V60 TWIN ENGINE Q U ICK G U IDE VÄLKOMMEN! Deze Quick Guide beschrijft een aantal functies van uw nieuwe Volvo. Aanvullende gebruikersinformatie is in de auto, de app en op internet te vinden. MIDDENDISPLAY VAN DE AUTO De gebruikershandleiding is te raadplegen via het middendisplay van de auto en te openen via het hoofdscherm. MOBIELE APP De gebruikershandleiding is verkrijgbaar als app (Volvo Manual) voor smartphones en tablets. De app bevat tevens instructievideo's over bepaalde functies. SUPPORTSITE VAN VOLVO Op de supportsite van Volvo Cars (support.volvocars.com) kunt u niet alleen handleidingen en instructievideo's vinden maar ook aanvullende informatie en ondersteuning krijgen met betrekking tot uw Volvo en het bezit ervan. INFORMATIE IN DRUKVORM In het dashboardkastje ligt een supplement bij de gebruikershandleiding met informatie over zekeringen en specificaties plus een overzicht van belangrijke en praktische informatie. U kunt een gebruikershandleiding met bijbehorend supplement in drukvorm bestellen. INHOUD 01. LEER UW VOLVO KENNEN In dit hoofdstuk vindt u informatie over enkele van de systemen en diensten van Volvo alsook een overzicht van het interieur en exterieur en van het middendisplay. 02. OPLADEN Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van de laadstatus van de auto, het gebruik van de laadeenheid en de verschillende symbolen op het bestuurdersdisplay. 03. INTERIEUR EN AANSLUITINGEN Hier vindt u informatie over de verschillende functies in de passagiersruimte bijv. functies voor stoelverstelling en internetverbinding. 04. SCHERMEN VAN HET MIDDENDISPLAY Hier vindt u informatie over de verschillende schermweergaven van het middendisplay van waaruit tal van autofuncties te regelen zijn. 05. SLIM RIJDEN Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van verschillende rijhulpsystemen en tips om zuiniger te rijden. 06. STEMBEDIENING Hier vindt u verschillende commando's/zinnetjes die u kunt gebruiken voor de stembediening van de auto. 07. SPECIALE TEKSTEN Teksten onder de kopjes Waarschuwing, Belangrijk en NB die u moet lezen. Alle op het moment van publicatie bekende soorten opties/accessoires zijn gemarkeerd met een asterisk: *. 01 01 BEKNOPTE BEDIENINGSINSTRUCTIES Om uw Volvo zo goed mogelijk te leren gebruiken is het raadzaam om de volgende functies, begrippen en tips door te nemen. Volvo ID Volvo ID is een persoonlijk identificatiemiddel dat met één gebruikersnaam en wachtwoord toegang biedt tot diverse diensten. Enkele voorbeelden zijn Volvo On Call*, kaartdiensten*, een persoonlijke inlogpagina op volvocars.com en een functie om werkplaatsafspraken aan te vragen. U kunt een Volvo ID registreren via volvocars.com, de Volvo On Call-app of rechtstreeks vanuit de auto. te koppelen aan een bestuurdersprofiel. Zie het gedeelte Hoofdscherm elders in deze Quick Guide voor meer informatie over bestuurdersprofielen. Preconditioning voor vertrek Maak er een gewoonte van om de auto vóór vertrek te preconditioneren, zodat de interieurtemperatuur prettiger is. Tik in het klimaatscherm van het middendisplay op het tabblad Parkeerklimaat of activeer de functie via de Volvo On Call-app. Volledige preconditioning is alleen beschikbaar wanneer de auto is aangesloten op een stopcontact3. Sensus Sensus is de intelligente auto-interface en omvat alle autofuncties die verband houden met entertainment, connectiviteit, navigatie* en informatie. Sensus maakt communicatie mogelijk tussen u, uw auto en de omgeving. Volvo On Call* Volvo On Call biedt een directe verbinding1 met de auto, extra comfort en dag en nacht toegang tot hulp. Met de Volvo On Call-app is bijv. te zien of gloeilampen moeten worden vervangen en of er olie of koelvloeistof moet worden bijgevuld. Het is mogelijk de auto te vergrendelen en ontgrendelen, het brandstofpeil te controleren en het dichtstbijzijnde tankstation te tonen. Ook de preconditioning is in te stellen via het parkeerklimaat van de auto of via de afstandsstart2 van de auto. Download de Volvo On Call-app om aan de slag te gaan. Volvo On Call biedt tevens toegang tot pechhulp onderweg, andere beveiligingsdiensten en noodhulp via de knoppen ON CALL en SOS op de plafondconsole in de auto. Bestuurdersprofielen Tal van auto-instellingen zijn naar wens aan te passen en vervolgens op te slaan in een of meer bestuurdersprofielen. Elke sleutel is 1 2 3 Daarvoor moeten zowel de auto als het mobiele apparaat over gsm-bereik of een andere internetverbinding beschikken. Beschikbaar op bepaalde markten en modellen. Geldt voor elektrische verwarming. 01 01 OVERZICHT EXTERIEUR Controleer en programmeer de nieuwe bandenspanning (ITPMS)* via TPMS in de app Auto status op het middendisconplay. Bij een lage bandenspanning brandt het symbool tinu op het bestuurdersdisplay. Bij een lage bandenspanning moet u de bandenspanning van alle vier de banden controleren en indien nodig aanpassen. Druk daarna op Spanning opslaan om de nieuwe bandenspanning op te slaan. U kunt het motoroliepeil controleren via de Auto status-app. Hier kunt u ook statusmeldingen bekijken en werkplaatsafspraken* aanvragen. Oplading van de hybride-accu gebeurt via de laadaansluiting. Open de klep door deze licht in te drukken. Voor de maximale actieradius is het zaak met een volledig opgeladen hybrideaccu te vertrekken. De buitenspiegels zijn automatisch* omlaag te kantelen bij inschakeling van de achteruitversnelling. Bij vergrendeling/ ontgrendeling van de auto met de transpondersleutel worden de buitenspiegels automatisch in-/uitgeklapt. Activeer deze functies onder Instellingen My Car Spiegels en Comfort in het hoofdscherm van het middendisplay. Dankzij passieve vergrendeling/ontgrendeling* hoeft u voor vergrendeling of ontgrendeling van de auto de transpondersleutel alleen in bijvoorbeeld een binnenzak bij u te dragen. De transpondersleutel moet zich binnen een straal van zo'n 1 meter (3 voet) van de auto bevinden. Pak een portiergreep beet of druk op het met rubber beklede drukplaatje om de auto te ontgrendelen. Druk op een van de uitsparingen in de portiergrepen om de auto te vergrendelen. Raak de beide drukgevoelige gebieden bij voorkeur niet tegelijkertijd aan. Het panoramadak* heeft een te openen glazen ruit met een zonnescherm en kan worden bediend met knoppen boven de achteruitkijkspiegel. De auto moet daarvoor minimaal in contactslotstand I staan. Open het dak tot in de ventilatiestand door de knop omhoog te duwen en sluit het dak door de knop omlaag te trekken. Trek de knop tweemaal naar achteren om het panoramadak volledig te openen. Sluit het panoramadak door de knop tweemaal omlaag te trekken. De elektrisch bediende achterklep* is handsfree* te openen met een langzame voorwaartse schopbeweging links onder de achterbumper. U sluit en vergrendelt de achterklep met de -knop aan de onderkant van de achterklep. De klep is ook te sluiten met een langzame schopbeweging. De auto moet zijn uitgerust met passieve vergrendeling/ontgrendeling* om de achterklep handsfree te ontgrendelen. Handsfree openen en sluiten is alleen mogelijk wanneer de transpondersleutel zich binnen zo'n 1 meter (3 voet) achter de auto bevindt. Om te voorkomen dat de achterklep bijv. in contact komt met het dak van een garage kunt u de maximale openingshoek programmeren. Stel de maximale openingshoek in door de klep te openen en deze vervolgens in de gewenste stand te stoppen. -knop minstens 3 seconden ingeHoud vervolgens de drukt om de stand op te slaan. 01 01 VERGRENDELEN/ONTGRENDELEN Transpondersleutel Eenmaal kort indrukken om de portieren, de achterklep en de tankvulklep te vergrendelen en het alarm* te activeren. Eenmaal lang indrukken om het panoramadak* en alle zijruiten tegelijkertijd te sluiten. Eenmaal kort indrukken om de portieren en de achterklep te ontgrendelen en het alarm te deactiveren*. Eenmaal lang indrukken om alle zijruiten tegelijkertijd te openen. Eenmaal kort indrukken om alleen de achterklep te ontgrendelen en de alarmfunctie voor de achterklep te deactiveren. Eenmaal lang indrukken om de elektrisch bediende* achterklep te openen of te sluiten. U kunt desgewenst het paniekalarm activeren en de richtingaanwijzers en de claxon inschakelen om de aandacht van omstanders te trekken. Houd voor activering de knop 3 minstens seconden lang ingedrukt of druk de knop tweemaal binnen 3 seconden in. Nadat de functie minstens 5 seconden lang actief is geweest, is deze met dezelfde knop weer uit schakelen. Anders vindt na 3 minuten automatische uitschakeling plaats. Laadaansluitingsklep Zorg ervoor dat de auto ontgrendeld en uitgeschakeld is alvorens de laadkabel aan te sluiten of los te koppelen. 