advertisement
HDS Carbon
Gebruikershandleiding
NEDERLANDS
www.lowrance.com
Voorwoord
Afstandverklaring
Omdat Navico continu werkt aan het verbeteren van zijn producten, behouden wij ons het recht voor om op elk gewenst moment wijzigingen in het product aan te brengen, die mogelijk niet in deze versie van de handleiding worden beschreven. Neem contact op met uw dealer als u hulp of meer informatie nodig hebt.
Alleen de eigenaar is verantwoordelijk voor het installeren en gebruiken van de uitrusting op een manier die geen ongevallen, persoonlijk letsel of schade aan eigendommen veroorzaakt. Alleen de gebruiker van dit product is verantwoordelijk voor het in acht nemen van veilige vaarpraktijken.
NAVICO HOLDING AS EN ZIJN DOCHTERMAATSCHAPPIJEN, FILIALEN EN GELIEERDE BEDRIJVEN WIJZEN ELKE AANSPRAKELIJKHEID VAN DE HAND VOOR ELK GEBRUIK VAN DIT PRODUCT OP EEN WIJZE DIE ONGEVALLEN OF SCHADE KAN VEROORZAKEN OF EEN OVERTREDING VAN DE WET INHOUDT.
Officiële taal: deze verklaring, eventuele instructieboeken, gebruikershandleidingen en andere informatie met betrekking tot het product (Documentatie) kan worden vertaald in, of is vertaald uit een andere taal (Vertaling). In geval van een conflict tussen een Vertaling van de Documentatie en de Engelstalige versie van de Documentatie is de Engelstalige versie van de Documentatie de officiële versie.
Deze handleiding beschrijft het product ten tijde van het ter perse gaan. Navico Holding AS en zijn dochtermaatschappijen, filialen en gelieerde bedrijven behouden zich het recht voor wijzigingen in de specificaties aan te brengen zonder mededeling vooraf.
Handelsmerken
Lowrance® en Navico® zijn gedeponeerde handelsmerken van Navico.
Navionics® is een gedeponeerd handelsmerk van Navionics, Inc.
NMEA ® en NMEA 2000 ® zijn gedeponeerde handelsmerken van de National Marine Electronics Association.
SiriusXM ® is een gedeponeerd handelsmerk van SiriusXM Radio, Inc.
Fishing Hot Spots ® is een gedeponeerd handelsmerk van Fishing Hot Spots, Inc. Copyright© 2012 Fishing Hot Spots.
Voorwoord | HDS Carbon Gebruikershandleiding 3
4
FUSION-Link ™ Marine Entertainment Standard ™ is een gedeponeerd handelsmerk van FUSION Electronics Ltd.
C-MAP ® is een gedeponeerd handelsmerk van C-MAP.
FLIR ® is een gedeponeerd handelsmerk van FLIR.
Mercury ® is een gedeponeerd handelsmerk van Mercury.
SmartCraft VesselView ® is een gedeponeerd handelsmerk van Mercury.
Suzuki ® is een gedeponeerd handelsmerk van Suzuki.
SD ™ en microSD landen.
™ zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van SD-3C, LLC in de Verenigde Staten en/of andere Wi-Fi ® is een gedeponeerd handelsmerk van de Wi-Fi Alliance ® .
Aanvullende kaartgegevens: Copyright© 2012 NSI, Inc.: Copyright© 2012 Richardson's Maptech.
Bluetooth ® is een gedeponeerd handelsmerk van Bluetooth SIG, Inc.
Power-Pole ® is een gedeponeerd handelsmerk van JL Marine Systems, Inc.
C-Monster ™ is een handelsmerk van JL Marine Systems, Inc.
• • • • • • • • • • • • •
Productreferenties Navico
Deze handleiding kan betrekking hebben op de volgende producten van Navico: Broadband Radar™ (Broadband Radar) Broadband 3G™ Radar (Broadband 3G Radar) Broadband 4G™ Radar (Broadband 4G Radar) Broadband Sounder™ (Broadband Sounder) DownScan Imaging™ (DownScan) DownScan Overlay™ (Overlay) GoFree™ (GoFree) INSIGHT GENESIS® (Insight Genesis) SmartSteer™ (SmartSteer) SonicHub® (SonicHub) StructureMap™ (StructureMap) StructureScan® (StructureScan) StructureScan® HD (StructureScan HD)
Voorwoord | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Copyright
Copyright © 2016 Navico Holding AS.
Garantie
De garantiekaart is als afzonderlijk document meegeleverd.
In geval van vragen bezoekt u de website van uw merk display of systeem: www.lowrance.com.
• • •
Complianceverklaringen
Deze apparatuur voldoet aan: CE volgens richtlijn 2014/53/EU De eisen voor niveau 2-apparatuur van de Radiocommunicatienorm 2008 (elektromagnetische compatibiliteit) Deel 15 van de FCC-regels. Gebruik is onderworpen aan de volgende voorwaarden: (1) dit toestel mag geen schadelijke interferentie veroorzaken, en (2) dit toestel moet alle ontvangen interferentie accepteren, ook als dat ten koste gaat van de werking van het toestel.
De relevante conformiteitsverklaring is beschikbaar in de relevante productsectie op de volgende website: www.lowrance.com.
Internetgebruik
Sommige functies van dit product hebben een internetverbinding nodig om gegevens te kunnen uploaden en downloaden. Bij gebruik van een internetverbinding via een mobiele telefoon of een verbinding die per MB wordt betaald dient u er rekening mee te houden dat het dataverbruik hoog kan zijn. Uw internetprovider kan kosten in rekening brengen voor de hoeveelheid gegevens die u overbrengt. Neem bij twijfel contract op met uw internetprovider voor de geldende tarieven en beperkingen.
Over deze handleiding
Deze handleiding is een referentiehandleiding voor de bediening van de HDS Carbon. Er wordt vanuit gegaan dat alle apparatuur is geïnstalleerd en geconfigureerd en dat het systeem gereed is voor gebruik.
Voorwoord | HDS Carbon Gebruikershandleiding 5
De handleiding gaat ervan uit dat de gebruiker fundamentele kennis heeft van navigatie, nautische terminologie en praktijk.
Belangrijke tekst die speciale aandacht van de lezer behoeft, wordt als volgt aangegeven: Ú
Notitie:
Wordt gebruikt om de aandacht van de lezer op een opmerking of belangrijke informatie te richten.
Waarschuwing:
te voorkomen.
Wordt gebruikt als het noodzakelijk is personen te waarschuwen voorzichtig te werk te gaan om letsel en/of schade aan personen/apparatuur
Handleidingversie
Deze handleiding is geschreven voor softwareversie 1.0. De handleiding wordt telkens bij het verschijnen van een nieuwe softwareversie bijgewerkt. De meest recente versie van de handleiding kan gedownload worden van www.lowrance.com.
De handleiding op het scherm weergeven
Met de PDF-viewer in de unit kunt u de handleidingen en andere PDF-bestanden op het scherm lezen. U kunt handleidingen downloaden van www.lowrance.com.
De handleidingen kunnen gelezen worden vanaf een kaart die in de kaartlezer is geplaatst of u kunt ze kopiëren naar het interne geheugen van de unit.
6 Voorwoord | HDS Carbon Gebruikershandleiding
• • • • • Gebruik de menu-opties of de toetsen en de knoppen op het scherm voor navigatie door het PDF-bestand, zoals hieronder staat beschreven: Zoeken, Ga naar pagina, Pagina omhoog en omlaag Selecteer de relevante paneelknop.
Door pagina's bladeren Aanraakbediening: sleep uw vinger in de gewenste richting op het scherm.
Toetsbediening: gebruik de
cursor
toetsen.
Pannen op de pagina Aanraakbediening: sleep uw vinger in de gewenste richting op het scherm.
Toetsbediening: gebruik de pijltoetsen.
In-/uitzoomen Selecteer de relevante paneelknop.
Aanraakbediening: maak knijp- of spreidbewegingen.
Toetsbediening: gebruik de toetsen
+
en
-
.
De PDF viewer afsluiten Aanraakbediening: selecteer de
X
in de rechterbovenhoek van het paneel.
Toetsbediening: druk op de toets
X
.
Voorwoord | HDS Carbon Gebruikershandleiding 7
De softwareversie
De huidige softwareversie op deze unit is te vinden in het dialoogvenster Info. Het dialoogvenster Info is beschikbaar in Systeeminstellingen. Raadpleeg
upgraden van uw software.
8 Voorwoord | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Inhoud
15 Inleiding
15
16 18 19
21
Integratie van apparaten van derden
25 Bediening, basis
25
Dialoogvenster Systeem regelingen
25 26 26 27 28 28 30 31
Displayverlichting Het touchscreen vergrendelen
Menu's en dialoogvensters gebruiken
Pagina's en panelen selecteren Met behulp van de cursor op het scherm
Een Man Overboord-waypoint aanmaken
32 Het systeem aanpassen
32
Wallpaper van de Home pagina aanpassen
32 33 34 34
Nieuwe favoriete pagina's toevoegen Favoriete pagina's bewerken
36 Kaarten
36
37 37 38 38 38 39 39 40 40 41 41
Kaartgegevens Twee kaarttypen tonen
De kaart verschuiven Vaartuigsymbool Kaartschaal
Het vaartuig op het kaart paneel positioneren Informatie over kaartitems weergeven
De cursor gebruiken op het kaartpaneel Routes aanmaken
Panelen voor het zoeken van objecten op de kaart 3D-kaarten
Inhoud | HDS Carbon Gebruikershandleiding 9
10
42 42 48 53
Kaart-overlay Insight- en C-MAP-kaarten
56 Waypoints, routes en trails
56
Dialoogvensters Waypoints, Routes, en Trails
56 59 64
66 Navigeren
66
67 67 69 69
Navigeren naar cursorpositie Navigeren van een route
Navigeren met de stuurautomaat Navigatie-instellingen
71 Sonar
71
72 72 72 73 73 75 76 77 78 79 80 83
Meervoudige Sonar Het beeld zoomen Gebruik van de cursor op het beeld
Historie weergeven Het beeld instellen
Opname van loggegevens starten
Opname van loggegevens stoppen
De vastgelegde echogegevens weergeven
86 StructureScan
86
87 87 88 89 90
Het StructureScan-beeld zoomen Gebruik van de cursor op het paneel StructureScan
StructureScan-historie weergeven
Het StructureScan-beeld instellen
Inhoud | HDS Carbon Gebruikershandleiding
90
Geavanceerde instellingen StructureScan
92 SpotlightScan
92
93 94 96
Tips voor het gebruik van SpotlightScan
97 StructureMap
97
98 98 99 99
Structuur overlay activeren StructureMap bronnen
Tips voor StructureMap StructureScan-gegevens opnemen
100 Gebruik van StructureMap met cartografie kaarten
103 Info panelen
103 Dashboards 103 Het Infopaneel aanpassen
105 Video
105 Het Video paneel 105 Het video paneel instellen
106 Simulator
106 Demomodus 106 Simulator bronbestanden
107 Geavanceerde simulatorinstellingen
109 Stuurautomaat trollingmotor
111 Stuurautomaatbediening van de trollingmotor
118 Stuurautomaat buitenboordmotor
118 Veilige bediening met de stuurautomaat
Inhoud | HDS Carbon Gebruikershandleiding 11
12
118 119 127
Stuurautomaatbediening van de buitenboordmotor(en)
129
Draadloze verbinding
129 Verbinding met een draadloze hotspot tot stand brengen en verbrn .
130 130 132 133 134
Logbestanden uploaden naar Insight Genesis
Bluetooth draadloze technologie
137
137 138 138 139 139 139 141 142 144 146 147 149 150
Radar
Radar overlay Operationele modi radar
Radarbereik Gebruik van de cursor op een radar paneel Het radarbeeld aanpassen
Een bewakingszone rond uw vaartuig instellen
152
152 153 154 154 154 155 157 158
AIS
160
160 161
Audio
Inhoud | HDS Carbon Gebruikershandleiding
165 Het audio systeem instellen 165 Audio bedieningselementen
166 Apparaat verkenner 166 Audio opties 166 Audio mixer
170 SiriusXM-weer
170 Sirius status paneel 170 Sirius-weerdisplay
174 Weerpictogrammen 174 Lokaal weer
175 Maritieme zones 175 Tropische berichten
176 Kleurcodes aanpassen 176 Sirius weer animaties 176 Weer alarmen
178 Tools
178 Waypoints/routes/trails 178 Waterstanden 178 Alarmen 178 Instellingen
182 Vaartuigen 182 Zon, maan 182 Trip calculator
183 Bestanden 183 Zoeken 183 GoFree Shop
184 Alarmen
184 Alarmsysteem 184 Type berichten 184 Enkelvoudige alarmen 184 Meervoudige alarmen
Inhoud | HDS Carbon Gebruikershandleiding 13
187 Onderhoud
190 Back-up maken van uw systeemgegevens
193 Bediening van het touchscreen
14 Inhoud | HDS Carbon Gebruikershandleiding
1
Inleiding
Bediening van het systeem
U kunt de HDS Carbon bedienen met zowel de toetsen als het touchscreen.
• In deze handleiding worden de volgende algemene termen gebruikt om de bediening van de unit te beschrijven:
Selecteer
Touchscreen: Tik op het paneel • Toetsen: Gebruik de cursortoetsen om te selecteren en bevestig de selectie door op de toets
Enter
te drukken • •
Ingedrukt houden
Touchscreen: Ingedrukt houden op het scherm Toetsen: Gebruik de cursortoetsen om te selecteren en houd vervolgens de toets
Enter
ingedrukt • •
Slepen
Touchscreen: Sleep een item naar een nieuwe positie Toetsen: Gebruik de cursortoetsen om en item te selecteren en bevestig de selectie door op de toets vervolgens nogmaals op de toets
Enter Enter
te drukken. Gebruik de cursortoetsen om een nieuwe positie te selecteren en druk om de nieuwe positie te bevestigen.
Inleiding | HDS Carbon Gebruikershandleiding 15
16
Het voorpaneel en de toetsen
1 4 6 5 7 2 3 8 10 9 11 12 1 2 3 4 5 Touchscreen Paginatoets
Eén keer indrukken om de
Home
pagina te activeren.
Herhaaldelijk kort indrukken om de favorietenknoppen te doorlopen. Ingedrukt houden in een actieve pagina om naar de laatst gebruikte pagina te gaan.
Cursortoetsen
Druk op de pijltoetsen om de menu-items te doorlopen, een waarde aan te passen en de cursor op een paneel te plaatsen.
Toetsen voor in-/uitzoomen en MOB-toets
Zoomtoetsen voor panelen en beelden. Door beide toetsen tegelijk ingedrukt te houden wordt een Man Overboard (MOB) waypoint opgeslagen op de huidige vaartuigpositie.
Toets Afsluiten (X)
Indrukken om een dialoogvenster te sluiten, terug te keren naar het vorige menuniveau en de cursor uit het paneel te verwijderen.
Inleiding | HDS Carbon Gebruikershandleiding
6 7 8 9 Menu-toets
Eén keer drukken toont het menu voor het actieve paneel/ overlay. Ingedrukt houden om het menu te verbergen of weer te geven. Door de toets snel twee keer in te drukken wordt het menu Instellingen weergegeven.
Waypoint-toets
Indrukken om het dialoogvenster voor het opslaan van nieuwe waypoints weer te geven. Twee keer drukken om snel een waypoint op te slaan. Ingedrukt houden om het menu Zoeken te openen.
Enter-toets
Indrukken om uw instellingen te selecteren of op te slaan.
Paneeltoets
Gebruikt op pagina’s met meerdere panelen. Door de toets kort in te drukken kunt u schakelen tussen de panelen. Door de toets ingedrukt te houden kunt u het actieve paneel uitvouwen tot een volledige pagina en weer terug.
10 Aan/uit-toets
Eén keer indrukken om het dialoogvenster
System regelingen
te openen. Herhaaldelijk kort indrukken om de helderheid van de schermverlichting te doorlopen.
Ingedrukt houden om de unit aan of uit te zetten.
11 Klepje van de kaartlezer 12 microSD-kaartlezers Inleiding | HDS Carbon Gebruikershandleiding 17
De Home pagina
De
Home
pagina is op elk moment toegankelijk door kort op de toets
Pagina’s
te drukken.
18 1 2 3 4 5 Tools
Selecteer een knop voor toegang tot dialoogvensters waar u een taak kunt uitvoeren of waar u naar opgeslagen informatie kunt bladeren.
Lokale tijd en waterdiepte Applicaties
Selecteer een knop om de applicatie weer te geven als paneel op volledig paginaformaat.
Houd een knop ingedrukt om vooraf geconfigureerde opties voor gesplitste pagina's weer te geven voor de applicatie.
Knop Sluiten
Selecteer deze knop om de
Home
pagina te verlaten en terug te keren naar de vorige actieve pagina.
Favorieten
Selecteer een knop om de paneelcombinatie weer te geven.
Houd een favorietenknop ingedrukt om de bewerkingsmodus voor het favorietenpaneel te openen.
Inleiding | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Applicatiepagina's
Alle applicaties die met het systeem zijn verbonden worden weergegeven op panelen. De applicatie kan worden weergegeven als een volledige pagina, of in combinatie met andere panelen op meerdere paneelpagina's.
Alle applicatiepagina's zijn toegankelijk vanaf de
Home
pagina.
1 2 3 4 5 Applicatiepaneel Menu
Specifieke paneelmenu's.
Dialoogvenster Systeem regelingen
Snelle toegang tot de basisinstellingen van het systeem.
Open het dialoogvenster door kort op de
aan/uit
-knop te drukken.
Dialoogvenster
Informatie voor of invoer van de gebruiker.
Alarmbericht
Wordt weergegeven als zich gevaarlijke situaties of systeemfouten voordoen.
Gesplitste pagina's
Elke pagina kan maximaal 4 panelen bevatten.
Inleiding | HDS Carbon Gebruikershandleiding 19
Pagina met 2 panelen Pagina met 3 panelen Pagina met 4 panelen
Paneelformaten in een gesplitste pagina kunnen worden aangepast in het dialoogvenster
Systeem regelingen
.
Snelsplits pagina’s
Elke applicatie met volledig beeld beschikt over diverse vooraf geconfigureerde
snelsplits
pagina's, waarbij de geselecteerde applicatie wordt gecombineerd met elk van de andere panelen.
Ú
Notitie:
Het aantal snelsplits pagina's kan niet worden gewijzigd. De pagina's kunnen ook niet worden aangepast of verwijderd.
Open een
snelsplits
pagina door de
applicatie
-knop op de
Home
pagina ingedrukt te houden.
Favoriete pagina's
Alle vooraf ingestelde favoriete pagina's kunnen worden aangepast of verwijderd. U kunt ook uw eigen favorieten aanmaken. U kunt in totaal 12 favoriete pagina's opgeven.
Ga voor meer informatie naar
"Nieuwe favoriete pagina's toevoegen"
20 Inleiding | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Integratie van apparaten van derden
Apparaten die met het NMEA 2000-netwerk worden verbonden, worden automatisch geïdentificeerd door het systeem. Als dat niet het geval is, kunt u deze functie inschakelen onder geavanceerde opties in het dialoogvenster Systeeminstellingen.
U kunt een apparaat van derden bedienen via menu's en dialoogvensters, net zoals op de ander panelen.
Deze handleiding geeft geen specifieke bedieningsinstructies voor apparaten van derden. Raadpleeg de documentatie van het apparaat voor informatie over functies en functionaliteit.
Integratie SmartCraft VesselView
SmartCraft-gegevens kunnen worden weergegeven en interactie is mogelijk via de unit wanneer een Mercury VesselView® 4, 7, 403, 502, 702, 703 of Link zich in het netwerk bevindt.
Wanneer de functies zijn ingeschakeld, wordt de gebruiker mogelijk gevraagd om informatie over basisinstellingen op te geven. Voor meer informatie raadpleegt u de VesselView®-handleiding of neemt u contact op met de motorleverancier.
Als een apparaat beschikbaar is, verschijnt het pictogram van de motorleverancier op de
Home
pagina.
Paneel Suzuki-motor
Als er een Suzuki C10-meter beschikbaar is op het netwerk, wordt een pictogram voor de Suzuki-motor toegevoegd op de
Home
pagina. Er wordt ook een pictogram toegevoegd aan de Pagina editor. U kunt aangeven of u het paneel Suzuki-motor als paneel op volledig paginaformaat wilt zien of als deel van een pagina met meerdere panelen.
De lay-out en inhoud van het motorpaneel zijn afhankelijk van het geselecteerde paneelformaat. De digitale meters kunnen aangepast
Integratie FUSION-Link
De FUSION-Link-apparaten verschijnen als aanvullende bronnen wanneer de audiofunctie wordt gebruikt. Er zijn geen aanvullende pictogrammen beschikbaar.
Ga naar
op pagina 160 voor meer informatie.
Inleiding | HDS Carbon Gebruikershandleiding 21
22
Integratie BEP CZone
De HDS Carbon is geïntegreerd met het BEP CZone-systeem, dat wordt gebruikt voor beheer en controle van een gedistribueerd vermogenssysteem.
Het CZone-pictogram is beschikbaar op het paneel Tools op de
Home
pagina wanneer een CZone-systeem beschikbaar is op het netwerk.
Bij uw CZone-systeem wordt een afzonderlijke handleiding geleverd. Raadpleeg deze documentatie en de HDS Carbon Installatiehandleiding voor het installeren en configureren van het CZone-systeem.
CZone- dashboard Als de CZone is geïnstalleerd en geconfigureerd, wordt een CZone dashboard aan de Infopanelen toegevoegd.
U schakelt tussen de dashboards van een paneel door de pijlsymbolen naar links en rechts te selecteren, of door het dashboard in het menu te selecteren.
Een CZone-dashboard wijzigen
U kunt een CZone-dashboard aan uw wensen aanpassen door de gegevens voor elk van de meters te wijzigen. Beschikbare bewerkingsopties zijn afhankelijk van het type meter en de gegevensbronnen die op het systeem aangesloten zijn.
Raadpleeg voor meer informatie
Power-Pole-ankers
Power-Pole-ankers, die kunnen worden aangestuurd door het op uw boot geïnstalleerde C-Monster Control System, kunnen worden bediend via de HDS Carbon. Om de Power-Poles te kunnen bedienen dient u deze te
koppelen
met de HDS Carbon via de op beide producten beschikbare draadloze Bluetooth-technologie.
Power-Pole bedieningsknoppen Als Power-Poles zijn gekoppeld met de HDS Carbon, is de knop Power-Pole beschikbaar in het dialoogvenster Systeem regelingen.
Selecteer deze knop om de Power-Pole controller weer te geven.
Raadpleeg
"Bluetooth-apparaten koppelen"
koppelen van Bluetooth-apparaten. Als u dubbele Power-Poles
Inleiding | HDS Carbon Gebruikershandleiding
"Koppelen met dubbele Power-Poles"
Als de Power-Pole controller is geopend, maakt het systeem verbinding met gekoppelde Power-Poles. Als de verbinding wordt bevestigd, worden de bedieningsknoppen ingeschakeld.
Ú
Notitie:
De bedieningsknoppen worden grijs weergegeven tot het systeem verbinding maakt met de Power-Poles. Als ze verbonden zijn en werken, worden de pijlen in het dialoogvenster wit.
De Power-Pole controller geeft bedieningsknoppen weer voor elke Power-Pole die is gekoppeld met de HDS Carbon.
Druk één keer op de Auto-knoppen om de Power-Poles automatisch helemaal omhoog en omlaag te bewegen. Met de handmatige knoppen Omhoog en Omlaag kunt u ze zo snel en zo ver als u wilt omhoog of omlaag brengen.
Enkele Power-Pole controller Dubbele Power-Poles controller
Met een dubbele controller kunt u de Power-Poles afzonderlijk omhoog en omlaag brengen, of u kunt de sync (links) knop indrukken om beide te kunnen bedienen door één keer de auto knoppen in te drukken of met de handmatige knoppen Omhoog en Omlaag.
Blijf verbonden Selecteer de knop Blijf verbonden (cog) op de Power-Pole-controller om het dialoogvenster Power-Pole instellingen te openen waar u
Inleiding | HDS Carbon Gebruikershandleiding 23
kunt instellen dat u verbonden wilt blijven met alle gekoppelde Power-Pole-ankers.
Ú
Notitie:
Door
Blijf verbonden
te selecteren hebt u sneller toegang tot de bedieningsfuncties, maar u kunt de ankers dan niet bedienen vanaf een ander display. Schakel deze optie uit als u verbinding wilt kunnen maken vanaf andere displays.
24 Inleiding | HDS Carbon Gebruikershandleiding
2
Bediening, basis
Dialoogvenster Systeem regelingen
Het dialoogvenster Systeem regelingen biedt snelle toegang tot basisinstellingen van het systeem. U kunt het dialoogvenster openen door kort op de toets
Aan/uit
te drukken.
De getoonde pictogrammen op het dialoogvenster kunnen variëren. De optie Splitsing aanpassen is bijvoorbeeld alleen beschikbaar als u een gesplitste pagina bekijkt wanneer u het dialoogvenster
Systeem regelingen
opent.
Functies activeren
Selecteer het pictogram van de functie die u wilt instellen of die u wilt in- of uitschakelen. Voor functies die in- en uitgeschakeld kunnen worden, geeft een oranje balk langs de bovenzijde van het pictogram aan dat de functie is geactiveerd. Zie het bovenstaande voorbeeldpictogram Data overlay.
De unit in- en uitschakelen
U kunt het systeem in- en uitschakelen door de knop het dialoogvenster
Systeem regelingen
.
Aan/uit
ingedrukt te houden.U kunt het systeem ook uitschakelen vanuit Als de toets
Aan/uit
wordt losgelaten voordat de apparatuur is uitgeschakeld, wordt de uitschakeling geannuleerd.
Bediening, basis | HDS Carbon Gebruikershandleiding 25
26
Standby-modus
In de standby-modus worden de sonar en het achtergrondlicht voor het touchscreen en de toetsen uitgeschakeld om energie te besparen. Het systeem blijft op de achtergrond actief.
U kunt de standby-modus selecteren in het dialoogvenster
Systeem regelingen
.
Schakel vanuit de standby-modus naar normale werking door de toets
Aan/uit
kort in te drukken.
Displayverlichting
Helderheid
De achtergrondverlichting van het display kan op elk gewenst moment aangepast worden in het dialoogvenster
Systeem regelingen
.
U kunt ook de vooraf ingestelde verlichtingsniveaus doorlopen door telkens kort op de toets
Aan/uit
te drukken.
Nachtmodus
De optie Nachtmodus zorgt voor een optimaal kleurpalet en achtergrondverlichting in omstandigheden met weinig licht.
Ú
Notitie:
Als de nachtmodus is geselecteerd, kunnen details op de kaart minder zichtbaar zijn!
Het touchscreen vergrendelen
U kunt een touchscreen tijdelijk vergrendelen om te voorkomen dat het per ongeluk wordt bediend. Vergrendel het touchscreen als er grote hoeveelheden water op het scherm te zien zijn, bijvoorbeeld bij zware zee of zwaar weer. Deze functie is bovendien handig om het scherm te reinigen als de unit aanstaat.
Als de aanraakvergrendeling actief is, kunt u de unit alleen met de knoppen bedienen.
Ú
Notitie:
Als er grote hoeveelheden water op het scherm worden gedetecteerd vergrendelt het touchscreen zichzelf automatisch om ongewenste activering te voorkomen.
U vergrendelt het touchscreen in het dialoogvenster
Systeem regelingen
.
Bediening, basis | HDS Carbon Gebruikershandleiding
U heft de vergrendeling op door kort op de
aan/uit
-knop te drukken.
Menu's en dialoogvensters gebruiken
• •
Menu's
Het menu wordt gebruikt om het systeem te bedienen en instellingen aan te passen.
Activeer een menu-item en schakel een optie in/uit door deze te selecteren Pas een schuifbalk aan door: - de schuifbalk te verslepen - het pictogram
+
of
-
te selecteren Selecteer de menu-optie
Terug
of de toets
X
om terug te keren naar het vorige menuniveau. Verlaat vervolgens het menu.
Paginamenu's kunnen worden verborgen zodat pagina's op het volledige scherm getoond worden. Om het menu te verbergen, sleept u het menu naar rechts of houdt u de toets
Menu
ingedrukt.
Als u een menu op een pagina verbergt, wordt het menu ook verborgen op andere pagina's. Om het menu weer terug te halen, selecteert u de menu-optie of drukt u op de toets
Menu
.
De status van de cursor (actief of niet-actief) wijzigt de menu-opties.
Dialoogvensters
Numerieke en alfanumerieke toetsenborden worden automatisch getoond als er gebruikersinformatie in dialoogvensters moet worden ingevoerd.
U kunt een dialoogvenster sluiten door de invoer op te slaan of te annuleren.
Bediening, basis | HDS Carbon Gebruikershandleiding 27
28
U kunt een dialoogvenster ook sluiten door de
X
te selecteren in de rechterbovenhoek van het dialoogvenster of door op de toets
X
te drukken.
Pagina's en panelen selecteren
• • •
Een pagina selecteren
Selecteer een paneel op volledig paginaformaat door de relevante applicatieknop te selecteren op de
Home
pagina Selecteer een favoriete pagina door de relevante favorietenknop te selecteren Selecteer een vooraf gedefinieerd paneel door het relevante applicatiepictogram ingedrukt te houden
Actief paneel selecteren
Op een pagina met meerdere panelen kan er slechts een paneel tegelijk actief zijn. Het actieve paneel heeft een rand.
U hebt alleen toegang tot het paginamenu van het actieve paneel.
