KTM 65 SX EU 2011 Mini Bike Handleiding

Add to my manuals
91 Pages

advertisement

KTM 65 SX EU 2011 Mini Bike Handleiding | Manualzz

BEDIENINGSHANDLEIDING

2011 65 SX

Artikelnr. 3211594nl

BESTE KTM KLANT

BESTE KTM KLANT We wensen u veel geluk met uw keuze voor een KTM motorfiets. U bent nu in het bezit van een moderne sportieve motorfiets en we zijn er zeker van dat u en uw kind er veel plezier mee zullen beleven, mits u de motorfiets goed onderhoudt.

We wensen u veel rijplezier!

1

Hieronder het serienummer van uw voertuig invullen.

Framenummer ( pag. 9)

Stempel van dealer

Motornummer ( pag. 9)

De bedieningshandleiding komt op het tijdstip dat deze ter perse gaat overeen met de nieuwste stand van het model. Kleine afwijkin gen die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden uitgesloten.

Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. De KTM-Sportmotorcycle AG houdt zich het recht voor technische gegevens, prijzen, kleuren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en dergelijke zonder voorafgaande aankondiging en zonder opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te annuleren, deze aan te passen aan de plaatselijke situatie of de pro ductie van een bepaald model zonder voorafgaande aankondiging te beëindigen. KTM is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkhe den, afwijkingen van afbeeldingen en beschrijvingen, drukfouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien van speciale uitrustingen die niet standaard bij de leveromvang horen.

© 2010 KTM-Sportmotorcycle AG, Mattighofen Oostenrijk Alle rechten voorbehouden Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldiging op welke wijze dan ook is slechts toegestaan met schriftelijke toestemming van de auteur.

ISO 9001(12 100 6061) KTM past processen voor kwaliteitsbewaking toe, zoals bedoeld in de internationale norm voor kwaliteitsmanagement ISO 9001, die tot een zo hoog mogelijke productkwaliteit leiden.

Afgegeven door: TÜV Management Service KTM-Sportmotorcycle AG 5230 Mattighofen, Oostenrijk

INHOUDSOPGAVE

INHOUDSOPGAVE

SYMBOLEN EN FORMATERINGEN ....................................... 4

BELANGRIJKE AANWIJZINGEN............................................ 5

AFBEELDING VOERTUIG ..................................................... 7 Afbeelding voertuig linksvoor (symboolweergave) ................ 7

Afbeelding voertuig rechtsachter (symboolweergave) ........... 8

SERIENUMMERS................................................................ 9 Framenummer................................................................. 9 Motornummer ................................................................. 9 Artikelnummer schokdemper ............................................ 9

BEDIENINGSELEMENTEN................................................. 10 Koppelingshendel.......................................................... 10 Remhendel ................................................................... 10 Gashendel .................................................................... 10 Stopknop...................................................................... 10 Tankdop openen............................................................ 10

Tankdop sluiten ............................................................ 11 Brandstofkraan.............................................................. 11 Choke........................................................................... 11 Kickstarter.................................................................... 11 Versnellingshendel......................................................... 11

Rempedaal ................................................................... 12 Plug-in standaard .......................................................... 12

INBEDRIJFNAME .............................................................. 13 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname ........................... 13

Motor inrijden ............................................................... 14

RIJ-INSTRUCTIES ............................................................. 15 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname ............. 15 Starten ......................................................................... 15

Beginnen met rijden ...................................................... 16 Schakelen, rijden .......................................................... 16 Afremmen..................................................................... 16

Stoppen, parkeren ......................................................... 17 Brandstof tanken........................................................... 17

SERVICESCHEMA ............................................................. 19 Serviceschema .............................................................. 19

CHASSIS AFSTELLEN ....................................................... 21 Ingaande demping voorvork instellen ............................... 21 Uitgaande demping voorvork instellen.............................. 21 Ingaande demping schokdemper instellen........................ 21

Uitgaande demping schokdemper instellen ...................... 22 Maat onbelast achterwiel bepalen ................................... 22 Statische veerweg schokdemper controleren..................... 22

Dynamische veerweg schokdemper controleren................. 23 Veervoorspanning schokdemper instellen x .................... 23

Dynamische veerweg instellen Stuurpositie .................................................................. 24 Stuurpositie instellen

Voertuigniveau .............................................................. 25 Vorkpootpositie instellen

SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS ............................... 27 Motorfiets met hefbok opkrikken ..................................... 27 Motorfiets van hefbok nemen.......................................... 27 Vorkpoten ontluchten..................................................... 27 Vuilschrapers vorkpoten reinigen ..................................... 27

Vorkpoten uitbouwen

x

x

x

x .................................... 24 ................................................ 24

........................................... 25

................................................. 28 Vorkpoten inbouwen x .................................................. 28

Voorvork-protector uitbouwen x ..................................... 29

Voorvork-protector inbouwen Onderste kroonplaat uitbouwen

Onderste kroonplaat monteren

x ...................................... 30

x

x .................................. 30

................................... 31

Speling balhoofdlager controleren ................................... 33 Speling balhoofdlager instellen Balhoofdlager insmeren x .................................. 33 x ............................................. 33

Schokdemper demonteren x ......................................... 34 Schokdemper inbouwen x ............................................ 34 Startnummerbord demonteren ........................................ 34 Startnummerbord inbouwen............................................ 34

Spatbord voor demonteren.............................................. 35 Spatbord voor inbouwen ................................................. 35 Zadel afnemen .............................................................. 35 Zadel monteren ............................................................. 35

Luchtfilter demonteren Luchtfilter monteren x .............................................. 36 x ................................................. 36

Luchtfilter reinigen x ................................................... 37 Einddemper demonteren ................................................ 37 Einddemper inbouwen ................................................... 37

Glasvezelvulling einddemper vervangen x ....................... 38 Brandstoftank demonteren

Brandstoftank monteren

x ......................................... 38

x ............................................ 39

Kettingkast demonteren ................................................. 40 Kettingkast monteren..................................................... 40

Vervuiling ketting controleren ......................................... 41 Ketting reinigen ............................................................ 41 Kettingspanning controleren ........................................... 41

Kettingspanning instellen............................................... 42

Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren............................................ 43

Kettingspanning controleren - bij inbouwen achterwiel ...... 44

Kettingspanning instellen - na controle............................ 45 Kettingspanning instellen - bij inbouwen achterwiel.......... 45 Kettinggeleiding instellen x .......................................... 45

Legging gaskabel controleren.......................................... 46 Uitgangspositie koppelingshendel instellen ...................... 46 Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren ............... 46 Vloeistof hydraulische koppeling verversen

Remvloeistof voorwielrem bijvullen x

x .................. 46

REMMEN ......................................................................... 48 Vrije slag remhendel controleren ..................................... 48 Uitgangspositie remhendel instellen ................................ 48 Remschijven controleren ................................................ 48

Remvloeistofpeil voorwielrem controleren......................... 49

Remplaketten voorwielrem demonteren

............................. 49

Remplaketten voorwielrem controleren............................. 50 x ....................... 50

Remplaketten voorwielrem inbouwen

Remplaketten voorwielrem vervangen

x .......................... 51

Vrije slag rempedaal instellen x Uitgangspositie rempedaal instellen

Remvloeistof achterwielrem bijvullen

x

x

x

Remplaketten achterwielrem demonteren

.......................... 52 Vrije slag rempedaal controleren ..................................... 52

.................................... 53 ........................... 53

Remvloeistofpeil achterwielrem controleren...................... 54 .......................... 54

Remplaketten achterwielrem controleren ......................... 55 x .................... 55

Remplaketten achterwielrem inbouwen x ....................... 56 Remplaketten achterwielrem vervangen

Voorwiel uitbouwen Voorwiel inbouwen

Achterwiel uitbouwen Achterwiel inbouwen x x

x ...................... 56

WIELEN, BANDEN ............................................................ 58 x ................................................... 58 x .................................................... 58

................................................ 59 ................................................. 59

Toestand banden controleren.......................................... 60 Bandenspanning controleren .......................................... 60

Spaakspanning controleren............................................. 61

2

INHOUDSOPGAVE

KOELSYSTEEM ................................................................. 62 Koelsysteem.................................................................. 62 Antivries en koelmiddelpeil controleren............................ 62

Koelmiddelpeil controleren............................................. 63 Koelmiddel aftappen x ................................................. 63

Koelmiddel vullen x ..................................................... 64

MOTOR AFSTELLEN.......................................................... 65 Speling gaskabel controleren .......................................... 65 Speling gaskabel instellen x ......................................... 65 Carburateur - stationair .................................................. 65 Carburateur - stationair afstellen x ................................ 65

Vlotterkamer carburateur aftappen

SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR.................................. 67 Transmissieoliepeil controleren ....................................... 67 Transmissieolie verversen x

x .............................. 66

.......................................... 67 Transmissieolie aftappen

Transmissieolie vullen

x ........................................... 67

x ............................................... 68 Transmissieolie bijvullen x ........................................... 68

REINIGING, ONDERHOUD................................................. 70 Motorfiets reinigen ........................................................ 70

STALLING ........................................................................ 71 Stalling ........................................................................ 71 Inbedrijfname na stalling ............................................... 71

OPSPOREN VAN FOUTEN.................................................. 72

TECHNISCHE GEGEVENS - MOTOR.................................... 74

TECHNISCHE GEGEVENS - AANHAALMOMENTEN MOTOR ............................................................................ 75

TECHNISCHE GEGEVENS - CARBURATEUR ....................... 76 Uitgangspositie ............................................................. 76 Carburateurconfiguratie.................................................. 76

TECHNISCHE GEGEVENS - CHASSIS ................................. 78

TECHNISCHE GEGEVENS - VOORVORK .............................. 79

TECHNISCHE GEGEVENS - SCHOKDEMPER ....................... 80

TECHNISCHE GEGEVENS - AANHAALMOMENTEN CHASSIS .......................................................................... 81

GEBRUIKSSTOFFEN ......................................................... 82

HULPSTOFFEN ................................................................. 84

NORMEN.......................................................................... 86

INDEX .............................................................................. 87

3

SYMBOLEN EN FORMATERINGEN

Gebruikte symbolen

Hieronder wordt het gebruik van bepaalde symbolen verklaard.

Kenmerkt een verwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).

Kenmerkt een onverwachte reactie (bijv. van een bepaalde handeling of functie).

Alle werkzaamheden die met dit symbool zijn gekenmerkt vereisen vakkennis en technisch begrip. Laat de werk zaamheden voor de veiligheid van uw kind uitvoeren in een geautoriseerde KTM-garage! Daar wordt uw motorfiets door speciaal geschoolde vakkundige personen met het benodigde speciale gereedschap optimaal onderhouden.

Kenmerkt de verwijzing naar een pagina (op de aangegeven pagina vindt u meer informatie).

Gebruikte formatering

Hieronder worden de gebruikte letterformaten verklaard.

Eigennaam

Kenmerkt een eigennaam.

Naam

®

Kenmerkt een beschermde naam.

merk™

Kenmerkt een merk in het handelsverkeer.

4

BELANGRIJKE AANWIJZINGEN

Gebruiksdefinitie

De sportmotorfietsen van KTM zijn zodanig ontworpen en geconstrueerd dat ze bestand zijn tegen de gangbare belastingen bij normaal gebruik in wedstrijden. De motorfietsen voldoen aan het geldende reglement en de geldende categorieën van de hoogste internationale motorsportbonden.

Info

De motorfiets mag uitsluitend worden gebruikt op afgezette trajecten buiten het openbare wegennet.

Service

Voorwaarde voor storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de bedieningshandleiding genoemde service- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis. Slechte afstelling van het chassis kan leiden tot beschadi ging en breken van de chassiscomponenten .

Het gebruik van de motorfietsen bij zwaardere omstandigheden zoals zandig, erg modderig en vochtig terrein kan leiden tot verhoogde slijtage van componenten zoals de aandrijving of remmen. Daarom kan het nodig zijn onderhoud uit te voeren of slijtageonderdelen te vervangen al voordat de slijtagegrens volgens het serviceschema is bereikt.

Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming daarvan draagt in belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.

Garantie

De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend in een geautoriseerde KTM-garage worden uitgevoerd en moeten in het serviceboekje en op

KTM dealer.net

worden bevestigd, aangezien anders de aanspraak op garantie vervalt. Bij schade of gevolgschade die door manipulaties en wijzigingen van het voertuig zijn veroorzaakt bestaat er geen aanspraak op garantie.

Bedrijfsmiddelen

U moet de in de bedieningshandleiding gespecificeerde brand- en smeerstoffen resp. bedrijfsstoffen gebruiken.

Reserveonderdelen, toebehoren

Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen onderdelen en toebehoren die door KTM zijn vrijgegeven en/of worden aanbevolen en laat deze in een geautoriseerde KTM-garage monteren. Voor andere producten en daardoor veroorzaakte schade is KTM niet aansprakelijk.

Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn tussen haakje aangegeven bij de betreffende beschrijvingen. Uw KTM-dealer adviseert u graag.

De actuele

KTM PowerParts

voor uw voertuig vindt u op de website van KTM.

Internationale KTM website: http://www.ktm.com

Werkinstructies

Voor enkele werkzaamheden zijn speciale gereedschappen nodig. Deze zijn geen bestanddeel van het voertuig, maar kunnen worden besteld onder het aangegeven nummer tussen haakjes. Voorbeeld: lagertrekker (15112017000) Bij de montage moeten onderdelen die niet meer worden hergebruikt (bijv. zelfborgende schroeven en moeren, afdichtingen, pakkin gen, keerringen, splitpennen, borgplaten) door nieuwe worden vervangen.

Indien bij schroefverbindingen een schroevenlijm (bijv.

Loctite

®

) wordt gebruikt, moeten de specifieke gebruiksaanwijzingen van de fabrikant in acht worden genomen.

Onderdelen die na de demontage weer worden gebruikt, moeten worden gereinigd en gecontroleerd op beschadiging en slijtage.

Beschadigde en versleten onderdelen vervangen.

Na afronding van de reparatie of het onderhoud moet worden gecontroleerd of het voertuig weer verkeersveilig is.

Transport

Aanwijzing

Gevaar voor beschadiging

  Het geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.

– Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.

Aanwijzing

Gevaar voor brand

  Sommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.

– Motorfiets niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het bedrijfswarme voertuig leggen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.

– – Motor uitzetten.

Motorfiets met spanbanden of andere geschikte bevestigingsmiddelen beveiligen tegen omvallen en wegrollen.

5

BELANGRIJKE AANWIJZINGEN

Milieu

Motorsport is fantastische sport en we hopen natuurlijk dat u en uw kind er volledig van kunnen genieten. Motorfietsen kunnen echter problemen voor het milieu en conflicten met andere personen veroorzaken. Door op een verantwoorde manier met de motorfiets om te gaan kunt u ervoor zorgen dat deze problemen en conflicten niet ontstaan. Om de toekomst van de motorsport veilig te stellen, moet u erop letten dat uw kind de motorfiets alleen legaal gebruikt, milieubewust handelt en de rechten van anderen respecteert.

Aanwijzingen/waarschuwingen

U moet beslist de gegeven aanwijzingen/waarschuwingen in acht nemen.

Info

Op het voertuig zijn verschillende stickers met aanwijzingen en waarschuwingen aangebracht. Deze stickers met aanwijzingen en waarschuwingen mag u nooit verwijderen. Als deze ontbreken kunt u of andere personen de gevaren niet herkennen en daar door letsel oplopen.

Gevarenniveaus

Gevaar

Waarschuwing voor een gevaar dat direct en met zekerheid overlijden of zwaar blijvend letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.

Waarschuwing

Waarschuwing voor een gevaar dat waarschijnlijk overlijden of zwaar letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatre gelen neemt.

Voorzichtig

Waarschuwing voor een gevaar dat mogelijk licht letsel tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.

Aanwijzing

Waarschuwing voor een gevaar dat aanmerkelijke schade aan machine of materiaal tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaat regelen neemt.

Waarschuwing

Waarschuwing voor een gevaar dat schade aan het milieu tot gevolg heeft als u niet de juiste voorzorgsmaatregelen neemt.

– –

Bedieningshandleiding

Voordat u uw kind voor de eerste keer met de motorfiets laat rijden, moet u samen met uw kind deze bedieningshandleiding beslist nauwkeurig en volledig doorlezen. U vindt daarin veel informatie en tips die het voor uw kind eenvoudiger maken de motorfiets te bedienen en te onderhouden. Alleen zo komt u te weten hoe u de motorfiets het beste afstemt op uw kind en hoe uw kind zich kan beschermen tegen letsel. Bovendien staat in de bedieningshandleiding belangrijke informatie over het onderhoud van de motorfiets.

De bedieningshandleiding is een belangrijk onderdeel van de motorfiets en moet bij doorverkoop aan de nieuwe eigenaar worden gegeven.

6

AFBEELDING VOERTUIG

3.1

Afbeelding voertuig linksvoor (symboolweergave) 7

7 8 9 1 2 3 4 5 6 Remhendel Koppelingshendel Snelsluiting voor zadelvergrendeling Remklauw voor Brandstofkraan Chokehendel Versnellingshendel Voetsteun Schokdemper instelling uitgaande demping B00257-10

AFBEELDING VOERTUIG

3.2

Afbeelding voertuig rechtsachter (symboolweergave) 8

7 8 9 1 2 3 4 5 6 Tankdop Stopknop Gashendel Framenummer Remklauw achter Kijkglas remvloeistof achter Schokdemper instelling ingaande demping Rempedaal Kickstarter B00256-10

SERIENUMMERS

4.1

Framenummer

Het framenummer  is op de rechterzijde van het balhoofd gegraveerd.

