WEB EDITION QUICK GUIDE VÄLKOMMEN! In deze Quick Guide vindt u een beschrijving van een aantal functies van uw Volvo. Aanvullende gebruikersinformatie is in de auto, de app en op internet te vinden. Middendisplay van de auto De gebruikershandleiding op het middendisplay van de auto en is te openen via het hoofdscherm. Mobiele app De gebruikershandleiding is verkrijgbaar als app (Volvo Manual) voor smartphones en tablets. De app bevat tevens instructievideo's over bepaalde functies. Supportsite van Volvo Op de supportsite van Volvo (support.volvocars.com) kunt u niet alleen handleidingen en instructievideo's vinden maar ook aanvullende informatie en ondersteuning krijgen met betrekking tot uw Volvo en het bezit ervan. Opties staan in de Quick Guide aangegeven met een sterretje (*). Informatie in drukvorm In het dashboardkastje ligt een supplement bij de gebruikershandleiding met informatie over zekeringen en specificaties plus een overzicht van belangrijke en praktische informatie. U kunt een gebruikershandleiding met bijbehorend supplement in drukvorm bestellen. 01. BEKNOPTE BEDIENINGSINSTRUCTIES Hier vindt u informatie die u helpt om enkele basisfuncties van uw Volvo te leren kennen. U kunt hier onder andere lezen over de transpondersleutel, de drie displays van de auto en hoe u de motor start en afzet. U vindt hier tevens informatie over het verstellen van stoelen en het regelen van het klimaat. 02. HYBRIDESPECIFIEKE INFORMATIE Hier vindt u onder andere informatie over hoe u de oplading van de hybride-accu start en afsluit. 03. RIJDEN EN RIJONDERSTEUNING Hier vindt u onder meer informatie over rijmodi en verschillende systemen voor rijondersteuning in de auto zoals cruisecontrol, Park Assist Pilot (PAP)*, Blind Spot Information (BLIS)* en City Safety. 04. INSTRUMENTEN, SCHAKELAARS EN BEDIENING Hier vindt u informatie over bijvoorbeeld het regelen van verlichting en wissers en over hoe boordcomputer en stembediening te hanteren zijn. 05. INTERNETVERBINDING, ENTERTAINMENT EN SUPPORT In uw Volvo kunt u voor informatie, entertainment en support zijn verbonden met de rest van de wereld. In dit hoofdstuk vindt u informatie over hoe u uw telefoon koppelt aan uw Volvo, een internetverbinding maakt en apps gebruikt. 06. SPECIALE TEKSTEN De door te nemen teksten onder de kopjes Waarschuwing, Belangrijk en NB. 01 KNOPPEN VAN TRANSPONDERSLEUTEL Eenmaal kort indrukken om de portieren en de achterklep te vergrendelen en het alarm te activeren1. Eenmaal lang indrukken om het panoramadak* en alle zijruiten tegelijkertijd te sluiten. Eenmaal kort indrukken om de portieren en de achterklep te ontgrendelen en het alarm te deactiveren. Eenmaal lang indrukken om alle zijruiten tegelijkertijd te openen. Eenmaal kort indrukken om alleen de achterklep te ontgrendelen en de alarmfunctie voor de achterklep te deactiveren. Eenmaal lang indrukken om de elektrisch bediende* achterklep te openen of te sluiten. 1 Optie op bepaalde markten. Met de paniekfunctie kunt u in noodgevallen de aandacht van de omgeving trekken. Bij eenmaal lang (ten minste 3 seconden) indrukken of tweemaal binnen 3 seconden kort indrukken activeert u de richtingaanwijzers en de claxon. De functie wordt automatisch na zo'n 3 minuten uitgeschakeld, maar is ook direct uit te schakelen door nogmaals op dezelfde knop te drukken (op voorwaarde dat de functie minstens 5 seconden actief is geweest). KEYLESS VERGRENDELING/ONTGRENDELING* GEBRUIKEN Voor het vergrendelen of ontgrendelen van de auto hoeft u de transpondersleutel alleen in bijvoorbeeld een binnenzak bij u te dragen. De transpondersleutel moet zich binnen een straal van zo'n 1,5 meter rond de zijkanten of zo'n 1 meter rond de achterklep van de auto bevinden (zie afbeelding). Ontgrendelen en alarm uitschakelen 1. Pak een van de portiergrepen beet of raak het met rubber beklede drukplaatje onder op de achterklepgreep aan om de auto te ontgrendelen. Wanneer de richtingaanwijzers van de auto tweemaal knipperen en de vergrendelingsindicatie op de voorruit dooft, heeft ontgrendeling plaatsgevonden. 2. Open het portier of de achterklep. Vergrendelen en alarm inschakelen 1. Sluit alle portieren. Bij vergrendeling via bediening van een van de portiergrepen mag de achterklep openstaan. 2. Raak voor vergrendeling het gemarkeerde gebied op een van de buitenste portierhandgrepen aan of druk de knop aan de onderzijde van de achterklep in voordat u deze sluit. Wanneer de richtingaanwijzers van de auto eenmaal oplichten en de vergrendelingsindicatie op de voorruit begint te knipperen, heeft vergrendeling plaatsgevonden. 01 01 ELEKTRISCH BEDIENDE* VOORSTOEL VERSTELLEN Pas de hellingshoek van de rugleuning aan door de handgreep naar voren/achteren te halen. Zet de stoel hoger/lager door het achterste gedeelte van de bediening omhoog/omlaag te halen. Zet de hele stoel naar voren/achteren door de bediening naar voren/achteren te halen. Zet de stoel hoger/lager door het achterste gedeelte van de bediening omhoog/omlaag te halen. Wijzig de lendensteun door op de knop omhoog/omlaag/naar voren/ naar achteren te drukken. Via de multifunctionele bediening* kunt u de instellingen voor de massagefunctie*, de zijsteunen*, de lendensteun* en het verlengbare zitkussen regelen. 1. Activeer de stoelinstelling door de bediening omhoog/omlaag te draaien. Het scherm voor de stoelinstelling verschijnt op het middendisplay. 2. Kies de gewenste functie op het middendisplay door de multifunctionele bediening omhoog/omlaag te draaien. 3. Wijzig de instelling door op de knop omhoog/omlaag/naar voren/ naar achteren van de multifunctionele bediening te drukken. U kunt ook bepaalde instellingen kiezen door de gewenste rijmodus op het middendisplay aan te raken. GEHEUGENFUNCTIE* VOORSTOELEN GEBRUIKEN De geheugenknoppen zitten op een van de voorportieren of op allebei. Instelling opslaan 1. Zet de stoel, de buitenspiegels en het head-updisplay* in de gewenste stand. 2. Druk op de knop M en laat deze los om instellingen op te slaan. Het controlelampje in de knop gaat branden. 3. Druk binnen drie seconden op een van de geheugenknoppen 1, 2 of 3. Wanneer de standen zijn opgeslagen onder de geheugenknop van uw keuze, klinkt een akoestisch signaal en dooft het controlelampje in de knop M. Opgeslagen instelling gebruiken Met geopend portier: Druk op een van de geheugenknoppen en laat los. Met gesloten portier: Houd een van de geheugenknoppen ingedrukt totdat de gewenste positie wordt bereikt. 01 01 RUGLEUNINGEN ACHTERSTOELEN OMLAAGKLAPPEN Let erop dat een rugleuning met hoofdsteun bij het omlaagklappen de rugleuning van de stoel ervoor niet raakt. U moet de voorstoelen en de achterbank mogelijk verstellen om de rugleuningen te kunnen omlaagklappen. Middelste zitplaats tweede zitrij 1. Klap de hoofdsteun handmatig neer door de knop in te drukken die tussen de rugleuning en de hoofdsteun zit. Druk tegelijkertijd de hoofdsteun omlaag. 2. Trek de band op de middelste plaats tijdens het omlaagklappen omhoog en naar voren. Buitenste zitplaatsen tweede zitrij –– Trek de hendel aan de zijkant van de buitenplaatsen tijdens het omlaagklappen omhoog. De hoofdsteun klapt automatisch om. Derde zitrij –– Trek de handgreep boven op de rugleuning omhoog en naar voren. Klap de rugleuning naar voren. De hoofdsteun klapt automatisch om. Bij het omhoogklappen van de tweede zitrij moet u de band/ handgreep omhoogtrekken. Klap de rugleuningen zo ver omhoog dat ze vergrendelen. U moet de hoofdsteunen handmatig omhoogklappen. IN- EN UITSTAPPEN DERDE ZITRIJ 1. Trek de handgreep boven op de rugleuning van de buitenste stoelen op de tweede zitrij omhoog en naar voren. 2. Klap de rugleuning naar voren en schuif de hele stoel naar voren. Zet de stoel rechtop door de stoel eerst naar achteren te schuiven en vervolgens de rugleuning omhoog te klappen totdat deze vergrendelt. STUURWIEL INSTELLEN Het stuurwiel is zowel in de hoogte als in de diepte te verstellen. 1. Haal de hendel omlaag om het stuurwiel te ontkoppelen. 2. Zet het stuurwiel in de gewenste stand. 3. Trek de hendel naar achteren om het stuurwiel te blokkeren. 01 01 MOTOR STARTEN EN AFZETTEN De transpondersleutel wordt bij starten niet fysiek gebruikt, omdat de auto in standaarduitvoering is voorzien van ondersteuning voor Keyless start (Passive Start). Bewaar de sleutel bij Keyless start vóór in het interieur. Met de optie Keyless vergrendeling/ontgrendeling (Passive Entry*) is het voldoende dat de sleutel zich ergens in de auto bevindt om de motor te kunnen starten. Starten 1. Zorg dat u stand P of N hebt ingeschakeld. 2. Trap op het rempedaal. 