• • U kunt een paneel activeren door: Aanraakbediening: tik op het paneel Toetsbediening: druk op de toets
Paneel
Met behulp van de cursor op het scherm
De cursor kan gebruikt worden om een afstand te meten, te markeren en om items te selecteren.
Standaard wordt de cursor niet weergegeven op het paneel.
Plaats de cursor op de gewenste plaats op het scherm of met behulp van de cursortoetsen om de cursor te verplaatsen.
Als de cursor actief is, de cursorpositie-venster wordt weergegeven.
Verwijder de cursor en cursor elementen uit het panel, druk je op de X-toets of selecteer het duidelijke cursor optie.
Ga naar cursor
U kunt naar een geselecteerde positie op het beeld navigeren, door de cursor op het paneel te plaatsen en vervolgens de optie
Ga naar cursor
in het menu te selecteren.
Bediening, basis | HDS Carbon Gebruikershandleiding
De cursorondersteuningsfunctie
Met de cursorondersteuningsfunctie kunt u de cursor nauwkeurig gebruiken en plaatsen zonder gegevens met uw vinger te bedekken.
Activeer de cursor op het paneel en houd uw vinger vervolgens ingedrukt op het scherm om het cursorsymbool te veranderen in een selectiecirkel, die boven uw vinger verschijnt.
Sleep de selectiecirkel zonder uw vinger van het scherm te halen naar de gewenste positie.
Als u uw vinger van het scherm haalt, keert de cursor terug naar de gewone cursorfunctie.
Meten van afstand
De cursor kan worden gebruikt voor het meten van de afstand tussen uw vaartuig en een geselecteerde positie, of tussen 2 punten op het kaartpaneel.
1.
2.
Plaats de cursor op het punt van waaraf u de afstand wilt meten.
Start de meetfunctie in het menu - De meetsymbolen verschijnen met een lijn die loopt van het midden van het vaartuig naar de cursorpositie. De afstand wordt getoond in het cursorinformatievenster.
Zolang de meetfunctie actief is, kunt u de meetpunten verplaatsen door de pictogrammen te verslepen Ú
Notitie:
De vaarrichting wordt altijd gemeten van het grijze pictogram naar het blauwe pictogram.
U kunt de meetfunctie ook gebruiken zonder actieve cursor. Beide meetpictogrammen zijn dan in eerste instantie op de positie van het vaartuig geplaatst. Het grijze pictogram volgt het vaartuig als dat in beweging is, en het blauwe pictogram blijft op de positie die u hebt opgegeven toen u de functie activeerde.
U beëindigt de meetfunctie door de optie
Meten beëindigen
te selecteren.
Bediening, basis | HDS Carbon Gebruikershandleiding 29
Een Man Overboord-waypoint aanmaken
In een noodsituatie kunt u een Man Overboord (MOB)-waypoint aanmaken op de huidige positie van het vaartuig door tegelijkertijd op de toetsen
Inzoomen
(
+
) en
Uitzoomen
(
-
) te drukken.
• • • Als u de MOB-functie activeert, wordt automatisch één van de volgende acties uitgevoerd: op de positie van het vaartuig wordt een MOB-waypoint geplaatst het display schakelt over naar een ingezoomd kaartpaneel, gecentreerd op de positie van het vaartuig het systeem toont navigatie-informatie terug naar het MOB waypoint U kunt meerdere MOB-waypoints opslaan door herhaaldelijk op de knoppen
MOB
te drukken. Het vaartuig blijft navigatie-informatie terug naar het initiële MOB-waypoint tonen. De navigatie naar daaropvolgende MOB-waypoints dient handmatig plaats te vinden.
Navigatie naar MOB annuleren
Het systeem blijft navigatiegegevens naar het MOB-waypoint weergeven totdat de navigatie in het menu wordt geannuleerd.
MOB waypoint informatie weergeven
U kunt MOB informatie weergeven door het MOB waypoint te selecteren en vervolgens de MOB waypoint pop-up.
30 Bediening, basis | HDS Carbon Gebruikershandleiding
• • • •
De menu-optie Waypoint MOB
Als een MOB-waypoint is geactiveerd, kunt u de menu-optie
Waypoint MOB
gebruiken voor:
Verplaatsen
van het MOB-waypoint op het paneel
Wijzigen
van de kenmerken van het MOB-waypoint
Verwijderen
van het MOB-waypoint
Ga naar
het MOB-waypoint Als u de menu-optie Wijzigen kiest, wordt het dialoogvenster Waypoint wijzigen geopend.
Schermafdruk
Druk tegelijk op de toetsen geheugen opgeslagen.
Pagina's
en
Aan/uit
om een schermafdruk te maken. Schermafdrukken worden in het interne
Om bestanden weer te geven, raadpleegt u
Bediening, basis | HDS Carbon Gebruikershandleiding 31
3
Het systeem aanpassen
Wallpaper van de Home pagina aanpassen
U kunt de wallpaper van de Home pagina aanpassen. U kunt een foto uit het systeem selecteren of uw eigen foto in .jpg- of .png indeling gebruiken.
De beelden kunnen zich op elke gewenste locatie bevinden die zichtbaar is in de bestandsbrowser. Als u een foto kiest als wallpaper, wordt deze automatische gekopieerd naar de map Wallpaper.
32
Paneelformaat aanpassen
U kunt het paneelformaat voor een actieve gesplitste pagina wijzigen. Het paneelformaat kan zowel voor favoriete pagina's als voor vooraf gedefinieerde gesplitste pagina's aangepast worden.
1.
2.
3.
Activeer het dialoogvenster dialoogvenster
Systeem regelingen
Selecteer de aanpassingsoptie voor gesplitste pagina's in het Pas het paneelformaat aan door: - Aanraakbediening: versleep het aanpassingspictogram
Het systeem aanpassen | HDS Carbon Gebruikershandleiding
4.
- Toetsbediening: gebruik de
cursor
toetsen om het aanpassingspictogram te verplaatsen Bevestig uw wijzigingen door op een van de panelen te tikken, de optie Opslaan in het menu te selecteren of door op de toets
Enter
te drukken.
De wijzigingen worden opgeslagen voor de actieve favoriete of gesplitste pagina.
Data overlay
U kunt gegevens als overlay projecteren op een pagina. De informatie kan bestaan uit elk op het netwerk beschikbare gegevensitem.
Data overlay aan en uit zetten
U kunt data overlay voor een actieve pagina aan of uit zetten, door het symbool
Data overlay
in het dialoogvenster
Systeem regelingen
te selecteren. Als Data overlay ingeschakeld is, wordt er een oranje balkje boven het symbool weergegeven.
• • •
Overlaygegevens wijzigen
Gebruik de optie
Overlay wijzigen
in het dialoogvenster
Systeem regelingen
om de opties van het menu wijzigen te openen om: Een nieuwe gegevensoverlay toe te voegen aan het actieve paneel.
Een geselecteerde gegevensoverlay te verwijderen.
Een geselecteerde gegevensoverlay te wijzigen om andere gegevens weer te geven.
Het systeem aanpassen | HDS Carbon Gebruikershandleiding 33
• • De weergave van een geselecteerde gegevensoverlay te configureren (digitaal of analoog, grootte, etc).
Een item te verplaatsen door het te selecteren en te verplaatsen.
Nieuwe favoriete pagina's toevoegen
1.
Selecteer het pictogram
Nieuw
op het favorietenpaneel op de
Home
pagina om het dialoogvenster Pagina editor te openen
2.
3.
4.
U kunt paginapictogrammen slepen en neerzetten om een nieuwe pagina op te zetten Wijzig desgewenst de paneelindeling (alleen mogelijk voor 2 of 3 panelen) Sla de pagina-layout op.
Het systeem toont de nieuwe favoriete pagina en de nieuwe pagina wordt toegevoegd aan de lijst met favoriete pagina's op de
Home
pagina.
34
Favoriete pagina's bewerken
1.
2.
Selecteer het pictogram Bewerken in het paneel Favorieten: - Selecteer het pictogram X op een pictogram onder Favorieten om de pagina te verwijderen - Selecteer het toolpictogram op een van de pictogrammen onder Favorieten om het dialoogvenster Pagina editor weer te geven In het dialoogvenster Pagina editor
Het systeem aanpassen | HDS Carbon Gebruikershandleiding
3.
Sla uw wijzigingen op of annuleer ze om de modus Favorieten bewerken te verlaten.
Het systeem aanpassen | HDS Carbon Gebruikershandleiding 35
4
Kaarten
De kaartfunctie toont de positie van uw vaartuig relatief ten opzichte van land en andere kaartobjecten. Op het kaartpaneel kunt u routes plannen en navigeren, waypoints plaatsen en AIS-doelen weergeven.
U kunt een radarbeeld, een StructureScan-beeld of weerinformatie als overlay laten weergeven.
Het kaartpaneel
36 1 2 3 4 5 6 7 8
Waypoint* Vaartuig met verlengingslijn (verlengingslijn is optioneel) Route* Noordindicator Rasterlijnen* Bereikringen* Trail* Kaartschaal
Kaarten | HDS Carbon Gebruikershandleiding
9
Interval bereikringen (wordt alleen getoond als Bereikringen is ingeschakeld) * Optionele kaartitems. U kunt de optionele kaartitems individueel in-/uitschakelen in het dialoogvenster Kaartinstellingen.
Kaartgegevens
Het systeem wordt geleverd met verschillende ingebouwde cartografie, afhankelijk van de regio.
Alle units ondersteunen Insight-kaarten van Navico, waaronder Insight Genesis. Het systeem ondersteunt ook kaarten van Navionics en C-MAP, en inhoud die is aangemaakt door diverse externe kaartleveranciers in AT5-indeling. Voor een uitgebreide selectie beschikbare kaarten gaat u naar www.gofreeshop.com, www.c map.com of www.navionics.com.
Ú Ú
Notitie:
gebruikt.
In deze handleiding worden alle mogelijke menu opties beschreven. Deze opties hangen af van de kaart die u
Notitie:
In het menu staan Insight-kaarten als Lowrance aangegeven.
Kaarten die op een elektronische kaart staan, worden gedeeld via het Ethernet-netwerk. Er is dus meer een elektronische kaart per vaartuig nodig.
Ú
Notitie:
Als de elektronische kaart verwijderd wordt, schakelt het systeem niet automatisch over op de ingebouwde cartografie. Er wordt een lage-resolutiekaart getoond tot u de elektronische kaart weer invoert of handmatig terugschakelt naar de ingebouwde cartografie.
Twee kaarttypen tonen
Als u over verschillende kaarttypen beschikt (ingebouwd, in de kaartsleuf of op het Ethernet-netwerk), kunt u twee verschillende kaarttypen tegelijk op een pagina met twee kaartpanelen tonen.
U kunt een paneel met twee kaarten selecteren door de applicatieknop Kaart op de
Home
pagina ingedrukt te houden, of door een favoriete pagina aan te maken met twee kaartpanelen.
Kaarten | HDS Carbon Gebruikershandleiding 37
38
Kaarttype selecteren
U kunt het kaarttype op het kaartpaneel opgeven door een van de beschikbaar kaarttypen te selecteren in de menuoptie Kaart bron.
Als u een paneel met meerdere kaarten hebt, wordt het kaarttype individueel ingesteld voor elk kaartpaneel. Activeer een van de kaartpanelen en selecteer vervolgens een van de beschikbare kaarttypen in de menu-optie Kaart bron. Herhaal het proces voor het tweede kaartpaneel en selecteer een ander kaarttype voor dit paneel.
• •
De kaart verschuiven
U kunt de kaart in alle richtingen verschuiven door: Aanraken: sleep met uw vinger over het scherm Bediening via knoppen: met de
Cursor
-knoppen verplaatst u de cursor in de gewenste richting naar de rand van het kaartpaneel Selecteer de menu-optie
Cursor verwijderen
of druk op de
X
knop om de cursor en het cursorvenster van het paneel te verwijderen. Dit centreert de kaart op de vaartuigpositie.
Vaartuigsymbool
Als het systeem over een geldige GPS-positievergrendeling beschikt, geeft het vaartuigsymbool de vaartuigpositie aan. Als er geen GPS-positie beschikbaar is, staat er een vraagteken in het vaartuigsymbool.
Ú
Notitie:
Zonder een vaarrichtingssensor op het netwerk, oriënteert het vaartuigpictogram zich met behulp van de grondkoers (COG).
Kaartschaal
U kunt in- en uitzoomen op de kaart met behulp van de zoomknoppen (+ of -), de toetsen
+
of
-
, of door 2 vingers samen te knijpen (uitzoomen) of te spreiden (inzoomen).
Rechtsonder op het kaartpaneel worden bereikschalen en bereikringen getoond (indien ingeschakeld).
Kaarten | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Het vaartuig op het kaart paneel positioneren Kaartoriëntatie
Er zijn verschillende opties beschikbaar om de kaart op het paneel te roteren. Het kaartoriëntatiesymbool in de rechterbovenhoek van het paneel geeft het noorden aan.
Noord boven Vaarrichting boven Koers boven
Noord boven
Toont de kaart met het noorden naar boven.
Vaarrichting boven
Toont de kaart met de vaarrichting van het vaartuigna arboven.
Vaarrichtingsinformatie wordt ontvangen van een kompas. Als er geen vaarrichting beschikbaar is, wordt de COG van de GPS gebruikt.
Koers boven
Toont de kaart met de richting waarin het vaartuig DAADWERKELIJK vaart naar boven. In sommige gevallen is dat niet de vaarrichting van het vaartuig.
Vooruit kijken
Hiermee plaatst u het vaartuig symbool dichter bij de onderkant van het scherm, zodat het 'zicht' vooruit maximaal is.
Informatie over kaartitems weergeven
Wanneer u een kaartitem, waypoint, route of doel selecteert, wordt de basisinformatie voor het geselecteerde item getoond. Selecteer het pop-upvenster van het kaartitem om alle beschikbare informatie voor dat item weer te geven. U kunt het dialoogvenster met gedetailleerde informatie ook vanuit het menu openen.
Kaarten | HDS Carbon Gebruikershandleiding 39
Ú Ú
Notitie:
Als u geschikte C-MAP-kaarten bekijkt op uw systeem kunt u objecten op zee selecteren en informatie over diensten en multimedia (foto's) weergeven die beschikbaar zijn voor de locatie van het object.
Notitie:
bekijken.
Pop-upinformatie moet ingeschakeld zijn in de kaartinstellingen om de basisinformatie van een item te kunnen
40
De cursor gebruiken op het kaartpaneel
De cursor wordt niet standaard getoond op het kaartpaneel.
Als u de cursor activeert, verschijnt een venster met de cursorpositie. Als de cursor actief is, pant of roteert de kaart niet om het vaartuig te volgen.
Druk op de toets
X
of selecteer de menu-optie
Cursor wissen
om de cursor en het cursorvenster van het paneel te verwijderen.
Hiermee centreert u ook de kaart op de vaartuigpositie.
Selecteer de menu-optie
Cursor herstellen
om de cursor op de vorige locatie weer te geven. De opties
Cursor wissen
en
Cursor herstellen
zijn handige functies om te wisselen tussen de huidige locatie van het vaartuig en de cursorpositie.
Routes aanmaken
U kunt als volgt routes aanmaken op het kaartpaneel.
1.
Plaats de cursor op het kaartpaneel
2.
Selecteer
Nieuw
, gevolgd door
Nieuwe route
in het menu
3.
4.
Plaats de overige routepunten Sla de route op door de optie Opslaan te selecteren in het menu.
Kaarten | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Ú
Notitie:
Raadpleeg voor meer informatie
Panelen voor het zoeken van objecten op de kaart
Hier kunt u in een kaartpaneel zoeken naar andere vaartuigen en verschillende items op de kaart.
Activeer de cursor in het paneel om vanaf de cursorpositie te zoeken. Als de cursor niet actief is, zoekt het systeem naar items vanaf de positie van het vaartuig.
Ú
Notitie:
U hebt een abonnement op een SIRIUS-datapakket nodig om tankstations te kunnen zoeken en er moet een AIS ontvanger aangesloten zijn om vaartuigen te kunnen zoeken.
3D-kaarten
De 3D-optie geeft een driedimensionale grafische weergave van land- en zeecontouren.
Ú
Notitie:
Alle kaarttypen werken in de 3D-modus, maar zonder 3D-cartografie voor het betreffende gebied lijkt de kaart vlak.
Als de optie voor 3D-kaarten is geselecteerd verschijnen de pictogrammen Pannen en Draaien in het kaartpaneel.
De 3D-kaart verschuiven
U kunt de kaart in een willekeurige richting bewegen door het pictogram Pannen te selecteren en in de gewenste richting te draaien.
Selecteer de menuoptie
Terug naar vaartuig
om te stoppen met pannen en de kaart op de vaartuigpositie te centreren.
Kaarten | HDS Carbon Gebruikershandleiding 41
42
• •
De weergavehoek bepalen
U kunt de weergavehoek bepalen door het pictogram Roteren te selecteren en het kaartpaneel vervolgens te pannen.
Om de weergegeven richting te wijzigen, pant u horizontaal Om de kantelingshoek van de weergave te wijzigen, pant u verticaal Ú
Notitie:
Als op de vaartuigpositie gecentreerd is, kan alleen de kantelingshoek aangepast worden. De weergaverichting wordt
bepaald via de instelling Kaartoriëntatie. Raadpleeg
"Het vaartuig op het kaartpaneel positioneren"
In- en uitzoomen op een 3D-kaart
U kunt in- en uitzoomen op een 3D-kaart met behulp van de zoomknoppen (+ of -), de toetsen
+
en
-
of de aanraakmethode waarbij u uw vingers samenknijpt of spreidt.
Kaart-overlay
Gegevens over de radar, structuur, SonarChart Live (alleen Navionics-kaarten) en het weer kunnen worden weergegeven als overlay op het kaartpaneel.
Ú
Notitie:
De weeroverlay is momenteel alleen beschikbaar in de Verenigde Staten.
Als u een overlay selecteert, wordt het kaartmenu uitgebreid met basisfuncties voor de geselecteerde overlay.
Radar-, structuur- en weerfuncties worden in afzonderlijke paragrafen in deze handleiding beschreven. Voor meer informatie
over SonarChart Live raadpleegt u sectie
Insight- en C-MAP-kaarten
Hieronder worden alle mogelijk menuopties van Insight- en C-MAP kaarten beschreven. De beschikbare functies en menuopties kunnen per gebruikte kaart verschillen. In dit hoofdstuk ziet u de menu's van een Insight-kaart.
Ú
Notitie:
Menu-opties die niet beschikbaar zijn voor de getoonde kaart worden in grijs weergegeven. Rasterkaarten zijn bijvoorbeeld niet beschikbaar voor Insight, dus de menu-optie
Kaarten | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Rasterkaarten is grijs wanneer een Insight-kaart wordt weergegeven.
Getijden en stromingen Insight en C-MAP
Het systeem kan getijden en stromingen van Insight en C-MAP weergeven. Met deze informatie is het mogelijk om de tijd, het niveau, de richting en de kracht van stromingen en getijden te bepalen. Dit is een belangrijk hulpmiddel bij de planning en navigatie van een trip.
Bij een groter zoombereik worden de getijden en stromingen weergegeven als vierkante pictogrammen met de letter
T
(Tides/ getijden) of getoond.
C
(Current/stroming). Als u een van de pictogrammen selecteert, wordt informatie over het getijde of de stroming Dynamische gegevens over de stroming kunt u bekijken door te zoomen binnen een zoombereik van 1 nautische mijl. Bij dat bereik veranderen de stromingspictogrammen in geanimeerde dynamische pictogrammen die de snelheid en richting van de stroming laten zien. Dynamische pictogrammen zijn zwart (meer dan 6 knopen), rood (meer dan 2 knopen en minder of gelijk aan 6 knopen), geel (meer dan 1 knoop en minder of gelijk aan 2 knopen) of groen (gelijk aan of minder dan 1 knoop), afhankelijk van de stroming op die locatie.
Als er geen stroming is (0 knopen) wordt dit weergegeven als een vierkant wit pictogram.
Statische stromings- en getijdenpictogrammen Dynamische stromingspictogrammen
Kaarten | HDS Carbon Gebruikershandleiding 43
Kaartopties voor Insight en C-MAP
Oriëntatie, Kijk vooruit, 3D en Kaartbron (eerder in dit hoofdstuk beschreven) komen veel voor bij alle typen kaarten.
Presentatie De kaarten kunnen in verschillende stijlen getoond worden.
Schaduwreliëf Geen contouren Rasterkaarten Hoge res. bathymetrie
44 Kaarten | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Schaduwreliëf Geeft de zeebodem in reliëf weer.
Geen contouren Verwijdert de contourlijnen van de kaart.
Rasterkaarten Wijzigt de weergave in die van een traditionele papieren kaart.
Rastertransparantie Regelt de transparantie van rasterbeelden.
Hoge res. bathymetrie Bepaalt of een hogere of lagere concentratie van contourlijnen wordt getoond.
Weergaveopties Insight en C-MAP
• • • Kaart detail
Volledig
Alle informatie die beschikbaar is voor de gebruikte kaart.
Medium
Minimale informatie, voldoende voor navigatie.
Laag
Basisniveau van informatie die niet verwijderd kan worden, en bevat informatie die in alle geografische gebieden vereist is. Het is niet bedoeld als informatie die volstaat voor veilige navigatie.
Categorieën Insight en C-MAP Insight- en C-MAP-kaarten bevatten diverse categorieën en subcategorieën die u afzonderlijk kunt in- en uitschakelen, afhankelijk van de informatie die u wilt zien.
Foto-overlay Met deze optie kunt u satellietfoto's van een gebied als overlay weergeven op de kaart. De beschikbaarheid van dergelijke foto's is beperkt tot bepaalde gebieden en kaartversies.
U kunt foto-overlays in 2D of 3D weergeven.
Kaarten | HDS Carbon Gebruikershandleiding 45
Geen foto-overlay Foto-overlay, alleen land Volledige foto-overlay
Fototransparantie Met deze optie stelt u de doorzichtigheid van de foto-overlay in.
Met minimale transparantie zijn de kaartdetails vrijwel verborgen door de foto.
46
Minimale transparantie Transparantie op 80
Dieptepalet Regelt het dieptepalet dat op de kaart wordt gebruikt.
Papieren kaart Hiermee wijzigt u de weergave van de kaart in die van een papieren kaart.
Veiligheidsdiepte Insight- en C-MAP-kaarten maken gebruik van verschillende tinten blauw voor onderscheid tussen ondiep water (lichtere tinten) en diep water (donkerder tinten). Na inschakeling van Veiligheidsdiepte geeft u de gewenste limiet voor de veiligheidsdiepte op. De Veiligheidsdiepte bepaalt de limiet waarbij diepten niet meer blauw worden weergegeven.
Kaarten | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Dieptefilter Filtert dieptewaarden uit die minder diep zijn dan de geselecteerde dieptefilterlimiet.
Arcering Geeft verschillende delen van de zeebodem een andere kleurtint, afhankelijk van de gekozen arceringscategorie.
Ú
Notitie:
De arceringsopties Samenstelling en Begroeiing zijn niet van toepassing op C-MAP-kaarten.
Diepte 1 en diepte 2 Vooraf ingestelde diepten die de verschillende diepten in verschillende kleuren arceren.
Aangepast U kunt de dieptedrempel, kleur en ondoorzichtigheid (transparantie) van kleurarcering aanpassen voor diepte 1 en diepte 2.
3D-vergroting Deze grafische instellingen zijn alleen beschikbaar in de modus 3D.
Overdrijving kan worden toegepast op de getekende hoogte van heuvels op het land en op troggen in het water om deze hoger of dieper te laten lijken.
Kaarten | HDS Carbon Gebruikershandleiding 47
Ú
Notitie:
Deze optie wordt in grijs weergegeven als deze gegevens niet beschikbaar zijn voor de geplaatste kaart.
Navionics-kaarten
Voor sommige Navionics-functies zijn de recentste gegevens van Navionics vereist. Voor deze functies wordt een bericht weergegeven dat de functie niet beschikbaar is als niet de juiste Navionics-kaart(en) of het juiste kaartgeheugen zijn geplaatst. Voor meer informatie over de vereisten voor deze functies raadpleegt u www.navionics.com
Speciale kaartopties Navionics
Oriëntatie, Kijk vooruit, 3D en Kaartbron (eerder in dit hoofdstuk beschreven) komen veel voor bij alle typen kaarten.
Community wijzigingen Hiermee schakelt u de kaartlaag met de Navionics-wijzigingen in.
Dit zijn gebruikerswijzigingen of -informatie die door gebruikers zijn geüpload naar Navionics Community en die op Navionics-kaarten beschikbaar gemaakt worden.
Raadpleeg voor meer informatie de Navionics-informatie bij uw kaart of ga naar de website van Navionics: www.navionics.com.
SonarChart Live SonarChart Live is een livefunctie waarbij het apparaat een overlay maakt van dieptecontouren op basis van uw eigen sonargeluiden.
Druk in het Navionics-kaartmenu op
Overlay
en vervolgens op
SonarChart Live
om dit als overlay op de kaart weer te geven.
Wanneer u SonarChart Live Overlay selecteert, wordt het menu uitgevouwen en worden de opties van SonarChart Live weergegeven. Gebruik de optie om de transparantie en minimale diepte in te stellen.
48 Kaarten | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Transparantie De SonarChart Live-overlay wordt weergegeven boven op andere kaartgegevens. Bij minimale transparantie zijn de kaartgegevens volledig bedekt. Pas de transparantie aan zodat de kaartdetails zichtbaar zijn.
Minimum diepte Hiermee past u aan wat SonarChart Live beschouwt als veiligheidsdiepte. Dit is van invloed op het kleurgebruik in het SonarChart Live-gebied. Wanneer het vaartuig de veiligheidsdiepte nadert, verandert het SonarChart Live-gebied geleidelijk van eenvoudig grijs/wit in rood.
Instellingen Navionics-kaarten
Gekleurde zeebodemgebieden Wordt gebruikt om verschillende dieptegebieden in verschillende tinten blauw weer te geven.
Presentatietype Verschaft maritieme kaartinformatie zoals symbolen, kleuren van de navigatiekaart en benamingen voor internationale of USA presentatietypen.
Aantekening Bepaalt welke gebiedsinformatie, zoals namen van locaties en aantekeningen over gebieden, voor weergave beschikbaar is.
Kaartdetails Geeft u verschillende niveaus van informatie met betrekking tot geografische lagen.
Veiligheidsdiepte De Navionics-kaarten gebruiken verschillende schakeringen blauw om onderscheid te maken tussen ondiep en diep water.
Veiligheidsdiepte, op basis van een geselecteerde limiet, wordt zonder blauwe schakeringen getekend.
Ú
Notitie:
De ingebouwde Navionics-database bevat gegevens tot een diepte van 20 m. Daarna is alles wit.
Kaarten | HDS Carbon Gebruikershandleiding 49
Contourdiepte Bepaalt welke contouren u op de kaart ziet, tot aan de geselecteerde dieptewaarde.
Rotsfilter Hiermee wordt rotsherkenning beneden een bepaalde diepte verborgen op de kaart.
Zo kunt u kaarten opschonen in gebieden waar rotsen liggen op diepten ver onder de diepgang van uw vaartuig.
Weergaveopties Navionics
Kaartarcering Deze functie voegt terreininformatie toe aan de kaart.
Navionics dynamische pictogrammen voor getijden en stromingen Getijden en stromingen worden met een meter en een pijl weergegeven in plaats van met de ruitvormige pictogrammen die worden gebruikt voor statische informatie over getijden en stromingen.
De gegevens over getijden en stromingen die beschikbaar zijn voor Navionics-kaarten zijn gerelateerd aan een bepaalde datum en tijd.
Het systeem maakt een animatie van de pijlen en/of meters om de ontwikkeling van getijden en stromingen over een bepaalde tijdsperiode te laten zien.
50
Dynamische getijdeninformatie Dynamische stromingsinformatie
De volgende pictogrammen en symbolen worden gebruikt:
Kaarten | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Huidige snelheid
De lengte van de pijl is afhankelijk van de snelheid, en het symbool draait mee met de richting van de stroming. De stromingssnelheid wordt in het pictogram getoond. Het rode pictogram wordt gebruikt als de huidige stromingssnelheid toeneemt, en het blauwe pictogram als deze afneemt.
Hoogte getij
De meter heeft 8 labels en is ingesteld op absolute minimale of maximale waarde van de geëvalueerde dag. De rode pijl geeft aan dat het getij opkomt en de blauwe pijl dat het getij afgaat.
Ú
Notitie:
Alle numerieke waarden worden getoond in de door de gebruiker ingestelde maateenheid.
Eenvoudige weergave Met deze functie vergroot u de weergave van kaartitems en tekst.
Ú
Notitie:
Op de kaart kunt u niet zien of deze functie geactiveerd is.
Foto-overlay Met deze optie kunt u satellietfoto's van een gebied als overlay weergeven op de kaart. De beschikbaarheid van dergelijke foto's is beperkt tot bepaalde gebieden en kaartversies.
U kunt foto-overlays in 2D of 3D weergeven.
Geen foto-overlay Foto-overlay, alleen land Volledige foto-overlay
Fototransparantie Met deze optie stelt u de doorzichtigheid van de foto-overlay in.
Met minimale transparantie zijn de kaartdetails vrijwel verborgen door de foto.
Kaarten | HDS Carbon Gebruikershandleiding 51
Minimale transparantie Maximale transparantie
SonarChart Het systeem biedt ondersteuning voor de functie Navionics SonarChart.
SonarChart toont een bathymetrische kaart met contourdetails op hoge resolutie en standaardnavigatiegegevens. Raadpleeg voor meer informatie www.navionics.com.
SC Density Hiermee beheert u de dichtheid van de contouren in SonarChart en SonarChart Live.
