Graco 3A2915F - Reactor E-30i and E-XP2i de handleiding

Bediening Reactor® E-30i en E-XP2i 3A2915F NL Elektrisch, verwarmd, geïntegreerd meercomponentendoseersysteem met geïntegreerde generator. Voor het spuiten van polyurethaanschuim en polyureacoatings. Alleen voor professioneel gebruik. Niet goedgekeurd voor gebruik in ruimtes met ontploffingsgevaar of gevaarlijke locaties. Belangrijke veiligheidsinstructies Lees alle waarschuwingen en instructies in deze handleiding. Bewaar deze instructies. PROVEN QUALITY. LEADING TECHNOLOGY. Contents Waarschuwingen ................................................. ... 3 Belangrijke informatie over tweecomponentenmaterialen ......................... 7 Tijdelijke handmatige regeling van de slangtemperatuur ...................................... 58 Vloeistofcirculatie ............................................ ...... 59 Modellen doseerapparaten ........................................ 9 Jog-modus...................................................... ..... 60 Systemen ....................................................... ..... 10 Spuiten ........................................................ ....... 61 Spuitafstellingen ............................................. 62 Toebehoren ..................................................... .... 11 Meegeleverde handleidingen ................................... 12 Gerelateerde handleidingen .................................... 12 Typische installatie, met circulatie ............................. 13 Typische installatie, zonder circulatie......................... 14 Identificatie van de onderdelen................................. Generator ...................................................... Bedieningspaneel doseerapparaat ...................... Luchtcompressor ............................................ Geavanceerde displaymodule (ADM - Advanced Display Module) .................................. Motorbesturingsmodule (MCM) .......................... Motorbesturingsmodule .................................... Laadcentrum .................................................. Temperatuurregelingsmodules ........................... Stroomonderbrekers ........................................ 15 17 18 18 19 23 24 25 26 28 Overzicht ...................................................... ....... 30 Instellen ...................................................... ........ 33 Algemene richtlijnen betreffende de uitrusting ........................................... 38 Werking geavanceerde displaymodule (ADM Advanced Display Module) .......................... 43 Bedrijfsmodus ................................................ 48 Uitschakelen ................................................... ..... 63 Drukontlastingsprocedure ....................................... 64 Spoelen ........................................................ ...... 65 Onderhoud ...................................................... .... Schema voor preventief onderhoud..................... Onderhoud doseerapparaat............................... Koelmiddelspecificaties .................................... 66 66 66 71 Fouten ......................................................... ....... 72 Probleemoplossing .............................................. .. 74 Foutcodes en probleemoplossing ....................... 74 USB-gegevens ................................................... .. USB-logboeken .............................................. Instellingen systeemconfiguratie ......................... Aangepast taalbestand ..................................... 89 89 90 91 Bijlage A: Motorbesturingsmodule............................. 93 Afmetingen ..................................................... ..... 96 Prestatiegrafieken .............................................. ... 99 Technische specificaties ........................................ 100 Standaardgarantie van Graco ................................. 104 Opstarten ...................................................... ...... 55 2 3A2915F Waarschuwingen Waarschuwingen De onderstaande waarschuwingen betreffen installatie, gebruik, aarding, onderhoud en reparatie van deze apparatuur. Het symbool met het uitroepteken in de tekst van deze handleiding verwijst naar een algemene waarschuwing en het gevarensymbool verwijst naar procedurespecifieke risico's. Als u deze symbolen in de handleiding ziet, raadpleeg dan deze Waarschuwingen. Productspecifieke gevaarsymbolen en waarschuwingen die niet in dit hoofdstuk staan beschreven, staan vermeld in de gehele handleiding waar deze van toepassing zijn. Waarschuwing GEVAAR VOOR ELEKTRISCHE SCHOKKEN Deze apparatuur moet worden geaard. Slechte aarding, onjuiste instelling of verkeerd gebruik van het systeem kan elektrische schokken veroorzaken. • Zet het toestel uit via de hoofdschakelaar en haal de stekker uit het stopcontact voordat u enige kabel ontkoppelt en voordat u onderhoud gaat plegen aan de apparatuur. • Sluit alleen aan op een geaard stopcontact. • Alle elektrische bedrading moet worden verzorgd door een gediplomeerd elektricien en moet voldoen aan alle ter plaatse geldende verordeningen en regelgeving. GIFTIGE VLOEISTOFFEN OF DAMPEN Giftige vloeistoffen of dampen kunnen ernstig letsel of zelfs de dood veroorzaken als deze in de ogen of op de huid spatten, of ingeademd of ingeslikt worden. • Lees de Veiligheidsinformatiebladen zodat u de specifieke gevaren kent van de gebruikte vloeistoffen. • Bewaar gevaarlijke vloeistof in goedgekeurde containers en voer ze af conform alle geldende richtlijnen. GEVAAR VAN KOOLMONOXIDE De uitlaatgassen bevatten giftig koolmonoxide, een kleurloos en geurloos gas. Inademing van koolmonoxide kan tot de dood leiden. • Gebruik het apparaat niet in een afgesloten ruimte. PERSOONLIJKE BESCHERMINGSMIDDELEN U moet de juiste beschermingsmiddelen dragen als u de apparatuur bedient of onderhoudt of als u in het werkgebied aanwezig bent, om u te beschermen tegen ernstig letsel, zoals oogletsel, gehoorbeschadiging, inademing van giftige dampen en brandwonden. Een dergelijke uitrusting bestaat onder andere uit: • Gezichts- en gehoorbescherming. • Ademhalingstoestellen, beschermende kleding en handschoenen, zoals aanbevolen door de fabrikant van de vloeistof en oplosmiddelen. GEVAAR VOOR INJECTIE DOOR DE HUID Vloeistof dat onder hoge druk uit het doseerapparaat, uit lekkende slangen of uit beschadigde onderdelen komt, dringt door de huid naar binnen in het lichaam. Dit kan eruitzien als een gewone snijwond, maar er is sprake van ernstig letsel dat kan leiden tot amputatie. Raadpleeg onmiddellijk een medisch specialist. • • • • Vergrendel de veiligheidspal van de trekker altijd wanneer u niet doseert. Richt het doseerapparaat niet op een persoon of enig lichaamsdeel. Plaats uw hand nooit op de vloeistofuitlaat. Probeer nooit lekkages te stoppen of af te buigen met uw handen, uw lichaam, handschoenen of een doek. • Volg altijd de Drukontlastingsprocedure wanneer u ophoudt met doseren, vóór reiniging, controle of onderhoud aan de apparatuur. • Draai steeds eerst alle vloeistofaansluitingen goed vast, voordat u de apparatuur gaat bedienen. • Kijk slangen en koppelingen elke dag na. Vervang versleten of beschadigde onderdelen onmiddellijk. 3A2915F 3 Waarschuwingen Waarschuwing BRAND- EN EXPLOSIEGEVAAR Ontvlambare dampen in het werkgebied, zoals die van oplosmiddelen en verf, kunnen ontbranden of exploderen. Ter voorkoming van brand en explosies: • Gebruik de apparatuur alleen in goed geventileerde ruimtes. • Vul de brandstoftank niet als de motor draait of als hij heet is; zet de motor uit en laat hem afkoelen. Brandstof is zeer brandbaar en kan ontbranden of exploderen als het op een heet oppervlak wordt gemorst. • Zorg dat er geen ontstekingsbronnen zijn, zoals waakvlammen, sigaretten, draagbare elektrische lampen en kunststof druppelvangers (deze kunnen statische vonkoverslag geven). • Houd het werkgebied vrij van afval, inclusief oplosmiddelen, poetslappen en benzine. • Haal geen stekkers uit stopcontacten, steek geen stekkers in stopcontacten en doe geen lampen aan of uit als er brandbare dampen aanwezig zijn. • Aard alle apparatuur in de werkomgeving. Zie de instructies onder Aarding. • Gebruik alleen geaarde slangen. • Houd het pistool stevig tegen de zijkant van een geaarde emmer gedrukt terwijl u in de emmer spuit. • Als u merkt dat er sprake is van statische elektriciteit of u voelt een schok, stop dan onmiddellijk met werken. Gebruik het systeem pas weer als u de oorzaak van het probleem kent en het probleem is verholpen. • Zorg dat er altijd een werkend brandblusapparaat op de werkplek aanwezig is. GEVAAR VOOR THERMISCHE EXPANSIE Vloeistoffen in besloten ruimtes - waaronder slangen - die aan hitte worden blootgesteld kunnen een snelle drukstijging veroorzaken door thermische expansie. Overdruk kan resulteren in het scheuren van installatieonderdelen en ernstig letsel. • Open een ventiel om het uitzetten van de vloeistof tijdens de verhitting mogelijk te maken. • Vervang de slangen proactief op regelmatige tijdstippen afhankelijk van de gebruiksomstandigheden. GEVAAR VAN ALUMINIUM ONDERDELEN ONDER DRUK Het gebruik van vloeistoffen die niet compatibel zijn met aluminium in apparatuur die onder druk staat, kan leiden tot ernstige chemische reacties en kan ervoor zorgen dat de apparatuur stuk gaat. Wanneer u deze waarschuwing niet opvolgt, kan dat leiden tot overlijden, ernstig lichamelijk letsel of materiële schade. • Gebruik geen 1,1,1-trichloorethaan, methyleenchloride, andere halogeenkoolwaterstofoplosmiddelen of vloeistoffen die dergelijke oplosmiddelen bevatten. • Veel andere vloeistoffen kunnen stoffen bevatten die kunnen reageren met aluminium. Neem contact op met uw materiaalleverancier voor de compatibiliteit van de materialen. GEVAAR VAN REINIGINGSMIDDEL VOOR PLASTIC ONDERDELEN Veel oplosmiddelen kunnen plastic onderdelen beschadigen, ze kunnen ervoor zorgen dat ze niet goed werken en zo ernstige letsels of materiële schade veroorzaken. • Gebruik alleen geschikte oplosmiddelen op waterbasis om kunststof constructieonderdelen of onderdelen onder druk te reinigen. • Zie de Technische gegevens in deze en alle andere handleidingen van de apparatuur. Raadpleeg de veiligheidsinformatiebladen en aanbevelingen van de fabrikant van de oplossing. 4 3A2915F Waarschuwingen Waarschuwing GEVAREN BIJ VERKEERD GEBRUIK VAN DE APPARATUUR Verkeerd gebruik kan leiden tot dodelijke ongevallen of ernstig letsel. • Bedien het systeem niet als u moe bent of onder invloed bent van alcohol of geneesmiddelen. • Overschrijd nooit de maximale werkdruk en de maximale bedrijfstemperatuur van het zwakste onderdeel in uw systeem. Zie de Technische gegevens van alle apparatuurhandleidingen. • Gebruik vloeistoffen en oplosmiddelen die geschikt zijn voor de bevochtigde onderdelen van de apparatuur. Zie de Technische gegevens van alle apparatuurhandleidingen. Lees de waarschuwingen van de fabrikant van de gebruikte vloeistoffen en oplosmiddelen. Vraag de leverancier of winkelier naar het MSDS (het veiligheidsinformatieblad of VIB) voor de volledige informatie over uw materiaal. • Verlaat de werkplaats niet als de apparatuur in werking is of onder druk staat. Schakel alle apparatuur uit en volg de Drukontlastingsprocedure wanneer de apparatuur niet wordt gebruikt. • Controleer de apparatuur dagelijks. Repareer of vervang versleten of beschadigde onderdelen onmiddellijk; vervang ze enkel door originele Graco-reserveonderdelen. • Breng geen veranderingen of wijzigingen in de apparatuur aan. • Gebruik apparatuur alleen voor het beoogde doel. Neem contact op met uw leverancier voor meer informatie. • Houd slangen en kabels uit de buurt van plaatsen met druk verkeer, scherpe randen, bewegende onderdelen en hete oppervlakken. • Zorg dat er geen kink in slangen komt en buig ze niet te ver door; verplaats het apparaat nooit door aan de slang te trekken. • Houd kinderen en dieren weg uit het werkgebied. • Houd u aan alle geldende veiligheidsvoorschriften. GEVAREN VAN DE ACCU De accu kan lekken, ontploffen, brandwonden veroorzaken of een explosie veroorzaken als er verkeerd mee wordt omgegaan. • Gebruik enkel het accutype dat voor gebruik met de apparatuur is gespecificeerd. Zie Technische gegevens. • Het accuonderhoud mag enkel worden uitgevoerd of opgevolgd door personeel dat goed op de hoogte is van de accu's en de vereiste voorzorgsmaatregelen. Houd onbevoegd personeel uit de buurt van de accu. • Wanneer u de accu vervangt, gebruik dan dezelfde auto-loodaccu met minstens 800 CCA, die gespecificeerd is voor gebruik met deze apparatuur. Zie Technische gegevens. • Gooi de accu niet weg in het vuur. De accu kan ontploffen. • Volg de lokale voorschriften en/of bepalingen voor het weggooien van de accu. • Open of beschadig de accu niet. Vrijgekomen elektrolyt staat erom bekend schadelijk te zijn voor huid en ogen en giftig te zijn. • Doe horloges, ringen of andere metalen voorwerpen uit. • Gebruik enkel gereedschap met geïsoleerde hendels. Leg geen gereedschap of metalen onderdelen boven op de accu. GEVAREN VAN BEWEGENDE ONDERDELEN Bewegende onderdelen kunnen vingers en andere lichaamsdelen afknellen, amputeren of snijwonden veroorzaken. • Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. • Laat apparatuur niet draaien als de beschermwanden of -kappen zijn verwijderd. • Apparatuur die onder druk staat, kan zonder waarschuwing starten. Voordat u de apparatuur controleert, verplaatst of er onderhoud aan uitvoert, voert u eerst de Drukontlastingsprocedure uit en koppelt u alle voedingsbronnen los. 3A2915F 5 Waarschuwingen Waarschuwing GEVAAR VAN VASTRAKEN Draaiende onderdelen kunnen ernstig letsel veroorzaken. • • • • Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. Laat apparatuur niet draaien als de beschermwanden of -kappen zijn verwijderd. Draag geen loszittende kleding, juwelen of lang haar los terwijl u de apparatuur bedient. De apparatuur kan zonder waarschuwing starten. Voordat u de apparatuur controleert, verplaatst of er onderhoud aan uitvoert, voert u eerst de Drukontlastingsprocedure uit en koppelt u alle voedingsbronnen los. GEVAAR VAN BRANDWONDEN Het oppervlak van de apparatuur en de vloeistof die wordt verhit, kunnen zeer heet worden tijdens het gebruik. Om ernstige brandwonden te vermijden: • Raak de hete vloeistof of apparatuur niet aan. 6 3A2915F Belangrijke informatie over tweecomponentenmaterialen Belangrijke informatie over tweecomponentenmaterialen Toestanden van isocyanaat Spuit- of doseermateriaal dat isocyanaten bevat, veroorzaakt mogelijk schadelijke gassen, dampen en vernevelde deeltjes. Lees de waarschuwingen van de fabrikant en de MSDS van het materiaal om de specifieke gevaren en voorzorgsmaatregelen in verband met isocyanaten te kennen. Voorkom het inademen van isocyanaatgassen, dampen en vernevelde deeltjes door het werkgebied voldoende te ventileren. Als de ruimte onvoldoende wordt geventileerd, is een ademhalingsfilter vereist voor iedereen die in de ruimte werkt. Om contact met isocyanaten te vermijden, dient iedereen in het werkgebied gepaste persoonlijke beschermingsuitrusting te dragen, waaronder chemicaliëndichte handschoenen, laarzen, een schort en een veiligheidsbril. Zelfontbranding van materialen Vochtgevoeligheid van isocyanaat Door kruislingse contaminatie kan er materiaal uitharden in vloeistofleidingen, waardoor ernstig letsel en schade aan installatieonderdelen kan ontstaan. Om te voorkomen dat de bevochtigde onderdelen van de apparatuur verontreinigd worden door contact met beide materialen, mag u de onderdelen voor component A (isocyanaat) en component B (hars) nooit onderling verwisselen. Isocyanaten (ISO) zijn katalysatoren die worden gebruikt in tweecomponentenschuim en polyureacoatings. ISO reageert met vocht (zoals luchtvochtigheid) en vormt dan kleine, harde, schurende kristallen die in de vloeistof blijven hangen. Na verloop van tijd vormt zich een laag op het oppervlak en zal de ISO geleren, waardoor de viscositeit toeneemt. Bij gebruik zal deze deels uitgeharde ISO de prestaties en de levensduur van alle bevochtigde onderdelen verminderen. De dikte van de aangebrachte laag en de kristallisatiesnelheid variëren naargelang de samenstelling van het isocyanaat, de vochtigheid en de temperatuur. Zo voorkomt u dat isocyanaten worden blootgesteld aan vocht: • Gebruik altijd een afgesloten container met een absorptiedroger in het luchtgat of een stikstofomgeving. Sla ISO nooit in een open container op. Bepaalde materialen kunnen zelfontbrandend worden wanneer deze te dik worden aangebracht. Lees de waarschuwingen van de fabrikant en de MSDS van het materiaal. Houd componenten A en B apart • Zorg dat het reservoir van de ISO-smeermiddelpomp (indien geïnstalleerd) gevuld blijft met een geschikt smeermiddel. Het smeermiddel zorgt voor een barrière tussen ISO en de atmosfeer. • Gebruik alleen vochtbestendige slangen die compatibel zijn met ISO. • Gebruik nooit teruggewonnen oplosmiddelen, aangezien deze vocht kunnen bevatten. Laat de containers met oplosmiddelen altijd dicht als deze niet worden gebruikt. • Smeer onderdelen met schroefdraad altijd met ISO-pompolie of vet deze in tijdens de assemblage. Door kruislingse contaminatie kan er materiaal uitharden in vloeistofleidingen, waardoor ernstig letsel en schade aan installatieonderdelen kan ontstaan. Om te voorkomen dat de bevochtigde onderdelen van de apparatuur verontreinigd worden door contact met beide materialen, mag u de onderdelen voor component A (isocyanaat) en component B (hars) nooit onderling verwisselen. 3A2915F 7 Belangrijke informatie over tweecomponentenmaterialen Schuimharsen met 245 fa blaasmiddelen Bepaalde schuimblaasmiddelen gaan schuimen bij temperaturen boven 33°C (90°F) als ze niet onder druk staan, vooral als ze geroerd worden. Om het schuimen te reduceren, moet de voorverwarming in een circulatiesysteem worden beperkt. Van materiaal wisselen Het wisselen van materiaal dat in uw apparatuur wordt gebruikt, vereist speciale aandacht om schade en verloren tijd te voorkomen. • Wanneer u van materiaal wisselt, spoel de apparatuur dan meerdere malen door totdat u er zeker van bent dat alles grondig schoon is. • Reinig de filters van de vloeistofinlaat altijd na een spoelcyclus. • Vraag de fabrikant van het materiaal naar de chemische compatibiliteit. • Haal alle vloeistofcomponenten uit elkaar en reinig ze, en vervang slangensets wanneer u wisselt van epoxyhars naar urethaan of polyurea. Epoxyharsen hebben vaak aminen aan de B-zijde (uitharder). Polyurea hebben vaak aminen aan de B-zijde (hars). 