1. Duw de achterzijde van de klep in en laat los. 2. Open de klep. Wanneer het opladen is gestart, wordt de kabel aan de laadaansluiting vergrendeld. Het opladen wordt afgebroken bij ontgrendeling van de auto, maar als u de laadkabel niet loskoppelt wordt het opladen na enige tijd automatisch hervat. Privacy locking Bij Privacy locking wordt de achterklep vergrendeld, wat handig kan zijn wanneer u de auto bijv. voor een servicebeurt of bij een hotel afgeeft. – Tik in het functiescherm van het middendisplay op Private Locking om de functie te activeren/deactiveren. Bij activering/deactivering verschijnt een pop-upvenster. Iedere keer dat u de vergrendelingsfunctie activeert, kiest u een eenmalige code van vier cijfers. Bij het eerste gebruik moet u een extra beveiligingscode kiezen. Vergrendeling* van het dashboardkastje gebeurt handmatig met de meegeleverde sleutel die in het dashboardkastje is geplaatst. 01 01 OVERZICHT INTERIEUR Het middendisplay is te gebruiken voor het bedienen van tal van primaire autofuncties, zoals media, navigatie*, klimaatregeling, rijhulp en boordapps. Het bestuurdersdisplay geeft informatie weer over de rit, bijv. snelheid, toerental, navigatie* en actieve rijhulpsystemen. U kunt kiezen wat er op het bestuurdersdisplay moet verschijnen via het appmenu dat met de rechter stuurknoppenset te openen is. Instellingen zijn ook te verrichten via Instellingen My Car Displays op het hoofdscherm op het middendisplay. Het head-updisplay* is een aanvulling op het bestuurdersdisplay van de auto en projecteert de informatie op de binnenkant van de voorruit. Het display is te activeren via het functiescherm op het middendisplay. De startknop wordt gebruikt om de auto te starten. Om de displays te openen zonder de motor te starten, draait u rechtsom en laat u hem los. Houd het rempedaal ingetrapt, draai de startknop rechtsom en laat hem los om de motor te starten. Schakel de auto uit door de startknop rechtsom te draaien. U kiest rijmodi* via de knop op de tunnelconsole. Druk op de knop en rol deze omhoog of omlaag en kies op het middendisplay uit Hybrid, Pure, Constant AWD, Power/Polestar Engineered* en Individual. Bevestig uw keuze met een druk op de knop. Individual biedt u de mogelijkheid om uw eigen rijmodus samen te stellen. U activeert uw eigen rijmodus in Instellingen My Car Individuele rijmodus in het hoofdscherm van het middendisplay. U activeert de parkeerrem door de knop omhoog te trekken, waarna het bijbehorende symbool op het bestuurdersdisplay gaat branden. Los de parkeerrem handmatig door de knop omlaag te duwen, terwijl u het rempedaal bedient. Dankzij de automatische rem bij stilstand ( ) kunt u bij stilstand voor ver- keerslichten bijv. het rempedaal loslaten zonder dat dit gevolgen heeft voor de remwerking. Let erop dat u zowel de automatische rem bij stilstand als de automatische parkeerrem moet deactiveren vóór het gebruik van een automatische wasstraat. Deactivering van de automatische parkeerrem vindt plaats onder Instellingen My Car Parkeerrem en vering in het hoofdscherm van het middendisplay. De schakelaar voor activering/deactivering van de passagiersairbag* zit aan de passagierszijde op de zijkant van het dashboard en u kunt erbij door het portier aan die kant te openen. Trek de schakelaar naar buiten en draai deze naar ON/ OFF om de airbag te activeren/deactiveren. 01 01 MIDDENDISPLAY Op het middendisplay kunt u instellingen verrichten en de meeste functies bedienen. Het middendisplay heeft drie hoofdschermen: homescherm, functiescherm en appscherm. Vanuit het homescherm gaat u naar het functiescherm en het appscherm door naar rechts of naar links te vegen. Er is tevens een hoofdscherm dat u kunt openen door het bovenste gedeelte van het scherm omlaag te slepen. U kunt de opzet van het middendisplay en bestuurdersdisplay aanpassen door een thema te kiezen onder Instellingen My Car Displays op het hoofdscherm. U kunt hier ook kiezen uit een donkere en een lichte achtergrond voor het middendisplay. Ga vanuit een ander scherm terug naar het homescherm door kort de fysieke homeknop onder het display in te drukken. Dan verschijnt de vorige stand van het homescherm. Door de homeknop nogmaals kort in te drukken worden alle deelschermen van het homescherm in de standaardstand gezet. Bij het reinigen van het middendisplay kunt u de touchfunctie tijdelijk deactiveren door de fysieke homeknop onder het display ingedrukt te houden. Activeer het display weer door kort op de homeknop te drukken. Op de statusbalk helemaal boven aan het display staan de geactiveerde autofuncties. Links ziet u de netwerk- en verbindingsinformatie en rechts informatie over de beluisterde media, de klok en lopende achtergrondactiviteiten. In het klimaatveld helemaal onderaan kunt u de temperatuur en het stoelcomfort instellen door het desbetreffende pictogram aan te tikken. Open het klimaatscherm door op de middenknop in het klimaatveld te tikken. 02 OPLADEN Uw Volvo is uitgerust met een elektromotor die voor aandrijving zorgt op de lagere snelheden, terwijl de verbrandingsmotor aandrijft op de hogere snelheden en bij een sportievere rijstijl. De laadtijd van de hybride-accu hangt af van de laadstroom die aan het stopcontact kan worden afgenomen. De hybride-accu wordt ook opgeladen bij langzaam afremmen of tijdens het afremmen op de motor, zoals op een aflopende helling. Bij alle vormen van oplading verschijnt een aanduiding op het bestuurdersdisplay. Laadkabel bewaren De laadkabel zit onder een vloerluik in de bagageruimte. Regeleenheid van de laadkabel De bijgeleverde laadkabel is voorzien van een regeleenheid die de laadstatus aangeeft. De eenheid controleert de temperatuur en heeft een geïntegreerde aardlekschakelaar. Oplading starten Bij oplading van de hybride-accu wordt ook de startaccu opgeladen. Wanneer de hybride-accu volledig opgeladen is, wordt de oplading van beide accu's beëindigd. Oplading beëindigen 1. Ontgrendel de auto met de knop 4 op de transpondersleutel. Het opladen wordt beëindigd en de laadkabel komt los/wordt ontgrendeld. 2. Koppel de laadkabel los bij de auto. 3. Sluit de laadaansluitingsklep. 4. Koppel de laadkabel los bij het stopcontact. 5. Leg de laadkabel terug onder het vloerluik in de bagageruimte. Als u de laadkabel na ontgrendeling van de auto niet loskoppelt van de laadaansluiting wordt de kabel enige tijd later automatisch opnieuw vergrendeld om de optimale ladingsgraad en actieradius te verkrijgen en ervoor te zorgen dat u de preconditioning kunt gebruiken. De laadkabel is weer los te koppelen, als u de auto ontgrendelt vanaf de transpondersleutel. Bij auto's met passieve vergrendeling/ontgrendeling* kunt u opnieuw vergrendelen en ontgrendelen met behulp van een portiergreep. 1. Sluit de laadkabel aan op een stopcontact. Gebruik nooit een verlengkabel. 2. Open de laadaansluitingsklep door deze licht in te drukken. 3. Verwijder de afdekking van de laadkabelstekker en duw de laadkabelstekker vervolgens zo ver mogelijk in de laadaansluiting van de auto. De laadkabel in de laadaansluiting wordt automatisch vergrendeld en het opladen start binnen 5 seconden. 4. Plaats om lakschade te voorkomen de afdekking van de laadaansluiting zo dat deze niet tegen het lakwerk aankomt. 4 Dit moet ook gebeuren als de portieren van de auto al zijn ontgrendeld. Als de auto niet via de ontgrendelingsknop wordt ontgrendeld, kan schade aan de laadkabel of aan het systeem ontstaan. 02 Regeleenheid • Beide led-lampjes knipperen afwisselend blauw, geel en rood: Zelftest – wacht totdat de zelftest is afgerond. • Het ene led-lampje brandt of knippert blauw, terwijl het andere led-lampje is gedoofd: Stand-by. 02 • Beide led-lampjes knipperen blauw: Wordt opgeladen. • Het ene led-lampje brandt of knippert geel, terwijl het andere led-lampje is gedoofd: Wordt opgeladen of oplading is niet mogelijk – storing in de temperatuurcontrole. Start het opladen opnieuw. • Het ene led-lampje knippert rood, terwijl het andere led-lampje is gedoofd: Oplading is niet mogelijk – de aardlekschakelaar van de laadkabel is in werking getreden. Start het opladen opnieuw. • Het ene led-lampje knippert rood, terwijl het andere led-lampje rood brandt: Oplading is niet mogelijk – de laadkabel is aangesloten op een ongeaard stopcontact. Sluit de laadkabel aan op een geaard stopcontact. LAADSTATUS • De laadstatus van de auto is te controleren bij de laadaansluiting, op de regeleenheid van de laadkabel, op het bestuurdersdisplay en via de Volvo On Call*-app. Beide led-lampjes knipperen rood: Oplading is niet mogelijk – interne storing. Bestuurdersdisplay Lampjes in de laadaansluiting De kleur van het symbool geeft de laadstatus aan. Blauwe kleur – wordt opgeladen. • Wit – hulpverlichting. Groene kleur – accu volledig opgeladen. • Geel – stand-by, in afwachting van oplading. • Blauw – timer ingesteld. Rode kleur – laadfout, controleer de aansluiting van de laadkabel op de auto en op het 230V-contact. • Knippert groen – wordt opgeladen. • Brandt constant groen – oplading gereed, dooft na enige tijd. • Brandt constant rood – er is een storing opgetreden. HYBRIDE-INFORMATIE OP HET BESTUURDERSDISPLAY Op het bestuurdersdisplay verschijnen enkele symbolen en animaties afhankelijk van de gekozen rijmodus. 