Vis afstand Selecteer het bereik van de diepten die Navionics met een andere kleur moet vullen.
Zo kunt u een bepaald dieptebereik markeren als u wilt vissen. Dit bereik is net zo nauwkeurig als de gegevens op de onderliggende kaart. Dat betekent dat als de kaart een interval van 5 meter heeft voor contourlijnen, ook de arcering wordt afgerond naar de dichtstbijzijnde beschikbare contourlijn.
52
Geen dieptemarkering Bereik dieptemarkering: 6 tot 12 meter
Kaarten | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Markering van ondiep water Markeert gebieden met ondiep water.
Hiermee kunt u gebieden met ondiep water tussen 0 en de geselecteerde diepte (max. 10 meter) markeren.
Geen ondiep water gemarkeerd Markering van ondiep water: 0 m - 3 m
Kaartinstellingen
Instellingen en weergaveopties die op de pagina Kaartinstellingen worden gekozen, gelden voor alle kaartpanelen.
3D-bootselectie
Bepaalt welk pictogram wordt gebruikt op 3D-kaarten.
Bootinstellingen
De bootinstellingen worden gebruikt bij het berekenen van een automatische route. De diepgang, breedte en hoogte van de boot
Kaarten | HDS Carbon Gebruikershandleiding 53
54
moeten worden ingevoerd voor de functies Dock-to-dock Autorouting en Easy Routing.
Ú
Notitie:
Dock-to-doc Autorouting is niet beschikbaar op Insight-units of units die in worden gebruikt in de Amerikaanse territoriale wateren.
Bereikringen
De bereikringen kunnen worden gebruikt om de afstand weer te geven tussen uw vaartuig en andere kaartobjecten.
De bereikschaal wordt automatisch door het systeem ingesteld zodat deze overeenkomt met de kaartschaal.
Verlengingslijnen
Stelt de lengte in van de koersverlengingslijnen voor uw vaartuig.
Voor het instellen van verlengingslijnen voor andere vaartuigen die als AIS-doelen worden getoond gaat u naar AIS
A
: Koers
B
: Grondkoers (COG) De lengte van de verlengingslijnen wordt ingesteld als vaste afstand, of als de afstand die het vaartuig binnen een geselecteerde tijd aflegt. Als voor een vaartuig geen opties worden ingeschakeld, dan worden er geen verlengingslijnen getoond voor uw vaartuig.
De koers van uw vaartuig wordt gebaseerd op informatie van de actieve koerssensor, en de COG wordt gebaseerd op informatie van de actieve GPS-sensor.
SonarChart Live getijde correctie
Wanneer deze functie geselecteerd is, gebruikt de getijdecorrectie informatie van getijdestations in de buurt (indien beschikbaar) om de diepte aan te passen die SonarChart Live gebruikt wanneer de sonar wordt vastgelegd.
2D/3D-kaart synchroniseren
Koppelt de positie die op de ene kaart getoond wordt aan de positie op de andere kaart wanneer een 2D- en 3D-kaart naast elkaar getoond worden.
Kaarten | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Pop-upinformatie
Hiermee wordt bepaald of basisinformatie voor kaartitems wordt getoond als u dat item selecteert.
Rasterlijnen
Schakelt de weergave van rasterlijnen voor lengte- en breedtegraad op de kaart in of uit.
Kaart verbergen
Als de optie is ingesteld op Aan bij het bekijken van een Lowrance kaart, wordt de kaart (achtergrond) niet weergegeven en worden alleen het vaartuig, verlengingen, waypoints en routes weergegeven tegen een witte achtergrond.
Waypoints, Routes, Trails
Hiermee schakelt u de weergave van deze items op kaartpanelen in/uit. Hiermee opent u ook de dialoogvensters Waypoints, Routes en Trails waarmee u de items kunt beheren.
Kaarten | HDS Carbon Gebruikershandleiding 55
5
Waypoints, routes en trails
Dialoogvensters Waypoints, Routes, en Trails
De dialoogvensters Waypoints, Routes, en Trails bieden toegang tot geavanceerde bewerkingsfuncties en instellingen voor deze items.
De dialoogvensters zijn toegankelijk via het paneel
Tools
op de
Home
pagina.
56
Waypoints
Een waypoint is een door de gebruiker gegenereerde markering op een kaart, radarbeeld of Sonar-beeld. Elk waypoint heeft een exacte positie met lengte- en breedtecoördinaten. Een waypoint dat op het Sonar-beeld is gepositioneerd, heeft naast positie-informatie ook een dieptewaarde. Waypoints worden gebruikt om posities te markeren waarnaar u later mogelijk wilt terugkeren. Twee of meer waypoints kunnen ook worden gecombineerd om een route te creëren.
Waypoints, routes en trails | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Waypoints opslaan
U kunt een waypoint op een geselecteerde locatie opslaan door de cursor op het paneel te plaatsen en vervolgens de nieuwe waypoint-optie in het menu te selecteren.
• • U kunt een waypoint ook opslaan door op de toets Waypoint te drukken: Druk eenmaal om het dialoogvenster Nieuw waypoint weer te geven Druk tweemaal om snel een waypoint op te slaan. Als de cursor actief is, wordt het waypoint op de cursorpositie opgeslagen. Als de cursor niet actief is, wordt het waypoint op de positie van uw vaartuig opgeslagen.
• • • • Nieuw Waypoint-dialoogvenster
Meer opties
- Deze knop geeft het dialoogvenster met meer details weer waarin u de naam van het waypoint kunt wijzigen, notities kunt toevoegen, kunt opgeven om het waypointpictogram en de naam weer te geven of te verbergen, het waypointsymbool en de kleur daarvan kunt selecteren, de diepte kunt zien en de alarmradius kunt opgeven.
Waypointsymbolen
- Deze knop geeft de verschillende waypointsymbolen weer die u kunt kiezen.
Waypointsymboolkleuren
- Deze knop geeft de verschillende waypointsymboolkleuren weer die u kunt kiezen.
Nieuw waypoint
- Als u deze knop selecteert, wordt het dialoogvenster met de verschillende waypointsymbolen weergegeven. Als u een waypointsymbool selecteert, krijgt het waypoint bij de cursor- of vaartuigpositie het geselecteerde symbool. Deze modus is permanent. De volgende keer dat u een nieuw waypoint maakt, wordt hetzelfde dialoogvenster geopend
Waypoints, routes en trails | HDS Carbon Gebruikershandleiding 57
• • en als u een symbool selecteert, wordt een waypoint gemaakt met dat symbool.
Als u wilt terugkeren naar het vorige dialoogvenster Nieuw waypoint, selecteert u in plaats van een symbool de menuknop rechtsonder. Deze selectie wordt de permanente modus. De volgende keer dat u een nieuw waypoint maakt, wordt het dialoogvenster Nieuw waypoint weergegeven.
Opslaan
- (Alleen beschikbaar in de dialoogvensters Nieuw waypoint en Meer opties.) Met deze knop wordt het waypoint opgeslagen en het dialoogvenster Nieuw waypoint gesloten.
Annuleren
- (Alleen beschikbaar in het dialoogvenster Nieuw waypoint.) Met deze knop wordt het maken van een waypoint geannuleerd en het dialoogvenster Nieuw waypoint gesloten.
Een waypoint verplaatsen
1.
2.
3.
4.
5.
Selecteer de waypoint die u wilt verplaatsen. Het waypoint pictogram wordt uitgevouwen om aan te geven dat het actief is.
Activeer het menu en selecteer de waypoint in het menu Selecteer de optie Verplaatsen Selecteer de nieuwe positie van de waypoint Druk op de
Enter
-knop om de nieuwe positie te bevestigen.
De waypoint wordt nu automatisch opgeslagen op de nieuwe positie.
Waypoints wijzigen
U kunt alle informatie over een waypoint wijzigen in het dialoogvenster
Waypoints wijzigen
. U activeert dit dialoogvenster door het pop-upvenster van de waypoint te selecteren of vanuit het menu als de waypoint geactiveerd is.
Dit dialoogvenster is ook toegankelijk vanuit het hulpprogramma voor Waypoints op de
Home
page.
58 Waypoints, routes en trails | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Een waypoint verwijderen
U kunt een waypoint verwijderen in het dialoogvenster
Waypoint wijzigen
, of door de menu-optie
Verwijderen
te selecteren wanneer het waypoint is geactiveerd.
U kunt waypoints ook verwijderen met behulp van de tool Waypoints op de
Home
pagina.
U kunt MOB-waypoints op dezelfde manier verwijderen.
Waypoint alarminstellingen
U kunt voor elk individueel waypoint een alarmradius inestellen. U kunt het alarm instellen in het dialoogvenster
Waypoint wijzigen
.
Ú
Notitie:
De alarmradius voor het waypoint moet in het alarmdialoogvenster op ON gezet worden om een alarm te activeren op het moment dat uw vaartuig binnen de gedefinieerde radius komt. Raadpleeg voor meer informatie
Routes
Een route bestaat uit een serie routepunten die worden ingevoerd in de volgorde waarin u wilt navigeren.
Als u ee n route selecteert op het kaartpaneel, wordt de route groen, en wordt de naam van de route getoond.
Het systeem biedt ondersteuning voor Navionics Autorouting en C MAP Easy Routing. Deze functie maakt automatisch suggesties voor routepunten tussen het eerste en het laatste routepunt van een route of tussen geselecteerde routepunten in een complexe route.
U kunt de functie gebruiken om een nieuwe route aan te maken of om reeds bestaande routes te wijzigen.
Waypoints, routes en trails | HDS Carbon Gebruikershandleiding 59
Een nieuwe route aanmaken op het kaartpaneel
1.
2.
3.
4.
5.
Activeer de cursor op het kaartpaneel Selecteer de optie Nieuwe route in het menu Plaats het eerste waypoint op het kaartpaneel Ga door met het plaatsen van nieuwe routepunten op het kaartpaneel totdat de route af is Sla de route op door de optie Opslaan te selecteren in het menu.
Een route bewerken in het kaartpaneel
1.
Selecteer de route om deze te activeren
2.
3.
Selecteer de optie Route bewerken in het menu Plaats het nieuwe routepunt op het kaartpaneel: - Als u het nieuwe routepunt binnen een etappe plaatst, dan wordt het nieuwe punt toegevoegd aan de bestaande routepunten - Als u het nieuwe routepunt buiten de route plaatst, dan wordt het nieuwe punt achter het laatste punt in de route geplaatst
4.
5.
U kunt routepunten naar een nieuwe positie slepen Sla de route op door Opslaan te kiezen in het menu.
Ú
Notitie:
De opties in het menu zijn afhankelijk van de geselecteerde bewerkingsoptie. Alle bewerkingen kunnen in het menu worden bevestigd of geannuleerd.
Een route verwijderen
U kunt een route verwijderen door de menu-optie
Verwijderen
te selecteren wanneer de route is geactiveerd. U kunt routes ook verwijderen met behulp van de tool Routes op de
Home
pagina.
60 Waypoints, routes en trails | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Routes aanmaken met behulp van bestaande waypoints
U kunt een nieuwe route aanmaken door bestaande waypoints te combineren in het dialoogvenster
Routes
. U kunt het dialoogvenster activeren met behulp van de tool
Routes
op de
Home
pagina.
Trails omzetten in routes
U kunt een trail omzetten in een route in het dialoogvenster Trail wijzigen. U kunt het dialoogvenster activeren door de trail te activeren en vervolgens de pop-up van de trail of de menu-optie
Trail
te selecteren. Het dialoogvenster Trails wijzigen is ook toegankelijk door de tool Trails te selecteren op de
Home
pagina.
Waypoints, routes en trails | HDS Carbon Gebruikershandleiding 61
62
Dock-to-dock Autorouting en Easy Routing
Dock-to-dock Autorouting en Easy Routing doen suggesties voor nieuwe routepuntposities, gebaseerd op informatie op de kaart en de omvang van uw boot. Voor u deze functie kunt gebruiken moeten de diepgang, hoogte en breedte van uw boot in het systeem worden ingevoerd. Het dialoogvenster voor de instellingen van uw boot verschijnt automatisch als deze informatie ontbreekt bij het opstarten van de functie.
Ú Ú Ú
Notitie:
Units die zijn bedoeld voor verkoop in de VS beschikken niet over Autorouting. Autorouting-functies zijn uitgeschakeld op alle niet-Amerikaanse units wanneer deze worden gebruikt in de Amerikaanse territoriale wateren.
Notitie:
U kunt Dock-to-dock Autorouting of Easy Routing niet starten als een van de geselecteerde routepunten in een onveilig gebied ligt. Er verschijnt een waarschuwingsvenster en u moet de betreffende routepunt(en) naar een veilig gebied verplaatsen voordat u kunt doorgaan.
Notitie:
kaarten.
Als er geen compatibele kaarten zijn, is de menu-optie Dock-to-dock Autorouting of Easy Routing niet beschikbaar.
Compatibele kaarten zijn onder meer C-MAP MAX-N+, Navionics+ en Navionics Platinum. Ga naar www.gofreemarine.com, www.c-map.com of www.navionics.com voor de volledige selectie beschikbare
1.
2.
3.
Plaats ten minste twee routepunten op een nieuwe route of open een bestaande route en pas deze aan.
Druk op
Dock-to-dock Autorouting
en vervolgens op:
Gehele route
open route.
als u wilt dat het systeem nieuwe routepunten toevoegt tussen het eerste en het laatst routepunt van een -
Selectie
als u met de hand de routepunten wilt selecteren die het begin- en eindpunt voor Autorouting bepalen.
Selecteer de gewenste routepunten. De geselecteerde routepunten zijn rood. U kunt maar twee routepunten selecteren. Het systeem negeert eventuele routepunten tussen uw begin- en eindpunt.
Selecteer
Accepteren
om de automatische routebepaling te starten.
Waypoints, routes en trails | HDS Carbon Gebruikershandleiding
4.
5.
6.
7.
- Als de automatische routebepaling is voltooid, wordt een preview van de route weergegeven. De veilige en onveilige gebieden van de etappes worden met verschillende kleuren aangeduid. Navionics gebruikt rood (onveilig) en groen (veilig), en C-MAP gebruikt rood (onveilig), geel (gevaarlijk) en groen (veilig).
Als het nodig is, kunt u in de previewmodus de routepunten verplaatsen.
Selecteer
Behouden
om de positie van de routepunten te accepteren.
Herhaal eventueel stap 2 ( van de route.
Selectie
) en stap 3 als u wilt dat het systeem automatisch routepunten plaatst voor andere delen Selecteer
Opslaan
om de automatische routebepaling te voltooien en de route op te slaan.
• Voorbeelden van Dock-to-dock Autorouting en Easy Routing De optie
Hele route
is gebruikt nadat het eerste en laatste routepunt zijn geselecteerd.
Eerste en laatste routepunt Resultaat na automatische routebepaling
• De optie
Selectie
is gebruikt voor automatische routebepaling voor een deel van de route.
Twee routepunten zijn geselecteerd Resultaat na automatische routebepaling
Waypoints, routes en trails | HDS Carbon Gebruikershandleiding 63
Het dialoogvensterRoute wijzigen
U kunt routepunten toevoegen en verwijderen in het dialoogvenster menu.
Route wijzigen
. U kunt dit dialoogvenster activeren door de pop-up van een actieve route te selecteren, of vanuit het Het dialoogvenster is ook toegankelijk via het hulpprogramma
Routes
op de
Home
pagina.
64
Trails
Trails vormen een grafische weergave van het historische pad van een vaartuig, zodat u kunt achterhalen welke route u hebt afgelegd.
Trails kunnen omgezet worden in routes in het dialoogvenster
Wijzigen
.
Het systeem is in de fabriek zo ingesteld dat de beweging van het vaartuig automatisch wordt gevolgd en getoond op het kaartpaneel. Het systeem blijft de Trails opnemen totdat het maximumaantal punten wordt bereikt. Daarna worden de oudste punten overschreven.
De automatisch volgfunctie kan uitgeschakeld worden in het dialoogvenster Trails .
Nieuwe Trails aanmaken
U kunt een nieuwe trail starten in het dialoogvenster
Trails
dat u activeert met behulp van de tool
Trails
op de
Home
pagina.
Waypoints, routes en trails | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Trails-instellingen
Trails worden samengesteld uit een serie punten die verbonden worden door lijnsegmenten, afhankelijk van de frequentie van de opname.
U kunt zelf trailpunten positioneren op basis van tijd of afstand, of automatisch een waypoint door het systeem laten positioneren als er een koerswijziging geregistreerd wordt.
Ú
Notitie:
Ook moet de optie Trails zijn ingeschakeld in de kaartinstellingen om zichtbaar te zijn.
Waypoints, routes en trails | HDS Carbon Gebruikershandleiding 65
6
Navigeren
Met behulp van de navigatiefunctie van het systeem kunt u naar de cursorpositie, een waypoint of langs een eerder opgegeven route navigeren.
Als uw systeem over een stuurautomaat beschikt, kan deze worden ingesteld om het vaartuig automatisch te besturen.
Ga naar
op pagina 56 voor meer informatie
over het plaatsen van waypoints en het uitzetten van routes.
Stuurpaneel
66
Het stuurpaneel kan worden gebruikt om informatie weer te geven tijdens het navigeren. Het paneel wordt geactiveerd vanaf de
Home
pagina, in volledig scherm of als onderdeel van een pagina met meerdere panelen.
1 2 3 4
Datavelden Vaartuigrichting Peiling naar waypoint Bestemmingspunt
Navigeren | HDS Carbon Gebruikershandleiding
5 6
Peilingslijn met toegestane limiet voor koersafwijking Bij het volgen van een route toont de peilingslijn de gewenste koers van het ene waypoint naar het volgende.
Tijdens het navigeren naar een waypoint (cursorpositie, MOB of een ingevoerde lengte- en breedtegraadpositie), toont de peilingslijn de gewenste koers vanaf het startpunt van de navigatie naar het waypoint.
Vaartuigsymbool Geeft de afstand en peiling aan, relatief ten opzichte van de gewenste koers. Als de XTE (koersafwijking) de gedefinieerde XTE-limiet overschrijdt, wordt dit aangegeven met een rode pijl en de afstand vanaf de tracklijn.
Raadpleeg
Gegevensvelden
Het stuurpaneel geeft de volgende informatie: XTE SOG COG POS DTD TTD Koersafwijking Grondsnelheid Grondkoers Positie Afstand tot bestemming Tijd tot bestemming
Navigeren naar cursorpositie
U kunt navigeren naar een cursorpositie op iedere kaart, radar, ofSonar-paneel.
Plaats de cursor op de geselecteerde bestemming op het paneel, en selecteer vervolgens de optie
Ga naar cursor
in het menu.
Ú
Notitie:
De optie
Ga naar cursor
is niet beschikbaar als u al aan het navigeren bent.
Navigeren van een route
U kunt een route navigeren vanuit het kaartpaneel of vanuit het dialoogvenster Route.
Navigeren | HDS Carbon Gebruikershandleiding 67
Wanneer een routenavigatie is gestart, wordt het menu uitgevouwen en ziet u opties voor het annuleren van de navigatie, het overslaan van een waypoint en het opnieuw starten van de route vanaf de huidige positie van het vaartuig.
Een route starten op het kaartpaneel
Activeer een route op het paneel en selecteer vervolgens de optie voor routenavigatie in het menu.
U kunt een routepunt selecteren om de navigatie vanaf een geselecteerde positie te starten.
Een route starten op het stuurpaneel
Selecteer in het menu de optie Route starten en vervolgens de details in de dialoogvensters.
• •
Navigatie van een route starten in het dialoogvenster Route
U kunt de navigatie starten in het dialoogvenster
Route
dat u activeert door: De tool
Route
te selecteren op de
Home
pagina De routedetails te selecteren in het menu
68 Navigeren | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Navigeren met de stuurautomaat
Wanneer u begint met navigeren op een systeem met een stuurautomaat, wordt u gevraagd om de stuurautomaat in de navigatiemodus te zetten.
Als u ervoor kiest om de stuurautomaat niet te gebruiken, dan kan deze later met de stuurautomaatcontroller in de navigatiemodus worden gezet.
Ga voor meer informatie over de stuurautomaatfunctionaliteit naar
Navigatie-instellingen Aankomst radius
Stelt een onzichtbare cirkel rond het bestemming waypoint in.
Het vaartuig wordt beschouwd als aangekomen bij het waypoint wanneer het zich binnen deze radius bevindt.
XTE limiet
Met deze instelling bepaalt u hoe ver de boot mag afwijken van de geselecteerde route; als de boot voorbij deze limiet gaat, wordt er een alarm geactiveerd.
Navigeren | HDS Carbon Gebruikershandleiding 69
XTE alarm (koersafwijking)
Hiermee zet u het XTE alarm aan/uit.
Trails
Hiermee opent u het dialoogvenster kunt converteren. Zie
Trails
, waarin u de instellingen voor sporen kunt aanpassen en sporen naar routes voor navigatie
"Trails naar routes converteren"
Type loggen
U hebt de keuze om trail punten te plaatsen op basis van tijd, afstand, of door het apparaat automatisch een punt te laten plaatsen als er een koerswijziging is geregistreerd.
• • • Selecteer een van de volgende typen loggen in het dialoogvenster Navigatie instellingen:
Auto
- het apparaat plaatst automatisch een punt wanneer er een koerswijziging is geregistreerd.
Afstand
- selecteer het veld Afstand en voer de afstand in waarmee u wilt loggen.
Tijd
- selecteer het veld Tijd en voer de tijd in waarmee u wilt loggen.
Fantoom Loran
Gebruik van het Fantoom Loran positionering systeem inschakelen.
Loran instellingen
Definieert Loran ketens (GRI) en voorkeursstation voor waypoint invoer, cursorpositie en positiepaneel.
De afbeelding toont een cursorpositie venster met Loran positie informatie.
Voor meer informatie raadpleegt u de documentatie van uw Loran systeem.
70 Navigeren | HDS Carbon Gebruikershandleiding
7
Sonar
De Sonar-functie geeft een beeld van het water en de bodem onder uw vaartuig, zodat u vis kunt opsporen en de structuur van de bodem kunt zien.
Het Sonar-beeld
1 2 3 4 5 6 7 8 9
Visbogen Historie-overzicht* Temperatuurgrafiek* Diepte bij cursor Amplitudebereik* Zoom(bereik)-knoppen Waterdiepte en watertemperatuur op cursorlocatie Bereikschaal Bodem * Optionele Sonar-items.
Ú
Notitie:
U kunt de optionele sonaritems individueel in-/
Sonar | HDS Carbon Gebruikershandleiding 71
72
Meervoudige Sonar
U kunt de bron van de Sonar voor het beeld opgeven in het Sonar paneel. U kunt twee bronnen tegelijkertijd weergeven middels een gesplitst paneel. Voor meer informatie over het selecteren van de bron voor een paneel raadpleegt u
• • •
Het beeld zoomen
U kunt het beeld zoomen door: de zoomknoppen (+ of -) te gebruiken uw vingers samen te knijpen of te spreiden op het scherm de toetsen
+
/
-
te gebruiken Het zoomniveau wordt linksonder op het beeld getoond.
Als u inzoomt, wordt de zeebodem onder aan het scherm gehouden, ongeacht of dit binnen het auto-bereik of het handmatig bereik valt.
Als het bereik aanmerkelijk lager is ingesteld dan de werkelijke diepte, is de unit niet in staat tijdens het zoomen de bodem te vinden.
Als de cursor actief is, zoomt de unit in op de cursorpositie.
Zoombalk
De zoombalk wordt getoond als u het beeld zoomt.
Versleep de zoombalk verticaal om verschillende delen van de waterkolom weer te geven.
Gebruik van de cursor op het beeld
De cursor kan worden gebruikt om een afstand tot een doel te meten, om een positie te markeren en om doelen te selecteren.
De cursor wordt niet standaard getoond op het beeld.
Als u de cursor op het beeld plaatst, pauzeert het scherm, wordt de diepte op de cursorpositie getoond en worden het informatievenster en de historiebalk geactiveerd.
Om de cursor en de cursorelementen van het paneel te verwijderen, selecteert u
Cursor wissen
of drukt u op de toets
X
.
Sonar | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Historie weergeven
Als de cursor op het paneel Sonar wordt getoond, wordt de schuifbalk boven aan het paneel getoond. De schuifbalk toont het beeld dat u op dat moment bekijkt ten opzichte van de gehele opgeslagen Sonar-beeldhistorie.
Als de schuifbalk helemaal rechts staat, geeft dat aan dat u de meest recente echo's bekijkt. Als u de cursor naar de linkerkant van het scherm verplaatst, schuift de historiebalk naar links. Het automatisch scrollen als er nieuwe echo's worden ontvangen, wordt uitgeschakeld.
U kunt de sonarhistorie weergeven door het beeld te pannen. U kunt ook de overzichtsfunctie gebruiken om de historie te pannen.
Raadpleeg
Om terug te gaan naar normaal scrollen, selecteert u
Cursor wissen
of drukt u op de toets
X
.
Het beeld instellen
Gebruik de menu-opties van Sonar om het beeld in te stellen. Als de cursor actief is, worden sommige opties in het Sonar-menu vervangen door functies in de cursormodus. Selecteer
Cursor wissen
om terug te gaan naar het normale Sonar-menu.
Bereik
De bereikinstelling bepaalt de waterdiepte die zichtbaar is op het scherm.
Sonar | HDS Carbon Gebruikershandleiding 73
74
Frequentie
De unit ondersteunt meerdere transducerfrequenties. Beschikbare frequenties hangen af van het model van de aangesloten transducer.
U kunt twee frequenties tegelijk bekijken door op de
Home
pagina te kiezen voor dubbele Sonar-panelen.
Gevoeligheid
Door de gevoeligheid te verhogen, worden op het scherm meer details weergegeven. Door de gevoeligheid te verlagen, worden minder details weergegeven. Te veel details maken het scherm onoverzichtelijk. Aan de andere kant worden gewenste echo's mogelijk niet getoond als de gevoeligheid te laag staat.
Ú
Notitie:
Auto-gevoeligheid is de voorkeursmodus voor de meeste omstandigheden.
Auto-gevoeligheid
Deze functie past automatisch de sonarecho's aan aan de optimale niveaus. Auto-gevoeligheid kan worden afgesteld (+/-) op uw voorkeur met behoud van de auto-gevoeligheidsfunctionaliteit.
Kleurlijn
Hiermee kan de gebruiker de kleuren van het display aanpassen om de zachtere doelen beter te kunnen onderscheiden van de hardere.
De kleurlijn aanpassen kan helpen om vis en belangrijke structuren op of bij de bodem te onderscheiden van de werkelijke bodem.
Aanpassen van gevoeligheid en kleurlijn
Selecteer de menu-opties Gevoeligheid of Kleurlijn in het Sonar menu en pas ze aan door de balk verticaal te slepen of met de
cursortoetsen
.
Ú
Notitie:
Kleine aanpassingen kunnen worden uitgevoerd door te tikken boven of onder de schuifbalk of te drukken op de
cursortoetsen
.
Ú
Notitie:
met de Als de schuifbalk Gevoeligheid of Kleurlijn wordt weergegeven, wordt deze automatisch geselecteerd en kunnen aanpassingen omhoog/omlaag worden uitgevoerd
cursortoetsen
.
Sonar | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Bron
Druk hierop om in het geselecteerde paneel de bron voor het beeld op te geven.
U kunt twee bronnen tegelijkertijd weergeven middels een gesplitst paneel. De menu-items voor elk paneel werken onafhankelijk van elkaar.
De bron kan de interne Sonar, een ander MFD in het Ethernet netwerk of een module van Sonar zijn. Raadpleeg de installatiehandleiding van HDS Carbon voor meer informatie over het definiëren van bronnen.
Ú
Notitie:
Bij gebruik van twee transducers op hetzelfde frequentiebereik kan er interferentie ontstaan tussen de twee transducers en worden deze in het beeld mogelijk weergegeven als verticale lijnen. U kunt dit voorkomen door een transducer in te stellen op een frequentiebereik (bijvoorbeeld Medium CHIRP) en de andere transducer op een ander frequentiebereik (bijvoorbeeld High CHIRP) met de menuoptie Frequentie.
Fishfinder stoppen
Selecteer de menuoptie uitschakelen.
Fishfinder stoppen
om de fishfinder te laten stoppen met pingen. Gebruik de optie Fishfinder stoppen wanneer u de fishfinder wilt stoppen, maar het apparaat niet wilt
Sonar | HDS Carbon Gebruikershandleiding 75
76
Geavanceerde opties
De optie Geavanceerd is alleen beschikbaar als de cursor niet actief is.
Ruisonderdrukking
Signaalinterferentie van lenspompen, motortrillingen en luchtbellen kunnen echo's veroorzaken op het beeld.
De optie ruisonderdrukking filtert de signaalstoring en vermindert de echo's op het scherm.
Oppervlak helderheid
Golven, kielzog en temperatuurinversie kunnen dicht bij het oppervlak ruis op het scherm veroorzaken. Met de optie Oppervlak helderheid kunt u de hoeveelheid ruis verminderen, door de gevoeligheid van de ontvanger dicht bij de oppervlakte lager te zetten.
Verschuifsnelheid
U kunt de scrolsnelheid van het beeld op het scherm selecteren. Bij een hoge scrolsnelheid wordt het beeld snel bijgewerkt, terwijl een lage scrolsnelheid een langere historie presenteert.
Ú
Notitie:
In bepaalde omstandigheden moet u de scrolsnelheid wellicht aanpassen voor een bruikbaarder beeld. U kunt de scrolsnelheid van het beeld bijvoorbeeld verhogen als u verticaal vist zonder verplaatsing.
