Fujifilm X-T4 Camera de handleiding

Add to My manuals
364 Pages

advertisement

Fujifilm X-T4 Camera de handleiding | Manualzz

Gebruiksaanwijzing

BL00005063-B02

NL

Inleiding

Dank u voor uw aankoop van dit product. Lees deze handleiding aandachtig door voordat u de camera in gebruik neemt. Bewaar de handleiding waar deze gelezen zal worden door iedereen die het product gebruikt.

Voor de meest recente informatie

De meest recente versies van de handleidingen zijn beschikbaar op:

http://fujifilm-dsc.com/en-int/manual/

De site is niet alleen toegankelijk vanaf uw computer, maar ook vanaf smartphones en tablets. Het bevat ook informatie over de softwarelicentie.

Voor informatie over fi rmware-updates, ga naar:

https://fujifilm-x.com/support/download/firmware/

ii

P

Hoofdstukinhoudsopgave

Menulijst

1

Voordat u begint

2

Eerste stappen

3

Basisfotografi e en afspelen

4

Films opnemen en afspelen

5

Foto’s maken

6

De opnamemenu’s

7

Afspelen en het afspeelmenu

8

De instellingenmenu’s

9

Sneltoetsen

10

Randapparatuur en optionele accessoires

11

Aansluitingen

12

Technische notities

iv

59

101

179

205

1

29

45

51

245

259

283

301

iii

Menulijst

Cameramenu-opties worden hieronder opgesomd.

Opnamemenu’s

Pas de instellingen bij het nemen van foto’s of opnemen van fi lms aan.

N

Raadpleeg pagina 101 voor meer informatie.

Fotomenu’s

Items gemarkeerd met een asterisk (“*”) zijn ook te vinden in de fi lmmenu’s. Wijzigingen van deze items in de fotomenu’s worden weerspiegeld in de fi lmmenu’s en vice versa.

H

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

BEELDGROOTTE

BEELDKWALITEIT

RAW OPNAME

FILMSIMULATIE

MONOCHROOM KLEUR

KORRELEFFECT

CHROOM KLEUREFFECT

KLEUR CHROOM FX BLAUW

WITBALANS

DYNAMISCH BEREIK

PRIORITEIT D-BEREIK

TOONCURVE

KLEUR

SCHERPTE

113

HOOG ISO RUISONDERDRUKKING

113

ZUIVERHEID

114

L BEL. RO

LENSMODLTIE OPTM.

114

114

KLEURR

PIXELMAPPING

x

KIES INST. OP MAAT

x

BEW/BEW INST. OP M

x F *

107

111

112

112

113

114

115

115

116

118

104

106

106

106

107

P

102

103

104

G

AF/MF INSTELLINGEN

SCHERPSTELGEBIED

SCHERPSTELLING

AF-C AANGEPASTE INSTELL.

AF-MODUS OPSL. DR ORIËNT.

AF-PUNTDISPLAY

yz

AANTAL FOCUSPUNTEN

PRE-AF

x F *

INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.

AF+MF

HF ASSISTENTIE

SCHERPSTELLOEP

INT. SPOT AE&SCHRPSTLGBD

x F * x F *

ONTGREND/FOCUS PRIORITEIT

x F * x F * iv

126

126

126

127

P

120

121

122

127

128

130

131

131

132

132

132

133

133

134

A

OPNAME-INSTELLINGEN

DRIVE-INSTELLING

SPORTZOEKERMODUS

PRE-OPNAME

s J

ZELFONTSPANNER

INSTEL. ZELFONTSP. OPSLAAN

ZELF-TIMER LAMP

INTERVAL-TIMEROPNAME

VERZACHT. VAN BELICHTING MET

INT.TIMEROPN.

LICHTMEETSYSTEEM

SLUITERTYPE

FLIKKERVERMINDERING

IS MODE

ISO AUTOM.INSTELLING.

MULTI-BELICHTING

x F

DRAADLS COMMUNICT

*

143

144

145

146

146

147

148

149

141

141

142

142

P

136

140

140

F

FLITSINSTELLINGEN

FLASHFUNCTIE-INSTELLING

VERWIJDER R. OGEN

MODUS TTL VERGRENDELEN

LED-LICHTINSTELLING

MASTER-INSTELLING

CH-INSTELLING

Menulijst

P

150

150

151

151

152

152

v

Filmmenu’s

Items gemarkeerd met een asterisk (“*”) zijn ook te vinden in de fotomenu’s. Wijzigingen van deze items in de fi lmmenu’s worden weerspiegeld in de fotomenu’s en vice versa.

B

FILMINSTELLINGEN

FILMMODUS

BESTANDSINDELING

FILMCOMPRESSIE

FULL HD HOGESNELHEIDSOPN.

VERGR. BIJSN. FILM REP

C

F-Log/HLG OPNAME

4K FILMUITGANG

FULL HD FILM-UITVOER

HDMI-UITGANG INFODISPLAY

4K HDMI STANDBYKWALITEIT

HDMI REC-BEDIENING

F

BEELDSTABIL.-MODUS

F

BOOST BEELDSTABIL.MOD

ZEBRA-INSTELLING

ZEBRA-NIVEAU

GEOPT. FILMBEDIEN.

oL

CONTROLELAMPJE

F

KIES INST. OP MAAT

F

BEW/BEW INST. OP M

x F *

P

153

154

155

156

156

157

158

158

159

159

159

160

160

161

161

161

162

163

163

163

H

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

F

FILMSIMULATIE

F

MONOCHROOM KLEUR

F

WITBALANS

V

INTERFRAME NR

F

OMGV.LICHT CORR.

x F *

P

164

165

F

DYNAMISCH BEREIK

F

TOONCURVE

165

165

165

F

KLEUR

F

SCHERPTE

165

166

F

HOOG ISO RUISONDERDRUKKING

166

166

167

167

G

AF/MF INSTELLINGEN

F

SCHERPSTELGEBIED

FILMSCHERPSTELLING

F

AF-C AANGEPASTE INSTELL.

P

168

168

169

x F *

169

F

170

170

x F x F x F * x F *

VERGR. SCHERPST.CONTROLE

*

*

171

171

171

171

172

174

vi

P

INSTELLING GELUID

AANP. INTERN MIC.-NIVEAU

AANP. EXTERN MIC.-NIVEAU

INST. MICROFOONAANSLUITING

BEGRENZER MIC.-NIVEAU

WINDFILTER

FILTER ONDERGRENS

VOLUME HOOFDTELEFOON

176

176

176

176

P

175

175

176

Q

INSTELLING TIJDCODE

WEERGAVE TIJDCODE

INSTELLING STARTTIJD

INSTELLING OPTELLEN

FRAME VERWIJDEREN

UITVOER HDMI-TIJDCODE

Menulijst

P

177

177

177

178

178

vii

Het afspeelmenu

Pas afspeelinstellingen aan.

N

Raadpleeg pagina 185 voor meer informatie.

C

MENU VOOR HERBEKIJKEN

WISSELSLEUF

RAW-CONVERSIE

WISSEN

TGLK WISS(RAW SL1/JPG SL2)

BEELDUITSNEDE

NIEUW FORMAAT

BEVEILIGEN

FOTO DRAAIEN

P

185

186

188

190

190

191

192

193

C

MENU VOOR HERBEKIJKEN

VERWIJDER R. OGEN

SPRAAKMEMO INSTELLING

WAARDERING

KOPIËREN

OPDRACHT BEELDOVERDRACHT

DRAADLS COMMUNICT

DIAVOORSTELLING

FOTOBOEK HULP

PC AUTO. OPSLAAN

OPDRACHT (DPOF)

AFDRUK. instax PRINTER

BEELDVERHOUDING

199

200

201

202

203

204

P

194

195

196

197

198

199

viii

Menulijst

Instellingenmenu’s

Pas de basisinstellingen van de camera aan.

N

Raadpleeg pagina 205 voor meer informatie.

D

GEBRUIKERSINSTELLINGEN

FORMATTEREN

DATUM/TIJD

TIJDVERSCHIL

Q a x

MIJN MENU-INSTELINGEN

SENSORREINIGING

LEEFTIJD VAN BATTERIJ

RESET

GEREGULEERD

D

GELUIDSINSTELLINGEN

AF PIEPVOLUME

ZELFONTSPANNER PIEPVOLUME

BEDIENING VOL.

SLUITER VOLUME

SLUITER GELUID

AFSPEEL VOLUME

208

208

209

209

210

210

P

206

207

207

208

P

211

211

212

212

212

212

D

SCHERMINSTELLINGEN

EVF-HELDERHEID

EVF KLEUR

AANPASSING EVF KLEUR

LCD-HELDERHEID

LCD KLEUR

AANPASSING LCD KLEUR

WEERGAVE

AUTOROTATIE DISPLAYS

PRVW BELICH/WITBALANS HANDM.

MODUS

NATUURLIJKE LIVE-WEERGAVE

F-Log WEERGAVEHULP

COMP.RICHTL.

AUTO ROT. WEERG.

EENHEDEN AF-SCHAAL

DIAFRAGMA-EENH. CINEMALENS

INSTEL.DUBBEL SCHERM

DISP. INST. OP MAAT

GROTE INDICAT.-MODUS (EVF)

GROTE INDICAT.-MODUS (LCD)

DISPL-INST. GROTE INDICAT.

INFORMATIE CONTRASTAANP.

F

Q-MENU ACHTERGROND

P

213

213

214

214

214

214

215

215

216

219

219

220

220

221

221

222

222

216

217

217

218

218

218

ix

D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

INSTELLINGEN FOCUSHENDEL

x

BEWERK/SLA OP SNELMENU

FUNCTIE-INS. (Fn)

KEUZEKNOP INSTELLING

COMMANDOSCHIJF INSTELLING

SLUITER AF

SLUITER AE

OPNAME ZONDER LENS

NEEM OP ZONDER KAART

SCHERPSTELRING

BEDIENING FOCUSRING

MODUS AE/AF-VERG.

AWB-VERGRENDELMODUS

INST. DIAFRAGMARING (A)

DIAFRAGMA-INSTEL.

TOUCH SCREEN INSTELLINGEN

VERGREND.

D

ENERGIEBEHEER

UITSCHAKELEN

PRESTATIE

EVF/LCD BOOSTINSTELLING

P

231

232

232

224

225

225

226

226

226

227

227

P

223

223

223

223

224

227

228

228

229

230

D

INSTELLINGEN OPSLAAN

NUMMERING

ORIG. FOTO OPSLAAN

BEWERK BSTNDSNAAM

x

INSTELLING KAARTSLEUF

D

SLEUF SEL.(

SLEUF SEL.(

x

F

SEQUENTIEEL)

SEQUENTIEEL)

MAP SELECTEREN

VERBINDINGSINSTELLINGEN

Bluetooth INSTELLINGEN

NETWERKINSTELLING

PC AUTO. OPSLAAN

VERB.INST. instax PRNTR

VERBINDINGSMODUS

INSTELLING USB-VOEDING

ALGEMENE INSTELLINGN

INFORMATIE

Menulijst

P

237

238

239

239

240

242

243

243

243

P

233

234

234

234

235

235

235

236

236

x

P

Inhoudsopgave

Inleiding ...........................................................................................................................ii

Voor de meest recente informatie ................................................................................... ii

Menulijst .........................................................................................................................iv

Opnamemenu’s ..........................................................................................................................iv

Het afspeelmenu ......................................................................................................................viii

Instellingenmenu’s ....................................................................................................................ix

Meegeleverde accessoires ................................................................................... xxii

Over deze handleiding ......................................................................................... xxiii

Symbolen en conventies ................................................................................................. xxiii

Terminologie ............................................................................................................................ xxiii

1

Voordat U Begint

Onderdelen van de camera ......................................................................................2

Het LCD-scherm ..........................................................................................................................4

De Keuzeknop ..............................................................................................................................5

De Scherpstellingstok (scherpstelhendel) ..................................................................5

De Sluitertijd- en Gevoeligheidsschijven .....................................................................6

STILL

/

MOVIE

standknop .............................................................................................................6

De belichtingscompensatieschijf .....................................................................................7

De drive-schijf ...............................................................................................................................7

De Commandoschijven ..........................................................................................................8

De Zoeker Scherpstellen ........................................................................................................9

De oogschelp ............................................................................................................................. 10

Geheugenkaartsleufkap (afneembaar) ...................................................................... 10

De serienummerplaat ........................................................................................................... 10

Het Indicatielampje ................................................................................................................ 11

Cameraschermen ...................................................................................................... 12

De Elektronische Zoeker ...................................................................................................... 12

Het LCD-scherm ....................................................................................................................... 14

Schermhelderheid aanpassen ......................................................................................... 16

Schermrotatie............................................................................................................................. 16

Een Weergavemodus Kiezen ............................................................................................ 17

De DISP/BACK-knop ............................................................................................................... 18

De dubbele weergave .......................................................................................................... 19

De standaardweergave aanpassen ............................................................................... 20

De Menu’s Gebruiken ............................................................................................... 22

De menu’s ..................................................................................................................................... 22

Een menutab selecteren ..................................................................................................... 23

xi

xii

Touch screen modus ................................................................................................ 24

Opname-aanraaktoetsen .................................................................................................... 24

Touchscreen knoppen terugkijken ............................................................................... 28

2

Eerste stappen

De draagriem bevestigen ....................................................................................... 30

Een lens bevestigen .................................................................................................. 31

De batterij plaatsen .................................................................................................. 32

Geheugenkaarten plaatsen ................................................................................... 34

Twee kaarten gebruiken ...................................................................................................... 35

Compatibele geheugenkaarten ..................................................................................... 36

De batterij opladen ................................................................................................... 37

De camera in- en uitschakelen ............................................................................. 40

Het batterijniveau controleren ............................................................................. 41

Basisinstellingen ........................................................................................................ 42

Een andere taal kiezen .......................................................................................................... 44

De tijd en datum veranderen ........................................................................................... 44

3

Basisfotografi e en afspelen

Fotograferen (modus P) .......................................................................................... 46

Foto’s bekijken ............................................................................................................ 49

Foto’s wissen ................................................................................................................ 50

4

Films opnemen en afspelen

Films opnemen ........................................................................................................... 52

Filminstellingen aanpassen ............................................................................................... 54

Films bekijken ............................................................................................................. 56

5

Foto’s maken

P-, S-, A- en M-modi .................................................................................................. 60

Modus P: Programma AE ..................................................................................................... 60

Modus S: Sluiterprioriteit AE .............................................................................................. 62

Modus A: Diafragmaprioriteit AE.................................................................................... 65

Modus M: Handmatige belichting ................................................................................ 66

Automatische scherpstelling ................................................................................ 68

Scherpstelmodus ..................................................................................................................... 69

Automatische scherpstellingsopties (AF-Modus)................................................ 71

Scherpstelpuntselectie ......................................................................................................... 73

Inhoudsopgave

Handmatige scherpstelling ................................................................................... 76

Scherpstelling controleren ................................................................................................ 78

Gevoeligheid ............................................................................................................... 80

Automatische gevoeligheid (A) ...................................................................................... 81

Lichtmeting ................................................................................................................. 82

Belichtingscorrectie .................................................................................................. 83

C (Aangepast) ............................................................................................................................. 84

Scherpstellings-/belichtingsvergrendeling ..................................................... 85

Overige bedieningen ............................................................................................................ 86

Afbakening .................................................................................................................. 87

O

AE BKT ...................................................................................................................................... 87

W

ISO BKT ................................................................................................................................... 87

X

FILMSIMULATIE BKT ........................................................................................................ 88

V

WITBALANS BKT ................................................................................................................ 88

Y

DYNAMISCH BEREIK BKT ............................................................................................. 88

Z

FOCUS BKT........................................................................................................................... 88

Doorlopend fotograferen (seriemodus) ............................................................ 89

HDR ................................................................................................................................. 91

Meervoudige belichtingen .................................................................................... 93

Geavanc. fi lter ............................................................................................................. 95

Geavanceerde fi lteropties .................................................................................................. 96

Panorama’s ................................................................................................................... 97

6

De opnamemenu’s

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT (stilstaande fotografi e) .........................102

BEELDGROOTTE ..................................................................................................................... 102

BEELDKWALITEIT .................................................................................................................... 103

RAW OPNAME ......................................................................................................................... 104

FILMSIMULATIE ....................................................................................................................... 104

MONOCHROOM KLEUR .................................................................................................... 106

KORRELEFFECT ....................................................................................................................... 106

CHROOM KLEUREFFECT ................................................................................................... 106

KLEUR CHROOM FX BLAUW ........................................................................................... 107

WITBALANS ............................................................................................................................... 107

DYNAMISCH BEREIK ............................................................................................................. 111

PRIORITEIT D-BEREIK ............................................................................................................ 112

TOONCURVE............................................................................................................................. 112

KLEUR ........................................................................................................................................... 113

xiii

xiv

SCHERPTE ................................................................................................................................... 113

HOOG ISO RUISONDERDRUKKING ............................................................................. 113

ZUIVERHEID .............................................................................................................................. 114

L BEL. RO ..................................................................................................................................... 114

LENSMODLTIE OPTM........................................................................................................... 114

KLEURR ........................................................................................................................................ 114

PIXELMAPPING ....................................................................................................................... 115

x

KIES INST. OP MAAT ...................................................................................................... 115

x

BEW/BEW INST. OP M .................................................................................................. 116

x F

ADAPT. INSTEL. ......................................................................................................... 118

AF/MF INSTELLINGEN (stilstaande fotografi e) ..............................................120

SCHERPSTELGEBIED ............................................................................................................. 120

SCHERPSTELLING .................................................................................................................. 121

AF-C AANGEPASTE INSTELL. ........................................................................................... 122

AF-MODUS OPSL. DR ORIËNT. ....................................................................................... 126

AF-PUNTDISPLAY yz

................................................................................................... 126

AANTAL FOCUSPUNTEN ................................................................................................... 126

PRE-AF .......................................................................................................................................... 127

x F

AF-HULPLICHT .......................................................................................................... 127

INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN...................................................................................... 128

AF+MF ......................................................................................................................................... 130

HF ASSISTENTIE ...................................................................................................................... 131

SCHERPSTELLOEP .................................................................................................................. 131

INT. SPOT AE&SCHRPSTLGBD ......................................................................................... 132

x F

DIRECT AF-INSTELLING ........................................................................................ 132

x F

SCHERPTEDIEPTESCHAAL .................................................................................. 132

ONTGREND/FOCUS PRIORITEIT .................................................................................... 133

x F

BEGRENZER AF BEREIK ......................................................................................... 133

x F

TOUCH SCREEN MODUS .................................................................................... 134

OPNAME-INSTELLINGEN (stilstaande fotografi e) .........................................136

DRIVE-INSTELLING ................................................................................................................ 136

SPORTZOEKERMODUS ....................................................................................................... 140

PRE-OPNAME s J

............................................................................................................. 140

ZELFONTSPANNER................................................................................................................ 141

INSTEL. ZELFONTSP. OPSLAAN ...................................................................................... 141

ZELF-TIMER LAMP ................................................................................................................. 142

INTERVAL-TIMEROPNAME ................................................................................................ 142

VERZACHT. VAN BELICHTING MET INT.TIMEROPN. ........................................... 143

Inhoudsopgave

LICHTMEETSYSTEEM ........................................................................................................... 144

SLUITERTYPE ............................................................................................................................ 145

FLIKKERVERMINDERING .................................................................................................... 146

IS MODE ...................................................................................................................................... 146

ISO AUTOM.INSTELLING. ................................................................................................... 147

MULTI-BELICHTING ............................................................................................................... 148

x F

DRAADLS COMMUNICT ...................................................................................... 149

FLITSINSTELLINGEN (stilstaande fotografi e) ..................................................150

FLASHFUNCTIE-INSTELLING ........................................................................................... 150

VERWIJDER R. OGEN ............................................................................................................ 150

MODUS TTL VERGRENDELEN ......................................................................................... 151

LED-LICHTINSTELLING ....................................................................................................... 151

MASTER-INSTELLING ........................................................................................................... 152

CH-INSTELLING ....................................................................................................................... 152

FILMINSTELLINGEN (fi lmopname) .....................................................................153

FILMMODUS ............................................................................................................................. 153

BESTANDSINDELING ............................................................................................................ 154

FILMCOMPRESSIE .................................................................................................................. 155

FULL HD HOGESNELHEIDSOPN. .................................................................................. 156

VERGR. BIJSN. FILM REP C

........................................................................................... 156

F-Log/HLG OPNAME ........................................................................................................... 157

4K FILMUITGANG ................................................................................................................... 158

FULL HD FILM-UITVOER .................................................................................................... 158

HDMI-UITGANG INFODISPLAY ...................................................................................... 159

4K HDMI STANDBYKWALITEIT ........................................................................................ 159

HDMI REC-BEDIENING ........................................................................................................ 159

F

BEELDSTABIL.-MODUS ................................................................................................ 160

F

BOOST BEELDSTABIL.MOD ....................................................................................... 160

ZEBRA-INSTELLING ............................................................................................................... 161

ZEBRA-NIVEAU ........................................................................................................................ 161

GEOPT. FILMBEDIEN. oL

............................................................................................... 161

CONTROLELAMPJE ............................................................................................................... 162

F

KIES INST. OP MAAT ...................................................................................................... 163

F

BEW/BEW INST. OP M .................................................................................................. 163

x F

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT (fi lmopname) ...........................................164

F

FILMSIMULATIE ................................................................................................................ 164

xv

xvi

F

DYNAMISCH BEREIK ..................................................................................................... 165

V

INTERFRAME NR ............................................................................................................ 166

F

OMGV.LICHT CORR. ....................................................................................................... 167

x F

ADAPT. INSTEL. ......................................................................................................... 167

AF/MF INSTELLINGEN (fi lmopname) ................................................................168

FILMSCHERPSTELLING ....................................................................................................... 168

F

AF-C AANGEPASTE INSTELL. .................................................................................... 169

x F

AF-HULPLICHT .......................................................................................................... 169

F

INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN. ............................................................................. 170

F

HF ASSISTENTIE ............................................................................................................... 170

x F

DIRECT AF-INSTELLING ........................................................................................ 171

x F

SCHERPTEDIEPTESCHAAL .................................................................................. 171

x F

BEGRENZER AF BEREIK ......................................................................................... 171

x F

TOUCH SCREEN MODUS..................................................................................... 172

VERGR. SCHERPST.CONTROLE ....................................................................................... 174

INSTELLING GELUID (fi lmopname) ....................................................................175

AANP. INTERN MIC.-NIVEAU ............................................................................................ 175

AANP. EXTERN MIC.-NIVEAU ........................................................................................... 175

INST. MICROFOONAANSLUITING ................................................................................. 176

BEGRENZER MIC.-NIVEAU ................................................................................................. 176

WINDFILTER .............................................................................................................................. 176

FILTER ONDERGRENS .......................................................................................................... 176

VOLUME HOOFDTELEFOON ........................................................................................... 176

INSTELLING TIJDCODE (fi lmopname) ...............................................................177

WEERGAVE TIJDCODE ......................................................................................................... 177

INSTELLING STARTTIJD ...................................................................................................... 177

INSTELLING OPTELLEN ....................................................................................................... 177

FRAME VERWIJDEREN ......................................................................................................... 178

UITVOER HDMI-TIJDCODE ............................................................................................... 178

Inhoudsopgave

7

Afspelen en het afspeelmenu

De afspeelweergave ...............................................................................................180

De DISP/BACK-knop ............................................................................................................ 181

Foto’s bekijken ..........................................................................................................183

Zoomweergave ...................................................................................................................... 184

Miniatuurweergave ............................................................................................................. 184

Het afspeelmenu .....................................................................................................185

WISSELSLEUF ........................................................................................................................... 185

RAW-CONVERSIE .................................................................................................................... 186

WISSEN ........................................................................................................................................ 188

TGLK WISS(RAW SL1/JPG SL2) ....................................................................................... 190

BEELDUITSNEDE..................................................................................................................... 190

NIEUW FORMAAT .................................................................................................................. 191

BEVEILIGEN ................................................................................................................................ 192

FOTO DRAAIEN ....................................................................................................................... 193

VERWIJDER R. OGEN ............................................................................................................ 194

SPRAAKMEMO INSTELLING ............................................................................................. 195

WAARDERING .......................................................................................................................... 196

KOPIËREN ................................................................................................................................... 197

OPDRACHT BEELDOVERDRACHT ................................................................................ 198

DRAADLS COMMUNICT .................................................................................................... 199

DIAVOORSTELLING ............................................................................................................... 199

FOTOBOEK HULP ................................................................................................................... 200

PC AUTO. OPSLAAN ............................................................................................................. 201

OPDRACHT (DPOF) .............................................................................................................. 202

AFDRUK. instax PRINTER ................................................................................................... 203

BEELDVERHOUDING ............................................................................................................ 204

8

De instellingenmenu’s

GEBRUIKERSINSTELLINGEN ..................................................................................206

FORMATTEREN ........................................................................................................................ 206

DATUM/TIJD ............................................................................................................................. 207

TIJDVERSCHIL .......................................................................................................................... 207

Q a

.......................................................................................................................... 208

F

MIJN MENU-INSTELINGEN ........................................................................................ 208

SENSORREINIGING ................................................................................................................ 209

LEEFTIJD VAN BATTERIJ ...................................................................................................... 209

xvii

RESET ............................................................................................................................................ 210

GEREGULEERD ........................................................................................................................ 210

GELUIDSINSTELLINGEN .........................................................................................211

AF PIEPVOLUME ..................................................................................................................... 211

ZELFONTSPANNER PIEPVOLUME ................................................................................. 211

BEDIENING VOL. ..................................................................................................................... 212

SLUITER VOLUME ................................................................................................................... 212

SLUITER GELUID ..................................................................................................................... 212

AFSPEEL VOLUME.................................................................................................................. 212

SCHERMINSTELLINGEN .........................................................................................213

EVF-HELDERHEID................................................................................................................... 213

EVF KLEUR .................................................................................................................................. 213

AANPASSING EVF KLEUR ................................................................................................... 214

LCD-HELDERHEID ................................................................................................................. 214

LCD KLEUR ................................................................................................................................. 214

AANPASSING LCD KLEUR .................................................................................................. 214

WEERGAVE ................................................................................................................................. 215

AUTOROTATIE DISPLAYS.................................................................................................... 215

PRVW BELICH/WITBALANS HANDM. MODUS ..................................................... 216

NATUURLIJKE LIVE-WEERGAVE ...................................................................................... 216

F-Log WEERGAVEHULP ...................................................................................................... 217

COMP.RICHTL. .......................................................................................................................... 217

AUTO ROT. WEERG. ............................................................................................................... 218

EENHEDEN AF-SCHAAL ..................................................................................................... 218

DIAFRAGMA-EENH. CINEMALENS ............................................................................... 218

INSTEL.DUBBEL SCHERM .................................................................................................. 219

DISP. INST. OP MAAT ............................................................................................................ 219

GROTE INDICAT.-MODUS (EVF) ..................................................................................... 220

GROTE INDICAT.-MODUS (LCD) .................................................................................... 220

DISPL-INST. GROTE INDICAT. ........................................................................................... 221

INFORMATIE CONTRASTAANP. ...................................................................................... 221

F

Q-MENU ACHTERGROND ......................................................................................... 222

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN .............................................................................223

INSTELLINGEN FOCUSHENDEL ..................................................................................... 223

x

BEWERK/SLA OP SNELMENU .................................................................................. 223

F

BEWERK/SLA OP SNELMENU .................................................................................. 223

FUNCTIE-INS. (Fn) .................................................................................................................. 223

xviii

Inhoudsopgave

KEUZEKNOP INSTELLING .................................................................................................. 224

COMMANDOSCHIJF INSTELLING ................................................................................ 224

SLUITER AF ................................................................................................................................. 225

SLUITER AE ................................................................................................................................. 225

OPNAME ZONDER LENS ................................................................................................... 226

NEEM OP ZONDER KAART ............................................................................................... 226

SCHERPSTELRING .................................................................................................................. 226

BEDIENING FOCUSRING .................................................................................................... 227

MODUS AE/AF-VERG. ......................................................................................................... 227

AWB-VERGRENDELMODUS ............................................................................................. 227

INST. DIAFRAGMARING (A) .............................................................................................. 228

DIAFRAGMA-INSTEL. ........................................................................................................... 228

TOUCH SCREEN INSTELLINGEN .................................................................................... 229

VERGREND. ................................................................................................................................ 230

ENERGIEBEHEER .......................................................................................................231

UITSCHAKELEN ....................................................................................................................... 231

PRESTATIE ................................................................................................................................... 232

EVF/LCD BOOSTINSTELLING........................................................................................... 232

INSTELLINGEN OPSLAAN ......................................................................................233

NUMMERING ............................................................................................................................ 233

ORIG. FOTO OPSLAAN ........................................................................................................ 234

BEWERK BSTNDSNAAM ..................................................................................................... 234

x

INSTELLING KAARTSLEUF ......................................................................................... 234

F

INSTELLING KAARTSLEUF ......................................................................................... 235

SLEUF SEL. ( x

SEQUENTIEEL)........................................................................................ 235

SLEUF SEL. ( F

SEQUENTIEEL) ........................................................................................ 235

MAP SELECTEREN ................................................................................................................. 236

COPYRIGHT INFO................................................................................................................... 236

VERBINDINGSINSTELLINGEN ...............................................................................237

Bluetooth INSTELLINGEN ................................................................................................. 237

NETWERKINSTELLING ......................................................................................................... 238

PC AUTO. OPSLAAN ............................................................................................................. 239

VERB.INST. instax PRNTR .................................................................................................... 239

VERBINDINGSMODUS......................................................................................................... 240

INSTELLING USB-VOEDING .............................................................................................. 242

ALGEMENE INSTELLINGN ................................................................................................. 243

INFORMATIE .............................................................................................................................. 243

RESET DRAADLOZE INSTELLING .................................................................................. 243

xix

9

Sneltoetsen

Sneltoetsopties ........................................................................................................246

MIJN MENU ................................................................................................................247

MIJN MENU-INSTELINGEN ............................................................................................... 247

De Q-knop (Snelmenu) ..........................................................................................249

De snelmenuweergave ..................................................................................................... 249

Instellingen bekijken en wijzigen ............................................................................... 251

Het snelmenu bewerken ................................................................................................. 252

De Fn-knopppen (Functie) ...................................................................................254

Rollen toewijzen aan de functietoetsen ................................................................. 256

10

Randapparatuur en optionele accessoires

Lenzen .........................................................................................................................260

Lensonderdelen ..................................................................................................................... 260

Lensdoppen verwijderen ................................................................................................. 261

Zonnekappen bevestigen ............................................................................................... 261

Lenzen met diafragmaringen........................................................................................ 262

Lenzen zonder diafragmaringen ................................................................................. 263

Lenzen met O.I.S. Schakelaars ....................................................................................... 263

Lenzen met handmatige scherpstelling ................................................................ 264

Lensverzorging ....................................................................................................................... 265

Externe fl itsers ..........................................................................................................266

Een externe fl itser gebruiken ........................................................................................ 267

EF-X8 ............................................................................................................................................. 268

SYNC-TERMINAL .................................................................................................................... 270

EXTERNE FLASH ..................................................................................................................... 271

MASTER (OPTISCH) ............................................................................................................... 274

Verticale batterijgrepen ........................................................................................278

De verticale batterijgreep bevestigen ..................................................................... 279

Batterijen plaatsen en verwijderen ............................................................................ 280

De batterijen opladen ........................................................................................................ 281

11

Aansluitingen

HDMI-uitgang ...........................................................................................................284

Aansluiten op HDMI-apparaten ................................................................................... 284

Fotograferen............................................................................................................................. 285

Afspelen ...................................................................................................................................... 285

xx

Inhoudsopgave

Draadloze verbindingen (Bluetooth®, draadloos LAN/Wi-Fi) ..................286

Smartphones en tablets: FUJIFILM Camera Remote ...................................... 286

Tether-opname: Capture One Pro Fujifi lm/Adobe® Photoshop®

Lightroom® Classic CC + FUJIFILM Tether Shooting Plug-in/

FUJIFILM X Acquire ........................................................................................................... 288

Verbinden via USB ...................................................................................................289

Verbinding maken met computers ........................................................................... 289

Tether-opname: Capture One Pro Fujifi lm/Adobe® Photoshop®

Lightroom® Classic CC + FUJIFILM Tether Shooting Plug-in/

FUJIFILM X Acquire ........................................................................................................... 292

Foto’s naar een computer kopiëren .......................................................................... 293

RAW-afbeeldingen converteren: FUJIFILM X RAW STUDIO ........................ 294

Back-ups maken en herstellen van camera-instellingen

(FUJIFILM X Acquire) ........................................................................................................ 294

Verbinding maken met smartphones...................................................................... 295

instax SHARE printers .............................................................................................298

Een verbinding tot stand brengen ............................................................................ 298

Foto’s afdrukken ..................................................................................................................... 299

12

Technische notities

Accessoires van Fujifi lm ........................................................................................302

Software voor gebruik bij uw camera ..............................................................304

FUJIFILM Camera Remote ............................................................................................... 304

RAW FILE CONVERTER EX ................................................................................................. 304

Capture One Express Fujifi lm......................................................................................... 304

Capture One Pro Fujifi lm .................................................................................................. 304

Adobe® Photoshop® Lightroom® Classic CC +

FUJIFILM Tether Shooting Plug-in ............................................................................ 305

FUJIFILM X Acquire .............................................................................................................. 305

FUJIFILM X RAW STUDIO .................................................................................................. 305

Voor uw veiligheid ..................................................................................................306

Productverzorging ..................................................................................................315

De beeldsensor reinigen .......................................................................................316

Firmware-updates ...................................................................................................317

De Firmwareversie controleren .................................................................................... 317

Probleemoplossing .................................................................................................318

Waarschuwingsberichten en -aanduidingen ................................................327

Capaciteit geheugenkaart....................................................................................331

Technische gegevens .............................................................................................332

xxi

Meegeleverde accessoires

Het volgende wordt bij de camera meegeleverd:

NP-W235 oplaadbare batterij

AC-5VJ Netstroomadapter

Stekkeradapter (Het model van de adapter varieert afhankelijk van de verkoopregio)

USB-kabel

Behuizingsdop (bevestigd aan de camera geleverd)

Metalen clipjes draagriem (× 2) (bevestigd aan de camera geleverd)

Beschermkappen (× 2) (bevestigd aan de camera geleverd)

Schouderriem

Flitsschoenkap (wordt bevestigd op de fl itsschoen)

Sync-terminal-dop (bevestigd aan de camera geleverd)

Connectorkap voor de verticale batterijhandgreep

(bevestigd aan de camera geleverd)

Hoofdtelefoonadapter

Gebruiksaanwijzing

(deze handleiding)

O

De batterij is bij verzending uit de fabriek niet opgeladen. Laad de batterijen voor gebruik op (

P

37).

N •

De meegeleverde stekkeradapter verschilt per land of regio.

Heeft u een lenzenpakket gekocht, controleer dan of de lens is meegeleverd.

De hoofdtelefoonadapter converteert de USB Type-C-connector naar een

3,5 mm hoofdtelefoonaansluiting.

Zie, voor informatie over compatibele computersoftware, “Software voor gebruik bij uw camera” (

P

304).

xxii

Over deze handleiding

Deze handleiding bevat instructies voor uw FUJIFILM X-T4 digitale camera. Zorg dat u de inhoud heeft gelezen en begrijpt voordat u verder gaat.

Symbolen en conventies

In deze handleiding worden de volgende symbolen gebruikt:

O

Informatie die moet worden gelezen om schade aan het product te voorkomen.

N

Aanvullende informatie die tijdens het gebruik van het product van pas kan komen.

P

Pagina’s waarop verwante informatie kan worden gevonden.

Menu’s en andere teksten die op het scherm verschijnen worden

vetgedrukt

weergegeven. De afbeeldingen zijn alleen ter verduidelijking; tekeningen kunnen zijn vereenvoudigd, terwijl foto’s niet noodzakelijk zijn gemaakt met het model van de camera die in deze handleiding wordt beschreven.

Terminologie

Er wordt naar de optionele SD-, SDHC- en SDXC-geheugenkaarten die de camera gebruikt om foto’s op te slaan gerefereerd als “geheugenkaarten”. De elektronische zoeker kan worden aangeduid als de

“EVF” en het LCD-scherm als “LCD”.

xxiii

MEMO

xxiv

Voordat U Begint

1

1

Onderdelen van de camera

A

Fn1

-knop ........................................................ 254

B

Belichtingscompensatieschijf ................7, 83

C

Ontspanknop ...................................................48

D

Sluitertijdschijf ........................6, 60, 62, 65, 66

E

Schijfontgrendelingsknop ..............................6

F

Flitsschoen .....................................................267

G

Microfoon ............................................... 53, 175

H

Dioptrieregelaarsbediening

(afsluitbaar) ....................................................9

I

Gevoeligheidsschijf ..........................6, 80, 147

J

Drive-schijf ..........................................................7

K

Bevestigingsoog draagriem ........................30

L

Aansluitingendeksel

M

Sync-terminal ...............................................270

N

Keuzeknop scherpstelmodus ......................69

O

Signaalcontacten lens

P

Lensontgrendelingsknop ..............................31

Q

Fn2

-knop ........................................................ 254

R

AF-hulplicht ...................................................127

Zelfontspannerlamp ................................... 141

Controlelampje............................................. 162

S

STILL

/

MOVIE

standknop ................... 6, 46, 52

T

Voorste commandoschijf ......................8, 224

U

ON

/

OFF

-schakelaar ........................................40

V

Flitsschoenkap ..............................................267

W

Behuizingsdop .................................................31

X

Microfoonaansluiting (

3,5 mm) .............53

Y

Connector afstandsontspanner

(

2,5 mm) .....................................................64

Z

HDMI-micro-aansluiting (Type D) .........284

a

USB-aansluiting (Type-C) ............37, 57, 289

b

Luidspreker.............................................. 56, 212

2

Onderdelen van de camera

1

c b

(verwijderen)-knop ...................................50

d a

(afspeel)-knop ..........................................49

e

Elektronische zoeker (EVF).......12, 17, 18, 24

f

Oogschelp (afsluitbaar) ................................10

g

VIEW MODE

-knop ............................................17

h

AFON

-knop .............................................. 86, 254

i

Achterste commandoschijf .........8, 183, 224

j

Q

(snelmenu)-knop ..................................... 249

k

Indicatielampje ..................................... 10, 162

Controlelampje............................................. 162

l

AEL

(belichtingsvergrendeling)-knop

................................................................ 86, 254

m

Scherpstellingstok (scherpstelhendel)

............................................................5, 73, 223

n

Kapvergrendeling geheugenkaartsleuf ...34

o

Geheugenkaartsleufkap (afneembaar) ...34

p

Keuzetoetsen .............................................5, 224

q

MENU/OK

-knop ................................................22

r

Vergrendeling van afdekkap voor

het batterijencompartiment ....................32

s

Afdekkap voor het batterijvak .....................32

t

DISP

(display)/

BACK

-knop .................. 18, 181

u

Statiefbevestiging

v

Connectorkap voor verticale

batterijhandgreep .................................... 279

w

Vari-hoek LCD-monitor ..................... 4, 14, 16

Aanraakscherm ............................24, 134, 229

x

Oogsensor .........................................................17

y

Geheugenkaartsleuf 2 ...................................34

z

Geheugenkaartsleuf 1 ...................................34

0

Batterijvak .........................................................32

1

Batterijvergrendeling .....................................33

3

1

Het LCD-scherm

U kunt de hoek van de LCD-monitor aanpassen bij het omkaderen van opnamen, maar zorg dat uw vingers of andere objecten niet bekneld raken.

O •

Oefen geen overmatige kracht uit op het scharnier bij het draaien van het LCD scherm, want hierdoor kan het scharnier beschadigd raken.

Zorg ervoor dat de hoeken van de monitor niet in aanraking komen met de camerabody, want dit kan sporen achterlaten.

N

De LCD-monitor functioneert ook als een touchscreen dat gebruikt kan worden voor:

Touch-fotografi e (

P

25)

Scherpstelveldkeuze ( P

24)

Functieselectie ( P

27)

Geopt. fi lmbedien. oL

(

P

26)

Full-frame-weergave (

P

28)

4

De Keuzeknop

Druk de keuzeknop omhoog ( e

), naar rechts ( h

), omlaag ( f

) of naar links ( g

) om items te markeren. De toetsen omhoog, naar rechts, omlaag en naar links functioneren ook als functietoetsen

Fn3

tot

Fn6

(

P

224, 254).

De Scherpstellingstok (scherpstelhendel)

Kantel of druk op de scherpstellingstok om het scherpstelgebied te selecteren.

De scherpstellingstok kan ook worden gebruikt om de menu’s te navigeren.

Onderdelen van de camera

1

5

1

De Sluitertijd- en Gevoeligheidsschijven

Druk op de schijfontgrendeling om de schijf te ontgrendelen vòòr het draaien naar de gewenste instelling. Druk opnieuw op de ontgrendeling om de schijf op zijn plaats te vergrendelen.

Sluitertijd

STILL / MOVIE standknop

Draai de

STILL

/

MOVIE

-standknop naar

STILL

om foto’s te maken en naar

MOVIE

om fi lmpjes op te nemen.

Gevoeligheid

6

De belichtingscompensatieschijf

Draai aan de schijf om een hoeveelheid belichtingscompensatie te kiezen.

Onderdelen van de camera

De drive-schijf

Draai aan de schijf om te kiezen uit de volgende drive-modi.

1

u Panorama

ADV.

Geavanceerd fi lter

BKT

Bracketing

CH

Serie met hoge snelheid

97

95

87

89

CL

Serie met lage snelheid

SS

Enkele foto h

HDR

89

46

91

7

De Commandoschijven

Draai aan of druk op de commandoschijven om:

Voorste commandoschijf Achterste commandoschijf

1

Selecteer menutabbladen of pagina’s door menu’s

Stel het diafragma bij 1, 2

Belichtingscorrectie aanpassen

2, 5

Pas gevoeligheid aan 2, 3

Bekijk andere foto's tijdens het afspelen

Schakel heen en weer tussen diafragma en

2, 3, 6

Houd ingedrukt om de optie geselecteerd voor D

TOETS-/

SCHIJFINSTELLINGEN

 >

COMMANDOSCHIJF

INSTELLING

in het

D  (setup)-menu te kiezen

Markeer menu-items

Kies de gewenste combinatie van sluitertijd en diafragma (programmaverschuiving)

Kies een sluitertijd

2

Pas instellingen in het snelmenu aan

Kies de grootte van het scherpstelkader

Zoom in of uit in volledige schermweergave

Zoom in of uit in meervoudige schermweergave

Voer de functie toegewezen aan de

SCHIJF

-functietoets uit

Zoom in op het actieve scherpstelpunt

4

Houd ingedrukt om de scherpstelweergave in handmatige scherpstelmodus te kiezen

4

Zoom tijdens weergave in op het actieve scherpstelpunt

1 Lens niet uitgerust met diafragmaring; lens uitgerust met diafragmaring en diafragma ingesteld op

A

(auto) en

COMMANDO

geselecteerd voor

D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

INST.

DIAFRAGMARING (A)

; of

AAN

geselecteerd voor

GEOPT. FILMBEDIEN.

oL .

2 Kan worden gewijzigd met behulp van

D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

COMMANDOSCHIJF INSTELLING

.

3 Gevoeligheidsknop gedraaid naar

C

of

AAN

geselecteerd voor

GEOPT. FILMBEDIEN.

oL

.

4 Uitsluitend beschikbaar als

SCHERPSTELLOEP

is toegewezen aan een functietoets.

5 Belichtingscompensatieknop gedraaid naar

C

of

AAN

geselecteerd voor

GEOPT.

FILMBEDIEN.

oL .

6 Kan worden gebruikt om heen en weer te schakelen tussen diafragma, gevoeligheid en belichtingscompensatie wanneer de belichtingscompensatieknop wordt gedraaid naar

C

of

AAN

is geselecteerd voor

GEOPT. FILMBEDIEN.

oL

.

8

Onderdelen van de camera

De Zoeker Scherpstellen

Als de indicators in de zoeker onscherp zijn, plaats dan uw oog tegen de zoeker en draai aan de dioptrieregelaar totdat de weergave scherp in beeld is.

Om de zoeker scherp te stellen:

A

Til de dioptrieregelaar op.

B

Draai aan de regelaar om de scherpstelling van de zoeker aan te passen.

C

Zet de regelaar terug in haar oorspronkelijke positie en zet vast.

1

O

Til de regelaar op voor gebruik. Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan voor een defect aan het product zorgen.

9

De oogschelp

Om de oogschelp te verwijderen, houd u de knoppen aan beide kanten ingedrukt en schuift u de oogschelp.

1

Geheugenkaartsleufkap (afneembaar)

De geheugenkaartsleufkap kan worden verwijderd door de binnenste vergrendeling omlaag te duwen. Verwijder de afdekking voor gemakkelijke toegang wanneer een camera-installatie is bevestigd of in andere situaties die het openen of sluiten van de afdekking bemoeilijken.

De serienummerplaat

Verwijder de serienummerplaat niet.

Hierop is het serienummer en andere belangrijke informatie te vinden.

Serienummerplaat

10

Het Indicatielampje

Camerastatus wordt weergegeven door het indicatielampje.

Onderdelen van de camera

Brandt groen Scherpstelling vergrendeld.

Knippert groen

Knippert groen en oranje

Brandt oranje

Scherpstellings- of korte sluitertijdwaarschuwing. Er kunnen foto’s worden gemaakt.

Camera aan

: Foto’s nemen. Extra foto’s kunnen gemaakt worden.

Camera uit

: Foto’s naar een smartphone of tablet uploaden. *

Foto’s nemen. Er kunnen momenteel geen extra foto’s worden gemaakt.

Knippert oranje

Flitser laadt op; fl itser zal niet fl itsen als er een foto wordt gemaakt.

Knippert rood Lens- of geheugenfout.

* Wordt alleen weergegeven als foto’s zijn geselecteerd voor uploaden.

N •

Er kunnen ook waarschuwingen in het scherm verschijnen.

Het indicatielampje blijft uit terwijl u uw oog tegen de zoeker houdt.

De optie B

FILMINSTELLINGEN

 >

CONTROLELAMPJE

kan worden gebruikt om het lampje (indicator of AF-hulpverlichting) te kiezen dat brandt tijdens fi lmopnamen en of het lampje knippert of blijft branden.

1

11

1

3

0 z y x w

Cameraschermen

Deze sectie geeft een overzicht van de indicatoren die mogelijk worden weergegeven tijdens het fotograferen.

O

Ter illustratie worden displays getoond met alle indicatoren brandend.

De Elektronische Zoeker

1 2

H.264

U V

W

ALL-Intra

12/31/2020 12:10

X

Y v

Z a u b t s n m r q p o l k j i h g f e d c

12

Cameraschermen

A

Sportzoekermodus ......................................140

B

IS-modus

2

...................................................... 146

C

Flitsmodus (TTL) ..........................................271

D

Flitscompensatie ..........................................271

E

Zelfontspannerindicator ...........................141

F

Doorlopende modus .....................................89

G

Sluitertype ......................................................145

H

AF+MF-indicator

2

....................................... 130

I

Bluetooth AAN/UIT ......................................237

J

Witbalans.......................................................107

K

AWB-vergrendeling .....................................227

L

Filmsimulatie ................................................104

M

F-Log/HLG opname ....................................157

N

Dynamisch bereik ........................................111

O

Prioriteit D-bereik .........................................112

P

Filmmodus .............................................. 52, 153

Q

Full HD hoge-snelheidsopname .............156

R

Resterende tijd .................................................53

S

Kaartsleufopties .................................... 35, 234

T

Aantal beschikbare beelden

1

................... 331

U

Beeldgrootte ..................................................102

V

Bestandsindeling .........................................154

W

Beeldkwaliteit ...............................................103

X

Datum en tijd ...................................42, 44, 207

Y

Touch screen modus ............................ 24, 134

Z

Temperatuurwaarschuwing ....................330

a

Geopt. fi lmbedien. ..........................................26

b

Boostmodus ..................................................232

c

Bedieningsvergrendeling

3

......................... 230

d

Histogram .........................................................21

e

Batterijniveau ..................................................41

f

Gevoeligheid ....................................................80

g

Belichtingscorrectie ........................................83

h

Diafragma ..........................................61, 65, 66

i

Afstandsindicator

2

.........................................78

j

Sluitertijd .............................................61, 62, 66

k

TTL-vergrendeling ...............................151, 258

l

AE-vergrendeling .................................. 86, 227

m

Lichtmeting ......................................................82

n

Opnamemodus ...............................................60

o

Scherpstelmodus 2

..........................................69

p

Scherpstelindicator

2

......................................70

q

Handmatige scherpstelindicator

2

......69, 76

r

AF-vergrendeling .................................. 86, 227

s

Inst. microfoonaansluiting .......................176

t

Opnameniveau

2

.......................................... 175

u

Tijdcode ..........................................................177

v

Belichtingsindicator ................................66, 83

w

Virtuele horizon ...............................................21

x

Scherpstelkader ........................................73, 85

y

Beeldoverdrachtstatus ......................237, 286

z

Downloadstatus locatiegegevens

..............................................................243, 286

0

Filmcompressie .............................................155

1

Voorbeeld scherptediepte .....................65, 78

2

H.265(HEVC)/H.264 ....................................154

3

Scherpstelloep ....................................... 79, 131

1 Toont “9999” als er ruimte is voor meer dan 9999 beelden.

2 Niet weergegeven wanneer

AAN

is geselecteerd voor D

SCHERM SET-UP

 >

GROTE

INDICAT.-MODUS (EVF)

.

3 Weergegeven wanneer bedieningselementen zijn vergrendeld door de knop

MENU/OK

ingedrukt te houden. De bedieningsvergrendeling kan worden beëindigd door de knop

MENU/OK

opnieuw ingedrukt te houden.

1

13

1

Het LCD-scherm

2

1

D E

H.264

A BC

J K

F G H I

ALL-Intra

L M N O

P Q

R S T

12/31/2020 12:10

0 z y x w v u p o t s r q n m l k j i h

12800 g f e d c

Y

Z a

U

V

W

X b

14

Cameraschermen

A

Sportzoekermodus ......................................140

B

Flitscompensatie ..........................................271

C

Scherpstelloep ....................................... 79, 131

D

Voorbeeld scherptediepte .....................65, 78

E

H.265(HEVC)/H.264 ....................................154

F

Filmcompressie .............................................155

G

Downloadstatus locatiegegevens

..............................................................243, 286

H

Bluetooth AAN/UIT ......................................237

I

Beeldoverdrachtstatus ......................237, 286

J

Filmmodus .............................................. 52, 153

K

Full HD hoge-snelheidsopname .............156

L

Scherpstelkader ........................................73, 85

M

Resterende tijd .................................................53

N

Kaartsleufopties .................................... 35, 234

O

Aantal beschikbare beelden

1

................... 331

P

Beeldgrootte ..................................................102

Q

Bestandsindeling .........................................154

R

Beeldkwaliteit ...............................................103

S

Datum en tijd ...................................42, 44, 207

T

Touch screen modus ............................ 24, 134

U

AWB-vergrendeling .....................................227

V

Witbalans.......................................................107

W

Filmsimulatie ................................................104

X

F-Log/HLG opname ....................................157

Y

Dynamisch bereik ........................................111

Z

Prioriteit D-bereik .........................................112

a

Geopt. fi lmbedien. ..........................................26

b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z

0

1

2

Boostmodus ..................................................232

Temperatuurwaarschuwing ....................330

Bedieningsvergrendeling

Afstandsindicator

Scherpstelmodus

AF+MF-indicator

Opnameniveau

2

2

2

Scherpstelindicator

2

2

3

......................... 230

Batterijniveau ..................................................41

.........................................78

Gevoeligheid ....................................................80

Histogram .........................................................21

Belichtingscorrectie ........................................83

Diafragma ..........................................61, 65, 66

Tijdcode ..........................................................177

Sluitertijd .............................................61, 62, 66

TTL-vergrendeling ...............................151, 258

AE-vergrendeling .................................. 86, 227

Lichtmeting ......................................................82

Opnamemodus ...............................................60

..........................................69

......................................70

Handmatige scherpstelindicator

2

......69, 76

AF-vergrendeling .................................. 86, 227

Inst. microfoonaansluiting .......................176

....................................... 130

Sluitertype ......................................................145

.......................................... 175

Doorlopende modus .....................................89

Belichtingsindicator ................................66, 83

Zelfontspannerindicator ...........................141

Flitsmodus (TTL) ..........................................271

IS-modus

2

...................................................... 146

1 Toont “9999” als er ruimte is voor meer dan 9999 beelden.

2 Niet weergegeven wanneer

AAN

is geselecteerd voor

D

SCHERM SET-UP

 >

GROTE

INDICAT.-MODUS (LCD)

.

3 Weergegeven wanneer bedieningselementen zijn vergrendeld door de knop

MENU/OK

ingedrukt te houden. De bedieningsvergrendeling kan worden beëindigd door de knop

MENU/OK

opnieuw ingedrukt te houden.

1

15

1

Schermhelderheid aanpassen

De helderheid en kleurtoon van de zoeker en het LCD-scherm kunnen worden aangepast met behulp van de items in het

D

SCHERM SET-UP

-menu. Kies

EVF-HELDERHEID

of

EVF-KLEUR

om de helderheid of kleurtoon van de zoeker aan te passen,

LCD-HELDERHEID

of

LCD KLEUR

om hetzelfde te doen voor het

LCD-scherm.

Schermrotatie

Als

AAN

is geselecteerd voor D

SCHERM SET-UP

 >

AUTOROTATIE

DISPLAYS

, draaien de indicatoren in de zoeker en het LCDscherm automatisch om zich aan de richting van de camera aan te passen.

16

Cameraschermen

Een Weergavemodus Kiezen

Druk op de

VIEW MODE

-knop om door de volgende weergavemodi te bladeren.

E

OOGSENSR

LCD ONLY

EVF ONLY

EVF ONLY +

E

De zoeker schakelt in en het LCD-scherm schakelt uit als u uw oog naar de zoeker beweegt; als u uw oog weghaalt, schakelt de zoeker weer uit en het LCD-scherm weer in.

LCD-scherm aan, zoeker uit.

Zoeker aan, LCD-scherm uit.

Als u uw oog naar de zoeker brengt, schakelt de zoeker in; uw oog weghalen schakelt deze uit. Het LCD-scherm blijft uit.

E

OOGSENSOR +

LCD-BEELDWEERGAVE

Uw oog tegen de zoeker plaatsen tijdens het fotograferen schakelt de zoeker in, maar het LCD-scherm wordt gebruikt voor de weergave van beelden zodra u na het fotograferen uw oog van de zoeker verwijdert.

De Oogsensor

De oogsensor reageert mogelijk op andere objecten dan uw oog of op licht dat direct op de sensor schijnt.

1

Oogsensor

17

1

De DISP/BACK-knop

De

DISP/BACK

-knop regelt het weergeven van de indicatoren in de zoeker en op het LCD-scherm.

N

Indicatoren voor de EVF en LCD moeten apart worden geselecteerd. Om de EVF-weergave te kiezen, plaats u uw oog op de zoeker terwijl u de

DISP/BACK

-knop gebruikt.

Zoeker

Volledig scherm Standaard

Dubbele weergave

(alleen handmatige scherpstelmodus)

18

LCD-scherm

Standaard

12800

Cameraschermen

Informatie uit

1

12800

Dubbele weergave (alleen handmatige scherpstelmodus)

Infoscherm

De dubbele weergave

De dubbele weergave bestaat uit een groot volledig scherm en een kleinere close-up van het scherpstelgebied.

N

De inhoud van de grote en kleine vensters in het display kan worden gewisseld met behulp van D

SCHERM SET-UP

 >

INSTEL.DUBBEL

SCHERM

.

