Resol DeltaSol MX Omaniku manuaal

Add to My manuals
100 Pages

advertisement

Resol DeltaSol MX Omaniku manuaal | Manualzz

DeltaSol ®

MX vanaf Firmware-versie 2:01

Systeemregelaar voor complexe solar- en verwarmingsinstallaties

Handboek voor de vakman

Installatie

Bediening

Functies en opties

Fouten opsporen

Het internetportaal voor eenvoudige en veilige toegang tot uw installatiegegevens – www.vbus.net

Hartelijk dank voor de aankoop van dit RESOL-apparaat.

Lees deze handleiding zorgvuldig door om optimaal gebruik te kunnen maken van dit apparaat.

Bewaar deze handleiding zorgvuldig.

nl

Handboek www.resol.com

Veiligheidsrichtlijnen Doelgroep

Neem deze veiligheidsrichtlijnen precies in acht om gevaren en schade voor mensen en waardevolle voorwerpen uit te sluiten.

Voorschriften

Neem bij werkzaamheden de desbetreffende, geldende normen, voorschriften en richtlijnen in acht!

Deze handleiding is uitsluitend bedoeld voor geautoriseerde vakmensen.

Elektrotechnische werkzaamheden mogen alleen uitgevoerd worden door elektromonteurs.

De eerste inbedrijfstelling dient te worden uitgevoerd worden door de fabrikant van de installatie of door een door hem benoemd vakkundig persoon.

Verklaring van de symbolen

Gegevens van het apparaat

Juist gebruik

Het product voldoet aan de relevante richtlijnen en is daarom voorzien van het CE-label. De conformiteitsverklaring kan bij de fabrikant worden aangevraagd.

WAARSCHUWING!

Waarschuwingen worden aangegeven met een gevarendriehoek!

Î Er wordt aangegeven hoe het gevaar kan worden voorkomen!

De systeemregelaar is bestemd voor de elektronische besturing en regeling van thermische zonne-energie- en verwarmingssystemen met inachtneming van de in deze handleiding opgenomen technische gegevens.

Onjuist gebruik leidt tot uitsluiting van alle aansprakelijkheidsclaims.

CE-conformiteitsverklaring

Signaalwoorden geven de ernst van het gevaar aan dat optreedt als deze niet worden voorkomen.

• WAARSCHUWING betekent dat persoonlijk letsel, eventueel ook levensgevaarlijk letsel, kan optreden.

• LEt op betekent dat materiële schade kan optreden

Aanwijzing

Aanwijzingen worden aangegeven met een informatiesymbool.

Aanwijzing

Sterke elektromagnetische velden kunnen de werking van de regelaar nadelig beïnvloeden.

Î Let erop dat de regelaar niet aan sterke elektromagnetische stralingsbronnen wordt blootgesteld.

Î Tekstgedeeltes die met een pijl worden aangegeven, vragen om een eigen handeling.

Afvalverwijdering

• Verpakkingsmateriaal van het apparaat dient milieuvriendelijk te worden weggegooid.

• Oude apparaten dienen door een geautoriseerd afvalverwijderingsbedrijf milieuvriendelijk te worden afgevoerd. Desgewenst nemen wij uw bij ons gekochte oude apparaten terug en garanderen een milieuvriendelijke afvalverwijdering.

Vergissingen en technische wijzigingen voorbehouden.

© 20161220_11212187_DeltaSol_MX.monnl.indd

2

DeltaSol ® MX

De DeltaSol ® MX is de meest veelzijdige systeemregelaar voor complexe solar- en verwarmingssystemen in ons programma. Deze is bij uitstek geschikt voor het samen regelen van solar- met niet-solargedeelten.

Eenvoudige combinatie en parametrisatie van voorgeprogrammeerde, opties voor meerdere miljoenen hydraulische varianten.

Inhoud

1 overzicht ............................................................................................... 4

1.1 Opties .............................................................................................................................. 5

2 Installatie ............................................................................................... 5

2.1 Montage ........................................................................................................................... 5

2.2 Elektrische aansluiting .................................................................................................. 7

2.3 Datacommunicatie / bus................................................................................................ 8

2.4 SD-kaartslot.................................................................................................................... 8

3 Stapsgewijze instelling ......................................................................... 9

4 Bediening en functie ........................................................................... 10

4.1 Knoppen ........................................................................................................................10

4.2 Menuopties selecteren en waarden instellen ....................................................... 10

4.3 Timer instellen ............................................................................................................12

4.4 Opties instellen ............................................................................................................14

4.5 Submenu uitgang keuze ..............................................................................................16

5 Inbedrijfstelling ................................................................................... 19

5.1 Basissystemen ...............................................................................................................20

5.2 Overzicht van de relais- / sensorbezetting .............................................................21

6 Hoofdmenu ......................................................................................... 43

6.1 Menustructuur .............................................................................................................44

7 Status ................................................................................................... 45

7.1 Meet- / verbruikswaarden ..........................................................................................45

7.2 Solar ...............................................................................................................................45

7.3 Installatie........................................................................................................................45

7.4 Verwarming ...................................................................................................................45

7.5 WVM (warmteverbruiksmeter) ...............................................................................45

7.6 Meldingen ......................................................................................................................45

7.7 Startscherm ..................................................................................................................46

8 Solar ..................................................................................................... 46

8.1 Basisinstelling ................................................................................................................46

8.2 Opties ............................................................................................................................49

8.3 Functiecontrole ............................................................................................................ 60

8.4 Vakantiefunctie .............................................................................................................61

9 Installatie ............................................................................................. 62

9.1 Opties ............................................................................................................................62

10 Verwarming......................................................................................... 72

10.1 Gezamenlijke relais' .................................................................................................... 72

10.2 Verwarmingscircuits .................................................................................................... 74

10.3 Opties ............................................................................................................................82

10.4 Estrikdroging .................................................................................................................85

11 WVM (warmteverbruiksmeter) ....................................................... 87

12 Basisinstellingen ................................................................................. 88

13 SD-kaart .............................................................................................. 89

14 Handbediening .................................................................................... 90

15 Bedienercode ...................................................................................... 90

16 Ingangen / module ............................................................................... 91

16.1 Modules .........................................................................................................................91

16.2 Ingangen .........................................................................................................................91

17 Fouten opsporen ................................................................................ 93

18 toebehoren ......................................................................................... 96

19 Index .................................................................................................... 97

3

1 overzicht

• 14 relaisuitgangen en 12 ingangen voor temperatuursensoren pt1000, pt500 of KtY

• Max. 5 uitbreidingsmodules via de RESoL VBus ® (in totaal 45 sensoren en 39 relais')

• Ingangen voor analoge en digitale Grundfos Direct Sensors™ alsmede een FlowRotor

• Geïntegreerde aansturing van tot en met 4 hoogefficiënte pompen via pWM-uitgangen

• Data stockage, -opslag en firmware-updates via de SD-kaart

• Koeling via het verwarmingscircuit met condensatieherkenning via dauwpuntschakelaar

• Vereenvoudigde weektimers, 0-10 V-ketelaansturing en voorverwarming van tapwater

• Solar-basissystemen ook voor 3 collectorvelden

253 technische gegevens

Ingangen: 12 ingangen voor Pt1000-, Pt500- of KTY-temperatuursensoren (ook voor afstandsbediening, bedrijfsmodusschakelaars of potentiaalvrije schakelaars te gebruiken), 3 impulsingangen V40 (ook voor Pt1000-, Pt500-, KTY-temperatuursensoren, afstandsbediening, bedrijfsmodusschakelaars of potentiaalvrije schakelaars te gebruiken), 1 ingang voor een FlowRotor, 1 ingang voor een CS10-instralingssensor,

4 Grundfos Direct Sensors™ (2 x analoog, 2 x digitaal)

Uitgangen: 14 relaisuitgangen, waarvan 13 halfgeleiderrelais voor snelheidsregeling, 1 potentiaalvrij relais en 4 PWM-uitgangen (omschakelbaar naar 0-10 V)

pWM frequentie: 512 Hz

pWM spanning: 10,5 V

Schakelvermogen:

1 (1) A 240 V~ (halfgeleiderrelais)

4 (2) A 24 V ⎓ / 240 V~ (potentiaalvrij relais)

totaal schakelvermogen: 6,3 A 240 V~

Voeding: 100 … 240 V~ (50 … 60 Hz)

Soort aansluiting: Y

Stand-by: 0,84 W

thermostaatklasse: VIII

Bijdrage aan energie-efficiency: 5 %

Werking: Type 1.B.C.Y

ontwerpstootspanning: 2,5 kV

Data-interface: RESOL VBus ® , SD-kaartslot

VBus ® -stroomafgifte: 35 mA

Functies: 7 geïntegreerde warmtehoeveelheidstellers; besturing van weersafhankelijk gestuurde cv-kringen. Instelbare installatieparameters en bijschakelbare opties

(menugestuurd), balans- en diagnosefuncties, automatische werkingscontrole conform VDI 2169

Behuizing: Kunststof, PC-ABS en PMMA

Montage: wandmontage, inbouw in schakelpaneel mogelijk

Weergave / display: Volledig grafisch display

Bediening: 7 knoppen

Veiligheidsklasse: IP 20 / DIN EN 60529

Beschermingsklasse: I

omgevingstemperatuur: 0 … 40 °C

Vervuilingsgraad: 2

Afmetingen: 253 × 200 × 47 mm

4

1.1 opties

Solar

Bypass

CS-bypass

Externe warmtewisselaar

Vacuümcollector

Gewenste temperatuur

Vorstbeveiliging

Naverwarmingsonderdrukking

Parallelrelais

Koeling

Drainback

Tweelingpomp

Restwarmteafvoer

Debietcontrole

Drukbewaking

Installatie

Parallelrelais

Mengkraan

Zone lading

Storingsrelais

Warmte-uitwisseling

Vaste brandstofketel

Circulatie

Retourverhoging

Functieblok

Instralingsschakelaar

Retour bijmenging

Verwarming

Thermische desinfectie

Bedrijfswaterverwarming

SWW-voorverwarming

2 Installatie

2.1 Montage

WAARSCHUWING!

Elektrische schok!

Bij geopende behuizing liggen spanningvoerende onderdelen bloot!

Î Koppel telkens voordat u de behuizing opent, het toestel op alle polen los van het net!

Aanwijzing

Sterke elektromagnetische velden kunnen de werking van de regelaar nadelig beïnvloeden.

Î Let erop dat het toestel en het systeem niet aan sterke elektromagnetische stralingsbronnen worden blootgesteld.

Monteer het toestel uitsluitend in droge binnenruimten.

De regelaar moet via een extra voorziening met een scheidingsafstand van minimaal

3 mm op ale polen, resp. met een ontkoppelvoorziening (zekering) conform de geldende installatievoorschriften van het net gescheiden kunnen worden.

Let er bij de installatie van de voedingskabel en de sensorkabels op dat deze gescheiden van elkaar worden geïnstalleerd.

Voer de volgende stappen uit om het toestel aan de muur te monteren:

Î Verwijder de kruiskopschroef uit het afdekplaatje en trek het afdekplaatje naar onderen toe af van de behuizing.

Î Markeer het ophangpunt op de ondergrond en monteer de meegeleverde plug met de bijbehorende schroef.

Î Hang de behuizing op het ophangpunt in en markeer de onderste bevestigingspunten op de ondergrond (gatafstand 233 mm).

Î Plaats de onderste plug.

Î Hang de behuizing boven in en fixeer deze met de onderste bevestigingsschroeven.

Î

Voer de elektrische aansluitingen volgens de klembezetting uit (zie hoofdstuk 7).

Î Plaats de afdekplaat op de behuizing.

Î Sluit de behuizing met de kruiskopschroef.

5

1

3

6

5

2

4

6

Hoofdstuk 2.2

2.2 Elektrische aansluiting

WAARSCHUWING!

LEt op!

Elektrische schok!

Bij geopende behuizing liggen spanningvoerende onderdelen bloot!

Î Koppel telkens voordat u de behuizing opent, het toestel op alle polen los van het net!

Elektrostatische ontlading!

Elektrostatische ontlading kan schade aan elektronische onderdelen veroorzaken!

Î Zorg vóór aanraking van het binnenste van de behuizing voor ontlading. Raak hiervoor een geaard onderdeel (bv. waterkraan, verwarming, o.i.d.) aan.

Gebruik het toestel niet wanneer u zichtbare beschadigingen vaststelt!

De regelaar is in totaal voorzien van 14 relais' waarop de verbruikers, bijv. pompen, kleppen e.a., kunnen worden aangesloten:

Relais 1 … 13 zijn halfgeleiderrelais, ook geschikt voor toerentalregeling:

Geleider R1 … R13

Nulleider N (verzamelklemmenblok)

Randaarde ⏚ (verzamelklemmenblok)

Relais 14 is een potentiaalvrij relais:

R14-A = werkcontact

R14-M = middencontact

R14-R = rustcontact

Aanwijzing

Het aansluiten van het apparaat op de voeding is altijd de laatste stap van de werkzaamheden!

Aanwijzing

Bij gebruik van niet-toerentalgeregelde verbruikers, bv. kleppen, moet het toerental worden ingesteld op 100 %.

Afhankelijk van de productuitvoering zijn voedingskabel en sensoren reeds op het apparaat aangesloten. Als dit niet het geval is, ga dan als volgt te werk:

Sluit de temperatuursensoren (S1 tot S12) met willekeurige polariteit aan op de klemmen S1 tot S12 alsmede GND.

Sluit het volumemeetgedeelte V40 met een willekeurige polariteit aan op klemmen

S13 / IMP1 tot S15 / IMP3 en GND.

Aanwijzing

Het apparaat moet te allen tijde van het stroomnet ontkoppeld kunnen worden.

Î Plaats de stroomstekker op een wijze dat deze altijd toegankelijk is.

Î Installeer een schakelaar die te allen tijde toegankelijk is, als dit niet mogelijk is.

DeltaSol ® MX

R1-R13 1 (1) A 240 V~

R14 4 (2) A 24 V /240 V~

T6,3A

100 ... 240 V~

50-60 Hz

IP 20

FR1

Ga2

Ga1

Gd2

Gd1

L ' L

GND N

7

Sluit de instralingssensor CS10 met inachtneming van de juiste polariteit aan op de klemmen CS10 en GND. Verbind hiervoor de op de sensor met GND aangeduide aansluiting met het massa-verzamelklemmenblok GND en de met CS aangeduide aansluiting met klem CS10.

De met pWM / 0-10 V gemarkeerde klemmen zijn stuuruitgangen voor hoogefficiëntiepompen.

Aanwijzing

Wanneer Grundfos Direct Sensors TM worden gebruikt, verbindt u het sensor-massa-verzamelklemmenblok met PE.

Sluit de analoge Grundfos Direct Sensors™ aan op ingangen Ga1 en Ga2.

Sluit de digitale Grundfos Direct Sensors™ aan op ingangen Gd1 en Gd2.

Sluit de FlowRotor aan op ingang FR1. (De FlowRotor wordt niet meegeleverd in het toebehoren van RESOL)

De voeding van de regelaar vindt plaats via een voedingskabel. De voedingsspanning moet 100 … 240 V~ (50 … 60 Hz) bedragen.

Sluit de netkabel aan op de volgende klemmen:

Nulleider N

Geleider L

2.3 Datacommunicatie / bus

De regelaar beschikt over de RESOL VBus

2.4

Aanwijzing

Zie voor meer toebehoren hoofdstuk 96.

SD-kaartslot

® voor datacommunicatie en zorgt deels ook voor de energievoorziening van externe modules. De aansluiting vindt plaats met willekeurige polariteit op de met VBus gemarkeerde klemmen.

Via deze databus kunnen één of verschillende RESOL VBus ® gesloten, bijv.:

-modules worden aan-

• RESOL Datalogger DL2 / DL3

• RESOL Communicatiemodule KM1

Bovendien kan de regelaar met de RESOL interfaceadapter VBus ® / USB of

VBus ® / LAN (niet meegeleverd) op een pc of netwerk worden aangesloten. Op de website van RESOL www.resol.com staan verschillende oplossingen ter beschikking voor het visualiseren en de instelling op afstand. U kunt er tevens firmware-updates vinden.

WAARSCHUWING!

Elektrische schok!

L' is een permanent onder spanning staand afgeschermd contact.

Î Koppel telkens voordat u de behuizing opent, het toestel op alle polen los van het net!

Geleider L' (L' wordt niet met de voedingskabel aangesloten. L' is een permanent onder spanning staand afgeschermd contact)

Randaarde ⏚ (verzamelklemmenblok)

Aanwijzing

Zie hoofdstuk 9 voor de werkwijze bij de eerste inbedrijfstelling.

De regelaar beschikt over een SD-kaartslot.

De volgende functies kunnen met een SD-kaart worden uitgevoerd:

• Meet- en verbruikswaarden op een SD-kaart opslaan. Na de overdracht op een pc kunnen de opgeslagen waarden bijvoorbeeld met een tabelcalculatieprogramma worden geopend en grafisch weergegeven.

• Instellingen en parameterinstellingen op de pc voorbereiden en dan per SD-kaart op de regelaar overdragen.

• Back-up van instellingen en parameterinstellingen op de SD-kaart opslaan en eventueel terugzetten.

• Op internet beschikbare firmware-updates downloaden en per SD-kaart naar de regelaar kopiëren.

Aanwijzing

Zie hoofdstuk 89 voor meer informatie over het gebruik van de SDkaart.

8

3 Stapsgewijze instelling

De DeltaSol ® MX is een regelaar die de gebruiker een groot aantal functies biedt. Tegelijkertijd laat de regelaar de gebruiker heel veel vrijheid bij de configuratie. Voor het realiseren van een complexe installatie is daarom een zorgvuldige planning vereist. Het is aan te bevelen om een systeemtekening te maken.

Als planning, hydraulische uitvoering en elektrische aansluiting zijn voltooid, ga dan als volgt te werk:

1. Inbedrijfstellingsmenu doorlopen

Nadat het inbedrijfstellingmenu is doorlopen (zie hoofdstuk 19), kunnen andere instellingen worden geconfigureerd. Door een reset (zie hoofdstuk 88) kan het inbedrijfstellingmenu te allen tijde worden herhaald. Dan worden extra geconfigureerde instellingen gewist.

Zie hoofdstuk 19 voor gedetailleerde informatie over het inbedrijfstellingsmenu.

4. Installatie-opties activeren

Voor het deel van de installatie dat niet tot het zonne-energiedeel behoort, is het mogelijk om tot en met 16 opties te selecteren, te activeren en in te stellen.

Aan opties, waarvoor een relais nodig is, kan een willekeurig vrij relais worden toegewezen. De regelaar stelt altijd het numeriek kleinste vrije relais voor.

Sensoren kunnen willekeurig vaak worden toegewezen zonder dat andere functies worden belemmerd.

Zie hoofdstuk 62 voor gedetailleerde informatie over de installatie-opties.

2. Sensoren aanmelden

Wanneer de volumemeetgedeelten, schakelaar, Grundfos Direct Sensors™, een

FlowRotor, kamerbedieningstoestellen, afstandsbediening, schakelaar en / of externe uitbreidingsmodules gebruikt moeten worden, moeten deze in menu ingan-

gen / module aangemeld worden.

Zie hoofdstuk 91 voor gedetailleerde informatie over het aanmelden van modules en sensoren.

5. Verwarmingscircuits instellen en verwarmingsopties activeren

Als de regelaar een of meer verwarmingscircuits aanstuurt, kunnen deze nu worden ingesteld. Interne cv-kringen worden alleen aangeboden, wanneer er nog ten minste

3 relais vrij zijn.

Voor het verwarmingsdeel van de installatie is het mogelijk om tot en met 16 opties te selecteren, te activeren en in te stellen.

Aan verwarmingscircuits en opties waarvoor één of meerdere relais nodig zijn, kunnen een even groot aantal vrije relais worden toegewezen. De regelaar stelt altijd het numeriek kleinste vrije relais voor.

Sensoren kunnen willekeurig vaak worden toegewezen zonder dat andere functies worden belemmerd.

Zie hoofdstuk 74 voor gedetailleerde informatie over de verwarmingscircuits en verwarmingsopties.

3. Keuzefuncties zonne-energie activeren

Het basissysteem op zonne-energie is reeds in het inbedrijfstellingsmenu gevraagd.

Nu is het mogelijk om tot en met 16 opties te selecteren, te activeren en in te stellen.

Aan opties, waarvoor een relais nodig is, kan een willekeurig vrij relais worden toegewezen. De regelaar stelt altijd het numeriek kleinste vrije relais voor.

Sensoren kunnen willekeurig vaak worden toegewezen zonder dat andere functies worden belemmerd.

Zie hoofdstuk 49 voor gedetailleerde informatie over de opties zonne-energie.

9

4 Bediening en functie

4.2 Menuopties selecteren en waarden instellen

4.1 Knoppen

De regelaar wordt bediend via de 7 knoppen naast het display die de volgende functies hebben:

Knop ❶ - Omhoog scrollen

Knop

Knop

Knop

Knop

Knop

Knop

- Omlaag scrollen

- Instelwaarden verhogen

- Instelwaarden verlagen

- Bevestigen

- Omschakeling naar het statusmenu / de schoorsteenvegermodus

(systeemafhankelijk)

- Escape-knop om te wisselen naar het vorige menu / naar menuoptie

Vakantiedagen

In de normale werking van de regelaar bevindt het display zich in het hoofdmenu.

Als 1 minuut lang niet op een knop wordt gedrukt, gaat de displayverlichting uit. Na nog eens 4 min gaat de regelaar naar het startscherm (zie hoofdstuk 46).

Om de displayverlichting weer te activeren, kunt u op een willekeurige knop drukken.

Î Om in een menu te scrollen of waardes in te stellen, drukt u naar keuze op de knoppen ❶ en ❸ of de knoppen ❷ en ❹ .

Î Om een submenu te openen of een waarde te bevestigen, drukt u op de knop

➄ .

Î Om terug te keren naar het statusmenu, drukt u op knop ➅ – onbevestigde instellingen worden niet opgeslagen.

Î Om terug te gaan naar het vorige menu, drukt u op de knop ➆ – onbevestigde instellingen worden niet opgeslagen.

Als er langere tijd niet op een knop wordt gedrukt, wordt de instelling geannuleerd en blijft de vorige waarde behouden.

Als achter een menuoptie het symbool menu worden geopend.

»

staat, kan met de knop ➄ een volgend

Bedrijfscontrole-LED (in de navigatieknop)

Groen: Alles ok

Rood: Afbreken van estrik-droging

Knipperend rood: Fout / initialisatie / schoorsteenvegerfunctie actief

Knipperend groen: Handmatige modus / estrik-droging actief

10

Als vóór een menuoptie het symbool ➕ staat, kan met de knop ➄ een submenu worden geopend. Als het submenu reeds is geopend, wordt er in plaats van het

➕ -teken een ➖ -teken weergegeven.

Instelkanaal ingestelde waarde (nog niet bevestigd)

Als uit verschillende keuzemogelijkheden maar één kan worden gekozen, worden deze met keuzerondjes weergegeven. Als een optie is geselecteerd, is dit keuzerondje ingevuld.

minimale waarde actueel opgeslagen waarde maximale waarde

Waarden en opties kunnen op verschillende manieren worden ingesteld:

Getallenwaarden worden met een schuifbalk ingesteld. Links wordt de minimale waarde weergegeven, rechts de maximale waarde. Het grote getal boven de schuifbalk geeft de huidige instelling weer. Met de knoppen ❷ en ❹ kan de bovenste schuifbalk naar links en rechts worden verplaatst.

Pas als de instelling met de knop ➄ wordt bevestigd, geeft ook het getal onder de schuifbalk de nieuwe waarde weer. Als deze opnieuw met de knop ➄ wordt bevestigd, is de nieuwe waarde opgeslagen.

Als uit verschillende keuzemogelijkheden meerdere tegelijkertijd kunnen worden gekozen, worden deze met selectievakjes weergegeven. Als een optie is gekozen, verschijnt er een x in het selectievakje.

actief deel inactief deel

Als waarden onderling zijn vergrendeld, hebben deze een beperkt instelbereik, afhankelijk van de instelling van de andere waarde.

In dat geval is het actieve deel van de schuifbalk korter, het inactieve deel wordt als onderbroken lijn weergegeven. De weergave van de maximale en minimale waarde wordt aan de beperking aangepast.

11

4.3 timer instellen

Als de optie timer wordt geactiveerd, verschijnt een weekschakelklok, waarmee tijdvensters voor de aansturing van de functie kunnen worden ingesteld.

In het kanaal dagkeuze kunnen de dagen van de week individueel of als frequent gekozen combinaties worden geselecteerd.

Als er meerdere dagen of combinaties worden geselecteerd, worden ze hierna tot één combinatie samengevoegd.

Onder de laatste weekdag bevindt zich de menuoptie

Verder. Als Verder wordt opgeroepen, komt u terecht in het menu voor de instelling van de tijdsspanne.

tijdsspanne toevoegen:

Om een tijdsspanne toe te voegen gaat u als volgt te werk:

Î selecteer nieuw tijdvenster.

Î Stel het begin en het einde in voor de gewenste tijdsspanne.

De tijdvensters kunnen in stappen van telkens 5 min worden ingesteld.

12

Î Roep de menuoptie opslaan op en bevestig de veiligheidsvraag met Ja om de tijdsspanne op te slaan.

Î Herhaal de eerdere stappen om een andere tijdsspanne toe te voegen.

Er kunnen 6 tijdsspannen per dag / combinatie worden ingesteld.

Î Druk op de linkertoets ( ⟲ ) om weer naar de dagkeuze te gaan.

Tijdsspanne kopiëren: om reeds ingestelde tijdsspannen voor een andere dag / een andere combinatie te kopiëren gaat u als volgt te werk:

Î selecteer de dag / de combinatie voor welke de tijdsspannen dienen te worden gekopieerd en roep kopieren van op.

Er verschijnt een selectie van de tot dusver met tijdsspannen voorziene dagen en / of combinaties.

Î Selecteer de dag / de combinatie van welke de tijdsspanne dient te worden gekopieerd.

Alle voor de geselecteerde dag / de geselecteerde combinatie ingestelde tijdsspannen worden gekopieerd. Wanneer de gekopieerde tijdsspanne niet wordt gewijzigd, wordt de dag / de combinatie van de eerder gekozen combinatie toegevoegd.

tijdsspanne wijzigen:

Om een tijdsspanne te wijzigen gaat u als volgt te werk:

Î selecteer de tijdsspanne die moet worden gewijzigd.

Î Voer de gewenste wijziging door.

Î Roep de menuoptie opslaan op en bevestig de veiligheidsvraag met Ja om de tijdsspanne op te slaan.

tijdsspanne verwijderen:

Om een tijdsspanne te wissen gaat u als volgt te werk:

Î selecteer de tijdsspanne die moet worden gewist.

Î roep de menuoptie wissen op en bevestig de veiligheidsvraag met Ja.

13

timer resetten: om reeds ingestelde tijdsspannen voor een dag of een combinatie te resetten gaat u als volgt te werk:

Î selecteer de gewenste dag / de gewenste combinatie.

Î roep de reset op en bevestig de veiligheidsvraag met Ja.

De gekozen dag / de gewenste combinatie verdwijnt uit de lijst. De tijdsspannen zijn gewist.

Om de volledige timer te resetten gaat u als volgt te werk:

Î roep de reset op en bevestig de veiligheidsvraag met Ja.

Alle voor de timer uitgevoerde instellingen zijn gewist.

14

4.4 opties instellen

In menu's opties kunnen opties geselecteerd en ingesteld worden.

Onder nieuwe functie… kunnen verschillende voorgedefi nieerde functies worden gekozen.

Het aantal en het soort aangeboden optionele functies is afhankelijk van de reeds uitgevoerde instellingen.

Als een functie wordt gekozen, wordt een submenu geopend, waarin alle noodzakelijke instellingen kunnen worden gedaan.