Pingsnelheid
De pingsnelheid bepaalt de snelheid waarmee de transducer het signaal in het water verzendt. De pingsnelheid is standaard ingesteld op max. Mogelijk moet de pingsnelheid worden gewijzigd om storing te beperken of om deze aan te passen aan specifieke viscondities.
Handmatige modus
Handmatige modus is een geavanceerde gebruikersmodus die de digitale dieptecapaciteit beperkt, zodat de unit alleen sonarsignalen verwerkt in het geselecteerde bereik. Hierdoor zal het display soepel blijven scrollen als de bodemdiepte buiten het transducer-bereik
Sonar | HDS Carbon Gebruikershandleiding
valt. Als de unit in handmatige modus is, ontvangt u mogelijk geen of onjuiste diepte-informatie.
Opname van loggegevens starten
U kunt de opname van loggegevens starten en het bestand intern opslaan in de unit, of op een kaart die in de kaartlezer van de unit is geplaatst.
U kunt het dialoogvenster
Sonar loggen
activeren via de menuoptie
Geavanceerd
of in het dialoogvenster
Sonarinstelingen
.
Wanneer de gegevens worden opgenomen, knippert er in de linkerbovenhoek een rood symbool en verschijnt er regelmatig een bericht onder in het scherm.
Bestandsnaam
Geef de opname (log) een naam.
Bestandsformaat
Selecteer een bestandsindeling in de vervolgkeuzelijst: slg (alleen Sonar), xtf (alleen Structure*), sl2 (Sonar en Structure) of sl3 (inclusief StructureScan 3D).
Ú
Notitie:
Het xtf-formaat kan alleen gebruikt worden met bepaalde Sonar-weergavehulpmiddelen van derden.
Sonar | HDS Carbon Gebruikershandleiding 77
78
Opslaan in
Select of de opname intern opgeslagen moet worden, of op een geheugenkaart in de kaartlezer.
Bytes per peiling
Selecteer hoeveel bytes per seconde gebruikt moeten worden bij het opslaan van het logbestand. Meer bytes geven een betere resolutie, maar zorgen dat het bestand groter wordt in vergelijking met het gebruik van een lagere byte-instelling.
StructureMap aanmaken
Als StructureScan beschikbaar is op het netwerk, kunt u de .sl2
of .sI3 logs converteren naar StructureMap indeling (.smf) als de opname klaar is. Het logbestand kan ook geconverteerd worden naar StructureMap indeling via de optie Bestanden.
Uploaden naar Insight Genesis
Als de opname klaar is, worden de bestanden verzonden naar Insight Genesis als u bent verbonden met een draadloze hotspot.
Raadpleeg
op pagina 129 voor informatie over
draadloze hotspots.
Privacy
Als uw geselecteerde Insight Genesis-account dit toestaat, kunt u de opgenomen logbestanden instellen als Privé of Openbaar in Insight Genesis.
Resterende tijd
Toont de resterende toegewezen tijd die beschikbaar is voor opnamen.
Opname van loggegevens stoppen
Selecteer
Stop
in het dialoogvenster Sonar loggen om de opname van alle sonarloggegevens te stoppen. Ú
Notitie:
Als u de optie Genesis, waar u
Stop Uploaden naar Insight Genesis
kunt selecteren.
hebt geselecteerd en bent verbonden met een draadloze hotspot, worden uw opgenomen bestanden verzonden naar Insight
Sonar | HDS Carbon Gebruikershandleiding
De vastgelegde echogegevens weergeven
U kunt zowel intern als extern opgeslagen echogegevens bekijken als de optie Sonarlog weergeven is geselecteerd in het
dialoogvenster Sonarinstellingen. Raadpleeg
Het logbestand wordt getoond als een gepauzeerd beeld. U regelt het scrollen en de weergave vanuit de menu-optie Nogmaals afspelen.
U kunt de cursor gebruiken op het beeld dat nogmaals wordt afgespeeld, en het beeld pannen als een normaal echobeeld.
Als er meer dan één kanaal is opgenomen in het geselecteerde echobestand, kunt u selecteren welk kanaal u wilt weergeven.
U kunt de modus Nogmaals afspelen afsluiten door op de knop
X
te drukken of door het symbool
X
te selecteren in de rechterbovenhoek van het beeld dat nogmaals wordt afgespeeld.
Sonar | HDS Carbon Gebruikershandleiding 79
Sonar Weergaveopties
Selecteer de optie Bekijken in het menu Sonar om de weergaveopties te bekijken.
Opties voor gesplitst scherm
Zoomen
80 1 2
Zoomniveau Zoom-balken De Zoom-modus presenteert aan de linkerkant van het paneel een vergrote weergave van het echobeeld. Standaard staat het zoomniveau op 2x. U kunt kiezen voor maximaal 8x zoomen in het vervolgkeuzemenu, via de knoppen
+/-
, of de zoomknoppen (
+
of -). De zoom-balken voor het bereik aan de rechterkant van het display tonen het vergrote bereik. Als u de zoomfactor vergroot, wordt het bereik verkleind. U ziet dit als een verkleinde afstand tussen de zoombalken.
Bodemvergrendeling De bodemvergrendelingsmodus is handig als u echo's dicht bij de bodem wilt weergeven. In deze modus toont de linkerkant van het paneel een beeld waar de bodem vlakker wordt. De bereikschaal wordt veranderd zodat deze vanaf de zeebodem (0) naar boven meet. De bodem en de nullijn worden altijd op het linkerpaneel
Sonar | HDS Carbon Gebruikershandleiding
getoond, ongeacht de bereikschaal. De schaalfactor voor het beeld aan de linkerkant van het paneel wordt ingesteld zoals beschreven voor de zoom-optie.
Flitser In Flitser-modus wordt in het linkerpaneel een flitser-echoloodbeeld en in het rechterpaneel een gewoon echoloodbeeld weergegeven.
Paletten
U kunt kiezen uit verschillende displaypaletten die zijn geoptimaliseerd voor een verscheidenheid aan viscondities.
Temperatuur grafiek
De temperatuur grafiek wordt gebruikt om veranderingen in de watertemperatuur te illustreren.
Indien ingeschakeld, worden een gekleurde lijn en temperatuurwaarden op het beeld van de Sonar weergegeven.
Dieptelijn
Er kan een dieptelijn op het bodemoppervlak worden weergegeven, zodat de bodem gemakkelijker van vis en structuren te onderscheiden is.
Signaalhoogte instellen
Signaalhoogte instellen is een weergave van real-time echo's die op het paneel verschijnen. De sterkte van de feitelijke echo wordt aangegeven door de breedte en kleurintensiteit.
Sonar | HDS Carbon Gebruikershandleiding 81
Voorbeeld
U kunt alle beschikbare sonar historie boven aan het fishfinder scherm weergeven. De Voorbeeld balk toont een foto van de beschikbare sonar historie. U kunt door de sonar historie bladeren door de voorbeeld schuifbalk horizontaal te slepen. Standaard is Voorbeeld ingeschakeld als de cursor actief is.
Vis aanduiding
U kunt de manier selecteren waarop de echo's op het beeld moeten verschijnen. U kunt bovendien aangeven of u een waarschuwing wilt krijgen als er een visaanduiding verschijnt op het paneel.
Traditionele visecho's Vissymbolen Vissymbolen en diepte indicatie
Ú
Notitie:
Niet alle vissymbolen zijn ook echt vissen.
82 Sonar | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Sonar-instellingen Interne Sonar
Druk hierop om de interne Sonar beschikbaar te maken voor selectie in het Sonar-menu. Raadpleeg voor informatie over het
Wanneer dit is uitgeschakeld, wordt de interne Sonar in de unit uitgeschakeld. Deze wordt niet weergegeven als Sonar-bron voor een unit in het netwerk. Selecteer deze optie op een unit in uw netwerk waarop geen transducer is aangesloten.
Netwerk Sonar
U kunt de Sonar-beelden van deze unit delen met andere units die zijn verbonden met het Ethernet-netwerk.
Raadpleeg voor informatie over het instellen van Sonar de aparte Installatiehandleiding van HDS Carbon.
Overlay DownScan
Wanneer een DownScan-bron is aangesloten op uw systeem, kunt u DownScan-beelden weergeven als overlay op het normale Sonar beeld.
Wanneer Sonar-menu is geactiveerd, wordt het aangevuld met een aantal basisopties voor DownScan.
Sonar | HDS Carbon Gebruikershandleiding 83
84
Selecteer Overlay in het structuuroptiemenu om het niveau van de structuuroverlay op het scherm aan te passen. U kunt aanpassingen maken met de overlayschuifbalk.
Vismodus
Deze functie bestaat uit een vooraf ingesteld pakket sonarinstellingen die ontworpen zijn voor specifieke viscondities.
Ú
Notitie:
Het selecteren van de juiste vismodus is essentieel voor optimale sonarprestaties. Als u na het opstarten de configuratie van de apparatuur hebt voltooid, is de juiste vismodus al geselecteerd.
Vismodus Diepte Palet
Algemeen gebruik ≤ 305 m (1.000
voet) Ondiep water ≤ 18 m (60 voet) Zoetwater Diep water Langzaam trollen Witte achtergrond Witte achtergrond ≤ 122 m (400 voet) Witte achtergrond ≤ 1524 m (5.000
voet)t Diep blauw ≤ 122 m (400 voet) Witte achtergrond Snel trollen Helder water IJsvissen ≤ 122 m (400 voet) Witte achtergrond ≤ 122 m (400 voet) Witte achtergrond ≤ 122 m (400 voet) Witte achtergrond
Reset de visserij-modus
Resets geselecteerde visserij-modus naar de standaardinstellingen, zodat u instellingen wissen aanpassingen uitvoert met een visserij modus.
Log sonar
Selecteer deze optie om het vastleggen van Sonar-gegevens te starten of te stoppen. Raadpleeg voor meer informatie
"Opname van loggegevens starten"
Deze optie is ook beschikbaar onder de optie Geavanceerd in het Sonar-menu.
Sonar | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Sonar-log weergeven
Wordt gebruikt om Sonar-opnamen weer te geven. Het logbestand wordt getoond als een gepauzeerd beeld. U regelt het scrollen en de weergave vanuit het menu.
U kunt de cursor op het beeld gebruiken, afstanden meten en weergaveopties instellen zoals op een live Sonar-beeld. Als er meer dan één kanaal is opgenomen in het geselecteerde Sonar-bestand, kunt u selecteren welk kanaal u wilt weergeven.
U kunt de weergavefunctie afsluiten door de
X
in de rechterbovenhoek te selecteren of door op de knop
X
te drukken.
Structure diepte offset
Instelling voor structuurtransducers.
Alle transducers meten de waterdiepte van de transducer tot de bodem. Daardoor zijn de gemeten waterdiepten exclusief de afstand tussen de transducer en het laagste punt van de boot in het water of de afstand van de transducer tot het wateroppervlak.
Doe het volgende om de diepte vanaf het laagtepunt van de boot tot aan de bodem weer te gegeven. Voordat u de structuur-offset instelt, meet u de afstand vanaf de structuurtransducer tot aan het laagste punt van de boot in het water. Als die afstand bijvoorbeeld 0,3 m (1 ft) is, dan wordt de invoer (minus) -0,3 m (-1 ft).
Doe het volgende om de diepte vanaf het wateroppervlak tot aan de bodem weer te gegeven. Voordat u de structuur-offset instelt, meet u de afstand vanaf de structuurtransducer tot het wateroppervlak. Als die afstand bijvoorbeeld 0,3 m (1 ft) is, wordt de invoer (plus ) 0,3 m (1 ft).
Bij een instelling van 0 (nul) wordt de diepte weergegeven als de afstand vanaf de transducer tot aan de bodem.
Installatie
Wordt gebruikt om te definiëren welke Sonar-bronnen beschikbaar zijn om te selecteren in de menu-optie Bron. Raadpleeg voor informatie over het definiëren van bronnen de afzonderlijke installatiehandleiding van HDS Carbon. Voor informatie over het selecteren van de bron raadpleegt u
Sonar | HDS Carbon Gebruikershandleiding 85
8
StructureScan
StructureScan gebruikt hoge frequenties om een fotoachtig beeld met hoge resolutie van de zeebodem te maken.
Ú
Notitie:
Er dient een StructureScan HD-, TotalScan- of StructureScan 3D-transducer geïnstalleerd te zijn om de StructureScan-functies te kunnen gebruiken.
StructureScan biedt een grote, gedetailleerde dekking met SideScan, terwijl DownScan gedetailleerde beelden maakt van structuren en vissen recht onder uw boot. De pagina StructureScan is toegankelijk vanaf de
Home
pagina als de transducer verbonden is.
Ú
Notitie:
StructureScan 3D wordt ook ondersteund.
StructureScan 3D is een meerstraals sonarsysteem waarmee vissers onderwaterstructuur en bodemcontouren kunnen zien in aanpasbare, driedimensionale weergaven. Voor meer informatie over StructureScan 3D raadpleegt u de afzonderlijke documentatie van StructureScan 3D.
86
Het StructureScan beeld De weergave
Het paneel StructureScan kan worden ingesteld als DownScan beeld of als links/rechts-scanner.
Het DownScan-beeld kan ook worden toegevoegd als overlay over het traditionele Sonar-beeld.
StructureScan | HDS Carbon Gebruikershandleiding
2 3 4 5 6 1
Diepte Ú
Notitie:
De dieptemeting is afhankelijk van de instelling van
Structure diepte offset
. Zie voor meer informatie
Temperatuur Bodem Frequentie Zoompictogrammen (DownScan) / Bereikpictogrammen (SideScan) Bereikschaal • • •
Het StructureScan-beeld zoomen
U kunt een StructureScan-beeld zoomen door: de zoomknoppen (+ of -) te gebruiken uw vingers samen te knijpen of te spreiden op het scherm de toetsen
+
/
-
te gebruiken Het zoomniveau wordt linksonder op het paneel getoond.
Gebruik van de cursor op het paneel StructureScan
De cursor wordt standaard niet getoond op het StructureScan beeld.
Als u de cursor op het beeld plaatst, pauzeert het scherm, wordt de diepte op de cursorpositie getoond en worden het cursorinformatievenster en de historiebalk geactiveerd. Op een DownScan-beeld wordt de diepte op de cursorpositie getoond.
StructureScan | HDS Carbon Gebruikershandleiding 87
Als u de cursor op een SideScan-beeld plaatst, pauzeert het scherm en wordt het cursorinformatievenster geactiveerd. Op een SideScan-beeld wordt de afstand links/rechts van het vaartuig tot de cursor op de cursorpositie getoond.
Om de cursor en de cursorelementen van het paneel te verwijderen, drukt u op de toets
X
of selecteert u de optie
Cursor wissen
.
StructureScan-historie weergeven
Als de cursor actief is op een DownScan-paneel, wordt de historiebalk boven aan het paneel getoond.
Het gemarkeerde deel van de historiebalk toont het beeld dat u op dat moment bekijkt ten opzichte van de gehele opgeslagen StructureScan-beeldhistorie. U kunt de historie pannen door het beeld of het gemarkeerde deel van de historiebalk naar links of rechts te slepen.
In een SideScan-weergave kunt u het beeld pannen om de zijden en historie te bekijken, door het beeld naar links, rechts en omhoog te slepen.
Om terug te gaan naar normaal StructureScan scrollen, selecteert u
Cursor wissen
of drukt u op de knop
X
.
88 StructureScan | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Het StructureScan-beeld instellen
Gebruik het StructureScan-menu om het beeld in te stellen. Als de cursor actief is, worden sommige opties in het menu vervangen door functies in de cursormodus. Selecteer
Cursor wissen
om terug te gaan naar het normale menu.
Bereik
De bereikinstelling bepaalt de waterdiepte en het SideScan-bereik dat zichtbaar is op het scherm.
Auto-bereik
Wanneer het bereik is ingesteld op Auto, stelt het systeem het bereik automatisch in afhankelijk van de waterdiepte.
Vooraf ingestelde bereikniveaus
U kunt kiezen tussen verschillende vooraf ingestelde bereikniveaus.
StructureScan frequenties
StructureScan ondersteunt twee frequenties. 455 kHz geeft in de meeste situaties een ideaal bereik en beeldkwaliteit, terwijl 800 kHz wordt gebruikt voor meer details in ondiep water.
Contrast
Bepaalt de helderheidsverhouding tussen lichte en donkere gebieden op het scherm.
Om de instelling voor contrast aan te passen:
1.
2.
Selecteer het pictogram Contrastpictogram of activeer de optie Contrast in het menu om de kleuraanpassingsbalk weer te geven Sleep de balk omhoog of omlaag om de gewenste contrastinstelling te selecteren, of kies
Auto contrast
.
StructureScan | HDS Carbon Gebruikershandleiding 89
90
Ú
Notitie:
We raden u aan om
Auto contrast
te gebruiken.
Paletten
U kunt kiezen uit verschillende displaypaletten die zijn geoptimaliseerd voor een verscheidenheid aan viscondities.
Bekijken
U kunt de StructureScan-pagina instellen als DownScan-beeld, alleen links, alleen rechts of als links/rechts-scanner.
Fishfinder stoppen
Gebruik de menuoptie niet wilt uitschakelen.
Fishfinder stoppen
wanneer u de StructureScan transducer wilt uitschakelen, maar het apparaat zelf
Geavanceerde instellingen StructureScan Oppervlaktehelderheid
Golfactiviteit, kielwater en temperatuurinversies kunnen dicht aan de oppervlakte echo's op het scherm veroorzaken.
Deze optie reduceert oppervlakte-echo's door de gevoeligheid van de ontvanger in de buurt van de oppervlakte te verminderen.
Ú
Notitie:
Oppervlaktehelderheid is standaard ingesteld op Laag, voor optimale beeldontvangst en helderheid.
Ruisonderdrukking
Signaalstoringen van lenspompen, motortrillingen en luchtbellen kunnen ruis op het fishfinder scherm veroorzaken. De ruisonderdrukking optie filter de signaalstoringen uit en zorgt daardoor voor minder ruis op het scherm.
Ú
Notitie:
Standaard staat Ruisonderdrukking
aan
ten behoeve van optimale echo's en duidelijkheid.
Het StructureScan-beeld naar links/rechts omkeren
Indien nodig kunnen de links/rechts-beelden van StructureScan worden omgekeerd zodat ze overeenkomen met richting van de transducerinstallatie.
StructureScan | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Bereiklijnen
Bereiklijnen kunnen aan het beeld worden toegevoegd om het schatten van diepte (Downscan) en afstand (SideScan) te vergemakkelijken.
Voorbeeld
U kunt het sonar historie voorbeeld uitschakelen, het altijd boven aan het scherm weergeven, of het alleen weergeven wanneer de cursor actief is. Standaard wordt het sonar historie voorbeeld weergegeven als de cursor actief is.
StructureScan-gegevens opnemen
U kunt StructureScan-gegevens opnemen en het bestand intern opslaan in de unit of op een geheugenkaart, zoals beschreven in
"Opname van sonargegevens starten"
StructureScan | HDS Carbon Gebruikershandleiding 91
9
SpotlightScan
Om de SpotlightScan functie te gebruiken, moet de SpotlightScan transducer aan de trollingmotor worden gemonteerd en de trollingmotor positiesensor moet aan het pedaal van de trollingmotor worden gemonteerd. De SpotlightScan functie toont structuren en vissen vóór en rond de boot zonder die gedeelten te verstoren voordat u de kans hebt gehad ze te bevissen. De trollingmotor positiesensor zorgt ervoor dat de SpotlightScan echo's in overeenstemming zijn met de oriëntatie van de trollingmotor. Voor installatie-instructies raadpleegt u de SpotlightScan Installatiehandleiding.
De SpotlightScan transducer kan worden gebruikt voor SpotlightScan beelden, Downscan beelden, of als conventionele breedband/CHIRP transducer.
De SpotlightScan transducer werkt met de meeste MotorGuide en Minn Kota kabelbestuurde trollingmotoren. De scansnelheid wordt geregeld door de draaisnelheid van de trollingmotor die met het pedaal wordt geregeld.
Het SpotlightScan beeld
92 1
Waterkolom
SpotlightScan | HDS Carbon Gebruikershandleiding
2 3
Bodem Dubbele scanbundels
SpotlightScan instellen Configureren van de koerssensor voor de trollingmotor
3.
4.
5.
6.
7.
U moet de koerssensor met het pedaal van de trollingmotor configureren.
1.
Selecteer
Netwerk
in het dialoogvenster
Instellingen
.
2.
Selecteer
Apparatenlijst
.
Selecteer de positiesensor (
SLS-100
).
Selecteer
Kalibreren
in het dialoogvenster apparaat informatie.
Selecteer het voetpedaal van uw trollingmotor.
Selecteer Selecteer
Kalibreren OK
in het bevestigingsvenster.
SpotlightScan beelden weergeven
Om SpotlightScan beelden weer te geven, moet u eerst de SpotlightScan functie inschakelen via het dialoogvenster
Geavanceerde instellingen
. Voor meer informatie raadpleegt u
1.
2.
3.
Selecteer de Structuur applicatie op de
Home
pagina.
Selecteer de menuoptie Bekijken.
Selecteer de menuoptie Spotlight.
U kunt pagina's met meerdere panelen instellen om SpotlightScan, breedband fishfinder en DownScan beelden tegelijkertijd te bekijken. U kunt SpotlightScan en SideScan beelden niet tegelijkertijd bekijken.
SpotlightScan | HDS Carbon Gebruikershandleiding 93
94 1.
2.
3.
4.
Het SpotlightScan beeld uitlijnen
U moet het SpotlightScan beeld uitlijnen met de richting waarin de trollingmotor wijst. Als het beeld niet correct is uitgelijnd met de trollingmotor, komt de oriëntatie van het beeld niet overeen met de onderwateromgeving onder uw boot.
Plaats uw trollingmotor zo dat deze recht vooruit wijst Open de optie
Geavanceerd
in het structuurmenu Selecteer
Positie-aanpassing
Verschuif de schuifbalk voor Positie-aanpassing zo dat de bovenkant van de
V
boven in het scherm in het midden staat.
Ú Ú
Notitie:
van de
V
De
V
op het scherm Structuur vertegenwoordigt de bundels van de SpotlightScan transducer. Het brede uiteinde dient te worden uitgelijnd in de richting waarin de trollingmotor wijst.
Notitie:
Gebruik de pijlindicator bovenop de trollingmotor niet als richtingwijzer, want deze is mogelijk niet goed uitgelijnd met de trollingmotor.
SpotlightScan opties
De SpotlightScan menuopties zijn beschikbaar in het Structuur menu.
Bereik
U kunt instellen hoeveel van het gebied rond uw boot op het scherm wordt weergegeven, door het bereik groter of kleiner te maken.
Frequentie
SpotlightScan kan met 800 kHz of 455 kHz worden gebruikt. 800 kHz geeft de hoogste resolutie en een kleiner bereik. 455 kHz geeft het grootste bereik, maar met een lagere resolutie.
Geavanceerde SpotlightScan instellingen
Oppervlak helderheid
Golven, kielzog en temperatuurinversies kunnen dicht bij het oppervlak ruis op het scherm veroorzaken. Met de optie Oppervlak helderheid kunt u de hoeveelheid ruis verminderen, door de
SpotlightScan | HDS Carbon Gebruikershandleiding
gevoeligheid van de ontvanger dicht bij de oppervlakte lager te zetten.
Ruisonderdrukking
Signaalstoringen van lenspompen, motortrillingen en luchtbellen kunnen ruis op het fishfinder scherm veroorzaken. De ruisonderdrukking optie filter de signaalstoringen uit en zorgt daardoor voor minder ruis op het scherm.
Fishfinder loggen
U kunt fishfinder data loggen en het bestand intern in de HDS Carbon opslaan, of op een microSD kaart, zoals beschreven in
Positie aanpassen
U moet het SpotlightScan beeld afstellen in de richting waarin de motor wijst. Zie
"Afstellen van het SpotlightScan beeld"
Kijk vooruit
U kunt het grootste deel van het scherm door de bovenste helft van het beeld laten vullen, om een beter beeld te krijgen van wat zich vóór u bevindt. Selecteer Geavanceerd en daarna de optie Kijk vooruit in het Structuur menu om deze optie aan of uit te zetten.
Contrast
Het contrast bepaalt de helderheidsverhouding tussen lichte en donkere gebieden van het scherm. Dit maakt het gemakkelijker om onderwerpen te onderscheiden van de achtergrond.
Paletten
U kunt kiezen uit verschillende displaypaletten die zijn geoptimaliseerd voor een verscheidenheid aan viscondities.
Bekijken
U kunt kiezen tussen SpotlightScan en DownScan.
Fishfinder stoppen
Hiermee pauzeert u de fishfinder. Selecteer de optie opnieuw om de fishfinder opnieuw te starten.
SpotlightScan | HDS Carbon Gebruikershandleiding 95
• • •
Tips voor het gebruik van SpotlightScan
Zorg dat de trollingmotor kabel zonder kronkels of lussen loopt, om vervorming van het beeld te voorkomen.
Laat de trollingmotor met een langzame, constante snelheid draaien om de beste resultaten te bereiken.
Door het bereik kleiner te maken, wordt de waterkolom groter, wat het beste zicht geeft op visactiviteit onder de boot.
96 SpotlightScan | HDS Carbon Gebruikershandleiding
10
StructureMap
De StructureMap functie projecteert SideScan beelden van een StructureScan bron als overlay op de kaart. Dit maakt het gemakkelijker om de onderwater omgeving ten opzichte van uw positie te visualiseren en helpt bij het interpreteren van SideScan beelden.
Het StructureMap-beeld
In het onderstaande voorbeeld ziet u een kaartpaneel met een structuuroverlay, gecombineerd met een traditioneel SideScan paneel.
• • Met een structuuroverlay kunt u net als gewoonlijk over de kaart bewegen door: Aanraakbediening: zoom de kaart en het gescande beeld met behulp van de zoomknoppen (+ of -) of door uw vingers samen te knijpen of te spreiden op het scherm. Sleep over het paneel om het gescande beeld weer te geven.
Toetsbediening: zoom de kaart en het gescande beeld met behulp van de toetsen
+
/
-
.
Als u de optie
Cursor wissen
gepositioneerd.
selecteert, wordt de cursor van het paneel verwijderd en wordt het vaartuig in het midden van de kaart
StructureMap | HDS Carbon Gebruikershandleiding 97
98
Structuur overlay activeren
1.
Schakel de Structuur overlay via het kaart menu in.
- Het kaart menu wordt uitgebreid met Structuur opties - Er begint Structuur data op het kaartscherm te verschijnen zodra de Structuur overlay ingeschakeld is.
2.
Selecteer de Structuur bron.
- Live data is standaard.
Ú
Notitie:
Structuur overlay kan ook worden geactiveerd door een opgeslagen StructureMap bestand via de bestanden browser te selecteren.
• •
StructureMap bronnen
Er kunnen twee bronnen gebruikt worden om Structure-logs als overlay op de kaarten weer te geven, maar er kan slechts een tegelijk bekeken worden: Live data - wordt gebruikt als er StructureScan -gegevens beschikbaar zijn op het systeem.
Opgeslagen bestanden - dit zijn vastgelegde StructureScan gegevens (*.sl2 of *.sl3) die zijn geconverteerd naar StructureMap indeling (*.smf). Zelfs als er geen StructureScan bronnen verbonden zijn, kunnen opgeslagen *.smf-bestanden gebruikt worden.
Live bron
Als live data zijn geselecteerd, wordt de SideScan beeldhistorie getoond als een spoor achter het vaartuigpictogram. De lengte van dit spoor hangt af van het beschikbare geheugen in de unit en de bereikinstellingen. Als het geheugen vol raakt, worden de oudste gegevens automatisch verwijderd en nieuwe gegevens toegevoegd. Als u het zoekbereik vergroot, wordt de pingsnelheid van de StructureScan transducer verlaagd, maar worden de breedte en lengte van de beeldhistorie verhoogd.
Ú
Notitie:
gewist.
In Live-modus worden geen gegevens opgeslagen. Als de unit wordt uitgeschakeld, worden alle recente gegevens
StructureMap | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Opgeslagen bestanden
Als u Opgeslagen bestanden selecteert, wordt het StructureMap bestand als overlay op de kaart getoond, op basis van de positie informatie in het bestand.
Als de kaartschaal groot is, wordt het StructureMap gebied afgebakend aangegeven totdat het bereik groot genoeg is om structuurgegevens weer te geven.
De modus Opgeslagen wordt gebruikt om StructureMap bestanden te bekijken en te controleren, en om het vaartuig op specifieke interessante locaties op een eerder gescand gebied te positioneren.
Ú
Notitie:
Als opgeslagen bestanden worden gebruikt als bron, worden alle StructureMap bestanden op de geheugenkaart en in het interne systeemgeheugen getoond. Als er meer dan een StructureMap van hetzelfde gebied bestaat, overlappen de beelden elkaar en is de kaart minder overzichtelijk. Als er meerdere logs van hetzelfde gebied nodig zijn, moeten de kaarten op aparte geheugenkaarten worden geplaatst.
• • •
Tips voor StructureMap
Om een goed beeld van hoge structuren (bijv. een wrak) te krijgen, vaart u er niet overheen, maar stuurt u de boot zo dat de structuur zich aan de linker- of rechterkant van uw boot bevindt.
Gebruik Auto bereik niet wanneer u StructureScan gebruikt. Zet het bereik op een aanzienlijk hogere stand (twee tot driemaal hoger) dan de waterdiepte, om een volledige scan te verzekeren en de nauwkeurigheid van de conversie te maximaliseren.
Laat historie sporen niet overlappen wanneer u een dubbelzijdige scan van een gebied uitvoert.
StructureScan-gegevens opnemen
StructureScan-gegevens kunnen opgenomen worden vanaf een kaartpaneel waarbij structuuroverlay is ingeschakeld.