19

1

De standaardweergave aanpassen

Om de items getoond in de standaardindicatorweergave te kiezen:

1 Geef standaardindicatoren weer.

Gebruik de

DISP/BACK

-knop om standaardindicators weer te geven.

2 Selecteer DISP. INST. OP MAAT .

Selecteer D

SCHERM SET-UP

 >

DISP. INST. OP MAAT

in het instellingenmenu.

3

Kies items.

Markeer items en druk op

MENU/OK

om te selecteren of te deselecteren.

COMP.RICHTL.

ELEKTR. WATERPAS

FOCUSFRAME

AF-AFSTANDSINDICATOR

MF-AFSTANDSINDICATOR

HISTOGRAM

R R

R R

R R

R R

R R

R R

LIVEWEERG.

HOOGTEPUNTALARM

R R

OPNAMEMODUS

DIAFR/S-SNELHEID/ISO

R R

R R

INFORMATIE-ACHTERGROND R R

Belichtingscomp. (Getal)

Belichtingscomp. (Schaal)

R R

R R

FOCUSMODUS

LICHTMEETSYSTEEM

SLUITERTYPE

FLITSLICHT

R R

R R

R

R

DOORLOPENDE MODUS

R −

DUAL BEELDSTABILISATIEMOD.

R R

TOUCH SCREEN MODUS

WITBALANS

FILMSIMULATIE

R R

R R

R R

DYNAMISCH BEREIK

BOOST-MODUS

REST. BEELDJES

BEELDFORM/-KWALITEIT

R

R

FILMMODUS & OPNAMETIJD −

R R

R R

R

OPDRACHT

BEELDOVERDRACHT

R R

MICROFOONGELUID

BEGELEIDINGSBERICHT

ACCUNIVEAU

FRAMINGKADER

R

R R

R R

R R

4 Druk op DISP/BACK om de wijzigingen op te slaan.

5 Druk op DISP/BACK zoals nodig om terug te keren naar de opnameweergave.

20

Cameraschermen

Virtuele Horizon

Als u

ELEKTR. WATERPAS

selecteert, wordt de virtuele horizon weergegeven. De camera is waterpas als de twee lijnen over elkaar liggen.

Houd er rekening mee dat de virtuele horizon mogelijk niet wordt weergegeven als de cameralens naar boven of naar beneden wordt gericht.

Voor een 3D-weergave (aangeduid), drukt u op de functieknop waaraan

ELEKTR. WATERPAS

is toegewezen ( P

256).

Pitchinstelling Rollen

Framingkader

Schakel

FRAMINGKADER

in om de randen van het beeld makkelijker zichtbaar te maken tegen donkere achtergronden.

Histogrammen

Histogrammen geven de verdeling van de tinten in de foto weer. De horizontale as geeft de helderheid weer, de verticale as het aantal pixels.

1

Aantal pixels

Schaduwen Hoge lichten

Helderheid pixels

Optimale belichting

: Pixels zijn als een gelijkmatige kromme verdeeld over alle tinten.

Overbelicht

: Pixels bevinden zich in groepjes aan de rechterzijde van de grafi ek.

Onderbelicht

: Pixels bevinden zich in groepjes aan de linkerkant van de grafi ek.

Voor het bekijken van afzonderlijke RGB-histogrammen en een scherm met delen van het beeld die bij de huidige instellingen overbelicht worden, geschoven over het beeld dat door het objectief te zien is, drukt u op de functietoets waaraan

HISTOGRAM

is toegewezen ( P

256).

A

Overbelichte gebieden knipperen

B

RGB-Histogrammen

21

De Menu’s Gebruiken

Druk op

MENU/OK

om de menu’s weer te geven.

1

De menu’s

Tijdens fotografi e, het opnemen van fi lmpjes en het afspelen worden er verschillende menu’s weergegeven.

STILL

/

MOVIE

standknop gedraaid naar

STILL

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

BEELDGROOTTE

BEELDKWALITEIT

RAW OPNAME

FILMSIMULATIE

MONOCHROOM KLEUR

KORRELEFFECT

CHROOM KLEUREFFECT

KLEUR CHROOM FX BLAUW

VERLATEN

STILL

/

MOVIE

standknop gedraaid naar

MOVIE

FILMINSTELLINGEN

FILMMODUS

BESTANDSINDELING

FILMCOMPRESSIE

FULL HD HOGESNELHEIDSOPN.

VERGR. BIJSN. FILM REP

F-Log/HLG OPNAME

4K FILMUITGANG

FULL HD FILM-UITVOER

VERLATEN

MENU VOOR HERBEKIJKEN

WISSELSLEUF

RAW-CONVERSIE

WISSEN

TGLK WISS(RAW SL1/JPG SL2)

BEELDUITSNEDE

NIEUW FORMAAT

BEVEILIGEN

FOTO DRAAIEN

VERLATEN

Tijdens afspelen

22

De Menu’s Gebruiken

Een menutab selecteren

Om in de menu’s te navigeren:

1

Druk op

MENU/OK

om de menu’s weer te geven.

2

Druk op de keuzeknop links om het tabblad voor het huidige menu te selecteren.

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

BEELDGROOTTE

BEELDKWALITEIT

RAW OPNAME

FILMSIMULATIE

MONOCHROOM KLEUR

KORRELEFFECT

CHROOM KLEUREFFECT

KLEUR CHROOM FX BLAUW

VERLATEN

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

BEELDGROOTTE

BEELDKWALITEIT

RAW OPNAME

FILMSIMULATIE

MONOCHROOM KLEUR

KORRELEFFECT

CHROOM KLEUREFFECT

KLEUR CHROOM FX BLAUW

VERLATEN

Tabblad

3

Druk de keuzeknop omhoog of omlaag om het tabblad (

H

,

G

,

A

,

F

,

B

,

E

,

C

of

D

) met de gewenste optie te markeren.

4

Druk op de selectieknop rechts om de cursor in het menu te plaatsen.

N

Gebruik de voorste instelschijf om menutabbladen te selecteren of door menu’s te bladeren en de achterste instelschijf om menu-items te markeren.

1

23

1

Touch screen modus

De LCD-monitor functioneert ook als een touchscreen.

Opname-aanraaktoetsen

Selecteer, om aanraakbedieningen in te schakelen,

AAN

voor

D

TOETS-/

SCHIJFINSTELLINGEN 

>

TOUCH

SCREEN INSTELLINGEN

 > x

INSTELL.

AANRAAKSCHERM

.

TOUCHSCREEN INSTELLINGEN

INSTELL. AANRAAKSCHERM

INSTELLING DUBBELTIKKEN

AANRAAKFUNCTIE

INSTELL. AANRAAKSCHERM

EVF TOUCHSCREENGEBD INST.

EVF

De LCD-monitor kan worden gebruikt om het scherpstelveld te selecteren terwijl foto’s worden gekadreerd in de elektronische zoeker (EVF). Gebruik D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

TOUCH SCREEN INSTELLINGEN

 >

EVF TOUCHSCREENGEBD

INST.

om het gebied van de monitor te kiezen dat voor aanraakbedieningen wordt aangewend.

N

Als

GEZICHTSSELECTIE

op

is ingeschakeld wanneer

GEZICHTSHERKENNING AAN

wordt geselecteerd voor G

AF/MF

INSTELLINGEN

 >

INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.

, kan het gezicht dat wordt gebruikt voor de scherpstelling worden geselecteerd met behulp van de aanraakbediening.

24

Touch screen modus

LCD-scherm

De uitgevoerde bewerking kan worden geselecteerd door op de touchscreenmodus indicator op het scherm te tikken. Aanraakbedieningen kunnen worden gebruikt voor de volgende bewerkingen:

Tik op uw object op het scherm om te focussen en de sluiter te ontspannen. In de salvomodus worden foto’s genomen terwijl u uw vinger op het scherm houdt.

In scherpstelmodus

S

 (AF-S) stelt de camera scherp wanneer u op uw onderwerp in de weergave tikt. De scherpstelling vergrendelt bij de huidige afstand totdat u op het pictogram

AF OFF

tikt.

In scherpstelmodus

C

 (AF-C) start de camera met scherpstellen wanneer u op uw onderwerp in de weergave tikt. De camera blijft de scherpstelling aanpassen voor veranderingen in de afstand tot het onderwerp totdat u op het pictogram

AF OFF

tikt.

In handmatige scherpstelmodus (MF) kunt u op de weergave tikken om op het geselecteerde onderwerp scherp te stellen met behulp van autofocus.

Tik om een punt voor de scherpstelstand of zoom te selecteren. Het scherpstelkader zal zich verplaatsen naar het geselecteerde punt.

Aanraakbedieningen uitgeschakeld.

O

Verschillende aanraakbedieningen worden gebruikt tijdens scherpstelzoom ( P

135).

N

Om de aanraaktoetsen uit te schakelen en de touchscreenmodusindicator te verbregen, selecteert u

UIT

voor

D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

TOUCH SCREEN INSTELLINGEN

 > x

INSTELL. AANRAAKSCHERM

.

De aanraaktoetsinstellingen kunnen worden aangepast met behulp van G

AF/MF INSTELLINGEN

 > x F

TOUCH SCREEN MODUS

. Voor informatie over aanraakbedieningen die beschikbaar zijn tijdens fi lmopnamen, zie ”Filmopname ( x F

TOUCH SCREEN MODUS

; P

172)”.

25

1

1

GEOPT. FILMBEDIEN.

oL

Het selecteren van

AAN

voor

B

FILMINSTELLINGEN

 >

GEOPT.

FILMBEDIEN.

oL

of het tikken op de geopt. fi lmmodus-knop in de opname-display optimaliseert de commandoknoppen en tiptoetsen voor fi lmopname. Dit kan handig zijn om te

Geopt. fi lmmodus-knop

voorkomen dat de geluiden van camerabedieningen worden opgenomen met fi lms of in situaties waarin u verschillende belichtingsinstellingen wilt gebruiken voor foto’s en fi lms.

SLUITERTIJD

DIAFRAGMA

COMPENSATIE BELICHTING

ISO

AANP. INTERN MIC.-NIVEAU/

AANP. EXTERN MIC.-NIVEAU

WINDFILTER

VOLUME HOOFDTELEFOON

F

F

F

F

FILMSIMULATIE

WITBALANS

BEELDSTABIL.-MODUS

BOOST BEELDSTABIL.MOD

N •

Als u geoptimaliseerde bedieningselementen voor fi lms inschakelt, worden de diafragmaring en de knoppen voor sluitertijd, gevoeligheid en belichtingscompensatie uitgeschakeld.

Wanneer de geopt. fi lmbedien. is ingeschakeld, kan de modusknop voor geopt. fi lmbedien. worden gebruikt om de opname-instellingen te wijzigen of de geopt. fi lmbedien. uit te schakelen.

26

Touch screen modus

Aanraakfunctie

Functies kunnen aan de volgende veegbewegingen worden toegewezen op eenzelfde manier als de functieknoppen

( P

254):

Veeg omhoog:

T-Fn1

Veeg naar links:

T-Fn2

Veeg naar rechts:

T-Fn3

Veeg omlaag:

T-Fn4

N •

In sommige gevallen geven aanraakveegbewegingen een menu weer; tik om de gewenste optie te selecteren.

Aanraakfunctiebewegingen zijn standaard uitgeschakeld. Om aanraakfunctiebewegingen in te schakelen, selecteer

AAN

voor

D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

TOUCH SCREEN INSTELLINGEN

 > c

AANRAAKFUNCTIE

.

AANP. INTERN MIC.-NIVEAU

OK ANNULEREN

1

27

1

Touch screen modus

Touchscreen knoppen terugkijken

Als

AAN

is geselecteerd voor D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN 

>

TOUCH SCREEN INSTELLINGEN 

> a

INSTELL. AANRAAKSCHERM

, kunnen aanraaktoetsen worden gebruikt voor de volgende afspeelbewerkingen:

Veeg

: Veeg uw vinger langs het scherm om andere foto’s te bekijken.

Zoom

: Plaats twee vingers op het scherm en beweeg ze uit elkaar om in te zoomen.

Knijp

: Plaats twee vingers op het scherm en beweeg ze naar elkaar toe om uit te zoomen.

N

Foto’s kunnen uitgezoomd worden tot de gehele afbeelding zichtbaar is, maar niet verder dan dat.

Dubbele klik

: Tik twee keer op de weergave om op het scherpstelpunt in te zoomen.

Blader

: Bekijk andere delen van de foto tijdens terugspeelzoom.

28

Eerste stappen

29

2

De draagriem bevestigen

Bevestig de draagriem.

Steek de draagriem door een beschermkap en draagriemclipje en zet de gesp vast zoals aangegeven.

O

Zorg ervoor dat de draagriem goed vastzit om te voorkomen dat de camera valt.

Draagriemclip

Beschermkapje

Herhaal de stappen hierboven voor het tweede oogje.

Gesp

30

Een lens bevestigen

De camera kan gebruikt worden met lenzen voor het

FUJIFILM X-bevestigingspunt.

Verwijder de behuizingsdop van de camera en de achterste dop van de lens. Plaats de lens op het bevestigingspunt, houd de markering op de lens en de camera op één lijn (

A

) en draai vervolgens aan de lens totdat deze op zijn plaats klikt (

B

).

O

Zorg dat stof of andere vreemde materialen niet in de camera komt bij het bevestigen van lenzen.

Let op dat u de interne delen van de camera niet aanraakt.

Draai aan de lens tot deze goed vastklikt.

Druk niet op de ontspanknop van de lens tijdens het bevestigen van de lens.

Lenzen verwijderen

Schakel, om de lens te verwijderen, de camera uit en druk vervolgens op de ontgrendelingsknop ( de lens en draai aan de lens zoals aangeduid (

A

) van

B

).

O

Om te voorkomen dat stof zich ophoopt op de lens of in de camera, plaatst u de lenskappen en de behuizingsdop van de camera terug wanneer de lens niet is bevestigd.

Lenzen en andere optionele accessoires

De camera kan gebruikt worden met lenzen en accessoires voor het FUJIFILM

X-bevestigingspunt.

O

Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht bij het bevestigen of verwijderen (verwisselen) van lenzen.

Controleer of er geen stof of andere vreemde materialen op de lenzen aanwezig is.

Verwissel lenzen niet in direct zonlicht of onder een heldere lichtbron.

Licht dat rechtstreeks in de binnenkant van de camera is gericht, kan storingen veroorzaken.

Bevestig de lensdoppen voordat lenzen worden verwisseld.

31

2

2

De batterij plaatsen

Plaats de batterij in de camera zoals hieronder beschreven.

1 Open de kap van het batterijvak.

Verschuif de vergrendeling van het batterijvak zoals aangeduid en open de kap van het batterijvak.

O •

Open de kap van het batterijvak niet wanneer de camera is ingeschakeld.

Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan beschadiging van fotobestanden of geheugenkaarten tot gevolg hebben.

Gebruik niet te veel kracht wanneer u de kap van het batterijvak opent of sluit.

2 Plaats de batterij zoals afgebeeld.

O •

Plaats de batterij in de aangegeven richting.

Oefen geen kracht uit of probeer niet de batterij achterstevoren of ondersteboven te plaatsen.

Controleer of de batterij stevig vastzit.

32

De batterij plaatsen

3 Sluit de kap van het batterijvak.

Sluit en vergrendel de kap.

O

Als de kap niet dicht kan, controleert u of de batterij in de juiste richting is geplaatst. Probeer de kap niet dicht te forceren.

De batterij verwijderen

Voordat u de batterij verwijdert,

schakelt u de camera uit

en opent u de kap van het batterijencompartiment.

Druk de batterijvergrendeling opzij en laat de batterij uit de camera glijden zoals getoond om de batterij te verwijderen.

2

O

De batterij kan warm worden bij gebruik in omgevingen met hoge temperaturen. Wees voorzichtig bij het verwijderen van de batterij.

33

2

Geheugenkaarten plaatsen

Foto’s worden opgeslagen op geheugenkaarten (afzonderlijk verkrijgbaar).

N

De camera kan worden gebruikt met twee kaarten, één in elk van de twee sleuven.

1 Open de kap van de geheugenkaartsleuf.

Ontgrendel en open de kap.

O

Open de kap van de geheugenkaartsleuf niet wanneer de camera is ingeschakeld. Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan beschadiging van fotobestanden of geheugenkaarten tot gevolg hebben.

2 Plaats de geheugenkaart.

Houd de kaart in de getoonde richting en schuif deze in het apparaat totdat deze aan de achterkant van de sleuf vastklikt. Sluit en vergrendel de afdekkap van de geheugenkaartsleuf.

O

Controleer of de kaart in de juiste richting is geplaatst; steek de kaart er niet onder een hoek in en oefen geen kracht uit.

34

Geheugenkaarten plaatsen

Geheugenkaarten verwijderen

Schakel de camera uit

en open de kap van de geheugenkaartsleuf voordat u geheugenkaarten verwijdert.

Druk op en ontgrendel de kaart om deze deels uit te werpen (druk op het midden van de kaart en ontgrendel deze langzaam zonder uw vinger van de kaart te halen om te voorkomen dat de kaart uit de sleuf valt). De kaart kan nu met de hand worden verwijderd.

Twee kaarten gebruiken

De camera kan worden gebruikt met twee kaarten, één in elk van de twee sleuven. Bij de standaardinstellingen worden foto’s alleen opgeslagen op de kaart in de tweede sleuf wanneer de kaart in de eerste sleuf vol is. Dit kan worden gewijzigd met

D

OPSLAAN SET-UP

 > x

INSTELLING KAARTSLEUF (

P

234)

.

De kaart gebruikt voor het opslaan van fi lms kan worden geselecteerd met

D

OPSLAAN SET-UP

 >

F

KAARTSLEUF (

P

235)

.

2

35

2

Geheugenkaarten plaatsen

Compatibele geheugenkaarten

De camera kan worden gebruikt met SD-, SDHC- en SDXC-geheugenkaarten. Zowel de UHS-I- en UHS-II-businterfaces worden ondersteund.

UHS-II-kaarten worden aanbevolen voor snelle burst-fotografi e.

Gebruik kaarten met een videosnelheidsklasse van V60 of hoger om fi lms op te nemen bij een bitsnelheid van 400 Mbps. Gebruik, om fi lms bij lagere bitsnelheden op te nemen, kaarten met een UHS-snelheidsklasse van 3 of hoger of een videosnelheidsklasse van V30 of hoger.

Een lijst met ondersteunde geheugenkaarten is beschikbaar op de

Fujifi lm-website. Bezoek voor meer informatie:

https://fujifilm-x.com/support/compatibility/

.

O •

Voorkom dat de camera wordt uitgeschakeld of dat de geheugenkaart wordt verwijderd terwijl de camera bezig is met het formatteren van de geheugenkaart of met het wegschrijven of wissen van gegevens.

Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan de kaart beschadigen.

Geheugenkaarten kunnen worden vergrendeld, zodat de kaart niet geformatteerd kan worden en er geen foto’s opgeslagen of gewist kunnen worden. Schakel de schrijfbeveiligingsschakelaar naar de ontgrendelde stand voordat u de geheugenkaart in de camera plaatst.

Geheugenkaarten zijn klein en kunnen ingeslikt worden; houd ze buiten het bereik van kinderen. Als een kind een geheugenkaart inslikt, moet u onmiddellijk medische hulp inroepen.

• miniSD- of microSD-adapters die groter of kleiner zijn dan geheugenkaarten, worden mogelijk niet normaal uitgeworpen. Breng de camera naar een erkend service center als dit gebeurt. Probeer de kaart niet met geweld uit de camera te halen.

Bevestig geen etiketten of andere voorwerpen op geheugenkaarten. Etiketten die losraken kunnen cameradefecten veroorzaken.

Bij sommige soorten geheugenkaarten kunnen fi lmopnamen onderbrekingen vertonen.

Door het formatteren van een geheugenkaart in de camera wordt een map aangemaakt waarin de foto’s worden opgeslagen. U mag deze map niet verwijderen of een andere naam geven. Ook mag u de fotobestanden in deze map niet bewerken, wissen of herbenoemen met behulp van een computer of ander apparaat. Gebruik altijd de camera om foto’s te verwijderen; kopieer bestanden naar een computer alvorens de bestanden te bewerken of hernoemen en bewerk of hernoem de kopieën, niet de originele bestanden. Het hernoemen van bestanden op de camera kan problemen veroorzaken tijdens het afspelen.

36

De batterij opladen

Bij levering is de batterij niet opgeladen. Schakel de camera uit en laad de batterij voor gebruik op. De camera laadt de interne batterij op.

O

Een NP-W235 oplaadbare batterij wordt meegeleverd met de camera.

Het opladen duurt ongeveer 180 minuten.

1 Sluit de plugadapter aan op de netspanningsadapter.

Sluit de plugadapter aan zoals aangegeven, en zorg ervoor dat die volledig op zijn plaats is ingestoken en klikt op de contactklemmen van de netspanningsadapter.

O •

De meegeleverde stekkeradapter is uitsluitend bedoeld voor gebruik met de AC-5VJnetstroomadapater. Gebruik de stekkeradapter niet met andere apparaten.

De vorm van de stekkeradapter verschilt afhankelijk van het land van verkoop.

2 Laad de batterij op.

Gebruik de bijgeleverde USB-kabel om de camera aan te sluiten op de bijgeleverde netspanningadapter. Steek de netstroomadapter vervolgens in een stopcontact.

2

O •

Sluit de kabel aan op de USB-aansluiting van de camera (Type-C).

Let op dat u de stekkers volledig in de aansluitingen steekt.

37

Oplaadstatus

Het indicatorlampje toont als volgt de laadstatus van de batterij:

2

Aan

Uit

Knippert

Batterij wordt opgeladen

Opladen voltooid

Batterij defect

O •

De meegeleverde netstroomadapter is compatibel met stroomvoorzieningen van 100 tot 240 V (voor overzees gebruik is een stekkeradapter vereist).

Gebruik de netstroomadapter of USB-kabel niet met andere apparaten, want dit kan een defect veroorzaken.

Bevestig geen etiketten of andere voorwerpen op de batterij. Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan het verwijderen van de batterij uit de camera onmogelijk maken.

Voorkom dat de batterijpolen worden kortgesloten. Anders kan de batterij oververhit raken.

Lees de voorzorgsmaatregeln in “De batterij en voedingsbron”.

Gebruik uitsluitend echte Fujifi lm oplaadbare batterijen die voor gebruik in deze camera goedgekeurd zijn. Anders kan de batterij en/of de batterijlader defect raken.

Probeer niet de labels van de batterij te halen of de behuizing te openen.

Een batterij die niet wordt gebruikt, verliest langzaam haar lading. Laad de batterij een of twee dagen vóór gebruik op.

Als de batterij niet kan opladen, heeft deze het einde van haar levensduur bereikt en moet deze worden vervangen.

Trek de stekker van de adapter uit het stopcontact wanneer de adapter niet in gebruik is.

Als de batterij lange tijd niet wordt opgeladen, kan het zijn dat de kwaliteit achteruitgaat of dat deze niet langer kan worden opgeladen. Laad de batterij regelmatig op.

Verwijder vuil van de batterijpolen met een schone, droge doek. Neemt u deze voorzorgsmaatregel niet in acht, dan kan de batterij mogelijk niet worden opgeladen.

Merk op dat de oplaadtijden toenemen bij lage temperaturen.

38

De batterij opladen

Opladen via de computer

De camera kan worden opgeladen via USB. Opladen via USB is beschikbaar met computers met een door de fabrikant erkend besturingssysteem en USB-interface.

Schakel de computer tijdens het opladen niet uit.

O •

De batterij laadt niet op terwijl de camera is ingeschakeld.

Om de batterij van de camera op te laden terwijl de camera aangesloten is op een computer, selecteer

AAN

voor D

VERBINDING INSTELLING

 >

INSTELLING USB-VOEDING

.

Sluit de meegeleverde USB-kabel aan.

Sluit de camera rechtstreeks aan op de computer; maak geen gebruik van een USB-hub of toetsenbord.

Het laden stopt zodra de computer naar de slaapstand gaat. Activeer, om het opladen te hervatten, de computer en koppel de USB-kabel los en weer aan.

Het opladen kan mogelijk niet worden ondersteund, afhankelijk van het computermodel, computerinstellingen en de huidige toestand van de computer.

Het opladen van de batterij duurt ongeveer 600 minuten met een laadinput van 5 V/500 mA.

N

Als de camera wordt ingeschakeld tijdens het opladen, zal het opladen worden beëindigd en in plaats daarvan zal de USB-aansluiting worden gebruikt om de camera te voeden. Het batterijniveau begint geleidelijk te dalen (

P

242).

De camera geeft een “externe stroombron”-pictogram weer wanneer de stroomvoorziening via USB verloopt.

39

2

De camera in- en uitschakelen

Gebruik de

ON/OFF

-schakelaar om de camera in en uit te schakelen.

Schuif de schakelaar naar

ON

om de camera in te schakelen, of naar

OFF

om de camera uit te schakelen.

2

O

Vingervlekken en vuil op de lens of de zoeker zijn van invloed op de kwaliteit van de foto’s of het zicht door de zoeker. Zorg dat de lens en de zoeker schoon blijven.

N •

Door op de a -knop te drukken tijdens het fotograferen, begint het afspelen.

Druk de ontspanknop half in om terug te keren naar de opnamemodus.

De camera wordt automatisch uitgeschakeld als er geen handelingen worden uitgevoerd gedurende de geselecteerde tijdsduur voor

D

STROOMBEHEER

 >

UITSCHAKELEN

. Druk de ontspanknop half in of draai de

ON/OFF

-schakelaar naar

OFF

en vervolgens weer naar

ON

om de camera opnieuw aan te zetten nadat deze automatisch werd uitgeschakeld.

40

Het batterijniveau controleren

Controleer het batterijniveau in het scherm na het inschakelen van de camera.

Het batterijniveau wordt als volgt weergegeven:

2

e f g h i i

(rood) j

(knippert rood)

Batterij is gedeeltelijk ontladen.

Batterij ongeveer 80% vol.

Batterij ongeveer 60% vol.

Batterij ongeveer 40% vol.

Batterij ongeveer 20% vol.

Batterij bijna leeg. Zo snel mogelijk opladen.

De batterij is leeg. Schakel de camera uit en laad de batterij op.

41

2

Basisinstellingen

Wanneer u de camera de eerste keer aanzet, kunt u een taal kiezen en de cameraklok instellen. Met standaardinstellingen kunt u ook de camera koppelen meteen smartphone of tablet zodat u later de klokken kunt synchroniseren of foto’s kunt downloaden. Volg de stappen hieronder wanneer u de camera de eerste keer aanzet.

N

Als u de camera aan een smartphone of tablet wilt koppelen, installeer en start de meest recente versie van de FUJIFILM Camera Remote-app op het apparaat alvorens u doorgaat. Voor meer informatie bezoekt u:

http://app.fujifilm-dsc.com/en/camera_remote/

1 Schakel de camera in.

Een taalkeuzedialoogvenster zal worden weergegeven.

2 Kies een taal.

Markeer een taal en druk op

MENU/OK

.

3 Koppel de camera aan de smartphone of tablet.

Druk op

MENU/OK

om de camera aan

KOPPELREGISTRATIE

een smartphone of tablet te koppelen

KOPPELEN MET SMARTPHONE?

die de FUJIFILM Camera Remote-app draait.

OVERDRACHT VAN BEELDEN OP

SMARTPHONE GEMAKKELIJK

DOOR KOPPELEN

N

Om het koppelen over te slaan, druk op

DISP/BACK

.

SCAN QR OF ZK NR "FUJIFILM

Camera Remote" APP OP NET

INSTELLEN OVERSLAAN HELP

42

Basisinstellingen

4 Controleer de tijd.

Wanneer de koppeling compleet is, wordt u aangespoord om de cameraklok in te stellen op de tijd die is gemeld door de smartphone of tablet.

Controleer of de tijd klopt.

KOPPELREGISTRATIE

KOPPLEN VOLTOOID

12/31/2020 12:10 AM

DATUM/TIJD VAN SMARTPHONE INSTELLEN?

OK ANNULEREN

N

Om de klok handmatig in te stellen, druk op

DISP/BACK

( P

44).

5 Synchroniseer de camera-instellingen met de instellingen die op uw smartphone of tablet geconfi gureerd zijn.

INSTELLNG SYNCHRONISEREN SMARTPHONE

UIT

LOCATIE&TIJD

LOCATIE

TIJD

INSTELLEN

N

De geselecteerde optie kan op elk gewenst moment worden gewijzigd met behulp van

D

VERBINDING INSTELLING

 >

Bluetooth

INSTELLINGEN

.

6 Stel de klok in.

Druk op

MENU/OK

om de cameraklok in te stellen op de tijd die gemeld is door de smartphone of tablet en verlaat de opnamemodus.

7 Formatteer de geheugenkaart (

P

206).

O

Nieuwe geheugenkaarten moeten vóór het eerste gebruik worden geformatteerd en alle geheugenkaarten die in een computer of ander apparaat zijn gebruikt, moeten ook weer worden geformatteerd.

N

Als er gedurende langere tijd geen batterij in de camera zit, wordt de cameraklok teruggezet en wordt het taalkeuzevenster weergegeven wanneer de camera wordt ingeschakeld.

De huidige stap overslaan

Als u een stap overslaat, wordt een bevestigingsvenster weergegeven; selecteer

NEE

om te voorkomen dat u stappen herhaalt die u oversloeg de volgende keer dat u de camera aanzet.

2

43

2

Basisinstellingen

Een andere taal kiezen

Om de taal te wijzigen:

1 Geef taalopties weer.

Selecteer D

GEBRUIKERSINSTELLINGEN

 > Q a

.

2 Kies een taal.

Markeer de gewenste optie en druk op

MENU/OK

.

De tijd en datum veranderen

Om de cameraklok in te stellen:

1 Geef DATUM/TIJD -opties weer.

Selecteer

D

GEBRUIKERSINSTELLINGEN

 >

DATUM/TIJD

.

2

Stel de klok in.

Druk de keuzeknop naar links of rechts om het jaar, de maand, de dag, het uur of de minuten te selecteren en druk omhoog of omlaag om de instelling te wijzigen. Druk op

MENU/OK

om de klok in te stellen.

44

Basisfotografi e en afspelen

45

3

Fotograferen (modus P)

Deze sectie beschrijft hoe u foto’s kunt maken met programma AE (modus

P

). Raadpleeg pagina 60–67 voor

meer informatie over

S

-,

A

- en

M

-modi.

1 Pas de instellingen aan voor programma AE.

46

A

Sluitertijd

B

Gevoeligheid

C

Drive-modus

D

Scherpstelmodus

E

Diafragma

F

STILL/MOVIE standknop

A

(auto)

A

(auto)

S

(enkel beeld)

S

(enkelvoudige AF)

A

(auto)

STILL

O

Om de sluitertijd- en gevoeligheidsschijven te gebruiken, drukt u op de schijfontgrendeling en draait u de schijf naar de gewenste instelling.

60

80

7

69

60

6

2 Controleer de opnamemodus.

Bevestig dat

P

verschijnt in het scherm.

3 Maak de camera gereed.

Houd met beide handen de camera stevig vast en laat uw ellebogen rusten tegen uw zij. Trillende of onvaste handen kunnen uw foto’s wazig maken.

Houd uw vingers en andere voorwerpen uit de buurt van de lens en

AF-hulpverlichting om onscherpe of te donkere (onderbelichte) foto’s te voorkomen.

4 Zet de foto in een kader.

Lenzen met zoomringen

Gebruik de zoomring om de foto in het scherm te kaderen. Draai de ring naar links om uit te zoomen, naar rechts om in te zoomen.

Fotograferen (modus P)

A

3

47

5 Stel scherp.

Houd de ontspanknop half ingedrukt om scherp te stellen.

Fotograferen (modus P)

3

Scherpstelindicator

Scherpstelkader

Als de camera kan scherpstellen

, zullen het scherpstelframe en de scherpstelindicator groen oplichten.

Als de camera niet in staat is om scherp te stellen

, wordt het scherpstelkader rood, wordt s weergegeven en zal de scherpstelindicator wit knipperen.

N •

Als het onderwerp slecht belicht is, gaat de AF-hulpverlichting mogelijk branden om te assisteren bij de scherpstelbewerking.

Scherpstelling en belichting vergrendelen wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt. De scherpstelling en belichting worden vergrendeld zolang u de knop in deze positie blijft (AF/

AE-vergrendeling).

De camera stelt scherp op onderwerpen op elke afstand in het macro- en standaardscherpstelbereik voor het objectief.

6

Neem een foto.

Druk de ontspanknop rustig en volledig in om de foto te maken.

48

Foto’s bekijken

U kunt foto’s in de zoeker of op het LCD-scherm bekijken.

Druk op a

om de foto’s beeldvullend te bekijken.

100-0001

Extra foto’s kunnen bekeken worden door de keuzeknop naar links of rechts te drukken of door aan de voorste commandoschijf te draaien. Druk de keuzeknop naar rechts of draai de schijf naar rechts om foto’s in de vastgelegde volgorde te bekijken en naar links om foto’s in omgekeerde volgorde te bekijken.

Houd de keuzeknop ingedrukt om snel naar de gewenste foto te bladeren.

N

Foto’s gemaakt met andere camera’s worden gemarkeerd met een m

 (“geschenkbeeld”)-pictogram om aan te duiden dat deze misschien niet correct worden weergegeven en dat mogelijk de zoomweergave niet beschikbaar is.

Twee geheugenkaarten

Als er twee geheugenkaarten zijn geplaatst, kunt u de a -knop ingedrukt houden om een kaart voor het afspelen te kiezen. U kunt ook een kaart selecteren met behulp van de optie

C

MENU VOOR HERBEKIJKEN

 >

WISSELSLEUF

.

3

49

3

Foto’s wissen

Gebruik de b

-knop om foto’s te wissen.

O

Gewiste foto’s kunnen niet worden teruggehaald. Bescherm belangrijke foto’s of kopieer deze naar een computer of ander opslagapparaat voordat u verder gaat.

1

Druk, als een afbeelding in volledig scherm wordt weergegeven, op de b

-knop en selecteer

ENKELE FOTO

.

WISSEN

ENKELE FOTO

GEKOZEN VELDEN

ALLE FOTO'S

2

Druk de keuzeknop naar links of rechts om door de foto’s te bladeren en druk op

MENU/OK

om te wissen (een bevestigingsvenster wordt niet weergegeven). Herhaal dit om extra foto’s te wissen.

N •

Beveiligde foto’s kunnen niet worden gewist. Verwijder de beveiliging van foto's die u wilt wissen ( P

192).

Foto’s kunnen ook via de menu’s worden gewist met behulp van de optie C

MENU VOOR HERBEKIJKEN

 >

WISSEN

( P

188).

50

Films opnemen en afspelen

51

Films opnemen

Deze sectie beschrijft hoe fi lms op te nemen in de automatische modus.

1

Pas de instellingen aan voor programma AE.

4

52

A

Sluitertijd

B

Gevoeligheid

C

Scherpstelmodus

D

Diafragma

E

STILL/MOVIE standknop

A

(auto)

A

(auto)

C

(AF-C)

A

(auto)

MOVIE

O

Om de sluitertijd- en gevoeligheidsschijven te gebruiken, drukt u op de schijfontgrendeling en draait u de schijf naar de gewenste instelling.

60

80

69

60

6

N

Deze instellingen kunnen ook worden aangepast met aanraakbedieningen ( P

26).

Films opnemen

2

Druk op de ontspanknop om de opname te starten. Een opname-indicator (

V

) en de resterende tijd worden weergegeven terwijl de opname bezig is.

3

Druk nogmaals op de knop om de opname te beëindigen. De opname eindigt automatisch wanneer de maximale lengte is bereikt of de geheugenkaart vol is.

Een Externe Microfoon Gebruiken

Er kan geluid worden opgenomen met externe microfoons met een aansluiting van 3,5 mm in doorsnede; microfoons die netstroom nodig hebben kunnen niet worden gebruikt. Raadpleeg de microfoonhandleiding voor meer informatie.

4

O •

Geluid wordt opgenomen via de ingebouwde microfoon of een optionele externe microfoon. Bedek de microfoon niet tijdens de opname.

Houd er rekening mee dat de microfoon mogelijk ook geluiden van de lens of andere camerageluiden oppikt tijdens het opnemen.

In fi lms met zeer heldere onderwerpen kunnen verticale of horizontale strepen verschijnen. Dit is normaal en duidt niet op een defect.

N

Als u tijdens het opnemen audio met een hoofdtelefoon wilt beluitsteren, moet u de USB-connector met de meegeleverde hoofdtelefoonadapter omzetten in een audio-aansluiting. De optionele VG-XT4 verticale batterijgreep is ook uitgerust met een hoofdtelefoonaansluiting.

53

4

Filminstellingen aanpassen

Als u op

MENU/OK

drukt wanneer de standknop

STILL

/

MOVIE

naar

MOVIE

wordt gedraaid, wordt het fi lmmenu weergegeven.

Beeldformaat en -snelheid kunnen worden geselecteerd met behulp van B

FILMINSTELLINGEN

 >

FILMMODUS

.

Om de kaart te kiezen die wordt gebruikt voor het opslaan van fi lms, gebruikt u D

OPSLAAN SET-UP

 > F

KAARTSLEUF

.

De scherpstelmodus kan worden geselecteerd met de keuzeknop voor de scherpstelmodus; selecteer voor continue scherpstelaanpassing

C

, of kies

S

en schakel Intelligente gezichtsdetectie in. Intelligente gezichtsdetectie is niet beschikbaar in de scherpstelmodus

M

.

Scherptediepte

Kies lage f-waarden om achtergronddetails zachter te maken.

54

Films opnemen

N •

Het indicatorlampje brandt terwijl de opname wordt uitgevoerd (de optie

B

FILMINSTELLINGEN

 >

CONTROLELAMPJE

kan worden gebruikt om het lampje—indicator of AF-hulpverlichting—te kiezen dat brandt tijdens fi lmopnamen en of het lampje knippert of blijft branden). Tijdens het opnemen kunt u de belichtingscompensatie veranderen met maximaal ±2 EV en de zoom aanpassen met behulp van de zoomring op de lens (indien beschikbaar).

Als de lens met een modusschakelaar voor het diafragma is uitgerust, selecteer dan de diafragmafunctie voordat u begint met de opname. Als er een andere optie dan

A

is geselecteerd, kunnen de sluitertijd en het diafragma worden aangepast terwijl de opname bezig is.

Terwijl de opname bezig is, kunt u het volgende doen:

-

Pas gevoeligheid aan

-

Stel opnieuw scherp met behulp van één van de volgende methoden:

Houd de ontspanknop half ingedrukt

Druk op een functieknop waaraan

AF-AAN

is toegewezen

Gebruik touchschreen-bedieningen

-

Toon een histogram of kunstmatige horizon door op de knop te drukken waaraan

HISTOGRAM

o

ELEKTR. WATERPAS

is toegewezen

Opnemen is mogelijk niet beschikbaar bij bepaalde instellingen, terwijl in andere gevallen de instellingen mogelijk niet van toepassing zijn tijdens de opname.

Selecteer, om het scherpstelveld te kiezen voor fi lmopnamen,

G

AF/MF INSTELLINGEN

 >

SCHERPSTELGEBIED

en gebruik de scherpstelstick (scherpstelhendel) en achterste commandoschijf (

P

73).

4

55

Films bekijken

Bekijk fi lms op de camera.

Tijdens het afspelen in volledig scherm worden fi lms aangeduid door een

W

-pictogram. Druk de selectieknop in om het afspelen van de fi lm te starten.

12/31/2020 12:10 AM

+1.0

12800

Tijdens het afspelen van een fi lm zijn de volgende handelingen mogelijk:

4

e f gh

((

x

)) ((

y

))

— Afspelen stoppen

Afspelen starten Afspelen pauzeren Afspelen starten/hervatten

Bekijk andere foto’s Snelheid aanpassen

Enkel beeld terugspoelen/ vooruitspoelen

De voortgang wordt tijdens het afspelen op het scherm weergegeven.

O

Dek de luidspreker niet af tijdens het afspelen.

29m59s

STOP PAUZE

56

Films bekijken

N •

Druk op

MENU/OK

om het afspelen te pauzeren en volumeregelaar te weergeven. Druk op de selectieknop omhoog of omlaag om het volume aan te passen; druk nogmaals op

MENU/OK

om het afspelen te hervatten. Het volume kan tevens worden aangepast met behulp van

D

GELUID SET-UP

 >

AFSPEEL VOLUME

.

Als u audio met een hoofdtelefoon wilt beluitsteren, moet u de

USB-connector met de meegeleverde hoofdtelefoonadapter omzetten in een audio-aansluiting. De optionele VG-XT4 verticale batterijgreep is ook uitgerust met een hoofdtelefoonaansluiting.

Afspeelsnelheid

Druk de keuzeknop naar links of rechts om de afspeelsnelheid tijdens het afspelen aan te passen.

De snelheid wordt aangeduid door het aantal pijltjes ( M of N ).

29m59s

Pijltjes

4

57

MEMO

58

Foto’s maken

59

P-, S-, A- en M-modi

P-

,

S-

,

A-

en

M

-modi bieden u verschillende controleniveaus over sluitertijd en diafragma.

Modus P: Programma AE

Laat de camera de sluitertijd en het diafragma kiezen voor optimale belichting. Andere waarden die dezelfde belichting produceren kunnen worden geselecteerd met programmaverschuiving.

5

A

Sluitertijd

B

Diafragma

A

(auto)

A

(auto)

Bevestig dat

P

verschijnt in het scherm.

O

Als het onderwerp zich buiten het lichtmeterbereik van de camera bevindt, worden de sluitertijd en het diafragma weergegeven als “– – –”.

Druk de schijfontgrendeling in en draai de schijf naar de gewenste instelling om de sluitertijdschijf te gebruiken.

60

P-, S-, A- en M-modi

Programmaverschuiving

Indien u dit wenst, kunt u aan de achterste commandoschijf draaien om andere sluitertijd- en diafragmacombinaties te selecteren, zonder de belichting te wijzigen (programmaverschuiving).

Diafragma

Sluitertijd

O

Programmaverschuiving is niet beschikbaar in één van de volgende omstandigheden:

Met fl itsers die TTL auto ondersteunen

Wanneer een automatische optie is geselecteerd voor

H

INSTELLINGEN

BEELDKWALITEIT

 >

DYNAMISCH BEREIK

In fi lmmodus

N

Om programmaverschuiving te annuleren, schakelt u de camera uit.

5

61

Modus S: Sluiterprioriteit AE

Kies een sluitertijd en laat de camera het diafragma aanpassen voor optimale belichting.

5

A

Sluitertijd

B

Diafragma

Door gebruiker geselecteerd

A

(auto)

Bevestig dat

S

verschijnt in het scherm.

O •

Als de juiste belichting niet kan worden bereikt bij de geselecteerde sluitertijd, wordt het diafragma in het rood weergegeven.

Als het onderwerp zich buiten het lichtmeterbereik van de camera bevindt, wordt het diafragma weergegeven als “– – –”.

Druk de schijfontgrendeling in en draai de schijf naar de gewenste instelling om de sluitertijdschijf te gebruiken.

N •

De sluitertijd kan ook worden aangepast in stappen van 1⁄3 EV door aan de achterste commandoschijf te draaien.

De sluitertijd kan zelfs worden aangepast terwijl de ontspanknop half wordt ingedrukt.

62

P-, S-, A- en M-modi

Tijd (T)

Kies een sluitertijd van

T

 (tijd) voor lange tijdopnamen. Gebruik van een statief wordt aanbevolen om bewegen van de camera tijdens het belichten te voorkomen.

1

Stel de sluitertijd in op

T

.

2

Draai aan de achterste commandoschijf om een sluitertijd te kiezen.

3

Druk de ontspanknop volledig in om een foto te maken met de geselecteerde sluitertijd. Bij snelheden van 1 sec. of langzamer wordt een afteltimer weergegeven terwijl de belichting in uitvoering is.

N

Om “ruis” (spikkels) te voorkomen bij langdurige belichtingen, selecteert u

AAN

voor

H

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

 >

L BEL. RO

. Let erop dat de tijd die nodig is om de afbeelding vast te leggen na het fotograferen hierdoor langer kan worden.

5

63

Lamp (B)

Kies een sluitertijd van

B

(lamp) voor langdurige belichtingen waarin u de sluiter handmatig opent en sluit. Gebruik van een statief wordt aanbevolen om bewegen van de camera tijdens het belichten te voorkomen.

1

Stel de sluitertijd in op

B

.

5

2

Druk de ontspanknop volledig in. De sluiter kan tot 60 minuten lang openblijven zolang de ontspanknop wordt ingedrukt; het scherm toont de tijd die verstreken is sinds de belichting begon.

N •

Door een diafragma van

A

te selecteren, wordt de sluitertijd ingesteld op 30 sec.

Om “ruis” (spikkels) te voorkomen bij langdurige belichtingen, selecteert u

AAN

voor H

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

 >

L BEL. RO

. Let erop dat de tijd die nodig is om de afbeelding vast te leggen na het fotograferen hierdoor langer kan worden.

Een afstandsontspanner gebruiken

Een afstandsontspanner kan gebruikt worden voor langdurige belichting. Gebruikt u een optionele RR-100 afstandsontspanner of een elektronische ontspanner van een ander merk, sluit deze dan op de aansluiting van de afstandsontspanner aan.

64

P-, S-, A- en M-modi

Modus A: Diafragmaprioriteit AE

Kies een diafragma en laat de camera de sluitertijd aanpassen voor optimale belichting.

A

Sluitertijd

B

Diafragma

A

(auto)

Door gebruiker geselecteerd

Bevestig dat

A

verschijnt in het scherm.

O •

Als de juiste belichting niet kan worden bereikt bij het geselecteerde diafragma, wordt de sluitertijd in het rood weergegeven.

Als het onderwerp zich buiten het lichtmeterbereik van de camera bevindt, wordt de sluitertijd weergegeven als “– – –”.

Druk de schijfontgrendeling in en draai de schijf naar de gewenste instelling om de sluitertijdschijf te gebruiken.

N •

Draai aan de lensdiafragmaring om het diafragma aan te passen.

Het diafragma kan zelfs worden aangepast wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.

Voorbeeld scherptediepte bekijken

Als

VOORB DIEPTESCH

is toegewezen aan een functietoets, wordt een

L

-pictogram weergegeven door op de knop te drukken en wordt de diafragma gestopt tot de geselecteerde instelling waardoor de scherptediepte kan worden bekeken op het scherm (

P

256).

5

65

Modus M: Handmatige belichting

In handmatige modus regelt de gebruiker zowel sluitertijd als diafragma. Opnamen kunnen opzettelijk worden overbelicht

(helderder) of onderbelicht (donkerder) en biedt daardoor een verscheidenheid aan individuele creatieve uitingen. De hoeveelheid waarmee de foto onder- of overbelicht zou zijn bij de huidige instellingen wordt getoond door de belichtingsindicator; stel de sluitertijd en het diafragma bij totdat de gewenste belichting wordt bereikt.

5

A

Sluitertijd

B

Diafragma

Door gebruiker geselecteerd

Door gebruiker geselecteerd

Bevestig dat

M

verschijnt in het scherm.

O

Om de sluitertijdschijf te gebruiken, drukt u op de schijfontgrendeling en draait u de schijf naar de gewenste instelling.

N •

Draai aan de lensdiafragmaring om het diafragma aan te passen.

De sluitertijd kan worden aangepast in stappen van 1⁄3 EV door aan de achterste commandoschijf te draaien.

66

P-, S-, A- en M-modi

Belichtingsvoorbeeld

Om de belichting als voorbeeld op het LCD-scherm te bekijken, selecteert u een optie anders dan

UIT

voor

D

SCHERM SET-UP

 >

PRVW BELICH/

WITBALANS HANDM. MODUS

.

N

Selecteer

UIT

bij gebruik van de fl itser of in andere situaties waarin de belichting mogelijk kan veranderen wanneer de foto wordt gemaakt.

5

67

Automatische scherpstelling

Maak foto’s met behulp van automatisch scherpstellen.

1

Draai de scherpstelmoduskeuzeknop naar

S

of

C

(

P

69).

2

Kies een scherpstelling ( P

71).

3

Kies de positie en grootte van het scherpstelkader (

P

73).

5

4

Maak foto’s.

68

Scherpstelmodus

Gebruik de scherpstelmoduskeuzeknop om te kiezen hoe de camera scherpstelt.

Automatische scherpstelling

Kies uit de volgende opties:

S

(AF-S)

C

(AF-C)

M

(handmatig)

Enkelvoudige AF

: De scherpstelling blijft vergrendeld terwijl de ontspanknop half wordt ingedrukt.

Kies dit voor stilstaande onderwerpen.

Continue AF

: Scherpstelling wordt continu aangepast volgens de veranderingen in de afstand tot het onderwerp terwijl de ontspanknop half wordt ingedrukt. Gebruik dit voor bewegende onderwerpen.

Handmatig

: Stel handmatig scherp met de scherpstelring van de lens.

Kies voor handmatige bediening van de scherpstelling of in situaties waarbij de camera niet kan scherpstellen met automatische scherpstelling ( P

76).

N •

Ongeacht de geselecteerde optie wordt handmatige scherpstelling gebruikt als de lens in de handmatige scherpstelmodus staat.

Als

AAN

is geselecteerd voor G

AF/MF INSTELLINGEN

 >

PRE-AF

, zal de scherpstelling continu worden aangepast in modi

S

en

C

, zelfs als de ontspanknop niet wordt ingedrukt.

5

69

5

De scherpstelindicator

De scherpstelstatus wordt weergegeven door de scherpstelindicator.

( ) z (licht groen op)

Camera stelt scherp.

Onderwerp scherp in beeld; scherpstelling vergrendeld (scherpstelmodus

S

).

( z

) (licht groen op)

Onderwerp scherp in beeld

(scherpstelmodus

C

). De scherpstelling wordt automatisch aangepast voor wijzigingen in de afstand tot het onderwerp.

A

(knippert wit) Camera kan niet scherpstellen.

j

Handmatige scherpstelling

(scherpstelmodus

M

).

Scherpstelindicator

70

Automatische scherpstelling

Automatische scherpstellingsopties (AF-Modus)

Kies hoe de camera scherpstelt in modi

S

en

C

.

1

Druk op

MENU/OK

en ga naar het opnamemenu.

2

Selecteer G

AF/MF INSTELLINGEN

 >

SCHERPSTELLING

.

3

Kies een scherpstelling.

Hoe de camera scherpstelt is afhankelijk van de scherpstelmodus.

r

ENKEL PUNT

Camera stelt scherp op onderwerp in geselecteerde scherpstelpunt.

Gebruik deze optie om scherp te stellen op geselecteerd onderwerp.

y

ZONE

Camera stelt scherp op onderwerp in geselecteerde scherpstelzone.

Scherpstelzones bevatten meerdere scherpstelpunten, waardoor het gemakkelijker wordt om scherp te stellen op bewegende onderwerpen.

z

GROOTHOEK

Camera stelt automatisch scherp op onderwerpen met hoog contrast; weergave toont gebieden die zijn scherpgesteld.

j

ALLE

Draai aan de achterste commandoschijf in de selectieweergave van het scherpstelpunt ( P

73, 74) om in deze volgorde

door de AF-modi te roteren: r

ENKEL PUNT

, y

ZONE

, en z

GROOTHOEK

.

5

71

r

ENKEL PUNT

Scherpstelling volgt onderwerp bij geselecteerde scherpstelpunt.

Gebruik dit voor onderwerpen die zich naar de camera toe of van de camera weg bewegen.

y

ZONE

Scherpstelling volgt onderwerp in geselecteerde scherpstelgebied.

Gebruik dit voor onderwerpen die vrij voorspelbaar bewegen.

5

z

TRACKING

Scherpstelling volgt onderwerpen die door een breed gebied van het kader bewegen.

j

ALLE

Draai aan de achterste commandoschijf in de selectieweergave van het scherpstelpunt (

P

73, 74) om in deze volgorde

door de AF-modi te roteren: r

ENKEL PUNT

, y

ZONE

, en z

TRACKING

.

72

Automatische scherpstelling

Scherpstelpuntselectie

Kies het scherpstelpunt voor autofocus.

De scherpstelpuntweergave bekijken

1

Druk op

MENU/OK

en ga naar het opnamemenu.

2

Selecteer G

AF/MF INSTELLINGEN

 >

SCHERPSTELGEBIED

om de scherpstelpuntweergave te bekijken.

3

Gebruik de scherpstellingstok (scherpstelhendel) en achterste commandoschijf om een scherpstelgebied te kiezen.

N

Het scherpstelpunt kan ook geselecteerd worden met touch controls (

P

24).

Een scherpstelpunt selecteren

Gebruik de scherpstellingstok (scherpstelhendel) om het scherpstelpunt te kiezen en de achterste commandoschijf om de grootte van het scherpstelkader te kiezen. De procedure varieert afhankelijk van de optie die is geselecteerd voor Scherpstelling.

5

Selecteer scherpstelpunt

Selecteer middelste scherpstelpunt

Kies uit 6 kadergroottes

Kies uit 3 kadergroottes

Herstel oorspronkelijke grootte

73

De scherpstelpuntweergave

De scherpstelpuntweergave verschilt volgens de optie geselecteerd voor Scherpstelling.

N

Scherpstelkaders worden getoond door kleine vierkantjes (

), scherpstelgebieden door grote vierkanten.

r

ENKEL PUNT

y

ZONE

z

GROOTHOEK/TRACKING

5

Het aantal beschikbare punten kan worden geselecteerd met behulp van G

AF/MF

INSTELLINGEN

 >

AANTAL

FOCUSPUNTEN

.

Kies uit zones met 7 × 7,

5 × 5 of 3 × 3 scherpstelpunten.

Plaats het scherpstelkader over het onderwerp dat u wilt volgen.

Automatische scherpstelling

Hoewel de camera is uitgerust met een uiterst nauwkeurig automatisch scherpstellingssysteem, is het mogelijk dat er niet kan worden scherpgesteld op onderstaande onderwerpen.

Zeer glimmende onderwerpen, zoals spiegels of auto’s.

Onderwerpen die zich achter een raam of andere refl ecterende voorwerpen bevinden.

Donkere onderwerpen en onderwerpen die licht absorberen in plaats van refl ecteren, zoals haar of vacht.

Niet tastbare onderwerpen, zoals rook of vuur.

Onderwerpen die vrijwel niet contrasteren met de achtergrond.

Onderwerpen die zich voor of achter een contrastrijk voorwerp bevinden dat eveneens in het scherpstelkader valt (bijvoorbeeld een onderwerp tegen een achtergrond met zeer contrasterende elementen).

74

Scherpstelling controleren

Om in te zoomen op het huidige scherpstelgebied voor nauwkeurige scherpstelling, drukt u op het midden van de achterste commandoschijf.

Gebruik de scherpstelstick (scherpstelhendel) om een ander scherpstelveld te kiezen. Druk op het midden van de achterste commandoschijf om inzoomen te annuleren.

Automatische scherpstelling

Normale weergave Scherpstelzoom

N •

In scherpstelmodus

S

kan zoom worden aangepast door aan de achterste instelschijf te draaien.

De scherpstelstick kan worden gebruikt om het scherpstelgebied te selecteren terwijl zoom in werking is.

Selecteer in scherpstelmodus

S

en dan r

ENKEL PUNT

voor

SCHERPSTELLING

.

Scherpstelzoom is niet beschikbaar in de scherpstelmodus

C

of wanneer

G

AF/MF INSTELLINGEN

 >

PRE-AF

is ingeschakeld.

Gebruik

D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

FUNCTIE-INS. (Fn)

om de functie te veranderen die door het midden van de achterste instelschijf wordt uitgevoerd. U kunt ook de standaardfunctie aan andere regelaars toevoegen (

P

256).

5

75

Handmatige scherpstelling

Pas de scherpstelling handmatig aan.

1

Draai de scherpstelmoduskeuzeknop naar

M

.

j

verschijnt in het scherm.

