advertisement
▼
Scroll to page 2
of
164
CANON INC. 30-2 Shimomaruko 3-chome, Ohta-ku, Tokyo 146-8501, Japan Europa, Afrika & Midden-Oosten CANON EUROPA N.V. Bovenkerkerweg 59, 1185 XB Amstelveen, Nederland Raadpleeg uw garantiekaart of ga naar www.canon-europe.com/Support voor informatie over het dichtstbijzijnde Canon-kantoor Dit product en de hieraan gekoppelde garantie worden in landen in Europa geleverd door Canon Europa N.V. De beschrijvingen in deze instructiehandleiding zijn in februari 2017 geactualiseerd. Voor informatie over de compatibiliteit met producten van na deze datum kunt u zich wenden tot een Canon Service Center. Raadpleeg de website van Canon voor de meest recente instructiehandleiding. CEL-SV9HA281 © CANON INC. 2017 GEDRUKT IN DE EU Basisinstructiehandleiding In deze basishandleiding worden alleen de basisfuncties behandeld. Raadpleeg het pdf-bestand met de instructiehandleiding op de EOS Camera Instruction Manual Disk dvd-rom voor gedetailleerde instructies. NEDERLANDS Inleiding De EOS 5DS/EOS 5DS R is een hoogwaardige digitale spiegelreflexcamera met een full-frame CMOS-sensor (d.w.z. kleinbeeldformaat, circa 36,0 x 24,0 mm) en circa 50,6 effectieve megapixel, Dual DIGIC 6, circa 100% zoekerdekking, uiterst nauwkeurige en snelle scherpstelling met 61 AF-punten, continue opnamen met circa 5,0 beelden per seconde, een 3,2 inch (8,1 cm) LCD-scherm, Live Viewopnamen en movie-opnamen in Full High-Definition (Full HD). Lees voordat u begint met opnamen maken het volgende Lees eerst de Veiligheidsmaatregelen (pag. 14-16) en Tips en waarschuwingen voor het gebruik (pag. 16-18) om slechte foto's en ongelukken te voorkomen. Raadpleeg deze handleiding tijdens het gebruik om nog verder vertrouwd te raken met de camera Maak een aantal testopnamen terwijl u deze handleiding doorneemt en bekijk het resultaat. U zult de camera dan beter begrijpen. De camera testen voor gebruik en aansprakelijkheid Bekijk de opnamen nadat u deze hebt gemaakt en controleer of ze goed zijn vastgelegd. Wanneer de camera of de geheugenkaart gebreken vertoont en de opnamen niet kunnen worden vastgelegd of naar een computer kunnen worden gedownload, is Canon niet verantwoordelijk voor eventueel verlies of ongemak. Copyright Mogelijk verbiedt de wet op het auteursrecht in uw land het gebruik van opnamen van mensen en bepaalde onderwerpen anders dan voor privégebruik. Ook kan het maken van opnamen van bepaalde openbare optredens, exposities en dergelijke zelfs voor privégebruik verboden zijn. Informatie over de EOS 5DS R Bij de EOS 5DS R is het optische low-pass-filter uitgeschakeld en het effect daarvan verdwenen om tot een hogere resolutie te komen. Aangezien het optische low-pass-filter bedoeld is voor het verminderen van moiré en valse kleuren, ziet u in opnamen die zijn gemaakt met de EOS 5DS R mogelijk meer moiré en valse kleuren dan met de EOS 5DS, afhankelijk van het onderwerp en de opnameomstandigheden. 2 Controlelijst onderdelen Controleer voordat u begint of alle onderstaande onderdelen van de camera aanwezig zijn. Neem contact op met uw dealer als er iets ontbreekt. Oogschelp Eg Camera (met cameradop) Brede draagriem Accu LP-E6N (met beschermdeksel) Interfacekabel IFC-150U II Acculader LC-E6/LC-E6E* Kabelbescherming * Acculader LC-E6 of LC-E6E is meegeleverd. (Bij de LC-E6E wordt een netsnoer meegeleverd.) De meegeleverde instructiehandleidingen en dvd-/cd-roms worden op de volgende pagina vermeld. Bewaar bovengenoemde zaken zorgvuldig. Verbinding met randapparatuur Gebruik de meegeleverde interfacekabel of een interfacekabel van Canon om de camera aan te sluiten op een computer of printer. Gebruik bij het aansluiten van de interfacekabel ook de meegeleverde kabelbescherming (pag. 29). 3 Handleidingen en dvd-/cd-roms De instructiehandleiding bestaat uit een boekje, een folder en elektronische handleidingen (als pdf-bestand op de dvd-rom). Het boekje is de basisinstructiehandleiding. Zie de instructiehandleiding op de dvd-rom voor meer gedetailleerde instructies. Basisinstructiehandleiding (dit boekje) EOS Camera Instruction Manuals Disk (dvd-rom) EOS Camera Instruction Manuals Disk XXX CEL-XXX XXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX © CA . e EU NON IN C. 20XX. Made in th Bevat de volgende pdf-handleidingen: • Instructiehandleiding • Software-instructiehandleidingen voor de software op de EOS Solution Disk * Informatie over het weergeven van de instructiehandleidingen op de dvd-rom vindt u op pagina 154-156. EOS Solution Disk EOS Solution Disk XXX CEL-XXX XXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX Windows XXX XXX Mac OS X XXX XXX © CA 4 U. the E NON INC . 20XX. Made in Bevat verschillende software. Zie pagina 159-161 voor een algemene beschrijving en informatie over het installeren van de software. Compatibele geheugenkaarten De volgende geheugenkaarten, ongeacht de capaciteit, kunnen in de camera worden gebruikt: als de kaart nieuw is of eerder is geformatteerd met een andere camera of computer, formatteert u de kaart in deze camera (pag. 59). CF-kaarten (CompactFlash) * Type I, UDMA mode 7-compatibel. SD-/SDHC*-/SDXC*-geheugenkaarten * UHS-I-kaarten worden ondersteund. Kaarten waarop movies kunnen worden opgeslagen Voor het opnemen van movies moet u een kaart met een hoge capaciteit en een hoge lees-/schrijfsnelheid gebruiken, zoals weergegeven in de onderstaande tabel. Movie-opnameformaat (pag. 138) CF-kaart SD-kaart ALL-I (I-only) IPB 30 MB/s of sneller 10 MB/s of sneller 20 MB/s of sneller 6 MB/sec. of sneller Als u voor het opnemen van movies een kaart met een lage schrijfsnelheid gebruikt, kan het zijn dat de movie niet goed wordt opgeslagen. En als u een movie afspeelt op een kaart met een lage leessnelheid, wordt de movie mogelijk niet goed weergegeven. Indien u foto's wilt maken terwijl u een movie opneemt, hebt u een nog snellere kaart nodig. Ga naar de website van de fabrikant van de kaart als u de lees-/ schrijfsnelheid van de kaart wilt weten. In deze handleiding verwijst 'CF-kaart' naar CompactFlash-kaarten en 'SD-kaart' naar SD/SDHC/SDXC-kaarten. 'Kaart' verwijst naar alle geheugenkaarten die worden gebruikt voor het opslaan van foto's of movies. * Bij de camera is geen kaart voor het opslaan van foto's of movies geleverd. Deze dient u apart aan te schaffen. 5 Verkorte handleiding 1 2 Plaats de accu (pag. 34). Zie pagina 32 voor meer informatie over het opladen van de accu. Plaats de kaart (pag. 35). De camera-voorste sleuf is voor een CF-kaart en de camera-achterste sleuf is voor een SD-kaart. * U kunt opnamen maken als er een CF-kaart of een SD-kaart in de camera is geplaatst. 3 Bevestig de lens (pag. 44). 4 Stel de scherpstelmodusknop op de lens in op <f> (pag. 44). 5 Zet de aan-uitschakelaar op <1> (pag. 39). 6 Zorg ervoor dat de rode punten zich op één lijn bevinden. Verkorte handleiding 6 Houd het midden van het programmakeuzewiel ingedrukt terwijl u het wiel instelt op <A> (Scene Intelligent Auto) (pag. 26). Alle camera-instellingen worden automatisch ingesteld. 7 Stel scherp op het onderwerp (pag. 47). 8 Maak de opname (pag. 47). 9 Bekijk de opname. Kijk door de zoeker en richt het midden van de zoeker op het onderwerp. Druk de ontspanknop half in; de camera stelt vervolgens scherp op het onderwerp. Druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken. De zojuist gemaakte opname wordt 2 seconden op het LCD-scherm weergegeven. Druk op de knop <x> om de opname nogmaals weer te geven (pag. 142). Zie 'Live View-opnamen' (pag. 121) voor het maken van opnamen terwijl u op het LCD-scherm kijkt. Zie 'Opnamen weergeven' (pag. 142) voor het bekijken van de opnamen die u tot nu toe hebt gemaakt. Ga voor meer informatie over het verwijderen van een opname naar 'Opnamen wissen' (pag. 152). 7 Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt Pictogrammen in deze handleiding <6> <5> <9> <0> 0/9/4/7/8 : : : : : Het hoofdinstelwiel. Het snelinstelwiel. De multicontroller. De instelknop. Hiermee wordt aangeduid dat elke functie, nadat u de knop hebt losgelaten, 4, 6, 8, 10 of 16 seconden actief blijft. * De pictogrammen en markeringen in deze handleiding die verwijzen naar knoppen, instelwielen en instellingen op de camera, komen overeen met de pictogrammen en markeringen op de camera en het LCD-scherm. 3 : Hiermee wordt verwezen naar een functie die u kunt instellen door op de knop <M> te drukken en de instellingen daarvan te wijzigen. M : Als het sterretje rechtsboven op de pagina wordt weergegeven, is de functie alleen beschikbaar als het programmakeuzewiel is ingesteld op <d>, <s>, <f>, <a> of <F>. (pag. **) : Verwijzing naar pagina('s) met meer informatie. : Waarschuwing om opnameproblemen te voorkomen. : Aanvullende informatie. : Tips en advies voor betere opnamen. : Problemen oplossen. Basisveronderstellingen Bij alle handelingen die in deze handleiding worden beschreven, wordt ervan uitgegaan dat de aan-uitschakelaar is ingesteld op <1> en de <R>-schakelaar naar links staat (multifunctievergrendeling ontgrendeld) (pag. 39, 51). Er wordt aangenomen dat alle menu-instellingen, persoonlijke voorkeuzen en dergelijke staan ingesteld op de standaardinstellingen. Als voorbeeld wordt er in de handleiding een EOS 5DS met daarop een EF 50mm f/1.4 USM-lens getoond. 8 Hoofdstukken Voor nieuwe DSLR-gebruikers worden in hoofdstuk 1 en 2 de basisbediening en opnameprocedures voor de camera uitgelegd. Inleiding 2 1 Aan de slag 31 2 Foto's maken met basisfuncties 69 3 De AF- en transportmodi instellen 75 4 Opname-instellingen 93 5 Geavanceerde functies 111 6 Opnamen maken met het LCD-scherm (Live View-opnamen) 121 7 Movie-opname 131 8 Opnamen weergeven 141 9 De instructiehandleidingen op de dvd-rom weergeven/ opnamen downloaden naar een computer 153 9 Inhoud Inleiding 2 Controlelijst onderdelen.................................................................... 3 Handleidingen en dvd-/cd-roms ....................................................... 4 Compatibele geheugenkaarten ........................................................ 5 Verkorte handleiding ........................................................................ 6 Symbolen en afspraken die in deze handleiding worden gebruikt ........ 8 Hoofdstukken ................................................................................... 9 Veiligheidsmaatregelen .................................................................. 14 Tips en waarschuwingen voor het gebruik ..................................... 16 Namen van onderdelen .................................................................. 19 1 Aan de slag 31 De accu opladen ............................................................................ 32 De accu plaatsen en verwijderen ................................................... 34 De kaart plaatsen en verwijderen................................................... 35 De camera inschakelen .................................................................. 39 De datum, tijd en tijdzone instellen................................................. 41 De interfacetaal selecteren............................................................. 43 Een lens bevestigen en verwijderen............................................... 44 Basisbediening ............................................................................... 46 Q Quick Control voor opnamefuncties.......................................... 53 3 Menugebruik......................................................................... 56 Voordat u begint ............................................................................. 59 De kaart formatteren.................................................................... 59 10 Inhoud De pieptoon uitschakelen .............................................................61 De uitschakeltijd/Automatisch uitschakelen instellen ...................61 De kijktijd instellen........................................................................62 De camera terugzetten op de standaardinstellingen.................... 62 l Het raster weergeven. .............................................................. 63 Q De digitale horizon weergeven................................................ 64 Zoekerweergave instellen ............................................................... 66 Help .......................................................................................... 67 2 Foto's maken met basisfuncties 69 A Volautomatisch opnamen maken (Scene Intelligent Auto)....... 70 A Volautomatische technieken (Scene Intelligent Auto) .............. 73 3 De AF- en transportmodi instellen 75 f: De AF-bediening selecteren .................................................... 76 S Het AF-gebied en het AF-punt selecteren ................................ 79 AF-sensor ....................................................................................... 83 Lenzen en bruikbare AF-punten ..................................................... 84 Kenmerken AI Servo AF selecteren................................................ 89 MF: handmatige scherpstelling ....................................................... 90 o De transportmodus selecteren ................................................ 91 j De zelfontspanner gebruiken ..................................................... 92 4 Opname-instellingen 93 Kaart selecteren voor opname en weergave .................................. 94 De opnamekwaliteit instellen ..........................................................97 11 Inhoud Bijsnijden/aspect ratio instellen ...................................................... 99 i: De ISO-snelheid instellen..................................................... 101 A Een beeldstijl selecteren ...................................................... 102 B: de witbalans instellen .......................................................... 103 Helderheid en contrast automatisch corrigeren............................ 104 Ruisreductie instellen ................................................................... 105 Lichte tonen prioriteit .................................................................... 107 Correctie van helderheid randen en chromatische aberratie ............ 108 Flikkeren verminderen.................................................................. 110 5 Geavanceerde functies 111 d: AE-programma ....................................................................... 112 s: AE met sluitertijdvoorkeuze .................................................. 113 f: AE met diafragmavoorkeuze................................................ 114 a: Handmatige belichting ........................................................... 115 q De meetmethode selecteren .................................................. 117 O Belichtingscompensatie instellen ............................................ 118 h Auto Exposure Bracketing (AEB)........................................... 119 A AE-vergrendeling .................................................................... 120 6 Opnamen maken met het LCD-scherm (Live View-opnamen) 121 A Opnamen maken met het LCD-scherm ................................. 122 Instellingen voor de opnamefunctie.............................................. 125 Scherpstellen met AF (AF-methode)............................................ 125 MF: Handmatig scherpstellen....................................................... 129 12 Inhoud 7 Movie-opname 131 k Movie-opname ........................................................................ 132 Opnamen maken met automatische belichting .......................... 132 AE met sluitertijdvoorkeuze........................................................133 AE met diafragmavoorkeuze ...................................................... 134 Opnamen maken met handmatige belichting............................. 135 Het movie-opnameformaat instellen .............................................138 8 Opnamen weergeven 141 x Opnamen weergeven ............................................................. 142 B: weergave met opname-informatie ..................................... 144 x Snel opnamen zoeken............................................................ 148 u Opnamen vergroten................................................................. 149 k Movies afspelen......................................................................150 L Opnamen wissen .....................................................................152 9 De instructiehandleidingen op de dvd-rom weergeven / opnamen downloaden naar een computer 153 De EOS Camera Instruction Manuals Disk (dvd-rom) weergeven ..........154 Opnamen downloaden naar een computer...................................157 Softwareoverzicht .........................................................................159 De software installeren ................................................................. 160 Certificaatlogo Selecteer [54: Certificaatlogo weergeven] en druk op <0> om een aantal logo's van certificaten van de camera weer te geven. Andere certificaatlogo's zijn te vinden in deze instructiehandleiding, op de camerabehuizing en op de verpakking van de camera. 13 Veiligheidsmaatregelen De volgende voorzorgsmaatregelen zijn getroffen om schade of letsel aan uzelf en anderen te voorkomen. Zorg ervoor dat u deze voorzorgsmaatregelen goed begrijpt en volg ze op voordat u het product gaat gebruiken. Als u last hebt van storingen, problemen of schade aan het product, neemt u contact op met het dichtstbijzijnde Canon Service Center of de leverancier bij wie u het product hebt gekocht. Waarschuwingen: Volg de onderstaande waarschuwingen. Anders kan dit resulteren in dodelijke ongevallen of ernstige verwondingen. Voorkom brand, oververhitting, lekkage van chemische stoffen, explosies en elektrische schokken door de onderstaande veiligheidsmaatregelen op te volgen: • Gebruik geen accu's, voedingsbronnen of accessoires die niet in de instructiehandleiding worden genoemd. Gebruik geen zelfgemaakte of aangepaste accu's. • Veroorzaak geen kortsluiting bij de accu en probeer deze niet te demonteren of aan te passen. Verhit de accu niet en probeer deze niet te solderen. Stel de accu niet bloot aan vuur of water. Stel de accu niet bloot aan grote fysieke schokken. • Zorg ervoor dat u de plus- en minzijde van de accu in de juiste richting plaatst. • Laad de accu niet op bij een temperatuur die buiten het toegestane (werk)temperatuurbereik voor laden ligt. Overschrijd de oplaadtijd niet die wordt genoemd in de instructiehandleiding. • Steek geen vreemde metalen voorwerpen in de elektrische contactpunten van de camera, de accessoires, de verbindingskabels en dergelijke. Dek de elektrische contactpunten van de accu af voordat u deze wegdoet, om te voorkomen dat deze contact maken met andere metalen voorwerpen of accu's. Zo voorkomt u brand en explosies. Haal de oplader direct uit het stopcontact en stop met opladen als er bij het opladen van de accu grote hitte, rook of schadelijke damp vrijkomt. Als u dit niet doet, kan dit brand, schade of elektrische schokken veroorzaken. Verwijder de accu onmiddellijk als deze lekt, van kleur of vorm verandert, of als er rook of giftige damp vrijkomt. Pas op dat u hierbij geen brandwonden oploopt. Als u deze blijft gebruiken, kan dit leiden tot brand, elektrische schokken of brandwonden. Voorkom dat de inhoud van de accu in aanraking komt met ogen, huid en kleding. Dit kan blindheid en huidaandoeningen tot gevolg hebben. Als de inhoud van de accu in contact komt met uw ogen, huid of kleding, moeten deze direct met overvloedig water worden afgespoeld zonder te wrijven. Ga daarna meteen naar een huisarts. Houd snoeren altijd uit de buurt van hittebronnen. Door de hitte kan het snoer vervormen en het isolatiemateriaal smelten, wat brand of elektrische schokken kan veroorzaken. Houd de camera niet lange tijd in dezelfde positie vast. Ook al voelt de camera niet heet aan, toch kan langdurig contact met hetzelfde lichaamsdeel een rode huid, blaren of eerstegraads brandwonden veroorzaken. Het gebruik van een statief wordt aanbevolen voor mensen met bloedsomloopproblemen of met een zeer gevoelige huid, en wanneer de camera wordt gebruikt in zeer warme locaties. Flits niet in het gezicht van bestuurders van een auto of een ander voertuig. Door de verblinding kunt u een ongeluk veroorzaken. 