De opname van StructureScan-gegevens kan ook gestart worden vanaf een StructureScan-paneel.
Wanneer StructureScan-gegevens worden opgenomen, knippert er een rood symbool en verschijnt er regelmatig een bericht onder in het scherm.
StructureMap | HDS Carbon Gebruikershandleiding 99
Ú
Notitie:
Het bericht bevat informatie over de bestandsgrootte.
Houd de omvang van uw logs onder de 100MB, zodat bestanden sneller geconverteerd kunnen worden.
De opname wordt gestopt als de opnamefunctie opnieuw geselecteerd wordt.
StructureScan-gegevens converteren naar StructureMap indeling
Een StructureScan-logbestand (.sl2) wordt geconverteerd naar StructureMap-indeling (.smf) na de opname vanuit het opnamevenster of vanuit de bestandsbrowser.
100
U kunt bestanden aanmaken met een standaardresolutie of hoge resolutie. In .smf-bestanden met een hoge resolutie worden meer details vastgelegd, maar deze duren langer om te converteren en zijn groter dan bestanden met een standaardresolutie.
Om schijfruimte te besparen wordt aangeraden om de StructureScan-bestanden (.sl2) na het converteren te verwijderen.
Gebruik van StructureMap met cartografie kaarten
StructureMap biedt de mogelijkheid alle kaartfuncties te benutten en kan worden gebruikt met interne cartografie en Navionics, Insight en cartografie van andere merken die compatibel is met het systeem.
StructureMap | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Wanneer u StructureMap in combinatie met cartografie kaarten (cards) gebruikt, kopieert u de StructureMap (.smf ) bestanden naar het interne geheugen van het apparaat. Wij adviseren kopieën van de StructureMap bestanden op afzonderlijke cartografie kaarten te bewaren.
Structuuropties
U kunt de StructureMap-instellingen aanpassen in het menu Structuuropties. Het menu is beschikbaar als Structuuroverlay is ingeschakeld.
Niet alle opties zijn beschikbaar als opgeslagen StructureMap bestanden worden gebruikt als bron. Niet-beschikbare opties worden grijs weergegeven.
Bereik
Hiermee stelt u het zoekbereik in.
Transparantie
Hiermee stelt u de doorzichtigheid van de structuuroverlay in. Met minimale transparantie zullen de kaartdetails vrijwel verborgen zijn door de StructureMap-overlay.
Palet
Selecteert een Structure-palet.
Contrast
Bepaalt de helderheidsverhouding tussen lichte en donkere gebieden op het scherm.
Waterkolom
Toont/verbergt de waterkolom in de Live-modus.
Indien uitgeschakeld, zijn scholen aasvissen mogelijk niet zichtbaar op het SideScan-beeld.
Indien ingeschakeld, kan de nauwkeurigheid van het SideScan beeld op de kaart beïnvloed worden door de waterdiepte.
StructureMap | HDS Carbon Gebruikershandleiding 101
Frequentie
Stelt de transducerfrequentie in die wordt gebruikt door de unit.
800 kHz geeft de beste resolutie, maar 455 kHz heeft meer dieptewerking en een groter bereik.
Live historie wissen
Hiermee worden de bestaande live historiegegevens van het scherm gewist en worden alleen de meest recent gegevens getoond.
Loggegevens Sonar
Records StructureScan gegevens.
Bron
Selecteert de StructureMap-bron.
102 StructureMap | HDS Carbon Gebruikershandleiding
11
Info panelen
De
Info
panelen bestaan uit meerdere meters - analoog, digitaal en balken - die kunnen worden aangepast om geselecteerde data weer te geven. Het paneel toont data op instrumentenborden en u kunt maximaal tien instrumentenborden binnen het paneel definiëren.
Dashboards
Er is een set dashboardstijlen vooraf gedefinieerd voor de weergave van vaartuig-, navigatie- en vissersinformatie.
U kunt wisselen tussen de dashboards van het paneel door de pijlknoppen naar links en naar rechts te selecteren op het paneel. U kunt het dashboard ook selecteren in het menu.
Vaartuig-dashboard Navigatie-dashboard Vissers-dashboard
Ú
Notitie:
netwerk.
U kunt aanvullende dashboards activeren in het menu als er andere systemen (bijv. CZone) aanwezig zijn op het
Het Infopaneel aanpassen
U kunt het Infopaneel aanpassen door de gegevens voor elke meter op het dashboard te wijzigen, door de layout van het dashboard te wijzigen en door nieuwe dashboards toe te voegen. U kunt ook limieten voor de analoge meters instellen.
Alle bewerkingsopties zijn beschikbaar in het Infopaneelmenu.
Beschikbare bewerkingsopties zijn afhankelijk van de gegevensbronnen die op het systeem aangesloten zijn.
Info panelen | HDS Carbon Gebruikershandleiding 103
Een dashboard wijzigen
Activeer het dashboard dat u wilt wijzigen. Dan:
1.
2.
3.
4.
5.
Activeer het menu Selecteer de optie Wijzigen Selecteer de meter die u wilt wijzigen. De geselecteerde meter wordt weergegeven met een gekleurde achtergrond Selecteer de informatie die moet worden weergegeven, configureer limieten,, en verander eventueel de bron van de informatie Sla de wijzigingen op door Opslaan te kiezen in het menu
104 Info panelen | HDS Carbon Gebruikershandleiding
12
Video
De video functie biedt de mogelijkheid video's of camerabeelden op uw systeem te bekijken.
Ú
Notitie:
De videobeelden worden niet via het ethernet netwerk gedeeld. U kunt een video alleen bekijken op het apparaat dat op de videobron aangesloten is.
Het Video paneel
Een video paneel kan worden ingesteld als afzonderlijk paneel, of als een van de panelen op een pagina met meerdere panelen.
Het videobeeld wordt proportioneel geschaald om in het video paneel te passen. Gedeelten die niet door het beeld worden gevuld, worden zwart weergegeven.
Het video paneel instellen
Video bron
HDS Carbon ondersteunt één video ingang.
Video standaard
HDS Carbon ondersteunt NTSC en PAL video. Controleer de lokale video standaard of die van uw camera's.
Het videobeeld instellen
U kunt het videobeeld optimaliseren door de beeldinstellingen aan te passen. Standaardwaarde voor alle instellingen: 50%.
Video | HDS Carbon Gebruikershandleiding 105
13
Simulator
Met de simulatiefunctie kunt u zien hoe de unit stationair werkt, zonder verbinding met sensoren of andere apparaten.
106
Demomodus
In deze modus doorloopt de unit automatisch de hoofdfuncties van het product; de unit zal automatisch pagina's wijzigen, instellingen aanpassen, menu's openen enz.
Als u op een touchscreen tikt of op een toets druk als de demomodus actief is, wordt de demonstratie gepauzeerd. Na een time-outperiode wordt de demomodus weer hervat en worden gewijzigde instellingen teruggezet op de standaardinstellingen.
Ú
Notitie:
De demomodus is ontworpen voor demonstraties in de detailhandel/showroom.
Simulator bronbestanden
U kunt selecteren welke databestanden de simulator gebruikt. In uw systeem is een set bronbestanden opgenomen en u kunt bestanden importeren met behulp van een kaart die in de kaartlezer is geschoven. U kunt in de simulator ook uw eigen bestanden met opgenomen loggegevens gebruiken.
Simulator | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Geavanceerde simulatorinstellingen
Via de instellingen voor de geavanceerde simulator kunt u de simulator handmatig bedienen.
GPS-bron
Selecteert van waaruit de GPS-gegevens gegenereerd worden.
Snelheid, koers en route
Wordt gebruikt voor het handmatig invoeren van waarden als de GPS-bron is ingesteld op Simulated course of Simulated route.
Anders worden GPS-gegevens, waaronder snelheid en koers, opgehaald uit het geselecteerde bronbestand.
Startpositie instellen
Hiermee verplaatst u het vaartuig naar de huidige cursorpositie.
Ú
Notitie:
Deze optie is alleen beschikbaar wanneer de GPS-bron is ingesteld op Gesimuleerde koers.
Simulator | HDS Carbon Gebruikershandleiding 107
108 Simulator | HDS Carbon Gebruikershandleiding
14
Stuurautomaat trollingmotor
Als een MotorGuide Xi5 trollingmotor met Pinpoint GPS is verbonden met het netwerk, is de SmartSteer (stuurautomaat) functionaliteit beschikbaar op uw HDS Carbon.
Om de stuurautomaatfunctionaliteit van de trollingmotor te gebruiken hebt u het volgende nodig: • MotorGuide Xi5 trollingmotor met Pinpoint GPS (verkrijgbaar bij MotorGuide) MotorGuide Pinpoint GPS Gateway (verkrijgbaar bij MotorGuide) NMEA 2000 netwerk • • Meer informatie over het installeren van deze apparatuur vindt u in de aparte installatiehandleidingen bij de apparaten.
• • • • • De stuurautomaat kan de trollingmotor automatisch bedienen om: Een ingestelde koers aan te houden De positie van het vaartuig te behouden Te navigeren naar de cursorpositie, naar een waypoint of langs een route Vooraf gedefinieerde wendpatronen te volgen De snelheid van de trollingmotor te regelen
Xi5 trollingmotorsoftware
Als op enig moment een update is vereist voor uw Xi5 trollingmotor, plaatst MotorGuide de instructies daarvoor op lowrance.com.
Volg de instructies op het scherm om de Xi5 software bij te werken.
Veilige bediening met de stuurautomaat
Waarschuwing:
Een stuurautomaat is een handig hulpmiddel bij het navigeren, maar kan een menselijke navigator NIET vervangen.
Wisselen van automatische navigatie naar standby modus
Om te wisselen van stuurautomaat naar handheld afstandsbediening of pedaalbesturing, zet u de stuurautomaat in standby stand. U selecteert de standby stand via de
Stuurautomaat trollingmotor | HDS Carbon Gebruikershandleiding 109
Stuurautomaat bediening
of het dialoogvenster
Systeem regelingen
.
Stuurautomaatinterface
110 1 2
Stuurautomaatgegevensbalk Stuurautomaatcontroller
De stuurautomaatcontroller
De stuurautomaat wordt aangestuurd door de
stuurautomaatcontroller
, die wordt geactiveerd in het dialoogvenster
Systeem regelingen
dat wordt weergegeven door te drukken op de
aan/uit-knop
.
Op de pagina kunt u de positie van de stuurautomaatcontroller
Ú
Notitie:
Zolang de bedienen.
stuurautomaatcontroller
actief is, kunt u het achtergrondpaneel of het bijbehorende menu niet De
stuurautomaatcontroller
kan ook worden geïnstalleerd als paneel op een pagina met meerdere panelen door een favorietenpagina te maken met de pagina-editor. Raadpleeg de
"Nieuwe favoriete pagina's toevoegen"
op pagina 34 voor meer informatie
over favorietenpagina's.
Stuurautomaat trollingmotor | HDS Carbon Gebruikershandleiding
De stuurautomaatgegevensbalk
De
Stuurautomaatgegevensbalk
wordt weergegeven als een stuurautomaatmodus is geselecteerd. De balk bevat zowel gegevens over de stuurautomaatmodus als navigatiegegevens. De balk wordt weergegeven op alle pagina’s, als de stuurautomaat in een actieve modus staat. In het dialoogvenster Instellingen stuurautomaat kunt u instellen dat de balk is uitgeschakeld als de
stuurautomaat in de modus Standby staat. Zie
Stuurautomaatbediening van de trollingmotor Een aankomst modus selecteren
De stuurautomaat schakelt van de navigatie modus naar de geselecteerde aankomst modus wanneer uw boot de bestemming bereikt. Aankomst modus staat standaard op Standby. Voordat u een navigatie modus of wendpatroon gaat starten, is het belangrijk dat u een aankomst modus selecteert die bij uw navigatiebehoeften past. Zie
Ankermodus
Hierdoor wordt uw vaartuig vastgehouden op een geselecteerde locatie.
Ú
Notitie:
In ankermodus kan de oriëntatie van uw vaartuig worden beïnvloed door wind of stromingen.
• • • Het volgende gebeurt, als u de boot verankert op:
Waypoint
Als uw vaartuig op een geselecteerd waypoint aankomt, wordt ankermodus ingeschakeld.
Cursor
Als uw vaartuig de cursorpositie bereikt, wordt ankermodus ingeschakeld.
Hier
Hierdoor wordt ankermodus ingeschakeld op uw huidige locatie.
Stuurautomaat trollingmotor | HDS Carbon Gebruikershandleiding 111
112
Koersvergrendelingsmodus
In deze modus wordt de huidige koers van het schip vergrendeld en aangehouden. Gebruik de toetsen pijl naar links en pijl naar rechts in de
stuurautomaatcontroller
om de koers te corrigeren.
Voor kleine koerscorrecties selecteert u alleen de toets naar links of naar rechts. Voor grotere koerswijzigingen selecteert u de toets naar links of naar rechts en houd u deze ingedrukt.
Standby modus
Annuleert de activiteit van de stuurautomaat en zet de besturing terug op handheld afstandsbediening of pedaalbediening.
Wendpatroonbesturing
Stuurt het vaartuig in vooraf gedefinieerde wendpatronen. Als u een wendpatroon selecteert, maakt het systeem tijdelijke waypoints voor de wending. Het laatste waypoint van de wending is het eindwaypoint. Als het vaartuig het eindwaypoint heeft bereikt, wordt het in aankomstmodus geschakeld. Raadpleeg
Een wendpatroon instellen
1.
2.
3.
Selecteer een wendpatroon.
Voer de gewenste waarde(n) in het wendpatroon dialoogvenster in, of gebruik de standaard instellingen.
Selecteer de richting voor de wending.
Ú
Notitie:
Wanneer u een wendstraal kleiner dan de GPS precisie selecteert, kan dat leiden tot onvolledige navigatie van het wendpatroon.
U-bocht (U-turn) Verandert de huidige set post 180° in de tegenovergestelde richting.
C-vormige (C-turn) Stuurt de ketel in een C-vormige patroon.
Stuurautomaat trollingmotor | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Spiraal Stuurt het vaartuig in een spiraalbeweging in een steeds groter of kleiner wordende radius. Negatieve waarde geven een afnemende radius aan; positieve waarden geven een toenemende radius aan.
Zigzag bochten (Zigzag turns) Stuurt de ketel in een zigzag patroon.
Square draai (Square turn) Maakt het schip automatisch 90° draaien nadat hij een gedefinieerde koersdeel.
Trage S-bocht (Lazy S-turn) Maakt het vaartuig gieren rond de belangrijkste post.
Navigatiemodus
In Nav. modus kunt u de boot met de stuurautomaat sturen naar de cursorpositie, naar een waypointpositie of langs een vooraf gedefinieerde route. De positiegegevens van de GPS worden gebruikt om de boot op de koerslijn te houden naar het bestemmingspunt.
Als u in een applicatie (kaart, besturing, radar, etc.) begint te navigeren, wordt u gevraagd om de stuurautomaat in te schakelen in de Nav. modus.
U kunt de Nav. modus ook activeren vanuit de
stuurautomaatcontroller
nadat de navigatie is gestart.
Als u de bestemming hebt bereikt, wordt de stuurautomaat geschakeld in de
Aankomstmodus
. Zie
Snelheidsregeling trollingmotor
In een navigatiemodus (koersvergrendeling, navigatiemodus of wendpatroonbesturing) kunt u de snelheid op twee manieren regelen:
Stuurautomaat trollingmotor | HDS Carbon Gebruikershandleiding 113
114
• Prop - hiermee stelt u een doelsnelheid voor de schroef in (vermogenspercentage) die als
%
wordt weergegeven op de stuurautomaatgegevensbalk.
• Cruise - hiermee stelt u een doelsnelheid voor cruisecontrol in, die wordt weergegeven als
mph
,
kn
, of
kph
op de stuurautomaatgegevensbalk.
Ú
Notitie:
De ingestelde kruissnelheid bepaalt de doelsnelheid voor uw vaartuig. Mogelijk haalt uw vaartuig de ingestelde doelsnelheid niet. De ingestelde kruissnelheid (niet uw huidige snelheid) wordt weergegeven op de stuurautomaatgegevensbalk.
Snelheid regelen U kunt de snelheid regelen via de Koers vastzetten en Navigatie regeling dialoogvensters door de Snh op (+) of Snh neer (-) knop te selecteren, of door de optie
Zet snh
of
Prop inst.
te selecteren en de gewenste snelheid of propeller snelheid in te voeren.
Een spoor opnemen en naar een route converteren
De knop
Spoor vastleggen
converteren.
wordt gebruikt om een spoor op te nemen en het spoor of een deel ervan naar een route te
1.
2.
3.
4.
Selecteer
Spoor vastleggen
op de gewenste positie om het opnemen van een nieuw spoor te starten.
Selecteer verschijnt.
Spoor opslaan
om de eindpositie voor het spoor te selecteren. Het dialoogvenster voor het wijzigen van het spoor Selecteer
Route aanmaken
. Het dialoogvenster Route wijzigen verschijnt.
Voer de gegevens voor de route in en sla hem op.
Stuurautomaat trollingmotor | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Stuurautomaat instellen
Ú
Notitie:
De getoonde opties in het dialoogvenster Installatie stuurautomaat hangen af van de stuurautomaat voor de trollingmotor of buitenboordmotor die actief is.
Kaartkompas
U kunt ervoor kiezen om op het kaartpaneel een kompassymbool rond uw boot te tonen. Het kompassymbool staat uit als de cursor actief is op het paneel.
Plaats van stuurautomaat bediening
Hiermee bepaalt u de plaats van de
Stuurautomaat bediening
op het paneel.
Actieve stuurautomaat selecteren
Hiermee selecteert u of de stuurautomaatcontroller de trollingmotor of de buitenboordmotor(en) bedient.
Stuurautomaat balk auto-verbergen
Bepaalt of de stuurautomaat informatiebalk wordt weergegeven wanneer de stuurautomaat in Standby modus is.
Stuurautomaat trollingmotor | HDS Carbon Gebruikershandleiding 115
Aankomst modus
De stuurautomaat schakelt over van de navigatie modus naar de geselecteerde aankomst modus wanneer uw boot de bestemming bereikt heeft.
Ú
Notitie:
Voordat u een navigatie modus of wendpatroon start, is het belangrijk dat u een aankomst modus selecteert die bij uw navigatie behoeften past.
• • • Aankomst modus:
Standby
Annuleert de activiteit van de stuurautomaat en zet de besturing terug op handheld afstandsbediening of pedaalbediening.
Koers vastzetten
Zet de laatste koers van de boot vast en handhaaft die.
Anker
Ankert de boot op de huidige bestemming.
Ú
Notitie:
Wij adviseren op open water alleen koers vastzetten te gebruiken.
Ankerpunten instellen
Ankerpunten kunnen worden opgeslagen als nieuwe waypoints of worden ingesteld op uw huidige coördinaten.
116 Stuurautomaat trollingmotor | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Ankerpunten worden gesynchroniseerd met de Xi5 trollingmotor.
Als in de motor ankerpunten zijn opgeslagen, worden deze weergegeven in de ankerpuntenlijst.
Stuurautomaat trollingmotor | HDS Carbon Gebruikershandleiding 117
118 15
Stuurautomaat buitenboordmotor
Met de Lowrance SmartSteer interface (stuurautomaatcontroller) kunt u de buitenboordmotor bedienen. De stuurautomaat voor de buitenboordmotor kan een vaste voorliggende koers volgen naar een waypoint of langs een route.
Voor gebruik van de stuurautomaatfunctie voor buitenboordmotoren hebt u het volgende nodig: • • NAC-1 stuurautomaatcomputer Point-1AP GPS/koerssensor of RC42N koerssensor en een aparte GPS-antenne De pomp of de aandrijfeenheid moet zijn aangesloten op het stuursysteem • Meer informatie over het installeren van deze apparatuur vindt u in de aparte installatiehandleidingen bij de apparaten. Nadat de installatie is voltooid, dient u de stuurautomaat voor de buitenboordmotor in te stellen. Voor instructies raadpleegt u de installatiehandleiding van de HDS Carbon.
Veilige bediening met de stuurautomaat
Waarschuwing:
Een stuurautomaat is een handig hulpmiddel bij het navigeren, maar kan een menselijke navigator NIET vervangen.
Stuurautomaatbediening van de buitenboordmotor(en)
De stuurautomaat wordt aangestuurd door de
stuurautomaatcontroller
, die wordt geactiveerd in het dialoogvenster
Systeem regelingen
dat wordt weergegeven door te drukken op de
aan/uit-knop
.
De
stuurautomaatcontroller
kan ook worden geïnstalleerd als paneel op een pagina met meerdere panelen door een favorietenpagina te maken met de pagina-editor.
De opties in de
Stuurautomaatcontroller
verschillen per actieve modus.
Stuurautomaat buitenboordmotor | HDS Carbon Gebruikershandleiding
De stuurautomaat voor de trolling- of buitenboordmotor selecteren
Als de stuurautomaatcontroller voor de trollingmotor en de buitenboordmotor op hetzelfde vaartuig zijn geïnstalleerd, dan kan op elk moment slechts een van de automatische stuuropties actief zijn. Wanneer beide opties zijn geïnstalleerd, is er een knop beschikbaar in de
Stuurautomaatcontroller
om tussen de opties te schakelen.
Modusoverzicht De modus Standby
De modus Standby wordt gebruikt wanneer u de stuurautomaat wilt uitschakelen en de boot handmatig wilt besturen.
De gegevensbalk van de stuurautomaat wordt verborgen wanneer de stuurautomaat is ingesteld op de modus Standby. Schakel
Automatisch verbergen
uit in het instellingendialoogvenster van de stuurautomaat om de balk van de stuurautomaat weer te geven.
Stuurbekrachtigingsmodus
In deze modus kunt u de pijltoetsen voor bakboord en stuurboord in de
Stuurautomaatcontroller
gebruiken om de buitenboordmotor(en) te sturen. De motor draait zolang de knop wordt ingedrukt en blijft staan op de ingestelde hoek.
De modus AUTO
In de modus AUTO wordt de boot automatisch richting een ingestelde koers gestuurd door de stuurautomaat.
Wanneer de modus wordt geactiveerd, selecteert de stuurautomaat de huidige kompaskoers als ingestelde koers.
Ú
Notitie:
Sterke wind en stroming kunnen invloed hebben op de besturing van het vaartuig in de modus AUTO. Hoewel de stuurautomaat elke koerswijziging compenseert, kan de koers
Stuurautomaat buitenboordmotor | HDS Carbon Gebruikershandleiding 119
van de boot door de wind en stroming significant afwijken van de voorliggende koers.
120
Ingestelde vaarrichting wijzigen in de modus AUTO U kunt de ingestelde koers aanpassen met de pijltoetsen voor bakboord en stuurboord (1 of 10 graden) in de
Stuurautomaatcontroller
.
Er wordt direct een koerswijziging uitgevoerd zodra u de knop selecteert. De nieuwe voorliggende koers wordt gehandhaafd totdat u een nieuwe voorliggende koers instelt of totdat u een andere modus voor de stuurautomaat selecteert.
Sturen met draaipatroon De stuurautomaat beschikt over een aantal automatische draaifuncties wanneer de stuurautomaat in de modus AUTO staat.
Ú
Notitie:
Bij sturen met draaipatroon voor buitenboordmotoren wordt alleen gebruikgemaakt van vaarrichtingsinformatie, terwijl bij sturen met draaipatroon voor de trollingmoter gebruik wordt gemaakt van zowel GPS- als vaarrichtingsinformatie. Daarom worden bij sturen met draaipatroon voor buitenboordmotoren geen waypoints in de draaien aangemaakt of getoond, zoals dit wel gebeurt bij sturen met draaipatroon voor trollingmotoren.
Beginnen van een draai
U begint de draai door het relevante draaipictogram te selecteren.
Vervolgens selecteert u de bakboord- of stuurboordopties in het dialoogvensterDraaiom de draairichting te selecteren.
Stoppen van de draai
U kunt de draai stoppen in het dialoogvenster Draai.
Stuurautomaat buitenboordmotor | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Tijdens een draai kunt u op elk moment
Stuurautomaat standby
selecteren in het dialoogvenster Systeem regelingen om terug te keren naar de STBY-modus en handmatig sturen.
Draaipatronen
De draaiopties hebben instellingen die u kunt aanpassen voordat u een draai start, of op elk gewenst moment wanneer de boot aan het draaien is.
U-bocht Bij een U-bocht wordt de huidige ingestelde vaarrichting 180° in tegenovergestelde richting gewijzigd.
De draaisnelheid is gelijk aan de instellingen voor de snelheidslimiet. Deze kan tijdens het draaien niet worden gewijzigd.
C-turn Met deze optie gaat de boot in een cirkel varen.
U kunt de draaisnelheid aanpassen in het dialoogvenster Draai voordat de draai wordt ingezet en tijdens de draai. Als u de draaisnelheid verhoogt, maakt het vaartuig een kleinere cirkel.
Spiraal Met Spiraaldraai maakt het vaartuig een spiraalvormige draai met een toenemende of afnemende radius. U kunt de initiële radius instellen voordat de draai wordt ingezet, en de wijziging per draai tijdens de draai. Als u de wijziging per draai instelt op nul, draait het voertuig in een cirkel rond. Negatieve waarde geven een afnemende radius aan; positieve waarden geven een toenemende radius aan.
Zigzag Met deze optie zorgt u ervoor dat de boot in een zigzagpatroon gaat varen.
Voor navigeren in een zigzagpatroon stelt u de initiële wijziging van de vaarrichting in voordat de draai gestart wordt.
Tijdens de draai kunt u de hoofdvaarrichting, de wijziging van de vaarrichting en de etappeafstand wijzigen.
Vierkant Hiermee maakt het vaartuig na het afleggen van een bepaalde etappeafstand automatisch een draai van 90°.
Stuurautomaat buitenboordmotor | HDS Carbon Gebruikershandleiding 121
U kunt tijdens de draai op elk gewenst moment de hoofdvaarrichting en de afstand van de etappe wijzigen totdat het vaartuig een draai van 90° maakt.
Langzame S-draai Met deze optie giert het vaartuig langs de hoofdkoers.
Stel de gewenste koerswijziging in voordat de draai wordt gestart.
Tijdens het draaien kunt u de hoofdkoers, de koerswijziging en draairadius aanpassen in het dialoogvenster Richting.
Dieptecontour volgen, DCT TM Als het systeem input krijgt van een Sonar, kan de stuurautomaat zo worden ingesteld dat een dieptecontour wordt gevolgd.
Waarschuwing: Gebruik deze functie alleen bij een daarvoor geschikte zeebodem. Gebruik de functie niet in onrustig water waarbij de diepte binnen een klein gebied sterk verschilt.
122
Gebruik de volgende procedure om DCT te starten:
1.
Zorg dat de diepte-indicatie op het paneel of op een afzonderlijk diepte-instrument wordt weergegeven.
2.
3.
Stuur de boot naar de diepte die u wilt volgen, in de richting van de dieptecontour.
Activeer de modus
AUTO
, selecteer DCT en volg de diepte-
4.
indicatie.
Selecteer Bakboord of Stuurboord in het dialoogvenster Draai om DCT te starten en de helling op de bodem aan stuurboordzijde of bakboordzijde te volgen:
Stuurautomaat buitenboordmotor | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Bakboordoptie (diepte neemt af aan bakboordzijde) Stuurboordoptie (diepte neemt af aan stuurboordzijde)
De volgende parameters zijn beschikbaar voor DCT:
Depth gain
Deze parameter bepaalt de ratio tussen ingesteld roer en de afwijking van de geselecteerde dieptecontour. Hoe hoger de Depth gain-waarde, hoe meer roer er gegeven wordt.
Als de waarde te klein is , duurt hetlang voordat het afdrijven van de ingestelde dieptecontour gecompenseerd wordt en kan de stuurautomaat de boot niet op de geselecteerde diepte houden.
Als de waarde te hoog is, neemt de oversturing toe en is het sturen instabiel.
Contour Cross Angle (CCA)
De CCA is hoek die wordt opgeteld bij of afgetrokken van de ingestelde koers.
Met deze parameter kunt u de boot met langzame S-bewegingen rond de referentiediepte laten gieren.
Hoe groter de CCA, hoer meer er gegierd mag worden. Als u de CCA instelt op nul, zijn er geen langzame S-bewegingen.
Ref. diepte Gebruik deze parameter om de referentiediepte aan te passen die door de boot wordt aangehouden bij het maken van wijde S bewegingen.
Koersmodus
De Koersmodus combineert de voorliggende koersgegevens van het stuurkompas en de positiegegevens van de GPS. In deze modus wordt de boot langs een berekende tracklijn in een door de gebruiker ingestelde vaarrichting gestuurd. Als het vaartuig van de
Stuurautomaat buitenboordmotor | HDS Carbon Gebruikershandleiding 123
oorspronkelijke voorliggende koers afdrijft ten gevolge van stroming en/of wind, volgt het de lijn als een krab.
1.
Keer het vaartuig in de gewenste voorliggende koers.
2.
Activeer de Koersmodus. De stuurautomaat tekent een onzichtbare peilingslijn op basis van de huidige koers vanuit de positie van de boot.
In de Koersmodus gebruikt de stuurautomaat de positiegegevens om de koersafwijking te berekenen en om de track automatisch recht te houden.
124
Gebruik de pijltoetsen voor bakboord en stuurboord (1 of 10 graden) in de
Stuurautomaatcontroller
om de peilingslijn te wijzingen in de Koersmodus.
De modus NAV
U kunt de boot met de stuurautomaat automatisch sturen naar de cursorpositie, naar een waypointlocatie of langs een vooraf gedefinieerde route. De positie-informatie van de GPS wordt gebruikt voor het wijzigen van de te varen koers om de boot op de track-lijn te houden en naar het bestemmings-waypoint te leiden.