02 De meter rechts geeft het stroom- en brandstofverbruik aan. Het verbruik varieert afhankelijk van de rijstijl. Wanneer de dunne witte naald de witte pijl bovenaan passeert, schakelt de auto over op de verbrandingsmotor. Wanneer de naald tot in het oranje gebied zakt, wordt de accu opgeladen (zoals bij het afremmen). Actieradius op accu De indicatie geeft een schatting van de actieradius op de accu. De actieradius hangt af van diverse factoren zoals rijstijl, snelheid en buitentemperatuur en kan variëren tijdens de rit. Normaal kunt u een actieradius verwachten van 25–45 km (15–27 miles). De startwaarde die verschijnt bij een volledig opgeladen accu is een "tot-waarde" en geen exacte aanduiding van de actieradius op de accu. Deze wordt tijdens het rijden aangepast. Wanneer er “---” op het bestuurdersdisplay verschijnt, zijn er geen garanties meer te geven voor de actieradius op de accu. Symbolen op het bestuurdersdisplay Een volledig wit symbool geeft de motor aan die op dat moment wordt gebruikt. Een bliksemschicht staat voor de elektromotor, een druppel voor de verbrandingsmotor. Geeft aan dat de accu bijv. tijdens het afremmen op de motor wordt bijgeladen. De hybridemeter geeft aan hoeveel stroom voor de elektromotor er nog in de accu zit. De stroom wordt ook gebruikt voor de klimaatregeling. Geeft aan dat de functie Charge of Hold geactiveerd is. De functies zijn te activeren vanuit het functiescherm van het middendisplay. Charge laadt bij een geringe ladingsgraad van 14:21 de hybride-accu de accu bij. Hold houdt in dat u de ladingsgraad van de accu op peil houdt voor later gebruik. In- en uitschakeling van verbrandingsmotor De auto bepaalt of de auto op de verbrandingsmotor, op de elektromotor of een combinatie rijdt. Tijdens ritten op stroom start de verbrandingsmotor soms automatisch door externe factoren zoals bij lage buitentemperaturen. Bij een minimale laadcapaciteit van de hybride-accu slaat de verbrandingsmotor altijd aan. 1. Activeer de stoelverstelling op het middendisplay door de bediening omhoog/omlaag te draaien. 2. Wissel van functie op het middendisplay door de bediening omhoog/omlaag te draaien. 3. Wijzig de instelling voor de desbetreffende functie door op het bovenste/onderste/voorste/achterste gedeelte van de bediening te drukken. Posities vastleggen 1. Zet stoel, buitenspiegels en head-updisplay* in de gewenste stand en druk daarna op de knop M op het portierpaneel. Het controlelampje in de knop gaat branden. 03 2. Druk binnen 3 seconden op een van de geheugenknoppen 1 of 2. Er klinkt een geluidssignaal en het lampje in de knop M dooft. Om een vastgelegde positie te gebruiken: Met het portier geopend – druk op een van de geheugenknoppen en laat los. ELEKTRISCH BEDIENBARE* VOORSTOELEN Met het portier gesloten – houd een van de geheugenknoppen ingedrukt totdat de gewenste positie wordt bereikt. Gebruik de bedieningselementen aan de zijkant van de stoel voor verstelling van bijv. de stoelpositie en de lendensteun*. De twee bedieningselementen met de vorm van een stoel zijn te gebruiken voor verstelling van de stoelpositie. Het derde bedieningselement, de multifunctionele bediening*, is te gebruiken voor verstelling van de verschillende comfortfuncties, bijv. de massagefunctie*. Bedieningselementen met de vorm van een stoel Verstel het zitkussen of verschuif de hele stoel met de onderste bediening. Pas de hellingshoek van de rugleuning aan met de achterste bediening. Multifunctionele bediening5 Via de multifunctionele bediening kunt u de instellingen voor de massagefunctie*, de zijsteunen*, de lendensteun* en de verlengingsfunctie* van het zitkussen regelen. 5 Bij auto's met een lendensteun met vierwegverstelling* RUGLEUNING ACHTERBANK OMLAAGKLAPPEN Bij het omklappen van de achterbank, moet u ervoor zorgen dat de rugleuning met hoofdsteun niet in aanraking komt met de voorstoel. U moet de voorstoelen mogelijk verstellen om de rugleuningen omlaag te kunnen klappen. Rugleuningen omlaagklappen De achterbank is alleen omlaag te klappen, wanneer de auto stilstaat en de achterklep openstaat. Zorg ervoor dat er zich geen mensen of voorwerpen op de achterbank bevinden. 1. Klap de hoofdsteun van de middelste zitplaats handmatig omlaag. 2. Haal de blokkeerhandgreep van de rugleuning omhoog en klap de rugleuning om. De pal voor de hoofdsteunen komt bij het omklappen van de rugleuning automatisch omhoog. Een rode markering bij de pal geeft aan dat de rugleuning niet langer geblokkeerd staat. 3. De rugleuning wordt ontgrendeld en moet handmatig worden omgeklapt tot in horizontale stand. Rugleuningen omhoogklappen 1. Klap de rugleuning omhoog/naar achteren, totdat deze vergrendelt. 2. Klap de hoofdsteunen handmatig omhoog. 3. Pas de stand van de hoofdsteun op de middelste zitplaats indien nodig aan. 03 03 STUURWIEL Stel het stuurwiel af Het stuurwiel is in de hoogte en de diepte te verstellen. 1. Schuif/trek6 de hendel onder het stuurwiel vooruit/achteruit. 2. Zet het stuurwiel in de gewenste stand en zet de hendel terug in de stand voor vergrendeling. Linker stuurknoppenset Met de pijlen ( en ) van de linker stuurknoppenset kunt u op het bestuurdersdisplay kiezen uit de beschikbare rijhulpsystemen. Bij een wit rijhulpsymbool is de functie actief. Een grijs symbool geeft aan dat het desbetreffende systeem geannuleerd is of standby staat. Symbolen op het bestuurdersdisplay: De snelheidsbegrenzer helpt om een gekozen maximumsnelheid niet te overschrijden. De cruisecontrol helpt u om een gelijkmatige snelheid aan te houden. De adaptieve cruisecontrol* helpt u om een gelijkmatige snelheid aan te houden in combinatie met een vooraf gekozen tijdsverschil tot voorliggers. De Pilot Assist met stuurhulp helpt u om de auto tussen de zijmarkeringen van de rijstrook te houden in combinatie met een vooraf gekozen tijdsverschil ten opzichte van voorliggers. Tik op ren. om het desbetreffende systeem te starten of te annule- Bij kort indrukken van / verhoogt/verlaagt u de ingestelde snelheid met 5 km/h (5 mph). Houd de knop ingedrukt om de snelheid traploos te wijzigen – laat de knop los bij het bereiken van de gewenste snelheid. Met / verkleint/vergroot u de afstand tot voorliggers bij gebruik van de adaptieve cruisecontrol en Pilot Assist. wordt de aangepaste snelheid tevens Bij eenmaal indrukken van ingesteld voor gebruik door het gekozen systeem. Boordcomputer De boordcomputer toont bijv. de afstand, het verbruik en de gemiddelde snelheid. U kunt kiezen welke boordcomputerinformatie op het bestuurdersdisplay moet verschijnen. De boordcomputer berekent de resterende actieradius op basis van de actuele hoeveelheid brandstof in de tank of de actuele ladingsgraad van de hybrideaccu. Gebruik de rechter stuurknoppenset om de verschillende opties te bekijken. Wanneer er “----” op het bestuurdersdisplay verschijnt, zijn geen garanties meer te geven voor de actieradius. Rechter stuurknoppenset 03 Het bestuurdersdisplay is te bedienen met de rechter stuurknoppenset. Het appmenu van het bestuurdersdisplay wordt geopend/ gesloten. Van hieruit zijn boordcomputer, mediaspeler, telefoon en navigatie* te bedienen. Blader door de apps door op de pijl-links of pijl-rechts te drukken. Een keuze maken, ongedaan maken of bevestigen, zoals het kiezen van het boordcomputermenu of het verwijderen van een melding van het bestuurdersdisplay. De functies voor de gekozen app doorbladeren door op pijlomhoog of pijl-omlaag te drukken. U kunt het mediavolume verhogen/verlagen door te tikken op respectievelijk en . Als geen van de andere functies actief is kunt u met deze knoppen het volume regelen. Met de knop activeert u de stembediening om bijvoorbeeld via stemcommando's het audiosysteem, de navigatie en de klimaatregeling te bedienen. Zeg bijv. “Radio”, “Verhoog temperatuur” of “Annuleer”. Zie het hoofdstuk Stembediening in deze Quick Guide voor meer stemcommando's. 6 Afhankelijk van de markt. De Follow Me Home-verlichting maakt gebruik van een deel van de buitenverlichting voor verlichting in het donker. Activeer de functie door de auto uit te schakelen, de linker stuurhendel richting het dashboard te halen en weer los te laten. De duur van de Follow Me Home-verlichting is in te stellen via het middendisplay. Dagteller resetten Reset alle gegevens van de handmatig bediende dagteller (TM) door de RESET-knop lang in te drukken. Bij kort indrukken reset u alleen de afgelegde