14 Veiligheidsmaatregelen Wanneer de camera of de accessoires niet in gebruik zijn, verwijder de accu dan en haal de stekker uit de apparatuur voordat u deze opbergt. Zo voorkomt u elektrische schokken, oververhitting, brand of roest. Gebruik de apparatuur niet in de buurt van ontvlambaar gas. Zo voorkomt u een explosie of brand. Als u de apparatuur laat vallen en de behuizing zodanig beschadigd raakt dat de inwendige onderdelen bloot komen te liggen, raakt u deze niet aan. U kunt dan een elektrische schok krijgen. Demonteer de apparatuur niet en pas deze ook niet aan. Er staat hoge spanning op de interne onderdelen en deze kunnen een elektrische schok veroorzaken. Kijk niet door de camera of de lens naar de zon of een andere felle lichtbron. Uw gezichtsvermogen kan hierdoor worden aangetast. Houd de apparatuur buiten bereik van kinderen en baby's, ook tijdens het gebruik. Bandjes of koorden kunnen per ongeluk verstikking, elektrische schokken of letsel veroorzaken. Verstikking of letsel kan ook optreden als een kind of baby per ongeluk een camera-onderdeel of toebehoren heeft ingeslikt. Raadpleeg onmiddellijk een arts als een kind of baby een accu, batterij of toebehoren heeft ingeslikt. Gebruik de apparatuur niet in een vochtige of stoffige ruimte en berg deze hier ook niet op. Let hier ook op wanneer u de accu met het bevestigde beschermdeksel opbergt, om kortsluiting te voorkomen. Zo voorkomt u brand, oververhitting, elektrische schokken en brandwonden. Vraag toestemming voordat u de camera in een vliegtuig of ziekenhuis gebruikt. De elektromagnetische golven die door de camera worden afgegeven, kunnen storingen veroorzaken in de instrumenten van vliegtuigen of de medische apparatuur in ziekenhuizen. Voorkom brand en elektrische schokken door onderstaande veiligheidsmaatregelen in acht te nemen: • Steek de stekker altijd helemaal in het stopcontact. • Pak het netsnoer nooit met natte handen vast. • Trek altijd aan de stekker en niet aan het snoer als u de stekker uit het stopcontact haalt. • Voorkom beschadigingen aan het netsnoer door er niet in te krassen of te snijden en het niet te knikken of er een zwaar voorwerp op te plaatsen. Draai of knoop de netsnoeren niet. • Sluit niet te veel stekkers aan op één stopcontact. • Gebruik geen snoeren waarvan de draad kapot is of het isolatiemateriaal beschadigd is. Haal de stekker regelmatig uit het stopcontact en verwijder het stof rond het stopcontact met een droge doek. In een stoffige, vochtige of vette omgeving kan het stof op het stopcontact vochtig worden en kortsluiting veroorzaken, wat kan leiden tot brand. Sluit de accu niet rechtstreeks aan op een stopcontact of de sigarettenaansteker van een auto. De accu kan dan gaan lekken of exploderen of er kan oververhitting optreden, wat vervolgens kan leiden tot brand, brandwonden of letsel. Wanneer het product door kinderen gebruikt gaat worden, moet een volwassene eerst goed uitleggen hoe het product moet worden gebruikt. Houd toezicht op kinderen terwijl ze het product gebruiken. Onjuist gebruik kan leiden tot elektrische schokken of letsel. Laat een lens of camera met lens niet zonder lensdop in de zon liggen. De zonnestralen kunnen door de lens worden gebundeld en brand veroorzaken. Bedek het product niet met een doek en wikkel het ook niet in een doek. Hierdoor kan de warmte niet weg en kan de behuizing vervormen of in brand vliegen. Laat de camera niet nat worden. Als u het apparaat in het water hebt laten vallen of als er water of metaal in het product is terechtgekomen, moet u de accu onmiddellijk verwijderen. Hierdoor voorkomt u brand en elektrische schokken. Gebruik geen verfverdunner, benzeen of andere organische oplosmiddelen om het product schoon te maken. Deze stoffen kunnen brand veroorzaken en zijn schadelijk voor de gezondheid. 15 Tips en waarschuwingen voor het gebruik Aandachtspunten: Neem de onderstaande aandachtspunten in acht. Als u dit niet doet, kan dat leiden tot fysiek letsel of schade aan eigendommen. Gebruik het product niet en laat het ook niet achter in een auto die in de zon staat of zich in de nabijheid van een warmtebron bevindt. Het product kan dan heet worden en brandwonden veroorzaken. Als u dit wel doet, kan de accu ook gaan lekken of exploderen. Hierdoor nemen de prestaties af of gaat het product minder lang mee. Loop niet met de camera als deze op een statief is bevestigd. Dit kan letsel veroorzaken. Controleer of het statief stevig genoeg is om de camera en de lens te dragen. Laat het product niet gedurende langere tijd achter in een omgeving met een lage temperatuur. Het product wordt koud en kan letsel veroorzaken bij aanraking. Flits niet vlak bij iemands ogen. Dit kan de ogen beschadigen. Speel de meegeleverde cd-rom nooit af in een station dat niet compatibel is met de cd-rom. Als u de cd-rom in een cd-speler stopt, kunnen de luidsprekers en andere onderdelen beschadigd raken. Wanneer u een hoofdtelefoon gebruikt, kan uw gehoor beschadigd raken als gevolg van een te hoog volume. Tips en waarschuwingen voor het gebruik Omgaan met de camera Deze camera is een precisie-instrument. Laat de camera niet vallen en stel deze niet bloot aan fysieke schokken. De camera is niet waterdicht en kan niet onder water worden gebruikt. Om de resistentie van de camera tegen stof en waterdruppels te vergroten, houdt u het aansluitingenklepje, het accucompartiment, het kaartsleufklepje en alle andere kleppen goed gesloten. De camera is resistent tegen stof en waterdruppels. Dit betekent dat zand, stof, vuil of water dat per ongeluk op het apparaat valt, niet in het apparaat kan indringen. Het is echter onmogelijk om te voorkomen dat vuil, stof, water of zout helemaal niet in het apparaat indringen. Zorg ervoor dat er zo weinig mogelijk vuil, stof, water en zout op de camera terechtkomt. Als er water op de camera valt, veegt u dit af met een droge, schone doek. Als er vuil, stof of zout op de camera terechtkomt, veegt u dit af met een schone, goed uitgewrongen doek. Als u de camera gebruikt op een plaats waar veel vuil of stof aanwezig is, kan er een storing worden veroorzaakt. Het wordt aanbevolen de camera na gebruik te reinigen. Als u vuil, stof, water of zout op de camera laat zitten, kan er een storing worden veroorzaakt. Als u per ongeluk de camera in het water laat vallen of als u vreest dat er vocht (water), vuil, stof of zout in de camera is terechtgekomen, neemt u direct contact op met het dichtstbijzijnde Canon Service Center. 16 Tips en waarschuwingen voor het gebruik Houd de camera buiten het bereik van apparaten met sterke magnetische velden, zoals magneten of elektrische motoren. Houd de camera eveneens uit de buurt van apparaten die sterke radiogolven uitzenden, zoals grote antennes. Sterke magnetische velden kunnen storingen veroorzaken en opnamegegevens beschadigen. Laat de camera niet achter in een extreem warme omgeving, zoals in een auto die in direct zonlicht staat. Door de hoge temperaturen kan de camera defect raken. De camera bevat elektronische precisieschakelingen. Probeer de camera nooit zelf te demonteren. Blokkeer het spiegelmechanisme niet met uw vinger of iets anders. Als u dit toch doet, kan er een storing worden veroorzaakt. Gebruik een blaasbuisje om stof van de lens, zoeker, reflexspiegel of het matglas te blazen. Gebruik geen reinigingsmiddelen die organische oplosmiddelen bevatten om de camerabehuizing of lens schoon te vegen. Neem voor het verwijderen van hardnekkig vuil contact op met het dichtstbijzijnde Canon Service Center. Raak de elektrische contactpunten van de camera nooit met uw vingers aan. Als u dat wel doet, kunnen de contactpunten gaan roesten. Roest op de contactpunten kan ertoe leiden dat de camera niet goed meer functioneert. Als de camera plotseling van een koude in een warme omgeving terechtkomt, kan zich condens vormen op de camera en op de inwendige delen. Voorkom condensvorming door de camera eerst in een afgesloten plastic tas te plaatsen. Zorg ervoor dat de camera is aangepast aan de hogere temperatuur voordat u de camera uit de tas haalt. Gebruik de camera niet als zich hierop condens heeft gevormd. Zo voorkomt u beschadiging van de camera. Als zich condens heeft gevormd, verwijdert u de lens, de kaart en de accu uit de camera. Wacht tot de condens is verdampt voordat u de camera gebruikt. Verwijder de accu en berg de camera op een koele, droge en goed geventileerde plaats op als u de camera gedurende langere tijd niet gaat gebruiken. Ook als de camera is opgeborgen, moet u de ontspanknop zo nu en dan enkele malen bedienen om te controleren of de camera nog goed functioneert. Vermijd opslag op plaatsen waar chemicaliën worden gebruikt die oxidatie en corrosie veroorzaken, zoals in een laboratorium. Als de camera langere tijd niet is gebruikt, test u alle functies voordat u de camera weer gaat gebruiken. Als u de camera langere tijd niet hebt gebruikt en opnamen wilt gaan maken van een belangrijke gebeurtenis, bijvoorbeeld een reis naar het buitenland, is het raadzaam de camera te laten controleren door het dichtstbijzijnde Canon Service Center of zelf te controleren of de camera goed functioneert. 17 Tips en waarschuwingen voor het gebruik Als u lange tijd achtereen continue opnamen, Live View-opnamen of movieopnamen maakt, kan de camera heet worden. Dit is geen defect. Een felle lichtbron binnen of buiten het beeldgebied kan reflecties veroorzaken. LCD-paneel en LCD-scherm Hoewel het LCD-scherm is gefabriceerd met hogeprecisietechnologie en meer dan 99,99% effectieve pixels heeft, kunnen er onder de 0,01% resterende pixels enkele dode pixels voorkomen die in dezelfde kleur, bijvoorbeeld zwart of rood, worden weergegeven. Dode pixels zijn geen defect. De dode pixels zijn ook niet van invloed op de vastgelegde opnamen. Als het LCD-scherm lange tijd aan blijft staan, kan het scherm inbranden en zijn er restanten van de eerdere weergave te zien. Dit is echter een tijdelijk effect dat verdwijnt als de camera enkele dagen niet wordt gebruikt. Bij lage temperaturen kan het LCD-scherm langzamer reageren en bij hoge temperaturen kan het er zwart uitzien. Bij kamertemperatuur functioneert het scherm weer normaal. Kaarten Let op het volgende om de kaart en vastgelegde gegevens te beschermen: Laat de kaart niet vallen of nat worden en buig de kaart niet. Oefen geen druk op de kaart uit en stel deze niet bloot aan fysieke schokken en trillingen. Raak de elektronische contactpunten van de kaart nooit met uw vingers of een metalen voorwerp aan. Plak geen stickers of iets anders op de kaart. Gebruik of bewaar de kaart niet in de buurt van voorwerpen met een sterk magnetisch veld, zoals tv's, luidsprekers en magneten. Mijd ook plaatsen met statische elektriciteit. Plaats de kaart niet in direct zonlicht of in de buurt van hittebronnen. Bewaar de kaart in een houder. Bewaar de kaart niet op hete, stoffige of vochtige plaatsen. Lens Nadat u de lens hebt losgedraaid van de camera, plaatst u de lens met de achterkant naar boven en bevestigt u de achterste lensdop om krassen op het lensoppervlak en de elektrische contactpunten te voorkomen. 18 Contactpunten Nomenclatuur <o> Knop voor selectie transportmodus/ AF-bediening/selectie AF-methode (pag. 91/76/125) <m> Knop voor flitsbelichtingscompensatie/ ISO-snelheid (pag. 101) <U> Knop voor LCDpaneelverlichting (pag. 51) <n> Knop voor selectie witbalans/ meetmethode (pag. 103/117) <B> Knop voor selectie AF-gebied/ Multifunctieknop (pag. 81) Markering lensvatting (pag. 44) Contactpunten voor flitssynchronisatie <6> Hoofdinstelwiel (pag. 48) Flitsschoen Ver-/ontgrendelknop programmakeuzewiel (pag. 48) Ontspanknop (pag. 47) Programmakeuzewiel (pag. 26, 48) Zelfontspannerlampje (pag. 92) Ingebouwde microfoon Sensor van afstandsbediening Bevestigingspunt draagriem (pag. 28) Lensontgrendelingsknop (pag. 45) Handgreep (accucompartiment) Gat voor DCkoppelingskabel Lensvergrendelingsstift Knop voor scherptedieptecontrole Lensvatting Contactpunten (pag. 17) Spiegel Cameradop (pag. 44) 19 Nomenclatuur LCD-paneel (pag. 22-23) Oogschelp Zoekeroculair <p> AF-startknop (pag. 47, 76, 123) <A> AEvergrendelknop (pag. 120) <S> Knop voor AFpuntselectie (pag. 81-82) <B> Info-knop (pag.52, 64, 67, 124, 137, 142) Aan-uitschakelaar (pag. 39) <Q> Snelinstelknop (pag. 53) <M> Menuknop (pag. 56) Aansluitingenklepje <5> Snelinstelwiel (pag. 49) Touch pad (pag. 50) <0> Instelknop (pag. 56) <Y> IN-aansluiting externe microfoon Aansluiting kabelbescherming <D> HDMI mini OUT-aansluiting <D> Pc-aansluiting <g> Digital-aansluiting (pag. 157) Aansluiting kabelbescherming <F> Aansluiting afstandsbediening (type N3) Gebruik voor het aansluiten van de interfacekabel op een digital-aansluiting ook de meegeleverde kabelbescherming (pag. 29). 20 Nomenclatuur Knop voor dioptrische aanpassing (pag. 46) <b/X> Knop voor Creative Photo/Vergelijkende weergave (weergave van twee opnamen (pag. 102) <V> Scherpstelvlakmarkering <A/k> Schakelaar voor Live View-opnamen/ movie-opnamen (pag. 121/131) <0> Start-/stopknop (pag. 122, 132) <9> Multicontroller (pag. 50) <c> Classificatieknop Bevestigingspunt draagriem (pag. 28) <u> Knop voor index/ vergroten/verkleinen (pag. 148/149) Afdekplaatje kaartsleuf (pag. 35) <x> Weergaveknop (pag. 142) <L> Wisknop (pag. 152) Ontgrendelknop accucompartiment (pag. 34) Luidspreker Omgevingslichtsensor Accucompartimentklepje (pag. 34) LCD-scherm (pag. 56, 122, 132, 142) Statiefbevestigingspunt Lees- /schrijfindicator (pag. 37) Serienummer Schakelaar voor multifunctievergrendeling (pag. 51) SD-kaartsleuf (pag. 35) CF-kaartsleuf (pag. 35) Knop voor uitwerpen van CF-kaart (pag. 37) 21 Nomenclatuur LCD-paneel Sluitertijd FE-vergrendeling (FEL) Aantal resterende opnamen voor time-lapse-movie Bezig (buSY) Waarschuwing multifunctievergrendeling (L) Waarschuwing geen kaart (Card) Foutcode (Err) Beeldsensor reinigen (CLn) Witbalans (pag. 103) Q Auto: Sfeerprioriteit Qw Auto: Witprioriteit W Daglicht E Schaduw R Bewolkt Y Kunst licht U Wit TL-licht I Flitser O Custom P Kleurtemperatuur <u> Witbalanscorrectie <a> Time-lapse-movieopnamen <O> Belichtingscompensatie (pag. 118) <N> Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) (pag. 104) Diafragma AF-puntselectie ([ ] AF, SEL [ ], SEL AF) AF-puntregistratie ([ ] HP, SEL [ ], SEL HP) Kaartwaarschuwing (Card 1/2) Waarschuwing volle kaart (FuLL 1/2) Maximum aantal opnamen Timer zelfontspanner Bulb-belichtingstijd Waarschuwing kaartfout (Err) Foutnummer Resterende opnamen <g> Indicator SD-kaart <J> Pictogram SD-kaartselectie <f> Indicator CF-kaart <J> Pictogram CF-kaartselectie <2>Spiegel opklappen * Er worden alleen instellingen weergegeven die momenteel zijn toegepast. 22 Nomenclatuur <w> HDR-opnamen <P> Opnamen maken met meervoudige belichting <J> Bulbtimeropnamen <H> Intervaltimeropnamen <r> Status GPS-ontvangst <y> Flitsbelichtingscompensatie Indicator belichtingniveau Waarde voor belichtingscompensatie (pag. 118) AEB-bereik (pag. 119) Waarde flitsbelichtingscompensatie AF-bediening (pag. 76) X 1-beeld AF 9 AI Focus AF Z AI Servo AF 4L Handmatige scherpstelling Transportmodus (pag. 91) u Enkelbeeld o Continue opname met hoge snelheid i Continue opname met lage snelheid B Stil enkelbeeld M Stille continue opname Q Zelfontspanner: 10 sec./ afstandsbediening k Zelfontspanner: 2 sec./ afstandsbediening Meetmethode (pag. 117) q Meervlaksmeting w Deelmeting r Spotmeting e Centrum gewicht gemiddeld Accuniveau (pag. 40) <0> Monochroomopnamen <h> AEB (pag. 119) <i> ISO-snelheid (pag. 101) ISO-snelheid (pag. 101) <A> Lichte tonen prioriteit (pag. 107) 23 Nomenclatuur Zoekerinformatie Digitale horizon (pag. 64) Spotmetingscirkel (pag. 117) Matglas Lijn voor aspect ratio (1:1) <S> Eén AF-punt <O> Spot-AF-punt Raster (pag. 63) Bijsnijdgebied (1,6 x) Gebied AF-kader (pag. 80) Bijsnijdgebied (1,3 x) < > Accuniveau (pag. 40) Witbalans (pag. 103) Transportmodus (pag. 91) AF-bediening (pag. 76) <z> Waarschuwingssymbool Knipperdetectie (pag. 110) JPEG/RAW (pag. 97) Meetmethode (pag. 117) * Er worden alleen instellingen weergegeven die momenteel zijn toegepast. 24 Nomenclatuur <i> ISO-snelheid (pag. 101) <o> Scherpstelindicator (pag. 70, 77) <A> AE-vergrendeling (pag. 120) AEB actief (pag. 119) <D> Flitser gereed Waarschuwing onjuiste FE-vergrendeling <e> AF-statusindicator (pag. 70) Maximale opnamereeks Aantal resterende opnamen met meervoudige belichting ISO-snelheid (pag. 101) <A> Lichte tonen prioriteit (pag. 107) <d> FE-vergrendeling FEB actief <e> Snelle synchronisatie <y> Flitsbelichtingscompensatie Sluitertijd (pag. 113) FE-vergrendeling (FEL) Bezig (buSY) Waarschuwing multifunctievergrendeling (L) Waarschuwing geen kaart (Card) Foutcode (Err) <O> Belichtingscompensatie (pag. 118) Indicator belichtingsniveau Waarde voor belichtingscompensatie (pag. 118) AEB-bereik (pag. 119) Flitsbelichtingscompensatie AF-puntselectie ([ ] AF, SEL [ ], SEL AF) AF-puntregistratie ([ ] HP, SEL [ ], SEL HP) Kaartwaarschuwing (Card 1/2) Waarschuwing volle kaart (FuLL 1/2) Diafragma (pag. 114) 25 Nomenclatuur Programmakeuzewiel U kunt de opnamemodus instellen. Draai aan het programmakeuzewiel terwijl u de knop in het midden van het programmakeuzewiel ingedrukt houdt (ver-/ontgrendelknop programmakeuzewiel). F : Bulb a : Handmatige belichting (pag. 115) f : AE met diafragmavoorkeuze (pag. 114) s : AE met sluitertijdvoorkeuze (pag. 113) d : AE-programma (pag. 112) A : Scene Intelligent Auto (pag. 70) Aangepaste opnamemodus U kunt de opnamemodi (d/s/f/a/F), AF-bediening, menuinstellingen enzovoort, onder de instellingen w, x of y van het programmakeuzewiel vastleggen. 26 Nomenclatuur Acculader LC-E6 Lader voor accu LP-E6N/LP-E6 (pag. 32) Stekker Accucompartiment Laadlampje BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES - BEWAAR DEZE INSTRUCTIES. GEVAAR - VOLG DEZE INSTRUCTIES NAUWKEURIG OM HET RISICO VAN BRAND EN ELEKTRISCHE SCHOKKEN TE BEPERKEN. Voor aansluiting van een accessoire buiten de Verenigde Staten: gebruik zo nodig een stekkeradapter met de juiste configuratie voor aansluiting op het stopcontact. Acculader LC-E6E Lader voor accu LP-E6N/LP-E6 (pag. 32) Netsnoer Laadlampje Accucompartiment Netsnoeraansluiting 27 Nomenclatuur De riem bevestigen Haal het uiteinde van de riem van onderaf door de draagriemring. Haal het uiteinde daarna door de gesp van de riem zoals afgebeeld in de illustratie. Trek de riem strak en zorg ervoor dat deze goed vastzit in de gesp. De oculairafsluiting is ook aan de riem bevestigd. Oculairafsluiting 28 Nomenclatuur De kabelbescherming gebruiken Gebruik de meegeleverde interfacekabel of een interfacekabel van Canon om de camera aan te sluiten op een computer, printer, Wireless File Transmitter of GPS-ontvanger. Gebruik bij het aansluiten van de interfacekabel ook de meegeleverde kabelbescherming. De kabelbescherming voorkomt dat de kabel per ongeluk losraakt en dat de aansluiting beschadigd raakt. De meegeleverde interfacekabel en een originele HDMI-kabel gebruiken (afzonderlijk verkrijgbaar) 1 2 Klem 3 Kabelbescherming 4 Meegeleverde interfacekabel 5 HDMI-kabel (afzonderlijk verkrijgbaar) 29 Nomenclatuur Een originele interfacekabel gebruiken (afzonderlijk verkrijgbaar) Als u een originele interfacekabel (afzonderlijk verkrijgbaar) gebruikt, voert u de kabel door de klem voordat u de klem aan de kabelbescherming bevestigt. Klem Aansluiten van de interfacekabel zonder kabelbescherming kan de digital-aansluiting beschadigen. Gebruik geen USB 2.0-kabel met een Micro-B plug. Dit kan de digitalaansluiting van de camera beschadigen. Controleer of de interfacekabel goed is aangesloten op de digitalaansluiting, zoals aangegeven in de afbeelding rechtsonder bij stap 4. Voor aansluiting van de camera op een televisie wordt een HDMI-kabel HTC-100 (afzonderlijk verkrijgbaar) aanbevolen. Ook voor het aansluiten van een HDMI-kabel wordt het gebruik van de kabelbescherming aanbevolen. 30 1 Aan de slag In dit hoofdstuk worden de voorbereidende stappen en de basisbediening van de camera uitgelegd. 31 De accu opladen 1 Verwijder het beschermdeksel. Verwijder het beschermdeksel van de accu. de accu. 2 Plaats Plaats de accu op de juiste manier in de lader zoals afgebeeld in de illustratie. Om de accu te verwijderen, herhaalt u de bovenstaande procedure in omgekeerde volgorde. LC-E6 de accu op. 3 Laad Voor LC-E6 Klap de contactpunten van de acculader naar buiten, in de richting van de pijl, en steek ze in het stopcontact. Voor LC-E6E LC-E6E Laadniveau 0 - 49% 50-74% 75% of hoger Volledig Sluit het netsnoer aan op de lader en steek de stekker in het stopcontact. Het opladen begint automatisch en het oplaadlampje knippert oranje. Kleur Oranje Groen Oplaadlampje Weergave Knippert eenmaal per seconde Knippert tweemaal per seconde Knippert driemaal per seconde Gaat branden Het duurt ongeveer 2 uur en 30 min. om een geheel lege accu bij kamertemperatuur (23 °C) volledig op te laden. Hoe lang het duurt om de accu op te laden, is sterk afhankelijk van de omgevingstemperatuur en de resterende capaciteit van de accu. Om veiligheidsredenen duurt opladen bij lage temperaturen (5 °C - 10 °C) langer (max. ongeveer 4 uur). 