Roland Fantom G6 de handleiding | Manualzz
Inhoud
De Fantom-G Live gebruiken.................. 5
De eerste stappen in het gebruik van de Fantom-G Live .................................................6
Op het keyboard uitvoeren.......................................................9
Een enkele klank (Patch) selecteren en afspelen ..........................................................10
Twee of meer klanken tegelijkertijd spelen (Layer/Split) ...............................................11
Een set klanken voor een Live uitvoering creëren ........................................................14
Op de Pads uitvoeren ............................................................15
Grondbeginselen van een Pad .................................................................................16
De Pads gebruiken om ritme klanken te spelen ...........................................................17
De Pads gebruiken om gesamplde klanken te spelen...................................................19
De Pads gebruiken om Sequenced frases te spelen (RPS) .............................................21
Een Song creëren .............................. 23
Wat is een sequencer? ............................................................................................24
De apparatuur in orde maken ..................................................................................26
Procedure voor het creëren van een Song..................................................................27
Voorbereidingen voor Song productie.......................................................................28
MIDI gebruiken voor opname (recording) van het ritme in Realtime...............................31
De bas en piano als MIDI voor opname (recording) in Realtime ...................................35
Audio bestanden vanaf de computer importeren.........................................................36
Klanken van een microfoon of gitaar opnemen...........................................................38
Song Edit gebruiken om samples of frases te arrangeren .............................................41
De totale balans aanpassen .....................................................................................42
Mastering ..............................................................................................................43
De Song opslaan....................................................................................................44
Een CD van de voltooide Song maken ......................................................................45
3
Deze snelle start is op de Fantom-G6, de Fantom-G7 en de Fantom-G8 van toepassing. De handleiding gebruikt
de term ‘Fantom-G’ om deze drie modellen aan te geven.
De toelichtingen in deze handleiding bevatten illustraties, die afbeelden, wat eigenlijk op het beeldscherm zou
moeten worden weergegeven. Let echter op, dat het apparaat een nieuwere uitgebreidere versie van het systeem
kan hebben (bijvoorbeeld nieuwere klanken), zodat wat u werkelijk op het beeldscherm ziet, niet altijd met wat in
de handleiding staat, overeenkomt.
In het belang van product verbetering kunnen de specificaties en/of uiterlijk van dit apparaat zonder
voorafgaande mededeling veranderen.
Auteursrecht © 2008 ROLAND CORPORATION
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze publicatie mag zonder schriftelijke toestemming van
ROLAND CORPORATION op enigerlei wijze gereproduceerd worden.
4
De Fantom-G Live gebruiken
De eerste stappen in het gebruik van de
Fantom-G Live
Wat is een Patch?
Een Patch is een standaard klank op de Fantom-G. Deze correspondeert met een individueel instrument,
zoals een piano, orgel of gitaar.
Wat is een Single modus?
Wanneer u de Fantom-G voor de eerste keer bespeelt, adviseren wij u, dat u deze in Single modus
gebruikt. Dit is de eenvoudigste en meest standaard modus, waarin de Fantom-G kan worden gebruikt,
alsof u deze als een piano of orgel bespeelt.
fig.0-00a
Wat is Live modus?
Live modus stelt u in staat om maximaal acht Patches tegelijk te spelen. Over het algemeen zijn er twee
manieren, waarop u Live modus kunt gebruiken:
Eén manier is om meerdere klanken gelijkertijd te horen, wanneer u een toets indrukt. Deze instelling wordt
een Layer genoemd.
➝ ‘Twee of meer klanken tegelijkertijd spelen (Layer/Split)’ (p. 11 van deze handleiding).
De andere manier is om verschillende klanken aan het linker en rechter gebied van het toetsenbord toe te
kennen, waardoor u aparte instrumenten met uw linker en rechterhand kunt spelen. Deze instelling wordt
een Split genoemd.
fig.0-00b
6
De eerste stappen in het gebruik van de Fantom-G Live
Wat is studio modus?
Studio modus zult u gebruiken om een Song te creëren. Deze heeft zestien onderdelen en u kunt aan elk
onderdeel een Patch toekennen om zestien verschillende klanken tegelijkertijd te benutten.
U kunt het mixer beeldscherm gebruiken om de Song te mengen door het niveau en Pan instellingen, etc,
voor elk onderdeel aan te passen.
Het voordeel van Studio modus is, dat het zestien onderdelen heeft, maar u moet er rekening mee houden,
dat de effecten storend kunnen werken als u van klank verandert. De klank zal niet worden onderbroken als
u Single modus of Live modus gebruikt, dus Single modus of Live modus zijn voor Live
uitvoeringen de beste optie.
fig.0-00b
7
De eerste stappen in het gebruik van de Fantom-G Live
Gemaakte instellingen opslaan
Wanneer u een originele Patch heeft gecreëerd, moet u deze als een gebruiker Patch opslaan als u deze
later weer wilt gebruiken. Dit heet ‘Writing’. De procedure om een originele Patch in het geheugen weg te
schrijven wordt hieronder getoond.
Als u een andere Patch selecteert, voordat u de originele Patch wegschrijft, zullen
deze door u gemaakte veranderingen verloren gaan.
* Gebruiker Patches hebben de aanwijzing ‘USER’ voor hun naam, bijvoorbeeld ‘USER 001 : INITIAL
PATCH’. Gebruiker Patches zijn voor het opslaan van originele klanken.
* De wegschrijf procedure voor een Live set of studio set is hetzelfde.
fig.0-000c_e.eps
The WRITE MENU screen appears.
Wijs een naam aan de Patch
(of Live set of studio set) toe.
Specificeer, waarheen u wilt wegschrijven.
8
Op het keyboard uitvoeren
Een enkele klank (Patch) selecteren en afspelen
Hier wordt getoond, hoe u een enkele categorie klanken kunt bezichtigen (zoals alleen de piano Patches of
alleen de orgel Patches) en één ervan kunt selecteren.
Een klank selecteren (Single modus)
1.
Druk op de [SINGLE] knop.
fig.0-01
2.
Druk op [F1 (Patch List)] om toegang tot het Patch lijst scherm te krijgen.
fig.0-03
3.
Gebruik [F1][F2] om een categorie (van klanken, zoals piano, orgel of bas) te selecteren
en gebruik vervolgens de VALUE draaischijf of [DEC] [INC] om een Patch te selecteren.
Wanneer u een Patch heeft geselecteerd, druk op [F8 (Select)] om uw keuze te
bevestigen.
fig.0-04
Als u op [F7 (Preview)] drukt, hoort u een frase van de geselecteerde klank, die binnen het
type (categorie) van de Patch (frase Preview) past.
U kunt ook het voorpaneel [knop 4] gebruiken om een categorie te selecteren en
[schuifregelaar 8] gebruiken om door de lijst te bladeren.
U kunt ook ritmische klanken vanaf het toetsenbord spelen. In het Patch List scherm hierboven
drukt u op [F4 (Rhythm Set)] om een lijst ritme sets te zien.
De gevoeligheid van het toetsenbord aanpassen
U kunt de manier, waarop het volume op de speel dynamiek reageert, aanpassen
➝ ‘Hoe systeem functie instellingen maken’ (p. 286 van de gebruikershandleiding).
➝ ‘Keyboard Velocity Sens (Toetsenbord aanslaggevoeligheid)’ (p. 288 van de
gebruikershandleiding).
10
Twee of meer klanken tegelijkertijd spelen
(Layer/Split)
U kunt twee of meer Patches tegelijkertijd spelen, bijvoorbeeld een piano en bel, die tegelijk klinken,
wanneer u een toets indrukt. Dit wordt een Layer genoemd.
U kunt ook verschillende klanken in het linker en rechter gebied van het toetsenbord spelen. U zou
bijvoorbeeld een bas klank met uw linkerhand kunnen spelen, terwijl u een piano klank met uw rechterhand
speelt. Dit wordt een Split genoemd.
In de illustratie hieronder is alleen in het hoge register een piano met een bel verbonden om een
sprankelende piano klank te produceren.
fig_layer_e.eps
Piano
Bel
Procedure
Laten we een Live set gebruiken om een klank, zoals hierboven, te creëren.
Een Live set selecteren
1.
Druk op [LIVE] om Live modus te selecteren.
2.
Druk op [F5 (LiveSet List) om de Live setlijst te bekijken.
3.
Draai de VALUE draaischijf of gebruik [DEC][INC] om ‘PRST 512: Sitar Gliss’ te selecteren.
Nadat u een Live set heeft geselecteerd, druk op [F8 (Select)] om uw keuze te bevestigen.
11
Twee of meer klanken tegelijkertijd spelen (Layer/Split)
De Live set initialiseren
1.
Druk in het Live Play (Layer/Split) scherm op [F2 (Utility)] en druk vervolgens op [F6
(Initialize)].
2.
Gebruik
3.
Druk op [F8 (Select)].
Een bevestigingsbericht verschijnt.
4.
Druk op [F7 (OK)] om initialisatie uit te voeren.
5.
Druk op [F8 (Exit)] om naar het vorige scherm terug te keren.
/
om ‘Default’ te kiezen.
De toetsenbord schakelaar voor onderdelen 1 en 2 inschakelen
1.
Gebruik in het Live Play (Layer/Split) scherm de cursor knoppen om de cursor naar de
KBD (toetsenbord schakelaar) indicatie voor onderdeel 1 te verplaatsen.
2.
Schakel ook, op dezelfde manier, de toetsenbord schakelaar voor onderdeel 2 in.
Onderdelen, waarvan de toetsenbord schakelaar is ingeschakeld, kunnen op het toetsenbord worden gespeeld.
Omdat u de toetsenbord schakelaar voor onderdelen 1 en 2 heeft ingeschakeld, zullen deze tegelijkertijd klinken.
Patches (klanken) selecteren
1.
Laten we de Patch selectie voor onderdeel 1 veranderen, zodat deze als een piano klinkt.
fig.0-05d_e.eps
Gebruik de cursor knoppen (omhoog/omlaag) om
onderdeel 1 te selecteren, druk vervolgens op [F1
(Patch List)] en …
2.
12
Gebruik [F1][F2] om ‘AC.Piano’ te selecteren en
gebruik de VALUE draaischijf om de gewenste piano
Patch te selecteren. Wanneer u uw keuze heeft
gemaakt, druk op [F8 (Select)] om dit te bevestigen.
Verander op dezelfde manier de Patch selectie voor onderdeel 2, zodat deze een bel
klank speelt (categorie ‘Bell’).
Twee of meer klanken tegelijkertijd spelen (Layer/Split)
Het toonhoogte bereik specificeren
In het Live Play (Layer/Split) scherm kunnen we het toonhoogte bereik voor elk onderdeel specificeren.
1.
In het Live Play (Layer/Split) scherm gebruikt u de cursor knoppen om de cursor naar de
‘Lower’ instelling van onderdeel 2 te verplaatsen.
2.
Specificeer het toonhoogte bereik. Draai de VALUE draaischijf om de waarde te
specificeren.
fig.0-05b_e
Alleen piano
Piano + Bel
U kunt ook instellingen maken, zodat het linker en rechter gebied van het toetsenbord klanken
gescheiden speelt zonder hiervan lagen te maken (bijvoorbeeld, bas aan de linkerhand en
piano aan de rechterhand). Deze opstelling wordt een Split genoemd.
De volume balans van de piano en bel aanpassen
Pas de balans aan, zoals gewenst. U zou bijvoorbeeld voornamelijk de piano willen horen met een klein
beetje bel. De acht schuifregelaars in het Live Play (Layer/Split) scherm corresponderen met het niveau van
de onderdelen. U kunt deze door de acht schuifregelaars op het Fantom-G paneel te bewegen aanpassen.
Door [F7 (Mixer)] in te drukken, krijgt u toegang tot het mixer scherm, waar u de Pan (links/
rechts positie) en de hoeveelheid effect voor de onderdelen kunt aanpassen.
Voor meer informatie over effect instellingen, zoals reverb en chorus
➝ ‘Effecten toevoegen’ (p. 150 van de gebruikershandleiding).
Veranderingen, die u maakt, zijn tijdelijk en zullen verloren gaan als u de stroom uitschakelt,
de geluid generator modus omschakelt of een andere Live set selecteert. Als u de Live set wilt
behouden, moet u deze opslaan, zoals in ‘De gemaakte instellingen opslaan’ (p. 8)
van deze handleiding) staat beschreven.
13
Een set klanken voor een Live uitvoering
creëren
U kunt een lijst van de Patches, Live sets, studio sets en Songs, die u regelmatig gebruikt, creëren en deze in
de volgorde plaatsen, waarin deze tijdens uw Live show zullen worden gebruikt, zodat de klanken, die u
nodig heeft, meteen geselecteerd kunnen worden. Deze toepassing wordt de Favorite functie genoemd.
U zou, bijvoorbeeld, een lijst kunnen creëren met de klanken, die u voor de eerste Live uitvoering gaat
gebruiken. Ook kunt u deze met één klik doorlopen.
Overzicht
Als u klanken in het Favorite scherm registreert, bent u in staat om deze onmiddellijk te selecteren door een
Pad in te drukken. U kunt zestien van deze sets creëren, en elke set wordt een ‘Bank’ genoemd.
fig.5-99
Voor meer informatie over de Favorite functie gebruiken
➝ ‘Een lijst van veel gebruikte klanken creëren (Favorite)’ (p. 54 van de
gebruikershandleiding).
De beeldscherm achtergrond veranderen
De Fantom-G geeft u de mogelijkheid om de beeldscherm achtergrond te veranderen. U kunt de
Fantom-G een persoonlijk tintje geven door voor een favoriete foto of afbeelding te kiezen.
➝ ‘ De beeldscherm achtergrond veranderen (Wallpaper)’ (p. 299 van de
gebruikershandleiding).
Screen Saver
Deze functie stelt u in staat om een eenvoudige animatie te laten verschijnen, wanneer de
Fantom-G voor een bepaalde tijd niet gebruikt wordt.
Omdat de Fantom-G een de TFT liquid crystal beeldscherm gebruikt, zou als hetzelfde scherm
voor een langere tijd wordt getoond, zou deze in het beeldscherm kunnen branden. Om dit te
voorkomen, raden wij aan, dat u de Screen Saver gebruikt.
➝ ‘Hoe systeem functie instellingen maken’ (p. 286 van de gebruikershandleiding).
➝ ‘Screen Saver’ (p. 297 van de gebruikershandleiding).
14
Op de Pads uitvoeren
Grondbeginselen van een Pad
U kunt samples, ritmes of frases spelen door op de Fantom-G Pads te slaan of u kunt ze als zestien
schakelaars gebruiken om de verschillende parameters uit/in te schakelen. De Pads kunnen in één of
zestien modi functioneren. Druk op [PAD MODE] om tussen de Pad modus te wisselen.
1.
Druk op [PAD MODE].
[PAD MODE] gaat knipperen, waarna de huidig geselecteerde Pad modus (Pad [1]-[16]) gaat knipperen.
2.
Druk op een Pad [1]-[16].
De Pad modus wordt omgeschakeld. Zie de tabel hieronder voor een uitleg van wat ieder Pad doet en de
referentie naar gebruikershandleiding pagina:
Pad
nummer
1
2
3.
Pad modus
Uitleg
SAMPLE PAD
RHYTHM
De Pads spelen een sample set.
De Pads spelen een ritme set.
Pagina
handleiding
p. 191
p. 192
3
CHORD MEMORY
De Pads veranderen het akkoord van de akkoord geheugen functie.
p. 193
4
ARPEGGIO
De Pads veranderen de arpeggio stijlen.
p. 193
5
RPS
De Pads spelen frases.
p. 194
6
7
RHYTHM PTN
TONE SEL/SW
De Pads spelen ritme patronen
De Pads selecteren tonen en schakelen deze aan/uit.
p. 196
p. 197
8
TRACK MUTE
De Pads schakelen de sequencer Tracks uit (Silence).
p. 197
9
BOOKMARK
De Pads registeren of roepen veelvuldig gebruikte schermen op.
p. 198
10
11
MIDI TX SW
EFFECT SW
De Pads schakelen externe MIDI zend kanalen (1-16) aan/uit.
De Pads veranderen effecten (andere dan de Patch multi-effect).
p. 198
p. 199
12
PATCH MFX SW
De Pads veranderen de Patch multi-effect voor elk onderdeel.
p. 199
13
PART SELECT
De Pads selecteren onderdelen (1-16) en Banks (INT/EXP1/EXP2/EXT).
p. 200
14
PART MUTE
De Pads schakelen onderdelen (1-16) en Banks (INT/EXP1/EXP2) uit (Silence).
p. 200
15
USER GROUP
p. 201
16
FAVORITE
De Pads registeren/roepen gebruikersgroep Patches, Live sets of studio sets
op.
De Pads registeren/roepen favoriete instellingen op.
p. 202
De Pad modus wordt op de volgende schermen aangegeven:
PAD_1_e.EPS
Single modus
Live modus
Als u een Live set of een studio set verandert, zal de Pad modus ook worden veranderd. Als u
16
de Pad modus niet wilt veranderen, stel de ‘Pad Assign Source’ in systeem op ‘SYS’.
➝ ‘Hoe systeem functie instellingen maken’ (p. 286 van de gebruikershandleiding).
➝ ‘Pad toewijs bron’ (p. 288 van de gebruikershandleiding).
De Pads gebruiken om ritme klanken te
spelen
De Pads zijn ideaal om ritme klanken te spelen. U kunt de dynamiek van de klank variëren door de kracht
van de slagen op de Pads te veranderen.
1.
Druk op [PAD MODE], en druk vervolgens op Pad [2] (RHYTHM).
2.
Wanneer u op een Pad [1]-[16] drukt, hoort u een ritme klank.
Klanken selecteren
1.
Druk op [PAD SETTING].
2.
Gebruik de cursor knoppen om ‘Bank’ of ‘nummer/naam’ te selecteren en gebruik de
VALUE draaischijf om een ritme set te kiezen. Druk op [F8 (Exit)] om naar het vorige
scherm terug te keren.
fig.1-01
3.
U kunt de ritme set klanken in de volgende schermen bekijken of veranderen.
fig.0-02
Single modus
Live modus
Type “
”
Deel, waarvan RHY (ritme Pad) schakelaar aan is.
17
De Pads gebruiken om ritme klanken te spelen
De Pad gevoeligheid naar wens aanpassen
U kunt de manier, waarop de slagkracht van het Pad met het volume correspondeert, aanpassen.
Druk op [PAD SETTING] ➝ [F1] (System) om toegang tot het instelling scherm te krijgen, en stel ‘Pad Sens’
naar wens in.
Waarde
LIGHT
Pad reactie
Zelfs lichte slagen kunnen met gemak hoge volume produceren.
MEDIUM
HEAVY
Tussen LIGHT en HEAVY gevoeligheid.
Krachtige slagen zijn nodig om hoge volume te produceren.
Als u de instellingen wilt behouden, druk op [F7 (Sys Write)].
De Pads op een gespecificeerde volume vastzetten
Voor sommige klanken wilt u het volume niet veranderen.
Druk op [PAD SETTING] om toegang tot het instelling scherm te krijgen en stel ‘Pad Velocity’ (Pad
aanslaggevoeligheid) naar wens in.
Waarde
Pad volume
SYSTEM
De systeem instelling van ‘Pad Velocity’ (gebruikershandleiding p. 288) zal worden
gebruikt.
Het gespecificeerde volume zal klinken, ongeacht de kracht van de slag.
1–127
Als u de instellingen wilt behouden, druk op [F7 (Write)].
18
De Pads gebruiken om gesamplde
klanken te spelen
Klanken (samples), die door samplen tot stand zijn gekomen, kunnen snel en makkelijk vanaf de Pads
worden gespeeld. U kunt korte ‘Shots’ (slagen) samplen en deze als percussie instrumenten spelen. U kunt
ook hele frases samplen en deze met een enkele druk op de knop afspelen.
1.
Druk op [PAD MODE] en druk vervolgens op Pad [1] (SAMPLE PAD).
2.
Druk op een Pad [1]-[16] om de sample af te spelen.
De samples selecteren
1.
Druk op [PAD SETTING].
2.
Gebruik de cursor knoppen om ‘Number/Name’ te selecteren en gebruik de VALUE
draaischijf om de sample set te kiezen, die u bij gebruik van de Pads wilt spelen.
Om de sample, die door elk Pad wordt gespeeld, te selecteren, gebruikt u de cursor knoppen om ‘Sample
Number’ te selecteren en vervolgens draai de VALUE draaischijf om een sample te selecteren.
Als u de instellingen wilt behouden, druk op [F7 (Write)]. Om naar het vorige scherm terug te keren, druk
op [F8 (Exit)].
Sample set
Samples voor Pads 1-16
3.
U kunt ook de sample set ook in de volgende schermen bekijken of veranderen.
PAD_3_e.EPS
Single modus
Live modus
TYPE “
”
Part, waarvan RHY (ritme Pad) schakelaar is ingeschakeld.
19
De Pads gebruiken om gesamplde klanken te spelen
Klanken (samples) van de computer importeren
De Fantom-G kan WAV/AIFF formaat audio bestanden van de computer importeren en deze als samples
afspelen.
Hier zullen we uitleggen, hoe u audio bestanden via een USB geheugen (apart verkrijgbaar)
kunt importeren. Zelfs als u geen USB geheugen heeft, kunt u audio bestanden naar de
Fantom-G’s interne geheugen kopiëren.
WAV
AIFF
1.
Maak het audio bestand (WAV/AIFF formaat) gereed op de computer.
2.
Gebruik een USB kabel (apart verkrijgbaar) om de Fantom-G’s USB COMPUTER
aansluiting op de computer aan te sluiten.
3.
Druk op [MENU].
4.
Draai de VALUE draaischijf om ‘USB Storage’ te kiezen, en druk op [F8 (select)].
5.
Druk op [F2 (USB Memory)].
Als u het interne geheugen van de Fantom-G gaat gebruiken, druk op [F1 (Internal)].
6.
Het USB geheugen verschijnt op de computer. Creëer een map op het USB geheugen
‘IMPORT’ genaamd en kopieer het audio bestand (WAV/AIFF formaat) naar die map.
7.
Wanneer u klaar bent met kopiëren, verwijder het USB geheugen van de computer, en
druk vervolgens op [F8 (Exit)] op de Fantom-G.
Windows Vista/XP gebruikers:
In ‘mijn computer’ klikt u met de rechter muisknop het icoon ‘verwijderbare harddisk’ aan en voer
‘verwijder’ uit.
Mac OSX gebruikers:
Sleep de USB Drive icoon naar de prullenbak.
8.
Druk op [MENU].
9.
Draai de VALUE draaischijf om ‘Import Audio’ te kiezen en druk op [F8 (Select)].
10. Druk op [F2 (USB Memory)].
Als u het interne geheugen van de Fantom-G gaat gebruiken, druk op [F1 (Internal)].
11. Druk op [F8 (Import Audio)].
Een bevestiging verschijnt.
12. Druk op [F7 (OK)].
Het bestand zal worden geïmporteerd, en het sample lijst scherm verschijnt.
Het geïmporteerde bestand zal aan de sample lijst als een sample worden toegevoegd. Deze
sample is tijdelijk en zal verloren gaan als u de stroom uitzet. Als u deze wilt behouden, druk
op [F2 (Save)] om op het sample lijst scherm op te slaan.
➝ ‘Een sample opslaan (Save)’ (p. 274 van de gebruikershandleiding).
Nadat u heeft geïmporteerd, verwijder de inhoud van de ‘IMPORT’ map van het USB
geheugen.
13. Als u de geïmporteerde sample van een Pad af wilt spelen, selecteert u de sample klank,
die u voor dat Pad wilt spelen.
20
➝ ‘De samples selecteren’ (p. 19 van deze handleiding).
De Pads gebruiken om Sequenced frases
te spelen (RPS)
U kunt de Pads gebruiken om zelf gecreëerde Sequenced frases te spelen. Dit wordt de RPS (Realtime
Phrase Sequence) functie genoemd. Door bijvoorbeeld gewoonweg te specificeren, dat Pad nummer 2
frase nummer 0005 zal spelen, kunt u op die Pad drukken om de toegewezen frase te spelen.
1.
Druk op [PAD MODE] en druk vervolgens op Pad [5] (RPS).
2.
Wanneer u op een Pad [1]-[16] drukt, zal de aan dat Pad toegewezen frase afspelen.
Een frase selecteren
1.
Druk op [PAD SETTING].
2.
Gebruik de cursor knoppen om ‘RPS Set Number’ te selecteren en gebruik de VALUE
draaischijf om de RPS set te selecteren, die u bij gebruik van de Pads wilt spelen.
Om de frase, die door elk Pad wordt gespeeld, te selecteren, gebruikt u de cursor
knoppen om ‘Phrase Number’ te selecteren en gebruik vervolgens de VALUE draaischijf
om uw keuze te maken.
Als u de instellingen wilt opslaan, drukt u op [F7 (Write)]. Druk op [F8 (Exit)] om naar het vorige scherm
terug te gaan.
RPS set
Frases, die aan Pads 1-16 zijn toegewezen
21
De Pads gebruiken om Sequenced frases te spelen (RPS)
De Pads gebruiken om in sequencer opgenomen frases te spelen
1.
Gebruik de sequencer om een frase op te nemen.
➝ Gebruikershandleiding ‘In een frase opnemen’ (p. 220).
2.Sla de frase op.
➝ Gebruikershandleiding ‘Een frase opslaan (Save)’ (p. 216).
3.Selecteer de frases, die door elk Pad wordt gespeeld.
➝ Deze handleiding ‘Een frase selecteren’ (p. 21).
De frase afspeel tempo specificeren
1.
Druk op [TEMPO].
Het Tempo venster verschijnt.
2.
Draai de VALUE draaischijf of gebruik [INC] [DEC] om het afspeel tempo te specificeren.
• Door [SHIFT] ingedrukt te houden en de VALUE draaischijf te draaien, kunt u nauwkeurige aanpassingen
onder de decimale punt maken.
• Als u op [F7 (Click)] drukt om deze in te schakelen, zal er een klik in het gespecificeerde tempo klinken.
De klik zal iedere keer als u de knop indrukt aan/uitschakelen.
• Als u op [F6 (Tap Tempo)] drukt, kunt u het tempo specificeren door de knop herhaaldelijk op het
gewenste tempo in te drukken (Tap Tempo). Druk de knop drie of meer keer op kwart noot intervallen
van het gewenste afspeel tempo in.
3.
22
Wanneer u klaar bent met de instellingen, drukt u op [F8 (Close)].
Een Song creëren
Wat is een sequencer?
Met de sequencer kunt u een Song te creëren door uw uitvoering op het keyboard of Pads op te nemen of
door audio bronnen, zoals een microfoon of gitaar, die op de Fantom-G’s ingang jacks zijn aangesloten,
op te nemen en vervolgens de Song af te spelen.
MIDI en Audio
De Fantom-G sequencer kan MIDI en audio opnemen.
MIDI (frases)
MIDI slaat de keyboard en Pad uitvoering als uitvoeringsdata op. Elke sequence opgenomen MIDI data
wordt een ‘frase’ genoemd. U kunt maximaal 2.000 frases in een enkel project creëren en elke frase kan
zestien kanalen MIDI data bevatten.
Er zijn 128 MIDI Tracks, waarin MIDI uitvoeringsdata opgenomen kan worden. U kunt ook een Song
creëren door frases eenvoudigweg in een MIDI Track te plaatsen.
Hoewel MIDI vergelijkbaar met audio is in de zin van, dat het een manier is om een uitvoering op te
nemen, neemt MIDI eerder de ‘uitvoeringsdata’ dan het ‘geluid’ op en stelt u daarom in staat om vrijelijk
gedetailleerde veranderingen aan individuele noten en andere gegevens uit te voeren.
Audio (samples)
Audio refereert naar ‘klank’, die u vanaf een microfoon of gitaar, die op de Fantom-G ingang jack is
aangesloten, kunt opnemen. Elk deel opgenomen audio data wordt een ‘sample’ genoemd. U kunt
maximaal 2.000 samples in een enkel project creëren. WAV/AIFF formaat audio bestanden van de
computer kunnen ook als samples via USB geheugen (of met gebruik van de USB opslag functie) worden
geïmporteerd. (Zie ‘Klanken (samples) van de computer importeren’ (p. 20 van deze
handleiding).)
U heeft de beschikking over 24 Tracks, waarin audio (samples) kunnen worden opgenomen. U kunt ook
een song creëren door simpelweg samples in een audio Track te plaatsen.
fig.04-009.j
Song
MIDI frase lijst
Frase wijzigen
Phrase
MIDI Tracks
Audio Tracks
Sample lijst
Sample wijzigen
Sample
24
Wat is een sequencer?
Terminologie
Song
Op de Fantom-G refereert: ‘Song’ naar een compositie, die u met gebruik van de sequencer
heeft gecreëerd en omvat de uitvoeringsdata en de geluid generator instellingen samen
opgeslagen. Dit betekent, dat een Song alle materiaal voor deze compositie bevat. Wanneer u
de compositie klaar heeft, moet u de Song opslaan. De volgende keer, dat u die Song inlaadt,
zullen de uitvoeringsdata frases, de instellingen voor de geluid generator en effecten teruggaan
naar het moment, waarop de Song de laatste keer werd opgeslagen.
Track
Binnen de Fantom-G sequencer, is een Track een gebied, waar een uitvoering kan worden
opgeslagen. Er zijn vierentwintig audio Tracks voor audio opnamen (samples) en 128 MIDI
Tracks voor MIDI opname (frases).
Patch
Patches corresponderen met instrumentale klanken, zoals bas, piano en gitaar.
Studio set
Een studio set bevat instellingen voor zestien onderdelen, die u in staat stellen maximaal zestien
Patches gelijktijdig te gebruiken.
Part
Een studio set bevat zestien onderdelen (Parts) en u kunt het volume, Pan en andere aspecten
van de klank los voor elk onderdeel regelen. U kunt bijvoorbeeld een piano Patch voor
onderdeel 1 selecteren, een bas Patch voor onderdeel 2, een drum Patch voor onderdeel 10,
etc. en voor elk instrument de volume balans aanpassen.
25
De apparatuur in orde maken
Om de Fantom-G’s audio opname vermogen tot het uiterste te benutten, moet u het geheugen uitbreiden.
Door expansie DIMM geheugen te plaatsen, zult u de duur van audio opname kunnen verlengen. USB
geheugen stelt u in staat om de belangrijke data, die u heeft opgenomen, op te slaan.
DIMM geheugen (apart verkrijgbaar)
De audio, die u vanaf een gitaar of microfoon op de Fantom-G opneemt,
wordt in dit DIMM geheugen als audio data (samples) opgenomen. Hoe
hoger de capaciteit van het DIMM geheugen, hoe meer opnametijd u zal
hebben.
De Fantom-G kan maximaal 512 M bytes DIMM geheugen gebruiken. Wij
bevelen aan, dat u 512 M bytes installeert om de langst mogelijke
opnametijd te hebben. Zelfs zonder DIMM geheugen kunt u ongeveer drie
minuten stereo opnemen, maar met 512 M bytes DIMM geheugen heeft u
ongeveer 54 minuten stereo opname.
DIMM geheugen is kwetsbaar voor schade door statische elektriciteit, die door uw handen
vrijkomt, zo wees voorzichtig. Wanneer u de Fantom-G installeert, lees het desbetreffende
onderdeel van de gebruikershandleiding en voer de installatie precies uit, zoals wordt
beschreven.
➝ Voor informatie, zie ‘Het DIMM geheugen uitbreiden’ (p. 308, p. 310 van de
gebruikershandleiding).
USB geheugen (apart verkrijgbaar)
De inhoud van DIMM geheugen zal verloren gaan als u de stroom
uitschakelt. De Fantom-G bevat 50 M bytes interne geheugen (intern
geheugen). Behalve als u het DIMM geheugen heeft uitgebreid, zal een
volledig opgenomen project te groot zijn om in het interne geheugen op
te slaan. In dit geval, moet u de data op een USB geheugen opslaan. Als
u de Resampling functie heeft gebruikt om een complete Song in een
WAV bestand om te zetten en u het WAV bestand naar de computer wilt
verplaatsen, moet u deze op een USB geheugen opslaan en deze
vervolgens naar de computer kopiëren.
Sluit het USB geheugen op de USB MEMORY slot op de achterzijde aan.
(Gebruikershandleiding ‘USB MEMORY slot’ (p. 24))
Voor informatie over hoe u het USB geheugen moet formatteren (initialiseren), zie ‘USB
geheugen formatteren’ (p. 280 van de gebruikershandleiding).
Als het USB geheugen naar een ander dan FAT is geformatteerd, zal de Fantom-G deze niet
herkennen. Gebruik de computer om het USB geheugen naar het ‘FAT’ of ‘FAT32’
bestandssysteem te formatteren. (Als u Mac OS X gebruikt, formatteer het als ‘MS-DOS
bestandssysteem (FAT32)’.
Data naar het USB geheugen opslaan
Om het USB geheugen te gebruiken, sla dan eerst het project op het USB geheugen op, zoals in ‘Als
project opslaan’, (p. 277 van de gebruikershandleiding). Op deze manier kunt u de uitgebreide audio
opnames (samples), die u met behulp van het DIMM geheugen heeft gemaakt, opslaan.
Het project, dat u het laatste heeft opgeslagen (of ingeladen) zal automatisch worden ingeladen, wanneer
de Fantom-G wordt ingeschakeld, dus is het een goed idee om het USB geheugen aangesloten te laten.
26
Procedure voor het creëren van een Song
De algemene procedure om een Song te creëren, wordt hieronder getoond. Deze handleiding zal het
proces in deze volgorde behandelen.
1. Een lege Song in de Song lijst selecteren (p.28)
2. De klanken, die u voor opname gaat gebruiken, in de studio set
selecteren (p. 28)
3. De maatsoort van de Song specificeren (p. 30)
4. Het tempo van de Song specificeren (p. 30)
5. (Als u MIDI gebruikt om een Song te creëren) Realtime opname
uitvoeren (p. 31)
6. (Als u audio gebruikt om een Song te creëren) Audio bestanden
van de computer importeren (p. 36)
7. (Als u audio gebruikt om een Song te creëren) Van een
microfoon of gitaar, die op de Fantom-G is aangesloten,
opnemen (p. 38)
8. Song Edit (wijzigen) gebruiken om samples en frases in Tracks te
plaatsen (p. 41)
9. De mixer gebruiken om de balans van de onderdelen aan te
passen (p. 42)
10.De Song opslaan (p. 44)
27
Voorbereidingen voor Song productie
Hier wordt beschreven, hoe u de sequencer en geluid generator voorbereidt om een Song te creëren.
Een lege Song in de Song lijst selecteren
Wanneer de Fantom-G opstart, zal deze Song 001 van de Song lijst inladen en bij de fabrieksinstellingen
bevat Song nummer 001 een demo Song. Als u een nieuwe Song creëert, selecteer een lege Song van de
Song lijst.
1.
Druk op [SONG].
Het Song Play scherm verschijnt.
2.
Druk op [F1 (Song List)].
Het Song lijst scherm verschijnt.
3.
Gebruik de VALUE draaischijf om een lege Song nummer te selecteren en druk op [F8
(Load)].
Een bevestiging verschijnt.
4.
Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
Klanken in een studio set selecteren
We bevelen aan, dat u de geluid generator in studio modus zet, wanneer u een Song creëert. Studio
modus stelt u in staat om maximaal zestien verschillende klanken te gebruiken om uitvoeringen voor elk
onderdeel onafhankelijk op te nemen en af te spelen. Deze modus is daarom de beste keuze bij de creatie
van een Song met meerdere instrumenten, zoals drums, bas en piano.
Een studio set selecteren
28
1.
Druk op [STUDIO] om een studio modus te kiezen.
2.
Druk op [F5 (Studio List)] om de studio set lijst te zien.
Voorbereidingen voor Song productie
3.
Draai de VALUE draaischijf of gebruik [DEC] [INC] om ‘PRST 007: Rock Studio Set’ te
kiezen. Nadat u een studio set heeft geselecteerd, druk op [F8 (Select)] om uw keuze te
bevestigen.
‘PRST 007: Rock Studio Set’ is een studio set, die bij voorbaat al geschikte klanken en
effect instellingen heeft om een rock Song te maken.
Patches selecteren (klanken)
1.
Selecteer een piano klank voor onderdeel 1.
Gebruik de cursor knoppen
om onderdeel 1 op te
lichten, druk vervolgens op
[F1 (Patch List)].
Gebruik dan [F1] [F2] om de categorie ‘AC.Piano’ te
selecteren en draai de VALUE draaischijf om de
gewenste piano Patch te selecteren. Wanneer u uw
selectie heeft gemaakt, druk op [F8 (Select)].
2.
Op dezelfde manier, selecteer een basklank (‘bas’ categorie) voor onderdeel 2.
3.
Op dezelfde manier, selecteer een ritme set voor onderdeel 10.
Een ritme set wordt standaard voor onderdeel 10 geselecteerd. In het geval van een ritme set
is het niet nodig om in de Patch lijst [F1] [F2] toetsen te gebruiken om een categorie te
selecteren.
Veranderingen, die u maakt, zijn tijdelijk en zullen verloren gaan, wanneer u de stroom
uitschakelt, de geluid generator verandert of een andere studio set selecteert. Als u de studio
set, die u gewijzigd heeft, wilt behouden, moet u de studio set, zoals in ‘Gemaakte
instellingen opslaan’ (p. 8 van deze handleiding) wordt beschreven, opslaan.
29
Voorbereidingen voor Song productie
De maatsoort specificeren
Wanneer u een nieuwe Song opneemt, moet u de maatsoort specificeren. Echter, nadat u Song Clear heeft
uitgevoerd of de stroom heeft aangezet, zal de maatsoort altijd op 4/4 worden ingesteld. U hoeft dit alleen
te veranderen als de nieuwe Song een andere maatsoort gebruikt. In dit voorbeeld gaan we ervan uit, dat u
een 4/4 Song opneemt, zodat we deze instelling niet veranderen.
Als u een andere maatsoort dan 4/4 wilt specificeren, ga naar gebruikershandleiding
onderdeel
‘De maatsoort specificeren (Beat Track)’ (p. 219).
Het tempo specificeren
Hier wordt uitgelegd, hoe het tempo te specificeren, wanneer een Song wordt opgenomen.
1.
Druk op [TEMPO].
Het tempo venster verschijnt.
2.
Gebruik de VALUE draaischijf of gebruik [INC] [DEC] om het tempo te specificeren.
• Als u de VALUE draaischijf draait, terwijl u [SHIFT] ingedrukt houdt, kunt u nauwkeurige aanpassingen
onder de decimale punt maken.
• Als u op [F7 (Click)] drukt om in te schakelen, zal in het gespecificeerde tempo een klik klinken. De klik
zal iedere keer, dat u de knop indrukt, aan/uitschakelen.
• Als u op [F6 (Tap Tempo)] drukt, kunt u het tempo specificeren door de knop herhaaldelijk op het
gewenste tempo (Tap Tempo) in te drukken. Druk de knop drie of meer keer op kwart noot intervallen
van het gewenste afspeel tempo in.
3.
30
Wanneer u klaar bent met de instellingen, druk op [F8 (Close)].
MIDI gebruiken voor opname (recording)
van het ritme in Realtime
Nu gaan we MIDI gebruiken om een opname in Realtime van het ritme onderdeel te maken.
De Pads gebruiken om het ritme op te slaan
De Pads zijn een geschikte manier om een percussie instrument uitvoering op te nemen. Opname in
Realtime is een methode, waarbij nauwkeurig wordt opgenomen, hoe u bij de uitvoering de Pads aanslaat.
De Pad modus op RHYTHM instellen
1.
Druk op [PAD MODE] en druk vervolgens op pad [2] (RHYTHM).
2.
Wanneer u een Pad [1]-[16] indrukt, zult u een ritme klank horen.
Als u op [STUDIO] drukt en vervolgens op [F6 ([illustratie])] om toegang tot het mixer scherm
(Mixer 2) te krijgen, kunt u zien, welk onderdeel de Pads speelt. Onderdeel 10 wordt
standaard aan de ritme Pads toegewezen.
padmode_e.eps
Het onderdeel, waarvan het ritme Pad onderdeel (RHY) is ingeschakeld
Als u de ritme set vanaf het keyboard wilt spelen, gebruik de cursor knoppen om onderdeel
10 te selecteren (licht op).
Als u de ritme set klanken wilt veranderen, zie ‘Patches (klanken) selecteren’ (p. 29 van
deze handleiding) en selecteer de gewenste klank.
Veranderingen, die u maakt, zijn tijdelijk en zullen verloren gaan, wanneer u de stroom
uitschakelt, de geluid generator modus verandert of een andere studio set selecteert. Als u de
studio set, die u heeft gewijzigd, wilt behouden, moet u de studio set opslaan, zoals in ‘De
gemaakte instellingen opslaan’ (p. 8 van deze handleiding) staat beschreven.
31
MIDI gebruiken voor opname (recording) van het ritme in Realtime
Een opname Track selecteren
Vervolgens gaat u de MIDI Track, waarop u opneemt, selecteren en specificeer de maat, waarmee de
opname gestart wordt.
U kunt op elke Track 1–128, die als ‘MIDI’ wordt aangegeven, opnemen. Het is niet perse nodig om op
Track 10 op te nemen, omdat u onderdeel 10 van het geluid generator onderdeel bespeelt.
Laten we in dit voorbeeld op Track 1 opnemen.
1.
Druk op [SONG].
Het Song Play scherm verschijnt.
2.
Gebruik de VALUE draaischijf of gebruik
/
om de MIDI Track, waarop u wilt
opnemen, te selecteren.
Selecteer de Track, die wordt met ‘MIDI 1’ wordt aangeven.
Als u op [ENTER] op het Track Name veld drukt, kunt u een Track naam ingeven.
➝ Gebruikershandleiding ‘Een Track benoemen (Track naam)’ (p. 209).
3.
Gebrui [
] or [
] om de maat, waarmee u wilt beginnen op te nemen, te
specificeren. Voor dit voorbeeld, specificeer het begin van de Song.
Als er al een frase op de start locatie voor de opname bestaat
De bestaande frase wordt door de nieuwe opname overschreven.
Als er al een frase volgend op de start locatie voor de opname bestaat.
Een nieuwe frase wordt opgenomen. U kunt tot de locatie van de volgende frase opnemen.
32
MIDI gebruiken voor opname (recording) van het ritme in Realtime
Opnemen (Recording)
1.
Druk op de [REC] knop om in de opname Stand-by te komen.
De [REC] indicator gaat knipperen en het Realtime Rec Standby venster verschijnt.
2.
Gebruik de cursor knoppen om de cursor naar elke parameter te verplaatsen en draai de
VALUE draaischijf of gebruik [INC] [DEC] om de instellingen te maken.
Hieronder zullen we uitleggen, hoe u een loop opname over een kwart maat herhaalt:
Parameter
Waarde
Uitleg
Rec Mode
MIX
Count In
1MEAS
Tempo Rec Switch
OFF
Specificeert of continue opgenomen passages met eerder opgenomen materiaal
(MIX) gelaagd zullen worden of het eerder opgenomen materiaal zal vervangen
(REPLACE). Kies ‘MIX’ voor dit voorbeeld.
Specificeert of een aftelling zal worden gebruikt. Kies ‘1MEAS’ voor dit voorbeeld, zodat een aftelling van één maat zal klinken, voordat opname begint.
Specificeert of tempo veranderingen opgenomen zullen worden.
Loop Switch
ON
Specificeert of loop opname gebruikt zal worden. Zet dit ‘ON’.
Rec Start Point
0001 01 000
Rec End Switch
ON
Rec End Point
0005 01 000
Input Quantize
GRID
Grid Resolution
1/16
Indicates the recording-start location. The beginning of the song is “0001 01
000.”
Geeft de start locatie voor de opname aan. Het begin van de Song is ‘0001 01
000’.
Specificeert de einde locatie voor de opname. We zullen in dit voorbeeld vier
maten opnemen (neem tot het begin van de vijfde maat op), dus stel deze op
‘0005 01 000’ in. De ‘Rec Length’ onderin zal automatisch op ‘0004 00 000’
(vier maten) worden ingesteld.
Specificeert of de kwantificeer functie gebruikt zal worden, die de timing van uw
uitvoering op het keyboard of Pads automatisch corrigeert. Kies de ‘GRID’ instelling als u de drums op de juiste timing wilt invoegen. Wanneer u uw uitvoering
precies, zoals u speelt, wilt opnemen, kies ‘OFF’.
Specificeert de noot waarde, waarop kwantificatie zal worden toegepast.
Selecteer voor dit voorbeeld ‘1/16’, zodat de noten op 1/16de noot intervallen
zullen worden gekwantificeerd.
3.
Wanneer u klaar bent met de instellingen in het Realtime Rec Standby venster, druk op
[PLAY] of [F8 (Start)].
Na een aftelling van één maat, begint de opname.
4.
Druk op de Pads om uw uitvoering op te nemen.
Loop opname is actief, zodat u de noten voor bas drum ➝ Snare ➝ Hi-Hat, etc. kunt lagen.
Als u een vergissing maakt
Zelfs als u een vergissing maakt, kunt u de verkeerde noten in Realtime wissen, terwijl u met loop opname
doorgaat.
5.
Terwijl u opneemt, druk op [F6 (Erase)].
Het Realtime venster verschijnt.
6.
Verwijder de ongewenste data.
• Om alle data te wissen, druk op [F7 (Erase All)]. Data zal worden verwijderd, terwijl u de knop
ingedrukt houdt.
• Om de data van een specifieke toets te verwijderen, druk op die toets. De data voor deze toets
zal worden verwijderd, terwijl u deze ingedrukt houdt.
• Als u meerdere toetsen ingedrukt houdt, zal de data van de toetsen er tussenin ook worden
gewist.
• U kunt geen Pads gebruiken om data met Realtime Erase te verwijderen.
7.
8.
Druk op [F8 (Close)] om het Realtime Erase venster te sluiten.
U gaat naar normale opname terug.
Wanneer u klaar ben met opnemen, druk op [STOP].
De [REC] indicator wordt donker en de opgenomen frase zal aan de Track worden toegewezen.
33
MIDI gebruiken voor opname (recording) van het ritme in Realtime
9.
Er verschijnt een venster met de vraag om de opname te bevestigen. Als u de opname
wenst te behouden, druk dan op [F7 (OK)]. Om te annuleren, drukt u op [F8 (CANCEL)].
Als u maar een kleine vergissing heeft gemaakt, corrigeer dan alleen de frase
U kunt gedetailleerde wijzigingen aan de frase, die u heeft opgenomen, aanbrengen. Dit
proces wordt Phrase Editing (frase wijzigen) genoemd. Als u bijvoorbeeld alleen een verkeerde
noot aanslaat, kunt u die noot repareren. Ook kunt u een individuele noot verwijderen of de
toonhoogte of volume wijzigen.
1.
Druk tweemaal op [SONG] om toegang tot het Song Edit scherm te krijgen.
Elke keer, dat u op [SONG] drukt, zult u tussen het Song Play scherm en Song
Edit scherm wisselen.
2.
Gebruik de cursor knoppen om de frase, die u wilt wijzigen, te selecteren.
3.
Druk op [F4 (Edit)].
Het Phrase Edit scherm verschijnt.
Voor informatie, zie ‘Een frase wijzigen (Phrase Edit)’ (p. 238 van de
gebruikershandleiding).
Indien u een ernstige fout hebt gemaakt (UNDO)
1.
Druk op [MENU].
2.
Druk op [F5 (Undo)].
Undo maakt de laatst uitgevoerde bewerking of opname ongedaan. Als Undo
niet mogelijk is, dan is de knop grijs en niet beschikbaar.
3.
U wordt gevraagd om de Undo-handeling te bevestigen. Om Undo uit te
voeren, drukt u op [F7 (OK)]. Om te annuleren, drukt u op [F8 (CANCEL)].
De bewerking of opname wordt ongedaan gemaakt en de data worden in hun originele
toestand hersteld.
U kunt de Undo-functie ook uitvoeren door [SHIFT] ingedrukt te houden en op
[EXIT] te drukken.
De Pads gebruiken om noten één voor één in te geven
Als een alternatief voor Realtime opname, kunt u uitvoeringsdata per noot ingeven, alsof u noten op
notenschrift schrijft. Deze methode wordt ‘Step Recording’ genoemd. Dit stelt u in staat om frases
weloverwogen te creëren.
Voor informatie, zie ‘Data in stappen invoegen (Step Recording)’ (p. 226 van de
gebruikershandleiding).
34
De bas en piano als MIDI voor opname
(recording) in Realtime
Nu dat we de ritmepartij hebben opgenomen, zullen we de andere onderdelen opnemen. Het proces is
hetzelfde als wanneer u het ritme opneemt. Het enige verschil is, dat we het toetsenbord in plaats van de
Pads gebruiken. Selecteer een onderdeel in het Studio Play scherm, selecteer een Track in het Song Play
scherm en neem vervolgens op.
De bas opnemen
Selecteer in het Studio Play scherm het bas onderdeel
1.
Druk op [STUDIO].
2.
Gebruik de cursor knoppen om onderdeel 2 te selecteren (licht op).
3.
Een bas klank is hoorbaar, wanneer u het toetsenbord bespeelt.
Selecteer in het Song Play scherm een Track en neem op
Terwijl u naar de drums luistert, die u eerder heeft opgenomen, bespeelt u het toetsenbord om het bas
onderdeel op te nemen.
1.
Selecteer de ‘MIDI 2’ Track, zoals in ‘Een opname Track selecteren’ (p. 32 van deze
handleiding) wordt beschreven.
2.
Bespeel het toetsenbord om het bas onderdeel op te nemen, zoals in ‘Opnemen’ (p. 32
van deze handleiding) wordt beschreven.
Wanneer u op [REC[ drukt, zal het Recording Standby scherm verschijnen. Druk op [PLAY] om opname te
starten. Bespeel het toetsenbord om de bas op te nemen.
De piano opnemen
Selecteer in het Studio Play scherm het piano onderdeel
1.
Druk op [STUDIO].
2.
Gebruik de cursor knoppen om onderdeel 1 te selecteren (licht op).
3.
Een piano klank is hoorbaar, wanneer u het toetsenbord bespeelt.
Selecteer in het Song Play scherm een Track en neem op
Terwijl u naar de drums en bas luistert, die u eerder heeft opgenomen, bespeelt u het toetsenbord om het
piano onderdeel op te nemen.
1.
Selecteer de ‘MIDI 3’ Track, zoals in ‘Een opname Track selecteren’ (p. 32 van deze
handleiding) wordt beschreven.
2.
Bespeel het toetsenbord om het piano onderdeel op te nemen, zoals in ‘Opnemen’ (p. 33
van deze handleiding) wordt beschreven.
Wanneer u op [REC[ drukt, zal het Recording Standby scherm verschijnen. Druk op [PLAY] om opname te
starten. Bespeel het toetsenbord om de piano op te nemen.
U kunt de opgenomen frases in de Track naar smaak arrangeren.
➝ ‘Song Edit gebruiken om samples en frases te arrangeren’ (p. 41 van deze handleiding).
35
Audio bestanden vanaf de computer
importeren
De Fantom-G kan audio bestanden (WAV of AIFF formaat) van de computer importeren en deze als
samples gebruiken. U kunt ook een Song creëren door simpelweg deze samples in een audio Track te
plaatsen.
Audio bestanden van de computer importeren
Audio bestanden kunnen in de Fantom-G worden geïmporteerd.
Voor de procedure, zie ‘Klanken (samples) van de computer importeren’ (p. 20 van deze
handleiding).
WAV
AIFF
Samples met het sequencer tempo synchroniseren
De Fantom-G bevat een ‘tijd vertragingsfunctie (Time Stretch) in Realtime’.
Wanneer u samples in een audio Track gebruikt, zal deze functie de samples in synchronisatie houden,
zelfs als u de sequencer tempo verandert.
Voorbeeld: Samples gebruiken, die met 120 BPM zijn opgenomen
Druk op [SAMPLE] om het Sample Edit scherm
voor de sample, die u wilt wijzigen, te openen.
Verplaats de cursor naar ‘BPM’ en stel deze op
120 in.
Als u het tempo van de sample niet weet, gebruik een metronoom om het tempo te bepalen.
36
Audio bestanden vanaf de computer importeren
Samples in een audio Track plaatsen
1.
Druk tweemaal op [SONG] om toegang tot het Song Edit scherm te krijgen.
Elke keer, dat u op [SONG] drukt, wisselt u tussen het Song Play scherm en Song Edit scherm.
2.
Gebruik
/
om de audio Track, waarin u een sample wilt plaatsen, te selecteren.
U kunt samples in elke Track 1–14, die AUDIO aangeeft, plaatsen.
Selecteer voor dit voorbeeld de Track, aangegeven als ‘AUDIO 1’.
3.
Specificeer de locatie, waar de sample/frase zal worden geplaatst.
De knoppen hebben de volgende functies:
[
]
Verplaatst de huidige locatie naar het begin van de Song.
[INC][DEC]
[
][
Verplaatst de huidige locatie in stappen van één tik.
]
VALUE draaischijf
Verplaatst de huidige locatie in stappen van één maat.
Verplaatst de huidige locatie in stappen van één slag.
4.
Druk op [F1 (Insert).
Het Sample Select scherm verschijnt.
5.
Selecteer de samples, die u wilt invoegen, en druk op [F8 (Select)].
De samples zullen op de gespecificeerde locatie worden ingevoegd.
U kunt de ingevoegde samples overal in een Track vrijelijk plaatsen.
➝ ‘Song Edit gebruiken om samples en frases te arrangeren’ (p. 41 van deze handleiding).
37
Klanken van een microfoon of gitaar
opnemen
Hier wordt uitgelegd, hoe u van een microfoon of gitaar, die op de Fantom-G is aangesloten, kunt
opnemen.
De apparatuur aansluiten
Sluit de microfoon, gitaar of draagbare audio speler, zoals hieronder aangegeven, aan:
De Fantom-G verschaft een gebalanceerde (XLR/TRS)
type aansluiting, die wordt aangesloten, zoals in de
illustratie wordt aangegeven. Controleer de bedrading van
het apparaat, voordat u deze aansluit.
Een microfoon aansluiten
Wanneer u een condensator microfoon
gebruikt, die een gebalanceerde (XLR)
aansluiting vereist, selecteer dan de
‘PHANTOM ON’ instelling.
Wanneer u een dynamische microfoon,
met een jack gebruikt, selecteer dan de
PHANTOM OFF’ instelling.
U moet de fantoom voeding uitschakelen, tenzij u een condensator
microfoon heeft aangesloten, die fantoom voeding nodig heeft. Een
dynamische microfoon of een audio afspeel apparaat van fantoom
voeding voorzien, veroorzaakt storing. Voor informatie over de specificaties over de microfoon, zie de gebruikershandleiding van de microfoon.
(De Fantom-G’s fantoom voeding toevoer is DC 48V,10 mA maximum.)
Microfoons met jacks
Gebruik deze om
het opname niveau
aan te passen.
Max
Min
Microfoon met gebalanceerde (XLR) aansluitingen
Een gitaar of bas aansluiten
Wanneer u een gitaar of bas aansluit, sluit deze op de
MIC/GUITAR jack aan.
Selecteer voor een gitaar of bas de
‘GUITAR (Hi-Z)’ instelling.
Gebruik deze om
het opname niveau
aan te passen.
Max
Min
Een draagbare audio speler aansluiten
Wanneer u een draagbare audio speler, stereo syteem of CD
speler aansluit, gebruik audio kabels om de uitgang jacks (LINE
OUT jacks of AUX OUT jacks, etc.) op de Fantom-G’s LINE
ingang jacks aan te sluiten.
Een platenspeler kan niet direct op de Fantom-G worden aangesloten.
Om een platenspeler aan te sluiten, dient u een versterker tussen de
speler en de Fantom te plaatsen.
Gebruik deze om Max
het opname niveau
aan te passen.
Een digitale audio bron aansluiten
Wanneer u digitale apparatuur, zoals een DAT, aansluit, gebruik
een coaxiaal kabel om deze op de uitgang jack (bijvoorbeeld
DIGITAL OUT jack) naar de Fantom-G’s DIGITAL AUDIO IN
jack aan te sluiten.
Wanneer een extern apparaat op de DIGITAL AUDIO IN jack is aangesloten
en u de kabel loskoppelt of de stroom van het externe apparaat
uitschakelt, kan vervolgens in de ingang van DIGITAL AUDIO IN een geluid
te horen zijn. Als dit gebeurt, sluit het externe apparaat opnieuw op de
juiste manier aan of draai de Fantom-G [MIX IN] schakelaar uit.
38
Min
Klanken van een microfoon of gitaar opnemen
De Track, waarop audio wordt opgenomen, selecteren
Selecteer de audio Track, waarop u wilt opnemen en specificeer de maat, waarmee de opname start.
U kunt op elke Track 1–24, die ‘AUDIO’ aangeeft, opnemen.
Laten we voor dit voorbeeld op audio Track 2 opnemen.
1.
Druk op [SONG].
Het Song Play scherm verschijnt.
2.
Draai de VALUE draaischijf of gebruik
/
om een audio Track te selecteren.
Voor dit voorbeeld selecteer de audio Track, die als ‘AUDIO 2’ wordt getoond.
Door op de Track Name op [ENTER] te drukken, kunt u een naam aan de Track toeschrijven.
➝ ‘Een Track benoemen (Track Name)’ (p. 209 van de gebruikershandleiding).
3.
Gebruik [
][
] om de maat, waarop u wilt beginnen op te nemen, te specificeren.
Specifeer voor dit voorbeeld het begin van de Song.
Als er al een sample op de start locatie voor de opname is
Een audio Track kan maar één sample tegelijk spelen. Als samples worden geplaatst, zodat ze overlappen,
zal de laatste sample voorrang krijgen bij het afspelen.
39
Klanken van een microfoon of gitaar opnemen
Audio opnemen
1.
Druk de [REC] knop om in de opname Stand-by modus te komen.
De [REC] indicator gaat knipperen en het Audio Rec Standby venster verschijnt.
U kunt effecten, zoals equalizer of compressor, op de audio invoer toepassen. Om instellingen
te maken, druk op [F7 (Input Setting)] en vervolgens op [F7 (Input Effect)] om toegang tot het
INPUT EFFECT scherm te krijgen. Voor informatie over de parameters, die u kunt instellen, zie
‘Invoer effect parameters’ (p. 186 van de gebruikershandleiding).
2.
Gebruik de cursor knoppen om de cursor naar elke parameter te verplaatsen, en draai
de VALUE draaischijf of gebruik [INC][DEC] om de waarde in te stellen.
Voor dit voorbeeld zullen we instellingen maken om de microfoon voor een duur van vier maten in mono op
laten te nemen:
Parameter
Waarde
Uitleg
Audio Rec Mode
SOLO
Input Select
MIC/GUITAR
Audio Rec Channel
MONO
Count In
1MEAS
Rec Start Point
0001 01 000
Rec End Switch
ON
Rec End Point
0005 01 000
Selecteert, hoe opname zal plaatsvinden. Met de ‘SOLO’ instelling zal de interne geluid generator als gewoonlijk spelen, maar alleen de externe audio invoer zal worden opgenomen.
Selecteert de invoer bron.
DIGITAL IN: DIGITAL AUDIO IN jack
LINE IN L/R: INPUT jacks L/R (stereo)
LINE IN L: INPUT jack L (mono)
MIC/GUITAR: MIC/GUITAR jack
USB AUDIO: USB aansluiting
U kunt stereo of mono voor de op te nemen Track selecteren. Kies ‘STEREO’
als u in stereo wilt opnemen.
Specificeert de aftelling. Kies bijvoorbeeld ‘1 MEAS’, zodat opname na een
aftelling van één maat zal beginnen.
Geeft de start locatie voor de opname aan. Het begin van de song is ‘0001
01 000’.
Specificeert of een einde locatie voor de opname zal worden gespecificeerd.
Zet deze ‘ON’.
Specificeert de einde locatie voor de opname. We gaan bijvoorbeeld vier
maten opnemen (dat wil zeggen, stopt aan het begin van de vijfde maat), dus
stel dit op ‘0005 01 000’ in. De ‘Rec Length’ hieronder zal automatisch op
‘0004 00 000’ (vier maten) worden ingesteld.
Voor informatie over elke parameter, zie ‘Audio Rec Standby parameters’ (p. 230 van
de gebruikershandleiding).
3.
Als u de microfoon/gitaar/lijn ingang gebruikt, gebruik de achterpaneel LEVEL knop om
het invoer niveau van de externe bron aan te passen.
• Als u DIGITAL IN gebruikt, is deze aanpassing niet nodig.
• Als het volume van de externe invoer te hoog is, zal de PEAK indicator van het
voorpaneel oplichten. In dat geval draai de LEVEL knop laag, totdat de PEAK
indicator niet meer oplicht.
• Als het opname niveau te hoog is, zal de niveau meter in het scherm ‘CLIP’ aangeven.
40
4.
Druk op [PLAY] of [F8 (Start)].
Na een aftelling van één maat, zal opname starten.
5.
Maak een uitvoering met de microfoon of gitaar.
6.
Wanneer u klaar met opname bent, druk op [STOP].
7.
Er verschijnt een venster met de vraag om de opname te bevestigen. Als u de opname
wenst te behouden, druk dan op [F7 (OK)]. Om te annuleren, drukt u op [F8 (CANCEL)].
De [REC] indicator gaat uit en de opgenomen sample zal aan de Track worden toegewezen.
Song Edit gebruiken om samples of
frases te arrangeren
U kunt de Song wijzigen door samples en frases te verplaatsen.
1.
Druk tweemaal op [SONG] om toegang tot het Song Edit te krijgen.
Elke keer, dat u op de [SONG] knop drukt, zal u tussen het Song Play scherm en Song Edit
scherm wisselen.
Een sample/frase verplaatsen
U kunt de locatie, waarop een sample/frase afspeelt veranderen of deze naar een andere Track
verplaatsen. Gebruik de cursor knoppen om de sample/frase te selecteren, die u wilt verplaatsen en voer
de volgende handeling uit, afhankelijk van hoe u deze wilt verplaatsen:
Verplaatsen met
Knop handeling
Maten
[SHIFT] + cursor (links/rechts) knop
16th noten (120 tikken)
Enkele tik
[SHIFT] + [VALUE] draaischijf
[SHIFT] + [INC][DEC]
Tussen Tracks
[SHIFT] + cursor (omhoog/omlaag) knoppen
Als u een USB muis gebruikt, kunt een sample/frase verplaatsen door deze met de muis te
slepen (houd de linker muisknop ingedrukt en verplaats deze).
Een sample/frase kopiëren
U kunt de sample/frase meteen achter de huidige locatie in de Track kopiëren.
Als u een frase loop herhaaldelijk met verschillende maten wilt afspelen, is dit een manier om snel kopieën
hiervan te maken.
Gebruik de cursor knoppen om de sample/frase, die u wilt kopiëren, te selecteren en druk op [F3 (Copy)]
om deze onmiddellijk naar de volgende locatie te kopiëren.
Als u een USB muis gebruikt, kunt een sample/frase kopiëren door deze aan te klikken, terwijl
u [SHIFT] ingedrukt houdt.
Een gekopieerde frase wijzigen, zal de inhoud van alle kopieën veranderen. Als u maar één gekopieerde
frase wilt veranderen, moet u deze dupliceren, voordat u deze wijzigt.
1.
In de frase lijst dupliceert u de frase, die u wilt wijzigen.
➝ Gebruikershandleiding ‘Een frase dupliceren (Duplicate)’ (p. 215).
2.
Wijzig de gedupliceerde frase.
Om gedetailleerde wijzigingen in
de uitvoeringsdata (MIDI) te maken
Een opname van een frase overschrijven
Transponeren
De klank (onderdeel) van een frase,
bijvoorbeeld piano ➝ bas,
veranderen
3.
Wijzig in het microscoop scherm (Gebruikershandleiding p. 250).
Selecteer de frase in de frase lijst en druk op [REC] om een opname overschrijving uit te voeren (Gebruikershandleiding p. 22).
Gebruik de transponeer functie (Gebruikershandleiding p. 245) om te
transponeren.
Gebruik de Change Channel functie (Gebruikershandleiding p. 246) om
het MIDI kanaal te veranderen. Stel het Src kanaal op ‘1’ (het piano onderdeel) in en het Dst kanaal op ‘2’ (het bas onderdeel) in en voer vervolgens uit [F8 (Execute)].
Wijs de gewijzigde frase aan de Song toe.
➝ Gebruikershandleiding ‘Een sample/frase op een gespecificeerde locatie invoegen (Insert)’ (p. 233).
Een sample/frase verwijderen
U kunt een sample/frase van een Track verwijderen.
Gebruik de cursor knoppen om de sample/frase, die u wilt verwijderen, te selecteren en druk op [F2
(Delete)] om de sample/frase te verwijderen.
41
De totale balans aanpassen
Wanneer u met opname klaar bent, zal u de balans
tussen de verschillende onderdelen willen aanpassen.
Het proces van de totale klank aanpassen en de
onderdelen, die u wilt benadrukken, helder maken,
wordt ‘mixen’ genoemd.
Druk op [STUDIO] om toegang tot het Studio Play
scherm (mixer) te krijgen en pas de verschillende
instellingen aan.
In het Studio Play scherm kunt u verschillende malen op
de [F7 ] oF [F8 ] toetsen drukken om tussen het
beeld van de interne (interne geluid generator) onderdelen, audio Tracks, uitbreidingskaarten en externe
MIDI uitvoer onderdelen te wisselen.
Onderdeel groep
Uitleg
Audio Track
Audio Tracks van de Song
Internal
Intern (interne geluid generator)
EXP 1
EXP 2
Uitbreidingskaart 1
Uitbreidingskaart 2
External
Externe MIDI uitvoer
Over de balans mixen
Volume (Level) en uitschakelen (Mute Sw)
Gebruik deze om de balans tussen de instrumenten aan te passen. Als er veel onderdelen zijn
en u het moeilijk vindt ze te onderscheiden, kan het handig zijn om afzonderlijke klanken uit te
schakelen, zoals drum, bas of piano, terwijl u de aanpassingen maakt.
Linker/rechter positie (Pan)
Het is kenmerkend om de drum en bas in het centrum te plaatsen. Rond deze klanken kunt u de
snaar instrumenten links en rechts plaatsen om een stabiele ensemble te creëren. De hoofd
instrumenten naast het centrum plaatsen, slechts iets links of rechts, kan hun hoorbaarheid
vergroten.
Reverb (Reverb Send)
Reverb geeft de sensatie van een uitvoering, die in een studio of hal gehoord wordt.
Overdadige reverb zal echter het akoestische beeld verdoezelen, waardoor de Song minder
hoorbaar wordt. Lage frequenties maken de reverb troebel. Het is niet gebruikelijk om reverb
op een kick drum of bas te gebruiken. Daarentegen, kan gebruik van diepe reverb op
specifieke onderdelen, zoals korte piano frases, die tijdens een intermezzo worden gespeeld,
kan de totale diepte van de Song vergroten.
Chorus (Chorus Send)
Het toepassen van chorus zal de klank tussen links en rechts verspreiden, waardoor een
aangename diepte en ruimtelijkheid aan de klank wordt toegevoegd. Dit effect wordt meestal
op de gitaar en elektrische piano toegepast, dus heeft u vaak de kans dit te gebruiken. U zult
echter het maximum effect bereiken als u een onderscheid houdt tussen de onderdelen, die
chorus gebruiken en die het niet gebruiken.
Voor meer over effect instellingen, zoals galm en chorus
➝ ‘Effecten toevoegen’ (p. 150 van de gebruikershandleiding).
42
Mastering
Mastering is de laatste fase van de Song productie, waarin u een compressor en equalizer kunt toepassen
om de laatste hand aan de Song te leggen. Als de voltooide Song kracht mist of als de klank anders klinkt,
wanneer deze in een andere omgeving wordt gespeeld, moet u aandacht aan het Mastering proces
besteden.
Mastering gebruiken om de Song te voltooien
1.
Druk op [EFFECTS (ROUTING)] om toegang tot het effecten scherm te krijgen.
2.
Druk op [F7 (Mastering)].
3.
Gebruik cursor knoppen om de cursor naar de parameter, die u wilt wijzigen, te
verplaatsen.
4.
Draai de VALUE draaischijf of druk op [INC][DEC] om de waarde te krijgen, die u wenst.
Aan/Uit schakelaar
Mastering instelling
De Fantom-G Mastering effect heeft verschillende vooringestelde instellingen. U kunt deze gebruiken om
gemakkelijk verschillende variaties van Mastering instellingen uit te proberen.
Hard Comp
Soft Comp
Low Boost
Mid Boost
High Boost
U kunt zware of lichte compressie selecteren. Begin door één van deze instellingen, die u wenst,
te kiezen en verfijn deze vervolgens.
In aanvulling op de het compressor effect, geeft deze variaties in volume uitvoer voor elke
frequentie band, die een equalizerachtige effect produceert.
Voor meer over Mastering
➝ ‘Mastering effect’ (p. 160 van de gebruikershandleiding).
43
De Song opslaan
De Song, die u heeft gecreëerd, zal verdwijnen als u de stroom uitschakelt. Sla deze als volgt op:
Frases individueel op te slaan
➝ ‘Een frase opslaan (Save)’ (p. 216 van de gebruikershandleiding).
Samples individueel op te slaan
➝ ‘Een sample opslaan (Save)’ (p. 274 van de gebruikershandleiding).
1.
In het Song Play of Song Edit scherm druk op [WRITE].
Het Write scherm verschijnt.
2.
Gebruik
/
om ‘Song’ te selecteren en druk vervolgens op [F8 (OK)].
Het Song Name venster verschijnt.
3.
Wijs een naam aan de Song toe.
4.
Wanneer u daarmee klaar bent, druk op [F8 (OK)].
Een scherm verschijnt, waarin u kunt aangeven, waarheen de Song moet worden weggeschreven.
5.
Draai de VALUE draaischijf of gebruik [INC][DEC] om het Song nummer te selecteren.
6.
Druk op [F8 (Save)].
Een bevestigingsbericht verschijnt.
* Zet nooit de stroom uit, terwijl wegschrijven in werking is.
7.
44
Als u zeker ervan bent, dat u de Song wilt wegschrijven, druk op [F7 (OK)].
Een CD van de voltooide Song maken
De Fantom-G verschaft een ‘Resampling’ functie, die alle audio Tracks en MIDI Tracks in de Song in één
sample rendert. De samples, die door deze Resample functie zijn gecreëerd, kunnen als .WAV bestanden
naar de computer worden gekopieerd en op CD worden gezet.
De inhoud van alle Tracks naar een enkele sample Resamplen
Hier wordt uitgelegd, hoe alle audio Tracks en MIDI Tracks in een enkele sample worden gecombineerd.
Een sample, die op deze manier is gecreëerd, kan op de computer als een Song worden opgeslagen.
1.
Druk op [
] om de Song positie naar het begin van de Song te verplaatsen.
2.
Druk op de [SAMPLING] knop.
3.
Druk op [F2 (Re-Sampling)].
4.
Druk op [F2 (Auto Trig)].
5.
Druk op [PLAY].
Het Resampling begint.
6.
Wanneer de Song eindigt, druk op [F7 (STOP)].
Als u Trigger stoppen (Gebruikershandleiding p. 260) op ‘TIME’ instelt en sample duur
(Gebruikershandleiding p. 26) op de eind tijd van de Song instelt, zal het Resamplen
onmiddellijk stoppen.
7.
De sample, die door Resamplen wordt gecreëerd, opent in het Sample Edit scherm
(Gebruikershandleiding p. 266).
De volume van de opnieuw gesamplde frases kan lager zijn dan het oorspronkelijke volume.
Indien nodig, gebruik normaliseren (Gebruikershandleiding p. 270) om het volume te
verhogen.
8.
Druk op [WRITE] om de sample op te slaan.
45
Een CD van de voltooide Song maken
De opnieuw gesamplde sample naar de computer kopiëren, en een
CD creëren
Na het Resamplen kunt u de resulterende sample naar de computer kopiëren. De sample is een .WAV
bestand, zodat u hiermee een CD kunt te maken.
0001.WAV
(Song)
CD
1.
Controleer het nummer van de sample, dat u door het resamplen heeft gecreëerd (In dit
voorbeeld gaan we van 0001 uit).
2.
Gebruik een USB kabel (apart verkrijgbaar) om de Fantom-G USB COMPUTER aansluiting
met de computer te verbinden.
3.
Druk op [MENU].
4.
Draai de VALUE draaischijf om ‘USB Storage’ te kiezen en druk op [F8 (Select)].
5.
Druk op [F2 (USB Memory)].
Als u de samples naar een project in het interne geheugen in plaats van het USB geheugen heeft
opgeslagen, drukt u op [F1 (Internal)].
6.
Het USB geheugen zal in de computer worden geladen. Kopieer de volgende sample
vanaf het USB geheugen naar de computer.
‘FantomG001.Prj/SMPL/0001.WAV’
(Het nummer van het .WAV bestandsnaam is het sample nummer.)
‘FantomG001.Prj’ is de naam van de map van het project.
De namen van de projectmap in het USB geheugen worden standaard als
‘FantomG001.Prj’, ‘FantomG002.Prj’, etc. genummerd, maar het deel, dat aan de
bestandsnaam extensie vooraf gaat, zal de project naam zijn, die u toewees, wanneer u deze
opslaat.
Als u de samples eerder naar een project in het interne geheugen dan naar het USB geheugen
opslaat, gebruik dan de USB opslag functie ‘Bestanden met de computer uitwisselen
(USB Storage)’ (p. 281 van de gebruikershandleiding) om de sample (FantomG.Prj/SMPL/
001.WAV) van het interne geheugen naar de computer te kopiëren.
7.
Wanneer u klaar bent met kopiëren, verwijder dan het USB-geheugen van de computer
en druk vervolgens op [F8 (Exit)] op de Fantom-G.
Windows Vista/XP gebruikers:
In ‘mijn computer’ klikt u met de rechter muisknop het icoon ‘verwijderbare harddisk’ aan en voer
‘verwijder’ uit.
Mac OSX gebruikers:
Sleep de USB Drive icoon naar de prullebak.
8.
Gebruik software, zoals Windows Media Player of iTunes om de gekopieerde sample
(0001.WAV) op een CD te branden.
Voor informatie over een CD schrijven, zie de gebruikershandleiding of help bestand van de
software.
46
Het symbool van de bliksemflits met pijl, binnen een
gelijkzijdige driehoek, is bedoeld om de gebruiker te
waarschuwen voor de aanwezigheid van niet geïsoleerd,
’gevaarlijk voltage’ binnenin het apparaat, welke krachtig
genoeg kan zijn om een elektrische schok bij personen te
veroorzaken.
CAUTION
RISK OF ELECTRIC SHOCK
DO NOT OPEN
ATTENTION: RISQUE DE CHOC ELECTRIQUE NE PAS OUVRIR
WAARSCHUWING: VERWIJDER HET DEKSEL (OF DE
ACHTERKANT) NIET, OM HET RISICO OP EEN ELEKTRISCHE
SCHOK TE REDUCEREN. BINNENIN BEVINDEN ZICH GEEN
ONDERDELEN DIE DOOR DE GEBRUIKER ONDERHOUDEN
KUNNEN WORDEN. LAAT HET ONDERHOUD AAN ERKEND
ONDERHOUDSPERSONEEL OVER.
Het uitroepteken binnen een gelijkzijdige driehoek is
bedoeld om de gebruiker te waarschuwen voor de
aanwezigheid
van
belangrijke
bedieningsen
onderhoudsinstructies in de literatuur behorende bij het
product.
INSTRUCTIES MET BETREKKING TOT HET RISICO VAN BRAND, ELEKTRISCHE SCHOK
OF VERWONDINGEN AAN PERSONEN.
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
BEWAAR DEZE INSTRUCTIES
WAARSCHUWING – Tijdens het gebruik van elektrische producten moeten de voorzorgsmaatregelen altijd opgevolgd worden,
inclusief de volgende:
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
Lees deze instructies.
Bewaar deze instructies.
Neem alle waarschuwingen serieus.
Volg alle instructies.
Gebruik dit apparaat niet in de buurt van water.
Maak dit apparaat alleen met een droge doek schoon.
De ventilatie openingen mogen niet geblokkeerd worden.
Installeer in overeenstemming met de instructies van de
fabrikant.
8. Installeer het apparaat niet in de buurt van warmtebronnen,
zoals radiatoren, kachelschuiven, kachels of andere
apparaten (inclusief versterkers) die warmte produceren.
9. De veiligheidsopzet van de gepolariseerde of aarde plug
dient niet teniet gedaan te worden. Een gepolariseerde plug
heeft twee polen, de één breder dan de andere. Een
aardeplug heeft twee platte kanten en een derde aarde pin.
De brede pool of de derde pin zijn voor uw veiligheid aangebracht. Wanneer de plug niet in uw stopcontact past,
raadpleegt u een elektricien voor vervanging van het verouderde stopcontact.
10. Bescherm het netsnoer, zodat er niet overheen gelopen kan
worden. Zorg dat het snoer, in het bijzonder bij de stekkers,
154
11.
12.
13.
14.
stopcontactdozen en op het punt waar zij uit het apparaat
komen, niet gedraaid of in elkaar gedrukt wordt.
Gebruik alleen door de fabrikant gespecificeerde
aanhangsels of accessoires.
Gebruik het apparaat met een door de fabrikant
gespecificeerde of bij het apparaat
geleverde kar, standaard, statief, console
of tafel. Voorzichtigheid is geboden
tijdens het verplaatsen van de kar/
apparaat combinatie, zodat deze niet kan
omvallen en daardoor stuk gaat.
Tijdens onweer of wanneer het apparaat
gedurende een langere periode niet gebruikt zal worden,
haalt u de stekker uit het stopcontact.
Laat al het onderhoud aan erkend onderhoudspersoneel
over. Onderhoud is vereist, wanneer het apparaat op
enigerlei wijze beschadigd is, bijvoorbeeld als het netsnoer
of de stekker beschadigd is, er vloeistof of objecten in het
apparaat terecht zijn gekomen, als het apparaat aan regen
of vochtigheid heeft blootgestaan, niet normaal functioneert
of is gevallen.
Fantom-G6/G7/G8 Gebruikershandleiding
201b
Voordat u dit apparaat gebruikt, leest u eerst de secties getiteld: ‘BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES’ (p.2), ‘HET
APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN’ (p.4) en ‘BELANGRIJKE OPMERKINGEN’ (p.7). In deze secties vindt u
belangrijke informatie over de juiste bediening van het apparaat. Bovendien kunt u de gebruikershandleiding in zijn geheel
doorlezen om een goed beeld te krijgen van alles dat de Fantom-G te bieden heeft. Bewaar deze handleiding zodat u er later aan
kunt refereren.
Deze gebruikershandleiding is van toepassing op de Fantom-G6, de Fantom-G7 en de Fantom-G8. De term ‘Fantom-G’ wordt in
deze handleiding voor deze drie modellen gebruikt.
De uitleg in deze handleiding bevat illustraties, die weergeven wat er in het scherm getoond wordt. Het apparaat kan echter van
een nieuwere, verbeterde systeemversie zijn voorzien (d.w.z: bevat nieuwere geluiden), dus wat u werkelijk in het scherm ziet,
kan mogelijk niet altijd overeenkomen met hetgeen in de handleiding wordt getoond.
Omwille van productverbetering kunnen de specificaties en/of het uiterlijk van dit apparaat zonder voorafgaande mededeling
gewijzigd worden.
Copyright © 2008 ROLAND CORPORATION
Alle rechten voorbehouden. Zonder schriftelijke toestemming van ROLAND CORPORATION mag niets uit deze publicatie, in
welke vorm dan ook, gereproduceerd worden.
3
USING
THE UNIT OP
SAFELY
HET APPARAAT
EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN
HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN
INSTRUCTIES OM BRAND, ELEKTRISCHE SCHOK OF LICHAMELIJK LETSEL TE VOORKOMEN
Over
WAARSCHUWING en
WAARSCHUWING
VOORZICHTIG
VOORZICHTIG opmerkingen
Over de symbolen
Het
symbool wijst de gebruiker op belangrijke
instructies of waarschuwingen. De specifieke betekenis
van het symbool wordt bepaald door het teken, dat zich
binnen de driehoek bevindt. Het symbool, dat zich in dit
geval aan de linkerkant bevindt, betekent dat dit teken
voor algemene voorzorgsmaatregelen, waarschuwingen,
of aanduidingen van gevaar wordt gebruikt.
Wordt gebruikt bij instructies, waarbij
de gebruiker attent gemaakt wordt op
het risico van overlijden of zwaar letsel,
wanneer het apparaat niet op juiste
wijze gebruikt wordt.
Wordt gebruikt bij instructies, waarbij
de gebruiker attent gemaakt wordt op
het risico van letsel of materiële schade,
wanneer het apparaat niet op juiste
wijze gebruikt wordt.
Het
symbool wijst de gebruiker op onderdelen, die
nooit verplaatst mogen worden (verboden). De
specifieke handeling, die niet uitgevoerd mag worden,
wordt aangegeven door het symbool, dat zich binnen
de cirkel bevindt. Het symbool, dat zich in dit geval aan
de linkerkant bevindt, betekent dat het apparaat nooit
uit elkaar gehaald mag worden.
* Materiële schade verwijst naar schade
of andere ongunstige effecten, die ten
aanzien van het huis en al het
aanwezige meubilair, en tevens aan
huisdieren kunnen optreden.
Het
wijst de gebruiker op onderdelen, die verwijderd
moeten worden. De specifieke handeling, die uitgevoerd
moet worden, wordt door het symbool binnen de cirkel
aangegeven. Het symbool, dat zich in dit geval aan de
linkerkant bevindt, geeft aan dat het netsnoer uit de
daarvoor bestemde aansluiting getrokken moet worden.
NEEM ALTIJD HET VOLGENDE IN ACHT
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
001
006005
• Voordat u dit apparaat in gebruik neemt, leest u
onderstaande instructies en de gebruikershandleiding.
• Dit apparaat dient alleen met een door Roland
aanbevolen standaard gebruikt worden.
..........................................................................................................
001-50
• Sluit de stekker van dit model op een geaard
stopcontact aan.
..........................................................................................................
002b
• Maak het apparaat niet open en voer geen modificaties uit. (De enige uitzondering hierop is
wanneer er in de handleiding specifieke
instructies worden gegeven voor het installeren
van opties door de gebruiker, die in de juiste
volgorde uitgevoerd dienen te worden. Zie p.304, p.308).
..........................................................................................................
..........................................................................................................
• Als dit apparaat met een door Roland aanbevolen
standaard wordt gebruikt, moet de standaard
zorgvuldig geplaatst worden zodat deze waterpas
staat en stabiel blijft. Als u geen standaard
gebruikt, moet de locatie waar u het apparaat wilt
plaatsen een waterpas oppervlak hebben en het apparaat
ondersteunen, zodat het niet kan wiebelen.
..........................................................................................................
008a
• Het apparaat dient alleen op een stopcontact te
worden aangesloten, dat in de instructies of op
het apparaat zelf wordt vermeld.
..........................................................................................................
003
008e
• Tracht het apparaat niet te repareren of onderdelen in het apparaat te vervangen (behalve
wanneer daartoe specifieke instructies in de
handleiding staan). Ga voor alle onderhoud naar
uw handelaar, het dichtstbijzijnde Roland Service
Centrum of een erkende Roland distributeur, die
u op de "Informatie" pagina kunt vinden.
..........................................................................................................
• Gebruik alleen het aan het apparaat bevestigde
netsnoer. Ook mag het bijbehorende netsnoer niet
met een ander apparaat worden gebruikt.
..........................................................................................................
004
• Het apparaat mag nooit worden gebruikt of
opgeborgen worden op plaatsen die:
• aan extreme temperaturen onderhevig zijn
(bijvoorbeeld direct zonlicht in een afgesloten
voertuig, dichtbij een warmtekanaal of
bovenop warmte genererende apparatuur of die
• vochtig zijn (bijvoorbeeld badkamers, wasruimtes of
natte vloeren hebben of
• aan regen blootstaan of vochtig zijn of
• stoffig zijn of
• aan een hoge mate van vibratie onderhevig zijn.
4
009
• Buig of draai het netsnoer niet overmatig en
plaats er geen zware objecten bovenop. Hierdoor
kan het snoer beschadigen, elementen kunnen
afbreken en kortsluiting kan ontstaan. Beschadigde snoeren brengen risico’s van brand en
schok met zich mee!
..........................................................................................................
010
• Dit apparaat, op zichzelf staand of in combinatie
met een versterker en koptelefoon of luidsprekers,
kan geluidsniveaus produceren die permanent
gehoorsverlies kunnen veroorzaken. Gebruik het
apparaat niet gedurende langere tijd op een hoog
of oncomfortabel volumeniveau. Indien u last
heeft van enig gehoorsverlies of een piep in de
oren, moet u het apparaat niet meer gebruiken en
een oorarts raadplegen.
..........................................................................................................
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
012a
012a
• Zorg, dat er geen objecten (bijvoorbeeld
brandbaar materiaal, munten of spelden) of vloeistoffen (water, frisdrank, enz.) in het apparaat
terechtkomen.
• Plaats geen objecten met vloeistof (zoals bloemenvazen) op het apparaat. Vermijd tevens het
gebruik van insecticiden, parfums, alcohol,
nagellak, spuitbussen enz. in de buurt van het
apparaat. Gemorste vloeistof dient direct met een
droge, zachte doek weggeveegd te worden.
..........................................................................................................
..........................................................................................................
013
• Zet direct de stroom uit, haal het netsnoer uit het
stopcontact en breng het apparaat voor
onderhoud naar uw handelaar, het dichtstbijzijnde Roland Service Centrum of een erkend
Roland distributeur, te vinden op de "Informatie"
pagina, indien:
• De adapter, het netsnoer of de stekker is beschadigd of
• Er rook of een ongewone geur optreedt
• Er objecten of vloeistof in het apparaat terecht zijn
gekomen of
• Het apparaat in de regen heeft gestaan (of op andere
wijze nat is geworden) of
• Het apparaat niet normaal schijnt te functioneren of
een duidelijke verandering in werking laat zien.
..........................................................................................................
013
• In huishoudens met kleine kinderen moet een
volwassene toezicht houden, totdat het kind in
staat is de regels die essentieel zijn voor een
veilige bediening van het apparaat op te volgen.
..........................................................................................................
014
• Bescherm het apparaat tegen zware schokken.
(Laat het niet vallen!)
..........................................................................................................
015
• Steek het netsnoer van dit apparaat niet in een
stopcontact waar een buitensporig aantal andere
apparaten gebruik van maakt. Wees in het
bijzonder voorzichtig bij het gebruik van verlengsnoeren – de totale hoeveelheid stroom die door
alle aangesloten apparaten wordt gebruikt, mag
nooit de stroom classificatie (watts/ampères) van
het verlengsnoer overschrijden. Door overmatige
ladingen kan de isolatie van het snoer verhit
raken, en uiteindelijk smelten.
..........................................................................................................
016
• Voordat u dit apparaat in het buitenland gaat
gebruiken, neemt u contact op met uw verkoper,
het dichtstbijzijnde Roland Service Centrum of
een erkend Roland distributeur. Deze zijn te vinden op
de ‘Informatie’ pagina.
..........................................................................................................
022a
• Zet het apparaat uit en haal het netsnoer los,
voordat de uitbreidingskaart wordt geïnstalleerd
(ARX serie p.304, DIMM p.308).
..........................................................................................................
023
• SPEEL GEEN CD-ROM disk op een conventionele
CD speler af. Het resulterende geluid kan een
dermate hoog niveau hebben, dat dit tot gehoorsverlies kan leiden.
Ook kan hierdoor schade aan luidsprekers of
andere systeem componenten ontstaan.
VOORZICHTIG
118a
• Het apparaat en de adapter dienen zo geplaatst te
worden dat hun locatie of positie de benodigde
ventilatie niet belemmert.
..........................................................................................................
101c
• Dit apparaat mag alleen gebruikt worden met de
Roland standaard KS-18Z (Fantom-G6/G7/G8),
KS-G8 (Fantom-G8). Wanneer andere standaards
worden gebruikt, kan instabiliteit optreden, en
kunnen verwondingen veroorzaakt worden.
..........................................................................................................
102b
• Als u de stekker van de adapter in het apparaat of
een stopcontact steekt of eruit haalt, houdt u deze
of de behuizing van de adapter vast.
..........................................................................................................
103a
• U dient de adapter met enige regelmaat uit het
stopcontact te halen en deze schoon te maken met
een droge doek om stof en andere opeenhopingen
tussen de vorken van de stekker uit te halen. Ook
haalt u de stekker uit het stopcontact wanneer het
apparaat gedurende langere tijd niet gebruikt zal
worden. Ophoping van stof tussen de twee
stekkers kan slechte isolatie veroorzaken, dat tot
brand kan leiden.
..........................................................................................................
104
• Probeer het in de war raken van snoeren te
voorkomen. Tevens dienen alle snoeren buiten
het bereik van kinderen te blijven. .
..........................................................................................................
106
• Ga nooit op het apparaat zitten of staan en plaats
er geen zware objecten op.
..........................................................................................................
107b
• Raak de behuizing van de adapter of zijn stekkers
nooit met natte handen aan, als u deze in dit
apparaat of een stopcontact steekt of eruit haalt.
..........................................................................................................
108d
• Als u de Fantom-G8 moet verplaatsen, leest u de
voorzorgsmaatregelen hieronder. Er zijn
minimaal twee personen nodig om het apparaat
op een veilige manier op te tillen en te
verplaatsen. Het dient voorzichtig behandeld te
worden, en ten alle tijden waterpas gehouden te
worden. Zorg, dat u het stevig vast heeft, om
uzelf tegen verwondingen te beschermen, en te
voorkomen dat het apparaat beschadigt.
• Haal het netsnoer los.
• Haal alle snoeren van externe apparaten los.
..........................................................................................................
109a
• Voordat u het apparaat schoonmaakt, zet u de
stroom uit en haalt u de adapter uit het
stopcontact (p.25).
5
VOORZICHTIG
118a110a
• Wanneer u onweer in de omgeving verwacht,
haalt u de adapter uit het stopcontact.
..........................................................................................................
115a
• Installeer alleen de gespecificeerde uitbreidingskaart(en) (ARX serie, DIMM). Verwijder alleen de
gespecificeerde schroeven (p.304, p.308).
..........................................................................................................
• Indien u de schroeven van het onderpaneel van
het apparaat verwijderen (p.304, p.308), bewaart u
deze op een veilige plaats buiten het bereik van
kinderen, zodat er geen kans bestaat dat zij deze per
ongeluk inslikken.
..........................................................................................................
120
• Zet altijd de fantoomvoeding uit wanneer een
ander apparaat dan een condensator microfoon,
waarvoor fantoomvoeding is vereist, wordt
aangesloten. U riskeert beschadigingen als u per
ongeluk fantoomvoeding op dynamische microfoons, afspeel apparaten of andere apparaten, die
dit soort voeding niet gebruiken, toepast.
Controleer de specificaties van de microfoon die u
wilt gebruiken in de bijbehorende handleiding.
(De fantoomvoeding van dit instrument: 48V DC, 10mA
Max)
..........................................................................................................
6
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
Stroomvoorziening:
• Sluit dit apparaat niet op hetzelfde stopcontact aan, dat
door een elektrisch apparaat wordt gebruikt waar een
omvormer bij te pas komt (zoals een koelkast, wasmachine, magnetronoven of airconditioner) of dat een motor
bevat. Afhankelijk van de manier waarop het apparaat
wordt gebruikt, kan de ruis van de stroomvoorziening
veroorzaken dat dit apparaat storingen gaat vertonen of
hoorbare ruis produceert. Wanneer het niet mogelijk is om
een apart stopcontact te gebruiken, plaatst u een stroomvoorziening ruisfilter tussen dit apparaat en het
stopcontact.
• Voordat dit apparaat op andere apparaten wordt
aangesloten zet u de stroom van alle apparaten uit. Dit
voorkomt storingen en/of beschadigingen aan
luidsprekers of andere apparaten.
• Hoewel LCD en LED’s uit gaan als de POWER schakelaar
wordt uitgezet, betekent dit niet dat het apparaat volledig
los van de stroombron is. Om de stroom volledig uit te
zetten, zet u de POWER schakelaar eerst op ‘Off’, en haalt
u de stekker uit het stopcontact. Dit is de reden waarom u
een stopcontact moet kiezen dat binnen handbereik is.
Plaatsing
• Wanneer het apparaat in de buurt van krachtversterkers
(of andere apparatuur welke grote stroom transformators
bevat) wordt gebruikt, kan ruis worden opgewekt. Om dit
probleem op te lossen, verandert u de richting van dit
apparaat of plaatst u het verder weg van de storingsbron.
• Dit apparaat kan storing in radio en televisieontvangst
veroorzaken. Gebruik dit apparaat niet in de nabijheid
van dit soort ontvangers.
• Ruis kan veroorzaakt worden wanneer draadloze communicatieapparaten zoals mobiele telefoons in de buurt van
dit apparaat worden gebruikt. Dit soort ruis kan optreden
bij het ontvangen of starten van een gesprek of tijdens de
conversatie. Als u dit soort problemen ondervindt, dient u
deze draadloze apparaten op meer afstand van dit
apparaat te plaatsen of uit te zetten.
• Stel het apparaat niet aan direct zonlicht bloot, plaats het
niet in de buurt van warmte genererende apparaten, laat
het niet in een afgesloten voertuig achter, en stel het niet
aan temperatuur extremen bloot.
Door overmatige hitte kan het apparaat vervormen of
verkleuren.
• Als het apparaat naar een locatie met een zeer afwijkende
temperatuur en/of vochtigheid wordt verplaatst, kunnen
er waterdruppels (condensatie) binnen in het apparaat
worden gevormd. Wanneer u het apparaat in deze staat
gaat gebruiken, kunnen schade en storingen ontstaan.
Daarom moet u het apparaat, voordat u het in gebruik
neemt, enige uren laten staan totdat de condensatie
volledig is verdampt.
• Laat geen objecten boven op het apparaat staan.
Dit kan de oorzaak van storingen zijn, zoals toetsen die
geen geluid meer produceren.
• Afhankelijk van het materiaal en de temperatuur van het
oppervlak waar het apparaat geplaatst is, kunnen de
rubber voetjes het oppervlak doen verkleuren of
ontsieren.
Om dit te voorkomen, kunt u een stukje vilt of stof onder
de rubber voetjes leggen. Zorg in dat geval, dat het
apparaat niet per ongeluk glijdt of verplaatst kan worden.
Onderhoud
• Voor het dagelijks schoonhouden, veegt u het apparaat
met een zachte, droge of een licht vochtige doek schoon.
Om hardnekkig vuil te verwijderen, gebruikt u een doek
met een kleine hoeveelheid mild, niet schurend
schoonmaakmiddel. Neem het apparaat daarna met een
zachte, droge doek af.
• Gebruik nooit benzine, verdunners, alcohol of oplosmiddelen om verkleuring en/of vervorming van het apparaat
te voorkomen.
Reparaties en data
• Wees ervan bewust, dat alle data in het geheugen van het
apparaat verloren kan gaan wanneer het apparaat ter
reparatie wordt aangeboden. Een reservekopie van belangrijke data dient altijd in een USB geheugen opgeslagen te
worden of op papier genoteerd te worden (indien
mogelijk). Tijdens de reparatie proberen wij dataverlies
ten alle tijden te voorkomen. In bepaalde gevallen (als het
aan het geheugen zelf gerelateerde circuit niet werkt) spijt
het ons dat de data niet hersteld kan worden, en Roland is
niet aansprakelijk voor dit soort verlies van data.
Aanvullende
voorzorgsmaatregelen
• De inhoud van het geheugen kan onherstelbaar verloren
gaan door een storing of door onjuist gebruik van het
apparaat. Om het verlies van belangrijke data te
voorkomen, adviseren wij u een reservekopie van belangrijke data die u in het geheugen van het apparaat heeft
opgeslagen te maken, en in een USB geheugen op te slaan.
• Helaas kan het onmogelijk zijn om de inhoud van data die
in een ander MIDI apparaat (bijv. een sequencer) werd
opgeslagen te herstellen, nadat deze verloren is gegaan.
Roland Corporation is niet aansprakelijk voor dit soort
dataverlies.
• Bedien de knoppen, schuifregelaars of andere regelaars,
en de jacks en aansluitingen met zorg. Ruwe behandeling
kan tot storingen leiden.
• Sla nooit op het beeldscherm en druk er niet hard op.
• Tijdens normale werking kan een lichte ruis van af het
beeldscherm hoorbaar zijn.
• Bij het aansluiten/ontkoppelen van alle kabels, houdt u de
stekker zelf vast. Trek nooit aan de kabel zelf. Op deze
manier vermijdt u kortsluiting of beschadigingen aan de
interne elementen van de kabel.
• Tijdens normale werking geeft het apparaat een geringe
hoeveelheid warmte af.
7
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
• Om te vermijden dat u uw buren stoort, probeert u het
volume van dit apparaat op een redelijk niveau te houden.
U kunt ervoor kiezen een koptelefoon te gebruiken, zodat
u zich geen zorgen om de personen in uw naaste
omgeving hoeft te maken (‘s nachts in het bijzonder.)
• Wanneer u het apparaat moet transporteren, verpakt u het
zo mogelijk in de originele doos (inclusief schokabsorberend materiaal). Anders zult u soortgelijk verpakkingsmateriaal moeten gebruiken.
• Gebruik alleen het gespecificeerde expressie pedaal (EV-5,
apart verkrijgbaar). Door andere expressie pedalen aan te
sluiten kunnen storingen ontstaan, en kan het
apparaat beschadigen.
• Sommige aansluitkabels bevatten weerstanden. Gebruik
voor het aansluiten van dit apparaat geen kabels, die
weerstanden hebben. Bij gebruik van dit soort kabels kan
het geluidsniveau extreem laag of zelfs niet hoorbaar zijn.
Informatie over kabelspecificaties kunt u bij de fabrikant
van de kabel verkrijgen.
• De gevoeligheid van de D Beam controller verandert,
afhankelijk van de hoeveelheid licht in de omgeving van
het apparaat. Indien dit niet naar verwachting
functioneert, stelt u de gevoeligheid bij, volgens de
helderheid van de locatie (p.287).
• Als u een extern apparaat dat op de DIGITAL AUDIO IN
jack is aangesloten uitzet of de kabel ontkoppelt, kan een
ruis in de invoer via DIGITAL AUDIO IN hoorbaar zijn.
Als dit gebeurt, sluit u het externe apparaat opnieuw aan
of zet u de [MIX IN] schakelaar van de Fantom-G uit.
Behandeling van CD-ROM’s
• Raak de glanzende onderkant van de disk (het gecodeerde
oppervlak) niet aan, en zorg dat het niet bekrast raakt.
Beschadigde of vieze CD-ROM disks kunnen mogelijk
niet juist gelezen worden. Houd de disks met een in de
winkel verkrijgbare CD reiniger schoon.
Auteursrecht
• Het opnemen, dupliceren, distribueren, verkopen, leasen,
uitvoeren of uitzenden van auteursrechtelijk materiaal
(muzikale werken, visuele werken, uitzendingen, live
uitvoeringen, enz.) dat geheel of gedeeltelijk aan een
derde partij behoort, zonder toestemming van de houder
van het auteursrecht, is bij de wet verboden.
• Dit product kan gebruikt worden voor het opnemen of
dupliceren van geluid of visueel materiaal zonder
beperkingen opgelegd door bepaalde technologische
kopieerbeveiliging maatregelen. Dit komt door het feit dat
dit product bedoeld is voor het produceren van originele
muziek of video materiaal, en daarom zo ontworpen is dat
materiaal, dat geen inbreuk maakt op de auteursrechten
van anderen (bijvoorbeeld uw eigen originele werken),
vrijelijk opgenomen of gedupliceerd kan worden.
• Gebruik dit apparaat niet voor doeleinden, die inbreuk
kunnen maken op auteursrechten van derden. We nemen
geen enkele verantwoordelijkheid met betrekking tot
inbreuk op auteursrechten, die door het gebruik van dit
apparaat kan ontstaan.
Voordat kaarten worden
gebruikt
USB geheugen gebruiken
704
• Steek het USB geheugen voorzichtig helemaal in het
apparaat, totdat het stevig op zijn plaats zit.
• Raak de polen van het USB geheugen nooit aan. Vermijdt
ook dat deze vies worden.
• USB geheugens zijn met gebruik van precisie componenten gefabriceerd. Behandel de kaarten voorzichtig, en
let vooral op het volgende:
• Om beschadigingen aan kaarten door statische
elektriciteit te voorkomen, moet alle mogelijke
statische elektriciteit van uw eigen lichaam ontladen
worden, voordat u de kaarten gaat gebruiken.
• Het contact gedeelte van de kaarten mag nooit met
metaal in aanraking komen.
• De kaarten niet buigen of laten vallen, en stel deze niet
aan sterke trillingen of vibraties bloot.
• Bewaar kaarten niet in direct zonlicht, in afgesloten
voertuigen of soortgelijke locaties (opslag temperatuur:
-25 tot 85 graden C).
• Laat de kaarten niet nat worden.
• Probeer de kaarten niet uit elkaar te halen of te
wijzigen.
8
add
* MMP (Moore Microprocessor Portfolio) verwijst naar een
patentenportfolio i.v.m. de architectur van microprocessors, die ontwikkeld werd door Technology Properties
Limited (TPL). Roland heeft een licentie van de TPL-groep
voor deze technologie.
* MatrixQuest™ 2008 TEPCO UQUEST,
LTD. Alle rechten voorbehouden.
* De UDSB functie van de Fantom-G
gebruikt MatrixQuest Middleware
technologie van TEPCO UQUEST, LTD.
* Harpsichord Samples met dank aan het Hamamatsu
museum van muziekinstrumenten.
* Microsoft en Windows zijn geregistreerde handelsmerken
van Microsoft Corporation.
* Windows® staat officieel bekend als ‘Microsoft®
Windows® besturingssysteem.
* Apple en Macintosh zijn geregistreerde handelsmerken
van Apple Inc.
* Mac OS is een handelsmerk van Apple Inc.
Inhoud
HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN ..................................... 4
BELANGRIJKE OPMERKINGEN ............................................................................... 7
Inhoud .........................................................................................................................9
01: introductie (Overzicht en basisbediening) ......... 19
Hoofdkenmerken...................................................................................................... 20
Paneelbeschrijvingen .............................................................................................. 22
Voorpaneel............................................................................................................................................................................. 22
Achterpaneel ......................................................................................................................................................................... 24
Aansluitingen maken ............................................................................................... 25
Een versterker en luidspreker systeem aansluiten .......................................................................................................... 25
Een USB muis aansluiten (apart verkrijgbaar) ................................................................................................................. 26
De Fantom-G op een standaard plaatsen.......................................................................................................................... 27
De stroom aanzetten................................................................................................ 28
De stroom uitzetten .............................................................................................................................................................. 28
De demosongs beluisteren ..................................................................................... 29
De song automatisch laden bij opstarten (als een projekt geladen wordt).................................................... 29
Verscheidene uitvoeringsopties............................................................................. 30
Velocity/Aftertouch............................................................................................................................................... 30
Pitch Bend/modulatie hendel .............................................................................................................................. 30
Octave Shift (OCT) ................................................................................................................................................. 30
Transpose................................................................................................................................................................. 30
Hold pedaal ............................................................................................................................................................. 31
Control pedaal ........................................................................................................................................................ 31
Overzicht van de Fantom-G .................................................................................... 32
Hoe de Fantom-G is gestructureerd .................................................................................................................................. 32
Basis structuur ........................................................................................................................................................ 32
Verschillende geluidseenheden............................................................................................................................ 32
Single / Live / Studio modes ............................................................................................................................... 33
Over polyfonie ........................................................................................................................................................ 34
Over het geheugen ............................................................................................................................................................... 35
Over de interne effecten....................................................................................................................................................... 36
Effect types .............................................................................................................................................................. 36
Over de sequencer ................................................................................................................................................................ 36
Geluid en MIDI ....................................................................................................................................................... 36
Wat is een song? ..................................................................................................................................................... 36
Wat is een Track?.................................................................................................................................................... 37
Songs en de status van de geluidsgenerator ...................................................................................................... 37
SMF (Standard MIDI File .MID)........................................................................................................................... 37
Over de sampling sectie....................................................................................................................................................... 38
Basisbediening van de Fantom-G .......................................................................... 39
Veranderen van geluidsgenerator mode........................................................................................................................... 39
Hoe de functie knoppen werken ........................................................................................................................................ 40
De cursor verplaatsen .......................................................................................................................................................... 40
Een waarde bewerken.......................................................................................................................................................... 41
Een naam toewijzen.............................................................................................................................................................. 42
Basis Pad handelingen ......................................................................................................................................................... 43
De Pad mode veranderen...................................................................................................................................... 43
De Pad instellingen bekijken ................................................................................................................................ 43
De Pads als numerieke toetsen gebruiken .......................................................................................................... 43
Shortcut Menu....................................................................................................................................................................... 44
9
Inhoud
02: Geluidsgenerator, Sectie 1 (Geluiden spelen) .... 45
Spelen in de Single Mode........................................................................................ 46
Over het Single Play scherm ............................................................................................................................................... 46
Het Single Play scherm weergeven ..................................................................................................................... 46
Een Patch selecteren ............................................................................................................................................................. 47
Patches op categorie selecteren (Patch Finder) .................................................................................................. 48
Patches uit de lijst selecteren................................................................................................................................. 49
Patches beluisteren (Phrase Preview).................................................................................................................. 49
De Tones die zullen klinken selecteren ............................................................................................................................. 50
Individuele noten spelen (Monofoon) ............................................................................................................................... 50
Part instellingen (Part View)............................................................................................................................................... 51
De parameter die door de Realtime Controllers of D Beam controller wordt bestuurd selecteren (Control Setting) .51
Percussie instrumenten spelen (Rhythm Set) ................................................................................................................... 52
Een ritme set selecteren ......................................................................................................................................... 52
Een Sample Set spelen.......................................................................................................................................................... 53
Een Sample set selecteren...................................................................................................................................... 53
Een lijst met veelgebruikte geluiden creëren (Favorite) ...................................... 54
Een geluid registreren (Regist) ............................................................................................................................. 54
Een geluid oproepen .............................................................................................................................................. 55
Het volume van elke stap specificeren (Favorite Level)................................................................................... 55
De stap waarin u een geluid heeft geregistreerd veranderen.......................................................................... 55
Een geregistreerd geluid verwijderen (Remove) ............................................................................................... 55
Alle geluidsregistraties uit een bank verwijderen (Remove Bank)................................................................. 55
Een song registreren (Set Song)............................................................................................................................ 56
Een tekstbestand importeren (Import Text) ....................................................................................................... 56
Een tekstbestand verwijderen (Remove Text).................................................................................................... 57
Het lettertype dat wordt weergegeven veranderen (Font) .............................................................................. 57
Spelen in de Live Mode ........................................................................................... 58
Het Live Play (Layer/Split) scherm weergeven .............................................................................................................. 58
Functies in het Live Play (Layer/Split) scherm ............................................................................................................... 59
Een Live Set selecteren......................................................................................................................................................... 60
Live sets uit de lijst selecteren............................................................................................................................... 60
Het Live Play (Layer/Split) scherm gebruiken................................................................................................................ 60
Een Part selecteren ................................................................................................................................................. 60
Het Part dat u wilt horen selecteren (Keyboard Switch) .................................................................................. 61
Het Part dat door de Pads wordt gespeeld selecteren ...................................................................................... 61
Het geluid voor een Part selecteren ..................................................................................................................... 61
Geluiden combineren en samen spelen (Layer)................................................................................................. 62
Verschillende geluiden in verschillende gebieden van het toetsenbord spelen (Split) ............................... 62
Het Live Set Part Mixer scherm gebruiken....................................................................................................................... 63
De Part instellingen bewerken.............................................................................................................................. 63
Het Layer Edit scherm gebruiken ...................................................................................................................................... 64
Het geluid van een Part selecteren....................................................................................................................... 64
De Part instellingen bewerken.............................................................................................................................. 64
Uitvoeren met de Arpeggio ................................................................................................................................................ 65
Uitvoeren met de Realtime Controllers en D Beam Controller ..................................................................................... 65
Effecten instellen................................................................................................................................................................... 65
Het Master niveau aanpassen............................................................................................................................................. 65
Gedetailleerde instellingen voor een Live Set maken ..................................................................................................... 65
Spelen in de Studio Mode ....................................................................................... 66
Het Studio Play scherm weergeven ................................................................................................................................... 66
Functies in het Studio Play scherm .................................................................................................................................... 67
De weergegeven Part groep veranderen............................................................................................................. 67
Een Studio Set selecteren ..................................................................................................................................................... 67
Studio sets uit de lijst selecteren........................................................................................................................... 68
Het Studio Play scherm gebruiken .................................................................................................................................... 68
Selecting a Part........................................................................................................................................................ 68
Het geluid voor een Part selecteren ..................................................................................................................... 68
Het Part dat u wilt laten klinken selecteren (Keyboard Switch) ..................................................................... 69
De Part instellingen bewerken.............................................................................................................................. 69
Uitvoeren met de Arpeggio ................................................................................................................................................ 70
Uitvoeren met de Realtime Controllers en D Beam Controller ..................................................................................... 70
Effecten instellen................................................................................................................................................................... 70
Het Master niveau aanpassen............................................................................................................................................. 70
Gedetailleerde instellingen voor een Studio Set maken ................................................................................................. 70
10
Inhoud
03: Geluidsgenerator, Sectie 1 (geluiden besturen) . 71
Het geluid in Realtime wijzigen .............................................................................. 72
Uw hand over de D Beam bewegen om het geluid te wijzigen (D Beam Controller)................................................ 72
Instellingen voor de D Beam controller maken ................................................................................................. 73
Knoppen, schuifregelaars of S1/S2 knoppen gebruiken om het geluid te wijzigen (Realtime Controller)............ 75
Realtime Controller instellingen veranderen ..................................................................................................... 76
Een pedaal gebruiken om het geluid te wijzigen (Control Pedal) ................................................................................ 77
Control Pedal instellingen maken........................................................................................................................ 77
Arpeggio’s spelen .................................................................................................... 78
Over Arpeggio ...................................................................................................................................................................... 78
Arpeggio’s spelen ................................................................................................................................................................. 78
Arpeggio aan en uitzetten ..................................................................................................................................... 78
Het tempo voor Arpeggio uitvoeringen bepalen .............................................................................................. 78
Een Arpeggio laten doorklinken .......................................................................................................................... 78
Arpeggio instellingen........................................................................................................................................................... 78
Het door u gecreëerde arpeggio opslaan (Write)............................................................................................................. 79
De Chord Memory functie gebruiken (Chord Memory) ........................................ 80
Over de Chord Memory functie ......................................................................................................................................... 80
Spelen met de Chord Memory functie .............................................................................................................................. 80
De Chord Memory functie aan en uitzetten ....................................................................................................... 80
Akkoordvormen selecteren................................................................................................................................... 80
Een akkoord laten spelen in de volgorde van de samenstellende noten (Rolled Chord)............................ 81
Uw eigen akkoordvormen creëren .................................................................................................................................... 81
De door u gecreëerde akkoordvormen opslaan............................................................................................................... 82
04: Geluidsgenerator, sectie 3 (geluiden creëren) ... 83
Een Patch creëren.................................................................................................... 84
Hoe Patch instellingen gemaakt worden .......................................................................................................................... 84
Een Patch snel bewerken (PatchZoom Edit)....................................................................................................... 84
Alle parameters van een Patch bewerken (Patch Pro Edit).............................................................................. 86
Patch/Tone instellingen initialiseren (Patch Initialize/Tone Initialize) ........................................................ 87
Patch (Tone) instellingen kopiëren (Patch Tone Copy) .................................................................................... 87
Waarschuwing bij selectie van een golfvorm..................................................................................................... 88
Door u gecreëerde Patches opslaan (Write)...................................................................................................................... 88
De opslagbestemming Patch beluisteren (Compare) ........................................................................................ 89
Functies van de Patch parameters...................................................................................................................................... 89
Instellingen gemeenschappelijk voor de gehele Patch (General).................................................................... 89
Golfvormen wijzigen (Wave)................................................................................................................................ 91
De manier waarop een Tone klinkt veranderen (TMT).................................................................................... 92
De toonhoogte wijzigen (Pitch/Pitch Env)......................................................................................................... 96
De helderheid van een geluid met een filter wijzigen (TVF/TVF Env) ......................................................... 98
Het volume aanpassen (TVA/TVA Env).......................................................................................................... 100
Output .................................................................................................................................................................... 102
Modulerende geluiden (LFO1/2Step LFO)...................................................................................................... 102
Portamento of Legato op het geluid toepassen (Solo/Porta)......................................................................... 105
Diverse instellingen (Misc).................................................................................................................................. 107
Matrix Control instellingen (Control 1-4) ......................................................................................................... 109
Effecten voor een Patch instellen (PFX) ............................................................................................................ 111
Een ritmeset creëren ............................................................................................. 112
Hoe ritmeset instellingen worden gemaakt.................................................................................................................... 112
Een ritmeset snel bewerken (Patch Zoom Edit) ............................................................................................... 112
Alle parameters bewerken (Patch Pro Edit) ..................................................................................................... 114
Ritmeset / Toetsinstellingen initialiseren (Rhythm Set Initialize/Rhythm Key Initialize)....................... 115
Rhythm Tone instellingen kopiëren (Rhythm Tone Copy)............................................................................ 115
Waarschuwing bij selectie van een golfvorm................................................................................................... 116
Door u gecreëerde ritmesets opslaan (Write) ................................................................................................................. 116
De ritmeset die als opslagbestemming fungeert beluisteren (Compare) ..................................................... 117
Functies van de ritmeset parameters ............................................................................................................................... 117
Instellingen gemeenschappelijk voor de gehele ritmeset (General) ............................................................. 117
Golfvormen wijzigen (Wave).............................................................................................................................. 119
De manier waarop een Rhythm Tone klinkt veranderen (WMT) ................................................................. 120
De toonhoogte wijzigen (Pitch/Pitch Env)....................................................................................................... 121
De helderheid van een geluid met een filter wijzigen (TVF/TVF Env) ....................................................... 122
11
Inhoud
Het volume aanpassen (TVA/TVA Env).......................................................................................................... 124
Uitvoer instellingen (Output) ............................................................................................................................. 125
Effecten voor een ritmeset instellen (PFX)........................................................................................................ 125
Een Sample Set creëren ........................................................................................ 126
Hoe Sample set instellingen worden gemaakt ............................................................................................................... 126
Een Sample set snel bewerken (Patch Zoom Edit) .......................................................................................... 126
Alle parameters bewerken (Patch Pro Edit) ..................................................................................................... 127
Sample Set instellingen initialiseren (Sample Set Initialize) ......................................................................... 127
Door u gecreëerde Sample sets opslaan (Write) ............................................................................................................ 128
Functies van Sample Set parameters ............................................................................................................................... 129
Instellingen gemeenschappelijk voor de gehele Sample set (General)......................................................... 129
Golfvormen wijzigen (Wave).............................................................................................................................. 130
De toonhoogte wijzigen (Pitch) .......................................................................................................................... 130
Het volume aanpassen (Amp)............................................................................................................................ 131
Uitvoer instellingen (Output) ............................................................................................................................. 131
Effecten voor een Sample set instellen (PFX) ................................................................................................... 131
Een Live/Studio Set creëren ................................................................................. 132
Algemene instellingen (Utility) ........................................................................................................................................ 132
NAME .................................................................................................................................................................... 132
Part Info ................................................................................................................................................................. 132
Part Settings (Part View).................................................................................................................................................... 133
Level/Pan (Als de Part Group Internal/EXP1/EXP2 is) ............................................................................... 134
Level/Pan (Als de Part Group External is)....................................................................................................... 135
Key Range (Toonhoogte bereik)......................................................................................................................... 135
Output/EFX .......................................................................................................................................................... 136
Pitch ........................................................................................................................................................................ 137
Scale Tune (deel stemming) ................................................................................................................................ 138
Vibrato.................................................................................................................................................................... 139
Offset ...................................................................................................................................................................... 139
Mono/Poly/Legato.............................................................................................................................................. 140
Voice Reserve ........................................................................................................................................................ 141
MIDI Rx Filter ....................................................................................................................................................... 141
De parameter selecteren die door de Realtime Controllers of D Beam controller wordt bestuurd
(Control Setting).................................................................................................................................................................. 142
D Beam ................................................................................................................................................................... 143
Knob ....................................................................................................................................................................... 145
Slider....................................................................................................................................................................... 145
Switch S1/S2 ......................................................................................................................................................... 146
Arpeggio ................................................................................................................................................................ 146
Chord Memory ..................................................................................................................................................... 146
Dynamic Pad ......................................................................................................................................................... 146
Ctrl Switch ............................................................................................................................................................. 147
De instellingen van de Patch die aan een Part is toegewezen veranderen ................................................................ 147
Live/Studio Set instellingen initialiseren (Init).............................................................................................................. 148
Een door u gecreëerde Live/Studio Set opslaan (Write) .............................................................................................. 148
Effecten toevoegen ................................................................................................ 150
Waar effectinstellingen worden opgeslagen .................................................................................................................. 150
Effecten aan en uitzetten.................................................................................................................................................... 150
Effectinstellingen maken ................................................................................................................................................... 151
Effecten toepassen in Single Mode................................................................................................................................... 151
Effecten toepassen in Live Mode...................................................................................................................................... 151
Specificeren hoe een geluid wordt uitgevoerd (Routing) .............................................................................. 151
Signaalstroom diagram en parameters ............................................................................................................. 152
Effecten toepassen in de Studio Mode............................................................................................................................. 154
Specificeren hoe het geluid wordt uitgevoerd (Routing) ............................................................................... 154
Signaalstroom diagram en parameters ............................................................................................................. 154
Patch Multi-Effect instellingen maken (PFX) ................................................................................................................. 157
Multi-effect instellingen maken (MFX1-2) ...................................................................................................................... 158
Chorus instellingen maken (Chorus)............................................................................................................................... 159
Reverb instellingen maken (Reverb)................................................................................................................................ 159
Mastering Effect .................................................................................................................................................................. 160
Effectenlijst............................................................................................................. 161
MFX/PFX Parameter ......................................................................................................................................................... 161
Chorus Parameters ............................................................................................................................................................. 184
Reverb parameters.............................................................................................................................................................. 185
Input Effect Parameters ..................................................................................................................................................... 186
12
Inhoud
05: Pads (de Pads gebruiken) .............................. 187
De Pads gebruiken................................................................................................. 188
Algemene handelingen voor Pads ................................................................................................................................... 188
De Pad Mode veranderen (PAD MODE).......................................................................................................... 188
De Pads als numerieke toetsen gebruiken (NUMERIC)................................................................................. 188
De Hold functie gebruiken om geluiden door te laten klinken (HOLD) ..................................................... 188
De Roll functie gebruiken (ROLL) ..................................................................................................................... 189
Banken veranderen (BANK) ............................................................................................................................... 189
De Pad instellingen bewerken (PAD SETTING).............................................................................................. 190
Pad uitwisselen (Pad Exchange) ........................................................................................................................ 190
1 SAMPLE PAD (de Pads gebruiken om Samples te spelen) ...................................................................................... 191
Over Samples ........................................................................................................................................................ 191
De Pad instellingen bewerken ............................................................................................................................ 191
2 RHYTHM (De Pads gebruiken om een ritmeset te spelen)....................................................................................... 192
De Pad instellingen bewerken ............................................................................................................................ 192
3 CHORD MEMORY (De Pads gebruiken om akkoordvormen te veranderen)....................................................... 193
De Pad instellingen bewerken ............................................................................................................................ 193
4 ARPEGGIO (De Pads gebruiken om van arpeggiostijl te veranderen) ................................................................... 193
De Pad instellingen bewerken ............................................................................................................................ 193
5 RPS (De Pads gebruiken om frases te spelen) ............................................................................................................. 194
Het tempo voor het afspelen van frases specificeren...................................................................................... 194
De Pad instellingen bewerken ............................................................................................................................ 194
6 RHTYHM PTN (De Pads gebruiken om ritmepatronen te spelen).......................................................................... 196
Het tempo voor het afspelen van ritmepatronen specificeren ...................................................................... 196
De Pad instellingen bewerken ............................................................................................................................ 196
7 TONE SEL/SW (De Pads gebruiken om Tones te selecteren of deze aan/uit te zetten)...................................... 197
De Pad status controleren ................................................................................................................................... 197
8 TRACK MUTE (De Pads gebruiken om tracks tijdelijk stil te maken) .................................................................... 197
De Pad status controleren ................................................................................................................................... 197
9 BOOKMARK (De Pads gebruiken om veelgebruikte schermen op te roepen)...................................................... 198
Een scherm registreren ........................................................................................................................................ 198
Een scherm oproepen........................................................................................................................................... 198
10 MIDI TX SW (De Pads gebruiken om externe MIDI zendkanalen (1-16) aan/uit te zetten).............................. 198
De Pad status controleren ................................................................................................................................... 198
11 EFFECT SW (De Pads gebruiken om effecten aan of uit te zetten) ........................................................................ 199
De Pad status controleren ................................................................................................................................... 199
12 PATCH MFX SW (De Pads gebruiken om Patch Multi-effecten aan of uit te zetten)......................................... 199
De Pad status controleren ................................................................................................................................... 199
13 Part SELECT (De Pads gebruiken om Parts te selecteren) ...................................................................................... 200
De Pad status controleren ................................................................................................................................... 200
14 Part MUTE (De Pads gebruiken om Parts tijdelijk stil te maken) (Mute) ............................................................. 200
De Pad status controleren ................................................................................................................................... 200
15 USER GROUP (de Pads gebruiken om User groepen te registreren/op te roepen) ........................................... 201
Een User groep geluid oproepen ....................................................................................................................... 201
Een geluid in een User groep registreren ......................................................................................................... 201
16 FAVORITE (De Pads gebruiken om favoriete instellingen te registreren/op te roepen)................................... 202
Een favoriet geluid oproepen (setting).............................................................................................................. 202
Een geluid in een User groep registreren ......................................................................................................... 202
13
Inhoud
06: Sequencer (een song creëren) ......................... 203
Een song afspelen ................................................................................................. 204
Drie manieren om af te spelen............................................................................................................................ 204
Een song afspelen (Song Play) .......................................................................................................................................... 204
Een song laden (Song List).................................................................................................................................. 204
Een song afspelen (Song Play)............................................................................................................................ 205
Handelingen in het Song Play scherm .............................................................................................................. 205
Vooruitspoelen of terugspoelen tijdens het afspelen ...................................................................................... 206
Het afspelen van een track tijdelijk stil maken (MUTE) ................................................................................. 206
Toegang tot het Mixer scherm ............................................................................................................................ 207
Het afspeeltempo van de song veranderen ...................................................................................................... 207
Een song herhaaldelijk afspelen (Loop) ............................................................................................................ 208
Markeringen in een song plaatsen (Marker) .................................................................................................... 208
De Track Display Zoom en Display Order veranderen (Zoom/Track Order) ........................................... 209
Een track een naam geven (Track Name) ......................................................................................................... 210
De uitvoerbestemming van een track specificeren (Output Assign)............................................................ 210
Een song bestand verwijderen (Song Delete)................................................................................................... 210
Een song automatisch laden bij opstarten (Wanneer een project wordt geladen) ..................................... 210
De op dat moment geopende song wissen (Song Clear) ................................................................................ 211
Een standaard MIDI bestand afspelen (SMF)................................................................................................................. 212
Een standaard MIDI bestand (SMF) van de computer naar de Fantom-G kopiëren ................................. 212
Een standaard MIDI (SMF) bestand spelen (SMF List) .................................................................................. 212
Een SMF in een frase importeren (Import Phrase) .......................................................................................... 213
Een SMF in een song importeren (Import Song) ............................................................................................. 213
Frases spelen (MIDI Phrase) ............................................................................................................................................. 214
Een frase beluisteren (MIDI Phrase List) .......................................................................................................... 214
Een frase laden (Load) ......................................................................................................................................... 214
Een frase uit het project verwijderen (Delete Phrase) ..................................................................................... 215
Een frase dupliceren (Duplicate)........................................................................................................................ 215
Een frase opslaan (Save) ...................................................................................................................................... 216
Alle frases opslaan (Save All) ............................................................................................................................. 216
MIDI opnemen ........................................................................................................ 217
Frases en songs ..................................................................................................................................................... 217
Twee opname methodes...................................................................................................................................... 217
In een song opnemen ......................................................................................................................................................... 218
Een geluid voor de opname selecteren.............................................................................................................. 218
De song / frases uit het tijdelijke gebied wissen (Song Clear) ...................................................................... 218
De maatsoort specificeren (Beat Track)............................................................................................................. 219
Het tempo specificeren ........................................................................................................................................ 219
Een MIDI track en de Recording-Start maat selecteren .................................................................................. 219
In een frase opnemen ......................................................................................................................................................... 220
Een geluid voor de opname selecteren.............................................................................................................. 220
Het tempo specificeren ........................................................................................................................................ 220
De op te nemen frase selecteren ......................................................................................................................... 221
De uitvoering opnemen, precies zoals deze gespeeld wordt (Realtime Recording) ................................................ 222
Basisprocedure voor Realtime Recording......................................................................................................... 222
Realtime Rec Standby parameters ..................................................................................................................... 223
De sequencer data selecteren die opgenomen zal worden (Recording Select) ........................................... 224
Ongewenste data wissen, terwijl u opneemt (Realtime Erase)...................................................................... 225
Geluiden of frases beluisteren tijdens de opname (Rehearsal Functie)........................................................ 225
Data per stap invoeren (Step Recording) ........................................................................................................................ 226
Noten en rusten invoeren.................................................................................................................................... 226
Geluid opnemen ..................................................................................................... 228
Samples en songs.................................................................................................................................................. 228
In een song opnemen ......................................................................................................................................................... 228
Een geluidstrack en de opname startlocatie selecteren................................................................................... 229
Geluidsopname ................................................................................................................................................................... 230
Basisprocedure voor geluidsopname ................................................................................................................ 230
Audio Rec Standby parameters.......................................................................................................................... 231
14
Inhoud
Songs bewerken .................................................................................................... 232
Drie manieren om te bewerken .......................................................................................................................... 232
Een song bewerken (Song Edit)........................................................................................................................................ 232
Het Song Edit scherm openen ............................................................................................................................ 232
Een Sample/frase verplaatsen (Move).............................................................................................................. 233
Een Sample/frase op een gespecificeerde locatie invoeren (Insert) ............................................................. 233
Een Sample/frase uit een track verwijderen (Delete) ..................................................................................... 234
Een Sample/frase kopiëren (Copy) .................................................................................................................. 234
Een Sample/frase bewerken (Edit).................................................................................................................... 234
Song Utility (Song Util)...................................................................................................................................................... 235
De Track Display Zoom en Display Order veranderen (Zoom/Track Order) ........................................... 235
De op dat moment geopende song wissen (Song Clear) ................................................................................ 235
Een track wissen (Track Clear) ........................................................................................................................... 235
Een track een naam geven (Track Name) ......................................................................................................... 235
Het tempo tijdens de song veranderen (Tempo Track) .................................................................................. 235
De maatsoort tijdens de song veranderen (beat Track) .................................................................................. 236
Track Edit-functie ............................................................................................................................................................... 237
Lege maten invoegen in een Track (Track Edit Insert) ................................................................................... 237
Ongewenste maten verwijderen uit een Track (Track Edit Delete) .............................................................. 237
Maten van een Track kopiëren (Track Edit Copy) .......................................................................................... 237
Een frase bewerken (Phrase Edit)..................................................................................................................................... 238
Het Phrase Edit scherm openen ......................................................................................................................... 238
Een frase spelen (Play)......................................................................................................................................... 239
De huidig bewerkte frase wissen (Clear) .......................................................................................................... 239
Een frase opslaan (Save) ...................................................................................................................................... 239
Phrase Modify Menu.......................................................................................................................................................... 239
De timing van een frase recht maken (Quantize) ............................................................................................ 240
Ongewenste uitvoeringsdata wissen (Erase) ................................................................................................... 242
Ongewenste maten verwijderen (Delete) ......................................................................................................... 243
Frases kopiëren (Copy)........................................................................................................................................ 243
Een lege maat invoegen (Insert) ......................................................................................................................... 244
De toonsoort transponeren (Transpose)............................................................................................................ 244
De Velocity veranderen (Change Velocity) ...................................................................................................... 245
Het MIDI kanaal veranderen (Change Channel)............................................................................................. 246
De lengte van noten wijzigen (Change Duration) ........................................................................................... 247
Uitvoeringsdata naar voren en achteren verschuiven (Shift Clock) ............................................................. 248
De sequencer data uitdunnen (Data Thin) ....................................................................................................... 249
Lege maten verwijderen (Truncate)................................................................................................................... 249
Individuele onderdelen van sequencer data bewerken (Microscope)........................................................................ 250
Sequencer data bewerken (Basisprocedure in de Microscope) ..................................................................... 250
Sequencer data die door frases wordt verwerkt .............................................................................................. 251
Sequencer data bekijken (View) ......................................................................................................................... 252
Sequencer data invoegen (Create) ..................................................................................................................... 252
Sequencer data wissen (Erase)............................................................................................................................ 252
Sequencer data verplaatsen (Move)................................................................................................................... 253
Sequencer data kopiëren (Copy) ........................................................................................................................ 253
Een song opslaan (Song Save) ............................................................................ 254
Wat de opgeslagen song data bevat .................................................................................................................. 254
Wat er nog meer wordt opgeslagen, op hetzelfde moment dat de song wordt opgeslagen .................... 254
Een song opslaan (Save) .................................................................................................................................................... 254
De inhoud van alle tracks opnieuw in een individuele Sample samplen .................................................................. 255
Een opnieuw gesamplede Sample naar de computer kopiëren om een CD of MP3 te creëren ............... 255
Opslaan als SMF-bestand (Save As SMF) ....................................................................................................................... 256
15
Inhoud
07: Sampler ......................................................... 257
Sampling ................................................................................................................. 258
Externe invoer in/uitschakelen ........................................................................................................................................ 258
Instellingen voor de bron invoer maken (Input Setting) .............................................................................................. 258
Functies van Input Setting parameters............................................................................................................................ 258
Input Effect Setup instellingen ......................................................................................................................................... 259
Sampleprocedure................................................................................................................................................................ 260
Een Sample tijdens samplen verdelen............................................................................................................... 262
Eerder in tijd samplen (Skip Back Sampling) ................................................................................................................. 262
Een Sample bewerken ........................................................................................... 263
Een Sample selecteren (Sample List) ............................................................................................................................... 263
Een Sample selecteren.......................................................................................................................................... 263
Een Sample laden (Load)..................................................................................................................................... 264
Alle Samples laden (Load All)............................................................................................................................ 264
Een Sample wissen (Unload) .............................................................................................................................. 264
Een Sample verwijderen (Delete)....................................................................................................................... 265
Een geluidsbestand (WAV/AIFF) van de computer importeren ................................................................. 265
Het Sample Edit scherm weergeven (Sample Edit)....................................................................................................... 266
De golfvorm weergave vergroten/verkleinen (Zoom)................................................................................... 266
De Start/Eindpunten van de Sample instellen .............................................................................................................. 267
De knoppen gebruiken om de punten te bewerken........................................................................................ 267
Instellingen voor de Sample maken (Sample parameters)........................................................................................... 268
De BPM van een sample berekenen................................................................................................................................. 269
Ongewenste porties van een Sample verwijderen (Truncate) ..................................................................................... 269
De hoge frequentiereeks van de Sample omhoogduwen of beperken (Emphasis) .................................................. 269
Het volume van een Sample maximaliseren (Normalize)............................................................................................ 270
Amp ...................................................................................................................................................................................... 270
Een Sample uitrekken of comprimeren (Time Stretch)................................................................................................. 271
Een Sample in noten verdelen (Chop)............................................................................................................................. 272
Een Sample opslaan (save) ................................................................................................................................................ 274
Alle Samples opslaan (Save All)....................................................................................................................................... 274
Multisample ............................................................................................................ 275
Een multisample maken .................................................................................................................................................... 275
Een multisample bewerken............................................................................................................................................... 276
16
Inhoud
08: Verscheidene instellingen (menu en systeem) . 279
Menu referentie ...................................................................................................... 280
Menu’s.................................................................................................................................................................................. 280
Aan project gerelateerde instellingen (Project) .............................................................................................................. 280
Load Project........................................................................................................................................................... 280
Save Project............................................................................................................................................................ 281
Save As Project...................................................................................................................................................... 281
Create Project ........................................................................................................................................................ 282
Backup Project....................................................................................................................................................... 282
Restore Project....................................................................................................................................................... 283
System Settings (system) ................................................................................................................................................... 283
Reset to Default Factory Settings (Factory Reset) .......................................................................................................... 284
Format USB Memory ......................................................................................................................................................... 284
Bestanden uitwisselen met de computer (USB Storage)............................................................................................... 285
Aansluitingen........................................................................................................................................................ 285
De aansluitbestemming specificeren ................................................................................................................. 285
Waarschuwingen met betrekking tot mappen en bestanden ........................................................................ 286
De Storage mode verlaten ................................................................................................................................... 286
Voorbeelden van gebruik van de USB Storage mode ..................................................................................... 287
Een Bitmap bestand als achtergrond in het scherm gebruiken (Import BMP)............................................ 288
Text memo’s in het Favorite scherm weergeven (Import Text)..................................................................... 288
Geluidsbestanden importeren (Import Audio) .............................................................................................................. 289
Systeeminstellingen (instellingen die voor alle modes gelden)........................ 290
Hoe systeemfunctie instellingen gemaakt worden........................................................................................................ 290
De systeeminstellingen opslaan (System Write) ............................................................................................................ 290
Functies van systeemparameters...................................................................................................................................... 291
Pedal/D Beam....................................................................................................................................................... 291
Keyboard ............................................................................................................................................................... 292
Dynamic Pad ......................................................................................................................................................... 292
Knop/Schuifregelaar ........................................................................................................................................... 293
Magic Control ....................................................................................................................................................... 294
Switch S1/S2 ......................................................................................................................................................... 294
Sync/Temp............................................................................................................................................................ 295
Metronoom ............................................................................................................................................................ 297
Klank ...................................................................................................................................................................... 297
MIDI ....................................................................................................................................................................... 299
USB ......................................................................................................................................................................... 300
Scale Tune .............................................................................................................................................................. 300
Preview .................................................................................................................................................................. 300
System Ctrl ............................................................................................................................................................ 301
Screen Saver .......................................................................................................................................................... 301
Input/Sampling.................................................................................................................................................... 301
Startup.................................................................................................................................................................... 302
Systeem Informatie (Info) .................................................................................................................................................. 302
De achtergrond van het scherm wijzigen (Wallpaper) ................................................................................................. 303
Een afbeelding als achtergrond importeren (Import) ..................................................................................... 303
Achtergrond verwijderen (Delete Wallpaper) ................................................................................................. 303
Aan weergave gerelateerde instellingen (Appearance)................................................................................................ 304
Over V-LINK ............................................................................................................ 305
Wat is V-LINK? ................................................................................................................................................................... 305
Aansluitvoorbeelden.......................................................................................................................................................... 305
De V-LINK aan/uitzetten ................................................................................................................................................. 305
V-LINK instellingen ........................................................................................................................................................... 305
V-LINK Parameters.............................................................................................................................................. 306
De afbeelding opnieuw instellen........................................................................................................................ 306
17
Inhoud
09: Appendix....................................................... 307
De uitbreidingskaart installeren ........................................................................... 308
Waarschuwingen bij het installeren van een uitbreidingskaart .................................................................................. 308
Hoe een uitbreidingskaart wordt geïnstalleerd ............................................................................................................. 308
Een uitbreidingskaart verwijderen .................................................................................................................................. 309
De nieuw geïnstalleerde uitbreidingskaart configureren............................................................................................. 309
Het DIMM geheugen uitbreiden ............................................................................ 310
Voorzorgsmaatregelen voor uitbreiding van het geheugen ........................................................................................ 310
Hoe het geheugen wordt uitgebreid................................................................................................................................ 310
Het geheugen verwijderen.................................................................................................................................. 311
Controleren of het geheugen correct is geïnstalleerd.................................................................................................... 311
Probleemoplossing................................................................................................ 312
Problemen met betrekking op de gehele Fantom-G ....................................................................................... 312
Problemen met betrekking op geluid ................................................................................................................ 312
Problemen met betrekking tot effecten ............................................................................................................. 314
Problemen met betrekking tot het opslaan van data ...................................................................................... 314
Problemen met betrekking tot de sequencer .................................................................................................... 315
Problemen met betrekking tot MIDI en externe apparaten ........................................................................... 316
Problemen met betrekking tot samplen ............................................................................................................ 316
Problemen met betrekking tot USB geheugen ................................................................................................. 317
Problemen met betrekking tot een USB verbinding........................................................................................ 317
Storingsmeldingen ................................................................................................ 318
Over MIDI ................................................................................................................ 319
Over MIDI aansluitingen .................................................................................................................................... 319
MIDI kanalen en multitimbrale geluidsgenerators ......................................................................................... 319
Specificaties ........................................................................................................... 322
Index........................................................................................................................ 324
18
01: introductie (Overzicht en basisbediening)
In dit hoofdstuk worden de panelen van de Fantom-G uitgelegd, wordt een overzicht
van het instrument gegeven, en wordt de basisbediening uitgelegd.
• Hoofdkenmerken.......................................................... p.20
• Paneelbeschrijvingen .................................................... p.22
• Aansluitingen maken .................................................... p.25
• Overzicht van de Fantom-G........................................... p.32
• Basisbediening van de Fantom-G .................................. p. 39
Hoofdkenmerken
Geluidskwaliteit van een hogere
klasse
De Fantom-G heeft een nieuwe geluidsmotor die altijd een
Patch multi-effect (PFX) voor elk geluid (Patch) biedt, zodat u
overvloedige geluiden kunt creëren op een manier, die tot nu
toe niet mogelijk was.
Daarnaast zijn er twee flexibele multi-effect (MFX) processors.
Ondersteuning van de nieuwe ARX
serie uitbreidingskaarten met de
SuperNATURAL geluidsgenerator
De Fantom-G heeft twee ingangen, die de ARX serie
ondersteunen, zodat niet alleen de bestaande geluiden
uitgebreid kunnen worden, maar voorziet bovendien in een
Maximaal 22 effect types, zoals chorus en reverb, zijn
optimale geluidsmotor voor elk verschillend geluid (Roland’s
nieuwe ‘SuperNATURAL’ technologie, die door een
gelijktijdig toepasbaar.
verbazingwekkende expressieve kracht wordt gekenmerkt).
Vanzelfsprekend is de ‘integratie van geluid en MIDI’ van de
Fantom-X ook aanwezig, waarmee gesamplede geluiden als
Deze nieuwe technologie biedt expressieve kracht en kwaliteit
interne geluiden gebruikt kunnen worden.
Mode instellingen geoptimaliseerd
voor uw situatie
De Fantom-G voorziet in modes die voor uw situatie
geoptimaliseerd zijn. Gebruik ‘Live’ mode voor live optredens,
en ‘Studio’ mode voor muziekproductie.
Met ‘Live mode’ kunt u vrijelijk 8-Part multitimbrale Layers
(lagen) en splits creëren. Met functies als Patch Remain, dat
garandeert dat de gespeelde noten voordat u van geluid
veranderde niet afgekapt worden, is deze mode ontworpen om
de expressie en snelheid die voor een live optreden nodig zijn te
garanderen.
Met ‘Studio mode’ werkt de Fantom-G als een 16-Part
multitimbraal instrument, en kunt u alle effecten voor
muziekproducties gebruiken.
De ‘Single mode’ kiest u als de Fantom-G alleen voor piano of
orgel wordt gebruikt. Kies deze mode als u een geluid bewerkt.
De nieuwste en beste interne
geluiden
Sinds de 88 toetsen multisample piano, die de Fantom-X
beroemd heeft gemaakt, zijn alle geluiden vernieuwd. De
Fantom-G heeft de beste geluiden in de wereld, met de nadruk
op kwaliteit. U beschikt over direct bruikbare geluiden voor
uitvoeringen en creativiteit in elke situatie. 256 MB aan interne
golfvorm capaciteit is beschikbaar (het dubbele van de FantomX serie), met een breed scala van akoestische geluiden tot synth
geluiden.
van ‘je van het’, en overstijgt zelfs de geweldige interne
geluiden.
‘SuperNATURAL’ is de
zelfontwikkelde technologie van
Roland, welke de klankveranderingen
en uitvoeringstechnieken, waarmee
akoestische instrumenten en
elektrische instrumenten zich
onderscheiden, op realistische wijze
uitdrukt, en geeft een natuurlijke en rijke expressiviteit.
Nieuwe 152-track sequencer is een
hoogwaardige fusie van geluid en
MIDI
De fusie van geluid en MIDI is tot een nieuwe dimensie
opgeklommen.
De nieuwe sequencer biedt een grafische werkstroom met
maximaal 128 MIDI tracks en 24 tracks geluid, die gelijktijdig
beschikbaar zijn. Met de gemakkelijk te begrijpen op frase
gebaseerde interface kunt u een USB muis gebruiken voor een
nog snellere muziekproductie omgeving.
Volwaardige sampler
De Sample functie concurreert met andere samplers, en biedt
behalve gedetailleerde Wave bewerking tevens de mogelijkheid
om opgenomen Samples via de Pads of het toetsenbord te
spelen of deze als materiaal in geluidstracks te gebruiken.
Natuurlijk is er ook een Auto Sync functie, waarmee aan het
huidige tempo kan worden aangepast zonder dat de
toonhoogte verandert, en de toonhoogte veranderd kan worden
zonder dat dit op het tempo van invloed is.