afstand. De automatische dagteller (TA) wordt automatisch gereset, wanneer de auto minstens 4 uur lang niet gebruikt is. 03 LINKER STUURHENDEL De koplampfuncties bedient u met de linker stuurhendel. Bij de AUTO-stand past de auto de verlichting automatisch aan als het donker/licht wordt, bijvoorbeeld wanneer het schemert of wanneer u een tunnel inrijdt. Voor groot licht dat automatisch uit gaat bij tegemoetkomend verkeer draait u het duimwiel van de hendel naar . Breng de hendel naar het stuurwiel om handmatig groot licht te activeren en naar het dashboard om dit te deactiveren. Actieve bochtverlichting* zorgt voor maximale verlichting in bochten en op kruisingen doordat de lampen meedraaien met het stuurwiel. De functie wordt automatisch geactiveerd tijdens het starten en is te deactiveren via het functiescherm, . De approach-, buiten- en interieurverlichting gaan branden wanneer u de auto op afstand ontgrendelt via de transpondersleutel, zodat u in het donker de auto veilig kunt bereiken. RECHTER STUURHENDEL Met de rechter stuurhendel bedient u de wisserbladen en de regensensor. – Haal de hendel omlaag om de voorruitwisser één enkele wisslag te laten maken. – Haal de hendel in stapjes omhoog voor de intervalschakeling, de normale en de hoge wissnelheid. – Pas het wisinterval aan met het duimwiel op de hendel. – Haal de hendel in de richting van het stuurwiel om de voorruiten koplampsproeiers in te schakelen en in de richting van het dashboard om de achterruit te sproeien. Druk op de regensensorknop om de regensensor te activeren/ deactiveren. De wisserhendel moet in de stand 0 staan of in de stand voor een enkelvoudige wisslag. De regensensor registreert de hoeveelheid regen op de voorruit en schakelt automatisch de ruitenwissers op de voorruit in. Draai het duimwiel omhoog/omlaag voor een hogere/lagere gevoeligheid. Druk hierop voor de intervalfunctie van de achterruitwisser. Druk hierop voor een continue wissnelheid van de achterruitwisser. Gebruik de servicestand van de ruitenwissers om bijv. de wisserbladen te vervangen, reinigen of op te tillen. Tik op de knop Servicestand ruitenwisser op het functiescherm van het middendisplay om de servicestand te activeren of te deactiveren. 03 03 KLIMAATREGELING De functies voor de klimaatregeling voor en achter in de passagiersruimte zijn te regelen via het middendisplay, de knoppen op de middenconsole en het bedieningspaneel achter op de tunnelconsole*. Voor bepaalde klimaatregelingsfuncties zijn ook stemcommando's te gebruiken. Het pictogram voor toegang tot het klimaatscherm verschijnt midden onder aan het middendisplay. Wanneer de tekst CleanZone blauw van kleur is, betekent dit dat is voldaan aan de voorwaarden voor een goede luchtkwaliteit in de passagiersruimte. – Tik op AUTO in het klimaatscherm voor automatische regeling van meerdere klimaatfuncties. Bij kort indrukken worden de luchtrecirculatie, airconditioning en luchtverdeling automatisch geregeld. Bij lang indrukken worden de luchtrecirculatie, airconditioning en luchtverdeling automatisch geregeld en de temperatuur en de ventilatorstand gewijzigd in de standaardinstellingen: 22°C/72°F en niveau 3. Het is mogelijk om de temperatuur en de ventilatorstand te wijzigen zonder de automatische klimaatregeling te deactiveren. – Tik op een van de pictogrammen in het klimaatveld onder aan het middendisplay om de temperatuur, de stoelverwarming* en de ventilatorstand in te stellen. Preconditioning direct inschakelen 1. Open het klimaatscherm van het middendisplay. 2. Kies het tabblad Parkeerklimaat, vink naar keuze opties aan en tik vervolgens op Preconditioning. Timer voor preconditioning instellen 1. Open het klimaatscherm van het middendisplay. 2. Kies het tabblad Parkeerklimaat gewenste datum/dag in. Timer toevoegen en stel de Voor optimale werking van de preconditioning moet de auto zijn aangesloten op een stopcontact (geldt voor auto's met een verwarming op stroom). Afhankelijk van de markt wordt een verwarming op brandstof of op stroom7 toegepast. Luchtkwaliteitssysteem IAQS* Het IAQS maakt deel uit van het Clean Zone Interior Package* (CZIP) en is een volautomatisch systeem dat de lucht in de passagiersruimte ontdoet van luchtverontreinigingen in de vorm van deeltjes, koolwaterstoffen, stikstofoxiden en laaghangend ozon. U activeert het systeem in het hoofdscherm van het middendisplay via Instellingen Klimaat Luchtkwaliteitssensor. Tik op het temperatuurpictogram voor de bestuurderszijde en kies Temperatuur synchroniseren om de temperatuurinstelling voor alle klimaatzones te synchroniseren met die voor de bestuurderszone. Preconditioning De preconditioning is in te stellen via het middendisplay van de auto en de app Volvo On Call*. De preconditioning verwarmt of koelt het interieur vóór het rijden. De preconditioning is direct in te schakelen of via een timer te programmeren. 7 De erkende Volvo-dealer kan u vertellen welke verwarming er op de verschillende markten wordt gebruikt. 03 03 AANSLUITINGEN U kunt media, sms-berichten, telefoongesprekken weergeven/met stemcommando's bedienen of een internetverbinding maken voor de auto via diverse externe apparaten, bijv. smartphones. Om de verbonden apparaten te kunnen gebruiken moet het elektrische systeem van de auto minimaal in contactslotstand I staan. Automodem8 De eenvoudigste en meest effectieve manier om een internetverbinding voor de auto te maken is het gebruik van de automodem. Deze methode biedt optimale prestaties, wordt bij iedere rit automatisch geactiveerd en vereist geen verbinding met een smartphone. 1. Plaats een persoonlijke simkaart in de houder bij de vloer aan de passagierszijde. 2. Tik op Instellingen Communicatie automodem in het hoofdscherm. Internet via 3. Activeer de optie door het vakje voor Internet via automodem aan te vinken. Internetverbinding delen Bij een auto met een actieve internetverbinding via de automodem is het mogelijk de internetverbinding met andere apparaten te delen (Wi-Fi-hotspot). Tik op Instellingen in het hoofdscherm en op Communicatie Wi-Fi hotspot auto. Bluetooth Gebruik Bluetooth in eerste instantie om te bellen, te sms'en en media op uw telefoon naar het audiosysteem van de auto te streamen. Via Bluetooth is het ook mogelijk een internetverbinding voor de auto te maken. U kunt twee Bluetooth-apparaten tegelijk hebben aangesloten waarvan het ene alleen voor het streamen van muziek. De twee meest recent aangesloten telefoons worden automatisch opnieuw met de auto verbonden, als de Bluetooth-functie van de telefoons actief is. De 20 laatst gebruikte apparaten staan in een lijst, zodat deze later eenvoudig opnieuw met de auto te verbinden zijn. 1. Activeer Bluetooth op de telefoon. Voor een internetverbinding moet u ook 'internet sharing' op de telefoon activeren. 2. Open het deelscherm voor de telefoon op het middendisplay. 3. Tik op Tel. toevoegen of op Wijzigen en daarna op Tel. toevoegen, als er al een telefoon is aangesloten. USB Via USB kunt u een extern apparaat aansluiten om media af te spelen. De USB-aansluiting wordt ook gebruikt voor Apple CarPlay* en Android Auto*. Indien er twee USB-ingangen zijn, gebruikt u die met de witte omlijsting. Het externe apparaat wordt opgeladen, zolang het aangesloten is op de auto. Er zitten USB-poorten (type A) in het opbergvak onder de middenarmsteun tussen de voorstoelen. Stroomaansluitingen In uw auto zitten de volgende stroomaansluitingen: 12V-aansluiting. 12V-aansluiting en 230V-aansluiting*. Er zit ook een 12V-aansluiting* in de kofferbak/bagageruimte. 4. Kies de aan te sluiten telefoon en volg de instructies op het middendisplay en op de telefoon. Let erop dat u bij bepaalde telefoons de berichtfunctie eerst moet activeren. Wi-Fi Een internetverbinding via Wi-Fi maakt hogere bitrates mogelijk dan bij gebruik van Bluetooth om online muziek te streamen zoals internetradio en muziek via boordapps, software te downloaden/ bijwerken en dergelijke. Een Wi-Fi-verbinding op een smartphone kan als hotspot dienen voor inzittenden en eventuele andere externe apparaten in de auto. 1. Activeer 'internet sharing' (wifi-hotspot) op de telefoon. 2. Tik op Instellingen in het hoofdscherm van het middendisplay. 3. Tik op Communicatie Wi-Fi en activeer de optie door het vakje voor Wi-Fi-verbinding aan te vinken. Let erop dat sommige telefoons de internetverbinding verbreken, wanneer de verbinding met de auto is verbroken. In dat geval moet u bij een volgend gebruik van de telefoon de 'internet sharing' opnieuw activeren. 8 Alleen auto's met P-SIM*. Auto's uitgerust met Volvo On Call* gebruiken voor de diensten de internetverbinding met de automodem. 