niet kan worden opgelost Als u door het raadplegen van de informatie in dit hoofdstuk een probleem nog steeds niet kunt oplossen, neemt u contact op met de dichtstbijzijnde Canon-dealer of met de Canon-helpdesk. Het is niet toegestaan het apparaat te demonteren of te repareren Als u dat wel doet, bestaat de kans dat de garantie vervalt. Als u contact opneemt met Canon Zorg dat u over de volgende gegevens beschikt als u contact met ons gaat opnemen: De productnaam (MF229dw / MF226dn / MF217w / MF216n) De naam en gegevens van de dealer waar u het apparaat hebt gekocht Details van het probleem (bijvoorbeeld welke bewerking u hebt uitgevoerd en wat het resultaat is) Het serienummer (acht alfanumerieke tekens op de achterzijde van het apparaat) MF229dw / MF226dn MF217w / MF216n 㻠㻜㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-083 Onderhoud In dit hoofdstuk wordt het onderhoud van de machine beschreven, inclusief het reinigen van de machine en het initialiseren van instellingen. Standaardreiniging Het apparaat reinigen Het apparaat wordt vuil Behuizing Vlekken op originelen of afdrukken Strepen op afdrukken Glasplaat Documentinvoer Fixeereenheid De binnenkant van het apparaat wordt vuil De binnenkant van het apparaat Tonercartridges vervangen Als u het resterende tonerniveau wilt controleren Tonercartridges vervangen Tonercartridges vervangen Tonercartridges vervangen De machine verplaatsen Het apparaat verplaatsen voor onderhoud of door een interne verhuizing De machine verplaatsen Rapporten en lijsten afdrukken U kunt rapporten afdrukken met informatie over verzendresultaten of een lijst met gegevens uit het adresboek Rapporten en lijsten afdrukken Het totale aantal afgedrukte pagina's controleren Als u het totale pagina-aantal van de afdrukken wilt controleren Aantal afdrukken weergeven Instellingen terugzetten op de standaardwaarden Als u de instellingen wilt herstellen Instellingen terugzetten op de standaardwaarden 㻠㻜㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-084 Het apparaat reinigen Maak de machine regelmatig schoon om te voorkomen dat de afdrukkwaliteit afneemt en om de machine veilig en prettig te kunnen Onderhoud en inspecties gebruiken. Lees eerst de veiligheidsinstructies door voordat u aan de slag gaat. Onderdelen die u moet reinigen Behuizing van het apparaat en de ventilatieopeningen Behuizing Roller in de invoer Documentinvoer Binnenkant van het apparaat en fixeereenheid Fixeereenheid De binnenkant van het apparaat Glasplaat en de onderzijde van de invoer Glasplaat 㻠㻜㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-085 Behuizing Wrijf de behuizing van het apparaat regelmatig schoon, vooral bij de ventilatieopeningen, om het apparaat in goede conditie te houden. Alleen de MF229dw / MF226dn zijn uitgerust met ventilatieopeningen. 1 Schakel de machine uit en haal de stekker uit het stopcontact voordat u begint met schoonmaken. Als u het apparaat uitschakelt, worden gegevens in de wachtrij verwijderd. Faxen die zijn ontvangen met de functie Geheugenontvangst, faxen die wachten op verzending en rapporten die na het verzenden en ontvangen van faxen automatisch worden afgedrukt, worden niet verwijderd. 2 Reinig de buitenkant van het apparaat en de ventilatieopeningen. Gebruik een zachte doek die heel iets is bevochtigd met water of een mild reinigingsmiddel dat is verdund met water. Zie 3 4 Voorzijde voor de locatie van de ventilatieopeningen. Wacht tot de behuizing van het apparaat helemaal droog is. Steek de stekker weer in het stopcontact en schakel het apparaat in. 㻠㻜㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-086 Glasplaat Verwijder regelmatig stof van de glasplaat en de onderzijde van de invoer om vlekken op documenten of afdrukken te voorkomen. Als u een bericht wilt weergeven wanneer de glasplaat vuil is, stelt u <Melden om scangebied orig. te reinigen> in op <Aan>. 1 Schakel de machine uit en haal de stekker uit het stopcontact voordat u begint met schoonmaken. Als u het apparaat uitschakelt, worden gegevens in de wachtrij verwijderd. Faxen die zijn ontvangen met de functie Geheugenontvangst, faxen die wachten op verzending en rapporten die na het verzenden en ontvangen van faxen automatisch worden afgedrukt, worden niet verwijderd. 2 Open de documentinvoer. 3 Reinig de glasplaat en de onderzijde van de documentinvoer. Gebruik een doek die iets met water is bevochtigd om de gebieden schoon te maken. Wrijf de gebieden vervolgens droog met een zachte, droge doek. Naast de glasplaat en de onderzijde van de documentinvoer moet u ook de witte strook ( reinigen. ) en het doorzichtige gebied ( Waarschuwing met betrekking tot het reinigen van de glasplaat Wees voorzichtig dat u het transparante vel ( 4 5 6 ) aan de linkerkant van de glasplaat niet buigt. Wacht tot de gebieden helemaal droog zijn. Sluit de documentinvoer voorzichtig. Steek de stekker weer in het stopcontact en schakel het apparaat in. 㻠㻜㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥 ) 0LY9-087 Documentinvoer Er kan zich stof en grafietpoeder verzamelen op de rol in de invoer, met vlekken op de afdrukken als gevolg. Voer de onderstaande procedure uit om de invoer te reinigen. 1 Schakel de machine uit en haal de stekker uit het stopcontact voordat u begint met schoonmaken. Als u het apparaat uitschakelt, worden gegevens in de wachtrij verwijderd. Faxen die zijn ontvangen met de functie Geheugenontvangst, faxen die wachten op verzending en rapporten die na het verzenden en ontvangen van faxen automatisch worden afgedrukt, worden niet verwijderd. 2 Open de klep van de documentinvoer. MF229dw 3 Veeg de rol ( MF226dn / MF217w / MF216n ) in de documentinvoer schoon. Gebruik een goed uitgewrongen doek die met water is bevochtigd om de gebieden schoon te maken. Wrijf de gebieden vervolgens droog met een zachte, droge doek. MF229dw 4 5 MF226dn / MF217w / MF216n Sluit de invoerklep voorzichtig. Steek de stekker weer in het stopcontact en schakel het apparaat in. 㻠㻜㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-088 Fixeereenheid Er kan zich vuil verzamelen op de fixeereenheid in het apparaat, met zwarte strepen op afdrukken als gevolg. Voer de onderstaande procedure uit om de fixeereenheid te reinigen. U kunt de fixeereenheid niet reinigen als de wachtrij van het apparaat documenten bevat die nog moeten worden afgedrukt. Voor het reinigen van de fixeereenheid hebt u papier nodig dat groter is dan normaal A4- of Letterformaat. Leg het papier in de papierlade of de sleuf voor handmatige invoer voordat u de volgende procedure gaat uitvoeren. Er wordt namelijk toner verbruikt tijdens het reinigen. Controleer vooraf of er voldoende toner over is. Het kost ongeveer 90 seconden om de fixeereenheid te reinigen. Het tonerniveau controleren Papier laden in de sleuf voor handmatige invoer 1 2 3 4 Druk op en tik op <Menu>. Tik op <Aanpassing/onderhoud>. Tik op <Fixeereenheid reinigen>. Plaats papier (A4/LTR of groter) in de sleuf voor handmatige invoer en tik op <Start>. Wanneer het reinigingsproces is voltooid en het bericht <Voltooid.> wordt weergegeven, drukt u op het scherm Start. 㻠㻜㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥 om terug te gaan naar 0LY9-089 De binnenkant van het apparaat Reinig de binnenkant van het apparaat regelmatig, zodat zich geen tonerpoeder of papierstof in het apparaat ophoopt. 1 Schakel de machine uit en haal de stekker uit het stopcontact voordat u begint met schoonmaken. Als u het apparaat uitschakelt, worden gegevens in de wachtrij verwijderd. Faxen die zijn ontvangen met de functie Geheugenontvangst, faxen die wachten op verzending en rapporten die na het verzenden en ontvangen van faxen automatisch worden afgedrukt, worden niet verwijderd. 2 Zet het bedieningspaneel omhoog. Als u het bedieningspaneel niet omhoog kunt zetten Zorg ervoor dat de documentinvoer of glasplaat volledig is gesloten. Als er een dik origineel zoals een boek op de glasplaat ligt, verwijdert u dit. Als u het bedieningspaneel forceert, kan het beschadigd raken. 3 Open de tonerklep met de handgreep aan de rechtervoorzijde van de klep. 4 Trek de tonercartridge uit het apparaat. 5 6 Verwijder tonerpoeder/papierstof uit de binnenkant van het apparaat met een schone, zachte, droge, pluisvrije doek. Installeer de tonercartridge. Plaats de nokken aan de rechter- en linkerkant ( apparaat. ) in de geulen voor de tonercartridge, en duw de cartridge volledig in het 㻠㻜㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥 7 Sluit de tonerklep en laat het bedieningspaneel zakken. Als u de tonerklep niet kunt sluiten Controleer of de tonercartridge goed is ingebracht. Als u de klep forceert, kan deze beschadigd raken. 8 Steek de stekker weer in het stopcontact en schakel het apparaat in. 㻠㻝㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-08A Tonercartridges vervangen U ziet een bericht op het display van de machine als een tonercartridge bijna leeg is. De afdrukkwaliteit neemt flink af als u dan gewoon blijft afdrukken zonder actie te ondernemen. U kunt het resterende tonerniveau controleren op het display. Er wordt een bericht weergegeven Afdrukken zijn van slechte kwaliteit Het tonerniveau controleren Er wordt een bericht weergegeven Het bericht dat wordt weergegeven, is afhankelijk van de resterende hoeveelheid toner. Het weergegeven bericht bepaalt of u een Voordat u de tonercartridge vervangende tonercartridge moet voorbereiden of de cartridge moet vervangen. Tonercartridges vervangen Verbruiksartikelen vervangt <Bereid een cartridge voor.> Dit bericht betekent dat de tonercartridge met de aangegeven kleur binnenkort moet worden vervangen. Schud de tonercartridge om de toner in de cartridge gelijkmatig te verdelen. Vervang de tonercartridge als u dit bericht ziet net voordat u een grote taak wilt gaan afdrukken. <De hoeveelheid inkt in de cartridge is zeer laag.> De tonercartridge is bijna leeg. Schud de tonercartridge om de toner in de cartridge gelijkmatig te verdelen. Als de afdrukkwaliteit hierdoor niet wordt verbeterd, vervangt u de tonercartridge. Als dit bericht wordt weergegeven, wordt de inkomende fax in het geheugen opgeslagen zonder te worden afgedrukt. Rapporten worden bovendien niet afgedrukt, zelfs als automatisch afdrukken is ingesteld voor rapporten. U kunt blijven afdrukken als dit bericht wordt weergegeven, maar de afdrukkwaliteit neemt dan waarschijnlijk wel af. Er wordt een bericht weergegeven Als het bericht wordt weergegeven wanneer het apparaat een fax ontvangt of als automatische rapportuitvoer is ingesteld, worden ontvangen faxen en rapporten op het apparaat opgeslagen zodat deze niet vervaagd lijken nadat ze zijn afgedrukt. Als u verder wilt gaan met afdrukken wanneer de toner bijna op is, stelt u <Doorgaan m. afdr. als cartr. bijna op is> in op <Aan>. Doorgaan m. afdr. als cartr. bijna op is Afdrukken zijn van slechte kwaliteit Als uw afdrukken één van de onderstaande kenmerken gaat vertonen, is één van de tonercartridges bijna leeg. Vervang de bijna lege tonercartridge ook als er geen bericht wordt weergegeven. Voordat u de tonercartridge vervangt Tonercartridges vervangen Witte strepen Vage afdruk 㻠㻝㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Ongelijke dichtheid Vlekken en spetters Witruimte op het origineel is grijs op de afdruk Het tonerniveau controleren U kunt het resterende tonerniveau op ieder gewenst moment als volgt controleren. Het is raadzaam dit altijd te doen voordat u een grote taak wilt gaan afdrukken. <Apparaatstatus> <Cartridgeniveau> controleer het tonerniveau Tonerniveau Hiermee wordt de resterende hoeveelheid toner aangegeven. Afhankelijk van de omgeving waarin uw apparaat staat, moeten andere interne onderdelen mogelijk worden vervangen voordat de toner op is. KOPPELINGEN Verbruiksartikelen 㻠㻝㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-08C Voordat u de tonercartridge vervangt Voer de volgende procedure uit voordat u de tonercartridge vervangt. Misschien wordt het bericht hierna niet meer weergegeven of is de Onderhoud en afdrukkwaliteit beter. Lees vóór u begint de instructies en waarschuwingen voor het hanteren van de tonercartridge. Verbruiksartikelen inspecties 1 Zet het bedieningspaneel omhoog. Als u het bedieningspaneel niet omhoog kunt zetten Zorg ervoor dat de documentinvoer of glasplaat volledig is gesloten. Als er een dik origineel zoals een boek op de glasplaat ligt, verwijdert u dit. Als u het bedieningspaneel forceert, kan het beschadigd raken. 2 Open de tonerklep met de handgreep aan de rechtervoorzijde van de klep. 3 Trek de tonercartridge uit het apparaat. 4 5 Schud de tonercartridge 5 of 6 keer (zie onderstaande afbeelding) om de toner binnenin de cartridge gelijkmatig te verdelen. Installeer de tonercartridge. 㻠㻝㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Plaats de nokken aan de rechter- en linkerkant ( apparaat. 6 ) in de geulen voor de tonercartridge, en duw de cartridge volledig in het Sluit de tonerklep en laat het bedieningspaneel zakken. Als u de tonerklep niet kunt sluiten Controleer of de tonercartridge goed is ingebracht. Als u de klep forceert, kan deze beschadigd raken. KOPPELINGEN Tonercartridges vervangen 㻠㻝㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-08E Tonercartridges vervangen Lees de veiligheidsvoorschriften in 1 Onderhoud en inspecties en Verbruiksartikelen voordat u tonercartridges gaat vervangen. Zet het bedieningspaneel omhoog. Als u het bedieningspaneel niet omhoog kunt zetten Zorg ervoor dat de documentinvoer of glasplaat volledig is gesloten. Als er een dik origineel zoals een boek op de glasplaat ligt, verwijdert u dit. Als u het bedieningspaneel forceert, kan het beschadigd raken. 2 Open de tonerklep met de handgreep aan de rechtervoorzijde van de klep. 3 Trek de tonercartridge uit het apparaat. 4 Haal de nieuwe tonercartridge uit de beschermende verpakking. 5 Schud de tonercartridge 5 of 6 keer heen en weer zoals hieronder aangegeven om de toner in de cartridge gelijkmatig te verdelen. Leg de cartridge vervolgens op een vlakke ondergrond. 㻠㻝㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥 6 Trek de afdichtingstape recht uit de cartridge. De afdichtingstape is ongeveer 50 cm lang. Het uittrekken van de afdichtingstape Als er tape achterblijft in een tonercartridge, kan dit gevolgen hebben voor de kwaliteit van afdrukken, inclusief faxen. Het is trouwens niet mogelijk om een fax opnieuw af te drukken, aangezien de faxgegevens direct na het afdrukken automatisch worden verwijderd. Trek de afdichtingstape niet schuin of onder een hoek uit de cartridge. Als de tape scheurt, kunt u misschien niet meer alle tape verwijderen. Als de tape vast komt te zitten tijdens het verwijderen, blijf dan trekken aan de tape tot deze volledig is verwijderd. 7 Installeer de tonercartridge. Plaats de nokken aan de rechter- en linkerkant ( apparaat. 8 ) in de geulen voor de tonercartridge, en duw de cartridge volledig in het Sluit de tonerklep en laat het bedieningspaneel zakken. Als u de tonerklep niet kunt sluiten Controleer of de tonercartridge goed is ingebracht. Als u de klep forceert, kan deze beschadigd raken. KOPPELINGEN Voordat u de tonercartridge vervangt 㻠㻝㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-08F De machine verplaatsen Het apparaat is zwaar. Volg altijd de onderstaande procedures als u het apparaat gaat verplaatsen om lichamelijk letsel te voorkomen. Belangrijke veiligheidsinstructies Lees ook altijd de veiligheidsvoorschriften voordat u aan de slag gaat. 1 Schakel het apparaat en de computer uit. Als u het apparaat uitschakelt, worden gegevens in de wachtrij verwijderd. Faxen die zijn ontvangen met de functie Geheugenontvangst, faxen die wachten op verzending en rapporten die na het verzenden en ontvangen van faxen automatisch worden afgedrukt, worden niet verwijderd. 2 Koppel de kabels en het netsnoer van het apparaat los in de numerieke volgorde zoals weergegeven in de onderstaande afbeelding. De kabels gemarkeerd met "*" zijn niet in alle configuraties van toepassing. Stekker Netsnoer USB-kabel* LAN-kabel* Kabel van optionele handset of externe telefoon* Telefoonkabel * 3 Verwijder de tonercartridges als u de machine over een grotere afstand gaat transporteren. 4 Open de papierklep en verwijder eventueel papier. vervangen Als de papiergeleiders zijn uitgeschoven, duw ze dan terug zodat ze in de papierlade passen. 5 Sluit alle geopende kleppen en breng het apparaat naar de nieuwe gebruikslocatie. Controleer hoe zwaar het apparaat is en draag het zonder uzelf te overbelasten. Apparaatspecificaties Til het apparaat op aan de handgrepen op de voorkant. 