5

2

Stel handmatig scherp met de scherpstelring van de lens. Draai de ring naar links om de scherpstelafstand te verkleinen, naar rechts om deze te vergroten.

A

3

Maak foto’s.

N

Gebruik D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

SCHERPSTELRING

om de draairichting van de scherpstelring om te draaien.

Ongeacht de geselecteerde optie wordt handmatige scherpstelling gebruikt als de lens in de handmatige scherpstelmodus staat.

76

Handmatige scherpstelling

Snelle scherpstelling

Om automatische scherpstelling te gebruiken om scherp te stellen op een onderwerp in het geselecteerde scherpstelgebied, drukt u op de knop waaraan scherpstelvergrendeling of

AF-AAN

is toegewezen (de grootte van het scherpstelgebied kan worden gekozen met de achterste commandoschijf ).

In handmatige scherpstelmodus kunt u met deze functie snel scherpstellen op een gekozen onderwerp met behulp van enkelvoudige of doorlopende AF volgens de optie die is gekozen voor G

AF/MF INSTELLINGEN

 > x F

.

5

77

5

Scherpstelling controleren

Verscheidene opties zijn beschikbaar voor het controleren van scherpstelling in de handmatige scherpstelmodus.

De handmatige scherpstelindicator

De handmatige scherpstelindicator geeft aan hoe dicht de scherpstelafstand bij de afstand tot het onderwerp in de scherpstelhaakjes ligt. De witte lijn duidt de afstand tot het onderwerp in het scherpstelgebied aan (in meters of feet overeenkomstig de optie geselecteerd voor D

SCHERM SET-UP

 > x F in het instellingenmenu), de blauwe balk de scherptediepte, of met andere woorden de afstand voor of achter het onderwerp dat scherp in beeld lijkt te zijn.

Scherpstelafstand

(witte lijn)

Scherptediepte

N •

Als zowel

AF-AFSTANDSINDICATOR

als

MF-AFSTANDSINDICATOR

is geselecteerd in het D

SCHERM SET-UP

 >

DISP. INST. OP MAAT

-lijst, dan kan de handmatige scherpstelindicator ook worden bekeken met behulp van de scherptediepte-indicator in het standaardscherm. Gebruik de

DISP/BACK

-knop om standaardindicators weer te geven.

Gebruik de

G

AF/MF INSTELLINGEN

 >

SCHERPTEDIEPTESCHAAL

optie om te kiezen hoe diepte van het veld wordt weergegeven. Kies

BASIS FILMFORMAAT

om u te helpen praktische evaluaties van de scherptediepte te maken voor foto’s die worden gezien als prenten en dergelijke, en kies

PIXELBASIS

om u te helpen scherptediepte te beoordelen voor foto’s die met hoge resoluties zullen worden bekeken op computers of andere elektronische beeldschermen.

78

Handmatige scherpstelling

Scherpstelzoom

Als

AAN

is geselecteerd voor

G

AF/MF INSTELLINGEN

 >

SCHERPSTELLOEP

, zal de camera automatisch inzoomen op het geselecteerde scherpstelgebied als aan de scherpstelring wordt gedraaid ( P

73). Druk op het midden van de achterste com-

mandoschijf om zoom te verlaten.

N •

Gebruik de scherpstelstick (scherpstelhendel) om een ander scherpstelveld te kiezen.

Als

STANDAARD

of

FOCUS PIEK HIGHLIGHT

is geselecteerd voor

G

AF/MF

INSTELLINGEN

 >

HF ASSISTENTIE

, kan zoom worden aangepast door aan de achterste instelschijf te draaien. Zoom kan niet worden aangepast wanneer

DIGITAAL SPLITSEN BEELD

of

DIGITALE MICROPRISMA

is geselecteerd.

HF-assistentie

Gebruik

G

AF/MF INSTELLINGEN

 >

HF ASSISTENTIE

om een scherpstelcontrole-optie te kiezen.

N

Het

HF ASSISTENTIE

-menu kan worden weergegeven door het midden van de achterste commandoschijf ingedrukt te houden.

De volgende opties zijn beschikbaar:

DIGITAAL SPLITSEN BEELD

: Geeft een gesplitste afbeelding in het midden van het beeld weer. Kader het onderwerp in het gesplitste beeldveld in en draai aan de scherpstelring totdat de vier delen van het gesplitste beeld juist zijn uitgelijnd.

DIGITALE MICROPRISMA

: Een raster met de nadruk op onscherpte wordt weergegeven wanneer het onderwerp niet scherp in beeld is en verdwijnt om te worden vervangen door een scherp beeld wanneer het onderwerp scherp in beeld is.

FOCUS PIEK HIGHLIGHT

: Markeert contrastrijke contouren. Draai aan de scherpstelring totdat het onderwerp is gemarkeerd.

5

79

Gevoeligheid

Pas de gevoeligheid van de camera voor licht aan.

Druk op de ontgrendeling van de gevoeligheidsschijf, draai de schijf naar de gewenste instelling en druk opnieuw op de ontgrendeling om de schijf op zijn plaats te vergrendelen.

5

A

(auto)

C

(commando)

160–12800

Gevoeligheid wordt automatisch aangepast aan opnameomstandigheden volgens de gekozen optie voor

A

OPNAME-INSTELLINGEN

 >

ISO AUTOM.INSTELLING

.

Kies uit

AUTO1

,

AUTO2

en

AUTO3

.

Draai aan de voorste instelschijf om te kiezen uit

AUTO1

,

AUTO2

,

AUTO3

en waarden van 80 tot 51200. Dit bereik omvat “uitgebreide” waarden van 80 tot 125, 25600 en 51200. Houd er rekening mee dat door “uitgebreide” waarden het dynamisch bereik kan verminderen of vlekken kunnen vermeerderen.

Pas gevoeligheid handmatig aan. Geselecteerde waarde wordt in het scherm weergegeven.

Gevoeligheid aanpassen

Hoge waarden kunnen worden gebruikt om beelden minder wazig te maken als er weinig verlichting is, terwijl lagere waarden zorgen voor langere sluitertijden of een wijdere opening van het diafragma bij fel licht. Let erop dat spikkels kunnen verschijnen in foto’s met een hoge gevoeligheid.

80

Gevoeligheid

Automatische gevoeligheid (A)

Gebruik A

OPNAME-INSTELLINGEN

 >

ISO AUTOM.INSTELLING.

om de basisgevoeligheid, maximale gevoeligheid en minimale sluitertijd voor de

A

-positie op de gevoeligheidsschijf te kiezen.

Instellingen voor

AUTO1

,

AUTO2

en

AUTO3

kunnen afzonderlijk worden opgeslagen; de standaardinstellingen worden hieronder getoond.

BASISINSTEL. GEVOELIGHEID

MAX. GEVOELIGHEID

MIN. SLUITERSNELH

160–12800

400–12800

⁄–¼  SEC, AUTO

AUTO1 AUTO2 AUTO3

800

160

1600

AUTO

3200

De camera kiest automatisch een gevoeligheid tussen de standaard- en maximumwaarden; gevoeligheid wordt alleen verhoogd boven de standaardwaarde als de vereiste sluitertijd voor optimale belichting langer zou zijn dan de waarde geselecteerd voor

MIN. SLUITERSNELH

.

N •

Als de waarde geselecteerd voor

BASISINSTEL. GEVOELIGHEID

hoger is dan de waarde geselecteerd voor

MAX. GEVOELIGHEID

, wordt

BASISINSTEL. GEVOELIGHEID

ingesteld op de waarde geselecteerd voor

MAX. GEVOELIGHEID

.

De camera selecteert mogelijk sluitertijden die langer zijn dan

MIN.

SLUITERSNELH

als foto’s nog steeds onderbelicht zouden zijn bij de waarde geselecteerd voor

MAX. GEVOELIGHEID

.

Als

AUTO

is geselecteerd voor

MIN. SLUITERSNELH

, de camera kiest automatisch een minimale sluitertijd die ongeveer gelijk is aan de inversie van de lensbrandpuntafstand in seconden (bijvoorbeeld, als de lens een brandpuntafstand van 50 mm heeft, kiest de camera een minimale sluitertijd in de buurt van 1⁄50 sec.). De minimale sluitertijd wordt niet beïnvloed door de optie geselecteerd voor beeldstabilisatie.

5

81

Lichtmeting

Kies hoe de camera de belichting meet.

A

OPNAME-INSTELLINGEN

 >

LICHTMEETSYSTEEM

biedt een keuze uit de volgende lichtmetingsopties:

O

De geselecteerde optie treedt alleen in werking wanneer G

AF/MF

INSTELLINGEN

 >

INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.

op

UIT

staat.

5

o

(meervoudig) v

(spot) w

(gemiddeld)

De camera bepaalt de belichting direct op basis van een analyse van de compositie, kleur en de verdeling van de helderheid. Aanbevolen voor de meeste situaties.

p

(middenmeting)

De camera meet het gehele beeld maar wijst het grootste gewicht toe aan het gebied in het midden.

De camera meet de lichtomstandigheden in het midden van het beeld, in een gebied dat overeenkomt met ca. 2% van het totaal. Aangeraden bij onderwerpen die vanachter belicht worden, en in andere gevallen waar de achtergrond beduidend helderder of donkerder is dan het belangrijkste onderwerp.

De belichting wordt ingesteld op basis van het gemiddelde van het gehele beeld. Zorgt voor dezelfde belichting bij meerdere foto’s met hetzelfde licht en is in het bijzonder eff ectief voor het fotograferen van landschappen en het maken van portretten van onderwerpen met witte of zwarte kleding.

82

Belichtingscorrectie

Pas de belichting aan.

Draai aan de belichtingscompensatieschijf.

N

De hoeveelheid beschikbare compensatie varieert met de opnamemodus.

Belichtingscompensatie kan vooraf in het opnamescherm worden bekeken, hoewel de kans bestaat dat het eff ect niet zichtbaar is in het scherm als:

-

de hoeveelheid belichtingscorrectie bedraagt meer dan ±3 EV,

-

W

200%

of

X

400%

is geselecteerd voor

DYNAMISCH BEREIK

of

-

STERK

of

ZWAK

is geselecteerd voor

PRIORITEIT D-BEREIK

.

De belichtingscorrectie nog steeds vooraf kan worden bekeken in de zoeker of LCD-monitor door de ontspanknop half in te drukken. In de fi lmmodus geeft de weergave mogelijk niet nauwkeurig de eff ecten van belichtingscompensatie weer tijdens F-Log of wanneer

W

200%

of

X

400%

is geselecteerd voor

DYNAMISCH BEREIK

. Een nauwkeurig voorbeeld kan worden verkregen door de

M

-modus en de belichting direct aan te passen.

5

83

C (Aangepast)

Wanneer de belichtingscompensatieschijf gedraaid wordt naar

C

, kan belichtingscompensatie worden aangepast door het draaien aan de voorste commandoschijf.

Belichtingscorrectie

5

N •

De voorste commandoschijf kan worden gebruikt om de belichtingscompensatie op waarden tussen −5 en +5 EV in te stellen.

De functie die wordt uitgevoerd door de voorste instelschijf kan worden geselecteerd door de knop ( P

224).

84

Scherpstellings-/belichtingsvergrendeling

Stel scherp en vergrendel de belichting wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.

1

Positioneer het onderwerp in het midden van het scherpstelkader en druk de ontspanknop half in om de scherpstelling en de belichting te vergrendelen.

De scherpstelling en de belichting blijven vergrendeld zolang de ontspanknop half ingedrukt blijft

(AF/AE-vergrendeling).

2

Druk de knop volledig in.

N •

Scherpstelvergrendeling met behulp van de ontspanknop is alleen beschikbaar als

ON

is geselecteerd voor

D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

SLUITER AF

,

SLUITER AE

.

De scherpstelhendel (scherpstellingstok) kan worden gebruikt om het scherpstelpunt opnieuw te positioneren tijdens de opname.

5

85

5

Scherpstellings-/belichtingsvergrendeling

Overige bedieningen

Scherpstelling en belichting kunnen ook worden vergrendeld met behulp van de functieknoppen. Bij standaardinstellingen kunt u de

AEL

-knop gebruiken om de belichting te vergrendelen zonder de scherpstelling te vergrendelen. Als de

AFON

-knop wordt toegewezen aan

ALLEEN AF-VERGRENDELING

( P

254),

kan het gelijktijdig worden gebruikt om de scherpstelling te vergrendelen zonder de belichting te vergrendelen.

AEL

-knop

(belichtingsvergrendeling)

Terwijl de toegewezen bedieningsknop wordt ingedrukt, zal door het half indrukken van de ontspanknop de

AFON

-knop

vergrendeling niet worden beëindigd.

Als

AE/AF-VERG AAN/UIT

is geselecteerd voor

D

TOETS-/

SCHIJFINSTELLINGEN

 >

MODUS AE/AF-VERG.

, kan de vergrendeling alleen worden beëindigd door de bediening nogmaals in te drukken.

N

Functieknoppen kunnen aan andere functies worden toegewezen met behulp van

D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

FUNCTIE-INS. (Fn)

. Belichting en scherpstelvergrendeling kunnen ook aan andere functieknoppen worden toegewezen (

P

256).

86

Afbakening

Varieer instellingen automatisch voor een serie foto’s.

1

Draai de drive-schijf naar

BKT

.

2

Navigeer naar

DRIVE-INSTELLING

 >

BKT-INSTELLING

in het

A

OPNAME-INSTELLINGEN

-menu (

P

137).

N

Deze functie is ook toegankelijk via sneltoetsen (

P

246).

3

Maak foto’s.

O

AE BKT

Kies het aantal opnamen in de bracketingreeks en de volgorde waarin de opnamen worden gemaakt. U kunt ook kiezen met welke hoeveelheid de belichting voor elke opname wordt gevarieerd en of de opnamen één voor één of in een enkele serie-opname worden gemaakt.

N

Ongeacht de afbakeningshoeveelheid, zal de belichting niet hoger zijn dan de grenzen van het meetsysteem voor belichting.

W

ISO BKT

Selecteer een afbakeningshoeveelheid (±1⁄3, ±2⁄3 of ±1). Telkens wanneer de ontspanknop wordt losgelaten, maakt de camera een foto met de huidige gevoeligheid en verwerkt de camera ze tot twee extra kopieën, een met een verhoogde gevoeligheid en de andere met een gevoeligheid verlaagd met de geselecteerde hoeveelheid.

5

87

5

Afbakening

X

FILMSIMULATIE BKT

Telkens wanneer de ontspanknop wordt losgelaten, maakt de camera één opname en verwerkt deze om kopieën te creëren met verschillende fi lmsimulatie-instellingen.

V

WITBALANS BKT

Selecteer een afbakeningshoeveelheid (±1, ±2 of ±3). Elke keer dat de ontspanknop wordt ingedrukt, maakt de camera één opname en verwerkt deze dan om drie kopieën te maken: één met de huidige witbalans, één met fi jnafstelling verhoogd met de geselecteerde hoeveelheid, en een andere met fi jnafstelling verminderd met de geselecteerde hoeveelheid.

Y

DYNAMISCH BEREIK BKT

Telkens wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt, maakt de camera drie foto’s met verschillende dynamische bereiken: 100% voor de eerste, 200% voor de tweede en 400% voor de derde.

N

Hoewel de afbakening van het dynamisch bereik geactiveerd is, zal de gevoeligheid beperkt zijn tot minimaal ISO 640; de gevoeligheid die voorheen van kracht was wordt hersteld zodra de afbakening eindigt.

Z

FOCUS BKT

Telkens wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt, maakt de camera een reeks foto’s waarbij de scherpstelling wordt afgewisseld bij elke opname. Het aantal opnamen, de mate van scherpstelverandering voor elke opname en het interval tussen opnamen kan worden geselecteerd met behulp van

A

OPNAME-INSTELLINGEN 

>

DRIVE-INSTELLING 

>

BKT-INSTELLING 

>

FOCUS BKT.

BKT-INSTELLING

Instellingen voor belichting, gevoeligheid, fi lmsimulatie, witbalansbracketing en scherpstelbracketing kan worden aangepast met behulp van

A

OPNAME-INSTELLINGEN

 >

DRIVE-INSTELLING

 >

BKT-INSTELLING

.

88

Doorlopend fotograferen (seriemodus)

Leg beweging vast in een serie foto’s.

1

Draai aan de drive-schijf om

CH

(serie met hoge snelheid) of

CL

(serie met lage snelheid) te selecteren.

2

Navigeer naar

DRIVE-INSTELLING

in het

A

OPNAME-INSTELLINGEN

-menu en kies een beeldsnelheid.

N

Deze functie is ook toegankelijk via sneltoetsen (

P

246).

3

Houd de ontspanknop ingedrukt om foto’s te maken bij de snelheid geselecteerd in Stap 2.

N

Het fotograferen eindigt wanneer de ontspanknop wordt losgelaten of de geheugenkaart vol is.

5

89

5

Doorlopend fotograferen (seriemodus)

O •

Als de bestandsnummering 9999 bereikt voordat het fotograferen is voltooid, worden de resterende foto’s opgeslagen in een nieuwe map.

De opname eindigt wanneer de geheugenkaart vol is; de camera legt alle foto’s vast tot op dat punt. Serieopname wordt mogelijk niet gestart als de beschikbare ruimte op de geheugenkaart onvoldoende is.

Beeldsnelheden kunnen traag zijn als er meer foto’s worden gemaakt.

Beeldsnelheid varieert afhankelijk de scène, sluitertijd, gevoeligheid en scherpstelmodus.

Afhankelijk van de opnameomstandigheden kunnen beeldsnelheden traag zijn of fl itst de fl itser niet.

Opnametijden kunnen toenemen tijdens serieopnamen.

Scherpstelling en belichting

Selecteer scherpstelmodus

C

om scherpstelling per foto te variëren.

Selecteer, om de belichting per foto te selecteren

OFF

voor

D

TOETS-/

SCHIJFINSTELLINGEN

 >

SLUITER AE

.

Selecteer, om zowel scherpstelling en belichting per opname te variëren, scherpstelmodus

C

en kies

OFF

voor

D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

SLUITER AE

.

N

Trackingprestaties voor belichting en scherpstelling kunnen variëren volgens factoren zoals diafragma, gevoeligheid en belichtingscompensatie.

90

HDR

Telkens wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt, maakt de camera drie opnamen, telkens bij verschillende belichtingen, en combineert deze tot één foto. De resulterende foto behoudt details in highlights en schaduwen.

1

Draai de drive-schijf naar

HDR

.

2

Navigeer naar

DRIVE-INSTELLING

>

HDR-MODUS

in het

A

OPNAME-INSTELLINGEN

-menu en kies de mate waarin de helderheid van de opnamen varieert (

P

136).

AUTO

200%

400%

800%

800% +

Dynamisch bereik wordt automatisch ingesteld op een waarde van 200% tot 800%.

Dynamisch bereik is ingesteld op 200%.

Dynamisch bereik is ingesteld op 400%.

Dynamisch bereik is ingesteld op 800%.

Camera-instellingen worden aangepast voor maximale variatie in dynamisch bereik.

3

Maak foto’s.

De camera maakt een gecombineerd beeld.

5

91

5

HDR

O •

Houd de camera stabiel.

De gewenste resultaten worden mogelijk niet behaald bij bewegingen van het onderwerp of wanneer de compositie of belichting verandert tijdens het opnemen.

De foto wordt heel weinig bijgesneden en de resolutie daalt licht.

Spikkels kunnen verschijnen op foto’s die met hogere waarden zijn gemaakt. Kies een waarde overeenkomstig de scène.

“Uitgebreide” gevoeligheidswaarden worden niet ondersteund.

Afhankelijk van de opties die zijn geselecteerd voor HDR en gevoeligheid, worden foto's mogelijk niet gemaakt met de geselecteerde sluitertijd.

De fl itser fl itst niet.

N

HDR-afbeeldingen worden tijdens het afspelen aangegeven met een t

-pictogram.

92

Meervoudige belichtingen

Maak een foto die meerdere belichtingen combineert.

1

Selecteer

AAN

voor A

OPNAME-INSTELLINGEN

 >

MULTI-BELICHTING

en kies een mengstand (

P

148).

2

Maak de eerste foto.

3

Druk op

MENU/OK

. De eerste foto wordt bovenaan in het beeld weergegeven door de lens en u wordt gevraagd om de tweede foto te maken.

N •

Als u de eerste opname opnieuw wilt maken, drukt u op de keuzeknop links.

Druk op

DISP/BACK

om de eerste foto op te slaan zonder een meervoudige belichting te maken.

4

Maak de tweede foto met behulp van het eerste beeld als leidraad.

VOLGENDE

OPNIEUW PROBEREN VERLATEN

VERLATEN

5

93

5

Meervoudige belichtingen

5

Druk op

MENU/OK

.

De gecombineerde belichtingen worden weergegeven als richtlijn voor het samenstellen van de volgende opname.

OPNIEUW PROBEREN VERLATEN

N •

Als u de tweede opname opnieuw wilt maken, drukt u de keuzeknop links.

Om het opnemen te beëindigen en een multi-belichting te maken van de opnamen die tot nu toe zijn gemaakt, drukt u op

DISP/BACK

.

6

Maak extra belichtingen.

Elke foto kan tot maximaal negen belichtingen bevatten.

7

Druk op

DISP/BACK

om het opnemen te beëindigen.

De camera maakt het gecombineerde beeld en het opnemen met multi-belichting eindigt.

O

Meerdere belichtingen kunnen niet worden opgenomen via tether-opname

(

P

240).

94

Geavanc. fi lter

Maak foto’s met fi ltereff ecten.

1

Draai de drive-schijf naar

ADV.

.

2

Navigeer naar

DRIVE-INSTELLING 

>

GEAVANCEERDE

FILTERINSTEL.

in het

A

OPNAME-INSTELLINGEN

-menu en kies een fi ltereff ect.

N

Deze functie is ook toegankelijk via sneltoetsen ( P

246).

3

Maak foto’s.

5

95

Geavanc. fi lter

Geavanceerde fi lteropties

Kies uit de volgende fi lters:

5

G

SPEELGOEDCAMERA

H

MINIATUUR

I

POP-KLEUR

J

HIGH-KEY

Z

LAAG-TOON

K

DYNAMISCHE KLEURTOON

X

ZACHTE FOCUS

Kies voor een retro speelgoedcamera-eff ect.

De boven- en onderzijden van foto’s worden onscherp gemaakt voor een diorama-eff ect.

Maak beelden met hoog contrast met verzadigde kleuren.

Creëer heldere beelden met een laag contrast.

Creëer uniforme donkere tonen met enkele gebieden die over opgelichte vlakken beschikken.

Dynamische kleurtoonexpressie wordt gebruikt voor een fantasie-eff ect.

Creëer een look die gelijkmatig zacht is over het hele beeld.

u

GEDEELTE KLEUR (ROOD)

v

GEDEELTE KLEUR (ORANJE)

w

GEDEELTE KLEUR (GEEL)

x

GEDEELTE KLEUR (GROEN)

y

GEDEELTE KLEUR (BLAUW)

z

GEDEELTE KLEUR (PAARS)

Delen van het beeld die de geselecteerde kleur hebben, worden opgenomen in die kleur. Alle andere delen van het beeld worden in zwart-wit vastgelegd.

N

Afhankelijk van het onderwerp en de camera-instellingen kunnen beelden in sommige gevallen korrelig zijn of variëren in helderheid of kleurtoon.

96

Panorama’s

Volg de aanwijzingen op het scherm om een panoramafoto te maken.

1

Draai de drive-schijf naar u

.

2

Druk de keuzeknop naar links om de grootte van de hoek te selecteren waarmee u de camera tijdens het fotograferen wilt pannen. Markeer een grootte en druk op

MENU/OK

.

3

Druk de keuzeknop naar rechts om verschillende panrichtingen te bekijken. Markeer een panrichting en druk op

MENU/OK

.

4

Druk de ontspanknop volledig in om de opname te starten. U hoeft de ontspanknop tijdens het fotograferen niet ingedrukt te houden.

5

Pan de camera in de met de pijl aangegeven richting. De opname wordt automatisch beëindigd wanneer de camera volledig tot aan het aangegeven einde is gepand en het panoramabeeld is voltooid.

Veeg camera lang gele lijn in richting van

HOEK RICHTING

5

97

5

Voor de beste resultaten

Gebruik voor de beste resultaten een lens met een brandpuntafstand van

35 mm of minder (50 mm of minder in 35 mm formaat). Houd uw ellebogen tegen uw zij en beweeg de camera in een kleine cirkel met een constante lage snelheid, waarbij de camera horizontaal of onder een rechte hoek wordt gehouden. Let op dat u alleen in de richting pant die wordt aangegeven door de hulplijnen. Gebruik een statief voor de beste resultaten. Als het resultaat niet naar wens is, probeer dan te pannen met een andere snelheid.

O •

Als de ontspanknop in zijn geheel wordt ingedrukt voordat het panorama is voltooid, wordt de opname beëindigd en wordt mogelijk geen panorama vastgelegd.

Het laatste deel van het panorama wordt mogelijk niet vastgelegd als het opnemen wordt gestopt voordat het panorama compleet is.

Panorama’s worden van meerdere foto's gemaakt en de camera is in sommige gevallen niet in staat de beelden perfect met elkaar te verbinden.

Panorama’s kunnen onscherp worden als het onderwerp slecht belicht wordt.

De opname kan worden onderbroken als de camera te snel of te langzaam wordt bewogen. De opname wordt geannuleerd wanneer de camera wordt bewogen in een andere richting dan wordt aangegeven.

In sommige gevallen neemt de camera een grotere of kleinere hoek op dan geselecteerd.

De gewenste resultaten worden mogelijk niet verkregen met:

-

Bewegende onderwerpen

-

Onderwerpen dicht bij de camera

-

Onveranderlijke onderwerpen zoals de lucht of een grasveld

-

Onderwerpen die constant bewegen zoals golven en watervallen

-

Onderwerpen die duidelijk van helderheid veranderen

Als

ON

is geselecteerd voor D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

SLUITER AE

, wordt de belichting voor het gehele panorama bepaald door het eerste beeld.

98

Panorama’s

Panorama's bekijken

Druk, met het panorama weergegeven in volledig scherm, de selectieknop omlaag om weergave van het panorama te starten. Verticale panorama’s scrollen verticaal, horizontale panorama’s horizontaal.

AFSPELEN

STOP PAUZE

In schermvullende weergave kunt u de achterste instelschijf gebruiken om de panorama’s in of uit te zoomen.

Panoramaweergave wordt bestuurd met de multi-selector.

e

(Druk omhoog) f

(Druk omlaag) gh

(Druk links of rechts)

Afspelen starten

Afspelen stoppen

Afspelen pauzeren Weergave hervatten

Bekijk andere foto’s Panrichting kiezen

Handmatig panorama scrollen

5

99

MEMO

100

De opnamemenu’s

101

6

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

(stilstaande fotografi e)

Pas de instellingen beeldkwaliteit voor fotografi e aan.

Druk op

MENU/OK

in de opnameweergave en selecteer het tabblad

H

 (

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

) om de instellingen voor beeldkwaliteit weer te geven.

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

BEELDGROOTTE

BEELDKWALITEIT

RAW OPNAME

FILMSIMULATIE

MONOCHROOM KLEUR

KORRELEFFECT

CHROOM KLEUREFFECT

KLEUR CHROOM FX BLAUW

VERLATEN

N

De beschikbare opties verschillen per geselecteerde opnamemodus.

BEELDGROOTTE

Selecteer het formaat en de beeldverhouding van de te maken foto’s.

O

3 : 2

O

16 : 9

6240 × 4160

6240 × 3512

O

1 : 1

4160 × 4160

P

3 : 2

P

16 : 9

4416 × 2944

4416 × 2488

P

1 : 1

2944 × 2944

Q

3 : 2

Q

16 : 9

3120 × 2080

3120 × 1760

Q

1 : 1

2080 × 2080

De volgende opties zijn beschikbaar in

SPORTZOEKERMODUS

en wanneer

1.25X BSN.

is geselecteerd in de seriestand.

P

3 : 2

P

16 : 9

4992 × 3328

4992 × 2808

P

1 : 1

3328 × 3328

N

BEELDGROOTTE

wordt niet teruggesteld als de camera wordt uitgeschakeld of als er een andere opnamemodus wordt geselecteerd.

102

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT (stilstaande fotografi e)

BEELDKWALITEIT

Selecteer een bestandsformaat en een compressieverhouding.

FINE

NORMAL

Lage compressieverhoudingen worden gebruikt voor afbeeldingen van hogere kwaliteit.

Hogere compressieverhoudingen worden gebruikt om het aantal afbeeldingen dat kan worden opgeslagen te verhogen.

FINE+RAW

Leg zowel RAW- als JPEG-afbeeldingen met fi jne kwaliteit vast.

NORMAL+RAW

Leg zowel RAW- als JPEG-afbeeldingen met normale kwaliteit vast.

RAW

Alleen RAW-afbeeldingen vastleggen.

De functieknoppen

Om RAW-beeldkwaliteit aan of uit te zetten voor een enkele foto, wijst u

RAW

toe aan een functieknop ( P

256). Druk eenmaal op de knop om de optie in

de rechterkolom te selecteren, nogmaals om naar de oorspronkelijke instelling terug te keren (linkerkolom).

FINE

NORMAL

FINE+RAW

NORMAL+RAW

RAW functieknop waaraan RAW is toegewezen

FINE+RAW

NORMAL+RAW

FINE

NORMAL

FINE

6

103

RAW OPNAME

Kies of u RAW-beelden wenst te comprimeren.

6

GEDECOMPRIMEERD

RAW-beelden worden niet gecomprimeerd.

VERLIESVRIJ GECOMPRIM.

RAW-beelden worden gecomprimeerd met een omkeerbaar algoritme dat de bestandsgrootte vermindert zonder verlies van beeldgegevens. De beelden kunnen worden bekeken in Capture One Express Fujifi lm (

P

304),

RAW FILE CONVERTER EX (

P

304), FUJIFILM X RAW

STUDIO ( P

305) of met andere software die “lossless”

RAW-compressie ondersteunt. De kwaliteit is hetzelfde als

GEDECOMPRIMEERD

, maar bestanden zijn ongeveer 10 tot 70 procent kleiner.

GECOMPRIM.

RAW-afbeeldingen worden gecomprim. met behulp van een “lossy”, niet-omkeerbaar algoritme. De kwaliteit is ongeveer hetzelfde als

GEDECOMPRIMEERD

, maar bestanden zijn ongeveer 50 tot 70 procent kleiner.

FILMSIMULATIE

Boots de eff ecten van verschillende fi lmsoorten na, waaronder zwart-wit (met of zonder kleurfi lters). Kies een palet op basis van uw onderwerp en creatieve bedoelingen.

c

PROVIA/STANDAARD

Ideaal voor een groot aantal onderwerpen.

d

Velvia/LEVENDIG

Levendige weergave, ideaal voor landschap en natuur.

e

ASTIA/LAAG

Zachtere kleuren en contrast voor zachtere details.

i

CLASSIC CHROME

Zachte kleur & beter schaduwcontrast voor een rustig eff ect.

g

PRO Neg.Hi

h

PRO Neg. Std

Ideaal voor portret met iets sterker contrast.

Ideaal voor portret met zachte gradaties en huidtinten.

104

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT (stilstaande fotografi e) g

KLASSIEK Neg.

X

ETERNA/CINEMA

N

ETERNA BLEACH

BYPASS

a

ACROS

b

MONOCHROOM

Verbeterde kleur met harde tonaliteit om beelddiepte te verhogen.

Zachte kleuren en rijke schaduwtint geschikt voor echte fi lmlook.

Gebruik kleur met lage verzad. en hoog contrast, geschikt voor foto’s en fi lms.

Neem op in zwart-wit, met vlijmscherpe details. Verkrijgbaar met gele (

Ye

), rode (

R

) en groene (

G

) fi lters die grijstinten verdiepen die overeenkomen met tinten complementair aan de geselecteerde kleur.

ACROS+GEELFILTER

: Verhoogt contrast wat en maakt luchten donkerder.

ACROS+ROODFILTER

: Verhoogt contrast en maakt luchten veel donkerder.

ACROS+GROENFILTER

: Produceert prettige huidtinten in portretten.

Maakt opnamen in zwart-wit. Verkrijgbaar met gele (

Ye

), rode

(

R

) en groene (

G

) fi lters die grijstinten verdiepen die overeenkomen met tinten complementair aan de geselecteerde kleur.

MONOCHROOM+GEELFILTER

: Verhoogt contrast wat en maakt luchten donkerder.

MONOCHROOM+ROODFILTER

: Verhoogt contrast en maakt luchten veel donkerder.

MONOCHROOM+GROENFILTER

: Produceert prettige huidtinten in portretten.

Maakt opnamen in sepiatint.

f

SEPIA

N •

Opties voor fi lmsimulatie kunnen worden gecombineerd met de instellingen voor tinten en scherpte.

Instellingen voor fi lmsimulatie zijn ook toegankelijk via sneltoetsen ( P

246).

Voor meer informatie bezoekt u:

https://fujifilm-x.com/global/tag/the-world-of-film-simulation/?post_type=xstories

6

105

MONOCHROOM KLEUR

Voeg een roodachtige of blauwachtige tint (warme of koele kleurzweem) toe aan a

ACROS

en b

MONOCHROOM

monochrome fi lmsimulaties. Kleur kan worden aangepast op de assen

WARM

COOL

en

G

(groen)–

M

(magenta).

KORRELEFFECT

Voeg een fi lmkorreleff ect toe.

MONOCHROOM KLEUR

INSTELLEN

STERK

ZWAK

UIT

Kies voor een ruwer fi lmkorreleff ect.

Kies voor een gladder fi lmkorreleff ect.

Schakel het eff ect uit.

6

GROOT

KLEIN

Kies voor een grover fi lmkorreleff ect.

Kies voor een fi jner fi lmkorreleff ect.

CHROOM KLEUREFFECT

Vergroot het bereik van beschikbare tonen voor het renderen van kleuren die over het algemeen erg verzadigd zijn, zoals rood, geel en groen.

STERK

ZWAK

UIT

Kies voor een sterk eff ect.

Kies voor een zwak eff ect.

Schakel het eff ect uit.

106

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT (stilstaande fotografi e)

KLEUR CHROOM FX BLAUW

Vergroot het bereik van beschikbare tonen voor het renderen van blauwe kleuren.

STERK

ZWAK

UIT

Kies voor een sterk eff ect.

Kies voor een zwak eff ect.

Schakel het eff ect uit.

WITBALANS

Kies een witbalansoptie die overeenkomt met de lichtbron voor natuurlijke kleuren.

W A

WIT

PRIORITEIT

g

Witbalans wordt automatisch aangepast. Kies voor witter wit in scènes verlicht door gloeilampen.

A A

AUTO

OMGEVING

PRIORIT.

Witbalans wordt automatisch aangepast.

Witbalans wordt automatisch aangepast. Kies voor warmer wit in scènes verlicht door gloeilampen.

k

/ l

/ m

Meet een waarde voor witbalans.

k

Kies een kleurtemperatuur.

i j k l m n

Voor onderwerpen in direct zonlicht.

Voor onderwerpen in de schaduw.

Gebruik dit onder “daglicht”-tl-buizen.

Gebruik dit onder “warm-witte” tl-buizen.

Gebruik dit onder “koelwitte” tl-buizen.

Gebruik dit onder gloeilampverlichting.

Vermindert de blauwe tint die bij onderwaterverlichting vaak te zien is.

6

107

6

N •

In situaties waarin

AUTO

niet de gewenste resultaten levert—bijvoorbeeld onder bepaalde soorten licht of in close-ups of portretonderwerpen—gebruik een aangepaste witbalans of kies een witbalansoptie die past bij de lichtbron.

De witbalans wordt alleen aangepast voor de fl itser in de modi

AUTO

,

W A

WIT PRIORITEIT

, A A

OMGEVING PRIORIT.

en g . Schakel de fl itser uit als u foto’s met andere witbalansopties wilt maken.

Witbalansopties zijn ook toegankelijk via sneltoetsen (

P

246).

Witbalans verfi jnen

Als u na het selecteren van een witbalansoptie op

MENU/OK

druk, wordt het dialoogvenster hier rechts weergegeven; gebruik de keuzeknop om de witbalans te verfi jnen of druk op

DISP/BACK

om verder te gaan zonder te verfi jnen.

WB VERSCHUIVING

INSTELLEN

N

Druk, om af te sluiten zonder fi jnafstelling voor witbalans, op

DISP/BACK

nadat een witbalansoptie is geselecteerd.

U kunt de focusstick niet diagonaal kantelen tijdens het fi jnafstellen van de witbalans.

108

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT (stilstaande fotografi e)

Aangepaste witbalans

Kies k , l of m om de witbalans aan te passen aan ongebruikelijke lichtomstandigheden met behulp van een wit voorwerp als referentie (gekleurde

AANGEPAST 1

voorwerpen kunnen ook worden gebruikt om foto’s een kleurzweem te

ONTSPANNER : NIEUWE WB

VERSCHUIVEN NIET WIJZIGEN

geven). Er wordt een witbalansdoel weergegeven; kadreer een wit object zodat het scherm wordt gevuld en druk de ontspanknop helemaal in om de witbalans te meten (om de meest recente waarde te selecteren en af te sluiten zonder de witbalans te meten, druk op

DISP/BACK

of druk op

MENU/OK

om de meest recente waarde te selecteren en het venster voor fi jnafstelling weer te geven).

Als “VOLTOOID!” wordt weergegeven

, druk dan op

MENU/OK

om de witbalans in te stellen op de gemeten waarde.

Wanneer “ONDER” wordt weergegeven

, verhoog dan de belichtingscompensatie

VOLTOOID!

en probeer het opnieuw.

OK ANNULEREN

Wanneer “OVER” wordt weergegeven

, verlaagt u de belichtingscompensatie en probeert u het opnieuw.

6

109

6

k

: Kleurtemperatuur

Het veranderen van de kleurtemperatuur verandert de algehele tint.

N

De kleurtemperatuur kan worden aangepast om foto's “warmer” of “kouder” te maken of opzettelijk kleuren te produceren die radicaal verschillen van die in het echte leven.

1

Selecteer k in het witbalansmenu.

Een lijst met kleurtemperaturen wordt weergegeven.

WITBALANS

KLEURTEMPERATUUR

R:0 B:0

INSTELLEN VERSCHUIVEN

2

Druk op de selectieknop omhoog of omlaag om een kleurtemperatuur te selecteren en druk op

MENU/OK

.

Er wordt een verfi jningsventster weergegeven.

KLEURTEMPERATUUR

INSTELLEN VERSCHUIVING

N •

U kunt de kleurtemperatuur ook aanpassen in stappen van 10 K door aan de achterste instelschijf te draaien.

Druk, om af te sluiten zonder fi jnafstelling voor witbalans, op

DISP/BACK

nadat er een kleurtemperatuur is gekozen.

3

Druk de selectieknop omhoog, omlaag, links of rechts om een hoeveelheid fi jnafstellen te selecteren.

4

Druk op

MENU/OK

.

De wijzigingen worden toegepast.

De geselecteerde kleurtemperatuur verschijnt op het scherm.

110

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT (stilstaande fotografi e)

Kleurtemperatuur

De kleurtemperatuur is een objectieve maateenheid voor de kleur van een lichtbron, gemeten in Kelvin (K). Lichtbronnen met een kleurtemperatuur die lijkt op die van direct zonlicht worden wit getoond; lichtbronnen met een lagere kleurtemperatuur krijgen een gele of rode gloed en lichtbronnen met een hogere lichttemperatuur worden blauw getint.

DYNAMISCH BEREIK

Regel het contrast. Kies lagere waarden om het contrast te verhogen als u binnenshuis of onder een bewolkte hemel fotografeert, hogere waarden vermindert het verlies aan detail in hoge lichten als u contrastrijke onderwerpen fotografeert. Hogere waarden zijn aanbevolen voor onderwerpen waarin zowel zonlicht als diepe schaduwen voorkomen, voor onderwerpen met hoge contrasten zoals op water refl ecterend zonlicht, helder verlichte herfstbladeren, portretfoto’s met een blauwe lucht als achtergrond en witte voorwerpen of mensen in witte kleren.

AUTO

V

100%

W

200%

X

400%

O

Spikkels kunnen verschijnen op foto’s die met hogere waarden zijn gemaakt. Kies een waarde overeenkomstig de scène.

N •

Als

AUTO

is geselecteerd, kiest de camera automatisch V

100%

of

W

200%

, afhankelijk van het beeld en de opnameomstandigheden.

De sluitertijd en het diafragma worden weergegeven wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.

W

200%

is beschikbaar bij gevoeligheden van ISO 320 tot ISO 12800,

X

400%

bij gevoeligheden van ISO 640 tot 12800.

6

111

PRIORITEIT D-BEREIK

Verminder verlies van details in hoge lichten en schaduwen voor natuurlijke resultaten bij het fotograferen van onderwerpen met veel contrast.

6

AUTO

STERK

ZWAK

Het contrast wordt automatisch aangepast in reactie op de lichtomstandigheden.

Pas het dynamisch bereik aan met een grote hoeveelheid voor onderwerpen met zeer veel contrast.

Pas het dynamisch bereik aan met een kleinere hoeveelheid voor onderwerpen met gemiddeld contrast.

Contrastvermindering uit.

UIT

N •

ZWAK

is beschikbaar bij gevoeligheden van ISO 320 tot ISO 12800,

STERK

bij gevoeligheden van ISO 640 tot 12800.

Wanneer een andere optie dan

UIT

is geselecteerd, worden

TOONCURVE

en

DYNAMISCH BEREIK

automatisch aangepast; als u deze instellingen handmatig wilt aanpassen, kies

UIT

.

TOONCURVE

Pas aan de hand van een tooncurve de weergave van highlights of schaduwen, waardoor deze harder of zachter worden. Kies hogere waarden om schaduwen en highlights harder te maken, lagere waarden om ze zachter te maken.

TOONCURVE

HOOGTEPUNTEN SCHADUWEN

OK ANNULEREN

HOOGTEPUNTEN

–2 tot +4

SCHADUWEN

–2 tot +4

112

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT (stilstaande fotografi e)

KLEUR

Kleurdichtheid aanpassen. Kies hogere waarden om de verzadiging te verhogen, lagere waarden om deze te verlagen.

−4 −3 −2 −1 0 +1 +2 +3 +4

SCHERPTE

Contouren verscherpen of verzachten. Kies hogere waarden voor scherpere contouren, lagere waarden voor zachtere contouren.

−4 −3 −2 −1 0 +1 +2 +3 +4

HOOG ISO RUISONDERDRUKKING

Verminder de ruis in foto’s die bij hoge gevoeligheden zijn genomen. Kies hogere waarden om ruis en vloeiende omtrekken te verminderen, lagere waarden om omtrekken zichtbaar te laten.

6

−4 −3 −2 −1 0 +1 +2 +3 +4

113

ZUIVERHEID

Verhoog de defi nitie terwijl u de tonen in highlights en schaduwen zo min mogelijk wijzigt. Kies hogere waarden voor hogere defi nitie, lagere waarden voor een zachter eff ect.

−5 −4 −3 −2 −1 0 +1 +2 +3 +4

L BEL. RO

Selecteer

AAN

om spikkels in langdurige belichtingen te verminderen.

+5

6

AAN UIT

LENSMODLTIE OPTM.

Selecteer

AAN

om de defi nitie te verbeteren door aanpassing voor diff ractie en het lichte verlies van scherpstelling aan de rand van de lens.

AAN UIT

KLEURR

Kies het kleurengamma dat beschikbaar is voor kleurreproductie.

sRGB

Aanbevolen voor de meeste situaties.

Adobe RGB

Voor commercieel drukwerk.

114

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT (stilstaande fotografi e)

PIXELMAPPING

Gebruik deze optie als u lichtpuntjes in uw foto’s opmerkt.

1

Druk op

MENU/OK

in de opnameweergave en selecteer het tabblad H

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

.

2

Markeer

PIXELMAPPING

en druk op

MENU/OK

om pixelmapping uit te voeren.

O •

Resultaten worden niet gegarandeerd.

Zorg dat de batterij volledig is opgeladen voordat u met pixelmapping begint.

Pixelmapping is niet beschikbaar wanneer de temperatuur van de camera verhoogd is.

Verwerking kan enkele seconden duren.

x

KIES INST. OP MAAT

Instellingen kunnen worden herroepen vanuit alle zeven banken met aangepaste instellingen.

AANGEPAST 1 AANGEPAST 2

AANGEPAST 5

AANGEPAST 3

AANGEPAST 6

AANGEPAST 4

AANGEPAST 7

6

115

6

x

BEW/BEW INST. OP M

U kunt 7 sets met aangepaste camera-instellingen opslaan voor veelvoorkomende situaties. Opgeslagen instellingen kunnen worden teruggehaald met H

INSTELLINGEN

BEELDKWALITEIT

 > x

KIES INST. OP MAAT

.

N

De instellingen van het fotomenu kunnen worden aangepast wanneer de functieknop

STILL

/

MOVIE

wordt gedraaid naar

STILL

.

1

Selecteer

H

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

in het opnamemenu en markeer daarna x

BEW/BEW INST. OP M

, en druk op

MENU/OK

.

2

Markeer een bank met aangepaste instellingen en druk op

MENU/OK

om te selecteren.

BEW/BEW INST. OP M

AANGEPAST 1

AANGEPAST 2

AANGEPAST 3

AANGEPAST 4

AANGEPAST 5

AANGEPAST 6

AANGEPAST 7

3

Markeer

BEWERKEN

en druk op

MENU/OK

.

Een lijst met opties voor het opnamemenu wordt weergegeven.

BEW/BEW INST. OP M

AANGEPAST 1

AANGEPAST 2

AANGEPAST 3

AANGEPAST 4

AANGEPAST 5

AANGEPAST 6

ACT. INST. OPSL

AANGEPASTE NAAM WIJZIGEN

BEWERKEN

RESET

AANGEPAST 7

N •

Markeer, om huidige camera-instellingen op te slaan in de geselecteerde bank,

ACT. INST. OPSL

en druk op

MENU/OK

.

Om de standaardinstellingen terug te zetten voor de huidige bank, selecteert u

RESET

.

Namen van banken kunnen worden aangepast met behulp van

AANGEPASTE NAAM WIJZIGEN

.

4

Markeer een item dat u wilt opslaan in de bank met aangepaste instellingen en druk op

MENU/OK

.

Pas de instellingen voor het geselecteerde item aan.

1 AANPASSING OP MAAT

BEELDGROOTTE

BEELDKWALITEIT

RAW OPNAME

FILMSIMULATIE

MONOCHROOM KLEUR

KORRELEFFECT

CHROOM KLEUREFFECT

KLEUR CHROOM FX BLAUW

VERLATEN

116

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT (stilstaande fotografi e)

5

Druk op

MENU/OK

om de wijzigingen in het geselecteerde item op te slaan en terug te keren naar de lijst met menu-items.

Pas extra items naar wens aan.

6

Als u op

DISP/BACK

in de lijst met menu-items drukt, wordt een bevestigingsvenster weergegeven. Markeer

OK

en druk op

MENU/OK

om de instellingen op te slaan in de geselecteerde bank.

INST. OP MAAT OPSLAAN

OP MAAT 1 GOED INGESTELD?

OK

ANNULEREN

AFBREKEN

6

117

x F

Pas de instellingen voor lenzen bevestigd via een bevestigingsadapter aan.

Brandpuntsafstand kiezen

Kies een lensnummer uit

LENS 1

tot en met

LENS 6

en voer de werkelijke brandpuntsafstand van de lens in.

LENS 5

VOER BRANDPUNTSAFSTAND IN

OK ANNULEREN

Vervormingscorrectie

Kies uit de opties

STERK

,

MEDIUM

of

ZWAK

om de vervorming

TONVORMING

of

KUSSENVORMING

te corrigeren.

LENS5 VERVORMING CORR.

TONVORMING STERK

TONVORMING MEDIUM

TONVORMING ZWAK

UIT

KUSSENVORMING ZWAK

KUSSENVORMING MEDIUM

KUSSENVORMING STERK

6

Kleurschaduwcorrectie

Variaties in kleur (schakering) tussen het midden en de randen van het beeld kunnen voor elke hoek afzonderlijk worden ingesteld.

Om kleurschaduwcorrectie te gebruiken, volgt u de stappen hieronder.

VOLGENDE OK

118

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT (stilstaande fotografi e)

1

Draai aan de achterste commandoschijf om een hoek te kiezen.

De geselecteerde hoek wordt aangegeven met een driehoek.

2

Gebruik de keuzeknop om schakeringen aan te passen totdat er geen zichtbaar kleurverschil meer is tussen de gekozen hoek en het midden van de afbeelding.

Druk de keuzeknop naar links of rechts om kleuren op de cyaan–rode as aan te passen.

Druk de keuzeknop omhoog of omlaag om kleuren op de blauw–gele as aan te passen.

N

Om vast te stellen hoeveel nodig is, past u de kleurschaduwcorrectie aan terwijl u foto’s neemt van een blauwe lucht of een vel grijs papier.

Randbelichtingscorrectie

Kies uit waarden tussen –5 en +5. Het kiezen van positieve waarden verhoogt de randbelichting, terwijl negatieve waarden de randbelichting verlagen. Positieve waarden worden aanbevolen voor ouderwetse lenzen, negatieve waarden worden

OK ANNULEREN

gebruikt om het eff ect te geven van afbeeldingen gemaakt met een antieke lens of een gaatjescamera.

N

Om vast te stellen hoeveel nodig is, past u de randbelichtingscorrectie aan terwijl u foto’s neemt van een blauwe lucht of een vel grijs papier.

LENSNAAM BEWERKEN

Wijzig de lensnaam.

6

119

6

AF/MF INSTELLINGEN (stilstaande fotografi e)

Pas de scherpstelinstellingen voor fotografi e aan.

Om de scherpstelinstellingen aan te passen, drukt u op

MENU/OK

in de opnameweergave en selecteert u het tabblad

G

(

AF/MF INSTELLINGEN

).

AF/MF INSTELLINGEN

SCHERPSTELGEBIED

SCHERPSTELLING

AF-C AANGEPASTE INSTELL.

AF-MODUS OPSL. DR ORIËNT.

AF-PUNTDISPLAY

AANTAL FOCUSPUNTEN

PRE-AF

AF-HULPLICHT

VERLATEN

N

De beschikbare opties verschillen per geselecteerde opnamemodus.

SCHERPSTELGEBIED

Kies het scherpstelgebied voor de automatische scherpstelling, handmatige scherpstelling en scherpstelzoom.

120

AF/MF INSTELLINGEN (stilstaande fotografi e)

SCHERPSTELLING

Kies de AF modus voor de scherpstelmodi

S

en

C

.

r

ENKEL PUNT

y

ZONE

z

GROOTHOEK/

TRACKING

j

ALLE

De camera stelt scherp op het onderwerp in het geselecteerde scherpstelpunt. Het aantal beschikbare scherpstelpunten kan worden geselecteerd met behulp van

G

AF/MF INSTELLINGEN

 >

AANTAL FOCUSPUNTEN

. Gebruik deze optie om scherp te stellen op een geselecteerd onderwerp.

De camera stelt scherp op het onderwerp in het geselecteerde scherpstelgebied. Scherpstelgebieden bevatten meerdere scherpstelpunten, waardoor het gemakkelijker wordt om scherp te stellen op bewegende onderwerpen.

In scherpstelmodus

S

stelt de camera automatisch scherp op contrastrijke onderwerpen; de gebieden waarop wordt scherpgesteld worden in het scherm weergegeven.

In scherpstelmodus

C

traceert de camera scherpstelling op het onderwerp in het geselecteerde scherpstelpunt terwijl de sluiterknop half wordt ingedrukt.

De camera kan mogelijk niet scherpstellen op kleine voorwerpen of snel bewegende onderwerpen.

Draai aan de achterste commandoschijf in de selectieweergave van het scherpstelpunt (

P

73, 74) om in deze volgorde

door de AF-modi te roteren: r

ENKEL PUNT

, y

ZONE

, en z

GROOTHOEK/TRACKING

.

6

121

AF-C AANGEPASTE INSTELL.

Selecteer scherpstelvolgopties voor scherpstelmodus

C

. Kies uit Instellingen 1–5 op basis van uw onderwerp of selecteer Instelling 6 voor aangepaste scherpstelvolgopties.

AF-C AANGEPASTE INSTELL.

INSTELLING 1

MULTIFUNCTIONEEL

TRACKINGGEVOELIGHEID

SNELHEID TRACKINGGEVOEL.

ZONEGEBIED SCHAKELEN AUTO

OK

6

INSTELLING 1

MULTIFUNCTIONEEL

Een standaard volgoptie die goed werkt bij typische bewegende onderwerpen.

INSTELLING 2 OBSTAKELS

NEGEREN & ONDERWERP

BLIJVEN VOLGEN

INSTELLING 3 VOOR

VERSNELLEN / VERTRAGEN

VAN ONDERWERP

Het scherpstelsysteem probeert het gekozen onderwerp te volgen. Kies dit bij onderwerpen die moeilijk in het scherpstelgebied te houden zijn of als andere objecten mogelijk in het scherpstelgebied met het onderwerp kunnen komen.

Het scherpstelsysteem probeert te compenseren voor versnelling of vertraging van het onderwerp. Kies dit voor onderwerpen gevoelig voor snelle veranderingen in snelheid.

INSTELLING 4 VOOR PLOTS

VERSCHIJNEND ONDERWERP

Het scherpstelsysteem probeert snel scherp te stellen op onderwerpen die in het scherpstelgebied komen. Kies dit voor onderwerpen die plotseling verschijnen of wanneer onderwerpen snel wisselen.

INSTELLING 5 VOOR

ONVOORSPELBAAR

BEWEGEND & VERSN. /

VERTR. ONDERW.

INSTELLING 6 AANGEPAST

Kies dit voor moeilijk te volgen onderwerpen die niet alleen geneigd zijn plotseling te veranderen van snelheid maar ook grote bewegingen van voor naar achter en links naar rechts te maken.

Pas

TRACKINGGEVOELIGHEID

,

SNELHEID

TRACKINGGEVOEL.

en

ZONEGEBIED SCHAKELEN

aan naar uw voorkeuren gebaseerd op de waarden voor

Sets 1–5 ( P

123, 125).

122

AF/MF INSTELLINGEN (stilstaande fotografi e)

Scherpstelvolgopties

De afzonderlijke parameters die deel uitmaken van een scherpstelvolginstelling worden hieronder beschreven.

Deze parameter bepaalt hoe lang de camera wacht met overschakelen van de scherpstelling wanneer een object in het scherpstelgebied komt achter of voor het huidige onderwerp. Hoe hoger de waarde, hoe langer de camera zal wachten.

TRACKINGGEVOELIGHEID

SNEL VERGR. OP

STELT DE TRACKING

GEVOELIGHEID OP HET ONDERWERP IN

AANPASSEN

SCHAKELEN

0 1 2 3 4

O •

Hoe hoger de waarde, hoe langer het duurt voordat de camera opnieuw scherpstelt wanneer u probeert tussen onderwerpen te wisselen.

Hoe lager de waarde, hoe waarschijnlijker het is dat de camera de scherpstelling omschakelt van uw onderwerp naar andere objecten in het scherpstelgebied.

6

Deze parameter bepaalt hoe gevoelig het volgsysteem is voor veranderingen in de snelheid van het onderwerp.

Hoe hoger de waarde, hoe groter de nauwkeurigheid waarmee het systeem probeert te reageren op plotselinge bewegingen.

SNELHEID TRACKINGGEVOEL.

VAST VRS./VRT.

STELT DE SNELHEID VAN DE TRACKING

GEVOEL. VOOR EEN BEWEG. ONDERW. IN

AANPASSEN SCHAKELEN

0 1 2

O

Hoe hoger de waarde, hoe meer moeite de camera moet doen om scherp te stellen in situaties waarin de automatische scherpstelling niet goed presteert, zoals wanneer het onderwerp sterk refl ecterend is of een laag contrast heeft.