32 De accu opladen Tips voor het gebruik van de accu en acculader Bij aankoop is de accu niet volledig opgeladen. Laad de accu vóór gebruik op. Het verdient aanbeveling om de accu op te laden op de dag dat u deze gaat gebruiken of een dag ervoor. Zelfs wanneer de camera is opgeborgen, raakt een opgeladen accu geleidelijk aan leeg. Verwijder de accu na het opladen en haal de acculader uit het stopcontact. U kunt het deksel in een andere richting plaatsen om aan te geven of de accu al dan niet is opgeladen. Als de accu is opgeladen, bevestigt u het deksel zodanig dat de opening, die de vorm heeft van een accu < >, overeenkomt met het blauwe zegel op de accu. Als de accu leeg is, plaatst u het deksel in de omgekeerde richting. Verwijder de accu wanneer u de camera niet gebruikt. Als de accu langere tijd in de camera blijft zitten, is er sprake van een kleine lekstroom, waardoor de accu verder wordt ontladen en minder lang meegaat. Bewaar de accu met het beschermdeksel bevestigd. Als u de accu opbergt nadat u deze volledig hebt opgeladen, kunnen de prestaties van de accu teruglopen. De acculader kan ook in het buitenland worden gebruikt. De acculader is compatibel met een stroombron van 100 V AC tot 240 V AC, 50/60 Hz. Indien nodig kunt u een in de handel verkrijgbare stekkeradapter voor het desbetreffende land of de desbetreffende regio gebruiken. Sluit geen draagbare spanningsomvormer aan op de acculader. Dit kan de acculader beschadigen. Als de accu snel leeg raakt, zelfs nadat deze volledig is opgeladen, moet de accu worden vervangen. Controleer de laadprestatie van de accu en schaf een nieuwe accu aan. Nadat u de stekker van de lader uit het stopcontact hebt verwijderd, dient u de contactpunten van de stekker circa 10 seconden niet aan te raken. Indien de resterende capaciteit van de accu 94% of hoger is, wordt de accu niet opgeladen. De oplader kan geen andere accu's opladen dan de accu's LP-E6N/LP-E6. 33 De accu plaatsen en verwijderen Plaats een volledig opgeladen LP-E6N (of LP-E6) accu in de camera. De zoeker van de camera wordt verlicht zodra een accu is geplaatst en wordt donker wanneer de accu wordt verwijderd. De accu plaatsen 1 Open het klepje. Schuif het schuifje in de richting van de pijlen en open het klepje. de accu. 2 Plaats Steek het uiteinde met de accucontacten in de camera. Schuif de accu in de camera totdat de accu vastzit. het klepje. 3 Sluit Druk op het klepje totdat het dichtklikt. Alleen de accu's LP-E6N en LP-E6 kunnen worden gebruikt. De accu verwijderen Open het klepje en verwijder de accu. Druk het accuvergrendelingsschuifje in de richting van de pijl en verwijder de accu. Plaats het beschermdeksel (meegeleverd, pag. 32) op de accu om kortsluiting van de accucontactpunten te voorkomen. 34 De kaart plaatsen en verwijderen U kunt in de camera zowel een CF-kaart als een SD-kaart gebruiken. Opnamen kunnen worden opgeslagen als er ten minste één kaart in de camera is geplaatst. Als beide typen kaarten zijn geplaatst, kunt u kiezen op welke kaart u beelden wilt opslaan of kunt u beelden opslaan op beide kaarten tegelijk (pag. 94-96). Aandachtspunten bij het gebruik van SD-kaarten Als u een SD-kaart gebruikt, moet de schakelaar voor schrijfbeveiliging van de kaart omhoog staan om schrijven/wissen toe te staan. De kaart plaatsen 1 CF-kaart SD-kaart Schuifje voor schrijfbeveiliging Open het klepje. Schuif het klepje in de richting van de pijlen om het te openen. de kaart. 2 Plaats De camera-voorste sleuf is voor een CF-kaart en de camera-achterste sleuf is voor een SD-kaart. Houd de etiketzijde van de CF-kaart naar u toe en plaats het uiteinde met de kleine gaatjes in de camera. Als de kaart op de verkeerde manier wordt geplaatst, kan de camera beschadigd raken. De uitwerpknop voor de CF-kaart steekt naar buiten. Plaats de SD-kaart met de etiketzijde naar u toe. Druk de kaart in de sleuf totdat deze vastklikt. 35 De kaart plaatsen en verwijderen het klepje. 3 Sluit Sluit het klepje en schuif het in de Pictogram kaartselectie Maximum aantal opnamen richting van de pijlen totdat het dichtklikt. Als u de aan-uitschakelaar op <1> zet (pag. 39), wordt het aantal mogelijke opnamen en de geplaatste kaart(en) op het LCD-paneel weergegeven. De beelden worden opgeslagen op de met het pijlpictogram < > aangegeven kaart. Indicator CF-kaart Indicator SD-kaart De camera is niet compatibel met CF-kaarten van het type II, of van het type harde schijf en ook niet met CFast-kaarten. Multimediakaarten (MMC) kunnen niet worden gebruikt (er wordt dan een kaartfout weergegeven). Ultra DMA (UDMA) CF-kaarten zijn ook in de camera te gebruiken. Op CF-kaarten van het type Ultra DMA (UDMA) kunnen gegevens sneller worden geschreven. SD/SDHC/SDXC-geheugenkaarten worden ondersteund. Ook UHS-I SDHC- of SDXC-geheugenkaarten kunnen worden gebruikt. Het maximum aantal mogelijke opnamen is afhankelijk van de resterende capaciteit van de kaart, de instelling voor de opnamekwaliteit, de ISO-snelheid, enzovoort. "Maximum aantal opnamen" toont het aantal opnamen op basis van de instelling bij [z4: Bijsn./aspectratio] (pag. 99). U kunt weliswaar 2000 of meer opnamen maken, maar het hoogste aantal dat de indicator kan weergeven is 1999. Door [z1: Ontspan sluiter zonder kaart] in te stellen op [Uitschakelen] voorkomt u dat u kunt vergeten een kaart te plaatsen. 36 De kaart plaatsen en verwijderen De kaart verwijderen 1 Lees-/schrijfindicator Open het klepje. Zet de aan-uitschakelaar op <2>. Controleer of de lees-/ schrijfindicator uit is en open vervolgens het klepje. Sluit de klep als [Opslaan...] op het LCD-scherm wordt weergegeven. de kaart. 2 Verwijder Druk op de uitwerpknop om de Knop voor uitwerpen van CF-kaart CF-kaart te verwijderen. Als u de SD-kaart wilt verwijderen, drukt u deze voorzichtig in en laat u de kaart weer los. Trek de kaart vervolgens naar buiten. Trek de kaart recht uit de camera en sluit het klepje. 37 De kaart plaatsen en verwijderen Wanneer de lees-/schrijfindicator brandt of knippert, betekent dit dat opnamen op de kaart worden gelezen, opgeslagen of gewist, of dat gegevens worden overgedragen. Maak het klepje van de kaartsleuf op dat moment niet open. Voer ook niet de volgende handelingen uit wanneer de lees-/schrijfindicator brandt of knippert. De opnamegegevens, kaart of camera kunnen anders beschadigd raken. • De kaart verwijderen. • De accu verwijderen. • De camera schudden of ergens tegenaan stoten. • Een netsnoer loskoppelen en aansluiten (als een gewoon stopcontact wordt gebruikt). Als er op de kaart al opnamen zijn opgeslagen, kan het zijn dat het opnamenummer niet begint bij 0001. Als er op het LCD-scherm een kaartfout wordt weergegeven, verwijdert u de kaart en plaatst u deze opnieuw. Gebruik een andere kaart als het probleem aanhoudt. Als u alle opnamen op de kaart naar een computer kunt overbrengen, brengt u alle opnamen over en formatteert u de kaart met de camera (pag. 59). De kaart functioneert dan wellicht weer normaal. Raak de contactpunten van de SD-kaart niet aan met uw vingers of met metalen voorwerpen. Stel de contactpunten niet bloot aan stof of water. Vuil op de contactpunten kan de werking van de SD-kaart verstoren. 38 De camera inschakelen Als na het aanzetten van de camera het scherm met datum/tijd/ zone wordt weergegeven, raadpleegt u pagina 41 voor het instellen van de datum, tijd en tijdzone. <1> : De camera is ingeschakeld. <2> : De camera is uitgeschakeld en werkt niet. Zet de aanuitschakelaar op deze positie wanneer u de camera niet gebruikt. Automatische sensorreiniging Wanneer u de aan-uitschakelaar op <1> of <2> zet, wordt de sensorreiniging automatisch uitgevoerd. (Mogelijk hoort u een zacht, kort geluid.) Tijdens het reinigen van de sensor wordt <f> op het LCD-scherm weergegeven. Tijdens het reinigen van de sensor kunt u nog steeds opnamen maken. Door de ontspanknop half in te drukken (pag. 47), stopt u het reinigen van de sensor en kunt u een opname maken. Als u met de aan-uitschakelaar snel achter elkaar tussen <1> en <2> wisselt, wordt het pictogram <f> mogelijk niet weergegeven. Dit is normaal en is geen defect. 3 Automatisch uitschakelen Om de accu te sparen, wordt de camera automatisch uitgeschakeld nadat deze ongeveer 1 minuut niet is gebruikt. Om de camera opnieuw in te schakelen, drukt u de ontspanknop weer half in. U kunt de tijd voor automatisch uitschakelen wijzigen via de optie [52: Uitschakelen] (pag. 61). Als u de aan-uitschakelaar op <2> zet op het moment dat een opname op de kaart wordt opgeslagen, wordt [Opslaan...] weergegeven en wordt de camera pas uitgeschakeld nadat het opslaan van de opname op de kaart is voltooid. 39 De camera inschakelen z Accuniveau-indicator Wanneer de aan-uitschakelaar op <1> staat, heeft het accuniveau een van de volgende zes niveaus. Een knipperend accupictogram <b> geeft aan dat de accu bijna leeg is. Weergave Niveau (%) 100 - 70 69 - 50 49 - 20 19 - 10 9-1 0 Maximum aantal opnamen Temperatuur Kamertemperatuur (23 °C) Lage temperaturen (0 °C) Maximum aantal opnamen Circa 700 opnamen Circa 660 opnamen De bovenstaande cijfers zijn gebaseerd op een volledig opgeladen LP-E6N accu, zonder Live View-opnamen, en met de testcriteria van de CIPA (Camera & Imaging Products Association). Maximum aantal opnamen met batterijgreep BG-E11 (afzonderlijk verkrijgbaar) • Met LP-E6N x 2: ong. twee keer zoveel opnamen zonder de batterijgreep. • Met AA/LR6-alkalineaccu's bij kamertemperatuur (23 °C) circa 140 opnamen. In de volgende gevallen raakt de accu sneller leeg: • Wanneer de ontspanknop voor langere tijd half wordt ingedrukt. • Wanneer de AF vaak wordt geactiveerd zonder dat er een opname wordt gemaakt. • Wanneer Image Stabilizer (beeldstabilisatie) van de lens wordt gebruikt. • Wanneer het LCD-scherm vaak wordt gebruikt. Afhankelijk van de opnameomstandigheden kan het maximum aantal mogelijke opnamen afnemen. Voor de bediening van de lens wordt ook stroom van de accu gebruikt. Afhankelijk van de gebruikte lens kan de accu sneller leeg raken. Zie pagina 123 voor het maximum aantal mogelijke opnamen met Live View-opnamen. Zie [53: Accu-info.] om de status van de accu weer te geven. Als AA-/LR6-accu's worden gebruikt in batterijgreep BG-E11 (afzonderlijk verkrijgbaar), wordt er een indicator met vier niveaus weergegeven. ([x/m] wordt niet weergegeven.) 40 3 Datum, tijd en tijdzone instellen Wanneer de camera voor het eerst wordt ingeschakeld of als de datum/tijd/ zone-instellingen zijn teruggezet, wordt het instelscherm voor datum/tijd/zone weergegeven. Voer onderstaande stappen uit en let erop dat u als eerste de tijdzone instelt. Stel de tijdzone in waarin u zich op dit moment bevindt. Als u op reis gaat, hoeft u alleen maar de tijdzone in te stellen op de tijdzone van uw bestemming. De camera past de datum en tijd automatisch aan. Houd er rekening mee dat de datum/tijd die aan opnamen worden toegevoegd, worden gebaseerd op de ingestelde datum/tijd. Zorg ervoor dat u de juiste datum/tijd instelt. 1 Geef het menuscherm weer. Druk op de knop <M> om het menuscherm weer te geven. op het tabblad [52] 2 Selecteer [Datum/tijd/zone]. Druk op de knop <Q> en selecteer het tabblad [5]. Draai aan het instelwiel <6> om het tabblad [52] te selecteren. Draai aan het instelwiel <5> om [Datum/tijd/zone] te selecteren en druk vervolgens op <0>. de tijdzone in. 3 Stel [Londen] is standaard ingesteld. Draai aan het instelwiel <5> om [Tijdzone] te selecteren. Druk op <0> zodat <r> wordt weergegeven. Draai aan het instelwiel <5> om de tijdzone te selecteren en druk vervolgens op <0>. 41 3 Datum, tijd en tijdzone instellen de datum en de tijd in. 4 Stel Draai aan het instelwiel <5> om het cijfer te selecteren. Druk op <0> zodat <r> wordt weergegeven. Draai aan het instelwiel <5> om de gewenste instelling te selecteren en druk vervolgens op <0> (Terug naar <s>). de zomertijd in. 5 Stel Stel de zomertijd in als dit nodig is. Draai aan het instelwiel <5> om [Y] te selecteren. Druk op <0> zodat <r> wordt weergegeven. Draai aan het instelwiel <5> om [Z] te selecteren en druk vervolgens op <0>. Als de zomertijd wordt ingesteld op [Z], wordt de tijd die u in stap 4 hebt ingesteld één uur vooruit gezet. Als [Y] wordt ingesteld, wordt de zomertijd uitgeschakeld en wordt de tijd één uur teruggezet. de instelling. 6 Verlaat Draai aan het instelwiel <5> om [OK] te selecteren en druk vervolgens op <0>. De datum/tijd/zone en de zomertijd worden ingesteld en het menu wordt weer weergegeven. De datum/tijd/zone-instellingen kunnen worden teruggezet als de camera zonder accu wordt opgeslagen, als de accu leeg raakt of als deze gedurende langere tijd wordt blootgesteld aan temperaturen onder het vriespunt. Als dit gebeurt, stelt u de datum/tijd/zone opnieuw in. Controleer nadat u de tijdzone hebt veranderd of de juiste datum en tijd worden aangegeven. Voor het uitvoeren van [Sync.tijd tussen camera's] via Wireless File Transmitter wordt het gebruik van een tweede EOS 5DS/EOS 5DS R aanbevolen. Als u [Sync.tijd tussen camera's] uitvoert met twee verschillende modellen, worden de tijdzone of tijd mogelijk niet juist ingesteld. 42 3 De interfacetaal selecteren De ingestelde datum en tijd worden van kracht wanneer u bij stap 6 [OK] selecteert. In stap 3 is de tijd rechtsboven op het scherm het tijdsverschil met Coordinated Universal Time (UTC). Als u uw tijdzone niet ziet, stel de tijdzone dan in op basis van het tijdverschil met UTC. 3 De interfacetaal selecteren 1 Geef het menuscherm weer. Druk op de knop <M> om het menuscherm weer te geven. op het tabblad [52] de 2 Selecteer optie [TaalK]. Druk op de knop <Q> en selecteer het tabblad [5]. Draai aan het instelwiel <6> om het tabblad [52] te selecteren. Draai aan het <5> instelwiel om [TaalK] te selecteren en druk op <0>. de gewenste taal in. 3 Stel Draai aan het instelwiel <5> om de taal te selecteren en druk vervolgens op <0>. De interfacetaal wordt gewijzigd. 43 Een lens bevestigen en verwijderen De camera is compatibel met alle Canon EF-lenzen. De camera kan niet worden gebruikt in combinatie met EF-S- of EF-M-lenzen. Een lens bevestigen 1 Verwijder de doppen. Verwijder de achterste lensdop en de cameradop door ze los te draaien in de richting die door de pijlen wordt aangegeven. de lens. 2 Bevestig Zorg ervoor dat de rode stop op de lens en op de camera zich op gelijke hoogte bevinden en draai de lens (zie pijl) totdat deze op zijn plaats klikt. de scherpstelmodusknop op 3 Stel de lens op <AF>. <AF> staat voor 'autofocus', oftewel automatische scherpstelling. <MF> staat voor Manual Focus, of handmatige scherpstelling. Automatisch scherpstellen werkt dan niet. 4 Verwijder de voorste lensdop. 44 Een lens bevestigen en verwijderen De lens verwijderen Druk op de lensontgrendelingsknop en draai de lens in de richting van de pijl. Draai de lens totdat dit niet meer verder kan en koppel de lens los. Bevestig de achterste lensdop op de losgekoppelde lens. Kijk niet rechtstreeks naar de zon door een lens. Dit kan het gezichtsvermogen beschadigen. Zet de aan-uitschakelaar van de camera op <2> wanneer u een lens bevestigt of verwijdert. Als het voorste deel (de scherpstelring) van de lens tijdens het automatisch scherpstellen draait, raak het draaiende deel dan niet aan. Stof vermijden Vervang lenzen zo snel mogelijk en op een plaats die zo veel mogelijk stofvrij is. Bevestig de cameradop op de camera wanneer u deze zonder lens bewaart. Verwijder stof van de cameradop voordat u deze bevestigt. 45 Basisbediening De scherpte van de zoeker aanpassen Draai aan de knop voor dioptrische aanpassing. Draai de knop naar links of rechts zodat de AF-punten in de zoeker scherp zijn. Als het lastig is om de knop te draaien, verwijdert u de oogschelp. Als het beeld in de zoeker na de dioptrische aanpassing van de camera nog niet scherp is, wordt u aangeraden om de dioptrische aanpassingslens Eg (afzonderlijk verkrijgbaar) te gebruiken. De camera vasthouden Voor scherpe opnamen houdt u de camera stil om cameratrilling te minimaliseren. Horizontaal Verticaal 1. 2. 3. 4. 5. Pak met uw rechterhand de cameragreep stevig vast. Houd de lens onderaan vast met uw linkerhand. Plaats de wijsvinger van uw rechterhand lichtjes op de ontspanknop. Duw uw armen en ellebogen licht tegen de voorkant van uw lichaam. Voor een stabiele houding plaatst u de ene voet een klein stukje voor de andere. 6. Druk de camera tegen uw gezicht en kijk door de zoeker. Zie pagina 121 voor het maken van opnamen terwijl u op het LCD-scherm kijkt. 46 Basisbediening Ontspanknop De ontspanknop heeft twee stappen. U kunt de ontspanknop half indrukken. Vervolgens kunt u de ontspanknop helemaal indrukken. Half indrukken Hiermee activeert u de automatische scherpstelling en het automatische belichtingssysteem dat de sluitertijd en het diafragma instelt. De belichtingsinstelling (sluitertijd en diafragma) wordt gedurende 4 seconden in de zoeker en op het LCD-paneel weergegeven (meettimer/0). Helemaal indrukken De sluiter ontspant en de opname wordt gemaakt. Bewegingsonscherpte voorkomen Het bewegen van de camera tijdens het belichtingsmoment kan leiden tot cameratrilling. Onscherpe opnamen kunnen hiervan het resultaat zijn. Let op het volgende om cameratrilling te voorkomen: • Houd de camera goed vast zoals weergegeven op de vorige pagina. • Druk de ontspanknop half in om automatisch scherp te stellen en druk de ontspanknop vervolgens langzaam volledig in. Als u in de opnamemodi d/s/f/a/F op de knop <p> drukt, wordt dezelfde bewerking uitgevoerd als wanneer u de ontspanknop half indrukt. Als u de ontspanknop helemaal indrukt zonder deze eerst half in te drukken of als u de ontspanknop half indrukt en direct daarna volledig, zal de opname iets worden vertraagd. Zelfs bij menuweergave of het maken en weergeven van opnamen kunt u direct teruggaan naar de opnamestand door de ontspanknop half in te drukken. 47 Basisbediening Programmakeuzewiel Draai aan het programmakeuzewiel terwijl u de ver-/ontgrendelknop van het programmakeuzewiel in het midden ingedrukt houdt. Gebruik dit om de opnamemodus in te stellen. 6 Hoofdinstelwiel (1) Druk op een knop en draai het instelwiel <6>. Wanneer u op een knop zoals <n> <o> <m> drukt, blijft de desbetreffende functie gedurende zes seconden geselecteerd. (9). Tijdens deze zes seconden kunt u het instelwiel <6> draaien om de instelling te wijzigen. Wanneer de functie niet meer actief is of als u de ontspanknop half indrukt, is de camera klaar om een opname te maken. Gebruik dit instelwiel om de lichtmeetmethode, AF-bediening, ISO-snelheid, het AF-punt enzovoort te selecteren of in te stellen. (2) Draai uitsluitend het instelwiel <6>. Draai, terwijl u in de zoeker of op het LCD-paneel kijkt, het instelwiel <6> om de instelling te wijzigen. Gebruik dit instelwiel om de sluitertijd, het diafragma, enzovoort in te stellen. De handelingen in (1) zijn ook mogelijk wanneer de schakelaar <R> naar rechts is gezet (Multifunctievergrendeling, pag. 51). 48 Basisbediening 5 Snelinstelwiel (1) Druk op een knop en draai aan het instelwiel <5>. Wanneer u op een knop zoals <n> <o> <m> drukt, blijft de desbetreffende functie gedurende zes seconden geselecteerd. (9). Tijdens deze zes seconden kunt u het instelwiel <5> draaien om de instelling te wijzigen. Wanneer de functie niet meer actief is of als u de ontspanknop half indrukt, is de camera klaar om een opname te maken. Gebruik dit instelwiel als u de witbalans, de transportmodus, de flitsbelichtingscompensatie, het AF-punt, enzovoort wilt selecteren of instellen. (2) Draai alleen aan het instelwiel <5>. Draai, terwijl u in de zoeker of op het LCD-paneel kijkt, het instelwiel <5> om de instelling te wijzigen. Gebruik dit instelwiel om de waarde voor de belichtingscompensatie, het diafragma voor handmatige belichting, enzovoort in te stellen. De handelingen in (1) zijn ook mogelijk wanneer de schakelaar <R> naar rechts is gezet (Multifunctievergrendeling, pag. 51). 49 Basisbediening 9 Multicontroller De <9> heeft acht pijltoetsen en een knop in het midden. Kantel met uw duim de 9 in de gewenste richting. Met deze knop kunt u het AF-punt selecteren, de witbalans corrigeren, het AF-punt of vergrotingskader verplaatsen tijdens Live Viewopnamen, over de opname schuiven in de vergrote weergave tijdens afspelen, het Snelkeuzescherm bedienen, enzovoort. U kunt de knop ook gebruiken om menu-items te selecteren en in te stellen. Bij menu's en Quick Control werkt de multicontroller alleen in verticale en horizontale richting. Hij werkt niet in diagonale richtingen. h Touch pad Tijdens movie-opname biedt het touch pad een geruisloos alternatief om de sluitertijd, het diafragma, de ISO-snelheid, een belichtingscompensatie en het geluidsopnameniveau in te stellen. Deze functie werkt als [z5: Stille bediening] is ingesteld op [Inschakelen h]. Nadat u op de knop <Q> hebt gedrukt, tikt u op de binnenste ring van het instelwiel <5>, boven, onder, links of rechts. 