8 3A2915F Modellen doseerapparaten Modellen doseerapparaten E-30i-reeks Onderdeel Beschikbare hulpstroom bij 240 V, 60 Hz* 259079 50 A 259080 32 A 259089 30 A 259090 12 A Spanning (fase) Totale systeembelasting † (Watt) Max. stroomsnelheid kg/min (lb/min) 240 V (1) 7,700 30 (13.5) 240 V (1) 11,700 30 (13.5) 240 V (1) 7,700 30 (13.5) 240 V (1) 16,700 30 (13.5) Spanning (fase) Totale systeembelasting † (Watt) Max. stroomsnelheid lpm (gpm) 240 V (1) 11,700 2.0 (7.6) 240 V (1) 16,700 2.0 (7.6) Inclusief: Warmte van aanjager (4000 watt) Luchtcompressor (5000 watt) Geschatte opbrengst per cyclus (A+B) liter (gal.) Maximale vloeistofwerkdruk bar (MPa, psi) 0.0272 (0.1034) 0.0272 (0.1034) 0.0272 (0.1034) 0.0272 (0.1034) 2000 (13.8, 138) 2000 (13.8, 138) 2000 (13.8, 138) 2000 (13.8, 138) E-XP2i-reeks Onderdeel Beschikbare hulpstroom bij 240 V, 60 Hz* 259081 32 A 259091 12 A Inclusief: Warmte van aanjager (4000 watt) Luchtcompressor (5000 watt) Geschatte opbrengst per cyclus (A+B) liter (gal.) Maximale vloeistofwerkdruk bar (MPa, psi) 0.0203 (0.0771) 0.0203 (0.0771) 3500 (24.1, 241) 3500 (24.1, 241) Totaal door het systeem gebruikt wattage, gebaseerd op de maximale verwarmde slanglengte van 94,5 meter (310 ft) voor elke eenheid. * Vollastvermogen in ampère, beschikbaar voor hulpapparatuur wanneer alle kale systeemcomponenten op maximale capaciteit werken. De beschikbare hulpstroom is gebaseerd op 94,5 meter (310 ft) aan verwarmde slang. Er is een bijkomende 3 ampère aan hulpstroom beschikbaar voor elk verwarmd slanggedeelte van 15,2 meter (50 ft) dat niet wordt gebruikt. De beschikbare hulpstroom zal minder zijn wanneer de motor is bijgesteld voor de hoogte van de locatie. Verminder de beschikbare hulpstroom in de tabel met 2,5 ampère per 300 meter (1000 ft) toename van de hoogte. Als de beschikbare hulpstroom minder dan nul bedraagt, is het mogelijk dat de systeemconfiguratie de vollast op deze hoogte niet ondersteunt. Inclusief complete luchtcompressorkit 24K335. Zie Configuratie-opties stroomonderbreker. Zie Goedkeuringen, page 10. 3A2915F 9 Systemen Goedkeuringen Model Goedkeuringen: 259079 Voldoet aan ANSI/UL Std. 73 gecertificeerd volgens CAN/CSA Std. C22.2 nr. 68 259080 259081 Voldoet aan ANSI/UL Std. 499 gecertificeerd volgens CAN/CSA Std. C22.2 nr. 88 Systemen Onderdeel Maximale vloeistofwerkdruk bar (MPa, psi) Losse disDoseerapparaat playmodulekit Verwarmde slang Pistool 15 m (50 ft) 3 m (10 ft) Model Onderdeel AP9079 2000 (13.8, 138) 259079 24K240 246050 Fusion™ AP 246101 AP9080 2000 (13.8, 138) 259080 24K240 246050 Fusion™ AP 246101 AP9081 3500 (24.1, 241) 259081 24K241 246055 Fusion™ AP 246100 AP9179 2000 (13.8, 138) 259079 ✓ 24K394 246050 Fusion™ AP 246101 AP9180 2000 (13.8, 138) 259080 ✓ 24K394 246050 Fusion™ AP 246101 AP9181 3500 (24.1, 241) 259081 ✓ 24K395 246055 Fusion™ AP 246100 CS9079 2000 (13.8, 138) 259079 24K240 246050 Fusion™ CS CS0101 CS9080 2000 (13.8, 138) 259080 24K240 246050 Fusion™ CS CS0101 CS9081 3500 (24.1, 241) 259081 24K241 246055 Fusion™ CS CS0000 CS9179 2000 (13.8, 138) 259079 ✓ 24K394 246050 Fusion™ CS CS0101 CS9180 2000 (13.8, 138) 259080 ✓ 24K394 246050 Fusion™ CS CS0101 CS9181 3500 (24.1, 241) 259081 ✓ 24K395 246055 Fusion™ CS CS0000 P29079 2000 (13.8, 138) 259079 24K240 246050 Probler® P2 GCP2R1 P29080 2000 (13.8, 138) 259080 24K240 246050 Probler® P2 GCP2R1 P29081 3500 (24.1, 241) 259081 24K241 246055 Probler® P2 GCP2R0 P29179 2000 (13.8, 138) 259079 ✓ 24K394 246050 Probler® P2 GCP2R1 P29180 2000 (13.8, 138) 259080 ✓ 24K394 246050 Probler® P2 GCP2R1 P29181 3500 (24.1, 241) 259081 ✓ 24K395 246055 Probler® P2 GCP2R0 10 3A2915F Toebehoren Systemen met luchtcompressor Verwarmde slang Losse dis3m playmodulekit 15 m (50 ft) (10 ft) Onderdeel Maximale Luchtcomvloeistofwerkdruk Doseerapparaat pressor bar (MPa, psi) AP9089 2000 (13.8, 138) 259089 ✓ 24K240 AP9090 2000 (13.8, 138) 259090 ✓ AP9091 3500 (24.1, 241) 259091 ✓ AP9189 2000 (13.8, 138) 259089 ✓ AP9190 2000 (13.8, 138) 259090 ✓ AP9191 3500 (24.1, 241) 259091 ✓ CS9089 2000 (13.8, 138) 259089 CS9090 2000 (13.8, 138) CS9091 3500 (24.1, 241) CS9189 Pistool Model Onderdeel 246050 Fusion™ AP 246101 24K240 246050 Fusion™ AP 246101 24K241 246055 Fusion™ AP 246100 ✓ 24K394 246050 Fusion™ AP 246101 ✓ 24K394 246050 Fusion™ AP 246101 ✓ 24K395 246055 Fusion™ AP 246100 ✓ 24K240 246050 Fusion™ CS CS0101 259090 ✓ 24K240 246050 Fusion™ CS CS0101 259091 ✓ 24K241 246055 Fusion™ CS CS0000 2000 (13.8, 138) 259089 ✓ ✓ 24K394 246050 Fusion™ CS CS0101 CS9190 2000 (13.8, 138) 259090 ✓ ✓ 24K394 246050 Fusion™ CS CS0101 CS9191 3500 (24.1, 241) 259091 ✓ ✓ 24K395 246055 Fusion™ CS CS0000 P29089 2000 (13.8, 138) 259089 ✓ 24K240 246050 Probler® P2 GCP2R1 P29090 2000 (13.8, 138) 259090 ✓ 24K240 246050 Probler® P2 GCP2R1 P29091 3500 (24.1, 241) 259091 ✓ 24K241 246055 Probler® P2 GCP2R0 P29189 2000 (13.8, 138) 259089 ✓ ✓ 24K394 246050 Probler® P2 GCP2R1 P29190 2000 (13.8, 138) 259090 ✓ ✓ 24K394 246050 Probler® P2 GCP2R1 P29191 3500 (24.1, 241) 259091 ✓ ✓ 24K395 246055 Probler® P2 GCP2R0 Toebehoren Setnummer Beschrijving Setnummer Beschrijving 24N449 15 m (50 ft) CAN-kabel (voor losse displaymodule) 15V551 Beschermkappen ADM (per 10) 24K207 Vloeistoftemperatuursensor (VTS) met RTD 15M483 Beschermkappen losse displaymodule (per 10) 24K338 Losse displaymodulekit 24K334 Uitschakelkit voor voedingspomp 24K335 Complete luchtcompressorkit 24K333 Brandstofleiding- en kabelverlengkit 125970 Luchtcompressor (zonder luchttoevoertank) 24K337 Lichttorenkit 24M174 Peilstokken voor vat 24M490 Luchtcompressor (gemonteerd op 114-litertank) 24L911 Palletsteunset 121006 24M125 Luchttank (113,5 liter, 12 gallon) Kabel van 45 m (150 ft) (voor losse displaymodule) 24M178 Luchtdroger (droogmiddel) 24N365 24M258 Compressorrek (alleen frame) RTD-testkabels (voor hulp bij weerstandsmetingen) 24K336 Slangenrek 3A2915F 11 Meegeleverde handleidingen Meegeleverde handleidingen Gerelateerde handleidingen De volgende handleidingen worden meegeleverd met de Reactor. Raadpleeg deze handleidingen voor een gedetailleerde beschrijving van de apparatuur. De volgende handleidingen zijn voor toebehoren die gebruikt worden met de Reactor. De handleidingen zijn ook beschikbaar op www.graco.com. Handmatig Beschrijving 3A1705 Reactor E-30i en E-XP2i, Bediening 16K761 Reactor E-30i en E-XP2i, Instructies voor opstarten Reactor E-30i en E-XP2i, Instructies voor uitschakelen Perkins®-motor, Reparatie/Onderdelen 16K913 SEBU7992 – Mecc Alte Zelfregulerende dynamoserie NPE, Reparatie/Onderdelen De handleidingen zijn beschikbaar op www.graco.com Onderdelenhandleidingen in het Engels: Systeemhandleidingen 3A1706 Reactor E-30i en E-XP2i, Reparatie/Onderdelen Handleiding verdringerpomp 309577 Verdringerpomp elektrische reactor, Reparatie/Onderdelen Toevoersysteemhandleidingen 309572 Verwarmde slang, Instructies/Onderdelen 309852 Circulatie- en terugvoerbuisset, Instructies/Onderdelen 309815 Voedingspompsets, Instructies/Onderdelen 309827 Voedingspomp luchttoevoerset, Instructies/Onderdelen Handleidingen spuitpistool 309550 Fusion™ AP-pistool 312666 Fusion™ CS-pistool 313213 Probler P2-pistool Handleiding toebehoren 3A1902 Compressorrek, Instructies/Onderdelen 3A1903 Slangenrek, Instructies/Onderdelen 3A1904 Kit voor verplaatsing brandstoftank/accu, Instructies/Onderdelen Afsluitkit voedingspomp, Instructies/Onderdelen Lichttorenkit, Instructies/Onderdelen 3A1905 3A1906 3A1907 3A2574 12 Losse displaymodule, Instructies/Onderdelen Palletsteunkit, Instructies/Onderdelen 3A2915F Typische installatie, met circulatie Typische installatie, met circulatie K M H G R J L R J M K A G D S E P F C* B Figure 1 * Getoond ter verduidelijking. Wikkel in tape tijdens de werking. A Reactor-doseerapparaat J Vloeistoftoevoerleidingen B Verwarmde slang K Voedingspompen C Vloeistoftemperatuursensor (VTS) L Roerder D Verwarmde flexibele slang M Absorptiedroger E Fusion-spuitpistool P Vloeistofspruitstuk pistool (deel van pistool) F Luchttoevoerslang van pistool R Recirculatieleidingen G Luchttoevoerleiding voedingspomp S Losse displaymodule (optioneel) H Luchttoevoerleiding roerder 3A2915F 13 Typische installatie, zonder circulatie Typische installatie, zonder circulatie K H G L J J M K A G F N D E N S P C* B Figure 2 * Getoond ter verduidelijking. Wikkel in tape tijdens de werking. A Reactor-doseerapparaat J Vloeistoftoevoerleidingen B Verwarmde slang K Voedingspompen C Vloeistoftemperatuursensor (VTS) L Roerder D Verwarmde flexibele slang M Absorptiedroger E Fusion-spuitpistool N Ontluchtingsleidingen F Luchttoevoerslang van pistool P Vloeistofspruitstuk pistool (deel van pistool) G Luchttoevoerleiding voedingspomp S Losse displaymodulekit (optioneel) H Luchttoevoerleiding roerder 14 3A2915F Identificatie van de onderdelen Identificatie van de onderdelen GA GB PC SB FB BB SA GG HB FA HC HA SC BA DG (FM) EM PA PB PT MP DB Vooraanzicht Figure 3 HC Elektrische connectoren van verwarmde slang Drukontlastingsuitlaat voor component A MP Netschakelaar BB Drukontlastingsuitlaat voor component B PA Pomp voor component A DG Aandrijfhuis PB DB Elektrische behuizing PC Pomp voor component B (achter elektrische behuizing) Bedieningspaneel doseerapparaat, page 18 EM Elektromotor PT Pallet FA Vloeistofspruitstukinlaat voor component A SA FB Vloeistofspruitstukinlaat voor component B FM Vloeistofspruitstuk Reactor GA Drukmeter voor component A DRUKONTLASTINGS-/SPUIT-ventiel voor component A DRUKONTLASTINGS-/SPUIT-ventiel voor component B Kabel vloeistoftemperatuursensor (VTS) GB Drukmeter voor component B TA GG Generator, page 17 TB HA Slangaansluiting voor component A HB Slangaansluiting voor component B BA 3A2915F SB SC Drukomzetter voor component A (achter meter GA) Drukomzetter voor component B (achter meter GB) 15 Identificatie van de onderdelen MM FF LM FF FH HM SG EC FV LR VC CP VB HE VA HE Achteraanzicht Figure 4 CP Circulatiepomp EC Trekontlasting elektrische kabel FF Y-filter (inclusief drukmeter en temperatuurmeter) Aanjager vloeistofverwarmer (niet bij alle modellen inbegrepen) Vloeistofinlaatventiel (A-zijde getoond) FH FV HE HM 16 Warmtewisselaars (koelmiddelcircuit warmtewisselaar) Kabelaansluitingen hoogspanningtemperatuurregelingsmodule (HPTCM), page 26 LM LR Kabelaansluitingen hoogspanningtemperatuurregelingsmodule (LPTCM) , page 26 (niet bij alle modellen inbegrepen) Smeermiddelreservoir ISO-pomp MM Motorbesturingsmodule (MCM), page 23 SG Kijkglas VA Regelventiel voor component A VB Regelventiel voor component B VC Bypassregelventiel 3A2915F Identificatie van de onderdelen Generator HB RF EX ER RC HF HE EB TR ST GD OL FS FT WS EE EA AF FJ GL OD FD FP ED BE DF OF OS Figure 5 AF Luchtfilter GD Generatorverdeelkast BE Accu (niet meegeleverd) GL Gloeibougies DF Filter dieselbrandstof HB Expansiefles koelmiddel warmtewisselaar EA 12V-dynamo HE Warmtewisselaar EB Expansiefles koelmiddel motor HF Vulfles koelmiddel warmtewisselaar EE Motor OD Olieafvoer ED Peilstok motorolie OF Oliefilter ER Radiator OL Olievulling EX Uitlaat OS Oliedrukschakelaar FD Brandstofmagneetklep RC Radiatordop koelmiddel motor FJ Brandstofinjector RF Ventilator van radiator FP Brandstofpomp ST Starter FS Vuldop dieselbrandstof TR Koelmiddeltemperatuursensor FT Brandstoftank diesel WS Oververhittingsschakelaar 3A2915F 17 Identificatie van de onderdelen Bedieningspaneel doseerapparaat PN PE PP PR PD PF* PG* PH* PJ* PK PL PD PE Geavanceerde displaymodule (ADM Advanced Display Module), page 19 Motorbesturingsmodule, page 24 PF* Luchtuitlaat voedingspomp component A PG* Luchtuitlaat voedingspomp component B PH* Luchtuitlaat roerder PJ* Luchtuitlaat pistool PK Luchtregelaar voedingspomp component A PL Luchtregelaar voedingspomp component B PM Luchtregelaar van het pistool PN Drukmeter voedingspomp component A PP PR Voedingspomp component B en drukmeter roerder Pistooldrukmeter * Niet voor gebruik als ademlucht. CC Tank van 45,42 liter CD Luchtuitlaat CE Absorptiedrogerconstructie CF Luchtuitlaat absorptiedroger CG Stroomkabel CH Aftapventiel CJ Drukmeter luchttank PM ti17151a Figure 6 Luchtcompressor De geselecteerde modellen worden geleverd met een luchtcompressor. Zie Toebehoren, page 11 om deze als accessoire te bestellen. Figure 7 CA Luchtcompressor CB Voedingsdoos 18 3A2915F Identificatie van de onderdelen Geavanceerde displaymodule (ADM - Advanced Display Module) KENNISGEVING Om schade aan de schermtoetsen te voorkomen, kunt u beter niet met scherpe voorwerpen, zoals pennen, kunststof kaarten of vingernagels, op de toetsen drukken. B C A D D E F H G Identificatie van de onderdelen – Voorkant Figure 8 Label Knop Functie Label Knop Functie A Stroom aan/uit Indicatorlampje systeemstatus Stoppen Schakelt het systeem aan en uit. Geeft de status van het systeem weer. F Enter G Vergrendeling/instelling H Navigatie Bevestigt een waardeaanpassing of maakt een selectie. Wisselen tussen bedrijfsen instelschermen. Als de instelschermen beveiligd zijn met een wachtwoord, dan wordt er gewisseld tussen het bedrijfsscherm en het scherm voor ingave van het wachtwoord. Bladeren binnen een scherm of naar een nieuw scherm. B C D E Schermtoetsen Annuleren 3A2915F Onderbreekt alle systeemprocessen. Is geen veiligheids- of noodstop. Druk hierop om het specifieke scherm of de bewerking te selecteren die direct boven elke toets op het scherm wordt weergegeven. Annuleert de selectie die of het nummer dat wordt ingevoerd. 19 Identificatie van de onderdelen CJ CS CK CL CM CR CP Identificatie van de onderdelen - Terug Figure 9 CJ Montage plat paneel (VESA 100) CN Toestand van statusleds USB-module (CL) CK Model- en serienummer CL USB-poort en statusleds CM CAN-kabelaansluiting Knipperend groen - Bezig met gegevensopslag CN Statusleds van de module CP Hulpkabelaansluiting Ononderbroken geel - Bezig met downloaden van informatie naar USB CR Toegangsdeksel token CS Toegangsdeksel accu Toestand van systeemstatusindicator (B) Ononderbroken groen — Bedrijfsmodus, systeem aan Knipperend groen - Instelmodus, systeem aan Ononderbroken geel - Bedrijfsmodus, systeem uit Knipperend geel - Instelmodus, systeem uit 20 Knipperend groen en geel - ADM is bezig, USB kan in deze modus geen informatie overbrengen Toestand van statusleds module (CN) Ononderbroken groen - Stroom op module gezet Ononderbroken geel - Actieve communicatie Regelmatig rood knipperend - Bezig met uploaden van software vanaf token Af en toe rood knipperen of ononderbroken rood Modulefout aanwezig 3A2915F Identificatie van de onderdelen ADM-weergavedetails Inschakelscherm Het volgende scherm wordt getoond wanneer de ADM gestart wordt. Het wordt getoond tot de ADM de initialisatie doorgelopen heeft en een communicatie tot stand gebracht heeft met andere modules in het systeem. Alarm/afwijking De huidige systeemfout wordt getoond in het midden van de menubalk. Er zijn vier mogelijkheden: Pictogram Geen pictogram Functie Geen informatie of er is geen fout opgetreden Advies Afwijking Alarm Status De huidige systeemstatus wordt rechts onderdaan getoond in de menubalk. Schermtoetsen Menubalk De menubalk staat bovenaan elk scherm. (De volgende afbeelding is slechts een voorbeeld). Datum en tijd De datum en tijd worden altijd getoond in een van de volgende indelingen. De tijd wordt altijd getoond als een 24-uur klok. Pictogrammen naast de schermtoetsen geven aan welke modus of actie verbonden is met elke schermtoets. Schermtoetsen zonder een pictogram ernaast zijn niet actief in het huidige scherm. KENNISGEVING Om schade aan de schermtoetsen te voorkomen, kunt u beter niet met scherpe voorwerpen, zoals pennen, kunststof kaarten of vingernagels, op de toetsen drukken. Starten/Stoppen • DD/MM/JJ UU:MM Druk in schermen met bewerkbare velden op om naar de velden te gaan en de informatie te wijzigen. Wanneer de wijzigingen uitgevoerd zijn, druk dan • JJ/MM/DD UU:MM nogmaals om de bewerkingsmodus te verlaten. • MM/DD/JJ UU:MM Navigatie binnen schermen Pijltjes Met de linker- en rechterpijltjes kunt u bladeren door de schermen. Druk op om keuzemenu's op de instelschermen te Schermmenu om wijzigingen aan te brengen openen. Druk op of een selectie te maken. Het schermmenu geeft het huidige actieve scherm, dat getoond wordt. Het geeft ook de verbonden schermen aan die beschikbaar zijn door naar links en rechts te scrollen. Druk op om te bladeren naar nieuwe schermen en om naar links en rechts te bladeren binnen een om cijfers te selecteren die u scherm. Druk op binnenin een veld wilt veranderen. Systeemmodus De huidige systeemmodus wordt links beneden in de menubalk getoond. 3A2915F Druk op om naar nieuwe schermen te bladeren en naar boven en beneden te bladeren binnen een om binnen een keuzemenu scherm. Druk ook op tussen velden te wisselen en om cijfers binnen een veld te verhogen of te verlagen. 21 Identificatie van de onderdelen Pictogrammen Pictogrammen Pictogram Schermtoetsen Functie Component A Pictogram Functie Doseerapparaat starten Component B Doseerapparaat starten en stoppen in jog-modus Schatting toevoermateriaal Doseerapparaat stoppen Slangtemperatuur Gespecificeerde verwarmingszone aanzetten. Jog-modussnelheid Component A-pomp parkeren Temperatuur motorkoelmiddel Jog-modus inschakelen. Zie Jog-modus, page 60 Druk Cyclusteller resetten (indrukken en ingedrukt houden) Cyclusteller (indrukken en ingedrukt houden) Advies. Zie Fouten voor meer informatie. Afwijking. Zie Fouten voor meer informatie Alarm. Zie Fouten voor meer informatie Recept selecteren Zoeken Cursor één teken naar links verplaatsen Cursor één teken naar rechts verplaatsen Schakelen tussen hoofdletters, kleine letters en getallen en speciale tekens. Backspace Annuleren Wissen Geselecteerde fout oplossen Waarde verhogen Waarde verlagen Volgend scherm Vorig scherm Terugkeren naar eerste scherm 22 3A2915F Identificatie van de onderdelen Motorbesturingsmodule (MCM) MB MA 6 7 3 9 2 1B 10 11 1A MC 12 8 13 5 Motorbesturingsmodule Figure 10 MA Toegangsdeksel token en draaischakelaar 8 Drukomzetter B-zijde (blauw) MB Modulestatusleds zie Condities modulestatusleds (CN), pagina 20 Waarschuwingslabel 9 Drukomzetter A-zijde (rood) 10 CAN-communicatieaansluitingen 11 Aansluiting motorborstelslijtage- en oververhittingssensor Niet gebruikt 12 MCM aansluiting ingangsvermogen 13 Aansluiting motorvoeding 5 Uitvoer regelventiel van warmtewisselaar (naar laadcentrum) Tweewegsplitter naar temperatuursensoren warmtewisselaar A en B Temperatuursensor motorkoelmiddel MCM draaischakelaarstanden 6 Pompcyclusschakelaar 0=E-30i 7 Optionele aansluiting toebehoren: Uitschakelkit voor voedingspomp 1=E-XP2i MC 1A, 1B 2 3 3A2915F 23 Identificatie van de onderdelen Motorbesturingsmodule KENNISGEVING Om schade aan de schermtoetsen te voorkomen, kunt u beter niet met scherpe voorwerpen, zoals pennen, kunststof kaarten of vingernagels, op de toetsen drukken. Zie Bijlage A voor meer informatie over de motorbesturingsmodule (ECM). Motorbesturingsmodule (ECM), page 93. Pictogram Beschrijving Functie Aan Start de motor Auto Automodus (niet gebruikt) Uit Stopt alle systeemprocessen. Is geen veiligheidsof noodstop. Scrollen Scrol langs de instrumenten of opgeslagen gebeurtenissen op de pagina die momenteel wordt getoond Pagina selecteren Schakel tussen de informatiepagina en de foutcodepagina Foutlamp Geeft aan dat er een fout in de generator aanwezig is Figure 11 Motorbesturingsmodule 24 3A2915F Identificatie van de onderdelen Laadcentrum F3 Elektrische zekering laadcentrum F4 Zekering ventilator van radiator K1 Brandstofrelais K2 Starterrelais K3 Gloeibougiesrelais K4 Ventilatorrelais van radiator MV Handmatige ventielschakelaar 3A2915F Led Gerelateerd onderdeel Kleur D1 Brandstofmagneetklep (FS) Groen D2 Starter (ST) Rood D3 Gloeibougies (GL) Groen D4 Ventilator van radiator (RF) Groen D10 Koelmiddelventiel A Rood D12 Koelmiddelventiel B Blauw D14 Bypasskoelmiddelventiel Groen D23 Handmatige ventielschakelaar (MV) Rood Omschrijving van de AAN-staat De brandstofmagneetklep op de motor is open. De starter wordt aangezwengeld. De gloeibougies zijn bezig met opwarmen. De ventilator van de radiator draait. Het (rode) koelmiddelventiel aan de A-zijde is geopend. Het (blauwe) koelmiddelventiel aan de B-zijde is geopend. Het bypasskoelmiddelventiel is geopend. De handmatige ventielschakelaar is ingeschakeld. 