Graco 3A2915F - Reactor E-30i and E-XP2i de handleiding

Graco 3A2915F - Reactor E-30i and E-XP2i de handleiding | Manualzz
Bediening
Reactor® E-30i en E-XP2i
3A2915F
NL
Elektrisch, verwarmd, geïntegreerd meercomponentendoseersysteem met geïntegreerde generator.
Voor het spuiten van polyurethaanschuim en polyureacoatings. Alleen voor professioneel gebruik.
Niet goedgekeurd voor gebruik in ruimtes met ontploffingsgevaar of gevaarlijke locaties.
Belangrijke veiligheidsinstructies
Lees alle waarschuwingen en instructies in deze handleiding.
Bewaar deze instructies.
PROVEN QUALITY. LEADING TECHNOLOGY.
Contents
Waarschuwingen ................................................. ... 3
Belangrijke informatie over
tweecomponentenmaterialen ......................... 7
Tijdelijke handmatige regeling van de
slangtemperatuur ...................................... 58
Vloeistofcirculatie ............................................ ...... 59
Modellen doseerapparaten ........................................ 9
Jog-modus...................................................... ..... 60
Systemen ....................................................... ..... 10
Spuiten ........................................................ ....... 61
Spuitafstellingen ............................................. 62
Toebehoren ..................................................... .... 11
Meegeleverde handleidingen ................................... 12
Gerelateerde handleidingen .................................... 12
Typische installatie, met circulatie ............................. 13
Typische installatie, zonder circulatie......................... 14
Identificatie van de onderdelen.................................
Generator ......................................................
Bedieningspaneel doseerapparaat ......................
Luchtcompressor ............................................
Geavanceerde displaymodule (ADM - Advanced
Display Module) ..................................
Motorbesturingsmodule (MCM) ..........................
Motorbesturingsmodule ....................................
Laadcentrum ..................................................
Temperatuurregelingsmodules ...........................
Stroomonderbrekers ........................................
15
17
18
18
19
23
24
25
26
28
Overzicht ...................................................... ....... 30
Instellen ...................................................... ........ 33
Algemene richtlijnen betreffende de
uitrusting ........................................... 38
Werking geavanceerde displaymodule (ADM Advanced Display Module) .......................... 43
Bedrijfsmodus ................................................ 48
Uitschakelen ................................................... ..... 63
Drukontlastingsprocedure ....................................... 64
Spoelen ........................................................ ...... 65
Onderhoud ...................................................... ....
Schema voor preventief onderhoud.....................
Onderhoud doseerapparaat...............................
Koelmiddelspecificaties ....................................
66
66
66
71
Fouten ......................................................... ....... 72
Probleemoplossing .............................................. .. 74
Foutcodes en probleemoplossing ....................... 74
USB-gegevens ................................................... ..
USB-logboeken ..............................................
Instellingen systeemconfiguratie .........................
Aangepast taalbestand .....................................
89
89
90
91
Bijlage A: Motorbesturingsmodule............................. 93
Afmetingen ..................................................... ..... 96
Prestatiegrafieken .............................................. ... 99
Technische specificaties ........................................ 100
Standaardgarantie van Graco ................................. 104
Opstarten ...................................................... ...... 55
2
3A2915F
Waarschuwingen
Waarschuwingen
De onderstaande waarschuwingen betreffen installatie, gebruik, aarding, onderhoud en reparatie van deze apparatuur.
Het symbool met het uitroepteken in de tekst van deze handleiding verwijst naar een algemene waarschuwing en het
gevarensymbool verwijst naar procedurespecifieke risico's. Als u deze symbolen in de handleiding ziet, raadpleeg dan
deze Waarschuwingen. Productspecifieke gevaarsymbolen en waarschuwingen die niet in dit hoofdstuk staan beschreven,
staan vermeld in de gehele handleiding waar deze van toepassing zijn.
Waarschuwing
GEVAAR VOOR ELEKTRISCHE SCHOKKEN
Deze apparatuur moet worden geaard. Slechte aarding, onjuiste instelling of verkeerd gebruik van het
systeem kan elektrische schokken veroorzaken.
• Zet het toestel uit via de hoofdschakelaar en haal de stekker uit het stopcontact voordat u enige kabel
ontkoppelt en voordat u onderhoud gaat plegen aan de apparatuur.
• Sluit alleen aan op een geaard stopcontact.
• Alle elektrische bedrading moet worden verzorgd door een gediplomeerd elektricien en moet voldoen
aan alle ter plaatse geldende verordeningen en regelgeving.
GIFTIGE VLOEISTOFFEN OF DAMPEN
Giftige vloeistoffen of dampen kunnen ernstig letsel of zelfs de dood veroorzaken als deze in de ogen of op
de huid spatten, of ingeademd of ingeslikt worden.
• Lees de Veiligheidsinformatiebladen zodat u de specifieke gevaren kent van de gebruikte vloeistoffen.
• Bewaar gevaarlijke vloeistof in goedgekeurde containers en voer ze af conform alle geldende richtlijnen.
GEVAAR VAN KOOLMONOXIDE
De uitlaatgassen bevatten giftig koolmonoxide, een kleurloos en geurloos gas. Inademing van
koolmonoxide kan tot de dood leiden.
• Gebruik het apparaat niet in een afgesloten ruimte.
PERSOONLIJKE BESCHERMINGSMIDDELEN
U moet de juiste beschermingsmiddelen dragen als u de apparatuur bedient of onderhoudt of als u in het
werkgebied aanwezig bent, om u te beschermen tegen ernstig letsel, zoals oogletsel, gehoorbeschadiging,
inademing van giftige dampen en brandwonden. Een dergelijke uitrusting bestaat onder andere uit:
• Gezichts- en gehoorbescherming.
• Ademhalingstoestellen, beschermende kleding en handschoenen, zoals aanbevolen door de fabrikant
van de vloeistof en oplosmiddelen.
GEVAAR VOOR INJECTIE DOOR DE HUID
Vloeistof dat onder hoge druk uit het doseerapparaat, uit lekkende slangen of uit beschadigde onderdelen
komt, dringt door de huid naar binnen in het lichaam. Dit kan eruitzien als een gewone snijwond, maar er
is sprake van ernstig letsel dat kan leiden tot amputatie. Raadpleeg onmiddellijk een medisch specialist.
•
•
•
•
Vergrendel de veiligheidspal van de trekker altijd wanneer u niet doseert.
Richt het doseerapparaat niet op een persoon of enig lichaamsdeel.
Plaats uw hand nooit op de vloeistofuitlaat.
Probeer nooit lekkages te stoppen of af te buigen met uw handen, uw lichaam, handschoenen of
een doek.
• Volg altijd de Drukontlastingsprocedure wanneer u ophoudt met doseren, vóór reiniging, controle of
onderhoud aan de apparatuur.
• Draai steeds eerst alle vloeistofaansluitingen goed vast, voordat u de apparatuur gaat bedienen.
• Kijk slangen en koppelingen elke dag na. Vervang versleten of beschadigde onderdelen onmiddellijk.
3A2915F
3
Waarschuwingen
Waarschuwing
BRAND- EN EXPLOSIEGEVAAR
Ontvlambare dampen in het werkgebied, zoals die van oplosmiddelen en verf, kunnen ontbranden of
exploderen. Ter voorkoming van brand en explosies:
• Gebruik de apparatuur alleen in goed geventileerde ruimtes.
• Vul de brandstoftank niet als de motor draait of als hij heet is; zet de motor uit en laat hem afkoelen.
Brandstof is zeer brandbaar en kan ontbranden of exploderen als het op een heet oppervlak wordt
gemorst.
• Zorg dat er geen ontstekingsbronnen zijn, zoals waakvlammen, sigaretten, draagbare elektrische
lampen en kunststof druppelvangers (deze kunnen statische vonkoverslag geven).
• Houd het werkgebied vrij van afval, inclusief oplosmiddelen, poetslappen en benzine.
• Haal geen stekkers uit stopcontacten, steek geen stekkers in stopcontacten en doe geen lampen aan
of uit als er brandbare dampen aanwezig zijn.
• Aard alle apparatuur in de werkomgeving. Zie de instructies onder Aarding.
• Gebruik alleen geaarde slangen.
• Houd het pistool stevig tegen de zijkant van een geaarde emmer gedrukt terwijl u in de emmer spuit.
• Als u merkt dat er sprake is van statische elektriciteit of u voelt een schok, stop dan onmiddellijk met
werken. Gebruik het systeem pas weer als u de oorzaak van het probleem kent en het probleem is
verholpen.
• Zorg dat er altijd een werkend brandblusapparaat op de werkplek aanwezig is.
GEVAAR VOOR THERMISCHE EXPANSIE
Vloeistoffen in besloten ruimtes - waaronder slangen - die aan hitte worden blootgesteld kunnen een
snelle drukstijging veroorzaken door thermische expansie. Overdruk kan resulteren in het scheuren van
installatieonderdelen en ernstig letsel.
• Open een ventiel om het uitzetten van de vloeistof tijdens de verhitting mogelijk te maken.
• Vervang de slangen proactief op regelmatige tijdstippen afhankelijk van de gebruiksomstandigheden.
GEVAAR VAN ALUMINIUM ONDERDELEN ONDER DRUK
Het gebruik van vloeistoffen die niet compatibel zijn met aluminium in apparatuur die onder druk staat, kan
leiden tot ernstige chemische reacties en kan ervoor zorgen dat de apparatuur stuk gaat. Wanneer u deze
waarschuwing niet opvolgt, kan dat leiden tot overlijden, ernstig lichamelijk letsel of materiële schade.
• Gebruik geen 1,1,1-trichloorethaan, methyleenchloride, andere halogeenkoolwaterstofoplosmiddelen of
vloeistoffen die dergelijke oplosmiddelen bevatten.
• Veel andere vloeistoffen kunnen stoffen bevatten die kunnen reageren met aluminium. Neem contact op
met uw materiaalleverancier voor de compatibiliteit van de materialen.
GEVAAR VAN REINIGINGSMIDDEL VOOR PLASTIC ONDERDELEN
Veel oplosmiddelen kunnen plastic onderdelen beschadigen, ze kunnen ervoor zorgen dat ze niet goed
werken en zo ernstige letsels of materiële schade veroorzaken.
• Gebruik alleen geschikte oplosmiddelen op waterbasis om kunststof constructieonderdelen of
onderdelen onder druk te reinigen.
• Zie de Technische gegevens in deze en alle andere handleidingen van de apparatuur. Raadpleeg de
veiligheidsinformatiebladen en aanbevelingen van de fabrikant van de oplossing.
4
3A2915F
Waarschuwingen
Waarschuwing
GEVAREN BIJ VERKEERD GEBRUIK VAN DE APPARATUUR
Verkeerd gebruik kan leiden tot dodelijke ongevallen of ernstig letsel.
• Bedien het systeem niet als u moe bent of onder invloed bent van alcohol of geneesmiddelen.
• Overschrijd nooit de maximale werkdruk en de maximale bedrijfstemperatuur van het zwakste onderdeel
in uw systeem. Zie de Technische gegevens van alle apparatuurhandleidingen.
• Gebruik vloeistoffen en oplosmiddelen die geschikt zijn voor de bevochtigde onderdelen van de
apparatuur. Zie de Technische gegevens van alle apparatuurhandleidingen. Lees de waarschuwingen
van de fabrikant van de gebruikte vloeistoffen en oplosmiddelen. Vraag de leverancier of winkelier naar
het MSDS (het veiligheidsinformatieblad of VIB) voor de volledige informatie over uw materiaal.
• Verlaat de werkplaats niet als de apparatuur in werking is of onder druk staat. Schakel alle apparatuur
uit en volg de Drukontlastingsprocedure wanneer de apparatuur niet wordt gebruikt.
• Controleer de apparatuur dagelijks. Repareer of vervang versleten of beschadigde onderdelen
onmiddellijk; vervang ze enkel door originele Graco-reserveonderdelen.
• Breng geen veranderingen of wijzigingen in de apparatuur aan.
• Gebruik apparatuur alleen voor het beoogde doel. Neem contact op met uw leverancier voor meer
informatie.
• Houd slangen en kabels uit de buurt van plaatsen met druk verkeer, scherpe randen, bewegende
onderdelen en hete oppervlakken.
• Zorg dat er geen kink in slangen komt en buig ze niet te ver door; verplaats het apparaat nooit door
aan de slang te trekken.
• Houd kinderen en dieren weg uit het werkgebied.
• Houd u aan alle geldende veiligheidsvoorschriften.
GEVAREN VAN DE ACCU
De accu kan lekken, ontploffen, brandwonden veroorzaken of een explosie veroorzaken als er verkeerd
mee wordt omgegaan.
• Gebruik enkel het accutype dat voor gebruik met de apparatuur is gespecificeerd. Zie Technische
gegevens.
• Het accuonderhoud mag enkel worden uitgevoerd of opgevolgd door personeel dat goed op de hoogte
is van de accu's en de vereiste voorzorgsmaatregelen. Houd onbevoegd personeel uit de buurt van de
accu.
• Wanneer u de accu vervangt, gebruik dan dezelfde auto-loodaccu met minstens 800 CCA, die
gespecificeerd is voor gebruik met deze apparatuur. Zie Technische gegevens.
• Gooi de accu niet weg in het vuur. De accu kan ontploffen.
• Volg de lokale voorschriften en/of bepalingen voor het weggooien van de accu.
• Open of beschadig de accu niet. Vrijgekomen elektrolyt staat erom bekend schadelijk te zijn voor
huid en ogen en giftig te zijn.
• Doe horloges, ringen of andere metalen voorwerpen uit.
• Gebruik enkel gereedschap met geïsoleerde hendels. Leg geen gereedschap of metalen onderdelen
boven op de accu.
GEVAREN VAN BEWEGENDE ONDERDELEN
Bewegende onderdelen kunnen vingers en andere lichaamsdelen afknellen, amputeren of snijwonden
veroorzaken.
• Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.
• Laat apparatuur niet draaien als de beschermwanden of -kappen zijn verwijderd.
• Apparatuur die onder druk staat, kan zonder waarschuwing starten. Voordat u de apparatuur controleert,
verplaatst of er onderhoud aan uitvoert, voert u eerst de Drukontlastingsprocedure uit en koppelt u alle
voedingsbronnen los.
3A2915F
5
Waarschuwingen
Waarschuwing
GEVAAR VAN VASTRAKEN
Draaiende onderdelen kunnen ernstig letsel veroorzaken.
•
•
•
•
Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.
Laat apparatuur niet draaien als de beschermwanden of -kappen zijn verwijderd.
Draag geen loszittende kleding, juwelen of lang haar los terwijl u de apparatuur bedient.
De apparatuur kan zonder waarschuwing starten. Voordat u de apparatuur controleert, verplaatst of er
onderhoud aan uitvoert, voert u eerst de Drukontlastingsprocedure uit en koppelt u alle voedingsbronnen
los.
GEVAAR VAN BRANDWONDEN
Het oppervlak van de apparatuur en de vloeistof die wordt verhit, kunnen zeer heet worden tijdens het
gebruik. Om ernstige brandwonden te vermijden:
• Raak de hete vloeistof of apparatuur niet aan.
6
3A2915F
Belangrijke informatie over tweecomponentenmaterialen
Belangrijke informatie over tweecomponentenmaterialen
Toestanden van isocyanaat
Spuit- of doseermateriaal dat isocyanaten bevat,
veroorzaakt mogelijk schadelijke gassen, dampen en
vernevelde deeltjes.
Lees de waarschuwingen van de fabrikant en de
MSDS van het materiaal om de specifieke gevaren en
voorzorgsmaatregelen in verband met isocyanaten te
kennen.
Voorkom het inademen van isocyanaatgassen, dampen
en vernevelde deeltjes door het werkgebied voldoende
te ventileren. Als de ruimte onvoldoende wordt
geventileerd, is een ademhalingsfilter vereist voor
iedereen die in de ruimte werkt.
Om contact met isocyanaten te vermijden, dient
iedereen in het werkgebied gepaste persoonlijke
beschermingsuitrusting te dragen, waaronder
chemicaliëndichte handschoenen, laarzen, een schort
en een veiligheidsbril.
Zelfontbranding van materialen
Vochtgevoeligheid van isocyanaat
Door kruislingse contaminatie kan er materiaal uitharden
in vloeistofleidingen, waardoor ernstig letsel en
schade aan installatieonderdelen kan ontstaan. Om
te voorkomen dat de bevochtigde onderdelen van de
apparatuur verontreinigd worden door contact met beide
materialen, mag u de onderdelen voor component A
(isocyanaat) en component B (hars) nooit onderling
verwisselen.
Isocyanaten (ISO) zijn katalysatoren die worden gebruikt
in tweecomponentenschuim en polyureacoatings. ISO
reageert met vocht (zoals luchtvochtigheid) en vormt dan
kleine, harde, schurende kristallen die in de vloeistof
blijven hangen. Na verloop van tijd vormt zich een laag
op het oppervlak en zal de ISO geleren, waardoor de
viscositeit toeneemt. Bij gebruik zal deze deels uitgeharde
ISO de prestaties en de levensduur van alle bevochtigde
onderdelen verminderen.
De dikte van de aangebrachte laag en de
kristallisatiesnelheid variëren naargelang de samenstelling
van het isocyanaat, de vochtigheid en de temperatuur.
Zo voorkomt u dat isocyanaten worden blootgesteld aan
vocht:
• Gebruik altijd een afgesloten container met een
absorptiedroger in het luchtgat of een stikstofomgeving.
Sla ISO nooit in een open container op.
Bepaalde materialen kunnen zelfontbrandend worden
wanneer deze te dik worden aangebracht. Lees de
waarschuwingen van de fabrikant en de MSDS van het
materiaal.
Houd componenten A en B apart
• Zorg dat het reservoir van de ISO-smeermiddelpomp
(indien geïnstalleerd) gevuld blijft met een geschikt
smeermiddel. Het smeermiddel zorgt voor een barrière
tussen ISO en de atmosfeer.
• Gebruik alleen vochtbestendige slangen die compatibel
zijn met ISO.
• Gebruik nooit teruggewonnen oplosmiddelen, aangezien
deze vocht kunnen bevatten. Laat de containers met
oplosmiddelen altijd dicht als deze niet worden gebruikt.
• Smeer onderdelen met schroefdraad altijd met
ISO-pompolie of vet deze in tijdens de assemblage.
Door kruislingse contaminatie kan er materiaal uitharden
in vloeistofleidingen, waardoor ernstig letsel en
schade aan installatieonderdelen kan ontstaan. Om
te voorkomen dat de bevochtigde onderdelen van de
apparatuur verontreinigd worden door contact met beide
materialen, mag u de onderdelen voor component A
(isocyanaat) en component B (hars) nooit onderling
verwisselen.
3A2915F
7
Belangrijke informatie over tweecomponentenmaterialen
Schuimharsen met 245 fa
blaasmiddelen
Bepaalde schuimblaasmiddelen gaan schuimen bij
temperaturen boven 33°C (90°F) als ze niet onder
druk staan, vooral als ze geroerd worden. Om het
schuimen te reduceren, moet de voorverwarming in een
circulatiesysteem worden beperkt.
Van materiaal wisselen
Het wisselen van materiaal dat in uw apparatuur wordt
gebruikt, vereist speciale aandacht om schade en verloren
tijd te voorkomen.
• Wanneer u van materiaal wisselt, spoel de apparatuur
dan meerdere malen door totdat u er zeker van bent dat
alles grondig schoon is.
• Reinig de filters van de vloeistofinlaat altijd na een
spoelcyclus.
• Vraag de fabrikant van het materiaal naar de chemische
compatibiliteit.
• Haal alle vloeistofcomponenten uit elkaar en reinig ze, en
vervang slangensets wanneer u wisselt van epoxyhars
naar urethaan of polyurea. Epoxyharsen hebben vaak
aminen aan de B-zijde (uitharder). Polyurea hebben
vaak aminen aan de B-zijde (hars).
8
3A2915F
Modellen doseerapparaten
Modellen doseerapparaten
E-30i-reeks
Onderdeel
Beschikbare hulpstroom bij
240 V, 60
Hz*
259079
50 A
259080
32 A
259089 
30 A
259090 
12 A
Spanning
(fase)
Totale
systeembelasting
† (Watt)
Max.
stroomsnelheid
kg/min
(lb/min)
240 V (1)
7,700
30 (13.5)
240 V (1)
11,700
30 (13.5)

240 V (1)
7,700
30 (13.5)

240 V (1)
16,700
30 (13.5)
Spanning
(fase)
Totale
systeembelasting
† (Watt)
Max.
stroomsnelheid
lpm (gpm)
240 V (1)
11,700
2.0 (7.6)
240 V (1)
16,700
2.0 (7.6)
Inclusief:
Warmte
van
aanjager
(4000
watt)
Luchtcompressor (5000
watt)


Geschatte
opbrengst
per cyclus
(A+B) liter
(gal.)
Maximale
vloeistofwerkdruk bar
(MPa, psi)
0.0272
(0.1034)
0.0272
(0.1034)
0.0272
(0.1034)
0.0272
(0.1034)
2000 (13.8,
138)
2000 (13.8,
138)
2000 (13.8,
138)
2000 (13.8,
138)
E-XP2i-reeks
Onderdeel
Beschikbare hulpstroom bij
240 V, 60
Hz*
259081
32 A

259091 
12 A

Inclusief:
Warmte
van
aanjager
(4000
watt)
Luchtcompressor (5000
watt)

Geschatte
opbrengst
per cyclus
(A+B) liter
(gal.)
Maximale
vloeistofwerkdruk bar
(MPa, psi)
0.0203
(0.0771)
0.0203
(0.0771)
3500 (24.1,
241)
3500 (24.1,
241)

Totaal door het systeem gebruikt wattage, gebaseerd op de maximale verwarmde slanglengte van 94,5 meter
(310 ft) voor elke eenheid.
*
Vollastvermogen in ampère, beschikbaar voor hulpapparatuur wanneer alle kale systeemcomponenten op
maximale capaciteit werken. De beschikbare hulpstroom is gebaseerd op 94,5 meter (310 ft) aan verwarmde
slang. Er is een bijkomende 3 ampère aan hulpstroom beschikbaar voor elk verwarmd slanggedeelte van 15,2
meter (50 ft) dat niet wordt gebruikt.

De beschikbare hulpstroom zal minder zijn wanneer de motor is bijgesteld voor de hoogte van de locatie.
Verminder de beschikbare hulpstroom in de tabel met 2,5 ampère per 300 meter (1000 ft) toename van de
hoogte. Als de beschikbare hulpstroom minder dan nul bedraagt, is het mogelijk dat de systeemconfiguratie de
vollast op deze hoogte niet ondersteunt.

Inclusief complete luchtcompressorkit 24K335.
Zie Configuratie-opties stroomonderbreker.
Zie Goedkeuringen, page 10.