6 Zet het apparaat voorzichtig neer op de nieuwe gebruikslocatie. Raadpleeg "Aan de slag" voor installatie-instructies. Meegeleverde documentatie 㻠㻝㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Tonercartridges 0LY9-08H Rapporten en lijsten afdrukken U kunt de resultaten van faxtaken bekijken en de instellingen van de machine controleren door rapporten en lijsten af te drukken. TX-resultaatrapport Hiermee kunt u de logboeken van verzonden documenten controleren. TX-resultaatrapport Communicatiebeheerrapport Hiermee kunt u de logboeken van verzonden en ontvangen documenten controleren. Communicatiebeheerrapport RX-resultaatrapport Hiermee kunt u de logboeken van ontvangen faxdocumenten controleren. RX-resultaatrapport Adresboeklijst U kunt een lijst afdrukken om de bestemmingen te controleren die zijn opgeslagen in het adresboek. Adresboeklijst Lijst gebruikersgegevens U kunt een lijst controleren met de instellingen ( Lijst met gebruikersgegevens Overzicht van menuopties) en met de inhoud die op het apparaat is opgeslagen. 㻠㻝㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-08J TX-resultaatrapport U kunt de faxlogboeken van verzonden documenten controleren door een TX-resultaatrapport af te drukken. U kunt het rapport afdrukken na elke transmissie of alleen als er een verzendfout optreedt. <Menu> <Uitvoerrapp.> <Rapportinstellingen> <TX-resultaatrapport> selecteer de afdrukinstelling <Uit> Selecteer deze optie als u geen TX-resultaatrapporten wilt afdrukken. <Aan> Selecteer deze optie om voor elk verzonden document een TX-resultaatrapport af te drukken. <Alleen bij fout> Selecteer deze optie om alleen een TX-resultaatrapport af te drukken als er sprake is van een verzendfout. Voorbeeld: Resultaat "OK" geeft aan dat de transmissie zonder problemen is voltooid en "FT" plus drie cijfers (een foutcode) dat de transmissie is mislukt ( Er wordt een foutcode weergegeven). Een deel van een faxdocument afdrukken in het rapport Wanneer u <Aan> of <Alleen bij fout> selecteert, kunt u een deel van een faxdocument opnemen in het rapport. Tik op <TXafbeelding opnemen> en <Aan>. 㻠㻝㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥 㻠㻞㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-08K Communicatiebeheerrapport U kunt de faxlogboeken van verzonden en ontvangen documenten controleren door een communicatiebeheerrapport af te drukken. U kunt dit rapport automatisch afdrukken na elke 40 transmissies of handmatig. <Menu> <Uitvoerrapp.> <Rapportinstellingen> <Communicatiebeheerrapport> selecteer de afdrukinstelling <Automatisch afdrukken (40 verzendingen)> Tik op <Aan> om het rapport automatisch af te drukken na 40 transmissies, of op <Uit> om het rapport handmatig af te drukken. <Separaat TX/RX> Tik op <Aan> om afzonderlijke rapporten af te drukken voor verzonden en ontvangen documenten, of op <Uit> om verzend- en ontvangstgegevens te combineren in één rapport. Het rapport handmatig afdrukken <Menu> <Uitvoerrapp.> <Lijst afdrukken> <Communicatiebeheerrapport> controleer of het formaat en type <OK> <Ja> papier dat op het scherm wordt weergegeven, in het apparaat is geplaatst Voorbeeld: Resultaat "OK" geeft aan dat de transmissie zonder problemen is voltooid en "NG" plus drie cijfers (een foutcode) dat de transmissie is mislukt ( Er wordt een foutcode weergegeven). 㻠㻞㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-08L RX-resultaatrapport U kunt de logboeken van ontvangen faxdocumenten controleren door een RX-resultaatrapport af te drukken. U kunt het rapport afdrukken na elke transmissie of alleen als er een ontvangstfout optreedt. <Menu> <Uitvoerrapp.> <Rapportinstellingen> <RX-resultaatrapport> selecteer de afdrukinstelling <Uit> Selecteer deze optie als u geen RX-resultaatrapporten wilt afdrukken. <Aan> Selecteer deze optie om voor elk ontvangen document een RX-resultaatrapport af te drukken. <Alleen bij fout> Selecteer deze optie om alleen een RX-resultaatrapport af te drukken als er sprake is van een ontvangstfout. Voorbeeld: Resultaat "OK" geeft aan dat de transmissie zonder problemen is voltooid en "FT" plus drie cijfers (een foutcode) dat de transmissie is mislukt ( Er wordt een foutcode weergegeven). 㻠㻞㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-08R Adresboeklijst U kunt de lijst met bestemmingen controleren die als <Kiescode>, <Sneltoets> en <Groepskiezen> beschikbaar zijn in het adresboek door een zogenaamde adresboeklijst af te drukken. <Menu> <Uitvoerrapp.> <Lijst afdrukken> <Adresboeklijst> selecteer de instelling die u wilt afdrukken controleer of het formaat papier dat op het scherm wordt weergegeven, in het apparaat is geplaatst <OK> <Ja> Voorbeeld: <Kiescode> Voorbeeld: <Sneltoets> Voorbeeld: <Groepskiezen> KOPPELINGEN Opslaan in het adresboek Adresboek wijzigen via de UI op afstand 㻠㻞㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-08S Lijst met gebruikersgegevens U kunt de lijst met instellingen ( Overzicht van menuopties) en de inhoud die op het apparaat is opgeslagen, controleren door een lijst met gebruikersgegevens af te drukken. Deze lijst bevat het formaat en type papier dat op het apparaat is geregistreerd, plus de afdrukinstellingen van <TX-resultaatrapport>, <Communicatiebeheerrapport> en <RX-resultaatrapport>. <Uitvoerrapp.> <Lijst afdrukken> <Lijst met gebruikersgegevens> <Menu> <OK> <Ja> op het scherm wordt weergegeven, in het apparaat is geplaatst Voorbeeld: KOPPELINGEN TX-resultaatrapport Communicatiebeheerrapport RX-resultaatrapport Papier plaatsen 㻠㻞㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥 controleer of het formaat papier dat 0LY9-08U Aantal afdrukken weergeven U kunt nagaan hoeveel pagina's in totaal voor afdrukken zijn gebruikt. Het totaal omvat faxen, rapporten en lijsten, plus kopieën en afdrukken van gegevens vanaf computers. <Apparaatstatus> <Controleer tellerstand> 㻠㻞㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-08W Instellingen terugzetten op de standaardwaarden U kunt de volgende instellingen herstellen (initialiseren): Menu initialiseren Het adresboek initialiseren Instellingen voor systeembeheer initialiseren Alle gegevens/instellingen initialiseren 㻠㻞㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-08X Menu initialiseren U kunt de instellingen van de machine ( Overzicht van menuopties) terugzetten op de standaardwaarden. Als u de instellingen in <Netwerkinstellingen> en <Instellingen Systeembeheer> wilt herstellen, raadpleegt u voor systeembeheer initialiseren. Instellingen Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op De pincode van de systeembeheerder instellen <Toepassen>. <Menu> <Menu initialiseren> selecteer het item dat u wilt initialiseren Instellingen voor initialisatie Kies de instelling die u wilt herstellen. <Alles initialiseren> Hiermee kunt u alle instellingen herstellen. 㻠㻞㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥 <Ja> 0LY9-08Y Het adresboek initialiseren U kunt de instellingen van het adresboek terugzetten op de standaardwaarden. Alle gegevens in het adresboek worden hierbij verwijderd. Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op De pincode van de systeembeheerder instellen <Toepassen>. <Menu> <Instellingen Systeembeheer> <Adresboek initialiseren> KOPPELINGEN Opslaan in het adresboek Adresboek wijzigen via de UI op afstand 㻠㻞㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥 <Ja> 0LY9-090 Instellingen voor systeembeheer initialiseren U kunt de instellingen van de machine ( Overzicht van menuopties) terugzetten op de standaardwaarden. Bij bepaalde instellingen moet de machine opnieuw worden opgestart om de standaardwaarden te herstellen. Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op De pincode van de systeembeheerder instellen <Toepassen>. <Instellingen Systeembeheer> <Systeembeheerinstellingen initialiseren> <Menu> <Ja> start het apparaat zo nodig opnieuw op. initialiseren selecteer het item dat u wilt Instellingen voor initialisatie Kies de instelling die u wilt herstellen. <Alles initialiseren> Hiermee kunt u alle instellingen herstellen. U kunt de instellingen in <Netwerkinstellingen> ook initialiseren door te tikken op <Menu> Netwerkinstellingen> <Ja>. 㻠㻞㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥 <Netwerkinstellingen> <Initialiseer 0LY9-091 Alle gegevens/instellingen initialiseren Als u alle geregistreerde gegevens en instellingen in één keer wilt wijzigen, bijvoorbeeld wanneer u de installatielocatie van het apparaat verandert, kunt u geregistreerde gegevens (zoals het adresboek) verwijderen en alle instellingen ( Overzicht van menuopties) tegelijk initialiseren. Nadat u alle gegevens/instellingen hebt geïnitialiseerd, moet u het apparaat opnieuw opstarten. Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op De pincode van de systeembeheerder instellen <Toepassen>. <Menu> <Instellingen Systeembeheer> opnieuw op. <Initialiseer alle gegevens/instellingen> 㻠㻟㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥 <Ja> <Ja> en start het apparaat 0LY9-092 Bijlage Dit hoofdstuk bevat de technische specificaties van dit apparaat, instructies voor het gebruik van de e-Handleiding, disclaimers, auteursrechtinformatie en andere belangrijke informatie voor klanten. 㻠㻟㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-093 Handige functies Het is zeker de moeite waard om de functies uit te proberen die in dit hoofdstuk worden beschreven. De functies zijn onderverdeeld in vier categorieën: "Milieubesparing levert geld op", "Efficiënter werken", "Digitaal is beter" en "Ongekende mogelijkheden". 㻠㻟㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-094 Milieubesparing levert geld op Dubbelzijdig afdrukken(MF229dw / MF226dn) U kunt dubbelzijdig afdrukken gebruiken voor kopieën, afdruktaken verzonden vanaf uw computer en zelfs voor binnenkomende faxen. Aangezien u zo veel minder papier gebruikt, kunt u flink besparen op de papierkosten. Met de knop <Papierbesp.> kunt u nog veel meer papier besparen door tegelijkertijd dubbelzijdig af te drukken en meerdere pagina's op één vel af te drukken. Dubbelzijdig kopiëren: Dubbelzijdig kopiëren (MF229dw / MF226dn) De knop <Papierbesp.> gebruiken Papier besparen tijdens het kopiëren: Schakelen tussen enkelzijdig en dubbelzijdig afdrukken (MF229dw / Dubbelzijdig afdrukken vanaf uw computer: MF226dn) Afdrukken op beide zijden Binnenkomende faxen dubbelzijdig afdrukken: Meerdere pagina's op één vel papier afdrukken Als u pas echt papier wilt besparen, drukt u meerdere pagina's af op één vel. Zo kunt u 2 of 4 pagina's kopiëren op één vel papier en maximaal 16 pagina's als u afdruktaken verstuurt vanaf uw computer. Als u een apparaat gebruikt waarmee u dubbelzijdig kunt afdrukken, kunt u met de knop <Papierbesp.> nog veel meer papier besparen door tegelijkertijd dubbelzijdig af te drukken en meerdere pagina's op één vel af te drukken. Meerdere pagina's van een document op één vel papier kopiëren: Meerdere documenten op één vel kopiëren (2 op 1/4 op 1) De knop <Papierbesp.> gebruiken Papier besparen tijdens het kopiëren: Meerdere pagina's op één vel afdrukken Meerdere pagina's van een document op één vel papier afdrukken: Slaapstand Als u energie en geld wilt besparen, is een zogenaamde slaapstand een onmisbare functie. De stroomtoevoer naar de machine wordt dan uitgeschakeld als er gedurende bepaalde tijd geen activiteit is waargenomen. De slaapstand kan om de machine in de slaapstand te plaatsen. Druk automatisch worden geactiveerd, maar ook handmatig. Druk op nogmaals op de toets om de machine weer te activeren. 㻠㻟㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Zie De slaapstand instellen voor meer informatie over deze functie. Toner besparen Wilt u documenten of concepten afdrukken, maar is de afdrukkwaliteit niet zo belangrijk? U kunt dan een instelling kiezen die minder toner gebruikt. Kijk eens hoe dat bevalt en u kunt eenvoudig toner en geld besparen. Zie Toner besparen voor meer informatie over deze functie. Faxen rechtstreeks vanaf uw computer versturen U kunt documenten rechtstreeks vanaf uw computer faxen. Waarom documenten eerst afdrukken en dan faxen? Dat kost alleen maar papier en geld. U kunt tijd en geld besparen door papierloos te faxen. Zie Faxen versturen vanaf uw computer voor meer informatie over deze functie. Faxen controleren U kunt binnenkomende faxen opslaan in het geheugen en de documenten controleren voordat u ze gaat afdrukken. Misschien dat u bepaalde faxen dan helemaal niet hoeft af te drukken, zodat u papier en toner kunt besparen. Zie Ontvangen faxen in het geheugen opslaan (ontvangst in geheugen) voor meer informatie over deze functie. 㻠㻟㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-095 Efficiënter werken Adresboek Als u faxadressen invoert in het adresboek, hoeft u niet steeds alle cijfers en letters een voor een in te voeren als u iets wilt gaan versturen. Door veelgebruikte bestemmingen vooraf op te slaan als <Sneltoets>, kunt u ze op elk gewenst moment weergeven. U kunt de gegevens in uw adresboek opslaan op uw computer, zodat u beschikt over een back-up van uw belangrijke contactgegevens. Via het bedieningspaneel adressen invoeren in het adresboek: Opslaan in het adresboek Adresboek wijzigen via de UI op afstand Via de computer adressen invoeren in het adresboek: Opgeven vanuit het adresboek Een adres in het adresboek selecteren als een faxbestemming: Adresboekadressen op uw computer opslaan of van uw computer naar het apparaat exporteren met de UI op afstand: Adresboek wijzigen via de UI op afstand Adresboekadressen op uw computer opslaan of van uw computer naar het apparaat exporteren met de bijgeleverde software: Adresboekgegevens importeren en exporteren met de bijgeleverde software Sneltoetsen voor kopiëren en scannen Maak gebruik van de sneltoetsen op het bedieningspaneel, zodat u niet steeds dezelfde instellingen hoeft te configureren. Met de knop <Papierbesp.> kunt u papier besparen door twee of vier pagina's op één vel papier te kopiëren. Als u een apparaat gebruikt dat geschikt is voor dubbelzijdig afdrukken, kunt u dan ook nog op beide zijden van het vel kopiëren. Gebruik als u gaat scannen de knoppen <Scan -> PC1> en <Scan -> PC2> om automatisch te scannen naar vooraf ingestelde bestemmingen, scantypen en bestandsindelingen. Plaats het document en druk op een van deze sneltoetsen om te scannen. Papier besparen tijdens het kopiëren: De knop <Papierbesp.> gebruiken Scannen met de knop <Scan -> PC> Documenten eenvoudig scannen: Beheer op afstand met de UI op afstand Met de UI op afstand kunt u een heleboel dingen beheren vanaf uw computer, dus zonder dat u naar de machine hoeft te lopen. Via een intuïtieve en gebruiksvriendelijke interface in een webbrowser kunt u eenvoudig instellingen configureren en de status van de machine in de gaten houden. U kunt zo efficiënter werken omdat u niet steeds heen en weer hoeft te lopen. 㻠㻟㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Zie De UI op afstand gebruiken voor meer informatie over deze functie. Afdrukinstellingen snel opgeven op intuïtieve wijze Aan de hand van de voorbeeldafbeelding in het printerstuurprogramma kunt u gemakkelijk, op intuïtieve wijze, de paginalay-out en inbindpositie opgeven, omschakelen tussen enkelzijdig en dubbelzijdig afdrukken, enzovoort. Door gewoon op items te klikken kunt u in een handomdraai instellingen opgeven en tegelijk kijken hoe instellingen worden toegepast. Voor meer informatie Een document afdrukken 㻠㻟㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-096 Digitaal is beter Selectief scannen Waarom zou je een hele pagina van een krant scannen als je eigenlijk alleen maar geïnteresseerd bent in een kop en de bijbehorende foto? In zo'n situatie is ScanGear MF de ideale oplossing. Hiermee kunt u in een voorbeeld aangeven wat u wilt scannen, waarna de scanner zijn werk doet. Dit is eenvoudiger dan met een speciaal programma alle overbodige informatie te verwijderen. Het gebruik van dit product voor het scannen, afdrukken of op andere wijze reproduceren kan voor bepaalde documenten en afbeeldingen bij wet verboden zijn en kan leiden tot aansprakelijkheidstelling of strafrechtelijke vervolging. Als u twijfelt of het bij wet verboden is een bepaald document met dit product te scannen, af te drukken of op andere wijze te reproduceren en/of een gescande, afgedrukte of op andere wijze gereproduceerde afbeelding te gebruiken, dient u vooraf een juridisch adviseur te raadplegen. Zie Scaninstellingen configureren in ScanGear MF voor meer informatie over deze functie. Doorzoekbare PDF's U kunt gescande documenten omzetten in gewone PDF-bestanden, maar u kunt ook een stapje verdergaan en de tekst in het gescande document doorzoekbaar maken. Een doorzoekbaar PDF-bestand biedt namelijk veel meer mogelijkheden. U maakt een PDF-bestand doorzoekbaar door "PDF" te kiezen als het scantype wanneer u gaat scannen met MF Toolbox. U kunt geen doorzoekbare PDF maken in de Macintosh-omgeving. Zie Scannen met MF Toolbox voor meer informatie over deze functie. Tekst in gescande documenten converteren 㻠㻟㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Tekst wordt standaard gescand als een afbeelding, maar u kunt deze afbeelding ook converteren naar tekst die vervolgens kan worden bewerkt. Selecteer hiervoor "OCR" als het scantype wanneer u gaat scannen met MF Toolbox. De software die bij deze machine wordt geleverd, kan alle tekst in de gescande afbeelding converteren naar tekstgegevens die u kunt bewerken met een teksteditor. Zie Scannen met MF Toolbox voor meer informatie over deze functie. Afbeeldingen toevoegen aan een bestaand document Bepaalde programma's maken het mogelijk om gescande afbeeldingen rechtstreeks te importeren in documenten waaraan u werkt. Op deze manier hoeft u niet een afzonderlijk programma te openen voor het ontvangen van de gescande afbeeldingen, waarna u deze exporteert naar het programma waarin u aan het werk bent. Zie Scannen vanuit een programma voor meer informatie over deze functie. 