25 Identificatie van de onderdelen Temperatuurregelingsmodules In de elektrische behuizing (DB). Kabelaansluitingen hoogspanningtemperatuurregelingsmodule (HPTCM) Kabelaansluitingen laagspanningtemperatuurregelingsmodule (LPTCM) Alleen gebruikt met de modellen E-XP2i en E-30i die over aanjagerwarmte beschikken. 1 2 2 1 3 3 Figure 12 Figure 14 8 7 7 5 5 8 4 9 6 Figure 13 1 Niet gebruikt 2 3 Aansluiting van de vloeistoftemperatuursensor (VTS) Aansluiting uitgangsvermogen 4 Aansluiting schakelaarregeling 5 Aansluiting ingangsvermogen 6 CAN-communicatieaansluitingen 7 Draaischakelaar, Tokeningang 8 Modulestatusleds (zie Geavanceerde displaymodule (ADM), page 19, (CN) voor condities 4 Figure 15 1 Aansluiting oververhittingsschakelaar 2 Aansluiting temperatuursensor aanjagerwarmte 3 Aansluiting uitgangsvermogen 4 Niet gebruikt 5 Aansluiting ingangsvermogen 6 CAN-communicatieaansluitingen 7 Draaischakelaar, Tokeningang 8 Modulestatusleds (zie Geavanceerde displaymodule (ADM), page 19, (CN) voor condities Basis 9 26 6 3A2915F Identificatie van de onderdelen Draaischakelaar aanpassen Draaischakelaarinstellingen HPTCM A en B De instelling van de draaischakelaar geeft aan welke zone in het systeem door de temperatuurregelingsmodule zal worden bediend. De HPTCM heeft een draaischakelaar met 8 standen. De LPTCM heeft een draaischakelaar met 16 standen. Zet de draaischakelaar (S) in de juiste positie volgens de instellingen die in de onderstaande tabellen worden vermeld. Instelling Zone 0 Verwarmde slang 1 Niet gebruikt 2 Niet gebruikt 3 Niet gebruikt 4 Niet gebruikt 5 Niet gebruikt 6 Niet gebruikt 7 Niet gebruikt Draaischakelaarinstellingen LPTCM A en B S Locatie draaischakelaar HPTCM Figure 16 S Instelling Zone 0 Niet gebruikt 1 Niet gebruikt 2 Niet gebruikt 3 Niet gebruikt 4 Niet gebruikt 5 Niet gebruikt 6 Niet gebruikt 7 Niet gebruikt 8 Niet gebruikt 9 Niet gebruikt A Warmte van aanjager A B Warmte van aanjager B C Niet gebruikt D Niet gebruikt E Niet gebruikt F Niet gebruikt Locatie draaischakelaar LPTCM Figure 17 3A2915F 27 Identificatie van de onderdelen Stroomonderbrekers CB08 CB20 CB07 Stroomonderbrekers in kast van doseerapparaat Figure 19 CB06 CB05 CB04 CB03 Ref. Grootte Onderdeel CB20 50 A Verwarmde slang CT01 CB02 CB01 Stroomonderbrekers in elektrische behuizing (DB) Figure 18 CB10 Note Niet alle draden zijn afgebeeld. Ref. Grootte Onderdeel CB01 30 A Hoogspanningtemperatuurregelingsmodule (HPTCM) CB02 20 A Motorbesturingsmodule (MCM) CB03 5A Twee motorventilators, een kastventilator, stroomtoevoer en een circulatiepomp voor koelmiddel CB04* 30 A Hulpstroom (luchtcompressor) CB05* 10 A Hulpstroom CB06* 20 A Hulpstroom CB07 15 A E-XP2i en E-30i met warmte: Laagspanningtemperatuurregelingsmodule (LPTCM) A E-30i: Hulp- CB08 15 A E-XP2i en E-30i met warmte: Laagspanningtemperatuurregelingsmodule (LPTCM) B E-30i: Hulp- * Zie Configuratie-opties stroomonderbreker. Stroomonderbrekers in dynamoconstructie Figure 20 Ref. Grootte Onderdeel CB10 90 A 120/240V-dynamo Configuratie-opties stroomonderbreker Een verkeerde configuratie kan tot elektrische schokken leiden. Alle veranderingen in de aanbevolen configuratie van de stroomonderbreker moeten in overeenstemming zijn met de nationale, regionale en lokale veiligheids- en elektriciteitsregels. Raadpleeg een bevoegde elektricien voordat u veranderingen probeert door te voeren. Zie pagina 27 en 28 voor de juiste configuratie van de stroomonderbreker. De configuratie van de stroomonderbreker in de elektrische behuizing (DB) zoals beschreven in de tabellen op de vorige pagina, is de aanbevolen configuratie. Onderpaneelopties 28 3A2915F Identificatie van de onderdelen Sommige wijzigingen die klanten doorvoeren, zijn aanvaardbaar met het oog op een hogere belasting wegens hulpapparatuur of een onderpaneel. Aangeraden wordt om de stroomonderbrekers CB04 te vervangen door nieuwe die bestand zijn tegen een hogere belasting of een onderpaneel. De belasting van de totale hulpapparatuur die aan de configuratie wordt toegevoegd, moet beperkt zijn tot de beschikbare hulpstroom van het systeem. Zie Modellen doseerapparaten, page 9 voor de beschikbare hulpstroom op 240 V, 60 Hz. Beide LPTCM's voor aanjagerwarmte moeten uitgeschakeld zijn om het vermogen te kunnen gebruiken als extra hulpstroom. Zie de reparatiehandleiding van de Reactor voor optionele stroomonderbrekers en hun nominaal stroombereik. De gebruikte stroomonderbrekers moeten voldoen aan de UL489-specificaties. Volg deze stappen om een stroomonderbreker te vervangen of te repareren: Hulpopties bedradingsschema. De generator levert vermogen in een 3-draads enkelfasige nulleiderconfiguratie. Voor belastingen van 240 VAC: leid de belasting over de uitgangsklemmen van de stroomonderbreker. Voor belastingen van 120 VAC: leid de belasting tussen de nul-aarde klemmenblokken naast de driepolige hoofdschakelaar (CT01) naar één pool van de stroomonderbreker. Zie elektrische schema's in de reparatiehandleiding van de Reactor. Schakel LPTCM's voor aanjagerwarmte uit 3A2915F 1. Volg de instructies voor uitschakelen. Zie Uitschakelen, page 63. 2. Raadpleeg het 'Bedradingsschema uitschakelen optionele aanjagerverwarmer' in de reparatiehandleiding van de Reactor. 1. Volg de instructies voor uitschakelen. Zie Uitschakelen, page 63. 2. Raadpleeg de identificatietabel van de stroomonderbreker en de elektrische schema's in de reparatiehandleiding van de Reactor. 3. Draai de vier schroeven los waarmee de draden en rail zijn aangesloten op de te vervangen stroomonderbreker. Koppel de draden los. 4. Trek de vergrendelingstab 6 mm (1/4 inch) naar buiten en trek de stroomonderbreker van de DIN-rail af. Installeer een nieuwe stroomonderbreker. Steek de draden erin en draai alle schroeven vast. 29 Overzicht Overzicht Het systeem gebruikt twee koelmiddelcircuits om de van de motor afkomstige warmte te gebruiken voor het verwarmen van het component A- en B-materiaal tot aan de richttemperaturen die zijn vastgesteld in de ADM (PD). Het koelmiddelcircuit van de motor (grijs) leidt het verwarmde koelmiddel van de motor (EE) door de warmtewisselaar (HE), de radiator (ER) en weer terug naar de motor. Het koelmiddel in het koelmiddelcircuit van het doseerapparaat (zwart) vangt de warmte van het koelcircuit van de motor in de warmtewisselaar (HE) vlakbij de radiator op. Koelmiddelcircuit van motor en koelmiddelcircuit van doseerapparaat Figure 21 30 3A2915F Overzicht Het koelmiddelcircuit van het doseerapparaat leidt koelmiddel door secundaire warmtewisselaars (HE) aan de achterkant van het doseerapparaat om het component Aen B-materiaal te verwarmen voordat het materiaal in de pompen van het doseerapparaat (PA, PB) onder druk wordt gezet. Nadat het A- en B-materiaal in de warmtewisselaars is verwarmd, stroomt het materiaal in het vloeistofspruitstuk (FM) en de verwarmde slang. Voor modellen met aanjagerverwarmer stroomt het A- en B-materiaal in de aanjagerverwarmer nadat het materiaal in de doseerpompen onder druk is gezet om het materiaal te verhitten tot boven de 60°C (140°F). PA FM PB HE Materiaalstroom A- en B-component Figure 22 3A2915F 31 Overzicht Het koelmiddel stroomt alleen door de secundaire warmtewisselaars wanneer de warmtewisselaarregelventielen (VA, VB) openstaan en de temperatuur van de componenten A en B lager is dan de richttemperaturen die in de ADM zijn ingesteld. Zie Fig. 24. Wanneer de regelventielen (VA, VB) sluiten, hebben de A- en B-materialen de richttemperatuur bereikt. Het koelmiddel stroomt door het bypassregelventiel (VC), de circulatiepomp (CP), het kijkglas (SG), de koelmiddelvulfles van het doseerapparaat (HF) en terug naar de warmtewisselaar in het koelmiddelcircuit van de motor. Zie Fig. 23 CP CP SG VC SG HE VB HE VA Koelmiddelcircuit van het doseerapparaat — A - en B-ventielen open (verwarmen het materiaal) Figure 24 VC HE VB HE VA Koelmiddelcircuit van het doseerapparaat — A - en B-ventielen gesloten (verwarmen het materiaal niet) Figure 23 32 3A2915F Instellen Instellen KENNISGEVING Juiste procedures voor het instellen, opstarten en uitschakelen van het systeem zijn kritisch voor de betrouwbaarheid van de elektrische uitrusting. De volgende procedures verzekeren een stabiele spanning. Het niet naleven van deze procedures zal leiden tot spanningsschommelingen die de elektrische uitrusting kunnen beschadigen en kunnen leiden tot verlies van de garantie. KENNISGEVING Verwijder of scheid het doseerapparaat, de motorconstructie en de verdeelkast niet van de pallet. Als de montage van de onderdelen niet intact blijft, zal de efficiëntie van de verwarming afnemen en kunnen de bedrading en aarding onveilig worden. e. Sluit de regelluchtleidingen (A3 en A4) aan tussen de luchtcompressor en de luchttank. f. Bevestig de wateraftapleidingen (A5 en A6) aan het frame en de aftapuitlaten. 2. Installeer het slangenrek als u het besteld hebt. Zie handleiding 3A1903 voor gedetailleerde instructies. 3. Leg de Reactor op een vlakke ondergrond die niet-poreus en bestand tegen diesel is, bijvoorbeeld een traanplaat. Zie Afmetingen, page 96, voor afmetingen van speling en bevestigingsgaten. Note Laat een afstand van minstens 0,3 meter (1 ft) vrij tussen de motorzijde van de pallet en de muur, zodat u toegang hebt tot de motor om er onderhoud aan te plegen. Zie Fig. 27, pagina 37. 4. Stel de Reactor niet bloot aan regen of temperaturen onder de -7°C (20°F). KENNISGEVING De Reactor plaatsen Ga naar stap 2 als u het systeem zonder luchtcompressor hebt besteld. 1. Voor systemen met een luchtcompressor: installeer de luchttankbeugelconstructie en sluit de luchtleidingen aan. Voor systemen zonder luchtcompressor: bestel luchtcompressorkit 24K335. Zie handleiding 3A1902 voor de complete installatie-instructies. KENNISGEVING Gebruik alleen luchtcompressoren met een continu werkend lossysteem. Het herhaaldelijk opstarten van de compressormotor leidt tot fouten en de uitschakeling van het systeem. Zie Technische specificaties, page 100 voor aanbevolen luchtcompressoren en vereisten. Er kunnen andere modellen worden gebruikt, maar de motor mag tijdens de bediening niet stoppen en weer starten. a. Gebruik minstens twee personen om de luchttankconstructie (AT) te installeren. Bevestig deze aan het frame met de bijgeleverde schroeven (AS) en moeren (AN). Zie illustratie op de volgende pagina. b. Verwijder de U-bout waarmee de droogmiddelcontainer is bevestigd en doe alle droogmiddelkogels (apart verzonden) erin. Vervang de U-bout. Ga op een veilige manier te werk. Zie handleiding 309921. c. Bewaar de Reactor niet bij temperaturen onder de -7°C (20°F) om er zeker van te zijn dat de regelventielen van de warmtewisselaars goed openen en sluiten. 5. Verwijder de brandstoftank en de accubeugel als er een wand wordt geïnstalleerd tussen het doseerapparaat en de generator. Zie Richtlijnen instellen van aanhangwagen, page 35 voor instructies. 6. Voor montage op een aanhangwagen: gebruik een vorklift om de Reactor te verplaatsen. Steek de vorken door het palletframe van de Reactor. Het wordt aangeraden om vanaf de motorzijde te tillen. Bevestig de pallet rechtstreeks met bouten op het frame van de aanhangwagen. Note Gebruik de Palletsteunkit 24L911 (rollers niet inbegrepen) om de pallet naar een montagelocatie te verplaatsen wanneer er geen vorken beschikbaar zijn. Zie sethandleiding voor instructies. KENNISGEVING Zorg dat de ontluchtingsgaten in de onderkant van de kast van het doseerapparaat open blijven. Zorg dat er onbelemmerde toevoer van verse lucht is voor de koelventilator bovenaan de kast van het doseerapparaat, die lucht omhoog blaast in de elektrische motor. Als er niet wordt gezorgd voor onbelemmerde toevoer van lucht, kan de motor oververhit raken. Sluit de luchtleiding (A1) aan tussen de luchtcompressor en de luchttankinlaat. d. Sluit de luchtleiding (A2) aan tussen de inlaat van het doseerapparaat en de luchtdrogeruitlaat. 3A2915F 33 Instellen A2 A4 A3 A1 AT AN A4 AS A2 A6 A5 34 3A2915F Instellen Richtlijnen instellen aanhangwagen 2. Zorg voor een radiatoruitlaat voor de Reactor. Gebruik een luchtrooster van minstens 258,064 mm2 (400 inch2). 3. Zorg voor een luchtkanaal om de radiatoruitlaat aan te sluiten op het rooster. 4. Zorg voor een inlaatrooster voor frisse lucht van minstens 258,064 mm2 (400 inch2) vlakbij de generator. Leg het uitlaatsysteem uit de buurt van brandbare materialen, zodat het ontsteken van materialen of het circuleren van gas in een muur, plafond of afgesloten ruimte wordt vermeden. Zorg voor bescherming van het uitlaatsysteem om brandwonden te voorkomen. KENNISGEVING 5. Verwijder de rode uitlaatdop. 6. Zorg voor een motorafvoer met een diameter van minstens 50,8 mm (2 inch) met een flexibel buiselement. Zorg voor een regendop, of een vergelijkbare bescherming, om te voorkomen dat er vocht binnendringt in de metalen uitlaatpijp. Zorg voor luchtroosters in de aanbevolen maat. Als u dit niet doet, kan de motor beschadigd raken en de motorgarantie zijn geldigheid verliezen. Uitlaatpijpen die door ontvlambare plafonds lopen, moeten beschermd worden door geventileerde metalen hulzen die minstens 228,6 mm (9 inch) uitsteken boven en onder het dak en die in diameter minstens 152,4 mm (6 inch) breder zijn dan de uitlaatpijp. Uitlaatpijpen die door ontvlambare wanden lopen, moeten worden beschermd door: • een metalen geventileerde huls die minstens 305 mm (12 inch) breder is dan de diameter van de uitlaatpijp, of • metalen of andere goedgekeurde brandwerende materialen die een isolatielaag van minstens 203 mm (8 inch) vormen tussen de uitlaatpijp en het ontvlambare materiaal. Wat betreft uitlaatpijpen die aan de bovenkant onbedekt zijn: de afstand tussen de buitenkant van de uitlaatpijp en nabijgelegen ontvlambare materialen moet minstens 228,6 mm (9 inch) bedragen. Radiatoruitlaat en luchtinlaatroosters Figure 25 1. Zorg voor voldoende verlichting om de systeemuitrusting veilig te bedienen en onderhouden. 3A2915F 35 Instellen Wand installeren (optioneel) 3. Verwijder de brandstoftank van de pallet. a. Verwijder de montageschroeven, steunen en afstandsstukken. Installeer een wand tussen het doseerapparaat en de generator om: b. Koppel de inlaat- en uitlaatbrandstofleidingen los van de brandstoftank. • De temperatuur van de ruimte van de aanhangwagen waar het chemische middel wordt bewaard, te regelen. Neem contact op met de fabrikant van het chemische middel voor de juiste opslagtemperatuur van het middel. c. • Geluidsoverlast voor de bediener te verminderen terwijl de Reactor draait. De meegeleverde brandstofleidingen en accukabel moeten mogelijk worden vervangen als er een wand wordt geïnstalleerd tussen het doseerapparaat en de generator. Koop brandstofleiding- en accukabelverlengkit 24K333. 1. Laat indien nodig het koelmiddel uit het systeem lopen. Zie Koelmiddel aftappen, page 69. Om een wand te installeren, hoeven de koelmiddelleidingen niet te worden ontkoppeld. Gebruik twee personen om de brandstoftank van de pallet te tillen en deze op een plaats te zetten waar de brandstofvultuit goed toegankelijk is. Note Monteer de brandstoftank niet voor de luchtinlaat van de generator of op een plaats waar deze de toegang tot en het openen van de elektrische behuizing (DB) belemmert. 4. Installeer de wand (IW) op de plaats waar de brandstoftank zich eerst bevond. Zorg dat er een ruimte van minstens 31,75 mm (1,25 inch) aanwezig is tussen de wand, de uitlaatdemper en de MCM. Zie Fig. 27, pagina 37. Note Note De accu moet aangesloten zijn op de starter om het koelmiddel uit het systeem te kunnen verwijderen. Als de koelmiddelleidingen worden bijgesteld, zorg dan dat er sprake is van een constante verhoging om te voorkomen dat er een luchtzak ontstaat in de koelmiddelleidingen tussen het doseerapparaat en de generator. Als er geen sprake is van een constante verhoging, neemt de efficiëntie van de verwarming af. Zie Fig. 28, pagina 37. 2. Verwijder de schroeven en de accubeugel van de pallet. 5. Sluit de inlaat- en uitlaatbrandstofleidingen weer aan. 6. Steek afstandsstukken, steunen en schroeven door de brandstoftank en bevestig ze aan de vloer. Draai aan tot 54 N•m (40 ft-lbs). 7. Plaats de accubeugel boven de brandstoftank of vlakbij de Reactor. Verwijder de bestaande accukabels van de motor en vervang ze door de kabels afkomstig uit de brandstofleiding- en accukabelverlengkit. 8. Steek montagebouten door de accubeugel en bevestig aan de vloer. Draai aan tot 54 N•m (40 ft-lbs). Note Het plaatsen van stootkussens onder de accubeugel helpt om de brandstoftank tijdens de bediening te stabiliseren. Verwijder de accubeugel en de brandstoftank Figure 26 36 3A2915F Instellen Bovenaanzicht met wand Figure 27 Zijaanzicht met wand Figure 28 3A2915F 37 Instellen Accu aansluiten 3. Bedek de accuklemmen met plastic doppen (PC) die aan de meegeleverde accukabels zijn bevestigd. 4. Controleer of de accu goed is aangesloten: druk op Een verkeerde installatie van of verkeerd onderhoud aan de accu kan leiden tot elektrische schokken, chemische brandwonden of explosie. Het accuonderhoud mag enkel worden uitgevoerd of opgevolgd door personeel dat goed op de hoogte is van de accu's en de vereiste voorzorgsmaatregelen. Houd onbevoegd personeel uit de buurt van accu's. Zie Technische specificaties, page 100 voor accuvereisten en het aanbevolen accuformaat. 1. Bevestig de accu (niet meegeleverd) met een riem aan de beugel. PC op de motorbesturingsmodule (ECM) OFF (uit) (PE) om het bedieningsscherm te laten 'ontwaken'. Probeer de motor niet te starten tot u de instelprocedure hebt afgerond. Zie de reparatiehandleiding als de motorbesturingsmodule (ECM) niet oplicht. Brandstof toevoegen 1. Verwijder de brandstofdop (FS) en vul de brandstoftank met niet meer dan 75 liter (20 gallon) dieselbrandstof. Bevestig de dop opnieuw. Zie de Perkins-motorhandleiding voor goedgekeurde dieselbrandstoffen. 2. Knijp in de vulknop (P) om de motor te vullen. Druk herhaaldelijk op de vulknop tot de brandstof begint terug te stromen naar de brandstoftank. Figure 29 2. Sluit de accukabel van de motorstarter (ST) en het chassis aan op de accu. Sluit de zwarte kabel aan op de negatieve (-) accuaansluiting en de rode kabel op de positieve (+) accuaansluiting. FS KENNISGEVING Sluit de rode accukabel altijd aan op de positieve (+) klem en de zwarte accukabel op de negatieve (-) klem. Als de accukabel niet goed op de accu wordt aangesloten, zal er schade aan de kabelboom naar de zekering ontstaan wanneer de motorbesturingsmodule (ECM) wordt aangezet. Negeer de smeltveiligheid niet als deze beschadigd is. De smeltveiligheid voorkomt schade aan andere systeemcomponenten. Zie de reparatiehandleiding van het systeem voor instructies. P Figure 31 Algemene richtlijnen betreffende de uitrusting Figure 30 38 Onderhoud en inspecteer de generator, luchtcompressor en andere uitrusting volgens de aanbevelingen van de fabrikant om het onverwacht uitvallen te vermijden. Het onverwacht uitvallen van de uitrusting zal spanningsschommelingen veroorzaken die de elektrische uitrusting kunnen beschadigen. 3A2915F Instellen Elektrische aansluitingen Sluit de luchtcompressor, de ademlucht en de elektrische aansluitingen van de hulpstroom aan op de gespecificeerde stroomonderbrekers. Zie Stroomonderbrekers, page 28. 