3A2915F
9
Systemen
Goedkeuringen
Model
Goedkeuringen:
259079
Voldoet aan ANSI/UL Std. 73 gecertificeerd volgens CAN/CSA Std. C22.2 nr. 68
259080
259081
Voldoet aan ANSI/UL Std. 499 gecertificeerd volgens CAN/CSA Std. C22.2 nr. 88
Systemen
Onderdeel
Maximale
vloeistofwerkdruk
bar (MPa, psi)
Losse disDoseerapparaat playmodulekit
Verwarmde slang
Pistool
15 m (50 ft)
3 m (10 ft)
Model
Onderdeel
AP9079
2000 (13.8, 138)
259079
24K240
246050
Fusion™ AP
246101
AP9080
2000 (13.8, 138)
259080
24K240
246050
Fusion™ AP
246101
AP9081
3500 (24.1, 241)
259081
24K241
246055
Fusion™ AP
246100
AP9179
2000 (13.8, 138)
259079
✓
24K394
246050
Fusion™ AP
246101
AP9180
2000 (13.8, 138)
259080
✓
24K394
246050
Fusion™ AP
246101
AP9181
3500 (24.1, 241)
259081
✓
24K395
246055
Fusion™ AP
246100
CS9079
2000 (13.8, 138)
259079
24K240
246050
Fusion™ CS
CS0101
CS9080
2000 (13.8, 138)
259080
24K240
246050
Fusion™ CS
CS0101
CS9081
3500 (24.1, 241)
259081
24K241
246055
Fusion™ CS
CS0000
CS9179
2000 (13.8, 138)
259079
✓
24K394
246050
Fusion™ CS
CS0101
CS9180
2000 (13.8, 138)
259080
✓
24K394
246050
Fusion™ CS
CS0101
CS9181
3500 (24.1, 241)
259081
✓
24K395
246055
Fusion™ CS
CS0000
P29079
2000 (13.8, 138)
259079
24K240
246050
Probler® P2
GCP2R1
P29080
2000 (13.8, 138)
259080
24K240
246050
Probler® P2
GCP2R1
P29081
3500 (24.1, 241)
259081
24K241
246055
Probler® P2
GCP2R0
P29179
2000 (13.8, 138)
259079
✓
24K394
246050
Probler® P2
GCP2R1
P29180
2000 (13.8, 138)
259080
✓
24K394
246050
Probler® P2
GCP2R1
P29181
3500 (24.1, 241)
259081
✓
24K395
246055
Probler® P2
GCP2R0
10
3A2915F
Toebehoren
Systemen met luchtcompressor
Verwarmde slang
Losse dis3m
playmodulekit 15 m
(50 ft)
(10 ft)
Onderdeel
Maximale
Luchtcomvloeistofwerkdruk Doseerapparaat
pressor
bar (MPa, psi)
AP9089
2000 (13.8, 138)
259089
✓
24K240
AP9090
2000 (13.8, 138)
259090
✓
AP9091
3500 (24.1, 241)
259091
✓
AP9189
2000 (13.8, 138)
259089
✓
AP9190
2000 (13.8, 138)
259090
✓
AP9191
3500 (24.1, 241)
259091
✓
CS9089
2000 (13.8, 138)
259089
CS9090
2000 (13.8, 138)
CS9091
3500 (24.1, 241)
CS9189
Pistool
Model
Onderdeel
246050
Fusion™ AP
246101
24K240
246050
Fusion™ AP
246101
24K241
246055
Fusion™ AP
246100
✓
24K394
246050
Fusion™ AP
246101
✓
24K394
246050
Fusion™ AP
246101
✓
24K395
246055
Fusion™ AP
246100
✓
24K240
246050
Fusion™ CS
CS0101
259090
✓
24K240
246050
Fusion™ CS
CS0101
259091
✓
24K241
246055
Fusion™ CS
CS0000
2000 (13.8, 138)
259089
✓
✓
24K394
246050
Fusion™ CS
CS0101
CS9190
2000 (13.8, 138)
259090
✓
✓
24K394
246050
Fusion™ CS
CS0101
CS9191
3500 (24.1, 241)
259091
✓
✓
24K395
246055
Fusion™ CS
CS0000
P29089
2000 (13.8, 138)
259089
✓
24K240
246050
Probler® P2
GCP2R1
P29090
2000 (13.8, 138)
259090
✓
24K240
246050
Probler® P2
GCP2R1
P29091
3500 (24.1, 241)
259091
✓
24K241
246055
Probler® P2
GCP2R0
P29189
2000 (13.8, 138)
259089
✓
✓
24K394
246050
Probler® P2
GCP2R1
P29190
2000 (13.8, 138)
259090
✓
✓
24K394
246050
Probler® P2
GCP2R1
P29191
3500 (24.1, 241)
259091
✓
✓
24K395
246055
Probler® P2
GCP2R0
Toebehoren
Setnummer
Beschrijving
Setnummer
Beschrijving
24N449
15 m (50 ft) CAN-kabel (voor losse
displaymodule)
15V551
Beschermkappen ADM (per 10)
24K207
Vloeistoftemperatuursensor (VTS) met
RTD
15M483
Beschermkappen losse displaymodule
(per 10)
24K338
Losse displaymodulekit
24K334
Uitschakelkit voor voedingspomp
24K335
Complete luchtcompressorkit
24K333
Brandstofleiding- en kabelverlengkit
125970
Luchtcompressor (zonder
luchttoevoertank)
24K337
Lichttorenkit
24M174
Peilstokken voor vat
24M490
Luchtcompressor (gemonteerd op
114-litertank)
24L911
Palletsteunset
121006
24M125
Luchttank (113,5 liter, 12 gallon)
Kabel van 45 m (150 ft) (voor losse
displaymodule)
24M178
Luchtdroger (droogmiddel)
24N365
24M258
Compressorrek (alleen frame)
RTD-testkabels (voor hulp bij
weerstandsmetingen)
24K336
Slangenrek
3A2915F
11
Meegeleverde handleidingen
Meegeleverde handleidingen
Gerelateerde handleidingen
De volgende handleidingen worden meegeleverd met
de Reactor. Raadpleeg deze handleidingen voor een
gedetailleerde beschrijving van de apparatuur.
De volgende handleidingen zijn voor toebehoren die
gebruikt worden met de Reactor.
De handleidingen zijn ook beschikbaar op www.graco.com.
Handmatig
Beschrijving
3A1705
Reactor E-30i en E-XP2i, Bediening
16K761
Reactor E-30i en E-XP2i, Instructies
voor opstarten
Reactor E-30i en E-XP2i, Instructies
voor uitschakelen
Perkins®-motor, Reparatie/Onderdelen
16K913
SEBU7992
–
Mecc Alte Zelfregulerende dynamoserie
NPE, Reparatie/Onderdelen
De handleidingen zijn beschikbaar op www.graco.com
Onderdelenhandleidingen in het Engels:
Systeemhandleidingen
3A1706
Reactor E-30i en E-XP2i, Reparatie/Onderdelen
Handleiding verdringerpomp
309577
Verdringerpomp elektrische reactor,
Reparatie/Onderdelen
Toevoersysteemhandleidingen
309572
Verwarmde slang, Instructies/Onderdelen
309852
Circulatie- en terugvoerbuisset,
Instructies/Onderdelen
309815
Voedingspompsets, Instructies/Onderdelen
309827
Voedingspomp luchttoevoerset,
Instructies/Onderdelen
Handleidingen spuitpistool
309550
Fusion™ AP-pistool
312666
Fusion™ CS-pistool
313213
Probler P2-pistool
Handleiding toebehoren
3A1902
Compressorrek, Instructies/Onderdelen
3A1903
Slangenrek, Instructies/Onderdelen
3A1904
Kit voor verplaatsing brandstoftank/accu,
Instructies/Onderdelen
Afsluitkit voedingspomp, Instructies/Onderdelen
Lichttorenkit, Instructies/Onderdelen
3A1905
3A1906
3A1907
3A2574
12
Losse displaymodule, Instructies/Onderdelen
Palletsteunkit, Instructies/Onderdelen
3A2915F
Typische installatie, met circulatie
Typische installatie, met circulatie
K
M
H
G
R
J
L
R
J
M
K
A
G
D
S
E
P
F
C*
B
Figure 1
* Getoond ter verduidelijking. Wikkel in tape tijdens de werking.
A
Reactor-doseerapparaat
J
Vloeistoftoevoerleidingen
B
Verwarmde slang
K
Voedingspompen
C
Vloeistoftemperatuursensor (VTS)
L
Roerder
D
Verwarmde flexibele slang
M
Absorptiedroger
E
Fusion-spuitpistool
P
Vloeistofspruitstuk pistool (deel van pistool)
F
Luchttoevoerslang van pistool
R
Recirculatieleidingen
G
Luchttoevoerleiding voedingspomp
S
Losse displaymodule (optioneel)
H
Luchttoevoerleiding roerder
3A2915F
13
Typische installatie, zonder circulatie
Typische installatie, zonder circulatie
K
H
G
L
J
J
M
K
A
G
F
N
D
E
N
S
P
C*
B
Figure 2
* Getoond ter verduidelijking. Wikkel in tape tijdens de werking.
A
Reactor-doseerapparaat
J
Vloeistoftoevoerleidingen
B
Verwarmde slang
K
Voedingspompen
C
Vloeistoftemperatuursensor (VTS)
L
Roerder
D
Verwarmde flexibele slang
M
Absorptiedroger
E
Fusion-spuitpistool
N
Ontluchtingsleidingen
F
Luchttoevoerslang van pistool
P
Vloeistofspruitstuk pistool (deel van pistool)
G
Luchttoevoerleiding voedingspomp
S
Losse displaymodulekit (optioneel)
H
Luchttoevoerleiding roerder
14
3A2915F
Identificatie van de onderdelen
Identificatie van de onderdelen
GA GB
PC
SB
FB
BB
SA
GG
HB
FA
HC
HA
SC
BA
DG
(FM)
EM
PA
PB
PT
MP
DB
Vooraanzicht
Figure 3
HC
Elektrische connectoren van verwarmde slang
Drukontlastingsuitlaat voor component A
MP
Netschakelaar
BB
Drukontlastingsuitlaat voor component B
PA
Pomp voor component A
DG
Aandrijfhuis
PB
DB
Elektrische behuizing
PC
Pomp voor component B (achter elektrische
behuizing)
Bedieningspaneel doseerapparaat, page 18
EM
Elektromotor
PT
Pallet
FA
Vloeistofspruitstukinlaat voor component A
SA
FB
Vloeistofspruitstukinlaat voor component B
FM
Vloeistofspruitstuk Reactor
GA
Drukmeter voor component A
DRUKONTLASTINGS-/SPUIT-ventiel voor
component A
DRUKONTLASTINGS-/SPUIT-ventiel voor
component B
Kabel vloeistoftemperatuursensor (VTS)
GB
Drukmeter voor component B
TA
GG
Generator, page 17
TB
HA
Slangaansluiting voor component A
HB
Slangaansluiting voor component B
BA
3A2915F
SB
SC
Drukomzetter voor component A (achter meter
GA)
Drukomzetter voor component B (achter meter
GB)
15
Identificatie van de onderdelen
MM
FF
LM
FF
FH
HM
SG
EC
FV
LR
VC
CP
VB
HE
VA
HE
Achteraanzicht
Figure 4
CP
Circulatiepomp
EC
Trekontlasting elektrische kabel
FF
Y-filter (inclusief drukmeter en temperatuurmeter)
Aanjager vloeistofverwarmer (niet bij alle
modellen inbegrepen)
Vloeistofinlaatventiel (A-zijde getoond)
FH
FV
HE
HM
16
Warmtewisselaars (koelmiddelcircuit
warmtewisselaar)
Kabelaansluitingen hoogspanningtemperatuurregelingsmodule (HPTCM),
page 26
LM
LR
Kabelaansluitingen hoogspanningtemperatuurregelingsmodule (LPTCM) ,
page 26 (niet bij alle modellen inbegrepen)
Smeermiddelreservoir ISO-pomp
MM
Motorbesturingsmodule (MCM), page 23
SG
Kijkglas
VA
Regelventiel voor component A
VB
Regelventiel voor component B
VC
Bypassregelventiel
3A2915F
Identificatie van de onderdelen
Generator
HB
RF
EX
ER
RC
HF
HE
EB
TR
ST
GD
OL
FS
FT
WS
EE
EA
AF
FJ
GL
OD
FD
FP
ED
BE
DF
OF
OS
Figure 5
AF
Luchtfilter
GD
Generatorverdeelkast
BE
Accu (niet meegeleverd)
GL
Gloeibougies
DF
Filter dieselbrandstof
HB
Expansiefles koelmiddel warmtewisselaar
EA
12V-dynamo
HE
Warmtewisselaar
EB
Expansiefles koelmiddel motor
HF
Vulfles koelmiddel warmtewisselaar
EE
Motor
OD
Olieafvoer
ED
Peilstok motorolie
OF
Oliefilter
ER
Radiator
OL
Olievulling
EX
Uitlaat
OS
Oliedrukschakelaar
FD
Brandstofmagneetklep
RC
Radiatordop koelmiddel motor
FJ
Brandstofinjector
RF
Ventilator van radiator
FP
Brandstofpomp
ST
Starter
FS
Vuldop dieselbrandstof
TR
Koelmiddeltemperatuursensor
FT
Brandstoftank diesel
WS
Oververhittingsschakelaar
3A2915F
17
Identificatie van de onderdelen
Bedieningspaneel doseerapparaat
PN
PE
PP
PR
PD
PF*
PG*
PH*
PJ*
PK
PL
PD
PE
Geavanceerde displaymodule (ADM Advanced Display Module), page 19
Motorbesturingsmodule, page 24
PF*
Luchtuitlaat voedingspomp component A
PG*
Luchtuitlaat voedingspomp component B
PH*
Luchtuitlaat roerder
PJ*
Luchtuitlaat pistool
PK
Luchtregelaar voedingspomp component A
PL
Luchtregelaar voedingspomp component B
PM
Luchtregelaar van het pistool
PN
Drukmeter voedingspomp component A
PP
PR
Voedingspomp component B en drukmeter
roerder
Pistooldrukmeter
*
Niet voor gebruik als ademlucht.
CC
Tank van 45,42 liter
CD
Luchtuitlaat
CE
Absorptiedrogerconstructie
CF
Luchtuitlaat absorptiedroger
CG
Stroomkabel
CH
Aftapventiel
CJ
Drukmeter luchttank
PM
ti17151a
Figure 6
Luchtcompressor
De geselecteerde modellen worden geleverd met een
luchtcompressor. Zie Toebehoren, page 11 om deze als
accessoire te bestellen.
Figure 7
CA
Luchtcompressor
CB
Voedingsdoos
18
3A2915F
Identificatie van de onderdelen
Geavanceerde displaymodule (ADM - Advanced Display Module)
KENNISGEVING
Om schade aan de schermtoetsen te voorkomen, kunt
u beter niet met scherpe voorwerpen, zoals pennen,
kunststof kaarten of vingernagels, op de toetsen
drukken.
B
C
A
D
D
E
F
H
G
Identificatie van de onderdelen – Voorkant
Figure 8
Label
Knop
Functie
Label
Knop
Functie
A
Stroom
aan/uit
Indicatorlampje systeemstatus
Stoppen
Schakelt het systeem aan en
uit.
Geeft de status van het systeem
weer.
F
Enter
G
Vergrendeling/instelling
H
Navigatie
Bevestigt een waardeaanpassing of maakt een
selectie.
Wisselen tussen bedrijfsen instelschermen. Als de
instelschermen beveiligd zijn
met een wachtwoord, dan
wordt er gewisseld tussen
het bedrijfsscherm en het
scherm voor ingave van het
wachtwoord.
Bladeren binnen een scherm of
naar een nieuw scherm.
B
C
D
E
Schermtoetsen
Annuleren
3A2915F
Onderbreekt alle
systeemprocessen. Is geen
veiligheids- of noodstop.
Druk hierop om het specifieke
scherm of de bewerking te
selecteren die direct boven
elke toets op het scherm wordt
weergegeven.
Annuleert de selectie die of het
nummer dat wordt ingevoerd.
19
Identificatie van de onderdelen
CJ
CS
CK
CL
CM
CR
CP
Identificatie van de onderdelen - Terug
Figure 9
CJ
Montage plat paneel (VESA 100)
CN
Toestand van statusleds USB-module
(CL)
CK
Model- en serienummer
CL
USB-poort en statusleds
CM
CAN-kabelaansluiting
Knipperend groen - Bezig met gegevensopslag
CN
Statusleds van de module
CP
Hulpkabelaansluiting
Ononderbroken geel - Bezig met downloaden van
informatie naar USB
CR
Toegangsdeksel token
CS
Toegangsdeksel accu
Toestand van systeemstatusindicator
(B)
Ononderbroken groen — Bedrijfsmodus, systeem aan
Knipperend groen - Instelmodus, systeem aan
Ononderbroken geel - Bedrijfsmodus, systeem uit
Knipperend geel - Instelmodus, systeem uit
20
Knipperend groen en geel - ADM is bezig, USB kan in deze
modus geen informatie overbrengen
Toestand van statusleds module (CN)
Ononderbroken groen - Stroom op module gezet
Ononderbroken geel - Actieve communicatie
Regelmatig rood knipperend - Bezig met uploaden van
software vanaf token
Af en toe rood knipperen of ononderbroken rood Modulefout aanwezig
3A2915F
Identificatie van de onderdelen
ADM-weergavedetails
Inschakelscherm
Het volgende scherm wordt getoond wanneer de ADM
gestart wordt. Het wordt getoond tot de ADM de
initialisatie doorgelopen heeft en een communicatie
tot stand gebracht heeft met andere modules in het
systeem.
Alarm/afwijking
De huidige systeemfout wordt getoond in het midden
van de menubalk. Er zijn vier mogelijkheden:
Pictogram
Geen
pictogram
Functie
Geen informatie of er is geen fout
opgetreden
Advies
Afwijking
Alarm
Status
De huidige systeemstatus wordt rechts onderdaan
getoond in de menubalk.
Schermtoetsen
Menubalk
De menubalk staat bovenaan elk scherm. (De volgende
afbeelding is slechts een voorbeeld).
Datum en tijd
De datum en tijd worden altijd getoond in een van de
volgende indelingen. De tijd wordt altijd getoond als
een 24-uur klok.
Pictogrammen naast de schermtoetsen geven
aan welke modus of actie verbonden is met elke
schermtoets. Schermtoetsen zonder een pictogram
ernaast zijn niet actief in het huidige scherm.
KENNISGEVING
Om schade aan de schermtoetsen te voorkomen, kunt
u beter niet met scherpe voorwerpen, zoals pennen,
kunststof kaarten of vingernagels, op de toetsen
drukken.
Starten/Stoppen
• DD/MM/JJ UU:MM
Druk in schermen met bewerkbare velden op
om
naar de velden te gaan en de informatie te wijzigen.
Wanneer de wijzigingen uitgevoerd zijn, druk dan
• JJ/MM/DD UU:MM
nogmaals om de bewerkingsmodus te verlaten.
• MM/DD/JJ UU:MM
Navigatie binnen schermen
Pijltjes
Met de linker- en rechterpijltjes kunt u bladeren door
de schermen.
Druk op
om keuzemenu's op de instelschermen te
Schermmenu
om wijzigingen aan te brengen
openen. Druk op
of een selectie te maken.
Het schermmenu geeft het huidige actieve scherm, dat
getoond wordt. Het geeft ook de verbonden schermen
aan die beschikbaar zijn door naar links en rechts te
scrollen.
Druk op
om te bladeren naar nieuwe schermen
en om naar links en rechts te bladeren binnen een
om cijfers te selecteren die u
scherm. Druk op
binnenin een veld wilt veranderen.
Systeemmodus
De huidige systeemmodus wordt links beneden in de
menubalk getoond.
3A2915F
Druk op
om naar nieuwe schermen te bladeren
en naar boven en beneden te bladeren binnen een
om binnen een keuzemenu
scherm. Druk ook op
tussen velden te wisselen en om cijfers binnen een veld
te verhogen of te verlagen.
21
Identificatie van de onderdelen
Pictogrammen
Pictogrammen
Pictogram
Schermtoetsen
Functie
Component A
Pictogram
Functie
Doseerapparaat starten
Component B
Doseerapparaat starten en stoppen in jog-modus
Schatting toevoermateriaal
Doseerapparaat stoppen
Slangtemperatuur
Gespecificeerde verwarmingszone aanzetten.
Jog-modussnelheid
Component A-pomp parkeren
Temperatuur motorkoelmiddel
Jog-modus inschakelen. Zie Jog-modus, page 60
Druk
Cyclusteller resetten
(indrukken en ingedrukt houden)
Cyclusteller (indrukken en
ingedrukt houden)
Advies.
Zie Fouten voor meer informatie.
Afwijking.
Zie Fouten voor meer informatie
Alarm.
Zie Fouten voor meer informatie
Recept selecteren
Zoeken
Cursor één teken naar links verplaatsen
Cursor één teken naar rechts verplaatsen
Schakelen tussen hoofdletters, kleine letters en
getallen en speciale tekens.
Backspace
Annuleren
Wissen
Geselecteerde fout oplossen
Waarde verhogen
Waarde verlagen
Volgend scherm
Vorig scherm
Terugkeren naar eerste scherm
22
3A2915F
Identificatie van de onderdelen
Motorbesturingsmodule (MCM)
MB
MA
6
7
3
9
2
1B
10
11
1A
MC
12
8
13
5
Motorbesturingsmodule
Figure 10
MA
Toegangsdeksel token en draaischakelaar
8
Drukomzetter B-zijde (blauw)
MB
Modulestatusleds zie Condities modulestatusleds (CN), pagina 20
Waarschuwingslabel
9
Drukomzetter A-zijde (rood)
10
CAN-communicatieaansluitingen
11
Aansluiting motorborstelslijtage- en
oververhittingssensor
Niet gebruikt
12
MCM aansluiting ingangsvermogen
13
Aansluiting motorvoeding
5
Uitvoer regelventiel van warmtewisselaar (naar
laadcentrum)
Tweewegsplitter naar temperatuursensoren
warmtewisselaar A en B
Temperatuursensor motorkoelmiddel
MCM draaischakelaarstanden
6
Pompcyclusschakelaar
0=E-30i
7
Optionele aansluiting toebehoren: Uitschakelkit
voor voedingspomp
1=E-XP2i
MC
1A,
1B
2
3
3A2915F
23
Identificatie van de onderdelen
Motorbesturingsmodule
KENNISGEVING
Om schade aan de schermtoetsen te voorkomen, kunt
u beter niet met scherpe voorwerpen, zoals pennen,
kunststof kaarten of vingernagels, op de toetsen
drukken.
Zie Bijlage A voor meer informatie over de
motorbesturingsmodule (ECM). Motorbesturingsmodule
(ECM), page 93.
Pictogram
Beschrijving
Functie
Aan
Start de motor
Auto
Automodus (niet
gebruikt)
Uit
Stopt alle
systeemprocessen.
Is geen veiligheidsof noodstop.
Scrollen
Scrol langs de
instrumenten
of opgeslagen
gebeurtenissen
op de pagina die
momenteel wordt
getoond
Pagina selecteren
Schakel tussen de
informatiepagina en
de foutcodepagina
Foutlamp
Geeft aan dat er een
fout in de generator
aanwezig is
Figure 11
Motorbesturingsmodule
24
3A2915F
Identificatie van de onderdelen
Laadcentrum
F3
Elektrische zekering laadcentrum
F4
Zekering ventilator van radiator
K1
Brandstofrelais
K2
Starterrelais
K3
Gloeibougiesrelais
K4
Ventilatorrelais van radiator
MV
Handmatige ventielschakelaar
3A2915F
Led
Gerelateerd
onderdeel
Kleur
D1
Brandstofmagneetklep (FS)
Groen
D2
Starter (ST)
Rood
D3
Gloeibougies
(GL)
Groen
D4
Ventilator van
radiator (RF)
Groen
D10
Koelmiddelventiel
A
Rood
D12
Koelmiddelventiel
B
Blauw
D14
Bypasskoelmiddelventiel
Groen
D23
Handmatige
ventielschakelaar
(MV)
Rood
Omschrijving van
de AAN-staat
De brandstofmagneetklep op
de motor is open.
De starter wordt
aangezwengeld.
De gloeibougies
zijn bezig met
opwarmen.
De ventilator van
de radiator draait.
