VOLVO XC60 QUICK GUIDE WEB EDITION GEFELICITEERD MET UW NIEUWE VOLVO! Het ontdekken van een nieuwe auto is een spannende bezigheid. Neem deze Quick Guide door om snel vertrouwd te raken met enkele van de meest gebruikelijke functies. Alle waarschuwingsteksten, andere belangrijke gegevens en meer gedetailleerde informatie vindt u alleen in het instructieboekje – deze folder bevat slechts een kleine greep daaruit. In het instructieboekje staat bovendien de meest recente en meest actuele informatie. Opties staan aangegeven met een sterretje (*). Op www.volvocars.com vindt u meer informatie over uw auto. TRANSPONDERSLEUTEL MET PCC* (PERSONAL CAR COMMUNICATOR) PCC* 1 Groen lampje: De auto is vergrendeld. 2 Oranje lampje: De auto is ontgrendeld. 3 Rood lampje: Het alarm is afgegaan. 4 Rode lampjes lichten beurtelings op: Het alarm ging minder dan 5 minuten geleden af. Portieren en achterklep vergrendelen en alarm* activeren. Na 10–25 seconden worden de sloten en binnenste openingshandgrepen geblokkeerd. De portieren zijn daarna ook niet meer van de buitenzijde te openen. PortierenA alsmede achterklep ontgrendelen en alarm deactiveren. Achterklep ontgrendelen – hij wordt niet geopendB. “Approach”-verlichting. Buitenspiegelverlichting*, richtingaanwijzers en stadslichten, alsmede kentekenplaat-, interieur- en instapverlichting activeren. Paniekfunctie. In een noodsituatie ca. 3 seconden lang ingedrukt houden om het alarm te laten afgaan. Informatie over de status van de auto die binnen een straal van 20 meter te ontvangen is. – Toets indrukken en 7 seconden wachten. Bij het indrukken van de toets zonder ontvangst verschijnt de meest recente status uit het geheugen. A Als geen van de portieren noch de achterklep binnen 2 minuten na ontgrendeling wordt geopend, worden deze na enige tijd automatisch opnieuw vergrendeld. B Elektrisch bedienbare achterklep gaat open. ELEKTRONISCHE KLIMAATREGELING, ECC* HANDMATIGE REGELING 2 Elektrische verwarming linker/rechter stoel. 3 Max. ontwaseming. Alle lucht op maximale snelheid naar de voorruit en zijruiten. 4 Eraan draaien om ventilatorsnelheid te wijziAUTOMATISCHE REGELING In de stand AUTO regelt het ECC-systeem automatisch alle functies voor een groter bedieningsgemak en optimale luchtkwaliteit. 1 Eraan draaien voor onafhankelijke temperatuurinstelling links/rechts in de passagiersruimte. De gekozen temperatuur staat op het display. 8 Indrukken om de gekozen temperatuur en de overige functies automatisch te laten regelen. 5 6 7 9 gen. Luchtverdeling. Elektrische verwarming achterruit en buitenspiegels Aan/Uit. Recirculatie. AC – Airconditioning Aan/Uit. Voor koeling interieur en ontwaseming ruiten. MOTOR STARTEN – Transpondersleutel in het contactslot plaatsen en tot aan de aanslag naar binnen duwen. – Het koppelings- of rempedaal bedienen. KOUDE START – Knop kort indrukken om de motor te starten. N.B. Na een koude start is het stationaire toerental verhoogd ongeacht buitentemperatuur. Het tijdelijk verhoogde stationaire toerental is onderdeel van Volvo’s effectieve uitlaatgasreinigingssysteem. MOTOR AFZETTEN EN TRANSPONDERSLEUTEL UITNEMEN 1. Knop kort indrukken – motor slaat af. BLIS, BLIND SPOT INFORMATION SYSTEM* Als het controlelampje voor BLIS soms oplicht zonder dat u andere voertuigen in de dode hoeken kunt waarnemen, is er wellicht sprake van reflecties op een glad en nat wegdek of laag staande zon in de camera. Bij een storing in het systeem verschijnt op het display de melding BLIS Service vereist. RUITENWISSERS EN REGENSENSOR* 1 Regensensor Aan/Uit, met hendel in stand 0. 