123

Deze parameter bepaalt het scherpstelgebied waaraan prioriteit gegeven wordt in zone AF.

ZONEGEBIED SCHAKELEN

MIDDEN AUTO VOOR

STELT DE SCHAKELGEVOELIGHID

V/H SCHERPSTELFR. IN ZONEGEBIED IN

AANPASSEN SCHAKELEN

6

VOOR

AUTO

MIDDEN

Zone AF wijst prioriteit toe aan de onderwerpen die het dichtst bij de camera zijn.

De camera vergrendelt scherpstelling op het onderwerp in het midden van de zone en wisselt de scherpstelgebieden dan zoals nodig om dit te volgen.

Zone AF wijst prioriteit toe aan onderwerpen in het midden van de zone.

O

Deze optie heeft alleen eff ect als y

ZONE

is geselecteerd voor scherpstelling.

Waarden instellen

Parameterwaarden voor de verschillende instellingen worden hieronder opgesomd.

2

0

2

3

3

TRACKINGGEVOEL.

ZONEGEBIED SCHAKELEN

0

0

AUTO

MIDDEN

2

1

2

AUTO

VOOR

AUTO

124

AF/MF INSTELLINGEN (stilstaande fotografi e)

Aangepaste scherpstelvolgopties

Volg de onderstaande stappen om de instellingen aan te passen voor Instelling 6.

1

Selecteer

AF-C AANGEPASTE

INSTELL.

 >

INSTELLING 6 AANGEPAST

.

AF-C AANGEPASTE INSTELL.

INSTELLING 6

AANGEPAST

TRACKINGGEVOELIGHEID

SNELHEID TRACKINGGEVOEL.

ZONEGEBIED SCHAKELEN

AANPASSEN

AUTO

INSTELLING DETAIL RESET

2

Druk de keuzeknop omhoog of omlaag om items te markeren en draai aan de voorste commandoschijf om wijzigingen aan te brengen. Druk op b

om instellingen terug te zetten naar hun oorspronkelijke waarden.

3

Druk op

DISP/BACK

wanneer de instellingen zijn voltooid.

6

125

AF-MODUS OPSL. DR ORIËNT.

Kies of de scherpstelmodus en het scherpstelgebied die gebruikt worden als de camera in de portretstand staat afzonderlijk worden opgeslagen van dat wat gebruikt wordt als de camera in de landschapstand staat.

UIT

FOCUSGEBIED ONLY

Dezelfde instellingen worden gebruikt bij beide standen.

Het scherpstelgebied voor elke stand kan afzonderlijk worden geselecteerd.

AAN

De scherpstelmodus en het scherpstelgebied kunnen afzonderlijk van elkaar worden geselecteerd.

AF-PUNTDISPLAY

yz

Kies of afzonderlijke scherpstelpunten worden afgebeeld wanneer

ZONE

of

GROOTHOEK/TRACKING

is geselecteerd voor

G

AF/MF INSTELLINGEN

 >

SCHERPSTELLING

.

6

ON OFF

AANTAL FOCUSPUNTEN

Kies het aantal scherpstelpunten dat beschikbaar is voor de selectie van het scherpstelpunt in de handmatige scherpstelmodus of wanneer

ENKEL PUNT

is geselecteerd voor

SCHERPSTELLING

.

117 PUNTEN(9×13)

Kies uit 117 scherpstelpunten opgesteld in een 9- bij 13-punts raster.

425 PUNTEN(17×25)

Kies uit 425 scherpstelpunten opgesteld in een 17- bij 25-punts raster.

126

AF/MF INSTELLINGEN (stilstaande fotografi e)

PRE-AF

Als

AAN

is geselecteerd, zal de camera de scherpstelling blijven aanpassen, zelfs wanneer de sluiterknop niet half wordt ingedrukt. De camera stelt continu scherp zodat sneller wordt scherpgesteld wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.

Door deze optie te kiezen, wordt voorkomen dat u een opname mist.

AAN UIT

O

Door

AAN

te kiezen, zal de batterij sneller leeg zijn.

x F

Als deze instelling op

AAN

wordt gezet, gaat de AF-hulpverlichting branden om het automatisch scherpstellen te assisteren.

AAN UIT

O •

De camera kan mogelijk niet scherpstellen met behulp van de AF-hulpverlichting in sommige gevallen.

Als de camera niet in staat is om scherp te stellen, kunt u proberen de afstand tot het onderwerp te vergroten.

Schijn met de AF-hulpverlichting niet recht in de ogen van het onderwerp.

N

Wijzigingen die met dit item worden aangebracht, zijn ook van toepassing in de fi lmmodus (

P

169).

6

127

INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.

Intelligente gezichtsherkenning stelt de scherpstelling en belichting in voor gezichten van mensen willekeurig waar op de foto, waarbij wordt voorkomen dat de camera de achtergrond scherpstelt in groepsportretten. Kies voor foto’s die portretonderwerpen benadrukken. U kunt ook kiezen of de camera hetzij het linker- hetzij het rechteroog detecteert en erop scherpstelt wanneer de Intelligente Gezichtsherkenning aan staat.

6

GEZICHTSHERKENNING

AAN

Pas instellingen voor Intelligente Gezichtsherkenning aan. U kunt ook instellingen voor oogdetectie aanpassen.

• g

OOG UIT

: Uitsluitend Intelligente gezichtsdetectie.

• u

OOG AUTOMATISCH

: De camera kiest automatisch op welke oog deze zich richt wanneer een gezicht wordt gedetecteerd.

• w

PRIORIT. RECHTEROOG

: De camera richt zich op het rechteroog van personen gedetecteerd met behulp van

Intelligente gezichtsdetectie.

• v

PRIORIT. LINKEROOG

: De camera richt zich op het linkeroog van personen gedetecteerd met behulp van

Intelligente gezichtsdetectie.

UIT

Intelligente gezichtsdetectie en oogprioriteit uit.

O •

Als het onderwerp beweegt terwijl de ontspanknop wordt ingedrukt, bevindt het gezicht zich mogelijk niet in het gebied met de groene rand bij het maken van de foto.

In sommige modi is het mogelijk dat de camera de belichting voor de gehele foto in plaats van voor het portretonderwerp instelt.

128

AF/MF INSTELLINGEN (stilstaande fotografi e)

N •

Het gezicht dat is geselecteerd door de camera wordt weergegeven door een groene rand. Andere gezichten die door de camera worden gedetecteerd, worden aangeduid door grijze randen. Om de camera op een ander onderwerp scherp te stellen, tikt u binnen het grijze kader.

Het icoon  g

verandert van wit naar groen.

U kunt ook tussen onderwerpen heen en weer schakelen door te drukken op de functietoets waaraan

GEZICHTSSELECTIE

op is toegewezen en vervolgens met gebruik van de scherpstellingstok (scherpstelhendel) of (in zoekerfotografi e) de aanraakbediening ( P

24).

Om te schakelen van gezichtsdetectie naar handmatige selectie van het scherpstelveld, drukt u op het midden van de scherpstellingstok

(scherpstelhendel). Druk nogmaals om gezichtsdetectie opnieuw in te schakelen.

Als het geselecteerde onderwerp buiten het kader raakt, zal de camera gedurende een ingestelde tijd wachten tot het terugkeert en daardoor kan het groene kader soms verschijnen op plaatsen waar er geen gezicht te zien is.

Tijdens een serieopname kunt u niet van onderwerp veranderen.

Afhankelijk van de opnameomstandigheden kan gezichtsselectie worden uitgesteld bij het afsluiten van de functie serie-opnamen.

Gezichten kunnen met de camera in verticale of horizontale richting worden gedetecteerd.

Als de camera niet in staat is om de ogen van het onderwerp te detecteren doordat deze verborgen zijn door haar, een bril of andere objecten, zal de camera scherpstellen op de gezichten.

Opties voor gezichts-/oogdetectie zijn ook toegankelijk via sneltoetsen

( P

246).

6

129

AF+MF

Als

AAN

is geselecteerd in scherpstelmodus

S

en de scherpstelling is vergrendeld (of door het half indrukken van de sluiterknop of op een andere manier), kan de scherpstelvergrendeling handmatig worden aangepast door aan de scherpstelring te draaien.

6

AAN UIT

O

Lenzen met een indicator voor scherpstelafstand moeten worden ingesteld op de handmatige scherpstelmodus (HF) voordat deze optie kan worden gebruikt. Het selecteren van HF schakelt de indicator van de scherpstelafstand uit.

Zet, als het objectief is uitgerust met een indicator voor de scherpstelafstand, de scherpstelring naar het midden omdat de camera mogelijk niet kan scherpstellen als de ring is ingesteld op oneindig of de minimale scherpstelafstand.

N

STANDAARD

en

FOCUS PIEK HIGHLIGHT

HF assistentie-opties kunnen worden geselecteerd met behulp van

HF ASSISTENTIE

.

AF + MF scherpstelzoom

Wanneer

AAN

is geselecteerd voor G

AF/MF INSTELLINGEN

 >

SCHERPSTELLOEP

en

ENKEL PUNT

geselecteerd is voor

SCHERPSTELLING

, kan zoom worden gebruikt om in te zoomen op het geselecteerde scherpstelgebied. De zoomfactor kan worden geselecteerd met de achterste commandoschijf.

130

AF/MF INSTELLINGEN (stilstaande fotografi e)

HF ASSISTENTIE

Kies hoe scherpstelling wordt weergegeven in de handmatige scherpstelmodus.

STANDAARD

DIGITAAL

SPLITSEN BEELD

DIGITALE

MICROPRISMA

FOCUS PIEK

HIGHLIGHT

Scherpstelling wordt op normale wijze weergegeven (scherpstelpieken en digitaal gesplitst beeld en digitale microprisma zijn niet beschikbaar).

Geeft een zwart-witbeeld (

MONOCHROOM

) of gesplitst beeld in kleur (

KLEUR

) in het midden van het beeld weer. Kader het onderwerp in het gesplitste beeldveld in en draai aan de scherpstelring totdat de vier delen van het gesplitste beeld juist zijn uitgelijnd.

Een raster met de nadruk op onscherpte wordt weergegeven wanneer het onderwerp niet scherp in beeld is en verdwijnt om te worden vervangen door een scherp beeld wanneer het onderwerp scherp in beeld is.

De camera versterkt contrastrijke contouren. Kies een kleur en een piekniveau.

N

U kunt ook MF-assisteeropties kiezen door het midden van de achterste commandoschijf in te houden.

SCHERPSTELLOEP

Als

AAN

is geselecteerd, zal de weergave automatisch inzoomen op het geselecteerde scherpstelgebied wanneer de scherpstelring naar de handmatige scherpstelmodus is gedraaid.

6

AAN UIT

N •

Het drukken op het midden van de achterste commandoschijf annuleert scherpstelzoom.

De zoomstand is op het huidige scherpstelveld gecentreerd en verandert wanneer het scherpstelgebied wordt gewijzigd.

131

INT. SPOT AE&SCHRPSTLGBD

Selecteer

AAN

om het huidige scherpstelkader te meten in de scherpstelstand

S

of

C

.

AAN UIT

x F

Kies of de camera scherpstelt met behulp van enkelvoudige

AF (

AF-S

) of continue AF (

AF-C

) als een knop waaraan scherpstelvergrendeling of

AF-AAN

is toegewezen, wordt ingedrukt om scherp te stellen in de handmatige scherpstelmodus.

6

AF-S AF-C

N

Wijzigingen die met dit item worden aangebracht, zijn ook van toepassing in de fi lmmodus ( P

171).

x F

Kies

BASIS FILMFORMAAT

om u te helpen praktische evaluaties van de scherptediepte te maken voor foto’s die worden gezien als prenten en dergelijke, en kies

PIXELBASIS

om u te helpen scherptediepte te beoordelen voor foto’s die met hoge resoluties zullen worden bekeken op computers of andere elektronische beeldschermen.

PIXELBASIS BASIS FILMFORMAAT

N

Wijzigingen die met dit item worden aangebracht, zijn ook van toepassing in de fi lmmodus ( P

171).

132

AF/MF INSTELLINGEN (stilstaande fotografi e)

ONTGREND/FOCUS PRIORITEIT

Kies hoe de camera scherpstelt in scherpstelmodus

AF-S

of

AF-C

.

ONTGRENDELEN

FOCUS

Sluitertijd krijgt voorrang op de scherpstelling. U kunt foto’s nemen wanneer de camera niet is scherpgesteld.

Scherpstelling krijgt voorrang op de sluitertijd. U kunt alleen foto’s nemen als de camera is scherpgesteld.

x F

Beperk het bereik van beschikbare focusafstanden voor verhoogde focussnelheid.

UIT

AANGEPST

Scherpstellingsbegrenzer uitgeschakeld.

Beperk de focus tot een bereik van afstanden gedefi nieerd door een minimum en maximum.

OK

: Focus beperken tot het geselecteerde bereik.

INSTELLEN

: Kies twee objecten en beperk de focus tot de afstand ertussen.

VRKEUZE1

VRKEUZE2

Beperk de focus tot een vooraf ingesteld bereik.

O •

Als u een focusbereik kiest met afstanden korter dan de minimale focusafstand van de lens, wordt de focusbegrenzer uitgeschakeld.

De weergegeven waarden voor de scherpstellingsbegrenzer kunnen verschillen van de werkelijke scherpstelafstand.

N •

De volgende extra bewerkingen kunnen worden uitgevoerd wanneer

AANGEPST

is geselecteerd:

-

U kunt op objecten in het aanraakscherm tikken om het scherpstelbereik te kiezen.

-

In plaats van een object aan te tikken op het scherm, kunt u de maximale scherpstelafstand tot oneindig instellen door aan de scherpstelring te draaien.

Wijzigingen die met dit item worden aangebracht, zijn ook van toepassing in de fi lmmodus ( P

171).

6

133

6

x F

Kies de opnamebewerkingen die worden uitgevoerd met de aanraaktoetsen.

Tik op uw object op het scherm om te focussen en de sluiter te ontspannen. In de salvomodus worden foto’s genomen terwijl u uw vinger op het scherm houdt.

In scherpstelmodus

S

 (AF-S) stelt de camera scherp wanneer u op uw onderwerp in de weergave tikt. De scherpstelling vergrendelt bij de huidige afstand totdat u op het pictogram

AF OFF

tikt.

In scherpstelmodus

C

 (AF-C) start de camera met scherpstellen wanneer u op uw onderwerp in de weergave tikt. De camera blijft de scherpstelling aanpassen voor veranderingen in de afstand tot het onderwerp totdat u op het pictogram

AF OFF

tikt.

In handmatige scherpstelmodus (MF) kunt u op de weergave tikken om op het geselecteerde onderwerp scherp te stellen met behulp van autofocus.

Tik om een punt voor de scherpstelstand of zoom te selecteren. Het scherpstelkader zal zich verplaatsen naar het geselecteerde punt.

Aanraakbedieningen uitgeschakeld.

N •

Om de aanraaktoetsen uit te schakelen en de touchscreenmodusindicator te verbergen, selecteert u

UIT

voor D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

TOUCH SCREEN INSTELLINGEN

 > x

INSTELL. AANRAAKSCHERM

.

Wijzigingen die met dit item worden aangebracht, zijn ook van toepassing in de fi lmmodus ( P

172).

134

AF/MF INSTELLINGEN (stilstaande fotografi e)

Aanraakbediening voor scherpstelzoom

Verschillende aanraakbedieningen worden gebruikt tijdens scherpstelzoom

(scherpstelcontrole ingeschakeld).

Als u het midden van het scherm aanraakt, worden de onderstaande bewerkingen uitgevoerd.

AF-S/MF

: Maak een foto

AF-S

: AF

MF

: Direct auto.focus

AF-S

: AF

MF

: Direct auto.focus

AF-S/MF

: UIT

Als u op andere gebieden tikt, scrolt u eenvoudig over het scherm of u nu foto’s maakt of fi lms opneemt en ongeacht de geselecteerde optie voor de touchscreenmodus.

6

135

OPNAME-INSTELLINGEN (stilstaande fotografi e)

Pas de opname-opties voor fotografi e aan.

Om opname-opties weer te geven, drukt u op

MENU/OK

in de opnameweergave en selecteert u het tabblad

A

 (

OPNAME-INSTELLINGEN

).

N

De beschikbare opties verschillen per geselecteerde opnamemodus.

OPNAME-INSTELLINGEN

DRIVE-INSTELLING

SPORTZOEKERMODUS

PRE-OPNAME

ZELFONTSPANNER

INSTEL. ZELFONTSP. OPSLAAN

ZELF-TIMER LAMP

INTERVAL-TIMEROPNAME

VERZACHT. VAN BELICHTING MET INT.TIMEROPN.

VERLATEN

DRIVE-INSTELLING

Pas de instellingen voor de verschillende drive-modi aan.

6

BKT-INSTELLING

Kies de instellingen die worden gebruikt wanneer de drive-schijf naar

BKT

is gedraaid (

P

137).

Selecteer de beeldsnelheid die wordt gebruikt wanneer de drive-schijf naar

CH

 (continue hoge snelheid) is gedraaid. De beeldsnelheid van de weergave wanneer de elektronische sluiter wordt gebruikt is 40 fps of 60 fps in 1,25× uitsnedemodus.

CH BURST HOGE

SNELHEID

30fps(1.25X BSN.)

R

10fps(1.25X BSN.)

R

1

1

20fps(1.25X BSN.)

R 1

20fps

R 1

10fps 15fps

2

1 Beschikbaar met enkel elektronische sluiter.

2 Alleen beschikbaar met mechanische sluiter.

Selecteer de beeldsnelheid die wordt gebruikt wanneer de drive-schijf naar

CL

(continue lage snelheid) is gedraaid.

CL BURST LAGE

SNELHEID

HDR-MODUS

GEAVANCEERDE

FILTERINSTEL.

136

3.0fps

5.0fps

* 6,6 fps met elektronische sluiter.

7.0fps

*

8.0fps

Telkens wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt, maakt de camera drie opnamen, telkens bij verschillende belichtingen, en combineert deze tot één foto. De resulterende foto behoudt details in highlights en schaduwen ( P

91).

Kies de fi lter die wordt gebruikt wanneer de drive-schijf naar

ADV.

is gedraaid ( P

96).

OPNAME-INSTELLINGEN (stilstaande fotografi e)

BKT-INSTELLING

Kies het type bracketing en pas de bracketingopties aan voor de

BKT

-drive-modus.

De volgende opties zijn beschikbaar wanneer

BKT

is geselecteerd voor de drive-modus.

O

AE BKT

W

ISO BKT

X

FILMSIMULATIE BKT

V

WITBALANS BKT

Y

DYNAMISCH BEREIK BKT

Z

FOCUS BKT

De volgende opties zijn beschikbaar wanneer

O

AE BKT

is geselecteerd voor

BKT SELECTEREN

.

FRAMES/STAP

INSTELLING

1 FRAME/

DOORLOPEND

SEQUENTIE

INSTELLING

Kies het aantal opnames in de bracketingreeks en de mate van belichting die wordt afgewisseld voor elke opname.

FOTO’S

: Kies het aantal opnamen in de bracketingreeks.

STAP

: Kies de mate van belichting die wordt afgewisseld voor elke opname.

1 FRAME

: De opnamen in de bracketingreeks worden één voor

één opgenomen.

DOORLOPEND

: De opnamen in de bracketingreeks worden in één serieopname opgenomen.

Kies de volgorde waarin foto’s worden gemaakt.

6

De volgende opties zijn beschikbaar wanneer

W

ISO BKT

is geselecteerd voor

BKT SELECTEREN

.

±1⁄3 ±2⁄3 ±1

137

Kies de drie fi lmsimulatietypes gebruikt voor fi lmsimulatiebracketing (

P

104).

De volgende opties zijn beschikbaar wanneer

V

WITBALANS

BKT

is geselecteerd voor

BKT SELECTEREN

.

±1 ±2 ±3

6

Kies uit

AUTO

- en

HANDMATIG

-focusbracketing-modi.

HANDMATIG

: In de modus

HANDMATIG

kiest u het volgende.

FOTO’S

STAP

INTERVAL

Kies het aantal opnamen.

Kies de mate van scherpstelverandering voor elke opname.

Kies het interval tussen opnamen.

Scherpstelling en FOTO’S/STAP

De relatie tussen scherpstelling en de opties gekozen voor

FOTO’S

en

STAP

wordt weergegeven in de afbeelding.

:

Stap

Foto’s

1 2 3 4 5

Startscherpstelpositie

De scherpstelling gaat van de startpositie naar oneindig.

Kleine

STAP

-waarden vertalen zich in kleine wijzigingen in de scherpstelling, grotere waarden in grotere wijzigingen.

Ongeacht de optie gekozen voor

FOTO’S

eindigt het opnemen wanneer de scherpstelling oneindig bereikt.

138

OPNAME-INSTELLINGEN (stilstaande fotografi e)

AUTO

: In de modus

AUTO

berekent de camera automatisch

FOTO’S

en

STAP

.

1

Selecteer

A

OPNAME-INSTELLINGEN

in het opnamemenu, markeer

INSTELLING FOCUS BKT

en druk op

MENU/OK

.

2

Selecteer

AUTO

en kies een

INTERVAL

.

Het beeld dat zichtbaar is door het objectief wordt weergegeven.

3

Stel scherp op het dichtstbijzijnde einde van het onderwerp en druk op

MENU/OK

.

De geselecteerde focusafstand verschijnt als

A

op de focusafstandsindicator.

INSTELLING FOCUS BKT

PUNT A INSTELLEN

CONTROLEER DE FOCUSRING

PUNT B INSTELLEN INSTELLEN

N

Hetzelfde focusbereik kan worden gekozen door eerst te focussen op het verste uiteinde van het onderwerp.

4

Stel scherp op het verste uiteinde van het onderwerp en druk op

DISP/BACK

.

De geselecteerde focusafstand (

B

) en focusbereik (

A

tot

B

) verschijnen op de focusafstandsindicator.

INSTELLING FOCUS BKT

PUNT B INSTELLEN

CONTROLEER DE FOCUSRING

PUNT A INSTELLEN INSTELLEN

N

In plaats van op de knop

DISP/BACK

te drukken, kunt u op

MENU/OK

drukken en opnieuw

A

selecteren.

5

Maak foto’s.

De camera berekent automatisch de waarden voor

FOTO’S

en

STAP

.

Het aantal foto’s verschijnt op het scherm.

AFBREKEN

6

139

SPORTZOEKERMODUS

Maak foto’s met behulp van de uitsnede in het midden van de weergave. Kies deze optie voor foto's van atleten, vogels en andere bewegende onderwerpen.

6

AAN

Foto’s worden met een uitsnede van 1,25× gemaakt zodat de beeldhoek met een waarde die gelijk is aan de brandpuntsafstand van de lens met

1,25× wordt verkleind; de uitsnede wordt weergegeven door een kader in de weergave.

De 1,25× uitsnede wordt uitgeschakeld.

UIT

N •

Het

H

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

 >

BEELDGROOTTE

-item in het opnamemenu is vast ingesteld op P .

De sportzoeker is niet beschikbaar in modi met een elektronische sluiter.

PRE-OPNAME

s J

Om de vertraging tussen het volledig indrukken van de ontspanknop en de uiteindelijke foto die op de geheugenkaart wordt opgeslagen, start de camera het vastleggen met de elektronische sluiter wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt en bewaart een serie opnamen die begint net voordat de ontspanknop verder volledig wordt ingedrukt.

AAN UIT

N

Pre-Opname-fotografi e is alleen beschikbaar wanneer s

ELEKTRONISCHE

SLUITER

is geselecteerd in

CH

(serie met hoge snelheid) drive-modus

( P

145).

140

OPNAME-INSTELLINGEN (stilstaande fotografi e)

ZELFONTSPANNER

Kies een vertraging voor het loslaten van de ontspanknop.

R

2 SEC

S

10 SEC

UIT

De ontspanknop wordt twee seconden na het indrukken van de ontspanknop losgelaten. Gebruik dit om onscherpte veroorzaakt door camerabeweging te verminderen als de ontspanknop wordt ingedrukt.

Het zelfontspannerlampje knippert terwijl de timer aftelt.

De ontspanknop wordt tien seconden na het indrukken van de ontspanknop losgelaten. Dit kunt u gebruiken voor foto’s waarin u zelf wilt voorkomen. Het zelfontspannerlampje knippert direct voordat de foto wordt gemaakt.

Zelfontspanner uitgeschakeld.

Als er een andere optie dan

UIT

is geselecteerd, begint de timer wanneer de ontspanknop volledig wordt ingedrukt.

Het scherm toont het aantal resterende seconden tot de ontspanknop wordt losgelaten. Druk op

DISP/BACK

om de timer te stoppen voor de foto wordt genomen.

9

O •

Sta achter de camera wanneer u de ontspanknop indrukt. Als u voor de lens staat, kan dit invloed hebben op de scherpstelling en belichting.

De zelfontspanner wordt automatisch uitgeschakeld wanneer de camera wordt uitgeschakeld.

INSTEL. ZELFONTSP. OPSLAAN

Als

AAN

is geselecteerd, blijft de gekozen zelfontspannerinstelling van kracht nadat er een foto is genomen of als de camera wordt uitgeschakeld.

6

AAN UIT

141

ZELF-TIMER LAMP

Als

AAN

wordt geselecteerd, zal het self-timer-lampje gaan branden tijdens self-timer-fotografi e. Selecteer

UIT

bij het fotograferen van nachtscènes of in andere situaties waarin u liever hebt dat de lamp niet brandt.

AAN UIT

INTERVAL-TIMEROPNAME

Confi gureer de camera zodat deze automatisch foto’s maakt bij een vooringesteld interval.

1

Markeer

INTERVAL-TIMEROPNAME

in het tabblad

A

 (

OPNAME-

INSTELLINGEN

) en druk op

MENU/OK

.

INTERVAL/AANTAL KEER

INTERVAL AANTAL KEER

6

ANNULEREN

2

Gebruik de keuzeknop om het interval en het aantal opnamen te kiezen. Druk op

MENU/OK

om door te gaan.

START WACHTTIJD

EIND

LATER

VERWACHTE STARTTIJD

START

PM

ANNULEREN

3

Gebruik de keuzeknop om de starttijd te kiezen en druk vervolgens op

MENU/OK

. Het fotograferen start automatisch.

ANNULEREN

O

Intervalfotografi e kan niet worden gebruikt bij een sluitertijd van

B

(lamp) of tijdens meervoudige belichtingsfotografi e. In seriemodus kan er slechts

één foto worden gemaakt wanneer de ontspanknop wordt losgelaten.

142

OPNAME-INSTELLINGEN (stilstaande fotografi e)

N •

Gebruik van een statief wordt aanbevolen.

We raden het gebruik van een AC-5VJ netadapter aan.

De weergave wordt uitgeschakeld tussen opnamen en licht op enkele seconden voordat de volgende foto wordt gemaakt.

De weergave kan op elk moment worden geactiveerd door op de ontspanknop te drukken.

Om het fotograferen voort te zetten totdat het aantal gemaakte foto’s gelijk is aan het aantal resterende opnamen op het moment dat het fotograferen met intervaltimer begon, stelt u het aantal opnamen in op ∞.

VERZACHT. VAN BELICHTING MET INT.TIMEROPN.

Selecteer

AAN

om de belichting automatisch aan te passen tijdens het fotograferen met intervaltimer, om te voorkomen dat de belichting aanzienlijk verandert tussen opnames in.

AAN UIT

N •

Grote veranderingen in de helderheid van het onderwerp kunnen de belichting onregelmatig laten lijken. Wij raden u aan kortere waarden te kiezen voor

INTERVAL-TIMEROPNAME

 >

INTERVAL

met onderwerpen die merkbaar helder of donker worden tijdens de opname.

In de handmatige stand (stand

M

) is gelijkmatige belichting alleen beschikbaar als een

A

 (auto) optie is geselecteerd voor ISO.

6

143

6

LICHTMEETSYSTEEM

Kies hoe de camera de belichting meet.

O

De geselecteerde optie treedt alleen in werking wanneer G

AF/MF

INSTELLINGEN

 >

INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.

op

UIT

staat.

o

(meervoudig) p

(middenmeting) v

(spot) w

(gemiddeld)

De camera bepaalt de belichting direct op basis van een analyse van de compositie, kleur en de verdeling van de helderheid. Aanbevolen voor de meeste situaties.

De camera meet het gehele beeld maar wijst het grootste gewicht toe aan het gebied in het midden.

De camera meet de lichtomstandigheden in het midden van het beeld, in een gebied dat overeenkomt met ca. 2% van het totaal.

Aangeraden bij onderwerpen die vanachter belicht worden, en in andere gevallen waar de achtergrond beduidend helderder of donkerder is dan het belangrijkste onderwerp.

De belichting wordt ingesteld op basis van het gemiddelde van het gehele beeld. Zorgt voor dezelfde belichting bij meerdere foto’s met hetzelfde licht en is in het bijzonder eff ectief voor het fotograferen van landschappen en het maken van portretten van onderwerpen met witte of zwarte kleding.

144

OPNAME-INSTELLINGEN (stilstaande fotografi e)

SLUITERTYPE

Kies het sluitertype. Kies de elektronische sluiter om het sluitergeluid te dempen.

t

MECHANISCHE SLUITER

Maak foto’s met de mechanische sluiter.

s

ELEKTRONISCHE SLUITER

Maak foto’s met de elektronische sluiter.

t u v w

E-FR. GORDIJNSLUITER

MECHANISCH + ELEKTR.

E-FRONT + MECHANISCH

E-FR. + MECH. + ELEKTR.

De camera kiest de mechanische of elektronische voorste gordijnsluiter afhankelijk van de opname-omstandigheden.

De camera kiest de mechanische of elektronische sluiter afhankelijk van de opnameomstandigheden.

De camera kiest de mechanische of elektronische voorste gordijnsluiter afhankelijk van de opname-omstandigheden.

De camera kiest de mechanische, elektronische of elektronische voorste gordijnsluiter afhankelijk van de opname-omstandigheden.

Als s

ELEKTRONISCHE SLUITER

, u

MECHANISCH + ELEKTR.

of w

E-FR. + MECH. + ELEKTR.

is geselecteerd, kunnen sluitertijden korter dan 1⁄8000 sec. worden gekozen door de sluitertijdschijf naar

8000

te draaien en vervolgens aan de achterste commandoschijf te draaien.

O •

Let op het volgende bij het gebruik van de elektronische sluiter:

-

Vertekening is mogelijk zichtbaar in opnamen van bewegende onderwerpen.

-

Vertekening is mogelijk zichtbaar in uit-de-hand-gemaakte opnamen bij hogere sluitertijden; gebruik van een statief wordt aanbevolen.

-

Streepvorming en waas kunnen optreden in opnamen gemaakt onder tl-verlichting of andere fl ikkerende of onregelmatige verlichting.

-

Respecteer, bij het maken van foto’s met gedempte sluiter (

P

212), de

beeldrechten van uw onderwerp en recht op privacy.

Let op het volgende bij het gebruik van de elektronische voorste gordijnsluiter:

-

Korte sluitertijden resulteren eerder in onregelmatige belichting en verlies van resolutie in onscherpe delen van het beeld.

N

De volgende beperkingen zijn van toepassing wanneer de elektronische sluiter wordt gebruikt:

“Uitgebreide” gevoeligheidswaarden worden niet ondersteund

Ruisonderdrukking voor lange tijdopnamen heeft geen eff ect

De fl itser kan niet worden gebruikt

145

6

FLIKKERVERMINDERING

Verminder fl ikkering in foto’s en op het scherm bij het fotograferen onder tl-verlichting en andere soortgelijke lichtbronnen.

Flikkerreductie is op alle frames van toepassing. Beeldsnelheid continu-opname verminderd.

Flikkermet. gebeurt alleen vóór 1ste frame en zelfde reductie-hoev. geldt voor alle volgende frames die kunnen fl ikkeren.

Flikkervermindering uitgeschakeld.

O •

Flikkervermindering verlengt de tijd die nodig is om foto’s vast te leggen.

UIT

wordt geselecteerd voor

FLIKKERVERMINDERING

wanneer de elektronische sluiter wordt gebruikt.

Flikkerreductie is niet beschikbaar tijdens fi lmopnamen.

IS MODE

Verminder wazigheid.

6

CONTINU

ALLEEN OPNAME

UIT

Beeldstabilisatie ingeschakeld.

Beeldstabilisatie wordt enkel ingeschakeld als de ontspanknop half wordt ingedrukt (scherpstelmodus

C

) of als de sluiter wordt ontgrendeld.

Beeldstabilisatie uitgeschakeld; x verschijnt in het scherm. Kies wanneer de camera op een statief of anderszins op een vaste plaats is bevestigd.

N •

De instelling geselecteerd voor de lensstabiliseringsschakelaar heeft voorrang op de instelling gekozen voor de IS-modus.

Merk op dat trillingen of camerageluiden waarneembaar zijn als beeldstabilisatie in werking treedt.

146

OPNAME-INSTELLINGEN (stilstaande fotografi e)

ISO AUTOM.INSTELLING.

Kies de basisgevoeligheid, maximale gevoeligheid en minimale sluitertijd voor de

A

-positie op de gevoeligheidsschijf. Instellingen voor

AUTO1

,

AUTO2

en

AUTO3

kunnen afzonderlijk worden opgeslagen; de standaardinstellingen worden hieronder getoond.

BASISINSTEL. GEVOELIGHEID

MAX. GEVOELIGHEID

MIN. SLUITERSNELH

160–12800

400–12800

⁄–¼  SEC, AUTO

AUTO1 AUTO2 AUTO3

800

160

1600

AUTO

3200

De camera kiest automatisch een gevoeligheid tussen de standaard- en maximumwaarden; gevoeligheid wordt alleen verhoogd boven de standaardwaarde als de vereiste sluitertijd voor optimale belichting langer zou zijn dan de waarde geselecteerd voor

MIN. SLUITERSNELH

.

N •

Als de waarde geselecteerd voor

BASISINSTEL. GEVOELIGHEID

hoger is dan de waarde geselecteerd voor

MAX. GEVOELIGHEID

, wordt

BASISINSTEL. GEVOELIGHEID

ingesteld op de waarde geselecteerd voor

MAX. GEVOELIGHEID

.

De camera selecteert mogelijk sluitertijden die langer zijn dan

MIN.

SLUITERSNELH

als foto’s nog steeds onderbelicht zouden zijn bij de waarde geselecteerd voor

MAX. GEVOELIGHEID

.

Als

AUTO

is geselecteerd voor

MIN. SLUITERSNELH

, de camera kiest automatisch een minimale sluitertijd die ongeveer gelijk is aan de inversie van de lensbrandpuntafstand in seconden (bijvoorbeeld, als de lens een brandpuntafstand van 50 mm heeft, kiest de camera een minimale sluitertijd in de buurt van 1⁄50 sec.). De minimale sluitertijd wordt niet beïnvloed door de optie geselecteerd voor beeldstabilisatie.

6

147

MULTI-BELICHTING

Kies hoe de camera opnamen combineert om multi-belichting te creëren.

6

AAN

Pas meerdere belichtingsinstellingen aan en neem meerdere belichtingen op.

ADDITIEF

: De camera voegt de belichtingen samen. Mogelijk moet u de belichtingscompensatie verlagen, afhankelijk van het aantal opnamen.

GEMIDDLD

: De camera optimaliseert automatisch de belichting voor de uiteindelijke foto. De achtergrond in serieopnamen zonder de compositie te wijzigen, zal optimaal worden belicht.

HELDER

: De camera vergelijkt de belichtingen en kiest alleen de helderste pixel op elke locatie. Kleuren kunnen worden gemengd, afhankelijk van hun helderheid en tint.

DONKER

: De camera vergelijkt de belichtingen en kiest alleen de helderste pixel op elke locatie. Kleuren kunnen worden gemengd, afhankelijk van hun helderheid en tint.

Meervoudige belichtingsmodus uitgeschakeld.

UIT

N

De camera kan maximaal negen belichtingen combineren.

148

OPNAME-INSTELLINGEN (stilstaande fotografi e) x F

DRAADLS COMMUNICT

Verbind met smartphones die de meest recente versie van de

FUJIFILM Camera Remote-app draaien. De smartphone kan vervolgens worden gebruikt om:

De camera te bedienen en op afstand foto’s maken

Foto’s te ontvangen die zijn geüpload vanaf de camera

Door de foto’s op de camera te browsen en geselecteerde foto’s te downloaden

Locatiegegevens naar de camera uploaden

N

Voor downloads en andere informatie bezoekt u:

http://app.fujifilm-dsc.com/en/camera_remote/

6

149

6

FLITSINSTELLINGEN (stilstaande fotografi e)

Pas de fl its gerelateerd instellingen voor fotografi e aan.

Om fl itsergerelateerde instellingen aan te passen, drukt u op

MENU/OK

in de opnameweergave en selecteert u het tabblad

F

 (

FLITSINSTELLINGEN

).

N

De beschikbare opties verschillen per geselecteerde opnamemodus.

FLITSINSTELLINGEN

FLASHFUNCTIE-INSTELLING

VERWIJDER R. OGEN

MODUS TTL VERGRENDELEN

LED-LICHTINSTELLING

MASTER-INSTELLING

CH-INSTELLING

VERLATEN

FLASHFUNCTIE-INSTELLING

Kies een fl itsbedieningsmodus, fl itsmodus of sync-modus of pas het fl itsniveau aan. De beschikbare opties variëren per fl itser.

N

Raadpleeg voor meer informatie over de fl itserinstellingen “Externe fl itsers (

P

266)” in

“Randapparatuur en optionele accessoires”.

MODUS

EF-X8

AANPASSEN EINDE

VERWIJDER R. OGEN

Verwijder rode-ogen-eff ecten veroorzaakt door de fl itser.

FLASH+VERWIJDEREN

FLASH

VERWIJDEREN

UIT

Een voorfl its die rode ogen vermindert wordt gecombineerd met digitale verwijdering van rode ogen.

Alleen rode ogen verminderen door middel van fl its.

Alleen digitaal rode ogen verwijderen.

Rode ogen verminderen door middel van fl its en digitaal rode ogen verwijderen uitgeschakeld.

N •

Flitser voor rode-ogenreductie kan worden gebruikt in de TTL-fl itserregelingstanden.

Digitale rode-ogen-verwijdering wordt alleen uitgevoerd wanneer een gezicht wordt gedetecteerd.

Digitale rode-ogen-verwijdering is niet beschikbaar voor RAW-afbeeldingen.

150

FLITSINSTELLINGEN (stilstaande fotografi e)

MODUS TTL VERGRENDELEN

In plaats van het aanpassen van het fl itsniveau per foto kan

TTL-fl itsbediening worden vergrendeld voor consistente resultaten binnen een reeks foto’s.

VERGR. MET L. FLASH

VERGR. MET MEETFLASH

De fl itssterkte wordt vergrendeld op de gemeten waarde voor de meest recente foto te bekijken.

De camera geeft een reeks voorfl itsen en de fl itssterkte wordt vergrendeld op de gemeten waarde.

N •

Om gebruik te maken van TTL-vergrendeling, wijst u

TTL-VERGRENDELING

toe aan een cameraknop en gebruikt u vervolgens deze knop om TTL-vergrendeling in of uit te schakelen ( P

256).

Flitscompensatie kan worden aangepast terwijl TTL-vergrendeling is ingeschakeld.

Bij het selecteren van

VERGR. MET L. FLASH

wordt een foutbericht weergegeven als er geen eerder gemeten waarde bestaat.

LED-LICHTINSTELLING

Kies of u het LED-videolicht van de fl itser (indien beschikbaar) wenst te gebruiken als een catchlight of AF-hulplicht bij het nemen van foto’s.

6

CATCHLIGHT

Catchlight

AF ASSIST

AF-hulpverlichting

AF ASSIST+CATCHLIGHT

AF-hulplichtverlichting en catchlight

OFF

Geen

N

In sommige gevallen is deze optie ook toegankelijk via het

FLASHFUNCTIE-INSTELLING

-menu.

151

FLITSINSTELLINGEN (stilstaande fotografi e)

MASTER-INSTELLING

Kies een fl itsgroep (A, B of C) voor de fl itser bevestigd aan de camerafl itsschoen wanneer deze functioneert als een hoofdfl itser die fl itseenheden op afstand bediend via Fujifi lm draadloze optische fl itsbediening of kies

OFF

om de hoofdfl itseruitvoer te beperken tot een niveau dat de uiteindelijke foto niet beïnvloed.

6

Gr A Gr B Gr C

N

In sommige gevallen is deze optie ook toegankelijk via het

FLASHFUNCTIE-INSTELLING

-menu.

OFF

CH-INSTELLING

Kies het kanaal dat wordt gebruikt voor de communicatie tussen de hoofdfl itser en fl itseenheden op afstand bij het gebruik van Fujifi lm optische draadloze fl itsbediening. Afzonderlijke kanalen kunnen worden gebruikt voor verschillende fl itssystemen of om interferentie te voorkomen als meerdere systemen dicht bij elkaar werken.

CH1 CH2 CH3 CH4

152

FILMINSTELLINGEN (fi lmopname)

Pas fi lmopname-opties aan.

Om fi lmopname-opties weer te geven, drukt u op

MENU/OK

in de opnameweergave en selecteert u het tabblad

B

 (

FILMINSTELLINGEN

).

N

De beschikbare opties verschillen per geselecteerde opnamemodus.

FILMINSTELLINGEN

FILMMODUS

BESTANDSINDELING

FILMCOMPRESSIE

FULL HD HOGESNELHEIDSOPN.

VERGR. BIJSN. FILM REP

F-Log/HLG OPNAME

4K FILMUITGANG

FULL HD FILM-UITVOER

VERLATEN

FILMMODUS

Kies voorafgaand aan het opnemen van fi lms de beeldsnelheid, bitsnelheid en het beeldformaat en de beeldverhouding.

FILMMODUS

1

Selecteer in het opnamemenu B

FILMINSTELLINGEN

, markeer vervolgens

FILMMODUS

en druk op

MENU/OK

.

2

Druk de selectieknop omhoog of omlaag om het gewenste beeldformaat en de beeldverhouding (

A

) te kiezen en druk op de selectieknop rechts.

Kies

V

16 : 9

of d

17 : 9

voor 4K-fi lms met beeldverhoudingen van 16 of 17 tot 9.

Kies

W

16 : 9

of

W

17 : 9

voor Full HD-fi lms met beeldverhoudingen van 16 of 17 tot 9.

6

153

3

Markeer een beeldsnelheid (

B

) en druk de keuzeknop rechts.

23.98P

24P 25P 29.97P

50P 59.94P

4

Druk de selectieknop omhoog of omlaag om een bitsnelheid

(

C

) te markeren en druk op

MENU/OK

.

50Mbps 100Mbps 200Mbps 400Mbps

N

De keuze van de beeld- en bitsnelheden varieert afhankelijk van de fi lmmodus.

BESTANDSINDELING

Kies een fi lmformaat.

6

MOV/H.265(HEVC)

LPCM

MOV/H.264 LPCM

Een hoog gecomprim. indeling die een zeer hoge beeldkwaliteit en hoge geluidskwaliteit biedt. Bestanden worden op de geheugenkaart opgeslagen in 10 bit 4

2

0 en uitgevoerd naar HDMI in

10 bit 4

2

2.

Hoge beeld- en geluidskwaliteit. Beeldsnelheden van

59.94P

en

50P

zijn niet beschikbaar bij een beeldformaat van d

17 : 9

en b

HLG

Y

HLG

kan niet worden geselecteerd voor

F-Log/HLG

OPNAME

.

MP4/H.264 AAC

Een indeling die geschikt is voor fi lms die naar internet worden geüpload. De volgende opties zijn niet beschikbaar:

Beeldsnelheid (beeldformaat

V

16 : 9 of

d

17 : 9 )

:

59.94P

of

50P

F-Log/HLG OPNAME

: b

HLG

Y

HLG

, b P Y

F-Log

, of b

F-Log

Y P

N

Films opgenomen met

MOV/H.264 LPCM

of

MP4/H.264 AAC

worden op de geheugenkaart opgeslagen in 8-bit 4

2

0 en uitgevoerd naar HDMI in 10-bit 4

2

2.

154

FILMINSTELLINGEN (fi lmopname)

MOV/MP4

Als u

MOV/H.264 LPCM

of

MP4/H.264 AAC

selecteert, worden de instellingen als volgt gewijzigd:

FILMMODUS

F-Log/HLG OPNAME

d

17 : 9/59.94P

d

17 : 9/50P

V

16 : 9/59.94P

*

V

16 : 9/50P

* b

HLG

Y

HLG

b P Y

F-Log

* b

F-Log

Y P *

* Verandert alleen als

MP4/H.264 AAC

is geselecteerd.

d

17 : 9/29.97P

d

17 : 9/25P

V

16 : 9/29.97P

V

16 : 9/25P

b P Y P b

F-Log

Y

F-Log

FILMCOMPRESSIE

Kies het type compressie dat wordt gebruikt om fi lms op te nemen.

ALL-Intra

Lnge GOP

Elke foto wordt afzonderlijk gecomprimeerd. Bestanden zijn groter, maar het feit dat de gegevens voor elke foto afzonderlijk worden opgeslagen, maakt dit een goede keuze voor fi lmopnamen die verder bewerkt worden.

Creëert evenwicht door goede beeldkwaliteit met hoge compressie. Bestanden zijn kleiner, waardoor dit een goede keuze is voor langere fi lms.

6

155

FULL HD HOGESNELHEIDSOPN.

Neem Full HD-fi lms met hoge beeldsnelheid op. Films met hoge beeldsnelheid kunnen in slowmotion worden afgespeeld, waardoor u tijd krijgt om snel bewegende onderwerpen of details te zien die voor het blote oog te vluchtig zijn. Selecteer

AAN

om de opname- en afspeelsnelheden afzonderlijk te kiezen.

Afspelen

23.98P

Opnemen

24P 25P 29.97P

50P 59.94P

6

100P 120P 200P 240P

N •

Films op hoge snelheid worden onder geluid opgenomen.

De maximale opnameduur is 6 minuten, maar varieert afhankelijk van de camera-instellingen.

De fi lmopnamen die zijn opgeslagen op de geheugenkaart worden gecomprimeerd met als doel de hoeveelheid opgenomen gegevens op

200 Mbps per seconde te houden.

De beschikbare opties voor afspeelsnelheid variëren met de geselecteerde optie voor opnamesnelheid.

VERGR. BIJSN. FILM REP

C

Stel de verhouding voor bijsn. fi lm in op 1,29

1. Dit maakt het gemakkelijker om bijgesneden fi lms te matchen bij het fi lmen in verschillende indelingen.

AAN UIT

156

FILMINSTELLINGEN (fi lmopname)

F-Log/HLG OPNAME

Kies de bestemming voor F-Log en HLG (Hybrid Log-Gamma)fi lms die worden opgenomen terwijl de camera is aangesloten op een HDMI-apparaat.

b b

F-Log

Y

F-Log

b b b

P

P

F-Log

HLG

Y

Y

F-Log

Y

Y

P

P

HLG

De fi lmopnamen worden verwerkt met behulp van fi lmsimulatie en zowel opgeslagen op de geheugenkaart als uitgevoerd naar het

HDMI-apparaat.

De fi lmopnamen worden opgenomen op de geheugenkaart en uitgevoerd naar het HDMI-apparaat in F-Log-formaat.

De fi lmopnamen worden uitgevoerd naar het HDMI-apparaat in

F-Log-formaat, maar opgeslagen op de geheugenkaart met behulp van fi lmsimulatie.

De fi lmopnamen worden opgeslagen op de geheugenkaart in

F-Log-formaat, maar uitgevoerd naar het HDMI-apparaat met behulp van fi lmsimulatie.

De fi lmopnamen worden opgenomen op de geheugenkaart en uitgevoerd naar het HDMI-apparaat in HLG-formaat.

N

F-Log is voorzien van een zachte gammacurve met een breed spectrum dat geschikt is voor verdere verwerking na productie. Gevoeligheid is beperkt tot waarden tussen ISO 640 en ISO 12800.

Het

HLG

(Hybrid Log-Gamma)-opnameformaat voldoet aan de internationale ITU-R BT2100-standaard. Bekeken op HLG-compatibele schermen, geven hoogwaardige HLG-fi lmopnamen scènes met een hoog contrast en levendige kleuren natuurgetrouw weer. Gevoeligheid is beperkt tot waarden tussen ISO 1000 en ISO 12800. HLG-opname is beschikbaar wanneer

MOV/H.265(HEVC) LPCM

wordt geselecteerd voor

B

FILMINSTELLINGEN

 >

BESTANDSINDELING

in het opnamemenu.

Filmsimulatie ( P ) beelden worden opgeslagen met behulp van de optie die is geselecteerd voor

H

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

 >

FILMSIMULATIE

in het opnamemenu.

Beeldmateriaal opgenomen met b P Y

F-Log

of b

F-Log

Y P

kan niet worden opgeslagen op de geheugenkaart en worden uitgevoerd naar de HDMI bij verschillende beeldformaten (4K, Full HD). Daarnaast zijn de volgende opties voor B

FILMINSTELLINGEN

en H

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

niet beschikbaar:

-

FILMMODUS

framesnelheidsopties van

59.94P

en

50P

-

FULL HD HOGESNELHEIDSOPN.

-

V

INTERFRAME NR

-

HDMI-UITGANG INFODISPLAY

157

6

4K FILMUITGANG

Kies de bestemming voor 4K-fi lms opgenomen terwijl de camera is aangesloten op een HDMI-recorder of ander apparaat dat

4K ondersteunt.

6

b

4K

Y

4K

b

4K

Y

FHD

b

FHD

Y

4K

b

Y

4K

4K-fi lms worden opgenomen op de camerageheugenkaart en uitgevoerd naar het HDMI-apparaat in 4K.

4K-fi lms worden opgenomen op een camerageheugenkaart in

4K en uitgevoerd naar het HDMI-apparaat in Full HD.

4K-fi lms worden in 4K uitgevoerd naar het HDMI-apparaat en in

Full HD opgenomen op de geheugenkaart van de camera.

4K-fi lms worden in 4K uitgevoerd naar het HDMI-apparaat. De camera slaat geen 4K-fi lms op een geheugenkaart op.

N

Deze optie is alleen beschikbaar wanneer

V

16 : 9

of d

17 : 9

is geselecteerd voor B

FILMINSTELLINGEN

 >

FILMMODUS

in het opnamemenu.

FULL HD FILM-UITVOER

Kies de bestemming voor Full HD-fi lms die zijn opgenomen terwijl de camera op een HDMI-apparaat is aangesloten.

b

FHD

Y

FHD

b

Y

FHD

Full HD-fi lms worden naar het HDMI-apparaat uitgevoerd en op de geheugenkaart van de camera opgeslagen.

Full HD-fi lms worden niet op de geheugenkaart van de camera opgenomen maar worden naar het HDMI-apparaat uitgevoerd.

N •

Deze optie is alleen beschikbaar wanneer

W

16 : 9

of

W

17 : 9

is geselecteerd voor B

FILMINSTELLINGEN

 >

FILMMODUS

in het opnamemenu.

Wanneer

OFF

is geselecteerd voor

HDMI-UITGANG INFODISPLAY

worden fi lms naar het HDMI-apparaat uitgevoerd in 4:2:2 10-bits formaat.

158

FILMINSTELLINGEN (fi lmopname)

HDMI-UITGANG INFODISPLAY

Als

ON

is geselecteerd, zullen HDMI-apparaten waarop de camera is aangesloten de informatie in het camerascherm ook weergeven.

ON OFF

4K HDMI STANDBYKWALITEIT

Kies of de uitvoer naar aangesloten HDMI-apparaten overschakelt van 4K naar Full HD tijdens stand-by.

V

W

Uitvoer naar HDMI-apparaten wordt voortgezet bij 4K tijdens stand-by.

Uitvoer naar HDMI-apparaten schakelt over naar Full HD tijdens stand-by, waardoor de batterij minder snel leegraakt.

HDMI REC-BEDIENING

Kies of de camera signalen naar het HDMI-apparaat moet sturen om een fi lm te starten en/of te stoppen, wanneer de sluiterknop wordt ingedrukt om de fi lmopname te starten en te stoppen.

6

ON OFF

159

F

BEELDSTABIL.-MODUS

Verminder wazigheid.

6

IBIS/OIS

IBIS/OIS + DIS

UIT

In-body (IBIS) en optische (OIS) beeldstabilisatie inschakelen. IBIS wordt gebruikt met lenzen die OIS niet ondersteunen.

In-body (IBIS), optische (OIS) en digitale (DIS) beeldstabilisatie inschakelen. De uitsnede wordt aangepast volgens de optie geselecteerd voor

FILMMODUS

.

Beeldstabilisatie uitgeschakeld; x

verschijnt in het scherm. Kies wanneer de camera op een statief of anderszins op een vaste plaats is bevestigd.

N •

De instelling geselecteerd voor de lensstabiliseringsschakelaar heeft voorrang op de instelling gekozen voor de IS-modus.

Merk op dat trillingen of camerageluiden waarneembaar zijn als beeldstabilisatie in werking treedt.

IBIS/OIS + DIS

is niet beschikbaar wanneer high-speed Full HD-opname is ingeschakeld.

F

BOOST BEELDSTABIL.MOD

Kies het beeldstabilisatieniveau.

AAN

UIT

Geschikt voor fotograferen vanuit de hand zonder te pannen.

Geschikt voor fotograferen vanuit de hand met pannen.

N

Door

BOOST BEELDSTABIL.MOD

aan een functieknop toe te wijzen, kan het beeldstabilisatieniveau worden gewijzigd terwijl de opname bezig is

(

P

256).

160

FILMINSTELLINGEN (fi lmopname)

ZEBRA-INSTELLING

Hoge lichten die mogelijk zijn overbelicht worden aangeduid door zebrastrepen in de fi lmmodusweergave.

ZEBRA R

ZEBRA L

UIT

Naar rechts schuin afl opende strepen.

Naar links schuin afl opende strepen.

Strepen uit.

ZEBRA-NIVEAU

Kies de helderheidsdrempel voor de zebrastrepenweergave.

50 55 60 65 70 75 80 85 90 95 100

GEOPT. FILMBEDIEN.

oL

Selecteer

AAN

om toe te staan dan fi lminstellingen worden aangepast met alleen de instelschijven en touch-screen-bediening.

Dit kan handig zijn om te voorkomen dat de geluiden van camerabedieningen worden opgenomen met fi lms of in situaties waarin u verschillende belichtingsinstellingen wilt gebruiken voor foto’s en fi lms (

P

26).

6

AAN UIT

161

CONTROLELAMPJE

Kies de lamp (indicator of AF-hulpverlichting) die brandt tijdens fi lmopnamen en of de lamp knippert of blijft branden.

Indicatielampje AF-hulplicht

6

VOOR UIT

ACHTER

z

VOOR UIT

ACHTER

y

VOOR

z

ACHTER

z

VOOR

z

ACHTER UIT

VOOR

y

ACHTER

y

VOOR

y

ACHTER UIT

VOOR UIT

ACHTER UIT

Het indicatorlampje brandt tijdens het opnemen van een fi lms.

Het indicatorlampje knippert tijdens het opnemen van een fi lms.

De indicator- en AF-hulpverlichtinglampjes branden tijdens het opnemen van fi lms.

Het AF-hulpverlichtinglampje brandt tijdens het opnemen van fi lms.

De indicator- en AF-hulpverlichtinglampjes knipperen tijdens het opnemen van fi lms.

Het AF-hulpverlichtinglampje knippert tijdens het opnemen van fi lms.

De indicator- en AF-hulpverlichtinglampjes blijven uit tijdens het opnemen van fi lms.

162

FILMINSTELLINGEN (fi lmopname)

F

KIES INST. OP MAAT

De opties zijn dezelfde als die voor stille fotografi e, maar instellingen moeten apart worden ingesteld (

P

115).