Waarschuwing:
De modus NAV mag alleen in open water gebruikt worden.
Ú
Notitie:
Voor het gebruik van de navigatiemodus, moet het systeem beschikken over een geldige positie-invoer.
Wanneer het vaartuig de aankomstcirkel van een waypoint bereikt, geeft de stuurautomaat een geluidssignaal en wordt er een dialoogvenster weergegeven met de nieuwe koersinformatie. Als de vereiste koerswijziging naar het volgende waypoint kleiner is dan 30°, wijzigt de stuurautomaat de koers automatisch. Als de vereiste
Stuurautomaat buitenboordmotor | HDS Carbon Gebruikershandleiding
koerswijziging naar het volgende waypoint groter is dan 30°, wordt u gevraagd te controleren of de aankomende koerswijziging acceptabel is.
De aankomstcirkel van het waypoint De aankomstradius definieert het punt waarop een draai wordt ingezet bij het afvaren van een route.
De aankomstcirkel (
1
) dient te worden ingesteld op de snelheid van de boot. Hoe hoger de snelheid, des te groter de cirkel. De bedoeling is de stuurautomaat de koerswijziging op tijd te laten inzetten om een soepele draai naar de volgende etappe te maken.
Onderstaande illustratie kan worden gebruikt om bij het aanmaken van de route de juiste waypoint-cirkel te kiezen.
Stuurautomaat buitenboordmotor | HDS Carbon Gebruikershandleiding 125
X-as
= bootsnelheid in knopen
Y-as
= aankomstcirkel, radius in 1/100 nm Voorbeeld: met een snelheid van 20 knopen dient u een waypoint cirkel te gebruiken met een radius van 0,09 nm.
Ú
Notitie:
De afstand tussen waypoints in een route mag niet kleiner zijn dan de radius van de aankomstcirkel.
Automatische navigatie starten
1.
Start het navigeren van een route, of start het navigeren naar een waypoint of een cursorpositie op het kaartpaneel of het stuurpaneel.
2.
Stel de stuurautomaat in op de modus NAV wanneer u daarom wordt gevraagd.
3.
- Als u dit verzoek weigert, kunt u de modus NAV later starten met de
stuurautomaatcontroller
.
Accepteer de vereiste koerswijziging om de modus NAV te activeren.
- Als de koerswijziging niet binnen 8 seconden wordt geaccepteerd, dan verdwijnt het dialoogvenster en blijft de stuurautomaat in de huidige actieve modus.
126 Stuurautomaat buitenboordmotor | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Nadat de stuurautomaat is ingesteld op de modus NAV, geeft de
Stuurautomaatcontroller
stuuropties voor NAV weer.
Opnieuw starten Start de navigatie opnieuw vanaf de huidige locatie van het vaartuig.
Afbreken Annuleert de actieve navigatie en deselecteert de huidige route of waypoint-navigatie. De stuurautomaat is overgeschakeld naar de modus AUTO, waardoor het vaartuig naar de voorliggende koers wordt gestuurd die actief was toen de knop Annuleren werk gekozen.
Ú
Notitie:
Dit wijkt af van het selecteren van de modus Standby, waarbij de huidige navigatie niet wordt gestopt. Vanuit de modus Standby kunt u de actieve route later opnieuw starten.
Overslaan Hiermee wordt het actieve waypoint overgeslagen en wordt naar het volgende waypoint gestuurd tijdens het navigeren van een route.
Stuurautomaat instellen
Stuurautomaat buitenboordmotor | HDS Carbon Gebruikershandleiding 127
128
Ú
Notitie:
De getoonde opties in het dialoogvenster Installatie stuurautomaat hangen af van de stuurautomaat voor de trollingmotor of buitenboordmotor die actief is.
Kaartkompas
U kunt ervoor kiezen om op het kaartpaneel een kompassymbool rond uw boot te tonen. Het kompassymbool staat uit als de cursor actief is op het paneel.
Plaats van stuurautomaat bediening
Hiermee bepaalt u de plaats van de
Stuurautomaat bediening
op het paneel.
Actieve stuurautomaat selecteren
Hiermee selecteert u of de stuurautomaatcontroller de trollingmotor of de buitenboordmotor(en) bedient.
Gegevensbronnen van de stuurautomaat
Zorgt voor automatische en handmatige selectie van gegevensbronnen voor de stuurautomaat voor de buitenboordmotor.
Stuurautomaat balk auto-verbergen
Bepaalt of de stuurautomaat informatiebalk wordt weergegeven wanneer de stuurautomaat in Standby modus is.
Inbedrijfstelling
Deze functie wordt gebruikt om de stuurinrichting van uw buitenboordmotor (kabelstuurinrichting of hydraulisch stuursysteem) te kalibreren met de NAC-1.
Stuurreactie
Hiermee verhoogt of verlaagt u de stuurgevoeligheid. Een laag responsniveau vermindert de roeractiviteit en geeft een wat lossere sturing. Een hoog responsniveau verhoogt de roeractiviteit en geeft een wat stevigere sturing. Bij een te hoog responsniveau zal de boot S-vormige bewegingen gaan maken.
Stuurautomaat buitenboordmotor | HDS Carbon Gebruikershandleiding
16
• • •
Draadloze verbinding
Met de draadloze connectiviteit van GoFree kunt u: Een draadloos apparaat gebruiken om het systeem op afstand te bekijken (smartphone en tablet) en te besturen (alleen tablet).
Toegang krijgen tot de GoFree Shop.
Uw Sonar uploaden om aangepaste kaarten aan te maken in Insight Genesis.
• • Software-updates downloaden Verbinding maken met applicaties van derden Ú
Notitie:
Kaarten, software-updates en andere gegevensbestanden kunnen groot zijn. Uw dataprovider kan u kosten in rekening brengen op basis van de hoeveelheid gegevens die u overdraagt. Neem bij twijfel contact op met de serviceprovider voor informatie.
• • De unit beschikt over: Ingebouwde functionaliteit voor verbinding met het internet en draadloze apparaten zoals smartphones en tablets.
Ingebouwde draadloze Bluetooth-technologie.
Met de ingebouwde draadloze Bluetooth-technologie kunt u de unit verbinden met Bluetooth-apparaten. Raadpleeg voor meer informatie
"Draadloze Bluetooth-technologie"
De initiële configuratie en instellingen van de ingebouwde draadloze functionaliteit staan beschreven in de installatiehandleiding van uw systeem.
Verbinding met een draadloze hotspot tot stand brengen en verbreken
Om een verbinding met een draadloze hotspot tot stand te brengen, selecteert u de optie Draadloos in het dialoogvenster Systeem regelingen en selecteert u Niet verbonden. Hiermee wordt het dialoogvenster Draadloze apparaten geopend. Selecteer in dit dialoogvenster de gewenste hotspot selecteren, voer de aanmeldingsgegevens in en selecteer Verbinden. Als u een verbinding met een draadloze hotspot tot stand brengt, verandert
Draadloze verbinding | HDS Carbon Gebruikershandleiding 129
130
de draadloze modus in
Clientmodus
. In deze modus hebt u toegang tot de GoFree Shop.
Om een verbinding met een draadloze hotspot te verbreken, selecteert u de optie Draadloos in het dialoogvenster Systeem regelingen, selecteert u Verbonden gewijzigd in
Toegangspunt
hotspot_naam
en selecteert u vervolgens Verbreken. Hiermee wordt de draadloze modus . In deze modus kunt u een draadloos apparaat verbinden, zodat apps zoals GoFree Link toegang krijgen tot de navigatie-informatie van het vaartuig.
GoFree Shop
Het draadloze apparaat moet verbonden zijn met een externe draadloze hotspot om toegang te hebben tot de GoFree Shop.
In de GoFree Shop kunt u compatibele content voor uw systeem bekijken, aanschaffen en downloaden, waaronder navigatiekaarten en Insight Genesis-kaarten. Tijdens het inloggen krijgt u automatisch een melding als er een nieuwe softwareversie beschikbaar is voor uw systeem. Als een nieuwe update beschikbaar is, kunt u deze downloaden naar een kaartlezer. U kunt het downloaden ook tot een later moment uitstellen. Als u het downloaden uitstelt, blijft de melding beschikbaar in het dialoogvenster Info, dat te bereiken is vanuit de systeeminstellingen.
GoFree Link
Door de draadloze functionaliteit kunt u een draadloos apparaat gebruiken om het systeem op afstand te bekijken (smartphone en tablet) en bedienen (alleen tablet). U bekijkt en bedient het systeem vanaf het draadloze apparaat met de GoFree Link-apps die u kunt downloaden in de betreffende applicatie-store. Als bediening op afstand is geaccepteerd, wordt de actieve pagina ook weergegeven op het draadloze apparaat.
Ú Ú
Notitie:
Als u een smartphone of tablet wilt gebruiken om het systeem te bekijken en te bedienen moet de draadloze functionaliteit worden losgekoppeld van de draadloze hotspot (in de modus
Toegangspunt
).
Notitie:
bediend.
Om veiligheidsredenen kunnen de stuurautomaat- en CZone-functies niet vanaf een draadloos apparaat worden
Draadloze verbinding | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Verbinding maken met een tablet
Installeer de GoFree-app op de tablet voor u deze procedure volgt.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Zet de interne draadloze module in de modus
Toegangspunt
.
Selecteer de pagina
Draadloze apparaten
in het dialoogvenster Draadloos en selecteer de interne draadloze module van de unit. Selecteer vervolgens de optie
Modus
en daarna
Intern toegangspunt
.
Selecteer een apparaat op de pagina
Draadloze apparaten
om de netwerksleutel van dat apparaat te bekijken.
Navigeer op de tablet naar de pagina waar u verbinding kunt maken met een draadloos netwerk en zoek de unit of het GoFree draadloze
xxxx
netwerk. Kijk op de pagina
Draadloze apparaten
om te controleren welk draadloos apparaat met de unit is verbonden als er meer dan één unit binnen bereik is.
Voer de netwerksleutel in op de tablet om verbinding te maken met het netwerk.
Open de GoFree-applicatie – de unit wordt automatisch gedetecteerd. De naam die wordt weergegeven is de standaardnaam of de naam die is ingevoerd bij de instelling Apparaatnaam. Volg de instructies op het scherm om de unit handmatig te zoeken als deze niet verschijnt.
Selecteer het pictogram van de unit. Deze toont een venster zoals het onderstaande:
7.
Selecteer
Ja
voor een eenmalige verbinding of
Altijd
Deze instelling kan indien nodig worden gewijzigd.
als de unit het apparaat moet onthouden om vaker verbinding te maken.
Ú
Notitie:
De interne draadloze module ondersteunt alleen de GoFree-verbinding naar zichzelf. Andere units op het netwerk zijn niet zichtbaar.
Verbinding maken met een smartphone
Installeer de GoFree-app op de smartphone voor u deze procedure volgt.
1.
Zet de interne draadloze module in de modus
Toegangspunt
Selecteer de pagina
Draadloze apparaten
in het dialoogvenster Draadloos en selecteer de interne draadloze .
Draadloze verbinding | HDS Carbon Gebruikershandleiding 131
2.
3.
4.
5.
module van de unit. Selecteer vervolgens de optie
Modus
en daarna
Intern toegangspunt
.
Selecteer een apparaat op de pagina Draadloze apparaten om de netwerksleutel van dat apparaat te bekijken.
Navigeer op de smartphone naar de pagina waar u verbinding kunt maken met een draadloos netwerk en zoek de unit of het GoFree draadloze
xxxx
netwerk. Ga naar het dialoogvenster Draadloos en kijk op de pagina Draadloze apparaten om te controleren welk draadloos apparaat met de unit is verbonden als er meer dan één unit binnen bereik is.
Voer de netwerksleutel in op de smartphone om verbinding te maken met het netwerk.
Open de GoFree-applicatie op de smartphone - de unit wordt automatisch gedetecteerd. De naam die wordt weergegeven is de standaardnaam of de naam die is ingevoerd bij de instelling Apparaatnaam. Volg de instructies op het scherm om de unit handmatig te zoeken als deze niet verschijnt.
De display van de MFD wordt getoond op de smartphone. Gebruik de MFD om de display van de MFD te wijzigen als u een andere MFD-display op uw smartphone wilt. De wijziging van de display van de MFD wordt overgenomen op de smartphone.
Logbestanden uploaden naar Insight Genesis
Om een opgenomen Sonar-logbestand te uploaden naar Insight Genesis, selecteert u het bestand dat u wilt uploaden op het paneel Bestanden en selecteert u de optie Uploaden naar Insight Genesis.
Ú Ú
Notitie:
U moet verbonden zijn met een draadloze hotspot om opgenomen logbestanden te uploaden naar Insight Genesis.
Notitie:
U kunt opgenomen logbestanden ook uploaden naar Insight Genesis als u meer informatie
Uploaden naar Insight Genesis
"Opname van loggegevens starten"
hebt opgegeven in het dialoogvenster Log sonar. Raadpleeg voor
132 Draadloze verbinding | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Bluetooth draadloze technologie
De HDS Carbon heeft Bluetooth draadloze technologie ingebouwd.
Om de HDS Carbon met Bluetooth-apparaten te verbinden, moet u ze
koppelen
.
Bluetooth-apparaten koppelen
U kunt de unit als volgt
koppelen
met een Bluetooth-apparaat:
1.
2.
3.
Schakel het Bluetooth-apparaat in dat Bluetooth-signalen kan verzenden en ontvangen.
Open het dialoogvenster Draadloze instellingen in de HDS Carbon en schakel Bluetooth in, als dit nog niet is ingeschakeld.
Selecteer
Bluetooth-apparaten
. Het systeem zoekt Bluetooth apparaten en geeft een lijst ervan weer in het dialoogvenster Bluetooth-apparaten. Apparaten die al zijn gekoppeld staan vermeld onder
Gekoppelde apparaten
. Apparaten die nog niet zijn gekoppeld staan vermeld onder
Andere apparaten
.
4.
Selecteer het Bluetooth-apparaat dat u wilt
koppelen
met een apparaat in de lijst onder
Andere apparaten
. Het dialoogvenster
Details Bluetooth-apparaat
wordt geopend.
Draadloze verbinding | HDS Carbon Gebruikershandleiding 133
5.
6.
Selecteer
Koppelen
om de HDS Carbon te
koppelen
met het apparaat.
Herhaal deze stappen voor elk apparaat dat u wilt
koppelen
met de HDS Carbon.
Koppelen met dubbele Power-Poles Als dual Power-Poles zijn geïnstalleerd op uw boot, degene die is gekoppeld eerste automatisch Poort en de tweede ligt aan stuurboord in de Power-Pole regelt.
Naar verwissel ze rond, ontkoppel de aangesloten Power-Poles. En dan Beeldverlichting uitschakelen en op Bluetooth in de draadloze instellingen dialoog om de Bluetooth-geheugen. Als Bluetooth is uitgeschakeld en weer ingeschakeld, gaat u verder met het koppelen van de Power-Poles in de juiste volgorde.
Draadloze instellingen
Biedt configuratie- en instellingsopties voor de draadloze functionaliteit.
134 Draadloze verbinding | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Verbinden met draadloze hotspot
Toont het dialoogvenster Draadloos apparaat, waar u de draadloze functionaliteit kunt verbinden met een draadloze hotspot.
Externe bedieningsunits
Als een draadloos apparaat (smartphone of tablet) is verbonden, verschijnt deze in de lijst Externe bedieningsunits. Selecteer
Altijd toestaan
als u wilt dat het apparaat automatisch verbinding maakt zonder iedere keer een wachtwoord nodig te hebben. In dit menu kunt u ook de verbinding verbreken met apparaten die geen toegang meer nodig hebben.
Draadloze apparaten
In dit dialoogvenster ziet u de interne draadloze (en eventueel verbonden) WIFI-1-apparaten met hun IP- en kanaalnummer. Als u het interne draadloze (of WIFI-1) apparaat selecteert, worden aanvullende details weergegeven.
Als u de details (netwerknaam (SSID), netwerksleutel of kanaal) van het interne draadloze apparaat wilt weergeven en wijzigen, dient het interne draadloze apparaat zich in de modus
Clientmodus Toegangspunt
(interne WiFi) te bevinden. Om een netwerk (hotspot) te selecteren voor verbinding, dient het interne draadloze apparaat zich in de te bevinden. Gebruik de optie Modus om van modus te veranderen.
Client-instellingen
Toont informatie over de draadloze hotspot waarmee uw unit verbonden is, of de hotspot waarmee uw unit het laatste verbonden was. U kunt de hotspot in het dialoogvenster selecteren om deze in te stellen als hotspot waarmee u altijd verbinding wilt maken als u binnen het bereik bent. U kunt de hotspot selecteren en verwijderen.
Geavanceerd
Start de hulpmiddelen Iperf en DHCP Probe voor het opsporen van fouten en het instellen van het draadloze netwerk.
Ú
Notitie:
Iperf en DHCP Probe zijn hulpmiddelen voor diagnostische doeleinden, bedoeld voor gebruikers die bekend zijn met de terminologie en configuratie van netwerken. Navico
Draadloze verbinding | HDS Carbon Gebruikershandleiding 135
is niet de ontwikkelaar van deze hulpmiddelen en biedt geen ondersteuning bij het gebruik.
Bluetooth
Kan de ingebouwde draadloze Bluetooth-functionaliteit.
Bluetooth-apparaten
Geeft de lijst met Bluetooth-apparaten. Gebruik de Bluetooth Device List dialoog te koppelen of verwijder koppelen met Bluetooth-apparaten.
136 Draadloze verbinding | HDS Carbon Gebruikershandleiding
17
Radar
Het radarpaneel kan worden ingesteld als een schermweergave of kan worden gecombineerd met andere panelen.
Het radarbeeld kan ook getoond worden als een overlay op een kaartpaneel. Raadpleeg voor meer informatie,
Ú
Notitie:
de kaart.
Voor een radaroverlay zijn gegevens nodig van een vaarrichtingssensor of een kompas, voor een juiste oriëntatie op
Het radarpaneel
1 2 3 4 5 6 7
Oriëntatie Bereik Vaarrichtingslijn* Cursor Kompas* Cursorpositievenster Afstandsringen*
Radar | HDS Carbon Gebruikershandleiding 137
138 8
Afstandsmarkeringen* * Optionele radarsymbolen Radarsymbolen kunnen in het radarmenu collectief in-/ uitgeschakeld worden, of individueel zoals beschreven in Paneel Radarinstellingen.
Radar overlay
U kunt het radarbeeld op de kaart projecteren (overlay). Hierdoor kunt u het radarbeeld gemakkelijker interpreteren, doordat u de radar doelen met objecten op de kaart kunt vergelijken.
Als radar overlay geselecteerd is, zijn de basisfuncties voor bediening van de radar beschikbaar in het menu van het kaart paneel.
Bron radar-overlay selecteren op kaartpanelen
Om de radarbron te selecteren van de radar-overlay die op het kaartpaneel verschijnt, gebruikt u de opties in het menu
Radaropties
en vervolgens in
Bron
op het kaartpaneel om de radarbron te selecteren.
Voor kaartpagina's met meer dan een kaart met radar-overlay kunt u verschillende radarbronnen instellen voor elk kaartpaneel. Activeer een van de kaartpanelen en selecteer vervolgens een van de beschikbare radars in de menuoptie Radar bron. Herhaal het proces voor het tweede kaartpaneel met radar-overlay en selecteer een andere radar voor dit paneel.
Operationele modi radar
De operationele modi van de radar worden geregeld door de HDS Carbon-unit. De volgende modi zijn beschikbaar:
Uit
De voeding voor de radarscanner is uitgeschakeld.
Standby
De spanning naar de radarscanner is aan, maar de radar zendt niet.
Radar | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Zenden
De scanner is aan en zendt. Ontdekte doelen worden op de PPI (Plan Position Indicator) van de radar getekend.
Radarbereik
U kunt het radarbereik aanpassen door de zoompictogrammen (+ of -) op het radarpaneel te selecteren of door de zoomtoetsen (
+
of
-
) te gebruiken.
Gebruik van de cursor op een radar paneel
De cursor wordt standaard niet in een radar paneel weergegeven.
Wanneer u de cursor op het radar paneel plaatst, wordt het cursorpositie venster geactiveerd en worden de opties van het cursor menu weergegeven.
Om de cursor en cursor elementen uit het paneel te verwijderen, selecteert u
Cursor wissen
, of drukt u op de
X
toets.
Het radarbeeld aanpassen
U kunt eventueel het radarbeeld verbeteren door de gevoeligheid van de radar aan te passen en door achtergrondecho's van zee-en weercondities te filteren.
U kunt de beeldinstellingen aanpassen in het radarmenu.
Directionele echo-onderdrukking
(alleen Broadband 4G-radar) Deze modus is automatisch actief als GAIN = AUTO en SEA = HARBOR of OFFSHORE. Het doel is om kleinere vaartuigen zichtbaar te maken in de benedenwindse richting van de zee-echo. De GAIN (versterking) van de radarontvanger wordt dynamische in benedenwindse richting vergroot tijdens de sweep, voor verhoogde doelgevoeligheid in zwaardere zeecondities.
Als GAIN of SEA = MANUAL, staat de modus Directionele echo onderdrukking UIT (niet-directioneel).
Daarnaast zijn de curve-instellingen CALM, MODERATE of ROUGH STC beschikbaar in het menu Radaropties om het radarbeeld nog beter naar uw wensen te optimaliseren.
Radar | HDS Carbon Gebruikershandleiding 139
Gain
De versterking regelt de gevoeligheid van de radarontvanger.
Door een hogere versterking wordt de radar gevoeliger voor radarecho's, zodat er zwakkere doelen getoond worden. Als de versterking te hoog staat, kan het beeld vollopen met achtergrondruis.
De versterking heeft een handmatige en een automatische modus.
U wisselt tussen de automatische en de handmatige modus met de schuifbalk.
Zee-echo
De functie Zee-echo wordt gebruikt om het effect van achtergrondecho van golfslag of ruwe zee rond het vaartuig te filteren.
Als u de filtering van Zee-echo verhoogt, worden de echo's op het scherm ten gevolge van de echo's van de golfslag verminderd.
Het systeem beschikt over vooraf gedefinieerde instelling voor Zee echo in havens en offshore. Daarnaast is er een handmatige modus waarin u de instellingen kunt aanpassen. U kunt modi voor Zee echo selecteren in het menu. U kunt de waarde voor Zee-echo alleen in de handmatige modus aanpassen.
Rain clutter
Rain clutter wordt gebruikt om de effecten van regen, sneeuw of andere weersomstandigheden op het radarbeeld te verminderen.
Deze waarde moet niet te hoog worden gezet, omdat echte doelen dan mogelijk ook worden uitgefilterd.
140 Radar | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Geavanceerde radaropties Ruisonderdrukking
(Alleen voor Broadband 4G-radar) Met Ruisonderdrukking bepaalt u hoeveel ruis wordt gefilterd door de radar. De doelgevoeligheid voor de lange afstand wordt groter wanneer deze instelling op Laag of Hoog staat, maar dit veroorzaakt wat verlies in doelonderscheiding.
Tip:
Voor een maximaal bereik laat u de Broadband 4G-radar op één bereik uitzenden, stelt u Ruisonderdrukking in op Hoog en kiest u voor een zo laag mogelijke drempel. De standaardwaarde is 30% voor minder ruis op het scherm. Als UIT is geselecteerd, is het bereik van de HDS Carbon ongeveer gelijk aan dat van 3G-radar. In sommige gebieden met ongewoon veel interferentie levert UIT mogelijk het beste radarbeeld op.
Radar drempel
Met de drempelwaarde stelt u de vereiste signaalsterkte voor de zwakste radarsignalen in. Radar echo's onder deze limiet worden uitgefilterd en niet weergegeven.
Standaard waarde: 30%.
Doelvergroting
Met Doelvergroting wordt de lengte van doelen in het bereik vergroot, zodat ze beter te zien zijn.
Radarstoring onderdrukken
Storing kan veroorzaakt worden door radarsignalalen van andere radarunits die op dezelfde frequentieband opereren.
Een hoge instelling vermindert de storing door andere radars.
Om geen zwakke doelen te missen, dient de storingsonderdrukking laag gezet te worden als er geen storing is.
Target separation
(alleen Broadband 4G-radar) Met de functie
Target separation
kunt u de doelonderscheiding van de radar regelen (onderscheid tussen objecten is duidelijker).
Radar | HDS Carbon Gebruikershandleiding 141
142
Fast scan
(Alleen Broadband Radar).
Stelt de rotatiesnelheid van de antenne in. Met deze optie krijgt u sneller een update van doelen.
Ú
Notitie:
Of de maximale snelheid wordt bereikt is afhankelijk van de instellingen, de modus en het bereik die voor de radar zijn geselecteerd. De radar draait zo snel als de huidige bedieningsinstellingen toelaten.
Zeeconditie
Pas de instelling voor Zeeconditie aan de huidige zeecondities aan voor de beste onderdrukking van zee-echo.
Target boost
(alleen 3G- en 4G-breedband en pulsradar) De functie Target boost vergroot de pulslengte en verkleint de bandbreedte van de radar, zodat doelen groter lijken in het bereik en de radargevoeligheid wordt vergroot.
Opties radar weergave Radar symbolen
Radarsymbolen gedefinieerd in het Radar instellingen paneel kunnen allemaal aan/uit worden gezet. Zie de afbeelding van het radar paneel met optionele radar items.
Doel sporen
U kunt instellen hoe lang de sporen gegenereerd vanaf elk doel op het radar paneel blijven. U kunt de doel sporen ook UIT zetten.
Ú
Notitie:
Ware beweging wordt aanbevolen bij gebruik van Doel sporen.
Doel sporen uit het paneel verwijderen
Als er doel sporen op het paneel worden weergegeven, wordt het radar menu uitgebreid met een optie waarmee u de doel sporen op het paneel tijdelijk kunt wissen. De sporen beginnen daarna weer te verschijnen, tenzij u ze uitschakelt zoals hierboven beschreven.
Radar | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Het radar palet
U kunt verschillende kleuren (paletten) gebruiken om details op het radar paneel aan te duiden.
Radar oriëntatie
De radar oriëntatie wordt in de linker bovenhoek van het radarpaneel weergegeven als HU (vaarrichting boven (UP)), NU (noord boven) of CU (koers boven).
Vaarrichting boven
Draait het radarbeeld zo dat de vaarrichting recht omhoog op het radarbeeld wordt weergegeven.
Noord boven
Draait het radarbeeld zo dat het noorden recht naar boven wijst.
Koers boven
Draait het radarbeeld zo dat de huidige navigatiekoers recht omhoog wordt weergegeven.
Deze optie werkt alleen als het systeem op een actieve route navigeert. Als dat niet zo is, wordt de vaarrichting boven oriëntatie gebruikt totdat de navigatiefunctie is gestart.
Het midden van de radar positioneren
U kunt het midden van de radar-PPI (Plan Position Indicator) verplaatsen naar verschillende posities op het radarpaneel en selecteren hoe uw vaartuig zich over het radarbeeld beweegt.
Radarbeweging wordt linksboven op het radarpaneel aangegeven als TM (True motion - Ware beweging) of RM (Relative motion Relatieve beweging).
De radarpositie kan alleen veranderd worden als de radar aan het zenden is.
Centrum Look ahead
Radar | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Aangepaste offset
143
Centrum
Standaardinstelling. De midden van de radarPPI is gecentreerd op het radarpaneel.
Look Ahead
Beweegt het midden van de radar-PPI naar de onderkant van het paneel om u maximaal zicht naar voren te geven.
Offset Biedt de mogelijkheid het midden van het radarscherm (PPI) naar elke gewenste positie op het radar paneel te verplaatsen.
1.
2.
3.
Selecteer de optie Offset in het menu.
Plaats de cursor waar u het midden van het radarbeeld wilt hebben.
Bevestig de instelling door de optie Offset opslaan in het menu te kiezen.
EBL/VRM-markering
Met de elektronische peillijn (EBL) en de variabele afstandsmarkering (VRM) kunnen snel afstandsmetingen en peilingen worden gedaan naar vaartuigen en landmassa's binnen radarbereik. Op het radarbeeld kunnen twee verschillende EBL/ VRM's geplaatst worden.
144
De EBL/VRM's worden standaard gepositioneerd vanuit het midden van het vaartuig. Het is echter mogelijk het referentiepunt te verschuiven naar een andere geselecteerde positie op het radarbeeld.
Radar | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Na plaatsing kunt u de EBL/VRM snel aan- of uitzetten door de relevante markeringen op de databalk te selecteren, of de markering te deselecteren in het menu.
Een EBL/VRM markering definiëren
1.
Zorg dat de cursor niet actief is.
2.
Activeer het menu, selecteer
EBL/VRM
en daarna
EBL/VRM 1
of
EBL/VRM 2
- De EBL/VRM wordt op het radarbeeld geplaatst.
3.
Selecteer de insteloptie in het menu als u de markering wilt verplaatsen en verplaats vervolgens de markering door deze naar de gewenste positie op het radarbeeld te slepen.
4.
Selecteer de optie opslaan in het menu om de instellingen op te slaan.
EBL/VRM markeringen plaatsen m.b.v. de cursor
1.
Plaats de cursor op het het radarbeeld.
2.
3.
Activeer het menu.
Selecteer een van de EBL/VRM markeringen.
- De EBL lijn en de VRM cirkel worden aan de hand van de cursorpositie gepositioneerd.
Offsetten van een EBL/VRM markering
1.
Zorg dat de cursor niet actief is.
2.
Activeer het menu, selecteer
EBL/VRM
en selecteer daarna de markering die u wilt offsetten.
3.
4.
Selecteer de optie Offset instellen.
