Advertisement
Advertisement
GEBRUIKSAANWIJZING
IN H O U D
D
E
F
G
H
A
B
C
Onderdelen
Voor ingebruikname
Installatie
Bediening
Onderhoud
Beveiliging
Storingen verhelpen
Garantiebepalingen pagina pagina pagina pagina pagina pagina pagina pagina
11
15
15
2
3
4
17
18
Def ecte elektrische apparaten horen niet bij het huisaf val. Zorg voor een goede recycling w aar mogelijk. Vraag eventueel uw gemeente of uw lokale handelaar voor een deskundig r ecycling advies.
1
A
ONDERDELEN
BINNENUNIT
BUITENUNIT
Luchtinlaat
Frontpaneel
Noodknop
Display
Luchtuitlaat
Verticaal afstellen lamel
Horizontaal afstellen lamellen
Actief koolstoffilter (optioneel)
Filter voor gezonde lucht (optioneel)
Luchtfilter
Afstandsbediening
Luchtinlaat
Afvoerslang
Opmerking: afvoer condenswater tijdens KOELEN of DROGEN
Leidingen (niet inbegrepen) en voedingskabel
Luchtuitlaat
De afbeeldingen in deze gebruiksaanwijzing zijn gebaseerd op een standaardmodel.
De door u gekochte airconditioner kan een ander model hebben.
2
B
V O O R IN G E B R U IK N A M E
Voor ingebruikname van de airconditioner dient u het volgende te controleren en in te stellen.
Instelling afstandsbediening
De afstandsbediening is door de fabrikant NIET ingesteld op de functie alleen koelen of verwarmen, u dient deze functies zelf in te stellen.
Iedere keer nadat de batterijen van de afstandsbediening zijn vervangen, knippert het pijltje voor ÒHeatÓ of ÒCoolÓ op het display van de afstandsbediening.
A fhankelijk van het type airconditioner dat u gekocht hebt, is de afstandsbediening als volgt in te stellen:
Druk op een willekeurige knop als het pijltje voor ÒHeatÓ knippert, de warmtepomp is ingesteld.
Druk op een willekeurige knop als het pijltje voor ÒCoolÓ knippert, alleen koelen is ingesteld.
A ls u niet binnen 10 seconden op een willekeurige knop drukt, wordt de afstandsbediening automatisch op de warmtepomp ingesteld. Type 9 K , 12 K , 18 K en 24 K zijn uitgerust met een warmtepomp.
W anneer de afstandsbediening op A lleen K oelen is ingesteld, kan de Verwarmingsfunctie NIET via de afstandsbediening worden ingesteld.
Veiligheidsvoorschriften
¥ Gebruik de juiste stroomvoorziening (zie typeplaatje), om ernstige storingen, gevaar of brand te voorkomen.
¥ Zorg dat de stroomonderbreker of stekker niet vies wordt. Stekker/stroomonderbreker vakkundig aansluiten op de voedingskabel, onvoldoende contact kan leiden tot een elektrische schok of brand.
¥ De unit niet uitzetten met de stroomonderbreker of door de stekker uit het stopcontact te trekken, dit kan vonken en brand veroorzaken.
¥ Geen knopen in de voedingskabel leggen of eraan trekken, de kabel kan beschadigen of breken en een elektrische schok of brand veroorzaken.
¥ Nooit een stok of iets vergelijkbaars in de unit steken. De ventilator draait op hoge snelheid rond en kan verwondingen veroorzaken.
¥ Het is slecht voor uw gezondheid als de koude luchtstroom voor langere tijd op u gericht is. Het wordt aangeraden de luchtstroom vrij te laten uitstromen in de ruimte.
¥ Schakel bij storingen het apparaat uit met de afstandsbediening, voor u de stekker uit het stopcontact haalt.
¥ Voer zelf geen reparaties uit. Verkeerd uitgevoerde reparaties kunnen een elektrische schok, etc.
veroorzaken.