5. Sluit de luchtleidingen aan op het doseerapparaat. Zorg dat de componenten op de juiste locatie zijn aangesloten. 1. Verwijder één of meer uitbreekpoorten aan de zijkant van de elektrische behuizing (naar gelang van wat nodig is) en leid de bedrading voor de luchtcompressor, de ademlucht en de hulpapparatuur erdoorheen. Zie Configuratie-opties stroomonderbrekers, page 28 voor meer informatie. De voedingspompen aansluiten 1. Installeer de voedingspompen (K) in de toevoervaten van component A en B. Zie Typische installatie, met circulatie, page 13 en Typische installatie, zonder circulatie, page 14. 2. Dicht het vat van component A af en gebruik een absorptiedroger (M) in het luchtgat. 3. Installeer, indien nodig, een roerder (L) in het vat van component B. 4. Sluit de toevoerslangen van de voedingspompen aan op de component A- en component B-materiaalinlaten op het systeem. Zorg ervoor dat de A- en B-inlaatventielen (FV) gesloten zijn. Note De luchttoevoer van de roerder bevat een klein mondstuk om de luchtstroom te beperken, zodat de belasting van de luchtcompressor wordt geminimaliseerd. Gebruik de luchtuitlaat van de roerder (PH) niet voor andere componenten. Ademlucht Het inademen van lucht die afkomstig is uit de persluchttoevoer kan ernstig letsel veroorzaken. • Gebruik alleen een zelfstandig, goedgekeurd ademluchtsysteem met een adequate luchtstroom om schone ademlucht te leveren. Note De toevoerslangen van de voedingspompen moeten een binnendiameter van 199 mm (3/4 inch) hebben. 3A2915F 39 Instellen De drukontlastingsleidingen aansluiten A (ISO), blauw voor component B (HARS). De fittingen zijn verschillend van formaat om verkeerde aansluitingen te voorkomen. Note Laat de Reactor niet draaien zonder dat alle deksels en beschermkappen zijn aangebracht. 1. Aanbevolen: Sluit een hogedrukslang (R) aan op de ontlastingsfittingen (BA, BB) van beide DRUKONTLASTINGS-/SPUIT-ventielen. Leid de slang terug naar de vaten van component A en B. Zie Typische installatie, met circulatie, page 13. 2. Alternatief: Maak de meegeleverde afvoerbuizen (N) vast in geaarde, afgesloten afvalcontainers (H). Zie Typische installatie, zonder circulatie, page 14. De verloopstukken van de spruitstukslangen (HA, HB) maken het gebruik van vloeistofslangen met binnendiameter 6 mm (1/4 inch) en 9,5 mm (3/8 inch) mogelijk. Om de vloeistofslangen met binnendiameter 13 mm (1/2 inch) te gebruiken, moeten de verloopstukken verwijderd worden uit het vloeistofspruitstuk en geïnstalleerd worden zoals noodzakelijk om de flexibele slang aan te sluiten. FM HA A HB SC De vloeistoftemperatuursensor (VTS) installeren De vloeistoftemperatuursensor (VTS) wordt meegeleverd. Installeer de VTS tussen de hoofdslang en de flexibele slang. Zie de handleiding van de verwarmde slang voor instructies. De verwarmde slang aansluiten Zie de handleiding van de verwarmde slang voor gedetailleerde instructies over het aansluiten van verwarmde slangen. B C V Figure 32 4. Sluit de kabels (C) aan. Sluit de elektrische connectoren (V) aan. Zorg ervoor dat de kabels loshangen wanneer de slang buigt. Wikkel de kabel en elektrische aansluitingen in elektrische tape. 5. Sluit de fitting van de snelkoppelingspen aan op de luchtslang van 121,92 cm (4 ft, los verzonden). Sluit het andere slanguiteinde aan op de luchtslang van het pistool in de bundel verwarmde slangen. Duw de fitting van de pen in de onderste uitlaat van het luchtpaneel (PJ). Note De VTS (C) en de flexibele slang (D) moeten met de verwarmde slang worden gebruikt. De slanglengte, inclusief flexibele slang, moet minimum 18,3 m (60 ft) zijn. KENNISGEVING Breng smeermiddel aan op alle systeem- en slangvloeistoffittingen. Dit zorgt voor smering van de draden en voorkomt dat er materiaal uithardt op de draden. Figure 33 1. Zet de hoofdschakelaar UIT . 2. Monteer de verwarmde slang, VTS en flexibele slang. 3. Verbind de A- en B-slangen met de A- en B-uitlaten op het vloeistofspruitstuk (FM) van de Reactor. Slangen worden gelabeld met kleuren: rood voor component 40 3A2915F Instellen De vloeistofspruitstukken A en B van het pistool sluiten echte massa. Verwijder de bout en de gevlochten kabel van de pallet. Installeer de aardkabel, afgesloten met een ringklem (kabel en klem niet meegeleverd) onder de gevlochten kabel. Plaats de bout terug en draai deze aan tot minstens 34 N∙m (25 ft-lbs). Een alternatieve aardlocatie is de aardstaaf (CB02) in de elektrische behuizing. Volg alle nationale, lokale en regionale veiligheids- en brandbeveiligingsregels. De flexibele slang op het pistool of het vloeistofspruitstuk van het pistool aansluiten Zie de handleiding van de slang voor de juiste aansluitingen. De druk van de slang controleren Zie de slanghandleiding. Controleer op lekken met behulp van de druk. Als er geen lekken zijn, wikkel de slang en de elektrische aansluitingen dan in om schade te vermijden. Losse displaymodule aansluiten Zie de handleiding van de losse displaymodulekit voor installatie-instructies. Aarding • Spuitpistool: verbind de aardingskabel van de flexibele slang met de VTS. Zie De vloeistoftemperatuursensor (VTS) installeren, page 40. Koppel de aardingskabel of spuit niet los zonder de flexibele slang. • Vloeistoftoevoerhouders: volg de plaatselijk geldende voorschriften. • Het te spuiten object: volg de plaatselijk geldende voorschriften. • Emmers met oplosmiddel die worden gebruikt bij het spoelen: volg de plaatselijk geldende voorschriften. Gebruik alleen metalen emmers die geleidend zijn en op een geaard oppervlak staan. Plaats de emmer niet op een niet-geleidende ondergrond, zoals papier of karton, aangezien dan de continuïteit van de aarding wordt onderbroken. • Om de goede continuïteit van de aarding te handhaven bij het spoelen of wanneer de druk wordt ontlast, moet u een metalen gedeelte van het spuitpistool stevig tegen de zijkant van een geaarde metalen emmer houden en dan pas de trekker van het pistool indrukken. De apparatuur moet worden geaard om het risico op statische vonken en elektrische schokken te verminderen. Elektrische of statische vonken kunnen tot gevolg hebben dat dampen ontbranden of ontploffen. Een onjuiste aarding kan elektrische schokken veroorzaken. Aarden biedt de elektrische stroom een ontsnappingsdraad. • Reactorsysteem: Het systeem moet met een geleider in een geschikte maat zijn geaard op de aanhangwagen of het voertuigchassis of, als het stationair is, op een 3A2915F 41 Instellen Oliereservoirs met halsdichtingsvloeistof (TSL) voorzien • Component B (Hars)-pomp: Controleer dagelijks de vilten sluitringen in de pakkingmoer/het oliereservoir (S). Houd verzadigd met Graco-halsdichtingsvloeistof (TSL), bestelnr. 206995, om te verhinderen dat het materiaal hard wordt op de verdringerstang. Vervang defecte sluitringen wanneer ze versleten zijn of gecontamineerd zijn met verhard materiaal. De pompstang en de verbindingsstang bewegen als de pomp draait. Bewegende onderdelen kunnen ernstig letsel veroorzaken zoals afknijpen of zelfs verlies van lichaamsdelen. Houd de handen en vingers uit de buurt van het oliereservoir tijdens de werking. S Zet de hoofdschakelaar op UIT om te voorkomen dat de pomp beweegt. • Component A (ISO)-pomp: Laat het reservoir (R) gevuld met Graco-halsdichtingsvloeistof (TSL - Throat Seal Liquid), onderdeelnummer 206995. De zuiger van het oliereservoir verspreidt TSL door het oliereservoir, om de isocyanaatfilm op de verdringerstang weg te halen. Pomp voor component B Figure 35 R Pomp voor component A Figure 34 42 3A2915F Werking geavanceerde displaymodule (ADM - Advanced Display Module) Werking geavanceerde displaymodule (ADM Advanced Display Module) Wanneer de hoofdvoeding wordt aangezet door de hoofdschakelaar (MP) naar de AAN-stand te draaien, wordt het welkomstscherm getoond totdat de communicatie en initialisatie zijn afgerond. Voer de volgende taken uit om uw systeem volledig in te stellen. 1. Selecteer de druk om het drukbalansalarm te activeren. Zie Systeemscherm . Vervolgens wordt het pictogram 'aan-/uitknop' getoond tot 2. Voer recepten in en activeer of deactiveer ze. Zie Receptenscherm. de aan-/uitknop (A) van de ADM voor het eerst wordt ingedrukt nadat het systeem is opgestart. 3. Stel de algemene systeeminstellingen in. Zie Geavanceerd scherm 1 — Algemeen. Om de ADM te kunnen gebruiken, moet het apparaat actief zijn. Om te controleren of het apparaat actief is, dient u te controleren of het indicatorlampje voor de systeemstatus (B) groen oplicht, zie Geavanceerde displaymodule (ADM), page 19. Als het indicatorlampje voor de systeemstatus niet groen oplicht: 4. Stel de meeteenheden in. Zie Geavanceerd scherm 2 — Eenheden. . Het druk op de aan-/uitknop (A) van de ADM indicatorlampje voor de systeemstatus zal geel oplichten als het apparaat onbruikbaar is. 5. Stel de USB-instellingen in. Zie Geavanceerd scherm 3— USB. 6. Stel de richttemperaturen en de druk in. Zie Richtgetallen. 7. Stel het aanvoerniveau van component A en component B in. Zie Onderhoud. 8. Controleer op het startscherm of de motor op bedrijfstemperatuur is. 3A2915F 43 Werking geavanceerde displaymodule (ADM - Advanced Display Module) Instelmodus De ADM zal starten in de bedrijfsschermen op het startscherm. Druk vanuit elk bedrijfsscherm op om de instelschermen te openen. Standaard heeft het systeem geen wachtwoord, ingevoerd als 0000. Voer het huidige . Druk op wachtwoord in en druk vervolgens op Navigatiescherm instelschermen, pagina 45. om te bladeren door de schermen van de instelmodus. Zie Wachtwoord instellen Stel een wachtwoord in voor toegang tot het instelscherm, zie Geavanceerd scherm 1 – Algemeen. Voer een willekeurig nummer tussen 0001 en 9999 in. Om het wachtwoord te verwijderen, voert u het huidige wachtwoord in op het Geavanceerd scherm – Algemeen scherm en verandert u het wachtwoord naar 0000. Druk vanuit de instelschermen op 44 om terug te keren naar de bedrijfsschermen. 3A2915F Werking geavanceerde displaymodule (ADM - Advanced Display Module) Navigatieschema instelschermen Figure 36 3A2915F 45 Werking geavanceerde displaymodule (ADM - Advanced Display Module) Schermen Geavanceerde instellingen De schermen 'Geavanceerde instellingen' maken het gebruikers mogelijk om eenheden in te stellen, waarden aan te passen, opmaken in te stellen en de software-informatie van elk onderdeel te bekijken. Druk op om langs de schermen 'Geavanceerde instellingen' te scrollen. Zodra u het gewenste scherm 'Geavanceerde instellingen' hebt om in de velden te komen en wijzigingen door te voeren. Druk op bereikt, drukt u op wijzigingen de modus Bewerken te verlaten. Note Gebruikers moeten uit de bewerkingsmodus gaan om te scrollen door de schermen van de Geavanceerde instellingen. Geavanceerd scherm 1 — Algemeen om na het voltooien van de Geavanceerd scherm 3 — USB Gebruik dit scherm om USB-downloads/-uploads uit te schakelen, UBS-logfouten uit te schakelen, voor het instellen van het maximale aantal dagen voor het downloaden van data en om te bepalen hoe vaak USB-logboeken worden opgeslagen. Zie . Gebruik dit scherm voor het instellen van de taal, het dataformaat, de huidige datum, de tijd, het wachtwoord van de instelschermen (0000 voor 'geen') of (0001 tot 9999), de wachttijd voor het inschakelen van de schermbeveiliging en voor het inof uitschakelen van de stille modus. Geavanceerd scherm 4 — Software Geavanceerd scherm 2 — Eenheden Gebruik dit scherm om de temperatuureenheden, drukeenheden, volume-eenheden en cycluseenheden (pompcycli of volume) in te stellen. 46 Dit scherm toont het software-onderdeelnummer en de softwareversie van de geavanceerde displaymodule, de MCM, de hoogspanning-temperatuurregelingsmodule, de laagspanning-temperatuurregelingsmodules en de USB-configuratie. 3A2915F Werking geavanceerde displaymodule (ADM - Advanced Display Module) Systeem Gebruik dit scherm om de activatiedruk voor het drukbalansalarm en de adviezen in te stellen, de diagnoseschermen in of uit te schakelen, de vatalarmen in te schakelen, het maximale vatvolume in te stellen en het niveau voor 'alarm wegens materiaaltekort' in te stellen. Recept toevoegen 1. Druk op Gebruik dit scherm om recepten toe te voegen, bewaarde recepten te bekijken en bewaarde recepten te activeren of te deactiveren. Geactiveerde recepten kunnen vanaf het startscherm worden geselecteerd. Op de drie receptenschermen kunnen 24 recepten worden weergegeven. om een receptveld te selecteren. Druk op om een receptnaam in te voeren (maximaal 16 tekens). Druk op Recepten en gebruik vervolgens om de oude receptnaam te wissen. 2. Gebruik om het volgende veld te laten oplichten en gebruik het numerieke toetsenblok om een waarde in te voeren. Druk op om op te slaan. Recepten activeren of deactiveren 1. Druk op en gebruik vervolgens om het recept te selecteren dat moet worden geactiveerd of gedeactiveerd. 2. Gebruik om het ingeschakelde selectievakje te laten oplichten. Druk op activeren of te deactiveren. 3A2915F om het recept te 47 Werking geavanceerde displaymodule (ADM - Advanced Display Module) Bedrijfsmodus De ADM zal starten in de bedrijfsschermen op het startscherm. Druk op bedrijfsmodus. Zie Navigatieschema bedrijfsschermen, pagina 44. om te bladeren door de schermen van de Druk vanuit elk bedrijfsscherm op om de instelschermen te openen. 48 3A2915F Werking geavanceerde displaymodule (ADM - Advanced Display Module) Navigatieschema bedrijfsschermen Figure 37 3A2915F 49 Werking geavanceerde displaymodule (ADM - Advanced Display Module) Startscherm — Systeem uit Startscherm — Systeem met fout Dit is het startscherm wanneer het systeem is uitgeschakeld. Dit scherm toont de huidige temperaturen, de huidige druk bij het vloeistofspruitstuk, de jog-snelheid, de koelmiddeltemperatuur en het aantal cycli. In de statusbalk worden actieve fouten getoond. De foutcode, alarmbel en beschrijving van de fout zullen zichtbaar zijn in de statusbalk. 1. Druk op om de fout te bevestigen. 2. Zie voor corrigerende actie. Richtgetallen Gebruik dit scherm voor het bepalen van de richtgetallen voor de Component A-temperatuur, Component B-temperatuur, de temperatuur van de verwarmde slang en de druk. Startscherm — Systeem actief Wanneer het systeem actief is, toont het startscherm de huidige temperatuur voor de verwarmingszones, de actuele druk bij het vloeistofspruitstuk, de koelmiddeltemperatuur, de jog-snelheid, het aantal cycli, samen met alle bijbehorende bedieningsschermtoetsen. Gebruik dit scherm om verwarmingszones aan te zetten, de koelmiddeltemperatuur te raadplegen, het doseerapparaat te starten en te stoppen, de component A-pomp te parkeren, naar de jog-modus te gaan en cycli te wissen. 50 Maximale A- en B-temperatuur voor systemen zonder warmte van aanjager: 60°C (140°F) Maximale A- en B-temperatuur voor systemen met warmte van aanjager: 82°C (180°F) Maximale temperatuur verwarmde slang: 5°C (10°F) boven de hoogste A- of B-richttemperatuur of 82°C (180°C). Note Als de losse displaymodulekit wordt gebruikt, kunnen deze richtgetallen bij het pistool worden aangepast. 3A2915F Werking geavanceerde displaymodule (ADM - Advanced Display Module) Onderhoud Gebeurtenissen Gebruik dit scherm voor het raadplegen van de dagelijkse en totale cycli of gallons die zijn gepompt en de liters of gallons die in de vaten zijn overgebleven. Dit scherm toont de datum, tijd, gebeurteniscode en beschrijving van alle gebeurtenissen die in het systeem zijn opgetreden. Er zijn 10 pagina's, die elk 10 gebeurtenissen bevatten. De 100 meest recente gebeurtenissen worden getoond. Zie Systeemgebeurtenissen voor beschrijvingen van gebeurteniscodes. Zie Foutcodes en probleemoplossing, page 74 voor beschrijvingen van foutcodes. De totale waarde is het aantal pompcycli of gallons sinds de eerste keer dat de ADM werd ingeschakeld. De dagelijkse waarde wordt om middernacht automatisch weer op nul gezet. De handmatige waarde is de teller die handmatig gereset en houd ingedrukt om de kan worden. Druk op handmatige teller te resetten. Alle evenementen en fouten op dit scherm kunnen worden gedownload op een USB-flashstation. Zie Downloadprocedure om logboeken te downloaden. Cycli Fouten Dit scherm toont de dagelijkse cycli en gallons die in de loop van de dag zijn gespoten. Dit scherm toont de datum, tijd, foutcode en beschrijving van alle fouten die in het systeem zijn opgetreden. Alle informatie op dit scherm kan worden gedownload op een USB-flashstation. Alle fouten op dit scherm kunnen worden gedownload op een USB-flashstation. 3A2915F 51 Werking geavanceerde displaymodule (ADM - Advanced Display Module) Diagnose Gebruik dit scherm om informatie over alle systeemcomponenten te bekijken. • Chemisch middel aanjager B • Aanjager A PCB - temperatuur van temperatuurregelingsmodule • Aanjager B PCB - temperatuur van temperatuurregelingsmodule • Slang PCB - temperatuur van temperatuurregelingsmodule • Koelmiddeluitlaat Ampère • Stroom aanjager A • Stroom aanjager B • Slangstroom Volt • MCM-bus • Inkomende slangspanning (240 V) De volgende informatie wordt getoond: Temperatuur • Hx A Chem: Chemisch middel warmtewisselaar A • Hx B Chem: Chemisch middel warmtewisselaar B • Chemisch middel slang • Chemisch middel aanjager A 52 Druk • Druk A - chemisch middel • Druk B - chemisch middel Cycli • CPM - cycli per minuut • Totaal cycli 3A2915F Werking geavanceerde displaymodule (ADM - Advanced Display Module) Probleemoplossing Recepten Dit scherm toont de laatste tien fouten die in het systeem zijn opgetreden. Gebruik de pijltjes omhoog en omlaag om fouten te selecteren en druk op Gebruik dit scherm om een geactiveerd recept te selecteren. Gebruik de pijltjes omhoog en omlaag om een om te probleemoplossende gegevens voor de geselecteerde fout te bekijken. Druk op om naar het probleemoplossingsscherm te gaan voor een foutcode die niet op dit scherm staat. Zie Foutcodes en probleemoplossing, page 74 voor meer informatie over foutcodes. 3A2915F om te laden. Het recept te laten oplichten en druk op recept dat op dit moment is geladen, staat in een groen vakje. Note Dit scherm wordt niet getoond als er geen andere geactiveerde recepten zijn. Zie Instelscherm recepten voor het activeren of deactiveren van recepten. 53 Werking geavanceerde displaymodule (ADM - Advanced Display Module) Systeemgebeurtenissen Gebruik de onderstaande tabel om een beschrijving voor alle systeemgebeurtenissen te vinden. Alle gebeurtenissen worden bewaard in de USB-logbestanden. Beschrijving Code gebeurtenis 54 E A C X Geselecteerd recept E A D A Verwarming aan A E A D B Verwarming aan B E A D H Verwarming aan slang E A P X Pomp aan E A R X Jog aan E A U X USB-station geplaatst E B 0 X Rode stopknop van ADM ingedrukt E B D A Verwarming uit A E B D B Verwarming uit B E B D H Verwarming uit slang E B P X Pomp uit E B R X Jog uit E B U X USB-station verwijderd E C 0 X Instelwaarde veranderd E C D A Richttemperatuur A veranderd E C D B Richttemperatuur B veranderd E C D H Richttemperatuur van de slang veranderd E C D P Richtdruk veranderd E C D X Recept veranderd E L 0 X Systeem ingeschakeld E M 0 X Systeem uitgeschakeld E P 0 X Pomp geparkeerd E Q U 1 Systeeminstellingen gedownload E Q U 2 Systeeminstellingen geüpload E Q U 3 Aangepaste taal gedownload E Q U 4 Aangepaste taal geüpload E Q U 5 Logboeken gedownload E R 0 X Tellerreset door gebruiker E V U X USB uitgeschakeld 3A2915F Opstarten Opstarten 5. Controleer of de hoofdschakelaar uitgeschakeld is voordat u de generator start. Vermijd ernstig letsel: laat de Reactor niet draaien zonder dat alle deksels en beschermkappen zijn aangebracht. KENNISGEVING Juiste procedures voor het instellen, opstarten en uitschakelen van het systeem zijn kritisch voor de betrouwbaarheid van de elektrische uitrusting. De volgende procedures verzekeren een stabiele spanning. Het niet naleven van deze procedures zal leiden tot spanningsschommelingen die de elektrische uitrusting kunnen beschadigen en kunnen leiden tot verlies van de garantie. 