9

4.2

Motornummer

700390-01 Het motornummer gegraveerd.

 is in de linkerzijde van de motor onder het ketting-aandrijfwiel 4.3

Artikelnummer schokdemper

700391-01 Het artikelnummer van de schokdemper  is in het bovenste gedeelte van de schok demper aan motorzijde boven de stelring gegraveerd.

700392-01

BEDIENINGSELEMENTEN

5.1

Koppelingshendel

De koppelingshendel  is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.

De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijgesteld.

10

5.2

Remhendel

700393-10 De remhendel  is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.

Met de remhendel wordt de voorwielrem bediend.

5.3

Gashendel

700394-01 De gashendel  is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.

5.4

Stopknop

5.5

Tankdop openen

700408-01 De stopknop  is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.

Mogelijke toestanden

• Stopknop in de uitgangspositie – In deze stand is het ontstekingscircuit geslo ten en kan de motor worden gestart.

• Stopknop ingedrukt – In deze stand is het ontstekingscircuit onderbroken. Een draaiende motor schakelt uit en een stilstaande motor schakelt niet in.

700395-01 – Ontgrendelknop eraf nemen.

 indrukken, tankdop tegen de klok in draaien en naar boven toe 700396-01

BEDIENINGSELEMENTEN

5.6

Tankdop sluiten

– Tankdop opzetten met de klok mee draaien tot de ontgrendelknop  vastklikt.

Info

Erop letten dat de slang voor het ontluchten van de brandstoftank knikt.

 niet

11

5.7

5.8

5.9

Brandstofkraan Choke Kickstarter

5.10

Versnellingshendel

700397-01 De brandstofkraan  bevindt zich aan de linkerzijde van de brandstoftank.

Mogelijke toestanden

• Brandstofkraan gesloten • Brandstofkraan geopend – De kartelschroef is tot de aanslag met de klok mee gedraaid. Er kan geen brandstof uit de brandstoftank stromen.

– De kartelschroef is tot de aanslag tegen de klok in gedraaid. Er kan brandstof uit de brandstoftank stromen.

700407-01 De chokehendel  is aan de linkerzijde van de carburateur aangebracht.

Als de chokefunctie is geactiveerd wordt er in de carburateur een opening vrijgegeven waardoor de motor extra brandstof kan aanzuigen. Daardoor ontstaat een rijker mengsel van brandstof en lucht dat voor de koude start nodig is.

Info

Bij een warme motor moet de chokefunctie zijn gedeactiveerd.

700402-01

Mogelijke toestanden

• Chokefunctie geactiveerd – • Chokefunctie gedeactiveerd Chokehendel is tot de aanslag omlaag gedrukt.

– Chokehendel is tot de aanslag omhoog getrokken.

De kickstarter  is aan de rechterzijde van de motor aangebracht.

De kickstarter kan worden gezwenkt.

Info

Voor de rit moet de kickstarter naar de motor worden gezwenkt.

700403-01 De versnellingshendel  is aan de linkerzijde van de motor gemonteerd.

700398-01

BEDIENINGSELEMENTEN

De positie van de versnellingen kunnen afgelezen worden op de afbeelding.

De neutrale of vrije stand  bevindt zich tussen de 1e en 2e versnelling.

12

5.11

Rempedaal

700399-01 Het rempedaal  bevindt zich voor de rechter voetsteun.

Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.

5.12

Plug-in standaard

700400-01 De opname van de plug-in standaard  bevindt zich aan het frame aan de linkerzijde van het voertuig.

De plug-in standaard wordt gebruikt voor het neerzetten van de motorfiets.

Info

Voor de rit de plug-in standaard verwijderen.

700406-01

INBEDRIJFNAME

13

6.1

Aanwijzingen voor eerste inbedrijfname

Waarschuwing

Gevaar voor ongevallen

  Lichamelijke en geestelijke bekwaamheden van het kind.

– – Uw kind moet al in staat zijn om te kunnen fietsen en om het voertuig na een val zelf weer rechtop te zetten. Bovendien moet uw kind begrijpen, dat voorschriften en aanwijzingen van u of van een andere toezichthoudende persoon nageleefd moeten worden. Verg niet te veel van uw kind. Pas als de conditie, rijtechniek en motivatie kloppen kan de deelname aan een race worden overwogen. Kinderen herkennen gevaren vaak niet of onderschatten de risico's. Maak uw kind duidelijk dat het voertuig onder geen beding mag worden gebruikt zonder toezicht en dat alleen zo snel mag worden gereden als de rijvaardigheid en de situatie dit toestaan.

Laat uw kind uitsluitend met het voertuig rijden, als het kind zowel lichamelijk als geestelijk in staat is een voertuig te rij den.

Waarschuwing

Gevaar voor letsel

  Geen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.

– Tijdens het rijden altijd beschermende kleding (helm, laarzen, handschoenen, broek en jack met bescherming) dragen.

Zorg ervoor dat u en uw kind altijd beschermende kleding dragen, die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke eisen. Als u zelf motorfiets rijdt zorg er dan voor dat u altijd het goede voorbeeld geeft en zelf ook geschikte beschermende kleding draagt.

Waarschuwing

Gevaar voor vallen

  Beperking van het rijgedrag door verschillende bandprofielen aan voor- en achterwiel.

– Voor- en achterwiel moeten altijd zijn uitgerust met banden met een gelijksoortig profiel, anders kan de motor oncontroleer baar worden.

Waarschuwing

Gevaar voor ongevallen

  Kritisch rijgedrag door niet aangepaste rijwijze.

– Let erop dat uw kind de rijsnelheid aanpast aan de situatie op de rijweg en de rijvaardigheden.

Waarschuwing

Gevaar voor ongevallen

  Gevaar voor ongevallen door het meenemen van een bijrijder.

– Uw voertuig is niet geschikt voor het meenemen van een bijrijder. Neem geen bijrijder mee.

Waarschuwing

Gevaar voor ongevallen

  Uitvallen van het remsysteem.

– Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken. De achterwielrem kan door oververhitting uitvallen. Let erop dat uw kind de voet van het rempedaal neemt als hij of zij niet wil remmen.

Waarschuwing

Gevaar voor ongevallen

  Vernietiging van chassiscomponenten.

– Maximaal toegestaan bestuurdersgewicht niet overschrijden.

Waarschuwing

Gevaar voor diefstal

  Gebruik door onbevoegde personen.

– Laat de motorfiets nooit onbeheerd staan als de motor draait. Beveilig de motorfiets tegen onbevoegd gebruik.

Info

Houd er bij het gebruik van de motorfiets rekening mee dat andere mensen last kunnen hebben van overmatig lawaai.

– – Verzeker u ervan dat de afleveringsinspectie is uitgevoerd door een geautoriseerde KTM-garage.

U ontvangt het afleveringsdocument en serviceboekje bij de overdracht van het voertuig.

Lees voordat uw kind voor het eerst gaat rijden samen met uw kind de volledige bedieningshandleiding aandachtig door.

Info

Ga daarbij vooral in op de beschrijving van de gevaren en het risico op letsel.

Geef uw kind uitleg over de rij- en valtechnieken, zoals de effecten van gewichtsverschuivingen op het rijgedrag.

– – – Zorg ervoor dat uw kind vertrouwd raakt met de bedieningselementen.

Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. (

Uitgangspositie van de remhendel instellen. (

pag. 46)

pag. 48)

INBEDRIJFNAME

– – – – – – – – – Uitgangspositie van het rempedaal instellen.

x ( pag. 53)

Voordat uw kind voor het eerst gaat rijden moet u controleren of de basisinstelling van het chassis geschikt is voor uw kind.

Uw kind op een geschikt terrein laten wennen aan de omgang met de motorfiets. Het beste gaat dat op een groot weiland.

Info

Om uw kind een gevoel te geven voor de rembediening kunt u uw kind het beste eerst duwen. Pas als uw kind de handrem kan doseren kan de motor worden gestart.

Laat uw kind eerst naar een andere persoon toe rijden, die uw kind helpt bij het stoppen en keren.

Stel hindernissen op waar uw kind omheen moet rijden, zodat uw kind kan wennen aan de omgang met het voertuig.

Uw kind zou ook eens moeten proberen zo langzaam mogelijk en staand te rijden om meer gevoel voor de motorfiets te krijgen.

Laat uw kind geen terreinritten uitvoeren, die de vaardigheden en ervaring van uw kind te boven gaan.

Uw kind moet tijdens het rijden het stuur met beide handen vasthouden en de voeten op de voetsteunen laten rusten.

Het maximale bestuurdersgewicht moet in acht worden genomen.

Voorgeschreven waarde Maximaal bestuurdersgewicht < 50 kg

Spaakspanning controleren. ( pag. 61)

Info

De spaakspanning moet na een half uur rijden worden gecontroleerd.

Motor inrijden. ( pag. 14)

– 6.2

Motor inrijden

Tijdens de inrijperiode het aangegeven motorvermogen niet overschrijden.

Voorgeschreven waarde Maximaal motorvermogen tijdens de eerste 3 rij-uren tijdens de eerste 5 rij-uren < 70 % < 100 % – Vol gas geven vermijden!

14

RIJ-INSTRUCTIES

7.1

Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfname

Info

Voor iedere rit de toestand van het voertuig controleren en vaststellen of deze verkeersveilig is.

Tijdens het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.

– – – – – – – – – – – – – – – – – –

Transmissieoliepeil controleren. ( pag. 67)

Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. (

Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. (

Remplaketten van de voorwielrem controleren. (

pag. 49)

pag. 54)

pag. 50)

Remplaketten van de achterwielrem controleren. (

De werking van het remsysteem controleren.

pag. 55)

Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 63)

Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 41)

Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. (

Kettingspanning controleren. ( pag. 41)

Toestand van de banden controleren. ( pag. 60)

pag. 43)

Bandenspanning controleren. ( pag. 60)

Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( Vorkpoten ontluchten. (

Luchtfilter controleren.

pag. 27) pag. 27)

Instelling en bedieningsgemak van alle bedieningselementen controleren.

Regelmatig controleren of alle schroeven, moeren en slangklemmen goed vastzitten.

Brandstofvoorraad controleren.

7.2

Starten

Gevaar

Gevaar voor vergiftiging

  Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.

– Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zorgen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.

Aanwijzing

Beschadiging aan de motor

  Hoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.

– Motor altijd met een laag toerental warmrijden.

15

Info

Als de motorfiets niet goed start kan dat worden veroorzaakt door oude brandstof in de vlotterkamer. De licht ontvlambare stof fen in de brandstof vervluchtigen als de motorfiets langere tijd stilstaat.

Als de vlotterkamer met verse ontsteekbare brandstof is gevuld zal de motor meteen starten.

Stilstand van motorfiets van meer dan 1 week

– Vlotterkamer van de carburateur aftappen.

x ( pag. 66)

Kartelschroef op de brandstofkraan tegen de klok in draaien tot de aanslag.

Nu kan er brandstof van de brandstoftank naar de carburateur stromen.

– – Motorfiets van de bok nemen.

Versnelling in vrij schakelen.

Motor koud

– Chokehendel tot de aanslag omlaag drukken.

– Kickstarter krachtig en volledig intrappen.

Info

Geen gas geven.

RIJ-INSTRUCTIES

7.3

Beginnen met rijden

Info

Voordat u gaat rijden moet de plug-in standaard worden verwijderd.

– Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gelijktijdig voorzichtig gas geven.

7.4

Schakelen, rijden

Waarschuwing

Gevaar voor ongevallen

  Terugschakelen bij hoog motortoerental leidt tot blokkeren van het achterwiel.

– Niet bij hoog motortoerental terugschakelen naar een lagere versnelling. De motor wordt overbelast en het achterwiel kan blokkeren.

16

Info

Als u tijdens het rijden ongewone geluiden hoort, moet u meteen stoppen, de motor uitzetten en contact opnemen met een geautoriseerde KTM-garage.

De 1e versnelling is de start- of bergversnelling.

– – – – – – – – – Als de verhoudingen het toestaan (helling, rijsituatie etc.) kan uw kind naar een hogere versnelling schakelen. Daarvoor gelijktijdig koppelingshendel trekken, in de volgende versnelling zetten, koppelingshendel vrijgeven en gas geven.

Als de chokefunctie is geactiveerd moet deze worden gedeactiveerd als de motor warm is.

Na het bereiken van de maximale snelheid door volledig opendraaien van de gashendel, deze op ¾ gas terugdraaien. De snelheid verlaagt dan amper, maar er wordt veel minder brandstof gebruikt.

Uw kind moet altijd slechts zoveel gas geven als de motor op dat moment kan verwerken - abrupt opendraaien van de gashendel verhoogt het verbruik.

Voor het terugschakelen van de motorfiets afremmen en tegelijkertijd gas terugnemen.

Koppelingshendel trekken en in een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gas geven resp. nog een keer schakelen.

Uw kind moet de motor uitzetten als de motorfiets langere tijd stationair draait of stilstaat.

Voorgeschreven waarde ≥ 2 min Uw kind moet het vaak en lang slepen van de koppeling vermijden. Hierdoor wordt de motorolie verwarmd en dus ook de motor en het koelsysteem.

Leg uw kind uit, dat het beter is met een lager toertal dan met een hoog toerental en slepende koppeling te rijden.

7.5

Afremmen

Waarschuwing

Gevaar voor ongevallen

  Te sterk afremmen leidt tot blokkering van de wielen.

– De wijze van remmen aanpassen aan de rijsituatie en rijwegsituatie.

Waarschuwing

Gevaar voor ongevallen

  Verminderde remwerking door poreus drukpunt van de voor- en/of achterwielrem.

– Remsysteem controleren, niet meer verder rijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)

Waarschuwing

Gevaar voor ongevallen

  Verminderde remwerking door natte of vervuilde remmen.

– Vervuilde of natte remmen voorzichtig schoon- resp. droogremmen.

– – – Op een zandige, natte of gladde ondergrond moet overwegend de achterwielrem worden gebruikt.

Het remmen moet altijd voor begin van de bocht zijn afgerond. Uw kind moet daarbij afhankelijk van de snelheid naar een lagere versnelling schakelen.

Spoor uw kind aan om bij langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor te gebruiken. Daarvoor een of twee versnellingen terugschakelen, maar daarbij de motor niet overbelasten. Zo hoeft uw kind veel minder te remmen en raken de remmen niet over verhit.

RIJ-INSTRUCTIES

17

7.6

Stoppen, parkeren

Waarschuwing

Gevaar voor diefstal

  Gebruik door onbevoegde personen.

– Laat de motorfiets nooit onbeheerd staan als de motor draait. Beveilig de motorfiets tegen onbevoegd gebruik.

Waarschuwing

Gevaar voor verbranding

  Sommige onderdelen van voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer heet.

– Hete onderdelen zoals uitlaatsysteem, radiateur, motor, schokdempers en remmen niet aanraken. De onderdelen eerst laten afkoelen voordat u met werkzaamheden aan deze onderdelen begint.

Aanwijzing

Gevaar voor beschadiging

  Het geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.

– Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.

Aanwijzing

Gevaar voor brand

  Sommige onderdelen van de motorfiets worden bij gebruik van de motorfiets zeer heet.

– Motorfiets niet op plaatsen laten staan met licht brandbare en/of ontvlambare materialen. Geen voorwerpen over het bedrijfswarme voertuig leggen. Het voertuig altijd eerst laten afkoelen.

Aanwijzing

Schade aan materiaal

  Beschadiging en vernietiging van componenten door overmatige belasting.

– De zijstandaard is alleen geschikt voor het gewicht van de motorfiets. Ga niet op de motorfiets zitten als hij op de zijstandaard staat. De zijstandaard of het frame kunnen beschadigen en de motorfiets kan omvallen.

– – – – – Motorfiets afremmen.

Versnelling in vrij schakelen.

Stopknop bij stationair toerental van de motor indrukken, totdat de motor stilstaat.

Kartelschroef op de brandstofkraan met de klok mee draaien tot de aanslag.

Motorfiets op een vaste ondergrond zetten.

7.7

Brandstof tanken

Gevaar

Gevaar voor brand

  Brandstof is licht ontvlambaar.

– – Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.

Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen afvegen.

Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Neem de aanwij zingen voor het tanken van brandstof in acht.

Waarschuwing

Gevaar voor vergiftiging

  Brandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.

– Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken.

Waarschuwing

Gevaar voor het milieu

  Ondeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.

– Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.

– – Motor uitzetten.

Tankdop openen. ( pag. 10)

RIJ-INSTRUCTIES

400382-10 – – Brandstoftank met brandstof vullen tot maximaal maat  .

Voorgeschreven waarde Maat  35 mm Inhoud brandstof tank ca.

Motorolie 2-takt (

Tankdop sluiten. (

3,5 l

pag. 82)

pag. 11)

Superbrandstof loodvrij gemengd met

2-takt motorolie (1:60) ( pag. 83)

18

SERVICESCHEMA

8.1

Serviceschema

Transmissieolie verversen.

x ( Transmissieoliepeil controleren. ( pag. 67) pag. 67)

Remplaketten van de voorwielrem controleren. (

Remplaketten van de achterwielrem controleren. (

Remschijven controleren. ( pag. 48)

pag. 50)

pag. 55)

Remkabels controleren op beschadiging en lekkage.

Afdichtingsmanchetten voetremcilinder vervangen.