¥ Gasfornuizen en ovens niet in de luchtstroom plaatsen.
¥ De knoppen niet met natte handen bedienen.
¥ Geen objecten op de buitenunit plaatsen.
¥ De gebruiker is verantwoordelijk voor de aardaansluiting, uit te voeren door een erkende installateur overeenkomstig plaatselijke voorschriften en bepalingen.
3
C
INSTALLATIE
Installatieschema
Afstand tot de muur moet minimaal 50 mm zijn.
Afstand tot het plafond moet minimaal 50 mm zijn.
Afstand tot de muur moet minimaal 50 mm zijn.
Afstand tussen luchtinlaat en muur moet minimaal 250 mm zijn.
Afstand tussen luchtinlaat en muur moet minimaal 250 mm zijn.
Afstand tussen luchtuitlaat en muur moet minimaal 500 mm zijn.
minimaal 250 mm.
G
-
-
Bovenstaande afbeelding is een vereenvoudigde weergave van de unit en kan afwijken van de unit die u gekocht heeft.
De installatie moet uitgevoerd worden door een erkende installateur en aangelegd overeenkomstig nationale voorschriften.
1
47
4
Aansluiting voedingskabel
Bedrading tussen binnen- en buitenunit:
1.
Verwijder de kunststof kap van de binnenunit
2.
Gebruik het bedradingsschema (gehecht aan de binnenunit) als referentie voor aansluiting.
3.
Plaats de kap terug, “B” aan de buitenkant (zie afbeelding).
Kies de juiste locatie
Geen obstakels in de buurt van de luchtuitlaat, zodat de luchtstroom ongehinderd de gehele ruimte bereikt.
De leidingen en het gat in de muur moeten op een toegankelijke plaats aangebracht kunnen worden.
Zorg voor voldoende afstand tussen unit, plafond en muur
(zie hoofdstuk D).
De luchtfilters moeten gemakkelijk verwijderd kunnen worden.
De unit en afstandsbediening minstens op 1 meter afstand van televisie, radio etc. plaatsen.
TL-lampen kunnen storingen veroorzaken, zorg voor voldoende afstand.
Niets in de buurt van de luchtinlaat zetten, de aangezogen lucht moet vrij baan hebben.
De muur moet voldoende belastbaar zijn om het gewicht van de unit te kunnen dragen, de muurconstructie mag geen geluidstoename en trillingen veroorzaken.
Locatie voor installatie van buitenunit
Op een toegankelijke, goed geventileerde plaats; niet monteren op een plaats waar gevaar voor bv. een gaslek bestaat.
De vereiste afstand van de muur aanhouden.
De buitenunit niet blootstellen aan vettig vuil of zoute zeelucht, niet monteren in de buurt van gasleidingen.
Niet aan de straatkant monteren i.v.m. risico van opspattend water.
Op een vast fundament installeren om geluidstoename te voorkomen.
De lucht moet ongehinderd kunnen uitstromen.
Installatieschema
Binnenunit
Buitenunit
Niet hoger dan
5 meter
Frontpaneel
Aansluitklem
(binnenkant)
Behuizing
Niet hoger dan 5 meter
Buitenunit
Binnenunit
1
5
INSTALLATIE BINNENUNIT
-
-
-
-
-
1.
Installeren van de montageplaat
Montageplaat monteren op de plaats waar de binnenunit komt te hangen, houd rekening met de richting van de leidingen.
Plaats de montageplaat horizontaal met behulp van een waterpas of schietlood
Boor gaten met een diepte van 32 mm om de plaat vast te zetten.
De plastic pluggen in de gaten steken en de plaat met zelftappers vastschroeven.
Controleer of de montageplaat goed vastzit en boor het gat voor de leidingen.
Opmerking: de vorm van de montageplaat kan per model verschillen, de installatiemethode is echter gelijk.
-
-
-
2.
Gat boren voor leidingen
Bepaal de positie van het doorvoergat van de leidingen op de muur aan de hand van het boorgat in de montageplaat.