* Er is standaard in 32 MB sampling geheugen voorzien, en een
DIMM geheugen (p.308, p. 310) kan toegevoegd worden om dit
tot maximaal 544 MB uit te breiden.
20
Hoofdkenmerken
Skip Back Sampling functie
V-LINK
De V-LINK functie opent een hele nieuwe wereld aan expressie
voor uw uitvoeringen vanwege de manier waarop muziek en
Door een uitvoering ononderbroken op de Fantom-G op te
nemen, zorgt deze functie ervoor dat u een ingegeven
visuele beelden gesynchroniseerd kunnen worden. De regelaars
improvisatie retroactief op elk moment kunt opnemen. Het zal
nooit meer gebeuren dat u een goed idee kwijtraakt, omdat de
Pads van de Fantom-G kunnen gebruikt worden om de visuele
beelden te besturen, en deze onderdeel te maken van de
recorder op dat moment niet in werking was.
muziekuitvoering.
Plug-in editor/librarian
Met de bijgeleverde editor en librarian software kunt u de
uitvoering met één druk op de knop worden opgeroepen.
Met gebruik hiervan kunt u eenvoudigweg één knop indrukken
computer gebruiken om de geluiden van de Fantom-G te
bewerken en beheren.
om geluiden en instellingen te veranderen tijdens uitvoeringen,
De speciale editor ondersteunt ook het functioneren als een
waarbij veranderingen snel gemaakt moeten worden. Elke
instelling bevat een master volume, zodat volume aanpassingen
VSTi/AU plug-in.
Ondersteuning voor GM/GM2
De Fantom-G ondersteunt GM/GM2. Alle muziekdata, die met
GM/GM2 (GM Scores) compatibel is, kan door de Fantom-G
gespeeld worden.
Geluid 1
3
Breed VGA Liquid Crystal
beeldscherm
Geluid 1
2
Met deze functie kunnen de instellingen van songs in de live
tijdens de repetitie gemaakt kunnen worden, opdat deze met de
feitelijke omgeving van de live uitvoering overeenkomen.
Geluid 1
1
Favorites functie
zoals de D Beam en de knoppen, schuifregelaars en dynamische
Overzicht
De Skip Back Sampling functie, een zeer populair onderdeel
van de Fantom-X serie, is ook op de Fantom-G beschikbaar.
Het grote, brede VGA kleuren Liquid Crystal scherm is een
revolutionaire vooruitgang, die u verzekerd van een
uitmuntende zichtbaarheid en bediening in elke situatie.
Pad
Een brede reeks interfaces
Sequencer
USB functionaliteit is verbeterd. Met de USB MEMORY
aansluiting kunt u een geheugenstick gebruiken om data op te
slaan (reservekopie). Met de USB MOUSE kan een tweeknops
Sampler
wiel muis worden aangesloten, voor een nog idealere
gebruikers interface. De USB COMPUTER aansluiting verwerkt
de data overdracht tussen de Fantom-G en de computer, en
ondersteunt tevens USB MIDI en geluid. Hierdoor kan de
Fantom-G op allerlei computer software worden aangesloten,
en dit stelt u in staat de speciale bewerkings software te
gebruiken om bewerkingstaken uit te voeren.
Bovendien bevatten de externe geluidsinvoeren speciale LINE
(STEREO) ingangsjacks en een speciale MIC/GUITAR jack.
Menu/systeem
Appendix
21
Paneelbeschrijvingen
Voorpaneel
1
8
2
3
5
6
4
7
9
12
10
15
11
13 14
16
17
1 D BEAM
Hier kan de D Beam functie aan en uitgezet worden. Hiermee
kunnen diverse effecten op het geluid worden toegepast door uw
hand boven de sensor te bewegen. → (p.72).
[PAD TRIGGER]
Hiermee kan de D Beam controller gebruikt worden om de Pads te
bespelen, als alternatief voor het handmatig aanslaan van de Pads.
→ (p. 73).
[SOLO SYNTH]
Hiermee kan de D Beam controller als een mono synthesizer
gebruikt worden. → (p.73).
* Door [SHIFT] ingedrukt te houden en de juiste knop in te
drukken, kunt u toegang tot het D Beam instellingsscherm
verkrijgen.
[ASSIGNABLE]
Hiermee kunnen verscheidene instellingen aan de D Beam controller
worden toegewezen, en kan gebruikt worden om het geluid in
Realtime te wijzigen. → (p.75).
2 [V-LINK]
Dit zet V-LINK aan en uit. Het V-LINK instellingsscherm verschijnt
als deze knop wordt aangezet. → (p.301).
3 INPUT
PEAK indicator
Dit licht op als het externe ingangsvolume te hoog is.
[MIX IN]
Dit zet de externe invoer aan/uit. → (p.258).
* Door [SHIFT] in te drukken en op deze knop te drukken gaat u
naar het invoer instellingsscherm. → (p.258).
4 VOLUME
VOLUME knop
Hiermee wordt het algehele volume dat via de achterpaneel
OUTPUT A [MIX] jacks en PHONES jack wordt uitgestuurd
aangepast. → (p.28).
5 MODE
[STUDIO]
Hiermee wordt de Fantom-G in de Studio mode geplaatst. Kies deze
instelling voor song productie. → (p.66).
[LIVE]
Dit plaatst de Fantom-G in de Live mode. Kies deze instelling als u
meerdere geluiden opgestapeld of verspreid over het toetsenbord
wilt spelen. → (p. 58).
[FAVORITE]
Hiermee kunnen favoriete geluiden geregistreerd worden om direct
op te kunnen roepen – een handige functie voor live uitvoeringen. →
(p.54).
6 KEYBOARD
Dit zet de arpeggiator aan/uit. → (p.78).
[HOLD]
Dit schakelt de Hold functie van de
arpeggiator in en uit. → (p.78).
[CHORD MEMORY]
Dit zet Chord Memory aan/uit. → (p.80).
* Door [SHIFT] ingedrukt te houden en op deze knoppen te
drukken gaat u naar de instellingsschermen voor Chord
Memory en de arpeggiator.
[-OCT], [+OCT]
Deze verhogen of verlagen de toetsenreeks in stappen van één
octaaf. (-3 - +3).
* Door de [-OCT] en [+OCT] knoppen gelijktijdig in te drukken
kan de instelling op zijn oorspronkelijke waarde gezet worden.
[TRANSPOSE]
Als dit is ingeschakeld kunt u [-OCT] [+OCT] gebruiken om de
toetsenreeks in stappen van halve tonen te verhogen of verlagen. (-5
- +6)
* Door de [_OCT] en [+OCT] knoppen gelijktijdig in te drukken,
wordt de instelling op de oorspronkelijke waarde teruggezet.
7 SEQUENCER
Hier kunnen sequencer handelingen zoals afspelen en opnemen
worden uitgevoerd.
[
]
Dit verplaatst de positie van de song naar het begin van de song. Als
u dit tijdens afspelen indrukt, keert u naar het begin van de song
terug en wordt er gestopt. → (p.206).
[
][
]
Deze verplaatsen de song positie naar de eerste tel van de vorige of
volgende maat. → (p.206).
* Door [SHIFT] ingedrukt te houden en deze knoppen in te
drukken, kan de song positie naar de vorige of volgende
markering worden verplaatst.
[LOOP]
Dit zet Loop Playback aan/uit. → (p.208).
* Door [SHIFT] ingedrukt te houden en deze knop in te drukken
krijgt u toegang tot het Loop instellingsscherm.
[SINGLE]
[JUMP]
Dit plaatst de Fantom-G in de Single mode. Kies deze instelling als u
één individueel geluid per keer wilt spelen. → (p.46).
Dit springt naar de JUMP markering. Als er geen markering is
ingesteld, springt dit naar het begin van de song. → (p.208).
22
Paneelbeschrijvingen
[PLAY]
VALUE draaiknop te draaien, kan de waarde in grotere stappen
gewijzigd worden.
[CURSOR] knoppen
Dit speelt de song af. → (p.204).
Dit knippert in de maat van het tempo en de maatsoort. → (p.293).
Deze verplaatsen de cursor omhoog/omlaag/links/rechts.
[STOP]
Dit laat u naar het vorige scherm terugkeren of sluit een geopend
venster.
In sommige schermen heft dit de functie die op dat moment wordt
uitgevoerd op.
Dit stopt het afspelen.
[REC]
8 CONTROL
Control knoppen 1-4
Control schuifregelaars 1-8
MAGIC CTRL (Magic Control)
9 TEMPO/VALUE
Dit geeft het tempo aan. Als u een knop of schuifregelaar verplaatst,
wordt hiermee zijn waarde aangegeven.
[TEMPO]
U kunt het tempo aanpassen door deze knop in te drukken en aan de
VALUE knop te draaien. → (p.78, p.207).
Druk hierop om een Patch te bewerken. Druk één keer om naar het
Patch Zoom Edit scherm te gaan (p.86) of twee keer achter elkaar om
naar het Patch Pro Edit scherm te gaan (p.86).
[SAMPLE]
[EFFECTS (ROUTING)]
Druk dit in om aan effect gerelateerde instellingen te maken →
(p.150).
11 BEELDSCHERM
[MENU]
Opent het MENU. → (p.276).
Functie knoppen ([F1]-[F8])
Tijdens bewerkingen voeren deze knoppen verschillende functies uit
die, afhankelijk van het scherm, verschillen.
[DISPLAY]
12 VALUE
[WRITE]
Slaat de gewijzigde inhoud in het geheugen op.
→ (p.79, p.82, p.88, p.116, p.148, p.254, p.174, p.286)
Dit sampled uw uitvoeringen op retroactieve wijze gedurende een
gespecificeerde tijdsperiode, voorafgaand aan het moment waarop u
de knop indrukte. → (p.262).
[SAMPLING]
Dit geeft toegang tot het Sampling menu scherm. → (p.260).
15 DYNAMIC PAD
[PAD SETTING]
Dit geeft toegang tot het instellings- en informatiescherm van de op
dat moment geselecteerde Pad mode. → (p.190).
[NUMERIC]
Hiermee kunnen de Pads als numerieke toetsen gebruikt worden. →
(p.41).
[PAD MODE]
Verandert van Pad mode. → (p.188).
[ROLL]
Zet de Roll functie aan/uit. → (p.189).
* Afhankelijk van de Pad mode zal dit banken veranderen.
[HOLD]
Zet de Hold functie (die maakt dat het Pad voortdurend blijft
klinken, zelfs nadat het is losgelaten) aan/uit. → (p.188).
[PAD 1-16]
16 [S1] [S2] (Toewijsbare schakelaars)
Aan deze knoppen kunnen verscheidene parameters of functies
worden toegewezen.
Deze zetten de toegewezen parameter of functie in Realtime aan/uit,
om het geluid te wijzigen. → (p.77).
* Door [SHIFT] ingedrukt te houden en één van de bovenstaande
knoppen in te drukken gaat u naar het corresponderende instellingsscherm. → (p.77).
Pitch Bend/Modulatie hendel
Deze wordt gebruikt om de toonhoogte te wijzigen of vibrato toe te
passen.
VALUE draaiknop
Wijzigt een waarde. Door [SHIFT] ingedrukt te houden en aan de
23
Appendix
Toont het shortcut menu. → (p.44).
14 SAMPLING
[SKIPBACK]
Menu/systeem
Hier wordt een verscheidenheid aan informatie getoond, volgens de
handelingen die u uitvoert.
Deze geven toegang tot de schermen voor uitbreidingskaarten die in
de Fantom-G zijn geïnstalleerd.
* Voor details over de werking raadpleegt u de gebruikershandleiding van de geïnstalleerde uitbreidingskaarten.
Sampler
Druk hier op om een Sample te bewerken. Druk één keer in om naar
het Sample Edit scherm te gaan (p.266) of twee keer achter elkaar
voor toegang tot de Sample Lijst (p.263).
13 EXPANSION
[EXP 1], [EXP 2]
Sequencer
[SONG]
Druk hier op om een song te bewerken. Druk dit één keer in om naar
het Song Play scherm te gaan (p.205) of twee keer achter elkaar om
naar het Song Edit scherm (p.232) te gaan.
[SHIFT]
Deze knop wordt samen met andere knopen gebruikt om
verscheidene functies uit te voeren.
Pad
10 LIST/EDIT
[PATCH]
[DEC], [INC]
Deze wijzigen een waarde. De waarde zal sneller veranderen als u
één knop ingedrukt houdt en op de andere drukt. Als u [SHIFT]
ingedrukt houdt, terwijl deze knoppen worden ingedrukt, zal de
waarde sneller veranderen.
Geluid 1
3
Magic Control is een functie die de rol van knop 4 en schuifregelaar
8 automatisch volgens het scherm verandert. Bijvoorbeeld, in het
Patch List scherm (p.49) selecteert knop 4 de categorie en scrollt
schuifregelaar 8 door de lijst.
[ENTER]
Gebruik dit om een waarde te voltooien of een handeling uit te
voeren.
Geluid 1
2
Deze bieden Realtime regeling van de parameters of functies die zijn
toegewezen. → (p.75).
* Door [SHIFT] ingedrukt te houden en één van de bovenstaande
knoppen (schuifregelaars) te bewegen, gaat u naar het instellingsscherm van de betreffende knop. → (p.76).
Geluid 1
1
Dit geeft toegang tot het Recording Standby scherm. → (p.222).
Als dit tijdens de repetitie wordt ingedrukt, wordt de Rehearsal
functie geactiveerd. → (p.225).
[EXIT]
Overzicht
Door [SHIFT] ingedrukt te houden en deze knop in te drukken gaat
u naar het Marker instellingsscherm.
Paneelbeschrijvingen
Achterpaneel
1
2
3
4
1 POWER ON schakelaar
Druk hierop om de stroom aan en uit te zetten. → (p.28).
2 AC ingang
Sluit het bijgeleverde netsnoer hier aan.
3 USB
5
6
7
8
9
Dit is tevens op gebruik van half-pedaal technieken instelbaar.
Nadat een optionele pedaalschakelaar (DP series, enz.) is
aangesloten, kunt u met gebruik van het pedaal nog
nauwkeuriger muziek met pianogeluiden spelen.
7 AUDIO INPUT
MIC/GUITAR jack
USB MEMORY ruimte
Een Microfoon of gitaar kan hier worden aangesloten. Stel de
Hier kan een USB geheugen (apart verkrijgbaar) ingevoerd
worden.
Switch (schakelaar) in, zoals geschikt voor het apparaat dat op
* Een USB geheugen mag nooit ingevoerd of verwijderd worden,
terwijl dit apparaat is ingeschakeld. Hierdoor kan de data van
dit apparaat of die in het USB geheugen beschadigen.
* Steek het USB geheugen voorzichtig helemaal in, totdat het
stevig op zijn plaats zit.
de MIC/GUITAR jack is aangesloten..
GUITAR (Hi-Z)
PHANTOM OFF
PHANTOM ON
USB MOUSE aansluiting
Gitaar (hoge impedantie ondersteund)
Dynamische microfoon: 1/4 '' phone plug
(gebalanceerd of ongebalanceerd), XLR
aansluiting
Condensator microfoon: XLR aansluiting (48
V fantoomvoeding ondersteund)
* Als u geen fantoomvoeding nodig hebt,
selecteert u de PHANTOM OFF positie.
Sluit hier de USB muis (apart verkrijgbaar) aan. → (p.26).
USB COMPUTER aansluiting
Voor deze aansluiting kan een USB kabel gebruikt worden om
een computer op de Fantom-G aan te sluiten. → (p.281).
4 DIGITAL AUDIO IN/OUT Connectors
(S/P DIF COAXIAL)
* Dit instrument is uitgerust met gebalanceerde (XLR/TRS) type
jacks. Het bedradingschema voor deze jacks wordt hieronder
getoond. Maak aansluitingen, nadat de bedradingschema’s van
andere apparatuur die u wilt aansluiten zijn gecontroleerd.
fig.XLR/TRSJack.eps
Dit zijn coaxiale S/P DIF formaat digitale in/uit aansluitingen.
Via deze aansluitingen wordt een digitaal geluidssignaal in en
uitgevoerd (stereo). Het uitvoersignaal is identiek aan het
signaal dat via de OUTPUT A [MIX] jacks wordt uitgevoerd.
* S/P DIF is een digitaal interface formaat, dat voor consumenten
digitale geluidsapparaten wordt gebruikt.
* Als u de stroom van een extern apparaat dat op de DIGITAL
AUDIO IN jack is aangesloten uitzet of de kabel ontkoppelt, kan
ruis in de invoer via DIGITAL AUDIO IN hoorbaar zijn. Als dit
gebeurt sluit u het externe apparaat opnieuw aan of zet de [MIX
IN] schakelaar van de Fantom-G uit.
5 MIDI aansluitingen (IN, OUT, THRU)
Deze aansluitingen kunnen op andere MIDI apparaten worden
aangesluiten, voor het ontvangen en verzenden van MIDI
berichten.
6 FOOT PEDAL
CTRL (CONTROL) 1, 2 Jacks
Op deze jacks kunnen optionele expressiepedalen (EV-5, enz.) of
optionele pedaalschakelaars (DP serie, enz.) worden
aangesloten. Door een gewenste functie aan een pedaal toe te
wijzen, kan dit gebruikt worden voor het selecteren of wijzigen
van geluid of voor het uitvoeren van verscheidene andere
regelingen. → (p.31).
* Gebruik alleen het gespecificeerde expressiepedaal (EV-5, apart
verkrijgbaar).
Als een ander expressiepedaal wordt aangesloten, kunnen
storingen en/of beschadigingen aan het apparaat ontstaan.
HOLD jack
Een optionele pedaalschakelaar (DP serie, FS-5U, enz.) kan op
deze jack worden aangesloten en als Hold pedaal functioneren.
→ (p.31).
24
MIC/GUITAR LEVEL knop
Max
Min
Regelt het volume van de mic/gitaar invoer.
LINE jacks (L, R)
Sluit hier een lijnniveau apparaat aan, zoals een geluidsapparaat
(bijv. draagbare muziekspeler) of toetsenbord. Als u mono
invoer wilt gebruiken, sluit dan op de L jack aan. (p.258).
LINE LEVEL knop
Max
Min
Regelt het volume van de lijn invoer.
8 OUTPUT
OUTPUT A (MIX) jacks (L (MONO), R)
Deze jacks sturen de geluidssignalen in stereo naar het
aangesloten mengpaneel/ versterkingssysteem. Voor mono
uitvoer gebruikt u de L jack. → (p.26).
OUTPUT B jacks (L, R)
Deze jacks sturen het geluidssignaal naar het aangesloten
mengpaneel/versterkingssysteem in stereo.
INDIVIDUAL 1-4 jacks
Deze jacks sturen geluidssignalen in mono naar een versterker of
mengpaneel.
* De instelling die bepaalt of deze jacks als stereo OUITPUT jacks
of mono INDIVIDUAL jacks worden gebruikt, wordt met de
Output Assign instelling gemaakt. → (p.152).
9 PHONES Jack
Hier wordt een koptelefoon (apart verkrijgbaar) aangesloten. →
(p.26)
Aansluitingen maken
Omdat de Fantom-G geen versterker of luidsprekers heeft, moet u deze op geluidsapparatuur
zoals een toetsenbord versterker, monitor luidsprekersysteem of stereo installatie aansluiten of
een koptelefoon gebruiken om geluid te kunnen horen.
Voordat u iets aansluit, moet alle stroom van alle apparatuur zijn uitgeschakeld.
2.
Sluit het ene eind van de bijgeleverde netsnoer op de Fantom-G aan, en steek het
andere eind in een stopcontact.
3.
Sluit de Fantom-G op een versterker/luidspreker systeem aan, zoals in het diagram
wordt getoond.
Om storingen en/of beschadigingen aan luidsprekers of
andere apparaten te voorkomen, zet u het volume altijd
helemaal laag en de stroom
van alle apparaten uit, voor-
Geluid 1
1
1.
921
Overzicht
Een versterker en luidspreker systeem aansluiten
dat aansluitingen gemaakt
fig.02-002.e
Geluid 1
2
worden.
Geluid 1
3
Om het geluid van de FantomG optimaal te benutten, raden
Naar stopcontact
Stereo koptelefoon
echter een mono systeem
gebruikt, sluit u op de
OUTPUT A [MIX] jack L
Voor details over het
installeren van een
uitbreidingskaart (apart
verkrijgbaar) kijkt u bij ‘De
uitbreidingskaart
installeren’(p.304, p.306).
25
Appendix
De OUTPUT A [MIX] jacks
ondersteunen gebalanceerde
uitvoer. Gebruik de juiste
kabel, zodat de HOT, COLD en
GND, zoals gedrukt op het
achterpaneel van de FantomG, juist zijn voor het
mengpaneel of ander
invoerapparaat.
Menu/systeem
Versterker
Monitor luidsprekers
(actief)
Sampler
Geluidskabels worden niet bij
de Fantom-G geleverd. U moet
deze zelf aanschaffen.
Sequencer
(MONO) van de Fantom-G
aan.
Mengpaneel, enz.
Pad
wij u aan een stereo
versterker/luidspreker
systeem te gebruiken. Als u
Aansluitingen maken
Een USB muis aansluiten (apart verkrijgbaar)
Als u een in de winkel verkrijgbare USB muis op de USB MOUSE aansluiting op het
achterpaneel van de Fantom-G aansluit, zal een muis cursor in het scherm worden getoond, en
kunt u de muis gebruiken.
Actie
Links klikken
Rechts klikken
Wiel
Slepen (verplaatsen, terwijl linkerknop is ingedrukt)
26
Klik de
knop
Klik de
knop
Klik de
knop
Handeling
Selecteren (verplaats de cursor)
[ENTER] knop / lijst weergave
VALUE draaiknop / scroll
Sleep de muis naar het gebied of de knop waarvoor u een waarde wilt
invoeren. Omhoog of naar rechts slepen laat de waarde toenemen, en
naar links of omlaag slepen maakt dat de waarde afneemt.
Opent het menu (p.276).
[EXIT] knop.
Opent het shortcut menu (p.44).
Aansluitingen maken
De Fantom-G op een standaard plaatsen
Overzicht
* Pas op, dat uw vingers niet beklemd raken tijdens het opzetten van de standaard.
Voor Fantom-G6/G7 gebruikers
Als u de Fantom-G6/G7 op een standaard wilt plaatsen, gebruikt u de Roland KS-18Z.
Plaats het instrument als volgt op de standaard.
fig.02-001.e
Geluid 1
1
KS-18Z
Stel dit bij, zodat
de hoogte niet
meer dan 1
meter is (stel de
standaard bij, tot
een niveau dat
niet hoger is dan
het vierde niveau
vanaf de
onderkant).
Pas de breedte van de standaard
aan, zodat de rubber voeten van de
Fantom-G6/G7 zich aan weerskanten
van de standaard bevinden.
Geluid 1
2
Stel de voorkant van
de Fantom-G6/G7
gelijk met de
voorkant van de
standaard.
Bovenaanzicht
WAARSCHUWING:
Geluid 1
3
Gebruik van een standaard, niet in overeenstemming met bovenstaande instructies, zal
resulteren in instabiliteit, waardoor verwondingen kunnen optreden.
Voor Fantom-G8 gebruikers
Als u de Fantom-G8 op een standaard wilt plaatsen, gebruikt u de Roland KS-18Z of KS-G8.
Plaats het instrument als volgt op de standaard.
fig.02-001.e
Pad
KS-18Z
Pas de breedte van de standaard
aan, zodat de rubber voeten van de
Fantom-G8 zich aan de binnenkant
van de standaard bevinden.
Sequencer
Stel de achterkant van de
Fantom-G8 gelijk met
de achterkant van de
standaard.
Bovenaanzicht
Sampler
KS-G8
Stel de schroeven
van de Fantom-G8
gelijk met de
voorkant van de
standaard.
Menu/systeem
Plaats de Fantom-G8 zo, dat
de rubber voeten zich aan de
binnenzijde van de standaard
bevinden.
Bovenaanzicht
Appendix
WAARSCHUWING:
Gebruik van een standaard, niet in overeenstemming met bovenstaande instructies, zal
resulteren in instabiliteit, waardoor verwondingen kunnen optreden.
27
De stroom aanzetten
Nadat alle aansluitingen gemaakt zijn (p.25) zet u de stroom van de verschillende apparaten in
de gespecificeerde volgorde aan. Door apparaten in de verkeerde volgorde aan te zetten
kunnen storingen en/of beschadigingen aan luidsprekers en andere apparaten ontstaan.
fig.bender.e
1.
Voordat de Fantom wordt aangezet, neemt u deze twee vragen in acht:
• Is alle randapparatuur correct aangesloten?
• Zijn de volumeregelingen van de Fantom-G en alle aangesloten geluidsapparaten
op hun laagste instellingen gezet?
2.
941
Om te zorgen dat de Pitch
Bend hendel correct werkt,
mag de hendel niet aangeraakt
worden als de Fantom-G
wordt aangezet..
Zet de POWER ON schakelaar op het achterpaneel van de Fantom-G aan.
fig.02-003
Niet aanraken!
Pas op dat het afluister volume
niet te hoog wordt ingesteld,
om beschadigingen aan de versterker/luidsprekersysteem of
uw gehoor te voorkomen.
* Dit apparaat is uitgerust met een beveiligingscircuit. Na opstarten duurt het daarom korte
tijd (enkele seconden) voordat het apparaat normaal werkt.
3.
Zet de aangesloten versterker of luidsprekers aan.
4.
Speel op het toetsenbord van de Fantom-G, waarbij u het volumeniveau geleidelijk laat
toenemen. Verhoog dan voorzichtig het volume van de aangesloten versterkers of
luidsprekers tot het gewenste niveau.
942
fig.02-004
De stroom uitzetten
1.
Voordat u de stroom uitzet, neemt u deze twee vragen in acht:
• Zijn de volumeregelingen van de Fantom-G en alle aangesloten geluidsapparaten
op hun laagste instellingen gezet?
• Heeft u de Fantom-G geluiden of andere door u gecreëerde data opgeslagen?
28
2.
Zet de stroom van alle aangesloten apparaten uit.
3.
Zet de POWER ON schakelaar van de Fantom-G uit.
Om de stroom volledig uit te
schakelen, zet u eerst de
POWER schakelaar uit, en dan
haalt u de stekker uit het stopcontact. Zie ‘Stroomvoorziening’( p.7).
De demosongs beluisteren
De Fantom-G heeft een demosong die tijdens het opstarten geladen wordt.
1.
Druk op Play.
De demosong wordt afgespeeld.
Geluid 1
1
Geluid 1
2
2.
Alle rechten voorbehouden.
Ongeoorloofd gebruik van dit
materiaal voor andere doeleinden dan strikt privé gebruik is
een overtreding van de hierop
toepasbare wetgeving.
Overzicht
Hier leest u, hoe de demo afgespeeld kan worden.
Druk op [STOP] om het afspelen van de demosong te stoppen.
.
Geluid 1
3
Pad
Sequencer
De song automatisch laden bij opstarten
(als een projekt geladen wordt)
Sampler
Als de Fantom-G wordt aangezet (wanneer een project wordt geladen), wordt song 001 (de
song boven aan de Song lijst) automatisch geladen.
Menu/systeem
Als u niet wilt dat een song automatisch geladen wordt bij opstarten (als een project wordt
geladen), verwijdert u song 001 volgens de beschrijving in ‘Een songbestand verwijderen
(Song Delete)’(p.210).
Als een Factory Reset wordt uitgevoerd (p.280), zal de demosong in song 001 worden
opgeslagen.
Appendix
29
Verscheidene uitvoeringsopties
Velocity/Aftertouch
De sterkte, waarmee u het toetsenbord bespeelt of de ‘Velocity’, waarmee u speelt, kan invloed
hebben op het volume of timbre van het geluid. Aftertouch – neerwaartse druk die op een toets
wordt toegepast nadat een noot is gespeeld – kan het geluid ook beïnvloeden.
Voor details over de instelling,
zie p.288.
fig.02-008
Er zijn twee Aftertouch
instellingen: polifonische
aftertouch, die aftertouch op
individuele noten toepast, en
Channel Aftertouch, die
aftertouch op een geheel MIDI
kanaal (p.251) toepast.
De Fantom-G kan de MIDI
data van polifonische
aftertouch met gebruik van de
pedalen uitsturen, en Channel
aftertouch met gebruik van het
toetsenbord.
Pitch Bend/modulatie hendel
Terwijl u op het toetsenbord speelt beweegt u de hendel naar links om de toonhoogte van de
op dat moment geselecteerde Patch te verlagen of naar rechts om de toonhoogte te verhogen.
Dit staat bekend als Pitch Bend. U kunt ook vibrato toepassen, door de hendel zachtjes van u
af te duwen. Dit wordt modulatie genoemd.
Als u de hendel van u af duwt en deze op hetzelfde moment naar rechts of links beweegt, kunt
u beide effecten tegelijk toepassen.
fig.02-009.e
Pitch Bend
Modulatie
Octave Shift (OCT)
De toonhoogte van het toetsenbord kan in eenheden van een octaaf binnen een reeks van +/3 octaven worden verschoven.
Gebruik KEYBOARD [-OCT] of [+OCT] aan de linkerkant van het scherm om de gewenste
instelling te maken.
Om naar de oorspronkelijke instelling terug te keren, drukt u beide knoppen tegelijk in.
Transpose
De toonhoogte van het toetsenbord kan in stappen van halve tonen (-5 - +6) worden
getransponeerd.
Aan de linkerkant van het scherm zet u de KEYBOARD [TRANSPOSE] knop aan, en gebruik
dan de [-OCT] of [+OCT] knop om de gewenste transpositie te specificeren.
Om naar de oorspronkelijke instelling terug te keren, drukt u beide knoppen tegelijk in.
30
De hoeveelheid verandering in
toonhoogte (Pitch change) kan
voor elke Patch worden
ingesteld (p.96).
Verscheidene uitvoeringsopties
Hold pedaal
Voor details over de instelling,
zie p.287.
Overzicht
Als een optionele pedaalschakelaar (DP serie) op de PEDAL HOLD jack op het achterpaneel is
aangesloten, kunt u de pedaalschakelaar indrukken om te maken dat noten doorklinken of
‘vastgehouden’ worden, ook nadat de toetsen zijn losgelaten.
fig.02-010
Geluid 1
1
Geluid 1
2
Control pedaal
Als een optioneel expressiepedaal (EV-5, DP serie) op de PEDAL CONTROL jack (1, 2) op het
achterpaneel is aangesloten, kan het pedaal gebruikt worden om het volume of andere functies
te regelen.
fig.02-011
d
Rolan
de instellingen. Voor details
over instellingen van
parameters die met het pedaal
Sequencer
Sampler
Gebruik alleen het gespecificeerde expressiepedaal of de
pedaalschakelaar (EV-5, DP
serie, BOSS FS-5U, apart verkrijgbaar). Als andere expressiepedalen worden aangesloten kunnen storingen en/of
beschadigingen aan het apparaat ontstaan.
Pad
worden bestuurd, zie
‘Instellingen voor het
Control pedaal maken’ (p.77).
Geluid 1
3
De manier waarop het geluid
verandert, is afhankelijk van
Menu/systeem
Appendix
31
Overzicht van de Fantom-G
Hoe de Fantom-G is
gestructureerd
Verschillende geluidseenheden
Tijdens het gebruik van de Fantom-G zult u verscheidene
geluidseenheden tegenkomen. Hier wordt een eenvoudige uitleg
van deze eenheden gegeven.
Basis structuur
In zijn algemeenheid bestaat de Fantom-G uit een controller sectie,
Tone
geluidsgenerator sectie, sequencer sectie en sampler sectie.
Een Tone is de kleinste geluidseenheid binnen de Fantom-G. U kunt
fig.04-001.j
de Tone zelf echter niet spelen. De kleinste geluidseenheid die
gespeeld kan worden is de ‘Patch’, dus u kunt Tones zien als
Geluidsinvoer
geluidsmateriaal waaruit elke Patch is opgebouwd.
Opnemen
Sampling
Sampler sectie
Sequencer sectie
128 MIDI tracks
24 geluidstracks
fig.04-002.j
Tone
LFO 1
Afspelen Geluidsgenerator
sectie
Uitvoering
LFO 2
Uitvoering
WG
TVF
TVA
Pitch
Envelope
TVF
Envelope
TVA
Envelope
Controller sectie
(regelaars als het toetsenbord, pads en pitch bend hendel)
Controller sectie
Deze sectie omvat het toetsenbord, Pads, Pitch Bend/modulatie hendel, de paneelknoppen, schuifregelaars en D Beam controller, en
pedalen, die op het achterpaneel zijn aangesloten.
Geluidssignaal
Control signaal
Een Tone bestaat uit de volgende vijf elementen.
WG (Wave generator)
Geluidsgenerator sectie
Dit selecteert de PCM golfvorm (Wave) die de basis van het geluid
vormt, en specificeert hoe zijn toonhoogte zal veranderen.
Deze sectie genereert geluid in respons op uitvoeringsdata van de
controller sectie of sequencer sectie.
Alle in de Fantom-G ingebouwde Patches bestaan uit combinaties
van Tones, die op PCM golfvormen zijn gebaseerd (waves).
Sequencer sectie
Dit is een sequencer met 128 MIDI tracks en 24 geluidstracks. De
MIDI tracks nemen uitvoeringsdata (MIDI) van het toetsenbord,
Pads en andere controllers op. De geluidstracks nemen geluid
(audio) op van een microfoon of gitaar die op de audio ingangsjacks
van de Fantom-G is aangesloten.
Een ritme Tone (percussie instrument geluid) bevat vier Wave Generators.
TVF (Time Variant Filter)
Dit specificeert hoe de frequentie componenten van het geluid
binnen een bepaalde tijd zullen veranderen.
TVA (Time Variant Amplifier)
Dit specificeert volumeverandering en panning.
Sampler sectie
Een sampler is een apparaat, dat geluid van een CD speler of microfoon, die op de geluidsingang of digitale ingang is aangesloten, vastlegt (sampled), en deze Sample als een Wave bestand opslaat.
Een vastgelegde Sample kan op dezelfde manier gebruikt worden
als de golfvormen van de geluidsgenerator sectie. Het geluid van de
interne geluidsgenerator zelf kan ook gesampled worden (p.258).
De Fantom-G kan WAV/AIFF formaat Wave bestanden van de computer via USB als Samples laden.
32
Envelope
Een envelope specificeert een verandering binnen een bepaalde tijd.
Speciale envelopes zijn beschikbaar voor Pitch, TVF (filter) en TVA
(volume). Als u bijvoorbeeld de tijd, waarbinnen het geluid begint of
wegsterft, wilt wijzigen, gebruikt u de TVA Envelope instellingen om
de gewenste in tijd variërende volumeverandering te specificeren.
LFO (Low Frequency Oscillator)
Een LFO creëert cyclische verandering (modulatie). Er zijn twee
LFO’s, en beiden kunnen op één aspect van het geluid worden
toegepast. WG (toonhoogte), TVF (filter) of TVA (volume). Als een
LFO op de WG toonhoogte wordt toegepast, wordt vibrato
geproduceerd. Als deze op de TVF cutoff frequentie wordt
toegepast, wordt Wah geproduceerd, en als dit op het TVA volume
wordt toegepast wordt tremolo geproduceerd.
Overzicht van de Fantom-G
Single / Live / Studio modes
Overzicht
Een ritme Tone (percussie instrument geluid) heeft geen LFO.
De Fantom-G kan in de volgende drie modes werken.
Patch
Single mode
met een individueel instrument zoals ‘piano’, ‘orgel’ of ‘gitaar’. Een
Patch kan uit maximaal vier Tones bestaan. De Structure 1&2 en 3&4
Single mode is wanneer u een individuele Patch (of ritme set of
parameters (p.92) bepalen op welke manier de vier Tones gecombineerd worden. Op elke Patch kan een ‘PFX (Patch MFX)’ effect worden toegepast.
Sample set) speelt, met gebruik van de Fantom-G als piano, orgel,
enz. Kies deze mode als u een Patch wilt bewerken om uw eigen originele geluid te creëren.
fig.04-003.j
Geluid 1
1
Patches zijn de basis eenheid op de Fantom-G. Deze corresponderen
Live mode
Patch
maximaal acht Patches (of ritme of Sample sets) gelijktijdig gespeeld
worden.
Tone 2
Tone 1
LFO 1
U kunt bijvoorbeeld Layers (lagen) creëren (p.62), waarin een pia-
LFO 2
nogeluid en een strijkersgeluid gelijktijdig hoorbaar zijn of splits
PFX
(PATCH MFX)
TVF
TVA
Pitch
Envelope
TVF
Envelope
TVA
Envelope
(p.62), waarbij de rechterhand een pianogeluid speelt, terwijl de linkerhand een basgeluid speelt.
Live set
Instellingen voor Live mode kunnen als een ‘live set’ worden opgeslagen.
Geluid 1
3
WG
Geluid 1
2
Live mode is ontworpen voor live uitvoeringen. Hiermee kunnen
Tone 4
Tone 3
Live set
Een ritme set is een groep percussie instrumentgeluiden. Omdat percussie instrument geluiden doorgaans niet gebruikt worden om
ment geluiden. Daarom wordt in een ritme set door elke noot (nootnummer) van het toetsenbord een ander percussie instrument geluid
gespeeld. Op elke ritme set kan een ‘PFX (Patch MFX)’worden toegepast.
Patch / Rhythm set / Sample set
Part 2
Patch / Rhythm set / Sample set
Part 3
Patch / Rhythm set / Sample set
Part 4
Patch / Rhythm set / Sample set
Part 5
Patch / Rhythm set / Sample set
Part 6
Patch / Rhythm set / Sample set
Part 7
Patch / Rhythm set / Sample set
Part 8
Patch / Rhythm set / Sample set
Sequencer
melodieën te spelen, hoeven deze geen andere toonhoogtes te produceren wanneer ze op het toetsenbord worden gespeeld. Het is wel
belangrijk dat u toegang heeft tot zoveel mogelijk percussie instru-
Part 1
Pad
Ritme set
fig.04-004.j
Nootnummer 36 (C2)
Nootnummer 35 (B1)
Rhythm tone (percussie instrument geluid)
WG (1-4)
TVF
TVA
Pitch
Envelope
TVF
Envelope
TVA
Envelope
PFX
(PATCH MFX)
Studio set
Instellingen voor Studio mode kunnen als een ‘studio set’ worden
opgeslagen.
Appendix
Sample set
Het mixer scherm kan gebruikt worden om het niveau en de pan van
alle Parts aan te passen.
Menu/systeem
Studio mode is ontworpen om u een song te laten opnemen. Het
biedt zestien Parts, en u kunt een Patch (of ritme set of Sample set)
aan elk Part toewijzen, zodat zestien geluiden tegelijkertijd gebruikt
kunnen worden.
Nootnummer 98 (D7)
Nootnummer 97 (C#7)
Sampler
Studio mode
Ritme set
Op de Fantom-G wordt een portie Wave data, verkregen door
geluidsopname of sampling, een Sample genoemd. Een Sample set is
een verzameling van zestien Samples, die als set behandeld worden.
U kunt specificeren hoe elke Sample gespeeld wordt als u een Pad of
toets indrukt.
33
Overzicht van de Fantom-G
den gebruikt. Als u in Live mode (multi) of Studio mode speelt, telt u
fig.04-005.j
de polyfonie van elk Part om de totale polyfonie van alle Parts te
Studio set
verkrijgen.
Part 16
*
Als u een Realtime time stretch gebruikt, wordt tweemaal zoveel
polyfonie gebruikt.
Patch polyfonie
Part 1
Wanneer u op de Fantom-G meer dan 128 noten tegelijkertijd probeert te spelen, zullen bestaande noten worden uitgeschakeld, te
beginnen met de noot die, van alle op dat moment klinkende noten,
Patch /
Rhythm set /
Sample set
de laagste prioriteit heeft. Deze prioriteit wordt door de Patch Priority instelling (p.90) gespecificeerd.
U kunt ‘LAST’ of ‘LOUDEST’ als de Patch prioriteit kiezen.
Part
Als u ‘LAST’ kiest worden noten uitgeschakeld, te beginnen met de
Op de Fantom-G is een ‘Part’ een soort locatie of plaats, waaraan een
Patch, ritme set of Sample set toegewezen kan worden.
Live mode biedt acht Parts, en u kunt een Patch, ritme set of Sample
set aan elk Part toewijzen. Dit betekent dat u maximaal acht geluiden
samen kunt spelen.
Studio mode biedt zestien Parts (de interne geluidsgenerator), en een
Patch, ritme set of Sample set kan aan elk Part worden toegewezen.
Part groep
Naast de interne Parts (de interne geluidsgenerator) biedt de Fantom-G Part groepen voor uitbreidingskaarten 1 en 2, en voor de
externe MIDI uitvoer.
Part groep
Intern
EXP 1
Uitleg
Intern (interne geluidsgenerator)
Uitbreidingskaart 1
Number of Parts
Live mode: 8
Studio mode: 16
Maximaal 16
* Afhankelijk van de
uitbreidingskaart
EXP 2
Uitbreidingskaart 2
Maximaal 16
* Afhankelijk van de
uitbreidingskaart
Extern
Externe MIDI uitvoer
16
Over polyfonie
De Fantom-G heeft een maximum polyfonie van 128 gelijktijdige
noten. Hier wordt uitgelegd, hoe de polyfonie geteld wordt, en wat
er gebeurt als de grens van 128 noten wordt overschreden.
Hoe polyfonie wordt geteld
De Fantom-G kan maximaal 128 noten gelijktijdig produceren. Dit
aantal noten varieert, afhankelijk van het aantal noten dat u werkelijk speelt, maar ook het aantal noten dat door elke Patch wordt
gebruikt, en het aantal golven dat door elke Tone wordt gebruikt.
Als een Patch wordt gespeeld, wordt de polyfonie als volgt berekend.
(Aantal Patches dat klinkt) x (aantal Tones dat in de op dat moment
klinkende Patches wordt gebruikt) x (aantal golven dat door die
Tones wordt gebruikt).
Bijvoorbeeld, als een Patch uit voer Tones bestaat, en deze Tones
allen twee golven gebruiken, zal in totaal acht noten polyfonie wor-
34
eerst gespeelde van de op dat moment klinkende noten, als de 128
noten limiet wordt overschreden. Als u ‘LOUDEST’ kiest, worden
noten uitgeschakeld te beginnen met de noot die het laagste volume
heeft. Normaalgesproken zult u waarschijnlijk ‘LAST’ willen selecteren.
Als u meerdere Patches gebruikt om een ensemble te spelen, is het
belangrijk om aan te geven welk Part prioriteit krijgt. Dit wordt met
de Voice Reserve instelling (p.141) gespecificeerd. De Patch Priority instelling (p.90) bepaalt hoe de noten van een Patch worden uitgezet.
Voice Reserve
De Fantom-G biedt een Voice Reserve instelling, waarmee een
minimaal aantal noten voor elk Part gereserveerd kan worden. Bijvoorbeeld, als u een Voice Reserve instelling van ‘10’ voor Part 16
specificeert, zullen tien noten aan polyfonie gegarandeerd beschikbaar zijn voor het geluid dat door Part 16 wordt gespeeld, zelfs als
de algehele Fantom-G zijn 128 noten limiet bereikt. Bij het maken
van Voice Reserve instellingen moet u het aantal noten dat u werkelijk wilt spelen, en het aantal noten in de Patches die u gebruikt
(p.141) in overweging nemen.
U kunt Voice Reserve instellingen maken voor maximaal 64
noten voor alle Parts.
Wanneer de geluidstracks van een song worden afgespeeld,
heeft de geluidstrack prioriteit over de Voice Reserve
instellingen.
Overzicht van de Fantom-G
Tijdelijk gebied
Als u de Fantom aanzet of een project laadt, wordt de project data in
een geheugengebied genaamd het ‘tijdelijk gebied’ geplaatst.
Fantom-G
USB storage
Internal memory (50 MB)
Computer
Project
Wanneer een Patch of song wordt bewerkt, wijzigt u de data in dit
tijdelijk gebied.
Deze bewerkingen zullen verloren gaan als de stroom wordt uitgezet. Als u de door u gemaakte veranderingen wilt behouden, moet u
Save
DIMM geheugen (apart verkrijgbaar)
Factory data
Geluid 1
1
deze opslaan (SAVE/WRITE).
Factory reset
Load
Overzicht
Over het geheugen
Maximaal 512 MB aan DIMM geheugen kan geïnstalleerd worden.
Temporary area
Project (overwritable)
2000
phrases
Samples
2000
samples
50
songs
32
RPS sets
32
rhythm
pattern sets
(
)
Patches
USER: 512
Patches
PRESET: 1664
GM: 256
Live sets
USER: 512
Live sets
PRESET: 512
Studio sets
USER: 128
Studio sets
PRESET: 8
Rhythm sets
USER: 64
Rhythm sets
PRESET: 64
GM: 9
Sample sets
128
Waves
2230
System
Door DIMM geheugen te installeren kunt u langer opnemen of
samplen. Voor details over het installeren van DIMM kijkt u bij ‘Het
DIMM geheugen uitbreiden’ (p.308, p.310).
USB geheugen (apart verkrijgbaar)
Het interne geheugen kan één project bevatten, maar in de winkel
verkrijgbaar USB geheugen kan meerdere projecten bevatten. Sluit
het USB geheugen op de USB MEMORY aansluiting op het achterpaneel aan (p.24). Details over het formatteren van USB geheugen
vindt u op p. 280.
*
Select
Load
dan FAT, kan dit niet door de Fantom-G herkend worden. Gebruik de
computer om USB geheugen met het ‘FAT’ of ‘FAT32’ bestandssysteem te formatteren. (Als u Mac OS X gebruikt, formatteert u het
Expansion boards
(sold separately)
USB geheugen met gebruik van ‘MS-DOS bestandssysteem
(FAT32)’).
EXP 2
USB memory
(sold separately)
Pad
Save
Als het USB geheugen geformatteerd is met gebruik van iets anders
Geluid 1
3
Expandable to
512 MB with
DIMM memory
(sold separately)
Sounds
cannot be
overwritten
Geluid 1
2
Sequencer
Preset data
EXP 1
Project
Preset data
Intern geheugen
Een project kan, indien gewenst, overschreven worden. Het geheugen kan tevens opnieuw op de fabrieksinstelling worden ingesteld
(Factory Reset) (p.280).
De fabrieksdata is geheugen waarin de fabrieksstatus van het interne
geheugen is opgeslagen. Als u de vanuit de fabriek ingestelde
Patches of andere data uit het interne geheugen heeft verwijderd, en
deze opnieuw wilt gebruiken, kunt u de Factory Reset handeling uitvoeren (p.280).
*
Wanneer belangrijke data gecreëerd is en in het interne geheugen van
de Fantom-G is opgeslagen, moet u ervan bewust zijn dat deze data
verloren zal gaan als een Factory Reset wordt uitgevoerd. (De data
die op dat moment bewerkt wordt zal tevens verloren gaan).
Het interne geheugen is ongeveer 50 MB groot. Om een project dat
groter is dan 50 MB op te slaan, moet dit in een USB geheugen worden opgeslagen.
35
Appendix
De Fantom-G heeft een intern geheugen, waarin een project opgeslagen kan worden.
Fabrieksdata
Menu/systeem
Dit is alleen-lezen data voor Patches, live sets, studio sets, ritme sets
en waves.
Op de Fantom-G gecreëerde Samples kunnen ook door software op
de computer gebruikt worden, en omgekeerd kan de computer software gebruikt worden om Wave data te creëren en deze als Samples
op de Fantom-G te gebruiken.
Sampler
De grootste geheugen eenheid die door de Fantom-G wordt verwerkt is het ‘project’. Zoals u in de illustratie ziet, bevat een project
sequencer data, Samples, geluiden en verscheidene systeeminstellingen. Op de Fantom-G kan één project per keer worden gebruikt.
Met een USB kabel kan de Fantom-G op de harddisk worden aangesloten, en kunnen (reservekopieën van) projecten uit het interne
geheugen of USB geheugen op de harddisk van de computer worden
opgeslagen (p.281).
Sequencer
Project
USB opslag
Overzicht van de Fantom-G
Uitbreidingskaarten (ARX serie,
apart verkrijgbaar)
Over de sequencer
Maximaal twee uitbreidingskaarten (ARX serie, apart verkrijgbaar)
kunnen in de Fantom-G geïnstalleerd worden. Een uitbreidingskaart bevat een geluidsgenerator, en zal zowel het aantal beschikbare geluiden als de polyfonie uitbreiden. Details over het installeren
van uitbreidingskaarten vindt u bij ‘De uitbreidingskaart installeren’
(p.304, p.306).
Geluid en MIDI
De sequencer van de Fantom-G kan geluid en MIDI opnemen.
Geluid (Samples)
Geluid (Audio) is een ‘opname’ van het geluid van een microfoon of
Over de interne effecten
draagbare geluidsspeler die op de ingangsjacks van de Fantom-G is
aangesloten. De opgenomen geluidsdata wordt een ‘Sample’
genoemd. U kunt een song creëren door Samples simpelweg in een
geluidstrack te plaatsen.
Effect types
De Fantom-G bevat de volgende effecteenheden. Instellingen kunnen voor elke eenheid individueel gemaakt worden.
MIDI (frases)
MIDI neemt uitvoeringsdata van het toetsenbord of de Pads op. De
PFX (Patch MFX) (Patch multi-effect)
opgenomen MIDI data wordt een ‘frase’ genoemd. Een song kan
gecreëerd worden door frases simpelweg in een MIDI track te plaatsen.
Dit is een speciale multi-effect eenheid voor de Patch. Dit kan als
onderdeel van het geluid van de Patch zelf worden gebruikt.
In de betekenis, dat beide opname types gebruikt kunnen worden
om een uitvoering vast te leggen, is MIDI vergelijkbaar met geluid,
U kunt kiezen uit 76 types, waaronder distortion en rotary.
maar, terwijl geluidsopnames het ‘geluid’ van de opname vastleggen, legt MIDI de noten en andere control data van een uitvoering
vast, en staat toe dat gedetailleerde bewerkingen, zelfs op indivi-
MFX (Multi-effect)
duele noot data, vrijelijk gemaakt kunnen worden.
Dit is een multi-effect voor algemene doeleinden, dat verscheidene
wijzigingen in het geluid kan aanbrengen.
U kunt kiezen uit 78 types, waaronder distortion en rotary.
Wat is een song?
Chorus
Chorus is een effect dat het geluid dieper en ruimtelijker maakt.
U kunt kiezen of u dit als chorus of als delay wilt gebruiken.
Reverb
Reverb is een effect dat de weerkaatsing simuleert, die karakteristiek
is voor geluiden in een zaal of andere akoestische omgeving. U kunt
kiezen uit 10 soorten reverb.
Uitvoeringsdata van één compositie wordt een ‘song’ genoemd. Dit
bestaat uit audio tracks 1-24, MIDI tracks 1-128 en een beat track.
fig.04-009.j
Song
Input effect
Dit is een effect speciaal voor de externe invoer.
U kunt kiezen uit zes types, waaronder equalizer en compressor.
36
Sample
1
Audio track 2
Audio track 1
MIDI track 128
Mastering effect
Dit is een stereo compressor (limiter) die op de uiteindelijke uitvoer
van de Fantom-G wordt toegepast. Deze werkt onafhankelijk voor
de hoge, midden en lage frequentiebanden en comprimeert geluiden die het gespecificeerde volumeniveau overschrijden, waardoor
het algehele geluid stabieler wordt.
Samples
Audio track 24
Sample
2000
MIDI track 2
MIDI track 1
Frases
Frase
1
Tempo track
Beat track
Frase
2000
Overzicht van de Fantom-G
Een track is een gebied, waarin uitvoeringsdata opgenomen kan
worden.
Tempo track
De tempo track neemt tempo veranderingen voor de song op.
Gebruik deze als u wilt dat het tempo tijdens de song verandert. Als
het tempo vanaf het begin tot het eind van de song hetzelfde blijft,
kan de tempo track genegeerd worden.
Als u een song op de Fantom-G opneemt, wordt het tempo dat u ten
Er zijn vierentwintig tracks voor het opnemen van geluid.
tijde van de opname specificeert, aan het begin van de tempo track
opgeslagen.
Samples
Dit betekent dat dit tempo altijd gebruikt wordt wanneer de song
wordt afgespeeld.
Een stukje opgenomen geluidsdata wordt een ‘Sample’ genoemd. In
Op deze manier worden songs afgespeeld volgens de data in hun
één project kunnen maximaal 2.000 Samples worden gecreëerd. De
Fantom-G legt Samples vast door middel van sampling (p.258) of
tempo track, maar als u het tempo tijdens het afspelen verandert, zal
de computer (p.283). Een song kan ook gecreëerd worden door
Samples in een geluidstrack te plaatsen.
Samples ondersteunen ook de Sample Pad functie (p.191), waarmee
Samples gespeeld kunnen worden door simpelweg een Pad in te
drukken.
het algehele tempo van de hele song dienovereenkomstig veranderen.
Beat track
MIDI tracks 1-128
Er zijn 128 MIDI-tracks die MIDI-uitvoeringen kunnen opnemen.
Een MIDI-track kan aan de 16 Parts van de Fantom-G (Studio mode),
enkele Part kunnen meerdere tracks worden toegewezen (tracks 1 en
2 kunnen bijvoorbeeld aan Part 1 van de Fantom-G worden gekoppeld zijn).
MIDI-data die in een MIDI-track zijn opgenomen, worden een ‘frase’
genoemd. In een individueel project kunnen maximaal 2.000 frases
gecreëerd worden. Net als een track kan elke frase een uitvoering
van 16 MIDI-kanalen opnemen. Een song kan ook gecreëerd worden
door frases simpelweg in een MIDI-track te plaatsen.
dio de ideale keuze voor het opnemen of afspelen van een song
waarin een ensemble van meerdere instrumenten zoals drums, bas
en piano wordt gebruikt.
SMF (Standard MIDI File .MID)
SMF (Standard MIDI File/Standaard MIDI-bestand) is een bestandsformaat waarmee uitvoeringsdata tussen muziektoepassingen kan
worden uitgewisseld. Op de Fantom-G gecreëerde songs kunnen als
Standaard MIDI-bestanden worden opgeslagen (p.256). De FantomG kan ook in de winkel verkrijgbare muziekdata, die compatibel is
met het GM/GM2 (GM Scores) systeem, afspelen.
Sampler
Menu/systeem
Frases ondersteunen ook de RPS-functie waarmee een frase meteen
gespeeld kan worden door eenvoudigweg een Pad in te drukken
(p.194), en de Rhythm Pattern functie waarmee ritmepatronen
gespeeld kunnen worden door een Pad in te drukken (p.196). Dit
betekent dat frases gebruikt kunnen worden om uitvoeringsdata op
te nemen die in een live uitvoering gebruikt kan worden.
In de Studio mode kunt u aparte uitvoeringen voor elk Part opnemen, met gebruik van maximaal zestien geluiden. Dit maakt de Stu-
Sequencer
Frases
De sequencer van de Fantom-G is altijd beschikbaar, ongeacht de
mode van de geluidsgenerator (Single, Live of Studio).
Pad
aan de twee sets van maximaal 16 Parts van de uitbreidingskaarten
(het aantal Parts is afhankelijk van de uitbreidingskaart) of aan de 16
Parts van de externe MIDI-aansluiting worden toegewezen. Aan een
Songs en de status van de
geluidsgenerator
Geluid 1
3
De beat track neemt de maatsoort informatie van elke maat van de
song op. U zult beat track instellingen maken als een nieuwe wordt
opgenomen of als u wilt dat de maatsoort tijdens de song verandert.
Geluid 1
2
door het importeren van WAV/AIFF Wave bestanden via USB van
Geluid 1
1
Audio tracks 1-24
Overzicht
Wat is een Track?
Frases kunnen ook gebruikt worden om uw muzikale ideeën op te
nemen.
Appendix
37
Overzicht van de Fantom-G
Over de sampling sectie
De sampling sectie ‘samples’ (d.w.z. neemt op) geluidsinvoer van
een externe bron, zoals een geluidsapparaat of microfoon. Deze
gesamplede geluiden kunnen als een patch of ritme set worden
gespeeld. Ook kunnen WAV/AIFF formaat bestanden geïmporteerd en op dezelfde manier gebruikt worden.
Samples
Een ‘Sample’ verwijst naar een golfvorm (Wave), geproduceerd door
samplen op de Fantom-G. Een Sample bestaat uit golfvorm data
samen met parameters zoals startpunt, loop start en loop end. De
Fantom-G kan maximaal 2.000 Samples voor een individueel project
opslaan.
fig.04-011.j
Sample
Sample lijst
Sampling
Automatisch
toegevoegd
Drumgeluid
Wave
(sample)
38
0001 User Sample
0002
2000
Basisbediening van de Fantom-G
De Fantom-G biedt drie geluidsgenerator modes: Single, Live, en
Studio. U kunt overschakelen naar de geluidsgenerator mode die het
beste past bij de manier waarop u de Fantom-G gebruikt.
Live mode
Deze mode is voor het combineren van meerdere geluiden (Patches,
ritme sets, Sample sets), zodat deze tijdens een live uitvoering
gespeeld kunnen worden.
Patches kunnen opgestapeld worden zodat deze gelijktijdig klinken
Overzicht
Veranderen van
geluidsgenerator mode
of over het toetsenbord verspreid worden (split), zodat ze met aparte
handen gespeeld kunnen worden.
<De Live mode selecteren>
Deze mode is voor het spelen van één geluid (Patch, ritme set,
1.
Geluid 1
1
Single mode
Druk op [LIVE]..
Sample set) per keer.
<De Single mode selecteren>
Geluid 1
2
1.
Druk op [SINGLE]..
fig.04-015_50
Geluid 1
3
fig.04-014_50
‘Spelen in de Live Mode’ (p.58)
Pad
Studio mode
‘Spelen in de Single Mode’ (p.46)
Deze mode is ideaal als u mix parameters zoals niveau en pan voor
de zestien Parts wilt aanpassen.
<De Studio mode selecteren>
1.
Sequencer
Deze mode is voor het opnemen van een song met gebruik van
meerdere geluiden (Patches, ritme sets, Sample sets).
Druk op [STUDIO]..
Sampler
fig.04-016_50
Menu/systeem
Appendix
‘Spelen in de Studio Mode’ (p.66)
39
Basisbediening van de Fantom-G
Hoe de functie knoppen
werken
De acht knoppen [F1]-[F8] onder in het scherm (de functie knopen)
worden gebruikt voor het uitvoeren van verscheidene functies. Hun
functie hangt af van het scherm dat op dat moment wordt weergegeven. De huidige functies van deze knoppen worden onder in het
scherm getoond.
fig.04-017
De cursor verplaatsen
Een enkel scherm of venster kan meerdere onderdelen (parameters)
bevatten, die ingesteld of geselecteerd kunnen worden. Als u de
instelling van een parameter wilt wijzigen, verplaatst u de cursor
naar de waarde van de betreffende parameter. Om een onderdeel te
selecteren verplaatst u de cursor naar het gewenste onderdeel. De
waarde of het onderdeel dat met de cursor is geselecteerd zal oplichten.
fig.04-019.j
Cursor
Gebruik
/
verplaatsen.
/
/
(cursor knoppen) om de cursor te
fig.04-020
Vensters
Een klein scherm dat binnen het normale scherm wordt
getoond, wordt een ‘venster’ genoemd. Verscheidene types vensters zullen verschijnen tijdens het bedienen van de Fantom-G.
Sommige vensters tonen lijsten, en met anderen kunt u instellingen maken of handelingen bevestigen.
fig.04-018.j
: verplaatst de cursor naar boven.
: verplaatst de cursor naar beneden
: verplaatst de cursor naar links.
: verplaatst de cursor naar rechts.
Als u een cursor knop ingedrukt houdt en dan de
tegenovergestelde cursor knop indrukt, zal de cursor sneller
bewegen in de richting van de knop die u het eerst heeft
ingedrukt.
Om een venster te sluiten drukt u op [EXIT]. Sommige vensters
sluiten automatisch als u een handeling uitvoert.
In sommige gevallen zal een lijst van de te selecteren
parameters verschijnen als u [ENTER] indrukt, terwijl de cursor
wordt weergegeven. Dit is een handige manier om de keuzes
die u heeft te bekijken. Wanneer een lijst wordt getoond kunt u
ook de Pads gebruiken om uw keuze in te voeren (p.41).
De muis gebruiken om selecties te
maken
Als u een USB muis gebruikt, kunt u de cursor verplaatsen door de
muis op een parameterwaarde te klikken.
40
Basisbediening van de Fantom-G
Overzicht
Een waarde bewerken
Om een waarde te bewerken kunt u de VALUE draaiknop of [INC]
[DEC] gebruiken.
In alle schermen van de Fantom-G verplaatst u de oplichtende
Geluid 1
1
cursor naar de waarde die u wilt bewerken. Vervolgens
bewerkt u de waarde.
Het Pad voor numerieke invoer
gebruiken
Draai de VALUE draaiknop naar rechts om de waarde te verhogen
Als u op de [NUMERIC] Pad knop drukt, zullen de Pads als nume-
of naar links om deze te verlagen. De waarde zal met grotere stappen veranderen als u [SHIFT] ingedrukt houdt, terwijl u aan de
rieke toetsen werken.
Geluid 1
2
VALUE draaiknop
VALUE knop draait.
[ENTER] te drukken.
Ingevoerde waarde
1–9
0
+
, (komma)
BS (backspace)
Cancel
Enter
Als u de waarde heft ingevoerd drukt u op [ENTER] om uw invoer
te bevestigen. Indien u besluit te annuleren, drukt u op [EXIT].
Sampler
Druk op [INC] om een waarde te verhogen of op [DEC] om deze te
verlagen. Om de waarde voortdurend te laten stijgen of dalen houdt
u de knop ingedrukt. Om de waarde snel te laten stijgen houdt u
[INC] ingedrukt en dan drukt u op [DEC]. Omgekeerd, om de
waarde snel af te laten nemen, houdt u [DEC] ingedrukt en drukt u
op [INC].
Pad
1–9
10
11
12
15
16
ROLL
HOLD
Sequencer
[INC], [DEC]
Elk Pad voert de volgende waardes in:
Pad
als u op [ENTER] drukt (of rechts klikt op de muis). Een waarde
kan gemakkelijk geselecteerd worden door
of
in te
drukken om de gewenste waarde te selecteren en dan op
Geluid 1
3
Wanneer de cursor zich op een parameterwaarde bevindt, zal
een venster openen waar de waarde gespecificeerd kan worden
De waarde zal met grotere stappen veranderen als u [SHIFT] ingedrukt houdt, terwijl [INC] of [DEC] wordt ingedrukt.
De knoppen voor invoer gebruiken
,
De muis gebruiken voor invoer
,
,
), kunt u knoppen 1-4 gebruiken om de correspon-
derende parameters te bewerken.
Appendix
Sleep omhoog/naar beneden of links/rechts op de waarde of de
knop. Omhoog of naar rechts slepen zal de waarde doen toenemen,
en omlaag slepen of naar links zal de waarde doen afnemen.
Menu/systeem
Wanneer er kleinere cijfers in het scherm getoond worden (
41
Basisbediening van de Fantom-G
Cijfers
Tijdens het toewijzen van een naam aan een songbestand
kunnen spaties, kleine letters of bepaalde symbolen (\ / : , ; * ? ”
< > |) niet gebruikt worden.
Een muis gebruiken om tekens in te
voeren
Als u een USB-muis gebruikt, kunt u met gebruik van een virtueel
toetsenbord tekens invoeren.
1.
Klik de muis op het toetsenbord icoon
dat in het
naam invoerscherm wordt getoond.
Het virtuele toetsenbord verschijnt.
Een naam toewijzen
Op de Fantom-G kunt u elke Patch, ritme set, live set, studio set,
song, frase of Sample een naam geven wanneer u deze opslaat.
De procedure is hetzelfde voor alle objecten die u van een naam wilt
voorzien.
1.
Gebruik [CURSOR] om de cursor naar de positie waarop u
een teken wilt invoeren te verplaatsen.
fig.04-022a
2.
Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC], [DEC] om
het teken dat u wilt invoeren te specificeren.
• [F5 (Delete)]: verwijdert het teken waarbij de cursor is
geplaatst, en verplaatst daarop volgende tekens
één plaats vooruit.
• [F6 (Insert)]:
voegt een spatie op de cursor locatie in.
• [F7 (Cancel)]: annuleert de procedure van het invoeren van de
naam.
• [F8 (OK)]:
• [
• [
][
][
]:
bevestigt de naam.
verplaatst de cursor.
]: wisselt af tussen hoofdletters en kleine letters.
De volgende tekens kunnen gebruikt worden
Spatie, A–Z, a–z, 0–9, ! ” # $ % & ’ ( ) * + , - . / : ; < = > ? @ [ \ ] ^
`{|}
42
2.
Klik de muis op het toetsenbord om tekens in te voeren.
3.
Druk op [F8 (OK)] of klik hier met de muis op, om de invoer
te voltooien.
Als u het virtuele toetsenbord voor invoer gebruikt, zal dit, de
volgende keer dat u een naam invoert, opnieuw getoond
worden.
Basisbediening van de Fantom-G
Basis Pad handelingen
Details over het gebruik van de Pads vindt u bij ‘De Pads
gebruiken’(p.188).
Druk op [PAD SETTING] en het
instelling/informatiescherm van
de op dat moment geselecteerde
Pad mode verschijnt.
Om terug te gaan naar waar
De Pads hebben zestien modes. Druk op [PAD MODE] om naar de
u was, drukt u nogmaals op
[PAD SETTING], zodat zijn
Pad mode over te schakelen.
verlichting uitdooft.
1.
Geluid 1
1
De Pad mode veranderen
Overzicht
De Pad instellingen bekijken
Druk op [PAD MODE].
Geluid 1
2
[PAD MODE] knippert, en de
op dat moment geselecteerde
De Pads als numerieke toetsen
gebruiken
Pad mode (Pad [1]-[16])
knippert.
Als u op PAD [NUMERIC] drukt
nogmaals op [PAD MODE].
[PAD MODE] dooft uit en u
keert naar de voorgaande status terug.
2.
Geluid 1
3
werken de Pads als numerieke
toetsen. → ‘De Pads voor numerieke invoer gebruiken’ (p.41).
Als u besluit om niet van Pad
mode te veranderen, drukt u
Druk op een Pad [1]-[16].
Pad
Pad mode
nummer
Uitleg
Pad
De Pad mode wordt veranderd. De volgende tabel toont wat de
Pads in elke mode doen, en een pagina referentie waar u meer
te weten kunt komen.
4
ARPEGGIO
Verander de stijl van de Arpeggio functie (p.78).
p. 193
5
6
RPS
RHYTHM PTN
Speel frases.
Speel ritmepatronen.
p. 194
p. 196
7
TONE SEL/SW
Functioneert als Tone selectie
aan/uit schakelaars
p. 197
8
TRACK MUTE
Verander de mute status van de
sequencer tracks.
p. 197
9
BOOKMARK
Veelgebruikte schermen die u
voor elk Pad geregistreerd heeft
oproepen.
p. 198
10
MIDI TX SW
Functioneert als aan/uit schakelaars voor externe MIDI zendkanalen (1-16).
p. 198
11
EFFECT SW
Functioneert als effect schakelaars (behalve voor Patch multieffect).
p. 199
12
PATCH MFX SW
Functioneert als effect schakelaars voor elk Part.
p. 199
13
Part SELECT
Selecteert Parts (1-16) en banken
(INT/EXP1/EXP2/EXT)
p. 200
14
Part MUTE
Verander de mute status van
Parts (1-16) en banken (INT/
EXP1/EXP2/EXT).
p. 200
15
USER GROUP
Opslaan/laden van User groep
Patches, live sets of studio sets.
p. 201
16
FAVORITE
Opslaan.laden van favoriete instellingen.
p. 202
Appendix
Speel een Sample set
Speel een ritme set.
Verander de akkoordvorm van
de Chord Memory functie (p.80).
Menu/systeem
SAMPLE PAD
RHYTHM
CHORD MEMORY
Sampler
1
2
3
Sequencer
Pagina
referentie
p. 191
p. 192
p. 193
43
Basisbediening van de Fantom-G
Shortcut Menu
Door de [DISPLAY] knop in te drukken kunt u direct naar de
belangrijkste schermen springen.
1.
Druk op [DISPLAY].
Het Shortcut menu verschijnt.
Het Shortcut menu kan ook geopend worden door met de USB
muis op het shortcut icoon te klikken.
2.
Druk op
or
om het scherm te selecteren waarnaar
u wilt springen, en druk dan op [F8 (Select)].
Indien u besluit te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
Lijst van shortcut menu
Menu
Studio Play/Live Play/Single Play
Patch Zoom Edit
Patch Pro Edit
Song Play/Song Edit
Sample Edit
Effects Routing
Sampling
Input Setting
Digital/USB Input Level
Master Level
Pad Setting
44
Pagina
p. 66, p. 58. p. 46
p. 84
p. 86
p. 205, p. 232
p. 266
p. 151
p. 260
p. 258
p. 297
p. 293
p. 190
02: Geluidsgenerator, sectie 1 (geluiden spelen)
In dit hoofdstuk worden de drie modes, waarin de geluidsgenerator van de FantomG kan werken, uitgelegd.
• Single Mode .............................................................. p. 46
• Live Mode .................................................................. p. 58
• Studio Mode .............................................................. p. 66
Spelen in de Single Mode
In de Single mode worden het toetsenbord en de Pads gebruikt om
een individueel geluid (Patch/ritme set/Sample set) te spelen.
Functies in het Single Play scherm
fig.05-005.e
1
Over het Single Play scherm
2
3
4
6
5
Het Single Play scherm weergeven
7
8
Voor toegang tot het Single Play scherm gebruikt u de volgende pro9
cedure.
1.
Druk op [SINGLE]..
10
Nummer
Uitleg
Geeft de huidige geluidsgenerator mode weer.
Pag.
p. 150
3
Geeft de aan/uit status van elk effect aan.
PFX
Patch multi-effect
MFX1 Multi-effect 1
MFX2 Multi-effect 2
IFX
Input effect
CHO
Chorus
REV
Reverb
MAS
Mastering effect
Geeft de huidige locatie van de song aan, en de status
van de sequencer.
4
De Menu/Exit/Shortcut knoppen voor de USB
muis.
p. 26
Geeft aan/selecteert de Part groep, het Part nummer,
Patch type, bank, nummer en naam van de geselecteerde Patch, ritme set of Sample set.
Geeft aan/selecteert de Patch categorie en specificeert of de categorie afgesloten wordt.
p. 47
Geeft de Pad mode aan.
p. 188
Geeft aan/selecteert de Part groep, het Part, Pad
type, bank, nummer en naam van de ritme set of
Sample set die voor de Pads is geselecteerd.
Geeft de functies aan die aan de Realtime controller
schuifregelaars (1-8), knoppen (1-4) en de S1/S2
schakelaars zijn toegewezen.
Geeft de ‘Bend Mode’(p.97) van de Pitch Bend hendel aan.
p. 52
Geeft de functie die aan de D Beam controller is
toegewezen aan, en de status van de D Beam controller respons.
p. 72
1
U gaat naar de Single mode, en het Single Play scherm
2
verschijnt.
5
6
F-toets handelingen in het Single Play scherm
F-toets
F1
Patch List
Uitleg
Pag.
Selecteert een geluid (Patch).
p. 49
F3
Part View
F4
Control
Maakt gedetailleerde instellingen voor elk
Part (toetsenbord, Sample Pad, ritme Part).
Selecteer de parameters die door de Realtime
controllers en de D Beam controller bestuurd
worden.
Toegang tot het PFX (Patch Multi-effect) bewerkingsscherm.
Toegang tot het User groep lijst scherm, waar
u vaak gebruikte Patches kunt registreren.
Bewerk een Patch.
p. 51
Selecteer de Tones die hoorbaar zullen zijn.
p. 50
F5
PFX
F6
User Group
F7
Patch Edit
F8
Tone Sw/Sel
46
7
8
p. 51
9
p. 157
10
p. 201
11
p. 84
11
p. 39
p. 205
p. 48
p. 51
p. 97
Spelen in de Single Mode
1.
Druk op [SINGLE] om naar het Single Play scherm te gaan.
fig.05-001.e
Patch-type Patch-bank
Overzicht
Een Patch selecteren
Patch-categorie
De Fantom-0G heeft vier Patch banken: User, Preset, User Sample en
GM.
USER
Geluid1
Dit is de bank binnen de Fantom-G die herschreven kan worden.
Patches die u creëert kunnen in deze bank worden opgeslagen. U
kunt 512 Patches opslaan.
PRST (Preset)
Dit is de bank binnen de Fantom-G die niet herschreven kan worden.
De instellingen van de op dat moment geselecteerde Patch kunnen
Patch-nummer / Patch-naam
bank opgeslagen kan worden.
2.
GM (GM2)
Dit is een interne bank van Patches die compatibel zijn met General
USER:
*
wordt. De Fantom-G heeft 256 preset Patches.
USAM (User Sample)
Preset
GM:
GM (GM2)
USAM:
User Sample
Zorg, dat het Patch type op ‘Patch’ is ingesteld.
Als dit op ‘Rhythm’ of ‘Sample’ is ingesteld gebruikt u [CURSOR] om
de cursor naar het Patch type te verplaatsen, en draait u aan de
VALUE draaiknop of drukt u op [DEC] om ‘Patch’ te selecteren.
3.
Druk op [CURSOR] om de cursor naar het Patch nummer te
verplaatsen.
4.
Draai aan de VALUE draaiknop of druk op [INC], [DEC] om
een Patch nummer te selecteren.
5.
Sequencer
De Pads kunnen ook als numerieke toetsen gebruikt worden,
om nummers (Patch nummers) in te voeren. → ‘Het Pad
gebruiken voor numerieke invoer’ (p.41).
Pad
Met deze bank kunnen de interne Samples van de Fantom-0G
gespeeld worden.
User
PRST:
Geluid3
MIDI 2, een systeem van MIDI functie specificaties dat ontworpen is
om verschillen tussen makers en types apparaten te overstijgen.
Deze Patches kunnen niet overschreven worden. De instellingen van
de op dat moment geselecteerde Patch kunnen wel gewijzigd worden, waarna de gewijzigde Patch in een User bank opgeslagen
Druk op [CURSOR] om de cursor naar de Patch bank te
verplaatsen.
Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC], [DEC] om
de Patch bank te kiezen:
Geluid2
echter gewijzigd worden, waarna de gewijzigde Patch in een User
Speel op het toetsenbord om het geluid te beluisteren.
Sampler
De volgende methodes kunnen ook gebruikt worden om een
Patch te selecteren.
‘Patches op categorie selecteren (Patch Finder)’ (p.48)
‘Patches uit de lijst selecteren’(p.49).
Menu/systeem
Appendix
47
Spelen in de Single Mode
Patches op categorie selecteren
(Patch Finder)
De Fantom-G voorziet in een ‘Patch Search’ functie (Patch Finder),
waarmee u een type (categorie) Patch kunt specificeren, zodat de
gewenste Patch snel te vinden is. In totaal zijn er 38 categorieën.
1.
Druk op [SINGLE] om naar het Single Play scherm te gaan.
fig.05-001.e
Patch-type Patch-bank
Patch-categorie
Patch-nummer / Patch-naam
*
Zorg, dat het Patch type op ‘Patch’ is ingesteld.
Als dit op ‘Rhythm’ of ‘Sample’ is ingesteld gebruikt u [CURSOR] om
de cursor naar het Patch type te verplaatsen, en draait u aan de
VALUE draaiknop of drukt u op [DEC] om ‘Patch’ te selecteren.
2.
Gebruik [CURSOR] om de cursor naar de ‘Patch Category’
te verplaatsen, en draai aan de VALUE draaiknop of druk op
[INC] [DEC] om de gewenste categorie te selecteren.
3.
Druk op
om de cursor naar ‘Categ Lock’ te verplaatsen,
en draai aan de VALUE draaiknop of druk op [INC] om dit op
‘ON’ in te stellen.
4.
Gebruik [CURSOR] om de cursor naar de Patch bank of het
Patch nummer te verplaatsen, en draai aan de VALUE
draaiknop of gebruik [INC] [DEC] om de Patch te selecteren.
Als de cursor zich op de Patch bak bevindt, kunt u de bank
selecteren. Als de cursor zich op het Patch nummer bevindt,
kunt u het nummer specificeren.
Het staat u vrij de categorie van een Patch te veranderen, door
de ‘Patch Category’ parameter (p.89) in het Patch Pro Edit
scherm (p.86) te bewerken.
48
De volgende categorieën kunnen geselecteerd worden.
Categorie
--PNO
EP
KEY
Geen toewijzing
Akoestische piano
Elektrische piano
Keyboards
BEL
MLT
ORG
ACD
HRM
AGT
EGT
DGT
BS
Bell
Mallet
Organ
Accordion
Harmonica
AC.Guitar
EL.Guitar
DIST.Guitar
Bass
SBS
STR
ORC
HIT
Synth Bass
Strings
Orchestra
Hit&Stab
WND
FLT
BRS
SBR
SAX
HLD
SLD
TEK
PLS
FX
SYN
BPD
SPD
VOX
PLK
ETH
FRT
PRC
SFX
BTS
DRM
Wind
Flute
AC.Brass
Synth Brass
Sax
Hard Lead
Soft Lead
Techno Synth
Pulsating
Synth FX
Other Synth
Bright Pad
Soft Pad
Vox
Plucked
Ethnic
Fretted
Percussion
Sound FX
Beat&Groove
Drums
CMB
Combination
Inhoud
No assign
Acoustic Piano
Electric Piano
Overige toetsenborden
(Clav, Harpsichord, enz.)
Bell, Bell Pad
Mallet
Elektrisch en kerkorgel
Accordeon
Harmonica, Blues harp
Akoestische gitaar
Elektrische gitaar
Vervormde gitaar
Akoestische en elektrische
bas
Synth bas
Strijkers
Orkest ensemble
Blaasinstrumenten (Hobo,
klarinet, enz.)
Fluit, Piccolo
Akoestische koperblazers
Synth koperblazers
Sax
Hard Synth Lead
Soft Synth Lead
Techno Synth
Pulserende Synth
Synth FX (Noise, enz.)
Poly Synth
Bright Pad Synth
Soft Pad Synth
Stem, koor
Getokkeld (harp, enz.)
Overig etnisch
Fret instr. (mandoline, enz.)
Percussie
Geluidseffecten
Beat and Groove
Drumset
Andere Patches die Split en
Layer gebruiken
Overige toetsenborden
(Clav, Harpsichord, enz.)
U kunt geen categorieën selecteren voor rhythm sets of sample
sets.
Spelen in de Single Mode
Een lijst met Patches kan weergegeven worden, en een Patch kan uit
die lijst geselecteerd worden.
1.
Patches beluisteren
(Phrase Preview)
Met de Fantom-G kunt u Patches van tevoren beluisteren, door naar
Druk op [SINGLE] om naar het Single Play scherm te gaan.
een frase te luisteren die past bij elk type Patch.
Druk op [SINGLE] om naar het Single Play scherm te gaan.
2.
Druk op [F1 (Patch List)] om naar het Patch List scherm te
gaan.
Geluid1
1.
Overzicht
Patches uit de lijst selecteren
2.
Druk op [F1 (Patch List)].
Het Patch lijst scherm verschijnt.
fig.05-009_50
Geluid3
U kunt [F3 (Patch)], [F4 (Rhythm Set)] en [F5 (Sample Set)]
gebruiken om tussen Patch types (Patches, ritme sets, Sample
sets) af te wisselen.
Gebruik [F1] [F2] of
/
3.
Druk op [F7 (Preview)], en houd dit ingedrukt.
De Patch die in het Patch List scherm is geselecteerd zal te
horen zijn.
4.
Haal uw vinger van [F7 (preview)], en de frase zal stoppen
met spelen.
om een categorie te selecteren.
U kunt ook de voorpaneel [Knob 4] gebruiken om een categorie
te selecteren, en [Slider 8] gebruiken om door de lijst te bladeren
→ ‘Magic Control’ (p.209).
Als u de manier waarop de frase door Phrase Preview wordt
gespeeld wilt veranderen, kunt u de Preview Mode parameter
(p.296) bewerken.
U kunt geen categorieën selecteren voor rhythm sets of sample
sets.
4.
Sampler
Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC] [DEC] of
/
om een Patch te selecteren.
Sequencer
(Scroll).
Pad
3.
Geluid2
fig.05-008_50
U kunt op [F7 (Preview)] drukken om de Patch te beluisteren
met gebruik van een geschikte frase, die van te voren voor elke
categorie is ingesteld (Phrase Preview).
Menu/systeem
Door [F6 (User Group)] in te drukken kunt u een vaak gebruikt
geluid in de User groep opslaan. Voor details, zie ‘Een geluid
in het User groep scherm opslaan’ (p.201).
Als u een USB muis gebruikt, kunt u op het toetsenbord
Appendix
symbool
in het scherm klikken, en zoeken met
gebruik van het virtuele toetsenbord dat in het scherm
verschijnt.
5.
Druk op [F8 (Select)] om de selectie van de Patch te
bevestigen.
49
Spelen in de Single Mode
De Tones die zullen klinken
selecteren
Omdat een Patch een combinatie van maximaal vier Tones is, kunt u
ongewenste (Tones vanuit de vier) uitzetten, en alleen het geluid van
een specifieke Tone verkrijgen.
1.
Druk op [SINGLE] om naar het Single Play scherm te gaan.
2.
Druk op [F8 (Tone SW/Sel)].
Het Tone Switch/Select venster verschijnt.
Individuele noten spelen
(Monofoon)
Wanneer een Patch voor een natuurlijk monofoon instrument, zoals
een sax of fluit, wordt gebruikt, is het effectief om in mono te spelen.
1.
Druk op [SINGLE] om naar het Single Play scherm te gaan.
2.
Druk tweemaal op [PATCH] om naar het Patch Pro Edit
scherm te gaan.
3.
Druk op [F1 (Up)] of [F2 (down)] om de ‘Solo/Porta’ tab te
selecteren.
Een scherm zoals dat hieronder verschijnt.
fig.05-014_50
3.
Druk op [F1 (Tone Sw)] – [F4 (Tone Sw)] om elke Tone aan
of uit te zetten. De instelling wordt elke keer als u op de
knop drukt aan en uitgezet.
4.
Druk op [EXIT] om het venster te sluiten.
Als u slechts één of twee Tones in een Patch wilt laten klinken,
zet u de anderen uit, en slaat u die instelling in een Patch op.
Hiermee wordt overbodig gebruik van de gelijktijdige stemmen
van de Fantom-G voorkomen.
De Pads kunnen ook gebruikt worden om Tones te selecteren en
deze aan/uit te zetten (p.197).
fig.05-015_50
4.
Druk op
of
verplaatsen.
5.
Draai aan de VALUE draaiknop of druk op [DEC] om ‘MONO’
te selecteren.
Nu kunt u in de mono mode spelen.
om de cursor naar ‘Mono/Poly’ te
Als u ‘MONO/POLY’ als een functie toewijst, die door de
toewijsbare schakelaar ([S1] [S2]) wordt bestuurd, kunt u
gemakkelijk tussen mono en poly schakelen door een knop in te
drukken (p.77).
50
Spelen in de Single Mode
De Single mode heft de volgende drie Parts:
Part
1 Keyboard
8
Sample
Pad
Rhythm
Pad
Met de Fantom-G kunt u de parameters toewijzen die beïnvloed
worden als de 1-4 knoppen, 1-8 schuifregelaars, S1/S2 schakelaars,
D Beam, Pitch Bend of modulatie hendel worden bediend. Op die
manier kan het geluid, door de controllers te bedienen, op
verschillende manieren gewijzigd worden.
Druk op [SINGLE] om naar het Single Play scherm te gaan..
2.
Druk op [F4 (Control)].
Geluid2
1.
In het Part View scherm kunnen het volume en de pan van deze drie
Parts bekeken en bewerkt worden.
1.
Druk op [SINGLE] om naar het Single Play scherm te gaan.
Druk op [F3 (Part View)].
Het Part View scherm verschijnt.
3.
Druk op [F1 (Up)] of [F2 (Down)] om de parametergroep te
selecteren.
4.
Gebruik [CURSOR] om de cursor naar de parameter te
verplaatsen.
5.
Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC] [DEC] om
de waarde in te stellen.
6.
Als u de instellingen wilt behouden, drukt u op [F7 (Sys
Write)].Wanneer de Single mode is geselecteerd, kunnen
controller instellingen niet voor elke individuele Patch
worden opgeslagen. Controller instellingen worden als
systeem instellingen opgeslagen.
7.
Als de instellingen zijn gemaakt drukt u op [EXIT] om naar
het Single Play scherm terug te keren.
Geluid3
Het Control Setting scherm verschijnt.
2.
Geluid1
7
Uitleg
Het Part dat hoorbaar is als u op het toetsenbord speelt.
Het Part dat hoorbaar is als u de Pads op
de ‘1 SAMPLE PAD (De Pads gebruiken
om Samples te spelen)’ (p.191) mode instelt.
Het Part dat hoorbaar is als u de Pads op
de ‘2 RHYTHM (De Pads gebruiken om
een ritmeset te spelen)’ (p.192) mode instelt.
De parameter die door de
Realtime Controllers of D Beam
controller wordt bestuurd
selecteren (Control Setting)
Overzicht
Part instellingen (Part View)
fig.08-017_50
5.
Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC] [DEC] om
de waarde in te stellen.
6.
Als u de instellingen wilt behouden, drukt u op [F7 (Sys
Write)].
Wanneer de Single mode is geselecteerd, kunnen Part
instellingen niet voor elke individuele Patch worden
opgeslagen. Part instellingen worden als systeem instellingen
opgeslagen.
Controller Reset
In Single mode,kunt u [SHIFT] ingedrukt houden en op [SINGLE]
drukken om de controllers te resetten.
Naast controllers zoals de bender, de modulatiehendel en de
pedalen, worden ook de waarden van de volgende part parameters
geïnitialiseerd.
Cutoff Offset, Resonance Offset, Attack Time Offset, Release
Time Offset, Decay Time Offset, Vibrato Rate, Vibrato Depth,
Vibrato Delay
Als de instellingen zijn gemaakt drukt u op [EXIT] om naar
het Single Play scherm terug te keren.
Zie ‘Level/Pan (Als de Part groep Internal/EXP1/EXP2 is)’
(p.134) – ‘MIDI Rx Filter’ (p.114) voor de functies van elke
parameter.
51
Appendix
7.
Zie ‘D Beam’ (p.143) – ‘Ctrl Switch’ (p.147) voor de functies
van elke parameter.
Menu/systeem
Gebruik [CURSOR] om de cursor naar de parameter te
verplaatsen.
Sampler
4.
Sequencer
Druk op [F1 (Up)] of [F2 (Down)] om de parametergroep te
selecteren.
Pad
3.
Spelen in de Single Mode
Percussie instrumenten spelen
(Rhythm Set)
1.
Druk op [SINGLE] om naar het Single Play scherm te gaan.
In de Single mode kunt u percussie instrumenten vanaf het toetsenbord spelen door een ritme set te selecteren.
fig.05-023.efig.05-023.e
Patch type
Ritme set bank
De Pads kunnen ook gebruikt worden om een ritme set te
spelen. → p.192.
Pad Mode (Rhythm)
Ritme set nummer
*
Patch type te verplaatsen, en draait u aan de VALUE draaiknop of
drukt u op [DEC] om ‘Rhythm’ te selecteren.
Rhythm Set-bank Rhythm Set-nummer
2.
Druk op [CURSOR] om de cursor naar de ritme set bank te
verplaatsen.
3.
Draai aan de VALUE draaiknop of druk op [INC] [DEC] om
de ritme set bank te selecteren:
Een ritme set selecteren
De Fantom-G heeft drie ritme set banken, de User bank, Preset bank
en GM bank. In de User bank bevinden zich 64 ritme sets, in de Preset bank 64 ritme sets, en er zijn 9 ritme sets in de GM bank.
USER
Dit is de bank binnen de Fantom-G die herschreven kan worden. De
ritme sets die u creëert kunnen in deze bank worden opgeslagen. U
kunt 64 ritme sets opslaan.
PRST (Preset)
Dit is de bank binnen de Fantom-G die niet herschreven kan worden.
U kunt echter de instellingen van de op dat moment geselecteerde
ritme set wijzigen, en de gewijzigde instellingen in de User bank
opslaan. De Fantom-G bevat 64 preset ritme sets.
GM (GM2)
Dit is een interne bank met ritme sets, compatibel met General MIDI
2, een systeem van MIDI functie specificaties dat ontworpen is om de
verschillen tussen makers en apparaat types te overstijgen. Deze
ritme sets kunnen niet overschreven worden. U kunt echter de
instellingen van de op dat moment geselecteerde ritme set wijzigen,
en de gewijzigde instellingen in de User bank opslaan. De Fantom-G
bevat 9 preset ritme sets.
52
Zorg, dat het Patch type op ‘Rhythm’ is ingesteld. Als dit op ‘Patch’ of
‘Sample’ is ingesteld gebruikt u [CURSOR] om de cursor naar het
USER:
User
PRST:
Preset
GM:
GM (GM2)
4.
Druk op [CURSOR] om de cursor naar het ritme set nummer
te verplaatsen.
5.
Draai aan de VALUE draaiknop of druk op [INC] [DEC] om
het ritme set nummer te selecteren.
6.
Speel op het toetsenbord om het geluid te beluisteren.
Spelen in de Single Mode
Overzicht
Een Sample Set spelen
In de Single mode kunt u een Sample set selecteren en de Samples
vanaf het toetsenbord spelen.
De Pads kunnen ook gebruikt worden om een Sample set te
Geluid1
spelen. → p.191
Pad Mode (Sample Pad)
Geluid2
Geluid3
Sample Set-nummer
Een Sample set selecteren
1.
Druk op [SINGLE] om naar het Single Play scherm te gaan.
Pad
fig.05-023.e
Sequencer
Patch type
Sampler
Sample set nummer
Zorg, dat het Patch type op ‘Sample’ is ingesteld. Als dit op ‘Patch’ of
‘Rhythm’ is ingesteld gebruikt u [CURSOR] om de cursor naar het
Patch type te verplaatsen, en draait u aan de VALUE draaiknop of
drukt u op [DEC] om ‘Sample’ te selecteren.
Druk op [CURSOR] om de cursor naar het Sample set
nummer te verplaatsen.
3.
Draai aan de VALUE draaiknop of druk op [INC] [DEC] om
het Sample set nummer te selecteren.
4.
Speel op het toetsenbord om het geluid te beluisteren.
Appendix
2.
*
Menu/systeem
*
Voor een Sample set zijn de zestien Samples onder toetsen B3-D5
geplaatst.
53
Een lijst met veelgebruikte geluiden
creëren (Favorite)
U kunt een lijst met geluiden maken die u vaak tijdens een live uit-
4.
voering gebruikt, en deze geluiden direct oproepen. Elk type geluid
kan geregistreerd worden: Patches, ritme sets, Sample sets, live sets,
Het geluid kan in elk van de zestien stappen geregistreerd
worden. Het is handig om de geluiden te registreren in de
volgorde waarin ze in de song of tijdens een live uitvoering
studio sets of songs. Op die manier kan elk geluid dat u voor uw uitvoering nodig heeft direct opgeroepen worden.
In een bank kunnen zestien geluiden (stappen) worden geregistreerd, en er kunnen zestien van deze banken gecreëerd worden.
Bijvoorbeeld, tot zestien geluiden (stappen) die u in de eerste song
van de live uitvoering gebruikt, kunnen in bank 1 geregistreerd
Gebruik de cursorknoppen
of
om het nummer (stap)
te selecteren, waarin u het geluid wilt registreren.
worden gebruikt.
5.
Druk op [F8 (Regist)] om het geluid te registreren.
Als u bijvoorbeeld het geluid in nummer 02 van bank 1 heeft
geregistreerd, wordt ‘Regist to 1-02’ in het scherm weergegeven.
worden, in de volgorde waarin deze in de song verschijnen.
Een geluid oproepen
Een geluid registreren (Regist)
1.
Ga naar het scherm van de Patch (of ritme set, Sample set,
live set of studio set) die u wilt registreren.
2.
Druk op [FAVORITE].
Het Favorite Play-scherm gebruiken
om geluiden op te roepen
1.
Druk op [FAVORITE] zodat de toets oplicht.
Iedere keer dat u op [FAVORITE] drukt, wisselt u tussen het
Favorite Play-scherm ([FAVORITE] brandt) en het Favorite
Edit-scherm ([FAVORITE] knippert).
Het Favorite Edit-scherm verschijnt.
fig.05-001c_50
Stap
Huidig geselecteerd geluid
Volume van elke stap
2.
Kies met
3.
Kies met [F1 (1)]–[F8 (8)] het stapnummer dat u wil
oproepen.
Als u een nummer van 9--16 wil kiezen, houd dan [SHIFT]
ingedrukt en en druk op [F1 (9)]–[F8 (16)].
of
de bank die u wil oproepen.
De gekozen klank wordt opgeroepen.
Als alternatief voor stap 3, kunt u ook
of
gebruiken om
het stapnummer te kiezen. In dit geval verandert de klank pas
wanneer u op [ENTER] drukt.
Bank
Tekst weergave gebied
F-toets handelingen in het Favorite scherm
3.
54
F-toets
F1
Bank
Uitleg
Selecteert de bank.
Page
–
F2
Bank
F3
Step
Selecteert de bank.
–
Selecteert de stap en roept het geluid op.
p. 55
F4
Step
Selecteert de stap en roept het geluid op.
p. 55
F5
Dynamic Pad
Stelt de Pads in de Favorite mode in.
p. 55
F6
Util Menu
Font
Verandert het beeldscherm lettertype
p. 57
Set Song
Importeert
tekst
Registreert een song
Importeert tekst
p. 56
p. 56
Verwijdert
tekst
Verwijdert tekst
p. 57
Verwijdert
bank
Verwijdert een bank
p. 55
F7
Remove
Verwijdert de registratie van een geluid
p. 55
F8
Regist
Registreert een geluid.
p. 54
Druk op [F1 Bank
] of [F2 Bank
] om de bank te
selecteren waarin u het geluid wilt registreren.
Het Favorite Edit-scherm gebruiken
om geluiden op te roepen
1.
Druk tweemaal op [FAVORITE] zodat de toets knippert.
Het Favorite Edit-scherm verschijnt.
2.
Druk op [F1 Bank
] of [F2 Bank
] om de bank
waaruit u geluiden wilt oproepen te selecteren.
3.
Druk op [F3 Step
] of [F4 Step →] om het stap nummer (116) dat u wilt oproepen te selecteren.
Het geselecteerde geluid wordt meteen opgeroepen.
Als alternatief voor stap 3, kunt u ook
of
gebruiken om
het stapnummer te kiezen. In dit geval verandert de klank pas
wanneer u op [ENTER] drukt.
Een lijst met veelgebruikte geluiden creëren (Favorite)
1.
In het Favorite scherm drukt u op [F5 (Dynamic Pad)].
De Pads worden op de Favorite mode ingesteld.
• Nu kunt u Pads [1]-[16]
indrukken om het geluid
elke Pad is geregistreerd.
Hier ziet u, hoe het volume (Favorite Level) voor elke stap wordt
gespecificeerd. Gebruik dit om het volume van elk geluid in de live
uitvoering aan te passen.
1.
In het Favorite Edit-scherm drukt u op
of
om de
cursor te verplaatsen naar de stap waarvan u het volume
wilt aanpassen.
2.
Gebruik knop 4 of [INC] [DEC] om het volume te
specificeren (Favorite Level).
• U kunt op [ROLL](BANK)
drukken om van bank (1-6)
te veranderen. → p.189
Bereik:
0-127
ingesteld zal de Pad mode veranderen in de instelling van de
betreffende live set (of studio set) als u naar een live set (of
Hier ziet u, hoe een geregistreerd geluid naar een andere stap wordt
verplaatst.
1.
In het Favorite Edit-scherm drukt u op
of
om de
cursor te verplaatsen naar de stap waarop het geluid dat u
wilt verplaatsen is geregistreerd..
2.
Terwijl u [SHIFT] ingedrukt houdt, drukt u op
het geluid te verplaatsen.
of
Geluid3
studio set) overschakelt.
De stap waarin u een geluid heeft
geregistreerd veranderen
Geluid2
Als u de Pads wilt gebruiken om successief tussen live sets (of
studio sets) te schakelen, stelt u de systeemparameter ‘Pad
Assign Source’ (p.288) op ‘SYS’ in. Als dit op ‘TEMP’ is
Geluid1
(stap) te selecteren dat voor
Het volume van elke stap
specificeren (Favorite Level)
Overzicht
De Pads gebruiken om geluiden op
te roepen
om
Pad
Hier ziet u, hoe een geregistreerd geluid uit de favorietenlijst
verwijderd wordt.
In het Favorite Edit-scherm drukt u op
of
om de
cursor te verplaatsen naar de stap waarvan u de registratie
wilt verwijderen.
2.
Druk op [F7 (Remove)].
Als u bijvoorbeeld de registratie van stapnummer 02 van bank 1
verwijdert, wordt ‘Remove 1-02’ in het scherm getoond, en die
stap zal leeg zijn.
Hier ziet u, hoe alle geluidsregistraties uit een bank verwijderd
worden.
In het Favorite Edit-scherm drukt u op [F1 Bank
] of [F2
Bank
] om de bank te selecteren waaruit de registraties
verwijderd moeten worden.
2.
Druk op [F6 (Util Menu)].
Het Favorite Utility Menu venster verschijnt.
55
Appendix
1.
Menu/systeem
Alle geluidsregistraties uit een
bank verwijderen (Remove Bank)
Sampler
1.
Sequencer
Een geregistreerd geluid
verwijderen (Remove)
Een lijst met veelgebruikte geluiden creëren (Favorite)
3.
Druk op
of
om ‘Remove Bank’ te selecteren, en
druk dan op [F8 (Select)].
Als u alle registraties uit bank 1 heeft verwijderd, zal ‘Remove
Bank 1’ in het scherm worden getoond. Alle gegevens worden
verwijderd..
Een tekstbestand importeren
(Import Text)
U kunt een tekstbestand op de computer creëren, en dit in de
Fantom-G importeren, zodat dit in het Favorite scherm wordt
weergegeven.
Een song registreren (Set Song)
1.
Hier ziet u, hoe een song, in plaats van een geluid, geregistreerd
wordt.
1.
2.
Gebruik de USB Storage functie gebruiken om het
tekstbestand in de ‘IMPORT’ map in het interne geheugen
van de Fantom-G of het USB geheugen te plaatsen.
‘Bestanden uitwisselen met de computer (USB Storage)’ (p.281).
In het Favorite Edit-scherm drukt u op [F1 Bank
] of [F2
Bank
] om de bank te selecteren waarin u een song wilt
registreren.
2.
Ga naar het Favorite Edit-scherm en druk op [F1 (Bank
]
of [F2 Bank
] om de bank te selecteren waarin u de tekst
wilt weergeven.
Druk op
of
om het nummer (stap) waarin u een song
wilt registreren te selecteren.
3.
Druk op [F6 (Util Menu)].
Het Favorite Utility Menu venster verschijnt.
3.
4.
Druk op [F6 (Util Menu)].
Het Favorite Utility Menu venster verschijnt.
4.
Druk op
of
om ‘Import Text’ te selecteren, en druk
dan op [F8 (Select)].
Druk op
of
om ‘Set Song’ te selecteren, en druk op
[F8 (Select)].
Het Song Select scherm verschijnt.
5.
Druk op [F1 (Internal)] of [F2 (USB Memory)] om de
invoerbron (het interne geheugen of het USB geheugen) te
selecteren.
6.
Druk op
of
selecteren.
7.
Druk op [F8 (Import Text)].
5.
Druk op
6.
Druk op [F8 (Select)] om de song te registreren.
Als u bijvoorbeeld de song in nummer 02 van bank 1 registreert,
of
om een song te selecteren.
wordt ‘Regist to 1-02’ in het scherm getoond.
Het te importeren bestand verschijnt.
*
Songs kunnen op dezelfde manier als geluiden opgeroepen
worden.
om het bestand dat u wilt importeren te
8.
Indien u besluit te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
Druk op [F8 (Execute)].
Het bestand wordt geïmporteerd.
*
Indien u besluit te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
U kunt door de pagina in het scherm bladeren (scroll) door
of
in te drukken.
56
Een lijst met veelgebruikte geluiden creëren (Favorite)
Overzicht
Een tekstbestand verwijderen
(Remove Text)
Hier ziet u, hoe een tekstbestand dat u heeft geïmporteerd verwijderd wordt.
Ga naar het Favorite Edit-scherm en druk op [F1 Bank
]
of [F2 Bank
], om de bank waarvan de tekst verwijderd
moet worden te selecteren.
2.
Druk op [F6 (Util Menu)].
Geluid1
1.
Het Favorite Utility Menu venster verschijnt.
3.
Geluid2
Druk op
of
om ‘Remove Text’ te selecteren, en
druk dan op [F8 (Select)].
Een bericht verschijnt, en de tekst wordt uit de geselecteerde
bank verwijderd.
Geluid3
Het lettertype dat wordt
weergegeven veranderen (Font)
Hier ziet u, hoe het weergegeven lettertype van de geïmporteerde
tekst veranderd kan worden. Het lettertype verandert elke keer dat u
de volgende stappen uitvoert.
Druk op [F6 (Util Menu)].
Het Favorite Utility Menu venster verschijnt.
2.
Druk op
(Select)].
of
Pad
1.
om ‘Font’ te selecteren, en druk op [F8
Het lettertype zal veranderen.
Sequencer
Sampler
Menu/systeem
Appendix
57
Spelen in de Live Mode
Live mode is ontworpen voor live uitvoeringen. Hier kunt u maximaal acht Patches (of ritme sets of Sample sets) tegelijkertijd spelen.
U kunt bijvoorbeeld een pianogeluid stapelen (p.62) met strijkers of
geluiden verspreid over het toetsenbord splitsen (p.62), zodat de
rechterhand een pianogeluid speelt, terwijl de linkerhand een basgeluid speelt.
Bovendien kunnen in de Live mode de Parts van een geïnstal-
Het Live Play (Layer/Split)
scherm weergeven
Gebruik de volgende procedure om naar het Live Play (Layer/Split)
scherm te gaan.
1.
Druk op [LIVE].
leerde uitbreidingskaart worden gespeeld (het aantal Parts is
afhankelijk van het type uitbreidingskaart) en externe MIDI uitvoer Parts, tegelijk met de acht Parts van de interne geluidsgenerator..
Part groep
Intern
Uitbreidingskaart 1
Aantal Parts
8
Maximaal 16
U gaat naar de Live Mode, en het Live Play (Layer/Split)
scherm verschijnt.
fig.04-015_50
* Afhankelijk van de uitbreidingskaart
Uitbreidingskaart 2
Maximaal 16
* Afhankelijk van de uitbreidingskaart
Externe MIDI uitvoer
16
Een ‘Live set’ bevat een Patch (of ritme set of Sample set) toewijzing,
alsmede een volume en pan voor elk Part.
Als u op het toetsenbord speelt zullen Parts, waarvan de keyboardschakelaar aan is, te horen zijn. Indien niets aanstaat, zal het huidige
Part te horen zijn.
Naast de instellingen voor elk Part kunnen de volgende instellingen
voor elke live set worden opgeslagen.
• Controller instellingen als de D Beam, 1-4 knoppen, 1-8 schuifregelaars, [S1] [S2] knoppen, en Pads.
Als de keyboardschakelaar van de Part-groep (INT, EXP1,
EXP2, EXT) voor zelfs één Part is aangezet, zal de huidige Part
niet te horen zijn. Om de huidige Part hoorbaar te maken schakelt u de keyboardschakelaar voor alle Parts uit.
F-toets handelingen in het Live Play (Layer/Split) scherm
F-toets
Uitleg
Pag.
F1
Patch List
F2
Utility
F3
Part View
F4
Control
Selecteert het Patch geluid dat aan elk Part is
toegewezen.
Maakt instellingen voor de gehele live set.
p. 61
Maakt gedetailleerde instellingen voor elk
Part van de live set.
Selecteert de parameters die door de Realtime
controllers of de D Beam controller bestuurd
zullen worden.
Selecteert een live set.
p. 133
Schakelt tussen het normale scherm en een
scherm dat alleen de Parts toont waarvan de
keyboardschakelaar is aangezet.
Toont het mixer scherm.
p. 61
Toont het Layer Edit scherm.
p. 64
F5
LiveSet List
F6
F7
Mixer
F8
Layer Edit
58
p. 132
p. 142
p. 60
p. 63
Spelen in de Live Mode
Overzicht
Functies in het Live Play
(Layer/Split) scherm
fig.08-002.j
1
2
3
4
6
5
8
9
14
10
11
13
Page
Geeft de huidige geluidsgenerator mode aan.
p. 39
p. 150
3
Geeft de aan/uit status van elk effect aan.
PFX
Patch multi-effect
MFX1 Multi-effect 1
MFX2 Multi-effect 2
IFX
Input effect
CHO
Chorus
REV
Reverb
MAS
Mastering effect
Geeft de huidige locatie van de song aan, en de status van de sequencer.
4
De Menu/Exit/Shortcut knoppen voor de USB
muis.
p. 26
5
Geeft aan/selecteert de bank, naam en het nummer
van de huidig geselecteerde live set.
p. 60
Geeft de Pad mode aan.
p. 188
Geeft aan/selecteert het type, bank, nummer en
naam van de Patch, ritme set of Sample set van elk
Part.
Geeft aan/selecteert de keyboardschakelaar instelling.
p. 61
Geeft aan/verandert de toetsenreeks.
p. 62
Geeft de toetsenreeks die de Fantom-G6/G7/G8
kan spelen aan.
–
p. 142
12
Geeft de functies aan die aan de Realtime control
schuifregelaars (1-8), knoppen (1-4) en de S1/S2
schakelaars zijn toegewezen. In de Live mode geven de schuifregelaars (1-8) de niveaus van de 8 interne Parts aan (p.62).
Geeft de functie aan die aan de D Beam controller is
toegewezen, en de status van de D Beam controller.
13
Geeft de ‘Bend Mode’ (p.97) van de Pitch Bend hendel aan.
p. 97
Specificeert het arpeggio Part en Pad Part.
p. 61
2
8
9
11
p. 142
Menu/systeem
14
p. 61
Sampler
10
Sequencer
7
p. 205
Pad
6
Geluid3
Uitleg
1
Geluid2
12
Nummer
Geluid1
7
Appendix
59
Spelen in de Live Mode
Een Live Set selecteren
Live sets uit de lijst selecteren
De Fantom-G heft twee live set banken: de User bank en de Preset
Een lijst met live sets kan weergegeven worden, en uit deze lijst kan
banken.
een live set geselecteerd worden.
USER
1.
Druk op [LIVE].
Dit is de bank binnen de Fantom-G die herschreven kan worden.
2.
Druk op [F5 (LiveSet List)].
Live Sets die u creëert kunnen in deze bank opgeslagen worden. U
kunt 512 live sets opslaan.
Het Live Set List scherm verschijnt.
fig.08-004_50
PRST (Preset)
Dit is de bank binnen de Fantom-G die niet herschreven kan worden.
U kunt echter de instellingen van de op dat moment geselecteerde
live set wijzigen, en de gewijzigde live set in het User geheugen
opslaan. De Fantom-G bevat 512 preset live sets.
1.
2.
Druk op [LIVE].
3.
Draai aan de VALUE draaiknop of druk op
de live set te selecteren.
4.
Druk op [F8 (Select)] om het Live set List scherm te sluiten.
Druk op [CURSOR] om de cursor naar de live set bank te
verplaatsen.
of
om
Door [F6 (User Group)] in te drukken krijgt u toegang tot het
User group list scherm, waar veelgebruikte studio sets geregis-
fig.08-003.e
Live set bank
treerd kunnen worden.
Live set nummer
→ ‘Een geluid in het User Group scherm registreren’ (p.201).
Als u een USB muis gebruikt, kunt u het toetsenbord symbool
in het scherm aanklikken voor toegang tot een virtueel toetsen3.
Draai aan de VALUE draaiknop of druk op [INC] [DEC] om
een live set bank te selecteren.
USER: User
PRST: Preset
4.
Druk op [CURSOR] om de cursor naar het live set nummer
te verplaatsen.
5.
Draai aan de VALUE draaiknop of druk op [INC] [DEC] om
het live set nummer te selecteren.
bord, waarmee een sleutelwoord zoekactie uitgevoerd kan worden.
Het Live Play (Layer/Split)
scherm gebruiken
Als u de instellingen van een Live Set wijzigt, wordt
in het
Live Play scherm aangegeven. De instellingen die u wijzigt zijn
tijdelijk, en zullen verloren gaan als u de stroom uitzet, van
geluidsgenerator mode verandert of een ander geluid selecteert.
Om het gewijzigde geluid te behouden moet dit in de User bank
worden opgeslagen (‘Een Live/Studio set die u gecreëerd
heeft opslaan (Write)’ (p.148).
Een Part selecteren
Het op dat moment geselecteerde Part wordt het ‘huidige Part’
genoemd.
60
1.
Druk op [LIVE] voor toegang tot het Live Play (Layer/Split)
scherm.
2.
Gebruik
of
om het Part te selecteren.
Het partnummer wordt voor het geselecteerde Part in rood
weergegeven.
Spelen in de Live Mode
Als u de Pads indrukt, zult u het Part horen waarvoor de Pad
schakelaar is aangezet.
Overzicht
en druk op [INC] om de Pad schakelaar van het Part dat u
via de Pads wilt spelen aan te zetten.
fig.08-007_50
Patch Type
blijft indrukken, zal het scherm naar beneden ‘scrol-
len’, zodat u Parts van uitbreidingskaarten (indien een uitbreidingskaart is geïnstalleerd) of externe MIDI uitvoer Parts kunt
selecteren.
Zorg, dat het Patch type op ‘SAMPLE of ‘RHYTHM’ is ingesteld. Als dit op ‘PATCH’ is ingesteld, gebruikt u [CURSOR] om
de cursor naar het Patch type te verplaatsen, en draait u aan de
Het Part dat u wilt horen
selecteren (Keyboard Switch)
VALUE draaiknop of drukt u op [INC] [DEC] om ‘SAMPLE’ of
Op dezelfde manier kunt u de ‘ARP’ schakelaar gebruiken om
klinken, geselecteerd worden. Voor elk Part gebruikt u de schakelaar
om aan te geven of dat Part via het toetsenbord gespeeld zal worden
In het Live Play (Layer/Split) scherm gebruikt u [CURSOR]
om de cursor naar het ‘KBD’ gebied te verplaatsen, en druk
op [INC] om de keyboardschakelaar aan te zetten voor de
Parts die u wilt spelen.
Als u het toetsenbord bespeelt zult u de Parts horen waarvoor
de keyboardschakelaar is aangezet. Als alle keyboardschakelaars uit zijn, zal het huidige Part te horen zijn.
Het geluid voor een Part selecteren
Als de Patch die aan een Part is toegewezen u niet bevalt, kan de
Patch gemakkelijk veranderd worden.
1.
Selecteer het Part waarvan u het geluid wilt veranderen.
2.
Druk op [F1 (Patch List)].
Het Patch List scherm verschijnt.
Pad
fig.08-008_50
het ‘Arpeggio Part nummer’ te selecteren (p.146).
fig.05-008_50
Sequencer
De keyboardschakelaar kan voor meerdere Parts worden aangezet.
aangezet toont.
Voor details over het gebruik van het Patch List scherm kijkt u
bij ‘Patches uit de lijst selecteren’ (p.49).
Menu/systeem
Het huidige Part is niet hoorbaar als zelfs één keyboardschakelaar aan is. Als u het huidige Part wilt beluisteren, zet u de keyboardschakelaar van alle Parts uit.
Het Part dat door de Pads wordt
gespeeld selecteren
Zoals beschreven in de procedure voor ‘De Pad Mode veranderen (PAD MODE)’ (p.188), stelt u de Pad mode op ‘1
SAMPLE PAD’ of ‘2 RHYTHM’ in.
2.
In het Live Play (Layer/Split) scherm gebruikt u [CURSOR]
om de cursor naar het ‘SAM’ of ‘RHY’ veld te verplaatsen,
Appendix
Gebruik de Pad schakelaar om het Part waarvan de ritme set of
Sample set door de Pads gespeeld zal worden te selecteren.
1.
Sampler
Door [F6
] in te drukken kunt u naar een scherm overschakelen dat alleen de Parts waarvoor de keyboardschakelaar is
Geluid3
1.
Geluid2
‘RHYTHM’ te selecteren.
Hier ziet u, hoe de Parts waarvan de Patch, ritme set of Sample zal
of niet. Dit wordt de ‘Keyboardschakelaar’ genoemd.
Geluid1
Als u
61
Spelen in de Live Mode
Geluiden combineren en samen
spelen (Layer)
In de live mode kunt u de geluiden spelen van alle Parts, waarvan de
keyboardschakelaar aan staat. Wanneer de Parts gecombineerd worden, zullen vettere geluiden geproduceerd worden.
Verschillende geluiden in
verschillende gebieden van het
toetsenbord spelen (Split)
In de Live mode kunt u wel 56 verschillende Patches verdeeld over
het toetsenbord (split) spelen.
In het Live Play (Layer/Split) scherm kunt u Layers (opstapelingen)
Part groep
Aantal Parts
creëren.
Intern
8
fig.08-009.e
Uitbreidingskaart 1
Maximaal 16
* Afhankelijk van de uitbreidingskaart
Maximaal 16
* Afhankelijk van de uitbreidingskaart
16
Part 1
(Rx ch.1)
Part 2
(Rx ch.2)
Part 7
(Rx ch.7)
Part 8
(Rx ch.10)
Uitbreidingskaart 2
Externe MIDI uitvoer
U kunt bijvoorbeeld strijkers in het lage gebied spelen, piano in het
hoge gebied, en beide geluiden in het middengebied spelen.
fig.08-010.e
KBD Switch:
On
1 (Tx ch.1)
Part 1: Strings
2 (Tx ch.2)
Part 1 + Part 2:
(Strings + Piano)
Part 2: Piano
7 (Tx ch.7)
8(Tx ch.10)
Een split uitvoering is één toepassing van een Layer. Het veranderen van de toetsenreeks van elk Part in een Layer resulteert in
Rx ch.: Ontvangst kanaal
Tx ch.: Zend kanaal
een split.
1.
Druk op [LIVE] om naar het Live Play (Layer/Split) scherm te
gaan.
1.
Druk op [LIVE] om naar het Live Play (Layer/Split) scherm te
gaan.
2.
Gebruik [CURSOR] om de cursor naar ‘KBD’ te verplaatsen,
en druk op [INC] om de keyboardschakelaar van de Parts
die u wilt horen aan te zetten.
Als u op [DEC] drukt zal de keyboardschakelaar uitgezet wor-
2.
Gebruik [CURSOR] om de cursor naar ‘KBD’ te verplaatsen,
en druk op [INC] om de keyboardschakelaar van de Parts
die u wilt horen aan te zetten.
3.
Verplaats de cursor naar ‘Lower’ en stel de laagste limiet
van de toetsen die het Part zullen spelen in. Verplaats de
cursor naar ‘Upper’ en stel de hoogste limiet van de toetsen
die het Part zullen spelen in.
Om de toetsenreeks te specificeren kunt u aan de VALUE draaiknop draaien of [INC] [DEC] gebruiken. Het weergegeven toetsenbord geeft de reeks toetsen waarbinnen elk Part zal klinken
aan.
den. Het weergegeven toetsenbord toont de hoorbare toetsenreeks .
Als u het toetsenbord bespeelt, hoort u de Parts waarvan de
keyboardschakelaar aan is.
3.
Herhaal stap 2 om de Keyboardschakelaar voor alle Parts
die wilt spelen aan te zetten.
fig.08-011_50
De acht schuifregelaars in het Live Play (Layer/Split) scherm
corresponderen met de niveaus van de acht interne Parts. U
kunt deze besturen met gebruik van de acht schuifregelaars op
het paneel van de Fantom-G.
Waarde:Key Range Lower: C-1–UPPER
Key Range Upper: LOWER–G9
Door secties voor verschillende Parts te specificeren zodat deze
elkaar overlappen, kunt u twee of meer Parts alleen binnen een
specifieke sectie combineren.
62
Spelen in de Live Mode
U kunt van Part-groep veranderen door [SHIFT] ingedrukt te
houden en op
In het Live Set Part Mixer scherm kunt u het niveau en de effect-instellingen van elk Part aanpassen, alsof u een mengpaneel gebruikt.
De Part instellingen bewerken
Geluid1
voor elk Part worden ingesteld.
Druk op [LIVE]..
Gebruik [F6
] om tussen Mixer 1 / 2 af te wisselen.
1.
Gebruik [CURSOR] om de cursor naar de parameter die u
wilt bewerken te verplaatsen.
2.
Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC] [DEC] om
de gewenste waarde in te stellen.
Parameter
Pag.
Het Live Set Part Mixer scherm verschijnt..
Intern
Mixer1
Mute Switch
p. 134
Part Chorus Send Level
Part Reverb Send Level
p. 136
p. 137
Part Pan
Part Level
p. 134
p. 134
Part Output Level
Part Output Assign
p. 136
p. 136
Recording Switch
*1
Keyboard Switch
Arpeggio Part
p. 135
p. 146
Sample Pad Part
Rhythm Pad Part
p. 146
p. 146
Mute Switch
Part EFX1 Send Level
p. 134
p. 137
Mixer2
F-toets handelingen in het Live Set Part Mixer scherm
EXP 1, EXP 2
Pag.
F1
Patch List
F4
Exit
F5
LiveSet List
F6
Selecteert het Patch geluid dat aan elk
Part is toegewezen.
Keert naar het vorige scherm terug.
p. 61
–
Part EFX2 Send Level
Part Pan
p. 137
p. 134
Selecteert een live set.
p. 60
Part Level
p. 134
Schakelt tussen de Mixer 1/2 schermen.
–
Exp.1/2 Master Chorus Send Level
Exp.1/2 Master Reverb Send Level
Exp.1/2 Master Pan
F7
Selecteert de acht Parts die door de
schuifregelaars zullen worden bestuurd.
De huidig geselecteerde Parts worden
binnen een kader getoond. Door dit kader
te verschuiven buiten het scherm, kunt u
de weergegeven Part groep veranderen.
–
F8
Mixer1
Mixer2
Exp.1/2 Master Level
Part Output Level
p. 136
Part Output Assign
p. 136
Keyboard Switch
Arpeggio Part
Rhythm Pad Part
p. 135
p. 146
p. 146
Exp.1/2 Master Output Level
Exp.1/2 Master Output Assign
Exp.1/2 Master Recording Switch
In dit scherm wordt de naam van de parameter die met de cur’ gebied links
onder in het scherm getoond. Hier kan tevens de waarde van de
huidige instelling gecontroleerd worden.
Extern
Mixer1
Mixer2
Part groep
Audio Track
Uitleg
Geluidstracks van de song.
Internal
EXP 1
Intern (interne geluidsgenerator).
Uitbreidingskaart 1
EXP 2
Uitbreidingskaart 2
External
Externe MIDI uitvoer.
p. 135
External Level
p. 135
Keyboard Switch
p. 135
Arpeggio Part
Rhythm Pad Part
p. 146
p. 146
Audio Track
Mixer1
Mute Switch
Part Chorus Send Level
Part Reverb Send Level
Appendix
Door de [F7
] of [F8 ] toets meerdere keren in te drukken,
kunt u het scherm naar links of rechts verschuiven, en de weergegeven Part groep veranderen.
External Pan
Menu/systeem
sor wordt geselecteerd in het ‘
Sampler
Uitleg
Sequencer
F-toets
Pad
Mixer1/2
Geluid3
Druk op [F7 (Mixer)].
Geluid2
U gaat naar de Live Mode, en het Live Play (Layer/Split) scherm
verschijnt.
2.
te drukken.
In het Live Set Part Mixer scherm kunnen de volgende parameters
Zo gaat u naar het Live Set Part Mixer scherm:
1.
of
Overzicht
Het Live Set Part Mixer
scherm gebruiken
Part Pan
Part Level
Mixer2
Part Output Assign
Recording Switch
*1
63
Spelen in de Live Mode
*1 Parts waarvan de Recording Switch uit is, zullen niet in de geluidstracks van de
sequencer worden opgenomen. (Deze worden ook niet gesampled). U kunt dit
uitzetten voor een Part dat u wilt horen, maar niet als geluid (audio) opnemen.
Normaalgesproken laat u dit aan staan. Effecten worden niet toegepast op een
Part waarvan de Recording Switch uit is.
Het Layer Edit scherm
gebruiken
In het algemeen werkt het Layer Edit scherm op dezelfde manier als
Het geluid van een Part selecteren
Wanneer de Patch die aan een Part is toegewezen u niet bevalt, kan
de Patch gemakkelijk veranderd worden.
1.
Selecteer het Part waarvan u het geluid wilt veranderen.
2.
Druk op [F1 (Patch List)].
Het Patch List scherm verschijnt.
fig.05-008_50
het Live Play (Layer/Split) scherm, maar u kunt de F3-F6 toetsen
gebruiken om direct tussen de weergegeven Part groepen af te wisselen.
F-toets
F3 Internal
F4 EXP 1
F5 EXP 2
F6 External
Uitleg
Intern (interne geluidsgenerator)
Uitbreidingskaart 1
Uitbreidingskaart 2
Externe MIDI uitvoer
Zo bereikt u het Layer Edit scherm.
1.
Druk op [LIVE].
Details over het gebruik van het Patch List scherm vindt u bij
‘Patches uit de lijst selecteren’ (p.49).
De Part instellingen bewerken
U gaar naar de Live Mode, en het Live Play (Layer/Split)
scherm verschijnt.
fig.04-015_50
In het Layer Edit scherm kunnen de volgende parameters voor elk
Part ingesteld worden.
Parameter
Keyboard Switch (p. 135)
Patch Type (p. 134)
Patch Bank (p. 134)
Patch Number (p. 134)
Keyboard Range Lower (p. 135)
Keyboard Range Upper (p. 135)
Arpeggio Part (p. 146)
Sample Pad Part / Rhythm Pad Part (p. 146)
2.
64
Druk op [F8 (Layer Edit)].
Het Layer Edit scherm verschijnt..
In het scherm
getoond als
KBD
Type
Bank
Patch Name
Lower
Upper
ARP
SAM/RHY
1.
Druk op [LIVE], en druk dan op [F8 (Layer Edit)] om naar het
Layer Edit scherm te gaan.
2.
Gebruik [CURSOR] om de cursor naar de parameter die u
wilt bewerken te verplaatsen.
3.
Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC] [DEC] om
de gewenste waarde in te stellen.
Spelen in de Live Mode
Overzicht
Uitvoeren met de Arpeggio
Voor details over het gebruik van de Arpeggio, zie ‘Arpeggio’s
spelen’ (p.78).
Geluid1
Uitvoeren met de Realtime
Controllers en D Beam Controller
Geluid2
Voor details over de instelling kijkt u bij ‘De parameter die
door de Realtime Controllers of D Beam Controller wordt
bestuurd selecteren (Control Setting)’ (p.142).
Effecten instellen
Geluid3
Voor details met betrekking tot effectinstellingen kijkt u op de
pagina’s die hieronder worden aangegeven.
• ‘Effectinstellingen maken’ (p.151)
• ‘Effecten in de Live Mode toepassen’ (p.151)
Pad
Het Master niveau aanpassen
Sequencer
Voor details, zie ‘Hoe kan ik het volume aanpassen?’ (p.294)
Sampler
Gedetailleerde instellingen voor
een Live Set maken
Zie ‘Een Live/Studio Set creëren’ (p.132)
Menu/systeem
Appendix
65
Spelen in de Studio Mode
De Studio Mode gebruikt u wanneer u een song opneemt. Hier vindt
u zestien Parts, en aan al deze Parts kunt u een Patch (of ritme set of
Sample set) toewijzen, zodat zestien verschillende geluiden gelijktijdig gebruikt kunnen worden.
U kunt het Mixer scherm gebruiken om het niveau en de pan van de
zestien Parts aan te passen.
Het Studio Play scherm
weergeven
In het Studio Play scherm kunt u het niveau en de effectinstellingen
van elk Part aanpassen, alsof u een mengpaneel gebruikt.
Om naar het Studio Play scherm te gaan gebruikt u de volgende pro-
Naast de zestien Parts van de interne geluidsgenerator kunt u in
cedure.
de Studio Mode Parts van een uitbreidingskaart (het aantal
Parts is afhankelijk van de uitbreidingskaart) en externe MIDI
1.
Druk op [STUDIO].
uitvoer Parts gelijktijdig gebruiken.
Aantal Parts
Intern
Uitbreidingskaart 1
Uitbreidingskaart 2
Externe MIDI uitvoer
16
Maximaal 16
* Afhankelijk van de uitbreidingskaart
Maximaal 16
* Afhankelijk van de uitbreidingskaart
16
U gaat naar de Studio Mode, en het Studio Play scherm
verschijnt.
fig.04-015_50
Een Studio Set bevat een Patch (ritme set, Sample set) toewijzing
voor elk Part, alsmede instellingen als volume en pan voor elk Part.
Als u het toetsenbord bespeelt, is het huidige Part te horen.
Elk Part waarvan de keyboardschakelaar (p.69) aan is, zal te
horen zijn. We adviseren u de keyboardschakelaar uit te laten.
Als deze aan is zullen, naast het huidige Part, andere Parts ook
hoorbaar zijn, en dat is waarschijnlijk niet wat u wilt als u een
song creëert.
Een song opnemen
Voor details over het opnemen van een song kijkt u bij ‘MIDI
opnemen’ (p.217).
F-toets handelingen in het Studio Play scherm.
F-key
Uitleg
pag.
F1
Patch List
F2
Utility
F3
Part View
F4
Control
Selecteert de Patch die aan elk Part is toegewezen.
Maakt instellingen die algemeen zijn voor de
gehele studio set.
Maakt gedetailleerde instellingen voor elk
Part van de studio set.
Selecteert de parameters die met de Realtime
controllers en de D Beam controller bestuurd
zullen worden.
Selecteert een studio set.
p. 68
Schakelt tussen de Mixer 1 / 2 schermen.
–
Selecteert de acht Parts die door de schuifregelaars zullen worden bestuurd. De huidig
geselecteerde Parts worden binnen een kader
getoond. Door dit kader te verschuiven buiten het scherm, kunt u de weergegeven Part
groep veranderen.
–
F5
Studio List
F6
F7
F8
p. 132
p. 133
p. 70
p. 68
Als u in het Studio Play-scherm een aantal keer op [F6
]
drukt, dan verschijnt de controller status (de functies
toegewezen aan sliders 1–8, knoppen 1–4, schakelaar S1/S2 en
de D Beam controller, als ook de Bend Mode van de Pitch Bendhendel).
Door op [F6
schermen.
] te drukken, doorloopt u de volgende
MIXER 1➔MIXER 2➔Controller display➔MIXER 1...
*
66
De controller display verschijnt niet als er audio tracks in de mixer
getoond worden.
Spelen in de Studio Mode
U kunt van Part-groep veranderen door [SHIFT] ingedrukt te
houden en op
2
4
8
6
De Fantom-G heeft twee studio set banken, de User bank en de Preset banken.
USER
Dit is de bank binnen de Fantom-G die herschreven kan worden.
7
Studio sets die u creëert kunnen in deze bank opgeslagen worden.
128 studio sets kunnen opgeslagen worden.
Dit is de bank binnen de Fantom-G die niet herschreven kan worden.
U kunt echter de instellingen van de op dat moment geselecteerde
2
4
pag.
Geeft de huidige geluidsgenerator mode aan.
p. 39
De Fantom-G bevat 8 preset studio sets.
Geeft de aan/uit status van elk effect aan.
PFX
Patch multi-effect
MFX1 Multi-effect 1
MFX2 Multi-effect 2
IFX
Input effect
CHO
Chorus
REV
Reverb
MAS
Mastering effect
Geeft de huidige locatie van de song, en de status
van de sequencer aan.
p. 150
1.
Druk op [STUDIO].
2.
De Menu/Exit Shortcut knoppen voor de USB muis.
p. 26
Druk op [CURSOR] om de cursor naar de studio set bank te
verplaatsen.
Wijst op/selecteert de bank, het nummer, en de
naam van de huidig geselecteerde studio set.
p. 67
Wijst op/selecteert de part groep, het part nummer,
bank nummer, en naam van de patch, ritme set, of
sample van het huidige part.
Geeft toegang tot het Mixer scherm
p. 68
Geeft de pad mode aan.
p. 188
p. 205
Pad
3
studio set wijzigen, en de gewijzigde studio set in het User geheugen
opslaan.
Uitleg
Geluid3
1
Geluid2
PRST (Preset)
Nummer
Geluid1
5
3
te drukken.
Een Studio Set selecteren
fig.08-002.j
1
of
Overzicht
Functies in het Studio Play
scherm
fig.08-003.e
5
7
8
Studio Set-nummer
Sequencer
6
Studio Set-bank
p. 69
3.
1.
Druk op [STUDIO] om naar het Studio Play scherm te gaan.
2.
Druk meerdere keren op [F7 ] or [F8 ] om het scherm
naar links of rechts te verschuiven, en de weergegeven Part
groep te selecteren.
Uitleg
Audio Track
Internal
Geluidstracks in de song
Intern (interne geluidsgenerator)
EXP 1
Uitbreidingskaart 1
EXP 2
External
Uitbreidingskaart 2
Externe MIDI uitvoer
Druk op [CURSOR] om de cursor naar het studio set
nummer te verplaatsen.
5.
Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC] [DEC] om
het studio set nummer te selecteren.
Appendix
Part group
4.
Menu/systeem
Naast de interne (interne geluidsgenerator) Parts kunt u in het Studio Play scherm de weergave veranderen om alle geluidstracks, uitbreidingskaart tracks of externe MIDI uitvoer Parts te bekijken.
PRST: Preset
Sampler
De weergegeven Part groep
veranderen
Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC] [DEC] om
een studio set bank te selecteren.
USER: User
67
Spelen in de Studio Mode
Studio sets uit de lijst selecteren
Een lijst met studio sets kan weergegeven worden, en u kunt uit deze
Het Studio Play scherm
gebruiken
lijst een studio set selecteren.
1.
Druk op [STUDIO].
Als u de instellingen van een Studio Set wijzigt, wordt
in
het Studio Play scherm aangegeven. Instellingen die u wijzigt
zijn tijdelijk, en zullen verloren gaan als u de stroom uitzet, van
geluidsgenerator mode verandert of een ander geluid selecteert.
Om het gewijzigde geluid te behouden moet het in de User
2.
bank opgeslagen worden (‘Een door u gecreëerde Live/
Studio set opslaan (Write)’ (p.148).
Druk op [F5 (Studio List)].
Het Studio Set List scherm verschijnt.
fig.08-004_50
Selecting a Part
Het op dat moment geselecteerde Part wordt het ‘huidige Part’
genoemd.
1.
Druk op [STUDIO].
Het Studio Play scherm verschijnt.
3.
Draai aan de VALUE draaiknop of druk op
de studio set te selecteren.
4.
Druk op [F8 (Select)] om het Studio Set List scherm te
sluiten.
of
om
2.
Gebruik [CURSOR] om het Part te selecteren.
Het geselecteerde Part licht op.
fig.08-007_50
Door [F6 (User Group)] in te drukken gaat u naar het User
Group List scherm, waar vaakgebruikte studio sets
geregistreerd kunnen worden.
→ ‘Een geluid in het User group scherm registreren’ (p.201).
Als u een USB muis gebruikt, kunt u op het toetsenbord
symbool in het scherm klikken, en dan het virtuele toetsenbord
in het scherm gebruiken om te zoeken met behulp van een
sleutelwoord.
3.
Speel op het toetsenbord, en u zult het huidige Part horen.
Het geluid voor een Part selecteren
Als de Patch die aan een Part is toegewezen u niet bevalt, kan de
Patch gemakkelijk veranderd worden.
1.
Selecteer het Part waarvan u het geluid wilt veranderen.
2.
Druk op [F1 (Patch List)].
Het Patch List scherm verschijnt.
Voor details over gebruik van het Patch List scherm kijkt u bij
‘Patches uit de lijst selecteren’ (p.49).
68
Spelen in de Studio Mode
‘De weergegeven Part groep veranderen’ (p.67).
Gebruik [F6
] om tussen Mixer 1 / 2 af te wisselen.
Hier wordt uitgelegd, hoe het Part dat u vanaf het toetsenbord wilt
spelen geselecteerd wordt. Elk Part heeft een instelling genaamd de
‘Keyboardschakelaar’, die bepaalt of dat Part zal klinken in respons
Mixer1/2
op het toetsenbord. Als dit voor alle Parts is uitgezet, zal het huidige
Mixer1
Mixer2
2.
Druk op [F6
3.
Gebruik [CURSOR] om de cursor naar het ‘Keyboard Sw’
veld te verplaatsen, en druk op [INC] om de
keyboardschakelaar aan te zetten.
].
p. 136
Part Reverb Send Level
p. 137
Part Pan
p. 134
Part Level
Part Output Level
p. 134
p. 136
Part Output Assign
Recording Switch
p. 136
*1
Keyboard Switch
Arpeggio Part
Sample Pad Part
p. 135
p. 146
p. 146
Rhythm Pad Part
EXP 1, EXP 2
Mixer1
Mute Switch
Part EFX1 Send Level
p. 146
Part EFX2 Send Level
p. 137
Part Pan
Part Level
p. 134
p. 134
Als u op het toetsenbord speelt, zult u de Parts horen waarvan
de keyboardschakelaar aan is. Als de keyboardschakelaar voor
alle Parts is uitgezet, zult u het huidige Part horen.
p. 134
p. 137
Exp.1/2 Master Chorus Send Level
Exp.1/2 Master Reverb Send Level
Geluid3
Druk op [STUDIO].
p. 134
Part Chorus Send Level
Geluid2
hetgeen niet handig is voor songproductie.
1.
Mute Switch
Geluid1
voor alle Parts uit te zetten. Als deze voor alle Parts is
ingeschakeld, zal het toetsenbord het huidige Part niet spelen,
Pag.
Internal
Part klinken.
Als u een song opneemt, adviseren wij u de keyboardschakelaar
Parameter
Overzicht
Het Part dat u wilt laten klinken
selecteren (Keyboard Switch)
Exp.1/2 Master Pan
fig.08-008_50
Mixer2
p. 136
p. 136
Keyboard Switch
Arpeggio Part
p. 135
p. 146
Rhythm Pad Part
Exp.1/2 Master Output Level
p. 146
Pad
Exp.1/2 Master Level
Part Output Level
Part Output Assign
Exp.1/2 Master Output Assign
De keyboardschakelaar kan voor meerdere Parts worden
ingeschakeld.
External Pan
p. 135
Mixer2
External Level
Keyboard Switch
p. 135
p. 135
Arpeggio Part
Rhythm Pad Part
p. 146
p. 146
De Part instellingen bewerken
In het Studio Play scherm kunnen de volgende parameters voor elk
Part worden ingesteld.
Mute Switch
Part Chorus Send Level
Part Reverb Send Level
Part Pan
Part Level
Mixer2
Part Output Assign
Druk op [STUDIO].
2.
Gebruik [CURSOR] om de cursor naar de parameter die u
wilt bewerken te verplaatsen.
3.
Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC] [DEC] om
de gewenste waarde in te stellen.
*1
*1 Parts waarvan de Recording Switch uit is, zullen niet in de geluidstracks van de
sequencer worden opgenomen. (Deze worden ook niet gesampled). U kunt dit
uitzetten voor een Part dat u wilt horen, maar niet als geluid (audio) opnemen.
Normaalgesproken laat u dit aan staan. Effecten worden niet toegepast op een
Part waarvan de Recording Switch uit is.
Appendix
In dit scherm wordt de naam van de die met de cursor is
geselecteerd in het ‘
Menu/systeem
Recording Switch
1.
Sampler
Audio Track
Mixer1
Sequencer
Exp.1/2 Master Recording Switch
External
Mixer1
’ gebied links onder in het
scherm getoond. De huidige waarde wordt hier ook getoond.
Voor details over het schakelen tussen Part groepen kijkt u bij
69
Spelen in de Studio Mode
Uitvoeren met de Arpeggio
Voor details over het gebruik van de Arpeggio, zie ‘Arpeggio’s
spelen’ (p.78).
Uitvoeren met de Realtime
Controllers en D Beam Controller
Voor details over de instelling kijkt u bij ‘De parameter die
door de Realtime Controllers of D Beam Controller wordt
bestuurd selecteren (Control Setting)’ (p.142).
Effecten instellen
Voor details met betrekking tot effectinstellingen kijkt u op de
pagina’s die hieronder worden aangegeven.
• ‘Effectinstellingen maken’ (p.151)
• ‘Effecten in de Live Mode toepassen’ (p.151)
Het Master niveau aanpassen
Voor details, zie ‘Hoe kan ik het volume aanpassen?’ (p.294)
Gedetailleerde instellingen
voor een Studio Set maken
Zie ‘Een Live/Studio Set creëren’ (p.132)
70
03: Geluidsgenerator, Sectie 2 (geluiden besturen)
In dit hoofdstuk worden de Realtime controllers, de arpeggiator, en de Chord
Memory functie uitgelegd.
• Real Time Controller .................................................... p. 72
• Arpeggio’s................................................................. p. 78
• Chord Memory ........................................................... p. 80
Het geluid in Realtime wijzigen
U kunt de D Beam controller, Realtime controllers, toewijsbare schakelaars of een pedaal gebruiken om een geluid te wijzigen, terwijl u
speelt.
Als Live mode geselecteerd is wordt de D Beam controller aan/
uit instelling opgeslagen voor elke live set, als onderdeel van de
Live Set instellingen. Zo ook in de Studio mode, waar deze
Hier worden de procedure en instellingen voor het gebruik van
instelling als onderdeel van de studio set wordt opgeslagen.
deze functies in de Single mode uitgelegd. De handelingen zijn
hetzelfde in de Live Mode/Studio Mode.
Uw hand over de D Beam
bewegen om het geluid te
wijzigen (D Beam Controller)
Het werkzame bereik van de D Beam
controller
Het volgende diagram toont het werkzame bereik van de
D Beam controller. Als u uw hand buiten dit bereik beweegt,
wordt er geen effect geproduceerd.
fig.10-003
De D Beam controller kan eenvoudigweg gebruikt worden door
uw hand erboven te bewegen. Hiermee kunt u verscheidene effecten toepassen, afhankelijk van de functie die is toegewezen. U kunt
ook effecten creëren, waarmee het geluid meteen verandert, op een
manier die door het bedienen van een knop of met de bender hendel
niet mogelijk is. Op de Fantom-G kan de D Beam controller niet
alleen voor het wijzigen van geluiden die aan het Keyboard Pad of
Pad Part zijn toegewezen, maar ook om de toonhoogte van een
mono (solo) synthesizergeluid te besturen.
1.
Ga naar het Single Play scherm (p.46).
Het volgende gebied van het scherm is het gebied waar de D
Beam controller wordt weergegeven.
De respons van de D Beam controller kan ook in het ‘D Beam’
gebied van het scherm worden gecontroleerd. Dit wordt grafisch weergegeven als een balk die langer wordt als u uw hand
dichterbij brengt, en korter wordt als u uw hand verder weg
beweegt.
fig.10-002
fig.10-001
Het werkzame bereik van de D Beam controller zal
uitermate klein worden wanneer dit in sterk zonlicht
wordt gebruikt.
Neem dit in acht als de D Beam controller buiten wordt
gebruikt.
2.
Druk op de D BEAM [PAD TRIGGER], [SOLO SYNTH] of
[ASSIGNABLE] knop om de D Beam controller aan te zetten.
• PAD TRIGGER knop:
Gebruik de D Beam controller om
geluiden te spelen, in plaats van de
Pads in te drukken.
• SOLO SYNTH knop:
Hiermee kan de D Beam als een
mono synthesizer gebruikt worden.
• ASSIGNABLE knop:
Voert de functie uit die aan de D
Beam controller is toegewezen.
3.
Terwijl u het toetsenbord of de Pads bespeelt om geluid te
produceren, plaatst u uw hand boven de D Beam controller
en beweegt u deze omhoog en omlaag.
Een effect wordt op het geluid toegepast, afhankelijk van de
functie die aan de D Beam controller is toegewezen.
4.
72
Om de D Beam controller uit te zetten, drukt u de knop, die
u bij stap 2 indrukte, nogmaals in, zodat de indicator uitdooft.
De gevoeligheid van de D Beam controller zal veranderen naar
gelang de hoeveelheid licht in de omgeving van het apparaat.
Als dit niet naar verwachting functioneert, past u de
gevoeligheid aan, zodat deze past bij de helderheid van de
locatie waar u zich bevindt. Door deze waarde te verhogen
wordt de gevoeligheid sterker (p.287).
Het geluid in Realtime wijzigen
3.
Als u de instellingen wilt opslaan, drukt u op [F7 (Sys
Write)].
Druk op [EXIT] om het Solo Synth venster te sluiten.
Pad Trigger (aan Pad gerelateerde
instellingen)
Instellingen voor de Solo Synth worden als systeeminstellingen
opgeslagen.
In dit scherm wordt de naam van de parameter, die door de
alternatief voor het fysiek indrukken van de Pads zelf.
cursor is geselecteerd, in het ‘
2.
Verplaats de cursor naar de parameter die u wilt instellen,
en draai aan de VALUE draaiknop of druk op [INC] [DEC]
om de instelling te maken.
3.
Druk op [EXIT] om het venster te sluiten.
Beam Trigger Pad
Specificeert het Pad nummer dat door de D Beam wordt beïnvloed.
Beam Trigger Velo (beam Trigger Velocity)
Specificeert de sterkte van het Pad geluid dat door de D Beam controller wordt gespeeld.
OSC 1 / 2 Waveform
Selecteert de golfvorm. SAW is een zaagtand golf, en SQR is een
vierkante golf.
Waarde: SAW, SQR.