F

BEW/BEW INST. OP M

De opties zijn dezelfde als die voor stille fotografi e, maar instellingen moeten apart worden ingesteld (

P

116).

x F

Dit item staat ook in de fotomenu’s (

P

149).

6

163

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

(fi lmopname)

Pas de instellingen beeldkwaliteit voor fi lms aan.

Druk op

MENU/OK

in de opnameweergave en selecteer het tabblad

H

 (

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

) om de instellingen voor beeldkwaliteit weer te geven.

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

FILMSIMULATIE

MONOCHROOM KLEUR

WITBALANS

DYNAMISCH BEREIK

TOONCURVE

KLEUR

SCHERPTE

HOOG ISO RUISONDERDRUKKING

VERLATEN

N

De beschikbare opties verschillen per geselecteerde opnamemodus.

F

FILMSIMULATIE

Kies een fi lmsimulatie-eff ect voor fi lmopnamen.

6

c

PROVIA/STANDAARD

d

Velvia/LEVENDIG

e

ASTIA/LAAG

i

CLASSIC CHROME

g

PRO Neg. Hi

h

PRO Neg. Std

g

KLASSIEK Neg.

X

ETERNA/CINEMA

N

ETERNA BLEACH BYPASS

a

ACROS

b

MONOCHROOM

f

SEPIA

Zie “FILMSIMULATIE” ( P

104).

164

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT (fi lmopname)

De opties zijn dezelfde als die voor stille fotografi e, maar instellingen moeten apart worden ingesteld (

P

106).

De opties zijn dezelfde als die voor stille fotografi e, maar instellingen moeten apart worden ingesteld (

P

107).

F

DYNAMISCH BEREIK

Kies een dynamisch bereik voor fi lmopnamen.

V

100%

W

200%

X

400%

Zie “DYNAMISCH BEREIK” ( P

111).

N •

AUTO

(automatische regeling dynamisch bereik) is niet beschikbaar tijdens fi lmopname.

W

200%

is beschikbaar bij gevoeligheden van ISO 320 tot ISO 12800,

X

400%

bij gevoeligheden van ISO 640 tot 12800.

Dit item is beschikbaar wanneer b P Y P

is geselecteerd voor

B

 >

F-Log/HLG OPNAME

.

6

De opties zijn dezelfde als die voor stille fotografi e, maar instellingen moeten apart worden ingesteld (

P

112).

De opties zijn dezelfde als die voor stille fotografi e, maar instellingen moeten apart worden ingesteld (

P

113).

165

De opties zijn dezelfde als die voor stille fotografi e, maar instellingen moeten apart worden ingesteld (

P

113).

6

De opties zijn dezelfde als die voor stille fotografi e, maar instellingen moeten apart worden ingesteld (

P

113).

V

INTERFRAME NR

Selecteer

AAN

om interframe-ruisonderdrukking in te schakelen.

AAN UIT

N •

Interframe-ruisonderdrukking is alleen beschikbaar wanneer framesnelheden van

29.97P

of langzamer worden geselecteerd bij een framegrootte van V of d .

“ Beeldschaduwen” kunnen optreden bij bewegende onderwerpen of als de camera wordt bewogen tijdens het vastleggen.

166

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT (fi lmopname)

F

OMGV.LICHT CORR.

Selecteer

AAN

om correctie van het omgevingslicht tijdens fi lmopnamen in te schakelen.

AAN UIT

N •

Als

AAN

is geselecteerd wanneer een lens, die geen gegevens verzendt, op de camera is bevestigd met behulp van een FUJIFILM M

BEVESTIGINGSADAPTER (apart verkrijgbaar), dan wordt het omgevingslicht aangepast volgens de optie geselecteerd voor

H

INSTELLINGEN

BEELDKWALITEIT

 > x F

ADAPT.INSTEL.

 >

OMGV.LICHT CORR.

in het opnamemenu ( P

119).

Selecteer

UIT

als u streepvorming waarneemt in fi lms die zijn opgenomen met behulp van deze optie.

x F

Dit item staat ook in de fotomenu’s (

P

118). Wijzigingen in de

ene zijn van toepassing op de andere.

6

167

AF/MF INSTELLINGEN (fi lmopname)

Pas scherpstelinstellingen voor fi lms aan.

Om de scherpstelinstellingen aan te passen, drukt u op

MENU/OK

in de opnameweergave en selecteert u het tabblad

G

(

AF/MF INSTELLINGEN

).

AF/MF INSTELLINGEN

SCHERPSTELGEBIED

FILMSCHERPSTELLING

AF-C AANGEPASTE INSTELL.

AF-HULPLICHT

INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.

HF ASSISTENTIE

SCHERPSTELLOEP

DIRECT AF-INSTELLING

VERLATEN

N

De beschikbare opties verschillen per geselecteerde opnamemodus.

6

De opties zijn dezelfde als die voor stille fotografi e, maar instellingen moeten apart worden ingesteld (

P

120).

FILMSCHERPSTELLING

Kies hoe de camera het scherpstelpunt voor fi lmopname selecteert.

AF(MULTI)

AF-VELD KEUZE

Automatische selectie van scherpstelpunten.

De camera stelt scherp op het onderwerp in het geselecteerde scherpstelgebied.

168

AF/MF INSTELLINGEN (fi lmopname)

F

AF-C AANGEPASTE INSTELL.

Selecteer scherpstelvolgopties bij het opnemen van fi lms in scherpstelmodus

C

.

TRACKINGGEVOELIGHEID

Kies hoe lang de camera wacht met overschakelen van de scherpstelling wanneer een object in het scherpstelgebied komt achter of voor het huidige onderwerp. Zie “TRACKINGGEVOELIGHEID”

(

P

123).

0 1 2 3 4

O •

Hoe hoger de waarde, hoe langer het duurt voordat de camera opnieuw scherpstelt wanneer u probeert tussen onderwerpen te wisselen.

Hoe lager de waarde, hoe waarschijnlijker het is dat de camera de scherpstelling omschakelt van uw onderwerp naar andere objecten in het scherpstelgebied.

AF-SNELHEID

Pas de reactiesnelheid van autofocus aan. Kies hogere waarden voor snellere responstijden, lagere waarden voor langzamere responstijden.

6

−5 −4 −3 −2 −1 0 +1 +2 +3 +4 +5

x F

Dit item staat ook in de fotomenu’s ( P

127). Wijzigingen in de

ene zijn van toepassing op de andere.

169

6

F

INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.

Schakel Intelligente gezichtsdetectie in of uit bij het opnemen van fi lms.

GEZICHTSHERKENNING AAN

Zie “INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.” ( P

128).

UIT

Intelligente gezichtsdetectie en oogprioriteit uit.

O

Wanneer Intelligente Gezichtsherkenning wordt ingeschakeld, zal de camera scherpstellen met behulp van continue AF, ook al is enkelvoudige AF (

S

) gekozen met de scherpstelmodusselectieknop. Intelligente gezichtsdetectie is niet beschikbaar in de handmatige scherpstelstand.

F

HF ASSISTENTIE

Kies hoe scherpstelling wordt weergegeven in de handmatige scherpstelmodus.

STANDAARD

FOCUS PIEK HIGHLIGHT

De scherpstelling wordt op de normale manier weergegeven (scherpstelpieken is niet beschikbaar).

De camera versterkt contrastrijke contouren. Kies een kleur en een piekniveau.

170

AF/MF INSTELLINGEN (fi lmopname)

De opties zijn dezelfde als die voor stille fotografi e, maar instellingen moeten apart worden ingesteld (

P

131).

x F

Dit item staat ook in de fotomenu’s (

P

132). Wijzigingen in de

ene zijn van toepassing op de andere.

x F

Dit item staat ook in de fotomenu’s (

P

132). Wijzigingen in de

ene zijn van toepassing op de andere.

x F

Dit item staat ook in de fotomenu’s (

P

133). Wijzigingen in de

ene zijn van toepassing op de andere.

6

171

6

x F

TOUCH SCREEN MODUS

Kies de opnamebewerkingen die worden uitgevoerd met de aanraaktoetsen.

In plaats van op de ontspanknop drukken, kunt u op uw onderwerp in de weergave tikken om scherp te stellen en de opname te starten.

Tijdens het vastleggen kunt u op de weergave tikken om zoals hieronder beschreven scherp te stellen.

Druk op de ontspanknop om het opnemen te beëindigen.

Door op de weergave te tikken, stelt de camera scherp op het geselecteerde punt.

Gebruik de ontspanknop om de opname te starten en te stoppen.

In scherpstelmodus

S

 (AF-S) kunt u op elk gewenst moment opnieuw scherpstellen door op uw onderwerp in de weergave te tikken.

In scherpstelmodus

C

 (AF-C) zal de camera doorlopend de scherpstelling bijstellen voor veranderingen in de afstand tot het onderwerp op het geselecteerde scherpstelpunt door tikken op de weergave.

In handmatige scherpstelmodus (MF) stelt de camera scherp met behulp van autofocus wanneer u op de weergave tikt; tijdens het vastleggen kunt u opnieuw op de weergave tikken om het scherpstelgebied naar een nieuwe locatie te verplaatsen.

Tik om het scherpstelgebied te positioneren.

Gebruik de ontspanknop om de opname te starten en te stoppen.

In scherpstelmodus

S

(AF-S) kunt u op elk gewenst moment het scherpstelgebied opnieuw positioneren door op uw onderwerp in de weergave te tikken. Gebruik om scherp te stellen de knop waaraan

AF-AAN

is toegewezen.

In scherpstelmodus

C

 (AF-C) zal de camera doorlopend de scherpstelling bijstellen voor veranderingen in de afstand tot het onderwerp op het geselecteerde scherpstelpunt door tikken op de weergave.

In handmatige scherpstelmodus (MF) kunt u op de weergave tikken om het scherpstelgebied over uw onderwerp te positioneren.

Aanraakbedieningen uitgeschakeld.

172

AF/MF INSTELLINGEN (fi lmopname)

N •

Om de aanraaktoetsen uit te schakelen en de touchscreenmodusindicator te verbergen, selecteert u

UIT

voor

D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

TOUCH SCREEN INSTELLINGEN

 > x

INSTELL. AANRAAKSCHERM

.

Dit item staat ook in de fotomenu’s (

P

134). Wijzigingen in de ene zijn

van toepassing op de andere.

Aanraakbediening voor scherpstelzoom

Verschillende aanraakbedieningen worden gebruikt tijdens scherpstelzoom

(scherpstelcontrole ingeschakeld).

Als u het midden van het scherm aanraakt, worden de onderstaande bewerkingen uitgevoerd.

AF-S

: AF

MF

: Direct auto.focus

AF-S

: AF

MF

: Direct auto.focus

AF-S

: AF

MF

: Direct auto.focus

AF-S/MF

: UIT

Als u op andere gebieden tikt, scrolt u eenvoudig over het scherm of u nu foto’s maakt of fi lms opneemt en ongeacht de geselecteerde optie voor de touchscreenmodus.

6

173

6

AF/MF INSTELLINGEN (fi lmopname)

VERGR. SCHERPST.CONTROLE

Kies of de focuszoom van kracht blijft zodra fi lmopname begint.

AAN UIT

174

INSTELLING GELUID (fi lmopname)

Pas de instellingen aan voor audio opgenomen tijdens het fi lmen.

Om de scherpstelinstellingen aan te passen, drukt u op

MENU/OK

in de opnameweergave en selecteert u het tabblad

P

(

INSTELLING GELUID

).

INSTELLING GELUID

AANP. INTERN MIC.-NIVEAU

AANP. EXTERN MIC.-NIVEAU

INST. MICROFOONAANSLUITING

BEGRENZER MIC.-NIVEAU

WINDFILTER

FILTER ONDERGRENS

VOLUME HOOFDTELEFOON

N

De beschikbare opties verschillen per geselecteerde opnamemodus.

VERLATEN

AANP. INTERN MIC.-NIVEAU

Pas het opnameniveau aan voor de ingebouwde microfoon.

AUTO

HANDMATIG

UIT

De camera past het opnameniveau automatisch aan.

Pas het opnameniveau handmatig aan. Druk op de selectieknop rechts om uit 25 opnameniveaus te kiezen.

Schakel de ingebouwde microfoon uit.

AANP. EXTERN MIC.-NIVEAU

Pas het opnameniveau aan voor externe microfoons.

6

AUTO

HANDMATIG

UIT

De camera past het opnameniveau automatisch aan.

Pas het opnameniveau handmatig aan. Druk op de selectieknop rechts om uit 25 opnameniveaus te kiezen.

Schakel het opnemen uit met behulp van externe microfoons.

175

INSTELLING GELUID (fi lmopname)

INST. MICROFOONAANSLUITING

Geef het type hardware op dat is aangesloten op de microfoonaansluiting.

MICRO

LIJN

Kies deze optie voor directe verbinding met een externe microfoon.

Kies deze optie voor externe audioapparaten die zijn aangesloten via line-output.

BEGRENZER MIC.-NIVEAU

Vermindert vervorming die wordt veroorzaakt door invoer die de grenzen van de audiocircuits van de microfoon overschrijdt.

6

AAN UIT

WINDFILTER

Kies of windruisreductie tijdens fi lmopnamen wordt ingeschakeld.

AAN UIT

FILTER ONDERGRENS

Kies of het laagafvalfi lter wordt ingeschakeld, waardoor laagfrequente ruis tijdens fi lmopnamen wordt verminderd.

AAN

VOLUME HOOFDTELEFOON

Stel het hoofdtelefoonvolume af.

UIT

176

0

1—10

Demp uitvoer naar de koptelefoon.

Kies een volume uit 1 tot 10.

INSTELLING TIJDCODE (fi lmopname)

Stel scherminstellingen voor de tijdcode in (uren, minuten, seconden en beeldnummer) in voor fi lmopnamen.

Om de scherpstelinstellingen aan te passen, drukt u op

MENU/OK

in de opnameweergave en selecteert u het tabblad

Q

(

INSTELLING TIJDCODE

).

INSTELLING TIJDCODE

WEERGAVE TIJDCODE

INSTELLING STARTTIJD

INSTELLING OPTELLEN

FRAME VERWIJDEREN

UITVOER HDMI-TIJDCODE

N

De beschikbare opties verschillen per geselecteerde opnamemodus.

VERLATEN

WEERGAVE TIJDCODE

Selecteer

AAN

om tijdcodes tijdens fi lmopnamen en afspelen van fi lms weer te geven.

AAN

INSTELLING STARTTIJD

Kies de starttijd van de tijdcode.

UIT

HANDMATIGE INVOER

HUIDIGE TIJD

RESETTEN

Markeer deze optie en druk op de selectieknop rechts om handmatig een starttijd te kiezen.

Stel de starttijd op de huidige tijd in.

Stel de starttijd in op 00:00:00.

INSTELLING OPTELLEN

Kies of de tijd continu wordt geklokt of alleen tijdens fi lmopnamen.

REC UITVOEREN

Tijd wordt alleen geklokt tijdens fi lmopnamen.

VRIJ UITVOEREN

De tijd wordt continu geklokt.

6

177

INSTELLING TIJDCODE (fi lmopname)

FRAME VERWIJDEREN

Bij beeldsnelheden van

59.94P

en

29.97P

ontstaat geleidelijk een afwijking tussen de tijdcode (gemeten in seconden) en de werkelijke opnametijd (gemeten in fracties van seconden). Kies of de camera daar waar nodig beelden weglaat om de opnametijd overeen te laten komen met de tijdcode.

AAN

De camera laat waar nodig beelden weg om de tijdcode en werkelijke opnametijd precies gelijk te laten open.

Beelden worden niet weggelaten.

UIT

N •

De tijdcodeweergave varieert afhankelijk van de geselecteerde optie.

AAN

6

UIT

Selecteren van een beeldsnelheid van

23.98P

schakelt weglaten van het beeld uit.

UITVOER HDMI-TIJDCODE

Kies of tijdcodes naar HDMI-apparaten worden uitgevoerd.

AAN UIT

178

Afspelen en het afspeelmenu

179

7

c b a f e d

Z

Y

X

De afspeelweergave

Deze sectie geeft een overzicht van de indicatoren die mogelijk worden weergegeven tijdens het afspelen.

O

Ter illustratie worden displays getoond met alle indicatoren brandend.

A B CD E F G H I

12/31/2020 1/999 g

J

K

L

M

W V

A

Datum en tijd ...................................42, 44, 207

B

Framenummerweergave

C

Gezichtsdetectie-indicator ........................128

D

Bluetooth AAN/UIT ......................................237

E

Opdracht beeldoverdracht .......................198

F

Beeldoverdrachtstatus ......................237, 286

G

Aantal frames geselecteerd voor upload ...198

H

Kaartsleuf .......................................................185

I

Beeldnummer ...............................................233

J

Beschermde afbeelding .............................192

K

Locatiegegevens .................................243, 287

L

Batterijniveau ..................................................41

M

Beeldkwaliteit ...............................................103

N

Beeldgrootte ..................................................102

O

Filmformaat ..................................................154

P

Filmsimulatie ................................................104

Q

Dynamisch bereik ........................................111

180

U T S R Q P O N

R

HDR .....................................................................91

S

Witbalans.......................................................107

T

Gevoeligheid ....................................................80

U

Belichtingscompensatie ...............................83

V

Diafragma ..........................................60, 65, 66

W

Sluitertijd .............................................60, 62, 66

X

Indicator afspeelmodus ................................49

Y

Filmpictogram .................................................56

Z

Tijdcode ..........................................................177

a

HDR-afbeelding ..............................................91

b

Indicator voor rode-ogenverwijdering

..............................................................150, 194

c

Geavanceerd fi lter ..........................................95

d

Geschenkbeeld ................................................49

e

Indicator fotoboekhulp ..............................200

f

DPOF-printindicator ...................................202

g

Foto’s waarderen ..........................................196

De DISP/BACK-knop

De

DISP/BACK

-knop regelt de weergave van de indicatoren tijdens het afspelen.

De afspeelweergave

Standaard

12/31/2020 1/999

Informatie uit

12/31/2020 1/999

Infoscherm

7

181

Foto-informatie bekijken

Het foto-informatiescherm wijzigt telkens wanneer de keuzeknop omhoog wordt gedrukt.

De afspeelweergave

Basisgegevens

12/31/2020 1/999

Infoscherm 1

12/31/2020 1/999

LENS

FOCAL LENGTH

COLOR SPACE

LENS MODULATION OPT.

23.0mm

F5.6

23.0mm

sRGB

ON

1/999

12/31/2020 12:10 AM

7

S.S

F ISO

Infoscherm 3

AFBREKEN

Infoscherm 2

VOLGENDE

Inzoomen op het scherpstelpunt

Druk op het midden van de achterste commandoschijf om in te zoomen op het scherpstelpunt. Druk nogmaals om terug te keren naar schermvullend afspelen.

182

Foto’s bekijken

Lees deze sectie voor informatie over terugspeelzoom en afspelen met meervoudig beeld.

Gebruik de achterste commandoschijf om van afspelen in volledig scherm naar zoomweergave of miniatuurweergave te gaan.

Afspelen in volledig scherm

100-0001

Miniatuurweergave

Weergave van negen miniaturen

Zoomweergave

DISP/BACK

MENU/OK

Gemiddelde zoom

7

Weergave van honderd miniaturen Maximale zoom

183

Foto’s bekijken

Zoomweergave

Draai de achter commandoschijf naar rechts om in te zoomen op de huidige foto, links om uit te zoomen. Druk op

DISP/BACK

,

MENU/OK

of het midden van de achterste commandoschijf om het zoomen af te sluiten.

N •

De maximale zoomfactor is afhankelijk van de optie die is geselecteerd voor H

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

 >

BEELDGROOTTE

.

Zoomweergave is niet beschikbaar voor kopieën met een nieuw formaat of kopieën die zijn uitgesneden en opgeslagen in a -grootte.

Bladeren

Nadat op de foto is ingezoomd, kan de keuzeknop worden gebruikt om delen van de afbeelding te bekijken die momenteel niet zichtbaar zijn in het scherm.

Navigatievenste

7

Miniatuurweergave

Om het aantal weergegeven afbeeldingen te veranderen, draait u de achterste commandoschijf naar links wanneer een foto schermvullend wordt weergegeven.

N •

Gebruik de instelschijf om een foto te markeren en druk op

MENU/OK

om de gemarkeerde foto schermvullend weer te geven.

Gebruik tijdens het afspelen van negen of van honderd miniaturen de selectieknop omhoog en omlaag om meer foto’s te bekijken.

184

Het afspeelmenu

Pas afspeelinstellingen aan.

Het afspeelmenu wordt weergegeven wanneer u op

MENU/OK

in de afspeelmodus drukt.

MENU VOOR HERBEKIJKEN

WISSELSLEUF

RAW-CONVERSIE

WISSEN

TGLK WISS(RAW SL1/JPG SL2)

BEELDUITSNEDE

NIEUW FORMAAT

BEVEILIGEN

FOTO DRAAIEN

VERLATEN

WISSELSLEUF

Kies de kaart waarvan u de foto’s wilt afspelen.

N

Als er twee geheugenkaarten zijn geplaatst, kunt u de a

-knop ingedrukt houden om een kaart voor het afspelen te kiezen.

7

185

7

RAW-CONVERSIE

Zelfs als u geen computer heeft, kunt u de camera gebruiken om RAW-foto’s aan te passen en op te slaan in andere formaten.

RAW-foto’s opslaan in een ander formaat

1

Geef een RAW-foto weer.

2

Markeer

RAW-CONVERSIE

in het weergavemenu.

3

Druk op

MENU/OK

.

Een lijst met instellingen wordt weergegeven.

RAW-CONVERSIE

REFLECT OPN. COND.

BESTANDSTYPE

BEELDGROOTTE

BEELDKWALITEIT

PUSH/PULL-VERWERKING

DYNAMISCH BEREIK

CREEREN ANNULEREN

4

Druk de selectieknop omhoog om een instelling te markeren.

5

Druk op de keuzeknop rechts om opties weer te geven.

RAW-CONVERSIE

撮影時条件を反映

増感/減感

ホワイトバランス

WB

シフト

6

Druk op de selectieknop omhoog of omlaag om de gewenste optie markeren.

7

Druk op

MENU/OK

om de gemarkeerde optie te selecteren. De lijst met instellingen getoond in Stap 3 wordt weergegeven.

Herhaal Stap 4 tot 7 om andere instellingen aan te passen.

8

Druk op de

Q

-knop.

Een voorbeeld van de kopie wordt weergegeven.

9

Druk op

MENU/OK

.

De kopie wordt opgeslagen.

N

RAW-conversie-opties kunnen tevens worden weergegeven door op de

Q

-knop te drukken wanneer een RAW-foto wordt weergegeven.

186

Het afspeelmenu

De instellingen die kunnen worden aangepast wanneer foto’s van RAW naar een ander formaat worden geconverteerd, zijn:

Maak een kopie met behulp van de instellingen die op het moment van fotograferen van kracht waren.

Kies een bestandsformaat.

Kies een beeldgrootte.

Stel de beeldkwaliteit bij.

PUSH/PULL-VERWERKING

Pas belichting aan.

DYNAMISCH BEREIK

Verbeter details in hoge lichten voor natuurlijk contrast.

Verminder verlies van details in hoge lichten en schaduwen voor natuurlijke resultaten bij het fotograferen van onderwerpen met veel contrast.

Boots de eff ecten van verschillende fi lmsoorten na.

Voeg een warme of koele zweem toe aan monochrome foto’s.

Voeg een fi lmkorreleff ect toe.

Vergroot het bereik van beschikbare tonen voor het renderen van kleuren die over het algemeen erg verzadigd zijn, zoals rood, geel en groen.

Vergroot het bereik van beschikbare tonen voor het renderen van blauwe kleuren.

Pas witbalans aan.

Verfi jn witbalans.

Highlights en schaduwen aanpassen.

Pas de kleurdichtheid aan.

Verscherp of verzacht de contouren.

Bewerk de kopie om spikkels te verminderen.

Resolutie verhogen.

Verbeter de defi nitie door aanpassing voor diff ractie en het lichte verlies van scherpstelling aan de rand van de lens.

Kies de kleurruimte gebruikt voor kleurreproductie.

Verminder verlies van details in highlights en schaduwen.

7

187

WISSEN

Wis afzonderlijke foto’s, meerdere geselecteerde foto’s of alle foto’s.

O

Gewiste foto’s kunnen niet worden teruggehaald. Bescherm belangrijke foto’s of kopieer deze naar een computer of ander opslagapparaat voordat u verder gaat.

7

ENKELE FOTO

GEKOZEN VELDEN

ALLE FOTO'S

Wis foto’s één voor één.

Verwijder meerdere geselecteerde foto's.

Wis alle onbeveiligde foto's.

ENKELE FOTO

1

Selecteer

ENKELE FOTO

voor

WISSEN

in het afspeelmenu.

2

Druk de keuzeknop naar links of rechts om door de foto’s te bladeren en druk op

MENU/OK

om te wissen.

N •

Er wordt geen bevestigingsvenster weergegeven voordat foto’s worden verwijderd; zorg ervoor dat de juiste foto is geselecteerd voordat u op

MENU/OK

drukt.

Meer foto’s kunnen worden verwijderd door op

MENU/OK

te drukken.

Druk op de mulit-selector links of rechts om door de foto’s te bladeren en druk op

MENU/OK

om te verwijderen.

188

Het afspeelmenu

GEKOZEN VELDEN

1

Selecteer

GEKOZEN VELDEN

voor

WISSEN

in het afspeelmenu.

2

Markeer foto’s en druk op

MENU/OK

om te selecteren.

Geselecteerde foto’s worden aangeduid met vinkjes ( R ).

Druk opnieuw op

MENU/OK

om een gemarkeerde foto te deselecteren.

3

Wanneer de bewerking is voltooid, drukt u op

DISP/BACK

om een bevestigingsscherm weer te geven.

4

Markeer

OK

en druk op

MENU/OK

om de geselecteerde foto’s te wissen.

N

Foto’s in fotoboeken of printeropdrachten worden aangeduid door

S

.

ALLE FOTO’S

1

Selecteer

ALLE FOTO’S

voor

WISSEN

in het afspeelmenu.

2

Er verschijnt een bevestigingsvenster; markeer

OK

en druk op

MENU/OK

om alle onbeveiligde foto’s te wissen.

N •

Het indrukken van

DISP/BACK

annuleert het wissen; merk op dat alle foto’s verwijderd voordat de knop werd ingedrukt niet kunnen worden teruggehaald.

Als er een waarschuwing verschijnt die vermeldt dat de geselecteerde foto’s deel uitmaken van een DPOF-printopdracht, druk dan op

MENU/OK

om de foto’s te verwijderen.

7

189

TGLK WISS(RAW SL1/JPG SL2)

Het maken van foto’s met

RAW / JPEG

geselecteerd voor

D

OPSLAAN SET-UP

 > x

INSTELLING KAARTSLEUF

creëert twee kopieën. Kies of bij het verwijderen van het RAW-beeld ook de JPEG-kopie wordt verwijderd.

7

AAN

UIT

Bij het verwijderen van het RAW-beeld van de kaart in Sleuf 1 wordt ook de JPEG-kopie van de kaart in Sleuf 2 verwijderd.

Bij het verwijderen van het RAW-beeld van de kaart in Sleuf 1 wordt niet de JPEG-kopie van de kaart in Sleuf 2 verwijderd.

BEELDUITSNEDE

Maak een beelduitsnede van de huidige foto.

1

Geef de gewenste foto weer.

2

Selecteer

BEELDUITSNEDE

in het afspeelmenu.

3

Gebruik de achterste commandoschijf om in- en uit te zoomen en druk de keuzeknop omhoog, omlaag, naar links of naar rechts om de foto te verschuiven totdat het gewenste gedeelte wordt weergegeven.

4

Druk op

MENU/OK

om een bevestigingsvenster weer te geven.

5

Druk opnieuw op

MENU/OK

om de bijgesneden kopie in een afzonderlijk bestand op te slaan.

N •

Hoe hoger de zoomfactor, hoe lager het aantal pixels in de uitgesneden kopie.

Als het formaat van de uiteindelijke kopie a zal zijn, wordt

OK

in geel weergegeven.

Alle kopieën hebben een beeldverhouding van 3

2.

190

Het afspeelmenu

NIEUW FORMAAT

Maak een kleine kopie van de huidige foto.

1

Geef de gewenste foto weer.

2

Selecteer

NIEUW FORMAAT

in het afspeelmenu.

3

Markeer een formaat en druk op

MENU/OK

om een bevestigingsvenster weer te geven.

4

Druk opnieuw op

MENU/OK

om de kopie met nieuw formaat naar een afzonderlijk bestand te kopiëren.

N

De beschikbare formaten zijn afhankelijk van het formaat van het origineel.

7

191

7

BEVEILIGEN

Beveilig foto’s tegen per ongeluk wissen. Markeer een van de volgende opties en druk op

MENU/OK

.

FOTO

Beveilig geselecteerde foto’s.

Druk de keuzeknop naar links of rechts om foto’s te bekijken en druk op

MENU/OK

om foto’s te selecteren of deselecteren.

Druk op

DISP/BACK

wanneer de bewerking is voltooid.

BEVEILIG ALLES

Beveilig alle foto’s.

ALLES RESETTEN

Verwijder beveiliging van alle foto’s.

O

Beveiligde foto’s zullen worden gewist zodra de geheugenkaart wordt geformatteerd.

N

Beelden beschermen die momenteel geselecteerd zijn voor upload naar smartphones of tablets verwijdert de uploadmarkering.

192

Het afspeelmenu

FOTO DRAAIEN

Draai foto’s.

1

Selecteer

AAN

voor

D

SCHERM SET-UP

 >

AUTO ROT. WEERG.

.

2

Geef de gewenste foto weer.

3

Selecteer

FOTO DRAAIEN

in het afspeelmenu.

4

Druk de keuzeknop omlaag om de foto 90° met de klok mee te draaien; omhoog om de foto 90° tegen de klok in te draaien.

5

Druk op

MENU/OK

. De foto zal voortaan automatisch worden weergeven in de geselecteerde stand als deze wordt bekeken op de camera.

N •

Beveiligde foto’s kunnen niet worden gedraaid. Verwijder de beveiliging voordat u foto’s draait.

De camera is mogelijk niet in staat om foto’s te draaien die met andere camera’s zijn gemaakt. Foto’s die zijn gedraaid op de camera zullen niet worden gedraaid als ze bekeken worden op een computer of op andere camera’s.

Foto’s gemaakt met

D

SCHERM SET-UP

 >

AUTO ROT. WEERG.

worden tijdens het afspelen automatisch in de juiste richting weergegeven.

7

193

7

VERWIJDER R. OGEN

Verwijder rode ogen uit portretten. De foto wordt door de camera geanalyseerd; als er rode ogen worden waargenomen, ondergaat de foto een speciaal proces en wordt er een kopie aangemaakt waarop rode-ogenverwijdering is toegepast.

1

Geef de gewenste foto weer.

2

Selecteer

VERWIJDER R. OGEN

in het afspeelmenu.

3

Druk op

MENU/OK

.

N •

De resultaten variëren afhankelijk van de scène en de mate waarin de camera succesvol gezichten detecteert.

De tijd die nodig is om een foto te verwerken, hangt af van het aantal gedetecteerde gezichten.

Rode ogen kunnen niet worden verwijderd van een foto waarop het verwijderen van rode ogen al eens is uitgevoerd; die foto’s worden aangeduid door een e -pictogram tijdens het afspelen.

Rode-ogenverwijdering kan niet worden uitgevoerd op RAW-afbeeldingen.

194

Het afspeelmenu

SPRAAKMEMO INSTELLING

Voeg een spraakmemo toe aan de huidige foto.

1

Selecteer

AAN

voor

SPRAAKMEMO INSTELLING

in het afspeelmenu.

2

Geef een foto weer waaraan u een spraakmemo wilt toevoegen.

3

Houd het midden van de voorste commandoschijf ingedrukt om de memo op te nemen. De opname eindigt na 30 sec. of wanneer de schijf wordt los gelaten.

N •

De nieuwe memo wordt opgenomen over bestaande memo's heen.

Spraakmemo’s kunnen niet worden toegevoegd aan beveiligde foto’s.

Het verwijderen van de foto verwijdert ook de memo.

Spraakmemo’s Afspelen

Foto’s met spraakmemo’s worden aangegeven door q

-pictogrammen tijdens het afspelen.

Om een memo af te spelen, selecteert u de foto en drukt u op het midden van de voorste instelschijf.

Er wordt een voortgangsbalk weergegeven terwijl de memo afspeelt.

Het volume kan worden aangepast door op

MENU/OK

te drukken om het afspelen te pauzeren en volumebedieningen weer te geven. Druk de selectieknop omhoog of omlaag om het volume aan te passen en druk nogmaals op

MENU/OK

om het afspelen te hervatten. Het volume kan tevens worden aangepast met behulp van

D

GELUID SET-UP

 >

AFSPEEL VOLUME

.

7

195

7

WAARDERING

Waardeer foto’s met behulp van sterren.

1

Selecteer

WAARDERING

in het afspeelmenu.

2

Draai aan de voorste opdrachtknop om een afbeelding te kiezen en de achterste opdrachtknop om een waardering van 0 tot 5 sterren te kiezen (“ I ”).

N •

De selectieknop kan worden gebruikt in plaats van de voorste commandoschijf om een foto te kiezen.

Het waarderingsvenster kan ook worden weergegeven door op de knop

AEL

te drukken tijdens het afspelen van één foto, negen foto’s of honderd foto’s.

Gebruik aanraaktoetsen om in of uit te zoomen.

196

Het afspeelmenu

KOPIËREN

Kopieer foto’s tussen de kaarten in de eerste en tweede sleuf.

1

Selecteer

KOPIËREN

in het afspeelmenu.

2

Markeer één van de volgende opties.

SLEUF 1

y

SLEUF 2

Kopieer foto’s van de kaart in de eerste sleuf naar de kaart in de tweede sleuf.

SLEUF 2

y

SLEUF 1

Kopieer foto’s van de kaart in de tweede sleuf naar de kaart in de eerste sleuf.

3

Druk de selectieknop naar rechts.

4

Markeer een van de volgende opties en druk op

MENU/OK

.

ENKELE FOTO

Kopieer geselecteerde foto’s.

Druk de keuzeknop naar links of rechts om foto’s te bekijken en druk op

MENU/OK

om de huidige foto te kopiëren.

ALLE FOTO’S

Kopieer alle foto’s.

O •

Het kopiëren is gereed wanneer de doelmap vol is.

Als u probeert een bestand dat groter is dan 4 GB te kopiëren naar een geheugenkaart met een capaciteit van 32 GB of minder, wordt het kopieren beëindigd en wordt het bestand niet gekopieerd.

7

197

7

OPDRACHT BEELDOVERDRACHT

Selecteer foto’s voor uploaden naar een gekoppelde smartphone of tablet.

1

Selecteer

OPDRACHT BEELDOVERDRACHT

 >

FRAMES SELECTEREN

in het afspeelmenu.

2

Markeer foto’s en druk op

MENU/OK

om te selecteren of deselecteren. Herhaal totdat alle gewenste foto’s geselecteerd zijn.

3

Druk op

DISP/BACK

om afspelen te verlaten.

N

Als

AAN

is geselecteerd voor zowel

D

VERBINDING INSTELLING

 >

Bluetooth INSTELLINGEN

 >

Bluetooth AAN/UIT

als

AUTO

OVERDRACHT BEELDEN

, dan begint het uploaden kort nadat u afspelen afsluit of de camera uitschakelt.

N •

Beeldoverdrachtopdrachten kunnen maximaal 999 foto’s bevatten.

Het volgende kan niet worden geselecteerd voor uploaden:

-

Beschermde foto’s

-

Films

-

RAW-beelden

-

“Gift”-foto’s (foto’s gemaakt met andere camera’s)

Als

PAIRING/OVERDR.OPD.

is geselecteerd voor

D

VERBINDING

INSTELLING

 >

ALGEMENE INSTELLINGN

 > r

SCHIJFINSTELLING

, kan het dialoogvenster

OPDRACHT

BEELDOVERDRACHT

worden weergegeven door op de knop

Fn1

te drukken.

Selecteer, om uploadmarkeringen van alle foto’s in de huidige opdracht te verwijderen,

OPDRACHT BEELDOVERDRACHT

 >

OPDRACHT

RESETTEN

.

Als

AAN

is geselecteerd voor D

VERBINDING INSTELLING

 >

Bluetooth

INSTELLINGEN

 >

AUTO OVERDRACHT BEELDEN

, worden foto’s automatisch gemarkeerd voor uploaden terwijl ze worden gemaakt.

198

Het afspeelmenu

DRAADLS COMMUNICT

Verbind met smartphones die de meest recente versie van de

FUJIFILM Camera Remote-app draaien. De smartphone kan vervolgens worden gebruikt om:

De camera te bedienen en op afstand foto’s maken

Foto’s te ontvangen die zijn geüpload vanaf de camera

Door de foto’s op de camera te browsen en geselecteerde foto’s te downloaden

Locatiegegevens naar de camera uploaden

N

Voor downloads en andere informatie bezoekt u:

http://app.fujifilm-dsc.com/en/camera_remote/

DIAVOORSTELLING

Bekijk foto’s in een automatische diavoorstelling. Druk op

MENU/OK

om te starten en druk de keuzeknop naar links of rechts om vooruit of terug te spoelen. U kunt op ieder moment tijdens de voorstelling op

DISP/BACK

drukken om een helpscherm weer te geven. De diavoorstelling kan op elk gewenst moment worden beëindigd door op

MENU/OK

te drukken.

N

De camera wordt niet automatisch uitgeschakeld wanneer een diavoorstelling aan het afspelen is.

7

199

7

FOTOBOEK HULP

Maak boeken van uw favoriete foto’s.

Een fotoboek maken

1

Selecteer

NIEUW BOEK

voor

C

MENU VOOR HERBEKIJKEN

 >

FOTOBOEK HULP

.

2

Blader door de beelden en druk de keuzeknop omhoog om te selecteren of deselecteren. Druk op

MENU/OK

om af te sluiten wanneer het boek is voltooid.

N •

Foto’s die kleiner zijn dan a

en fi lms kunnen niet voor fotoboeken worden geselecteerd.

De als eerste geselecteerde foto wordt automatisch de omslagfoto.

U kunt op elk gewenst moment een andere foto selecteren.

3

Markeer

FOTOBOEK VOLTOOIEN

en druk op

MENU/OK

(om alle foto’s voor het boek te selecteren, kiest u

ALLES SELECTEREN

).

Het nieuwe boek wordt aan de lijst in het fotoboekhulpmenu toegevoegd.

N •

Boeken kunnen tot 300 foto’s bevatten.

Boeken die geen foto’s bevatten, worden automatisch verwijderd.

200

Het afspeelmenu

Fotoboeken bekijken

Markeer een boek in het fotoboekhulpmenu en druk op

MENU/OK

om het boek weer te geven en druk vervolgens de keuzeknop naar links of rechts om door de foto’s te bladeren.

Fotoboeken bewerken of verwijderen

Geef het fotoboek weer en druk op

MENU/OK

. De volgende opties worden weergegeven; selecteer de gewenste optie en volg de aanwijzingen op het scherm.

BEWERKEN

: Bewerk het boek zoals beschreven in “Een fotoboek maken”.

WISSEN

: Wis het fotoboek.

PC AUTO. OPSLAAN

Upload foto’s van de camera naar een computer met de meest recente versie van FUJIFILM PC AutoSave (let op dat u eerst de software moet installeren en de computer moet confi gureren als een bestemming voor beelden die van de camera gekopieerd zijn).

N

Voor downloads en andere informatie bezoekt u:

http://app.fujifilm-dsc.com/en/pc_autosave/

7

201

7

OPDRACHT (DPOF)

Maak een digitale “printopdracht” voor DPOF-compatibele printers.

1

Selecteer

C

MENU VOOR HERBEKIJKEN

 >

OPDRACHT (DPOF)

.

2

Selecteer

MET DATUM

s om de datum van opname af te drukken op de foto, selecteer

ZONDER DATUM

om foto’s af te drukken zonder datum of

ALLES RESETTEN

om alle foto’s uit de printopdracht te verwijderen alvorens verder te gaan.

3

Geef een foto weer die u wilt toevoegen aan of verwijderen uit de printopdracht.

4

Druk de keuzeknop omhoog of omlaag om het aantal afdrukken te kiezen

(maximaal 99).

PRINTOPDRACHT (DPOF)

DPOF: 00001

N

Druk, om een foto uit de printopdracht te verwijderen, de keuzeknop omlaag tot het aantal afdrukken 0 bedraagt.

01 PRINTS

KIES FOTO GEREED

Totaal aantal afdrukken

Aantal kopieën

N

Herhaal stap 3–4 om de printopdracht te voltooien.

5

Het totale aantal afdrukken wordt in de monitor weergegeven.

Druk op

MENU/OK

om af te sluiten.

N •

De foto’s in de huidige printopdracht worden tijdens het afspelen aangeduid met een u -pictogram.

Printopdrachten kunnen maximaal 999 foto’s bevatten van één geheugenkaart.

Als een geheugenkaart is geplaatst met een printopdracht die door een andere camera is gecreëerd, dient u de opdracht moeten verwijderen alvorens te creëren zoals hierboven beschreven.

202

Het afspeelmenu

AFDRUK. instax PRINTER

Om foto’s af te drukken naar optionele Fujifi lm instax SHARE printers, selecteert u eerst D

VERBINDING INSTELLING

 >

VERB.

INST. instax PRNTR

; voer de naam en het wachtwoord van de instax SHARE printer (SSID) in en volg dan de onderstaande stappen.

1

Schakel de printer in.

2

Selecteer

C

MENU VOOR

HERBEKIJKEN

 >

AFDRUK. instax

PRINTER

. De camera zal verbinding maken met de printer.

AFDRUK.

PRINTER instax-12345678

VERBINDING MAKEN

FUJIFILM-CAMERA-1234

ANNULEREN

3

Gebruik de keuzeknop om de foto te selecteren die u wilt afdrukken, en druk vervolgens op

MENU/OK

. De foto wordt naar de printer gestuurd en het afdrukken start.

AFDRUK.

PRINTER

100-0020

OK instax-12345678

ANNULEREN

N •

Foto’s die zijn gemaakt met andere camera’s kunnen niet worden afgedrukt.

Het afdrukgebied is kleiner dan het gebied zichtbaar in het LCDscherm.

De schermen kunnen variëren afhankelijk van de printer die is aangesloten.

7

203

7

Het afspeelmenu

BEELDVERHOUDING

Kies de beeldverhouding gebruikt voor de weergave van stilstaande beelden op High Defi nition (HD) apparaten (deze optie is alleen beschikbaar wanneer een HDMI-kabel is aangesloten).

16 : 9 3 : 2

N

Kies

16 : 9

om foto’s met een beeldverhouding van

16 : 9

in volledig scherm weer te geven. De foto’s worden op volledig scherm weergegeven met de bovenkant en onderkant bijgesneden.

204

De instellingenmenu’s

205

8

GEBRUIKERSINSTELLINGEN

Pas de basisinstellingen van de camera aan.

Voor toegang tot de basisinstellingen van de camera drukt u op

MENU/OK

, selecteert u het tabblad

D

 (

INSTALLATIE

) en kiest u

GEBRUIKERSINSTELLINGEN

.

GEBRUIKERSINSTELLINGEN

FORMATTEREN

DATUM/TIJD

TIJDVERSCHIL

a

MIJN MENU-INSTELINGEN

MIJN MENU-INSTELINGEN

SENSORREINIGING

LEEFTIJD VAN BATTERIJ

VERLATEN

FORMATTEREN

Om een geheugenkaart te formatteren:

1

Selecteer

D

GEBRUIKERSINSTELLINGEN

 >

FORMATTEREN

in het tabblad

D

(

INSTALLATIE

).

2

Markeer de sleuf die de kaart bevat die u wenst te formatteren en druk op

MENU/OK

.

3

Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven. Om de geheugenkaart te formatteren, markeert u

OK

en drukt u op

MENU/OK

.

N

Om af te sluiten zonder de geheugenkaart te formatteren, selecteert u

ANNULEREN

of drukt u op

DISP/BACK

.

FORMATTEREN

KAARTFORMAAT IN SLEUF 1, OKÉ?

ALLE DATA WORDT GEWIST!

OK

ANNULEREN

O •

Alle gegevens —inclusief beveiligde foto’s— worden van de geheugenkaart gewist. Vergeet niet belangrijke foto’s eerst naar een computer of ander opslagapparaat te kopiëren.

Open het batterijvak niet tijdens het formatteren.

N

Het formatteermenu kan worden weergegeven door op het midden van de achterste commandoschijf te drukken terwijl u de b -knop ingedrukt houdt.

206

GEBRUIKERSINSTELLINGEN

DATUM/TIJD

Om de cameraklok in te stellen:

1

Selecteer

D

GEBRUIKERSINSTELLINGEN

 >

DATUM/TIJD

in het tabblad D (

INSTALLATIE

).

2

Druk de keuzeknop naar links of rechts om het jaar, de maand, de dag, het uur of de minuten te selecteren en druk omhoog of omlaag om de instelling te wijzigen. Om de volgorde te veranderen waarin het jaar, de maand en de dag worden weergegeven, selecteert u de datumnotatie en drukt u de keuzeknop omhoog of omlaag.

3

Druk op

MENU/OK

om de klok in te stellen.

TIJDVERSCHIL

Schakel de cameraklok direct om van de tijdzone van uw woonplaats naar de lokale tijd op uw bestemming tijdens het reizen.

Om het verschil tussen uw lokale tijdzone en tijdzone thuis te specifi ceren:

1

Markeer g

LOKAAL

en druk op

MENU/OK

.

2

Gebruik de keuzeknop om het tijdsverschil tussen lokale tijd en de tijd van uw eigen tijdzone te kiezen. Druk op

MENU/OK

wanneer de instellingen zijn voltooid.

Om de klok van de camera op lokale tijd in te stellen, markeert u g

LOKAAL

en drukt u op

MENU/OK

. Om de klok op de tijdzone van uw woonplaats in te stellen, selecteert u h

THUIS

.

8

g

LOKAAL

N

Als g

LOKAAL

is geselecteerd, wordt g

drie seconden in het geel weergegeven zodra de camera wordt ingeschakeld.

207

8

Q a

Kies een taal.

Bewerk de items weergegeven in het tabblad

E

 (

MIJN MENU

), een gepersonaliseerd aangepast menu met veelgebruikte fotomenu-opties.

F

MIJN MENU-INSTELINGEN

Bewerk de items weergegeven in het tabblad

E

 (

MIJN MENU

), een gepersonaliseerd aangepast menu met veelgebruikte fi lmmenu-opties.

208

GEBRUIKERSINSTELLINGEN

SENSORREINIGING

Verwijder stof van de beeldsensor van de camera.

OK

WANNEER INGESCHAKELD

WANNEER UITGESCHAKELD

Reinig de sensor onmiddellijk.

Het reinigen van de sensor wordt uitgevoerd als de camera ingeschakeld wordt.

Het reinigen van de sensor zal worden uitgevoerd als de camera wordt uitgeschakeld (sensorreiniging wordt echter niet uitgevoerd als de camera wordt uitgeschakeld in de afspeelmodus).

N

Stof dat niet kan worden verwijderd met behulp van sensorreiniging, kan met behulp van een blazer worden verwijderd ( P

316).

LEEFTIJD VAN BATTERIJ

Controleer het oplaadniveau van de batterij. Het oplaadniveau wordt uitgedrukt als een getal tussen 0 en 4. Hoe hoger het getal, hoe ouder de batterij.

LEEFTIJD VAN BATTERIJ

BEHUIZING

BATTERIJGREEP L

BATTERIJGREEP R

N

Hoe ouder de batterij, hoe sneller hij leeg raakt. Wij raden aan batterijen te vervangen naarmate ze leeg lopen.

8

209

8

GEBRUIKERSINSTELLINGEN

RESET

Zet de opname-opties of de opties van het instellingenmenu terug naar de standaardwaarden.

1

Markeer de gewenste optie en druk op

MENU/OK

.

FOTOMENU

RESETTEN

FILMMENU

RESETTEN

SET-UP RESET

Reset alle fotomenu-instellingen, behalve de aangepaste witbalans en aangepaste instellingen gecreëerd met gebruik van

BEW/BEW INST. OP M

naar de standaardwaarden.

Reset alle fi lmmenu-instellingen, behalve de aangepaste witbalans en aangepaste instellingen gecreëerd met gebruik van

BEW/BEW INST. OP M

naar de standaardwaarden.

Zet alle instellingen in het instellingenmenu behalve

DATUM/TIJD

,

TIJDVERSCHIL

,

COPYRIGHT INFO

, en aan verbinding gerelateerde opties

VERBINDING INSTELLING

terug naar de standaardwaarden.

2

Er wordt een bevestigingsvenster weergegeven. Markeer

OK

en druk op

MENU/OK

.

GEREGULEERD

Selecteer D

GEBRUIKERSINSTELLINGEN

 >

GEREGULEERD

in het setup-menu om elektronische kopieën van het productmodelnummer en andere certifi caten te bekijken.

210

GELUIDSINSTELLINGEN

Maak wijzigingen in de camerageluiden.

Om toegang te krijgen tot geluidsinstellingen, drukt u op

MENU/OK

, selecteert u het tabblad

D

(

INSTALLATIE

) en kiest u

GELUID SET-UP

.

GELUIDSINSTELLINGEN

AF PIEPVOLUME

ZELFONTSPANNER PIEPVOLUME

BEDIENING VOL.

SLUITER VOLUME

SLUITER GELUID

AFSPEEL VOLUME

VERLATEN

AF PIEPVOLUME

Kies het volume van de pieptoon die klinkt wanneer de camera scherpstelt. Het geluidssignaal kan worden gedempt door e

UIT

te selecteren.

b

(hoog) c

(gemiddeld) d

(laag) e

UIT

(dempen)

ZELFONTSPANNER PIEPVOLUME

Kies het volume van de pieptoon die klinkt terwijl de zelfontspanner is ingeschakeld. Het geluidssignaal kan worden gedempt door e

UIT

te selecteren.

b (hoog) c (gemiddeld) d (laag) e

UIT

(dempen)

8

211

8

GELUIDSINSTELLINGEN

BEDIENING VOL.

Pas het volume aan van de geluiden die worden gemaakt tijdens de bediening van de camera. Kies e

UIT

om de bedieningsgeluiden uit te schakelen.

b (hoog) c (gemiddeld) d (laag) e

UIT

(dempen)

SLUITER VOLUME

Pas het volume van de geluiden gemaakt door de elektronische sluiter aan. Kies e

UIT

om het sluitergeluid uit te schakelen.

b

(hoog) c

(gemiddeld) d

(laag)

SLUITER GELUID

Kies het geluid dat de elektronische sluiter maakt.

e

UIT

(dempen) i

GELUID 1

j

GELUID 2

k

GELUID 3

AFSPEEL VOLUME

Pas het volume voor het afspelen van een fi lm aan.

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

212

SCHERMINSTELLINGEN

Breng wijzigingen aan in de weergave-instellingen.

Om toegang te krijgen tot weergave-instellingen, drukt u op

MENU/OK

, selecteert u het tabblad

D

(

INSTALLATIE

) en kiest u

SCHERM SET-UP

.

SCHERMINSTELLINGEN

EVF-HELDERHEID

EVF KLEUR

AANPASSING EVF KLEUR

LCD-HELDERHEID

LCD KLEUR

AANPASSING LCD KLEUR

WEERGAVE

AUTOROTATIE DISPLAYS

VERLATEN

EVF-HELDERHEID

Pas de helderheid van het scherm aan in de elektronische zoeker.

AUTO

Automatische helderheidsaanpassing.

HANDMATIG

Pas de helderheid handmatig aan; kies uit opties tussen −7 en +5.

EVF KLEUR

Pas de kleurtoon van het scherm aan in de elektronische zoeker.

−5 −4 −3 −2 −1 0 +1 +2 +3 +4 +5

8

213

AANPASSING EVF KLEUR

Pas de kleur van het scherm aan in de elektronische zoeker.

1

Pas kleuren aan met behulp van de selectieknop.

AANPASSING EVF KLEUR

OK ANNULEREN

2

Druk op

MENU/OK

.

LCD-HELDERHEID

Pas de monitorhelderheid aan.

−5 −4 −3 −2

LCD KLEUR

Pas de monitorkleur aan.

−1 0 +1 +2 +3 +4 +5

8

−5 −4 −3 −2 −1 0 +1 +2 +3

AANPASSING LCD KLEUR

Pas de kleur van de weergave in de LCD-monitor aan.

1

Pas kleuren aan met behulp van de selectieknop.

2

Druk op

MENU/OK

.

+4 +5

214

SCHERMINSTELLINGEN

WEERGAVE

Kies hoe lang foto’s worden weergegeven nadat ze zijn gemaakt.

CONTINU

1.5 SEC

0.5 SEC

UIT

Foto’s worden getoond totdat de

MENU/OK

-knop wordt ingedrukt of de ontspanknop half wordt ingedrukt. Druk op het midden van de achterste commandoschijf om in te zoomen op het actieve scherpstelpunt; druk opnieuw om het zoomen te annuleren.

Foto’s worden gedurende de geselecteerde tijd weergegeven of tot de ontspanknop halverwege wordt ingedrukt.

Foto’s worden na het fotograferen niet weergegeven.

N •

Kleuren kunnen enigszins afwijken van de uiteindelijke foto.

”Ruis” in de vorm van spikkels kan zichtbaar zijn bij hoge gevoeligheden.

AUTOROTATIE DISPLAYS

Kies of de indicaties in de zoeker en de LCD-monitor draaien overeenkomstig de camerastand.

AAN UIT

8

215

8

PRVW BELICH/WITBALANS HANDM. MODUS

Kies of belichting- en/of witbalansvoorbeeld wordt ingeschakeld in handmatige belichtingsstand.

PRVW BELICHTING/

WB

Schakel belichting- en witbalansvoorbeeld in.

PRVW WB

UIT

Alleen witbalans als voorbeeld bekijken. Kies deze optie in situaties waarin belichting en witbalans naar alle waarschijnlijkheid zal veranderen tijdens het vastleggen, wat het geval kan zijn wanneer u een fl itser gebruikt met een gloeicontrolelampje.

Schakel belichting- en witbalansvoorbeeld uit. Kies deze optie bij gebruik van de fl itser of in andere situaties waarin de belichting mogelijk kan veranderen wanneer de foto wordt gemaakt.

NATUURLIJKE LIVE-WEERGAVE

Kies of de eff ecten van fi lmsimulatie, witbalans en andere instellingen zichtbaar zijn in de monitor.

AAN

UIT

De eff ecten van camera-instellingen zijn niet zichtbaar in de monitor, maar schaduwen in laag contrast, scènes met tegenlicht en andere moeilijk zichtbare onderwerpen zichtbaarder te maken.

Kleuren en tinten kunnen afwijken van die in de uiteindelijke foto. De weergave wordt echter aangepast om de eff ecten van monochroom- en sepia-instellingen te tonen.

De eff ecten van fi lmsimulatie, witbalans en andere instellingen kunnen vooraf in de monitor worden bekeken.

216

SCHERMINSTELLINGEN

F-Log WEERGAVEHULP

Selecteer

AAN

om een voor tonen gecorrigeerd voorbeeld

(gelijk aan BT.709) weer te geven bij het opnemen of bekijken van F-Log fi lms.

UIT AAN

COMP.RICHTL.

Kies een kaderraster voor opnamemodus.

F

RAST 9

G

RASTER 24

H

HD-KADEREN

Voor compositie met de

“derdenregel”.

Een raster van zes bij vier.

Kader HD-foto’s in de beelduitsnede aangegeven aan de boven- en onderkant van het scherm.

N

Inkaderingsbegeleiders worden niet getoond bij standaardinstellingen maar kunnen worden weergegeven met behulp van D

SCHERM

SET-UP

 >

DISP. INST. OP MAAT

(

P

219).