Gat in de muur boren. Het gat moet naar buiten toe wat aflopen.
Plaats een schuifmof in het gat om de muur te beschermen.
-
-
3.
Binnenunit leidinginstallatie
De leidingen (gas- en vloeistofleiding) en kabels van buiten af door het gat steken of van binnen naar buiten als u de binnenunit als eerste heeft geïnstalleerd.
Maak een uitsparing die overeenkomt met de richting van de leidingen.
Opmerking: Maak uitsparing 1, 2 of 4, afhankelijk van de door u gekozen positie voor het gat in de binnenunit.
Na aansluiting van de leidingen de afvoerslang monteren. Hierna de voedingskabels aansluiten.
Leiding, kabels en afvoerslang vervolgens isoleren.
Isoleren van de pijpverbindingen: Verbindingsstukken isoleren met isolatiemateriaal, omwikkelen met vinyltape.
1
49
6
-
-
Isolatie leiding: a.
Plaats de afvoerslang onder de leiding.
b.
Gebruik meer dan 6 mm dik isolatiemateriaal.
De afvoerslang moet licht aflopen om het vocht gemakkelijk af te kunnen voeren.
Let op dat de afvoerslang niet gedraaid
Voedingskabel 1
(warmtepomp)
Grote pijp
Voedingskabel
Isolatieleiding
Kleine pijp ligt, of uitsteekt, het uiteinde mag niet in het water hangen.
Bedrading ontdooiregeling
(warmtepomp)
Tape
Als de afvoerleiding met een slang wordt verlengd dient het gedeelte dat langs de binnenunit loopt te worden geïsoleerd.
Afvoerslang
Wanneer de leidingen aan de rechterkant zitten, dienen leiding, voedingskabel en afvoerleiding geïsoleerd te worden en met een pijpenklem aan de achterkant van de binnenunit te worden gemonteerd.
Hier doorsteken
Montageplaat Pijpenklem
Montageplaat
A. Pijpenklem op groef aanbrengen.
B. Druk dan de klem vast op de montageplaat.
Pijpenklem Montageplaat
Hier vasthaken
Verbinden leidingen a.
Verbind de binnenunit leidingen met twee moersleutels.
Kies het juiste aanhaalmoment om te voorkomen dat leiding, verbindingsstukken en moeren vervormen of beschadigen.
b.
Eerst met de hand aandraaien, daarna met moersleutels vastzetten.
Model Afmeting leiding
Liquid Side (ø6 or 1/4 inch)
Liquid Side (ø10 or 3/8 inch)
Gas Side (ø10 or 3/8 inch)
Gas Side (ø12 or 1/2 inch)
Gas Side (ø16 or 5/8 inch)
Aanhaalmoment
1.8 kg.m
3.5 kg.m
3.5 kg.m
5.5 kg.m
7.5 kg.m
Grootte moer
17 mm
22 mm
22 mm
24 mm
27 mm
1
7
-
4.
Aansluiten kabel
Binnenunit
Sluit de voedingskabel aan op de binnenunit door de kabels naar de units in de juiste volgorde aan te sluiten op de klemmen op het klembord. De kleur van de draden en referentie op de klemmen moeten overeenkomen.
Frontpaneel
Opmerking: Bij sommige modellen moet de kap verwijderd worden om de bedrading aan te kunnen sluiten.
Binnenunit
Klembord
(binnenkant)
Bodemplaat
Behuizing
Buitenunit
1.
Verwijder de toegangsklep van de unit door de schroef los te draaien. Sluit de bedrading op de volgende manier aan op de klemmen op het klembord:
2.
Klem de voedingskabel op het klembord.
3.
De klep terugplaatsen en vastschroeven.
4.
Plaats een goedgekeurde stroomonderbreker tussen de voedingsbron en de unit bij het model . Installeer een geschikte hoofdschakelaar.