OSC 1 / 2 Pulse Width
Specificeert de vorm van de golf. Door de puls cyclisch te wijzigen
kunnen subtiele veranderingen in het geluid gecreëerd worden.
*
De Pulse Width wordt geactiveerd als ‘SQR’ is geselecteerd voor de
OSC1/2 golfvorm.
Waarde: 0-127
LFO Osc 1 Pulse Width Depth
Beam Trigger Mode
Specificeert de diepte waarmee de LFO de OSC1 golfvorm zal
moduleren.
*
De Pulse Width wordt geactiveerd als ‘SQR’ is geselecteerd voor de
OSC1/2 golfvorm.
Waarde: -63 - +63
Als dit op LATCH is ingesteld wordt de parameter afwisselend aan
en uitgezet, elke keer dat de D Beam belemmerd wordt.
LFO Osc 2 Pulse Width Depth
Specificeert de diepte waarmee de LFO de OSC2 golfvorm zal
moduleren.
*
De Pulse Width wordt geactiveerd als ‘SQR’ is geselecteerd voor de
OSC1/2 golfvorm.
Sampler
Als Live mode geselecteerd is, worden PAD trigger instellingen
voor elke live set onafhankelijk opgeslagen, als onderdeel van
de Live set instellingen.
Op die manier kunt u live sets creëren die effectief gebruikmaken van controller instellingen. Hetzelfde geldt voor de Studio
mode, waar deze instelling als onderdeel van de studio set
wordt opgeslagen.
Sequencer
den als u de belemmering wegneemt.
Waarde: MOMENTARY, LATCH
Pad
Waarde: 1-127
Dit specificeert hoe de D Beam zich zal gedragen wanneer deze
belemmerd wordt. Als dit op MOMENTARY staat, zal de parameter
alleen aan zijn als de D Beam belemmerd wordt, en zal uitgezet wor-
Waarde: -63 - +63
Menu/systeem
Als Single mode geselecteerd is wordt dit als onderdeel van de
systeeminstellingen opgeslagen. Als u de instellingen wilt
opslaan, drukt u op [F7 (Sys Write)].
Op de Fantom-G kunt u een mono synthesizer spelen, waarvan de
toonhoogte door de D Beam wordt bestuurd.
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op D BEAM [SOLO SYNTH].
2.
Verplaats de cursor naar de parameter die u wilt instellen,
en draai aan de VALUE draaiknop of druk op [INC] [DEC]
om de instelling te maken.
Appendix
1.
Geluid3
Waarde: Pad 1- Pad 16.
’ gebied, links
onder in het scherm getoond. De huidige waarde van de instelling wordt hier ook getoond.
Geluid2
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op D BEAM [PAD TRIGGER].
Geluid1
U kunt de D Beam controller gebruiken om de Pads te besturen, als
1.
Overzicht
Instellingen voor de D Beam
controller maken
73
Het geluid in Realtime wijzigen
LFO Osc 1 Pitch Depth
Cutoff
Specificeert de diepte waarmee de LFO de OSC 1 Pitch zal module-
Selecteert de frequentie waarop het filter effect begint te krijgen op
ren.
de frequentie componenten van de golfvorm.
Waarde: -63 - +63
Waarde: 0-127.
LFO Osc 2 Pitch Depth
Resonance
Specificeert de diepte waarmee de LFO de OSC 2 Pitch zal module-
Benadrukt het gedeelte van het geluid in de regio van de cutoff fre-
ren.
quentie, geeft het geluid karakter.
Waarde: -63 - +63
Waarde: 0-127.
OSC 1/2 Coarse Tune
LFO Rate
Past de toonhoogte van het geluid van de Tone aan, omhoog of
Pas de modulatiewaarde of snelheid van de LFO aan.
omlaag in stappen van een halve toon (+/- 4 octaven).
Waarde: 0-127
Waarde: -48 - +48
OSC 1/2 Fine Tune
Range (Solo synth range)
Past de toonhoogte van het geluid van de Tone aan, omhoog of
Specificeert de reeks waarbinnen de toonhoogte van de solo synth
zal variëren.
omlaag in stappen van 1 cent (+/- 50 cent).
Waarde: 2 OCT, 4 OCT, 8 OCT
Waarde: -50 - +50
OSC Sync Switch
Als deze schakelaar wordt aangezet, wordt een gecompliceerd
geluid met veel harmonischen geproduceerd. Dit is effectief wanneer
de OSC1 toonhoogte hoger is dan de OSC2 toonhoogte.
Waarde: ON, OFF
Stelt het Niveau van het signaal dat naar de Chorus wordt gestuurd
in.
Waarde: 0-127
Reverb Send Level
Stelt het Niveau van het signaal dat naar de reverb wordt gestuurd
OSC2 Level
in.
Past het niveau van OSC2 aan.
Waarde: 0-127.
Waarde: 0-127
Level
Filter Type
Stelt het volume in.
Selecteert het type filter. Een filter wijzigt de helderheid of dikte van
het geluid, door een specifieke frequentiereeks af te kappen.
Waarde
OFF:
Er wordt geen filter gebruikt.
LPF:
Laag Pas Filter. Dit reduceert het volume van alle
frequenties boven de cutoff frequentie (Cutoff
Freq).
BPF:
Band Pas Filter. Dit behoudt alleen de frequenties in
de regio van de cutoff frequentie, en kapt de rest af.
HPF:
Hoog Pas Filter. Dit kapt de frequenties in de regio
onder de cutoff frequentie af.
PKG:
Peaking Filter. Dit benadrukt de frequenties in de
regio van de cutoff frequentie.
74
Chorus Send Level
Waarde: 0-127
Het geluid in Realtime wijzigen
Assignable
2.
Verplaats de cursor naar de parameter die u wilt instellen,
en draai aan de VALUE draaiknop of druk op [INC] [DEC]
om de instelling te maken.
3.
Druk op [EXIT] om het venster te sluiten.
Type (Assignable Type)
Knoppen, schuifregelaars of
S1/S2 knoppen gebruiken
om het geluid te wijzigen
(Realtime Controller)
U kunt de knoppen, schuifregelaars en [S1] [S2] knoppen gebruiken
om het geluid in Realtime te wijzigen.
1.
Specificeert de functie die door de D Beam controller wordt
bestuurd.
ltime controller knop, schuifregelaar en [S1] [S2] knop is toegewezen.
Waarde
Uit
fig.10-007.e
Geluid2
OFF:
Ga naar het Single Play scherm (p.46).
Het ‘Realtime Control’ gebied toont de functie die aan elke Rea-
Geluid1
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op D BEAM [ASSIGNABLE].
Overzicht
1.
CC01-31, CC32(OFF), 33-95:
Control Change
Aftertouch
BEND UP:
Regelt de toonhoogte volgens de specificaties van de ‘Pitch Bend Range Up’
instelling (p.96).
BEND DOWN:
Regelt de toonhoogte volgens de specifi-
Geluid3
AFTERTOUCH:
caties van de ‘Pitch Bend Range Down’
instelling (p.96).
Arpeggio accent snelheid
ARPEGGIO SHUFFLE:
Arpeggio Shuffle snelheid
ARPEGGIO OCT UP:
De reeks waarbinnen het arpeggio klinkt
stijgt met stappen van een octaaf.
ARPEGGIO OCT DOWN: De reeks waarbinnen het arpeggio klinkt
dealt met stappen van een octaaf.
Terwijl u op het toetsenbord speelt om geluid te produceren, bedient u de knoppen, schuifregelaars of [S1] [S2]
knoppen.
Het geluid verandert volgens de functie die aan elke knop,
schuifregelaar of toets is toegewezen.
Sequencer
Range Min
2.
Pad
ARPEGGIO ACCENT:
Specificeer de laagste limiet van het bereik van de D Beam controller.
Waarde: 0-127
Range Max
Sampler
Specificeer de hoogste limiet van het bereik van de D Beam controller. Door Range Max onder Range Min in te stellen, kan de veranderingsreeks omgekeerd worden.
Waarde: 0-127
Menu/systeem
Als Live Mode is geselecteerd worden de instellingen voor de
ASSIGNABLE onafhankelijk voor elke live set, als onderdeel
van de live set instellingen, opgeslagen. Op die manier kunt u
live sets creëren die effectief gebruikmaken van controller
instellingen. Dit geldt ook voor de Studio Mode, waar deze
instelling als onderdeel van de studio set wordt opgeslagen.
Appendix
Als Single Mode is geselecteerd, wordt dit als onderdeel van de
systeeminstellingen opgeslagen. Om de instellingen op de slaan
drukt u op [F7 (Sys Write)].
75
Het geluid in Realtime wijzigen
Realtime Controller instellingen
veranderen
Knop 1-4 instellingen
1.
Houd [SHIFT] ingedrukt en draai aan één van de knoppen.
Het Knob scherm verschijnt.
2.
Verplaats de cursor naar de parameter die u wilt instellen,
en draai aan de VALUE draaiknop of druk op [INC] [DEC]
om deze in te stellen.
3.
Om de instellingen op te slaan drukt u op [F7 (Sys Write)].
Druk op [EXIT] om naar het vorige scherm terug te keren.
Schuifregelaar 1-8 instellingen
1.
Het Slider scherm verschijnt.
2.
Verplaats de cursor naar de parameter die u wilt instellen,
en draai aan de VALUE draaiknop of druk op [INC] [DEC]
om deze in te stellen.
3.
Om de instellingen op te slaan drukt u op [F7 (Sys Write)].
Druk op [EXIT] om naar het vorige scherm terug te keren.
Realtime controller instellingen worden voor elke live set onafhankelijk als onderdeel van de live set instellingen opgeslagen.
Op deze manier kunt u live sets creëren die effectief gebruikmaken van de controller instellingen. Dit geldt ook voor de Studio
Realtime controller instellingen worden voor elke live set onaf-
Mode, waar deze instelling als onderdeel van de studio set
wordt opgeslagen.
hankelijk als onderdeel van de live set instellingen opgeslagen.
Op deze manier kunt u live sets creëren die effectief gebruikmaken van de controller instellingen. Dit geldt ook voor de Studio
Mode, waar deze instelling als onderdeel van de studio set
wordt opgeslagen.
Houd [SHIFT] ingedrukt en beweeg één van de schuifregelaars.
Slider 1–8 Assign
Specificeer de functies die door de schuifregelaars worden bestuurd.
Waarde
Knop 1–4 Assign
OFF:
Specificeer de functies die door de knopen bestuurd zullen worden.
CC01-31, CC32(OFF), 33-95:
Uit
Control Change
Waarde
AFTERTOUCH:
Aftertouch
PITCH BEND:
Pitch Bend
Control Change
ARPEGGIO ACCENT:
Arpeggio accent snelheid
Aftertouch
ARPEGGIO SHUFFLE:
Arpeggio Shuffle snelheid
PITCH BEND:
Pitch Bend
ARPEGGIO OCT UP:
ARPEGGIO ACCENT:
Arpeggio accent snelheid
De reeks waarbinnen het arpeggio klinkt
stijgt met stappen van een octaaf.
ARPEGGIO SHUFFLE:
Arpeggio Shuffle snelheid
ARPEGGIO OCT UP:
De reeks waarbinnen het arpeggio klinkt
stijgt met stappen van een octaaf.
OFF:
Uit
CC01-31, CC32(OFF), 33-95:
AFTERTOUCH:
ARPEGGIO OCT DOWN: De reeks waarbinnen het arpeggio klinkt
dealt met stappen van een octaaf.
MASTER LEVEL:
Master niveau (p.293)
DIGITAL/USB INPUT LEVEL:
Digitaal/USB ingangsniveau (p.285)
*
76
Als de systeeminstelling ‘Knob Assign Source’ (p.289) op ‘System’ is ingesteld, zullen de systeeminstellingen worden gebruikt. Als
dit op ‘TEMP’ is ingesteld worden de instellingen van de live set of
studio set gebruikt.
ARPEGGIO OCT DOWN: De reeks waarbinnen het arpeggio klinkt
dealt met stappen van een octaaf.
*
Als de systeeminstelling ‘Slider Assign Source (p.289) op ‘System’ is ingesteld, zullen de systeeminstellingen worden gebruikt. Als
dit op ‘TEMP’ is ingesteld worden de instellingen van de live set of
studio set gebruikt.
Het geluid in Realtime wijzigen
S1/S2 Switch instellingen
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [S1] [S2].
Het Switch scherm verschijnt.
2.
Om de instellingen op te slaan drukt u op [F7 (Sys Write)].
Druk op [EXIT] om naar het vorige scherm terug te keren.
U kunt het geluid wijzigen door een pedaal in te drukken, dat op de
PEDAL CONTROL 1, 2 jacks op het achterpaneel is aangesloten.
Pedalen als expressie pedalen (DP-8, apart verkrijgbaar), pedaalschakelaars (DP serie, apart verkrijgbaar) of voetschakelaars (BOSS FS-U,
apart verkrijgbaar) kunnen op de Fantom-G worden aangesloten.
1.
Ga naar het Single Play scherm (p.46).
hankelijk als onderdeel van de live set instellingen opgeslagen.
Op die manier kunt u live sets creëren die effectief gebruikma-
2.
Terwijl u het toetsenbord bespeelt om geluid te produceren,
bedient u een pedaal.
ken van de controller instellingen. Dit geldt ook voor de Studio
Het geluid verandert volgens de functie die aan het pedaal is
toegewezen.
Mode, waar deze instelling als onderdeel van de studio set
wordt opgeslagen.
Switch S1/S2 Assign
Waarde
OFF, CC01 - CC31, CC32 (OFF), CC33 - CC95,
AFTERTOUCH, MONO/POLY, PFX SWITCH,
MFX SWITCH, RESERVE, CHORUS SWITCH,
REVERB SWITCH, MASTERING SWITCH, MASTER KEY UP, MASTER KEY DOWN,
SCALE TUNE SWITCH
Druk op [MENU].
2.
Gebruik the VALUE-draaiknop of [CURSOR] om ‘System’ te
selecteren, en druk dan op [ENTER].
Het System Setup scherm verschijnt.
3.
Druk op [F1 (Up)] of [F2 (Down)] om ‘Pedal/D Beam’ te
selecteren.
4.
Draai aan de VALUE draaiknop of druk op [INC] [DEC] om
de instelling te maken.
5.
Om de instellingen op te slaan drukt u op [F7 (Sys Write)].
Druk op [Exit] om naar het Single Play scherm terug te
keren.
Specificeer de functies die door de [S1] [S2] schakelaars bestuurd
zullen worden.
Waarde
LATCH:
de aan/uit status wordt elke keer dat u op [S1] [S2]
drukt afgewisseld.
MOMENTARY: de status is alleen aan als u [S1] [S2] ingedrukt
houdt.
Zie ‘Pedal/D Beam’ (p.287) voor de functies van elke parameter.
Sampler
Als Single Mode geselecteerd is, zijn toewijsbare schakelaars
beschikbaar wanneer het keyboard Part is geselecteerd.
Sequencer
1.
Pad
Switch 1/2 Assign Mode
Control Pedal instellingen maken
Geluid3
Specificeer de functie die door de [S1] [S2] schakelaars zal worden
bestuurd.
Geluid2
Realtime controller instellingen worden voor elke live set onaf-
Geluid1
3.
Verplaats de cursor naar de parameter die u wilt instellen,
en draai aan de VALUE draaiknop of druk op [INC] [DEC]
om deze te bewerken.
Een pedaal gebruiken om
het geluid te wijzigen
(Control Pedal)
Overzicht
1.
Menu/systeem
Appendix
77
Arpeggio’s spelen
Over Arpeggio
2.
Met de Arpeggio functie van de Fantom-G kunt u arpeggio’s automatisch produceren, door simpelweg een aantal toetsen ingedrukt te
houden, en een corresponderend arpeggio zal automatisch gespeeld
worden.
*
Arpeggio’s spelen
Druk op de VALUE draaiknop of [INC] [DEC] om de tempowaarde (5.00-300.00) in te stellen of stel de waarde in door
een aantal keren in hetzelfde ritme (Tap Tempo) op [F6 (Tap
Tempo)] te drukken.
Door [SHIFT] ingedrukt te houden en aan de VALUE draaiknop te draaien, kunt u de waarde achter de decimale punt
aanpassen.
Als u op [F7 (Click)] drukt om dit aan te zetten, zal een klik te horen
zijn.
3.
Nadat de instelling is gemaakt, drukt u op [F8 (Close)].
Een Arpeggio laten doorklinken
Gebruik ‘Arpeggio Part Number’ (p.146) om de Parts te specificeren die de Arpeggio functie zullen gebruiken. De Chord Memory
functie is ook van toepassing op de Parts die met de Arpeggio Part
instelling zijn geselecteerd.
Met gebruik van de volgende procedure kunt u arpeggio’s produceren zonder dat het toetsenbord ingedrukt hoeft te blijven.
1.
Druk op [HOLD].
De indicator licht op.
Als u arpeggio’s in de Live mode of Studio mode wilt spelen, moet
de ‘Arpeggio’ parameter (p.146) van de live set of studio set inge-
2.
Speel een akkoord op het toetsenbord.
schakeld worden.
3.
Als in Live mode of Studio mode de keyboard switch uit staat
voor alle part groups, tdan is de huidige part de arpeggio-part.
Als u een ander akkoord of andere noten speelt, terwijl het
arpeggio wordt vastgehouden, zal het arpeggio dienovereenkomstig veranderen.
4.
Om Arpeggio Hold te annuleren, drukt u nogmaals op
[HOLD].
Arpeggio aan- en uitzetten
1.
Druk op [ARPEGGIO] om deze aan te zetten.
De knop licht op.
2.
Speel een akkoord op het toetsenbord.
De Fantom-G speelt een arpeggio, volgens de noten die het
akkoord vormen dat u zojuist heeft gespeeld.
3.
Om het spelen van arpeggio’s te beëindigen, drukt u nogmaals op [ARPEGGIO] om dit uit te zetten.
Voor details van elke parameter kijkt u bij ‘Arpeggio instellingen’ (p.78).
Wanneer een Hold pedaal wordt
gebruikt
Als u een arpeggio speelt, terwijl het Hold pedaal wordt ingedrukt,
zal het arpeggio blijven spelen, ook nadat u het akkoord heeft losgelaten.
1.
Sluit een optionele pedaalschakelaar (DP serie, enz.) op de
HOLD PEDAL jack aan.
2.
Druk op [ARPEGGIO] om het arpeggio aan te zetten.
3.
Speel een akkoord, terwijl u het Hold pedaal indrukt.
4.
Als u een ander akkoord of andere noten speelt, terwijl het
arpeggio wordt vastgehouden, zal het arpeggio dienovereenkomstig veranderen.
Gebruiken in combinatie met de Chord
Memory functie
Als u met het Arpeggio speelt, kunt u dit ook samen met de
Chord Memory functie gebruiken (p.80). Nadat eerst complexe
Arpeggio instellingen
akkoordvormen in het geheugen zijn opgeslagen, kunnen deze
daarna opgeroepen worden wanneer de Arpeggio functie in
1.
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [ARPEGGIO].
werking is, en kunt u op gemakkelijke wijze complexe arpeggio
geluiden spelen, door slechts één toets in te drukken.
2.
Druk op [CURSOR] om de cursor naar elke parameter te
verplaatsen, en draai aan de VALUE draaiknop of druk op
[INC] of [DEC] om de instelling te maken.
3.
Als de instelling is gemaakt, drukt u op [EXIT].
Het tempo voor Arpeggio
uitvoeringen bepalen
Hiermee wordt het arpeggio/ritme tempo ingesteld.
1.
78
Style (Arpeggio Style)
Specificeert de basismanier waarop het arpeggio gespeeld zal worden.
Druk op [TEMPO].
Variation (Arpeggio Variation)
De huidige tempowaarde verschijnt in het scherm.
De arpeggiator voorziet in verscheidene variaties (uitvoeringspatro-
Arpeggio’s spelen
ficeerd.
Waarde:
,
Het aantal variaties verschilt, afhankelijk van de arpeggio stijl.
Keyboard Velocity (Arpeggio Keyboard Velocity)
Motif (Arpeggio Motif)
Specificeert het volume van noten die u spelt.
Stelt de volgorde waarin de noten van het akkoord zullen klinken in.
Waarde
Ingedrukte noten zullen klinken, beginnend van
laag naar hoog.
DOWN:
Ingedrukte noten zullen klinken, van hoog naar
laag.
UP&DOWN:
Ingedrukte noten zullen klinken, van laag naar
Octave Range (Arpeggio Octave Range)
Ingedrukte noten zullen klinken, in willekeurige
volgorde.
Stelt de reeks toetsen in octaven in, waarbinnen het arpeggio plaatsvindt. Als u wilt, dat het arpeggio klinkt met alleen de noten die u
creëren. Maximaal 128 noten kunnen onthouden
worden.
De timing waarmee de toetsen zullen klinken
wordt automatisch toegewezen, waarbij de hoogste toets die werd ingedrukt voorrang krijgt.
PHRASE:
Als één toets wordt ingedrukt, zal de frase die
gebaseerd is op de toonhoogte van die toets
gespeeld worden. Wanneer meerdere toetsen worden ingedrukt is de laatst ingedrukte toets geldig.
Accent Rate (Arpeggio Accent Rate)
Wijzigt de sterkte van accenten en de lengte van de noten om het
‘groove’ gevoel van het arpeggio aan te passen. Op 100% ingesteld
de noten die u speelt, en met noten 1 octaaf lager.
Waarde: -3-+3
Key Trigger (Arpeggio Key Trigger)
Zet dit op ‘ON’ als u wilt dat het arpeggio begint op het moment dat
u de toets indrukt. Als u wilt, dat het arpeggio gesynchroniseerd met
de sequencer zal spelen, zet u dit op ‘OFF’.
Waarde: ON, OFF.
Het door u gecreëerde
arpeggio opslaan (Write)
De arpeggio’s die u creëert zijn tijdelijk. Deze worden verwijderd op
het moment dat de stroom wordt uitgezet of u een ander Arpeggio
selecteert. In het User geheugen kunnen 128 arpeggio’s worden
opgeslagen.
Controleer dat u het huidige arpeggio wilt opslaan.
2.
Druk op [F7 (Write)].
Het Arpeggio naam invoer scherm verschijnt (p.42).
3.
Als u de naam heeft ingevoerd, drukt u op [F8 (OK)].
Een scherm waarin u de gewenste opslagbestemming kunt
wordt het meest geprononceerde groove gevoel geproduceerd.
Waarde: 0-100%
Shuffle Rate (Arpeggio Shuffle Rate)
selecteren verschijnt.
Met deze instelling kunt u de noot timing wijzigen om shuffle ritmes
Op ‘50%’ ingesteld worden de noten gelijkmatig uit elkaar geplaatst.
Wanneer de waarde toeneemt zal de noot timing een meer ‘gepuncteerd’ (shuffle) gevoel krijgen.
Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC] [DEC] om
de opslagbestemming te selecteren.
5.
Druk op [F8 (Write)].
Een bericht vraagt om uw bevestiging.
6.
Om de data op te slaan drukt u op [F7 (OK)].
Zet de Fantom-G nooit uit, terwijl data wordt opgeslagen.
Waarde: 0-100%
fig.Shuffle Rate
Shuffle Rate = 50%
Shuffle Rate = 90%
Appendix
4.
Om te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
50
50
50
50
90
10
90
Menu/systeem
te creëren.
Sampler
1.
Sequencer
AUTO2:
parameter op ‘+1’. Op ‘-1’ ingesteld wordt het arpeggio gespeeld met
Pad
De timing waarmee de toetsen zullen klinken
wordt automatisch toegewezen, waarbij de laagste
toets die werd ingedrukt voorrang krijgt.
werkelijk speelt, stelt u deze parameter op ‘0’ in. Om het arpeggio te
laten spelen met deze noten en met noten 1 octaaf hoger, zet u deze
Geluid3
Elke chromatische stap tussen de hoogste en laagste noten zullen achtereenvolgend klinken, waarbij opwaarts en neerwaarts worden herhaald. Druk
alleen de laagste en hoogste noten in.
AUTO1:
Waarde: REAL, 1-127.
hoog, en dan terug van hoog naar laag.
NOTE ORDER: Noten die u indrukt zullen klinken in de volgorde
waarin ze worden ingedrukt. Door noten in de
juiste volgorde in te drukken kunt u melodielijnen
GLISSANDO:
ter op ‘REAL’ in. Als u wilt, dat elke noot een vaststaande Velocity
heeft, ongeacht hoe sterk het toetsenbord wordt bespeeld, stelt u
deze parameter op de gewenste waarde in (1-127).
Geluid2
RANDOM:
Als u wilt, dat de Velocity waarde van elke noot afhankelijk is van
de sterkte waarmee u op het toetsenbord speelt, stelt u deze parame-
Geluid1
UP:
Overzicht
nen) voor elke arpeggio stijl. Deze parameter selecteert het variatie
nummer.
10
Shuffle Resolution (Arpeggio Shuffle Resolution)
Specificeer de timing resolutie uitgedrukt in een nootwaarde. De
nootwaarde kan als een 16e noot of een achtste noot worden gespeci-
79
De Chord Memory functie gebruiken (Chord Memory)
Over de Chord Memory
functie
Spelen met de Chord
Memory functie
Chord memory is een functie waarmee akkoorden, gebaseerd op een
voorgeprogrammeerde Akkoord vormen gespeeld kunnen worden,
door slechts één toets op het toetsenbord in te drukken. De Fantom-
Gebruik ‘Arpeggio Part Number’ (p.146) om de Parts te
specificeren die gebruik zullen maken van de Chord Memory
functie. De Arpeggio functie (p.78) is van toepassing op de Parts
G kan 128 User akkoordvormen opslaan.
die met de Arpeggio Part instelling zijn geselecteerd.
Als de Chord Memory functie gebruikt wordt met een Tone
waarvan de Mono/Poly parameter (p.105) op Mono is
ingesteld, hoort u slechts één geluid van het akkoord.
Gebruiken in combinatie met de Arpeggio
functie
Als u met de Chord Form functie speelt, kan dit ook samen met
De Chord Memory functie aan en
uitzetten
1.
Druk op [CHORD MEMORY] om dit aan te zetten.
De knop licht op.
2.
de Arpeggio functie (p.78) worden gebruikt. Nadat eerst complexe akkoordvormen in het geheugen zijn opgeslagen, kunnen
deze opgeroepen worden als Arpeggio is ingeschakeld, en kunt
u gemakkelijk complexe arpeggio geluiden creëren door slechts
Speel op het toetsenbord.
Een akkoord klinkt, volgens de op dat moment geselecteerde
akkoordvorm.
Als u de C4 toets (middelste C) indrukt, wordt het akkoord
gespeeld met gebruik van de exacte akkoord structuur die in de
Chord Form is opgenomen.
één toets in te drukken.
Hierbij wordt aan de C4 toets gerefereerd. Parallelle akkoorden
worden gespeeld door andere toetsen in te drukken.
3.
Om de Chord Memory functie te beëindigen, drukt u op
nogmaals [CHORD MEMORY] om dit uit te zetten.
Akkoordvormen selecteren
Als de akkoordvorm veranderd wordt, zullen de noten in het
akkoord ook veranderen.
1.
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [CHORD MEMORY].
Het volgende scherm verschijnt.
fig.12-001_50
80
2.
Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC] [DEC] om
een akkoordvorm nummer te selecteren.
De noten van het akkoord worden getoond.
3.
Als u een akkoordvorm geselecteerd heeft, drukt u op
[Exit].
De Chord Memory functie gebruiken (Chord Memory)
Uw eigen akkoordvormen
creëren
Overzicht
Een akkoord laten spelen in de
volgorde van de samenstellende
noten (Rolled Chord)
De geprepareerde interne akkoordvormen, die de samenstelling
Dit maakt dat de noten binnen een akkoord achtereenvolgend klinken, in plaats van tegelijkertijd. Omdat de afspeelsnelheid zal veranderen volgens de sterkte waarmee u op het toetsenbord speelt, kunt
bespelen van een gitaar te creëren.
1.
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [CHORD MEMORY].
Het Chord Memory scherm verschijnt.
Druk op [F1 (Rolled Chord)] om dit aan te zetten.
1.
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [CHORD MEMORY].
2.
Draai aan de VALUE draaiknop om een akkoordvorm te
selecteren.
3.
Druk op [F6 (Chord Edit)].
Met deze instelling worden de noten van het akkoord
Het Chord Form Edit scherm verschijnt.
achtereenvolgend gespeeld.
4.
De volgorde waarin noten
gespeeld worden veranderen
(Rolled Chord Type)
Als u een toets indrukt, zal de noot in het scherm toegevoegd
worden.
2.
Gebruik de
selecteren.
3.
Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC] [DEC] om
een waarde te veranderen.
of
om ‘Rolled Chord Type’ te
U kunt op [F6 (Preview)] drukken om het akkoord dat u invoert
te beluisteren.
5.
Als u de door u gecreëerde akkoordvorm wilt opslaan, gaat
u verder met stap 3 van ‘De door u gecreëerde
akkoordvormen opslaan’ (p.82). Als u deze niet wilt
opslaan, drukt u op [F8 (Exit)].
Pad
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [CHORD MEMORY].
Het Chord Memory scherm verschijnt.
Een noot kan ook gewist worden door dezelfde toets in te
drukken.
Geluid3
Als u een noot per ongeluk invoert, drukt u op [F5 (Del Note)].
De volgorde waarin de noten van een akkoord worden gespeeld kan
veranderd worden.
1.
Gebruik het toetsenbord om het akkoord dat u wilt spelen in
te voeren.
Geluid2
2.
den, maar kunnen ook vrijelijk gecreëerd en opnieuw opgeslagen
worden.
Geluid1
u uw speldynamiek afwisselen om een realistische simulatie van het
bepalen van de noten van akkoorden die met gebruik van de Chord
Memory functie worden gespeeld, kunnen niet alleen gebruikt wor-
Waarde
DOWN:
ALTERNATE:
L-DOWN:
Noten klinken in volgorde van laag naar
hoog.
Noten klinken in volgorde van hoog naar
laag.
De volgorde waarin noten klinken verandert
elke keer dat u het toetsenbord bespeelt.
De laagste noot klinkt eerst, en dan worden
noten van boven naar beneden gespeeld.
Sequencer
UP:
U-UP:
Sampler
* Als u C E G B indrukt, worden de noten als C
B G E gespeeld.
De hoogste noot klinkt eerst, en dan worden
noten van beneden naar boven gespeeld.
* Als u C E G B indrukt, worden de noten als B
C E G gespeeld.
Menu/systeem
Appendix
81
De Chord Memory functie gebruiken (Chord Memory)
De door u gecreëerde
akkoordvormen opslaan
De akkoordvormen die u creëert zijn tijdelijk. Deze worden verwijderd op het moment dat u de stroom uitzet of een andere Stijl selecteert. Als u een akkoordvorm die u heeft gemaakt wilt behouden,
slaat u deze in het User geheugen van de Fantom-G op.
1.
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [CHORD MEMORY].
Controleer of de geselecteerde akkoordvorm opgeslagen moet
worden.
2.
Druk op [F7 (Write)].
Het Chord Form naam invoer scherm verschijnt (p.42).
3.
Als u de naam heeft ingevoerd, drukt u op [F8 (OK)].
Een scherm verschijnt, waarin de opslagbestemming
geselecteerd kan worden.
4.
Gebruik
selecteren.
5.
Druk op [F8 (Write)].
Een bericht verschijnt, waarin om uw bevestiging wordt
of
om de opslagbestemming te
gevraagd.
6.
Om de akkoordvorm op te slaan drukt u op [F7 (OK)].
Zet de Fantom-G nooit uit, terwijl data wordt opgeslagen.
*
82
Om te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
04: Geluidsgenerator, sectie 3 (geluiden creëren)
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd, hoe geluiden, zoals Patches, live sets, en effecten,
gecreëerd worden.
• Patch .......................................................................... p.84
• Ritme set ................................................................... p.112
• Sample set ................................................................ p.126
• Live set/Studio set ...................................................... p.132
• Effecten toevoegen ..................................................... p.150
• Effectenlijst ................................................................ p.161
Een Patch creëren
Met de Fantom-G heeft u totale controle over een grote variëteit aan
instellingen. Elk onderdeel, dat ingesteld kan worden, wordt een
parameter genoemd. Als u de waarde van parameters verandert,
doet u iets dat ‘bewerken’ wordt genoemd. In dit hoofdstuk worden
de procedures die gebruikt worden voor het creëren van Patches, en
de functies van de Patch parameters uitgelegd.
Hoe Patch instellingen
gemaakt worden
Een Patch snel bewerken
(PatchZoom Edit)
In het PatchZoom Edit scherm kunnen de belangrijkste parameters
van een Patch bewerkt worden. Voor toegang tot alle parameters
gebruikt u het Patch Pro Edit scherm (p.86).
1.
Selecteer de Patch waarvan u de instellingen wilt bewerken
(p.47).
2.
Druk op [PATCH].
Begin met een bestaande Patch, en bewerk deze om een nieuwe
Patch te creëren. Aangezien een Patch een combinatie van vier willekeurige Tones is, moet u de individuele Tones beluisteren voordat u
gaat bewerken.
Het Patch Zoom Edit scherm verschijnt.
fig.05-015_50
Vier tips voor het bewerken van Patches
●
Parameters
Groepen
Selecteer een Patch die lijkt op het geluid dat u wilt
creëren (p.47).
Het is moeilijk om een nieuw geluid te creëren, dat precies
is wat u wilt, als u gewoon een Patch selecteert en zijn
parameters willekeurig bewerkt. Het is zinvol om te beginnen met een Patch waarvan het geluid lijkt op dat wat u in
uw hoofd heeft.
●
Bepaal welke Tones zullen klinken (p.50).
Bij het creëren van een Patch is het belangrijk te bepalen
welke Tones u gaat gebruiken. In het Patch Pro Edit
scherm stelt u Tone Switch 1-4 in, om te specificeren of een
Tone zal klinken (ON) of niet (OFF). Het is ook belangrijk
om niet gebruikte Tones uit te zetten, om het verkwisten
van stemmen te voorkomen, waardoor het aantal noten dat
gelijktijdig gespeeld kan worden gereduceerd wordt.
●
Controleer de Structure instelling (p.92).
F-toets handelingen in het Patch Zoom Edit scherm
F-toets
F1
Group/Up
F2
Group/Down
F4
Util Menu
De belangrijke Structure parameter bepaalt hoe de vier
Tones combineren. Voordat u nieuwe Tones selecteert,
moet u goed begrijpen hoe de op dat moment geselecteerde Tones elkaar beïnvloeden.
●
Effecten uitzetten (p.150)
Omdat de effecten van de Fantom-G een diepgaande
impact op alle klanken heeft, zet u deze uit om het geluid
zelf te beluisteren, zodat de veranderingen die u aanbrengt beter te evalueren zijn. Aangezien u het originele
geluid van de Patch zelf zult horen wanneer de effecten
zijn uitgezet, zijn de wijzigingen die u maakt gemakkelijker
hoorbaar. In feite kan het slechts veranderen van effectinstellingen u soms het gewenste geluid geven.
84
F5
PFX
F6
Pro Edit
F7
Part Select
F8
Tone Sw/Sel
Uitleg
Verplaatst de bewerkingsgroep tab omhoog.
Verplaatst de bewerkingsgroep tab omlaag.
Patch
Initialiseert de instellinInitialize
gen van de huidig geselecteerde Patch.
Tone
Initialiseert de instellinInitialize
gen van de huidig geselecteerde Tone.
Tone
Kopieert Tone instellinCopy
gen van een Patch naar de
gespecificeerde Tone van
de huidig geselecteerde
Patch.
Brengt u naar het PFX (Patch Multi-effect) bewerkingsscherm.
Brengt u naar het Patch Pro Edit scherm,
waar alle parameters bewerkt kunnen
worden.
Selecteert het te bewerken Part.
Selecteert de Tones die zullen klinken.
pag.
–
–
p. 87
p. 87
p. 87
p. 157
p. 86
–
p. 85
Een Patch creëren
3.
9.
Als u de door u aangebrachte veranderingen wilt behouden,
drukt u op [QWRITE] om de Save handeling (p.88) uit te voeren. Indien u veranderingen niet wilt opslaan, drukt u op
[EXIT].
Als u naar het Single Play scherm terugkeert zonder op te slaan,
wordt het
Details van elke parameter vindt u op de volgende pagina’s..
Pagina
Parameter naam
Pagina
Pitch Envelope
TVF
TVF Envelope
p. 97
Structure Type
p. 92
p. 98
p. 100
LFO1/2
Step LFO
p. 103
p. 104
TVA Envelope
p. 101
betekent dat de Patch instellingen zijn bewerkt.
De instellingen die u bewerkt zijn tijdelijk, en zullen verloren
gaan als u de stroom uitzet, naar een andere geluidsgenerator
mode overschakelt of een ander geluid selecteert.
Geluid1
•
Parameter naam
symbool rechts van de Patch naam getoond, wat
Overzicht
De parameters zijn in verschillende bewerkingsgroepen
ondergebracht.
Druk op [F1 (UP)] of [F2 (Down)] om de tab van de bewerkingsgroep, die de te bewerken parameter bevat, te selecteren.
Om het Part dat u wilt bewerken te veranderen
Druk op de [CURSOR] knop om de cursor naar de parameter die u wilt wijzigen te verplaatsen.
5.
Druk op [F8 (Tone Sw/Sel)] om de Tone die u wilt bewerken
te selecteren.
Het Tone Switch/Select venster verschijnt.
Geluid3
4.
Geluid2
Druk op [F7 (Part Select)].
fig.06-001_50
Druk op één van de [F5 (Select 1)]-[F8 (Select 4)] knoppen om de
te bewerken Tone te selecteren.
Dezelfde parameter van meerdere Tones gelijktijdig
bewerken
Pad
•
Om de Tones die u tegelijkertijd wilt bewerken te selecteren,
drukt u twee of meer van de [F5 (Select 1)] – [F8 (Select 4)]
knoppen tegelijk in, zodat deze oplichten.
Sequencer
•
Om een Tone aan of uit te zetten
Druk op een [F1 (Sw 1)]-[F4 (Sw 4)] knop om de corresponderende Tone aan of uit te zetten.
Nadat u de selectie heeft gemaakt, drukt u op [EXIT].
7.
Draai aan de VALUE draaiknop of druk op [INC] [DEC] om
de gewenste waarde te verkrijgen.
Als u twee of meer Tones heeft geselecteerd, zal de bewerking
de parameterwaarde van alle geselecteerde Tones met dezelfde
hoeveelheid wijzigen.
8.
Herhaal stappen 3-7 om elke parameter die u wilt bewerken
in te stellen.
Menu/systeem
6.
Sampler
U kunt ook de Pads gebruiken om Tones te selecteren en aan of
uit te zetten.
→ ‘7 TONE SEL/SW (De Pads gebruiken om Tones te selecteren of aan/uit te zetten)’ (p.197).
Appendix
85
Een Patch creëren
3.
Alle parameters van een Patch
bewerken (Patch Pro Edit)
De parameters zijn in verschillende bewerkingsgroepen
ondergebracht. Druk op [F1 (UP)] of [F2 (Down)] om de tab
van de bewerkingsgroep, die de te bewerken parameter
bevat, te selecteren.
In het Patch Pro Edit scherm kunnen alle parameters van een Patch
bewerkt worden.
Zie ‘Functies van Patch parameters’ (p.89) voor de functies
1.
van alle parameters.
Selecteer de Patch waarvan u de instellingen wilt bewerken
(p.47).
•
Om het Part dat u wilt bewerken te veranderen
Druk op [F7 (Part Select)].
Als u een Patch helemaal vanuit het niets wilt creëren (in plaats
4.
Druk op de [CURSOR] knop om de cursor naar de parameter die u wilt wijzigen te verplaatsen.
5.
Druk op [F8 (Tone Sw/Sel)] om de Tone die u wilt bewerken
te selecteren.
van met een bestaande Patch te beginnen), voert u de Initialize
handeling uit (p.87).
2.
Druk twee keer op [PATCH].
Het Tone Switch/Select venster verschijnt.
fig.06-001_50
Het Patch Pro Edit scherm verschijnt.
fig.05-015_50
Druk op één van de [F5 (Select 1)]-[F8 (Select 4)] knoppen om de
te bewerken Tone te selecteren.
Parameters
Groepen
• Dezelfde parameter van meerdere Tones gelijktijdig bewerken
Om de Tones die u tegelijkertijd wilt bewerken te selecteren,
drukt u twee of meer van de [F5 (Select 1)] – [F8 (Select 4)]
knoppen tegelijk in, zodat deze oplichten.
•
Om een Tone aan of uit te zetten
Druk op een [F1 (Sw 1)]-[F4 (Sw 4)] knop om de corresponderende Tone aan of uit te zetten.
U kunt ook de Pads gebruiken om Tones te selecteren en aan of
F-toets handelingen in het Patch Pro Edit scherm
F-toets
F1
Group/Up
F2
Group/Down
F3
Set Stereo
F4
Util Menu
F5
PFX
F6
Zoom Edit
F7
Part Select
F8
Tone Sw/Sel
Uitleg
Verplaatst de bewerkingsgroep tab omhoog.
Verplaatst de bewerkingsgroep tab omlaag.
Dit wordt getoond als u de WAVE groep
bewerkt. Dit roept de rechter golf (R) van
de linkergolf (L) van een stereo golf op.
Patch
Initialiseert de instellinInitialize
gen van de huidig geselecteerde Patch.
Tone
Initialiseert de instellinInitialize
gen van de huidig geselecteerde Tone.
Tone
Kopieert Tone instellinCopy
gen van een Patch naar de
gespecificeerde Tone van
de huidig geselecteerde
Patch.
Brengt u naar het PFX (Patch Multi-effect) bewerkingsscherm.
Geeft toegang tot het Zoom Edit scherm,
waar de belangrijkste parameters bewerkt kunnen worden.
Selecteert het te bewerken Part.
Selecteert de Tones die zullen klinken.
uit te zetten.
pag.
–
→ ‘7 TONE SEL/SW (De Pads gebruiken om Tones te selecteren of aan/uit te zetten)’ (p.197).
–
p. 91
6.
Nadat u de selectie heeft gemaakt, drukt u op [EXIT].
7.
Draai aan de VALUE draaiknop of druk op [INC] [DEC] om
de gewenste waarde te verkrijgen.
Als u twee of meer Tones heeft geselecteerd, zal uw bewerking
de parameterwaarde van alle geselecteerde Tones met dezelfde
hoeveelheid wijzigen.
8.
Herhaal stappen 3-7 om elke parameter die u wilt bewerken
in te stellen.
9.
Als u de door u aangebrachte veranderingen wilt behouden,
drukt u op [QWRITE] om de Save handeling (p.88) uit te voeren. Indien u veranderingen niet wilt opslaan, drukt u op
[EXIT] om naar het Single Play scherm terug te keren.
Als u naar het Single Play scherm terugkeert zonder op te slaan,
p. 87
p. 87
p. 87
p. 157
p. 84
–
p. 85
wordt het
symbool rechts van de Patch naam getoond, wat
betekent dat de Patch instellingen zijn bewerkt.
De instellingen die u bewerkt zijn tijdelijk, en zullen verloren
gaan als u de stroom uitzet, naar een andere geluidsgenerator
mode overschakelt of een ander geluid selecteert.
86
Een Patch creëren
‘Initialiseren’ betekent het terugzetten van de instellingen van het op
dat moment geselecteerde geluid naar een standaard serie waarden.
geselecteerde Patch.
Deze handeling kopieert de instellingen van een gewenste Patch
naar de huidig geselecteerde Patch. U kunt deze optie gebruiken om
het bewerkingsproces sneller en gemakkelijker te maken.
1.
Selecteer hetgeen u wilt kopiëren en de Patch die als
kopieerbestemming fungeert (p.47).
2.
Druk op [PATCH].
3.
Druk op [F4 (Util Menu)].
Geluid1
Patch Initialize initialiseert de instellingen van de op dat moment
Patch (Tone) instellingen kopiëren
(Patch Tone Copy)
Tone Initialize initialiseert de instellingen van de op dat moment
geselecteerde Tone.
Het Patch Utility Menu venster verschijnt.
De Initialize handeling is alleen van toepassing op het op dat
4.
Druk op
of
om ‘Patch Tone Copy’ te selecteren, en
druk dan op [F8 (Select)].
Indien u besluit de handeling te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
1.
Selecteer de Patch die u wilt initialiseren (p.47).
Het Patch Tone Copy scherm verschijnt.
2.
Druk op [PATCH].
5.
Druk op [CURSOR] om de cursor te verplaatsen, selecteer
de bank en het nummer van de ‘Source (kopieerbron)’, en
de Patch tone.
6.
Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC] [DEC] om
instellingen te maken.
7.
4.
Druk op
of
om te kiezen wat u wilt initialiseren
(Patch Initialize of Tone Initialize), en druk dan op [F8
(Select)].
Indien u besluit de handeling te annuleren, drukt u op [F7 (Can-
Druk op [CURSOR] om de cursor te verplaatsen, selecteer
het Patch tone nummer van de ‘Destination (kopieerbestemming)’.
8.
Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC] [DEC] om
instellingen te maken.
cel)].
9.
Druk op [F8 (Execute)].
Een bericht zal om bevestiging vragen.
5.
Een bericht verschijnt, waarin om uw bevestiging wordt
gevraagd.
Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
Om te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
10. Druk op [F7 (OK)] om naar het uitvoeren van de handeling
terug te keren.
Om te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Voor de Patch Tone handelingen kan de Compare functie worden gebruikt.
Als u de kopieerbron Patch wilt afspelen, drukt u op [F6 (Compare)].
87
Appendix
De Patch die met gebruik van de Compare functie wordt
beluisterd kan iets anders klinken dan wanneer deze normaal wordt gespeeld.
Menu/systeem
Met de Compare functie kan de kopieerbron Patch beluisterd
worden, om deze te verifiëren.
Sampler
De Compare functie
Sequencer
Druk op [F4 (Util Menu)].
Het Patch Utility Menu venster verschijnt.
Pad
3.
Geluid3
terugbrengen, voert u een Factory Reset uit (p.280).
Geluid2
moment geselecteerde geluid. De geluiden die in het User
geheugen zijn opgeslagen worden hierdoor niet veranderd. Als
u alle Fantom-G instellingen naar de fabrieksinstellingen wilt
Overzicht
Patch/Tone instellingen
initialiseren (Patch Initialize/Tone
Initialize)
Een Patch creëren
Waarschuwing bij selectie van een golfvorm
De geluiden van de Fantom-G zijn gebaseerd op ingewikkelde PCM
golfvormen, en als u probeert instellingen te maken die botsen met
het type van de originele golfvorm, zullen de resultaten niet zijn
zoals u verwacht.
De interne golfvormen van de Fantom-G vallen onder de volgende
twee banken.
One-shot: Deze golfvormen bevatten geluiden met korte decays.
Een one-shot golfvorm neemt de initiële stijging en daling van het
geluid op.
Sommige Fantom-G golfvormen zijn geluiden die al helemaal compleet zijn, zoals de geluiden van percussie instrumenten. De FantomG bevat vele andere one-shot golfvormen die elementen van andere
geluiden zijn. Hieronder vallen Attack componenten zoals pianohamer geluiden en gitaar fret geluiden.
Looped: Deze golfvormen hebben geluiden met lange decays en
doorklinkende geluiden. Loop golfvormen spelen het gedeelte van
de golfvorm, nadat het geluid een relatief stabiele status heeft
bereikt, herhaaldelijk (Loop) af. De ‘geloopede’ golfvormen van de
Fantom-G bevatten ook componenten van andere geluiden, zoals
een de resonerende vibraties van piano snaren en de holle geluiden
van koperinstrumenten.
Het onderstaande diagram toont een voorbeeld van geluid (elektrisch orgel) waarin one-shot en geloopede golfvormen worden
gecombineerd.
Door u gecreëerde Patches
opslaan (Write)
Bewerkingen die u in instellingen aanbrengt zijn tijdelijk, en zullen
verloren gaan als u de stroom uitzet, naar een andere geluidsgenerator mode overschakelt of een ander geluid selecteert. Om het gewijzigde geluid te behouden, moet dit in de USER bank opgeslagen
worden.
Als u de Patch instellingen bewerkt, zal het ‘
Single Play scherm verschijnen. Als u de Patch opslaat, zal het ‘
TVA ENV voor
one-shot Key-click golfvorm
’
symbool verdwijnen.
Als u de opslagprocedure uitvoert zal de data die reeds op de
opslagbestemming aanwezig is verloren gaan.
1.
Zorg, dat de Patch die u wilt opslaan geselecteerd is.
2.
Druk op [WRITE].
Het WRITE MENU venster verschijnt.
fig.06-005.e
TVA ENV voor
gelooped orgel golfvorm
’ symbool in het
Resulterende TVA ENV
verandering
Niveau
+
Note off
Tijd
=
Note off
Waarschuwing bij gebruik van een One-shot golfvorm
Het is niet mogelijk om de envelope te gebruiken om een one-shot
golfvorm te wijzigen, om een decay te creëren die langer is dan de
oorspronkelijke golfvorm of om het in een doorklinkend geluid te
veranderen. Als u een dergelijke envelope zou programmeren, zou u
proberen een gedeelte van het geluid te vormen dat simpelweg niet
bestaat, en de envelope zou in dat geval geen effect hebben.
3.
Waarschuwing bij gebruik van een Loop golfvorm
Bij vele akoestische instrumenten, zoals piano en sax, treden extreme
timbrale veranderingen op tijdens de eerste momenten van elke
noot. Deze initiële Attack is wat het grootste gedeelte van het karakter van het instrument definieert. Bij dit soort golfvormen is het het
beste om complexe tonale veranderingen van het Attack gedeelte
van de golfvorm te gebruiken zoals ze zijn, en de envelope te gebruiken om het decay gedeelte te wijzigen. Als u probeert de envelope te
gebruiken om ook het Attack gedeelte ook te wijzigen, kunnen de
karakteristieken van de oorspronkelijke golfvorm voorkomen dat u
het gewenste geluid zult verkrijgen.
Selecteer ‘Patch/Rhythm/Sample Set’.
Druk op
of
om ‘Patch / Rhythm / Sample Set’ te
selecteren, en druk op [F8 (select)].
Het Patch Name venster verschijnt.
fig.06-008_50
fig.06-006.e
Niveau
Looped deel
Tone verandering
in de golf opgeslagen
Tijd
4.
Envelope voor
het TVF filter
Voor details over het toewijzen van namen, zie ‘Een naam toewijzen’ (p.42).
5.
Resulterende
Tone verandering
88
Geef de Patch een naam.
Als u de naam heeft ingevoerd drukt u op [F8 (OK)].
Een scherm verschijnt, waarin u de Patch die als opslagbestemming fungeert kunt selecteren.
Een Patch creëren
6.
Door [F6 (Compare)] in te drukken kunt u de Patch die als
opslagbestemming fungeert controleren (Compare functie).
7.
Functies van de Patch
parameters
In deze sectie worden de functies die verschillende Patch parameters
hebben uitgelegd, alsmede samenstelling van deze parameters.
Druk op [F8 (Write)].
In een bericht wordt om bevestiging gevraagd.
met gebruik van gespecificeerde MIDI berichten (Matrix Control). Instellingen in het Matrix Ctrl scherm bepalen hoe deze
Zet de Fantom-G nooit uit, terwijl data wordt opgeslagen.
Druk op [F7 (OK)] om de opslag handeling uit te voeren.
Om de handeling te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Voordat u een Patch opslaat, kunt u de Patch die zich in de opslagbe-
Als een nummer voor een parameternaam wordt weergegeven
(
,
,
,
), kunt u de Realtime controller knop van
het corresponderende nummer gebruiken om de waarde in te stellen
(de knop uiterst links is nummer 1, de knop uiterst rechts is nummer
4).
fig.06-010
1.
Volg de procedure van ‘Door u gecreëerde Patches opslaan
(Write)’ tot aan stap 6, om de opslagbestemming te selecteren.
2.
Druk op [F6 (Compare)] om dit aan te zetten.
Speel op het toetsenbord of een Pad om de Patch van de
opslagbestemming te laten klinken, en controleer of u deze
al dan niet wilt overschrijven.
Instellingen gemeenschappelijk
voor de gehele Patch (General)
Patch Name
Specificeert de naam van de Patch.
Pad
3.
Geluid3
stemming bevindt beluisteren, om zeker te weten dat dit een Patch is
die overschreven mag worden. Op die manier kan het per ongeluk
overschrijven van belangrijke Patches, waardoor deze verloren gaan,
voorkomen worden.
Door [ENTER] in te drukken kunt u de Patch een naam geven.
Waarde: spatie, A-Z, a-z, 0-9, ! '' # $ % & ‘( ) * + , - . / : : < = > ? @ [ \ ]
^_ `{ | }
4.
Als u de opslagbestemming wilt veranderen, specificeert u
de opslagbestemming opnieuw, door aan de VALUE draaiknop te draaien.
Druk op [F8 (Write)].
In een bericht wordt om bevestiging gevraagd.
6.
Druk één keer op [F7 (OK)] om de Save handeling uit te voeren.
Patch Category
Specificeert het type (categorie) van de Patch.
Dit bepaalt ook de frase die zal klinken als de Phrase Preview functie
wordt gebruikt.
Details over de mogelijke categorie namen vindt u op (p.48).
Sampler
5.
Details over het invoeren van een naam vindt u bij ‘Een naam
toewijzen’ (p.42).
Sequencer
De Patch die met gebruik van de Compare functie wordt beluisterd, kan iets anders klinken dan wanneer deze normaal wordt
gespeeld.
Geluid2
De opslagbestemming Patch
beluisteren (Compare)
parameters bestuurd worden (p.109).
Geluid1
Parameters gemarkeerd met een ‘★‘ kunnen bestuurd worden
8.
Overzicht
Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC] [DEC] om
het Patch nummer te selecteren.
Patch Level
Waarde: 0-127
Patch Pan
Specificeert de pan van de Patch. ‘L64’ is uiterst links, ‘0’is midden,
en ‘63R’ is uiterst rechts.
Menu/systeem
Specificeert het volume van de Patch.
Waarde: L64-0-63R
Appendix
89
Een Patch creëren
Patch Priority
Stretch Tune Depth
Dit bepaalt hoe de noten behandeld worden als de maximale polyfo-
Met deze instelling kunt u ‘stretched tuning’ op de Patch toepassen.
nie wordt overschreden (128 stemmen).
(stretched tuning is een systeem waarmee een akoestische piano nor-
Waarde
maalgesproken gestemd wordt, hetgeen veroorzaakt dat de lage
reeks lager, en de hoge reeks hoger is dan de mathematische stem-
LAST:
De laatst gespeelde noten krijgen prioriteit, en op dat
moment klinkende noten worden op volgorde uitgezet, beginnend bij de eerst gespeelde noot.
LOUDEST:
De stemmen met het hoogste volume krijgen prioriteit, en de op dat moment klinkende noten worden
op volgorde uitgezet, beginnend bij de stem met het
laagste volume.
mingsratio’s normaal zouden voorschrijven). Op ‘OFF’ ingesteld is
de stemming van de Patch de gelijkzwevende stemming. Op ‘3’ ingesteld wordt het grootste verschil in toonhoogte tussen de lage en
hoge reeksen geproduceerd.
Waarde: OFF, 1-3
Het diagram toont de verandering in toonhoogte, relatief aan de
gelijkzwevende stemming, die in de lage en hoge reeksen zal optre-
Octave Shift
Past de toonhoogte van het Patch geluid aan, omhoog of omlaag, in
eenheden van een octaaf (+/- 3 octaven).
Waarde: -3-+3
den. Deze instelling heeft een subtiel effect op de manier waarop
akkoorden resoneren.
fig.06-011.e
Verschil in toonhoogte in vergelijking
met gelijkzwevende stemming
Parameter waarde
Patch Coarse Tune ★
3
Past de toonhoogte van het Patch geluid aan, omhoog of omlaag, in
stappen van halve tonen (+/- 4 octaven).
2
1
Waarde: -48-+48
Patch Fine Tune
OFF
OFF
Past de toonhoogte van het Patch geluid omhoog of omlaag aan, in
stappen van 1 cent (+/- -50 cent).
Waarde: -50 - +50.
1
2
Een cent is 1/100ste van een halve toon.
3
Lage noten reeks
Hoge noten reeks
Analog Feel (Analog Feel Depth)
Specificeert de diepte van 1 / f modulatie, die op de Patch wordt toegepast. (1 / f modulatie is een prettige en natuurlijk optredende
modulatie ratio, die in een kabbelende beek of ruisende wind voorkomt).
Door deze ‘1 / f modulatie’ toe te voegen kunnen de natuurlijke
instabiele karakteristieken van een analoge synthesizer gesimuleerd
worden.
Waarde: 0-127.
Cutoff Offset
Cutoff Frequency Offset verandert de cutoff frequentie van de algehele Patch, terwijl de relatieve verschillen tussen de cutoff frequentiewaardes, die voor elke Tone met de Cutoff Frequency parameters
zijn ingesteld, behouden blijven (p.98).
Waarde: -63- +63
Deze waarde wordt aan de cutoff frequentiewaarde van een
Tone toegevoegd, dus als de cutoff frequentiewaarde van een
Tone reeds op ‘127’ (maximum) is ingesteld, zullen positieve ‘+’
instellingen geen verandering produceren.
90
Een Patch creëren
Resonance Offset (resonantie verschuiving)
Golfvormen wijzigen (Wave)
hoogte, terwijl de relatieve verschillen tussen de resonantiewaardes,
die voor elke Tone met de Resonance parameter zijn ingesteld (p.98).
Wave Group
Bereik: -63-+63
Selecteert de groep voor de golfvorm die de basis van de Tone
*
Resonantie: benadrukt de boventonen in de regio van de cutoff frequentie, geeft het geluid karakter.
voegd, dus als de resonantiewaarde van een Tone al op ‘127’
(maximum) is ingesteld, zullen positieve ‘+’instellingen geen
verandering produceren.
Attack Time Offset verandert de Attack tijd van de algehele Patch,
terwijl de relatieve verschillen tussen de Attack tijd waardes die voor
elke Tone met de TVA Env Time 1 parameters (p.102), TVF Env Time
1 parameters (p.100) zijn ingesteld behouden blijven.
Bereik: -63-+63
INT:
Intern opgeslagen golfvormen
SAMP:
Sample golfvormen
MSAM:
Multisample-golfvormen
Wave Number L (Mono)
Wave Number R
Selecteert de basis golfvorm voor een Tone. Samen met het Wave
nummer verschijnt de Wave naam onder in het scherm.
In de mono mode wordt alleen de linkerkant (L) gespecificeerd. In
stereo wordt de rechterkant (R) ook gespecificeerd.
Waarde: OFF, 1- (de hoogste limiet is afhankelijk van de Wave
groep).
Attack tijd: de tijd waarbinnen een geluid het maximale volume
bereikt, nadat de toets is ingedrukt en het geluid is begonnen.
Als u alleen de rechterkant (R) specificeert, zal er geen geluid te
horen zijn.
De waarde wordt aan de Attack tijd waarde van een Tone toegevoegd, dus als de Attack tijd waarde van een Tone al op ‘127’ (maximum) is ingesteld, zullen positieve ‘+’instellingen geen verandering
Als u een linker/rechter Wave paar wilt selecteren, selecteert u
het linker (L) golfnummer en dan drukt u op [F3 (Set/Stereo)].
Release Time Offset (starttijd verschuiving)
De rechter (R) (Wave) zal opgeroepen worden.
Release Time Offset verandert de release tijd van de algehele Patch,
terwijl de relatieve verschillen tussen de release tijd waardes die
*
Wanneer een Sample in stereo wordt gebruikt, moet u voor L en R hetzelfde nummer instellen.
Pad
produceren.
Geluid3
*
Waarde
Geluid2
Attack Time Offset (dynamiek verschuiving)
vormt.
Geluid1
De waarde wordt aan de resonantiewaarde van een Tone toege-
Overzicht
Resonance Offset verandert de resonantie van de algehele toon-
voor elke Tone met de TVA Env Time 4 parameters (p.102), TVF Env
Time 4 parameters (p.100) zijn ingesteld behouden blijven.
Sequencer
Bereik: -63-+63
*
Release tijd: de tijd vanaf het moment dat u uw vinger van de toets
neemt, totdat het geluid verdwijnt.
Sampler
De waarde wordt aan de release waarde van een Tone toegevoegd, dus als de release tijd waarde van een Tone al op ‘127’
(maximum) is ingesteld, zullen positieve ‘+’instellingen geen
verandering produceren.
Velocity Sens Offset (aanslaggevoeligheid
wisselen)
Menu/systeem
Velocity Sens Offset verandert de Velocity gevoeligheid van de algehele Patch, terwijl de relatieve verschillen tussen de Velocity gevoeligheid waardes die voor elke Tone met de parameters hieronder zijn
ingesteld behouden blijven.
Cutoff Velocity Sens parameter (p.99).
Level Velocity Sens parameter (p.100)
*
Appendix
Bereik: -63-+63
Velocity: de druk waarmee de toets wordt ingedrukt.
Deze waarde wordt aan de Velocity gevoeligheid waarde van
een Tone toegevoegd, dus als de Velocity gevoeligheid waarde
van een Tone al op ‘127’ (maximum) is ingesteld, zullen positieve ‘+’instellingen geen verandering produceren.
91
Een Patch creëren
Wave Gain
FXM Color
Stelt de gain (versterking) van de golfvorm in. De waarde verandert
Specificeert hoe FXM frequentie modulatie toegepast zal worden.
in stappen van 6 dB (decibel), een toename van 6 dB verdubbelt de
versterking (gain) van de golfvorm.
Hogere instellingen resulteren in een meer korrelig geluid, terwijl
lagere instellingen een meer metaalachtig geluid produceren.
Als u de Booster gaat gebruiken om het geluid van de golfvorm te
Waarde: 1–4
vervormen, stelt u deze parameter op zijn maximale waarde in
(p.94).
FXM Depth ★
Waarde: -6, 0, +6, +12
Specificeert de diepte van de modulatie die door FXM wordt gepro-
Wave Tempo Sync
duceerd.
Waarde: 0-16
Wanneer u een Phrase Loop met de klok (tempo) wilt synchroniseren, zet u dit op ‘ON’. Dit is alleen geldig als dit als de Sample voor
een Tone is geselecteerd.
Waarde: OFF, ON
• Als een Sample voor een Tone is geselecteerd, moet u eerst de
BPM (tempo) parameter van de Sample instellen.
• Als een Sample voor een Tone is geselecteerd, vereist Wave
Tempo Sync tweemaal het normale aantal stemmen.
• Als de Wave Tempo Sync parameter op ‘ON’ is ingesteld, zet u
de Delay Time parameter (p.108) op ‘0’. Met andere instellingen
zal een delay effect worden toegepast, en kunt u niet naar verwachting spelen.
De manier waarop een Tone klinkt
veranderen (TMT)
U kunt de sterkte waarmee de toetsen worden bespeeld of MIDI
berichten gebruiken om de manier waarop elke Tone wordt gespeeld
te besturen. Dit wordt de Tone Mix Tabel (TMT) genoemd.
Structure Type 1 & 2, 3 & 4
Bepaalt hoe Tone 1 en 2 of Tone 3 en 4 geschakeld worden.
Waarde: 1-10
De volgende 10 verschillende combinatietypes zijn beschikbaar.
fig.06-014
TYPE 1
Phrase Loop
Phrase Loop verwijst naar het herhaald afspelen van een frase
die uit een song is getrokken (bijv. met gebruik van een sampler). Een techniek waarbij het gebruik van Phrase Loops betrokken is, is het onttrekken van een frase uit een eerder bestaande
song in een bepaald genre, bijvoorbeeld dance muziek, en het
vervolgens creëren van een nieuwe song, waarbij die frase als
het basismotief wordt gebruikt. Deze worden ‘Break beats’
genoemd.
WG
TVF
TVA
TONE 2 (4)
WG
TVF
TVA
Met dit type zijn Tones 1 en 2 (of 3 en 4) onafhankelijk. Gebruik dit
type als u PCM geluiden wilt behouden of geluiden voor elke Tone
wilt creëren en combineren.
fig.06-015
TYPE 2
Realtime Time Stretch
Als de Wave groep ‘SAMP’ is, en de Wave Tempo Sync parameter is ingeschakeld, kunt u de afspeelsnelheid van de golfvorm
veranderen, zonder dat dit de toonhoogte beïnvloedt.
TONE 1 (3)
TONE 1 (3)
WG
TONE 2 (4)
WG
TVA
TVF
TVF
TVA
Dit type stapelt de twee filters, om de karakteristieken van de filters
te intensiveren. De TVA van Tone 1 (of 3) regelt de volumebalans
tussen de twee Tones.
fig.06-016
FXM schakelaar
Dit stelt in of FXM gebruikt wordt (ON) of niet (OFF).
B: Booster
TYPE 3
TONE 1 (3)
WG
TONE 2 (4)
FXM
FXM (Frequency Cross Modulation) gebruikt een gespecificeerde golfvorm om frequentie modulatie op de huidig geselecteerde golfvorm toe te passen, waardoor complexe boventonen
worden gecreëerd. Dit is bruikbaar voor het creëren van dramatische geluiden of geluidseffecten.
92
TVA
TVF
B
Waarde: OFF, ON
WG
TVF
TVA
Dit type mengt het geluid van Tone 1 (3) en Tone 2 (4), past een filter
toe, en past vervolgens een booster toe om de golfvorm te vervormen.
Een Patch creëren
fig.06-017
fig.06-021
TONE 1 (3)
WG
TVA
TYPE 8
TVF
R: Ring Modulator
TONE 1 (3)
WG
TONE 2 (4)
WG
TVF
TVA
R
B
TONE 2 (4)
Overzicht
B: Booster
TYPE 4
WG
TVF
TVA
TVF
TVA
Dit type stuurt de gefilterde Tone 1 (3) en Tone 2 (4) door een ring
bineert vervolgens de twee filters. De TVA van Tone 1 (of 3) regelt de
volumebalans tussen de twee Tones en past het booster niveau aan.
modulator, en mengt vervolgens het geluid van Tone 2 (4) in, en past
en filter op het resultaat toe.
fig.06-018
fig.06-022
TYPE 5
TONE 1 (3)
TYPE 9
R: Ring Modulator
WG
TVA
TONE 1 (3)
TVF
R: Ring Modulator
WG
TVF
TVA
WG
TVF
TONE 2 (4)
TVA
WG
TVF
Geluid2
R
R
TONE 2 (4)
TVA
Dit type stuurt het gefilterde geluid van elke Tone door een ring
ren, en combineert de twee filters. De Tone 1 (3) TVA regelt de volumebalans van de twee Tones, en past de diepte van de ring modulator aan.
modulator om nieuwe boventonen te creëren. De Tone 1 (3) TVA
bestuurt de volumebalans van de twee Tones, en past de diepte van
de ring modulator aan.
fig.06-019
fig.06-023
TONE 1 (3)
R: Ring Modulator
WG
TVA
TVF
TYPE 10
R: Ring Modulator
TONE 1 (3)
WG
TVF
TONE 2 (4)
WG
TVF
R
R
TONE 2 (4)
TVA
WG
TVF
TVA
TVA
Omdat het geluid waarop ring modulatie is toegepast met Tone 2 (4)
gemengd kan worden, kan de Tone 1 (3) TVA de hoeveelheid geluid
waarop ring modulatie is toegepast aanpassen.
toegepast met Tone 2 (4) gemengd kan worden, kan de Tone 1 (3)
TVA de hoeveelheid ringgemoduleerde geluid aanpassen.
fig.06-020
TYPE 7
R: Ring Modulator
TONE 2 (4)
WG
TVF
TVA
R
TVF
TVA
Dit type past een filter op Tone 1 (3) toe, en ring-moduleert het met
Tone 2 (4) om nieuwe boventonen te creëren.
gezet, zal de andere Tone klinken als TYPE 1, ongeacht de weergegeven instelling.
Menu/systeem
• Als u het toetsenbord gebied waarbinnen een Tone zal klinken
beperkt (Keyboard Range p.94) of de reeks velocities waarvoor
deze zal klinken (Velocity Range p.95) beperkt, is het resultaat,
in gebieden of reeksen waar de Tone niet klinkt, net alsof de
Tone is uitgezet. Dit betekent dat als TYPE 2-10 is geselecteerd,
en u een gebied op het toetsenbord of een Velocity reeks creëert
waarin één Tone van een paar niet klinkt, noten die in dat
gebied of binnen die reeks worden gespeeld, door de andere
Tone als TYPE 1 ten gehore worden gebracht, ongeacht de
weergegeven instelling.
Sampler
WG
• Als TYPE 1-10 is geselecteerd, en één Tone van een paar is uit-
Sequencer
Dit type stuurt het gefilterde geluid van elke Tone door een ring
modulator om nieuwe boventonen te creëren, en mengt ook het
geluid van Tone 2 (4) in. Omdat een geluid waarop ring modulatie is
Pad
Dit type gebruikt een ring modulator om nieuwe boventonen te creëren, en mengt daarnaast het geluid van Tone 2 (4) in, en stapelt de
twee filters.
TONE 1 (3)
Geluid3
Dit type gebruikt een ring modulator om nieuwe boventonen te creë-
TYPE 6
Geluid1
Dit type past een booster toe om de golfvorm te vervormen, en com-
Appendix
93
Een Patch creëren
Booster 1&2, 3&4 (Booster Gain 1&2, 3&4)
Wanneer een Structure Type van TYPE 3 of TYPE 4 is geselecteerd,
Ring Modulator
kunt u de diepte van de booster aanpassen. De booster verhoogt het
ingangssignaal, om het geluid te vervormen. Dit creëert het distor-
Een ring modulator vermenigvuldigt de golfvorm van twee
tion (vervorming) effect dat vaak gebruikt wordt voor elektrische
gitaren. Hogere instellingen produceren meer vervorming.
Waarde: 0, +6, +12, +18
Tones met elkaar, waardoor nieuwe boventonen worden genereert (in harmonische gedeeltes), die niet aanwezig waren in de
oorspronkelijke golfvormen. (Tenzij één van de golfvormen een
sinusgolf is, worden gelijk verdeelde frequentie componenten
normaalgesproken niet gegenereerd).
Als het verschil in toonhoogte tussen de twee golfvormen de
Booster
harmonische structuur verandert, zal het resultaat een metaal-
De Booster wordt gebruikt om het binnenkomende signaal te
vervormen.
achtig geluid zonder gedefinieerde toonhoogte zijn. Deze functie is bruikbaar voor het creëren van metaalachtige geluiden,
zoals bellen.
fig.06-024.e
Booster niveau
fig.06-026
Naast het gebruik om vervorming te creëren, kunt u de golfvorm (WG1) van één van de Tones als een LFO gebruiken,
welke de andere golfvorm (WG2) omhoog of omlaag schuift,
om modulatie te creëren die lijkt op PWM (puls breedte modulatie). Deze parameter werkt het beste als u deze gebruikt in
samenwerking met de Wave Gain parameter (p.92).
fig.06-025.e
Gebruikt WG1 als LFO
WG1
Past WG1 uitvoer aan
TVA
Keyboard Fade Width Lower
Dit bepaalt wat er gebeurt met het Niveau van de Tone als een noot,
die lager is dan de gespecificeerde toetsenbordreeks voor de Tone,
gespeeld wordt.
Hogere instellingen produceren een meer geleidelijke verandering in
volume. Als u wilt, dat de noot helemaal niet klinkt als een noot
onder de toetsenbordreeks wordt gespeeld, zet u deze parameter op
‘0’.
Booster
Waarde: 0-127
Keyboard Range Lower
WG2
Specificeert de laagste noot die de Tone voor elke Tone zal laten klinken.
Waarde: C-1-UPPER
WG2
Keyboard Range Upper
Voegt toe aan WG1
Vervormd gebied van
de golfvorm verandert
Specificeert de hoogste noot die de Tone voor elke Tone zal laten
klinken.
Waarde: LOWER-G9
Verschuiving in golfvorm door WG1
94
Als u probeert de lage toets tot boven de hoogste toets te verhogen of de hoogste toets tot onder de laagste toets te verlagen, zal
de andere waarde automatisch in dezelfde instelling worden
gewijzigd.
Een Patch creëren
Velocity Range Lower
Dit bepaalt wat er met het niveau van de Tone gebeurt als een noot,
Dit stelt de laagste Velocity in, waarop de Tone zal klinken. Maak
die hoger is dan de gespecificeerde toetsenbord reeks van de Tone,
wordt gespeeld.
deze instellingen als u verschillende Tones wilt laten klinken, in respons op noten die op verschillende sterktes worden gespeeld.
Hogere instellingen produceren een meer geleidelijke verandering in
Waarde: 1-UPPER
volume. Als u wilt, dat de Tone geheel niet te horen is wanneer een
Velocity Range Upper
Dit stelt de hoogste Velocity waarop de Tone zal klinken in. Maak
deze instellingen als u wilt verschillende Tones wilt laten klinken in
respons op noten die met een verschillende sterkte worden gespeeld.
Waarde: 0-127
fig.06-027.e
Niveau
Waarde: LOWER-127
Geluid1
noot boven de toetsenbordreeks wordt gespeeld, zet u deze parameter op ‘0’.
Overzicht
Keyboard Fade Width Upper
Toonhoogte
Als u probeert de Lower Velocity limiet boven de Upper of de
Fade Lower
Range Lower
Fade Upper
Range Upper
Geluid2
Upper onder de Lower in te stellen, zal de andere waarde automatisch op dezelfde instelling worden gezet.
Als de Matrix Control (p.109) wordt gebruikt om verschillende
Tones te laten spelen, stelt u de laagste waarde (Lower) en
hoogste waarde (Upper) van de waarde van het gebruikte MIDI
TMT Velocity Control bepaalt of een andere Tone wordt gespeeld
(ON) of niet (OFF), afhankelijk van de sterkte waarmee de toets
bericht in.
wordt gespeeld (Velocity).
Als dit op ‘RAMDOM’ is ingesteld, zullen de Tones waaruit de Patch
is samengesteld willekeurig klinken, ongeacht welke Velocity berichten dan ook.
Waarde: OFF, ON, RANDOM, CYCLE.
Dit bepaalt wat er met het niveau van de Tone gebeurt als de Tone
gespeeld wordt met een hogere Velocity dan zijn gespecificeerde
Velocity reeks. Hogere instellingen produceren een meer geleidelijke
verandering in volume. Als u wilt, dat noten die buiten de gespecificeerde toets Velocity reeks niet te horen zullen zijn, stelt u dit op ‘0’
in.
Pad
Als dit op ‘CYCLE’ staat, zullen de Tones waaruit de Patch is samengesteld achtereenvolgend klinken, ongeacht de Velocity berichten.
Velocity Fade Width Upper
Geluid3
TMT Velocity Control
(TMT Velocity Control Switch)
Waarde: 0-127
fig.06-028.e
Niveau
specificeren.
Velocity Fade Width Lower
TMT Control Switch
Gebruik de Matrix Control (p.109) om het klinken van andere Tones
in te schakelen (ON) of uit te schakelen (OFF).
Waarde: OFF, ON
U kunt andere Tones ook laten klinken in respons op noten die
met verschillende sterktes (Velocity) op het toetsenbord worden
gespeeld (p.95). Echter, de Matrix Control en de toetsenbord
Velocity kunnen niet tegelijkertijd gebruikt worden om verschillende Tones te laten klinken. Als u de verschillende Tones
hoorbaar wilt maken, stelt u de Velocity Control parameter
(p.95) op ‘OFF’ in.
Appendix
Dit bepaalt wat er met het niveau van de Tone gebeurt als de Tone
gespeeld wordt met een lagere Velocity dan zijn gespecificeerde
Velocity reeks. Hogere instellingen produceren een meer geleidelijke
verandering in volume. Als u wilt, dat noten die buiten de gespecificeerde toets Velocity reeks niet te horen zullen zijn, stelt u dit op ‘0’
in.
Fade Upper
Range Upper
Menu/systeem
In plaats van Velocity te gebruiken kunt u Tones ook met
gebruik van de Matrix Control (p.109, p.95) vervangen. Echter,
de toetsenbord Velocity en de Matrix Control kunnen niet tegelijkertijd gebruikt worden om verschillende Tones te laten klinken. Wanneer Matrix Control gebruikt wordt om Tones te veranderen, stelt u de Velocity Control parameter op ‘OFF’ in.
Fade Lower
Range Lower
Sampler
Als Velocity Range Lower en Velocity Range Upper op dezelfde
waardes zijn ingesteld, kunt u geen effect verkrijgen door TMT
Velocity Control op ‘RANDOM’ of ‘CYCLE’ in te stellen.
Aanslag
Sequencer
Gebruik ‘Velocity Range lower’ (p.95) en ‘Velocity Range
Upper’ (p.95) om het bereik van de toetsenbord dynamiek te
Waarde: 0-127
95
Een Patch creëren
De toonhoogte wijzigen (Pitch/
Pitch Env)
Wave Pitch Key Follow
Dit specificeert de hoeveelheid verandering in toonhoogte die
optreedt als u een toets een octaaf hoger speelt (d.w.z: 12 toetsen
omhoog op het toetsenbord).
Pitch
Als u wilt, dat de toonhoogte één octaaf hoger wordt, zoals op een
Tone Coarse Tune ★
toonhoogte twee octaven stijgt, zet u dit op ‘200’. Omgekeerd stelt u
dit op een negatieve waarde in wanneer de toonhoogte lager moet
conventioneel toetsenbord, stelt u dit op ‘100’ in. Als u wilt, dat de
Past de toonhoogte van het geluid in stappen van halve tonen
omhoog of omlaag aan (+/- 4 octaven).
Waarde: -48-+48
worden. Op ‘0’ ingesteld zullen alle toetsen dezelfde toonhoogte
produceren.
-200, -190, -180, -170, -160, -150, -140, -130, -120, -110,
-100, -90, -80, -70, -60, -50, -40, -30, -20, -10, 0, +10,
Waarde:
Tone Fine Tune ★
+20, +30, +40, +50, +60, +70, +80, +90, +100, +110,
Past de toonhoogte van het geluid in stappen van 1 cent omhoog of
omlaag aan (+/- 50 cent).
Waarde: -50-+50
+120, +130, +140, +150, +160, +170, +180, +190, +200
fig.06-030.e
Pitch
Eén cent is 1/100ste van een halve toon.
+200
Random Pitch Depth
+100
+50
Dit specificeert de breedte van de willekeurige afwijking in toonhoogte, die optreedt wanneer een toets wordt ingedrukt. Als u niet
0
wilt dat de toonhoogte willekeurig verandert, stelt u dit op ‘0’ in.
Deze waardes zijn in cent eenheden (1/100ste van een halve toon).
Waarde:
-50
0, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 20, 30, 40, 50, 60, 70, 80, 90,
100, 200, 300, 400, 500, 600, 700, 800, 900, 1000, 1100,
1200
C1
C2
C3
C4
C5
-200
C6
-100
C7
Key
Pitch Bend Range Up
Specificeert de mate van toonhoogte verandering in halve tonen, als
de Pitch Bend hendel uiterst rechts is gepositioneerd. Als deze parameter bijvoorbeeld op ‘12’ staat, zal de toonhoogte één octaaf stijgen
als de Pitch Bend hendel helemaal naar rechts wordt bewogen.
Waarde: 0-+48
Pitch Bend Range Down
Specificeert de mate van toonhoogte verandering in halve tonen, als
de Pitch Bend hendel uiterst links is gepositioneerd. Als deze parameter bijvoorbeeld op ‘-48’ staat, zal de toonhoogte vier octaven
dalen als de Pitch Bend hendel helemaal naar links wordt bewogen.
Waarde: -48-0
Pitch Env Velocity Sens
De speeldynamiek op het toetsenbord kan gebruikt worden om de
diepte van de Pitch envelope te besturen. Als u wilt, dat de Pitch
envelope meer effect heeft bij sterk gespeelde noten, stelt u deze
parameter op een positieve (+) waarde in. Als de Pitch envelope
minder effect moet hebben bij sterk gespeelde noten, stelt u dit op
een negatieve (-) waarde in.
Waarde: -63-+63
Pitch Env Time 1 Velocity Sens
Hiermee kan de toetsenbord dynamiek de Time 1 van de Pitch Envelope beïnvloeden. Als u wilt, dat Time 1 sneller wordt bij sterk
gespelde noten, stelt u deze parameter op een positieve (+) waarde
in. Als u wilt, dat deze langzamer wordt, zet u dit op een negatieve
(-) waarde.
96
Een Patch creëren
gespeelde noot toegepast.
Waarde: -63– +63
Pitch Env Time 4 Velocity Sens
Gebruik deze parameter dal u wilt dat de snelheid waarmee de toets
wordt losgelaten (Key Release snelheid) de Time 4 waarde van de
Pitch Envelope beïnvloedt. Als u wilt, dat Time 4 sneller wordt bij
snel losgelaten noten, stelt u deze parameter op een positieve (+)
Waarde: -63-+63
gebruikt wordt om de werking van de Pitch Bend hendel af te wisselen tussen de mode die met Bend Mode (control waarde 64 of hoger)
en conventionele handeling (control waardes 63 of lager) gespecificeerd is.
Waarde: CC01-31, CC32(OFF), CC33-95
Pitch Env Time Key Follow
Gebruik deze instelling als u wilt dat de Pitch Envelope tijden (Time
instellingen dat noten hoger dan C4 toenemend kortere tijden hebben, en negatieve (-) instellingen veroorzaken dat deze toenemend
langere tijden hebben. Hogere instellingen produceren meer verandering.
fig.06-031.e
Tijd
Pitch Env Depth
Past het effect van de Pitch Envelope aan. Hogere instellingen maken
dat de Pitch envelope meer verandering produceert. Negatieve (-)
instellingen keren de vorm van de envelope om.
Waarde: -12-+12
Pitch Env Time 1–4 ★
Specificeer de Pitch envelope tijden (Time 1-Time 4). Hogere instellingen resulteren in een langere tijd voordat de volgende toonhoogte
-100
Geluid3
-100, -90, -80, -70, -60, -50, -40, -30, -20, -10, 0, +10,
+20, +30, +40, +50, +60, +70, +80, +90, +100
Pitch Env (Pitch Envelope)
Geluid2
2-Time 4) door de toetsenbord locatie beïnvloed wordt. Gebaseerd
op de Pitch Envelope tijden van de C4 toets, maken positieve (+)
Waarde:
Dit specificeert de CC (Control Change) waarvan de waarde
Geluid1
waarde in. Als u wilt data deze langzamer wordt, stelt u dit op een
negatieve (-) waarde in.
Bend Mode Control
Overzicht
CATCH+LAST: de werking van ‘CATCH’ en ‘LAST’ wordt gecombineerd.
wordt bereikt. (Time 2 is bijvoorbeeld de tijd waarbinnen de toonhoogte van Level 1 in Level 2 verandert).
-50
Waarde: 0-127
Pad
fig.06-032.e
0
T1
T2
T3
T4
+50
+100
C2
C3
C4
C5
C6
C7
Toets
Toonhoogte L0
L1
Note off
Note on
Hold Bend
L2
Waarde: OFF, ON
Bend Mode
Specificeert wat er gebeurt als u de Pitch Bend hendel bedient.
De Pitch Bend hendel wordt op de conventionele
manier toegepast.
TOUCH:
Door het bewegen van de Pitch Bend hendel zal de
toonhoogte vloeiend veranderen, maar de toonhoogte zal direct naar het midden terugkeren als u
de hendel zelfs maar een fractie terug laat keren.
CATCH:
Als u een note-on speelt, terwijl de Pitch Bend hendel reeds is bewogen, zal de toonhoogte op de middenpositie klinken. De toonhoogte zal alleen veranderen nadat de hendel de middenpositie is
gepasseerd.
LAST:
De Pitch Bend hendel wordt alleen op de laatst
Pitch Env Level 0-4
Specificeer de Pitch envelope niveaus (Level 0-Level 4). Dit bepaalt
hoeveel de toonhoogte op elk punt verandert, gerelateerd aan de
referentie toonhoogte (de waarde die met Coarse Tune of Fine Tune
in het Pitch scherm is ingesteld).
Positieve (+) instellingen maken dat de toonhoogte hoger wordt dan
de standaard toonhoogte, en negatieve (-) instellingen maken dat
deze lager wordt.
Waarde: -63-+63
Appendix
NORMAL:
L: Level (niveau)
Menu/systeem
Waarde
T: Tijd
L4
Sampler
Dit specificeert of Pitch Bend beschikbaar is (ON) of niet beschikbaar
is (ODFF), terwijl deze door het pedaal wordt vastgehouden, en tijdens het releasegedeelte van het geluid.
Tijd
L3
Sequencer
C1
97
Een Patch creëren
De helderheid van een geluid met
een filter wijzigen (TVF/TVF Env)
Cutoff Frequency ★
Selecteert de frequentie waarop het filter een effect op de frequentie
componenten van de golfvorm begint te krijgen.
Waarde: 0-127
TVF
Als ‘LPF/LPF2/LPF3’ voor de Filter Type parameter is geselecteerd,
Filter Type
reduceren lagere cutoff frequentie instellingen de hoge boventonen
van een Tone, voor een ronder, warmer geluid. Met hogere instellin-
Selecteert het type filter. Een filter kapt een specifieke frequentie-
gen klinkt dit helderder.
regio af of duwt deze omhoog om de helderheid, dikte of andere
eigenschappen van het geluid te veranderen.
Als ‘BPF’ is geselecteerd, veranderen harmonische componenten
Waarde
OFF:
Er wordt geen filter gebruikt.
LPF:
Laag Pas Filter. Dit reduceert het volume van alle
frequenties boven de cutoff frequentie (Cutoff Freq)
om het geluid ronder of minder helder te maken.
Dit is het meest gebruikte filter in synthesizers.
BPF:
HPF:
afhankelijk van de TVF Cutoff Frequency instelling. Dit kan bruikbaar zijn bij het creëren van onderscheidende geluiden.
Als ‘HPF’ is geselecteerd, reduceren hogere Cutoff Frequency instellingen de lage boventonen, om slechts de heldere componenten van
het geluid te benadrukken.
Als ‘PKG’ is geselecteerd, variëren de boventonen die benadrukt
worden, afhankelijk van de Cutoff Frequency instelling.
Band Pas Filter. Dit behoudt alleen de frequenties in
de regio van de cutoff frequentie (Cutoff Freq), en
kapt de rest af. Dit kan bruikbaar zijn voor het creëren van onderscheidende geluiden.
Om de algehele Patch te bewerken, terwijl de relatieve verschillen in de Cutoff Frequency waardes, die voor elke Tone zijn
Hoog Pas Filter. Dit kapt de frequenties onder de
ingesteld, worden behouden, stelt u de Cutoff Offset parameter
in (p.90).
cutoff frequentie (Cutoff Freq) af. Dit is geschikt
voor het creëren van percussieve geluiden, waarbij
hun hogere Tones worden benadrukt.
Peaking Filter. Dit benadrukt de frequenties in de
regio van de cutoff frequentie (Cutoff Freq). Dit kan
gebruikt worden voor het creëren van wah-wah
effecten, door een LFO te gebruiken om de cutoff frequentie op cyclische wijze te veranderen.
LPF2:
LPF3:
gen kunnen oscillatie produceren, waardoor het geluid vervormt.
Waarde:0-127
Laag Pas Filter 2. Hoewel frequentie componenten
boven de cutoff frequentie (Cutoff Freq) worden
Om de algehele Patch te bewerken, terwijl de relatieve verschillen in de Resonance waardes, die voor elke Tone zijn ingesteld,
afgekapt, is de gevoeligheid van dit filter de helft
van dat van de LPF. Dit maakt het in vergelijking
een warmer laagpas filter.
Dit filter is goed te gebruiken met gesimuleerde
instrumentgeluiden, zoals de akoestische piano.
worden behouden, stelt u de Resonance Offset parameter in
(p.91).
Laag Pas Filter 3. Hoewel frequentie componenten
boven de cutoff frequentie (Cutoff Freq) worden
afgekapt, verandert de gevoeligheid van dit filter
volgens de Cutoff Frequentie. Hoewel dit filter ook
goed te gebruiken is voor gesimuleerde akoestische
instrumentgeluiden, verschilt de nuance die dit vertoont van die van de LPF2, zelfs met dezelfde TVF
Envelope tijden.
Als u “LPF2” of “LPF3” instelt, zal de instelling van de Resonance parameter genegeerd worden (p.98).
98
Benadrukt het portie van het geluid in de regio van de cutoff frequentie, en geeft het geluid meer karakter. Overmatig hoge instellin-
fig.06-034.e
LPF
BPF
Niveau
Hoog
Frequentie
Cutoff frequentie
Parameterwaarde
PKG:
Resonance ★
Laag
HPF
PKG
Een Patch creëren
Resonance Velocity Sens
Gebruik deze parameter als u wilt dat de cutoff frequentie verandert
Hiermee kan de toetsenbord Velocity de hoeveelheid resonantie wij-
volgens de toets die wordt ingedrukt. Gerelateerd aan de cutoff frequentie op de C4 toets (middelste C) maken positieve (+) instellingen
zigen. Als u wilt, dat sterk gespeelde noten een sterker resonantie
effect hebben, stelt u deze parameter op positieve (+) instellingen in.
dat de cutoff frequentie stijgt bij noten hoger dan C4, en negatieve (-)
Als u wilt, dat sterk gespeelde noten minder resonantie zullen heb-
instellingen maken dat de cutoff frequentie daalt bij noten hoger dan
C4. Hogere instellingen produceren meer verandering.
ben, gebruikt u negatieve (-) instellingen.
-100, -90, -80, -70, -60, -50, -40, -30, -20, -10, 0, +10,
+20, +30, +40, +50, +60, +70, +80, +90, +100, +110,
+120, +130, +140, +150, +160, +170, +180, +190, +200
fig.06-035.e
Cutoff Frequentie
(octaaf)
Waarde: -63-+63
TVF Env Velocity Curve
Selecteert één van de volgende zeven curven, die bepalen hoe de
speeldynamiek de TVF envelopes zullen beïnvloeden. Zet dit op
‘FIXED’ als u niet wilt dat de TVF Envelope door de speeldynamiek
wordt beïnvloed.
Geluid2
Waarde: FIXED, 1-7
+200
fig.06-036
+100
+2
+50
+1
1
0
o
C4
-200
C6
C5
4
5
6
7
TVF Envelope een sterker effect heeft bij sterk gespeelde noten, en
negatieve (-) instellingen maken dat het effect zwakker is.
-100
C7
Toets
Geluid3
C3
3
Specificeert hoe de speeldynamiek op het toetsenbord de diepte van
de TVF Envelope beïnvloedt. Positieve (+) instellingen maken dat de
-50
-2
C2
2
TVF Env Velocity Sens
-1
C1
Geluid1
-200, -190, -180, -170, -160, -150, -140, -130, -120, -110,
Waarde:
Overzicht
TVF Cutoff Key follow
Waarde: -63-+63
Selecteert één van de volgende zeven curven, die bepalen hoe de
speeldynamiek (Velocity) de cutoff frequentie beïnvloedt.
meer effect heeft op sterk gespeelde noten, en negatieve (-) instellingen maken dat het effect zwakker is.
Waarde: -63-+63
Waarde: FIXED, 1-7
TVF Env Time 4 Velocity Sens
fig.06-036
1
2
3
4
5
6
7
Waarde: -63-+63
Menu/systeem
Gebruik deze parameter als de toegepaste cutoff frequentie als
resultaat van veranderingen in de speeldynamiek wordt veranderd.
Als u wilt, dat sterk gespeelde noten de cutoff frequentie hoger
maken, zet u deze parameter op positieve (+) instellingen. Als u wilt,
dat sterk gespeelde noten de cutoff frequentie verlagen, gebruikt u
negatieve (-) instellingen.
Sampler
Cutoff Velocity Sens
De parameter die gebruikt wordt als u wilt dat de snelheid waarmee
de toets wordt losgelaten de Time 4 waarde van de TNF Envelope
regelt. Als u wilt, dat Time 4 sneller wordt bij snel losgelaten noten,
stelt u deze parameter op een positieve (+) waarde in. Als u wilt, dat
deze langzamer wordt, zet u dit op een negatieve (-) waarde.
Sequencer
Zet dit op ‘FIXED’ als u niet wilt dat de cutoff frequentie door de
toetsenbord Velocity wordt beïnvloed.
Hiermee kan de speeldynamiek de Time 1 van de TVF Envelope
beïnvloeden. Positieve (+) instellingen maken dat de TVF Envelope
Pad
TVF Env Time 1 Velocity Sens
Cutoff Velocity Curve
Waarde: -63-+63
Appendix
Om de algehele Patch te bewerken, terwijl de relatieve verschillen in de Cutoff Frequency Velocity Sens waardes, ingesteld
voor elke Tone, behouden blijven, stelt u de Velocity Sens Offset
parameter in (p.91). Deze instelling wordt echter met de Level
Velocity Sens parameter (p.100) gedeeld.
99
Een Patch creëren
TVF ENV (TVF Envelope)
Het volume aanpassen (TVA/TVA Env)
TVF Env Depth
Specificeert de diepte van de TVF envelope. Hogere instellingen zor-
TVA
gen dat de TVF envelope meer verandering produceert. Negatieve () instellingen keren de vorm van de envelope om.
Tone Level ★
Waarde: -63-+63
Stelt het volume van de Tone in. Deze instelling is voornamelijk
TVF Env Time Key Follow
bruikbaar voor het aanpassen van de volumebalans tussen Tones.
Waarde: 0-127
Gebruik deze instelling als u wilt dat de TVF Envelope tijden (Time
2-Time 4) door de locatie op het toetsenbord worden beïnvloed.
Gebaseerd op de TVF envelope tijden voor de C4 toets (middelste C),
maken positieve (+) instellingen dat noten hoger dan C4 toenemend
kortere tijden hebben, en negatieve (-) instellingen maken dat deze
toenemend langere tijden hebben. Hogere instellingen produceren
meer verandering.
-100, -90, -80, -70, -60, -50, -40, -30, -20, -10, 0, +10,
Waarde:
Level Velocity Curve (TVA Level Velocity Curve)
U kunt uit zeven curven selecteren, die bepalen hoe de speelsterkte
op het toetsenbord het volume beïnvloedt. Als u niet wilt dat het
volume van de Tone beïnvloed wordt door de sterkte waarmee u
speelt, zet u dit op ‘FIXED’.
Waarde: FIXED, 1-7
fig.06-036
+20, +30, +40, +50, +60, +70, +80, +90, +100
fig.06-031.e
Tijd
1
-100
C4
C5
C6
5
6
7
tieve (+) waarde in om de veranderingen in Tone volume toe te laten
nemen, hoe sterker de toetsen worden aangeslagen. Om de Tone
zachter te laten spelen naarmate u harder speelt, stelt u dit op een
+50
C3
4
Stelt dit in als u wilt dat het volume van de Tone verandert, afhankelijk van de sterkte waarmee u de toetsen indrukt. Stel dit op een posi-
0
C2
3
Level Velocity Sens
(TVA Level Velocity Sensitivity)
-50
C1
2
+100
C7
Toets
negatieve (-) waarde in.
Waarde: -63-+63
TVF Env Time 1–4 ★
Specificeer de TVF Envelope tijden (Time 1 – Time 4). Hogere instellingen verlengen de tijd, totdat het volgende cutoff frequentieniveau
wordt bereikt. (Time 2 is bijvoorbeeld de tijd waarbinnen Level 1 in
Level 2 zal veranderen).
Waarde: 0-127
fig.06-037.e
T1
Cutoff
frequentie
T2
T3
T4
L0
L1
Note on
T: Tijd
L2
L3
L4
Tijd
Note off
L: Level (niveau)
TVF Env Level 0–4
Specificeer de TVF Envelope niveaus (Level 0 – Level 4). Deze instellingen specificeren hoe de cutoff frequentie op elk punt zal veranderen, relatief aan de standaard cutoff frequentie (de cutoff frequentiewaarde die in het TVF scherm is gespecificeerd).
Waarde: 0-127
100
Als u aanpassingen op de gehele Patch wilt maken, terwijl de
relatieve waarde van TVA Level Velocity Sensitivity tussen
Tones behouden blijft, past u de Velocity Sens Offset parameter
(p.91) aan. Deze instelling wordt echter gedeeld met de Cutoff
Velocity Sens parameter (p.99).
Een Patch creëren
Tone Pan Key Follow
Bias maakt dat het volume door de toetsenbord positie wordt beïn-
Gebruik deze parameter als u wilt dat de toets positie de panning
vloed. Dit is bruikbaar voor het veranderen van het volume middels
de toetsenbord positie (toonhoogte), als akoestische instrumenten
beïnvloedt. Positieve (+) instellingen maken dat noten hoger dan C4
(middelste C) toenemend verder naar rechts worden gepanned, en
geselecteerd zijn.
negatieve (-) instellingen maken dat noten hoger dan C4 (middelste
C) naar links worden gepanned. Hogere instellingen produceren
meer verandering.
fig.06-039.e
UPPER
Niveau
+
–
C-1
Waarde: -100– +100
0
0
–
Toets
Bias positie
G9
C-1
Bias positie
Geluid1
LOWER
Niveau +
Overzicht
Bias
fig.06-040.e
Toets
G9
Pan
+100
R
+50
+
ALL
–
Niveau
0
0
0
–
–
C-1
Bias positie
+
Toets
G9
C-1
Geluid2
LO&UP
Niveau +
+
0
o
0
–
Bias positie
Toets
-50
G9
-100
L
C1
C2
C3
C4
C5
C6
C7
Toets
Geluid3
Bias Level
Past de hoek van de volumeverandering aan, die in de geselecteerde
Bias richting zal optreden. Hogere instellingen produceren meer verandering.
Negatieve (-) waardes keren de richting van de verandering om.
Waarde:
Random Pan Depth
Gebruik deze parameter als u wilt dat de stereo locatie verandert bij
het indrukken van een toets. Hogere instellingen produceren een
grotere hoeveelheid verandering.
+20, +30, +40, +50, +60, +70, +80, +90, +100
Waarde: 0-63
Pad
-100, -90, -80, -70, -60, -50, -40, -30, -20, -10, 0, +10,
Alternate Pan Depth
Specificeert de toets waaraan het volume dat gewijzigd wordt is
gerelateerd.
Deze instelling maakt dat de panning tussen links en rechts wordt
afgewisseld, elke keer dat een toets wordt ingedrukt. Hogere instel-
Waarde:C-1–G9
Selecteert de richting waarin de verandering zal optreden, beginnend vanaf de Bias positie.
lingen produceren een grotere hoeveelheid verandering. ‘L’ of ‘R’
instellingen keren de volgorde waarin de pan tussen links en rechts
zal afwisselen om. Als twee Tones bijvoorbeeld respectievelijk op
‘L’en ‘R’ zijn ingesteld, zal de panning van de twee Tones afwisselen,
elke keer dat deze gespeeld worden.
Waarde
Waarde: L63-0-63R
Bias Direction
UPPER:
Het volume wordt gewijzigd voor het toetsenbord
gebied boven het Bias punt.
LO&UP:
Het volume wordt symmetrisch naar de linker en
rechterkant van het Bias punt gewijzigd.
ALL:
Het volume verandert lineair, waarbij het Bias punt
het midden is.
Tone Pan ★
Stelt de pan van de Tone in. ‘L64’ is uiterst links, ‘0’is midden, en
‘63R’ is uiterst rechts.
voer van Tones 1 en 2 in Tone 2 samengebracht, en de uitvoer
van Tones 3 en 4 wordt in Tone 4 samengebracht. Daarom zal
Tone 1 de instellingen van Tone 2 volgen, en Tone zal de instellingen van Tone 4 volgen (p.92).
TVA Env (TVA Envelope)
TVA Env Time 1 Velocity Sens
Hiermee kan de toetsenbord dynamiek de Time 1 van de TVA envelope beïnvloeden. Als u wilt, dat Time 1 sneller wordt bij sterk
gespeelde noten, stelt u deze parameter op een positieve (+) waarde
in. Als u wilt, dat deze langzamer wordt, stelt u dit op een negatieve
(-) waarde in.
Waarde: -63-+63
101
Appendix
Waarde: L64-0-63R
Als een van de waardes tussen Type ‘2’- ‘10’ is geselecteerd
voor de Structure parameter in de Pan Key Follow, Rnd Pan
Depth, Alter Pan Depth parameter instellingen, wordt de uit-
Menu/systeem
Het volume wordt gewijzigd voor het toetsenbord
gebied onder het Bias punt.
Sampler
LOWER:
Sequencer
Bias Position
Een Patch creëren
TVA Env Time 4 Velocity Sens
De parameter die gebruikt wordt als de release snelheid de Time 4
waarde van de TVA envelope moet besturen. Als u wilt, dat Time 4
sneller wordt bij snel losgelaten noten, stelt u deze parameter op een
positieve (+) waarde in. Als u wilt, dat deze langzamer wordt, zet u
dit op een negatieve (-) waarde.
Output
Specificeert hoe het directe geluid van elke Tone uitgevoerd zal
worden.
Waarde:
Uitvoer via Patch multi-effecten
Uitvoer zonder door Patch multi-effecten te gaan
Waarde: -63-+63
PFX:
DRY:
TVA Env Time Key Follow
Tone Output Level
Gebruik deze instelling als u wilt dat de TVA Envelope tijden (Time
Specificeert het signaalniveau van elke Tone.
2-Time 4) door de locatie op het toetsenbord worden beïnvloed.
Gebaseerd op de TVA envelope tijden voor de C4 toets (middelste
Waarde: 0-127
C), maken positieve (+) instellingen dat noten hoger dan C4
Tone Chorus Send Level
toenemend kortere tijden hebben, en negatieve (-) instellingen
maken dat deze toenemend langere tijden hebben. Hogere
Specificeert het Niveau van het signaal dat voor elke Tone naar de
chorus wordt gestuurd.
instellingen produceren meer verandering.
-100, -90, -80, -70, -60, -50, -40, -30, -20, -10, 0, +10,
+20, +30, +40, +50, +60, +70, +80, +90, +100
Waarde:
Waarde: 0-127
Tone Reverb Send Level
fig.06-031.e
Specificeert het Niveau van het signaal dat voor elke Tone naar de
reverb wordt gestuurd.
Tijd
-100
Waarde: 0-127
-50
Modulerende geluiden (LFO1/2Step
LFO)
0
+50
+100
C1
C2
C3
C4
C5
C6
C7
Een LFO (Low Frequency Oscillator) veroorzaakt verandering
binnen een cyclus in een geluid. Elke Tone heeft twee LFO’s
Toets
(LFO1/LFO2), en deze kunnen gebruikt worden om de toonhoogte, cutoff frequentie en volume cyclisch te veranderen om
modulatie type effecten te creëren, zoals vibrato, wah en tre-
TVA Env Time 1–4 ★
Specificeer de TVA Envelope tijden (Time 1 – Time 4). Hogere
instellingen verlengen de tijd totdat het volgende volumeniveau
wordt bereikt. (Time 2 is bijvoorbeeld de tijd waarbinnen Level 1 in
Level 2 zal veranderen).
Waarde: 0-127
TVA Env Level 1-3
Specificeer de TVA Envelope niveaus (Level 1 – Level 3). Deze
instellingen specificeren hoe het volume op elk punt zal veranderen,
relatief aan het standaard volume (de Tone Level waarde die in het
TVA scherm is gespecificeerd).
Waarde: 0-127
fig.06-041.e
T1 T2
T3
T4
Niveau
L1
Note on
L2
T: Tijd L: Level (niveau)
102
Tijd
L3
Note off
molo. Beide LFO’s hebben dezelfde parameters. Daarom is
slechts één uitleg nodig.
Een Patch creëren
Waarde: 0-127
Waveform (LFO1/LFO2 Waveform)
Offset (LFO1/LFO2 Offset)
Selecteert de golfvorm van de LFO.
Verhoogt of verlaagt de LFO golfvorm, gerelateerd aan de centrale
Waarde
waarde (toonhoogte of cutoff frequentie). Positieve (+) instellingen
verplaatsen de golfvorm, zodat er geen modulatie van de centrale
Sinusgolf
TRI:
Driehoeksgolf
SAW-U:
Zaagtandgolf
waarde opwaarts zal plaatsvinden. Negatieve (-) instellingen
verplaatsen de golfvorm zo, dat modulatie vanaf de centrale waarde
neerwaarts zal optreden.
Zaagtandgolf (negatieve polariteit)
SQR:
Vierkante golf
RND:
Willekeurige golf
Delay Time (LFO1/LFO2 Delay Time)
BND-U:
op het moment dat de Attack van de golfvorm, die
Delay Time (LFO Delay Time) specificeert de tijd die verstrijkt
door de LFO is uitgevoerd, zich op een standaard
manier kan ontwikkelen, loopt de golfvorm zonder
voorfat het LFO effect wordt toegepast (het effect continueert) nadat
de toets is ingedrukt (of losgelaten).
verdere verandering door.
BND-D:
Waarde: -100, -50, 0, +50, +100
Waarde: 0-127
op het moment dat de decay van de golfvorm, die
door de LFO is uitgevoerd, zich op een standaard
manier kan ontwikkelen, loopt de golfvorm zonder
verdere verandering door.
Nadat u ‘Hoe de LFO wordt toegepast’ (p.104) heeft gelezen,
verandert u de instelling totdat het gewenste effect is bereikt.
S&H:
Sample & Hold golf (één keer per cyclus, LFO
waarde wordt veranderd)
Wanneer viool, blaas of bepaalde andere instrumentgeluiden in
een uitvoering worden gebruikt, kan het effectief zijn om het
CHAOS:
Chaos golf
VSIN:
Gewijzigde sinusgolf. De amplitude van een sinusgolf wordt elke cyclus willekeurig gevarieerd.
vibratie toe te passen nadat de noot enigszins uitgeklonken is,
in plaats van het vibratie direct toe te voegen nadat de geluiden
zijn gespeeld. Als u de Delay Time samen met de Pitch Depth
STEP:
Een golfvorm gegenereerd door de data die door
LFO Step 1-64 is gespecificeerd. Dit produceert een
stapvormige verandering met een vaststaand
parameter en Rate parameter instelt, zal het vibrato automatisch, volgens een bepaald interval worden toegepast, nadat de
toets is ingedrukt. Dit effect wordt Delay Vibrato genoemd.
effect hebben.
Rate (LFO1/LFO2 Rate) ★
Past de modulatiesnelheid van de LFO aan.
Waarde: 0-127, Note
(Voorbeeld)
die verstrijkt voordat het LFO efefct wordt toegepast af te laten
nemen (het effect is doorlopend) met elke hogere toets die in de hoge
registers wordt ingedrukt, selecteert u een positieve waarde. Om de
verstreken tijd te laten toenemen selecteert u een negatieve waarde.
Hogere instellingen produceren een grotere verandering. Als u niet
wilt dat de verstreken tijd voordat het LFO effect wordt toegepast
(het effect is doorlopend) verandert volgens de toets die wordt
ingedrukt, stelt u dit op ‘0’ in.
-100, -90, -80, -70, -60, -50, -40, -30, -20, -10, 0, +10,
+20, +30, +40, +50, +60, +70, +80, +90, +100
Waarde:
Bij een tempo van 120 (120 kwartnoten treden in 1 minuut (60
seconden) op).
LFO snelheid
(halve noot)
1 seconde (60 / 60 =1 (seconde))
(kwartnoot)
0.5 seconden (60 / 120= 0.5 (seconden))
(achtste noot)
0.25 seconden (60 / 240= 0.25 (seconden))
fig.06-031.e
Tijd
Menu/systeem
Instelling
Past de waarde van de Delay Time parameter aan, afhankelijk van
de toets positie, gerelateerd aan de C4 toets (middelste C). Om de tijd
Sampler
LFO Rate stelt de beat lengte voor het gesynchroniseerde tempo,
gesynchroniseerd met het tempo dat in een sequencer is ingesteld.
LFO1/LFO2 Delay Time Key Follow
Sequencer
Als u dit op ‘BND-U’ of ‘BND-D’ instelt, moet u de Key Trigger
parameter op ‘ON’ zetten. Als deze op ‘OFF’ staat, zal dit geen
Pad
Trapezoïde golf
Geluid3
TRP:
patroon, gelijkend op een stap modulator.
Geluid2
SAW-D:
Geluid1
SIN:
Overzicht
LFO1/2
-100
-50
0
+50
Rate Detune (LFO1/LFO2 Rate Detune)
LFO Rate Detune maakt subtiele veranderingen in de LFO cyclus
snelheid (Rate parameter), elke keer dat een toets wordt ingedrukt.
Hogere instellingen produceren een grotere verandering. Deze
parameter is niet geldig als Rate op ‘Note’ is ingesteld.
+100
C1
C2
C3
C4
C5
C6
C7
Toets
103
Appendix
Deze instelling wordt genegeerd als de Waveform parameter op
‘CHAOS’ is ingesteld.
Een Patch creëren
Fade Mode (LFO1/LFO2 Fade Mode)
Pan Depth (LFO1/LFO2 Pan Depth) [_S]
Specificeert hoe de LFO toegepast zal worden.
Specificeert hoe diep de LFO de pan zal beïnvloeden.
Waarde: ON <, ON >, OFF <, OFF >
Waarde: -63-+63
Nadat u ‘Hoe de LFO wordt toegepast’ (p.104) heeft gelezen,
Positieve (+) en negatieve (-) instellingen voor de Depth para-
verandert u de instelling totdat het gewenste effect is bereikt.
Fade Time (LFO1/LFO2 Fade Time)
meter resulteren in verschillende soorten verandering in toonhoogte en volume. Bijvoorbeeld, als de Depth parameter voor
Specificeert de tijd waarbinnen de LFO amplitude het maxi-
één Tone op een positieve (+) waarde wordt ingesteld, en u een
mum(minimum) zal bereiken.
andere Tone op dezelfde numerieke waarde instelt maar deze
negatief (-) maakt, zal de modulatiefase van de twee Tones
Waarde: 0-127
elkaars omgekeerde zijn. Hierdoor is het mogelijk om heen en
weer te schuiven tussen twee verschillende Tones of dit te comNadat u ‘Hoe de LFO wordt toegepast’ (p.104) heeft gelezen,
bineren met de Pan instelling, om de locatie van het geluids-
verandert u de instelling totdat het gewenste effect is bereikt.
beeld cyclisch te veranderen.
Key Trigger (LFO1/LFO2 Key Trigger)
Dit specificeert of de LFO cyclus gesynchroniseerd wordt om te
beginnen wanneer de toets wordt ingedrukt (ON) of niet (OFF).
Waarde: OFF, ON.
Pitch Depth (LFO1/LFO2 Pitch Depth) ★
Specificeert hoe diep de LFO de toonhoogte zal beïnvloeden.
Waarde: -63-+63
TVF Depth (LFO1/LFO2 TVF Depth) ★
Specificeert hoe diep de LFO de cutoff frequentie zal beïnvloeden.
Als de Structure parameter op een waarde tussen ‘2’ en ‘10’
staat, wordt de uitvoer van Tones 1 en 2 in Tone 2 samengebracht, en de uitvoer van Tones 3 en 4 wordt in Tone 4 samengebracht. Dit is van toepassing op de Pan Depth parameter.
Daarom zal Tone 1 de instellingen van Tone 2 volgen, en Tone
zal de instellingen van Tone 4 volgen (p.92).
Step LFO
LFO Step Type
Waarde: -63-+63
Wanneer een LFO golfvorm van de data die bij LFO Step1-64 is
gespecificeerd wordt gegenereerd, specificeert u of het Niveau
TVA Depth (LFO1/LFO2 TVA Depth)
abrupt op elke stap zal veranderen of lineair geschakeld zal zijn.
Specificeert hoe diep de LFO het volume zal beïnvloeden.
Waarde: TYPE1 (trap-stap verandering), TYPE2 (lineaire verandering).
Waarde: -63 -+63
Step 1-64 (LFO Step 1-64)
Specificeert de data voor de Step LFO. Als de LFO Pitch Depth +63
is, correspondeert elke +1 eenheid van de step data met een toonhoogte van +50 cent.
Waarde: -36 - +36
LFO End Step
Specificeert het aantal LFO stappen.
Waarde: 1, 2, 4, 8, 16, 32, 64
Hoe de LFO wordt toegepast
● De LFO geleidelijk toepassen nadat de
toets is ingedrukt
fig.06-043.e
Hoog (meer)
Delaytijd
Toonhoogte
Cutoff frequentie
Niveau
Pan Note on
Fade tijd
Diepte
Laag (minder)
104
Fade Mode:
ON <
Delay Time:
de tijd tussen het bespelen van het toetsenbord
en het toepaasen van de LFO.
Een Patch creëren
Fade Time:
de tijd waarbinnen de LFO amplitude het maxi-
● De LFO direct toepassen als de toets wordt
ingedrukt, en het effect dan geleidelijk
laten afnemen
fig.06-044.e
Hoog (meer)
Delaytijd
ON >
Delay Time:
de tijd dat de LFO zal doorgaan, nadat het toet-
MONO:
alleen de laatst gespeelde noot klinkt
POLY:
worden.
Twee of meer noten kunnen gelijktijdig gespeeld
Legato Switch
senbord is bespeeld.
Legato Switch is geldig als de Mono/Poly parameter op ‘MONO’ is
de tijd waarbinnen de LFO amplitude het maxi-
ingesteld. Deze instelling specificeert of de legato Switch gebruikt
zal worden (LEGATO) of niet (OFF).
mum zal bereiken, nadat de Delay Time is verstreken.
fig.06-045.e
Hoog (meer)
Delaytijd
Toonhoogte
Cutoff frequentie
Niveau
Pan Note
on
Fade tijd
Diepte
Met de Legato switch parameter op ‘LEGATO’ ingesteld, zal de
toonhoogte van de noot in de toonhoogte van de meest recent
gespeelde toets veranderen, als een toets wordt ingedrukt, terwijl de
voorgaande toets ingedrukt blijft. Dit creëert een vloeiende overgang
tussen noten, hetgeen effectief is als u de ‘Hammer en Pull’ technieken die door gitaristen worden gebruikt wilt simuleren.
Als u ‘SUSTAIN’ kiest, wordt het legato effect toegepast, terwijl u
het Hold pedaal ingedrukt houdt.
Waarde: OFF, LEGATO, SUSTAIN, LEGATO+SUSTAIN
Note
off
Legato Retrigger (Legato Retrigger Switch)
Fade Mode:
OFF <
Delay Time:
de tijd tussen het loslaten van het toetsenbord en
het begin van de LFO.
fig.06-046.e
Delaytijd
Als dit op ‘AUTO’ staat, zal retriggering alleen optreden als u een
toets speelt die een octaaf lager of nog verder weg ligt.
Fade tijd
Diepte
Note on
Note off
OFF >
Delay Time:
de tijd dat de LFO doorloopt nadat het toetsenbord is losgelaten
Fade Time:
de tijd waarbinnen de LFO amplitude het maximum bereikt, nadat de delay Time is verstreken.
Laten we er van uitgaan dat de Legato switch op ‘LEGATO’ is
ingesteld, en de Legato Retrigger op ‘OFF’ staat. Als u legato
probeert te spelen (door een hogere toets in te drukken, terwijl
een lagere toets ingedrukt wordt gehouden), kan de toonhoogte soms niet helemaal naar de bedoelde toonhoogte stijgen
(stopt in plaats daarvan op een toonhoogte ergens in het midden). Dit kan gebeuren omdat de limiet van de stijging in toonhoogte, die met het Wave Level is bepaald, overschreden is.
Bovendien, als verschillende hoge toonhoogte limieten worden
gebruikt voor de golven van een Patch die meerdere Tones
gebruikt, kan dit in MONO mogelijk niet hoorbaar zijn. Wanneer grote veranderingen in toonhoogte worden gemaakt, stelt
u de Legato Trigger op ‘ON’ in.
105
Appendix
Fade Mode:
Waarde: OFF, ON, AUTO
Menu/systeem
Toonhoogte
Cutoff frequentie
Niveau
Pan
dan ‘OFF’ staat. De instelling bepaalt of geluiden opnieuw worden
gespeeld (ON) of niet (OFF), wanneer legato wordt gespeeld. Normaalgesproken laat u dit op ‘ON’ staan. Als dit op ‘OFF’ is ingesteld,
en een tweede toets wordt ingedrukt, terwijl de eerste toets nog
steeds ingedrukt is, zal maken dat alleen de toonhoogte verandert.
Er is dan geen Attack geluid voor de tweede toets die u indrukte. Zet
dit op ‘OFF’ als frases met blaasinstrumenten en strijkers worden
gespeeld of wanneer modulatie met het mono synth toetsenbordgeluid wordt gebruikt.
Sampler
● De LFO toepassen vanaf het moment dat
de toets wordt ingedrukt totdat deze
wordt losgelaten, en het effect geleidelijk
laten afnemen als de toets wordt losgelaten
Legato Retrigger is beschikbaar als de Mono/Poly parameter op
‘MONO’ is ingesteld, en de Legato Switch parameter op iets anders
Sequencer
de tijd waarbinnen de LFO amplitude het maximum bereikt, nadat de delay Time is verstreken.
Pad
Laag (minder)
Hoog (meer)
Geluid3
● De LFO geleidelijk toepassen nadat de
toets is losgelaten
Laag (minder)
Waarde
Geluid2
Fade Mode:
Fade Time:
Specificeert of de Patch polyfoon (POLY) of monofoon (MONO) zal
Geluid1
Diepte
Laag (minder)
Fade Time:
Mono/Poly
zijn. De ‘MONO’ instelling is effectief wanneer een solo instrument
Patch zoals een sax of fluit wordt gespeeld.
Fade tijd
Toonhoogte
Cutoff frequentie
Niveau
Pan Note on
Portamento of Legato op het
geluid toepassen (Solo/Porta)
Overzicht
mum bereikt, nadat de delay Time is verstreken.
Een Patch creëren
Portamento Switch
Portamento Start
Specificeert of het Portamento effect toegepast zal worden (ON) of
Wanneer een andere toets wordt ingedrukt tijdens een verandering
niet (OFF).
in toonhoogte die door portamento wordt geproduceerd, zal een
nieuwe verandering in toonhoogte beginnen. Deze instelling specifi-
Waarde: OFF, ON
ceert de toonhoogte waarop de verandering zal beginnen.
Waarde
Portamento
PITCH:
Portamento is een effect dat de toonhoogte van de eerst
fig.06-048.e
gespeelde toets vloeiend in die van de volgende gespeelde toets
verandert. Door portamento toe te passen, terwijl de Mono/
Start een nieuw portamento als een andere toets
wordt ingedrukt, terwijl de toonhoogte verandert.
Toonhoogte
Poly parameter op ‘MONO’ staat, kunt u de uitvoeringstechnie-
C5
ken op een viool of soortgelijk instrument simuleren.
Portamento Mode
D4
C4
Specificeert de uitvoeringsomstandigheden waarvoor portamento
zal worden toegepast.
Tijd
Waarde
NORMAL:
Portamento wordt altijd toegepast.
LEGATO:
Portamento wordt alleen toegepast als u legato
speelt (d.w.z: als u de volgende toets indrukt voordat de vorige toets is losgelaten).
Portamento Type
Specificeert het type portamento effect.
Druk op D4 toets
Druk op C5 toets
Druk op C4 toets
Portamento begint opnieuw vanaf de toonhoogte
waar de huidige verandering zou eindigen.
NOTE:
fig.06-049.e
Toonhoogte
Waarde
RATE:
de tijd die het duurt hangt af van de afstand tussen
de twee toonhoogtes.
TIME:
de tijd die het duurt is constant, ongeacht hoe ver de
twee noten uit elkaar liggen.
C5
D4
C4
Tijd
Druk op D4 toets
Druk op C5 toets
Druk op C4 toets
Als portamento wordt gebruikt, specificeert dit de tijd waarbinnen
de toonhoogte zal veranderen. Hogere instellingen maken dat de
toonhoogte verandering naar de volgende noot langer zal duren.
Waarde: 0-127
106
Een Patch creëren
OFF-N:
In plaats van gespeeld te worden, terwijl de toets
wordt ingedrukt, begint de Tone te spelen wanneer
de tijdsperiode die in de Delay Time parameter is
Tone Delay Mode
gespecificeerd verstreken is nadat de toets is losgela-
Selecteert het type Tone delay.
ten. Dit is effectief in situaties waarbij ruis van gitaren en andere instrumenten wordt gesimuleerd.
Waarde
Overzicht
Diverse instellingen (Misc)
fig.06-053.e
de Tone begint te spelen nadat de tijd, gespecificeerd
NORM:
Geluid1
in de Delay Time parameter, is verstreken.
fig.06-051.e
Geen Tone Delay
Delaytijd
Note off
Note on
In plaats van gespeeld te worden, terwijl de toets
wordt ingedrukt, begint de Tone te spelen nadat de
tijdsperiode die in de Delay Time parameter is
Delaytijd
gespecificeerd verstreken is, nadat de toets is losge-
Hoewel de Tone begint te spelen nadat de tijd,
gespecificeerd in de Delay Time parameter, verstre-
HOLD:
ken is, wordt de Tone niet gespeeld als de toets
wordt losgelaten voordat de in de Delay Time parameter gespecificeerde tijd is verstreken.
fig.06-054.e
Delaytijd
Geluid3
laten. Hier veranderen veranderingen in de TVA
Envelope echter wanneer de toets wordt ingedrukt,
wat in veel gevallen betekent dat alleen het geluid
van het release portie van de envelope hoorbaar is.
Note off
Note on
Geluid2
OFF-D:
fig.06-052.e
Note on
Note off
Als u een golfvorm heeft geselecteerd die een decay type geluid
is (een geluid dat natuurlijk wegsterft, zelfs als de toets niet
wordt losgelaten), kan het selecteren van ‘OFF-N’ of ‘OFF-D’
resulteren in geluid dat niet hoorbaar is.
Tone Delay
107
Appendix
• Als u Tone Delay niet gaat gebruiken, stelt u de Delay
Mode parameter op ‘NORM’, en de Delay Time parameter
op ‘0’ in. Als de Structure parameters binnen de reeks zijn
‘2’- ‘10’ is ingesteld, wordt de uitvoer van Tones 1 en 2 in
Tone 2 gecombineerd, en de uitvoer van Tones 3 en 4
wordt in Tone 4 gecombineerd. Daarom volgt Tone 1 de
instellingen van Tone 2, en volgt Tone 3 de instellingen van
Tone 4 (p.92).
Menu/systeem
De Tone delaytijd kan ook met het tempo van de sequencer
gesynchroniseerd worden.
Sampler
Dit produceert een tijdsvertraging tussen het moment dat een
toets wordt ingedrukt (of losgelaten), en het moment dat de
Tone werkelijk begint te klinken. U kunt ook instellingen maken
die de timing waarop elke Tone klinkt verschuift. Dit verschilt
van de Delay in de interne effecten, in die zin dat door het veranderen van de geluidskwaliteiten van de vertraagde Tones en
het veranderen van de toonhoogte van elke Tone, u ook arpeggio-achtige passages kunt uitvoeren, door slechts één toets in te
drukken.
Sequencer
Geen geluid
gespeeld
Delaytijd
Note off
Pad
Note on
Een Patch creëren
Tone Delay Time
Tone Receive Pan Mode
Specificeert de tijd vanaf het moment dat de toets wordt ingedrukt
Specificeer voor elke Tone hoe pan berichten ontvangen zullen wor-
(of als de Delay Mode parameter op ‘OFF-N’ of ‘OFF-D’ is ingesteld,
de tijd vanaf het moment dat de toets wordt losgelaten), totdat de
den.
Tone hoorbaar wordt.
CONT:
Als Pan berichten worden ontvangen zal de stereo-
K-ON:
De pan van de Tone wordt alleen veranderd als de
volgende noot wordt gespeeld. Als een pan bericht
Waarde
Waarde: 0-127, Note
positie van de Tone veranderd worden.
Tone Delay Time specificeert de beat lengte voor het gesynchroniseerde tempo, als het tempo dat de verstreken tijd totdat de Tone
klinkt specificeert (Patch Tempo) met het tempo dat in een sequencer
is ingesteld is gesynchroniseerd.
(voorbeeld)
Bij een tempo van 129 (129 kwartnoten treden in 1 minuut (60 seconden) op))
wordt ontvangen, terwijl een noot klinkt, zal de panning niet veranderen totdat de volgende toets wordt
ingedrukt.
Als ‘PFX (Patch Multi-effects)’ (p.157) is ingeschakeld, wordt
de Tone Rx Pan Mode instelling genegeerd.
Instelling
LFO snelheid
(halve noot)
1 second (60 / 60 =1 (second))
(kwartnoot)
0.5 seconden (60 / 120= 0.5 (seconden))
De kanalen kunnen niet ingesteld worden op het niet ontvan-
(achtste noot)
0.25 seconden (60 / 240= 0.25 (seconden))
gen van Pan berichten.
Tone Env Mode
Wanneer een loop golfvorm (p.88) is geselecteerd, zal het geluid normaalgesproken doorgaan zolang de toets ingedrukt wordt. Als u
Tone Redamper Switch
U kunt op een individuele Tone basis, specificeren of het geluid vastgehouden wordt als een Hold-1 bericht wordt ontvangen nadat een
wilt, dat het geluid natuurlijk wegsterft, zelfs als de toets ingedrukt
blijft, stelt u dit op ‘NO SUS’ in.
toets is losgelaten, maar voordat het geluid tot stilte is weggestorven.
Als u het geluid wilt laten doorklinken, zet u dit op ‘ON’. Wanneer
deze functie gebruikt wordt, stelt u de Tone Receive Hold-1 parame-
Reeks: NO SUS, SUST
ter ook op ‘ON’. Deze functie is effectief bij pianogeluiden.
Waarde: OFF, ON
Als een one-shot type Wave (p.88) is geselecteerd, zal deze niet
doorklinken, ook al is deze parameter op ‘SUST’ ingesteld.
Tone Receive Bender
(Tone Receive Pitch Bend Switch)
Specificeer voor elk Tone of MIDI Pitch Bend berichten ontvangen
zullen worden (ON) of niet (OFF).
Waarde: OFF, ON
Tone Receive Expression
(Tone Receive Expression Switch)
Specificeer voor elke Tone of MIDI Expressie berichten ontvangen
zullen worden (ON) of niet (OFF).
Waarde: OFF, ON
Tone Receive Hold-1
(Tone Receive Hold Switch)
Specificeer voor elke Tone of MIDI Hold-1 berichten ontvangen zullen worden (ON) of niet (OFF).
Waarde: OFF, ON
Als ‘NO SUS’ voor de Env Mode parameter is geselecteerd, heft
deze instelling gen effect.
108
Een Patch creëren
TVF ENV:
TVF envelope
TVA ENV:
TVA envelope
Velocity en Key Follow corresponderen met Note berichten.
Matrix Control
Hoewel er geen MIDI berichten voor LFO 1 via TVA Envelope
MIDI apparaat wilt veranderen, zouden System Exclusive
berichten – MIDI berichten die exclusief voor de Fantom-G zijn
zijn, kunnen deze als Matrix Control gebruikt worden. In dit
geval kunnen de Tone instellingen in realtime veranderd wor-
ontworpen – verzonden moeten worden. Echter, System Exclusive berichten zijn over het algemeen ingewikkeld, en de hoeveelheid data die overgedragen moet worden kan erg groot
den door patches te spelen.
• Als u algemene controllers voor de gehele Fantom-G wilt
worden.
gebruiken, selecteert u ‘SYS CTRL1’- ‘SYS CTRL4’. MIDI berichten die als System Control 1-4 worden gebruikt, worden met de
Daarom zijn een aantal van de meer typische Tone parameters
System Ctrl 1-4 parameters ingesteld (p.297).
Er zijn parameters die bepalen of Pitch Bend, Controller num-
hun waardes aangebracht kunnen worden. Dit voorziet in een
mer 11 (expressie) en Controller nummer 64 (Hold-1) worden
ontvangen (p.108). Als deze instellingen op ‘ON’ staan en de
verscheidenheid aan mogelijkheden voor het veranderen van
de manier waarop Patches gespeeld worden.
ken om de snelheid van de LFO te veranderen of door uw speeldynamiek op het toetsenbord te gebruiken om een filter te openen of sluiten.
De functie waarmee MIDI berichten gebruikt kunnen worden
om deze veranderingen in Realtime op de Tone parameters toe
te passen, wordt de Matrix Control genoemd. In één enkele
Om de Matrix Control te gebruiken, specificeert u welk MIDI
Control Destination 1–4
(Matrix Control Destination 1–4)
Matrix Control Destination selecteert de Tone parameter die
bestuurd zal worden als de Matrix Control wordt gebruikt. De volgende parameters kunnen bestuurd worden. Wanneer parameters
niet met de Matrix Control worden bestuurd, zet u dit op ‘OFF’.
Voor elke Matrix Control kunnen maximaal vier parameters gespecificeerd worden, en deze kunnen gelijktijdig bestuurd worden.
Control 1–4 Source
Stelt het MIDI bericht in, dat gebruikt wordt om de Tone parameter
met de Matrix Control te veranderen.
Waarde
OFF:
Matrix Control wordt niet gebruikt.
CC01–31, CC32(OFF), 33–95:
Control Change
Pitch Bend
AFTERTOUCH:
Aftertouch
SYS CTRL1–SYS CTRL4: MIDI berichten die als algemene matrix
regelingen worden gebruikt
Velocity (sterkte waarmee een toets
wordt ingedrukt)
KEY FOLLOW:
Key Follow (toetsenbord positie met C4
als 0)
TEMPO:
Het gespecificeerde tempo (sequencer
tempo) of het tempo van een externe
MIDI sequencer.
LFO1:
LFO 1
LFO2:
LFO 2
PITCH ENV:
Pitch envelope
●
CUTOFF:
verandert de cutoff frequentie.
RESONANCE:
benadrukt de boventonen in de regio van de
cutoff frequentie, en geeft het geluid karakter.
Volume, Pan en toonhoogte veranderen
LEVEL:
verandert het volumeniveau
PAN:
verandert de pan.
PITCH:
verandert de toonhoogte.
Appendix
Velocity:
Het filter openen en sluiten
Menu/systeem
PITCH BEND:
●
Sampler
In deze handleiding worden parameters die met gebruik van de
Matrix Control bestuurd kunnen worden met een ‘[_S] aangegeven.
Sequencer
bericht (Source parameter) gebruikt zal worden voor besturing
van welke parameter (Destination parameter) en hoe veel (Sns
parameter), en de Tone waarop het effect wordt toegepast (Tone
parameter).
• De waarde van CC#67 (soft) wordt toegepast op het moment
dat de noot begint. Veranderingen die optreden tijden de duur
van de noot zullen geen effect op de parameters hebben.
Pad
Patch kunnen maximaal vier Matrix Controls gebruikt worden.
wanneer een verandering in de instellingen van de gewenste
parameter wordt aangebracht. Als u alleen de gerichte parameters wilt veranderen, stelt u deze op ‘OFF’ in.
Geluid3
MIDI berichten ontvangen worden, zullen de Pitch Bend,
Expressie en Hold 1 instellingen ook gelijktijdig veranderen
Het geluid van een Patch kan op verscheidene manieren veranderd worden, bijvoorbeeld door de Pitch Bend hendel te gebrui-
Geluid2
van de Fantom-G ontworpen op het accepteren van Control
Change (of andere) MIDI berichten, waarmee veranderingen in
Geluid1
Doorgaans, als u Tone parameters met gebruik van een extern
Overzicht
Matrix Control instellingen (Control 1-4)
109
Een Patch creëren
●
De manier waarop effecten worden toegepast veranderen
OUTPUT LEVEL:
●
TVF ENV A-TIME:
CHORUS SEND:
verandert de hoeveelheid chorus.
verandert de Env Time 2 en Env
Time 3 parameters van de TVF enve-
REVERB SEND:
verandert de hoeveelheid reverb.
lope.
TVF ENV D-TIME:
TVF ENV R-TIME:
LFO toepassen om geluiden te moduleren
LFO1/LFO2 PITCH DEPTH: verandert de vibrato diepte.
LFO1/LFO2 TVF DEPTH:
verandert de wah diepte.
LFO1/LFO2 TVA DEPTH:
verandert de tremolo diepte.
LFO1/LFO2 PAN DEPTH:
verandert het effect dat de LFO op
LFO1/LFO2 TVF RATE:
●
De TVA Envelope veranderen
TVA ENV A-TIME:
verandert de Env Time 1 parameter
van de TVA envelope.
TVA ENV D-TIME:
verandert de snelheid van de LFO
verandert de Env Time 2 en Env
Time 3 parameters van de TVA
envelope.
cycli. De snelheid verandert niet
als de LFO Rate op ‘note’ is inge-
TVA ENV R-TIME:
verandert de Env Time 4 parameter
van de TVA envelope.
steld.
De Pitch Envelope veranderen
verandert de Env Time 4 parameter
van de TVF envelope.
de pan zal hebben.
●
verandert de Env Time 1 parameter
van de TVF envelope.
verandert de hoeveelheid origineel
geluid.
●
De TVF Envelope veranderen
●
Afgespeelde Tones splitsen
PIT ENV A-TIME:
verandert de Env Time 1 parameter
van de Pitch envelope.
TMT
PIT ENV D-TIME
verandert de Env Time 2 en Env
Time 3 parameters van de Pitch
envelope.
Als de Matrix Control gebruikt wordt om Tones te splitsen, stelt
u de TMT Velocity Control parameter op ‘OFF’, en de TMT
PIY ENV R-TIME:
verandert de Env Time 4 parameter
Control Switch parameter op ‘ON’ in (p.95).
• Als de Matrix Control gebruikt wordt om Tones te splitsen,
van de Pitch envelope.
adviseren wij om Control Sens op ‘+63’ in te stellen. Als een
lagere waarde wordt geselecteerd, kan het veranderen van de
Tones mogelijk niet uitgevoerd worden. Bovendien, als u het
effect wilt omkeren, zet u de waarde op ‘-63’.
• Als u Matrix Control wilt gebruiken om Tones vloeiend in
elkaar over te laten gaan, gebruikt u de Velocity Fade Width
Lower en Velocity fade Width Upper parameters (p.95). Hoe
hoger de waarde wordt ingesteld, hoe vloeiender de Tones in
elkaar overgaan.
●
De diepte van frequentiemodulatie voor
FXM veranderen
FXM DEPTH
●
Specifieke PFX parameters veranderen
PFX 1-4:
verander de parameter die met de PFX Control (p.157) parameter werd gespecificeerd.
Als de noodzakelijke instellingen voor gebruik van de PFX niet
zijn gemaakt, zal de PFX niet worden toegepast, zelfs als u het
als een Matrix Control bestemming probeert te besturen.
●
Als u geen Matrix Control gebruikt
OFF:
110
Matrix Control zal niet gebruikt worden.
Een Patch creëren
Control Sens 1-4 (Matrix Control Sens 1-4)
past in. Als u de geselecteerde parameter in een positieve (+) richting
van de huidige instelling wilt wijzigen – bijv. een hogere waarde,
naar rechts of sneller, enz. – selecteert u een positieve (+) waarde.
Om de geselecteerde parameter in een negatieve (-) richting van de
huidige instelling wilt wijzigen – bijv. een lagere waarde, naar links
Druk op de [F5 (PFX)] knop om naar het PFX (Patch Multi-effect)
bewerkingsscherm te gaan (p.157).
Details over effectinstellingen vindt u op de hieronder getoonde
zowel positieve als negatieve instellingen staan grotere absolute
waardes grotere hoeveelheden verandering toe. Stel dit op ‘0’in als
• ‘Effectinstellingen maken’ (p.151)
het effect niet toegepast moet worden.
• ‘Patch Multi-effect instellingen (PFX) maken’ (p.157).
pagina’s.
Geluid1
of langzamer, enz. – selecteert u een negatieve (-) waarde. Voor
Effecten voor een Patch instellen
(PFX)
Overzicht
Stelt de hoeveelheid van het Matrix Control effect dat wordt toege-
Control Tone 1-4 (Tone Control Switch 1-4)
Geluid2
Matrix Control Tone selecteert de Tone waarop het effect wordt toegepast als de Matrix Control wordt gebruikt.
Waarde
OFF:
het effect zal niet toegepast worden.
ON:
het effect zal toegepast worden.
REVS:
het effect zal omgekeerd toegepast worden.
Geluid3
Pad
Sequencer
Sampler
Menu/systeem
Appendix
111
Een ritmeset creëren
Met de Fantom-G heeft u volledige controle over een brede reeks
instellingen. Elk onderdeel dat ingesteld kan worden, staat bekend
als een parameter. Als u de waarde van parameters verandert, doet
Een ritmeset snel bewerken
(Patch Zoom Edit)
u wat doorgaans bewerken wordt genoemd. In dit hoofdstuk worden de procedures voor het creëren van ritmesets, en de functies van
de ritmeset parameters uitgelegd.
Hoe ritmeset instellingen
worden gemaakt
In het Patch Zoom Edit scherm kunt u de belangrijkste parameters
van een Patch bewerken. Voor toegang tot alle parameters gebruikt
u het Patch Pro Edit scherm (p.114).
1.
Selecteer de ritmeset, waarvan u de instellingen wilt
bewerken (p.52).
2.
Druk op [PATCH].
Begin met een bestaande ritmeset en bewerk deze om een nieuwe ritmeset te creëren. Ritmesets worden uit een verzameling meerdere
Rhythm Tones (percussie instrumenten) gecreëerd. De toewijzingen
van de Rhythm Tones voor elke toets kunnen met rhythm set edit
veranderd worden. De Rhythm Tone die aan elke toets is toegewezen bestaat uit vier golven.
Rhythm Tones en golven staan op dezelfde manier met elkaar in verband als Patches en Tones.
Het Patch Zoom Edit scherm verschijnt.
fig.07-001_50
Parameters
Groepen
F-toets handelingen in het Patch Zoom Edit scherm.
F-toets
Uitleg
PAG.
F1
Group/Up
F2
Group/Down
F4
Util Menu
Verplaatst de bewerkingsgroep tab opwaarts.
Verplaatst de bewerkingsgroep tab neerwaarts.
Rhythm
Initialiseert de instellinSet
gen van de huidig geselecInitialize
teerde ritmeset.
Rhythm
Initialiseert de instellinKey
gen van de huidig geselecInitialize
teerde ritme toets.
Rhythm
Kopieert instellingen van
Tone Copy
een gewenste ritmeset
naar de huidig geselecteerde ritmeset.
Toegang tot het PFX (Patch Multi-effect)
bewerkingsscherm.
Toegang tot het Patch Pro Edit scherm,
waar alle parameters bewerkt kunnen
worden.
Selecteert het te bewerken Part.
–
Selecteert de Tones die zullen klinken.
p. 113
F5
PFX
F6
Pro Edit
F7
Part Select
F8
Wave Sw/Sel
112
–
p. 115
p. 115
p. 115
p. 157
p. 114
–
Een ritmeset creëren
3.
9.
Als u de door u gemaakte veranderingen wilt opslaan, drukt
u op [WRITE] om de Save handeling uit te voeren (p.116).
Als u de veranderingen niet wilt behouden, drukt u op
[EXIT] om naar het Single Play scherm terug te keren.
Als u zonder op te slaan naar het Single Play scherm terugkeert,
Details van elke parameter vindt u op de volgende pagina’s.
Pagina
Pitch Envelope
p. 121
TVF
TVF Envelope
p. 122
p. 124
TVA Envelope
p. 125
’ symbool rechts van de ritmeset naam worden
getoond, wat betekent dat de ritmeset instellingen zijn bewerkt.
De instellingen die u bewerkt zijn tijdelijk, en zullen verloren
gaan als u de stroom uitzet, van geluidsgenerator mode
verandert of een ander geluid selecteert.
Geluid1
•
Parameternaam
zal het ‘
Overzicht
De parameters zijn in diverse bewerkingsgroepen
ondergebracht. Druk op [F1 (Up)] of [F2 (Down)] om de tab
voor de bewerkingsgroep, die de parameter die u wilt
bewerken bevat, te selecteren.
Het te bewerken Part veranderen
Druk op [F7 (Part Select)].
Druk op [CURSOR] om de cursor naar de parameter die u
wilt wijzigen te verplaatsen.
5.
Druk op [F8 (Wave Sw/Sel)] om de te bewerken golf te
selecteren.
Geluid2
4.
Het Wave Switch/Select venster verschijnt.
fig.05-011_50
Geluid3
Druk op één van de [F5 (Select 1)]-[F8 (select 4)] knoppen om de
te bewerken golf te selecteren.
•
Pad
Dezelfde parameter van meerdere golven gelijktijdig
bewerken
Om de golven die u tegelijkertijd wilt bewerken te selecteren,
drukt u twee of meer van de [F5 (Select 1)]-[F8 (select 4)]
knoppen tegelijk in.
•
Een golf aan/uitzetten
Sequencer
Druk op een [F1 (Sw 1)]-[F4 (Sw 4)] knop om de
corresponderende golf aan of uit te zetten.
De Pads kunnen ook gebruikt worden om golven te selecteren
en deze aan en uit te zetten.
→ p.197.
7.
Draai aan de VALUE draaiknop of druk op [INC] [DEC] om
een waarde in te stellen.
Als u meerdere golven voor bewerking heeft geselecteerd,
zullen hun waardes veranderen, terwijl de onderlinge
verschillen behouden blijven.
8.
Herhaal stappen 3-7 om elke parameter die u wilt bewerken
in te stellen.
Menu/systeem
Als u de selectie heeft gemaakt, drukt u op [EXIT].
Sampler
6.
Appendix
113
Een ritmeset creëren
Alle parameters bewerken (Patch Pro
Edit)
3.
In het Patch Pro Edit scherm kunnen alle parameters van een Patch
Zie ‘Functies van ritmeset parameters’(p.117) voor de
worden bewerkt.
1.
functies van elke parameter.
•
Selecteer de ritmeset, waarvan u de instellingen wilt
bewerken (p.52).
Om het te bewerken Part te veranderen
Druk op [F7 (Part Select)].
4.