03 VERBONDEN APPARATEN GEBRUIKEN Het is mogelijk externe apparaten te gebruiken om bijv. te bellen en media af te spelen via het audio- en mediasysteem van de auto. Telefoonfuncties9 Het is mogelijk om via een telefoon met Bluetooth-verbinding te bellen en oproepen te beantwoorden. Bellen via het middendisplay 03 1. Open het deelscherm Telefoon op het homescherm. Geef aan hoe u wilt bellen: via de gesprekkenlijst, via de contactenlijst of geef het nummer aan via de knoppenset. 2. Druk op . Bellen via de rechter stuurknoppenset 1. Druk op en ga naar Telefoon door op 2. Loop met of door de gesprekkenlijst en kies met te drukken. . U kunt bovendien de stembediening gebruiken om te bellen. Druk van de rechter stuurknoppenset. Zie op de stembedieningsknop voor stemcommando's het hoofdstuk Stembediening in deze Quick Guide. Media afspelen Om audiobestanden op een extern apparaat af te spelen sluit u het apparaat via een van de beschikbare methoden aan op de auto, zie het voorgaande hoofdstuk voor de verschillende methoden. Verbinding via Bluetooth 1. Start de weergave op het aangesloten apparaat. 2. Open de app Bluetooth op het applicatiescherm van het middendisplay. De weergave wordt gestart. Verbinding via USB-poort 1. Start de USB-app op het appscherm. 9 Zie www.volvocars.com/intl/support voor informatie over de telefoons die compatibel zijn met de auto 2. Kies wat er moet worden afgespeeld. De weergave wordt gestart. Mp3-speler of iPod Bij gebruik van CarPlay wordt Bluetooth uitgeschakeld. Om een internetverbinding voor de auto te maken kunt u Wi-Fi of de automodem* gebruiken. 1. Start de weergave op de eenheid. 2. Open de iPod- of USB-app, afhankelijk van de verbindingsmethode. Kies voor weergave vanaf iPod de app iPod, ongeacht de wijze van aansluiten. De weergave wordt gestart. Apple® CarPlay®*10 en Android Auto* CarPlay en Android Auto bieden u de mogelijkheid om via de auto bepaalde apps op uw iOS- of Android-apparaat te gebruiken om bijv. muziek te spelen of podcasts te beluisteren. De bediening vindt plaats via het middendisplay van de auto of via het apparaat. Om CarPlay te kunnen gebruiken moet Siri zijn geactiveerd op het iOS-apparaat. Het apparaat heeft bovendien een internetverbinding nodig via Wi-Fi of het mobiele netwerk. Om Android Auto te kunnen gebruiken moet de app Android Auto zijn geïnstalleerd op het Android-apparaat. Het apparaat moet bovendien zijn aangesloten op de USB-poort van de auto. 1. Sluit het apparaat aan op de USB-poort met de witte omlijsting. 2. Tik voor activering van Android Auto op Android Auto in het appscherm. 3. Neem de voorwaarden door en tik vervolgens op Accepteren om een verbinding te maken. 4. Tik op de gewenste app. Activeer de stembediening van CarPlay en Android Auto door lang van de rechter stuurknoppenset te drukken. Bij kort op de knop indrukken activeert u de stembediening van de auto. 10 Apple en CarPlay zijn geregistreerde handelsmerken van Apple Inc. 03 04 HOMESCHERM kiezen met de knoppenset. Tik na het kiezen van een nummer op . Bij inschakeling van het middendisplay verschijnt het homescherm, van waaruit u toegang hebt tot de deelschermen Navigatie, Media en Telefoon alsook de laatste gebruikte app of autofunctie. Laatst gebruikte app of autofunctie – Hier ziet u de laatst gebruikte app of autofunctie die niet in de een van de andere deelschermen verschijnt, zoals Auto status of Bestuurder prestaties. U kunt het deelscherm aantikken om de laatst gebruikte functie te activeren. Navigatie – Tik hierop om het navigatiesysteem via Sensus Navigation* te openen. Bestemming invoeren via vrije zoekopdracht – Vouw de werkbalk uit met de pijl-omlaag aan de linkerzijde en tik op . De kaartweergave maakt plaats voor een vrije zoekopdracht. Voer het trefwoord in. Bestemming invoeren via de kaart – Maximaliseer de kaart met . Tik lang op de bestemming waar u naar toe wilt en kies Ga hierheen. om het reisplan te opeBestemming verwijderen – Tik op nen. Tik op de prullenbak om een deelbestemming in het reisplan te wissen of tik op Reisweg wissen om het complete reisplan te wissen. 04 Kaartupdate11 – Tik op Download Center op het appscherm. Onder Kaarten staan het aantal beschikbare kaartupdates. Tik op Kaarten Installeren Bevestig om de gewenste kaartupdates te installeren. Het is ook mogelijk om op support.volvocars.com kaartupdates te downloaden naar een USB-stick en deze vervolgens in de auto te installeren. Media – Hier verschijnen bijv. tracks op een extern apparaat of de tekst FM-radio als u daarvoor hebt gekozen in het appscherm. Tik op het deelscherm om de instellingen te openen. Van hieruit kunt u uw muziekbibliotheek, radiozenders en dergelijke bekijken. Telefoon – Van hieruit is het telefoonsysteem te bereiken. Tik op het deelscherm om het uit te vouwen. Hier kunt u bellen vanuit de gesprekkenlijst, de contactenlijst of zelf een nummer 11 De beschikbaarheid van de functie kan per markt verschillen. 04 FUNCTIESCHERM EN APPSCHERM Functiescherm Pictogrammen verplaatsen Wanneer u in het homescherm van links naar rechts veegt12, opent u het functiescherm. Van hieruit zijn diverse autofuncties te activeren/deactiveren, zoals Head-up display* en Parkeerhulp. Ze zijn te activeren/deactiveren door het aantikken van het desbetreffende pictogram. Voor bepaalde functies wordt een apart venster geopend. De apps en de knoppen voor autofuncties op het app- en functiescherm zijn naar wens te verplaatsen. 1. Tik lang op een app of knop. 2. Sleep de app of knop naar een lege plek op het scherm en laat los. Appscherm Veeg van rechts naar links12 om vanuit het homescherm het appscherm te openen. Hier kunt u de boordapps bekijken die bij de auto werden geleverd plus de beschikbare apps die u kunt downloaden en installeren. Apps en systemen hanteren en bijwerken Onder Download Center op het appscherm vindt u updates voor tal van autosystemen. Dit is alleen mogelijk, als de auto een actieve internetverbinding heeft. In Download Center kunt u: 04 Apps downloaden – Tik op Nieuwe apps en kies de gewenste app. Tik op Installeren om de app te downloaden. Apps bijwerken – Tik op Alles installeren om alle apps bij te werken. Of tik op Applicatie-updates om een lijst met de beschikbare updates te openen. Kies de gewenste app en tik op Installeren. Apps verwijderen – Tik op Applicatie-updates en kies de gewenste app. Tik op De-installeren en kies de gewenste app. Systeemsoftware bijwerken – Tik op Systeem-updates om een lijst te bekijken met de voor uw auto beschikbare updates. Tik op Alles installeren onder aan de lijst om alle software bij te werken of op Installeren om alleen bepaalde software bij te werken. Als u geen lijst wenst, kunt u ook Alles installeren kiezen bij de knop Systeem-updates. 12 Geldt voor een auto met het stuur links. Veeg bij een auto met het stuur rechts in tegenovergestelde richting. 04 HOOFDSCHERM Boven aan het scherm vindt u een tabblad dat u omlaag kunt slepen om het hoofdscherm te openen. Van hieruit zijn Instellingen, Handleiding, Profiel alsook de opgeslagen berichten van de auto te openen. Persoonlijke instellingen Onder Instellingen kunt u tal van persoonlijke instellingen opslaan voor bijv. displays, spiegels, bestuurdersstoel, navigatie*, audio- en mediasysteem, systeemtaal en stembediening. Bestuurdersprofielen Als meerdere bestuurders gebruikmaken van dezelfde auto kan elke bestuurder zijn eigen bestuurdersprofiel hanteren. Iedere keer dat u plaatsneemt in de auto kunt u het bestuurdersprofiel kiezen met uw persoonlijke instellingen. Het beschikbare aantal profielen hangt af van het aantal sleutels dat aan de auto is gekoppeld. Het profiel Gast is niet gekoppeld aan een bepaalde sleutel. Bij ontgrendeling van de auto wordt het laatst gehanteerde bestuurdersprofiel geactiveerd. U kunt van bestuurdersprofiel wisselen door Profiel te kiezen in het hoofdscherm. De bestuurdersprofielen zijn te koppelen aan bepaalde sleutels van de auto, zodat de auto bij ontgrendeling met deze sleutels automatisch de daarvoor opgeslagen persoonlijke instellingen hanteert. Onder Instellingen Systeem Bestuurdersprofielen kunt u sleutels koppelen. Kies een van de bestuurdersprofielen (het profiel Gast valt echter niet te koppelen). Het homescherm verschijnt opnieuw. Open het hoofdscherm door omlaag te vegen, herhaal de bovenstaande stappen, kies Bewerken voor het gekozen profiel en kies daarna Sleutel koppelen. Individuele rijmodus Als u de rijmodus Hybrid, Pure of Power wilt aanpassen, kunt u de persoonlijke rijmodus activeren onder Instellingen My Car Individuele rijmodus. Systeemvolumes Het volume van systeemgeluiden zoals toetsenbord- of touchscreengeluiden is aan te passen of helemaal uit te zetten onder Instellingen Geluid Systeemvolumes. 