1. Controleer het brandstofpeil van de generator. Bij gebrek aan brandstof zullen spanningsschommelingen plaatsvinden die de elektrische uitrusting kunnen beschadigen. 2. Controleer de koelmiddelniveaus. Inspecteer het koelmiddelpeil in de koelmiddelexpansiefles voor de motor (EB) en de koelmiddelexpansiefles van de warmtewisselaar (HB). HO T CO LD T HO LD CO 6. Start de generator. Druk tweemaal op de startknop op de motorbesturingsmodule (ECM). De regelaar zal automatisch en in sequentiële volgorde de verwarming van de gloeibougies en de krukas in werking stellen. Laat de motor de volledige bedrijfssnelheid bereiken. Note De motor zal niet starten als de hoofdschakelaar in de aan-positie staat. Note Raadpleeg de systeemreparatiehandleiding als het scherm van de motorbesturingsmodule (ECM) niet oplicht nadat u de startknop hebt ingedrukt. 7. Zet de hoofdschakelaar aan. Wanneer de hoofdvoeding wordt aangezet door de hoofdschakelaar (MP) naar de AAN-stand te draaien, wordt het welkomstscherm getoond totdat de communicatie en initialisatie zijn afgerond. 3. Controleer de vloeistofinlaatzeven. Controleer dagelijks vóór het opstarten of de vloeistofinlaatzeven schoon zijn. Zie Inlaatfilterzeef spoelen 4. Controleer het ISO-smeermiddelreservoir. Controleer dagelijks het peil en de toestand van het ISO-smeermiddel. Zie Smeringsysteem van pomp, page 68. 3A2915F 55 Opstarten 8. Controleer de kleur van het koelmiddel. Gebruik een zaklantaarn om de kleur van het koelmiddel via het kijkglas (SG) te controleren. Het maasfilter moet zichtbaar zijn in het kijkglas en het koelmiddel moet groen van kleur zijn. Als er veel luchtbellen te zien zijn, kan het koelmiddelpeil te laag zijn. Als het koelmiddel een melkachtige kleur heeft, betekent dit waarschijnlijk dat materiaal A of B in een warmtewisselaar zijn gelekt en dat het koelmiddel moet worden afgetapt. • Zie Koelmiddelcircuit van het doseerapparaat hervullen en Koelmiddelcircuit van de motor hervullen om meer koelmiddel toe te voegen. • Zie Koelmiddel aftappen, page 69 om het koelsysteem te laten leeglopen. 9. Zet de luchtcompressor, luchtdroger, ademlucht en andere toebehoren aan. Voer de volgende stappen uit voor systemen met een bijgeleverde luchtcompressor. a. Sluit de hoofdluchtafsluiter, het inlaatventiel van de absorptiedroger en het wateraftapventiel (CH) wanneer de druk in de luchttoevoertank is ontlast. 11. Open de hoofdluchtafsluiter. 12. Verhoog langzaam de instelling van de luchtdrukregelaar. 13. Laad de vloeistof met de voedingspompen. a. Controleer of alle stappen van de Instelprocedure uitgevoerd zijn. Zie Instellen, page 33. b. Als er een roerder wordt gebruikt: open het luchtinlaatventiel van de roerder. c. Als u vloeistof door het systeem moet laten circuleren om de toevoer vanuit het vat voor te verwarmen, raadpleeg dan Circulatie door Reactor, page 59Als u materiaal door de warmteslang naar het pistoolspruitstuk moet laten circuleren, raadpleeg dan Circulatie door pistoolspruitstuk, page 60. d. Zet beide DRUKONTLASTINGS-/SPUIT-ventielen (SA, SB) op SPUITEN GA SA b. Druk op 'start' op de voedingskast van de luchtcompressor (CB). Wacht tot de drukmeter (CJ) op de luchttoevoertank 2,07 bar (30 psi) aangeeft. c. Open het inlaatventiel van de absorptiedroger, het wateraftapventiel en het hoofdluchtafsluitventiel. 10. Zorg er tijdens de eerste inbedrijfsstelling voor dat alle drie de luchtregelaars volledig linksom zijn gedraaid. 56 . GB SB e. Stel de luchtregelaars van voedingspomp A en B in op de gewenste luchtdruk, aan de voorkant van het doseerapparaat, om de voedingspompen te kunnen starten. Zorg dat de luchtdruk van voedingspomp A en B niet hoger is dan 2 bar (0,2 MPa, 130 psi). 3A2915F Opstarten f. Open de vloeistofinlaatventielen (FV). Controleer op lekken. Deze apparatuur wordt gebruikt met verwarmde vloeistof, wat ervoor kan zorgen dat de oppervlakken van de apparatuur heel warm kunnen worden. Om ernstige brandwonden te vermijden: • Raak de hete vloeistof of apparatuur niet aan. • Zet de slangverwarming niet aan zonder vloeistof in de slangen. • Laat de apparatuur volledig afkoelen voor u ze aanraakt. Meng de componenten A en B niet tijdens het opstarten. Voorzie altijd twee geaarde afvalbakken om de vloeistoffen van component A en component B gescheiden te houden. g. Houd het vloeistofspruitstuk van het pistool over twee geaarde afvalbakken. Open de vloeistofventielen A en B tot er propere, luchtvrije vloeistof uit de ventielen komt. Sluit de ventielen. Het spruitstuk van het Fusion AP-pistool wordt getoond. 14. Stel de ADM in. Bediening geavanceerde displaymodule (ADM), page 43. 15. Druk op schakelen. om de slangverwarmingszone in te • Draag handschoenen als de temperatuur van de vloeistof boven 43°C (110°F) komt. Warmte-uitzetting kan overdruk veroorzaken, wat kan leiden tot breuk van apparatuur en ernstige letsels, waaronder vloeistofinjectie. Zet het systeem niet onder druk tijdens het voorverwarmen van de slang. 16. Wacht tot de motor de bedrijfstemperatuur en de slang de richttemperatuur heeft bereikt. De motor heeft de richttemperatuur bereikt wanneer de zwarte pijl zich onder het groene gedeelte van de temperatuurstaaf bevindt. De ventilator van de radiator gaat draaien zodra de bedrijfstemperatuur is bereikt. 17. Wacht tot de slang de richttemperatuur heeft bereikt. Als u dit niet doet, kan er overdruk in de slang ontstaan in verband met thermische expansie. 18. Druk op te zetten. 3A2915F om de A- en B-verwarmingszones aan 57 Tijdelijke handmatige regeling van de slangtemperatuur Tijdelijke handmatige regeling van de slangtemperatuur 2. Steek de RTD-sonde tussen de twee slangen op de plaats waar de schuurbescherming eindigt. Als de T6DH-foutcode verschijnt naar aanleiding van een breuk in de slang-RTD-kabel of de VTS-sensor, volg dan de stappen voor een tijdelijke handmatige regeling van de slangtemperatuur. Repareer of vervang de slang-RTD-kabel of VTS zodra de spuitklus is afgerond. 3. Verlaag de richttemperatuur van de slang op het ADM-scherm met (-6°C (20°C). Duw de sonde minstens 76 mm (3 inch) in de slangenbundel. 4. Stel de RTD-tipsensor niet bloot aan lucht. Als u dit doet, kan er oververhitting van de slang ontstaan. KENNISGEVING Vermijd oververhitting van het materiaal en schade aan de slangen: laat de reserve-RTD niet tussen de twee slangen zitten nadat de klus is afgerond. 1. Sluit de reserve-RTD (15V837), meegezonden met het systeem, aan op de kabels (SC) van de vloeistoftemperatuursensor (VTS) bij het Reactorvloeistofspruitstuk (FM). 5. Repareer of vervang de slang-RTD-kabel of de VTS zodra de klus is voltooid. A SC B 15V837 58 3A2915F Vloeistofcirculatie Vloeistofcirculatie Circulatie door de Reactor KENNISGEVING Laat geen vloeistof met een schuimmiddel circuleren zonder eerst uw materiaalleverancier te raadplegen over de vloeistoftemperatuurlimieten. Zie Circulatie door pistoolspruitstuk, page 60 voor de circulatie door het pistoolspruitstuk en de voorverwarmslang. 4. Richttemperaturen instellen. Zie Richtgetallen. om vloeistof te laten circuleren 5. Druk op in jog-modus tot de A- en B-temperaturen hun richtgetallen bereiken. Zie Jog-modus, page 60 voor meer informatie over de jog-modus. 6. Druk op schakelen. om de slangverwarmingszone in te 7. Schakel de A- en B-verwarmingszones in. Wacht tot de vloeistofinlaatventieltemperatuurmeters (FV) aangeven dat de minimale temperatuur van de chemicaliën die vanaf de toevoervaten worden aangevoerd, is bereikt. 1. Volg de stappen van Opstarten, page 55. 8. Verlaat de jog-modus. Installeer geen afsluitventielen stroomafwaarts van de DRUKONTLASTING-/SPUIT-ventieluitlaten (BA, BB) om letsel door injectie en opspatten te vermijden. De ventielen doen dienst als overdrukontlastingsventielen indien ingesteld op 9. Stel de DRUKONTLASTINGS-/SPUIT-ventielen (SA, . SB) in op SPUITEN GA SA GB SB . De leidingen moeten open SPUITEN zijn zodat de ventielen automatisch druk kunnen ontlasten wanneer het apparaat werkt. 2. Zie Typische installatie, met circulatie, page 13. Stuur de circulatieleidingen terug naar de toevoertrommel van respectievelijk component A of B. Gebruik slangen die gespecificeerd zijn bij de maximale werkdruk van deze apparatuur. Zie Technische specificaties, page 100. 3. Stel de DRUKONTLASTINGS-/SPUIT-ventielen (SA, SB) in op DRUKONTLASTING/CIRCULATIE GA SA 3A2915F . GB SB 59 Jog-modus Circulatie door pistoolspruitstuk 3. Volg de procedures van Opstarten, page 55. KENNISGEVING Laat geen vloeistof met een schuimmiddel circuleren zonder eerst uw materiaalleverancier te raadplegen over de vloeistoftemperatuurlimieten. Vloeistof laten circuleren door het pistoolspruitstuk laat toe de slang snel voor te verwarmen. 1. Installeer het vloeistofspruitstuk (P) van het pistool op de bijkomende circulatieset (CK). Sluit de hogedrukcirculatieleidingen (R) aan op het circulatiespruitstuk. 4. Zet de hoofdschakelaar op . 5. Richttemperaturen instellen. Zie Richtgetallen. 6. Druk op om vloeistof te laten circuleren in jog-modus tot de A- en B-temperaturen hun richtgetallen bereiken. Zie Jog-modus, page 60 voor meer informatie over de jog-modus. Jog-modus Jog-modus heeft twee doelen: • Het kan de verwarming van de vloeistof tijdens de circulatie versnellen. • Het kan het spoelen en vullen van het systeem vergemakkelijken. P CK 1. Zet de hoofdschakelaar op 2. Druk op circuleren R CK Pistool Handmatig 246362 Fusion AP 309818 256566 Fusion CS 313058 GC1703 Probler P2 313213 2. Stuur de circulatieleidingen terug naar de toevoertrommel van respectievelijk component A of B. Gebruik slangen die gespecificeerd zijn bij de maximale werkdruk van deze apparatuur. Zie Technische specificaties, page 100. 60 om naar de jog-modus te gaan. 3. Druk omhoog of omlaag tot J20) te veranderen. Het spruitstuk van het Fusion AP-pistool wordt getoond. . om de jog-snelheid (J1 Note Jog-snelheden komen overeen met 3-30% van het motorvermogen, maar zullen niet werken boven 49 bar (4,9 MPa, 700 psi) voor A noch B. 4. Druk op om de motor te starten. of om te motor uit te schakelen en 5. Druk op de jog-modus te verlaten. 3A2915F Spuiten Spuiten 4. Stel de pistoolluchtregelaar op het regelpaneel van het doseerapparaat af om de gewenste pistoolluchtdruk te verkrijgen. De druk mag niet hoger zijn dan 2 bar (0,2 MPa, 130 psi). Het Fusion AP-pistool wordt getoond. 1. Zet de veiligheidsvergrendeling van de pistoolzuiger aan. 5. Stel de DRUKONTLASTINGS-/SPUIT-ventielen (SA, . SB) in op SPUITEN GB GA SB SA 2. Sluit de vloeistofinlaatventielen A en B van het pistool. 6. Ga na of de verwarmingszones ingeschakeld zijn en de temperaturen de goede richting uitgaan, zie Startscherm 7. Controleer of de motortemperatuur ten minste gelijk is aan de minimale bedrijfstemperatuur. De ventilator zal gaan draaien zodra de motor de maximumtemperatuur heeft bereikt. 3. Sluit het vloeistofspruitstuk van het pistool aan. Sluit de luchtleiding van het pistool aan. Open het luchtleidingsventiel. 8. Druk op om de motor en pompen te starten. 9. Controleer de weergegeven vloeistofdruk en pas zo nodig aan. 10. Controleer de vloeistofdrukmeters (GA, GB) om te zorgen dat de drukbalans juist is. Indien uit balans, dient u de druk van het hogere component te verminderen door lichtjes aan het DRUKONTLASTINGS-/SPUIT-ventiel te draaien voor dat component in de richting van DRUKONTLASTING/CIRCULATIE, meters de drukbalans weergeven. GA SA totdat de GB SB 11. De instructies gaan verder op de volgende pagina. 3A2915F 61 Spuiten 12. Open de vloeistofinlaatventielen A en B van het pistool. 15. Het apparaat is gereed om te gaan spuiten. Spuitafstellingen Stroomsnelheid, atomisering en hoeveelheid overmatig spuiten wordt beïnvloed door vier variabelen. Note Bij 'impingement'-pistolen mogen de vloeistofspruitstukventielen nooit geopend worden en mag nooit aan het pistool getrokken worden zolang de drukken niet in evenwicht zijn. 13. Koppel de veiligheidsvergrendeling van de pistoolspuit los. 14. Test het spuiten op karton. Stel de druk en de temperatuur af om het gewenste resultaat te krijgen. 62 • Vloeistofdruk instellen. Te weinig druk resulteert in een oneffen patroon, grove druppelafmetingen, laag debiet en een slechte menging. Te veel druk resulteert in overmatig overspuiten, hoge stroomsnelheden, moeilijke regeling en overmatige slijtage. • Vloeistoftemperatuur. Vergelijkbare effecten voor de instelling van de vloeistofdruk. De A- en B-temperaturen kunnen gecompenseerd worden om de vloeistofdruk in evenwicht te helpen brengen. • Grootte van mengkamer. De keuze van de mengkamer is gebaseerd op de gewenste stroomsnelheid en de vloeistofviscositeit. • Aanpassing reinigingslucht. Te weinig reinigingslucht resulteert in druppeltjes die zich vormen op de voorkant van de tuit en geen patroonbeheersing om het overmatig spuiten tegen te gaan. Te veel reinigingslucht resulteert in een pneumatische atomisering en overmatige overspray. 3A2915F Uitschakelen Uitschakelen KENNISGEVING Juiste procedures voor het instellen, opstarten en uitschakelen van het systeem zijn kritisch voor de betrouwbaarheid van de elektrische uitrusting. De volgende procedures verzekeren een stabiele spanning. Het niet naleven van deze procedures zal leiden tot spanningsschommelingen die de elektrische uitrusting kunnen beschadigen en kunnen leiden tot verlies van de garantie. 1. Druk op om de pompen stop te zetten. 2. Schakel de verwarmingszones uit. 3. Ontlast de druk. Zie Drukontlastingsprocedure, page 64. 4. Druk op om de component A-pomp te parkeren. 5. Druk op om het systeem uit te schakelen. 6. Schakel de luchtcompressor, de luchtdroger en de ademlucht uit. 7. Sluit de hoofdluchtafsluiter. 8. Zet de hoofdschakelaar uit. Verwijder geen beschermkappen en open de deur van de elektrische behuizing niet, zodat elektrische schokken worden vermeden. Tot de motor is gestopt, staat er nog 240 V op het systeem. 9. Neem de retentietijd van de motor in acht. KENNISGEVING Neem de retentietijd van de motor, volgens de aanbevelingen van de fabrikant, in acht voor het afsluiten. Door de retentietijd in acht te nemen, kan de motor afkoelen na een willekeurige periode op bedrijfstemperatuur te hebben gedraaid. 10. Druk op op de motorbesturingsmodule (ECM). 11. Open de aftapklep van de luchtcompressor om druk af te laten en water uit de tank te verwijderen. 12. Sluit alle vloeistoftoevoerventielen. 3A2915F 63 Drukontlastingsprocedure Drukontlastingsprocedure 4. Stuur de vloeistof naar de afvalcontainers of toevoertanken. Zet de DRUKONTLASTINGS-/SPUIT-ventielen (SA, SB) op Het systeem blijft onder druk staan totdat deze handmatig wordt ontlast. Om ernstig letsel veroorzaakt door vloeistof onder druk te voorkomen, zoals injectie door de huid, opspattende vloeistof en bewegende onderdelen, dient u de instructies onder Drukontlastingsprocedure te volgen wanneer u stopt met spuiten en voordat u de apparatuur reinigt, controleert of er onderhoud aan pleegt. . Controleer DRUKONTLASTING/CIRCULATIE of de meters naar 0 zakken. GA SA GB SB Het Fusion AP-pistool wordt getoond. 1. Ontlast de druk in het pistool en voer de procedure voor het uitschakelen van het pistool uit. Zie de handleiding van het pistool. 5. Zet de veiligheidsvergrendeling van de pistoolzuiger aan. 2. Sluit de vloeistofinlaatventielen A en B van het pistool. 6. Koppel de luchtleiding van het pistool los en verwijder het vloeistofspruitstuk. 3. Zet de voedingspompen en de roerder, indien gebruikt, uit. 64 3A2915F Spoelen Spoelen • Om toevoerslangen, pompen en verwarmers gescheiden van verwarmde slangen te spoelen, zet u de DRUKONTLASTINGS-/SPUIT-ventielen (SA, SB) op Spoel de apparatuur uitsluitend in een goed geventileerde ruimte om brand en explosies te voorkomen. Spuit geen brandbare vloeistoffen. Zet de verwarmers niet aan terwijl u met brandbare oplosmiddelen spoelt. DRUKONTLASTING/CIRCULATIE toevoerlijnen (N). GA SA . Spoel de GB SB • Spoel de oude vloeistof uit met nieuwe vloeistof of met een compatibel oplosmiddel voordat u een nieuwe vloeistof inbrengt. • Gebruik de laagst mogelijke druk bij het spoelen. • Alle bevochtigde onderdelen zijn compatibel met gewone oplosmiddelen. Gebruik enkel vochtvrije oplosmiddelen. • Om het volledige systeem te spoelen: circuleer door het vloeistofspruitstuk van het pistool (waarbij het spruitstuk verwijderd is uit het pistool). • Om te vermijden dat vocht reageert met isocyanaat, moet het systeem altijd gevuld zijn met een vochtvrije plastificeerder of olie. Gebruik geen water. Laat het systeem nooit droogstaan. Zie Belangrijke informatie over tweecomponentenmaterialen, page 7. 3A2915F 65 Onderhoud Onderhoud Koelmiddelpeil Controleer dagelijks het peil van het koelmiddel in beide overstroomtanks. Alvorens enige onderhoudsprocedures uit te voeren, volgt u de Drukontlastingsprocedure, page 64. Schema voor preventief onderhoud Hoe vaak onderhoud nodig is, hangt af van de omstandigheden waaronder uw systeem wordt gebruikt. Stel een preventief onderhoudsschema op door te registreren wanneer en welk type onderhoud nodig is; stel daarna een periodiek schema vast om uw systeem te controleren. Onderhoud doseerapparaat Oliereservoir Spoel eenmaal per jaar de koelcircuits van de motor en de warmtewisselaar en hervul met koelmiddel. Zie Koelcircuit van het doseerapparaat hervullen, page 70. Zie Koelmiddelcircuit van de motor hervullen, page 71. Onderhoud motor De motorinstructies die meegeleverd zijn met uw eenheid, beschrijven specifieke procedures voor het onderhoud van de motor. Als u de aanbevelingen van de motorfabrikant volgt, zal de motor langer meegaan. Dagelijks • Koelmiddelpeil koelsysteem — Controleer • Service-indicator motorluchtreiniger — Inspecteer Controleer het oliereservoir dagelijks. Zorg ervoor dat het oliereservoir voor 2/3 gevuld blijft met Graco Throat Seal Liquid (TSL®) of een gelijkwaardig oplosmiddel. Draai de pakkingmoer/het oliereservoir niet te strak aan. • Oliepeil van motor — Controleer Vloeistofinlaatfilterzeven • Motorolie en -filter — Vervang Inspecteer de zeven van de vloeistofinlaatfilter dagelijks, zie Zeef van inlaatfilter spoelen. Circulatieventielen smeren Smeer de circulatieventielen (SA, SB) wekelijks met Fusion-vet (117773). ISO-smeermiddelpeil Controleer dagelijks het peil en de toestand van het ISO-smeermiddel. Vul zo nodig bij of vervang. Zie Smeringsysteem van pomp, page 68. Waterafvoer compressortank Open het handmatige wateraftapventiel eenmaal per week. Zie pagina 34 voor de locatie van het ventiel. Open deze alleen wanneer de luchtdruk minder dan 1,7 bar (25 psi) bedraagt. Elke 500 bedrijfsuren of 1 keer per jaar • Luchtreinigingselement van motor (dubbel element) — Reinig/vervang • Filter van brandstofsysteem — Vervang • Accuspanning — Controleer. Zie Bijlage A: Motorbesturingsmodule (ECM), page 93. Neem contact op met een bevoegde Perkins-dealer of Perkins-distributeur om filterelementen te laten vervangen. Zie Perkins-motoronderdeelnummer GN66141N voor compatibele onderdelen. Brandstoftank De kwaliteit van de brandstof is essentieel voor de prestaties en de levensduur van de motor. De aanwezigheid van water in de brandstoftank kan bovenmatige slijtage aan het brandstofsysteem veroorzaken. Zie de bijgeleverde Perkins-motorhandleiding voor aanbevelingen voor het onderhoud aan de brandstoftank. Stofbescherming Gebruik schone, droge perslucht zonder olie om te voorkomen dat stof zich ophoopt op de besturingsmodules, bedieningspanelen, ventilatoren en de motor (onder de afscherming). 