2 Gevoeligheid sensor of duur intervalfunctie instellen. 3 Wisser achterruit – intervalfunctie/normale functie. A Enkele wisslag 0 Uit B Intervalfunctie, zie ook (2). C Normale wissnelheid. D Hoge wissnelheid. E Sproeiers voorruit en koplampen. F Sproeier achterruit. Brandt bij een actieve regensensor. SLEUTELSTANDEN Om de volgende sleutelstanden te bereiken zonder de motor te starten: Rem- en/of koppelingspedaal niet bedienen. Stand Actieve functies Transpondersleutel niet ingeduwd– Audiosysteem en interieurverlichting. Transpondersleutel naar binnen geduwd – Verlichting instrumenten/klok, stuurslot opgeheven. Sleutel naar binnen geduwd en START kort ingedrukt – Schuifdak*, elektrisch bedienbare ruiten, ventilator, ECC, ruitenwissers, 12V-aansluitingen, RTI*. Om sleutelstand 0/I te verlaten en alle stroomverbruikers uit te schakelen: Sleutel uit contactslot nemen. AUDIOSYSTEEM 1 Eraan draaien om het volume bij regelen. 2 Lang indrukken om AAN/UIT te zetten. Kort indrukken om geluid aan/uit te zetten. 3 Indrukken om te kiezen uit AM, FM1, FM2, DAB1* of DAB2*. 5 Indrukken om te kiezen uit DISC, USB*, iPod®*, AUXA, Media BT* of Tv*. RADIO 6 Eraan draaien om een zender te kiezen. 7 Zender zoeken met de pijl-links/pijl-rechts. Lang indrukken om de best doorkomende zenders door te bladeren of kort indrukken om de vastgelegde zenders door te bladeren. Zenders opslaan door bij de gewenste zender een van de cijfertoetsen 0–9 ingedrukt te houden, totdat er een bevestiging op het display verschijnt. A AUX-aansluiting voor bijvoorbeeld een mp3-speler (voor optimale geluidsweergave het spelervolume op half zetten). Volume geluidsbron aangesloten op AUXaansluiting aanpassen met TUNE (6). iPod® is het gedeponeerde handelsmerk van Apple Computer Inc. B 8 Indrukken om te kiezen uit Bas, Treble of Surround* – Aan VOL (1) draaien om bij te regelen. Cd-/dvd*-speler 5 Bij indrukken wordt de cd uitgeworpen. 6 Eraan draaien om van cd-track in de afspeellijst te wisselen. 7 Van cd-track wisselen met de pijl-links/ pijl-rechts of lang indrukken om vooruit of achteruit te spoelen. Via de AUX- of USB-aansluiting in de middenconsole is het mogelijk een iPod®B of mp3-speler aan te sluiten op het audiosysteem. Een op de USB-aansluiting aangesloten iPod® wordt bovendien bijgeladen. DIGITALE RADIO (DAB)* Het systeem voor digitale overdracht van radiosignalen Digital Audio Broadcasting biedt kwaliteitsradio en meer kanalen. BESTUURDERSONDERSTEUNENDE SYSTEMEN Pedestrian Detection (voetgangersdetectie) waarschuwt en remt niet bij rijsnelheden boven 80 km/h en werkt niet in het donker of in tunnels. Het kan geen voetgangers registreren die niet geheel zichtbaar zijn, een lengte van minder dan 80 cm hebben of kleding dragen die de lichaamscontouren verhullen. CITY SAFETY™ EN COLLISION WARNING MET FULL AUTO BRAKE EN PEDESTRIAN DETECTION* Deze systemen helpen de bestuurder een