Het (rode)
koelmiddelventiel
aan de A-zijde is
geopend.
Het (blauwe)
koelmiddelventiel
aan de B-zijde is
geopend.
Het bypasskoelmiddelventiel is
geopend.
De handmatige
ventielschakelaar
is ingeschakeld.
25
Identificatie van de onderdelen
Temperatuurregelingsmodules
In de elektrische behuizing (DB).
Kabelaansluitingen hoogspanningtemperatuurregelingsmodule (HPTCM)
Kabelaansluitingen laagspanningtemperatuurregelingsmodule (LPTCM)
Alleen gebruikt met de modellen E-XP2i en E-30i die
over aanjagerwarmte beschikken.
1
2
2
1
3
3
Figure 12
Figure 14
8
7
7
5
5
8
4
9
6
Figure 13
1
Niet gebruikt
2
3
Aansluiting van de vloeistoftemperatuursensor
(VTS)
Aansluiting uitgangsvermogen
4
Aansluiting schakelaarregeling
5
Aansluiting ingangsvermogen
6
CAN-communicatieaansluitingen
7
Draaischakelaar, Tokeningang
8
Modulestatusleds (zie
Geavanceerde displaymodule (ADM), page 19,
(CN) voor condities
4
Figure 15
1
Aansluiting oververhittingsschakelaar
2
Aansluiting temperatuursensor aanjagerwarmte
3
Aansluiting uitgangsvermogen
4
Niet gebruikt
5
Aansluiting ingangsvermogen
6
CAN-communicatieaansluitingen
7
Draaischakelaar, Tokeningang
8
Modulestatusleds (zie
Geavanceerde displaymodule (ADM), page 19,
(CN) voor condities
Basis
9
26
6
3A2915F
Identificatie van de onderdelen
Draaischakelaar
aanpassen
Draaischakelaarinstellingen HPTCM A en B
De instelling van de draaischakelaar geeft aan welke zone
in het systeem door de temperatuurregelingsmodule zal
worden bediend. De HPTCM heeft een draaischakelaar
met 8 standen. De LPTCM heeft een draaischakelaar met
16 standen.
Zet de draaischakelaar (S) in de juiste positie volgens
de instellingen die in de onderstaande tabellen worden
vermeld.
Instelling
Zone
0
Verwarmde slang
1
Niet gebruikt
2
Niet gebruikt
3
Niet gebruikt
4
Niet gebruikt
5
Niet gebruikt
6
Niet gebruikt
7
Niet gebruikt
Draaischakelaarinstellingen LPTCM A en B
S
Locatie draaischakelaar HPTCM
Figure 16
S
Instelling
Zone
0
Niet gebruikt
1
Niet gebruikt
2
Niet gebruikt
3
Niet gebruikt
4
Niet gebruikt
5
Niet gebruikt
6
Niet gebruikt
7
Niet gebruikt
8
Niet gebruikt
9
Niet gebruikt
A
Warmte van aanjager A
B
Warmte van aanjager B
C
Niet gebruikt
D
Niet gebruikt
E
Niet gebruikt
F
Niet gebruikt
Locatie draaischakelaar LPTCM
Figure 17
3A2915F
27
Identificatie van de onderdelen
Stroomonderbrekers
CB08
CB20
CB07
Stroomonderbrekers in kast van doseerapparaat
Figure 19
CB06
CB05
CB04
CB03
Ref.
Grootte
Onderdeel
CB20
50 A
Verwarmde slang
CT01
CB02
CB01
Stroomonderbrekers in elektrische behuizing (DB)
Figure 18
CB10
Note
Niet alle draden zijn afgebeeld.
Ref.
Grootte
Onderdeel
CB01
30 A
Hoogspanningtemperatuurregelingsmodule
(HPTCM)
CB02
20 A
Motorbesturingsmodule
(MCM)
CB03
5A
Twee motorventilators, een
kastventilator, stroomtoevoer
en een circulatiepomp voor
koelmiddel
CB04*
30 A
Hulpstroom (luchtcompressor)
CB05*
10 A
Hulpstroom
CB06*
20 A
Hulpstroom
CB07
15 A
E-XP2i en E-30i met
warmte: Laagspanningtemperatuurregelingsmodule
(LPTCM) A
E-30i: Hulp-
CB08
15 A
E-XP2i en E-30i met
warmte: Laagspanningtemperatuurregelingsmodule
(LPTCM) B
E-30i: Hulp-
* Zie Configuratie-opties stroomonderbreker.
Stroomonderbrekers in dynamoconstructie
Figure 20
Ref.
Grootte
Onderdeel
CB10
90 A
120/240V-dynamo
Configuratie-opties
stroomonderbreker
Een verkeerde configuratie kan tot elektrische schokken
leiden. Alle veranderingen in de aanbevolen configuratie
van de stroomonderbreker moeten in overeenstemming
zijn met de nationale, regionale en lokale veiligheids- en
elektriciteitsregels. Raadpleeg een bevoegde elektricien
voordat u veranderingen probeert door te voeren. Zie
pagina 27 en 28 voor de juiste configuratie van de
stroomonderbreker.
De configuratie van de stroomonderbreker in de elektrische
behuizing (DB) zoals beschreven in de tabellen op de
vorige pagina, is de aanbevolen configuratie.
Onderpaneelopties
28
3A2915F
Identificatie van de onderdelen
Sommige wijzigingen die klanten doorvoeren, zijn
aanvaardbaar met het oog op een hogere belasting
wegens hulpapparatuur of een onderpaneel. Aangeraden
wordt om de stroomonderbrekers CB04 te vervangen door
nieuwe die bestand zijn tegen een hogere belasting of een
onderpaneel. De belasting van de totale hulpapparatuur
die aan de configuratie wordt toegevoegd, moet beperkt
zijn tot de beschikbare hulpstroom van het systeem. Zie
Modellen doseerapparaten, page 9 voor de beschikbare
hulpstroom op 240 V, 60 Hz.
Beide LPTCM's voor aanjagerwarmte moeten
uitgeschakeld zijn om het vermogen te kunnen gebruiken
als extra hulpstroom.
Zie de reparatiehandleiding van de Reactor voor optionele
stroomonderbrekers en hun nominaal stroombereik. De
gebruikte stroomonderbrekers moeten voldoen aan de
UL489-specificaties.
Volg deze stappen om een stroomonderbreker te
vervangen of te repareren:
Hulpopties bedradingsschema.
De generator levert vermogen in een 3-draads enkelfasige
nulleiderconfiguratie. Voor belastingen van 240 VAC:
leid de belasting over de uitgangsklemmen van de
stroomonderbreker. Voor belastingen van 120 VAC: leid
de belasting tussen de nul-aarde klemmenblokken naast
de driepolige hoofdschakelaar (CT01) naar één pool van
de stroomonderbreker. Zie elektrische schema's in de
reparatiehandleiding van de Reactor.
Schakel LPTCM's voor aanjagerwarmte uit
3A2915F
1. Volg de instructies voor uitschakelen. Zie
Uitschakelen, page 63.
2. Raadpleeg het 'Bedradingsschema uitschakelen
optionele aanjagerverwarmer' in de
reparatiehandleiding van de Reactor.
1. Volg de instructies voor uitschakelen. Zie
Uitschakelen, page 63.
2. Raadpleeg de identificatietabel van de
stroomonderbreker en de elektrische schema's
in de reparatiehandleiding van de Reactor.
3. Draai de vier schroeven los waarmee de draden
en rail zijn aangesloten op de te vervangen
stroomonderbreker. Koppel de draden los.
4. Trek de vergrendelingstab 6 mm (1/4 inch) naar buiten
en trek de stroomonderbreker van de DIN-rail af.
Installeer een nieuwe stroomonderbreker. Steek de
draden erin en draai alle schroeven vast.
29
Overzicht
Overzicht
Het systeem gebruikt twee koelmiddelcircuits om de
van de motor afkomstige warmte te gebruiken voor het
verwarmen van het component A- en B-materiaal tot aan
de richttemperaturen die zijn vastgesteld in de ADM (PD).
Het koelmiddelcircuit van de motor (grijs) leidt het
verwarmde koelmiddel van de motor (EE) door de
warmtewisselaar (HE), de radiator (ER) en weer terug
naar de motor. Het koelmiddel in het koelmiddelcircuit
van het doseerapparaat (zwart) vangt de warmte van het
koelcircuit van de motor in de warmtewisselaar (HE) vlakbij
de radiator op.
Koelmiddelcircuit van motor en koelmiddelcircuit van
doseerapparaat
Figure 21
30
3A2915F
Overzicht
Het koelmiddelcircuit van het doseerapparaat leidt
koelmiddel door secundaire warmtewisselaars (HE) aan de
achterkant van het doseerapparaat om het component Aen B-materiaal te verwarmen voordat het materiaal in de
pompen van het doseerapparaat (PA, PB) onder druk wordt
gezet. Nadat het A- en B-materiaal in de warmtewisselaars
is verwarmd, stroomt het materiaal in het vloeistofspruitstuk
(FM) en de verwarmde slang.
Voor modellen met aanjagerverwarmer stroomt het A- en
B-materiaal in de aanjagerverwarmer nadat het materiaal
in de doseerpompen onder druk is gezet om het materiaal
te verhitten tot boven de 60°C (140°F).
PA
FM
PB
HE
Materiaalstroom A- en B-component
Figure 22
3A2915F
31
Overzicht
Het koelmiddel stroomt alleen door de
secundaire warmtewisselaars wanneer de
warmtewisselaarregelventielen (VA, VB) openstaan en de
temperatuur van de componenten A en B lager is dan de
richttemperaturen die in de ADM zijn ingesteld. Zie Fig. 24.
Wanneer de regelventielen (VA, VB) sluiten, hebben
de A- en B-materialen de richttemperatuur bereikt.
Het koelmiddel stroomt door het bypassregelventiel
(VC), de circulatiepomp (CP), het kijkglas (SG), de
koelmiddelvulfles van het doseerapparaat (HF) en terug
naar de warmtewisselaar in het koelmiddelcircuit van de
motor. Zie Fig. 23
CP
CP
SG
VC
SG
HE
VB HE
VA
Koelmiddelcircuit van het doseerapparaat — A - en
B-ventielen open (verwarmen het materiaal)
Figure 24
VC
HE
VB
HE
VA
Koelmiddelcircuit van het doseerapparaat — A - en
B-ventielen gesloten (verwarmen het materiaal niet)
Figure 23
32
3A2915F
Instellen
Instellen
KENNISGEVING
Juiste procedures voor het instellen, opstarten en
uitschakelen van het systeem zijn kritisch voor de
betrouwbaarheid van de elektrische uitrusting. De
volgende procedures verzekeren een stabiele spanning.
Het niet naleven van deze procedures zal leiden tot
spanningsschommelingen die de elektrische uitrusting
kunnen beschadigen en kunnen leiden tot verlies van
de garantie.
KENNISGEVING
Verwijder of scheid het doseerapparaat, de
motorconstructie en de verdeelkast niet van de pallet.
Als de montage van de onderdelen niet intact blijft, zal
de efficiëntie van de verwarming afnemen en kunnen de
bedrading en aarding onveilig worden.
e. Sluit de regelluchtleidingen (A3 en A4) aan tussen
de luchtcompressor en de luchttank.
f.
Bevestig de wateraftapleidingen (A5 en A6) aan
het frame en de aftapuitlaten.
2. Installeer het slangenrek als u het besteld hebt. Zie
handleiding 3A1903 voor gedetailleerde instructies.
3. Leg de Reactor op een vlakke ondergrond die
niet-poreus en bestand tegen diesel is, bijvoorbeeld
een traanplaat. Zie Afmetingen, page 96, voor
afmetingen van speling en bevestigingsgaten.
Note
Laat een afstand van minstens 0,3 meter
(1 ft) vrij tussen de motorzijde van de pallet
en de muur, zodat u toegang hebt tot de
motor om er onderhoud aan te plegen. Zie
Fig. 27, pagina 37.
4. Stel de Reactor niet bloot aan regen of temperaturen
onder de -7°C (20°F).
KENNISGEVING
De Reactor plaatsen
Ga naar stap 2 als u het systeem zonder luchtcompressor
hebt besteld.
1. Voor systemen met een luchtcompressor: installeer de
luchttankbeugelconstructie en sluit de luchtleidingen
aan. Voor systemen zonder luchtcompressor: bestel
luchtcompressorkit 24K335. Zie handleiding 3A1902
voor de complete installatie-instructies.
KENNISGEVING
Gebruik alleen luchtcompressoren met een
continu werkend lossysteem. Het herhaaldelijk
opstarten van de compressormotor leidt tot
fouten en de uitschakeling van het systeem. Zie
Technische specificaties, page 100 voor aanbevolen
luchtcompressoren en vereisten. Er kunnen andere
modellen worden gebruikt, maar de motor mag
tijdens de bediening niet stoppen en weer starten.
a. Gebruik minstens twee personen om de
luchttankconstructie (AT) te installeren. Bevestig
deze aan het frame met de bijgeleverde schroeven
(AS) en moeren (AN). Zie illustratie op de volgende
pagina.
b. Verwijder de U-bout waarmee de
droogmiddelcontainer is bevestigd en doe
alle droogmiddelkogels (apart verzonden) erin.
Vervang de U-bout. Ga op een veilige manier te
werk. Zie handleiding 309921.
c.
Bewaar de Reactor niet bij temperaturen onder
de -7°C (20°F) om er zeker van te zijn dat de
regelventielen van de warmtewisselaars goed
openen en sluiten.
5. Verwijder de brandstoftank en de accubeugel
als er een wand wordt geïnstalleerd tussen
het doseerapparaat en de generator. Zie
Richtlijnen instellen van aanhangwagen, page 35 voor
instructies.
6. Voor montage op een aanhangwagen: gebruik een
vorklift om de Reactor te verplaatsen. Steek de vorken
door het palletframe van de Reactor. Het wordt
aangeraden om vanaf de motorzijde te tillen. Bevestig
de pallet rechtstreeks met bouten op het frame van
de aanhangwagen.
Note
Gebruik de Palletsteunkit 24L911 (rollers
niet inbegrepen) om de pallet naar een
montagelocatie te verplaatsen wanneer
er geen vorken beschikbaar zijn. Zie
sethandleiding voor instructies.
KENNISGEVING
Zorg dat de ontluchtingsgaten in de onderkant van de
kast van het doseerapparaat open blijven. Zorg dat
er onbelemmerde toevoer van verse lucht is voor de
koelventilator bovenaan de kast van het doseerapparaat,
die lucht omhoog blaast in de elektrische motor. Als
er niet wordt gezorgd voor onbelemmerde toevoer van
lucht, kan de motor oververhit raken.
Sluit de luchtleiding (A1) aan tussen de
luchtcompressor en de luchttankinlaat.
d. Sluit de luchtleiding (A2) aan tussen de inlaat van
het doseerapparaat en de luchtdrogeruitlaat.
3A2915F
33
Instellen
A2
A4
A3
A1
AT
AN
A4
AS
A2
A6
A5
34
3A2915F
Instellen
Richtlijnen instellen
aanhangwagen
2. Zorg voor een radiatoruitlaat voor de Reactor. Gebruik
een luchtrooster van minstens 258,064 mm2 (400
inch2).
3. Zorg voor een luchtkanaal om de radiatoruitlaat aan
te sluiten op het rooster.
4. Zorg voor een inlaatrooster voor frisse lucht van
minstens 258,064 mm2 (400 inch2) vlakbij de generator.
Leg het uitlaatsysteem uit de buurt van brandbare
materialen, zodat het ontsteken van materialen of het
circuleren van gas in een muur, plafond of afgesloten
ruimte wordt vermeden. Zorg voor bescherming van het
uitlaatsysteem om brandwonden te voorkomen.
KENNISGEVING
5. Verwijder de rode uitlaatdop.
6. Zorg voor een motorafvoer met een diameter
van minstens 50,8 mm (2 inch) met een flexibel
buiselement. Zorg voor een regendop, of een
vergelijkbare bescherming, om te voorkomen dat er
vocht binnendringt in de metalen uitlaatpijp.
Zorg voor luchtroosters in de aanbevolen maat. Als u
dit niet doet, kan de motor beschadigd raken en de
motorgarantie zijn geldigheid verliezen.
Uitlaatpijpen die door ontvlambare plafonds lopen, moeten
beschermd worden door geventileerde metalen hulzen die
minstens 228,6 mm (9 inch) uitsteken boven en onder het
dak en die in diameter minstens 152,4 mm (6 inch) breder
zijn dan de uitlaatpijp.
Uitlaatpijpen die door ontvlambare wanden lopen, moeten
worden beschermd door:
• een metalen geventileerde huls die minstens 305 mm
(12 inch) breder is dan de diameter van de uitlaatpijp, of
• metalen of andere goedgekeurde brandwerende
materialen die een isolatielaag van minstens 203 mm (8
inch) vormen tussen de uitlaatpijp en het ontvlambare
materiaal.
Wat betreft uitlaatpijpen die aan de bovenkant onbedekt
zijn: de afstand tussen de buitenkant van de uitlaatpijp en
nabijgelegen ontvlambare materialen moet minstens 228,6
mm (9 inch) bedragen.
Radiatoruitlaat en luchtinlaatroosters
Figure 25
1. Zorg voor voldoende verlichting om de
systeemuitrusting veilig te bedienen en onderhouden.
3A2915F
35
Instellen
Wand installeren
(optioneel)
3. Verwijder de brandstoftank van de pallet.
a. Verwijder de montageschroeven, steunen en
afstandsstukken.
Installeer een wand tussen het doseerapparaat en de
generator om:
b. Koppel de inlaat- en uitlaatbrandstofleidingen los
van de brandstoftank.
• De temperatuur van de ruimte van de aanhangwagen
waar het chemische middel wordt bewaard, te regelen.
Neem contact op met de fabrikant van het chemische
middel voor de juiste opslagtemperatuur van het middel.
c.
• Geluidsoverlast voor de bediener te verminderen terwijl
de Reactor draait.
De meegeleverde brandstofleidingen en accukabel
moeten mogelijk worden vervangen als er een wand wordt
geïnstalleerd tussen het doseerapparaat en de generator.
Koop brandstofleiding- en accukabelverlengkit 24K333.
1. Laat indien nodig het koelmiddel uit het systeem lopen.
Zie Koelmiddel aftappen, page 69. Om een wand
te installeren, hoeven de koelmiddelleidingen niet te
worden ontkoppeld.
Gebruik twee personen om de brandstoftank van
de pallet te tillen en deze op een plaats te zetten
waar de brandstofvultuit goed toegankelijk is.
Note
Monteer de brandstoftank niet voor de
luchtinlaat van de generator of op een
plaats waar deze de toegang tot en het
openen van de elektrische behuizing (DB)
belemmert.
4. Installeer de wand (IW) op de plaats waar de
brandstoftank zich eerst bevond. Zorg dat er een
ruimte van minstens 31,75 mm (1,25 inch) aanwezig
is tussen de wand, de uitlaatdemper en de MCM. Zie
Fig. 27, pagina 37.
Note
Note
De accu moet aangesloten zijn op de starter
om het koelmiddel uit het systeem te kunnen
verwijderen.
Als de koelmiddelleidingen worden bijgesteld,
zorg dan dat er sprake is van een constante
verhoging om te voorkomen dat er een
luchtzak ontstaat in de koelmiddelleidingen
tussen het doseerapparaat en de generator.
Als er geen sprake is van een constante
verhoging, neemt de efficiëntie van de
verwarming af. Zie Fig. 28, pagina 37.
2. Verwijder de schroeven en de accubeugel van de
pallet.
5. Sluit de inlaat- en uitlaatbrandstofleidingen weer aan.
6. Steek afstandsstukken, steunen en schroeven door de
brandstoftank en bevestig ze aan de vloer. Draai aan
tot 54 N•m (40 ft-lbs).
7. Plaats de accubeugel boven de brandstoftank of vlakbij
de Reactor. Verwijder de bestaande accukabels van
de motor en vervang ze door de kabels afkomstig uit
de brandstofleiding- en accukabelverlengkit.
8. Steek montagebouten door de accubeugel en bevestig
aan de vloer. Draai aan tot 54 N•m (40 ft-lbs).
Note
Het plaatsen van stootkussens onder de
accubeugel helpt om de brandstoftank tijdens
de bediening te stabiliseren.
Verwijder de accubeugel en de brandstoftank
Figure 26
36
3A2915F
Instellen
Bovenaanzicht met wand
Figure 27
Zijaanzicht met wand
Figure 28
3A2915F
37
Instellen
Accu aansluiten
3. Bedek de accuklemmen met plastic doppen (PC) die
aan de meegeleverde accukabels zijn bevestigd.
4. Controleer of de accu goed is aangesloten: druk op
Een verkeerde installatie van of verkeerd onderhoud aan
de accu kan leiden tot elektrische schokken, chemische
brandwonden of explosie. Het accuonderhoud mag
enkel worden uitgevoerd of opgevolgd door personeel
dat goed op de hoogte is van de accu's en de vereiste
voorzorgsmaatregelen. Houd onbevoegd personeel uit
de buurt van accu's.
Zie Technische specificaties, page 100 voor accuvereisten
en het aanbevolen accuformaat.
1. Bevestig de accu (niet meegeleverd) met een riem
aan de beugel.
PC
op de motorbesturingsmodule (ECM)
OFF (uit)
(PE) om het bedieningsscherm te laten 'ontwaken'.
Probeer de motor niet te starten tot u de instelprocedure
hebt afgerond. Zie de reparatiehandleiding als de
motorbesturingsmodule (ECM) niet oplicht.
Brandstof toevoegen
1. Verwijder de brandstofdop (FS) en vul de
brandstoftank met niet meer dan 75 liter (20 gallon)
dieselbrandstof. Bevestig de dop opnieuw. Zie
de Perkins-motorhandleiding voor goedgekeurde
dieselbrandstoffen.
2. Knijp in de vulknop (P) om de motor te vullen. Druk
herhaaldelijk op de vulknop tot de brandstof begint
terug te stromen naar de brandstoftank.
Figure 29
2. Sluit de accukabel van de motorstarter (ST) en het
chassis aan op de accu. Sluit de zwarte kabel aan op
de negatieve (-) accuaansluiting en de rode kabel op
de positieve (+) accuaansluiting.
FS
KENNISGEVING
Sluit de rode accukabel altijd aan op de positieve
(+) klem en de zwarte accukabel op de negatieve
(-) klem. Als de accukabel niet goed op de
accu wordt aangesloten, zal er schade aan de
kabelboom naar de zekering ontstaan wanneer de
motorbesturingsmodule (ECM) wordt aangezet.
Negeer de smeltveiligheid niet als deze beschadigd
is. De smeltveiligheid voorkomt schade aan andere
systeemcomponenten. Zie de reparatiehandleiding
van het systeem voor instructies.
P
Figure 31
Algemene richtlijnen betreffende de
uitrusting
Figure 30
38
Onderhoud en inspecteer de generator, luchtcompressor
en andere uitrusting volgens de aanbevelingen
van de fabrikant om het onverwacht uitvallen te
vermijden. Het onverwacht uitvallen van de uitrusting zal
spanningsschommelingen veroorzaken die de elektrische
uitrusting kunnen beschadigen.
3A2915F
Instellen
Elektrische aansluitingen
Sluit de luchtcompressor, de ademlucht en de elektrische
aansluitingen van de hulpstroom aan op de gespecificeerde
stroomonderbrekers. Zie Stroomonderbrekers, page 28.
5. Sluit de luchtleidingen aan op het doseerapparaat.
Zorg dat de componenten op de juiste locatie zijn
aangesloten.