Plaats de cursor op het radar paneel om de offset positie in te stellen.
5.
Selecteer de optie opslaan in het menu om de instellingen op te slaan.
U kunt het midden van de EBL/VRM op de positie van de boot zetten via het menu.
Radar | HDS Carbon Gebruikershandleiding 145
146
Een bewakingszone rond uw vaartuig instellen
Een bewakingszone is een gebied (een cirkel of een sector) die u op het radarbeeld kunt definiëren. Indien geactiveerd, wordt u door een alarm gewaarschuwd wanneer een radardoel de zone binnenkomt of verlaat.
Een bewakingszone definiëren
1.
Zorg dat de cursor niet actief is
2.
Activeer het menu, selecteer
Bewakingszones
en selecteer vervolgens een van de bewakingszones
3.
4.
Selecteer de vorm van de zone - De aanpassingsopties hangen af van de vorm van de bewakingszone Selecteer
Aanpassen
om de instellingen voor de bewakingszone te definiëren. De waarden kunnen ingesteld worden in het menu of door te slepen op het radarpaneel.
5.
-
A
: Peiling, relatief ten opzichte van de vaarrichting van het vaartuig -
B
: Diepte
C
: Bereik, relatief ten opzichte van het midden van het vaartuig -
D
: Breedte Selecteer de optie Opslaan in het menu op uw instellingen op te slaan.
Na plaatsing kunt u de bewakingszones in-/uitschakelen doorde relevante sectie op de databalk te selecteren.
C A D B C B
Vorm: sector Vorm: cirkel
Radar | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Alarm instellingen
Er wordt een alarm geactiveerd wanneer een radar doel de grens van het veiligheidsgebied overschrijdt. U kunt selecteren of het alarm wordt geactiveerd wanneer het doel de zone binnengaat of verlaat.
Gevoeligheid
De gevoeligheid van de veiligheidszone kan worden ingesteld, om alarmen voor kleine doelen te voorkomen.
MARPA doelen
Als het systeem een koerssensor heeft, kan de MARPA functie (Mini Automatic Radar Plotting Aid) worden gebruikt om maximaal tien radar doelen te volgen.
U kunt alarmen instellen om u te waarschuwen als een doel te dicht bij komt. Zie
De MARPA volgfunctie is een belangrijk hulpmiddel om aanvaringen te voorkomen.
Ú
Notitie:
MARPA vereist koersdata voor de radar en de HDS Carbon.
MARPA-doelsymbolen
Het systeem maakt gebruik van de volgende symbolen voor doelen: Verkrijgen MARPA-doel. In het algemeen duurt het maximaal 10 volledige rotaties van de scanner.
Volgen van MARPA-doel, niet bewegend of voor anker.
Volgen van een veilig MARPA-doel met extensielijnen.
Gevaarlijk MARPA-doel Een doel wordt als gevaarlijk gezien wanneer het de bewakingszone binnengaat die op het radarpaneel is aangegeven.
Radar | HDS Carbon Gebruikershandleiding 147
Als er binnen een tijdslimiet geen signalen zijn ontvangen, wordt een doel gedefinieerd als verloren.
Het doelsymbool vertegenwoordigt de laatste geldige positie van het doel voordat de gegevensontvangst verloren ging.
Geselecteerd MARPA-doel, geactiveerd door de cursor op het doelpictogram te plaatsen.
Zodra de cursor wordt verwijderd, keert het doel terug naar het standaarddoelsymbool.
MARPA-doelen volgen
1.
2.
3.
Plaats de cursor op het doel op het radarbeeld Selecteer
Doelen verkrijgen
in het menu Herhaal het proces als u nog meer doelen wilt volgen Als uw doelen geïdentificeerd zijn, kunnen er tot 10 radar-sweeps nodig zijn om het doel te verkrijgen en dan te volgen.
Volgen van MARPA-doelen annuleren
Als doelen gevolgd worden, wordt het radarmenu uitgebreid met opties voor het annuleren van individuele doelen of het stoppen van de volgfunctie.
Stop het volgen van individuele doelen door het doelpictogram te selecteren en vervolgens
Doel annuleren
te selecteren in het menu.
MARPA-doelinformatie weergeven
Er kan gedetailleerde informatie over MARPA-doelen worden getoond. Selecteer het gewenste doel en selecteer vervolgens de doelpop-up of selecteer
Doel details
in het menu.
148 Radar | HDS Carbon Gebruikershandleiding
• •
MARPA-alarminstellingen
U kunt de volgende MARPA-alarmen instellen:
MARPA-doel verloren
Bepaalt of er een alarm geactiveerd zal worden als een MARPA doel verloren is.
MARPA niet beschikbaar
Bepaalt of er een alarm geactiveerd is als u niet de vereiste invoer hebt om MARPA te laten werken (geldige GPS-positie en koerssensor aangesloten op de radarserver).
Bovendien kunt u een bewakingszone rondom uw vaartuig instellen. Als een doel binnen deze zone komt, kunt u een alarm laten afgaan. Ga voor meer informatie naar Marpa-instellingen
Radargegevens opnemen
U kunt radargegevens opnemen en het bestand intern opslaan in de HDS Carbon-unit of op een geheugenkaart die in kaartlezer van de unit is geplaatst.
Een opgenomen radarbestand kan gebruikt worden om een voorval of een operationele fout te documenteren. Een gelogd radarbestand kan ook gebruikt worden door de simulator.
Radar | HDS Carbon Gebruikershandleiding 149
Radarinstellingen
150
Radarsymbolen
U kunt selecteren welke optionele radaronderdelen u collectief wilt in-/uitschakelen in het radarmenu. Raadpleeg de afbeelding van het radarpaneel.
Peilingen
Hiermee kunt u selecteren of de radarpeiling gemeten moet worden in verhouding tot waar/magnetisch noorden (°T/°M) of tot uw relatieve vaarrichting (°R).
Databalk
Hiermee schakelt u de databalk van de radar in/uit. Raadpleeg de afbeelding van het radarpaneel.
De databalk kan maximaal 3 doelen tonen, waarbij de gevaarlijkste doelen bovenaan staan. U kunt kiezen voor weergave van MARPA doelen bovenaan, vóór eventuele AIS-doelen, zelfs als de AIS-doelen dichter bij uw vaartuig liggen.
MARPA-instellingen
U kunt de lengte van het MARPA-spoor definiëren. Dit maakt het makkelijker om de beweging van het doel te volgen.
Radar | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Er kan een cirkel worden getrokken rondom het vaartuig om een gevarenzone aan te duiden. De radius van de cirkel komt overeen met het dichtstbijzijnde naderingspunt dat is ingesteld in het
dialoogvenster Gevaarlijke vaartuigen. Raadpleeg
"Gevaarlijke vaartuigen definiëren"
op pagina 159. Als een vaartuig uw veilige zone
binnengaat, gaat er een alarm af.
Installatie
De optie Installatie wordt gebruikt voor de radarinstallatie. Dit wordt in de afzonderlijke radar- of HDS Carbon-installatiehandleiding beschreven.
Radar | HDS Carbon Gebruikershandleiding 151
18
AIS
Als een NAIS400, een AI50 of een NMEA 2000 VHF als AIS (Automatic Identification System) op het netwerk is aangesloten, kunnen alle door deze apparaten gedetecteerde doelen worden weergegeven en gevolgd. U kunt ook meldingen en posities zien voor DSC uitzendende apparatuur binnen bereik.
AIS-doelen kunnen worden getoond als overlay op kaartbeelden.
Deze functie is een belangrijke hulpmiddel voor veilige navigatie en het voorkomen van aanvaringen. U kunt alarmen zo instellen dat deze u waarschuwen als een AIS-doel te dichtbij komt of verloren raakt.
152
Symbolen AIS-doelen
Het systeem maakt gebruik van de volgende symbolen voor AIS doelen: Slapend AIS-doel (niet bewegend of voor anker).
Bewegend en veilig AIS-doel met koersverlengingslijn.
Gevaarlijk AIS-doel, aangegeven met vette lijn.
Een doel wordt gedefinieerd als gevaarlijk op basis van de CPA- en TCPA-afstandsinstellingen. Raadpleeg
"Gevaarlijke vaartuigen definiëren"
AIS | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Verloren AIS-doel.
Als er binnen een tijdslimiet geen signalen zijn ontvangen, wordt een doel als verloren beschouwd.
Het doelsymbool vertegenwoordigt de laatste geldige positie van het doel voordat de gegevensontvangst verloren ging.
Geselecteerd AIS-doel, geactiveerd door een doelsymbool te selecteren.
Zodra de cursor uit het symbool wordt verwijderd, keert het doel terug naar het standaarddoelsymbool.
Zoeken naar AIS-items
U kunt naar AIS-doelen zoeken met behulp van de optie
Zoeken
op het paneel Tools.
U kunt op een kaartpaneel zoeken naar AIS-doelen met behulp van de optie vaartuig.
Zoeken
in het menu. Als de cursor actief is, zoekt het systeem naar vaartuigen nabij de cursorpositie. Als de cursor niet actief is, zoekt het systeem naar vaartuigen nabij de positie van uw Ú
Notitie:
U dient een abonnement op een SIRIUS-datapakket te hebben om tankstations te kunnen zoeken.
AIS | HDS Carbon Gebruikershandleiding 153
Informatie over afzonderlijke AIS-doelen weergeven
Als u een AIS-pictogram selecteert op het kaart- of radarpaneel, verandert het symbool in het symbool van het geselecteerde doel en wordt de naam van het vaartuig getoond.
U kunt gedetailleerde informatie over een doel laten tonen door de pop-up AIS te selecteren, of in het menu als het doel is geselecteerd.
154
AIS-informatie op radarpanelen
Op de balk met radargegevens staat informatie over maximaal 3 AIS-doelen.
De doelen worden weergegeven met het dichtstbijzijnde doel bovenaan en met verschillende kleuren wordt de doelstatus aangeduid.
Een AIS-vaartuig oproepen
Als het systeem over een VHF-radio beschikt die DSC-oproepen (Digital Select Calling) via NMEA 2000 ondersteunt, kunt u een DSC oproep naar andere vaartuigen plaatsen vanaf de HDS Carbon.
De oproepoptie is beschikbaar in het dialoogvenster
AIS Vaartuig Details
en in het statusdialoogvenster
Vaartuig
die u op het paneel
Tools
kunt activeren.
AIS | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Via het dialoogvenster
Oproep
kunt u een ander kanaal kiezen of de oproep annuleren. Het dialoogvenster
Oproep
wordt gesloten zodra de verbinding tot stand is gebracht.
AIS SART
Wanneer een AIS SART (Search And Rescue beacon, zoek- en reddingsbaken) geactiveerd wordt, begint het direct zijn positie- en identiteitsgegevens uit te zenden. Deze data wordt dan door uw AIS apparaat ontvangen.
• • Als uw AIS ontvanger niet geschikt is voor AIS SART, kan het de ontvangen AIS SART informatie als een signaal van een standaard AIS zender interpreteren. Er wordt dan wel een symbool op de kaart geplaatst, maar dit is een AIS vaartuig symbool.
Is uw AIS ontvanger wel compatibel met AIS SART, dan gebeurt het volgende wanneer er AIS SART data is ontvangen: Er word een AIS SART symbool op de kaart geplaatst op de positie die van het AIS SART is ontvangen Er wordt een alarmbericht weergegeven Als u de sirene ingeschakeld hebt, wordt het alarmbericht gevolgd door een alarmgeluid.
Ú
Notitie:
Het symbool is groen als de ontvangen AIS SART data een test en geen actief bericht is.
Alarmmelding AIS SART
Wanneer gegevens worden ontvangen van een AIS SART wordt een alarmbericht getoond. Dit bericht bevat het unieke MMSI-nummer van de AIS SART, en de positie, afstand en vaarrichting van de AIS SART ten opzichte van uw vaartuig.
AIS | HDS Carbon Gebruikershandleiding 155
• U hebt de volgende opties: Het alarm negeren - Het alarm wordt gedempt en het bericht gesloten. Het alarm verschijnt niet opnieuw Ú
Notitie:
Als u het alarm negeert blijft het AIS SART-pictogram zichtbaar op uw kaart, en de AIS SART blijft in de lijst met vaartuigen staan.
• • De waypoint opslaan - De waypoint wordt opgeslagen in uw lijst met waypoints. De naam van deze waypoint wordt voorafgegaan door MOB AIS SART - gevolgd door het unieke MMSI-nummer van de SART.
Bijvoorbeeld: MOB AIS SART - 12345678.
De MOB-functie activeren - De display schakelt over naar een ingezoomd kaartpaneel, gecentreerd op de positie van de AIS SART - Het systeem maakt een actieve route naar de positie van de AIS SART Ú Ú
Notitie:
SART!
Als de MOB-functie al actief is, wordt deze beëindigd en vervangen door de nieuwe route naar de positie van de AIS
Notitie:
Als de AIS stopt met het ontvangen van het AIS SART bericht blijft de AIS SART nog 10 minuten nadat het laatste signaal is ontvangen in de lijst met vaartuigen staan.
Als u het AIS SART-pictogram op het kaartpaneel selecteert, kunt u de details van de AIS MOB zien.
156 AIS | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Vaartuigalarmen
U kunt verschillende alarmen instellen om u te waarschuwen als er een doel binnen vooraf gedefinieerde limieten komt, of als een eerder gedefinieerd doel verloren is gegaan.
Gevaarlijk vaartuig
Controleert of er een alarm wordt geactiveerd wanneer een boot dichterbij komt dan de afstand voor CPA binnen de tijdlimiet voor
"Gevaarlijke vaartuigen definiëren"
AIS-vaartuig verloren
Stelt de afstand in voor verloren vaartuigen. Indien een boot binnen een bepaald bereik verloren gaat, gaat er een alarm af.
Ú
Notitie:
Via het selectievakje kunt u aangeven of het alarmpop upbericht wordt weergegeven en of de sirene afgaat. De CPA en TCPA bepalen wanneer een vaartuig gevaarlijk is, ongeacht de geactiveerde/gedeactiveerde status.
Vaartuigbericht
Bepaalt of er een alarm wordt geactiveerd als er een bericht wordt ontvangen van een AIS-doel.
AIS | HDS Carbon Gebruikershandleiding 157
Vaartuiginstellingen Het MMSI nummer van uw boot
U moet uw eigen MMSI (Maritime Mobile Service Identity) nummer in het systeem invoeren om geadresseerde berichten van AIS en DSC vaartuigen te ontvangen.
Het is ook belangrijk dat u het MMSI nummer invoert om te voorkomen dat uw eigen boot als AIS doel op de kaart wordt weergegeven.
Ú
Notitie:
De optie Vaartuig bericht in de alarm instellingen moet ingeschakeld zijn om te zorgen dat MMSI berichten worden weergegeven.
Symboolfilters
Alle doelen worden standaard weergegeven op het paneel als er een AIS-apparaat op het systeem is aangesloten.
U kunt ervoor kiezen om geen enkel doel te tonen, of om de symbolen te filteren op basis van veiligheidsinstellingen, afstand en vaartuigsnelheid.
158 AIS | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Koersverlengingslijnen
U kunt de lengte van de COG (koers over de grond) verlengingslijnen instellen voor andere AIS-vaartuigen. U kunt de lengte van de verlengingslijnen instellen op Uit, als vaste afstand, of om de afstand aan te geven die het vaartuig zal afleggen binnen een geselecteerde tijd. Als Off is geselecteerd, worden voor het vaartuig geen COG verlengingslijnen weergegeven. Raadpleeg
op pagina 54 voor informatie over verlengingslijnen
voor uw vaartuig.
Definiëren van gevaarlijke vaartuigen
U kunt een onzichtbare bewakingszone rond uw vaartuig definiëren. Wanneer een doel binnen de ingestelde limieten komt, verandert het symbool in het symbool Gevaarlijk doel. Indien geactiveerd in het alarmpaneel, gaat er een alarm af.
AIS | HDS Carbon Gebruikershandleiding 159
19
Audio
Als een SonicHub- server, een FUSION Marine Entertainment System of NMEA 2000-audiosysteem is verbonden met het NMEA 2000 netwerk, kunt u HDS Carbon gebruiken om het audiosysteem op uw vaartuig te bedienen en aan te passen.
Als u bent verbonden met een WM-3-satellietmodule met een actief abonnement, kunt u SiriusXM-producten op uw systeem gebruiken. U kunt ook een SiriusXM-radio verbinden met een FUSION-systeem. De Sirius-audio- en -weerfunctie geldt voor wateren op het vasteland en de kustgebieden van de V.S. en de Atlantische en Stille Oceaan, de Golf van Mexico en de Caribische Zee. De SiriusXM-producten die u ontvangt hangen af van het pakket waarop u bent geabonneerd. Raadpleeg voor meer informatie www.siriusXM.com.
Voordat u uw audioapparatuur kunt gebruiken, moet deze geïnstalleerd worden volgens de installatiehandleiding van HDS Carbon en de documentatie die bij het audioapparaat is geleverd.
Activeren audio
Een compatibel audioapparaat dat wordt verbonden met het NMEA 2000-netwerk wordt automatisch geïdentificeerd door het systeem.
Als dat niet het geval is, kunt u deze functie inschakelen in het dialoogvenster
Geavanceerde instellingen
.
160
Audio server
Als er een SonicHub server en een FUSION systeem op hetzelfde netwerk aangesloten zijn, moet één van die apparaten als de Audio
Audio | HDS Carbon Gebruikershandleiding
server worden geselecteerd. Als maar één van deze apparaten aanwezig is, is dat standaard de geselecteerde Audio server.
SonicHub 2
Een SonicHub 2 verbonden met het NMEA 2000-netwerk wordt ondersteund.
Apparaatinformatie SonicHub 2
Open het dialoogvenster Netwerkinstellingen en selecteer het apparaat SonicHub 2 in de lijst met apparaten. Hiermee wordt het dialoogvenster SonicHub 2 0 - Device Information geopend.
Audio | HDS Carbon Gebruikershandleiding 161
162
Configureren Selecteer deze optie om het apparaat te configureren.
Upgrade Hiermee wordt de apparaatsoftware bijgewerkt.
Ú
Notitie:
Hiervoor dient een USB-geheugenstick met de software-upgrade in het apparaat worden geplaatst. Periodieke software-updates zijn beschikbaar op de website van het product. De upgrade-bestanden bevatten gedetailleerde instructies voor het installeren van de software.
Factory Reset Herstelt de fabrieksinstellingen van het apparaat.
SonicHub 2 ondersteunt Bluetooth
De SonicHub 2 is een apparaat met Bluetooth-ondersteuning. U kunt de ingebouwde draadloze Bluetooth van SonicHub 2 gebruiken voor verbinding met Bluetooth-audioapparaten.
Om de SonicHub 2 te koppelen aan een Bluetooth-apparaat, selecteert u de optie Bluetooth-apparaten. Kies het Bluetooth apparaat dat u wilt koppelen in de lijst met beschikbare apparaten en selecteer vervolgens Pair.
Audio | HDS Carbon Gebruikershandleiding
De SonicHub 2 maakt verbinding met het gekoppelde apparaat.
Verbinding met gekoppelde apparaten tot stand brengen en verbreken De SonicHub 2 brengt automatisch een verbinding met een apparaat tot stand bij de koppelfunctie. U kunt meerdere apparaten koppelen, maar er kan slechts één apparaat tegelijk verbonden zijn.
U kunt de verbinding tussen de SonicHub 2 en gekoppelde apparaten handmatig verbreken en tot stand brengen.
Om de verbinding met een gekoppeld apparaat te verbreken, selecteert u het gekoppelde apparaat in de lijst met apparaten en selecteert u vervolgens
Disconnect
.
Om de verbinding met een gekoppeld apparaat tot stand te brengen, selecteert u het gekoppelde apparaat in de lijst met apparaten en selecteert u vervolgens
Connect
.
Audio | HDS Carbon Gebruikershandleiding 163
Pandora
De SonicHub 2 ondersteunt het streamen van muziek van Pandora vanaf een Android-apparaat (via Bluetooth) of IOS-apparaat (via USB en Bluetooth).
Ú
Notitie:
U moet op een geschikte locatie zijn om Pandora te kunnen gebruiken. Ga naar de website van Pandora voor meer informatie.
Gebruik de menubediening op uw apparaat om Pandora te starten.
De mediabalk
Wanneer audio is ingeschakeld, wordt de mediabalk op alle pagina’s onder aan het scherm weergegeven. De informatie op de mediabalk varieert, afhankelijk van de actieve audiobron. Selecteer de mediabalk om de applicatiemenu’s te vervangen door audiomenu’s.
164 1 2 3 4 5
Mediabalk Audiobron Track-, bestands- of stationsgegevens Repeat - alleen weergegeven als Repeat is ingeschakeld Shuffle - alleen weergegeven als Shuffle is ingeschakeld
Audio | HDS Carbon Gebruikershandleiding
6
Volumeniveau
Het audio systeem instellen Audio bron selecteren
Via het menu kunt u wisselen tussen de beschikbare audio bronnen.
Ú
Notitie:
Met de Mic bron selecteert u invoer met hoge spanning waarmee u berichten via het audiosysteem kunt omroepen.
Volume
Master volumeregeling Standaard wordt het volume voor alle luidsprekerzones aangepast wanneer u het master volume instelt.
Audio bedieningselementen
Gebruik het menu om het afspelen te regelen. De menuopties verschillen afhankelijk van het actieve audio apparaat.
Audio | HDS Carbon Gebruikershandleiding 165
Apparaat verkenner
U kunt het
apparaat menu
of de opties van het
Apparaat verkenner
verkenner: menu gebruiken om naar het eigen menu of de bestandsstructuur van de bron te gaan, die kan worden gebruikt om nummers te selecteren. Een voorbeeld van een USB Apparaat
Audio opties
Gebruik het menu
Opties
om nummers of albums te herhalen of in willekeurige volgorde af te spelen en de Mixer te openen. Welke opties beschikbaar zijn, is afhankelijk van het actieve audio apparaat.
• • •
Audio mixer
Gebruik de Mixer om: balans, volume en volume limieten individueel voor elke zone in te stellen.
hoog, midden en laag en de balans tussen zones in te stellen.
individuele luidsprekerzones in de
Hoofdregeling
aan of uit te zetten.
Welke Mixer opties beschikbaar zijn, varieert afhankelijk van het geactiveerde audio apparaat. Het volgende is een voorbeeld van de USB-bron mixer optie voor
Alle zones
:
166 Audio | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Extra bronnen
AUX en AUX 2 (gelabeld als AUX en SAT IN op de SonicHub) kunnen worden gebruikt voor het aansluiten van radio en andere externe audiobronnen die geschikt zijn voor RCA aansluitingen. De radio kan worden bediend wanneer er een Lowrance weermodule op SAT IN aangesloten is. Voor andere audiobronnen is alleen volumeregeling beschikbaar.
Sirius van de AUX bron afkoppelen
Als er een Sirius radio met de FUSION radio/server verbonden is, wordt de AUX bron automatisch aan de Sirius invoer gekoppeld.
Sirius
wordt dan in de bronnenlijst weergegeven als de FUSION server actief is.
Om de AUX bron voor een ander apparaat te gebruiken, moet u Sirius dan eerst afkoppelen van de AUX bron.
Ú
Notitie:
Om SiriusXM te gebruiken, moet er een optionele SiriusXM tuner met de FUSION server verbonden zijn.
Radio
Audio | HDS Carbon Gebruikershandleiding 167
Tunerregio selecteren
Voordat u FM- of AM-radio kunt afspelen en een VHF-radio kunt gebruiken, moet u de juiste regio voor uw locatie selecteren.
Radio favorieten
Als er op een zender afgestemd is, kunt u die zender aan de lijst met favorieten toevoegen. Alle favoriete zenders kunnen worden bekeken, geselecteerd en verwijderd via het dialoogvenster Favorieten.
168
Sirius radio (alleen Noord-Amerika)
Kanalenlijst
De kanalenlijst toont alle beschikbare Sirius kanalen, ongeacht of u een abonnement voor die kanalen hebt.
Audio | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Favorietenlijst
U kunt een lijst van uw favoriete Sirius kanalen uit de kanalenlijst aanmaken. U kunt alleen kanalen toevoegen waarvoor u een abonnement hebt.
Kanalen vergrendelen
U kunt geselecteerde Sirius kanalen vergrendelen, zodat die niet worden uitgezonden. U moet een code van 4 cijfers invoeren om kanalen te vergrendelen en dezelfde code gebruiken om die kanalen weer te ontgrendelen.
DVD video
U kunt DVD video vanaf een FUSION-Link apparaat bekijken op apparaten aangesloten m.b.v. een video adapterkabel (000-11010-001), die afzonderlijk verkrijgbaar is.
DVD video regelen
1.
2.
3.
4.
5.
Plaats een DVD in het apparaat.
Open de
Home
pagina en selecteer de
Video
pagina.
Activeer het Audio paneel en selecteer
DVD
als bron in het menu.
Selecteer de menuoptie
Regeling
.
Gebruik de menuopties om het afspelen te regelen.
Audio | HDS Carbon Gebruikershandleiding 169
20
SiriusXM-weer
Als er een Navico-weermodule is aangesloten, kunt u zich abonneren op Sirius-audio en Sirius Marine Weather Service op uw systeem (alleen Noord-Amerika).
Afhankelijk van het abonnement dat u hebt geselecteerd, beslaat de audio- en weerservice van Sirius diverse binnenwateren en kustgebieden van Noord-Amerika. Raadpleeg voor meer informatie www.siriusxm.com/marineweather
Sirius status paneel
Als de weermodule op het systeem aangesloten is, hebt u toegang tot het Sirius status paneel.
Het status paneel toont de signaalsterkte als 1/3 (zwak), 2/3 (goed) of 3/3 (voorkeur). Het toont ook de antenne status, het serviceniveau en het elektronische serienummer van de weermodule.
170
Sirius-weerdisplay
Het Sirius-weerdisplay kan als overlay op uw kaartpaneel worden weergegeven.
Als de weer-overlay geselecteerd is, wordt het kaartmenu uitgebreid met de beschikbare weeropties.
SiriusXM-weer | HDS Carbon Gebruikershandleiding
5 6 1 2 3 4
Kleurnuances voor neerslag Stadsverwachtingssymbool Windveer Stormpictogram SST-kleurenbalk SST-kleurnuances Gebruik het menu met de weeropties van Sirius om te selecteren welke weersymbolen worden weergegeven en hoe deze worden weergegeven op het kaartpaneel.
Windveren
De draaiing van de windveren geeft de relatieve windrichting aan.
De staart laat zien uit welke richting de wind komt. In de tekening hieronder komt de wind uit het noordwesten.
De windsnelheid wordt aangegeven door een combinatie van korte en lange strepen aan het eind van de windbalk.
Nul knopen / Onbepaalde windrichting Korte windveer = 5 knopen Lange windveer = 10 knopen
SiriusXM-weer | HDS Carbon Gebruikershandleiding 171
172
Pijlvormige windveer = 50 knopen Als de staart een combinatie van windveren van 5 en 10 knopen laat zien, telt u deze bij elkaar op voor de totale windsnelheid. In het voorbeeld hieronder ziet u 3 x grote windveer + 1 x keer kleine windveer = 35 knopen, en is 60 knopen aangegeven met 1 x pijlvormige windveer + 1 x grote windveer.
Windsnelheid: 35 knopen Windsnelheid: 60 knopen
Weerdetails weergeven
Als pop-up weergave ingeschakeld is, kunt u een weersymbool selecteren om de identiteit van de waarneming aan te duiden.
Wanneer u de pop-up selecteert, wordt er gedetailleerde informatie over de waarneming getoond. U kunt de gedetailleerde informatie ook via het menu weergegeven als het weersymbool geselecteerd is.
Sirius weergave opties Neerslag
Kleurnuances worden gebruikt om het type en de intensiteit van de neerslag te tonen. Hoe donkerder de kleur, hoe hoger de intensiteit.
Regen Sneeuw Gemengd Van lichtgroen (lichte regen) - geel - oranje - tot donkerrood (zware regen) Blauw Roze
Zeewater oppervlakte temperatuur (SST)
U kunt de zeewater oppervlakte temperatuur als gekleurde arcering of tekst weergeven.
SiriusXM-weer | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Wanneer u kleur arcering selecteert, wordt de SST kleurenbalk aan de linkerant van het scherm weergegeven.
U kunt instellen hoe de kleurcodes worden gebruikt om de zeewater oppervlakte temperatuur aan te geven. Zie
Golfhoogte indicatie
Er worden kleuren gebruikt om de voorspelde golfhoogten aan te duiden. De hoogste golven zijn donkerrood en de laagste zijn blauw.
U kunt instellen hoe de kleurcodes worden gebruikt om de goflhoogte aan te geven. Zie
Oppervlakfuncties
Hiermee schakelt u oppervlakfuncties in of uit. Oppervlakfuncties zijn onder andere fronten, isobaren en drukpunten.
Oppervlakfuncties kunnen niet gelijktijdig met wind worden weergegeven.
Wolktoppen
Hiermee schakelt u Wolktoppen in/uit. Met wolktoppen wordt de hoogte van de bovenzijde van wolken aangegeven. Het kleurenpalet is grijs met donkere tinten grijs, waarmee lagere wolken worden aangeduid. Wolktoppen kunnen niet gelijktijdig met neerslag of echotoppen worden weergegeven.
Ú
Notitie:
Deze functie is alleen beschikbaar voor bepaalde SiriusXM-abonnementen.
Echotop
Hiermee schakelt u Echotop in/uit. Met echotops worden de toppen van stormen aangegeven. Het kleurenpalet is hetzelfde als dat wordt gebruikt voor Neerslag. Echotoppen kunnen niet gelijktijdig met neerslag of wolktoppen worden weergegeven.