3. Draai de startknop naar START en laat los. De knop veert automatisch terug naar de uitgangspositie. Schakelstand kiezen –– Verander van schakelstand door de veerbelaste keuzehendel voor- of achteruit te duwen. De gekozen stand verschijnt op het bestuurdersdisplay. De parkeerstand is te activeren met de P-knop naast te keuzehendel. Schakel van stand P naar stand R of D door de keuzehendel tweemaal naar voren of achteren te halen. In remstand B (dat op elk moment tijdens het rijden in te schakelen is) wordt bij het loslaten van het gaspedaal de auto afgeremd op de motor en de hybride-accu opgeladen. Afzetten –– Draai de startknop naar STOP en laat los. De knop veert automatisch terug naar de uitgangspositie. PARKEERREM GEBRUIKEN Parkeerrem activeren –– Trek de handgreep van de parkeerrem op de tunnelconsole omhoog. Bij een geactiveerde parkeerrem verschijnt een symbool op het bestuurdersdisplay. Controleer of de auto stilstaat. Handmatig lossen 1. Trap op het rempedaal. 2. Duw de bedieningsknop voor de parkeerrem omlaag. Automatisch lossen 1. Doe de veiligheidsgordel om en start de motor. 2. Zet de keuzehendel in stand D of R en geef gas. Dankzij de "Automatische rem bij stilstand" (Auto Hold) kunt u bij stilstand voor bijvoorbeeld verkeerslichten het rempedaal loslaten zonder dat dit gevolgen heeft voor de remwerking. Wanneer u het gaspedaal weer bedient, worden de remmen gelost. –– Activering/deactivering is mogelijk met een druk op de knop op de tunnelconsole. Automatische wasstraat Alvorens de motor af te zetten: Deactiveer Auto Hold en "Parkeerrem automatisch activeren" (kies op het hoofdscherm van het middendisplay voor Instellingen > My Car > Elektrische parkeerrem > Parkeerrem automatisch activeren) Kies daarna de schakelstand N. Draai de startknop voor uitschakeling minstens 4 seconden lang naar STOP. 01 01 DRIE DISPLAYS Bestuurdersdisplay Middendisplay Head-updisplay* Op het bestuurdersdisplay verschijnt informatie over de auto en de rit. Het bestaat uit meters, aanduidingen en controle- en waarschuwingssymbolen. Links ziet u onder meer de snelheidsmeter en de dagteller(s). In het midden verschijnen mogelijk de klok, de mediaspeler en de navigatiekaart*. Rechts verschijnen onder meer de toerenteller, de gekozen rijmodus en het appmenu dat met de stuurknoppen rechts te openen is. U hebt de keuze uit verschillende thema's om de lay-out van de instrumentatie op het bestuurdersdisplay aan te passen. Veel hoofdfuncties van de auto zijn te regelen vanaf het middendisplay. Vanaf het middendisplay zijn bijvoorbeeld de klimaatregeling, het mediasysteem en systeemupdates te bedienen. Het head-updisplay is een aanvulling op het bestuurdersdisplay van de auto en projecteert informatie op de voorruit. Het kan bijvoorbeeld gaan om informatie over verkeersborden, informatie over snelheid en navigatie* of binnenkomende telefoongesprekken. Via het middendisplay kunt u de weergave-opties, lichtsterkte en hoogte aanpassen van het door het head-updisplay geprojecteerde scherm. Het head-updisplay activeert u vanaf het middendisplay. 01 NAVIGEREN OP MIDDENDISPLAY Functiescherm Veeg van links naar rechts over het scherm om het scherm te openen. Van daaruit zijn diverse autofuncties te activeren/deactiveren, zoals Head-updisplay. Ze zijn met één druk te activeren/deactiveren. Voor bepaalde functies wordt een apart venster geopend. 2 U kunt een stap teruggaan binnen het menusysteem door op de fysieke home-knop onder het display te drukken. Homescherm Applicatiescherm Bij het inschakelen van het display verschijnt het homescherm, van waaruit u de deelschermen Navigatie, Media, Telefoon en een extra deelscherm kunt bereiken. Veeg van rechts naar links2 over het display om het scherm met de diverse boordapplicaties (apps) te openen, zoals FM-radio en CD*. Druk op een app om deze te openen. Bij het kiezen van een app/functie vanuit het applicatie-/functiescherm wordt de app/ functie gestart vanuit het desbetreffende deelscherm op het homescherm. Zo start FM-radio in het deelscherm Media. Druk op de fysieke Home-knop onder het display om terug te springen naar het homescherm. Druk op een deelscherm om het uit te vouwen. Na het uitvouwen van een deelscherm krijgt u meer informatie over de desbetreffende functie/app. Geldt bij een auto met het stuur links. Veeg bij een auto met het stuur rechts in tegenovergestelde richting. 2 01 Statusbalk Op de statusbalk boven aan het display staan de activiteiten in de auto. Links ziet u de netwerk-/verbindingsinformatie en rechts informatie over de beluisterde media, de klok en lopende achtergrondactiviteiten. Hoofdscherm Midden op de statusbalk boven aan het display vindt u een tab om het hoofdscherm te openen. Open dit door op de tab te drukken of door een slepende beweging van boven naar beneden te maken over het display. Via het hoofdscherm hebt u toegang tot Instellingen, Gebruikershandleiding en de opgeslagen autoberichten. Klimaatveld Onder aan het display is altijd het klimaatveld zichtbaar. Van daaruit kunt u direct de meest voorkomende klimaatinstellingen verrichten, zoals die voor de temperatuur, stoelverwarming en ventilatorstand. Druk op onder aan het scherm om het klimaatscherm met meer klimaatinstellingen te openen. AUTOKLIMAAT REGELEN De functies van de klimaatregeling voor en achter in het interieur zijn te regelen vanaf het middendisplay, met fysieke knoppen op de middenconsole en met de klimaatregelingsbediening achter op de tunnelconsole. Voor bepaalde klimaatregelingsfuncties kunt u ook stemcommando's gebruiken. Bepaalde klimaatinformatie staat altijd onder aan het display, in het klimaatveld. In het klimaatveld zijn sommige instellingen direct te verrichten. De knop voor toegang tot het klimaatscherm verschijnt midden onder aan het scherm. De grafische voorstelling op de knop geeft de geactiveerde klimaatinstellingen weer. Open het klimaatscherm door op de knop te drukken, waarna het afgebeelde scherm verschijnt. Druk op AUTO op het klimaatscherm om de automatische regeling van onder meer de luchtrecirculatie, airconditioning en luchtverdeling te activeren/deactiveren. Temperatuurbediening voor bestuurders- en passagierszone. Druk op het temperatuurpictogram voor de linker- of rechterzijde en kies de gewenste temperatuur. De regelknoppen zijn altijd zichtbaar onder aan het display en de temperatuur is ook in te stellen, wanneer het klimaatscherm niet is geopend. Om de temperatuurinstelling voor alle klimaatzones te synchroniseren met die voor de bestuurderszone – druk op het temperatuurpictogram voor de bestuurderszone en kies voor Temperatuur synchroniseren. Bediening voor elektrische stoelverwarming* en -ventilatie* voorin plus elektrische stuurwielverwarming*. Druk op het linker pictogram voor bestuurdersstoel plus stuurwiel of op het rechter pictogram voor de passagiersstoel om de bediening voor de bestuurdersstoel plus stuurwiel of die voor de passagiersstoel te openen. Druk meerdere malen op het desbetreffende pictogram om het gewenste niveau te kiezen. 01 01 PRECONDITIONING GEBRUIKEN De preconditioning is in te stellen met de mobiele app Volvo On Call en via het middendisplay van de auto. De preconditioning zorgt ervoor dat het interieur voor aanvang van de rit wordt gekoeld of verwarmd tot de gewenste comforttemperatuur, wat tevens de slijtage en het stroomverbruik tijdens het rijden beperkt. De preconditioning is direct in te schakelen of via een timer te programmeren. De functie maakt afhankelijk van de situatie gebruik van uiteenlopende systemen. Bij koud weer verwarmt de standverwarming het interieur tot de comforttemperatuur. Bij warm weer koelt de ventilatie of airconditioning het interieur. Ook de elektrische verwarming van stuurwiel, voorstoelen, voorruit, achterruit en buitenspiegels zijn te activeren. Preconditioning direct inschakelen: 1. Druk op onder aan het scherm om het klimaatscherm op het middendisplay te openen. 2. Kies het tabblad Standklimatisering. 3. Geef elektrische verwarming van de voorstoelen en het stuurwiel gewenst is bij activering van de preconditioning door de desbetreffende vakjes aan te vinken. 4. Druk op Preconditioning. De preconditioning start en de desbetreffende knop gaat branden. Timer voor preconditioning instellen: –– Kies voor Parkeerverwarming > Timer toevoegen en stel de gewenste datum/dag in. Voor maximale functionaliteit van de preconditioning moet de auto zijn aangesloten op een stopcontact (geldt voor auto's met een verwarming op stroom). Afhankelijk van de markt wordt een verwarming op brandstof of een verwarming op stroom gebruikt. De erkende Volvo-dealer kan u vertellen welke verwarming er op de verschillende markten wordt gebruikt. BETERE LUCHTKWALITEIT IN HET INTERIEUR MET IAQS* Het Interior Air Quality System IAQS maakt deel uit van het Clean Zone Interior Package* (CZIP) en is een volautomatisch systeem dat de interieurlucht ontdoet van luchtverontreinigingen in de vorm van deeltjes, koolwaterstoffen, stikstofoxiden en laaghangend ozon. 1. Druk op Instellingen op het hoofdscherm van het middendisplay. 