50 Basisbediening R Multifunctievergrendeling Door [83: Multifunctievergrendeling] in te stellen en de schakelaar <R> naar rechts te zetten, vergrendelt u het hoofdinstelwiel, het snelinstelwiel en de multicontroller en voorkomt u dat een instelling ongewild wordt gewijzigd. <R>-schakelaar naar links: ontgrendeld <R>-schakelaar naar rechts: vergrendeld Indien de <R>-schakelaar naar rechts staat en u een van de vergrendelde camerabedieningen probeert te gebruiken, wordt in de zoeker en op het LCD-paneel <L> weergegeven. Ook wordt [LOCK] op het scherm Quick Control (Snel instellen) weergegeven (pag. 52). U LCD-paneelverlichting U kunt het histogram weergeven door op de knop <U> te drukken. Schakel de LCD-paneelverlichting (9) in of uit door op de knop <U> te drukken. Wanneer u bij een bulb-opname de ontspanknop volledig indrukt, wordt de verlichting van het LCD-paneel uitgeschakeld. 51 Basisbediening Het scherm Quick Control (Snel instellen) weergeven Nadat u een aantal keer op de knop <B> hebt gedrukt, wordt het scherm Quick Control (Snel instellen) (pag. 54) of Aangepast snel instellen weergegeven. Vervolgens kunt u de actuele opnameinstellingen bekijken. Als u op de knop <Q> drukt, wordt Sneltoetsen ingeschakeld voor de opname-instellingen (pag. 53). Vervolgens kunt u op de knop <B> drukken om het scherm uit te schakelen. 52 Q Quick Control voor opnamefuncties U kunt de opnamefuncties die worden weergegeven op het LCDscherm, rechtstreeks selecteren en instellen. Dit heet Quick Control (Snel instellen). De algemene bedieningsprocedures zijn hetzelfde voor het scherm Quick Control (Snel instellen) (pag. 52) en het scherm Aangepast snel instellen (pag. 54). 1 Druk op de knop <Q> (7). Het scherm Quick Control (Snel instellen) wordt weergegeven. de gewenste functies in. 2 Stel Gebruik <9> om een functie te selecteren. De instelling van de geselecteerde functie wordt weergegeven. Draai het instelwiel <5> of <6> om de instelling te wijzigen. <A> modus <d/s/f/a/F> modi de opname. 3 Maak Druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken. De opname wordt weergegeven. In de modus <A> in het scherm Quick Control (Snel instellen) kunt u alleen de opnamefunctie, kaartselectie, opnamekwaliteit en de transportmodus instellen. 53 Q Quick Control voor opnamefuncties Instelbare functies in het scherm Quick Control (Snel instellen) AE-vergrendeling* (pag. 120) Diafragma (pag. 114) Sluitertijd (pag. 113) Lichte tonen prioriteit* (pag. 107) Opnamemodus* (pag. 26) ISO-snelheid (pag. 101) Belichtingscompensatie/ AEB-instelling (pag. 118/119) Flitsbelichtingscompensatie Aangepaste bediening Beeldstijl (pag. 102) AF-bediening (pag. 76) Opnamekwaliteit (pag. 97) Witbalans (pag. 103) Opnamefunctie/kaartselectie (pag. 94) Meetmethode (pag. 117) Witbalanscorrectie / Witbalansbracketing Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) (pag. 104) Transportmodus (pag. 91) * Met een sterretje gemarkeerde functies kunnen niet in het scherm Quick Control (Snel instellen) worden ingesteld. Scherm Aangepast snel instellen U kunt de indeling van het scherm Aangepast snel instellen wijzigen. Hiermee kunt u de opnamefuncties op het scherm Aangepast snel instellen naar wens plaatsen en weergeven. Raadpleeg de instructiehandleiding (pdf-bestand, pag. 154) op de EOS Camera Instruction Manuals Disk (dvd-rom). 54 Q Quick Control voor opnamefuncties Het scherm Quick Control (Snel instellen) <0> Selecteer een functie en druk vervolgens op <0>. Het scherm met functieinstellingen wordt weergegeven. Draai het instelwiel <6> of <5> om sommige instellingen te wijzigen. Er zijn ook functies die worden ingesteld door op de knop te drukken. Druk op <0> om het instellen te voltooien en terug te gaan naar het vorige scherm. 55 3 Menugebruik U kunt verschillende instellingen opgeven via de menu's, zoals de opnamekwaliteit, datum/tijd, enzovoort. Knop <M> <6> Hoofdinstelwiel LCD-scherm <5> Snelinstelwiel Knop <Q> Knop <0> A Modusmenuscherm * Bepaalde menutabbladen en menu-items worden niet weergegeven in de modus <A>. d/s/f/a/F Modusmenuscherm 3: Weergave 2: AF z: Opnamen Secundaire tabbladen Menu-items 56 5: Instellingen 8: Persoonlijke voorkeuze 9: My Menu Hoofdtabbladen Menuinstellingen 3 Menugebruik Procedure voor het instellen van het menu 1 Geef het menuscherm weer. Druk op de knop <M> om het menuscherm weer te geven. een tabblad. 2 Selecteer Telkens als u op de knop <Q> drukt, wordt er van hoofdtabblad gewisseld. Draai aan het instelwiel <6> om een secundair tabblad te selecteren. Zo verwijst het tabblad [z5] naar het scherm dat wordt weergegeven als op het tabblad z (opname) het vijfde punt ' ' van links is geselecteerd. het gewenste item. 3 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om het item te selecteren en druk vervolgens op <0>. de instelling. 4 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om de gewenste instelling te selecteren. De huidige instelling wordt blauw weergegeven. de instelling aan. 5 Pas Druk op <0> om de instelling vast te leggen. Verlaat de instelling. 6 Druk op de knop <M> om het menu af te sluiten en naar de opnamemodus terug te keren. 57 3 Menugebruik In de beschrijvingen van de menufuncties hieronder wordt ervan uitgegaan dat u op de knop <M> hebt gedrukt om het menuscherm weer te geven. U kunt ook <9> gebruiken om menufuncties te gebruiken en in te stellen. (Behalve [31: Wis beelden] en [51: Kaart formatteren].) Druk op de knop <M> om de bewerking ongedaan te maken. Gedimde menu-items Voorbeeld: als Ruisreductie bij meerdere opnamen is ingesteld Gedimde menu-items kunnen niet worden ingesteld. Menu-items worden gedimd weergegeven als een andere functie-instelling voorrang heeft. U kunt de functie die voorrang heeft, weergeven door het gedimde menu-item te selecteren en op < 0> te drukken. Als u de instelling van de functie die voorrang heeft annuleert, wordt het gedimde menu-item instelbaar. Bij sommige gedimde menu-items wordt de functie die voorrang heeft niet weergegeven. Met [54: Wis alle camera-instellingen] kunt u de menufuncties terugzetten op de standaardinstellingen (pag. 62). 58 Voordat u begint 3 De kaart formatteren Als de kaart nieuw is of eerder is geformatteerd met een andere camera of computer, moet u de kaart met deze camera formatteren. Aandachtspunten bij het formatteren van de kaart Wanneer de geheugenkaart wordt geformatteerd, worden alle opnamen en gegevens van de kaart verwijderd. Zelfs beveiligde opnamen worden verwijderd; controleer dus of er geen opnamen op de kaart staan die u wilt bewaren. Breng de opnamen en gegevens zo nodig over naar een computer of een ander opslagmedium voordat u de kaart formatteert. 1 Selecteer [Kaart formatteren]. Selecteer op het tabblad [51] de optie [Kaart formatteren] en druk vervolgens op <0>. de kaart. 2 Selecteer [f] is de CF-kaart en [g] is de SD-kaart. Selecteer de kaart en druk vervolgens op <0>. [OK]. 3 Selecteer De kaart wordt geformatteerd. Wanneer [g] is geselecteerd, is lowlevel-formattering mogelijk (pag. 60). Druk voor low-levelformattering op de knop <L> om [Low level format] van een <X> te voorzien en selecteer [OK]. 59 Voordat u begint Formatteer de kaart in de volgende gevallen: De kaart is nieuw. De kaart is geformatteerd met een andere camera of een computer. De kaart is volledig gevuld met opnamen of gegevens. Er wordt een kaartfout weergegeven. Low-levelformattering Voer een low-levelformattering uit als de schrijf- of leessnelheid van de kaart laag is of als u alle gegevens op de kaart volledig wilt wissen. Aangezien bij het low-level-formatteringsproces alle sectoren op de SDkaart die opname-informatie kunnen bevatten, worden gewist, duurt het formatteren langer dan bij het normale formatteringsproces. U kunt de low-levelformattering stoppen door [Annuleer] te selecteren. Ook in dat geval is de normale formatteerprocedure voltooid en kunt u de SD-kaart gewoon gebruiken. Wanneer de geheugenkaart wordt geformatteerd of wanneer gegevens worden gewist, verandert alleen de bestandsbeheerinformatie. De eigenlijke gegevens worden niet volledig gewist. Houd hier rekening mee wanneer u de kaart verkoopt of weggooit. Als u de kaart weggooit, dient u een low-levelformattering uit te voeren of de kaart fysiek onbruikbaar te maken om te voorkomen dat persoonlijke gegevens in handen van derden kunnen komen. Voordat u een nieuwe Eye-Fi-kaart gebruikt, moet de software voor de kaart op uw computer worden geïnstalleerd. Vervolgens formatteert u de kaart met de camera. De capaciteit van de geheugenkaart die in het formatteringsscherm wordt weergegeven, kan lager zijn dan de capaciteit die op de kaart staat. Dit apparaat maakt gebruik van exFAT-technologie, waarvoor een licentie is verleend door Microsoft. 60 Voordat u begint 3 De pieptoon uitschakelen U kunt voorkomen dat er een pieptoon afgaat zodra er is scherpgesteld of bij het gebruik van de zelfontspanner. 1 Selecteer [Pieptoon]. Selecteer op het tabblad [z1] de optie [Pieptoon] en druk vervolgens op <0>. [Uitschakelen]. 2 Selecteer Selecteer [Uitschakelen] en druk vervolgens op <0>. De pieptoon is nu uitgeschakeld. 3 Uitschakeltijd/Automatisch uitschakelen instellen Om de accu te sparen, wordt de camera automatisch uitgeschakeld nadat deze gedurende een bepaalde tijd niet is gebruikt. De standaardinstelling is 1 minuut, maar deze instelling kan worden gewijzigd. Als u niet wilt dat de camera automatisch wordt uitgeschakeld, zet u deze functie op [Deactiveren]. Nadat de camera is uitgeschakeld, kunt u deze weer inschakelen door op de ontspanknop of andere knoppen te drukken. 1 Selecteer [Uitschakelen]. Selecteer op het tabblad [52] de optie [Uitschakelen] en druk vervolgens op <0>. de gewenste tijd in. 2 Stel Selecteer de gewenste instelling en druk op <0>. Zelfs als [Deactiveren] is ingesteld, wordt het LCD-scherm automatisch na 30 minuten uitgeschakeld om energie te besparen. (De camera zelf wordt niet uitgeschakeld.) 61 Voordat u begint 3 De kijktijd instellen U kunt instellen hoelang de foto direct na de opname op het LCD-scherm moet worden weergegeven. Als u wilt dat de camera de opname blijft weergeven, stelt u [Vastzetten] in. Als u de opname niet wilt laten weergeven, stelt u [Uit] in. 1 Selecteer [Kijktijd]. Selecteer op het tabblad [z1] de optie [Kijktijd] en druk vervolgens op <0>. de gewenste tijd in. 2 Stel Selecteer de gewenste instelling en druk op <0>. Als [Vastzetten] is ingesteld, wordt de opname weergegeven totdat de camera wordt uitgeschakeld omdat de ingestelde tijd voor automatische uitschakeling is verstreken. 3 De camera terugzetten op de standaardinstellingenN De opname-instellingen en de menu-instellingen van de camera kunnen worden teruggezet naar de standaardinstellingen. 1 Selecteer [Wis alle camera-instellingen]. Selecteer op het tabblad [54] de optie [Wis alle camera-instellingen] en druk vervolgens op <0>. 2 Selecteer [OK]. 62 l Het raster weergeven U kunt een raster weergeven in de zoeker om u te helpen controleren of de camera niet gekanteld is en de beeldcompositie te bepalen. 1 Selecteer [Zoekerweergave]. Selecteer op het tabblad [52] de [Zoekerweergave] en druk op <0>. 2 Selecteer [Rasterweergave]. [Weergeven]. 3 Selecteer Wanneer u het menu afsluit, wordt het raster weergegeven in de zoeker. 63 Q De digitale horizon weergeven U kunt op de LCD-monitor en in de zoeker een digitale horizon weergeven om u te helpen kanteling van de camera te corrigeren. De digitale horizon op het LCD-scherm weergeven 1 Drukt u op de knop <B>. Telkens als u op de knop <B> drukt, wordt de schermweergave vernieuwd. Geef de digitale horizon weer. Indien de digitale horizon niet wordt weergegeven, stelt u [53: Weergaveopties z-knop] in op weergave van de digitale horizon. de kanteling van de 2 Controleer camera. Verticale as Horizontale as 64 De horizontale en verticale kantelingen worden weergegeven in stappen van 1°. Wanneer de rode lijn groen wordt, betekent dit dat de kanteling bijna is gecorrigeerd. Q De digitale horizon weergeven 3 De digitale horizon weergeven in de zoeker In het bovenste gedeelte van de zoeker kan een digitale horizon worden weergegeven. Omdat deze kan worden weergegeven tijdens de opname, kunt u kanteling van de camera corrigeren terwijl u opnamen maakt. 1 Selecteer [Zoekerweergave]. Selecteer op het tabblad [52] de [Zoekerweergave] en druk op <0>. 2 Selecteer [Elektr. niveau]. 3 Selecteer [Weergeven]. de ontspanknop half in. 4 Druk De digitale horizon wordt in de zoeker weergegeven. Dit werkt ook bij verticale opnamen. 1° 1° 4° of meer 7° 7,5° of meer 65 3 Zoekerweergave instellenN De instellingen voor de opnamefunctie (accu, witbalans, transportmodus, AF-bediening, meetmethode, beeldkwaliteit: JPEG/RAW, knipperdetectie) kunnen in de zoeker worden weergegeven. Standaard is alleen knipperdetectie ingeschakeld [X]. 1 Selecteer [Zoekerweergave]. Selecteer op het tabblad [52] de [Zoekerweergave] en druk op <0>. [Weerg./verberg. 2 Selecteer in zoeker]. het selectievakje in [X] 3 Schakel bij informatie die u wilt laten weergeven. Selecteer de weer te geven informatie en druk op <0> om er een <X> naast te zetten. Herhaal deze procedure om alle weer te geven informatie te voorzien van een [X]. Selecteer vervolgens [OK]. Wanneer u het menu afsluit, wordt de geselecteerde informatie weergegeven in de zoeker. 66 Help Wanneer onder in het menuscherm [zHelp] wordt weergegeven, kan de beschrijving (Help) van de functie worden weergegeven. Het Help-scherm wordt alleen weergegeven als u de knop <B> ingedrukt houdt. Indien de Help meer dan één scherm beslaat, verschijnt er rechts een schuifbalk. Houd de knop <B> ingedrukt en draai aan het instelwiel <5> om te schuiven. Voorbeeld: [21: Case2] B Schuifbalk Voorbeeld: [24: AF-punt op basis van richting] B Voorbeeld: [83: Multifunctievergrendeling] B 67 68 2 Foto's maken met basisfuncties In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de modus <A> (Scene Intelligent Auto) van het programmakeuzewiel kunt gebruiken om gemakkelijk opnamen te maken. In de modus <A> hoeft u de camera alleen maar op het onderwerp te richten en de opname te maken; de camera stelt alles automatisch in. Bovendien kunnen geavanceerde opnameinstellingen (voor gevorderden) niet worden gewijzigd, zodat slechte opnamen als gevolg van foutieve handelingen worden voorkomen. Scene Intelligent Auto Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) In de modus <A> wordt de opname met de functie Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) (pag. 104) automatisch aangepast, zodat een optimale helderheid en contrast worden verkregen. Deze functie is ook in de modi <d>, <s> en <f> standaard ingeschakeld. 69 A Volautomatisch opnamen maken (Scene Intelligent Auto) <A> is een volautomatische modus. De camera analyseert de scène en stelt automatisch de optimale instellingen in. Bovendien past de camera de scherpstelling automatisch aan door te meten of het onderwerp beweegt of niet (pag. 73). 1 Stel het programmakeuzewiel in op <A>. Draai aan het programmakeuzewiel terwijl u de ver-/ontgrendelknop in het midden ingedrukt houdt. Gebied AF-kader het AF-kader op het 2 Richt onderwerp. Alle AF-punten worden gebruikt om scherp te stellen en de camera stelt scherp op het dichtstbijzijnde object. Het scherpstellen kan worden vereenvoudigd door het midden van het AF-kader op het onderwerp te richten. scherp op het onderwerp. 3 Stel Druk de ontspanknop half in. De lenselementen worden aangepast om scherp te stellen op het onderwerp. Tijdens het automatisch scherpstellen wordt <e> weergegeven. Het AF-punt dat is gebruikt om scherp te stellen wordt weergegeven. Op hetzelfde moment is er een pieptoon te horen en brandt de scherpstelindicator <o>. Bij weinig licht, lichten de gebruikte AF-punten kort rood op. Scherpstelindicator 70 A Volautomatisch opnamen maken (Scene Intelligent Auto) de opname. 4 Maak Druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken. Het opgenomen beeld wordt 2 seconden op het LCD-scherm weergegeven. De modus <A> zorgt ervoor dat de kleuren in natuur- en buitenopnamen en opnamen van zonsondergangen er indrukwekkender uitzien. Als u niet de gewenste kleurtonen hebt verkregen, wijzigt u de opnamemodus in <d>, <s>, <f> of <a>, stelt u vervolgens een andere beeldstijl in dan <D> en maakt u een nieuwe opname (pag. 102). Veelgestelde vragen De scherpstelindicator <o> knippert en scherpstelling is niet bereikt. Richt het AF-kader op een gedeelte met goed contrast en druk de ontspanknop half in (pag. 47). Ga iets achteruit als u te dicht bij het onderwerp bent en probeer het nogmaals. Als er niet kan worden scherpgesteld, knippert ook de AF-statusindicator <e>. Wanneer er is scherpgesteld, lichten de AF-punten niet rood op. De AF-punten lichten alleen rood op wanneer er is scherpgesteld in omstandigheden met weinig licht. Meerdere AF-punten lichten tegelijk op. Er is op al deze punten scherpgesteld. Zolang het AF-punt dat op het onderwerp is gericht brandt, kunt u de opname maken. De pieptoon blijft zachtjes aanhouden. (De scherpstelindicator <o> brandt niet.) Dit geeft aan dat de camera voortdurend scherpstelt op een bewegend onderwerp. (De AF-statusindicator <e> licht op, maar het focusbevestigingslampje <o> licht niet op.) U kunt scherpe opnamen maken van een bewegend onderwerp. De focusvergrendeling (pag. 73) werkt in dit geval niet. 71 A Volautomatisch opnamen maken (Scene Intelligent Auto) Er wordt niet op het onderwerp scherpgesteld als de ontspanknop half is ingedrukt. Wanneer de scherpstelmodusknop op de lens op <MF> (handmatige scherpstelling) staat, zet u deze op <AF> (automatische scherpstelling). De weergegeven sluitertijd knippert. Omdat het te donker is, kan het onderwerp onscherp worden door beweging van de camera (bewegingsonscherpte). Het gebruik van een statief of een Canon Speedlite uit de EX-serie (afzonderlijk verkrijgbaar) wordt aanbevolen. De externe flitser is gebruikt, maar het onderste gedeelte van de opname is onnatuurlijk donker. Als er een kap op de lens is bevestigd, kan deze het flitslicht belemmeren. Als het onderwerp dichtbij is, verwijdert u de kap voordat u een flitsopname maakt. 72 A Volautomatische technieken (Scene Intelligent Auto) De compositie opnieuw bepalen Positioneer het onderwerp afhankelijk van de scène links of rechts in beeld, zodat er een uitgebalanceerde achtergrond en een goed perspectief wordt bereikt. In de modus < A> wordt om scherp te stellen op een stilstaand onderwerp door de ontspanknop half in te drukken de scherpstelling op dat onderwerp vergrendeld. Maak de compositie opnieuw terwijl u de ontspanknop half ingedrukt houdt en druk de ontspanknop vervolgens helemaal in om de foto te maken. Dit heet 'focusvergrendeling'. Opnamen maken van een bewegend onderwerp Als het onderwerp tijdens of na het scherpstellen in de modus <A> beweegt en de afstand tot de camera verandert, treedt AI Servo AF in werking zodat er voortdurend op het onderwerp wordt scherpgesteld. (De pieptoon blijft zachtjes doorgaan.) Zolang u het gebied AF-kader over het onderwerp plaatst terwijl u de ontspanknop half indrukt, wordt continu scherpgesteld. Druk de ontspanknop volledig in om de opname te maken. 73 A Volautomatische technieken (Scene Intelligent Auto) A Live View-opnamen U kunt opnamen maken terwijl het zoekerbeeld op het LCD-scherm wordt weergegeven. Dit heet 'Live View-opnamen'. Zie pagina 121 voor meer informatie. 1 Zet de schakelaar voor Live View-/ movie-opnamen op <A>. het Live View-beeld op het 2 Geef LCD-scherm weer. Druk op de knop <0>. Het Live View-beeld wordt op het LCD-scherm weergegeven. scherp op het onderwerp. 3 Stel Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen. Als de scherpstelling is bereikt, wordt het AF-punt groen en klinkt er een pieptoon. de opname. 4 Maak Druk de ontspanknop helemaal in. De foto wordt gemaakt en de gemaakte opname wordt op het LCDscherm weergegeven. Als de opnameweergave is beëindigd, keert de camera automatisch terug naar de Live Viewopnamen. Druk op de knop <0> om Live View-opnamen te verlaten. 74 3 De AF- en transportmodi instellen De AF-punten in de zoeker zijn zodanig geplaatst dat u op een verscheidenheid aan onderwerpen en in allerlei omstandigheden automatisch scherp kunt stellen. U kunt ook de AF-bediening en de transportmodus selecteren die voor de opnameomstandigheden en het onderwerp het geschiktst zijn. Het pictogram M rechtsboven aan een paginatitel geeft aan dat de functie alleen in de volgende modi kan worden gebruikt: <d> <s> <f> <a> <F>. In de modus <A> worden de AF-bediening en de AFgebiedselectiemodus automatisch ingesteld. <AF> staat voor Auto Focus, of automatische scherpstelling. <MF> staat voor Manual Focus, of handmatige scherpstelling. 