Remvloeistof van de achterwielrem verversen.

x

Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. (

x

Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 52)

pag. 54)

Frame en achterbrug controleren.

x Achterbruglagers controleren.

x Zwenklager op schokdemper boven en onder controleren.

x Voorvorkservice uitvoeren.

x Schokdemperservice uitvoeren.

x

Toestand van de banden controleren. ( pag. 60) Bandenspanning controleren. ( pag. 60)

Speling van de wiellagers controleren.

x Wielnaven controleren.

x Velgslag controleren.

x

Spaakspanning controleren. ( pag. 61)

Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. (

Kettingspanning controleren. ( pag. 41)

pag. 43)

Alle bewegende onderdelen (bijv. hendels, ketting, ...) smeren en controleren of ze gemakke lijk bewegen.

x Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen.

x ( Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren. ( pag. 46) pag. 46)

Remvloeistof van de voorwielrem verversen.

x

Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. (

Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 48)

pag. 49)

Balhoofdlager insmeren.

x

( pag. 33) Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 33)

Veer van de uitlaatbesturing vervangen.

x Zuigers vervangen.

x Drijfstang, drijfstanglager en kruktap vervangen.

x Krukaslager controleren.

x Aandrijving en versnelling controleren.

x Alle motorlagers vervangen.

x Bougie vervangen.

x Bougiedop vervangen.

x Cilinders en zuigers controleren.

x Inlaatmembraan controleren.

x Uitlaatregeling op goede werking en soepelheid controleren.

x Koppeling controleren.

x Alle slangen (bijv. brandstof-, radiateur-, ontluchting-, drainageslangen, ...) en manchetten controleren op scheuren, dichtheid en correcte legging.

x

Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 62)

Kabels controleren op beschadiging en knikvrije legging.

x Bowdenkabels controleren op beschadiging, knikvrije legging en instelling.

• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •

S20A S40A

• • • • • • •

S80A

• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •

J1A

• • • •

19

SERVICESCHEMA

Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen.

x Glasvezelvulling van de einddemper vervangen.

x

(

Controleren of de schroeven en moeren goed vastzitten.

pag. 38)

x Carburateurcomponenten controleren/instellen.

x Stationair controleren.

x Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken.

Service op

KTM DEALER.NET

invoeren en noteren in het serviceboekje.

x

S20A: S40A:

om de 20 rij-uren om de 40 rij-uren

S80A: J1A:

om de 80 rij-uren jaarlijks

S20A

• • • • • •

S40A

• • • • • • •

S80A

• • • • • • •

J1A

20

CHASSIS AFSTELLEN

21

9.1

Ingaande demping voorvork instellen

Info

De hydraulische ingaande demping bepaalt het gedrag bij het inveren van de voorvork.

700450-01 – – Stelschroef  met de klok mee draaien tot de aanslag.

Info

De stelschroef  bevindt zich aan het bovenste uiteinde van de linker vork poot en is gekenmerkt met een

C

.

Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in terugdraaien.

Voorgeschreven waarde Ingaande demping Standaard 10 klikken

Info

Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver laagt de demping bij het inveren.

9.2

Uitgaande demping voorvork instellen

Info

De hydraulische uitgaande demping bepaalt het gedrag bij het uitveren van de voorvork.

700451-01 – – Stelschroef  met de klok mee draaien tot de aanslag.

Info

De stelschroef  bevindt zich aan het bovenste uiteinde van de rechters vorkpoot en is gekenmerkt met een

R

.

Afhankelijk van het voorvorktype een aantal klikken tegen de klok in terugdraaien.

Voorgeschreven waarde Uitgaande demping Standaard 10 klikken

Info

Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver laagt de demping bij het uitveren.

9.3

Ingaande demping schokdemper instellen

Voorzichtig

Gevaar voor ongevallen

  Het demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.

– De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.) 700409-01 – – Stelknop  tegen de klok in draaien tot de aanslag.

Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken met de klok mee terug draaien.

Voorgeschreven waarde Ingaande demping Comfort Standaard Sport 10 klikken 9 klikken 3 klikken

Info

Draaien tegen de klok in verhoogt de demping, draaien met de klok mee ver laagt de demping.

CHASSIS AFSTELLEN

22

9.4

Uitgaande demping schokdemper instellen

Voorzichtig

Gevaar voor ongevallen

  Het demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.

– De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.) 700410-01 – – Stelschroef  tot de laatste voelbare klik met de klok mee draaien.

Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de klok in terug draaien.

Voorgeschreven waarde Uitgaande demping Comfort Standaard Sport 10 klikken 9 klikken 6 klikken

Info

Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien tegen de klok in ver laagt de demping bij het uitveren.

9.5

Maat onbelast achterwiel bepalen

– – – –

Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 27)

Een zo verticaal mogelijke afstand tussen de achterwielas en een vast punt meten, bijv. een markering aan de zijbekleding.

Waarde als maat  noteren.

Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 27)

400988-10 9.6

Statische veerweg schokdemper controleren

– – – – Maat 

achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 22)

De motorfiets met behulp van iemand die assisteert verticaal houden.

Opnieuw de afstand meten tussen de achterwielas en het vaste punt.

Waarde als maat  noteren.

Info

De statische veerweg is het verschil tussen maat  en  .

– Statische veerweg controleren.

Statische veerweg 12 mm » Als de statische veerweg kleiner of groter is dan de aangegeven maat: – Veervoorspanning van de schokdemper instellen.

x ( pag. 23)

400989-10

CHASSIS AFSTELLEN

9.7

Dynamische veerweg schokdemper controleren

– – Maat 

achterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 22)

Met behulp van een persoon, die de motorfiets vasthoudt, gaat de bestuurder met complete veiligheidskleding in de normale zitpositie (voeten op de voetsteunen) op de motorfiets zitten en beweegt enkele keren op en neer.

– – De achterwielophanging slingert zo in de juiste positie.

Een andere persoon meet nu opnieuw de afstand tussen de achterwielas en het vaste punt.

Waarde als maat  noteren.

Info

De dynamische veerweg is het verschil tussen maat  en  .

– Dynamische veerweg controleren.

Dynamische veerweg 90 mm » Als de dynamische veerweg afwijkt van de aangegeven maat: – Dynamische veerweg instellen.

x

( pag. 24)

23

400990-10 9.8

Veervoorspanning schokdemper instellen

x

Voorzichtig

Gevaar voor ongevallen

  Het demonteren van onder druk staande onderdelen kan letsel veroorzaken.

– De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof. Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.) 700449-01 – – – – – – – Schokdemper demonteren.

x ( pag. 34)

Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.

Totale veerlengte in gespannen toestand meten en de waarde noteren.

Contraring  losdraaien.

Stelring  draaien tot de veer volledig ontspannen is.

Combinatiesleutel (50329080000) Haaksleutel (T106S) Totale veerlengte in ontspannen toestand meten.

Veer door het draaien van de stelring Voorgeschreven waarde  op de aangegeven maat spannen.

Veervoorspanning Comfort Standaard Sport 7 mm 7 mm 7 mm – –

Info

De veervoorspanning is het verschil tussen de ontspannen veerlengte en de gespannen veerlengte.

Afhankelijk van de statische resp. dynamische veerweg kan een hogere of lagere veervoorspanning nodig zijn.

Contraring  vastdraaien.

Schokdemper inbouwen.

x

( pag. 34)

CHASSIS AFSTELLEN

9.9

Dynamische veerweg instellen

x B00292-10 – – – Schokdemper demonteren.

x ( pag. 34)

Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.

Een passende veer kiezen en monteren.

Voorgeschreven waarde Veerconstante Gewicht bestuurder: < 35 kg Gewicht bestuurder: 35… 45 kg Gewicht bestuurder: > 45 kg 35 N/mm 40 N/mm 45 N/mm – – – –

Info

De veerconstante staat vermeld op de buitenzijde van de veer.

Kleine afwijkingen in gewicht kunnen door aanpassing van de veervoorspan ning worden gecompenseerd.

Schokdemper inbouwen.

x

( pag. 34)

Statische veerweg van de schokdemper controleren. (

Dynamische veerweg van de schokdemper controleren. (

pag. 22)

pag. 23)

Uitgaande demping van de schokdemper instellen. ( pag. 22)

9.10

Stuurpositie

Aan de bovenste kroonplaat bevinden zich twee boringen op een afstand  van elkaar.

Afstand tussen gaten  15 mm De boringen op de stuuradapter zijn op een afstand  van het midden geplaatst.

Afstand tussen boringen  3,5 mm De stuuradapters kunnen in 4 verschillende posities worden gemonteerd.

24

400271-11 9.11

Stuurpositie instellen

x

Waarschuwing

Gevaar voor ongevallen

  Gebroken stuur.

– Als het stuur wordt gebogen of uitgelijnd, treedt er materiaalmoeheid op en kan het stuur breken. Stuur altijd vervangen.

0 2 400271-10 – – – – De vier schroeven leggen.

 verwijderen. Stuurklemmen afnemen. Stuur afnemen en opzij-

Info

Motorfiets en componenten door afdekken beschermen tegen beschadiging.

Kabels en leidingen niet knikken.

De twee schroeven  verwijderen. Stuuradapter afnemen.

Stuuradapter in de gewenste positie zetten. De twee schroeven vastdraaien.

 monteren en Voorgeschreven waarde Schroef stuuradapter M10 40 Nm

Loctite

®

243™

Stuur positioneren.

Info

Op de goede legging van de kabels en leidingen letten.

– Stuurklemmen positioneren. De vier schroeven draaien.

 monteren en gelijkmatig vast Voorgeschreven waarde Schroef stuurplaat M8 20 Nm

CHASSIS AFSTELLEN

25

Info

Erop letten dat de spleten even groot zijn.

9.12

Voertuigniveau

Waarschuwing

Gevaar voor ongevallen

  Wijzigingen aan het chassis kunnen het rijgedrag van het voertuig sterk veranderen.

– Na wijzigingen eerst langzaam rijden om het rijgedrag te kunnen beoorde len.

700533-01 Het voertuigniveau kan vooraan via de klemming van de vorkpoten worden versteld.

De vorkpootpositie kan individueel aan de lichaamslengte van de bestuurder worden aangepast. De voorvork mag maximaal tot de positie komt overeen met de standaard.

 worden doorgestoken. Positie  Bovenste kroonplaat gelijk ten opzichte van bovenste positie Bovenste kroonplaat gelijk ten opzichte van 1e ring Bovenste kroonplaat gelijk ten opzichte van 2e ring Bovenste kroonplaat gelijk ten opzichte van 3e ring     Standaard 9.13

Vorkpootpositie instellen

x

Waarschuwing

Gevaar voor ongevallen

  Wijzigingen aan het chassis kunnen het rijgedrag van het voertuig sterk veranderen.

– Na wijzigingen eerst langzaam rijden om het rijgedrag te kunnen beoordelen.

– – Schroeven  aan de onderste kroonplaat losdraaien.

Schroef  aan de bovenste kroonplaat losdraaien.

Info

De schroeven zover losdraaien, dat de vorkpoot kan worden verschoven zon der te beschadigen.

De afstelwerkzaamheden moeten eerst aan één vorkpoot worden uitgevoerd en vervolgens aan de andere.

700534-01 700533-01 – – – Vorkpootpositie instellen.

Voorgeschreven waarde Bovenste kroonplaats gelijk met afslui ting buitenpoot Bovenste kroonplaat gelijk ten opzichte van 1e ring Bovenste kroonplaat gelijk ten opzichte van 2e ring Bovenste kroonplaat gelijk ten opzichte van 3e ring Schroef  vastdraaien.

Voorgeschreven waarde Schroef bovenste kroonplaat Schroeven  vastdraaien.

Voorgeschreven waarde Schroef onderste kroonplaat     M8 M8 Standaard 25 Nm 25 Nm

CHASSIS AFSTELLEN

– Afstelwerkzaamheden aan andere vorkpoot herhalen.

Info

De instelling van het voertuigniveau via de vorkpoten moet aan beide vork poten identiek worden uitgevoerd.

26

SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS

10.1

Motorfiets met hefbok opkrikken

Aanwijzing

Gevaar voor beschadiging

  Het geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.

– Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.

– – Motorfiets bij frame onder de motor opkrikken.

Hefbok (59229055000) De wielen mogen de bodem niet meer aanraken.

Motorfiets beveiligen tegen omvallen.

27

700405-01 10.2

Motorfiets van hefbok nemen

Aanwijzing

Gevaar voor beschadiging

  Het geparkeerde voertuig kan wegrollen en/of omvallen.

– Het voertuig altijd op een vaste en egale ondergrond plaatsen.

– – – Motorfiets van hefbok nemen.

Hefbok verwijderen.

Voor het neerzetten van de motorfiets de plug-in standaard  plug-in standaard aan de linkerzijde van het voertuig plaatsen.

in de adapter voor de

Info

Voor de rit de plug-in standaard verwijderen.

700406-01 10.3

Vorkpoten ontluchten

– – – –

Motorfiets met hefbok opkrikken. (

Ventilatieschroeven 

pag. 27)

kort verwijderen.

Eventueel aanwezige overdruk verdwijnt uit de binnenruimte van de voorvork.

Ventilatieschroeven monteren en vastdraaien.

Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 27)

700417-01 10.4

Vuilschrapers vorkpoten reinigen

– –

Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 27)

Vuilschrapers  aan beide vorkpoten naar beneden schuiven.

Info

De vuilschrapers schrapen het stof en grove vervuiling van de vorkstangen.

In de loop van de tijd kan er vuil achter te vuilschrapers terechtkomen. Als deze vervuiling niet wordt verwijderd kunnen de daarachter liggende olie keerringen gaan lekken.

700448-01

SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS

28

– – – –

Waarschuwing

Gevaar voor ongevallen

  Verminderde remwerking door olie of vet op de rem schijven.

– Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen met een remmenreiniger.

Vuilschrapers en de binnenbuis van de voorvork aan beide vorkpoten reinigen en insmeren met olie.

Universele oliespray ( pag. 85)

Vuilschrapers terugduwen in de montagepositie.

Overtollige olie verwijderen.

Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 27)

10.5

Vorkpoten uitbouwen

x – – – – Voorwiel uitbouwen.

Schroeven  x

( pag. 58)

verwijderen en klem afnemen.

Schroeven  verwijderen en remklauw afnemen.

Remklauw met remkabel spanningsloos opzijhangen.

300663-10 – – Schroeven  Schroeven  losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.

losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.

300664-10 10.6

Vorkpoten inbouwen

x

Waarschuwing

Gevaar voor ongevallen

  Wijzigingen aan het chassis kunnen het rijgedrag van het voertuig sterk veranderen.

– Na wijzigingen eerst langzaam rijden om het rijgedrag te kunnen beoordelen.

– Vorkpoten positioneren.

Info

De ventilatieschroeven  naar voren positioneren.

300665-10

SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS

700533-01 – Vorkpootpositie instellen.

Voorgeschreven waarde Bovenste kroonplaats gelijk met afslui ting buitenpoot Bovenste kroonplaat gelijk ten opzichte van 1e ring Bovenste kroonplaat gelijk ten opzichte van 2e ring Bovenste kroonplaat gelijk ten opzichte van 3e ring   Standaard   – –

Info

De instelling van het voertuigniveau via de vorkpoten moet aan beide vork poten identiek worden uitgevoerd.

Schroeven  vastdraaien.

Voorgeschreven waarde Schroef bovenste kroonplaat Schroeven  vastdraaien.

Voorgeschreven waarde Schroef onderste kroonplaat M8 M8 25 Nm 25 Nm

29

300664-11 – – – Remklauw positioneren en schroeven  monteren en vastdraaien.

Voorgeschreven waarde Schroef remklauw M8 20 Nm

Loctite

®

243™

Remkabel positioneren. Klem plaatsen, schroeven  monteren.

Voorwiel inbouwen.

x ( pag. 58)

300663-11 10.7

Voorvork-protector uitbouwen

x – – Schroeven  Schroeven  verwijderen. Klem  afnemen.

aan linker vorkpoot verwijderen. Voorvork-protector afnemen.

700431-01 – Schroeven  aan rechter vorkpoot verwijderen. Voorvork-protector afnemen.

700432-01

SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS

10.8

Voorvork-protector inbouwen

x – Voorvork-protector op rechter vorkpoot positioneren. Schroeven vastdraaien.

 monteren en Voorgeschreven waarde Overige schroeven chassis M6 10 Nm

30

700432-10 – – – Voorvork-protector op linker vorkpoot positioneren. Schroeven draaien.

 monteren en vast Voorgeschreven waarde Overige schroeven chassis M6 10 Nm Remkabel positioneren. Klem  plaatsen.

Schroeven  monteren.

700433-01 10.9

Onderste kroonplaat uitbouwen

x – – – – – Vorkpoten uitbouwen.

x

( pag. 28)

Startnummerbord demonteren. ( pag. 34)

Spatbord voor demonteren. ( pag. 35)

Brandstoftankontluchting  verwijderen.

Schroef  verwijderen. Schroef afnemen en opzij leggen.

 verwijderen, bovenste kroonplaat met stuur

Info

Motorfiets en componenten door afdekken beschermen tegen beschadiging.

Kabels en leidingen niet knikken.

300666-10 – – – Afdichtring  verwijderen.

Onderste kroonplaat met vorkbuis verwijderen.

Bovenste balhoofdlager verwijderen.

300667-10

SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS

10.10

Onderste kroonplaat monteren

x – – – – Lagers en afdichtingselementen reinigen, op beschadiging controleren en invetten.

Smeervet met hoge viscositeit ( pag. 84)

Onderste kroonplaat met vorkbuis plaatsen. Bovenste balhoofdlager monteren.