2. Druk op Klimaat. 3. Kies Luchtkwaliteitssensor om de luchtkwaliteitssensor te activeren/deactiveren. MIDDENDISPLAY REINIGEN Bij het openen van het bestuurdersportier wordt het middendisplay automatisch ingeschakeld. Schakel het display uit, wanneer u het wilt reinigen. 1. Druk lang op de home-knop. 2. Veeg het display schoon met het bijgeleverde microvezeldoekje of een microvezeldoekje van vergelijkbare kwaliteit. Veeg het display met kleine cirkelende bewegingen schoon. Bevochtig het reinigingsdoekje zo nodig licht met schoon water. 3. Activeer het display door kort op de home-knop te drukken. Het middendisplay wordt automatisch uitgeschakeld bij het openen van het bestuurdersportier, wanneer de motor is afgezet. 01 01 ELEKTRISCH BEDIENDE* ACHTERKLEP OPENEN EN SLUITEN Openingsmogelijkheden • Druk op de achterklepgreep en trek deze voorzichtig omhoog. • Druk lang op de knop wordt geopend. van de transpondersleutel, totdat de klep • Druk lang op knop op het dashboard (naast het stuurwiel), totdat de klep wordt geopend. • Maak langzaam een schopbeweging* links onder de achterbumper3 en doe daarna een stap terug (zie afbeelding). Raak de bumper niet aan. De transpondersleutel moet bereik hebben. Er klinkt een akoestisch signaal bij activering van de openingsfunctie. Sluitingsmogelijkheden • Onderzijde van de achterklep: Druk op de knop om de portieren automatisch te sluiten zonder de achterklep te vergrendelen. Druk op de knop * om zowel de achterklep als de portieren automatisch te sluiten en vergrendelen. • Druk lang op de knop • Druk lang op de knop van de transpondersleutel. op het dashboard. • Maak langzaam een schopbeweging* links onder de achterbumper3 en doe daarna een stap terug. Raak de bumper niet aan. De transpondersleutel moet bereik hebben. Er klinkt een akoestisch signaal bij het activeren van de sluitingsfunctie. Maak bij een auto met skidplate/diffusor* een schopbeweging onder de linker achterhoek van de auto. 3 LAADKABEL BEWAREN De laadkabel en de regeleenheid zitten onder een luik in de bagageruimte. 02 KLEP LAADAANSLUITING OPENEN EN SLUITEN 1. Duw lichtjes tegen de achterzijde van de klep en laat los. 2. Open de klep. 3. Trek de afdekking op de laadaansluiting los en bevestig deze in de houder aan de binnenkant van de klep. Zorg ervoor dat de rubberband van de afdekking omlaaggebogen is, zodat de afdekking niet uit de houder kan loskomen. De klep van de laadaansluiting is in omgekeerde volgorde te sluiten. REGELEENHEID LAADKABEL De laadkabel en de regeleenheid ervan worden gebruikt om de hybride-accu van de auto op te laden. Volvo adviseert een laadkabel die temperatuurbewaking ondersteunt. 02 Indicator voor laadstroom. Een brandend symbool geeft de gekozen laadstroom aan. De maximale laadstroom kan per markt verschillen. Een brandend symbool geeft aan dat de laadkabel is aangesloten op een 230V-stopcontact (wisselstroom) (de spanning in het stopcontact kan per markt verschillen). Drukknop om de laadstroom te verhogen. Drukknop om de laadstroom te verlagen. Een brandend symbool geeft aan dat de laadkabel op de auto is aangesloten. A A A A 02 OPLADING STARTEN De tijd die nodig is om de hybride-accu op te laden, is afhankelijk van de gebruikte laadstroom. Bij oplading van de hybride-accu van de auto geven de verschillende controlelampjes op de regeleenheid de actuele status aan tijdens en na het laden. Tijdens oplading van de hybride-accu wordt ook de startaccu van de auto opgeladen. 1. Sluit de laadkabel aan op een 230VAC-stopcontact. Gebruik nooit een verlengsnoer. 2. Stel op de regeleenheid de juiste laadstroom in (voor het desbetreffende 230V-stopcontact (wisselstroom)). 3. Verwijder de afdekking van de laadkabelstekker en sluit de kabelstekker vervolgens aan op de auto. Hang de afdekking op de laadaansluiting aan de haak bij de laadklep en hang de afdekking van de laadkabelstekker aan de haak bij de laadklep. De laadkabel wordt automatisch in de laadaansluiting vastgezet en het opladen begint binnen 5 seconden. Opladen tijdens het rijden Bij licht afremmen met het rempedaal wordt de hybride-accu bijgeladen. Ook bij het afremmen op de motor in schakelstand B, zoals op een aflopende helling, wordt de hybride-accu bijgeladen. Bij dit type opladen van de hybride-accu verschijnt een indicatie op het bestuurdersdisplay. LAADSTATUS CONTROLEREN Via de regeleenheid: • Het autosymbool brandt constant groen en het lampje voor de laadstroom is gedoofd: Stand-by. De auto-elektronica heeft de oplading nog niet geactiveerd. 02 A A A A • Het autosymbool en het laadlampje branden constant groen: Wordt opgeladen. • Het autosymbool knippert rood en het laadlampje is gedoofd: Opladen is niet mogelijk. Controleer alle aansluitingen of gebruik een ander 230V-stopcontact (wisselstroom). Start de oplading van de accu daarna opnieuw. • Het autosymbool brandt constant rood: Opladen is niet mogelijk. Reset de aardlekschakelaar door de laadkabel uit het 230V-stopcontact (wisselstroom) te trekken. Start de oplading opnieuw. • Het huissymbool en het laadlampje knipperen rood: Opladen is niet mogelijk. Start de oplading opnieuw. Blijft het probleem bestaan – neem dan contact op met een vakman. Via de lampjes van de laadaansluiting: • Wit: Hulpverlichting. • Geel: Stand-bystand. OPLADING AFSLUITEN 1. Ontgrendel de auto met de ontgrendelknop van de transpondersleutel – de oplading wordt beëindigd en de laadkabel wordt vrijgegeven/ontgrendeld. • Snelle groene knipperingen: Opladen van slecht geladen accu. 2. Koppel de laadkabel los bij de auto. Voor China – druk de pal op de laadkabelstekker in en trek de laadkabel los uit de auto. • Langzame groene knipperingen: Opladen van goed geladen accu. 3. Plaats de afdekking van de laadaansluiting terug en sluit de klep. • Constant groen: Oplading gereed. Dooft na een tijdje. 4. Haal de laadkabel uit het 230V-stopcontact (wisselstroom). • Constant rood: Er is een fout opgetreden. 5. Plaats de laadkabel onder het luik in de bagageruimte. De laadstatus kan ook verschijnen op het bestuurdersdisplay. HYBRIDESPECIFIEKE INFORMATIE OP HET BESTUURDERSDISPLAY Op het bestuurdersdisplay verschijnen enkele symbolen en animaties afhankelijk van de gekozen rijmodus (op de afbeelding staan informatietypes die nooit tegelijkertijd op het bestuurdersdisplay verschijnen). 02 Door bestuurder gevraagd vermogen in rijmodus HYBRID De dunne wijzer op het bestuurdersdisplay geeft het motorvermogen aan dat de bestuurder wenst. Hoe hoger de uitslag op de schaal, hoe groter het vermogen dat de bestuurder in de actuele versnelling krijgt. De positie van de wijzer op de afbeelding geeft het afgenomen vermogen aan. Als de wijzer echter in het oranjekleurige gebied had gestaan, dan werd er energie gegenereerd voor de hybride-accu. Dit gebeurt bij licht afremmen of bij afremmen op de motor in schakelstand B. Symbolen op het bestuurdersdisplay Geeft het actuele niveau voor het beschikbare elektromotorvermogen aan. Een gevuld symbool houdt in dat de auto op stroom rijdt. Markeert het vermogensniveau waarbij de verbrandingsmotor start. Een gevuld symbool houdt in dat de auto op benzine rijdt. Geeft aan dat de accu bijvoorbeeld tijdens het afremmen op de motor wordt bijgeladen. De indicator geeft de actuele hoeveelheid beschikbare energie aan in de accu voor de elektromotor. De energie wordt niet alleen gebruikt voor de elektromotor, maar ook voor koeling of verwarming van de auto. Geeft aan dat de rijmodus SAVE is geactiveerd en dat de hoeveelheid stroom in de accu wordt gereserveerd voor later. Laadstatus op het bestuurdersdisplay Bezig met laden – De melding Volledig opgeladen om: [Tijdstip] verschijnt samen met een animatie bestaande uit een blauw lichtje dat knipperend langs de laadkabel beweegt. De accu is volledig opgeladen - De melding Opladen klaar verschijnt. Laadfout - De melding Fout opladen verschijnt. Controleer de aansluiting van de laadkabel op de auto en het 230V-stopcontact (wisselstroom). RIJMODUS KIEZEN Kies de rijmodus die het beste bij de actuele rijomstandigheden past. Niet alle rijmodi zijn in alle situaties te kiezen. 1. Druk op de rijmodusknop DRIVE MODE op de tunnelconsole. Op het middendisplay verschijnt een pop-upvenster. 2. Draai de rijmodusknop omhoog/omlaag totdat de gewenste rijmodus gemarkeerd staat op het middendisplay. 