75 f: De AF-bediening selecterenN U kunt de eigenschappen selecteren voor de automatische scherpstelling die bij de opnameomstandigheden en het onderwerp passen. In de modus <A> wordt 'AI Focus AF' automatisch ingesteld. 1 Stel de scherpstelmodusknop op de lens in op <AF>. de modus <d> <s> <f> 2 Stel <a> <F> in. 3 Druk op de knop <o>. (9) de AF-bediening. 4 Selecteer Terwijl u op het LCD-paneel aan de bovenzijde of door de zoeker kijkt, draait u het instelwiel <6>. X : 1-beeld AF 9 : AI Focus AF Z : AI Servo AF 76 f: De AF-bediening selecterenN 1-beeld AF voor niet-bewegende onderwerpen Geschikt voor niet-bewegende onderwerpen. Wanneer u de ontspanknop half indrukt, stelt de camera slechts één keer scherp. Wanneer er is scherpgesteld, wordt het AF-punt waarmee dit is gebeurd weergegeven en licht ook de scherpstelindicator <o> in de zoeker AF-punt Scherpstelindica op. Bij meervlaksmeting (pag. 117) wordt de belichting ingesteld op het moment dat er op het onderwerp is scherpgesteld. Wanneer u de ontspanknop half ingedrukt houdt, wordt de scherpstelling vergrendeld. U kunt dan desgewenst een nieuwe beeldcompositie maken. AI Servo AF voor bewegende onderwerpen Deze AF-bediening is geschikt voor bewegende onderwerpen waarbij de scherpstelafstand telkens verandert. Terwijl u de ontspanknop half ingedrukt houdt, blijft de camera voortdurend scherpstellen op het onderwerp. De belichting wordt ingesteld op het moment dat de opname wordt gemaakt. Wanneer de AF-gebiedsselectiemodus (pag. 79) is ingesteld op 61-punts automatische selectie-AF, blijft de camera het onderwerp volgen zolang het onderwerp binnen het gebied AF-kader blijft. 77 f: De AF-bediening selecterenN AI Focus AF voor automatisch wisselen van AF-bediening In de modus AI Focus AF schakelt de AF-bediening automatisch van 1-beeld AF over op AI Servo AF als het onderwerp in beweging komt. Als het onderwerp in beweging komt nadat erop is scherpgesteld met behulp van 1-beeld AF, wordt deze beweging door de camera gesignaleerd. De camera schakelt dan automatisch over op AI Servo AF en blijft het onderwerp volgen. Indicator AF-bediening Wanneer u de ontspanknop half indrukt en de camera met AF scherpstelt, wordt het pictogram <e> rechtsonder in de zoeker weergegeven. In de modus 1-beeld AF wordt het pictogram ook weergegeven als u na scherpstelling de ontspanknop half ingedrukt houdt. AF-punten lichten rood op Standaard lichten de AF-punten rood op in omstandigheden met weinig licht. 78 S Het AF-gebied en het AF-punt selecterenN De camera heeft 61 AF-punten voor automatische scherpstelling. U kunt de AF-gebiedselectiemodus en AF-punten selecteren die bij de scène of het onderwerp passen. Afhankelijk van de lens die op de camera is bevestigd kan het aantal bruikbare AF-punten en AF-puntpatronen afwijken. Zie voor meer informatie 'Lenzen en bruikbare AF-punten' op pagina 84. AF-gebiedselectiemodus U kunt uit zes AF-gebiedselectiemodi kiezen. Zie pagina 81 voor de instellingsprocedure. Eén punt Spot AF (handmatige selectie) Voor nauwkeurig scherpstellen. Eén-punts AF (handmatige selectie) Selecteer één AF-punt om op scherp te stellen. AF-puntuitbreiding (handmatige selectie ) Het handmatig geselecteerde AF-punt <S> en vier omringende AF-punten <w> (boven, onder, links en rechts) worden gebruikt om mee scherp te stellen. 79 S Het AF-gebied en het AF-punt selecterenN AF-puntuitbreiding (handmatige selectie, omringende punten) Het handmatig geselecteerde AF-punt <S> en de omringende AF-punten <w> worden gebruikt om mee scherp te stellen. Zone-AF (handmatige selectie van een zone) Eén van de negen zones wordt gebruikt om scherp te stellen. 61-punts automatische selectie-AF Het gebied AF-kader (het hele AFgebied) wordt gebruikt om scherp te stellen. Deze modus wordt automatisch ingesteld in de modus <A>. 80 S Het AF-gebied en het AF-punt selecterenN De AF-gebiedselectiemodus selecteren 1 Druk op de knop <S>. (9) u op de knop <B>. 2 Drukt Kijk door de zoeker en druk op de knop <B>. Elke keer dat u op de knop <B> drukt, wordt de AF-gebiedsselectiemodus gewijzigd. 81 S Het AF-gebied en het AF-punt selecterenN Het AF-punt handmatig selecteren U kunt het AF-punt of de AF-zone ook handmatig selecteren. Druk op de knop <S>. (9) De AF-punten worden in de zoeker weergegeven. In AF-puntuitbreidingsmodi worden ook aangrenzende AF-punten weergegeven. In de Zone-AF-modus wordt de geselecteerde zone weergegeven. 1 een AF-punt. 2 Selecteer De AF-puntselectie verschuift in de richting waarin u <9> duwt. Als u <9> rechtstreeks indrukt, wordt het middelste AF-punt (of de middelste zone) geselecteerd. Draai het instelwiel <6> om een horizontaal AF-punt te selecteren en draai het instelwiel <5> om een verticaal AF-punt te selecteren. Wanneer u in de Zone-AF-modus aan het instelwiel <6> of <5> draait, verandert de zone in een herhalende reeks. Weergave-indicaties voor AF-punten Wanneer u op de knop <S> drukt, lichten de AF-punten op die fungeren als AF-kruismetingspunten voor uiterst nauwkeurige automatische scherpstelling. De knipperende AF-punten zijn gevoelig over de horizontale of verticale lijn. Raadpleeg pagina 83 en 88 voor meer informatie. 82 AF-sensor De AF-sensor van de camera heeft 61 AF-punten. De onderstaande afbeelding toont het AF-sensorpatroon dat met elk AF-punt overeenkomt. Bij lenzen met een maximaal diafragma van f/2.8 of groter is uiterst nauwkeurige automatische scherpstelling mogelijk in het midden van de zoeker. Afhankelijk van de lens die op de camera is bevestigd kan het aantal bruikbare AF-punten en het AF-patroon afwijken. Raadpleeg pagina's 84 - 88 voor meer informatie. Grafisch Scherpstelling op basis van kruismetingen: f/4 horizontaal + f/5.6 verticaal Scherpstelling op basis van kruismetingen: f/5.6 verticaal + f/5.6 horizontaal f/5.6 verticale scherpstelling Scherpstelling op basis van dubbele kruismetingen: f/2.8 diagonaal rechts + f/2.8 diagonaal links f/5.6 verticaal + f/5.6 horizontaal Deze scherpstelsensors zijn afgestemd op een nauwkeurige scherpstelling met lenzen met een maximaal diafragma van f/2.8 of groter. Een diagonaal kruispatroon maakt het makkelijker om scherp te stellen op onderwerpen waarbij automatisch scherpstellen moeilijker is. Ze beslaan de vijf AF-punten op een verticale lijn in het midden. Deze scherpstelsensors zijn afgestemd op een nauwkeuriger scherpstelling met lenzen met een maximaal diafragma van f/4 of groter. Dankzij het horizontale patroon kunnen de sensors verticale lijnen detecteren. Deze scherpstelsensors zijn afgestemd op lenzen met een maximaal diafragma van f/5.6 of groter. Dankzij het horizontale patroon kunnen de sensors verticale lijnen detecteren. Ze beslaan de drie kolommen van AF-punten in het midden van de zoeker. Het middelste AF punt en de aangrenzende AF-punten aan de boven- en onderkant zijn compatibel met lenzen met een maximaal diafragma van f/8 of groter. Deze scherpstelsensors zijn afgestemd op lenzen met een maximaal diafragma van f/5.6 of groter. Dankzij het verticale patroon kunnen de sensors horizontale lijnen detecteren. Ze dekken alle 61 AF-punten. Het middelste AF-punt en de aangrenzende AF-punten aan de linker- en rechterkant zijn compatibel met lenzen met een maximaal diafragma van f/8 of groter. 83 Lenzen en bruikbare AF-punten Hoewel de camera 61 AF-punten heeft, is het aantal bruikbare AF-punten en scherpstelpatronen afhankelijk van de gebruikte lens. Lenzen worden daarom onderverdeeld in negen groepen van A t/m I. Wanneer u een lens uit de groepen F t/m H gebruikt, zijn er minder AF-punten bruikbaar. Om te zien tot welke groep een lens behoort, raadpleegt u de instructiehandleiding (pdf-bestand, pag. 154) op de EOS Camera Instruction Manuals Disk (dvd-rom). Wanneer u op de knop <S> drukt, gaan de AF-punten die worden aangeduid met markering knipperen. (De AF-punten / / blijven branden.) Met betrekking tot licht omhoog of knipperen van de AFpunten, zie pagina 82. Op de Canon-website kunt u zien tot welke groep de nieuwe lenzen behoren die in de eerste helft van 2015 zijn uitgebracht na de start van de verkoop van de EOS 5DS/EOS 5DS R. Sommige lenzen zijn mogelijk niet in alle landen of regio's beschikbaar. Groep A Automatische scherpstelling met 61 punten is mogelijk. Alle AF-gebiedselectiemodi zijn selecteerbaar. : Dubbel kruisvormig AF-punt. Het onderwerp wordt gemakkelijker gevolgd en de nauwkeurigheid van de scherpstelling is hoger dan bij andere AF-punten. : Kruisvormig AF-punt. Het onderwerp wordt gemakkelijker gevolgd en de scherpstelling is uiterst nauwkeurig. : AF-punten die gevoelig zijn voor horizontale lijnen. 84 Lenzen en bruikbare AF-punten Groep B Automatische scherpstelling met 61 punten is mogelijk. Alle AF-gebiedselectiemodi zijn selecteerbaar. : Dubbel kruisvormig AF-punt. Het onderwerp wordt gemakkelijker gevolgd en de nauwkeurigheid van de scherpstelling is hoger dan bij andere AF-punten. : Kruisvormig AF-punt. Het onderwerp wordt gemakkelijker gevolgd en de scherpstelling is uiterst nauwkeurig. : AF-punten die gevoelig zijn voor horizontale lijnen. Groep C Automatische scherpstelling met 61 punten is mogelijk. Alle AF-gebiedselectiemodi zijn selecteerbaar. : Kruisvormig AF-punt. Het onderwerp wordt gemakkelijker gevolgd en de scherpstelling is uiterst nauwkeurig. : AF-punten die gevoelig zijn voor horizontale lijnen. 85 Lenzen en bruikbare AF-punten Groep D Automatische scherpstelling met 61 punten is mogelijk. Alle AF-gebiedselectiemodi zijn selecteerbaar. : Dubbel kruisvormig AF-punt. Het onderwerp wordt gemakkelijker gevolgd en de nauwkeurigheid van de scherpstelling is hoger dan bij andere AF-punten. : Kruisvormig AF-punt. Het onderwerp wordt gemakkelijker gevolgd en de scherpstelling is uiterst nauwkeurig. : AF-punten die gevoelig zijn voor horizontale lijnen. Groep E Automatische scherpstelling met 61 punten is mogelijk. Alle AF-gebiedselectiemodi zijn selecteerbaar. : Kruisvormig AF-punt. Het onderwerp wordt gemakkelijker gevolgd en de scherpstelling is uiterst nauwkeurig. : AF-punten die gevoelig zijn voor horizontale lijnen. 86 Lenzen en bruikbare AF-punten Groep F Automatische scherpstelling is met slechts 47 punten mogelijk. (Niet mogelijk met alle 61 AF-punten.) Alle AF-gebiedselectiemodi zijn selecteerbaar. Tijdens automatische AF-puntselectie is het buitenste kader dat de AF-zone markeert (het AF-kader) anders dan bij 61-punts automatische selectie-AF. : Kruisvormig AF-punt. Het onderwerp wordt gemakkelijker gevolgd en de scherpstelling is uiterst nauwkeurig. : AF-punten die gevoelig zijn voor horizontale lijnen. : Uitgeschakelde AF-punten (niet weergegeven). Groep G Automatische scherpstelling is met slechts 33 punten mogelijk. (Niet mogelijk met alle 61 AF-punten.) Alle AF-gebiedselectiemodi zijn selecteerbaar. Tijdens automatische AF-puntselectie is het buitenste kader dat de AF-zone markeert (het AF-kader) anders dan bij 61-punts automatische selectie-AF. : Kruisvormig AF-punt. Het onderwerp wordt gemakkelijker gevolgd en de scherpstelling is uiterst nauwkeurig. : AF-punten die gevoelig zijn voor horizontale lijnen. : Uitgeschakelde AF-punten (niet weergegeven). 87 Lenzen en bruikbare AF-punten Groep H Automatische scherpstelling is mogelijk met het middelste AF-punt en de aangrenzende AF-punten boven, onder, links en rechts. Alleen de volgende AF-gebiedselectiemodi zijn selecteerbaar: één-punts AF (handmatige selectie), één punt Spot AF (handmatige selectie) en AF-puntuitbreiding (handmatige selectie ). Als een Extender op de lens is aangesloten en het maximale diafragma f/8 is (tussen f/5.6 en f/8), is AF mogelijk. : Kruisvormig AF-punt. Het onderwerp wordt gemakkelijker gevolgd en de scherpstelling is uiterst nauwkeurig. : AF-punten die gevoelig zijn voor verticale lijnen (AF-punten boven en onder die grenzen aan het middelste AF-punt) of horizontale lijnen (AF-punten links en rechts die grenzen aan het middelste AF-punt). Niet handmatig selecteerbaar. Deze functie werkt alleen als 'AF-puntuitbreiding (handmatige selectie )' is geselecteerd. : Uitgeschakelde AF-punten (niet weergegeven). Als de maximale diafragmawaarde kleiner is dan f/5.6 (maximaal diafragmagetal is tussen f/5.6 en f/8), kan mogelijk niet automatisch worden scherpgesteld bij het maken van opnamen van onderwerpen met weinig contrast of weinig licht. Als Extender EF2x is bevestigd op de EF180mm f/3.5L Macro USM-lens, is AF niet mogelijk. Als het maximale diafragma kleiner is dan f/8 (getal van maximale diafragma is groter dan f/8), is AF niet mogelijk bij het maken van opnamen met de zoeker. Groep I Automatische scherpstelling met 61 punten is mogelijk. Alle AF-gebiedselectiemodi zijn selecteerbaar. : Kruisvormig AF-punt. Het onderwerp wordt gemakkelijker gevolgd en de scherpstelling is uiterst nauwkeurig. : AF-punten die gevoelig zijn voor horizontale lijnen. 88 3 Kenmerken AI Servo AF selecterenN U kunt AI Servo AF eenvoudig op een specifiek onderwerp of een specifieke scène afstemmen door uit de opties case 1 t/m case 6 te kiezen. Deze functie wordt de 'AF-configuratietool' genoemd. 1 Selecteer het tabblad [21]. een case. 2 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om een pictogram van een case te selecteren en druk vervolgens op <0>. De geselecteerde case wordt ingesteld. De geselecteerde case wordt blauw weergegeven. Case 1 t/m 6 Case 1 t/m 6 zijn zes instellingscombinaties van "Trackinggevoeligheid", "Versn./Vertr. tracking" en "AF-punt aut. schak.". Raadpleeg de onderstaande tabel om de case te selecteren die het beste bij uw onderwerp of scène past. Case Pictogram Omschrijving Toepasselijke onderwerpen Case 1 Veelzijdige universele instelling Voor elk willekeurig bewegend onderwerp. Case 2 Onderwerpen blijven volgen en obstakels negeren Tennissers, vlinderslagzwemmers, freestyle-skiërs, enz. Case 3 Direct scherpstellen op onderw. plots. in AF-punt. Startlijn van een wielerwedstrijd, afdalingsskiërs, enz. Case 4 Voor onderwerpen die snel versnellen of vertragen Voetbal, motorsport, basketbal, enz. Case 5 Voor onregelmatige beweging in willek. richting. IJsdansers, enz. Case 6 Voor onregelmatige bewegingen en snelheidsverand. Ritmische gymnasten, enz. 89 MF: handmatige scherpstelling 1 Zet de scherpstelmodusknop op de lens op <MF>. <4 L> wordt op het LCD-paneel weergegeven. Scherpstelring scherp op het onderwerp. 2 Stel Stel scherp door aan de scherpstelring op de lens te draaien totdat u het onderwerp scherp in de zoeker ziet. 90 o De transportmodus selecteren De camera heeft transportmodi voor enkele opnamen en continue opnamen. U kunt de transportmodus selecteren die bij de scène of het onderwerp past. 1 Druk op de knop <o>. (9) de transportmodus. 2 Selecteer Terwijl u op het LCD-paneel aan de bovenzijde of door de zoeker kijkt, draait u het instelwiel <5>. u : Enkelbeeld Wanneer u de ontspanknop helemaal indrukt, wordt er slechts één opname gemaakt. o: Continue opname met hoge snelheid Terwijl u de ontspanknop volledig ingedrukt houdt, maakt de camera continu opnamen op een maximumsnelheid van ca. 5,0 opnamen per seconde. i : Continue opname met lage snelheid Terwijl u de ontspanknop volledig ingedrukt houdt, maakt de camera continu opnamen met een maximumsnelheid van ca. 3,0 opnamen per seconde. B : Enkele stille opname Opnamen in enkelbeeld met minder geluid dan <u> bij het maken van opnamen met de zoeker. M : Stille continue opname Continue opnamen maken met minder geluid dan <i> bij het maken van opnamen met de zoeker. De camera maakt continu opnamen met een maximumsnelheid van ca. 3,0 opnamen per seconde. Q : Zelfontspanner (10 sec.)/afstandsbediening k: Zelfontspanner (2 sec.)/afstandsbediening 91 j De zelfontspanner gebruiken Gebruik de zelfontspanner wanneer u zelf op de foto wilt. 1 Druk op de knop <o>. (9) de zelfontspanner. 2 Selecteer Terwijl u op het LCD-paneel aan de bovenzijde of door de zoeker kijkt, draait u het instelwiel <5>. Q : zelfontspanner (10 sec.) k : zelfontspanner (2 sec.) de opname. 3 Maak Kijk door de zoeker, stel scherp op het onderwerp en druk de ontspanknop helemaal in. U kunt de zelfontspanner in de gaten houden door middel van het bijbehorende lampje, de pieptoon en de aftelweergave (in seconden) op het LCD-paneel. 2 seconden voordat de opname wordt gemaakt, gaat het lampje van de zelfontspanner branden en klinkt de pieptoon sneller. 92 4 Opname-instellingen In dit hoofdstuk worden functie-instellingen voor opnamen uitgelegd: opnamekwaliteit, bijsnijden/aspect ratio, ISO-snelheid, beeldstijl, witbalans, Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid), ruisreductie, lichte tonen prioriteit, lensafwijkingscorrectie, antiknipperopname en andere functies. Het pictogram M rechtsboven aan een paginatitel geeft aan dat de functie alleen in de volgende modi kan worden gebruikt: <d> <s> <f> <a> <F>. 93 3 Kaart selecteren voor opname en weergave Indien er reeds een CF-kaart of een SD-kaart is geplaatst in de camera, kunt u beginnen met opnamen op te slaan. Wanneer slechts één kaart is geplaatst, hoeft u de procedures die zijn beschreven op de pagina's 94-96 niet te volgen. Indien u zowel een CF-kaart als een SD-kaart plaatst, kunt u de opnamemethode selecteren en bepalen welke kaart u voor het vastleggen en weergeven van opnamen wilt gebruiken. [f] geeft de CF-kaart en [g] de SD-kaart aan. Opnamemethode met twee kaarten 1 Selecteer [Opn.functie+kaart/map sel.]. Selecteer op het tabblad [51] de optie [Opn.functie+kaart/map sel.] en druk vervolgens op <0>. 2 Selecteer [Opn.functie]. de opslagmethode. 3 Selecteer Selecteer de opnamemethode en druk vervolgens op <0>. 94 3 Kaart selecteren voor opname en weergave Standaard De opnamen worden opgeslagen op de kaart die met [Opn./weerg.] is geselecteerd. Auto. kaartwissel Hetzelfde als bij de instelling [Standaard], maar als op een gegeven moment de kaart vol is, zal de camera automatisch overschakelen naar de andere kaart voor het opslaan van de opnamen. Als automatisch naar een andere kaart wordt overgeschakeld, wordt een nieuwe map gemaakt. Apart opslaan U kunt de opnamekwaliteit voor elke kaart afzonderlijk instellen (pag. 97). Elke beeld wordt op zowel de CF-kaart als de SD-kaart opgeslagen met de door u ingestelde opnamekwaliteit. U kunt de opnamekwaliteit naar wens instellen, bijv. op 73 en 1, c en 41, enzovoort. Opsl. nr meerdere Elke opname wordt gelijktijdig op zowel de CF-kaart als de SD-kaart met hetzelfde beeldformaat opgeslagen. U kunt ook RAW+JPEG selecteren. 95 3 Kaart selecteren voor opname en weergave CF- of SD-kaart selecteren voor opname en weergave Indien [Opn.functie] is ingesteld op [Standaard] of [Auto. kaartwissel], selecteert u de kaart voor het opslaan en weergeven van opnamen. Indien [Opn.functie] is ingesteld op [Apart opslaan] of [Opsl. nr meerdere], selecteert u de kaart voor de weergave van opnamen. Standaard/Auto. kaartwissel Selecteer [Opn./weerg.]. Selecteer [Opn./weerg.] en druk op <0>. f : Opnamen op de CF-kaart opslaan en weergeven. g : Opnamen op de SD-kaart opslaan en weergeven. Selecteer de kaart en druk vervolgens op <0>. Apart opslaan/Opsl. nr meerdere Selecteer [Weergave]. Selecteer [Weergave] en druk vervolgens op <0>. f : De opnamen op de CF-kaart weergeven. g : De opnamen op de SD-kaart weergeven. Selecteer de kaart en druk vervolgens op <0>. 96 3 De opnamekwaliteit instellen U kunt het aantal pixels en de beeldkwaliteit selecteren. Er zijn tien JPEG-instellingen voor opnamekwaliteit: 73, 83, 7K, 8K, 75, 85, 7a, 8a, b en c. Er zijn drie RAW-instellingen voor beeldkwaliteit 1, 41, 61. 1 Standaard/Auto. kaartwissel/ Opsl. nr meerdere Selecteer [Beeldkwalit.]. Selecteer op het tabblad [z1] de optie [Beeldkwalit.] en druk vervolgens op <0>. de opnamekwaliteit. 2 Selecteer Draai het instelwiel <6> om een RAW-instelling te selecteren. Draai het instelwiel <5> om een JPEGkwaliteit te selecteren. Het nummer '**M (megapixels) ****x****' in de rechterbovenhoek geeft het aantal vastgelegde pixels aan en [***] is het aantal mogelijke opnamen (weergegeven tot 9999). Druk op <0> om de instelling vast te leggen. Apart opslaan Selecteer in [51: Opn.functie+kaart/ map sel.], als [Opnamefunctie] is ingesteld op [Apart opslaan] de CF-kaart [f] of SD-kaart [g] en druk op <0>. Selecteer de gewenste opnamekwaliteit en druk op <0>. 