Gebruik
of
om de cursor naar de parameter die u
wilt wijzigen te verplaatsen.
5.
Druk op [F8 (Wave Sw/Sel)] om de te bewerken golf te
selecteren.
Het Wave Switch/Select venster verschijnt.
Als u een ritmeset helemaal vanuit het niets wilt creëren (in
plaats van met een bestaande ritmeset te beginnen), voert u de
Initialize handeling uit (p.115).
2.
Druk op [F1 (Up)] of [F2 (Down)] om de tab voor de
bewerkingsgroep, die de parameter die u wilt bewerken
bevat, te selecteren.
Druk twee keer op [PATCH].
fig.05-011_50
Druk op één van de [F5 (Select 1)]-[F8 (select 4)] knoppen om de
te bewerken golf te selecteren.
Het Patch Pro Edit scherm verschijnt.
fig.07-001_50
•
Parameters
Groepen
Dezelfde parameter van meerdere golven gelijktijdig
bewerken
Om de golven die u tegelijkertijd wilt bewerken te selecteren,
drukt u twee of meer van de [F5 (Select 1)]-[F8 (select 4)]
knoppen tegelijk in.
•
Een golf aan/uitzetten
Druk op een [F1 (Sw 1)]-[F4 (Sw 4)] knop om de
corresponderende golf aan of uit te zetten.
De Pads kunnen ook gebruikt worden om golven te selecteren
en deze aan en uit te zetten.
F-toets handelingen in het Patch Pro Edit scherm
F-toets
F1
Group/Up
F2
Group/Down
F3
Set Stereo
Uitleg
Verplaatst de bewerkingsgroep tab opwaarts.
Verplaatst de bewerkingsgroep tab neerwaarts.
Dit wordt getoond als u de WAVE groep
bewerkt. Dit roept de rechter golf (R) van
de linker golf (L) van een stereo golf op.
pag.
–
F4
Util Menu
Rhythm
Set
Initialize
Rhythm
Key
Initialize
Rhythm
Tone Copy
Initialiseert de instellingen van de huidig geselecteerde ritmeset.
Initialiseert de instellingen van de huidig geselecteerde ritme toets.
Kopieert instellingen van
een gewenste ritmeset
naar de huidig geselecteerde ritmeset.
Toegang tot het PFX (Patch Multi-effect)
bewerkingsscherm.
Toegang tot het Patch Zoom Edit scherm,
waar de belangrijkste parameters bewerkt kunnen worden.
Selecteert het te bewerken Part.
p. 115
Selecteert de Tones die zullen klinken.
p. 113
F5
PFX
F6
Zoom Edit
F7
Part Select
F8
Wave Sw/Sel
114
→ p.197.
6.
Als u de selectie heeft gemaakt, drukt u op [EXIT].
7.
Draai aan de VALUE draaiknop of druk op [INC] [DEC] om
een waarde in te stellen.
8.
Herhaal stappen 3-7 om elke parameter die u wilt bewerken
in te stellen.
9.
Als u de door u gemaakte veranderingen wilt opslaan, drukt
u op [WRITE] om de Save handeling uit te voeren (p.116).
Als u de veranderingen niet wilt behouden, drukt u op
[EXIT] om naar het Single Play scherm terug te keren.
Als u zonder op te slaan naar het Single Play scherm terugkeert,
–
p. 119
p. 115
p. 115
zal het ‘
p. 157
’ symbool rechts van de ritmeset naam worden
getoond, wat betekent dat de ritmeset instellingen zijn bewerkt.
p. 112
–
De instellingen die u bewerkt zijn tijdelijk, en zullen verloren
gaan als u de stroom uitzet, van geluidsgenerator mode
verandert of een ander geluid selecteert.
Een ritmeset creëren
Rhythm Tone instellingen kopiëren
(Rhythm Tone Copy)
Deze handeling kopieert de instellingen van elke gewenste ritmeset
‘Initialiseren’ betekent de instellingen van het op dat moment gese-
naar de op dat moment geselecteerde ritmeset. U kunt deze functie
lecteerde geluid terugzetten in een standaard set waardes of de
fabrieksinstellingen.
gebruiken om het bewerkingsproces sneller en gemakkelijker te
maken.
geselecteerde geluid. Als u alle instellingen van de Fantom-G in
de fabrieksinstellingen wilt terugzetten, voert u een Factory
Selecteer de kopieerbestemming ritmeset (p.52).
2.
Druk op [PATCH].
3.
Druk op [F4 (Util Menu)].
Het Rhythm Utility Menu scherm verschijnt.
Selecteer de ritmeset die u wilt initialiseren (p.52).
4.
Druk op
of
om ‘Rhythm Tone Copy’ te selecteren,
en druk dan op [F8 (Select)].
2.
Druk op [PATCH].
Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
Het Rhythm Tone Copy scherm verschijnt.
Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC] [DEC] om
de instelling te maken.
Druk op
of
om te kiezen wat u wilt initialiseren, en
druk dan op [F8 (Select)].
7.
Gebruik [CURSOR] om de cursor te verplaatsen, selecteer
het Rhythm Tone nummer van de ‘Destination
(kopieerbestemming’.
8.
Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC] [DEC] om
de instelling te maken.
9.
Druk op [F8 (Execute)].
• Rhythm Set Initialize:
Alle toetsen van de ritmeset zullen geïnitialiseerd
worden. (dit is hetzelfde als de procedure voor
ritmesetinitialisatie hierboven beschreven).
• Rhythm Key Initialize:
Eén toets zal geïnitialiseerd worden.
Druk op [F8 (Select)].
Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
In een bericht wordt om bevestiging gevraagd.
6.
In een bericht wordt om bevestiging gevraagd.
10. Druk op [F7 (OK)] om naar het Rhythm Edit scherm terug te
keren.
Om te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
Om te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Sampler
De Compare functie
Sequencer
5.
Pad
6.
Druk op [F4 (Util Menu)].
Het Rhythm Set Utility Menu-scherm verschijnt.
4.
Gebruik [CURSOR] om de cursor te verplaatsen, selecteer
de bank en het nummer van de ‘Source (kopieerbron)’, en
de Rhythm Tone.
Geluid3
3.
5.
Geluid2
1.
Reset uit (p.280).
1.
Geluid1
De Initialize handeling is alleen van invloed op het huidig
Overzicht
Ritmeset / Toetsinstellingen
initialiseren (Rhythm Set Initialize/
Rhythm Key Initialize)
Voor de Rhythm Tone Copy handelingen kan de Compare
functie worden gebruikt.
Als u de kopieerbron Patch wilt spelen, drukt u op [F6
(Compare)].
Menu/systeem
De ritmeset die met gebruik van de Compare functie wordt
beluisterd, kan enigszins anders klinken dan wanneer deze
normaal wordt afgespeeld.
Appendix
115
Een ritmeset creëren
Door u gecreëerde ritmesets
opslaan (Write)
Waarschuwing bij selectie van een golfvorm
De geluiden van de Fantom-G zijn gebaseerd op ingewikkelde PCM
golfvormen, en als u probeert instellingen te maken die botsen met
het type van de originele golfvorm, zullen de resultaten niet zijn
zoals u verwacht.
De interne golfvormen van de Fantom-G vallen onder de volgende
twee banken.
One-shot: Deze golfvormen bevatten geluiden met korte decays.
Een one-shot golfvorm neemt de initiële stijging en daling van het
geluid op.
Sommige Fantom-G golfvormen zijn geluiden die al helemaal
compleet zijn, zoals de geluiden van percussie instrumenten. De
Bewerkingen die u in instellingen aanbrengt zijn tijdelijk, en zullen
verloren gaan als u de stroom uitzet, naar een andere geluidsgenerator mode overschakelt of een ander geluid selecteert. Om het gewijzigde geluid te behouden, moet dit in de USER bank opgeslagen
worden.
Als u de ritmeset instellingen bewerkt, zal het ‘
’ symbool in het
Single Play scherm verschijnen. Als u de ritmeset opslaat, zal het
‘
’ symbool verdwijnen.
Fantom-G bevat vele andere one-shot golfvormen die elementen van
andere geluiden zijn. Hieronder vallen Attack componenten zoals
pianohamer geluiden en gitaar fret geluiden.
Looped: Deze golfvormen hebben geluiden met lange decays en
doorklinkende geluiden. Loop golfvormen spelen het gedeelte van
de golfvorm, nadat het geluid een relatief stabiele status heeft
Als u de opslagprocedure uitvoert zal de data, die reeds op de
opslagbestemming aanwezig is, verloren gaan.
1.
Zorg, dat de ritmeset die u wilt opslaan geselecteerd is.
1.
Druk op [WRITE].
Het WRITE MENU venster verschijnt.
2.
Selecteer ‘Patch/Rhythm/Sample Set’.
Druk op
of
om ‘Patch / Rhythm / Sample Set’ te
selecteren, en druk op [F8 (Select)].
bereikt, herhaaldelijk (Loop) af. De ‘geloopede’ golfvormen van de
Fantom-G bevatten ook componenten van andere geluiden, zoals
een de resonerende vibraties van piano snaren en de holle geluiden
van koperinstrumenten.
Waarschuwing bij gebruik van een One-shot golfvorm
Het is niet mogelijk om de envelope te gebruiken om een one-shot
golfvorm te wijzigen, om een decay te creëren die langer is dan de
oorspronkelijke golfvorm, of om het in een doorklinkend geluid te
veranderen. Als u een dergelijke envelope zou programmeren, zou u
proberen een gedeelte van het geluid te vormen dat simpelweg niet
bestaat, en de envelope zou in dat geval geen effect hebben.
Waarschuwing bij gebruik van een Loop golfvorm
Bij vele akoestische instrumenten, zoals piano en sax, treden extreme
timbrale veranderingen op tijdens de eerste momenten van elke
noot. Deze initiële Attack is wat het grootste gedeelte van het
karakter van het instrument definieert. Bij dit soort golfvormen is het
het beste om complexe tonale veranderingen van het Attack gedeelte
van de golfvorm te gebruiken zoals ze zijn, en de envelope te
gebruiken om het decay gedeelte te wijzigen. Als u probeert de
envelope te gebruiken om ook het Attack gedeelte ook te wijzigen,
kunnen de karakteristieken van de oorspronkelijke golfvorm
voorkomen dat u het gewenste geluid zult verkrijgen..
Het Rhythm Set Name venster verschijnt.
fig.07-006_50
Niveau
Looped deel
Tone verandering
in de golf opgeslagen
Tijd
3.
Geef de ritmeset een naam.
Envelope voor
het TVF filter
Voor details over het toewijzen van namen, zie ‘Een naam
toewijzen’ (p.42).
Resulterende
Tone verandering
116
4.
Als u de naam heeft ingevoerd, drukt u op [F8 (OK)].
Een scherm verschijnt, waarin u de ritmeset die als
opslagbestemming fungeert kunt selecteren.
Een ritmeset creëren
5.
Door [F6 (Compare)] in te drukken, kan de ritmeset van de
6.
Functies van de ritmeset
parameters
opslagbestemming gecontroleerd worden (Compare functie).
In deze sectie worden de functies van de verschillende ritmeset
parameters uitgelegd, alsmede samenstelling van deze
Druk op [F8 (Write)].
parameters.
In een bericht wordt om bevestiging gevraagd.
(
Zet de Fantom-G nooit uit, terwijl data wordt opgeslagen.
7.
,
,
,
), kunt u de Realtime controller knop
van het corresponderende nummer gebruiken om de waarde in
te stellen (de knop uiterst links is nummer 1, de knop uiterst
Druk op [F7 (OK)] om op te slaan.
Geluid1
Als een nummer voor een parameternaam wordt weergegeven
Overzicht
Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC] [DEC] om
het ritmeset nummer te selecteren.
rechts is nummer 4).
Om te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
fig.06-010
Voordat u een ritmeset opslaat, kunt u de ritmeset die zich in de
opslagbestemming bevindt beluisteren, om zeker te weten dat deze
1.
Rhythm Set Name en Rhythm Level is op de gehele ritmeset
van toepassing. De overige parameters worden voor elke
Volg de procedure van ‘Door u gecreëerde ritmesets
opslaan (Write)’ tot aan stap 5, om de opslagbestemming te
selecteren.
Rhythm Tone individueel ingesteld.
Druk op [F6 (Compare)] om dit aan te zetten.
Rhythm Set Name
Het Rhythm Compare venster verschijnt, waarin de op dat
Specificeert de naam van de ritmeset.
moment geselecteerde opslagbestemming ritmeset beluisterd
kan worden.
Door [ENTER] in te drukken, kunt u de ritmeset een naam geven.
Pad
2.
Instellingen gemeenschappelijk
voor de gehele ritmeset (General)
Geluid3
overschreven mag worden. Op die manier kan het per ongeluk
overschrijven van belangrijke ritmesets, waardoor deze verloren
gaan, voorkomen worden.
Geluid2
De ritmeset die als
opslagbestemming fungeert
beluisteren (Compare)
Waarde: spatie, A–Z, a–z, 0–9, ! ” # $ % & ’ ( ) * + , - . / : ; < = > ? @ [ \ ] ^ _ ` {
Speel op het toetsenbord of een Pad om de ritmeset van de
opslagbestemming te laten klinken, en controleer of u deze
al dan niet wilt overschrijven.
Details over het invoeren van een naam vindt u bij ‘Een naam
toewijzen’ (p.42).
Rhythm Level (Rhythm Set Level)
Stelt het volume van de ritmeset in.
Waarde: 0-127
4.
Als u de opslagbestemming wilt veranderen, specificeert u
de opslagbestemming opnieuw, door aan de VALUE
draaiknop te draaien.
Druk op [F8 (Write)].
In een bericht wordt om bevestiging gevraagd.
6.
Druk nogmaals op [F7 (OK)] om de Save handeling uit te
voeren.
Menu/systeem
5.
Het volumeniveau van de Tone waaruit de ritmeset is
opgebouwd, wordt met de Tone Level parameter (p.124)
ingesteld. De volumeniveaus van de Waves waaruit de Rhythm
Tone is opgebouwd worden met de Wave Level parameter
(p.120) ingesteld.
Sampler
De ritmeset die met gebruik van de Compare functie wordt
beluisterd, kan iets anders klinken dan wanneer deze normaal
wordt gespeeld.
|}
Sequencer
3.
Appendix
117
Een ritmeset creëren
Rhythm Tone Name
U kunt aan de Rhythm Tone een naam van maximaal twaalf tekens
Tone Receive Expression
(Rhythm Tone Receive Expression Switch)
toewijzen.
Specificeer voor elke Rhythm Tone of MIDI Expressie berichten ont-
Door [ENTER] in te drukken kunt u de Rhythm Tone een naam
geven.
vangen zullen worden (ON) of niet (OFF).
Waarde: spatie, A-Z, a-z, 0-9, ! '' # $ % & ‘( ) * + , - . /: < = >? @ [ \ ]
^_ `{ | }
Details over het invoeren van een naam vindt u bij ‘Een naam
toewijzen’ (p.42).
Waarde: OFF, ON.
Tone Receive Hold-1
(Rhythm Tone Receive Hold-1 Switch)
Specificeer voor elke Rhythm Tone of MIDI Hold-1 berichten ontvangen zullen worden (ON) of niet (OFF).
Waarde: OFF, ON.
Assign Type
Assign Type stelt de manier waarop geluiden worden gespeeld in,
Als ‘NO-SUS’ voor de Env Mode parameter (p.118) is
wanneer dezelfde toets een aantal malen wordt ingedrukt.
geselecteerd, heeft deze instelling geen effect.
Waarde
MULTI:
Stapel het geluid van dezelfde toetsen. Zelfs met
doorlopende geluiden waarbij het geluid lange tijd
speelt, zoals crash bekkens, worden de geluiden
gestapeld zonder dat eerder gespeelde geluiden
geëlimineerd worden.
SINGLE:
Slechts één geluid per keer kan gespeeld worden als
dezelfde toets wordt ingedrukt. Met doorlopende
geluiden waarbij het geluid langere tijd speelt,
Tone Receive Pan Mode
(Rhythm Tone Receive Pan Mode)
Specificeer voor elke Rhythm Tone hoe pan berichten ontvangen
worden.
Waarde
CONTINUOUS:
als Pan berichten worden ontvangen, wordt de
stereo positie van de Tone veranderd.
KEY-ON:
de pan van de Tone wordt alleen veranderd als
wordt het vorige geluid gestopt als het volgende
geluid wordt gespeeld.
de volgende noot wordt gespeeld. Als een pan
bericht wordt ontvangen, terwijl een noot klinkt,
zal de panning niet veranderen, voordat de
volgende toets wordt ingedrukt.
Mute Group
Op een akoestisch drumstel kunnen een open hi-hat en een gesloten
hi-hat nooit tegelijkertijd gespeeld worden. Om de realiteit van deze
situatie te reproduceren, kunt u een Mute Group instellen.
Met de Mute Group functie kunt u twee of meer Rhythm Tones aanwijzen die niet tegelijk mogen klinken. Maximaal 31 Mute Groepen
kunnen gebruikt worden. Rhythm Tones die niet tot een dergelijke
groep behoren moeten op ‘OFF’ worden ingesteld.
Waarde: OFF, 1-31
Tone Env Mode (Rhythm Tone Envelope Mode)
Wanneer een golfvorm (p.116) is geselecteerd, zal het geluid normaalgesproken doorgaan zo lang de toets wordt ingedrukt. Als u
wilt, dat het geluid op natuurlijke wijze wegsterft, zelfs als de toets
ingedrukt blijft, zet u dit op ‘NO-SUS’.
Waarde: NO-SUS, SUSTAIN
Als ‘PFX (Patch Multi-Effects)’ (p.157) is ingeschakeld, wordt
de Tone Receive Pan Mode instelling genegeerd.
De kanalen kunnen niet ingesteld worden op het niet
ontvangen van Pan berichten.
One Shot mode
Het geluid wordt tot het eind van de golfvorm gespeeld (of het eind
van de envelope, welke van de twee het eerst is). Het resultaat is hetzelfde als wanneer de Tone Env Mode parameter (p.118) van de
envelope op NO-SUS is ingesteld. Als Wave Group (p.119) op
Sample is ingesteld, zal de loop instelling op ONE SHOT worden
ingesteld.
Waarde: OFF, ON
Als een one-shot type Wave (golf) (p.116) geselecteerd is, zal dit
niet doorklinken, ook al is deze parameter op “SUSTAIN”
ingesteld.
Tone Pitch Bend Range
(Rhythm Tone Pitch Bend Range)
Specificeert de hoeveelheid toonhoogte verandering in halve tonen
(4 octaven), die zal optreden als de Pitch Bend hendel wordt
bewogen. De hoeveelheid verandering als de hendel wordt
gekanteld, is voor de linker en rechterkanten op dezelfde waarde
ingesteld.
Waarde: 0–48
118
Een ritmeset creëren
Wave Number L (Mono)
Wave Number R
Dit selecteert de Waves waaruit de Rhythm Tone bestaat. Samen met
Met Rhythm Tones worden geluid gecreëerd door maximaal
vier Waves te combineren (acht bij stereo).
het Wave nummer verschijnt de Wave naam in het onderste gedeelte
van het scherm.
Overzicht
Golfvormen wijzigen (Wave)
In de mono mode wordt alleen de linkerkant (L) gespecificeerd. In
stereo wordt de rechterkant (R) ook gespecificeerd.
Waarde: OFF, 1- (de hoogste limiet is afhankelijk van de Wave
groep).
De Waves voor de basdrum, snare, hi-hat, toms, en andere percussie instrumenten zijn elk aan één Rhythm Tone toegewezen.
Als u een linker/rechter paar Waves wilt selecteren, selecteert u
Wanneer 3D effecten aan het geluid worden toegevoegd, maakt
u de Pan instellingen individueel voor elke Rhythm Tone.
het linker (L) golfnummer en druk dan op [F3 (Set Stereo)]. De
rechter (R) (golf) wordt opgeroepen.
Selecteer de groep die de Wave bevat waaruit de Rhythm Tone
bestaat.
Waarde
intern opgeslagen golfvormen
SAMP:
Sample golfvormen
nummer worden gespecificeerd.
Wave Gain
Stelt de gain (versterking) van de golfvorm in. De waarde verandert
met stappen van 6 dB (decibel) – een toename van 6 dB verdubbelt
Geluid3
INT:
Als een Sample in stereo wordt gebruikt, moet voor L en R hetzelfde
Geluid2
*
Wave Group
Geluid1
Tips bij het creëren van een Rhythm Tone
de gain van de golfvorm.
Waarde: -6, 0, +6, +12
Wave Tempo Sync
Als u een Phrase Loop met de klok (tempo) wilt synchroniseren, zet
u dit op ‘ON’. Dit is alleen geldig als dit als de Sample voor een golf
is geselecteerd.
Pad
Waarde: OFF, ON
• Als een Sample voor een Tone is geselecteerd, moet u eerst de
BPM (tempo) parameter van de Sample instellen.
Phrase Loop
Sampler
Phrase Loop is het herhaald afspelen van een frase die uit een
song is onttrokken (bijv. met gebruik van een sampler). Eén
techniek, waarbij het gebruik van Phrase Loops betrokken is, is
het onttrekken van een frase uit een reeds bestaande song in een
bepaald genre, bijvoorbeeld dance muziek, en het vervolgens
creëren van een nieuwe song, waarbij die frase als basis motief
wordt gebruikt. Deze worden‘Break Beats’ genoemd.
Sequencer
• Als een Sample voor een Tone is geselecteerd, vereist Wave
Tempo Sync tweemaal het normale aantal stemmen.
Menu/systeem
Realtime Time Stretch
Appendix
Als de Wave groep ‘SAMP’ is, en de Wave Tempo Sync
parameter op ‘ON’ staat, kunt u de afspeelsnelheid van de
golfvorm variëren zonder dat de toonhoogte verandert.
Wave FXM Switch
Dit stelt in of FXM wordt gebruikt (ON) of niet (OFF.
Waarde: OFF, ON
119
Een ritmeset creëren
ritme set worden met de Rhythm Level parameter ingesteld
(p.117).
FXM
FXM (Frequency Cross Modulation) gebruikt een
Wave Pan
gespecificeerde golfvorm om frequentie modulatie op de huidig
geselecteerde golfvorm toe te passen, waardoor complexe
Dit specificeert de pan van de golfvorm. ‘L64’ is uiterst links, ‘0’is
boventonen worden gecreëerd. Dit is bruikbaar voor het creëren
van dramatische geluiden of geluidseffecten.
midden, en ‘63R’ is uiterst rechts.
Waarde: L63-0-63R
Wave Random Pan Switch
Wave FXM Color
Gebruik deze instelling om de panning van de golfvorm willekeurig
Specificeert hoe FXM frequentie modulatie zal toepassen. Hogere
te laten veranderen, elke keer dat een toets wordt ingedrukt (ON) of
niet (OFF).
instellingen resulteren in een meer korrelig geluid, terwijl lagere
instellingen een meer metaalachtig geluid produceren.
Waarde: 1-4
Waarde: OFF, ON
*
De reeks van de panning verandering wordt met de Rnd Pan Depth
parameter ingesteld (p.124).
Wave FXM Depth
Specificeert de diepte van de modulatie die door FXM wordt gepro-
Wave Alternate Pan Switch
duceerd.
Deze instelling maakt dat de panning van de golfvorm tussen links
Waarde: 0-16
en rechts wordt afgewisseld, elke keer dat een toets wordt ingedrukt.
Zet Alternate Pan Switch op ‘ON’ om de Wave volgens de Alter Pan
Als de Tempo Sync parameter op ‘ON’ is ingesteld, worden
instellingen met betrekking tot Pitch (p.121) en FXM (p.120)
uitgeschakeld.
De manier waarop een Rhythm
Tone klinkt veranderen (WMT)
Depth parameter (p.125) instellingen te pannen of op ‘REV’ als u de
panning wilt omkeren. Als u niet wilt dat de pan verandert elke keer
dat een toets wordt ingedrukt, zet u dit op ‘OFF’.
Reeks: OFF, ON, REV
WMT Velocity Control
(WMT Velocity Control Switch)
De WMT (Wave Mix Tabel) gebruikt Key Velocity voor het besturen
WMT Velocity Control bepaalt of een andere Rhythm Tone wordt
gespeeld (ON) of niet (OFF), afhankelijk van de sterkte waarmee een
van de vier golfvormen die aan de Rhythm Tone zijn toegewezen.
toets wordt gespeeld (Velocity).
Wave Coarse Tune
Als dit op ‘RND’ is ingesteld zullen de tones waaruit de ritme set
bestaat willekeurig klinken, ongeacht enige Velocity berichten.
Past de toonhoogte van het geluid van de golfvorm aan, in stappen
van halve tonen omhoog of omlaag (+/- 4 octaven).
Waarde: OFF, ON, RANDOM
Waarde: -48-+48
Velocity Fade Width Lower
TIP
Velocity Fade Width Lower
De Coarse Tune van de gehele Rhythm Tone wordt met de Tone
Coarse parameter ingesteld (p.121).
Past de toonhoogte van het golfvorm geluid aan, in stappen van 1
cent omhoog of omlaag (+/- 50 cent).
Dit bepaalt wat er met het niveau van de Tone gebeurt als de Tone
gespeeld wordt met een lagere Velocity dan zijn gespecificeerde
Velocity reeks. Hogere instellingen produceren een meer geleidelijke
verandering in volume. Als u wilt, dat noten die buiten de gespecificeerde toets Velocity reeks niet te horen zullen zijn, stelt u dit op ‘0’
in.
Waarde: -50-+50
Waarde: 0-127
Wave Fine Tune
Velocity Range Lower
Eén cent is 1/100ste van een halve toon.
Dit stelt de laagste Velocity in, waarop de golfvorm zal klinken.
De Fine Tune van de gehele Rhythm Tone wordt met de Tone
Fine Tune parameter ingesteld (p.121).
Maak deze instellingen als u verschillende golfvormen wilt laten
klinken, in respons op noten die op verschillende sterktes worden
gespeeld.
Wave Level
Waarde: 1-UPPER
U kunt het volume van de golfvorm instellen.
Velocity Range Upper
Waarde: 0-127
Dit stelt de hoogste Velocity waarop de golfvorm zal klinken in.
Het volumeniveau van elke Rhythm Tone wordt met de Tone
Level parameter ingesteld. De volumeniveaus van de gehele
120
Maak deze instellingen als u wilt verschillende golfvormen wilt laten
klinken in respons op noten die met een verschillende sterkte worden gespeeld.
Een ritmeset creëren
Pitch Env (Pitch Envelope)
Waarde: LOWER-127
Upper onder de Lower in te stellen, zal de andere waarde
automatisch op dezelfde instelling worden gezet.
Pitch Env Depth
Past het effect van de Pitch Envelope aan. Hogere instellingen maken
dat de Pitch Envelope meer verandering produceert. Negatieve (-)
instellingen keren de vorm van de envelope om.
Waarde: -12-+12
Dit bepaalt wat er met het niveau van de Tone gebeurt als de Tone
Pitch Env Velocity Sens
gespeeld wordt met een hogere Velocity dan zijn gespecificeerde
Velocity reeks.
Hogere instellingen produceren een meer geleidelijke verandering in
volume. Als u wilt, dat noten die buiten de gespecificeerde toets
Velocity reeks niet te horen zullen zijn, stelt u dit op ‘0’ in.
De speeldynamiek op het toetsenbord kan gebruikt worden om de
diepte van de Pitch envelope te besturen. Als u wilt, dat de Pitch
envelope meer effect heeft bij sterk gespeelde noten, stelt u deze
parameter op een positieve (+) waarde in. Als de Pitch envelope
fig.06-028.e
Waarde: -63-+63
Niveau
Aanslag
Fade Upper
Range Upper
Hiermee kan de toetsenbord dynamiek de Time 1 van de Pitch Envelope beïnvloeden. Als u wilt, dat Time 1 sneller wordt bij sterk
gespeelde noten, stelt u deze parameter op een positieve (+) waarde
in. Als u wilt, dat deze langzamer wordt, zet u dit op een negatieve
(-) waarde.
De toonhoogte wijzigen (Pitch/
Pitch Env)
Waarde: -63-+63
Pitch Env Time 4 Velocity Sens
Tone Coarse Tune (Rhythm Tone Coarse Tune)
Selecteert de toonhoogte waarop een Rhythm Tone klinkt.
Waarde: -63-+63
Pitch Env Time 1-4
Stel de Coarse Tuning voor golven waaruit de Rhythm Tones
bestaan met de Wave Coarse Tune parameter in (p.120).
Tone Fine Tune (Rhythm Tone Fine Tune)
Specificeer de Pitch Envelope tijden (Time 1 –Time 4). Hogere instellingen resulteren on een langere tijd voordat de toonhoogte van
Level 1 in Level 2 verandert.
Sequencer
Waarde: C-1-G9
vloedt. Als u wilt, dat Time 4 sneller wordt bij snel losgelaten noten,
stelt u deze parameter op een positieve (+) waarde in. Als u wilt, dat
deze langzamer wordt, stelt u dit op een negatieve (-) waarde in.
Pad
Gebruik deze parameter als u wilt dat de snelheid waarmee de toets
wordt losgelaten de Time 4 waarde van de Pitch Envelope beïn-
Pitch
Geluid3
Fade Lower
Range Lower
Pitch Env Time 1 Velocity Sens
Geluid2
minder effect moet hebben bij sterk gespeelde noten, stelt u dit op
een negatieve (-) waarde in.
Waarde: 0-127
Geluid1
Velocity Fade Width Upper
Overzicht
Als u probeert de Lower Velocity limiet boven de Upper of de
Waarde: 0-127
Sampler
Past de toonhoogte van het Rhythm Tone geluid in stappen van 1
cent omhoog of omlaag aan (+/- 50 cent).
Waarde: -50-+50
Eén cent is 1/100ste van een halve toon.
Menu/systeem
Stel de Coarse Tuning voor golven waaruit de Rhythm Tones
bestaan met de Wave Coarse Tune parameter in (p.120).
Tone Random Pitch Depth
Waarde:
Appendix
Dit specificeert de breedte van de willekeurige afwijking in toonhoogte, die optreedt wanneer een toets wordt ingedrukt. Als u niet
wilt dat de toonhoogte willekeurig verandert, stelt u dit op ‘0’ in.
Deze waardes zijn in cent eenheden (1/100ste van een halve toon).
0, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 20, 30, 40, 50, 60, 70, 80, 90,
100, 200, 300, 400, 500, 600, 700, 800, 900, 1000, 1100,
1200
121
Een ritmeset creëren
Pitch Env Level 0–4
Specificeer de Pitch envelope niveaus (Level 0 – Level4). Dit bepaalt
hoeveel de toonhoogte op elk punt verandert van de referentie toonhoogte (de waarde die met Coarse Tune of Fine Tune in het Pitch
De helderheid van een geluid met
een filter wijzigen (TVF/TVF Env)
scherm is ingesteld).
TVF
Positieve (+) instellingen maken dat de toonhoogte hoger wordt dan
Filter Type
de standaard toonhoogte, en negatieve (-) instellingen maken dat
deze lager wordt.
Selecteert het type filter. Een filter kapt een specifieke frequentie-
Waarde: -63-+63
fig.06-032.e
T1
T2
T3
regio af of duwt deze omhoog om de helderheid, breedte of andere
eigenschappen van het geluid te veranderen.
Waarde
T4
OFF:
Er wordt geen filter gebruikt.
LPF:
Laag Pas Filter. Dit reduceert het volume van alle
frequenties boven de cutoff frequentie (Cutoff Freq)
om het geluid ronder of minder helder te maken.
Toonhoogte L0
L1
L2
T: Tijd
BPF:
Note off
Note on
Dit is het meest gebruikte filter in synthesizers.
Tijd
L3
Band Pas Filter. Dit behoudt alleen de frequenties in
de regio van de cutoff frequentie (Cutoff Freq), en
kapt de rest af. Dit kan bruikbaar zijn voor het
creëren van onderscheidende geluiden.
L4
L: Level (niveau)
HPF:
Hoog Pas Filter. Dit kapt de frequenties onder de
cutoff frequentie (Cutoff Freq) af. Dit is geschikt
voor het creëren van percussieve geluiden, waarbij
hun hogere Tones worden benadrukt.
PKG:
Peaking Filter. Dit benadrukt de frequenties in de
regio van de cutoff frequentie (Cutoff Freq). Dit kan
gebruikt worden voor het creëren van wah-wah
effecten, door een LFO te gebruiken om de cutoff
frequentie op cyclische wijze te veranderen.
LPF2:
Laag Pas Filter 2. Hoewel frequentie componenten
boven de cutoff frequentie (Cutoff Freq) worden
afgekapt, is de gevoeligheid van dit filter de helft
van dat van de LPF. Dit maakt het in vergelijking
een warmer laagpas filter.
Dit filter is goed te gebruiken met gesimuleerde
instrumentgeluiden, zoals de akoestische piano.
LPF3:
Laag Pas Filter 3. Hoewel frequentie componenten
boven de cutoff frequentie (Cutoff Freq) worden
afgekapt, verandert de gevoeligheid van dit filter
volgens de Cutoff Frequentie. Hoewel dit filter ook
goed te gebruiken is voor gesimuleerde akoestische
instrumentgeluiden, verschilt de nuance die dit
vertoont van die van de LPF2, zelfs met dezelfde
TVF Envelope tijden.
Als u ‘LPF2’ of ‘LPF3’ kiest, zal de instelling van de Resonance
parameter genegeerd worden.
122
Een ritmeset creëren
Selecteert de frequentie waarop het filter een effect op de frequentie
Gebruik deze parameter als de cutoff frequentie die toegepast zal
componenten van de golfvorm begint te krijgen.
Waarde: 0-127
worden als resultaat van veranderingen in de speeldynamiek wordt
veranderd. Als u wilt, dat sterk gespeelde noten de cutoff frequentie
Als ‘LPF/LPF2/LPF3’ voor de Filter Type parameter is geselecteerd,
hoger maken, zet u deze parameter op positieve (+) instellingen. Als
reduceren lagere cutoff frequentie instellingen de hoge boventonen
van een Tone, voor een ronder, warmer geluid. Hogere instellingen
u wilt, dat sterk gespeelde noten de cutoff frequentie verlagen,
gebruikt u negatieve (-) instellingen.
maken dat dit helderder klinkt.
Waarde: -63-+63
Als ‘BPF’ is geselecteerd, veranderen harmonische componenten
afhankelijk van de TVF Cutoff Frequency instelling. Dit kan bruikbaar zijn bij het creëren van onderscheidende geluiden.
Resonance Velocity Sens
Hiermee kan de toetsenbord Velocity de hoeveelheid resonantie wij-
het geluid te benadrukken.
Als u wilt, dat sterk gespeelde noten minder resonantie zullen heb-
Als ‘PKG’ is geselecteerd, variëren de boventonen die benadrukt
worden, afhankelijk van de Cutoff Frequency instelling.
ben, gebruikt u negatieve (-) instellingen.
Resonance
TVF Env Velocity Curve
Benadrukt een portie van het geluid in de regio van de cutoff frequentie, en geeft het geluid meer karakter. Overmatig hoge instellin-
Selecteert één van de volgende zeven curven, die bepalen hoe de
speeldynamiek de TVF envelopes zullen beïnvloeden. Zet dit op
gen kunnen oscillatie produceren, waardoor het geluid vervormt.
‘FIXED’ als u niet wilt dat de TVF Envelope door de speeldynamiek
wordt beïnvloed.
Waarde: 0-127
Waarde: -63-+63
Waarde: FIXED, 1-7
fig.06-034.e
LPF
BPF
HPF
PKG
Geluid3
zigen. Als u wilt, dat sterk gespeelde noten een sterker resonantie
effect hebben, stelt u deze parameter op positieve (+) instellingen in.
Geluid2
Als ‘HPF’ is geselecteerd, reduceren hogere Cutoff Frequency instellingen de lage boventonen, om slechts de heldere componenten van
Geluid1
Cutoff Velocity Sens
Overzicht
Cutoff Frequency
fig.06-036
Niveau
Hoog
Frequentie
2
3
4
5
6
7
Specificeert hoe de speeldynamiek op het toetsenbord de diepte van
de TVF Envelope beïnvloedt. Positieve (+) instellingen maken dat de
TVF Envelope een sterker effect heeft bij sterk gespeelde noten, en
negatieve (-) instellingen maken dat het effect zwakker is.
Waarde: -63-+63
Laag
TVF Env Time 1 Velocity Sens
Cutoff Velocity Curve
Zet dit op ‘FIXED’ als u niet wilt dat de cutoff frequentie door de
toetsenbord Velocity wordt beïnvloed.
TVF Env Time 4 Velocity Sens
Waarde: FIXED, 1–7
fig.06-036
2
3
4
5
6
7
Dit is de parameter die gebruikt wordt als u wilt dat de snelheid
waarmee de toets wordt losgelaten de Time 4 waarde van de TNF
Envelope regelt. Als u wilt, dat Time 4 sneller wordt bij snel losgelaten noten, stelt u deze parameter op een positieve (+) waarde in. Als
u wilt, dat deze langzamer wordt, zet u dit op een negatieve (-)
waarde.
Menu/systeem
1
Sampler
Selecteert één van de volgende zeven curven, die bepalen hoe de
speeldynamiek (Velocity) de cutoff frequentie beïnvloedt.
Hiermee kan de speeldynamiek de Time 1 van de TVF Envelope
beïnvloeden. Als u wilt, dat Time 1 sneller wordt bij sterk gespeelde
noten, stelt u deze parameter op een positieve (+) waarde in. Als u
wilt, dat deze langzamer wordt, zet u dit op een negatieve (-)
waarde. Waarde: -63-+63
Sequencer
Parameterwaarde
TVF Env Velocity Sens
Pad
1
Cutoff frequentie
Waarde: -63-+63
Appendix
123
Een ritmeset creëren
TVF Env
Het volume aanpassen (TVA/TVA Env)
TVF Env Depth
Specificeert de diepte van de TVF envelope. Hogere instellingen
TVA
maken dat de TVF envelope meer verandering produceert. Negatieve (-) instellingen keren de vorm van de envelope om.
Tone Level (Rhythm Tone Level)
Waarde: -63-+63
voor het aanpassen van de volumebalans tussen Rhythm Tones.
TVF Env Time 1-4 (TVF Envelope Time 1-4)
Waarde: 0-127
Stelt het volume van de Rhythm Tone in. Gebruik deze parameter
Specificeer de TVF Envelope tijden (Time 1 – Time 4). Hogere instellingen verlengen de tijd, totdat het volgende cutoff frequentieniveau
wordt bereikt. (Time 2 is bijvoorbeeld de tijd waarbinnen Level 1 in
Level 2 zal veranderen).
De volumeniveaus van de Waves waaruit de Rhythm Tone is
opgebouwd, worden met de WMT1-4 Wave Level parameter
ingesteld (p.120).
Waarde: 0-127
Level Velocity Curve
TVF Env Level 0-4 (TVF Envelope Level 0-4)
U kunt uit zeven curven selecteren, die bepalen hoe de speelsterkte
Specificeer de TVF Envelope niveaus (Level 0 – Level 4). Deze instel-
op het toetsenbord het volume beïnvloedt. Als u niet wilt dat het
volume van de Rhythm Tone beïnvloed wordt door de sterkte waar-
lingen specificeren hoe de cutoff frequentie op elk punt zal veranderen, relatief aan de standaard cutoff frequentie (de cutoff frequentiewaarde die in het TVF scherm is gespecificeerd).
mee u speelt, zet u dit op ‘FIXED’.
Waarde: FIXED, 1-7
fig.06-036
Waarde: 0-127
fig.06-037.e
T1
T2
T3
T4
1
2
3
4
5
6
7
Level Velocity Sens
Cutoff
frequentie
L0
L1
Note on
T: Tijd
L2
L3
L: Level (niveau)
L4
Note off
Tijd
Stelt dit in als u wilt dat het volume van de Rhythm Tone verandert,
afhankelijk van de sterkte waarmee u de toetsen indrukt. Stel dit op
een positieve (+) waarde in om de veranderingen in Rhythm Tone
volume toe te laten nemen, hoe sterker de toetsen worden aangeslagen. Om de Rhythm Tone zachter te laten spelen naarmate u sterker
speelt, stelt u dit op een negatieve (-) waarde in.
Waarde: -63-+63
Tone Pan (Rhythm Tone pan)
Stelt de pan van de Rhythm Tone in. ‘L64’ is uiterst links, ‘0’is midden en ‘63R’ is uiterst rechts.
Waarde: L64-0-63R
De Pan van Waves waaruit de Rhythm Tones zijn opgebouwd,
wordt met de Wave pan parameter ingesteld (p.120).
Random Pan Depth
Gebruik deze parameter als u wilt dat de stereo locatie, elke keer dat
u een toets indrukt, verandert. Hogere instellingen produceren een
grotere hoeveelheid verandering.
Waarde: 0-63
Dit is alleen van invloed op golven waarvan de Wave Rnd Sw
parameter (p.120) is ingeschakeld.
124
Een ritmeset creëren
TVA Env Level 1–3
Deze instelling maakt dat de panning tussen links en rechts
Specificeer de TVA envelope niveaus (Level 1 – Level3). Deze instel-
afwisselt, elke keer dat een toets wordt ingedrukt. Hogere
instellingen reduceren een grotere hoeveelheid verandering. “L”of
lingen specificeren hoe het volume op elk punt zal veranderen, relatief aan het standaard volume (de Rhythm Tone Level waarde,
“R” instellingen keren de volgorde waarin de pan tussen links en
gespecificeerd in het TVA scherm).
rechts zal afwisselen om. Als twee ritme tones bijvoorbeeld op
respectievelijk “L” en “R” zijn ingesteld, zal de panning van de twee
Waarde: 0–127
fig.06-041.e
T3
T4
Geluid1
T1 T2
ritme tones, elke keer dat deze worden gespeeld, afwisselen.
Waarde: L62-0-63R
Dit is alleen van invloed op golven waarvan de Wave Alter Pan
Sw parameter (p.120) op ON of REV is ingesteld.
Niveau
L1
Note on
L2
Tijd
L3
Note off
Geluid2
Relative Level
T: Tijd L: Level (niveau)
Corrigeert het volume van de ritme tone.
Deze parameter wordt door het key-based controller System
Exclusive bericht ingesteld. Normaalgesproken laat u dit op 0 staan.
Waarde: -64-+63
Uitvoer instellingen (Output)
Specificeert hoe het directe geluid van elke Tone uitgevoerd zal worden.
Waarde:
TVA ENV
TVA ENV Time 1 Velocity Sens
gespeelde noten, stelt u deze parameter op een positieve (+) waarde
in. Als u wilt, dat deze langzamer wordt, zet u dit op een negatieve () waarde.
Waarde: -63-+63
uitvoer via Patch multi-effecten.
uitvoer zonder de Patch multi-effecten te passeren
Tone Output Level
Specificeert het signaalniveau van elke Tone.
Waarde: 0-127
Pad
Hiermee kan de toetsenbord dynamiek de Time 1 van de TVA
envelope beïnvloeden. Als u wilt, dat Time 1 sneller wordt bij sterk
PFX:
DRY:
Tone Chorus Send Level
Specificeert het Niveau van het signaal dat naar de chorus van elke
Tone wordt gestuurd.
De parameter die gebruikt wordt als u wilt dat de key release
snelheid de Time 4 waarde van de TVA envelope bestuurt. Als u
wilt, dat Time 4 sneller wordt bij snel losgelaten noten, stelt u deze
parameter op een positieve (+) waarde in. Als u wilt, dat deze
langzamer wordt, zet u deze parameter op een negatieve (-) waarde.
TVA Env Time 1–4
Waarde: 0-127
Waarde: 0-127
Effecten voor een ritmeset instellen
(PFX)
U kunt op de [F5 (PFX)] knop drukken om naar het PFX (Patch
Multi-Effect) bewerkingsscherm te gaan (p.157).
Voor details met betrekking tot effectinstellingen kijkt u op de
hieronder genoemde pagina’s.
• ‘Effectinstellingen maken’ (p.151)
• ‘Patch Multi-Effects instellingen (PFX) maken’ (p.157).
Menu/systeem
Specificeer de TVA envelope tijden (Time 1 – Time 4). Hogere
instellingen maken de tijd totdat het volgende volumeniveau wordt
bereikt langer. (Time 2 bijvoorbeeld, is de tijd waarbinnen Level 1 in
Level 2 verandert).
Specificeert het niveau van het signaal dat naar de reverb van elke
Tone wordt gestuurd.
Sampler
Waarde: -63-+63
Tone Reverb Send Level
Sequencer
Waarde: 0-127
TVA Env Time 4 Velocity Sens
Geluid3
Als het ritme tone Niveau op 127 is ingesteld, zal het volume niet
verder dan dat punt toenemen.
Overzicht
Alternate Pan Depth
Appendix
125
Een Sample Set creëren
Met de Fantom-G heeft u volledige controle over een brede reeks
3.
instellingen. Elk onderdeel dat ingesteld kan worden, staat bekend
als een parameter. Als u de waarde van parameters verandert, doet
u wat doorgaans bewerken wordt genoemd. In dit hoofdstuk wor-
Details van elke parameter vindt u op de volgende pagina’s:
den de procedures die gebruikt worden bij het creëren van Sample
sets, en de functies van de Sample set parameters uitgelegd.
Hoe Sample set instellingen
worden gemaakt
Druk op [CURSOR] om de cursor naar de parameter die u
wilt wijzigen te verplaatsen.
•
Parameternaam
pag.
Wave
p. 130
Pitch
p. 130
Amp
p. 131
Het te bewerken Part veranderen
Druk op [F7 (Part Select)].
Op de Fantom-G wordt een golfvorm (Wave) die door geluidsopname of sampling is verkregen, een ‘Sample’ genoemd. Een Sample
4.
set bestaat uit zestien Samples, die als een set worden behandeld. U
kunt aangeven hoe de Samples gespeeld worden als een Pad of noot
Draai aan de VALUE draaiknop of druk op [INC] [DEC] om
een waarde in te stellen.
5.
Herhaal stappen 3-4 om elke parameter die u wilt bewerken
in te stellen.
6.
Als u de door u gemaakte veranderingen wilt opslaan, drukt
u op [WRITE] om de Save handeling uit te voeren (p.128).
Als u de veranderingen niet wilt behouden, drukt u op
[EXIT] om naar het Single Play scherm terug te keren.
Als u zonder op te slaan naar het Single Play scherm terugkeert,
op het toetsenbord wordt ingedrukt.
Hier ziet u, hoe een nieuwe Sample set gecreëerd wordt, door met
één van de beschikbare Sample sets te beginnen.
Een Sample set snel bewerken
(Patch Zoom Edit)
zal het ‘
In het Patch Zoom Edit scherm kunt u de belangrijkste parameters
van een Patch bewerken. Voor toegang tot alle parameters gebruikt
’ symbool rechts van de Sample set naam worden
getoond, wat betekent dat de Sample set instellingen zijn
bewerkt.
u het Patch Pro Edit scherm (p.127).
1.
Selecteer de ritmeset, waarvan u de instellingen wilt
bewerken (p.53).
De instellingen die u bewerkt zijn tijdelijk, en zullen verloren
gaan als u de stroom uitzet, van geluidsgenerator mode
2.
Druk op [PATCH].
verandert of een ander geluid selecteert.
Het Patch Zoom Edit scherm verschijnt.
fig.07-001_50
Parameters
F-toets handelingen in het Patch Zoom Edit scherm.
F-toets
Uitleg
F4
Util Menu
Sample
Initialiseert de instellinSet
gen van de huidig geselecInitialize
teerde Sample set.
Toegang tot het PFX (Patch Multi-effect)
bewerkingsscherm.
Toegang tot het Patch Pro Edit scherm,
waar alle parameters bewerkt kunnen
worden.
Selecteert het te bewerken Part.
F5
PFX
F6
Pro Edit
F7
Part Select
126
PAG.
p. 127
p. 157
p. 127
–
Een Sample Set creëren
Gebruik
of
om de cursor naar de parameter die u
wilt wijzigen te verplaatsen.
5.
Draai aan de VALUE draaiknop of druk op [INC] [DEC] om
een waarde in te stellen.
6.
Herhaal stappen 3-5 om elke parameter die u wilt bewerken
in te stellen.
7.
Als u de door u gemaakte veranderingen wilt opslaan, drukt
u op [WRITE] om de Save handeling uit te voeren (p.128).
Als u de veranderingen niet wilt behouden, drukt u op
[EXIT] om naar het Single Play scherm terug te keren.
In het Patch Pro Edit scherm kunnen alle parameters worden
bewerkt.
1.
Selecteer de Sample set, waarvan u de instellingen wilt
bewerken (p.53).
Als u een Sample set helemaal vanuit het niets wilt creëren (in
Wanneer u zonder op te slaan naar het Single Play scherm
Druk twee keer op [PATCH].
worden getoond, wat betekent dat de Sample set instellingen
terugkeert, zal het ‘
’ symbool rechts van de Sample set naam
zijn bewerkt.
De instellingen die u bewerkt zijn tijdelijk, en zullen verloren
gaan als u de stroom uitzet, van geluidsgenerator mode
verandert of een ander geluid selecteert.
Het Patch Pro Edit scherm verschijnt.
fig.07-001_50
Sample Set instellingen
initialiseren (Sample Set Initialize)
Pad
‘Initialiseren’ betekent de instellingen van het op dat moment geselecteerde geluid in een standaard set waardes of de fabrieksinstellingen terugzetten.
Geluid3
Parameters
Groups
Geluid2
2.
plaats van met een bestaande Sample set te beginnen), voert u
de Initialize handeling uit (p.127).
Geluid1
4.
Overzicht
Alle parameters bewerken (Patch Pro
Edit)
De Initialize handeling is alleen van invloed op het huidig
geselecteerde geluid. De geluiden die in het User geheugen zijn
Page
–
F2
Group/Down
F3
Set Stereo
Verplaatst de bewerkingsgroep tab neerwaarts.
Dit wordt getoond als u de WAVE groep
bewerkt. Dit roept de rechter golf (R) van
de linker golf (L) van een stereo golf op.
Sample
Initialiseert de instellinSet
gen van de huidig geselecInitialize
teerde ritmeset.
Toegang tot het PFX (Patch Multi-effect)
bewerkingsscherm.
Toegang tot het Patch Zoom Edit scherm,
waar de belangrijkste parameters bewerkt kunnen worden.
Selecteert het te bewerken Part.
–
F4
Util Menu
F5
PFX
F6
Zoom Edit
F7
Part Select
3.
p. 130
1.
Selecteer de Sample set die u wilt initialiseren (p.53).
2.
Druk op [PATCH].
3.
Druk op [F4 (Util Menu)].
Het Rhythm Utility Menu scherm verschijnt.
4.
Druk op
of
en kies ‘Sample Set Initialize’, en druk
dan op [F8 (Select)].
Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
p. 127
p. 157
p. 126
–
In een bericht wordt om bevestiging gevraagd.
5.
Druk op [F7 (OK)].
Om te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Appendix
De parameters zijn in diverse bewerkingsgroepen
ondergebracht.
Druk op [F1 (Up)] of [F2 (Down)] om de tab voor de
bewerkingsgroep, die de parameter die u wilt bewerken
bevat, te selecteren.
Voor details over de manier waarop de parameters gegroepeerd
zijn, zie ‘Functies van Sample set parameters’(p.129).
•
Menu/systeem
Explanation
Verplaatst de bewerkingsgroep tab opwaarts.
Sampler
F-key
F1
Group/Up
Sequencer
opgeslagen worden hierdoor niet beïnvloed. Als u alle
instellingen van de Fantom-G in de fabrieksinstellingen
wilt,terugzetten, voert u een Factory Reset uit (p.280).
F-toets handelingen in het Patch Pro Edit schermn
Het te bewerken Part veranderen
Druk op [F7 (Part Select)].
127
Een Sample Set creëren
Door u gecreëerde Sample
sets opslaan (Write)
7.
Druk op [F8 (Write)].
In een bericht wordt om bevestiging gevraagd.
Zet de Fantom-G nooit uit, terwijl data wordt opgeslagen.
Veranderingen die in geluidsinstellingen worden aangebracht zijn
tijdelijk, en zullen verloren gaan als u de stroom uitzet of een ander
geluid selecteert. Om het gewijzigde geluid te behouden, moet dit in
de User bank worden opgeslagen.
Wanneer u de Sample instellingen bewerkt, zal het ‘
’ symbool in
het Single Play scherm verschijnen. Als u de Sample set opslaat, zal
het ‘
’ symbool verdwijnen.
Wanneer de Save procedure wordt uitgevoerd, zal de data die
reeds in de opslagbestemming aanwezig was verloren gaan.
1.
Zorg, dat de Sample Set die u wilt opslaan geselecteerd is.
2.
Druk op [WRITE].
Het WRITE MENU scherm verschijnt.
3.
Selecteer ‘Patch/Rhythm/Sample Set’.
Druk op
of
om ‘Patch/Rhythm/Sample Set’ te
selecteren, en druk dan op [F8 (Select)].
Het Sample Set Name venster verschijnt.
fig.07-006_50
4.
Geef de Sample set een naam.
Details over het toewijzen van namen vindt u bij ‘Een naam
toewijzen’ (p.42).
5.
Nadat de naam is ingevoerd, drukt u op [F8 (OK)].
Een scherm verschijnt, waarin de Sample set die als
opslagbestemming fungeert geselecteerd kan worden.
6.
Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC] [DEC] om
het Sample set nummer te selecteren.
128
8.
Druk op [F7 (OK)] om de opslag handeling uit te voeren.
Om te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Een Sample Set creëren
In deze sectie worden de functies van de verschillende Sample set
Direction
Specificeert de richting waarin de Sample zal spelen.
Waarde:
FWD:
speel voorwaarts
REV:
speel achterwaarts
parameters uitgelegd, alsmede samenstelling van deze parameters.
Trigger Mode
het corresponderende nummer gebruiken om de waarde in te stellen
indrukt.
fig.06-010
Specificeert hoe de Sample gespeeld wordt als u een Pad (of toets)
Waarde:
GATE:
de Sample stopt met spelen als het Pad (of de toets)
Geluid1
Als een nummer voor een parameternaam wordt weergegeven
(
,
,
,
), kunt u de Realtime controller knop van
(de knop uiterst links is nummer 1, de knop uiterst rechts is nummer
4).
Overzicht
Functies van Sample Set
parameters
wordt losgelaten.
DRUM:
set van toepassing. De overige parameters worden voor elke
Sample set Tone individueel ingesteld.
Specificeert de naam van de ritmeset.
Door [ENTER] in te drukken kunt u de Sample set een naam geven.
Waarde: spatie, A-Z, a-z, 0-9, ! '' # $ % & ‘( ) * + , - . /: < = >? @ [ \ ]
^_ `{ | }
genegeerd. De Sample wordt slechts één keer gespeeld.
Onthoud dat als u DRUM selecteert, het geluid niet
onderbroken kan worden, dus gebruik deze instelling
voorzichtig als de Sample extreem lang is.
Mute Group
Op een akoestisch drumstel kunnen een open hi-hat en een gesloten
hi-hat nooit tegelijkertijd gespeeld worden. Om de realiteit van deze
situatie te reproduceren kunt u een Mute Group instellen.
Met de Mute Group functie kunt u twee of meer Sample Tones aanwijzen die niet tegelijk mogen klinken. Maximaal 16 Mute Groepen
kunnen gebruikt worden. Sample Tones, die niet tot een dergelijke
Sequencer
groep behoren, moeten op ‘OFF’ worden ingesteld.
Pad
Sample Set Name
automatisch stoppen als het eind van de Sample is bereikt. Als u
de DRUM instelling selecteert, wordt de Loop instelling
Geluid3
Sample Set Level, Sample Set MFX Switch, Sample Set Chorus
Switch en Sample Set Reverb Switch zijn op de gehele Sample
De Sample begint te spelen als u het Pad indrukt, en zal
Geluid2
Instellingen gemeenschappelijk
voor de gehele Sample set
(General)
de Sample blijft spelen, ook nadat het Pad (of de toets) is
losgelaten.
Waarde: OFF, 1-16
Details over het invoeren van een naam vindt u bij ‘Een naam
toewijzen’ (p.42).
Sample set Level
Stelt het volume van de Sample set in.
Sampler
Waarde: 0-127
Het volumeniveau van de Tones waaruit de Sample set is
opgebouwd, wordt met de Tone Level parameter (p.131)
ingesteld.
Menu/systeem
Appendix
129
Een Sample Set creëren
Golfvormen wijzigen (Wave)
De toonhoogte wijzigen (Pitch)
Sample Number L (Mono)
Sample Number R
Tone Coarse Tune (Sample Tone Coarse Tune)
Dit selecteert de Samples waaruit de Sample Tone bestaat. Samen
Waarde: -48– +48
met het Sample nummer verschijnt de Sample naam in het onderste
gedeelte van het scherm.
Tone Fine Tune (Sample Tone Fine Tune)
In de mono mode wordt alleen de linkerkant (L) gespecificeerd. In
Past de toonhoogte van het geluid van de Sample tone aan, in stap-
stereo wordt de rechterkant (R) ook gespecificeerd.
pen van 1 cent omhoog of omlaag (+/- 50 cent).
Waarde: OFF, 0001-2000
Waarde: -50-+50
Als u een linker/rechter Sample paar wilt selecteren, selecteert
u het linker (L) Sample nummer en druk dan op [F3 (Set
Stereo)]. De rechter (R) (Sample) wordt opgeroepen.
*
Als een Sample in stereo wordt gebruikt, moet voor L en R hetzelfde
nummer worden gespecificeerd.
Wave Gain
Stelt de gain (versterking) van de golfvorm in. De waarde verandert
met stappen van 6 dB (decibel) – een toename van 6 dB verdubbelt
de gain van de golfvorm.
Waarde: -6, 0, +6, +12
Tempo Sync (Wave Tempo Sync)
Als u een Phrase Loop met de klok (tempo) wilt synchroniseren, zet
u dit op ‘ON’.
Waarde: OFF, ON
• Als een Sample voor een Tone is geselecteerd, moet u eerst de
BPM (tempo) parameter van de Sample instellen.
• Als een Sample voor een Tone is geselecteerd, vereist Wave
Tempo Sync tweemaal het normale aantal stemmen.
Phrase Loop
Phrase Loop is het herhaald afspelen van een frase die uit een
song is onttrokken (bijv. met gebruik van een sampler). Eén
techniek waarbij het gebruik van Phrase Loops betrokken is, is
het onttrekken van een frase uit een reeds bestaande song in een
bepaald genre, bijvoorbeeld dance muziek, en het vervolgens
creëren van een nieuwe song, waarbij die frase als basis motief
wordt gebruikt. Deze worden ‘Break beats’ genoemd.
Realtime Time Stretch
Als de Wave Tempo Sync parameter op ‘ON’ staat, kunt u de
afspeelsnelheid van de golfvorm variëren zonder dat de toonhoogte verandert.
130
Selecteert de toonhoogte waarop de Sample tone klinkt.
Eén cent is 1/100ste van een halve toon.
Een Sample Set creëren
Tone Level (Sample Tone Level)
Stelt het volume van de Sample Tone in. Gebruik deze parameter
voor het aanpassen van de volumebalans tussen Sample Tones.
Uitvoer instellingen (Output)
Overzicht
Het volume aanpassen (Amp)
Tone Output Level
Specificeert het signaalniveau van elke Tone.
Waarde: 0-127
Tone Chorus Send Level
Tone Pan (Sample Tone pan)
Specificeert het Niveau van het signaal dat voor elke Tone naar de
Stelt de pan van de Sample Tone in. ‘L64’ is uiterst links, ‘0’is mid-
chorus wordt gestuurd.
den en ‘63R’ is uiterst rechts.
Waarde: 0-127
Waarde: L64-0-63R
Level Velocity Sens
afhankelijk van de sterkte waarmee u de toetsen indrukt. Stel dit op
een positieve (+) waarde in om de veranderingen in Sample Tone
volume toe te laten nemen, hoe sterker de toetsen worden aangeslagen. Om de Sample Tone zachter te laten spelen naarmate u sterker
speelt, stelt u dit op een negatieve (-) waarde in.
Specificeert het niveau van het signaal dat voor elke Tone naar de
reverb wordt gestuurd.
Waarde: 0-127
Tone Output Assign
Specificeert hoe het directe geluid van elke Tone wordt uitgevoerd.
Waarde:
PFX:
DRY:
uitvoer via Patch multi-effecten.
uitvoer zonder de Patch multi-effecten te passeren.
Geluid3
Waarde: -63-+63
Tone Reverb Send Level
Geluid2
Stelt dit in als u wilt dat het volume van de Sample Tone verandert,
Geluid1
Waarde: 0-127
Effecten voor een Sample set
instellen (PFX)
Pad
U kunt op de [F5 (PFX)] knop drukken om naar het PFX (Patch
Multi-Effect) bewerkingsscherm te gaan (p.157).
• ‘Effectinstellingen maken’ (p.151)
• ‘Patch Multi-Effects instellingen (PFX) maken’ (p.157).
Sequencer
Voor details met betrekking tot effectinstellingen kijkt u op de
hieronder genoemde pagina’s.
Sampler
Menu/systeem
Appendix
131
Een Live/Studio Set creëren
Met de Fantom-G heeft u volledige controle over een brede reeks
instellingen. Elk onderdeel dat ingesteld kan worden, staat bekend
als een parameter. Als u de waarde van parameters verandert, doet
u wat doorgaans bewerken wordt genoemd. In dit hoofdstuk
worden de procedures die gebruikt worden bij het creëren van Live/
Studio sets, en de functies van de Live/Studio set parameters
NAME
Live Set Name
Studio Set Name
Specificeert de naam van de Live/Studio set.
Door [ENTER] in te drukken kunt u de Live/Studio set een naam
uitgelegd.
geven.
Algemene instellingen (Utility)
Hier ziet u, hoe instellingen worden gemaakt die op de gehele Live
set (of Studio set) van toepassing zijn.
Waarde: spatie, A-Z, a-z, 0-9, ! '' # $ % & ‘( ) * + , - . /: < = >? @ [ \ ]
^_ `{ | }
Details over het invoeren van een naam vindt u bij ‘Een naam
toewijzen’ (p.42).
1.
Druk op [LIVE] (of [STUDIO]).
2.
Druk op [F2 (Utility)].
Het Utility scherm verschijnt.
3.
De parameters zijn in diverse bewerkingsgroepen
ondergebracht.
Druk op [F1 (Up)] of [F2 (Down)] om de tab voor de
bewerkingsgroep, die de parameter die u wilt bewerken
bevat, te selecteren.
4.
Druk op
of
om de cursor naar de parameter die u
wilt bewerken te verplaatsen.
5.
Draai aan de VALUE draaiknop of druk op [INC] [DEC] om
de gewenste waarde te verkrijgen.
6.
Als u de door u gemaakte veranderingen wilt opslaan, drukt
u op [WRITE] om de Save handeling uit te voeren (p.148).
Als u de veranderingen niet wilt behouden, drukt u op
[EXIT].
Als u zonder op te slaan naar het Play scherm terugkeert, zal
het ‘
’ symbool rechts van de Live/Studio set naam worden
getoond, wat betekent dat de Patch instellingen zijn bewerkt.
De instellingen die u bewerkt zijn tijdelijk, en zullen verloren
gaan als u de stroom uitzet, van geluidsgenerator mode
verandert of een ander geluid selecteert.
132
Live Set Memo
Studio Set Memo
U kunt een memo van maximaal 32 tekens toewijzen.
Door [ENTER] in te drukken kunt u een memo aan de Live/Studio
set toewijzen.
Waarde: spatie, A-Z, a-z, 0-9, ! '' # $ % & ‘( ) * + , - . /: < = >? @ [ \ ]
^_ `{ | }
Part Info
In het scherm kunt u de ontvangst status van verscheidene types
MIDI berichten voor ieder MIDI kanaal controleren. Dit is een handige manier om te controleren of de geluidsgenerator correct op
berichten van het toetsenbord of van externe MIDI controllers reageert.
Modulation:
modulatie berichten
Breath:
Breath berichten
Foot Type:
Foot type berichten
Volume:
Volume berichten
Panpot:
Panpot berichten
Expression:
Expressie berichten
Hold 1:
Hold 1 berichten
Pitch Bend:
Pitch Bend berichten
Aftertouch:
Aftertouch berichten
Een Live/Studio Set creëren
4.
U kunt de Part instellingen in de vorm van een lijst bekijken. Dit
In dit scherm wordt de naam van de parameter die met de
wordt het ‘Part View’ scherm genoemd. In dit scherm kunt u een
lijst bekijken, waarin instellingen voor alle Parts tegelijk worden
cursor wordt geselecteerd in het ‘
getoond, zoals de Patch die aan elk Part is toegewezen, en zijn
1.
Druk op [LIVE] of [STUDIO].
2.
Druk op [F3 (Part View)].
Het Part View scherm verschijnt.
fig.08-017_50
’ gebied links
onder in het scherm getoond. De waarde van de huidige
instellingen wordt hier ook getoond.
Draai aan de VALUE draaiknop of druk op [INC] [DEC] om
de gewenste waarde te verkrijgen.
6.
Als u de door u gemaakte veranderingen wilt opslaan, drukt
u op [WRITE] om de Save handeling uit te voeren (p.148).
Als u de veranderingen niet wilt behouden, drukt u op
[EXIT].
Als u zonder op te slaan naar het Play scherm terugkeert, zal
het ‘
’ symbool rechts van de Live/Studio set naam worden
getoond, wat betekent dat de Patch instellingen zijn bewerkt.
verandert of een ander geluid selecteert.
3.
De parameters zijn in diverse bewerkingsgroepen
ondergebracht.
Druk op [F1 (Up)] of [F2 (Down)] om de tab voor de
bewerkingsgroep, die de parameter die u wilt bewerken
bevat, te selecteren.
Geluid3
De instellingen die u bewerkt zijn tijdelijk, en zullen verloren
gaan als u de stroom uitzet, van geluidsgenerator mode
Geluid2
5.
Geluid1
volume en pan instellingen. Deze instellingen kunnen hier ook
bewerkt worden.
Gebruik [CURSOR] om de cursor naar de parameter die u
wilt bewerken te verplaatsen.
Overzicht
Part Settings (Part View)
Pad
U kunt de F toetsen gebruiken om de getoonde Part groep te
veranderen.
Uitleg
Intern (interne geluidsgenerator)
Uitbreidingskaart 1
Uitbreidingskaart 2
Externe MIDI uitvoer
Sequencer
F-toets
F3 Internal
F4 EXP 1
F5 EXP 2
F6 External
In het Part View scherm zijn de bewerkingsgroepen die getoond
worden afhankelijk van de geselecteerde Part groep.
Sampler
.
Edit Group
F4/F5
EXP 1/2
✓
✓
✓
✓
✓
✓
Appendix
✓
F6
External
✓
✓
Menu/systeem
Level/Pan
Keyboard
Output/EFX
Pitch
Scale Tune
Vibrato
Offset
Mono/Poly/Legato
Voice Reserve
MIDI Rx Filter
F3
Internal
✓
✓
✓
✓
✓
✓
✓
✓
✓
✓
133
Een Live/Studio Set creëren
Level/Pan
(Als de Part Group Internal/EXP1/EXP2 is)
Receive Switch
Specificeer voor elk Part of MIDI berichten ontvangen zullen worden
(ON) of niet (OFF).
Patch Type
Als dit op ‘OFF’ staat, zal het Part niet reageren. Normaalgesproken
laat u dit op ‘ON’ staan, maar u kunt dit uitzetten (OFF) als u wilt
Stelt de toewijzing van een Patch (Patch), ritmeset (Rhythm) of
dat een bepaald Part tijdens het afspelen van een song niet gespeeld
Sample set (Sample) aan de Parts in.
wordt.
Waarde: PATCH, RHYTHM, SAMPLE
Waarde: OFF, ON
*
EXP 1 en EXP 2 Parts zijn afhankelijk van de uitbreidingskaart die
geïnstalleerd is.
Patch Bank
Selecteert de groep waarbinnen de gewenste Patch of ritmeset
behoort.
Waarde
USER:
User
PRST:
Preset
USAM:
User Sample
GM:
GM (GM2)
*
EXP 1 en EXP 2 Parts zijn afhankelijk van de uitbreidingskaart die
geïnstalleerd is.
Patch Number
Selecteert de gewenste Patch, ritmeset of Sample set op zijn nummer.
Waarde: 001*
EXP 1 en EXP 2 Parts zijn afhankelijk van de uitbreidingskaart die
geïnstalleerd is.
Mute Switch
Maakt elk Part tijdelijk stil (MUTE) of juist weer hoorbaar (OFF).
Gebruik deze instelling als u het instrument bijvoorbeeld voor
karaoke wilt gebruiken, door het Part dat de melodie speelt op Mute
in te stellen of als u iets met gebruik van een aparte geluidsmodule
wilt spelen.
Waarde: OFF, MUTE
De Mute Switch parameter zet het Part niet uit, maar stelt het
volume op het minimum in, zodat er geen geluid te horen is.
Daarom worden MIDI berichten nog steeds ontvangen.
Part Level
Past het volume van elk Part aan. Het doel van deze instelling is
hoofdzakelijk het aanpassen van de volumebalans tussen Parts.
Waarde: 0-127
Part Pan
Past de pan van elk Part aan. ‘L64’ is uiterst links, ‘0’is midden, en
‘63R’ is uiterst rechts.
Waarde: L64-0-63R
134
Receive Channel
Specificeert het MIDI kanaal voor elk Part.
Waarde: 1-16
Een Live/Studio Set creëren
Key Range (Toonhoogte bereik)
Keyboard Switch
Specificeert voor elk Part of de keyboard controller sectie al dan niet
Als u wilt, dat een Bank Select nummer MSB (controllernummer 0)
met de interne geluidsgenerator is verbonden.
ook verzonden wordt als u van Live/Studio set verandert, specificeert u voor elk Part de waarde die u wilt verzenden (0-127). Als u
Normaalgesproken laat u dit uitgeschakeld. U kunt dit aanzetten als
u geluiden wilt stapelen.
wilt, dat dit bericht niet wordt verzonden, zet u dit op ‘---‘.
Waarde: On, OFF
Waarde: 0-127, ---
De data van het Part waarvan de Keyboard Switch is
uitgeschakeld zal niet verzonden worden.
Keyboard Range Lower
(Lage deel Keyboard Range bereik)
Specificeert de laagste noot die de tone voor elk Part zal laten klinWaarde: C – UPPER
Als u wilt, dat een Bank Select nummer LSB (controllernummer 32)
Keyboard Range Upper
(Hoge deel Keyboard Range bereik)
wordt verzonden, zet u dit op ‘---‘.
Specificeert de hoogste noot die de tone voor elk Part zal laten klinken.
Waarde: LOWER-G9
De data van het Part waarvan de Keyboard Switch is
uitgeschakeld zal niet verzonden worden.
Wanneer de Key Range (p.94) voor elke individuele Tone in een
Patch is ingesteld, worden geluiden geproduceerd in de reeks
Geluid3
Waarde: 0-127, ---
Geluid2
ken.
External Bank Select LSB
ook verzonden wordt als u van Live/Studio set verandert, specificeert u de waarde (0-127) voor elk Part. Als u wilt, dat dit bericht niet
Geluid1
External Bank Select MSB
Overzicht
Level/Pan
(Als de Part Group External is)
waar de Key Range van elke Tone en de Key Range van het Part
elkaar overlappen.
External Program Number
(Extern Program Change nummer)
Pad
fig.09-006.e
Als u wilt, dat een Program Change nummer ook verzonden wordt
als u van Live/Studio set verandert, specificeert u de waarde 0-128)
Toetsenreeks gespecificeerd voor de uitvoering
voor elk Part. Als u wilt, dat dit bericht niet wordt verzonden, zet u
dit op ‘---‘.
De data van het Part waarvan de Keyboard Switch is
uitgeschakeld zal niet verzonden worden.
External Level
Waarde: 0-127, ---
Keyboard Range is alleen geldig voor Parts waarvan de ‘Keyboard
Switch’ (p.135) is ingeschakeld.
Velocity Range Lower
(lage aanslaggevoeligheid)
Specificeert voor elk Part de onderkant van de Velocity reeks.
Waarde: 1-127
Velocity Range Upper
Velocity Range is alleen geldig voor Parts waarvan de ‘Keyboard
Switch’ (p.135) is ingeschakeld
Wanneer de Velocity Range (p.95) voor elke individuele Tone in
een Patch is ingesteld, worden geluiden geproduceerd in de
reeks waar de Key Range van elke Tone en de Key Range van
het Part elkaar overlappen.
Appendix
(hoge aanslaggevoeligheid)
Menu/systeem
De data van het Part waarvan de Keyboard Switch is
uitgeschakeld zal niet verzonden worden.
*
Sampler
Als u wilt, dat Volume berichten ook verzonden wordt als u een
Live/Studio set selecteert, specificeert u de waarde (0-127) voor het
Part. Als u wilt, dat dit bericht niet wordt verzonden, zet u dit op ‘--‘.
Toetsenreeks gespecificeerd voor de patch
De reeks waarbinnen noten zullen spelen
Specificeert voor elk Part de bovenkant van de Velocity reeks.
Waarde: 1-127
External Pan
Als u wilt, dat Pan berichten ook verzonden wordt als u een Live/
Studio set selecteert, specificeert u de waarde (L64-0-63R) voor het
Part.
Als u wilt, dat dit bericht niet wordt verzonden, zet u dit op ‘---‘.
Waarde: L64-0-63R, ---
Sequencer
Waarde: 0-128, ---
*
Deze berichten worden niet verzonden door Parts waarvan de
Keyboard Switch is uitgeschakeld.
135
Een Live/Studio Set creëren
Part Velocity Sens Offset
Dit verandert het volume en de cutoff frequentie van elk Part, vol-
Als u instellingen heeft gemaakt zodat geluiden apart naar de
gens de Velocity waarmee de toetsen worden ingedrukt. Als u wilt,
dat sterk gespeelde noten het volume of de cutoff frequentie verho-
INDIVIDUAL 1 jack en INDIVIDUAL 2 jack worden gestuurd,
maar er op dat moment geen plug in de INDIVIDUAL 2 jack is
gen, stelt u deze parameter op positieve (+) instellingen in. Als u
gestoken, worden de geluiden die naar INDIVIDUAL 1 en
wilt, dat sterk gespeelde noten het volume of de cutoff frequentie
verlagen, gebruikt u negatieve (-) instellingen. Zet Velocity Sens op
INDIVIDUAL 2 zijn gestuurd gemengd, en via de
INDIVIDUAL 1 jack worden uitgestuurd. Dit is te wijten aan op
opzet van de INDIVIDUAL 1 en 2 jacks.
‘0’ als u wilt dat geluiden op een vaststaand volume en met een vaststaande cutoff frequentie worden gespeeld, ongeacht de sterkte
waarmee de toetsen worden gespeeld.
Als de Mix/Parallel parameter op ‘MIX’ staat, worden alle
Waarde: -63-+63
geluiden in stereo via de OUPUT A (MIX) jacks uitgestuurd
(p.294).
Patches bevatten ook een Velocity Sensitivity Offset instelling
(p.91).
De ultieme Velocity Sensitivity waarde is de som van de
Velocity Sensitivity Offsets van het Part en de Patch. Bijgevolg,
als de Velocity Sensitivity Offset parameter van de Patch op
‘127’(maximum) wordt ingesteld, zal er geen verandering in de
Velocity Sensitivity Offset van het Part zijn, zelfs als dit op een
positieve waarde is ingesteld.
*
EXP 1, EXP 2 en externe Parts hebben dit onderdeel niet.
Chorus wordt ten alle tijden in mono uitgevoerd.
• De uitvoerbestemming van het signaal nadat het door de chorus
is gegaan, wordt met de Chorus Output Select (p.152) en de
Chorus Output Assign (p.153) ingesteld.
• De uitvoerbestemming van het signaal nadat het door de reverb
is gegaan, wordt met de Reverb Output Assign (p.153)
ingesteld.
*
EXP 1 en EXP 2 Parts zijn afhankelijk van de uitbreidingskaart die
geïnstalleerd is.
*
Externe Parts hebben dit onderdeel niet.
Arpeggio Part Switch
Specificeert het Part dat de Arpeggio functie zal gebruiken.
Waarde: OFF, ON
Part Output Level
Sample Pad Part Switch
Stelt het niveau van het signaal dat naar de uitvoerbestemming
wordt gezonden in, dat met Part Output Assign is gespecificeerd.
Specificeert het Sample Pad Part.
Waarde: OFF, ON
Waarde: 0-127
*
EXP 1 en EXP 2 Parts zijn afhankelijk van de uitbreidingskaart die
geïnstalleerd is.
*
Externe Parts hebben dit onderdeel niet.
Rhythm Pad Part Switch
Specificeert het Rhythm Pad Part.
Waarde: OFF, ON
Output/EFX
Part Output Assign
Specificeert voor elk Part hoe het directe geluid uitgevoerd zal worden.
Waarde
A, B:
uitvoer naar de OUTPUT A (MIX) jack of OUTPUT B
jack in stereo, zonder door de multi-effecten te gaan.
1-4:
uitvoer naar de INDIVIDUAL 1-4 jacks in mono, zonder
door de multi-effecten te gaan.
MFX1, MFX2:
Uitvoer in stereo via multi-effecten. Alleen Studio Set.
In het geval van Parts EXP1, EXP2:
DRY:
uitvoer zonder door de MFX van de uitbreidingskaart te
gaan.
EXP:
Stemt overeen met de instellingen van de
uitbreidingskaart.
136
Part Chorus Send Level
Stelt het niveau van het signaal in dat voor elk Part naar de chorus
wordt gestuurd.
Waarde: 0-127
*
Externe Parts hebben dit onderdeel niet.
Een Live/Studio Set creëren
Part Reverb Send Level
wordt gestuurd.
Waarde: 0-127
*
Externe Parts hebben dit onderdeel niet.
Pitch
Part Octave Shift
Past de toonhoogte van het geluid van het Part aan, omhoog of
omlaag in eenheden van een octaaf (+/- 3 octaven).
Waarde: -3-+3
Stelt het niveau van het signaal dat naar ‘EFX 1 (Effect) 1’ wordt
Past de toonhoogte van het geluid van het Part aan, in stappen van
gestuurd in, voor elk Part van de uitbreidingskaart.
halve tonen, omhoog of omlaag (+/- 4 octaven)
Waarde: 0-127
Waarde: -5-+6
‘EFX1 (Effect 1)’ is een effect op de uitbreidingskaart. De inhoud van
het effect is afhankelijk van de uitbreidingskaart die geïnstalleerd is.
*
Interne en externe Parts hebben dit onderdeel niet.
Part EFX 2 Send Level
(Expansion Part effect 2: Send Level)
Stelt het niveau van het signaal dat naar ‘EFX 2 (Effect) 2’ wordt
gestuurd in, voor elk Part van de uitbreidingskaart.
Part Coarse Tune
Past de toonhoogte van het geluid van het Part aan, in stappen van
halve tonen, omhoog of omlaag (+/- 4 octaven).
Waarde: -48 - +48
*
‘EFX2 (Effect 2)’ is een effect op de uitbreidingskaart. De inhoud van
het effect is afhankelijk van de uitbreidingskaart die geïnstalleerd is.
*
Interne en externe Parts hebben dit onderdeel niet.
‘EFX2 (Effect 2)’ is een effect op de uitbreidingskaart. De inhoud van
het effect is afhankelijk van de uitbreidingskaart die geïnstalleerd is.
*
Interne en externe Parts hebben dit onderdeel niet.
Coarse Tune and Octave Shift
De Coarse Tune en Fine Tune parameters, samen met de Octave
Shift parameter, doen allemaal hetzelfde met het geluid. Ze ver-
Pad
anderen de toonhoogte van het geluid. Bijvoorbeeld, als C4
(middelste C) wordt gespeeld met de Coarse Tune parameter
op ‘+12’ ingesteld, is de noot die geproduceerd wordt C5 (één
octaaf boven C4). Als C4 (middelste C) bijvoorbeeld gespeeld
Geluid3
Waarde: 0-127
*
Geluid2
*
Part Transpose
Geluid1
Part EFX 1 Send Level
(Expansion Part effect 1: Send Level)
Overzicht
Stelt het niveau van het signaal in dat voor elk Part naar de reverb
wordt met de Octave Shift parameter op ‘+1’ ingesteld, is de
geproduceerde noot C5 (één octaaf boven C4).
Intern functioneren deze echter heel anders. Als de Coarse Tune
Part Fine Tune
Waarde: -50-+50
Eén cent is 1/100ste van een halve toon.
EXP 1 en EXP 2 Parts zijn afhankelijk van de geïnstalleerde
uitbreidingskaart.
*
Interne en externe Parts hebben dit onderdeel niet.
Appendix
*
Menu/systeem
Past de toonhoogte van het geluid van het Part aan, in stappen van 1
cent (+/- 50 cent), omhoog of omlaag.
Sampler
Met andere worden, gebruik de Coarse Tune parameter als de
toonhoogte veranderd moet worden, en de Octave Shift parameter als u het gehele toetsenbord wilt verschuiven, bijvoorbeeld als het aantal toetsen onvoldoende is.
Sequencer
parameter op ‘+12’ staat, wordt de toonhoogte zelf een octaaf
verhoogd. Aan de andere kant, als de Octave Shift parameter op
‘+1’ staat, is dat hetzelfde als de toetsen een octaaf hoger
indrukken.
137
Een Live/Studio Set creëren
Part Pitch Bend Range
Specificeert de hoeveelheid verandering in toonhoogte in halve
Scale Tune (deel stemming)
tonen (2 octaven), die zal optreden als de Pitch Bend hendel wordt
bewogen. De hoeveelheid verandering als de hendel wordt gekan-
Part Scale Tune C–B
teld is voor de linker en rechterkanten op dezelfde waarde ingesteld.
Maak scale-tune instellingen voor elk Part.
Als u de Pitch Bend Range instelling van de Patch die aan het Part is
toegewezen (p.96) wilt gebruiken, zet u dit op ‘PATCH’.
Waarde: -64-+63
Waarde: 0-24, PATCH
*
uitbreidingskaart.
*
Scale Tune wordt met de Scale Tune Switch parameter aan en
EXP 1 en EXP 2 Parts zijn afhankelijk van de geïnstalleerde
uitgezet (p.196).
*
EXP 1 en EXP 2 Parts zijn afhankelijk van de geïnstalleerde
uitbreidingskaart.
*
Interne en externe Parts hebben dit onderdeel niet.
Interne en externe Parts hebben dit onderdeel niet.
Part Portamento Switch
Specificeer of portamento toegepast zal worden. Zet deze parameter
op ‘ON’ als u portamento wilt toepassen, en op ‘OFF’ als u dat niet
wilt.
Als u de Portamento Switch instelling van de Patch die aan het Part
is toegewezen (p.106) wilt gebruiken, zet u dit op ‘PATCH’.
Waarde: OFF, ON, PATCH
*
EXP 1, EXP 2 en externe Parts hebben dit onderdeel niet.
Part Portamento Time
Wanneer portamento wordt gebruikt, specificeert dit de tijd waarbinnen de toonhoogte zal veranderen. Hogere instellingen zorgen
dat de verandering in toonhoogte naar de volgende noot langer
duurt.
Als u de Portamento Time instelling van de Patch die aan het Part is
toegewezen (p.106) wilt gebruiken, zet u dit op ‘PATCH’.
NOTE
Equal Temperament (gelijkzwevende
stemming)
Deze stemming verdeelt het octaaf in 12 gelijke delen, en is de
meest gebruikte stemmingsmethode die vandaag de dag voor
Westerse muziek wordt gebruikt. De Fantom-G is op de gelijkzwevende stemming ingesteld als de Scale Tune Switch op
‘OFF’ is ingesteld.
Just Temperament (Tonica C)
Vergeleken met gelijkzwevende stemming klinken de voornaamste drieklanken rein in deze stemming. Dit effect wordt
echter bereikt in slechts één toonsoort, en de drieklanken worden onduidelijk als u transponeert.
Arabian Scale
Deze instelling wordt genegeerd bij Parts waaraan een ritmeset
is toegewezen.
*
EXP 1, EXP 2 en externe Parts hebben dit onderdeel niet.
In deze stemming zijn E en B een kwartnoot lager en C#, F# en
G# een kwartnoot hoger, in vergelijking met de gelijkzwevende
stemming. De intervallen tussen G en B, F en G#, Bb en C#, en
Eb en F# hebben een natuurlijke terts – het interval tussen een
majeur terts en een mineur terts. Op de Fantom-G kunt u de
Arabische stemming in de drie toonsoorten G, C en F gebruiken.
<Voorbeeld>
Nootnaam
C
C#
D
Eb
E
F
F#
G
G#
A
Bb
B
138
Gelijkzwevende
stemming
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Just
Temperament
(tonica C)
0
-8
+4
+16
-14
-2
-10
+2
+14
-16
+14
-12
Arabische
stemming
-6
+45
-2
-12
-51
-8
+43
-4
+47
0
-10
-49
Een Live/Studio Set creëren
Offset
Part Vibrato Rate
Part Cutoff Offset
Past de vibrato snelheid van elk Part aan (de snelheid waarmee de
Past de cutoff frequentie van de Patch, ritmeset of Sample set, die
toonhoogte wordt gemoduleerd). De toonhoogte zal sneller gemoduleerd worden met hoge instellingen, en langzamer met lage instellin-
aan een Part is toegewezen, aan.
Waarde: -64-+63
Waarde: -64-+63
Patches hebben ook een Cutoff Offset instelling (p.90). De
EXP 1, EXP 2 en externe Parts hebben dit onderdeel niet.
uiteindelijke Cutoff frequentiewaarde is de som van de Tone
Cutoff Frequentiewaarde en de Patch en Part Cutoff Offset
Part Vibrato Depth
waardes. Als de tone’s cutoff frequentie al op ‘127’ (maximum)
Dit past de diepte van het vibrato effect (de diepte waarmee de toon-
lingen.
Waarde: -64-+63
*
EXP 1, EXP 2 en externe Parts hebben dit onderdeel niet.
*
EXP 1, EXP 2 en externe Parts hebben dit onderdeel niet.
Part Resonance Offset
Past de resonantie van de aan een Part toegewezen Patch, ritmeset of
Sample set aan.
Waarde: -64-+63
Hiermee wordt de tijdsvertraging totdat het vibrato (toonhoogte
modulatie) effect begint aangepast. Hoge instellingen produceren
Patches hebben ook een Resonance Offset instelling (p.91). De
uiteindelijke Resonance waarde is de som van de Tone
een langere delaytijd voordat het vibrato begint, terwijl lage instellingen een kortere tijd produceren.
*
EXP 1, EXP 2 en externe Parts hebben dit onderdeel niet.
Offset op een positieve waarde wordt ingesteld.
*
EXP 1, EXP 2 en externe Parts hebben dit onderdeel niet.
Pad
Resonance waarde en de Patch en Part Resonance Offset
waardes. Als de Tone’s resonantie al op ‘127’ (maximum) staat,
zal er geen verandering geproduceerd worden als de Resonance
Waarde: -64-+63
Geluid3
Part Vibrato Delay
staat, zal er geen verandering geproduceerd worden als de
Cutoff Offset op een positieve waarde wordt ingesteld.
Geluid2
hoogte wordt gemoduleerd) van elk Part aan. De toonhoogte wordt
sterker gemoduleerd bij hoge instellingen, en minder met lage instel-
Geluid1
gen.
*
Overzicht
Vibrato
Part Attack Time Offset
Waarde: -64-+63
EXP 1, EXP 2 en externe Parts hebben dit onderdeel niet.
Part Decay Time Offset
Past de TVA/TVF Envelope Decay Time aan van de aan een Part
toegewezen Patch of ritmeset.
Menu/systeem
*
Sampler
Patches hebben ook een Attack Time Offset instelling (p.91). De
uiteindelijke TVA Envelope Attack tijd waarde is daarom de
som van de Tone’s TVA Envelope Time 1 instelling, de Attack
Time Offset van de Patch, en de Attack Time Offset van het
Part. Als de tone’s Time 1 parameter al op ‘127’(maximum)
staat, zal er geen verandering geproduceerd worden als de
Attack Time Offset op een positieve waarde staat ingesteld.
Hetzelfde is op de TVF envelope van toepassing.
Sequencer
Past de TVA/TVF Envelope Time van de aan een Part toegewezen
Patch, ritmeset of Sample set aan.
Waarde: -64-+63
*
EXP 1, EXP 2 en externe Parts hebben dit onderdeel niet.
139
Appendix
Deze instelling wordt genegeerd bij Parts waaraan een Sample
set is toegewezen.
Een Live/Studio Set creëren
Part Release Time Offset
Past de TVA / TVF Envelope Release tijd van de aan een Part toegewezen Patch, ritmeset of Sample set aan.
Waarde: -64-+63
Mono/Poly/Legato
Part Mono/Poly
Zet deze parameter op ‘MONO’ als de aan het Part toegewezen
Patches hebben ook een Release Time Offset instelling (p.91). De
Patch mono gespeeld moet worden of op ‘POLY’ als de Patch polyfoon gespeeld moet worden. Als u de Mono/Poly instelling van de
uiteindelijke TVA Envelope release tijd waarde is daarom de
som van de Tone’s TVA Envelope Time 4 instelling, de Release
Patch, toegewezen aan het Part (p.105) wilt gebruiken, zet u dit op
Time Offset van de Patch, en de Release Time Offset van het
Waarde: MONO, POLY, PATCH
‘PATCH’.
Part. Als de tone’s Time 4 parameter al op ‘127’(maximum)
staat, zal er geen verandering geproduceerd worden in de
*
Release Time Offset, zelfs als dit op een positieve waarde wordt
Deze instelling wordt genegeerd bij Parts waaraan een ritmeset
ingesteld. Hetzelfde is op de TVF envelope van toepassing.
is toegewezen.
EXP 1, EXP 2 en externe Parts hebben dit onderdeel niet.
*
EXP 1, EXP 2 en externe Parts hebben dit onderdeel niet.
Part Legato Switch
Legato kan toegevoegd worden als u mono spelt. De term ‘legato’
verwijst naar een speelstijl waarbij noten vloeiend met elkaar worden verbonden, en een gladgestreken geheel wordt gecreëerd. Dit
creëert een vloeiende overgang tussen noten, hetgeen effectief is als
u de ‘hammering-on en pulling-off technieken die door een gitarist
worden gebruikt wilt simuleren.
Zet deze parameter op ‘ON’ als u de Legato functie wilt gebruiken,
en op ‘OFF’ als u deze niet wilt gebruiken. Om de Legato Switch
instelling van de Patch, toegewezen aan het Part (p.105) wilt gebruiken, zet u dit op ‘PATCH’.
Waarde: OFF, ON, PATCH
Deze instelling wordt genegeerd bij Parts waaraan een ritmeset
is toegewezen.
*
140
EXP 1, EXP 2 en externe Parts hebben dit onderdeel niet.
Een Live/Studio Set creëren
Part Voice Reserve
Deze instelling specificeert het aantal stemmen dat voor elk Part
gereserveerd zal worden wanneer meer dan 128 stemmen gelijktijdig
gespeeld worden.
De instellingen van alle Parts kunnen niet hoger dan 64 worden
ingesteld. Het resterende aantal beschikbare stemmen wordt bij
(rest=) weergegeven. Let op deze weergave als u Voice Reserve
Receive Program Change
(Receive Program Change Switch)
Specificeer voor elk MIDI kanaal of MIDI Program Change berichten
ontvangen zullen worden (ON) of niet (OFF).
Receive Bank Select
(Receive Bank Select Switch)
Specificeer voor elk MIDI kanaal of MIDI Bank Select berichten ontvangen zullen worden (ON) of niet (OFF).
Receive Bender
(Receive Pitch Bend Switch)
Wanneer geluidstracks in een song worden gespeeld, krijgt het
Specificeer voor elk MIDI kanaal of MIDI Pitch Bend berichten ont-
afspelen van geluidstracks voorrang over Voice Reserve
instellingen. Dit betekent dat op het moment dat geluidstracks
vangen zullen worden (ON) of niet (OFF).
Het aantal stemmen in gebruik berekenen
De Fantom-G kan maximaal 128 noten gelijktijdig spelen.
De polyfonie of het aantaal stemmen (geluiden) verwijst niet
dat voor één gespeelde Patch wordt gebruikt te berekenen.
Tones wordt gebruikt).
Realtime Stretch vereist twee keer de normale polyfonie.
Receive Channel Pressure
(Receive Channel Pressure Switch)
Specificeer voor elk MIDI kanaal of MIDI Channel Pressure berichten ontvangen zullen worden (ON) of niet (OFF).
Receive Modulation
(Receive Modulation Switch)
Specificeer voor elk MIDI kanaal of MIDI Modulatie berichten ontvangen zullen worden (ON) of niet (OFF).
Receive Volume
(Receive Volume Switch)
Specificeer voor elk MIDI kanaal of MIDI Volume berichten ontvangen zullen worden (ON) of niet (OFF).
Hier ziet u, hoe een grafische indicatie van het aantal stemmen dat
door de geluidsgenerator wordt gebruikt, bekeken kan worden.
Receive Pan
(Receive Pan Switch)
Specificeer voor elk MIDI kanaal of MIDI Pan berichten ontvangen
zullen worden (ON) of niet (OFF).
Specificeer voor elk MIDI kanaal of MIDI Expressie berichten ontvangen zullen worden (ON) of niet (OFF).
Receive Hold-1
(Receive Hold 1 Switch)
141
Appendix
Specificeer voor elk MIDI kanaal of MIDI Hold 1 berichten ontvangen zullen worden (ON) of niet (OFF).
Menu/systeem
Receive Expression
(Receive Expression Switch)
Sampler
Voice Monitor
Sequencer
(Aantal geluiden dat wordt gespeeld) x (aantal Tones dat door
de gespeelde Patches wordt gebruikt) x (aantal Waves dat in de
Specificeer voor elk MIDI kanaal of MIDI Polyphonic Key Pressure
berichten ontvangen zullen worden (ON) of niet (OFF).
Pad
alleen naar het aantal geluiden dat feitelijk gespeeld wordt,
maar verandert volgens het aantal Tones dat in Patches wordt
toegepast, en het aantal Waves dat in de Tones wordt gebruikt.
De volgende methode wordt gebruikt om het aantal geluiden
Receive Polyphonic Key Pressure
(Receive Polyphonic Key Pressure Switch)
Geluid3
worden.
Geluid2
instellingen maakt.
worden gespeeld, de polyfonie die met de Voice Reserve
instellingen is gespecificeerd mogelijk niet gegarandeerd kan
Geluid1
Waarde: 0-63, FULL
MIDI Rx Filter
Overzicht
Voice Reserve
Een Live/Studio Set creëren
Phase Lock (Phase Lock Switch)
De parameter selecteren die
door de Realtime
Controllers of D Beam
controller wordt bestuurd
(Control Setting)
Stel Phase Lock op ‘ON’ in als u wilt dat onregelmatigheden in de
timing van Parts die op hetzelfde MIDI kanaal worden gespeeld
onderdrukt worden.
Als de Phase Lock op ‘ON’ staat, worden Parts op hetzelfde
MIDI kanaal in een status geplaatst waarin hun timing
overeenkomt, zodat deze gelijktijdig gespeeld kunnen worden.
Bijgevolg kan een bepaalde hoeveelheid tijd verstrijken tussen
ontvangst van de Note berichten en het spelen van de geluiden.
Zet deze instelling alleen indien nodig op ‘ON’.
*
Dit is niet van invloed op uitbreidingskaarten.
Op de Fantom-G kunnen de parameters, die beïnvloed worden als
de Realtime control knoppen, toewijsbare schakelaars, D Beam, Pitch
Bend of modulatie hendel worden bediend, toegewezen worden. Op
deze manier kunt u het geluid met de diverse controllers op verscheidene manieren wijzigen.
Velocity Curve Type
Velocity Curve selecteert voor elk MIDI kanaal één van de vier volgende Velocity Curve types, die het beste passen bij de aanslag van
het aangesloten MIDI toetsenbord. Zet dit op ‘OFF’ als u de Velocity
curve van het MIDI toetsenbord zelf gebruikt.’
1.
Druk op [LIVE] of [STUDIO].
2.
Druk op [F4 (Control)].
Het Control Setting scherm verschijnt.
fig.09-011_50
Waarde: OFF, 1-4
fig.09-010
1
*
2
3
4
Dit is niet van invloed op uitbreidingskaarten.
3.
De parameters zijn in verschillende bewerkingsgroepen
ondergebracht. Druk op [F1(Up)] of [F2 (Down)] om de tab
van de bewerkingsgroep, die de te bewerken parameter
bevat, te selecteren.
4.
Gebruik [CURSOR] om de cursor naar de parameter die u
wilt bewerken te verplaatsen.
5.
Draai aan de VALUE draaiknop of druk op [INC] [DEC] om
de gewenste waarde te verkrijgen.
6.
Herhaal stappen 3-5 om elke parameter die u wilt bewerken
in te stellen.
7.
De instellingen voor de Solo Synth worden in de
systeeminstellingen opgeslagen. Druk op [F7 (Sys Write)]
om de Write handeling uit te voeren.
8.
De instellingen in het Control Setting scherm worden voor
elke Live/Studio set individueel opgeslagen. Om de door u
gemaakte veranderingen op te slaan, drukt u op[WRITE] om
de Save handeling (p.148) uit te voeren. Als u de
veranderingen niet wilt opslaan, drukt u op [EXIT].
Als u naar het Play scherm terugkeert zonder op te slaan, zal het
‘
’ symbool aan de rechterkant van de Live/Studio set naam wor-
den weergegeven, hetgeen aanduidt dat de Patch instellingen
bewerkt zijn.
De instellingen die u maakt zijn tijdelijk, en zullen verloren
gaan als u de stroom uitzet, van geluidsgenerator mode
verandert of een ander geluid selecteert.
142
Een Live/Studio Set creëren
D Beam: SOLO SYNTH
De D Beam controller kan gebruikt worden om te functioneren op
D Beam Switch
een manier die lijkt op een mono synth.
Specificeert de bedieningsmode van de D Beam controller.
Instellingen voor de Solo Synth worden in de
Waarde:
OFF:
worden om de Pads te laten klinken, als alternatief
voor het indrukken van de Pads.
In het scherm wordt de naam van de parameter, die met de
Hiermee kan de D Beam controller als een mono
synthesizer gebruikt worden.
cursor is geselecteerd, in het ‘
’ gebied links
Geluid1
systeeminstellingen opgeslagen. Druk op [F7 (Sys Write)] om de
opslag handeling uit te voeren.
de D Beam wordt niet gebruikt.
PAD TRIGGER: Hiermee kan de D Beam controller gebruikt
SOLO SYNTH:
Overzicht
D Beam
onder in het scherm getoond. De huidige waarde van de
ASSIGNABLE: de Fantom-G bestuurt de functie die u toewijst.
De parameters die in het scherm worden getoond zijn
OSC 1/2 Waveform
afhankelijk van de keuze die u hier maakt.
Selecteert de golfvorm. SAW is een zaagtand golf, en SQR is een
Geluid2
instelling wordt hier ook weergegeven.
vierkante golf.
Waarde: SAW, SQR
In plaats van de Pads zelf in te drukken, kan de D Beam controller
ook gebruikt worden om de Pads te laten klinken.
OSC 1/2 Pulse Width
Beam Trigger Pad
Specificeert het Pad nummer waarop de D Beam van invloed is.
Waarde: Pad 1 – Pad 16
Specificeert de pulsbreedte van de golfvorm. Door de puls cyclisch te
moduleren kunnen subtiele veranderingen in het geluid worden
gecreëerd.
*
De Pulse Width wordt geactiveerd als ‘SQR’ voor de OSC1/2
golfvorm is geselecteerd.
Waarde: 0-127
Specificeert de sterkte van het Pad geluid, dat door de D Beam controller wordt gespeeld.
LFO Osc 1 Pulse Width Depth
Dit specificeert hoe de D Beam zich zal gedragen wanneer deze
geblokkeerd wordt. Als dit op MOMENTARY is ingesteld, zal de
parameter alleen ingeschakeld zijn, terwijl de D Beam geblokkeerd
wordt, en zal uitgeschakeld worden als de blokkade wordt opgeheven.
Waarde: MOMENTARY, LATCH
*
De Pulse Width wordt geactiveerd als ‘SQR’ voor de OSC1/2
golfvorm is geselecteerd.
Waarde: -63-+63
LFO Osc 2 Pulse Width Depth
Specificeert de diepte, waarmee de LFO de pulsbreedte van de OSC2
golfvorm zal moduleren.
*
De Pulse Width wordt geactiveerd als ‘SQR’ voor de OSC1/2
golfvorm is geselecteerd.
Waarde: -63-+63
Sampler
Als dit op LATCH is ingesteld zal de parameter afwisselend aan en
uitgezet worden, elke keer dat de D Beam geblokkeerd wordt.
Specificeert de diepte, waarmee de LFO de pulsbreedte van de OSC1
golfvorm zal moduleren.
Sequencer
Beam Trigger Mode
Pad
Beam Trigger Velo (Beam Trigger Velocity)
Waarde: 1-127
Geluid3
D Beam: PAD TRIGGER
LFO Osc 1 Pitch Depth
Waarde: -63-+63
LFO Osc 2 Pitch Depth
Waarde: -63-+63
143
Appendix
Specificeert de diepte, waarmee de LFO de OSC2 toonhoogte zal
moduleren.
Menu/systeem
Specificeert de diepte, waarmee de LFO de OSC1 toonhoogte zal
moduleren.
Een Live/Studio Set creëren
OSC 1/2 Coarse Tune
Cutoff
Past de toonhoogte van het geluid van de Tone in stappen van halve
Selecteert de frequentie waarop het filter een effect op de frequentie
tonen omhoog of omlaag aan (+/- 4 octaven).
componenten van de golfvorm begint te krijgen.
Waarde: -48-+48
Waarde: 0-127
OSC 1/2 Fine Tune
Resonance
Past de toonhoogte van het geluid van de Tone aan, in stappen van 1
Benadrukt het portie geluid in de regio van de cutoff frequentie, en
cent omhoog of omlaag (+/- 50 cent).
geeft het geluid karakter.
Waarde: -50-+50
Waarde: 0-127
OSC Sync Switch
LFO Rate
Door deze schakelaar aan te zetten wordt een complex geluid gepro-
Past de modulatiesnelheid van de LFO aan.
duceerd met veel boventonen. Dit is effectief als de OSC1 toonhoogte
hoger is dan de OSC2 toonhoogte.
Waarde: 0-127
Waarde: OFF, ON
OSC2 Level
Past het niveau aan.
Waarde: 0-127
Filter Type
Selecteert het type filter
OFF:
Er wordt geen filter gebruikt.
LPF:
Laagpass Filter. Dit reduceert het volume van alle
frequenties boven de cutoff frequentie (Cutoff Freq) om
het geluid ronder of minder helder te maken.
Range (Solo Synth Range)
Specificeert de reeks waarbinnen de toonhoogte van de solo synth
zal variëren.
Waarde: 2 OCTAVES, 4 OCTAVES, 8 OCTAVES
Chorus Send Level
Stelt het niveau van het signaal dat naar de chorus wordt gestuurd
in.
Waarde: 0-127
Reverb Send Level
Bandpass Filter. Dit laat alleen de frequenties in de regio
Stelt het niveau van het signaal dat naar de reverb wordt gestuurd
in.
van de cutoff frequentie in tact, en kapt de rest af.
Waarde: 0-127
HPF:
Hoogpass Filter. Dit kapt de frequenties in de regio
onder de cutoff frequentie af.
Level
PKG:
Peaking Filter. Dit benadrukt de frequenties in de regio
Stelt het volume in.
van de cutoff frequentie.
Waarde: 0-127
BPF:
144
Een Live/Studio Set creëren
D Beam: ASSIGNABLE
te wijzen, kunnen verschillende effecten in Realtime op het geluid
worden toegepast.
Knob
Knob Assign 1–4
Specificeert de functies die door de knoppen bestuurd zullen wor-
Overzicht
Door een verscheidenheid aan functies aan de D Beam controller toe
den.
Waarde
Studio set individueel als onderdeel van de Live/Studio set
instellingen opgeslagen. Hiermee kunnen Live/Studio sets
OFF:
CC01-31, CC32(OFF), 33-95:
gecreëerd worden die effectief gebruikmaken van de controller
instellingen.
Type (Assignable Type)
Specificeert de functie die door de D Beam controller wordt
Waarde
OFF:
Aftertouch
PITCH BEND:
Pitch Bend
ARPEGGIO ACCENT:
Arpeggio accent snelheid
ARPEGGIO SHUFFLE:
Arpeggio shuffle snelheid
ARPEGGIO OCT UP:
de reeks waarbinnen het arpeggio klinkt
zal met stappen van een octaaf hoger
Uit
CC01-31, CC32(OFF), 33-95:
Control Change
Aftertouch
BEND UP:
Regelt de toonhoogte zoals met de ‘Pitch
Bend Range Up’ instelling is
gespecificeerd (p.96).
Regelt de toonhoogte zoals met de ‘Pitch
Bend Range Down’ instelling is
gespecificeerd (p.96).
Arpeggio accent snelheid
ARPEGGIO SHUFFLE:
Arpeggio shuffle snelheid
ARPEGGIO OCT UP:
de reeks waarbinnen het arpeggio klinkt
zal met stappen van een octaaf hoger
MASTER LEVEL:
Master Level (p.293)
DIGITAL/USB INPUT LEVEL:
Digitaal/USB ingangsniveau (p.258)
*
De systeeminstelling wordt gebruikt als de systeemparameter ‘Knob
Assign Source’ (p.289) op ‘System’ is ingesteld, en de instelling
van de Live set of Studio set wordt gebruikt als dit op ‘TEMP’ is
Pad
ARPEGGIO ACCENT:
worden.
ARPEGGIO OCT DOWN: De reeks waarbinnen het arpeggio klinkt
zal met stappen van een octaaf verlaagd
worden.
Geluid3
AFTERTOUCH:
BEND DOWN:
Control Change
AFTERTOUCH:
Geluid2
bestuurd.
Uit
Geluid1
De instellingen van de ASSIGNABLE worden voor elke Live/
ingesteld.
Slider
worden.
zal met stappen van een octaaf verlaagd
worden.
Range Min (D Beam Range Lower)
Specificeer de laagste limiet van de D Beam controller reeks.
Slider 1–8 Assign
Specificeert de functies die door de schuifregelaars bestuurd zullen
worden.
Waarde
OFF:
CC01-31, CC32(OFF), 33-95:
Waarde: 0-127
Specificeer de hoogste limiet van de D Beam controller reeks. Door
de Range Max onder Range Min in te stellen kan de reeks van de
verandering worden omgekeerd.
Aftertouch
PITCH BEND:
Pitch Bend
ARPEGGIO ACCENT:
Arpeggio accent snelheid
ARPEGGIO SHUFFLE:
Arpeggio shuffle snelheid
ARPEGGIO OCT UP:
de reeks waarbinnen het arpeggio klinkt
zal met stappen van een octaaf hoger
worden.
ARPEGGIO OCT DOWN: De reeks waarbinnen het arpeggio klinkt
zal met stappen van een octaaf verlaagd
worden.
De systeeminstelling wordt gebruikt als de systeemparameter ‘Slider
Assign Source’ (p.289) op ‘System’ is ingesteld, en de instelling
van de Live set of Studio set wordt gebruikt als dit op ‘TEMP’ is
ingesteld.
145
Appendix
*
Menu/systeem
Waarde: 0-127
Control Change
AFTERTOUCH:
Sampler
Range Max (D Beam Range Upper)
Uit
Sequencer
ARPEGGIO OCT DOWN: De reeks waarbinnen het arpeggio klinkt
Een Live/Studio Set creëren
Switch S1/S2
Chord Memory
Switch S1/S2 Assign
Chord Switch
Specificeert de functies die met de [S1]- en [S2]-schakelaars bestuurd
Zet de Chord Memory functie (p.80) aan/uit.
zullen worden.
Waarde: ON, OFF
Waarde
Live Set:
OFF, CC01 - CC31, CC32 (OFF), CC33 - CC95,
AFTERTOUCH, MONO/POLY, PFX SWITCH,
MFX SWITCH, RESERVE, CHORUS SWITCH,
REVERB SWITCH, MASTERING SWITCH,
MASTER KEY UP, MASTER KEY DOWN,
SCALE TUNE SWITCH
Studio Set: OFF, CC01 - CC31, CC32 (OFF), CC33 - CC95,
AFTERTOUCH, MONO/POLY, PFX SWITCH,
MFX1 SWITCH, MFX2 SWITCH,
CHORUS SWITCH, REVERB SWITCH,
MASTERING SWITCH, MASTER KEY UP,
MASTER KEY DOWN, SCALE TUNE SWITCH
Switch S1/S2 Assign Mode
Bepaalt de werking van de [S1]- en [S2]-schakelaars: LATCH of
MOMENTARY.
Waarde
LATCH:
Chord Form
Specificeert de akkoordvorm (p.80).
Waarde: 001-128
Rolled Chord
Zet de Rolled Chord functie (p.81) aan/uit.
Waarde: ON, OFF
Rolled Chord Type
Specificeert het Rolled Chord type (p.81).
Waarde
UP:
Noten klinken van beneden naar boven.
DOWN:
Noten klinken van boven naar beneden.
ALTERNATE: de volgorde waarin noten klinken wordt elke keer
dat u het toetsenbord bespeelt veranderd.
L-DOWN:
De aan/uit status wisselt af, elke keer dat [S1]/[S2]
wordt ingedrukt.
MOMENTARY: De status is alleen aan als [S1]/[S2] ingedrukt
wordt gehouden.
Arpeggio
Arpeggio Switch
Zet de Arpeggio functie (p.78) aan/uit.
de laagste noot klinkt eerst, en dan klinken noten
van boven naar de beneden.
* Als C E G B wordt ingedrukt, klinken de noten als C B
GE
U-UP:
de hoogste noot klinkt eerst, en dan worden noten
van beneden naar boven gespeeld.
* Als C E G B wordt ingedrukt, klinken de noten als C B
GE
Dynamic Pad
Waarde: ON, OFF
Rhythm Pad Part Group
Arpeggio Hold
Selecteert de Rhythm Pad Part groep: intern (INT), uitbreidingskaart
1 (EXP1), uitbreidingskaart 2 (EXP2) of externe MIDI uitvoer (EXT).
Zet de Arpeggio Hold functie (p.78) aan/uit.
Waarde: ON, OFF
Arpeggio Number
Waarde: INT, EXP1, EXP2, EXT
Rhythm Pad Part Number
Specificeert het arpeggio nummer.
Specificeert het Rhythm Pad Part.
Waarde: 001-128
Waarde: Part1-16
Arpeggio Part Group
Selecteert de Part groep die de Arpeggio functie zal gebruiken:
intern (INT), uitbreidingskaart 1 (EXP1), uitbreidingskaart 2 (EXP2)
of externe MIDI uitvoer (EXT).
Waarde: INT, EXP1, EXP2, EXT
Arpeggio Part Number
Specificeert het Part dat de Arpeggio functie zal gebruiken.
Waarde: Part1-16
146
Sample Pad Part Number
Specificeert het Sample Pad Part.
Waarde: Part1-16
Een Live/Studio Set creëren
Controller Switch aan/uit instellingen kunnen voor elk Part veranderd worden.
De F-toetsen kunnen gebruikt worden om de weergegeven Part
F-toets
F3 Internal
F4 EXP 1
F5 EXP 2
F6 External
Wanneer Patches in de Live/Studio Mode worden gebruikt, worden
sommige instellingen, zoals de effectinstellingen, door de Live/Studio Set instellingen beïnvloed. Als u een Patch wilt bewerken, terwijl
Uitleg
Intern (interne geluidsgenerator)
Uitbreidingskaart 1
Uitbreidingskaart 2
Externe MIDI uitvoer
u luistert hoe deze in de Live/Studio Set klinkt, gebruikt u deze procedure:
*
Hier wordt uitgelegd, hoe de instelling van een aan een Part
toegewezen Patch veranderd kan worden. De procedure voor het
In het scherm wordt de naam van de parameter, die met de
1.
Zorg, dat de Live Mode (of Studio Mode) is geselecteerd.
cursor is geselecteerd, in het ‘
2.
Druk twee keer op [PATCH].
’ gebied links
Geluid2
veranderen van ritmesets of Sample sets is hetzelfde. Waar ‘Patch’ in
een zin wordt genoemd, vervangt u dit door ‘ritmeset’ of ‘Sample set’.
Geluid1
groep te veranderen.
De instellingen van de Patch
die aan een Part is
toegewezen veranderen
Overzicht
Ctrl Switch
onder in het scherm getoond. De huidige waarde van de
instelling wordt hier ook weergegeven.
Specificeer voor elk Part of MIDI Pitch Bend berichten verzonden
zullen worden (ON) of niet (OFF).
Waarde: OFF, ON
De Patch die aan het Part is toegewezen wordt in het Patch Pro
Edit scherm getoond.
Geluid3
Control Bender (Control Pitch Bend Switch)
fig.09-020_50
Control Aftertouch (Control Aftertouch Switch)
Pad
Specificeer voor elk Part of MIDI Aftertouch berichten verzonden
zullen worden (ON) of niet (OFF).
Waarde: OFF, ON
Specificeer voor ieder Part of MIDI Modulatie berichten verzonden
zullen worden (ON) of niet (OFF).
Waarde: OFF, ON
3.
De rest van de procedure is hetzelfde als die voor het
aanbrengen van veranderingen in Single Mode (p.84).
Sequencer
Control Modulation
(Control Modulation Switch)
Control Hold Pedal (Control Hold Pedal Switch)
Sampler
Specificeer voor elk Part of control berichten van een pedaal, dat op
de HOLD PEDAL jacks is aangesloten, verzonden zullen worden
(ON) of niet (OFF).
Waarde: OFF, ON
Control Pedal 1, 2 (Control Pedal 1, 2 Switch)
Menu/systeem
Voor elk Part kunt u specificeren of control berichten van een
pedaal, dat op de CONTROL PEDAL 1, 2 jacks is aangesloten, verzonden zullen worden (ON) of niet (OFF).
Waarde: OFF, ON
Appendix
147
Een Live/Studio Set creëren
Live/Studio Set instellingen
initialiseren (Init)
Een door u gecreëerde Live/
Studio Set opslaan (Write)
‘Initialiseren’ betekent de instellingen van het huidig geselecteerde
De instellingen die u bewerkt zijn tijdelijk, en zullen verloren gaan
als u de stroom uitzet, van geluidsgenerator mode verandert of een
geluid op een standaard set waardes terugzetten.
ander geluid selecteert. Als u het gewijzigde geluid wilt behouden,
De Initialize handeling is alleen van invloed op het huidig
geselecteerde geluid. De geluiden die in het User geheugen zijn
opgeslagen worden hierdoor niet beïnvloed. Om alle
instellingen van de Fantom-G in de fabriekswaardes terug te
zetten, voert u een Factory Reset uit (p.280).
moet dit in de User bank worden opgeslagen.
Als de instellingen van een Live/Studio set worden gewijzigd,
wordt ‘
’ in het Play scherm getoond. Nadat de Live/Studio Set in
het User gebied is opgeslagen, verdwijnt de ‘
’ indicatie.
1.
Selecteer de Live/Studio Set die u wilt initialiseren.
Als een opslagprocedure wordt uitgevoerd, zal data die zich in
2.
Druk op [F2 (Utility)].
de opslagbestemming bevindt verloren gaan.
3.
Druk op [F6 (Initialize)].
1.
Zorg, dat de Live/Studio Set die u wilt opslaan geselecteerd
is.
2.
Druk op [WRITE].
Het Live/Studio Set Initialize Menu venster verschijnt.
4.
Druk op
of
• Default:
om het initialisatie type te selecteren.
Het WRITE MENU scherm verschijnt.
Stelt de op dat moment geselecteerde
Live/Studio Set in het tijdelijke
geheugen op de standaard waardes in.
Gebruik deze instelling als u geluiden
helemaal vanuit niets wilt creëren.
• Sound Control:
initialiseert de waardes van de volgende
Part parameters. Cutoff Offset,
Resonance Offset, Attack Time Offset,
Release Time Offset, Decay Time Offset,
Vibrato Rate, Vibrato Depth, Vibrato
Delay
5.
Druk op [F8 (Select)].
In een bericht wordt om bevestiging gevraagd.
6.
Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
Om te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
3.
Selecteer ‘Live Set/Studio set’.
U kunt ook de cursor of
of
gebruiken om ‘Live Set/
Studio set’ te selecteren, en dan op [F8 (select)] drukken.
Het Live Set/Studio Set Name venster verschijnt.
fig.09-022_50
4.
Geef de Live/Studio Set een naam.
Voor details over het toewijzen van een naam, zie ‘Een naam
toewijzen’ (p.42).
148
Een Live/Studio Set creëren
5.
Wanneer de naam is ingevoerd, drukt u op [F8 (OK)].
6.
Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC] [DEC] om
het Live/Studio Set nummer te selecteren.
7.
Druk op [F8 (Write)].
Overzicht
Een scherm verschijnt, waarin de Live/Studio Set, die als
opslagbestemming dient, geselecteerd kan worden.
Geluid1
In een bericht wordt om bevestiging gevraagd.
Zet de Fantom-G nooit uit, terwijl data wordt opgeslagen.
8.
Druk op [F7 (OK)] om de opslag handeling uit te voeren.
Om de handeling te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Geluid2
Wanneer de instellingen van de Patch,
ritmeset of Sample set die aan een
Part in een Live/Studio Set zijn
toegewezen worden veranderd
Geluid3
Als een Patch, ritmeset of Sample set die aan een Part in een Live/
Studio Set is toegewezen bewerkt is, en u dan de Live/Studio Set
probeert op te slaan, zonder de bewerkte Patch, ritmeset of Sample
set eerst op te slaan, verschijnt het volgende bericht:
Edited Patch, rhythm set or Sample set will be discard,
Are you sure?
Pad
In dit soort gevallen slaat u de Patches en ritmesets eerst op, en dan
slaat u de Live/Studio set op.
Sequencer
Sampler
Menu/systeem
Appendix
149
Effecten toevoegen
In deze sectie worden de procedures en instellingen voor het toepassen van effecten in elke mode uitgelegd.
Voor details over de ingebouwde effecten van de Fantom-G
kijkt u bij ‘Over de interne effecten’ (p.36).
Effecten aan en uitzetten
De ingebouwde effecten van de Fantom-G kunnen aan en uitgezet worden. Zet deze instellingen uit (OFF) als u het niet bewerkte geluid tijdens
het creëren van een geluid wilt beluisteren of als u externe effectprocessors wilt gebruiken in plaats van de ingebouwde effecten.
Waar effectinstellingen worden
opgeslagen
1.
Druk op [EFFECTS (ROUTING)] om naar het Effecten
scherm te gaan.
fig.22-001_50
Effectinstellingen worden opgeslagen in de locaties die in onderstaande illustratie worden getoond. Als u de effectinstellingen wilt
opslaan, drukt u op de [WRITE] knop, en slaat u deze in de Patch,
Live Set, Studio Set of het systeem op.
Single Mode
Keyboard part
System
Patch
PFX
Chorus
Sample Pad part
Sample Set
Reverb
MFX 1
Mastering
Input Fx
2.
Gebruik [CURSOR] om de cursor naar de schakelaar van
elk effect te verplaatsen, en draai aan de VALUE draaiknop
of gebruik [INC] [DEC] om de schakelaar aan of uit te zetten.
fig.22-002_50
PFX
Rhythm Pad part
Rhythm Set
PFX
Live Mode
System
Live Set
Part 1
MFX 1
Patch
Mastering
PFX
Input Fx
Chorus
Een effect kiezen voor de externe
audio-ingang of een audio track
Het Routing diagram kan veranderd worden door in het Part Group
veld aan de VALUE draaiknop te draaien of [INC] [DEC] te gebruiken.
Reverb
Studio Mode
Studio Set
Part 1
Patch
PFX
MFX 1
MFX 2
Chorus
Reverb
Part Groep
Internal
EXP 1
EXP 2
Audio Trk
Input
Uitleg
Intern (interne geluidsgenerator)
Uitbreidingskaart 1
Uitbreidingskaart 2
Geluidstracks
Geluidsinvoer
Mastering
Input Fx
U kunt van Part-groep veranderen door [SHIFT] ingedrukt te
houden en op
150
of
te drukken.
Effecten toevoegen
U kunt de Pads gebruiken om elk effect direct aan en uit te zetten. De
procedure vindt u op de volgende pagina’s.
Effecten toepassen in Single Mode
In de Single mode kunt u Patch FX (PFX), chorus, en reverb gebruiken. Deze effecten werken volgens de effectinstellingen van de
Patch, ritmeset of Sample set die aan het keyboard Part is toegewe-
Overzicht
De Pads gebruiken om effecten aan/
uit te zetten
zen.
‘11 EFFECT SW (De Pads gebruiken om van effect te
‘Specificeren hoe het geluid wordt uitgevoerd (Routing)’
(p.151).
‘12 PATCH MFX SW (De Pads gebruiken om van Multi-effect te
veranderen)’ (p.199)
Bovendien kan een multi-effect (MFX 1) op de externe geluidsuitvoer
Geluid1
veranderen)’
of geluidstracks worden toegepast.
‘Het effect dat op de externe geluidsuitvoer of een geluidstrack
wordt toegepast Specificeren’ (p.150).
In de geschikte mode selecteert u het geluid waarop u
effecten wilt toepassen.
2.
Druk op [EFFECTS (ROUTING)] om naar het Effecten
scherm te gaan.
3.
Druk op één van de [F1 (Routing)]-[F7 (Mastering)] tabs om
het effect dat u wilt bewerken te selecteren.
Effecten toepassen in Live Mode
In de Live Mode kunnen Patch FX (PFX), chorus, en reverb gebruikt
worden.
Deze effecten werken volgens de effectinstellingen van de Live Set.
fig.22-001_50
Geluid3
1.
Geluid2
Effectinstellingen maken
‘Specificeren hoe het geluid wordt uitgevoerd (Routing)’
(p.151).
Pad
Bovendien kan een multi-effect (MFX 1) op de externe geluidsuitvoer
of geluidstracks worden toegepast.
‘Het effect dat op de externe geluidsuitvoer of een geluidstrack
wordt toegepast Specificeren’ (p.150).
5.
Draai aan de VALUE draaiknop of druk op [INC] [DEC] om
de gewenste waarde te verkrijgen.
6.
Druk op [EXIT] om naar het vorige scherm terug te keren.
Specificeren hoe een geluid wordt
uitgevoerd (Routing)
Hier kunnen algemene instellingen voor effecten worden gemaakt,
en kan de uitvoerbestemming en het niveau van elk signaal worden
ingesteld.
F-toets handelingen in het effect scherm:
Uitleg
Routing bewerkingsscherm
MFX 1 bewerkingsscherm
p. 158
MFX 2 bewerkingsscherm
p. 158
Chorus bewerkingsscherm
p. 159
Reverb bewerkingsscherm
p. 159
Mastering bewerkingsscherm
p. 160
Keert naar het vorige scherm terug
–
Voor details van deze instellingen, zie ‘Effectinstellingen maken’
(p.151).
In dit scherm wordt de naam van de parameter die met de
cursor wordt geselecteerd in het ‘
’ gebied links
onder in het scherm getoond. De waarde van de huidige
instellingen wordt hier ook getoond.
151
Appendix
Patch multieffect scherm
pag.
p. 151
p. 154
p. 157
Menu/systeem
F-toets
F1
Routing
F2
PFX
F3
MFX 1
F4
MFX 2
F5
Chorus
F6
Reverb
F7
Mastering
F8
Exit
Sampler
Gebruik [CURSOR] om de cursor naar de parameter die u
wilt wijzigen te verplaatsen.
Sequencer
4.
Effecten toevoegen
6 PFX Sw
1
Signaalstroom diagram en
parameters
Zet het Patch multi-effect (PFX) aan/uit.
Waarde: ON, OFF
fig.22-005
7 PFX Type (Patch Multi-Effects Type)
Gebruik deze parameter om uit de 76 beschikbare Patch multi6
8
5
2
1
11
12
13
16
7
effecten te kiezen. Details over Patch multi-effect parameters
vindt u bij ‘MFX/PFX Parameter’ (p.161).
Waarde: 0 (tot)-76
9
14
3
17
19
20
21
10
15
4
8 PFX Output Level
(Patch Multi-Effects Output Level)
18
22
24
25
23
Past het volume van het geluid dat door de Patch multi-effecten
is gegaan aan.
Waarde: 0-127
In de Single mode en Live mode worden MFX 1 (multi-effecten)
alleen op de externe uitvoer of op geluidstracks toegepast, en
worden om die reden niet in het interne routing diagram
getoond.
1 Tone Select
Selecteer de Tone waarvoor u instellingen wilt maken.
Waarde: ALL, 1-4
9 PFX Chorus Send Level
(Patch Multi-Effects Chorus Send Level)
Past de hoeveelheid chorus voor het geluid dat door de Patch
multi-effecten is gegaan aan. Als u het chorus effect niet wilt
toepassen, zet u dit op ‘0’.
Waarde: 0-127
10 PFX Reverb Send Level
(Patch Multi-Effects Reverb Send Level)
Deze parameter is Rhythm Key Select wanneer een ritmeset is
geselecteerd. U kunt de Rhythm Tone (A0-C8) waarvoor u
instellingen wilt maken selecteren.
2 Tone Output Level
Stel het niveau van het signaal dat naar de uitvoerbestemming
wordt gestuurd in, die met Output Assign is gespecificeerd.
Waarde: 0-127
3 Tone Chorus Send Level
Stelt voor elke Tone het niveau dat naar de chorus wordt
gestuurd in.
Waarde: 0-127
4 Tone Reverb Send Level
Stelt voor elke Tone het niveau dat naar de reverb wordt
gestuurd in.
Waarde: 0-127
5 Tone Output Assign
Specificeert hoe het directe geluid van elke tone wordt
uitgevoerd.
Waarde:
PFX:
uitvoer via Patch multi-effecten (PFX).
DRY:
uitvoer zonder door de Patch multi-effecten (PFX) te
gaan
152
Past de hoeveelheid reverb voor het geluid dat door de Patch
multi-effecten is gegaan aan. Als u het reverb effect niet wilt
toepassen, zet u dit op ‘0’.
Waarde: 0-127
11 Patch Level
Past het volume van de Patch aan.
Waarde: 0-127
12 Part Level
Past het volume van het Part aan.
Waarde: 0-127
13 Part Output Level
Stelt het niveau van het signaal dat naar de uitvoerbestemming
wordt gestuurd in, dat met Part Output Assign is gekozen.
Waarde: 0-127
14 Part Chorus Send Level
Stelt voor elk Part het niveau van het signaal dat naar de chorus
wordt gestuurd in. Als u het Chorus effect niet wilt toepassen,
zet u dit op ‘0’.
Waarde: 0-127
15 Part Reverb Send Level
Stelt voor elk Part het niveau van het signaal dat naar de reverb
wordt gestuurd in. Als u het Reverb effect niet wilt toepassen,
zet u dit op ‘0’.
Effecten toevoegen
Waarde: 0-127
Specificeert voor elk Part hoe het directe geluid wordt
uitgevoerd.
Waarde:
A, B:
uitvoer naar de OUTPUT A (MIX) jack of OUTPUT B
1-4:
Uitvoer naar de INDIVIDUAL 1-4 jacks in mono,
zonder door de multi-effecten te gaan.
wordt gestuurd als Chorus Output Select op ‘MAIN’ of ‘M + R’
is ingesteld.
Waarde
A:
uitvoer naar de OUTPUT A (MIX) jacks in stereo.
B:
uitvoer naar de OUTPUT B jacks in stereo.
Als Chorus Output Select op ‘REV’ is ingesteld, heeft deze
instelling geen effect.
Geluid1
jack in stereo, zonder door de multi-effecten te gaan.
Selecteert het paar OUTPUT jacks waarnaar het chorus geluid
Overzicht
16 Part Output Assign
21 Chorus Output Assign
Als u instellingen heeft gemaakt dat geluid apart naar de
worden de geluiden die naar de INDIVIDUAL 1 jack en
INDIVIDUAL 2 jack worden gestuurd gemengd worden, en via
de INDIVIDUAL 1 jack worden uitgestuurd.
Als de Mix/Parallel parameter op ‘MIX’ staat, worden alle
geluiden in stereo via de OUTPUT A (MIX) jacks uitgevoerd
(p.294).
22 Reverb Sw
Geluid2
INDIVIDUAL 1 jack en INDIVIDUAL 2 jack worden gestuurd,
maar er geen plug in de INDIVIDUAL 2 jack is gestoken,
Schakelt de reverb in/uit.
Waarde: ON, OFF
23
9 Reverb Type
(p.294).
17 Chorus Sw
Schakelt de chorus in/uit.
Selecteert chorus of delay. Details over Reverb parameters vindt
u bij ‘Reverb Parameters’ (p.185).
Geluid3
Als de Mix/Parallel parameter op ‘MIX’ staat, worden alle
geluiden in stereo via de OUTPUT A (MIX) jacks uitgestuurd
Waarde: 0 (Off)-10 (CHURCH)
Waarde: ON, OFF
Selecteert chorus of delay. Details over Chorus parameters
vindt u bij ‘Chorus Parameters’ (p.184).
Past het volume van het geluid dat door de reverb is gegaan
aan.
Waarde: 0-127
25 Reverb Output Assign
Past het volume van het geluid dat door de chorus is gegaan
aan.
Waarde: 0-127
Specificeert hoe het geluid dat door de reverb wordt gestuurd
wordt uitgevoerd.
Waarde
A:
uitvoer naar de OUTPUT A (MIX) jacks in stereo.
B:
uitvoer naar de OUTPUT B jacks in stereo.
Specificeert hoe geluid dat door de chorus wordt gestuurd
uitgevoerd zal worden.
Waarde
MAIN:
Als de Mix/Parallel parameter op ‘MIX’ staat, worden alle
geluiden in stereo via de OUTPUT A (MIX) jacks uitgevoerd
(p.294).
Sampler
20 Chorus Output Select
Sequencer
Waarde: 0 (Off)-3 (GM2 Chorus)
19 Chorus Level
Pad
24 Reverb Level
18 Chorus Type
uitvoer naar de OUTPUT jacks in stereo
uitvoer naar reverb in mono
M+R:
uitvoer naar de OUTPUT jack in stereo, en naar
reverb in mono
Menu/systeem
REV:
Appendix
Ingesteld op ‘MAIN’ of ‘M + R’, wordt de OUTPUT jack, via
welke het geluid wordt uitgestuurd, met Chorus Output Assign
ingesteld.
153
Effecten toevoegen
Effecten toepassen in de
Studio Mode
Signaalstroom diagram en parameters
fig.22-007
In de Studio Mode kunnen twee multi-effecten (MFX1, MFX2), één
chorus, en één reverb gebruikt worden.
17
Deze effecten werken volgens de effectinstellingen van de Studio Set.
6
8
5
1
2
11
12
13
16
7
Specificeren hoe het geluid wordt
uitgevoerd (Routing)
20
18
23
21
19
22
20
18
23
21
19
22
9
3
14
Hier kunnen algemene instellingen voor effecten gemaakt worden,
4
en de uitvoerbestemming en het niveau van elk signaal kan hier
24
26
27
28
25
10
15
29 31
32
30
ingesteld worden.
fig.22-006.eps_50
1 Tone Select
Selecteer de Tone waarvoor u instellingen wilt maken.
Waarde: ALL, 1-4
Deze parameter is Rhythm Key Select wanneer een ritmeset is
geselecteerd. U kunt de Rhythm Tone (A0-C8) waarvoor u
instellingen wilt maken selecteren.
2 Tone Output Level
Details van deze instellingen vindt u bij ‘Effectinstellingen
maken’ (p.151).
Stel het niveau van het signaal dat naar de uitvoerbestemming
wordt gestuurd in, die met Output Assign is gespecificeerd.
Waarde: 0-127
In dit scherm wordt de naam van de parameter die met de
cursor wordt geselecteerd in het ‘
’ gebied links
onder in het scherm getoond. De waarde van de huidige
instellingen wordt hier ook getoond.
3 Tone Chorus Send Level
Stelt voor elke Tone het niveau dat naar de chorus wordt
gestuurd in.
Waarde: 0-127
4 Tone Reverb Send Level
Stelt voor elke Tone het niveau dat naar de reverb wordt
gestuurd in.
Waarde: 0-127
5 Tone Output Assign
Specificeert hoe het directe geluid van elke tone wordt
uitgevoerd.
Waarde:
PFX:
uitvoer via Patch multi-effecten (PFX).
DRY:
uitvoer zonder door de Patch multi-effecten (PFX) te
gaan.
6 PFX Sw (Patch Multi-Effects Switch)
1
Zet het Patch multi-effect (PFX) aan/uit.
Waarde: ON, OFF
7 PFX Type (Patch Multi-Effects Type)
Gebruik deze parameter om uit de 76 beschikbare Patch multi-
154
Effecten toevoegen
effecten te kiezen. Details over Patch multi-effect parameters
Waarde: 0 (tot)-76
8 PFX Output Level
(Patch Multi-Effects Output Level)
Past het volume van het geluid dat door de Patch multi-effecten
Waarde: 0-127
Specificeert voor elk Part hoe het directe geluid wordt
uitgevoerd. Dit is alleen beschikbaar als Part MFX Select op
DRY is ingesteld.
Waarde:
A, B:
uitvoer naar de OUTPUT A (MIX) jack of OUTPUT B
jack in stereo, zonder door de multi-effecten te gaan.
1-4:
uitvoer naar de INDIVIDUAL 1-4 jacks in mono,
zonder door de multi-effecten te gaan.
9 PFX Chorus Send Level
Als u instellingen heeft gemaakt dat geluid apart naar de
Past de hoeveelheid chorus voor het geluid dat door de Patch
INDIVIDUAL 1 jack en INDIVIDUAL 2 jack worden gestuurd,
maar er geen plug in de INDIVIDUAL 2 jack is gestoken,
multi-effecten is gegaan aan. Als u het chorus effect niet wilt
toepassen, zet u dit op ‘0’.
Waarde: 0-127
worden de geluiden die naar de INDIVIDUAL 1 jack en
INDIVIDUAL 2 jack worden gestuurd gemengd worden, en via
de INDIVIDUAL 1 jack worden uitgestuurd.
Geluid2
(Patch Multi-Effects Chorus Send Level)
Geluid1
is gegaan aan.
17 Part Output Assign
Overzicht
vindt u bij ‘MFX/PFX Parameter’ (p.161).
10 PFX Reverb Send Level
(Patch Multi-Effects Reverb Send Level)
toepassen, zet u dit op ‘0’.
Waarde: 0-127
(p.294).
18 MFX Sw (Multi-Effects Switch)
Geluid3
Past de hoeveelheid reverb voor het geluid dat door de Patch
multi-effecten is gegaan aan. Als u het reverb effect niet wilt
Als de Mix/Parallel parameter op ‘MIX’ staat, worden alle
geluiden in stereo via de OUTPUT A (MIX) jacks uitgestuurd
Zet het multi-effect aan/uit.
11 Patch Level
Waarde: 0-127
12 Part Level
Past het volume van het Part aan.
13 Part Output Level
Stelt het niveau van het signaal dat naar de uitvoerbestemming
wordt gestuurd in, dat met Part Output Assign is gekozen.
Waarde: 0-127
Stelt voor elk Part het niveau van het signaal dat naar de chorus
wordt gestuurd in. Als u het Chorus effect niet wilt toepassen,
zet u dit op ‘0’.
15 Part Reverb Send Level
Stelt voor elk Part het niveau van het signaal dat naar de reverb
wordt gestuurd in. Als u het Reverb effect niet wilt toepassen,
zet u dit op ‘0’.
16 Part MFX Select
20 MFX Output Level
(Multi-Effects Output Level)
Past het volume van het geluid dat door de multi-effecten is
gegaan aan.
Waarde: 0-127
21 MFX Chorus Send Level
(Multi-Effects Chorus Send Level)
Past de hoeveelheid chorus voor het geluid dat door de multieffecten is gegaan aan. Als u het Chorus effect niet wilt
toepassen, zet u dit op ‘0’.
Waarde: 0-127
22 MFX Reverb Send Level
(Multi-Effects Reverb Send Level)
Past de hoeveelheid reverb voor het geluid dat door de multieffecten is gegaan aan. Als u het Reverb effect niet wilt
toepassen, zet u dit op ‘0’.
Waarde: 0-127
Specificeert of MFX niet gebruikt wordt of welke van de twee
multi-effecten gebruikt zal worden/
Waarde: DRY, MFX-1-MFX2
155
Appendix
Waarde: 0-127
Waarde: 0 (tot)-78
Menu/systeem
Waarde: 0-127
vindt u bij ‘MFX/PFX Parameters’ (p.161).
Sampler
14 Part Chorus Send Level
Gebruik deze parameter om uit de 78 beschikbare multi-effecten
te kiezen. Details met betrekking tot multi-effect parameters
Sequencer
Waarde: 0-127
19 MFX Type (Multi-Effects Type)
Pad
Past het volume van de Patch aan.
Waarde: ON, OFF
Effecten toevoegen
23
9 MFX Output Assign
(Multi-Effects Output Assign)
Past de uitvoerbestemming van het geluid dat door de multieffecten is gegaan aan.
Waarde
A:
uitvoer naar de OUITPUT A (MIC) jacks in stereo.
B:
uitvoer naar de OUTPUT B jacks in stereo.
Als de Mix/Parallel parameter op ‘MIX’ staat, worden alle
geluiden in stereo via de OUTPUT A (MIX) jacks uitgevoerd
(p.294).
29 Reverb Sw
Schakelt de reverb in/uit.
Waarde: ON, OFF
Als de Mix/Parallel parameter op ‘MIX’ is ingesteld, worden
alle geluiden via de OUTPUT A (MIX) jacks in stereo
uitgestuurd (p.294).
30 Reverb Type
Selecteert chorus of delay. Details over Reverb parameters vindt
u bij ‘Reverb Parameters’ (p.185).
24 Chorus Sw
Schakelt de chorus in/uit.
Waarde: ON, OFF
Waarde: 0 (Off)-10 (CHURCH)
31 Reverb Level
Past het volume van het geluid dat door de reverb is gegaan
25 Chorus Type
Selecteert chorus of delay. Details over Chorus parameters
vindt u bij ‘Chorus Parameters’ (p.184).
Waarde: 0 (Off)-3 (GM2 Chorus)
aan.
Waarde: 0-127
32 Reverb Output Assign
Specificeert hoe het geluid dat door de reverb wordt gestuurd
26 Chorus Level
Past het volume van het geluid dat door de chorus is gegaan
aan.
Waarde: 0-127
27 Chorus Output Select
Specificeert hoe geluid dat door de chorus wordt gestuurd
uitgevoerd zal worden.
Waarde
MAIN:
uitvoer naar de OUTPUT jacks in stereo
REV:
uitvoer naar reverb in mono
M+R:
uitvoer naar de OUTPUT jack in stereo, en naar
reverb in mono
Ingesteld op ‘MAIN’ of ‘M + R’, wordt de OUTPUT jack, via
welke het geluid wordt uitgestuurd, met Chorus Output Assign
ingesteld.
28 Chorus Output Assign
Selecteert het paar OUTPUT jacks waarnaar het chorus geluid
wordt gestuurd als Chorus Output Select op ‘MAIN’ of ‘M + R’
is ingesteld.
Waarde
A:
uitvoer naar de OUTPUT A (MIX) jacks in stereo.
B:
uitvoer naar de OUTPUT B jacks in stereo.
Als Chorus Output Select op ‘REV’ is ingesteld, heeft deze
instelling geen effect.
156
wordt uitgevoerd.
Waarde
A:
uitvoer naar de OUTPUT A (MIX) jacks in stereo.
B:
uitvoer naar de OUTPUT B jacks in stereo.
Als de Mix/Parallel parameter op ‘MIX’ staat, worden alle
geluiden in stereo via de OUTPUT A (MIX) jacks uitgevoerd
(p.294).
Effecten toevoegen
PFX Control
Source 1–4 (Multi-Effects Control Source 1–4)
Stelt het MIDI bericht in, dat gebruikt wordt om de multi-effect para-
fig.22-008_50
meter met de multi-effect control te veranderen.
Overzicht
Patch Multi-Effect
instellingen maken (PFX)
Waarde
OFF:
Multi-effect control wordt niet gebruikt.
Geluid1
CC01-31, CC32(OFF), 33-95:
Control Change
PITCH BEND:
Pitch Bend
AFTERTOUCH:
Aftertouch
SYS CTRL1-SYS CTRL4: MIDI berichten die als algemene multieffect regelaars worden gebruikt.
Details met betrekking tot deze instellingen vindt u bij
‘Effectinstellingen maken’ (p.151).
gebruiken, selecteert u ‘SYS CTRL 1’- ‘SYS CTRL 4’. MIDI
berichten die als System Control 1-4 worden gebruikt, worden
Geluid2
Als u de algemene controllers voor de gehele Fantom-G wilt
met de Sys Ctrl 1-4 Source parameters (p.297) ingesteld.
Type (Patch Multi-Effects Type)
Gebruik deze parameter om uit de 76 beschikbare Patch multieffecten te kiezen. Voor details van Patch multi-effect parameters, zie
‘MFX/PFX Parameter’ (p.161).
Waarde: 00: Thru-76
effect, dat met de Patch Multi-Effects Type instelling is geselecteerd,
bewerkt worden. Meer over de parameters die bewerkt kunnen
worden vindt u bij ‘MFX/PFX Parameter’ (p.161).
veranderen, zet u deze op ‘OFF’.
• Live Mode en Studio Mode bieden parameters waarmee
gespecificeerd kan worden of specifieke MIDI berichten voor
elk MIDI kanaal ontvangen zullen worden. Wanneer multieffect control wordt gebruikt, zorgt u dat MIDI berichten die u
gebruikt ontvangen kunnen worden. Wanneer de ontvangst
van MIDI berichten is uitgeschakeld, zal de multi-effect control
niet werken.