3. Druk op de knop of direct op het middendisplay om uw keuze te bevestigen. Te kiezen rijmodi 03 HYBRID – de rijmodus waarin de auto start. Zowel de elektromotor als de brandstofmotor worden apart of parallel gebruikt. PURE – om op de elektromotor te rijden met een zo laag mogelijk energieverbruik. De rijmodus optimaliseert het gebruik van de hybrideaccu. SAVE – reserveert het energieniveau van de accu voor later. OFF ROAD – zorgt voor optimale rijeigenschappen op lastig terrein en slechte wegen. AWD – verbetert de grip op de weg en de rijeigenschappen met vierwielaandrijving. POWER – levert een auto met een sportiever karakter op voor een actievere rijstijl. INDIVIDUAL – persoonlijke rijmodus Hybrid, Pure of Power. De rijmodus is alleen beschikbaar als u deze eerst activeert onder Instellingen op het hoofdscherm van het middendisplay. Kies My Car > Individuele rijmodus. RIJONDERSTEUNING VIA DE STUURKNOPPEN Met de pijlen en van de stuurknoppen links kunt u snelheidsbegrenzer*, cruisecontrol, adaptieve cruisecontrol* en Pilot Assist* kiezen op het bestuurdersdisplay. Een wit symbool geeft aan dat het desbetreffende systeem actief is. Een grijs symbool geeft aan dat het desbetreffende systeem geannuleerd is of stand-by staat. Symbolen op het bestuurdersdisplay Snelheidsbegrenzer: Helpt om een gekozen maximumsnelheid niet te overschrijden. Cruise control: Helpt om een gelijkmatige snelheid aan te houden. 03 Adaptieve cruise: Helpt om een gelijkmatige snelheid aan te houden in combinatie met een vooraf gekozen tijdsverschil tot voorliggers. Pilot Assist: Helpt bij lagere snelheden tot maximaal 50 km/h (30 mph) om de auto tussen de zijmarkeringen van de rijbaan te houden en tegelijkertijd een bepaald tijdsverschil tot voorliggers te handhaven. Symbolen op de stuurknoppen Druk hierop om het desbetreffende systeem te starten of te annuleren. Slaat de actuele snelheid op voor een actieve snelheidsbegrenzer/cruisecontrol/adaptieve cruisecontrol. Verhoogt de ingestelde snelheid. Kort indrukken verhoogt de snelheid met 5 km/h (5 mph). Lang indrukken leidt tot een geleidelijke snelheidsverhoging in stapjes van 1 km/h (1 mph). Bij eenmaal indrukken wordt de aangepaste snelheid tevens ingesteld voor gebruik door de snelheidsbegrenzer/ cruisecontrol/adaptieve cruisecontrol. Verlaagt de ingestelde snelheid. Kort indrukken verlaagt de snelheid met 5 km/h (5 mph). Lang indrukken leidt tot een geleidelijke snelheidsverlaging in stapjes van 1 km/h (1 mph). Adaptieve cruisecontrol en Pilot Assist: Verkleint het tijdsverschil ten opzichte van de voorligger. Adaptieve cruisecontrol en Pilot Assist: Vergroot het tijdsverschil ten opzichte van de voorligger. RIJONDERSTEUNING VIA HET MIDDENDISPLAY City Safety4 City Safety waarschuwt voor obstakels, aan de hand van visuele en akoestische signalen. De auto remt automatisch, als u zelf niet binnen redelijke tijd ingrijpt. City Safety kan onder meer botsingen voorkomen en u helpen, als u bijvoorbeeld op een voorligger, voetganger of fietser dreigt te botsen. City Safety wordt bij het starten van de motor automatisch geactiveerd. Park Assist Pilot (PAP)* 03 De actieve parkeerhulp helpt bij parkeren door eerst af te tasten of het vak groot genoeg is en daarna voor u te sturen en de auto in het vak te parkeren. Aan u de taak om het gebied rond de auto in de gaten te houden, de instructies op het middendisplay te volgen, te schakelen, de snelheid te regelen en te remmen/stoppen. Inparkeren met PAP 1. Druk op de knop Inparkeren op het functiescherm. Rijd niet sneller dan 30 km/h (20 mph) bij fileparkeren en niet sneller dan 20 km/h (12 mph) bij achteruit insteken (haaks parkeren). 2. Breng de auto tot stilstand, wanneer grafische voorstellingen en teksten op het middendisplay aangeven dat er een geschikt parkeervak gevonden is. Er verschijnt een pop-upvenster. 3. Kies in het pop-upvenster voor Fileparkeren of Haaks parkeren en schakel de achteruitversnelling in. 4. Volg de instructies op het middendisplay op. Breng de auto tot stilstand, wanneer dit met een grafische voorstelling en tekst van u verlangd wordt. 4 Niet voor alle markten beschikbaar. Uitparkeren met PAP Blind Spot Information (BLIS)* De functie is alleen te gebruiken na fileparkeren. BLIS informeert over achterliggers in de zogeheten dode hoeken van de auto en over snel naderende achterliggers in de aangrenzende rijbanen links en rechts van u. 1. Druk op de knop Uitparkeren op het functiescherm. 2. Volg de instructies op het middendisplay op. Parkeerhulpcamera* De parkeerhulpcamera helpt u met camerabeelden en grafische voorstellingen op het middendisplay om eventuele obstakels rond de auto waar te nemen. Op het middendisplay kiest u de weer te geven camerabeelden en hulplijnen. Het is mogelijk de camera automatisch te laten starten bij het inschakelen van de achteruitversnelling. De instelling hiervoor vindt u onder Instellingen op het hoofdscherm van het middendisplay. Kies My Car > Parkeerhulp > Automatische achteruitrijcamera activeren. De parkeerhulpcamera is ook handmatig te starten: –– Druk op de knop Camera op het functiescherm om het systeem te activeren/deactiveren. Lane Keeping Aid (LKA)* Als de auto een zijlijn dreigt te overschrijden, grijpt de rijbaanassistent LKA actief in door de auto met een geringe stuurbeweging terug de rijbaan in te sturen. Wanneer de auto op een zijlijn rijdt of eroverheen, waarschuwt LKA u met een geluidssignaal of stuurtrillingen. –– Druk op de knop Lane Keeping Aid op het functiescherm om het systeem te activeren/deactiveren. Instellingen voor hoe LKA u moet waarschuwen als de auto de eigen rijbaan verlaat, verricht u in Instellingen op het hoofdscherm van het middendisplay. Kies My Car > IntelliSafe > Lane Keeping Aid. –– Druk op de knop BLIS op het functiescherm om het systeem te activeren/deactiveren. Cross Traffic Alert (CTA)* CTA waarschuwt voor kruisend verkeer achter de auto en wordt geactiveerd bij inschakeling van de achteruitversnelling of als de auto achteruitrolt. CTA wordt bij het starten van de motor automatisch geactiveerd. –– Druk op de knop Cross Traffic Alert op het functiescherm om het systeem te activeren/deactiveren. 03 RUITENWISSERS EN REGENSENSOR GEBRUIKEN De ruitenwissers en regensensor regelt u met de rechter stuurhendel. Haal de hendel omlaag voor één enkele wisslag. Zet de hendel in stand 0 om de ruitenwissers uit te schakelen. Zet de hendel in stand INT (intervalstand) om de wissnelheid in te stellen. Pas de wissnelheid aan met het duimwiel op de hendel. Haal de hendel één stap omhoog om de wissers op normale snelheid te laten wissen. Haal de hendel nóg een stap omhoog om de wissers op hogere snelheid te laten wissen. 04 Druk op de regensensorknop om de regensensor te activeren/deactiveren. De regensensor registreert de hoeveelheid regen op de voorruit en schakelt automatisch de ruitenwissers op de voorruit in. Draai het duimwiel op de hendel omhoog/ omlaag om de gevoeligheid te verhogen/verlagen. Haal de hendel in de richting van het stuurwiel om de voorruit- en koplampsproeiers in te schakelen. Haal de hendel in de richting van het dashboard om de achterruit te wissen en te sproeien. Druk hierop voor de intervalfunctie van de achterruitwisser. Druk hierop voor een continue wissnelheid van de achterruitwisser. AUTO-STAND VERLICHTINGSBEDIENING De AUTO-stand van de linker stuurhendel levert onder meer het volgende op: • Dagrijverlichting5 en achterlichten bij daglicht. Dimlichten en achterlichten in slechte lichtomstandigheden of in het donker. • Geactiveerde tunneldetectie. • Mogelijkheid tot grootlichtsignalering en activering van het groot licht bij gebruik van het dimlicht. • Mogelijkheid tot activering van het automatisch groot licht. Activeer/ deactiveer de functie door het duimwiel van de stuurhendel naar stand te draaien en los te laten. Handmatig groot licht is te activeren door de stuurhendel in de richting van het dashboard te halen. Deactiveer de functie door de hendel terug te halen in de richting van het stuurwiel. PASSAGIERSAIRBAG* ACTIVEREN/DEACTIVEREN De schakelaar voor activering/deactivering van de passagiersairbag zit aan de passagierszijde aan de zijkant van het dashboard en u kunt erbij door het portier aan die kant te openen. 1. Trek de schakelaar naar buiten en draai deze naar ON/OFF om de airbag te activeren/deactiveren. 2. Bevestig de activerings-/deactiveringsmelding op het bestuurdersdisplay door de knop van de stuurknoppen rechts in te drukken. Een displaytekst en een waarschuwingssymbool op de plafondconsole geven aan dat de passagiersairbag geactiveerd/gedeactiveerd is. 5 Geldt voor bepaalde markten. 