botsing te voorkomen in situaties waarbij wijzigingen in de afstand tot voorliggers in combinatie met onoplettendheid tot een incident kunnen leiden. WAARSCHUWING U bent er altijd zelf verantwoordelijk voor dat u de auto op de juiste wijze bestuurt en voldoende afstand houdt afhankelijk van de rijsnelheid. City Safety™ is slechts een hulpmiddel en ontslaat bestuurders nooit van hun plicht de aandacht bij het verkeer op de weg te houden en de auto op een veilige manier te besturen. ANDERE BESTUURDERSONDERSTEUNENDE SYSTEMEN* Om de bestuurder te helpen en bijvoorbeeld tijdig te remmen, voldoende afstand te houden tot voorliggers, op voertuigen te letten die in de zogeheten dode hoek en in dezelfde richting rijden of een optimale positie op de weg te houden, kan de auto zijn uitgerust met tal van systemen: Adaptieve cruisecontrol* Afstandscontrole* BLIS (Blind Spot Information System)* Driver Alert Control* Lane Departure Warning*. Zie het hoofdstuk “Comfort en rijplezier” in het instructieboekje voor meer informatie over deze systemen en hun beperkingen. OPBERGMOGELIJKHEDEN, 12V-AANSLUITINGEN & AUX/USB* De 12V-aansluitingen in de passagiersruimte werken in sleutelstand I of II. De 12V-aansluiting* in de bagageruimte is altijd actief. Met de AUX/USB*-aansluiting is het mogelijk om muziek op bijvoorbeeld een mp3-speler te beluisteren via het audiosysteem van de auto. BELANGRIJK Bij gebruik van de 12V-aansluiting in de bagageruimte met de motor afgezet kan de accu uitgeput raken. BOORDCOMPUTER EN DAGTELLER 1 T1 & T2 – onafhankelijke dagtellers die altijd 2 3 4 5 6 7 8 actief zijn. Brandstofmeter. De pijl van het symbool geeft de kant aan waar de tankdop zit. Laag brandstofpeil. Bij een brandend lampje zo spoedig mogelijk tanken. Display voor boordcomputer. Functie kiezen met (8). Klok. In te stellen in het menusysteem MY CAR of met (6). Kort indrukken om te wisselen tussen T1 & T2. Lang indrukken om actuele teller te resetten. Klok instellen: Tot aan de aanslag draaien en vervolgens met een ‘klik’ verder draaien. Indrukken om een melding te laten verschijnen/verdwijnen. Eraan draaien om de boordcomputeropties te zien. STUURWIEL INSTELLEN 7 8 9 9 Kort indrukken om de actuele boordcomputerfunctie op nul te stellen. Lang indrukken om alle boordcomputerfuncties op nul te stellen. N.B. Displaymelding ---- km actieradius is een indicatie van het aantal kilometers dat u met de resterende brandstofvoorraad kunt afleggen op basis van de eerdere rijomstandigheden. BEPERKT ALARMNIVEAU Om te voorkomen dat het alarm afgaat – wanneer er bijvoorbeeld een hond in de auto wordt achtergelaten of gebruik wordt gemaakt van een veerverbinding/autotrein – dient u de bewegingsmelder tijdelijk uit te schakelen. Zie het hoofdstuk “Sloten en alarm” in het instructieboekje. WAARSCHUWING Het stuurwiel instellen vóórdat u gaat rijden – nooit tijdens het rijden. VERLICHTINGSBEDIENING Verlichting display en instrumentenpaneel. Mistachterlicht (alleen bestuurderszijde). Automatisch dimlicht. Grootlichtsignalen geven is mogelijk, maar het normale groot licht werkt niet. Stadslichten voor/achterlichten Dimlicht. Dooft bij het afzetten van de motor. Het is mogelijk groot licht te voeren. Tankvulklep openen. A Grootlichtsignalen