In dit submenu worden aan de functie een uitgang alsmede evt. bepaalde installatiecomponenten toegewezen.

Wanneer aan de functie een uitgang toegewezen kan worden, wordt onder uit-

gang het menu Uitgangskeuze geopend (zie hoofdstuk 16).

Wanneer functies werden ingesteld en opgeslagen, verschijnen ze in het menu op-

tionele functies via menuoptie nieuwe functie….

Op die wijze is een snel overzicht van reeds opgeslagen functies gewaarborgd.

Een overzicht van welke sensor aan welke component en welk relais aan welke functie is toegewezen, bevindt zich in het menu status.

In instelkanaal functie kan een reeds opgeslagen optie tijdelijk worden gedeactiveerd resp. opnieuw worden geactiveerd. In dat geval blijven alle instellingen behouden. De toegewezen uitgangen blijven bezet en kunnen niet aan andere functies toegewezen worden. De toegewezen sensoren worden verder op fouten bewaakt.

Met de selectiemogelijkheid schakelaar kan de functie via een externe, potentiaalvrije schakelaar geactiveerd resp. gedeactiveerd worden.

De selectiemogelijkheid is alleen beschikbaar, wanneer eerder in menu ingan-

gen / module een sensoringang als schakelaar gedefi nieerd werd.

Wanneer schakelaar is geselecteerd, verschijnt instelkanaal sensor. In dit instelkanaal kan de functie aan een sensoringang worden toegewezen, waarop de schakelaar wordt aangesloten. An het einde van elk submenu bij een keuzefunctie staan de opties functie en

functie opslaan. Selecteer functie opslaan en bevestig de veiligheidsvraag met

Ja om een functie op te slaan.

In reeds opgeslagen functies verschijnt op deze plaats de selectiemogelijkheid func-

tie wissen.

Selecteer functie wissen en bevestig de veiligheidsvraag met Ja om een opgeslagen functie te wissen. De functie is weer onder nieuwe functie… beschikbaar. De betreffende uitgangen zijn weer vrijgegeven.

15

4.5 Submenu uitgang keuze

Submenu uitgang keuze is in vrijwel alle opties opgenomen. Deze wordt daarom niet meer vermeld in de afzonderlijke functiebeschrijvingen.

In dit submenu kunnen de geselecteerde functies Relais- en / of signaaluitgangen toegewezen worden. Hier kunnen ook alle benodigde instellingen voor de uitgangen uitgevoerd worden.

Alle vrije uitgangen in de regelaar en in evt. aangesloten modules worden vermeld.

Wanneer - geselecteerd wordt, werkt de functie aan softwarezijde normaal, maar schakelt geen uitgang. Het is mogelijk om de relais- en signaaluitgang apart te activeren. Afhankelijk van de instelling verschijnen de onderstaande resultaten:

Instelkanaal relais relais

PWM / 0-10 V uitgang

Betekenis

Optie relais

Relaiskeuze

Optie PWM / 0-10 V

Selectie Signaaluitgang

Instelbereik / keuze Fabrieksinstelling ja, nee nee systeemafhankelijk systeemafhankelijk ja, nee nee systeemafhankelijk systeemafhankelijk signaal profiel

Type Signaal

Karakteristiek toerental Toerentalregeling waarde onder min.

Minimumtoerental

PWM, 0-10 V ja, nee

20 … 100 %

PWM solar, verwarming solar systeemafhankelijk

20 % max.

adapter omgekeerd

Maximumtoerental 20 … 100 % blokkeerbescherming Optie blokkeerbeveiliging ja, nee handbediening

Optie adapter

Optie geïnverteerde schakeling

Bedrijfsmodus ja, nee ja, nee

100 % nee nee nee max, auto, min, uit Auto

Aan iedere uitgangskeuze kunnen een relais en / of een 0-10 V-uitgang toegewezen worden.

Instellingen ja ja ja nee nee ja ja ja

Optie relais ja ja ja ja ja ja

Optie PWM / 0-10 V ja nee nee nee

Toerentalregeling Optie adapter ja ja ja nee ja ja nee ja nee ja nee ja

Irrelevant* nee ja

Irrelevant*

Irrelevant*

Irrelevant*

Resultaat

Gedrag relaisuitgang

Î aan / uit

Î Pulspakketbesturing

Î aan / uit

Î aan / uit

Î aan / uit

Î aan / uit

Î aan / uit

Î -

Î -

* Wanneer optie relais en / of de snelheidsregeling gedeactiveerd is, werkt de instelling in optie adapter niet.

16

-

-

-

Gedrag signaaluitgang

Modulerend

Modulerend

Modulerend

0 % / 100 %

Modulerend

0 % / 100 %

Gedrag adapter

Modulerend

Modulerend

Modulerend

0 % / 100 %

0 % / 100 %

Modulerend

0 % / 100 %

-

-

36

35

34

40

39

38

37

33

32

31

30

70

60

50

100

90

80

40

30

20

10

0

0 2 4 6 8 10 12

Uitsparing

14 16 18 20 22

Temperatuurverschil

24 toerentalregeling

In instelkanaal toerental kan de snelheidsregeling voor de uitgang geactiveerd of gedeactiveerd worden. Wanneer Ja ingesteld wordt, verschijnen kanalen min.,

max. en adapter.

Met instelkanaal min. kan voor de uitgang een relatief minimumtoerental voor een aangesloten pomp geconfigureerd worden.

Met instelkanaal max. kan voor de uitgang een relatief maximumtoerental voor een aangesloten pomp geconfigureerd worden.

Wanneer het signaal van de snelheidsregeling via een interfaceadapter VBus ® / PWM gegenereerd wordt, moet optie adapter geactiveerd worden. Wanneer Ja ingesteld wordt, schakelt het relais in of uit (geen pulspakketten). De toerentalinformatie wordt via de VBus ® overgedragen.

In functies die uitsluitend niet-toerentalgeregelde verbruikers aansturen, wordt de snelheidsregeling verborgen (bijv. type bypassklep, mengklep).

Als het temperatuurverschil het inschakeltemperatuurverschil bereikt of overschrijdt, wordt de pomp ingeschakeld en draait deze gedurende 10 sec met een toerental van 100 %. Daarna daalt het toerental naar het minimumtoerental. Als het ingestelde temperatuurverschil met 1 / 10 van de stijgingswaarde wordt overschreden, wordt het toerental van de pomp met één trap (1 %) verhoogd. Met de parameter Stijging kan het regelgedrag worden aangepast. Elke keer als het temperatuurverschil met

1 / 10 van de instelbare stijgingswaarde wordt verhoogd, wordt het toerental met

één trap verhoogd tot het maximum van 100 %. Als het temperatuurverschil met

1 / 10 van de instelbare stijgingswaarde daalt, wordt het toerental daarentegen met

één trap verlaagd.

10,0 10,2 10,4 10,6 10,8 11 11,2 11,4 11,6 11,8 12

17

optie relais

Wanneer optie relais geactiveerd wordt, kan aan de uitgangskeuze een relais toegewezen worden.

optie 0 - 10 V

Wanneer optie 0-10 V geactiveerd wordt, kan de uitgangskeuze aan een 0-10 V-uitgang toegewezen worden.

In kanaal signaal kan tussen een PWM- en een 0-10 V-signaal worden gekozen. Onder

profiel staan karakteristieken voor de selectie van solar- en verwarmingspompen.

Karakteristiek aansturing: PWM; Profiel: solar ingang

100% solar (S)

Blokkeerbeveiliging

Om het blokkeren van pompen bij langdurige stilstand te voorkomen, beschikt de regelaar over een blokkeerbeschermingsfunctie. De optie kan in submenu uitgang keuze geactiveerd worden. De instellingen voor optie blokkeerbesch. kunnen in menu basisinstelling / blokkeerbesch.g (zie hoofdstuk 88) uitgevoerd worden.

Handbediening

In instelkanaal handmatige modus kan voor de uitgang een bedrijfsmodus gekozen worden. De volgende instelmogelijkheden staan ter beschikking: uit = uitgang is uitgeschakeld (handmatige modus) min = uitgang draait met minimumtoerental (handmatige modus) max = uitgang draait met 100 % (handmatige modus) auto = uitgang in automatische modus

Aanwijzing

Na voltooiing van de controle- en onderhoudswerkzaamheden moet de bedrijfsmodus weer op auto worden gezet. De normale werking is niet mogelijk in de handmatige modus.

0% 100% uitgang

PWM

0-10 V

Karakteristiek aansturing: PWM; Profiel: verwarming ingang

100% verwarming (H)

100% uitgang

PWM

0-10 V

18

0%

5 Inbedrijfstelling

Als het systeem hydraulisch is gevuld en bedrijfsklaar is, moet de regelaar op de voeding worden aangesloten.

De regelaar doorloopt een initialisatiefase, waarbij de navigatieknoppen rood branden.

Bij de inbedrijfstelling of na een reset van de regelaar start na de initialisatiefase het inbedrijfstellingsmenu. Het inbedrijfstellingsmenu leidt de gebruiker door de belangrijkste instelkanalen voor het gebruik van de installatie.

1. taal:

Î Stel de gewenste menutaal in.

2. Eenheden:

Î Stel het gewenste eenhedensysteem in.

Inbedrijfstellingsmenu

Het inbedrijfstellingsmenu bestaat uit de onderstaand beschreven kanalen. Om een instelling te doen, drukt u op de knop ➄ . Stel de waarde in met de knoppen ❹ en ❷ en bevestigt u met de knop ➄ . In het display verschijnt het volgende kanaal.

3. Zomer- / wintertijdomschakeling:

Î Activeer (ja) of deactiveer (nee) de automatische zomer- / wintertijdomschakeling.

5

Knoppenbediening

Instelmodus

4. tijd:

Î Stel de huidige tijd in. Stel eerst het uur in en dan de minuten.

4 2 Waarde wijzigen

5. Datum:

Î Stel de huidige datum in. Stel eerst het jaar in, dan de maand en vervolgens de dag.

5 Waarde bevestigen

Automatische sprong naar de volgende parameter

6. Keuze: systeem of schema

Î Selecteer of de regelaar met een schemanummer of met een systeem en variant dient te worden geconfi gureerd.

19

7a. Schema (wanneer 6 e = schema):

Î Stel het schemanummer van het gewenste schema in.

7b. Systeemkeuze zonne-energie (wanneer 6 e = systeem):

Î Stel het gewenste zonne-energiesysteem (aantal collectoren en boilers, hydraulische uitvoering) in.

8. Het inbedrijfstellingsmenu afsluiten:

Na de systeemselectie resp. de invoer van een schemanummer volgt een veiligheidsvraag. Als deze wordt bevestigd, worden de instellingen opgeslagen.

Î Druk om de veiligheidsvraag te bevestigen op de knop ➄ .

Î Om naar de instelkanalen van het inbedrijfstellingmenu terug te gaan drukt u op toets ➆ . Wanneer de veiligheidsvraag werd bevestigd, is de regelaar bedrijfsklaar en moet met de fabrieksinstellingen een optimaal bedrijf van het systeem mogelijk maken.

Aanwijzing

De in het inbedrijfstellingsmenu gedane instellingen kunnen na de inbedrijfstelling op elk gewenst moment in het betreffende instelkanaal worden gewijzigd. Extra functies en opties kunnen ook worden geactiveerd en ingesteld

(zie hoofdstuk 43).

Voer vóór de overdracht aan de exploitant van het systeem de bedienercode van de klant in (zie hoofdstuk 90).

20

5.1 Basissystemen

De regelaar is voorgeprogrammeerd voor 13 solar basissystemen. De keuze vindt plaats afhankelijk van het aantal warmtebronnen (collectorvelden) en koudebronnen

(boiler, zwembad). De fabrieksinstelling is systeem 1.1.1.

De instelling van het zonne-energie-basissysteem behoort tot de belangrijkste instellingen en wordt al in het inbedrijfstellingsmenu gevraagd.

Eerst worden het aantal collectorvelden en de boiler opgeroepen, dan de hydraulische variant.

Aanwijzing

Een zonne-energie-installatie met een boiler, die in het lagenopladingsprincipe zowel boven als ook onder wordt geladen, wordt met de regelingen als 2-boiler-installatie gerealiseerd. (Boiler boven = boiler 1; boiler onder

= boiler 2).

Het systeem wordt bij de keuze aan de hand van het aantal collectorvelden en boilers grafi sch weergegeven. Het voorbeeld toont systeem 2.3.x met 2 collectorvelden en 3 boilers.

De hydraulische uitvoering heeft betrekking op de verschillende stuurelementen die moeten worden aangestuurd. Deze worden symbolisch in het display grafi sch weergegeven als de uitvoering wordt gekozen. Het bovenste symbool toont de bij de collectorvelden behorende stuurelementen, het onderste symbool de bij de boilers behorende stuurelementen. Het voorbeeld toont het keuzebeeld voor systeem 2.3.2.

Hier beschikt elk collectorveld over een 2-weg ventiel. De boilers worden via een pomplogica aangestuurd. Voor ieder basissysteem wijst de regelaar overeenkomstige relais- en sensorbezettingen toe. De toewijzingen van alle combinaties worden in hfdst. 5.2 weergegeven.

5.2 overzicht van de relais- / sensorbezetting

Systeem 1.1 1 Systeem 1.2 1

Sensoren collector 1 boiler onder

S1

S2

Relais; pWM / 0-10 V zonnepomp R1; A

R1; A

S1

S2

Sensoren collector boiler 1 onder boiler 2 onder

S1

S2

S4

Relais; pWM / 0-10 V zonnepomp

3WK boiler 2

R1; A

R2

S1

R2

R1; A

S2 S4

21

Systeem 1.2 2

Sensoren collector boiler 1 onder boiler 2 onder

S1

S2

S4

Relais; pWM / 0-10 V zonnepomp boiler 1 R1; A zonnepomp boiler 2 R2; B

S1

R1; A

S2

R2; B

S4

Sensoren collector boiler 1 onder boiler 2 onder

S1

S2

S4

Relais; pWM / 0-10 V zonnepomp

2WK boiler 1

2WK boiler 2

R1; A

R2

R3

S1

R1; A

R2

S2

R3

S4

22

Systeem 1.2 3

Systeem 1.3 1 Systeem 1.3 2

Sensoren collector 1 boiler 1 onder boiler 2 onder boiler 3 onder

S1

S2

S4

S5

Relais; pWM / 0-10 V zonnepomp

2WK boiler 1

2WK boiler 2

2WK boiler 3

R1; A

R2

R3

R4

S1

R1; A

R2

S2

R3

S4

R4

S5

Sensoren collector 1 boiler 1 onder boiler 2 onder boiler 3 onder

S1

S2

S4

S5

Relais; pWM / 0-10 V zonnepomp boiler 1 R1; A zonnepomp boiler 2 R2; B zonnepomp boiler 3 R3; C

S1

R1; A

S2

R2; B

S4

R3; C

S5

23

Systeem 1.3 3 Systeem 1.4 1

Sensoren collector 1 boiler 1 onder boiler 2 onder boiler 3 onder

S1

S2

S4

S5

Relais; pWM / 0-10 V zonnepomp

3WK boiler 1

3WK boiler 2

R1; A

R2

R3

R2

R1; A

S1

R3

S2 S4 S5

Sensoren collector 1 boiler 1 onder boiler 2 onder boiler 3 onder boiler 4 onder

S1

S2

S4

S5

S6

Relais; pWM / 0-10 V zonnepomp

2WK boiler 1

2WK boiler 2

2WK boiler 3

2WK boiler 4

R1; A

R2

R3

R4

R5

S1

R1; A

R2

S2

R3

S4

R4

S5

R5

S6

24

Systeem 1.4 2 Systeem 1.4 3

Sensoren collector 1 boiler 1 onder boiler 2 onder boiler 3 onder boiler 4 onder

S1

S2

S4

S5

S6

Relais; pWM / 0-10 V zonnepomp

3WK boiler 1

3WK boiler 2

3WK boiler 3

R1; A

R2

R3

R4

S1

R1; A

R2

S2

R3

S4

R4

S5 S6

Sensoren collector 1 boiler 1 onder boiler 2 onder boiler 3 onder boiler 4 onder

S1

S2

S4

S5

S6

Relais; pWM / 0-10 V zonnepomp boiler 1 R1; A zonnepomp boiler 2 R2; B zonnepomp boiler 3 R3; C zonnepomp boiler 4 R4; D

S1

R1; A

S2

R2; B

S4

R3; C

S5

R4; D

S6

25

Systeem 1.5 1 Systeem 1.5 2

Sensoren collector 1 boiler 1 onder boiler 2 onder boiler 3 onder boiler 4 onder boiler 5 onder

S1

S2

S4

S5

S6

S7

Relais; pWM / 0-10 V zonnepomp

2WK boiler 1

2WK boiler 2

2WK boiler 3

2WK boiler 4

2WK boiler 5

R1; A

R2

R3

R4

R5

R6

Sensoren collector 1 boiler 1 onder boiler 2 onder boiler 3 onder boiler 4 onder boiler 5 onder

S1

S2

S4

S5

S6

S7

Relais; pWM / 0-10 V zonnepomp

3WK boiler 1

3WK boiler 2

3WK boiler 3

3WK boiler 4

R1; A

R2

R3

R4

R5

S1

R1; A

R2

S2

R3

S4

R4

S5

R5

S6

R6

S7

R1; A

R2

S1

S2

R3

S4

R4

S5

R5

S6 S7

26

Systeem 1.5 3 Systeem 2.1 1

Sensoren collector 1 boiler 1 onder boiler 2 onder boiler 3 onder boiler 4 onder boiler 5 onder

S1

S2

S4

S5

S6

S7

Relais; pWM / 0-10 V zonnepomp boiler 1 R1; A zonnepomp boiler 2 R2; B zonnepomp boiler 3 R3; C zonnepomp boiler 4 R4; D zonnepomp boiler 5 R5; on / off

Sensoren collector 1 boiler onder collector 2

S1

S2

S6

Relais; pWM / 0-10 V pomp collector 1 pomp collector 2

R1; A

R2; B

S1 S1 S6

R1; A

S2

R2; B

S4

R3; C

S5

R4; D

S6

R5; on/off

S7

R1; A

R2; B

S2

27

Systeem 2.1 2 Systeem 2.2 1

Sensoren collector 1 boiler onder collector 2

S1

S2

S6

Relais; pWM / 0-10 V

2WK collector 1

2WK collector 2 zonnepomp

R1

R2

R3; A

S1 S6

R1 R2

R3; A

S2

Sensoren collector 1 boiler 1 onder boiler 2 onder collector 2

S1

S2

S4

S6

Relais; pWM / 0-10 V pomp collector 1 pomp collector 2

3WK boiler 2

R1; A

R2; B

R3

S1 S6

R1; A

R2; B

R3

S2 S4

28

Systeem 2.2 2 Systeem 2.2 3

Sensoren collector 1 boiler 1 onder boiler 2 onder collector 2

S1

S2

S4

S6

Relais; pWM / 0-10 V pomp collector 1 pomp collector 2

2WK boiler 1

2WK boiler 2

R1; A

R2; B

R3

R4

S1 S6

R1; A

R2; B

R3

S2

R4

S4

Sensoren collector 1 boiler 1 onder boiler 2 onder collector 2

S1

S2

S4

S6

Relais; pWM / 0-10 V

2WK collector 1

2WK collector 2

R1

R2 zonnepomp Boiler 1 R3; A

Zonnepomp Boiler 2 R4; B

S1 S6

R1

R2

R3; A S2

R4; B

S4

29

Systeem 2.2 4 Systeem 2.3 1

Sensoren collector 1 boiler 1 onder boiler 2 onder collector 2

S1

S2

S4

S6

Relais; pWM / 0-10 V

2WK collector 1

2WK collector 2 zonnepomp

3WK boiler 2

R1

R2

R3; A

R4

S1 S6

R1

R2

R3; A

R4

S2 S4

Sensoren collector 1 boiler 1 onder boiler 2 onder boiler 3 onder collector 2

S1

S2

S4

S5

S6

Relais; pWM / 0-10 V pomp collector 1 pomp collector 2

2WK boiler 1

2WK boiler 2

2WK boiler 3

R1; A

R2; B

R3

R4

R5

S1 S6

R1; A R2; B

R3

S2

R4

S4

R5

S5

30

Systeem 2.3 2 Systeem 2.3 3

Sensoren collector 1 boiler 1 onder boiler 2 onder boiler 3 onder collector 2

S1

S2

S4

S5

S6

Relais; pWM / 0-10 V zonnepomp boiler 1 R1; A zonnepomp boiler 2 R2; B zonnepomp boiler 3 R3; C

2WK collector 1 R4

2WK collector 2 R5

S1 S6

R4 R5

R1; A

S2

R2; B

S4

R3; C

S5

Sensoren collector 1 boiler 1 onder boiler 2 onder boiler 3 onder collector 2

S1

S2

S4

S5

S6

Relais; pWM / 0-10 V

2WK collector 1

2WK collector 2 zonnepomp

2WK boiler 1

2WK boiler 2

2WK boiler 3

R1

R2

R3; A

R4

R5

R6

S1 S6

R1 R2

R3; A

R4

S2

R5

S4

R6

S5

31

Systeem 2.3 4 Systeem 2.3 5

Sensoren collector 1 boiler 1 onder boiler 2 onder boiler 3 onder collector 2

S1

S2

S4

S5

S6

Relais; pWM / 0-10 V pomp collector 1 pomp collector 2

3WK boiler 1

3WK boiler 2

R1; A

R2; B

R3

R4

S1 S6

R1; A

R3

R2; B

R4

S2 S4 S5

Sensoren collector 1 boiler 1 onder boiler 2 onder boiler 3 onder collector 2

S1

S2

S4

S5

S6

Relais; pWM / 0-10 V

2WK collector 1

2WK collector 2 zonnepomp

3WK boiler 1

3WK boiler 2

R1

R2

R3; A

R4

R5

S1 S6

R1

R4

R3; A

R2

R5

S2 S4 S5

32

Systeem 2.4 1 Systeem 2.4 2

Sensoren collector 1 boiler 1 onder boiler 2 onder boiler 3 onder collector 2 boiler 4 onder

S1

S2

S4

S5

S6

S7

Relais; pWM / 0-10 V pomp collector 1 pomp collector 2

2WK boiler 1

2WK boiler 2

2WK boiler 3

2WK boiler 4

R1; A

R2; B

R3

R4

R5

R6

S1

R1; A

S6

R2; B

R3

S2

R4

S4

R5

S5

R6

S7

Sensoren collector 1 boiler 1 onder boiler 2 onder boiler 3 onder collector 2 boiler 4 onder

S1

S2

S4

S5

S6

S7

Relais; pWM / 0-10 V pomp collector 1 pomp collector 2

3WK boiler 1

3WK boiler 2

3WK boiler 3

R1; A

R2; B

R3

R4

R5

S1

R1; A

R3

S6

R2; B

R4

S2 S4

R5

S5 S7

33

Systeem 2.4 3 Systeem 2.4 4

Sensoren collector 1 boiler 1 onder boiler 2 onder boiler 3 onder collector 2 boiler 4 onder

S1

S2

S4

S5

S6

S7

Relais; pWM / 0-10 V zonnepomp boiler 1 R1; A zonnepomp boiler 2 R2; B zonnepomp boiler 3 R3; C zonnepomp boiler 4 R4; D

2WK collector 1 R5

2WK collector 2 R6

S1

R5

S6

R6

R1; A

S2

R2; B

S4

R3; C

S5

R4; D

S7

34

Sensoren collector 1 boiler 1 onder boiler 2 onder boiler 3 onder collector 2 boiler 4 onder

S1

S2

S4

S5

S6

S7

Relais; pWM / 0-10 V

2WK collector 1

2WK collector 2 zonnepomp

2WK boiler 1

2WK boiler 2

2WK boiler 3

2WK boiler 4

R1

R2

R3; A

R4

R5

R6

R7

S1

R1

S6

R2

R3; A

R4

S2

R5

S4

R6

S5

R7

S7

Systeem 2.4 5 Systeem 3.1 1

Sensoren collector 1 boiler 1 onder boiler 2 onder boiler 3 onder collector 2 boiler 4 onder

S1

S2

S4

S5

S6

S7

Relais; pWM / 0-10 V

2WK collector 1

2WK collector 2 zonnepomp

3WK boiler 1

3WK boiler 2

3WK boiler 3

R1

R2

R3; A

R4

R5

R6

S1

R1

R4

R2

R5

R3; A

S6

S2 S4

R6

S5 S7

Sensoren collector 1 boiler onder collector 2 collector 3

S1

S2

S6

S8

Relais; pWM / 0-10 V pomp collector 1 pomp collector 2 pomp collector 3

R1; A

R2; B

R3; C

S1 S6 S8

R1; A

R2; B

R3; C

S2

35

Systeem 3.1 2 Systeem 3.2 1

Sensoren collector 1 boiler onder collector 2 collector 3

S1

S2

S6

S8

Relais; pWM / 0-10 V

2WK collector 1

2WK collector 2 zonnepomp

2WK collector 3

R1

R2

R3; A

R4

S1 S6 S8

R1 R2

R3; A

R4

S2

Sensoren collector 1 boiler 1 onder boiler 2 onder collector 2 collector 3

S1

S2

S4

S6

S8

Relais; pWM / 0-10 V pomp collector 1 pomp collector 2

3WK boiler 2 pomp collector 3

R1; A

R2; B

R3

R4; C

S1 S6 S8

R1; A

R2; B

R3

R4; C

S2 S4

36

Systeem 3.2 2 Systeem 3.2 3

Sensoren collector 1 boiler 1 onder boiler 2 onder collector 2 collector 3

S1

S2

S4

S6

S8

Relais; pWM / 0-10 V pomp collector 1 pomp collector 2

2WK boiler 1

2WK boiler 2 pomp collector 3

R1; A

R2; B

R3

R4

R5; C

S1 S6 S8

R1; A

R2; B

R3

R5; C

S2

R4

S4

Sensoren collector 1 boiler 1 onder boiler 2 onder collector 2 collector 3

S1

S2

S4

S6

S8

Relais; pWM / 0-10 V

2WK collector 1

2WK collector 2

R1

R2 zonnepomp boiler 1 R3; A zonnepomp boiler 2 R4; B

2WK collector 3 R5

S1 S6 S8

R1 R2

R3; A

R5

S2

R4; B

S4

37

Systeem 3.2 4 Systeem 3.3 1

Sensoren collector 1 boiler 1 onder boiler 2 onder collector 2 collector 3

S1

S2

S4

S6

S8

Relais; pWM / 0-10 V

2WK collector 1

2WK collector 2 zonnepomp

3WK boiler 2

2WK collector 3

R1

R2

R3; A

R4

R5

S1 S6 S8

R1 R2

R4

R3; A

R5

S2

S4

Sensoren collector 1 boiler 1 onder boiler 2 onder boiler 3 onder collector 2 collector 3

S5

S6

S8

S1

S2

S4

Relais; pWM / 0-10 V pomp collector 1 pomp collector 2

2WK boiler 1

2WK boiler 2

2WK boiler 3 pomp collector 3

R1; A

R2; B

R3

R4

R5

R6; C

R1; A

S1 S6 S8

R2; B R6; C

R3

S2

R4

S4

R5

S5

38

Systeem 3.3 2 Systeem 3.3 3

Sensoren collector 1 boiler 1 onder boiler 2 onder boiler 3 onder collector 2 collector 3

S5

S6

S8

S1

S2

S4

Relais; pWM / 0-10 V zonnepomp boiler 1 R1; A zonnepomp boiler 2 R2; B zonnepomp boiler 3 R3; C

2WK collector 1

2WK collector 2

2WK collector 3

R4

R5

R6

R4

S1 S6 S8

R5 R6

R1; A

S2

R2; B

S4

R3; C

S5

Sensoren collector 1 boiler 1 onder boiler 2 onder boiler 3 onder collector 2 collector 3