04 05 RIJHULP Uw auto is uitgerust met enkele systemen die u helpen om veilig te rijden en ongelukken te voorkomen. U activeert deze systemen in het functiescherm van het middendisplay. Let erop dat de rijhulpsystemen uitsluitend bedoeld zijn ter ondersteuning en dat u als bestuurder de auto altijd veilig moet blijven besturen. Onderstaand vindt u een selectie: City Safety™ City Safety13 kan u in kritieke situaties helpen om een botsing met voorliggers, grotere dieren, voetgangers of fietsers te voorkomen of de kracht van de impact te beperken. Bij een dreigende botsing krijgt u waarschuwingen in de vorm van visuele en akoestische signalen alsook rempulsen om u te helpen tijdig in te grijpen. Als u niet op tijd ingrijpt en een botsing onvermijdelijk lijkt, remt de auto mogelijk automatisch. City Safety met stuurhulp kan tijdens het uitwijken ook bijsturen, als u niet genoeg stuurt om een botsing te voorkomen. City Safety wordt bij het starten van de motor automatisch geactiveerd en is niet uit te schakelen. Blind Spot Information (BLIS)* BLIS kan u informeren over achterliggers die zich in de dode hoeken bevinden alsook over snel naderende achterliggers in aangrenzende rijstroken. Cross Traffic Alert (CTA)* CTA met auto-brake is een systeem voor aanvullende rijhulp bij BLIS dat kan waarschuwen voor kruisend verkeer achter de auto. Als u geen acht slaat op de waarschuwingen van CTA en een botsing onvermijdelijk lijkt, kan de functie de auto tot stilstand brengen. CTA wordt geactiveerd wanneer de achteruitversnelling is ingeschakeld of wanneer de auto achteruitrolt. Rijbaanassistent De rijbaanassistent (Lane Keeping Aid) kan u helpen om het risico te beperken dat uw auto de eigen rijstrook verlaat. U kiest de gewenste vorm van assistentie via Instellingen My Car IntelliSafe Modus Lane Keeping Aid in het hoofdscherm op het middendisplay. Stuurhulp bij een dreigende botsing De functie Hulp bij het voorkomen van aanrijdingen kan u helpen bij het beperken van het risico dat de auto onbedoeld de eigen rijbaan verlaat en/of in botsing komt met een ander voertuig of een obstakel door de auto actief terug de eigen rijbaan in te sturen en/of een uitwijkmanoeuvre te beginnen. De functie omvat de deelfuncties: stuurhulp bij dreigende bermongelukken, stuurhulp bij dreigende tegenliggerbotsing en stuurhulp bij dreigende staartbotsing*. Pilot Assist Pilot Assist14 is een comfortverhogend systeem dat u kan helpen om de auto binnen de eigen rijstrook te houden en een bepaalde afstand tot voorliggers aan te houden. Pilot Assist is te kiezen en activeren met de linker stuurknoppenset. De stuurhulp werkt alleen, wanneer u o.m. beide handen aan het stuur houdt en wanneer de zijlijnen van de rijstrook zichtbaar zijn. Wanneer de stuurhulp actief is, staat er een GROEN stuursymbool op het bestuurdersdisplay. 13 14 Niet voor alle markten beschikbaar. Afhankelijk van de markt is dit een standaardfunctie of een optie. 05 05 PARKEERHULP Actieve parkeerhulp* De actieve parkeerhulp kan u helpen bij parkeermanoeuvres. Aan u de taak om het gebied rond de auto in de gaten te houden, de instructies op het middendisplay te volgen, te schakelen, gas bij te geven of terug te nemen en waar nodig te remmen/stoppen. Inparkeren met actieve parkeerhulp Rijd langzamer dan 30 km/h (20 mph) voordat u gaat parkeren. De afstand tussen de auto en parkeervakken moet zo'n 1 meter (3 voet) bedragen, wanneer het systeem een parkeervak zoekt. kiest u de weer te geven camerabeelden en hulplijnen. Let erop dat voorwerpen/obstakels dichter bij de auto kunnen zijn dan ze lijken op het beeldscherm. De parkeerhulpcamera wordt automatisch geactiveerd bij inschakeling van de achteruitversnelling of handmatig via het middendisplay. – Tik op de knop Camera op het functiescherm om het systeem handmatig te activeren/deactiveren. 1. Tik op de knop Inparkeren op het functiescherm of het camerascherm. 2. Breng de auto tot stilstand, wanneer grafische voorstellingen en teksten op het middendisplay aangeven dat er een geschikt parkeervak gevonden is. Er verschijnt een pop-upvenster. 3. Kies Fileparkeren of Haaks parkeren en schakel de achteruitversnelling in. 4. Volg de instructies op het middendisplay op. Fileparkeervak verlaten met actieve parkeerhulp Het systeem is alleen te gebruiken na fileparkeren. 1. Tik op de knop Uitparkeren op het functiescherm of op het camerascherm. 2. Geef met de richtingaanwijzer aan in welke richting de auto het parkeervak moet verlaten. 3. Volg de instructies op het middendisplay op. Parkeerhulpcamera* De parkeerhulpcamera kan u helpen bij het parkeren in krappe ruimten door obstakels weer te geven met camerabeelden en grafische voorstellingen op het middendisplay. Op het middendisplay 05 05 SCHONER RIJPLEZIER Door uw ritten te plannen en zuinig te rijden kunt u de actieradius op de accu vergroten en tegelijkertijd de milieu-effecten beperken. De maximale actieradius hangt af van de wisselende rijomstandigheden van de auto. Sommige aspecten daarvan kunt u beïnvloeden, andere niet. De maximale actieradius is te bereiken onder optimale rijomstandigheden, wanneer alle afzonderlijke factoren positief uitvallen. Plan uw ritten door altijd: • Voor vertrek de accu maximaal op te laden. • De preconditioning van de auto te gebruiken. Rijd zo zuinig mogelijk door: • De rijmodus Pure te activeren. • De temperatuur in de passagiersruimte te verlagen en de ventilatorstand te verlagen. • Rijd met een gelijkmatige snelheid en vooruitziende blik om zo weinig mogelijk te hoeven remmen. • Houd de juiste bandenspanning aan en controleer regelmatig of dat nog steeds zo is. Houd voor de beste resultaten de zogenoemde ECO-bandenspanning aan. • Rijd bij voorkeur niet met open zijruiten. Factoren die u niet kunt beïnvloeden: • Verkeerssituatie. • Wegomstandigheden en topografie. • Buitentemperatuur en tegenwind. Zie de gebruikershandleiding voor meer tips ten aanzien van de actieradius en een zuinige rijstijl. 05 Stemcommando's voor telefoon • Bel [contact] • Bel [telefoonnummer] • Recente gesprekken • Lees bericht • Bericht aan [contact]17 Stemcommando's voor radio en media • STEMCOMMANDO'S De stembediening biedt u de mogelijkheid om aan de hand van verschillende voorgedefinieerde stemcommando's15 bepaalde functies te bedienen van de mediaspeler, een via Bluetooth aangesloten telefoon, de klimaatregeling en Volvo's navigatiesysteem*. De stembediening is te activeren met een druk op de stembedieningsknop van de rechter stuurknoppenset. 06 De volgende commando's zijn meestal te gebruiken, ongeacht situatie: • • • Herhaal: Om de laatste gesproken instructie te herhalen. Media • Speel [artiest] • Speel [tracknaam] • Speel [tracknaam] van [album] • Speel [Tv-zendernaam]*18 • Speel [radiokanaal] • Stem af op [frequentie] • Stem af op [frequentie] [frequentieband] • Radio • FM Radio • DAB* • Tv* • CD* • USB • iPod • Bluetooth • Vergelijkbare muziek Help: Om een hulpdialoog te starten. Het systeem geeft de commando's die u in de actuele situatie kunt gebruiken, zoals een opdracht of een voorbeeld. • Annuleer: Om de dialoog te beëindigen16. Klimaatregeling • Stel temperatuur in op X graden Stemcommando's voor klimaatregeling • Verhoog temperatuur/Verlaag temperatuur • • Synchroniseer temperatuur • Zoek [POI-categorie] • Lucht op voeten/Lucht op lichaam • Zoek [POI-categorie] [stad] • Lucht op voeten uit/Lucht op lichaam uit • Zoek [POI-naam] • Zet ventilator op max./Schakel ventilator uit • Wijzig land/Wijzig staat19, 20 • Verhoog ventilatorsnelheid/Verlaag ventilatorsnelheid • Toon favorieten • Schakel auto-klimaat in • Wis reisweg • Airconditioning aan/Airconditioning uit • Herhaal stembegeleiding • Recirculatie aan/Recirculatie uit • Schakel stembegeleiding uit • Schakel ruitontdooiing in/Schakel ruitontdooiing uit • Schakel stembegeleiding in • Schakel max. ruitontdooiing in/Schakel max. ruitontdooiing uit • Schakel elektrische ruitverwarming in/Schakel elektrische ruitverwarming uit* • Schakel achterruitverwarming in/Schakel achterruitverwarming uit • Schakel stuurwielverwarming in/Schakel stuurwielverwarming uit* • Verhoog stuurwielverwarming/Verlaag stuurwielverwarming* • Schakel stoelverwarming in/Schakel stoelverwarming uit* • Verhoog stoelverwarming/Verlaag stoelverwarming* • Schakel stoelventilatie in/Schakel stoelventilatie uit* • Verhoog stoelventilatie/Verlaag stoelventilatie* Ga naar [contact] Stemcommando's voor navigatiesysteem* • Navigatie • Breng me naar huis • Ga naar [stad] • Ga naar [adres] • Voeg kruispunt toe • Ga naar [postcode] 15 16 17 18 19 20 Geldt voor bepaalde markten. Let erop dat u hiermee alleen de dialoog beëindigt, wanneer het systeem niet spreekt. Om dit te doen moet u lang op knop voor stembediening drukken totdat u twee pieptonen hoort. Alleen bepaalde telefoons kunnen berichten via de auto versturen. Voor compatibiliteit, zie support.volvocars.com. Geldt voor bepaalde markten. In Europese landen wordt “land” gebruikt in plaats van “staat”. In Brazilië en India past u het zoekgebied aan via het middendisplay. 