97 3 De opnamekwaliteit instellen Richtlijnen voor het instellen van de opnamekwaliteit (benadering) Beeldkwaliteit 73 83 7K 8K JPEG 75 Opgeslagen pixels Printgrootte 50 M A1 39 M 31 (510) 1030 1030 (1030) 10,9 660 45 (660) 5,5 1310 1310 (1310) 1010 1010 (1010) 2030 (2030) 4,5 1590 1590 (1590) 2,3 3120 3120 (3120) 1,2 5600 5600 (5600) - 0,3 20380 20380 (20380) A1 60,5 100 12 (14) 44,0 140 12 (14) A3 29,8 190 14 (15) A1 A1 60,5+14,1 87 12 (12) 28 M 50 M A2 A1 44,0+14,1 110 11 (12) 12 M 50 M A3 A1 29,8+14,1 140 14 (14) A3 b*1 2,5 M 9x13 cm c*2 0,3 M 1 50 M RAW 41 28 M A2 61 12 M 1 73 50 M 50 M RAW 41 + 73 JPEG 61 73 510 7,0 2030 12 M 8a 14,1 3,5 A2 7a Maximale opnamereeks 7,1 22 M 85 Bestands- Maximum grootte aantal (MB) opnamen *1: b is geschikt voor het afspelen van opnamen in een digitale fotolijst. *2: c is geschikt voor het e-mailen van de opname of voor gebruik op een website. b en c hebben kwaliteitsinstelling 7 (Fijn). De bestandsgrootte, het maximum aantal opnamen en de maximale opnamereeks tijdens continue opnamen zijn gebaseerd op testnormen van Canon (Bijsnijden/aspect ratio, ISO 100 en beeldstijl 'Standaard'), met een CF-kaart van 8 GB. Deze cijfers kunnen verschillen, afhankelijk van het onderwerp, merk van de kaart, Bijsnijden/ aspect ratio, ISO-snelheid, Beeldstijl, Persoonlijke voorkeuzen, enzovoort. De maximale opnamereeks is van toepassing op <o> continue opnamen met hoge snelheid. De cijfers tussen haakjes hebben betrekking op een CF-kaart van 7 GB van het type ultra-DMA (UDMA) en zijn gebaseerd op de testnormen van Canon. 98 Bijsnijden/aspect ratio instellenN Normaal worden beelden opgenomen met het sensorformaat van circa respectievelijk 36,0 x 24,0 mm (full-frame-opnamen). U kunt ook alleen het midden van het beeld vergroot opnemen met een vergroting van circa 1,3 x (gelijk aan APS-H-formaat) of circa 1,6 x (gelijk aan APS-C-formaat) alsof u met een telelens fotografeert, of u kunt de gewenste aspect ratio instellen voordat u de opname maakt. 1 Selecteer [Bijsn./aspectratio]. Selecteer op het tabblad [z4] de optie [Bijsn./aspectratio] en druk vervolgens op <0>. de gewenste instelling. 2 Selecteer Opnamen maken met de zoeker Selecteer een van de volgende opties: [Volledig], [1,3x (bijsnijden)], [1,6x (bijsnijden)] of [1:1 (aspect ratio)]. Als u [4:3 (aspect ratio)] of [16:9 (aspect ratio)] instelt en de zoeker gebruikt, wordt het opnameresultaat hetzelfde als met [Volledig]. Live View-opnamen (pag. 122) U kunt elke instelling kiezen. Als u de opnamegebiedweergave niet wilt wijzigen, drukt u op <0> en gaat u naar stap 4. de 3 Selecteer opnamegebiedweergave. Wanneer het scherm uit stap 2 wordt weergegeven, drukt u op de knop<B>. Selecteer [Gemaskeerd] of [Omkaderd] en druk vervolgens op <0>. 99 Bijsnijden/aspect ratio instellenN Voorbeeld van instellingen Met e•b de opname. 4 Maak Opnamen maken met de zoeker Het opnamegebied in de zoeker wordt gemaskeerd of bevat kadreringslijnen. Het gebied dat door het semitransparante masker of de kadreringslijnen wordt omgeven, wordt als opname vastgelegd. Met f•c Met d Live View-opname Wanneer [1,3 x (bijsnijden)] of [1,6 x (bijsnijden)] is ingesteld, wordt het weergegeven beeld respectievelijk circa 1,3 x of 1,6 x vergroot. Ongeacht de instelling bij [Opnamegebied] wordt het gebied dat in beeld is, vastgelegd. Met g•b Als u [1:1 (aspect ratio)], [4:3 (aspect ratio)] of [16:9 (aspect ratio)] selecteert, wordt het gebied dat door het masker of de kadreringslijnen wordt omgeven als opname vastgelegd. 100 i: De ISO-snelheid instellenN Stel de ISO-snelheid (de lichtgevoeligheid van de beeldsensor) in op de waarde die voor het omgevingslicht gewenst is. Wanneer de <A>modus is geselecteerd, wordt de ISO-snelheid automatisch ingesteld. 1 Druk op de knop <m>. (9) de ISO-snelheid in. 2 Stel Terwijl u op het LCD-paneel aan de bovenzijde of door de zoeker kijkt, draait u het instelwiel <6>. De ISO-snelheid kan worden ingesteld op een waarde van ISO 100 t/m ISO 6400, met tussenstappen van 1/3 stop. 'A' staat voor Auto ISO. De ISO-snelheid wordt automatisch ingesteld. Richtlijnen voor de ISO-snelheid ISO-snelheid L, ISO 100 - ISO 400 ISO 400 - ISO 1600 ISO 1600 - ISO 6400, H Opnamesituatie (Geen flits) Flitsbereik Zonnig, buiten Hoe hoger de ISOsnelheid, des te groter Donker, binnen of 's het flitsbereik. avonds Bewolkt of 's avonds * Bij hoge ISO-snelheden worden opnamen korreliger. 101 A Een beeldstijl selecterenN Door een beeldstijl te selecteren, kunt u opnamekenmerken verkrijgen die bij uw fotografische expressie of bij het onderwerp passen. De beeldstijl is automatisch ingesteld op <D> (Auto) in de modus <A>. 1 Druk op de knop <b>. [A]. 2 Selecteer Het keuzescherm voor beeldstijlen wordt weergegeven. een beeldstijl. 3 Selecteer De beeldstijl wordt ingesteld en de camera is gereed om opnamen te maken. 102 B: de witbalans instellenN Witbalans (WB) zorgt ervoor dat witte gebieden er wit uitzien. Gewoonlijk wordt met de instelling Auto [Q] (Sfeerprioriteit) of [Qw] (Witprioriteit) automatisch de juiste witbalans bereikt. Als u met de instelling Auto geen natuurlijke kleuren krijgt, kunt u een witbalans selecteren die bij de lichtbron past of de witbalans handmatig instellen door een opname van een wit voorwerp te maken. <A> wordt automatisch ingesteld in de modus [Q] (Sfeerprioriteit). 1 Druk op de knop <n>. (9) een witbalansinstelling. 2 Selecteer Terwijl u op het LCD-paneel aan de bovenzijde of door de zoeker kijkt, draait u het instelwiel <5>. Weergave Q Qw Modus Auto (Sfeerprioriteit) Auto (Witprioriteit) W Daglicht E Schaduw R Bewolkt, schemer, zonsondergang Y Kunstlicht U Wit tl-licht D Flitser O Handmatig P Kleurtemperatuur 103 3 Helderheid en contrast automatisch corrigerenN Als de opname te donker wordt of als het contrast te laag is, kunnen de helderheid en het contrast van de opname automatisch worden verbeterd. Deze functie heet Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid). De standaardinstelling is [Standaard]. Bij JPEG-opnamen wordt de correctie toegepast wanneer de opname is gemaakt. [Standaard] is automatisch ingesteld op de modus <A>. 1 Selecteer [Auto Lighting Optimizer/Auto optimalisatie helderheid]. Selecteer op het tabblad [z2] de optie [Auto Lighting Optimizer/Auto optimalisatie helderheid] en druk vervolgens op <0>. de instelling. 2 Selecteer Selecteer de gewenste instelling en druk op <0>. de opname. 3 Maak De opname wordt indien nodig vastgelegd met gecorrigeerd(e) helderheid en contrast. 104 3 Ruisreductie instellenN Hoge ISO-ruisreductie Met deze functie vermindert u de ruis die in een opname ontstaat. Hoewel ruisreductie wordt toegepast bij alle ISO-snelheden, is de functie vooral effectief bij hoge ISO-snelheden. Bij lage ISO-snelheden wordt de ruis in de donkere gedeelten van de opname (de schaduwpartijen) verder gereduceerd. 1 Selecteer [Hoge ISO-ruisreductie]. Selecteer op het tabblad [z3] [Hoge ISO-ruisreductie] en druk vervolgens op <0>. het niveau in. 2 Stel Selecteer het gewenste ruisreductieniveau en druk op <0>. M: Ruisreductie bij meerdere opnamen Bij deze instelling wordt ruisreductie met hogere beeldkwaliteit toegepast dan bij de instelling [Sterk]. Voor elke foto worden vier opnamen achter elkaar gemaakt, uitgelijnd en automatisch samengevoegd tot een JPEG-afbeelding. Als de opnamekwaliteit is ingesteld op RAW of RAW+JPEG, kunt u geen [Ruisond. bij meerd. opn.] instellen. de opname. 3 Maak De opname wordt met toegepaste ruisreductie opgeslagen. 105 3 Ruisreductie instellenN Ruisreductie lange sluitertijd Ruisreductie is mogelijk bij alle belichtingstijden van 1 seconde of langer. 1 Selecteer [Ruisred. lange sluitertijd]. Selecteer op het tabblad [z3] [Ruisred. lange sluitertijd] en druk op <0>. de gewenste optie in. 2 Stel Selecteer de gewenste instelling en druk op <0>. Automatisch Bij een belichtingstijd van 1 seconde of langer wordt ruisreductie automatisch uitgevoerd wanneer er ruis wordt gedetecteerd die wordt veroorzaakt door lange belichting. De instelling [Automatisch] is in de meeste gevallen effectief. Inschakelen Ruisreductie wordt toegepast bij alle belichtingstijden van 1 seconde of langer. Met de instelling [Inschakelen] kan er ruis worden onderdrukt die met de instelling [Automatisch] niet kan worden gedetecteerd. de opname. 3 Maak De opname wordt met toegepaste ruisreductie opgeslagen. 106 3 Lichte tonen prioriteitN U kunt het ontstaan van overbelichte delen zonder beeldinformatie verminderen. 1 Selecteer [Lichte tonen prioriteit]. Selecteer op het tabblad [z3] [Lichte tonen prioriteit] en druk vervolgens op <0>. [Inschakelen]. 2 Selecteer De lichte details worden verbeterd. Het dynamische bereik wordt uitgebreid van het standaard 18% grijs naar heldere lichte tinten. De overgang tussen grijstinten en lichte tinten wordt geleidelijker. de opname. 3 Maak De opname wordt vastgelegd met de instelling Lichte tonen prioriteit ingeschakeld. 107 3 Correctie van helderheid randen en chromatische aberratie Lichtafval is een verschijnsel dat ervoor zorgt dat de hoeken van de opname donkerder eruitzien als gevolg van de fysieke eigenschappen van de lens. Een andere afwijking is het verschijnen van kleurranden rond de contouren van het onderwerp. Dit heet chromatische abberatie. Deze lensafwijkingen en lichtafval kunnen worden gecorrigeerd. Standaard zijn correctie helderheid randen en correctie chromatische aberratie ingesteld op [Inschakelen]. Correctie helderheid randen 1 Selecteer [Lensafwijkingscorrectie]. Selecteer op het tabblad [z1] de optie [Lensafwijkingscorrectie] en druk vervolgens op <0>. de instelling. 2 Selecteer Controleer of [Correctiegegevens beschikbaar] wordt weergegeven voor de gebruikte lens. Selecteer [Helderheid randen] en druk vervolgens op <0>. Selecteer [Inschakelen] en druk vervolgens op <0>. de opname. 3 Maak De opname wordt vastgelegd met de gecorrigeerde helderheid van de randen. 108 3 Correctie van helderheid randen en chromatische aberratie Chromatische correctie 1 Selecteer de instelling. Controleer of [Correctiegegevens beschikbaar] wordt weergegeven voor de gebruikte lens. Selecteer [Chromatische afw.] en druk vervolgens op <0>. Selecteer [Inschakelen] en druk vervolgens op <0>. de opname. 2 Maak De opname wordt vastgelegd met de gecorrigeerde chromatische afwijking. Correctiegegevens voor de lens De camera beschikt al over gegevens voor correctie helderheid randen en correctie chromatische aberratie voor ongeveer 30 lenzen. Als u [Inschakelen] selecteert, worden de correctie helderheid randen en de chromatische correctie automatisch toegepast voor elke lens waarvoor correctiegegevens in de camera zijn opgenomen. U kunt in EOS Utility (de meegeleverde software voor de EOS) bekijken van welke lenzen correctiegegevens zijn opgeslagen in de camera. U kunt ook correctiegegevens voor niet-geregistreerde lenzen vastleggen. Raadpleeg de EOS Utility instructiehandleiding (pag. 154) voor meer informatie. Voor lenzen met correctiegegevens is het niet nodig de correctiegegevens op de camera te registreren. 109 3 Flikkeren verminderenN Als u bij fel licht zoals tl-licht een opname maakt met hogere sluitertijd, veroorzaakt het flikkeren van de lichtbron flikkeringen in de opname en kan deze verticaal ongelijk belicht zijn. Als onder deze omstandigheden continue opname wordt gebruikt, kan dit resulteren in ongelijke belichtingen of kleuren op de opnamen. Met antiknipperopname herkent de camera de flikkeringsfrequentie van de lichtbron en wordt de foto genomen op het moment dat het flikkeren minder effect heeft op de belichting of de kleur. 1 Selecteer [Antiknipperopname]. Selecteer op het tabblad [z4] de optie [Antiknipperopname] en druk vervolgens op <0>. 2 Selecteer [Inschakelen]. de opname. 3 Maak De opname wordt genomen op het moment dat het flikkeren een minimaal effect heeft op de belichting of kleur. 110 5 Geavanceerde functies In de opnamemodi <d> <s> <f> <a> <F> kunt u de sluitertijd, het diafragma en andere camera-instellingen selecteren om de belichting te wijzigen en het gewenste resultaat te verkrijgen. Het pictogram M rechtsboven aan een paginatitel geeft aan dat de functie alleen in de volgende modi kan worden gebruikt: <d> <s> <f> <a> <F>. Als u de ontspanknop half indrukt en weer loslaat, worden de belichtingswaarden gedurende 4 seconden in de zoeker en op het LCD-paneel weergegeven (0). Zet de schakelaar <R> naar links. 111 d: AE-programma De camera stelt automatisch de sluitertijd en het diafragma in die het beste bij de helderheid van het onderwerp passen. Dit heet AE-programma. * <d> staat voor programma. * AE staat voor automatische belichting (Auto Exposure). 1 Stel het programmakeuzewiel in op <d>. scherp op het onderwerp. 2 Stel Kijk door de zoeker en richt het AF-punt op het onderwerp. Druk de ontspanknop vervolgens half in. Zodra er is scherpgesteld, licht de scherpstelindicator <o> in de zoeker op (modus 1-beeld AF). De sluitertijd en de diafragmawaarde worden automatisch ingesteld en weergegeven in de zoeker en op het LCD-paneel. het scherm. 3 Controleer Er wordt een standaardbelichting verkregen zolang de waarde voor de sluitertijd en de weergave van de diafragmawaarde niet knipperen. de opname. 4 Maak Bepaal de compositie en druk de ontspanknop helemaal in. 112 s: AE met sluitertijdvoorkeuze In deze modus stelt u de sluitertijd in en stelt de camera automatisch het diafragma in om de standaardbelichting te verkrijgen die bij de helderheid van het onderwerp past. Dit heet AE met sluitertijdvoorkeuze. Een kortere sluitertijd kan de actie van een bewegend onderwerp als het ware bevriezen. Een langere sluitertijd geeft een wazig effect, wat de indruk van beweging wekt. * <s> staat voor Time value (tijdwaarde). Blurred motion (wazig effect) (lange sluitertijd: 1/30 seconde) 1 Bevroren actie (korte sluitertijd: 1/2000 seconde) Stel het programmakeuzewiel in op <s>. de gewenste sluitertijd in. 2 Stel Terwijl u op het LCD-paneel aan de bovenzijde of door de zoeker kijkt, draait u het instelwiel <6>. scherp op het onderwerp. 3 Stel Druk de ontspanknop half in. De diafragmawaarde wordt automatisch ingesteld. in de zoeker en maak een 4 Kijk opname. Wanneer de diafragmawaarde niet knippert, is er een standaardbelichting verkregen. 113 f: AE met diafragmavoorkeuze In deze modus stelt u het gewenste diafragma in en stelt de camera automatisch de sluitertijd in om de standaardbelichting te verkrijgen die past bij de helderheid van het onderwerp. Dit heet AE met diafragmavoorkeuze. Bij een hoger f-getal (kleiner diafragma) valt een groter deel van de voorgrond en achtergrond binnen een acceptabele scherpstelling. Bij een lager f-getal (groter diafragma) valt daarentegen een kleiner deel van de voorgrond en achtergrond binnen een acceptabele scherpstelling. * <f> staat voor Aperture Value (diafragmawaarde). Wazige achtergrond (met een laag f-getal van het diafragma: f/5.6) 1 Scherpe voorgrond en achtergrond (met een hoog f-getal van het diafragma: f/32) Stel het programmakeuzewiel in op <f>. het gewenste diafragma in. 2 Stel Terwijl u op het LCD-paneel aan de bovenzijde of door de zoeker kijkt, draait u het instelwiel <6>. scherp op het onderwerp. 3 Stel Druk de ontspanknop half in. De sluitertijd wordt automatisch ingesteld. in de zoeker en maak een opname. 4 Kijk Wanneer de sluitertijd niet knippert, er is een standaardbelichting verkregen. 114 a: Handmatige belichting In deze modus stelt u zowel de sluitertijd als het diafragma naar wens in. Raadpleeg de indicator voor het belichtingsniveau in de zoeker of gebruik een in de handel verkrijgbare belichtingsmeter om de belichting te bepalen. Deze methode heet handmatige belichting. * <a> staat voor Manual (handmatig). Sluitertijd Diafragma het programmakeuzewiel 1 Stel in op <a>. 2 Stel de ISO-snelheid in (pag. 101). de sluitertijd en het diafragma in. 3 Stel Draai aan het instelwiel <6> om de sluitertijd in te stellen. Draai aan het instelwiel <5> om het diafragma in te stellen. Indien het niet kan worden ingesteld, zet u de <R>-schakelaar naar links en draait u aan het instelwiel <6> of <5>. Standaardbelichtingsindex Markering belichtingsniveau scherp op het onderwerp. 4 Stel Druk de ontspanknop half in. De belichtingsinstelling wordt weergegeven in de zoeker en op het LCD-paneel. De belichtingsniveaumarkering <h> geeft aan hoe ver het huidige belichtingsniveau van het standaardbelichtingsniveau is verwijderd. de belichting in en maak de opname. 5 Stel Controleer de indicator voor het belichtingsniveau en stel de sluitertijd en het diafragma in. Wanneer de ingestelde belichting meer dan ±3 stops van de standaardbelichting afwijkt, wordt bij het uiteinde van de indicator voor het belichtingniveau <I> of <J> weergegeven. 115 a: Handmatige belichting Belichtingscompensatie met Auto ISO Als de ISO-snelheid is ingesteld op A (AUTO), kunt u belichtingscompensatie (pag. 118) als volgt instellen: • [z2: Bel.comp./AEB] • Gebruik onder [83: Aangepaste bediening] [s: Bel.comp. (vasth., dr.)]. • Quick Control (pag. 53) 116 q De meetmethode selecterenN U kunt een van vier methoden selecteren om de helderheid van het onderwerp te meten. In de modus <A> wordt automatisch meervlaksmeting ingesteld. 1 Druk op de knop <n>. (9) de meetmethode. 2 Selecteer Terwijl u op het LCD-paneel aan de bovenzijde of door de zoeker kijkt, draait u het instelwiel <6>. q:Meervlaksmeting w:Deelmeting r:Spotmeting e:Centrum gewicht gemiddeld 117 O Belichtingscompensatie instellenN Belichtingscompensatie wordt gebruikt om de standaardbelichting die door de camera is ingesteld lichter (langere belichting) of donkerder (kortere belichting) te maken. Belichtingscompensatie kan worden ingesteld in de opnamemodi <d>, <s> en <f>. De belichtingscompensatie kan worden ingesteld op ±5 stops met tussenstappen van 1/3 stop. De belichtingscompensatieindicator in de zoeker en op het LCD-paneel kan de instelling echter alleen tot ±3 stops weergeven. Als u de belichtingscompensatie op meer dan +3 of -3 stops wilt instellen, gebruikt u Quick Control (pag. 53) of volgt u de aanwijzingen op voor [z2: Bel.comp./AEB] op de volgende pagina. Als de modus <a> en Auto ISO beide zijn ingesteld: zie pagina 116 voor het instellen van de belichtingscompensatie. 1 Langere belichting voor een lichtere opname Controleer de belichting. Druk de ontspanknop half in (0) en controleer de belichtingsniveauindicator. de waarde voor de 2 Stel belichtingscompensatie in. Draai aan het instelwiel <5> terwijl u in de zoeker of op het LCD-paneel kijkt. Indien deze niet kan worden ingesteld, zet u de schakelaar <R> naar links en draait u vervolgens aan het instelwiel <5>. Kortere belichting voor een donkerdere opname de opname. 3 Maak Als u de belichtingscompensatie wilt annuleren, stelt u de indicator voor het belichtingsniveau <h/N> in op de standaardbelichtingsindex (<a> of <C>). 118 h Auto Exposure Bracketing (AEB)N Als de sluitertijd of het diafragma automatisch wordt gewijzigd, wordt het belichtingsniveau voor drie opeenvolgende opnamen gewijzigd tot ongeveer 3 stops met tussenstappen van 1/3 stop. Dit heet AEB. * AEB staat voor Auto Exposure Bracketing (reeksopnamen met automatische belichting). 1 Selecteer [Bel.comp./AEB]. Selecteer op het tabblad [z2] de optie [Bel.comp./AEB] en druk vervolgens op <0>. het AEB-bereik in. 2 Stel Draai aan het instelwiel <6> om AEB-bereik het AEB-bereik in te stellen. Als u aan <5> draait, kunt u belichtingscompensatie instellen. Druk op <0> om de instelling vast te leggen. Wanneer u het menu afsluit, worden <h> en het AEB-bereik weergegeven op het LCD-paneel. de opname. 3 Maak De drie opnamen van de reeks standaardbelichting verminderde belichting verhoogde belichting worden overeenkomstig de ingestelde transportmodus in deze volgorde gemaakt: standaardbelichting, kortere belichting en langere belichting. AEB wordt niet automatisch geannuleerd. Om AEB te annuleren, volgt u stap 2 om de weergave van het AEB-bereik uit te schakelen. 119 A AE-vergrendelingN Gebruik AE-vergrendeling wanneer het gebied waarop u wilt scherpstellen afwijkt van het lichtmetingsgebied, of wanneer u meerdere foto's wilt nemen met dezelfde belichtingsinstelling. Druk op de knop <A> om de belichting te vergrendelen, maak een nieuwe compositie en maak de opname. Dit heet AE-vergrendeling. AE-vergrendeling is geschikt voor bijvoorbeeld onderwerpen met tegenlicht. 1 Stel scherp op het onderwerp. Druk de ontspanknop half in. De belichtingsinstelling wordt weergegeven. op de knop <A>. (0) 2 Druk Het pictogram <A> licht op in de zoeker om aan te geven dat de belichtingsinstelling is vergrendeld (AE-vergrendeling). Telkens wanneer u op de knop <A> drukt, wordt de huidige belichtingsinstelling vergrendeld. de compositie opnieuw en 3 Bepaal maak de opname. Als u de AE-vergrendeling wilt behouden terwijl u nog meer opnamen maakt, houdt u de knop <A> ingedrukt en drukt u op de ontspanknop om nog een opname te maken. 