S5

S6

S8

S1

S2

S4

Relais; pWM / 0-10 V

2WK collector 1

2WK collector 2 zonnepomp

2WK boiler 1

2WK boiler 2

2WK boiler 3

2WK collector 3

R4

R5

R6

R7

R1

R2

R3; A

S1 S6 S8

R1

R3; A

R4

R2 R7

S2

R5

S4

R6

S5

39

Systeem 3.3 4 Systeem 3.3 5

Sensoren collector 1 boiler 1 onder boiler 2 onder boiler 3 onder collector 2 collector 3

S1

S2

S4

S5

S6

S8

Relais; pWM / 0-10 V pomp collector 1 pomp collector 2

3WK boiler 1

3WK boiler 2 pomp collector 3

R1; A

R2; B

R3

R4

R5; C

S1 S6 S8

R1; A R2; B

R3 R4

S2

R5; C

S4

S5

Sensoren collector 1 boiler 1 onder boiler 2 onder boiler 3 onder collector 2 collector 3

S1

S2

S4

S5

S6

S8

Relais; pWM / 0-10 V

2WK collector 1

2WK collector 2 zonnepomp

3WK boiler 1

3WK boiler 2

2WK collector 3

R1

R2

R3; A

R4

R5

R6

S1 S6 S8

R1

R4

R3; A

R2

R5

S2

R6

S4

S5

40

Systeem 3.4 1 Systeem 3.4 2

Sensoren collector 1 boiler 1 onder boiler 2 onder boiler 3 onder collector 2 boiler 4 onder collector 3

S1

S2

S4

S5

S6

S7

S8

Relais; pWM / 0-10 V pomp collector 1 pomp collector 2

2WK boiler 1

2WK boiler 2

2WK boiler 3

2WK boiler 4 pomp collector 3

R1; A

R2; B

R3

R4

R5

R6

R7; C

S1 S6 S8

R1; A

R3

R2; B R7; C

S2

R4

S4

R5

S5

R6

S7

Sensoren collector 1 boiler 1 onder boiler 2 onder boiler 3 onder collector 2 boiler 4 onder collector 3

S1

S2

S4

S5

S6

S7

S8

Relais; pWM / 0-10 V pomp collector 1 pomp collector 2

3WK boiler 1

3WK boiler 2

3WK boiler 3 pomp collector 3

R1; A

R2; B

R3

R4

R5

R6; C

S1 S6 S8

R1; A

R3

R2; B

R4

S2

R6; C

S4

R5

S5 S7

41

Systeem 3.4 3 Systeem 3.4 4

Sensoren collector 1 boiler 1 onder boiler 2 onder boiler 3 onder collector 2 boiler 4 onder collector 3

S6

S7

S8

S1

S2

S4

S5

Relais; pWM / 0-10 V zonnepomp boiler 1 R1; A zonnepomp boiler 2 R2; B zonnepomp boiler 3 R3; C zonnepomp boiler 4 R4; D

2WK collector 1

2WK collector 2

2WK collector 3

R5

R6

R7

S1 S6 S8

R5

R1; A

R6 R7

S2

R2; B

S4 S5

R3; C R4; D

S7

42

Sensoren collector 1 boiler 1 onder boiler 2 onder boiler 3 onder collector 2 boiler 4 onder collector 3

S6

S7

S8

S1

S2

S4

S5

Relais; pWM / 0-10 V

2WK collector 1

2WK collector 2 zonnepomp

2WK boiler 1

2WK boiler 2

2WK boiler 3

2WK boiler 4

2WK collector 3

R5

R6

R7

R8

R1

R2

R3; A

R4

S1 S6 S8

R1

R3; A

R4

R2 R8

S2

R5

S4

R6

S5

R7

S7

Systeem 3.4 5

6 Hoofdmenu

Sensoren collector 1 boiler 1 onder boiler 2 onder boiler 3 onder collector 2 boiler 4 onder collector 3

S6

S7

S8

S1

S2

S4

S5

Relais; pWM / 0-10 V

2WK collector 1

2WK collector 2 zonnepomp

3WK boiler 1

3WK boiler 2

3WK boiler 3

2WK collector 3

R5

R6

R7

R1

R2

R3; A

R4

S1 S6 S8

R1

R4

R3; A

R2

R5

S2

R7

R6

S4 S5 S7

In dit menu kunnen de verschillende menuopties worden gekozen.

Dit zijn:

• Status

• Solar

• Installatie

• Verwarming

• WVM (warmteverbruiksmeter)

• Basisinstellingen

• SD-kaart

• Handmatige modus

• Bedienercode

• Ingangen / module

Î U kunt de betreffende menuoptie selecteren met de knoppen ❶ en ❸ .

Î Druk op de knop ➄ om naar de geselecteerde menuoptie te gaan.

Aanwijzing

Als 1 minuut lang niet op een knop wordt gedrukt, gaat de displayverlichting uit. Na nog eens 4 min gaat de regelaar naar het startscherm (zie hoofdstuk 46).

Î Om vanuit het statusmenu naar het hoofdmenu te gaan, drukt u op knop ➆ !

43

6.1 Menustructuur

Hoofdmenu

Status

Solar

Installatie

Verwarming

WVM (warmteverbruiksmeter)

Basisinstellingen

SD-kaart

Handmatige modus

Bedienercode

Ingangen / module

Solar

Basisinstelling

Opties

Functiecontrole

Installatie

Opties

Verwarming

Gez. relais

CV kringen

Opties

Basisinstellingen

Taal

Zomer / winter

Datum

Tijd

Temp.-eenh.

Vol.-eenh.

Ingangen / module

Module

Ingangen

44

Basisinstelling

Systeem

Collector

Boiler

Laadlogica opties

Parallelrelais

Mengkr

Zone lading

Storingsrelais

… parallelrelais

Uitgang

Ref. relais

Naloop

Vertraging

Toerental

Aanwijzing

De ter beschikking staande menuopties en instelwaarden zijn variabel en afhankelijk van reeds gedane instellingen. De onderstaande afbeelding is slechts een voorbeelddeel van het totale menu ter verduidelijking van de menustructuur.

7 Status

In het statusmenu van de regelaar bevinden zich bij elke menuoptie de betreffende statusmeldingen.

7.3 Installatie

In menu status / installatie wordt de statusinformatie voor alle geactiveerde solar-keuzefuncties weergegeven.

Met de knoppen ❷ en ❹ kan door de statusmenu's gebladerd worden.

7.4 Verwarming

In het menu status / verwarming worden de status van de geactiveerde vragen en verwarmingscircuits, alsmede de geselecteerde optionele functies weergegeven.

Aan het einde van ieder submenu bevindt zich menuoptie Instelwaarde.

7.5 WVM (warmteverbruiksmeter)

In menu status / WVM worden de actuele meetwaarden van de aanvoer- en retoursensoren, volumestroom en vermogen, alsmede de warmtehoeveelheden weergegeven.

7.6 Meldingen

Wanneer Instelwaarde wordt opgeroepen, wordt het betreffende menu geopend.

Î Druk op knop ➆ om terug te gaan naar het statusmenu.

7.1 Meet- / verbruikswaarden

In het menu status / meet- / verbruikswaarden worden alle actuele meetwaarden, alsmede verschillende verbruikswaarden weergegeven. Enkele van de weergegeven regels kunnen worden geselecteerd om naar een submenu te gaan.

Voor iedere sensor en elk relais wordt getoond, welke componenten of welke functie eraan is toegewezen. Wanneer naast de toegewezen functie van een sensor het symbool ▶ aan de rand van het display verschijnt, dan heeft deze sensor verschillende functies, waarnaar met toetsen ❷ en ❹ kan worden gescrolld. De sensoren en relais' van alle regelaars en alle aangesloten modules worden in numerieke volgorde opgesomd.

7.2 Solar

In menu status / solar worden de statusinformatie voor het zonne-energiesysteem en alle geactiveerde solar-keuzefuncties weergegeven.

In het menu status / meldingen worden storings- en waarschuwingsmeldingen weergegeven.

In het normaal bedrijf wordt Alles oK weergegeven.

Als een controlefunctie van de functiecontrole is geactiveerd en een storing detecteert, wordt de bijbehorende melding weergegeven (zie tabel hoofdstuk 60).

Bij een melding geeft het display de controlefunctie, een viercijferige storingscode alsmede een korte tekst over het soort storing weer.

Om een storingsmelding te bevestigen, gaat u als volgt te werk:

Î Selecteer de regel met de code van de gewenste foutmelding met de knoppen

❶ en ❸ .

Î Bevestig de melding met knop ➄ .

Î Bevestig de veiligheidsvraag met Ja.

Wanneer de bedieningscode van de installateur werd ingevoerd, verschijnt onder de foutmeldingen de regel herstarts. Het cijfer geeft aan hoe vaak de regelaar sinds de inbedrijfstelling opnieuw is gestart. Deze waarde kan niet worden gereset.

45

Storingscode

Weergave

0001

0002

!sensorstoring!

!sensorstoring!

0011

0021

0031

0041

0051

0052

0061

0071

0081

0091

!

D T te hoog!

!nachtcirculatie!

!voorloop / retour verwisseld!

Controlefunctie

Sensorbreuk

Sensorkortsluiting

D T te hoog

Nachtcirculatie

Voorloop / retour verwisseld

!debietcontrole!

Debietcontrole

Oorzaak

Sensorkabel onderbroken

Kortsluiting in sensorkabel

Collector 50 K > dan te laden boiler

Toew. 23:00 en 05:00 col. > 40 °C

Col.temp. stijgt na inschakelen niet

Geen doorstroming bij de sensor

Max. druk van de installatie overschreden

Min. installatiedruk onderschreden

8 Solar

In dit menu kunnen alle instellingen voor het zonne-energie-gedeelte van de installatie worden gedaan. Menu solar bestaat uit de volgende submenu's:

• Basisinstelling

• Opties

• Functiecontrole

• Vakantiefunctie

• Expert

8.1 Basisinstelling

!overdruk!

Overdrukbewaking

!verlaagde druk!

Onderdrukbewaking

!gegevensopslag defect!

!tijdmodule defect!

Opslag alsmede wijziging van instellingen niet mogelijk

Tijdsafhankelijke functies (bijv.

Nachtverlaging) niet mogelijk

In dit menu kunnen alle basisinstellingen voor het zonne-energie-gedeelte van de installatie worden gedaan.

In dit menu kan het hydraulische systeem, waarop de installatie is gebaseerd, worden ingesteld. De instelling is ingedeeld volgens het aantal collectorvelden en boilers, alsmede de hydraulische varianten.

Het aantal collectorvelden en boilers, alsmede de hydraulische varianten werden meestal al in het ingebruiknamemenu ingesteld.

!max.temp.boil.!

Maximumtemperatuur boiler herstarts

Herstart-teller

(niet instelbaar)

De maximumtemperatuur van de boiler is overschreden

Aantal herstarts sinds de inbedrijfstelling

Aanwijzing

De functiecontrole voorloop en retour verwisseld conform VDI 2169 kan de storing 0031 !VL / REt verwisseld! alleen juist detecteren en melden als de collectorsensor de temperatuur bij de uitgang van de collector in het medium meet. Als de collectorsensor niet juist is gepositioneerd, kunnen er foutieve meldingen ontstaan.

Î Positioneer de collectorsensor bij de uitgang van de collector direct in het medium of deactiveer de functiecontrole voorloop en retour

verwisseld.

Aanwijzing

Als de instelling achteraf wordt gewijzigd, worden alle instellingen voor het zonne-energie-gedeelte gereset naar de fabrieksinstellingen.

Als door de verandering ook een relais of een PWM / 0-10-uitgang voor het nieuwe solarsysteem nodig is dat eerder aan het installatie- of verwarmingsdeel werd toegewezen, worden ook alle andere instellingen van niet-solare functies naar de fabrieksinstelling gereset.

Het systeem wordt bij de keuze aan de hand van het aantal collectorvelden en boilers grafi sch weergegeven. Het voorbeeld toont systeem 2.3.x met 2 collectorvelden en 3 boilers.

7.7 Startscherm

In menuoptie startscherm kan geselecteerd worden, welk menu de regelaar weergeeft, wanneer er gedurende langere tijd niet op een knop gedrukt wordt.

Daarna kan de hydraulische variant gekozen worden. De betreffende uitvoering wordt in het display met pomp- en klepsymbolen grafi sch weergegeven. Het voorbeeld toont het keuzebeeld voor systeem 2.3.2.

46

Boiler (1 / 2 / 3 / 4 / 5)

Hier beschikt elk collectorveld over een 2-weg ventiel. De boilers worden via een pomplogica aangestuurd. Zie hoofdstuk 21 voor een overzicht van de systemen en hun uitvoeringen.

De regelaar ondersteunt max. 3 collectorvelden en max. 5 zonneboilers (bij 2 of 3 collectorvelden alleen max. 4 zonneboilers).

De overige menuopties in solar / basisinstelling worden aan het gekozen systeem aangepast.

Collector (1, 2, 3) solar / basisinstelling / collector (1 / 2 / 3)

Instelkanaal Betekenis collmin.

Minimale collectorbegrenzing collmin.

Minimumtemperatuur van de collector collnood.

Noodtemperatuur collector

Bij systemen met 2 of 3 collectorvelden worden in plaats van menuoptie collector max. 3 gescheiden menuopties (collector 1 tot collector 3) weergegeven.

Voor elk collectorveld kan een minimumlimiet voor de collector en een noodtemperatuur voor de collector worden ingesteld

Instelbereik / keuze Fabrieksinstelling ja, nee ja

10 … 90 °C

80 … 200 °C

10 °C

130 °C

solar / basisinstelling / boiler (1 / 2 / 3 / 4 / 5)

Instelkanaal Betekenis

D Taan Inschakeltemperatuurverschil

Instelbereik / keuze

1,0 … 20,0 K

Fabrieksinstelling

6,0 K

D Tuit Uitschakeltemperatuurverschil 0,5 … 19,5 K 4,0 K

D Tgewenst Gewenst temperatuurverschil 1,5 … 30,0 K 10,0 K

B.gewenst

Bo.max

voorrang

Gewenste temperatuur van de boiler

4 … 95 °C

Maximumtemperatuur boiler 4 … 95 °C

Voorrang boiler 1 … 5

45 °C

60 °C systeemafhankelijk hysB stijging

Hysterese maximumtemperatuur boiler

Stijgingswaarde tMin Minimale looptijd min. snelheid Minimumtoerental boiler sensor functie opslaan / wissen

Blokkering voor zonnelading

Toewijzing schakelingang functie opslaan of wissen

0,1 … 10,0 K

1,0 … 20,0 K

0 … 300 s

20 … 100 % geactiveerd, gedeactiveerd, schakelaar

-

-

2,0 K

2,0 K

30 s

30 % geactiveerd

-

-

Bij systemen met 2 boilers worden in plaats van menuoptie Boiler gescheiden menuopties voor iedere boiler (boiler 1 tot boiler 5) weergegeven.

Voor elke boiler kan een eigen D T-regeling, een gewenste en een maximumtemperatuur, de voorrang (bij systemen met meerdere boilers), een hysterese, een stijging, een minimale looptijd en het minimumtoerental worden ingesteld

47

Bij systemen met meerdere boilers en een verschillende nominale / maximale temperatuur van de boilers worden alle boilers eerst op de nominale boilertemperatuur, daarna op de maximale boilertemperatuur geladen (conform hun prioriteit en met inachtneming van de pendellogica). Als één van de boilers zijn nominale boilertemperatuur niet bereikt, omdat het vereiste temperatuurverschil bijv. niet aanwezig is, wordt de op prioriteit volgende boiler verder dan zijn nominale temperatuur tot de maximale boilertemperatuur geladen, wanneer er aan de inschakelvoorwaarde is voldaan.

Het boilernummer heeft betrekking op de boilersensor, niet op de prioriteit. In het instelkanaal Voorrang wordt het betreffende boilernummer als fabrieksinstelling voorgesteld. Dit kan echter naar wens worden veranderd.

De boilernummers worden als volgt aan de sensoren toegewezen: boiler 1 = sensor S2 boiler 2 = sensor S4 boiler 3 = sensor S5 boiler 4 = sensor S6 of S7 boiler 5 = sensor S7

Iedere boilerlading blijft gedurende de minimale looptijd actief, onafhankelijk van de uitschakelvoorwaarde.

Laadlogica solar / basisinstelling / laadlogica

Instelkanaal type pendelp.

Betekenis

Type laadlogica

Pendelpauze

Instelbereik / keuze Fabrieksinstelling pendellading / volgbelading pendellading

1 … 5 min 2 min circul.

Circulatietijd 1 … 60 min pauzetoerental Optie pauzetoerental ja, nee toerental fasebelading

Pendelpauzetoerental 20 … 100 %

Optie gespreide lading ja, nee

15 min nee

30 % nee

D T pompvertr.

vertrag.

Temperatuurverschil gespreide opwarming

Pompvertraging

Tijdsvertraging

20 … 90 K ja, nee

5 … 600 s

40 K nee

15 s Aanwijzing

Om schade aan de installatie te voorkomen, is de regelaar voorzien van een beveiligingsuitschakeling van de interne boiler die het totale solar-systeem deactiveert, zodra één van de boilers een temperatuur van 95 °C

[200 °F] bereikt.

Bij systemen met 2 of meer boilers kunnen in dit menu instellingen voor de laadlogica worden uitgevoerd.

In systemen met 1 boiler wordt alleen menuoptie pompvertr. aangeboden.

pendellaadlogica

Als de voorrangsboiler niet kan worden opgewarmd, wordt de volgende boiler in de prioriteitsvolgorde gecontroleerd. Als het mogelijk is om de boiler met lagere prioriteit te laden, wordt deze gedurende de circulatietijd geladen. Na het verstrijken van de circulatietijd wordt de lading gestopt en observeert de regelaar de collectortemperatuur gedurende de pendelpauzetijd. Als de collectortemperatuur met 2 K stijgt, start een nieuwe pendelpauze om een verdere verwarming van de collector mogelijk te maken. Als de collectortemperatuur niet voldoende stijgt, wordt de in de prioriteit volgende boiler opnieuw voor de duur van de circula-

tietijd geladen.

Zodra aan de inschakelvoorwaarden van de voorrangsboiler wordt voldaan, wordt deze geladen. Als niet aan de inschakelvoorwaarden van de voorrangsboiler wordt voldaan, wordt de lading van de in de prioriteit volgende boiler voortgezet. Als de voorrangsboiler de maximumtemperatuur bereikt, wordt er geen pendellading meer uitgevoerd.

48

Volgbelading

Bij de successievelijke lading wordt de met hogere prioriteit ingestelde boiler tot aan de gewenste temperatuur geladen. Wanneer deze bereikt wordt, begint het laden van de volgende vrije boiler. Wanneer de voorrangsboiler weer onder de gewenste temperatuur daalt, wordt het laden van de volgende vrije boiler weer onderbroken, onafhankelijk van het feit of aan een inschakelvoorwaarde voor de voorrangsboiler of opvolgende boiler voldaan is of niet.

Wanneer alle boilers tot aan de ingestelde temperatuur geladen zijn, volgt dezelfde procedure tot aan de betreffende maximumtemperaturen.

Iedere boilerlading blijft ten minste gedurende de minimale looptijd (Solar / Basisinstelling / Boiler) actief, onafhankelijk van de uitschakelvoorwaarde.

Instelkanaal adapter omgekeerd blokkeerbesch.

handmatige…

Betekenis

Optie adapter

Optie geïnverteerde schakeling

Instelbereik / keuze Fabrieksinstelling ja, nee ja, nee

Optie blokkeerbeveiliging ja, nee nee nee nee

Bedrijfsmodus max, auto, min, uit Auto

In dit submenu wordt voor de uitgangen van het gekozen systeem weergegeven, welke componenten toegewezen zijn. Hier kunnen ook alle benodigde instellingen voor de uitgangen uitgevoerd worden.

optie gespreide lading

In systemen met meerdere buffers zonder 3-weg kleppen kan een fasefunctie geactiveerd worden: Zodra het instelbare temperatuurverschil Fasebelading tussen collector en voorrangsboiler overschreden is, wordt de volgende boiler parallel geladen, voor zover deze niet geblokkeerd is. Wanneer het temperatuurverschil met 2 K niet gehaald wordt, wordt de pomp weer uitgeschakeld.

De collectortemperatuur moet boven de boilertemperatuur liggen.

8.2 opties

Relais

In dit menu kunnen aanvullende functies voor het solargedeelte van de installatie geselecteerd en ingesteld worden.

Het aantal en het soort aangeboden optionele functies is afhankelijk van de reeds uitgevoerde instellingen.

Aanwijzing

Zie hoofdstuk 14 voor de instelling van de keuzefuncties.

solar / basisinstelling / relais

Instelkanaal relais

PWM / 0-10 V uitgang signaal profi el toerental min.

max.

Betekenis

Relaisweergave

Optie PWM / 0-10 V

Selectie Signaaluitgang

Type Signaal

Karakteristiek

Toerentalregeling

Minimumtoerental

Maximumtoerental

Instelbereik / keuze Fabrieksinstelling systeemafhankelijk systeemafhankelijk ja, nee nee systeemafhankelijk systeemafhankelijk

PWM, 0-10 V PWM solar, verwarming solar ja, nee systeemafhankelijk

20 … 100 %

20 … 100 %

20 %

100 %

49

Bypass De bypassfunctie is bestemd om warmteverlies direct na het inschakelen van het solarcircuit te voorkomen. Het in de buisleidingen aanwezige, nog koude warmtedragende medium wordt via een bypass langs de boiler geleid. De lading wordt pas gestart als de toevoerleiding voldoende is verwarmd.

type pomp type klep type klep (omgekeerd) uitgang Bypass-sensor

Bypass-sensor uitgang

Voorbeeldschema's voor de verschillende bypass-uitvoeringen

Bypass-sensor uitgang solar / opties / nieuwe functie… / bypass

Instelkanaal Betekenis collector Collectorveld uitgang type

Instelbereik / keuze systeemafhankelijk

Fabrieksinstelling systeemafhankelijk

Bypass uitgang systeemafhankelijk systeemafhankelijk

Uitvoering (pomp- of kleplogica) pomp, klep Pomp omgekeerd sensor

D Taan

D Tuit

Kleplogica-omkering

Bypass-sensor ja, nee nee systeemafhankelijk systeemafhankelijk

Bypass-inschakeltemperatuurverschil

1,0 … 20,0 K

Bypass-uitschakeltemperatuurverschil

0,5 … 19,5 K

6,0 K

4,0 K funct.

Activering / deactivering

Toewijzing schakelingang geactiveerd, gedeactiveerd, schakelaar

geactiveerd

sensor functie opslaan / wissen functie opslaan of wissen -

In de menuoptie type kan worden gekozen of de bypass met een extra pomp of een klep wordt geschakeld. Afhankelijk van de uitvoering werkt de regellogica verschillend: type pomp

Bij deze uitvoering is een bypasspomp voor de zonnepomp geplaatst.

Bij een mogelijke boilerlading wordt eerst de bypasspomp in bedrijf gesteld. Wanneer het temperatuurverschil tussen bypasssensor en boilersensor het by-

pass-inschakeltemperatuurverschil bereikt, wordt de bypasspomp uitgeschakeld en de zonnepomp ingeschakeld.

type klep

Bij deze uitvoering bevindt zich een bypassklep in het zonnecircuit.

Bij een mogelijke boilerlading blijft de klep eerst zo geschakeld dat de bypass actief is. Wanneer het temperatuurverschil tussen bypasssensor en boilersensor het by-

pass-inschakeltemperatuurverschil bereikt, schakelt het bypassrelais de klep om en dan begint de solaropwarming.

Als de uitvoering klep is gekozen, staat bovendien de optie omgekeerd ter beschikking. Als de optie omgekeerd is geactiveerd en het bypasscircuit wordt geactiveerd, wordt het relais ingeschakeld. Wanneer het temperatuurverschil tussen de

bypasssensor en de boilersensor het bypass-inschakeltemperatuurverschil

bereikt, schakelt het relais weer uit.

50

CS-bypass Externe warmtewisselaar

Solar / opties / nieuwe functie… / CS-bypass

Instelkanaal Betekenis collector Collectorveld instr.

Inschakelinstraling

Instelbereik / keuze systeemafhankelijk

100 … 500 W / m² vertraging Tijdsvertraging 10 … 300 s

Bo. max uit Onderdrukking inschakeling ja, nee funct.

sensor functie opslaan / wissen

Activering / deactivering

Toewijzing schakelingang functie opslaan of wissen geactiveerd, gedeactiveerd, schakelaar

-

-

Als de CS-bypassfunctie is geactiveerd, dient de instralingswaarde als inschakelvoorwaarde voor het zonnecircuit.

De uitgang wordt ingeschakeld, wanneer de instralingswaarde voor de tijdsvertraging overschreden blijft. Als de zonnelading wordt ingeschakeld of de instralingswaarde onder de tijdsvertraging blijft, wordt het relais uitgeschakeld.

Wanneer optie onderdrukking inschakeling geactiveerd is, wordt de activering van het collectorcircuit onderdrukt, zolang alle boilertemperaturen boven hun betreffende maximumtemperatuur liggen.

Fabrieksinstelling systeemafhankelijk

200 W / m²

120 s ja geactiveerd

-

-

De functie CS-bypass is een verdere mogelijkheid om het zonnecircuit aan te sturen.

Aanwijzing

Om de CS-bypassfunctie te kunnen gebruiken, moet een CS10-instralingssensor zijn aangesloten.

Aanwijzing

Wanneer zowel de CS-bypassfunctie als de bypassfunctie geactiveerd zijn, heeft de CS-bypassfunctie alleen invloed op de bypass. Wijs daarvoor S1 als bypasssensor toe.

solar / opties / nieuwe functie… / ext. WW

Instelkanaal Betekenis uitgang Uitgangkeuze boiler Boilerkeuze sensor WW

Referentiesensor externer warmtewisselaar gewenste temp…

Optie gewenste temperatuur sensor gewenst.t.

D Taan

D Tuit naloop functie opslaan / wissen

Referentiesensor gewenste temperatuur

Gewenste temperatuur systeemafhankelijk systeemafhankelijk

15 … 95 °C

Inschakeltemperatuurverschil 1,0 … 20,0 K

Uitschakeltemperatuurverschil 0,5 … 19,5 K

Nalooptijd 0 … 15 min

60 °C

10,0 K

5,0 K

2 min functie opslaan of wissen

Instelbereik / keuze Fabrieksinstelling systeemafhankelijk systeemafhankelijk systeemafhankelijk alle boilers systeemafhankelijk systeemafhankelijk ja, nee

nee

-

Deze functie dient om laadcircuits met elkaar te verbinden die door een gezamenlijke warmtewisselaar van elkaar zijn gescheiden.

De toegewezen uitgang wordt ingeschakeld, wanneer één van de ingestelde boilers een zonnelading ondergaat en een temperatuurverschil tussen de sensor van de betreffende boiler en de referentiesensor van de externe warmtewisselaar bestaat.

Er kunnen willekeurig veel boilers van het zonne-gedeelte van de installatie worden gekozen.

De uitgang wordt uitgeschakeld, wanneer dit temperatuurverschil onder het ingestelde uitschakelverschil daalt.

De referentiesensor van de externe warmtewisselaar kan vrij worden toegewezen.

Aanwijzing

In de systemen, waarin de boilers eigen laadpompen hebben, stuurt het warmtewisselaarrelais de pomp van het primaire circuit aan.

51

Als de optie gewenste temperatuur wordt gekozen, wijzigt de werking van de toerentalregeling. De regelaar handhaaft het minimumtoerental tot de temperatuur bij de toegewezen sensor de ingestelde gewenste temperatuur heeft overschreden.