06 SPECIALE TEKSTEN De laadkabel heeft een geïntegreerde aardlekschakelaar. Laad alleen op aan geaarde en goedgekeurde contacten. In de gebruikershandleiding en overige handlei• Houd kinderen in de gaten die in de buurt van dingen vindt u alle door te nemen veiligheidsineen aangesloten laadkabel komen. structies en teksten onder de kopjes Waarschu• Er loopt een hoge spanning door de laadkabel. wing, Belangrijk en NB. Sommige systemen gelBlootstelling aan een hoge spanning kan ernden alleen voor bepaalde markten. stig letsel met mogelijk dodelijke afloop veroorzaken. • Giet geen water over de laadkabel en de bijbeWAARSCHUWING horende onderdelen en dompel deze evenmin onder. BEKNOPTE BEDIENINGSINSTRUCTIES • Gebruik de laadkabel niet als deze op enigerlei Volvo On Call – De systeemdiensten werken wijze is beschadigd. Laat de reparatie van een alleen in gebieden waar de samenwerkingspartbeschadigde of defecte laadkabel over aan ners van Volvo On Call mobiele dekking hebben een werkplaats – geadviseerd wordt een en op de markten waar Volvo On Call beschikVolvo-werkplaats. baar is. • Plaats de laadkabel altijd zodanig dat er niet Net als bij mobiele telefoons kunnen atmosferioverheen wordt gereden, op wordt gestapt, sche storingen of een minder dichte zenderdekover wordt gestruikeld of de kabel op een king ertoe leiden dat verbinding onmogelijk is, andere manier beschadigd raakt of letsel verbijvoorbeeld in dunbevolkte regio's. oorzaakt. Zie voor teksten onder Waarschuwing, Belang• Neem de lader los van het wandcontact voorOPLADEN rijk en NB die de Volvo On Call-diensten betref• Het opladen van de hybride-accu mag alleen dat u hem schoonmaakt. fen, behalve de gebruikershandleiding ook de • Gebruik de laadkabel nooit in combinatie met gebeuren met de toelaatbare maximumlaadovereenkomst voor het Volvo On Call-abonneeen verlengsnoer of verlengdoos. stroom of lager conform de lokale en landelijke ment. • Gebruik geen stopcontacten die zichtbare slijaanbevelingen voor het opladen van hybrideSensus Navigation* – Let op het verkeer op de tage of schade vertonen, omdat het gebruik voertuigen via een 230V-contact/stekker. weg en concentreer u vooral op het rijden. Neem • Het opladen van een hybride-accu mag alleen ervan aanleiding kan geven tot brand en/of letde geldende verkeersregels in acht en rijd voorsel. gebeuren via goedgekeurde en met randaarde zichtig. Afhankelijk van de wegomstandigheden beveiligde 230VAC-stopcontacten of via laad- Zie ook de voorschriften van de fabrikant voor als gevolg van het weer of het jaargetijde zijn het gebruik van de laadkabel en de onderdelen stations met een door Volvo beschikbaar bepaalde adviezen mogelijk minder op hun daarvan. gestelde losse laadkabel (mode 3). plaats. • De aardlekschakelaar van de regeleenheid ELEKTRISCH BEDIENBARE VOORSTOELEN beveiligt de auto, maar toch bestaat het OVERZICHT EXTERIEUR Stel de stand van de bestuurdersstoel in voordat gevaar dat het 230V-net overbelast raakt. Achterklep – Let op het gevaar voor beknelling u gaat rijden en nooit tijdens het rijden. Contro• Laad de hybride-accu alleen op aan geaarde tijdens het openen/sluiten van de achterklep. leer of de stoel vergrendeld staat om letsel te en goedgekeurde 230V-contacten. Als u de Controleer of er niemand in de buurt van de achvoorkomen bij hard afremmen of een aanrijding. capaciteit van het stopcontact of de zekeringterklep staat, omdat beknellingsletsel ernstige groep niet weet, moet u deze laten controleRUGLEUNING ACHTERBANK OMLAAGKLAPgevolgen kan hebben. Let altijd op bij bediening ren door een erkende elektricien. Het opladen PEN van de kofferklep. boven de capaciteit van een zekeringgroep Controleer of de rugleuningen goed zijn vergrenPassieve vergrendeling/ontgrendeling* – Let kan aanleiding geven tot brand of schade aan deld nadat ze zijn neergeklapt of rechtop zijn erop dat kinderen of andere inzittenden niet de zekeringgroep. gezet en of de hoofdsteunen goed zijn vergrenbekneld raken wanneer u alle ruiten tegelijkertijd deld nadat ze rechtop zijn gezet. sluit via de transpondersleutel of de functie passief openen* met de portiergreep. 07 OVERZICHT INTERIEUR De passagiersairbag is altijd geactiveerd bij een auto zonder een deactiveringsschakelaar voor de passagiersairbag. Vervoer kinderen nooit in een tegen de rijrichting in geplaatst kinderzitje op de passagiersstoel voorin, wanneer de airbag aan die kant geactiveerd is. De passagiersairbag moet altijd zijn geactiveerd, wanneer er passagiers (kinderen of volwassenen) op de passagiersstoel voorin zitten. Plaats geen voorwerpen vóór of bovenop het dashboard op de plek waar de airbag voor de passagiersstoel zit. Neem bij het verlaten van de auto altijd de transpondersleutel mee. Zorg dat het elektrische systeem van de auto in contactslotstand 0 staat, vooral als er kinderen in de auto achterblijven. Gebruik bij het parkeren op een helling altijd de parkeerrem. Een ingeschakelde versnelling of stand P bij een automaat is niet voldoende om de auto in alle situaties staande te houden. • KLIMAATREGELING De elektrische stoelverwarming* mag niet worden gebruikt door personen die niet goed kunnen voelen of de temperatuur toeneemt of die om een andere reden moeilijkheden hebben met de bediening van de elektrische stoelverwarming. Brandwonden zijn anders niet uitgesloten. De preconditioning kan starten op grond van een eerder geprogrammeerd timertijdstip. Gebruik de preconditioning niet (geldt bij een verwarming op brandstof): • Binnen in ongeventileerde ruimten. Bij inschakeling van de verwarming worden uitlaatgassen geproduceerd. • Op plekken met brandbaar of licht ontvlambaar materiaal in de buurt. Brandstof, gassen, hoog gras, zaagsel en dergelijke kunnen ontbranden. • Als de kans bestaat dat de uitlaat van de verwarming is geblokkeerd. Een pak sneeuw in de wielkast rechtsvoor kan bijvoorbeeld de ventilatie van de verwarming verhinderen. AANSLUITINGEN • Gebruik alleen onbeschadigde accessoires zonder mankementen. De accessoires moeten een CE-markering, een UL-markering of een vergelijkbare veiligheidsaanduiding hebben. • Accessoires moeten bestemd zijn voor 230 V en 50 Hz, met stekkers die op de aansluiting zijn berekend. • Laat stopcontact, stekker of accessoires nooit in aanraking komen met water of een andere vloeistof. Gebruik het stopcontact niet en raak het niet aan als het beschadigd lijkt of in aanraking is geweest met water of een andere vloeistof. • Sluit geen contactdozen, adapters of verlengsnoeren aan op het stopcontact. Daardoor zouden de veiligheidsfuncties van het stopcontact omzeild kunnen worden. • Het stopcontact is voorzien van een stopcontactbeschermer. Let erop dat niemand in het stopcontact peutert of dit dermate beschadigt, dat de beschermer niet langer werkt. Laat kinderen niet zonder toezicht in de auto achter, wanneer het stopcontact actief is. RIJHULP De rijhulpsystemen van de auto zijn bedoeld als aanvullende hulpmiddelen voor de bestuurder, maar ze werken niet in alle verkeers-, weers- en wegomstandigheden. Ze ontslaan u nooit van de plicht om alert en adequaat te reageren, zodat u de auto altijd op een veilige manier moet blijven besturen, met inachtneming van een passende snelheid en geschikte afstand tot andere weggebruikers en met respect voor de geldende verkeersregels en -bepalingen. De eindverantwoording voor het remmen en het besturen van de auto ligt altijd bij u als bestuurder. Het wordt geadviseerd om voor het gebruik van de auto alle hoofdstukken in de gebruikershandleiding over de rijhulpsystemen door te nemen. PARKEERHULP De actieve parkeerhulp is een systeem voor aanvullende rijhulp, maar werkt niet in alle situaties. De functie is uitsluitend bedoeld om de bestuurder te helpen tijdens het fileparkeren en haaks parkeren. Als bestuurder bent u ervoor verantwoordelijk om de auto op een veilige wijze te parkeren en waar nodig te remmen. Het systeem kan obstakels die diep in een parkeervak over het hoofd zien. De eindverantwoordelijkheid voor het bepalen of het parkeervak dat de actieve parkeerhulp voorstelt geschikt is ligt altijd bij u als bestuurder. De parkeerhulpcamera is een systeem voor aanvullende rijhulp tijdens het parkeren van de auto. U moet altijd oplettend en verantwoord blijven rijden. Wanneer er obstakels in de dode hoeken van de camera's zitten, zal het systeem ze niet kunnen ontdekken. Let daarom in het bijzonder op mensen en dieren in de buurt van de auto. Let erop dat de voorkant van de auto tijdens het parkeren kan uitzwenken naar het tegemoetkomende verkeer. Het wordt geadviseerd om voor het gebruik van de auto alle hoofdstukken in de gebruikershandleiding