㻠㻟㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-097 Ongekende mogelijkheden Een smartphone/tablet gebruiken Wanneer u op weg bent naar een vergadering en een tablet gebruikt, kunt u met deze functie een voorstel waaraan u hebt gewerkt, foto's die met een smartphone zijn gemaakt, of handouts van een vergadering afdrukken of scannen. Door Mopria TM te gebruiken kunt u bijvoorbeeld via één stuurprogramma afdrukken, zelfs als u met een printer van een ander merk werkt; bovendien kunt u afdrukken met veelgebruikte bewerkingen en instellingen voor elke printer. Zonder pc, snel en makkelijk! Een nog breder scala van mogelijkheden voor werk en ontspanning, met functionaliteit die gemaakt is voor dit tijdperk van snelheid. Zie de Canon-website voor meer informatie over handige functies met smartphones/tablets. Ga naar http://www.mopria.org voor informatie over MopriaTM (inclusief gecertificeerde terminals). Voor meer informatie Voor meer informatie De machine als printer gebruiken De machine als scanner gebruiken Draadloos werken (MF229dw / MF217w) Geen kabels, snelle installatie, eenvoudig onderhoud. Als u beschikt over een draadloze LAN-router met WPS, hoeft u helemaal geen instellingen op te geven en kunt u bijna meteen aan de slag. Geniet van een overzichtelijk en gebruiksvriendelijk documentsysteem dat alleen mogelijk is met een draadloze oplossing. Het systeem is compatibel met IEEE 802.11b/g/n en biedt ook ondersteuning voor WEP en WPA/WPA2-PSK (TKIP/AES-CCMP) voor een krachtige beveiliging. Zie Verbinding maken met een draadloos LAN (MF229dw / MF217w) voor meer informatie over deze functie. Posters maken U kunt een afdruk op één vel uitvergroten om zo een hele grote poster te maken. Een grote poster wordt afgedrukt op negen vellen. Plak deze aan elkaar in een raster van 3x3 en het resultaat mag er zijn! 㻠㻟㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Zie Posters afdrukken voor meer informatie over deze functie. Boekjes maken (MF229dw / MF226dn) Sommige documenten verdienen een betere behandeling dan een zielig nietje in de linkerbovenhoek. Met deze machine kunt u daarom heel eenvoudig boekjes maken. Het printerstuurprogramma zorgt voor de positionering van de pagina's. U hoeft de pagina's alleen maar te vouwen en in het midden te nieten. Zie Boekje afdrukken (MF229dw / MF226dn) voor meer informatie over deze functie. 㻠㻠㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-098 Technische specificaties De technische specificaties van het apparaat kunnen bij verbeteringen van het apparaat zonder vooraankondiging worden gewijzigd. Apparaatspecificaties Specificaties draadloos LAN (MF229dw / MF217w) Documenttype Scangebied Papier Specificaties van de kopieerfunctie Specificaties van de faxfunctie Specificaties van de scannerfunctie Specificaties van de afdrukfunctie 㻠㻠㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-099 Apparaatspecificaties Type Persoonlijke desktop Elektrische aansluiting *1 220 tot 240 V, 50/60 Hz (De netspanningsvereisten kunnen per land verschillen. Controleer de spanning van het land waar u het apparaat hebt gekocht.) Maximaal - MF229dw / MF226dn 1300 W of minder - MF217w / MF216n 1270 W of minder Gemiddeld verbruik in de stand-bymodus - MF229dw / MF226dn Ongeveer 5,8 W - MF217w / MF216n Ongeveer 5,4 W Opgenomen vermogen Gemiddeld verbruik in de slaapstand - MF229dw Ongeveer 1,7 W (via kabelverbinding) Ongeveer 2,3 W (via draadloze verbinding) - MF226dn Ongeveer 1,7 W - MF217w Ongeveer 1,6 W (via kabelverbinding) Ongeveer 2,0 W (via draadloze verbinding) - MF216n Ongeveer 1,6 W Als het apparaat volledig is uitgeschakeld 0,5 W of minder Opwarmtijd *2 maximaal 13,5 seconden - MF229dw Ongeveer 13,7 kg Gewicht*3 - MF226dn Ongeveer 12,8 kg - MF217w / MF216n Ongeveer 12,1 kg Afmetingen (B x L x H) - MF229dw Standaard 390 x 378 x 360 mm met handset 472 x 378 x 360 mm - MF226dn / MF217w / MF216n Standaard 390 x 371 x 360 mm met handset 472 x 371 x 360 mm Omgevingsomstandigheden Temperatuur: 10 tot 30°C Relatieve luchtvochtigheid: 20 tot 80% (geen condensvorming) Hostinterface 100BASE-TX 10BASE-T Hi-Speed USB IEEE 802.11b/g/n (infrastructuurmodus)*4 Geschikte documenten Ondersteunde documentsoorten Geschikt papier Papier Afdrukgebied Afdrukgebied Scangebied Scangebied 㻠㻠㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥 *1 De verbruikswaarde die op het etiket wordt aangegeven is het gemiddelde stroomverbruik. *2 De opwarmtijd is de tijd tussen het inschakelen van het apparaat en het moment waarop het hoofdscherm op het display verschijnt. De opwarmtijd kan variëren naargelang de gebruiksomstandigheden en de omgeving van het apparaat. *3 Het gewicht is inclusief gevulde tonercartridges. *4 Alleen MF229dw / MF217w 㻠㻠㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-09A Specificaties draadloos LAN Standaard IEEE 802.11g, IEEE 802.11b, IEEE 802.11n Frequentiebereik 2.412 t/m 2.472 MHz IEEE 802.11g 6/9/12/18/24/36/48/54 Mbps Snelheid gegevensverzending IEEE 802.11b 1/2/5,5/11 Mbps IEEE 802.11n SGI Invalidated 20 MHz: 6,5/13/19,5/26/39/52/58,5/65 Mbps SGI Validated 20 MHz: 7,2/14,4/21,7/28,9/43,3/57,8/72,2 Mbps SGI Invalidated 40 MHz: 13,5/27/40,5/81/108/121,5/135 Mbps SGI Validated 40 MHz: 15/30/45/60/90/120/150 Mbps Communicatiemodus Infrastructuurmodus Beveiliging WEP 64/128 bit, WPA-PSK (TKIP/AES), WPA2-PSK (AES), 802.1x (LEAP, EAP-FAST, PEAP, EAP-TLS, EAPTTLS) Verbindingsmethode WPS (Wi-Fi Protected Setup), Handmatige configuratie 㻠㻠㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-09C Documenttype Ondersteunde documentsoorten Glasplaat Type Formaat (B x L) Normaal papier/Zwaar papier/Foto/Kleine documenten (zoals indexkaarten)/Speciale papiersoorten (zoals calqueerpapier, transparanten, etc.)/Boekje (maximale dikte van 24 mm) Documentinvoer Normaal papier (document van één pagina/documenten van meerdere pagina's met hetzelfde formaat, dezelfde dikte en hetzelfde gewicht) MF229dw Maximale grootte: 216 x 356 mm Minimale grootte: 140 x 127 mm Maximaal 216 x 297 mm MF226dn / MF217w / MF216n Maximale grootte: 216 x 356 mm Minimale grootte: 148 x 105 mm Enkelzijdige documenten 50 tot 105 g/m² Gewicht Maximaal 2 kg Dubbelzijdige documenten 60 tot 105 g/m² MF229dw Maximaal 50 vellen (A4, 80 g/m² ) Papiercapaciteit 1 vel MF226dn / MF217w / MF216n Maximaal 35 vellen (A4, 80 g/m2 ) 㻠㻠㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-09E Scangebied De grijze gebieden in de onderstaande tabel geven het scangedeelte van het document aan. Zorg ervoor dat de tekst en afbeeldingen in uw documenten binnen het grijze gebied passen. Het scangedeelte verschilt naargelang de gebruikte functie en de plaats van de documenten (de documentinvoer of de glasplaat). Glasplaat Documentinvoer Kopiëren Het scangebied voor kopiëren kan verschillen van het Afdrukgebied afdrukgebied. Fax Scannen 㻠㻠㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Het scangebied voor kopiëren kan verschillen van het Afdrukgebied afdrukgebied. 0LY9-09F Papier Ondersteunde papierformaten Hieronder ziet u een overzicht van de papierformaten die u in de papierlade en de sleuf voor handmatige invoer kunt plaatsen. A4 (210 x 297 mm) *1 *2 B5 (182 x 257 mm) A5 (148 x 210 mm) Legal (216 x 356 mm) *1 Letter (216 x 279 mm) *1 *2 Statement (140 x 216 mm) Executive (184 x 267 mm) *1 Officio (216 x 318 mm) *1 B-officio (216 x 355 mm) *1 M-officio (216 x 341 mm) *1 Government - Letter (203 x 267 mm) Government - Legal (203 x 330 mm) Foolscap (216 x 330 mm) *1 Australian-foolscap (206 x 338 mm) Indian-Legal (215 x 345 mm) *1 Envelope COM10 (104,7 x 241,3 mm) Envelope Monarch (98,4 x 190,5 mm) *3 Envelope C5 (162 x 229 mm) Envelope DL (110 x 220 mm) Indexkaarten (76 x 127 mm) *3 Aangepast papierformaat *4 *1 Alleen in MF229dw / MF226dn; automatisch dubbelzijdig afdrukken is beschikbaar zonder dat u papier hoeft te vervangen. *2 Het apparaat kan ontvangen faxdocumenten afdrukken. *3 U kunt enveloppen van het formaat Monarch en indexkaarten alleen in de sleuf voor handmatige invoer plaatsen. *4 U kunt aangepast papier met een breedte van 76,2 tot 216,0 mm en een lengte van 210 tot 356,0 mm in de papierlade plaatsen. Aangepast papier met een breedte van 76,2 tot 216,0 mm en een lengte van 127 tot 356,0 mm kunt u in de sleuf voor handmatige invoer leggen. Het papierformaat van het apparaat is standaard ingesteld op Letter. Pas de papierinstelling aan als u papier van een ander formaat gaat gebruiken. Het type en formaat papier opgeven Papiersoort en capaciteit per papierbron In dit apparaat kan chloorvrij papier worden gebruikt. Papiersoort Papiercapaciteit voor papierlade Papiercapaciteit voor sleuf voor handmatige invoer 60 tot 80 g/m² 250 vellen 1 vel 80 tot 90 g/m² 170 vellen 1 vel Normaal papier*1 㻠㻠㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥 90 tot 105 g/m² 170 vellen 1 vel 105 tot 163 g/m² 100 vellen 1 vel 60 tot 80 g/m² 250 vellen 1 vel 80 tot 90 g/m² 170 vellen 1 vel 60 tot 80 g/m² 250 vellen 1 vel 80 tot 90 g/m² 170 vellen 1 vel 60 tot 163 g/m² 100 vellen 1 vel 50 vellen 1 vel Etiketten 100 vellen 1 vel Envelop 20 vellen 1 vel Zwaar papier*2 Gerecycled papier*1 Gekleurd papier*1 Bond-papier*3 Transparant*4 *1 Alleen in MF229dw / MF226dn; automatisch dubbelzijdig afdrukken is beschikbaar zonder dat u papier hoeft te vervangen. *2 Alleen in MF229dw / MF226dn; automatisch dubbelzijdig afdrukken is beschikbaar voor dik papier 1 (90 tot 120 g/m²). *3 Alleen in MF229dw / MF226dn; automatisch dubbelzijdig afdrukken is beschikbaar voor Bond-papier 1 (60 tot 90 g/m²) en Bond-papier 2 (90 tot 120 g/m²). *4 Gebruik speciale transparanten voor laserprinters. Papiersoorten en bijbehorende instellingen Papier plaatsen Afdrukgebied De grijze gebieden in de onderstaande afbeelding geven het afdrukgebied van het document aan. 㻠㻠㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-09H Specificaties van de kopieerfunctie Tekst/Foto (Snel) 300 x 600 dpi Scanresolutie Tekst/Foto, Foto, Tekst 600 x 600 dpi Uitvoerresolutie 600 x 600 dpi Zoompercentage 100% 1:1, Max. 400%, 200%, 141% A5->A4, 70% A4->A5, 50%, Min. 25% Kopieersnelheid* MF229dw / MF226dn 27 kpm (A4 Normaal 1:1) MF217w / MF216n 23 kpm Capaciteit continu kopiëren Maximaal 99 exemplaren Tijd voor eerste kopie Glasplaat: maximaal 9 seconden (A4) Documentinvoer: maximaal 14 seconden * De kopieersnelheid op enkelzijdig bedrukt normaal papier van het formaat A4 wordt gemeten tijdens continu kopiëren. Kopieersnelheden kunnen variëren afhankelijk van de uitvoerresolutie, de papiersoort, het formaat en de invoerrichting van het papier. De kopieersnelheid op kleinere papierformaten kan lager zijn. Daarnaast kan de machine een continue kopieerbewerking tijdelijk onderbreken of de kopieersnelheid verlagen. Dit gebeurt om de temperatuur in de machine aan te passen of de optimale afdrukkwaliteit te behouden. 㻠㻠㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-09J Specificaties van de faxfunctie Gebruikte lijn Openbaar telefoonnetwerk (PSTN) *1 Communicatiemodus Super G3, G3 Compressiemethode MH, MR, MMR Modemsnelheid Super G3: 33,6 kbps, G3: 14,4 kbps Automatische terugval Transmissiesnelheid Ongeveer 3 seconden/pagina*2 (ECM-MMR, verzending vanuit het geheugen bij 33,6 Kbps) Verzenden vanuit geheugen/ontvangen in geheugen Max. ongeveer 256 pagina's*2 (het totale aantal verzonden/ontvangen pagina's) (Maximum aantal faxtaken dat vanuit het geheugen kan worden verstuurd: 10/Maximum aantal faxtaken dat in het geheugen kan worden ontvangen: 90) Faxresolutie Normaal: 200 x 100 dpi Fijn: 200 x 200 dpi Foto: 200 x 200 dpi Superfijn: 200 x 400 dpi Kiezen Sneltoetsen (4 bestemmingen) Codes voor verkort kiezen (100 bestemmingen) Groepskiezen (103 groepen) Via het adresboek Gewoon kiezen (met numerieke toetsen) Automatische nummerherhaling Handmatig opnieuw kiezen Groepsverzending (114 bestemmingen) Rapporten Verzendresultaten Verzendbeheerrapport (standaard automatisch na 40 bestemmingen) RX-resultaten Type telefoon Handset (optioneel)/Externe telefoon/Externe telefoon met ingebouwd antwoordapparaat/Datamodem *1 Afhankelijk van uw locatie of telefoonverbinding is gegevenscommunicatie wellicht onmogelijk. Neem in dat geval contact op met uw Canon-dealer of met de Canon-helpdesk. *2 Gebaseerd op ITU-T (ITU Telecommunication Standardization Sector) -standaarddiagram nr. 1, MMR-standaardmodus. 㻠㻡㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-09K Specificaties van de scannerfunctie Type Kleurenscanner Maximaal scanformaat Glasplaat: maximaal 216 x 297 mm Invoer: maximaal 216 x 356 mm Scanresolutie Optische resolutie Glasplaat: maximaal 600 x 600 dpi Invoer: maximaal 300 x 300 dpi Softwarematige resolutie 9.600 x 9.600 dpi Scansnelheid*1 (A4, 300 x 300 dpi) Stuurprogramma MF229dw Kleur: 15 vellen/minuut Zwart-wit: 22 vellen/minuut MF226dn / MF217w / MF216n Kleur: 15 vellen/minuut Zwart-wit: 20 vellen/minuut TWAIN WIA 1.0 (Windows XP) WIA 2.0 (Windows Vista/7/8/8.1) ICA (Mac OS X 10.6.x of later) *1 De communicatietijd is hier niet in opgenomen. 㻠㻡㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-09L Specificaties van de afdrukfunctie Capaciteit opvangblad *1 (een stapel nieuw papier van A4formaat) Ongeveer 100 vellen (68 g/m²) Afdruksnelheid *2 MF229dw / MF226dn 27 ppm (A4 Normaal 1:1) Tijd eerste afdruk *3 MF217w / MF216n 23 ppm maximaal 6 seconden (A4) Afdrukresolutie 600 dpi x 600 dpi (equivalent aan 1.200 dpi x 1.200 dpi) Gradatie 256 gradaties Tonercartridges Verbruiksartikelen *1 Is afhankelijk van de installatieomgeving en de gebruikte papiersoort. *2 De afdruksnelheid op enkelzijdig bedrukt normaal papier van het formaat A4 wordt gemeten tijdens continu afdrukken. Afdruksnelheden kunnen variëren afhankelijk van de uitvoerresolutie, de papiersoort, het formaat en de invoerrichting van het papier. De afdruksnelheid op kleinere papierformaten kan lager zijn. Daarnaast kan de machine een continue afdrukbewerking tijdelijk onderbreken of de afdruksnelheid verlagen. Dit gebeurt om de temperatuur in de machine aan te passen of de optimale afdrukkwaliteit te behouden. *3 Kan variëren al naar gelang de uitvoeromgeving. 