8

217

8

AUTO ROT. WEERG.

Selecteer

AAN

om “staande” (portret) foto’s tijdens het afspelen automatisch te draaien.

AAN UIT

EENHEDEN AF-SCHAAL

Kies de eenheden gebruikt voor de indicator van de scherpstelafstand.

METERS FEET

DIAFRAGMA-EENH. CINEMALENS

Kies of de camera diafragma als een T-nummer (gebruikt voor fi lmcameralenzen) of een f/-nummer (gebruikt voor fotocameralenzen) weergeeft wanneer een optionele FUJINON MKX-serie lens is bevestigd. Raadpleeg, voor informatie over fi lmcameralenzen, de documentatie die is meegeleverd met de lens.

AANTAL T

AANTAL F

De maat van een lensdiafragma, met name gebruikt door fi lmmakers. Om de belichting beter te berekenen is er rekening gehouden met de doorlaatbaarheid van de lens.

De maat van een lensdiafragma, met name gebruikt door fotografen. Doorlaatbaarheid van de lens wordt geacht 100% te zijn, wat betekent dat hetzelfde diafragma verschillende belichtingen kan produceren, afhankelijk van de lens.

218

SCHERMINSTELLINGEN

INSTEL.DUBBEL SCHERM

Kies de inhoud van de twee vensters in de twee beeldschermen.

R:FOCUS L:FRAME

R:FRAME L:FOCUS

In het rechtse (kleine) venster vindt u een close-up van het scherpstelgebied, terwijl het linkse (grote) venster het hele beeld laat zien.

Het rechtse (kleine) venster laat het hele beeld zien, terwijl het linkse (grote) venster een close-up geeft van het scherpstelgebied.

DISP. INST. OP MAAT

Kies de items die worden getoond in de standaardindicatieweergave (

P

20).

8

219

GROTE INDICAT.-MODUS (EVF)

Selecteer

AAN

om grote indicators in de elektronische zoeker weer te geven. De weergegeven indicators kunnen worden geselecteerd met behulp van

D

SCHERM SET-UP

 >

DISPL-INST.

GROTE INDICAT. INDICAT.

.

8

UIT AAN

O

Sommige pictogrammen worden niet weergegeven wanneer

AAN

is geselecteerd voor

GROTE INDICAT.-MODUS (EVF)

( P

13).

N

Als

GROTE INDICAT.-MODUS

aan een functieknop wordt toegewezen, kan de knop worden gebruikt om tussen

GROTE INDICAT.-MODUS

aan (

AAN

) en uit (

UIT

) ( P

256) te schakelen.

GROTE INDICAT.-MODUS (LCD)

Selecteer

AAN

om grote indicators in de LCD-monitor weer te geven. De weergegeven indicators kunnen worden geselecteerd met behulp van

D

SCHERM SET-UP

 >

DISPL-INST. GROTE

INDICAT. INDICAT.

.

UIT AAN

O

Sommige pictogrammen worden niet weergegeven wanneer

AAN

is geselecteerd voor

GROTE INDICAT.-MODUS (LCD)

( P

15).

N

Als

GROTE INDICAT.-MODUS

aan een functieknop wordt toegewezen, kan de knop worden gebruikt om tussen

GROTE INDICAT.-MODUS

aan

(

AAN

) en uit (

UIT

) (

P

256) te schakelen.

220

DISPL-INST. GROTE INDICAT.

Kies de indicators die worden weergegeven wanneer

AAN

is geselecteerd voor D

SCHERM SET-UP

 >

GROTE

INDICAT.-MODUS (EVF)

of

GROTE

INDICAT.-MODUS (LCD)

.

SCHERMINSTELLINGEN

DISPLAY-INSTEL. GROTE INDICATOREN

BELDISPL

Schl

A

B

C

BELDISPL

d

Schl

L1, L2, L3, L4

D

R1, R2, R3, R4

Kies de items die onderaan de weergave staan. Geselecteerde items worden aangeduid met vinkjes ( R ); om te deselecteren, markeer de vinkjes en druk op

MENU/OK

.

Selecteer

AAN

om de belichtingsaanduiding weer te geven.

Kies maximaal vier grote pictogrammen voor weergave aan de linkerkant van het scherm.

Kies maximaal vier grote pictogrammen voor weergave aan de rechterkant van het scherm.

INFORMATIE CONTRASTAANP.

Stel contrast van de weergave af.

HOOG CONTRAST

Hoog contrast.

STANDAARD

Normaal contrast.

LAAG CONTRAST

Laag contrast.

DONKER

OMGEVINGSLICHT

Contrast aangepast voor gedimd omgevingslicht.

8

221

8

SCHERMINSTELLINGEN

Kies

TRANSP.

voor een transparante achtergrond tijdens fotografi e.

TRANSP.

ZWART

F

Q-MENU ACHTERGROND

Kies

TRANSP.

voor een transparante achtergrond tijdens fi lmopname.

TRANSP.

ZWART

222

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

Ga naar opties voor camerabediening.

Om toegang te krijgen tot bedieningsopties, drukt u op

MENU/OK

, selecteert u het tabblad

D

 (

INSTALLATIE

) en kiest u

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

.

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

INSTELLINGEN FOCUSHENDEL

BEWERK/SLA OP SNELMENU

BEWERK/SLA OP SNELMENU

FUNCTIE-INS. (Fn)

KEUZEKNOP INSTELLING

COMMANDOSCHIJF INSTELLING

SLUITER AF

SLUITER AE

VERLATEN

INSTELLINGEN FOCUSHENDEL

Kies de functies uitgevoerd door de scherpstellingstok (scherpstelhendel).

VERGRENDELING (UIT)

DRUK

n

OM TE ONTGR.

De scherpstellingstok kan niet worden gebruikt tijdens het fotograferen.

Druk op de stok om het scherpstelpuntscherm te bekijken en kantel de stok om een scherpstelpunt te selecteren.

AAN

Kantel de stok om het scherpstelpuntscherm te bekijken en selecteer een scherpstelpunt.

x

BEWERK/SLA OP SNELMENU

Kies de items die worden weergegeven in het snelmenu tijdens fotografi e (

P

F

BEWERK/SLA OP SNELMENU

Kies de items die worden weergegeven in het snelmenu tijdens fi lmopname (

P

FUNCTIE-INS. (Fn)

Kies de functies die worden vervuld door de functietoetsen

(

P

256).

8

223

KEUZEKNOP INSTELLING

Kies de functies uitgevoerd door de knoppen omhoog, omlaag, links en rechts op de keuzeknop.

Fn-TOETS

SCHERPSTELGEBIED

De keuzeknoppen dienen als functieknoppen.

De keuzeknoppen kunnen worden gebruikt om het scherpstelgebied te positioneren.

N

Het selecteren van

SCHERPSTELGEBIED

voorkomt dat u toegang krijgt tot de functies toegewezen aan de functieknoppen.

COMMANDOSCHIJF INSTELLING

Kies de functies die worden vervuld door de commandoschijven.

8

COMMANDOSCHIJF 1

VOOR

COMMANDOSCHIJF 2

VOOR

COMMANDOSCHIJF 3

VOOR

COMMANDOSCHIJF

ACHTER

Wijs sluitertijd (

S.S. (PROGR. VERSCHUIVING)

) of diafragma

(

DIAFRAGMA

)

1

toe aan

COMMANDOSCHIJF 1 VOOR

.

Wijs sluitertijd (

S.S. (PROGR. VERSCHUIVING)

), diafragma (

DIAFRAGMA

)

1

, belichtingscompensatie

(

BELICHTINGSCOMPENSATIE

) 2 , gevoeligheid (

ISO

) 3 of geen functie (

GEEN

) toe

COMMANDOSCHIJF 2 VOOR

of

COMMANDOSCHIJF 3 VOOR

.

Wijs sluitertijd (

S.S. (PROGR. VERSCHUIVING)

), diafragma (

DIAFRAGMA

)

1

, belichtingscompensatie

(

BELICHTINGSCOMPENSATIE

)

2

, gevoeligheid (

ISO

)

3

of geen functie (

GEEN

) toe aan de achterste instelschijf.

1 Diafragma ingesteld op

A

(auto) en lens uitgerust met diafragmaring of

COMMANDO

geselecteerd voor

D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

INST. DIAFRAGMARING (A)

.

2 Instelschijf belichtingscorrectie naar

C

gedraaid.

3 Gevoeligheidsschijf gedraaid naar

C

.

N •

COMMANDOSCHIJF INSTELLING

is ook toegankelijk door het midden van de voorste commandoschijf ingedrukt te houden.

U kunt ook op het midden van de voorste commandoschijf drukken om als volgt door de instellingen te bladeren

COMMANDOSCHIJF 1 VOOR

,

COMMANDOSCHIJF 2 VOOR

en

COMMANDOSCHIJF 3 VOOR

.

224

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

SLUITER AF

Kies of de camera scherpstelt wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.

AF-S

AF-C

ON

: De scherpstelling wordt vergrendeld wanneer de ontspanknop half is ingedrukt.

OFF

: De scherpstelling wordt niet uitgevoerd wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.

ON

: De camera stelt scherp zolang de ontspanknop half is ingedrukt.

OFF

: De scherpstelling wordt niet uitgevoerd wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.

SLUITER AE

Belichting wordt vergrendeld terwijl de ontspanknop halverwege is ingedrukt als

ON

is geselecteerd.

AF-S/MF

AF-C

ON

: De belichting wordt vergrendeld wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.

OFF

: De belichting wordt niet vergrendeld wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.

ON

: De belichting wordt vergrendeld terwijl de ontspanknop half wordt ingedrukt.

OFF

: De belichting wordt niet vergrendeld wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.

N

Selecteer

OFF

zodat de camera de blootstelling voor elke opname in de seriemodus kan aanpassen.

8

225

8

OPNAME ZONDER LENS

Kies

AAN

om de sluiterontgrendeling in te schakelen wanneer er geen lens is bevestigd.

AAN UIT

NEEM OP ZONDER KAART

Kies of de sluiter kan worden ontspannen als er geen geheugenkaart in de camera is geplaatst.

ON

OFF

Als er geen geheugenkaart is geplaatst, kan de sluiter worden ontspannen om de camerafunctie te testen en de opname- en setupmenu’s kunnen worden weergegeven.

De sluiter wordt uitgeschakeld als er geen geheugenkaart is geplaatst, zodat per ongeluk verlies van foto’s gemaakt zonder geheugenkaart wordt voorkomen.

SCHERPSTELRING

Kies de richting waarin de scherpstelring moet worden gedraaid om de scherpstelafstand te vergroten.

X

NAAR RECHTS

(met de klok mee) Y

NAAR LINKS

(tegen de klok in)

226

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

BEDIENING FOCUSRING

Kies hoe de camera de scherpstelling aanpast in reactie op bewegingen van de scherpstelring.

NIET-LINEAIR

LINEAIR

Scherpstelling wordt in dezelfde mate aangepast als waarin de ring wordt gedraaid.

Scherpstelling wordt lineair aangepast overeenkomstig de mate waarin de ring wordt gedraaid, maar de scherpstelsnelheid blijft onaangetast door de snelheid waarmee de ring wordt gedraaid.

MODUS AE/AF-VERG.

Deze optie bepaalt het gedrag van de knop waaraan belichtings- en/of scherpstelvergrendeling is toegewezen.

AE/AF-VERG B

INDR

AE/AF-VERG AAN/

UIT

Belichting en/of scherpstelling vergrendelen terwijl op de knop wordt gedrukt.

Belichting en/of scherpstelling vergrendelen terwijl de knop wordt ingedrukt en zal deze vergrendeld blijven tot er opnieuw wordt gedrukt.

AWB-VERGRENDELMODUS

Kies het gedrag van functieknoppen die zijn toegewezen aan automatische witbalans (AWB)-vergrendeling. Automatische witbalansvergrendeling wordt gebruikt om witbalans te vergrendelen bij de waarde die is gemeten door de camera wanneer

AUTO

is geselecteerd oor witbalans.

8

AWB AAN BIJ

DRUKKEN

AWB AAN/

UIT-SCHAKELAAR

Automatische witbalans vergrendelt terwijl de knop wordt ingedrukt.

Druk de knop eenmaal in om automatische witbalans te vergrendelen en nogmaals om de vergrendeling op te heff en.

227

8

INST. DIAFRAGMARING (A)

Kies of de voorste commandoschijf kan worden gebruikt om het diafragma aan te passen wanneer diafragma is ingesteld op

A

 (auto).

AUTO

COMMANDO

De camera past het diafragma automatisch aan.

Het diafragma kan worden aangepast met behulp van de commandoschijf.

DIAFRAGMA-INSTEL.

Kies de methode die wordt gebruikt om het diafragma aan te passen wanneer u lenzen zonder diafragmaringen gebruikt.

AUTO+

o

HANDM.

AUTO

HANDMATIG

Draai aan de voorste commandoschijf om het diafragma te kiezen. Draai voorbij het kleinste diafragma om

A

 (auto) te kiezen.

Diafragma wordt automatisch geselecteerd; camerafuncties in belichtingsmodus

P

(programma AE) of

S

 (sluiterprioriteit AE).

Draai aan de voorste commandoschijf om het diafragma te kiezen; camerafuncties in belichtingsmodus

A

 (diafragmaprioriteit AE) of

M

(handmatig).

228

TOUCH SCREEN INSTELLINGEN

Schakel de touchscreenbediening in of uit.

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN x

INSTELL.

AANRAAKSCHERM

x

INSTELLING

DUBBELTIKKEN

AAN

: De LCD-monitor functioneert als aanraakscherm tijdens het fotograferen.

UIT

: Aanraakbediening uitgeschakeld.

AAN

: Tik twee keer op het LCD-scherm om in te zoomen op uw onderwerp tijdens het fotograferen.

UIT

: Aanraakzoom uitgeschakeld.

c

AANRAAKFUNCTIE

Schakel aanraakfunctiebewegingen in of uit.

a

INSTELL.

AANRAAKSCHERM

AAN

: De LCD-monitor functioneert als aanraakscherm tijdens het afspelen.

UIT

: Aanraakbediening uitgeschakeld.

Selecteer het gebied van de LCD-monitor dat wordt gebruikt

EVF TOUCHSCREENGEBD

INST.

voor aanraakbedieningen terwijl de zoeker actief is.

Het gebied dat wordt gebruikt voor de aanraakbedieningen kan worden geselecteerd uit:

6

(alle)

0

2 (kwart rechtsboven)

4

(kwart rechtsonder)

1

(linkerhelft)

3 (kwart linksboven)

5 (kwart linksonder)

Kies

UIT

om aanraakbedieningen uit te schakelen terwijl de zoeker actief is.

8

229

8

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

VERGREND.

Vergrendel geselecteerde bedieningen om onbedoelde werking te voorkomen.

VERGREND. INSTE.

MODUSSELECTIE

Kies uit het volgende:

ONTG

: Reset de vergrendelingsopties.

ALLE MODI

: Vergrendel alle bedieningen in de lijst

MODUSSELECTIE

.

GESELECTEERDE MODUS

: Vergrendel alleen de bedieningen geselecteerd in de lijst

MODUSSELECTIE

.

Kies de bedieningen die zijn vergrendeld wanneer

GESELECTEERDE MODUS

is gekozen voor

VERGREND.

INSTE.

.

N

De bedieningselementen die zijn geselecteerd met

GESELECTEERDE

MODUS

kunnen op elk moment tijdens het opnemen worden vergrendeld door

MENU/OK

ingedrukt te houden. Houd de knop opnieuw ingedrukt om de bedieningselementen te ontgrendelen.

230

ENERGIEBEHEER

Pas de instellingen voor energiebeheer aan.

Voor toegang tot energiebeheerinstellingen drukt u op

MENU/OK

, selecteert u het tabblad

D

 (

INSTALLATIE

) en kiest u

STROOMBEHEER

.

ENERGIEBEHEER

UITSCHAKELEN

PRESTATIE

EVF/LCD BOOSTINSTELLING

VERLATEN

UITSCHAKELEN

Hiermee selecteert u hoe lang het duurt totdat de camera automatisch wordt uitgeschakeld wanneer de camera niet wordt bediend. Kortere tijden verhogen de levensduur van de batterij; als

UIT

is geselecteerd, moet de camera handmatig uitgezet worden.

5 MIN 2 MIN 1 MIN 30 SEC 15 SEC UIT

8

231

ENERGIEBEHEER

PRESTATIE

Selecteer

BOOST

om scherpstelling en de prestatie van de zoekerweergave te verbeteren.

BOOST

NORMAAL

ECONOMISCH

Verbeter de scherpstelstand van de camera en de prestatie van de zoekerweergave. De batterij raakt eerder leeg dan wanneer

NORMAAL

is geselecteerd.

Kies voor standaard weergave van scherpstelling en zoeker en batterijlevensduur.

Beperk prestaties autofocus en zoeker. Deze optie biedt een beter uithoudingsvermogen van de batterij dan

NORMAAL

.

EVF/LCD BOOSTINSTELLING

Pas het gedrag van de EVF en het LCD-scherm aan wanneer

BOOST

is geselecteerd voor

PRESTATIE

.

8

EVF/LCD WEINIG LICHT

PRIO.

EVF/LCD

RESOLUTIEPRIORITEIT

EVF FRAMESNELH.

PRIORITEIT

De helderheid van het display wordt aangepast om onderwerpen in schaduwen beter zichtbaar te maken. Bewegingsonscherpte kan beeldschaduwen veroorzaken.

De schermresolutie wordt verhoogd om details beter zichtbaar te maken.

De verversingssnelheid voor de EVF wordt verhoogd, waardoor bewegingen vloeiender worden.

232

INSTELLINGEN OPSLAAN

Breng wijzigingen aan in de bestandsbeheerinstellingen.

Voor toegang tot bestandsbeheerinstellingen drukt u op

MENU/OK

, selecteert u het tabblad

D

 (

INSTALLATIE

) en kiest u

OPSLAAN SET-UP

.

INSTELLINGEN OPSLAAN

NUMMERING

ORIG. FOTO OPSLAAN

BEWERK BSTNDSNAAM

INSTELLING KAARTSLEUF

INSTELLING KAARTSLEUF

SLEUF SEL.( SEQUENTIEEL)

SLEUF SEL.( SEQUENTIEEL)

MAP SELECTEREN

VERLATEN

NUMMERING

Nieuwe foto’s worden opgeslagen in beeldbestanden waarvan de bestandsnamen begin-

Beeldnummer

nen met een viercijferig bestandsnummer dat wordt toegewezen door telkens een nummer

Mapnummer

Bestandsnummer

aan het laatst gebruikte bestandsnummer toe te voegen. Tijdens het afspelen wordt het bestandsnummer weergegeven zoals getoond.

NUMMERING

regelt of de bestandsnummering wordt teruggezet op 0001 wanneer een nieuwe geheugenkaart wordt geplaatst of de huidige geheugenkaart is geformatteerd.

CONTINU

RESET

De nummering gaat verder vanaf het laatst gebruikte bestandsnummer of het eerst beschikbare bestandsnummer, afhankelijk van welk nummer het hoogst is. Kies deze optie om het aantal foto’s met dubbele bestandsnamen te verminderen.

Na het formatteren of bij het plaatsen van een nieuwe geheugenkaart wordt de nummering teruggezet op 0001.

N

Wanneer het beeldnummer de waarde 999-9999 bereikt, wordt de ontspanknop uitgeschakeld. Formatteer de geheugenkaart na het overdragen van foto’s die u wenst te bewaren naar een computer.

Het selecteren van D

GEBRUIKERSINSTELLINGEN

 >

RESET

stelt

NUMMERING

in op

CONTINU

zonder de bestandsnummering te resetten.

Beeldnummers van foto’s kunnen verschillen wanneer deze met andere camera’s zijn gemaakt.

233

8

ORIG. FOTO OPSLAAN

Kies

AAN

om onverwerkte kopieën van foto’s gemaakt met behulp van

VERWIJDER R. OGEN

op te slaan.

8

AAN UIT

BEWERK BSTNDSNAAM

Wijzig het prefi x van bestandsnamen. sRGB-beelden gebruiken een vierletter-prefi x (standaard “DSCF”), Adobe RGB-beelden een drieletter-prefi x (“DSF”) voorafgegaan door een underscore.

sRGB

AdobeRGB

DSCF

_DSF x

INSTELLING KAARTSLEUF

Kies de functie van de kaart in de tweede sleuf.

ABCD0001

_ABC0001

SEQUENTIEEL

BACK-UP

RAW / JPEG

De kaart in de tweede sleuf wordt alleen gebruikt wanneer de kaart in de eerste sleuf vol is.

Elke foto wordt tweemaal opgenomen, eenmaal op elke kaart.

RAW-foto’s worden op de kaart in de eerste sleuf opgeslagen en JPEG-foto’s op de kaart in de tweede sleuf. Deze optie wordt alleen van kracht wanneer

FINE+RAW

of

NORMAL+RAW

is geselecteerd voor H

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

 >

BEELDKWALITEIT

.

234

INSTELLINGEN OPSLAAN

F

INSTELLING KAARTSLEUF

Kies de functie van de kaart in de tweede sleuf.

SEQUENTIEEL

De kaart in de tweede sleuf wordt alleen gebruikt wanneer de kaart in de eerste sleuf vol is.

Elke foto wordt tweemaal opgenomen, eenmaal op elke kaart.

BACK-UP

O •

De huidige fi lmmodus is van toepassing op beide exemplaren; instellingen voor back-upkopieën kunnen niet afzonderlijk worden aangepast.

Back-upopname is mogelijk niet beschikbaar bij fi lms, afhankelijk van de optie die is geselecteerd voor de fi lmmodus.

SLEUF SEL. (

x

SEQUENTIEEL)

Kies de kaart waarop eerst wordt opgenomen wanneer

SEQUENTIEEL

is geselecteerd voor x

INSTELLING KAARTSLEUF

.

SLEUF 1 SLEUF 2

SLEUF SEL. (

F

SEQUENTIEEL)

Kies de kaart waarop eerst wordt opgenomen wanneer

SEQUENTIEEL

is geselecteerd voor

F

INSTELLING KAARTSLEUF

.

SLEUF 1 SLEUF 2

8

235

INSTELLINGEN OPSLAAN

MAP SELECTEREN

Maak mappen en kies de map waarin erop volgende foto’s worden opgeslagen.

MAP SELECTEREN

MAP AANMAKEN

Om de map te kiezen waarin erop volgende foto’s worden opgeslagen, druk de selectieknop omhoog of omlaag om een bestaande map te markeren en druk op

MENU/OK

.

Voer een mapnaam van vijf tekens in om een nieuwe map aan te maken waarin erop volgende foto’s worden opgeslagen. De nieuwe map wordt aangemaakt met de volgende foto die u maakt en daaropvolgende foto’s worden in deze map opgeslagen.

COPYRIGHT INFO

Er kan copyrightinformatie, in de vorm van Exif-tags, worden toegevoegd aan nieuwe afbeeldingen zodra ze worden gemaakt. Wijzigingen van de copyrightinformatie worden alleen teruggezien in de gemaakte foto’s nadat de wijzigingen zijn gemaakt.

8

COPYRIGHT INFO

WEERG

AUTEURSINFO

INVOEREN

COPYRIGHT INFO

INVOEREN

Geef de huidige copyrightinformatie weer.

Voer de naam van de maker in.

Voer de naam van de copyrighthouder in.

COPYRIGHT INFO

VERWIJDEREN

Verwijder de huidige copyrightinformatie. Deze wijziging geldt alleen voor afbeeldingen die zijn gemaakt nadat deze optie is gekozen; copyrightinformatie opgenomen met bestaande afbeeldingen wordt niet beïnvloed.

236

VERBINDINGSINSTELLINGEN

Pas instellingen aan voor verbinding met andere apparaten.

Om toegang te krijgen tot verbindingsinstellingen, drukt u op

MENU/OK

, selecteert u het tabblad

D

(

INSTALLATIE

) en kiest u

VERBINDING INSTELLING

.

VERBINDINGSINSTELLINGEN

Bluetooth INSTELLINGEN

NETWERKINSTELLING

PC AUTO. OPSLAAN

VERB.INST. PRNTR

VERBINDINGSMODUS

INSTELLING USB-VOEDING

ALGEMENE INSTELLINGN

INFORMATIE

VERLATEN

N

Voor meer informatie over draadloze verbindingen bezoekt u:

http://fujifilm-dsc.com/wifi/

Bluetooth INSTELLINGEN

Pas Bluetooth instellingen aan.

KOPPELREGISTRATIE

Koppel de camera aan een smartphone met de FUJIFILM Camera

Remote app.

KOPPELINGSBEST.

SELECTEREN

KOPPELREG;

VERWIJDEREN

Bluetooth AAN/UIT

AUTO OVERDRACHT

BEELDEN

Kies met behulp van

KOPPELREGISTRATIE

een verbinding uit de lijst met apparaten waarmee de camera gekoppeld is geweest.

Selecteer

GEEN VERBINDING

om af te sluiten zonder verbinding te maken.

Verwijder koppelingsinformatie voor geselecteerde apparaten.

Kies het apparaat in de lijst met apparaten. Het geselecteerde apparaat wordt ook uit de apparaten verwijderd die staan vermeld in

KOPPELINGSBEST. SELECTEREN

.

AAN

: De camera stelt automatisch een Bluetooth-verbinden vast met gekoppelde apparaten wanneer deze ingeschakeld is.

UIT

: De camera verbindt niet via Bluetooth.

AAN

: Markeer foto’s voor upload zoals ze zijn genomen. Markeer JPEG-foto’s voor uploaden zoals ze zijn genomen.

UIT

: Foto’s worden niet gemarkeerd voor uploaden zoals ze zijn genomen.

8

237

INSTELLNG

SYNCHRONISEREN

SMARTPHONE

Kies of u de camera wilt synchroniseren met de tijd en/of locatie die wordt geleverd door een gekoppelde smartphone.

LOCATIE&TIJD

: Synchroniseer de tijd en locatie.

LOCATIE

: Synchroniseer de locatie.

TIJD

: Synchroniseer de tijd.

UIT

: Synchronisatie uit.

N •

Installeer de meest recente versie van de FUJIFILM Camera Remote-app op uw smartphone of tablet alvorens het apparaat aan uw camera te koppelen of beelden te uploaden.

Wanneer

AAN

is geselecteerd voor zowel

Bluetooth AAN/UIT

als

AUTO

OVERDRACHT BEELDEN

of beelden zijn momenteel geselecteerd voor uploaden met behulp van de optie

OPDRACHT BEELDOVERDRACHT

in het C -(weergave) menu, dan begint het uploaden naar gekoppelde apparaten kort nadat u afspelen afsluit of de camera uitschakelt.

OPDRACHT

BEELDOVERDRACHT

kan ook worden gebruikt om foto’s voor uploaden te selecteren wanneer

AUTO OVERDRACHT BEELDEN

uit is.

NETWERKINSTELLING

Pas de instellingen aan voor verbinding met draadloze netwerken.

8

INST. DRAADLOOS

TOEG.PUNT

INST. DRAADLOOS

IP-ADRES

EENVOUDIGE SETUP

: Maak verbinding met een toegangspunt met gebruik van eenvoudige instellingen.

HANDMATIGE SETUP

: Pas de instellingen handmatig aan voor verbinding met een draadloos netwerk. Kies het netwerk uit een lijst (

KIES UIT LIJST

) of voer de naam handmatig in

(

VOER SSID IN

).

AUTOMATISCH

: Het IP-adres wordt automatisch bepaald.

HANDMATISCH

: Wijs een IP-adres handmatig toe. Kies handmatig het IP-adres (

IP-ADRES

), het netwerkmasker

(

NETMASKER

) en het gatewayadres (

GATEWAYADRES

).

238

VERBINDINGSINSTELLINGEN

PC AUTO. OPSLAAN

Pas instellingen aan voor verbinding met computers via draadloze LAN.

PC AUTO. OPSLAAN

Kies de methode die wordt gebruikt voor verbinding met een computer via draadloze LAN.

EENVOUDIGE SETUP

: Verbinding maken met behulp van WPS.

HANDMATIGE SETUP

: Kies het netwerk uit een lijst (

KIES

UIT LIJST

) of voer de naam handmatig in (

VOER SSID IN

).

WISSEN REG.BEST.PC

Verwijder geselecteerde bestemmingen.

DET. VORIGE VERB.

Bekijk computers waarmee de camera recent verbonden is geweest.

VERB.INST. instax PRNTR

Pas de instellingen aan voor aansluiting op optionele Fujifi lm instax SHARE printers.

De printernaam (SSID) en het wachtwoord

De printernaam (SSID) kan worden gevonden op de onderkant van de printer; het standaardwachtwoord is “1111”. Als u al een ander wachtwoord heeft gekozen om af te drukken vanaf een smartphone, voer dat wachtwoord dan in.

8

239

VERBINDINGSMODUS

Pas instellingen aan voor verbinding met externe apparaten.

8

USB-KAARTLEZER

De camera automatisch verbinden met een computer via USB schakelt de gegevensoverdrachtmodus in, wat de mogelijkheid biedt om gegevens naar de computer te kopiëren. De camera functioneert normaal wanneer deze niet verbonden is.

AUTOMATISCHE

USB-TETHER-OPNAME

De camera kan worden bediend vanaf computers, gimbals, drones of andere apparaten die via USB zijn aangesloten. De camera schakelt automatisch over naar de stand “tethered shooting” (afstandsbediening) als het externe apparaat is ingeschakeld en terugkeert naar de normale werking wanneer het externe apparaat wordt uitgeschakeld of de verbinding ervan wordt verbroken.

Foto’s kunnen op afstand worden gemaakt en automatisch worden gedownload naar computers met Capture One,

Adobe® Photoshop® Lightroom® + Tether Plugin of FUJIFILM

X Acquire. FUJIFILM X Acquire kan ook worden gebruikt om camera-instellingen op te slaan en te laden.

Fotografi e en opname van fi lms op afstand is beschikbaar wanneer de camera is aangesloten op een compatibel apparaat zoals een gimbal of drone. Gebruik de instelschijf voor de camerastand om te schakelen tussen opname van stilstaande beelden of fi lms. De beschikbare functies verschillen afhankelijk van het aangesloten apparaat.

behalve wanneer de camera in de stand “tethered shooting”

(afstandsbediening) blijft staan wanneer het externe apparaat is

USB-TETHER-OPNAME

uitgeschakeld of niet aangesloten is, waardoor het apparaat de

VASTGESTELD

En voor

AUTOMATISCHE USB-TETHER-OPNAME

, bediening kan hervatten wanneer de verbinding wordt herstelt na onbedoeld verbreken van de verbinding of een andere onderbreking. Onder de standaardinstellingen worden foto’s niet om de geheugenkaart opgeslagen.

240

VERBINDINGSINSTELLINGEN

DRAADLOZE

TETHER-OPNAME

VASTGESTELD

USB RAW CONV/

B-UP HERS

Kies deze optie voor draadloos op afstand fotograferen.

Selecteer een netwerk met behulp van

D

VERBINDING

INSTELLING

 >

NETWERKINSTELLING

.

Het aansluiten van de camera op een computer via USB activeert automatisch de USB RAW-conversie/backup-herstelmodus. De camera functioneert niet normaal wanneer niet verbonden.

USB RAW CONV (vereist FUJIFILM X RAW STUDIO)

: Gebruik de beeldverwerkende motor van de camera om RAW-bestanden snel te converteren naar JPEG-beelden van hoge kwaliteit.

B-UP HERS (FUJIFILM X Acquire vereist)

: Camera-instelling opslaan en laden. Confi gureer de camera opnieuw in een ogenblik of deel instellingen met andere camera’s van hetzelfde type.

O

Instellingen

D

STROOMBEHEER

 >

UITSCHAKELEN

zijn ook van toepassing tijdens tether-opname. Om te voorkomen dat de camera automatisch uitschakelt, selecteert u

UIT

voor

UITSCHAKELEN

.

N

Zie, voor informatie over compatibele computersoftware, “Software voor gebruik bij uw camera” (

P

304).

8

241

8

INSTELLING USB-VOEDING

Kies of de camera stroom krijgt wanneer deze via een USB-kabel op een computer of ander apparaat is aangesloten.

AAN

UIT

De camera gebruikt stroom van het aangesloten apparaat, waardoor de batterij van de camera minder wordt belast.

De camera krijgt geen stroom van het aangesloten apparaat.

O

De camera kan geen stroom gebruiken van Lightning-verbindingen of van apparaten die geen stroom leveren. Selecteer

UIT

voordat u de camera op dergelijke apparaten aansluit. De verbinding is mogelijk niet beschikbaar voor gegevensoverdracht en dergelijke wanneer

AAN

is geselecteerd.

N

De term “stroomverbruik” wordt gebruikt wanneer het aangesloten apparaat stroom levert aan de camera.

Om de batterij van de camera op te laden terwijl de camera aangesloten is op een computer, selecteer

AAN

voor

INSTELLING USB-VOEDING

.

242

VERBINDINGSINSTELLINGEN

ALGEMENE INSTELLINGN

Pas de instellingen aan voor verbinding met draadloze netwerken.

NAAM

VERKLEIN(SP)

H

GEOTAGGING

LOCATIE-INFO

r

TOETS-/

SCHIJFINSTELLING

Kies een naam (

NAAM

) om de camera te identifi ceren op een draadloos netwerk (de camera heeft standaard een unieke naam toegewezen gekregen).

Kies of het formaat van afbeeldingen wordt aangepast voor uploaden naar smartphones. Een nieuw formaat geven is alleen van toepassing op de kopie geüpload naar de smartphone; het origineel wordt niet beïnvloed.

AAN

: Het formaat van grotere afbeeldingen wordt aangepast naar H voor uploaden. Deze instelling wordt aanbevolen.

UIT

: Afbeeldingen worden op origineel formaat geüpload.

Kies of locatiegegevens gedownload via een smartphone worden ingesloten in de foto’s als ze worden gemaakt.

Geeft de laatst gedownloade locatiegegevens van een smartphone weer.

Kies de functie die wordt vervuld door de functieknoppen die zijn toegewezen aan de

DRAADLOZE COMMUNICT

-functie.

• s

PAIRING/OVERDR.OPD.

: De knoppen kunnen worden gebruikt voor koppelen en selecteren van beelden voor overdracht.

• r

DRAADLOZE COMMUNICT

: De knoppen kunnen worden gebruikt voor draadloze verbindingen.

INFORMATIE

Bekijk de MAC- en Bluetoothadressen van de camera.

RESET DRAADLOZE INSTELLING

Herstel draadloze instellingen naar hun standaard waarden.

8

243

MEMO

244

Sneltoetsen

245

9

246

Sneltoetsopties

Pas camerabesturing aan volgens uw stijl of situatie.

Veelgebruikte opties kunnen worden toegevoegd aan het

Q

-menu of aan een aangepast “mijn” menu of toegewezen worden aan een

Fn

-knop (functie) voor rechtstreekse toegang:

“Mijn menu”

Het Q-menu

De functieknoppen

Voeg veelgebruikte opties toe aan dit aangepaste menu, dat kan worden bekeken door te drukken op

MENU/OK

en het tabblad

E

(“MIJN MENU”) te selecteren.

Het

Q

-menu wordt weergegeven door op de

Q

-knop te drukken. Gebruik het

Q

-menu om de geselecteerde opties te bekijken of te wijzigen voor veelgebruikte menu-items.

Gebruik de functieknoppen voor directe toegang tot geselecteerde functies.

247

249

254

MIJN MENU

Verkrijg toegang tot een persoonlijk menu van veelgebruikte opties.

Om “mijn menu” weer te geven, drukt u op

MENU/OK

in de opnameweergave en selecteert u het tabblad

E

(

MIJN

MENU

).

MIJN MENU

ZELFONTSPANNER

INTERVAL-TIMEROPNAME

FILMSIMULATIE

KORRELEFFECT

SLUITERTYPE

IS MODE

INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.

DRAADLS COMMUNICT

VERLATEN

O

Het tabblad is alleen beschikbaar als opties zijn toegewezen aan

MIJN

MENU

.

MIJN MENU-INSTELINGEN

Om de items opgesomd op het tabblad E (

MIJN MENU

) te kiezen:

1

Selecteer in het setup-menu

D

GEBRUIKERSINSTELLINGEN

 > x

MIJN MENU-INSTELINGEN

of

F

MIJN MENU-INSTELINGEN

.

N

Selecteer

ITEMS RANGSCHIKKEN

om items opnieuw te ordenen. Selecteer

ITEMS VERWIJDEREN

om items te verwijderen.

MIJN MENU-INSTELINGEN

ITEMS TOEVOEGEN

ITEMS RANGSCHIKKEN

ITEMS VERWIJDEREN

2

Druk de keuzeknop omhoog of omlaag om

ITEMS TOEVOEGEN

te markeren en druk op

MENU/OK

. Opties die kunnen worden toegevoegd aan

“mijn menu” zijn gemarkeerd in blauw.

MIJN MENU-INSTELINGEN

BEELDGROOTTE

BEELDKWALITEIT

RAW OPNAME

FILMSIMULATIE

MONOCHROOM KLEUR

KORRELEFFECT

CHROOM KLEUREFFECT

KLEUR CHROOM FX BLAUW

SELECTEREN ANNULEREN

N

Huidige items in “mijn menu” worden aangeduid met vinkjes.

9

247

9

248

3

Kies een positie voor het item en druk op de

MENU/OK

. Het item wordt toegevoegd aan “mijn menu”.

MIJN MENU

LOCATIE VAN ITEM SELECTEREN

1 BEELDGROOTTE

2 BEELDKWALITEIT

VERPLAATSEN OPSLAAN

4

Druk op

MENU/OK

om terug te keren naar het bewerkscherm.

5

Herhaal stappen 3 en 4 totdat alle gewenste items zijn toegevoegd.

N

“Mijn menu” kan maximaal 16 items bevatten.

De Q-knop (Snelmenu)

Druk op

Q

voor een snelle toegang tot geselecteerde opties.

De snelmenuweergave

Bij de standaardinstellingen bevat het snelmenu de volgende items:

N •

Gebruik D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

FUNCTIE-INS. (Fn)

om de functie te kiezen die moet worden uitgevoerd door de knop

Q

 (snelmenu) of wijs de standaardfunctie toe aan andere besturingselementen ( P

256).

Om de knop

Q

 (snelmenu) uit te schakelen, selecteert u

GEEN

voor

D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

FUNCTIE-INS. (Fn)

 >

Q-TOETS-INSTELLING

.

Stilstaande fotografi e

BASE

KIES INST. OP MAAT

INSTELLEN EIND

A x

KIES INST. OP MAAT

B

SCHERPSTELLING

C

DYNAMISCH BEREIK

D

WITBALANS

E

HOOG ISO RUISONDERDRUKKING

F

BEELDGROOTTE

G

BEELDKWALITEIT

H

FILMSIMULATIE

I

HIGHLIGHT TINT

J

SCHADUWTINT

K

KLEUR

L

SCHERPTE

M

ZELFONTSPANNER

N

INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.

O

FLASHFUNCTIE-INSTELLING

P

EVF/LCD-HELDERHD

Het snelmenu toont de opties die momenteel zijn geselecteerd voor items

B

P

, die kunnen worden veranderd zoals be-

schreven op pagina 252.

249

9

Filmopname

BASE

KIES INST. OP MAAT

INSTELLEN EIND

9

A

F

KIES INST. OP MAAT

B

S.S. (GEOPTIM. FILMBED.

oL

)

C

RESOL. FILMMODUS/

BEELDVERHOUDING

D

F

WITBALANS

E

F

FILMSIMULATIE

F

ISO (GEOPTIM. FILMBED.

oL

)

G

FRAMESNELHEID FILMMODUS

H

WITBAL. KLEURTEMP (BIJ SEL.

k

)

Het snelmenu toont de opties die momenteel zijn geselecteerd voor items

B

H

, die kunnen worden veranderd zoals be-

schreven op pagina 252.

KIES INST. OP MAAT

Het item H

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

 >

KIES INST. OP MAAT

(item

A

) toont de huidige aangepaste instellingenbank:

• q

: Geen aangepaste instellingenbank geselecteerd.

• t – u : Selecteer een bank om de instellingen opgeslagen met de optie

H

INSTELLINGEN BEELDKWALITEIT

 >

BEW/BEW INST. OP M

te bekijken.

• r

– s

: De huidige aangepaste instellingenbank.

250

Instellingen bekijken en wijzigen

1

Druk op

Q

om het snelmenu weer te geven tijdens het fotograferen.

De Q-knop (Snelmenu)

2

Gebruik de keuzeknop om items te markeren en draai aan de achterste commandoschijf om wijzigingen aan te brengen.

Wijzigingen worden niet opgeslagen op de huidige instellingenbank.

Instellingen die verschillen van die in de huidige instellingenbank ( t – u ) worden getoond in het rood.

EIND

O

Tijdens het opnemen van een fi lm kan de sluitertijd worden aangepast met de sluitertijdknop, de gevoeligheid met de gevoeligheidsknop (

P

26).

3

Druk op

Q

om af te sluiten wanneer de instellingen zijn voltooid.

N

Het snelmenu kan ook worden bewerkt met behulp van de aanraakknoppen.

9

251

Het snelmenu bewerken

Om de items weergegeven in het snelmenu te kiezen:

1

Houd de

Q

-knop ingedrukt tijdens het fotograferen.

N

Of de camera het foto- of fi lmsnelmenu weergeeft is afhankelijk van de positie van de

STILL

/

MOVIE

standknop.

9

2

Het huidige snelmenu wordt weergegeven; gebruik de keuzeknop om het item te markeren dat u wenst te wijzigen en druk op

MENU/OK

.

3

Markeer het item dat u wenst te wijzigen en druk op

MENU/OK

.

Het volgende kan worden toegewezen aan het snelmenu.

N

De snelmenu’s kunnen ook worden bewerkt met

D

TOETS-/

SCHIJFINSTELLINGEN

 > x

BEWERK/SLA OP SNELMENU

of

F

BEWERK/SLA OP SNELMENU

.

Beschikbaar Items (stilstaande fotografi e)

BEELDGROOTTE

BEELDKWALITEIT

FILMSIMULATIE

KORRELEFFECT

CHROOM KLEUREFFECT

KLEUR CHROOM FX BLAUW

DYNAMISCH BEREIK

PRIORITEIT D-BEREIK

WITBALANS

WITBAL. KLEURTEMP (BIJ SEL. k

)

HIGHLIGHT TINT

SCHADUWTINT

KLEUR

SCHERPTE

ZUIVERHEID

HOOG ISO RUISONDERDRUKKING

KIES INST. OP MAAT

SCHERPSTELLING

AF-C AANGEPASTE INSTELL.

INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.

HF ASSISTENTIE

TOUCH SCREEN MODUS

ZELFONTSPANNER

LICHTMEETSYSTEEM

SLUITERTYPE

FLIKKERVERMINDERING

FLASHFUNCTIE-INSTELLING

FLITSCOMPENSATIE

EVF/LCD-HELDERHD

EVF/LCD KLEUR

GEEN

252

De Q-knop (Snelmenu)

Beschikbare items (fi lms)

FILMSIMULATIE

DYNAMISCH BEREIK

WITBALANS

WITBAL. KLEURTEMP (BIJ SEL. k )

HIGHLIGHT TINT

SCHADUWTINT

KLEUR

SCHERPTE

HOOG ISO RUISONDERDRUKKING

KIES INST. OP MAAT

INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.

HF ASSISTENTIE

TOUCH SCREEN MODUS

RESOL. FILMMODUS/BEELDVERHOUDING

FRAMESNELHEID FILMMODUS

FILMMODUS BITRATE

FULL HD HOGESNELHEIDSOPN.

VERGR. BIJSNIJDEN FILM REP.

C

F

BEELDSTABIL.-MODUS

F BOOST BEELDSTABIL.-MODUS

S.S. (GEOPTIM. FILMBED. oL )

ISO (GEOPTIM. FILMBED. oL

)

AANP. INTERN/EXTERN MIC.-NIVEAU

EVF/LCD-HELDERHD

EVF/LCD KLEUR

GEEN

N •

Selecteer

GEEN

om geen item toe te wijzen aan de geselecteerde positie.

Wanneer

KIES INST. OP MAAT

is geselecteerd, worden de huidige instellingen getoond in het snelmenu met het label

BASE

.

253

9

De Fn-knopppen (Functie)

Wijs een functie toe aan de functieknoppen voor snelle toegang tot de geselecteerde functie.

N

De functies toegewezen aan

T-Fn1

tot

T-Fn4

kunnen worden bereikt door over de monitor te vegen.

Aanraakfunctiebewegingen zijn standaard uitgeschakeld. Om aanraakfunctiebewegingen in te schakelen, selecteer

AAN

voor D

TOETS-/

SCHIJFINSTELLINGEN

 >

TOUCH SCREEN INSTELLINGEN

 > c

AANRAAKFUNCTIE

.

De standaardtoewijzingen zijn:

9

A

T-Fn1 (veeg omhoog)

B

T-Fn2 (veeg naar links)

C

T-Fn3 (veeg naar rechts)

D

T-Fn4 (veeg omlaag)

HISTOGRAM

SPORTZOEKERMODUS

GROTE INDICAT.-MODUS

ELEKTR. WATERPAS

254

De Fn-knopppen (Functie)

A

Fn3 -knop

B

Fn5 -knop

C

Fn6 -knop

D

Fn4 -knop

LICHTMEETSYSTEEM

WITBALANS

PRESTATIE

FILMSIMULATIE

E

A

AFON -knop

B

Midden van de achterste instelschijf

C

Fn1 -knop

D

Q -knop

E

AEL -knop

AF-AAN

SCHERPSTELLOEP

GEZICHTSHERKEN. AAN/UIT

SNELMENU

ALLEEN AE-VERGRENDELING

255

9

9

A

Fn2 -knop

DRIVE-INSTELLING

Rollen toewijzen aan de functietoetsen

Om rollen toe te wijzen aan de knoppen:

1

Houd de

DISP/BACK

-knop ingedrukt totdat een bedieningselectiemenu wordt weergegeven.

2

Markeer de gewenste toets en druk op

MENU/OK

.

3

Markeer een van de volgende opties en druk op

MENU/OK

om deze toe te wijzen aan de geselecteerde toets.

N •

ALLEEN AE-VERGRENDELING

,

ALLEEN AF-VERGRENDELING

,

AE/AF-VERGRENDELING

,

AF-AAN

en

ALLEENAWB-VERGRENDELING

kunnen niet aan de aanraakfunctieknoppen worden toegewezen (

T-Fn1

via

T-Fn4

).

Aan de keuzeknop kan niet meer dan één functie tegelijk worden toegewezen.

Knoptoewijzingen kunnen ook worden geselecteerd met behulp van

D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

FUNCTIE-INS. (Fn)

.

256

De Fn-knopppen (Functie)

Rollen die kunnen worden toegewezen aan de functieknoppen

Kies uit:

BEELDGROOTTE

BEELDKWALITEIT

RAW

FILMSIMULATIE

KORRELEFFECT

CHROOM KLEUREFFECT

KLEUR CHROOM FX BLAUW

DYNAMISCH BEREIK

PRIORITEIT D-BEREIK

WITBALANS

ZUIVERHEID

KIES INST. OP MAAT

SCHERPSTELGEBIED

SCHERPSTELLOEP

SCHERPSTELLING

AF-C AANGEPASTE INSTELL.

GEZICHTSSELECTIE op

GEZICHTSHERKEN. AAN/UIT

BEGRENZER AF-BEREIK

VERGR. SCHERPST.CONTROLE

DRIVE-INSTELLING

SPORTZOEKERMODUS

PRE-OPNAME s J

ZELFONTSPANNER

LICHTMEETSYSTEEM

SLUITERTYPE

FLIKKERVERMINDERING

ISO AUTOM.INSTELLING.

IS MODE

MULTI-BELICHTING

DRAADLS COMMUNICT

FLASHFUNCTIE-INSTELLING

TTL-VERGRENDELING

MODELING FLASH

FULL HD HOGESNELHEIDSOPN.

VERGR. BIJSN. FILM REP.

C

F

BOOST BEELDSTABIL.MOD

ZEBRA-INSTELLING

AANP. INTERN/EXTERN MIC.-NIVEAU

GEOPT. FILMBEDIEN.

VOORB DIEPTESCH oL

PRVW BELICH/WITBALANS HANDM.

MODUS

NATUURLIJKE LIVE-WEERGAVE

HISTOGRAM

ELEKTR. WATERPAS

GROTE INDICAT.-MODUS

F-Log WEERGAVEHULP

ALLEEN AE-VERGRENDELING

ALLEEN AF-VERGRENDELING

AE/AF-VERGRENDELING

AF-AAN

ALLEENAWB-VERGRENDELING

DIAFRAGMA-INSTEL.

VERGREND. INSTE.

PRESTATIE

AUTO BEELDOVERDRACHT

KOPPELINGSBEST. SELECTEREN

Bluetooth AAN/UIT

SNELMENU

PLAYBACK

GEEN (bediening uitgeschakeld)

9

257

9

De Fn-knopppen (Functie)

AF-AAN

Als

AF-AAN

is geselecteerd, kunt u de toets indrukken in plaats van de ontspanknop halverwege ingedrukt te houden.

MODELING FLASH

Als

MODELING FLASH

is geselecteerd als een compatibele fl itser met schoenbevestiging is bevestigd, kunt u op de knop drukken om de fl itser te testen en te controleren op schaduwen en dergelijke (modeling fl ash).

TTL-VERGRENDELING

Als

TTL-VERGRENDELING

is geselecteerd, kunt u op de toets voor het vergrendelen van fl itsoutput volgens de optie geselecteerd voor

F

FLITSINSTELLINGEN

 >

MODUS TTL VERGRENDELEN

drukken (

P

151).

GEZICHTSSELECTIE

op

GEZICHTSSELECTIE

op

kan worden in- of uitgeschakeld door het indrukken van de knop waaraan

GEZICHTSSELECTIE

op is toegewezen. Door het inschakelen van

GEZICHTSSELECTIE

op

kan de te ge-

GEZICHTSSELECTIE AAN

bruiken scherpstellingstok (scherpstelhendel) of (tijdens zoekerfotografi e) de aanraakbediening ( P

24) het

gezicht selecteren dat wordt gebruikt voor de scherpstelling.

De volgende functies zijn toegankelijk met behulp van de scherpstellingstok of tijdens zoekerfotografi e wanneer

GEZICHTSSELECTIE

op is ingeschakeld:

Het gezicht dat wordt gebruikt voor het instellen van de scherpstelling kan worden geselecteerd met behulp van de scherpstellingstok.

Om te schakelen van gezichtsdetectie naar handmatige selectie van het scherpstelveld, drukt u op het midden van de scherpstellingstok

(scherpstelhendel) (

P

73). Druk nogmaals om gezichtsdetectie

opnieuw in te schakelen.

Het aanraakscherm (monitor) of de scherpstellingstok kunnen worden gebruikt voor het selecteren van het gezicht dat wordt gebruikt om scherp te stellen tijdens zoekerfotografi e.

258

Randapparatuur en optionele accessoires

259

Lenzen

De camera kan gebruikt worden met lenzen voor het

FUJIFILM X-bevestigingspunt.

Lensonderdelen

10

A

Zonnekap

B

Bevestigingsmarkeringen

C

Scherpstelring

D

Zoomring

E

Diafragmaring

F

O.I.S.-schakelaar

G

Diafragmamodusschakelaar

H

Signaalcontacten lens

I

Voorste lensdop

J

Achterste lensdop

N

Een XF18-55mmF2.8-4 R LM OIS lens wordt hier gebruikt ter illustratie.

260

Lensdoppen verwijderen

Verwijder lensdoppen zoals afgebeeld.

Lenzen

Zonnekappen bevestigen

Wanneer bevestigd, verminderen zonnekappen schittering en beschermen ze het voorste lenselement.

261

10

10

Lenzen met diafragmaringen

Bij andere instellingen dan

A

kunt u diafragma aanpassen door aan de diafragmaring van de lens te draaien

(belichtingsmodi

A

en

M

).

A 16 11 8 5.6 4 2.8

A 16 11 8 5.6 4

Diafragmaring

N •

Als u

AAN

selecteert voor

GEOPT. FILMBEDIEN.

oL

wordt de diafragmaring uitgeschakeld.

Wanneer de diafragmaring op

A

is ingesteld, draai dan aan de instelschijven om diafragma aan te passen (

P

224).

De diafragmamodusschakelaar

Als de lens over een diafragmamodusschakelaar beschikt, kan het diafragma handmatig worden aangepast door de schakelaar naar

Z

te schuiven en aan de diafragmaring te draaien.

Diafragmaring

Diafragmamodusschakelaar

262

Lenzen

Lenzen zonder diafragmaringen

De methode die wordt gebruikt voor het aanpassen van het diafragma kan worden geselecteerd met behulp van

D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

DIAFRAGMA-INSTEL.

. Wanneer er een andere optie dan

AUTO

is geselecteerd, kan het diafragma worden aangepast met behulp van de voorste commandoschijf.

N

Diafragmaregeling staat standaard op de voorste commandoschijf, maar kan opnieuw worden toegewezen aan de achterste commandoschijf met behulp van D

TOETS-/SCHIJFINSTELLINGEN

 >

COMMANDOSCHIJF

INSTELLING

.

Lenzen met O.I.S. Schakelaars

Als de lens optische beeldstabilisatie

(O.I.S.) ondersteunt, kan de beeldstabilisatiemodus worden gekozen in de cameramenu’s. Om beeldstabilisatie te activeren, schuift u de O.I.S.-schakelaar naar

ON

.

O.I.S.-schakelaar

10

263

10

264

Lenzen met handmatige scherpstelling

Schuif de scherpstelring naar voren voor automatische scherpstelling.

Schuif voor handmatige scherpstelling de scherpstelring naar achteren en draai eraan terwijl u de resultaten in het camerascherm controleert. De scherpstelafstand- en scherptediepte-indicatoren kunnen worden gebruikt ter ondersteuning van het handmatig scherpstellen.

O

Let erop dat handmatige scherpstelling mogelijk niet beschikbaar is in alle opnamemodi.

De scherptediepte-indicator

De scherptediepte-indicator toont de geschatte scherptediepte (de afstand voor en achter het scherpstelpunt waarop is scherpgesteld). De indicator wordt weergegeven in fi lmformaat.

Lenzen

Lensverzorging

Gebruik een blaaskwast om stof te verwijderen en neem vervolgens met een zachte, droge doek af. Resterende vlekken kunnen worden verwijderd met een Fujifi lm lensreinigingsdoekje waarop een kleine hoeveelheid lensreinigingsvloeistof is aangebracht.

Plaats de voorste en achterste doppen terug op de camera wanneer de lens niet in gebruik is.

265

10

10

Externe fl itsers

Gebruik optionele externe fl itsers voor fl itserfotografi e.

Sommige eenheden ondersteunen hoge-snelheid sync

(FP) en kunnen worden gebruikt bij sluitertijden sneller dan de fl itssync-snelheid, terwijl andere kunnen functioneren als hoofdfl itsers die de fl itsers op afstand via optische draadloze fl itsbediening bedienen.

O

U bent mogelijk niet in staat de fl itser te testen in sommige gevallen, bijvoorbeeld als cameramenu’s worden weergegeven.

Rode-ogenverwijdering

Rode ogen verwijderen is beschikbaar als een andere optie dan

UIT

is geselecteerd voor F

FLITSINSTELLINGEN

 >

VERWIJDER R. OGEN

en G

AF/MF

INSTELLINGEN

 >

INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN.

op

GEZICHTSHERKENNING

AAN

staat. Het verwijderen van rode ogen reduceert “rode ogen” veroorzaakt wanneer licht van de fl itser wordt weerkaatst in de pupillen van het onderwerp.

Flitssynchronisatiesnelheid

De fl itser synchroniseert met de sluiter bij sluitertijden van ½ 50 sec. of langer.