Buitenunit
Toegangsklep voor klembord
(binnenkant)
De afbeeldingen zijn gebaseerd op standaardmodellen.
De door u gekochte airconditioner kan een ander model hebben.
Waarschuwing:
1.
De airconditioner altijd aansluiten op een apart voedingscircuit. Voor het aansluiten van de bedrading, zie schema aan de binnenkant van de toegangsklep
2. Controleer of de kabeldikte conform voorschrift is (zie tabel hieronder).
3.
Controleer of alle bedrading goed vastzit.
4.
Installeer een aardlekschakelaar.
Opmerking: Alle gebruikte kabels dienen goedgekeurd te zijn volgens de lokaal geldende regels.
Specificaties kabels
Voedingskabel
Type Dwarsdoorsnede
Aansluiting voedingskabel Aansluiting voedingskabel 1 (warmtepomp)
Type Dwarsdoorsnede
Type Dwarsdoorsnede
1
51
8
INSTALLATIE BUITENUNIT
1.
Monteer afvoeruitgang en afvoerslang (alleen voor modellen met warmtepomp).
Wanneer de binnenunit op de verwarmingsstand staat, drupt er condenswater van de buitenunit. Monteer een afvoeruitgang en een afvoerslang om het water probleemloos af te voeren.
Monteer de afvoeruitgang en rubberen sluitring op de bodemplaat van de buitenunit (zie afbeelding).
2.
Installeren en monteren buitenunit.
Bevestig de unit met bouten op een vlakke en stevige ondergrond.
Monteer de unit extra stevig met het oog op sterke wind en trillingen.
3.
Aansluiten leidingen buitenunit
Verwijder de kapjes van de twee- en driewegklep.
Sluit de leidingen apart aan overeenkomstig het draaimoment.
4.
Kabelaansluiting buitenunit (zie voorgaande pagina)
Vacumeren leidingsysteem
Lucht en vocht die achterblijven in het leidingsysteem na installatie, kunnen schade veroorzaken aan de compressor. Na het aansluiten van binnen- en buitenunit, dient lucht en vocht met een vacuümpomp verwijderd worden, zie hieronder.
Vacuümpomp
Driewegklep schema
1
9
1.
De twee- en driewegklep losschroeven en de kapjes verwijderen.
2.
De aanvoerleiding losschroeven en het kapje verwijderen.
3.
De flexibele slang van de vacuŸmpomp aansluiten op de aanvoerleiding.
4.
De vacuŸmpomp 10-15 minuten laten draaien tot een druk van 10 mmHg absoluut.
5.
De lagedruk k nop op de vacuŸmpomp sluiten terw ijl de pomp nog loopt. Hierna de pomp uitschakelen.
6.
De tw eew egk lep opendraaien (1/4 slag), na 10 seconden w eer dichtdraaien. Controleer alle verbindingen met vloeibare zeep of een elektronisch lekzoekapparaat.
7.
Draai de twee- en driewegklep in gebruikstoestand. K oppel de slang van de vacuŸmpomp los.
8.
A lle kapjes terugplaatsen en vastdraaien.
Opmerking
Lees eerst deze gebruiksaanwijzing door voor u tot installatie overgaat.
Zorg dat er geen lucht in het koelsysteem achterblijft en dat er geen koudemiddel lekt.
Testen: laat de airconditioner na de installatie proefdraaien en noteer gegevens over werking.
Zekering van de binnenunit controller voor types 9K en 12K : 50T , toegestane w aarde 3.15 A ,T,
250V. Voor types 18K en 24K : 3.15A , T , 250V.
De zekering voor de totale unit dient geschikt te zijn voor het maximaal vermogen.
De stekker moet vrij toegankelijk zijn om in noodgevallen de unit meteen uit te kunnen schakelen. A ls er geen vrije toegang is, dient er een dubbelpolige hoof dschakelaar op een gemakkelijk bereikbare plaats ge•nstalleerd te worden.