㻠㻡㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-09R Verbruiksartikelen Hier volgt een richtsnoer voor de geschatte levensduur van de verbruiksartikelen die in dit apparaat worden gebruikt. Schaf verbruiksartikelen aan bij uw plaatselijke, erkende Canon-dealer. Neem voorzorgsmaatregelen voor gezondheid en veiligheid in acht wanneer u verbruiksartikelen opslaat en hanteert ( Verbruiksartikelen). Afhankelijk van de installatieomgeving, het papierformaat of het documenttype moet u verbruiksartikelen misschien eerder dan aangegeven vervangen. Vervangende tonercartridges zijn anders dan de bijgeleverde tonercartridges, dus de capaciteit kan ook verschillen. Tonercartridges Meegeleverde tonercartridges De gemiddelde capaciteit * van de tonercartridge die bij de machine wordt geleverd, is 1.700 vellen. * De gemiddelde capaciteit is gebaseerd op de standaard "ISO/IEC 19752" (de wereldwijde standaard die door de ISO (International Organization for Standardization) is uitgegeven met betrekking tot de methode voor het bepalen van het verbruik van tonercartridges voor monochromatische elektrofotografische printers en multifunctionele apparaten die printeronderdelen bevatten) bij het afdrukken op papier van A4-formaat met de standaardinstelling voor afdrukdichtheid. Vervangende tonercartridges Voor een optimale printkwaliteit worden originele tonercassettes van Canon aanbevolen. Gemiddelde capaciteit van tonercartridge* Canon Genuine-tonercartridge Canon Cartridge 737 Bij het vervangen van tonercartridges 2.400 vellen Tonercartridges vervangen KOPPELINGEN Tonercartridges vervangen 㻠㻡㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-09S Meegeleverde documentatie Het apparaat wordt geleverd met de volgende handleidingen. Raadpleeg deze handleidingen als u iets niet weet. Aan de slag Lees deze handleiding eerst. Er worden enkele basisprocedures beschreven, van het verwijderen van het verpakkingsmateriaal tot het installeren van het apparaat. e-Handleiding (deze handleiding) In deze handleiding worden alle functies van het apparaat beschreven. U kunt de handleiding weergeven in een webbrowser. U kunt informatie bekijken per categorie of een trefwoord invoeren om alleen pagina's over een bepaald onderwerp te De e-Handleiding gebruiken bekijken. Installatiehandleiding MF-stuurprogramma Deze handleiding bevat instructies voor het installeren van de MF-stuurprogramma's, MF Toolbox en de software op de User Software and Manuals DVD-ROM (Dvd met gebruikerssoftware en handleidingen). 㻠㻡㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-09U De e-Handleiding gebruiken De e-Handleiding is een handleiding die u op uw computer kunt bekijken en die alle functies van het apparaat beschrijft. U kunt zoeken op basis van uw bedoeld gebruik of een trefwoord invoeren om snel de pagina te vinden die u zoekt. U kunt de e-Handleiding gebruiken De e-Handleiding door deze op uw computer te installeren of door de e-Handleiding rechtstreeks vanaf de dvd-rom te starten. installeren De gewenste informatie opzoeken U kunt zoeken naar de gewenste pagina door de volgende drie methoden te gebruiken. Zoeken in de inhoud U kunt zoeken naar de gewenste pagina door het onderwerp te selecteren in het tabblad [Inhoud] aan de linkerkant van het scherm en vervolgens het [Hoofdstukpictogram] naast het onderwerp te selecteren. Bovenste pagina Onderwerppagina Zoeken op trefwoord Voer een zoekopdracht uit door een trefwoord in te voeren, zoals "fax" of "draadloze LAN" en de pagina's die het trefwoord bevatten, worden vervolgens weergegeven. Daarna kunt u in deze lijst met resultaten zoeken naar de gewenste pagina. U kunt ook zinnen opgeven zoals "verbinding maken met een netwerk". Het zoeken op trefwoord ondersteunt ook de booleaanse AND-functie om te zoeken naar meerdere trefwoorden. Het tabblad Zoeken Zoeken in het siteoverzicht Klik op [Siteoverzicht] boven aan het scherm en er wordt een lijst weergegeven met alle onderwerpen van de e-Handleiding. Vanaf hier kunt u zoeken naar het gewenste onderwerp. Siteoverzicht Systeemvereisten Om de e-Handleiding te gebruiken, zijn de volgende webbrowsers vereist. De inhoud van de e-Handleiding wordt mogelijk niet correct weergegeven als u een browser gebruikt die niet in de onderstaande lijst staat. Windows: Internet Explorer 8.0/9.0/10.0/11.0, Firefox 24 ESR/F 26 Mac OS: Safari 7, Firefox 24 ESR/F 26 Deze cd/dvd bevat mogelijk handleidingen in PDF-indeling. Als u niet over Adobe Reader beschikt om de handleidingen in PDFindeling te bekijken, probeert u een ander programma zoals PDF Preview van Vivid Document Imaging Technologies. Informatie over de meest recente e-Handleiding Raadpleeg de website van Canon voor de meest recente e-Handleiding. 㻠㻡㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-09W De e-Handleiding installeren Installeer de e-Handleiding op uw computer vanaf de dvd-rom die bij de machine is geleverd. Het label van de dvd met handleidingen kan verschillen afhankelijk van het land of het model van de machine. 1 Plaats de User Software and Manuals DVD-ROM (Dvd met gebruikerssoftware en handleidingen) in het cdrom-station van uw computer. Selecteer een taal en klik op [OK] als dat wordt gevraagd. Als het scherm [Installatie van softwareprogramma's/handleidingen] niet verschijnt, haalt u de dvd uit het station en plaatst u deze opnieuw. Zie ook Het scherm [Installatie van softwareprogramma's/handleidingen] weergeven. 2 Klik op [Aangepaste installatie]. 3 Selecteer [USB-verbinding] en klik op [Volgende]. OPMERKING: Selecteer [USB-verbinding] zelfs wanneer u verbinding maakt via een netwerk. 4 Schakel alle selectievakjes uit behalve dat voor [Handleidingen] en klik op [Installeren]. 㻠㻡㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥 5 Lees de licentieovereenkomst en klik op [Ja] om akkoord te gaan. De installatie wordt gestart. U moet nu even wachten. Deze bewerking kan enige tijd duren. 6 Klik op [Afsluiten]. 7 Klik op [Volgende] [Afsluiten]. 㻠㻡㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥 De e-Handleiding weergeven Dubbelklik op het snelkoppelingspictogram van de e-Handleiding op het bureaublad. Als er een beveiligingswaarschuwing wordt weergegeven Klik op [Inhoud weergeven]. TIP om de e-Handleiding rechtstreeks vanaf de dvd-rom te openen Afhankelijk van het besturingssysteem dat u gebruikt, kan er een beveiligingswaarschuwing worden weergegeven. Als dat het geval is, geef dan toestemming om de inhoud in de webbrowser weer te geven. 1 Plaats de User Software and Manuals DVD-ROM (Dvd met gebruikerssoftware en handleidingen) in het cd-rom-station van uw computer. Selecteer een taal en klik op [OK] als dat wordt gevraagd. Als het scherm [Installatie van softwareprogramma's/ handleidingen] niet verschijnt, haalt u de dvd uit het station en plaatst u deze opnieuw. Zie ook Het scherm [Installatie van softwareprogramma's/handleidingen] weergeven. 2 Klik op [Handleidingen]. 3 Klik op [e-Handleiding]. Afhankelijk van het besturingssysteem dat u gebruikt, kan er een beveiligingswaarschuwing worden weergegeven. Als dat het 㻠㻡㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥 geval is, geef dan toestemming om de inhoud in de webbrowser weer te geven. 㻠㻡㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-09X De e-Handleiding verwijderen U kunt de e-Handleiding desgewenst van de computer verwijderen. 1 Plaats de User Software and Manuals DVD-ROM (Dvd met gebruikerssoftware en handleidingen) in het cdrom-station van uw computer. Selecteer een taal en klik op [OK] als dat wordt gevraagd. 2 Klik op [Start programma's]. Als het bovenstaande scherm niet wordt weergegeven, raadpleegt u softwareprogramma's/handleidingen] weergeven. 3 Klik op [Starten] voor [Handleiding verwijderen]. 4 Klik op [Verwijderen]. De e-Handleiding wordt verwijderd. U moet nu even wachten. Deze bewerking kan enige tijd duren. 5 Klik op [Afsluiten]. 㻠㻢㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Het scherm [Installatie van 6 Klik op [Terug] [Afsluiten]. 㻠㻢㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-09Y Lay-out van de e-Handleiding De e-Handleiding is opgesplitst in verschillende schermen en de inhoud van elk scherm varieert. Bovenste pagina Deze pagina wordt weergegeven als u de e-Handleiding start. Canon Klik hierop om naar de beginpagina van de handleiding te gaan. Tabblad [Inhoudsopgave]/Tabblad [Zoeken] Klik hierop om te schakelen tussen de inhoudsopgave en de zoekfunctie. Inhoudsopgave De hoofdstuktitels worden weergegeven ( ). Plaats de muisaanwijzer over een van de titels en de onderwerpen van het hoofdstuk worden aan de rechterkant weergegeven. Klik op een onderwerp en de pagina hiervan wordt weergegeven. [Boven] Klik hierop om naar de beginpagina van de handleiding te gaan. [Siteoverzicht] Klik hierop om alle onderwerpen van de e-Handleiding weer te geven. [Help] Klik hierop om informatie weer te geven over hoe u de e-Handleiding kunt bekijken, hoe u een zoekopdracht uitvoert en andere 㻠㻢㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥 informatie. [Afdrukken] Klik hierop om de weergegeven inhoud af te drukken. Handige functies Verschillende praktijkvoorbeelden om het apparaat zo efficiënt mogelijk te gebruiken. Klik op / / / om praktijkvoorbeelden op categorie weer te geven. Klik op het bewegende beeld voor meer informatie over elke categorie. U kunt Handige functies het beeld stoppen door de aanwijzer erop te zetten. [Beknopte Help] / [Problemen oplossen] / [Onderhoud] Klik hierop als er onverwachts problemen zijn met het apparaat of als u dit wilt reinigen. [Voor Mac OS-gebruikers] Klik hierop om voorzorgsmaatregelen voor Mac OS-gebruikers weer te geven. [Kennisgeving] Klik hierop om belangrijke informatie weer te geven waarmee u bekend moet zijn voordat u het apparaat gaat gebruiken. [Vestigingen] Klik hierop om contactgegevens weer te geven voor vragen over het apparaat. Handige functies Verschillende praktijkvoorbeelden om het apparaat zo efficiënt mogelijk te gebruiken. / Klik hierop om gedetailleerde informatie weer te geven. Klik opnieuw om het venster te sluiten. Klik hierop om het desbetreffende onderwerp weer te geven. Onderwerppagina Deze pagina bevat informatie over het configureren en gebruiken van het apparaat. 㻠㻢㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥 [Inhoudsopgave] De hoofdstukpictogrammen en -titels worden weergegeven. / Het tabblad [Inhoudsopgave] kan breder of smaller worden gemaakt. [Alles uitvouwen]/[Alles samenvouwen] Klik op [Alles uitvouwen] om alle subgedeelten van alle onderwerpen weer te geven. Klik op [Alles samenvouwen] om alle subgedeelten van alle onderwerpen te sluiten. Hoofdstukpictogrammen Klik op een hoofdstukpictogram om naar het begin van het overeenkomstige hoofdstuk te navigeren. Onderwerppagina Geeft de onderwerpen van het geselecteerde hoofdstuk weer. Als "+" wordt weergegeven op het onderwerp, klikt u hierop om de subgedeelten van dat onderwerp weer te geven. Klik op "-" om het uitgevouwen onderwerp te sluiten. [Alles afdrukken] Alle pagina's van het geselecteerde hoofdstuk worden in een afzonderlijk venster geopend. Het hoofdstuk kan indien nodig worden afgedrukt. Navigatie Zie welk hoofdstukonderwerp u momenteel bekijkt. Klik hierop om naar het begin van de pagina te gaan. / Klik hierop om het vorige of volgende onderwerp weer te geven. Klik hierop om naar de overeenkomstige pagina te gaan. Klik op "Terug" in uw webbrowser om terug te gaan naar de vorige pagina. Klik hierop om de verborgen gedetailleerde beschrijvingen weer te geven. Klik opnieuw om de gedetailleerde beschrijvingen te sluiten. Het tabblad Zoeken Bevat een tekstvak om een zoekopdracht uit te voeren en naar de gewenste pagina te zoeken. 㻠㻢㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥 [Voer hier trefwoord(en) in] Typ hier een of meer trefwoorden en klik op om de zoekresultaten weer te geven in het zoekvenster ( ). [Zoekopties] Klik hierop om zoekopties in te stellen zoals het bereik van de zoekopdracht en jokertekens. Om de opties weer te geven, klikt u op deze knop wanneer die grijs is. Om de opties te verbergen, klikt u op deze knop wanneer die oranje is. Zoekbereik selecteren Hier kunt u het zoekbereik instellen. U kunt efficiënter zoeken naar informatie door het zoekbereik te beperken. Deze functie is met name handig als u ongeveer weet waar het onderwerp zich bevindt dat u zoekt. Zoekopties selecteren Schakel het selectievakje in om bij het zoeken onderscheid te maken tussen hoofdletters en kleine letters. [Zoeken met volgende voorwaarden] Klik hierop om zoekresultaten weer te geven die voldoen aan de voorwaarden die zijn opgegeven met en . Dialoogvenster met zoekresultaten Geeft de zoekresultaten weer van de pagina's die de opgegeven trefwoorden bevatten. Zoek in de resultaten naar de gewenste pagina en klik op de onderwerptitel van de pagina. Als de resultaten niet op één pagina passen, klikt u op / of een paginanummer om de resultaten op de overeenkomstige pagina weer te geven. Siteoverzicht Dit is de inhoudsopgave van de e-Handleiding. Hoofdstukpictogrammen Klik hierop om naar het onderwerp van het geselecteerde hoofdstuk te gaan. 㻠㻢㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Titel (Onderwerp) Geeft titels en onderwerpen weer. Klik op een titel of onderwerp om naar de pagina te gaan. Klik hierop om naar het begin van de pagina te gaan. / Klik hierop om naar het vorige of volgende hoofdstuk te gaan. 㻠㻢㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-0A0 De e-Handleiding raadplegen Markeringen Waarschuwingen met betrekking tot veiligheid, beperkingen en waarschuwingen met betrekking tot de bediening van het apparaat, nuttige tips en andere informatie worden weergegeven met behulp van de onderstaande markeringen. Geeft een waarschuwing aan voor handelingen die lichamelijk letsel tot gevolg kunnen hebben als de handelingen niet juist worden uitgevoerd. Let altijd goed op deze waarschuwingen zodat u het apparaat veilig gebruikt. Dit symbool vraagt om extra aandacht voor handelingen die, indien niet correct uitgevoerd, lichamelijk letsel tot gevolg kunnen hebben. Let altijd goed op deze waarschuwingen zodat u het apparaat veilig gebruikt. Geeft handelingen aan die u niet mag uitvoeren. Lees deze instructies zorgvuldig door en voer de beschreven handelingen niet uit. Hiermee worden vereisten en beperkingen voor de bediening aangeduid. Lees deze instructies zorgvuldig door zodat u het apparaat op de juiste manier bedient en schade aan het apparaat of eigendommen voorkomt. Geeft een uitleg van een handeling, of bevat aanvullende informatie voor een procedure. Geeft nuttige functies of tips voor het gebruiken van het apparaat aan. Toetsen en knoppen in deze handleiding Toetsen op het bedieningspaneel en knoppen op het computerscherm worden als volgt weergegeven: Type Voorbeeld Toetsen op het bedieningspaneel Instellingen weergegeven op het bedieningspaneel Knoppen en andere interfaceonderdelen die op het computerscherm worden weergegeven <Tijdklokinstellingen> <Geef bestemming op.> [Preferences] (Voorkeuren) De computerschermen in deze handleiding Tenzij anders aangegeven, zijn de displays waarnaar wordt verwezen in de e-Handleiding afkomstig van de MF229dw. Afhankelijk van het besturingssysteem dat u gebruikt, kan de weergave van de displays in deze handleiding iets afwijken van de werkelijke displays. De weergave van stuurprogramma's en software kan ook variëren afhankelijk van hun versie. Illustraties in deze handleiding Tenzij anders aangegeven, verwijzen de gebruikte illustraties in de e-Handleiding naar de MF229dw. Als de verschillen erg groot zijn, worden er meerdere illustraties gebruikt en worden deze toegelicht met de modelnaam van het apparaat, zoals "MFXXXX/MFXXXX". 㻠㻢㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-0A1 Overige In deze bijlage worden basisbewerkingen van Windows beschreven. De bijlage bevat verder disclaimers, auteursrechtinformatie en andere belangrijke informatie. 㻠㻢㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-0A2 Basisbewerkingen in Windows Het onderdeel [Computer] of [My Computer] (Deze computer) weergeven Windows XP Professional/Server 2003/Server 2003 R2 [Start] selecteer [My Computer] (Deze computer). Windows Vista/7/Server 2008/Server 2008 R2 [Start] selecteer [Computer]. Windows 8/Server 2012 Klik met de rechtermuisknop in de linkerbenedenhoek van het scherm PC] (Deze pc). Windows 8.1/Server 2012 R2 Klik met de rechtermuisknop op [Start] selecteer [File Explorer] (Verkenner) selecteer [File Explorer] (Verkenner) [Computer] of [This [Computer] of [This PC] (Deze pc). De printermap weergeven Windows XP Professional/Server 2003/Server 2003 R2 [Start] selecteer [Printers and Faxes] (Printers en faxapparaten). Windows XP Home Edition [Start] selecteer [Control Panel] (Configuratiescherm) and Faxes] (Printers en faxapparaten). Windows Vista [Start] selecteer [Control Panel] (Configuratiescherm) [Printers and Other Hardware] (Printers en andere hardware) [Printers [Printer]. Windows 7/Server 2008 R2 [Start] selecteer [Devices and Printers] (Apparaten en printers). Windows Server 2008 [Start] selecteer [Control Panel] (Configuratiescherm) dubbelklik op [Printers]. Windows 8/Server 2012 Klik met de rechtermuisknop in de linkerbenedenhoek van het scherm devices and printers] (Apparaten en printers weergeven). Windows 8.1/Server 2012 R2 Klik met de rechtermuisknop op [Start] printers weergeven). selecteer [Control Panel] (Configuratiescherm) selecteer [Control Panel] (Configuratiescherm) [View [View devices and printers] (Apparaten en Printers weergeven die worden gedeeld op de printserver 1 Open Windows Verkenner. Windows XP/Vista/7/Server 2003/Server 2003 R2/Server 2008/Server 2008 R2 [Start] selecteer [All Programs] (Alle programma's) (of [Programs] (Programma's)) [Accessories] (Bureau-accessoires) [Windows Explorer] (Windows Verkenner). Windows 8/Server 2012 Klik met de rechtermuisknop in de linkerbenedenhoek van het scherm selecteer [File Explorer] (Verkenner). Windows 8.1/Server 2012 R2 Klik met de rechtermuisknop op [Start] 2 selecteer [File Explorer] (Verkenner). Selecteer [Network] (Netwerk) of [My Network Places] (Mijn netwerklocaties) en dubbelklik op de computer die is ingesteld als printserver. Als u wilt zien welke computers in het netwerk zijn opgenomen, moet u mogelijk netwerkdetectie inschakelen of in het netwerk zoeken naar computers. Controleer of de gedeelde printer wordt weergegeven. 