1. Verwijder één of meer uitbreekpoorten aan de zijkant
van de elektrische behuizing (naar gelang van wat
nodig is) en leid de bedrading voor de luchtcompressor,
de ademlucht en de hulpapparatuur erdoorheen. Zie
Configuratie-opties stroomonderbrekers, page 28 voor
meer informatie.
De voedingspompen
aansluiten
1. Installeer de voedingspompen (K) in de
toevoervaten van component A en B. Zie
Typische installatie, met circulatie, page 13 en
Typische installatie, zonder circulatie, page 14.
2. Dicht het vat van component A af en gebruik een
absorptiedroger (M) in het luchtgat.
3. Installeer, indien nodig, een roerder (L) in het vat van
component B.
4. Sluit de toevoerslangen van de voedingspompen aan
op de component A- en component B-materiaalinlaten
op het systeem. Zorg ervoor dat de A- en
B-inlaatventielen (FV) gesloten zijn.
Note
De luchttoevoer van de roerder bevat
een klein mondstuk om de luchtstroom
te beperken, zodat de belasting van de
luchtcompressor wordt geminimaliseerd.
Gebruik de luchtuitlaat van de roerder (PH)
niet voor andere componenten.
Ademlucht
Het inademen van lucht die afkomstig is uit de
persluchttoevoer kan ernstig letsel veroorzaken.
• Gebruik alleen een zelfstandig, goedgekeurd
ademluchtsysteem met een adequate luchtstroom om
schone ademlucht te leveren.
Note
De toevoerslangen van de voedingspompen
moeten een binnendiameter van 199 mm (3/4
inch) hebben.
3A2915F
39
Instellen
De drukontlastingsleidingen aansluiten
A (ISO), blauw voor component B (HARS). De
fittingen zijn verschillend van formaat om verkeerde
aansluitingen te voorkomen.
Note
Laat de Reactor niet draaien zonder dat alle deksels en
beschermkappen zijn aangebracht.
1. Aanbevolen: Sluit een hogedrukslang (R) aan
op de ontlastingsfittingen (BA, BB) van beide
DRUKONTLASTINGS-/SPUIT-ventielen. Leid de
slang terug naar de vaten van component A en B. Zie
Typische installatie, met circulatie, page 13.
2. Alternatief: Maak de meegeleverde afvoerbuizen (N)
vast in geaarde, afgesloten afvalcontainers (H). Zie
Typische installatie, zonder circulatie, page 14.
De verloopstukken van de spruitstukslangen
(HA, HB) maken het gebruik van
vloeistofslangen met binnendiameter 6
mm (1/4 inch) en 9,5 mm (3/8 inch) mogelijk.
Om de vloeistofslangen met binnendiameter
13 mm (1/2 inch) te gebruiken, moeten de
verloopstukken verwijderd worden uit het
vloeistofspruitstuk en geïnstalleerd worden
zoals noodzakelijk om de flexibele slang aan
te sluiten.
FM
HA
A
HB
SC
De vloeistoftemperatuursensor (VTS) installeren
De vloeistoftemperatuursensor (VTS) wordt
meegeleverd. Installeer de VTS tussen de
hoofdslang en de flexibele slang. Zie de handleiding
van de verwarmde slang voor instructies.
De verwarmde slang
aansluiten
Zie de handleiding van de verwarmde slang voor
gedetailleerde instructies over het aansluiten van
verwarmde slangen.
B
C
V
Figure 32
4. Sluit de kabels (C) aan. Sluit de elektrische
connectoren (V) aan. Zorg ervoor dat de kabels
loshangen wanneer de slang buigt. Wikkel de kabel en
elektrische aansluitingen in elektrische tape.
5. Sluit de fitting van de snelkoppelingspen aan op de
luchtslang van 121,92 cm (4 ft, los verzonden). Sluit
het andere slanguiteinde aan op de luchtslang van het
pistool in de bundel verwarmde slangen. Duw de fitting
van de pen in de onderste uitlaat van het luchtpaneel
(PJ).
Note
De VTS (C) en de flexibele slang (D) moeten
met de verwarmde slang worden gebruikt. De
slanglengte, inclusief flexibele slang, moet
minimum 18,3 m (60 ft) zijn.
KENNISGEVING
Breng smeermiddel aan op alle systeem- en
slangvloeistoffittingen. Dit zorgt voor smering van de
draden en voorkomt dat er materiaal uithardt op de
draden.
Figure 33
1. Zet de hoofdschakelaar UIT
.
2. Monteer de verwarmde slang, VTS en flexibele slang.
3. Verbind de A- en B-slangen met de A- en B-uitlaten op
het vloeistofspruitstuk (FM) van de Reactor. Slangen
worden gelabeld met kleuren: rood voor component
40
3A2915F
Instellen
De vloeistofspruitstukken
A en B van het pistool
sluiten
echte massa. Verwijder de bout en de gevlochten kabel
van de pallet. Installeer de aardkabel, afgesloten met
een ringklem (kabel en klem niet meegeleverd) onder de
gevlochten kabel. Plaats de bout terug en draai deze
aan tot minstens 34 N∙m (25 ft-lbs). Een alternatieve
aardlocatie is de aardstaaf (CB02) in de elektrische
behuizing. Volg alle nationale, lokale en regionale
veiligheids- en brandbeveiligingsregels.
De flexibele slang
op het pistool of het
vloeistofspruitstuk van het
pistool aansluiten
Zie de handleiding van de slang voor de juiste
aansluitingen.
De druk van de slang
controleren
Zie de slanghandleiding. Controleer op lekken met behulp
van de druk. Als er geen lekken zijn, wikkel de slang en de
elektrische aansluitingen dan in om schade te vermijden.
Losse displaymodule
aansluiten
Zie de handleiding van de losse displaymodulekit
voor installatie-instructies.
Aarding
• Spuitpistool: verbind de aardingskabel van de flexibele
slang met de VTS. Zie De vloeistoftemperatuursensor
(VTS) installeren, page 40. Koppel de aardingskabel of
spuit niet los zonder de flexibele slang.
• Vloeistoftoevoerhouders: volg de plaatselijk geldende
voorschriften.
• Het te spuiten object: volg de plaatselijk geldende
voorschriften.
• Emmers met oplosmiddel die worden gebruikt bij het
spoelen: volg de plaatselijk geldende voorschriften.
Gebruik alleen metalen emmers die geleidend zijn en
op een geaard oppervlak staan. Plaats de emmer niet
op een niet-geleidende ondergrond, zoals papier of
karton, aangezien dan de continuïteit van de aarding
wordt onderbroken.
• Om de goede continuïteit van de aarding te handhaven
bij het spoelen of wanneer de druk wordt ontlast, moet u
een metalen gedeelte van het spuitpistool stevig tegen
de zijkant van een geaarde metalen emmer houden en
dan pas de trekker van het pistool indrukken.
De apparatuur moet worden geaard om het risico
op statische vonken en elektrische schokken te
verminderen. Elektrische of statische vonken kunnen tot
gevolg hebben dat dampen ontbranden of ontploffen.
Een onjuiste aarding kan elektrische schokken
veroorzaken. Aarden biedt de elektrische stroom een
ontsnappingsdraad.
• Reactorsysteem: Het systeem moet met een geleider in
een geschikte maat zijn geaard op de aanhangwagen
of het voertuigchassis of, als het stationair is, op een
3A2915F
41
Instellen
Oliereservoirs met
halsdichtingsvloeistof
(TSL) voorzien
• Component B (Hars)-pomp: Controleer dagelijks de
vilten sluitringen in de pakkingmoer/het oliereservoir (S).
Houd verzadigd met Graco-halsdichtingsvloeistof (TSL),
bestelnr. 206995, om te verhinderen dat het materiaal
hard wordt op de verdringerstang. Vervang defecte
sluitringen wanneer ze versleten zijn of gecontamineerd
zijn met verhard materiaal.
De pompstang en de verbindingsstang bewegen als de
pomp draait. Bewegende onderdelen kunnen ernstig
letsel veroorzaken zoals afknijpen of zelfs verlies van
lichaamsdelen. Houd de handen en vingers uit de buurt
van het oliereservoir tijdens de werking.
S
Zet de hoofdschakelaar op UIT om te voorkomen dat de
pomp beweegt.
• Component A (ISO)-pomp: Laat het reservoir (R) gevuld
met Graco-halsdichtingsvloeistof (TSL - Throat Seal
Liquid), onderdeelnummer 206995. De zuiger van het
oliereservoir verspreidt TSL door het oliereservoir, om de
isocyanaatfilm op de verdringerstang weg te halen.
Pomp voor component B
Figure 35
R
Pomp voor component A
Figure 34
42
3A2915F
Werking geavanceerde displaymodule (ADM - Advanced Display Module)
Werking geavanceerde displaymodule (ADM Advanced Display Module)
Wanneer de hoofdvoeding wordt aangezet door de
hoofdschakelaar (MP) naar de AAN-stand te draaien, wordt
het welkomstscherm getoond totdat de communicatie en
initialisatie zijn afgerond.
Voer de volgende taken uit om uw systeem volledig in te
stellen.
1. Selecteer de druk om het drukbalansalarm te activeren.
Zie Systeemscherm .
Vervolgens wordt het pictogram 'aan-/uitknop' getoond tot
2. Voer recepten in en activeer of deactiveer ze. Zie
Receptenscherm.
de aan-/uitknop (A) van de ADM
voor het eerst wordt
ingedrukt nadat het systeem is opgestart.
3. Stel de algemene systeeminstellingen in. Zie
Geavanceerd scherm 1 — Algemeen.
Om de ADM te kunnen gebruiken, moet het apparaat
actief zijn. Om te controleren of het apparaat actief
is, dient u te controleren of het indicatorlampje
voor de systeemstatus (B) groen oplicht, zie
Geavanceerde displaymodule (ADM), page 19. Als het
indicatorlampje voor de systeemstatus niet groen oplicht:
4. Stel de meeteenheden in. Zie
Geavanceerd scherm 2 — Eenheden.
. Het
druk op de aan-/uitknop (A) van de ADM
indicatorlampje voor de systeemstatus zal geel oplichten
als het apparaat onbruikbaar is.
5. Stel de USB-instellingen in. Zie
Geavanceerd scherm 3— USB.
6. Stel de richttemperaturen en de druk in. Zie
Richtgetallen.
7. Stel het aanvoerniveau van component A en
component B in. Zie Onderhoud.
8. Controleer op het startscherm of de motor op
bedrijfstemperatuur is.
3A2915F
43
Werking geavanceerde displaymodule (ADM - Advanced Display Module)
Instelmodus
De ADM zal starten in de bedrijfsschermen op het startscherm. Druk vanuit elk bedrijfsscherm op
om de
instelschermen te openen. Standaard heeft het systeem geen wachtwoord, ingevoerd als 0000. Voer het huidige
. Druk op
wachtwoord in en druk vervolgens op
Navigatiescherm instelschermen, pagina 45.
om te bladeren door de schermen van de instelmodus. Zie
Wachtwoord instellen
Stel een wachtwoord in voor toegang tot het instelscherm, zie Geavanceerd scherm 1 – Algemeen. Voer een willekeurig
nummer tussen 0001 en 9999 in. Om het wachtwoord te verwijderen, voert u het huidige wachtwoord in op het
Geavanceerd scherm – Algemeen scherm en verandert u het wachtwoord naar 0000.
Druk vanuit de instelschermen op
44
om terug te keren naar de bedrijfsschermen.
3A2915F
Werking geavanceerde displaymodule (ADM - Advanced Display Module)
Navigatieschema instelschermen
Figure 36
3A2915F
45
Werking geavanceerde displaymodule (ADM - Advanced Display Module)
Schermen Geavanceerde
instellingen
De schermen 'Geavanceerde instellingen' maken het gebruikers mogelijk om eenheden in te stellen, waarden aan te
passen, opmaken in te stellen en de software-informatie van elk onderdeel te bekijken. Druk op
om langs
de schermen 'Geavanceerde instellingen' te scrollen. Zodra u het gewenste scherm 'Geavanceerde instellingen' hebt
om in de velden te komen en wijzigingen door te voeren. Druk op
bereikt, drukt u op
wijzigingen de modus Bewerken te verlaten.
Note
Gebruikers moeten uit de bewerkingsmodus
gaan om te scrollen door de schermen van de
Geavanceerde instellingen.
Geavanceerd scherm 1 —
Algemeen
om na het voltooien van de
Geavanceerd scherm 3 —
USB
Gebruik dit scherm om USB-downloads/-uploads uit
te schakelen, UBS-logfouten uit te schakelen, voor
het instellen van het maximale aantal dagen voor het
downloaden van data en om te bepalen hoe vaak
USB-logboeken worden opgeslagen. Zie .
Gebruik dit scherm voor het instellen van de taal,
het dataformaat, de huidige datum, de tijd, het
wachtwoord van de instelschermen (0000 voor
'geen') of (0001 tot 9999), de wachttijd voor het
inschakelen van de schermbeveiliging en voor het inof uitschakelen van de stille modus.
Geavanceerd scherm 4 —
Software
Geavanceerd scherm 2 —
Eenheden
Gebruik dit scherm om de temperatuureenheden,
drukeenheden, volume-eenheden en
cycluseenheden (pompcycli of volume) in te
stellen.
46
Dit scherm toont het software-onderdeelnummer
en de softwareversie van de
geavanceerde displaymodule, de MCM, de
hoogspanning-temperatuurregelingsmodule, de
laagspanning-temperatuurregelingsmodules en de
USB-configuratie.
3A2915F
Werking geavanceerde displaymodule (ADM - Advanced Display Module)
Systeem
Gebruik dit scherm om de activatiedruk voor het
drukbalansalarm en de adviezen in te stellen, de
diagnoseschermen in of uit te schakelen, de vatalarmen in
te schakelen, het maximale vatvolume in te stellen en het
niveau voor 'alarm wegens materiaaltekort' in te stellen.
Recept toevoegen
1. Druk op
Gebruik dit scherm om recepten toe te voegen, bewaarde
recepten te bekijken en bewaarde recepten te activeren
of te deactiveren. Geactiveerde recepten kunnen
vanaf het startscherm worden geselecteerd. Op de
drie receptenschermen kunnen 24 recepten worden
weergegeven.
om
een receptveld te selecteren. Druk op
om een
receptnaam in te voeren (maximaal 16 tekens). Druk
op
Recepten
en gebruik vervolgens
om de oude receptnaam te wissen.
2. Gebruik
om het volgende veld te laten
oplichten en gebruik het numerieke toetsenblok om
een waarde in te voeren. Druk op
om op te slaan.
Recepten activeren of
deactiveren
1. Druk op
en gebruik vervolgens
om het
recept te selecteren dat moet worden geactiveerd of
gedeactiveerd.
2. Gebruik
om het ingeschakelde selectievakje
te laten oplichten. Druk op
activeren of te deactiveren.
3A2915F
om het recept te
47
Werking geavanceerde displaymodule (ADM - Advanced Display Module)
Bedrijfsmodus
De ADM zal starten in de bedrijfsschermen op het startscherm. Druk op
bedrijfsmodus. Zie Navigatieschema bedrijfsschermen, pagina 44.
om te bladeren door de schermen van de
Druk vanuit elk bedrijfsscherm op
om de instelschermen te openen.
48
3A2915F
Werking geavanceerde displaymodule (ADM - Advanced Display Module)
Navigatieschema bedrijfsschermen
Figure 37
3A2915F
49
Werking geavanceerde displaymodule (ADM - Advanced Display Module)
Startscherm — Systeem
uit
Startscherm — Systeem
met fout
Dit is het startscherm wanneer het systeem
is uitgeschakeld. Dit scherm toont de
huidige temperaturen, de huidige druk bij
het vloeistofspruitstuk, de jog-snelheid, de
koelmiddeltemperatuur en het aantal cycli.
In de statusbalk worden actieve fouten getoond. De
foutcode, alarmbel en beschrijving van de fout zullen
zichtbaar zijn in de statusbalk.
1. Druk op
om de fout te bevestigen.
2. Zie voor corrigerende actie.
Richtgetallen
Gebruik dit scherm voor het bepalen van de
richtgetallen voor de Component A-temperatuur,
Component B-temperatuur, de temperatuur van de
verwarmde slang en de druk.
Startscherm — Systeem
actief
Wanneer het systeem actief is, toont het startscherm de
huidige temperatuur voor de verwarmingszones, de actuele
druk bij het vloeistofspruitstuk, de koelmiddeltemperatuur,
de jog-snelheid, het aantal cycli, samen met alle
bijbehorende bedieningsschermtoetsen.
Gebruik dit scherm om verwarmingszones aan te zetten, de
koelmiddeltemperatuur te raadplegen, het doseerapparaat
te starten en te stoppen, de component A-pomp te
parkeren, naar de jog-modus te gaan en cycli te wissen.
50
Maximale A- en B-temperatuur voor systemen zonder
warmte van aanjager: 60°C (140°F)
Maximale A- en B-temperatuur voor systemen met warmte
van aanjager: 82°C (180°F)
Maximale temperatuur verwarmde slang: 5°C (10°F) boven
de hoogste A- of B-richttemperatuur of 82°C (180°C).
Note
Als de losse displaymodulekit wordt gebruikt,
kunnen deze richtgetallen bij het pistool worden
aangepast.
3A2915F
Werking geavanceerde displaymodule (ADM - Advanced Display Module)
Onderhoud
Gebeurtenissen
Gebruik dit scherm voor het raadplegen van de dagelijkse
en totale cycli of gallons die zijn gepompt en de liters of
gallons die in de vaten zijn overgebleven.
Dit scherm toont de datum, tijd, gebeurteniscode en
beschrijving van alle gebeurtenissen die in het systeem zijn
opgetreden. Er zijn 10 pagina's, die elk 10 gebeurtenissen
bevatten. De 100 meest recente gebeurtenissen worden
getoond. Zie Systeemgebeurtenissen
voor beschrijvingen van gebeurteniscodes.
Zie Foutcodes en probleemoplossing, page 74 voor
beschrijvingen van foutcodes.
De totale waarde is het aantal pompcycli of gallons sinds
de eerste keer dat de ADM werd ingeschakeld.
De dagelijkse waarde wordt om middernacht automatisch
weer op nul gezet.
De handmatige waarde is de teller die handmatig gereset
en houd ingedrukt om de
kan worden. Druk op
handmatige teller te resetten.
Alle evenementen en fouten op dit scherm kunnen
worden gedownload op een USB-flashstation. Zie
Downloadprocedure om logboeken te downloaden.
Cycli
Fouten
Dit scherm toont de dagelijkse cycli en gallons die in de
loop van de dag zijn gespoten.
Dit scherm toont de datum, tijd, foutcode en beschrijving
van alle fouten die in het systeem zijn opgetreden.
Alle informatie op dit scherm kan worden gedownload op
een USB-flashstation.
Alle fouten op dit scherm kunnen worden gedownload op
een USB-flashstation.
3A2915F
51
Werking geavanceerde displaymodule (ADM - Advanced Display Module)
Diagnose
Gebruik dit scherm om informatie over alle
systeemcomponenten te bekijken.
• Chemisch middel aanjager B
• Aanjager A PCB - temperatuur van
temperatuurregelingsmodule
• Aanjager B PCB - temperatuur van
temperatuurregelingsmodule
• Slang PCB - temperatuur van
temperatuurregelingsmodule
• Koelmiddeluitlaat
Ampère
• Stroom aanjager A
• Stroom aanjager B
• Slangstroom
Volt
• MCM-bus
• Inkomende slangspanning (240 V)
De volgende informatie wordt getoond:
Temperatuur
• Hx A Chem: Chemisch middel warmtewisselaar A
• Hx B Chem: Chemisch middel warmtewisselaar B
• Chemisch middel slang
• Chemisch middel aanjager A
52
Druk
• Druk A - chemisch middel
• Druk B - chemisch middel
Cycli
• CPM - cycli per minuut
• Totaal cycli
3A2915F
Werking geavanceerde displaymodule (ADM - Advanced Display Module)
Probleemoplossing
Recepten
Dit scherm toont de laatste tien fouten die in het
systeem zijn opgetreden. Gebruik de pijltjes omhoog
en omlaag om fouten te selecteren en druk op
Gebruik dit scherm om een geactiveerd recept te
selecteren. Gebruik de pijltjes omhoog en omlaag om een
om te probleemoplossende gegevens voor
de geselecteerde fout te bekijken. Druk op
om naar het probleemoplossingsscherm te gaan
voor een foutcode die niet op dit scherm staat. Zie
Foutcodes en probleemoplossing, page 74 voor meer
informatie over foutcodes.
3A2915F
om te laden. Het
recept te laten oplichten en druk op
recept dat op dit moment is geladen, staat in een groen
vakje.
Note
Dit scherm wordt niet getoond als er geen
andere geactiveerde recepten zijn. Zie
Instelscherm recepten voor het activeren of
deactiveren van recepten.
53
Werking geavanceerde displaymodule (ADM - Advanced Display Module)
Systeemgebeurtenissen
Gebruik de onderstaande tabel om een beschrijving voor alle systeemgebeurtenissen te vinden. Alle
gebeurtenissen worden bewaard in de USB-logbestanden.
Beschrijving
Code gebeurtenis
54
E
A
C
X
Geselecteerd recept
E
A
D
A
Verwarming aan A
E
A
D
B
Verwarming aan B
E
A
D
H
Verwarming aan slang
E
A
P
X
Pomp aan
E
A
R
X
Jog aan
E
A
U
X
USB-station geplaatst
E
B
0
X
Rode stopknop van ADM ingedrukt
E
B
D
A
Verwarming uit A
E
B
D
B
Verwarming uit B
E
B
D
H
Verwarming uit slang
E
B
P
X
Pomp uit
E
B
R
X
Jog uit
E
B
U
X
USB-station verwijderd
E
C
0
X
Instelwaarde veranderd
E
C
D
A
Richttemperatuur A veranderd
E
C
D
B
Richttemperatuur B veranderd
E
C
D
H
Richttemperatuur van de slang veranderd
E
C
D
P
Richtdruk veranderd
E
C
D
X
Recept veranderd
E
L
0
X
Systeem ingeschakeld
E
M
0
X
Systeem uitgeschakeld
E
P
0
X
Pomp geparkeerd
E
Q
U
1
Systeeminstellingen gedownload
E
Q
U
2
Systeeminstellingen geüpload
E
Q
U
3
Aangepaste taal gedownload
E
Q
U
4
Aangepaste taal geüpload
E
Q
U
5
Logboeken gedownload
E
R
0
X
Tellerreset door gebruiker
E
V
U
X
USB uitgeschakeld
3A2915F
Opstarten
Opstarten
5. Controleer of de hoofdschakelaar uitgeschakeld is
voordat u de generator start.
Vermijd ernstig letsel: laat de Reactor niet draaien
zonder dat alle deksels en beschermkappen zijn
aangebracht.
KENNISGEVING
Juiste procedures voor het instellen, opstarten en
uitschakelen van het systeem zijn kritisch voor de
betrouwbaarheid van de elektrische uitrusting. De
volgende procedures verzekeren een stabiele spanning.
Het niet naleven van deze procedures zal leiden tot
spanningsschommelingen die de elektrische uitrusting
kunnen beschadigen en kunnen leiden tot verlies van
de garantie.
1. Controleer het brandstofpeil van de generator.
Bij gebrek aan brandstof zullen
spanningsschommelingen plaatsvinden die de
elektrische uitrusting kunnen beschadigen.
2. Controleer de koelmiddelniveaus.
Inspecteer het koelmiddelpeil in de
koelmiddelexpansiefles voor de motor (EB) en
de koelmiddelexpansiefles van de warmtewisselaar
(HB).