Wanneer op de referentiesensor van de doeltemperatuur de doeltemperatuur met 5 K overschreden wordt, wordt het toerental van de primaire pomp met

10 % verhoogd. Wanneer opnieuw met 5 K verhoogd wordt, wordt het toerental van de secundaire pomp aangepast. Elke verdere verhoging met 5 K leidt opnieuw tot een afwisselende toerentalaanpassing van de primaire en secundaire pomp(en).

Als de temperatuur daalt, wordt deze aanpassing ook naar beneden doorgevoerd.

De warmtewisselaar is door een vast ingestelde vorstbeveiligingsfunctie beschermd.

Wanneer de niet-instelbare vorstbeschermingstemperatuur (10 °C) op de sensor van de warmtewisselaar niet gehaald wordt, schakelt de regelaar de secundaire pomp in met 100 % toerental. De vorstbeschermingsfunctie maakt gebruik van de warmte uit de boiler met de telkens hoogste temperatuur. Als alle boilers 10 °C hebben bereikt, wordt de secundaire pomp uitgeschakeld. Wanneer de temperatuur op de referentiesensor van de externe warmtewisselaar de vorstbeschermingstemperatuur met 2 K overschrijdt, wordt de secundaire pomp uitgeschakeld.

De vorstbeschermingsfunctie van de warmtewisselaar werkt onafhankelijk van het feit of er een solar opwarming plaatsvindt.

Vacuümcollectorfunctie solar / opties / nieuwe functie… / vacuümcollector

Instelkanaal Betekenis begin einde werking

Begin van het tijdvenster

Einde van het tijdvenster

Pomplooptijd

Instelbereik / keuze Fabrieksinstelling

00:00 … 23:00

0:30 … 23:30

5 … 600 s

8:00

19:00

30 s pauze collector sensor functie opslaan / wissen

Stilstandinterval

Collectorveld

Toewijzing schakelingang functie opslaan of wissen

1 … 60 min 30 min systeemafhankelijk systeemafhankelijk

Bo.max uit Maximale boilertemperatuur uit ja, nee funct.

Activering / deactivering geactiveerd, gedeactiveerd, schakelaar

-

ja geactiveerd

-

-

Aanwijzing

In systemen met 2 of 3 collectorvelden werkt de optie gewenste tem-

peratuur om hydraulische redenen niet probleemloos.

Aanwijzing

De warmtewisselaar is door een vast ingestelde vorstbeveiligingsfunctie beschermd. Toch wordt nog het gebruik van een bypass geadviseerd.

Deze functie is bestemd voor de verbetering van het inschakelgedrag bij systemen met meettechnisch ongunstig geplaatste collectorsensoren (bijv. bij enkele vacuümcollectoren).

De functie wordt binnen een instelbaar tijdvenster actief. Deze schakelt de pomp van het collectorcircuit gedurende de instelbare looptijd tussen de instelbare stilstandintervallen in om de vertraagde temperatuurregistratie te compenseren.

Als de looptijd meer dan 10 s bedraagt, draait de pomp de eerste 10 s van de looptijd op 100 %. De resterende looptijd draait de pomp met het ingestelde minimumtoerental.

Als de collectorsensor defect is of de collector geblokkeerd, wordt de functie onderdrukt resp. uitgeschakeld.

De vacuümcollectorfunctie wordt onderdrukt, wanneer de optie Maximale boi-

lertemperatuur uit is geactiveerd en de temperatuur van de te laden boiler hoger is dan de maximale boilertemperatuur.

52

2 en 3-collectorsystemen

Bij systemen met 2 of 3 collectorvelden wordt de vacuümcollectorfunctie meerdere keren aangeboden.

Tijdens de zonne-energielading van een collectorveld is de vacuümcollectorfunctie voor dit collectorveld inactief.

Vorstbeveiliging

Gewenste temperatuur solar / opties / nieuwe functie… / vorstbeveiliging solar / opties / nieuwe functie… / gewenste temperatuur

Instelkanaal Betekenis gewenst.te… Gewenste temperatuur sensor stijging

Referentiesensor

Stijgingswaarde funct.

Activering / deactivering

Instelbereik / keuze

20 … 110 °C systeemafhankelijk

1,0 … 20,0 K geactiveerd, gedeactiveerd, schakelaar

-

Fabrieksinstelling

65 °C systeemafhankelijk

2,0 K geactiveerd

Instelkanaal Betekenis vorstb. aan

Inschakeltemperatuur voor de vorstbeveiliging vorstb. uit

Uitschakeltemperatuur voor de vorstbeveiliging collector boiler

(1 … 5)

Collectorveld

Boilervolgorde

Instelbereik / keuze Fabrieksinstelling

-40 … +15 °C

-39 … +16 °C

+4 °C

+6 °C systeemafhankelijk systeemafhankelijk systeemafhankelijk systeemafhankelijk funct.

Activering / deactivering

Toewijzing schakelingang geactiveerd, gedeactiveerd, schakelaar

geactiveerd

sensor functie opslaan / wissen functie opslaan of wissen sensor functie opslaan / wissen

Toewijzing schakelingang functie opslaan of wissen -

-

-

Als de functie gewenste temperatuur wordt gekozen, wijzigt de werking van de toerentalregeling. De regelaar handhaaft het minimumtoerental tot de temperatuur bij de toegewezen sensor de ingestelde gewenste temperatuur heeft overschreden.

Pas dan start de standaard-toerentalregeling. Als de temperatuur op de toegewezen sensor verandert met 1 / 10 van de instelbare stijgingswaarde, wordt het pomptoerental overeenkomstig aangepast.

Wanneer bovendien functie externe warmtewisselaar met optie gewenste

temperatuur (zie hoofdstuk 51) geactiveerd is, wordt de regeling van de doeltemperatuur uitgeschakeld, terwijl de externe warmtewisselaar geladen wordt. Terwijl de externe warmtewisselaar wordt geladen, start de toerentalregeling van de externe warmtewisselaar.

De vorstbeschermingsfunctie activeert het laadcircuit tussen collector en boiler als de collectortemperatuur onder de ingestelde vorstbeschermings-inscha-

keltemperatuur daalt. Zo wordt het warmtedragend medium beschermd tegen bevriezen en indikken. Wanneer de vorstbeschermings-uitschakeltemperatuur wordt overschreden, schakelt de zonnepomp weer uit.

De boilers worden volgens de ingestelde boilervolgorde ontladen. Als alle boilers de minimumtemperatuur van de boiler van 5 °C hebben bereikt, wordt de functie inactief.

De pompuitgang wordt bij actieve functie met maximaal relatief toerental aangestuurd.

53

Aanwijzing

Omdat voor deze functie alleen de beperkte hoeveelheid warmte van de boiler ter beschikking staat, dient de vorstbeschermingsfunctie alleen in gebieden te worden toegepast, waar slechts enkele dagen per jaar temperaturen rond het vriespunt worden bereikt.

parallelrelais funct.

Aanwijzing

Bij systemen met 2 of 3 collectorvelden worden dan ook 2 of 3 gescheiden menu's weergegeven.

Naverwarmingsonderdrukking solar / opties / nieuwe functie… / NV-onderdruk.

Instelkanaal Betekenis uitgang Referentie-uitgang boiler Boilerkeuze

B.gewenst

Gewenste temperatuur van de boiler sensor functie opslaan / wissen

Activering / deactivering

Toewijzing schakelingang functie opslaan of wissen

Instelbereik / keuze Fabrieksinstelling systeemafhankelijk systeemafhankelijk systeemafhankelijk systeemafhankelijk ja, nee

nee geactiveerd, gedeactiveerd, schakelaar

geactiveerd

-

solar / opties / nieuwe functie… / parallelrelais

Instelkanaal Betekenis uitgang Paralleluitgang boiler funct.

sensor functie opslaan / wissen

Boilerkeuze

Activering / deactivering systeemafhankelijk geactiveerd, gedeactiveerd, schakelaar

Toewijzing schakelingang functie opslaan of wissen

Instelbereik / keuze systeemafhankelijk

-

Fabrieksinstelling systeemafhankelijk systeemafhankelijk geactiveerd

-

-

Met deze functie kan bijvoorbeeld een klep met een eigen uitgang parallel aan een zonnepomp aangestuurd worden.

Inschakelvoorwaarde voor de zonne-parallelrelaisfunctie is de lading van één of meerdere geselecteerde boilers. Wanneer één van de geselecteerde boilers geladen wordt, wordt de paralleluitgang ingeschakeld.

De parallelle relaisfunctie is onafhankelijk ervan of de boiler voor de zonnelading of door een optie voor zonne-energie (bijv. collectorkoeling) wordt geladen.

Aanwijzing

Wanneer een relais zich in de handbediening bevindt, wordt de gekozen parallelle uitgang niet meegeschakeld.

De functie NV-onderdrukking dient om de naverwarming van een boiler te onderdrukken als deze zojuist een zonnelading ondergaat.

Deze functie wordt actief als een voorafgaand gekozen boiler een zonnelading ondergaat.

"Solar geladen" betekent dat de boilerlading alleen voor het doel van de energie-invoer en niet voor koelingdoeleinden e.a. wordt uitgevoerd.

Wanneer optie ingestelde temperatuur geactiveerd wordt, vindt de naverwarmingsonderdrukking alleen plaats, wanneer de boilertemperatuur boven de Inge-

stelde boilertemperatuur ligt.

54

Koeling type systeemkoeling

Als de uitvoering systeemkoeling (sys.-koel.) wordt gekozen en het inschakeltem-

peratuurverschil wordt overschreden, worden de boilers ook verder geladen als hun maximumtemperatuur is bereikt, echter alleen tot aan de noodtemperatuur van de boiler. De boilers worden zolang verder geladen tot deze allemaal hun noodtemperatuur hebben bereikt of tot het uitschakeltemperatuurverschil is bereikt.

solar / opties / nieuwe functie… / koeling

Instelkanaal type

Tcollmax.

Betekenis

Uitvoering van de koellogica

Instelbereik / keuze Fabrieksinstelling coll. koeling, sys.-koel., uit uit

Maximumtemperatuur collector 70 … 190 °C 100 °C boiler (1 … 5) Boilervolgorde boil. koeling Optie boilerkoeling

D Taan

D Tuit

Inschakeltemperatuurverschil systeemafhankelijk systeemafhankelijk ja, nee

1,0 … 30,0 K nee

20,0 K

15,0 K funct.

sensor

Uitschakeltemperatuurverschil 0,5 … 29,5 K

Activering / deactivering

Toewijzing schakelingang geactiveerd, gedeactiveerd, schakelaar

geactiveerd

functie opslaan / wissen functie opslaan of wissen -

type collectorkoeling

Als de uitvoering collectorkoeling (coll.-koel.) is gekozen, worden de boilers boven hun maximumtemperatuur geladen als de maximumtemperatuur van de col-

lector is overschreden.

De boilers worden zolang verder geladen tot deze allemaal hun noodtempera-

tuur bereikt hebben of dat er ten minste 5 K onder de maximumtemperatuur van de collector gebleven wordt.

Bij systemen met 2 of 3 collectorvelden kunnen aparte instellingen voor elk veld worden gedaan.

Het collectorkoelingbedrijf wordt in de regelaar als solaropwarming behandeld. De uitgevoerde instellingen, bijv. Vertraging, Minimale looptijd, enz. zijn van kracht.

Naast de beide varianten kan optie Bufferkoeling geactiveerd worden.

In het menu Koeling worden verschillende koelfuncties aangeboden die ervoor zijn bestemd om de zonne-installatie bij een krachtige zonnestraling langer bedrijfsklaar te houden.

Om dit te bereiken, kunnen de ingestelde maximumtemperaturen van de boiler worden overschreden. De volgorde voor deze overlading kan worden ingesteld.

Tevens kan elke boiler afzonderlijk van de overlading worden uitgesloten.

Voor modus Afkoeling kunnen 2 varianten geselecteerd worden: Systeemkoeling en Collectorkoeling.

optie boilerkoeling

De boilerkoeling dient om sterk verhitte boilers tijdens de nacht weer af te koelen om voor de volgende dag warmteopnamecapaciteit te winnen.

Als de boilerkoeling (B.koeling) is geactiveerd, wordt de zonnepomp ingeschakeld als bij overschreden boilertemperatuur de collectortemperatuur onder de boilertemperatuur daalt. De zonnepomp blijft actief tot de boilertemperatuur weer onder de ingestelde maximumtemperatuur van de boiler daalt.

De volgorde van de koeling is dezelfde als bij de overlading door systeem- of collectorkoeling.

55

Drainback-optie solar / opties / nieuwe functie… / drainback

Instelkanaal Betekenis vultijd Drainback-vultijd stab.tijd

initialis.

Stabilisatietijd

Initialisatietijd booster uitgang

Boosteroptie

Uitgangskeuze boosterpomp drainimpuls Optie drainbackimpuls vertrag.

duur

Tijdsvertraging

Drainbackimpuls-laadduur funct.

Activering / deactivering sensor functie opslaan / wissen

Toewijzing schakelingang functie opslaan of wissen

Instelbereik / keuze

1 … 30 min

1,0 … 15,0 min

1 … 100 s ja, nee systeemafhankelijk ja, nee

1 … 30 min

1 … 60 s geactiveerd, gedeactiveerd, schakelaar

-

-

S1

Boosterpomp

-

-

Fabrieksinstelling

5 min

2,0 min

60 s nee systeemafhankelijk nee

3 min

10 s gedeactiveerd

In een drainbacksysteem stroomt het warmtedragend medium naar een opvangbak als er geen solaropwarming plaatsvindt. De drainback-optie initieert het vullen van het systeem als de zonnelading begint. Als de drainback-optie is geactiveerd, kunnen die onderstaand beschreven instellingen worden gedaan.

Aanwijzing

In drainback-systemen zijn extra componenten zoals een voorraadbak noodzakelijk. Activeer de drainback-optie alleen als alle vereiste componenten vakkundig zijn geïnstalleerd.

Met de parameter vultijd wordt ingesteld hoe lang de pomp na het inschakelen met

100 % draait om het systeem te vullen.

Met de parameter hersteltijd wordt het tijdsbestek ingesteld, waarin de uitschakelvoorwaarde na het beëindigen van de vultijd wordt genegeerd.

Met parameter Initialisatietijd wordt het tijdsbestek ingesteld, binnen welk continu aan de inschakelvoorwaarde voldaan moet worden, voordat er met vullen begonnen wordt.

De optie booster dient om een 2e pomp tijdens het vullen van de installatie extra in te schakelen. De betreffende uitgang wordt tijdens de vultijd met een toerental van 100 % ingeschakeld.

De optie drainimpuls dient om de pomp na het aftappen van het systeem na een tijdsvertraging opnieuw voor een korte tijd in te schakelen. Zo ontstaat een waterkolom, waar bij het dalen hiervan eventueel in de collector achtergebleven water mee in de voorraadbak wordt gezogen.

Aanwijzing

Wanneer in een systeem met meerdere buffers de leegloopoptie wordt gebruikt, moet in menu solar / basisinstelling / laadlogica optie pauze-

toerental worden geactiveerd!

S4/TR

R1 R2

S3

S2

Voorbeeldschema voor een drainback-installatie (R2 = boosterpomp)

56

tweelingpomp solar / opties / nieuwe functie… / tweelingpomp

Instelkanaal Betekenis uitgang Uitgangkeuze ref.relais

looptijd

Instelbereik / keuze systeemafhankelijk

Relaiskeuze referentierelais systeemafhankelijk

Pomplooptijd deb.controle Optie debietcontrole

1 … 48 h debietsensor Toewijzing debietsensor ja, nee

IMP1 … IMP3, Ga1,

Ga2, Gd1, Gd2, FR1

(FlowRotor) vertrag.

funct.

sensor functie opslaan / wissen

Tijdsvertraging

Activering / deactivering

Toewijzing schakelingang functie opslaan of wissen

1 … 10 min geactiveerd, gedeactiveerd, schakelaar

-

-

-

Fabrieksinstelling systeemafhankelijk

-

6 h nee

De functie tweelingpomp regelt in systemen met 2 gelijkwaardig bruikbare pompen de gelijkmatige verdeling van hun looptijd.

Als de toegewezen uitgang de ingestelde looptijd overschreden heeft, wordt bij de volgende inschakeling het gekozen referentierelais geactiveerd. Alle eigenschappen worden overgenomen.

Wanneer ook het referentierelais de looptijd heeft overschreden, wordt bij de volgende inschakeling weer de oorspronkelijke uitgang geactiveerd.

De optie debietcontrole kan extra worden geactiveerd om in geval van een doorstromingsstoring de tweelingpomp te activeren.

Wanneer de debietmeting geactiveerd is, verschijnt er een storingsmelding, wanneer bij de ingestelde doorstromingssensor na het verstrijken van de tijdsver-

traging geen doorstroming gemeten wordt. De actieve uitgang wordt als defect geblokkeerd, tot de storingsmelding bevestigd wordt. De andere uitgang wordt geactiveerd, een omschakeling vindt niet meer plaats, tot de storingsmelding bevestigd is.

Wanneer de storingsmelding bevestigd wordt, voert de regelaar een test uit, waarin deze de betreffende uitgang activeert en het debiet opnieuw controleert.

-

-

5 min geactiveerd

Voorbeeldschema voor tweelingpompen in de zonne-energieaanvoer met voorgeschakeld volumemeetgedeelte

57

Restwarmteafvoer solar / opties / nieuwe functie… / restwarmteafv.

Instelkanaal Betekenis uitgang Uitgangkeuze

Instelbereik / keuze Fabrieksinstelling systeemafhankelijk

Uitvoering (pomp- of kleplogica) klep, pomp systeemafhankelijk klep type

D Tklep collector

Kleplogica-temperatuurverschil 0,0 … 10,0 K

Collectorkeuze systeemafhankelijk

3,0 K

1

Tcoll.

funct.

sensor functie opslaan / wissen

Collector overtemperatuur

Activering / deactivering

Toewijzing schakelingang functie opslaan of wissen

40 … 190 °C geactiveerd, gedeactiveerd, schakelaar

-

-

110 °C geactiveerd

-

type pomp type klep uitgang

De restwarmteafvoer is bestemd om in geval van een krachtige zonnestraling de overtollige warmte die ontstaat, naar een externe warmtewisselaar (bijv. Fan Coil) af te voeren om de collectortemperatuur in het bedrijfsbereik te houden.

In de menuoptie type kan worden gekozen of de restwarmteafvoer via een extra pomp of een klep wordt geactiveerd.

type pomp

De toegewezen uitgang wordt met 100 % ingeschakeld, wanneer de collectortemperatuur de ingestelde collector-temperatuuroverschrijding bereikt.

Wanneer de collectortemperatuur 5 K onder de ingestelde collector overtem-

peratuur daalt, wordt de uitgang weer uitgeschakeld. Bij de uitvoering pomp werkte de restwarmteafvoer onafhankelijk van de zonnelading.

type klep

Wanneer de collectortemperatuur de waarde [Tcoll. - D T-klep] bereikt, wordt de toegewezen uitgang ingeschakeld om de klep te openen. Wanneer de collectortemperatuur de collector overtemperatuur bereikt, wordt de zonnepomp ingeschakeld. Wanneer de collectortemperatuur 5 K onder de ingestelde collector

overtemperatuur daalt, wordt de zonnepomp weer uitgeschakeld. Wanneer de collectortemperatuur met 10 K onder de insteltemperatuur daalt, wordt de klep weer naar de uitgangsstand geschakeld.

De functie Restwarmteafvoer wordt gedeactiveerd en er wordt een foutmelding gegenereerd, wanneer één van de boilertemperaturen zijn betreffende maximale boilertemperatuur met meer dan 10 K overschrijdt. Als met de hysterese maxi-

mumtemperatuur boiler (Solar / basisinstelling / boiler) onder deze temperatuur wordt gebleven, wordt de functie restwarmteafvoer weer vrijgegeven.

Aanwijzing

De collector-temperatuuroverschrijding moet tenminste 10 K lager worden ingesteld dan de noodtemperatuur voor de collector.

uitgang

58

Debietcontrole Drukbewaking solar / opties / nieuwe functie… / debietcontrole

Instelkanaal Betekenis sensor Toewijzing debietsensor ref.relais

boiler tijd funct.

Relaiskeuze referentierelais

Boilerkeuze

Tijdsvertraging

Activering / deactivering

Instelbereik / keuze systeemafhankelijk systeemafhankelijk systeemafhankelijk

1 … 300 s geactiveerd, gedeactiveerd, schakelaar sensor functie opslaan / wissen

Toewijzing schakelingang functie opslaan of wissen

-

-

-

1

Fabrieksinstelling

-

30 s geactiveerd

-

-

De debietmeting is bestemd om storingen te herkennen, die de doorstroming belemmeren, en de betreffende uitgang uit te schakelen. Op die wijze dienen installatieschades, bijv. door het drooglopen van de pomp, te worden vermeden.

Als de debietmeting wordt geactiveerd, verschijnt een foutmelding, wanneer op de ingestelde debietsensor na het verstrijken van de vertragingstijd geen debiet wordt gemeten.

• Wanneer er een referentierelais is geselecteerd, wordt de debietmeting actief, wanneer het toegewezen relais is ingeschakeld. Bij een storing wordt het volledige zonne-energiesysteem geblokkeerd.

• Wanneer zowel een boiler als een referentierelais zijn geselecteerd, wordt de debietmeting actief, wanneer het toegewezen relais is ingeschakeld. Bij een storing wordt de toegewezen boiler voor verdere lading geblokkeerd, totdat de foutmelding wordt bevestigd. De volgende voor een lading vrijgegeven boiler wordt geladen.

De foutmelding verschijnt zowel in menu Status / meldingen als in menu Sta-

tus / solar / debietcontrole. Deze kan alleen in menu Status / solar / debiet-

controle worden bevestigd. Wanneer de foutmelding wordt bevestigd, voert de regelaar een test uit, door het betreffende relais te activeren en het debiet te meten.

Aanwijzing

De drukmeting werkt alleen, wanneer een Grundfos Direct Sensor type RPD / RPS wordt gebruikt.

solar / opties / nieuwe functie… / drukbew.

Instelkanaal Betekenis sensor Toewijzing druksensor

Instelbereik / keuze

S6 verlaagde druk Optie bewaking verlaagde druk ja, nee aan Inschakeldrempel 0,0 … 9,7 bar uit Uitschakeldrempel uitschakeling Uitschakeloptie

0,1 … 9,8 bar ja, nee overdruk aan

Optie overdrukbewaking

Inschakeldrempel uit Uitschakeldrempel uitschakeling Uitschakeloptie ja, nee

0,3 … 10,0 bar

0,2 … 9,9 bar ja, nee funct.

sensor functie opslaan / wissen

Activering / deactivering

Toewijzing schakelingang functie opslaan of wissen geactiveerd, gedeactiveerd, schakelaar

-

-

™ van

-

Fabrieksinstelling nee

0,7 bar

1,0 bar nee nee

5,5 bar

5,0 bar nee geactiveerd

-

-

De drukbewaking dient om over- of onderdruktoestanden in de installatie te herkennen en eventueel betroffen installatiedelen uit te schakelen. Zo moet schade aan de installatie worden voorkomen.

59

onderdrukbewaking

Als de druk van de installatie onder de instelbare waarde aan daalt, verschijnt er een storingsmelding.

Als voor de onderdrukbewaking de optie uitschakeling is geactiveerd, wordt in geval van een storing tevens het zonne-energiesysteem uitgeschakeld.

Als de instelbare waarde uit is bereikt of wordt overschreden, wordt het systeem weer ingeschakeld.

8.3 Functiecontrole

Aanwijzing

Bij de meetfunctie Lage druk is Uit altijd ten minste 0,1 bar hoger dan

Aan. De betreffende instelbereiken passen zich overeenkomstig aan.

overdrukbewaking

Als de druk van de installatie boven de instelbare waarde aan uitstijgt, verschijnt er een storingsmelding.

Als voor de overdrukbewaking de optie uitschakeling is geactiveerd, wordt in geval van een storing tevens het zonne-energiesysteem uitgeschakeld.

Als de instelbare waarde uit is bereikt of hieronder blijft, wordt het systeem weer ingeschakeld.

Aanwijzing

Bij de meetfunctie overdruk is Aan altijd ten minste 0,1 bar hoger dan

Uit. De betreffende instelbereiken passen zich overeenkomstig aan.

solar / functiecontrole

Instelkanaal

D T te hoog nachtcirculatie

VL / RET verwisseld

Bo.max

boiler

Aanwijzing

Menu functiecontrole is alleen zichtbaar, wanneer de bedieningscode van de installateur werd ingevoerd (zie hoofdstuk 90).

Betekenis

Optie DT-bewaking

Optie bewaking nachtcirculatie

Optie bewaking voorloop / retour verwisseld

Optie bewaking maximumtemperatuur boiler

Boilerkeuze

Instelbereik / keuze Fabrieksinstelling ja, nee nee ja, nee nee ja, nee ja, nee nee ja systeemafhankelijk systeemafhankelijk

D t-bewaking

Deze functie dient om het temperatuurverschil te bewaken. De waarschuwingsmelding D t te hoog verschijnt als een zonnelading gedurende 20 minuten met een verschil groter dan 50 K plaatsvindt. De aansturing van de regelaar wordt niet afgebroken, maar de installatie dient wel te worden gecontroleerd.

Mogelijke oorzaken zijn:

• te laag pompvermogen

• geblokkeerde installatiecomponenten

• doorstromingsstoring in het collectorveld

• lucht in de installatie

• defecte klep / defecte pomp

60

Nachtcirculatie

Deze functie dient om het afkoelen van de boiler door thermische druk in het zonnecircuit te detecteren en te melden. De melding wordt actief als tussen 23:00 en 5:00 uur aan één van de volgende voorwaarden minimaal 1 minuut langt wordt voldaan:

• de collectortemperatuur overschrijdt 40 °C

• δε ωααρδε DTaan is overschreden

De tijdsvertraging van 1 min voorkomt het activeren van de waarschuwingsmelding door kort durende storingen.

Mogelijke oorzaken zijn:

• defecte zwaartekrachtrem

• defecte klep

• tijd onjuist ingesteld

In het kanaal boiler kan worden gekozen welke boiler moet worden bewaakt.

Mogelijke oorzaak voor het ongewenst overschrijden van de maximumtemperatuur van de boiler is een defecte klep.

8.4 Vakantiefunctie solar / vakantiefunctie voor- en terugloop verwisseld

Deze functie dient om het verwisselen van voorloop en retour alsmede van een onjuist geplaatste collectorsensor te herkennen en te melden. Hiervoor wordt tijdens de inschakelfase van de zonnepomp de collectortemperatuur op plausibiliteit gecontroleerd. De bewaking VL / REt verwisseld genereert pas een storingsmelding als 5 keer achter elkaar niet aan de plausibiliteitscriteria is voldaan.

Aanwijzing

De functiecontrole voorloop en retour verwisseld conform VDI 2169 kan de storing 0031 !VL / REt verwisseld! alleen juist detecteren en melden als de collectorsensor de temperatuur bij de uitgang van de collector in het medium meet. Als de collectorsensor niet juist is gepositioneerd, kunnen er foutieve meldingen ontstaan.

Î Positioneer de collectorsensor bij de uitgang van de collector direct in het medium of deactiveer de functiecontrole voorloop en retour

verwisseld.

Instelkanaal koeling

Betekenis Instelbereik / keuze Fabrieksinstelling

Uitvoering van de koellogica coll. koeling, sys.-koel., uit uit

Tcollmax.

Maximumtemperatuur collector boiler (1 … 5) Boilervolgorde boil. koeling

D Taan

D Tuit

70 … 190 °C

Optie boilerkoeling systeemafhankelijk ja, nee

Inschakeltemperatuurverschil 1,0 … 30,0 K

Uitschakeltemperatuurverschil 0,5 … 29,5 K

100 °C systeemafhankelijk ja

20,0 K

15,0 K

Bo.max (1 … 5) Temperatuur boilerkoeling restwarmteafv. Restwarmteafvoer boiler uitgang sensor

Uitgangkeuze

Sensorkeuze

TB.aan

TB.uit

Inschakeltemperatuur

Uitschakeltemperatuur

4 … 95 °C ja, nee systeemafhankelijk systeemafhankelijk

5 … 95 °C

4 … 94 °C

-

-

40 °C nee

65 °C

45 °C

Maximumtemperatuur boiler

Deze functie dient om het overschrijden van de ingestelde maximumtemperatuur van de boiler vast te stellen en te melden. De regelaar vergelijkt de huidige boilertemperatuur met de ingestelde maximumtemperatuur van de boiler en controleert zodoende de boilerlaadcircuits.