04 BOORDCOMPUTER BEDIENEN De boordcomputer van de auto houdt bepaalde gegevens bij zoals afstand, verbruik en gemiddelde snelheid. U kunt kiezen welke boordcomputerinformatie op het bestuurdersdisplay moet verschijnen. Actieradius op tankinhoud De boordcomputer berekent de resterende actieradius op de actuele inhoud van de brandstoftank. Gebruik de knoppen van de stuurknoppen rechts om Afstand tot leeg op het bestuurdersdisplay weer te geven. 1. Druk op . 2. Ga met of naar het menu van de boordcomputer. 3. Ga, wanneer het boordcomputermenu gemarkeerd staat, met omlaag naar Afstand tot leeg. 4. Kies Afstand tot leeg door op BESTUURDERSDISPLAY BEDIENEN 04 Het bestuurdersdisplay is te bedienen met onder meer de stuurknoppen rechts. U kunt zelf kiezen wat er op het bestuurdersdisplay moet worden weergegeven. Het appmenu van het bestuurdersdisplay openen/sluiten. Van hieruit zijn boordcomputer, mediaspeler, telefoon en navigatie te bedienen. De beschikbare apps doorbladeren door op de pijl-links of pijl-rechts te drukken. Een keuze markeren, ongedaan maken of bevestigen, zoals het kiezen van het boordcomputermenu of het verwijderen van een melding van het bestuurdersdisplay. De functies voor de gekozen app doorbladeren door op pijl-omhoog of pijl-omlaag te drukken. te drukken. Wanneer er "----" op het bestuurdersdisplay verschijnt, zijn geen garanties meer te geven voor de actieradius. Tank zo spoedig mogelijk. Actieradius op accu De meter geeft de afstand aan die bij benadering kan worden afgelegd op de resterende hoeveelheid stroom in de hybride-accu. De meter is op dezelfde manier te laten verschijnen als voor Afstand tot leeg. Wanneer er "----" op het bestuurdersdisplay verschijnt, zijn geen garanties meer te geven voor de actieradius. Dagteller resetten De handmatig bediende dagteller (TM) is handmatig te resetten door de knop RESET op de linker stuurhendel lang in te drukken. De automatische dagteller (TA) wordt automatisch gereset, wanneer de auto minstens 4 uur lang niet gebruikt is. STEMBEDIENING GEBRUIKEN Het is mogelijk om met stemcommando's bepaalde functies van de mediaspeler, Volvo's navigatiesysteem*, de klimaatregeling en een via Bluetooth aangesloten telefoon te bedienen. Dat doet u door middel van directe commando's of in een dialoogvorm met gesproken systeemreacties. –– Druk op de knop voor activering van de stembediening van de stuurknoppen rechts om een dialoog met stemcommando's te starten. Voorbeelden van stemcommando's: –– Druk op . Zeg "Navigatie", waarna een navigatiedialoog start. . Zeg "Verhoog temperatuur", waarna de ingestelde –– Druk op temperatuur een stand hoger wordt gezet. –– Druk op . Zeg "Speel Robyn", waarna muziek van de gekozen artiest wordt gespeeld. Commando's die altijd te gebruiken zijn: • "Herhaal" – om de laatst gegeven gesproken instructie van de actieve dialoog te herhalen. • "Annuleer" – om de dialoog te beëindigen. U kunt de dialoog ook beëindigen door lang op te drukken. • "Help" – om een hulpdialoog te starten. Let erop dat u na de toon spreekt, met een normale stem en in een normaal tempo. Spreek niet, wanneer het systeem antwoordt. Voorkom achtergrondgeluiden in het interieur door portieren, ruiten en panoramadak* dicht te houden. Voor meer informatie over stembediening en meer voorbeelden van stemcommando's, zie de gebruikershandleiding. 04 DASHBOARDKASTJE GEBRUIKEN 04 Dashboardkastje openen –– Druk op de knop onder het middendisplay om het dashboardkastje te openen. Dashboardkastje vergrendelen/ontgrendelen Met Privacy locking wordt behalve het dashboardkastje ook de achterklep vergrendeld. Activering/deactivering is op twee manieren mogelijk via het middendisplay: Alternatief 1: Druk op de knop Private Locking vergrendeld op het functiescherm om de Privacy locking te activeren/deactiveren. Alternatief 2: Druk op Instellingen > My Car > Vergrendeling op het hoofdscherm. Kies Private Locking. Bij activering/deactivering verschijnt een pop-upvenster. Iedere keer dat u Privacy locking activeert, kiest u een eenmalige code van vier cijfers. Bij het eerste gebruik moet u een extra beveiligingscode kiezen. Deze code gebruikt u om de eenmalige code zo nodig te resetten. Geef in beide gevallen de gekozen code aan en druk op Bevestig. TELEFOON AAN DE AUTO KOPPELEN Koppel een telefoon waarop Bluetooth is geactiveerd aan de auto om vanuit de auto te bellen, berichten te versturen/ontvangen, media te streamen en een internetverbinding voor de auto tot stand te brengen. U kunt twee Bluetooth-eenheden tegelijk hebben aangesloten, waarvan de ene alleen voor het streamen van muziek. Bij gebruik van de auto worden altijd de laatste twee aangesloten telefoons automatisch aangesloten. Telefoon zoeken vanuit de auto 1. Maak de telefoon identificeerbaar/zichtbaar via Bluetooth. 2. Activeer "internet sharing" (portable/persoonlijke hotspot) via Bluetooth op de telefoon. 3. Open het deelscherm voor Telefoon op het middendisplay. Druk op Telefoon toevoegen. Druk als er al een telefoon is aangesloten op Wijzigen en vervolgens op Telefoon toevoegen in het pop-upvenster. 4. Kies de te koppelen telefoon. 5. Controleer of de aangegeven cijfercode in de auto overeenkomt met die op de telefoon. Accepteer als dat het geval is op beide punten. 6. Accepteer of weiger op de telefoon eventuele opties voor contactpersonen en berichtfuncties van de telefoon. Let erop dat u bij bepaalde telefoons de berichtfunctie eerst moet activeren6. De telefoon is vervolgens gekoppeld aan de auto en via de auto te bedienen. 6 Zie voor informatie over welke telefoons met de auto compatibel zijn support.volvocars.com. 05 BELLEN EN OPROEPEN BEANTWOORDEN EN BEËINDIGEN Het is mogelijk om via de auto via een telefoon die is aangesloten op Bluetooth te bellen en oproepen te beantwoorden. Bellen via het middendisplay 1. Open het deelscherm Telefoon op het homescherm. 05 Oproep beantwoorden/afwijzen van de stuurknoppen rechts of op Beantwoorden: Druk op Antwoorden op het middendisplay. Afwijzen: Markeer Afwijzen door op te drukken en bevestig door op te drukken of druk op Afwijzen op het middendisplay. 2. Geef aan hoe u wilt bellen: via de gesprekkenlijst, via de contactenlijst of geef het nummer aan via de knoppenset. Oproep beëindigen 3. Druk op Bellen of alternatief. om uw keuze (Ophangen) te bevestigen of druk op –– Druk op Ophangen op het middendisplay. , afhankelijk van het in stap 2 gekozen Bellen via de stuurknoppen rechts 1. Druk op 2. Loop met en ga naar Telefoon door op of door de gesprekkenlijst en kies met Contactpersonen bellen via de stembediening –– Druk op en zeg "Bel [contact]". te drukken. . INTERNETVERBINDING MAKEN Via Bluetooth Maak op dezelfde manier verbinding met internet als waarop u een telefoon aan de auto koppelt. Via wifi 1. Activeer "internet sharing" (wifi-hotspot) op de telefoon. 2. Druk op Instellingen op het hoofdscherm van het middendisplay. 3. Druk op Communicatie > Wi-Fi en activeer de optie door het vakje voor wifi aan te vinken. 4. Kies het gewenste netwerk en geef het bijbehorende wachtwoord aan. 5. Als u eerder een andere methode voor de internetverbinding gebruikte, moet u bevestigen dat u een andere verbindingsmethode wenst. Let erop dat sommige telefoons de internetverbinding verbreken, wanneer de verbinding met de auto is verbroken. In dat geval moet u bij een volgend gebruik van de telefoon de "internet sharing" opnieuw activeren. Via USB-aansluiting 1. Sluit de telefoon via een kabel aan op de USB-aansluiting in het opbergvak van de tunnelconsole. 2. Activeer "internet sharing" (wifi-hotspot) via USB op de telefoon. 3. Als u eerder een andere methode voor de internetverbinding gebruikte, moet u bevestigen dat u een andere verbindingsmethode wenst. Via automodem*7 1. Plaats een persoonlijke simkaart in de houder in de bagageruimte (zie afbeelding). 2. Druk op Instellingen op het hoofdscherm. 3. Druk op Communicatie Internet via automodem. 4. Activeer de optie door het vakje voor Internet via automodem aan te vinken. 5. Als u eerder een andere methode voor de internetverbinding gebruikte, moet u bevestigen dat u een andere verbindingsmethode wenst. 6. Geef de pincode van de simkaart aan. Alleen auto's met Volvo On Call*. Bij verbinding via de automodem gebruiken de Volvo On Calldiensten deze verbinding. 7 05 Internetverbinding delen via Wi-Fi-hotspot Wanneer de auto een internetverbinding heeft, is het mogelijk om de internetverbinding te delen (Wi-Fi-hotspot), zodat ook andere eenheden gebruik kunnen maken van de internetaansluiting8. 1. Druk op Instellingen op het hoofdscherm. 2. Druk op Communicatie > Wi-Fi-hotspot auto. 3. Kies een Netwerknaam voor de wifi-hotspot. 