HO
T
CO
LD
T
HO
LD
CO
6. Start de generator.
Druk tweemaal op de startknop
op de
motorbesturingsmodule (ECM). De regelaar zal
automatisch en in sequentiële volgorde de verwarming
van de gloeibougies en de krukas in werking stellen.
Laat de motor de volledige bedrijfssnelheid bereiken.
Note
De motor zal niet starten als de
hoofdschakelaar in de aan-positie staat.
Note
Raadpleeg de systeemreparatiehandleiding
als het scherm van de motorbesturingsmodule
(ECM) niet oplicht nadat u de startknop hebt
ingedrukt.
7. Zet de hoofdschakelaar aan.
Wanneer de hoofdvoeding wordt aangezet door
de hoofdschakelaar (MP) naar de AAN-stand te
draaien, wordt het welkomstscherm getoond totdat de
communicatie en initialisatie zijn afgerond.
3. Controleer de vloeistofinlaatzeven.
Controleer dagelijks vóór het opstarten of
de vloeistofinlaatzeven schoon zijn. Zie
Inlaatfilterzeef spoelen
4. Controleer het ISO-smeermiddelreservoir.
Controleer dagelijks het peil en de
toestand van het ISO-smeermiddel. Zie
Smeringsysteem van pomp, page 68.
3A2915F
55
Opstarten
8. Controleer de kleur van het koelmiddel.
Gebruik een zaklantaarn om de kleur van het
koelmiddel via het kijkglas (SG) te controleren. Het
maasfilter moet zichtbaar zijn in het kijkglas en het
koelmiddel moet groen van kleur zijn. Als er veel
luchtbellen te zien zijn, kan het koelmiddelpeil te laag
zijn. Als het koelmiddel een melkachtige kleur heeft,
betekent dit waarschijnlijk dat materiaal A of B in een
warmtewisselaar zijn gelekt en dat het koelmiddel moet
worden afgetapt.
• Zie Koelmiddelcircuit van het doseerapparaat
hervullen en Koelmiddelcircuit van de motor hervullen
om meer koelmiddel toe te voegen.
• Zie Koelmiddel aftappen, page 69 om het
koelsysteem te laten leeglopen.
9. Zet de luchtcompressor, luchtdroger, ademlucht en
andere toebehoren aan.
Voer de volgende stappen uit voor systemen met een
bijgeleverde luchtcompressor.
a. Sluit de hoofdluchtafsluiter, het inlaatventiel van
de absorptiedroger en het wateraftapventiel (CH)
wanneer de druk in de luchttoevoertank is ontlast.
11. Open de hoofdluchtafsluiter.
12. Verhoog langzaam de instelling van de
luchtdrukregelaar.
13. Laad de vloeistof met de voedingspompen.
a. Controleer of alle stappen van de Instelprocedure
uitgevoerd zijn. Zie Instellen, page 33.
b. Als er een roerder wordt gebruikt: open het
luchtinlaatventiel van de roerder.
c.
Als u vloeistof door het systeem moet
laten circuleren om de toevoer vanuit het
vat voor te verwarmen, raadpleeg dan
Circulatie door Reactor, page 59Als u
materiaal door de warmteslang naar het
pistoolspruitstuk moet laten circuleren, raadpleeg
dan Circulatie door pistoolspruitstuk, page 60.
d. Zet beide DRUKONTLASTINGS-/SPUIT-ventielen
(SA, SB) op SPUITEN
GA
SA
b. Druk op 'start' op de voedingskast van de
luchtcompressor (CB). Wacht tot de drukmeter
(CJ) op de luchttoevoertank 2,07 bar (30 psi)
aangeeft.
c.
Open het inlaatventiel van de absorptiedroger, het
wateraftapventiel en het hoofdluchtafsluitventiel.
10. Zorg er tijdens de eerste inbedrijfsstelling voor dat alle
drie de luchtregelaars volledig linksom zijn gedraaid.
56
.
GB
SB
e. Stel de luchtregelaars van voedingspomp A en
B in op de gewenste luchtdruk, aan de voorkant
van het doseerapparaat, om de voedingspompen
te kunnen starten. Zorg dat de luchtdruk van
voedingspomp A en B niet hoger is dan 2 bar (0,2
MPa, 130 psi).
3A2915F
Opstarten
f.
Open de vloeistofinlaatventielen (FV). Controleer
op lekken.
Deze apparatuur wordt gebruikt met verwarmde
vloeistof, wat ervoor kan zorgen dat de oppervlakken
van de apparatuur heel warm kunnen worden. Om
ernstige brandwonden te vermijden:
• Raak de hete vloeistof of apparatuur niet aan.
• Zet de slangverwarming niet aan zonder vloeistof
in de slangen.
• Laat de apparatuur volledig afkoelen voor u ze
aanraakt.
Meng de componenten A en B niet tijdens
het opstarten. Voorzie altijd twee geaarde
afvalbakken om de vloeistoffen van component
A en component B gescheiden te houden.
g. Houd het vloeistofspruitstuk van het pistool
over twee geaarde afvalbakken. Open de
vloeistofventielen A en B tot er propere, luchtvrije
vloeistof uit de ventielen komt. Sluit de ventielen.
Het spruitstuk van het Fusion AP-pistool
wordt getoond.
14. Stel de ADM in. Bediening geavanceerde
displaymodule (ADM), page 43.
15. Druk op
schakelen.
om de slangverwarmingszone in te
• Draag handschoenen als de temperatuur van de
vloeistof boven 43°C (110°F) komt.
Warmte-uitzetting kan overdruk veroorzaken, wat
kan leiden tot breuk van apparatuur en ernstige
letsels, waaronder vloeistofinjectie. Zet het systeem
niet onder druk tijdens het voorverwarmen van de
slang.
16. Wacht tot de motor de bedrijfstemperatuur en de slang
de richttemperatuur heeft bereikt. De motor heeft de
richttemperatuur bereikt wanneer de zwarte pijl zich
onder het groene gedeelte van de temperatuurstaaf
bevindt. De ventilator van de radiator gaat draaien
zodra de bedrijfstemperatuur is bereikt.
17. Wacht tot de slang de richttemperatuur heeft bereikt.
Als u dit niet doet, kan er overdruk in de slang ontstaan
in verband met thermische expansie.
18. Druk op
te zetten.
3A2915F
om de A- en B-verwarmingszones aan
57
Tijdelijke handmatige regeling van de slangtemperatuur
Tijdelijke handmatige regeling
van de slangtemperatuur
2. Steek de RTD-sonde tussen de twee slangen op de
plaats waar de schuurbescherming eindigt.
Als de T6DH-foutcode verschijnt naar aanleiding van
een breuk in de slang-RTD-kabel of de VTS-sensor,
volg dan de stappen voor een tijdelijke handmatige
regeling van de slangtemperatuur. Repareer of
vervang de slang-RTD-kabel of VTS zodra de
spuitklus is afgerond.
3. Verlaag de richttemperatuur van de slang op het
ADM-scherm met (-6°C (20°C). Duw de sonde
minstens 76 mm (3 inch) in de slangenbundel.
4. Stel de RTD-tipsensor niet bloot aan lucht. Als u dit
doet, kan er oververhitting van de slang ontstaan.
KENNISGEVING
Vermijd oververhitting van het materiaal en schade
aan de slangen: laat de reserve-RTD niet tussen de
twee slangen zitten nadat de klus is afgerond.
1. Sluit de reserve-RTD (15V837), meegezonden
met het systeem, aan op de kabels (SC) van
de vloeistoftemperatuursensor (VTS) bij het
Reactorvloeistofspruitstuk (FM).
5. Repareer of vervang de slang-RTD-kabel of de VTS
zodra de klus is voltooid.
A
SC
B
15V837
58
3A2915F
Vloeistofcirculatie
Vloeistofcirculatie
Circulatie door de Reactor
KENNISGEVING
Laat geen vloeistof met een schuimmiddel circuleren
zonder eerst uw materiaalleverancier te raadplegen over
de vloeistoftemperatuurlimieten.
Zie Circulatie door pistoolspruitstuk, page 60 voor
de circulatie door het pistoolspruitstuk en de
voorverwarmslang.
4. Richttemperaturen instellen. Zie Richtgetallen.
om vloeistof te laten circuleren
5. Druk op
in jog-modus tot de A- en B-temperaturen hun
richtgetallen bereiken. Zie Jog-modus, page 60 voor
meer informatie over de jog-modus.
6. Druk op
schakelen.
om de slangverwarmingszone in te
7. Schakel de A- en B-verwarmingszones in. Wacht tot de
vloeistofinlaatventieltemperatuurmeters (FV) aangeven
dat de minimale temperatuur van de chemicaliën die
vanaf de toevoervaten worden aangevoerd, is bereikt.
1. Volg de stappen van Opstarten, page 55.
8. Verlaat de jog-modus.
Installeer geen afsluitventielen stroomafwaarts
van de DRUKONTLASTING-/SPUIT-ventieluitlaten
(BA, BB) om letsel door injectie en opspatten
te vermijden. De ventielen doen dienst als
overdrukontlastingsventielen indien ingesteld op
9. Stel de DRUKONTLASTINGS-/SPUIT-ventielen (SA,
.
SB) in op SPUITEN
GA
SA
GB
SB
. De leidingen moeten open
SPUITEN
zijn zodat de ventielen automatisch druk kunnen
ontlasten wanneer het apparaat werkt.
2. Zie Typische installatie, met circulatie, page 13. Stuur
de circulatieleidingen terug naar de toevoertrommel van
respectievelijk component A of B. Gebruik slangen die
gespecificeerd zijn bij de maximale werkdruk van deze
apparatuur. Zie Technische specificaties, page 100.
3. Stel de DRUKONTLASTINGS-/SPUIT-ventielen (SA,
SB) in op DRUKONTLASTING/CIRCULATIE
GA
SA
3A2915F
.
GB
SB
59
Jog-modus
Circulatie door
pistoolspruitstuk
3. Volg de procedures van Opstarten, page 55.
KENNISGEVING
Laat geen vloeistof met een schuimmiddel circuleren
zonder eerst uw materiaalleverancier te raadplegen over
de vloeistoftemperatuurlimieten.
Vloeistof laten circuleren door het pistoolspruitstuk laat toe
de slang snel voor te verwarmen.
1. Installeer het vloeistofspruitstuk (P) van het
pistool op de bijkomende circulatieset (CK). Sluit
de hogedrukcirculatieleidingen (R) aan op het
circulatiespruitstuk.
4. Zet de hoofdschakelaar op
.
5. Richttemperaturen instellen. Zie Richtgetallen.
6. Druk op
om vloeistof te laten circuleren
in jog-modus tot de A- en B-temperaturen hun
richtgetallen bereiken. Zie Jog-modus, page 60 voor
meer informatie over de jog-modus.
Jog-modus
Jog-modus heeft twee doelen:
• Het kan de verwarming van de vloeistof tijdens de
circulatie versnellen.
• Het kan het spoelen en vullen van het systeem
vergemakkelijken.
P
CK
1. Zet de hoofdschakelaar op
2. Druk op circuleren
R
CK
Pistool
Handmatig
246362
Fusion AP
309818
256566
Fusion CS
313058
GC1703
Probler P2
313213
2. Stuur de circulatieleidingen terug naar de
toevoertrommel van respectievelijk component A
of B. Gebruik slangen die gespecificeerd zijn bij
de maximale werkdruk van deze apparatuur. Zie
Technische specificaties, page 100.
60
om naar de jog-modus te gaan.
3. Druk omhoog of omlaag
tot J20) te veranderen.
Het spruitstuk van het Fusion AP-pistool wordt getoond.
.
om de jog-snelheid (J1
Note
Jog-snelheden komen overeen met 3-30%
van het motorvermogen, maar zullen niet
werken boven 49 bar (4,9 MPa, 700 psi) voor
A noch B.
4. Druk op
om de motor te starten.
of
om te motor uit te schakelen en
5. Druk op
de jog-modus te verlaten.
3A2915F
Spuiten
Spuiten
4. Stel de pistoolluchtregelaar op het regelpaneel van het
doseerapparaat af om de gewenste pistoolluchtdruk te
verkrijgen. De druk mag niet hoger zijn dan 2 bar (0,2
MPa, 130 psi).
Het Fusion AP-pistool wordt getoond.
1. Zet de veiligheidsvergrendeling van de pistoolzuiger
aan.
5. Stel de DRUKONTLASTINGS-/SPUIT-ventielen (SA,
.
SB) in op SPUITEN
GB
GA
SB
SA
2. Sluit de vloeistofinlaatventielen A en B van het pistool.
6. Ga na of de verwarmingszones ingeschakeld zijn
en de temperaturen de goede richting uitgaan, zie
Startscherm
7. Controleer of de motortemperatuur ten minste gelijk is
aan de minimale bedrijfstemperatuur. De ventilator zal
gaan draaien zodra de motor de maximumtemperatuur
heeft bereikt.
3. Sluit het vloeistofspruitstuk van het pistool aan.
Sluit de luchtleiding van het pistool aan. Open het
luchtleidingsventiel.
8. Druk op
om de motor en pompen te starten.
9. Controleer de weergegeven vloeistofdruk en pas zo
nodig aan.
10. Controleer de vloeistofdrukmeters (GA, GB) om
te zorgen dat de drukbalans juist is. Indien
uit balans, dient u de druk van het hogere
component te verminderen door lichtjes aan
het DRUKONTLASTINGS-/SPUIT-ventiel te
draaien voor dat component in de richting van
DRUKONTLASTING/CIRCULATIE,
meters de drukbalans weergeven.
GA
SA
totdat de
GB
SB
11. De instructies gaan verder op de volgende pagina.
3A2915F
61
Spuiten
12. Open de vloeistofinlaatventielen A en B van het pistool.
15. Het apparaat is gereed om te gaan spuiten.
Spuitafstellingen
Stroomsnelheid, atomisering en hoeveelheid overmatig
spuiten wordt beïnvloed door vier variabelen.
Note
Bij 'impingement'-pistolen mogen de
vloeistofspruitstukventielen nooit geopend
worden en mag nooit aan het pistool
getrokken worden zolang de drukken niet in
evenwicht zijn.
13. Koppel de veiligheidsvergrendeling van de pistoolspuit
los.
14. Test het spuiten op karton. Stel de druk en de
temperatuur af om het gewenste resultaat te krijgen.
62
• Vloeistofdruk instellen. Te weinig druk resulteert in een
oneffen patroon, grove druppelafmetingen, laag debiet
en een slechte menging. Te veel druk resulteert in
overmatig overspuiten, hoge stroomsnelheden, moeilijke
regeling en overmatige slijtage.
• Vloeistoftemperatuur. Vergelijkbare effecten voor de
instelling van de vloeistofdruk. De A- en B-temperaturen
kunnen gecompenseerd worden om de vloeistofdruk in
evenwicht te helpen brengen.
• Grootte van mengkamer. De keuze van de mengkamer
is gebaseerd op de gewenste stroomsnelheid en de
vloeistofviscositeit.
• Aanpassing reinigingslucht. Te weinig reinigingslucht
resulteert in druppeltjes die zich vormen op de voorkant
van de tuit en geen patroonbeheersing om het overmatig
spuiten tegen te gaan. Te veel reinigingslucht resulteert
in een pneumatische atomisering en overmatige
overspray.
3A2915F
Uitschakelen
Uitschakelen
KENNISGEVING
Juiste procedures voor het instellen, opstarten en
uitschakelen van het systeem zijn kritisch voor de
betrouwbaarheid van de elektrische uitrusting. De
volgende procedures verzekeren een stabiele spanning.
Het niet naleven van deze procedures zal leiden tot
spanningsschommelingen die de elektrische uitrusting
kunnen beschadigen en kunnen leiden tot verlies van
de garantie.
1. Druk op
om de pompen stop te zetten.
2. Schakel de verwarmingszones uit.
3. Ontlast de druk. Zie
Drukontlastingsprocedure, page 64.
4. Druk op
om de component A-pomp te parkeren.
5. Druk op
om het systeem uit te schakelen.
6. Schakel de luchtcompressor, de luchtdroger en de
ademlucht uit.
7. Sluit de hoofdluchtafsluiter.
8. Zet de hoofdschakelaar uit.
Verwijder geen beschermkappen en open de deur
van de elektrische behuizing niet, zodat elektrische
schokken worden vermeden. Tot de motor is
gestopt, staat er nog 240 V op het systeem.
9. Neem de retentietijd van de motor in acht.
KENNISGEVING
Neem de retentietijd van de motor, volgens de
aanbevelingen van de fabrikant, in acht voor het
afsluiten. Door de retentietijd in acht te nemen, kan
de motor afkoelen na een willekeurige periode op
bedrijfstemperatuur te hebben gedraaid.
10. Druk op
op de motorbesturingsmodule (ECM).
11. Open de aftapklep van de luchtcompressor om druk af
te laten en water uit de tank te verwijderen.
12. Sluit alle vloeistoftoevoerventielen.
3A2915F
63
Drukontlastingsprocedure
Drukontlastingsprocedure
4. Stuur de vloeistof naar de
afvalcontainers of toevoertanken. Zet de
DRUKONTLASTINGS-/SPUIT-ventielen (SA, SB) op
Het systeem blijft onder druk staan totdat deze handmatig
wordt ontlast. Om ernstig letsel veroorzaakt door
vloeistof onder druk te voorkomen, zoals injectie door de
huid, opspattende vloeistof en bewegende onderdelen,
dient u de instructies onder Drukontlastingsprocedure
te volgen wanneer u stopt met spuiten en voordat u
de apparatuur reinigt, controleert of er onderhoud aan
pleegt.
. Controleer
DRUKONTLASTING/CIRCULATIE
of de meters naar 0 zakken.
GA
SA
GB
SB
Het Fusion AP-pistool wordt getoond.
1. Ontlast de druk in het pistool en voer de procedure voor
het uitschakelen van het pistool uit. Zie de handleiding
van het pistool.
5. Zet de veiligheidsvergrendeling van de pistoolzuiger
aan.
2. Sluit de vloeistofinlaatventielen A en B van het pistool.
6. Koppel de luchtleiding van het pistool los en verwijder
het vloeistofspruitstuk.
3. Zet de voedingspompen en de roerder, indien gebruikt,
uit.
64
3A2915F
Spoelen
Spoelen
• Om toevoerslangen, pompen en verwarmers gescheiden
van verwarmde slangen te spoelen, zet u de
DRUKONTLASTINGS-/SPUIT-ventielen (SA, SB) op
Spoel de apparatuur uitsluitend in een goed
geventileerde ruimte om brand en explosies te
voorkomen. Spuit geen brandbare vloeistoffen. Zet
de verwarmers niet aan terwijl u met brandbare
oplosmiddelen spoelt.
DRUKONTLASTING/CIRCULATIE
toevoerlijnen (N).
GA
SA
. Spoel de
GB
SB
• Spoel de oude vloeistof uit met nieuwe vloeistof of met
een compatibel oplosmiddel voordat u een nieuwe
vloeistof inbrengt.
• Gebruik de laagst mogelijke druk bij het spoelen.
• Alle bevochtigde onderdelen zijn compatibel met gewone
oplosmiddelen. Gebruik enkel vochtvrije oplosmiddelen.
• Om het volledige systeem te spoelen: circuleer door het
vloeistofspruitstuk van het pistool (waarbij het spruitstuk
verwijderd is uit het pistool).
• Om te vermijden dat vocht reageert met isocyanaat,
moet het systeem altijd gevuld zijn met een vochtvrije
plastificeerder of olie. Gebruik geen water. Laat het
systeem nooit droogstaan. Zie Belangrijke informatie
over tweecomponentenmaterialen, page 7.
3A2915F
65
Onderhoud
Onderhoud
Koelmiddelpeil
Controleer dagelijks het peil van het koelmiddel in beide
overstroomtanks.
Alvorens enige onderhoudsprocedures uit te voeren, volgt
u de Drukontlastingsprocedure, page 64.
Schema voor preventief onderhoud
Hoe vaak onderhoud nodig is, hangt af van de
omstandigheden waaronder uw systeem wordt gebruikt.
Stel een preventief onderhoudsschema op door te
registreren wanneer en welk type onderhoud nodig is; stel
daarna een periodiek schema vast om uw systeem te
controleren.
Onderhoud doseerapparaat
Oliereservoir
Spoel eenmaal per jaar de koelcircuits van de motor
en de warmtewisselaar en hervul met koelmiddel. Zie
Koelcircuit van het doseerapparaat hervullen, page 70. Zie
Koelmiddelcircuit van de motor hervullen, page 71.
Onderhoud motor
De motorinstructies die meegeleverd zijn met uw eenheid,
beschrijven specifieke procedures voor het onderhoud van
de motor. Als u de aanbevelingen van de motorfabrikant
volgt, zal de motor langer meegaan.
Dagelijks
• Koelmiddelpeil koelsysteem — Controleer
• Service-indicator motorluchtreiniger — Inspecteer
Controleer het oliereservoir dagelijks. Zorg ervoor dat het
oliereservoir voor 2/3 gevuld blijft met Graco Throat Seal
Liquid (TSL®) of een gelijkwaardig oplosmiddel. Draai de
pakkingmoer/het oliereservoir niet te strak aan.
• Oliepeil van motor — Controleer
Vloeistofinlaatfilterzeven
• Motorolie en -filter — Vervang
Inspecteer de zeven van de vloeistofinlaatfilter dagelijks,
zie Zeef van inlaatfilter spoelen.
Circulatieventielen smeren
Smeer de circulatieventielen (SA, SB) wekelijks met
Fusion-vet (117773).
ISO-smeermiddelpeil
Controleer dagelijks het peil en de toestand van het
ISO-smeermiddel. Vul zo nodig bij of vervang. Zie
Smeringsysteem van pomp, page 68.
Waterafvoer compressortank
Open het handmatige wateraftapventiel eenmaal per week.
Zie pagina 34 voor de locatie van het ventiel. Open deze
alleen wanneer de luchtdruk minder dan 1,7 bar (25 psi)
bedraagt.
Elke 500 bedrijfsuren of 1 keer per jaar
• Luchtreinigingselement van motor (dubbel element) —
Reinig/vervang
• Filter van brandstofsysteem — Vervang
• Accuspanning — Controleer. Zie
Bijlage A: Motorbesturingsmodule (ECM), page 93.
Neem contact op met een bevoegde Perkins-dealer of
Perkins-distributeur om filterelementen te laten vervangen.
Zie Perkins-motoronderdeelnummer GN66141N voor
compatibele onderdelen.
Brandstoftank
De kwaliteit van de brandstof is essentieel voor de prestaties
en de levensduur van de motor. De aanwezigheid van
water in de brandstoftank kan bovenmatige slijtage aan
het brandstofsysteem veroorzaken. Zie de bijgeleverde
Perkins-motorhandleiding voor aanbevelingen voor het
onderhoud aan de brandstoftank.
Stofbescherming
Gebruik schone, droge perslucht zonder olie om te
voorkomen dat stof zich ophoopt op de besturingsmodules,
bedieningspanelen, ventilatoren en de motor (onder de
afscherming).
66
3A2915F
Onderhoud
Inlaatfilterzeef spoelen
De inlaatfilters filteren partikels uit die de terugslagventielen
van de pompinlaat kunnen verstoppen. Controleer de
zeven dagelijks tijdens de opstartprocedure en maak ze
indien nodig schoon.
Isocyanaat kan kristalliseren door vochtcontaminatie
of vriestemperaturen. Als de gebruikte chemische
stoffen proper zijn en als de gepaste opslag-, transferen werkingsprocedures gevolgd zijn, zou er minimale
contaminatie moeten zijn aan de zeef aan A-zijde.