10
53
D
BEDIENING
Bediening en display
STROOM INDICATIELAMPJE
Licht op wanneer de stroomtoevoer aangesloten is.
SLAAPSTAND INDICATIELAMPJE
Licht op als deze functie actief is.
SIGNAALONTVANGER
Ontvangt signaal van de afstandsbediening.
TIJD INDICATIELAMPJE
Licht op tijdens ingestelde tijd.
IN BEDRIJF INDICATIELAMPJE
Brandt als unit in bedrijf is.
1
NOODKNOP
Om de unit te bedienen als de afstandsbediening niet werkt.
NOODKNOP
Om de unit te bedienen als de afstandsbediening niet werkt.
Instellen automatisch herstarten
Het apparaat is door de fabrikant ingesteld op automatisch herstarten.
Na een stroomonderbreking hervat het apparaat zijn werking in de laatst geselecteerde functie.
Vorm en positie van schakelaars en lampjes kunnen per model verschillen, de functies zijn echter identiek.
1 1
Afstandsbediening
De afstandsbediening zendt signalen naar het systeem.
SLEEP KNOP
Om slaapstand in te stellen of op te heffen.
TIMER KNOP
Voor selecteren TIMER functie.
MODE KNOP
Voor selectie van de bedrijfsmodus:
Feel, Cooling, Dry, Fan en Heating
DOWN KNOP (TE WARM KNOP)
Om ingestelde kamertemperatuur te verlagen en tijd te verkorten.
UP KNOP (TE KOUD KNOP)
Om ingestelde kamertemperatuur te verhogen en tijd te verlengen.
FAN SPEED BEDIENINGSKNOP
Voor selectie ventilatorsnelheid binnenunit: automatisch, hoog, medium en laag.
BEDIENINGSKNOP (HORIZONTAAL LAMEL)
Voor instellen richting luchtstroom.
ON/OFF KNOP
Voor in- en uitschakelen.
Opmerking: Iedere modus en de relevante functies worden hierna verder gespecificeerd.
Plaatsen van de batterijen
Verwijder de batterijklep in de richting van de pijl.
Plaats nieuwe batterijen zoals aangegeven (let hierbij op de plus- (+) en minpolen (-).
De batterijklep terugschuiven.
Opmerking: gebruik 2 LR03 AAA(1.5volt) batterijen. Geen oplaadbare batterijen gebruiken. Batterijen vervangen door nieuwe van hetzelfde type (zie hierboven) als het display vager wordt.
Opslag van de afstandsbediening en tips voor gebruik
De afstandsbediening kan in een houder, die aan een muur is bevestigd, worden geplaatst.
Opmerking: De houder voor afstandsbediening is optioneel.
Gebruik afstandsbediening
Richt de afstandsbediening op de signaalontvanger op de binnenunit van de airconditioner. De airconditioner is op deze manier tot een afstand van 7 meter te bedienen.
Signaalontvanger
1
55
1 2
BEDIENINGSINSTRUCTIES
FEEL modus bedrijfsprocedure
De bedrijfsmodus wordt automatisch geselecteerd (HEATING,
DRY, FAN, COOLING) afhankelijk van de kamertemperatuur op het selectiemoment.
Met de afstandsbediening op de airconditioner gericht.
1.
Inschakelen
Druk op de ON/OFF knop. Wanneer het apparaat een signaal ontvangt licht het RUN indicatielampje van de binnenunit op.
Als de unit niet op de FEEL modus staat.
2 Selecteren FEEL modus
Druk op de MODE selectieknop
Van MODE op FEEL positie zetten.
Bedrijfsmodus en temperatuur worden bepaald door de binnentemperatuur.
Binnentemperatuur
Minder dan 20 °C
20 – 26 °C
Meer dan 26 °C
Bedrijfsmodus
Verwarmen voor ‘warmtepomp’ type
Ventilator voor ‘alleen koelen’ type
DRY
COOLING
Gewenste temperatuur
23 °C
18 °C
23 °C
Temperatuur aanpassen is ook tijdens FEEL bedrijf mogelijk.