㻠㻢㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Het scherm [Installatie van softwareprogramma's/handleidingen] weergeven Als het scherm [Installatie van softwareprogramma's/handleidingen] niet automatisch wordt weergegeven nadat u de dvd hebt geplaatst, volgt u de onderstaande procedure. De stationsnaam van de dvd-rom wordt aangeduid met "D:" in deze handleiding. De stationsletter van het dvd-romstation kan verschillen afhankelijk van de computer die u gebruikt. Windows XP/Server 2003/Server 2003 R2 1 [Start] 2 Typ "D:\Minst.exe" en klik op [OK]. selecteer [Run] (Uitvoeren). Windows Vista/7/Server 2008/Server 2008 R2 1 Typ "D:\Minst.exe" in [Search programs and files] (Zoeken in programma's en bestanden) (of [Start Search] (Zoekopdracht starten)) in het menu [Start]. 2 Druk op de [Enter]-toets. Windows 8/Server 2012 1 Klik met de rechtermuisknop in de linkerbenedenhoek van het scherm 2 Typ "D:\Minst.exe" en klik op [OK]. selecteer [Run] (Uitvoeren). Windows 8.1/Server 2012 R2 1 Klik met de rechtermuisknop op [Start] 2 Typ "D:\Minst.exe" en klik op [OK]. selecteer [Run] (Uitvoeren). Een testpagina afdrukken in Windows U kunt controleren of het printerstuurprogramma werkt door een testpagina af te drukken in Windows. 1 2 3 Leg papier van A4-formaat in de sleuf voor handmatige invoer. Open de printermap. Papier laden in de sleuf voor handmatige invoer De printermap weergeven Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en klik op [Printer Properties] (Eigenschappen van 㻠㻣㻜㻌㻛㻌㻠㻣㻥 printer) (of [Properties] (Eigenschappen)). 4 Druk een testpagina af. Klik op het tabblad [General] (Algemeen). Klik op [Print Test Page] (Testpagina afdrukken) om een testpagina af te drukken. De bitarchitectuur controleren Als u niet zeker weet of op uw computer de 32-bits of 64-bits versie van Windows Vista/7/8/8.1/Server 2008/Server 2008 R2/Server 2012/Server 2012 R2 wordt uitgevoerd, volgt u de onderstaande procedure. 1 Open het onderdeel [Control Panel] (Configuratiescherm). Windows Vista/7/Server 2008/Server 2008 R2 [Start] selecteer [Control Panel] (Configuratiescherm). Windows 8/Server 2012 Klik met de rechtermuisknop in de linkerbenedenhoek van het scherm selecteer [Control Panel] (Configuratiescherm). Windows 8.1/Server 2012 R2 Klik met de rechtermuisknop op [Start] 2 selecteer [Control Panel] (Configuratiescherm). Open het onderdeel [System] (Systeem). Windows Vista/7/8/8.1/Server 2008 R2/Server 2012/Server 2012 R2 Klik op [System and Maintenance] (Systeem en onderhoud) of [System and Security] (Systeem en beveiliging) (Systeem). Windows Server 2008 Klik op [Systeem]. 3 Controleer de bitarchitectuur. Voor 32-bits versies [32-bit Operating System] (32-bits besturingssysteem) wordt weergegeven. Voor 64-bits versies [64-bit Operating System] (64-bits besturingssysteem) wordt weergegeven. 㻠㻣㻝㻌㻛㻌㻠㻣㻥 [System] De computernaam controleren Windows XP/Server 2003/Server 2003 R2 1 [Start] 2 Open het onderdeel [System] (Systeem). selecteer [Control Panel] (Configuratiescherm). Klik op [Performance and Maintenance] (Prestaties en onderhoud) [System] (Systeem). 3 Klik op het tabblad [Computer Name] (Computernaam) (of [Network ID] (Netwerk-ID)). 4 Klik op [Change] (Wijzigen) (of [Properties] (Eigenschappen)). Windows Vista/7/8/8.1/Server 2008/Server 2008 R2/Server 2012/Server 2012 R2 1 Open het onderdeel [Control Panel] (Configuratiescherm). Windows Vista/7/Server 2008/Server 2008 R2 [Start] selecteer [Control Panel] (Configuratiescherm). Windows 8/Server 2012 Klik met de rechtermuisknop in de linkerbenedenhoek van het scherm Windows 8.1/Server 2012 R2 Klik met de rechtermuisknop op [Start] 2 selecteer [Control Panel] (Configuratiescherm). selecteer [Control Panel] (Configuratiescherm) Open het onderdeel [System] (Systeem). Windows Vista/7/8/8.1/Server 2008 R2/Server 2012/Server 2012 R2 Klik op [System and Security] (Systeem en beveiliging) (of [System and Maintenance] (Systeem en onderhoud)) [System] (Systeem). Windows Server 2008 Dubbelklik op [System] (Systeem). De LPR-/RAW-printerpoort controleren 㻠㻣㻞㻌㻛㻌㻠㻣㻥 1 2 3 Open de printermap. De printermap weergeven Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en klik op [Printer Properties] (Eigenschappen van printer) (of [Properties] (Eigenschappen)). Controleer de poortinstellingen. Klik op het tabblad [Ports] (Poorten). Zorg dat de juiste poort is geselecteerd voor de printer. 㻠㻣㻟㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-0A3 Voor Mac OS-gebruikers Afhankelijk van de aankoopdatum hebt u mogelijk geen stuurprogramma voor Mac OS bij uw apparaat ontvangen. De stuurprogramma's worden naar de Canon-website geüpload wanneer ze nodig zijn. Controleer het besturingssysteem van uw computer en download het juiste stuurprogramma van de Canon-website. Raadpleeg de MF Driver Installation Guide voor informatie over het installeren en gebruiken van het stuurprogramma. In de e-Handleiding en de Installatiehandleiding MF-stuurprogramma worden methoden voor het werken in een Windows-omgeving uitgelegd in de vorm van voorbeelden. Raadpleeg de volgende handleiding of Help-informatie voor informatie over het gebruik van het stuur- en hulpprogramma voor Mac OS. Functie Object Referentie Aan de slag Installatiehandleiding MF-stuurprogramma Het stuurprogramma installeren Canon MF Printer Stuurprogramma Handleiding Afdrukfunctie Help bij stuurprogramma Elke functie gebruiken Canon MF Printer Stuurprogramma Handleiding Aan de slag Installatiehandleiding MF-stuurprogramma Het stuurprogramma installeren Canon Faxstuurprogramma Handleiding Faxfunctie Help bij stuurprogramma Elke functie gebruiken Canon Faxstuurprogramma Handleiding Aan de slag Installatiehandleiding MF-stuurprogramma Het stuurprogramma installeren Canon Scanner Stuurprogramma Handleiding Scanfunctie Scannen (De MF Toolbox of ScanGear MF instellen) Canon Scanner Stuurprogramma Handleiding De handleiding voor het stuurprogramma weergeven Dubbelklik op het volgende HTML-bestand in de map [Documents] (Documenten) op de dvd-rom. Canon MF Printer Stuurprogramma Handleiding [Documents] (Documenten)-[Print] (Afdrukken)-[XXXXXX]*-[Guide] (Handleiding)-[index.html] Canon Faxstuurprogramma Handleiding [Documents] (Documenten)-[FAX] (FAXEN)-[XXXXXX]*-[Guide] (Handleiding)-[index.html] Canon Scanner Stuurprogramma Handleiding [Documents] (Documenten)-[Scan] (Scannen)-[XXXXXX]*-[Guide] (Handleiding)-[index.html] * Selecteer de gewenste taal voor [XXXXXX]. De Help voor het stuurprogramma weergeven Klik op [ ] in het stuurprogramma. 㻠㻣㻠㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-0A4 Kennisgeving Services en software van derden Software van derden R&TTE-richtlijn (Alleen voor modellen met faxfunctie.) (Alleen voor Europa) Canon Inc. / Canon Europa N.V. EMC-voorwaarden van EU-richtlijn Dit apparaat voldoet aan de essentiële EMC-voorwaarden van de EU-richtlijn. Wij verklaren dat dit product voldoet aan de EMCvoorwaarden van de EU-richtlijn bij een nominale netspanning van 230 V, 50 Hz hoewel de nominale spanning van dit product 220-240 V, 50/60 Hz is. Het gebruik van geïsoleerde kabels is vereist om te voldoen aan de EMC-voorwaarden van de EU-richtlijn. Laserveiligheid Laserstralen kunnen gevaarlijk zijn voor het menselijk lichaam. Om deze reden is de laserstraling die in deze apparatuur wordt gebruikt hermetisch afgesloten met een beschermende behuizing en een externe kap. Bij normaal gebruik van dit product kan geen straling vrijkomen. Dit apparaat is geclassificeerd als Klasse 1 Laser volgens de normen IEC 60825-1: 2007, EN60825-1: 2007. Model 220-240 V Het onderstaande etiket is aangebracht op de laserscaneenheid in het apparaat. Dit apparaat is geclassificeerd volgens de normen IEC 60825-1: 2007, EN60825-1: 2007 en is conform de volgende categorieën: CLASS 1 LASER PRODUCT LASER KLASSE 1 APPAREIL À LASER DE CLASSE 1 APPARECCHIO LASER DI CLASSE 1 PRODUCTO LÁSER DE CLASE 1 APARELHO A LASER DE CLASSE 1 LUOKAN 1 LASER-TUOTE LASERPRODUKT KLASS 1 㻠㻣㻡㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Het gebruik van bedieningen, het maken van aanpassingen, of het uitvoeren van procedures anders dan omschreven in de handleidingen voor dit apparaat, kan leiden tot gevaarlijke blootstelling aan straling. AEEA-richtlijn Uitsluitend bestemd voor de Europese Unie en EER (Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) Met deze symbolen wordt aangegeven dat dit product in overeenstemming met de AEEA-richtlijn (2012/19/EU), de richtlijn 2006/66/EG betreffende batterijen en accu's en/of de plaatselijk geldende wetgeving waarin deze richtlijnen zijn geïmplementeerd, niet bij het normale huisvuil mag worden weggegooid. Indien onder het hierboven getoonde symbool een chemisch symbool gedrukt staat, geeft dit in overeenstemming met de richtlijn betreffende batterijen en accu's aan dat deze batterij of accu een zwaar metaal bevat (Hg = kwik, Cd = cadmium, Pb = lood) waarvan de concentratie de toepasselijke drempelwaarde in overeenstemming met de genoemde richtlijn overschrijdt. Dit product dient te worden ingeleverd bij een hiervoor aangewezen inzamelpunt, bijv. door dit in te leveren bij een hiertoe erkend verkooppunt bij aankoop van een gelijksoortig product, of bij een officiële inzameldienst voor de recycling van elektrische en elektronische apparatuur (EEA) en batterijen en accu's. Door de potentieel gevaarlijke stoffen die gewoonlijk gepaard gaan met EEA, kan onjuiste verwerking van dit type afval mogelijk nadelige gevolgen hebben voor het milieu en de menselijke gezondheid. Uw medewerking bij het op juiste wijze weggooien van dit product draagt bij tot effectief gebruik van natuurlijke hulpbronnen. Voor verdere informatie over recycling van dit product kunt u contact opnemen met uw plaatselijke gemeente, afvaldienst, officiële dienst voor klein chemisch afval of afvalstortplaats, of kunt u terecht op www.canon-europe.com/weee, of www.canon-europe.com/battery. Internationaal ENERGY STAR-programma Als partner van het ENERGY STAR®-programma heeft Canon Inc. vastgesteld dat dit product voldoet aan het ENERGY STAR-programma voor energiebesparing. Het International ENERGY STAR Office Equipment Program is een internationaal programma ter bevordering van energiebesparing bij computers en andere kantoorapparatuur. Het programma ondersteunt de ontwikkeling en distributie van producten met functies die het energieverbruik effectief verminderen. Het is een open systeem waaraan bedrijven vrijwillig kunnen deelnemen. Het programma richt zich op kantoorapparatuur, zoals computers, schermen, printers en fax- en kopieerapparaten. De normen en logo's zijn in alle deelnemende landen gelijk. IPv6 Ready-logo De protocolstack van dit apparaat voldoet aan de eisen voor het IPv6 Ready Logo Phase 1, die door het IPv6-forum zijn vastgesteld. Productgegevens die verplicht zijn krachtens COMMISSIEVERORDENING (EG) nr. 801/2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1275/2008 Stroomverbruik van het product in netwerk-stand-by als bekabelde netwerkpoorten zijn aangesloten en alle draadloze netwerkpoorten zijn geactiveerd (indien deze tegelijkertijd beschikbaar zijn). Naam model MF229dw MF226dn Stroomverbruik van het product in netwerk-stand-by 2,1 W 1,3 W De bovenstaande waarde(n) zijn de werkelijke waarden voor één willekeurig gekozen apparaat en kunnen daarom afwijken van de waarde van het gebruikte apparaat. De waarden zijn gemeten zonder dat er optionele netwerkpoorten waren verbonden en/of geactiveerd. 㻠㻣㻢㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Voorgeschreven informatie over draadloos LAN Regulatory information Users in the European Union and other European countries MF229dw/MF217w includes Wireless LAN Module (Model name: AW-NM383). This device complies with the essential requirements of the R&TTE Directive 1999/5/EC. R&TTE Declaration of Conformity (Wireless LAN Module) Dansk [Danish] Undertegnede CANON INC. erklærer herved, at AW-NM383 overholder de væsentlige krav og øvrige relevante krav i direktiv 1999/5/EF. Deutsch [German] Hiermit erklärt CANON INC., dass sich das Gerät AW-NM383 in Übereinstimmung mit den grundlegenden Anforderungen und den übrigen einschlägigen Bestimmungen der Richtlinie 1999/5/EG befindet. Eesti [Estonian] Käesolevaga kinnitab CANON INC. seadme AW-NM383 vastavust direktiivi 1999/5/EÜ olulistele nõuetele ja muudele asjakohastele sätetele. English Hereby, CANON INC., declares that AW-NM383 is in compliance with the essential requirements and other relevant provisions of Directive 1999/5/EC. Español [Spanish] Por medio de la presente CANON INC. declara que el AW-NM383 cumple con los requisitos esenciales y cualesquiera otras disposiciones aplicables o exigibles de la Directiva 1999/5/CE. ¡¢¢£¤¥¦§ [Greek] ¨©ª£¤«¬¯±³¬£´£¢µ¤©¥¶ª¥ª¯·¯¤ª¸¢¯³¹··¯ºµ¤©ª¬¥«¯¼ª¥¼¯¹³¥µ´©¥¼ ¬«¬¥ª§³©¥¼¦¬¥ª¥¼¢¯¥«¸¼³½©ª¥¦¸¼´¥¬ª¾¿©¥¼ª£¼Â´£ÃĬ¼¡Å Français [French] Par la présente, CANON INC. déclare que l'appareil AW-NM383 est conforme aux exigences essentielles et aux autres dispositions pertinentes de la directive 1999/5/CE. Italiano [Italian] Con la presente CANON INC. dichiara che AW-NM383 è conforme ai requisiti essenziali ed alle altre disposizioni pertinenti stabilite dalla direttiva 1999/5/CE. Latviski [Latvian] ÆÇÈÉÊÇÊ Ç ËÌ [Lithuanian] ÍÎÏÐÑ reikalavimus ir kitas josnuostatas. Nederlands [Dutch] Hierbij verklaart CANON INC. dat AW-NM383 in overeenstemming is met de essentiële eisen en de andere relevante bepalingen van richtlijn 1999/5/EG. Malti [Maltese] ÒÓÔÕÖר ÕÈ Magyar [Hungarian] ÐÐÔÙÚÛÝÝ ÐÝÚ Polski [Polish] ÞÓØÐÓÐß stosownymi postanowieniami Dyrektywy 1999/5/EC. Português [Portuguese] Por este documento, a CANON INC. declara que o AW-NM383 está em conformidade com os requisitos essenciais e outras disposições relevantes da Diretiva 1999/5/CE. [Slovenian] Družba CANON INC. izjavlja, da je tiskalnik AW-NM383 skladni z bistvenimi zahtevami in ostalimi relevantnimi Slovensky [Slovak] ãåÝÝ 1999/5/ES. Suomi [Finnish] CANON INC. vakuuttaa täten, että AW-NM383 -laite on direktiivin 1999/5/ EY oleellisten vaatimusten ja sitä koskevien direktiivin muiden ehtojen mukainen. Svenska [Swedish] Härmed intygar CANON INC. att denna AW-NM383 står i överensstämmelse med de väsentliga egenskapskrav och övriga relevanta bestämmelser som framgår av direktiv 1999/5/EG. íîð [Romanian] òðÔðôÔ÷÷ù alte prevederi relevante incluse în Directiva 1999/5/CE. ûýþÿ [Bulgarian] þÿ ý ÿ þ Íslenska [Icelandic] Hér með lýsir CANON INC. því yfir að AW-NM383 sé í samræmi við grunnkröfur og aðrar kröfur, sem gerðar eru í tilskipun 1999/5/EC. 㻠㻣㻣㻌㻛㻌㻠㻣㻥 Norsk [Norwegian] CANON INC. erklærer herved at utstyret AW-NM383 er i samsvar med de grunnleggende krav og øvrige relevante krav i direktiv 1999/5/EF. Gaeilge [Irish] Dearbhaíonn CANON INC. leis seo go gcloíonn AW-NM383 le ceanglais riachtanacha agus le forálacha ábhartha eile na Treorach 1999/5/CE. (Alleen voor Europa) Canon Inc. / Canon Europa N.V. Regulatory information for users in Jordan MF229dw/MF217w includes approved Wireless LAN Module (Model name: AW-NM383). Contains Wireless LAN Module approved by TRC/SS/2014/38 Regulatory information for users in UAE MF229dw/MF217w includes approved Wireless LAN Module (Model name: AW-NM383). TRA REGISTERED No: ER0126617/14 DEALER No: DA0060877/11 Disclaimers De informatie in dit document kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. CANON INC. BIEDT GEEN ENKELE GARANTIE MET BETREKKING TOT DIT MATERIAAL, UITDRUKKELIJK NOCH STILZWIJGEND, BEHALVE ZOALS HIERIN GEBODEN, INCLUSIEF, EN ZONDER BEPERKINGEN DAARVAN, GARANTIES OP HET GEBIED VAN VERKOOPBAARHEID, GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL OF HET INBREUK MAKEN OP ENIG RECHT. CANON INC. IS NIET AANSPRAKELIJK VOOR ENIGE DIRECTE, INCIDENTELE OF SECUNDAIRE SCHADE VAN WELKE AARD DAN OOK, NOCH VOOR VERLIEZEN OF UITGAVEN ALS RESULTAAT VAN HET GEBRUIK VAN DIT MATERIAAL. Copyright Copyright CANON INC. 2014 Niets uit dit document mag worden vermenigvuldigd, verzonden, getranscribeerd, opgeslagen in een zoeksysteem of vertaald in een taal of computertaal in welke vorm of met welke middelen dan ook, hetzij elektronisch, mechanisch, magnetisch, optisch, chemisch, handmatig of anderszins, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Canon Inc. Handelsmerken Adobe, Acrobat, Reader en Photoshop zijn gedeponeerde handelsmerken van Adobe Systems Incorporated in de Verenigde Staten en/of andere landen. Apple, Bonjour, iPad, iPhone, iPod touch, Macintosh, Mac OS en OS X zijn gedeponeerde handelsmerken van Apple Inc. in de Verenigde Staten en/of andere landen. AirPrint en het AirPrint-logo zijn handelsmerken van Apple Inc. Microsoft, Windows, Windows Vista, Windows Server, Internet Explorer, Word, Excel en PowerPoint zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen. Portions of this software are copyright © 2007 The FreeType Project (www.freetype.org). All rights reserved. Alle andere product- en merknamen zijn gedeponeerde handelsmerken, handelsmerken of servicemerken van de respectieve eigenaren. 