3. Verwijder de zeef (A) van het filterspruitstuk. Spoel
de zeef grondig met compatibel oplosmiddel en schud
droog. Controleer de zeef. Niet meer dan 25% van de
maas mag dichtzitten. Als meer dan 25% van de maas
geblokkeerd is, vervang dan de zeef. Controleer de
pakking (B) en vervang indien nodig.
4. Controleer of de buisplug (D) stevig vastgeschroefd is
in de filterplug (C). Installeer de filterplug met de zeef
(A) en pakking (B) op zijn plaats en maak vast. Draai
niet te vast. Laat de pakking de afdichting maken.
5. Open het vloeistofinlaatventiel, zorg ervoor dat er geen
lekken zijn en wrijf de apparatuur schoon. Ga verder
met de bediening.
Note
Maak de zeef aan A-zijde enkel schoon tijdens
de dagelijkse opstartprocedure. Dit minimaliseert
vochtcontaminatie door onmiddellijk enige
isocyanaatresidu te verwijderen bij het begin van
de doseringen.
1. Sluit het vloeistofinlaatventiel aan de pompinlaat en
sluit de gepaste voedingspomp. Op die manier wordt
geen materiaal gepompt tijdens het schoonmaken van
de zeef.
2. Plaats een bak onder het filter om afval op te vangen
wanneer de filterplug (C) verwijderd is.
3A2915F
A
B
C
D
Figure 38
67
Onderhoud
Smeringsysteem van de
pomp
Controleer het ISO-pompsmeermiddel dagelijks. Vervang
het smeermiddel als het een gel wordt, als de kleur donker
wordt of als het verdund wordt met isocyanaat.
Gelvorming is te wijten aan vochtabsorptie door de
pompsmering. De tijdspanne tussen de vervanging van
het smeermiddel is afhankelijk van de omgeving waarin
de apparatuur werkt. De pompsmering minimaliseert
blootstelling aan vocht, maar contaminatie is nog steeds
mogelijk.
4. Als het reservoir proper gespoeld is, vul het dan met
nieuw smeermiddel.
5. Plaats het reservoir op de kapassemblage en zet het
in de beugel.
6. Het smeringsysteem is klaar voor gebruik. Vullen is
niet vereist.
Verkleuring van het smeermiddel is te wijten aan continue
lekkage van kleine hoeveelheden isocyanaat door de
pomppakking tijdens de werking ervan. Als de pakkingen
goed werken, zou de vervanging van het smeermiddel
omwille van verkleuring slechts elke 3 of 4 weken moeten
plaatsvinden.
Om de pompsmering te vervangen:
1. Volg de Drukontlastingsprocedure, page 64.
2. Haal het smeermiddelreservoir (LR) uit de beugel en
het vat uit de kap. Verwijder het regelventiel en laat het
smeermiddel vloeien terwijl u de kap over een geschikt
vat houdt. Maak het terugslagventiel opnieuw vast aan
de inlaatslang.
3. Laat het reservoir leeglopen en spoel het met proper
smeermiddel.
68
R
Smeringsysteem van de pomp
Figure 39
3A2915F
Onderhoud
Koelmiddel aftappen
Voer, om brandwonden te voorkomen, geen
onderhoud aan het koelmiddelsysteem uit tot het de
omgevingstemperatuur heeft bereikt.
Laat het koelmiddel eens per jaar uit de koelmiddelcircuits
van de motor en het doseerapparaat lopen, of als de
koelleidingen moeten worden ontkoppeld om een wand
tussen de generator en het doseerapparaat te installeren.
1. Volg de stappen voor Uitschakelen, page 63.
2. Verwijder de kastdeur van de voorkant van het
doseerapparaat.
Led-component
Led-kleur
Handmatige ventielschakelaar (MV)
Rood
Regelventiel A-zijde
Rood
Regelventiel B-zijde
Blauw
Bypassventiel
Groen
4. Om het koelmiddelcircuit van het doseerapparaat te
legen:
a. Verwijder de dop van de vulfles (HF) van het
koelmiddelcircuit van het doseerapparaat.
b. Plaats het andere uiteinde van de afvoerbuis in
een afvalcontainer. Open het aftapventiel. Laat
het koelmiddel eruit lopen tot u geen koelmiddel
meer ziet via het kijkglas.
3. Zet de handmatige ventielschakelaar (MV) op het
laadcentrum (LC) aan om de regelventielen van
warmtewisselaar A en B en het bypassregelventiel te
openen.
Note
De accu moet aangesloten zijn om de
ventielen te kunnen bedienen. De leds van
het laadcentrum (LC) zullen blijven branden
wanneer de handmatige ventielschakelaar
(MV) is ingeschakeld.
LC
MV
Aftapventiel koelcircuit van doseerapparaat
Figure 41
c.
Zie Koelmiddelcircuit van het doseerapparaat
hervullen, page 70 om het koelmiddelcircuit te
hervullen.
Figure 40
3A2915F
69
Onderhoud
5. Om het koelmiddelcircuit van de motor te legen:
a. Verwijder de dop van het koelmiddelcircuit van de
motor (RC).
b. Verwijder de motorbeschermers zoals afgebeeld.
Laat de beschermers op de motor liggen om
toegang te krijgen tot het aftapventiel.
Voer, om brandwonden te voorkomen, geen
onderhoud aan het koelmiddelsysteem uit tot het de
omgevingstemperatuur heeft bereikt.
Gebruik alleen koelmiddeloplossingen die compatibel zijn
met het systeem. Zie Koelmiddelspecificaties, page 71.
1. Voer stap 1 tot 3 van Koelmiddel aftappen, page 69 uit
voordat u het koelcircuit opnieuw vult. Laat indien
nodig de vloeistof uit het koelcircuit lopen.
2. Verwijder de doppen van de metalen vulfles (HF)
en de expansiefles (HB) van het koelmiddelcircuit
van het doseerapparaat. Vul de vulfles van het
koelmiddelcircuit van het doseerapparaat (HF) tot
bovenaan en voeg meer koelmiddel toe aan de
expansiefles (HB) tot het koelmiddel de koude vullijn
bereikt. Zie Koelmiddelspecificaties, page 71.
RC
HB
HF
EB
Aftapventiel koelcircuit van motor
Figure 42
c.
Plaats een afvalcontainer onder het aftapventiel.
Open het aftapventiel en laat het koelmiddel eruit
lopen.
d. Zie Koelcircuit van de motor hervullen, page 71 om
het koelmiddelcircuit te hervullen.
e. Plaats de motorbeschermkappen terug. Draai de
schroeven aan tot 33,8 N∙m (25 ft-lbs)
Koelmiddelsysteemflessen
Figure 43
Koelmiddelcircuit van het
doseerapparaat hervullen
Note
Wanneer het koelmiddelcircuit van het
doseerapparaat wordt gevuld met nieuw
koelmiddel of wanneer er lucht in het
koelmiddelsysteem komt, moet het worden
ontlucht. Het kost ongeveer één volledige
opwarm- en afkoelcyclus om de lucht uit het
koelmiddelcircuit te verwijderen.
70
3A2915F
Onderhoud
3. Bevestig de dop opnieuw.
4. Druk tweemaal op de startknop
motorbesturingsmodule (ECM).
Gebruik alleen koelmiddeloplossingen die compatibel zijn
met het systeem. Zie Koelmiddelspecificaties, page 71.
op de
5. Zet de hoofdschakelaar aan.
6. Inspecteer het koelmiddel door het kijkglas (KG) op
bellen en om te zien of het koelmiddel stroomt.
1. Volg de stappen voor Uitschakelen, page 63.
2. Verwijder de dop van de koelmiddelradiator van de
motor (RC) en voeg koelmiddel toe tot het de onderkant
van de hals bereikt. Bevestig de dop opnieuw. Zie
Koelmiddelspecificaties, page 71.
3. Haal de dop van de koelmiddelcircuitfles van de motor
(EB) en voeg koelmiddel toe tot het koelmiddel de
warme vullijn bereikt. Bevestig de dop opnieuw.
7. Inspecteer de koelmiddelcircuits op lekkende fittingen
of ventielen.
4. Druk tweemaal op de startknop
motorbesturingsmodule (ECM).
8. Het koelmiddel heeft de bedrijfstemperatuur bereikt
wanneer de ventilator van de radiator wordt
ingeschakeld. Zet de hoofdschakelaar uit zodra de
ventilator gaat draaien.
5. Zet de hoofdschakelaar aan.
op de
6. Inspecteer de koelmiddelcircuits op lekkende fittingen
of ventielen.
9. Druk op
om de generator stop te zetten.
10. Hervul, nadat de temperatuur van het koelsysteem is
gedaald tot de omgevingstemperatuur, de expansiefles
(HB) of voeg er koelmiddel aan toe tot de indicatielijn
voor koude vloeistof is bereikt.
11. Zet de handmatige ventielschakelaar (MV) uit om de
regelventielen van warmtewisselaar A en B (VA, VB)
en het bypassregelventiel (VC) te sluiten.
Note
Wanneer de handmatige ventielschakelaar
(MV) is uitgeschakeld, gaan de leds van het
laadcentrum (LC) alleen branden wanneer het
systeem de ventielen opent.
12. Hervul indien nodig de expansiefles (HB) of voeg
er koelmiddel aan toe tot de indicatielijn voor koude
vloeistof is bereikt. Zie Fig. 42.
Koelmiddelcircuit van de
motor hervullen
Hervul het koelmiddelcircuit van de motor wanneer
het koelmiddel bij omgevingstemperatuur onder de
koude vullijn komt.
7. Het koelmiddel heeft de bedrijfstemperatuur bereikt
wanneer de ventilator van de radiator wordt
ingeschakeld. Zet de hoofdschakelaar uit zodra de
ventilator gaat draaien.
8. Druk op
om de generator stop te zetten.
9. Voeg meer koelmiddel aan de expansiefles (EB) toe
zodra de temperatuur van het koelsysteem is afgekoeld
tot de omgevingstemperatuur. Herhaal dit tot het
koelmiddelpeil op het 'koude niveau' blijft als het op
omgevingstemperatuur is. Het kan enkele cycli duren
voordat alle lucht uit het koelsysteem is verdwenen.
Koelmiddelspecificaties
Hervul de koelcircuits uitsluitend met een oplossing
van 50% gedistilleerd of zacht water en 50% groene
ethyleenglycol-antivries met een corrosieremmer. Gebruik
geen gewoon kraanwater; het bevat chloriden en
mineralen die aanslag achterlaten op de wanden van het
koelmiddelsysteem. Gebruik alleen antivries die voldoet
aan de specificatie ASTM D3306-89, BS658 of AS 2108.
Een voorverdund mengsel wordt aanbevolen, zoals PEAK
Ready Use 50/50 Pre-Diluted.
Voer, om brandwonden te voorkomen, geen
onderhoud aan het koelmiddelsysteem uit tot het de
omgevingstemperatuur heeft bereikt.
3A2915F
71
Fouten
Fouten
Fouten bekijken
Wanneer er een fout ontstaat, toont het
foutgegevensscherm de actieve foutcode en de
beschrijving. Zie Fouten oplossen, page 73 om de actieve
fout te diagnosticeren.
De foutcode, alarmbel en actieve fouten zullen zichtbaar
zijn in de statusbalk. Zie Probleemoplossing, page 74 voor
een lijst van de tien meest recente fouten.
Er kunnen drie soorten fouten optreden. Fouten worden
aangegeven op het scherm, evenals door de lichttoren
(optioneel).
. Dit wijst erop
Alarmen worden aangegeven door
dat een parameter die essentieel voor het proces is, een
niveau heeft bereikt dat het systeem dwingt te stoppen. Er
moet direct actie worden ondernomen.
. Dit wijst erop
Afwijkingen worden aangegeven door
dat een parameter die essentieel voor het proces is, een
niveau heeft bereikt dat uw aandacht vereist. Het systeem
hoeft echter niet direct te worden stopgezet.
Adviezen worden aangegeven door
. Dit wijst op een
parameter die niet direct essentieel is voor het proces. Aan
de adviezen moet aandacht worden besteed om latere
problemen te voorkomen.
72
3A2915F
Fouten
Fouten oplossen
Zie Foutcodes en probleemoplossing, page 74 voor
oorzaken en oplossingen voor elke foutcode.
u lukt een diagnose te stellen. Druk op
te keren naar het vorige scherm.
om terug
Om de fout op te lossen:
1. Druk op de schermtoets voor hulp bij de actieve fout.
3. Selecteer de condities die in het systeem aanwezig zijn
om
tot u een oorzaak hebt vastgesteld. Druk op
naar het probleemoplossingsscherm te gaan, waarop
de tien meest recente fouten worden getoond.
Note
Druk op
of
om terug te keren naar
het vorige weergegeven scherm.
om één van de volgende condities te
2. Druk op
selecteren die in het systeem aanwezig zijn, totdat het
3A2915F
73
Probleemoplossing
Probleemoplossing
Zie Foutcodes en probleemoplossing voor foutcodes,
mogelijke oorzaken en oplossingen.
Note
Zie Fouten, page 72 voor informatie over fouten die in het
systeem kunnen optreden.
Zie Probleemoplossing, page 53 voor de tien meest
recente fouten die in het systeem zijn opgetreden. Zie
Fouten oplossen, page 73 om fouten in de ADM die in het
systeem zijn opgetreden, te diagnosticeren.
Foutcodes worden opgeslagen in het
foutenlogboek en worden weergegeven op de
fout- en probleemoplossingsschermen op de
ADM.
Foutcodes en probleemoplossing
Raadpleeg de reparatiehandleiding van de Reactor
voor probleemoplossing die niet op fouten gebaseerd
is.
Fout
Fout
Type
Naam
Oorzaak
Oplossing
Code
A1NM
Plaats
MCM
ALARM
Geen motorstroom
Losse of verkeerde motorof draadaansluiting.
Controleer of het uiteinde
van de motordraad goed
vastzit in de groene connector. Als deze los zit,
neem dan contact op met
uw Graco-distributeur voor
herbewerkingsinstructies.
Controleer of de klemschroef
van de motorborsteldraad
goed vastzit. Zie systeemreparatiehandleiding.
Controleer de motorborstels
en vervang indien nodig.
Vervang de MCM. Zie systeemreparatiehandleiding.
De motorborstels zijn
volledig versleten.
Defecte MCM.
74
3A2915F
Probleemoplossing
Fout
Fout
Type
Naam
Oorzaak
Oplossing
Code
A4CH
Plaats
Slang
ALARM
Hoge relaisstroom
van slang
Bedradingsprobleem.
Controleer de bedrading
tussen de HPTCM en de
schakelaar. Zoek naar
een kortgesloten draad
tussen de HPTCM en de
schakelaarklemmen A1 en
A2.
Meet de weerstand tussen
klem A1 en A2. De weerstand
moet ongeveer 289 ohm
bedragen. Als de weerstand
van de schakelaar minder
dan 100 ohm bedraagt, is
de schakelaar kortgesloten
en moet deze worden
vervangen.
Vervang de MCM als het
probleem niet verdwijnt. Zie
systeemreparatiehandleiding.
Controleer de bedrading op
draden die elkaar raken.
Kortgesloten schakelaar.
A4CM
MCM
ALARM
Hoge MCMstroom
De MCM onttrekt te veel
stroom aan het systeem.
A4DA
Aanjager A
ALARM
A4DB
Aanjager B
Hoge
verwarmerstroom
Kortsluiting in bedrading
van aanjagerverwarmer.
Slecht presterende
verwarmer.
A4DH
3A2915F
Slang
ALARM
Hoge
verwarmerstroom
Kortsluiting in bedrading
van slang.
Meet de weerstand van
de verwarmer(s), vervang
indien nodig. Zie systeemreparatiehandleiding.
Controleer de continuïteit
van de omzetterwikkelingen,
normaal gesproken bedraagt
de weerstand ongeveer 0,2
ohm voor zowel de primaire
als de secundaire wikkeling.
Vervang de omzetter als de
weerstand 0 ohm bedraagt.
Controleer op kortsluiting
tussen de primaire wikkeling
en het steunframe van de
omzetter.
75
Probleemoplossing
Fout
Fout
Type
Naam
Oorzaak
Oplossing
Code
A4NM
Plaats
MCM
ALARM
Hoge motorstroom
Kortsluiting in de
motorbedrading.
Controleer de bedrading van
de motor om te verzekeren
dat er geen kale draden zijn
die elkaar raken en dat er
geen draden zijn kortgesloten
naar aarde.
Vervang de motor. Zie systeemreparatiehandleiding.
Repareer of vervang de
chemische pomp. Zie systeemreparatiehandleiding.
Vervang de module. Zie systeemreparatiehandleiding.
Vervang de module. Zie systeemreparatiehandleiding.
De motor draait niet.
De chemische pomp is
vastgelopen
A7CH
Slang
ALARM
A7DA
Aanjager A
ALARM
A7DB
Aanjager B
A7DH
Slang
A8DA
Aanjager A
A8DB
Aanjager B
A8DH
Slang
76
ALARM
ALARM
Onverwachte
relaisstroom
Onverwachte
verwarmerstroom
Kortsluiting in de HPTCM.
Onverwachte
verwarmerstroom
Hoofdschakelaar is
uitgezet terwijl de
verwarmers en de motor
aanstonden.
Stroomonderbreker
van de slang is
aangezet terwijl de
slangverwarming
aanstond.
Stroom is niet
uitgeschakeld na het
laden van de software.
Kortsluiting in de HPTCM.
Geen
verwarmerstroom
Kortsluiting in de LPTCM.
Stroomonderbreker
geactiveerd.
Losse/kapotte aansluiting.
Zet de verwarming en het
motorvermogen in de ADM uit
voordat u de hoofdschakelaar
uitzet.
Zet de stroomonderbreker
aan terwijl de
slangverwarming is
uitgeschakeld.
Zet de stroom uit nadat de
software is gedownload.
Vervang de module. Zie systeemreparatiehandleiding.
Voer een visuele controle van
de stroomonderbreker uit,
voor de geactiveerde status.
Controleer de bedrading
van de verwarmer op losse
draden.
3A2915F
Probleemoplossing
Fout
Fout
Type
Naam
Oorzaak
Oplossing
Code
CACA
Plaats
Aanjager A
ALARM
CACB
Aanjager B
Fout in de
communicatie
CACH
Slang
Module heeft geen
software of de kiesschijf
staat in de verkeerde
stand.
CACM
MCM
CACP
Losse displaymodule
Steek een systeemtoken in
de ontbrekende GCA-module
en zet de stroom uit en weer
aan. Wacht tot het rode
licht op de module stopt met
knipperen voordat u de token
verwijdert. Controleer of de
kiesschijf op de module in
de juiste stand staat: 0 voor
slang, A voor aanjager A, B
voor aanjager B
Geen 24 VDC-toevoer
naar module.
Losse of kapotte
CAN-kabel.
Slechte module
Schakelaar MCM: 0 voor
E-30i, 1 voor E-XP2i
Het groene licht op elke
module moet branden.
Als het groene licht niet
brandt: controleer of elke
CAN-kabelaansluiting goed
is bevestigd. Controleer of
de stroomtoevoer een uitgangsspanning van 24 VDC
heeft. Indien niet, vervang de
stroomtoevoer. Zie systeemreparatiehandleiding.
Controleer de CAN-kabels die
tussen GCA-modules lopen
en sluit ze indien nodig beter
aan. Als het probleem blijft
bestaan: plaats elke kabel
rondom de connector en kijk
naar het knipperende gele
licht op de GCA-modules.
Vervang de CAN-kabel als
het knipperen stopt.
(CACA of CACB) Vervang de
LPTCM.
(CACH) Vervang de HPTCM.
(CACM) Vervang de MCM.
Zie systeemreparatiehandleiding voor instructies om
modules te vervangen.
(CACP) Vervang de
losse displaymodule. Zie
de handleiding van de
losse displaymodule voor
instructies.
3A2915F
77
Probleemoplossing
Fout
Fout
Type
Naam
Oorzaak
Oplossing
Code
DADX
Plaats
MCM
ALARM
Pompdoorslag
Debiet is te hoog
DE0X
MCM
ALARM
Defecte of ontbrekende
cyclusschakelaar.
F9DX
MCM
ALARM
Slecht functionerende pompcyclusschakelaar
Afname
drukstroming
H1MH
Slang
ALARM
Lage lijnfrequentie
De lijnfrequentie is lager
dan 55 Hz.
H4MH
Slang
ALARM
Hoge lijnfrequentie
De lijnfrequentie is hoger
dan 65 Hz.
K8NM
MCM
ALARM
Vastzittende rotor
Vastzittende rotor.
Mengkamer te groot voor
het geselecteerde systeem.
Gebruik een passende
mengkamer voor het
systeem.
Zorg dat het systeem
voorzien is van chemisch
middel en dat de
voedingspompen goed
werken.
Geen materiaal in de
pompen. Controleer of
de pompen chemisch middel
aanvoeren. Vervang of
hervul indien nodig de vaten.
De inlaatkogelventielen
zijn gesloten. Open de
kogelventielen.
Controleer de bedrading
tussen de cyclusschakelaar
en poort 6 van de MCM.
Raadpleeg de
drukstromingscurves in
de bedieningshandleiding en
selecteer een tipgrootte die bij
de ingestelde druk past. Zie
Prestatieschema's, page 99.
Controleer de frequentie. Als
deze buiten de tolerantie valt:
raadpleeg de handleiding
van de meegeleverde
120/240 volt-dynamo voor
reparatieaanwijzingen.
Controleer de frequentie. Als
deze buiten de tolerantie valt:
raadpleeg de handleiding
van de meegeleverde
120/240 volt-dynamo voor
reparatieaanwijzingen.
Vervang de motor. Zie systeemreparatiehandleiding.
Repareer of vervang de
pomp. Zie systeemreparatiehandleiding.
Vul de tanks met materiaal.
Mengkamer te groot voor
de ingestelde druk.
Chemische pomp is
vastgelopen.
L1AX
L1BX
78
ADM
ALARM
Laag niveau
chemisch middel
A
Laag niveau
chemisch middel
B
Tanks bevatten te weinig
materiaal.
3A2915F
Probleemoplossing
Fout
Fout
Type
Naam
Oorzaak
Oplossing
Code
MBN0
Plaats
MCM
ADVIES
Slijtage
motorborstel
Vervang de borstels. Zie systeemreparatiehandleiding.
MMUX
USB
ADVIES
USB-logboek vol
P4AX
MCM
ALARM
Overdruk A
De borstels zijn versleten
en moeten worden
vervangen.
De USB-logboeken
hebben een niveau
bereikt waar dataverlies
zal optreden als de
logboeken niet worden
gedownload.
Systeem onder druk
gezet voordat de
richttemperatuur is
bereikt.
Slechte drukomzetter.
P4BX
Overdruk B
E-XP2i-systeem
geconfigureerd als E-30i.
P6AX
P6BX
3A2915F
MCM
ALARM
Drukomzetterdefect A
Drukomzetterdefect B
Losse/slechte aansluiting.
Defecte sensor.
Gebruik een USB-station en
download alle logboeken.
Zet de verwarming aan
en laat de slang eerst de
richttemperatuur bereiken
voordat u de pompen aanzet.
Controleer de druk van de
ADM door de analoge meters
bij het spruitstuk af te lezen.
Vervang de omzetters als
deze niet passen. Zie systeemreparatiehandleiding.
Zorg dat de draaischakelaar
op de MCM in stand 0 staat
voor E-30i.
Controleer of de drukomzetter
goed is geïnstalleerd en
of alle draden goed zijn
aangesloten.