Destination 1–4
(Multi-Effects Control Destination 1–4)
Stelt de multi-effect parameters in, die met de multi-effect control
bestuurd worden. De multi-effect parameters doe beschikbaar zijn
voor besturing, zijn afhankelijk van het multi-effect type. Voor
details, zie ‘MFX/PFX Parameter’ (p.161).
Sampler
Parameters gemarkeerd met
kunnen als een
bestemmingsparameter voor Patch multi-effect control
geselecteerd worden (p.157).
en Hold 1 instellingen ook gelijktijdig veranderen wanneer een
verandering in de instellingen van de gewenste parameter
wordt aangebracht. Indien u alleen de beoogde parameters wilt
Sequencer
Met Patch multi-effect instellingen kunt u de Realtime Control
knoppen gebruiken om maximaal vier vooraf gespecificeerde
parameters voor elk multi-effect te bewerken.
11 (Expression), en Controller Number 64 (Hold 1) ontvangen
worden (p.108). Als deze instellingen op ‘ON’ staan, en de MIDI
berichten ontvangen worden, zullen de Pitch Bend, Expression,
Pad
In dit instellingsscherm kunnen de parameters van het Patch multi-
In Patch/ritme set/Sample set zijn parameters die voor elke
Tone/Rhythm Tone bepalen of Pitch Bend, Controller Number
Geluid3
PFX (Patch Multi-Effects)
Menu/systeem
Appendix
157
Effecten toevoegen
Sens 1–4 (Multi-Effects Control Sensitivity 1–4)
Stelt de hoeveelheid van het multi-effect control effect dat wordt toegepast in. Om de huidig geselecteerde waarde te laten toenemen (om
hogere waardes te verkrijgen, naar rechts te bewegen, snelheden toe
te laten nemen, enz.), selecteert u een positieve waarde. Om de hui-
Multi-effect instellingen
maken (MFX1-2)
fig.22-008_50
dig geselecteerde waarde te laten afnemen (om lagere waardes te
verkrijgen, naar links te bewegen, snelheden te laten afnemen, enz.),
selecteert u een negatieve waarde. Bij zowel positieve als negatieve
waardes kunnen bij grotere absolute waardes grotere veranderingen
gemaakt worden. Stel dit op ‘0’in als u het effect niet wilt toepassen.
Waarde: -63-+63
Multi-Effects Control
Als u het volume van multi-effect geluiden, de delay tijd van
Delay en dergelijke met gebruik van een extern MIDI apparaat
wilt veranderen, zouden System Exclusive berichten – MIDI
berichten, die exclusief voor de Fantom-G zijn ontworpen, verzonden moeten worden. System Exclusive berichten zijn echter
gecompliceerd, en de hoeveelheid data die verzonden moet
worden kan erg groot worden.
Daarom is een aantal van de meer typische multi-effect parameters van de Fantom-G zo gemaakt dat deze het gebruik van
Control Change (of andere) MIDI berichten accepteren, om veranderingen in hun waardes te maken. U kunt de Pitch Bend
hendel bijvoorbeeld gebruiken om de hoeveelheid vervorming
te veranderen of de aanslag op het toetsenbord gebruiken om
de delay tijd van Delay te veranderen.
De parameters die veranderd kunnen worden zijn van tevoren
voor elk type multi-effect bepaald. Bij de parameters die in
‘MFX/PFX Parameter’ (p.161) worden beschreven, worden
deze met een ‘#’ aangegeven.
In het multi-effect instellingsscherm wordt een ‘c’ symbool links
van de parameter getoond.
De functie waarmee MIDI berichten gebruikt kunnen worden
om deze veranderingen op de multi-effect parameters in Realtime toe te passen, wordt de Multi-Effects Control genoemd. In
een enkele Patch/ritmeset/Sample set/live set/studio set kunnen maximaal vier multi-effect en gebruikt worden.
Wanneer de multi-effect control wordt gebruikt, kunt u de hoeveelheid control (Sens parameter) die wordt toegepast, de geselecteerde parameter (Destination parameter), en het gebruikte
MIDI bericht (Source parameter) selecteren.
Door Matrix Control te gebruiken in plaats van MultiEffects Control, kunnen ook de parameters van sommige
populaire multi-effecten in Realtime veranderd worden
(p.109).
158
Voor details over deze instellingen, zie ‘Effectinstellingen
maken’ (p.151).
Type (Multi-Effects Type)
Gebruik deze parameter om uit de 78 beschikbare multi-effecten te
kiezen. Voor details over multi-effect parameters, zie ‘MFX/ PFX
Parameter’ (p.161).
Waarde: 00: Thru-78
In dit instellingsscherm kunnen de parameters van de multi-effecten
die met de Multi-Effects Type instellingen zijn geselecteerd bewerkt
worden. Details over de parameters die bewerkt kunnen worden
vindt u bij ‘MFX/ PFX Parameter’ (p.161).
Met Multi-effect instellingen kunnen de Realtime Control
knoppen gebruikt worden om maximaal vier vooraf
gespecificeerde parameters voor elk multi-effecttype te
bewerken.
Effecten toevoegen
Reverb instellingen maken
(Reverb)
fig.22-011_50
Overzicht
Chorus instellingen maken
(Chorus)
fig.22-012_50
Geluid1
Voor details over deze instellingen, zie ‘Effectinstellingen
maken’ (p.151).
maken’ (p.151).
Type (Reverb Type)
Selecteert chorus of delay. Voor details over de chorus
parameters, zie ‘Chorus Parameters’(p.184).
Selecteert het type reverb. Voor details over de reverb
parameters, zie ‘Reverb Parameters’(p.185).
Waarde: 00: OFF-03: GM2 Chorus
*
Waarde: 00: OFF-10: Church
*
Als een nummer ( – )voor een parameter in het scherm
wordt weergegeven, kan de corresponderende Realtime
In dit instellingsscherm kunnen de parameters van de reverb, die met
de Reverb Type instelling zijn geselecteerd, bewerkt worden. Details
over de parameters die bewerkt kunnen worden vindt u bij ‘Reverb
Parameters’ (p.185).
Pad
In dit instellingsscherm kunnen de parameters van de chorus/delay,
die met de Chorus Type instelling zijn geselecteerd, bewerkt worden.
Details over de parameters die bewerkt kunnen worden vindt u bij
‘Chorus Parameters’ (p.184).
Als een nummer ( – )voor een parameter in het scherm
wordt weergegeven, kan de corresponderende Realtime
)
Control knop (knop uiterst links is , knop uiterst rechts is
gebruikt worden om de waarde van die parameter aan te
passen.
)
Sequencer
Control knop (knop uiterst links is , knop uiterst rechts is
gebruikt worden om de waarde van die parameter aan te
passen.
Geluid3
Type (Chorus Type)
Geluid2
Voor details over deze instellingen, zie ‘Effectinstellingen
Sampler
Menu/systeem
Appendix
159
Effecten toevoegen
Mastering Effect
Dit is een stereo compressor (limiter), die op de uiteindelijke uitvoer
van de Fantom-G wordt toegepast. Deze heeft onafhankelijke hoog,
midden en laag reeksen. Onafhankelijk voor de hoge frequentie,
middenfrequentie en lage frequentie regio’s, comprimeert dit elk
geluid dat het gespecificeerde niveau overschrijdt, en maakt op die
manier het volume consistenter. Bij het mixen naar MD of DAT of bij
Attack
Tijd vanaf het moment dat het volume naar het drempelniveau stijgt,
totdat het compressor effect wordt toegepast.
Waarde: 0-100 ms
Release
Tijd vanaf het moment dat het volume tot onder de drempelwaarde
daalt, totdat het compressor effect niet langer wordt toegepast.
het produceren van uw eigen audio CD, kunt u hiermee op een
Waarde: 50-5000 ms
geoptimaliseerd niveau masteren.
Threshold
*
*
Mastering effect instellingen zijn op de gehele Fantom-G van
toepassing. Deze instellingen zijn niet voor individuele Patches of
Volumeniveau waarop compressie begint.
uitvoeringen.
Waarde: -36-0 dB
Het Mastering effect wordt toegepast op het geluid, dat via de
Ratio
OUTPUT A (MIX) jacks wordt uitgestuurd. Het wordt niet toegepast
op het geluid dat via de OUTPUT B jacks wordt uitgestuurd.
Compressie ratio.
fig.22-013_50
Waarde: 1.00:1-INF:1 (INF: oneindig)
Level
Uitgangsvolume.
Waarde: 0-24 dB
Split Frequency High
Frequentie, waarop de hoge frequentie (HI) en midden frequentie
(MID) banden gesplitst worden.
Waarde: 2000-8000 Hz
Split Frequency Low
Voor details over deze instellingen, zie ‘Effectinstellingen
maken’ (p.151).
Frequentie, waarop de lage frequentie (LO) en midden frequentie
(MID) banden gesplitst worden.
Waarde: 200-800 Hz.
Setting
Dit roept de instellingen van het Mastering effect op.
Waarde:
System (anders dan Studio Mode)
Studio (alleen in Studio Mode),
User, Hard Comp, Soft Comp, Low Boost, Mid
Boost, High Boost
Over Threshold en Ratio
Zoals in onderstaand diagram wordt getoond, bepalen deze
parameters hoe het volume gecomprimeerd wordt.
fig.22-014.e
1:1
Om instellingen van het Mastering effect op te slaan, drukt u op
de [WRITE] knop op het panel. De instellingen worden in de
Setting parameter ‘System’ (‘Studio’ in het geval van Studio
Mode) opgeslagen.
De Mastering effect instellingen die u hier opslaat, worden in
het geval van Single Mode of Live Mode als systeem
instellingen opgeslagen. In het geval van Studio Mode worden
deze in de Studio Set opgeslagen.
Output Level
RATIO
2:1
4:1
INF:1
THRESHOLD
Input Level
160
Effectenlijst
De MFX (multi-effecten) hebben 78 verschillende types effecten
(PFX: 76 types). Sommige effecten bestaan uit twee of meer verschillende, in serie geschakelde effecten.
Parameters met een kruis ‘#’ kunnen bestuurd worden met gebruik
van een specifieke controller (twee instellingsonderdelen zullen met
p. 162
p. 162
p. 162
p. 162
p. 163
p. 163
p. 163
p. 164
p. 164
p. 164
p. 164
p. 165
p. 165
p. 165
p. 165
p. 166
p. 166
p. 166
p. 166
p. 167
p. 167
p. 167
CHORUS (12 types)
p. 168
p. 168
p. 168
p. 169
p. 169
p. 169
p. 169
p. 170
p. 170
p. 170
p. 171
p. 171
DYNAMICS (8 types)
OVERDRIVE
DISTORTION
VS OVERDRIVE
VS DISTORTION
GUITAR AMP SIMULATOR
COMPRESSOR
LIMITER
GATE
p. 172
p. 172
p. 172
p. 172
p. 172
p. 172
p. 173
p. 173
PITCH SHIFTER
2VOICE PITCH SHIFTER
STEP PITCH SHIFTER
p. 179
p. 179
p. 179
COMBINATION (12 types)
64
65
66
67
68
69
70
71
72
73
74
75
OVERDRIVE → CHORUS
OVERDRIVE → FLANGER
OVERDRIVE → DELAY
DISTORTION → CHORUS
DISTORTION → FLANGER
DISTORTION → DELAY
ENHANCER → CHORUS
ENHANCER → FLANGER
ENHANCER → DELAY
CHORUS → DELAY
FLANGER → DELAY
CHORUS → FLANGER
p. 180
p. 180
p. 180
p. 180
p. 180
p. 181
p. 181
p. 181
p. 181
p. 181
p. 182
p. 182
PIANO (1 type)
76
SYMPATHETIC RESONANCE
REVERB (2 types)
77
78
REVERB
GATED REVERB
p. 182
*MFX only
p. 183
p. 183
Over Note
Sommige effectparameters (zoals Rate of Delay Time) kunnen uitgedrukt in een noot waarde worden ingesteld.
Dit soort parameters hebben een num/note schakelaar, waarmee u
kunt specificeren of de waarde als nootwaarde of numerieke waarde
ingesteld wordt.
Als u de Rate (Delay Time) als een numerieke waarde wilt instellen,
zet u de num/note schakelaar op ‘Hz’ (‘msec’). Als u deze als een
nootwaarde wilt instellen, stelt u de num/note schakelaar op
‘NOTE’ in.
Als een parameter, waarvan de num/note schakelaar op ‘NOTE’
is ingesteld, als bestemming voor multi-effect control wordt
ingesteld, kan de multi-effect control niet gebruikt worden om
die parameter te besturen.
DELAY (13 types)
DELAY
LONG DELAY
SERIAL DELAY
MODULATION DELAY
3TAP PAN DELAY
4TAP PAN DELAY
MULTI TAP DELAY
REVERSE DELAY
SHUFFLE DELAY
p. 173
p. 174
p. 174
p. 174
p. 175
p. 175
p. 175
p. 175
p. 176
Appendix
43
44
45
46
47
48
49
50
51
Menu/systeem
35
36
37
38
39
40
41
42
61
62
63
Sampler
CHORUS
FLANGER
STEP FLANGER
HEXA-CHORUS
TREMOLO CHORUS
SPACE-D
3D CHORUS
3D FLANGER
3D STEP FLANGER
2BAND CHORUS
2BAND FLANGER
2BAND STEP FLANGER
p. 177
p. 178
p. 178
p. 178
p. 178
Sequencer
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
LOFI NOISE
LOFI COMPRESS
LOFI RADIO
TELEPHONE
PHONOGRAPH
Pad
PHASER
STEP PHASER
MULTI STAGE PHASER
INFINITE PHASER
RING MODULATOR
STEP RING MODULATOR
TREMOLO
AUTO PAN
STEP PAN
SLICER
ROTARY
VK ROTARY
56
57
58
59
60
Geluid3
MODULATION (12 types)
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
LO-FI (5 types)
Geluid2
EQUALIZER
SPECTRUM
ISOLATOR
LOW BOOST
SUPER FILTER
STEP FILTER
ENHANCER
AUTO WAH
HUMANIZER
SPEAKER SIMULATOR
p. 176
p. 177
p. 177
p. 177
PITCH (3 types)
FILTER (10 types)
01
02
03
04
05
06
07
08
09
10
3D DELAY
TIME CTRL DELAY
LONG TIME CTRL DELAY
TAPE ECHO
Geluid1
‘#’en ‘#2’ gelijktijdig veranderen).
52
53
54
55
Overzicht
MFX/PFX Parameter
161
Effectenlijst
01: EQUALIZER
03: ISOLATOR
Dit is een vier-bands stereo equalizer (laag, mid-laag x 2, hoog).
Dit is een equalizer die het volume sterk afkapt, zodat een speciaal
fig.MFX-01
effect aan het geluid toegevoegd kan worden door het volume in
verschillende reeksen af te kappen.
L in
4-Band EQ
L out
fig.MFX-03
R in
4-Band EQ
Parameter
Waarde
Omschrijving
Low Freq
Low Gain #
Mid1 Freq
200, 400 Hz
-15– +15 dB
200–8000 Hz
Mid1 Gain
Mid1 Q
-15– +15 dB
0.5, 1.0, 2.0, 4.0, 8.0
Mid2 Freq
200–8000 Hz
Mid2 Gain
Mid2 Q
-15– +15 dB
0.5, 1.0, 2.0, 4.0, 8.0
Frequentie van de lage reeks
Gain van de lage reeks
Frequentie van de middenreeks 1
Gain van de middenreeks 1
Breedte van de middenreeks 1
Stel een hogere waarde voor
Q in om de te beïnvloeden
reeks te versmallen.
Frequentie van de middenreeks 2
Gain van de middenreeks 2
Breedte van de middenreeks 2
Stel een hogere waarde voor
Q in om de te beïnvloeden
reeks te versmallen.
Frequentie van de hoge reeks
Gain van de hoge reeks
Uitgangsniveau
High Freq
High Gain #
Level #
2000, 4000, 8000 Hz
-15– +15 dB
0–127
L in
Isolator
Low Boost
L out
R in
Isolator
Low Boost
R out
R out
02: SPECTRUM
Dit is een stereo spectrum. Spectrum is een filter type dat het timbre
wijzigt, door het niveau op specifieke locaties omhoog te duwen of
Parameter
Waarde
Omschrijving
Boost/
Cut Low #
Boost/
Cut Mid #
Boost/
Cut High #
Anti Phase
Low Sw
-60– +4 dB
Deze duwt alle hoge, midden en lage
frequentiereeksen omhoog of kapt
deze af.
Op –60 dB wordt het geluid onhoorbaar. 0 dB is gelijk aan het ingangsniveau van het geluid.
OFF, ON
Anti Phase
Low Level
0–127
Anti Phase
Mid Sw
Anti Phase
Mid Level
Low Boost Sw
OFF, ON
Low Boost
Level
0–127
Level
0–127
Zet de Anti-Phase functie aan en uit
voor de lage frequentiereeksen.
Wanneer aan, wordt het contra
kanaal van stereo geluid omgekeerd
en aan het signaal toegevoegd.
Past de niveau instellingen van de lage
frequentiereeksen aan.
Door dit niveau voor bepaalde frequenties aan te passen, kunnen specifieke gedeeltes benadrukt worden. (Dit is alleen effectief bij een
stereo bron).
Instellingen van de Anti-Phase functie
voor de midden frequentiereeksen.
De parameters zijn hetzelfde als
voor de lage frequentiereeksen.
Zet Low Booster aan/uit.
Dit benadrukt de onderkant om een
zwaar bas geluid te creëren.
Als deze waarde toeneemt, wordt een
zwaarder low end verkregen.
* Afhankelijk van de Isolator en filter instellingen kan dit effect moeilijk te onderscheiden zijn.
Uitgangsniveau
0–127
OFF, ON
af te kappen.
fig.MFX-02
L in
Spectrum
L out
R in
Spectrum
R out
Parameter
Waarde
Omschrijving
Band1 (250Hz)
Band2 (500Hz)
Band3 (1000Hz)
Band4 (1250Hz)
Band5 (2000Hz)
Band6 (3150Hz)
Band7 (4000Hz)
Band8 (8000Hz)
Q
-15– +15 dB
Gain van elke frequentieband.
Level #
0–127
04: LOW BOOST
Duwt het volume van de lage reeks omhoog, creëert een krachtig
laag.
fig.MFX-04
0.5, 1.0, 2.0, 4.0, 8.0
Past de breedte van de aangepaste reeksen van alle banden
tegelijk aan.
Uitgangsniveau
L in
Low Boost
2-Band EQ
L out
R in
Low Boost
2-Band EQ
R out
Parameter
Waarde
Omschrijving
Boost
Frequency #
Boost Gain #
50–125 Hz
Boost Width
WIDE, MID,
NARROW
-15– +15 dB
-15– +15 dB
0–127
Middenfrequentie waarop de lage
reeks omhooggeduwd zal worden.
Hoeveelheid waarmee de lage reeks
omhooggeduwd wordt.
Breedte van de lage reeks die omhooggeduwd zal worden.
Gain van de lage frequentiereeks.
Gain van de hoge frequentiereeks.
Uitgangsniveau.
Low Gain
High Gain
Level
162
0– +12 dB
Effectenlijst
06: STEP FILTER
Dit is een filter met een extreem scherpe helling. De cutoff frequentie
Dit is een filter, waarvan de cutoff frequentie in stappen gemodu-
kan cyclisch gevarieerd worden.
leerd kan worden.
fig.MFX-05
L in
Super Filter
L out
Super Filter
R out
U kunt het patroon, waarmee de cutoff frequentie zal veranderen
specificeren.
Overzicht
05: SUPER FILTER
fig.MFX-06
R in
Filter Slope
-12, -24, -36 dB
Filter
Cutoff #
0–127
Filter
Resonance #
0–127
Filter Gain
Modulation
Sw
Modulation
Wave
0– +12 dB
OFF,ON
TRI, SQR, SIN,
SAW1, SAW2
SAW1
SAW2
R in
Step Filter
R out
Parameter
Waarde
Omschrijving
Step 01–16
Rate #
0–127
0.05–10.00 Hz,
note
0–127
Cutoff frequentie op elke stap
Modulatiesnelheid
Attack #
Filter Type
LPF, BPF,
HPF, NOTCH
Filter Slope
-12, -24, -36 dB
Filter
Resonance #
0–127
Filter Gain
Level
0– +12 dB
0–127
Snelheid waarmee de cutoff frequentie
tussen stappen verandert.
Filtertype
frequentiereeks die door elk filter zal
gaan.
LPF: frequenties onder de cutoff
BPF: frequenties in de regio van de
cutoff
HPF: frequenties boven de cutoff
NOTCH: andere frequenties dan de
regio van de cutoff.
Hoeveelheid verzwakking per octaaf
-12 dB: mild
-24 dB: stijl
-36 dB: extreem stijl
Filter resonantie niveau
Door toename van deze waarde wordt
de regio in de buurt van de cutoff frequentie benadrukt.
Hoeveelheid boost voor de filter uitvoer.
Uitgangsniveau
07: ENHANCER
fig.MFX-07
Depth
Attack #
0–127
Modulatiesnelheid
L in
Modulatiediepte
Snelheid waarmee de cutoff frequentie
zal veranderen
Dit is effectief als Modulation Wave
op SQR, SAW1 of SAW2 staat.
Uitgangsniveau
R in
2-Band
EQ
L out
Mix
2-Band
EQ
R out
Mix
Enhancer
Enhancer
Waarde
Omschrijving
Sens #
0–127
Mix #
0–127
Low Gain
High Gain
Level
-15– +15 dB
-15– +15 dB
0–127
Gevoeligheid van de enhancer.
Niveau van de boventonen,
gegenereerd door de enhancer
Gain van de lage reeks
Gain van de hoge reeks
Uitgangsniveau
Menu/systeem
Parameter
Sampler
Level
0.05–10.00 Hz,
note
0–127
0–127
Sequencer
Regelt de boventoon structuur van de hoge frequenties, maakt het
geluid sprankelend en compacter.
Rate #
Pad
Filter type
frequentiereeks die door elk filter zal
gaan.
LPF: frequenties onder de cutoff
BPF: frequenties in de regio van de
cutoff
HPF: frequenties boven de cutoff
NOTCH: andere frequenties dan de
regio van de cutoff.
Hoeveelheid verzwakking per octaaf
-36 dB: extreem stijl
-24 dB: stijl
-12 dB: mild
Cutoff frequentie van het filter.
Als de waarde toeneemt zal de cutoff
frequentie verhoogd worden.
Filter resonantie niveau
Door toename van deze waarde wordt
de regio in de buurt van de cutoff frequentie benadrukt.
Hoeveelheid boost voor de filter uitvoer.
Aan/uit schakelaar voor cyclische verandering.
Hoe de cutoff frequentie gemoduleerd
wordt
TRI: driehoeksgolf
SQR: vierkante golf
SIN: sinusgolf
SAW1: zaagtandgolf (opwaarts)
SAW2: zaagtandgolf (neerwaarts)
Geluid3
Omschrijving
LPF, BPF,
HPF, NOTCH
L out
Geluid2
Waarde
Filter Type
Step Filter
Geluid1
Parameter
L in
Appendix
163
Effectenlijst
08: AUTO WAH
10: SPEAKER SIMULATOR
Bestuurt een filter op cyclische wijze om een cyclische verandering in
timbre te creëren.
Simuleert het luidspreker type en microfoon instellingen die
gebruikt worden om het luidsprekergeluid op te nemen.
fig.MFX-08
fig.MFX-10
L in
Auto Wah
2-Band EQ
L out
L in
Speaker
L out
R in
Auto Wah
2-Band EQ
R out
R in
Speaker
R out
Parameter
Waarde
Omschrijving
Filter Type
LPF, BPF
Type filter
LPF: het wah effect wordt over een
brede frequentiereeks toegepast
BPF: het wah effect wordt over een
smalle frequentiereeks toegepast
Past de middenfrequentie, waarop het
effect wordt toegepast, aan.
Past de hoeveelheid wah effect dat in de
reeks van de middenfrequentie optreedt
aan.
Stel Q op een hogere waarde in om de
te beïnvloeden reeks smaller te
maken.
Past de gevoeligheid waarmee het filter
wordt bestuurd aan.
Stelt de richting waarin de frequentie zal
veranderen in, als het auto-wah filter
gemoduleerd wordt.
UP: het filter verandert in de richting
van een hogere frequentie
DOWN: het filter verandert in de richting van een lagere frequentie.
Modulatie frequentie
Manual #
0–127
Peak
0–127
Sens #
0–127
Polarity
UP, DOWN
Rate #
Depth #
Phase #
0.05–10.00 Hz,
note
0–127
0–180 deg
Low Gain
High Gain
Level
-15– +15 dB
-15– +15 dB
0–127
Diepte van modulatie
Past de mate van faseverschuiving van
de linker en rechter geluiden aan, als het
wah effect wordt toegepast.
Gain van de lage reeks
Gain van de hoge reeks
Uitgangsniveau
Voegt een klinker karakter aan het geluid toe, waardoor het op een
menselijke stem lijkt.
fig.MFX-09
Formant
2-Band
EQ
R in
Mic Setting
Mic Level #
Direct Level #
Level #
0–127
0–127
0–127
Waarde
Omschrijving
Drive Sw
Drive #
OFF, ON
0–127
Vowel1
Vowel2
Rate #
a, e, i, o, u
a, e, i, o, u
0.05–10.00 Hz,
note
0–127
OFF, ON
Zet Drive aan/uit.
Mate van vervorming
Verandert ook het volume
Selecteert de klinker.
In de luidspreker kolom wordt de diameter van elke luidspreker
eenheid (in inches) en het aantal eenheden aangegeven.
Type
Behuizing
Luidspreker
Microfoon
SMALL 1
Kleine behuizing met open
achterzijde
Kleine behuizing met open
achterzijde
Behuizing met open achterzijde
Behuizing met open achterzijde
Behuizing met open achterzijde
Behuizing met open achterzijde
Behuizing met open achterzijde
Behuizing met open achterzijde
Behuizing met open achterzijde
Gesloten behuizing
Grote gesloten behuizing
Grote gesloten behuizing
Grote gesloten behuizing
Grote double stack
10
dynamisch
10
dynamisch
12 x 1
dynamisch
12 x 2
dynamisch
12 x 2
dynamisch
12 x 2
condensator
12 x 2
condensator
12 x 2
condensator
12 x 2
condensator
12 x 2
12 x 2
12 x 4
12 x 4
12 x 4
condensator
condensator
condensator
condensator
condensator
Grote double stack
Grote triple stack
12 x 4
12 x 4
condensator
condensator
SMALL 2
MIDDLE
JC-120
BUILT-IN 2
BUILT-IN 3
BUILT-IN 5
Pan R
BG STACK 1
BG STACK 2
MS STACK 1
MS STACK 2
METAL
STACK
2-STACK
3-STACK
0–127
0–100
-15– +15 dB
-15– +15 dB
L64–63R
0–127
Frequentie waarop de twee klinkers worden veranderd.
Effect diepte.
Bepaalt of de LFO voor het veranderen
van de klinkers door het ingangssignaal
opnieuw wordt ingesteld (ON) of niet
(OFF).
Volumeniveau waarop reset wordt toegepast.
Punt waarop klinkers (Vowel) 1 / 2 veranderen
49 of minder: klinker 1 duurt langer
50: klinker 1 en 2 klinken even lang.
51 of meer: klinker 2 klinkt langer.
Gain van de lage frequentiereeks
Gain van de hoge frequentiereeks
Stereo locatie van de uitvoer
Uitgangsniveau
Past de locatie van de mic aan,
die het geluid van de luidspreker opneemt.
Dit kan in drie stappen worden bijgesteld, waarbij de
microfoon meer afstand
krijgt, in de volgorde 1, 2 en
3.
Volume van de microfoon.
Volume van het directe geluid.
Uitgangsniveau
Specificaties van elk luidsprekertype
Pan L
R out
Parameter
164
Type luidspreker
L out
Overdrive
Low Gain
High Gain
Pan #
Level
Omschrijving
(See “Specifications of
each Speaker Type“)
1, 2, 3
BUILT-IN 4
L in
Input Sync
Threshold
Manual #
Waarde
Speaker Type
BUILT-IN 1
09: HUMANIZER
Depth #
Input Sync
Sw
Parameter
11: PHASER
Een in fase verschoven geluid dat aan het originele geluid wordt toegevoegd en gemoduleerd.
fig.MFX-11
L in
Phaser
Mix
Mix
R in
Phaser
2-Band
EQ
L out
2-Band
EQ
R out
Effectenlijst
13: MULTI STAGE PHASER
Waarde
Omschrijving
Mode
4-STAGE, 8STAGE, 12-STAGE
0–127
Aantal fases in de Phaser
Manual #
Rate #
Depth
Polarity
Mix #
0–127
Low Gain
High Gain
Level
-15– +15 dB
-15– +15 dB
0–127
12: STEP PHASER
L in
L out
Multi Stage
Phaser
2-Band
EQ
Mix
R in
Pan L
Pan R
R out
Resonance
Parameter
Waarde
Omschrijving
Mode
Aantal phaser fases.
Manual #
4-STAGE, 8STAGE,
12-STAGE, 16STAGE, 20-STAGE,
24-STAGE
0–127
Rate #
Depth
Resonance #
Mix #
0.05–10.00 Hz, note
0–127
0–127
0–127
Pan #
L64–63R
Low Gain
High Gain
Level
-15– +15 dB
-15– +15 dB
0–127
Past de basisfrequentie vanaf
waar het geluid gemoduleerd zal
worden aan.
Modulatiefrequentie
Modulatiediepte
Hoeveelheid feedback
Niveau van het in toonhoogte
verschoven geluid
Stereo locatie van het uitvoer
geluid.
Gain van de lage reeks
Gain van de hoge reeks
Uitgangsniveau
Geluid3
0–127
-98– +98 %
fig.MFX-13
Geluid2
Resonance #
Cross
Feedback
Phase effect.
Geluid1
0.05–10.00 Hz, note
0–127
INVERSE,
SYNCHRO
Past de basis frequentie aan,
vanaf welke het geluid gemoduleerd zal worden.
Modulatie frequentie
Diepte van modulatie
Selecteert of de linker en rechter
fases van de modulatie hetzelfde
of het tegenovergestelde zullen
zijn.
INVERSE: de linker en rechter
fases zijn tegenovergesteld. Bij
gebruik van een mono bron,
spreidt dit het geluid.
SYNCHRO: de linker en rechter fases zijn hetzelfde. Selecteer dit als een stereo bron
wordt ingevoerd.
Hoeveelheid feedback.
Past de proportie van het Phase
geluid dat naar het effect wordt
teruggevoerd aan. Negatieve (-)
instellingen keren de fase om.
Niveau van het in fase verschoven geluid.
Gain van de lage reeks
Gain van de hoge reeks
Uitgangsniveau
Extreem hoge instellingen van het faseverschil produceren een diep
Overzicht
Parameter
Het Phaser effect wordt geleidelijk gevarieerd.
14: INFINITE PHASER
fig.MFX-12
Step Phaser
Mix
2-Band
EQ
L out
Een Phaser die de frequentie waarop het geluid gemoduleerd wordt
blijft verhogen/verlagen
fig.MFX-14
Mix
R in
Step Phaser
L in
2-Band
EQ
L out
Pan L
R out
Infinite Phaser
2-Band EQ
Waarde
Omschrijving
Mode
4-STAGE, 8STAGE, 12-STAGE
0–127
Aantal fases in de Phaser
Manual #
0–127
-98– +98 %
0.10–20.00 Hz, note
Mix #
0–127
Low Gain
High Gain
Level
-15– +15 dB
-15– +15 dB
0–127
Omschrijving
1, 2, 3, 4
Speed #
-100– +100
Resonance #
Mix #
0–127
0–127
Pan #
Low Gain
L64–63R
-15– +15 dB
High Gain
-15– +15 dB
Level
0–127
Hogere waardes produceren een
dieper phaser effect.
Snelheid waarop de frequentie
waarop geluid wordt gemoduleerd verhoogd of verlaagd
wordt. (+: opwaarts / -: neerwaarts)
Hoeveelheid feedback
Volume van het in fase verschoven geluid
Panning van het uitvoer geluid
Hoeveelheid boost/cut van de
lage frequentiereeks
Hoeveelheid boost/cut van de
hoge frequentiereeks
Uitgangsvolume
15: RING MODULATOR
Dit is een effect dat amplitude modulatie (AM) op het ingangssignaal toepast, en produceert belachtige geluiden. De modulatiefrequentie kan ook verandert worden in respons op veranderingen in
het volume van het geluid dat naar het effect wordt gestuurd.
165
Appendix
Step Rate #
Range
Mode
Menu/systeem
Resonance #
Cross
Feedback
0.05–10.00 Hz, note
0–127
INVERSE,
SYNCHRO
Parameter
Sampler
Rate #
Depth
Polarity
Past de basis frequentie aan,
vanaf waar het geluid gemoduleerd zal worden.
Modulatie frequentie
Diepte van modulatie
Selecteert of de linker en rechter
fases van de modulatie hetzelfde
of het tegenovergestelde zullen
zijn.
INVERSE: de linker en rechter
fases zijn tegenovergesteld. Bij
gebruik van een mono bron,
spreidt dit het geluid.
SYNCHRO: de linker en rechter fases zijn hetzelfde. Selecteer dit als een stereo bron
wordt ingevoerd.
Hoeveelheid feedback.
Past de proportie van het Phase
geluid dat naar het effect wordt
teruggevoerd aan. Negatieve (-)
instellingen keren de fase om.
Snelheid van de stapsgewijze
verandering in het phaser effect.
Niveau van het in fase verschoven geluid.
Gain van de lage reeks
Gain van de hoge reeks
Uitgangsniveau
R out
Sequencer
Pan R
R in
Parameter
Pad
L in
Effectenlijst
fig.MFX-15
L in
Ring Mod
R in
Ring Mod
2-Band EQ
2-Band EQ
L out
Waarde
Omschrijving
Mod Wave
TRI, SQR, SIN,
SAW1, SAW2
Modulatie golf
TRI: driehoeksgolf
SQR: vierkante golf
SIN: sinusgolf
SAW1/2: zaagtand golf
R out
Parameter
Waarde
Omschrijving
Frequency #
0–127
Sens #
0–127
Polarity
UP, DOWN
Low Gain
High Gain
Balance #
-15– +15 dB
-15– +15 dB
D100:0W–
D0:100W
0–127
Past de frequentie waarop modulatie
wordt toegepast aan.
Past de hoeveelheid frequentie modulatie die wordt toegepast aan
Bepaalt of de frequentie modulatie naar
hogere frequenties (UP) of lagere frequenties (DOWN) wordt verplaatst.
Gain van de lage frequentiereeks
Gain van de hoge frequentiereeks
Volumebalans tussen het directe geluid
(D) en het effect geluid (W)
Uitgangsniveau
Level
Parameter
SAW1
16: STEP RING MODULATOR
Dit is een ring modulator die een 16-staps sequens gebruikt om de
frequentie waarop modulatie wordt toegepast te variëren.
SAW2
Rate #
Depth #
0.05–10.00 Hz, note
0–127
Low Gain
High Gain
Level
-15– +15 dB
-15– +15 dB
0–127
Frequentie van de verandering
Diepte waarop het effect wordt toegepast
Gain van de lage reeks
Gain van de hoge reeks
Uitgangsniveau
18: AUTO PAN
Moduleert de stereo locatie van het geluid op cyclische wijze.
fig.MFX-18a
L in
Auto Pan
2-Band EQ
L out
R in
Auto Pan
2-Band EQ
R out
fig.MFX-16
L in
Step Ring Mod
2-Band EQ
L out
R in
Step Ring Mod
2-Band EQ
R out
Parameter
Range
Omschrijving
Step 01–16
0–127
Rate #
0.05–10.00 Hz, note
Attack #
0–127
Low Gain
-15– +15 dB
High Gain
-15– +15 dB
Frequentie van ring modulatie
op elke stap
Snelheid waarmee de 16-staps
sequens rond zal gaan
Snelheid waarop de modulatie
frequentie tussen stappen verandert.
Hoeveelheid boost/cut van de
lage frequentiereeks
Hoeveelheid boost/cut van de
hoge frequentiereeks
Volumebalans tussen het originele geluid (D) en het effect
geluid (W)
Uitgangsniveau
Balance #
D100:0W–D0:100W
Level
0–127
17: TREMOLO
Moduleert het volume op cyclische wijze om een tremolo effect aan
het geluid toe te voegen.
fig.MFX-17a
L in
R in
166
Tremolo
Tremolo
2-Band EQ
2-Band EQ
L out
Parameter
Waarde
Omschrijving
Mod Wave
TRI, SQR, SIN,
SAW1, SAW2
Modulatie golf
TRI: driehoeksgolf
SQR: vierkante golf
SIN: sinusgolf
SAW1/2: zaagtand golf
SAW1
R
L
SAW2
R
L
Rate #
Depth #
0.05–10.00 Hz, note
0–127
Low Gain
High Gain
Level
-15– +15 dB
-15– +15 dB
0–127
Frequentie van de verandering
Diepte waarop het effect wordt toegepast
Gain van de lage reeks
Gain van de hoge reeks
Uitgangsniveau
19: STEP PAN
Dit gebruikt een 16-staps sequens om de panning van het geluid te
variëren.
fig.MFX-19
L in
Step Pan
L out
R in
Step Pan
R out
R out
Parameter
Range
Omschrijving
Step 01–16
Rate #
L64–63R
0.05–10.00 Hz, note
Attack #
0–127
Pan op elke stap
Snelheid waarop de 16-staps
sequens zal rondgaan
Snelheid waarop de pan tussen
stappen verandert
Effectenlijst
Range
Omschrijving
Input Sync
Sw
OFF, ON
Input Sync
Threshold
Level
0–127
Specificeert of een ingevoerde
noot maakt dat de sequens
opnieuw vanaf de eerste stap
van de sequens begint (ON) of
niet (OFF)
Volume waarop een ingevoerde
noot gedetecteerd wordt
Uitgangsvolume
0–127
Door opeenvolgende afkappingen op het geluid toe te passen, verandert een conventioneel geluid in een geluid dat als een achtergrond
frase gespeeld lijkt te worden. Dit is in het bijzonder effectief als dit
Woofer Slow
Speed
Woofer Fast
Speed
Woofer
Acceleration
0.05–10.00 Hz
Woofer Level
0–127
Tweeter Slow
Speed
Tweeter Fast
Speed
Tweeter
Acceleration
Tweeter Level
Separation
0.05–10.00 Hz
Schakelt de rotatiesnelheid van
de lage frequentie rotor en de
hoge frequentie rotor gelijktijdig.
SLOW: vertraagd de rotatiesnelheid naar de Slow Rate
FAST: versnelt de rotatiesnelheid naar de Fast Rate.
Langzame snelheid (SLOW) van
de lage frequentie rotor.
Snelle snelheid (FAST) van de
lage frequentie rotor.
Past de tijd aan waarbinnen de
lage frequentie rotor de nieuw
geselecteerde snelheid bereikt,
bij het schakelen van snelle naar
langzame (of langzame naar
snelle) snelheid. Lagere waardes
vereisen langere tijden.
Volume van de lage frequentie
rotor.
Instellingen van de hoge frequentie rotor.
De parameters zijn hetzelfde
als die van de lage frequentie
rotor.
Level #
0–127
0.05–10.00 Hz
0–15
op doorklinkende geluiden wordt toegepast.
fig.MFX-20
L in
R in
L out
Slicer
R out
Slicer
Niveau op elke stap
Snelheid waarop de 16-staps sequens
rond zal gaan
Snelheid waarop het niveau tussen stappen verandert
Specificeert of een ingevoerde noot
maakt dat de sequens opnieuw vanaf de
eerste stap van de sequens begint (ON) of
niet (OFF)
Volume waarop een ingevoerde noot
gedetecteerd wordt
Stelt de manier in waarop het volume
verandert wanneer een stap naar de volgende overgaat.
LEGATO: de verandering in volume
van het niveau van een stap naar de
volgende blijft hetzelfde. Als het niveau
van een volgende stap hetzelfde is als
dat van de vorige, is er geen verandering in volume.
SLASH: het niveau wordt tijdelijk op 0
gezet voordat naar het volgende niveau
van de volgende stap wordt overgegaan. Deze verandering in volume
treedt op, ook al is het niveau van de
volgende stap hetzelfde als dat van de
vorige stap.
Timing van volumeniveau veranderingen in niveaus, voor even genummerde
stappen (stap 2, stap 4, stap 6 …)
Hoe hoger de waarde, hoe later de beat
verdergaat.
Uitgangsniveau.
Attack #
Input Sync
Sw
Input Sync
Threshold
Mode
OFF, ON
0–127
LEGATO,
SLASH
Shuffle #
0–127
Level
0–127
fig.MFX-21
L in
L out
Rotary
R in
R out
22: VK ROTARY
Dit type biedt een gewijzigde respons voor de roterende luidspreker,
waarbij het laag verder omhooggeduwd wordt.
Dit effect beschikt over dezelfde specificaties als de ingebouwde
roterende luidspreker van de VK-7.
fig.MFX-22
L in
2-Band EQ
L out
2-Band EQ
R out
Rotary
R in
Parameter
Waarde
Omschrijving
Speed #
SLOW, FAST
Brake #
OFF, ON
Woofer Slow
Speed
Woofer Fast
Speed
Woofer Trans
Up
0.05–10.00 Hz
Woofer Trans
Down
0–127
Woofer Level
Tweeter Slow
Speed
Tweeter Fast
Speed
Tweeter Trans
Up
Tweeter Trans
Down
Tweeter Level
0–127
0.05–10.00 Hz
Rotatiesnelheid van de roterende luidspreker
Schakelt de rotatie van de
roterende luidspreker.
Als dit is aangezet zal de
rotatie geleidelijk stoppen.
Als dit is uitgezet zal de
rotatie geleidelijk opnieuw
in gang worden gezet.
Lage snelheid rotatiesnelheid
van de woofer.
Hoge snelheid rotatiesnelheid
van de woofer.
Past de versnelling van de
woofer rotatie aan, wanneer
de rotatie van Slow in Fast
wordt veranderd.
Past de versnelling van de
woofer rotatie aan, wanneer
de rotatie van Fast in Slow
wordt veranderd.
Volume van de woofer.
Instellingen van de tweeter.
Deze parameters zijn hetzelfde als die van de woofer.
0.05–10.00 Hz
0–127
0.05–10.00 Hz
0–127
0–127
0–127
167
Appendix
Het Rotary effect simuleert het geluid van de roterende luidsprekers
die in het verleden vaak met de elektrische orgels werden gebruikt.
Omdat de beweging van de hoge reeks en lage reeks rotors onafhankelijk ingesteld kan worden, kunnen de unieke modulatie kenmerken van deze luidsprekers op getrouwe wijze gesimuleerd worden.
Dit effect is het meest bruikbaar voor elektrische orgel Patches.
Ruimtelijke spreiding van het
geluid
Uitgangsniveau
Menu/systeem
21: ROTARY
0–127
0–127
Sampler
Omschrijving
L64–63R
0.05–10.00
Hz, note
0–127
Sequencer
Waarde
Step 01–16
Rate #
0–15
Pad
Parameter
0.05–10.00 Hz
Geluid3
Omschrijving
SLOW, FAST
Geluid2
Waarde
Speed #
Geluid1
20: SLICER
Parameter
Overzicht
Parameter
Effectenlijst
Parameter
Waarde
Omschrijving
Spread
0–10
Stelt het stereobeeld van de
roterende luidspreker in. Hoe
hoger de waarde wordt ingesteld, hoe breder het geluid
wordt gespreid.
Gain van de lage reeks.
Gain van de hoge reeks
Uitgangsniveau
Low Gain
High Gain
Level #
-15– +15 dB
-15– +15 dB
0–127
23: CHORUS
Dit is een stereo chorus. Er is in een filter voorzien, zodat het timbre
van het chorusgeluid aangepast kan worden.
Parameter
Waarde
Omschrijving
Filter Type
OFF, LPF, HPF
Cutoff Freq
Pre Delay
200–8000 Hz
0.0–100.0 ms
Rate #
Depth
Phase
0.05–10.00 Hz, note
0–127
0–180 deg
Feedback #
-98– +98 %
Low Gain
High Gain
Balance #
-15– +15 dB
-15– +15 dB
D100:0W–D0:100W
Level
0–127
Type filter
OFF: er wordt geen filter
gebruikt
LPF: kapt de frequentiereeks
boven de Cutoff Freq af
HPF: kapt de frequentiereeks
onder de Cutoff Freq af.
Basisfrequentie van het filter.
Past de delaytijd van het directe
geluid aan, totdat het flanger
geluid hoorbaar wordt.
Modulatie frequentie
Modulatie diepte
Ruimtelijke spreiding van het
geluid
Past de proportie van het flanger
geluid dat in het effect wordt
teruggevoerd aan. Negatieve (-)
instellingen keren de fase om.
Gain van de lage reeks
Gain van de hoge reeks
Volumebalans tussen het directe
geluid (D) en het flanger geluid
(W).
Uitgangsniveau
fig.MFX-23
Balance D
L in
2-Band
EQ
Chorus
Balance W
Chorus
Balance W
R in
Balance D
2-Band
EQ
L out
R out
Parameter
Waarde
Omschrijving
Filter Type
OFF, LPF, HPF
Type filter
OFF: er wordt geen filter
gebruikt
LPF: kapt de frequentiereeks
boven de Cutoff Freq af
HPF: kapt de frequentiereeks
onder de Cutoff Freq af.
Basisfrequentie van het filter.
Past de delaytijd van het directe
geluid aan, totdat het chorusgeluid hoorbaar wordt.
Modulatie frequentie
Modulatie diepte
Ruimtelijke spreiding van het
geluid
Gain van de lage reeks
Gain van de hoge reeks
Volumebalans tussen het directe
geluid (D) en het chorus geluid
(W).
Uitgangsniveau
Cutoff Freq
Pre Delay
200–8000 Hz
0.0–100.0 ms
Rate #
Depth
Phase
0.05–10.00 Hz, note
0–127
0–180 deg
Low Gain
High Gain
Balance #
-15– +15 dB
-15– +15 dB
D100:0W–D0:100W
Level
0–127
24: FLANGER
Dit is een stereo flanger. (de LFO heeft voor links en rechts dezelfde
fase). Dit produceert een metaalachtige resonantie die stijgt en daalt,
als een vliegtuig dat opstijgt of landt. Er is in een filter voorzien,
zodat het timbre van het flanger geluid aangepast kan worden.
fig.MFX-24
Balance D
L in
Flanger
2-Band
EQ
R in
Balance D
168
Dit is een flanger waarin de flanger toonhoogte in stappen verandert. De snelheid waarmee de toonhoogte verandert kan ook in een
nootwaarde van een gespecificeerd tempo worden uitgedrukt.
fig.MFX-25
Balance D
L in
Step Flanger
Balance W
Step Flanger
R in
Balance D
L out
Balance W
Balance W
2-Band
EQ
R out
Parameter
Waarde
Omschrijving
Filter Type
OFF, LPF, HPF
Cutoff Freq
Pre Delay
200–8000 Hz
0.0–100.0 ms
Rate #
Depth
Phase
0.05–10.00 Hz, note
0–127
0–180 deg
Feedback #
-98– +98 %
Step Rate #
0.10–20.00 Hz, note
Low Gain
High Gain
Balance #
-15– +15 dB
-15– +15 dB
D100:0W–D0:100W
Level
0–127
Type filter
OFF: er wordt geen filter
gebruikt
LPF: kapt de frequentiereeks
boven de Cutoff Freq af
HPF: kapt de frequentiereeks
onder de Cutoff Freq af.
Basisfrequentie van het filter.
Past de delaytijd vanaf het
moment dat het directe geluid
begint aan, totdat het flanger
geluid hoorbaar wordt.
Modulatie frequentie
Modulatie diepte
Ruimtelijke spreiding van het
geluid
Past de proportie van het flanger geluid dat in het effect
wordt teruggevoerd aan.
Negatieve (-) instellingen
keren de fase om.
Snelheid (periode) van toonhoogte verandering
Gain van de lage reeks
Gain van de hoge reeks
Volumebalans tussen het
directe geluid (D) en het flanger geluid (W).
Uitgangsniveau
Balance W
2-Band
EQ
2-Band
EQ
Feedback
Feedback
L out
Feedback
Feedback
Flanger
25: STEP FLANGER
R out
Effectenlijst
26: HEXA-CHORUS
transparant chorus effect.
Gebruikt een zesfase chorus (zes lagen aan chorus geluid) om het
geluid rijker te maken en een ruimtelijke spreiding te bewerkstelligen.
Balance D
L in
fig.MFX-26
L in
L out
Balance D
Balance W
Hexa Chorus
Space D
Balance W
Space D
Balance W
R in
R out
Omschrijving
Pre Delay
0.0–100.0 ms
Rate #
Depth
Pre Delay
Deviation
Depth
Deviation
0.05–10.00 Hz, note
0–127
0–20
Pan Deviation
0–20
Past de delaytijd aan, vanaf het
directe geluid totdat het chorusgeluid hoorbaar wordt.
Modulatie frequentie
Modulatie diepte
Past de verschillen in Pre Delay
tussen elk chorus geluid aan
Past de verschillen in modulatiediepte tussen elk chorus geluid
aan
Past het verschil in stereo locatie
tussen elk chorus geluid aan.
0: alle chorus geluiden bevinden zich in het midden
20: elk chorus geluid wordt,
gerelateerd aan het midden, op
60 graden intervallen uit elkaar
geplaatst.
Volumebalans tussen het directe
geluid (D) en het chorus geluid
(W).
Uitgangsniveau
-20– +20
D100:0W–D0:100W
0–127
Waarde
Omschrijving
Pre Delay
0.0–100.0 ms
Rate #
Depth
Phase
0.05–10.00 Hz, note
0–127
0–180 deg
Low Gain
High Gain
Balance #
-15– +15 dB
-15– +15 dB
D100:0W–D0:100W
Level
0–127
Past de delaytijd aan, vanaf
het directe geluid totdat het
chorusgeluid hoorbaar
wordt.
Modulatie frequentie
Modulatie diepte
Ruimtelijke spreiding van
het geluid
Gain van de lage reeks
Gain van de hoge reeks
Volumebalans tussen het
directe geluid (D) en het
chorus geluid (W).
Uitgangsniveau
29: 3D CHORUS
Dit past een 3D effect op het chorus geluid toe. Het chorus geluid
wordt op 90 graden links en 90 graden rechts geplaatst.
fig.MFX-29
L
L out
R out
Cutoff Freq
Pre Delay
200–8000 Hz
0.0–100.0 ms
Rate #
Depth
0.05–10.00 Hz, note
0–127
Phase
0–180 deg
Output Mode
SPEAKER, PHONES
Low Gain
High Gain
Balance #
-15– +15 dB
-15– +15 dB
D100:0W–D0:100W
Level
0–127
Type filter
OFF: er wordt geen filter
gebruikt
LPF: kapt de frequentiereeks
boven de Cutoff Freq af
HPF: kapt de frequentiereeks
onder de Cutoff Freq af.
Basisfrequentie van het filter.
Past de delaytijd van het directe
geluid aan, totdat het chorusgeluid hoorbaar wordt.
Modulatie frequentie
Modulatie diepte van het chorus effect
Ruimtelijke spreiding van het
geluid
Past de methode aan, die
gebruikt wordt om het geluid
dat naar de OUTPUT jacks
wordt gestuurd te beluisteren.
Het optimale 3D effect wordt
bereikt als u SPEAKER selecteert wanneer u luidsprekers
gebruikt of PHONES als een
koptelefoon wordt gebruikt.
Gain van de lage reeks
Gain van de hoge reeks
Volumebalans tussen het
directe geluid (D) en het chorus
geluid (W).
Uitgangsniveau
Balance W
Tremolo Chorus
Balance W
R out
Balance D
Parameter
Waarde
Omschrijving
Pre Delay
0.0–100.0 ms
Chorus Rate #
0.05–10.00 Hz, note
Chorus Depth
0–127
Tremolo Rate #
0.05–10.00 Hz, note
Tremolo
Separation
Tremolo Phase
0–127
Balance #
D100:0W–D0:100W
Level
0–127
Past de delaytijd vanaf het
directe geluid, totdat het chorusgeluid hoorbaar wordt aan.
Modulatiefrequentie van het
chorus effect.
Modulatiediepte van het chorus effect.
Modulatiefrequentie van het
tremolo effect.
Spreiding van het tremolo
effect
Spreiding van het tremolo
effect
Volumebalans tussen het
directe geluid (D) en het tremolo chorus geluid (W)
Uitgangsniveau
28: SPACE-D
Dit is een veelvoudige chorus die tweefase modulatie in stereo toepast. Het geeft niet de indruk van modulatie, maar produceert een
169
Appendix
Omschrijving
OFF, LPF, HPF
Menu/systeem
Waarde
Filter Type
Sampler
Parameter
Balance D
0–180 deg
2-Band
EQ
Sequencer
fig.MFX-27
R in
L out
Pad
R
Dit is een chorus effect met toegevoegde tremolo (cyclische modulatie van volume).
L in
2-Band
EQ
3D Chorus
27: TREMOLO CHORUS
Geluid3
Waarde
Parameter
Geluid2
Parameter
Level
2-Band
EQ
R out
Balance D
Balance #
Balance D
L out
Geluid1
Balance W
R in
2-Band
EQ
Overzicht
fig.MFX-28
Effectenlijst
30: 3D FLANGER
Parameter
Waarde
Omschrijving
Phase
0–180 deg
Feedback #
-98– +98 %
Step Rate #
0.10–20.00 Hz, note
Output Mode
SPEAKER, PHONES
Low Gain
High Gain
Balance #
-15– +15 dB
-15– +15 dB
D100:0W–D0:100W
Level
0–127
Ruimtelijke spreiding van het
geluid
Past de proportie van het flanger geluid dat in het effect
wordt teruggevoerd aan.
Negatieve (-) instellingen
keren de fase om.
Snelheid (periode) van toonhoogte verandering
Past de methode aan, die
gebruikt wordt om het geluid
dat naar de OUTPUT jacks
wordt gestuurd te beluisteren.
Het optimale 3D effect wordt
bereikt als u SPEAKER selecteert wanneer u luidsprekers
gebruikt of PHONES als een
koptelefoon wordt gebruikt.
Gain van de lage reeks
Gain van de hoge reeks
Volumebalans tussen het
directe geluid (D) en het flanger geluid (W).
Uitgangsniveau
Dit past een 3D effect op het flanger geluid toe. Het flanger geluid
wordt op 90 graden links en 90 graden rechts geplaatst.
fig.MFX-30
L
2-Band
EQ
L out
2-Band
EQ
R out
3D Flanger
R
Parameter
Waarde
Omschrijving
Filter Type
OFF, LPF, HPF
Type filter
OFF: er wordt geen filter
gebruikt
LPF: kapt de frequentiereeks
boven de Cutoff Freq af
HPF: kapt de frequentiereeks
onder de Cutoff Freq af.
Basisfrequentie van het filter.
Past de delaytijd van het
directe geluid aan, totdat het
flanger geluid hoorbaar wordt.
Modulatie frequentie
Modulatie diepte
Ruimtelijke spreiding van het
geluid
Past de proportie van het flanger geluid dat in het effect
wordt teruggevoerd aan.
Negatieve (-) instellingen
keren de fase om.
Past de methode aan, die
gebruikt wordt om het geluid
dat naar de OUTPUT jacks
wordt gestuurd te beluisteren.
Het optimale 3D effect wordt
bereikt als u SPEAKER selecteert wanneer u luidsprekers
gebruikt of PHONES als een
koptelefoon wordt gebruikt.
Gain van de lage reeks
Gain van de hoge reeks
Volumebalans tussen het
directe geluid (D) en het flanger geluid (W).
Uitgangsniveau
Cutoff Freq
Pre Delay
200–8000 Hz
0.0–100.0 ms
Rate #
Depth
Phase
0.05–10.00 Hz, note
0–127
0–180 deg
Feedback #
-98– +98 %
Output Mode
SPEAKER, PHONES
Low Gain
High Gain
Balance #
-15– +15 dB
-15– +15 dB
D100:0W–D0:100W
Level
0–127
32: 2BAND CHORUS
Een chorus effect waarmee een effect onafhankelijk op de lage en
hoge frequentiereeksen toegepast kan worden.
fig.MFX-32
L in
L out
High Band Chorus
Split
Low Band Chorus
High Band Chorus
Split
Low Band Chorus
R in
R out
Parameter
Range
Omschrijving
Split Freq
200–8000 Hz
Low Pre Delay
0.0–100.0 ms
31: 3D STEP FLANGER
Low Rate #
0.05–10.00 Hz, note
Dit past een 3D effect op het step flanger geluid toe. Het flanger
geluid wordt op 90 graden links en 90 graden rechts geplaatst.
Low Depth
0–127
Low Phase
0–180 deg
High Pre Delay
0.0–100.0 ms
High Rate #
0.05–10.00 Hz, note
High Depth
0–127
High Phase
0–180 deg
Balance #
D100:0W–D0:100W
Level
0–127
Frequentie waarop de lage en
hoge reeksen verdeeld zullen
worden.
Delaytijd vanaf het moment
dat het originele geluid hoorbaar is, tot het lage reeks chorus geluid hoorbaar wordt.
Snelheid waarop het lage
reeks chorusgeluid wordt
gemoduleerd.
Modulatie diepte van het lage
reeks chorusgeluid
Ruimtelijkheid van het lage
reeks chorusgeluid
Delaytijd vanaf het moment
dat het originele geluid hoorbaar is, tot het hoge reeks chorus geluid hoorbaar wordt.
Snelheid waarop het hoge
reeks chorusgeluid wordt
gemoduleerd.
Modulatie diepte van het
hoge reeks chorusgeluid
Ruimtelijkheid van het hoge
reeks chorusgeluid
Volumebalans tussen het
directe geluid (D) en het chorus geluid (W).
Uitgangsniveau
fig.MFX-31
L
2-Band
EQ
L out
2-Band
EQ
R out
3D Step Flanger
R
Parameter
Waarde
Omschrijving
Filter Type
OFF, LPF, HPF
Type filter
OFF: er wordt geen filter
gebruikt
LPF: kapt de frequentiereeks
boven de Cutoff Freq af
HPF: kapt de frequentiereeks
onder de Cutoff Freq af.
Basisfrequentie van het filter.
Past de delaytijd van het
directe geluid aan, totdat het
flanger geluid hoorbaar wordt.
Modulatie frequentie
Modulatie diepte
Cutoff Freq
Pre Delay
200–8000 Hz
0.0–100.0 ms
Rate #
Depth
0.05–10.00 Hz, note
0–127
170
Effectenlijst
34: 2BAND STEP FLANGER
Een flanger waarmee een effect onafhankelijk op de lage frequentie
Een step flanger waarmee een effect onafhankelijk op de lage fre-
en hoge frequentiereeksen toegepast kan worden.
quentie en hoge frequentiereeksen toegepast kan worden.
fig.MFX-33
fig.MFX-34
L in
L out
L in
L out
High Band Flanger
Split
High Band Step Flanger
Split
High Band Feedback
High Band Feedback
Low Band Step Flanger
Low Band Feedback
High Band Feedback
Low Band Feedback
High Band Feedback
High Band Flanger
High Band Step Flanger
Low Band Feedback
Low Band Feedback
Split
Low Band Step Flanger
R out
R in
R out
Omschrijving
200–8000 Hz
Low Pre Delay
0.0–100.0 ms
Low Pre Delay
0.0–100.0 ms
Low Rate #
0.05–10.00 Hz, note
Low Rate #
0.05–10.00 Hz, note
Low Depth
0–127
Low Depth
0–127
Low Phase
0–180 deg
Low Phase
0–180 deg
Low
Feedback #
-98– +98%
Low
Feedback #
-98– +98%
High Pre Delay
0.0–100.0 ms
Low Step
Rate #
0.10–20.00 Hz, note
High Pre Delay
0.0–100.0 ms
High Rate #
0.05–10.00 Hz, note
High Depth
0–127
High Rate #
0.05–10.00 Hz, note
High Phase
0–180 deg
High Depth
0–127
High
Feedback #
-98– +98%
High Phase
0–180 deg
High
Feedback #
-98– +98%
High Step
Rate #
0.10–20.00 Hz, note
Balance #
D100:0W–D0:100W
Level
0–127
Frequentie waarop de lage en
hoge reeksen verdeeld zullen
worden.
Delaytijd vanaf het moment
dat het originele geluid hoorbaar is, tot het lage reeks flanger geluid hoorbaar wordt.
Snelheid waarop het lage
reeks flanger geluid wordt
gemoduleerd.
Modulatie diepte van het lage
reeks flanger geluid
Ruimtelijkheid van het lage
reeks flanger geluid
Proportie van het lage reeks
flanger geluid dat naar de
invoer wordt teruggevoerd
(negatieve waardes keren de
fase om)
Snelheid waarop de stappen
van het lage reeks flanger
geluid rondgaan.
Delaytijd vanaf het moment
dat het originele geluid hoorbaar is, tot het lage reeks flanger geluid hoorbaar wordt.
Snelheid waarop het lage
reeks flanger geluid wordt
gemoduleerd.
Modulatie diepte van het
hoge reeks flanger geluid
Ruimtelijkheid van het hoge
reeks flanger geluid
Proportie van het hoge reeks
flanger geluid dat naar de
invoer wordt teruggevoerd
(negatieve waardes keren de
fase om)
Snelheid waarop de stappen
van het hoge reeks flanger
geluid rondgaan.
Volumebalans tussen het
directe geluid (D) en het flanger geluid (W).
Uitgangsniveau
Balance #
D100:0W–D0:100W
Level
0–127
Menu/systeem
Range
Split Freq
Sampler
Parameter
Frequentie waarop de lage en
hoge reeksen verdeeld zullen
worden.
Delaytijd vanaf het moment
dat het originele geluid hoorbaar is, tot het lage reeks flanger geluid hoorbaar wordt.
Snelheid waarop het lage
reeks flanger geluid wordt
gemoduleerd.
Modulatie diepte van het lage
reeks flanger geluid
Ruimtelijkheid van het lage
reeks flanger geluid
Proportie van het lage reeks
flanger geluid dat naar de
invoer wordt teruggevoerd
(negatieve waardes keren de
fase om)
Delaytijd vanaf het moment
dat het originele geluid hoorbaar is, tot het hoge reeks flanger geluid hoorbaar wordt.
Snelheid waarop het hoge
reeks flanger geluid wordt
gemoduleerd.
Modulatie diepte van het
hoge reeks flanger geluid
Ruimtelijkheid van het hoge
reeks flanger geluid
Proportie van het lage reeks
flanger geluid dat naar de
invoer wordt teruggevoerd
(negatieve waardes keren de
fase om)
Volumebalans tussen het
directe geluid (D) en het flanger geluid (W).
Uitgangsniveau
Sequencer
Omschrijving
200–8000 Hz
Pad
Range
Split Freq
Geluid3
Parameter
Geluid2
Low Band Flanger
R in
Geluid1
Low Band Flanger
Split
Overzicht
33: 2BAND FLANGER
Appendix
171
Effectenlijst
35: OVERDRIVE
fig.MFX-38
L in
Creëert een vervorming die lijkt op dat wat door vacuüm buizenver-
Distortion
sterkers wordt geproduceerd.
fig.MFX-35
L out
Amp
Simulator
Pan L
2-Band
EQ
Pan R
R in
L in
R out
L out
Over
drive
Amp
Simulator
2-Band
EQ
R in
Pan L
Pan R
R out
39: GUITAR AMP SIMULATOR
Dit is een effect dat het geluid van een gitaarversterker simuleert.
fig.MFX-39
L in
Parameter
Waarde
Omschrijving
Drive #
0–127
Amp Type
SMALL,
BUILT-IN,
2-STACK,
3-STACK
Mate van vervorming
Verandert tevens het volume
Type gitaarversterker
SMALL: kleine versterker
BUILT-IN: enkele versterker
2-STACK: grote double stack versterker
3-STACK: grote triple stack versterker
Gain van de lage reeks
Gain van de hoge reeks
Stereo locatie van het uitvoer geluid
Uitgangsniveau
Low Gain
High Gain
Pan #
Level
-15– +15 dB
-15– +15 dB
L64–63R
0–127
36: DISTORTION
Produceert een meer intensieve vervorming dan Overdrive. De parameters zijn hetzelfde als die van ’35: OVERDRIVE’.
fig.MFX-36
L in
L out
Distortion
Amp
Simulator
2-Band
EQ
R in
Pan L
Pan R
R out
Pre Amp
Pan R
Waarde
Omschrijving
Pre Amp Sw
Pre Amp
Type
OFF, ON
JC-120, CLEAN TWIN,
MATCH DRIVE,
BG LEAD, MS1959I,
MS1959II, MS1959I+II,
SLDN LEAD,
METAL5150,
METAL LEAD, OD-1,
OD-2 TURBO,
DISTORTION, FUZZ
0–127
Zet de amp schakelaar aan/uit.
Type gitaarversterker
Pre Amp
Volume #
Pre Amp
Master #
Pre Amp
Gain
Pre Amp Bass
Pre Amp
Middle
Pre Amp Treble
Dit is een overdrive die zware vervorming produceert.
Pre Amp
Bright
Amp
Simulator
2-Band
EQ
R in
LOW, MIDDLE, HIGH
0–127
0–127
(MATCH DRIVE:
-127 - 0)
OFF, ON
Pan L
Pan R
R out
Parameter
Waarde
Omschrijving
Drive #
0–127
Tone #
0–127
Amp Sw
Amp Type
OFF, ON
SMALL,
BUILT-IN,
2-STACK,
3-STACK
Mate van vervorming
Verandert tevens het volume
Geluidskwaliteit van het Overdrive
effect.
Zet de Amp Simulator aan/uit.
Type gitaarversterker
SMALL: kleine versterker
BUILT-IN: enkele versterker
2-STACK: grote double stack versterker
3-STACK: grote triple stack versterker
Gain van de lage reeks
Gain van de hoge reeks
Stereo locatie van het uitvoer geluid
Uitgangsniveau
-15– +15 dB
-15– +15 dB
L64–63R
0–127
38: VS DISTORTION
Dit is een distortion effect dat een zware vervorming produceert. De
parameters zijn hetzelfde als die van ’37: VS OVERDRIVE’.
Speaker Sw
OFF, ON
Speaker Type
Mic Setting
(Zie tabel hieronder.)
1, 2, 3
Mic Level
Direct Level
Pan #
Level #
0–127
0–127
L64–63R
0–127
Volume en hoeveelheid vervorming van de versterker
Volume van de gehele voorversterker
Hoeveelheid vervorming van
de voorversterker
Klank van de lage/midden/
hoge frequentiereeks
* Middle kan niet ingesteld
worden als ‘Match Drive’
als het Pre Amp Type is geselecteerd.
Klank van de ultra hoge frequentiereeks.
Als dit op ‘ON’ wordt ingesteld, wordt een scherper en
helderder geluid geproduceerd.
* Deze parameters is van toepassing op de ‘JC-120’,
‘Clean Twin’, en ‘BG Lead’
Pre Amp types.
Bepaalt of het signaal door de
luidspreker gaat (ON) of niet
(OFF).
Type luidspreker
Past de locatie van de microfoon aan, die het geluid van de
luidspreker vastlegt.
Dit kan in drie stappen worden bijgesteld, van 1 tot 3,
waarbij de microfoon meer
afstand krijgt naarmate de
waarde toeneemt.
Volume van de microfoon
Volume van het directe geluid
Stereo locatie van de uitvoer
Uitgangsniveau
Specificaties van elk luidsprekertype
De luidspreker kolom geeft de diameter van elke luidspreker eenheid aan (in inches), en het aantal eenheden.
Type
Behuizing
Luidspreker
Microfoon
SMALL 1
Kleine behuizing met open
achterzijde
Kleine behuizing met open
achterzijde
Behuizing met open achterzijde
10
dynamisch
10
dynamisch
12 x 1
dynamisch
SMALL 2
MIDDLE
172
0–127
L out
Overdrive
Low Gain
High Gain
Pan #
Level
R out
Parameter
Pre Amp
Presence
L in
Speaker
R in
37: VS OVERDRIVE
fig.MFX-37
L out
Pan L
Effectenlijst
Type
Behuizing
BUILT-IN 1
BUILT-IN 2
BUILT-IN 3
12 x 2
dynamisch
12 x 2
dynamisch
12 x 2
condensator
12 x 2
condensator
12 x 2
condensator
12 x 2
condensator
12 x 2
12 x 2
12 x 4
12 x 4
12 x 4
condensator
condensator
condensator
condensator
condensator
Grote double stack
Grote triple stack
12 x 4
12 x 4
condensator
condensator
L in
Gate
L out
R in
Gate
R out
Waarde
Omschrijving
Threshold #
0–127
Mode
GATE,
DUCK
Attack
0–127
40: COMPRESSOR
Hold
0–127
Trekt hoge niveaus recht en duwt lage niveaus omhoog, waardoor
fluctuaties in volume worden gladgestreken.
Release
0–127
Balance #
D100:0W–
D0:100W
0–127
Volumeniveau waarop de poort begint te
sluiten.
Poort type
GATE: de poort sluit wanneer het
volume van het originele geluid
afneemt, en het originele geluid wordt
afgekapt.
DUCK (ducking) de poort zal sluiten
als het volume van het originele geluid
toeneemt, en het originele geluid wordt
afgekapt.
Past de tijd aan die in beslag wordt genomen voordat de poort volledig geopend
is, nadat deze is getriggerd.
Past de tijd aan waarbinnen de poort
begint te sluiten, nadat het brongeluid tot
onder de Threshold daalt.
Past de tijd aan waarbinnen de poort volledig sluit na de Hold Time.
Volumebalans tussen het directe geluid
(D) en het effectgeluid (W).
Uitgangsniveau
BUILT-IN 5
BG STACK 1
BG STACK 2
MS STACK 1
MS STACK 2
METAL
STACK
2-STACK
3-STACK
fig.MFX-40
L in
Compressor
2-Band EQ
L out
Level
R in
Compressor
2-Band EQ
R out
43: DELAY
Dit is een stereo delay.
Omschrijving
Attack #
0–127
Threshold #
0–127
Post Gain
Low Gain
High Gain
Level #
0– +18 dB
-15– +15 dB
-15– +15 dB
0–127
Stelt de snelheid waarop compressie
begint in
Past het volume waarop compressie
begint aan
Past de uitvoer gain aan
Gain van de lage frequentiereeks
Gain van de hoge frequentiereeks
Uitgangsniveau
Als Feedback Mode NORMAL is:
fig.MFX-43a
Balance D
L in
Delay
Balance W
2-Band EQ
L out
R in
Balance D
2-Band EQ
R out
Waarde
Omschrijving
Release #
0–127
Past de tijd aan nadat het signaalvolume
tot onder het Threshold Level daalt, totdat compressie niet langer wordt toegepast
Past het volume waarop compressie
begint aan
Compressie ratio
Threshold #
Ratio
1.5:1, 2:1, 4:1,
100:1
0– +18 dB
-15– +15 dB
-15– +15 dB
0–127
Past de uitvoer gain aan
Gain van de lage frequentiereeks
Gain van de hoge frequentiereeks
Uitgangsniveau
42: GATE
Delay
Balance W
Feedback
Feedback
Balance W
Delay
R in
Balance D
2-Band
EQ
R out
Parameter
Waarde
Omschrijving
Delay Left
Delay Right
Phase Left
Phase Right
Feedback
Mode
0–1300 ms,
note
NORMAL,
INVERSE
NORMAL,
CROSS
Past de tijd totdat het delaygeluid hoorbaar is aan.
Fase van het delay geluid
Selecteert de manier waarop het delaygeluid naar het effect wordt teruggevoerd.
(Zie de figuren hierboven).
Kapt de delay van reverb af, volgens het volume van het geluid dat
naar het effect wordt gestuurd. Gebruik dit als u een kunstmatig
173
Appendix
Post Gain
Low Gain
High Gain
Level #
0–127
L out
Menu/systeem
Parameter
2-Band
EQ
fig.MFX-43b
Balance D
Limiter
R out
Als Feedback Mode CROSS is:
L in
R in
2-Band
EQ
Sampler
Limiter
Balance W
Delay
fig.MFX-41
L out
Feedback
Feedback
41: LIMITER
Comprimeert signalen die een gespecificeerd volume overschrijden,
waardoor vervorming voorkomen wordt.
2-Band
EQ
Sequencer
Waarde
Pad
Parameter
L in
Geluid3
Parameter
BUILT-IN 4
Geluid2
Behuizing met open achterzijde
Behuizing met open achterzijde
Behuizing met open achterzijde
Behuizing met open achterzijde
Behuizing met open achterzijde
Behuizing met open achterzijde
Gesloten behuizing
Grote gesloten behuizing
Grote gesloten behuizing
Grote gesloten behuizing
Grote double stack
klinkende afname in de decay van de reverb wilt creëren.
fig.MFX-42
Geluid1
Microfoon
Overzicht
JC-120
Luidspreker
Effectenlijst
Parameter
Waarde
Omschrijving
Feedback #
-98– +98 %
Past de hoeveelheid van het delaygeluid
dat naar het effect wordt teruggevoerd
aan. Negatieve instellingen (-) keren de
fase om.
Past de frequentie aan waarboven
geluid, dat naar het effect wordt teruggevoerd, wordt uitgefilterd. Als u geen
hoge frequenties wilt uitfilteren zet u
deze parameter op BYPASS.
Gain van de lage frequentiereeks.
Gain van de hoge frequentiereeks.
Volumebalans tussen het directe geluid
(D) en het delaygeluid (W).
Uitgangsniveau
HF Damp
Low Gain
High Gain
Balance #
Level
200–8000 Hz,
BYPASS
-15– +15 dB
-15– +15 dB
D100:0W–
D0:100W
0–127
44: LONG DELAY
Parameter
Range
Omschrijving
Delay1 Time
0–1300 ms, note
Delay1
Feedback #
-98– +98%
Delay1 HF
Damp
200–8000 Hz,
BYPASS
Delay2 Time
0–1300 ms, note
Delay2
Feedback #
-98– +98%
Delay2 HF
Damp
200–8000 Hz,
BYPASS
Pan #
Low Gain
L64–63R
-15– +15 dB
High Gain
-15– +15 dB
Balance #
D100:0W–D0:100W
Level
0–127
Delaytijd vanaf het moment
dat geluid op delay 1 wordt
ingevoerd, totdat het delaygeluid hoorbaar is.
Proportie van het delaygeluid
dat naar de invoer van delay 1
wordt teruggevoerd (negatieve waarde keren de fase
om).
Frequentie waarop de hoge
frequentie-inhoud van het
vertraagde geluid van delay 1
wordt afgekapt (BYPASS:
geen afkapping).
Delaytijd vanaf het moment
waarop geluid op delay 2
wordt ingevoerd, totdat het
delaygeluid hoorbaar is.
Proportie van het delaygeluid
dat naar de invoer van delay 2
wordt teruggevoerd (negatieve waarde keren de fase
om).
Frequentie waarop de hoge
frequentie-inhoud van het
vertraagde geluid van delay 2
wordt afgekapt (BYPASS:
geen afkapping).
Panning van het delaygeluid.
Hoeveelheid boost/cut voor
de lage frequentiereeks.
Hoeveelheid boost/cut voor
de hoge frequentiereeks
Volumebalans van het directe
geluid (D) en het delaygeluid
(W).
Uitgangsniveau
Een delay die een lang delaytijd biedt.
fig.MFX-44
2-Band
EQ
L in
L out
Pan L
Long Delay
Pan R
Feedback
2-Band
EQ
R in
R out
Parameter
Range
Omschrijving
Delay Time
0–2600 ms, note
Delaytijd vanaf het moment
dat het originele geluid hoorbaar is, totdat het delaygeluid
te horen is.
Fase van de delay (NORMAL:
niet omgekeerd, INVERT:
omgekeerd)
Proportie van het delaygeluid
dat naar de invoer wordt
teruggevoerd (negatieve
waardes keren de fase om).
Frequentie waarop de hoge
frequentie inhoud van de vertraagde geluiden afgekapt
zullen worden (BYPASS: geen
afkapping)
Panning van het delaygeluid.
Hoeveelheid boost/cut van
de lage frequentiereeks
Hoeveelheid boost/cut van
de hoge frequentiereeks
Volumebalans tussen het
directe geluid (D) en het
delaygeluid (W)
Uitgangsniveau
Phase
Feedback #
HF Damp
NORMAL, INVERSE
-98– +98%
200–8000 Hz,
BYPASS
Pan #
Low Gain
L64–63R
-15– +15 dB
High Gain
-15– +15 dB
Balance #
D100:0W–D0:100W
Level
0–127
46: MODULATION DELAY
Voegt modulatie aan het vertraagde geluid toe.
Als Feedback Mode NORMAL is:
fig.MFX-46a
Balance D
L in
Delay
Modulation
Balance W
Modulation
Balance W
Delay
Balance D
Deze delay schakelt twee delay eenheden in serie. Feedback kan
onafhankelijk op elke delay eenheid worden toegepast, zodat
gecompliceerde delay geluiden geproduceerd kunnen worden.
Balance D
L in
Delay
R in
174
Feedback 1
Feedback 2
Delay
Pan R
R out
2-Band
EQ
L out
Modulation
Balance W
Modulation
Balance W
Feedback
Feedback
Pan L
Delay 2
R out
fig.MFX-46b
L out
Delay 1
2-Band
EQ
Als Feedback Mode CROSS is:
fig.MFX-45
L in
L out
Feedback
Feedback
R in
45: SERIAL DELAY
2-Band
EQ
R in
Balance D
2-Band
EQ
R out
Parameter
Waarde
Omschrijving
Delay Left
Delay Right
0–1300 ms,
note
Past de tijd totdat het delaygeluid hoorbaar is aan.
Effectenlijst
fig.MFX-48b
Omschrijving
Feedback
Mode
NORMAL,
CROSS
Feedback #
-98– +98 %
HF Damp
200–8000 Hz,
BYPASS
Selecteert de manier waarop delaygeluid
in het effect wordt teruggevoerd (zie de
bovenstaande figuren)
Past de hoeveelheid delaygeluid dat in
het effect wordt teruggevoerd aan. Negatieve instellingen (-) keren de fase om.
Past de frequentie waarboven geluid dat
naar het effect wordt teruggevoerd uitgefilterd wordt. Als u geen hoge frequenties wilt uitfilteren, stelt u deze parameter op BYPASS in.
Modulatiefrequentie
2
Stereo locatie van elke delay.
3
4
1
R
L
Waarde
Omschrijving
Delay 1–4
Time
Delay 1 Feedback #
0–2600 ms,
note
-98– +98 %
HF Damp
200–8000 Hz,
BYPASS
0–127
47: 3TAP PAN DELAY
Delay 1–4
Level
Low Gain
High Gain
Balance #
Past de tijd totdat het delaygeluid hoorbaar is aan.
Past de hoeveelheid van het delaygeluid dat naar het effect wordt teruggevoerd aan. Negatieve instellingen (-)
keren de fase om.
Past de frequentie aan waarboven
geluid, dat naar het effect wordt teruggevoerd, wordt uitgefilterd. Als u geen
hoge frequenties wilt uitfilteren zet u
deze parameter op BYPASS.
Volume van elke delay.
Produceert drie delay geluiden: midden, links, en rechts.
Level
-15– +15 dB
-15– +15 dB
D100:0W–
D0:100W
0–127
Gain van de lage frequentiereeks
Gain van de hoge frequentiereeks.
Volumebalans tussen het directe geluid
(D) en het delaygeluid (W)
Uitgangsniveau
Rate #
0.05–10.00 Hz,
note
0–127
0-180 deg
-15– +15 dB
-15– +15 dB
D100:0W–
D0:100W
0–127
Depth
Phase
Low Gain
High Gain
Balance #
Level
Modulatiediepte
Ruimtelijke spreiding van het geluid
Gain van de lage frequentiereeks
Gain van de hoge frequentiereeks
Volumebalans tussen het directe geluid
(D) en het delaygeluid (W)
Uitgangsniveau
Geluid2
Parameter
Geluid1
Waarde
Overzicht
Parameter
fig.MFX-47
Balance D
Feedback
L out
49: MULTI TAP DELAY
Dit effect voorziet in vier delays. Elke Delay Time parameter kan
ingesteld worden op een nootlengte, gebaseerd op het geselecteerde
tempo. De panning en het niveau van elk delay geluid kunnen
Balance W
Left Tap
Triple Tap Delay
2-Band
EQ
Center Tap
tevens worden ingesteld.
Balance W
Right Tap
R in
2-Band
EQ
fig.MFX-49
Balance D
R out
L in
Feed
back
0–127
Past de tijd totdat het delaygeluid hoorbaar is aan.
Past de hoeveelheid van het delaygeluid dat naar het effect wordt teruggevoerd aan. Negatieve instellingen (-)
keren de fase om.
Past de frequentie aan waarboven
geluid, dat naar het effect wordt teruggevoerd, wordt uitgefilterd. Als u geen
hoge frequenties wilt uitfilteren zet u
deze parameter op BYPASS.
Volume van elke delay.
-15– +15 dB
-15– +15 dB
D100:0W–
D0:100W
0–127
Gain van de lage frequentiereeks
Gain van de hoge frequentiereeks.
Volumebalans tussen het directe geluid
(D) en het delaygeluid (W)
Uitgangsniveau
Left/Right/
Center Level
Low Gain
High Gain
Balance #
Level
48: 4TAP PAN DELAY
fig.MFX-48a
Balance D
L in
L out
Delay 1
Delay 2
R in
Balance D
Delay 2
2-Band
EQ
R out
Parameter
Waarde
Omschrijving
Delay 1–4
Time
Delay 1 Feedback #
0–2600 ms,
note
-98– +98 %
HF Damp
200–8000 Hz,
BYPASS
Delay 1–4
Pan
Delay 1–4
Level
Low Gain
High Gain
Balance #
L64–63R
Past de tijd totdat Delays 1-4 hoorbaar
zijn aan.
Past de hoeveelheid van het delaygeluid dat naar het effect wordt teruggevoerd aan. Negatieve instellingen (-)
keren de fase om.
Past de frequentie aan waarboven
geluid, dat naar het effect wordt teruggevoerd, wordt uitgefilterd. Als u geen
hoge frequenties wilt uitfilteren zet u
deze parameter op BYPASS.
Stereo locatie van Delays 1-4
0–127
Uitgangsniveau van Delays 1-4
-15– +15 dB
-15– +15 dB
D100:0W–
D0:100W
0–127
Gain van de lage frequentiereeks
Gain van de hoge frequentiereeks.
Volumebalans tussen het directe geluid
(D) en het effectgeluid (W)
Uitgangsniveau
Balance W
Feedback
Balance W
Delay 4
Level
50: REVERSE DELAY
Delay 3
Balance W
Delay 4
R in
R out
Balance D
Dit is een omgekeerde delay die een omgekeerd en vertraagd geluid
aan het invoergeluid toevoegt. Een tap delay is direct na de reverse
(omgekeerde) delay aangesloten.
175
Appendix
Quadruple Tap Delay
Menu/systeem
Dit effect heeft vier delays.
Multi Tap Delay
Sampler
Omschrijving
0–2600 ms,
note
-98– +98 %
L out
Sequencer
Waarde
Delay Left/
Right/Center
Center
Feedback #
2-Band
EQ
Balance W
Delay 3
Parameter
200–8000 Hz,
BYPASS
Delay 1
Pad
Balance D
HF Damp
Geluid3
L in
Effectenlijst
fig.MFX-50
L in
Feedback
Rev
2-Band
EQ
L out
2-Band
EQ
R out
Parameter
Waarde
Omschrijving
Shuffle
Rate #
0–100 %
Acceleration
0–15
Feedback #
-98– +98 %
HF Damp
200–8000 Hz,
BYPASS
Pan A/B
Level A/B
Low Gain
High Gain
Balance #
0–127
0–127
-15– +15 dB
-15– +15 dB
D100:0W–
D0:100W
0–127
Past de ratio (als een percentage) van de
tijd aan, die verstrijkt voordat Delay B
klinkt, relatief aan de tijd die verstrijkt
voordat Delay A klinkt.
Als dit op 100% staat, zijn de delay tijden hetzelfde.
Past de tijd aan waarbinnen de Delay
Time van de huidige instelling in zijn
gespecificeerde nieuwe instelling verandert.
Past de hoeveelheid van de delay die
naar het effect wordt teruggevoerd aan.
Negatieve (-) instellingen keren de fase
om.
Past de frequentie aan waarboven
geluid, dat naar het effect wordt teruggevoerd, wordt uitgefilterd. Als u geen
hoge frequenties wilt uitfilteren, zet u
deze parameter op BYPASS.
Stereo locatie van Delay A / B.
Volume van Delay A / B
Gain van de lage frequentiereeks
Gain van de hoge frequentiereeks
Volumebalans tussen het directe geluid
(W) en het effectgeluid (W).
Uitgangsniveau
D1
Rev. Delay
Delay
D2
D3
R in
Parameter
Range
Omschrijving
Threshold
0–127
Rev Delay Time
0–1300 ms, note
Rev Delay
Feedback #
-98– +98%
Rev Delay HF
Damp
200–8000 Hz,
BYPASS
Rev Delay Pan
L64–63R
Rev Delay
Level
Delay 1 – 3
Time
0–127
Volume waarop de omgekeerde delay toegepast begint
te worden.
Delaytijd vanaf het moment
dat geluid op de omgekeerde
delay wordt ingevoerd, totdat
het delaygeluid hoorbaar is.
Proportie van het delaygeluid
dat naar de invoer van de
omgekeerde delay wordt
teruggevoerd (negatieve
waarde keren de fase om).
Frequentie waarop de hoge
frequentie-inhoud van het
omgekeerde vertraagde
geluid wordt afgekapt
(BYPASS: geen afkapping).
Panning van het omgekeerde
delaygeluid.
Volume van het omgekeerde
delaygeluid.
Delaytijd vanaf het moment
dat geluid op de tap delay
wordt ingevoerd, totdat het
delaygeluid hoorbaar is.
Proportie van het delaygeluid
dat naar de invoer van het tap
delaygeluid wordt teruggevoerd (negatieve waarde
keren de fase om).
Frequentie waarop de lage
frequentie-inhoud van het tap
delaygeluid wordt afgekapt
(BYPASS: geen afkapping).
Panning van het tap delaygeluid.
Volume van het tap delaygeluid.
Hoeveelheid boost/cut voor
de lage frequentiereeks.
Hoeveelheid boost/cut voor
de hoge frequentiereeks
Volumebalans van het directe
geluid (D) en het delaygeluid
(W).
Uitgangsniveau
0–1300 ms, note
Delay 3 Feedback #
-98– +98%
Delay HF
Damp
200–8000 Hz, BYPASS
Delay 1 Pan’,
‘Delay 2 Pan
Delay 1 Level’,
‘Delay 2 Level
Low Gain
L64–63R
High Gain
-15– +15 dB
Balance #
D100:0W–D0:100W
Level
0–127
0–127
-15– +15 dB
Level
52: 3D DELAY
Dit pas een 3D effect op het delaygeluid toe. Het delaygeluid wordt
op 90 graden links en 90 graden rechts geplaatst.
fig.MFX-52
L
Level
fig.MFX-51
L in
Feedback
Delay A
A
Delay B
B
2-Band
EQ
L out
2-Band
EQ
R out
Parameter
Waarde
Omschrijving
Delay Time #
0–2600 ms,
note
Past de tijd totdat het delaygeluid hoorbaar is aan.
176
2-Band
EQ
R out
3D Delay C
Feedback
3D Delay R
R
Parameter
Waarde
Omschrijving
Delay Left
Delay Right
Delay Center
Center
Feedback #
0–2600 ms, note
HF Damp
200–8000 Hz, BYPASS
Left Level
Right Level
Center Level
Output Mode
0–127
Past de delaytijd vanaf het
directe geluid totdat het
delaygeluid hoorbaar is aan.
Past de proporties van het
delaygeluid dat naar het effect
wordt teruggevoerd aan.
Negatieve instellingen (-)
keren de fase om.
Past de frequentie aan waarboven geluid, dat naar het
effect wordt teruggevoerd,
wordt uitgefilterd. Als u geen
hoge frequenties wilt uitfilteren zet u deze parameter op
BYPASS.
Uitgangsniveau van het
delaygeluid.
Low Gain
High Gain
Balance #
-15– +15 dB
-15– +15 dB
D100:0W–D0:100W
Level
0–127
-98– +98 %
SPEAKER, PHONES
Delay
R in
L out
3D Delay L
51: SHUFFLE DELAY
Voegt een shuffle aan het delaygeluid toe, waardoor het geluid een
springerig delay effect met een swing gevoel krijgt.
2-Band
EQ
Past de methode aan die
gebruikt wordt om geluid dat
naar de OUTPUT jacks wort
gestuurd te beluisteren. Het
optimale 3D effect wordt
bereikt als SPEAKER geselecteerd wordt wanneer luidsprekers worden gebruikt of
PHONES wanneer een koptelefoon wordt gebruikt.
Gain van de lage reeks
Gain van de hoge reeks
Volumebalans tussen het
directe geluid (W) en het
effectgeluid (W).
Uitgangsniveau
Effectenlijst
53: TIME CTRL DELAY
den.
fig.MFX-53
Waarde
Omschrijving
Low Gain
High Gain
Balance #
-15– +15 dB
-15– +15 dB
D100:0W–
D0:100W
0–127
Gain van de lage frequentiereeks
Gain van de hoge frequentiereeks
Volumebalans tussen het directe geluid
(W) en het delaygeluid (W).
Uitgangsniveau
Level
L in
2-Band EQ
Time Ctrl Delay
L out
55: TAPE ECHO
Pan L
Dit simuleert de band echo sectie van een Roland RE-201 Space
Echo.
Pan R
R in
fig.MFX-55
2-Band EQ
R out
L in
L out
Geluid1
Een virtuele echo die een realistisch band delay geluid produceert.
Feedback
Feedback
Time Ctrl Delay
Overzicht
Een stereo delay waarin de delaytijd vloeiend gevarieerd kan wor-
Parameter
Direct Level
Echo Level
Tape Echo
Acceleration
0–15
Feedback #
-98– +98 %
HF Damp
200–8000 Hz,
BYPASS
Past de tijd totdat het delay
geluid hoorbaar is aan.
Past de tijd aan waarbinnen de
Delay Time van de huidige
instelling in zijn gespecificeerde
nieuwe instelling verandert.
Past de hoeveelheid van de delay
die naar het effect wordt teruggevoerd aan. Negatieve (-) instellingen keren de fase om.
Past de frequentie aan waarboven geluid, dat naar het effect
wordt teruggevoerd, wordt uitgefilterd. Als u geen hoge frequenties wilt uitfilteren, zet u
deze parameter op BYPASS.
Gain van de lage frequentiereeks
Gain van de hoge frequentiereeks
Volumebalans tussen het directe
geluid (W) en het delaygeluid
(W).
Uitgangsniveau
Low Gain
High Gain
-15– +15 dB
-15– +15 dB
Balance #
D100:0W–D0:100W
Level
0–127
Echo Level
R in
R out
Direct Level
Omschrijving
S, M, L,
S+M, S+L,
M+L,
S+M+L
Repeat Rate #
0–127
Intensity #
Bass
0–127
-15– +15 dB
Treble
-15– +15 dB
Head S Pan
Head M Pan
Head L Pan
Tape Distortion
L64–63R
Combinatie van afspeelkoppen die
gebruikt worden
Selecteer uit drie verschillende koppen
met verschillende delay tijden.
S: kort M: middel L: lang
Band snelheid
Het verhogen van deze waarde verkort
de onderlinge afstand tussen de vertraagde geluiden.
Aantal delay herhalingen
Boost/cut van de lage reeks van het echo
geluid
Boost/cut van de hoge reeks van het echo
geluid
Onafhankelijke panning van de korte,
midden, en lange afspeelkoppen.
Wow/Flutter
Rate
0–127
Wow/Flutter
Depth
Echo Level #
Direct Level #
Level
0–127
Hoeveelheid band-afhankelijke vervorming die toegevoegd wordt.
Dit simuleert de lichte tonale veranderingen die met signaalanalyse apparatuur gedetecteerd kunnen worden.
Door het toenemen van deze waarde zal
de vervorming toenemen.
Snelheid van wow/flutter (complexe
variatie in toonhoogte veroorzaakt door
band slijtage en onregelmatige rotatie).
Diepte van wow/flutter
0–127
0–127
0–127
Volume van het echo geluid
Volume van het originele geluid
Uitgangsniveau
0–5
54: LONG TIME CTRL DELAY
Een delay waarin de delaytijd vloeiende gevarieerd kan worden, en
een langere delay geproduceerd kan worden.
fig.MFX-54
L in
2-Band
EQ
Balance D
L out
Balance W
Time Control Delay
Balance W
Feedback
R in
Balance D
2-Band
EQ
Sampler
Waarde
Mode
R out
56: LOFI NOISE
Omschrijving
Delay Time #
0–2600 ms,
note
0–15
Past de tijd totdat het delaygeluid hoorbaar is aan.
Past de tijd aan waarbinnen de Delay
Time van de huidige instelling in zijn
gespecificeerde nieuwe instelling verandert.
De snelheid in verandering voor de
Delay Time is direct van invloed op de
snelheid van toonhoogte verandering.
Past de hoeveelheid van de delay die
naar het effect wordt teruggevoerd aan.
Negatieve (-) instellingen keren de fase
om.
Past de frequentie aan waarboven
geluid, dat naar het effect wordt teruggevoerd, wordt uitgefilterd. Als u geen
hoge frequenties wilt uitfilteren, zet u
deze parameter op BYPASS.
Stereo locatie van de delay
Acceleration
Feedback #
-98– +98 %
HF Damp
200–8000 Hz,
BYPASS
Pan #
L64–63R
Naast een lo-fi effect voegt dit effect verscheidene types ruis toe,
zoals witte ruis en disk ruis.
fig.MFX-56
L in
2-Band
EQ
L out
2-Band
EQ
R out
Lo-Fi
Noise Gen.
Lo-Fi
R in
177
Appendix
Waarde
Menu/systeem
Parameter
Sequencer
Parameter
Pad
Omschrijving
0–1300 ms, note
Geluid3
Waarde
Delay Time #
Geluid2
Parameter
Effectenlijst
58: LOFI RADIO
Parameter
Waarde
Omschrijving
LoFi Type
1–9
Degradeert de geluidskwaliteit. De
geluidskwaliteit wordt minder als deze
waarde wordt verhoogd.
Type filter
OFF: er wordt geen filter gebruikt
LPF: kapt de frequentiereeks boven de
Cutoff af
HPF: kapt de frequentiereeks onder de
Cutoff af.
Middenfrequentie van het filter.
Post Filter
Type
OFF, LPF,
HPF
Post Filter
Cutoff
W/P Noise
Type
W/P Noise
LPF
200–8000 Hz
W/P Noise
Level #
Disc Noise
Type
0–127
Disc Noise
LPF
200–8000 Hz,
BYPASS
Disc Noise
Level #
Hum Noise
Type
Hum Noise
LPF
0–127
Type record ruis
De frequentie waarop de ruis hoorbaar
is hangt af van het geselecteerde type.
Past de cutoff frequentie van het laagpas
filter dat op de record ruis wordt toegepast aan. Als u hoge frequenties niet wilt
uitfilteren stelt u deze parameter op
BYPASS in.
Volume van de record ruis.
50 Hz, 60 Hz
Frequentie van de hum ruis.
200–8000 Hz,
BYPASS
Hum Noise
Level #
Low Gain
High Gain
Balance #
0–127
Middenfrequentie van het laagpas filter
dat op de hum ruis wordt toegepast
(BYPASS: geen afkapping)
Volume van de hum ruis.
-15– +15 dB
-15– +15 dB
D100:0W–
D0:100W
0–127
Gain van de lage reeks
Gain van de hoge reeks
Volumebalans tussen het directe geluid
(D) en het effectgeluid (W)
Uitgangsniveau
Level
WHITE,
PINK
200–8000 Hz,
BYPASS
LP, EP, SP,
RND
Naast een Lo-Fi effect genereert dit effect ook radio ruis.
fig.MFX-58
L in
L out
2-Band
EQ
R out
Lo-Fi
Radio
Lo-Fi
Schakelt tussen witte ruis en roze ruis.
Middenfrequentie van het laagpas filter
dat op witte/roze ruis wordt toegepast
(BYPASS: geen afkapping)
Volume van de witte/roze ruis.
2-Band
EQ
R in
Parameter
Waarde
Omschrijving
LoFi Type
1–9
Post Filter
Type
OFF, LPF,
HPF
Post Filter
Cutoff
Radio
Detune #
200–8000 Hz
Verlaagt de geluidskwaliteit. De geluidskwaliteit wordt minder naarmate deze
waarde toeneemt.
Type filter
OFF: geen filter wordt gebruikt
LPF: kapt de frequentiereeks boven de
Cutoff af
HPF: kapt de frequentiereeks onder de
Cutoff af
Basisfrequentie van het Post Filter
Radio Noise
Level #
Balance #
0–127
Simuleert het geluid van afstemming van
een radio. Hoe hoger deze waarde, hoe
meer de afstemming afwijkt.
Volume van de radio ruis.
D100:0W–
D0:100W
0–127
Volumebalans tussen het directe geluid
(D) en het effectgeluid (W)
Uitgangsniveau
Level
0–127
59: TELEPHONE
fig.MFX-59
57: LOFI COMPRESS
L in
Telephone
L out
Dit is een effect dat de geluidskwaliteit opzettelijk degradeert, voor
creatieve doeleinden.
R in
Telephone
R out
fig.MFX-57
L in
R in
Compressor
Compressor
Lo-Fi
2-Band
EQ
Lo-Fi
2-Band
EQ
L out
Waarde
Omschrijving
Pre Filter
Type
1–6
LoFi Type
1–9
Post Filter
Type
OFF, LPF,
HPF
200–8000 Hz
Selecteert het type filter dat op het geluid
wordt toegepast voordat het door het LoFi effect gaat.
Degradeert de geluidskwaliteit. De
geluidskwaliteit neemt af als deze
waarde toeneemt.
Type filter
OFF: er wordt geen filter gebruikt
LPF: kapt de frequentiereeks boven de
Cutoff af
HPF: kapt de frequentiereeks onder de
Cutoff af.
Basis frequentie van het Post filter.
-15– +15 dB
-15– +15 dB
D100:0W–
D0:100W
0–127
Gain van de lage reeks
Gain van de hoge reeks
Volumebalans tussen het directe geluid
(D) en het effectgeluid (W)
Uitgangsniveau
Level #
178
Waarde
Omschrijving
Voice
Quality #
Treble
Balance #
0–15
Geluidskwaliteit van de telefoonstem.
-15– +15 dB
D100:0–
D0:100W
0–127
Bandbreedte van de telefoonstem.
Volumebalans tussen het directe geluid
(D) en het effectgeluid (W)
Uitgangsniveau
R out
Parameter
Post Filter
Cutoff
Low Gain
High Gain
Balance #
Parameter
Level
60: PHONOGRAPH
Simuleert een geluid dat op een analoge langspeelplaat is opgenomen en op een platenspeler wordt afgespeeld. Dit effect simuleert
ook de verscheidene types ruis die kenmerkend voor een langspeelplaat zijn, en zelfs de onregelmatigheden in rotatie van een oude
draaitafel.
fig.MFX-60
Balance D
L in
L out
Phonograph
Balance W
Phonograph
Balance W
R in
R out
Balance D
Effectenlijst
fig.MFX-62
Waarde
Omschrijving
Signal
Distortion
Frequency
Range
0–127
Diepte van vervorming
0–127
Diepte van lange cyclus rotatie onregelmatigheid.
Diepte van korte cyclus rotatie onregelmatigheid.
Diepte van oneindige cyclus rotatie onregelmatigheid.
Diepte van algehele rotatie onregelmatigheid.
Volumebalans tussen het directe geluid
(D) en het effectgeluid (W)
Uitgangsniveau
Flutter
0–127
Random
0–127
Total Wow/
Flutter #
Balance #
0–127
0–127
D100:0W–
D0:100W
0–127
61: PITCH SHIFTER
(Feedback Pitch Shifter)
Een stereo Pitch shifter.
L in
L out
2-Band EQ
R out
Pitch Shifter
R in
R out
Balance D
Parameter
Waarde
Omschrijving
Pitch 1:
Coarse #1
-24-+12 semi
Pitch 1:Fine #1
-100-+100 cent
Pitch 1:Delay
0–1300 ms, note
Pitch 1:Feedback #
-98– +98 %
Pitch 1:Pan #
L64-63R
Pitch 1:Level
0–127
Pitch 2:
Coarse #2
Pitch 2:Fine #2
Pitch 2:Delay
Pitch 2:Feedback #
Pitch 2:Pan #
Pitch 2:Level
Low Gain
High Gain
Level Balance
-24-+12 semi
Past de toonhoogte van Pitch
Shift 1 in stappen van halve
tonen aan.
Past de toonhoogte van Pitch
Shift 1 in stappen van 2 cent aan.
Past de delay tijd vanaf het
directe geluid totdat het Pitch
Shift 1 geluid hoorbaar is aan.
Past de proportie van het in
toonhoogte verschoven geluid
dat naar het effect wordt teruggevoerd aan. Negatieve (-) instellingen keren de fase om.
Stereo locatie van het Pitch Shift
1 geluid.
Volume van het Pitch Shift 1
geluid.
Instellingen van het Pitch Shift 2
geluid.
De parameters zijn hetzelfde als
die van het Pitch Shift 1 geluid.
Balance
D100:0W-D0:100W
Level
0-127
-100-+100 cent
0–1300 ms, note
-98– +98 %
L64-63R
0–127
-15– +15 dB
-15– +15 dB
A100:0B-A0:100B
Pitch Shifter
R in
Omschrijving
Coarse #1
-24– +12 semi
Fine #1
-100– +100 cent
Delay Time
0–1300 ms, note
Past de toonhoogte van het in
toonhoogte verschoven geluid in
stappen van halve tonen aan.
Past de toonhoogte van het in
toonhoogte verschoven geluid in
stappen van 2 cent aan.
Past de delay tijd vanaf het
directe geluid totdat het in toonhoogte verschoven geluid hoorbaar is aan.
Past de proportie van het in
toonhoogte verschoven geluid
dat naar het effect wordt teruggevoerd aan. Negatieve (-) instellingen keren de fase om.
Gain van de lage reeks
Gain van de hoge reeks
Volumebalans tussen het directe
geluid (D) en het in toonhoogte
verschoven geluid (W).
Uitgangsniveau
Feedback #
Low Gain
High Gain
Balance #
-98– +98 %
-15– +15 dB
-15– +15 dB
D100:0W–D0:100W
63: STEP PITCH SHIFTER
Een Pitch shifter, waarin de hoeveelheid Pitch shift door een 16-staps
sequens wordt afgewisseld.
fig.MFX-63
L in
2-Band
EQ
L out
2-Band
EQ
R out
Step Pitch Shifter
Step Pitch Shifter
R in
Range
Omschrijving
Step 01–16
-24– +12 semi
Rate #
0.05–10.00 Hz, note
62: 2VOICE PITCH SHIFTER
Attack #
0–127
Verschuift de toonhoogte van het originele geluid. Deze 2-stemmige
Pitch shifter heeft twee Pitch shifters, en kan twee in toonhoogte verschoven geluiden aan het originele geluid toevoegen.
Gate tijd #
0–127
Hoeveelheid Pitch shift op
elke stap (eenheden van halve
tonen).
Snelheid waarop de 16-staps
sequens zal rondgaan.
Snelheid waarmee de hoeveelheid Pitch shift verandert
tussen stappen.
Tijdsduur van het in toonhoogte verschoven geluid op
elke stap.
Level
0–127
179
Appendix
Parameter
Menu/systeem
Waarde
Gain van de lage reeks.
Gain van de hoge reeks
Volumebalans tussen de Pitch
Shift 1 en Pitch Shift 2 geluiden.
Volumebalans tussen het directe
geluid (D) en het in toonhoogte
verschoven geluid (W).
Uitgangsniveau
Sampler
Parameter
Balance W
Pan 2 R
Sequencer
2-Band EQ
Level 1
Pad
fig.MFX-61
Pan 1 R
Pan 2 L
Geluid3
Volume van algehele ruis.
0–127
Balance W
Geluid2
0–127
Scratch Noise
Level
Dust Noise
Level
Hiss Noise
Level
Total Noise
Level #
Wow
2Voice Pitch Shifter
Pan 1 L
Geluid1
0–127
LP, EP, SP
L out
Level 1
Frequentie respons van het afspeelsysteem
Een afname van deze waarde produceert de indruk van een oud systeem
met een matige frequentie respons.
Rotatiesnelheid van de draaitafel.
Dit is van invloed op de frequentie van
de scratch ruis.
Hoeveelheid ruis, veroorzaakt door krassen op de langspeelplaat.
Volume van ruis veroorzaakt door stof
op de langspeelplaat
Volume van doorlopende ‘sis’.
0–127
Disc Type
Level
Balance D
L in
Overzicht
Parameter
Effectenlijst
Parameter
Range
Omschrijving
Parameter
Waarde
Omschrijving
Fine
-100– +100 cent
Flanger
Feedback #
-98– +98 %
Delay Time
0–1300 ms, note
Pitch shift aanpassing voor
alle stappen (eenheden van 2
cent).
Delaytijd vanaf het originele
geluid totdat het in toonhoogte verschoven geluid
hoorbaar is.
Proportie van het in toonhoogte verschoven geluid dat
naar de invoer wordt teruggevoerd (negatieve waardes
keren de fase om).
Hoeveelheid boost/cut voor
de lage frequentiereeks.
Hoeveelheid boost/cut voor
de hoge frequentiereeks.
Volumebalans tussen het
directe geluid (D) en het in
toonhoogte verschoven
geluid (W).
Uitgangsniveau
Flanger
Balance #
D100:0W–D0:100W
Level
0–127
Past de proportie van het flanger geluid dat naar het effect
wordt teruggevoerd aan. Negatieve (-) instellingen keren de
fase om).
Past de volumebalans tussen
het geluid dat door de flanger
wordt gestuurd (W) en het
geluid dat niet door de flanger
wordt gestuurd (D) aan.
Uitgangsniveau
Feedback #
-98– +98%
Low Gain
-15– +15 dB
High Gain
-15– +15 dB
Balance #
D100:0W–D0:100W
Level
0–127
66: OVERDRIVE → DELAY
fig.MFX-68
L out
L in
Balance D
Balance W
Overdrive
Delay
Balance W
Feedback
64: OVERDRIVE → CHORUS
R out
R in
Balance D
fig.MFX-66
L out
L in
Parameter
Waarde
Omschrijving
Balance W
Overdrive Drive
#
0–127
Balance W
Overdrive Pan #
L64–63R
Delay Time
0–2600 ms, note
Delay
Feedback #
-98– +98 %
Delay HF Damp
200–8000 Hz,
BYPASS
Delay Balance #
D100:0W–D0:100W
Level
0–127
Mate van vervorming
Verandert tevens het
volume
Stereo locatie van het overdrive geluid.
Past de delaytijd aan vanaf het
moment dat het directe geluid
begint, totdat het delay geluid
hoorbaar is.
Past de proportie van het
delaygeluid dat naar het effect
wordt teruggevoerd aan.
Negatieve (-) instellingen
keren de fase om).
Past de frequentie aan, waarboven geluid, dat naar het
effect teruggevoerd wordt, zal
worden afgekapt. Als u geen
hoge frequenties wilt afkappen, stelt u deze parameter op
BYPASS in.
Past de volumebalans tussen
het geluid dat door de delay
wordt gestuurd (W) en het
geluid dat niet door de delay
wordt gestuurd (D) aan.
Uitgangsniveau
Balance D
Overdrive
Chorus
R out
R in
Balance D
Parameter
Waarde
Omschrijving
Overdrive
Drive #
Overdrive Pan
#
Chorus Pre
Delay
0–127
Chorus Rate #
Chorus Depth
Chorus
Balance #
0.05–10.00 Hz, note
0–127
D100:0W–D0:100W
Level
0–127
Mate van vervorming
Verandert tevens het volume
Stereolocatie van het overdrive
geluid
Past de delaytijd vanaf het
directe geluid, totdat het chorus
geluid hoorbaar is aan.
Modulatiefrequentie
Modulatiediepte
Past de volumebalans tussen het
geluid dat door de chorus wordt
gestuurd (W) en het geluid dat
niet door de chorus gaat (D) aan.
Uitgangsniveau
L64–63R
0.0–100.0 ms
65: OVERDRIVE → FLANGER
fig.MFX-67
Balance D
L out
L in
Feedback
Overdrive
Balance W
Flanger
Balance W
R out
R in
Balance D
67: DISTORTION → CHORUS
De parameters zijn feitelijk hetzelfde als die van ’66: OVERDRIVE
[_+] DELAY’, met uitzondering van de volgende twee.
Overdrive Drive → Distortion Drive, Overdrive Pan → Distortion Pan
fig.MFX-69
L out
L in
Balance D
Balance W
Parameter
Waarde
Omschrijving
Overdrive
Drive #
Overdrive
Pan #
Flanger Pre
Delay
0–127
Flanger Rate #
Flanger Depth
0.05–10.00 Hz, note
0–127
Mate van vervorming
Verandert tevens het volume
Stereo locatie van het overdrive
geluid.
Past de delaytijd aan vanaf het
moment dat het directe geluid
begint, totdat het flanger geluid
hoorbaar is.
Modulatie frequentie
Modulatiediepte
L64–63R
0.0–100.0 ms
Distortion
Chorus
Balance W
R out
R in
Balance D
68: DISTORTION → FLANGER
De parameters zijn feitelijk hetzelfde als die van ’65: OVERDRIVE
[_+] FLANGER’, met uitzondering van de volgende twee.
Overdrive Drive → Distortion Drive, Overdrive Pan → Distortion Pan
180
Effectenlijst
fig.MFX-70
Omschrijving
0–127
Flanger Pre
Delay
0.0–100.0 ms
Flanger Rate #
Flanger Depth
Flanger
Feedback #
0.05–10.00 Hz, note
0–127
-98– +98 %
Flanger
Balance #
D100:0W–D0:100W
Level
0–127
Niveau van de boventonen die
door de enhancer gegenereerd
worden.
Past de delaytijd vanaf het
directe geluid totdat het flanger
geluid hoorbaar is aan.
Modulatie frequentie.
Modulatie diepte.
Past de proportie van het flanger geluid dat in het effect
wordt teruggevoerd aan. Negatieve (-) instellingen keren de
fase om.
Past de volumebalans tussen
het geluid dat door de flanger
wordt gestuurd (W) en het
geluid dat niet door de flanger
wordt gestuurd (W) aan.
Uitgangsniveau.
L out
L in
Feedback
Distortion
Balance W
Flanger
Balance W
R out
R in
Balance D
69: DISTORTION → DELAY
De parameters zijn feitelijk hetzelfde als die van ’66: OVERDRIVE
[_+] DELAY’, met uitzondering van de volgende twee.
Overdrive Drive → Distortion Drive, Overdrive Pan → Distortion Pan
fig.MFX-71
L out
L in
72: ENHANCER → DELAY
Balance D
Balance W
Distortion
fig.MFX-74
Delay
L in
Balance W
L out
Enhancer
Mix
Feedback
Balance D
Balance W
R out
R in
Balance W
Feedback
R in
70: ENHANCER → CHORUS
Mix
fig.MFX-72
Enhancer
Mix
R out
Enhancer
Balance W
Enhancer Mix #
0–127
Delay Time
0–2600 ms, note
Delay
Feedback #
-98– +98 %
Delay HF Damp
200–8000 Hz,
BYPASS
Delay Balance #
D100:0W–D0:100W
Level
0–127
Gevoeligheid van de enhancer.
Niveau van de boventonen
die door de enhancer gegenereerd worden.
Past de delaytijd vanaf het
directe geluid totdat het
delaygeluid hoorbaar is aan.
Past de proportie van het
delaygeluid dat in het effect
wordt teruggevoerd aan.
Negatieve (-) instellingen
keren de fase om.
Past de frequentie aan, waarboven geluid, dat naar het
effect teruggevoerd wordt, zal
worden afgekapt. Als u geen
hoge frequenties wilt afkappen, stelt u deze parameter op
BYPASS in.
Past de volumebalans tussen
het geluid dat door de delay
wordt gestuurd (W) en het
geluid dat niet door de delay
wordt gestuurd (W) aan.
Uitgangsniveau.
Balance D
Balance W
R out
Enhancer
Mix
Balance D
Parameter
Waarde
Omschrijving
Enhancer Sens #
Enhancer Mix #
0–127
0–127
Gevoeligheid van de enhancer.
Niveau van de boventonen die
door de enhancer gegenereerd
worden.
Past de delaytijd vanaf het
directe geluid totdat het flanger
geluid hoorbaar is aan.
Modulatie frequentie.
Modulatie diepte.
Past de volumebalans tussen
het geluid dat door de chorus
wordt gestuurd (W) en het
geluid dat niet door de chorus
wordt gestuurd (W) aan.
Uitgangsniveau.
Chorus Pre
Delay
0.0–100.0 ms
Chorus Rate #
Chorus Depth
Chorus
Balance #
0.05–10.00 Hz, note
0–127
D100:0W–D0:100W
Level
0–127
fig.MFX-75
fig.MFX-73
Balance D
Balance D
L in
L out
Enhancer
Mix
L in
Balance W
Balance W
Chorus
Flanger
R out
Enhancer
Mix
Balance D
Parameter
Waarde
Omschrijving
Enhancer Sens #
0–127
Gevoeligheid van de enhancer.
Balance W
Delay
Balance W
Feedback
R in
R out
Balance D
Balance D
181
Appendix
Balance W
Balance W
R in
L out
Balance D
Feedback
Menu/systeem
73: CHORUS → DELAY
71: ENHANCER → FLANGER
Sampler
Omschrijving
0–127
Sequencer
Waarde
Enhancer Sens #
Pad
Parameter
L out
Chorus
R in
Balance D
Geluid3
Delay
Balance D
L in
Geluid2
Waarde
Enhancer Mix #
Geluid1
Parameter
Overzicht
Balance D
Effectenlijst
Parameter
Waarde
Omschrijving
Chorus Pre
Delay
0.0–100.0 ms
Chorus Rate #
Chorus Depth
Chorus
Balance #
0.05–10.00 Hz, note
0–127
D100:0W–D0:100W
Delay Time
0–2600 ms, note
Delay
Feedback #
-98– +98 %
Past de delaytijd vanaf het
begin van het directe geluid, totdat het chorus geluid hoorbaar
is aan.
Modulatie frequentie
Modulatiediepte
Volumebalans tussen het
directe geluid (D) en het chorus
geluid (W)
Past de delaytijd vanaf het
directe geluid, totdat het delaygeluid hoorbaar is aan.
Past de proportie van het delaygeluid dat in het effect wordt
teruggevoerd aan.
Negatieve (-) instellingen keren
de fase om.
Past de frequentie aan, waarboven geluid dat naar het effect
teruggevoerd wordt, zal worden afgekapt. Als u geen hoge
frequenties wilt afkappen, stelt
u deze parameter op BYPASS
in.
Past de volumebalans tussen
het geluid dat door de delay
wordt gestuurd (W) en het
geluid dat niet door de delay
wordt gestuurd (W) aan.
Uitgangsniveau.
Delay HF
Damp
200–8000 Hz,
BYPASS
Delay
Balance #
D100:0W–D0:100W
Level
0–127
Waarde
Omschrijving
Delay
Balance #
D100:0W–D0:100W
Level
0–127
Past de volumebalans tussen
het geluid dat door de delay
wordt gestuurd (W) en het
geluid dat niet door de delay
wordt gestuurd (W) aan.
Uitgangsniveau.
75: CHORUS → FLANGER
*
MFX only
fig.MFX-77
Balance D
L out
Balance W
Chorus
R in
R out
Balance D
Balance W
Omschrijving
Chorus Rate #
0.05–10.00 Hz, note
Chorus Depth
0–127
Chorus
Balance #
D100:0W–D0:100W
Flanger Pre
Delay
0.0–100.0 ms
L out
Flanger Rate #
0.05–10.00 Hz, note
Balance W
Flanger Depth
0–127
Balance W
Flanger
Feedback #
-98– +98 %
Flanger
Balance #
D100:0W–D0:100W
Level
0–127
Past de delaytijd vanaf het
moment dat het directe geluid
begint, totdat het chorus geluid
hoorbaar is aan.
Modulatiefrequentie van het
chorus effect.
Modulatiediepte van het chorus
effect
Volumebalans tussen het directe
geluid (D) en het chorus geluid
(W).
Past de delaytijd vanaf het
moment dat het directe geluid
begint, totdat het flanger geluid
hoorbaar is aan.
Modulatiefrequentie van het
flanger effect.
Modulatiediepte van het flanger
effect.
Past de proportie van het flanger
geluid dat in het effect wordt
teruggevoerd aan.
Negatieve (-) instellingen keren
de fase om.
Past de volumebalans tussen het
geluid dat door de flanger wordt
gestuurd (W) en het geluid dat
niet door de flanger wordt
gestuurd (W) aan.
Uitgangsniveau.
Delay
Feedback
R in
R out
Balance D
Balance D
Parameter
Waarde
Omschrijving
Flanger Pre
Delay
0.0–100.0 ms
Flanger Rate #
Flanger Depth
Flanger
Feedback #
0.05–10.00 Hz, note
0–127
-98– +98 %
Past de delaytijd vanaf het
moment dat het directe geluid
begint, totdat het chorus geluid
hoorbaar is aan.
Modulatie frequentie
Modulatiediepte
Past de proportie van het flanger geluid dat in het effect
wordt teruggevoerd aan.
Negatieve (-) instellingen
keren de fase om.
Volumebalans tussen het
directe geluid (D) en het flanger geluid (W)
Past de delaytijd vanaf het
directe geluid, totdat het delaygeluid hoorbaar is aan.
Past de proportie van het
delaygeluid dat in het effect
wordt teruggevoerd aan.
Negatieve (-) instellingen
keren de fase om.
Past de frequentie aan, waarboven geluid dat naar het
effect teruggevoerd wordt, zal
worden afgekapt. Als u geen
hoge frequenties wilt afkappen, stelt u deze parameter op
BYPASS in.
Flanger
Balance #
D100:0W–D0:100W
Delay Time
0–2600 ms, note
Delay
Feedback #
-98– +98 %
Delay HF
Damp
182
200–8000 Hz,
BYPASS
Balance D
0.0–100.0 ms
Balance D
Balance W
Balance W
Balance W
Balance D
Flanger
Balance W
Flanger
Waarde
MFX only
Feedback
Feedback
Chorus Pre
Delay
fig.MFX-76
L in
Balance D
L in
Parameter
74: FLANGER → DELAY
*
Parameter
76: SYMPATHETIC RESONANCE
Als het demperpedaal op een akoestische piano wordt ingedrukt,
kunnen andere snaren meetrillen met de noten die u speelt, hetgeen
rijke en ruimtelijke resonanties produceert. Dit effect simuleert deze
meeklinkende resonanties.
fig.MFX-78
L in
L out
Sym. Resonance
R in
R out
Parameter
Range
Omschrijving
Damper #
0–127
Depth #
0–127
Diepte waarmee het demperpedaal wordt ingedrukt (regelt de
sympathische resonantie)
Diepte van het effect.
Effectenlijst
Hoeveelheid octaaf verschuiving
voor de sympathische resonantie.
Hoeveelheid toonhoogte verschuiving voor de sympathische
resonantie.
Fase waarop de sympathische
resonantie gegenereerd wordt.
Frequentie waarop de lage reeks
van de sympathische resonantie
wordt afgekapt.
Hoeveelheid afzwakking waarmee de lage reeks van de sympathische resonantie wordt afgekapt. (100% is geen effect)
Frequentie waarop de hoge reeks
van de sympathische resonantie
wordt afgekapt.
Hoeveelheid afzwakking waarmee de hoge reeks van de sympathische resonantie wordt afgekapt. (100% is geen effect)
Tijd waarbinnen de sympathische resonantie zal wegsterven (door verlaging van de
Octave instelling wordt dit duidelijker)
Uitgangsniveau
Detune
-50– +50 cent
Phase
NORMAL,
INVERSE
20–1000 Hz
Low Damp
Freq
Low Damp
High Damp
Freq
1–100 %
1000–10000 Hz
High Damp
1–100 %
Time
10–5000 ms
Level
0–127
Voegt weerkaatsing aan het geluid toe, simuleert een akoestische
ruimte.
fig.MFX-64
Balance D
2-Band
EQ
zijn natuurlijke lengte wordt afgekapt.
fig.MFX-65
L in
Balance D
L out
Balance W
Gated Reverb
Balance W
R in
Balance D
2-Band
EQ
R out
Parameter
Waarde
Omschrijving
Type
NORMAL, REVERSE,
SWEEP1, SWEEP2
Pre Delay
0.0–100.0 ms
Gate tijd
5–500 ms
Low Gain
High Gain
Balance #
-15– +15 dB
-15– +15 dB
D100:0W–D0:100W
Level #
0–127
Type reverb
NORMAL: conventionele
gated reverb
REVERSE: achterwaartse
reverb
SWEEP1: het weerkaatsende geluid beweegt van
rechts naar links
SWEEP2: het weerkaatsende geluid beweegt van
rechts naar links
Past de delaytijd vanaf het
directe geluid, totdat het
reverb geluid hoorbaar is
aan.
Past de tijd vanaf het
moment dat de reverb hoorbaar is, totdat deze verdwijnt
aan.
Gain van de lage reeks
Gain van de hoge reeks
Volumebalans tussen het
directe geluid (D) en het
reverb geluid (W)
Uitgangsniveau
L out
Balance W
2-Band
EQ
Pad
L in
Dit is een speciaal type reverb waarin het weerkaatsende geluid voor
Geluid3
77: REVERB
78: GATED REVERB
Geluid2
Omschrijving
-3– +3 oct
Geluid1
Range
Octave
Overzicht
Parameter
Reverb
Balance W
Balance D
2-Band
EQ
R out
Pre Delay
0.0–100.0 ms
Time #
HF Damp
0–127
200–8000 Hz,
BYPASS
Low Gain
High Gain
Balance #
-15– +15 dB
-15– +15 dB
D100:0W–
D0:100W
0–127
Type reverb
ROOM1: compacte reverb met
korte decay
ROOM2: magere reverb met
korte decay
STAGE1: reverb met meer late
weerkaatsingen
STAGE2: reverb met sterke
vroege reflecties
HALL1: reverb met heldere
weerkaatsing
HALL2: reverb met rijke weerkaatsingen
Past de delaytijd vanaf het directe
geluid totdat het reverb geluid
hoorbaar is aan.
Tijdslengte van weerkaatsing
Past de frequentie waarboven het
weerkaatsende geluid afgekapt zal
worden aan.
Als de frequentie lager wordt
ingesteld, zal meer van de hoge
frequenties worden afgekapt,
hetgeen resulteert in een zachtere
en doffere resonantie. Als u de
hoge frequenties niet wilt afkappen, stelt u deze parameter op
BYPASS in.
Gain van de lage reeks
Gain van de hoge reeks
Volumebalans tussen het directe
geluid (D) en het reverb geluid (W)
Uitgangsniveau
Level
Appendix
Omschrijving
ROOM1,
ROOM2,
STAGE1,
STAGE2, HALL1,
HALL2
Menu/systeem
Waarde
Type
Sampler
Parameter
Sequencer
R in
183
Effectenlijst
Bij het gebruik van 3D effecten
Over de STEP RESET functie
De volgende 3D effecten maken gebruik van RSS (Roland
06: STEP FILTER
Sound Space) technologie, om een ruimtelijkheid te creëren die
niet door delay, reverb, chorus enz. geproduceerd kan worden.
16: STEP RING MODULATOR
52: 3D DELAY
20: SLICER
29: 3D CHORUS
63: STEP PITCH SHIFTER
19: STEP PAN
30: 3D FLANGER
Wanneer deze effecten worden gebruikt, adviseren wij u de
De bovenstaande vijf types bevatten een zestien-staps
sequencer.
luidsprekers als volgt te plaatsen. Ook moet u zorgen dat de
luidsprekers zich aan elke kant op voldoende afstand van de
Voor deze types kunt u een multi-effect control gebruiken om
de sequens opnieuw vanaf de eerste stap af te laten spelen.
muren bevinden.
Om dit te doen, stelt u de multi-effect control Destination op
fig.33-002
‘Step Reset’.
31: 3d STEP FLANGER
Als u bijvoorbeeld de modulatie hendel gebruikt om het effect
te besturen, zou u de volgende instellingen maken:
Source: CC01: MODULATION
30˚
30˚
Destination: Step Reset
Sens: +63
Met deze instellingen zal de sequens vanaf de eerste stap
afspelen, wanneer u de modulatie hendel bedient.
Als de linker en rechter luidsprekers te ver uit elkaar staan of
als er teveel weerkaatsing is, kan het 3D effect mogelijk niet
optreden.
Al deze effecten hebben een ‘Output Mode’ parameter. Als het
geluid van de OUTPUT jacks via de luidsprekers wordt
beluisterd, zet u deze parameter op ‘SPEAKER’. Als het geluid
via een koptelefoon wordt beluisterd, stelt u deze op ‘PHONES’
in. Dit verzekert u ervan dat het 3D effect hoorbaar is. Wanneer
deze parameter niet correct is ingesteld, kan het volledige 3D
effect mogelijk niet optreden.
note:
fig.MFX-note2.e_88
(64ste triool),
(64ste noot),
(32ste triool),
(32ste noot),
(16e triool),
(Gepuncteerde 32ste noot),
(16e noot),
(8ste triool),
(Gepuncteerde 16e noot),
(8ste noot),
(Kwartnoot),
(Kwartentriool),
(Halve triool),
(Hele noot triool),
(Gepuncteerde 8ste noot),
(Gepuncteerde kwartnoot),
(Gepuncteerde halve noot),
(Dubbele noot triool),
(Gepuncteerde hele noot),
(Halve noot),
(Hele noot),
(Dubbele noot)
Chorus Parameters
De Chorus effecteenheid van de Fantom-G kan ook als een stereo
delay eenheid worden gebruikt.
Met deze instellingen kunt u chorus of delay selecteren, en de kenmerken van het geselecteerde effecttype.
Parameter
Chorus Type
Value
00 (OFF),
01 (CHORUS),
02 (DELAY),
03 (GM2 CHORUS)
Type: 01 (CHORUS)
Rate
0.05–10.00 Hz, note
Depth
0–127
Pre Delay
0.0–100.0 ms
Feedback
184
0–127
Omschrijving
Selecteert Chorus of Delay
0 (OFF); Geen Chorus of Delay
wordt gebruikt.
1 (CHORUS): Chorus wordt
gebruikt.
2 (DELAY): delay wordt gebruikt.
3 (GM2 CHORUS): GM2 Chorus
wordt gebruikt.
Modulatie frequentie
Modulatie diepte
Past de delaytijd vanaf het directe
geluid totdat het chorus geluid
hoorbaar is aan.
Past de hoeveelheid van het chorus
geluid dat naar het effect wordt
teruggevoerd aan.
Effectenlijst
Value
OFF, LPF, HPF
Cutoff Freq
Phase
200–8000 Hz
0–180˚
Omschrijving
Type filter
OFF: er wordt geen filter gebruikt
LPF: kapt de frequentiereeks
boven de Cutoff Freq af
HPF: kapt de frequentiereeks
onder de Cutoff Freq af.
Basisfrequentie van het filter.
Ruimtelijke spreiding van het
geluid.
HF Damp
200–8000 Hz,
BYPASS
Delay
0–127
Rate
Depth
Send Level
To Reverb
0–127
0–127
0–127
note:
(64ste triool),
(64ste noot),
(32ste noot),
(16e triool),
(Gepuncteerde 32ste noot),
(16e noot),
(8ste triool),
(Gepuncteerde 16e noot),
(8ste noot),
(Kwartnoot),
(32ste triool),
(Kwartentriool),
(Halve triool),
(Gepuncteerde kwartnoot),
(Gepuncteerde halve noot),
(Dubbele noot triool),
(Gepuncteerde hele noot),
(Halve noot),
(Hele noot),
(Dubbele noot)
Reverb parameters
Omschrijving
Type reverb
185
Appendix
Parameter Value
Reverb
00 (OFF),
Type
01 (REVERB),
02 (SRV ROOM),
03 (SRV HALL),
04 (SRV PLATE),
05 (GM2
REVERB),
06 (ROOM),
07 (HALL),
08 (PLATE),
09 (STUDIO),
10 (CHURCH)
Type: 01 (REVERB)
Menu/systeem
Met deze instellingen kunt u het gewenste reverb type en zijn kenmerken selecteren.
Sampler
(Hele noot triool),
(Gepuncteerde 8ste noot),
Sequencer
fig.MFX-note2.e
Pad
0–127
0–127
Geluid3
Level
Feedback
Kapt de hoge frequentiereeks van
het geluid dat in de chorus komt af.
Hoge waardes kappen meer van
de hoge frequenties af.
Volume van het chorus geluid.
Past de hoeveelheid chorus geluid
dat in et effect wordt teruggevoerd
aan.
Past de delaytijd vanaf het directe
geluid totdat het chorus geluid
hoorbaar is aan.
Modulatie frequentie
Modulatiediepte
Past de hoeveelheid chorus geluid
dat naar de reverb wordt gezonden
aan.
Geluid2
Left Level
0–127
Right Level
Center Level
Type: 03 (GM2 CHORUS)
Pre-LPF
0–7
Past de delaytijd vanaf het directe
geluid totdat het delaygeluid hoorbaar is aan.
Past de proportie van het delaygeluid dat in het effect wordt teruggevoerd aan. Negatieve (-) instellingen keren de fase om.
Past de frequentie waarboven
geluid dat naar het effect wordt
teruggevoerd afgekapt zal worden.
Als u de hoge frequenties niet wilt
afkappen, stelt u deze parameter op
BYPASS in.
Volume van elk delay geluid.
Omschrijving
Type reverb/delay
ROOM1: korte reverb met hoge dichtheid
ROOM2: korte reverb met lage dichtheid
STAGE1: reverb met meer late weerkaatsingen
STAGE2: reverb met sterke vroege reflecties
HALL1: zeer helder klinkende reverb
HALL2: rijke reverb
DELAY: conventioneel delay effect
PAN-DELAY: delay effect met echo’s die
links en rechts pannen
Time
0–127
Tijdslengte van weerkaatsing
(Type: ROOM1-HALL2)
Delay tijd
(Type: DELAY, PAN-DELAY)
HF Damp 200–8000 Hz,
Past de frequentie waarboven de hoge freBYPASS
quentie-inhoud van het reverb geluid afgekapt of ‘gedempt’ zal worden aan. Als u de
hoge frequenties niet wilt afkappen, stelt u
deze parameter op BYPASS in.
Delay
0–127
Past de hoeveelheid vertraagde feedback
Feedback
aan, als de Type instelling DELAY of PANDELAY is.
Type: 02 (SRV ROOM)/03 (SRV HALL)/04 (SRV PLATE)
Pre
0.0–100.0 ms
Past de delaytijd vanaf het directe geluid totDelay
dat het reverb geluid hoorbaar is aan.
Time
0–127
Tijdslengte van weerkaatsing.
Size
1–8
Afmeting van de gesimuleerde kamer of zaal.
High Cut
160 Hz–12.5 kHz, Past de frequentie waarboven het hoge freBYPASS
quentie inhoud van het reverb geluid gereduceerd zal worden aan. Als u de hoge frequenties niet wilt reduceren, stelt u deze
parameter op BYPASS in.
Density
0–127
Dichtheid van reverb
Diffusion
0–127
Past de verandering in de dichtheid van de
reverb binnen een bepaalde tijd aan. Hoe
hoger de waarde, hoe meer de dichtheid toeneemt. (Het effect van deze instelling is het
duidelijkst bij lange reverb tijden).
LF Damp
50–4000 Hz
Past de frequentie waarboven de lage freFreq
quentie-inhoud van het reverb geluid gereduceerd of ‘gedempt’ zal worden aan.
LF Damp
-36–0 dB
Past de hoeveelheid demping, toegepast op
Gain
de frequentiereeks die met LF Damp is geselecteerd, aan.
Op ‘0’ingesteld is er geen reductie van de
lage frequentie-inhoud van de reverb.
HF Damp 4000 Hz–12.5 kHz Past de frequentie waarboven het hoge freFreq
quentie-inhoud van het reverb geluid gereduceerd of ‘gedempt’ zal worden aan.
HF Damp -36–0 dB
Past de hoeveelheid demping, toegepast op
Gain
de frequentiereeks die met HF Damp is geselecteerd, aan.
Op ‘0’ingesteld is er geen reductie van de
hoge frequentie-inhoud van de reverb.
Type: 05 (GM2 REVERB)
Character
0–7
Type reverb
0–5: reverb
6, 7: delay
Pre-LPF
0–7
Kapt de hoge frequentiereeks van het geluid
dat in de reverb komt af.
Hogere waardes kappen meer van de hoge
frequenties af.
Level
0–127
Uitgangsniveau van weerkaatsing.
Time
0–127
Tijdsduur van weerkaatsing.
Delay
0–127
Past de hoeveelheid delaygeluid dat in het
Feedback
effect wordt teruggevoerd aan, wanneer de
Reverb Character instelling 6 of 7 is.
Type: 06 (ROOM)/09 (STUDIO)
Pre Delay
0–127
Past de delaytijd vanaf het directe geluid totdat het reverb geluid hoorbaar is aan.
Time
0.1–3.0 sec
Tijdsduur van weerkaatsing.
Low Damp 20–1000 Hz
Past de frequentie waaronder de lage freFreq
quentie-inhoud van het reverb geluid gereduceerd of ‘gedempt’ zal worden aan.
Low Damp 1–100 %
Past de hoeveelheid demping, toegepast op
de frequentiereeks die met LF Damp is geselecteerd, aan.
Op ‘100%’ingesteld is er geen reductie van de
lage frequentie-inhoud van de reverb.
Geluid1
Type: 02 (DELAY)
Delay Left
0–1000 ms, note
Delay Right
Delay Center
Center Feed-98– +98 %
back
Parameter Value
Type
ROOM1,
ROOM2,
STAGE1,
STAGE2, HALL1,
HALL2, DELAY,
PAN-DELAY
Overzicht
Parameter
Filter Type
Effectenlijst
Parameter Value
Hi Damp
1000–10000 Hz
Freq
Omschrijving
Past de frequentie waarboven de hoge frequentie-inhoud van het reverb geluid gereduceerd of ‘gedempt’ zal worden aan.
High
1–100 %
Past de hoeveelheid demping, toegepast op
Damp
de frequentiereeks die met HF Damp is geselecteerd, aan.
Op ‘100%’ingesteld is er geen reductie van de
hoge frequentie-inhoud van de reverb.
High Cut
1000–10000 Hz
Past de frequentie waarboven de hoge frequentie-inhoud van het reverb geluid gereduceerd zal worden aan.
Type: 07 (HALL)/08 (PLATE)/10 (CHURCH)
Pre Delay
0–127
Past de delaytijd vanaf het directe geluid totdat het reverb geluid hoorbaar is aan.
Time
0.1–6.0 sec
Tijdsduur van weerkaatsing.
Low Damp 20–1000 Hz
Past de frequentie waaronder de lage freFreq
quentie-inhoud van het reverb geluid gereduceerd of ‘gedempt’ zal worden aan.
Low Damp 1–100 %
Past de hoeveelheid demping, toegepast op
de frequentiereeks die met LF Damp is geselecteerd, aan.
Op ‘100%’ingesteld is er geen reductie van de
lage frequentie-inhoud van de reverb.
Hi Damp
1000–10000 Hz
Past de frequentie waarboven de hoge freFreq
quentie-inhoud van het reverb geluid gereduceerd of ‘gedempt’ zal worden aan.
High
1–100 %
Past de hoeveelheid demping, toegepast op
Damp
de frequentiereeks die met HF Damp is geselecteerd, aan.
Op ‘100%’ingesteld is er geen reductie van de
hoge frequentie-inhoud van de reverb.
High Cut
1000–10000 Hz
Past de frequentie waarboven de hoge frequentie-inhoud van het reverb geluid gereduceerd zal worden aan.
Input Effect Parameters
Parameter
Range
Omschrijving
Attack
0–127
Threshold
0–127
Post Gain
0– +18 dB
Tijd vanaf het moment dat de
invoer de Threshold overschrijdt totdat het volume
gecomprimeerd begint te worden.
Volumeniveau waarop compressie zal beginnen.
Niveau van het uitgangsgeluid.
04: LIMITER
Comprimeert het geluid wanneer dit een gespecificeerd volume
overschrijdt, om te voorkomen dat vervorming optreedt.
Parameter
Range
Omschrijving
Release
0–127
Threshold
0–127
Post Gain
0– +18 dB
Tijd vanaf het moment dat de
invoer tot onder de Threshold
daalt, totdat compressie
optreedt.
Volumeniveau waarop compressie zal beginnen.
Niveau van het uitgangsgeluid.
05: NOISE SUPPRESSOR
Onderdrukt ruis tijdens periodes van stilte.
Parameter
Range
Omschrijving
Threshold
0–127
Release
0–127
Volume waarop ruisonderdrukking zal beginnen.
Tijd vanaf het moment dat ruisonderdrukking begint, totdat
het volume nul bereikt.
Selecteert het type effect, dat op de externe ingangsbron wordt toegepast.
06: CENTER CANCELER
01: EQUALIZER
Past de klank van de lage frequentie en hoge frequentiereeksen aan.
Parameter
Range
Omschrijving
Low Freq
200, 400 Hz
Low Gain
-15– +15 dB
High Freq
2000, 4000, 8000 Hz
High Gain
-15– +15 dB
Middenfrequentie van de lage
frequentiereeks.
Hoeveelheid boost/cut van de
lage frequentie.
Middenfrequentie van de hoge
frequentiereeks
Hoeveelheid boost/cut van de
hoge frequentie.
02: ENHANCER
Wijzigt de harmonische inhoud van de hoge frequentiereeks om het
geluid sprankelend te maken.
Parameter
Range
Omschrijving
Sens
Mix
0–127
0–127
Diepte van het enhancer effect.
Volume van de harmonischen
die gegenereerd worden.
03: COMPRESSOR
Onderdrukt hoge niveaus en stimuleert lage niveaus om het algehele
volume consistenter te maken.
186
Verwijdert de geluiden die zich in het midden van de stereo invoer
bevinden. Dit is een handige manier om een stem te elimineren.
Parameter
Range
Omschrijving
Ch Balance
-50– +50
Range Low
16–15000 Hz
Range High
16–15000 Hz1
Volumebalans van de L (linker)
en R (rechter) kanalen voor verwijdering van het geluid.
Lage frequentie limiet van de te
verwijderen band.
Hoge frequentie limiet van de te
verwijderen band.
05: Pads (de Pads gebruiken)
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd, hoe de Pads worden gebruikt.
De Pads gebruiken
Algemene handelingen voor
Pads
De Pads als numerieke toetsen
gebruiken (NUMERIC)
De Pad Mode veranderen (PAD MODE)
Als u de Pad [NUMERIC] knop
indrukt zodat deze oplicht, zullen de Pads zich als numerieke
toetsen gedragen.
U kunt de Pads van de Fantom-G aanslaan om Samples, ritmes of
frases te spelen of deze kunnen las zestien schakelaars gebruikt worden, waarmee verscheidene parameters aan/uit worden gezet. De
Pads kunnen in één van zestien modes opereren.
De Hold functie gebruiken om
geluiden door te laten klinken (HOLD)
Druk op [PAD MODE] om van Pad mode te veranderen.
1.
Druk op [PAD MODE].
Het Pad mode venster ver-
Met gebruik van de Hold functie kunt u het geluid laten doorklinken, zelfs nadat u uw vinger van het Pad heeft genomen. Dit is
schijnt in het scherm.
gemakkelijk als u wilt dat een geluid doorklinkt, zoals een frase die
u herhaaldelijk wilt laten afspelen (Loop).
[PAD MODE] knippert, en de
opdat moment geselecteerde
Pad mode (Pad [1]-[16] zal
knipperen.
De Hold functie is alleen beschikbaar als de Pad mode 1
SAMPLE PAD of 2 RHYTHM is.
Indien u besluit niet van Pad
mode te veranderen, drukt u nogmaals op [PAD MODE]. [PAD
MODE] wordt donker, en u keert naar de vorige status terug.
2.
→ ‘De Pads gebruiken voor
numerieke invoer’ (p.41).
Een geluid laten doorklinken, terwijl
andere geluiden worden gespeeld
1.
Druk op een Pad [1]-[16].
De Pad mode wordt veranderd. Voor details over handeling in
elke Pad mode raadpleegt u de tabel hieronder, en de corresponderende referentie pagina’s.
Padnummer
1
2
3
188
Pad mode
Uitleg
pag.
SAMPLE PAD
De pads spelen een sample set.
p. 191
RHYTHM
CHORD MEMORY
De pads spelen een ritme set.
De pads veranderen de akkoordvorm voor de Chord Memory functie (p.80).
De pads veranderen stijlen voor
de Arpeggio functie (p.78)
De pads spelen frases.
De pads spelen ritmepatronen.
p. 192
p. 193
De pads fungeren als Tone selectie en aan/uit schakelaars.
De pads schakelen muting aan/
uit voor sequencer tracks.
De pads roepen veelgebruikte
schermen die u heeft geregistreerd op.
De pads gedragen zich als aan/
uit schakelaars voor externe
MIDI zendkanalen (1-16).
De pads veranderen de effecten
(anders dan de patch multi-effecten).
De pads veranderen het patch
multi-effect van elk part.
De pads selecteren parts (1-16)
en banken (INT/EXP1/EXP2/
EXT)
De pads schakelen muting voor
alle parts (1-16) en banken
(INT/EXP1/EXP2) in/uit.