4. Kies een Wachtwoord dat u vervolgens op de te koppelen eenheden moet aangeven. 5. Kies de Frequentieband die de wifi-hotspot moet gebruiken voor het verzenden van gegevens9. 6. Activeer de optie door het vakje voor Wi-Fi-hotspot auto aan te vinken. 7. Als u eerder Wi-Fi gebruikte voor de internetverbinding, moet u bevestigen dat u een andere verbindingsmethode wenst. Bij een geactiveerde wifi-hotspot staat op de statusbalk. Druk op Aangesloten apparaten onder Wi-Fi-hotspot auto om een lijst met de aangesloten apparaten te bekijken. 05 Geldt niet bij verbinding via Wi-Fi. De netwerkprovider (de simkaart) moet "internet sharing" ondersteunen. Niet op alle markten beschikbaar. 8 9 APPLE CARPLAY* OP HET MIDDENDISPLAY Apple CarPlay biedt u de mogelijkheid om bepaalde apps van een iPhone via de auto te bedienen om bijvoorbeeld muziek te spelen of podcasts te beluisteren. De bediening vindt plaats via het middendisplay van de auto of via Siri. Apple CarPlay starten Alvorens Apple CarPlay te kunnen gebruiken moet u de stembediening via Siri op de telefoon hebben geactiveerd. 1. Sluit een iPhone aan op de USB-aansluiting in de tunnelconsole. Lees de informatie in het pop-upvenster en druk vervolgens op OK. 2. Druk op Apple CarPlay op het appscherm. Als dit de eerste keer is dat u een iPhone aansluit, moet u akkoord gaan met de voorwaarden. 3. Het deelscherm voor Apple CarPlay met de compatibele apps verschijnt. Apple CarPlay automatisch starten Als u voor automatische inschakeling kiest, wordt Apple CarPlay bij aansluiting van een iPhone automatisch geopend. Druk daarvoor op Instellingen in het hoofdscherm en kies voor Communicatie > Apple CarPlay. Een auto zonder Apple CarPlay kan naderhand nog een update krijgen: neem daarvoor contact op met een Volvo-dealer. Informatie over de compatibele apps en telefoons vindt u op de internetsite van Apple, zie www.apple.com/ios/carplay/. 05 EXTERNE MEDIASPELER AANSLUITEN EN AUDIOBESTANDEN WEERGEVEN De mediaspeler kan via de AUX-/USB-aansluitingen audio afspelen op extern aangesloten eenheden of draadloos audiobestanden streamen via Bluetooth. Media afspelen vanaf een via Bluetooth aangesloten eenheid 1. Koppel de eenheid aan de auto op dezelfde manier als waarop u een telefoon aan de auto koppelt. 2. Start de weergave op de aangesloten eenheid. 3. Open de app Bluetooth op het applicatiescherm van het middendisplay – de weergave start. Media op een USB-geheugen afspelen 1. Sluit het USB-geheugen aan op de aansluiting in de tunnelconsole. 2. Start de USB-app op het applicatiescherm en kies wat u wilt weergeven – de weergave start. Media op een mp3-speler of iPod afspelen 1. Sluit de eenheid aan op de AUX- of USB-aansluiting in de tunnelconsole. 2. Start de weergave op de eenheid. 05 3. Open de app iPod, AUX of USB, afhankelijk van de wijze van aansluiten. Kies voor weergave vanaf iPod, de app iPod, ongeacht de wijze van aansluiten – de weergave start. ROUTEBEGELEIDING OP KAART GEBRUIKEN MET SENSUS NAVIGATION* Druk op het deelscherm Navigatie op het homescherm van het middendisplay. Bestemming aangeven – via adres: 1. Druk op – Best. inst.. Op de kaartweergave verschijnt een toetsenbord met zoekveld voor het zoeken op adres. 2. Druk op het veld en voer Land/Staat/Provincie/Adres enzovoort in via het toetsenbord op het middendisplay. Geef de bestemming aan door op de kaart te drukken: 1. Maximaliseer de kaart door op te drukken. 2. Zoek de gewenste bestemming op de kaart en druk daar lang op. Er wordt een pictogram aangemaakt en er verschijnt een menu. 3. Kies Ga hierheen om de routebegeleiding te starten. Bestemming verwijderen: 1. Druk op het pictogram voor de desbetreffende bestemming. 2. Druk op Wissen. Locatie van bestemming wijzigen: 1. Markeer het pictogram voor de desbetreffende bestemming door er kort op te drukken. 2. Druk lang op het pictogram, sleep deze naar de gewenste locatie en laat los. 05 APPLICATIES OP HET MIDDENDISPLAY Op het applicatiescherm vindt u gedownloade apps en apps voor geïntegreerde functies, zoals FM-radio. Bepaalde apps zijn alleen te gebruiken, wanneer de auto een actieve internetverbinding heeft. Apps ordenen 1. Druk lang op de app van uw keuze. De app verandert van formaat en wordt ietwat doorzichtig. 2. Sleep de app naar een lege plek op het scherm en laat de app los. 05 APPS, KAARTEN EN SYSTEMEN HANTEREN EN BIJWERKEN –– Druk op Updates op het appscherm om meerdere autosystemen bij te werken. Om de auto updates te kunnen geven moet de auto een actieve internetverbinding hebben. Bij een druk op Updates verschijnt een downloadapplicatie op het onderste deelscherm van het homescherm. Apps downloaden, bijwerken en verwijderen Downloaden: Druk op Zoeken en kies de app van uw keuze. Druk op Installeren om de app te downloaden. Update: Druk op Alles installeren om alle apps bij te werken. Kies Applicatie-updates om bepaalde apps bij te werken. Kies de app van uw keuze en druk op Installeren. Verwijderen: Druk op Applicatie-updates en kies de app van uw keuze. Druk op De-install. om de app te verwijderen. Kaartgegevens bijwerken –– Druk op Kaarten om een lijst te bekijken met de beschikbare updates. Markeer de actuele regio. Druk op de pijl-omlaag voor informatie over de actuele versie van de kaartgegevens of druk op Installeren om te kijken of er een nieuwere versie is. Systeemsoftware zoeken en bijwerken –– Druk op Systeem-updates om alle beschikbare updates te bekijken. Druk op Alles installeren om alle software bij te werken of op Installeren om bepaalde software bij te werken. 05 VOLVO ON CALL* 05 Met de mobiele app Volvo On Call10 kunt u de auto vóór vertrek preconditioneren. U kunt de preconditionering ook starten via het klimaatscherm op het middendisplay. De app is ook te gebruiken om bijvoorbeeld de auto te vergrendelen/ontgrendelen, te bekijken waar de auto geparkeerd staat, ritten op te slaan in een rijlogboek, een diefstalwaarschuwing te ontvangen en het brandstofverbruik te bekijken. De mobiele app is te downloaden van bijvoorbeeld App Store, Windows Phone of Google Play. De Volvo On Call-diensten omvatten tevens toegang tot pechhulp onderweg en noodhulp: –– Druk op de knop ON CALL of SOS op de plafondconsole van de auto. Er wordt dan verbinding gemaakt met de ervaren medewerkers van de Volvo On Call-helpdesk. De helpdesk kan ook helpen bij het opsporen van de auto, als deze mocht worden gestolen. 10 U hebt een persoonlijke Volvo-ID nodig om de mobiele app te kunnen gebruiken. De beschikbare diensten variëren afhankelijk van de configuratie en markt van de auto. Neem contact op met een Volvo-dealer of bezoek support.volvocars.com voor informatie over de beschikbare diensten. VOLUME AANPASSEN Pas het volume in de auto aan door aan de volumeknop onder het middendisplay te draaien of druk op en van de stuurknoppen rechts. Volume aanpassen voor de verschillende autosystemen 1. Druk op Instellingen > Geluid > Systeemvolumes op het hoofdscherm van het middendisplay. 2. Pas het volume voor bijvoorbeeld toetsenbordgeluiden of touchscreen aan of schakel het geluid uit door de schuifknoppen voor Keypad aanraken of Scherm aanraken te verzetten. LAY-OUT WIJZIGEN VAN MIDDENDISPLAY 1. Druk op Instellingen > My Car > Displays > Skins op het hoofdscherm. 2. Kies het thema voor het middendisplay, bijvoorbeeld Minimalistic. Als aanvulling hierop is het mogelijk om te kiezen uit een donkere en een lichte schermachtergrond. Bij Normaal is de schermachtergrond donker en zijn de teksten licht van kleur. Dit is de standaardinstelling voor alle thema's. Bij Licht is de schermachtergrond licht en zijn de teksten donker van kleur. Deze instelling is bijvoorbeeld handig bij fel daglicht. U kunt de verschillende instellingen altijd gebruiken, ongeacht de omgevingsverlichting. 05 CONNECTED SERVICE BOOKING U kunt rechtstreeks vanuit uw Connected Car gegevens over servicebeurten en/of reparaties hanteren. Om een boekingsaanvraag11 te sturen: 1. Open de app Auto status vanuit het appscherm. 2. Druk op Afspraken > Afspraak aanvragen. 3. Zorg dat de juiste Volvo-ID is ingevuld. 4. Geef informatie aan voor de werkplaats in het veld Informatie voor de werkplaats. U kunt ook op de knop drukken en de informatie voor de werkplaats dicteren. 5. Druk op Afspraakverzoek verzenden. De boekingsaanvraag die van de auto naar de werkplaats wordt gestuurd bevat autogegevens. Dankzij deze gegevens kan de werkplaats gemakkelijker een afspraak inplannen. 6. U ontvangt binnen enkele dagen per e-mail een boekingsvoorstel. Op bepaalde markten wordt het voorstel ook naar de auto gestuurd. 