66 3A2915F Onderhoud Inlaatfilterzeef spoelen De inlaatfilters filteren partikels uit die de terugslagventielen van de pompinlaat kunnen verstoppen. Controleer de zeven dagelijks tijdens de opstartprocedure en maak ze indien nodig schoon. Isocyanaat kan kristalliseren door vochtcontaminatie of vriestemperaturen. Als de gebruikte chemische stoffen proper zijn en als de gepaste opslag-, transferen werkingsprocedures gevolgd zijn, zou er minimale contaminatie moeten zijn aan de zeef aan A-zijde. 3. Verwijder de zeef (A) van het filterspruitstuk. Spoel de zeef grondig met compatibel oplosmiddel en schud droog. Controleer de zeef. Niet meer dan 25% van de maas mag dichtzitten. Als meer dan 25% van de maas geblokkeerd is, vervang dan de zeef. Controleer de pakking (B) en vervang indien nodig. 4. Controleer of de buisplug (D) stevig vastgeschroefd is in de filterplug (C). Installeer de filterplug met de zeef (A) en pakking (B) op zijn plaats en maak vast. Draai niet te vast. Laat de pakking de afdichting maken. 5. Open het vloeistofinlaatventiel, zorg ervoor dat er geen lekken zijn en wrijf de apparatuur schoon. Ga verder met de bediening. Note Maak de zeef aan A-zijde enkel schoon tijdens de dagelijkse opstartprocedure. Dit minimaliseert vochtcontaminatie door onmiddellijk enige isocyanaatresidu te verwijderen bij het begin van de doseringen. 1. Sluit het vloeistofinlaatventiel aan de pompinlaat en sluit de gepaste voedingspomp. Op die manier wordt geen materiaal gepompt tijdens het schoonmaken van de zeef. 2. Plaats een bak onder het filter om afval op te vangen wanneer de filterplug (C) verwijderd is. 3A2915F A B C D Figure 38 67 Onderhoud Smeringsysteem van de pomp Controleer het ISO-pompsmeermiddel dagelijks. Vervang het smeermiddel als het een gel wordt, als de kleur donker wordt of als het verdund wordt met isocyanaat. Gelvorming is te wijten aan vochtabsorptie door de pompsmering. De tijdspanne tussen de vervanging van het smeermiddel is afhankelijk van de omgeving waarin de apparatuur werkt. De pompsmering minimaliseert blootstelling aan vocht, maar contaminatie is nog steeds mogelijk. 4. Als het reservoir proper gespoeld is, vul het dan met nieuw smeermiddel. 5. Plaats het reservoir op de kapassemblage en zet het in de beugel. 6. Het smeringsysteem is klaar voor gebruik. Vullen is niet vereist. Verkleuring van het smeermiddel is te wijten aan continue lekkage van kleine hoeveelheden isocyanaat door de pomppakking tijdens de werking ervan. Als de pakkingen goed werken, zou de vervanging van het smeermiddel omwille van verkleuring slechts elke 3 of 4 weken moeten plaatsvinden. Om de pompsmering te vervangen: 1. Volg de Drukontlastingsprocedure, page 64. 2. Haal het smeermiddelreservoir (LR) uit de beugel en het vat uit de kap. Verwijder het regelventiel en laat het smeermiddel vloeien terwijl u de kap over een geschikt vat houdt. Maak het terugslagventiel opnieuw vast aan de inlaatslang. 3. Laat het reservoir leeglopen en spoel het met proper smeermiddel. 68 R Smeringsysteem van de pomp Figure 39 3A2915F Onderhoud Koelmiddel aftappen Voer, om brandwonden te voorkomen, geen onderhoud aan het koelmiddelsysteem uit tot het de omgevingstemperatuur heeft bereikt. Laat het koelmiddel eens per jaar uit de koelmiddelcircuits van de motor en het doseerapparaat lopen, of als de koelleidingen moeten worden ontkoppeld om een wand tussen de generator en het doseerapparaat te installeren. 1. Volg de stappen voor Uitschakelen, page 63. 2. Verwijder de kastdeur van de voorkant van het doseerapparaat. Led-component Led-kleur Handmatige ventielschakelaar (MV) Rood Regelventiel A-zijde Rood Regelventiel B-zijde Blauw Bypassventiel Groen 4. Om het koelmiddelcircuit van het doseerapparaat te legen: a. Verwijder de dop van de vulfles (HF) van het koelmiddelcircuit van het doseerapparaat. b. Plaats het andere uiteinde van de afvoerbuis in een afvalcontainer. Open het aftapventiel. Laat het koelmiddel eruit lopen tot u geen koelmiddel meer ziet via het kijkglas. 3. Zet de handmatige ventielschakelaar (MV) op het laadcentrum (LC) aan om de regelventielen van warmtewisselaar A en B en het bypassregelventiel te openen. Note De accu moet aangesloten zijn om de ventielen te kunnen bedienen. De leds van het laadcentrum (LC) zullen blijven branden wanneer de handmatige ventielschakelaar (MV) is ingeschakeld. LC MV Aftapventiel koelcircuit van doseerapparaat Figure 41 c. Zie Koelmiddelcircuit van het doseerapparaat hervullen, page 70 om het koelmiddelcircuit te hervullen. Figure 40 3A2915F 69 Onderhoud 5. Om het koelmiddelcircuit van de motor te legen: a. Verwijder de dop van het koelmiddelcircuit van de motor (RC). b. Verwijder de motorbeschermers zoals afgebeeld. Laat de beschermers op de motor liggen om toegang te krijgen tot het aftapventiel. Voer, om brandwonden te voorkomen, geen onderhoud aan het koelmiddelsysteem uit tot het de omgevingstemperatuur heeft bereikt. Gebruik alleen koelmiddeloplossingen die compatibel zijn met het systeem. Zie Koelmiddelspecificaties, page 71. 1. Voer stap 1 tot 3 van Koelmiddel aftappen, page 69 uit voordat u het koelcircuit opnieuw vult. Laat indien nodig de vloeistof uit het koelcircuit lopen. 2. Verwijder de doppen van de metalen vulfles (HF) en de expansiefles (HB) van het koelmiddelcircuit van het doseerapparaat. Vul de vulfles van het koelmiddelcircuit van het doseerapparaat (HF) tot bovenaan en voeg meer koelmiddel toe aan de expansiefles (HB) tot het koelmiddel de koude vullijn bereikt. Zie Koelmiddelspecificaties, page 71. RC HB HF EB Aftapventiel koelcircuit van motor Figure 42 c. Plaats een afvalcontainer onder het aftapventiel. Open het aftapventiel en laat het koelmiddel eruit lopen. d. Zie Koelcircuit van de motor hervullen, page 71 om het koelmiddelcircuit te hervullen. e. Plaats de motorbeschermkappen terug. Draai de schroeven aan tot 33,8 N∙m (25 ft-lbs) Koelmiddelsysteemflessen Figure 43 Koelmiddelcircuit van het doseerapparaat hervullen Note Wanneer het koelmiddelcircuit van het doseerapparaat wordt gevuld met nieuw koelmiddel of wanneer er lucht in het koelmiddelsysteem komt, moet het worden ontlucht. Het kost ongeveer één volledige opwarm- en afkoelcyclus om de lucht uit het koelmiddelcircuit te verwijderen. 70 3A2915F Onderhoud 3. Bevestig de dop opnieuw. 4. Druk tweemaal op de startknop motorbesturingsmodule (ECM). Gebruik alleen koelmiddeloplossingen die compatibel zijn met het systeem. Zie Koelmiddelspecificaties, page 71. op de 5. Zet de hoofdschakelaar aan. 6. Inspecteer het koelmiddel door het kijkglas (KG) op bellen en om te zien of het koelmiddel stroomt. 1. Volg de stappen voor Uitschakelen, page 63. 2. Verwijder de dop van de koelmiddelradiator van de motor (RC) en voeg koelmiddel toe tot het de onderkant van de hals bereikt. Bevestig de dop opnieuw. Zie Koelmiddelspecificaties, page 71. 3. Haal de dop van de koelmiddelcircuitfles van de motor (EB) en voeg koelmiddel toe tot het koelmiddel de warme vullijn bereikt. Bevestig de dop opnieuw. 7. Inspecteer de koelmiddelcircuits op lekkende fittingen of ventielen. 4. Druk tweemaal op de startknop motorbesturingsmodule (ECM). 8. Het koelmiddel heeft de bedrijfstemperatuur bereikt wanneer de ventilator van de radiator wordt ingeschakeld. Zet de hoofdschakelaar uit zodra de ventilator gaat draaien. 5. Zet de hoofdschakelaar aan. op de 6. Inspecteer de koelmiddelcircuits op lekkende fittingen of ventielen. 9. Druk op om de generator stop te zetten. 10. Hervul, nadat de temperatuur van het koelsysteem is gedaald tot de omgevingstemperatuur, de expansiefles (HB) of voeg er koelmiddel aan toe tot de indicatielijn voor koude vloeistof is bereikt. 11. Zet de handmatige ventielschakelaar (MV) uit om de regelventielen van warmtewisselaar A en B (VA, VB) en het bypassregelventiel (VC) te sluiten. Note Wanneer de handmatige ventielschakelaar (MV) is uitgeschakeld, gaan de leds van het laadcentrum (LC) alleen branden wanneer het systeem de ventielen opent. 12. Hervul indien nodig de expansiefles (HB) of voeg er koelmiddel aan toe tot de indicatielijn voor koude vloeistof is bereikt. Zie Fig. 42. Koelmiddelcircuit van de motor hervullen Hervul het koelmiddelcircuit van de motor wanneer het koelmiddel bij omgevingstemperatuur onder de koude vullijn komt. 7. Het koelmiddel heeft de bedrijfstemperatuur bereikt wanneer de ventilator van de radiator wordt ingeschakeld. Zet de hoofdschakelaar uit zodra de ventilator gaat draaien. 8. Druk op om de generator stop te zetten. 9. Voeg meer koelmiddel aan de expansiefles (EB) toe zodra de temperatuur van het koelsysteem is afgekoeld tot de omgevingstemperatuur. Herhaal dit tot het koelmiddelpeil op het 'koude niveau' blijft als het op omgevingstemperatuur is. Het kan enkele cycli duren voordat alle lucht uit het koelsysteem is verdwenen. Koelmiddelspecificaties Hervul de koelcircuits uitsluitend met een oplossing van 50% gedistilleerd of zacht water en 50% groene ethyleenglycol-antivries met een corrosieremmer. Gebruik geen gewoon kraanwater; het bevat chloriden en mineralen die aanslag achterlaten op de wanden van het koelmiddelsysteem. Gebruik alleen antivries die voldoet aan de specificatie ASTM D3306-89, BS658 of AS 2108. Een voorverdund mengsel wordt aanbevolen, zoals PEAK Ready Use 50/50 Pre-Diluted. Voer, om brandwonden te voorkomen, geen onderhoud aan het koelmiddelsysteem uit tot het de omgevingstemperatuur heeft bereikt. 3A2915F 71 Fouten Fouten Fouten bekijken Wanneer er een fout ontstaat, toont het foutgegevensscherm de actieve foutcode en de beschrijving. Zie Fouten oplossen, page 73 om de actieve fout te diagnosticeren. De foutcode, alarmbel en actieve fouten zullen zichtbaar zijn in de statusbalk. Zie Probleemoplossing, page 74 voor een lijst van de tien meest recente fouten. Er kunnen drie soorten fouten optreden. Fouten worden aangegeven op het scherm, evenals door de lichttoren (optioneel). . Dit wijst erop Alarmen worden aangegeven door dat een parameter die essentieel voor het proces is, een niveau heeft bereikt dat het systeem dwingt te stoppen. Er moet direct actie worden ondernomen. . Dit wijst erop Afwijkingen worden aangegeven door dat een parameter die essentieel voor het proces is, een niveau heeft bereikt dat uw aandacht vereist. Het systeem hoeft echter niet direct te worden stopgezet. Adviezen worden aangegeven door . Dit wijst op een parameter die niet direct essentieel is voor het proces. Aan de adviezen moet aandacht worden besteed om latere problemen te voorkomen. 72 3A2915F Fouten Fouten oplossen Zie Foutcodes en probleemoplossing, page 74 voor oorzaken en oplossingen voor elke foutcode. u lukt een diagnose te stellen. Druk op te keren naar het vorige scherm. om terug Om de fout op te lossen: 1. Druk op de schermtoets voor hulp bij de actieve fout. 3. Selecteer de condities die in het systeem aanwezig zijn om tot u een oorzaak hebt vastgesteld. Druk op naar het probleemoplossingsscherm te gaan, waarop de tien meest recente fouten worden getoond. Note Druk op of om terug te keren naar het vorige weergegeven scherm. om één van de volgende condities te 2. Druk op selecteren die in het systeem aanwezig zijn, totdat het 3A2915F 73 Probleemoplossing Probleemoplossing Zie Foutcodes en probleemoplossing voor foutcodes, mogelijke oorzaken en oplossingen. Note Zie Fouten, page 72 voor informatie over fouten die in het systeem kunnen optreden. Zie Probleemoplossing, page 53 voor de tien meest recente fouten die in het systeem zijn opgetreden. Zie Fouten oplossen, page 73 om fouten in de ADM die in het systeem zijn opgetreden, te diagnosticeren. Foutcodes worden opgeslagen in het foutenlogboek en worden weergegeven op de fout- en probleemoplossingsschermen op de ADM. Foutcodes en probleemoplossing Raadpleeg de reparatiehandleiding van de Reactor voor probleemoplossing die niet op fouten gebaseerd is. Fout Fout Type Naam Oorzaak Oplossing Code A1NM Plaats MCM ALARM Geen motorstroom Losse of verkeerde motorof draadaansluiting. Controleer of het uiteinde van de motordraad goed vastzit in de groene connector. Als deze los zit, neem dan contact op met uw Graco-distributeur voor herbewerkingsinstructies. Controleer of de klemschroef van de motorborsteldraad goed vastzit. Zie systeemreparatiehandleiding. Controleer de motorborstels en vervang indien nodig. Vervang de MCM. Zie systeemreparatiehandleiding. De motorborstels zijn volledig versleten. Defecte MCM. 74 3A2915F Probleemoplossing Fout Fout Type Naam Oorzaak Oplossing Code A4CH Plaats Slang ALARM Hoge relaisstroom van slang Bedradingsprobleem. Controleer de bedrading tussen de HPTCM en de schakelaar. Zoek naar een kortgesloten draad tussen de HPTCM en de schakelaarklemmen A1 en A2. Meet de weerstand tussen klem A1 en A2. De weerstand moet ongeveer 289 ohm bedragen. Als de weerstand van de schakelaar minder dan 100 ohm bedraagt, is de schakelaar kortgesloten en moet deze worden vervangen. Vervang de MCM als het probleem niet verdwijnt. Zie systeemreparatiehandleiding. Controleer de bedrading op draden die elkaar raken. Kortgesloten schakelaar. A4CM MCM ALARM Hoge MCMstroom De MCM onttrekt te veel stroom aan het systeem. A4DA Aanjager A ALARM A4DB Aanjager B Hoge verwarmerstroom Kortsluiting in bedrading van aanjagerverwarmer. Slecht presterende verwarmer. A4DH 3A2915F Slang ALARM Hoge verwarmerstroom Kortsluiting in bedrading van slang. Meet de weerstand van de verwarmer(s), vervang indien nodig. Zie systeemreparatiehandleiding. Controleer de continuïteit van de omzetterwikkelingen, normaal gesproken bedraagt de weerstand ongeveer 0,2 ohm voor zowel de primaire als de secundaire wikkeling. Vervang de omzetter als de weerstand 0 ohm bedraagt. Controleer op kortsluiting tussen de primaire wikkeling en het steunframe van de omzetter. 75 Probleemoplossing Fout Fout Type Naam Oorzaak Oplossing Code A4NM Plaats MCM ALARM Hoge motorstroom Kortsluiting in de motorbedrading. Controleer de bedrading van de motor om te verzekeren dat er geen kale draden zijn die elkaar raken en dat er geen draden zijn kortgesloten naar aarde. Vervang de motor. Zie systeemreparatiehandleiding. Repareer of vervang de chemische pomp. Zie systeemreparatiehandleiding. Vervang de module. Zie systeemreparatiehandleiding. Vervang de module. Zie systeemreparatiehandleiding. De motor draait niet. De chemische pomp is vastgelopen A7CH Slang ALARM A7DA Aanjager A ALARM A7DB Aanjager B A7DH Slang A8DA Aanjager A A8DB Aanjager B A8DH Slang 76 ALARM ALARM Onverwachte relaisstroom Onverwachte verwarmerstroom Kortsluiting in de HPTCM. Onverwachte verwarmerstroom Hoofdschakelaar is uitgezet terwijl de verwarmers en de motor aanstonden. Stroomonderbreker van de slang is aangezet terwijl de slangverwarming aanstond. Stroom is niet uitgeschakeld na het laden van de software. Kortsluiting in de HPTCM. Geen verwarmerstroom Kortsluiting in de LPTCM. Stroomonderbreker geactiveerd. Losse/kapotte aansluiting. Zet de verwarming en het motorvermogen in de ADM uit voordat u de hoofdschakelaar uitzet. Zet de stroomonderbreker aan terwijl de slangverwarming is uitgeschakeld. Zet de stroom uit nadat de software is gedownload. Vervang de module. Zie systeemreparatiehandleiding. Voer een visuele controle van de stroomonderbreker uit, voor de geactiveerde status. Controleer de bedrading van de verwarmer op losse draden. 3A2915F Probleemoplossing Fout Fout Type Naam Oorzaak Oplossing Code CACA Plaats Aanjager A ALARM CACB Aanjager B Fout in de communicatie CACH Slang Module heeft geen software of de kiesschijf staat in de verkeerde stand. CACM MCM CACP Losse displaymodule Steek een systeemtoken in de ontbrekende GCA-module en zet de stroom uit en weer aan. Wacht tot het rode licht op de module stopt met knipperen voordat u de token verwijdert. Controleer of de kiesschijf op de module in de juiste stand staat: 0 voor slang, A voor aanjager A, B voor aanjager B Geen 24 VDC-toevoer naar module. Losse of kapotte CAN-kabel. Slechte module Schakelaar MCM: 0 voor E-30i, 1 voor E-XP2i Het groene licht op elke module moet branden. Als het groene licht niet brandt: controleer of elke CAN-kabelaansluiting goed is bevestigd. Controleer of de stroomtoevoer een uitgangsspanning van 24 VDC heeft. Indien niet, vervang de stroomtoevoer. Zie systeemreparatiehandleiding. Controleer de CAN-kabels die tussen GCA-modules lopen en sluit ze indien nodig beter aan. Als het probleem blijft bestaan: plaats elke kabel rondom de connector en kijk naar het knipperende gele licht op de GCA-modules. Vervang de CAN-kabel als het knipperen stopt. (CACA of CACB) Vervang de LPTCM. (CACH) Vervang de HPTCM. (CACM) Vervang de MCM. Zie systeemreparatiehandleiding voor instructies om modules te vervangen. (CACP) Vervang de losse displaymodule. Zie de handleiding van de losse displaymodule voor instructies. 3A2915F 77 Probleemoplossing Fout Fout Type Naam Oorzaak Oplossing Code DADX Plaats MCM ALARM Pompdoorslag Debiet is te hoog DE0X MCM ALARM Defecte of ontbrekende cyclusschakelaar. F9DX MCM ALARM Slecht functionerende pompcyclusschakelaar Afname drukstroming H1MH Slang ALARM Lage lijnfrequentie De lijnfrequentie is lager dan 55 Hz. H4MH Slang ALARM Hoge lijnfrequentie De lijnfrequentie is hoger dan 65 Hz. K8NM MCM ALARM Vastzittende rotor Vastzittende rotor. Mengkamer te groot voor het geselecteerde systeem. Gebruik een passende mengkamer voor het systeem. Zorg dat het systeem voorzien is van chemisch middel en dat de voedingspompen goed werken. Geen materiaal in de pompen. Controleer of de pompen chemisch middel aanvoeren. Vervang of hervul indien nodig de vaten. De inlaatkogelventielen zijn gesloten. Open de kogelventielen. Controleer de bedrading tussen de cyclusschakelaar en poort 6 van de MCM. Raadpleeg de drukstromingscurves in de bedieningshandleiding en selecteer een tipgrootte die bij de ingestelde druk past. Zie Prestatieschema's, page 99. Controleer de frequentie. Als deze buiten de tolerantie valt: raadpleeg de handleiding van de meegeleverde 120/240 volt-dynamo voor reparatieaanwijzingen. Controleer de frequentie. Als deze buiten de tolerantie valt: raadpleeg de handleiding van de meegeleverde 120/240 volt-dynamo voor reparatieaanwijzingen. Vervang de motor. Zie systeemreparatiehandleiding. Repareer of vervang de pomp. Zie systeemreparatiehandleiding. Vul de tanks met materiaal. Mengkamer te groot voor de ingestelde druk. Chemische pomp is vastgelopen. L1AX L1BX 78 ADM ALARM Laag niveau chemisch middel A Laag niveau chemisch middel B Tanks bevatten te weinig materiaal. 