Controleer of de fout ook in
de omzetter optreedt. Koppel
de omzetterkabel los van
connector nr. 8 en nr. 9 op de
MCM. Wissel aansluiting A en
B om en controleer of de fout
nog steeds in de omzetter
optreedt. Als de fout in de
omzetter optreedt: vervang
de drukomzetter. Zie systeemreparatiehandleiding.
Als de fout niet in de omzetter
optreedt: vervang de MCM.
Zie systeemreparatiehandleiding.
79
Probleemoplossing
Fout
Fout
Type
Naam
Code
P7AX
Stand
MCM
ALARM
Drukverschil A hoog Het drukverschil tussen
(P7AX)
materiaal A en materiaal B
is hoger dan de vastgestelde
Drukverschil B hoog waarde.
(P7BX)
Het drukverschil is te laag.
P7BX
Oorzaak
Materiaal is op.
Vloeistof lekt uit het
inlaatscheurmembraan
van de verwarmer.
Aanvoersysteem defect.
P0AX
MCM
ADVIES
Drukverschil A hoog Zie P7AX.
P0BX
MCM
ADVIES
Drukverschil B hoog Zie P7BX.
T1DE
Warmtewis- ALARM
selaar van de
motor
80
Lage temperatuur
koelmiddeluitlaat
Ventilator van radiator stopt
niet.
De motorthermostaat is
vastgelopen (gesloten
stand).
Oplossing
Zorg dat de materiaalstroom
in beide materiaalleidingen in
gelijke mate beperkt is.
Zorg dat de waarde van
de drukbalans, op het
systeeminstelscherm, op een
aanvaardbare maximumdruk
is ingesteld zodat onnodige
alarmen en het afbreken van de
dosering worden voorkomen.
Vul de tanks met materiaal.
Controleer of de verwarmer
en het DRUKONTLASTING/SPUIT-ventiel (SA of SB)
verstopt zijn. Maak indien
nodig schoon. Vervang het
scheurmembraan. Vervang het
niet door een buisplug.
Controleer de voedingspomp
en de slangen op verstopping.
Controleer of de luchtdruk van
de voedingspompen correct is.
Vervang het ventilatorrelais. Zie
systeemreparatiehandleiding.
Vervang de thermostaat. Zie
Perkins-dealer.
3A2915F
Probleemoplossing
Fout
Fout
Type
Naam
Oorzaak
Code
T2AE
Stand
Warmtewisselaar
AFWIJKING
Lage temperatuur
warmtewisselaar A
Koelmiddelcirculatiepomp
werkt niet.
T2BE
Lage temperatuur
warmtewisselaar B
Oplossing
Controleer of de spanning van
de pomp 240 VAC bedraagt.
Als de spanning correct is:
vervang de circulatiepomp. Zie
systeemreparatiehandleiding.
Luchtzak in de
Controleer via het kijkglas of u
circulatiepomp.
koelmiddel ziet stromen.
Geen spanning op de spoel Zet de handmatige
ventielschakelaar (MV) op
of het ventiel.
het laadcentrum aan om de
spoelen in te schakelen en
controleer of de temperatuur
stijgt. Zo niet, controleer
dan de uitgangsspanning
bij de J6-connector op het
laadcentrum en controleer
of de leds branden. Volg
de instructies 'Diagnose
laadcentrum' in de
systeemreparatiehandleiding.
Vervang indien nodig het
paneel van het laadcentrum.
Als er spanning is, meet dan
de weerstand van de spoel:
deze moet 12,5 ohm bedragen.
Vervang de spoel als deze
open is.
Als er spanning is: test de spoel
met een schroevendraaier.
De schroevendraaier
moet door magnetische
aantrekkingskracht aan de
binnenkant van de spoel
blijven hangen. Als de
schroevendraaier blijft hangen,
is de spoel in orde. Vervang
de plunjer op het ventiel
of vervang de volledige
ventielconstructie. Zie
systeemreparatiehandleiding.
3A2915F
81
Probleemoplossing
Fout
Fout
Type
Naam
Oorzaak
Oplossing
Code
T2DA
Stand
Aanjager A
ALARM
T2DB
Aanjager B
Lage temperatuur
chemisch middel
De stroomsnelheid is
te hoog bij de huidige
richttemperatuur.
Slechte verwarmer(s)
T2DH
Slang
ALARM
Lage temperatuur
chemisch middel
T2DE
Warmtewisselaar
ADVIES
Lage temperatuur
koelmiddeluitlaat
Een koud chemisch middel
in een onverwarmd deel
van het systeem is bij
het opstarten door de
slang-VTS gestroomd.
Ventilator van radiator stopt
niet.
De motorthermostaat is
vastgelopen (geopende
stand).
T3NM
MCM
ADVIES
T4AE
Warmtewisselaar
ALARM
Hoge motortemper- De motor werkt niet volgens
atuur
de drukstromingscurve. Het
systeem werkt bij een lager
richtpunt om de motor niet
te beschadigen.
Hoge temperatuur De handmatige
chemisch middel
ventielschakelaar (MV)
warmtewisselaar A op het paneel van
(T4AE)
het laadcentrum is
ingeschakeld.
Hoge temperatuur
De regelventielspoel aan
chemisch middel
de A- of B-zijde zit vast
warmtewisselaar B
in geopende positie. Vuil
(T4BE)
in het ventielmembraan of
de plunjer belemmert de
werking van de veersluiting.
Kortsluiting op het paneel
van het laadcentrum.
Als de blauwe en rode
leds branden terwijl de
verwarming uit staat,
betekent dit dat het paneel
van het laadcentrum niet
goed werkt.
(alleen T4BE) de
J6-connector op het
laadcentrum, locatie
'warmteventielen' is niet
in het midden geplaatst.
Gebruik een kleinere
mengkamer die geschikt is
voor de gebruikte eenheid.
Controleer of de weerstand
van de verwarmer 23 tot 26,5
ohm bedraagt. Vervang als er
sprake is van OL (open lus open loop).
Voer het verwarmde chemische
middel bij een koude
omgevingstemperatuur terug
naar het vat voordat u het
systeem opstart.
Vervang het ventilatorrelais. Zie
systeemreparatiehandleiding.
Vervang de thermostaat.
Neem contact op met de
Perkins-distributeur om deze te
vervangen.
Laat het systeem met een
lagere bedrijfscyclus of kleinere
mengkamer werken. Zie
Prestatieschema's, page 99.
T4BE
82
Open de deur van het kastje en
zet de schakelaar uit.
Koppel de connector los van
de magneetspoel. Als de
temperatuur niet daalt: reviseer
de spoel.
Zie de 'Diagnose
laadcentrum' in de
systeemreparatiehandleiding.
Sluit de J6-connector opnieuw
aan op het midden van het
laadcentrum.
3A2915F
Probleemoplossing
Fout
Fout
Type
Naam
Oorzaak
Code
T4CA
Stand
Aanjager A
ALARM
Koelventilator werkt niet.
T4CB
Aanjager B
(T4CA of T4CB)
oververhitting
LPTCM
T4CH
Slang
T4CM
MCM
ALARM
Hoge MCMtemperatuur
T4DA
Aanjager A
ALARM
T4DB
Aanjager B
Hoge chemische
temperatuur
T4DE
Warmtewisselaar
ALARM
Hoge temperatuur
koelmiddeluitlaat
(T4CH)
oververhitting
HPTCM
Als de ventilator niet werkt:
controleer de bedrading tussen
CB03 en de ventilator. Als de
bedrading in orde is: vervang
de ventilator.
Module oververhit.
Zet de regelaar uit. Wacht
een aantal minuten. Als het
probleem niet verdwijnt of
telkens opnieuw optreedt:
vervang de module.
Zorg dat de omgevingstemperHoge omgevingstemperatuur.
atuur lager is dan 48°C (120°F)
voordat u het systeem gebruikt.
Besturingsmodule
Zet de pompen stil. Wacht
oververhit.
een aantal minuten. Als het
probleem niet verdwijnt of
telkens opnieuw optreedt:
vervang de MCM. Zie
systeemreparatiehandleiding.
Defecte RTD of verkeerde Wissel de stroomkabels van
plaatsing van de RTD tegen verwarmer A en B en de
RTD-kabels om en controleer
de verwarmingsstang.
of het probleem blijft bestaan.
Vervang de RTD als dit het
geval is.
Slechte laagspanning-tem- Wissel de LPTCM van A
peratuurregelingsmodule.
en B om en controleer of
het probleem blijft bestaan.
Vervang de LPTCM als
dit het geval is. Zie
systeemreparatiehandleiding.
Kapotte ventilator.
Controleer het ventilatorrelais
(K4) en de zekering (30 A
ATO 'F3') op het paneel van
het laadcentrum. Vervang ze,
indien nodig.
Radiator verstopt.
Vervang ze, indien nodig.
Hoge omgevingstemperatuur.
3A2915F
Oplossing
Zorg dat de omgevingstemperatuur lager is dan 48°C (120°F)
voordat u het systeem gebruikt.
83
Probleemoplossing
Fout
Fout
Type
Naam
Code
T4DH
Stand
Slang
ALARM
Hoge chemische
temperatuur
T4NM
MCM
ALARM
Oorzaak
Een slangdeel dat is
blootgesteld aan een
hittebron, zoals de zon, of
dat is opgerold, kan ertoe
leiden dat de temperatuur
van de vloeistof die er
doorheen stroomt meer dan
15°C (27°F) hoger is dan
de richttemperatuur van de
VTS.
Slechte hoogspanning-temperatuurregelingsmodule.
Hoge motortemper- De koelventilatoren werken
atuur
niet goed.
Oplossing
Bescherm de blootgestelde
slang tegen de hitte van de
zon of stel de VTS in rust
aan dezelfde omgeving bloot.
Ontrol de hele slang vóór u deze
verwarmt om te voorkomen dat
de slang zichzelf verwarmt.
Vervang de HPTCM. Zie
systeemreparatiehandleiding.
Zorg dat de omgevingstemperatuur minder dan 48°C (120°F)
bedraagt.
Controleer of de ventilators
bewegen. Meet de spanning
naar de ventilators. De
spanning moet 240 VAC
bedragen. Als u geen
spanning meet: controleer de
bedrading tussen de ventilator
en stroomonderbreker CB03.
Als de ventilators onder
spanning staan maar toch
niet bewegen: vervang de
ventilator.
Elektromotor defect.
84
Gebruik een luchtslang
om de ruimte rondom de
ventilatorhuizen schoon te
blazen en verwijder opgehoopt
vuil.
Vervang de elektromotor. Zie
systeemreparatiehandleiding.
3A2915F
Probleemoplossing
Fout
Fout
Code
T6AE
T6DA
Stand
Warmtewisselaar A
Warmtewisselaar B
Aanjager A
T6DB
Aanjager B
T6DE
Warmtewisselaar van de
motor
ALARM
Slang
T6BE
T6DH
Type
Naam
ALARM
RTD werkt niet goed Kapotte of losse RTD-kabel Controleer alle draden en
of -aansluiting.
aansluitingen van de RTD.
Vervang de RTD door een
Slechte RTD.
andere om te controleren of
dezelfde foutmelding wordt
getoond. Vervang de RTD
als deze verantwoordelijk
is voor de fout. Zie de
reparatiehandleiding van het
systeem voor instructies.
Defecte RTD-kabel Kapotte RTD-kabel in slang Leg de aansluiting van
of defecte VTS.
elke slang-RTD bloot om
of niet goed
te controleren of er losse
werkende VTS
connectoren zijn en om
deze eventueel vast te
zetten. Meet de continuïteit
van de RTD-kabel en
VTS van de slang. Zie
systeemreparatiehandleiding.
Bestel RTD-testkit 24N365 voor
de meting.
Oorzaak
Oplossing
Zie Tijdelijke handmatige
regeling van de
slangtemperatuur, page 58 in
de bedieningshandleiding om
uw klus af te maken tot de
reparatie kan worden voltooid.
3A2915F
85
Probleemoplossing
Fout
Fout
Type
Naam
Oorzaak
Oplossing
Code
T8AE
Stand
Warmtewisselaar
ALARM
Temperatuur
warmtewisselaar
A (T8AE) stijgt niet
Geen stroming van het
koelmiddel
Controleer het koelmiddelpeil.
Controleer via het kijkglas of u
koelmiddel ziet stromen.
Temperatuur
warmtewisselaar
B (T8BE) stijgt niet
Controleer of de spanning
van de circulatiepomp 240
VAC bedraagt. Vervang
de circulatiepomp als
dit niet het geval is. Zie
systeemreparatiehandleiding.
Lage toevoertemperatuur
Voer het verwarmde chemische
chemisch middel.
middel bij een koude
omgevingstemperatuur terug
naar het vat voordat u begint
met spuiten. Het chemisch
middel is bij het opstarten
kouder dan 0°C (32°F).
Het systeem is opgeslagen Zorg dat de omgevingstemperbij een temperatuur onder de atuur hoger is dan -7°C (20°F).
-7°C (20°F), waardoor het
koelmiddelventiel langzaam
werkt.
(alleen T8AE) de
Sluit de J6-connector opnieuw
J6-connector op het
aan op het midden van het
laadcentrum, locatie
laadcentrum.
'warmteventielen' is niet
in het midden geplaatst.
Zet de handmatige
Defecte ventielspoel.
ventielschakelaar op het
laadcentrum aan en controleer
of de spoel verschuift.
Vervang de spoel als
dit niet het geval is. Zie
systeemreparatiehandleiding.
De rode, blauwe en groene
Defect laadcentrum.
leds op het paneel van
het laadcentrum moeten
gaan branden. Vervang
het laadcentrum als dit
niet het geval is. Zie
systeemreparatiehandleiding.
T8BE
86
3A2915F
Probleemoplossing
Fout
Fout
Type
Naam
Oorzaak
Code
T8DA
Stand
Aanjager A
ALARM
T8DB
Aanjager B
Temperatuur stijgt
niet
Verwarmingsstang defect
(aanjager).
T8DH
Slang
ALARM
V1CM
MCM
ALARM
V1MH
Slang
ALARM
V4CM
MCM
ALARM
V4MH
Slang
ALARM
3A2915F
Oplossing
Meet de weerstand van de
verwarmingsstang, deze moet
23 - 26 ohm bedragen. Vervang
als de meting 'open' aangeeft.
Lage toevoertemperatuur
Voer het verwarmde chemische
chemisch middel.
middel bij een koude
omgevingstemperatuur terug
naar het vat voordat u begint
met spuiten. Het chemisch
middel is bij het opstarten
kouder dan 0°C (32°F).
Defecte verwarmde slang. Meet de weerstand van de
slang, vervang als de meting
'open' aangeeft.
Temperatuur stijgt U bent begonnen met
Wacht tot de bedrijfstemperaniet
spuiten voordat de
turen van de motor en de slang
motor en de slang de
zijn bereikt voordat u begint met
bedrijfstemperatuur hadden spuiten.
bereikt.
Lage toevoertemperatuur
Voer het verwarmde chemische
chemisch middel.
middel bij een koude
omgevingstemperatuur terug
naar het vat voordat u begint
met spuiten. Het chemisch
middel is bij het opstarten
kouder dan 0°C (32°F).
Voer een visuele controle van
Onderspanning bus Stroomonderbreker
de stroomonderbreker uit, voor
geactiveerd.
de geactiveerde status.
Lage lijnspanning
Losse of defecte aansluiting. Controleer de bedrading op
losse draden.
Lage lijnspanning generator Meet de spanning bij de
hoofdschakelaar (CT01). De
spanning dient een meting
tussen de 190 en 264 VAC aan
te geven.
Hoge inschakelstroom
Zorg dat de compressor of
(hulpstroom).
luchtdroger is ingesteld om
voortdurend te werken en de
juiste maat heeft volgens de
handleiding.
Overspanning bus De inkomende lijnspanning Meet de spanning bij de
is te hoog.
hoofdschakelaar (CT01). De
Hoge lijnspanning
spanning dient een meting
tussen de 190 en 264 VAC aan
te geven. Als de spanning te
hoog is: zie de bijgeleverde
dynamohandleiding voor
reparatie-instructies en
specificaties van de dynamo.
87
Probleemoplossing
Fout
Fout
Type
Naam
Oorzaak
Oplossing
Code
WBNM
Stand
MCM
ALARM
Motorsensor defect
Slechte aansluiting tussen
de MCM (poort 10)
en het borstelslijtage/oververhittingspaneel.
Defect borstelslijtage/oververhittingspaneel.
Slechte aansluiting tussen
de MCM (poort 2) en het
paneel van het laadcentrum.
Defect laadcentrum.
Controleer de aansluiting en de
kabels.
WMCE
MCM
ALARM
Niet goed werkend
laadcentrum
WSCX
ADM
ADVIES
WSUX
USB
ADVIES
WXUD
ADM
ADVIES
USB-downloadfout
WXUU
ADM
ADVIES
USB-uploadfout
WX00
MCM
ALARM
Externe invoer
88
Ongeldige
CAN-configuratie
Ongeldige
USB-configuratie
Vervang de motor. Zie
systeemreparatiehandleiding.
Controleer de aansluiting en de
kabels.
Vervang het laadcentrum. Zie
systeemreparatiehandleiding.
Dubbel knooppunt op het
Controleer of de LPTCM zijn
CAN-netwerk.
ingesteld op A en B.
Er kan geen geldig
Steek een systeemtoken in de
configuratiebestand voor de ADM en zet de stroom uit en
USB worden gevonden.
weer aan. Wacht tot de lichten
op de USB-poort niet meer
knipperen voordat u de token
verwijdert.
Vervang
de ADM. Zie de
Defecte ADM.
systeemreparatiehandleiding.
Downloaden van het
Maak een back-up van het
logboek mislukt.
USB-station en formatteer
deze. Probeer het logboek
opnieuw te downloaden.
Uploaden van het
Voer een normale
aangepaste taalbestand
USB-download uit en gebruik
mislukt
het nieuwe disptext.txt-bestand
om de aangepaste taal te
uploaden.
Het alarm voor externe
Een actief alarm wordt
invoer klinkt te zacht.
gegenereerd door de externe
trekker. Als het externe
alarm niet is geconfigureerd:
controleer op kortsluiting in de
bedrading naar poort 7 van de
MCM, pen 1 en 3.
3A2915F
USB-gegevens
USB-gegevens
USB-logboeken
Note
De ADM kan lezen/schrijven naar FAT (File
Allocation Table) -opslagapparatuur. NTFS,
gebruikt door opslagapparaten met een capaciteit
van 32 GB of meer, wordt niet ondersteund.
In werking slaat ADM systeem- en prestatiegerelateerde
informatie op in het geheugen in de vorm van logbestanden.
De ADM onderhoudt vier logbestanden:
• Gebeurtenislogboek
• Taaklogboek
• Dagelijks logboek
• Systeemsoftwarelogboek
• Blackbox-logboek
Volg de Downloadprocedure, page 91 om logbestanden
terug te vinden.
Telkens als er een USB-flashstation in de USB-poort
van de ADM wordt geplaatst, wordt er een nieuwe map
met de naam DATAxxxx aangemaakt. Het getal aan het
einde van de mapnaam neemt telkens toe als er een
USB-flashstation wordt geplaatst en er gegevens worden
gedownload of geüpload.
Gebeurtenislogboek
De bestandsnaam van het gebeurtenislogboek is
1–EVENT.CSV en wordt opgeslagen in de map
DATAxxxx.
Het gebeurtenislogboek bevat een archief van de laatste
49.182 gebeurtenissen en fouten. Elk gebeurtenislogboek
bevat:
• Gebeurtenisomschrijving
Gebeurteniscodes bevatten zowel foutcodes
(alarmen, afwijkingen en adviezen), als 'alleen
opslaan'-gebeurtenissen.
Ondernomen acties zijn het instellen en wissen van
gebeurtenisomstandigheden door het systeem en het
bevestigen van foutomstandigheden door de gebruiker.
Taaklogboek
De bestandsnaam van het taaklogboek is 2–JOB.CSV
en wordt opgeslagen in de map DATAxxxx.
Het taaklogboek bevat een archief met datapunten
op basis van de UBS-logfrequentie die is bepaald
in de instelschermen. De ADM bewaart de laatste
415.413 datapunten om te downloaden. Zie
Instellen - Geavanceerd scherm 3 — USB voor informatie
over het instellen van de omvang van de download en de
USB-logfrequentie.
• Datum datapunt
• Tijdstip datapunt
• Temperatuur warmtewisselaar A-zijde
• Temperatuur aanjagerverwarmer A-zijde
• Temperatuur warmtewisselaar B-zijde
• Temperatuur aanjagerverwarmer B-zijde
• Slangtemperatuur
• Temperatuur motorkoelmiddel
• Richttemperatuur A-zijde
• Richttemperatuur B-zijde
• Richttemperatuur slang
• Code voor de datum van de gebeurtenis
• Druk A-zijde
• Code voor het tijdstip van de gebeurtenis
• Druk B-zijde
• Code gebeurtenis
• Richtdruk
• Type gebeurtenis
• Pompcyclustelling systeemlevensduur
• Ondernomen actie
• Eenheden voor druk, volume en temperatuur
3A2915F
89
USB-gegevens
Dagelijks logboek
Logbestand blackbox
De bestandsnaam van het dagelijks logboek is
3–DAILY.CSV en wordt opgeslagen in de map
DATAxxxx.
De bestandsnaam van de blackbox is
5-BLACKB.CSV. Deze is opgeslagen in de
map DATAxxxx.
Het dagelijks logboek houdt de totale cycli en het totale
volume bij die zijn gespoten op elke dag waarop het
systeem is opgestart. De volume-eenheden zijn dezelfde
als die in het taaklogboek werden gebruikt.
Het Blackbox-logboek houdt bij hoe het systeem werkt en
welke functies er worden gebruikt. Dit logboek helpt Graco
om systeemfouten op te lossen.
De volgende gegevens worden in dit bestand opgeslagen:
Instellingen systeemconfiguratie
• Data waarop materiaal werd gespoten
• Tijd — ongebruikte kolom
• Totale pompcyclustelling voor dag
• Totaal volume gespoten voor dag
Systeemsoftwarelogboek
De naam van het systeemsoftwarebestand is
4-SYSTEM.CSV. Dit bestand is opgeslagen in de
map DATAxxxx.
De naam van het systeemconfiguratie-instellingbestand
is SETTINGS.TXT. Dit bestand is opgeslagen in de map
DOWNLOAD.
Telkens als er een USB-flashstation in de ADM
wordt geplaatst, wordt er automatisch een
systeemconfiguratie-instellingbestand gedownload.
Gebruik dit bestand om een back-up te maken van de
systeeminstellingen, zodat u deze later kunt herstellen of
de instellingen gemakkelijk kunt kopiëren op meerdere
systemen. Raadpleeg de Uploadprocedure, page 92 voor
instructies over hoe u dit bestand dient te gebruiken.
Het systeemsoftwarelogboek bevat het volgende:
• Datumlogboek werd aangemaakt
• Tijdlogboek werd aangemaakt
• Componentnaam
• Softwareversie geladen op de bovenstaande component
90
3A2915F
USB-gegevens
Aangepast taalbestand
• De bestandsnaam moet DISPTEXT.TXT zijn.
De naam van het aangepast taalbestand is DISPTEXT.TXT
en wordt opgeslagen in de map DOWNLOAD.
• Het bestandsformaat voor een door tabs gescheiden
tekstbestand met behulp van Unicode (UTF-16)
tekenweergave.
Telkens als er een USB-flashstation in de ADM wordt
geplaatst, wordt er automatisch een aangepast taalbestand
gedownload. Gebruik dit bestand indien gewenst om
een door de gebruiker bepaalde set van aangepaste
taalreeksen te creëren, die in de ADM worden getoond.
Het systeem kan de volgende Unicode-tekens weergeven.