3.
Temperatuur instellen
Druk op de g knop of op de h knop.
Als de g knop ingedrukt wordt, wordt de waarde van de ingestelde temperatuur 1°C verhoogd.
Als de g knop ingedrukt wordt, wordt de waarde van de ingestelde temperatuur met 1°C verlaagd.
Opmerking:
• In ‘feel mode’ wordt de temoeratuur niet weergegeven.
• Het kan voorkomen dat wanneer de unit in bedrijf is er geen lucht uitgeblazen wordt.
• Bij verandering van de modus draait de unit niet altijd meteen.
TIMER modus
Wanneer u met de TIMER knop de timer instelt als u weggaat, is het behaaglijk als u weer thuis komt. ‘s
Nachts kunt u de timer eventueel uitschakelen.
INSTELLEN TIMER
1 3
Om de airconditioner op het gewenste tijdstip in te schakelen moet de volgende procedure gevolgd worden (de afstandsbediening en de airconditioner zijn uitgeschakeld):
1.
Druk op de Timer knop
2.
Kies de gewenste modus door op de Mode knop te drukken.
3.
Kies de gewenste temperatuur door op de gh knop te drukken (is alleen mogelijk wanneer de ‘cool’ of ‘heat’ modus is geselecteerd).
4.
Kies ventilatorsnelheid (low, medium of high) of automatische modus
(alleen mogelijk als de Feel, Cool of Heat modus is geselecteerd) door op de Fan knop te drukken.
In de Dry modus draait de ventilator altijd op Auto modus.
5.
Kies Swing of geen Swing door op de Swing knop te drukken.
6.
Druk op de Timer knop (‘h’ knippert).
7.
Gebruik de gh knop om de tijd te selecteren waarop de airconditioner aan moet slaan (tussen 0 en 10 uur kunt u op ieder halfuur instellen; tussen de 10 en 24 uur kunt u op ieder uur instellen).
8.
Druk op de Timer knop (‘h’ stopt met knipperen) en de ingestelde tijd verschijnt op het display.
9.
Druk nogmaals op de Timer knop om de geselecteerde data uit het geheugen te verwijderen.
Opmerking: wanneer er tijdens het programmeren van de timerfunctie geen knoppen worden ingedrukt, schakelt de afstandsbediening automatisch na 10 seconden uit.
Om de airconditioner op het gewenste tijdstip uit te schakelen moet de volgende procedure gevolgd worden (de afstandsbediening en de airconditioner zijn uitgeschakeld):
1.
Druk op de Timer knop
2.
Gebruik de gh knop om de tijd te selecteren waarop de airconditioner moet uitschakelen (tussen 0 en
10 uur kunt u op ieder halfuur instellen; tussen de 10 en 24 uur kunt u op ieder uur instellen).
3.
Druk op de Timer knop (‘h’ stopt met knipperen) en de ingestelde tijd verschijnt op het display.
4.
Druk nogmaals op de Timer knop om de geselecteerde data uit het geheugen te verwijderen.
Opmerking: wanneer er tijdens het programmeren van de timerfunctie geen knoppen worden ingedrukt, schakelt de afstandsbediening automatisch na 10 seconden uit.
Opmerking: als ‘h’ knippert en u één keer op de ON/OFF knop drukt, verschijnt de ingestelde tijd in het display.
Nu kunt u de tijd wijzigen met de gh knop. Wanneer de Timer knop wordt ingedrukt, verschijnt de tijd weer, die kan nu ook gewijzigd worden*. Als de Timer knop weer wordt ingedrukt, worden de data opgeslagen en verschijnt de resterende tijd (dat de airconditioner nog in bedrijf is) in het display.
* Wanneer de ON/OFF/RUN knop wordt ingedrukt in plaats van de Timer knop, schakelt de afstandsbediening uit.