Controleren of de balhoofdring boven  correct is gepositioneerd.

Beschermring  opschuiven.

31

300668-01 – – Bovenste kroonplaat met stuur positioneren.

Schroef  monteren, maar nog niet vastdraaien.

B00390-10 – Vorkpoten positioneren.

Info

De ventilatieschroeven  naar voren positioneren.

B00387-10 B00394-10 –

Waarschuwing

Gevaar voor ongevallen

  Wijzigingen aan het chassis kunnen het rijgedrag van het voertuig sterk veranderen.

– Na wijzigingen eerst langzaam rijden om het rijgedrag te kunnen beoor delen.

Vorkpootpositie instellen.

Voorgeschreven waarde Bovenste kroonplaats gelijk met afslui ting buitenpoot Bovenste kroonplaat gelijk ten opzichte van 1e ring Bovenste kroonplaat gelijk ten opzichte van 2e ring Bovenste kroonplaat gelijk ten opzichte van 3e ring     Standaard

SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS

Info

De instelling van het voertuigniveau via de vorkpoten moet aan beide vork poten identiek worden uitgevoerd.

Schroeven  vastdraaien.

Voorgeschreven waarde Schroef onderste kroonplaat M8 25 Nm

32

B00395-10 – – Schroef  vastdraaien.

Voorgeschreven waarde Moer vorkbuis Brandstoftankontluchting positioneren.

M20x1,5 10 Nm B00397-10 – Schroef  monteren en vastdraaien.

Voorgeschreven waarde Schroef bovenste kroonplaat M8 25 Nm B00396-10 – Schroeven  monteren en vastdraaien.

Voorgeschreven waarde Schroef bovenste kroonplaat M8 25 Nm B00398-10 B00399-10 – – – – – – – Remklauw positioneren en schroeven  monteren en vastdraaien.

Voorgeschreven waarde Schroef remklauw M8 20 Nm

Loctite

®

243™

Remkabel en klem positioneren. Schroeven  monteren en vastdraaien.

Spatbord voor inbouwen. (

Startnummerbord inbouwen. (

pag. 35)

pag. 34)

Controleren of de kabelboom, bowdenkabels, rem- en koppelingskabel vrij kunnen bewegen en of ze goed zijn gelegd.

Voorwiel inbouwen.

x ( pag. 58)

Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 33)

SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS

10.11

Speling balhoofdlager controleren

Waarschuwing

Gevaar voor ongevallen

  Onveilig rijgedrag door een niet correcte balhoofdspeling.

– Balhoofdspeling meteen instellen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)

Info

Als voor langere tijd met speling in het balhoofdlager wordt gereden beschadigen de lagers en daardoor ook de lagerhouders in het frame.

400738-11 – – – –

Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 27)

Stuur in rechtuitstand zetten. Vorkpoten in rijrichting voor- en achteruit bewegen.

Er mag geen speling voelbaar zijn bij het balhoofd.

» Als er een voelbare speling optreedt: – Speling balhoofdlager instellen.

x

( pag. 33)

Stuur over het gehele stuurbereik heen en weer bewegen.

Het stuur moet gemakkelijk over het volledige bereik kunnen bewegen. Er mogen geen blokkeringen worden gevoeld.

» Als blokkeringen voelbaar zijn: – – Speling balhoofdlager instellen.

x

( pag. 33)

Balhoofdlager controleren en indien nodig vervangen.

Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 27)

10.12

Speling balhoofdlager instellen

x 700418-01 – – – – – –

Motorfiets met hefbok opkrikken. (

Schroeven  losdraaien.

pag. 27)

Schroef  losdraaien en weer vastdraaien.

Voorgeschreven waarde Moer vorkbuis M20x1,5 10 Nm Met een kunststof hamer zacht op de bovenste kroonplaat kloppen om spanning te voorkomen.

Schroeven  vastdraaien.

Voorgeschreven waarde Schroef bovenste kroonplaat M8 25 Nm

Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 33)

10.13

Balhoofdlager insmeren

x – – Onderste kroonplaat uitbouwen.

Onderste kroonplaat monteren.

x

x

(

( pag. 30)

pag. 31)

33

300669-01

SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS

10.14

Schokdemper demonteren

x – – –

Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 27)

Schroef  verwijderen en het achterwiel met de achterbrug zover laten dalen dat het achterwiel nog gedraaid kan worden. Achterwiel in deze positie vastzetten.

Schroef ren.

 verwijderen, spatbescherming  opzij duwen en schokdemper verwijde-

34

700416-10 10.15

Schokdemper inbouwen

x 700416-11 10.16

Startnummerbord demonteren

– – – Spatbescherming  naar zijkant duwen en schokdemper positioneren. Schroef monteren en vastdraaien.

 Voorgeschreven waarde Schroef schokdemper boven M10 45 Nm Schroef  monteren en vastdraaien.

Voorgeschreven waarde Schroef schokdemper onder

Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 27)

M10 45 Nm – – Schroef  verwijderen en klem afnemen.

Schroef  verwijderen. Startnummerbord afnemen.

10.17

Startnummerbord inbouwen

B00400-10 – Startnummmerbord met de boringen op de uitsteeksels bord positioneren.

 op het startnummmer 700413-01 – – Schroef  monteren en vastdraaien.

Voorgeschreven waarde Overige schroeven chassis M6 10 Nm Remkabel positioneren. Klem opzetten, schroef  monteren en vastdraaien.

B00400-11

SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS

10.18

Spatbord voor demonteren

– Schroeven  verwijderen. Spatbord voor afnemen.

10.19

Spatbord voor inbouwen

700414-10 – Spatbord met de uitsteeksels ren.

 in de boringen op het startnummerbord positione 700415-01 – Spatbord voor positioneren. Schroeven  Voorgeschreven waarde monteren en vastdraaien.

Overige schroeven chassis M6 10 Nm 10.20

Zadel afnemen

700414-11 – – Snelsluiting  openen en zadel achter optillen.

Zadel terugtrekken en afnemen.

10.21

Zadel monteren

300633-10 – Het zadel aan de schroef schuiven.

 hangen, achter neerlaten en tegelijkertijd naar voren Uitsteeksel  hangt op de brandstoftank.

300634-10

35

SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS

– Snelsluiting  sluiten.

36

300633-11 10.22

Luchtfilter demonteren

x

Aanwijzing

Beschadiging van de motor

  Ongefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.

– Voertuig nooit zonder luchtfilter gebruiken omdat er dan stof en vervuiling in de motor terecht kunnen komen en dat heeft een hogere slijtage tot gevolg.

Waarschuwing

Gevaar voor het milieu

  Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.

– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.

– – –

Zadel afnemen. ( pag. 35)

Beugel van de luchtfilterhouder luchtfilterhouder afnemen.

 uithangen en opzij zwenken. Luchtfilter met Luchtfilter van luchtfilterhouder afnemen.

10.23

Luchtfilter monteren

x 700441-01 – – Schone luchtfilter op de luchtfilterhouder monteren.

Luchtfilter in bereik  invetten.

Duurzaam vet ( pag. 84)

100818-10 – – Beide onderdelen samen inzetten, positioneren en met de beugel van de luchtfilter houder  vastzetten.

Info

Als de luchtfilter niet correct is gemonteerd kan er stof en vuil in de motor terechtkomen en schade veroorzaken.

Zadel monteren. ( pag. 35)

700441-01

SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS

10.24

Luchtfilter reinigen

x

Waarschuwing

Gevaar voor het milieu

  Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.

– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.

Info

Luchtfilter niet reinigen met brandstof of petroleum, aangezien deze middelen de schuimstof aanvreten.

– – Luchtfilter demonteren.

x ( pag. 36)

Luchtfilter in een speciale reinigingsvloeistof grondig wassen en goed laten drogen.

Reinigingsmiddel voor luchtfilter ( pag. 84)

Info

Luchtfilter alleen uitdrukken, in geen geval uitwringen.

– – – – Het luchtfilter insmeren met hoogwaardige filterolie.

Olie voor luchtfilters van schuimstof ( pag. 84)

Luchtfilterbak reinigen.

Controleren of de carburateurmanchette niet is beschadigd en goed vastzit.

Luchtfilter monteren.

x

( pag. 36)

10.25

Einddemper demonteren

Waarschuwing

Gevaar voor verbranding

  Het uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.

– Uitlaatsysteem laten afkoelen. Hete onderdelen niet aanraken.

– – Schroef  verwijderen.

Einddemper aan de rubbermof  van de uitlaatbocht trekken.

37

10.26

Einddemper inbouwen

700442-01 – – Einddemper met de rubbermof  monteren.

De brede flensbus  en de smalle flensbus  positioneren.

700444-01

SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS

– Schroef  monteren en vastdraaien.

Voorgeschreven waarde Overige schroeven chassis M6 10 Nm 700442-10 10.27

Glasvezelvulling einddemper vervangen

x

Waarschuwing

Gevaar voor verbranding

  Het uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.

– Uitlaatsysteem laten afkoelen. Hete onderdelen niet aanraken.

Info

In de loop van de tijd vervluchtigen de vezels van het isolatiemateriaal en verdwijnen naar buiten, de demper "brandt" uit.

Het geluidsniveau wordt hoger en daarnaast verandert de vermogenskarakteristiek.

700443-01 – – – – – – – – –

Einddemper demonteren. (

Schroeven  van de sluitdop

pag. 37)

 verwijderen. Sluitdop en buitenpoot  afnemen.

Glasvezelvulling  van de binnenpoot trekken.

Onderdelen die weer worden ingebouwd reinigen.

Nieuwe glasvezelvulling  op de binnenbuis monteren.

Buitenpoot  over de glasvezelvulling schuiven.

Sluitdop  in de buitenpoot steken.

Schroeven  met flensbus monteren en vastdraaien.

Voorgeschreven waarde Overige schroeven chassis M6 10 Nm

Einddemper inbouwen. ( pag. 37)

10.28

Brandstoftank demonteren

x

Gevaar

Gevaar voor brand

  Brandstof is licht ontvlambaar.

– – Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.

Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen afvegen.

Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Neem de aanwij zingen voor het tanken van brandstof in acht.

Waarschuwing

Gevaar voor vergiftiging

  Brandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.

– Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken.

Brandstof volgens de voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.

– –

Zadel afnemen. ( pag. 35)

Kartelschroef op de brandstofkraan met de klok mee draaien tot de aanslag.

38

SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS

– Schroef  verwijderen.

300626-10 – Schroeven  verwijderen.

39

300627-10 – – Brandstofslang  lostrekken.

Info

Uit de brandstofslang kan nog wat resterende brandstof uitstromen.

Beide spoilers naar de zijkant toe van de radiateurbevestiging trekken en brandstof tank naar boven toe afnemen.

300628-10 10.29

Brandstoftank monteren

x

Gevaar

Gevaar voor brand

  Brandstof is licht ontvlambaar.

– – Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.

Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen afvegen.

Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Neem de aanwij zingen voor het tanken van brandstof in acht.

Waarschuwing

Gevaar voor vergiftiging

  Brandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.

– Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken.

Brandstof volgens de voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.

– – – Brandstoftank positioneren en beide spoilers aan de zijkant van de radiateurbeves tiging hangen.

Erop letten dat er geen kabels of bowdenkabels klem raken of worden beschadigd.

Brandstofslang  aansluiten.

300628-11

SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS

– Schroeven  monteren en vastdraaien.

Voorgeschreven waarde Overige schroeven chassis M6 10.30

Kettingkast demonteren

300627-10 – – – Schroef  monteren en vastdraaien.

Voorgeschreven waarde Overige schroeven chassis Brandstoftankontluchting positioneren.

Zadel monteren. ( pag. 35)

M6 300626-11 – – Kabelbinders  verwijderen.

Kettingkast verwijderen.

10 Nm 10 Nm

40

10.31

Kettingkast monteren

100815-10 – Kettingkast positioneren. Kabelbinders  monteren.

Info

De kabelbinder moet tussen het glijblok  en achterbrug  worden gelegd.

100816-10 – – – Kabelbinders achter monteren.

Kettingkast zodanig uitlijnen, dat de schroeven zijn.

 van de kettinggeleiding zichtbaar Kabelbinders vastdraaien en uiteinden afsnijden.

100817-10

SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS

10.32

Vervuiling ketting controleren

– Ketting controleren op grove vervuiling.

» Als de ketting erg vuil is: –

Ketting reinigen. ( pag. 41)

400678-01 10.33

Ketting reinigen

Waarschuwing

Gevaar voor ongevallen

  Smeermiddel op de banden vermindert de grip van de banden.

– Smeermiddel verwijderen met een geschikt reinigingsmiddel.

Waarschuwing

Gevaar voor ongevallen

  Verminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.

– Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen met een remmenreiniger.

Waarschuwing

Gevaar voor het milieu

  Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.

– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.

Info

De levensduur van de ketting is voor een groot deel afhankelijk van het onderhoud.

– Ketting regelmatig reinigen en vervolgens met kettingspray behandelen.

Kettingreinigingsmiddel ( Kettingspray offroad ( pag. 84) pag. 84)

400725-01 10.34

Kettingspanning controleren

Waarschuwing

Gevaar voor ongevallen

  Gevaar door verkeerde kettingspanning.

– Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting, ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de aandrijving en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige slijtage en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de aandrijving breken. Als de ketting echter te los zit kan deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor beschadigen. Op een correcte kettingspanning letten en indien nodig bijstellen.

– –

Kettingkast demonteren. ( pag. 40)

Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 27)

41

SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS

– Ketting aan het einde van het glijblok naar boven duwen en de kettingspanning bepalen.

Info

Het bovenste deel van de ketting  moet daarbij gespannen zijn.

Kettingen verslijten niet altijd gelijkmatig, daarom de meting op verschil lende plekken van de ketting herhalen.

700537-01 – – Kettingspanning 5… 8 mm » Als de kettingspanning niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt: –

Kettingspanning instellen - na controle. ( pag. 45)

Kettingkast monteren. ( pag. 40)

Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 27)

10.35

Kettingspanning instellen

Waarschuwing

Gevaar voor ongevallen

  Gevaar door verkeerde kettingspanning.

– Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting, ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de aandrijving en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige slijtage en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de aandrijving breken. Als de ketting echter te los zit kan deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor beschadigen. Op een correcte kettingspanning letten en indien nodig bijstellen.

– – –

Motorfiets met hefbok opkrikken. (

Kettingkast demonteren. ( pag. 40)

pag. 27)

Ketting aan het einde van het glijblok naar boven duwen en de kettingspanning bepalen.

Info

Het bovenste deel van de ketting  moet daarbij gespannen zijn.

Kettingen verslijten niet altijd gelijkmatig, daarom de meting op verschil lende plekken van de ketting herhalen.

42

700537-01 700452-01 – – – – – – – – Moer  losdraaien.

Moeren  losdraaien.

Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven  links en rechts instellen.

Voorgeschreven waarde Kettingspanning 5… 8 mm Stelschroeven het voorwiel.

 links en rechts zo draaien, dat de afstand van de kettingspan ner tot de achterbrug links en rechts gelijk is en het achterwiel is uitgelijnd op Moeren  vastdraaien.

Controleren of de kettingspanners  tegen de stelschroeven  liggen.

Moer  vastdraaien.

Voorgeschreven waarde Moer steekas achter M12x1 40 Nm

Kettingkast monteren. ( pag. 40)

Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 27)

SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS

43

10.36

Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren

– – –

Motorfiets met hefbok opkrikken. (

Kettingkast demonteren. ( pag. 40)

pag. 27)

Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel controleren op slijtage.

» Als kettingwiel of ketting-aandrijfwiel ingesleten zijn: – Kettingwiel en ketting-aandrijfwiel vervangen.

x

Info

Ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en ketting moeten altijd samen wor den vervangen.

Bij het monteren van de sluitschakel moet de gesloten zijde van de borging altijd naar de looprichting wijzen.

400227-01 – Ketting controleren op slijtage.

» Wanneer de ketting is versleten: – Ketting vervangen.

x

Info

Als er een nieuwe ketting wordt gemonteerd, moet ook het ketting wiel en het ketting-aandrijfwiel worden vervangen.

Nieuwe kettingen slijten sneller op een oud versleten kettingwiel en/of ketting-aandrijfwiel.

– B00381-10 – – – Afdekking ketting-aandrijfwiel controleren op slijtage.

» Wanneer de afdekking van het ketting-aandrijfwiel in het gemarkeerde bereik is doorgesleten:  – Afdekking ketting-aandrijfwiel vervangen.

x Controleren of de afdekking van het ketting-aandrijfwiel goed vastzit.

» Wanneer de afdekking van het ketting-aandrijfwiel loszit: – Afdekking van het ketting-aandrijfwiel vastdraaien.

Voorgeschreven waarde Schroef afdekking ketting-aandrijfwiel M6 10 Nm Bovenste glijblok op slijtage controleren.

» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde hoogte of onder het bovenste glijblok bevindt: – Bovenste glijblok vervangen.

x Controleren of het bovenste glijblok goed vastzit.

» Als het bovenste glijblok loszit: – Bovenste glijblok vastzetten.

B00382-01

SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS

– – Onderste glijblok op slijtage controleren.

» Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde hoogte of onder onderste glijblok bevindt: – Onderste glijblok vervangen.

x Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.

» Als het onderste glijblok loszit: – Onderste glijblok vastzetten.

Voorgeschreven waarde Overige schroeven chassis M8 25 Nm

44

B00383-10 – De materiaaldikte  aan de onderkant van de kettinggeleiding meten.