De maximumtemperatuur van de boiler geldt als overschreden als de gemeten temperatuur bij de boilersensor de ingestelde maximumtemperatuur van de boiler met tenminste 5 K overschrijdt. Pas als de boilertemperatuur weer onder de ingestelde maximumtemperatuur van de boiler is gedaald, wordt de bewaking weer actief.

Met de vakantiefunctie kan de aansturing van de regelaar gedurende een afwezigheid worden ingesteld. Deze dient om het systeem bedrijfsklaar te houden en een continue thermische belasting te verlagen.

De hierna beschreven instellingen worden pas actief, wanneer de vakantiefunctie met parameter Vakantiedagen werd geactiveerd, zie hieronder.

Er staan 4 koelfuncties ter beschikking: Systeemkoeling, Collectorkoeling, Boilerkoeling en Restwarmteafvoer boiler.

61

type systeemkoeling

Als de uitvoering systeemkoeling (sys.-koel.) wordt gekozen en het inschakeltemperatuurverschil wordt overschreden, worden de boilers ook verder geladen als hun maximumtemperatuur is bereikt, echter alleen tot aan de noodtemperatuur van de boiler. De boilers worden zolang verder geladen tot deze allemaal hun noodtemperatuur hebben bereikt of tot het uitschakeltemperatuurverschil is bereikt.

type collectorkoeling

Als de uitvoering collectorkoeling (coll.-koel.) is gekozen, worden de boilers boven hun maximumtemperatuur geladen als de maximumtemperatuur van de collector is overschreden.

De boilers worden zolang verder geladen tot deze allemaal hun noodtemperatuur hebben bereikt of tenminste 5 K onder de maximumtemperatuur van de collector wordt gebleven.

Het collectorkoelingbedrijf wordt in de regelaar als solaropwarming behandeld. De uitgevoerde instellingen, bijv. Vertraging, Minimale looptijd, enz. zijn van kracht.

Naast de beide varianten kan optie bufferkoeling geactiveerd worden. optie boilerkoeling

De boilerkoeling dient om sterk verhitte boilers tijdens de nacht weer af te koelen om voor de volgende dag warmteopnamecapaciteit te winnen.

Als de boilerkoeling (B.koeling) is geactiveerd, wordt de zonnepomp ingeschakeld als bij overschreden boilertemperatuur de collectortemperatuur onder de boilertemperatuur daalt. De zonnepomp blijft actief tot de boilertemperatuur weer onder de ingestelde maximumtemperatuur van de boiler daalt.

De volgorde van de koeling is dezelfde als bij de overlading door systeem- of collectorkoeling.

Als een waarde groter dan 0 wordt ingesteld, wordt de functie met de in het menu vakantiefunctie gedane instellingen geactiveerd en worden de dagen vanaf 00:00 uur afgeteld. Als 0 wordt ingesteld, wordt de functie gedeactiveerd.

9

In dit menu kunnen alle instellingen voor het gedeelte van de installatie dat niet met zonne-energie te maken heeft, worden gedaan.

Het is mogelijk om tot en met 16 opties te selecteren en in te stellen.

9.1

Aanwijzing

Parameter vakantiedagen is via toets ➆ of menu status / CV kring toegankelijk.

Installatie

opties optie restwarmteafvoer boiler

De restwarmteafvoer boiler is bestemd om in geval van een krachtige zonnestraling de overtollige warmte uit de boiler naar een externe warmtewisselaar (bijv. Fan

Coil) of verwarmingselement in het huis af te voeren om oververhitting van de collectoren te vermijden. De restwarmteafvoer van de boiler werkt onafhankelijk van het zonne-energiesysteem en kan met parameter restwarmteafvoer geactiveerd worden. Hier gelden de instelbare inschakel- en uitschakeltemperaturen tB.aan en tB.uit.

Wanneer de inschakeltemperatuur bij de gekozen sensor bereikt wordt, wordt de gekozen uitgang zolang ingeschakeld tot de waarde onder de uitschakeltemperatuur daalt. Met parameter Vakantiedagen kunnen de dagen van afwezigheid worden ingesteld.

Onder deze menuoptie kunnen optionele functies voor de installatie worden geselecteerd en ingesteld.

Het aantal en het soort aangeboden optionele functies is afhankelijk van de reeds uitgevoerde instellingen.

Aanwijzing

Zie hoofdstuk 14 voor de instelling van de keuzefuncties.

62

parallelrelais Mengkraan installatie / opties / nieuwe functie… / parallelrelais installatie / opties / nieuwe functie… / mengkr

Instelkanaal Betekenis uitgang Uitgangkeuze ref. relais naloop

Relaiskeuze referentierelais

Optie naloop

Instelbereik / keuze systeemafhankelijk systeemafhankelijk ja, nee duur vertraging duur funct.

Nalooptijd

Optie vertraging

Tijdsvertraging

Activering / deactivering

Toewijzing schakelingang

1 … 30 min ja, nee

-

1 … 30 min geactiveerd, gedeactiveerd, schakelaar sensor functie opslaan / wissen functie opslaan of wissen -

-

-

Fabrieksinstelling systeemafhankelijk

nee

1 min nee

1 min geactiveerd

Instelkanaal Betekenis mengkr dicht Uitgangskeuze Mengkring dicht menkgr open Uitgangskeuze Mengkring open sensor Toewijzing sensor

Tmengkr interval funct.

Gewenste temperatuur mengkraan 0 … 130 °C

Interval van de mengkraan

Activering / deactivering

Toewijzing schakelingang

1 … 20 s

geactiveerd, gedeactiveerd, schakelaar sensor functie opslaan / wissen functie opslaan of wissen -

Instelbereik / keuze systeemafhankelijk systeemafhankelijk systeemafhankelijk

-

-

Fabrieksinstelling systeemafhankelijk systeemafhankelijk systeemafhankelijk

60 °C

4 s geactiveerd

Functie parallelrelais dient om een gekozen Uitgang altijd met een gekozen

Referentierelais samen te schakelen. Op die wijze kan bijvoorbeeld een klep met een eigen uitgang parallel aan de pomp aangestuurd worden.

Wanneer optie naloop geactiveerd wordt, blijft de Uitgang met de ingestelde

Nalooptijd ingeschakeld, nadat het Referentierelais uitgeschakeld werd.

Wanneer de optie vertraging geactiveerd wordt, schakelt de uitgang pas na de ingestelde duur. Wanneer het referentierelais tijdens de tijdsvertraging uitgeschakeld wordt, blijft ook de paralleluitgang uitgeschakeld.

De mengklepregeling is bedoeld om de werkelijke aanvoertemperatuur af te stemmen op de menger-doeltemperatuur. Hiervoor wordt de mengkraan conform de afwijking in de tijdimpuls in- of uitgeschakeld. De mengkraan wordt met het ingestelde interval aangestuurd. De pauze ontstaat uit de afwijking van de huidige waarde ten opzichte van de gewenste waarde.

Aanwijzing

Wanneer een relais in de handmatige modus staat, wordt de geselecteerde uitgang niet meegeschakeld.

63

Zoneopwarming Storingsrelais installatie / opties / nieuwe functie… / zone lading installatie / opties / nieuwe functie… / storingsrelais

Instelkanaal uitgang

Betekenis

Uitgangkeuze sensor boven Toewijzing sensor boven sensor onder Toewijzing sensor onder

Taan

Tuit timer

Inschakeltemperatuur

Uitschakeltemperatuur

Optie weekschakelklok

Instelbereik / keuze systeemafhankelijk systeemafhankelijk systeemafhankelijk

Fabrieksinstelling systeemafhankelijk systeemafhankelijk systeemafhankelijk

0 … 94 °C

1 … 95 °C

45 °C

60 °C

ja, nee nee geactiveerd, gedeactiveerd, schakelaar geactiveerd

-

Instelkanaal uitgang funct.

sensor functie opslaan / wissen

Betekenis

Uitgangkeuze

Activering / deactivering

Toewijzing schakelingang functie opslaan of wissen -

Instelbereik / keuze systeemafhankelijk

Fabrieksinstelling systeemafhankelijk

geactiveerd, gedeactiveerd, schakelaar geactiveerd

-

funct.

sensor functie opslaan / wissen

Activering / deactivering

Toewijzing schakelingang functie opslaan of wissen -

De functie boilerlading dient om een bepaalde boilergedeelte tussen 2 sensoren doorgaans te laden. Daarvoor worden 2 sensoren gebruikt ter bewaking van de inschakel- resp. uitschakelvoorwaarden. De referentieparameters zijn de in- en uitschakeltemperaturen.

Wanneer de gemeten temperaturen aan beide toegewezen sensoren onder de ingevoerde inschakeltemperatuur dalen, wordt de uitgang ingeschakeld. De uitgang wordt weer uitgeschakeld, wanneer bij beide sensoren de temperatuur boven de uitschakeltemperatuur is uitgestegen.

Als één van beide sensoren defect is, wordt de zoneopwarming afgebroken resp. onderdrukt.

De functie Storingsrelais dient om een uitgang in geval van een storing te schakelen. Op die wijze is het bijv. mogelijk om een signaalgever aan te sluiten die storingen meldt.

Wanneer de functie geactiveerd is, schakelt de toegewezen uitgang, wanneer er een storing opgetreden is. Als bovendien de debietmeting en / of de drukmeting geactiveerd is, schakelt de toegewezen uitgang ook, wanneer een debiet- of drukstoring gedetecteerd wordt.

Aanwijzing

Zie hoofdstuk 12 voor informatie over het instellen van de timer.

64

Warmte-uitwisseling installatie / opties / nieuwe functie… / warmte-uitwisseling

Instelkanaal Betekenis uitgang Uitgangkeuze bronsensor Toewijzing sensor warmtebron putsensor

D Taan

Toewijzing sensor warmteput

Inschakeltemperatuurverschil

D Tuit Uitschakeltemperatuurverschil

D Tgewenst Gewenst temperatuurverschil

Tmax

Tmin timer

Maximumtemperatuur van de te laden boiler

Minimumtemperatuur van de te laden boiler

Optie weekschakelklok

Instelbereik / keuze systeemafhankelijk systeemafhankelijk systeemafhankelijk

1,0 … 30,0 K

0,5 … 29,5 K

1,5 … 40,0 K

10 … 95 °C

10 … 95 °C funct.

Activering / deactivering

Toewijzing schakelingang ja, nee geactiveerd, gedeactiveerd, schakelaar sensor functie opslaan / wissen functie opslaan of wissen -

-

-

Fabrieksinstelling systeemafhankelijk systeemafhankelijk systeemafhankelijk

6,0 K

4,0 K

10,0 K

60 °C

10 °C nee geactiveerd

De functie warmte-uitwisseling dient om warmte van een warmtebron aan een warmteput over te dragen.

De toegewezen uitgang wordt geactiveerd, wanneer aan alle inschakelvoorwaarden voldaan is:

• het temperatuurverschil tussen de toegewezen sensoren heeft het inschakeltemperatuurverschil overschreden

• het temperatuurverschil tussen de toegewezen sensoren is niet lager dan het uitschakeltemperatuurverschil;

• de temperatuur bij de warmtebronsensor ligt boven de minimumtemperatuur

• de temperatuur bij de warmteputsensor ligt onder de maximumtemperatuur

• één van de ingestelde tijdsspannen is actief (indien de optie Timer is gekozen);

Als het gewenst temperatuurverschil is overschreden, wordt de toerentalregeling ingeschakeld. Bij elke afwijking met de ingestelde stijgingswaarde wordt het toerental met 1% aangepast.

Als de optie timer wordt geactiveerd, verschijnt een weekschakelklok, waarmee tijdvensters voor de aansturing van de functie kunnen worden ingesteld.

Aanwijzing

Zie hoofdstuk 12 voor informatie over het instellen van de timer

.

sensor bron uitgang sensor put

65

Vaste brandstofketel sensor ketel optioneel uitgang installatie / opties / nieuwe functie… / vaste brandstofketel

Instelkanaal Betekenis uitgang Uitgangkeuze

Instelbereik / keuze Fabrieksinstelling systeemafhankelijk systeemafhankelijk ketelsensor Toewijzing sensor vaste brandstofketel systeemafhankelijk systeemafhankelijk boilersensor Toewijzing sensor boiler

D Taan Inschakeltemperatuurverschil

D Tuit Uitschakeltemperatuurverschil

D Tgewenst Gewenst temperatuurverschil systeemafhankelijk systeemafhankelijk

2,0 … 30,0 K

1,0 … 29,0 K

3,0 … 40,0 K

6,0 K

4,0 K

10,0 K

Tmax B.

Tmin ketel gewenste temp… gewenst.t.

Maximumtemperatuur boiler

Minimumtemperatuur ketel

Optie gewenste temperatuur

10 … 95 °C

10 … 95 °C ja, nee

30 … 85 °C

60 °C

60 °C nee

65 °C sensor

Gewenste temperatuur

Referentiesensor gewenste temperatuur systeemafhankelijk systeemafhankelijk mengkr Optie mengkraan mengkr dicht Uitgangskeuze Mengkring dicht ja, nee nee systeemafhankelijk systeemafhankelijk menkgr open Uitgangskeuze Mengkring open

D Topen systeemafhankelijk systeemafhankelijk

Temperatuurverschil mengkring open 0,5 … 30,0 K 5,0 K

D Tdicht interval

Temperatuurverschil mengkring dicht 0,0 … 29,5 K

Interval van de mengkraan 1 … 20 s

2,0 K

4 s funct.

Activering / deactivering

Toewijzing schakelingang geactiveerd, gedeactiveerd, schakelaar

geactiveerd sensor functie opslaan / wissen functie opslaan of wissen sensor boiler

De functie vaste brandstofketel dient om warmte uit een vaste brandstofketel over te dragen aan een boiler.

De toegewezen uitgang wordt geactiveerd, wanneer aan alle inschakelvoorwaarden voldaan is:

• het temperatuurverschil tussen de toegewezen sensoren heeft het inschakeltemperatuurverschil overschreden

• het temperatuurverschil tussen de toegewezen sensoren is niet lager dan het uitschakeltemperatuurverschil;

• de temperatuur bij de vaste brandstofketel ligt boven de minimumtemperatuur

• de temperatuur bij de boilersensor ligt onder de maximumtemperatuur

• één van de ingestelde tijdsspannen is actief (indien de optie Timer is gekozen);

Als het gewenst temperatuurverschil is overschreden, wordt de toerentalregeling ingeschakeld. Bij elke afwijking met 1 / 10 van de ingestelde stijgingswaarde wordt het toerental met 1 % aangepast.

Als de optie gewenste temperatuur wordt gekozen, wijzigt de werking van de toerentalregeling. De regelaar handhaaft het minimumtoerental tot de temperatuur bij de toegewezen sensor de ingestelde gewenste temperatuur heeft overschreden.

Optie mengklep is bestemd om de keteltemperatuur boven de instelbare temperatuur tmin ketel te houden. De mengkraan wordt met het ingestelde interval aangestuurd.

66

Circulatie installatie / opties / nieuwe functie… / circulatie

Instelkanaal uitgang type

Betekenis

Uitgangkeuze uitvoering

Instelbereik / keuze systeemafhankelijk

Fabrieksinstelling systeemafhankelijk vraag, thermisch, timer, therm.+timer, vraag+timer thermisch sensor

Taan

Tuit timer sensor

Toewijzing sensor circulatie

Inschakeltemperatuur

Uitschakeltemperatuur

Optie weekschakelklok systeemafhankelijk

10 … 59 °C

11 … 60 °C ja, nee

Toewijzing sensoringang FS08 systeemafhankelijk vertrag.

looptijd

Inschakelvertraging bij vraag

Looptijd circulatiepomp duur pauze Pauzetijd circulatiepomp funct.

Activering / deactivering

Toewijzing schakelingang

0 … 3 s

01:00 … 15:00 min

0 s

03:00 min

-

10 … 60 min geactiveerd, gedeactiveerd, schakelaar

-

30 min geactiveerd sensor functie opslaan / wissen functie opslaan of wissen systeemafhankelijk

40 °C

45 °C nee systeemafhankelijk sensor circulatie uitgang

De functie circulatie dient om een circulatiepomp te regelen en aan te sturen.

Voor de aansturingslogica staan 5 varianten ter beschikking:

• thermisch

• timer

• thermisch + timer

• vraag

• vraag + timer

Als één van de uitvoeringen wordt gekozen, verschijnt de bijbehorende instelparameter.

thermisch

De temperatuur bij de gekozen sensor wordt bewaakt. De toegewezen uitgang wordt ingeschakeld, wanneer de temperatuur onder de ingestelde inschakeltemperatuur daalt. Als de uitschakeltemperatuur wordt overschreden, wordt de uitgang uitgeschakeld.

timer

De uitgang wordt binnen de ingestelde tijdsspanne ingeschakeld, daarbuiten wordt deze uitgeschakeld.

thermisch + timer

De uitgang wordt ingeschakeld, wanneer aan de inschakelvoorwaarden van beide bovenstaande varianten voldaan is.

vraag

De toegewezen stromingsschakelaar wordt op doorstroming bewaakt. Wanneer een doorstroming bij de stromingsschakelaar wordt vastgesteld, wordt de uitgang gedurende de ingestelde looptijd ingeschakeld. Na het verstrijken van de looptijd wordt de uitgang weer uitgeschakeld. Tijdens de ingestelde pauzetijd blijft de uitgang uitgeschakeld, ook wanneer een doorstroming bij de toegewezen sensor vastgesteld wordt.

vraag + timer

De uitgang wordt ingeschakeld, wanneer aan de inschakelvoorwaarden van beide bovenstaande varianten voldaan is. Wanneer de variant timer, thermisch + ti-

mer of Vraag + timer wordt geactiveerd, verschijnt een weektijdklok, waarmee tijdsspannen voor het bedrijf van de functie kunnen worden ingesteld.

Aanwijzing

Wanneer de schakelaar op ingang S1 … S12 wordt aangesloten, moet het debiet max. 5 seconden plaatsvinden, voordat de regelaar reageert, bij aansluiting op een impulsingang 1 seconde.

Aanwijzing

Zie hoofdstuk 12 voor informatie over het instellen van de timer.

67

Retourverhoging installatie / opties / nieuwe functie… / retourverh.

Instelkanaal Betekenis uitgang Uitgangkeuze sen. retour sen. bron

D Taan

D Tuit zomer uit sensor

Tuit

Toewijzing sensor retour

Toewijzing sensor warmtebron

Inschakeltemperatuurverschil

Uitschakeltemperatuurverschil

Zomeruitschakeling

Toewijzing buitentemperatuursensor systeemafhankelijk systeemafhankelijk

Uitschakeltemperatuur

Instelbereik / keuze Fabrieksinstelling systeemafhankelijk systeemafhankelijk systeemafhankelijk

2,0 … 30,0 K

1,0 … 29,0 K ja, nee systeemafhankelijk systeemafhankelijk systeemafhankelijk

6,0 K

4,0 K nee

20 °C funct.

Activering / deactivering

Toewijzing schakelingang -

10 … 60 °C geactiveerd, gedeactiveerd, schakelaar

geactiveerd sensor functie opslaan / wissen functie opslaan of wissen -

De functie retourverhoging dient om warmte uit een warmtebron over te dragen aan de retour van het verwarmingscircuit.

De toegewezen uitgang wordt geactiveerd, wanneer aan alle inschakelvoorwaarden voldaan is:

• het temperatuurverschil tussen de toegewezen sensoren heeft het inschakeltemperatuurverschil overschreden

• het temperatuurverschil tussen de toegewezen sensoren is niet lager dan het uitschakeltemperatuurverschil;

• wanneer Zomer uit is geactiveerd, ligt de temperatuur aan de buitensensor onder de ingestelde waarde voor de buitentemperatuur;

Met de zomeruitschakeling kan de verhoging van de retour buiten de verwarmingsperiode worden onderdrukt. sensor bron uitgang sensor terugloop

68

Functieblok installatie / opties / nieuwe functie… / functieblok

Instelkanaal Betekenis uitgang Uitgangkeuze

Instelbereik / keuze systeemafhankelijk thermostaat a Optie Thermostaat a th-a aan ja, nee

Inschakeltemperatuur thermostaat a -40 … +250 °C th-a uit Uitschakeltemperatuur thermostaat a -40 … +250 °C sensor Sensor thermostaat a thermostaat b Optie Thermostaat b th-b aan th-b uit systeemafhankelijk ja, nee

Inschakeltemperatuur thermostaat b -40 … +250 °C

Uitschakeltemperatuur thermostaat b -40 … +250 °C sensor

D T-functie

D

D

Taan

Tuit

Sensor thermostaat b

Verschilfunctie

Inschakeltemperatuurverschil

Uitschakeltemperatuurverschil

D Tgewenst Gewenst temperatuurverschil sen. bron Sensor warmtebron sen. daling timer

Sensor warmteput

Optie weekschakelklok ref. uitgang Optie Referentie-uitgang modus Modus Referentie-uitgang uitgang uitgang uitgang uitgang uitgang funct.

Referentie-uitgang 1

Referentie-uitgang 2

Referentie-uitgang 3

Referentie-uitgang 4

Referentie-uitgang 5

Activering / deactivering

Toewijzing schakelingang systeemafhankelijk ja, nee

1,0 … 50,0 K

0,5 … 49,5 K

3 … 100 K systeemafhankelijk systeemafhankelijk ja, nee ja, nee

OR, AND, NOR, NAND OR alle uitgangen alle uitgangen alle uitgangen alle uitgangen

alle uitgangen geactiveerd, gedeactiveerd, schakelaar

-

-

-

-

-

-

Fabrieksinstelling systeemafhankelijk nee

+40 °C

+45 °C systeemafhankelijk nee

+40 °C

+45 °C systeemafhankelijk nee

5,0 K

3,0 K

10 K systeemafhankelijk systeemafhankelijk nee nee geactiveerd sensor functie opslaan / wissen functie opslaan of wissen -

Naast de voorgedefi nieerde opties zijn functieblokken beschikbaar die samengevoegd zijn uit thermostaat-, timer-, verschilfuncties en referentie-uitgang. Hiermee kunnen andere componenten resp. functies worden gerealiseerd.

Voor de functieblokken kunnen sensoren en vrije uitgangen toegewezen worden.

Reeds gebruikte sensoren kunnen worden gebruikt zonder hun regelfunctie te beinvloeden.

Binnen een functieblok zijn de functies aan elkaar gekoppeld (EN-koppeling), d.w.z. dat er aan de schakelvoorwaarden van alle geactiveerde functies voldaan moet zijn, zodat de toegewezen uitgang schakelt. Zodra er niet meer wordt voldaan aan een enkele schakelvoorwaarde, wordt de uitgang uitgeschakeld.

thermostaatfunctie

Wanneer de ingestelde inschakeltemperatuur (Th(x)aan) is bereikt, is er aan de schakelvoorwaarde voor de thermostaatfunctie voldaan.

Wanneer de ingestelde uitschakeltemperatuur (Th(x)uit) is bereikt, is er niet meer aan de schakelvoorwaarde voor de thermostaatfunctie voldaan.

De referentiesensor in het kanaal Sensor toewijzen.

Stel de maximumtemperatuurlimiet met th(x)uit > th(x)aan in en de minimumtemperatuurlimiet met th(x)aan > th(x)uit. De temperaturen mogen niet gelijk zijn.

D t-functie

Wanneer het ingestelde inschakeltemperatuurverschil ( D Taan) is bereikt, is er aan de schakelvoorwaarde voor de D T-functie voldaan.

Wanneer het ingestelde uitschakeltemperatuurverschil ( D Tuit) is bereikt, is er niet meer aan de schakelvoorwaarde voor de D T-functie voldaan.

De D T-functie is voorzien van een toerentalregelfunctie. Er kunnen een gewenst temperatuurverschil en een minimumtoerental worden ingesteld. De vast ingestelde waarde voor de stijging ligt bij 2 K.

Referentie-uitgang

Er kunnen maximaal 5 referentie-uitgangen gekozen worden. In menuoptie modus kan worden geselecteerd of de referentie-uitgangen in serie (AND), parallel (OR), in serie omgekeerd (NAND) of parallel omgekeerd (NOR) geschakeld dienen te worden.

69

Modus oR

Wanneer er ten minste één referentie-uitgang ingeschakeld is, is er voldaan aan de schakelvoorwaarde voor de referentie-uitgangfunctie.

Wanneer er geen referentie-uitgang ingeschakeld is, is er niet voldaan aan de schakelvoorwaarde voor de referentie-uitgangfunctie.

Modus NoR

Wanneer er geen referentie-uitgang ingeschakeld is, is er voldaan aan de schakelvoorwaarde voor de referentie-uitgangfunctie.

Zodra ten minste één referentie-uitgang ingeschakeld is, is er niet voldaan aan de schakelvoorwaarde voor de referentie-uitgangfunctie.

Modus AND

Wanneer alle referentie-uitgangen actief zijn, geldt dat aan de inschakelvoorwaarde voor de referentie-uitgangfunctie is voldaan.

Zodra ten minste één referentie-uitgang is uitgeschakeld, is er niet voldaan aan de schakelvoorwaarde voor de referentie-uitgangfunctie.

Modus NAND

Wanneer er ten minste één referentie-uitgang is uitgeschakeld, is er voldaan aan de schakelvoorwaarde voor de referentie-uitgangfunctie.

Wanneer alle referentie-uitgangen actief zijn, geldt dat aan de inschakelvoorwaarde voor de referentie-uitgangfunctie niet is voldaan.

Aanwijzing

Wanneer meerdere functieblokken zijn geactiveerd, mogen uitgangen van numeriek hogere functieblokken niet als referentie-uitgang worden gebruikt.

Aanwijzing

Zie hoofdstuk 12 voor informatie over het instellen van de timer .

Functie thermostaat a thermostaat b

D T-functie timer

Referentie-uitgang uitgang

Tha- S3* Thb-S4* D T-S3>S4* timer

Referentie- uitgang

R3*

* Voorbeeldselectie, sensoren en relais zijn vrij selecteerbaar

Referentie-uitgang

Referentie-uitgang 1

Referentie-uitgang 2

Referentie-uitgang 3

Referentie-uitgang 4

Referentie-uitgang 5

RX

1. parallel (OR)

Referentie- uitgang 1

Referentie- uitgang 2

Referentie- uitgang 3

Referentie- uitgang 4

Referentie- uitgang 5

2. in serie (AND)

70

Instralingsschakelaar Retour bijmenging installatie / opties / nieuwe functie… / instralingsschak.

Instelkanaal Betekenis uitgang Uitgangkeuze instr.

duur

Inschakelinstraling

Inschakelduur

Instelbereik / keuze systeemafhankelijk

50 … 1000 W / m²

0 … 30 min omgekeerd Optie geïnverteerde schakeling ja, nee funct.

Activering / deactivering geactiveerd, gedeactiveerd, schakelaar

Toewijzing schakelingang sensor functie opslaan / wissen functie opslaan of wissen -

-

Fabrieksinstelling systeemafhankelijk

200 W / m²

2 min nee geactiveerd

Functie instralingschakelaar is bestemd om een uitgang afhankelijk van een gemeten instralingswaarde in en uit te schakelen.

De toegewezen uitgang wordt ingeschakeld, wanneer boven de ingestelde instralingswaarde voor de ingestelde duur wordt gebleven. Wanneer onder de ingestelde instralingswaarde voor de ingestelde duur wordt gebleven, wordt de uitgang uitgeschakeld.