B Wisselen groot licht/dimlicht en “Follow Me Home”-verlichting. BESTUURDERSONDERSTEUNENDE SYSTEMEN Om de bestuurder te helpen om tijdig te remmen, een veilige afstand tot voorliggers te houden of een goede positie binnen de rijstrook aan te houden, is de auto mogelijk uitgerust met een of meer van de volgende systemen: • Adaptieve cruisecontrol* • Afstandscontrole* • Botswaarschuwing met automatische rem* • Driver Alert System*. Handmatige koplamphoogteregeling (automatisch bij Xenon-verlichting*). Achterklep ontgrendelen. BLUETOOTH* 1. Mobiele telefoon identificeerbaar/zichtbaar maken. 2. PHONE-toets audiosysteem ingedrukt houden. 3. Telefoon toevoegen kiezen op het display van het audiosysteem. 4. Aan te sluiten telefoon kiezen. 5. Via de toetsenset van de mobiele telefoon de cijfers invoeren die op het display van het audiosysteem staan. ELEKTRISCH BEDIENBAAR PANORAMADAK* Bij handmatige bediening eerst het zonnescherm maximaal openen om het dak te kunnen bedienen. Bij activering/deactivering van de ventilatiestand wordt het zonnescherm automatisch geopend/ gesloten. Automatisch maximaal openen. Handmatig openen. C Handmatig sluiten. D Automatisch maximaal sluiten. E Ventilatiestand activeren. F Ventilatiestand deactiveren. A B Knop eenmaal indrukken om het zonnescherm te bedienen en tweemaal voor het panoramadak. EBA, EMERGENCY BRAKE ASSIST VOORSTOEL INSTELLEN De remkrachtverhoging bij noodstops helpt de remkracht verhogen om op die manier de remweg te verkorten. Het EBA-systeem wordt geactiveerd wanneer u krachtig remt. Wanneer EBA geactiveerd wordt, zakt het rempedaal iets verder omlaag dan normaal. – Rempedaal bedienen zolang dat nodig is – de remmen worden volledig gelost, als u het rempedaal loslaat. Voor de lak is het beter om de auto met de hand te wassen dan in een automatische wasstraat. Een nieuwe laklaag is bovendien kwetsbaarder dan een oude laag. U wordt daarom geadviseerd de eerste maanden na aankoop van een nieuwe auto deze alleen met de hand te wassen. Schoon water en een spons gebruiken. Erop letten dat vuil en zand krassen op de lak kunnen veroorzaken. PARKEERREM Lendensteun Hellingshoek ruggedeelte. Stoel omhoog/omlaag. VOORKANT ZITGEDEELTE OMHOOG/ OMLAAG. 5 Vooruit/achteruit. 6 Rugleuning passagiersstoel omklappen. 1 2 3 4 ELEKTRISCHE ACHTERKLEPBEDIENING* Aanzetten – Op de handgreep drukken. Het waarschuwingslampje knippert, totdat de parkeerrem volledig is aangezet – waarna het lampje continu brandt. Lossen 1. Sleutelstand 0 of I. 2. Rempedaal bedienen en voorzichtig aan knop trekken. Automatisch lossen – Wegrijden. (Bij auto’s met automatische versnellingsbak dient de bestuurder de veiligheidsgordel te dragen.) Openen – Knop voor achterklep op verlichtingspaneel/ transpondersleutel ingedrukt houden totdat achterklep wordt geopend. – Of met rubber beklede drukplaatje onder buitenhandgreep licht indrukken en klep openen. Sluiten – Op sluitknop op achterklep drukken of klep handmatig sluiten. TP 12769 (Dutch). AT 1046. Printed in Sweden, Göteborg 2010. Copyright © 2000–2010 Volvo Car Corporation. AUTOVERZORGING
* Your assessment is very important for improving the work of artificial intelligence, which forms the content of this project
advertising