㻠㻣㻤㻌㻛㻌㻠㻣㻥 0LY9-0A5 Contact opnemen CANON INC. 30-2, Shimomaruko 3-chome, Ohta-ku, Tokyo 146-8501, Japan CANON MARKETING JAPAN INC. 16-6, Konan 2-chome, Minato-ku, Tokyo 108-8011, Japan CANON U.S.A., INC. One Canon Park, Melville, NY 11747, U.S.A. CANON EUROPA N.V. Bovenkerkerweg 59, 1185 XB Amstelveen, The Netherlands CANON CHINA CO. LTD. 15F Jinbao Building No.89, Jinbao Street, Dongcheng District, Beijing 100005, PRC CANON SINGAPORE PTE LTD. 1 HarbourFront Avenue, #04-01 Keppel Bay Tower, Singapore 098632 CANON AUSTRALIA PTY LTD Building A, The Park Estate, 5 Talavera Road, Macquarie Park, NSW 2113, Australia WERELDWIJDE WEBSITE VAN CANON http://www.canon.com/ 㻠㻣㻥㻌㻛㻌㻠㻣㻥 㻝㻌㻛㻌㻠㻤 Introductie 3 Informatie over de stuurprogramma's en de software 4 Ondersteunde besturingssystemen 5 Selecteren welk stuurprogramma moet worden geïnstalleerd 6 Installeren 8 Installeren vanaf de meegeleverde CD-ROM/DVD-ROM 9 Installeren na downloaden van de Canon website 21 Installatie om WSD te gebruiken 28 Verwijderen 33 Problemen oplossen 37 Bijlage 38 De installatiehandleiding gebruiken 39 Schermconfiguratie van de installatiegids 40 De installatiehandleiding bekijken 43 Overige 44 Basisbewerkingen in Windows 45 Kennisgeving 48 㻞㻌㻛㻌㻠㻤 0L9R-000 Introductie In deze Installatiehandleiding wordt uitgelegd hoe u de MF-stuurprogramma's en MF Toolbox installeert en verwijdert. Systeemvereisten voor het installeren van de MF-stuurprogramma's of MF Toolbox ( Ondersteunde besturingssystemen). Installeren In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de MF-stuurprogramma's en MF Toolbox installeert, om het apparaat gereed te maken voor Installeren afdrukken vanaf een computer. Verwijderen In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de MF-stuurprogramma's of MF Toolbox verwijdert. Verwijderen Problemen oplossen In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u problemen tijdens het installeren en verwijderen van de MF-stuurprogramma's of MF Toolbox Problemen oplossen oplost. Bijlage In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de Installatiehandleiding gebruikt en basisbewerkingen in Windows uitvoert. 㻟㻌㻛㻌㻠㻤 Bijlage 0L9R-001 Informatie over de stuurprogramma's en de software Lees het volgende voordat u de MF-stuurprogramma's of andere software installeert. Het installatieproces varieert al naar gelang de verbindingsmethode en omgeving. MF-stuurprogramma's Printerstuurprogramma U kunt vanuit een toepassing afdrukken op het apparaat wanneer het printerstuurprogramma op uw computer is geïnstalleerd. Faxstuurprogramma*1 Als u het faxstuurprogramma op uw computer installeert, kunt u "Afdrukken" selecteren in een toepassing, het Canon-faxstuurprogramma selecteren als printer en de uitvoerbestemming en -opties opgeven. Het faxstuurprogramma converteert de gegevens naar een afbeelding die conform is met de standaardfaxprotocollen, zodat de gegevens kunnen worden afgedrukt of opgeslagen met het faxapparaat van de ontvanger. Scannerstuurprogramma U kunt het apparaat als scanner gebruiken wanneer het scannerstuurprogramma op uw computer is geïnstalleerd. Network Scan Utility U hebt dit hulpprogramma nodig om het apparaat als netwerkscanner te kunnen gebruiken. Het wordt automatisch samen met het scannerstuurprogramma geïnstalleerd. MF Toolbox MF Toolbox biedt een groep opdrachten waarmee u een gescande afbeelding in een toepassing kunt openen, als e-mailbijlage kunt verzenden, op de vaste schijf kunt opslaan, enzovoort. Toner Status Op de computer waarop deze toepassing is geïnstalleerd, wordt via een pop-upvenster aangegeven hoeveel toner is gebruikt. U kunt vanuit de toepassing ook rechtstreeks naar een website voor het kopen van cartridges gaan. Extra programma's Address Book Import/Export Tool (Hulpprogramma Adresboek importeren/exporteren) *2 Met "Address Book Import/Export Tool" (Hulpprogramma Adresboek importeren/exporteren) kunt u een adresboek dat op het apparaat is geregistreerd, importeren of exporteren. "Address Book Import/Export Tool" (Hulpprogramma Adresboek importeren/exporteren) bevindt zich in de map [AddressBookTool] op de User Software and Manuals CD-ROM/DVD-ROM (Cd/Dvd met gebruikerssoftware en handleidingen). Canon MF/LBP-assistent draadloze verbinding instellen *2 Wanneer u verbinding maakt met een draadloos LAN, kunt de SSID of netwerksleutel controleren met behulp van “Canon MF/LBP-assistent draadloze verbinding instellen”. Presto! PageManager Met dit programma kunt u gescande afbeeldingen op allerlei manieren verwerken. *1 Afhankelijk van het model dat u gebruikt, is er mogelijk geen faxstuurprogramma bijgeleverd. *2 Afhankelijk van uw model of land of regio, wordt deze software mogelijk niet bijgeleverd. Afhankelijk van het besturingssysteem dat u gebruikt, zijn enkele functies van de op de cd/dvd aanwezige stuurprogrammasoftware mogelijk niet bruikbaar. De meest recente software is op de Canon website geplaatst. Controleer de besturingsomgeving enzovoort en download indien nodig de juiste software. 㻠㻌㻛㻌㻠㻤 0L9R-002 Ondersteunde besturingssystemen Controleer aan de hand van de volgende tabel welke besturingssystemen ondersteuning bieden voor MF-stuurprogramma's en MF Toolbox. : Ondersteund : Niet ondersteund Windows XP Windows Vista/7/8/8.1 Windows Server 2003/Server 2008 Windows Server 2008 R2/Server 2012/Server 2012 R2 Printerstuurprogramma (UFRII LT) *1 Printerstuurprogramma (UFRII LT (XPS)) *2 Faxstuurprogramma*5 *1 *1 *4 *4 *1 Scannerstuurprogramma Network Scan Utility *1 *1 MF Toolbox Toner Status *3 Address Book Import/Export Tool (Hulpprogramma Adresboek importeren/exporteren) *5 Canon MF/LBP-assistent draadloze verbinding instellen *5 *4 Presto! PageManager *3 *4 *1 Alleen ondersteund via een netwerkverbinding. *2 Alleen ondersteund met Windows Server 2008. *3 Alleen ondersteund met 32-bits edities. *4 Alleen via draadloze LAN-verbinding ondersteund. *5 Afhankelijk van uw model of land of regio wordt deze software mogelijk niet bijgeleverd. 㻡㻌㻛㻌㻠㻤 0L9R-003 Selecteren welk stuurprogramma moet worden geïnstalleerd Voordat u de MF-stuurprogramma's installeert, dient u op het apparaat op te geven welk methode voor verbinding met de computer wordt gebruikt en welke soorten stuurprogramma's moeten worden gebruikt. Een model met een faxfunctie gebruiken Een model zonder faxfunctie gebruiken Een model met een faxfunctie gebruiken 1 Druk op 2 Tik op <Instellingen Systeembeheer>. 3 4 5 en tik op <Menu>. Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en tikt u op <Toepassen>. De pincode van de systeembeheerder instellen (e-Handleiding) Tik op <PDL-selectie (Plug and Play)>. Tik op <Netwerk> of <USB>. Selecteer het stuurprogramma dat u gebruikt. Opties voor paginabeschrijvingstalen 6 Netwerk Fax UFRII LT UFRII LT (XPS) USB UFRII LT UFRII LT (XPS) Start de machine opnieuw op. Als u bij stap 4 <USB> hebt geselecteerd, zet u de machine uit. Vervolgens wacht u minstens 10 seconden en zet u de machine weer aan. Een model zonder faxfunctie gebruiken 1 2 3 Druk op . Gebruik / om <Instellingen Systeembeheer> te selecteren en druk op . Als u een scherm voor het invoeren van een pincode ziet, voert u de pincode in met de numerieke toetsen en drukt u op [OK]. De pincode van de systeembeheerder instellen (e-Handleiding) Gebruik / om <PDL-selectie (Plug and Play)> te selecteren en druk op 㻢㻌㻛㻌㻠㻤 . 4 5 Gebruik / om <Netwerk> of <USB> te selecteren en druk op . Gebruik / om het gebruikte stuurprogramma te selecteren en druk op . Opties voor paginabeschrijvingstalen 6 Netwerk UFRII LT UFRII LT (XPS) USB UFRII LT UFRII LT (XPS) Start de machine opnieuw op. Als u bij stap 4 <USB> hebt geselecteerd, zet u de machine uit. Vervolgens wacht u minstens 10 seconden en zet u de machine weer aan. 㻣㻌㻛㻌㻠㻤 0L9R-004 Installeren In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de MF-stuurprogramma's en MF Toolbox installeert, om het apparaat gereed te maken voor afdrukken vanaf een computer. Installeren vanaf de meegeleverde CD-ROM/DVD-ROM Installeer de MF-stuurprogramma's en MF Toolbox vanaf de User Software and Manuals CD-ROM/DVD-ROM (Cd/Dvd met gebruikerssoftware en handleidingen) die bij het apparaat is geleverd. Voer de instelprocedure uit om het apparaat met uw computer te Installeren vanaf de meegeleverde CD-ROM/DVD-ROM verbinden en de stuurprogramma's te installeren. Installeren na downloaden van de Canon website De nieuwste versies van de MF-stuurprogramma's en MF Toolbox kunnen worden gedownload van de Canon-website. U moet de MFstuurprogramma's of MF Toolbox bijvoorbeeld downloaden als de stuurprogramma's op de cd/dvd geen ondersteuning bieden voor het Installeren na downloaden van de Canon website besturingssysteem van uw computer. Een WSD-netwerkprinter toevoegen Als u Windows Vista/7/8/8.1/Server 2008/Server 2008 R2/Server 2012/Server 2012 R2 gebruikt, kunt u een netwerkprinter Installatie om WSD te gebruiken toevoegen met behulp van WSD (Web Services on Devices). 㻤㻌㻛㻌㻠㻤 0L9R-005 Installeren vanaf de meegeleverde CD-ROM/DVD-ROM Bij gebruik van Eenvoudige installatie moet u de stappen in de volgende volgorde uitvoeren: "Installeer de stuurprogramma's" "Installeer de software vanaf de bijgeleverde cd/dvd" "Installeer de e-Handleiding". Raadpleeg vóór u begint "Aan de slag" voor meer informatie over het verbinden van het apparaat en de computer. U kunt ervoor kiezen standaardsoftware en de e-Handleiding met [Eenvoudige installatie] te installeren, of u kunt met [Aangepaste installatie] opgeven welke software en handleidingen u wilt installeren. Installeren met [Eenvoudige installatie] Installeren met [Aangepaste installatie] De resultaten van de installatie controleren Als u het apparaat via een USB-kabel met een computer verbindt, dient u de software te installeren voordat u de kabel aansluit. Het apparaat wordt geleverd zonder USB-kabel. Zorg dat u er een bij de hand heeft. Het hangt af van uw land of regio welke opties worden weergegeven. Installeren met [Eenvoudige installatie] 1 2 3 Meld u bij de computer aan met een administratoraccount. Plaats de User Software and Manuals CD-ROM/DVD-ROM (Cd/Dvd met gebruikerssoftware en handleidingen) in het computerstation. Klik op [Eenvoudige installatie]. Als u de e-Handleiding niet op uw computer wilt installeren of als u geïnstalleerde software wilt aanpassen, klikt u op [Aangepaste installatie]. Als het bovenstaande scherm niet wordt weergegeven, raadpleegt u weergeven. Het scherm [Installatie via cd-rom/dvd-rom] Indien [Automatisch afspelen] wordt weergegeven, klik op [Uitvoeren Mlnst.exe]. 4 Geef op hoe u het apparaat met de computer wilt verbinden. USB-verbinding Selecteer [USB-verbinding] en klik op [Volgende]. 㻥㻌㻛㻌㻠㻤 Verbinding via bedraad/draadloos LAN Selecteer [Netwerkverbinding] en klik op [Volgende]. In Server 2003/Server 2008/Server 2008 R2/Server 2012/Server 2012 R2 wordt dit scherm niet weergegeven. Ga naar de volgende procedure. 5 Klik op [Installeren]. 6 Lees de licentieovereenkomst en klik op [Ja] om akkoord te gaan. 㻝㻜㻌㻛㻌㻠㻤 7 Klik op [Volgende]. Als u het apparaat via een netwerk met een computer wilt verbinden, gaat u naar stap 8. Als u het apparaat via een USB-kabel met een computer wilt verbinden, gaat u naar stap 10. De stuurprogramma's worden geïnstalleerd. Klik in het volgende scherm op [Ja]. 8 Selecteer het apparaat en klik op [Volgende]. 㻝㻝㻌㻛㻌㻠㻤 Als er geen apparaten worden weergegeven in [Apparatenlijst] Controleer de verbinding tussen de machine en de computer en de IP-adresinstellingen (Netwerkinstellingen weergeven (eHandleiding)), en klik op [Apparatenlijst bijwerken]. Als u het apparaat nog steeds niet ziet, doet u het volgende: klik op [Zoeken op IP-adres] typ het IP-adres dat op het apparaat is ingesteld [OK]. 9 Controleer de instellingen en klik op [Starten]. De stuurprogramma's worden geïnstalleerd. 10 Klik op [Afsluiten]. In Windows Server 2003/Server 2008/Server 2008 R2/Server 2012/Server 2012 R2 wordt MF Toolbox niet geïnstalleerd. Ga naar stap 13. 11 Klik op [Starten]. De installatie van MF Toolbox wordt gestart. 12 13 Klik op [Afsluiten]. Volg de instructies op het scherm om Toner Status te installeren. 㻝㻞㻌㻛㻌㻠㻤 14 15 Volg de instructies op het scherm om de e-Handleiding te installeren. Lees de informatie in het volgende scherm zorgvuldig, selecteer [Accepteren] of [Niet accepteren] en klik op [Volgende]. Als u [Accepteren] selecteert, wordt Product Extended Survey Program geïnstalleerd. Product Extended Survey Program is een programma waarmee gedurende tien jaar elke maand basisinformatie over de installatie en het gebruik van de printer naar Canon wordt verstuurd. Er worden geen andere gegevens verstuurd, dus ook Product geen persoonlijke gegevens. U kunt Product Extended Survey Program op elk gewenst moment verwijderen. Extended Survey Program verwijderen 16 17 Klik op [Volgende]. Schakel het selectievakje [Computer nu opnieuw opstarten (aanbevolen)] in en klik op [Opnieuw opstarten] nadat u de cd/dvd hebt verwijderd. Installeren met [Aangepaste installatie] 1 2 3 Meld u bij de computer aan met een administratoraccount. Plaats de User Software and Manuals CD-ROM/DVD-ROM (Cd/Dvd met gebruikerssoftware en handleidingen) in het computerstation. Klik op [Aangepaste installatie]. 㻝㻟㻌㻛㻌㻠㻤 Als u standaardsoftware en de e-Handleiding op de computer wilt installeren, klikt u op [Eenvoudige installatie]. Als het bovenstaande scherm niet wordt weergegeven, raadpleegt u weergeven. Het scherm [Installatie via cd-rom/dvd-rom] Als [Automatisch afspelen] wordt weergegeven, klikt u op [MInst.exe uitvoeren]. 4 Geef op hoe u het apparaat met de computer wilt verbinden. USB-verbinding Selecteer [USB-verbinding] en klik op [Volgende]. Verbinding via bedraad/draadloos LAN Selecteer [Netwerkverbinding] en klik op [Volgende]. In Server 2003/Server 2008/Server 2008 R2/Server 2012/Server 2012 R2 wordt dit scherm niet weergegeven. Ga naar de volgende procedure. 5 Schakel het selectievakje naast de te installeren toepassing in en klik op [Installeren]. 㻝㻠㻌㻛㻌㻠㻤 6 Lees de licentieovereenkomst en klik op [Ja] om akkoord te gaan. 7 Klik op [Volgende]. Als u het apparaat via een netwerk met een computer wilt verbinden, gaat u naar stap 8. Als u het apparaat via een USB-kabel met een computer wilt verbinden, gaat u naar stap 13. De stuurprogramma's worden geïnstalleerd. Klik in het volgende scherm op [Ja]. 㻝㻡㻌㻛㻌㻠㻤 8 Selecteer het apparaat en klik op [Volgende]. Als er geen apparaten worden weergegeven in [Apparatenlijst] Controleer de verbinding tussen de machine en de computer en de IP-adresinstellingen (Netwerkinstellingen weergeven (eHandleiding)), en klik op [Apparatenlijst bijwerken]. Als u het apparaat nog steeds niet ziet, doet u het volgende: klik op [Zoeken op IP-adres] typ het IP-adres dat op het apparaat is ingesteld [OK]. 9 Selecteer de stuurprogramma's die u wilt installeren en klik op [Volgende]. Apparaatgegevens ophalen voor het gebruik van een printserver Schakel het selectievakje [Canon Driver Information Assist Service] in. 10 Geef informatie voor elk stuurprogramma op. 㻝㻢㻌㻛㻌㻠㻤 [Printernaam]/[Naam faxapparaat] Wijzig de naam zo nodig. [Gebruiken als gedeelde printer]/[Gebruiken als gedeelde fax] Schakel dit selectievakje in als u het apparaat wilt delen (met de computer waarop u de installatie als printserver uitvoert). Een printserver instellen (e-Handleiding) [Gedeelde naam] Wijzig de gedeelde naam zo nodig. [Toe te voegen stuurprogramma's] Als u het selectievakje [Gebruiken als gedeelde printer]/[Gebruiken als gedeelde fax] hebt ingeschakeld, kunt u met deze knop zo nodig extra stuurprogramma's installeren. Selecteer het besturingssysteem en klik op [OK] om extra stuurprogramma's te installeren. 