120 6 Opnamen maken met het LCDscherm (Live View-opnamen) U kunt opnamen maken terwijl het beeld op het LCD-scherm van de camera wordt weergegeven. Dit heet 'Live View-opnamen'. U kunt Live View-opnamen inschakelen door de schakelaar voor Live View-/movie-opname op <A> te zetten. Wanneer u de camera in de hand houdt en opnamen maakt terwijl u op het LCD-scherm kijkt, kan het bewegen van de camera onscherpe opnamen tot gevolg hebben. U wordt aangeraden een statief te gebruiken. 121 A Opnamen maken met het LCD-scherm 1 Zet de schakelaar voor Live View/movie-opnamen op <A>. het Live View-beeld weer. 2 Geef Druk op de knop <0>. Het Live View-beeld wordt op het LCD-scherm weergegeven. In het Live View-beeld wordt het helderheidsniveau van de daadwerkelijk gemaakte opname nauwkeurig benaderd. scherp op het onderwerp. 3 Stel Wanneer u de ontspanknop half indrukt, stelt de camera scherp met de actuele AF-methode (pag. 125). de opname. 4 Maak Druk de ontspanknop helemaal in. De foto wordt gemaakt en de gemaakte opname wordt op het LCDscherm weergegeven. Als de opnameweergave is beëindigd, keert de camera automatisch terug naar de Live Viewopnamen. Druk op de knop <0> om Live View-opnamen te verlaten. 122 A Opnamen maken met het LCD-scherm Live View-opname inschakelen Stel [z5: Live View-opname.] (het tabblad [z3] in <A>) in op [Inschakelen]. Maximum aantal Live View-opnamen Temperatuur Kamertemperatuur (23 °C) Lage temperaturen (0 °C) Maximum aantal opnamen Circa 220 opnamen Circa 210 opnamen De bovenstaande cijfers zijn gebaseerd op een volledig opgeladen LP-E6N accu en op de testnormen van de CIPA (Camera & Imaging Products Association). De totale continue Live View-opnametijd met een volledig opgeladen accu LP-E6N is als volgt: bij kamertemperatuur (23 °C): ca. 1 uur en 45 minuten, bij lage temperaturen (0 °C): ca. 1 uur en 40 minuten. Houd de camera niet lange tijd in dezelfde positie vast. Ook al voelt de camera niet heet aan, toch kan langdurig contact met hetzelfde lichaamsdeel een rode huid, blaren of eerstegraads brandwonden veroorzaken. Het gebruik van een statief wordt aanbevolen voor mensen met bloedsomloopproblemen of met een zeer gevoelige huid, en wanneer de camera wordt gebruikt in zeer warme locaties. Richt de camera niet op een intense lichtbron, zoals de zon of een intense kunstmatige lichtbron. Hierdoor kan schade ontstaan aan de beeldsensor of de interne onderdelen van de camera. 123 A Opnamen maken met het LCD-scherm Informatiedisplay Telkens als u op de knop <B> drukt, wordt het informatiedisplay vernieuwd. Maximum aantal opnamen/resterende seconden op zelfontspanner HDR-opnamen/ Meervoudige belichting/ Ruisreductie bij meerdere opnamen Maximale opnamereeks Accuniveau Waarschuwing temperatuur Aantal resterende opnamen met meervoudige belichting AF-punt (FlexiZone - Single) Histogram Kaart voor opname Kaart Opnamemodus/ scènepictogram Opnamekwaliteit AF-methode Transportmodus Witbalans/ Witbalanscorrectie Meetmethode Bijsnijden/ aspect ratio Beeldstijl Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) AE-vergrendeling Flitser gereed/ Flitser uit/Hi-speed synchronisatie Sluitertijd Flitsbelichtingscompensatie Belichtingssimulatie AEB/FEB ISO-snelheid Lichte tonen prioriteit Diafragma Belichtingscompensatie Eye-Fi-overdrachtstatus 124 Indicator GPS-verbinding Digitaal kompas Indicator belichtingsniveau Instellingen voor de opnamefunctie Bijsnijden/aspect U kunt fotograferen met een kleiner deel van de beeldsensor of fotograferen met de ingestelde aspect ratio voor Live View-opnamen. Om dit in te stellen met het menu, zie pagina 99. Als u gebruikmaakt van [83: Aangepaste bediening] om [Schakel tussen Bijsnijden/aspect] toe te wijzen aan de knop <B>, drukt u gewoon op de knop <B> terwijl het Live Viewbeeld wordt weergegeven om de instelling Bijsnijden/aspect ratio te wisselen. Scherpstellen met AF (AF-methode) De AF-methode selecteren U kunt de AF-methode instellen op [u(gezicht) +volgen] (pag. 126) of [FlexiZone - Single] (pag. 128), al naargelang wat bij de opnameomstandigheden en het onderwerp past. Wanneer u nauwkeurig wilt scherpstellen, stelt u de scherpstelmodusknop op de lens in op <MF>, vergroot u het beeld en stelt u handmatig scherp (pag. 129). Selecteer de AF-methode. Selecteer in het tabblad [z5] (het tabblad [z3] in <A>) [AF-methode]. Selecteer de gewenste AF-methode en druk op <0>. Wanneer de Live View-opname wordt weergegeven, kunt u op de knop <o> drukken om de AFmethode te selecteren. 125 Scherpstellen met AF (AF-methode) u(gezicht)+volgen c De camera detecteert en stelt scherp op gezichten van mensen. Indien een gezicht beweegt, beweegt het AF-punt <p> mee om het gezicht te volgen. 1 Geef het Live View-beeld weer. Druk op de knop <0>. Het Live View-beeld wordt op het LCD-scherm weergegeven. een AF-punt. 2 Selecteer Als er een gezicht wordt herkend, wordt boven op het gezicht waarop zal worden scherpgesteld het kader <p> weergegeven. Wanneer meerdere gezichten worden herkend, wordt <q> weergegeven. Gebruik de pijltjestoetsen <9> om het kader <q> te verplaatsen naar het gezicht waarop u wilt scherpstellen. Als er geen gezichten worden gedetecteerd, schakelt de camera over naar FlexiZone - Single (pag. 128). scherp op het onderwerp. 3 Stel Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen. Als de scherpstelling is bereikt, wordt het AF-punt groen en klinkt er een pieptoon. Als de scherpstelling niet wordt bereikt, wordt het AF-punt oranje. de opname. 4 Maak Controleer de scherpstelling en belichting en druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken (pag. 122). 126 Scherpstellen met AF (AF-methode) Scherpstellen op andere onderwerpen dan gezichten van mensen Druk op <9> of <0>; het AF-kader < > wordt in het midden weergegeven. Gebruik vervolgens <9> om het AF-kader naar het gewenste onderwerp te verplaatsen. Zodra het AF-kader < > scherpstelling heeft bereikt wordt het onderwerp gevolgd, ook als het onderwerp beweegt of als u de compositie wijzigt. 127 Scherpstellen met AF (AF-methode) FlexiZone - Single: d De camera stelt met één AF-punt scherp. Dit is nuttig als u op een specifiek onderwerp wilt scherpstellen. het Live View-beeld weer. 1 Geef Druk op de knop <0>. Het Live View-beeld wordt op het LCD-scherm weergegeven. Het AF-punt < > wordt weergegeven. AF-punt het AF-punt. 2 Verplaats Gebruik <9> om het AF-punt te verplaatsen naar de plek waarop u wilt scherpstellen. (Het kan niet naar de randen van de foto worden verplaatst.) Door op de knop <9>, <0> of <L> te drukken wordt het AF-punt weer naar het midden van het scherm verplaatst. scherp op het onderwerp. 3 Stel Richt het AF-punt op het onderwerp en druk de ontspanknop half in. Als de scherpstelling is bereikt, wordt het AF-punt groen en klinkt er een pieptoon. Als de scherpstelling niet wordt bereikt, wordt het AF-punt oranje. de opname. 4 Maak Controleer de scherpstelling en belichting en druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken (pag. 122). 128 MF: Handmatig scherpstellen Met handmatige scherpstelling (MF) kunt u het beeld vergroten en nauwkeurig scherpstellen. 1 Zet de scherpstelmodusknop op de lens op <MF>. Draai aan de scherpstelring van de lens om ruwweg scherp te stellen. het vergrotingskader weer. 2 Geef Druk op de knop <u>. Het vergrotingskader wordt weergegeven. Vergrotingskader het vergrotingskader. 3 Verplaats Gebruik <9> om het vergrotingskader te verplaatsen naar de positie waarop u wilt scherpstellen. Als u op de knop <9>, <0> of <L> drukt, wordt het vergrotingskader weer naar het midden van het beeld verplaatst. het beeld. 4 Vergroot Telkens wanneer u op de knop <u> drukt, verandert de vergroting binnen het kader in de volgende volgorde: Normale weergave 9 1x 9 6x 9 16x AE-vergrendeling Positie van vergroot gebied Vergroting (ca.) Tijdens vergrote weergave kunt u <9> gebruiken om het vergrote deel van het beeld te verplaatsen. 129 MF: Handmatig scherpstellen handmatig scherp. 5 Stel Draai terwijl u naar de vergrote opname kijkt aan de scherpstelring van de lens om scherp te stellen. Nadat u hebt scherpgesteld, drukt u op de knop <u> om naar de normale weergave terug te keren. de opname. 6 Maak Controleer de belichting en druk de ontspanknop helemaal in om de foto te maken (pag. 122). 130 7 Movie-opname U kunt movie-opnamen inschakelen door de schakelaar voor Live View-/movie-opnamen op <k> te zetten. Zie pagina 5 voor kaarten waarop movies kunnen worden opgeslagen. Wanneer u de camera in de hand houdt en movies opneemt, kan het bewegen van de camera leiden tot onscherpe opnamen. U wordt aangeraden een statief te gebruiken. Full HD 1080 Full HD 1080 duidt op compatibiliteit met HighDefinition met 1080 verticale pixels (scanlijnen). 131 k Movie-opname / Opnamen maken met automatische belichting Wanneer de opnamemodus is ingesteld op <A>, <d> of <F>, schakelt de camera over op automatische belichtingsregeling, met instellingen die geschikt zijn voor de huidige lichtomstandigheden van de scene. De belichting is dezelfde voor alle opnamemodi. het programmakeuzewiel in 1 Stel op <A>, <d> of <F>. de schakelaar voor Live View-/ 2 Stel movie-opnamen in op <k>. De reflexspiegel maakt een geluid en de opname verschijnt op het LCD-scherm. scherp op het onderwerp. 3 Stel Voordat u een movie opneemt, stelt u handmatig of automatisch scherp (pag. 125 - 130). Wanneer u de ontspanknop half indrukt, stelt de camera scherp met de huidige AF-methode. met opnemen. 4 Begin Druk op de knop <0> om een Movie-opname Ingebouwde microfoon 132 movie-opname te starten. Terwijl de movie wordt opgenomen, wordt de markering 'o' in de rechterbovenhoek van het scherm weergegeven. Het geluid wordt opgenomen met de ingebouwde microfoon. Om de movie-opname te stoppen, drukt u nogmaals op <0>. k Movie-opname AE met sluitertijdvoorkeuze Wanneer de opnamemodus is ingesteld op <s> kunt u de sluitertijd voor movie-opnamen handmatig instellen. De ISO-snelheid en het diafragma worden automatisch ingesteld voor de juiste belichting voor de lichtomstandigheden. 1 Stel het programmakeuzewiel in op <s>. de schakelaar voor Live View-/ 2 Stel movie-opnamen in op <k>. de gewenste sluitertijd in. 3 Stel Terwijl u op het LCD-scherm kijkt, Sluitertijd draait u aan het instelwiel <6>. De instelbare sluitertijden zijn afhankelijk van de beeldsnelheid. • 6 5 4: 1/4000 sec. - 1/30 sec. • 8 7: 1/4000 sec. - 1/60 sec. scherp en start 4 Stel de movie-opname. De procedure is dezelfde als stap 3 en 4 voor 'Opnamen maken met automatische belichting' (pag. 132). 133 k Movie-opname AE met diafragmavoorkeuze Wanneer de opnamemodus is ingesteld op <f>, kunt u het diafragma handmatig instellen voor movie-opname. De ISO-snelheid en de sluitertijd worden automatisch ingesteld voor de juiste belichting voor de lichtomstandigheden. 1 Stel het programmakeuzewiel in op <f>. de schakelaar voor Live View-/ 2 Stel movie-opnamen in op <k>. het gewenste diafragma in. 3 Stel Terwijl u op het LCD-scherm kijkt, draait u aan het instelwiel <6>. Diafragma scherp en start de 4 Stel movie-opname. De procedure is dezelfde als stap 3 en 4 voor 'Opnamen maken met automatische belichting' (pag. 132). 134 k Movie-opname Opnamen maken met handmatige belichting U kunt de sluitertijd, het diafragma en de ISO-snelheid voor movieopnamen handmatig instellen. Het handmatig instellen van de belichting voor movie-opname is bedoeld voor geavanceerde gebruikers. het programmakeuzewiel 1 Stel in op <a>. de schakelaar voor Live View-/ 2 Stel movie-opnamen in op <k>. de ISO-snelheid in. 3 Stel Druk op de knop <m>. Het scherm ISO-snelheid wordt geopend op het LCD-scherm. Draai aan het instelwiel <6> om de ISO-snelheid in te stellen. Zie de volgende pagina voor informatie over de ISO-snelheid. de sluitertijd en het 4 Stel diafragma in. Sluitertijd Diafragma Druk de ontspanknop half in en controleer de indicator voor het belichtingsniveau. Draai aan het instelwiel <6> om de sluitertijd in te stellen. De instelbare sluitertijden zijn afhankelijk van de framerate. • 6 5 4: 1/4000 sec. - 1/30 sec. • 8 7: 1/4000 sec. - 1/60 sec. Draai aan het instelwiel <5> om het diafragma in te stellen. Indien het niet kan worden ingesteld, zet u de <R>-schakelaar naar links en draait u aan het instelwiel <6> of <5>. 135 k Movie-opname scherp en start de movie5 Stel opname. De procedure is dezelfde als stap 3 en 4 voor 'Opnamen maken met automatische belichting' (pag. 132). ISO-snelheid in modus <a> Als u [Auto] (A) selecteert, wordt de ISO-snelheid automatisch ingesteld op een waarde tussen ISO 100 en ISO 6400. Als u onder [z2: ISO-snelheidsinst.] bij [ISO-snelh.bereik] de waarde [Maximum] instelt op [H (12800)], wordt het automatische ISObereik niet tot het maximum H uitgebreid. Ook al stelt u [Maximum] en [Minimum] in op een kleiner bereik dan het standaard ISO-bereik (ISO 100 - ISO 6400), dan nog wordt het niet geactiveerd. U kunt de ISO-snelheid handmatig instellen van ISO 100 tot ISO 6400 in tussenstappen van 1/3 stop. Als u onder [z2: ISOsnelheidsinst.] bij [ISO-snelh.bereik] de instelling [Maximum] instelt op [H (12800)], wordt het maximum voor handmatige instelling van de ISO-snelheid verhoogd tot H (gelijk aan ISO 12800). U kunt ook het [Maximum] en [Minimum] instellen op een kleiner bereik dan het standaardbereik (ISO 100 - ISO 6400). Als [z3: Lichte tonen prioriteit] is ingesteld op [Inschakelen] (pag. 107), wordt het automatische of handmatige ISO-bereik ISO 200 of hoger. Onder [z2: ISO-snelheidsinst.] kunnen [Auto ISO-bereik] en [Min. sluitertijd] niet voor movie-opname worden ingesteld. 136 k Movie-opname Informatiedisplay Telkens als u op de knop <B> drukt, wordt het informatiedisplay vernieuwd. Maximale opnamereeks Maximum aantal opnamen/ resterende seconden op zelfontspanner Movie-opnamemodus/ scènepictogram :Automatische belichting (A) :Automatische belichting (d/F) :Sluitertijdvoorkeuze :Diafragmavoorkeuze :Handmatige belichting a :Time-lapse-movie AF-methode Transportmodus Movie-opnameformaat Framerate Resterende tijd voor movie-opname*/verstreken tijd AF-punt (FlexiZone - Single) Accuniveau Waarschuwing temperatuur Histogram (modus a) Tijdcode Schrijfindicator Kaart voor opname Kaart Movie-opname Opnamekwaliteit Witbalans Beeldstijl Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) Compressiemethode Servo AF voor movies Opnameniveau: handmatig Ledlamp AE-vergrendeling Eye-Fi-overdrachtstatus Sluitertijd Digitaal kompas Opnameniveaumeter Diafragma Indicator GPS-verbinding Belichtingscompensatie Belichtingsmodus L: Automatische belichting :AE met sluitertijdvoorkeuze : AE met diafragmavoorkeuze K: Handmatige belichting Demper ISO-snelheid Lichte tonen prioriteit Windfilter Indicator belichtingsniveau * Heeft betrekking op één movieclip. 137 3 Het movie-opnameformaat instellen Met [z4: Movie-opn.formaat] (het tabblad [z2] in <A>) kunt u het movieformaat, de framesnelheid per seconde en de compressiemethode instellen. De op het scherm [Movie-opn.formaat] weergegeven framerate wisselt automatisch, afhankelijk van de instelling voor [53: Videosysteem]. Beeldformaat L 1920x1080 Full HD-opnamekwaliteit (Full High-Definition). De aspect ratio is 16:9. w 1280x720 HD-opnamekwaliteit (High-Definition). De aspect ratio is 16:9. x 640x480 SD-opnamekwaliteit (Standard Definition). De aspect ratio is 4:3. Framerate (fps: frames per seconde) 6 29,97 fps/8 59,94 fps Voor regio's waar gebruik wordt gemaakt van NTSC (NoordAmerika, Japan, Korea, Mexico, enzovoort). 5 25,00 fps/7 50,00 fps Voor regio's waar gebruik wordt gemaakt van PAL (Europa, Rusland, China, Australië, enzovoort). 4 23,98 fps Voornamelijk voor speelfilms. 138 3 Het movie-opnameformaat instellen Compressiemethode W ALL-I (voor bewerken/I-only) Comprimeert één frame tegelijkertijd voor opname. Hoewel de bestandsgrootte groter is dan bij IPB (standaard), is de movie geschikter voor bewerken. X IPB (standaard) Comprimeert meerdere frames tegelijkertijd voor opname. Omdat de bestandsgrootte kleiner is dan bij ALL-I (voor bewerken), kunt u langer opnamen maken (met een kaart met dezelfde capaciteit). Totale opnametijd voor movies en bestandsgrootte per minuut (circa) Movieopnamekwaliteit Totale opnameduur op kaart 4 GB 8 GB 16 GB Bestandsgrootte 65 W 4 5 min. 11 min. 23 min. 654 MB/min. 65 X 4 16 min. 33 min. 67 min. 225 MB/min. 87 W 6 min. 13 min. 26 min. 583 MB/min. 87 X 19 min. 38 min. 1 u. 17 min. 196 MB/min. x 65 X 48 min. 1 u. 37 min. 3 u. 14 min. 78 MB/min. L w 139 3 Het movie-opnameformaat instellen Moviebestanden die groter zijn dan 4 GB Wanneer u een movie opneemt die groter is dan 4 GB, kunt u zonder onderbreking blijven opnemen. Tijdens movie-opnamen begint de verstreken opnametijd of de tijdcode die in het movie-opnamescherm wordt weergegeven te knipperen circa 30 seconden voordat het bestand groter wordt dan 4 GB. Indien u doorgaat tot de movie-opname en de bestandsgrootte 4 GB overschrijdt, wordt er automatisch een nieuw moviebestand gemaakt en stopt de verstreken opnametijd of de tijdcode met knipperen. Wanneer u de movie afspeelt, moet u elk moviebestand afzonderlijk afspelen. Moviebestanden kunnen niet automatisch op volgorde worden afgespeeld. Nadat een movie is afgespeeld, selecteert u de volgende movie om af te spelen. Tijdslimiet voor movie-opname De maximale opnametijd van één movie bedraagt 29 min. en 59 sec. Als de movie-opnametijd 29 min. en 59 sec. heeft bereikt, stopt de movie-opname automatisch. U kunt verder gaan met het opnemen van een movie door op de knop <0> te drukken. (Er wordt een nieuw moviebestand gemaakt.) Houd de camera niet lange tijd in dezelfde positie vast. Ook al voelt de camera niet heet aan, toch kan langdurig contact met hetzelfde lichaamsdeel een rode huid, blaren of eerstegraads brandwonden veroorzaken. Het gebruik van een statief wordt aanbevolen voor mensen met bloedsomloopproblemen of met een zeer gevoelige huid, en wanneer de camera wordt gebruikt in zeer warme locaties. 140 8 Opnamen weergeven In dit hoofdstuk worden de basisfuncties voor het weergeven van opnamen en movies beschreven. Opnamen die zijn gemaakt en opgeslagen met een ander toestel Mogelijk geeft de camera opnamen die met een andere camera zijn vastgelegd of met een computer zijn bewerkt, of waarvan de bestandsnaam is gewijzigd niet goed weer. 141 x Opnamen weergeven Weergave van één opname 1 Geef de opname weer. Druk op de knop <x>. De laatst gemaakte of laatst bekeken opname wordt weergegeven. een opname. 2 Selecteer Als u de opnamen in omgekeerde volgorde wilt weergeven, draait u het instelwiel <5> linksom. Wilt u de opnamen in chronologische volgorde weergeven, dan draait u het instelwiel rechtsom. Telkens als u op de knop <B> drukt, wordt het informatiedisplay vernieuwd. Geen informatie Weergave met basisinformatie Weergave met opname-informatie 142 x Opnamen weergeven de opnameweergave. 3 Beëindig Druk op de knop <x> om de opnameweergave te beëindigen en om meteen weer opnamen te kunnen maken. Weergave met opname-informatie Als het opname-informatiescherm wordt weergegeven (pag. 142), kunt u <9> omhoog of omlaag kantelen om de onder in het scherm weergegeven opname-informatie als volgt te wijzigen. Raadpleeg pagina 145 en 146 voor meer informatie. Gedetailleerde informatie Informatie over lensafwijkingscorrectie Informatie over lens/histogram Informatie over kleurruimte en ruisreductie Informatie over witbalans Beeldstijlinformatie 2 Beeldstijlinformatie 1 143 B: weergave met opname-informatie Voorbeeldinformatie voor foto's Weergave met basisinformatie Eye-Fi-overdracht voltooid Eye-Fi-overdrachtstatus Accuniveau Classificatie Beveilig beelden Kaart Mapnummer bestandsnummer Nummer van de opname/Totaal aantal opgenomen beelden Sluitertijd Opnamekwaliteit/ bewerkte opnamen/ bijsnijden Diafragma Lichte tonen prioriteit Waarde voor belichtingscompensatie ISO-snelheid Als de opname is gemaakt met een andere camera, wordt bepaalde opname-informatie mogelijk niet weergegeven. Opnamen die zijn gemaakt met de EOS 5DS/EOS 5DS R kunt u mogelijk niet op andere camera's weergeven. 144 B: weergave met opname-informatie Weergave met opname-informatie • Gedetailleerde informatie Diafragma Sluitertijd Waarde voor belichtingscompensatie Histogram (Helderheid/RGB) Opnamedatum en -tijd ISO-snelheid Opnamemodus/ Meerdere opnamen Schuifbalk Lichte tonen prioriteit Witbalans Meetmethode Bestandsgrootte Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) Witbalanscorrectie/ correctiegegevens AF-fijnafstelling Beeldstijl/Instellingen Waarde flitsbelichtingscompensatie/ HDR-modus/Ruisreductie bij meerdere opnamen Bijsnijden Opnamekwaliteit/bewerkte opnamen/bijsnijden * Wanneer u opnamen maakt met beeldkwaliteit RAW+JPEG, wordt de grootte van het RAW-beeldbestand weergegeven. * Lijnen die het opnamegebied aangeven worden weergegeven voor opnamen die zijn gemaakt met Bijsnijden/aspect ratio ingesteld en met RAW- of RAW+JPEG ingesteld als beeldkwaliteit. * Lijnen die het opnamegebied aangeven worden weergegeven voor opnamen met bijsnijdinformatie. * Tijdens het maken van opnamen met flitser zonder flitsbelichtingscompensatie wordt <0> weergegeven. * <w> en de aanpassing van het dynamisch bereik worden weergegeven bij opnamen die in de HDR-modus zijn gemaakt. * Bij opnamen met dubbele belichting wordt <P> weergegeven. * <M> wordt weergegeven voor opnamen die zijn gemaakt met de instelling Ruisreductie bij meerdere opnamen. * Bij foto's die tijdens een movie-opname zijn gemaakt, wordt <G> weergegeven. * Voor afbeeldingen die worden verwerkt (RAW-verwerkingsfunctie, gewijzigde grootte of bijgesneden) en vervolgens worden opgeslagen, wordt <u> weergegeven. * Voor opnamen die zijn bijgesneden en vervolgens zijn opgeslagen, wordt <N> weergegeven. 