De pads registeren en roepen
patches, live sets, of studio sets
uit de User groep op.
De pads registreren en roepen
Favorite instellingen op.
p. 197
4
ARPEGGIO
5
6
RPS
RHYTHM PTN
7
TONE SEL/SW
8
TRACK MUTE
9
BOOKMARK
10
MIDI TX SW
11
EFFECT SW
12
PATCH MFX SW
13
Part SELECT
14
Part MUTE
15
USER GROUP
16
FAVORITE
Terwijl een Pad ingedrukt
wordt gehouden, drukt u
op [HOLD].
[HOLD] en het Pad zullen
knipperen.
Dat Pad zal vastgehouden
worden en blijven klinken,
zelfs als u het Pad loslaat.
Wanneer u in deze status
een ander Pad indrukt, zal
dit klinken zolang u het ingedrukt houdt.
p. 193
1.
p. 194
p. 196
Meerdere geluiden aanhouden
1.
Druk op [HOLD] zodat het
Pad oplicht.
2.
Druk op een Pad.
p. 197
p. 198
Het Pad knippert en zal blijven
klinken. Als u in deze staat
andere Pads indrukt, zullen
deze ook blijven klinken.
p. 198
p. 199
3.
p. 199
p. 200
p. 200
1.
p. 201
p. 202
Het Pad dat ingedrukt gehouden werd, zal ophouden te klinken als u het knipperende Pad of [HOLD] nogmaals indrukt.
Het geluid zal stoppen als
u nogmaals op een knipperend Pad drukt. Als u op [HOLD] drukt, zullen alle Pads
stoppen.
De Hold functie werkt niet in de volgende situaties.
Bij een ritme set waarin ‘Tone Env Mode’ (p.108) op ‘NO-SUS’ is
ingesteld.
• Bij een Sample set waarin ‘One Shot Mode’ (p.118) is aangezet.
• Bij een Sample set waarin ‘Trigger Mode’ (p.129) op ‘DRUM’ is ingesteld.
De Pads gebruiken
Met de Roll functie kunt u een geluid herhaaldelijk laten spelen
(alsof een drum roffel wordt gespeeld), zolang het Pad ingedrukt
wordt gehouden.
1.
Pad modes van bank te veranderen..
Padnummer
9
13
Pad mode
BOOKMARK
Aantal banken
8
Part SELECT
4 (INT/EXP1/EXP2/EXT)
14
15
Part MUTE
USER GROUP
3 (INT/EXP1/EXP2)
4
16
FAVORITE
16
Houd [ROLL] ingedrukt en
druk op een Pad (1-16).
*
U kunt de Pad [ROLL] (BANK) knop gebruiken om in de volgende
1.
Het Pad dat met de op dat
moment geselecteerde bank
Pad ingedrukt wordt gehou-
correspondeert is verlicht.
den.
2.
Druk op de bank (een knipperend nummer Pad) van de gewenste bank.
Het geselecteerde Pad licht op.
3.
Druk nogmaals op [ROLL] (BANK).
[ROLL] (BANK) dooft uit, en de Pads keren naar hun normale
indicatie terug.
U kunt dit niet gebruiken om met de V-Link functie afbeeldingen te
veranderen (p.301).
Instellingen voor de Roll functie
Pad
Druk op [PAD SETTING]- [F1 (System)] om naar het System Setup
scherm te gaan, en gebruik het Pad Roll Resolution veld om de
snelheid te specificeren waarop herhaalde aanslagen optreden
wanneer de Roll functie wordt gebruikt.
Geluid3
*
Geluid2
teerbare banken corresponderen knipperen ook.
In deze staat zal het geluid
herhaald worden zolang een
Als het Pad wordt losgelaten, stopt het geluid.
Druk op [ROLL] (BANK).
[ROLL] (BANK) zal knipperen, en Pads die met selec-
Als u alleen [ROLL] indrukt,
wordt de Roll functie voor alle
zestien Pads ingeschakeld.
2.
Geluid1
De Roll functie is alleen beschikbaar als de Pad mode 1
SAMPLE PAD of 2 RHYTHM is.
Banken veranderen (BANK)
Overzicht
De Roll functie gebruiken (ROLL)
Sequencer
• ‘Gemeenschappelijke systemen voor alle Pads bewerken
(System Settings)’ (p.190).
• ‘Pad Roll Resolution’ (p.288).
Sampler
Menu/systeem
Appendix
189
De Pads gebruiken
De Pad instellingen bewerken (PAD
SETTING)
Druk op [PAD SETTING] om naar het Pad settings/information
scherm te gaan.
1.
2.
Gemeenschappelijke systemen
voor alle Pads bewerken (System
Settings)
In het Pad Setting scherm drukt u op [F1 (System)] om naar het
systeeminstellingen scherm te gaan, waar algemene instellingen
voor alle Pads bewerkt kunnen worden. Hier kunnen de volgende
parameters bewerkt worden.
Druk op [PAD SETTING].
Het Pad Setting scherm verschijnt. De inhoud die in het
• ‘Pad Assign Source’ (p.288).
scherm wordt getoond is
• ‘Pad Velocity’ (p.288)
afhankelijk van de Pad
mode.
• ‘Pad Sens (Pad Sensitivity)’ (p.288)
• ‘Pad Aftertouch Sens (Pad Aftertouch Sensitivity)’ (p.288)
• ‘Pad Roll Resolution’ (p.288)
Gebruik [CURSOR] om de
cursor naar een parameter te verplaatsen.
• ‘Pad Mode’ (p.288)
1.
Druk op [PAD SETTING].
Het Pad Setting scherm verschijnt.
3.
Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC] [DEC] om
de Pad instellingen te bewerken.
4.
Om de instellingen op te slaan, drukt u op [F7 (Write)].
Druk op [F1 (System)].
De aan het Pad gerelateerde onderdelen van het System Setup
scherm verschijnen.
De locatie, waarin instellingen worden opgeslagen, is afhankelijk van de geluidsgenerator mode, de Pad mode, en de instellingen van ‘Pad Assign Source’ (p.288).
Voor details van elke parameter, zie ‘Dynamic Pad’(p.288).
5.
Druk op [F8 (exit)] om naar het vorige scherm terug te
keren.
2.
3.
Om de instellingen op te slaan, drukt u op [F7 Sys Write].
4.
Druk op [F8 Exit] om naar het Pad Setting scherm terug te
keren.
F-toets handelingen in het Pad Setting scherm.
F-toets
F1
System
Uitleg
Weergave mode
Pad instellingen voor
systeem (p.190).
Alle modes
* Behalve van 15 USER GROUP
en 16 FAVORITE
F2
Pad Exchg
Pad Exchange functie
(p.190).
2 RHYTHM,
3 CHORD MEMORY,
4 ARPEGGIO,
5 RPS,
6 RHYTHM PTN,
9 BOOKMARK only
Alleen 2 RHYTHM
F3
Quick Setup
F7
Write
Quick Setup functie
(p.192).
Slaat de instellingen
van het Pad Setting
scherm op.
F8
Exit
Sluit het Pad Setting
scherm.
1 SAMPLE PAD,
2 RHYTHM,
3 CHORD MEMORY,
4 ARPEGGIO,
5 RPS,
Alleen 6 RHYTHM PTN
Alle modes
* Behalve van 15 USER GROUP
en 16 FAVORITE
Pad uitwisselen (Pad Exchange)
Hier ziet u, hoe twee geselecteerde Pads uitgewisseld kunnen worden.
Deze functie is alleen beschikbaar als de Pad mode 2 RHYTHM,
3 CHORD MEMORY, 4 ARPEGGIO, 5 RPS, 6 RHYTHM PTN of
9 BOOKMARK is.
1.
Druk op [PAD SETTING].
2.
Druk op [F2 (Pad Exchg)].
3.
Selecteer de twee Pads die u wilt uitwisselen.
Gebruik de VALUE draaiknop of [INC] [DEC] of druk rechtstreeks op de Pads.
4.
190
Druk op [F8 (Execute)] om de Pads uit te wisselen.
De Pads gebruiken
Level (Sample Tone Level)
Stelt het volume van de Sample in. Dit wordt hoofdzakelijk gebruikt
om de volumebalans tussen Samples bij te stellen.
Pan (Sample Tone Pan)
Stelt de panning van de Sample Tone in. ‘L64’ is uiterst links, ‘0’is
midden, en ‘63R’ is uiterst rechts.
tien Samples die aan de Pads zijn toegewezen worden gezamenlijk
Waarde: L64-0-63R
een ‘Sample set’ genoemd).
1.
Druk op [PAD MODE], en dan op Pad [1] (SAMPLE PAD).
2. Druk op Pads [1]-[16] om de toegewezen Samples te spelen.
• Pads die Samples kunnen spelen zijn verlicht. Op dat moment
Direction
Specificeert de afspeelrichting van de Sample.
Waarde
FWD:
Speel voorwaarts
REV:
Speel omgekeerd
Trigger Mode
U kunt op [HOLD] drukken om het geluid te laten doorklinken
→ p.188.
Specificeert hoe de Sample zal spelen als u een Pad (of toets) indrukt.
Waarde
De Sample stopt met spelen als het Pad (of de toets)
wordt losgelaten.
DRUM:
De Sample blijft spelen, ook nadat het Pad (of de
toets) is losgelaten.
Samples kunnen op de volgende manieren worden toegevoegd.
Sampling (p.258)
Uit de computer importeren (p.283)
De Pad instellingen bewerken
Details over bewerken en opslaan vindt u bij ‘De Pad instellingen bewerken (PAD SETTING)’ (p.190).
Selecteert de Sample set die door de Pads wordt gespeeld.
Waarde: 001-128
Als u een nieuwe Sample set wilt creëren of gedetailleerdere
Sample Number
Mute Group is een functie die voorkomt dat Sample Tones, die tot
dezelfde Mute groep behoren, gelijktijdig klinken. Er zijn zestien
Mute groepen. Kies de ‘OFF’ instelling voor Sample Tones die u niet
met een Mute groep in verband wilt brengen.
Waarde: OFF, 1-16
Pad Velocity
Specificeert de sterkte van een geluid dat geproduceerd wordt als u
het Pad aanslaat. Als dit op ‘SYSTEM’ is ingesteld, wordt de
systeeminstelling van ‘Pad Velocity’(p.288) gebruikt. Als dit op een
waarde van ‘1-127’ wordt gezet, zal die Velocity waarde gebruikt
worden om de geluidsgenerator te spelen.
Waarde: SYSTEM, 1-127
De Pad instellingen kunnen door [F7 (Write)] in te drukken
opgeslagen worden.
Selecteert de Sample. De Sample naam met het Sample nummer
wordt in het scherm getoond.
Waarde: OFF, 0001-2000
191
Appendix
bewerkingen wilt uitvoeren, zie ‘Een Sample set creëren’
(p.126).
Group functie gebruiken om dit soort restricties te simuleren.
Menu/systeem
Number/Name (Sample set nummer)
Met een akoestische drum set kunnen een open hi-hat en een
gesloten hi-hat nooit tegelijk gespeeld worden. U kunt de Mute
Sampler
U kunt op [PAD SETTING] drukken om de volgende instellingen te
bewerken.
Mute Group
Sequencer
WAV of IAFF bestanden van de computer kunnen geïmporteerd
worden. De geïmporteerde WAV of AIFF bestanden worden als
Samples aan de Sample lijst toegevoegd.
Pad
De Sampling functie kan gebruikt worden om geluid op te nemen.
De opgenomen Samples worden aan de Sample lijst toegevoegd.
De Sample begint te spelen als u het Pad indrukt, en zal automatisch stoppen wanneer het eind van de Sample is bereikt. Als
de DRUM instelling geselecteerd is, wordt de Loop instelling
genegeerd. De Sample wordt slechts één keer gespeeld. Als u
DRUM selecteert kan het geluid niet onderbroken worden, dus
gebruik deze instelling voorzichtig wanneer de Sample extreem
lang is.
Geluid3
GATE:
U kunt op [ROLL] drukken om een roffel te spelen → p.189.
Over Samples
Geluid2
spelende Pads zullen knipperen.
Geluid1
In deze Pad mode kunt u Samples spelen door de Pads aan te slaan.
U kunt een Sample aan elk van de zestien Pads toewijzen. (De zes-
Overzicht
1 SAMPLE PAD (de Pads
gebruiken om Samples te
spelen)
De Pads gebruiken
2 RHYTHM (De Pads
gebruiken om een ritmeset
te spelen)
In deze Pad mode kan een ritmeset gespeeld worden door de Pads
aan te slaan.
Pad Velocity
Specificeert de sterkte van het geluid dat geproduceerd wordt als u
een Pad aanslaat. Als dit op ‘SYSTEM’ staat, wordt de
systeeminstelling van ‘Pad Velocity’ (p.288) gebruikt. Als dit op een
waarde van ‘1-127’ wordt ingesteld, zal die Velocity waarde gebruikt
worden om de geluidsgenerator te spelen.
Waarde: SYSTEM, 1-127
U kunt zestien Pads gebruiken om Rhythm Tones te spelen. (Een set
Rhythm Tones wordt een ‘ritmeset’ genoemd).
Quick Setup
1.
Wanneer de Pad mode ‘2 RHYTHM’ is, kan deze functie gebruikt
worden om basis instellingen te maken. Voor een efficiënte
Druk op [PAD MODE], en dan op Pad [2] (RHYTHM).
2. Druk op Pads [1]-[16] om de Rhythm Tones te spelen.
• Pads die Rhythm Tones kunnen spelen lichten op.
U kunt op [HOLD] drukken om het geluid te laten doorklinken
→ p.188.
werkstroom kiest u de Quick Setup die het meest bij uw situatie past.
Maak dan zoals gewenst gedetailleerde instellingen voor elke Pad.
1.
Het Quick Setup scherm verschijnt.
*
U kunt op [ROLL] drukken om een roffel te spelen → p.189.
In het Pad Setting scherm drukt u op [F3 (Quick Setup)].
2.
•
Deze handeling is niet mogelijk tenzij de Pad mode ‘2 RHYTHM’ is.
Verplaats de cursor en maak de gewenste instellingen.
Template Set
Waarde
De Pad instellingen bewerken
Note:
De zestien opeenvolgende noten, beginnend met
het nootnummer dat u specificeert, zullen automatisch aan de Pads worden toegewezen.
U kunt op [PAD SETTING]
drukken om de volgende
instellingen te bewerken.
Rhythm:
de nootnummers worden optimaal samengebracht
voor net spelen van een ritmeset.
Multi Velo: Multi Velocity is een speciale instelling die alle zestien Pads aan hetzelfde nummer toewijst, waarbij
alleen de velocities tussen de Pads verschillen. Dit
Details over bewerken en
opslaan vindt u bij ‘De Pad
instellingen bewerken
(PAD SETTING)’ (p.190).
is een goede keuze als u een nauwkeurige regeling
van de Velocity voor uw uitvoering nodig heeft.
•
Base Note
Stelt deze parameter in als Note of Multi Velo geselecteerd is als
de Template Set.
In het Pad Setting scherm kunt u op [F2 (Pad Exchg)] drukken
om twee Pads uit te wisselen (Pad Exchange, p.190).
Bank (Rhythm Set bank)
Als Note geselecteerd is, specificeert Base Note het begin (laagste) nootnummer.
Selecteert de bank van de ritmeset die door de Pads gespeeld zal
Wanneer Multi Velo is geselecteerd specificeert Base Note het
worden.
nootnummer dat door alle Pads wordt gebruikt.
Waarde: USER, PRST, GM
Waarde: 0 (C-1)–127 (G9)
Number / Name
3.
Druk op [F8 (Execute)].
Selecteert de ritmeset die door de Pads gespeeld zal worden.
Waarde:
•Bank USER:
001–064
•Bank PRST:
•Bank GM:
001–064
001–009
Als u een nieuwe Sample set wilt creëren of gedetailleerdere
bewerkingen wilt uitvoeren, kijkt u bij ‘Een ritmeset creëren’
(p.112).
Pad Note Number
Specificeert het nootnummer dat door elke Pad (1-16) verzonden
wordt. De Rhythm Tone naam wordt samen met het nootnummer
weergegeven.
Waarde: 0 (C-1) –127 (G9)
192
De Pad instellingen kunnen door [F7 (Write)] in te drukken
opgeslagen worden.
De Pads gebruiken
In deze Pad mode kunnen de Pads gebruikt worden om akkoordvormen voor de Chord Memory functie (p.80) te veranderen.
Druk op [PAD MODE], en dan op Pad [3] (CHORD
MEMORY).
2.
Druk op Pad [1]-[16] om te schakelen tussen verschillende
akkoordvormen van de Chord Memory functie (p.80).
• Pads die geselecteerd kunnen worden zijn verlicht.
U kunt op [PAD SETTING]
drukken om de volgende
instellingen te bewerken.
Number / Name (Chord Memory set nummer)
2.
Gebruik de Arpeggio functie volgens de beschrijving van
‘Arpeggio’s spelen’ (p.78).
3.
Druk op Pads [1]-[16] om tussen de verschillende stijlen
van de Arpeggio functie af te wisselen.
De Pad instellingen bewerken
U kunt op [PAD SETTING]
drukken om de volgende
instellingen te bewerken.
Details over bewerken en
opslaan vindt u bij ‘De Pad
instellingen bewerken
(PAD SETTING)’ (p.190).
In het Pad Setting scherm kunt u op [F2 (Pad Exchg)] drukken
om twee Pads uit te wisselen (Pad Exchange, p.190).
Number / Name (Arpeggio set nummer)
Selecteert de arpeggio set.
Waarde: 001-128
Waarde: 001-128
Voor details over arpeggio’s, zie ‘Arpeggio’s spelen’ (p.78).
Voor details over Chord Memory, zie ‘De Chord Memory functie gebruiken (Chord Memory)’ (p.80).
Selecteert het akkoordvorm nummer dat door elke Pad (1-16)
gespeeld zal worden.
Waarde: 001-128
Specificeert het arpeggionummer dat door elk Pad (1-16)
geselecteerd wordt.
Waarde: 001-128
De Pad instellingen kunnen door op [F7 (Write)] te drukken
Sampler
Chord Form
Arpeggio Number
Sequencer
Selecteert de chord memory set die door de Pads gespeeld zal
worden.
Druk op [PAD MODE], en dan op Pad [4] (ARPEGGIO).
Pad
In het Pad Setting scherm kunt u op [F2 (Pad Exchg)] drukken
om twee Pads uit te wisselen (Pad Exchange, p.190).
1.
Geluid3
Details over bewerken en
opslaan vindt u bij ‘De Pad
instellingen bewerken
(PAD SETTING)’ (p.190).
Arpeggio functie (p.78) af te wisselen.
Geluid2
De Pad instellingen bewerken
In deze Pad mode kunt u de Pads gebruiken om de stijlen van de
Geluid1
1.
4 ARPEGGIO(De Pads gebruiken om
van Arpeggio Stijl te veranderen)
Overzicht
3 CHORD MEMORY (De Pads
gebruiken om akkoordvormen te
veranderen)
opgeslagen worden.
Menu/systeem
De Pad instellingen kunnen door op [F7 (Write)] te drukken
opgeslagen worden.
Appendix
193
De Pads gebruiken
5 RPS (De Pads gebruiken om
frases te spelen)
In deze Pad mode kunnen de Pads gebruikt worden om frases te
triggeren die door de RPS (Realtime Phrase Sequencer) functie
Het tempo voor het afspelen van
frases specificeren
Het Phrase afspeeltempo is hetzelfde als het afspeeltempo van de
song.
gegenereerd worden.
1.
Druk op [TEMPO].
Bijvoorbeeld, complexe frasen die tijdens een live uitvoering
handmatig zeer moeilijk te spelen zijn, kunnen aan de Pads worden
2.
toegewezen, en vervolgens met één vinger op het geschikte moment
getriggerd worden.
Het tempo venster verschijnt, waarin het huidige tempo
wordt aangegeven.
3.
Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC] [DEC] om
de tempowaarde (5.00 – 300.00) te specificeren. Als u
[SHIFT] ingedrukt houdt en aan de VALUE knop draait, kan
de waarde onder het decimale punt aangepast worden. Het
tempo kan ook gespecificeerd worden door herhaaldelijk
op het gewenste tempo op [F6 (Tap Tempo)] te drukken
(Tap Tempo functie).
U kunt ook frases voor individuele instrumenten creëren, zoals
drums, bas of toetsenbord, en deze combineren om op die manier
een nieuwe song te creëren.
Bovendien kan deze uitvoering opgenomen worden, wat betekent
dat deze functie op een zelfde manier als Phrase Sampling gebruikt
kan worden.
1.
Druk op [PAD MODE], en dan op Pad [5] (RPS).
2.
Druk op Pads [1]-[16] om de frase die aan elk Pad is toegewezen te triggeren.
• Pads die frases kunnen spelen zijn verlicht. Op dat moment spelende Pads knipperen.
De song moet afgespeeld worden om frases gesynchroniseerd
met de song af te spelen of als meerdere frases gesynchroniseerd moeten worden.
• Als de song niet speelt, zal de frase beginnen te spelen op het
moment dat het Pad wordt ingedrukt, ongeacht de instelling
van de Trigger Quantize parameter.
• Frases worden gesynchroniseerd met de maatsoort van de song
gespeeld (beat track). Dit betekent dat als er geen uitvoeringsdata is opgenomen, de song niet zal spelen, en daardoor de frases niet gesynchroniseerd gespeeld kunnen worden. In dit geval
moeten een aantal lege maten in de Phrase track worden
Als u op [F7 (Click)] drukt, zal de klik te horen zijn.
4.
Nadat de instellingen zijn gemaakt drukt u op [F8 (Close)].
De Pad instellingen bewerken
U kunt op [PAD SETTING]
drukken om de volgende
instellingen te bewerken.
Details over bewerken en
opslaan vindt u bij ‘De Pad
instellingen bewerken
(PAD SETTING)’ (p.190).
In het Pad Setting scherm kunt u op [F2 (Pad Exchg)] drukken
om twee Pads uit te wisselen (Pad Exchange, p.190).
gevoegd, en dan als een loop worden afgespeeld.
RPS Set Number
Een frase opnemen
Selecteert de RPS set.
Waarde: 01-32
Voordat u de RPS functie gebruikt, zult u een aantal frases
opnemen.
Phrase Number
Voor details over de opnameprocedure, zie ‘In een Phrase
opnemen’ (p.220).
Selecteert de frase, die aan elk Pad [1]-[16] is toegewezen. De naam
van de geselecteerde frase wordt samen met het frase nummer
getoond.
Kies ‘Off’ voor toetsen of Pads waaraan u geen frase wilt toewijzen.
Indien grote hoeveelheden MIDI berichten werden
opgenomen, kan het afspelen van een frase via RPS
veroorzaken dat noten vertragen.
194
Als ‘STOP’ aan een Pad wordt toegewezen, zal dat Pad als de ‘stop
trigger’ fungeren, die de op dat moment spelende frases stopt.
Waarde: STOP, OFF, 0001-2000
De Pads gebruiken
Play Mode
Overzicht
Specificeert hoe de frase gespeeld zal worden.
Waarde
LOOP1:
De frase wordt herhaaldelijk gespeeld, terwijl de pad
ingedrukt wordt gehouden.
LOOP2:
De frase wordt herhaaldelijk gespeeld. Om het
ONCE:
Geluid1
afspelen te stoppen, drukt u op de stop trigger pad
of drukt u nogmaals op dezelfde pad.
De frase wordt slechts één keer gespeeld.
Mute Group
Deze functie voorkomt dat frases uit dezelfde mute groep gelijktijdig
worden gespeeld. In een echte uitvoering bijvoorbeeld, wordt een
Geluid2
fill-in niet op hetzelfde moment als een brug (bridge) gespeeld. Om
een dergelijke situatie te simuleren, wijst u de fill-in en de brug aan
dezelfde Mute groep toe. U kunt 31 verschillende Mute groepen
specificeren. Als u geen Mute groep wilt toewijzen, kiest u de ‘OFF’
instelling.
Trigger Quantize
Geluid3
Specificeert hoe de frase zal beginnen met spelen als u een pad
indrukt om deze te triggeren, terwijl de song wordt gespeeld of
opgenomen.
Waarde
BEAT:
Als de trigger pad wordt ingedrukt, terwijl de song
speelt of opgenomen wordt, zal de frase aan het
begin van de volgende tel beginnen te spelen.
MEASURE:
Als de trigger pad wordt ingedrukt, terwijl de song
speelt of opgenomen wordt, zal de frase aan het
begin van de volgende maat beginnen te spelen.
Sequencer
De frase wordt direct gespeeld als de trigger pad
wordt ingedrukt.
Pad
REAL:
De Trigger Quantize parameter is een instelling die binnen elke
song bewaard blijft.
Velocity Sens (Velocity Sensitivity)
Sampler
Zet dit op ‘OFF’ als u de frase wilt laten spelen met de velocities
waarmee deze werd opgenomen.
Als u de Velocity van de frase wilt laten afwisselen volgens de
sterkte waarmee de pad werd ingedrukt, kiest u ‘LOW’, ‘MID’ of
‘HIGH’.
Menu/systeem
Waarde: OFF, LOW, MID, HIGH
De Pad-instellingen kunnen opgeslagen worden door op [F7
(Write)] te drukken.
Appendix
195
De Pads gebruiken
6 RHTYHM PTN (De Pads
gebruiken om ritmepatronen te spelen)
In deze Pad mode kunnen de Pads gebruikt worden om frases
(Phrase0001-Phrase2000) die door de Rhythm Pattern functie
De Pad instellingen bewerken
U kunt op [PAD SETTING]
drukken om de volgende
instellingen te bewerken.
gegenereerd worden te spelen.
Vanuit de fabriek zijn zestien frases (ritmepatronen) aan de Pads
toegewezen. U kunt uw eigen ritmepatronen creëren en deze aan de
Details over bewerken en
opslaan vindt u bij ‘De Pad
Pads toewijzen, en de Pads als een ritme machine gebruiken.
instellingen bewerken
(PAD SETTING)’ (p.190).
Zestien van deze frases in een set wordt een ‘ritmepatroon set’
genoemd.
1.
Druk op [PAD MODE], en druk dan op Pad [6] (RHYTHM
PTN).
In het Pad Setting scherm kunt u op [F2 (Pad Exchg)] drukken
om twee Pads uit te wisselen (Pad Exchange, p.190).
Druk op Pads [1]-[16] om de ritmepatronen die aan de Pads
zijn toegewezen te laten beginnen.
• Pads die ritmepatronen kunnen spelen zijn verlicht. De huidig
spelende Pad knippert.
Rhythm Pad Set Number
• Om het afspelen te stoppen, drukt u op het knipperende Pad.
Rhythm Pattern
2.
Selecteert de ritmepatroon set die door de Pads gespeeld zal worden.
Waarde: 01-32
Specificeert de frase die aan elke Pad 1-16 is toegewezen.
Waarde: OFF, 0001-2000
Het tempo voor het afspelen van
ritmepatronen specificeren
Het afspeeltempo van het ritmepatroon is hetzelfde als het
afspeeltempo van de song.
1.
Druk op [TEMPO].
2.
Het Tempo venster verschijnt, waarin het huidige tempo
wordt aangegeven.
3.
Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC] [DEC] om
de tempowaarde (5.00-300.00) te specificeren. Als u [SHIFT]
ingedrukt houdt en aan de VALUE knop draait, kunt u de
waarde onder het decimale punt aanpassen. Het tempo kan
ook gespecificeerd worden door herhaaldelijk op het
gewenste tempo op [F6 (Tap Tempo) te drukken (Tap
Tempo functie).
Als u op [F7 (Click)] drukt om dit aan te zetten, zal de klik te
horen zijn.
4.
Wanneer de instellingen zijn gemaakt, drukt u op [F8
(Close)].
Trigger Quantize
Specificeert hoe de frase begint te spelen als u op een pad drukt om
deze te triggeren, terwijl een song wordt afgespeeld op opgenomen.
Waarde
REAL:
De frase begint direct te spelen als de trigger pad
wordt ingedrukt.
BEAT:
Als de trigger pad wordt ingedrukt, terwijl de song
speelt of opgenomen wordt, zal de frase aan het
begin van de volgende tel beginnen te spelen.
MEASURE:
Als de trigger pad wordt ingedrukt, terwijl de song
wordt gespeeld of opgenomen, begint de frase aan
het begin van de volgende maat te spelen.
De Trigger Quantize parameter is een instelling die binnen elke
song bewaard blijft.
Velocity Sens (Velocity Sensitivity)
Zet dit op ‘OFF’ als u de frase wilt laten spelen met de velocities
waarmee deze werd opgenomen.
Als u de Velocity van de frase wilt laten afwisselen volgens de
sterkte waarmee de pad werd ingedrukt, kiest u ‘LOW’, ‘MID’ of
‘HIGH’.
Waarde: OFF, LOW, MID, HIGH
De Pad-instellingen kunnen door op [F7 (Write)] te drukken
opgeslagen worden.
196
De Pads gebruiken
8 TRACK MUTE (De Pads
gebruiken om tracks tijdelijk
stil te maken)
In deze Pad mode kunnen de Pads gebruikt worden om de vier
Tones aan en uit te zetten of om de huidige Tone te selecteren.
In deze Pad mode kunnen de Pads gebruikt worden om maximaal
1.
Druk op [PAD MODE], en druk dan op Pad [6] (TONE SEL/
SW).
1.
2.
Druk op Pads [1]-[14] om Tones 1-4 aan/uit te zetten.
3.
Druk op Pads [5]-[8] om Tones 1-4 te selecteren.
• Een Pad is verlicht wanneer het in de Play status verkeert, en
knippert in de Mute status.
• De Pads kunnen niet gebruikt worden om de zeventiende en
daarop volgende tracks op Mute in te stellen. Gebruik [CURSOR] of een USB muis om de Mute status van deze tracks te veranderen.
De Pad status controleren
Door op [PAD SETTING] te
drukken, kan de status van de
huidig Pad gecontroleerd
worden.
Pad
Door op [PAD SETTING] te
in het song scherm.
• Als een Pad [1]-[16] wordt ingedrukt, wordt de corresponderende track afwisselend op de mute/play status ingesteld.
Geluid3
De Pad status controleren
Druk op [PAD MODE], en druk dan op Pad [8] (TRACK
MUTE).
• Pads [1]-[16] corresponderen met de eerste zestien tracks boven
Geluid2
Deze functie is bruikbaar wanneer u een Patch creëert (p.84).
Een Patch bestaat uit maximaal vier Tones. U kunt deze functie
gebruiken om ongebruikte Tones uit te zetten of de nadere
Tones uit te zetten als u alleen het geluid van een specifieke
Tone wilt beluisteren.
zestien tracks in het Song scherm tijdelijk stil te maken (Mute).
Geluid1
Pad [5] correspondeert met Tone 1, Pad [6] met Tone 2, Pad [7]
met Tone 3, en Pad [8] met Tone 4.
Overzicht
7 TONE SEL/SW (De Pads
gebruiken om Tones te selecteren
of deze aan/uit te zetten)
drukken, kan de status van de
huidig Pad gecontroleerd
worden.
Sequencer
Sampler
Menu/systeem
Appendix
197
De Pads gebruiken
9 BOOKMARK (De Pads
gebruiken om veelgebruikte
schermen op te roepen)
10 MIDI TX SW (De Pads
gebruiken om externe MIDI
zendkanalen (1-16) aan/uit te zetten)
In deze Pad mode kunnen de Pads gebruikt worden om
veelgebruikte schermen te registreren en op te roepen. Als u
In deze Pad mode kunnen de Pads gebruikt worden om externe
MIDI zendkanalen (1-16) aan en uit te zetten.
bijvoorbeeld vaak tussen het Patch edit scherm en het effect scherm
afwisselt, kunt u deze functie gebruiken om het schakelen tussen
1.
deze twee schermen gemakkelijker te maken.
1.
Druk op [PAD MODE], en druk dan op Pad [9] (BOOKMARK).
Een scherm registreren
1.
Ga naar het scherm dat u wilt registreren.
2.
Houd de [PAD SETTING] ingedrukt, en druk op het pad
waarin u het huidige scherm wilt registreren.
Als u bijvoorbeeld het huidige scherm in pad [3] wilt registreren, zal het scherm ‘Bookmarked to #3’ aangeven.
3.
*
Druk op [PAD MODE], en druk dan op Pad [10] (MIDI TX
SW).
• Door Pads [1]-[16] in te drukken worden externe MIDI zendkanalen 1-16 aan of uitgezet.
• Elk Pad is verlicht wanneer transmissie aan is of donker als dit
uit is.
De Pad status controleren
Door op [PAD SETTING] te
drukken, kan de status van de
huidig Pad gecontroleerd worden.
Druk op [EXIT].
De instelling zal opgeslagen worden.
Als u niet op [EXIT] drukt, zal de instelling verloren gaan wanneer u
de stroom uitzet.
Een scherm oproepen
1.
Druk op [PAD SETTING].
Het Bookmark scherm verschijnt.
Pads waarin schermen zijn
geregistreerd zijn verlicht.
2.
*
Druk op een verlicht Pad,
en het scherm, dat in die
Pad is geregistreerd,
wordt opgeroepen.
Als u een geregistreerd scherm
wilt verwijderen, houdt u [PAD SETTING] in het scherm van stap 1
ingedrukt, en drukt u op het Pad waarvan u de registratie wilt verwijderen.
U kunt op [ROLL] (BANK) drukken om van bank (1-8) te veranderen → p.189.
In het Pad Setting scherm kunt u op [F2 (Pad Exchg)] drukken
om twee Pads uit te wisselen (Pad Exchange, p.190).
198
Wanneer talloze MIDI kanalen zijn aangezet, zal een grote hoeveelheid MIDI berichten worden verzonden, waardoor noten
mogelijk kunnen vertragen.
De Pads gebruiken
In deze Pad mode kunnen de Pads gebruikt worden om de effecten
(behalve het Patch multi-effect) aan/uit te zetten.
In deze Pad mode kunnen de Pads gebruikt worden om het Patch
multi-effect van elk Part (1-16) individueel aan of uit te zetten.
1.
1.
Druk op [PAD MODE], en druk dan op Pad [11] (EFFECT
SW).
• Als Pads [1]-[6] worden ingedrukt, zullen de volgende effecten
aan/uit worden gezet..
Effect
1
Input Effect
2
3
Chorus
Reverb
4
5
6
Mastering
MFX 1
MFX 2 (Studio mode only)
• Een Pad is verlicht als het corresponderende effect aan is of
knippert wanneer dit uit is. Pads die in deze mode niet gebruikt
worden zijn donker.
De Pad status controleren
Mode
Single
Aantal Parts
1
Live
Studio
8
16
• Een Pad is verlicht als het corresponderende effect aan is of
knippert als dit uit is. Pads die in deze mode niet gebruikt worden zijn donker.
De Pad status controleren
Door op [PAD SETTING] te
drukken, kan de status van de
huidig Pad gecontroleerd worden.
Pad
Door op [PAD SETTING] te
drukken, kan de status van de
huidig Pad gecontroleerd worden.
afhankelijk van de geluidsgenerator mode..
Geluid3
Als u PFX aan of uit wilt zetten, gebruikt u Pad mode ’12 PATCH
MFX SW’.
• Als u een Pad indrukt, zal het Patch multi-effect van het corresponderende Part aan of uitgezet worden. Het aantal Parts is
Geluid2
*
Pad
Druk op [PAD MODE], en druk dan op Pad [12] (PATCH MFX
SW).
Geluid1
12 PATCH MFX SW (De Pads
gebruiken om Patch Multi-effecten
aan of uit te zetten)
Overzicht
11 EFFECT SW (De Pads
gebruiken om effecten aan of uit te
zetten)
Sequencer
Sampler
Menu/systeem
Appendix
199
De Pads gebruiken
13 Part SELECT (De Pads
gebruiken om Parts te
selecteren)
14 Part MUTE (De Pads
gebruiken om Parts tijdelijk
stil te maken) (Mute)
In deze Pad mode kunnen de Pads gebruikt worden om Parts (1-16)
en banken (INT/EXP1/EXP2/EXT) te selecteren.
In deze Pad mode kunnen de Pads gebruikt worden om Parts (1-16)
en banken (INT/EXP1/EXP2) tijdelijk stil te maken (Mute).
1.
1.
Druk op [PAD MODE], en druk dan op Pad [13] (Part
SELECT).
• Druk op een Pad om het huidige Part te selecteren. Het aantal
Parts is afhankelijk van de geluidsgenerator mode.
Mode
Aantal Parts
Single
1
Live
Studio
8
16
• Het Pad dat met het huidige Part correspondeert knippert de
Pads van andere Parts zijn verlicht. Niet gebruikte Pads zijn
donker.
*
Bank naam
INT (interne geluidsgenerator)
2
EXP1 (uitbreidingskaart 1)
3
4
EXP2 (uitbreidingskaart 2)
EXT (externe MIDI uitvoer)
Het aantal Parts op een uitbreidingskaart is afhankelijk van de uitbreidingskaart.
De Pad status controleren
Door [PAD SETTING] in te drukken kan de status van het huidige
Pad gecontroleerd worden.
200
Pad
Bank naam
1
2
INT (interne geluidsgenerator)
EXP1 (uitbreidingskaart 1)
3
EXP2 (uitbreidingskaart 2)
• U kunt op [ROLL] (BANK) drukken om van bank (1-3) te veranderen. → p.189.
*
• U kunt op [ROLL] (BANK) drukken om van bank (1-4) te veranderen. → p.189.
Pad
1
Druk op [PAD MODE], en druk dan op Pad [14] (Part MUTE).
• U kunt op [ROLL] (BANK) drukken om van bank (1-3) te veranderen. → p.189.
*
Druk op een Pad om het Part tussen muted/play af te laten wisselen.
Mode
Aantal Parts
Single
Live
Studio
3
8
16
Het aantal Parts op een uitbreidingskaart is afhankelijk van de uitbreidingskaart.
• Pads waarvan het corresponderende Part tijdelijk stil is, knipperen. De Pads van andere Parts zijn verlicht. Niet gebruikte Pads
zijn donker.
De Pad status controleren
Door [PAD SETTING] in te drukken kan de status van het huidige
Pad gecontroleerd worden.
De Pads gebruiken
U kunt veel gebruikte geluiden als een User groep opslaan. Met deze
Pad mode kunt u deze geluiden onmiddellijk selecteren door een
Een geluid in een User groep
registreren
Druk op [PAD SETTING].
1.
Het User Group scherm
verschijnt. Ga verder met
stap 4 van ‘Een geluid in
het User Group scherm
registreren’ hieronder.
Pad in te drukken. In alle vier de banken kunnen zestien geluiden
(corresponderend met de zestien Pads) geregistreerd worden, zodat
in totaal 64 geluiden snel opgeroepen kunnen worden.
De volgende User groepen kunnen, afhankelijk van de geluidsgenerator mode, geregistreerd en opgeroepen worden..
User groep
Patch
Live
Studio
Live set
Studio set
Een geluid in het User Group
scherm registreren
Hier ziet u, hoe een Patch in het Patch list scherm wordt geregistreerd. Met gebruik van dezelfde procedure (stap 3 en ver-
Hoe User groepen van Favorite (p.202) verschillen
Een User groep geluid oproepen
der) kunt u het live set lijst scherm (p.60) gebruiken om een live
set in de User groep te registreren of het studio set lijst scherm
(p.68) om een studio set te registreren.
Druk op [SINGLE] om naar het Single Play scherm te gaan,
en selecteer de Patch die u wilt registreren (p.46).
2.
Druk op [F1 (Patch List)].
3.
Druk op [F6 (User Group)].
Het User Group scherm verschijnt.
4.
Gebruik [F1 (UP)] en [F2
(Down)] om de bestemmingsbank te selecteren.
5.
Gebruik [CURSOR] om het nummer te selecteren.
6.
Druk op [F5 (Regist)] om de Patch te registreren.
7.
Wanneer de Patches geregistreerd zijn, drukt u op [F6
(Exit)] om het User Group List scherm te sluiten.
1.
Druk op [PAD MODE], en druk dan op Pad [15] (USER
GROUP).
• U kunt een Pad [1]-[16] indrukken om het geluid dat in dat Pad
is geregistreerd te selecteren.
Als u de Pads wilt gebruiken om opeenvolgend live sets (of studio sets) te selecteren, zet u de systeem instelling ‘Pad Assign
Source’ (p.288) op ‘SYS’. Als dit op ‘TEMP’ is ingesteld, schakelt
U kunt op [F8 (Select)] drukken om een Patch te selecteren en
het User Group scherm te sluiten.
Sampler
de Pad mode naar de instelling van de nieuw geselecteerde live
set (of studio set) over als u van live set (of studio set) verandert.
Sequencer
• U kunt op [ROLL] (BANK) drukken om van bank (1-4) te veranderen. → p.189.
Pad
1.
Geluid3
Met User Group kunnen geluiden binnen de mode (single, live
of studio) geregistreerd worden, terwijl met Favorite de instellingen van verschillende modes (single, live of studio) geregistreerd kunnen worden.
Geluid2
Mode
Single
Geluid1
1.
Overzicht
15 USER GROUP (de Pads
gebruiken om User groepen
te registreren/op te roepen)
Een geregistreerde Patch verwijderen
scherm is geselecteerd te verwijderen.
Menu/systeem
Druk op [F4 (Remove)] om een Patch die in het User Group List
Appendix
201
De Pads gebruiken
16 FAVORITE (De Pads
gebruiken om favoriete
instellingen te registreren/
op te roepen)
Een geluid in een User groep
registreren
1.
Druk op [PAD SETTING].
Het Favorite scherm (p.54)
verschijnt.
U kunt een lijst met geluiden (instellingen) creëren die u vaak tijdens
een live uitvoering gebruikt, en deze onmiddellijk oproepen. U kunt
Patches, ritmesets, Sample sets, live sets of studio sets registreren, en
de instellingen die u voor de uitvoering nodig heeft oproepen, ongeacht de mode waarin u zich op dat moment bevindt.
Zestien instellingen kunnen in één lijst (één bank) worden geregistreerd, en zestien van deze banken kunnen gecreëerd worden.
U kunt bijvoorbeeld bank 1 gebruiken voor de geluiden die u in de
eerste song van de live uitvoering gebruikt, en maximaal zestien
geluiden registreren in de volgorde waarin deze in de song worden
gebruikt.
Hoe Favorite van User groepen (p.201) verschillen
Met User Group kunnen geluiden binnen de mode (single, live
of studio) geregistreerd worden, terwijl met Favorite de instellingen van verschillende modes (single, live of studio) geregistreerd kunnen worden.
Voor details van de Favorite functie kijkt u bij “Een lijst met
veelgebruikte geluiden creëren (Favorite)” (p. 54).
Een favoriet geluid oproepen
(setting)
1. Druk op [PAD MODE], en druk dan op Pad [16] (FAVORITE).
• U kunt een Pad [1]-[16]
indrukken om het geluid
(instelling) dat in dat Pad is
geregistreerd te selecteren.
• U kunt op [ROLL] (BANK)
drukken om van bank (1-16)
te veranderen. → p.189.
Als u de Pads wilt gebruiken om opeenvolgend live sets (of studio sets) te selecteren, zet u de systeem instelling ‘Pad Assign
Source’ (p.288) op ‘SYS’. Als dit op ‘TEMP’ is ingesteld, schakelt
de Pad mode naar de instelling van de nieuw geselecteerde live
set (of studio set) over als u van live set (of studio set) verandert.
202
Meer over de handelingen in het Favorite scherm vindt u bij
“Een lijst met veelgebruikte geluiden creëren (Favorite)” (p.
54).
06: Sequencer (een song creëren)
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd, hoe de sequencer wordt gebruikt songs af te spelen,
op te nemen, en te bewerken.
• Een song afspelen..................................................... p.204
• MIDI opnemen.......................................................... p.217
• Geluid opnemen ....................................................... p.228
• Songs bewerken ....................................................... p.232
• Een song opslaan .................................................... p.254
Een song afspelen
In deze sectie wordt uitgelegd, hoe de sequencer van de Fantom-G
gebruikt kan worden om een song af te spelen.
We adviseren u de geluidsgenerator mode op Studio Mode te
zetten wanneer een song gecreëerd of afgespeeld wordt.
Een song afspelen (Song
Play)
Hier wordt uitgelegd, hoe een Fantom-G song wordt afgespeeld.
Een song laden (Song List)
Hier ziet u, hoe u naar de Song List gaat, en een song uit het project
kunt laden.
Als een song geladen wordt, bevindt het tijdelijke gebied (p.35)
van de geluidsgenerator zich in de status waarin deze zich
bevond toen de song gecreëerd werd. Voordat een song wordt
geladen moet de Patch of live set of studio set die u bewerkte,
opgeslagen worden.
1.
Druk op [SONG].
In de Studio mode kunnen maximaal zestien geluiden worden
gebruikt om voor elk Part een ander instrument te spelen.
Daarom is dit de ideale mode voor het afspelen van een song
die een ensemble van meerdere instrumenten gebruikt, zoals
Het Song Play scherm verschijnt.
drums, bas en piano.
2.
Drie manieren om af te spelen
Druk op [F1 (Song List)].
Het Song List scherm verschijnt.
Er zijn drie manieren om af te spelen. U kunt Fantom-G songs, Standaard MIDI bestanden (SMF) of frases (MIDI Phrases) afspelen.
Een song afspelen (p.204)
U kunt Fantom-G songs afspelen.
Standaard MIDI bestanden (SMF)
afspelen (p.212)
F-toets handelingen in het Song List scherm
U kunt Standaard MIDI bestanden (SMF) van de computer naar de
Fantom-G kopiëren, en deze afspelen of in een song of een frase
importeren.
F-toets
F4
Delete Song
F7
Exit
F8
Load
Frases spelen (MIDI Phrase) (p.214)
U kunt frases die zich binnen een Fantom-G project bevinden
beluisteren.
204
Uitleg
Verwijdert een songbestand uit het
project.
Keert naar het vorige scherm terug.
pag
p. 210
Laadt het songbestand.
p. 204
–
3.
Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC] [DEC] of
/
om een song te selecteren.
4.
Druk op [F8 (Load)].
Een bevestigingsbericht verschijnt.
5.
Druk op [F7 (OK)].
Indien u besluit te annuleren, drukt u op [F8 (Exit)].
Een song afspelen
2.
Druk op [PLAY] om de song af te spelen.
Hier ziet u, hoe de song, die in het Song Play scherm (p.204) is geladen,
afgespeeld wordt.
1.
Het afspelen stopt automatisch als de song eindigt. Als u voor
het eind van de song wilt stoppen, drukt u op [STOP].
Druk op [SONG].
Geluid 1
Handelingen in het Song Play
scherm
fig.08-002.j
Het Song Play scherm verschijnt.
fig.17-001
1
Overzicht
Een song afspelen (Song Play)
2
3
7
5
4
8
Geluid 3
4
9
F-toets handelingen in het Song Play scherm
F-toets
F1
Song List
Beat Track
Verandert de maatsoort.
p. 236
Save As SMF
Save As an SMF File
p. 256
Opent het Song Edit-scherm, waar een
song bewerkt kan worden.
p. 232
p. 208
p. 208
2
Geeft de huidige locatie van de song aan, en de naam van de
status van de sequencer.
3
Geeft het nummer en de naam van de op dat moment geselecteerde song aan, de huidige locatie, en de status van de sequencer.
p. 209
p. 211
p. 235
p. 235
p. 237
p. 237
4
5
6
7
p. 237
8
p. 235
9
Track zoom knop (voor een USB muis).
Niveaumeter voor de Output jacks.
Geeft de maatsoort, het tempo, en Loop Play aan/uit status
van de song aan.
Geeft markeringen en maten aan.
Geeft de track naam en track informatie weer.
Knop om de track volgorde te veranderen (voor USB muis).\
Menu/systeem
p. 214
1
Uitleg
Geeft de aan/uit status van elk effect aan.
PFX
Patch multi-effect
MFX1 Multi-effect 1
MFX2 Multi-effect 2
IFX
Input effect
CHO
Chorus
REV
Reverb
MAS
Mastering effect
Handelingen met SHIFT + F-toetsen in het Song Play-scherm
Uitleg
Pag.
Een lege maat invoegen
p. 237
SHIFT + F2
Trk Edit Del
SHIFT +F3
Ongewenste maten verwijderen
p. 237
Maten kopiëren
p. 237
In-/uitzoomen op het track-scherm, of de
volgorde van de getoonde tracks wijzigen.
p. 209
Appendix
F-toets
SHIFT + F1
Trk Edit Ins
Trk Edit Copy
SHIFT +F8
Zoom
Sampler
F8
Song Edit
Toont de MIDI Phrase lijst, waard frases
beluisterd of bewerkt kunnen worden.
Opent het Loop venster, waar de Loop
regio gespecificeerd kan worden.
Opent het Marker venster, waar markeringen ingesteld kunnen worden.
Zoom/
Zoom in/uit op de track,
Track Order
en verandert de
volgorde waarin tracks
worden weergegeven.
Song Clear
Wist de song.
Track Clear
Wist de track.
Track Name
Wijst een naam aan de
track toe.
Track Edit
Voegt een lege maat in.
Insert
Track Edit
Verwijdert ongewenste
Delete
maten
Track Edit
Maten kopiëren
Copy
Tempo Track
Verandert het tempo.
p. 212
Nummer
Sequencer
F3
Phrase List
F5
Loop
F6
Marker
F7
Song Util
Pag.
p. 204
Pad
F2
SMF List
Uitleg
Toont de Song lijst, waar een song geladen
kan worden.
Toont de SMF lijst, waar SMF data
gespeeld of geïmporteerd kan worden.
Geluid 2
6
205
Een song afspelen
Een klank (Part of Patch) kiezen in
het Song-scherm
In het Song Play/Song Edit-scherm kunt u een part of patch
selecteren door op [PATCH] te drukken.
1.
Vooruitspoelen of terugspoelen
tijdens het afspelen
Niet alleen wanneer de song is gestopt, maar ook tijdens het afspelen
kunt u in een song vooruitspoelen, terugspoelen of springen. Voer
de volgende acties uit.
Druk in het Song Play/Song Edit-scherm op [PATCH].
Het Part Select-venster verschijnt.
Verplaats de cursor met
/
en wijzig de waarde met de
VALUE-schijf of met [INC] [DEC].
druk op
Vooruitspoelen:
Voortdurend vooruitspoelen: houd
Snel vooruitspoelen:
druk op
Waarde
Group
Part
Type
Bank
Patch Number/Name
Uitleg
Part-groep
Part
Patchtype
Patchbank
Patchnummer/-naam
Terugspoelen:
druk op
Voortdurend terugspoelen:
houd
Snel terugspoelen:
druk op
F-toets
F5
Patch Edit
F6
Patch List
F7
Rehearsal
(enkel getoond tijdens
opname)
F8
Close
Uitleg
Een patch bewerken.
Naar de volgende markering springen:
ingedrukt
en dan op
ingedrukt
en dan op [_FF]
Naar de vorige markering springen:
houd [SHIFT] ingedrukt en druk op
houd [SHIFT] ingedrukt en druk op
Het Patch List-scherm openen.
Naar het begin van de song springen:
Klanken voorbeluisteren
(Rehearsal-functie)
druk op
Naar de JUMP markering springen:
druk op [JUMP].
Het Part Select-venster sluiten.
Het afspelen van de song zal pauzeren als u tijdens het afspelen
naar het begin of het eind van de song springt.
Als u van part verandert tijdens de opname, dan verandert het
opnamespoor niet, ook al staat de Auto Track-functie (p. 222)
aan.
Het afspelen van een track tijdelijk
stil maken (MUTE)
Een track kan tijdelijk stil worden gemaakt, zodat deze tijdens het
afspelen geen geluid produceert.
1.
Druk op [SONG].
Het Song Play scherm verschijnt.
2.
Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik
/
track die u tijdelijk stil wilt maken te selecteren.
3.
Gebruik
4.
Druk op [DEC] om de ‘MUTE’ instelling te selecteren.
fig.17-001
206
/
om de
om de cursor naar ‘PLAY’ te verplaatsen.
Een song afspelen
5.
Druk op [DEC] om de ‘MUTE’ instelling te selecteren.
veranderen.
Wanneer een song wordt afgespeeld, wordt het tempo door de data
in de tempo y=track bepaald, maar het tempo van de algehele song
→ ‘8 TRACK MUTE (De Pads gebruiken om tracks tijdelijk
kan ook tijdens het afspelen worden bijgesteld. Deze aanpassing
stil te maken)’ (p.197).
wordt het ‘afspeeltempo’ genoemd.
Voor een song die in de Studio mode is gecreëerd, kan het Studio
Het afspeeltempo is een tijdelijke instelling. Deze zal verloren
gaan als u naar een andere song overgaat of het apparaat uitzet.
mode Studio Play scherm gebruikt worden om het volume van elk
Als u wilt, dat de song altijd op dit tempo wordt afgespeeld,
interne geluidsgenerator Part en elke geluidstrack aan te passen.
moet de song opnieuw worden opgeslagen (p.254).
Geluid 2
1.
Druk op [TEMPO].
Het Tempo venster verschijnt.
fig.17-004_50
Pad
Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC] [DEC] om
het afspeeltempo te specificeren. Door [SHIFT] ingedrukt te
houden en aan de VALUE knop te draaien kunnen
nauwkeurigere aanpassingen onder het decimale punt
gemaakt worden.
• Als u op [F7 (Click)] drukt om dit aan te zetten, zal een
Geluid 3
2.
Details over bediening vindt u bij ‘Het Studio Play scherm
weergeven’ (p.66).
Geluid 1
Toegang tot het Mixer scherm
Overzicht
De Pads kunnen ook gebruikt worden om de track muting te
Het afspeeltempo van de song
veranderen
klikgeluid op het gespecificeerde tempo te horen zijn. De klik
wordt, elke keer dat de knop wordt ingedrukt, aan of uitgezet.
• U kunt het tempo specificeren door op het gewenste interval op
3.
Nadat de instellingen zijn gemaakt, drukt u op [F8 (Close)].
Sequencer
[F6 (Tap Tempo)] te drukken (Tap Tempo). Druk minimaal drie
keer op de knop, op intervallen van kwartnoten van het
gewenste afspeeltempo.
Sampler
Menu/systeem
Appendix
207
Een song afspelen
Een song herhaaldelijk afspelen
(Loop)
Markeringen in een song plaatsen
(Marker)
De song kan herhaaldelijk worden afgespeeld, volgens de door u
Maximaal zestien markeringen kunnen op eenheden van één maat in
aangegeven loop punten.
een song worden geplaatst. Dit maakt songbewerking gemakkelijker, omdat de structuur van de song duidelijker te zien is of om snel
Voor een frase kunnen geen Loop punten worden
gespecificeerd.
1.
Druk op [SONG].
naar de locatie van de markering te gaan.
Hier ziet u, hoe een lijst met markeringen in een song bekeken en
bewerkt kan worden.
1.
Druk op [SONG].
Het Song Play scherm verschijnt.
2.
Druk op [F6 (Marker)].
Het Marker venster verschijnt.
Het Song Play scherm verschijnt.
2.
Druk op [F5 (Loop)].
Het Loop venster verschijnt.
De knoppen voeren de volgende handelingen uit.
• VALUE knop, [INC] [DEC],
Selecteer een markering in de lijst. De huidige locatie zal ook
verspringen.
fig.19-006_50
• [F4 (Name)]
Wijst een naam aan de op dat moment geselecteerde markering
toe. Kies een naam uit de weergegeven lijst, en druk op [F8
(Select)] om uw keuze te bevestigen.
• [F5 (set)]
Voegt een markering aan het begin van de huidige maat toe.
3.
*
Verplaats de cursor naar de gewenste parameter, en draai
aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC] [DEC] om de
waarde in te stellen.
• [F6 (Clear)]
Verwijdert de geselecteerde markering.
• [F7 (Jump)]
Stop de sequencer, voordat deze instellingen worden gemaakt. Deze
Specificeert de markering waarnaar u zult springen als u op de
instellingen kunnen niet gemaakt worden als de sequencer in werking
is.
•
Repeat Times
Specificeert het aantal keren (1-99) dat de gespecificeerde regio
herhaald wordt. Als u wilt herhalen totdat u op [STOP] drukt,
kiest u ‘INF’.
•
Start Point
[JUMP] knop op het voorpaneel drukt.
3.
Druk op [F8 (Close)] om het venster te sluiten.
Als het Marker scherm open is, kunt u op een Pad 1-16 drukken
om naar de markering met het corresponderende nummer te
springen.
Specificeert het startpunt van de Loop regio.
Als u op [F5 (Set Start)] drukt, zal de huidige locatie in de song
als het Loop Start punt worden gespecificeerd.
•
4.
End Point
Het scherm kan geopend worden door [SHIFT] ingedrukt te
houden en op [JUMP] te drukken.
Specificeert het eindpunt van de Loop regio. De locatie die u
specificeert behoort niet tot de Loop regio.
Naar een markering springen
Als u op [F6 (set End)] drukt, zal de huidige locatie in de song
als het Loop End punt worden gespecificeerd.
Zo kan naar markeringen binnen een song worden gesprongen.
Om Loop instellingen in te schakelen, drukt u op [F7 (Loop)]
om dit aan te zetten.
Naar de vorige markering springen:
Houdt [SHIFT] ingedrukt en druk op
Naar de volgende markering springen:
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op
De [LOOP] knop op het paneel kan gebruikt worden om
looping aan of uit te zetten.
Naar het begin van de song springen:
Druk op
.
Naar de JUMP markering springen:
Dit scherm kan geopend worden door [SHIFT] ingedrukt te
houden en op [LOOP] te drukken.
5.
Druk op [F8 (Close)] om het venster te sluiten.
208
.
Druk op [JUMP].
.
Een song afspelen
De volgorde van de track
weergave veranderen
5.
Hier ziet u, hoe de zoom ratio van de track weergave verandert kan
worden, en hoe de volgorde waarin de tracks worden getoond ver-
Door aan de VALUE knop te draaien of [INC] [DEC] te
gebruiken om de waarde in het ‘Track Order’ veld te
veranderen, kan de volgorde waarin de huidig
geselecteerde track wordt weergegeven veranderd worden.
Overzicht
De Track Display Zoom en Display
Order veranderen (Zoom/Track
Order)
anderd kan worden.
2.
Druk op [SONG].
Als u een USB muis gebruikt, kan de track weergave volgorde
Het Song Play scherm verschijnt.
in het Song Play scherm worden veranderd door op de knop te
klikken, zoals in de illustratie wordt getoond.
Druk op [F7 (Song Util)].
Het Song Utility Menu venster verschijnt.
vesnter oproepen door [SHIFT] ingedrukt te houden en op [F8]
te drukken.
3.
Druk op [F8 (Close)] om het Zoom/Track Order venster te
sluiten.
Een track een naam geven (Track
Name)
Geluid 2
In het Song Play/Song Edit-scherm kunt u ook het Song View-
6.
Geluid 1
1.
Zo voorziet u een track van een naam.
Wanneer in het Song Play/Song Edit-scherm de tracknaam
blanco is, dan wordt de naam van de eerst opgenomen patch (of
voor een audio track, de samplenaam) automatisch als
Het Zoom/Track Order scherm verschijnt.
De weergave zoom van de track
veranderen
tracknaam gekozen.
1.
Druk op [SONG].
om de weergave te verkleinen.
Druk op
om de weergave te vergroten.
Pad
4. Gebruik [CURSOR] om de zoom ratio te veranderen.
• Horizontale as (tijdsas van de tracks).
Druk op
Het Song Play scherm verschijnt.
• Verticale as (verticale as van de tracks)
om de weergave te vergroten.
Druk op
om de weergave te verkleinen.
Zelfs zonder naar het Zoom venster te gaan, kunt u [SHIFT] in
het Song Play scherm ingedrukt houden en de horizontale as in
2.
Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik
/
track die u een naam wilt geven te selecteren.
3.
Gebruik
/
verplaatsen.
om de
om de cursor naar het track naam veld te
fig.17-001
4.
Druk op [ENTER].
5.
Wijs de gewenste naam toe.
Details over het invoeren van een naam vindt u bij ‘Een naam
toewijzen’ (p.42).
6.
Menu/systeem
Als u een USB muis
gebruikt, kan de zoom in het
Song Play scherm worden
veranderd door de knoppen
aan te klikken, zoals in de
illustratie wordt getoond.
Sampler
of uitzoomen door op
of
te drukken of de verticale as in
of uit te zoomen door op [INC] of [DEC] te drukken.
Sequencer
Druk op
Geluid 3
Gebruik
/
om ‘Zoom/Track Order’ te kiezen, en
druk op [F8 (Select)].
Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
Druk op [F8 (Write)] om de naam te voltooien.
Appendix
209
Een song afspelen
De uitvoerbestemming van een
track specificeren (Output Assign)
Hier ziet u, hoe de uitvoerbestemming van elke track gespecificeerd
kan worden.
1.
Een song bestand verwijderen
(Song Delete)
Hier ziet u, hoe een songbestand uit het project verwijderd wordt.
1.
Druk op [SONG].
Druk op [SONG].
Het Song Play scherm verschijnt.
Het Song Play scherm verschijnt.
2.
Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik
/
om de
track waarvoor u een uitvoerbestemming wilt toewijzen te
selecteren.
3.
Gebruik
/ om de cursor naar de locatie die in de
illustratie wordt getoond te verplaatsen.
2.
Druk op [F1 (Song List)].
Het Song List scherm verschijnt.
fig.17-001
4.
Gebruik [INC] [DEC] om de uitvoerbestemming te
specificeren.
Voor een MIDI track
3.
Draai aan de VALUE draaiknop of gebruik [INC] [DEC] of
/
om de song die u wilt verwijderen te selecteren.
4.
Druk op [F4 (Delete Song)].
Een bevestigingsbericht verschijnt.
5.
Druk op [F7 (OK)] om de handeling uit te voeren.
Indien u besluit te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
PHRASE: Uitvoer volgens de instelling die in de frase is
opgenomen. Normaalgesproken kiest u dit.
INT:
Speel de interne geluidsgenerator van de Fantom-G.
EXT:
Speel een externe geluidsmodule die op de MIDI
OUT is aangesloten.
BOTH:
Speel de Fantom-G interne geluidsgenerator en een
externe geluidsmodule die op de MIDI OUT is
aangesloten.
EXP1:
Speel uitbreidingskaart ARX1.
EXP2:
Speel uitbreidingskaart ZRX2.
OFF:
Er zal niets gespeeld worden.
Voor een geluidstrack
OUT A, OUT B:
Het geluid wordt in stereo via de OUTPUT A (MIX)
jacks of de OUTPUT B jacks uitgevoerd, zonder dat
het door het multi-effect wordt gestuurd.
MFX1-2:
210
Stuur het geluid door het multi-effect, en voer het in
stereo uit. Hier kan ook chorus of reverb op het
geluid dat door het multi-effect is gegaan worden
toegepast.
Een song automatisch laden bij
opstarten (Wanneer een project
wordt geladen)
Wanneer de Fantom-G wordt opgestart (als een project wordt
geladen), zal song 001 (de song bovenaan de song lijst) automatisch
geladen worden.
Als u niet wilt dat een song automatisch wordt geladen bij
opstarten (als een project wordt geladen), verwijdert u song 001,
volgens de beschrijving in ‘Een songbestand verwijderen
(Song Delete)’ (p.210).
Wanneer een Factory Reset (p.280) wordt uitgevoerd, zal de
demosong naar song 001 worden geschreven.
Een song afspelen
Overzicht
De op dat moment geopende song
wissen (Song Clear)
Hier ziet u, hoe de song, die op dat moment in het Song Play scherm
is geopend, gewist wordt. Gebruik deze functie als u een nieuwe
song wilt opnemen.
Het feitelijke songbestand dat in het project is opgeslagen wordt
Geluid 1
hierdoor niet verwijderd.
Indien een song die u bewerkt geopend is, moet deze
opgeslagen worden voordat u verder gaat (p.254).
1.
Druk op [SONG].
Geluid 2
Het Song Play scherm verschijnt.
Druk op [F7 (Song Util)].
Het Song Utility Menu scherm verschijnt.
3.
Gebruik
/
om ‘Song Clear’ te kiezen, en druk op [F8
(Select)].
Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
Geluid 3
2.
Een bevestigingsbericht verschijnt.
Druk op [F7 (OK)] om de handeling uit te voeren.
Indien u besluit de handeling niet uit te voeren, drukt u op [F8
)EXIT)].
Pad
4.
Sequencer
Sampler
Menu/systeem
Appendix
211
Een song afspelen
Een standaard MIDI bestand
afspelen (SMF)
Standaard MIDI bestand (SMF) data van de computer kan naar de
Fantom-G gekopieerd worden om te beluisteren of in een song of
frase te importeren.
Een standaard MIDI (SMF) bestand
spelen (SMF List)
U kunt naar de SMF lijst gaan, en een standaard MIDI bestand (SMF)
beluisteren, dat volgens de beschrijving van ‘Een standaard MIDI
bestand (SMF) van de computer naar de Fantom-G kopiëren’
(p.212) is gekopieerd.
Een standaard MIDI bestand (SMF)
van de computer naar de Fantom-G
kopiëren
Wanneer SMF data wordt gespeeld, adviseren wij u de
geluidsgenerator in de Studio Mode te plaatsen. De Fantom-G
is GM/GM2 compatibel, dus wanneer de muziekdata
compatibel is met GM/GM2, zal deze automatisch met de juiste
Zo wordt een standaard MIDI bestand van de computer naar de Fantom-G gekopieerd.
1.
Bereid een standaard MIDI bestand (.MID) op de computer
voor.
2.
Gebruik de USB Storage functie (p.281) om het standaard
midi BESTAND (.MID) naar de volgende map in het interne
geheugen van de Fantom-G of het USB geheugen te
kopiëren.
“FantomG.Prj/SEQ/SMF” map
geluiden worden afgespeeld.
1.
Druk op [SONG].
Het Song Play scherm verschijnt.
2.
Druk op [F2 (SMF List)].
Het SMF List scherm verschijnt.
‘FantomG.Prj’ is de naam van de projectmap in het interne
geheugen van de Fantom-G. Meerdere projecten kunnen in het
USB geheugen worden opgeslagen. De projectmappen worden
standaard opeenvolgend als ‘FantomG001.Prj’ worden
genoemd.
‘FantomG001.Prj’ enz., en het gedeelte van de naam dat
aan de bestandsnaam extensie voorafgaat, is de projectnaam die
u heeft toegewezen toen het bestand werd opgeslagen.
F-toets handelingen in het SMF List scherm
F-toets
F5
-> Phrase
F6
-> Song
F7
Play
F8
EXIT
Uitleg
Importeert een SMF bestand in een frase.
pag
p. 213
Importeert een SMF bestand in een song.
p. 213
Speelt het in de lijst geselecteerde SMF
bestand.
Keert naar het vorige scherm terug.
p. 212
3.
Draai aan de VALUE knop of gebruik [INC] [DEC] of
om een SMF bestand te selecteren.
4.
Druk op [PLAY] of [F7 (Play)].
Het geselecteerde SMF bestand zal te horen zijn.
212
–
/
Een song afspelen
U kunt naar de SMF lijst gaan, en een standaard MIDI bestand (SMF)
uit het project in een frase importeren. Het geïmporteerde SMF kan
vervolgens als een frase gebruikt worden.
Druk op [SONG].
U kunt naar de SMF lijst gaan, en een standaard MIDI bestand (SMF)
uit het project in een song importeren. Het geïmporteerde SMF kan
vervolgens als een Fantom-G song gebruikt worden.
1.
Druk op [SONG].
Het Song Play scherm verschijnt.
Het Song Play scherm verschijnt.
2.
3.
Druk op [F5 (->Phrase)].
Een bevestigingsbericht verschijnt.
3.
Draai aan de [VALUE] knop of gebruik [INC] [DEC] of
om een SMF bestand te selecteren.
4.
Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
4.
Druk op [F6 (->Song)].
Geluid 2
Druk op [F2 (SMF List)].
Het SMF List scherm verschijnt.
2.
Geluid 1
1.
Een SMF in een song importeren
(Import Song)
Overzicht
Een SMF in een frase importeren
(Import Phrase)
Druk op [F2 (SMF List)].
Het SMF List scherm verschijnt.
Geluid 3
Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
Indien u besluit te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Als u de handeling uitvoert, wordt het geselecteerde SMF
bestand automatisch in een leeg nummer van de song lijst
geïmporteerd, en het Song Play scherm (p.205) verschijnt.
Sampler
De geïmporteerde song is tijdelijk, en zal verloren gaan als u de
stroom uitzet. Om de song te behouden drukt u op [WRITE] om
deze op te slaan (p.254).
Sequencer
5.
De geïmporteerde frase is tijdelijk, en zal verloren gaan als u de
stroom uitzet. Om de frase te behouden drukt u op [WRITE] om
deze op te slaan (p.216).
Pad
Een bevestigingsbericht verschijnt.
Indien u besluit te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Als u de handeling uitvoert, wordt het geselecteerde SMF
bestand automatisch in een leeg nummer van de frase lijst
geïmporteerd, en het Phrase Edit scherm (p.238) verschijnt.
/
Menu/systeem
Appendix
213
Een song afspelen
Frases spelen (MIDI Phrase)
Een frase laden (Load)
Zo wordt een frase uit het project in het geheugen geladen.
Frases die zich binnen een Fantom-G project bevinden, kunnen
vanuit een lijst beluisterd worden.
1.
Druk op [SONG].
Een frase beluisteren (MIDI Phrase List)
Hier ziet u, hoe u naar de Phrase List gaat en een frase uit het project
kunt beluisteren.
1.
Druk op [SONG].
Het Song Play scherm verschijnt.
2.
Druk op [F3 (Phrase List)].
Het MIDI Phrase List scherm verschijnt.
Het Song Play scherm verschijnt.
2.
Druk op [F3 (Phrase List)].
Het MIDI Phrase List scherm verschijnt.
F-toets handelingen in het MIDI Phrase List scherm
F-toets
F1
Load
F2
Save
Uitleg
Laadt een frase uit het project in het geheugen.
Slaat de geselecteerde frase in het project op.
pag
p. 214
F3
Util Menu
Save All
Slaat alle frases op.
p. 216
Delete Phrase
Verwijdert het frase
bestand uit het project.
p. 215
Duplicate
Dupliceert de frase.
p. 215
p. 216
Keert naar het vorige scherm terug.
–
F7
Preview
Beluister de geselecteerde frase.
p. 214
F8
Phrase Edit
Toont het bewerkingsscherm voor de
geselecteerde frase.
p. 238
Draai aan de [VALUE] knop of gebruik [INC] [DEC] of
om een frase te selecteren.
4.
Druk op [F7 (Preview)].
De geselecteerde frase zal te horen zijn.
214
Draai aan de [VALUE] knop of gebruik [INC] [DEC] of
om een frase te selecteren.
4.
Druk op [F1 (Load)].
Een bevestigingsbericht verschijnt.
5.
Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
Indien u besluit te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
De frase lijst toont de status van de huidige
frase
Frase naam
Dit toont de naam van de frase. Als hier
‘EMPTY’ wordt weergegeven, is de
frase niet in het geheugen geladen.
Laad de frase.
Dit geeft aan of het bestand in het
project aanwezig is. Frases zonder het
F6
Edit
3.
3.
/
symbool zijn niet opgeslagen, en
zullen daarom verloren gaan als u de
stroom uitzet. Sla de frase, indien nodig, op.
Dit duidt op een frase die bewerkt is.
De veranderingen die u maakt gaan
verloren als u de stroom uitzet. Sla de
frase, indien nodig, op.
/
Een song afspelen
Een frase dupliceren (Duplicate)
Met deze handeling wordt een frase uit het project, samen met zijn
Deze handeling dupliceert een frase naar een leeg nummer in de lijst.
U kunt dit gebruiken om variaties te creëren, door een bestaande
bestand, geheel verwijderd.
frase te wijzigen.
1.
Druk op [SONG].
Geluid 1
Wanneer die frase door een song binnen het project wordt
gebruikt, zal het gedeelte van de song dat door die frase in
beslag wordt genomen niet langer te horen zijn.
1.
Druk op [SONG].
Het Song Play scherm verschijnt.
Druk op [F3 (Phrase List)].
Het MIDI Phrase List scherm verschijnt.
3.
Draai aan de [VALUE] knop of gebruik [INC] [DEC] of
om een frase te selecteren.
4.
Druk op [F3 (Util Menu)].
Het Phrase Utility Menu scherm verschijnt.
5.
Gebruik
/
[F8 (Select)].
Geluid 2
2.
Het Song Play scherm verschijnt.
2.
Overzicht
Een frase uit het project
verwijderen (Delete Phrase)
Druk op [F3 (Phrase List)].
Het MIDI Phrase List scherm verschijnt.
Geluid 3
4.
Druk op [F3 (Util Menu)].
Het Phrase Utility Menu scherm verschijnt.
5.
Druk op [F7 (OK)].
Indien u besluit te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
om ‘Delete Phrase’ te kiezen, en druk op
Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
Een bevestigingsbericht verschijnt.
6.
Druk op [F7 (OK)].
Indien u besluit te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Als u uitvoert, zal de geselecteerde frase automatisch naar een
leeg nummer in de frase lijst worden gedupliceerd.
Sampler
Gebruik
/
om ‘Delete Phrase’ te kiezen, en druk op
[F8 (Select)].
Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
Een bevestigingsbericht verschijnt.
6.
/
Sequencer
Draai aan de [VALUE] knop of gebruik [INC] [DEC] of
om een frase te selecteren.
Pad
3.
/
Menu/systeem
Appendix
215
Een song afspelen
Een frase opslaan (Save)
Alle frases opslaan (Save All)
Deze handeling slaat alle frases uit de frase lijst in het project op.
Deze handeling slaat de geselecteerde frase in het project op.
Een frase die u opneemt of bewerkt is tijdelijk, en zal verloren gaan
als u de stroom uitzet. Om te frase te behouden, moet deze
opgeslagen worden.
1.
1.
Druk op [SONG].
2.
Druk op [F3 (Phrase List)].
Druk op [SONG].
Het MIDI Phrase List scherm verschijnt.
2.
Frases zonder het
Druk op [F3 (Phrase List)].
Het MIDI Phrase List scherm verschijnt.
Frases zonder het
symbool en frases met het
symbool en frases met het
symbool
zijn niet opgeslagen.
symbool
3.
Druk op [F3 (Util menu)].
Het Phrase Utility Menu scherm verschijnt.
4.
Druk op
/
om ‘Save All’ te selecteren, en druk dan
op [F8 (select)].
Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
zijn niet opgeslagen.
3.
Draai aan de VALUE knop of gebruik [INC] [DEC] of
om de frase die u wilt opslaan te selecteren.
4.
Druk op [F2 (Save)].
5.
Geef de frase een naam.
/
Een bevestigingsbericht verschijnt.
5.
Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
Indien u besluit te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Details over het toewijzen van een naam vindt u bij ‘Een naam
toewijzen’ (p.42).
6.
Als de naam is toetgewezen, drukt u op [F8 (OK)].
Een bericht verschijnt, waarin u wordt gevraagd de Write
handeling te bevestigen.
Zet nooit de stroom uit, terwijl er wordt opgeslagen.
7.
*
Druk op [F7 (OK)] om ui te voeren.
Indien u besluit te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Een frase kan niet opgeslagen worden door een bestaande frase te
overschrijven.
216
Wanneer Save All wordt uitgevoerd, worden alle frases in
dezelfde nummers van de frase lijst opgeslagen. Frase namen
worden automatisch toegewezen.
MIDI opnemen
In deze sectie wordt uitgelegd, hoe de sequencer van de Fantom-G
Frases en songs
Een ‘frase’ is een stukje opgenomen MIDI data. U kunt een song
simpelweg creëren door frases in de MIDI tracks van een song te
Undo-functie
Deze functie annuleert de volgende edit-/opname-handelingen, en
keert terug naar de oorspronkelijke toestand.
• Phrase modify (p. 239)
• Microscope (p. 250)
• Phrase recording (realtime/step) (p. 220)
MIDI kan opgenomen worden door het rechtsreeks in een MIDI
• Track Edit (p. 237)
In een song opnemen (p.218)
locatie, en begin dan met opnemen. Na de opname zal de frase aan
de opname start locatie zijn bevestigd.
Voer een van de bovenstaande edit- of opnamehandelingen
uit.
2.
Druk op [MENU].
3.
Druk op [F5 (Undo)].
Undo annuleert de laatst uitgevoerde edit- of opnamehandeling
(m.a.w. de edit- of opnamehandeling die onmiddellijk
voorafgaat aan de Undo-bewerking). Als Undo niet mogelijk is,
In het MIDI Phrase List scherm selecteert u een frase nummer en
begint u met opnemen. Na de opname zal de frase aan de lijst
worden toegevoegd.
dan verschijnt de toets in het grijs en is ze niet toegankelijk.
Twee opname methodes
Realtime Recording (p.222)
Step Recording (p.226)
Met Step Recording kunt u noten en rusten één voor één invoeren.
Deze methode is bruikbaar als u noten op een nauwkeurige timing
moet invoeren, bijvoorbeeld als drums of bas opgenomen wordt.
Op de handelingen Phrase edit (phrase modify/microscope),
phrase recording (realtime/step) en track edit kunt u een Undo
en Redo uitvoeren.
Bij Song recording (realtime recording/audio recording) is er
geen Redo mogelijk. Eens dat u een Undo uitvoert, wordt de
opname ongedaan gemaakt en kan ze niet meer hersteld
worden.
Sampler
U kunt de Undo-handeling ook uitvoeren door [SHIFT]
ingedrukt te houden en op [EXIT] te drukken.
Sequencer
Met deze methode wordt een uitvoering op het toetsenbord en de
Pads en de control bewegingen opgenomen.
Er verschijnt een venster met de vraag om de Undobewerking te bevestigen. Druk op [F7 (OK)] om de Undobewerking uit te voeren. Om te annuleren, drukt u op [F8
(CANCEL)].
De edit- of opnamehandeling wordt ongedaan gemaakt en de
oorspronkelijke toestand wordt hersteld.
Pad
Er zijn twee manieren om MIDI op te nemen: Realtime Recording
en Step Recording. Gebruikt de methode die het meest geschikt
voor uw situatie is.
4.
Geluid 3
In een frase opnemen (p.220)
Geluid 2
In het Song Play scherm selecteert u een track en een opname start
1.
Geluid 1
plaatsen.
track van een song op te nemen of door in een frase op te nemen.
Overzicht
voor het opnemen van MIDI gebruikt kan worden.
Step Record kan niet direct in een song worden toegepast. U
kunt Step Recording gebruiken om een frase op te nemen.
Menu/systeem
Appendix
217
MIDI opnemen
In een song opnemen
Werkschema
Als een nieuwe song wordt opgenomen, is het werkschema als volgt:
Een geluid voor de opname
selecteren
Voordat u een song opneemt, selecteert u Studio Mode en kiest u het
geluid dat voor de opname gebruikt zal worden.
1. Selecteer het geluid, dat u voor de opname wilt
gebruiken.
De sequencer van de Fantom-G kan uw uitvoering opnemen,
2. Wis de song die zich in het tijdelijke gebied bevindt.
wilt opnemen.
ongeacht de geluidsgenerator mode (Single, Live of Studio),
maar we raden u aan de Studio Mode te kiezen als u een song
Wanneer u het Fantom-G toetsenbord en de Pads in de Studio
mode gebruikt, zult u alleen het geluid van het gespecificeerde
3. Specificeer de maatsoort van de song (p.219).
MIDI kanaal horen, en kunt u verschillende geluiden voor elk
Part kiezen (maximaal zestien geluiden) om de opgenomen
4. Specificeer het tempo (p.219).
song af te spelen. Dit betekent, dat de Studio Mode de juiste
keus is wanneer een ensemble uitvoering met gebruik van
5. Selecteer een IDI track en de start maat voor de
opname (p.219).
meerdere instrumenten, zoals drums, bas en piano, wordt
opgenomen of afgespeeld.
6. Voer Realtime Recording uit (p.222).
We adviseren u de Keyboard Switch (p.69) van alle Parts uit te
zetten. Als deze aan is, zullen meerdere Parts van de uitvoering
7. Gebruik Song Editing om de song te bewerken
(p.232).
in één enkele frase worden opgenomen, hetgeen niet is wat u
wilt als een song wordt opgenomen.
8. Gebruik Phrase Editing (p.238) of Microscope Editing
(p.250) om de frase te bewerken.
Studio Mode selecteren
→ p.66
Een Studio Set selecteren→ p.67
Een geluid voor elk Part selecteren→ p.68
9. Sla de song op (p.254).
De song / frases uit het tijdelijke
gebied wissen (Song Clear)
Als u een song opneemt, wordt de uitvoeringsdata in het tijdelijke
gebied opgenomen. Als u een nieuwe song wilt opnemen, zal de
bestaande uitvoeringsdata uit het tijdelijke gebied verwijderd
moeten worden, voordat u begint.
Indien de op dat moment geopende song bewerkt is, moet deze
opgeslagen worden voordat u verder gaat (p.254).
1.
Druk op [SONG].
Het Song Play scherm verschijnt.
2.
Druk op [F7 (Song Util)].
Het Song Utility Menu scherm verschijnt.
3.
Gebruik
/
om ‘Song Clear’ te kiezen, en druk dan op
[F8 (select)].
Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
Een bevestigingsbericht verschijnt.
4.
218
Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
Indien u besluit te annuleren, drukt u op [F8(EXIT)].
MIDI opnemen
Een MIDI track en de RecordingStart maat selecteren
Als u een nieuwe song opneemt,begint u met het specificeren van de
Zo wordt de MIDI track waarop u gaat opnemen, en de opname start
maatsoort.
maat gespecificeerd.
Als u echter net de Song Clear handeling heeft uitgevoerd of de
stroom heeft aangezet, is de maatsoort altijd op 4/4 ingesteld, zodat
U kunt opnemen op alle tracks 1-128 waarbij ‘MIDI’ wordt
aangegeven.
andere maatsoort heeft.
1.
Druk op [SONG].
2.
Druk op [F8 (Song Util)].
Het Song Edit scherm verschijnt.
3.
Druk op [F7 (Song Util)].
Het Song Edit Utility Menu venster verschijnt.
4.
1.
Druk op [SONG].
Druk op
/
om ‘Beat Track’ te selecteren, en druk op
[F8 (select)].
Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
5.
Verplaats de cursor naar ‘Beat Change’, en specificeer de
maatsoort.
Het Song Play scherm verschijnt.
2.
Als u de maat in het midden van een song wilt laten
veranderen, kijkt u bij ‘De maatsoort tijdens de song
Draai aan de VALUE knop of gebruik
/
om de MIDI
track waarop u wilt opnemen te selecteren.
Selecteer een track waarbij de ‘MIDI’ indicatie wordt vermeld.
Pad
veranderen (Beat Track)’ (p.237).
6.
Druk op [EXIT] om naar het Song Edit scherm terug te
keren.
Zo wordt het tempo gespecificeerd waarop de song opgenomen zal
worden.
Druk op [TEMPO].
Het Tempo venster verschijnt.
Gebruik
om de maat waarop u met opnemen wilt
beginnen te specificeren.
De opname start maat wordt in het ‘Measure’ veld boven in elk
PLAY scherm aangegeven.
Als er al een frase op de opname start locatie
aanwezig is
• U kunt het tempo specificeren door [F6 (tap Tempo)] op het
gewenste interval (Tap Tempo) in te drukken. Druk tenminste
drie keer op de knop, met intervallen van een kwartnoot van
het gewenste tempo.
3.
De bestaande frase zal door de nieuwe opname worden overschreven.
Als een frase volgend op de opname start
locatie al aanwezig is
Een nieuwe frase zal opgenomen worden. U kunt tot aan de
locatie van de daarop volgende frase opnemen.
Ga verder naar Realtime Recording
→ p.222
Als de instellingen zijn gemaakt drukt u op [F8 (Close)].
219
Appendix
Draai aan de VALUE knop of gebruik [INC] [DEC] om het
tempo aan te geven. Door [SHIFT] ingedrukt te houden,
terwijl u aan de VALUE knop draait, kan de waarde onder de
decimale punt worden aangepast.
• Als u op [F7 (Click)] drukt om dit aan te zetten, zal het
klikgeluid op het gespecificeerde tempo klinken. Elke keer dat u
op de knop drukt, wordt dit aan of uitgezet.
Menu/systeem
2.
Sampler
fig.17-004_50
3.
Sequencer
De volgorde, waarin de tracks worden weergegeven, kan
veranderd worden.
→ ‘De Track Display Zoom en Display Order veranderen
(Zoom/Track Order)’ (p.209).
Het tempo specificeren
1.
Geluid 3
Het Microscope scherm van de beat track verschijnt.
Geluid 2
U bent vrij om MIDI data voor meerdere geluidsgenerator Parts
op dezelfde MIDI track gelijktijdig op te nemen, en het staat u
tevens vrij om meerdere MIDI tracks te gebruiken om MIDI
data voor een enkel geluidsgenerator Part op te nemen.
Aanvankelijk zult u dingen simpel willen houden, en de MIDI
track met hetzelfde nummer als het geluidsgenerator Part dat
deze speelt willen gebruiken.
Geluid 1
dit alleen veranderd hoeft te worden als de song die u opneemt een
Overzicht
De maatsoort specificeren (Beat
Track)
MIDI opnemen
In een frase opnemen
Het tempo specificeren
Opname werkschema
Zo wordt het tempo, waarmee de frase opgenomen zal worden,
Wanneer een nieuwe frase wordt opgenomen, is het werkschema als
gespecificeerd.
volgt:
Tempo of maatsoort instellingen kunnen niet in een frase
1. Selecteer het geluid, dat u voor de opname wilt
gebruiken.
worden opgeslagen. Frases worden altijd op het tempo van de
song afgespeeld. Het tempo dat u hier aangeeft is een tijdelijke
tempo instelling voor de opname.
2. Specificeer het tempo.
3. In de MIDI Phrase lijst selecteert u de frase, die u wilt
opnemen (p.221).
1.
Druk op[TEMPO].
Het Tempo venster verschijnt.
fig.17-004_50
4. Voer Realtime Recording (p.222) of Step Recording
(p.226) uit.
5. Gebruik Phrase Editing (p.238) of Microscope Editing
(p.250) om de frase te bewerken.
6. Sla de frase op (p.216).
Een geluid voor de opname
selecteren
2.
• Als u op [F7 (Click)] drukt om dit aan te zetten, zal het
klikgeluid op het gespecificeerde tempo klinken. Elke keer dat u
op de knop drukt, wordt dit aan of uitgezet.
• U kunt het tempo specificeren door [F6 (tap Tempo)] op het
gewenste interval (Tap Tempo) in te drukken. Druk tenminste
drie keer op de knop, met intervallen van een kwartnoot van
het gewenste tempo.
Voordat u een frase opneemt, selecteert u de Studio Mode en kiest u
het geluid dat u voor de opname wilt gebruiken.
De sequencer van de Fantom-G kan een uitvoering opnemen,
ongeacht de geluidsgenerator mode (Single, Live of Studio),
maar we raden u aan de Studio Mode te kiezen als u een song
wilt opnemen.
Wanneer u het Fantom-G toetsenbord en de Pads in de Studio
mode gebruikt om op te nemen, zult u alleen het geluid van het
gespecificeerde MIDI kanaal horen, en kunt u verschillende
geluiden voor elk Part kiezen (maximaal zestien geluiden) om
de opgenomen song af te spelen. Dit betekent dat de Studio
Mode de juiste keus is wanneer een ensemble uitvoering met
gebruik van meerdere instrumenten, zoals drums, bas en piano,
wordt opgenomen of afgespeeld.
We adviseren u de Keyboard Switch (p.69) van alle Parts uit te
zetten. Als deze aan is, zullen meerdere Parts van de uitvoering
in één enkele frase worden opgenomen, hetgeen niet is wat u
wilt als een song wordt opgenomen.
Studio Mode selecteren → p.66
Een Studio Set selecteren → p.67
Een geluid voor elk Part selecteren → p.68
220
Draai aan de VALUE knop of gebruik [INC] [DEC] om het
tempo te specificeren. Door [SHIFT] ingedrukt te houden,
terwijl u aan de VALUE knop draait, kan de waarde onder
het decimale punt worden aangepast.
3.
Als de instellingen zijn gemaakt drukt u op [F8 (Close)].
MIDI opnemen
Overzicht
De op te nemen frase selecteren
Ga naar de MIDI Phrase lijst en selecteer de frase die u wilt
opnemen.
Opname handelingen kunnen ook in het Phrase Edit scherm
1.
Geluid 1
(p.238) worden uitgevoerd.
Druk op [SONG].
Geluid 2
Het Song Play scherm verschijnt.
2.
Druk op [F3 (Phrase List)].
Het MIDI Phrase List scherm verschijnt.
Geluid 3
Pad
3.
Draai aan de VALUE knop of gebruik [INC] [DEC] of
/
om de frase die u wilt opnemen te selecteren.
Als er al een frase in het geselecteerde nummer aanwezig is
Sequencer
De bestaande frase wordt door de nieuwe
opname overschreven.
Als er geen frase in het geselecteerde nummer is
Een nieuw frase zal opgenomen worden.
Sampler
Ga verder naar Realtime Recording
→ p.222
Menu/systeem
Ga verder naar Step Recording
→ p. 226
Appendix
221
MIDI opnemen
De uitvoering opnemen,
precies zoals deze gespeeld
wordt (Realtime Recording)
Basisprocedure voor Realtime Recording
1.
Zorg, dat de passende voorbereidingen voor opnemen zijn
gemaakt, zoals beschreven in ‘In een song opnemen’
(p.218) of ‘In een frase opnemen’ (p.220).
2.
Druk op [REC].
Realtime Recording is de opnamemethode, waarbij hetgeen u op het
toetsenbord speelt en de controller handelingen precies zoals u deze
uitvoert worden opgenomen. Kies deze opnamemethode als u de
nuances van een uitvoering wilt vastleggen.
Auto Track-functie
De [REC] indicator knippert, en het Realtime Rec Standby venster verschijnt.
In het Realtime Rec Standby-venster zal deze functie bij de
In dit venster kunnen verscheidene parameters die aan Real-
opname van een song automatisch hetzelfde tracknummer
kiezen als dat van de part die u opneemt. Bijvoorbeeld, als de
time Recording zijn gerelateerd instellen.
huidige part van de klankgenerator part 3 is, dan wordt MIDI
track 3 van de song geselecteerd. Als de huidige part van de
3.
klankgenerator part 10 is, dan wordt MIDI track 10 van de song
geselecteerd. Dit zorgt voor een meer intuïtief verband tussen
de parts van de klankgenerator en de tracks van de song.
Gebruik [CURSOR] om de cursor naar de verscheidene
parameters te verplaatsen, en draai aan de VALUE knop of
gebruik [INC] [DEC] om deze in te stellen.
=Voor details over de parameters, zie ‘Realtime Rec Standby
parameters’ (p.222).
De Auto Track-function zal automatische de volgende tracks
selecteren.
Huidige Part
Intern 1–16
EXP1 1–16
EXP2 1–16
Extern 1–16
Audio Track 1–24
(MIXER-scherm)
In de Realtime Rec Standby-vensters, kunt u door middel van
de [F6]-toets afwisselen tussen MIDI en audio opnemen.
Track
MIDI Track 1–16
MIDI Track 17–32
MIDI Track 33–48
MIDI Track 49–64
Audio Track 1–24
In de Realtime Rec Standby-vensters kunt u het opnamespoor
selecteren in het “Recording Track Number”-veld. Als u het
opnamespoor wil veranderen, voer dan de gewenste wijziging
uit in het “Recording Track Number”-veld.
4.
Als u tijdens de opname van part verandert, dan verandert het
opnamespoor niet, ook al staat de Auto Track-functie aan.
De Auto Track-functie aan/uit
zetten
Als de opname begint zal het Realtime Recording scherm verschijnen.
Om het scherm te sluiten, drukt u op [F8 (Close)] of [PLAY].
Om het opnieuw te openen, drukt u op [PLAY].
Volgens de standaardinstellingen staat de Auto Track-functie
aan. Als u de Auto Track-functie uitschakelt, dan wordt in het
Realtime Rec Standby-venster bij opname van een song de
huidige track van de song gekozen.
1.
Druk op [MENU] en druk vervolgens op [F2 (System)].
2.
Druk een aantal keer op [F2 (Group/Down)] om naar de
Startup-groep te gaan.
3.
Kies in het “Sequencer Auto Track”-veld de gewenste
instelling (on/off).
WAARDE
OFF:
Auto Track-functie staat uit
ON:
(standaard) Auto Track-functie staat aan
222
Nadat de instellingen in het Realtime Rec Standby venster
zijn gemaakt, drukt u op [PLAY] of [F8 (Start)].
Het Realtime Rec Standby venster wordt afgesloten, de [REC]
indicator verandert van knipperend in verlicht, en de opname
zal beginnen.
In dit scherm kunnen de volgende handelingen worden uitgevoerd.
• Realtime Erase (Erase p.224).
• Rehearsal functie (Rehearsal p.225).
Voor details over deze handelingen kijkt u op de corresponderende pagina.
5.
Wanneer de opname is voltooid, drukt u op [STOP].
6.
Er verschijnt een venster met de vraag om de opname te
bevestigen. Als u de opname wenste te behouden, druk dan
op [F7 (OK)]. Om te annuleren, drukt u op [F8 (CANCEL)].
MIDI opnemen
WAIT NOTE:
Als alternatief voor het indrukken van [PLAY]
slaan of het Hold pedaal indrukken om de
ingevoegd, en evenmin toegevoegd aan de phrase list; ze wordt
verwijderd.
opname te laten beginnen.
Tempo Rec Switch
U kunt een Undo uitvoeren op de opname (p. 217).
Overzicht
kunt u op het toetsenbord spelen, een Pad aan-
Als u annuleert, wordt de opgenomen frase niet in de song
Specificeert of tempo veranderingen worden opgenomen (ON)
of niet worden opgenomen (OFF).
In het Realtime Rec-venster dat tijdens de opname verschijnt,
kunt u de volgende parameters wijzigen.
Als u het tempo tijdens de song wilt veranderen, kunnen deze
tempo veranderingen in de tempo track worden opgenomen.
Als tempo veranderingen reeds zijn opgenomen, zullen deze
• Input Quantize
door de nieuwe tempo veranderingen worden overschreven.
• Grid Resolution
Waarde: OFF, ON
• Shuffle Resolution
• Shuffle Rate
Realtime Rec Standby parameters
Rec Mode
Waarde
Waarde: ON, OFF.
Rec Start Point
Geeft de maat, tel, en tik aan waarop de opname zal beginnen.
Specificeert of een opname eindpunt toegewezen wordt (ON) of
niet (OFF).
Mix-recording wordt uitgevoerd. In het alge-
opgenomen uitvoering aan de bestaande uitvoering worden toegevoegd, zonder dat deze
gewist wordt. Als dit samen met Loop Recor-
Selecteert hoe de opname begint.
Waarde
De opname begint direct nadat u [PLAY]
indrukt.
1 MEAS:
Als u op [PLAY] drukt zal een aftelling (afspelen) beginnen op één maat voor de opname start
locatie, en de opname begint wanneer de
opname start locatie wordt bereikt.
2 MEAS:
Als u op [PLAY] drukt zal een aftelling (afspelen) beginnen op twee maten voor de opname
start locatie, en de opname begint wanneer de
opname start locatie wordt bereikt.
Rec Length
Specificeert de lengte van de opname regio in maten, tellen, en
tikken. De Rec Length instelling en Rec End Point instelling zijn
met elkaar verbonden.
Input Quantize
De Quantize functie corrigeert automatisch onnauwkeurigheden in de timing van uw uitvoering op het toetsenbord of de
Pads, waarbij de noten gelijk worden getrokken om timing
intervallen accuraat te maken. Tijdens Realtime Recording kan
quantizatie tijdens de opname worden gebruikt.
Geef aan of de Quantize functie tijdens de opname gebruikt
wordt of niet.
Waarde
OFF:
Quantizatie zal niet tijdens de opname worden toegepast.
GRID:
Grid Quantize zal tijdens de opname worden toegepast. Gebruik dit als u wilt dat de timing accuraat is,
bijvoorbeeld bij het opnemen van drums of bas.
Appendix
OFF:
staat.
Menu/systeem
Count In
Deze instelling wordt genegeerd als Rec End Switch op ‘OFF’
Sampler
Replace-recording wordt uitgevoerd. Als een
uitvoering reeds op de opname bestemming
frase is opgenomen, zal deze gewist worden
wanneer de nieuwe uitvoering wordt opgenomen. Gebruik dit als u opnieuw wilt opnemen.
Specificeert de maat, tel, en tik waarop de opname zal eindigen.
Sequencer
ding wordt gebruikt, kunt u herhaaldelijk over
een gespecificeerd gebied opnemen, zonder dat
de eerder opgenomen uitvoering wordt gewist.
Dit is bijvoorbeeld een handige manier om een
drum uitvoering per instrument op te nemen:
basdrum → snare drum → hi-hat, enz.
Rec End Point
Pad
meen zult u deze methode gebruiken. Als er op
de frase die als opname bestemming fungeert
reeds een uitvoering is opgenomen, zal de nieuw
REPLACE:
De Loop regio is vanaf het Rec Start punt tot het Rec End punt.
Rec End Switch
Selecteert op welke manier de opname plaats zal vinden.
MIX:
Specificeert of Loop recording aan is (ON) of niet (OFF).
Geluid 3
In deze sectie worden de Realtime Rec parameters uitgelegd.
Loop Switch
Geluid 2
• Grid Quantize Strength
Geluid 1
U kunt tijdens de opname de Input Quantize-instelling wijzigen.
Grid quantizatie met Resolution =
223
MIDI opnemen
Shuffle Quantize zal tijdens de opname worden
SHUFFLE:
toegepast.
Gebruik dit als u het ritme een ‘shuffle’ of
‘swing’ karakter wilt geven.
Shuffle quantizatie met Rate = 75%
De sequencer data selecteren die
opgenomen zal worden
(Recording Select)
Wanneer u Realtime Recording gebruikt, zal alle sequencer data
normaalgesproken worden opgenomen. Indien u een specifiek type
data niet wilt opnemen, kunt u deze Recording Select instelling op
‘OFF’ instellen.
Grid Resolution
Maak deze instelling als u Grid Quantize gebruikt. Specificeer het
1.
Druk op [REC].
2.
Druk op [F7 (Rec Select)].
Het Recording Select venster verschijnt.
quantizatie interval uitgedrukt in een nootwaarde. Selecteer de
kortste nootwaarde, die in de reeks waarop Grid Quantize wordt
toegepast, zal voorkomen.
Waarde:
,
,
,
,
,
,
Grid Quantize Strength
Maak deze instelling als u Grid Quantize gebruikt. Dit specificeert de mate, waarin noten aangepast zullen worden in de richting van de timing intervallen die met de Grid Resolution parameter zijn gespecificeerd. Met een instelling van ‘100%’ worden
de noten exact gecorrigeerd met de timing van de Gris Resolu-
3.
Gebruik
of
om de sequencer data (MIDI berichten)
die opgenomen zullen worden te selecteren.
Note:
Noot berichten. Deze MIDI berichten
representeren noten.
tion parameter. Als deze instelling wordt verlaagd, zal de nootwaarde minder exact gecorrigeerd worden, en met een instelling van ‘0%’ wordt de timing geheel niet aangepast.
Poly Aftertouch:
berichten passen aftertouch op individuele toetsen toe.
Waarde: 1-100%
Control Change:
Shuffle Resolution
Control Change berichten. Deze MIDI
berichten passen verscheidene effecten
zoals modulatie of expressie toe.
Wanneer u Shuffle Quantize gebruikt, maakt u deze instelling
om de nootwaarde die voor de quantizatie wordt gebruikt te
Program Change:
specificeren.
Program Change berichten. Deze MIDI
berichten selecteren geluiden.
Channel Aftertouch: Channel aftertouch berichten. Deze
MIDI berichten passen aftertouch op een
volledig MIDI kanaal toe.
Shuffle Rate
Maak deze instelling als u Shuffle Quantize gebruikt. Dit specificeert de mate waarin de backbeat van de downbeat gescheiden zal worden, gespecificeerd door de Shuffle Resolution parameter. Met een instelling van ‘50%’ zal de backbeat exact tussen
aansluitende downbeats vallen. Met een instelling van ‘0%’
wordt de backbeat naar dezelfde timing als die van de voorgaande downbeat verplaatst. Met een instelling van ‘100%’
wordt de backbeat verplaatst naar dezelfde timing als de volgende downbeat.
Polyfonische aftertouch. Deze MIDI
4.
Waarde: 0-100%.
Pitch Bend:
Pitch Bend berichten. Deze MIDI berichten veranderen de toonhoogte.
System Exclusive:
System Exclusive berichten. Deze MIDI
berichten worden gebruikt om instellingen uniek voor de Fantom-G te maken,
zoals geluidsparameters.
Draai aan de VALUE knop of druk op [INC] [DEC] om een
markeringsteken toe te voegen.
Het bericht wordt opgenomen als u een markeringsteken [_ILL]
toewijst, en worden niet opgenomen als het markeringsteken
wordt verwijderd.
Als u op [F6 (All Off)] drukt, wordt geen sequencer data opgenomen.
Als u op [F7 (All On)] drukt, zal alle sequencer data worden
opgenomen.
5.
224
Druk op [F8 (Close)] om het Recording Select venster te
sluiten.
MIDI opnemen
Realtime Erase is een functie die ongewenste data tijdens Realtime
Recording wist. Dit is in het bijzonder handig tijdens Loop
Recording, aangezien u hiermee data kunt wissen zonder de opname
te stoppen.
Geluiden of frases beluisteren
tijdens de opname (Rehearsal
Functie)
Met de Rehearsal functie kunt u de opname tijdelijk uitstellen,
tijdens Realtime Recording. Dit is gemakkelijk als u de frase die u
daarna gaat opnemen wilt oefenen.
Geluid 1
1.
Begin met Realtime Recording (p.222).
Het Realtime Recording venster verschijnt.
2.
Druk op [F7 (Rehearsal) of [REC].
De [REC] indicator knippert, hetgeen aangeeft dat u zich in de
Realtime Erase kan alleen uitgevoerd worden als de Recording
Mode op ‘MIX’ is ingesteld.
1.
Overzicht
Ongewenste data wissen, terwijl u
opneemt (Realtime Erase)
Begin met Realtime Recording (p.222).
Het Realtime Recording venster verschijnt.
2.
3.
Om naar de opname mode terug te keren, drukt u nogmaals
op [F7 (Rehearsal)] of [REC].
Pad
Wis ongewenste data.
Om alle data te wissen drukt u op [F7 (Erase All)]. Data wordt
Geluid 3
3.
u op het toetsenbord speelt.
Druk op [F6 (Erase)].
Het Realtime Erase venster verschijnt.
Geluid 2
oefen mode bevindt. In deze staat wordt er niets opgenomen als
gewist zolang de knop ingedrukt wordt gehouden.
Om noten van een specifieke toets te wissen, houdt u die toets
ingedrukt. Data van die noot wordt gewist zolang de toets ingedrukt wordt gehouden.
Sequencer
Om noten van een specifieke toetsenreeks te wissen, houdt u de
hoogste en laagste toetsen van die reeks ingedrukt. Data van die
reeks wordt gewist zolang deze toetsen ingedrukt worden
gehouden.
4.
Sampler
Druk op [F8 (Close)] om het Realtime Erase venster te
sluiten.
U keert naar de normale opname status terug.
Menu/systeem
Appendix
225
MIDI opnemen
Data per stap invoeren
(Step Recording)
5.
Druk op [F8 (Start)] or [PLAY].
De [REC] indicator zal knipperen, en het Step Rec (Note)
scherm verschijnt.
Met Step Recording kunnen noten en rusten één voor één worden
opgenomen, alsof u deze in een notenbalk zou noteren.
Step Record kan niet rechtsreeks in een song plaatsvinden. U
kunt Step Recording gebruiken om een frase op te nemen.
Noten en rusten invoeren
1.
2.
Zorg, dat de passende voorbereidingen voor opnemen zijn
gemaakt, zoals beschreven bij ‘In een frase opnemen’
(p.220).
6.
Note Type
Specificeert de lengte van de noten die u wilt invoeren, uitgedrukt in een nootwaarde. De lengte van de nootwaarde duidt
Druk op [F8 )Phrase Edit)] in de MIDI Phrase lijst.
op de lengte vanaf note-on tot de volgende note-on.
Druk op [F5 (step Rec)].
De [REC] indicator zal knipperen, en het Step Recording
Standby venster verschijnt.
of
om de gewenste parameter te selecteren.
•
Het Phrase Edit scherm verschijnt.
3.
Specificeer de noot die u wilt invoeren. Gebruik
Waarde:
,
,
•
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
Gate tijd
Specificeert de proportie van de Gate tijd, relatief aan het Note
Type. De Gate tijd is de lengte tussen note-on en note-off.
Specificeer een lagere waarde als u wilt dat de noten staccato
worden gespeeld of een hogere waarde als u wilt dat noten
tenuto of legato, worden gespeeld. Normaal wordt dit op ongeveer ‘80%’ ingesteld.
Waarde: 1-100%
Het Step Recording Standby venster kan ook bereikt worden
door [SHIFT] ingedrukt te houden en op [REC] te drukken in de
•
Specificeert de sterkte waarmee de noot gespeeld wordt. Als u
wilt, dat dit de sterkte is waarmee u een toets of Pad daadwer-
MIDI Phrase lijst.
4.
Maak instellingen voor Step Recording. Gebruik [CURSOR]
om de cursor naar de gewenste parameter te verplaatsen,
en draai aan de VALUE knop of gebruik [INC] [DEC] om de
parameter in te stellen.
Rec Mode (recording Mode)
Selecteert hoe de opname plaatsvindt.
Input Velo
kelijk indrukt, selecteert u ‘REAL’. Anders gebruikt u instellingen als p (piano)=60, mf (mezzo-forte)=90 of f (forte)=120 als
algemene richtlijnen.
Waarde: REAL, 1-127
7.
Draai aan de VALUE knop of druk op [INC] [DEC] om de
instelling te maken.
8.
Druk op [F7 ( )] of [F8 (➜)] om de gewenste invoer locatie
te verplaatsen, en druk op een noot op het toetsenbord of
op een Pad.
Als u een toets of Pad indrukt, worden de noot berichten in de
vorm van een balk weergegeven. De velocities worden als een
staafdiagram getoond.
Waarde
Mix-recording wordt uitgevoerd. In het algemeen
zult u deze methode gebruiken. Als er op de frase
die als opname bestemming fungeert reeds een uitvoering is opgenomen, zal de nieuw opgenomen
uitvoering aan de bestaande uitvoering worden
toegevoegd, zonder dat deze gewist wordt.
➜
MIX:
REPLACE: Replace-recording wordt uitgevoerd. Als een uitvoering reeds op de opname bestemming frase is
opgenomen, zal deze gewist worden wanneer de
nieuwe uitvoering wordt opgenomen. Gebruik dit
als u opnieuw wilt opnemen.
•
Start Point
Specificeert de locatie (maat-tel-tik), waarop de opname zal
beginnen.
U kunt de functie knoppen [F1] [F2] [F3] [F4] [F5] [F6] gebruiken om de volgende handelingen uit te voeren.
226
MIDI opnemen
Step Back
•
Tie
Annuleer de eerder ingevoerde noot.
De relatie tussen Note Value Length en
Gate tijd
Verleng de tijdsduur van de eerder ingevoerde noot met de huidige instelling.
•
Rest
Voert een rust in. Zet eerst de Note Type parameter op een
•
wordt hieronder getoond. Omdat de sequencer van de FantomG een TPQN (Ticks Per Quarter Note, ofwel resolutie) van 480
gebruikt, is een gate tijd van een kwartnoot 480 tikken.
Zoom In
Noot
Comprimeer de reeks noten die in het scherm wordt getoond.
Gebruik dit als u bepaalde noten vergroot wilt bekijken.
•
45
60
Geluid 2
Gebruik dit als u wilt zien welke noten zijn ingevoerd.
80
90
Untie
Verwijdert de meest recent ingevoerde samenvoeging.
9.
Gate tijd
30
40
Zoom Out
Maak de reeks noten die in het scherm wordt getoond groter.
•
Geluid 1
lengte in, die hetzelfde is als de rust die u wilt invoeren.
De relatie tussen de lengte van de noot waarde en de Gate tijd
Overzicht
•
120
160
Herhaal bovenstaande stappen om te blijven invoeren.
180
240
Geluid 3
De vorige waarde van elke parameter wordt onthouden. Dit
betekent dat als u dezelfde instellingen als die van de vorige
320
360
ingevoerde noot wilt gebruiken, de instellingen niet veranderd
hoeven te worden.
480
640
Nadat de Gate tijd parameter en Input Velocity parameters zijn
ingesteld, is het meestal niet nodig om deze instellingen nog te
720
960
veranderen, dus het enige dat u hoeft te doen is de Note Type
parameter, en de toonhoogte (toetsenbord, Pad) van elke noot
in te stellen.
Pad
1920
3840
10. Wanneer de Step Recording is voltooid, drukt u op [STOP].
De Gate tijd die in de Step Recording is opgenomen, zal de
originele Gate tijd waarde, vermenigvuldigd met de
U kunt een Undo uitvoeren op de opname (p. 217).
waarde van de Gate tijd parameter zijn. Bijvoorbeeld, als
de Gate tijd parameter op ‘80%’ is ingesteld, zal het
invoeren van een kwartnoot betekenen dat de Gate tijd 480
Een akkoord invoeren
Druk op het akkoord. De cursor zal naar de volgende stap
verplaatsen als u alle toetsen of Pads loslaat.
x 0.8 = 384.
Sampler
De invoer locatie verplaatsen
• Door [F8 (➜)] in te drukken wordt de invoer locatie volgens de
huidige Note Type waarde naar voren verplaatst.
➜
• Door [F7 ( )] in te drukken wordt de invoer locatie volgens de
huidige Note Type waarde naar achteren verplaatst.
Menu/systeem
• Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [F8 (➜)] om de invoer
locatie één maat verder te plaatsen.
➜
• Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [[F7 (
locatie één maat terug te plaatsen.
Sequencer
De [REC] indicator dooft uit.
)] om de invoer
De weergave regio verplaatsen
Appendix
Als u
of
indrukt, wordt de weergegeven regio van noten
omhoog op omlaag verplaatst.
227
Geluid opnemen
In deze sectie wordt uitgelegd, hoe de sequencer van de Fantom-G
gebruikt wordt om geluid op te nemen.
Over de geluidsopname tijd
De Fantom-G heeft 32 MB ingebouwd geheugen, waarmee
ongeveer zes minuten mono geluid of ongeveer drie minuten
stereo geluid opgenomen kan worden. Als u langer dan dit wilt
In een song opnemen
Voor het opnemen in een song is het werkschema als volgt:
1. Selecteer een geluidstrack en de opname startlocatie
(p.229).
opnemen, moet in de winkel verkrijgbaar geheugen (DIMM)
geïnstalleerd worden (p.308, p.310).
Samples en songs
2. Voer geluidsopname uit (p.230).
3. Gebruik song bewerking (p.232) om de song te
bewerken.
Een stukje opgenomen geluid wordt een ‘Sample’ genoemd. U kunt
4. Bewerk de Samples (p.263).
een song creëren door Samples simpelweg in een geluidstrack van
een song te plaatsen.
5. Sla de song op (p.254).
Geluid kan opgenomen worden door direct in een geluidstrack van
een song op te nemen of door alleen Samples op te nemen
(sampling) of door WAV of AIFF bestanden van een computer te
importeren.
In een song opnemen (p.228)
Vanuit het Song Play scherm selecteert u een track en opname
startlocatie, en dan neemt u op.
Na de opname zal de Sample aan de opname startlocatie van de
track worden toegewezen.
Sampling (p.258)
De Sampling functie kan gebruikt worden om geluid op te nemen.
De opgenomen Samples worden aan de Sample lijst toegevoegd. U
kunt een song creëren door deze Samples vrijelijk in een geluidstrack
van de song te plaatsen.
Importeren van de computer
(p.283)
WAV of AIFF bestanden kunnen van de computer geïmporteerd
worden. De geïmporteerde WAV of AIFF bestanden worden als
Samples aan de Sample lijst toegevoegd. Een song kan gecreëerd
worden door deze Samples vrijelijk in de geluidstrack van de song te
plaatsen.
228
Geluid opnemen
Overzicht
Een geluidstrack en de opname
startlocatie selecteren
Hier ziet u, hoe een geluidstrack voor opname wordt geselecteerd,
en de opname start maat wordt gespecificeerd.
Alle tracks 1-24 waarbij ‘AUDIO’ wordt weergegeven kunnen
opgenomen worden.
Geluid 1
1.
Druk op [SONG].
2.
Geluid 2
Het Song Play scherm verschijnt.
Draai aan de VALUE knop of gebruik
/
om de
geluidstrack waarop u wilt opnemen te selecteren.
Selecteer een track waarbij ‘AUDIO’ wordt weergegeven.
Geluid 3
De volgorde waarin tracks worden weergegeven kan veranderd
worden.
3.
Pad
→ ‘De Track Display Zoom en Display Order veranderen
(Zoom/Track Order)’(p.209).
Sequencer
Gebruik [
][
]om de maat waarop u de opname
begint te specificeren.
De opname start maat wordt in het ‘Measure’ veld boven aan
elk PLAY scherm getoond.
Als de track al een Sample bevat
Elke geluidstrack speelt altijd slechts één Sample per track. Als
Samples in een track overlappen, zal de laatste Sample hoorbaar
zijn.
Sampler
4.
Druk op de [REC] knop om naar de opname Standby mode
te gaan.
Menu/systeem
Ga verder naar Geluidsopname
→ p.230
Appendix
229
Geluid opnemen
indicator oplichten. In dit geval draait u de LEVEL knop lager, totdat
Geluidsopname
Hier wordt uitgelegd, hoe geluidsinvoer van een geluidsapparaat,
microfoon of CD in een geluidstrack wordt opgenomen.
de PEAK indicator niet meer oplicht.
*
Als het opnameniveau te hoog is, zal de niveaumeter in het scherm
*
Als een extern apparaat op de DIGITAL AUDIO IN is aangesloten,
en u de kabel loshaalt of het externe apparaat uitschakelt, kan er ruis
‘CLIP’ aangeven.
Basisprocedure voor geluidsopname
optreden in de invoer van DIGITAL AUDIO IN. Als dit gebeurt, sluit
u het externe apparaat opnieuw op juiste wijze aan of zet de [MIX IN]
1.
2.
Zorg, dat de voorbereidingen voor opname heeft
uitgevoerd, zoals beschreven bij ‘Een geluidstrack en de
opname start maat selecteren’ (p.229).
schakelaar van de Fantom-G uit.
5.
Druk op [REC].
Druk op [PLAY] of [F8 (Start)].
Het Audio Rec Standby-scherm wordt afgesloten, en de
opname zal beginnen.
Als de opname start, verschijnt het Realtime Recording scherm.
fig.18-004_50
*
Deze stap is hetzelfde als stap 4 van ‘Een geluidstrack en de
opname start maat selecteren’ (p.229).
De [REC] indicator knippert, en het Audio Rec Standby scherm
verschijnt.
In dit scherm kunt u verscheidene parameters die met
geluidsopname te maken hebben instellen.
Als u [F7 (Inp Setting)] indrukt gaat u naar het Input Setting
scherm (p.258), waar instellingen voor de externe invoer
gemaakt kunnen worden.
7.
U wordt gevraagd om de opname te bevestigen. Als u de
opname wil behouden, drukt u op [F7 (OK)]. Om te
annuleren, drukt u op [F8 (CANCEL)].
Als u annuleert, wordt de opgenomen sample niet in de song
ingevoegd, noch aan de sample-lijst toegevoegd; hij wordt
verwijderd.
naar het INPUT EFFECT scherm te gaan, waar effectinstellingen
gemaakt kunnen worden. Details van de parameters die
ingesteld kunnen worden, vindt u bij ‘Input Effect parameters’
De Sample die u heeft opgenomen wordt in de geluidstrack
geplaatst.
In de Realtime Rec Standby/Audio Rec Standby-vensters kunt
u door middel van de [F6]-toets afwisselen tussen MIDI en
audio opnemen.
In de Realtime Rec Standby/Audio Rec Standby-vensters kunt
u het opnamespoor selecteren in het “Recording Track
Number”-veld. Als u het opnamespoor wil veranderen, voer
dan de gewenste wijziging uit in het “Recording Track
Number”-veld.
Met [CURSOR] verplaatst u de cursor naar de gewenste
parameter. Draai aan de VALUE knop of gebruik [INC] [DEC]
om de waarde in te stellen.
Details over elke parameter vindt u bij ‘Audio Rec Standby
parameters’ (p.231).
4.
Als u klaar bent met opnemen, drukt u op [STOP].
Op de geluidsinvoer kunnen effecten als equalizer of
compressie worden toegepast. Druk op [F7 (Inp Setting)] om
(p.186).
3.
6.
Als u van de AUDIO INPUT opneemt, draait u aan de LEVEL
knop op het achterpaneel (p.24) om het ingangsniveau van
de externe bron aan te passen.
*
Deze aanpassing is niet nodig als u DIGITAL IN gebruikt.
*
Als het volume van de externe invoer te hoog is, zal de PEAK
230
De [REC]-indicator dooft uit.
De opname kan ongedaan gemaakt worden met Undo (p. 217).
De opgenomen Sample gaat verloren als u de stroom uitzet.
Om de Sample te behouden, moet deze opgeslagen worden
(p.274).
Geluid opnemen
Input Select
Overzicht
Audio Rec Standby parameters
Selecteert de invoerbron.
Waarde
Hier worden de Realtime Rec Standby parameters uitgelegd.
DIGITAL IN:
DIGITAL AUDIO IN jack
Audio Rec Mode (Geluidsopname mode)
LINE IN L/R:
INPUT jacks L / R (stereo)
LINE IN L:
INPUT jack L (mono)
Specificeert hoe de opname zal plaatsvinden.
Terwijl de interne geluidsgenerator normaal
SOLO:
wordt gespeeld, wordt alleen het geluid van
de externe invoer opgenomen.
*
Andere effecten dan het Input Effect kunnen niet
op het geluid van de externe invoer worden
SOLO WITH FX:
Terwijl de interne geluidsgenerator wordt
gespeeld, neemt u alleen het geluid van de
externe invoer op., terwijl dat gebeurt, kan
een effect op het geluid van de externe
invoer worden toegepast.
Als de opname mode ‘SOLO WITH FX’ is,
kunnen MFX (multi-effecten) niet op het geluid
Bij het opnemen van een geluidstrack selecteert u of de track
stereo of mono zal zijn.
Waarde:
MONO:
opnemen in mono.
STEREO:
opnemen in stereo.
Count In
Selecteert hoe de opname begint.
Waarde:
1 MEAS:
beginnen op één maat voor de opname
startlocatie, en de opname begint op de opname
start locatie.
van de interne geluidsgenerator worden
toegepast.
RE-SAMPLING:
Neem het geluid van de interne
geluidsgenerator (inclusief de geluidstracks)
2 MEAS:
op. De externe invoer is niet hoorbaar.
Het volume van gesamplede frases kan lager zijn
dan het originele volume van de frase. Indien
nodig gebruikt u Normalize (p.270) om het
volume te verhogen.
Als u op [PLAY] druk,t zal een aftelling
beginnen op twee maten voor de opname
startlocatie, en de opname begint op de opname
Pad
*
Als u op [PLAY] drukt, zal een aftelling
Geluid 3
*
Audio Rec Channel (geluidsopname kanaal)
Geluid 2
toegepast.
USB AUDIO: USB aansluiting
Geluid 1
Waarde
MIC/GUITAR: MIC/GUITAR jack
start locatie.
Rec Start Point (opname start punt)
Geeft de maat, tel en tik aan, waarop de opname begint.
Selecteert of een opname eindpunt toegewezen wordt (ON) of
niet (OFF).
Rec End Point (opname eind punt)
Sequencer
Rec End Switch (opname eind schakelaar)
Specificeert de maat, tel, en tik waarop de opname zal eindigen.
Rec Length
Menu/systeem
Specificeert de lengte van de opname regio in maten, tellen, en
tikken. Deze instelling is verbonden met de Rec End Point
instellingen.
Sampler
Deze instelling wordt genegeerd als Rec End Switch op ‘OFF’
staat.
Appendix
231
Songs bewerken
In deze sectie wordt uitgelegd, hoe songs bewerkt kunnen worden.
fig.17-001
Drie manieren om te bewerken
Een song bewerken (p.232)
In het Song Play scherm en Song Edit scherm kan de gehele song
bewerkt worden. Hier kunnen instellingen voor elke track worden
gemaakt, en de frases en Samples opnieuw gearrangeerd worden. De
tracks van een song bevatten de Samples of frases zelf niet, maar
bevatten slechts informatie die zegt ‘op dit punt, speel Sample (of
frase) nummer zus en zo’.
Een frase bewerken (p.238)
De individuele frases, die aan de tracks zijn toegewezen, kunnen
bewerkt worden.
Gebruik het Phrase Edit scherm om frases te bewerken.
Een Sample bewerken (p.263)
De individuele Samples, die aan de tracks zijn toegewezen, kunnen
bewerkt worden.
Gebruik het Sample Edit scherm om Samples te bewerken.
Handelingen met de F-toetsen in het Song Edit-scherm
F-toets
F1
Insert
F2
Delete
F3
Copy
F4
Edit
F5
Loop
F6
Marker
F7
Song Util
Een song bewerken (Song
Edit)
Druk op [SONG].
F8
Song Edit
2.
Als een Sample is geselecteerd:
Opent het Sample Edit scherm.
Als een frase is geselecteerd:
Opent het Phrase Edit scherm.
Opent het Loop venster, waar de Loop regio gespecificeerd kan worden.
Opent het Marker venster, waar markeringen toegewezen kunnen worden.
Zoom/
Zoomt de track weergaTrack Order
ve of verandert de weergegeven volgorde van
tracks.
Song Clear
Wist de song.
Track Clear
Wist de track.
p. 266
Track Name
Wijst een naam aan de
track toe.
Voegt een lege maat in.
p. 235
Verwijdert ongewenste
maten.
p. 237
Kopieert maten.
p. 237
Verandert het tempo.
Verandert de maatsoort.
p. 235
p. 236
Track Edit
Copy
Tempo Track
Beat Track
Om een song te bewerken, gaat u naar het Song Edit scherm.
Het Song Play scherm verschijnt.
Pag.
p. 233
Track Edit
Insert
Track Edit
Delete
Het Song Edit scherm openen
1.
Uitleg
Voegt een Sample/frase op de gespecificeerde locatie in.
Verwijdert de geselecteerde Sample/frase
uit de track.
Kopieert de geselecteerde Sample/frase.
Save As SMF
Opslaan als SMF File
Opent het Song Play scherm.
p. 234
p. 234
p. 238
p. 208
p. 208
p. 209
p. 235
p. 235
p. 237
p. 256
p. 205
Handelingen met SHIFT + F-toetsen in het Song Edit-scherm
F-toets
Uitleg
Pag.
Druk op [F8 (Song Edit)].
Het Song Edit scherm verschijnt.
SHIFT + F1
Trk Edit Ins
SHIFT + F2
Trk Edit Del
SHIFT +F3
Voegt een lege maat in.
p. 237
Verwijdert ongewenste maten.
p. 237
Kopieert maten.
p. 237
Het Song Edit scherm is ook te bereiken door twee keer achter
elkaar op [SONG] te drukken.
Trk Edit Copy
Zoomt de track weergave of verandert de
weergegeven volgorde van tracks.
p. 209
232
SHIFT +F8
Zoom
Songs bewerken
Zo wordt de op dat moment geselecteerde Sample of frase naar een
andere track of locatie verplaatst.
Een Sample/frase op een
gespecificeerde locatie invoeren
(Insert)
Hier ziet u, hoe een Sample/frase op de door u aangegeven locatie
Overzicht
Een Sample/frase verplaatsen
(Move)
wordt ingevoerd.
Ga naar het Song Edit scherm (p.232).
2.
Gebruik [CURSOR] om de Sample/frase die u wilt
verplaatsen te selecteren.
Samples worden automatisch voor een geluidstrack worden
geselecteerd, en frases worden automatisch voor een MIDI track
geselecteerd.
3.
Druk op [SHIFT].
1.
Ga naar het Song Edit scherm (p.232).
2.
Gebruik de
/
om de track waar u een Sample of
frase wilt invoegen te selecteren.
3.
Specificeer de locatie waarop u een Sample/frase wilt
invoeren.
Geluid 1
1.
De cursor verandert in de volgende vorm.
Blijf [SHIFT] ingedrukt houden en druk op
of
.
De Sample/frase zal naar een andere track worden verplaatst.
De knoppen functioneren als volgt.
Samples kunnen naar geluidstracks worden verplaatst, en frases
kunnen naar MIDI tracks worden verplaatst.
[INC] [DEC]
Verplaats de huidige locatie in stappen van een
tik.
[
Verplaats de huidige locatie in stappen van één
Geluid 2
4.
Verplaats de huidige locatie naar het begin van
de song.
Terwijl u [SHIFT] ingedrukt blijft houden, gebruikt u de
volgende knoppen om de Sample/frase te verplaatsen.
[INC] [DEC]
maat.
VALUE knop verplaats de huidige locatie in stappen van één
Verplaats de Sample/frase in stappen van een
tik.
Verplaats de Sample/frase in stappen van één
maat.
VALUE knop Verplaats de Sample/frase in stappen van een
zestiende noot (120 tikken).
tel.
4.
Druk op [F1 (Insert)].
Voor een MIDI track
Het MIDI Phrase Select scherm verschijnt.
Voor een geluidstrack
Het Sample Select scherm verschijnt.
5.
Selecteer de Sample/frase die u wilt invoegen, en druk op
[F8 (Select)].
De Sample/frase zal op de gespecificeerde locatie worden
ingevoerd.
Sequencer
Als u een USB muis gebruikt, kunt u een frase verplaatsen door
deze met de muis te slepen (houd de linker muisknop ingedrukt
en verplaats de muis).
]
Pad
/
][
Geluid 3
5.
Sampler
Menu/systeem
Appendix
233
Songs bewerken
Een Sample/frase uit een track
verwijderen (Delete)
Zo wordt de geselecteerde Sample/frase uit de track verwijderd.
Een Sample/frase bewerken (Edit)
Zo wordt de op dat moment geselecteerde Sample/frase bewerkt.
Als een Sample is geselecteerd: het Sample Edit scherm verschijnt.
Als een frase is geselecteerd:
het Phrase Edit scherm verschijnt.
1.
Ga naar het Song Edit scherm (p.232).
2.
Gebruik [CURSOR] om de Sample/frase die u wilt
verwijderen te selecteren.
1.
Ga naar het Song Edit scherm (p.232).
2.
Druk op [F2 (Delete)].
De geselecteerde Sample/frase zal uit de track verwijderd
Gebruik [CURSOR] om de Sample/frase die u wilt bewerken
te selecteren.
3.
Druk op [F4 (Edit)].
3.
worden.
Met deze handeling wordt de Sample/frase simpelweg uit de
track verwijderd. De feitelijke data blijft in de Sample/frase lijst
behouden.
Een Sample/frase kopiëren (Copy)
Zo wordt de op dat moment geselecteerde Sample/frase gekopieerd.
1.
Ga naar het Song Edit scherm (p.232).
2.
Gebruik [CURSOR] om de Sample/frase die u wilt kopiëren
te selecteren.
3.
Druk op [F3 (Copy)].
De geselecteerde Sample/frase zal direct achter zichzelf
gekopieerd worden.
Als u een USB muis gebruikt, kunt u een Sample/frase kopiëren
door [SHIFT] ingedrukt te houden en de Sample/frase met de
muis aan te klikken.
234
Voor een Sample
Het Sample Edit scherm verschijnt → p.266
Voor een frase
Het Phrase Edit scherm verschijnt → p.238
Songs bewerken
De Track Display Zoom en Display
Order veranderen (Zoom/Track
Order)
(Zoom/Track Order)’ (p.209)
U kunt een track van een naam voorzien.
1.
Ga naar het Song Edit scherm (p.232).
2.
Gebruik
/
selecteren.
3.
Druk op [F7 (Song Util)].
om de track die u een naam wil geven, te
Geluid 1
‘De Track Display Zoom en Display Order veranderen
Een track een naam geven (Track
Name)
Het Song Edit Utility Menu scherm verschijnt.
4.
Hier ziet u, hoe de song, die op dat moment in het Song Play scherm
5.
Gebruik
(Select)].
/
om ‘Track Name’ te kiezen, en druk op [F8
Geluid 2
De op dat moment geopende song
wissen (Song Clear)
Om te annuleren, druk op [F7 (Cancel)].
Wijs de naam toe.
is geopend, gewist wordt. Voer deze handeling uit als u en nieuwe
song wilt opnemen. Het songbestand zelf, dat in het project is
opgeslagen, zal niet verwijderd worden.
Ga naar het Song Edit scherm (p.232).
2.
Druk op [F7 (Song Util)].
Het Song Edit Utility Menu scherm verschijnt.
3.
Gebruik
/
om ‘Song Clear’ te kiezen, en druk op [F8
(select)].
Om te annuleren, druk op [F7 (Cancel)].
Een bevestigingsbericht verschijnt.
6.
Druk op [F8 (Write)] om de naam te voltooien.
Het tempo tijdens de song
veranderen (Tempo Track)
Als u wilt, dat het tempo tijdens de song verandert, voert u nieuwe
tempo verandering data in de tempo track in. De song zal na de
locatie waarop u de tempo verandering invoert in dat tempo worden
afgespeeld.
Wanneer u echter een geleidelijke tempo verandering wilt creëren,
zoals ritardando of accelerando, is het gemakkelijker om Tempo
Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
Indien u besluit te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Een track wissen (Track Clear)
2.
Gebruik
/
selecteren.
3.
Druk op [F7 (Song Util)].
Het Song Edit Utility Menu scherm verschijnt.
4.
Gebruik
/
om ‘Track Clear’ te kiezen, en druk op [F8
(Select)].
Om te annuleren, druk op [F7 (Cancel)].
2.
Het Song Edit Utility Menu scherm verschijnt.
3.
Gebruik
/
om ‘Tempo Track’ te kiezen, en druk op
[F8 (Select)].
Om te annuleren, druk op [F7 (Cancel)].
4.
Druk op [F1 (Create)].
Het Create Event venster verschijnt. In het venster zal ‘Tempo
Change’ geselecteerd zijn.
5.
Druk op [F8 (Execute)].
Het Create Position venster verschijnt.
6.
Gebruik
/ om de cursor naar ‘Measure (Meas)’, ‘Beat’,
en ‘Tick’ te verplaatsen.
7.
Draai aan de VALUE knop of gebruik [INC] [DEC] om de
locatie waarop de tempo verandering ingevoegd zal worden
te specificeren.
om de track die u wilt wissen te
Een bevestigingsbericht verschijnt.
5.
Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
Indien u besluit te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
235
Appendix
Ga naar het Song Edit scherm (p.232).
Ga naar het Song Edit scherm (p.232).
Druk op [F7 (Song Util)].
Menu/systeem
1.
1.
Sampler
Hier ziet u, hoe de geselecteerde track wordt gewist. De track naam
en track setup data zullen ook naar de begininstellingen terugkeren.
Om het algehele tempo van de song sneller of langzamer te
maken, kunt u het afspeeltempo in de verscheidene PLAY
schermen aanpassen.
Sequencer
Recording (p.223) te gebruiken.
4.
Pad
1.
Details over het toewijzen van een naam vindt u bij ‘Een naam
toewijzen’ (p.42).
Geluid 3
Als u de huidig geopende song heeft bewerkt, slaat u deze op
voordat u verder gaat (p.254).
Overzicht
Song Utility (Song Util)
Songs bewerken
8.
Druk op [F8 (Execute)] om de tempo verandering in te
voeren.
9.
De ingevoerde tempo verandering heeft de standaard
tempo waarde, dus stel de waarde naar wens bij.
De maatsoort tijdens de song
veranderen (beat Track)
Als u wilt, dat de maatsoort tijdens de song verandert, voegt u
nieuwe beat change data in de beat track in. De song wordt vlak na
Voor details over het bewerken van de tempo track, zie
‘Individuele onderdelen van sequencer data bewerken
(Microscope)’ (p.250).
de locatie waarop de beat change wordt ingevoerd in die maatsoort
gespeeld.
Echter, de enige data die door de tempo track behandeld kan
De maatsoort kan niet in het midden van een maat veranderd
worden is zoals bij ‘Tempo Change’ (p.236) wordt beschreven.
worden.
De maatsoort kan alleen aan het begin van een maat veranderd
worden.
Data die door de tempo track
verwerkt wordt
De tempo track neemt tempo data voor de song op.
1.
Ga naar het Song Edit scherm (p.232).
2.
Druk op [F7 (Song Util)].
Het Song Edit Utility Menu scherm verschijnt.
3.
Gebruik
/
om ‘Beat Track’ te kiezen, end ruk op [F8
(select)].
Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
4.
Druk op [F1 (Create)].
Het Create Event venster verschijnt. In het venster zal ‘Beat
Change’ geselecteerd zijn.
5.
Druk op [F8 (Execute)].
Het Create Position venster verschijnt.
Tempo Change
De data specificeert het tempo. De song wordt volgens de waarde
van deze tempo veranderingen afgespeeld.
De waarde die bij “ =**” wordt getoond, is het tempo waarop de
song werkelijk gespeeld wordt (het afspeel tempo), en kan in het
PLAY scherm van elke mode worden aangepast.
Als de tempo verandering waarde verschilt van het afspeeltempo,
betekent dit dat het afspeeltempo tijdelijk is veranderd. Met andere
woorden, de tempo verandering waardes zijn niet herschreven, dus
de instelling zal verloren gaan als u naar een andere song
overschakelt of de stroom uitzet. Als u wilt, dat de song de volgende
keer ook op dit tempo wordt gespeeld, moet u de song opnieuw
opslaan. Hiermee worden de tempo verandering waardes opnieuw
opgeslagen, zodat deze met het feitelijke afspeeltempo
overeenkomen.
Gebruik
/
verplaatsen.
om de cursor naar ‘Measure (Meas)’ te
6.
Draai aan de VALUE knop of gebruik [INC] [DEC] om de
locatie waarop de beat change ingevoerd zal worden te
specificeren.
7.
Druk op [F8 (Execute)] om de beat change in te voeren.
8.
De ingevoerde beat change heeft de standaard waarde, dus
pas de waarde naar wens aan.
Voor details over het bewerken van de beat track, zie
‘Individuele onderdelen van sequencer data bewerken
(Microscope)’ (p.250).
Echter, de enige data die door de beat track behandeld kan
worden, is zoals bij ‘Beat Change’ (p.237) wordt beschreven.
Data die door de Beat Track wordt
behandeld
De beat track neemt maatsoort data op.
Beat Change
Deze data specificeert de maatsoort (Beat).
236
Songs bewerken
In het Song Play/Song Edit-scherm kunt u Track-handelingen
uitvoeren zoals Insert (een lege maat invoegen), Delete
(ongewenste maten verwijderen) of Copy (maten kopiëren).
Bijvoorbeeld, als u een frase met een lengte van 10 maten hebt
toegewezen aan maat 1, en u gebruikt dan de functie “Track
Edit Delete” (ongewenste maten verwijderen) om de maten 2–3
te verwijderen, dan wordt er niets uit de inhoud van de frase
verwijderd. Als u binnen de frase iets wil verwijderen, gebruik
1.
Druk in het Song Play/Song Edit-scherm op [F7 (Song Util)].
2.
Kies uit het menu dat verschijnt een van de volgende items
en druk op [F8 (Select)].
Uitleg
Een lege maat invoegen
Ongewenste maten verwijderen
Maten kopiëren
Details over de vensters voor elk van de Track Edit-functies
vindt u in de paragraaf van de de betreffende functie.
Beat (Time Signature)
Hier bepaalt u de maatsoort.
Ongewenste maten verwijderen
uit een Track (Track Edit Delete)
Deze functie verwijdert een bepaald deel van de sequencer data,
en schuift de daarop volgende data op om de leegte op te
vullen. De lengte van de track wordt dus verminderd met het
aantal verwijderde maten.
Source Track
Selecteer de track die u wil bewerken. Als u alle tracks wil
bewerken, kies dan “ALL.”
Measure, For (Edit Range)
Hier bepaalt u het aantal maten dat u wil verwijderen. Als u
“For” instelt op “ALL”, dan worden alle maten geselecteerd.
Maten van een Track kopiëren
(Track Edit Copy)
4.
Druk op [F8 (Execute)].
U wordt gevraagd om te bevestigen.
5.
Druk op [F7 (OK)] om te bevestigen.
Deze functie voegt lege maten in op een bepaalde frasepositie.
Source Track
Selecteer de track die u wil bewerken. Als u alle tracks wil
bewerken, kies dan “ALL.”
Src Measure, For (Edit Range)
Hier specificeert u de bron-maten. Als u “For” instelt op “ALL”,
dan worden alle maten geselecteerd.
Dst Measure (Destination Measure)
Hier specificeert u de maten van de kopieerbestemming.
Als u de kopieerbestemming net na de laatste maat van een
frase wil instellen, zet dan deze parameter op “END.”
Copy Times
Hier bepaalt u het aantal keren dat de data naar de
kopieerbestemming worden gekopieerd.
Appendix
Selecteer de track die u wil bewerken. Als u alle tracks wil
bewerken, kies dan “ALL.”
Menu/systeem
Lege maten invoegen in een Track
(Track Edit Insert)
Source Track
Sampler
U kunt deze edit-handeling ongedaan maken door op
[MENU]➔[F5 (Undo)] te drukken.
Als het begin van een frase of sample buiten het te kopiëren
gebied valt, dan wordt die frase of sample niet gekopieerd.
Sequencer
Stel de parameters in voor elke functie. Plaats met de
cursortoetsen de cursor op de gewenste parameter en
wijzig de waarde met het VALUE-wiel of met [INC]/[DEC].
Pad
U kunt maten uit een bepaald gebied in de track kopiëren.
U kunt de Track Edit-functies ook in het Song Play/Song Editscherm uitvoeren via de toetscombinatie [SHIFT] + [F1]–[F3].
3.
Geluid 3
Menu
Track Edit Insert
Track Edit Delete
Track Edit Copy
ingevoegd, plus het aantal lege maten dat wordt ingevoegd.
Geluid 2
dan een Phrase Modify-functie (p. 239) om de frase te bewerken.
Hier bepaalt u op welke positie de lege maten worden
Geluid 1
De Track Edit-functies bewerken niet de frasen of samples zelf.
Measure, For (Edit Range)
Overzicht
Track Edit-functie
237
Songs bewerken
Een frase bewerken (Phrase
Edit)
4.
Druk op [F4 (edit)].
Het Phrase Edit scherm verschijnt.
Als een bepaalde frase door meerdere songs in een project
wordt gebruikt, heeft het bewerken van die frase consequenties
voor de inhoud van al die songs. Als u een frase die in andere
songs wordt gebruikt gaat bewerken, is het een goed idee om de
frase van tevoren te dupliceren.
→ ‘Een frase dupliceren (Duplicate)’ (p.215).
Het Phrase Edit scherm openen
F-toets handelingen in het Phrase Edit scherm.
Om een frase te bewerken, gaat u naar het Phrase Edit scherm.
Het Phrase Edit scherm kan vanuit de MIDI Phrase List of vanuit het
Song Edit scherm worden geopend.
F-toets
Uitleg
pag
F1
Clear
Wist de huidig geselecteerde frase. Het frase
bestand zelf, dat in het project is opgeslagen,
zal niet verwijderd worden.
Slaat de frase in het project op.
p. 239
Quantize
p. 240
Copy
Corrigeert de timing
van de frase.
Wist ongewenste uitvoeringsdata.
Verwijdert ongewenste maten.
Kopieert data.
Insert
Voegt lege maten in.
p. 244
F2
Save
F3
Modify
Vanuit MIDI Phrase List
Erase
1.
Druk op [SONG].
Delete
Transpose
Het Song Play scherm verschijnt.
2.
Druk op [F3 (Phrase List)].
Het MIDI Phrase List scherm verschijnt.
3.
Draai aan de VALUE knop of gebruik [INC] [DEC] of
om de te bewerken frase te selecteren.
4.
/
Druk op [F8 (Phrase Edit)].
Het Phrase Edit scherm verschijnt.
Vanuit Song Edit
1.
Druk op [SONG].
F4
Microscope
F5
Step Rec
Het Song Play scherm verschijnt.
2.
Druk op [F8 (Song Edit)].
Het Song Edit scherm verschijnt.
3.
Gebruik [CURSOR] om de frase die u wilt bewerken te
selecteren.
238
F7
Play
F6
Exit
p. 239
p. 242
p. 243
p. 243
Transponeert de toonhoogte.
Change Velocity
Verandert de Velocity
(volume).
Change Channel
Verandert het MIDI kanaal.
Change DuraVerandert de lengte
tion
van de noten.
Shift Clock
Verplaatst de uitvoeringsdata voorwaarts
of achterwaarts.
Data Thin
Hiermee wordt uitvoeringsdata uitgedund.
Truncate
Verwijdert een leeg
deel vanaf aan het
begin.
Bewerkt individuele MIDI berichten en uitvoeringsdata die in de frase zijn opgenomen.
Voert Step Recording uit, waarbij noten en
rusten individueel ingevoerd kunnen worden.
Speelt de op dat moment bewerkte frase.
p. 245
Keert naar het vorige scherm terug.
–
p. 245
p. 246
p. 246
p. 248
p. 248
p. 249
p. 250
p. 226
p. 239
Songs bewerken
Phrase Modify Menu
Zo wordt de op dat moment bewerkte frase gespeeld.
1.
Ga naar het Phrase Edit scherm (p.238).
1.
Ga naar het Phrase Edit scherm (p.238).