Wanneer optie omgekeerd wordt geactiveerd, reageert de uitgang precies omgekeerd.

installatie / opties / nieuwe functie… / ret.bijmenging

Instelkanaal Betekenis menkgr open Uitgangskeuze Mengkring open mengkr dicht Uitgangskeuze Mengkring dicht boiler sens.

Toewijzing boilersensor

Instelbereik / keuze Fabrieksinstelling systeemafhankelijk systeemafhankelijk systeemafhankelijk systeemafhankelijk systeemafhankelijk systeemafhankelijk

VK-ret. sens.

Toewijzing retoursensor verwarmingscircuit ketel-ret. sens. Toewijzing ketelretoursensor

D Taan Inschakeltemperatuurverschil

D Tuit

D Tgewenst

Uitschakeltemperatuurverschil

Gewenst temperatuurverschil

Tmax interval

VK intern

VK intern looptijd tijd funct.

sensor functie opslaan / wissen functie opslaan of wissen systeemafhankelijk systeemafhankelijk systeemafhankelijk systeemafhankelijk

1,0 … 25,0 K

0,5 … 24,0 K

-20 … +25 K

Maximumtemperatuur ketelretour 10 … 80 °C

Interval van de mengkraan 1 … 20 s

Herkenning regelaar-verwarmingscircuit actief

Toewijzing verwarmingscircuit ja, nee

VK1 … VK7

Looptijd menger 10 … 600 s

Tijdstip van automatische afregeling 00:00 … 23:45

Activering / deactivering

Toewijzing schakelingang geactiveerd, gedeactiveerd, schakelaar

-

-

-

5,0 K

3,0 K

+7 K

60 °C

2 s nee

105 s

0:00 geactiveerd

De retourbijmenging dient voor de solaire verwarmingsondersteuning.

71

Met een mengklep wordt zonnewarmte uit de boiler bij de VK-retour gemengd en op die manier ter beschikking gesteld aan het verwarmingscircuit. De regelaar vergelijkt de temperatuur in het midden van de boiler met de temperatuur op de VK-retour. Als de temperatuur in de boiler met het inschakeltemperatuur-

verschil hoger ligt dan de temperatuur in de VK-retour, wordt de mengklep aangestuurd om zonnewarmte uit de boiler bij de VK-retour te mengen. Hiervoor wordt de mengkraan conform de afwijking in de tijdimpuls in- of uitgeschakeld. De mengkraan wordt met het ingestelde interval aangestuurd. De pauze ontstaat uit de afwijking van de huidige waarde ten opzichte van de gewenste waarde.

De VK-retourtemperatuur wordt op die manier verhoogd met D tgewenst. De instelbare Maximale ketelretourtemperatuur beperkt de hoogte van de mengtemperatuur. Als de boilertemperatuur met het uitschakelverschil lager wordt dan de VK-retourtemperatuur, sluit de mengklep automatisch.

Wanneer de mengtemperatuur de waarde tmax met meer dan 5 K overschrijdt, verschijnt een melding in het statusmenu.

De Looptijd defi nieert de tijd die de mengklep nodig heeft om van de uitgangs- naar de eindpositie te gaan. De tijd defi nieert het tijdstip waarop de mengklep naar de uitgangs- of eindpositie wordt gebracht.

10 Verwarming

In dit menu kunnen alle instellingen voor het verwarmingsgedeelte van de installatie resp. de verwarmingscircuits worden gedaan.

Het is mogelijk om gezamenlijke relais' voor vragen, laadpompen of kleppen te activeren, verwarmingscircuits in te stellen en optionele functies te selecteren en in te stellen.

In dit menu kunnen ook de activering en de instelling van de estrikdroging worden geconfi gureerd.

optie VK intern

Wanneer de optie VK intern geselecteerd is, wordt de functie Retourbijmenging alleen actief wanneer ook een eveneens aangesloten, selecteerbaar verwarmingscircuit actief is. Daarvoor moet het geselecteerde verwarmingscircuit door de regelaar of via een aangesloten module worden geregeld. 10.1 Gezamenlijke relais'

Onder deze menuoptie kunnen instellingen voor warmtegeneratoren uitgevoerd worden die voor verschillende cv-kringen en hun opties gezamenlijk gebruikt worden.

Gezamenlijke relais' zijn in de verwarmingscircuits en in de optionele functies van het verwarmingsmenu beschikbaar als selectiemogelijkheid onder Virtueel in de relaiskeuze. Zo kunnen meerdere cv-kringen en opties (verwarming) dezelfde warmtebron opvragen.

72

Aanwijzing

Zodat de gezamenlijke relais' in de verwarmingscircuits en optionele functies beschikbaar zijn, moeten de activering en instelling van de gezamenlijke relais' als eerste worden uitgevoerd. verwarming / gez. relais

Instelkanaal vraag 1 (2)

Betekenis

Vraag 1 (2) relais relais relais

Optie relais

Submenu relais

Selectie relais ketelbesch. min Optie ketelbescherming min.

Tmin Minimale keteltemperatuur ketelbesch. max Optie ketelbescherming max.

Tmax Maximale keteltemperatuur ketelsensor

0 - 10 V

0 - 10 V uitgang

Tgewenst 1

Volt 1

Tgewenst 2

Volt 2

Tmin

Selectie Ketelsensor

Optie 0 - 10 volt

Submenu 0 - 10 volt

Selectie uitgang

Onderste keteltemperatuur

Onderste spanning

Bovenste keteltemperatuur

Bovenste spanning

Minimale waarde ingestelde keteltemperatuur

-

Instelbereik / keuze Fabrieksinstelling geactiveerd, gedeactiveerd gedeactiveerd ja, nee

10 … 85 °C

1,0 … 10,0 V

15 … 90 °C

1,0 … 10,0 V

10 … 89 °C

nee systeemafhankelijk systeemafhankelijk ja, nee

10 … 90 °C ja, nee

20 … 95 °C systeemafhankelijk S4 ja, nee nee

-

-, A, B, C, D

-

nee

55 °C nee

90 °C

10 °C

1,0 V

80 °C

8,0 V

10 °C

Tmax

D Tvoorloop sen. voorloop Optie voorloopsensor sensor

Maximale waarde ingestelde keteltemperatuur

Verhoging voor voorloop gewenst 0 … 20 K

Toewijzing voorloopsensor

11 … 90 °C ja, nee

80 °C

5 K nee systeemafhankelijk S4

Instelkanaal interval hyst.

korrektie min. duur min. duur handmatige…

Betekenis

Bewakingsinterval

Instelbereik / keuze Fabrieksinstelling

10 … 600 s 30 s

Hysterese voor correctie 0,5 … 20,0 K

Correctie voor spanningssignaal 0,0 … 1,0 V

1,0 K

0,1 V

Optie minimale looptijd

Minimale looptijd

Bedrijfsmodus voor gezamenlijk relais ja, nee

0 … 120 min max, auto, uit, min nee

10 min

Auto terug

Onder deze menuoptie kunnen tot 2 verwarmingsvragen worden geactiveerd en ingesteld.

Ingestelde vragen staan voor de naverwarming van alle verwarmingscircuits en optionele verwarmingsfuncties ter beschikking bij de keuze van de uitgangen. Zo kunnen meerdere verwarmingscircuits en keuzefuncties dezelfde warmtebron opvragen.

Iedere vraag kan worden uitgevoerd met een relais en / of een 0 - 10 V-uitgang. Als zowel optie Relais als optie 0-10 V geactiveerd is, gebruikt de vraag beide uitgangen parallel. optie relais

Wanneer optie Relais wordt geactiveerd, verschijnt submenu Relais en kan op verzoek een relais worden toegewezen.

Voor het verzoek via een relais kunnen opties Ketelbeveiliging min. en Ke-

telbeveiliging max. worden geactiveerd, waarmee de verzoeken aan de ketel temperatuurafhankelijk kunnen worden aangestuurd. Daarvoor is de toewijzing van een ketelsensor vereist.

De optie Ketelbeveiliging min. is bestemd om een ouder model ketel tegen afkoelen te beschermen. Wanneer de ingestelde minimumtemperatuur niet wordt gehaald, schakelt het toegewezen relais in tot de minimumtemperatuur weer met

5 K wordt overschreden.

De optie Ketelbeveiliging max. is bestemd om een ouder model ketel tegen oververhitting te beschermen. Wanneer de ingestelde maximumtemperatuur niet wordt gehaald, schakelt het toegewezen relais uit tot de maximumtemperatuur weer met 5 K lager is.

Voorbeeld:

Aan het gezamenlijke relais Vraag 1 kan bijv. het potentiaalvrij relais R14 worden toegewezen. R14 is dan voor de verwarmingscircuits en voor bijv. een sanitaire warmwaterbereiding voor een potentiaalvrije ketelvraag beschikbaar

73

optie 0 - 10 V

Wanneer optie 0 - 10 V wordt geactiveerd, verschijnt submenu 0 - 10 V en kan aan de vraag een 0 - 10 V-uitgang worden toegewezen.

De regelaar kan met deze optie warmtegenerators met een 0 - 10 V-interface modulerend aanvragen.

De karakteristiek voor het 0 - 10 V-signaal in functie van de gewenste keteltemperatuur wordt volgens de instructies van de ketelfabrikant vastgelegd door 2 punten.

Bij de temperatuur tgewenst 1 bedraagt het spanningssignaal voor de warmtegenerator volt 1. Bij de temperatuur tgewenst 2 bedraagt het spanningssignaal voor de warmtegenerator volt 2. De regelaar berekent op basis daarvan automatisch de resulterende karakteristiek.

Spanningssignaal in V

10

Wanneer de optie minimale looptijd wordt geactiveerd, kan een minimale

looptijd voor de vraag worden ingesteld.

Aanwijzing

Wanneer de 0-10 V-vraag voor de sanitaire warmwaterbereiding wordt gebruikt, komt het spanningssignaal altijd overeen met de waarde Tmax.

10.2 Verwarmingscircuits

De regelaar beschikt over 2 gemengde, weersafhankelijk gestuurde verwarmingskringen en kan met de betreffende uitbreidingsmodules max. 5 andere gemengde verwarmingscircuits aansturen.

9

Volt 2 8

7

6

5

4

3

2

Als één of meerdere externe uitbreidingsmodules worden aangesloten, moeten deze in de regelaar worden aangemeld. Alleen aangemelde modules verschijnen bij de verwarmingscircuitselectie.

Als nieuw verwarmingscircuit… voor het eerst wordt gekozen, wordt het eerste verwarmingscircuit aan de regelaar toegewezen.

In het verwarmingscircuitmenu kunnen de relais' voor de Verwarmingscircuitpomp en de Verwarmingscircuitmengklep worden geselecteerd.

Volt 1 1

Nominale keteltemperatuur in °C

0

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

Met instelkanalen tmax en tmin kunnen de maximum- en minimumwaarden voor de gewenste keteltemperatuur ingesteld worden.

Wanneer de optie sensor aanvoer wordt geactiveerd, controleert de regelaar of de berekende gewenste temperatuur in de warmtegenerator wordt bereikt en past het spanningssignaal eventueel aan. Daarvoor wordt na het verstrijken van het interval de temperatuur op de sensor in de ketelaanvoer gecontroleerd. Als de gemeten temperatuur met meer dan de hysterese afwijkt van de gewenste keteltemperatuur, wordt het spanningssignaal aangepast met waarde correctie.

Deze procedure wordt herhaald tot de gemeten temperatuur overeenkomt met de gewenste keteltemperatuur.

Voor een gemengd verwarmingscircuit zijn 3 vrije relais' vereist.

Wanneer de gemeten aanvoertemperatuur afwijkt van de nominale aanvoertemperatuur, wordt de menger aangestuurd om de aanvoertemperatuur overeenkomstig aan te passen.

De mengkleplooptijd kan worden ingesteld met parameter intervall.

74

Submenu verwarmingssysteem

In submenu verwarmingssysteem kan een modus voor de verwarmingscircuitregeling geselecteerd en ingesteld worden. Er zijn 5 modi beschikbaar:

• Constant

• Karakteristiek

• Juist

• Invloed kamer

• Kamer

Maximale aanvoertemperatuur ≥ Nominale aanvoertemperatuur ≥ Minimale aanvoertemperatuur

Als de buitentemperatuursensor uitvalt, wordt een storingsmelding gegenereerd.

Voor de duur van de uitval geldt in modus karakteristiek en juist de maximale voorlooptemperatuur -5 K als nominale voorlooptemperatuur.

In modus juist wordt de karakteristiek voor de aanvoertemperatuur op basis van de buitentemperatuur door 2 punten vastgelegd. Bij temperatuur tbuiten 1 bedraagt de nominale aanvoertemperatuur tvoorloop 1. Bij temperatuur tbuiten

2 bedraagt de nominale aanvoertemperatuur tvoorloop 2. De regelaar berekent op basis daarvan automatisch de resulterende karakteristiek.

Met modus Constant wordt op een constante, ingestelde aanvoertemperatuur geregeld die met parameter Tvoorloop kan worden ingesteld.

nominale aanvoertemperatuur = nominale temperatuur + afstandsbediening + dagcorrectie of nachtverlaging

Met modus Karakteristiek berekent de regelaar een nominale aanlooptemperatuur op basis van de buitentemperatuur en de geselecteerde stooklijn. In beide gevallen worden daarbij zowel de correctiewaarde van de afstandsbediening, alsmede de

dagcorrectie of nachtverlaging opgeteld.

nominale aanvoertemperatuur = karakteristiektemperatuur + afstandsbediening + dagcorrectie of nachtverlaging.

Met de afstandsbediening is het mogelijk om de stooklijn te verplaatsen (± 15 K).

Voor het overige kan het verwarmingscircuit met behulp van de afstandsbediening worden uitgeschakeld of kan worden gestart met een snelopwarming.

Verwarmingscircuit uitgeschakeld betekent dat de verwarmingscircuitpomp is afgeschakeld en dat de menger dicht gaat. Snelopwarming betekent dat met de maximale aanvoertemperatuur wordt verwarmd.

De berekende, nominale aanvoertemperatuur wordt begrensd door de ingestelde waarden voor parameters Maximale aanvoertemperatuur en Minimale aan-

voertemperatuur.

Met instelkanalen tvoorlmax en tvoorlmin kunnen de maximum- en minimumtemperaturen voor de gewenste aanvoertemperatuur ingesteld worden.

In modus invloed kamer wordt de weersafhankelijk gestuurde, nominale aanvoertemperatuur met een behoefteafhankelijke kamerregeling uitgebreid. Met parameter factor kamer kan ingesteld worden in welke mate de invloed van de kamer in acht genomen wordt.

De regelaar berekent de nominale aanvoertemperatuur als in modus Karakteristiek excl. de invloed van de kamer: nominale aanvoertemperatuur = ingestelde temperatuur + afstandsbediening + dagcorrectie of nachtverlaging + invloed kamer.

Om de afwijking van de kamertemperatuur ten opzichte van de ingestelde, nominale kamertemperatuur te berekenen, heeft de regelaar ten minste één kamerthermostaat nodig van het type Sensor. De instellingen daarvoor kunnen in submenu

kamerthermostaten, kamertherm. (1 … 5) worden uitgevoerd.

75

Verwarmingskarakteristieken Om de afwijking van de kamertemperatuur ten opzichte van de ingestelde nominale kamertemperatuur te berekenen, heeft de regelaar een kamerthermostaat nodig.

De instellingen daarvoor kunnen in parameter Kth (1 … 5) uitgevoerd worden.

Selecteer daarvoor sensor in instelkanaal type.

Er wordt rekening gehouden met de instellingen van alle geactiveerde kamerthermostaten. De regelaar berekent daarvoor het gemiddelde van de gemeten afwijkingen en corrigeert dienovereenkomstig de nominale aanvoertemperatuur.

optie kamerthermostaat

70

60

1,0

Buitentemperatuur in °C

50

40

30

20

In modus kamer berekent de regelaar de nominale aanvoertemperatuur alleen op basis van de kamertemperatuur, zonder rekening te houden met de buitentemperatuur.

Parameters dag- / nachtcorrectie en timer worden verborgen.

De startwaarde voor de nominale aanvoertemperatuur kan met parameter tstart bepaald worden.

Met de optie kamerthermostaat kunnen tot 5 kamerthermostaten in de regeling worden opgenomen.

Aan elke kamerthermostaat kan een sensoringang worden toegewezen. De temperatuur bij deze sensor wordt bewaakt. Indien de gemeten temperatuur de ingestelde waarde tKamerNom op alle geactiveerde kamerthermostaten overschrijdt, dan wordt het verwarmingscircuit uitgeschakeld, wanneer parameter VK uit is geactiveerd.

Het is ook mogelijk om gangbare kamerthermostaten met een potentiaalvrije uitgang te gebruiken. In dat geval moet in het kanaal Type de selectie Schakelaar worden ingesteld. De betreffende ingang moet eerst in menu ingangen / module ook op Schakelaar ingesteld worden. Alleen ingangen voor welke schakelaars werden ingesteld, worden in kanaal Sensor KtH als ingang voor het kamerthermostaattype Schakelaar aangeboden.

Als de optie timer wordt geactiveerd, verschijnt een weekschakelklok, waarmee tijdvensters voor de aansturing van de functie kunnen worden ingesteld. Gedurende deze tijdsspanne wordt de ingestelde kamertemperatuur met de waarde verlaging verminderd.

76

Aanwijzing

Zie hoofdstuk 12 voor informatie over het instellen van de timer.

Aan elke kamerthermostaat kan tevens een relais worden toegewezen. Het relais schakelt in, wanneer de ingestelde kamertemperatuur niet wordt gehaald. Op die wijze kan de betreffende kamer via een klep van het verwarmingscircuit worden afgekoppeld, zolang de gewenste kamertemperatuur aanwezig is.

Met parameter modus kan tussen de volgende verlagingsmodi worden gekozen:

dag / nacht: de Nachtmodus wordt uitgevoerd met een verlaagde nominale aanvoertemperatuur (nachtcorrectie).

dag / uit: het verwarmingscircuit en de optioneel geactiveerde naverwarming worden tijdens de nachtmodus uitgeschakeld.

Met timer VK kunnen de tijdsspannen voor de dagmodus worden ingesteld.

Zomerstand

Met parameter Kth kan de kamerthermostaat tijdelijk worden geactiveerd resp. gedeactiveerd. De instellingen blijven behouden.

Verlagingstimer

Met timer kan de Dag- / nachtmodus. worden ingesteld. In de dagfasen wordt de nominale aanvoertemperatuur dan met de ingestelde waarde Dagcorrectie verhoogd; in de nachtfasen daarentegen met de waarde Nachtcorrectie verlaagd.

Voor de zomermodus zijn 2 modi beschikbaar:

dag: Wanneer de buitentemperatuur waarde zomertemperatuur dag overschrijdt, wordt de cv-kring buiten bedrijf gesteld.

dag / nacht: Met parameters dag aan en dag uit kan een tijdsspanne voor de zomermodus ingesteld worden. Wanneer de buitentemperatuur binnen de ingestelde tijdsspanne de waarde zomertemperatuur dag overschrijdt, wordt de cv-kring buiten bedrijf gesteld.

Buiten de ingestelde tijdsspanne is zomertemperatuur nacht actief.

77

Bediening vanop afstand

Met parameter bediening vanop afstand kunnen verschillende soorten afstandsbedieningen op de regelaar geactiveerd worden.

Î Om een App te gebruiken, moet modus op App ingesteld worden.

Wanneer een app wordt gebruikt, kan de bedrijfsmodus zowel in het regelaarmenu als in de app ingesteld worden.

Aanwijzing

Bij de sensorkeuze zijn alleen sensoruitgangen beschikbaar die eerder in menu ingangen / module als ingang voor een bediening op afstand werden ingesteld.

Naverwarming

Voor de naverwarming van de cv-kring zijn 3 modi beschikbaar:

In modus Thermostaat wordt de gewenste aanvoertemperatuur vergeleken met een boilerreferentiesensor.

In modus zone wordt de gewenste aanvoertemperatuur vergeleken met twee boilerreferentiesensoren. Beide referentiesensoren moeten voldoen aan de schakelvoorwaarden.

In modus aan / uit wordt de naverwarming geactiveerd, wanneer de VK-pomp voor de verwarmingsfunctie ingeschakeld wordt.

De volgende mogelijkheden zijn beschikbaar voor de afstandsbediening:

Afstandsbediening: Een apparaat dat de nominale aanvoertemperatuur door een parallel verschuiving van de stooklijn beïnvloedt.

Î Om een afstandsbediening te gebruiken, moet modus op Fern (afstand) ingesteld worden.

Kamerthermostaat: Een apparaat dat zowel een afstandsbediening als een extra

bedrijfsmodusschakelaar bevat.

Î Om een kamerthermostaat te gebruiken, moet modus op BAS ingesteld worden.

De bedrijfsmodusschakelaar van de kamerthermostaat is bestemd om de bedrijfsmodus voor de regelaar in te stellen. Wanneer een kamerthermostaat wordt gebruikt, kan de bedrijfsmodus uitsluitend via de kamerthermostaat gewijzigd worden.

In het regelaarmenu kan alleen bedrijfsmodus vakantie geactiveerd worden.

App: Voor de afstandsbediening kan ook een app gebruikt worden.

In submenu vraag kunnen modi standaard en vraag geselecteerd worden. Wanneer standaard geselecteerd wordt, kan de uitgang ingesteld worden.

78

Als solar uit geactiveerd wordt, wordt de naverwarming verhinderd, wanneer een geselecteerde boiler met zonne-energie geladen wordt.

Wanneer vraag geselecteerd wordt, moet eerst in menu verwarming / gez. relais een aanvraag geactiveerd en ingesteld worden. Wanneer Instelwaarde opgeroepen wordt, wordt menu verwarming / gez. relais / vraag geopend.

Wanneer optie ingestelde temperatuur geactiveerd wordt, vindt de naverwarmingsonderdrukking alleen plaats, wanneer de boilertemperatuur boven de gewenste boilertemperatuur ligt.

De naverwarming is vervolgens geactiveerd en kan tijdelijk worden gedeactiveerd.

tapwater voorrang

Wanneer parameter SWW-voorrang wordt geactiveerd, wordt het verwarmingscircuit uitgeschakeld en de naverwarming onderbroken, zolang een sanitair warmwaterbereiding is ingeschakeld die onder verwarming / optie werd geactiveerd.

Bij de Verlagingmodus dag / uit (zie hoofdstuk 77) worden de cv-kring en de naverwarming tijdens het nachtbedrijf volledig uitgeschakeld. Met optie Start-op-

timalisatie kan de naverwarming al voor het begin van het Dagbedrijf geactiveerd worden, zodat de boiler tijdig een voldoende hoge temperatuur bereikt. Met optie

Stop-optimalisatie kan de naverwarming reeds voor aanvang van het nachtbedrijf gedeactiveerd worden.

Schoorsteenvegerfunctie

De schoorsteenvegerfunctie dient om de schoorsteenveger alle noodzakelijke metingen zonder menubediening mogelijk te maken.

Als VBK uit geactiveerd wordt, wordt de naverwarming verhinderd, wanneer een geselecteerde ketel met vaste brandstof actief is.

De schoorsteenvegerfunctie is in alle verwarmingscircuits in de fabriek geactiveerd.

De schoorsteenvegermodus kan worden geactiveerd door toets ➅ gedurende

5 sec in te drukken.

In de schoorsteenvegermodus wordt de menger van het verwarmingscircuit gestart, de pomp van het verwarmingscircuit en het bijverwarmingscontact worden geactiveerd. De actieve schoorsteenvegermodus wordt weergegeven doordat het toetskruis rood knippert. Bovendien verschijnt op het display schoorsteenveger en wordt een Countdown van 30 min omlaag afgeteld.

Als de countdown is afgelopen, wordt de schoorsteenvegermodus automatisch gedeactiveerd. Als tijdens de countdown toets ➅ opnieuw gedurende langer dan 5 sec wordt ingedrukt, dan wordt de schoorsteenvegermodus beëindigd.

79

Vorstbeveiligingsfunctie

De vorstbeveiligingsfunctie in het verwarmingscircuit is bestemd om een inactief verwarmingscircuit bij een plotselinge temperatuurdaling te activeren om dit tegen vorstschade te beschermen.

De temperatuur bij de gekozen vorstbeschermingssensor wordt bewaakt. Wanneer de temperatuur onder de ingestelde vorstbeveiligingstemperatuur aalt, wordt het verwarmingscircuit geactiveerd totdat de vorstbeveiligingstemperatuur met 2 K is overschreden; ten minste echter gedurende 30 min.

Wanneer optie timer geactiveerd wordt, kan een tijdsspanne ingesteld worden, binnen welke de koeling actief is.

Wanneer optie dauwpuntschak. geactiveerd wordt, kan een ingang voor een dauwpuntschakelaar toegewezen worden. Wanneer de dauwpuntschakelaar een

condensatie detecteert, wordt de koeling onderbroken.

Uitz. modus

Er zijn 2 varianten beschikbaar voor optie uitz. modus:

• koeling

• Restwarmteafvoer Variant restwarmte afvoer is bestemd om overtollige warmte naar de cv-kring af te voeren om de systeemtemperatuur binnen het bedrijfsbereik te houden. Daarvoor wordt de temperatuur aan de toegewezen sensor bewaakt. Wanneer de temperatuur aan de toegewezen sensor de inschakeltemperatuur overschrijdt, wordt de nominale aanvoertemperatuur op de ingestelde waarde geregeld.

Wanneer de temperatuur aan de toegewezen sensor lager wordt dan de uitscha-

keltemperatuur, wordt de restwarmteafvoer uitgeschakeld.

Variant koeling is bestemd voor de koeling via de cv-kring. Er kunnen 3 modi geselecteerd worden:

• Buiten

• Externe schakelaar

• Beide

In modus buiten wordt de koeling geactiveerd, wanneer de buitentemperatuur

koeling overschreden wordt.

In modus externe schakelaar wordt de koeling via een externe schakelaar geactiveerd.

In modus beide gelden beide schakelvoorwaarden voor de koeling.

In submenu koelsysteem kunnen instellingen voor de koellogica uitgevoerd worden. Voor de koellogica kunnen 2 modi geselecteerd worden:

• Juist

• Constant

In modus juist wordt de nominale aanvoertemperatuur zoals in de modus Verwarmingssysteem juist berekend.

Met modus constant wordt op een constante, nominale aanvoertemperatuur geregeld die met parameter Tvoorloop ingesteld kan worden.

Energiespaarbedrijf

Optie energiespaar is bestemd om het energieverbruik van de verwarmingscircuitpomp te optimaliseren. Daarvoor is een extra sensor in de cv-retour noodzakelijk. De regelaar bewaakt het temperatuurverschil tussen aanvoer en retour van het verwarmingscircuit. Wanneer het temperatuurverschil lager wordt dan het

uitschakeltemperatuurverschil, deactiveert de regelaar de verwarmingscircuitpomp voor de ingestelde duur van de pauze. Na het verstrijken van de pauzeduur wordt de pomp voor de ingestelde looptijd geactiveerd. Als het temperatuurverschil daarna hoger is dan het uitschakeltemperatuurverschil, blijft de pomp actief.

Als het temperatuurverschil lager is dan het uitschakeltemperatuurverschil, begint de pauzeduur opnieuw.