145 B: weergave met opname-informatie • Informatie over lens/histogram Histogramweergave (helderheid) Naam van lens Histogramweergave (RGB) Brandpuntsafstand • Informatie over witbalans • Beeldstijlinformatie 1 • Beeldstijlinformatie 2 • Informatie over kleurruimte en ruisreductie • Informatie over lensafwijkingscorrectie 146 B: weergave met opname-informatie Voorbeeld van de movie-informatieweergave Movieweergave Diafragma Sluitertijd ISO-snelheid Movie-opnamemodus/ time-lapse-movie Bestandsgrootte Movie-opnameformaat Framerate Opnametijd/tijdcode Compressiemethode • < > en < > modi: sluitertijd, diafragma en ISO-snelheid worden niet weergegeven. • Modus < >: diafragma en ISO-snelheid worden niet weergegeven. • Modus < >: sluitertijd en ISO-snelheid worden niet weergegeven. • Modus < > + Auto ISO: ISO-snelheid wordt niet weergegeven. 147 x Snel opnamen zoeken H Meerdere opnamen weergeven op één scherm (indexweergave) In de indexweergave, waarbij 4, 9, 36 of 100 opnamen op één scherm worden weergegeven, kunt u snel opnamen zoeken. 1 Druk op de knop <u>. Tijdens het weergeven van opnamen of wanneer de camera gereed is om opnamen te maken, drukt u op de knop <u>. [6u] wordt rechtsonder op het scherm weergegeven. over naar de 2 Schakel indexweergave. Draai het instelwiel <6> linksom. Er verschijnt een index van 4 opnamen. De geselecteerde opname wordt gemarkeerd met een oranje kader. Door het instelwiel <6> verder linksom te draaien verandert de weergave van 9, 36 naar 100 beelden. Als u het instelwiel rechtsom draait, wordt de weergave achtereenvolgens ingesteld op 100, 36, 9, 4 en weergave van één opname. B B B B een opname. 3 Selecteer Gebruik <9> of het instelwiel <5> om het oranje kader te verplaatsen en de opname te selecteren. Druk op de knop <u> om het pictogram [6u] uit te schakelen en draai vervolgens het instelwiel <6> om naar het volgende scherm of vorige beeld te gaan. Druk in de indexweergave op <0> om de geselecteerde opname in een weergave van één opname weer te geven. 148 u Opnamen vergroten Opnamen kunnen op het LCD-scherm circa 1,5 tot 16x worden uitvergroot. 1 Positie van vergroot gebied Vergroot het beeld. De opname kan als volgt worden vergroot: 1. Tijdens het weergeven van opnamen (weergave van één opname); 2. Tijdens de kijktijd na het maken van opnamen; 3. Vanuit de opnamemodus. Druk op de knop <u>. De vergrote weergave wordt geactiveerd. Het vergrotingsgebied en [6u] worden rechtsonder op het scherm weergegeven. De beeldvergroting neemt toe wanneer u het instelwiel <6> rechtsom draait. U kunt de opname tot circa 16x vergroten. De beeldvergroting neemt af wanneer u het instelwiel <6> linksom draait. Alleen in het geval van 1 en 3 wordt door het instelwiel verder te draaien de indexweergave weergegeven (pag. 148). over de opname. 2 Schuif Schuif met <9> in elke willekeurige richting over de vergrote opname. Als u de vergrote weergave wilt beëindigen, drukt u op de knop <u> of <x>. U gaat dan terug naar weergave van één opname. 149 k Movies afspelen 1 Geef de opname weer. Druk op de knop <x> om een opname weer te geven. een movie. 2 Selecteer Draai aan het instelwiel <5> om de movie te selecteren die u wilt afspelen. Bij weergave van één opname geeft het pictogram <s1>, dat linksboven wordt weergegeven, aan dat het om een movie gaat. In de indexweergave geeft de perforatie links van een miniatuur aan dat het een movie is. Movies kunnen niet in de indexweergave worden weergegeven. Druk op <0> om over te schakelen op de weergave van één opname. in de weergave van één 3 Druk opname op <0>. Het movieweergavepaneel verschijnt onder in het scherm. de movie af. 4 Speel Selecteer [7] (Afspelen) en druk Luidspreker 150 vervolgens op <0>. De movie wordt afgespeeld. U kunt de movieweergave pauzeren door op <0> te drukken. U kunt tijdens de movieweergave het geluidsvolume aanpassen door het instelwiel <6> te draaien. Zie de volgende pagina voor meer informatie over de weergaveprocedure. k Movies afspelen Movieweergavepaneel Bewerking Beschrijving van weergave 7 Afspelen Door op <0> te drukken, kunt u schakelen tussen weergeven en stoppen. 8 Vertraagd Pas de vertragingssnelheid aan door aan het instelwiel <5> te draaien. De vertraagde snelheid wordt rechtsboven in het scherm aangegeven. 5 Eerste beeld Hiermee wordt het eerste beeld van de movie weergegeven. 3 Vorig beeld Elke keer dat u op <0> drukt, wordt het vorige beeld weergegeven. Als u <0> ingedrukt houdt, wordt de movie teruggespoeld. 6 Volgend beeld Elke keer dat u op <0> drukt, wordt de movie beeld voor beeld weergegeven. Als u <0> ingedrukt houdt, wordt de movie vooruitgespoeld. 4 Laatste beeld Hiermee wordt het eerste beeld van de movie weergegeven. XBewerken Hiermee wordt het bewerkingsscherm geopend. Weergavepositie mm’ ss” Weergavetijd (minuten:seconden met [Movie afs. teller: Opn. tijd]) hh:mm:ss.ff (DF) Tijdcode (uren:minuten:seconden:frames met [Movie afs. hh:mm:ss:ff (NDF) teller: Tijdcode]) 9 Volume Draai het instelwiel <6> om het volume van de ingebouwde luidspreker van de camera aan te passen (pag. 150). 32 Als u wilt terugkeren naar weergave van één opname, drukt u op de knop <M>. 151 L Opnamen wissen U kunt overbodige opnamen één voor één of in een batch selecteren en wissen. Beveiligde opnamen worden niet gewist. Als een opname eenmaal is gewist, kan deze niet meer worden teruggehaald. Wis een opname pas als u zeker weet dat u deze niet meer nodig hebt. Beveilig belangrijke opnamen om te voorkomen dat deze per ongeluk worden gewist. Als u een RAW+JPEG-afbeelding verwijdert, wordt zowel de RAW- als de JPEG-afbeelding verwijderd. Eén opname wissen de opname weer die u wilt 1 Geef wissen. op de knop <L>. 2 Druk Het menu Wissen wordt weergegeven. de opname. 3 Wis Selecteer [Wissen] en druk vervolgens op <0>. De weergegeven opname wordt gewist. 152 9 De instructiehandleidingen op de dvd-rom weergeven/ opnamen downloaden naar een computer In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de instructiehandleidingen voor de camera en de software (op de meegeleverde dvd-rom) weergeeft op de computer en hoe u opnamen van de camera naar de computer downloadt. Ook vindt u in dit hoofdstuk een overzicht van de software die zich op de EOS Solution Disk (cd-rom) bevindt en wordt uitgelegd hoe u de software op de computer installeert. EOS Camera Instruction Manuals Disk XXX CEL-XXX XXX EOS Solution Disk XXX CEL-XXX XXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX Windows XXX XXX Mac OS X XXX XXX . © CA e EU NON IN C. 20XX. Made in th EOS Camera Instruction Manuals Disk © CA U. the E NON INC . 20XX. Made in EOS Solution Disk (software) 153 De EOS Camera Instruction Manuals Disk (dvd-rom) weergeven EOS Camera Instruction Manuals Disk XXX De EOS Camera Instruction Manuals Disk (dvd-rom) bevat de volgende elektronische handleidingen (pdf). CEL-XXX XXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX © CA . e EU NON IN C. 20XX. Made in th Instructiehandleiding Uitleg van de functies en bediening van de camera, waaronder de basisfuncties. Software-instructiehandleidingen Software-instructiehandleidingen (pdf's) voor de software op de EOS Solution Disk (zie pag. 159). 154 De EOS Camera Instruction Manuals Disk (dvd-rom) weergeven De EOS Camera Instruction Manuals Disk (dvd-rom) weergeven [WINDOWS] EOS Camera Instruction Manuals Disk XXX CEL-XXX XXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX © CA . e EU NON IN C. 20XX. Made in th EOS Camera Instruction Manuals Disk Kopieer de instructiehandleidingen (pdf) op de cd naar de computer. 1 Plaats de EOS Camera Instruction Manuals Disk (dvd) in het dvdromstation van de computer. 2 Dubbelklik op het bureaublad op [My Computer/Computer] en dubbelklik vervolgens op het dvd-romstation waarin u de dvd hebt geplaatst. 3 Klik op de naam van de instructiehandleiding die u wilt weergeven. Selecteer uw taal en besturingssysteem. De index van de instructiehandleidingen wordt weergegeven. B NEDERLANDS INSTRUCTIEHANDLEIDING Instructiehandleiding U dient Adobe Reader (de meest recente versie wordt aanbevolen) te installeren om de bestanden van de instructiehandleiding (pdf-indeling) te bekijken. Installeer Adobe Reader als deze software nog niet op uw computer is geïnstalleerd. Als u de handleiding wilt opslaan op uw computer, gebruikt u de functie 'Opslaan' van Adobe Reader. Raadpleeg het menu Help van Adobe Reader voor meer informatie over Adobe Reader. Het pdf-bestand met de instructiehandleiding bevat paginakoppelingen waarmee u snel naar de gewenste pagina kunt gaan. Klik in de inhoudsopgave of index gewoon op een paginanummer om naar de desbetreffende pagina te gaan. 155 De EOS Camera Instruction Manuals Disk (dvd-rom) weergeven De EOS Camera Instruction Manuals Disk (dvd-rom) weergeven [MACINTOSH] EOS Camera Instruction Manuals Disk XXX CEL-XXX XXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX © CA . e EU NON IN C. 20XX. Made in th EOS Camera Instruction Manuals Disk Kopieer de instructiehandleidingen (pdf) op de cd naar de computer. 1 Plaats de EOS Camera Instruction Manuals Disk (dvd) in het dvdromstation van de Macintosh. 2 3 4 Dubbelklik op het pictogram van de dvd. Dubbelklik op het bestand START.html. Klik op de naam van de instructiehandleiding die u wilt weergeven. Selecteer uw taal en besturingssysteem. De index van de instructiehandleidingen wordt weergegeven. B NEDERLANDS INSTRUCTIEHANDLEIDING Instructiehandleiding U dient Adobe Reader (de meest recente versie wordt aanbevolen) te installeren om de bestanden van de instructiehandleiding (pdf-indeling) te bekijken. Installeer Adobe Reader als deze software nog niet op uw Macintosh is geïnstalleerd. Als u de handleiding wilt opslaan op uw computer, gebruikt u de functie 'Opslaan' van Adobe Reader. Raadpleeg het menu Help van Adobe Reader voor meer informatie over Adobe Reader. Het pdf-bestand met de instructiehandleiding bevat paginakoppelingen waarmee u snel naar de gewenste pagina kunt gaan. Klik in de inhoudsopgave of index gewoon op een paginanummer om naar de desbetreffende pagina te gaan. 156 Opnamen downloaden naar een computer U kunt de EOS-software gebruiken om de opnamen op de camera naar een computer te downloaden. Dit kan op twee manieren. Downloaden door de camera op de computer aan te sluiten 1 Installeer de software (pag. 159). de meegeleverde 2 Gebruik interfacekabel om de camera op een computer aan te sluiten. Gebruik de interfacekabel die bij de camera is geleverd. Gebruik de kabelbescherming voor het aansluiten van de kabel op de camera (pag. 29). Sluit de kabel aan op de digital-aansluiting van de camera en let er daarbij op dat het symbool op de stekker < > naar de achterkant van de camera wijst. Steek de stekker van het snoer in de USB-poort van de computer. EOS Utility om de 3 Gebruik opnamen over te zetten. Raadpleeg de EOS Utility instructiehandleiding (pag. 154) voor meer informatie. Gebruik de meegeleverde interfacekabel of een interfacekabel van Canon. Gebruik bij het aansluiten van de interfacekabel de meegeleverde kabelbescherming (pag. 29). 157 Opnamen downloaden naar een computer Opnamen downloaden met een kaartlezer U kunt ook een kaartlezer gebruiken om opnamen naar de computer te downloaden. Installeer de software (pag. 159). 1 2 Plaats de kaart in de kaartlezer. Digital Photo 3 Gebruik Professional om de opnamen te downloaden. Raadpleeg de Digital Photo Professional-instructiehandleiding voor meer informatie (pag. 154). Als u opnamen van de camera via een kaartlezer naar uw computer wilt downloaden zonder gebruik van de EOS-software, kopieert u de map DCIM op de kaart naar uw computer. 158 Softwareoverzicht EOS Solution Disk XXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX EOS Solution Disk Deze cd bevat de volgende software voor EOS-camera's. CEL-XXX XXX Windows XXX XXX Mac OS X XXX XXX © CA U. the E NON INC . 20XX. Made in De software die bij eerdere camera's is geleverd, biedt mogelijk geen ondersteuning voor foto's en moviebestanden die met deze camera worden gemaakt. Gebruik de software die bij deze camera wordt geleverd. a EOS Utility Communicatiesoftware voor de camera en de computer Opnamen (foto’s/movies) die met de camera zijn gemaakt downloaden naar uw computer. De camera instellen vanaf uw computer. Foto's op afstand maken door de camera op uw computer aan te sluiten. b Digital Photo Professional Software voor het weergeven en bewerken van opnamen Zeer snel opnamen weergeven, bewerken en printen op uw computer. Opnamen bewerken zonder het origineel te wijzigen. Geschikt voor de meest uiteenlopende gebruikers, van amateurs tot professionals. Met name aanbevolen voor gebruikers die hoofdzakelijk RAWopnamen maken. c Picture Style Editor Software voor het maken van beeldstijlbestanden Deze software is bedoeld voor gevorderde gebruikers die ervaring hebben met het bewerken van opnamen. U kunt beeldstijlen aanpassen aan uw eigen specifieke opnamekenmerken en een origineel beeldstijlbestand maken/opslaan. 159 De software installeren De software op Windows installeren Compatibele Windows 8.1 besturingssystemen 1 Windows 8 Windows 7 Controleer of de camera niet op uw computer is aangesloten. Sluit de camera pas op de computer aan nadat u de software hebt geïnstalleerd. Anders zal de software niet op de juiste manier worden geïnstalleerd. Als een oudere versie is geïnstalleerd, volgt u de onderstaande stappen om de software opnieuw te installeren. (De nieuwere versie overschrijft de vorige versie.) 2 Plaats de EOS Solution Disk (cd) in het cd-romstation. 3 Selecteer uw regio, land en taal. 4 Klik op [Easy Installation/Standaardinstallatie] om de installatie te starten. Volg de instructies op het scherm om de installatieprocedure te voltooien. Installeer Microsoft Silverlight als daarom wordt gevraagd. 5 Klik op [Finish/Voltooien] als de installatie is voltooid. 6 Verwijder de cd. 160 De software installeren De software op Macintosh installeren Compatibele besturingssystemen MAC OS X 10.8 - 10.10 1 Controleer of de camera niet op uw computer is aangesloten. Sluit de camera pas op de computer aan nadat u de software hebt geïnstalleerd. Anders zal de software niet op de juiste manier worden geïnstalleerd. Als een oudere versie is geïnstalleerd, volgt u de onderstaande stappen om de software opnieuw te installeren. (De nieuwere versie overschrijft de vorige versie.) 2 Plaats de EOS Solution Disk (cd) in het cd-romstation. Dubbelklik op het bureaublad van uw computer op het cd-rompictogram en dubbelklik vervolgens op [setup]. 3 Selecteer uw regio, land en taal. 4 Klik op [Easy Installation/Standaardinstallatie] om de installatie te starten. Volg de instructies op het scherm om de installatieprocedure te voltooien. 5 Wanneer de installatie is voltooid, klikt u op [Restart/Opnieuw starten]. 6 Verwijder de cd zodra de computer opnieuw is opgestart. 161 Handelsmerken Adobe is een handelsmerk van Adobe Systems Incorporated. Microsoft en Windows zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen. Macintosh en Mac OS zijn handelsmerken van Apple Inc. die zijn gedeponeerd in de Verenigde Staten en andere landen. Het SDXC-logo is een handelsmerk van SD-3C, LLC. HDMI, het HDMI-logo en High-Definition Multimedia Interface zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van HDMI Licensing LLC. Alle overige handelsmerken zijn het eigendom van de respectieve eigenaren. Over MPEG-4-licenties 'Dit product is in licentie gegeven krachtens AT&T-patenten voor de MPEG-4-standaard en kan worden gebruikt voor het coderen van MPEG-4-video en/of het decoderen van voor MPEG-4-video die uitsluitend is gecodeerd (1) voor een persoonlijk en nietcommercieel doeleinde of (2) door een videoleverancier die krachtens de AT&T-patenten bevoegd is om MPEG-4-video te leveren. Er wordt geen licentie verleend of geïmpliceerd voor enig ander gebruik van de MPEG-4-standaard.' About MPEG-4 Licensing “This product is licensed under AT&T patents for the MPEG-4 standard and may be used for encoding MPEG-4 compliant video and/or decoding MPEG-4 compliant video that was encoded only (1) for a personal and non-commercial purpose or (2) by a video provider licensed under the AT&T patents to provide MPEG-4 compliant video. No license is granted or implied for any other use for MPEG-4 standard.” * Notice displayed in English as required. Het gebruik van echte Canon-accessoires wordt aanbevolen Dit product levert uitstekende prestaties wanneer het wordt gebruikt met echte Canon-accessoires. Canon is niet verantwoordelijk voor enige schade aan dit product en/of ongelukken zoals brand, enzovoort, die worden veroorzaakt door accessoires die niet van Canon zijn (bijvoorbeeld lekkage en/of explosie van een accu). Deze garantie is niet van toepassing op reparaties die het gevolg zijn van defecten in accessoires die niet van Canon zijn. U kunt dergelijke reparaties aanvragen tegen vergoeding. De accu's LP-E6N en LP-E6 zijn uitsluitend geschikt voor producten van Canon. Wanneer u deze oplaadt met een acculader of een ander product dat niet compatibel is, kunnen zich defecten of ongelukken voordoen waarvoor Canon geen aansprakelijkheid aanvaardt. 162 Uitsluitend bestemd voor de Europese Unie en EER (Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) Met deze symbolen wordt aangegeven dat dit product in overeenstemming met de AEEA-richtlijn (2012/19/EU), de richtlijn 2006/66/EG betreffende batterijen en accu's en/of de plaatselijk geldende wetgeving waarin deze richtlijnen zijn geïmplementeerd, niet bij het normale huisvuil mag worden weggegooid. Indien onder het hierboven getoonde symbool een chemisch symbool gedrukt staat, geeft dit in overeenstemming met de richtlijn betreffende batterijen en accu's aan dat deze batterij of accu een zwaar metaal bevat (Hg = kwik, Cd = cadmium, Pb = lood) waarvan de concentratie de toepasselijke drempelwaarde in overeenstemming met de genoemde richtlijn overschrijdt. Dit product dient te worden ingeleverd bij een hiervoor aangewezen inzamelpunt, bijv. door dit in te leveren bij een hiertoe erkend verkooppunt bij aankoop van een gelijksoortig product, of bij een officiële inzameldienst voor de recycling van elektrische en elektronische apparatuur (EEA) en batterijen en accu's. Door de potentieel gevaarlijke stoffen die gewoonlijk gepaard gaan met EEA, kan onjuiste verwerking van dit type afval mogelijk nadelige gevolgen hebben voor het milieu en de menselijke gezondheid. Uw medewerking bij het op juiste wijze weggooien van dit product draagt bij tot effectief gebruik van natuurlijke hulpbronnen. Voor verdere informatie over recycling van dit product kunt u contact opnemen met uw plaatselijke gemeente, afvaldienst, officiële dienst voor klein chemisch afval of afvalstortplaats, of kunt u terecht op www.canon-europe.com/weee, of www.canon-europe.com/battery. VOORZICHTIG ONTPLOFFINGSGEVAAR ALS DE BATTERIJ WORDT VERVANGEN DOOR EEN ONJUIST TYPE BATTERIJ. HOUD U BIJ HET WEGGOOIEN VAN GEBRUIKTE BATTERIJEN AAN DE LOKALE VOORSCHRIFTEN HIERVOOR. 163 CANON INC. 30-2 Shimomaruko 3-chome, Ohta-ku, Tokyo 146-8501, Japan Europa, Afrika & Midden-Oosten CANON EUROPA N.V. Bovenkerkerweg 59, 1185 XB Amstelveen, Nederland Raadpleeg uw garantiekaart of ga naar www.canon-europe.com/Support voor informatie over het dichtstbijzijnde Canon-kantoor Dit product en de hieraan gekoppelde garantie worden in landen in Europa geleverd door Canon Europa N.V. De beschrijvingen in deze instructiehandleiding zijn in februari 2017 geactualiseerd. Voor informatie over de compatibiliteit met producten van na deze datum kunt u zich wenden tot een Canon Service Center. Raadpleeg de website van Canon voor de meest recente instructiehandleiding. CEL-SV9HA281 © CANON INC. 2017 Basisinstructiehandleiding In deze basishandleiding worden alleen de basisfuncties behandeld. Raadpleeg het pdf-bestand met de instructiehandleiding op de EOS Camera Instruction Manual Disk dvd-rom voor gedetailleerde instructies. NEDERLANDS
advertisement
Related manuals
advertisement