05 11 Er moet eerst een <*2*>Volvo-ID zijn aangemaakt. Connected Service Booking is alleen van toepassing op bepaalde markten. De motor van de auto moet draaien om een boekingsaanvraag te kunnen versturen. POSITIE AUX-, USB- EN STROOMAANSLUITINGEN AUX- en USB-aansluitingen De AUX- en USB-aansluitingen zitten onder de armleuning op de tunnelconsole. Stroomaansluitingen De auto is voorzien van drie 12V-aansluitingen: • In het opbergvak voor in de middenconsole. • Achter in de tunnelconsole. • In de bagageruimte*. Voor een goede werking van alle aansluitingen moet het elektrische systeem van de auto minimaal in contactslotstand I staan. 05 SPECIALE TEKSTEN In de gebruikershandleiding en overige handleidingen vindt u alle door te nemen veiligheidsinstructies en teksten onder de kopjes Waarschuwing, Belangrijk en NB. Sommige functies gelden alleen voor bepaalde markten. WAARSCHUWING 06 Elektrisch bediende* achterklep openen en sluiten Let op het gevaar voor beknelling tijdens het openen/sluiten. Controleer of er niemand in de buurt van de achterklep staat, omdat ernstig beknellingsletsel anders niet uit te sluiten is. Let altijd op bij bediening van de achterklep. Laadkabel bewaren U mag de laadkabel niet gebruiken als deze beschadigd is – er bestaat anders gevaar voor elektrische schokken en ernstig letsel. Een beschadigde of defecte laadkabel mag uitsluitend door een werkplaats worden gerepareerd – geadviseerd wordt een erkende Volvo-werkplaats. Rugleuningen achterstoelen omlaagklappen Controleer of de rugleuningen na het omlaagklappen en omhoogklappen weer goed vergrendeld zijn. Controleer of de hoofdsteunen na het omhoogklappen weer goed vergrendeld zijn. De hoofdsteunen Oplading starten op de beide buitenste zitplaatsen van de tweede zitrij • Oplading van de hybride-accu mag alleen moeten altijd rechtop staan, wanneer er passagiers gebeuren met de toelaatbare maximumlaadstroom op de derde zitrij zitten. of lager conform de lokale en landelijke aanbeveMotor starten en afzetten lingen voor oplading van hybridevoertuigen via een Neem bij het verlaten van de auto altijd de transpon230V-contact/stekker (wisselstroom). dersleutel mee en zorg dat het elektrische systeem • Oplading van de hybride-accu mag alleen gebeuvan de auto in contactslotstand 0 staat. ren via goedgekeurde en met randaarde beveiligde 230V-contacten (wisselstroom) of via laadstations Parkeerrem gebruiken met een door Volvo geleverde losse laadkabel Gebruik bij het parkeren op een helling altijd de (Mode 3). parkeerrem – stand P bij een automaat is niet • De aardlekschakelaar van de regeleenheid beveivoldoende om de auto in alle situaties staande te ligt de auto, maar toch bestaat het gevaar dat het houden. 230V-net (wisselstroom) overbelast raakt. Autoklimaat regelen • Vermijd stopcontacten die zichtbare slijtage of De elektrische stoelverwarming* mag niet worden schade vertonen, omdat het gebruik ervan aanleigebruikt door personen die niet goed kunnen ding kan geven tot brand en/of letsel. voelen of de temperatuur toeneemt of die om een • Gebruik nooit een verlengkabel. andere reden moeite hebben met de bediening van City Safety de elektrische stoelverwarming. Brandwonden zijn City Safety is een hulpmiddel en werkt niet in alle anders niet uitgesloten. rijsituaties en verkeers-, weers- en wegomstandigPreconditioning gebruiken heden. Het systeem kan niet altijd alle voetgangers/ Gebruik de preconditioning niet (geldt bij een fietsers detecteren. Er wordt alleen gewaarschuwd, verwarming op brandstof): wanneer het risico van een botsing groot is. Er • Binnen in een ruimte zonder ventilatie. Er komen wordt niet gewaarschuwd noch geremd voor uitlaatgassen vrij, als de verwarming aanslaat. voetgangers en fietsers bij een rijsnelheid hoger dan • Op plaatsen met brandbaar of licht ontvlambaar 80 km/h (50 mph). De Auto Brake van City Safety materiaal in de buurt. Brandstof, gassen, hoog gras, kan een botsing geheel voorkomen of de botssnelhoutsnippers en dergelijke kunnen vlam vatten. heid verlagen. Bedien voor maximale remwerking • Wanneer het gevaar bestaat dat de uitlaatpijp van altijd het rempedaal – ook al wordt er automatisch de verwarming geblokkeerd is. Zo kan een dikke geremd. U bent er altijd verantwoordelijk voor om de laag sneeuw in de rechter wielkast een goede juiste afstand en snelheid aan te houden. ventilatie van de verwarming onmogelijk maken. Park Assist Pilot (PAP)* Let erop dat de preconditioning kan aanslaan op De actieve parkeerhulp werkt niet in alle situaties en het commando van een timer die lang tevoren is is alleen bedoeld als aanvullend hulpmiddel. U bent ingesteld. er altijd zelf verantwoordelijk voor dat u tijdens het parkeren op een veilige manier rijdt en uw omgeving en eventuele naderende of passerende medeweggebruikers in de gaten houdt. Parkeerhulpcamera* De parkeerhulpcamera is alleen bedoeld als hulpmiddel, zodat u altijd eindverantwoordelijk blijft bij het achteruitrijden. Wanneer er obstakels in de dode hoeken van de camera zitten, zal het systeem ze niet kunnen ontdekken. Houd mensen en dieren in de buurt van de auto daarom in de gaten. Lane Keeping Aid (LKA)* De rijbaanassistent is alleen bedoeld als hulpmiddel en werkt niet in alle rijsituaties, verkeers-, weers- en wegomstandigheden. U bent er altijd zelf verantwoordelijk voor dat u op een veilige manier in de auto rijdt en daarbij de geldende verkeerswetgeving in acht neemt. auto op de juiste wijze bestuurt en daarbij de geldende verkeersregels in acht neemt. Routebegeleiding op kaart* gebruiken Let op het verkeer op de weg en concentreer u vooral op het rijden. Neem de geldende verkeersregels in acht en rijd voorzichtig. Afhankelijk van de wegomstandigheden als gevolg van het weer of het jaargetijde zijn bepaalde adviezen mogelijk minder op hun plaats. Volvo On Call* Voor auto's met Volvo On Call werkt het systeem alleen in gebieden waar de samenwerkingspartner van VOC mobiele dekking heeft en op die markten waar de dienst beschikbaar is. Net als bij mobiele telefoons kunnen atmosferische storingen of een minder dichte zenderdekking ertoe leiden dat verbinding onmogelijk is, bijvoorbeeld in dunbevolkte regio's. Zie voor teksten onder Waarschuwing, Belangrijk en NB die van toepassing zijn op de Volvo On Call-diensten, behalve de gebruikershandleiding ook de overeenkomst voor het Volvo On Call-abonnement. Blind Spot Information (BLIS)* en Cross Traffic Alert (CTA)* BLIS en CTA vormen alleen een aanvulling op – geen vervanging voor – een veilige rijstijl en het gebruik van de buitenspiegels. U moet altijd oplettend BELANGRIJK en verantwoord blijven rijden. U bent er altijd zelf verantwoordelijk voor dat u op veilige wijze van rijstrook Rugleuningen achterstoelen omlaagklappen wisselt en achteruitrijdt. BLIS werkt niet in scherpe Bij het omlaagklappen van de rugleuning mogen bochten en evenmin wanneer u achteruitrijdt. zich geen voorwerpen op de achterbank bevinden. De veiligheidsgordels mogen evenmin zijn ingePassagiersairbag* activeren/deactiveren Als de auto niet is uitgerust met een schakelaar voor stoken. Klap het geïntegreerde kinderzitje* op de middelste zitplaats van de tweede zitrij in alvorens activering/deactivering van de passagiersairbag, de desbetreffende stoel omlaag te klappen. Klap de is deze airbag altijd geactiveerd. Vervoer kinderen middenarmsteun* op de tweede zitrij op alvorens de nooit op een verhogingskussen, in een kinderzitje desbetreffende stoel omlaag te klappen. of een tegen de rijrichting in geplaatst babyzitje op de passagiersstoel voorin, wanneer de airbag Drie displays aan deze kant geactiveerd is. Personen kleiner Het head-updisplay* dat de informatie projecteert zit dan 1,40 m mogen nooit op de passagiersstoel boven op het dashboard. Leg geen voorwerpen op voorin plaatsnemen, wanneer de passagiersairbag het dekglas van de displaymodule om schade aan geactiveerd is. Personen groter dan 1,40 m mogen het dekglas tegen te gaan en zorg dat er evenmin nooit op de passagiersstoel plaatsnemen, wanneer voorwerpen op het dekglas kunnen vallen. de passagiersairbag gedeactiveerd is. Laat geen Autoklimaat regelen passagier op de passagiersstoel plaatsnemen, als het waarschuwingssymbool voor het airbagsysteem Bij een te lage interieurtemperatuur is inschakeling van de stoelventilatie niet mogelijk. Dit om te op het bestuurdersdisplay oplicht terwijl de melding voorkomen dat de passagier op de bewuste stoel te op de plafondconsole aangeeft dat de airbag aan sterk wordt afgekoeld. die kant gedeactiveerd is. Dit duidt op een ernstige storing. Bezoek zo spoedig mogelijk een werkplaats. Volvo adviseert u contact op te nemen met een erkende Volvo-werkplaats. Stembediening gebruiken U bent er altijd zelf verantwoordelijk voor