Minimale afstand punt  op het laagste 13 mm » Als de afstand –  kleiner is dan de aangegeven maat: Kettinggeleiding vervangen.

x B00384-10 – – – Controleren of de kettinggeleiding goed vastzit.

» Wanneer de kettinggeleiding loszit: – Kettinggeleiding vastzetten.

Voorgeschreven waarde Overige schroeven chassis M6

Kettingkast monteren. ( pag. 40)

Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 27)

10 Nm B00385-01 10.37

Kettingspanning controleren - bij inbouwen achterwiel

Waarschuwing

Gevaar voor ongevallen

  Gevaar door verkeerde kettingspanning.

– Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting, ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de aandrijving en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige slijtage en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de aandrijving breken. Als de ketting echter te los zit kan deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor beschadigen. Op een correcte kettingspanning letten en indien nodig bijstellen.

700537-01 – – Controleren of de kettingspanners tegen de stelschroeven liggen.

Ketting aan het einde van het glijblok naar boven duwen en de kettingspanning bepalen.

Info

Het bovenste deel van de ketting  moet daarbij gespannen zijn.

Kettingen verslijten niet altijd gelijkmatig, daarom de meting op verschil lende plekken van de ketting herhalen.

Kettingspanning 5… 8 mm

SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS

» Als de kettingspanning niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt: – Kettingspanning instellen - bij het inbouwen van het achterwiel.

( pag. 45)

10.38

Kettingspanning instellen - na controle

– – – 700452-10 – – – Moer  losdraaien.

Moeren  losdraaien.

Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven  links en rechts instellen.

Voorgeschreven waarde Kettingspanning 5… 8 mm Stelschroeven het voorwiel.

 links en rechts zo draaien, dat de afstand van de kettingspan ner tot de achterbrug links en rechts gelijk is en het achterwiel is uitgelijnd op Moeren  vastdraaien.

Controleren of de kettingspanners  tegen de stelschroeven  liggen.

Moer  vastdraaien.

Voorgeschreven waarde Moer steekas achter M12x1 40 Nm 10.39

Kettingspanning instellen - bij inbouwen achterwiel

– – Moeren  losdraaien.

Kettingspanning door het draaien van de stelschroeven  links en rechts instellen.

Voorgeschreven waarde Kettingspanning 5… 8 mm Stelschroeven het voorwiel.

 links en rechts zo draaien, dat de afstand van de kettingspan ner tot de achterbrug links en rechts gelijk is en het achterwiel is uitgelijnd op – Moeren  vastdraaien.

700452-11 10.40

Kettinggeleiding instellen

x

Info

De grootte van het kettingwiel verschilt afhankelijk van het aantal tanden. Bij een kleiner kettingwiel kan de kettinggeleiding worden aangepast.

– – – – –

Kettingkast demonteren. (

Schroef  losdraaien.

Kettinggeleiding positioneren.

Schroef vastdraaien.

Voorgeschreven waarde

pag. 40)

Overige schroeven chassis

Kettingkast monteren. ( pag. 40)

M6 10 Nm

45

700459-01

SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS

10.41

Legging gaskabel controleren

– – – Brandstoftank demonteren.

x (

Legging van de gaskabel controleren.

pag. 38)

De gaskabel moet aan de achterzijde van het stuur, boven de tanklager, naar de carburateur gelegd zijn.

» Als de gaskabel niet op de voorgeschreven wijze is gelegd: – Gaskabel correct leggen.

Brandstoftank inbouwen.

x ( pag. 39)

46

B00386-10 10.42

Uitgangspositie koppelingshendel instellen

– Uitgangspositie van de koppelinghendel met de stelschroef de hand van de bestuurder aanpassen.

 aan de grootte van 700393-11

Info

Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid, komt de koppelingshen del verder van het stuur af te staan.

Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid komt de koppelingshen del dichter bij het stuur.

Het instelbereik is beperkt.

De stelschroef alleen met de hand draaien en geen geweld gebruiken.

Niet instellen tijdens het rijden.

10.43

Vloeistofpeil hydraulische koppeling controleren

Info

Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingsplaten verslijten.

Geen remvloeistof gebruiken.

700419-01 – – – – – Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in horizon tale positie zetten.

Schroeven  Deksel  verwijderen.

met membraan  Vloeistofpeil controleren.

verwijderen.

Afstand tussen vloeistofpeil en boven zijde reservoir 4 mm » Als het vloeistofpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde: – Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.

Hydraulische olie (15) ( pag. 82)

Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.

10.44

Vloeistof hydraulische koppeling verversen

x

Waarschuwing

Gevaar voor het milieu

  Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.

– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.

Info

Het vloeistofpeil stijgt naarmate de koppelingsplaten verslijten.

SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS

– – – Het aan het stuur gemonteerde reservoir van de hydraulische koppeling in horizon tale positie zetten.

Schroeven  verwijderen.

Deksel  met membraan  verwijderen.

47

700419-01 – – Ontluchtingsspuit  vullen met geschikte vloeistof.

Ontluchtingsspuit (50329050000)

Hydraulische olie (15) ( pag. 82)

De ontluchtingsschroef van de koppelingscilinder verwijderen en ontluchtings spuit  monteren.

300670-10 300671-10 – – – – – Vervolgens spuit u zoveel vloeistof in het systeem totdat het er door de opening van de koppelingscilinder weer zonder luchtbellen uitkomt.

 Tussendoor moet u de vloeistof uit het reservoir van de koppelingscilinder afzuigen zodat deze niet overloopt.

Ontluchtingsspuit verwijderen. Ontluchtingsschroef monteren en vastdraaien.

Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling corrigeren.

Voorgeschreven waarde Afstand tussen vloeistofpeil en boven zijde reservoir 4 mm Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.

REMMEN

11.1

Vrije slag remhendel controleren

Waarschuwing

Gevaar voor ongevallen

  Uitvallen van het remsysteem.

– Als er geen vrije slag aan de remhendel aanwezig is, bouwt er zich druk op in het remsysteem op de voorwielrem. De voor wielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van de remhendel instellen volgens de voorgeschreven waarden.

– Remhendel naar voren duwen en vrije slag  controleren.

Vrije slag remhendel ≥ 3 mm » Als de vrije slag niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt: –

Uitgangspositie van de remhendel instellen. ( pag. 48)

48

700394-10 11.2

Uitgangspositie remhendel instellen

700394-11 – –

Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 48)

Uitgangspositie van de remhendel met de stelschroef hand van de bestuurder aanpassen.

 aan de grootte van de

Info

Als de stelschroef met de klok mee wordt gedraaid komt de remhendel ver der van het stuur af te staan.

Als de stelschroef tegen de klok in wordt gedraaid komt de remhendel dich ter bij het stuur te staan.

Het instelbereik is beperkt.

De stelschroef alleen met de hand draaien en geen geweld gebruiken.

Niet instellen tijdens het rijden.

11.3

Remschijven controleren

Waarschuwing

Gevaar voor ongevallen

  Verminderde remwerking door versleten remschijf/remschijven.

– Versleten remschijf/remschijven meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.) 400257-10 – Bij de remschijven voor en achter op meerdere plekken controleren of de dikte van de remschijf overeenkomt met maat  .

Info

Door slijtage kan de dikte van de remschijf in het bereik van het raakvlak van de remplaketten verminderen.

– Remschijven - slijtagegrens voor achter 2,5 mm 2,5 mm » Als de dikte van de remschijf lager is dan de voorgeschreven waarde: – Remschijf vervangen.

Remschijven voor en achter controleren op beschadiging, scheurvorming en vervor ming.

» Als de remschijf beschadigd, gescheurd of vervormd is: – Remschijf vervangen.

REMMEN

11.4

Remvloeistofpeil voorwielrem controleren

Waarschuwing

Gevaar voor ongevallen

  Uitvallen van het remsysteem.

– Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem of op volledig versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM garage is u graag van dienst.) – – –

Waarschuwing

Huidirritaties

  Remvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.

Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.

Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.

Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.

Waarschuwing

Gevaar voor ongevallen

  Verminderde remwerking door te oude remvloeistof.

– Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)

Waarschuwing

Gevaar voor het milieu

  Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.

– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.

49

Info

In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op silicone-olie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remslan gen zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.

Erop letten dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!

Alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken!

700420-10 – – – – – Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir in horizontale positie zetten.

Schroeven  verwijderen.

Deksel  met membraan  Remvloeistofpeil controleren.

verwijderen.

Afstand tussen remvloeistofpeil en bovenzijde van het reservoir 5 mm » Als het remvloeistofpeil niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt: – Remvloeistof van de voorwielrem bijvullen.

x ( pag. 49)

Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.

Info

Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.

11.5

Remvloeistof voorwielrem bijvullen

x

Waarschuwing

Gevaar voor ongevallen

  Uitvallen van het remsysteem.

– Als het remvloeistofpeil onder de aangegeven markering of de aangegeven waarde daalt, dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem of op volledig versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet doorrijden. (De geautoriseerde KTM garage is u graag van dienst.) – – –

Waarschuwing

Huidirritaties

  Remvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.

Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.

Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.

Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.

REMMEN Waarschuwing

Gevaar voor ongevallen

  Verminderde remwerking door te oude remvloeistof.

– Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)

Waarschuwing

Gevaar voor het milieu

  Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.

– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.

50

Info

In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op silicone-olie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remslan gen zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.

Erop letten dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!

Alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken!

700420-10 – – – – – Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir in horizontale positie zetten.

Schroeven  verwijderen.

Deksel  met membraan  Remvloeistofpeil corrigeren.

Voorgeschreven waarde verwijderen.

Afstand tussen remvloeistofpeil en bovenzijde het reservoir 5 mm

Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 82)

Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.

Info

Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.

11.6

Remplaketten voorwielrem controleren

Waarschuwing

Gevaar voor ongevallen

  Verminderde remwerking door versleten remplaketten.

– Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.) – – Remplaketten op minimale plaketdikte  controleren.

Minimale plaketdikte  ≥ 1 mm » Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte: – Remplaketten van de voorwielrem vervangen.

x (

Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.

» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn: – Remplaketten van de voorwielrem vervangen.

x ( pag. 52) pag. 52)

700423-01 11.7

Remplaketten voorwielrem demonteren

x

Waarschuwing

Gevaar voor ongevallen

  Uitvallen van het remsysteem.

– Onderhoudswerkzaamheden en reparaties moeten op deskundige wijze worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.) – Voorwiel uitbouwen.

x

( pag. 58)

REMMEN

– – Borgring  verwijderen.

Schroef  verwijderen.

700425-01 – – Remplaketten verwijderen.

Remklauw en remklauwhouder reinigen.

700426-01 11.8

Remplaketten voorwielrem inbouwen

x

Waarschuwing

Gevaar voor ongevallen

  Verminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.

– Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen met een remmenreiniger.

Waarschuwing

Gevaar voor ongevallen

  Verminderde remwerking door het gebruik van niet toegelaten remplaketten.

– In de winkels voor toebehoren zijn remplaketten verkrijgbaar die vaak niet voor KTM voertuigen zijn getest en toegelaten.

De opbouw en het wrijvingscoëfficiënt en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele KTM rem plaketten. Bij het gebruik van remplaketten die afwijken van de originele uitrusting is niet gegarandeerd dat deze overeen komen met de originele toelating. Het voertuig voldoet dan niet meer aan de afleveringstoestand en de garantie vervalt.

– –

Remschijven controleren. (

Remplaketten plaatsen.

pag. 48)

Info

Controleren of de remplaketten goed in de borgveer gepositioneerd zijn.

700426-01 – – – Schroef  monteren en vastdraaien.

Borgring  monteren.

Voorwiel inbouwen.

x ( pag. 58)

700427-01

51

REMMEN

11.9

Remplaketten voorwielrem vervangen

x – – –

Waarschuwing

Huidirritaties

  Remvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.

Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.

Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.

Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.

Waarschuwing

Gevaar voor ongevallen

  Verminderde remwerking door te oude remvloeistof.

– Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)

Waarschuwing

Gevaar voor het milieu

  Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.

– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.

52

Info

In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op silicone-olie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remslan gen zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.

Erop letten dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!

Alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken!

700420-10 – – – – – – – – Remplaketten van de voorwielrem demonteren.

x

( pag. 50)

Het aan het stuur gemonteerde remvloeistofreservoir in horizontale positie zetten.

Schroeven  verwijderen.

Deksel  met membraan  verwijderen.

Remzuigers in de uitgangspositie terugduwen en controleren dat er geen remvloei stof uit het remvloeistofreservoir loopt, indien nodig afzuigen.

pag. 51)

Remplaketten van de voorwielrem inbouwen.

x

Remvloeistofpeil corrigeren.

Voorgeschreven waarde

(

Afstand tussen remvloeistofpeil en bovenzijde van het reservoir 5 mm

Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 82)

Deksel met membraan positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.

Info

Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.

11.10

Vrije slag rempedaal controleren

Waarschuwing

Gevaar voor ongevallen

  Uitvallen van het remsysteem.

– Als er geen vrije slag aan het rempedaal aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de achterwielrem. De ach terwielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van het rempedaal instellen volgens de standaard waarden.

– – Veer  uithangen.

Rempedaal tussen eindaanslag en voetremcilinderzuiger heen en weer bewegen en vrije slag  controleren.

Voorgeschreven waarde Vrije slag rempedaal 3… 5 mm » Als de vrije slag niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt: – Vrije slag van het rempedaal instellen.

x ( pag. 53)

B00401-10

REMMEN

53

– Veer  inhangen.

11.11

Vrije slag rempedaal instellen

x

Waarschuwing

Gevaar voor ongevallen

  Uitvallen van het remsysteem.

– Als er geen vrije slag aan het rempedaal aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de achterwielrem. De ach terwielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van het rempedaal instellen volgens de standaard waarden.

B00402-10 – – – – – – Veer uithangen.

Moer  losdraaien.

Drukstang  zo draaien tot de vrije slag  Voorgeschreven waarde is ingesteld.

Vrije slag rempedaal 3… 5 mm Drukstang  tegenhouden en moer  vastdraaien.

Veer inhangen.

Controleren of de uitgangspositie van het rempedaal geschikt is voor de bestuurder.

» Als de uitgangspositie van het rempedaal moet worden aangepast: – Uitgangspositie van het rempedaal instellen.

x ( pag. 53)

11.12

Uitgangspositie rempedaal instellen

x

Waarschuwing

Gevaar voor ongevallen

  Uitvallen van het remsysteem.

– Als er geen vrije slag aan het rempedaal aanwezig is bouwt er zich druk op in het remsysteem op de achterwielrem. De ach terwielrem kan door oververhitting uitvallen. Vrije slag van het rempedaal instellen volgens de standaard waarden.

B00402-11 – – – – – – – Veer uithangen.

Moer  losdraaien.

Drukstang  terugdraaien.

Moer  losdraaien.

Voor de individuele aanpassing van de uitgangspositie van het rempedaal schroef  draaien.

Info

Het instelbereik is beperkt.

– Schroef  tegenhouden en moer  vastdraaien.

Voorgeschreven waarde Overige moeren chassis M8

Vrije slag van het rempedaal controleren. (

Voorgeschreven waarde Vrije slag rempedaal

pag. 52)

3… 5 mm 30 Nm » Als de vrije slag aan het rempedaal niet met de voorgeschreven waarde overeen komt: – Vrije slag van het rempedaal instellen.

x ( pag. 53)

Veer  inhangen.

REMMEN

11.13

Remvloeistofpeil achterwielrem controleren

Waarschuwing

Gevaar voor ongevallen

  Uitvallen van het remsysteem.

– Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering dienst.)

MIN

dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet meer verder rijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van

Waarschuwing

Gevaar voor ongevallen

  Verminderde remwerking door te oude remvloeistof.

– Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.) – – Voertuig verticaal zetten.

Remvloeistofpeil controleren op het kijkglas  .

» Als in het kijkglas  – een luchtbel te zien is: Remvloeistof van de achterwielrem bijvullen.

x

( pag. 54)

54

700421-01 11.14

Remvloeistof achterwielrem bijvullen

x

Waarschuwing

Gevaar voor ongevallen

  Uitvallen van het remsysteem.

– Als het remvloeistofpeil daalt tot onder de markering dienst.)

MIN

dan duidt dit op een lekkage in het remsysteem en/of volledig versleten remplaketten. Remsysteem controleren, niet meer verder rijden. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van – – –

Waarschuwing

Huidirritaties

  Remvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.

Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.

Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.

Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.

Waarschuwing

Gevaar voor ongevallen

  Verminderde remwerking door te oude remvloeistof.

– Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)

Waarschuwing

Gevaar voor het milieu

  Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.

– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.

Info

In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op silicone-olie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remslan gen zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.

Erop letten dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!

Alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken!

REMMEN

– – –

Motorfiets met hefbok opkrikken. (

Schroeven  verwijderen.

pag. 27)

Deksel  met ring  en membraan  verwijderen.

100811-10 100812-10 – – Remvloeistofpeil corrigeren tot maat  .

Voorgeschreven waarde Maat  (remvloeistofpeil onder boven kant van reservoir) 10 mm

Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 82)

Membraan en deksel met ring positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.

Info

Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.

11.15

Remplaketten achterwielrem controleren

Waarschuwing

Gevaar voor ongevallen

  Verminderde remwerking door versleten remplaketten.

– Versleten remplaketten meteen vervangen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.) – – Remplaketten op minimale plaketdikte  controleren.

Minimale plaketdikte  ≥ 1 mm » Als de plaket dunner is dan de minimale plaketdikte: – Remplaketten van de achterwielrem vervangen.