Ú
Notitie:
Deze functie is alleen beschikbaar voor bepaalde SiriusXM-abonnementen.
SiriusXM-weer | HDS Carbon Gebruikershandleiding 173
Weerpictogrammen
Er zijn verschillende weersymbolen beschikbaar om de huidige of verwachte weersomstandigheden te tonen. U kunt op een pictogram tikken om gedetailleerde weerinformatie te tonen.
Stadsverwachting Oppervlakteobservatie Volgen van tropische storm: verleden (grijs) - heden (rood) - toekomst (geel) Volgen van orkaan (categorie 1-5): verleden (grijs) heden (rood) - toekomst (geel) Volgen van tropische storing/depressie: verleden (grijs) - heden (rood) - toekomst (geel) Stormeigenschappen Bliksem Plaats en waarschuwing watchbox Locatie maritieme zone
Lokaal weer
Druk op de menu-optie Lokaal weer om het dialoogvenster Lokaal weer te openen. In dit dialoogvenster worden de weersvoorspelling en weerswaarschuwingen voor dit gebied weergegeven.
Selecteer een tab voor een tijdsperiode om de voorspelling hiervoor weer te geven.
174 SiriusXM-weer | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Maritieme zones
Afhankelijk van uw geselecteerde abonnement bevat SiriusXM services toegang tot weerrapporten voor maritieme zones in de Verenigde Staten en Canada, met uitzondering van de gebieden op volle zee.
U kunt op een kaart een maritieme zone selecteren en vervolgens de weersverwachting bekijken. U kunt ook een maritieme zone selecteren als uw huidige favoriete zone. U wordt dan geïnformeerd over weerswaarschuwingen in die zone.
Tropische berichten
U kunt Tropische berichten lezen, die informatie bevatten over tropische weersomstandigheden. Deze berichten zijn beschikbaar voor de gehele Atlantische oceaan en de oostelijke Stille oceaan.
SiriusXM-weer | HDS Carbon Gebruikershandleiding 175
176
Kleurcodes aanpassen
U kunt de kleurcodes voor de temperatuur van het zeeoppervlak en de golfhoogte definiëren.
De temperaturen boven de warmte- en onder de koudewaarden worden getoond als toenemend donkerder rood en blauw.
Golven hoger dan de maximumwaarde worden getoond als steeds donkerder rood. Golven lager dan de minimumwaarde hebben geen kleurcodering.
Sirius weer animaties
De HDS Carbon legt de weerinformatie vast die u hebt ingeschakeld en deze informatie kan worden gebruikt voor animaties van weer in het verleden of de toekomst. Hoeveel informatie in het systeem beschikbaar is, hangt af van de hoeveelheid weeractiviteit. Hoe complexer het weer, des te minder tijd voor animaties beschikbaar is.
• • U kunt animaties voor het verleden of de toekomst instellen, afhankelijk van welke weer weergave u hebt ingeschakeld: Bij neerslag overlay kunt u animaties voor het verleden instellen en alleen voor aangenomen weersomstandigheden in de directe toekomst.
Bij gekleurde golfhoogte overlay kunt u animaties voor de toekomst instellen (voorspellingen).
Indien geactiveerd, wordt de tijd voor de huidige grafische animatie in de linker benedenhoek van het kaart paneel weergegeven.
Weer alarmen
U kunt onweer of storm alarmen instellen, die worden geactiveerd wanneer dergelijke omstandigheden zich binnen een bepaalde afstand van uw boot voordoen.
U kunt ook een alarm instellen voor slecht weer voorspellingen die worden uitgegeven voor een door u geselecteerd zeegebied.
Een watchbox wordt door de Amerikaanse National Weather Service ingesteld. Als het alarm voor watchbox ingeschakeld is, wordt het alarm geactiveerd wanneer uw boot een watchbox binnengaat of zich daarin bevindt.
SiriusXM-weer | HDS Carbon Gebruikershandleiding
SiriusXM-weer | HDS Carbon Gebruikershandleiding 177
178 21
Tools
Het paneel Tools bevat standaard pictogrammen voor toegang tot opties en tools die niet specifiek voor een bepaald paneel zijn.
Als externe apparatuur in de unit is geïntegreerd, kunnen er nieuwe pictogrammen op het paneel Tools verschijnen. Deze pictogrammen worden gebruikt voor toegang tot de functies van de externe apparatuur.
Waypoints/routes/trails
Overzicht van waypoints, routes en trails met details.
Selecteer het waypoint, de route of de trail die u wilt wijzigen of verwijderen.
Waterstanden
Toont informatie voor het getijden station dat het dichtst bij uw boot is.
Selecteer de knoppen in het pijlenpaneel om de datum te veranderen, of selecteer het datumveld om de kalenderfunctie te gebruiken.
Beschikbare getijden stations kunnen via het menu worden geselecteerd.
Alarmen
Actieve alarmen
Lijst van actieve alarmen.
Alarm historie
Lijst van alle alarmen met tijdmarkering.
Alarm instellingen
Lijst van alle beschikbare alarm opties in het systeem, met huidige instellingen.
Instellingen
Biedt toegang tot applicatie- en systeeminstellingen.
Tools | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Systeem instellingen
De Systeem instellingen bieden toegang tot het volgende: Taal Bepaalt de taal die op het apparaat wordt gebruikt voor panelen, menu's en dialoogvensters. Bij veranderen van de taal wordt het apparaat opnieuw opgestart.
Tekst grootte Gebruikt voor het instellen van de grootte van tekst in menu's en dialoogvensters.
Standaard instelling: Normaal Toetstonen Hiermee bepaalt u het volume van de toon die klinkt wanneer er een toets wordt ingedrukt.
Standaard instelling: Luid Tijd Bepaalt de lokale tijdzone verstelling en het formaat van tijd en datum.
Referentievlak De meeste papieren kaarten worden gemaakt in het WGS84 formaat, dat ook door HDS Carbon gebruikt wordt.
Als uw papieren kaarten een ander formaat hebben, kunt u de instellingen voor het referentievlak zo wijzigen dat deze overeenkomen met uw papieren kaarten.
Coördinatensysteem Er kunnen diverse coördinatensystemen worden gebruikt om het formaat te bepalen voor lengte- en breedtegraad coördinaten die in het kaart paneel worden weergegeven.
Magnetische variatie Magnetische variatie is het verschil tussen ware en magnetische peilingen, veroorzaakt door verschillende locaties van de geografische en de magnetische Noordpool. Lokale verschillen
Tools | HDS Carbon Gebruikershandleiding 179
180
zoals ijzerafzettingen kunnen de magnetische peilingen ook beïnvloeden.
Indien op Auto ingesteld, converteert het systeem automatisch het magnetische noorden naar het ware noorden. Selecteer de handmatige modus wanneer u zelf een lokale magnetische variatie moet invoeren.
Satellieten Statuspagina voor actieve satellieten.
EGNOS (en WAAS) differentiële positie correctie kan AAN of UIT worden gezet.
Standaardinstellingen herstellen Biedt de mogelijkheid te selecteren welke instellingen op de oorspronkelijke fabrieksinstellingen moeten worden teruggezet.
Waarschuwing:
verwijderd.
Als waypoints, routes en trails worden geselecteerd, worden die permanent
Geavanceerd Toont een paneel met meer geavanceerde instellingen. Gebruikt voor het instellen van hoe uw systeem diverse gebruikersinterface informatie weergeeft. Bepaalt bovendien welke functies in de interface worden weergegeven.
Info over Hier worden de copyrightgegevens, de softwareversie en de technische informatie van dit apparaat weergegeven.
Via de optie Support hebt u toegang tot de Network Analyzer en de
"Network Analyzer en Service Assistant"
Navigatie
Voorziet in opties en dialoogvensters waarin u instellingen kunt opgeven voor uw navigatie, zoals aankomstradius, XTE-limiet, XTE-
alarm, Trails en registratietype. Raadpleeg
Tools | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Kaart
Voorziet in opties en dialoogvensters waar u instellingen voor uw kaarten opgeeft. Instellingen en weergaveopties die op de pagina Kaartinstellingen worden gekozen, gelden voor alle kaartpanelen.
Zie
Fishfinder
Biedt opties en dialoogvensters waarin u instellingen voor de fishfinder opgeeft. Zie
Radar
Biedt opties en dialoogvensters waarin u instellingen voor de radar
Stuurautomaat
Voorziet in opties waar u instellingen voor uw stuurautomaat
Brandstof
Toont een dialoogvenster met totaal brandstofverbruik, brandstofverbruik per trip en brandstofverbruik per seizoen.
Bovendien biedt het toegang tot dialoogvensters voor configuratie van motoren en tanks en kalibratie van tanks (bijvullen). Raadpleeg hiervoor de Installatiehandleiding.
Alarmen
Biedt de mogelijkheid de sirene in te schakelen. Ook is er een dialoogvenster beschikbaar waarin u alarmen voor items kunt inschakelen en actieve alarm informatie en historie kunt bekijken.
Eenheden
Eenheden voor verschillende soorten data instellen.
Draadloos
Biedt dialoogvensters waarin u afstandsbedieningen kunt instellen, draadloze apparaten kunt bekijken en geavanceerde instellingen kunt aanpassen. Raadpleeg voor meer informatie over het gebruik
Tools | HDS Carbon Gebruikershandleiding 181
182
Netwerk
Toont informatie over uw netwerk, instellingen opties en configuratie opties. Voor meer informatie over het gebruik van dit paneel raadpleegt u de Installatiehandleiding.
Vaartuigen
Toont dialoogvensters waarin u het MMSI van uw boot definieert, symbool filters instelt, koersverlenging lengte instelt en voor gevaarlijke vaartuigen instellingen van dichtstbijzijnd naderingspunt en tijd tot dichtstbijzijnd naderingspunt instelt. Voor meer
informatie over het gebruik van dit paneel, zie
Simulator
Biedt de mogelijkheid de simulator handmatig te bedienen. Voor meer informatie raadpleegt u
Vaartuigen
Statusoverzicht
Overzicht van alle AIS-, MARPA- en DSC-vaartuigen met beschikbare informatie.
Meldingenoverzicht
Overzicht van alle meldingen van AIS-vaartuigen met time stamp.
Zon, maan
Toont zonsopgang, zonsondergang, maansopgang en maansondergang voor een positie, op basis van de ingevoerde datum en de lengte/breedtegraad van de positie.
Trip calculator
Trip 1 / Trip 2
Toont reis- en motorinformatie, met een optie om alle datavelden te resetten.
Tools | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Vandaag
Toont reis- en motorinformatie voor de huidige datum. Alle datavelden worden automatisch gereset wanneer de datum verandert.
Bestanden
Via het bestandsbeheersysteem kunt u het interne geheugen van de unit en de geplaatste SD-kaart bekijken.
Bestanden weergeven
Selecteer een bestand op het paneel Bestanden en vervolgens de optie voor bestandsweergave in het dialoogvenster
Details
.
Bestanden kopiëren naar een kaart in de kaartlezer
U kunt schermafdrukken en logs kopiëren naar een kaart in de kaartlezer. U kunt ook systeeminstellingen, waypoints, routes en Trails naar een kaart kopiëren. Het exporteren van bestanden wordt
Zoeken
Zoekfunctie voor kaartitems (waypoints, routes, tracks, enz.).
GoFree Shop
Ú
Notitie:
De ingebouwde draadloze voorziening moet verbonden zijn met een externe draadloze hotspot om toegang te hebben tot de GoFree Shop. Zie
"Verbinding met een draadloze hotspot tot stand brengen en verbreken"
Opent de website van de GoFree Shop. In de GoFree Shop kunt u compatibele kaarten voor uw systeem bekijken, aanschaffen en downloaden. U kunt bovendien uw Sonar-logbestanden uploaden en deze delen op Social Map-kaarten. Tijdens het inloggen krijgt u automatisch een melding als er een nieuwe softwareversie beschikbaar is voor uw systeem. Als een nieuwe update beschikbaar is, kunt u deze downloaden naar een kaartlezer. U kunt het downloaden ook tot een later moment uitstellen.
Tools | HDS Carbon Gebruikershandleiding 183
184 22
Alarmen
Alarmsysteem
Het systeem controleert terwijl het actief is continu op gevaarlijke situaties en systeemstoringen. Als zich een alarmsituatie voordoet, verschijnt er een alarmbericht op het scherm.
Als u de sirene ingeschakeld hebt, wordt het alarmbericht gevolgd door een alarmgeluid en wordt de schakelaar voor het externe alarm actief.
Het alarm wordt in de lijst van alarmen opgenomen, zodat u de details kunt bekijken en de benodigde corrigerende maatregelen kunt nemen.
Type berichten
De berichten worden geclassificeerd naar de manier waarop de gemelde situatie invloed heeft op uw boot. De volgende kleurcodes worden gebruikt:
Kleur
Rood Oranje Geel Blauw Groen
Belangrijkheid
Kritiek Belangrijk Standaard Waarschuwing Lichte waarschuwing
Enkelvoudige alarmen
Een enkelvoudig alarm wordt getoond met de naam van het alarm als de titel en met details voor het alarm.
Meervoudige alarmen
Als er meer dan één alarm tegelijk wordt geactiveerd, toont de alarmmelding een overzicht van maximaal 3 alarmen. De alarmen staan op volgorde van gebeurtenis, met bovenaan het alarm dat het eerst geactiveerd is. De overige alarmen staan in het dialoogvenster Alarmen.
Alarmen | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Een melding bevestigen
• • Voor het bevestigen van een melding zijn in de alarmdialoog de volgende opties beschikbaar:
Sluiten
Zet de alarmstatus op bevestigd, wat betekent dat u weet dat er een alarmtoestand is. De sirene/zoemer stopt en het dialoogvenster Alarmen wordt verwijderd.
Het alarm blijft echter actief in het alarmoverzicht totdat de reden voor het alarm is verdwenen.
Deactiveren
Deactiveert de huidige alarminstelling. Het alarm wordt niet meer getoond tenzij u dit weer inschakelt in het dialoogvenster Alarmen.
Er is geen time-out voor de alarmmelding of sirene. Deze blijven actief totdat u het alarm bevestigt of totdat de reden voor het alarm is verdwenen.
Dialoogvenster Alarmen
Alle alarmen worden ingesteld in het dialoogvenster Alarmen. Het dialoogvenster Alarmen kan ook worden geactiveerd vanuit het paneel Tools. Dit dialoogvenster bevat informatie over actieve alarmen en de alarmgeschiedenis.
Alarmen | HDS Carbon Gebruikershandleiding 185
186 Alarmen | HDS Carbon Gebruikershandleiding
23
Onderhoud
Preventief onderhoud
De unit heeft geen onderdelen die in het veld kunnen worden onderhouden. Daarom is hoeft de gebruiker slechts zeer beperkt preventief onderhoud uit te voeren.
Er wordt aanbevolen altijd het meegeleverde zonnescherm te plaatsen als de unit niet in gebruik is.
Controleren van de connectoren
De connectoren mogen alleen visueel gecontroleerd worden.
Duw de stekkers in de connector. Als de stekkers zijn voorzien van een vergrendeling, moet u ervoor zorgen dat deze in de juiste stand staat.
Kalibratie touchscreen
Ú
Notitie:
Zorg dat het scherm schoon en droog is alvorens de kalibratie uit te voeren. Raak het scherm niet aan, behalve als dit wordt gevraagd.
In sommige gevallen kan het nodig zijn om het touchscreen opnieuw te kalibreren. U kunt uw touchscreen als volgt opnieuw kalibreren:
1.
2.
3.
4.
Schakel de unit uit Houd de Blijf de
Waypoint Waypoint
-toets ingedrukt en schakel de unit in -toets tijdens het opstarten ingedrukt houden tot het kalibratiescherm wordt weergegeven Volg de instructies op het scherm om de kalibratie uit te voeren.
Als de kalibratie is voltooid, keert de unit terug naar het applicatiescherm.
NMEA gegevensregistratie
Alle seriële output sentences die via de NMEA TCP-verbinding worden gestuurd, worden opgeslagen in een intern bestand. U kunt dit bestand exporteren en lezen ten behoeve van onderhoudswerk en probleemoplossing.
187 Onderhoud | HDS Carbon Gebruikershandleiding
De maximale bestandsgrootte is vooraf gedefinieerd. Als u diverse andere bestanden aan het systeem hebt toegevoegd (opnamebestanden, muziek, foto’s, PDF-bestanden), kan dit de toegestane bestandsgrootte voor het logboekbestand verkleinen.
Het systeem registreert zo veel mogelijk gegevens binnen de toegestane bestandsgrootte en begint daarna de oudste gegevens te overschrijven.
188 Het logboekbestand exporteren
Het logboekbestand kan worden geëxporteerd via het dialoogvenster Bestanden.
Als u de logboekdatabase selecteert, wordt u gevraagd om een doelmap en een bestandsnaam te selecteren. Na acceptatie wordt het logboekbestand geschreven naar de gekozen locatie.
Software-upgrades
De nieuwste software kunt u downloaden van onze website www.lowrance.com. Zorg dat u eerst een back-up maakt van mogelijk waardevolle gebruikersgegevens voordat u een update op de unit uitvoert. Zie
"Back-up maken van uw systeemgegevens"
Het systeem of de Network Analyzer en Service Assistant kunnen advies geven over beschikbare software-updates.
Onderhoud | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Network Analyzer en Service Assistant
Het systeem heeft een ingebouwde Service Assistant die een rapport opstelt van de apparaten die zijn geïnstalleerd op het NMEA 2000- en ethernetnetwerk. Dit bevat informatie over softwareversies, serienummers en informatie uit het instellingenbestand, als hulpmiddel bij vragen op het gebied van technische ondersteuning.
Ga naar de Analyzer, open de pagina Over van het dialoogvenster Systeeminstellingen en selecteer Ondersteuning. De volgende twee opties worden weergegeven:
Rapport opstellen
Maakt een analyse van uw netwerk en verzoekt u om informatie te geven die nodig is voor ondersteuning. Het rapport bevat informatie die automatisch op het netwerk is verzameld. U kunt screenshots en logbestanden aan het rapport toevoegen. De bijlagen van het rapport mogen maximaal 20 MB groot zijn. U kunt het rapport opslaan op een geheugenkaart en het e-mailen naar ondersteuning, of het direct uploaden als u over een internetverbinding beschikt. Als u eerst de technische ondersteuning belt, kunt u een incidentnummer invoeren om het incident te volgen.
Zoeken naar systeemupdates
Analyseert uw netwerk en controleert of er updates zijn voor compatibele apparaten.
Ú
Notitie:
Laat uw unit verbinding maken met het internet om te controleren of u over de nieuwste softwareversies beschikt. De softwareversies zijn up-to-date tot het moment dat u uw unit voor het laatst heeft bijgewerkt of verbinding heeft laten maken met internet.
Software bijwerken
Ú Ú
Notitie:
Verwijder de cartografische kaarten uit uw unit en plaats een geheugenkaart met voldoende vrije ruimte voordat u software-updates downloadt of rapporten opstelt en opslaat op de geheugenkaart.
Notitie:
Schakel het MFD of het apparaat niet uit tot de update is voltooid of tot u wordt gevraagd de unit of het apparaat opnieuw op te starten.
Onderhoud | HDS Carbon Gebruikershandleiding 189
190 1.
2.
3.
Als uw MFD is verbonden met internet, kunt u de software update vanuit het dialoogvenster internet.
Updates
downloaden naar een geheugenkaart. U kunt de software-update ook vanaf www.lowrance.com downloaden naar een geheugenkaart die is geplaatst in een smart apparaat of een pc die verbonden is met Plaats de kaart waarop de software-updates staan in uw MFD.
Selecteer in het dialoogvenster
Updates
het item dat u wilt bijwerken en volg de instructies.
Nadat u de instructies hebt opgevolgd, wordt de update uitgevoerd. U wordt mogelijk gevraagd het apparaat opnieuw op te starten om de update te voltooien. U kunt apparaten ook later, op een geschikter moment opnieuw opstarten om de update te voltooien.
Back-up maken van uw systeemgegevens
Door u aangemaakte waypoints, routes en Trails zijn opgeslagen op uw systeem. Het wordt aanbevolen deze bestanden en uw instellingsbestanden regelmatig te kopiëren, als onderdeel van uw back-upprocedure. U kunt de bestanden kopiëren naar een kaart die in de kaartlezer is geplaatst.
• • • Er zijn geen indelingsopties voor de export van het systeeminstellingsbestand. De volgende uitvoerindelingen zijn beschikbaar voor het exporteren van waypoints, routes en Trails bestanden:
Gebruikersgegevensbestand versie 5
Wordt gebruikt voor het importeren en exporteren van waypoints en routes met een gestandaardiseerde, universeel unieke identificatie (UUID) en is een zeer betrouwbare en gebruiksvriendelijke methode. De gegevens bestaan onder meer uit informatie over de tijd en datum waarop een route is aangemaakt.
Gebruikersgegevensbestand versie 4
Dit kan het beste gebruikt worden bij de overdracht van gegevens van het ene naar het andere systeem, omdat hierin alle extra gegevens staan die deze systemen vastleggen.
Gebruikersgegevensbestand 3 (zonder diepte)
Dient gebruikt te worden bij de overdracht van gebruikersgegevens van het ene systeem naar een verouderd product (Lowrance LMS, LCX)
Onderhoud | HDS Carbon Gebruikershandleiding
• •
Gebruikersgegevensbestand 2 (zonder diepte)
Kan gebruikt worden bij de overdracht van gebruikersgegevens van het ene systeem naar een verouderd product (Lowrance LMS, LCX)
GPX (GPS Exchange, zonder diepte)
Dit is het meest gebruikte formaat op het web en wordt wereldwijd door de meeste GPS-systemen gebruikt. Gebruik dit formaat als u gegevens overzet naar de unit van een concurrent.
Alle waypoints, routes en Trails exporteren
Gebruik de exportoptie als u een back-up wilt maken van alle waypoints, routes en trails op uw systeem.
Regio exporteren
Met de optie Regio exporteren kunt u het gebied selecteren waarvan u de gegevens wilt exporteren.
1.
2.
Het te exporteren gebied selecteren Markeer het gebied dat u wilt exporteren door het kader te slepen
Onderhoud | HDS Carbon Gebruikershandleiding 191
3.
4.
5.
Selecteer de optie Exporteren in het menu Selecteer het juiste bestandsformaat Selecteer het veld Seriële poort om de export te starten
Waypoints, routes en Trails wissen
Verwijderde waypoints, routes en Trails blijven bewaard in het geheugen van de display-unit totdat de gegevens worden gewist.
Dit is nodig om gebruikersgegevens op meerdere units op een Ethernet-netwerk met elkaar te kunnen synchroniseren. Als u talloze verwijderde, niet-gewiste waypoints hebt, kunt u de systeemprestaties verbeteren door deze te wissen.
Ú
Notitie:
Gebruikersgegevens die uit het geheugen zijn gewist, kunnen niet meer hersteld worden.
192 Onderhoud | HDS Carbon Gebruikershandleiding
24
Bediening van het touchscreen
De basisbediening van het touchscreen op de verschillende panelen wordt getoond in de onderstaande tabel.
De paragrafen over panelen in deze handleiding bevatten meer informatie over de specifieke touchscreenfuncties op elk van de panelen.
Pictogram Beschrijving
• • • • • Tik om: Een paneel te activeren op een pagina met meerdere panelen De cursor op een paneel te plaatsen Een menu en een dialoogvensteroptie te selecteren Een selectievakje in of uit te schakelen Basisinformatie over een geselecteerd item weer te geven • • • Ingedrukt houden: Op elk paneel met een cursor om de cursorondersteuningsfunctie te activeren Op een paneelknop om de beschikbare opties voor gesplitste schermen te bekijken Op een favorietenknop om de bewerkingsmodus te openen Blader door een lijst met beschikbare opties zonder een van de opties te activeren.
Veeg om snel door een lijst te scrollen, bijvoorbeeld door de lijst met waypoints. Tik op het scherm om te stoppen met scrollen.
193 Bediening van het touchscreen | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Pictogram Beschrijving
Pan om een kaart of Sonar-beeld op het paneel te positioneren.
Knijp om uit te zoomen op de kaart of op een beeld.
Spreid om in te zoomen op de kaart of op een beeld.
194 Bediening van het touchscreen | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Index
A
Aankomst
Aankomst modus
Achtergrond Home
Doelinformatie
DSC 154 Een vaartuig oproepen 154
Informatie op
Alarmen Alarminstellingsdialoog
Enkelvoudig alarm 184 Meervoudige alarmen 184 Type berichten 184
App
Apparaat menu 166 Apparaat verkenner 166
Het audio systeem
Master
Sirius radio 168 Tunerregio selecteren 168
Auto-gevoeligheid
Automatische navigatie
Autopilot
Autorouting, zie Dock-to-dock
Autorouting
B
Back-up maken van uw
Bediening van het
Bediening
Beeld
Bekijken
Index | HDS Carbon Gebruikershandleiding 195
Bestanden naar een kaart,
kopiëren 183 Bestanden weergeven 183 Bestanden, beheer 183
Bestanden
Bluetooth
Apparaten koppelen 133 Draadloze technologie 133
C
Controller en viewer-app
D
Data overlay 33 aan en uit zetten 33
De unit in- en
Dialoogvenster Systeem
Dock-to-dock Autorouting
Gehele route 62, 63 Selectie 62, 63
Draadloos
Verbinden
smartphone 131 Verbinden tablet 131
Draadloze hotspot Verbinding tot stand
E
Extra
F
Fantoom Loran 70 Instellingen 70
Bewerken 34 Nieuwe toevoegen 34
Fishfinder
G
Geavanceerde instellingen
196 Index | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Geavanceerde systeem
Gebruik
Gesplitst scherm
Gevoeligheid
GoFree
GoFree
Verbinden
smartphone 131 Verbinden tablet 131
H I
Handleiding
Handmatige modus
Handmatig
Het touchscreen
Instellingen
Stuurautomaat,
K
Kaart Bestanden kopiëren
Kaarten
Het vaartuig op het kaart
Kaartschaal 38 Kaarttype selecteren 38
Objecten zoeken op de
Index | HDS Carbon Gebruikershandleiding 197
Kijk vooruit
Kleurlijn
Koerssensor Configureren voor trolling
Koersvergrendelingsmodus
Kopiëren van bestanden naar
Koppelen
L
M
Man overboord
Een MOB aanmaken 30 Informatie weergeven 30
Navigatie naar MOB
N
Navigeren
Aankomst radius 69 Met stuurautomaat 69
Trails 70 Type loggen 70 XTE alarm 70
Netwerk
NMEA
NMEA Logboekbestand
O
Onderhoud
Opnemen Opname van loggegevens
Opname van
Oppervlak helderheid
Overlay, gegevens
Overlaygegevens
Overlaygegevens
198 Index | HDS Carbon Gebruikershandleiding
P
Pagina's
Een pagina selecteren 28 Selecteren actief paneel 28
Panelen Paneelformaat
PDF, bestanden
Plaats van bediening instellen,
Power-Poles 22 Bedieningsknoppen 22
Dubbele koppeling
R
Doelvergroting 141 Drempel 141
EBL/VRM
EBL/VRM
MARPA
Doelinfo
Midden van radar
positioneren 143 Noord boven 143
Radio, als audio
Bewerken in het
Dialoogvenster Route
Dock-to-dock
Autorouting 62 Easy Routing 62
Een nieuwe route aanmaken
Index | HDS Carbon Gebruikershandleiding 199
Een route aanmaken op basis van bestaande
S
Satellieten, systeem
Simulator 106 Bronbestanden 106 Demomodus 106
Favorietenlijst 169 Kanalen vergrendelen 169
Sirius weer
Overlay op
kaartpaneel 170 Status paneel 170
Zeewater oppervlakte
SL2-formaat 77 SL3-formaat 77 SLG-formaat 77
Snelheidsregeling,
Software
Opgenomen gegevens
Opname van loggegevens
Opname van
Beeld en trollingmotor
Contrast 95 Fishfinder stoppen 95
Geavanceerde
200 Index | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Koerssensor
Weergeven van
Standaardinstellingen
Standby modus,
DownScan of SideScan
Geavanceerde
Gegevens converteren naar
Oppervlaktehelderheid 90 Ruisonderdrukking 90
Vooraf ingestelde
Sturen met draaipatroon Buitenboord
Stuurautomaat
Aankomst modus 111 Ankermodus 111
Automatische navigatie
Automatische navigatie
Bediening van de
De aankomstcirkel van het
informatiebalk,
Instellingen,
Koersvergrendelingsmodus
Plaats van bediening
Sturen met draaipatroon,
Index | HDS Carbon Gebruikershandleiding 201
Stuurbekrachtigingsmodus
Wendpatroonbesturing,
Systeem instellingen 179 Coördinatensysteem 179
Standaardinstellingen
Taal 179 Tekst grootte 179 Tijd 179 Toetstonen 179
Systeeminstellingen Over copyright en deze
Systeemprestaties
T
Tools
Routes 178 Trails 178 Waypoints 178
Touch
Touchscreen
Trails
Trails omzetten in
Trollingmotor
Koerssensor
Stuurautomaatbediening
Type loggen, navigatie
U
Unit Controleren van de
V
Verbinden tablet
Verbinden
Verbinding verbreken
202 Index | HDS Carbon Gebruikershandleiding
Bron 105 Het paneel instellen 105 Standaard 105
Video
Voorbeeld van historie
W
Waypoints, routes en trails
Weer
Weerdetails
Wendpatroonbesturing Stuurautomaat
X
XTE alarm
Z
Zoomen
Index | HDS Carbon Gebruikershandleiding 203
advertisement
* Your assessment is very important for improving the workof artificial intelligence, which forms the content of this project