G
Opmerking
Controleer of het TIMER INDICATIELAMPJE van de binnenunit oplicht, nadat de timer is ingesteld.
Druk op de Timer functie om de instellingen op het display te controleren.
57
1 4
E
ONDERHOUD
Schoonmaken frontpaneel
1.
Het apparaat uitschakelen en de stekker uit het stopcontact halen.
2.
Frontpaneel vastpakken op positie “a” en naar u toetrekken.
3.
Reinigen met een zachte droge doek.
Gebruik handwarm water (max. 30˚ C) om hardnekkig vuil te verwijderen.
4.
Gebruik nooit vluchtige stoffen zoals benzine, of een schuurmiddel om vuil te verwijderen.
5.
Nooit water op de binnenunit spuiten.
Gevaarlijk! Elektrische schok!
6.
Het frontpaneel terugplaatsen en sluiten door positie “b” naar beneden te drukken.
Schoonmaken luchtfilter
De luchtfilter dient regelmatig gereinigd te worden.
Handel als volgt:
1.
Het apparaat volledig uitschakelen.
- Open het frontpaneel.
- Trek de filterhendel voorzichtig naar u toe.
- Pak de hendel vast en schuif de filter eruit.
2.
De luchtfilter reinigen en terugplaatsen.
Bij hardnekkig vuil de filter schoonmaken in handwarm water met afwasmiddel. Na schoonmaken, de filter op een zonvrije plek volledig laten drogen.
3.
Sluit het frontpaneel.
Wanneer de airconditioner in een extreem stoffige ruimte wordt gebruikt, dient deze iedere twee weken schoongemaakt te worden.
F
BEVEILIGING
Bedrijfsconditie
De beveiligingscomponenten kunnen een fout detecteren en de unit uitschakelen in de volgende gevallen:
Verwarmen
De buitentemperatuur is boven de 24°C
De buitentemperatuur is onder de -7°C
De kamertemperatuur is boven de 27°C
Koelen
De buitentemperatuur is boven de 43°C
De kamertemperatuur is onder de 21°C
Drogen
De kamertemperatuur is onder de 18°C
1
1 5
G
Waarschuwing
Wanneer de airconditioner op de COOLING of DRY functie is ingesteld bij een relatieve luchtvochtigheid meer dan 80%, dan kan er vocht uit de luchtuitlaat van de binnenunit druppelen (doordat bijvoorbeeld een raam of deur open staat).
-
-
-
Geluidsoverlast
Installeer de airconditioner op een stevige ondergrond om geluidsoverlast te voorkomen.
Installeer de buitenunit zodanig dat de buren geen geluidshinder ondervinden van de uitgeblazen lucht.
Geen obstakels plaatsen in de baan van de uitstromende lucht van de buitenunit, dit verhoogt de geluidsproductie.
Kenmerken beveiliging
1 De beveiliging schakelt de unit uit in de volgende gevallen:
- Na een stop of verandering van functie tijdens werking van de unit, dient u 3 minuten te wachten voor u de airconditioner opnieuw start.
- Nadat de stekker in het stopcontact gestoken is en de unit meteen ingeschakeld wordt. De unit zal dan na ca. 20 seconden inschakelen.
2 - Druk nadat de unit gestopt is door het in werking treden van de beveiliging op de ON/OFF knop voor een herstart.
- De Timer dient opnieuw ingesteld te worden.
-
-
-
-
Controle
Na langdurig gebruik moet de airconditioner op de volgende zaken gecontroleerd worden:
Oververhitting van de voedingskabel en stekker. Ruikt u een brandlucht?
Hoort u meer geluid of is er meer trilling dan normaal?
De binnenunit lekt water.
De metalen behuizing staat onder stroom.
Schakel de airconditioner uit in alle bovenstaande gevallen! Periodieke inspectie door een erkend installateur (min. 1x per 5 jaar) wordt aanbevolen.
Kenmerken van de HEATING modus
Voor verwarmen
Nadat de HEATING functie is opgestart, komt de luchtstroom van de binnenunit pas na 2 – 5 minuten op gang.