2.
2.
Druk op [PLAY] of [F7 (Play)].
Druk op [F3 (Modify)].
Het Phrase Modify Menu scherm verschijnt.
Overzicht
Een frase spelen (Play)
fig.19-008_50
Geluid 1
Geluid 2
De huidig bewerkte frase wissen
(Clear)
Hier ziet u, hoe de huidig bewerkte frase gewist wordt. Met deze
handeling wordt het frase bestand dat in het project is opgeslagen
niet verwijderd.
Ga naar het Phrase Edit scherm (p.238).
2.
Druk op [F1 (Clear)].
Een bevestigingsbericht verschijnt.
3.
Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
Indien u besluit te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
3.
Met deze handeling wordt de frase in het project opgeslagen.
Een frase die u heeft opgenomen of bewerkt is tijdelijk, en zal
→ p. 240
Erase
→ p. 242
Delete
→ p. 243
Copy
→ p. 243
Insert
→ p. 244
Transpose
→ p. 245
Change Velocity
→ p. 245
Change Channel
→ p. 246
1.
Ga naar het Phrase Edit scherm (p.238).
Change Duration → p. 246
2.
Druk op [F2 (Save)].
Shift Clock
→ p. 248
Data Thin
→ p. 248
Truncate
→ p. 249
3.
Geef de frase een naam.
4.
6.
Als u een naam heeft toegewezen, drukt u op [F8 (OK)].
Een scherm verschijnt, waar de opslagbestemming frase
geselecteerd kan worden.
Draai aan de VALUE knop of gebruik [INC] [DEC] om het
frase nummer te selecteren.
Voor details over het bewerkingsvenster van alle frase
bewerkingsfuncties raadpleegt u de corresponderende uitleg.
Stelt de parameters van de gekozen bewerkingsfunctie in.
Gebruik [CURSOR] om de cursor naar de gewenste
parameter te verplaatsen, en draai aan de VALUE knop of
gebruik [INC] [DEC] om instellingen te maken.
Controleer of het onderdeel dat u wilde bewerken is
geselecteerd, en breng indien nodig veranderingen aan.
5.
Druk op [F8 (Execute)] om uit te voeren.
Als de handeling is voltooid, wordt ‘Completed!’ kortstondig in
het scherm weergegeven.
Druk op [F8 (Write)].
In een bericht wordt u gevraagd de Write handeling te
bevestigen.
Zet nooit de stroom uit tijdens het opslaan.
7.
Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
Indien u besluit te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
239
Appendix
4.
Menu/systeem
5.
Wanneer het phrase modify-menu getoond wordt, kunt u op
een van de dynamic pads drukken om naar het respectieve
modify-scherm te springen.
Sampler
Details over het toewijzen van een naam vindt u bij ‘Een naam
toewijzen’ (p.42).
Sequencer
verloren gaan als u de stroom uitzet. Om de frase te behouden, moet
deze opgeslagen worden.
Quantize
Pad
Een frase opslaan (Save)
Gebruik
/
om de gewenste functie te kiezen, en druk
dan op [F8 (Select)].
Geluid 3
1.
Songs bewerken
Quantize Type
Indien u besluit te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
Specificeert de quantizatie reeks.
Waarde
U kiunt de edit-handeling ongedaan maken met Undo (p. 217).
Grid Quantize wordt op de opname toegepast.
GRID:
Omdat de noten aan de timing van de gespecifi-
De timing van een frase recht
maken (Quantize)
ceerde nootwaarde worden aangepast, kunt u dit
gebruiken als u de drums of bas (bijvoorbeeld) in het
juiste ritme wilt laten spelen.
In het hoofdstuk ‘MIDI opnemen’ (p.217) is Recording Quantize
uitgelegd, waarmee u kunt quantizeren tijdens Realtime recording.
Als alternatief is het ook mogelijk een frase die al is opgenomen te
quantizeren.
De Quantize handeling corrigeert alleen de timing waarmee
noten werden ingedrukt (note-on) en losgelaten (note-off), en
corrigeert geen andere sequencer data. Dit betekent dat als u
Grid quantizatie met Resolution =
Shuffle Quantize wordt op de opname toegepast.
Gebruik dit als u een ritmisch ‘shuffle’ of ‘swing’
SHUFFLE:
gevoel wilt creëren.
MIDI berichten zoals bend range of modulatie samen met noten
opneemt, de quantizatie kan veroorzaken dat noten niet langer
synchroon lopen met MIDI berichten, zodat de tijd afwijkt. Om
dit soort problemen te voorkomen, is het beter om andere data
dan die van het toetsenbord later op te nemen, met gebruik van
mix recording, enz.
Voor details over de instellingen, zie ‘Phrase Modify Menu’
(p.239).
Shuffle quantizatie met Rate = 75%
De Fantom-G voorziet in 71 quantize sjablonen.
Deze sjablonen bevatten verscheidene quantizatieinstellingen door het toepassen van ritmische ‘feels’
van veel verschillende muzikale categorieën.
Selecteer de sjabloon die u voor de quantizatie
TEMPLATE:
Part Group
Specificeert de Part Group.
wenst.
Waarde
Internal
Uitleg
Intern (interne klankgenerator)
EXP1
EXP2
Expansion board 1
Expansion board 2
External
Externe MIDI output
ALL
Alle part-groepen
Ch (MIDI Channel)
Specificeert de MIDI kanalen van de noten, die gequantizeerd
worden.
Indien u alle noten wilt quantizeren, zet u deze parameter op ‘ALL’.
Om alleen noten van een specifiek MIDI kanaal te quantizeren
selecteert u dat kanaal.
*
Als de data noten van de sequencer te ver van een accurate timing
verwijderd zijn, kan Template Quantize mogelijk niet efficiënt werken,
zodat de gewenste resultaten niet worden bereikt. In dit geval past u
eerst Grid Quantize op de sequencer data toe om fouten in de timing
kwijt te raken.
Resolution (Grid Quantize Resolution)
Deze parameter wordt gebruikt als Grid Quantize is geselecteerd.
Specificeert quantizatietijdsinterval als een nootwaarde. Kies een
resolutie, die met de kleinste noot in het gebied dat u quantizeert,
overeenkomt.
Waarde:
,
,
,
,
,
,
Waarde: ALL, Ch1-Ch16
Strength (Grid Quantize Strength)
Measure, For (Edit Range)
Deze parameter wordt gebruikt wanneer Grid Quantize wordt
gebruikt. Deze parameter specificeert een percentage van de manier
waarop de timing in de richting van het timing interval gecorrigeerd
zal worden, dat met de Resolution parameter is gespecificeerd. Op
‘100%’ ingesteld wordt de noot helemaal naar het dichtstbijzijnde
timing interval van de Grid Resolution instelling verplaatst. Met een
instelling van ‘0%’ zal de noot timing geheel niet veranderen.
Stelt de reeks maten in die gequantizeerd wordt. Als u ‘For’ op ‘ALL’
instelt, worden alle maten gespecificeerd.
Resolution (Shuffle Quantize Resolution)
Deze parameter wordt gebruikt wanneer Shuffle Quantize is
geselecteerd. Specificeert het quantizatie tijdsinterval als een
nootwaarde.
Waarde:
240
,
Songs bewerken
Deze parameter wordt gebruikt wanneer Shuffle Quantize is
Reggae (pushing beats, large dynamics)
Reggae (pushing beats, light swing)
036
Reggae (pushing beats, heavy swing)
037
038
039
Pops (small dynamics)
Pops (large dynamics)
Pops (light swing)
040
041
Pops (heavy swing)
Pops (dragging beats, small dynamics)
042
Pops (dragging beats, large dynamics)
043
044
Pops (dragging beats, light swing)
Pops (dragging beats, heavy swing)
Waarde: 0-100%
045
046
Pops (pushing beats, small dynamics)
Pops (pushing beats, large dynamics)
fig.19-010.e
047
Pops (pushing beats, light swing)
048
049
Pops (pushing beats, heavy swing)
Rhumba (small dynamics)
050
051
Rhumba (large dynamics)
Rhumba (light swing)
geselecteerd. Specificeert hoe ver de downbeat, gespecificeerd met
de Shuffle Resolution parameter, verwijderd is van de up-beat, die
direct volgt. Door de timing van een up-beat te verschuiven kan een
‘swing’ gevoel gecreëerd worden. Met een instelling van ‘50%’ wordt
de timing van de up-beat noot precies in het midden tussen de
down-beat en de volgende down-beat geplaatst. Met een instelling
van ‘0%’ wordt de up-beat noot verplaatst naar dezelfde timing als
de vorige down-beat. Een instelling van ‘100%’ verplaatst deze naar
dezelfde timing als die van de volgende down-beat.
Originele uitvoeringsdata
Snelheid = 25%
Snelheid = 75%
055
056
Rhumba (dragging beats, light swing)
Rhumba (dragging beats, heavy swing)
057
058
Rhumba (pushing beats, small dynamics)
Rhumba (pushing beats, large dynamics)
059
060
Rhumba (pushing beats, light swing)
Rhumba (pushing beats, heavy swing)
Quantize Template (Quantize Template)
061
Samba (for Pandeiro, etc.)
062
Samba (for Surdo, Timbale)
Specificeert de sjabloon die u wilt gebruiken.
063
064
Axe (for Caixa)
Axe (for Surdo)
065
066
Salsa (for Cascala)
Salsa (for Conga)
067
068
Triplets
Quintuplets
069
070
Sextuplets
Septuplets over two beats
071
Lagging triplets
Snelheid =100%
Up
beat
Up
beat
Up
beat
Up
beat
Hier is een lijst met vooraf ingestelde groove sjablonen.
004
Dance (heavy swing)
005
Dance (dragging beats, small dynamics)
006
007
Dance (dragging beats, large dynamics)
Dance (dragging beats, light swing)
008
009
Dance (dragging beats, heavy swing)
Dance (pushing beats, small dynamics)
010
Dance (pushing beats, large dynamics)
011
Dance (pushing beats, light swing)
012
013
Dance (pushing beats, heavy swing)
Fusion (small dynamics)
014
Fusion (large dynamics)
015
Fusion (light swing)
016
017
Fusion (heavy swing)
Fusion (dragging beats, small dynamics)
Timing (Quantize Timing)
018
Fusion (dragging beats, large dynamics)
019
020
Fusion (dragging beats, light swing)
Fusion (dragging beats, heavy swing)
021
022
Fusion (pushing beats, small dynamics)
Fusion (pushing beats, large dynamics)
Dit specificeert hoeveel een noot naar het timinginterval van de door
u gekozen sjabloon wordt verplaatst. Ingesteld op 100% wordt de
perfect getimed met de sjabloon. Op 0% ingesteld zal de noot geheel
niet verplaatst worden.
023
024
Fusion (pushing beats, light swing)
Fusion (pushing beats, heavy swing)
025
026
Reggae (small dynamics)
Reggae (large dynamics)
027
Reggae (light swing)
028
Reggae (heavy swing)
029
030
Reggae (dragging beats, small dynamics)
Reggae (dragging beats, large dynamics)
031
032
Reggae (dragging beats, light swing)
Reggae (dragging beats, heavy swing)
*
De sjablonen zijn ontworpen op een 4/4 maatsoort. Wanneer deze op
een uitvoering met een andere maatsoort worden toegepast, kan het
gewenste resultaat mogelijk niet verkregen worden.
*
De hier getoonde stijl namen zijn alleen voor het gemak. Deze zijn niet
bedoeld om aan te geven dat de sjablonen alleen voor de genoemde stijl
bedoeld zijn. U kunt deze vanzelfsprekend met andere muziekstijlen
proberen.
Waarde: 0-100%
Menu/systeem
Dance (small dynamics)
Dance (large dynamics)
Dance (light swing)
Sampler
001
002
003
Sequencer
Rhumba (dragging beats, small dynamics)
Rhumba (dragging beats, large dynamics)
Pad
Rhumba (heavy swing)
053
054
Geluid 3
052
Snelheid = 50%
Geluid 2
Reggae (pushing beats, small dynamics)
034
035
Geluid 1
033
Overzicht
Rate (Shuffle Quantize Rate)
Range Min, Range Max
De toetsenreeks kan ook gespecificeerd worden door toetsen op het
toetsenbord te specificeren.
241
Appendix
Als u bijvoorbeeld de reeks tussen C3 en C4 wilt quantizeren, zet u
‘Note Min’ op ‘C3’, en ‘Note Max’ op ‘C4’.
Songs bewerken
Ongewenste uitvoeringsdata
wissen (Erase)
Deze functie wist alle sequencer data binnen het gespecificeerde
gebied.
Omdat de gewiste data door rusten wordt vervangen, blijven de
oorspronkelijke maten bestaan.
Voor details over de instellingen, zie ‘Phrase Modify Menu’
(p.239).
Range Min, Range Max
Wanneer de Status parameter op ‘NOTE’, ‘P.AFT’, ‘C.C’ of ‘PROG’ is
ingesteld, specificeert u de reeks. Zet ‘Range Min’ op de laagste
waarde van de reeks, en ‘Range Max’ op de hoogste waarde van de
reeks.
Om alle noten of polifonische aftertouch data te wissen, zet
‘Range Min’ op ‘C-1’ en ‘Range Max’ op ‘G9’. Om C4 te wissen,
zet u ‘Range Min’ en ‘Range Max’ op ‘C4’. Om C3 tot C4 te
wissen, zet u ‘Range Min’ op ‘C3’ en ‘Range Max’ op ‘C4’.
• Om alle controller nummers te wissen zet u ‘Range Min’ op
‘0’en ‘Range Max’ op ‘127’. Om alle programma nummers te
wissen zet u ‘Range Min’ op ‘1’ en ‘Range Max’ op ‘128’. Om
Part Group
Specificeert de Part-groep.
nummer 4 te wissen, zet u ‘Range Min’ en ‘Range Max’ op ‘4’.
Waarde
Uitleg
Om nummers 3 tot en met 14 te wissen, zet u ‘Range Min’ op
Internal
EXP1
Intern (interne klankgenerator)
Expansion board 1
‘3’en ‘Range Max’ op ‘14’.
EXP2
Expansion board 2
External
Externe MIDI output
ALL
Alle part-groepen
Ch (MIDI Channel)
Selecteert het MIDI-kanaal van de data die gewist wordt.
Om alle sequencer data te wissen zet u deze parameter op ‘ALL’.
Om alleen sequencer data van een specifiek MIDI-kanaal te wissen,
selecteert u dat MIDI-kanaal.
Waarde: ALL, Ch1-Ch16
Measure, For (Edit Range)
Specificeert de reeks maten die gewist zal worden. Als u ‘For’ op
‘ALL’ instelt, worden alle maten gespecificeerd.
Status
Selecteert het type data dat gewist zal worden.
Waarde
ALL
NOTE
Poly Aftertouch
Control Change
Program Change
Channel Aftertouch
Pitch Bend
System Exclusive
Tune Request
242
Songs bewerken
Deze functie verwijdert een specifiek gebied aan sequencer data, en
verplaatst de daarop volgende data om de leegte op te vullen. Als
resultaat wordt de maatlengte verkort met het aantal verwijderde
Copy Times
maten.
gekopieerd zal worden.
Specificeert het aantal keren dat de data naar de kopieerbestemming
Geluid 1
Status
Voor details over de instellingen, zie ‘Phrase Modify Menu’
Selecteert het type data dat gekopieerd wordt.
(p.239).
Waarde
Measure, For (Edit Range)
‘For’ op ‘ALL’ instelt, worden alle maten gespecificeerd.
ALL
NOTE
Poly Aftertouch
Geluid 2
Specificeert de reeks maten die verwijderd zullen worden. Als u
Control Change
Program Change
Frases kopiëren (Copy)
Deze functie kopieert een gespecificeerd gebied aan sequencer data.
Channel Aftertouch
Pitch Bend
System Exclusive
Range Min, Range Max
Wanneer de Status parameter op ‘NOTE’, ‘P.AFT’, ‘C.C’ of ‘PROG’ is
ingesteld, specificeert u de reeks. Zet ‘Range Min’ op de laagste
Part Group
Geluid 3
Tune Request
Voor details over de instellingen, zie ‘Phrase Modify Menu’
(p.239).
Overzicht
worden (overschreven) wanneer de kopie wordt
uitgevoerd. Alleen de sequencer data van de MIDI
kanalen gespecificeerd door de Channel parameter
zal overschreven worden, en data van andere MIDI
kanalen zal blijven bestaan.
Ongewenste maten verwijderen
(Delete)
waarde van de reeks, en ‘Range Max’ op de hoogste waarde van de
reeks.
Specificeert de Part-groep.
EXP2
Expansion board 2
External
ALL
Externe MIDI output
Alle part-groepen
Ch (MIDI Channel)
Selecteert het MIDI kanaal van de te kopiëren data.
Als u alle sequencer data wilt kopiëren, stelt u deze parameter op
‘ALL’ in. Om alleen de sequencer data van een specifiek MIDI kanaal
te kopiëren, selecteert u het MIDI( kanaal.
kopiëren, zet u ‘Range Min’ en ‘Range Max’ op ‘C4’. Om C3 tot
C4 te kopiëren, zet u ‘Range Min’ op ‘C3’ en ‘Range Max’ op
‘C4’.
• Om alle controller nummers te kopiëren, zet u ‘Range Min’ op
‘0’en ‘Range Max’ op ‘127’. Om alle programma nummers te
kopiëren zet u ‘Range Min’ op ‘1’ en ‘Range Max’ op ‘128’. Om
nummer 4 te kopiëren, zet u ‘Range Min’ en ‘Range Max’ op ‘4’.
Om nummers 3 tot en met 14 te kopiëren, zet u ‘Range Min’ op
‘3’en ‘Range Max’ op ‘14’.
Src Measure, For (edit Range)
Specificeert de reeks kopieerbron maten. Als u ‘For’ op ‘ALL’ instelt,
worden alle maten gespecificeerd.
Sampler
Waarde: ALL, Ch-1-Ch16
Om alle noten of polifonische aftertouch data te kopiëren, zet
‘Range Min’ op ‘C-1’ en ‘Range Max’ op ‘G9’. Om C4 te
Sequencer
Uitleg
Intern (interne klankgenerator)
Expansion board 1
Pad
Waarde
Internal
EXP1
Menu/systeem
Dst Measure (Destination Measure)
Specificeert de kopieerbestemming maat.
Als u wilt, dat de kopieerbestemming zich vlak achter de laatste
maat van een frase bevindt, zet u deze parameter op ‘END’.
Copy Mode
Appendix
Specificeert of de bestaande data in de kopieerbestemming bewaard
blijft als er gekopieerd wordt.
Waarde
MIX:
REPLACE:
Combineert de data van de kopieerbron met de
bestaande data in de kopieerbestemming.
Muziekdata in de kopieerbestemming zal gewist
243
Songs bewerken
Een lege maat invoegen (Insert)
Deze functie voegt een lege maat in, op een gespecificeerde positie
binnen de frase.
Bias
Specificeert de hoeveelheid transpositie in halve tonen. Stel een
‘+’(positieve) waarde in om de toonhoogte te verhogen of een ‘-`
(negatieve) waarde om de toonhoogte te verlagen. Indien u niet wilt
transponeren, zet u dit op ‘0’.
Waarde: -127– +127
Voor details over de instellingen, zie ‘Phrase Modify Menu’
(p.239).
Measure, For (Edit Range)
Specificeert de maat locatie, waarop de lege maten ingevoegd zullen
worden, en het aantal lege maten dat ingevoegd wordt.
De toonsoort transponeren
(Transpose)
Hiermee wordt de toonhoogte van noten binnen een gespecificeerd
gebied binnen een reeks van +/-127 halve tonen getransponeerd.
Gebruik deze functie om in een frase van de ene toonsoort naar een
andere te moduleren of om de volledige frase te transponeren.
Voor details over de instellingen, zie ‘Phrase Modify Menu’
(p.239).
Part Group
Specificeert de Part-groep.
Waarde
Internal
Uitleg
Intern (interne klankgenerator)
EXP1
EXP2
Expansion board 1
Expansion board 2
External
ALL
Externe MIDI output
Alle part-groepen
Ch (MIDI Channel)
Specificeert het MIDI kanaal van de noten die getransponeerd zullen
worden.
Zet deze parameter op ‘ALL’ om alle noten te transponeren. Om
alleen de noten van een specifiek MIDI kanaal te transponeren,
selecteert u de MIDI kanalen met gebruik van deze parameter.
Waarde: ALL, Ch1-Ch16
Measure, For (Edit Range)
Stelt de reeks maten die getransponeerd zal worden in. Als u ‘For’
op ‘ALL’ instelt, worden alle maten gespecificeerd.
Range Min, Range Max
Specificeert de reeks nootnummers, die getransponeerd zal worden.
Als u bijvoorbeeld noten binnen de reeks van C3 tot C4 wilt
transponeren, zet u ‘Range Min’ op ‘C3’ en ‘Range Max’ op ‘C4’. De
toetsenreeks kan ook gespecificeerd worden door toetsen op het
toetsenbord in te drukken.
244
Als u het basgeluid een octaaf wilt
verlagen…
Wanneer de bas een octaaf hoger is gespeeld dan de notatie
voorschrijft, gebruikt u de Transpose functie om deze een octaaf
te verlagen.
Om het basgeluid een octaaf te verlagen, zet u de Range
parameter op ‘Lowest-Highest’ voor het basgedeelte, en de Bias
parameter op ‘-12’.
Als u percussie geluiden wilt veranderen…
De Transpose functie kan ook gebruikt worden om percussie
geluiden te veranderen.
Stel u wilt conga in tom veranderen. Als het conga geluid aan
de D4 toets is toegewezen, en de tom aan de C3 toets is
toegewezen, zet u de Range parameter op ‘D4-D4’, en de Bias
parameter op ‘-14’.
Songs bewerken
Deze functie wijzigt de speelsterkte (Velocity) van een gespecificeerd
gebied noten.
Range Min, Range Max
Specificeert de reeks nootnummers waarvan de Velocity gewijzigd
zal worden. Als u de Velocity van noten in de reeks C3 tot C4 wilt
wijzigen, zet u ‘Range Min’ op ‘C3’, en ‘Range Max’ op ‘C4’. De
toetsenreeks kan ook gespecificeerd worden door toetsen op het
Overzicht
De Velocity veranderen
(Change Velocity)
toetsenbord in te drukken.
Geluid 1
Voor details over de instellingen, zie ‘Phrase Modify Menu’
(p.239).
Part Group
Specificeert de Part-groep.
Uitleg
Internal
EXP1
Intern (interne klankgenerator)
Expansion board 1
EXP2
Expansion board 2
External
ALL
Externe MIDI output
Alle part-groepen
Geluid 2
Waarde
Ch (MIDI Channel)
Geluid 3
Specificeert de MIDI kanalen van noten waarvan de Velocity
gewijzigd zal worden.
Om de Velocity van alle noten te wijzigen, zet u deze parameter op
‘ALL’. Om de Velocity van alleen de noten van een specifiek MIDI
kanaal te wijzigen, selecteert u dat MIDI kanaal met gebruik van
deze parameter.
Pad
Waarde: ALL, Ch1-Ch16
Measure, For (Edit Range)
Specificeert de reeks maten waarvan de Velocity veranderd zal
worden. Als u ‘For’ op ‘ALL’ instelt, worden alle maten
Sequencer
gespecificeerd.
Bias
Gebruik deze parameter om een vaste hoeveelheid bias aan alle
velocities toe te voegen. Als u de Velocity waardes met 10 wilt laten
toenemen, zet u dit op ‘+10’.
Waarde: -99-+99
Sampler
Magnify
Menu/systeem
Stel deze parameter in als een toename of afname in Velocity
gewenst is. Voor minder Velocity variatie gebruikt u instellingen van
‘99%’ of minder. Voor meer Velocity variatie stelt u dit op ‘101%’ of
hoger in. Ingesteld op ‘100%’ zullen de Velocity waardes niet
veranderen.
Waarde: 0-200%
Appendix
245
Songs bewerken
Het MIDI kanaal veranderen
(Change Channel)
Met deze functie kan het MIDI kanaal van een gesp0ecificeerd
gebied aan sequencer data naar een ander MIDI kanaal worden
overgebracht.
Voor details over de instellingen, zie ‘Phrase Modify Menu’
(p.239).
Zet Scr Channel op het MIDI kanaal, dat u wilt veranderen, en zet
Dst Channel op het MIDI kanaal, waarin het veranderd zal worden.
Als ALL voor het bron MIDI kanaal is geselecteerd, zal de sequencer
data van alle MIDI kanalen in het bestemming MIDI kanaal
gecombineerd worden.
Waarde: ALL, 1-16
‘ALL’ kan niet voor het bestemming MIDI kanaal geselecteerd
worden.
Part Group
Specificeert de Part-groep.
Waarde
Uitleg
Internal
Intern (interne klankgenerator)
EXP1
EXP2
External
ALL
Expansion board 1
Expansion board 2
Externe MIDI output
Alle part-groepen
Measure, For (Edit Range)
Specificeert de reeks maten, waarin het MIDI kanaal de veranderd
zal worden. Als u ‘For’ op ‘ALL’ instelt, worden alle maten
gespecificeerd.
Status
Selecteert het type data, waarvan het MIDI kanaal veranderd wordt.
Waarde
ALL
NOTE
Poly Aftertouch
Control Change
Program Change
Channel Aftertouch
Pitch Bend
Range Min, Range Max
Wanneer de Status parameter op ‘NOTE’, ‘P.AFT’, ‘C.C’ of ‘PROG’ is
ingesteld, kunt u de reeks data specificeren. Zet ‘Range Min’ op de
laagste waarde van de reeks, en ‘Range Max’ op de hoogste waarde
van de reeks.
Om het MIDI kanaal van alle noten of polifonische aftertouch
data te veranderen, zet u ‘Range Min’ op ‘C-1’ en ‘Range Max’
op ‘G9’. Om het MIDI kanaal van C4 te veranderen, zet u
‘Range Min’ en ‘Range Max’ op ‘C4’. Om C3 tot C4 te
veranderen, zet u ‘Range Min’ op ‘C3’ en ‘Range Max’ op ‘C4’.
• Om het MIDI kanaal van alle controller nummers te
veranderen, zet u ‘Range Min’ op ‘0’en ‘Range Max’ op ‘127’.
Om het MIDI kanaal van alle programma nummers te
veranderen, zet u ‘Range Min’ op ‘1’ en ‘Range Max’ op ‘128’.
Om nummer 4 te veranderen, zet u ‘Range Min’ en ‘Range Max’
op ‘4’. Om nummers 3 tot en met 14 te veranderen, zet u ‘Range
Min’ op ‘3’en ‘Range Max’ op ‘14’.
246
Src Channel, Dst Channel (MIDI Channel)
Songs bewerken
Deze functie wijzigt de tijdsduur (tijd vanaf note-on tot note-off) van
noten binnen een gespecificeerd gebied. Afhankelijk van de
instelling kan staccato of tenuto ook gecreëerd worden.
Range Min, Range Max
Specificeert de reeks nootnummers waarvan de tijdsduur gewijzigd
zal worden. Als u de tijdsduur van noten in de reeks C3 tot C4 wilt
wijzigen, zet u ‘Range Min’ op ‘C3’, en ‘Range Max’ op ‘C4’. De
toetsenreeks kan ook gespecificeerd worden door toetsen op het
Overzicht
De lengte van noten wijzigen
(Change Duration)
toetsenbord in te drukken.
Geluid 1
Voor details over de instellingen, zie ‘Phrase Modify Menu’
(p.239).
Part Group
Specificeert de Part-groep.
Uitleg
Internal
Intern (interne klankgenerator)
EXP1
EXP2
External
ALL
Expansion board 1
Expansion board 2
Externe MIDI output
Alle part-groepen
Geluid 2
Waarde
Geluid 3
Ch (MIDI Channel)
Specificeert de MIDI kanalen van noten waarvan de tijdsduur
gewijzigd zal worden.
Als u de tijdsduur van noten van alle MIDI kanalen wilt wijzigen, zet
u deze parameter op ‘ALL’. Om de tijdsduur van noten van alleen
een specifiek MIDI kanaal te wijzigen, selecteert u dat MIDI kanaal
met gebruik van deze parameter.
Pad
Waarde: ALL, Ch1-Ch16
Measure, For (Edit Range)
Specificeert de reeks maten waarvan de tijdsduur veranderd zal
Sequencer
worden. Als u ‘For’ op ‘ALL’ instelt, zullen alle maten gespecificeerd
worden.
Bias
Stelt deze parameter in als u alle tijden met een vaste hoeveelheid
wilt laten af- of toenemen. Als u de tijdsduur 10 langer wilt maken,
zet u dit op ‘+10’.
Sampler
Waarde: -4800-+4800
Magnify
Menu/systeem
Stel deze parameter in als een toename of afname in tijdsduur
volgens een gespecificeerde ratio gewenst is. Als dit op ‘100%’ staat,
wordt er geen verandering aangebracht. Een waarde van ‘101%’ of
hoger maakt de tijdsduur langer. Waardes van ‘99%’ of lager maken
de tijd korter. Om de tijdsduur bijvoorbeeld te halveren, stelt u deze
parameter op ‘50%’ in. Om de tijd te verdubbelen zet u deze
parameter op ‘200%’.
Waarde: 0-200%
Appendix
247
Songs bewerken
Uitvoeringsdata naar voren en
achteren verschuiven (Shift Clock)
Status
Selecteert het type data dat in tijd verschoven zal worden.
Waarde
Deze functie verschuift de timing van sequencer data terug of verder
ALL
in tijd, binnen een gespecificeerd gebied in stappen van 1 tik. Lichte
verschuivingen in timing kunnen de uitvoering sneller of langzamer
NOTE
maken.
Control Change
Poly Aftertouch
Program Change
Wanneer deze functie wordt uitgevoerd, zou data die naar een
punt voor het begin van de frase wordt verschoven,
automatisch naar het begin van de frase worden verplaatst. Als
data naar een punt voorbij het einde van de frase wordt
Channel Aftertouch
Pitch Bend
System Exclusive
Tune Request
verplaatst, zullen toegevoegde nieuwe maten automatisch
gecreëerd worden. De maatsoort van de nieuw gecreëerde
Range Min, Range Max
maten zal hetzelfde zijn als die van de daaraan voorafgaande
Wanneer de Status parameter op ‘NOTE’, ‘P.AFT’, ‘C.C’ of ‘PROG’ is
maat.
ingesteld, kunt u de reeks data specificeren. Zet ‘Range Min’ op de
laagste waarde van de reeks, en ‘Range Max’ op de hoogste waarde
van de reeks.
Voor details over de instellingen, zie ‘Phrase Modify Menu’
(p.239).
Om alle noten of polifonische aftertouch data te verschuiven,
zet u ‘Range Min’ op ‘C-1’ en ‘Range Max’ op ‘G9’. Om C4 te
Part Group
Specificeert de Part-groep.
Waarde
Internal
Uitleg
Intern (interne klankgenerator)
EXP1
Expansion board 1
EXP2
External
ALL
Expansion board 2
Externe MIDI output
Alle part-groepen
Ch (MIDI Channel)
Specificeert de MIDI kanalen van de data dat in tijd verschoven zal
worden.
Om tikken van alle sequencer data te verschuiven, zet u deze
parameter op ‘ALL’. Om de sequencer data tik van slechts één
specifiek MIDI kanaal te wijzigen, selecteert u dat MIDI kanaal.
Waarde: ALL, Ch1-Ch16
Measure, For (Edit Range)
Specificeert de reeks maten, waarin de sequencer data in eenheden
van een tik verschoven zal worden. Als u ‘For’ op ‘ALL’ instelt,
zullen alle maten gespecificeerd worden.
Bias
Specificeer de hoeveelheid (aantal tikken) waarmee de sequencer
data verplaatst zal worden.
Waarde: -4800-+4800
248
verschuiven, zet u ‘Range Min’ en ‘Range Max’ op ‘C4’. Om C3
tot C4 te verschuiven, zet u ‘Range Min’ op ‘C3’ en ‘Range Max’
op ‘C4’.
• Om alle controller nummers te verschuiven, zet u ‘Range Min’
op ‘0’en ‘Range Max’ op ‘127’. Om alle programma nummers te
verschuiven, zet u ‘Range Min’ op ‘1’ en ‘Range Max’ op ‘128’.
Om nummer 4 te verschuiven, zet u ‘Range Min’ en ‘Range
Max’ op ‘4’. Om nummers 3 tot en met 14 te verschuiven, zet u
‘Range Min’ op ‘3’en ‘Range Max’ op ‘14’.
Songs bewerken
Doorlopend variabele controllers zoals aftertouch, Pitch Bend en
Range Min, Range Max
Wanneer de Status parameter op ‘P.AFT’ of ‘C.C’ is ingesteld, kunt u
de reeks data specificeren. Zet ‘Range Min’ op de laagste waarde van
de reeks, en ‘Range Max’ op de hoogste waarde van de reeks.
expressie hebben de neiging onverwacht grote hoeveelheden data te
produceren wanneer deze gebruikt worden. Data Thin verwijdert
Om alle noten of polifonische aftertouch data uit te dunnen, zet
overtollige data, om de beschikbare hoeveelheid geheugen van de
C4 uit te dunnen, zet u ‘Range Min’ op ‘C3’ en ‘Range Max’ op
(p.239).
‘C4’.
• Om alle controller nummers uit te dunnen, zet u ‘Range Min’ op
‘0’en ‘Range Max’ op ‘127’. Om alle programma nummers uit te
Part Group
Geluid 1
u ‘Range Min’ op ‘C-1’ en ‘Range Max’ op ‘G9’. Om C4 uit te
dunnen, zet u ‘Range Min’ en ‘Range Max’ op ‘C4’. Om C3 tot
sequencer toe te laten nemen.
Voor details over de instellingen, zie ‘Phrase Modify Menu’
Overzicht
De sequencer data uitdunnen
(Data Thin)
dunnen, zet u ‘Range Min’ op ‘1’ en ‘Range Max’ op ‘128’. Om
‘4’. Om nummers 3 tot en met 14 uit te dunnen, zet u ‘Range
Uitleg
Internal
EXP1
EXP2
Intern (interne klankgenerator)
Expansion board 1
Expansion board 2
External
ALL
Externe MIDI output
Alle part-groepen
Ch (MIDI Channel)
Min’ op ‘3’en ‘Range Max’ op ‘14’.
Lege maten verwijderen (Truncate)
Door kopiëren kunnen soms lege maten aan het begin van een frase
gecreëerd worden. Truncate verwijdert stille gedeeltes aan het begin
van de gespecificeerde frase op de eerste note-on.
Specificeert de MIDI kanalen van de data die uitgedund zal worden.
Als andere sequencer data (zoals program changes of control
changes) tussen het begin en de eerste note-on van de
Om alle sequencer data uit te dunnen, zet u deze parameter op
‘ALL’. Om de sequencer data van slechts één specifiek MIDI kanaal
uit te dunnen, selecteert u dat MIDI kanaal.
Measure, For (Edit Range)
Voor details over de instellingen, zie ‘Phrase Modify Menu’
(p.239).
Specificeert de reeks maten waarvan de sequencer data uitgedund
1.
Druk op [F8 (Execute)] om de Truncate handeling uit te
voeren.
Data Thin VALUE knop
Sampler
Voor het uitdunnen van data met snelle veranderingen, gebruikt u
hogere instellingen. Als u zoveel data niet wilt uitdunnen, ondanks
dat deze aan snelle veranderingen onderhevig is, gebruikt u lagere
instellingen.
Sequencer
gespecificeerd worden.
Pad
gespecificeerde frase is opgenomen, zal alleen het laatste data
event van elk type voor de note-on worden geplaatst.
Waarde: ALL, Ch1-Ch16
zal worden. Als u ‘For’ op ‘ALL’ instelt, zullen alle maten
Geluid 3
Waarde
Geluid 2
nummer 4 uit te dunnen, zet u ‘Range Min’ en ‘Range Max’ op
Specificeert de Part-groep.
Data Thin Time
Menu/systeem
Voor het uitdunnen van data die snelle veranderingen bevat,
gebruikt u hogere instellingen. Als u zoveel data niet wilt uitdunnen,
ondanks dat deze aan snelle veranderingen onderhevig is, gebruikt
u lagere instellingen.
Status
Selecteert het type data dat uitgedund zal worden.
Waarde
ALL
Appendix
Poly Aftertouch
Control Change
Channel Aftertouch
Pitch Bend
249
Songs bewerken
Individuele onderdelen van
sequencer data bewerken
(Microscope)
4.
Met Microscope kunt u individuele onderdelen van sequencer data
Druk op [F7 (Channel)] om het Part te selecteren waarvan u
de uitvoeringsdata wilt bekijken of bewerken.
Kies ‘ALL’ als u uitvoeringsdata van alle MIDI kanalen wilt
bekijken.
Kanaal:
ALL, 1-16
Part Groep:
ALL, INT, EXP1, EXP2, EXT
die in een frase is opgenomen bewerken, zoals MIDI berichten.
Om efficiënt gebruik te maken van de weergave ruimte in het
scherm, worden locaties waarin geen uitvoeringsdata aanwezig
is normaalgesproken niet getoond.
Sequencer data bewerken
(Basisprocedure in de Microscope)
Ga naar het Microscope scherm als u de sequencer data die in een
Voor uitleg van de verscheidene types uitvoeringsdata kijkt u
frase is opgenomen wilt bekijken. Elke lijn geeft de locatie (maat-tel-
bij ‘Sequencer data die door frases wordt verwerkt’ (p.251).
tik) waarop de sequencer data is opgenomen, en de data op die
locatie aan.
1.
Ga naar het Phrase Edit scherm (p.238).
2.
Druk op [F4 (Microscope)].
Het Microscope scherm verschijnt.
Gebruik
/
5.
Als u klaar bent met bewerken, drukt u op [F8 (Close)].
6.
Gebruik
/
selecteren.
7.
Gebruik
/
selecteren.
8.
Draai aan de VALUE knop of gebruik [INC] [DEC] om de
waarde te veranderen.
om de uitvoeringsdata te bekijken.
fig.19-026.j
Geeft de parameter data op
de cursor locatie aan
om de te bewerken uitvoeringsdata te
om de parameter die u wilt bewerken te
MIDI kanaal
Noten, de nootnaam (nootnummer) van polyfone aftertouch
data, en de on-Velocity of off-Velocity van een noot kan ook
gespecificeerd worde4n door een noot op het toetsenbord in te
drukken.
Als u op [ENTER] drukt, wordt de uitvoeringsdata die met het
Part groep
‘
INT
EXP1
EXP2
EXT
Uitvoeringsdata
Locatie van de uitvoeringsdata
(Maat – tel – tik)
Als u een System Exclusive bericht bewerkt, kijkt u bij ‘Een
System Exclusive bericht bewerken’ op de volgende pagina.
F-toets handelingen in het Microscope scherm
3.
F-toets
Uitleg
pag
F1
Create
F2
Erase
F3
Move
F4
Copy
F5
Place
F6
Voegt data in.
p. 252
Wist data.
p. 252
Verplaatst data.
p. 253
Kopieert data.
p. 253
Plakt de gekopieerde data.
p. 253
Verandert de weergave van de piano roll.
p. 250
F7
Channel
F8
View
Verandert het Part, waarvan de data
wordt getoond.
Selecteert de data, die wordt getoond.
p. 250
9.
Herhaal stappen 3 tot 8 om de data te bewerken.
10. Om het Microscope scherm te sluiten, drukt u op [EXIT].
p. 252
U kunt op [F6 (
)] drukken om de weergave van de piano
roll te veranderen.
250
’ teken wordt aangegeven via de MIDI OUT worden
verzonden. In het geval van een noot bericht, zal die noot
klinken als [ENTER] wordt ingedrukt.
De edit-handeling kan ongedaan gemaakt worden met Undo
(p. 217).
Songs bewerken
1.
2.
Gebruik
of
om de cursor naar de locatie van het
System Exclusive bericht dat u wilt bewerken te
verplaatsen.
Frases kunnen de volgende acht types sequencer data opnemen. De
Druk op
daarnaast getoond.
.
4.
Druk op
of
om de cursor naar de data die u wilt
bewerken te verplaatsen.
Draai aan de VALUE knop of druk op [INC] [DEC] om de
waarde te bewerken.
cursor naar die locatie, en druk op [F3 (Insert)]. Een waarde van
‘00’ zal ingevoegd worden. Verander dit in de gewenste
waarde.
Om data te verwijderen verplaatst u de cursor naar de relevante
locatie en drukt u op [F2 (Delete)].
Als u klaar bent met bewerken drukt u op [F8 (Execute)] om
de waardes van het System Exclusive bericht te voltooien.
Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
Deze MIDI berichten vertegenwoordigen noten. Vanaf links zijn de
parameters Note Number, waar de naam van de noot wordt
aangeduid. On Velocity, dat de sterkte waarmee de toets wordt
ingedrukt specificeert. Duration, dat de tijdsduur van de noot
specificeert, en Off Velocity, hetgeen de sterkte bepaalt waarmee de
toets wordt losgelaten.
Program Change
Dit MIDI bericht verandert het geluid. Het programmanummer
(PC#) selecteert het geluid.
Control Change
Dit MIDI bericht past verscheidene effecten toe, zoals modulatie of
expressie. Het controller nummer (CC#) selecteert de functie, en
Geluid 3
5.
Note
Geluid 2
Als u data tussen ‘F0’ en ‘F7’ wilt toevoegen, verplaatst u de
opgenomen locatie (maat-tel-tik) wordt uiterst links van elk data
onderdeel weergegeven, en het MIDI kanaal nummer wordt
Geluid 1
Het System Exclusive Edit venster verschijnt.
3.
Sequencer data die door frases
wordt verwerkt
Overzicht
Een System Exclusive bericht
bewerken
Value specificeert de diepte van het effect.
Pitch Bend
Microscope scherm terug te keren, drukt u op [EXIT].
Dit MIDI bericht verandert de toonhoogte. De waarde specificeert de
hoeveelheid verandering in toonhoogte.
• In het geval van een Roland type IV System Exclusive bericht,
kan de controlesom automatisch berekend worden als u de
waardes voltooit. Als u de controlesom niet automatisch wilt
• Als u op [F4 (Test)] drukt, wordt het System Exclusive bericht
dat u aan het bewerken bent via de MIDI OUT worden
verzonden.
Poly Aftertouch
Dit MIDI bericht past aftertouch op een individuele noot toe. Vanaf
links zijn de parameters Note Number, waarmee de toets wordt
gespecificeerd, en Value waarmee de diepte van de aftertouch wordt
gespecificeerd.
Channel Aftertouch
Sequencer
berekenen, drukt u op [F1 (Auto Sum)] om het lampje uit te
zetten.
Pad
Indien u besluit de veranderingen die in de System Exclusive
berichten zijn aangebracht te laten voor wat ze zijn, en naar het
Dit MIDI bericht past aftertouch op een geheel MIDI kanaal toe.
System Exclusive
Dit zijn MIDI berichten die gebruikt worden om instellingen die
uniek zijn voor de Fantom-G te maken, zoals geluidsinstellingen.
Voer de data tussen ‘F0’ en ‘F7’ in.
Dit MIDI bericht maakt dat een analoge synthesizer zichzelf stemt.
Menu/systeem
Tune Request
Sampler
Waarde specificeert de diepte van de aftertouch.
Appendix
251
Songs bewerken
Sequencer data bekijken (View)
Omdat een frase een grote hoeveelheid sequencer data bevat, kan het
beeld rommelig, en moeilijk te lezen worden. Dit is de reden dat u
het type sequencer data die in het scherm getoond zal worden op de
Sequencer data invoegen (Create)
U kunt nieuwe sequencer data in een gewenste locatie van een frase
voegen.
Fantom-G kunt specificeren. Dit is gemakkelijk als u alleen een
Voor details over sequencer data die ingevoegd kan worden, zie
specifiek type sequencer data wilt controleren of bewerken.
1.
Ga naar het Microscope scherm (p.250).
2.
Druk op [F8 (View)].
Het View Select venster verschijnt.
3.
Gebruik
of
om de sequencer data die
weergegeven zal worden te selecteren.
Note:
Noot berichten. Deze MIDI berichten
‘Sequencer data die door frases wordt verwerkt’ (p.251).
1.
Ga naar het Microscope scherm van de frase waarin u
sequencer data wilt voegen (p.250).
2.
Druk op [F1 (Create)].
Het Create Event venster verschijnt.
3.
Druk op
selecteren.
4.
Druk op [F8 (Execute)] om de uitvoeringsdata in te voegen.
5.
De sequencer data die werd ingevoegd heeft de standaard
parameterwaardes, dus bewerkt deze, indien nodig.
vertegenwoordigen noten.
Poly Aftertouch:
Polyfone aftertouch. Deze MIDI
berichten passen aftertouch op
individuele toetsen toe.
Control Change:
Control Change berichten. Deze MIDI
berichten passen verscheidene effecten
toe, zoals modulatie of expressie.
Program Change:
Program Change berichten. Deze MIDI
berichten selecteren geluiden.
Channel Aftertouch: Channel Aftertouch berichten. Deze
Indien gewenst, kan slechts een individueel event aan sequencer
data gewist worden.
Data die in de tempo track (p.236) of beat track (p.237) is
opgenomen, kan ook op dezelfde manier gewist worden.
Pitch Bend berichten. Deze MIDI
berichten veranderen de toonhoogte.
System Exclusive:
System Exclusive berichten. Deze MIDI
berichten worden gebruikt om
instellingen uniek voor de Fantom-G te
maken, zoals die voor de
geluidsparameters.
Tune Request:
4.
Dit MIDI bericht maakt dat een analoge
synthesizer zichzelf stemt.
5.
De tempo verandering aan het begin van de tempo track of de
beat verandering en Phrase Beat aan het begin van de beat track
kunnen niet gewist worden.
1.
Ga naar het Microscope scherm van de frase waaruit u
sequencer data wilt wissen (p.250).
2.
Druk op
of
om de cursor naar de sequencer data
die u wilt wissen te verplaatsen.
Druk op [INC] of [DEC] om te veranderen.
Als u op [F6 (ALL OFF)] drukt, zal geen sequencer data worden
weergegeven.
Als u op [F7 (ALL ON)] drukt, zal alle sequencer data worden
weergegeven.
Druk op [F8 (Close)] om het View Select venster te sluiten.
252
om de in te voegen sequencer data te
Sequencer data wissen (Erase)
MIDI berichten passen aftertouch op een
geheel MIDI kanaal toe.
Pitch Bend:
of
Om meerdere, opeenvolgende data te wissen, houdt u [SHIFT]
ingedrukt, en drukt u op
of
om de sequencer data te
selecteren.
3.
Druk op [F2 (Erase)] om de sequencer data te wissen.
Songs bewerken
Een individueel sequencer data onderdeel kan naar een andere
locatie worden verplaatst.
Sequencer data kopiëren (Copy)
Sequencer data kan naar de gewenste locatie gekopieerd worden. Dit
is handig als u dezelfde sequencer data op meerdere locaties wilt
gebruiken.
Data die in de tempo track (p.236) of beat track (p.237) is
opgenomen, kan ook op dezelfde manier gewist worden.
De tempo verandering aan het begin van de tempo track of de
opgenomen, kan op dezelfde manier gekopieerd worden.
beat verandering en Phrase Beat aan het begin van de beat track
Ga naar het Microscope scherm van de frase waarvan u
sequencer data wilt kopiëren (p.250).
2.
Druk op
of
om de cursor naar de sequencer data
die u wilt kopiëren te verplaatsen.
3.
Druk op [F4 (Copy)].
4.
Druk op [F5 (Place)].
kunnen niet gewist worden.
1.
Ga naar het Microscope scherm van de frase waarvan u
data wilt verplaatsen (p.250).
2.
Druk op
of
om de cursor naar de sequencer data
die u wilt verplaatsen te verplaatsen.
Geluid 2
1.
Het Place Event venster verschijnt.
3.
5.
Druk op
of
om de cursor naar de ‘measure’, ‘beat’ en
‘tick’ velden te verplaatsen.
6.
Draai aan de VALUE knop of druk op [INC] [DEC] om de
locatie waarnaar de data gekopieerd zal worden te
specificeren.
7.
Druk op [F8 (Execute)] om de data te plakken.
Druk op [F3 (Move)].
Het Move Event venster verschijnt.
5.
Draai aan de VALUE knop of druk op [INC] [DEC] om de
locatie waarnaar de data verplaatst zal worden te
specificeren.
6.
Druk op [F8 (Execute)] om de sequencer data te
verplaatsen.
Sequencer
Druk op
of
om de cursor naar de ‘measure’, ‘beat’ en
‘tick’ velden te verplaatsen.
Pad
4.
Geluid 3
Om meerdere, opeenvolgende data te verplaatsen, houdt u
[SHIFT] ingedrukt, en drukt u op
of
om de sequencer
data te selecteren.
Geluid 1
Data die in de tempo track (p.236) of beat track (p.237) is
Overzicht
Sequencer data verplaatsen
(Move)
Sampler
Menu/systeem
Appendix
253
Een song opslaan (Song Save)
Een song die u opneemt, wordt aanvankelijk in het tijdelijke gebied
geplaatst. De song in het tijdelijke gebied zal verloren gaan als u de
stroom uitzet of een andere song laadt. Om de song te behouden,
Een song opslaan (Save)
moet deze in het project worden opgeslagen.
Om frases individueel op te slaan
Wat de opgeslagen song data
bevat
→ ‘Een frase opslaan (Save)’ (p.216).
Om Samples individueel op te slaan
Samen met sequencer data, bevat de song data ook de studio set, live
set, Patch, en systeem setup data die u op dat moment gebruikte.
De studio set, live set, en Patch data die binnen de songdata is
→ ‘Een Sample opslaan (Save)’ (p.274).
1.
In het Song Play scherm of Song Edit scherm drukt u op
[WRITE].
Het WRITE MENU scherm verschijnt.
2.
Gebruik
/
[F8 (Select)].
opgeslagen, bestaat uit speciale data voor het reproduceren van de
song. Dit staat los van de User studio sets, live sets, en User Patches.
*
Indien u deze data in een andere song of onafhankelijk van welke song
dan ook wilt gebruiken, moet de data in het gebruikersgebied worden
opgeslagen.
Wat er nog meer wordt
opgeslagen, op hetzelfde moment
dat de song wordt opgeslagen
De Samples en frases die in de song worden gebruikt, worden
automatisch opgeslagen wanneer u de song opslaat.
om ‘Song’ te selecteren, en druk dan op
Het Song Name venster verschijnt.
3.
Geef de song een naam.
Voor details over het toewijzen van een naam, zie ‘Een naam
toewijzen’ (p.42).
4.
Wanneer een naam is toegewezen, drukt u op [F8 (OK)].
Een scherm verschijnt, waarin de song, die als
opslagbestemming fungeert, geselecteerd kan worden.
5.
Draai aan de VALUE knop of gebruik [INC] [DEC] om een
song nummer te selecteren.
6.
Druk op [F8 (Save)].
Een bevestigingsbericht voor het opslaan verschijnt.
Zet nooit de stroom uit, terwijl data wordt opgeslagen.
7.
*
254
Om de data op te slaan drukt u op [F7 (OK)].
Indien u besluit te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Een song opslaan (Song Save)
Hier ziet u, hoe de uitvoering van alle geluidstracks en MIDI tracks
Een opnieuw gesamplede Sample
naar de computer kopiëren om een
CD of MP3 te creëren
Een Sample die door opnieuw samplen (Resample) is gecreëerd, kan
naar een computer worden gekopieerd. De Sample wordt een WAV
bestand, dat gebruikt kan worden om een CD of MP3 op de
Nadat een Sample op deze manier is gecreëerd, kunt u deze op de
computer of een ander apparaat als een complete song opslaan.
computer te creëren.
1.
Controleer het nummer van de Sample die u opnieuw heeft
gesampled. (In dit geval gaan we er van uit dat dit nummer
0001 is).
2.
Gebruik de USB Storage functie (p.281) om de volgende
Sample naar de computer te kopiëren.
1.
Laad de song die u opnieuw wilt samplen (p.204).
2.
Druk op
3.
Druk op de [SAMPLING] knop.
4.
Druk op [F2 (Re-Sampling)].
‘FantomG.Prj/SMPL/0001.WAV’
5.
Druk op [F2 (Auto Trig)].
(Het nummer in de .WAV bestandsnaam is het Sample
6.
Druk op [PLAY].
Het opnieuw samplen begint.
7.
Als de song eindigt, drukt u op [F7 (Stop)].
geheugen van de Fantom-G. Meerdere projecten kunnen in het
USB geheugen worden opgeslagen. De project mappen worden
Als alternatief kan de ‘Stop Trigger’ parameter (p.260) op
‘TIME’ worden ingesteld, en de ‘Sampling Length’ (p.261)
standaard genummerd als ‘FantomG001.Prj’,
‘FantomG002.Prj’, enz., en het portie dat aan de
parameter op de eindlocatie van de song worden ingesteld,
zodat het opnieuw samplen automatisch zal stoppen.
bestandsnaam extensie voorafgaat is de projectnaam die u heeft
toegewezen op het moment dat u opsloeg.
Geluid 1
in één individuele Sample gecombineerd kan worden.
Overzicht
De inhoud van alle tracks
opnieuw in een individuele
Sample samplen
om de songpositie op het begin te zetten.
Geluid 2
nummer).
Pad
In het Sample Edit scherm (p.266) luistert u naar de Sample,
die u zojuist door middel van opnieuw samplen (Resample)
heeft gecreëerd.
Geluid 3
8.
‘FantomG.Prj’ is de naam van de project map in het interne
Sequencer
Het volume van de opnieuw gesamplede frases kan lager zijn
dan het volume van de oorspronkelijke frases. Indien nodig
gebruikt u de Normalize handeling (p.270) om het volume te
verhogen.
Sampler
De opnieuw gesamplede Sample zal verloren gaan als u de
stroom uitzet. Om de Sample te behouden, drukt u op [WRITE]
om deze op te slaan (p.274).
Menu/systeem
Appendix
255
Een song opslaan (Song Save)
Opslaan als SMF-bestand
(Save As SMF)
Hieronder wordt uitgelegd hoe u een ingeladen song
(temporary song) of MIDI-frase opslaat als SMF-bestand.
1.
Druk in het Song Play/Song Edit-scherm op [F7 (Song Util)],
kies “Save As SMF” uit het menu dat verschijnt en druk op
[F8 (Select)].
Het Save As SMF-scherm verschijnt.
Als u een MIDI-frase wil omzetten naar een SMF-bestand, druk
dan op [F3 (Util Menu)] in het MIDI Phrase List-scherm, kies
“Save As SMF” uit het menu dat verschijnt en druk vervolgens
op [F8 (Select)].
2.
Specificeer het SMF-formaat en de gewenste Part Group, en
druk op [F8 (Execute)].
• SMF Format Select
Formaat
Format 0
Format 1
Uitleg
Converteert de song naar een Format 0 Standard MIDI File (alle performance data
worden opgeslagen in één track) en bewaart
hem. De extensie “.MID” wordt automatisch
toegevoegd.
Converteert de song naar een Format 1 Standard MIDI File (performance data worden in
meer dan één track opgeslagen) en bewaart
hem. De extensie “.MID” wordt automatisch
toegevoegd.
• Part Group
De performance data van de gespecificeerde part group worden
opgeslagen als SMF-bestand.
Waarde
Internal
EXP1
EXP2
External
ALL
Uitleg
Internal (interne klankgenerator)
Expansion board 1
Expansion board 2
Externe MIDI output
Alle part-groepen
3.
Geef het bestand een naam en druk op [F8 (OK)].
U wordt gevraagd om te bevestigen.
4.
Druk op [F7 (OK)] om te bevestigen.
Het SMF-bestand wordt opgeslagen in de SMF-map van het
project. Indien het gaat om een project in het interne geheugen,
dan wordt het SMF-bestand opgeslagen in de map
“FantomG.Prj/SEQ/SMF”.
*
De bestandsextensie is “.MID”, ongeacht of u “Save SMF (Format
0)” of “Save SMF (Format 1)” kiest. De twee zijn in dit opzicht niet
van elkaar te onderscheiden.
Wanneer u data opslaat in SMF-formaat, worden de sound
setup data niet bewaard. Om zeker te zijn dat bij weergave de
juiste klanken gebruikt worden, dient u de juiste Bank Select- en
Program-nummers mee op te nemen.
256
Audio tracks worden niet mee opgeslagen in een SMF-bestand.
07: Sampler
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd, hoe geluiden worden gesampled en Samples
worden bewerkt.
• Sampling .................................................................. p.258
• Een Sample bewerken ................................................ p.263
Sampling
Met de Fantom-G kunnen geluidsbronnen, zoals een
gebeurt, sluit u het externe apparaat opnieuw op juiste wijze aan of zet
geluidsapparaat of CD, gesampled worden.
u de [MIX IN] schakelaar van de Fantom-G uit.
In deze sectie wordt de Sample procedure, en wat de parameters
doen uitgelegd.
2.
3.
Druk op
selecteren.
4.
Draai aan de VALUE knop of druk op [INC] [DEC] om de
waarde in te stellen.
Sampling Time
De Fantom-G bevat 32 MB aan geheugen, waarmee ongeveer 6
minuten mono of 3 minuten stereo sampling verkregen kan
worden. Als u langer wilt samplen, moet een apart verkrijgbaar
geheugen (DIMM) geïnstalleerd worden (p.310).
*
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [MIX IN].
fig.14-001_50
of
om de parameter die u wilt instellen te
De beschikbare opnametijd kan korter zijn, afhankelijk van de manier
waarop het geheugen wordt gebruikt.
Externe invoer in/
uitschakelen
1.
Druk op [MIX IN] om dit aan te zetten.
De knop licht op.
Zie ‘Functies van Input Setting parameters’(p.258) voor de
functies van de parameters.
2.
U kunt de Systeem instelling ‘Mix In Switch’ (p.301) gebruiken
om de aan/uit instelling in het geheugen te zetten.
5.
Speel de externe invoerbron af.
Om dit uit te zetten, drukt u nogmaals op [MIX IN].
6.
Als u AUDIO INPUT gebruikt, draait u aan de LEVEL knop
(achterpaneel, p.24) om het volume bij te stellen.
Instellingen voor de bron
invoer maken (Input Setting)
1.
Sluit de CD speler, microfoon of andere geluidsbron op de
AUDIO INPUT jacks, MIC/GUITAR of op de DIGITAL AUDIO
IN op het achterpaneel van de Fantom-G aan.
Meer uitleg over het aansluiten van uw apparatuur vindt u in
het hoofdstuk “De apparatuur aansluiten” (p. 38 van de Quick
Start Guide).
Waarschuwingen bij het gebruik van een microfoon
Er kan een rondzingend geluid geproduceerd worden,
afhankelijk van de locatie van de microfoon ten opzichte van de
luidsprekers. Dit kan verholpen worden door:
*
Indien DIGITAL AUDIO IN of USB AUDIO wordt gebruikt, is deze
aanpassing niet nodig.
*
Als het volume van de externe bron te hoog is, licht de PEAK indicator
op. Als dit gebeurt draait u de LEVEL knop lager, totdat de PEAK
indicator niet meer oplicht.
7.
Druk op [EXIT] om naar het vorige scherm terug te keren.
Functies van Input Setting
parameters
In deze sectie worden de functies die de verschillende Input Setting
parameters hebben uitgelegd, en de samenstelling van deze
parameters.
•
Mix In Switch
Zet de externe invoer aan/uit.
1.
De richting van de microfoon(s) te veranderen.
2.
De microfoon op meer afstand van de luidsprekers te
plaatsen.
3.
•
Als een extern apparaat op de DIGITAL AUDIO IN is aangesloten,
kan ruis in de invoer via DIGITAL AUDIO IN optreden wanneer de
kabel wordt ontkoppeld of als het apparaat wordt uitgeschakeld. Als dit
258
Input Select
Specificeert de ingangsbron van geluid dat gesampled wordt.
Waarde
Volumeniveaus te verlagen
926a
* Wanneer aansluitkabels met weerstanden worden gebruikt, kan het
volumeniveau van apparatuur die op de ingangen (AUDIO INPUT)
is aangesloten laag zijn. Als dit gebeurt, gebruikt u kabels die geen
weerstanden bevatten.
*
Waarde: OFF, ON
•
DIGITAL IN:
DIGITAL AUDIO IN jack
LINE IN L/R:
INPUT jacks L/R (Stereo)
LINE IN L:
INPUT jack L (mono)
MIC/GUITAR:
MIC/GUITAR jack
USB AUDIO:
USB aansluiting
Digital/USB Input Level
Als u Input Select op DIGITAL IN of USB AUDIO heeft
ingesteld, stelt dit het ingangsniveau bij.
Waarde: 0-127
Sampling
•
Input Effect Switch
effectprocessor wordt gestuurd (Input Effect)
Waarde: OFF, ON
•
Input Effect Type
Input Effect Setup
instellingen
1.
Selecteert het type effect dat op de externe invoerbron wordt
toegepast.
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [MIX IN].
Het Input Effect Setup scherm verschijnt.
fig.14-003_50
Equalizer, Enhancer, Compressor, Limiter, Noise
Geluid 1
Waarde:
Overzicht
Specificeert of het geluid van de externe invoer door de
Suppressor, Center Canceler
Als u op [F7 (Input Effect)] drukt, zal het parameter
instellingsscherm voor de op dat moment geselecteerde
invoereffect weergegeven worden. ‘Input Effect Setup
Settings’ (p.259).
Mix In Output Assign
Uitvoerbestemming van het externe invoergeluid dat
ingemixed wordt.
Druk op [CURSOR] om de cursor naar een parameter te
verplaatsen.
A:
Uitvoer naar de OUTPUT (A) jacks zonder door
effect te gaan.
3.
Draai aan de VALUE knop of druk op [INC] / [DEC] om de
waarde in te stellen.
Input Effect Type
B:
Uitvoer naar OUTPUT (B) jacks zonder door effecten
te gaan.
MFX1:
Uitvoer via multieffecten 1
MFX2:
Uitvoer via multi-effecten 2 (* Alleen Studio mode)
EXP1:
Uitvoer via uitbreidingskaart 1
EXP2:
uitvoer via uitbreidingskaart 2
EXP1 of EXP2 is alleen beschikbaar als de corresponderende
•
Mix In Output Level
Selecteert het type invoereffect.
Parameter
01: Equalizer
02: Enhancer
uitbreidingskaart geluidsinvoer ondersteunt.
03: Compressor
Volumeniveau van het externe invoergeluid.
Waarde: 0-127
•
04: Limiter
Mix In Chorus Send Level
Past de diepte van chorus aan, die op de externe invoerbron
toegepast zal worden. Zet dit op ‘0’ als u geen chorus wilt
toepassen.
05: Noise Suppressor
Waarde: 0-127
06: Center Canceler
Mix In Reverb Send Level
Waarde: 0-127
In dit instellingsscherm kunnen parameters voor het type effect
dat u geselecteerd heeft bewerkt worden.
4.
Druk op [F8 (Exit)] of [EXIT] om naar het vorige scherm
terug te keren.
Menu/systeem
Details over de parameters die bewerkt kunnen worden vindt u
in de sectie ‘Input Effect parameters’ (p.186).
Sampler
Diepte van reverb die op het externe invoergeluid wordt
toegepast. Zet dit op ‘0’ als u geen reverb wilt toepassen.
Sequencer
•
Uitleg
Past de klank van de lage en hoge frequentiereeksen aan.
Wijzigt de harmonische inhoud van
de hoge frequentiereeks om het geluid sprankelend te maken.
Beperkt hoge niveaus en duwt lage
niveaus omhoog om het algehele volume consistenter te maken.
Comprimeert het geluid wanneer het
een gespecificeerd volume overschrijdt, om vervorming te voorkomen.
Onderdrukt ruis tijdens stille periodes.
Verwijdert de geluiden die in het
midden van de stereo invoer aanwezig zijn. Dit is een handige manier om
een stem te elimineren.
Pad
*
•
Geluid 3
2.
Waarde
Geluid 2
•
Appendix
259
Sampling
Mode
Solo sampling:
[F5 (Solo)]
Sampleprocedure
1.
Uitleg
Terwijl de interne geluidsgenerator
normaal wordt gespeeld, sampled u
alleen het geluid van de externe invoer.
Druk op [SAMPLING] om naar het Sampling Menu scherm
te gaan.
* Behalve het Input Effect kunnen er geen
andere effecten op het externe invoergeluid
worden toegepast.
fig.14-004
Solo with effects
sampling:
[F6 (Solo with FX)]
fig.14-005_50
Terwijl de interne geluidsgenerator
normaal wordt gespeeld, wordt alleen het geluid van de externe invoer
opgenomen. Op dit moment kan een
effect op het geluid van de externe
invoer worden toegepast.
* MFX (multi-effect) kan niet op het geluid
van de interne geluidsgenerator worden
toegepast.
3.
Maak de instellingen voor gegevens als de ingangsbron van
het geluid dat gesampled wordt, en triggering.
fig.14-006_50
In het bovenste gedeelte van het scherm wordt de hoeveelheid
vrij geheugen getoond. Als het vrije geheugen 0% bereikt, kan
er niet verder gesampled worden.
2.
Druk op [F1 (Sampling)] – [F6 (Solo with FX)] om de Sample
mode te selecteren. Het sampling-standby scherm
verschijnt.
Om te annuleren, drukt u op [F8 (Exit)].
*
Een geluid dat via de OUTPUT B jacks wordt uitgevoerd kan niet
gesampled worden. U moet de dingen zo opzetten, dat het geluid dat u
•
Input Select
Specificeert de ingangsbron van het geluid dat gesampled
wordt.
wilt samplen via de OUTPUT A (MIX) jacks wordt uitgevoerd.
Waarde
Sampling mode
Mode
Sampling:
[F1 (Sampling)]
Uitleg
Sample een geluid van een externe
invoerbron.
* Door bediening van het toetsenbord, de
Pads, D-Beam of sequencer, zal de interne
geluidsgenerator niet spelen.
Re-Sampling:
[F2 (Re-Sampling]
Auto divide sampling:
[F4 (Auto Divide)]
* Door bediening van het toetsenbord, de
Pads, D-Beam of sequencer, zal de interne
geluidsgenerator niet spelen.
260
LINE IN L:
INPUT jack L (mono)
MIC/GUITAR:
MIC/GUITAR jack
USB AUDIO:
USB aansluiting
Dit kan tijdens opnieuw samplen (Resample) niet worden ingesteld.
•
Stereo Switch
Resample het geluid van de interne
geluidsgenerator. Het geluid van de
externe invoer is niet hoorbaar.
Sample de gecombineerde geluiden
van de interne geluidsgenerator en
externe invoerbron.
Sample een langere bron, en verdeel
deze automatisch in verschillende
Samples op stille regio’s. Als de
Sample stilte bevat, zal deze op dat
punt worden verdeeld, en het daarop volgende portie wordt aan het
volgende samplenummer toegewezen.
DIGITAL AUDIO IN jack
INPUT jacks L/R (Stereo)
*
Specificeert of het geluid in stereo of mono gesampled zal
worden. Mono sampling verbruikt half zo weinig
geheugenruimte.
* Het volume van een frase die u opnieuw
sampled kan lager zijn dan het volume van
de oorspronkelijke frase. Indien nodig voert
u het Normalize commando uit (p.270) om
het volume te verhogen.
Mix Sampling:
[F3 (Mix)]
DIGITAL IN:
LINE IN L/R:
Waarde
•
MONO:
Het geluid wordt als één golf gesampled.
Als het geluid stereo is, worden de linker en
rechter signalen gemengd.
STEREO:
Het geluid wordt als twee golven
gesampled, L en R.
Pre Sample Time
De lengte van het geluid dat vooraf gaat aan het moment
waarop sampling handmatig of automatisch gestart werd, dat
in de Sample vastgelegd zal worden. Hiermee wordt
voorkomen dat het Attack gedeelte van het geluid buiten de
Sample valt.
Waarde: 0-1000 ms
•
Stop Trigger
Specificeert hoe het samplen zal eindigen.
Sampling
woord ‘CLIP’ in de niveaumeter in het scherm verschijnen.
Waarde
Blijf samplen totdat [STOP] wordt
*
Door gebruik van een aansluitkabel die een weerstand bevat kan het
ingedrukt.
geluidsniveau te laag zijn. Gebruik een aansluitkabel zonder
BEAT:
Stop samplen na het gespecificeerde aantal
beats op het huidige tempo.
weerstand.
TIME:
Sample de gespecificeerde tijdslengte.
• Sampling Length
*
7.
Waarde
Als Stop Trigger ‘BEAT’ is:
1-20000: aantal beats om door te gaan met samplen
Als Stop Trigger ‘TIME’ is:
*
Druk op [F8 (start)] om met samplen te beginnen.
Als de Auto Trigger instelling aan is, begint samplen op het moment
dat geluid wordt ingevoerd.
Als Stop Trigger op MANUAL staat, drukt u op [F7 (Stop)]
om met samplen te stoppen.
Het Sample Edit scherm (p.266) verschijnt.
Geluid 1
Dit kan gespecificeerd worden als Stop Trigger ‘BEAT’ of
‘TIME’ is.
6.
Overzicht
MANUAL:
Als u de Sample wilt bewerken, kijkt u op p.263.
fig.14-007_50
Geluid 2
000’00’’010-107’47’’000: tijdslengte om met samplen door te
gaan.
Door [SHIFT] ingedrukt te houden en aan de VALUE knop te
draaien kan dit in stappen van één seconde worden aangepast.
•
Auto Trigger Level
[F2 (Auto Trig)] heeft gedrukt om Auto Trig aan te zetten.
Nadat het samplen is voltooid, zal de Sample automatisch aan
de Sample lijst orden toegevoegd. Druk op [F1 (Sample List)]
Waarde: 0-7 (De instelling 0 is het minimum).
•
Gap Time
om de Sample lijst te bekijken.
Specificeert de lengte van de stiltes waarop de Sample verdeeld
fig.14-008_50
Pad
zal worden als de Sampling Mode op Auto Divide is ingesteld.
Wanneer een stille regio langer is dan de gespecificeerde tijd,
zal de Sample op dat punt worden verdeeld, en het volgende
Geluid 3
Specificeert het volume waarop samplen zal beginnen, als u op
Sample nummer wordt aan het daarop volgende geluid
toegewezen.
Waarde: 500, 1000, 1500, 2000 ms
Deze parameter is alleen geldig als Auto Divide Sampling wordt
•
Input Setting: [F1 (Inp Setting)]
Sequencer
*
gebruikt.
Maakt instellingen voor de externe invoer (p.258).
•
Samples die u opneemt zullen verloren gaan als u de
stroom uitzet. Om de Sample te behouden drukt u op [F2
(Save)] om deze op te slaan (p.274).
Auto Trigger Sw: [F2 (Auto Trig)]
Samples zonder het ‘
’ symbool en Samples met het ‘
’
symbool zijn iet opgeslagen.
Voordat u Auto Trig aan zet, voert u stappen 4 en 5 uit om het
ingangsniveau in te stellen.
•
Trim Sw: [F3 (trim Sw)]
8.
Druk op [F8 (EXIT)] om terug te gaan naar de locatie waar u
zich bevond, voordat u naar het Sampling scherm ging.
Menu/systeem
Als dit is aangezet worden de Start punt en Eind punt
instellingen (p.267) automatisch aangepast nadat samplen is
uitgevoerd, zodat stille gedeeltes aan het begin of eind van het
gesamplede geluid uitgesloten worden.
Speel de externe ingangsbron.
5.
Als u AUDIO INPUT gebruikt, draait u aan de LEVEL knop
(achterpaneel: p.24) om het volume bij te stellen.
*
Indien DIGITAL IN wordt gebruikt, is deze aanpassing niet nodig.
*
Als het volume van de externe bron te hoog is, zal de PEAK indicator
oplichten. In dat geval draait u de LEVEL knop lager, totdat de PEAK
indicator niet meer oplicht.
*
Als het niveau van het geluid dat gesampled wordt te hoog is, zal het
Appendix
4.
Sampler
Als dit aan is, zal samplen automatisch beginnen wanneer het
invoergeluid gedetecteerd wordt.
261
Sampling
Een Sample tijdens samplen
verdelen
1.
Tijdens het samplen drukt u op [F8 (Divide)].
De Sample wordt verdeeld op het punt, waarop u op de knop
drukte, en het daarop volgende materiaal wordt als Sample van
het volgende nummer gesampled.
*
Eerder in tijd samplen (Skip
Back Sampling)
Skip Back Sampling is een functie, waarmee iets dat vlak voor dat
punt werd gespeeld gesampled kan worden, zelfs als u toen niet
opnam. Als u de SKIPBACK knop indrukt, zal een bepaald gedeelte
van de uitvoering die u voor dat moment speelde gesampled
Bij samplen in mono kan het materiaal in maximaal 256 Samples
worden verdeeld. Bij samplen in stereo kan het materiaal in maximaal
worden.
128 Samples worden verdeeld (L/R totaal 256 Samples).
en deze alleen wilt samplen op het moment dat u de frase correct
Dit is uitermate handig als u een frase herhaaldelijk heeft gespeeld,
kunt spelen.
fig.14-009
Knop verlicht:
Skip-back sampling kan in deze status
worden uitgevoerd.
Knop niet verlicht:
Skip-back sampling kan niet worden
uitgevoerd. Werkt niet. U kunt Skip-back
sampling niet gebruiken als er onvoldoende
vrij geheugen is.
Knop knippert:
Skip Back Sampling zal uitgevoerd worden.
1.
Speel op het toetsenbord of de Pads van de Fantom-G of
sluit een instrument of ander apparaat op de AUDIO IN
jacks of DIGITAL AUDIO IN aan, en voer geluiden of frases
in.
2.
Druk op [SKIPBACK].
Skip Back Sampling zal uitgevoerd worden.
Wanneer Skip Back Sampling eindigt, zal het Sample Edit
scherm verschijnen (p.266).
Samples die met Skip Back Sampling zijn vastgelegd, gaan
verloren als u de stroom uitzet. Als u de Sample wilt behouden,
voert u de Save procesdure uit (p.274).
U kunt aangeven, hoe ver terug het samplen zal optreden als u
Skip Back Sampling uitvoert (5-40 seconden). In de
fabrieksinstellingen is dit op 10 seconden ingesteld (‘Skip Back
Time’ (p.298)).
262
Een Sample bewerken
te beluisteren.
In deze sectie wordt uitgelegd, hoe een Sample die u gesampled/
Bewerking wordt in het Sample geheugen uitgevoerd, een geheugen
speciaal voor Samples.
*
Dit kan niet uitgevoerd worden als meer dan één Sample geselecteerd
is.
Het Sample Edit scherm verschijnt (p.266).
De Sample lijst toont de huidige status van
de Samples
Sample
naam
Selecteer een Sample uit de lijst.
Geeft de naam van de Sample aan. Samples waarbij dit veld als ‘EMPTY’ wordt aangegeven, zijn
niet in het geheugen geladen. Laad deze indien
nodig.
Geeft aan of het bestand in het project aanwezig
Druk twee keer op [SAMPLE].
Geeft aan dat de Sample is bewerkt.
De bewerkingen gaan verloren als de stroom
wordt uitgezet. Sla de Sample,
indien nodig, op.
Geluid 3
Het Sample List scherm verschijnt.
fig.14-008_50
Import) op meerdere samples tegelijk kunt uitvoeren.
• Als u meerdere samples wil selecteren, gebruik dan [F4 (Mark)]
om elke sample die u wil selecteren aan te vinken.
F-toets handelingen in het Sample List scherm
Uitleg
pag.
F1
Load
F2
Save
F3
Util Menu
Laadt een Sample uit het project in het geheugen.
Slaat de geselecteerde Sample in het project op.
Save All
Slaat alle Samples op.
p. 264
Load All
Delete Sample
Laadt alle Samples.
Verwijdert de Sample uit het project.
Unload
Verwijdert de Sample uit het geheugen.
Plaatst een vinkje bij de sample.
p. 264
p. 265
Plaatst vinkjes bij alle samples in de lijst.
p. 263
Keert naar het vorige scherm terug.
–
Beluister de geselecteerde Sample.
–
Toont het bewerkingsscherm van de geselecteerde Sample.
p. 266
p. 274
• Als u op [F5 (Mark All)] drukt, terwijl alle samples in de lijst
reeds aangevinkt zijn, dan worden de vinkjes van alle samples
verwijderd.
p. 264
p. 263
Menu/systeem
Appendix
2.
p. 274
• Als u op [F5 (Mark All)] drukt, worden alle samples in de lijst
aangevinkt.
Sampler
F-toets
Sequencer
• Als u een aangevinkte sample selecteert en op [F4 (Mark)]
drukt, dan wordt het vinkje verwijderd.
Pad
Met [F4 (Mark)] of [F5 (Mark All)] kunt u items in de lijst
aanvinken, zodat u bepaalde bewerkingen (zoals Delete of
F4
Mark
F5
Mark All
F6
Exit
F7
Preview
F8
Sample Edit
Geluid 2
is. Samples waarbij het ‘
’ symbool niet wordt
getoond, zijn niet opgeslagen, en zullen verloren
gaan als de stroom wordt uitgezet.
Sla deze, indien nodig, op.
Een Sample selecteren
1.
Druk op [F8 (Sample Edit)].
Geluid 1
Een Sample selecteren
(Sample List)
3.
Overzicht
geïmporteerd heeft kunt bewerken.
Gebruik de VALUE knop, [INC] [DEC] of
om een
Sample te selecteren.
Als u [SHIFT] ingedrukt houdt, terwijl bovenstaande knoppen
worden bediend, zal het Sample nummer in stappen van tien
veranderen.
U kunt op [F7 (Preview)] drukken om de geselecteerde Sample
263
Een Sample bewerken
Een Sample laden (Load)
Een Sample wissen (Unload)
Zo wordt een Sample uit het project in het Sample geheugen
Deze handeling wist de Sample uit het Sample geheugen.
geladen.
Het Sample bestand zelf, dat in het project is opgeslagen, zal niet
1.
verwijderd worden.
Druk op [SAMPLE].
1.
Druk op [SAMPLE].
Sample Edit scherm verschijnt.
2.
Het Sample Edit scherm verschijnt.
Druk op [F1 (Sample List)].
Het Sample List scherm verschijnt.
2.
fig.14-008_50
Druk op [F1 (Sample List)].
Het Sample List scherm verschijnt.
fig.14-008_50
3.
4.
Gebruik de VALUE knop, [INC] [DEC] of
Sample te selecteren.
om een
Gebruik de VALUE knop, [INC] [DEC] of
Sample te selecteren.
4.
Druk op [F3 (Util Menu)].
Het Sample Utility Menu scherm verschijnt.
Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
Om te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
5.
Alle Samples laden (Load All)
Zo worden alle Samples uit het project in het Sample geheugen
geladen.
1.
om een
Druk op [F1 (Load)].
In een bericht wordt om bevestiging gevraagd.
5.
3.
Druk op [SAMPLE].
Het Sample Edit scherm verschijnt.
2.
Druk op [F1 (Sample List)].
Het Sample List scherm verschijnt.
3.
Druk op [F3 (Util Menu)]
Het Sample Utility Menu scherm verschijnt.
4.
Druk op
op [F8 (Select)].
5.
Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
In een bericht wordt om bevestiging gevraagd.
6.
Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
Om te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
264
om ‘Load All’ te selecteren, en druk dan
Druk op
of
om ‘Unload’ te selecteren, en druk dan
op [F8 (Select)].
Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
In een bericht wordt om bevestiging gevraagd.
6.
Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
Om te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Een Sample bewerken
Deze handeling verwijdert de Sample die in het project is opgeslagen
volledig, samen met zijn bestand.
1.
Een geluidsbestand (WAV/AIFF)
van de computer importeren
Overzicht
Een Sample verwijderen (Delete)
Geluidsbestanden (WAV/AIFF) van de computer kunnen als
Samples in het geheugen geïmporteerd worden.
Druk op [SAMPLE].
Het Sample Edit scherm verschijnt.
2.
Geluid 2
Druk op [F1 (Sample List)].
Het Sample List scherm verschijnt.
Geluid 1
‘Geluidsbestanden importeren (Import Audio)’ (p.283).
fig.14-008_50
Geluid 3
3.
Gebruik de VALUE knop, [INC] [DEC] of
Sample te selecteren.
4.
Druk op [F3 (Util Menu)].
Het Sample Utility Menu scherm verschijnt.
5.
Druk op
of
om ‘Delete Sample’ te selecteren, en
druk dan op [F8 (Select)].
Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
om een
Pad
Sequencer
In een bericht wordt om bevestiging gevraagd.
6.
Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
Om te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Sampler
Menu/systeem
Appendix
265
Een Sample bewerken
Het Sample Edit scherm
weergeven (Sample Edit)
1.
Paramater
Uitleg
pag.
Sample
Gain
Pas de gain van de Sample aan.
p. 268
De golfvorm weergave vergroten/
verkleinen (Zoom)
Druk op [SAMPLE].
Het Sample Edit scherm verschijnt.
fig.14-007_50
Hier ziet u, hoe de vergroting van de Sample weergave veranderd
wordt.
1.
In het Sample Edit scherm drukt u op [F6 (Zoom)].
Het Zoom venster verschijnt.
2.
Gebruik [CURSOR] om de vergroting van het scherm te
veranderen.
• Horizontale as (tijd as): 1/1-1/65536
Samples die u bewerkt gaan verloren als u de stroom uitzet. Om
F-toets
F1
Sample List
F2
Param
3.
F3
Modify
F4
Beat
F5
Beat
F6
Zoom
F7
Preview
F8
Exit
Uitleg
Toont de Sample lijst.
pag.
p. 263
Toont het Sample Parameter scherm, waar
verscheidene instellingen voor de Sample
gemaakt kunnen worden.
Truncate
Verwijdert een ongewenst portie.
Emphasis
Duwt de hoge frequentiereeks omhoog of limiteert
deze.
Normalize
Maximaliseert het volume.
Amp
Past een volume envelope
toe.
Time Stretch
Rekt de Sample uit of laat
deze krimpen.
Chop
Verdeelt de Sample.
p. 268
Specificeert de start/eindpunten van de
Sample in eenheden van een beat.
p. 267
Specificeert de start/eindpunten van de
Sample in eenheden van een beat.
p. 267
Zoomt de golfvorm weergave.
p. 266
Beluistert de geselecteerde Sample.
–
Keert naar het vorige scherm terug.
–
p. 269
p. 269
p. 270
p. 270
p. 271
p. 272
Parameters in het Sample Edit scherm
Paramater
Start Point
Loop Start
End Point
Zoom Horz
Zoom Vert
Original
Key
BPM
266
Uitleg
Het punt waarop het afspelen begint.
Het punt waarop loop afspelen (tweede
keer en verder) begint.
Het punt waarop het afspelen zal eindigen.
pag.
p. 267
p. 267
De vergroting (horizontale as) van het
scherm.
De vergroting (verticale as) van het scherm.
p. 266
Nootnummer dat de Sample zal spelen op
de toonhoogte waarop deze werd gesampled.
Specificeert het originele tempo van de
Sample.
p. 268
p. 267
p. 266
p. 268
om de weergave te vergroten.
Druk op
om de weergave te verkleinen.
• Verticale as (golfvorm amplitude as): x1-x128
deze te behouden moet de Save handeling worden uitgevoerd
(p.274).
F-toets handelingen in het Sample Edit scherm
Druk op
Druk op
om de weergave te vergroten.
Druk op
om de weergave te verkleinen.
Druk op [F8 (Close)] om het venster te sluiten.
Zelfs zonder het Zoom venster weer te geven, kunt u op
drukken om de horizontale as te vergroten/verkleinen of
houd [SHIFT] ingedrukt en druk op
om de verticale
as te vergroten/verkleinen.
Een Sample bewerken
Nadat de start en eindpunten zijn gespecificeerd, kunt u
Truncate (p.269) uitvoeren, om ongewenste porties aan het
begin en eind van de Sample te verwijderen.
Het deel van de uiteindelijke Sample kan gespecificeerd worden.
Overzicht
De Start/Eindpunten van de
Sample instellen
De regio waarbinnen herhaaldelijk afgespeeld wordt (loop) kan ook
Over de beat
1.
Samples bevatten beat data. Maximaal 100 beat locaties worden
*
Selecteer de Sample die u wilt bewerken, en ga naar het
Sample Edit scherm.
voor één Sample gespecificeerd. Als de Sample meer dan 100
beats bevat, zullen respectievelijk vijftig beat locaties van het
Details over het selecteren van een Sample vindt u bij ‘Een Sample
selecteren’ (p.263).
begin en eind van de Sample gespecificeerd worden.
Geluid 1
worden gespecificeerd.
fig.15-003_50
Vanuit het Sample Edit scherm specificeert u het startpunt van
Geluid 2
Als u de beat indicatie opnieuw wilt instellen
(Reset Grid functie [F7 (Reset Grid)])
de Sample, druk op [F2 (Sample Param)] om naar het Sample
Prm scherm te gaan, specificeer de BPM, en druk dan op [F7
2.
Gebruik
selecteren.
•
Start Point:
of
uit te voeren drukt u op [F8 (Execute)].
om het punt dat u wilt instellen te
Menu handelingen voor het wijzigen van een Sample (Chop,
Normalize, enz.) zijn op de gehele Sample van toepassing. Zelfs
als u een startpunt of eindpunt specificeert, zullen deze
genegeerd worden. Als u de handeling alleen op de regio tussen
het startpunt en eindpunt wilt toepassen, gebruikt u Truncate
beginnen.
Loop Start:
om ongewenste porties van de Sample te verwijderen, waarna u
de menu handeling voor het wijzigen van de Sample uitvoert.
Dit is het punt waarop loop afspelen (tweede en daarop
End Point:
Dit is het punt waarop het afspelen zal eindigen. Stel dit zo in,
dat een mogelijk ongewenst portie aan het eind van de Sample
niet hoorbaar is.
(Zoom in of zoom uit op de golfvorm verandert de regio
waarbinnen herhaaldelijk wordt afgespeeld).
3.
Gebruik de CONTROL knoppen om de volgende
bewerkingspunten te specificeren.
Vanaf links hebben de knoppen de volgende functies.
fig.15-003a
: Start punt
: Loop Start
Appendix
Draai aan de VALUE knop of gebruik [INC] [DEC] om het
punt naar de gewenste locatie te verplaatsen.
U zult het wellicht gemakkelijk vinden om zoom in te
gebruiken wanneer nauwkeurige aanpassingen worden
gemaakt, en zoom uit te gebruiken voor het maken van grote
aanpassingen (p.266).
1.
Menu/systeem
Als u [F7 (Preview)] ingedrukt houdt, en het start/loop/
eindpunt bewerkt, zal de Sample herhaaldelijk over dat punt
gespeeld worden. Omdat het geluid in de regio die u
specificeert herhaaldelijk wordt gespeeld, is dit een handige
manier om de instelling te controleren.
De knoppen kunnen gebruikt worden om elk punt te bewerken. Het
gebruik van de knoppen is gemakkelijk wanneer grote
veranderingen in waarde aangebracht moeten worden.
: Eindpunt
: Zoom-in/zoom-uit voor de horizontale as van het
scherm.
Het punt kan in eenheden van een beat verplaatst worden, als u
[F4 (Beat
Sampler
Door [F7 (Preview)] in te drukken, kan de regio tussen het
startpunt en eindpunt beluisterd worden.
De knoppen gebruiken om de
punten te bewerken
Sequencer
volgende keren) zal beginnen. Stelt dit in als u het geluid vanaf
een ander punt dan het startpunt wilt loopen.
•
Pad
Dit is het punt waarop het afspelen begint. Stelt dit zo in, dat
een mogelijk ongewenst portie aan het begin wordt
overgeslagen, en het geluid op het gewenste moment zal
•
Geluid 3
(Reset Grid)]. Hierdoor wordt het Grid opnieuw op de Sample
toegepast, volgens het gespecificeerde startpunt en BPM. Om
)] of [F5 (Beat [_PR])] indrukt.
267
Een Sample bewerken
Instellingen voor de Sample
maken (Sample parameters)
REV-ONE (Reverse One-shot):
De Sample wordt slechts één keer van het eindpunt tot het
startpunt in omgekeerde richting afgespeeld.
fig.15-008
Hier kunnen verscheidene instellingen voor de Sample gemaakt
Start P.
Loop
Start P.
End P.
worden.
1.
Selecteer de Sample die u wilt bewerken (p.263).
2.
Druk op [SAMPLE] om naar het Sample Edit scherm te
gaan, en druk op [F2 (Param)].
•
Loop Tune
fig.15-004_50
Specificeert de toonhoogte van de loop regio.
Waarde: -50-+50
*
Maak nauwkeurige aanpassingen met toenames van één cent (1/100ste
•
Original Key
halve toon).
Nootnummer dat de Sample op de toonhoogte waarop deze
werd gesampled af zal spelen.
Waarde: 0 (C-1)-127 (G9)
•
BPM (TEMPO)
Specificeert het oorspronkelijke tempo van de Sample.
3.
Druk op
4.
Gebruik de VALUE knop of [INC] [DEC] om de waarde te
bewerken.
of
om een parameter te selecteren.
Als de BPM (tempo) waarde wordt ingesteld, kunt u [SHIFT]
ingedrukt houden en aan de VALUE knop draaien of [INC]
[DEC] gebruiken om de waarde rechts van het decimale punt aan
te passen.
Loop Mode
*
Waarde: 5.00-300.00
Om het tempo te kunnen synchroniseren, moet Wave Temp Sync (p.92)
ingeschakeld zijn.
•
Time Stretch Type
Specificeert hoe de Sample wordt gespeeld.
Waarde
FWD (Forward):
Nadat de Sample vanaf het startpunt tot het eindpunt is
afgespeeld, wordt deze herhaaldelijk in voorwaartse richting,
Specificeert hoe het tempo gesynchroniseerd wordt. Door
verlaging van deze waarde wordt het geluid voor snellere frases
vanaf het Loop Start punt tot het eindpunt gespeeld.
geoptimaliseerd, en door toename van deze waarde wordt het
geluid voor langzamere frases geoptimaliseerd.
fig.15-005
Start P.
Loop
Start P.
End P.
Waarde: TYPE01-TYPE10
•
Start Fine
Nauwkeurigere aanpassing van het startpunt.
Waarde: 0-255
•
ONE-SHOT:
Nauwkeurigere aanpassing van het Loop Start punt.
De Sample wordt slechts één keer afgespeeld, van het startpunt
tot het eindpunt.
Waarde: 0-255
•
fig.15-006
Start P.
Loop
Start P.
Loop Start Fine
Loop End Fine
Nauwkeurigere aanpassing van het eindpunt.
End P.
Waarde: 0-255
•
Hiermee wordt de gain van de Sample aangepast, zodat het
volume omhooggeduwd kan worden, wanneer dit tijdens het
Sample proces verlaagd is.
REV (Reverse):
Wanneer de Sample vanaf het eindpunt tot het startpunt is
gespeeld, zal deze herhaaldelijk in omgekeerde richting, van het
Loop Start punt tot het startpunt, worden afgespeeld.
Waarde: 0, +6, +12 [dB]
•
Loop
Start P.
Sample Fine Tune
Hiermee wordt de toonhoogte van de Sample instappen van één
cent (over een reeks van +/- 50 cent) aangepast.
fig.15-007
Start P.
Sample Gain
Waarde: -50-+50
End P.
*
1 cent = 1/100ste van een halve toon
•
Sample Level
Hiermee wordt het volume van de Sample aangepast.
Waarde: 1-127
268
Een Sample bewerken
*
Door [F7 (Reset Grid)] in te drukken, kan het Sample Grid opnieuw
5.
Druk op [EXIT] als u klaar bent.
In sommige gevallen verbetert de geluidskwaliteit als de hoge
frequentiereeks van een belangrijke Sample omhooggeduwd wordt.
De hoge frequentiereeks van de Sample kan ook benadrukt worden
1.
Ga naar het Sample Parameter-scherm.
frequentiereeks te verzwakken.
2.
Druk op [F5 (BPM Calc)] om het BPM Calc-venster te
openen.
1.
Druk op [SAMPLE] om naar het Sample Edit scherm te
gaan.
3.
Voer de lengte van de sample (Measure) en de maatsoort
(Beat) in.
2.
Druk op [F3 (Modify)].
Druk op [F8 (Execute)] om het tempo te berekenen en voer
de waarde in in het BPM-veld van het Sample Parameterscherm.
3.
Druk op
of
om ‘Emphasis’ te selecteren, en druk
dan op [F8 (Select)].
Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
4.
Draai aan de VALUE knop of gebruik [INC] [DEC] om het
Emphasis type te selecteren.
4.
Ongewenste porties van
een Sample verwijderen
(Truncate)
• PreEmphasis: benadrukt de hoge frequentiereeks.
• DeEmphasis:
Als u de huidige Sample door de Sample waarop Emphasis
is toegepast wilt vervangen, drukt u op [F6 (Over Write)].
Druk op [SAMPLE] om naar het Sample Edit scherm te
gaan.
6.
Druk op [F8 (Execute)].
In een bericht wordt om bevestiging gevraagd.
2. Druk op
of
om de parameter te selecteren.
• Start Point: specificeert het Sample startpunt.
7.
Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
Om te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
• End Point: specificeert het Sample eindpunt.
Druk op [F3 (Modify)].
Het Sample Modify Menu scherm verschijnt.
5.
Druk op
of
om ‘Truncate’ te selecteren, en druk
dan op [F8 (Select)].
Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
6.
Als u de huidige Sample door de Sample waarop Truncate
is toegepast wilt vervangen, drukt u op [F6 (Over Write)].
7.
Druk op [F8 (Execute)].
In een bericht wordt om bevestiging gevraagd.
8.
Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
Om te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Appendix
4.
Als [F6 (Over Write)] uit is, en u op [F7 (OK)] drukt om uit te
voeren, zal de bewerkte Sample in het laagste niet gebruikte
samplenummer in de lijst worden gecreëerd.
Menu/systeem
Draai aan de VALUE knop of gebruik [INC] [DEC] om de
waarde in te stellen.
Sampler
3.
Sequencer
5.
startpunt en na het Loop End punt bevinden af.
1.
verzwakt de hoge frequentiereeks.
Pad
Deze handelingen kapt de porties van de Sample die zich voor het
Het Sample Modify Menu scherm verschijnt.
Geluid 3
als u een sampler van een ander merk gebruikt. In dit geval kunt u
de verandering in klankkarakter minimaliseren door de hoge
Geluid 2
U kunt als volgt de BPM (tempo) van een sample berekenen.
Geluid 1
De BPM van een sample
berekenen
De hoge frequentiereeks
van de Sample
omhoogduwen of beperken
(Emphasis)
Overzicht
worden toegewezen, volgens het gespecificeerde startpunt en de BPM. Om
uit te voeren, drukt u op [F8 (Execute)].
Als [F6 (Over Write)] uit is, en u op [F7 (OK)] drukt om uit te
voeren, zal de bewerkte Sample in het laagste niet gebruikte
samplenummer in de lijst worden gecreëerd.
269
Een Sample bewerken
Het volume van een Sample
maximaliseren (Normalize)
Deze handeling verhoogt het niveau van de gehele Sample zoveel
mogelijk, zonder dat het maximale niveau wordt overschreden. In
sommige gevallen zal het volume van een frase die u opnieuw
Amp
Deze handeling past een envelope (tijdvariërende verandering) op
het volume van de Sample toe. Het volume van de gehele Sample
kan ook aangepast worden.
1.
Druk op [SAMPLE] om naar het Sample Edit scherm te
gaan.
2.
Druk op [F3 (Modify)].
sampled (p.260) lager zijn dan dat van de oorspronkelijke frase. In
dit geval is het een goed idee om het volume onhoog te duwen door
de Normalize handeling uit te voeren.
Het Sample Modify Menu scherm verschijnt.
1.
Druk op [SAMPLE] om naar het Sample Edit scherm te
gaan.
2.
Druk op [F3 (Modify)].
Het Sample Modify Menu scherm verschijnt.
3.
Druk op
of
om ‘Normalize’ te selecteren, en druk
dan op [F8 (Select)].
3.
Druk op
of
[F8 (Select)].
om ‘Amp’ te selecteren, en druk dan op
Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
4.
Gebruik de VALUE knop of [INC] [DEC] om de waarde in te
stellen.
• Rate:
specificeert de snelheid van volume boost.
Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
Dit specificeert hoeveel boost toegepast zal worden, relatief aan
4.
Als u de huidige Sample door de genormaliseerde Sample
wilt vervangen, drukt u op [F6 (Over Write)].
het huidige volume. De gehele Sample die u selecteert zal
omhoog geduwd (boost) worden.
5.
Druk op [F8 (Execute)].
In een bericht wordt om bevestiging gevraagd.
Waarde: 0-400%
6.
Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
Om te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
5.
Als u een punt wilt specificeren, drukt u op [F5 (Point)] om
dit rood te laten oplichten. Druk op
of
om een
parameter te selecteren, en gebruik dan de VALUE knop of
[INC] [DEC] om de waarde in te stellen.
• Current Point: specificeert het huidig geselecteerde punt.
Beginnend vanaf het startpunt worden de punten 1, 2, 3 of 4
genummerd.
Als [F6 (Over Write)] uit is, en u op [F7 (OK)] drukt om uit te
voeren, zal de bewerkte Sample in het laagste niet gebruikte
samplenummer in de lijst worden gecreëerd.
Waarde: 1-4
• Point 1-4: locatie van het huidige punt.
• Rate 1-4: versterkingsratio van het huidige punt.
Specificeert hoe het volume op elk punt omhoog geduwd
wordt, relatief aan de huidige waarde.
Waarde: 0-400%
6.
Als u de huidige Sample door de genormaliseerde Sample
wilt vervangen, drukt u op [F6 (Over Write)].
7.
Druk op [F8 (Execute)].
In een bericht wordt om bevestiging gevraagd.
8.
Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
Om te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Als [F6 (Over Write)] uit is, en u op [F7 (OK)] drukt om uit te
voeren, zal de bewerkte Sample in het laagste niet gebruikte
samplenummer in de lijst worden gecreëerd.
270
Een Sample bewerken
Overzicht
Een Sample uitrekken of
comprimeren (Time Stretch)
Met deze handeling wordt de Sample uitgerekt of kleiner gemaakt,
om de lengte of het tempo te wijzigen. De Sample kan uitgerekt of
verkleind worden volgens een factor van de helft, tot het dubbele
Druk op [SAMPLE] om naar het Sample Edit scherm te
gaan.
2.
Druk op [F3 (Modify)].
Het Sample Modify Menu scherm verschijnt.
3.
Druk op
of
om ‘Time Stretch’ te selecteren, en
druk dan op [F8 (Select)].
Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
4.
Druk op
of
Edit Time Stretch
Geluid 2
1.
Geluid 1
van de oorspronkelijke lengte.
om de parameter te selecteren.
BPM:
Geluid 3
WAARDE
verandert de BPM van de Sample in de door u
gespecificeerde BPM.
Time:
specificeert de lengte van de Sample als een
tijdwaarde.
specificeert de lengte relatief aan de huidige lengte
van de Sample.
Waarde:
50.0-200%
Pad
•
Rate:
Type
Lagere instellingen voor deze waarde maken het geluid meer
geschikt voor snellere frases, en hoge instellingen maken het
geluid meer geschikt voor langzame frases.
Sequencer
Waarde: TYPE01-TYPE10
•
Quality Adjust
Maak nauwkeurigere aanpassingen op de klankkwaliteit van de
Time Stretch
Waarde: 1-10
6.
Druk op [F8 (Execute)].
In een bericht wordt om bevestiging gevraagd.
7.
Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
Om te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Menu/systeem
Gebruik de VALUE knop of [INC] [DEC] om het tempo / de
lengte te specificeren.
Tijdens het instellen van de BPM (tempo) waarde, kunt u
[SHIFT] ingedrukt houden en aan de VALUE knop draaien of
[INC] [DEC] gebruiken om de waarde rechts van het decimale
punt aan te passen.
Sampler
5.
Appendix
271
Een Sample bewerken
Een Sample in noten verdelen
(Chop)
De chop functie verdeelt een Sample golfvorm in aparte noten.
*
De Create Set functie maakt het creëren van een Sample set uit de
10. Om de onderverdeling uit te voeren, drukt u op [F7 (OK)].
Om te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
*
Als u de Chop handeling uitvoert, zal een bericht verschijnen, waarin
gevraagd wordt of u Create Sample Set wilt uitvoeren.
11. Indien u Create Sample Set wilt uitvoeren, drukt u op [F8
(Execute)].
‘gechopte’ Samples gemakkelijk.
Procedure voor het verdelen van
een Sample
Wanneer u Create Sample Set uitvoert, dan gaan alle
wijzigingen die u hebt gemaakt in de instellingen van een patch,
rhythm set of sample set verloren.
De punten waarop de Sample verdeeld moet worden zijn vrijelijk te
specificeren.
Als Create Sample Set wordt uitgevoerd, zal een aan de Pads
1.
Druk op [SAMPLE] om naar het Sample Edit scherm te
gaan.
toegewezen Sample set met de verdeelde Samples automatisch
gecreëerd worden.
2.
Druk op [F3 (Modify)].
Het Sample Modify Menu scherm verschijnt.
3.
Druk op
of
om ‘Chop’ te selecteren, en druk dan
op [F8 (Select)].
Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
4.
Druk op
of
verplaatsen.
5.
Draai aan de VALUE knop of gebruik [INC] [DEC] om het
punt te verplaatsen.
6.
Op de locatie waar de Sample verdeeld moet worden drukt
u op [F4 (Add Point)].
De huidige locatie zal nu het verdeelpunt zijn.
7.
Herhaal stappen 5 en 6 om andere verdeelpunten naar wens
te specificeren.
15 locaties waarop de Sample wordt verdeeld kunnen
gespecificeerd worden. Met andere woorden: de Sample zal in
maximaal 16 stukken verdeeld worden.
8.
Beluister de Sample, volgens de beschrijving in de sectie
‘De verdeelde Samples beluisteren’ (p.273).
Als u instellingen opnieuw wilt maken, het punt wilt
verplaatsen of verwijderen (p.273).
9.
Druk op [F8 (Execute)].
In een bericht wordt om bevestiging gevraagd.
272
om de cursor naar ‘Current Address’ te
12. Indien u Create Sample Set niet wilt uitvoeren, drukt u op
[F7 (Cancel)].
Een Sample bewerken
11. Om de verdeling uit te voeren, drukt u op [F8 (Execute)].
*
Als u Auto Chop uitvoert, zal een bericht vragen of u Create
Hier ziet u, hoe de punten waarop de Sample verdeeld moet worden
automatisch gespecificeerd kunnen worden, waarna de Sample
verdeeld wordt.
Druk op [SAMPLE] om naar het Sample Edit scherm te
gaan.
2.
Druk op [F3 (Modify)].
Sample Set wilt uitvoeren.
12. Indien u Create Sample Set wilt uitvoeren, drukt u op [F8
(Execute)].
Als Create Sample Set wordt uitgevoerd, zal een aan de Pads
toegewezen Sample set met de verdeelde Samples automatisch
gecreëerd worden.
Het Sample Modify Menu scherm verschijnt.
3.
Druk op
of
op [F8 (Select)].
om ‘Chop’ te selecteren, en druk dan
13. Indien u Create Sample Set niet wilt uitvoeren, drukt u op
[F7 (Cancel)].
Druk op [F6 (auto Chop)].
5.
Draai aan de VALUE knop of gebruik [INC] [DEC] om de
methode voor het verdelen van de Sample te selecteren.
•
U keert naar het Sample Edit scherm terug.
De verdeelde Samples beluisteren
Nadat een Sample is verdeeld, kunt u op de Pads drukken om
alle verdeelde Samples te beluisteren.
Chop Type
Waarde
verdeelt volgens het volume.
Beat:
verdeelt op beats, gebaseerd op de BPM (p.268)
VAN DE SAMPLE.
Divide x: de Sample wordt in het gespecificeerde aantal
Een verdeelpunt verplaatsen
1.
Druk op
of
verplaatsen.
2.
Draai aan de VALUE knop om het punt dat u wilt
verplaatsen te selecteren.
Vanaf het startpunt zijn de punten genummerd 1, 2, …15.
3.
Druk op
4.
Draai aan de VALUE knop om het punt te verplaatsen.
Samples van gelijke grootte verdeeld.
7.
Draai aan de VALUE knop of gebruik [INC] [DEC] om de
waarde in te stellen.
Level (als Chop Type is geselecteerd)
•
.
Niveau waarop de Sample wordt verdeeld. Met lagere
instellingen van deze waarde zal de Sample nauwkeuriger
verdeeld kunnen worden.
Waarde: 1-10
•
Beat (als Chop Type op Beat staat)
Een verdeelpunt verwijderen
1.
Druk op
of
verplaatsen.
2.
Draai aan de VALUE knop om het punt dat u wilt
verwijderen te selecteren.
3.
Druk op [F5 (Clear Point)].
Het verdeelpunt zal verwijderd worden.
Beat interval waarop de Sample verdeeld zal worden.
Times (als Chop Type op Divide x staat)
Aantal Samples waarin de Sample verdeeld zal worden.
Waarde: 2-16
Druk op [F8 (Execute)].
De Sample wordt automatisch verdeeld, volgens uw
instellingen, en de punten zullen gespecificeerd worden.
Maximaal 15 verdeelpunten kunnen ingesteld worden (16
regio’s).
Menu/systeem
8.
om de cursor naar ‘Point No’ te
Sampler
Waarde: 1/32, 1/16T, 1/16, 1/8T, 1/8, 1/4T, 1/4, 1/2, 1/1, 2/1
•
.
Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
Beluister de Sample, volgens de beschrijving in de sectie
‘De verdeelde Samples beluisteren’ (p.273).
Als u instellingen opnieuw wilt maken, het punt wilt
verplaatsen of verwijderen, zie ‘De verdeelde Samples
beluisteren’(p.273).
Appendix
9.
Sequencer
Druk op
om de cursor naar ‘Point No’ te
Pad
6.
Geluid 3
Vanaf de Sample die het dichtst bij het startpunt ligt, worden de
Samples door Pads [1], [2], …[16] gespeeld.
Specificeert hoe de Sample verdeeld zal worden.
Level:
Geluid 2
Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
4.
Geluid 1
1.
Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
Overzicht
Een Sample automatisch verdelen
(Auto Chop)
10. Druk op [F8 (Execute)].
In een bericht wordt om bevestiging gevraagd.
273
Een Sample bewerken
Een Sample opslaan (save)
Zo wordt de geselecteerde Sample in het project opgeslagen.
Een nieuw geladen Sample, alsmede de veranderingen die u in de
instellingen van een Sample heeft aangebracht, zullen verloren gaan
als de stroom wordt uitgezet. Om dit soort data te behouden, moet
Alle Samples opslaan (Save
All)
Zo worden alle Samples uit de Sample lijst in het project opgeslagen.
1.
Druk op [SAMPLE].
2.
Druk op [F1 (Sample List)].
deze als volgt worden opgeslagen.
1.
Druk op [SAMPLE].
Het Sample List venster verschijnt.
2.
Samples zonder het ‘
Druk op [F1 (Sample List)].
Het Sample List venster verschijnt.
Samples zonder het ‘
’ symbool en Samples met het ‘
’
3.
symbool zijn niet opgeslagen.
3.
Gebruik de VALUE knop, [INC] [DEC] of
Sample die u wilt opslaan te selecteren.
4.
Druk op [F2 (save)].
5.
Geef de Sample een naam.
om de
Druk op [F3 (Util Menu)].
4.
Druk op
of
op [F8 (Select)].
om ‘Save All’ te selecteren, en druk dan
Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
In een bericht wordt om bevestiging gevraagd.
5.
Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
Om te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Als de naam is ingevoerd, drukt u op [F8 (OK)].
Een scherm verschijnt, waarin de opslagbestemming Sample
Wanneer Save All wordt uitgevoerd, worden alle Samples in
dezelfde numerieke volgorde opgeslagen als deze in de Sample
lijst verschijnen. De Sample namen worden automatisch
geselecteerd kan worden.
toegewezen.
7.
Draai aan de VALUE knop of gebruik [INC] [DEC] om het
samplenummer te selecteren.
8.
Druk op [F8 (Write)].
In een bericht wordt om bevestiging gevraagd.
Zet de Fantom-G nooit uit, terwijl data wordt opgeslagen.
9.
’
Het Sample Utility menu scherm verschijnt.
Details over het toewijzen van een naam vindt u bij ‘Een naam
toewijzen’ (p.42).
6.
’ symbool en Samples met het ‘
symbool zijn niet opgeslagen.
Druk op [F7 (OK)] om de opslag handeling uit te voeren.
Om de handeling te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
• U kunt niet opslaan door een andere Sample te overschrijven.
U kunt een sample ook opslaan door op [WRITE] te drukken. U
komt dan in het WRITE MENU terecht, waar u vervolgens
“Sample” kiest.
274
Multisample
Een “multisample” is een van verschillende samples die toegewezen zijn aan de toetsen van het klavier. Eén multisample kan tot 128 samples
verdelen over het klavier. U kunt 128 multisamples opslaan in het user-geheugen.
*
Overview
Een multisample maken
Om een multisample te kunnen horen, moet u hem toewijzen aan een patch.
fig.msamj.eps
Sound 1
Wat is het verband tussen patches, multisamples en samples?
Patch
TONE
2
3
4
Multisample
Sample
USER
USER
Multisample
Multisample
0
Sound 2
Referentie
1
1
USER128
U2000
USER001
Nootnummer 0–127
2
U0002
127
Referentie
U0001
Sound 3
Samplenummer
Een multisample aanmaken in het Patch Edit-scherm
1.
Selecteer de patch die u wil bewerken.
Pad
Vooreerst dient u de patchinstellingen te initialiseren. (p. 87)
U kunt geen multisample aanmaken als het patchtype “Rhythm” of “Sample Set“ is.
Druk tweemaal op [PATCH] om naar het Patch Pro Edit-scherm te gaan.
3.
Druk op [F1 (⇑)] of [F2 (⇓)] om “Wave” te selecteren.
Sequencer
2.
4. Stel de parameters als volgt in om de multisample toe te wijzen aan de gewenste Tone 1–4.
• Wave Group:
MSAM (Multisamplegolfvormen)
*
Meer informatie over deze instelling vindt u in Hoe Patch instellingen gemaakt worden (p. 84).
*
Als u een stereo multisample wil gebruiken, geef dan hetzelfde nummer in voor L en R.
Druk op [F4 (Util Menu)].
Het Song Utility Menu-venster verschijnt.
6.
Kies “Multisample Edit” met
/
en druk op [F8 (Select)].
Het Multisample Edit-venster verschijnt.
7.
*
*
9.
*
Bewerk de multisample.
Voor details over editing, zie “Een multisample bewerken” (p. 276).
Sla de multisample op.
Appendix
8.
Menu/System
5.
Sampler
• Wave Number. L (Mono): Nummer v/d Multisample
Druk in het Multisample Edit-scherm op [WRITE] en bewaar de multisample volgens de instructies op het scherm.
Sla de patch op.
Meer informatie over het opslaan van patches vindt u in Door u gecreëerde Patches opslaan (Write) (p. 88).
275
Multisample
Een multisample bewerken
Het Multisample Edit-scherm
fig.msam2j.eps
Multisample Edit-scherm
1
Als u [SHIFT] ingedrukt houdt
3
2
4
5
6
7
8
9
10 11 12
13
14 15 16 17
18
19
14. Herstelt een multisample in de laatst bewaarde toestand
(p. 277).
1.
Toont informatie over de patch.
2.
Toont de naam van de multisample.
3.
Duidt aan of de multisample al dan niet bewerkt is.
4.
Toont informatie over de huidige noot.
5.
Duidt de oorspronkelijke toets van de sample aan.
17. Rangschikt samples in een multisample in de volgorde van
hun oorspronkelijke toets (p. 278).
6.
Lijst van de samples toegewezen aan de multisample.
18. Verplaatst alle samples naar links of rechts (p. 278).
7.
Verandert de multisample die toegewezen is aan een noot
(p. 277).
19. Verplaatst de data van de huidige zone naar links of rechts
(p. 278).
8.
Verwijdert de data uit de geselecteerde regio van noten
(p. 277).
9.
Wijst een sample toe aan de geselecteerde regio (p. 277).
15. Wist alle noten (p. 278).
16. Wijst een sample toe aan de huidige zone (p. 278).
10. Kopieert een sample van een toets naar een andere toets
(p. 277).
11. Specificeert de oorspronkelijke toonaard van de sample
(p. 278).
12. Opent het Tone Switch/Select-venster (p. 277).
13. Verplaatst het split point (p. 277).
276
Multisample
1.
Een sample van een toets kopiëren
naar een andere toets (Copy)
Sla een klaviertoets aan om de bijhorende sample te
selecteren voor bewerking.
U kunt de sample die aan een bepaalde noot is toegewezen, kopiëren
U kunt een regio selecteren door twee toetsen aan te slaan.
naar een andere noot op het klavier.
1.
of
[INC][DEC] gebruiken. Hou in dat geval [SHIFT] ingedrukt om
om een regio van noten te selecteren.
Druk in het Multisample Edit-scherm op de toets waaraan
de bron-sample is toegewezen.
U kunt de noot ook selecteren door middel van het VALUEwiel,
of [INC][DEC].
De Sample Data-zone geeft informatie over de sample die aan
U kunt de multisample die aan de huidige noot is toegewezen
veranderen.
1.
de huidige noot is toegewezen.
2.
Druk op [F4 (Copy)] zodat dit rood oplicht.
3.
Druk de bestemmingstoets in.
Als u een regio specificeert door meer dan één toets in te
drukken, dan worden de data gekopieerd naar de regio bepaald
Druk in het Multisample Edit-scherm op [F1 (List)].
Sound 2
Een andere multisample toewijzen
aan een noot (List)
Sound 1
U kunt ook het VALUE-wiel, de knoppen
Overview
De te bewerken noten selecteren
door de hoogste en laagste toets die u indrukt.
Het Multisample List-venster verschijnt.
• VALUE-wiel,
4.
, [INC][DEC]
Het nummer van de toe te wijzen multisample veranderen.
• [F7 (Cancel)] of [EXIT]
De handeling annuleren en terugkeren naar het vorige scherm.
• [F8 (Select)]
Haal uw hand van het klavier.
[F4 (Copy)] dooft uit en u keert terug naar het gewone
Multisample Edit-scherm.
Sound 3
De knoppen hebben de volgende functies.
Het Tone Switch/Select-scherm
openen (Tone Sw/Sel)
terugkeren naar het vorige scherm.
1.
Druk in het Multisample Edit-scherm op [F6 (Tone Sw/Sel)].
Het Tone Switch/Select-venster verschijnt.
Dit venster verschijnt ook wanneer u in het Single Play-scherm
op [F8 (Tone Sw/Sel)] drukt.
De data uit de geselecteerde
nootregio wissen (Erase)
Druk in het Multisample Edit-scherm op [F2 (Erase)].
De data van de geselecteerde nootregio worden gewist.
Een sample toewijzen aan de
geselecteerde regio (Assign)
Druk in het Multisample Edit-scherm op [F3 (Assign)].
Het Sample List-venster verschijnt, waarin u de geselecteerde
sample kunt toewijzen aan de geselecteerde regio.
Het split point verplaatsen (Split
Point)
Het “Split Point” is de grens tussen twee zones (p. 278).
1.
Druk in het Multisample Edit-scherm op [F7 (Split⇐)][F8
(Split⇒)].
Het split point van de geselecteerde sample en de aanliggende
sample verschuift naar links of rechts.
Sampler
1.
Druk op [EXIT] om het venster te sluiten.
Sequencer
2.
1.
Pad
De geselecteerde multisample toewijzen aan de huidige noot en
De knoppen hebben de volgende functies.
De sample beluisteren.
• [F7 (Exit)] of [EXIT]
De handeling annuleren en terugkeren naar het vorige scherm.
• [F8 (Select)]of [ENTER]
U kunt de multisample die u momenteel bewerkt, terugbrengen naar
de toestand waarin hij het laatst werd bewaard.
1.
Hou in het Multisample Edit-scherm [SHIFT] ingedrukt en
druk op [F1 (Reload)].
U wordt gevraagd om te bevestigen.
2.
Druk op [F7 (OK)].
Om te annuleren, drukt u op [F8 (CANCEL)].
277
Appendix
De sample selecteren en terugkeren naar het Multisample Editscherm.
Een multisample herstellen in de
laatst bewaarde toestand (Reload)
Menu/System
• [F6 (Preview)]
Multisample
De knoppen hebben de volgende functies.
All noten wissen (Erase All)
• VALUE-wiel, [INC][DEC]
De originele toonaard wijzigen van de sample die toegewezen is
aan de huidige noot.
Ga als volgt te werk om alle noten te wissen.
• [F7 (Preview)]
1.
Hou in het Multisample Edit-scherm [SHIFT] ingedrukt en
druk op [F2 (Erase All)].
U wordt gevraagd om te bevestigen.
2.
Druk op [F7 (OK)].
Om te annuleren, drukt u op [F8 (CANCEL)].
De sample speelt in zijn huidige originele toonaard zolang u
deze knop ingedrukt houdt.
• [F8 (Close)]
Het Sample Original Key-venster sluiten.
• Klavier
Wanneer u op het klavier speelt, dan verschijnt de originele
De sample van de huidige zone
vervangen (Sample Select)
toonaard van de sample die toegewezen is aan de laatst
ingedrukte noot.
2.
Een "zone" is een regio waaraan dezelfde sample is toegewezen. U
kunt als volgt een sample toewijzen aan de momenteel geselecteerde
zone (de “huidige zone”).
1.
Hou in het Multisample Edit-scherm [SHIFT] ingedrukt en
druk op [F3 (Sample Select)].
Het Sample List-venster verschijnt, waarin u de geselecteerde
sample aan de huidige zone kunt toewijzen.
De knoppen hebben de volgende functies.
• [F7 (EXIT)] of [Exit]
De handeling annuleren en terugkeren naar het vorige scherm.
• [F6 (Preview)]
De sample beluisteren.
• [F8 (Select)] of [ENTER]
*
Samples die u opneemt of importeert, worden op hun originele
toonhoogte weergegeven wanneer u de C4-toets aanslaat.
Om de toonaard van de sample te laten overeenstemmen met het
klavier, dient u de “originele toonaard” van de sample te wijzigen.
Bijvoorbeeld, als u een geluid samplet waarvan de toonhoogte E4 is,
dan moet u de “original key”-instelling op E4 zodat de sample op
zijn originele toonhoogte wordt weergegeven wanneer u de E4-toets
van het klavier aanslaat.
*
1.
Een sample kan niet meer dan twee octaven boven zijn originele
toonhoogte gespeeld worden.
Druk in het Multisample Edit-scherm op [F5 (Original Key)].
Het Sample Original Key-venster verschijnt.
Deze handeling herschikt alle samples die momenteel zijn
toegewezen aan de multisample en plaatst ze in de volgorde van
hun originele toonaard. (Dit geeft hetzelfde resultaat als Create
Multisample.)
1.
Hou in het Multisample Edit-scherm [SHIFT] ingedrukt en
druk op [F4 (Sort)].
U wordt gevraagd om te bevestigen.
2.
Druk op [F7 (OK)].
Om te annuleren, drukt u op [F8 (CANCEL)].
Alle samples naar links of rechts
verschuiven (Shift)
U kunt alle samples die toegewezen zijn aan noten, naar links of
rechts verschuiven.
1.
Hou in het Multisample Edit-scherm [SHIFT] ingedrukt en
druk op [F5 (⇐)][F6 (⇒)].
De data van de huidige zone naar
links of rechts verschuiven (Move)
Ga als volgt te werk om de sample van de huidige zone naar links of
rechts te verschuiven.
1.
278
Voor meer informatie over het opslaan van samples, zie Een Sample
opslaan (save) (p. 274).
Multisamples rangschikken volgens
hun originele toonaard (Sort)
De sample selecteren en terugkeren naar het Multisample Editscherm.
De originele toonaard (Original
Key) van de sample specificeren
Sla de sample waarvan u de originele toonaard hebt
aangepast op.
Hou in het Multisample Edit-scherm [SHIFT] ingedrukt en
druk op [F7 (⇐)][F8 (⇒)].
08: Verscheidene instellingen
(menu en systeem)
In dit hoofdstuk worden de menu- en systeeminstellingen uitgelegd.
• Menu referentie ......................................................... p.280
• Systeeminstellingen .................................................... p.290
• V-LINK ...................................................................... p.305
Menu referentie
Menu’s
De menu’s bevatten verscheidene functies die u wellicht gemakkelijk
zult vinden bij het gebruik van de Fantom-G.
Druk op [MENU] om naar het menu te gaan, selecteer de gewenste
functie, en voer deze uit.
Aan project gerelateerde
instellingen (Project)
Hier ziet u, hoe een project uit het interne geheugen of USB
geheugen in het tijdelijke gebied van de Fantom-G wordt geladen of
hoe het project vanuit het tijdelijke gebied van de Fantom-G wordt
opgeslagen.
Menu naam
Project
Uitleg
pag.
Een project laden of opslaan.
p. 276
System
Factory Reset
Ga naar het System Setting scherm
Stel de Fantom-G opnieuw op de fabrieksinstellingen in.
Formatteert (initialiseert) USB geheugen.
p. 286
p. 280
Verbindt de Fantom-G met een computer
en stelt het interne geheugen als USB geheugen in.
Importeert WAV/AIFF formaat geluidsbestanden in de Fantom-G.
p. 281
Format USB
Memory
USB Storage
Import Audio
p. 284
Load Project
Deze handeling laadt een project uit het interne geheugen of USB
geheugen in het tijdelijke gebied van de Fantom-G.
Als u een project laadt, zal de inhoud van het tijdelijke gebied
p. 283
herschreven worden. Indien het tijdelijke gebied belangrijke
data bevat, moet deze in het interne geheugen of USB geheugen
worden opgeslagen voordat een project wordt geladen.
1.
Druk op [MENU] om naar het Menu scherm te gaan.
2.
Gebruik het VALUE-wiel of [CURSOR] om ‘Project’ te kiezen
en druk dan op [ENTER].
Het Project Menu verschijnt.
3.
Draai aan de VALUE knop of gebruik [CURSOR] om ‘Load
Project’ te kiezen, en druk op [F8 (Select)].
U kunt ook op [F1 (Load)] drukken om dit uit te voeren.
4.
Druk op [F1 (Internal)] of [F2 (USB Memory)] om het
laadbron gebied (interne geheugen of USB geheugen) te
selecteren.
5.
Gebruik
selecteren.
6.
Druk op [F8 (Load)].
Een bevestigingsbericht verschijnt.
7.
*
280
of
om het project dat u wilt laden te
Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
Indien u besluit te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Menu referentie
Deze handeling slaat het project uit het tijdelijke gebied in het
Save As Project
Deze handeling slaat het project uit het tijdelijke gebied onder een
andere naam in het interne geheugen of USB geheugen op.
1.
Druk op [MENU] om naar het Menu scherm te gaan.
1.
Druk op [MENU] om naar het Menu scherm te gaan.
2.
Gebruik het VALUE-wiel of [CURSOR] om ‘Project’ te
kiezen, en druk dan op [ENTER].
2.
Gebruik het VALUE-wiel of [CURSOR] om ‘Project’ te
kiezen, en druk dan op [ENTER].
Het Project Menu verschijnt.
3.
Gebruik het VALUE-wiel of [CURSOR] om ‘Save Project’ te
kiezen, en druk op [F8 (Select)].
Het Project Menu verschijnt.
3.
Een bevestigingsbericht verschijnt.
4.
*
U kunt ook op [F3 (Save As)] drukken om dit uit te voeren.
Druk op [F1 (Internal)] of [F2 (USB Memory)] om het gebied
dat als opslagbestemming fungeert te selecteren (interne
geheugen of USB geheugen).
5.
Druk op [F8 (Save As)].
6.
Het Project name venster verschijnt. Voer een naam in, en
druk op [F8 (OK)].
Indien u besluit te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Wanneer een storingsmelding verschijnt
Een storingsmelding kan verschijnen als de data niet succesvol
geladen kan worden, bijvoorbeeld als er onvoldoende ruimte in
het interne geheugen of USB geheugen is.
Als u het interne geheugen heeft geselecteerd, is er geen stap
Bij ‘Storingsmeldingen’ (p.318) vindt u de verscheidene
storingen die kunnen optreden, samen met de passende
Geluid 3
4.
Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
Geluid 2
U kunt ook op [F2 (Save)] drukken om dit uit te voeren.
Gebruik het VALUE-wiel of [CURSOR] om ‘Save As Project’
te kiezen, en druk op [F8 (Select)].
Geluid 1
interne geheugen of USB geheugen op.
Overzicht
Save Project
voor het invoeren van een naam.
respons.
Pad
Details over het invoeren van een naam vindt u bij ‘Een naam
toewijzen’ (p.42).
Een bevestigingsbericht verschijnt.
7.
Indien u besluit te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Wanneer een storingsmelding verschijnt
Een storingsmelding kan verschijnen als de data niet succesvol
geladen kan worden, bijvoorbeeld als er onvoldoende ruimte in
het interne geheugen of USB geheugen is.
Sequencer
*
Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
Sampler
Bij ‘Storingsmeldingen’ (p.318) vindt u de verscheidene
storingen die kunnen optreden, samen met de passende
respons.
Menu/systeem
Appendix
281
Menu referentie
Create Project
Deze handeling creëert een nieuw project in het USB geheugen.
Backup Project
Deze handeling maakt een reservekopie van een project uit het
interne geheugen in het USB geheugen (slechts één).
1.
Druk op [MENU] om naar het Menu scherm te gaan.
2.
Gebruik het VALUE-wiel of [CURSOR] om ‘Project’ te
kiezen, en druk dan op [ENTER].
1.
Druk op [MENU] om naar het Menu scherm te gaan.
2.
Gebruik het VALUE-wiel of [CURSOR] om ‘Project’ te
kiezen, en druk dan op [ENTER].
Het Project menu verschijnt.
3.
Gebruik het VALUE-wiel of [CURSOR] om ‘Backup Project’
te kiezen, en druk dan op [F8 (Select)].
Het Project Menu verschijnt.
3.
Gebruik het VALUE-wiel of [CURSOR] om ‘Create Project’ te
kiezen, en druk op [F8 (Select)].
U kunt ook op [F4 (Create)] drukken om dit uit te voeren.
4.
U kunt ook op [F5 (Backup)] drukken om dit uit te voeren.
Het Project name venster verschijnt. Voer een naam in, en
druk op [F8 (OK)].
Een bevestigingsbericht verschijnt.
4.
Details over het invoeren van een naam vindt u bij ‘Een naam
toewijzen’ (p.42).
5.
*
*
Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
Indien u besluit te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Een bevestigingsbericht verschijnt.
Wanneer een storingsmelding verschijnt
Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
Een storingsmelding kan verschijnen als de data niet succesvol
geladen kan worden, bijvoorbeeld als er onvoldoende ruimte in
Indien u besluit te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Wanneer een storingsmelding verschijnt
Een storingsmelding kan verschijnen als de data niet succesvol
geladen wordt, bijvoorbeeld als er onvoldoende ruimte in het
interne geheugen is.
Bij ‘Storingsmeldingen’ (p.318) vindt u de verscheidene
storingen die kunnen optreden, samen met de passende
respons.
De projectnaam krijgt standaard een nummer als ‘FantomG001’,
‘FantomG002’, enz. toegewezen, maar het staat u vrij dit te
veranderen. Op de computer verschijnen projecten als mappen,
genaamd ‘Project name.Prj’, in de kern van het USB
geheugen.Als u de map (project naam) op de computer een
andere naam geeft, kunt u ‘.’niet gebruiken als het eerste teken.
Wijzig de bestandsnaam extensie niet. Er zijn ook bepaalde
tekens (\ / : ‘; * ? “ < > |), die niet voor de naam gebruikt
kunnen worden.
282
het interne geheugen is.
Bij ‘Storingsmeldingen’ (p.318) vindt u de verscheidene
storingen die kunnen optreden, samen met de passende
respons.
Menu referentie
Door deze handeling uit te voeren kan een project, dat eerder met
gebruik van Backup Project in het USB geheugen werd opgeslagen,
opnieuw in het interne geheugen worden geplaatst.
System Settings (system)
‘System Settings (Instellingen algemeen voor alle modes)’
(p.290).
Geluid 1
Als een backup wordt teruggezet, wordt het interne geheugen
overschreven. Als het interne geheugen belangrijke data bevat,
slaat u deze in het USB geheugen op voordat de Restore Project
handeling wordt uitgevoerd.
Druk op [MENU] om naar het Menu scherm te gaan.
2.
Gebruik het VALUE-wiel of [CURSOR] om ‘Project’ te
kiezen, en druk dan op [ENTER].
Het Project menu verschijnt.
3.
Gebruik het VALUE-wiel of [CURSOR] om ‘Restore Project’
te kiezen, en druk dan op [F8 (Select)].
Geluid 2
1.
Geluid 3
U kunt ook op [F6 (Restore)] drukken om dit uit te voeren.
Een bevestigingsbericht verschijnt.
4.
*
Overzicht
Restore Project
Druk op [F7 (OK)] om uit te voeren.
Indien u besluit te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Pad
Sequencer
Sampler
Menu/systeem
Appendix
283
Menu referentie
Reset to Default Factory
Settings (Factory Reset)
Hiermee wordt alle data in de Fantom-G in de fabrieksinstellingen
teruggezet. (Factory Reset)
Format USB Memory
Hiermee wordt het USB geheugen, dat op de USB MEMORY op het
achterpaneel is aangesloten, geformatteerd (geïnitialiseerd).
Indien het formaat van het USB geheugen iets anders dan FAT
is, zal dit niet door de Fantom-G herkend worden. (De FantomG kan het dan ook niet formatteren). In dit geval gebruikt u de
Als er belangrijke door u gecreëerde data is, die in het User
geheugen van de Fantom-G is opgeslagen, wordt al deze data
computer om het USB geheugen te formatteren, met gebruik
van het ‘FAT’ of ‘FAT32’ bestandssysteem. (Als u Mac OS X
afgedankt wanneer een Factory Reset wordt uitgevoerd (de
data in het interne User geheugen zal verloren gaan). Als u
de bestaande data wilt behouden, slaat u dit in een USB
gebruikt, formatteert u het USB geheugen met gebruik van het
‘MS-DOS bestandssysteem (FAT32))’.
geheugen (p.277) of via USB in de computer op (p.281).
1.
Druk op [MENU] om het Menu scherm te openen.
2.
Gebruik het VALUE-wiel of [CURSOR] om ‘Factory Reset’ te
selecteren, en druk dan op [ENTER].
1.
Druk op [MENU] om het Menu scherm te openen.
2.
Gebruik het VALUE-wiel of [CURSOR] om ‘Format User
Memory’ te selecteren, en druk dan op [ENTER].
In een bericht wordt om bevestiging gevraagd.
3.
Druk op [F7 (OK)] om het formatteren van het USB
geheugen uit te voeren.
In een bericht wordt om bevestiging gevraagd.
3.
*
Druk op [F7 (OK)] om de Factory Reset uit te voeren.
Om te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Dit proces neemt enige minuten in beslag. Zet nooit de stroom
uit totdat dit proces is voltooid.
4.
Wanneer ‘Factory Reset Completed’ wordt weergegeven,
drukt u op [F7 (OK)].
284
*
4.
Om te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Wanneer ‘Format USB Memory Completed’ wordt
weergegeven, drukt u op [F7 (OK)].
Menu referentie
Door de Fantom-G via een USB kabel met de computer te verbinden,
kunnen bestanden uit het interne geheugen of USB geheugen naar
en van de harddisk of andere media op de computer worden
Wanneer de Fantom-G op de computer is aangesloten, kan het
gebied op de Fantom-G waarmee een verbinding wordt gemaakt
geselecteerd worden. Dit zal het interne User gebied of het USB
geheugen zijn.
U kunt de software op de computer gebruiken om WAV/AIFF
bestanden, die op de Fantom-G zijn gecreëerd, te bewerken.
1.
Druk op [MENU].
Omgekeerd kunnen op de computer gecreëerde WAV/AIFF
2.
Gebruik het VALUE-wiel of [CURSOR] om ‘USB Storage’ te
selecteren, en druk dan op [ENTER].
bestanden op de Fantom-G gebruikt worden.
Het USB Storage scherm verschijnt.
Op deze manier kunt u met de USB Storage mode bestanden als
3.
Sluit de DAW (Digital Audio Workstation) software op de
computer, voordat u naar de USB Storage mode gaat.
De USB kabel mag nooit aangesloten of losgekoppeld worden,
*
•
zal zijn volumenaam worden getoond.
•
Terwijl de Fantom-G niet is aangesloten, start u de
computer op.
Gebruik een USB kabel om de Fantom-G op de computer
aan te sluiten.
3.
Zet de Fantom-G aan (POWER ON schakelaar).
Mac OSX gebruikers
Een drive icoon genaamd ‘FANTOM G’ zal in de desktop
verschijnen. Indien een USB geheugen is aangesloten, zal zijn
volumenaam worden getoond.
Pad
2.
Afhankelijk van de computer die u gebruikt, zal de
weergave als volgt verschillen.
Windows Vista/XP gebruikers
Een drive genaamd ‘FANTOM G’ zal binnen Deze Computer
worden weergegeven. Indien een USB geheugen is aangesloten,
Aansluitingen
1.
Om de verbinding te annuleren, drukt u op [Exit].
Geluid 3
Storage mode bevindt.
4.
Druk op [F1 (Internal)] of [F2 (USB Memory)] om verbinding
met de computer te maken.
Geluid 2
Patch en waves naar of van een aangesloten computer overbrengen.
en de stroom mag niet uitgezet worden, terwijl u zich in de USB
Geluid 1
overgebracht, om een reservekopie van de data te maken.
De aansluitbestemming
specificeren
Overzicht
Bestanden uitwisselen met de
computer (USB Storage)
Sequencer
Sampler
Menu/systeem
Appendix
285
Menu referentie
Waarschuwingen met betrekking tot
mappen en bestanden
De volgende punten zijn belangrijk als de Fantom-G via USB met
een computer is verbonden:
• Gebruik de computer niet om mappen binnen de Fantom-G te
verplaatsen of verwijderen.
• Gebruik de computer niet om het User geheugen of USB
geheugen van de Fantom-G te formatteren of optimaliseren of
voor het uitvoeren van handelingen als Scan Disk.
• De Fantom-G kan alleen bestandsnamen verwerken die uit
enkelbyte alfanumerieke tekens bestaan.
U kunt geen punt ‘.’ Aan het begin van een bestandsnaam
gebruiken.
Bepaalde tekens (\ / : , ; * ? " < > |) kunnen ook niet in een
bestandsnaam worden gebruikt.
• Alleen de volgende bestandstypes kunnen tussen de Fantom-G
en de computer worden overgedragen.
Song bestanden (.SVQ/.SVA/SVP)
Standaard MIDI bestanden (.MOD)
Geluidsbestanden (.WAV/.AIF/.AIFF)
Bitmap bestanden (.BMP) (800 x 480 pixels)
Tekstbestand (.TXT)
• Voor de verwerking van deze bestanden gebruikt u de
passende, hieronder beschreven, methode.
Plaats de bestanden in de volgende map:
FantomG.Prj/SEQ/SMF map
Standaard MIDI
bestanden
Geluidsbestanden
BPM bestanden
‘FantomG.Prj’ is de naam van de projectmap in het interne geheugen van de Fantom-G.
Meerdere projecten kunnen in het USB geheugen worden opgeslagen.
De namen van projectmappen worden standaard genummerd als ‘FantomG001.Prj’,
‘FantomG002.Prj’, enz., maar het portie
dat aan de bestandsnaam extensie voorafgaat, is de projectnaam die u toewijst wanneer het project wordt opgeslagen.
Indien de bestanden van de computer in de
Fantom-G worden gebracht, plaatst u deze
op de volgende locatie
IMPORT map
Importeer dan de geluidsbestanden.
Als u de computer wilt gebruiken om Samples te lezen die door de Fantom-G zijn
opgeslagen, laadt u de bestanden uit de
Project map/SMPL map in de computer.
Voor het plaatsen van de bestanden van de
computer, plaatst u deze op de volgende locatie:
IMPORT map.
Tekstbestanden
Voor het plaatsen van de bestanden van de
computer, plaatst u deze op de volgende locatie:
IMPORT map.
Importeer dan het tekstbestand.
286
De Storage mode verlaten
Windows Vista/XP gebruikers
1.
In Deze Computer klikt u met de rechter muisknop op het
‘Verwijderbare hard disk’ icoon, en voer ‘Verwijderen’ uit.
2.
Druk op [EXIT].
Mac OSX gebruikers
1.
Sleep het Fantom-G Drive icoon naar de prullenbak.
2.
Druk op [EXIT].
Menu referentie
‘Geluidsbestanden importeren (Import Audio)’ (p.289).
Geluid 1
Een standaard MIDI-bestand (SMF)
van de computer naar de Fantom-G
kopiëren
Import Audio
Zo wordt een standaard MIDI-bestand van de computer naar de
Fantom-G gekopieerd.
Op de computer prepareert u het standaard MIDI-bestand
(.MID) dat u wilt kopiëren.
2.
Gebruik de USB Storage-functie (p.281) om het standaard
MIDI-bestand (.MID) naar de volgende map in het interne
geheugen of USB-geheugen van de Fantom-G te kopiëren.
Geluid 2
1.
Overzicht
Voorbeelden van gebruik van de
USB Storage mode
‘FantomG.Prj/SEQ/SMF’ map.
Geluid 3
‘FantomG.Prj’ is de naam van de project map in het interne
geheugen van de Fantom-G. Meerdere projecten kunnen in het
USB geheugen worden opgeslagen. De namen van
projectmappen worden standaard genummerd als
‘FantomG001.Prj’, ‘FantomG002.Prj’, enz., maar het portie dat
aan de bestandsnaam extensie voorafgaat, is de projectnaam die
u toewijst wanneer het project wordt opgeslagen.
Pad
Sequencer
Sampler
Menu/systeem
Appendix
287
Menu referentie
Een Bitmap bestand als achtergrond
in het scherm gebruiken (Import
BMP)
Via USB geheugen (of intern geheugen) kan een bitmap bestand
(Windows BMP formaat, 24 bit, 800 x 480 pixels) als
achtergrond voor de Fantom-G worden gebruikt.
1.
Op de computer prepareert u het bitmap bestand (Windows
BMP formaat, 24 bit, 800 x 480 pixels) dat u als achtergrond
wilt gebruiken.
2.
Met gebruik van de USB Storage functie kopieert u het
bitmap bestand naar de ‘OMPORT’ map van het interne
geheugen van de Fantom-G.
Druk op [MENU].
4.
Draai aan de VALUE knop om ‘System’ te selecteren, en
druk dan op [ENTER].
5.
Druk op [F5 (Wallpaper)].
Het Wallpaper scherm verschijnt.
Zestien verschillende afbeeldingen kunnen als achtergrond
getoond worden. Het geïmporteerde bestand overschrijft de op
dat moment geselecteerde afbeelding. Als u een geïmporteerd
bestand wilt verwijderen, selecteert u een afbeelding (1-16) en
drukt u op [F2 (Delete)].
6.
Druk op [F1 (Import BMP)].
7.
Druk op [F1 (Internal)] of [F2 (USB Memory)] om het import
bron gebied (intern geheugen of USB geheugen) te
selecteren.
8.
Druk op
of
selecteren.
9.
Druk op [F8 (Select)].
Het bestand dat u wilt importeren wordt weergegeven.
om het bestand dat u wilt importeren te
Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
10. Druk op [F8 (Execute)]
Het bestand zal geïmporteerd worden.
*
Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
De veranderde achtergrond is tijdelijk, en zal verloren gaan als
de stroom wordt uitgezet. Om de instelling te behouden, drukt
u op [F7 (Sys Write)], om het in het systeem geheugen van de
Fantom-G op te slaan.
288
U kunt een tekstbestand op de computer creëren, en het in het
Favorite scherm (p.54) weergeven. Aangezien u hiermee een notitie
aan elke bank kunt toevoegen, vormt dit een handige manier om u
van herinneringen, zoals een uitleg over elk scherm, te voorzien.
1.
Creëer een tekstbestand op de computer, en als dit met de
bestandsnaam extensie ‘.TXT’ op.
2.
Plaats het bij stap 1 gecreëerde bestand in de ‘IMPORT’
map van het USB geheugen of het interne geheugen van de
Fantom-G.
3.
Vier ‘Import Text’ uit, om het tekstbestand te importeren.
Details over importeren vindt u bij ‘Een tekstbestand
importeren (Import Text)’ (p.56).
3.
*
Text memo’s in het Favorite scherm
weergeven (Import Text)
Menu referentie
Overzicht
Geluidsbestanden
importeren (Import Audio)
Zo wordt een geluidsbestand (WAV/AIFF) geïmporteerd.
2.
Met gebruik van de USB Storage functie kopieert u het
geluid naar de ‘IMPORT’ map van het USB geheugen of het
interne geheugen van de Fantom-G.
3.
Druk op [MENU].
4.
Draai aan de VALUE knop om ‘Import Audio’ te selecteren,
en druk dan op [ENTER].
5.
Druk op [F1 (Internal)] of [F2 (USB Memory)] om het importbrongebied te selecteren.
Geluid 2
Prepareer het geluidsbestand (WAV/AIFF formaat) dat u wilt
importeren op de computer.
Geluid 1
1.
[F1 (Internal)]: importeer uit het interne geheugen.
[F2 (USB Memory)]: importeer uit een USB-geheugen.
*
7.
Geluid 3
6.
Druk op [F8 (Omport Audio)].
In een bericht wordt om bevestiging gevraagd.
Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
Druk op [F7 (OK)].
Het bestand wordt geïmporteerd, en het Sample List-scherm
verschijnt.
Pad
*
Om te annuleren, drukt u op [F8 (EXIT)].
Het geïmporteerde bestand zal als een Sample aan de Sample
lijst worden toegevoegd. Deze Sample is tijdelijk, en zal
Sequencer
verloren gaan wanneer u de stroom uitzet. Om de Sample te
behouden, drukt u op [WRITE] om de data op te slaan (p.274).