11 Controleer de weergegeven informatie en klik op [Starten]. De stuurprogramma's worden geïnstalleerd. 12 Configureer het apparaat dat u meestal gebruikt en maak een proefafdruk. Om het apparaat te configureren als het apparaat dat u het meest gebruikt, selecteert u het stuurprogramma en klikt u op [Volgende]. Als u een testpagina wilt afdrukken, selecteert u het stuurprogramma en klikt u op [Volgende]. 13 Klik op [Afsluiten]. In Windows Server 2003/Server 2008/Server 2008 R2/Server 2012/Server 2012 R2 wordt MF Toolbox niet geïnstalleerd. Ga naar stap 19. 14 Klik op [Volgende]. 㻝㻣㻌㻛㻌㻠㻤 15 16 17 Geef de doelmap voor het installatieproces op en klik op [Volgende]. Geef op aan welke map u een pictogram wilt toevoegen en klik op [Volgende]. Klik op [Starten]. De installatie van MF Toolbox wordt gestart. 18 19 20 21 Klik op [Afsluiten]. Volg de instructies op het scherm om Toner Status te installeren. Volg de instructies op het scherm om Presto! PageManager en de e-Handleiding te installeren. Lees de informatie in het volgende scherm zorgvuldig, selecteer [Accepteren] of [Niet accepteren] en klik op [Volgende]. Als u [Accepteren] selecteert, wordt Product Extended Survey Program geïnstalleerd. Product Extended Survey Program is een programma waarmee gedurende tien jaar elke maand basisinformatie over de installatie en het gebruik van de printer naar Canon wordt verstuurd. Er worden geen andere gegevens verstuurd, dus ook Product geen persoonlijke gegevens. U kunt Product Extended Survey Program op elk gewenst moment verwijderen. Extended Survey Program verwijderen 22 23 Klik op [Volgende]. Schakel het selectievakje [Computer nu opnieuw opstarten (aanbevolen)] in en klik op [Opnieuw opstarten] nadat u de cd/dvd hebt verwijderd. 㻝㻤㻌㻛㻌㻠㻤 De resultaten van de installatie controleren Als u wilt weten of de MF-stuurprogramma's, MF Toolbox, de e-Handleiding enzovoort goed zijn geïnstalleerd, controleert u of de pictogrammen worden weergegeven. Printerstuurprogramma Als het printerstuurprogramma goed is geïnstalleerd, verschijnt een pictogram voor de geïnstalleerde printer in de printermap ( De printermap weergeven). Faxstuurprogramma Als het faxstuurprogramma goed is geïnstalleerd, verschijnt een pictogram voor het geïnstalleerde faxapparaat in de printermap ( De printermap weergeven). Scannerstuurprogramma (netwerkverbinding) Als het scannerstuurprogramma goed is geïnstalleerd, verschijnt een pictogram voor de geïnstalleerde scanner in de map [Scanners en camera's] of [Eigenschappen van scanners en camera's]. Scannerstuurprogramma (USB-verbinding) Als het scannerstuurprogramma goed is geïnstalleerd, verschijnt een pictogram voor de geïnstalleerde scanner in de map [Scanners en camera's] of [Eigenschappen van scanners en camera's]. MF Toolbox Als MF Toolbox goed is geïnstalleerd, verschijnt het MF Toolbox-pictogram op het bureaublad. Network Scan Utility Als Network Scan Utility goed is geïnstalleerd, verschijnt het Network Scan Utility-pictogram op de taakbalk. e-Handleiding Als de e-Handleiding goed is geïnstalleerd, verschijnt het pictogram van de e-Handleiding op het bureaublad. Als u de e-Handleiding met [Aangepaste installatie] installeert, wordt het pictogram niet weergegeven. Toner Status Als Toner Status goed is geïnstalleerd, verschijnt het Toner Status-pictogram op de taakbalk. 㻝㻥㻌㻛㻌㻠㻤 Als het pictogram niet wordt weergegeven Verwijder de stuurprogramma's ( De MF-stuurprogramma's verwijderen) en herhaal de instelprocedure vanaf het begin. Andere software U kunt Presto! PageManager met [Aangepaste installatie] installeren. Als Presto! PageManager goed is geïnstalleerd, verschijnt het Presto! PageManager-pictogram op het bureaublad. 㻞㻜㻌㻛㻌㻠㻤 0L9R-006 Installeren na downloaden van de Canon website Installeer de MF-stuurprogramma's of MF Toolbox nadat u de nieuwste versie van de Canon-website hebt gedownload. MF-stuurprogramma's installeren MF Toolbox installeren De resultaten van de installatie controleren Als u het apparaat via een USB-kabel met een computer verbindt, dient u de software te installeren voordat u de kabel aansluit. Het apparaat wordt geleverd zonder USB-kabel. Zorg dat u er een bij de hand heeft. Als er al een oudere versie is geïnstalleerd, ziet u bij het installeren van de nieuwe versie het volgende of een soortgelijk scherm Verwijderen en wordt de installatie geannuleerd. Verwijder de oude versie voordat u de nieuwe installeert. MF-stuurprogramma's installeren 1 2 Meld u bij de computer aan met een administratoraccount. Download de stuurprogramma's van de Canon-website (http://www.canon.com/). Op de pagina met stuurprogrammadownloads voor uw apparaat vindt u meer informatie over het downloaden van de stuurprogramma's. 3 4 Pak het gedownloade bestand uit. Als u een verbinding via een bedraad of draadloos LAN gebruikt, verbindt u het apparaat met de computer. Configureer de netwerkinstellingen voordat u de stuurprogramma's gaat installeren. Raadpleeg "Aan de slag" voor meer informatie over het configureren van netwerkinstellingen. 5 6 Zet de printer uit als u een USB-verbinding tot stand brengt. Open de map waarin de stuurprogramma's zijn opgeslagen. 32-bits besturingssysteem [32bit]-mappen van het gedownloade bestand [dutch] 64-bits besturingssysteem [x64]-mappen van het gedownloade bestand [dutch] Raadpleeg De bitarchitectuur controleren als u niet weet of u de 32-bits of de 64-bits versie voor Windows Vista/7/8/Server 2008/Server 2008 R2/Server 2012/Server 2012 R2 moet opgeven. 7 Dubbelklik op "Setup.exe". 㻞㻝㻌㻛㻌㻠㻤 8 9 10 Klik op [Volgende]. Lees de licentieovereenkomst en klik op [Ja] om akkoord te gaan. Geef op hoe u het apparaat met de computer wilt verbinden. USB-verbinding Selecteer [USB-verbinding] en klik op [Volgende]. De stuurprogramma's worden geïnstalleerd. Ga naar stap 17. Verbinding via bedraad/draadloos LAN Selecteer [Netwerkverbinding] en klik op [Volgende]. 㻞㻞㻌㻛㻌㻠㻤 Klik in het volgende scherm op [Ja]. In Server 2003/Server 2008/Server 2008 R2/Server 2012/Server 2012 R2 wordt dit scherm niet weergegeven. Ga naar de volgende procedure. 11 Selecteer het apparaat en klik op [Volgende]. Als er geen apparaten worden weergegeven in [Apparatenlijst] Controleer de verbinding tussen de machine en de computer en de IP-adresinstellingen (Netwerkinstellingen weergeven (eHandleiding)), en klik op [Apparatenlijst bijwerken]. Als u het apparaat nog steeds niet ziet, doet u het volgende: klik op [Zoeken op IP-adres] typ het IP-adres dat op het apparaat is ingesteld [OK]. 12 Selecteer de stuurprogramma's die u wilt installeren en klik op [Volgende]. Als u niet [Printer] hebt geselecteerd, gaat u naar stap 14. Als u niet [Printer] of [Fax] hebt geselecteerd, gaat u naar stap 15. 㻞㻟㻌㻛㻌㻠㻤 Apparaatgegevens ophalen voor het gebruik van een printserver Schakel het selectievakje [Canon Driver Information Assist Service] in. 13 Selecteer de printerstuurprogramma's die u wilt installeren en klik op [Volgende]. 14 Geef informatie voor elk stuurprogramma op. 㻞㻠㻌㻛㻌㻠㻤 [Printernaam]/[Naam faxapparaat] Wijzig de naam zo nodig. [Gebruiken als gedeelde printer]/[Gebruiken als gedeelde fax] Schakel dit selectievakje in als u het apparaat wilt delen (met de computer waarop u de installatie als printserver uitvoert). Een printserver instellen (e-Handleiding) [Gedeelde naam] Wijzig de gedeelde naam zo nodig. [Toe te voegen stuurprogramma's] Als u het selectievakje [Gebruiken als gedeelde printer]/[Gebruiken als gedeelde fax] hebt ingeschakeld, kunt u met deze knop zo nodig extra stuurprogramma's installeren. Selecteer het besturingssysteem en klik op [OK] om extra stuurprogramma's te installeren. 15 Controleer de weergegeven informatie en klik op [Starten]. De stuurprogramma's worden geïnstalleerd. 16 Configureer het apparaat dat u meestal gebruikt en maak een proefafdruk. Om het apparaat te configureren als het apparaat dat u het meest gebruikt, selecteert u het stuurprogramma en klikt u op [Volgende]. Als u een testpagina wilt afdrukken, selecteert u het stuurprogramma en klikt u op [Volgende]. 17 Klik op [Opnieuw opstarten]. MF Toolbox installeren 1 2 Meld u bij de computer aan met een administratoraccount. Download MF Toolbox van de Canon-website (http://www.canon.com/). Op de pagina met stuurprogrammadownloads voor uw apparaat vindt u meer informatie over het downloaden van MF Toolbox. 3 4 5 Unzip het gedownloade bestand. Open de map waarin MF Toolbox is opgeslagen. Dubbelklik op "Setup.exe". 㻞㻡㻌㻛㻌㻠㻤 6 7 8 9 10 11 Klik op [Volgende]. Lees de licentieovereenkomst en klik op [Ja] om akkoord te gaan. Geef de doelmap voor het installatieproces op en klik op [Volgende]. Geef op aan welke map u een pictogram wilt toevoegen en klik op [Volgende]. Klik op [Starten]. Klik op [Afsluiten]. De resultaten van de installatie controleren Als u wilt weten of de MF-stuurprogramma's goed zijn geïnstalleerd, controleert u of de pictogrammen worden weergegeven. Printerstuurprogramma Als het printerstuurprogramma goed is geïnstalleerd, verschijnt een pictogram voor de geïnstalleerde printer in de printermap ( De printermap weergeven). Faxstuurprogramma Als het faxstuurprogramma goed is geïnstalleerd, verschijnt een pictogram voor het geïnstalleerde faxapparaat in de printermap ( De printermap weergeven). Scannerstuurprogramma (netwerkverbinding) Als het scannerstuurprogramma goed is geïnstalleerd, verschijnt een pictogram voor de geïnstalleerde scanner in de map [Scanners en camera's] of [Eigenschappen van scanners en camera's]. Scannerstuurprogramma (USB-verbinding) Als het scannerstuurprogramma goed is geïnstalleerd, verschijnt een pictogram voor de geïnstalleerde scanner in de map [Scanners en camera's] of [Eigenschappen van scanners en camera's]. MF Toolbox Als MF Toolbox goed is geïnstalleerd, verschijnt het MF Toolbox-pictogram op het bureaublad. Network Scan Utility Als Network Scan Utility goed is geïnstalleerd, verschijnt het Network Scan Utility-pictogram op de taakbalk. 㻞㻢㻌㻛㻌㻠㻤 Als het pictogram niet wordt weergegeven Verwijder de stuurprogramma's ( De MF-stuurprogramma's verwijderen) en herhaal de installatieprocedure vanaf het begin. 㻞㻣㻌㻛㻌㻠㻤 0L9R-007 Installatie om WSD te gebruiken Als u Windows Vista/7/8/Server 2008/Server 2008 R2/Server 2012/Server 2012 R2 gebruikt, kunt u afdrukken met het WSD-protocol (Web Services on Devices). Als u WSD wilt gebruiken, installeert u eerst het printerstuurprogramma en voegt u vervolgens een netwerkprinter toe. MF-stuurprogramma's installeren Een netwerkprinter toevoegen MF-stuurprogramma's installeren 1 2 3 Meld u bij de computer aan met een administratoraccount. Open de printermap. De printermap weergeven Klik op [Een printer toevoegen] of [Printer toevoegen]. 4 Klik op [Een lokale printer toevoegen]. 5 Controleer of [LPT1] is geselecteerd onder [Bestaande poort gebruiken] en klik op [Volgende]. 6 Klik op [Bladeren]. 㻞㻤㻌㻛㻌㻠㻤 7 8 Klik op [Bladeren]. Geef de map op waarin de stuurprogramma's zijn opgeslagen, selecteer het INF-bestand en klik op [Openen]. Geef de map op waarin het printerstuurprogramma als volgt is opgenomen. 32-bits besturingssysteem [Driver]-mappen van de cd/dvd of het gedownloade bestand. Geef [dutch] op [32bit] 64-bits besturingssysteem [Driver]-mappen van de cd/dvd of het gedownloade bestand. Geef [dutch] op [x64] Als u niet weet of u de 32-bit versie of de 64-bit versie moet opgeven 9 10 Klik op [OK]. Selecteer uw printer en klik op [Volgende]. 㻞㻥㻌㻛㻌㻠㻤 De bitarchitectuur controleren 11 Wijzig de printernaam zo nodig en klik op [Volgende]. De installatie wordt gestart. 12 Selecteer [Deze printer niet delen] en klik op [Volgende]. Als u de printer wilt delen, geeft u instellingen voor delen op voor de printer die is toegevoegd met toevoegen. (Een printserver instellen (e-Handleiding)) 13 Klik op [Voltooien]. In de printermap wordt een pictogram voor de geïnstalleerde printer weergegeven. 㻟㻜㻌㻛㻌㻠㻤 Een netwerkprinter Een netwerkprinter toevoegen 1 Open de netwerkmap. Windows Vista/Server 2008 selecteer [Netwerk]. [Starten] Windows 7/Server 2008 R2 [Computer] selecteer [Netwerk]. [Starten] Windows 8/Server 2012 Klik met de rechtermuisknop in de linkerbenedenhoek van het scherm Windows 8.1/Server 2012 R2 Klik met de rechtermuisknop op [Start] 2 [Verkenner] [Verkenner] selecteer [Netwerk]. selecteer [Netwerk]. Klik met de rechtermuisknop op het nieuw toegevoegde printerpictogram en klik op [Installeren]. De installatie voor het gebruiken van WSD is voltooid als een pictogram voor de printer wordt toegevoegd aan de printermap. Overbodige printerpictogrammen verwijderen Wanneer u klaar bent met het installeren van de netwerkprinter, hebt u het pictogram dat in stap 13 van MFstuurprogramma's installeren is toegevoegd, niet langer nodig. Als u het pictogram wilt verwijderen, klikt u erop met de 㻟㻝㻌㻛㻌㻠㻤 rechtermuisknop en selecteert u [Apparaat verwijderen] of [Verwijderen] 㻟㻞㻌㻛㻌㻠㻤 klik op [Ja]. 0L9R-008 Verwijderen Als u geïnstalleerde MF-stuurprogramma's, MF Toolbox of Product Extended Survey Program niet langer nodig hebt, kunt u deze software van uw computer verwijderen. De MF-stuurprogramma's verwijderen MF Toolbox verwijderen Product Extended Survey Program verwijderen Toner Status verwijderen De MF-stuurprogramma's verwijderen 1 2 3 Meld u bij de computer aan met een administratoraccount. Open het onderdeel [Programma's en onderdelen] of [Programma's installeren of verwijderen]. Weergave [Programma's en onderdelen] of [Programma's installeren of verwijderen]. Selecteer de MF-stuurprogramma's die u wilt verwijderen, en klik op [Verwijderen/wijzigen] of [Wijzigen/Verwijderen]. Het verwijderprogramma wordt gestart. Als u de te verwijderen stuurprogramma's niet kunt vinden Start het verwijderprogramma vanaf de User Software and Manuals CD-ROM/DVD-ROM (Cd/Dvd met gebruikerssoftware en handleidingen) of vanuit het MF-stuurprogrammabestand dat u hebt gedownload. 1 Plaats de User Software and Manuals CD-ROM/DVD-ROM (Cd/Dvd met gebruikerssoftware en handleidingen) in het computerstation. Als u het verwijderprogramma wilt starten vanuit het gedownloade MF-stuurprogrammabestand, voert u de volgende stap uit. 2 Open de map waarin het verwijderprogramma is opgeslagen. 32-bits besturingssysteem [dutch] [32bit] [misc]-mappen van de cd/dvd of het gedownloade bestand 64-bits besturingssysteem [dutch] [x64] [misc]-mappen van de cd/dvd of het gedownloade bestand Raadpleeg De bitarchitectuur controleren als u niet weet of u de 32-bits of de 64-bits versie voor Windows Vista/7/8/8.1/Server 2008/Server 2008 R2/Server 2012/Server 2012 R2 moet opgeven. 3 Dubbelklik op "DelDrv.exe". 㻟㻟㻌㻛㻌㻠㻤 4 Klik op de knop [Verwijderen]. 5 Klik op [Ja]. De software wordt verwijderd. 6 Klik op [Afsluiten]. MF Toolbox verwijderen 1 2 Meld u bij de computer aan met een administratoraccount. Open het onderdeel [Programma's en onderdelen] of [Programma's installeren of verwijderen]. [Programma's en onderdelen] of [Programma's installeren of verwijderen]. 㻟㻠㻌㻛㻌㻠㻤 Weergave 3 Selecteer MF Toolbox en klik op [Verwijderen]. Het verwijderprogramma wordt gestart. 4 5 Klik op [Verwijderen]. Klik op [Opnieuw opstarten]. Product Extended Survey Program verwijderen 1 2 3 Meld u bij de computer aan met een administratoraccount. Geef [Programma's en onderdelen] of [Programma's installeren of verwijderen] weer. Weergave [Programma's en onderdelen] of [Programma's installeren of verwijderen]. Selecteer [Canon Laser Printer/Scanner/Fax Extended Survey Program] en klik op [Verwijderen]. Het verwijderprogramma start. 4 Klik op [OK]. Toner Status verwijderen 1 2 3 Meld u bij de computer aan met een administratoraccount. Open het onderdeel [Programma's en onderdelen] of [Programma's installeren of verwijderen]. [Programma's en onderdelen] of [Programma's installeren of verwijderen]. Selecteer [Toner Status] en klik op [Verwijderen]. 㻟㻡㻌㻛㻌㻠㻤 Weergave Het verwijderprogramma wordt gestart. 4 5 Klik op [Verwijderen]. Klik op [OK]. 