3A2915F Probleemoplossing Fout Fout Type Naam Oorzaak Oplossing Code MBN0 Plaats MCM ADVIES Slijtage motorborstel Vervang de borstels. Zie systeemreparatiehandleiding. MMUX USB ADVIES USB-logboek vol P4AX MCM ALARM Overdruk A De borstels zijn versleten en moeten worden vervangen. De USB-logboeken hebben een niveau bereikt waar dataverlies zal optreden als de logboeken niet worden gedownload. Systeem onder druk gezet voordat de richttemperatuur is bereikt. Slechte drukomzetter. P4BX Overdruk B E-XP2i-systeem geconfigureerd als E-30i. P6AX P6BX 3A2915F MCM ALARM Drukomzetterdefect A Drukomzetterdefect B Losse/slechte aansluiting. Defecte sensor. Gebruik een USB-station en download alle logboeken. Zet de verwarming aan en laat de slang eerst de richttemperatuur bereiken voordat u de pompen aanzet. Controleer de druk van de ADM door de analoge meters bij het spruitstuk af te lezen. Vervang de omzetters als deze niet passen. Zie systeemreparatiehandleiding. Zorg dat de draaischakelaar op de MCM in stand 0 staat voor E-30i. Controleer of de drukomzetter goed is geïnstalleerd en of alle draden goed zijn aangesloten. Controleer of de fout ook in de omzetter optreedt. Koppel de omzetterkabel los van connector nr. 8 en nr. 9 op de MCM. Wissel aansluiting A en B om en controleer of de fout nog steeds in de omzetter optreedt. Als de fout in de omzetter optreedt: vervang de drukomzetter. Zie systeemreparatiehandleiding. Als de fout niet in de omzetter optreedt: vervang de MCM. Zie systeemreparatiehandleiding. 79 Probleemoplossing Fout Fout Type Naam Code P7AX Stand MCM ALARM Drukverschil A hoog Het drukverschil tussen (P7AX) materiaal A en materiaal B is hoger dan de vastgestelde Drukverschil B hoog waarde. (P7BX) Het drukverschil is te laag. P7BX Oorzaak Materiaal is op. Vloeistof lekt uit het inlaatscheurmembraan van de verwarmer. Aanvoersysteem defect. P0AX MCM ADVIES Drukverschil A hoog Zie P7AX. P0BX MCM ADVIES Drukverschil B hoog Zie P7BX. T1DE Warmtewis- ALARM selaar van de motor 80 Lage temperatuur koelmiddeluitlaat Ventilator van radiator stopt niet. De motorthermostaat is vastgelopen (gesloten stand). Oplossing Zorg dat de materiaalstroom in beide materiaalleidingen in gelijke mate beperkt is. Zorg dat de waarde van de drukbalans, op het systeeminstelscherm, op een aanvaardbare maximumdruk is ingesteld zodat onnodige alarmen en het afbreken van de dosering worden voorkomen. Vul de tanks met materiaal. Controleer of de verwarmer en het DRUKONTLASTING/SPUIT-ventiel (SA of SB) verstopt zijn. Maak indien nodig schoon. Vervang het scheurmembraan. Vervang het niet door een buisplug. Controleer de voedingspomp en de slangen op verstopping. Controleer of de luchtdruk van de voedingspompen correct is. Vervang het ventilatorrelais. Zie systeemreparatiehandleiding. Vervang de thermostaat. Zie Perkins-dealer. 3A2915F Probleemoplossing Fout Fout Type Naam Oorzaak Code T2AE Stand Warmtewisselaar AFWIJKING Lage temperatuur warmtewisselaar A Koelmiddelcirculatiepomp werkt niet. T2BE Lage temperatuur warmtewisselaar B Oplossing Controleer of de spanning van de pomp 240 VAC bedraagt. Als de spanning correct is: vervang de circulatiepomp. Zie systeemreparatiehandleiding. Luchtzak in de Controleer via het kijkglas of u circulatiepomp. koelmiddel ziet stromen. Geen spanning op de spoel Zet de handmatige ventielschakelaar (MV) op of het ventiel. het laadcentrum aan om de spoelen in te schakelen en controleer of de temperatuur stijgt. Zo niet, controleer dan de uitgangsspanning bij de J6-connector op het laadcentrum en controleer of de leds branden. Volg de instructies 'Diagnose laadcentrum' in de systeemreparatiehandleiding. Vervang indien nodig het paneel van het laadcentrum. Als er spanning is, meet dan de weerstand van de spoel: deze moet 12,5 ohm bedragen. Vervang de spoel als deze open is. Als er spanning is: test de spoel met een schroevendraaier. De schroevendraaier moet door magnetische aantrekkingskracht aan de binnenkant van de spoel blijven hangen. Als de schroevendraaier blijft hangen, is de spoel in orde. Vervang de plunjer op het ventiel of vervang de volledige ventielconstructie. Zie systeemreparatiehandleiding. 3A2915F 81 Probleemoplossing Fout Fout Type Naam Oorzaak Oplossing Code T2DA Stand Aanjager A ALARM T2DB Aanjager B Lage temperatuur chemisch middel De stroomsnelheid is te hoog bij de huidige richttemperatuur. Slechte verwarmer(s) T2DH Slang ALARM Lage temperatuur chemisch middel T2DE Warmtewisselaar ADVIES Lage temperatuur koelmiddeluitlaat Een koud chemisch middel in een onverwarmd deel van het systeem is bij het opstarten door de slang-VTS gestroomd. Ventilator van radiator stopt niet. De motorthermostaat is vastgelopen (geopende stand). T3NM MCM ADVIES T4AE Warmtewisselaar ALARM Hoge motortemper- De motor werkt niet volgens atuur de drukstromingscurve. Het systeem werkt bij een lager richtpunt om de motor niet te beschadigen. Hoge temperatuur De handmatige chemisch middel ventielschakelaar (MV) warmtewisselaar A op het paneel van (T4AE) het laadcentrum is ingeschakeld. Hoge temperatuur De regelventielspoel aan chemisch middel de A- of B-zijde zit vast warmtewisselaar B in geopende positie. Vuil (T4BE) in het ventielmembraan of de plunjer belemmert de werking van de veersluiting. Kortsluiting op het paneel van het laadcentrum. Als de blauwe en rode leds branden terwijl de verwarming uit staat, betekent dit dat het paneel van het laadcentrum niet goed werkt. (alleen T4BE) de J6-connector op het laadcentrum, locatie 'warmteventielen' is niet in het midden geplaatst. Gebruik een kleinere mengkamer die geschikt is voor de gebruikte eenheid. Controleer of de weerstand van de verwarmer 23 tot 26,5 ohm bedraagt. Vervang als er sprake is van OL (open lus open loop). Voer het verwarmde chemische middel bij een koude omgevingstemperatuur terug naar het vat voordat u het systeem opstart. Vervang het ventilatorrelais. Zie systeemreparatiehandleiding. Vervang de thermostaat. Neem contact op met de Perkins-distributeur om deze te vervangen. Laat het systeem met een lagere bedrijfscyclus of kleinere mengkamer werken. Zie Prestatieschema's, page 99. T4BE 82 Open de deur van het kastje en zet de schakelaar uit. Koppel de connector los van de magneetspoel. Als de temperatuur niet daalt: reviseer de spoel. Zie de 'Diagnose laadcentrum' in de systeemreparatiehandleiding. Sluit de J6-connector opnieuw aan op het midden van het laadcentrum. 3A2915F Probleemoplossing Fout Fout Type Naam Oorzaak Code T4CA Stand Aanjager A ALARM Koelventilator werkt niet. T4CB Aanjager B (T4CA of T4CB) oververhitting LPTCM T4CH Slang T4CM MCM ALARM Hoge MCMtemperatuur T4DA Aanjager A ALARM T4DB Aanjager B Hoge chemische temperatuur T4DE Warmtewisselaar ALARM Hoge temperatuur koelmiddeluitlaat (T4CH) oververhitting HPTCM Als de ventilator niet werkt: controleer de bedrading tussen CB03 en de ventilator. Als de bedrading in orde is: vervang de ventilator. Module oververhit. Zet de regelaar uit. Wacht een aantal minuten. Als het probleem niet verdwijnt of telkens opnieuw optreedt: vervang de module. Zorg dat de omgevingstemperHoge omgevingstemperatuur. atuur lager is dan 48°C (120°F) voordat u het systeem gebruikt. Besturingsmodule Zet de pompen stil. Wacht oververhit. een aantal minuten. Als het probleem niet verdwijnt of telkens opnieuw optreedt: vervang de MCM. Zie systeemreparatiehandleiding. Defecte RTD of verkeerde Wissel de stroomkabels van plaatsing van de RTD tegen verwarmer A en B en de RTD-kabels om en controleer de verwarmingsstang. of het probleem blijft bestaan. Vervang de RTD als dit het geval is. Slechte laagspanning-tem- Wissel de LPTCM van A peratuurregelingsmodule. en B om en controleer of het probleem blijft bestaan. Vervang de LPTCM als dit het geval is. Zie systeemreparatiehandleiding. Kapotte ventilator. Controleer het ventilatorrelais (K4) en de zekering (30 A ATO 'F3') op het paneel van het laadcentrum. Vervang ze, indien nodig. Radiator verstopt. Vervang ze, indien nodig. Hoge omgevingstemperatuur. 3A2915F Oplossing Zorg dat de omgevingstemperatuur lager is dan 48°C (120°F) voordat u het systeem gebruikt. 83 Probleemoplossing Fout Fout Type Naam Code T4DH Stand Slang ALARM Hoge chemische temperatuur T4NM MCM ALARM Oorzaak Een slangdeel dat is blootgesteld aan een hittebron, zoals de zon, of dat is opgerold, kan ertoe leiden dat de temperatuur van de vloeistof die er doorheen stroomt meer dan 15°C (27°F) hoger is dan de richttemperatuur van de VTS. Slechte hoogspanning-temperatuurregelingsmodule. Hoge motortemper- De koelventilatoren werken atuur niet goed. Oplossing Bescherm de blootgestelde slang tegen de hitte van de zon of stel de VTS in rust aan dezelfde omgeving bloot. Ontrol de hele slang vóór u deze verwarmt om te voorkomen dat de slang zichzelf verwarmt. Vervang de HPTCM. Zie systeemreparatiehandleiding. Zorg dat de omgevingstemperatuur minder dan 48°C (120°F) bedraagt. Controleer of de ventilators bewegen. Meet de spanning naar de ventilators. De spanning moet 240 VAC bedragen. Als u geen spanning meet: controleer de bedrading tussen de ventilator en stroomonderbreker CB03. Als de ventilators onder spanning staan maar toch niet bewegen: vervang de ventilator. Elektromotor defect. 84 Gebruik een luchtslang om de ruimte rondom de ventilatorhuizen schoon te blazen en verwijder opgehoopt vuil. Vervang de elektromotor. Zie systeemreparatiehandleiding. 3A2915F Probleemoplossing Fout Fout Code T6AE T6DA Stand Warmtewisselaar A Warmtewisselaar B Aanjager A T6DB Aanjager B T6DE Warmtewisselaar van de motor ALARM Slang T6BE T6DH Type Naam ALARM RTD werkt niet goed Kapotte of losse RTD-kabel Controleer alle draden en of -aansluiting. aansluitingen van de RTD. Vervang de RTD door een Slechte RTD. andere om te controleren of dezelfde foutmelding wordt getoond. Vervang de RTD als deze verantwoordelijk is voor de fout. Zie de reparatiehandleiding van het systeem voor instructies. Defecte RTD-kabel Kapotte RTD-kabel in slang Leg de aansluiting van of defecte VTS. elke slang-RTD bloot om of niet goed te controleren of er losse werkende VTS connectoren zijn en om deze eventueel vast te zetten. Meet de continuïteit van de RTD-kabel en VTS van de slang. Zie systeemreparatiehandleiding. Bestel RTD-testkit 24N365 voor de meting. Oorzaak Oplossing Zie Tijdelijke handmatige regeling van de slangtemperatuur, page 58 in de bedieningshandleiding om uw klus af te maken tot de reparatie kan worden voltooid. 3A2915F 85 Probleemoplossing Fout Fout Type Naam Oorzaak Oplossing Code T8AE Stand Warmtewisselaar ALARM Temperatuur warmtewisselaar A (T8AE) stijgt niet Geen stroming van het koelmiddel Controleer het koelmiddelpeil. Controleer via het kijkglas of u koelmiddel ziet stromen. Temperatuur warmtewisselaar B (T8BE) stijgt niet Controleer of de spanning van de circulatiepomp 240 VAC bedraagt. Vervang de circulatiepomp als dit niet het geval is. Zie systeemreparatiehandleiding. Lage toevoertemperatuur Voer het verwarmde chemische chemisch middel. middel bij een koude omgevingstemperatuur terug naar het vat voordat u begint met spuiten. Het chemisch middel is bij het opstarten kouder dan 0°C (32°F). Het systeem is opgeslagen Zorg dat de omgevingstemperbij een temperatuur onder de atuur hoger is dan -7°C (20°F). -7°C (20°F), waardoor het koelmiddelventiel langzaam werkt. (alleen T8AE) de Sluit de J6-connector opnieuw J6-connector op het aan op het midden van het laadcentrum, locatie laadcentrum. 'warmteventielen' is niet in het midden geplaatst. Zet de handmatige Defecte ventielspoel. ventielschakelaar op het laadcentrum aan en controleer of de spoel verschuift. Vervang de spoel als dit niet het geval is. Zie systeemreparatiehandleiding. De rode, blauwe en groene Defect laadcentrum. leds op het paneel van het laadcentrum moeten gaan branden. Vervang het laadcentrum als dit niet het geval is. Zie systeemreparatiehandleiding. T8BE 86 3A2915F Probleemoplossing Fout Fout Type Naam Oorzaak Code T8DA Stand Aanjager A ALARM T8DB Aanjager B Temperatuur stijgt niet Verwarmingsstang defect (aanjager). T8DH Slang ALARM V1CM MCM ALARM V1MH Slang ALARM V4CM MCM ALARM V4MH Slang ALARM 3A2915F Oplossing Meet de weerstand van de verwarmingsstang, deze moet 23 - 26 ohm bedragen. Vervang als de meting 'open' aangeeft. Lage toevoertemperatuur Voer het verwarmde chemische chemisch middel. middel bij een koude omgevingstemperatuur terug naar het vat voordat u begint met spuiten. Het chemisch middel is bij het opstarten kouder dan 0°C (32°F). Defecte verwarmde slang. Meet de weerstand van de slang, vervang als de meting 'open' aangeeft. Temperatuur stijgt U bent begonnen met Wacht tot de bedrijfstemperaniet spuiten voordat de turen van de motor en de slang motor en de slang de zijn bereikt voordat u begint met bedrijfstemperatuur hadden spuiten. bereikt. Lage toevoertemperatuur Voer het verwarmde chemische chemisch middel. middel bij een koude omgevingstemperatuur terug naar het vat voordat u begint met spuiten. Het chemisch middel is bij het opstarten kouder dan 0°C (32°F). Voer een visuele controle van Onderspanning bus Stroomonderbreker de stroomonderbreker uit, voor geactiveerd. de geactiveerde status. Lage lijnspanning Losse of defecte aansluiting. Controleer de bedrading op losse draden. Lage lijnspanning generator Meet de spanning bij de hoofdschakelaar (CT01). De spanning dient een meting tussen de 190 en 264 VAC aan te geven. Hoge inschakelstroom Zorg dat de compressor of (hulpstroom). luchtdroger is ingesteld om voortdurend te werken en de juiste maat heeft volgens de handleiding. Overspanning bus De inkomende lijnspanning Meet de spanning bij de is te hoog. hoofdschakelaar (CT01). De Hoge lijnspanning spanning dient een meting tussen de 190 en 264 VAC aan te geven. Als de spanning te hoog is: zie de bijgeleverde dynamohandleiding voor reparatie-instructies en specificaties van de dynamo. 87 Probleemoplossing Fout Fout Type Naam Oorzaak Oplossing Code WBNM Stand MCM ALARM Motorsensor defect Slechte aansluiting tussen de MCM (poort 10) en het borstelslijtage/oververhittingspaneel. Defect borstelslijtage/oververhittingspaneel. Slechte aansluiting tussen de MCM (poort 2) en het paneel van het laadcentrum. Defect laadcentrum. Controleer de aansluiting en de kabels. WMCE MCM ALARM Niet goed werkend laadcentrum WSCX ADM ADVIES WSUX USB ADVIES WXUD ADM ADVIES USB-downloadfout WXUU ADM ADVIES USB-uploadfout WX00 MCM ALARM Externe invoer 88 Ongeldige CAN-configuratie Ongeldige USB-configuratie Vervang de motor. Zie systeemreparatiehandleiding. Controleer de aansluiting en de kabels. Vervang het laadcentrum. Zie systeemreparatiehandleiding. Dubbel knooppunt op het Controleer of de LPTCM zijn CAN-netwerk. ingesteld op A en B. Er kan geen geldig Steek een systeemtoken in de configuratiebestand voor de ADM en zet de stroom uit en USB worden gevonden. weer aan. Wacht tot de lichten op de USB-poort niet meer knipperen voordat u de token verwijdert. Vervang de ADM. Zie de Defecte ADM. systeemreparatiehandleiding. Downloaden van het Maak een back-up van het logboek mislukt. USB-station en formatteer deze. Probeer het logboek opnieuw te downloaden. Uploaden van het Voer een normale aangepaste taalbestand USB-download uit en gebruik mislukt het nieuwe disptext.txt-bestand om de aangepaste taal te uploaden. Het alarm voor externe Een actief alarm wordt invoer klinkt te zacht. gegenereerd door de externe trekker. Als het externe alarm niet is geconfigureerd: controleer op kortsluiting in de bedrading naar poort 7 van de MCM, pen 1 en 3. 3A2915F USB-gegevens USB-gegevens USB-logboeken Note De ADM kan lezen/schrijven naar FAT (File Allocation Table) -opslagapparatuur. NTFS, gebruikt door opslagapparaten met een capaciteit van 32 GB of meer, wordt niet ondersteund. In werking slaat ADM systeem- en prestatiegerelateerde informatie op in het geheugen in de vorm van logbestanden. De ADM onderhoudt vier logbestanden: • Gebeurtenislogboek • Taaklogboek • Dagelijks logboek • Systeemsoftwarelogboek • Blackbox-logboek Volg de Downloadprocedure, page 91 om logbestanden terug te vinden. Telkens als er een USB-flashstation in de USB-poort van de ADM wordt geplaatst, wordt er een nieuwe map met de naam DATAxxxx aangemaakt. Het getal aan het einde van de mapnaam neemt telkens toe als er een USB-flashstation wordt geplaatst en er gegevens worden gedownload of geüpload. Gebeurtenislogboek De bestandsnaam van het gebeurtenislogboek is 1–EVENT.CSV en wordt opgeslagen in de map DATAxxxx. Het gebeurtenislogboek bevat een archief van de laatste 49.182 gebeurtenissen en fouten. Elk gebeurtenislogboek bevat: • Gebeurtenisomschrijving Gebeurteniscodes bevatten zowel foutcodes (alarmen, afwijkingen en adviezen), als 'alleen opslaan'-gebeurtenissen. Ondernomen acties zijn het instellen en wissen van gebeurtenisomstandigheden door het systeem en het bevestigen van foutomstandigheden door de gebruiker. Taaklogboek De bestandsnaam van het taaklogboek is 2–JOB.CSV en wordt opgeslagen in de map DATAxxxx. Het taaklogboek bevat een archief met datapunten op basis van de UBS-logfrequentie die is bepaald in de instelschermen. De ADM bewaart de laatste 415.413 datapunten om te downloaden. Zie Instellen - Geavanceerd scherm 3 — USB voor informatie over het instellen van de omvang van de download en de USB-logfrequentie. • Datum datapunt • Tijdstip datapunt • Temperatuur warmtewisselaar A-zijde • Temperatuur aanjagerverwarmer A-zijde • Temperatuur warmtewisselaar B-zijde • Temperatuur aanjagerverwarmer B-zijde • Slangtemperatuur • Temperatuur motorkoelmiddel • Richttemperatuur A-zijde • Richttemperatuur B-zijde • Richttemperatuur slang • Code voor de datum van de gebeurtenis • Druk A-zijde • Code voor het tijdstip van de gebeurtenis • Druk B-zijde • Code gebeurtenis • Richtdruk • Type gebeurtenis • Pompcyclustelling systeemlevensduur • Ondernomen actie • Eenheden voor druk, volume en temperatuur 3A2915F 89 USB-gegevens Dagelijks logboek Logbestand blackbox De bestandsnaam van het dagelijks logboek is 3–DAILY.CSV en wordt opgeslagen in de map DATAxxxx. De bestandsnaam van de blackbox is 5-BLACKB.CSV. Deze is opgeslagen in de map DATAxxxx. Het dagelijks logboek houdt de totale cycli en het totale volume bij die zijn gespoten op elke dag waarop het systeem is opgestart. De volume-eenheden zijn dezelfde als die in het taaklogboek werden gebruikt. Het Blackbox-logboek houdt bij hoe het systeem werkt en welke functies er worden gebruikt. Dit logboek helpt Graco om systeemfouten op te lossen. De volgende gegevens worden in dit bestand opgeslagen: Instellingen systeemconfiguratie • Data waarop materiaal werd gespoten • Tijd — ongebruikte kolom • Totale pompcyclustelling voor dag • Totaal volume gespoten voor dag Systeemsoftwarelogboek De naam van het systeemsoftwarebestand is 4-SYSTEM.CSV. Dit bestand is opgeslagen in de map DATAxxxx. De naam van het systeemconfiguratie-instellingbestand is SETTINGS.TXT. Dit bestand is opgeslagen in de map DOWNLOAD. Telkens als er een USB-flashstation in de ADM wordt geplaatst, wordt er automatisch een systeemconfiguratie-instellingbestand gedownload. Gebruik dit bestand om een back-up te maken van de systeeminstellingen, zodat u deze later kunt herstellen of de instellingen gemakkelijk kunt kopiëren op meerdere systemen. Raadpleeg de Uploadprocedure, page 92 voor instructies over hoe u dit bestand dient te gebruiken. Het systeemsoftwarelogboek bevat het volgende: • Datumlogboek werd aangemaakt • Tijdlogboek werd aangemaakt • Componentnaam • Softwareversie geladen op de bovenstaande component 90 3A2915F USB-gegevens Aangepast taalbestand • De bestandsnaam moet DISPTEXT.TXT zijn. De naam van het aangepast taalbestand is DISPTEXT.TXT en wordt opgeslagen in de map DOWNLOAD. • Het bestandsformaat voor een door tabs gescheiden tekstbestand met behulp van Unicode (UTF-16) tekenweergave. Telkens als er een USB-flashstation in de ADM wordt geplaatst, wordt er automatisch een aangepast taalbestand gedownload. Gebruik dit bestand indien gewenst om een door de gebruiker bepaalde set van aangepaste taalreeksen te creëren, die in de ADM worden getoond. Het systeem kan de volgende Unicode-tekens weergeven. Voor tekens buiten deze reeks zal het systeem het vervangende Unicode-teken weergeven, dat getoond wordt als een wit vraagteken in een zwarte ruit. • U+0020 - U+007E (Basis Latijn) • U+00A1 - U+00FF (Latijn-1 Supplement) • Het bestand mag slechts twee kolommen bevatten, waarbij de kolommen gescheiden zijn door een enkele tab. • Voeg geen rijen toe aan het bestand en verwijder er geen. • Verander de volgorde van de rijen niet. Downloadprocedure • U+0100 - U+017F (Latijn Uitgebreid-A) Note • U+0386 - U03CE (Grieks) De instellingbestanden van de systeemconfiguratie en de aangepaste taalbestanden kunnen gewijzigd worden als de bestanden in de map UPLOAD zitten van het USB-flashstation. Zie de rubrieken over 'Instellingenbestand systeemconfiguratie', 'Aangepast taalbestand' en 'Uploadprocedure'. • U+0400 - U+045F (Cyrillisch) Aangepaste taalreeksen aanmaken Het aangepaste taalbestand is een tekstbestand gescheiden door tabs dat twee kolommen bevat. De eerste kolom bestaat uit een lijst van reeksen in de taal die geselecteerd is op het ogenblik van downloaden. De tweede kolom kan gebruikt worden om de aangepaste taalreeksen in te geven. Als een aangepaste taal reeds daarvoor geïnstalleerd was, bevat deze kolom de aangepaste reeksen. Zo niet, is de tweede kolom leeg. Wijzig de tweede kolom van het aangepaste taalbestand zoals nodig en volg dan de Uploadprocedure, page 92 om het bestand te installeren. Het formaat van het aangepaste taalbestand is kritisch. De onderstaande regels dienen gevolgd te worden opdat het installatieproces zou slagen. 