over de rijhulpsystemen door te nemen. STEMCOMMANDO'S Als bestuurder bent u er altijd verantwoordelijk voor dat u de auto op een veilige manier bestuurt en de geldende verkeersregels in acht neemt. BELANGRIJK OVERZICHT INTERIEUR Startknop – Het is niet mogelijk om de auto te starten als de laadkabel nog is aangesloten. Let erop dat u de laadkabel uit de laadaansluiting neemt alvorens de auto te starten. Het head-updisplay* dat de informatie projecteert zit boven in het dashboard. Leg geen voorwerpen op het dekglas van het head-updisplay om schade aan het dekglas tegen te gaan en zorg dat er evenmin voorwerpen op het dekglas kunnen vallen. MIDDENDISPLAY Bij reiniging van het middendisplay mag de gebruikte microvezeldoek geen zand en dergelijke bevatten. Breng alleen lichte druk aan op het scherm bij het reinigen van het display. Bij te hard drukken kan het display beschadigd raken. Spuit geen vloeistoffen of bijtende chemicaliën rechtstreeks op het middendisplay. Gebruik geen ruitenreiniger, reinigingsmiddelen, sprays, oplosmiddelen, alcoholen, ammonia-oplossingen of schurende reinigingsmiddelen. Gebruikt nooit schurende poetsdoeken, papieren handdoeken of zijdepapier omdat dit aanleiding kan geven tot krassen op het display. OPLADEN Laadkabel – Sluit de laadkabel nooit aan bij kans op onweer of blikseminslag. Koppel de laadkabel nooit tijdens het opladen los van het 230V-contact – het gevaar bestaat dan dat het 230V-contact beschadigd raakt. Onderbreek altijd eerst het opladen voordat u de laadkabel loskoppelt – eerst van de laadaansluiting van de auto en daarna van het 230V-contact. Het is niet toegestaan om stekkerdozen, verlengkabels, overspanningsbeveiligingen en dergelijke te gebruiken in combinatie met de laadkabel, omdat dit aanleiding kan geven tot brand, elektrische schokken enzovoort. U mag uitslui- tend een adapter tussen een 230V-stopcontact en de laadkabel gebruiken, als op de adapter staat aangegeven dat deze voldoet aan IEC 61851 en IEC 62196. Regeleenheid – Stel de regeleenheid en de bijbehorende stekker niet bloot aan direct zonlicht. De beveiliging tegen oververhitting van de stekker kan anders de oplading van de hybride-accu begrenzen of beëindigen. Controleer of het 230V-contact voldoende stroom kan leveren om een elektrische auto op te laden – laat bij twijfel het contact controleren door een vakman. Maak de laadkabel schoon met een schone doek die vochtig is gemaakt met water óf met een mild reinigingsmiddel. Gebruik geen chemicaliën of oplosmiddelen. Dompel de laadkabel niet onder in water. Gebruik alleen de laadkabel die bij de auto werd geleverd of een door Volvo geadviseerde vervangende kabel. • Controleer de capaciteit van het stopcontact. • Schakel andere elektronische apparatuur op dezelfde zekeringgroep uit bij overschrijding van de maximale capaciteit. • Sluit de laadkabel niet aan op een beschadigd stopcontact. RUGLEUNING ACHTERBANK OMLAAGKLAPPEN Bij het neerklappen van de rugleuning mogen er zich geen voorwerpen op de achterbank bevinden. De veiligheidsgordels mogen evenmin zijn ingestoken. De middenarmsteun* op de middelste zitplaats moet zijn ingeklapt. RECHTER STUURHENDEL Wisserbladen in servicestand – Voordat de wisserbladen in de servicestand worden gezet, moet u controleren of ze niet vastgevroren zijn. Als de wisserarmen in de servicestand van de voorruit af zijn gehaald, moet u ze tegen de voorruit terugklappen alvorens de wissers, de sproeiers of de regensensor te activeren of alvorens weg te rijden. Dit om lakschade aan de motorkap tegen te gaan. AANSLUITINGEN Elektrische aansluitingen – Het maximale vermogen is 120 W (10 A) per 12V-aansluiting. Het maximale vermogen voor de 230V-aansluiting is 150 W. N.B. OVERZICHT EXTERIEUR Handsfree achterklep – Als de achterbumper bedekt is met een dikke laag ijs, sneeuw, vuil en dergelijke, werkt het systeem mogelijk niet of slechts in beperkte mate. Zorg daarom dat u het gebied schoonhoudt. De handsfree achterklep is verkrijgbaar in twee uitvoeringen: • een uitvoering die handsfree te openen en sluiten is • een uitvoering die alleen handsfree te ontgrendelen is (achterklep moet handmatig worden geopend) Let erop dat voor handsfree opening en sluiting elektrische achterklepbediening* vereist is. Let erop dat de functie mogelijk wordt geactiveerd in een automatische wasstraat en dergelijke als de transpondersleutel zich binnen bereik bevindt. Maximale openingshoek programmeren – Om oververhitting tegen te gaan wordt het systeem na langdurig en continu gebruik automatisch even uitgeschakeld. Zo'n 2 minuten later is het systeem weer klaar voor gebruik. De transpondersleutelfuncties kunnen hinder ondervinden van elektromagnetische velden en afschermingen. Bewaar de transpondersleutel niet te dicht in de buurt van metalen voorwerpen of elektronische apparaten zoals mobiele telefoons, tablets, laptops of laders – op een afstand kleiner dan 10–15 cm (4–6 inch). OVERZICHT INTERIEUR Tijdens een koude start kan bij bepaalde motortypen het stationaire toerental duidelijk hoger zijn dan normaal. Dit gebeurt om het uitlaatgasreinigingssysteem zo snel mogelijk op de normale bedrijfstemperatuur te krijgen waardoor 07 de uitlaatgasemissies afnemen en het milieu wordt ontzien. Head-updisplay* – Bij activering van een City Safety-functie maakt de informatie op het headupdisplay plaats voor een grafische voorstelling voor City Safety. Deze grafische voorstelling verschijnt ook als het head-updisplay is uitgeschakeld. Bij het gebruik van bijv. een polaroidbril, een zithouding waarbij u niet goed in het midden van de stoel zit, voorwerpen op het dekglas van de displaymodule, ongunstige lichtomstandigheden is de informatie op het head-updisplay mogelijk minder goed zichtbaar voor de bestuurder. Bepaalde gezichtsafwijkingen kunnen bij gebruik van het head-updisplay aanleiding geven tot hoofdpijn en vermoeide ogen. OPLADEN Laadkabel – Volvo adviseert een laadkabel conform IEC 62196 en IEC 61851 die temperatuurcontrole ondersteunt. STUURWIEL Boordcomputer – Als u net van rijstijl bent veranderd, zijn bepaalde afwijkingen bij het berekenen van afstand mogelijk. KLIMAATREGELING Het is niet mogelijk om de verwarming/koeling te versnellen door een hogere/lagere temperatuur te kiezen dan de gewenste. Preconditioning is alleen mogelijk, wanneer de auto is aangesloten op een stopcontact (geldt voor een verwarming op stroom). Bij gebruik van een laadpaal die bijv. vanwege een timerfunctie niet continu actief is, werkt de preconditioning mogelijk niet. Als de auto niet is aangesloten op een stopcontact, is het bij warm weer toch mogelijk om het interieur kortstondig te koelen door de preconditioning direct te starten. Houd de portieren en ruiten van de auto dicht bij het gebruik van de preconditioning. AANSLUITINGEN Automodem – Let erop dat de simkaart voor de internetverbinding via P-SIM niet hetzelfde telefoonnummer kan gebruik als de simkaart in de 07 telefoon. Als dat wel het geval is, worden inkomende oproepen niet goed doorgeschakeld naar de telefoon. Gebruik daarom een simkaart met een apart telefoonnummer voor de internetverbinding of een simkaart voor alleen dataverkeer dat geen telefoongesprekken hanteert en geen storing in de telefoon kan veroorzaken. Bij gebruik van internet vindt gegevensuitwisseling (dataverkeer) plaats, waarvoor mogelijk extra kosten in rekening worden gebracht. Activering van dataroaming en Wi-Fi-hotspots kan extra kosten met zich meebrengen. Informeer bij uw provider naar de kosten voor dataverkeer. Bij downloaden met een telefoon moet u extra goed op de kosten van het gegevensverkeer letten. Het downloaden van data kan van invloed zijn op andere diensten die gebruikmaken van gegevensuitwisseling, zoals de internetradio. Als u deze invloed op andere diensten als hinderlijk ervaart, kunt u het downloaden annuleren. Het is ook mogelijk om andere diensten te annuleren of tijdelijk te onderbreken. Bij downloaden met een telefoon moet u extra goed op de kosten van het gegevensverkeer letten. Update – Bij een update van het besturingssysteem van de telefoon wordt de Bluetooth-verbinding mogelijk verbroken. Verwijder de telefoon dan uit de auto en breng een nieuwe koppeling tot stand. VERBONDEN APPARATEN GEBRUIKEN Apple CarPlay en Android Auto – Volvo is niet verantwoordelijk voor de inhoud van de CarPlayof Android Auto-app. Om Android Auto te kunnen gebruiken moet de auto zijn uitgerust met twee USB-aansluitingen (USB-hub)*. Als de auto slechts één USB-aansluiting heeft, kunt u Android Auto niet gebruiken. TP 30654 (Dutch), AT 1946, MY20, Copyright © 2000-2019 Volvo Car Corporation
* Your assessment is very important for improving the work of artificial intelligence, which forms the content of this project
advertising