Optionele fl itsers van Fujifi lm

De camera kan ook worden gebruikt met optionele Fujifi lm-fl itsers met schoenbevestiging.

Flitsers van derden

Gebruik geen fl itsers van derden die meer dan 300 V toepassen op de fl itsschoen van de camera.

266

Externe fl itsers

Een externe fl itser gebruiken

Om instellingen voor een fl itser gemonteerd op de fl itsschoen of verbonden via de sync-terminal aan te passen:

1

Sluit de eenheid aan op de camera.

2

Selecteer

FLASHFUNCTIE-INSTELLING

in de opnamemodus in het menutabblad

F

(

FLITSINSTELLINGEN

). De beschikbare opties variëren per fl itser.

FLITSINSTELLINGEN

FLASHFUNCTIE-INSTELLING

VERWIJDER R. OGEN

MODUS TTL VERGRENDELEN

LED-LICHTINSTELLING

MASTER-INSTELLING

CH-INSTELLING

VERLATEN

EF-X8

SYNC-TERMINAL

EXTERNE FLASH

MASTER(OPTISCH)

Wordt weergegeven wanneer een optionele

EF-X8-fl itser op de fl itsschoen is gemonteerd en omhoog is gezet.

Pas instellingen aan voor fl itsers die zijn verbonden via de sync-terminal.

SYNC-TERMINAL

wordt weergegeven als de EF-X8 verlaagd wordt en of geen fl itseenheid of een onverenigbare fl itseenheid op de fl itsschoen is bevestigd.

Wordt weergegeven wanneer een andere optionele fl itser dan de EF-X8 is gemonteerd op de fl itsschoen en is ingeschakeld.

Weergegeven als een optionele fl itser die functioneert als hoofdfl itser voor Fujifi lm optische draadloze fl itsbediening op afstand is verbonden en ingeschakeld.

268

270

271

274

MODUS 3

Markeer items met behulp van de keuzeknop en draai aan de achterste commandoschijf om de gemarkeerde instelling te veranderen.

EF-X8

AANPASSEN EINDE

4

Druk op

DISP/BACK

om de veranderingen in werking te stellen.

10

267

EF-X8

De volgende instellingen zijn beschikbaar wanneer een optionele EF-X8 fl itser met schoenbevestiging is bevestigd.

MODUS

EF-X8

AANPASSEN EINDE

10

A

Flitsbedieningsmodus

Kies uit de volgende opties:

TTL

: TTL-modus. Pas de fl itscompensatie aan (

B

) en kies een fl itsmodus (

C

).

M

: De fl itser fl itst bij de geselecteerde output (

B

), ongeacht de helderheid van het onderwerp of de camera-instellingen.

Uitvoer wordt uitgedrukt in fracties van volledige sterkte, van

⁄ tot ⁄. De gewenste resultaten kunnen niet worden bereikt bij lage waarden als zij buiten de grenzen van het fl itsbedieningssysteem vallen; maak een testopname en controleer de resultaten.

C

(COMMANDER)

: Kies of de fl itser wordt gebruikt om de op afstand gesynchroniseerde fl itsers te bedienen, bijvoorbeeld als deel van een studiofl itssysteem.

D

(UIT)

: De EF-X8 fl itst niet. Flitsers verbonden via de sync-terminal zullen nog steeds fl itsen als de ontspanknop wordt losgelaten, maar kunnen worden uitgeschakeld door de EF-X8 te laten zakken en de fl itsers uit te schakelen in het fl itsinstellingenmenu.

268

Externe fl itsers

B

Flitscompensatie/output

C

Flitsmodus (TTL)

D

Synchroniseren

Pas het fl itsniveau aan. De beschikbare opties verschillen per geselecteerde fl itsbedieningsmodus (

A

).

Kies een fl itsmodus voor TTL-fl itsbediening. De beschikbare opties zijn afhankelijk van welke opnamestand (

P

,

S

,

A

of

M

) is geselecteerd.

E

(FLASH AUTO)

: De fl itser fl itst alleen indien nodig; het fl itsniveau wordt aangepast volgens de helderheid van het onderwerp. Er wordt een p

-pictogram weergegeven als de ontspanknop halverwege wordt ingedrukt toont aan dat de fl itser zal fl itsen als de foto wordt genomen.

F

(STANDAARD)

: De fl itser fl itst bij elke foto indien mogelijk; het fl itsniveau wordt aangepast volgens de helderheid van het onderwerp. De fl itser fl itst niet als deze niet volledig is opgeladen als de ontspanknop wordt losgelaten.

G

(TRAGE SYNC.)

: Combineer de fl itser met een lange sluitertijd bij het fotograferen van portretonderwerpen tegen een achtergrond met nachtdecor. De fl itser fl itst niet als deze niet volledig is opgeladen als de ontspanknop wordt losgelaten.

Kies of de fl itser wordt getimed om direct nadat de sluiter opent te fl itsen (

H

/

1E GORDIJN

) of direct voordat deze sluit

( I /

2E GORDIJN

).

1E GORDIJN

wordt aanbevolen in de meeste omstandigheden.

269

10

SYNC-TERMINAL

De volgende opties zijn beschikbaar als er geen compatibele fl itser is aangesloten of als er een eenheid is aangesloten via de sync-terminal of alleen het X-contact op de fl itsschoen gebruikt.

MODUS

SYNC-TERMINAL

10

AANPASSEN EINDE

A

Flitsbedieningsmodus

B

Synchroniseren

Kies uit de volgende opties:

M

: Een triggersignaal wordt overgebracht via de fl itsschoen

X contacten wanneer een foto genomen wordt. Kies een sluitertijd langzamer dan de sync-snelheid; zelfs langzamere snelheden kunnen nodig zijn als de eenheid lange fl itsen gebruikt of een langzame reactietijd heeft.

D

(UIT)

: Het triggersignaal wordt uitgeschakeld.

Kies of de fl itser wordt getimed om direct nadat de sluiter opent te fl itsen (

H

/

1E GORDIJN

) of direct voordat deze sluit

( I /

2E GORDIJN

).

1E GORDIJN

wordt aanbevolen in de meeste omstandigheden.

De sync-terminal

Gebruik de sync-terminal om de fl itsers aan te sluiten die een sync-kabel vereisen.

270

Externe fl itsers

EXTERNE FLASH

De volgende opties zijn beschikbaar als een optionele fl itser met schoenbevestiging is bevestigd en is ingeschakeld.

MODUS

EXTERNE FLASH

AANPASSEN EINDE

A

Flitsbedieningsmodus

De fl itsbedieningsmodus geselecteerd met de fl itser. Dit kan in sommige gevallen worden aangepast vanaf de camera: de beschikbare opties variëren per fl itser.

TTL

: TTL-modus. Pas fl itscompensatie (

B

) aan.

M

: De fl itser fl itst bij de geselecteerde uitvoer, ongeacht de helderheid van het onderwerp of de camera-instellingen. De output kan in sommige gevallen worden aangepast vanaf de camera (

B

).

MULTI

: Flits herhalen. Compatibele fl itsers met schoenbevestiging zullen meerdere malen fl itsen bij elke opname.

D

(UIT)

: De fl itser fl itst niet. Sommige fl itsers kunnen uitgeschakeld worden vanaf de camera.

10

271

10

B

Flitscompensatie/-uitvoer

C

Flitsmodus (TTL)

D

Sync

De beschikbare opties verschillen volgens de fl itsbedieningsmodus.

TTL

: Pas fl itscompensatie aan (de volledige waarde wordt mogelijk niet toegepast als de grenzen van het fl itsbedieningssysteem zijn overschreden). In het geval van EF-X20, EF-20 en EF-42 wordt de geselecteerde waarde toegevoegd aan de waarde geselecteerd met de fl itser.

M/MULTI

: Pas fl itsuitvoer aan (alleen compatibele eenheden). Kies uit waarden uitgedrukt als fracties van volledig vermogen, van ⁄

(modus

M

) of ¼ (

MULTI

) tot ⁄ in stappen gelijk aan ⁄ EV. De gewenste resultaten kunnen niet worden bereikt bij lage waarden als zij buiten de grenzen van het fl itsbedieningssysteem vallen; maak een testopname en controleer de resultaten.

Kies een fl itsmodus voor TTL-fl itsbediening. De beschikbare opties zijn afhankelijk van welke opnamestand (

P

,

S

,

A

of

M

) is geselecteerd.

E

(FLASH AUTO)

: De fl itser fl itst alleen indien nodig; het fl itsniveau wordt aangepast volgens de helderheid van het onderwerp.

Er wordt een p

-pictogram weergegeven als de ontspanknop halverwege wordt ingedrukt toont aan dat de fl itser zal fl itsen als de foto wordt genomen.

F

(STANDAARD)

: De fl itser fl itst bij elke foto indien mogelijk; het fl itsniveau wordt aangepast volgens de helderheid van het onderwerp.

De fl itser fl itst niet als deze niet volledig is opgeladen als de ontspanknop wordt losgelaten.

G

(TRAGE SYNC.)

: Combineer de fl itser met een lange sluitertijd bij het fotograferen van portretonderwerpen tegen een achtergrond met nachtdecor.

De fl itser fl itst niet als deze niet volledig is opgeladen als de ontspanknop wordt losgelaten.

Regel fl itstiming.

H

(1E GORDIJN)

: De fl itser fl itst direct nadat de sluiter opent

(normaliter de beste keuze).

I

(2E GORDIJN)

: De fl itser fl itst onmiddellijk voordat de sluiter sluit.

R

(AUTO FP(HSS))

: Synchronisatie met hoge snelheid (alleen compatibele eenheden). De camera schakelt automatisch synchronisatie met hoge snelheid van het voorgordijn in bij sluitertijden lager dan de fl itssynchronisatiesnelheid.

Gelijk aan

1E GORDIJN

wanneer

MULTI

is geselecteerd voor fl itsbedieningsmodus.

272

Externe fl itsers

E

Zoom

F

Verlichting

De hoek van de verlichting (fl itsdekking) voor eenheden die fl itszoom ondersteunen. Voor sommige eenheden kunnen de aanpassingen vanaf de camera gemaakt worden. Als

AUTO

is geselecteerd, wordt zoom automatisch aangepast om de dekking aan te passen aan de brandpuntsafstand van de lens.

Als de eenheid deze functie ondersteunt, kiest u uit:

J

(FLASH VOEDINGSPRIOR.)

: Win bereik door de dekking enigszins te verminderen.

K

(STANDAARD)

: Stel dekking af op beeldhoek.

L

(PRIOR. GELIJK BEREIK)

: Verhoog dekking enigszins voor gelijkmatigere verlichting.

G

LED-verlichting

Kies hoe het ingebouwde LED-licht functioneert tijdens stille fotografi e (alleen compatibele eenheden): als een catchlight

( M /

CATCHLIGHT

), als AF-hulpverlichting ( N /

AF ASSIST

) of als zowel een catchlight als AF-hulpverlichting

(

O

/

AF ASSIST+CATCHLIGHT

). Kies

OFF

om de LED uit te schakelen tijdens het fotograferen.

G

Aantal fl itsen *

Kies het aantal keren dat de fl itser fl itst elke keer als de ontspanknop wordt losgelaten in

MULTI

-modus.

H

Frequentie

*

Kies de frequentie waarmee de fl itser fl itst in

MULTI

-modus.

* Volledige waarde wordt mogelijk niet toegepast als de grenzen van het fl itsbedieningssysteem zijn overschreden.

273

10

MASTER (OPTISCH)

De opties worden weergegeven als de eenheid momenteel functioneert als hoofdfl itser voor Fujifi lm optische draadloze fl itsbediening op afstand.

MODUS

MASTER(OPTISCH)

10

AANPASSEN

De hoofdeenheden en eenheden op afstand kunnen worden geplaatst in maximaal drie groepen (A, B en C) en fl itsmodus en fl itsniveau kunnen voor elke groep afzonderlijk worden aangepast. Er zijn vier kanalen beschikbaar voor communicatie tussen de eenheden; afzonderlijke kanalen kunnen worden gebruikt voor verschillende fl itssystemen of om interferentie te voorkomen als meerdere systemen dicht bij elkaar werken.

EINDE

A

C

274

Externe fl itsers

A

Flitsbedieningsmodus

(groep A)

B

Flitsbedieningsmodus

(groep B)

C

Flitsbedieningsmodus

(groep C)

Kies fl itsbedieningsmodi voor groepen A, B en C.

TTL%

is alleen beschikbaar voor groepen A en B.

TTL

: De eenheden in de groep fl itsen in TTL-modus.

Flitscompensatie kan afzonderlijk worden aangepast voor elke groep.

TTL%

: Als

TTL%

is geselecteerd voor groep A of B, kunt u de output van de geselecteerde groep als een percentage van de andere specifi ceren en de algemene fl itscompensatie voor beide groepen aanpassen.

M

: In modus

M

fl itsen de eenheden in de groep bij de geselecteerde output (uitgedrukt als een fractie van volledig vermogen) ongeacht de helderheid van het onderwerp of camera-instellingen.

MULTI

: Het kiezen van

MULTI

voor een groep stelt alle eenheden in alle groepen in op herhalende fl itsmodus. Alle eenheden zullen meerdere malen fl itsen bij elke opname.

D

(UIT)

: Als

OFF

geselecteerd is, zullen de eenheden in de groep niet fl itsen.

D

Flitscompensatie/-output

(groep A)

E

Flitscompensatie/-output

(groep B)

F

Flitscompensatie/-output

(groep C)

Pas fl itsniveau voor de geselecteerde groep aan volgens de optie geselecteerd voor fl itsbedieningsmodus. Merk op dat de volledige waarde mogelijk niet wordt toegepast als de grenzen van het fl itsbedieningssysteem zijn overschreden.

TTL

: Pas fl itscompensatie aan.

M/MULTI

: Pas fl itsoutput aan.

TTL%

: Kies het evenwicht tussen groepen A en B en pas de algemene fl itscompensatie aan.

10

275

G

Flitsmodus (TTL)

H

Sync

10

I

Zoom

Kies een fl itsmodus voor TTL-fl itsbediening: De beschikbare opties zijn afhankelijk van welke opnamestand (

P

,

S

,

A

of

M

) is geselecteerd.

E

(FLASH AUTO)

: De fl itser fl itst alleen indien nodig; het fl itsniveau wordt aangepast volgens de helderheid van het onderwerp. Er wordt een p

-pictogram weergegeven als de ontspanknop halverwege wordt ingedrukt toont aan dat de fl itser zal fl itsen als de foto wordt genomen.

F

(STANDAARD)

: De fl itser fl itst bij elke foto indien mogelijk; het fl itsniveau wordt aangepast volgens de helderheid van het onderwerp. De fl itser fl itst niet als deze niet volledig is opgeladen als de ontspanknop wordt losgelaten.

G

(TRAGE SYNC.)

: Combineer de fl itser met een lange sluitertijd bij het fotograferen van portretonderwerpen tegen een achtergrond met nachtdecor. De fl itser fl itst niet als deze niet volledig is opgeladen als de ontspanknop wordt losgelaten.

Regel fl itstiming.

H

(1E GORDIJN)

: De fl itser fl itst direct nadat de sluiter opent (normaliter de beste keuze).

I

(2E GORDIJN)

: De fl itser fl itst onmiddellijk voordat de sluiter sluit.

R

(AUTO FP(HSS))

: Synchronisatie met hoge snelheid (alleen compatibele eenheden). De camera schakelt automatisch synchronisatie met hoge snelheid van het voorgordijn in bij sluitertijden lager dan de fl itssynchronisatiesnelheid.

Gelijk aan

1E GORDIJN

wanneer

MULTI

is geselecteerd voor fl itsbedieningsmodus.

De hoek van de verlichting (fl itsdekking) voor eenheden die fl itszoom ondersteunen. Voor sommige eenheden kunnen de aanpassingen vanaf de camera gemaakt worden. Als

AUTO

is geselecteerd, wordt zoom automatisch aangepast om de dekking aan te passen aan de brandpuntsafstand van de lens.

276

J

Verlichting

K

Master

K

Aantal fl itsen

L

Kanaal

L

Frequentie

Externe fl itsers

Als de eenheid deze functie ondersteunt, kiest u uit:

J

(FLASH VOEDINGSPRIOR.)

: Win bereik door de dekking enigszins te verminderen.

K

(STANDAARD)

: Stel dekking af op beeldhoek.

L

(PRIOR. GELIJK BEREIK)

: Verhoog dekking enigszins voor gelijkmatigere verlichting.

Wijs de hoofdfl itser toe aan groep A (

Gr A

), B (

Gr B

) of C (

Gr C

).

Als

OFF

is geselecteerd, wordt de uitvoer van de hoofdfl itser op een niveau gehouden dat de uiteindelijke foto niet beïnvloed. Alleen beschikbaar als de eenheid op de fl itsschoen van de camera is bevestigd als een hoofdfl itser voor Fujifi lm optische draadloze fl itsbediening op afstand in de modus

TTL

,

TTL%

of

M

.

Kies het aantal keren dat de fl itser fl itst elke keer als de ontspanknop wordt losgelaten in

MULTI

-modus.

Kies het kanaal dat wordt gebruikt door de hoofdfl itser voor communicatie met de fl itsers op afstand. Afzonderlijke kanalen kunnen worden gebruikt voor verschillende fl itssystemen of om interferentie te voorkomen als meerdere systemen dicht bij elkaar werken.

Kies de frequentie waarmee de fl itser fl itst in

MULTI

-modus.

277

10

Verticale batterijgrepen

De VG-XT4 verticale batterijgreep kan worden gebruikt om de batterij van de camera aan te vullen of bij het gedraaid vasthouden van de camera om portretfoto’s te nemen (“staand”).

10

A

Ontspanknop

B

Q

(snelmenu)-knop

C

Fn1

-knop

D

Bedieningsvergrendeling

E

Voorste commandoschijf/ functiekeuzeknop

F

Vergrendelschroefknop

G

Oogje voor cameradraagriem

H

Statiefhouder

I

Connector

J

Borgschroef

K

Compartiment voor connectorkap meegeleverd met de camera

L

AFON

-knop

M

Achterste commandoschijf/ scherpstelhulpknop

N

AEL

(belichtingsvergrendeling)-knop

O

Scherpstellingstok (scherpstelhendel)

P

Indicatielampjes

Q

Prestatiekeuzeknop

R

Batterijvak

S

Vergrendeling van afdekkap voor het batterijencompartiment

T

Connectorkap

U

Hoofdtelefoonaansluiting (

3,5 mm)

N

Alle toetsen voeren dezelfde functie uit als de overeenkomstige toetsen op de camera.

278

De verticale batterijgreep bevestigen

(A)

Verticale batterijgrepen

(A)

(B)

N •

Controleer of de camera uit is alvorens u de verticale batterijgreep bevestigt of verwijdert.

Het cameracontactkapje van de verticale power-booster greep (A) kan in de greep worden opgeslagen. Bewaar het handgreepcontactkapje (B) op een veilige plaats wanneer deze niet in gebruik is.

O

Draai de borgschroefknop helemaal vast nadat u de handgreep hebt bevestigd.

Raak de contacten niet aan.

Plaats na het verwijderen van de handgreep het handgreepcontactkapje (A) en contactkapje (B) terug.

De handgreep is niet waterbestendig en voorzichtigheid is geboden om het binnendringen van vuil, stof, water, schadelijke gassen, zout en ander vuil te voorkomen. Plaats de handgreep niet op natte oppervlakken. Controleer voor gebruik of het kapje van het batterijvak en de batterijhouder goed gesloten zijn.

10

279

Batterijen plaatsen en verwijderen

Plaats de batterijen zoals aangeduid.

De batterijen kunnen zoals aangeduid worden verwijderd.

10

N •

Controleer of de camera uit is alvorens u de batterijen vervangt.

Gebruik alleen NP-W235-batterijen.

Batterijniveau

Wanneer een verticale batterijgreep is aangesloten, toont de batterijniveauweergave van de camera het batterijniveau van de camera en het niveau van de in de VG-XT4 geplaatste batterijen.

De weergave toont alleen het niveau van de geplaatste batterijen.

Wanneer een volledige set batterijen in de camera en de VG-XT4 is geplaatst, worden de batterijen in de volgende volgorde gebruikt:

A

De linker greepbatterij (

L

)

B

De rechter greepbatterij (

R

)

C

De camerabatterij

280

Verticale batterijgrepen

De batterijen opladen

De batterijen in de verticale batterijgreep worden opgeladen wanneer de greep op een camera is aangesloten die via een USB-kabel is aangesloten op een

AC-5VJ-wisselstroomadapter.

De indicatielampjes lichten groen op terwijl de batterij oplaadt; het linker lampje toont de status van de linker batterij, het rechter lampje de status van de rechter batterij.

Aan

Uit

Knippert

Batterij wordt opgeladen

Opladen voltooid

Batterij defect

N •

Alle drie de batterijen laden tegelijk op; opladen duurt ongeveer

330 minuten.

Het gebruik van een apparaat dat stroom levert met uitvoer van 45 W of meer, vermindert de oplaadtijd tot slechts 180 minuten.

De batterijen laden niet op terwijl de camera is ingeschakeld.

Raadpleeg voor meer informatie “De batterij opladen” ( P

37) en

“De batterij en voedingsbron” (

P

309).

10

281

MEMO

282

Aansluitingen

283

HDMI-uitgang

Foto’s nemen en afspelen is mogelijk via HDMI-apparaten.

Aansluiten op HDMI-apparaten

Sluit de camera aan op TV’s of andere HDMI-apparaten met behulp van een HDMI-kabel van derden.

1

Schakel de camera uit.

2

Sluit de kabel volgens onderstaande aanduiding aan.

Plaats in

HDMI-connector

11

Plaats in HDMI-microaansluiting (Type D)

3

Confi gureer het apparaat voor HDMI-ingang zoals beschreven in de documentatie meegeleverd met het apparaat.

4

Schakel de camera in. De inhoud van het camerascherm wordt weergegeven op het HDMI-apparaat. De cameraweergave schakelt uit in afspeelmodus ( P

285).

O •

Controleer of de stekkers volledig in de aansluitingen zijn gestoken.

Gebruik een HDMI-kabel die niet langer is dan 1,5 m.

284

HDMI-uitgang

Fotograferen

Neem foto’s en neem fi lms op terwijl u de scène door de cameralens op het HDMI-apparaat bekijkt of beeldmateriaal opslaat op het HDMI-apparaat.

N

Deze functie kan worden gebruikt om 4K- en Full HD-fi lms op te slaan op een HDMI-recorder.

Afspelen

Om het afspelen te starten, drukt u op de a -knop van de camera. Het scherm van de camera wordt uitgeschakeld en foto’s en fi lms worden naar het HDMI-apparaat gezonden. Let erop dat de volume-instelling van de camera geen invloed heeft op het geluid dat door het televisietoestel wordt afgespeeld; gebruik de volumeregeling van het televisietoestel om het volume aan te passen.

O

Sommige televisies geven kort een zwart scherm weer wanneer het afspelen van fi lm begint.

285

11

11

286

Draadloze verbindingen

(Bluetooth®, draadloos LAN/Wi-Fi)

Verkrijg toegang tot draadloze netwerken en maak verbinding met computers, smartphones of tablets. Voor meer informatie bezoekt u:

http://fujifilm-dsc.com/wifi/

Smartphones en tablets: FUJIFILM Camera Remote

Maak verbinding met de camera via Bluetooth of draadloos LAN.

N

Om draadloos verbinding te maken met de camera, dient u de nieuwste versie van de FUJIFILM Camera Remote-app op uw smartphone of tablet te installeren.

FUJIFILM Camera Remote

Zodra een verbinding tot stand is gebracht, kunt u FUJIFILM Camera Remote gebruiken om:

De camera te bedienen en op afstand foto’s maken

Foto’s te ontvangen die zijn geüpload vanaf de camera

Door de foto’s op de camera te browsen en geselecteerde foto’s te downloaden

Locatiegegevens naar de camera uploaden

De camerasluiter te ontspannen

Camerafi rmware bij te werken

Voor downloads en andere informatie bezoekt u:

http://app.fujifilm-dsc.com/en/camera_remote/

Draadloze verbindingen (Bluetooth®, draadloos LAN/Wi-Fi)

Smartphones en tablets: Bluetooth®-koppeling

Gebruik D

VERBINDING INSTELLING

 >

Bluetooth INSTELLINGEN

 >

KOPPELREGISTRATIE

om de camera aan smartphones of tablets te koppelen. Koppeling biedt een eenvoudige methode voor het downloaden van foto’s van de camera.

O •

Foto’s worden gedownload via een draadloze verbinding.

Zodra het koppelen is voltooid, kunt u de cameraklok en locatiegegevens synchroniseren met de smartphone of tablet ( P

237).

U kunt een verbinding kiezen voor maximaal 7 gekoppelde smartphones of tablets.

Smartphones en tablets: Draadloze LAN

Breng draadloze LAN-verbindingen met smartphones of tablets tot stand met behulp van

DRAADLS COMMUNICT

in het menu

A

OPNAME-INSTELLINGEN

,

B

FILMINSTELLINGEN

of

C

MENU

VOOR HERBEKIJKEN

.

287

11

11

288

Draadloze verbindingen (Bluetooth®, draadloos LAN/Wi-Fi)

Tether-opname: Capture One Pro Fujifi lm/

Adobe® Photoshop® Lightroom® Classic CC +

FUJIFILM Tether Shooting Plug-in/FUJIFILM X Acquire

Pas, voordat u verder gaat, de instellingen aan met behulp van

D

VERBINDING INSTELLING

 >

NETWERKINSTELLING

en selecteer vervolgens

DRAADLOZE

TETHER-OPNAME VASTGESTELD

voor

VERBINDINGSINSTELLINGEN

Bluetooth INSTELLINGEN

NETWERKINSTELLING

PC AUTO. OPSLAAN

VERB.INST. PRNTR

VERBINDINGSMODUS

ALGEMENE INSTELLINGN

INFORMATIE

D

VERBINDING INSTELLING

 >

VERBINDINGSMODUS

( P

238).

Capture One PRO Fujifi lm, Adobe® Photoshop® Lightroom®

Classic CC + FUJIFILM Tether Shooting Plug-in en FUJIFILM X

Acquire kunnen worden gebruikt voor tethered shooting.

N •

Bezoek voor meer informatie de volgende website:

http://app.fujifilm-dsc.com/en/#tether

Voor meer informatie over Capture One Pro Fujifi lm, Adobe®

Photoshop® Lightroom® Classic CC + FUJIFILM Tether Shooting Plug-in en FUJIFILM X Acquire, zie “Software voor gebruik bij uw camera”

(

P

304).

Verbinden via USB

De camera kan via USB op computers en smartphones worden aangesloten.

Verbinding maken met computers

N

Sluit eerst de camera op een computer aan en controleer of het normaal werkt alvorens u foto’s download of op afstand foto’s maakt.

1

Schakel de computer in.

2

Pas instellingen aan afhankelijk van de vraag of u de camera wilt gebruiken voor tether-opnamen ( P

292), voor het ko-

piëren van foto’s naar een computer (

P

293), opslaan van

RAW -foto’s in andere formaten (

P

294) of opslaan en laden

van camera -instellingen (

P

294).

3

Schakel de camera uit.

4

Sluit een USB-kabel aan.

USB-aansluiting (Type-C)

O

De USB-kabel mag niet langer dan 1,5 m zijn en moet geschikt zijn voor gegevensoverdracht.

11

289

11

290

5

Schakel de camera in.

6

Kopieer foto’s naar uw computer.

Tethered shooting

: Tijdens tethered shooting kunt u foto’s kopiëren met behulp van tethered shooting-software, zoals de Capture One Pro Fujifi lm/Adobe® Photoshop® Lightroom®

Classic CC + FUJIFILM Tether Shooting Plug-in/FUJIFILM X

Acquire.

Beeldoverdracht

: Gebruik toepassingen die bij uw besturingssysteem zijn geleverd.

RAW-conversie

: Verwerk RAW-afbeeldingen met behulp van

FUJIFILM X RAW STUDIO. De stroom van de beeldverwerkingsmotor van de camera wordt gebruikt voor snelle verwerking.

Camera-instellingen opslaan en laden

: Gebruik FUJIFILM X Acquire om camera-instellingen op te slaan of te laden. Sla met één enkele handeling uw gewenste instellingen op en kopieer ze naar meerdere camera’s.

Verbinden via USB

O •

Schakel de camera uit voordat u de USB-kabel loskoppelt.

Let er bij het aansluiten van USB-kabels op dat u de stekkers volledig in de juiste richting steekt. Sluit de camera rechtstreeks aan op de computer; maak geen gebruik van een USB-hub of toetsenbord.

Spanningsverlies tijdens het kopiëren kan gegevensverlies of beschadiging van de geheugenkaart tot gevolg hebben. Plaats een nieuwe of volledig opgeladen batterij in de camera voordat u deze aansluit.

Als er een geheugenkaart wordt geplaatst waarop een groot aantal foto’s staat, kan het enkele momenten duren voordat de software start en bent u mogelijk niet in staat de foto’s te importeren of op te slaan.

Gebruik een geheugenkaartlezer om de foto’s te kopiëren.

Controleer of het indicatielampje uit is of groen brandt voordat u de camera uitschakelt.

Koppel de USB-kabel niet los terwijl de overdracht bezig is. Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan gegevensverlies of beschadiging van de geheugenkaart tot gevolg hebben.

Koppel de camera los voordat u een geheugenkaart plaatst of verwijdert.

Het kan in sommige gevallen gebeuren dat het niet mogelijk is om toegang te verkrijgen tot foto’s die opgeslagen zijn op een networkserver door de software op dezelfde manier te gebruiken als men doet bij een particuliere computer.

Verwijder de camera niet onmiddellijk van het systeem of koppel de

USB-kabel niet los zodra het bericht dat het kopiëren bezig is van de computerweergave verdwijnt. Als het aantal te kopiëren afbeeldingen erg groot is, kan de gegevensoverdracht verdergaan nadat het bericht niet meer wordt weergegeven.

Wanneer u gebruik maakt van diensten die een internetverbinding vereisen, draagt de gebruiker alle van toepassing zijnde kosten belast door de telefoonmaatschappij of internetprovider.

291

11

11

292

Tether-opname: Capture One Pro Fujifi lm/

Adobe® Photoshop® Lightroom® Classic CC +

FUJIFILM Tether Shooting Plug-in/FUJIFILM X Acquire

Selecteer voordat u verder gaat

AUTOMATISCHE USB-TETHER-OPNAME

voor D

VERBINDING INSTELLING

 >

VERBINDINGSINSTELLINGEN

Bluetooth INSTELLINGEN

NETWERKINSTELLING

PC AUTO. OPSLAAN

VERB.INST. PRNTR

VERBINDINGSMODUS

VERBINDINGSMODUS

in de camera-

ALGEMENE INSTELLINGN

INFORMATIE

menu’s.

Capture One PRO Fujifi lm, Adobe®

Photoshop® Lightroom® Classic CC + FUJIFILM Tether Shooting

Plug-in en FUJIFILM X Acquire kunnen worden gebruikt voor tethered shooting.

N •

Kies

USB-TETHER-OPNAME VASTGESTELD

wanneer de camera uitsluitend voor tethered shooting wordt gebruikt. Merk op dat als de USB-kabel wordt losgekoppeld, de camera blijft werken in tethered modus en foto’s worden niet op de geheugenkaart van de camera opgeslagen.

Bezoek voor meer informatie de volgende website:

http://app.fujifilm-dsc.com/en/#tether

Voor meer informatie over Capture One Pro Fujifi lm, Adobe®

Photoshop® Lightroom® Classic CC + FUJIFILM Tether Shooting Plug-in en FUJIFILM X Acquire, zie “Software voor gebruik bij uw camera”

( P

304).

Verbinden via USB

Foto’s naar een computer kopiëren

Selecteer voordat u foto’s naar een computer kopieert

USB-KAARTLEZER

voor D

VERBINDING INSTELLING

 >

VERBINDINGSMODUS

.

De software die kan worden gebruikt om foto’s te kopiëren is afhankelijk van het besturingssysteem van uw computer.

VERBINDINGSINSTELLINGEN

Bluetooth INSTELLINGEN

NETWERKINSTELLING

PC AUTO. OPSLAAN

VERB.INST. PRNTR

VERBINDINGSMODUS

INSTELLING USB-VOEDING

ALGEMENE INSTELLINGN

INFORMATIE

Mac OS X/macOS

Foto’s kunnen worden gekopieerd naar uw computer met behulp van Image Capture (meegeleverd met uw computer) of andere software.

O

Gebruik een kaartlezer voor het kopiëren van bestanden die groter zijn dan 4 GB.

Windows

Foto’s kunnen naar uw computer worden gekopieerd met toepassingen die bij het besturingssysteem zijn geleverd.

293

11

11

294

RAW-afbeeldingen converteren: FUJIFILM X RAW STUDIO

Selecteer voordat u verder gaat

USB RAW CONV/B-UP HERS

voor

D

VERBINDING INSTELLING

 >

VERBINDINGSMODUS

in de

VERBINDINGSINSTELLINGEN

Bluetooth INSTELLINGEN

NETWERKINSTELLING

PC AUTO. OPSLAAN

VERB.INST. PRNTR

VERBINDINGSMODUS

USB RAW CONV/B-UP HERS

INSTELLING USB-VOEDING

ALGEMENE INSTELLINGN

INFORMATIE

cameramenu’s.

FUJIFILM X RAW STUDIO kan worden gebruikt om RAW-beelden te converteren naar JPEG- of

TIFF-beelden.

N

Voor meer informatie over FUJIFILM X RAW STUDIO, zie “Software voor gebruik bij uw camera” ( P

304).

Back-ups maken en herstellen van camera-instellingen

(FUJIFILM X Acquire)

Selecteer voordat u verder gaat

USB RAW CONV/B-UP HERS

voor

VERBINDINGSINSTELLINGEN

Bluetooth INSTELLINGEN

NETWERKINSTELLING

PC AUTO. OPSLAAN

VERB.INST. PRNTR

D

VERBINDING INSTELLING

 >

VERBINDINGSMODUS

in de

INSTELLING USB-VOEDING

ALGEMENE INSTELLINGN

INFORMATIE

cameramenu’s.

FUJIFILM X Acquire kan worden gebruikt om back-ups te maken en camera-instellingen te herstellen.

N

Voor meer informatie over FUJIFILM X Acquire, zie “Software voor gebruik bij uw camera” ( P

304).

Verbinden via USB

Verbinding maken met smartphones

Om foto’s naar een smartphone te kopiëren, selecteert u

UIT

voor D

VERBINDING INSTELLING

 >

INSTELLING USB-VOEDING

en sluit u de camera aan op de telefoon met een USB-kabel.

Voor klanten die gebruik maken van Android-apparaten

Hoe u de camera aansluit hangt af van het type USB-aansluiting waarmee uw smartphone is uitgerust.

Gebruik de meegeleverde USB-kabel.

Meegeleverde USB-kabel

Type C-aansluiting

(mannelijk)

Type C-aansluiting

(mannelijk)

Gebruik een USB-on-the-go-kabel (OTG).

USB-kabel van andere merken USB OTG-kabel

Type C-aansluiting

(mannelijk)

Micro-B-aansluiting

(mannelijk)

Type A-aansluiting

(mannelijk)

Type A-aansluiting

(vrouwelijk)

O •

De smartphone moet USB OTG ondersteunen.

De gewenste resultaten kunnen niet worden bereikt met een USB

Type C-naar-Micro-B-kabel. Gebruik een OTG-kabel.

295

11

11

296

1

Stel de

D

VERBINDING INSTELLING

 >

INSTELLING

USB-VOEDING

van de camera in op

UIT

.

2

Sluit de camera en de smartphone op elkaar aan met behulp van een USB-kabel.

N

Als de smartphone om toestemming vraagt voor een andere toepassing dan de “Camera Importer” om toegang te krijgen tot de camera, tikt u op “Annuleren” en gaat u naar de volgende stap.

3

Tik op uw smartphone op de melding “Verbonden met USB

PTP”.

4

Selecteer uit de aanbevolen toepassingen “Camera Importer”.

De app start automatisch en u kunt foto’s en fi lms importeren naar uw smartphone.

N

Als het bericht “Er is geen MTP-apparaat aangesloten” wordt weergegeven in de app, probeert u het opnieuw vanaf stap 2.

Verbinden via USB

Voor klanten die iOS gebruiken

Gebruik een camera-adapter. Omdat de camera is uitgerust met een USB Type C-aansluiting, moet u zorgen voor een kabel met een USB Type A-aansluiting voor verbinding met de camera-adapter.

USB-kabel van andere merken

Apple Lightningnaar-USB-cameraadapter

Type C-aansluiting

(mannelijk)

Gebruik een

Apple Lightning-naar-USBcamera-adapter

Type A-aansluiting

(mannelijk)

1

Stel de D

VERBINDING INSTELLING

 >

INSTELLING

USB-VOEDING

van de camera in op

UIT

.

2

Sluit de camera en de smartphone op elkaar aan met behulp van een USB-kabel.

De “Foto’s”-app start automatisch en u kunt foto’s en fi lms importeren naar uw smartphone.

O

De gewenste resultaten kunnen niet worden bereikt met een USB

Type C-naar-Lightning-kabel. Gebruik een camera-adapter.

297

11

11

298

instax SHARE printers

Druk foto’s af vanaf uw digitale camera naar instax SHARE printers.

Een verbinding tot stand brengen

Selecteer

D

VERBINDING INSTELLING

 >

VERB.INST. instax

PRNTR

en voer de instax SHARE printernaam (SSID) en het wachtwoord in.

De printernaam (SSID) en het wachtwoord

De printernaam (SSID) kan worden gevonden op de onderkant van de printer; het standaardwachtwoord is “1111”. Als u al een ander wachtwoord heeft gekozen om af te drukken vanaf een smartphone, voer dat wachtwoord dan in.

instax SHARE printers

Foto’s afdrukken

1

Schakel de printer in.

2

Selecteer

C

MENU VOOR

HERBEKIJKEN

 >

AFDRUK. instax

PRINTER

. De camera zal verbinding maken met de printer.

AFDRUK.

PRINTER instax-12345678

VERBINDING MAKEN

FUJIFILM-CAMERA-1234

ANNULEREN

AFDRUK.

PRINTER

100-0020

3

Gebruik de keuzeknop om de foto te selecteren die u wilt afdrukken, en druk vervolgens op

MENU/OK

.

OK instax-12345678

ANNULEREN

N

Foto’s die zijn gemaakt met andere camera’s kunnen niet worden afgedrukt.

Het afdrukgebied is kleiner dan het gebied zichtbaar in het LCDscherm.

De schermen kunnen variëren afhankelijk van de printer die is aangesloten.

4

De foto wordt naar de printer gestuurd en het afdrukken start.

299

11

MEMO

300

Technische notities

301

Accessoires van Fujifi lm

De volgende optionele accessoires zijn verkrijgbaar bij

Fujifi lm. Informeer bij uw lokale Fujifi lm-vertegenwoordiger naar de meest recente informatie over accessoires die in uw regio leverbaar zijn of ga naar

https://fujifilm-x.com/accessories/

.

12

NP-W235

: Extra NP-W235 oplaadbare batterijen met hoge capaciteit kunnen naar behoefte worden bijgekocht.

BC-W235

: De BC-W235 kan maximaal twee NP-W235-batterijen tegelijk opladen.

Bij +25 °C laden de batterijen in ongeveer 200 minuten op. Het gebruik van een apparaat dat stroom levert met uitvoer van 30 W of meer, vermindert de oplaadtijd tot slechts 150 minuten.

RR-100

: Hiermee kunt u het schudden van de camera verminderen of de sluiter open houden tijdens langdurige belichting (

2,5 mm).

MIC-ST1

: Een externe microfoon voor fi lmopname.

XF/XC-serie lenzen

: Verwisselbare lenzen uitsluitend voor gebruik met het FUJILFILM

X-bevestigingspunt.

FUJINON MKX-serie lenzen

: Filmlenzen voor de FUJIFILM X-bevestiging.

MCEX-11/16

: Te bevestigen tussen de camera en de lens om op te nemen bij hoge reproductieverhoudingen.

XF1.4X TC WR

: Vergroot de brandpuntsafstand van de compatibele lenzen met ongeveer 1,4×.

XF2X TC WR

: Vergroot de brandpuntsafstand van de compatibele lenzen met ongeveer 2,0×.

FUJIFILM M MOUNT ADAPTER

: Biedt de mogelijkheid om de camera met een divers aanbod aan M-bevestigingslenzen te gebruiken.

302

Accessoires van Fujifi lm

BCP-001

: Dek de lensbevestiging van de camera af wanneer er geen lens is bevestigd.

EF-X500

: In aanvulling op handmatige en TTL-fl itserregeling heeft deze klikbare fl itser een richtgetal van 50 (ISO 100, m) en ondersteunt FP (synchronisatie met hoge snelheid), waardoor deze gebruikt kan worden bij sluitertijden hoger dan de fl itssynchronisatiesnelheid. Met ondersteuning voor de optionele EF-BP1-batterypack en

Fujifi lm optische draadloze fl itserregeling, kan het als een master of externe fl itser voor draadloze fl itsfotografi e worden gebruikt.

EF-BP1

: Een batterypack voor fl itsers met een schoenbevestiging. Neemt maximaal

8 AA-batterijen in beslag.

EF-X8

: Deze compacte, clip-on fl itser gebruikt stroom van de camera met een richtgetal van ongeveer 8 (ISO 100, m) en kan de beeldhoek van een 16 mm-lens (gelijk aan

24 mm in 35 mm-formaat) bereiken.

EF-42

: Deze clip-on fl itser beschikt over een richtgetal van 42 (ISO 100, m) en ondersteunt handmatige en TTL-fl itserregeling.

EF-X20

: Deze clip-on fl itser beschikt over een richtgetal van 20 (ISO 100, m) en ondersteunt handmatige en TTL-fl itserregeling.

EF-20

: Deze clip-on fl itser beschikt over een richtgetal van 20 (ISO 100, m) en ondersteunt TTL-fl itserregeling (handmatige fl itserregeling wordt niet ondersteund).

VG-XT4

: Zie “Verticale batterijgrepen” ( P

278).

GB-001

: Verbetert de grip.

Combineer met een handgreep voor veiliger hanteren.

CVR-XT4

: Een kappenset voor de X-T4. Bestaat uit een kapje voor de synchronisatieaansluiting, een deksel voor de hot-shoe en een aansluitingendeksel, maar ook twee aansluitingendeksels voor de verticale batterijgreep (één zwart en één zilver).

SP-1/SP-2/SP-3

: Aan te sluiten via draadloos LAN om foto’s te kunnen afdrukken op instax fi lm.

303

12

Software voor gebruik bij uw camera

De camera kan met de volgende software worden gebruikt.

FUJIFILM Camera Remote

Leg een draadloze verbinding vast tussen uw camera en een smartphone of tablet (

P

286).

http://app.fujifilm-dsc.com/en/camera_remote/

RAW FILE CONVERTER EX

RAW FILE CONVERTER EX is RAW-conversiesoftware van

Ichikawa Soft Laboratory Co., Ltd. Bekijk RAW-foto’s op uw computer en converteer ze naar andere indelingen. RAW FILE

CONVERTER EX is gratis verkrijgbaar via de Fujifi lm-website.

https://fujifilm-x.com/software/raw-file-converter-ex-powered-by-silkypix/

N

“RAW FILE CONVERTER EX” wordt geleverd door Ichikawa Soft Laboratory

Co., Ltd.

Capture One Express Fujifi lm

Capture One Express Fujifi lm is beeldbewerkingssoftware van

Capture One A/S. Bekijk RAW-foto’s op uw computer en converteer ze naar andere formaten. Capture One Express Fujifi lm is gratis verkrijgbaar bij Capture One.

https://www.captureone.com/products/express/fujifilm

Capture One Pro Fujifi lm

Capture One Pro Fujifi lm is workfl owsoftware van Capture One

A/S. Capture One Pro Fujifi lm ondersteunt tethered shooting en de conversie van RAW-foto’s naar andere formaten.

https://www.captureone.com/products/fujifilm

12

304

Software voor gebruik bij uw camera

Adobe® Photoshop® Lightroom® Classic CC +

FUJIFILM Tether Shooting Plug-in

Plug-ins voor Adobe® Photoshop® Lightroom® Classic CC.

FUJIFILM Tether Shooting Plug-in PRO/FUJIFILM Tether Shooting Plug-in https://fujifilm-x.com/global/software/adobe-photoshop-lightroomtether-plugin/

FUJIFILM X Acquire

Met deze toepassing voor Windows en macOS kunt u via USB of Wi-Fi verbinding met de camera maken en automatisch foto’s naar een opgegeven map downloaden terwijl ze worden gemaakt, of via USB een backup maken of verbinding met de camera herstellen.

https://fujifilm-x.com/software/fujifilm-x-acquire/

O

Automatisch downloaden (tethered shooting) wordt niet ondersteund op sommige camera’s.

FUJIFILM X RAW STUDIO

Wanneer de camera via USB met een computer is verbonden, kan FUJIFILM X RAW STUDIO het unieke verwerkingsmechanisme van de camera gebruiken om snel RAW-bestanden te converteren zodat hoogwaardige beelden in andere formaten worden gecreëerd.

https://fujifilm-x.com/software/x-raw-studio/

305

12

Voor uw veiligheid

Lees deze opmerkingen voordat u de camera gebruikt

Veiligheidsopmerkingen

Zorg ervoor dat u uw camera goed gebruikt. Lees voor gebruik deze veiligheidsopmerkingen en uw

Gebruiksaanwijzing

zorgvuldig door.

Bewaar deze veiligheidsopmerkingen na het lezen op een veilige plaats.

Informatie over pictogrammen

De hieronder afgebeelde pictogrammen worden in deze gebruiksaanwijzing gebruikt om de ernst aan te geven van letsels of schade die kan ontstaan als de betekenis van het pictogram niet in acht wordt genomen en het product ten gevolge daarvan onjuist wordt gebruikt.

Dit pictogram geeft aan dat het niet opvolgen van instructies kan leiden tot ernstig of fataal letsel.

Dit pictogram geeft aan dat het niet opvolgen van instructies kan leiden tot persoonlijk letsel of materiële schade.

De hieronder afgebeelde pictogrammen geven de ernst van de gevolgen aan als de instructies niet worden nageleefd.

Driehoekige pictogrammen geven aan dat deze informatie uw aandacht behoeft (“Belangrijk”).

Cirkelvormige pictogrammen met een diagonale streep geven aan dat die handeling verboden is (“Verboden”).

Opgevulde cirkels met een uitroepteken geven aan dat er een handeling moet worden verricht (“Vereist”).

De symbolen op dit product (inclusief de accessoires) geven het volgende weer:

AC

DC

Klasse II-apparatuur (De constructie van het product is dubbel geïsoleerd.)

12

Verwijder uit het stopcontact

AC-adapter uit het stopcontact.

Het blijven gebruiken van de camera als deze rook of een ongewone geur verspreidt of wanneer de camera een ander gebrek vertoont, kan brand of een elektrische schok tot gevolg hebben. Neem contact op met uw Fujifi lm-dealer.

Laat geen water of andere vreemde voorwerpen de camera of de aansluitkabels binnendringen.

Gebruik de camera of aansluitkabels niet na binnendringen van zoet of zout water, melk, dranken, schoonmaakmiddelen of andere vloeistoff en. Mocht er vloeistof in de camera of aansluitkabels komen, zet dan de camera uit, verwijder de batterij, koppel de USB-kabel los, koppel de AC-adapter los en haal deze uit het stopcontact. Het blijven gebruiken van de camera kan brand of een elektrische schok veroorzaken. Neem contact op met uw Fujifi lm-dealer.

Niet in de badkamer of douche gebruiken

Gebruik de camera niet in de badkamer of douche.

Dit kan brand of een elektrische schok veroorzaken.

Haal het apparaat niet uit elkaar

Probeer nooit de camera te demonteren of te modifi ceren (open nooit de behuizing).

Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan brand of een elektrische schok tot gevolg hebben.

Raak geen interne onderdelen aan

Mocht de behuizing openbreken door een val of ander ongeluk, raak de blootliggende onderdelen dan niet aan.

Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan een elektrische schok of letsel door het aanraken van beschadigde onderdelen tot gevolg hebben. Verwijder onmiddellijk de batterij en pas op voor letsel of een elektrische schok. Breng het product naar het verkooppunt voor advies.

306

Voor uw veiligheid

voorwerpen op worden geplaatst.

Deze handelingen zouden het snoer kunnen beschadigen en brand of een elektrische schok kunnen veroorzaken. Neem contact op met uw Fujifi lm-dealer als het snoer beschadigd is.

Gebruik geen kabels met verbogen stekkers.

Plaats de camera niet op een onstabiele ondergrond.

Hierdoor kan de camera vallen of kantelen en letsel veroorzaken.

Probeer nooit foto's te maken als u in beweging bent.

Gebruik de camera niet tijdens het wandelen of als u in een auto rijdt. Dit kan leiden tot een val of een verkeersongeluk.

Raak tijdens onweer de metalen onderdelen van de camera niet aan.

Dit kan tot een elektrische schok leiden door de ladingsoverdracht van een blikseminslag.

Gebruik de batterij niet voor andere doeleinden dan waarvoor deze bedoeld is.

Plaats de batterij zoals aangeduid door de merktekens.

kortsluiten en bewaar ze niet samen met metalen objecten.

Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregelen kan ertoe leiden dat de batterijen oververhit raken, vlam vatten, scheuren of gaan lekken, wat kan leiden tot brand, brandwonden of ander letsel.

andere spanning dan de vermelde voedingsspanning.

Het gebruik van andere spanningsbronnen kan tot brand leiden.

Gebruik de lader niet om andere batterijen dan hier vermeld op te laden.

De meegeleverde lader is uitsluitend voor gebruik met het type batterij dat met de camera wordt meegeleverd. Als u de lader gebruikt om gewone batterijen of andere types oplaadbare batterijen op te laden, dan kan dit leiden tot lekkage, oververhitting of een explosie.

Het gebruik van een fl itser te dicht bij de ogen van een persoon kan visuele beperking veroorzaken.

Let bijzonder goed op bij het fotograferen van baby's en kleine kinderen.

Vermijd langdurig contact met warme oppervlakken.

Als u deze waarschuwing negeert, kan dit leiden tot brandwonden door lage temperaturen, met name bij hoge omgevingstemperaturen of bij gebruikers die last hebben van een slechte bloedsomloop of verminderd gevoel, in welk geval het gebruik van een statief of dergelijke voorzorgsmaatregelen worden aanbevolen.

periodes.

Als u deze waarschuwing negeert, kan dit leiden tot brandwonden door lage temperaturen, met name tijdens langdurig gebruik, bij hoge omgevingstemperaturen, of bij gebruikers die last hebben van een slechte bloedsomloop of verminderd gevoel, in welk geval het gebruik van een statief of dergelijke voorzorgsmaatregelen worden aanbevolen.

isolatietape.

Door contact met andere batterijen of metalen voorwerpen kan de batterij in brand vliegen of ontploff en.

Houd geheugenkaarten, fl itsschoenen en andere kleine onderdelen buiten het bereik van kleine kinderen.

Kinderen kunnen kleine onderdelen inslikken; buiten het bereik van kinderen bewaren. Mocht een kind een klein onderdeel inslikken, raadpleeg dan een arts of bel het alarmnummer.

Bewaar buiten het bereik van kleine kinderen.

Onder de onderdelen die letsel kunnen veroorzaken zijn de draagriem, die verstrikt rond de nek van een kind kan raken, wat verstikking tot gevolg kan hebben, en de fl itser, die een visuele beperking kan veroorzaken.

Volg de instructies van luchtvaart- en ziekenhuispersoneel op.

Dit product genereert radiofrequentie-emissies die kunnen interfereren met navigatie- of medische apparatuur.

12

307

12

308

Gebruik de camera niet op plaatsen met oliedampen, stoom, vochtigheid of stof.

Dit kan brand of een elektrische schok veroorzaken.

Laat de camera niet achter op plaatsen die aan extreem hoge temperaturen zijn blootgesteld.

Laat de camera niet achter in afgesloten ruimtes zoals in een afgesloten voertuig of in direct zonlicht. Dit kan brand veroorzaken.

Plaats geen zware voorwerpen op de camera.

Hierdoor kan het zware voorwerp vallen of kantelen en letsel veroorzaken.

Verplaats de camera niet terwijl deze nog steeds met het netsnoer verbonden is.

Trek niet aan het snoer om de netstroomadapter te verwijderen. Dit kan het netsnoer of de kabels beschadigen en brand of een elektrische schok veroorzaken.

Bedek de camera en de netstroomadapter niet en wikkel deze niet in een doek of deken.

Hierdoor kan de temperatuur te hoog oplopen waardoor de behuizing vervormt of waardoor er brand ontstaat.

Gebruik de stekker niet als deze beschadigd is of niet goed in het stopcontact past.

Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan brand of een elektrische schok tot gevolg hebben.

koppelt u de netstroomadapter los.

Doet u dit niet, dan kan dit leiden tot brand of een elektrische schok.

Na het opladen dient u de lader uit het stopcontact te verwijderen.

Er kan brand ontstaan als u de lader in het stopcontact laat zitten.

houden en laat de kaart zachtjes los.

Bij het eruit schieten van de kaart kan letsel ontstaan.

Laat uw camera van binnen regelmatig nakijken en schoonmaken.

Een ophoping van stof in uw camera kan tot brand of een elektrische schok leiden. Neem contact op met uw Fujifi lm-dealer om de camera om de twee jaar van binnen te laten reinigen. Dit is echter niet gratis.

Voor uw veiligheid

De batterij en voedingsbron

Opmerking

:

Controleer welk type batterijen in uw camera wordt gebruikt en lees de relevante paragrafen aandachtig door.

Waarschuwing

: Batterijen mogen niet worden blootgesteld aan overmatige warmte, zoals zonlicht, vuur of dergelijke.

Dit gedeelte beschrijft hoe u de batterijen moet hanteren zodat ze zo lang mogelijk meegaan. Verkeerd gebruik kan de levensduur verkorten of lekkage, oververhitting en ontploffi ng van de batterij tot gevolg hebben.

Dit gedeelte is van toepassing als in uw camera een oplaadbare Li-ionbatterij wordt gebruikt.

De batterij is bij verscheping uit de fabriek niet opgeladen. Laad de batterij vóór gebruik op. Laat de batterij in het compartiment zitten wanneer u de camera niet gebruikt.

Opmerkingen over de batterij

Een batterij die niet wordt gebruikt, verliest langzaam haar lading. Laad de batterij een of twee dagen vóór gebruik op.

De levensduur van de batterij kan worden verlengd door de camera uit te schakelen wanneer hij niet wordt gebruikt.

De capaciteit van de batterij neemt bij lage temperaturen af; een lege batterij werkt vaak niet wanneer het koud is. Bewaar een volledig opgeladen reservebatterij op een warme plaats en verwissel de batterij wanneer dat nodig is; of bewaar de batterij in een van uw zakken en plaats de batterij pas vlak voordat u gaat fotograferen in de camera. Voorkom dat de batterij in direct contact komt met handenwarmers of andere verwarmingsapparaten.

De batterij kan worden opgeladen met de camera en de meegeleverde wisselstroomadapter of een optionele BC-W235 dubbele batterijlader. De laadtijd neemt toe wanneer de omgevingstemperatuur lager is dan +10 °C of hoger is dan

+35 °C. Probeer de batterij nooit op te laden bij temperaturen boven +40 °C; opladen is niet mogelijk bij temperaturen onder +5 °C.

Probeer nooit een volledig opgeladen batterij op te laden. De batterij hoeft echter ook niet volledig ontladen te zijn om te worden opgeladen.

De batterij kan onmiddellijk na het opladen en tijdens gebruik enigszins warm aanvoelen. Dit is normaal.