1. Plaats het USB-flashstation in de USB-poort. 2. De menubalk en de USB-indicatorlampjes geven aan dat de USB bestanden aan het downloaden is. Wacht tot de USB volledig klaar is. 3. Haal het USB-flashstation uit de USB-poort. 4. Plaats het USB-flashstation in de USB-poort van de computer. 5. Er wordt automatisch een venster met het USB-flashstation geopend. Als dit niet gebeurt, opent u het USB-flashstation vanuit Windows® Verkenner. 6. Open de map GRACO. 7. De instructies gaan verder op de volgende pagina. • Definieer een aangepaste reeks voor elke rij in de tweede kolom. Note Als het aangepaste taalbestand wordt gebruikt, moet u een aangepaste reeks bepalen voor elke invoer in het DISPTEXT.TXT-bestand. Lege velden in de tweede kolom worden leeg op de ADM getoond. 3A2915F 91 USB-gegevens 8. Open de systeemmap. Als u gegevens downloadt van meer dan een systeem, zullen er meerdere mappen zijn. Elk map is gelabeld met het overeenkomstige serienummer van de ADM (het serienummer staat op de achterkant van de ADM.) 9. Open de map DOWNLOAD. 10. Open de map DATAxxxx. 11. Open de map DATAxxxx met het hoogste nummer. Het hoogste nummer geeft de recentste gegevensdownload aan. 12. Open het logbestand. Logbestanden worden standaard in Microsoft® Excel geopend zolang het programma geïnstalleerd is. Ze kunnen echter ook geopend worden in elke andere tekstverwerker of in Microsoft® Word. Note Alle USB-logboeken worden opgeslagen in Unicode (UTF-16)-opmaak. Wanneer u het logbestand in Microsoft Word opent, selecteert u Unicode-codering. Uploadprocedure Gebruik deze procedure om een systeemconfiguratiebestand en/of een aangepast taalbestand te installeren. 1. Volg, indien nodig, de Downloadprocedure, om de juiste mapstructuur automatisch te genereren op het USB-flashstation. 92 2. Plaats het USB-flashstation in de USB-poort van de computer. 3. Er wordt automatisch een venster met het USB-flashstation geopend. Als dit niet gebeurt, opent u het USB-flashstation vanuit Windows Verkenner. 4. Open de map GRACO. 5. Open de systeemmap. Als u met meer dan één systeem werkt, zullen er meerdere mappen binnen de GRACO-map zijn. Elke map is gelabeld met het overeenkomstige serienummer van de ADM. (Het serienummer staat op de achterkant van de module.) 6. Als u het instellingbestand van de systeemconfiguratie installeert, zet u het bestand SETTINGS.TXT in de map UPLOAD. 7. Als u het aangepaste taalbestand installeert, zet u het DISPTEXT.TXT-bestand in de map UPLOAD. 8. Haal het USB-flashstation uit de computer. 9. Steek het USB-flashstation in de USB-poort van de ADM. 10. De menubalk en de USB-indicatorlampjes geven aan dat de USB bestanden aan het downloaden is. Wacht tot de USB volledig klaar is. 11. Haal het USB-flashstation uit de USB-poort. Note Als het aangepaste taalbestand geïnstalleerd was, kunnen gebruikers nu de nieuwe taal selecteren uit de keuzemenu Taal in het Geavanceerd scherm 1 - Algemeen. 3A2915F Bijlage A: Motorbesturingsmodule Bijlage A: Motorbesturingsmodule Bedrijfsschermen Er zijn zeven bedrijfsschermen op de motorbesturingsmodule (ECM): • Spanning lijn-tot-neutraal • Spanning lijn-tot-lijn • Frequentie • Toerental motor • Levensduurteller motor • Accuspanning Druk op om te scrollen door de bedrijfsschermen. Druk op om naar de informatieschermen te gaan. Structuur bedrijfsscherm Instpictogram Instrumentatie Eenheden Alarmpictogram Moduspictogram Informatieschermen Druk vanuit het bedrijfsscherm op om de informatieschermen te openen. Druk op vijf generatorgebeurtenissen te scrollen. Druk op om langs de laatste om terug te keren naar de bedrijfsschermen. Structuur van informatiescherm Gebeurtenisnr. 3A2915F Tijd van gebeurtenis (bedrijfsuren motor) Eenheden Alarmpictogram Moduspictogram 93 Bijlage A: Motorbesturingsmodule Moduspictogrammen Er wordt een pictogram getoond in het 'moduspictogram'-gedeelte van het scherm om aan te geven in welke modus de eenheid momenteel staat. Pictogram Beschrijving Details Gestopt De motor is in rust en de eenheid staat in de stopmodus. Auto De motor is in rust en de eenheid staat in de automodus. Handmatig De motor is in rust en de eenheid staat in de handmatige bedrijfsmodus. Timeranimatie Motor is bezig met opstarten. Draaien'-animatie De motor draait. Instrumentatiepictogrammen Er wordt een klein pictogram getoond in het 'instrumentatiepictogram'-gedeelte om aan te geven welke waarde er momenteel wordt weergegeven. Pictogram 94 Beschrijving Details Generator Generatorspanning en frequentiescherm Toerental motor Scherm toerental motor Levensduurteller motor Gedraaide uren Gebeurtenislogboek Gebeurtenis wordt getoond. Tijd van eenheid Ongebruikte functie 3A2915F Bijlage A: Motorbesturingsmodule Alarmen Er kunnen twee soorten alarmen in het systeem optreden. Alarmen worden aangegeven door een pictogram op de bedrijfs- en informatieschermen. Waarschuwing Wanneer een waarschuwingsalarm in het systeem aanwezig is, zal het de generator niet stopzetten. Pictogram Beschrijving Details Hoge accuspanning De DC-voeding is voor de duur van de 'hoge accuspanning'-timer boven de bovengrens van de spanningsinstelling uitgestegen. Lage accuspanning De DC-voeding is voor de duur van de 'lage accuspanning'-timer onder de ondergrens van de spanningsinstelling gedaald. Stoppen mislukt De module heeft een conditie gedetecteerd die aangeeft dat de motor blijft draaien, hoewel er een stopsignaal is gegeven. Flexibele sensor Het waarschuwingsalarm van de flexibele sensor is geactiveerd. Uitschakelen Wanneer er een uitschakelalarm op het systeem aanwezig is, zal het de generator stopzetten. Zet het alarm uit en herstel de fout. Druk daarna op de stopknop om de module te resetten. Zie het informatiescherm om het meest recente alarm te bekijken. Pictogram Beschrijving Details Starten mislukt De motor is niet gestart na het vooraf instelde aantal startpogingen. Uitschakelen wegens hoge generatorspanning De uitgangsspanning van de generator is uitgestegen boven het vooraf vastgestelde niveau. Uitschakelen wegens lage generatorspanning De uitgangsspanning van de generator is onder het vooraf vastgestelde niveau gedaald. Uitschakelen wegens hoge koelmiddeltemperatuur De module detecteert dat de koelmiddeltemperatuur van de motor is uitgestegen boven de bovengrens voor het uitschakelen van de motor nadat de 'veiligheid aan'-timer is verstreken. Uitschakelen wegens lage oliedruk De oliedruk van de motor is gedaald onder de ondergrens voor oliedruk nadat de 'veiligheid aan'-timer is verstreken. Uitschakelen wegens overfrequentie De uitgangsfrequentie van de generator is gestegen tot boven het vooraf ingestelde niveau. Uitschakelen wegens onderfrequentie De uitgangsfrequentie van de generator is gedaald tot onder het vooraf ingestelde niveau. 3A2915F 95 Afmetingen Afmetingen Bovenaanzicht Figure 44 Zijaanzicht Figure 45 96 3A2915F Afmetingen Bovenaanzicht: Systeem met compressor en slangenrektoebehoren Figure 46 Zijaanzicht: Systeem met compressor en slangenrektoebehoren Figure 48 Vooraanzicht Figure 47 3A2915F 97 Afmetingen Montageafmetingen pallet Figure 49 98 3A2915F Prestatiegrafieken Prestatiegrafieken Gebruik deze grafieken als hulp om te bepalen welk doseerapparaat het meest efficiënt met elke mengkamer werkt. De stroomsnelheden zijn gebaseerd op een materiaalviscositeit van 60 cps. Doseerapparaten voor schuim 2000 (138) AR4242 (01) AR5252 (02) 1500 (103) AR6060 (03) DRUK bar (psi) 1000 (69) AR7070 (04) E-30i 500 (34) 0 5 (2.3) 10 (4.5) 15 20 (6.8) (9.1) 25 30 (11.3) (13.6) 35 (15.9) 40 (18.1) 45 (20.4) 50 (22.7) 55 (25.9) STROOMSNELHEID kg/min (lbs/min) Doseerapparaten voor coatings 3500 (241) 3000 (207) 2500 DRUK bar (psi) E-XP2i AR2020 (000) (172) AR2929 (00) 2000 (138) 1500 (103) AR4242 (01) 1000 (69) 500 (34) 0 0.5 (1.9) 1.0 (3.8) 1.5 (5.7) 2.0 (7.6) 2.5 (9.5) 3.0 (11.3) STROOMSNELHEID kg/min (lbs/min) 3A2915F 99 Technische specificaties Technische specificaties Modellen E-30i V.S. Metrisch 140 bar, 14 MPa 2000 psi E-30i 60°C 140°F E-30i met aanjagerverwarmer 82°C 180°F 13,5 kg/min. 30 lb/min. 94 m 310 ft 0,1034 liter 0,0272 gallon -7 tot 49°C 20° tot 120°F Maximale vloeistofwerkdruk Druk Maximale vloeistoftemperatuur Maximale uitvoer Uitvoer Maximale lengte verwarmde slang Lengte Uitvoer per cyclus A en B Bedrijfsbereik omgevingstemperatuur Temperatuur Hulpstroom beschikbaar Spanning 120 VAC of 240 VAC, 60 Hz Motor Model Perkins 404–22G, 2,2 l, 29 pk Alternator Model Mecc Alte 22 kW, 240 V, 1 pk, 60 Hz, horizontaal Accuvereisten Spanning 12 VDC Minimum A bij koude start 800 CCA Verbindingstype Post'-stijl Aanbevolen accuformaat 34 BC-groepsnummer Lengte 260 mm 10,25 inch Breedte 173 mm 6,81 inch Hoogte 200 mm 7,88 inch Vermogen aanjagerverwarmer E-30i E-30i met warmte van aanjager 100 Geen 4000 watt 3A2915F Technische specificaties Aanbevolen luchtcompressoren Champion® BR-5, steunplaat Specificaties 5 pk, 240 V, 1 fase, 60 Hz, 21 cfm Vereiste kenmerken Riembescherming nakoeler Regelventiel lossysteem Quincy QP–5–5B, steunplaat Specificaties 5 pk, 240 V, 1 fase, 60 Hz, 17,2 cfm Vereiste kenmerken Riembescherming nakoeler Regelventiel lossysteem Champion® HR5-3, 114 liter, montage op tank Specificaties 5 pk, 240 V, 1 fase, 60 Hz, 21 cfm Vereiste kenmerken Regelventiel lossysteem Geluid 91,0 dBA Geluidsdruk gemeten vanaf 1 meter (3,1 ft) bij 103 bar (10 MPa, 1500 psi), 7,6 lpm (2 gpm) Vloeistofinlaten Component A (ISO) en Component B (HARS) 3/4 NPT(f), met 3/4 NPSM(f) koppeling Vloeistofuitlaten Component A (ISO) #8 (1/2 inch) JIC, met #5 (5/16 inch) JIC-verloopstuk Component B (HARS): #10 (5/8 inch) JIC, met #6 (3/8 inch) JIC-verloopstuk Vloeistofcirculatiepoorten Grootte Maximumdruk 1/4 NPSM(m), met kunststof buis 1,75 MPa, 17,5 bar 250 psi E-30i 794 kg 1750 lb E-30i met warmte van aanjager 816 kg 1800 lb E-30i met compressor 1020 kg 2250 lb E-30i met warmte van aanjager en compressor 1043 kg 2500 lb Gewicht Bevochtigde delen Materiaal 3A2915F Aluminium, roestvast staal, verzinkt koolstofstaal, messing, carbide, chroom, chemisch resistente O-ringen, PTFE, polyethyleen met een ultrahoog moleculair gewicht 101 Technische specificaties Modellen E-XP2i V.S. Metrisch 24,1 MPa, 241 bar 3500 psi 82°C 180°F 7,6 lpm 2 gpm 94 m 310 ft 0,0771 liter 0,0203 gallon -7 tot 49°C 20° tot 120°F Maximale vloeistofwerkdruk Druk Maximale vloeistoftemperatuur E-XP2i Maximale uitvoer Uitvoer Maximale lengte verwarmde slang Lengte Uitvoer per cyclus A en B Bedrijfsbereik omgevingstemperatuur Temperatuur Hulpstroom beschikbaar Spanning 120 VAC of 240 VAC, 60 Hz Motor Model Perkins 404–22G, 2,2 l, 29 pk Alternator Model Mecc Alte 22 kW, 240 V, 1 pk, 60 Hz, horizontaal Accuvereisten Spanning 12 VDC Minimum A bij koude start 800 CCA Verbindingstype Post'-stijl Aanbevolen accuformaat 34 BC-groepsnummer Lengte 260 mm 10,25 inch Breedte 173 mm 6,81 inch Hoogte 200 mm 7,88 inch Vermogen aanjagerverwarmer Wattage 102 4000 watt 3A2915F Technische specificaties Aanbevolen luchtcompressoren Champion® BR-5, steunplaat Specificaties 5 pk, 240 V, 1 fase, 60 Hz, 21 cfm Vereiste kenmerken Riembescherming nakoeler Regelventiel lossysteem Quincy QP–5–5B, steunplaat Specificaties 5 pk, 240 V, 1 fase, 60 Hz, 17,2 cfm Vereiste kenmerken Riembescherming nakoeler Regelventiel lossysteem Champion® HR5-3, 114 liter, montage op tank Specificaties 5 pk, 240 V, 1 fase, 60 Hz, 21 cfm Vereiste kenmerken Regelventiel lossysteem Geluid 91,0 dBA Geluidsdruk gemeten vanaf 1 m (3,1 ft) bij 138 bar (14 MPa, 2000 psi), 3,8 lpm (1 gpm) Vloeistofinlaten Component A (ISO) en Component B (HARS) 3/4 NPT(f), met 3/4 NPSM(f) koppeling Vloeistofuitlaten Component A (ISO) #8 (1/2 inch) JIC, met #5 (5/16 inch) JIC-verloopstuk Component B (HARS) #10 (5/8 inch) JIC, met #6 (3/8 inch) JIC-verloopstuk Vloeistofcirculatiepoorten Grootte Maximumdruk 1/4 NPSM(m), met kunststof buis 1,75 MPa, 17,5 bar 250 psi E-XP2i 816 kg 1800 lb E-XP2i met compressor 1043 kg 2500 lb Gewicht Bevochtigde delen Materiaal 3A2915F Aluminium, roestvast staal, verzinkt koolstofstaal, messing, carbide, chroom, chemisch resistente O-ringen, PTFE, polyethyleen met een ultrahoog moleculair gewicht 103 Standaardgarantie van Graco Graco garandeert dat alle in dit document genoemde en door Graco vervaardigde apparatuur waarop de naam Graco vermeld staat, op de datum van verkoop voor gebruik door de oorspronkelijke koper vrij is van materiaal- en fabricagefouten. Met uitzondering van speciale, uitgebreide of beperkte garantie zoals gepubliceerd door Graco, zal Graco, gedurende een periode van twaalf maanden na verkoopdatum, elk onderdeel van de apparatuur dat naar het oordeel van Graco gebreken vertoont herstellen of vervangen. Deze garantie is alleen van toepassing op voorwaarde dat de apparatuur conform de schriftelijke aanbevelingen van Graco geïnstalleerd, bediend en onderhouden wordt. Normale slijtage en veroudering of slecht functioneren, beschadiging of slijtage veroorzaakt door onjuiste installatie, verkeerde toepassing, slijtend materiaal, corrosie, onvoldoende of onjuist uitgevoerd onderhoud, nalatigheid, ongeval, eigenmachtige wijzigingen aan de apparatuur of het vervangen van Graco-onderdelen door onderdelen van andere herkomst, vallen niet onder de garantie en Graco is daarvoor niet aansprakelijk. Graco is ook niet aansprakelijk voor slecht functioneren, beschadiging of slijtage veroorzaakt door de onverenigbaarheid van Graco-apparatuur met constructies, toebehoren, apparatuur of materialen die niet door Graco geleverd zijn, en ook niet voor fouten in het ontwerp, bij de fabricage, installatie, bediening of het onderhoud van constructies, toebehoren, apparatuur of materialen die niet door Graco geleverd zijn. Deze garantie wordt verleend onder de voorwaarde dat de apparatuur waarvan de koper stelt dat die een defect vertoont, gefrankeerd wordt verzonden naar een erkende Graco-dealer opdat de aanwezigheid van het beweerde defect kan worden geverifieerd. Indien het beweerde defect inderdaad wordt vastgesteld, zal Graco de defecte onderdelen kosteloos herstellen of vervangen. De apparatuur zal gefrankeerd worden teruggezonden naar de oorspronkelijke koper. Indien bij de inspectie geen materiaal- of fabricagefouten worden geconstateerd, dan zullen de herstellingen worden uitgevoerd tegen een redelijke vergoeding, waarin de vergoeding van de kosten van onderdelen, arbeid en vervoer inbegrepen kunnen zijn. DEZE GARANTIE IS EXCLUSIEF, EN TREEDT IN DE PLAATS VAN ENIGE ANDERE GARANTIE, UITDRUKKELIJK OF IMPLICIET, WAARONDER MAAR NIET BEPERKT TOT GARANTIES BETREFFENDE VERKOOPBAARHEID OF GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALDE TOEPASSING. De enige verplichting van Graco en het enige verhaal van de klant bij schending van de garantie is zoals hierboven bepaald is. De koper gaat ermee akkoord dat geen andere verhaalsmogelijkheid (waaronder, maar niet beperkt tot vergoeding van incidentele schade of van vervolgschade door winstderving, gemiste verkoopopbrengsten, letsel aan personen of materiële schade, of welke andere incidentele verliezen of vervolgverliezen dan ook) aanwezig is. Elke klacht wegens inbreuk op de garantie moet binnen twee (2) jaar na aankoopdatum kenbaar worden gemaakt. GRACO GEEFT GEEN GARANTIE EN WIJST ELKE IMPLICIETE GARANTIE AF BETREFFENDE VERKOOPBAARHEID OF GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALDE TOEPASSING, MET BETREKKING TOT TOEBEHOREN, APPARATUUR, MATERIALEN OF COMPONENTEN DIE GRACO GELEVERD, MAAR NIET VERVAARDIGD HEEFT.Deze items, die verkocht, maar niet vervaardigd worden door Graco (zoals elektrische motoren, schakelaars, slangen, enz.) zijn, indien van toepassing, onderhevig aan de garantie van de fabrikant. Graco zal aan de koper redelijke ondersteuning verlenen bij het aanspraak maken op die garanties. Graco is in geen geval aansprakelijk voor indirecte, incidentele, speciale of gevolgschade die het gevolg is van het feit dat Graco dergelijke apparatuur heeft geleverd, of van de uitrusting, de werking, of het gebruik van producten of andere goederen op deze wijze verkocht, ongeacht of die ontstaat door inbreuk op een contract, inbreuk op garantie, nalatigheid van Graco, of anderszins. Informatie over Graco De meest recente informatie over de producten van Graco vindt u op www.graco.com. Om een bestelling te plaatsen, neemt u contact op met uw Graco-distributeur of belt u om de dichtstbijzijnde distributeur te weten te komen. Telefoon: 612-623-6921 of gratis: 1-800-328-0211 Fax: 612-378-3505 Alle geschreven en afgebeelde gegevens in dit document geven de meest recente productinformatie weer zoals bekend op het tijdstip van publicatie. Graco behoudt zich het recht voor te allen tijde wijzigingen aan te brengen zonder voorafgaande kennisgeving. Kijk op www.graco.com/patents voor patentinformatie. Vertaling van de originele instructies. This manual contains Dutch. MM 3A1705 Hoofdkantoor Graco: Minneapolis Kantoren in het buitenland: België, China, Japan, Korea GRACO INC. EN DOCHTERONDERNEMINGEN • P.O. BOX 1441 • MINNEAPOLIS MN 55440-1441 • VS Copyright 2011, Graco Inc. Alle productielocaties van Graco zijn ISO 9001 gecertificeerd. www.graco.com Herzien in juli 2012
* Your assessment is very important for improving the workof artificial intelligence, which forms the content of this project
Related manuals
Download PDF
advertisement