Voor tekens buiten deze reeks zal het systeem het
vervangende Unicode-teken weergeven, dat getoond wordt
als een wit vraagteken in een zwarte ruit.
• U+0020 - U+007E (Basis Latijn)
• U+00A1 - U+00FF (Latijn-1 Supplement)
• Het bestand mag slechts twee kolommen bevatten,
waarbij de kolommen gescheiden zijn door een enkele
tab.
• Voeg geen rijen toe aan het bestand en verwijder er
geen.
• Verander de volgorde van de rijen niet.
Downloadprocedure
• U+0100 - U+017F (Latijn Uitgebreid-A)
Note
• U+0386 - U03CE (Grieks)
De instellingbestanden van de
systeemconfiguratie en de aangepaste
taalbestanden kunnen gewijzigd worden als
de bestanden in de map UPLOAD zitten van
het USB-flashstation. Zie de rubrieken over
'Instellingenbestand systeemconfiguratie',
'Aangepast taalbestand' en 'Uploadprocedure'.
• U+0400 - U+045F (Cyrillisch)
Aangepaste taalreeksen
aanmaken
Het aangepaste taalbestand is een tekstbestand
gescheiden door tabs dat twee kolommen bevat. De
eerste kolom bestaat uit een lijst van reeksen in de taal
die geselecteerd is op het ogenblik van downloaden. De
tweede kolom kan gebruikt worden om de aangepaste
taalreeksen in te geven. Als een aangepaste taal
reeds daarvoor geïnstalleerd was, bevat deze kolom de
aangepaste reeksen. Zo niet, is de tweede kolom leeg.
Wijzig de tweede kolom van het aangepaste taalbestand
zoals nodig en volg dan de Uploadprocedure, page 92 om
het bestand te installeren.
Het formaat van het aangepaste taalbestand is kritisch. De
onderstaande regels dienen gevolgd te worden opdat het
installatieproces zou slagen.
1. Plaats het USB-flashstation in de USB-poort.
2. De menubalk en de USB-indicatorlampjes geven aan
dat de USB bestanden aan het downloaden is. Wacht
tot de USB volledig klaar is.
3. Haal het USB-flashstation uit de USB-poort.
4. Plaats het USB-flashstation in de USB-poort van de
computer.
5. Er wordt automatisch een venster met het
USB-flashstation geopend. Als dit niet gebeurt, opent
u het USB-flashstation vanuit Windows® Verkenner.
6. Open de map GRACO.
7. De instructies gaan verder op de volgende pagina.
• Definieer een aangepaste reeks voor elke rij in de
tweede kolom.
Note
Als het aangepaste taalbestand wordt gebruikt,
moet u een aangepaste reeks bepalen voor
elke invoer in het DISPTEXT.TXT-bestand.
Lege velden in de tweede kolom worden leeg
op de ADM getoond.
3A2915F
91
USB-gegevens
8. Open de systeemmap. Als u gegevens downloadt van
meer dan een systeem, zullen er meerdere mappen
zijn. Elk map is gelabeld met het overeenkomstige
serienummer van de ADM (het serienummer staat op
de achterkant van de ADM.)
9. Open de map DOWNLOAD.
10. Open de map DATAxxxx.
11. Open de map DATAxxxx met het hoogste nummer. Het
hoogste nummer geeft de recentste gegevensdownload
aan.
12. Open het logbestand. Logbestanden worden
standaard in Microsoft® Excel geopend zolang het
programma geïnstalleerd is. Ze kunnen echter ook
geopend worden in elke andere tekstverwerker of in
Microsoft® Word.
Note
Alle USB-logboeken worden opgeslagen
in Unicode (UTF-16)-opmaak. Wanneer u
het logbestand in Microsoft Word opent,
selecteert u Unicode-codering.
Uploadprocedure
Gebruik deze procedure om een
systeemconfiguratiebestand en/of een aangepast
taalbestand te installeren.
1. Volg, indien nodig, de Downloadprocedure, om de
juiste mapstructuur automatisch te genereren op het
USB-flashstation.
92
2. Plaats het USB-flashstation in de USB-poort van de
computer.
3. Er wordt automatisch een venster met het
USB-flashstation geopend. Als dit niet gebeurt, opent
u het USB-flashstation vanuit Windows Verkenner.
4. Open de map GRACO.
5. Open de systeemmap. Als u met meer dan één
systeem werkt, zullen er meerdere mappen binnen
de GRACO-map zijn. Elke map is gelabeld met het
overeenkomstige serienummer van de ADM. (Het
serienummer staat op de achterkant van de module.)
6. Als u het instellingbestand van de systeemconfiguratie
installeert, zet u het bestand SETTINGS.TXT in de
map UPLOAD.
7. Als u het aangepaste taalbestand installeert, zet u het
DISPTEXT.TXT-bestand in de map UPLOAD.
8. Haal het USB-flashstation uit de computer.
9. Steek het USB-flashstation in de USB-poort van de
ADM.
10. De menubalk en de USB-indicatorlampjes geven aan
dat de USB bestanden aan het downloaden is. Wacht
tot de USB volledig klaar is.
11. Haal het USB-flashstation uit de USB-poort.
Note
Als het aangepaste taalbestand geïnstalleerd
was, kunnen gebruikers nu de nieuwe taal
selecteren uit de keuzemenu Taal in het
Geavanceerd scherm 1 - Algemeen.
3A2915F
Bijlage A: Motorbesturingsmodule
Bijlage A: Motorbesturingsmodule
Bedrijfsschermen
Er zijn zeven bedrijfsschermen op de motorbesturingsmodule (ECM):
• Spanning lijn-tot-neutraal
• Spanning lijn-tot-lijn
• Frequentie
• Toerental motor
• Levensduurteller motor
• Accuspanning
Druk op
om te scrollen door de bedrijfsschermen. Druk op
om naar de informatieschermen te gaan.
Structuur bedrijfsscherm
Instpictogram
Instrumentatie
Eenheden
Alarmpictogram
Moduspictogram
Informatieschermen
Druk vanuit het bedrijfsscherm op
om de informatieschermen te openen. Druk op
vijf generatorgebeurtenissen te scrollen.
Druk op
om langs de laatste
om terug te keren naar de bedrijfsschermen.
Structuur van informatiescherm
Gebeurtenisnr.
3A2915F
Tijd van gebeurtenis
(bedrijfsuren motor)
Eenheden
Alarmpictogram
Moduspictogram
93
Bijlage A: Motorbesturingsmodule
Moduspictogrammen
Er wordt een pictogram getoond in het 'moduspictogram'-gedeelte van het scherm om aan te geven in welke
modus de eenheid momenteel staat.
Pictogram
Beschrijving
Details
Gestopt
De motor is in rust en de eenheid staat in de stopmodus.
Auto
De motor is in rust en de eenheid staat in de automodus.
Handmatig
De motor is in rust en de eenheid staat in de handmatige bedrijfsmodus.
Timeranimatie
Motor is bezig met opstarten.
Draaien'-animatie
De motor draait.
Instrumentatiepictogrammen
Er wordt een klein pictogram getoond in het 'instrumentatiepictogram'-gedeelte om aan te geven welke waarde
er momenteel wordt weergegeven.
Pictogram
94
Beschrijving
Details
Generator
Generatorspanning en frequentiescherm
Toerental motor
Scherm toerental motor
Levensduurteller
motor
Gedraaide uren
Gebeurtenislogboek
Gebeurtenis wordt getoond.
Tijd van eenheid
Ongebruikte functie
3A2915F
Bijlage A: Motorbesturingsmodule
Alarmen
Er kunnen twee soorten alarmen in het systeem optreden. Alarmen worden aangegeven door een pictogram
op de bedrijfs- en informatieschermen.
Waarschuwing
Wanneer een waarschuwingsalarm in het systeem aanwezig is, zal het de generator niet stopzetten.
Pictogram
Beschrijving
Details
Hoge accuspanning
De DC-voeding is voor de duur van de 'hoge accuspanning'-timer boven
de bovengrens van de spanningsinstelling uitgestegen.
Lage accuspanning
De DC-voeding is voor de duur van de 'lage accuspanning'-timer onder de
ondergrens van de spanningsinstelling gedaald.
Stoppen mislukt
De module heeft een conditie gedetecteerd die aangeeft dat de motor blijft
draaien, hoewel er een stopsignaal is gegeven.
Flexibele sensor
Het waarschuwingsalarm van de flexibele sensor is geactiveerd.
Uitschakelen
Wanneer er een uitschakelalarm op het systeem aanwezig is, zal het de generator stopzetten. Zet het alarm uit en
herstel de fout. Druk daarna op de stopknop om de module te resetten. Zie het informatiescherm om het meest recente
alarm te bekijken.
Pictogram
Beschrijving
Details
Starten mislukt
De motor is niet gestart na het vooraf instelde aantal startpogingen.
Uitschakelen wegens hoge
generatorspanning
De uitgangsspanning van de generator is uitgestegen boven het vooraf
vastgestelde niveau.
Uitschakelen wegens lage
generatorspanning
De uitgangsspanning van de generator is onder het vooraf vastgestelde
niveau gedaald.
Uitschakelen wegens hoge
koelmiddeltemperatuur
De module detecteert dat de koelmiddeltemperatuur van de motor is
uitgestegen boven de bovengrens voor het uitschakelen van de motor
nadat de 'veiligheid aan'-timer is verstreken.
Uitschakelen wegens lage oliedruk
De oliedruk van de motor is gedaald onder de ondergrens voor oliedruk
nadat de 'veiligheid aan'-timer is verstreken.
Uitschakelen wegens
overfrequentie
De uitgangsfrequentie van de generator is gestegen tot boven het vooraf
ingestelde niveau.
Uitschakelen wegens
onderfrequentie
De uitgangsfrequentie van de generator is gedaald tot onder het vooraf
ingestelde niveau.
3A2915F
95
Afmetingen
Afmetingen
Bovenaanzicht
Figure 44
Zijaanzicht
Figure 45
96
3A2915F
Afmetingen
Bovenaanzicht: Systeem met compressor en
slangenrektoebehoren
Figure 46
Zijaanzicht: Systeem met compressor en
slangenrektoebehoren
Figure 48
Vooraanzicht
Figure 47
3A2915F
97
Afmetingen
Montageafmetingen pallet
Figure 49
98
3A2915F
Prestatiegrafieken
Prestatiegrafieken
Gebruik deze grafieken als hulp om te bepalen welk doseerapparaat het meest efficiënt met elke mengkamer
werkt. De stroomsnelheden zijn gebaseerd op een materiaalviscositeit van 60 cps.
Doseerapparaten voor schuim
2000
(138)
AR4242
(01)
AR5252
(02)
1500
(103)
AR6060
(03)
DRUK bar (psi)
1000
(69)
AR7070
(04)
E-30i
500
(34) 0
5
(2.3)
10
(4.5)
15
20
(6.8)
(9.1)
25
30
(11.3)
(13.6)
35
(15.9)
40
(18.1)
45
(20.4)
50
(22.7)
55
(25.9)
STROOMSNELHEID kg/min (lbs/min)
Doseerapparaten voor coatings
3500
(241)
3000
(207)
2500
DRUK bar (psi)
E-XP2i
AR2020
(000)
(172)
AR2929
(00)
2000
(138)
1500
(103)
AR4242
(01)
1000
(69)
500
(34) 0
0.5
(1.9)
1.0
(3.8)
1.5
(5.7)
2.0
(7.6)
2.5
(9.5)
3.0
(11.3)
STROOMSNELHEID kg/min (lbs/min)
3A2915F
99
Technische specificaties
Technische specificaties
Modellen E-30i
V.S.
Metrisch
140 bar, 14 MPa
2000 psi
E-30i
60°C
140°F
E-30i met aanjagerverwarmer
82°C
180°F
13,5 kg/min.
30 lb/min.
94 m
310 ft
0,1034 liter
0,0272 gallon
-7 tot 49°C
20° tot 120°F
Maximale vloeistofwerkdruk
Druk
Maximale vloeistoftemperatuur
Maximale uitvoer
Uitvoer
Maximale lengte verwarmde slang
Lengte
Uitvoer per cyclus
A en B
Bedrijfsbereik omgevingstemperatuur
Temperatuur
Hulpstroom beschikbaar
Spanning
120 VAC of 240 VAC, 60 Hz
Motor
Model
Perkins 404–22G, 2,2 l, 29 pk
Alternator
Model
Mecc Alte 22 kW, 240 V, 1 pk, 60 Hz, horizontaal
Accuvereisten
Spanning
12 VDC
Minimum A bij koude start
800 CCA
Verbindingstype
Post'-stijl
Aanbevolen accuformaat
34
BC-groepsnummer
Lengte
260 mm
10,25 inch
Breedte
173 mm
6,81 inch
Hoogte
200 mm
7,88 inch
Vermogen aanjagerverwarmer
E-30i
E-30i met warmte van aanjager
100
Geen
4000 watt
3A2915F
Technische specificaties
Aanbevolen luchtcompressoren
Champion® BR-5, steunplaat
Specificaties
5 pk, 240 V, 1 fase, 60 Hz, 21 cfm
Vereiste kenmerken
Riembescherming nakoeler
Regelventiel lossysteem
Quincy QP–5–5B, steunplaat
Specificaties
5 pk, 240 V, 1 fase, 60 Hz, 17,2 cfm
Vereiste kenmerken
Riembescherming nakoeler
Regelventiel lossysteem
Champion® HR5-3, 114 liter, montage op tank
Specificaties
5 pk, 240 V, 1 fase, 60 Hz, 21 cfm
Vereiste kenmerken
Regelventiel lossysteem
Geluid
91,0 dBA
Geluidsdruk gemeten vanaf 1 meter
(3,1 ft) bij 103 bar (10 MPa, 1500 psi),
7,6 lpm (2 gpm)
Vloeistofinlaten
Component A (ISO) en Component B
(HARS)
3/4 NPT(f), met 3/4 NPSM(f) koppeling
Vloeistofuitlaten
Component A (ISO)
#8 (1/2 inch) JIC, met #5 (5/16 inch) JIC-verloopstuk
Component B (HARS):
#10 (5/8 inch) JIC, met #6 (3/8 inch) JIC-verloopstuk
Vloeistofcirculatiepoorten
Grootte
Maximumdruk
1/4 NPSM(m), met kunststof buis
1,75 MPa, 17,5 bar
250 psi
E-30i
794 kg
1750 lb
E-30i met warmte van aanjager
816 kg
1800 lb
E-30i met compressor
1020 kg
2250 lb
E-30i met warmte van aanjager en
compressor
1043 kg
2500 lb
Gewicht
Bevochtigde delen
Materiaal
3A2915F
Aluminium, roestvast staal, verzinkt koolstofstaal, messing, carbide,
chroom, chemisch resistente O-ringen, PTFE, polyethyleen met
een ultrahoog moleculair gewicht
101
Technische specificaties
Modellen E-XP2i
V.S.
Metrisch
24,1 MPa, 241 bar
3500 psi
82°C
180°F
7,6 lpm
2 gpm
94 m
310 ft
0,0771 liter
0,0203 gallon
-7 tot 49°C
20° tot 120°F
Maximale vloeistofwerkdruk
Druk
Maximale vloeistoftemperatuur
E-XP2i
Maximale uitvoer
Uitvoer
Maximale lengte verwarmde slang
Lengte
Uitvoer per cyclus
A en B
Bedrijfsbereik omgevingstemperatuur
Temperatuur
Hulpstroom beschikbaar
Spanning
120 VAC of 240 VAC, 60 Hz
Motor
Model
Perkins 404–22G, 2,2 l, 29 pk
Alternator
Model
Mecc Alte 22 kW, 240 V, 1 pk, 60 Hz, horizontaal
Accuvereisten
Spanning
12 VDC
Minimum A bij koude start
800 CCA
Verbindingstype
Post'-stijl
Aanbevolen accuformaat
34
BC-groepsnummer
Lengte
260 mm
10,25 inch
Breedte
173 mm
6,81 inch
Hoogte
200 mm
7,88 inch
Vermogen aanjagerverwarmer
Wattage
102
4000 watt
3A2915F
Technische specificaties
Aanbevolen luchtcompressoren
Champion® BR-5, steunplaat
Specificaties
5 pk, 240 V, 1 fase, 60 Hz, 21 cfm
Vereiste kenmerken
Riembescherming nakoeler
Regelventiel lossysteem
Quincy QP–5–5B, steunplaat
Specificaties
5 pk, 240 V, 1 fase, 60 Hz, 17,2 cfm
Vereiste kenmerken
Riembescherming nakoeler
Regelventiel lossysteem
Champion® HR5-3, 114 liter, montage op tank
Specificaties
5 pk, 240 V, 1 fase, 60 Hz, 21 cfm
Vereiste kenmerken
Regelventiel lossysteem
Geluid
91,0 dBA
Geluidsdruk gemeten vanaf 1 m (3,1
ft) bij 138 bar (14 MPa, 2000 psi), 3,8
lpm (1 gpm)
Vloeistofinlaten
Component A (ISO) en Component B
(HARS)
3/4 NPT(f), met 3/4 NPSM(f) koppeling
Vloeistofuitlaten
Component A (ISO)
#8 (1/2 inch) JIC, met #5 (5/16 inch) JIC-verloopstuk
Component B (HARS)
#10 (5/8 inch) JIC, met #6 (3/8 inch) JIC-verloopstuk
Vloeistofcirculatiepoorten
Grootte
Maximumdruk
1/4 NPSM(m), met kunststof buis
1,75 MPa, 17,5 bar
250 psi
E-XP2i
816 kg
1800 lb
E-XP2i met compressor
1043 kg
2500 lb
Gewicht
Bevochtigde delen
Materiaal
3A2915F
Aluminium, roestvast staal, verzinkt koolstofstaal, messing, carbide,
chroom, chemisch resistente O-ringen, PTFE, polyethyleen met
een ultrahoog moleculair gewicht
103
Standaardgarantie van Graco
Graco garandeert dat alle in dit document genoemde en door Graco vervaardigde apparatuur waarop de
naam Graco vermeld staat, op de datum van verkoop voor gebruik door de oorspronkelijke koper vrij is
van materiaal- en fabricagefouten. Met uitzondering van speciale, uitgebreide of beperkte garantie zoals
gepubliceerd door Graco, zal Graco, gedurende een periode van twaalf maanden na verkoopdatum, elk
onderdeel van de apparatuur dat naar het oordeel van Graco gebreken vertoont herstellen of vervangen.
Deze garantie is alleen van toepassing op voorwaarde dat de apparatuur conform de schriftelijke
aanbevelingen van Graco geïnstalleerd, bediend en onderhouden wordt.
Normale slijtage en veroudering of slecht functioneren, beschadiging of slijtage veroorzaakt door onjuiste
installatie, verkeerde toepassing, slijtend materiaal, corrosie, onvoldoende of onjuist uitgevoerd onderhoud,
nalatigheid, ongeval, eigenmachtige wijzigingen aan de apparatuur of het vervangen van Graco-onderdelen
door onderdelen van andere herkomst, vallen niet onder de garantie en Graco is daarvoor niet aansprakelijk.
Graco is ook niet aansprakelijk voor slecht functioneren, beschadiging of slijtage veroorzaakt door de
onverenigbaarheid van Graco-apparatuur met constructies, toebehoren, apparatuur of materialen die niet
door Graco geleverd zijn, en ook niet voor fouten in het ontwerp, bij de fabricage, installatie, bediening of het
onderhoud van constructies, toebehoren, apparatuur of materialen die niet door Graco geleverd zijn.
Deze garantie wordt verleend onder de voorwaarde dat de apparatuur waarvan de koper stelt dat die een
defect vertoont, gefrankeerd wordt verzonden naar een erkende Graco-dealer opdat de aanwezigheid van
het beweerde defect kan worden geverifieerd. Indien het beweerde defect inderdaad wordt vastgesteld, zal
Graco de defecte onderdelen kosteloos herstellen of vervangen. De apparatuur zal gefrankeerd worden
teruggezonden naar de oorspronkelijke koper. Indien bij de inspectie geen materiaal- of fabricagefouten
worden geconstateerd, dan zullen de herstellingen worden uitgevoerd tegen een redelijke vergoeding,
waarin de vergoeding van de kosten van onderdelen, arbeid en vervoer inbegrepen kunnen zijn.
DEZE GARANTIE IS EXCLUSIEF, EN TREEDT IN DE PLAATS VAN ENIGE ANDERE GARANTIE,
UITDRUKKELIJK OF IMPLICIET, WAARONDER MAAR NIET BEPERKT TOT GARANTIES
BETREFFENDE VERKOOPBAARHEID OF GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALDE TOEPASSING.
De enige verplichting van Graco en het enige verhaal van de klant bij schending van de garantie is zoals
hierboven bepaald is. De koper gaat ermee akkoord dat geen andere verhaalsmogelijkheid (waaronder,
maar niet beperkt tot vergoeding van incidentele schade of van vervolgschade door winstderving, gemiste
verkoopopbrengsten, letsel aan personen of materiële schade, of welke andere incidentele verliezen of
vervolgverliezen dan ook) aanwezig is. Elke klacht wegens inbreuk op de garantie moet binnen twee (2)
jaar na aankoopdatum kenbaar worden gemaakt.
GRACO GEEFT GEEN GARANTIE EN WIJST ELKE IMPLICIETE GARANTIE AF BETREFFENDE
VERKOOPBAARHEID OF GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALDE TOEPASSING, MET BETREKKING
TOT TOEBEHOREN, APPARATUUR, MATERIALEN OF COMPONENTEN DIE GRACO GELEVERD,
MAAR NIET VERVAARDIGD HEEFT.Deze items, die verkocht, maar niet vervaardigd worden door Graco
(zoals elektrische motoren, schakelaars, slangen, enz.) zijn, indien van toepassing, onderhevig aan de
garantie van de fabrikant. Graco zal aan de koper redelijke ondersteuning verlenen bij het aanspraak
maken op die garanties.
Graco is in geen geval aansprakelijk voor indirecte, incidentele, speciale of gevolgschade die het gevolg is
van het feit dat Graco dergelijke apparatuur heeft geleverd, of van de uitrusting, de werking, of het gebruik
van producten of andere goederen op deze wijze verkocht, ongeacht of die ontstaat door inbreuk op een
contract, inbreuk op garantie, nalatigheid van Graco, of anderszins.
Informatie over Graco
De meest recente informatie over de producten van Graco vindt u op www.graco.com.
Om een bestelling te plaatsen, neemt u contact op met uw Graco-distributeur of belt u om de dichtstbijzijnde
distributeur te weten te komen.
Telefoon: 612-623-6921 of gratis: 1-800-328-0211 Fax: 612-378-3505
Alle geschreven en afgebeelde gegevens in dit document geven de meest recente productinformatie weer zoals bekend op
het tijdstip van publicatie.
Graco behoudt zich het recht voor te allen tijde wijzigingen aan te brengen zonder voorafgaande kennisgeving.
Kijk op www.graco.com/patents voor patentinformatie.
Vertaling van de originele instructies. This manual contains Dutch. MM 3A1705
Hoofdkantoor Graco: Minneapolis
Kantoren in het buitenland: België, China, Japan, Korea
GRACO INC. EN DOCHTERONDERNEMINGEN • P.O. BOX 1441 • MINNEAPOLIS MN 55440-1441 • VS
Copyright 2011, Graco Inc. Alle productielocaties van Graco zijn ISO 9001 gecertificeerd.
www.graco.com
Herzien in juli 2012
Was this manual useful for you? Yes No
Thank you for your participation!

* Your assessment is very important for improving the workof artificial intelligence, which forms the content of this project

Related manuals

Download PDF

advertisement