Sampler
Met [F4 (Mark)] of [F5 (Mark All)] kunt u vinkjes plaatsen in de
lijst, zodat u bepaalde bewerkingen (zoals Delete of Import) in
één keer op meerdere samples kunt uitvoeren.
• Als u meerdere samples wil selecteren, druk dan op [F4 (Mark)]
om een vinkje te plaatsen bij iedere sample die u wil selecteren.
• Als u een aangevinkte sample selecteert en op [F4 (Mark)]
drukt, dan wordt het vinkje verwijderd.
Menu/systeem
• Als u op [F5 (Mark All)] drukt, dan worden alle samples in de
lijst aangevinkt.
• Als u op [F5 (Mark All)] drukt terwijl alle samples in de lijst
reeds aangevinkt zijn, dan worden de vinkjes van alle samples
verwijderd.
Appendix
289
Systeeminstellingen (instellingen die voor alle
modes gelden)
Instellingen die op de gehele omgeving van de Fantom-G van
6.
invloed zijn, zoals stemmingen en ontvangst van MIDI-berichten,
worden systeemfuncties genoemd. In deze sectie wordt uitgelegd
Herhaal stappen 3-5 om elke Systeem parameter die u wilt
bewerken in te stellen.
7.
Om gewijzigde instellingen op te slaan, drukt u op [F7 (Sys
Write)]., en voert u de Write handeling uit. Indien u niet wilt
opslaan, drukt u op [EXIT] om naar het vorige scherm terug
te keren.
hoe instellingen voor de systeemfuncties worden gemaakt, en
worden de functies van de verschillende parameters beschreven.
Hoe systeemfunctieinstellingen gemaakt
worden
De systeeminstellingen
opslaan (System Write)
1.
Druk op [MENU] om het Menu scherm te openen.
2.
Gebruik het VALUE-wiel of [CURSOR] om ‘System’ te
selecteren, en druk dan op [ENTER].
Het System Setup scherm verschijnt.
fig.25-001_50
Veranderingen die in de Systeemfunctie-instellingen worden
aangebracht zijn slechts tijdelijk – deze worden afgedankt op het
moment dat het apparaat wordt uitgeschakeld. Om door u gemaakte
veranderingen in de systeeminstellingen te behouden, moeten deze
in het interne systeemgeheugen worden opgeslagen.
Als de opslagprocedure wordt uitgevoerd, zal data die reeds op
de opslagbestemming aanwezig was, verloren gaan. De
fabrieksinstelling kan echter hersteld worden door een Factory
Reset procedure uit te voeren.
1.
Verander de systeemfunctie instellingen, en druk op [F7
(Sys Write)].
fig.25-002_50
F-toets handelingen in het System Setup scherm
F-toets
F1
Group/Up
F2
Group/Down
F3
Setup
F4
Info
F5
Wallpaper
F6
Appearance
F7
Sys Write
F8
Exit
Uitleg
Verplaatst de bewerkingsgroep tab
opwaarts.
Verplaatst de bewerkingsgroep tab
neerwaarts.
Bewerkt de systeem parameters.
pag.
–
Toont systeem informatie.
p. 302
Specificeert de achtergrond.
p. 303
Bewerk aan het scherm gerelateerde
instellingen.
Slaat systeeminstellingen op.
p. 300
Keert naar het vorige scherm terug.
–
–
p. 287
p. 286
3.
De parameters zijn in verscheidene bewerkingsgroepen
ondergebracht. Gebruik [F1 (Up)] [F2 (Down)] om van tab te
veranderen.
4.
Gebruik [CURSOR] om de cursor naar de parameter die u
wilt wijzigen te verplaatsen.
Wanneer de cursor zich op een parameterwaarde bevindt, kunt
u op [ENTER] drukken om naar een venster te gaan waar de
waarde ingesteld kan worden.
• Indien alle parameters niet binnen een individueel
instellingsscherm getoond kunnen worden, wordt een scroll balk
aan de rechterkant van het scherm getoond. In dit soort gevallen
drukt u op
om het scherm naar beneden te verschuiven.
5.
Draai aan het VALUE-wiel of druk op [INC] [DEC] om de
gewenste waarde te verkrijgen.
290
In het scherm wordt ‘System Write Completed!’ aangegeven.
Data wordt opgeslagen, en u keert naar het System Setup
scherm terug.
Systeeminstellingen (instellingen die voor alle modes gelden)
In deze sectie wordt uitgelegd wat de verschillende Systeem
PROG UP:
geselecteerd worden.
PROG DOWN:
De User groep Patch van het volgende
nummer of de volgende bank wordt
geselecteerd.
USER GROUP DOWN: De User groep Patch van het vorige nummer
of de vorige bank wordt geselecteerd.
FAVORITE UP:
De favoriete Patch/live set/studio set van
het volgende nummer of de volgende bank
Pedal/D Beam
zal geselecteerd worden.
FAVORITE DOWN:
geselecteerd worden.
De bruikbare reeks van de D Beam controller wordt extreem
Het resultaat is hetzelfde als het indrukken
van de schakelaar die bij Panel Switch
Assign is toegewezen (zie onder).
De gevoeligheid van de D Beam controller verandert volgens de
hoeveelheid licht in de omgeving van het apparaat. Als dit niet
Control Pedal 1 Panel Switch Assign
Control Pedal 2 Panel Switch Assign
naar verwachting functioneert, past u de gevoeligheid aan,
passend bij de helderheid van de locatie waar u zich bevindt.
Door deze waarde te verhogen wordt de gevoeligheid ook
Specificeert de schakelaar die zal werken als Pedal 1 Assign of Pedal
2 Assign (zie vorige onderdeel) op ‘PANEL SWITCH’ zijn ingesteld.
hoger (p.287).
D Beam Assign Source
volgen.
Waarde: SYS, TEMP
Control Pedal 1 Polarity
Control Pedal 2 Polarity
Selecteert de polariteit van het pedaal. Op sommige pedalen is het
elektrische signaal uitgevoerd wanneer het pedaal wordt ingedrukt
of losgelaten het tegenovergestelde van andere pedalen. Als het
pedaal het tegengestelde effect heeft van wat u verwacht, stelt u deze
parameter op ‘REVERSE’ in. Als u een Roland pedaal gebruikt (dat
geen polariteit schakelaar heeft), zet u deze parameter op
‘STANDARD’.
Dit stelt de gevoeligheid van de D Beam controller in. Door
verhoging van de waarde wordt de gevoeligheid groter.
Reeks: STANDARD, REVERSE.
Waarde: 0-127
Hold pedal polarity
Control Pedal 1 Assign
Control Pedal 2 Assign
Selecteert de polariteit van het Hold pedaal. Op sommige pedalen is
het elektrische signaal uitgevoerd wanneer het pedaal wordt
ingedrukt of losgelaten het tegenovergestelde van andere pedalen.
Als het pedaal het tegengestelde effect heeft van wat u verwacht,
stelt u deze parameter op ‘REVERSE’ in. Als u een Roland pedaal
gebruikt (dat geen polariteit schakelaar heeft), zet u deze parameter
op ‘STANDARD’.
Waarde
OFF:
Uit
Range: STANDARD, REVERSE
Continuous Hold Pedal
Aftertouch
BEND UP:
De toonhoogte stijgt in stappen van halve
tonen (maximaal 4 octaven), elke keer dat
het pedaal wordt ingedrukt.
BEND DOWN:
De toonhoogte daalt in stappen van halve
tonen (maximaal 4 octaven), elke keer dat
het pedaal wordt ingedrukt.
Deze instelling bepaalt of de HOLD PEDAL jack ondersteuning voor
halfpedaal biedt (ON) of niet (OFF). Als dit op ondersteuning van
gebruik van halfpedaal technieken is ingesteld, kunt u een optioneel
expressiepedaal (DP-8, enz.) aansluiten, en pedaalwerk gebruiken
om een nog nauwkeuriger regeling te bereiken bij uitvoeringen
waarin piano noten worden gebruikt.
START/STOP:
De sequencer zal starten/stoppen.
Waarde: OFF, ON→288-289
TAP{ TEMPO:
Tap Tempo (een tempo dat gespecificeerd
wordt door het interval waarmee het pedaal
wordt ingedrukt).
291
Appendix
AFTERTOUCH:
Menu/systeem
CC01-31, 32(OFF), 33-95:
Controller nummers 1-31, 32(Off), 33-95
Sampler
Dit specificeert de functie van elk pedaal dat op de FOOT PEDAL
CTRL 1, 2 jacks is aangesloten.
Sequencer
D Beam Sens (D Beam Sensitivity)
Pad
Dit specificeert of de D Beam controller schakelaar de
systeeminstellingen (SYS) of de live set of studio set (TEMP) zal
Geluid 3
smal wanneer deze in direct zonlicht wordt gebruikt. Neem dit
in acht wanneer de D Beam controller buiten wordt gebruikt.
PANEL SWITCH:
Geluid 2
De favoriete Patch/live set/studio set van
het vorige nummer of de vorige bank zal
Geluid 1
instellingen worden gemaakt’ (p.286).
Het vorige geluidsnummer zal geselecteerd
worden.
USER GROUP UP:
parameters doen, en ook hoe deze parameters georganiseerd zijn.
Voor details over deze instellingen, zie ‘Hoe systeemfunctie
Het volgende geluidsnummer zal
Overzicht
Functies van
systeemparameters
Systeeminstellingen (instellingen die voor alle modes gelden)
Keyboard
Dynamic Pad
Keyboard Velocity
Pad Assign Source
Specificeert de Velocity waarde die verzonden zal worden als u op
Specificeert of veranderingen in Pad mode de Pad Mode instellingen
het toetsenbord speelt. Als de werkelijke toetsenbord Velocity
verzonden moet worden, zet u dit op ‘REAL’. Als u wilt, dat een
van het systeem of de live set of studio set (TEMP) zullen volgen.
vaststaande Velocity waarde wordt verzonden, ongeacht de manier
Waarde: SYS, TEMP
waarop u speelt, specificeert u de gewenste waarde (1-127).
Pad Velocity
Waarde: REAL, 1-127
Dit specificeert voor alle zestien Pads de Velocity (luidheid) die
Keyboard Velocity Curve
geproduceerd wordt als u een Pad aanslaat. Met de ‘REAL’ instelling
kunt u dynamiek produceren door de aanslagsterkte te variëren.
Pas de aanslaggevoeligheid van het toetsenbord aan.
Met een instelling van ‘1-127’ zullen de Pads de gespecificeerde
Waarde
Velocity waarde produceren, ongeacht de werkelijke aanslagsterkte.
LIGHT:
als een lichtgewicht synthesizer toetsenbord.
MEDIUM:
standaard
HEAVY:
akoestische piano simulatie
Waarde: REAL, 1-127
Pad Sens (Pad Sensitivity)
Specificeert de relatie tussen uw aanslagsterkte en de Velocity die
Keyboard Velocity Sens
(Keyboard Velocity Sensitivity)
geproduceerd wordt.
Past de gevoeligheid van het toetsenbord aan. Als u deze instelling
laat toenemen, zullen hogere Velocity waardes worden verstuurd,
LIGHT:
de maximale Velocity kan gemakkelijk
geproduceerd worden, zonder dat u erg hard hoeft aan te slaan.
volgens de sterkte waarmee u speelt. Normaalgesproken laat u dit
op ‘0’staan.
MEDIUM:
Waarde: -63-+63
Aftertouch Sens (Aftertouch Sensitivity)
Specificeert de gevoeligheid van de aftertouch. Met hogere waardes
kan de aftertouch gemakkelijker worden toegepast.
Normaalgesproken laat u dit op ‘100’ staan.
Waarde: 0-100
Waarde
dit is de standaard Pad gevoeligheid instelling.
HEAVY:
u moet redelijk hard aanslaan om de maximale
Velocity te produceren.
Pad Aftertouch Sens
(Pad Aftertouch Sensitivity)
‘Aftertouch’ betekent extra druk die op een Pad wordt uitgevoerd,
nadat het is aangeslagen. Deze instelling pas de gevoeligheid van de
aftertouch aan. Hogere waardes maken het toepassen van aftertouch
gemakkelijker. Normaalgesproken laat u dit op ‘100’staan.
Waarde: 0-100
Pad Roll Resolution
Specificeert de snelheid van herhaalde aanslagen, wanneer de Pads
worden gebruikt om roffels te spelen.
Waarde:
,
,
,
,
,
,
,
Pad Mode
Specificeert de Pad mode (p.188) als de Fantom-G wordt opgestart
(als een project wordt geladen).
Waarde:
292
SAMPLE PAD, RHYTHM, CHORD MEMORY,
ARPEGGIO, RPS, RHYTHM PTN, TONE SEL/SW,
TRACK MUTE, BOOKMARK, MIDI TX SW,
EFFECT SW, PATCH MFX SW, Part SELECT, Part
MUTE, USER GROUP, FAVORITE
Systeeminstellingen (instellingen die voor alle modes gelden)
Slider Assign Select
Specificeert of de werking van schuifregelaars 1-8 automatisch zal
veranderen volgens het scherm (SCREEN) of vastgezet zal worden
op de Slider 1-8 Assign instellingen (FIX)
Knob Slider mode
Specificeert of de positie van de knop of schuifregelaar, wanneer
deze wordt verplaatst, direct als control data (DIRECT) wordt
uitgestuurd of dat control data alleen wordt uitgevoerd nadat de
Waarde: DIRECT, CATCH
Slider Assign Source
Specificeert of de werking van schuifregelaars 1-8 de
systeeminstellingen Slider 1-8 Assign zullen volgen (SYS) of de
instelling van de live set of studio set zullen volgen (TEMP).
Waarde: SYS, TEMP
knoppen wordt bestuurd, kan het CATCH effect mogelijk niet
verkregen worden, ondanks dat de Knob Slider Mode op
Slider 1–8 Assign
‘CATCH’ is ingesteld.
Specificeer de functies die door de schuifregelaars bestuurd zullen
worden.
Knob Assign Select
Waarde
Specificeert of de werking van knoppen 1-4 automatisch verandert
OFF:
volgens het scherm (SCREEN) of op de Knob 1-4 Assign instellingen
worden vastgezet (FIX).
CC01-31, CC32(OFF), 22-95:
Control Change
Waarde: FIX, SCREEN
AFTERTOUCH:
Aftertouch
PITCH BEND:
Pitch Bend
ARPEGGIO ACCENT:
Arpeggio accent snelheid
ARPEEGIO SHUFFLE:
Arpeggio shuffle snelheid
ARPEEGIO OCT UP:
De reeks waarbinnen het arpeggio klinkt
zal in stappen van een octaaf stijgen.
Specificeert of de werking van knoppen 1-4 de systeeminstellingen
Knob 1-4 Assign zullen volgen (SYS) of de instelling van de live set
of studio set zullen volgen (TEMP).
Waarde: SYS, TEMP
ARPEEGIO OCT DOWN: De reeks waarbinnen het arpeggio klinkt
Specificeer de functies die door de knoppen bestuurd zullen worden.
Waarde
Uit
*
Als de systeeminstelling ‘Slider Assign Source’ (p.289) op
‘System’ staat, zal de systeeminstelling worden gebruikt. Als dit
CC01-31, CC32(OFF), 22-95:
Control Change
Aftertouch
PITCH BEND:
Pitch Bend
ARPEGGIO ACCENT:
Arpeggio accent snelheid
ARPEEGIO SHUFFLE:
Arpeggio shuffle snelheid
ARPEEGIO OCT UP:
De reeks waarbinnen het arpeggio klinkt
zal in stappen van een octaaf stijgen.
Sampler
AFTERTOUCH:
ARPEEGIO OCT DOWN: De reeks waarbinnen het arpeggio klinkt
zal in stappen van een octaaf dalen.
MASTER LEVEL:
Master niveau (p.293)
Menu/systeem
DIGITAL/USB INPUT LEVEL:
Digitaal/USB ingangsniveau (p.258)
*
Sequencer
‘TEMP’ is, zal de instelling van de live set of studio set worden
gebruikt.
Pad
zal in stappen van een octaaf dalen.
Knob 1–4 Assign
OFF:
Geluid 3
Knob Assign Source
Uit
Geluid 2
Afhankelijk van de parameter die met de schuifregelaars of
Geluid 1
knop of schuifregelaar de parameterwaarde is gepasseerd (CATCH).
Waarde: FIX, SCREEN
Overzicht
Knop/Schuifregelaar
Als de systeeminstelling ‘Knob Assign Source’ (p.289) op
‘System’ staat, zal de systeeminstelling worden gebruikt. Als dit
‘TEMP’ is, zal de instelling van de live set of studio set worden
gebruikt.
Appendix
293
Systeeminstellingen (instellingen die voor alle modes gelden)
Magic Control
Switch S1/S2
Magic Control is een functie die de rol van knop 4 en schuifregelaar
Switch S1/S2 Assign Source
8 automatisch volgens het scherm verandert. In het Patch List
scherm (p.49) selecteert knop 4 de categorie, en scrollt schuifregelaar
Specificeert of de S1/S2 schakelaars de systeeminstellingen zullen
8 door de lijst.
volgen (SYS) of de instellingen van de live set/studio set zullen
volgen (TEMP).
Knob 4 Assign
Waarde: SYS, TEMP
Specificeer de functies die door knop 4 bestuurd zullen worden.
Switch S1/S2 Assign
Waarde
OFF:
Uit
CATEGORY/BANK:
verander de categorie/bank
SCROLL COARSE:
door de lijst scrollen
SCROLL FINE:
nauwkeuriger door de lijst scrollen
Specificeer de functies die door de [S1] [S2] schakelaars bestuurd
zullen worden.
Waarde
Live Set:
OFF, CC01 - CC31, CC32 (OFF), CC33 - CC95,
AFTERTOUCH, MONO/POLY, PFX SWITCH,
MFX SWITCH, RESERVE, CHORUS SWITCH,
Slider 8 Assign
REVERB SWITCH, MASTERING SWITCH,
Specificeer de functies die door schuifregelaar 8 bestuurd zullen
MASTER KEY UP, MASTER KEY DOWN,
SCALE TUNE SWITCH
worden.
Waarde
Studio Set:OFF, CC01 - CC31, CC32 (OFF), CC33 - CC95,
AFTERTOUCH, MONO/POLY, PFX SWITCH,
OFF:
Uit
CATEGORY/BANK:
verander de categorie/bank
SCROLL COARSE:
door de lijst scrollen
MFX1 SWITCH, MFX2 SWITCH,
CHORUS SWITCH, REVERB SWITCH,
SCROLL FINE:
nauwkeuriger door de lijst scrollen
MASTERING SWITCH, MASTER KEY UP,
MASTER KEY DOWN, SCALE TUNE SWITCH
Switch S1/S2 Assign Mode
Bepaalt de werking van de [S1][S2]-schakelaars (LATCH /
MOMENTARY).
Waarde
LATCH:
De aan/uit status wordt, elke keer dat u op [S1] [S2]
drukt, afgewisseld.
MOMENTARY: De status is alleen aan als [S1] [S2] ingedrukt wordt
gehouden.
294
Systeeminstellingen (instellingen die voor alle modes gelden)
MMC Mode
Wanneer de Fantom-G met een harddisk recorder gesynchroniseerd
Sync Mode
wordt, zoals één uit de Roland VS serie, specificeert u welk
synchronisatiesignaal de Fantom-G sequencer zal gebruiken.
Specificeer het synchronisatie bericht dat de sequencer van de
Waarde
Fantom-G voor handeling zal gebruiken.
MASTER:
Waarde
De Fantom-G is de meester (hoofdbron). Kies deze
instelling als de Fantom-G op zichzelf wordt
gebruikt, zonder aan een ander apparaat te
de Fantom-G is de meester. Gebruik deze instelling
als u wilt dat andere apparaten de werking van de
Fantom-G volgen.
SLAVE:
De Fantom-G is de slaaf. Gebruik deze instelling als
synchroniseren of als u andere MIDI apparaten met
u wilt dat de Fantom-G MMC (MIDI Machine
Control) van een extern apparaat ontvangt, en
de Fantom-G wilt synchroniseren.
dienovereenkomstig zal werken.
Code) die van een extern apparaat wordt ontvangen
MMC (MIDI Machine Control) is een specificatie waarmee
wilt synchroniseren.
MIDI berichten gebruikt kunnen worden om apparaten, zoals
bandrecorders, VTR’s, en digitale opnamesystemen, te besturen.
SLAVE-MTC: De Fantom-G is de slaaf. Kies deze instelling als u de
Fantom-G met MTC (MIDI Time Code), die van een
Er zijn 37 MMC commando’s beschikbaar, waaronder Stop en
Play.
extern apparaat wordt ontvangen, wilt
synchroniseren.
MMC Output (MMC Output Switch)
Gebruik deze instelling als u start/pauze/stop via
een extern MIDI apparaat wilt besturen. Het tempo
is volgens hetgeen op de Fantom-G is ingesteld.
Zet dit op ‘ON’ als u met een harddisk recorder wilt synchroniseren,
MIDI klok en MTC
toepassing, kunt u één van deze selecteren.
MIDI Clock verzendt en synchroniseert handelingen met het
uitvoeringstempo van een sequencer, terwijl MTC handelingen
tussen apparaten synchroniseert, gebaseerd op een absolute tijd.
MMC (MIDI Machine Control) gerelateerde commando’s (Play,
Stop, en Locate) verzonden worden.
Waarde: OFF, ON
MTC Sync Output (MTC Sync Output Switch)
Zet deze parameter op ON als u wilt dat MTC (MIDI Tijd Code) naar
een extern MIDI apparaat wordt verzonden. Zo niet, zet dit op OFF.
Waarde: OFF, ON.
MTC Frame Rate
24:
24 beelden per seconde.
25:
25 beelden per seconde.
29N:
29 beelden per seconde.
29D:
29 beelden per seconde.
30:
30 beelden per seconde.
Waarde: OFF, ON
Clock Source
Waarde
Synchronisatie met het tempo van de MIDI IN
aansluiting.
USB:
Synchronisatie met het tempo van de USB aansluiting.
Appendix
MIDI:
Menu/systeem
Als de Sync Mode op SLAVE-MIDI of SLAVE-MTC is ingesteld,
specificeert deze instelling of de Fantom-G aan het tempo via de
MIDI IN aansluiting of het tempo van de USB aansluiting wordt
gesynchroniseerd.
Bij het synchroniseren met een harddisk recorder, zoals de
Roland VS serie, is elke frame rate in orde, zolang de instelling
met die van de Fantom-G overeenkomt. Echter, als een
synchronisatie handeling met video apparaten zoals video
decks wordt uitgevoerd, is de frame rate van het video apparaat
vast, en moet de instelling van de Fantom-G, dus met die frame
rate, overeenkomen.
Sampler
Zet deze parameter op ON als u gerelateerde MIDI berichten (MIDI
Clock, Start, Continue, Stop, Song Position Pointer, en Song Select)
naar een extern MIDI apparaat wilt verzenden. Zo niet, dan zet u dit
op OFF.
Sequencer
Specificeer de MTC Frame Rate. Zorg, dat dezelfde mode voor zowel
meester als slaaf is ingesteld.
Waarde
Sync Output (Sync Output Switch)
Pad
MIDI Clock en MTC (MIDI Tijd Code) zijn beiden berichten die
voor synchronisatie worden gebruikt. Afhankelijk van de
zoals één uit de Roland VS serie. Als dit op ‘ON’ staat, zullen aan
Geluid 3
REMOTE:
Geluid 2
SLAVE-MIDI: de Fantom-G is de slaaf (subbron). Kies deze
instelling als u de Fantom-G met de MTC (MIDI Tijd
Geluid 1
MASTER:
Overzicht
Sync/Temp
295
Systeeminstellingen (instellingen die voor alle modes gelden)
apparaat in eenheden van een frame (beeld).
Types MTC
De types MTC die door de Fantom-G geselecteerd kunnen
worden, vindt u hieronder. Selecteer dezelfde frame rate als die
voor het externe apparaat is ingesteld. Wanneer geen video
apparaat wordt gebruikt, kan elke frame rate geselecteerd
worden, zolang de frame rates op beide apparaten die
gesynchroniseerd worden hetzelfde zijn.
30:
Dit is 30 beelden per seconde, non-drop formaat. Dit
wordt gebruikt door geluidsapparaten zoals analoge
29N:
29D:
25:
instelling).
MTC Error Level
Bepaalt hoe vaak de ontvangst status wordt gecontroleerd, wanneer
MTC van een extern apparaat wordt ontvangen. Stop de
synchronisatie indien een probleem met het deck optreedt.
Waarde: 0-10 (het controle interval is langer bij hogere waardes).
Strikt gesproken: hoe lager de ingesteld numerieke waarde, hoe
Dit is 29.97 beelden per seconde, non-drop formaat. Dit
wordt gebruikt voor NTSC formaat kleuren video
accurater de controle. Echter, het afspelen kan overmatig vaak
gestopt worden als de controle te streng is ingesteld, en dit
(gebruikt in Japan en de VS).
wordt snel ongemakkelijk. Door de Error Level instelling te
29.97 beelden per seconde, non-drop formaat. Dit wordt
verhogen zal, zelfs als problemen met de ontvangst van MTC
gebruikt voor NTSC formaat kleuren video (gebruikt in
Japan en de VS).
toch optreden, de synchronisatie toch doorgaan, zolang dit
soort problemen op een niveau blijft dat geen overmatige
25 beelden per seconde frame rate. Dit wordt gebruikt
voor SECAM of PAL formaat video, geluidsapparatuur,
problemen veroorzaakt.
24 beelden per seconde frame rate. Dit wordt voor
video, geluidsapparaten, en film in de VS gebruikt.
Non-drop formaat en Drop formaat
Er zijn twee formaat types die door NTSC video cassette
recorders worden gebruikt: non-drop en drop. Non-drop heeft
een doorlopende tijdcode, terwijl bij drop formaat, gebruikt
voor NTSC formaat kleuren video, de eerste twee beelden van
elke minuut worden afgebroken, behalve bij degenen op tien
minuut intervallen. Voor de meeste video en geluidsproductie
wordt meestal non-drop gebruikt, aangezien formaten met een
doorlopende tijdcode gemakkelijker te hanteren zijn.
Daarentegen wordt drop formaat gebruikt voor uitzendingen,
waar de tijdcode met de werkelijke klok tijd overeen moet
komen.
MTC Offset Time Hour
Coördineert de afspeel timing van de Fantom-G en het externe
apparaat in eenheden van een uur.
Waarde: 00-23 uur.
MTC Offset Time Minute
Coördineert de afspeel timing van de Fantom-G en het externe
apparaat in eenheden van een minuut.
Waarde: 00-59 minuten.
MTC Offset Time Second
Coördineert de afspeel timing van de Fantom-G en het externe
apparaat in eenheden van een seconde.
Waarde: 00-59 seconden.
MTC Offset Time Frame
Coördineert de afspeel timing van de Fantom-G en het externe
296
(De maximale waarde is afhankelijk van de frame rate
bandrecorders, en voor NTSC formaat zwart/wit video
(gebruiktin Japan en de VS).
en film (gebruikt in Europa en andere locaties).
24:
Waarde: 00-29 beelden.
Systeeminstellingen (instellingen die voor alle modes gelden)
Klank
Metronome Mode
Local Switch
Specificeert wanneer de metronoom zal klinken.
De Local switch bepaalt of de interne geluidsgenerator van de
*
Als [F7 (Click)] in het Tempo venster, dat verschijnt als u op
[TEMPO] drukt, rood verlicht is, zal de metronoom altijd klinken.
zal niet klinken.
PLAY-ONLY: klinkt alleen tijdens afspelen.
REC-ONLY:
de metronoom klinkt alleen tijdens het opnemen.
PLAY&REC:
de metronoom klinkt tijdens het afspelen en
opnemen.
de metronoom is altijd te horen.
Metronome Level
Waarde: OFF, ON.
De Local schakelaar gebruiken
Als u externe sequencer software gebruikt, samen met het
toetsenbord/controllers en geluidsgenerator van de Fantom-G,
moet de Local schakelaar op OFF worden gezet, om reden van
Waarde: 0-10
hetgeen hieronder wordt uitgelegd.
Metronome Sound
De Fantom-G op een externe sequencer
aansluiten
Selecteert het metronoom geluid.
fig.25-003b_50
Waarde
TYPE 1:
Geluid 3
Het niveau van de metronoom kan aangepast worden.
Local Off
een conventioneel metronoomgeluid is te horen. Een
bel klinkt op de eerste tel.
er is een klik geluid hoorbaar.
TYPE 3:
Een piep geluid is hoorbaar.
TYPE 4:
het geluid van een koebel is te horen.
Fantom-G
Geluidsgenerator
Pad
TYPE 2:
Fantom-G
toetsenbord
(Extern)
Sequencer
Beat Indicator Mode
Waarde
Normaalgesproken is de toetsenbord sectie van de Fantom-G
intern met zijn geluidsgenerator sectie verbonden. Deze interne
verbinding wordt door de Local schakelaar bestuurd. Als de
Local schakelaar wordt uitgezet, zijn het toetsenbord en de
geluidsgenerator van de Fantom-G onafhankelijk, zodat de
hierboven beschreven verbinding met de externe sequencer
software gebruikt kan worden.
knippert altijd op het gespecificeerde tempo.
PLAY&REC:
knippert alleen tijdens afspelen en opnemen.
Master Tune
Waarde: 415.3-466.2 Hz
Master Level
Past het volume van de gehele Fantom-G aan.
Menu/systeem
Pas de algehele stemming van de Fantom-G aan. In het scherm
wordt de frequentie van de A4 noot (middelste A) weergegeven.
Sampler
Het toetsenbord van de Fantom-G → de externe sequencer
software → de geluidsgenerator van de Fantom-G.
Sequencer
U kunt specificeren hoe de [PLAY] knop (beat indicator) op het
paneel zal knipperen.
ALWAYS:
Geluid 2
ALWAYS:
maar als u de Fantom-G toetsenbord en regelaars wilt gebruiken om
externe geluidsmodules te besturen, zet u dit op ‘OFF’.
Geluid 1
OFF:
controller sectie (toetsenbord, Pad, Pitch Bend/modulatie hendel,
knoppen, D Beam controller, pedaal, enz.) is losgekoppeld (OFF) of
niet is losgekoppeld (ON). Normaal wordt dit op ‘ON’ ingesteld,
Waarde
Overzicht
Metronoom
Waarde: 0-127
Appendix
Master Reverb Level
Past het reverb niveau van de gehele Fantom-G aan.
Waarde: 0-127
297
Systeeminstellingen (instellingen die voor alle modes gelden)
MIX:Stel dit in voor de algehele uitvoer van alle geluiden, die via de
OUTPUT (MIX) jacks worden uitgestuurd. Om het uiteindelijke
geluid dat uitgestuurd wordt te controleren, stelt u dit op MIX
Hoe kan ik het volume
aanpassen?
in.
MASTER LEVEL past het volume van zowel de OUTPUT A
jacks als de DIGITAL AUDIO OUT jack aan. De VOLUME knop
op het voorpaneel past alleen het volume van de OUTPUT A
Geluiden, die in de respectievelijke Output Assign ingesteld
jacks aan. Hier volgt een uitleg over wat u moet aanpassen,
zijn op uitvoer via de INDIVIDUAL 3 jack, worden via de linker
OUTPUT A (MIX) jack uitgevoerd. Geluiden die ingesteld zijn
afhankelijk van de uitvoer jacks die u gebruikt.
op uitvoer via de INDIVIDUAL 4 jack worden via de rechter
fig.25-003_50
OUTPUT A (MIX) jack uitgestuurd.
Geluidsgenerator
(OUTPUT A
in het Routing scherm)
Geluiden, die via de PHONES jack worden uitgestuurd zijn
hetzelfde als die via de OUTPUT A (MIX) jacks worden
uitgestuurd. Daarom wordt een geluid, dat met Output Assign
Master Niveau
is ingesteld op uitvoer via de OUTPUT B jacks, niet via de
Volume knop
PHONES jack uitgestuurd. Elk geluid dat u via de koptelefoon
wilt beluisteren, moet op ‘MIX’ zijn ingesteld.
DIGITAL AUDIO OUT OUTPUT A (MIX)/PHONES
Wanneer de OUTPUT A jacks worden
gebruikt:
Aanpassen met gebruik van de VOLUME knop
De voorpaneel VOLUME knop regelt het volume van de
OUTPUT A jacks. Dit betekent dat als u via de OUTPUT A jacks
uitvoert, de eenvoudigste manier is om Master Level op 127 te
laten staan (de standaard instelling), en de VOLUME knop te
gebruiken om het volume te regelen.
PARALLEL:
Uitvoer volgens de instellingen van elke Output
Assign.
Master Key Shift
Verschuift de algehele toonhoogte van de Fantom-G in stappen van
halve tonen.
Waarde: -24-+24
Patch Remain (Patch Remain Switch)
Wanneer de DIGITAL AUDIO OUT jack
wordt gebruikt:
Specificeert of op dat moment klinkende noten blijven klinken als
een andere Patch of een andere ritme set wordt geselecteerd (ON) of
Aanpassen met gebruik van Master Level
niet (OFF).
Master Level regelt zowel de OUTPUT A jacks als de DIGITAL
AUDIO OUT jack. Dit betekent dat als u via DIGITAL OUT
Waarde: OFF, ON
*
In de Studio mode: afhankelijk van de effectinstellingen zullen op dat
moment klinkende noten in sommige gevallen niet doorklinken.
*
In de Single mode of Live mode: de Patch Remain functie geldt alleen
voor het meest recent geselecteerde geluid. Noten van een geluid dat
eerder werd geselecteerd kunnen onderbroken worden.
*
De Patch Remain instelling is niet van toepassing op geluiden van een
uitbreidingskaart.
uitvoert, u Master Level gebruikt om het volume aan te passen.
De Master Level instelling is tijdelijk, en zal verloren gaan
wanneer de stroom wordt uitgezet. Om de bewerkte
Master Level instelling te behouden, moet deze in het
interne systeemgeheugen worden opgeslagen. → ‘De
systeeminstellingen opslaan (System Write)’ (p.286)
Output Gain
Hiermee wordt de uitvoer gain van de Analog Out en Digital Out
van de Fantom-G bijgesteld. Als er bijvoorbeeld relatief weinig
stemmen klinken, kan door het omhoog duwen van de uitvoer gain
het meest geschikte uitgangsniveau voor opname en andere
doeleinden verkregen worden.
Waarde: -12-+12
Mix/Parallel
Specificeert hoe het geluid van de gehele Fantom-G uitgevoerd zal
worden.
Waarde
298
Control Remain (Control Remain Switch)
Specificeert of veranderingen in het geluid en volume, geproduceerd
door ontvangen MIDI data zoals volume en pan (CC 5, 7, 10, 65, 68,
71-74, RPN 0, 1, 2, MONO ON, POLY ON) en door de verscheidene
controllers blijven behouden (ON) of niet behouden (OFF) als een
andere Patch of ritme set wordt geselecteerd.
Waarde: OFF, ON.
Systeeminstellingen (instellingen die voor alle modes gelden)
berichten verzonden zullen worden (ON) of niet (OFF).
Waarde: OFF, ON
Soft Through (Soft Through Switch)
Als u System Exclusive berichten wilt verzenden of ontvangen, stelt
Thru functie verzend alle berichten die via de MIDI IN zijn
u deze parameter zo in, dat deze met het Device ID nummer van het
andere MIDI apparaat overeenkomt.
ontvangen opnieuw naar de MIDI OUT, zonder deze op enige wijze
te wijzigen.
Waarde:17-32
Waarde: OFF, ON
Studio Set Control Channel
Remote Keyboard Sw
(Remote Keyboard Switch)
Studio Set Control Channel selecteert het MIDI ontvangstkanaal dat
tijdens het veranderen van studio sets wordt gebruikt, wanneer
MIDI berichten (Program Change/Bank Select) vanaf een extern
Zet deze parameter op ‘ON’ als u een extern MIDI toetsenbord wilt
gebruiken, in plaats van het Fantom-G toetsenbord. In dit geval kan
het MIDI zendkanaal van het externe MIDI toetsenbord op elk
niet via een extern MIDI apparaat veranderd moeten worden.
kanaal worden ingesteld. Normaalgesproken laat u deze parameter
Waarde: 1-16, OFF
op ‘OFF’ staan.
Waarde: OFF, ON
Als alleen een Program Change wordt ontvangen, en als de
Studio Set Control Channel parameter instelling hetzelfde is als
Live Set Control Channel
Live Set Control Channel selecteert het MIDI ontvangstkanaal dat
tijdens het veranderen van live sets wordt gebruikt, wanneer MIDI
Waarde: 1-16, OFF
MIDI ontvangstkanaal van een Part, zal het veranderen van de
live set prioriteit krijgen.
Transmit Program Change
(Transmit Program Change Switch)
Waarde: OFF, ON.
Transmit Bank Select
(Transmit Bank Select Switch)
Waarde: OFF, ON.
Transmit Active Sensing
(Transmit Active Sensing Switch)
Waarde: OFF, ON
Receive Bank Select
(Receive Bank Select Switch)
Specificeert of Bank Select berichten ontvangen zullen worden (ON)
of niet (OFF).
Waarde: OFF, ON
Receive Exclusive
(Receive System Exclusive Switch)
Specificeert of System Exclusive berichten ontvangen zullen worden
(ON) of niet (OFF).
Waarde: OFF, ON
Receive GM1 System On
(Receive GM System On Switch)
Specificeert of General MIDI System On berichten ontvangen zullen
worden (ON) of niet (OFF).
Waarde: OFF, ON
Receive GM2 System On
(Receive GM2 System On Switch)
Specificeert of General MIDI 2 System On berichten ontvangen
zullen worden (ON) of niet (OFF).
Waarde: OFF, ON
Waarde: OFF, ON.
Receive GS Reset (Receive GS Reset Switch)
Transmit Edit Data (Transmit Edit data Switch)
Specificeert of GS Reset berichten ontvangen zullen worden (ON) of
niet (OFF).
Specificeer of veranderingen die in de instellingen van een Patch,
live set of studio set worden aangebracht, als System Exclusive
Waarde: OFF, ON→296-297
299
Appendix
Specificeert of Active Sensing berichten verzonden worden (ON) of
niet (OFF).
(ON) of niet (OFF).
Menu/systeem
Specificeert of Bank Select berichten verzonden worden (ON) of niet
(OFF).
Specificeert of Program Change berichten ontvangen zullen worden
Sampler
Specificeert of Program Change berichten verzonden worden (ON)
of niet (OFF).
Receive Program Change
(Receive Program Change Switch)
Sequencer
Als alleen een Program Change wordt ontvangen, en als de Live
Set Control Channel parameter instelling hetzelfde is als het
Memory functie speelt.
Pad
berichten (Program Change/Bank Select) vanaf een extern MIDI
apparaat worden verzonden. Zet dit op ‘OFF’ als live sets niet via
een extern MIDI apparaat veranderd moeten worden.
Zet dit op ‘ON’ als u de Fantom-G vanaf een extern MIDI
apparaat wilt besturen, wanneer u met Arpeggio of de Chord
Geluid 3
het MIDI ontvangstkanaal van een Part, zal het veranderen van
de live set prioriteit krijgen.
Geluid 2
MIDI apparaat worden verzonden. Zet dit op ‘OFF’ als studio sets
Geluid 1
Device ID (Device ID nummer)
Overzicht
MIDI
Systeeminstellingen (instellingen die voor alle modes gelden)
USB
Equal Temperament
USB-MIDI Thru Sw (USB-MIDI Thru Switch)
Deze stemming verdeelt het octaaf in 12 gelijke delen, en is de
Deze schakelaar specificeert of MIDI berichten die via de USB
meest gebruikte stemmethode die in Westerse muziek wordt
gebruikt. De Fantom-G werkt in de gelijkzwevende stemming
aansluiting/MIDI aansluiting worden ontvangen, via de USB
aansluiting/MIDI OUT aansluiting verzonden worden (ON) of niet
(OFF)
Waarde: OFF, ON
Scale Tune
als de Scale Tune Switch op ‘OFF’ is ingesteld.
Just Temperament (Tonica C)
In vergelijking met de gelijkzwevende stemming klinken de
hoofd drieklanken rein in deze stemming. Het effect wordt
echter alleen verkregen in één toonsoort, en de drieklanken
worden onduidelijk als u transponeert.
Scale Tune Switch
Zet dit aan als u een andere stemming dan de gelijkzwevende
Arabian Scale
stemming wilt gebruiken.
In deze stemming zijn E en B een kwartnoot lager, en C#, F# en
Waarde: OFF, ON
G# een kwartnoot hoger in vergelijking met de gelijkzwevende
stemming. De intervallen tussen G en B, C en E, F en G#, en Eb
Met de Fantom-G kunt u het toetsenbord bespelen in andere
stemmingen dan de gelijkzwevende. De toonhoogte wordt in
eenheden van een cent gespecificeerd, relatief aan de gelijkzwevende
stemming.
en F# hebben een natuurlijk terts – het interval tussen een
majeur terts en een mineur terts. Op de Fantom-G kan de
Arabische stemming in de drie toonsoorten G, C, en F worden
gebruikt.
<Voorbeeld>
Eén cent is 1/100ste van een halve toon.
• De geselecteerde stemming is van toepassing op MIDI berichten
Nootnaam
Gelijkzwevende stemming
C
C#
D
Eb
E
F
F#
G
G#
A
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
die van een extern MIDI apparaat worden ontvangen.
Patch Scale Tune for C-B
Maak Scale Tune instellingen voor de Single mode.
Waarde: -64-+63
MEMO
Eén set Scale Tune instellingen kan in de Single mode worden
gecreëerd. In de Live/Studio mode kan dit voor elk Part van de
Live/Studio set worden ingesteld (p.138).
In de Single mode is dit alleen geldig voor het toetsenbord Part.
Just Temperament (
Tonica C)
0
-8
+4
+16
-14
-2
-10
+2
+14
-16
Arabische
stemming
-6
+45
-2
-12
-51
-8
+43
-4
+47
0
Preview
Preview Mode
300
SINGLE:
De noten, die door de Note Number 1-4 parameter
zijn gespecificeerd, zullen achtereenvolgens één
voor één klinken.
CHORD:
De noten, die door de Note Number 1-4 parameter
zijn gespecificeerd zullen gelijktijdig klinken.
PHRASE:
De frase, die met het type of de categorie van de
Patch wordt geassocieerd wordt gespeeld.
Systeeminstellingen (instellingen die voor alle modes gelden)
Preview 1–4 Note Number
Preview Mode parameter op ‘SINGLE’ of ‘CHORD’ is ingesteld.
Waarde: C-1 – G9
Screen Saver
Overzicht
Specificeer de toonhoogte van de vier noten die zullen klinken als de
Screen Saver Type
Selecteert het type schermbeveiliging.
Waarde: 1-16
Als ‘PHRASE’ voor de Preview Mode parameter is geselecteerd,
hebben deze instelling geen effect.
Specificeer de Velocity van de vier noten die zullen klinken als de
Preview Mode parameter op ‘SINGLE’ of ‘CHORD’ is ingesteld.
Waarde: OFF, 0-127
hebben deze instelling geen effect.
treedt.
Als dit uit staat, zal de schermbeveiliging niet verschijnen.
Waarde: OFF, 1-60 min.
Input/Sampling
Geluid 2
Als ‘PHRASE’ voor de Preview Mode parameter is geselecteerd,
Stelt de tijd in (in minuten) voordat de schermbeveiliging in werking
Input Select
Ingangsbron van het externe invoergeluid.
System Ctrl
Waarde
System Control Assign selecteert het MIDI bericht dat als de System
Control wordt gebruikt.
DIGITAL IN:
DIGITAL AUDIO IN jack
LINE IN L/R:
INPUT jacks L/R (stereo)
LINE IN L:
INPUT jack L (mono)
MIC/GUITAR: MIC/GUITAR jack
USB AUDIO:
System Control
*
USB aansluiting
Wanneer een extern apparaat op de DIGITAL AUDIO IN is
aangesloten, en u de kabel ontkoppelt of het externe apparaat uitzet,
kan ruis in de invoer van DIGITAL AUDIO IN worden
waargenomen. Als dit gebeurt, sluit u het externe apparaat opnieuw
op juiste wijze aan of zet de [MIX IN] schakelaar van de Fantom-G
uit.
Als Input Select op DIGITAL IN of USB AUDIO is ingesteld, wordt
hiermee het ingangsniveau bijgesteld.
Waarde: 0-127
Mix In Switch
Sampler
Zet de externe invoer aan/uit.
Waarde: OFF, ON
Default File Type
Waarde
De System Control wordt niet gebruikt.
PITCH BEND:
Pitch Bend
AFTERTOUCH:
Aftertouch
Specificeert het bestandsformaat dat gebruikt wordt bij het opslaan
van een Sample.
Waarde: WAV, AIFF
Pre Sample Time
Waarde: 0-1000 ms→298-299
301
Appendix
De lengte van geluid, waarafgaand aan het moment waarop
sampling handmatig of automatisch werd gestart, dat in de Sample
vastgelegd zal worden. Hiermee kan voorkomen worden dat het
Attack portie van het geluid buiten de Sample valt.
Menu/systeem
CC01-31, CC32(OFF), 33-95:
Control Change
Sequencer
Digital/USB Input Level
Pad
Deze functie, die voortkomt uit eerder gebruikte methodes, waarmee
MIDI berichten gebruikt kunnen worden om Tone instellingen in
Realtime te veranderen, wordt de Matrix Control (p.109) genoemd. De
functie die maakt dat MIDI berichten gebruikt kunnen worden om multieffect instellingen in Realtime te veranderen, wordt Multi-Effects
Control genoemd (p.158).
Normaalgesproken wordt de Matrix Control gebruikt om Patch
instellingen te maken, en de Multi-Effects Control wordt gebruikt voor
het maken van instellingen voor Patch, ritme sets, Sample sets, live sets,
en studio sets. Echter, als u de MIDI berichten die voor Matrix Control of
Multi-Effects Control van elke Patch/ritme set/Sample set/live set/
studio set niet hoeft te veranderen of als u een specifiek MIDI bericht
voor Matrix Control of Multi-Effects Control wilt gebruiken, zult u van
System Control gebruik willen maken. Met andere woorden: de System
Controls kan de globale Matrix Control/Multi-Effects Control voor de
gehele Fantom-G worden genoemd.
Maximaal vier System Controls kunnen gebruikt worden.
Geluid 3
System Control 1–4 Source
OFF:
Geluid 1
Preview 1-4 Velocity
Screen Saver Time
Systeeminstellingen (instellingen die voor alle modes gelden)
Trigger Level
Volumeniveau waarop sampling zal beginnen als Auto Trig op ON
staat.
0 is de minimale instelling.
Systeem Informatie (Info)
Zo kan de systeem informatie bekeken worden.
Waarde: 0-7
1.
Druk op [MENU] om naar het menu te gaan.
Gap Time
2.
Gebruik het VALUE-wiel of [CURSOR] om ‘System’ te
kiezen, en druk dan op [ENTER].
Wanneer er een stille regio is, langer dan de gespecificeerde tijd, zal
3.
Druk op [F4 (Info)].
de Sample op dat punt verdeeld worden, en het volgende
samplenummer wordt aan het geluid dat volgt toegewezen. Deze
4.
Gebruik [F1 (Up)] of [F2 (Down)] om van tab te veranderen.
parameter is alleen geldig als u Auto Divide Sampling gebruikt.
Features
Lengte van de stilte waarop de Sample wordt verdeeld.
Waarde: 500, 1000, 1500, 2000 ms
Trimming Switch
Als dit aan staat, worden de startpunt en eindpunt instellingen
automatisch aangepast nadat het samplen is uitgevoerd, zodat stille
porties aan het begin of eind van het gesamplede geluid worden
uitgesloten.
Memory Info (Memory Information)
Toont de hoeveelheid geïnstalleerd geheugen.
Expansion Info (Expansion Board Information)
Toont de naam van de uitbreidingskaart die geïnstalleerd is.
Waarde: OFF, ON
Skip Back Time
Specificeert hoe ver terug in tijd u wilt dat samplen plaatsvindt, als
Skip Back Sampling wordt gebruikt. Als ‘OFF’ is geselecteerd, kan
skip-back sampling niet worden uitgevoerd.
Waarde: OFF, 5s-40s
Startup
Power Up Mode
Met deze instelling kan de mode gekozen worden waarin de
Fantom-G zich zal bevinden wanneer een project wordt geladen.
Waarde
SINGLE:
De Fantom-G staat in de Single mode wanneer
een project wordt geladen.
STUDIO:
De Fantom-G staat in de Studio mode wanneer
een project wordt geladen.
LIVE:
De Fantom-G staat in de Live mode wanneer een
project wordt geladen.
Sequencer Auto Track Switch
In het Realtime Rec Standby-venster zal deze functie bij de opname
van een song automatisch hetzelfde tracknummer kiezen als dat van
de part die u opneemt. Bijvoorbeeld, als de huidige part van de
klankgenerator part 3 is, dan wordt MIDI track 3 van de song
geselecteerd. Als de huidige part van de klankgenerator part 10 is,
dan wordt MIDI track 10 van de song geselecteerd. Dit zorgt voor
een meer intuïtief verband tussen de parts van de klankgenerator en
de tracks van de song.
“Auto Track-functie” (p. 222)
Waarde
OFF:
Auto Track-functie is uitgeschakeld
ON:
(standaard) Auto Track-functie is ingeschakeld
302
Toont de hoofdkenmerken van de Fantom-G.
Version Info (version Information)
Toont de versie van de Fantom-G.
Systeeminstellingen (instellingen die voor alle modes gelden)
7.
Druk op [F1 (Internal)] of [F2 (USB Memory)] om het import
bron gebied te selecteren (intern geheugen of USB
geheugen).
8.
Druk op
of
selecteren.
9.
Druk op [F8 (select)].
De achtergrond afbeelding in het scherm kan veranderd worden.
Via USB geheugen (of intern geheugen) kunt u uw eigen foto of
andere afbeeldingen als achtergrond gebruiken.
Druk op [MENU] om naar het menu te gaan.
2.
Gebruik het VALUE-wiel of [CURSOR] om ‘System’ te
kiezen, en druk dan op [ENTER].
3.
Druk op [F6 (Wallpaper)].
Het bestand dat u wilt importeren wordt weergegeven.
*
Geluid 1
1.
om het bestand dat u wilt importeren te
Overzicht
De achtergrond van het
scherm wijzigen (Wallpaper)
Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
10. Druk op [F8 (Execute)].
Het bestand zal geïmporteerd worden.
*
Om te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
Het Wallpaper venster verschijnt.
getoond.
gaan als de stroom wordt uitgezet. Als u de instelling wilt
behouden, drukt u op [F7 (Sys Write)] om deze in het
systeemgeheugen van de Fantom-G op te slaan.
Via USB geheugen (of intern geheugen) kunt u een bitmap bestand
(Windows BMP formaat, 24-bit, 800x480 pixels) als achtergrond
voor de Fantom-G gebruiken.
Achtergrond verwijderen (Delete
Wallpaper)
Ga als volgt te werk om de geïmporteerde achtergrond te
verwijderen.
1.
Ga naar het Wallpaper-scherm.
2.
Selecteer met het VALUE-wiel het beeld dat u wil gebruiken.
Druk op [F2 (Delete)].
U wordt gevraagd om te bevestigen.
3.
*
Druk op [F7 (OK)].
Om te annuleren, drukt u op [F8 (CANCEL)].
De achtergrond die deel uitmaakt van de fabrieksinstellingen,
kunt u niet verwijderen.
Met gebruik van de USB Storage functie kopieert u het
bitmap bestand naar de ‘IMPORT’ map van het USB
geheugen of het interne geheugen van de Fantom-G.
Sampler
‘Bestanden met de computer uitwisselen (USB Storage)’
(p.281).
Druk op [MENU] om naar het menu te gaan.
4.
Draai aan het VALUE-wiel om ‘System’ te selecteren, en
druk dan op [ENTER].
5.
Druk op [F5 (Wallpaper)].
Het Wallpaper venster verschijnt.
Menu/systeem
3.
Appendix
Zestien verschillende afbeeldingen kunnen als achtergrond
worden getoond. Het geïmporteerde bestand zal de huidig
geselecteerde afbeelding overschrijven. Om een geïmporteerd
bestand te verwijderen, selecteert u een afbeelding (1-16) en
drukt u op [F2 (Delete)].
6.
Sequencer
2.
Op de computer prepareert u het bitmap bestand (Windows
BMP formaat, 24-bit, 800x480 pixels) dat u als achtergrond
wilt gebruiken.
systeemgeheugen van de Fantom-G op te slaan.
Pad
Een afbeelding als achtergrond
importeren (Import)
gaan als de stroom wordt uitgezet. Als u de instelling wilt
behouden, drukt u op [F7 (Sys Write)] om deze in het
Geluid 3
De veranderde achtergrond instelling is tijdelijk, en zal verloren
1.
De veranderde achtergrond instelling is tijdelijk, en zal verloren
Draai aan het VALUE-wiel om de afbeelding die u als
achtergrond wilt gebruiken te selecteren, en druk op [F8
(OK)].
De geselecteerde afbeelding zal als de achtergrond worden
Geluid 2
4.
Druk op [F1 (Import BMP)].
303
Systeeminstellingen (instellingen die voor alle modes gelden)
Aan weergave gerelateerde
instellingen (Appearance)
Hier kunnen aan weergave gerelateerde instellingen gemaakt
worden. Op de Fantom-G kan scherm transparantie aan/uitgezet
worden, en kan de mate van transparantie gespecificeerd worden.
1.
Druk op [MENU] om naar het menu te gaan.
2.
Draai aan het VALUE-wiel om ‘System’ te selecteren, en
druk dan op [ENTER].
3.
Druk op [F6 (Appearance)].
Het Appearance scherm verschijnt.
Transparent Switch
Specificeert of vensters in het scherm transparant zijn (ON) of niet
(OFF).
Waarde: ON, OFF
Transparency
Specificeert de mate van transparantie van vensters in het scherm.
Hogere waardes produceren meer transparantie.
Waarde: 1-120%
304
Over V-LINK
1.
Aan de linkerkant van het paneel drukt u op [V-LINK], zodat
de indicator oplicht.
De V-LINK instelling is nu ingeschakeld.
In deze staat kan de Fantom-G bediend worden om beelden met
de uitvoering te synchroniseren.
U kunt de Fantom-G bijvoorbeeld samen met het motion dive .tokyo
Geluid 1
V-LINK (
) is een functie, waarmee muziek en beelden
samen uitgevoerd kunnen worden. Met gebruik van MIDI, om twee
of meer V-LINK compatibele apparaten te verbinden, kunt u op
gemakkelijke wijze genieten van een brede reeks visuele effecten, die
met de expressieve elementen van een muziekuitvoering zijn verbonden.
De V-LINK aan/uitzetten
Elke mode functioneert normaal, zelfs als V-LINK aan is.
Performance Package gebruiken, om het volgende te doen.
• De synthesizer van de Fantom-G gebruiken om gesynchroniseerde muziek en video uitvoeringen te produceren.
2.
Druk nogmaals op [V-LINK].
De V-LINK knop dooft uit, en de V-LINK instelling is uitgeschakeld.
Geluid 2
• Het toetsenbord, de Pads of sequencer van de Fantom-G bespelen om op het motion dive .tokyo Performance Package van
afbeelding te veranderen.
• De 1-4 knoppen en D Beam controller van de Fantom-G gebruiken om de helderheid of kleurtint van een afbeelding te regelen.
V-LINK instellingen
1.
Druk op [V-LINK] om naar het V-LINK SETUP scherm te
gaan.
2.
Druk op [CURSOR] om de cursor naar een parameter te verplaatsen, en draai aan de VALUE knop of gebruik [INC]
[DEC] om de waarde in te stellen.
*
Specificeer de Pad Mode door [F1 (Clip)] of [F2 (Palett)] in te drukken.
gebruik van een (apart verkrijgbare) MIDI kabel gemaakt worden.
Geluid 3
Om V-LINK tussen de Fantom-G en het motion dive .tokyo Performance Package te gebruiken, moeten de aansluitingen met
Overzicht
Wat is V-LINK?
Aansluitvoorbeelden
Pad
Bij wijze van voorbeeld gebruiken we een opstelling, waarbij de
Fantom-G op het motion dive .tokyo Performance Package is
aangesloten. Gebruik een MIDI kabel om de MIDI OUT van de
Fantom-G op de MIDI IN van de Edirol MD-P1 aan te sluiten.
fig.29-001.e
Als u de instellingen wilt behouden, drukt u op [F7 (sys
Write)].
4.
Druk op [EXIT].
U keert naar het vorige scherm terug.
Sampler
3.
Sequencer
Om storingen of schade aan luidsprekers te voorkomen, minimaliseert u het volume op alle apparatuur, en zet u de stroom
uit voordat aansluitingen worden gemaakt.
Menu/systeem
MIDI IN
Edirol motion dive .tokyo
Performance Package
MIDI OUT
Appendix
Fantom-G
305
Over V-LINK
V-LINK Parameters
Note Tx Ch
MIDI kanaal dat clips/paletten verandert, en de overvloeitijd regelt.
Waarde: 1-16
Clip 1 Note No.
Pads 1-16 corresponderen met clips (of paletten). We raden aan de
[PAD SETTING] in te drukken om naar het Pad instellingsscherm te
gaan, en op ‘Note’ in te stellen met gebruik van Quick setup (p.192)
en Clip1 Note No. Op dezelfde waarde als de ‘Pad Base Note’
instelling te zetten.
Waarde: 0 (C-1)-127 (g9)
Dissolve Time
Control Change nummer dat de overvloeitijd regelt (de tijd
waarbinnen een afbeelding verandert).
Waarde:
OFF, CC1, CC5, CC7, CC10, CC11, CC71-74,
CC91093, Channel Aftertouch
Ctrl Tx Ch
MIDI kanaal dat de kleur Cb/Cr, helderheid, en video effect
schakeling regelt.
Waarde: 1-16
Play Speed Ctrl
Reeks van video afspeelsnelheid.
PAD MODE
Selecteert of de Pads de clips of de paletten zullen veranderen.
Waarde:
CLIP, PALETT
Druk op [F1 (Clip)]:verander clips
Druk op [F2 (Palett)]:verander van palet
Local Sw
Specificeert of de interne geluidsgenerator van de Pads is
losgekoppeld (OFF) of niet (ON).
Procedure:
Druk op [F5 (Local Sw)].
Waarde:
OFF, ON
Clip Filter
(controleer boxen 1-32)
Clips die zijn geselecteerd kunnen veranderd worden. Schakelt
afwisselen voor elke clip in of uit.
Waarde: OFF, ON
Het Clip Filter gebruiken
Stel dat u wilt dat alleen de basdrum en snare de clips kunnen
veranderen, in de ritme set die u ingevoerd voor het Part dat
voor V-LINK wordt gebruikt (d.w.z: het Part met hetzelfde
nummer als het Note Tx kanaal). In dit geval selecteert u alleen
de clips die met de nootnummers van de basdrum en snare
overeenkomen. De clips zullen veranderen als de basdrum of
snare wordt gespeeld.
De drie waardes zijn de afspeelsnelheden (veelvouden van normale
snelheid) op de linker, midden, en rechter posities van de Pitch
Bend.
Waarde:
0.0-1.0-2.0, 0.5-1.0-2.0, 0.0-1.0-4.0, 0.5-1.0-4.0, 0.0-1.08.0, 0.5-1.0-8.0, 0.0-1.0-16.0, 0.5-1.0-16.0, 0.0-1.0-32.0,
0.5-1.0-32.0,0.0-2.0-4.0, 0.0-4.0-8.0, 0.0-8.0-16.0, 0.016.0-32.0, -2.0-1.0-4.0, -6.0-1.0-8.0
De afbeelding opnieuw instellen
Clip Reset
De afbeelding uitschakelen (egaal zwart)
Procedure: druk op [F3 (Clip Reset)].
Color Cb Ctrl
Control Change nummer dat de Cb kleur van de afbeelding regelt.
Color Cr Ctrl
Control Change nummer dat de Cr kleur van de afbeelding regelt.
All Reset
Het effect dat op de afbeelding wordt toegepast wordt opnieuw
ingesteld, en helderheid, kleurverschil, enz. zullen naar de
beginwaardes terugkeren.
Procedure: druk op [F4 (All Reset)].
Brightness Ctrl
Control Change nummer dat de helderheid van de afbeelding regelt.
VFX1-4 Ctrl
Control Change nummer dat het video effect bestuurt.
Fade Ctrl
Control Change nummer dat de output fade regelt.
Waarde:
306
OFF, CC1, CC5, CC7, CC10, CC11, CC71-74, CC9193, Channel Aftertouch
09: Appendix
• De uitbreidingskaart installeren.................................... p.308
• Het DIMM geheugen uitbreiden ................................... p.310
• Probleemoplossing ..................................................... p.312
• Storingsmeldingen...................................................... p.318
• Over MIDI................................................................. p.319
• Specificaties .............................................................. p.322
De uitbreidingskaart installeren
Maximaal twee uitbreidingskaarten (ARX serie, apart verkrijgbaar)
kunnen in de Fantom-G geïnstalleerd worden.
Waarschuwingen bij het installeren
van een uitbreidingskaart
• Om schade aan interne componenten te voorkomen, welke door
statische elektriciteit veroorzaakt kan worden, neemt u het
volgende in acht als u de kaart gaat plaatsen.
• Voordat u de kaart aanraakt, pakt u eerst een metalen object
vast (bijvoorbeeld een waterleiding), zodat mogelijke statische
elektriciteit die u bij u draagt ontladen wordt.
• Houd de kaart alleen bij de hoeken vast. Raak de elektronische
componenten of aansluitingen niet aan.
• Bewaar de verpakking waarin de kaart werd geleverd, en plaats
de kaart daarin terug wanneer deze opgeborgen of vervoerd
moet worden.
• Gebruik een kruiskop-schroevendraaier die geschikt is voor de
maat van de schroef (een nummer 2 schroevendraaier). Indien een
ongeschikte schroevendraaier wordt gebruikt, kan de kop van de
schroef doldraaien.
• Om een schroef te verwijderen,
draait u de schroevendraaier tegen
loosen
tighten
de klok in. Om een schroef te verwijderen, draait u de schroevendraaier tegen de klok in.
• Voor het installeren van uitbreidingskaarten verwijdert u alleen
de gespecificeerde schroeven.
• Pas op dat de schroeven die u verwijdert niet in de Fantom-G
terechtkomen.
• Het deksel aan de onderkant mag niet verwijderd blijven. Nadat
de uitbreidingskaarten zijn geïnstalleerd, plaatst u het deksel
terug.
• Pas op dat u uw hand niet bezeert aan de opening voor het
installeren van de kaart.
• Raak de printplaat paden of aansluitingen niet aan.
• Gebruik geen overmatige kracht voor het installeren van een
uitbreidingskaart. Als deze bij de eerste poging niet goed past,
verwijdert u de kaart, en probeert u het opnieuw.
• Nadat de uitbreidingskaart is geïnstalleerd, controleert u uw werk
nogmaals.
• Zet het apparaat uit en trek het netsnoer uit het stopcontact
voordat een uitbreidingskaart (ARX serie) wordt geïnstalleerd.
• Installeer alleen de gespecificeerde uitbreidingskaart(en) (ARX
serie). Verwijder alleen de gespecificeerde schroeven.
• Als het apparaat wordt omgekeerd,
plaatst u een stapeltje kranten of
tijdschriften onder de vier hoeken of aan
beide kanten, om beschadigingen aan
knoppen en regelaars te voorkomen. Het
apparaat dient zo geplaatst te worden dat knoppen en regelaars
niet kunnen beschadigen.
• Wanneer de Fantom-G wordt omgekeerd, moet deze door tenminste twee personen worden vastgepakt, om de Fantom-G op
veilige wijze op te tillen en om te draaien.
• Zorg, dat u het apparaat stevig vast heeft om verwondingen te
voorkomen, en het instrument tegen beschadigingen te
beschermen.
• Behandel het apparaat voorzichtig als het omgedraaid moet
worden, zodat het niet valt of om kan vallen.
308
Hoe een uitbreidingskaart
wordt geïnstalleerd
Installeer de uitbreidingskaarten nadat het paneel deksel is verwijderd. Kaarten kunnen in de EXP-1 en EXP-2 openingen geïnstalleerd
worden.
Als de ruimte waarin een uitbreidingskaart is geïnstalleerd
anders is dan de ruimte waarin de kaart werd geïnstalleerd toen
de live set of studio set werd opgeslagen (als u de kaart naar een
andere ruimte heeft verplaatst), zal het niet hetzelfde klinken als
op het moment dat de data werd opgeslagen. U moet de uitbreidingskaart in dezelfde ruimte installeren waar deze zich
bevond toen de live set of studio set werd opgeslagen.
1.
Voordat de uitbreidingskaart wordt geïnstalleerd, zet u de
stroom van de Fantom-G en alle aangesloten apparaten uit,
en koppelt u alle kabels, inclusief het netsnoer, los.
2.
Uit de Fantom-G verwijdert u alleen de schroeven die in
onderstaand diagram worden getoond, en haal het deksel los.
fig.30-002.e
Fantom-G6/G7: onderkant
Fantom-G6/G7: onderkant
Te verwijderen schroeven
Te verwijderen schroeven
3.
Steek de twee tabs op het instrument in de gaten van de uitbreidingskaart, zodat de aansluitingen van het instrument
en de kaart gelijk liggen.
Aansluiting van de
uitbreidingskaart
Aansluiting van het
instrument
*
4.
Raak de printplaat paden of aansluitingen niet aan.
Druk de uitbreidingskaart naar binnen, in de richting die op
de foto wordt getoond..
De uitbreidingskaart installeren
*
Gebruik geen overmatige kracht bij het installeren van een uitbrei-
5.
3.
Trek de uitbreidingskaart uit de opening, door stap 3 van
het installatieproces omgekeerd uit te voeren.
4.
Maak het deksel vast, door stap 2 van het installatieproces
omgekeerd uit te voeren.
Druk stevig naar binnen, totdat de tabs op het instrument in
de gaten van de uitbreidingskaart klikken.
Geluid 1
De nieuw geïnstalleerde
uitbreidingskaart
configureren
Overzicht
dingskaart. Als deze bij de eerste poging niet goed past, verwijdert u
de kaart, en probeert u het opnieuw.
Nadat een uitbreidingskaart in de Fantom-G is geïnstalleerd, moet
de volgende procedure worden uitgevoerd.
keer dat de stroom wordt aangezet, nadat de kaart is geïnstalleerd.
1.
Zet de stroom aan, zoals in ‘De stroom aanzetten’ (p.28)
wordt beschreven.
2.
Als de Fantom-G opstart, zal een installering bevestigingsbericht voor de nieuw geïnstalleerde uitbreidingskaart verschijnen.
Gebruik de schroeven die u bij stap 2 verwijderde om het
deksel weer op zijn plaats vast te zetten.
Een uitbreidingskaart
verwijderen
Druk op [F8 (Execute)] om het installering bevestigingsproces
uit te voeren.
Indien u besluit te annuleren, drukt u op [F7 (Cancel)].
Pad
Om een uitbreidingskaart te verwijderen, voert u de procedure
volgens welke de kaart geïnstalleerd werd in omgekeerde volgorde
NOTE
uit.
1.
Geluid 3
6.
Geluid 2
Deze procedure wordt slechts éénmaal uitgevoerd, de eerste
Dit proces neemt enkele minuten in beslag. Zet nooit de stroom
uit voordat dit proces is voltooid.
Ontgrendel de tabs van de Fantom-G.
Wanneer in het scherm wordt weergegeven dat de installatie is voltooid, zet u de stroom uit, en weer aan.
Voor details over het gebruik van de uitbreidingskaart, raadpleegt u de handleiding die bij de uitbreidingskaart hoort.
Sequencer
3.
Sampler
2.
Haal de uitbreidingskaart langzaam omhoog.
Menu/systeem
Appendix
309
Het DIMM geheugen uitbreiden
De Fantom-G wordt met 32 MB geheugen geleverd, waarin geluidssamples geladen kunnen worden. Echter, in sommige gevallen is 32
MB aan geheugen onvoldoende voor het laden van grote hoeveelhe-
• Gebruik geen overmatige kracht voor het installeren van een
uitbreidingskaart. Als deze bij de eerste poging niet goed past,
verwijdert u de kaart, en probeert u het opnieuw.
den data. In dat geval kan een apart verkrijgbaar geheugen (DIMM)
toegevoegd worden. Het geheugen kan tot 128/256/512 MB/1GB
• Nadat de uitbreidingskaart is geïnstalleerd, controleert u uw
werk nogmaals.
worden uitgebreid.
• Installeer alleen de gespecificeerde DIMM geheugenkaart.
Verwijder alleen de gespecificeerde schroeven.
Specificaties van het expansie geheugen
(DIMM) dat gebruikt kan worden
Ondersteunt PC133, CL=2/3, 128 MB, 256 MB, 512 MB, 1 GB
(3.3 V)
Aantal pins:
168-pins
Kaart hoogte:
40 mm of minder
De Fantom-G is goedgekeurd voor het werken met standaard
geheugen dat aan bovenstaande specificaties voldoet. We kunnen echter niet garanderen dat alle geheugens met deze specificaties correct zullen werken. Wees ervan bewust dat, zelfs met
identieke specificaties, verschillen in het ontwerp van de geheugenmodule of de gebruiksvoorwaarden kunnen betekenen dat
een geheugenmodule niet bruikbaar is.
De werking wordt niet gegarandeerd voor enkelvoudige
samples die groeter zijn dan 512 MB.
• Als het apparaat wordt omgekeerd,
plaatst u een stapeltje kranten of
tijdschriften onder de vier hoeken of aan
beide kanten, om beschadigingen aan
knoppen en regelaars te voorkomen.
Het apparaat dient zo geplaatst te worden dat knoppen en
regelaars niet kunnen beschadigen.
• Wanneer de Fantom-G wordt omgekeerd, moet deze door
tenminste twee personen worden vastgepakt, om de Fantom-G
op veilige wijze op te tillen en om te draaien.
• Zorg, dat u het apparaat stevig vast heeft om verwondingen te
voorkomen, en het instrument tegen beschadigingen te
beschermen.
• Behandel het apparaat voorzichtig als het omgedraaid moet
worden, zodat het niet valt of om kan vallen.
Hoe het geheugen wordt
uitgebreid
Installeer de geheugenmodule nadat het deksel van het onderpaneel
Voorzorgsmaatregelen voor
uitbreiding van het geheugen
is verwijderd.
1.
Voordat het geheugen wordt uitgebreid, zet u de stroom
van de Fantom-G en alle aangesloten apparaten uit, en koppelt u alle kabels, inclusief het netsnoer, los.
2.
Uit de Fantom-G verwijdert u alleen de schroeven die in
onderstaand diagram worden getoond, en haal het deksel
los.
901
• Zet het apparaat altijd uit, en haal het netsnoer uit het stopcontact voordat de DIMM geheugenkaart wordt geïnstalleerd.
• Om schade aan interne componenten te voorkomen, welke door
statische elektriciteit veroorzaakt kan worden, neemt u het volgende in acht als u de kaart gaat plaatsen.
• Voordat u de kaart aanraakt, pakt u eerst een metalen object
vast (bijvoorbeeld een waterleiding), zodat mogelijke statische
elektriciteit die u bij u draagt ontladen wordt.
fig.30-002.e
Fantom-G6/G7: onderkant
• Houd de kaart alleen bij de hoeken vast. Raak de elektronische
componenten of aansluitingen niet aan.
• Bewaar de verpakking waarin de kaart werd geleverd, en plaats
de kaart daarin terug wanneer deze opgeborgen of vervoerd
moet worden.
• Gebruik een kruiskop-schroevendraaier die geschikt is voor de
maat van de schroef (een nummer 2 schroevendraaier). Indien
een ongeschikte schroevendraaier wordt gebruikt, kan de kop
van de schroef doldraaien.
• Om een schroef te verwijderen,
draait u de schroevendraaier
tegen de klok in. Om de schroeven vast te draaien, draait u de
schroevendraaier met de klok
mee..
loosen
tighten
• Pas op dat de schroeven die u verwijdert niet in de Fantom-G
terechtkomen.
• Pas op dat u uw hand niet bezeert aan de opening voor het
installeren van de kaart.
• Raak de printplaat paden of aansluitingen niet aan.
310
Fantom-G6/G7: onderkant
Te verwijderen schroeven
fig.31-002
fig.30-003.e
Te verwijderen schroeven
Het DIMM geheugen uitbreiden
3.
fig.31-006
Overzicht
Druk de witte klemmen aan beide kanten van de houder
naar buiten, zodat deze zich in neerwaartse positie bevinden.
fig.31-003
4.
fig.31-004
Controleren of het
geheugen correct is
geïnstalleerd
1.
Zet de stroom aan, volgens de beschrijving van ‘de stroom
aanzetten’ (p.28).
2.
Druk op [MENU] om het Menu venster te openen.
3.
Druk op
[ENTER].
4.
Druk op [ENTER].
5.
Druk op [F4 (Info)].
6.
Als u problemen ondervindt bij het insteken van de module,
probeert u deze een beetje te op te tillen, en één kant per keer in
Druk op [F1 (Up)] of [F2 (Down)] om ‘Memory Info’ te selecteren.
Controleer of de hoeveelheid geheugen dat u geïnstalleerd
te steken.
heeft, correct in het scherm wordt weergegeven.
*
Druk op [EXIT] om het System scherm te verlaten.
Het USB-geheugen
Gebruik de schroeven die u bij stap 2 verwijderde om het
deksel op zijn plaats terug te zetten.
Het geheugen verwijderen
1.
Druk de witte klemmen aan elke kant van de houder gelijktijdig naar buiten.
311
Appendix
Om de geheugenmodule te verwijderen, keert u de installatie
procedure om.
Menu/systeem
6.
De inhoud van het DIMMgeheugen gaat verloren
wanneer u het toestel
uitschakelt. De Fantom-G
beschikt over een intern
flashgeheugen van 50 MB, maar
als u het DIMM-geheugen hebt
uitgebreid, dan zal een volledig
opgenomen project te groot zijn om op te slaan in het interne
geheugen. In dat geval dient u de data op te slaan op een USB-stick.
Sampler
Indien de juiste hoeveelheid geheugen niet wordt weergegeven, is het
mogelijk dat het geheugen niet juist wordt herkend. Zet de stroom uit,
volgens de beschrijving van ‘De stroom uitzetten’ (p.28), en installeer het geheugen opnieuw.
Sequencer
fig.31-005
7.
om ‘System’ te selecteren, en druk op
Pad
Druk de witte klemmen naar boven, en druk deze in totdat
de geheugenmodule op zijn plaats vastzit.
of
Geluid 3
5.
Verwijder de geheugenmodule uit de houder.
Geluid 2
Met inachtneming van de locatie van de uitsparingen op de
geheugenmodule en de juiste richting, steekt u de module
verticaal in, binnen de geleiders aan beide kanten van de
houder.
Geluid 1
2.
Probleemoplossing
Wanneer de Fantom-G niet naar verwachting functioneert, controleert u eerst de volgende punten. Indien hiermee het probleem niet is
opgelost, raadpleegt u een handelaar of een Roland service Centrum.
*
Wanneer een bericht tijdens een handeling in het scherm wordt weergegeven, raadpleegt u Storingsmeldingen (p.318)
Problemen met betrekking op de
gehele Fantom-G
De stroom gaat niet aan.
(p.304, p.306).
• Is het volume verlaagd door pedaal handelingen of door MIDI
berichten (volume berichten of expressie berichten, ontvangen
van een extern MIDI apparaat?
• Is het Favorite Level op 0 ingesteld? (p.54).
In het geval van de Live/Studio mode kan de waarde van
volume berichten (Volume) en expressie berichten (Expression)
in het Part Information scherm worden bekeken (p.132).
• Zijn de Samples op juiste wijze geladen? (p.264).
Een specifiek Part is niet hoorbaar…
Zorg, dat het netsnoer van de Fantom-G op juiste wijze op de
stroomingang en het stopcontact is aangesloten.
Controleer de volgende punten.
• Is het volumeniveau van het Part verlaagd?
Problemen met betrekking op
geluid
Het volume verandert niet als er aan de VOLUME knop wordt
gedraaid.
Pas de Level parameter aan, om het volume van het Part dat
niet hoorbaar is te verhogen (p.134).
• Is het Part op mute ingesteld?
Zet de Mute Switch parameter op ‘OFF’ (p.134).
Specifieke toonhoogte reeksen zijn niet hoorbaar…
Als u de DIGITAL OUT gebruikt, verandert de VOLUME knop
Is er een beperkte reeks noten ingesteld?
het volume niet. Pas het ‘Master Level’ aan (p.293).
Als een specifiek aantal noten niet klinkt, controleert u de Key
Range instellingen van de Patch Tone, het Live/Studio Set Part.
Er is geen geluid.
Controleer de volgende punten.
• Is de stroom van aangesloten versterkers en luidsprekers aangezet> Is het volume helemaal laag gedraaid?
• Is de VOLUME knop helemaal laag gedraaid?
• Tone Key Range
Key Range Lower/Upper parameter (p.94)
• Part Key Range
Key Range Lower/Upper parameter (p.135)
Het geluid is vervormd.
• Zijn de aansluitingen op juiste wijze gemaakt?
• Kunt u geluid horen door de koptelefoon?
Als er geluid is via de koptelefoon, is het mogelijk dat de aansluitkabels defect zijn of dat er een storing is opgetreden in de
versterker/mengpaneel. Controleer de kabels en het versterker/mengpaneel systeem nogmaals.
• Als er geen geluid is wanneer het toetsenbord wordt bespeeld,
controleer dan of de Local schakelaar op OFF is gezet.
• Zorg, dat de Local Switch parameter is ingeschakeld (p.293).
• Zijn alle tones in de Patch uitgezet?
Zet de ‘Tone Switch’ aan → vanuit het Single Play scherm drukt
u op [F8 (Tone Sw/Sel)].
• Is het huidige Part op External Part (externe MIDI uitvoer) ingesteld?
• De Part niveau instellingen kunnen te laag zijn.
Ga naar de Level parameter, en controleer het niveau van elk
Part (p.134).
Controleer de volgende punten.
• Is er een effect dat het geluid vervormt toegepast?
• Als het geluid van een specifieke Patch of Part vervormd is, verlaagt u het volumeniveau van dat Part.
• Indien alle geluiden vervormd zijn, gebruikt u de VOLUME
knop om het volumeniveau te verlagen.
• Is de Output Gain overmatig hoog ingesteld?
In ‘System’ controleert u de ‘Sound’ parameter.
Toonhoogte is niet correct.
Controleer de volgende punten.
• Is de stemming van de Fantom-G onjuist?
Controleer de Master Tune parameter instelling (p.293).
• Is de toonhoogte veranderd door pedaal handelingen of door
Pitch Bend berichten die van een extern MIDI apparaat zijn ontvangen?
• Zijn de effectinstellingen correct?
Controleer de ON of OFF effect instellingen, de Effect Balance of
Level (p.150).
• Zijn de instellingen voor de uitvoerbestemming correct?
Controleer de verscheidene Output Assign instellingen (p.136).
• Is de uitbreidingskaart op juiste wijze geïnstalleerd?
Bij het selecteren van de instellingen die het gebruik van het
EXP1, 2 geluid bedingen, controleert u of de gespecificeerde uitbreidingskaart op juiste wijze in de juiste ruimte is geïnstalleerd
312
In het geval van de Live/Studio mode kan de waarde van Pitch
Bend berichten (Pitch Bend) en expressie berichten (Expression)
in het Part Information scherm worden bekeken (p.132).
• Zijn de Coarse Tune of Fine Tune parameters voor specifieke
Parts ingesteld?
Controleer de Coarse Tune parameter en de Fine Tune parameter instellingen (p.137).
Probleemoplossing
• Controleer de Scale Tune instelling.
Zelfs als ik de Pan van een Patch geheel op één kant instel, is er
Het geluid wordt onderbroken.
nog steeds geluid via het andere kanaal te horen.
Geluiden worden onderbroken als meer dan 128 stemmen
De interne effecten van de Fantom-G zijn stereo, dus als u effec-
gelijktijdig worden gebruikt.
• Reduceer het aantal Tones dat u gebruikt.
ten op een Patch heeft toegepast, zult u nog steeds geluiden van
het effect component van het andere kanaal horen, zelfs als de
• Verhoog de Voice Reserve instelling voor Parts die niet mogen
Pan helemaal op één kant is ingesteld.
uitvallen (p.141).
Soms als ik legato speel, gaat de toonhoogte niet omhoog.
Als ik op het toetsenbord speel, stoppen de noten niet.
Waarom is dat?
Is de polariteit van het Hold pedaal omgekeerd?
Als de Legato Switch parameter (p.105) op ‘ON’ staat, en de
Controleer de instelling van de Hold Pedal Polarity parameter
Legato Retrigger parameter (p.105) op ‘OFF’ staat, en u toetsen
in het hoge register ingedrukt houdt om legato te spelen, kan de
hoogte toonhoogte limiet van de golf worden overschreden,
Als ik op een Pad druk, blijft het geluid doorklinken.
zodat de toonhoogte niet zo ver stijgt als u verwacht, maar op
s het [HOLD] Pad verlicht?
een bepaald punt stopt met stijgen.
Bovendien, als er verschillende hoge toonhoogte limieten wor-
Druk nogmaals op het [HOLD] Pad, zodat het lampje uitdooft.
den gebruikt voor de golven van een Patch die meerdere tones
dio set verander.
De Fantom-G kan multi-effecten gebruiken om een brede reeks
gebruikt, kan deze mogelijk niet meer hoorbaar zijn in MONO.
Wanneer grote veranderingen in toonhoogte worden gemaakt,
zet u de Legato Trigger parameter op ‘ON’.
De noten in de hoge registers van het toetsenbord klinken raar.
Geluid 3
Het geluid wordt onderbroken als ik in de Studio mode van stu-
Geluid 2
(p.287).
Geluid 1
I
kan worden, afgezien van de numerieke waarde van de beat.
Overzicht
(Systeem instelling:p.296, Part Setting: p.138).
effecten toe te passen, en als u van studio set verandert, zal het
ren zonder onderbrekingen, gebruikt u de Live mode of Single
mode.
Het geluid wordt onderbroken als ik van Patch verander in Sin-
Als u de Patch Remain parameter (p.294) op ‘ON’ zet, kunt u
van Patch veranderen zonder dat het geluid onderbroken
wordt. Deze functie is echter alleen op het meest recent geselecteerde geluid van toepassing, noten van een geluid dat daarvoor werd geselecteerd zullen onderbroken worden.
en andere parameters die met Control Changes zijn ingesteld
opnieuw ingesteld.
Zet de Control Remain parameter (p.294) op ‘ON’. Zelfs nadat
Als de Tone Delay tijdwaarde op de noot is ingesteld, verandert
Hetzelfde Patch geluid klinkt anders, afhankelijk van de
geluidsgenerator mode.
In de Live/Studio mode kunnen de parameters van elk Part van
de Live/Studio Set verdere wijzigingen op parameters als pan,
octave, en filter toepassen, gerelateerd aan de instellingen die
door de Patch zijn gespecificeerd. Daarom kunnen Patches in
een Live/Studio Set anders klinken dan in de Single mode. Om
deze instellingen op de beginwaarden terug te zetten, selecteert
u de Patch nadat een Factory Reset Temporary voor de Live/
Studio Set is uitgevoerd (p.280).
Het volumeniveau van het instrument dat op de Fantom-G is
aangesloten is te laag.
Controleer de volgende punten.
• Gebruikt u een aansluitkabel die een weerstand bevat?
Gebruik een aansluitkabel die geen weerstand bevat.
• Controleer de ‘Input Setting’ (p.258).
Appendix
de delaytijd dan niet boven een vaststaande lengte als het
tempo lager wordt?
limiet van de Fantom-G is bereikt, dus dit zal niet optreden in
de reeksen die normaalgesproken gebruikt worden. In elk geval
duidt dit niet op een storing.
Menu/systeem
deze de Patch hebben veranderd, worden Control Change
berichten verzonden, dus zelfs als een Patch waarvan het
niveau door een Control Change volume bericht helemaal laag
is gezet wordt veranderd, blijft het niveau ongewijzigd.
niet verder stijgen. Bij bepaalde toetsen kan er een ruis optreden. Dit gebeurt hoofdzakelijk wanneer de hoogste toonhoogte
Sampler
Als ik in de Single mode van Patch verander, wordt het volume
worden gespeeld, kan het geluid stoppen of kan de toonhoogte
Sequencer
gle mode of Live mode.
Wanneer de toetsen in het hoogste gedeelte van het toetsenbord
Pad
multi-effect type dat door de Patch is gespecificeerd ook veranderen. In de Studio mode kan het geluid onderbroken worden
als dit gebeurt. Als u, terwijl u speelt van geluid wilt verande-
Er is een maximale toegestane waarde voor de Delay Time parameter (p.103). Als de tijdinstelling in een nootwaarde is gespecificeerd, en het tempo wordt verlaagd, zal deze maximale toegestane waarde bereikt worden, en kan niet verder toenemen. De
hoogte tijdslimiet voor elk is de maximale waarde die ingesteld
313
Probleemoplossing
Problemen met betrekking tot
effecten
Effecten worden niet toegepast
Multi-effect 43: TAP DELAY of een andere delaytijd waarde is
op de noot ingesteld, en als het tempo wordt verlaagd,
verandert de delaytijd dan niet boven een bepaalde lengte?
Dit soort Delay tijd instellingen hebben een hoge limiet, dus als
de hoge limiet van een waarde die op de noot is ingesteld wordt
Controleer de volgende punten.
• De ‘PFX’, ‘MFX1, ‘MFX2’, ‘CHO’, ‘REV’ of ‘MASTER’ effectschakelaars in het bovenste gedeelte van het PLAY scherm kunnen uitgezet zijn.
overschreden als het tempo verlaagd wordt, kan die hoge
waarde niet verder stijgen. De hoge tijdlimiet van elk is de
maximum waarde die ingesteld kan worden, afgezien van de
numerieke waarde van de beat.
• Druk op [EFFECTS (ROUTING)] om deze aan te zetten.
• Zijn de verscheidene effectinstellingen correct? (p.150).
• Als het zendniveau van elk effect op 0 staat, zal het effect niet
toegepast worden. Controleer de instellingen.
• Zelfs als zendniveaus naar elk effect op 0 zijn ingesteld, worden
effecten niet toegepast als het Multi-Effects Output Level, het
Chorus Level of Reverb Level op 0 is ingesteld. Controleer elke
instelling.
• Als Output Assign op iets anders dan ‘MFX’ staat, wordt het
Multi-effect geluid niet uitgestuurd.
• Is de systeem parameter Master Reverb Level op 0 ingesteld?
De Modulatie of andere controller is altijd aan.
Controleer de Matrix Controller instellingen (p.109).
Met de Fantom-G kan de Matrix Control gebruikt worden om
Patches in Realtime te besturen. De Matrix Control functioneert
als de regelingsbron van de Control Change en andere MIDI
berichten die door de Fantom-G worden ontvangen, en maakt
veranderingen in de verscheidene Patch parameters, gebaseerd
op deze berichten.
Afhankelijk van deze instellingen kan de Fantom-G reageren op
MIDI berichten die vanaf een extern MIDI apparaat worden
verzonden, en daardoor kunnen Patches anders klinken dan
bedoeld.
Als het chorus of reverb zendniveau van elk Part van een Live/
Studio Set wordt verhoogd, wordt het effect niet voldoende toegepast.
Hoewel u Send niveau instellingen voor Chorus en Reverb kunt
maken voor elk individueel Part in een Live/Studio Set, stellen
deze waardes alleen de hoogste limiet van de Chorus en Reverb
Send niveaus voor de gebruikte Patch in. Dienovereenkomstig,
zelfs als de waarde op het maximum van 127 is ingesteld, zal er
geen effect zijn wanneer het Send Level in de Patch die wordt
gebruikt is verlaagd. Om het effect diep toe te passen, bewerkt u
de instellingen van de Patch.
Als Matrix Control of soortgelijke toepassing wordt gebruikt
om de LFO te besturen, treedt ruis op wanneer de Pan plotseling verandert.
Verlaag de verandering in snelheid (LFO Rate).
Door de gespecialiseerde verwerking van de Pan, welke het
volumeniveau van de rechter en linkerkanten verandert, creëren plotselinge Pan bewegingen die snelle veranderingen in
deze niveaus veroorzaken grote veranderingen in volume, en
als resultaat daarvan kan ruis te horen zijn.
314
Problemen met betrekking tot het
opslaan van data
De Live/Studio Set klinkt anders dan op het moment dat deze
werd opgeslagen.
Controleer de volgende punten.
• Als u de instellingen van een Patch die door een Live/Studio
Set wordt gebruikt heeft gewijzigd of als de tijdelijke Patch van
de Live/Studio Set6 door een extern MIDI apparaat is gewijzigd, moeten deze Patches ook worden opgeslagen.
• Als Patches die door een Live/Studio Set worden gebruikt
bewerkt zijn als de betreffende Live/Studio Set wordt opgeslagen, zal de Fantom-G een bericht weergeven waarin wordt
gevraagd of u deze Patches wilt afdanken. In dat soort gevallen
slaat u eerst de Patch (p.88) of ritme set (p.116) op, en vervolgens slaat u de Live/Studio set (p.148) opnieuw op.
• De Master Effect instellingen kunnen veranderd zijn. (Deze
instellingen worden niet als onderdeel van een Live set opgeslagen).
• De MFX instellingen kunnen veranderd zijn.(Deze instellingen
worden niet als onderdeel van een Live set opgeslagen).
Een geluid van een uitbreidingskaart lijkt anders dan op het
moment dat ik het opsloeg.
Als de uitbreidingskaart in een andere ruimte is geïnstalleerd
dan op het moment waarop de live set of studio set werd
opgeslagen, zal deze niet klinken met de instellingen waarmee
deze werd opgeslagen. U moet de uitbreidingskaart in dezelfde
ruimte steken als de ruimte die in gebruik was toen de live set
of studio set werd opgeslagen.
Patches klinken anders dan toen deze werden opgeslagen.
Controleer de volgende punten.
• Als u control changes van een extern MIDI apparaat gebruikte
om het geluid te wijzigen, zal het geluid niet in die gewijzigde
status worden opgeslagen.
• De Mastering effecten kunnen veranderd zijn. (Deze instellingen worden niet als onderdeel van een Patch opgeslagen).
De Arpeggio en D Beam controller instellingen in de Live/
Studio mode zijn anders dan die van de Live/Studio Set.
Aangezien de Fantom-G arpeggio en D Beam controller
instellingen voor elke Live/Studio Set opslaat, zal deze werken
Probleemoplossing
volgens de arpeggio en D Beam controller instellingen die voor
Het kan zijn dat een Bank Select in de song data die niet door de
Fantom-G is gespecificeerd in de song werd aangetroffen. Er
wordt geen geluid gespeeld als de Tone groep niet door de
Problemen met betrekking tot de
sequencer
Fantom-G met Bank Select MSB/LSB is toegewezen. Als u de
Bank Select verzuimt, en alleen de Program Change verstuurt,
zal de Tone in de huidig geselecteerde groep die het
gespecificeerde Program Change nummer heeft gespeeld
worden. Probeer de Tone opnieuw in te stellen met gebruik van
afgespeeld.
de regelaars op het paneel. Bovendien, als Tones van een extern
Controleer de volgende punten.
• Is de Receive General MIDI / General MIDI 2 System On Switch
op ON ingesteld?
MIDI apparaat worden geselecteerd, moeten de Bank Select
MSB/LSB en de Program Change voor een betrouwbare
reproductie als een individuele set worden verzonden. Eerst
worden de MSB en LSB verzonden (de volgorde waarin deze
worden verzonden doet niet ter zake), gevolgd door de
(SYSTEM/MIDI) op ‘ON’ (p.295).
Program Change.
• Probeert u vanaf het midden van de song af te spelen?
Het begin van een GM score song bevat een General MIDI/
General MIDI 2 System On bericht. In sommige gevallen kan
een GM Score niet correct afgespeeld worden, tenzij dit bericht
is ontvangen.
laatste song die met een fade-out gespeeld werd. Dit kan zijn
omdat het volume door volume berichten of expressie berichten verlaagd is. Controleer de waarde van deze berichten, en
stel deze passend in.
Uitvoeringen klinken traag of worden onderbroken.
Traagheid en onderbroken uitvoeringen kunnen gemakkelijk
op de Fantom-G mogelijk niet juist worden afgespeeld.
Na het opnemen klinkt de song niet als deze wordt afgespeeld.
ontstaan als de sequencer of geluidsgenerator die voor de
uitvoering wordt gebruikt een te zware lading data moet
verwerken.
Zijn de tracks op mute ingesteld?
De belangrijkste oorzaken en mogelijke oplossingen worden
Hef de demping (mute) op (p.134).
hieronder genoemd.
Het tempo is anders dan de laatste keer dat ik de song
afspeelde.
wordt het nieuwe tempo niet opgeslagen tenzij de song in het
User geheugen of USB geheugen wordt opgeslagen.
Omgekeerd zal het vorige tempo gewist worden als u de song
opslaat. Wanneer u songs opslaat, controleert u het huidige
tempo zorgvuldig.
Reduceer het aantal stemmen. Bij bepaalde geluiden, zoals
doorklinkende geluiden met lange releasetijden, is de verwerking voor het spelen van het geluid nog steeds bezig, ondanks
dat het werkelijke geluid voor jou niet hoorbaar kan zijn, dus
ook in deze gevallen kan de uitvoeringsdata verschillen van het
werkelijke aantal stemmen dat gespeeld wordt.
In het Part Information scherm kunt u het aantal noten waarvan
geluid feitelijk wordt verwerkt controleren (p.132).
• Gebruikt u een Patch waarin veel LFO wordt gebruikt?
Gebruik de Microscope (p.250) om de volgende punten te
controleren.
• Is er een onnodige program change ingevoerd?
Data die aanwezig zou moeten zijn, verschijnt niet in
Microscope.
Controleer de volgende punten.
Nadat een MIDI sequencer is gebruikt om een song af te spelen,
stopten geluiden met spelen, en er wordt geen geluid gespeeld,
zelfs als Program Changes worden verzonden.
Vermijd het overlappen van data met dezelfde timing, door een
offset van 1-2 tikken in te stellen. Data kan zich gemakkelijk
meer aan het begin van de beats in de songdata ophopen als bijvoorbeeld de song data met gebruik van Step recording wordt
ingevoerd of als de data wordt gequantizeerd nadat deze met
een toetsenbord in Realtime is ingevoerd.
Dat maakt dat grote hoeveelheden data naar de Fantom-G worden gestuurd, en de verwerking voor het uitdrukken van geluiden trager wordt.
315
Appendix
• Is er data ingesteld bij View Select (p.252) die niet weergegeven
zal worden?
• Is de data geconcentreerd op het begin van de beats in de
sequens data?
Menu/systeem
• Zijn er fouten gemaakt bij het instellen van de data MIDI kanalen toen Program Change berichten werden ingevoerd?
Probeer een andere Patch. LFO verwerking belast de machine
enorm, dus zwaar gebruik van de LFO vertraagt de algehele
verwerking van de Fantom-G, wat ertoe kan leiden dat de
expressie van de geluiden zelf wordt beïnvloed.
Sampler
Sound Device Tones worden willekeurig veranderd.
• Spelen er meer dan 128 stemmen tegelijkertijd?
Sequencer
Als een song wordt afgespeeld nadat het tempo is veranderd,
Pad
Data die exclusief voor de Sound Canvas serie is gecreëerd, kan
Geluid 3
• Probeert u songdata af te spelen die voor het GS formaat is ontworpen?
In sommige gevallen kan het geluid niet hoorbaar zijn nadat de
Geluid 2
Zet de Rx GM System ON/Rx GM2 System ON parameter
Geluid 1
Standaard MIDI bestanden (SMF) worden niet correct
Overzicht
elke Live/Studio Set werden gespecificeerd.
Probleemoplossing
• Is er een Program Change op het punt waar de uitvoering van
de song traag is?
Verander de positie van de Program Change. Als Program
Changes in een song worden gevoegd, neemt de verwerkingstijd voor het veranderen van Patches toe, hetgeen kan veroorzaken dat de uitvoering trager wordt.
• Is er een System Exclusive bericht op het punt waar de song uitvoering trager wordt?
Verplaats de locatie van de data. System Exclusive berichten
bevatten grote hoeveelheden data, en vragen dus veel van
sequencers en geluidsmodules. Probeer de data te verplaatsen
en verander System Exclusive berichten in Control Changes,
voor data waarbij deze door Control Changes vervangen kan
worden.
• Is er een Aftertouch of soortgelijke grote Control Change op het
punt waar de uitvoering traag wordt?
Als de data niet langer nodig is, verwijder deze. In sommige
gevallen, als een toetsenbord wordt gebruikt dat over aftertouch
beschikt om data in te voeren, kunt u grote hoeveelheden data
invoeren zonder dat u dat zelf in de gaten heeft. Dit soort grote
hoeveelheden data kunnen de sequencer en geluidsmodule
zwaar belasten.
U kunt de Phrase Modify handeling Data Thin (p.248) gebruiken, om ongewenste berichten uit te dunnen.
Pitch Bend bericht wordt ontvangen.
Terwijl Patch Bend reeksen op alles tussen 0 en 48 ingesteld
kunnen worden, kan de toonhoogte soms vanaf een vaststaand
punt niet langer stijgen, als bepaalde Waves waarin de toonhoogte wordt verhoogd (in de + richting) worden gebruikt.
Hoewel een waarde van 12 gewaarborgd is voor de hoge limiet
van verhoogde toonhoogtes, moet u voorzichtig zijn als de bend
Range hoger dan dit nummer wordt ingesteld.
Problemen met betrekking tot
samplen
Externe invoergeluid is niet hoorbaar/volume is te laag.
Controleer de volgende punten.
• Is [MIX IN] niet verlicht?
Druk op [MIX IN], zodat dit verlicht is.
• Het niveau van de externe invoer kan verlaagd zijn.
Als u sampled, gebruikt u de EXT SOURCE ‘VOLUME’ knop
om het niveau passend in te stellen.
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [MIX IN] om naar het
Input setting scherm te gaan, en controleer de Level instellingen.
• Het volume van het apparaat dat op de AUDIO INPUT is aangesloten kan verlaagd zijn.
Problemen met betrekking tot
MIDI en externe apparaten
Geen geluid van het aangesloten MIDI apparaat.
•
*
Stel dit op een geschikt niveau in.
• Zijn de geluidskabels op juiste wijze aangesloten?
Controleer de aansluitingen.
• Een geluidskabel kan gebroken zijn.
• Gebruikt u een geluidskabel met een ingebouwde weerstand?
Controleer de volgende punten.
Gebruik een aansluitkabel zonder weerstand (bijv. de Roland
In de Live/Studio mode
PCS serie).
KBD schakelaar (p.61, p.69).
Extern invoergeluid is niet stereo/niet mono
Is de Keyboard schakelaar van het externe Part, dat data naar het
externe MIDI apparaat stuurt, uitgezet? (p.135).
Controleer de volgende punten.
Exclusive berichten worden niet ontvangen.
Controleer de volgende punten.
• Is het instrument ingesteld op ontvangst van Exclusive berichten?
Zet de Rx Exclusive parameter op ‘ON’(p.295).
• Komt het Device ID nummer van het verzendende apparaat
overeen met het Device ID nummer van de Fantom-G?
Controleer de Device ID parameter (p.295).
Ik heb een externe sequencer of MIDI toetsenbord op de MIDI
IN aangesloten, en probeerde een Fantom-G ritme set te spelen,
maar er was geen geluid. Waarom is dat?
Controleer of het MIDI zendkanaal van het externe MIDI
apparaat en het MIDI ontvangstkanaal van de Fantom-G
overeenkomen.
Wanneer de Bend Range van een Patch verhoogt wordt (48),
stijgt de toonhoogte niet voldoende, zelfs niet als een MIDI
316
• Stereo Switch parameter (p.260) kan op mono zijn ingesteld.
• Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [MIX IN] om naar het
Input Setting scherm te gaan. Kan de Input Select parameter op
‘LINE IN L’ of ‘Microphone’ zijn ingesteld?
Mic geluid wordt niet uitgestuurd/is te zwak.
Controleer de volgende punten.
• Is de microfoon kabel correct aangesloten?
Controleer de aansluiting.
• De microfoonkabel kan gebroken zijn.
• De ingangsbron kan op iets anders dan mic zijn ingesteld.
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [MIX IN] om naar het
Input Setting scherm te gaan, en zet ‘Input Select’ op ‘Microphone’.
• Het microfoonniveau kan verlaagd zijn.
Tijdens het samplen gebruikt u de EXT SOURCE ‘LEVEL’ knop
om het niveau passend bij te stellen.
Probleemoplossing
• Is er een condensator microfoon aangesloten?
ding nodig.
Problemen met betrekking tot USB
geheugen
Zet de MIC/GUITAR schakelaar op ‘PHANTOM ON” (p.24).
• Kan de MIC/GUITAR schakelaar op ‘GUITAR’ zijn ingesteld?
Zet de INPUT gain selectie schakelaar op ‘PHANTOM ON’ of
USB geheugen wordt niet gedetecteerd.
Overzicht
Als u een condensator microfoon gebruikt, heeft u fantoomvoe-
De bestanden worden niet getoond.
‘PHANTOM OFF’ (p.24).
Controleer de volgende punten.
• Is er voldoende geheugencapaciteit?
Wanneer er onvoldoende Sample geheugen is, verschijnt het
bericht ‘Sample Memory Full!’ als u probeert te samplen (p.264).
geformatteerd.
Als het USB geheugen met gebruik van een andere methode
werd geformatteerd, moet u het opnieuw, met gebruik van
FAT, formatteren.
Kan niet in het USB geheugen opslaan.
Geluid 2
Wis onnodige Samples om de hoeveelheid vrije ruimte te ver-
• De Fantom-G kan USB geheugen gebruiken dat als FAT is
groten.
Indien er nog steeds niet voldoende ruimte is, installeert u extra
geheugen (DIMM modules) (p.308, p.310).
Gesampled geluid bevat overmatig veel ruis of vervorming.
• Is het ingangsniveau correct?
Controleer de volgende punten.
• Is het USB geheugen beveiligd tegen opslaan?
• Is er voldoende vrije ruimte in het USB geheugen?
Problemen met betrekking tot een
USB verbinding
Als het ingangsniveau te hoog is, zal het gesamplede geluid
vervormen. Als het te laag is, kan ruis optreden. Tijdens het
samplen draait u aan de LEVEL knop in het Sampling Standby
scherm (p.260) om het niveau aan te passen, terwijl u de niveau-
De Fantom-G wordt niet door de computer herkend.
meter boven in het scherm bekijkt. Stel het niveau zo in, dat de
‘CLIP’ indicatie rechts boven in het scherm niet verschijnt.
USB poort USB 2.0 Hi-Speed verbindingen ondersteunt.
Geluid 3
Controleer de volgende punten.
Geluid 1
Controleer het formaat van het USB geheugen (p.280).
Kan geen Sample opnemen.
U moet de Fantom-G op een computer aansluiten waarvan de
Pad
• Zijn de effect instellingen correct?
Sequencer
Sommige effecttypes kunnen het niveau luider maken dan de
originele Sample of kunnen het geluid opzettelijk vervormen.
Sommige effecten benadrukken ook de ruis.
• Zet de effecten tijdelijk uit, en controleer of de Sample zelf ruis
of vervorming bevat. Pas dan effect instellingen aan.
• Worden meerdere Sample gelijktijdig gespeeld?
Sampler
Zelfs als het niveau van elke individuele Sample correct is, kan
het algehele niveau overmatig hoog worden wanneer meerdere
Sample gespeeld worden. Verlaag het niveau van elke Sample,
zodat het geluid niet vervormt.
Kan gesamplede data niet opslaan.
Controleer de volgende punten.
Menu/systeem
• Het kan zijn dat er onvoldoende ruimte in het interne geheugen
of USB geheugen is.
Appendix
317
Storingsmeldingen
Wanneer een onjuiste handeling wordt uitgevoerd of als verwerking niet volgens uw specificaties kan worden uitgevoerd, zal een
storingsmelding verschijnen. Raadpleeg de uitleg van de storingsmelding die verschijnt, en neem passende maatregelen.
Bericht
Betekenis
Actie
Empty Sample!
Empty Song!
Selecteer een Sample die data bevat.
Selecteer een song die data bevat.
File Name Duplicate
De Sample bevat geen data.
De song is niet opgenomen, en kan daarom niet afgespeeld worden.
Een bestand met dezelfde naam bestaat al.
File Not Found!
Illegal File!
Memory Damaged!
Het bestand is niet in het USB-geheugen gevonden.
De Fantom-G kan dit bestand niet gebruiken.
De inhoud van het geheugen kan beschadigd zijn.
Memory Full!
Opslaan is niet mogelijk omdat er onvoldoende vrije ruimte in
het interne geheugen of USB-geheugen is.
Een ongewoon grote hoeveelheid MIDI-data werd ontvangen,
en kon niet verwerkt worden.
De MIDI IN-verbinding was verbroken.
MIDI Buffer Full!
MIDI Offline!
No More Phrase Numbers!
No More Sample Numbers!
No More Song Numbers!
Now Playing!
Permission Denied!
Playback Tempo Range Over
Read Error!
Rec Length Too Short!
Rec Over Flow
Sample Length Too Short!
Sample Memory Full!
Song Format Error
Song Full
Song Not Found
System Memory Damaged!
Er kunnen geen frases meer worden opgenomen. Een project kan
maximaal 2.000 frases bevatten.
De Sample kan niet verder verdeeld worden.
Omdat minder dan 256 opeenvolgende samplenummers leeg
zijn, is verder samplen niet mogelijk.
Er kunnen geen songs meer worden opgeslagen. Een project kan
maximaal vijftig songs bevatten.
Omdat de Fantom-G speelt, kan deze handeling niet worden uitgevoerd.
Het bestand is beveiligd.
Tempowaardes overschrijden de toegestane limiet, en data
wordt gecreëerd waarin de dichtstbijzijnde tijd, beschikbaar binnen de toegestane reeks, wordt gespecificeerd.
Het laden van data uit USB-geheugen is mislukt.
Het bestand kan beschadigd zijn.
Dit bestand kan niet geladen worden, wegens een onjuist formaat.
De opnamelengte is te kort.
Omdat een grote hoeveelheid opgenomen data in één keer werd
ingevoerd, kon deze niet verwerkt worden.
De Sample is te kort, en kan niet correct bewerkt worden.
Omdat er onvoldoende Sample geheugen is, is verder samplen
of Sample bewerking niet mogelijk.
De song is beschadigd.
Omdat het maximale aantal noten dat in een song of frase opgenomen kan worden is overschreden, is opnemen of bewerken
niet mogelijk.
De geselecteerde song kan niet gevonden worden.
Het is mogelijk dat de inhoud van het systeemgeheugen beschadigd is.
USB Memory Not Ready!
USB Offline!
USB-geheugen is niet aangesloten.
De USB-kabel is niet aangesloten.
Write Error!
Het opslaan van data in het USB-geheugen is mislukt.
Het bestand of het USB-geheugen zelf is beveiligd tegen opslaan.
You Cannot Erase This Message
You Cannot Move This Message
Dit bericht kan niet gewist worden.
Dit bericht kan niet verplaatst worden.
318
Verwijder het bestand dat dezelfde naam draagt van de
disk, en overschrijf dit door de data op te slaan, waarbij
slechts het bestand wordt opgeslagen. Als u het bestand
met dezelfde naam niet van de disk wilt verwijderen, slaat
u dat bestand met een andere naam op.
Sla het bestand nogmaals in het USB-geheugen op.
—
Voer de Factory Reset handeling uit.
Als hiermee het probleem niet is opgelost, neemt u contact
op met een handelaar of het dichtstbijzijnde Roland service
Centrum.
Verwijder onnodige data.
Reduceer de hoeveelheid MIDI-berichten die verzonden
wordt.
Controleer of er geen probleem is met de MIDI-kabel die op
de MIDI IN van de Fantom-G is aangesloten, en dat de USBkabel niet is losgekoppeld.
Verwijder onnodige frases.
Wis onnodige Samples om 256 of meer opeenvolgende
samplenummers vrij te maken.
Verwijder onnodige songs.
Stop het afspelen voordat de handeling wordt uitgevoerd.
—
—
Zorg, dat het USB-geheugen correct is aangesloten.
Gebruik dit bestand niet.
Gebruik dit bestand niet.
Verleng de tijdsduur van de opname.
Reduceer de hoeveelheid opgenomen data.
Als de Sample extreem kort is, kan bewerking mogelijk niet
het gewenste resultaat opleveren.
Wis onnodige Samples.
Deze song kan niet gebruikt worden.
Gebruik de Phrase Edit Delete of Erase commando’s om onnodige data uit de song/frase die u opneemt/bewerkt te
verwijderen.
—
Voer een Factory Reset uit.
Als hiermee het probleem niet is opgelost, neemt u contact
op met een handelaar of het dichtstbijzijnde Roland service
Centrum.
Sluit USB-geheugen aan.
Controleer of er geen probleem is met de USB-kabel die op
de Fantom-G is aangesloten, en dat de kabel niet ontkoppeld is.
Zorg, dat het USB-geheugen correct is aangesloten.
Zorg, dat het bestand of het USB-geheugen niet tegen opslaan is beveiligd.
—
—
Over MIDI
MIDI (Musical Instruments Digital Interface) is een standaard
fig.33-004.e
Zender A
MIDI apparaten die uitgerust zijn met MIDI aansluitingen via een
MIDI kabel te verbinden, kunt u meerdere instrumenten via één
Zender B
toetsenbord bespelen, meerdere MIDI instrumenten in ensemble
spelen, de instellingen zo programmeren dat deze automatisch
Zender C
De TV is ingesteld op het kanaal van de
gekozen zender.
Als u de Fantom-G hoofdzakelijk als op zichzelf staand toetsenbord
MIDI gebruikt zestien kanalen: 1 tot 16. Stel het ontvangende
instrument gebruikt, hoeft u feitelijk niet veel van MIDI af te weten.
apparaat zo in, dat het alleen het kanaal dat het moet ontvangen zal
ontvangen.
G met gebruik van een extern MIDI apparaat te spelen of andere
gevorderde technieken onder de knie te krijgen.
De Fantom-G is uitgerust met drie types MIDI aansluitingen, en elke
aansluiting werkt anders.
fig.33-003
Voorbeeld:
Stel de Fantom-G in op het verzenden van kanaal 1 en kanaal 2, en
stel dan de geluidsmodule A in op ontvangst van alleen kanaal 1, en
geluidsmodule B op het ontvangen van alleen kanaal 2. Met deze
instellingen kunt u een samenspel van uitvoeringen verkrijgen, met
bijvoorbeeld een gitaargeluid van geluidsmodule A en een bas van
Geluid 2
Over MIDI aansluitingen
Geluid 1
veranderen om overeen te komen met de uitvoering tijdens de
voortgang van de song, en meer.
De volgende MIDI informatie wordt echter geboden, om de Fantom-
Overzicht
De kabel van de antenne geeft de
TV signalen van vele televisiezenders door.
specificatie waarmee muziekdata tussen elektronische
muziekinstrumenten en computers uitgewisseld kan worden. Door
geluidsmodule B.
fig.33-005.e
Zendkanaal: 1, 2
MIDI IN aansluiting
Deze aansluiting ontvangt MIDI berichten die vanaf een extern MIDI
apparaten worden verzonden. De Fantom-G kan deze berichten
MIDI OUT aansluiting
De Fantom-G MIDI OUT aansluiting wordt gebruikt voor het
verzenden van de uitvoeringsdata van de keyboard controller sectie,
en de data die gebruikt wordt voor het opslaan van verscheidene
instellingen en patronen.
MIDI THRU aansluiting
Ontvangstkanaal: 1
Geluidsmodule A
Geluids- Ontvangstkanaal: 2
module B
MIDI IN
Wanneer de Fantom-G als geluidsmodule wordt gebruikt, kan deze
maximaal 16 MIDI kanalen ontvangen. Geluidsmodules als de
Fantom-G, die meerdere MIDI kanalen gelijktijdig kunnen
ontvangen om op elk kanaal andere geluiden te spelen, worden
multi-timbrale geluidsmodules genoemd.
General MIDI
General MIDI is een serie aanbevelingen die een weg bieden naar
het overstijgen van de beperkingen van eigendomsontwerpen, en
de MIDI mogelijkheden van geluidsgenerende apparaten te
standaardiseren. Geluidsgenererende apparaten en
muziekbestanden die aan de General MIDI standaard voldoen,
dragen het General MIDI logo (
). Muziekbestanden die het
General MIDI logo dragen, kunnen met gebruik van een
willekeurig General MIDI geluidsgenererend apparaat afgespeeld
worden, om dezelfde muzikale uitvoering te produceren.
MIDI kanalen en multitimbrale
geluidsgenerators
De opwaarts compatibele General MIDI 2 (
General MIDI 2
Sampler
MIDI berichten die via MIDI IN worden ontvangen, worden
opnieuw, zonder verandering, via deze aansluiting naar een extern
MIDI apparaat verzonden. Gebruik dit in situaties waarin meerdere
MIDI apparaten gelijktijdig gebruikt worden.
) aanbevelingen
319
Appendix
gaan verder waar de oorspronkelijke General MIDI ophield, en
bieden verbeterde expressieve mogelijkheden, en een nog grotere
compatibiliteit. Zaken die niet door de originele General MIDFI
aanbevelingen werden gedekt, zoals de manier waarop geluiden
bewerkt worden, en hoe effecten behandeld moeten worden, zijn
nu nauwkeurig gedefinieerd. Bovendien zijn de beschikbare
geluiden uitgebreid. General MIDI 2 overeenkomstige
geluidsgenerators kunnen muziekbestanden die het General MIDI
of General MIDI 2 logo dragen afspelen.
In sommige gevallen wordt de conventionele vorm van General
MIDI, welke de nieuwe verbeteringen niet bevat, ‘General MIDI 1’
genoemd, ter onderscheiding van General MIDI 2.
Menu/systeem
MIDI verzendt vele types data via een enkele MIDI kabel. Dit is
mogelijk gemaakt door het concept van MIDI kanalen. Met MIDI
kanalen kunnen berichten die voor een bepaald instrument zijn
bedoeld, onderscheiden worden van berichten die voor andere
instrumenten zijn bedoeld. MIDI kanalen zijn te vergelijken met televisie kanalen. Door het kanaal op de televisie te veranderen, kunt u
de programma’s die door andere stations worden uitgezonden bekijken. Op dezelfde manier kan met MIDI een apparaat de informatie
die voor dat apparaat is bedoeld onderscheiden, uit de verscheidenheid aan informatie die daar naar verzonden wordt.
Sequencer
Deze aansluiting verzendt MIDI berichten naar externe MIDI
apparaten.
MIDI THRU
Pad
ontvangen om noten te spelen of geluiden te selecteren, enz.
MIDI toetsenbord
MIDI IN
Geluid 3
MIDI OUT
(Sound Generator Section)
Model Fantom-G6/G7/G8
MIDI Implementatiekaart
Verzonden
Functie...
Herkend
Basic
Channel
Default
Changed
1–16
1–16
1–16
1–16
Mode
Default
Messages
Altered
Mode 3
Mono, Poly
Mode 3
Mode 3, 4 (M = 1)
Note
Number : True Voice
*2
**************
0–127
**************
0–127
0–127
Note On
Note Off
O
O
O
O
After
Touch
Key’s
Channel’s
O
O
O
O
*1
*1
O
O
*1
0, 32
1
5
6, 38
7
10
11
64
65
66
67
68
71
72
73
74
75
76
77
78
80
81
82
83
84
91
93
1–31, 33–95
96, 97
98, 99
100, 101
102–119
Control
Change
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
X
X
X
X
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
X
X
O
X
*1
Bank select
Modulation
Portamento time
Data entry
Volume
Panpot
Expression
Hold 1
Portamento
Sostenuto
Soft
Legato foot switch
Resonance
Release time
Attack time
Cutoff
Decay time
Vibrato rate
Vibrato depth
Vibrato delay
General purpose controller 5
General purpose controller 6
General purpose controller 7
General purpose controller 8
Portamento control
General purpose effects 1
General purpose effects 3
General purpose controller
Increment, Decrement
NRPN LSB, MSB
RPN LSB, MSB
Undefined
*1
*1
*1
*1
*1
*1
(Tone 1 Level)
(Tone 2 Level)
(Tone 3 Level)
(Tone 4 Level)
(Reverb)
(Chorus)
O
0–127
*1
**************
System Exclusive
O
O
*1
: Song Position
System
: Song Select
Common
: Tune Request
X
X
X
X
X
X
System
: Clock
Real Time : Commands
X
X
X
X
Program
Change
O
: True Number
X
: All Sound Off
: Reset All Controllers X
Aux
X
: Local On/Off
Messages : All Notes Off
X
O
: Active Sensing
X
: System Reset
Notes
Mode 1 : OMNI ON, POLY
Mode 3 : OMNI OFF, POLY
320
Ontvangen
Velocity
Pitch Bend
Versie : 1.00
*1
*1
Program No. 1–128
O
O
X
O (123–127)
O
X
* 1 O X is selectable.
* 2 Recognized as M=1 even if M1.
Mode 2 : OMNI ON, MONO
Mode 4 : OMNI OFF, MONO
O : Ja
X : Nee
(Sequencer Section)
MIDI Implementatiekaart
Model Fantom-G6/G7/G8
Herkend
Basic
Channel
Default
Changed
All channel
X
All channel
1–16
Mode
Default
Messages
Altered
X
X
X
X
Opmerkingen
Overzicht
Verzonden
Functie...
Versie : 1.00
There is no specific
basic channel.
Note
Number : True Voice
0–127
**************
0–127
0–127
Geluid 1
**************
O
O
O
O
After
Touch
Key's
Channel's
O
O
O
O
*1
*1
O
O
*1
O
O
*1
O
O
0–127
*1
**************
System Exclusive
O
O
*1
: Quarter Frames
System
: Song Position
Common : Song Select
: Tune Request
O
O
X
O
*1
*1
O
O
X
O
*2
*1
System
: Clock
Real Time : Commands
O
O
*1
*1
O
O
*1
*1
: All Sound Off
: Reset All Controllers
Aux
: Local On/Off
Messages : All Notes Off
: Active Sensing
: System Reset
O
O
X
O
O
X
*2
*3
O
O
X
O (123–127)
O
X
*3
Pitch Bend
0–119
Geluid 3
Note On
Note Off
Geluid 2
Velocity
Control
Change
Pad
: True Number
Menu/systeem
*1 O X is selectable.
*2 Not stored/transmitted when received, but can be created and transmitted using Microscope.
*3 Mode Messages (123–127) are recorded and transmitted, after all currently sounding notes
are turned off. The All Note Message itself is not recorded or transmitted. However, it can be
created in Microscope and transmitted.
Mode 2 : OMNI ON, MONO
O : Ja
Mode 4 : OMNI OFF, MONO
X : Nee
321
Appendix
Mode 1 : OMNI ON, POLY
Mode 3 : OMNI OFF, POLY
Sampler
Notes
Sequencer
Program
Change
Specificaties
Sampling sectie
Fantom-G6/G7/G8
Synthesizer toetsenbord (in overeenstemming met General MIDI 2
Data formaat
systeem)
16-bit lineair (bestandstype: .WAV/ .AIFF)
Toetsenbord
[G6] 61 toetsen (met Velocity en kanaal aftertouch)
[G7] 76 toetsen (met Velocity en kanaal aftertouch)
[G8] 88 toetsen (Progressive Hammer Action II mechanisme,
als ivoor aanvoelde toetsen, en kanaal
aftertouch)
Geluidsgenerator sectie
Maximale polyfonie
128 stemmen (gedeeld met de sampling sectie)
Parts
44.1 kHz (vast)
Maximale Sample tijd
• Als het Sample geheugen niet is uitgebreid (32 MB)
Mono: ongeveer 360 sec., stereo: ongeveer 180 sec.
• Als het Sample geheugen met DIMM is uitgebreid (544 MB)
Mono: ongeveer 108 min., stereo: ongeveer 54 min.
Aantal Samples (per 1 project)
2.000
Sequencer sectie
16 Parts (intern) + 16 Parts (extern) + 2 Parts (ARX) + 24 Parts
(Audio Track)
Wave geheugen
256 M bytes (16-bit lineair equivalent)
Tracks
MIDI tracks (Intern/Extern/ARX): max. 128
Geluidstracks: max. 24
Tempo track: 1
Beat track: 1
Golfvormen
Resolutie
2.230
Preset (voorgeprogrammeerd) geheugen
Patches:
1.664 + 256 (GM2)
Ritme sets:
64 + 9 (GM2)
Live sets:
512
Studio sets:
8
Patches:
512
Ritme sets:
64
Sample sets:
128
Live sets:
512
Studio sets:
128
480 TPQN
Tempo
5.00-300.00
Song (per 1 project)
User (gebruiker) geheugen (per 1 project)
50
Frase (per 1 project)
Ongeveer 1.000.000 noten
Song lengte
9.998 maten
Effecten
Opname methode
Patch Multi-effecten
(PFX):
Sample frequentie
Realtime recording, Step Recording
16 systemen, 76 types
Overigen
Multi-effecten
(MFX):
2 systemen, 78 types
Chorus:
1 systeem, 3 types
Reverb:
1 systeem, 10 types
Input effecten: 1 systeem, 6 types
Mastering effecten:
1 systeem, 3-band compressor
Arpeggiator
128
Arpeggio sets
128
RPS Sets
32
Ritmepatroon sets
32
322
Specificaties
Chord memory
Gewicht
Chord memory sets
128
[G6]
14.5 Kg
[G7]
16.6 Kg
[G8]
33.6 Kg
Overzicht
128
Accessoires
Beeldscherm
Gebruikershandleiding
Snelle start gids
LCD (kleur)
Geluiden lijst
Geluid 1
Grafisch type, 8.5 inch, TFT Wide VGA (800 x 480 dots), backlit
Driver installatie gids
Pads
CD-ROM (editor, USB MIDI driver)
16 Pads, Velocity en polyfone aftertouch gevoelig
Opties
Pitch Bend/Modulatie hendel
Geluid 2
Regelaars
Netsnoer
Uitbreidingskaart: ARX serie
Control knop x 4
Toetsenbord standaard:KS-18Z (Fantom-G6/G7/G8)
Control schuifregelaar x 8
KS-G8 (Fantom-G8)
Toewijsbare schakelaar x 2
Pedaalschakelaar: DP serie
D Beam controller
Voetschakelaar: BOSS FS-5U
Geluid 3
Expressiepedaal: EV-5
Aansluitingen
Microfoon: DR serie
Koptelefoon jack: stereo 1/4 inch phone type
Koptelefoon: RH-200
A (MIX) Output jacks (L/MONO, R): 1 / 4 inch TRS phone type
B Output jacks (L, R): 1 / 4 inch phone type
Input jacks (L/MONO, R): 1 / 4 inch phone type
Mic./Guitar Input jacks: 1 / 4 inch phone type/XLR type
Hold Pedal jack (toewijsbaar) x 2
*
In het kader van productverbetering kunnen de specificaties en/of het
uiterlijk van dit apparaat zonder voorafgaande mededeling
veranderen.
Pad
(Fantoomvoeding) (Hi-Z)
MIDI aansluitingen (IN, OUT,m THRU)
Sequencer
USB computer aansluiting (ondersteunt bestandsoverdracht
(mass storage class) en Audio/MIDI)
USB muis aansluiting
Digital Audio Interface (COAXIAAL, INPUT/OUTPUT)
AC ingang
Uitbreidingsruimtes
• Uitbreiding van geluidsgenerator
Sampler
ARX uitbreidingskaarten: 2 ruimtes
• Uitbreiding van Sample geheugen
DIMM: 1 ruimte (ondersteunt PC133, CL=2/3, 128 MB, 256 MB,
512 MB (3.3 V)
Menu/systeem
Extern opslagapparaat
USB Flash geheugen
Stroomvoorziening
AC 117 V, AC 230 V, AC 240 V (50/60 Hz) Ac 220 V (60 Hz)
Stroomverbruik
Appendix
30 W
Afmetingen
[G6]
1.066 (B) x 411 (D) x 142 (H) mm
[G7]
1.278 (B) x 411 (D) x 142 (H) mm
[G8]
1.396 (B) x 502 (D) c 183 (H) mm
323
Index
A
AC ingang (stroomaansluiting).............................................................24
Accent rate
(Arpeggio Accent Rate) ......................................................................79
Aftertouch Sens (Aftertouch Sensitivity)...........................................292
Afwisselende pan diepte..............................................................101, 125
AIFF.........................................................................................................289
Akkoordvorm .................................................................... 80-81, 146, 193
Amp.................................................................................................131, 270
Analog Feel
(Analog Feel Depth)............................................................................90
Appearance ............................................................................................304
Arabische stemming .....................................................................138, 300
Arpeggio.............................................................................22, 78, 146, 193
Arpeggio Hold.......................................................................................146
Arpeggio nummer.........................................................................146, 193
Arpeggio Part groep .............................................................................146
Arpeggio Part nummer ........................................................................146
Arpeggio Part schakelaar.....................................................................136
Arpeggio schakelaar .............................................................................146
Assign Type ...........................................................................................118
Assignable ..........................................................................................22, 75
Attack ......................................................................................................160
Attack Time Offset ..................................................................................91
Audio ........................................................................................................36
AUDIO INPUT MIC/GUITAR jack .....................................................24
Audio Rec kanaal
(Audio opname kanaal)....................................................................231
Audio Rec Mode
(Audio opname mode) .....................................................................230
Audio Track (geluidstrack)....................................................................37
Auto Chop..............................................................................................273
B
Backup Project .......................................................................................282
BANK......................................................................................................189
Bank
(Ritme set bank).................................................................................192
Beam Trigger mode.........................................................................73, 143
Beam Trigger Pad............................................................................73, 143
Beam Trigger Velo
(Beam Trigger Velocity) .............................................................73, 143
Beat Change ...........................................................................................237
Beat Indicator mode..............................................................................297
Beat Track .................................................................................37, 219, 237
Benadrukking ........................................................................................269
Bend mode ...............................................................................................97
Bend Mode Control.................................................................................97
File Name Duplicate .............................................................................318
Bias ..........................................................................................................101
Bias richting ...........................................................................................101
Bias niveau .............................................................................................101
Bias positie..............................................................................................101
BOOKMARK (markeren).....................................................................198
Booster ......................................................................................................94
Booster 1&2, 3&4
(Booster Gain 1&2, 3&4) .....................................................................94
C
CD............................................................................................................255
Channel Aftertouch...............................................................................251
Chop ........................................................................................................272
324
Chord Memory ........................................................................22, 146, 193
Chord Memory functie...........................................................................80
Chord Switch .........................................................................................146
Chorus...............................................................................................36, 159
Chorus niveau ...............................................................................153, 156
Chorus Output Assign 153, 156
Chorus Output Select ...................................................................153, 156
Chorus zendniveau.........................................................................74, 144
Chorus Sw ......................................................................................153, 156
Chorus Type...................................................................................153, 156
Clear (wissen) ........................................................................................239
Clock Source ..........................................................................................295
Coarse Tune ...........................................................................................137
Compare (vergelijken)....................................................................89, 117
Compare functie ..............................................................................87, 115
Continuous Hold pedal........................................................................291
CONTROL................................................................................................23
Control 1-4 Source.................................................................................109
Control Aftertouch
(Control Aftertouch schakelaar) .....................................................147
Control Bender
(Control Pitch Bend schakelaar)......................................................147
Control Change .....................................................................................251
Control destination 1-4
(Matrix Control Destination 1-4).....................................................109
Control Hold pedaal
(Control Hold pedaalschakelaar)....................................................147
Control knoppen 1-4...............................................................................23
Control Modulation
(Control Modulatie schakelaar) ......................................................147
Control pedaal .........................................................................................77
Control Pedal 1 Assign.........................................................................291
Control Pedal 1 Panel Switch Assign .................................................291
Control Pedal 1 polariteit.....................................................................291
Control pedal 1, 2
(Control Pedal 1, 2 schakelaar)........................................................147
Control Pedal 2 Assign.........................................................................291
Control Pedal 2 Panel Switch Assign .................................................291
Control Pedal 2 polariteit.....................................................................291
Control Remain
(Control Remain Switch)..................................................................298
Control Sens 1-4
(Matrix Control Sens 1-4) .................................................................111
Control instelling.............................................................................51, 142
Control schuifregelaars 1-8 ....................................................................23
Control Tone 1-4
(Tone Control schakelaar 1-4) .........................................................111
Count In (aftellen) .........................................................................222, 231
Creëren....................................................................................................252
Creëren, project .....................................................................................282
Ctrl schakelaar .......................................................................................147
Cursor .................................................................................................23, 40
Cutoff ................................................................................................74, 144
Cutoff frequentie ...................................................................................123
Cutoff Offset ............................................................................................90
Cutoff Velocity Curve.....................................................................99, 123
Cutoff Velocity Sens........................................................................99, 123
D
D Beam..............................................................................................22, 143
D Beam Assign Source .........................................................................291
D Beam controller ............................................................................ `72-73
D Beam Sens
Index
(D Beam gevoeligheid) .....................................................................291
D Beam schakelaar ................................................................................143
D Beam: ASSIGNABLE ........................................................................145
D Beam: PAD TRIGGER ......................................................................143
D Beam: SOLO SYNTH ........................................................................143
Data niet gevonden ...............................................................................318
Data Thin ................................................................................................248
DEC .....................................................................................................23, 41
Delaytijd
(LFO1/LFO2 Delaytijd)....................................................................103
Destination 1-4
(Multi-effects Control Destination 1-4) ..........................................157
Device ID
(apparaat ID nummer)......................................................................296
DIGITAL IN/OUT aansluitingen
(S/P DIF COAXIAL)...........................................................................24
Digitaal/USB Ingangsniveau ..............................................................297
DIMM geheugen .....................................................................................35
DISPLAY ..................................................................................................23
Drempelwaarde.....................................................................................160
Drop Format...........................................................................................292
Dst............................................................................................................243
Dupliceren ..............................................................................................215
Dynamisch Pad........................................................................23, 146, 288
E
Effect..........................................................................................................36
EFFECT SW ............................................................................................199
EFFECTS
(ROUTING)..........................................................................................23
Empty Sample!.......................................................................................318
Empty Song!...........................................................................................318
ENTER ......................................................................................................23
Envelope ...................................................................................................32
Erase (wissen) ................................................................................242, 252
EXIT...........................................................................................................23
EXP 1 .........................................................................................................23
EXP 2 .........................................................................................................23
EXPANSION............................................................................................23
Uitbreidingskaarten ................................................................................35
Expressie
(Receive Expression schakelaar) .....................................................141
External Bank Select LSB......................................................................135
External Bank Select MSB ....................................................................135
Extern Niveau ........................................................................................135
Externe pan ............................................................................................135
Extern programma nummer
(extern Program Change nummer) ................................................135
F
F1 ...............................................................................................................30
Fabrieksinstelling ....................................................................................35
Factory Reset..........................................................................................280
Fade Mode
(LFO1/LFO2 Fade Mode) ................................................................104
Fade Time
(LFO1/LFO2 Fade Time) .................................................................104
FAVORITE .......................................................................................22, 202
Favorite Niveau .......................................................................................55
Favorite scherm ................................................................................. 54-55
File not found ! (Bestand niet gevonden) ..........................................318
Filter Type ..........................................................................74, 98, 122, 144
FOOT PEDAL CTRL(CONTROL) 1, 2 jack .........................................24
Formatteren, USB geheugen................................................................280
Frase ........................................................................................................220
Frases ...................................................................................................36-37
Functie knop ......................................................................................23, 40
FXM ...................................................................................................92, 120
FXM kleur.................................................................................................92
FXM diepte...............................................................................................92
FXM schakelaar .......................................................................................92
G
Gap tijd ...................................................................................................298
Gelijkzwevende stemming ..........................................................138, 296
Geluid .....................................................................................................293
General......................................................................................89, 117, 129
GM.......................................................................................................47, 52
GM2.....................................................................................................47, 52
Grid Quantize Strength ........................................................................223
Grid resolutie .........................................................................................223
GUITAR (Hi-Z)........................................................................................24
H
HOLD.....................................................................................22-23, 78, 188
Hold Bend ................................................................................................97
HOLD jack................................................................................................24
Hold pedaal polariteit ..........................................................................287
I
Illegal File! ..............................................................................................318
Importeren..............................................................................................299
Importeren, geluid ................................................................................283
Importeren, BMP...................................................................................284
Importeren, frase ...................................................................................213
Importeren, song ...................................................................................213
Importeren, tekst .............................................................................56, 284
INC ......................................................................................................23, 41
INDIVIDUAL 1-4 jacks...........................................................................24
Info ..........................................................................................................298
Init ...........................................................................................................148
INPUT .......................................................................................................22
Input Effect...............................................................................................36
Input Effect Setup..................................................................................259
Input Quantize.......................................................................................223
Input Select.....................................................................................231, 297
Input Setting ..........................................................................................258
Input/Sampling ....................................................................................297
Intern geheugen.......................................................................................35
Invoegen .........................................................................................233, 244
J
JUMP .........................................................................................................22
K
KBD ...........................................................................................................61
Key Range (toonbereik)........................................................................135
Key Trigger
(Arpeggio Key Trigger) ......................................................................79
Key Trigger
(LFO1/LFO2 Key Trigger)...............................................................104
Keyboard Fade Width Lower................................................................94
Keyboard Fade Width Upper................................................................95
Keyboard Range Lower..........................................................................94
Keyboard Range Lower
(Part Keyboard Range Lower).........................................................135
325
Index
Keyboard Range Upper..........................................................................94
Keyboard Range Upper
(Part Keyboard range Upper)..........................................................135
Keyboard schakelaar.................................................................61, 69, 135
Keyboard Velocity.................................................................................292
Keyboard Velocity
(Arpeggio Keyboard Velocity) ..........................................................79
Keyboard Velocity Curve.....................................................................292
Keyboard Velocity Sens..............................................................................
(Keyboard Velocity Sensitivity) ......................................................292
Knob 1-4 Assign ..............................................................................76, 293
Knob 1-4 Settings.....................................................................................76
Knob 4 Assign........................................................................................294
Knob Assign 1-4 ....................................................................................145
Knob Assign Select................................................................................293
Knob Assign Source..............................................................................293
Knob Slider Mode .................................................................................293
Knop/Schuifregelaar ............................................................................293
Knop........................................................................................................145
Kopiëren .................................................................................234, 243, 253
KS-18Z.......................................................................................................27
KS-G8 ........................................................................................................27
L
Laden...............................................................................................214, 264
Laden, All ...............................................................................................264
Laden, project ........................................................................................280
Layer .........................................................................................................62
Layer Edit scherm ...................................................................................64
Legato......................................................................................................140
Legato Retrigger
(Legato Retrigger schakelaar)..........................................................105
Legato schakelaar ..................................................................................105
Lettertype .................................................................................................57
Level Velocity Curve ............................................................................124
Level Velocity Curve
(TVA Level Velocity Curve) ............................................................100
Level Velocity Sens .......................................................................124, 131
Level Velocity Sens
(TVA Level Velocity Sensivity) .......................................................100
Level/Pan....................................................................................... 134-135
LFO............................................................................................................74
LFO
(Lage frequentie oscillator) ................................................................32
LFO End Step .........................................................................................104
LFO OSC1 Pitch Depth...................................................................74, 143
LFO OSC1 pulsbreedte diepte.......................................................73, 143
LFO OSC2 Pitch Depth...................................................................74, 143
LFO OSC2 pulsbreedte diepte.......................................................73, 143
LFO snelheid....................................................................................74, 144
LFO Step Type .......................................................................................104
LFO1/2 .......................................................................................... 102-103
LFO1/LFO2 Delay Time Key Follow.................................................103
LINE jack (L, R) .......................................................................................24
LINE LEVEL knop ..................................................................................24
LIST/EDIT................................................................................................23
LIVE...........................................................................................................22
Live mode.............................................................................33, 39, 58, 151
Live Play (Layer/Split) scherm................................................. 58-59, 61
Live Set................................................................................................33, 60
Live Set Control kanaal ........................................................................299
Live Set Memo .......................................................................................132
Live Set naam.........................................................................................132
326
Live Set Part Mixer scherm....................................................................63
Local Switch ...........................................................................................297
Loop ..................................................................................................22, 208
Loop schakelaar.....................................................................................223
Loop golfvorm .................................................................................88, 116
M
Magic Control ........................................................................................294
MAGIC CTRL
(Magic Control) ...................................................................................23
Markering...............................................................................................208
Master Key Shift ....................................................................................298
Master Level...........................................................................................297
Master Reverb Level .............................................................................297
Master Tune ...........................................................................................297
Mastering................................................................................................160
Mastering Effect ..............................................................................36, 160
Matrix Control instellingen
(Control 1-4) .......................................................................................109
Memory Damaged! ...............................................................................318
Memory Full! .........................................................................................318
Menu .................................................................................................23, 280
Metronoom.............................................................................................297
Metronoom niveau................................................................................297
Metronome mode..................................................................................297
Metronoom geluid ................................................................................297
MFX ...........................................................................................................36
MFX Chorus zendniveau
(Multi-effects Chorus zendniveau).................................................155
MFX Output Assign
(Multi-effects Output Assign) .........................................................156
MFX uitgangsniveau
(Multi-effects uitgangsniveau) ........................................................155
MFX reverb zendniveau.............................................................................
(Multi-effects reverb zendniveau) ..................................................155
MFX Sw ........................................................................................................
(Multi-effects schakelaar).................................................................155
MFX Type
(Multi-effects type)............................................................................155
MFX/PFX parameter ............................................................................161
MFX1/2 ..................................................................................................158
MIC/GUITAR niveau knop ..................................................................24
Microscope .............................................................................................250
MIDI ..................................................................................................36, 299
MIDI Buffer Full! ...................................................................................318
MIDI klok ...............................................................................................295
MIDI aansluitingen (IN, OUT, THRU) ................................................24
MIDI Filter..............................................................................................141
MIDI Offline!..........................................................................................318
MIDI frase ..............................................................................................214
MIDI frase lijst .......................................................................................214
MIDI track ................................................................................................37
MIDI TX SW...........................................................................................198
MIX IN .....................................................................................................22
Mix In schakelaar ..................................................................................301
Mix/Parallel...........................................................................................298
Mixer scherm .........................................................................................207
MMC mode ............................................................................................295
MMC Output
(MMC Output schakelaar)...............................................................295
MODE ......................................................................................................22
Modulatie hendel ....................................................................................23
Mono .......................................................................................................140
Index
Mono/Poly.............................................................................................105
Monofoon .................................................................................................50
Motif..............................................................................................................
(Arpeggio motief)................................................................................79
MP3 .........................................................................................................255
MTC.........................................................................................................295
MTC storingsniveau .............................................................................296
MTC frame rate .....................................................................................295
MTC offset time frame..........................................................................296
MTC offset time hour ...........................................................................296
MTC offset time minute .......................................................................296
MTC offset time second........................................................................296
MTC Sync uitvoer .......................................................................................
(MTC Sync uitvoer schakelaar) .......................................................295
Multi........................................................................................................158
Multi-effect ...............................................................................................36
Multi-effects control..............................................................................158
MUTE......................................................................................................206
Mute groep .....................................................................118, 129, 191, 195
Mute schakelaar.....................................................................................134
N
Naam.................................................................................................42, 132
Niveau.......................................................................................74, 144, 160
Niveau
(Sample Tone niveau) .......................................................................191
No More Phrase Numbers ! .................................................................318
No More Sample Numbers!.................................................................318
No More Song Numbers! .....................................................................318
Non-drop formaat .................................................................................296
Normalizeren .........................................................................................270
Noot.........................................................................................................251
Now Playing ! ........................................................................................318
Nummer/naam .....................................................................................192
Nummer/naam
(Arpeggio Set nummer)....................................................................193
Nummer/naam
(Chord memory set nummer) .........................................................193
Nummer/naam
(Sample Set nummer) .......................................................................191
NUMERIEK......................................................................................23, 188
O
OCT ...........................................................................................................22
Octave Range (octaafbereik)......................................................................
(Arpeggio Octave Range)...................................................................79
Octave Shift ......................................................................................90, 137
Offset .......................................................................................................139
Offset
(LFO1/LFO2 Offset) .........................................................................103
One shot mode.......................................................................................118
One-shot golfvorm ..........................................................................88, 116
Ontvangstkanaal ...................................................................................134
Opslaan ...................................................................................216, 254, 274
Opstarten ................................................................................................302
OSC1/2 Coarse Tune......................................................................74, 144
OSC1/2 Fine Tune ..........................................................................74, 144
OSC1/2 Pulsbreedte .......................................................................73, 143
OSC1/2 golfvorm............................................................................73, 143
OSC Sync schakelaar ......................................................................74, 144
OSC 2 niveau ...................................................................................74, 144
OUTPUT A (MIX) jacks (L (MONO), R) ..............................................24
Output.....................................................................................102, 125, 131
Output Assign .......................................................................................210
OUTPUT B jacks (L, R) ...........................................................................24
Output Gain ...........................................................................................298
Output/EFX...........................................................................................136
Overigen .................................................................................................107
P
PAD ...........................................................................................................23
Pad Aftertouch Sens
(Pad Aftertouch gevoeligheid) ........................................................292
Pad Assign Source.................................................................................292
Pad uitwisselen......................................................................................190
PAD MODE............................................................................................188
Pad mode....................................................................................23, 43, 292
Pad nootnummer ..................................................................................192
Pad Roll Resolution...............................................................................292
Pad Sens
(Pad gevoeligheid) ................................................................................292
PAD SETTING.................................................................................23, 190
Pad Trigger...............................................