Remplaketten controleren op beschadiging en scheuren.

x (

» Als er beschadigingen of scheuren te zien zijn: – Remplaketten van de achterwielrem vervangen.

x ( pag. 56) pag. 56)

700424-01 11.16

Remplaketten achterwielrem demonteren

x

Waarschuwing

Gevaar voor ongevallen

  Uitvallen van het remsysteem.

– Onderhoudswerkzaamheden en reparaties moeten op deskundige wijze worden uitgevoerd. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.) – – – Achterwiel uitbouwen.

Borgring  verwijderen.

x

(

Schroef  verwijderen.

pag. 59)

55

700428-01

REMMEN

– – Remplaketten verwijderen.

Remklauw en remklauwhouder reinigen.

700430-01 11.17

Remplaketten achterwielrem inbouwen

x

Waarschuwing

Gevaar voor ongevallen

  Verminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.

– Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen met een remmenreiniger.

Waarschuwing

Gevaar voor ongevallen

  Verminderde remwerking door het gebruik van niet toegelaten remplaketten.

– In de winkels voor toebehoren zijn remplaketten verkrijgbaar die vaak niet voor KTM voertuigen zijn getest en toegelaten.

De opbouw en het wrijvingscoëfficiënt en daarmee ook het remvermogen kunnen sterk afwijken van de originele KTM rem plaketten. Bij het gebruik van remplaketten die afwijken van de originele uitrusting is niet gegarandeerd dat deze overeen komen met de originele toelating. Het voertuig voldoet dan niet meer aan de afleveringstoestand en de garantie vervalt.

– –

Remschijven controleren. (

Remplaketten plaatsen.

pag. 48)

Info

Controleren of de remplaketten goed in de borgveer gepositioneerd zijn.

700430-01 – – – – Schroef  monteren.

Borgring  monteren.

Achterwiel inbouwen.

x ( pag. 59)

Rempedaal meerdere keren intrappen tot de remplaketten tegen de remschijf lig gen en er een drukpunt aanwezig is.

700429-01 11.18

Remplaketten achterwielrem vervangen

x – – –

Waarschuwing

Huidirritaties

  Remvloeistof kan bij aanraking leiden tot huidirritaties.

Erop letten dat remvloeistof niet in aanraking komt met de huid of ogen en houd deze buiten bereik van kinderen.

Geschikte beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.

Als er remvloeistof in de ogen komt, moet u de ogen grondig met water spoelen en meteen een arts raadplegen.

Waarschuwing

Gevaar voor ongevallen

  Verminderde remwerking door te oude remvloeistof.

– Remvloeistof van voor- en achterwielrem volgens serviceschema verversen. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)

Waarschuwing

Gevaar voor het milieu

  Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.

– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.

56

REMMEN

57

Info

In geen geval remvloeistof DOT 5 gebruiken! Deze is gebaseerd op silicone-olie en is purper gekleurd. Afdichtingen en remslan gen zijn niet geschikt voor remvloeistof DOT 5.

Erop letten dat de remvloeistof niet in aanraking komt met gelakte onderdelen. Remvloeistof vreet lak aan!

Alleen schone remvloeistof uit een gesloten verpakking gebruiken!

– – – – – Remplaketten van de achterwielrem demonteren.

x Schroeven  verwijderen.

( pag. 55)

Deksel  met ring  en membraan  verwijderen.

Remzuigers in de uitgangspositie terugduwen en controleren dat er geen remvloei stof uit het remvloeistofreservoir loopt, indien nodig afzuigen.

Remplaketten van de achterwielrem inbouwen.

x ( pag. 56)

100811-10 100812-10 – – Remvloeistofpeil corrigeren tot maat  .

Voorgeschreven waarde Maat  (remvloeistofpeil onder boven kant van reservoir) 10 mm

Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1 ( pag. 82)

Membraan en deksel met ring positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.

Info

Overgelopen of gemorste remvloeistof meteen met water afspoelen.

WIELEN, BANDEN

12.1

Voorwiel uitbouwen

x – –

Motorfiets met hefbok opkrikken. (

Schroef  verwijderen.

pag. 27)

700436-01 – – Schroeven  losdraaien.

Voorwiel vasthouden en steekas  eruit trekken. Voorwiel uit de voorvork nemen.

Info

Remhendel niet gebruiken bij gedemonteerd voorwiel.

Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijf niet wordt beschadigd.

700437-01 12.2

Voorwiel inbouwen

x

Waarschuwing

Gevaar voor ongevallen

  Verminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.

– Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen met een remmenreiniger.

700438-01 – – – – – – Wiellager op beschadiging en slijtage controleren.

» Wanneer de wiellager beschadigd en/of versleten is: – Steekas Wiellager vervangen.

 x reinigen en invetten.

Duurzaam vet ( pag. 84)

Voorwiel in de voorvork tillen, positioneren en steekas  inzetten.

Schroeven  vastdraaien.

Voorgeschreven waarde Schroef asopname M6 10 Nm Schroef  monteren en vastdraaien.

Voorgeschreven waarde Schroef steekas voor

Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 27)

M10 40 Nm 700436-10 700536-01 – – – – Remhendel meerdere keren schakelen tot de remplaketten tegen de remschijf lig gen.

Schroeven  losdraaien.

Voorwielrem bedienen en voorvork enkele keren krachtig inveren.

Vorkpoten worden uitgelijnd.

Schroeven  vastdraaien.

Voorgeschreven waarde Schroef asopname M6 10 Nm

58

WIELEN, BANDEN

12.3

Achterwiel uitbouwen

x – – – –

Motorfiets met hefbok opkrikken. (

Kettingkast demonteren. ( pag. 40)

pag. 27)

Moer  verwijderen.

Ring  en kettingspanner  afnemen.

700439-01 – – – Steekas  geschoven.

alleen zover uittrekken, dat het achterwiel naar voren kan worden Achterwiel zover mogelijk vooruit schuiven. Ketting van het kettingwiel nemen.

Achterwiel vasthouden en steekas eruit trekken. Achterwiel uit de achterbrug nemen.

Info

Rempedaal niet indrukken bij gedemonteerd achterwiel.

Het wiel altijd zo neerleggen, dat de remschijf niet wordt beschadigd.

100819-10 12.4

Achterwiel inbouwen

x

Waarschuwing

Gevaar voor ongevallen

  Verminderde remwerking door olie of vet op de remschijven.

– Remschijven beslist olie- en vetvrij houden en indien nodig behandelen met een remmenreiniger.

100819-11 700439-10 – – – – – – – – – – – – – Wiellager op beschadiging en slijtage controleren.

» Wanneer de wiellager beschadigd en/of versleten is: – Wiellager vervangen.

x Steekas  reinigen en invetten.

Duurzaam vet ( pag. 84)

Achterwiel in de achterbrug tillen en positioneren.

Steekas  met ring Ketting erop leggen.

 en kettingspanner  insteken.

Kettingspanner  positioneren en steekas helemaal inschuiven.

Kettingspanner draaien.

 en ring  positioneren. Moer  monteren, maar nog niet vast-

Kettingspanning controleren - bij het inbouwen van het achterwiel. (

Controleren of de kettingspanners tegen de stelschroeven liggen.

Moer  vastdraaien.

Voorgeschreven waarde

pag. 44)

Moer steekas achter M12x1 40 Nm Rempedaal meerdere keren intrappen tot de remplaketten tegen de remschijf lig gen en er een drukpunt aanwezig is.

Kettingkast monteren. ( pag. 40)

Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 27)

59

WIELEN, BANDEN

60

12.5

Toestand banden controleren

Info

Alleen door KTM vrijgegeven en/of aanbevolen banden monteren.

Anderen banden kunnen het rijgedrag negatief beïnvloeden.

Het type, de toestand en de spanning van de banden zijn van invloed op het rijgedrag van de motorfiets.

Het profiel van de voor- en achterband moet altijd gelijk zijn.

Versleten banden hebben vooral bij natte ondergrond een slechte invloed op het rijgedrag.

– – Voor- en achterbanden controleren op insnijdingen, voorwerpen die tijdens het rij den in de banden zijn gaan zitten en op andere beschadigingen.

» Als er voorwerpen in de banden zijn gaan zitten, insnijdingen of andere bescha digingen zijn: – Banden vervangen.

Profieldiepte controleren.

Info

De minimale profieldiepte volgens de nationale wetgeving in acht nemen.

400602-10 – Minimale profieldiepte ≥ 2 mm » Als de profieldiepte lager is dan de minimale waarde: – Banden vervangen.

Leeftijd van de banden controleren.

Info

De productiedatum van de banden staat normaliter in het bandopschrift en wordt gekenmerkt door de laatste vier cijfers van het fers op het productiejaar.

de daadwerkelijke slijtage.

DOT

kenmerk. De eer ste beide cijfers wijzen op de week van de productie en de laatste twee cij KTM adviseert de banden uiterlijk na 5 jaar te vervangen onafhankelijk van » Als de band ouder is dan 5 jaar: – Banden vervangen.

12.6

Bandenspanning controleren

Info

Een te lage bandenspanning leidt tot buitengewone slijtage en oververhitting van de band.

Een goede bandenspanning garandeert een optimaal rijcomfort en maximale levensduur van de band.

400695-01 – – – Ventieldopje verwijderen.

Bandenspanning controleren bij koude banden.

Bandenspanning terrein voor achter 1,0 bar 1,0 bar » Als de bandenspanning niet met de voorgeschreven waarde overeenkomt: – Bandenspanning corrigeren.

Ventieldopje monteren.

WIELEN, BANDEN

12.7

Spaakspanning controleren

Waarschuwing

Gevaar voor ongevallen

  Instabiel rijgedrag door een verkeerde spaakspanning.

– Op een correcte spaakspanning letten. (De geautoriseerde KTM-garage is u graag van dienst.)

Info

Door een losse spaak komt het wiel uit balans, waardoor binnen korte tijd nog meer spaken los gaan zitten.

Als de spaken te vast zijn gespannen kunnen ze afbreken door lokale overbelasting.

De spaakspanning regelmatig controleren, vooral bij een nieuwe motorfiets.

400694-01 – Met de steel van een schroevendraaier kort op iedere spaak slaan.

Info

De toonfrequentie is afhankelijk van de lengte en diameter van de spaak.

Als er verschillende toonfrequenties op de afzonderlijke spaken met gelijke lengte en dikte te horen zijn, wijst dat op verschillen in de spaakspanning.

– Er moet een heldere toon hoorbaar zijn.

» Als de spaakspanning verschilt: – Spaakspanning corrigeren.

x Aanhaalmoment van de spaken controleren.

Voorgeschreven waarde Spaaknippels M3,5 3 Nm Momentsleutel met een set van diverse koppen (58429094000)

61

KOELSYSTEEM

62

13.1

Koelsysteem

Door de waterpomp De druk die bij verwarming in het koelsysteem ontstaat wordt geregeld door een klep in de radiateurdop   in de motor is er een gedwongen circulatie van het koelmiddel.

. Daardoor is de aangegeven koelmiddeltemperatuur toegestaan zonder dat er met functiestoringen rekening moet worden gehouden.

120 °C De koeling vindt plaats via de rijwind.

Hoe lager de snelheid, hoe lager de koelwerking. Ook vervuilde koelribben verlagen de koelwerking.

700445-01 13.2

Antivries en koelmiddelpeil controleren

Waarschuwing

Gevaar voor brandwonden

  Koelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.

– Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en koelsysteem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.

Waarschuwing

Gevaar voor vergiftiging

  Koelvloeistof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.

– Erop letten dat koelvloeistof niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als koelvloeistof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die met koelvloeistof in aanraking is gekomen uittrekken. Houd koelvloeistof buiten bereik van kinderen.

Info

Deze werkzaamheden uitvoeren bij een koude motor.

– – – Motorfiets verticaal zetten op een horizontale ondergrond.

Radiateurdop  afnemen.

Antivries van het koelmiddel controleren.

− 25… − 45 °C » Als de antivries van het koelmiddel niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde: – Antivries van het koelmiddel corrigeren.

700446-01 400243-10 – – Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.

Koelmiddelpeil lamellen  boven de radiateur 10 mm » Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde: – Koelmiddelpeil corrigeren.

Alternatief 1

Koelmiddel ( pag. 82)

Alternatief 2

Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 82)

Radiateurdop monteren.

KOELSYSTEEM

63

13.3

Koelmiddelpeil controleren

Waarschuwing

Gevaar voor brandwonden

  Koelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.

– Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en koelsysteem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.

Waarschuwing

Gevaar voor vergiftiging

  Koelvloeistof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.

– Erop letten dat koelvloeistof niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als koelvloeistof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die met koelvloeistof in aanraking is gekomen uittrekken. Houd koelvloeistof buiten bereik van kinderen.

Info

Deze werkzaamheden uitvoeren bij een koude motor.

400243-10 – – – – Motorfiets verticaal zetten op een horizontale ondergrond.

Radiateurdop afnemen.

Koelmiddelpeil in de radiateur controleren.

Koelmiddelpeil lamellen  boven de radiateur 10 mm » Als het koelmiddelpeil niet overeenkomt met de voorgeschreven waarde: – Koelmiddelpeil corrigeren.

Alternatief 1

Koelmiddel ( pag. 82)

Alternatief 2

Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 82)

Radiateurdop monteren.

13.4

Koelmiddel aftappen

x

Waarschuwing

Gevaar voor brandwonden

  Koelmiddel wordt bij gebruik van de motorfiets zeer heet en staat onder druk.

– Radiateur, radiateurslangen en de overige componenten van het koelsysteem niet openen bij een warme motor. Motor en koelsysteem laten afkoelen. Verbrande huid meteen onder lauw water houden.

Waarschuwing

Gevaar voor vergiftiging

  Koelvloeistof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.

– Erop letten dat koelvloeistof niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als koelvloeistof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die met koelvloeistof in aanraking is gekomen uittrekken. Houd koelvloeistof buiten bereik van kinderen.

Info

Deze werkzaamheden uitvoeren bij een koude motor.

– – – – – Motorfiets verticaal zetten.

Geschikte bak onder het waterpompdeksel klaarzetten.

Schroef  verwijderen. Radiateurdop afnemen.

Koelmiddel volledig laten uitlopen.

Schroef  met nieuwe pakking monteren en vastdraaien.

Voorgeschreven waarde Aftapplug waterpompdeksel M6 300632-10 6 Nm

KOELSYSTEEM

64

13.5

Koelmiddel vullen

x

Waarschuwing

Gevaar voor vergiftiging

  Koelvloeistof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.

– Erop letten dat koelvloeistof niet in aanraking komt met huid, ogen of kleding. Bij contact met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als koelvloeistof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die met koelvloeistof in aanraking is gekomen uittrekken. Houd koelvloeistof buiten bereik van kinderen.

700447-01 400677-11 – – – – Controleren of de schroef  vastgedraaid.

Motorfiets verticaal zetten.

Koelmiddel tot maat  vullen.

Voorgeschreven waarde Maat  boven de radiateurlamellen 10 mm Koelmiddel 0,55 l

Koelmiddel ( pag. 82)

Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd)

( pag. 82)

Voertuig in afgebeelde positie zetten en beveiligen tegen wegrollen. Het hoogtever schil  moet worden bereikt.

Voorgeschreven waarde Hoogteverschil  100 cm – – – – –

Info

Het voertuig moet vooraan iets worden opgetild, zodat alle lucht uit het koel systeem kan ontsnappen. Een slecht ontlucht koelsysteem heeft een lager koelvermogen, waardoor de motor oververhit kan raken.

Voertuig weer op een horizontaal oppervlak zetten.

Koelmiddel tot maat  bijvullen.

Radiateurdop monteren.

Een korte proefrit maken.

Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 63)

MOTOR AFSTELLEN

65

14.1

Speling gaskabel controleren

14.3

Carburateur - stationair

700453-10 – – – – – Stuur in rechtuitstand zetten.

Manchet  terugschuiven.

De gaskabelmantel terugtrekken totdat u weerstand voelt.

Nu de speling van de gaskabel  controleren.

Speling gaskabel 3… 5 mm » Als de speling van de gaskabel niet met de voorgeschreven waarde overeen komt: – Speling gaskabel instellen.

Manchet 

x ( pag. 65)

erop schuiven. Controleren of de gashendel soepel beweegt.

14.2

Speling gaskabel instellen

x 700453-01 – – – – – – Stuur in rechtuitstand zetten.

Manchet  terugschuiven.

Moer  losdraaien. Stelschroef  helemaal indraaien.

Stelschroef zo draaien, dat er aan de gaskabelmantel gaskabel aanwezig is.

 voldoende speling voor de Voorgeschreven waarde Speling gaskabel 3… 5 mm Moer vastdraaien.

Manchet  erop schuiven. Controleren of de gashendel soepel beweegt.

700457-01 De stationaire afstelling van de carburateur is van grote invloed op het startgedrag, een stabiele stationair en de response bij het gas geven. Dat betekent dat een motor met een correcte stationaire afstelling gemakkelijker start dan een motor met een verkeerde stationaire afstelling.

Info

De carburateur en de componenten zijn door de motorvibratie onderhevig aan verhoogde slijtage. Slijtage kan leiden tot een verkeerde werking.

Het stationaire toerental wordt ingesteld met de stelschroef Het stationaire mengsel wordt ingesteld met de regelschroef voor de stationaire lucht hoeveelheid  .

 .