80

verwarming / CV kringen / nieuw verwarmingscircuit… / intern resp. module 1 … 5

Instelkanaal Betekenis verwarmingssysteem

Submenu verwarmingssysteem modus curve

Verwarmingssysteem bedrijfsmodus stookcurve

-

Instelbereik / keuze juist, constant, karakteristiek, kamer, invloed kamer

0,3 … 3,0 faktor kamer Factor voor invloed kamer 1 … 10

Tvoorloop g... Nominale voorlooptemperatuur 10 … 90 °C

Tbuiten 1 Onderste buitentemperatuur -20 … +20 °C

Tvoorloop 1

Tbuiten 2

Onderste nominale aanvoertemperatuur

Bovenste buitentemperatuur

20 … 90 °C

-20 … +20 °C

Tvoorloop 2

Tstart

Tvoorlmin

Bovenste nominale aanvoertemperatuur

Starttemperatuur

Minimale aanvoertemperatuur

20 … 90 °C

20 … 60 °C

20 … 89 °C

Tvoorlmax Maximale voorlooptemperatuur 21 … 90 °C interval pomp VK

Interval van de mengkraan

Uitgangkeuze verwarmingscircuitpomp

1 … 20 s systeemafhankelijk menkgr open Uitgangskeuze Mengkring open mengkr dicht Uitgangskeuze Mengkring dicht sen. voorloop Toewijzing sensor voorloop buitensens.

dagcorr.

nachtcorr.

timer timer modus zomer modus Optie Zomermodus zomer modus Optie zomerstand modus Modus Zomertemperatuur

Tdag uit Zomertemperatuur dag

Tnacht uit dag aan dag uit

Toewijzing buitentemperatuursensor

Correctie in dagbedrijf

Correctie in nachtmodus

Optie weekschakelklok

Submenu tijdsblok

Verlagingmodus

Zomertemperatuur nacht

Tijdspanne dag aan

Tijdspanne dag uit

systeemafhankelijk systeemafhankelijk systeemafhankelijk systeemafhankelijk

-5 … +45 K

-20 … +30 K ja, nee

dag / nacht, dag / uit ja, nee

Dag / nacht, dag

0 … 40 °C

0 … 40 °C

00:00 … 23:45

00:00 … 23:45

-

Fabrieksinstelling karakteristiek

1,0

5

45 °C

+20 °C

20 °C

-20 °C

70 °C

40 °C

20 °C

50 °C

4 s systeemafhankelijk systeemafhankelijk systeemafhankelijk systeemafhankelijk systeemafhankelijk

-

Dag

20 °C

14 °C

00:00

00:00

0 K

-5 K nee

dag / nacht nee

Instelkanaal Betekenis bediening vano...

Optie bediening vanop afstand bediening va... Submenu Bediening op afstand modus Afstandsbedieningsmodus

BAS sens.

Toewijzing ingang bedrijfskeuzeschakelaar

-

Instelbereik / keuze ja, nee

BAS, Fern, App alle ingangen type = BAS

-

-

Fabrieksinstelling nee

BAS afst. sens.

Toewijzing ingang afstandsbediening alle ingangen type = Fern kamertherm. Submenu kamerthermostaten kamertherm.

1 … 5

Optie kamerthermostaat (1 … 5) ja, nee type sensor kth

Keuze type kamerthermostaat

Toewijzing ingang kamerthermostaat sensor, schakelaar systeemafhankelijk nee sensor systeemafhankelijk

Tkamer g… Nominale kamertemperatuur hysterese timer verlaging

Hysterese kth timer kth

Verlagingwaarde relais

Kth

VK uit

Relaiskeuze kth

Kamerthermostaat

Optie Verwarmingscircuit uit naverwarming Optie naverwarming naverwarming Submenu naverwarming modus Selectie naverwarmingsmodus uitgang sensor 1 sensor 2

Uitgangkeuze

Toewijzing Referentiesensor 1

Selectie referentiesensor 2

(wanneer modus = zone)

D Taan

D Tuit laadpomp

Inschakeltemperatuurverschil

Uitschakeltemperatuurverschil

Optie Ketellaadpomp

10 … 30 °C

0,5 … 20,0 K ja, nee

1 … 20 K

ja, nee

Therm., zone, aan / uit systeemafhankelijk systeemafhankelijk systeemafhankelijk

-

18 °C

0,5 K nee

5 K systeemafhankelijk systeemafhankelijk geactiveerd, gedeactiveerd geactiveerd ja, nee ja nee therm.

systeemafhankelijk systeemafhankelijk systeemafhankelijk start-opt.

tijd stop-opt.

tijd solar uit boiler

B.gewenst

VBK uit

VBK

Optie Startoptimalisatie

Tijd Startoptimalisatie

Optie Stopoptimalisatie

Tijd Stopoptimalisatie

Optie solar uit

Toewijzing Zonneboiler

Optie Ingestelde temperatuur

Optie Vaste brandstofketel uit

Toewijzing vaste brandstofketel

-15,0 … 44,5 K

-14,5 … 45,0 K ja, nee ja, nee

0 … 300 min ja, nee

5,0 K

15,0 K nee nee

60 min nee

0 … 300 min ja, nee

Alle zonneboilers -

60 min nee ja, nee ja, nee

Alle vaste brandstofketels nee nee

81

Instelkanaal Betekenis

SWW-voorr. Optie bedrijfswatervoorrang schoorsteenveger vorstbeveiliging

Optie Schoorsteenveger

Optie vorstbescherming sensor

Tvorst

Tvoorloop…

Sensor Vorstbeveiliging

Vorstbeschermingstemperatuur

Nominale aanvoertemperatuur vorstbescherming

Instelbereik / keuze ja, nee ja, nee ja, nee voorloop, buiten

-20 … +10 °C

20 … 50 °C uitz. modus uitgang modus

Optie Uitz. modus uitz. modus Submenu uitz. modus type Variant uitz. modus

Uitgangkeuze

Koelmodus sensor Toewijzing schakelingang omgekeerd Optie geïnverteerde schakeling

Tdag uit Buitentemperatuur koeling koelsysteem Submenu koelsysteem type Koelmodus

Tvoorloop

Tbuiten 1

Tvoorloop 1

Aanvoertemperatuur koeling

Onderste buitentemperatuur

Onderste nominale aanvoertemperatuur

ja, nee

koeling, restwarmteafv.

systeemafhankelijk

buiten, ext. schakelaar, beide ja, nee

20 … 40 °C juist, constant

5 … 25 °C

15 … 45 °C

5 … 25 °C

Tbuiten 2

Tvoorloop 2

Bovenste buitentemperatuur

Bovenste nominale aanvoertemperatuur

15 … 45 °C

5 … 25 °C

Tvoorlmin Minimale aanvoertemperatuur 5 … 29 °C

Tvoorlmax Maximale voorlooptemperatuur 6 … 30 °C timer Optie Timer koeling ja, nee tAan tUit dauwpuntschak.

Inschakeltijd koeling

Uitschakeltijd koeling

Optie Dauwpuntschakelaar (TPS)

00:00 … 23:45

00:00 … 23:45 ja, nee sensor uitgang sensor

Taan

Toewijzing ingang DPS

Uitgangkeuze

Toewijzing sensor restwarmteafvoer

Inschakeltemperatuur restwarmteafvoer systeemafhankelijk systeemafhankelijk systeemafhankelijk

25 … 95 °C

82

Fabrieksinstelling nee ja nee voorloop

+5 °C

20 °C

nee systeemafhankelijk

-

nee

-

20 °C constant

20 °C

20 °C

20 °C

40 °C

10 °C

10 °C

25 °C nee

00:00

00:00 nee systeemafhankelijk systeemafhankelijk systeemafhankelijk

85 °C

Instelkanaal Betekenis

Tuit

Uitschakeltemperatuur restwarmteafvoer

Tvoorloop g...

Nominale aanvoertemperatuur restwarmteafvoer energiespaar Optie energiespaar energiespaar Submenu energiespaar sen. retour

D Tuit pauze looptijd

Toewijzing retoursensor verwarmingscircuit

Uitschakeltemperatuurverschil energiespaarbedrijf

Duur pauze energiespaarbedrijf funct.

sensor functie opslaan / wissen

Looptijd energiespaarbedrijf

Activering / deactivering verwarmingscircuit

Toewijzing schakelingang functie opslaan of wissen

-

-

Instelbereik / keuze

20 … 90 °C

5 … 90 °C ja, nee systeemafhankelijk

1 … 49 K

-

Fabrieksinstelling

50 °C

50 °C nee systeemafhankelijk

4 K

-

0 … 60 min 15 min

0 … 60 min 2 min geactiveerd, gedeactiveerd, schakelaar geactiveerd

-

-

10.3 opties

Onder deze menuoptie kunnen optionele functies voor de verwarming worden geselecteerd en ingesteld.

Het aantal en het soort aangeboden optionele functies is afhankelijk van de reeds uitgevoerde instellingen.

Aanwijzing

Zie hoofdstuk 14 voor de instelling van de keuzefuncties.

In submenu vraag kunnen modi standaard en vraag geselecteerd worden. Wanneer standaard geselecteerd wordt, kan de uitgang ingesteld worden. Wanneer

vraag geselecteerd wordt, moet eerst in menu verwarming / gez. relais een aanvraag geactiveerd en ingesteld worden. Wanneer instelwaarden wordt opgeroepen, wordt menu verwarming / gez. relais / vraag geopend.

Aanwijzing

Zie hoofdstuk 16 voor informatie over de uitgangskeuze.

thermische desinfectie verwarming / opties / nieuwe functie… / th. desinfectie

Deze functie dient om de vorming van legionella in drinkwaterreservoirs door gerichte activering van de naverwarming te beperken.

Voor de functie kunnen een sensoren een uitgang resp. een Vraag worden toegewezen.

Voor de thermische desinfectie wordt de temperatuur bij de toegewezen sensor bewaakt. Tijdens het bewakingsinterval moet voor de desinfectieduur ononderbroken de desinfectietemperatuur zijn overschreden, zodat aan de desinfectievoorwaarden wordt voldaan.

Het bewakingsinterval begint als de temperatuur bij de toegewezen sensor onder de desinfectietemperatuur daalt. Als het bewakingsinterval is verstreken, schakelt de

vraag de naverwarming in. De desinfectieduur begint als de desinfectietemperatuur bij de toegewezen sensor wordt overschreden.

De thermische desinfectie kan alleen worden voltooid als de desinfectietemperatuur voor de desinfectieduur ononderbroken overschreden blijft.

Instelkanaal vraag circul.pomp

uitgang sensor interval temperatuur duur starttijd starttijd hyst. uit hyst. aan

TD vakantie uit funct.

Betekenis

Relaiskeuze vraag

Instelbereik / keuze systeemafhankelijk

Optie circulatiepomp ja, nee

Uitgangskeuze circulatiepomp systeemafhankelijk

Fabrieksinstelling systeemafhankelijk nee systeemafhankelijk

Toewijzing sensor desinfectie systeemafhankelijk

Bewakingsinterval systeemafhankelijk

0 … 30, 1 … 23 (dd:hh) 1d 0h

Desinfectietemperatuur

Desinfectieduur

45 … 90 °C

0,5 … 24,0 h

60 °C

1,0 h

Optie starttijdvertraging

Starttijdstip

Uitschakelhysteresis

Inschakelhysteresis

Thermische desinfectie uit bij actieve vakantiefunctie ja, nee

00:00 … 23:30

2 … 20 K

1 … 19 K ja, nee nee

20:00

5 K

2 K nee

Activering / deactivering

Toewijzing schakelingang geactiveerd, gedeactiveerd, schakelaar

geactiveerd sensor functie opslaan / wissen functie opslaan of wissen -

Bedrijfswaterverwarming

Starttijdvertraging

Als de starttijdvertraging wordt geactiveerd, kan een tijdstip voor de thermische desinfectie met starttijdvertraging worden ingesteld. Het inschakelen van de naverwarming wordt tot dit tijdstip vertraagd, nadat het bewakingsinterval is verstreken.

Als de controleperiode bijvoorbeeld om 12.00 uur eindigt en de starttijd is ingesteld op 18.00 uur, dan wordt het referentierelais om 18.00 uur ingeschakeld in plaats van om 12.00 uur, dus met 6 uur vertraging.

De SWW-verwarming dient om door een vraag voor een naverwarming de bedrijfswaterboiler te verwarmen.

Wanneer optie laadpomp wordt geactiveerd, verschijnt een ander instelkanaal, waarmee aan de laadpomp een uitgang kan worden toegewezen. De toegewezen uitgang wordt met het aanvraagrelais in- en uitgeschakeld.

Wanneer optie nalooptijd wordt geactiveerd, verschijnt een ander instelkanaal, waarmee de nalooptijd kan worden ingesteld. Als de optie nalooptijd is geactiveerd, blijft het laadpomprelais de ingestelde duur ingeschakeld, nadat het geëiste relais is uitgeschakeld.

83

Voor de sanitair warmwaterbereiding zijn 2 verschillende modi beschikbaar:

Modus thermisch

Het toegewezen verzoekrelais wordt ingeschakeld als de temperatuur bij de toegewezen sensor 1 onder de ingestelde inschakeltemperatuur daalt. Als de temperatuur bij de toegewezen sensor 1 de ingestelde uitschakeltemperatuur overschrijdt, wordt het relais uitgeschakeld.

Modus zone

Als de modus zone is gekozen, kan nog een sensor in het kanaal sensor 2 worden toegewezen. Aan de in- en uitschakelvoorwaarden moet dan bij beide sensoren zijn voldaan, zodat de uitgang wordt in- of uitgeschakeld.

Als de optie timer wordt geactiveerd, verschijnt een weekschakelklok, waarmee tijdvensters voor de aansturing van de functie kunnen worden ingesteld.

Als VBK uit wordt geactiveerd, wordt de opwarming van tapwater verhinderd, wanneer een geselecteerde ketel met vaste brandstof actief is.

Als solar uit wordt geactiveerd, wordt de opwarming van tapwater verhinderd, wanneer een geselecteerde boiler met zonne-energie wordt geladen.

Wanneer optie ingestelde temperatuur wordt geactiveerd, vindt de onderdrukking van de opwarming van tapwater alleen plaats, wanneer de boilertempera-

tuur boven de ingestelde boilertemperatuur ligt.

Instelkanaal Betekenis modus Bedrijfsmodus sensor 1 sensor 2

Toewijzing referentiesensor 1

Selectie referentiesensor 2

(wanneer modus = zone)

Taan

Tuit timer timer

SWW vakantie …

Inschakeltemperatuur

Uitschakeltemperatuur

Optie weekschakelklok

Weekschakelklok

Tapwateropwarming uit bij actieve vakantiefunctie solar uit boiler

B.gewenst

VBK uit

VBK funct.

sensor functie opslaan / wissen

Optie solar uit

Toewijzing Zonneboiler

Optie Ingestelde temperatuur

Optie Vaste brandstofketel uit functie opslaan of wissen -

-

Instelbereik / keuze zone, therm.

systeemafhankelijk systeemafhankelijk

0 … 94 °C

1 … 95 °C ja, nee ja, nee ja, nee

Alle zonneboilers ja, nee ja, nee

-

-

-

Fabrieksinstelling therm.

systeemafhankelijk systeemafhankelijk

40 °C

45 °C nee nee nee nee nee

Toewijzing vaste brandstofketel Alle vaste brandstofketels -

Activering / deactivering

Toewijzing schakelingang geactiveerd, gedeactiveerd, schakelaar

geactiveerd

Voorverwarming tapwater

Aanwijzing

Zie hoofdstuk 12 voor informatie over het instellen van de timer.

verwarming / opties / nieuwe functie… / SWW-verw.

Instelkanaal Betekenis vraag Uitgangkeuze vraag laadpomp uitgang

Optie laadpomp

Uitgangkeuze laadpomp nalooptijd duur

Optie naloop nalooptijd

Instelbereik / keuze systeemafhankelijk ja, nee systeemafhankelijk ja, nee

1 … 10 min

-

Fabrieksinstelling

nee nee

1 min

De voorverwarming van tapwater is bestemd om met warmte uit een buffervat de aanvoer van koud water van de tapwaterboiler te verwarmen.

De regelaar bewaakt het debiet aan de geselecteerde debietsensor. Wanneer er een volume wordt gedetecteerd, wordt de pomp met de startsnelheid ingeschakeld.

84

Wanneer de temperatuur aan de geselecteerde temperatuursensor de ingestelde waarde voor de maximale temperatuur van het tapwater overschrijdt, wordt het toerental met waarde Stapbreedte verlaagd. Het interval tot aan de volgende meting en aanpassing kan met parameter Vertraging worden ingesteld.

Wanneer na het verstrijken van de vertragingstijd de maximale temperatuur van het tapwater niet wordt bereikt, wordt het toerental met waarde Stapbreedte verhoogd. Binnen de hysterese vindt geen aanpassing van het toerental plaats.

Als de D t-functie wordt geactiveerd, wordt de pomp alleen actief, wanneer D taan is overschreden en weer is uitgeschakeld, wanneer D tuit niet wordt gehaald.

Wanneer optie klep is geactiveerd, wordt de geselecteerde uitgang altijd geactiveerd, wanneer de pomp actief is.

10.4 Estrikdroging verwarming / opties / nieuwe functie… / SWW-voorverw.

optioneel

Deze functie is bestemd voor de tijd- en temperatuurgeleide estrikdroging voor te selecteren verwarmingscircuits.

Instelkanaal pomp klep klep temp.voel.

debietsensor

Betekenis

Uitgangkeuze pomp

Optie Klep

Uitgangkeuze klep

Temperatuursensor

Debietsensor

Instelbereik / keuze systeemafhankelijk ja, nee systeemafhankelijk -

-

Fabrieksinstelling nee systeemafhankelijk

IMP1 … IMP3, Ga1, Ga2,

Gd1, Gd2, FR1

-

20 … 90 °C

-

60 °C Tmax. SWW Maximumtemperatuur BW startsnelheid

Startsnelheid voorverwarming tapwater stapbreedte hysterese vertraging

D T-functie

D Taan

D Tuit sens. bron sens. daling

Stapbreedte toerentalaanpassing 1 … 100 %

Hysterese toerentalaanpassing

Tijdsvertraging

Activering D T-functie

Inschakeltemperatuurverschil

Uitschakeltemperatuurverschil

Toewijzing sensor warmtebron

Toewijzing sensor warmteput

20 … 100 %

0,5 … 10,0 K

1 … 10 s ja, nee

1,0 … 50,0 K

0,5 … 49,5 K systeemafhankelijk systeemafhankelijk

-

-

50 %

10 %

5,0 K

5 s nee

5,0 K

3,0 K funct.

Activering / deactivering

Toewijzing schakelingang geactiveerd, gedeactiveerd, schakelaar

geactiveerd sensor functie opslaan / wissen functie opslaan of wissen -

De verwarmingscircuits kunnen in menu verwarming / estrikdroging worden geselecteerd. Aan het einde van dit menu kan de functie met start in werking worden gesteld.

De regelaar gaat terug naar het statusmenu van de estrik-droging. De actuele fase wordt op het display weergegeven en de resterende tijd wordt afgeteld (dd:hh).

Tijdens dit proces knippert het toetskruis groen.

85

Aan het einde van het menu verschijnt in plaats van Start menuoptie afbreken. Als afbreken wordt geselecteerd, wordt de estrik-droging vroegtijdig beëindigd. Dat is de reden dat er een veiligheidsvraag volgt. Bevestig de veiligheidsvraag alleen, wanneer de estrikdroging dient te worden afgebroken.

Terwijl het programma Estrikdroging voor de geselecteerde verwarmingscircuits werkt, werken de andere verwarmingscircuits conform hun gekozen bedrijfsmodus door.

Met toets ➆ is het te allen tijde mogelijk om naar het status- resp. hoofdmenu van de regelaar te schakelen om instellingen te confi gureren.

Wanneer de estrikdroging met succes werd beëindigd, wisselen de betrokken verwarmingscircuits naar de regelmodus overeenkomstig de geselecteerde bedrijfsmodus.

De estrikdroging wordt automatisch gedeactiveerd. De schoorsteenvegerfunctie wordt in alle verwarmingscircuits opnieuw geactiveerd.

Aan het begin van de estrikdroging worden de geselecteerde verwarmingscircuits met de ingestelde begintemperatuur als nominale aanvoertemperatuur voor de stijgingstijd in werking gesteld. Daarna wordt de nominale aanvoertemperatuur telkens voor de duur van de instelbare stijgingstijd stapsgewijs met de instelbare stijging verhoogd, totdat de aanhoudtemperatuur is bereikt. Na het verstrijken van de aanhoudtijd wordt in omgekeerde volgorde de nominale aanvoertemperatuur stapsgewijs verminderd, totdat de begintemperatuur weer is bereikt.

Aanwijzing

De voeding van de verwarmingscircuits door een warmtebron moet zijn gewaarborgd (naverwarming).

Aanwijzing

Wanneer een SD-kaart in de regelaar is gestoken, wordt een estriklogbestand gegenereerd.

Als de nominale aanvoertemperatuur na de eerste 24 uur resp. na de betreffende stijgingstijden niet wordt bereikt, of als deze permanent wordt overschreden, wordt de estrikdroging afgebroken.

Het verwarmingscircuit wordt uitgeschakeld en er verschijnt een foutmelding. Het toetskruis is rood verlicht.

Fout 1: voorloopsensor defect

Fout 2: al ruim 5 min is de aanvoertemperatuur hoger dan de maximale aanvoertemperatuur + 5 K

Fout 3: al ruim 30 min is de aanvoertemperatuur hoger dan de aanhoudtemperatuur

+ stijging

Fout 4: al ruim 2 uur is de aanvoertemperatuur hoger dan de ingestelde aanvoertemperatuur + stijging

Fout 5: al ruim gedurende een stijgingstijd is de aanvoertemperatuur lager dan de nominale aanvoertemperatuur - stijging

Verwarming / estrikdroging

Instelkanaal

CV kringen

Tstart

Tmax stijging stijgingstijd aanhoudtijd start

Betekenis

Selectie verwarmingscircuit

Starttemperatuur

Aanhoudtemperatuur

Stijgingswaarde

Stijgingsduur

Aanhoudtijd van Tmax

Activering / deactivering

Instelbereik / keuze Fabrieksinstelling

VK1 … 7 systeemafhankelijk

10 … 30 °C

20 … 60 °C

20 °C

30 °C

1 … 10 K

1 … 24 h

1 … 20 d ja, nee

2 K

24 h

5 d nee

86

11 WVM (warmteverbruiksmeter)

Als de optie andere weergave wordt geactiveerd, rekent de regelaar de hoeveelheid warmte om in de bespaarde hoeveelheid fossiele brandstof (kolen, olie of gas) of de bespaarde CO2-emissie. De alternatief weergegeven eenheid kan worden gekozen. Hiervoor moet een omrekeningsfactor (factor) worden aangegeven.

De omrekeningsfactor is afhankelijk van de installatie en moet individueel worden berekend.

In het menu WVM kunnen max. 7 interne warmteverbruiksmeters worden geactiveerd en ingesteld.

Met menuoptie nieuwe WVM … kan nog een warmtehoeveelheidsteller worden toegevoegd.

Reeds opgeslagen warmtehoeveelheidstellers verschijnen op numerieke volgorde in menu WVM via menuoptie nieuwe WVM …

Wanneer een reeds opgeslagen warmtehoeveelheidsteller wordt gekozen, gaat opnieuw het overeenkomstige submenu open met alle instelwaarden.

Er wordt een menu geopend, waarin alle noodzakelijke instellingen voor de warmteverbruiksmeter kunnen worden gedaan.

Als de optie debietsensor wordt geactiveerd, kan een impulsingang of, indien aanwezig, een Grundfos Direct Sensor™ of FlowRotor worden gekozen. De FlowRotor en de Grundfos Direct Sensors™ kunnen alleen worden geselecteerd, wanneer deze eerder in menu ingangen / module werden aangemeld. Daar moet ook de impulswaarde worden ingesteld.

Als de optie debietsensor wordt gedeactiveerd, voert de regelaar een warmteverbruiksmeting met een vaste debietwaarde als berekeningsgrondslag uit. Het debiet moet bij een pomptoerental van 100 % op de fl owmeter worden afgelezen en in het instelkanaal debiet worden ingevoerd. Daarnaast moet een relais worden toegewezen. De warmteverbruiksmeting vindt plaats als het toegewezen relais is ingeschakeld.

In het instelkanaal medium moet het warmtedragend medium worden gekozen.

Als propyleenglycol of ethyleenglycol is gekozen, verschijnt het instelkanaal gehalte, waarin het gehalte antivries in het warmtedragend medium kan worden ingesteld.

Wanneer een warmtehoeveelheidsteller voor de eerste keer wordt geconfi gureerd of nadat zijn totale debiet werd gereset, verschijnt instelkanaal overdracht. Hier kan een eerdere waarde worden ingevoerd, die naar het totale debiet dient te worden gekopieerd.

Aan het einde van het WVM-submenu staan de opties functie en functie opslaan.

Selecteer functie opslaan en bevestig de veiligheidsvraag met Ja om een warmtehoeveelheidsteller op te slaan. In reeds opgeslagen warmtehoeveelheidstellers verschijnt op deze plaats de selectiemogelijkheid functie wissen.

87

Kies Functie wissen en bevestig de veiligheidsvraag met Ja om een opgeslagen warmtehoeveelheidsteller te wissen. De warmtehoeveelheidsteller wordt gewist en is opnieuw beschikbaar onder nieuwe WVM …

12 Basisinstellingen

In instelkanaal functie kan een reeds opgeslagen warmtehoeveelheidsteller tijdelijk worden gedeactiveerd resp. opnieuw worden geactiveerd. In dat geval blijven alle instellingen behouden.

Met de selectiemogelijkheid schakelaar kan de warmtehoeveelheidsteller via een externe schakelaar worden geactiveerd resp. gedeactiveerd. Wanneer Schakelaar is geselecteerd, verschijnt instelkanaal sensor. In dit instelkanaal kan de functie aan een sensoringang worden toegewezen, waarop de schakelaar wordt aangesloten.

WVM / nieuwe WVM…

Instelkanaal Betekenis voorl.sensor Toewijzing voorloopsensor retoursensor Toewijzing retoursensor debietsensor Optie debietsensor

Instelbereik / keuze systeemafhankelijk systeemafhankelijk ja, nee debietsensor Toewijzing debietsensor debiet…

IMP1 … IMP3, Ga1, Ga2,

Gd1, Gd2, FR1

Debiet (wanneer Debietsensor

= Nee)

1,0 … 500,0 l / min relais medium

Relaiskeuze

Warmtedragend medium systeemafhankelijk

Tyfocor LS, propyleenglycol, ethyleenglycol, water gehalte

Glycolgehalte in het medium

(alleen als medium = propyleenglycol of ethyleenglycol)

20 … 70 % andere weergave

Optie andere weergave ja, nee overdracht eenheid factor funct.

-

-

Fabrieksinstelling systeemafhankelijk systeemafhankelijk nee

3,0 l / min water

40 % nee

Overdrachtwaarde (alleen bij de eerste confi guratie of na een

WVM-reset)

-

Andere eenheid

Omrekeningsfactor

Activering / deactivering

kolen, gas, olie, CO

2

CO

2

0,0000001 … 100,0000000 0,5000000 geactiveerd, gedeactiveerd geactiveerd

In het menu basisinstellingen kunnen alle basisparameters voor de regelaar worden ingesteld. Normaal gesproken zijn deze instellingen reeds in het inbedrijfstellingsmenu gedaan. Deze kunnen hier achteraf worden gewijzigd.

Basisinstellingen

Instelkanaal taal zomer / winter datum tijd temp.-eenh.

vol.-eenh.

drukeenheid energie-eenh.

blokkeerbesch.

starttijd looptijd reset schema

Betekenis

Keuze menutaal

Instelbereik / keuze Fabrieksinstelling

Deutsch, English, Français,

Italiano, Español

Deutsch

Keuze zomertijd / wintertijd ja, nee

Instelling datum ja

01.01.2001 … 31.12.2099 01.01.2012

Instelling tijd

Temperatuureenheid

00:00 … 23:59

°C, °F

-

°C volume-eenheid drukeenheid energie-eenheid

Submenu blokkeerbesch.

gallon, liter psi, bar

-

Wh, BTU

00:00 … 23:59 Blokkeerbeschermingstartijd

Blokkeerbescherminglooptijd

1 … 30 s terug naar fabrieksinstelling ja, nee

Schemaselectie 0000 … 9999 liter bar

-

Wh

12:00

10 s nee

0000

88

13 SD-kaart

Registratie starten

Î Plaats de SD-kaart in de adapter.