Wanneer de batterij steeds minder lang haar lading kan vasthouden, is dat een indicatie dat het einde van de levensduur van de batterij is bereikt en dat de batterij moet worden vervangen.

Als de batterij lange tijd niet wordt opgeladen, kan het zijn dat de kwaliteit achteruitgaat of dat deze niet langer kan worden opgeladen. Laad de batterij regelmatig op.

Als de camera gedurende langere tijd niet wordt gebruikt, bewaar hem dan bij kamertemperatuur met de batterij voor ongeveer de helft tot ⁄ opgeladen.

Wanneer de camera gedurende langere tijd niet zal worden gebruikt, neem dan de batterij uit de camera en bewaar de batterij op een droge plaats met een omgevingstemperatuur van +15 °C tot +25 °C. Bewaar de batterij niet op plaatsen waar de batterij wordt blootgesteld aan extreme temperaturen.

Bewaar of vervoer de batterij niet samen met metalen voorwerpen zoals kettinkjes of haarspelden.

Stel de batterij niet bloot aan vuur of hoge temperaturen.

Probeer de batterij niet te demonteren of te modifi ceren.

Laad de batterij alleen op met de voorgeschreven batterijladers.

Verwijder een versleten batterij onmiddellijk.

Laat de batterij niet vallen en stel deze niet bloot aan schokken.

Stel de batterij niet bloot aan water.

Houd de polen van de batterij altijd schoon.

De batterij en de camera kunnen onmiddellijk na het opladen en tijdens gebruik enigszins warm aanvoelen. Dit is normaal.

Lever lege batterijen in volgens de plaatselijke regels voor klein chemisch afval. Er moet gelet worden op milieu-aspecten bij het weggooien van batterijen. Gebruik het apparaat bij een gematigde temperatuur.

12

309

Gebruik de netstroomadapter uitsluitend binnenshuis.

Zorg ervoor dat de kabel goed met de camera is verbonden.

Schakel de camera uit voordat u de netstroomadapter afkoppelt. Koppel de adapter af door aan de stekker te trekken i.p.v. aan het snoer.

Haal het apparaat niet uit elkaar.

Stel de adapter niet bloot aan hoge temperaturen en vocht.

Stel de adapter niet bloot aan sterke schokken.

Tijdens gebruik kan de netstroomadapter warm aanvoelen. Dit is normaal.

Wanneer de netstroomadapter de radio-ontvangst verstoort, moet de antenne opnieuw gericht of verplaatst worden.

De camera gebruiken

Richt de camera niet op extreem heldere lichtbronnen, waaronder kunstmatige lichtbronnen of natuurlijke lichtbronnen zoals de zon bij een onbewolkte lucht. Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan schade aan de beeldsensor van de camera toebrengen.

Fel zonlicht gefocust door de zoeker kan het paneel van de elektronische zoeker (EVF) beschadigen. Richt de elektronische zoeker niet op de zon.

Voordat u foto’s gaat maken van belangrijke gebeurtenissen (zoals een huwelijk of reis), kunt u het beste enkele testopnamen maken en bekijken zodat u zeker weet dat de camera goed werkt. FUJIFILM Corporation aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade of inkomstenderving voortkomend uit het niet goed functioneren van het product.

Opnamen gemaakt met uw digitale camerasysteem mogen zonder toestemming van de eigenaar niet worden gebruikt op een manier die de copyrightwetten overtreedt, tenzij deze uitsluitend voor privégebruik bedoeld zijn. Er zijn bepaalde beperkingen van toepassing bij het fotograferen van optredens op podia, evenementen en tentoonstellingen, zelfs wanneer de foto’s alleen voor privégebruik bestemd zijn. De gebruiker wordt er ook op gewezen dat het overdragen van een geheugenkaart die foto’s of gegevens bevat die onder de copyrightwetten vallen, uitsluitend toegestaan is binnen de beperkingen opgelegd door de regelgeving in het kader van deze auteursrechten.

Stel de camera tijdens het maken en opslaan van foto’s niet bloot aan schokken om correcte opnames te garanderen.

In geval van beschadiging van het scherm moet de uiterste zorg worden betracht en ieder contact met de vloeibare kristallen worden vermeden. Neem onmiddellijk maatregelen als een van de volgende situaties zich voordoet:

Als vloeibare kristallen met uw huid in aanraking komen

, moet de betreff ende plek onmiddellijk met een doek worden schoongemaakt en vervolgens met veel stromend water en zeep worden gewassen.

Als vloeibare kristallen in contact komen met de ogen

, moeten de ogen onmiddellijk gedurende minimaal 15 minuten met schoon stromend water worden uitgespoeld en moet medische hulp worden ingeroepen.

Als vloeibare kristallen worden ingeslikt

, moet de mond met veel schoon stromend water worden gespoeld.

Drink grote hoeveelheden water en probeer over te geven, raadpleeg daarna een arts.

Hoewel het LCD-scherm met geavanceerde precisietechnologie is gefabriceerd, kan het scherm pixels bevatten die altijd zijn verlicht of nooit zijn verlicht. Dit is geen defect. Beelden opgenomen met dit product worden niet beïnvloed.

12

310

Voor uw veiligheid

Digital Split Image is een handelsmerk of geregistreerd handelsmerk van FUJIFILM Corporation. Digital Micro Prism is een handelsmerk of een geregistreerd handelsmerk van FUJIFILM Corporation. De hierin gebruikte lettertypen zijn uitsluitend ontwikkeld door DynaComware Taiwan Inc. Apple, iPhone, iPad, Mac, OS X, macOS en Lightning zijn geregistreerde handelsmerken van Apple Inc. in de VS en andere landen. Windows is een geregistreerd handelsmerk van Microsoft

Corporation in de Verenigde Staten en andere landen. Android is een handelsmerk of geregistreerd handelsmerk van

Google LLC. Adobe, het Adobe-logo, Photoshop en Lightroom zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van

Adobe Systems Incorporated in de Verenigde Staten en andere landen. Wi-Fi® en Wi-Fi Protected Setup® zijn geregistreerde handelsmerken van Wi-Fi Alliance. Het Bluetooth®-woordmerk en de logo’s zijn geregistreerde handelsmerken in bezit van Bluetooth SIG, Inc., en elk gebruik van zulke merken door Fujifi lm is onder licentie. De SDHC- en SDXC-logo’s zijn handelsmerken van SD-3C, LLC. Het HDMI-logo is een handelsmerk of geregistreerd handelsmerk van HDMI Licensing LLC.

Alle andere handelsnamen genoemd in deze handleiding zijn de handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van hun respectieve eigenaars.

Deze camera kan medische en luchtvaartapparatuur verstoren. Vraag in het ziekenhuis of bij de luchtvaartmaatschappij om toestemming voordat u uw camera in een ziekenhuis of vliegtuig gebruikt.

NTSC (National Television System Committee) is een kleurentelevisiesysteem dat vooral in de Verenigde Staten, Canada en

Japan wordt gebruikt. PAL (Phase Alternation by Line) is een kleurentelevisiesysteem dat vooral in Europa en China wordt gebruikt.

Exif Print is een recentelijk herzien bestandsformaat voor digitale camera’s waarin samen met de foto informatie wordt opgeslagen over de manier waarop tijdens het afdrukken de optimale kleurenreproductie kan worden bereikt.

BELANGRIJKE MEDEDELING: Lezen alvorens de software te gebruiken

Direct of indirect exporteren, in zijn geheel of gedeeltelijk, van software met een licentie zonder de toestemming van de van toepassing zijnde bestuursorganen is verboden.

Lenzen en andere accessoires

Gebruik een schroef van 4,5 mm of korter wanneer u een statief bevestigt.

Fujifi lm kan niet aansprakelijk worden gesteld voor prestatieproblemen of schade veroorzaakt door het gebruik van accessoires van derden.

311

12

OPMERKINGEN

Stel het apparaat niet bloot aan regen of vocht om gevaar voor brand en een schok te voorkomen.

Lees eerst de “Veiligheidsopmerkingen” en zorg dat u deze begrijpt voordat u de camera gebruikt.

CAN ICES-3 (B)/NMB-3(B)

ATTENTIE

: Dit Klasse B digitale apparaat voldoet aan de Canadese norm ICES-003.

Verklaring Industry Canada

: Dit apparaat voldoet aan de RSS-normen van Industry Canada voor vergunningsvrije apparaten.

De werking is onderhevig aan de volgende twee voorwaarden: (1) Dit apparaat mag geen interferentie veroorzaken, en (2) Dit apparaat moet elke interferentie accepteren, inclusief interferentie die ongewenste werking van het apparaat kan veroorzaken.

Dit apparaat en zijn antenne(s) mogen niet samen geplaatst worden of worden opgesteld in combinatie met een andere antenne of zender, behalve geteste ingebouwde radio’s.

De functie Landcodeselectie is uitgeschakeld voor producten die in de VS/Canada op de markt gebracht worden.

Verklaring over blootstelling aan straling

: De beschikbare wetenschappelijke gegevens tonen niet aan dat eventuele gezondheidsproblemen in verband worden gebracht met het gebruik van draadloze apparatuur met laag vermogen.

Het is echter niet bewezen dat deze draadloze apparatuur met laag vermogen absoluut veilig is.

Draadloze apparatuur met laag vermogen zenden lage niveaus van radiofrequentie-energie (RF) uit in het microgolfbereik tijdens gebruik.

Terwijl hoge niveaus van RF gevolgen kunnen hebben voor de gezondheid (door verhitting van celweefsel), veroorzaakt blootstelling aan lage RF-niveaus die geen verhittingseff ecten produceren, geen bekende nadelige gevolgen voor de gezondheid.

Veel studies over blootstelling aan lage RF-niveaus hebben geen biologische eff ecten aangetoond.

Sommige studies suggereerden dat er bepaalde biologische eff ecten kunnen optreden, maar dergelijke bevindingen zijn niet bevestigd door aanvullend onderzoek.

X-T4 is getest en voldoet aan de IC stralingsblootstellingslimieten voor een ongecontroleerde omgeving en aan RSS-102 van de regels voor blootstelling aan IC radiofrequentie (RF).

In de Europese Unie, Noorwegen, IJsland en Liechtenstein

: Dit symbool op het product of in de handleiding en in de garantievoorwaarden en/of op de verpakking duidt aan dat dit product niet als huishoudelijk afval mag worden behandeld. In plaats daarvan moet het apparaat bij een inzamelpunt voor recycling van elektrische en elektronische apparatuur worden ingeleverd.

Door dit product op de juiste wijze weg te gooien helpt u potentiële negatieve gevolgen voor het milieu en de gezondheid van de mens voorkomen. Onjuiste verwerking van dit product kan het milieu schaden.

Dit symbool op de batterijen of accu’s duidt aan dat deze batterijen niet als huishoudelijk afval mogen worden behandeld.

Als uw apparaat eenvoudig verwijderbare batterijen of accu’s bevat, dient u deze overeenkomstig de lokale regels afzonderlijk in te leveren.

De recycling van materialen helpt bij het behoud van natuurlijke bronnen. Neem contact op met uw gemeente, uw inzamelpunt voor het inleveren van huishoudelijk afval of de winkel waar u het product hebt gekocht voor meer gedetailleerde informatie over recycling van dit product.

In landen buiten de Europese Unie, Noorwegen, IJsland en Liechtenstein

: Neem contact op met uw gemeente en vraag naar de juiste wijze waarop u dit product inclusief batterijen of accu’s dient weg te gooien.

In Japan

: Dit symbool op de batterijen duidt aan dat ze afzonderlijk weggegooid moeten worden.

12

312

Voor uw veiligheid

Apparaten met draadloos netwerk en Bluetooth: waarschuwingen

Dit product voldoet aan de volgende EU-richtlijnen:

RoHS-richtlijn 2011/65/EU

RE-richtlijn 2014/53/EU

Hierbij verklaar ik, FUJIFILM Corporation, dat het type radioapparatuur FF190005 conform is met Richtlijn 2014/53/EU.

De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring kan worden geraadpleegd op het volgende internetadres:

https://dl.fujifilm-x.com/global/products/cameras/x-t4/pdf/x-t4_doc-otmo.pdf

Deze conformiteit wordt aangegeven door de volgende conformiteitsmarkering op het product:

Deze markering is geldig voor niet-Telecom-producten en EU-geharmoniseerde Telecom-producten (bijvoorbeeld

Bluetooth®).

BELANGRIJK

:

Lees eerst de volgende mededelingen alvorens de ingebouwde draadloze zender van de camera te gebruiken.

Q Dit product, dat een coderingsfunctie bevat die in de Verenigde Staten is ontwikkeld, wordt gecontroleerd door de

United States Export Administration Regulations en mag niet worden geëxporteerd of opnieuw worden geëxporteerd naar landen waarvoor in de Verenigde Staten een handelsembargo geldt.

Gebruik alleen een apparaat met draadloos netwerk of Bluetooth

Fujifi lm aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade als gevolg van ongeoorloofd gebruik. Niet gebruiken in toepassingen die een hoge mate van betrouwbaarheid vereisen, bijvoorbeeld in medische apparatuur of andere systemen die direct of indirect invloed hebben op een mensenleven.

Wanneer u het apparaat in computer- en andere systemen gebruikt die een grotere mate van betrouwbaarheid eisen dan aangeboden door apparaten met een draadloos netwerk of Bluetooth, zorg er dan voor dat u alle benodigde

• voorzorgsmaatregelen neemt om te veiligheid te garanderen en storing te voorkomen.

Alleen gebruiken in het land waar het apparaat werd aangeschaft.

Dit apparaat conformeert met voorschriften van apparaten met draadloos netwerk of Bluetooth in het land waarin het gekocht is. Neem alle lokale voorschriften in acht bij het gebruik van het apparaat. Fujifi lm aanvaardt geen aansprakelijkheid voor problemen die voortvloeien uit het gebruik in andere rechtsgebieden.

Gebruik het apparaat niet op plaatsen die onderhevig zijn aan magnetische velden, statische elektriciteit of radio-interferentie.

Gebruik de zender niet in de nabijheid van magnetrons of op andere plaatsen die onderhevig zijn aan magnetische velden, statische elektriciteit of radio-interferentie, waardoor ontvangst van draadloze signalen mogelijk wordt voorkomen.

Wederzijdse interferentie kan zich voordoen als de zender in de nabijheid van andere draadloze apparaten in de 2,4 GHz band wordt gebruikt.

De draadloze zender wer en GFSK-modulatie.

Veiligheid

: Apparaten met draadloos netwerk of Bluetooth brengen gegevens over via de radio en hun gebruik heeft vervolgens meer aandacht nodig voor veiligheid dan geldt voor draadloze netwerken.

-

Maak geen verbinding met onbekende netwerken of netwerken waarvoor u geen toegangsrechten hebt, zelfs als ze worden weergegeven op uw apparaat, aangezien zulke toegang als ongeautoriseerd wordt gezien. Maak alleen verbinding met netwerken waarvoor u toegangsrechten hebt.

-

Let op dat draadloze transmissies kwetsbaar kunnen zijn voor onderschepping door derden.

Het volgende kan strafbaar zijn:

-

-

Demontage of modifi catie of dit apparaat

Verwijderen van apparaatcertifi catielabels

Dit apparaat werkt op dezelfde frequentie als commerciële, educatieve en medische apparaten en draadloze zenders.

Het werkt tevens op dezelfde frequentie als zenders met een licentie en speciale laagspanningzenders zonder licentie die in

RFID-trackingsystemen voor lopende banden en in andere vergelijkbare toepassingen worden gebruikt.

Om interferentie met bovenstaande apparaten te voorkomen, moeten de volgende voorzorgsmaatregelen in acht worden genomen.

Controleer of de RFID-zender niet in werking is, alvorens dit apparaat in gebruik te nemen. Merkt u dat het apparaat interferentie veroorzaakt in zenders met een licentie die voor RFID-tracking worden gebruikt, stop dan onmiddellijk met gebruik van de betreff ende frequentie of verplaats het apparaat naar een andere locatie. Indien u merkt dat dit apparaat interferentie veroorzaakt in RFID-trackingsystemen met lage spanning, neem dan contact op met een Fujifi lm-vertegenwoordiger.

Gebruik dit apparaat niet aan boord van een vliegtuig.

Houd er rekening mee dat Bluetooth actief kan blijven zelfs terwijl de camera uit is. Bluetooth kan uitgeschakeld worden door

UIT

te selecteren voor D

VERBINDING INSTELLING

 >

Bluetooth INSTELLINGEN

 >

Bluetooth AAN/UIT

.

12

313

Voor uw veiligheid

Lees eerst deze opmerkingen voordat u de lens gebruikt

Veiligheidsopmerkingen

Zorg ervoor dat u de lens goed gebruikt. Lees voor gebruik deze veiligheidsopmerkingen en de

Gebruiksaanwijzing

van de camera zorgvuldig door.

Bewaar deze veiligheidsopmerkingen na het lezen op een veilige plaats.

Informatie over pictogrammen

De hieronder afgebeelde pictogrammen worden in deze gebruiksaanwijzing gebruikt om de ernst aan te geven van letsels of schade die kan ontstaan als de betekenis van het pictogram niet in acht wordt genomen en het product ten gevolge daarvan onjuist wordt gebruikt.

Dit pictogram geeft aan dat het niet opvolgen van instructies kan leiden tot ernstig of fataal letsel.

Dit pictogram geeft aan dat het niet opvolgen van instructies kan leiden tot persoonlijk letsel of materiële schade.

De hieronder afgebeelde pictogrammen geven de ernst van de gevolgen aan als de instructies niet worden nageleefd.

Driehoekige pictogrammen geven aan dat deze informatie uw aandacht behoeft (“Belangrijk”).

Cirkelvormige pictogrammen met een diagonale streep geven aan dat die handeling verboden is (“Verboden”).

Opgevulde cirkels met een uitroepteken geven aan dat er een handeling moet worden verricht (“Vereist”).

12

Niet onderdompelen

Niet onderdompelen in of blootstellen aan water.

Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan brand of een elektrische schok tot gevolg hebben.

Haal het apparaat niet uit elkaar

Haal het apparaat niet uit elkaar (maak de behuizing niet open).

Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan brand, een elektrische schok of letsel door een defect product tot gevolg hebben.

Raak geen interne onderdelen aan

Mocht de behuizing openbreken door een val of ander ongeluk, raak de blootliggende onderdelen dan niet aan.

Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan een elektrische schok of letsel door het aanraken van beschadigde onderdelen tot gevolg hebben. Verwijder onmiddellijk de batterij en pas op voor letsel of een elektrische schok. Breng het product naar het verkooppunt voor advies.

Plaats niet op onstabiele oppervlakken.

Het product kan vallen, wat letsel tot gevolg kan hebben.

Kijk niet in de zon door de zoekers van de lens of camera.

Het niet in acht nemen van deze waarschuwing kan permanent oogletsel tot gevolg hebben.

Niet gebruiken of bewaren op plaatsen blootgesteld aan stoom of rook of zeer vochtige of uitermate stoffi

Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan brand of een elektrische schok tot gevolg hebben.

voertuig op een zonnige dag.

Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan brand tot gevolg hebben.

Houd buiten het bereik van kleine kinderen.

In de handen van kinderen kan dit product letsel veroorzaken.

Hanteer niet met natte handen.

Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan een elektrische schok tot gevolg hebben.

Houd de zon uit het beeld bij het fotograferen van onderwerpen met tegenlicht.

Zonlicht dat wordt scherpgesteld in de camera wanneer de zon zich in het beeld of vlakbij het beeld bevindt, kan brand of brandwonden veroorzaken.

Wanneer het product niet in gebruik is, plaats de lensdoppen dan terug en bewaar het product niet in direct zonlicht.

Zonlicht dat wordt scherpgesteld door de lens kan brand of brandwonden tot gevolg hebben.

Draag de camera of lens niet terwijl deze op een statief is bevestigd.

Het product kan vallen of andere voorwerpen raken, wat letsel tot gevolg kan hebben.

314

Productverzorging

Om langdurig van uw camera te kunnen genieten, moeten onderstaande voorzorgsmaatregelen in acht worden genomen.

Camerabehuizing

: Gebruik een zachte, droge doek om de camera te reinigen na elk gebruik.

Gebruik geen alcohol, verfverdunner of andere vluchtige chemicaliën. Deze kunnen vervormingen of verkleuringen van het leer van de camerabehuizing tot gevolg hebben.

Vloeistoff en op de camera moeten onmiddellijk worden verwijderd met een zachte, droge doek.

Gebruik een blaaskwast om stof van de monitor te verwijderen, waarbij u oplet dat u geen krassen maakt, en neem vervolgens met een zachte, droge doek af.

Resterende vlekken kunnen worden verwijderd met een Fujifi lm-lensreinigingsdoekje waarop een kleine hoeveelheid lensreinigingsvloeistof is aangebracht.

Plaats de behuizingsdop terug wanneer er geen lens is bevestigd om binnendringen van stof in de camera te voorkomen.

Beeldsensor

: Meerdere foto’s ontsierd door vlekken en plekken op identieke locaties kan duiden op de aanwezigheid van stof op de beeldsensor.

Reinig de sensor met behulp van

D

GEBRUIKERSINSTELLINGEN

 >

SENSORREINIGING

.

315

12

De beeldsensor reinigen

Stof dat niet kan worden verwijderd met behulp van

D

GEBRUIKERSINSTELLINGEN

 >

SENSORREINIGING

kan handmatig worden verwijderd, zoals hieronder wordt beschreven.

O

Let erop dat er kosten in rekening worden gebracht bij het repareren of vervangen van de beeldsensor als deze wordt beschadigd tijdens het reinigen.

1

Gebruik een blaaskwast (geen borstel) om stof van de sensor te verwijderen.

O

Gebruik geen borstel of blaasborstel.

Anders kan de sensor worden beschadigd.

2

Controleer of het stof succesvol is verwijderd. Herhaal stappen

1 en 2 indien nodig.

3

Vervang de behuizingsdop of lens.

12

316

Firmware-updates

Sommige functies van het product kunnen verschillen van de beschrijving meegeleverd in de handleiding vanwege de fi rmware-update. Voor uitgebreide informatie over ieder model, bezoekt u onze website:

https://fujifilm-x.com/support/download/firmware/

De Firmwareversie controleren

O

De camera zal alleen de fi rmware-versie weergeven als er een geheugenkaart is geplaatst.

1

Schakel de camera uit en controleer of er een geheugenkaart is geplaatst.

2

Zet de camera aan terwijl u op de

DISP/BACK

-knop drukt. De versie van de huidige fi rmware zal worden weergegeven; controleer de fi rmwareversie.

3

Schakel de camera uit.

N

Om de fi rmware-versie te bekijken of fi rmware te updaten voor optionele accessoires zoals uitwisselbare lenzen, fl itsschoeneenheden en vattingadapter, bevestig de accessoires op de camera.

317

12

Probleemoplossing

Raadpleeg de onderstaande tabel indien u problemen ondervindt met uw camera. Als u hier geen oplossing vindt, neemt u contact op met uw lokale Fujifi lm-dealer.

Voeding en batterij

De camera kan niet worden ingeschakeld.

De camera wordt plotseling uitgeschakeld.

De batterij is leeg

: Laad de batterij op of plaats een volledig opgeladen reservebatterij ( P

37).

De batterij is niet goed geplaatst

: Plaats de batterij nogmaals en in de juiste richting (

P

32).

De afdekkap van het batterijvak is niet vergrendeld

: Vergrendel de afdekkap van het batterijvak (

P

32).

Het scherm gaat niet aan.

De batterij raakt snel leeg.

Het scherm gaat mogelijk niet aan als de camera wordt uitgezet en zeer snel daarna weer wordt aangezet. Houd de sluiterknop halverwege ingedrukt totdat de monitor geactiveerd wordt.

De batterij is koud

: Warm de batterij op in een van uw zakken of op een andere warme plaats en stop de batterijen pas vlak voordat u gaat fotograferen in de camera.

Er zit vuil op de polen van de batterij

: Maak de polen van de batterij schoon met een zachte, droge doek.

AAN is geselecteerd voor

G

AF/MF INSTELLINGEN  >

PRE-AF

: Schakel

PRE-AF

uit (

P

127).

De batterijen zijn heel vaak opgeladen

: Selecteer

LEEFTIJD

VAN BATTERIJ

om de leeftijd van de batterij te zien; als de batterijen oud zijn, vervang ze dan door nieuwe (

P

209).

De batterij is leeg

: Laad de batterij op of plaats een volledig opgeladen reservebatterij (

P

37).

12

318

Probleemoplossing

Het opladen start niet.

De batterij wordt niet opgeladen (USB).

Het opladen start niet

(batterijlader).

Controleer of de netstroomadapter correct in het stopcontact is gestoken (

P

37).

Zorg ervoor dat de stekkeradapter correct op de netstroomadapter is aangesloten ( P

37).

De batterij is gedurende een langere periode niet opgeladen

: Als de batterij gedurende een langere periode niet is opgeladen, wordt het opladen uitgeschakeld om de veiligheid te garanderen. Vervang deze door een nieuwe batterij.

Plaats de camerabatterij ( P

32).

Plaats de camerabatterij nogmaals in de juiste richting

( P

32).

Bevestig dat de camera is aangesloten op de computer

(

P

39).

Als de computer is uitgeschakeld of in de slaapstand staat, wek of schakel de computer dan in en koppel de USB-kabel los en verbind deze daarna dan weer (

P

39).

Bevestig dat

AAN

is geselecteerd voor

INSTELLING

USB-VOEDING

( P

242).

Plaats de batterij.

Plaats de batterij nogmaals in de juiste richting.

De wisselstroomadapter is niet correct aangesloten op de lader

:

Controleer of de adapter correct is aangesloten op de lader.

Het opladen verloopt

Laad de batterij op bij kamertemperatuur.

traag.

Het indicatielampje knippert, maar de batterij

Er zit vuil op de polen van de batterij

: Maak de polen van de batterij schoon met een zachte, droge doek (

P

32).

De batterijen zijn heel vaak opgeladen

: Selecteer

LEEFTIJD

VAN BATTERIJ

om de leeftijd van de batterij te zien; als de

laadt niet op.

batterijen oud zijn, vervang ze dan door nieuwe (

P

209).

Neem contact op met uw Fujifi lm-dealer als de batterij nog steeds niet kan worden opgeladen ( P

302).

Het externe voedingsbronpictogram wordt niet

Bevestig dat

AAN

is geselecteerd voor

INSTELLING weergegeven.

USB-VOEDING

(

P

242).

319

12

Menu’s en schermen

Het scherm is niet in het

Nederlands.

Selecteer

NEDERLANDS

voor

D

GEBRUIKERSINSTELLINGEN

 > Q a ( P

44,

208).

Fotograferen

Er wordt geen foto gemaakt wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt.

De geheugenkaart is vol

: Plaats een nieuwe geheugenkaart of wis foto’s ( P

34, 188).

De geheugenkaart is niet geformatteerd

: Formatteer de geheugenkaart in de camera (

P

206).

Er zit vuil op de contacten van de geheugenkaart

: Maak de contacten schoon met een zachte, droge doek.

De geheugenkaart is beschadigd

: Plaats een nieuwe geheugenkaart ( P

34).

De batterij is leeg

: Laad de batterij op of plaats een volledig opgeladen reservebatterij (

P

37).

De camera werd automatisch uitgeschakeld

: Schakel de camera in ( P

40).

U gebruikt een bevestigingsadapter van derden

: Selecteer

AAN

voor

OPNAME ZONDER LENS

(

P

226).

Spikkels (“beeldruis”)

De versterking wordt verhoogd om de compositie te onder-

verschijnen in het scherm

steunen als het onderwerp slecht is belicht en het diafragma

of in de zoeker wanneer de ontspanknop half

wordt verkleind, wat kan leiden tot opvallende spikkels bij het bekijken van de foto’s op het scherm. Foto’s die gemaakt

wordt ingedrukt.

worden met de camera blijven onaangetast.

De camera stelt niet scherp.

Het onderwerp is niet geschikt voor automatische scherpstelling

:

Gebruik scherpstelvergrendeling of handmatige scherpstelling ( P

85).

12

320

Probleemoplossing

Er wordt geen panorama gemaakt wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt.

De indicatorlamp was oranje toen u een panoramafoto probeerde te maken

: Wacht tot de indicatorlamp uitschakelt ( P

11).

Er is geen gezicht gedetecteerd.

Het gezicht van het onderwerp wordt verborgen door een zonnebril, een hoed, lang haar of andere voorwerpen

: Verwijder de obstakels (

P

128).

Het gezicht van het onderwerp beslaat slechts een klein deel van het beeld

: Wijzig de compositie zodat het gezicht van het onderwerp een groter deel van het beeld beslaat (

P

128).

Het gezicht van het onderwerp is weggedraaid van de camera

:

Vraag het onderwerp in de richting van de camera te kijken

( P

128).

De camera wordt schuin gehouden

: Houd de camera recht.

Het gezicht van het onderwerp is onderbelicht

: Fotografeer bij helder licht.

De fl itser fl itst niet.

Foto’s zijn onscherp.

De fl itser is uitgeschakeld

: Pas de instellingen aan ( P

150).

De batterij is leeg

: Laad de batterij op of plaats een volledig opgeladen reservebatterij (

P

37).

De camera staat in stand bracketing of continu

: Selecteer de enkele-fotostand ( P

7).

Het onderwerp wordt niet

Het onderwerp bevindt zich buiten het bereik van de fl itser

: Plaats het onderwerp binnen het bereik van de fl itser.

volledig door de fl itser verlicht.

Het venster van de fl itser wordt bedekt

: Houd de camera op de juiste wijze vast.

De sluitertijd is korter dan de sync snelheid

: Selecteer een langere sluitertijd (

P

62, 66, 335).

De lens is vuil

: Maak de lens schoon.

De lens wordt geblokkeerd

: Houd voorwerpen weg van de lens

(

P

47).

• s

wordt weergegeven tijdens het fotograferen en het scherpstelkader wordt rood weergegeven

: Controleer de scherpstelling voordat u de opname maakt (

P

48).

321

12

De foto’s zijn bespikkeld.

De sluitertijd is lang en de omgevingstemperatuur is hoog

: Dit is normaal en duidt niet op een defect.

*

Gebruik pixel mapping ( P

115).

* Röntgenstralen, kosmische stralen en andere vormen van straling die in wisselwerking staan met de beeldsensor kunnen heldere vlekken van verschillende kleuren veroorzaken, zoals wit, rood en blauw. Pixel mapping helpt het ontstaan van dergelijke heldere plekken te verminderen.

De camera werd langdurig gebruikt bij hoge temperaturen

: Schakel de camera uit en wacht tot hij is afgekoeld (

P

40, 330).

Er wordt een temperatuurwaarschuwing weergegeven

: Schakel de camera uit en wacht tot hij is afgekoeld ( P

40, 330).

12

322

Probleemoplossing

Afspelen

De foto’s zijn korrelig.

Zoomweergave is niet beschikbaar.

Geen geluid bij het afspelen van fi lms.

De foto’s zijn met een camera van een ander merk of model gemaakt.

De foto’s zijn gemaakt met

NIEUW FORMAAT

of met een camera van een ander merk of model.

Het afspeelvolume is te laag

: Pas het afspeelvolume aan

( P

212).

De microfoon was bedekt

: Houd de camera tijdens het opnemen op de juiste wijze vast.

De luidspreker wordt afgedekt

: Houd de camera tijdens het afspelen op de juiste wijze vast.

De geselecteerde foto’s zijn niet gewist.

Foto’s blijven behouden nadat WISSEN > ALLE

FOTO’S is geselecteerd.

De bestandsnummering wordt onverwacht teruggezet.

Sommige van de te wissen foto’s zijn beveiligd. Verwijder de beveiliging met het apparaat waarmee de beveiliging is aangebracht ( P

192).

De afdekkap van het batterijvak werd geopend terwijl de camera was ingeschakeld. Schakel de camera uit voordat u de afdekkap van het batterijvak opent ( P

233).

323

12

Aansluitingen

Het scherm geeft geen beeld.

Zowel de televisie- en de cameramonitor zijn leeg.

Geen beeld of geluid op de tv.

De camera is aangesloten op een TV

: Foto’s worden weergegeven op de TV in plaats van op het scherm van de camera ( P

284).

De weergavemodus wordt geselecteerd met de VIEW MODE -knop

EVF ONLY +

E : Plaats uw oog tegen de zoeker. Gebruik de

VIEW MODE

-knop om een andere weergavemodus te kiezen

(

P

17).

De camera is niet goed aangesloten

: Sluit de camera op de juiste wijze aan (

P

284).

Het kanaal van het televisietoestel is ingesteld op “TV”

: Stel de ingang in op “HDMI” ( P

284).

Het volume van het televisietoestel is te laag

: Gebruik de volumeregeling van het televisietoestel om het volume aan te passen ( P

284).

De computer herkent de camera niet.

Controleer of de camera en computer juist zijn aangesloten

( P

289).

FUJIFILM X RAW STUDIO of FUJIFILM X Acquire

Controleer de optie die is geselecteerd voor

VERBINDINGSMODUS

op de camera. Selecteer

USB detecteert de camera niet RAW CONV/B-UP HERS

voordat u de USB-kabel (

P

294)

correct.

aansluit.

Kan geen verbinding maken met iPhones of iPads.

Kan geen verbinding maken met een smartphone.

AAN

is geselecteerd voor

INSTELLING USB-VOEDING

.

Selecteer

UIT

wanneer de camera via een Lightning-verbinding is verbonden met een apparaat dat geen stroom levert

(

P

242).

Controleer of de camera correct is aangesloten

: De procedure voor het aansluiten van de camera varieert afhankelijk van het type aansluiting waarmee de smartphone is uitgerust (

P

295).

12

324

Probleemoplossing

Draadloze overdracht

Voor meer informatie over het oplossen van problemen voor draadloze verbindingen bezoekt u:

http://digital-cameras.support.fujifilm.com/app?pid=x

Kan geen verbinding maken met een smartphone.

De camera is te traag om verbinding te maken of om foto’s naar de smartphone te uploaden.

Uploaden mislukt of is onderbroken.

De smartphone is te ver weg

: Plaats de apparaten dichterbij

(

P

286).

Naburige apparaten veroorzaken radio-interferentie

: Plaats de camera en smartphone uit de buurt van magnetrons of draadloze telefoons (

P

286).

Kan geen afbeeldingen uploaden.

De smartphone is met een ander apparaat verbonden

: De smartphone en camera kunnen slechts met één apparaat tegelijk worden verbonden. Verbreek de verbinding en probeer opnieuw (

P

286).

Er bevinden zich meerdere smartphones in de directe omgeving

:

Probeer opnieuw verbinding te maken. De aanwezigheid van meerdere smartphones kan de verbinding bemoeilijken

( P

286).

Het beeld werd op een ander apparaat aangemaakt

: De camera is mogelijk niet in staat foto’s te uploaden die zijn aangemaakt met andere apparaten.

Het beeld is een fi lm

: Films uploaden duurt even. Bovendien accepteren smartphones mogelijk niet het uploaden van fi lms in formaten die zij niet ondersteunen.

De smartphone geeft geen foto’s weer.

Selecteer

AAN

voor

ALGEMENE INSTELLINGN

 >

VERKLEIN(SP)

H

. Het selecteren van

UIT

verhoogt uploadtijden voor grotere afbeeldingen; bovendien kunnen sommige telefoons geen afbeeldingen weergeven die groter zijn dan een bepaald formaat (

P

243).

325

12

Probleemoplossing

Diversen

De camera reageert niet.

De camera functioneert niet naar behoren.

Beweging in de zoeker of de monitor wordt ongelijkmatig weergegeven in plaats van soepel.

Geen geluid.

Door op de Q -knop te drukken, geeft het scherm het snelmenu niet weer.

Tijdelijke storing van de camera

: Verwijder de batterij en plaats deze opnieuw ( P

32).

De batterij is leeg

: Laad de batterij op of plaats een volledig opgeladen reservebatterij (

P

37).

De camera is aangesloten op een draadloos LAN

: Beëindig de verbinding.

De bedieningen zijn vergrendeld

: Houd de knop

MENU/OK

vast om de knoppen te ontgrendelen ( P

13, 15).

Verwijder de batterij en plaats deze opnieuw (

P

32). Neem

contact op met uw Fujifi lm-dealer wanneer het probleem zich blijft voordoen.

Wanneer

ECONOMISCH

is geselecteerd voor

PRESTATIE

, zal de beeldsnelheid dalen wanneer er geen handelingen worden uitgevoerd gedurende een ingestelde periode. De beeldsnelheid wordt weer normaal zodra u de bedieningsknoppen van de camera gebruikt ( P

232).

Pas het volume aan ( P

211).

TTL-VERGRENDELING is actief

: Beëindig TTL-VERGRENDELING

(

P

151).

12

326

Waarschuwingsberichten en -aanduidingen

Op het scherm kunnen de volgende waarschuwingen worden weergegeven.

i j s

(rood)

(knippert rood)

(weergegeven in rood met rood scherpstelkader)

Het diafragma of de sluitertijd wordt rood weergegeven

SCHERPSTELFOUT

LENSAANSTURING DEFECT

SCHAKEL DE CAMERA UIT

EN SCHAKEL DIE WEER IN

Batterij bijna leeg. Laad de batterij op of plaats een volledig opgeladen reservebatterij.

De batterij is leeg. Laad de batterij op of plaats een volledig opgeladen reservebatterij.

De camera is niet in staat scherp te stellen. Gebruik scherpstelvergrendeling om eerst scherp te stellen op een ander onderwerp dat zich op dezelfde afstand bevindt en bepaal pas daarna de compositie van de foto.

Het onderwerp is te helder of te donker en de foto wordt over- of onderbelicht. Gebruik de fl itser voor extra belichting wanneer u foto’s neemt van slecht belichte onderwerpen.

Storing van de camera. Schakel de camera uit en weer in.

Neem contact op met een Fujifi lm-dealer wanneer de melding blijft verschijnen.

GEEN KAART

KAART NIET

GEFORMATTEERD!

De sluiter kan alleen worden ontspannen wanneer een geheugenkaart is geplaatst. Plaats een geheugenkaart.

De geheugenkaart is niet geformatteerd of de geheugenkaart werd in een computer of ander apparaat geformatteerd

: Formatteer de geheugenkaart met behulp van

D

GEBRUIKERSINSTELLINGEN

 >

FORMATTEREN

.

De contacten van de geheugenkaart moeten worden schoongemaakt

: Maak de contacten schoon met een zachte, droge doek. Formatteer de geheugenkaart als de melding opnieuw verschijnt. Wanneer de melding voortdurend terugkomt, moet de geheugenkaart worden vervangen.

Storing van de camera

: Neem contact op met een

Fujifi lm-dealer.

327

12

LENSFOUT

KAARTFOUT

BEVEILIGDE KAART

BEZIG MET OPSLAAN

b

GEHEUGEN VOL

Schakel de camera uit, verwijder de lens, reinig de bevestigingsoppervlakken en plaats vervolgens de lens terug en schakel de camera in. Neem contact op met een Fujifi lm-dealer wanneer het probleem zich blijft voordoen.

Voor ingebruikname in de camera werd de geheugenkaart niet geformatteerd

: Formatteer de kaart.

De contacten van de geheugenkaart moeten worden schoongemaakt of de geheugenkaart is beschadigd

: Maak de contacten schoon met een zachte, droge doek. Formatteer de geheugenkaart als de melding opnieuw verschijnt. Wanneer de melding voortdurend terugkomt, moet de geheugenkaart worden vervangen.

Incompatibele geheugenkaart

: Gebruik een compatibele geheugenkaart.

Storing van de camera

: Neem contact op met een

Fujifi lm-dealer.

De geheugenkaart is vergrendeld. Ontgrendel de kaart.

De geheugenkaart is onjuist geformatteerd. Gebruik de camera om de kaart te formatteren.

De geheugenkaart is vol en foto's kunnen niet worden vastgelegd. Wis foto’s of plaats een geheugenkaart waarop meer vrije ruimte beschikbaar is.

12

328

Waarschuwingsberichten en -aanduidingen

SCHRIJFFOUT NAAR

KAART

MAX. NUM. BEREIKT

KAART LEESFOUT

DEZE FOTO IS BEVEILIGD

Geheugenkaartfout of verbindingsfout

: Plaats de geheugenkaart nog een keer of schakel de camera uit en weer in.

Neem contact op met een Fujifi lm-dealer wanneer de melding blijft verschijnen.

Onvoldoende geheugen om extra foto’s op te slaan

: Wis foto’s of plaats een geheugenkaart waarop meer vrije ruimte beschikbaar is.

De geheugenkaart is niet geformatteerd

: Formatteer de geheugenkaart.

De geheugenkaart is verwijderd tijdens het opslaan van gegevens

:

Verwijder de geheugenkaart niet tijdens het opslaan.

De camera heeft de hoogste nummering (999-9999) bereikt.

Plaats een geformatteerde geheugenkaart en selecteer

RESET

voor

D

OPSLAAN SET-UP

 >

NUMMERING

. Maak een foto om de nummering terug te zetten naar 100-0001, selecteer vervolgens

CONTINU

voor

NUMMERING

.

Het bestand is beschadigd of niet met deze camera aangemaakt

:

Het bestand kan niet worden gelezen.

De contacten van de geheugenkaart moeten worden schoongemaakt

: Maak de contacten schoon met een zachte, droge doek. Formatteer de geheugenkaart als de melding opnieuw verschijnt. Wanneer de melding voortdurend terugkomt, moet de geheugenkaart worden vervangen.

Storing van de camera

: Neem contact op met een Fujifi lm-dealer.

U heeft geprobeerd een beveiligde foto te wissen of te draaien. Verwijder de beveiliging en probeer het opnieuw.

329

12

Waarschuwingsberichten en -aanduidingen

UITSNEDE NIET MOGELIJK

De foto is beschadigd of niet met deze camera aangemaakt.

DPOF LEESFOUT

INSTELLEN DPOF

Printopdrachten kunnen niet meer dan 999 foto’s bevatten.

Kopieer extra foto's die u wilt afdrukken naar een andere geheugenkaart en maak een tweede printopdracht aan.

De foto kan niet met DPOF worden afgedrukt.

F

GEEN

Films kunnen niet met DPOF worden afgedrukt.

DRAAIEN NIET MOGELIJK

De geselecteerde foto kan niet worden gedraaid.

F

DRAAIEN NIET

MOGELIJK

Films kunnen niet worden gedraaid.

F m

NIET MOGELIJK

NIET MOGELIJK

MISMATCH: 4K-MODUS

EN EXT. MONITOR

FILMMODUS WIJZIGEN

Verwijdering van rode ogen kan niet worden toegepast op fi lms.

Op de foto’s die met andere camera's zijn gemaakt, kan geen rode-ogenverwijdering worden toegepast.

De fi lmmodus die is geselecteerd voor de camera is niet compatibel met het apparaat dat met de camera is verbonden via

HDMI. Probeer een andere fi lmmodus te selecteren (

P

153).

p p

(geel)

(rood)

Schakel de camera uit en wacht tot hij is afgekoeld. Het aantal spikkels op foto’s kan toenemen als deze waarschuwing wordt weergegeven.

Schakel de camera uit en wacht tot hij is afgekoeld. Wanneer deze waarschuwing wordt weergegeven, is het opnemen van fi lms mogelijk niet beschikbaar, kunnen er meer vlekken voorkomen, en kunnen prestaties, inclusief beeldsnelheid en weergavekwaliteit, afnemen.

12

330

Capaciteit geheugenkaart

De volgende tabel toont de opnametijd of het aantal foto’s beschikbaar met verschillende beeldformaten. Alle genoemde aantallen zijn bij benadering; de bestandsgroottes zijn afhankelijk van de opgenomen scène, waardoor er grote verschillen kunnen zijn in het aantal bestanden dat kan worden opgeslagen. Het kan ook voorkomen dat het resterende aantal opnamen en de resterende opnametijd niet gelijkmatig afnemen.

O

3

::

22

V

2160

490 740

130

240

260

9 minuten

1030 1540

270

500

540

20 minuten

W

1080

9 minuten 20 minuten

1 Gebruik een UHS-snelheidsklasse 3 kaart of hoger.

2 Gaat uit van standaard bitsnelheid.

O

Als de geheugenkaart een capaciteit heeft van meer dan 32 GB, zullen fi lms worden opgeslagen in afzonderlijke bestanden, ongeacht de grootte. Wanneer de kaart een capaciteit heeft van 32 GB of minder, worden fi lms die groter zijn dan 4 GB ononderbroken opgenomen in meerdere bestanden.

331

12

Technische gegevens

Systeem

Model

Productnummer

Eff ectieve pixels

Beeldsensor

FUJIFILM X-T4

FF190005

Circa 26,1 miljoen

23,5 mm × 15,6 mm (APS-C), X-Trans CMOS sensor met primaire kleurfi lter

Opslagmedia

Door Fujifi lm aanbevolen SD-/SDHC-/SDXC-geheugenkaarten

Geheugenkaartsleuven

Twee SD-geheugenkaartsleuven (UHS-II compatibel)

Bestandssysteem

Bestandsindeling

Beeldformaat

Compatibel met Design Rule for Camera File System (DCF2.0),

Exif 2.3 en Digital Print Order Format (DPOF)

Foto’s

: Exif 2.3 JPEG (gecomprimeerd); RAW (origineel RAF-formaat, ongecomprimeerd of gecomprimeerd met behulp van een omkeerbaar of niet-omkeerbaar algoritme; speciale software vereist); RAW+JPEG beschikbaar; TIFF (RGB)

Films

: H.264-standaard met stereogeluid (MOV/MP4);

H.265-standaard (MOV)

Audio (spraakmemo’s)

: Stereogeluid (WAV)

O

3

2

(6240 × 4160)

O

16

9

(6240 × 3512)

P

3

P

16

2

(4416 × 2944)

9

(4416 × 2488)

Q

3

2

(3120 × 2080)

Q

16

9

(3120 × 1760)

O

1

1

(4160 × 4160)

P

1

1

(2944 × 2944)

Q

1

1

(2080 × 2080)

Lensbevestiging

Gevoeligheid

RAW

(6240 × 4160)

TIFF

(6240 × 4160)

O

panorama

: verticaal (2160 × 9600)/horizontaal (9600 × 1440)

P

panorama

: verticaal (2160 × 6400)/horizontaal (6400 × 1440)

FUJIFILM X-bevestiging

Stille foto’s

: Standaard uitvoergevoeligheid gelijk aan

ISO 160 – 12800 in stappen van ⁄ EV; AUTO; uitgebreide uitvoergevoeligheid gelijk aan ISO 80, 100, 125, 25600 of 51200

Films

: Standaard uitvoergevoeligheid gelijk aan ISO 160 – 12800 in stappen van ⁄ EV; AUTO; uitgebreide uitvoergevoeligheid gelijk aan ISO 25600

12

332

Technische gegevens

Systeem

Lichtmeting

256-segmenten door-de-lens (TTL) lichtmeting; MULTI, SPOT,

INTEGRAAL, CENTRUMGEORIËNTEERD

Belichtingsregeling

Geprogrammeerd AE (met programmaverschuiving), sluiterprioriteit

Belichtingscompensatie

Sluitertijd

AE, diafragmaprioriteit AE en handmatige belichting

Foto’s

: –5 EV – +5 EV in stappen van ⁄ EV

Films

: –2 EV – +2 EV in stappen van ⁄ EV

MECHANISCHE SLUITER

Modus P

: 4 sec. tot ⁄ sec.

Modus A

: 30 sec. tot ⁄ sec.

Modi S en M

: 15 min. tot ⁄ sec.

Lamp

: Max. 60 min.

ELEKTRONISCHE SLUITER

Modus P

: 4 sec. tot ⁄ sec.

Modus A

: 30 sec. tot ⁄ sec.

Modi S en M

: 15 min. tot ⁄ sec.

Lamp

: 1 sec. vast

E-FR. GORDIJNSLUITER, E-FRONT + MECHANISCH

Modus P

: 4 sec. tot ⁄ sec.

Modus A

: 30 sec. tot ⁄ sec.

Modi S en M

: 15 min. tot ⁄ sec.

Lamp

: Max. 60 min.

MECHANISCH + ELEKTR., E-FR. + MECH. + ELEKTR.

Modus P

: 4 sec. tot ⁄ sec.

Modus A

: 30 sec. tot ⁄ sec.

Modi S en M

: 15 min. tot ⁄ sec.

Lamp

: Max. 60 min.

333

12

Systeem

Continu

Scherpstelling

Witbalans

Zelfontspanner

30

20

10

20

15

10

8,0

7,0

5,0

3,0

1 Beschikbaar met enkel elektronische sluiter.

2 Alleen beschikbaar met mechanische sluiter.

3 6,6 fps met elektronische sluiter.

O

De beeldsnelheid en het aantal beelden per serie kan variëren afhankelijk van de opnameomstandigheden en het type geheugenkaart dat wordt gebruikt.

Modus

: Enkelvoudig of continue AF; handmatig scherpstellen met scherpstelring

Automatisch scherpstelsysteem

: Intelligente hybride AF

(TTL contrastdetectie/fasedetectie AF) met AF-hulplicht

Selectie scherpstelgebied

: ENKEL PUNT, ZONE,

GROOTHOEK/TRACKING, ALLE

Automatisch (WIT PRIORITEIT, AUTO, OMGEVING PRIORIT.),

Aangepast 1, Aangepast 2, Aangepast 3, kleurtemperatuurselectie, direct zonlicht, schaduw, daglicht tl-verlichting, warmwit tl-verlichting, koelwit tl-verlichting, gloeilampverlichting en onder water

Uit, 2 sec., 10 sec.

12

334

Technische gegevens

Systeem

Flitsmodus

Flitsschoen

Sync-contact

Sync-terminal

Elektronische zoeker

(EVF)

LCD-scherm

Films

(met stereogeluid)

Hoge-snelheid fi lms

MODUS

: TTL-MODUS (FLASH AUTO, STANDAARD, TRAGE SYNC.),

HANDMATIG, MULTI, OFF

SYNC-MODUS

: 1E GORDIJN, 2E GORDIJN, AUTO FP (hoge-snelheid synchronisatie)

VERWIJDER R. OGEN

: e

FLASH+VERWIJDEREN,

L

FLASH, d VERWIJDEREN, UIT

Accessoireschoen met TTL-contacten; ondersteunt synchronisatiesnelheden tot ½  sec.

X-contact; ondersteunt snelle synchronisatiesnelheden tot

½  sec.

Meegeleverd

0,5-in., 3690k-stippen OLED-zoeker; zoom 0,75× met 50 mm lens

(gelijk aan 35 mm formaat) op oneindig en de dioptrie ingesteld op −1,0 m −1 ; diagonale beeldhoek van circa 38° (gemiddelde horizontale beeldhoek van circa 30°)

Dioptrie-instelling

: −4 tot +2 m

−1

Oogafstand

: Circa 23 mm

3,0-in/7,6 cm, 1620k-stippen kleuren touchscreen LCD-scherm, kantelbare LCD-monitor

Filmformaat

: V 16

9, d 17

9, W 16

9, W 17

9

Beeldsnelheid

: 59.94P, 50P, 29.97P, 25P, 24P, 23.98P

Bitsnelheid

: 400Mbps, 200Mbps, 100Mbps, 50Mbps

Opname/uitvoerformaat

H.265

: SD-kaart, 4

2

0, 10-bit/HDMI-uitvoer, 4

2

2, 10-bit

H.264

: SD-kaart, 4

2

0, 8-bit/HDMI-uitvoer, 4

2

2, 10-bit

Filmformaat

: FULL HD 16

9

Beeldsnelheid

: 240P, 200P, 120P, 100P

In-/uitgangsaansluitingen

Microfoonconnector

3,5 mm mini-stereoaansluiting

Aansluitingscontact hoofdtelefoon

De USB-connector kan worden omgezet in een hoofdtelefoon-

Connector afstandsontspanner

aansluiting met behulp van de meegeleverde hoofdtelefoonadapter

2,5 mm 3-pool mini-aansluiting

Digitale in-/uitgang

USB-aansluiting (Type-C) USB3.2 Gen1x1

HDMI-uitgang

HDMI-micro-aansluiting (Type D)

12

335

Stroomvoeding/overige

Stroomvoeding

Levensduur van de batterij

NP-W235 oplaadbare batterij (meegeleverd met de camera)

Batterijtype

: NP-W235

Lens

: XF35mmF1.4 R

Flitser

: Uitgeschakeld

Opnamemodus

: Modus

P

BOOST

NORMAAL

ECONOMISCH

Circa 480

Circa 500

Circa 600

Circa 450

Circa 500

Circa 570

BOOST

NORMAAL

ECONOMISCH

Circa 1350

Circa 1450

Circa 1700

Circa 1300

Circa 1450

Circa 1600

V

W

Hoge-snelheid fi lms

Circa 85 minuten

Circa 95 minuten

Circa 85 minuten

Circa 110 minuten

Circa 130 minuten

1 Bij een beeldsnelheid van 29,97 fps.

2 Bij een beeldsnelheid van 59,94 fps.

3 Bij een beeldsnelheid van 120 fps.

CIPA-standaard. Gemeten met de bij de camera geleverde batterij en SD-geheugenkaart.

Opmerking

: De duurzaamheid van de batterij varieert afhankelijk van de laadtoestand van de accu en de hierboven aangegeven getallen zijn niet gegarandeerd. De duurzaamheid van de batterij neemt af bij lage temperaturen.

12

336

Technische gegevens

Stroomvoeding/overige

Camera-afmetingen

134,6 mm × 92,8 mm × 63,8 mm (37,9 mm zonder uitstekende delen,

(B × H × D) gemeten op het dunste gedeelte)

Cameragewicht

Gebruiksgewicht

Circa 526 g, exclusief batterij, accessoires en geheugenkaart

Gebruiksomstandigheden

Circa 607 g, inclusief batterij en geheugenkaart

Temperatuur

: −10 °C tot +40 °C (+5 °C tot +40 °C wanneer de accu wordt opgeladen)

Vochtigheid

: 10% tot 80% (geen condensvorming)

Draadloze zender

Draadloze LAN

Normen

Werkingsfrequentie

(middenfrequentie)

Maximaal radiofrequentievermogen

(EIRP)

IEEE 802.11b/g/n (standaard draadloos protocol)

Japan, China

: 2412 MHz–2472 MHz (13 kanalen)

Overige landen

12,36 dBm

Toegangsprotocollen

Infrastructuur

: 2412 MHz–2462 MHz (11 kanalen)

Bluetooth®

Normen

Werkingsfrequentie

(middenfrequentie)

Maximaal radiofrequentievermogen

(EIRP)

Bluetooth versie 4.2 (Bluetooth lage energie)

2402 MHz–2480 MHz

3,23 dBm

337

12

Technische gegevens

NP-W235 oplaadbare batterij

Nominale spanning

7,2 V

Nominale capaciteit

2350 mAh

Eff ectieve capaciteit

2200 mAh

Gebruikstemperatuur

0 °C tot +40 °C

Afmetingen

(B × H × D)

38,92 mm × 22,8 mm × 52,26 mm

Gewicht

Circa 79 g

AC-5VJ Netstroomadapter

Nominale invoer

100 V–240 V wisselstroom, 50/60 Hz

Ingangscapaciteit

Max. 50 VA

Nominale uitvoer

5,0 V gelijkstroom, max. 3 A

Gebruikstemperatuur

0 °C tot +40 °C

Gewicht

Circa 45 g ±2 g

N

Gewicht en afmetingen kunnen per land of regio variëren.

O

De specifi caties en prestaties zijn onderhevig aan verandering zonder kennisgeving. Fujifi lm is niet aansprakelijk voor fouten die deze gebruiksaanwijzing kunnen bevatten. Het uiterlijk van het product kan verschillen van de beschrijving in deze handleiding.

12

338

MEMO

339

7-3, AKASAKA 9-CHOME, MINATO-KU, TOKYO 107-0052, JAPAN https://fujifilm-x.com

advertisement

Related manuals

Download PDF

advertisement

Table of contents