dat u de Middendisplay reinigen Zorg ervoor dat de microvezeldoek die u gebruikt voor het reinigen van het middendisplay geen zand en dergelijke bevat. Krassen op het display zijn anders niet uitgesloten. Breng bij het reinigen van het middendisplay alleen lichte druk op het display aan. Bij te hard drukken kan het display beschadigd raken. Spuit geen vloeistoffen of agressieve chemicaliën rechtstreeks op het middendisplay. Gebruik geen ruitenreiniger, reinigingsmiddelen, sprays, oplosmiddelen, alcoholen, ammonia-oplossingen of schurende reinigingsmiddelen. Gebruik nooit schurende poetsdoeken, papieren handdoeken of zijdepapier, omdat dit aanleiding kan geven tot krassen op het middendisplay. staat de kans dat de luchtbalgen beschadigd raken. Positie AUX-, USB- en stroomaansluitingen U kunt maximaal 10 A (120 W) via de 12V-aansluiting afnemen bij gebruik van één aansluiting in de tunnelconsole tegelijk. Bij gelijktijdig gebruik van beide aansluitingen in de tunnelconsole geldt een waarde van 7,5 A (90 W) per aansluiting. U kunt maximaal 10 A (120 W) via de 12V-aansluiting in de bagageruimte afnemen. Laadkabel bewaren Het is niet toegestaan om stekkerdozen, overspanningsbeveiligingen en dergelijke te gebruiken in combinatie met de laadkabel, omdat dit aanleiding kan geven tot brand, elektrische schokken enzovoort. U mag uitsluitend een adapter tussen het 230V-stopcontact (wisselstroom) en de laadkabel gebruiken, als op de adapter staat aangegeven dat deze voldoet aan IEC 61851 en IEC 62196. Voor de Chinese markt geldt dat u geen adapter tussen het 230V-stopcontact (wisselstroom) en de laadkabel mag gebruiken. Keyless vergrendeling/ontgrendeling* gebruiken De transpondersleutelfuncties vertonen mogelijk storingen door elektromagnetische velden en afschermingen. Bewaar de transpondersleutel niet te dicht in de buurt van metalen voorwerpen of elektronische apparaten zoals mobiele telefoons, tablets, laptops of laders – op een afstand kleiner dan 10–15 cm. Regeleenheid laadkabel Giet geen water over de regeleenheid en dompel deze evenmin onder. Stel de regeleenheid en de bijbehorende stekker niet bloot aan direct zonlicht. De beveiliging tegen oververhitting van de stekker kan anders de oplading van de hybride-accu begrenzen of beëindigen. Controleer of het 230V-contact (wisselstroom) voldoende stroom kan leveren om een elektrische auto op te laden – laat bij twijfel het contact controleren door een vakman. Is de stroomsterkte van het contact niet bekend – stel dan de laagste stroomsterkte in op de regeleenheid. Navigeren op het middendisplay Het hoofdscherm is niet beschikbaar tijdens het starten/uitschakelen of als er een melding op het scherm staat. Het hoofdscherm is evenmin beschikbaar, wanneer het maximale klimaatscherm wordt weergegeven. Oplading starten Sluit de laadkabel nooit aan als er gevaar bestaat voor blikseminslag. Om bijvoorbeeld bij harde wind lakschade te voorkomen, moet u de afdekking van de laadkabelstekker zo plaatsen, dat deze de auto niet raakt. Haal de laadkabel tijdens oplading nooit uit het 230V-stopcontact (wisselstroom). Het 230V-stopcontact (wisselstroom) kan dan beschadigd raken. Beëindig altijd eerst de oplading en koppel daarna de laadkabel los – eerst van de laadaansluiting van de auto en daarna van het 230V-stopcontact (wisselstroom). Rijmodus kiezen Gebruik de rijmodus Off Road niet bij ritten met een aanhanger zonder trekhaakaansluiting. Anders be- NB Motor starten en afzetten Na een koude start is het stationaire toerental verhoogd ongeacht buitentemperatuur. Het is onderdeel van Volvo's effectieve uitlaatgasreiniging. Drie displays Bij activering van Forward Collision Warning* maakt de informatie op het head-updisplay plaats voor de grafische voorstelling voor Forward Collision Warning*. Deze grafische voorstelling verschijnt ook als het head-updisplay is uitgeschakeld. Bij het gebruik van polaroidbril, een zithouding waarbij u niet goed in het midden van de stoel zit, voorwerpen op het dekglas van de displaymodule, ongunstige lichtomstandigheden is de informatie op het head-updisplay mogelijk minder goed zichtbaar. Bepaalde gezichtsafwijkingen kunnen bij gebruik van het head-updisplay aanleiding geven tot hoofdpijn en vermoeide ogen. Autoklimaat regelen Het is niet mogelijk om de verwarming/koeling te versnellen door een hogere/lagere temperatuur te kiezen dan de gewenste temperatuur. Preconditioning gebruiken Preconditioning is alleen mogelijk, wanneer de auto is aangesloten op een stopcontact (geldt voor een verwarming op stroom). Bij gebruik van een laadpaal met een timerfunctie werkt de preconditioning mogelijk niet. Als de auto niet is aangesloten op een stopcontact, is het bij warm weer toch mogelijk om het interieur kortstondig te koelen door de preconditioning direct te starten. Bij preconditioning van het interieur gaat het erom de auto te verwarmen tot een behaaglijke temperatuur en niet tot de op de klimaatregeling ingestelde temperatuur. Houd de portieren en ruiten van de auto dicht bij het gebruik van de preconditioning. Middendisplay reinigen Het display is niet uit te schakelen, wanneer er op het display een bepaalde opdracht staat. Elektrisch bediende* achterklep openen en sluiten Om oververhitting tegen te gaan wordt het systeem na langdurig continu gebruik automatisch uitgeschakeld. Zo'n 2 minuten later is het opnieuw klaar voor gebruik. Wanneer er een dikke laag sneeuw, ijs en vuil en dergelijke op de achterbumper zit, kan het zijn dat er systeembeperkingen gelden of dat het systeem helemaal niet werkt. Houd de bumper daarom schoon. Regeleenheid laadkabel De laadkabel onthoudt de laatst ingestelde laadstroom. Het is daarom belangrijk de ingestelde laadstroom aan te passen, als u bij de volgende oplading een ander 230V-stopcontact (wisselstroom) gebruikt. Oplading starten Gebruik een door Volvo aanbevolen laadkabel die voldoet aan de normen GB/T 20234.1-2011 en GB/T 20234.2-2011 (China) of IEC 62196 en IEC 61851 (overige markten), omdat een dergelijke kabel voorzien is van temperatuurbewaking. Oplading afsluiten Ontgrendel de auto altijd, zodat de oplading wordt beëindigd alvorens de aansluiting op het 230V-stopcontact (wisselstroom) los te koppelen. Let erop dat u de laadkabel loskoppelt van de laadaansluiting van de auto alvorens deze los te koppelen van het 230V-stopcontact (wisselstroom). Zo worden schade aan het systeem en onbedoelde beëindiging van de oplading voorkomen. Rijmodus kiezen De rijmodus Off Road is niet bedoeld voor gebruik tijdens ritten op openbare wegen. Parkeerhulpcamera* Houd voor optimale werking de cameralens vrij van vuil, sneeuw en ijs. Dit is vooral van belang in slechte lichtomstandigheden. Boordcomputer bedienen Als u net van rijstijl bent veranderd, zijn bepaalde afwijkingen in de berekende actieradius mogelijk. Dashboardkastje gebruiken U kunt de beveiligingscode gebruiken om de functie te resetten, als iemand de Privacy locking met een verkeerde code probeerde te deactiveren. Telefoon aan de auto koppelen Bij een update van het besturingssysteem van de telefoon wordt de pairing mogelijk verbroken. Verwijder de telefoon dan uit de auto en breng een nieuwe koppeling (pairing) tot stand. Internetverbinding maken Bij gebruik van internet vindt gegevensuitwisseling (dataverkeer) plaats, waarvoor mogelijk extra kosten in rekening worden gebracht. Activering van dataroaming kan extra kosten met zich meebrengen. Informeer bij uw provider naar de kosten voor dataverkeer. Voor activering van de wifi-hotspot brengt uw provider u mogelijk extra kosten in rekening. Informeer bij uw provider naar de kosten voor dataverkeer. Let bij het downloaden via een mobiele telefoon extra op eventuele meerkosten voor dataverkeer. Apple CarPlay* op het middendisplay Volvo heeft geen invloed op de inhoud van de app Apple CarPlay. Een via Bluetooth op de auto aangesloten telefoon of mediaspeler is bij activering van Apple CarPlay niet beschikbaar, omdat Bluetooth wordt uitgeschakeld. Gebruik wifi of de geïntegreerde automodem* voor het maken van een internetverbinding. Apps, kaarten en systemen hanteren en bijwerken Het downloaden van data heeft mogelijk een negatieve invloed op andere diensten die gebruik maken van dataverkeer. Als u deze invloed op andere diensten hinderlijk vindt, kunt u het downloaden van data beëindigen. Ook kunt u bepaalde diensten uitschakelen of tijdelijk onderbreken. 06 TP 20459 (Dutch) AT 1546, MY16, Printed in Sweden, Göteborg 2015, Copyright © 2000-2015 Volvo Car Corporation
* Your assessment is very important for improving the work of artificial intelligence, which forms the content of this project
advertising