㻟㻢㻌㻛㻌㻠㻤 0L9R-009 Problemen oplossen Het kan gebeuren dat er zich bij het installeren of verwijderen van de MF-stuurprogramma's en MF Toolbox problemen voordoen. Lees in dat geval de volgende gedeelten voordat u contact met Canon opneemt. Problemen bij het installeren Problemen bij het verwijderen van software Problemen na het upgraden van het besturingssysteem Problemen bij het installeren Ik kan de software niet installeren Wanneer u zich in een IPv6-omgeving bevindt, verschijnt het scherm [Installatie van softwareprogramma's/handleidingen] mogelijk niet en kunt u de MF-stuurprogramma's niet installeren. Installeer de stuurprogramma's met behulp van de WSDpoort. MF-stuurprogramma's installeren Als er een fout optreedt tijdens de installatie, verwijdert u de software, start u de computer opnieuw op en installeert u de software opnieuw. De MF-stuurprogramma's verwijderen MF-stuurprogramma's installeren Sluit alle actieve toepassingen en installeer de software opnieuw. Toepassingen die zijn geïnstalleerd vanaf de bijgeleverde User Software and Manuals CD-ROM/DVD-ROM (Cd/Dvd met gebruikerssoftware en handleidingen) worden niet goed geregistreerd in MF Toolbox Toepassingen worden automatisch naar MF Toolbox opgeslagen zodra ze zijn geïnstalleerd. Dat gebeurt echter niet als ze worden geïnstalleerd terwijl MF Toolbox is geopend. Als u deze toepassingen vanuit de toolbox wilt openen, moet u ze handmatig in de toolbox opslaan. Scaninstellingen configureren in MF Toolbox (e-Handleiding) Problemen bij het verwijderen van software Het verwijderen van de MF-stuurprogramma's duurt te lang (Windows XP) Sluit alle actieve toepassingen (inclusief antivirusprogramma's) voordat u de software gaat verwijderen. De map [Canon] verdwijnt niet uit het menu Start nadat de software is verwijderd Verwijder eerst MF Toolbox voordat u de MF-stuurprogramma's verwijdert. Als u eerst de MF-stuurprogramma's verwijdert, blijft de map [Canon] staan nadat MF Toolbox is verwijderd. Volg in dat geval de stappen in onderstaande procedure voordat u de map verwijdert. Windows XP Klik met de rechtermuisknop op [Start] verwijder de map [Canon]. selecteer [Verkenner] [Alle gebruikers] [Menu Start] [Programma's] Windows Vista Klik met de rechtermuisknop op [Start] de map [Canon]. selecteer [Verkenner Alle gebruikers] [Programma's] in [Menu Start] Windows 7 [Start] selecteer [Alle programma's] verwijder de map [Canon]. Problemen na het upgraden van het besturingssysteem Ik kan de software niet gebruiken nadat ik een upgrade van het besturingssysteem heb uitgevoerd Verwijder de software en installeer de software opnieuw. Verwijderen Installeren 㻟㻣㻌㻛㻌㻠㻤 verwijder 0L9R-00A Bijlage De Bijlage bevat informatie die u moet weten, bijvoorbeeld hoe u de Installatiehandleiding moet gebruiken, disclaimers en auteursrechtinformatie. 㻟㻤㻌㻛㻌㻠㻤 0L9R-00C De installatiehandleiding gebruiken De Installatiehandleiding is een handleiding die u op de computer kunt doornemen. Hierin wordt informatie over het installeren van stuurprogramma's gegeven. U kunt snel naar een bepaalde pagina gaan door de gewenste informatie te zoeken of trefwoorden in te voeren. De gewenste informatie opzoeken U kunt zoeken naar de gewenste pagina door de volgende drie methoden te gebruiken. De inhoud doorzoeken U kunt zoeken naar de gewenste pagina door het onderwerp te selecteren in het tabblad [Inhoudsopgave] aan de linkerkant van het scherm en vervolgens het hoofdstukpictogram naast het onderwerp te selecteren. Bovenste pagina Onderwerppagina Zoeken op trefwoord U kunt zoeken door trefwoorden zoals "USB" of "omgeving" in te voeren. Vervolgens krijgt u de pagina's te zien waarop die trefwoorden voorkomen. U kunt ook woordgroepen opgeven, zoals "de MF-stuurprogramma's installeren". Er wordt dan gezocht naar onderwerpen met alle woorden in de woordgroep (zoeken met AND (en)). Het tabblad Zoeken Sitemap doorzoeken Klik op [Sitemap] boven aan het scherm en er wordt een lijst weergegeven met alle onderwerpen van de installatiehandleiding. Vanaf hier kunt u zoeken naar het gewenste onderwerp. Sitemap Systeemvereisten Om de Installatiehandleiding te kunnen gebruiken, hebt u een van de volgende webbrowsers nodig. De inhoud van de Installatiehandleiding wordt mogelijk niet correct weergegeven als u een browser gebruikt die niet in de onderstaande lijst staat. Internet Explorer 8.0/9.0/10.0/11.0, Firefox 24 ESR/F 26 㻟㻥㻌㻛㻌㻠㻤 0L9R-00E Schermconfiguratie van de installatiegids De installatiehandleiding is opgesplitst in verschillende schermen en de inhoud van elk scherm varieert. Bovenste pagina Deze pagina wordt weergegeven als u de installatiehandleiding start. Canon-logo Klik hierop om naar de beginpagina van de handleiding te gaan vanaf een andere pagina. Tabblad [Inhoudsopgave]/Tabblad [Zoeken] Klik hierop om te schakelen tussen het tabblad [Inhoudsopgave] en het tabblad [Zoeken]. Inhoudsopgave De hoofdstuktitels worden weergegeven ( ). Plaats de muisaanwijzer over een van de titels en de onderwerpen van het hoofdstuk worden aan de rechterkant weergegeven. Klik op een onderwerp en de pagina hiervan wordt weergegeven. [Boven] Klik hierop om naar de beginpagina van de handleiding te gaan vanaf een andere pagina. [Sitemap] Klik hierop om alle onderwerpen van de installatiehandleiding weer te geven. [Help] Klik hierop om informatie weer te geven over hoe u de installatiehandleiding kunt bekijken, hoe u een zoekopdracht uitvoert en andere informatie. [Afdrukken] Klik hierop om het momenteel weergegeven onderwerp af te drukken. [Kennisgeving] Klik hierop om belangrijke informatie weer te geven waarmee u bekend moet zijn voordat u de printer gaat gebruiken. Onderwerppagina Onderwerppagina’s bevatten informatie over het installeren van stuurprogramma's. 㻠㻜㻌㻛㻌㻠㻤 [Inhoudsopgave] Hoofdstukpictogrammen en onderwerptitels worden weergegeven op dit tabblad. / Het tabblad [Inhoudsopgave] kan breder of smaller worden gemaakt. [Alles uitvouwen]/[Alles samenvouwen] Klik op [Alles uitvouwen] om alle subgedeelten van alle onderwerpen weer te geven. Klik op [Alles samenvouwen] om alle subgedeelten van alle onderwerpen te sluiten. Hoofdstukpictogrammen Klik op een hoofdstukpictogram om naar het begin van het overeenkomstige hoofdstuk te navigeren. Onderwerpen Geeft de onderwerpen van het geselecteerde hoofdstuk weer. Als "+" wordt weergegeven op het onderwerp, klikt u hierop om de subgedeelten van dat onderwerp weer te geven. Klik op "-" om het uitgevouwen onderwerp te sluiten. [Alles afdrukken] Alle pagina's van het geselecteerde hoofdstuk worden in een afzonderlijk venster geopend. Het hoofdstuk kan indien nodig worden afgedrukt. Navigatie Dit toont aan welk hoofdstukonderwerp u momenteel bekijkt. Klik hierop om naar het begin van de pagina te gaan. / Klik hierop om het vorige of volgende onderwerp weer te geven. Klik hierop om naar de overeenkomstige pagina te gaan. Klik op [Terug] in uw webbrowser om terug te gaan naar de vorige pagina. Klik hierop om verborgen gedetailleerde beschrijvingen weer te geven. Klik opnieuw om de gedetailleerde beschrijvingen te sluiten. Het tabblad Zoeken Dit tabblad bevat een tekstvak om een zoekopdracht uit te voeren en naar de gewenste pagina te zoeken. 㻠㻝㻌㻛㻌㻠㻤 [Voer hier trefwoord(en) in] Voer één of meerdere trefwoorden in en klik op om de zoekresultaten weer te geven in een resultatenlijst. U kunt een zin invoeren om pagina's te zoeken die alle woorden van de zin bevatten. Zet de zin tussen aanhalingstekens om de exacte zin te vinden. [Zoekopties] Klik om de zoekvoorwaarden te specificeren zoals het bereik van de zoekopdracht en hoofdlettergevoeligheid. Zoekbereik selecteren U kunt dit gebruiken om de individuele hoofdstukken te selecteren om te doorzoeken. Hierdoor kunt u efficiënter zoeken als u de hoofdstukken kunt voorspellen met het onderwerp waarnaar u zoekt. Zoekopties selecteren Schakel het selectievakje in om bij het zoeken onderscheid te maken tussen hoofdletters en kleine letters. [Zoeken met volgende voorwaarden] en specificeer de voorwaarden. Druk er na instelling op om de zoekopdracht uit te voeren en de resultaten weer te geven in de lijst [Resultaat]. Resultatenlijst Geeft de zoekresultaten weer van de pagina's die de opgegeven trefwoorden bevatten. Zoek in de resultaten naar de gewenste pagina en klik op de onderwerptitel van de pagina. Als de resultaten niet op één pagina passen, klikt u op / of een paginanummer om de resultaten op de overeenkomstige pagina weer te geven. Sitemap Op deze pagina worden de titels van alle onderwerpen in de installatiehandleiding weergegeven. Hoofdstukpictogrammen Klik hierop om naar de inhoudsopgave van het geselecteerde hoofdstuk te gaan. Onderwerptitels Geeft titels en onderwerpen weer. Klik op een titel of onderwerp om naar de pagina te gaan. Klik hierop om naar het begin van de pagina te gaan. / Klik hierop om naar het vorige of volgende hoofdstuk te gaan. 㻠㻞㻌㻛㻌㻠㻤 0L9R-00F De installatiehandleiding bekijken Markeringen Beperkingen en waarschuwingen met betrekking tot de bediening van het apparaat, nuttige tips en andere informatie worden weergegeven met behulp van de onderstaande markeringen. Hiermee worden bedieningsvereisten en -beperkingen aangeduid. Lees deze punten zorgvuldig door voor een juiste bediening van de printer en om schade aan de printer of eigendom te voorkomen. Hiermee wordt een uitleg van een handeling gegeven. Het kan ook extra informatie over een procedure bevatten. Knoppen Toetsen op het computerscherm worden als volgt weergegeven: Voorbeeld van de installatiehandleiding: [Volgende] Computerschermen Afhankelijk van het besturingssysteem dat u gebruikt, kan de weergave van de displays in deze handleiding iets afwijken van de displays die u werkelijk ziet. De weergave van MF-stuurprogramma's en software kan ook variëren afhankelijk van hun versie. 㻠㻟㻌㻛㻌㻠㻤 0L9R-00H Overige In deze bijlage worden basisbewerkingen van Windows beschreven. De bijlage bevat verder disclaimers, auteursrechtinformatie en andere belangrijke informatie. 㻠㻠㻌㻛㻌㻠㻤 0L9R-00J Basisbewerkingen in Windows De printermap weergeven Inschakelen [Netwerk detecteren] Het scherm [Installatie via cd-rom/dvd-rom] weergeven De bitarchitectuur controleren Weergave [Programma's en onderdelen] of [Programma's installeren of verwijderen]. Weergave [Apparaatbeheer] De printermap weergeven Windows XP Professional/Server 2003 [Starten] selecteer [Printers en faxapparaten]. Windows XP Home Edition [Starten] selecteer [Configuratiescherm] [Printers en andere hardware] Windows Vista [Starten] selecteer [Configuratiescherm] [Printer]. [Printers en faxapparaten]. Windows 7/Server 2008 R2 [Starten] selecteer [Apparaten en printers]. Windows 8/Server 2012 Klik met de rechtermuisknop in de linkerbenedenhoek van het scherm weergeven]. Windows 8.1/Server 2012 R2 Klik met de rechtermuisknop op [Start] selecteer [Configuratiescherm] selecteer [Configuratiescherm] Windows Server 2008 [Starten] selecteer [Configuratiescherm] [Apparaten en printers [Apparaten en printers weergeven]. dubbelklik op [Printers]. Inschakelen [Netwerk detecteren] Als u Windows Vista/7/8/8.1/Server 2008/Server 2008 R2/Server 2012/Server 2012 R2 gebruikt, schakelt u [Netwerk detecteren] in om te zien welke computers zich op uw netwerk bevinden. Windows Vista [Starten] selecteer [Configuratiescherm] [Netwerkdetectie inschakelen]. [View network status and tasks] Windows 7/Server 2008 R2 [Starten] selecteer [Configuratiescherm] [View network status and tasks] detecteren] en selecteer [Netwerkdetectie inschakelen]. onder [Netwerk detecteren] en selecteer [Change advanced sharing settings] onder [Netwerk Windows 8/Server 2012 Klik met de rechtermuisknop in de linkerbenedenhoek van het scherm selecteer [Configuratiescherm] [Netwerkstatus en -taken weergeven] [Geavanceerde instellingen voor delen wijzigen] selecteer [Netwerkdetectie inschakelen] onder [Netwerk detecteren]. Windows 8.1/Server 2012 R2 Klik met de rechtermuisknop op [Start] selecteer [Configuratiescherm] [Netwerkstatus en -taken weergeven] instellingen voor delen wijzigen], selecteer [Netwerkdetectie inschakelen] onder [Netwerk detecteren]. Windows Server 2008 [Starten] selecteer [Configuratiescherm] [Netwerkdetectie inschakelen]. dubbelklik op [Network and Sharing Center] [Geavanceerde oder [Netwerk detecteren] en selecteer Het scherm [Installatie via cd-rom/dvd-rom] weergeven Als het scherm [Installatie via cd-rom/dvd-rom] niet wordt weergegeven nadat u de cd/dvd hebt geplaatst, volgt u de onderstaande procedure. In het voorbeeld dat volgt wordt de drive aangeduid met 'D:'. De stationsletter van uw cd-rom-station kan verschillen afhankelijk van de computer die u gebruikt. Windows XP/Server 2003 [Starten] selecteer [Uitvoeren] voer "D:\MInst.exe" in klik op [OK]. Windows Vista/7/Server 2008/Server 2008 R2 㻠㻡㻌㻛㻌㻠㻤 [Start] typ "D:\MInst.exe" in [Programma's en bestanden zoeken] of [Zoekopdracht starten] Windows 8/Server 2012 Klik met de rechtermuisknop in de linkerbenedenhoek van het scherm Windows 8.1/Server 2012 R2 Klik met de rechtermuisknop op [Start] selecteer [Uitvoeren] selecteer [Uitvoeren] typ "D:\MInst.exe" druk op [ENTER] op het toetsenbord. typ "D:\MInst.exe" klik op [OK]. klik op [OK]. De bitarchitectuur controleren Als u niet zeker weet of op uw computer de 32-bits of 64-bits versie van Windows wordt uitgevoerd, volgt u de onderstaande procedure. 1 Open het onderdeel [Configuratiescherm]. Windows Vista/7/Server 2008/Server 2008 R2 selecteer [Configuratiescherm]. [Start] Windows 8/Server 2012 Klik met de rechtermuisknop in de linkerbenedenhoek van het scherm Windows 8.1/Server 2012 R2 Klik met de rechtermuisknop op [Start] 2 selecteer [Configuratiescherm]. selecteer [Configuratiescherm]. Open het onderdeel [Systeem]. Windows Vista/7/8/8.1/Server 2008/Server 2008 R2/Server 2012/Server 2012 R2 Klik op [Systeem en beveiliging] of [Systeem en onderhoud] [Systeem]. Windows Server 2008 Dubbelklik op [Systeem]. 3 Controleer de bitarchitectuur. 32-bit besturingssystemen [32-bits besturingssysteem] wordt weergegeven. 64-bit besturingssystemen [64-bits besturingssysteem] wordt weergegeven. Weergave [Programma's en onderdelen] of [Programma's installeren of verwijderen]. Windows XP/Server 2003 [Starten] [Configuratiescherm] selecteer [Programma's installeren of verwijderen]. Windows Vista/7/Server 2008 R2 [Starten] [Configuratiescherm] selecteer [Een programma verwijderen]. Windows 8/Server 2012 Klik met de rechtermuisknop in de linkerbenedenhoek van het scherm verwijderen]. Windows 8.1/Server 2012 R2 Klik met de rechtermuisknop op [Start] [Configuratiescherm] Windows Server 2008 [Starten] selecteer [Configuratiescherm] [Configuratiescherm] selecteer [Een programma selecteer [Een programma verwijderen]. dubbelklik op [Programma's en onderdelen]. 㻠㻢㻌㻛㻌㻠㻤 Weergave [Apparaatbeheer] Windows XP [Starten] [Configuratiescherm] [Prestaties en onderhoud] [Systeem] Windows Vista/7/Server 2008 R2 [Starten] [Configuratiescherm] [Hardware en geluiden] of [Hardware] Windows 8/Server 2012 Klik met de rechtermuisknop in de linkerbenedenhoek van het scherm [Apparaatbeheer]. Windows 8.1/Server 2012 R2 Klik met de rechtermuisknop op [Start] Windows Server 2003 [Starten] [Configuratiescherm] [Configuratiescherm] [Systeem] Windows Server 2008 [Starten] selecteer [Configuratiescherm] [Hardware] [Hardware] selecteer [Apparaatbeheer]. [Configuratiescherm] [Hardware en geluiden] selecteer [Apparaatbeheer]. dubbelklik op [Apparaatbeheer]. 㻠㻣㻌㻛㻌㻠㻤 selecteer [Apparaatbeheer]. [Hardware en geluiden] selecteer [Apparaatbeheer]. selecteer 0L9R-00K Kennisgeving Disclaimer De informatie in dit document kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. CANON INC. BIEDT GEEN ENKELE GARANTIE MET BETREKKING TOT DIT MATERIAAL, UITDRUKKELIJK NOCH STILZWIJGEND, BEHALVE ZOALS HIERIN GEBODEN, INCLUSIEF, EN ZONDER BEPERKINGEN DAARVAN, GARANTIES OP HET GEBIED VAN VERKOOPBAARHEID, GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL OF HET INBREUK MAKEN OP ENIG RECHT. CANON INC. IS NIET AANSPRAKELIJK VOOR ENIGE DIRECTE, INCIDENTELE OF SECUNDAIRE SCHADE VAN WELKE AARD DAN OOK, NOCH VOOR VERLIEZEN OF UITGAVEN ALS RESULTAAT VAN HET GEBRUIK VAN DIT MATERIAAL. Copyright Copyright CANON INC. 2014 Niets uit dit document mag worden vermenigvuldigd, verzonden, getranscribeerd, opgeslagen in een zoeksysteem of vertaald in een taal of computertaal in welke vorm of met welke middelen dan ook, hetzij elektronisch, mechanisch, magnetisch, optisch, chemisch, handmatig of anderszins, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Canon Inc. Handelsmerken Microsoft, Windows, Windows Vista, Windows Server en Internet Explorer zijn geregistreerde handelsmerken of handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of in andere landen. Alle andere product- en merknamen zijn gedeponeerde handelsmerken, handelsmerken of servicemerken van de respectieve eigenaren. 㻠㻤㻌㻛㻌㻠㻤
* Your assessment is very important for improving the workof artificial intelligence, which forms the content of this project
Related manuals
Download PDF
advertisement