14.4

Carburateur - stationair afstellen

x 700457-01 – – Regelschroef voor stationaire lucht basisinstelling draaien.

 tot de aanslag indraaien en op de aangegeven Voorgeschreven waarde Regelschroef stationaire lucht open 3,5 omwentelingen Motor warmrijden.

Voorgeschreven waarde Tijd voor warmrijden ≥ 5 min –

Gevaar

Gevaar voor vergiftiging

  Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos heid en/of de dood tot gevolg hebben.

– Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.

Met de stelschroef  het stationaire toerental instellen.

MOTOR AFSTELLEN

66

– – – Voorgeschreven waarde Chokefunctie gedeactiveerd

( pag. 11)

– Chokehendel is tot de aanslag omhoog getrokken.

Stationair toerental 1.400… 1.500 1/min Regelschroef voor stationaire lucht  stationaire toerental begint te dalen.

langzaam met de klok mee draaien tot het Deze stand onthouden en de regelschroef voor stationaire lucht nu langzaam tegen de klok in draaien tot het stationaire toerental weer daalt.

Tussen deze beide standen het punt met het hoogste stationaire toerental instellen.

Info

Als daarbij het toerental sterk stijgt moet het stationaire toerental weer wor den verlaagd tot het normale niveau en de hiervoor genoemde stappen nog een keer worden herhaald.

Als met de hier beschreven methode geen bevredigend resultaat wordt bereikt kan dat liggen aan een verkeerd gedimensioneerde stationaire sproeier.

Als de regelschroef voor stationaire lucht tot de aanslag is gedraaid en het toerental niet verandert moet een kleinere stationaire sproeier worden inge zet.

Na het vervangen van de sproeier moeten het instellen weer van voren af aan worden herhaald.

Bij grote veranderingen van de buitentemperatuur en extreme hoogtever schillen moet de stationair opnieuw worden afgesteld.

14.5

Vlotterkamer carburateur aftappen

x

Gevaar

Gevaar voor brand

  Brandstof is licht ontvlambaar.

– – Tank het voertuig nooit in de buurt van open vuur of brandende sigaretten en schakel de motor bij het tanken altijd uit.

Let er vooral op dat er geen brandstof wordt gemorst op de hete onderdelen van het voertuig. Gemorste brandstof meteen afvegen.

Als de brandstof wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uitstromen als de tank te vol zit. Neem de aanwij zingen voor het tanken van brandstof in acht.

Waarschuwing

Gevaar voor vergiftiging

  Brandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.

– Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken.

Brandstof volgens de voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.

Waarschuwing

Gevaar voor het milieu

  Ondeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.

– Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.

Info

Deze werkzaamheden uitvoeren bij een koude motor.

Water in de vlotterkamer leidt tot functiestoringen.

– – – – – Kartelschroef op de brandstofkraan met de klok mee draaien tot de aanslag.

Er stroomt geen brandstof meer van de tank naar de carburateur.

Een doek onder de carburateur leggen, zodat de uitstromende brandstof wordt opgevangen.

Sluitschroef  verwijderen.

Brandstof volledig laten uitlopen.

Sluitschroef monteren en vastdraaien.

700458-01

SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR

15.1

Transmissieoliepeil controleren

Info

Het transmissieoliepeil moet worden gecontroleerd bij een koude motor.

300661-10 – – – – Motorfiets verticaal zetten op een horizontale ondergrond.

Schroef voor het controleren van het transmissieoliepeil  verwijderen.

Transmissieoliepeil controleren.

Er moet een kleine hoeveelheid transmissieolie uit de boring stromen.

» Als er geen transmissieolie uitstroomt: – Transmissieolie bijvullen.

x

( pag. 68)

Schroef voor het controleren van het transmissieoliepeil monteren en vastdraaien.

Voorgeschreven waarde Schroef controle transmissieoliepeil M6 6 Nm 15.2

Transmissieolie verversen

x – Transmissieolie aftappen.

x

( pag. 67)

67

400721-01 – Transmissieolie vullen.

x ( pag. 68)

400722-01 15.3

Transmissieolie aftappen

x

Waarschuwing

Gevaar voor brandwonden

  Tijdens het rijden worden de motor- en transmissieolie in de motorfiets zeer heet.

– Geschikte beschermende kleding en een veiligheidshandschoenen dragen. Verbrande huid meteen onder lauw water hou den.

Waarschuwing

Gevaar voor het milieu

  Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.

– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.

Info

De transmissieolie moet bij warme motor worden afgetapt.

– Motorfiets op een horizontale ondergrond op de zijstandaard zetten.

SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR

68

300659-10 – – – – – – Geschikte bak onder de motor klaarzetten.

Aftapschroef voor transmissieolie  met magneet verwijderen.

Transmissieolie volledig laten uitstromen.

Aftapschroef voor transmissieolie met magneet grondig reinigen.

Afdichtvlak aan motor reinigen.

Aftapschroef voor transmissieolie met magneet en pakking monteren en vastdraaien.

Voorgeschreven waarde Olieaftapschroef met magneet M12x1,5 20 Nm 15.4

Transmissieolie vullen

x

Info

Te weinig transmissieolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de aandrijving.

300660-10 – – – – Schroef  verwijderen en transmissieolie vullen.

Transmissieolie 0,50 l

Motorolie (15W/50) (

Schroefverbinding monteren en vastdraaien.

pag. 82)

Gevaar

Gevaar voor vergiftiging

  Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos heid en/of de dood tot gevolg hebben.

– Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.

Motor starten en controleren op lekkage.

Transmissieoliepeil controleren. ( pag. 67)

15.5

Transmissieolie bijvullen

x

Info

Te weinig transmissieolie of olie van onvoldoende kwaliteit leidt tot voortijdige slijtage van de aandrijving.

– – Motorfiets verticaal zetten op een horizontale ondergrond.

Schroef voor het controleren van het transmissieoliepeil  verwijderen.

300661-10 300660-11 – – – – Schroefverbinding  verwijderen.

Transmissieolie vullen tot het uit de boring van de schroef voor het transmissieolie peil uitstroomt.

Motorolie (15W/50) ( pag. 82)

Schroef voor het controleren van het transmissieoliepeil monteren en vastdraaien.

Voorgeschreven waarde Schroef controle transmissieoliepeil M6 6 Nm Schroefverbinding  monteren en vastdraaien.

SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR

69

Gevaar

Gevaar voor vergiftiging

  Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloos heid en/of de dood tot gevolg hebben.

– Als u de motor laat draaien moet u altijd voor voldoende ventilatie zor gen, de motor niet in een gesloten ruimte starten of laten draaien zonder een geschikte afzuiginstallatie.

Motor starten en controleren op lekkage.

REINIGING, ONDERHOUD

16.1

Motorfiets reinigen

Aanwijzing

Materiële schade

  Beschadiging en vernietiging van componenten door hogedrukreiniger.

– Het voertuig nooit met een hogedrukreiniger of een harde waterstraal reinigen. De te hoge druk kan in de elektrische componen ten, steekverbindingen, bowdenkabels, lagers dringen en storingen veroorzaken en/of deze onderdelen vernietigen.

Waarschuwing

Gevaar voor het milieu

  Probleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.

– Olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel e.d. op de in de voorschriften voorgeschreven wijze afvoeren.

70

Info

De motorfiets regelmatig reinigen. Daardoor blijven de waarde en het uiterlijk voor een lange tijd behouden.

Voorkomen dat de motorfiets tijdens het reinigen wordt blootgesteld aan directe zonnestralen.

– – – Uitlaatsysteem afsluiten, zodat er geen water kan indringen.

Grove vervuiling eerst met een zachte waterstraal verwijderen.

Sterk vervuilde plekken met een in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger inspuiten en daarna behandelen met een kwastje.

Motorfietsreiniger ( pag. 84)

Info

Warm water met een in de handel verkrijgbare motorfietsreiniger en een zachte spons gebruiken.

– – Nadat de motorfiets grondig met een zachte waterstraal is afgespoeld moet hij goed worden gedroogd.

Vlotterkamer van de carburateur aftappen.

x

( pag. 66)

Waarschuwing

Gevaar voor ongevallen

  Verminderde remwerking door natte of vervuilde remmen.

– Vervuilde of natte remmen voorzichtig schoon- resp. droogremmen.

– Uw kind na de reiniging een korte rit laten maken, totdat de motor de bedrijfstemperatuur heeft bereikt en de remmen zijn droog geremd.

Info

Door de warmte verdampt het water ook op de ontoegankelijke plaatsen van de motor en de remmen.

– – – – – Beschermkappen op de stuurarmaturen terugschuiven, zodat ook het water dat hier is ingedrongen kan verdampen.

Na het afkoelen van de motorfiets alle glij- en lagerpunten smeren.

Ketting reinigen. ( pag. 41)

Blank metalen onderdelen (met uitzondering van de remschijven en het uitlaatsysteem) behandelen met een anticorrosiemiddel.

Reinigings- en conserveringsmiddel voor metaal en rubber ( pag. 84)

Alle kunststof onderdelen en geëloxeerde onderdelen behandelen met een reinigings- en verzorgingsmiddel.

Reinigings- en conserveringsmiddel voor metaal en rubber ( pag. 84)

STALLING

17.1

Stalling

Waarschuwing

Gevaar voor vergiftiging

  Brandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.

– Erop letten dat brandstof niet in aanraking komt met de huid, ogen en kleding. Adem brandstofdampen niet in. Bij contact met de ogen meteen met water spoelen en een arts raadplegen. Huid bij contact meteen reinigen met water en zeep. Als brandstof is ingeslikt meteen een arts raadplegen. Kleding die in aanraking is gekomen met brandstof meteen uittrekken.

Brandstof volgens de voorschriften bewaren in een jerrycan en uit de buurt van kinderen houden.

71

Info

Als u de motorfiets voor langere tijd niet wilt gebruiken moet u volgende maatregelen nemen of laten nemen.

Voordat u de motorfiets gaat stallen controleren of alle onderdelen goed werken en niet zijn versleten. Als er servicewerkzaam heden, reparaties of wijzigingen nodig zijn kunt u dat het beste doen tijdens de overwintering (minder drukte bij de garages).

Zo voorkomt u lange wachttijden bij aanvang van het seizoen.

– – – – – – –

Motorfiets reinigen. ( pag. 70)

Transmissieolie verversen.

x ( pag. 67)

Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 62)

Brandstof uit de tank laten uitlopen in een geschikte bak.

Vlotterkamer van de carburateur aftappen.

x

Bandenspanning controleren. ( pag. 60)

( pag. 66)

Voertuig neerzetten in een droge stalling, die niet onderhevig is aan grote temperatuurschommelingen.

Info

KTM adviseert de motorfiets op een montagebok te plaatsen.

– –

Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 27)

De motorfiets met een luchtdoorlatend zeil of een deken afdekken.

Info

In geen geval mogen hiervoor luchtdichte materialen worden gebruikt, omdat er dan geen vocht kan ontsnappen en er cor rosie ontstaat.

Het is zeer slecht de motor van een gestalde motorfiets voor korte tijd te laten draaien. Aangezien de motor daarbij niet voldoende warm wordt, condenseert de waterdamp die bij de verbranding ontstaat en leidt ertoe dat de kleppen en uitlaat gaan roesten.

– – – – 17.2

Inbedrijfname na stalling

Motorfiets van hefbok nemen. (

Brandstof tanken. ( pag. 17)

pag. 27)

Controle- en onderhoudswerkzaamheden voor iedere inbedrijfname uitvoeren. (

Een proefrit maken.

pag. 15)

OPSPOREN VAN FOUTEN

Fout

Motor draait door, maar springt niet aan Motor heeft geen stationair Motor start niet Motor heeft te weinig vermogen Motor stokt of klapt in de carburateur

Mogelijke oorzaak

Bedieningsfouten Motorfiets is langere tijd niet gebruikt en daarom zit er oude brandstof in de vlotterkamer Brandstoftoevoer onderbroken – – – Bougie verzopen of nat Elektrodenafstand van de bougie te groot Defect in het ontstekingssysteem – – – – –

Maatregel

– Stappen voor de startprocedure uitvoeren.

( pag. 15)

– Vlotterkamer van de carburateur aftappen.

( pag. 66)

x Brandstoftankontluchting controleren.

Brandstofkraan reinigen.

Carburateurcomponenten controleren/instellen.

x Bougie reinigen en drogen, indien nodig ver vangen.

Elektrodenafstand instellen.

Voorgeschreven waarde Elektrodenafstand bougie 0,60 mm Ontstekingssysteem controleren.

x Ontsteking instellen.

Stopknop controleren.

x x Kortsluitkabel in de kabelboom geschuurd, stopknop defect Stekkerverbinder of bobine los of geoxideerd Water in carburateur resp. sproeiers verstopt Stationaire sproeier verstopt – – – Stelschroeven aan carburateur ver draaid Bougie defect Ontstekingssysteem defect – Carburateur loopt over, omdat de vlot ternaald is vervuild of versleten Caburateursproeiers los – – – – – Defect in het ontstekingssysteem Brandstoftoevoer onderbroken Luchtfilter sterk vervuild Uitlaatsysteem lekt, is vervormd of heeft te weinig glasvezelvulling in de einddemper Defect in het ontstekingssysteem Membraan of membraanhuis bescha digd Slijtageverschijnsel Te weinig brandstof Motor zuigt valse lucht aan – – – – – – – – – – – – – – – Stekkerverbinding reinigen en met contactspray laten behandelen.

Carburateurcomponenten controleren/instellen.

x Carburateurcomponenten controleren/instellen.

x Carburateur - stationair afstellen.

( pag. 65)

x Bougie vervangen.

Bobine controleren.

x Bougiedop controleren.

Carburateurcomponenten controleren/instellen.

x Carburateurcomponenten controleren/instellen.

x x Ontstekingssysteem controleren.

x Ontsteking instellen.

x Brandstoftankontluchting controleren.

Brandstofkraan reinigen.

Carburateurcomponenten controleren/instellen.

x Luchtfilter reinigen.

x ( pag. 37)

Het uitlaatsysteem controleren op beschadi ging.

Glasvezelvulling van de einddemper vervan gen.

x ( pag. 38)

Ontstekingssysteem controleren.

x Ontsteking instellen.

x Membraan en membraanhuis controleren.

Motor controleren.

Kartelschroef op de brandstofkraan tegen de klok in draaien tot de aanslag.

Brandstof tanken. ( pag. 17)

Controleren of de aanzuigflens en de carbura teur goed vastzitten.

72

OPSPOREN VAN FOUTEN

Fout

Motor stokt of klapt in de carburateur Motor wordt overmatig heet

Mogelijke oorzaak

Stekkerverbinder of bobine los of geoxideerd Te weinig koelmiddel in het koelsys teem Te weinig rijwind Radiateurlamellen sterk vervuild Schuimvorming in het koelsysteem Witte rookontwikkeling (stoom in het uitlaatgas) Transmissieolie stroomt uit de ont luchtingsslang Water in de transmissieolie Cilinderkop of cilinderkoppakking beschadigd Radiateurslang geknikt Verkeerd ontstekingstijdstip door losse stator Cilinderkop of cilinderkoppakking beschadigd Te veel transmissieolie gevuld Asafdichtingsring of waterpomp beschadigd – – – – – – –

Maatregel

– Stekkerverbinding reinigen en met contactspray laten behandelen.

Koelsysteem controleren op lekkage.

Koelmiddelpeil controleren. (

Motor afzetten als hij stilstaat.

Radiateurlamellen reinigen.

Koelmiddel aftappen.

Koelmiddel vullen.

x (

x

( pag. 63) pag. 63)

pag. 64)

Cilinderkop of cilinderkoppakking controleren.

– – Radiateurslang vervangen.

x Ontsteking instellen.

x – Cilinderkop of cilinderkoppakking controleren.

Transmissieoliepeil controleren. ( pag. 67)

– Asafdichtingsring en waterpomp controleren.