Î Stel het soort overdracht en het overdrachtinterval in.

De overdracht begint meteen.

De regelaar beschikt over een SD-kaartslot voor in de handel verkrijgbare SD-kaarten.

De volgende functies kunnen met een SD-kaart worden uitgevoerd:

• Meet- en verbruikswaarden registreren. Na de overdracht op een pc kunnen de opgeslagen waarden bijvoorbeeld met een tabelcalculatieprogramma worden geopend en grafi sch weergegeven.

• Back-up van instellingen en parameterinstellingen op de SD-kaart opslaan en eventueel terugzetten.

• fi rmware-updates naar de regelaar kopiëren.

Firmware-updates kopiëren

De telkens nieuwste software kan op www.resol.com / fi rmware worden gedownload. Als er een SD-kaart in het kaartslot wordt gestoken waarop een fi rmware-update is opgeslagen, verschijnt de vraag Update? (Wilt u updaten?).

Î Om een update uit te voeren, kiest u ja en met de knop ➄ bevestigt u vervolgens.

De update wordt automatisch uitgevoerd. In het display verschijnt even geduld en een voortgangsbalk. Als de update is voltooid, start de regelaar automatisch opnieuw en doorloopt een korte initialisatiefase.

Aanwijzing

Verwijder de kaart pas, wanneer de initialisatiefase is afgesloten en het hoofdmenu van de regelaar opnieuw zichtbaar is!

Registratie beëindigen

Î Kies de menuoptie kaart verwijderen.

Î Neem na de melding kaart verwijderen de kaart uit het slot.

Als in de menuoptie registratie lineair wordt ingesteld, eindigt de registratie bij het bereiken van de capaciteitsgrens. Dan verschijnt de melding kaart vol.

Bij de instelling cyclisch worden de oudste gegevens op de kaart overschreven zodra de capaciteitsgrens is bereikt.

Aanwijzing

De resterende overdrachttijd neemt niet-lineair af door de toenemende grootte van de gegevenspakketten. De gegevenspakketten kunnen groter worden doorbv. de grotere waarde van de bedrijfsuren.

Instellingen van de regelaar opslaan

Î Om de instellingen van de regelaar op de SD-kaart op te slaan, kiest u de menuoptie instellingen opslaan.

Tijdens het opslaan verschijnt in het display even geduld, daarna volgt de melding

oK!. De instellingen van de regelaar worden in een .SET-bestand op de SD-kaart opgeslagen.

Instellingen van de regelaar laden

Î Om de instellingen van de regelaar van een SD-kaart te laden, kiest u de menuoptie instellingen laden.

Het venster bestandskeuze verschijnt.

Î Kies het gewenste .SET-bestand.

Tijdens het laadproces verschijnt op het display even geduld, daarna volgt de melding oK!.

Î Als er geen update moet worden uitgevoerd, kiest u nee.

De regelaar start in de normale bedrijfsmodus.

Aanwijzing

De regelaar herkent fi rmware-updates alleen als deze in een map net de naam RESoL op het eerste niveau van de SD-kaart zijn opgeslagen.

Î Maak op de SD-kaart een map aan met de naam RESoL en pak het gedownloade ZIP-bestand uit in deze map.

SD-kaart formatteren

Î Kies de menuoptie kaart formatteren.

De kaartinhoud wordt gewist en de kaart met het bestandssysteem FAT geformatteerd.

Aanwijzing

Om de SD-kaart veilig te verwijderen, kiest u vóór het uitnemen van de kaart altijd de menuoptie kaart verwijderen… .

89

SD-kaart

Instelkanaal Betekenis kaart verwijderen… Kaart veilig verwijderen inst. opslaan inst. laden

Instellingen opslaan

Instellingen laden loginterval reg.type

Loginterval

Soort registratie kaart formatteren Kaart formatteren

14 Handbediening

-

-

-

Instelbereik / keuze

-

-

-

Fabrieksinstelling

-

00:01 … 20:00 (mm:ss) 1:00 cyclisch, lineair lineair

-

Aanwijzing

Na voltooiing van de controle- en onderhoudswerkzaamheden moet de

bedrijfsmodus weer op auto worden gezet. De normale werking is niet mogelijk in de handmatige modus.

handmatige modus

Instelkanaal relais 1 … X

Betekenis

Bedrijfsmodus relais uitgang A … D Bedrijfsmodus Signaaluitgang vraag 1 (2) Bedrijfsmodus Vraag

Instelbereik / keuze Fabrieksinstelling aan, auto, uit aan, auto, uit auto max, auto, min, uit auto alle uitgangen Keuze bedrijfsmodus van alle uitgangen auto, uit auto uit

15 Bedienercode

In menu handmatige modus kan de bedrijfsmodus van alle uitgangen in de regelaar en in aangesloten modules worden ingesteld.

Alle uitgangen worden in numerieke volgorde opgesomd; eerst die van de regelaar, dan die van de afzonderlijk aangesloten modules. Ook de opsomming van de modules vindt plaats in numerieke volgorde.

Onder de menuoptie alle uitgangen kunnen alle uitgangen tegelijkertijd worden uitgeschakeld (uit) of in de automatische modus (auto) worden gezet: uit = uitgang is uitgeschakeld (handmatige modus) auto = uitgang in automatische modus

In het menu bedienercode kan een gebruikerscode worden ingevoerd. Elk cijfer van de viercijferige code moet afzonderlijk worden ingevoerd en bevestigd. Na de bevestiging van het laatste cijfer volgt een automatische sprong naar het vorige menuniveau.

Om toegang tot de menuopties van het installateurniveau te verkrijgen, moet de installateurgebruikerscode zijn ingevoerd:

Installateur: 0262

Om te voorkomen dat centrale instelwaarden van de regelaar oneigenlijk worden gewijzigd, dient vóór het overlaten aan een ondeskundige gebruiker van de installatie de klant-gebruikerscode te worden ingevoerd.

Klant: 0000

Voor iedere uitgang kan ook afzonderlijk een bedrijfsmodus worden gekozen. De volgende instelmogelijkheden staan ter beschikking: uit = uitgang is uitgeschakeld (handmatige modus) aan = uitgang draait met 100 % (handmatige modus) auto = uitgang in automatische modus

90

16 Ingangen / module

16.2 Ingangen

In menu ingangen / module kunnen externe modules worden aan- en afgemeld, en sensor-offsets worden ingesteld.

16.1 Modules

In dit submenu kan voor elke sensoringang worden ingesteld welk sensortype is aangesloten. Er kan worden gekozen uit:

• S1 … S12: Schakelaar, Fern (afstandsbediening), BAS (bedrijfsmodusschakelaar), Pt1000, Pt500, KTY, Geen

• S13 / IMP1 … S15 / IMP3: Impuls, schakelaar, Fern (afstandsbediening), BAS (bedrijfsmodusschakelaar), Pt1000, Pt500, KTY, Geen

• CS10: A … K

• Ga1, Ga2:

• Gd1, Gd2:

• FR1:

RPS, VFS, geen

RPD, VFD, geen

DN20, DN25, DN32, geen

In dit submenu kunnen tot 5 externe modules worden aangemeld.

Uit alle aangesloten en door de regelaar erkende modules kan worden gekozen.

Î Om een module aan te melden, kiest u betreffende menuregel met de knop ➄ .

Het selectievakje geeft de keuze weer. Als een module is aangemeld, kan uit de sensoringangen en relaisuitgangen in de betreffende menu's van de regelaar worden gekozen.

ingangen / module / module

LEt op!

Kans op schade aan de installatie!

Het kiezen van een onjuist sensortype leidt tot ongewenst regelgedrag. In het ergste geval kan er schade aan de installatie ontstaan!

Î Let erop dat het sensortype wordt gekozen!

Als KTY, Pt500 of Pt1000 is gekozen, verschijnt het kanaal offset, waarin een individuele sensor-offset kan worden ingesteld.

Î Om de offset voor een sensor in te stellen, kiest u de betreffende menuregel met de knop ➄ .

Instelkanaal module 1 … 5

Betekenis

Aanmelding van externe modules -

Instelbereik / keuze Fabrieksinstelling

-

Î Om de offset voor een sensor vast te leggen, stelt u de waarde in met de knoppen ❷ en ❹ en bevestigt u deze met de knop ➄ .

91

Aanwijzing

Wanneer een sensor als temperatuursensor aan een functie werd toegewezen, zijn sensortypen Schakelaar, Fern, BAS, Impuls en Geen voor de betreffende ingang niet meer beschikbaar.

LEt op!

Schade aan het toestel!

Sensoringangen die op sensortype Schakelaar worden ingesteld, zijn alleen geschikt voor aansluiting van potentiaalvrije schakelaars!

Î Zorg ervoor dat deze niet onder spanning komen te staan.

Wanneer schakelaar werd geselecteerd, verschijnt optie omgekeerd met als gevolg dat de schakelaar kan worden omgekeerd.

CS-sensor-offset

Als een CS10-instralingssensor moet worden aangesloten, moet vóór de aansluiting een offset worden uitgevoerd.

Ga hiervoor als volgt te werk:

Î Kies in het kanaal type het CS-type.

Î Kies het kanaal offset.

Î Bevestig de vraag wissen? met ja.

Î Ga met terug weer terug naar het menu ingangen en sluit de CS-sensor aan.

Aanwijzing

Wanneer Grundfos Direct Sensors TM worden gebruikt, verbindt u het sen-

sor-massa-verzamelklemmenblok met PE (zie hoofdstuk 7).

ingangen / module / ingangen

Instelkanaal

S1 … S12 type offset type

Betekenis

Keuze sensoringang

Keuze van het sensortype

Sensor-offset

IMP1 … IMP3 Selectie Impulsingang

Keuze van het sensortype

-

Instelbereik / keuze

Schakelaar, Fern, BAS, KTY,

Pt500, Pt1000, geen

-

-15,0 … +15,0 K

Impuls, Fern, BAS, KTY,

Pt500, Pt1000, geen

-

-

Fabrieksinstelling

Pt1000

0,0 K impuls omgekeerd deb. / imp.

CS10 type offset

Ga1, 2

Schakelaaromkering (alleen wanneer type = schakelaar)

Aant. impulsen

CS10-ingang

CS-type

Offset wissen

Grundfos Direct Sensor TM analoog 1, 2

-

ja, nee

0,1 … 100,0

A … K ja, nee

-

nee

1,0

E nee type max.

min. max.

Grundfos Direct Sensor TM type RPS, VFS, geen

Maximale druk (bij type = RPS) 0,0 … 16,0 bar

Minimaal debiet (bij type = VFS) 1 … 399 l / min

Maximaal debiet (bij type = VFS) 2 … 400 l / min geen

6 bar

2 l / min

40 l / min

Gd1, 2

Grundfos Direct Sensor TM digitaal 1, 2

-

Grundfos Direct Sensor TM type RPD, VFD, geen

type geen

Bij Type = VFD: selectie meetbereik

10 - 200 l / min, 5 - 100 l / min,

2 - 40 l / min, 2 - 40 l / min (fast), 1 - 12 l / min

1 - 20 l / min, 1 - 12 l / min*

* Voor ingangen Gd1 en Gd2 zijn de volgende sensorcombinaties mogelijk:

- 1 x RPD, 1 x VFD

- 2 x VFD, echter alleen met verschillende doorstromingsbereiken

92

17 Fouten opsporen

Als een storing optreedt, wordt via het display van de regelaar een melding weergegeven.

Zekering

WAARSCHUWING!

Elektrische schok!

Bij geopende behuizing liggen spanningvoerende onderdelen bloot!

Î Koppel telkens voordat u de behuizing opent, het toestel op alle polen los van het net!

De regelaar is beveiligd met een zekering. Na het verwijderen van het deksel van de behuizing wordt de houder van de zekering toegankelijk de ook de reservezekering bevat. Om de zekering te vervangen, trekt u de zekeringshouder naar voren uit de sokkel.

Navigatieknoppen knipperen rood. Display brandt niet meer.

Druk opnieuw op de knop ➄ . Displayverlichting aan?

nee ja

Regelaar stond stand-by, alles ok

Sensordefect. In het betreffende sensor-weergavekanaal wordt in plaats van een temperatuur de melding !sensorstoring weergegeven.

Kortsluiting of kabelbreuk.

Niet aangesloten temperatuursensoren kunnen met een weerstandsmeter worden getest en hebben bij de betreffende temperaturen de onderstaande weerstandswaarden.

°C °F Ω

Pt500

-10 14 481

-5 23 490

0 32 500

5 41 510

10 50 520

15 59 529

20 68

25 77

30 86

539

549

559

35 95 568

40 104 578

45 113 588

50 122 597

Ω

Pt1000

Ω

KTY

961 1499

980 1565

1000 1633

1019 1702

1039 1774

1058 1847

1078 1922

1097 2000

1117 2079

1136 2159

1155 2242

1175 2327

1194 2413

°C °F Ω

Pt500

55 131 607

60 140 616

65 149 626

70 158 636

75 167 645

80 176 655

85 185 664

90 194 634

95 203 683

100 212 693

105 221 702

110 230 712

115 239 721

Ω

Pt1000

Ω

KTY

1213 2502

1232 2592

1252 2684

1271 2778

1290 2874

1309 2971

1328 3071

1347 3172

1366 3275

1385 3380

1404 3484

1423 3590

1442 3695

De stroomvoorziening van de regelaar controleren. Is deze onderbroken?

nee ja

De zekering van de regelaar is defect. Deze wordt na het openen van het deksel van de behuizing toegankelijk en kan dan door de reservezekering worden vervangen.

Oorzaak controleren en stroomvoorziening weer herstellen.

Aanwijzing

Voor antwoorden op vaak gestelde vragen (FAQ) zie www.resol.com.

93

94

De pomp loopt warm, maar er is geen warmtetransport van de collector naar de boiler, de voor- en terugloop zijn even warm, eventueel ook borrelen in de leiding.

Zit er lucht in het systeem?

nee ja

Is het collectorcircuit bij de vuilvanger verstopt?

ja

Ontlucht het systeem, breng de systeemdruk minimaal op de statische voordruk plus 0,5 bar, verhoog de druk evt. nog verder, schakel de pomp kort in en uit.

Vuilvanger reinigen

De pomp start kort, schakelt uit, start weer op, enz. ("Regelaarfladderen")

Temperatuurverschil bij de regelaar te klein?

nee ja

Collectorsensor onjuist geplaatst?

nee ja

Plausibiliteitscontrole van de optie buiscollectorfunctie

D Taan en wijzigen.

nee

D Tuit overeenkomstig ok

Plaats de collectorsensor bij de zonnevoorloop (warmste collectoruitgang); gebruik de dompelhuls van de betr. collector.

De pomp wordt blijkbaar laat ingeschakeld.

Inschakeltemperatuurverschil D Taan te groot gekozen?

nee ja

Collectorsensor ongunstig geplaatst

(bv. contactsensor i.p.v. dompelsensor)?

ja

D Taan en wijzigen.

D Tuit overeenkomstig

Activeer eventueel de buiscollectorfunctie.

ok

Het temperatuurverschil tussen de boiler en de collector wordt gedurende de werking zeer groot, het collectorcircuit kan de warmte niet afvoeren.

Pomp van het collectorcircuit defect?

nee ja

Warmtewisselaar verkalkt?

nee ja

Warmtewisselaar verstopt?

nee ja

Warmtewisselaar te klein?

ja

Controleren / vervangen

Ontkalken

Spoelen

Bereken de dimensionering opnieuw

De zonnepomp werkt niet, hoewel de collector duidelijk warmer is dan de boiler.

Displayverlichting aan?

Indien niet, druk dan op de knop ➄ .

Gaat de displayverlichting aan?

ja nee

Gaat de pomp bij handbediening aan?

nee

Wordt de stroom voor de pomp door de regelaar vrijgegeven?

nee ja ja

Vervang de regelaar als deze defect is.

Vervang de pomp als deze defect is.

De boilers koelen 's nachts af.

Draait de pomp van het collectorcircuit 's nachts?

nee ja

De temperatuur van de collector is 's nachts hoger dan de buitentemperatuur nee ja

Is de isolatie van de boiler voldoende?

ja a nee

Geen stroom: zekeringen controleren / vervangen en stroomtoevoer controleren.

Het ingestelde temperatuurverschil voor het inschakelen van de pomp is te hoog; stel dit op een zinvolle waarde in.

Zit de pomp vast?

Versterk de isolatie.

ja

Breng de pompas met een schroevendraaier op gang; loopt deze daarna weer?

nee

Controleer de regelfunctie

Controleer de terugslagklep in voor- en terugloop op een juiste werking a

Zit de boilerisolatie dicht tegen de wanden aan?

ja nee

Vervang de isolatie of versterk deze.

Zijn de aansluitingen van de boiler geïsoleerd?

ja nee

Loopt de warmwaterafvoer omhoog?

lang?

nee nee ja ja

Loopt de warmwatercirculatie zeer ja

Schakel de circulatiepomp uit en sluit de afsluiters voor één nacht.

Worden de boilerverliezen kleiner?

nee

Isoleer de aansluitingen.

Monteer de aansluiting aan de zijkant of ver deze als sifon uit (boog omlaag); zijn nu de boilerverliezen nu kleiner?

nee ja ok

Gebruik een circulatiepomp met schakelklok en uitschakelthermostaat (energie-efficiënte circulatie).

Controleer de pompen van het naverwarmingscircuit op werking 's nachts en defecte terugslagklep. Is het probleem verholpen?

nee

Controleer ook andere pompen die met de zonneboiler verbonden zijn.

Controleer de terugslagklep in de warmwatercirculatie - ok ja nee

De zwaartekrachtcirculatie in de circulatieleiding is te sterk; plaats een sterkere terugslagklep of monteer een elektr. 2-wegklep achter de circulatiepomp; de 2-wegklep is bij werking

Reinigen resp. vervangen.

van de pomp open, anders gesloten; schakel pomp en 2-wegklep elektrisch parallel; stel de circulatie weer in bedrijf. Toerentalregeling moet worden gedeactiveerd!

95

18 toebehoren

Datalogger DL3

Voor visualisatie via VBus.net, incl. SD-kaart, stekkervoeding, netwerk- en VBus ® -kabel.

Datalogger DL2

Voor visualisatie via VBus.net, incl. SD-kaart en netwerkkabel, stekkervoeding en VBus ® -kabel aangesloten.

Uitbreidingsmodule EM

De EM-uitbreidingsmodule biedt 5 extra relaisuitgangen en 6 extra sensoringangen voor de regelaar.

Dauwpuntschakelaar tS10

Dient te worden gebruikt om condensatieherkenning bij de koeling via het verwarmingscircuit.

Grundfos Direct Sensor tM VFS / RpS & VFD / RpD

Analoge / digitale sensoren in verschillende versies.

Volumemeetonderdeel V40

Het V40 is een meetapparaat met contactgever voor de registratie van de doorstroomhoeveelheid van water of water-glycolmengsels.

Alarmmodule AM1

De alarmmodule AM1 dient om installatiestoringen te signaleren.

96

Smart Display SD3 / SDFK, Groot display GA3

Het dient als visualisering van de door de regelaar afgegeven collector- en boilertemperatuur en van de energieopbrengst van de zonne-energie-installatie.

De Smart Display SDFK dient voor de visualisering van de door de regelaar uitgegeven temperatuur van de vaste brandstofketel en de boilertemperatuur boven / onder, alsmede de pompstatus.

De GA3 is een compleet gemonteerde grootdisplay-module voor het visualiseren van collector- en boilertemperaturen alsmede van de warmteopbrengst van de zonne-energie-installatie. overspanningsbeveiliging Sp10

De overspanningsbeveiliging SP10 dient in principe te worden gebruikt om de gevoelige temperatuursensoren in of aan de collector te beschermen tegen extern geïnduceerde spanningen (blikseminslagen in de omgeving, enz.).

Interfaceadapter VBus ® / USB & VBus ® / LAN

De VBus ® / USB-adapter vormt de koppeling tussen regelaar en PC.

De interfaceadapter VBus ® / LAN dient voor aansluiting van de regelaar op een pc of een router en maakt zodoende een eenvoudige toegang tot de regelaar via het lokale netwerk van de gebruiker mogelijk.

Sensoren

Ons assortiment bestaat uit hoge-temperatuursensoren, sensoren voor vlakke installatie, buitentemperatuursensoren, omgevingstemperatuursensoren en sensoren voor buisinstallatie als ook complete sensoren met dompelhuls.

19 Index

0-10 V-ketelaansturing ........................................................................................................ 72

A

Aanmelding van externe modules ................................................................................... 91

Afstandsbediening ........................................................................................................ 75, 78

App ....................................................................................................................................... 78

B

Bedienercode ....................................................................................................................... 90

Bediening vanop afstand, verwarmingscircuit ............................................................... 78

Bedrijfsmodusschakelaar ................................................................................................... 78

Bedrijfsmodus, uitgangen ................................................................................................... 90

Bedrijfswaterverwarming .................................................................................................. 83

Boilerkoeling, koeling-functie ............................................................................................ 55

Bypass, optie zonne-energie ............................................................................................. 50

C

Circulatie ............................................................................................................................... 67

Collectorkoeling, koeling-functie ..................................................................................... 55

Condensatieherkenning ..................................................................................................... 80

Countdown .......................................................................................................................... 79

CS-bypass .............................................................................................................................. 51

D

Dagcorrectie ........................................................................................................................ 75

Dagmodus ............................................................................................................................. 79

Dag- / nachtmodus ............................................................................................................... 77

Dauwpuntschakelaar .......................................................................................................... 80

Debietcontrole .................................................................................................................... 59

Drainback-optie ................................................................................................................... 56

E

Elektrische aansluiting .......................................................................................................... 7

Energiespaarbedrijf, verwarmingscircuit ......................................................................... 80

Estrikdroging ................................................................................................................. 82, 85

F

Functieblok ........................................................................................................................... 69

G

Gegevensregistratie ............................................................................................................ 89

Gespreide lading .................................................................................................................. 49

Gewenste temperatuur, optie zonne-energie ............................................................... 53

Gewenste temperatuur van de boiler ............................................................................ 47

Gezamenlijke relais' ............................................................................................................ 72

H

Handbediening ..................................................................................................................... 90

I

Inbedrijfstellingsmenu ......................................................................................................... 19

Instellingen van de regelaar laden .................................................................................... 89

Instellingen van de regelaar opslaan ................................................................................ 89

Instralingsschakelaar ........................................................................................................... 71

Intervall (Interval) ............................................................................................................... 74

Invloed kamer, verwarmingscircuit .................................................................................. 75

K

Kamerbedieningstoestellen ............................................................................................... 78

Kamerregeling, verwarmingscircuit ................................................................................. 76

Kamerthermostaat ............................................................................................................. 76

Ketelaansturing .................................................................................................................... 72

Koeling-functie ..................................................................................................................... 55

Koeling via het verwarmingscircuit ................................................................................. 80

L

Looptijd menger .................................................................................................................. 74

M

Maximale voorlooptemperatuur ..................................................................................... 75

Maximumtemperatuur boiler ........................................................................................... 47

Mengkraan, optie installatie ............................................................................................... 63

Minimale aanvoertemperatuur ......................................................................................... 75

Minimale collectorbegrenzing .......................................................................................... 47

Modulerende verwarmingscircuitregeling ..................................................................... 74

Modules aanmelden ............................................................................................................ 91

Montage ................................................................................................................................... 5

97

N

Nachtmodus. ........................................................................................................................ 77

Nachtverlaging ..................................................................................................................... 75

Naverwarmingsonderdrukking ......................................................................................... 54

Naverwarming, verwarmingscircuit ................................................................................. 78

Nominale voorlooptemperatuur ..................................................................................... 75

Noodtemperatuur collector ............................................................................................ 47

o

Offset ..................................................................................................................................... 91

p

Parallelrelais, optie zonne-energie ................................................................................... 54

Pendellading .......................................................................................................................... 48

R

Restwarmteafvoer............................................................................................................... 58

Restwarmteafvoer, verwarmingscircuit .......................................................................... 80

Retour bijmenging ............................................................................................................... 71

Retourverhoging ................................................................................................................. 68

S

Schoorsteenvegerfunctie ................................................................................................... 79

SD-kaart formatteren ........................................................................................................ 89

Sensor-offset......................................................................................................................... 91

Starttemperatuur ................................................................................................................ 86

Starttijd .................................................................................................................................. 79

Stookcurve ........................................................................................................................... 75

Storingsmeldingen ............................................................................................................... 45

Storingsmeldingen bevestigen .......................................................................................... 45

Storingsrelais ........................................................................................................................ 64

SWW-voorverwarming ..................................................................................................... 84

Systeemkoeling, koeling-functie ........................................................................................ 61

t

Tapwater voorrang, verwarmingscircuit ......................................................................... 79

Technische gegevens ............................................................................................................. 4

Thermische desinfectie ...................................................................................................... 83

Thermostaatfunctie ............................................................................................................ 69

Timer ..................................................................................................................................... 12

Tweelingpomp ...................................................................................................................... 57

U

Uitgangkeuze ........................................................................................................................ 16

Uitz. modus, verwarmingscircuit ...................................................................................... 80

V

Vacuümcollectorfunctie ..................................................................................................... 52

Vaste brandstofketel ........................................................................................................... 66

VBus ......................................................................................................................................... 8

Verlagingsmodi ..................................................................................................................... 79

Verwarmingscircuitmengklep ............................................................................................ 74

Verwarmingscircuitpomp ................................................................................................... 74

Virtueel .................................................................................................................................. 72

Volgbelading .......................................................................................................................... 49

Voorrangslogica ................................................................................................................... 47

Vorstbeveiliging, optie zonne-energie ............................................................................. 53

Vorstbeveiligingsfunctie ...................................................................................................... 80

W

Warmteverbruiksmeter ..................................................................................................... 87

Z

Zekering vervangen ............................................................................................................ 93

Zone lading ........................................................................................................................... 64

98

99

Uw vakhandel: RESOL – Elektronische Regelungen GmbH

Heiskampstraße 10

45527 Hattingen / Germany

Tel.: +49 (0) 23 24 / 96 48 - 0

Fax: +49 (0) 23 24 / 96 48 - 755 www.resol.de [email protected]

Belangrijke aanwijzing

De teksten en tekeningen in deze handleiding zijn met de grootst mogelijke zorgvuldigheid en naar beste eer en geweten weten ontstaan. Omdat fouten echter nooit kunnen worden uitgesloten, willen wij u op het volgende wijzen:

De basis van uw projecten dienen uitsluitend eigen berekeningen en plannen te zijn, die aan de hand van de telkens geldende normen en voorschriften zijn opgesteld. Wij sluiten elke garantie voor de volledigheid van alle in deze handleiding gepubliceerde tekeningen en teksten uit, deze dienen slechts als voorbeeld. Als gegevens uit deze handleiding worden gebruikt of toegepast, dan gebeurt dit uitdrukkelijk op eigen risico van de betreffende gebruiker. Elke aansprakelijkheid van de uitgever voor onjuiste, onvolledige of verkeerde gegevens en alle daaruit eventueel voortvloeiende schade wordt principieel uitgesloten.

Opmerkingen

Het ontwerp en de specificaties kunnen zonder vooraankondiging worden gewijzigd.

De afbeeldingen kunnen in geringe mate afwijken van het productiemodel.

Colofon montage- en bedieningshandleiding inclusief alle bijbehorende delen is beschermd door de auteurswet. Voor het gebruik buiten het auteursrecht om is toestemming nodig van de firma RESOL – Elektronische Regelungen GmbH. Dit geldt in het bijzonder voor reproducties/kopieën, vertalingen, microfilms en de opslag op elektronische systemen.

© RESOL – Elektronische Regelungen GmbH

advertisement

Related manuals