Na verwarmen
Nadat de Heating functie is gestopt, blijft de ventilator van de binnenunit nog 2 – 5 minuten draaien.
Ontdooien
Tijdens HEATING zal het apparaat automatisch ontdooien voor een optimale werking. Deze procedure duurt normaal 2-10 minuten. Tijdens het ontdooien stopt de ventilatorfunctie. Na ontdooien start de
HEATING functie weer automatisch op.
59
1 6
G
STORINGEN VERHELPEN
Probleem
Unit werkt niet.
Geen gekoelde of verwarmde lucht.
Geen effectieve bediening.
Start niet meteen.
Vreemde lucht.
Geluid van stromend water.
Krakend geluid.
Er komt damp/nevel uit de luchtuitlaat.
Het rode compressor indicatorlampje knippert constant en de ventilator van de binnenunit werkt niet meer.
Oorzaak / Oplossing
De stekker zit niet goed in het stopcontact.
De batterijen van de afstandsbediening zijn leeg.
De beveiliging is geactiveerd of de zekering is doorgebrand.
Zijn de luchtinlaten, –uitlaten geblokkeerd?
Is de temperatuur goed ingesteld?
Is de luchtfilter verontreinigd?
Als gevolg van storing (door ontlading van statische elektriciteit, storing in stroomvoorziening) zal het apparaat niet goed functioneren.
Als dat het geval is, de stekker uit het stopcontact halen en na
2-3 seconden weer in het stopcontact steken.
Verandering van de modus tijdens bedrijf: vertraging van 3 minuten.
Geur is mogelijk afkomstig van een andere bron, meubels sigaretten, etc. De unit blaast de aangezogen lucht weer uit.
Veroorzaakt door het koudemiddel in de airconditioner, dit duidt niet op een storing.
Geluid van ontdooien in verwarmingsmodus.
Het geluid kan veroorzaakt worden door uitzetten/krimpen van het frontpaneel als gevolg van temperatuurswisselingen.
Er ontstaat damp/nevel als de lucht in de kamer sterk afkoelt doordat tijdens de COOLING of DRY werking koude lucht wordt uitgeblazen.
De unit gaat van verwarmingsmodus in ontdooimodus.
Het indicatielampje gaat binnen 10 minuten uit, de unit gaat terug in de verwarmingsmodus.
1 7
H
GARANTIEBEPALINGEN
U krijgt op de airconditioner 24 maanden garantie vanaf de aankoopdatum. Binnen deze periode worden alle materiaal- en fabricagefouten kosteloos verholpen. Hierbij gelden de volgende regels:
1.
Alle verdere aanspreken op schadevergoeding, inclusief gevolgschade wijzen wij uitdrukkelijk af.
2.
Reparatie of vervanging van onderdelen binnen de garantietermijn leidt niet tot verlenging van de garantie.
3.
De garantie geldt niet wanneer veranderingen zijn aangebracht, niet-originele onderdelen zijn gemonteerd of reparaties zijn verricht door derden.
4.
Onderdelen die aan normale slijtage onderhevig zijn, zoals de filter, vallen buiten de garantie.
5.
De garantie geldt uitsluitend als u de originele, gedateerde aankoopbon overlegt en als daarop geen veranderingen zijn aangebracht.
6.
De garantie geldt niet bij schade ontstaan door handelingen die afwijken van die in de gebruiksaanwijzing of door verwaarlozing.
7.
De verzendkosten en het risico van het opsturen van de airconditioner of onderdelen daarvan, komen altijd voor rekening van de koper.
Om onnodige kosten te voorkomen, raden wij u aan eerst altijd zorgvuldig de gebruiksaanwijzing te raadplegen. Wanneer deze geen uitkomst biedt, kunt u de airconditoner ter reparatie aanbieden bij uw dealer.
1 8
61

Public link updated
The public link to your chat has been updated.
Advertisement