73

TECHNISCHE GEGEVENS - MOTOR

Bouwwijze Slagruimte Slag Boring Stationair toerental Distributie Krukaslagers Drijfstanglager Zuigerboutlager Zuigers Zuigerringen Motorsmering Primaire overbrenging Koppeling Versnellingsbak Overbrengingsverhouding 1e versnelling 2e versnelling 3e versnelling 4e versnelling 5e versnelling 6e versnelling Ontstekingssysteem Bougie Elektrodenafstand bougie Radiateur Starthulp Transmissieolie Koelmiddel 0,50 l 0,55 l

74

1-cilinder 2-takt ottomotor, vloeistofgekoeld, met membraanin laat en uitlaatsturing 64,85 cm³ 40,8 mm 45 mm 1.400… 1.500 1/min Uitlaatregeling PCEV (Pneumatic Controlled Exhaust Valve) 2 groefkogellagers Naaldlager Naaldlager Gegoten aluminium 1 vierkante ring Smering met oliemengsel 23:75 recht vertand tandwiel Meerplaats koppeling in oliebad / hydraulisch bediend 6-versnelling klauwschakeling 13:37 16:34 18:31 21:30 23:28 24:26 Contactvrij aangestuurd volledig elektronisch ontstekingssysteem met digitale ontstekingsvertraging NGK LR 8 B 0,60 mm Vloeistofkoeling Kickstarter

Motorolie (15W/50) ( Koelmiddel ( pag. 82) pag. 82) Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd) ( pag. 82)

TECHNISCHE GEGEVENS - AANHAALMOMENTEN MOTOR

Lagerborging aandrijfassen Moer membraan van uitlaatbesturing Schroef houder koppelingsleiding Schroef houderplaat voor retourveer van de schakelas Schroef membraandeksel van uitlaat besturing Schroef membraanhuis van uitlaatbe sturing Schroef ontstekingssysteem/stator Schroef schakelvastzetting Schroef waterpompwiel Aftapplug waterpompdeksel Lagerborging schakelwals Onderdrukaanslui ting/ontluchtingsaansluiting Schroef aanslagstuk kickstarter Schroef aanzuigflens/membraanhuis Schroef afdekking ketting-aandrijfwiel Schroef buitendeksel koppeling Schroef controle transmissieoliepeil Schroef dynamodeksel Schroef koppelingsnemercilinder Schroef koppelingsveren Schroef membraanhuis van uitlaatbe sturing Schroef motorbehuizing Schroef schakelvastzetting Schroef tussendeksel koppeling Schroef uitlaatflens Schroef versnellingshendel Schroef waterpompdeksel Schroef cilinderkop Moeren cilindervoet Schroef kickstarter Tapeind cilindervoet (linker motorhuis helft) M5 M5 M5 M5 M5 M5 M6 M6 M6 M6 M6 M6 M7 M8 M8 M8 M5 M5 M5 M6 M6 M6 M6 M6 M6 M6 M6 M6 M6 M6 M6 Tapeind cilindervoet (rechter motor huishelft) M8 Schroef koppelingmeenemer Bougie Moer rotor Olieaftapschroef met magneet Moer primair tandwiel M10 M10x1 M10x1,25 M12x1,5 M14x1,25 5 Nm 3 Nm 5 Nm 6 Nm 4 Nm

Loctite

®

648™

Loctite

®

243™ Loctite

®

243™

– 4 Nm 5 Nm 6 Nm 5 Nm 6 Nm 8 Nm 5 Nm –

Loctite Loctite

®

Loctite

®

Loctite

®

Loctite

® ®

222 243™ 243™ 243™ 243™

10 Nm 10 Nm 10 Nm 10 Nm 6 Nm 8 Nm 10 Nm 10 Nm 10 Nm 10 Nm 10 Nm 10 Nm 10 Nm 14 Nm 8 Nm 18 Nm 20 Nm 25 Nm Draaivolgorde: Inschroeven tot 27 mm uit steken Draaivolgorde: Inschroeven tot 29 mm uit steken 60 Nm 10… 12 Nm 50 Nm 20 Nm 40 Nm – – –

Loctite

®

243™

– –

Loctite

®

243™

– – –

Loctite

®

243™

Loctite

®

243™ Loctite

®

243™

– – –

Loctite

®

Loctite

®

243™ 243™ Loctite

®

243™ Loctite

®

243™

– – –

Loctite

®

243™ 75

TECHNISCHE GEGEVENS - CARBURATEUR

21.1

Uitgangspositie

Carburateurtype Naaldpositie Regelschroef stationaire lucht open Hoofdsproeier Sproeiernaald Stationaire sproeier Naaldsproeier Gasschuif 21.2

Carburateurconfiguratie

MIKUNI TM 24 2e positie van boven 3,5 omwentelingen 210 5IPL43 20 Q-O (454) 2,5

76

M/FT ASL TEMP ASO IJ NDL Boven NAP Temperatuur Regelschroef voor stationaire luchthoeveelheid open (omwentelingen) Stationaire sproeier Sproeiernaald 100810-01

TECHNISCHE GEGEVENS - CARBURATEUR

POS MJ Naaldpositie van boven Hoofdsproeier De carburateurconfiguratie is afhankelijk van de omgevings- en gebruiksvoorwaarden.

Info

Geldt niet voor trajecten op zandondergrond!

Meer informatie krijgt u in een geautoriseerde KTM-garage.

77

TECHNISCHE GEGEVENS - CHASSIS

Frame Voorvork Schokdemper Veerweg voor achter Vorksprong Remsysteem voor achter Remschijven - diameter voor achter Remschijven - slijtagegrens voor achter Bandenspanning terrein voor achter Secundaire overbrenging Ketting Leverbare kettingwielen Balhoofdhoek Wielstand Zadelhoogte onbelast Los van de vloer, onbelast Gewicht zonder brandstof ca.

Maximaal bestuurdersgewicht

Banden voor 60/100 - 14 29M TT

Pirelli SCORPION MX Mid Soft 32 NHS Meer informatie vindt u in het servicegedeelte onder: http://www.ktm.com

Inhoud brandstoftank ca.

3,5 l Centraal buisframe van chroommolybdeen stalen buizen, geë loxeerd

Marzocchi

Up Side Down

WP Suspension

3614 BAVP 220 mm 270 mm 18 mm Schijfrem, remklauw vast gelagerd Schijfrem, remklauw vast gelagerd 198 mm 160 mm 2,5 mm 2,5 mm 1,0 bar 1,0 bar 14:50 1/2 x 1/4” keerring 46, 48, 50 64,5° 1.137 mm 750 mm 280 mm 55,4 kg < 50 kg

Banden achter 80/100 - 12 50M TT

Pirelli SCORPION MX Mid Soft 32 NHS Superbrandstof loodvrij gemengd met 2-takt motorolie (1:60)

( pag. 83)

78

TECHNISCHE GEGEVENS - VOORVORK

Artikelnummer voorvork Voorvork Ingaande demping Standaard Uitgaande demping Standaard Veerconstante Lengte luchtkamer Lengte voorvork 46201000033

Marzocchi

Up Side Down 10 klikken 10 klikken 3,4 N/mm 100±2,5 mm 735 mm

79

TECHNISCHE GEGEVENS - SCHOKDEMPER

Artikelnummer schokdemper Schokdemper Ingaande demping Comfort Standaard Sport Uitgaande demping Comfort Standaard Sport Veervoorspanning Comfort Standaard Sport Veerconstante Gewicht bestuurder: < 35 kg Gewicht bestuurder: 35… 45 kg Gewicht bestuurder: > 45 kg Veerlengte Gasdruk Statische veerweg Dynamische veerweg Inbouwlengte

Stootdemperolie ( pag. 83)

03.18.7E.03

WP Suspension

3614 BAVP 10 klikken 9 klikken 3 klikken 10 klikken 9 klikken 6 klikken 7 mm 7 mm 7 mm 35 N/mm 40 N/mm 45 N/mm 220 mm 10 bar 12 mm 90 mm 347 mm SAE 2,5

80

TECHNISCHE GEGEVENS - AANHAALMOMENTEN CHASSIS

Spaaknippels Overige moeren chassis Overige schroeven chassis Schroef asopname Schroef gashendel Schroef kogelscharnier drukstang op voetremcilinder Schroef remschijf achter Schroef remschijf voor Schroef voetremcilinder Moer bandenhouder Motordraagschroef Overige moeren chassis Overige schroeven chassis Schroef achterbrug Schroef bovenste kroonplaat Schroef kettingwiel Schroef onderste kroonplaat Schroef remklauw Schroef rempedaal Schroef stuurplaat Overige moeren chassis Overige schroeven chassis Schroef schokdemper boven Schroef schokdemper onder Schroef steekas voor Schroef stuuradapter Moer achterbrugbout Moer steekas achter Moer vorkbuis M3,5 M6 M6 M6 M6 M6 M6 M6 M6 M8 M8 M8 M8 M8 M8 M8 M8 M8 M8 M8 M10 M10 M10 M10 M10 M10 M12x1 M12x1 M20x1,5 3 Nm 15 Nm 10 Nm 10 Nm 4,5 Nm 10 Nm 14 Nm 14 Nm 10 Nm 10 Nm 30 Nm 30 Nm 25 Nm 35 Nm 25 Nm 25 Nm 25 Nm 20 Nm 25 Nm 20 Nm 50 Nm 45 Nm 45 Nm 45 Nm 40 Nm 40 Nm 40 Nm 40 Nm 10 Nm – – – – – –

Loctite

®

243™ Loctite

®

243™ Loctite

®

243™

– – – –

Loctite

®

243™

Loctite

®

243™

Loctite

®

243™

– – – – – – –

Loctite

®

243™

– – –

81

GEBRUIKSSTOFFEN

Hydraulische olie (15) Volgens

– ISO VG (15)

Voorgeschreven waarde

– Alleen hydraulische olie gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigenschappen beschikt. KTM adviseert producten van

Motorex

®

te gebruiken.

Leverancier Motorex

®

Hydraulic Fluid 75 Koelmiddel Voorgeschreven waarde

– Alleen geschikt koelmiddel gebruiken (ook in landen met hoge temperaturen). Minderwaardig antivries kan leiden tot roestvorming en schuimvorming. KTM adviseert producten van

Motorex

®

te gebruiken.

Mengverhouding

Antivries: − 25… − 45 °C 50 % antiroest/antivries 50 % gedestilleerd water

Koelmiddel (gebruiksklaar gemengd)

Antivries

Leverancier Motorex

®

Anti Freeze

− 40 °C

Motorolie (15W/50) Volgens

JASO T903 MA (

SAE ( pag. 86) pag. 86) (15W/50)

Voorgeschreven waarde

– Alleen motorolie gebruiken die voldoet aan de aangegeven normen (zie gegevens op verpakking) en de juiste eigenschappen heeft.

KTM adviseert producten van

Motorex

®

te gebruiken.

Leverancier Motorex

®

Top Speed 4T Motorolie 2-takt Volgens

JASO FC ( pag. 86)

Voorgeschreven waarde

– Alleen hoogwaardige 2-takt motorolie van bekende merken gebruiken. KTM adviseert producten van

Motorex

®

te gebruiken.

volsynthetisch

Leverancier Motorex

®

Cross Power 2T Remvloeistof DOT 4 / DOT 5.1

Volgens

– DOT

Voorgeschreven waarde

– Alleen remvloeistof gebruiken die voldoet aan de aangegeven norm (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigen schappen beschikt. KTM adviseert producten van

Castrol

en

Motorex

®

te gebruiken.

Leverancier Castrol

RESPONSE BRAKE FLUID SUPER DOT 4 Motorex

®

Brake Fluid DOT 5.1

82

GEBRUIKSSTOFFEN

Stootdemperolie (SAE 2,5) (50180342S1) Volgens

SAE ( pag. 86) (SAE 2,5)

Voorgeschreven waarde

– Alleen oliesoorten gebruiken die voldoen aan de aangegeven normen (zie gegevens op de verpakking) en over de geschikte eigen schappen beschikken.

Superbrandstof loodvrij gemengd met 2-takt motorolie (1:60) Volgens

– DIN EN 228 –

JASO FC ( pag. 86) (1:60)

Mengverhouding

1:60

Motorolie 2-takt ( pag. 82)

Brandstof super loodvrij (ROZ 95)

83

HULPSTOFFEN

Duurzaam vet Voorgeschreven waarde

– KTM adviseert producten van

Motorex

®

te gebruiken.

Leverancier Motorex

®

Bike Grease 2000 Kettingreinigingsmiddel Voorgeschreven waarde

– KTM adviseert producten van

Motorex

®

te gebruiken.

Leverancier Motorex

®

Chain Clean Kettingspray offroad Voorgeschreven waarde

– KTM adviseert producten van

Motorex

®

te gebruiken.

Leverancier Motorex

®

Chainlube Offroad Motorfietsreiniger Voorgeschreven waarde

– KTM adviseert producten van

Motorex

®

Leverancier Motorex

®

Moto Clean 900

te gebruiken.

Olie voor luchtfilters van schuimstof Voorgeschreven waarde

– KTM adviseert producten van

Motorex

®

Leverancier Motorex

®

Twin Air Liquid Bio Power

te gebruiken.

Reinigings- en conserveringsmiddel voor metaal en rubber Voorgeschreven waarde

– KTM adviseert producten van

Motorex

®

te gebruiken.

Leverancier Motorex

®

Protect & Shine Reinigingsmiddel voor luchtfilter Voorgeschreven waarde

– KTM adviseert producten van

Motorex

®

te gebruiken.

Leverancier Motorex

®

Twin Air Dirt Bio Remover Smeervet met hoge viscositeit Voorgeschreven waarde

– KTM adviseert producten van

SKF

®

te gebruiken.

Leverancier SKF

®

LGHB 2 84

HULPSTOFFEN

Universele oliespray Voorgeschreven waarde

– KTM adviseert producten van

Motorex

®

te gebruiken.

Leverancier Motorex

®

Joker 440 Synthetic 85

NORMEN

86 JASO T903 MA

Door verschillende technische ontwikkelingsrichtingen is een eigen specificatie voor 4-takt motorfietsen nodig - de JASO T903 MA norm. Vroeger werd voor 4-takt motorfietsen motorolie voor auto's gebruikt omdat er geen eigen motorfietsspecificatie was. Bij motoren van auto's zijn lange onderhoudsintervallen vereist, bij motoren van motorfietsen staat een hoog vermogensrendement bij hoge toeren tallen op de voorgrond. Bij de meeste motoren voor motorfietsen worden ook de versnelling en de koppeling met dezelfde olie ingevet.

De JASO MA norm voldoet aan deze speciale vereisten.

SAE

De SAE-viscositeitsklassen zijn vastgelegd door de Society of Automotive Engineers voor de indeling van oliën op basis van hun visco siteit. De viscositeit beschrijft slechts een van de eigenschappen van olie en zegt niets over de kwaliteit.

JASO FC

JASO FC is een classificatie voor een 2-takt motorolie, die speciaal is ontwikkeld voor de extreme belastingen in de wedstrijdsport.

Dankzij de eersteklas synthetische esters en de speciaal daarop afgestemde additieven wordt ook onder extreme voorwaarden een pro bleemloze verbranding bereikt.

INDEX

87

INDEX

A Achterwiel

inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59 uitbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59

Afbeelding voertuig

linksvoor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7

rechtsachter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8

Antivries

controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62

Artikelnummer schokdemper

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9

B Balhoofdlager

insmeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33

Bandenspanning

controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60

Bedieningshandleiding Bedrijfsmiddelen

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5

Brandstofkraan

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11

Brandstoftank

demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38

monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39

C Carburateur

stationair . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65 stationair afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65

vlotterkamer aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66

Choke

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11

D Dynamische veerweg

instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24

E Einddemper

demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37

glasvezelvulling vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38

inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37

F Framenummer

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9

G Garantie Gashendel

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10

Gaskabellegging

controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46

Gebruiksdefinitie

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5

I Inbedrijfname

aanwijzingen voor eerste inbedrijfname . . . . . . . . . . . . 13

controle- en onderhoud voor iedere inbedrijfname . . . . . 15

na de stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71

Ingaande demping

van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21 van voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21

K Ketting

controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43

reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41

Ketting-aandrijfwiel

controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43

Kettinggeleiding

controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43

instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45

Kettingkast

demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40 inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40

Kettingspanning

controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41

instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42

Kettingwiel

controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43

Kickstarter

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11

Koelmiddel

aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63

vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64

Koelmiddelpeil

controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62-63

Koelsysteem

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62

Koppeling

vloeistof verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46 vloeistofpeil controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46

Koppelingshendel

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10

uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46

L Luchtfilter

demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36 inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36

reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37

M Milieu

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6

Motor

inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14

Motorfiets

met hefbok opkrikken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27

reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70

van hefbok nemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27

Motornummer

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9

O Onderste kroonplaat

monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31

uitbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30

Opsporen van fouten

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72-73

P Plug-in standaard

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12

R Reiniging

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70

Remhendel

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10

uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48

INDEX

88

vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48

Rempedaal

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12

uitgangspositie instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53

vrije slag controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52

vrije slag instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53

Remplaketten

van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55 van achterwielrem demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55

van achterwielrem inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56 van achterwielrem verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56

van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50 van voorwielrem demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50

van voorwielrem inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51

van voorwielrem verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52

Remschijven

controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48

Remvloeistof

van achterwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54

van voorwielrem bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49

Remvloeistofpeil

van achterwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54

van voorwielrem controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49

Reserveonderdelen, toebehoren

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5

S Schokdemper

demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34

dynamische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . 23

inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34

statische veerweg controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22

veervoorspanning instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23

Service

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5

Serviceschema

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19-20

Spaakspanning

controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61

Spatbord voor

demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35 inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35

Speling balhoofdlager

controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33 instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33

Speling gaskabel

controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65 instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65

Stalling Starten

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15

Startnummmerbord

demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34 inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34

Stopknop

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10

Stuurpositie

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24 instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24

T Tankdop

openen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10

sluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11

Tanken

brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17

Technische gegevens

aanhaalmomenten chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81

aanhaalmomenten motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75

carburateur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76-77

chassis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78

motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74

schokdemper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80

voorvork . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79

Toestand van de banden

controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60

Transmissieolie

aftappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67

bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68

verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67

vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68

Transmissieoliepeil

controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67

Transport

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5

U Uitgaande demping

van schokdemper instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22

van voorvork instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21

V Versnellingshendel Voertuigniveau

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25

Voorvork-protector

inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30

uitbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29

Voorwiel

inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58 uitbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58

Vorkpootpositie

instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25

Vorkpoten

inbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28

ontluchten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27

uitbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28

vuilschrapers reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27

W Werkinstructies

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5

Z Zadel

afnemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35 monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35

*3211594nl*

3211594nl

KTM-Sportmotorcycle AG

5230 Mattighofen/Oostenrijk

http://www.ktm.com

04/2010 Foto: Mitterbauer

advertisement

Was this manual useful for you? Yes No
Thank you for your participation!

* Your assessment is very important for improving the workof artificial intelligence, which forms the content of this project

Related manuals

Download PDF

advertisement

Table of contents