MTD Zero Turn Serie RZT-S de handleiding


Add to my manuals
19 Pages

advertisement

MTD Zero Turn Serie RZT-S de handleiding | Manualzz

+

)25012%

MTD Products Aktiengesellschaft • Saarbrücken • Germany

English . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4

(Original operating instructions)

Français . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16

(Notice d’instructions d’origine)

Deutsch . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30

(Originalbetriebsanleitung)

Nederlands . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42

(Originele gebruiksaanwijzing)

Italiano . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55

(Istruzioni per l’uso originali)

Español . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68

(Instrucciones de funcionamiento originales)

Svenska . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82

(Originalbruksanvisning)

Dansk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93

(Originale driftsvejledning)

Norsk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105

(Originale driftsanvisningen)

Suomi . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117

(Alkuperäinen käyttöohjekirja)

Polski . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129

(Oryginalna instrukcja obsługi)

Eesti . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143

(Originaalkasutusjuhend)

Nederlands

Inhoudsopgave

Voor uw veiligheid . . . . . . . . . . 42

Monteren . . . . . . . . . . . . . . . . . 44

Bedienings- en indicatieelementen . . . . . . . . . . . . . . . . . 45

Bedienen . . . . . . . . . . . . . . . . . 47

Tips voor het verzorgen van het gazon . . . . . . . . . . . . . 50

Vervoeren . . . . . . . . . . . . . . . . 50

Reiniging/onderhoud . . . . . . . . 50

Demontage/Montage en Instellingen het snijmechanisme . . . . . . . . . . . . 52

Machine wegzetten . . . . . . . . . 52

Garantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53

Informatie over de motor . . . . . 53

Hulp bij storingen . . . . . . . . . . . 53

Gegevens op het typeplaatje

Deze gegevens zijn belangrijk om vast te stellen welk type zitmaaier u hebt bij het bestellen van vervangingsonderdelen en voor de klantenservice. U vindt het typeplaatje onder de stoel van de bestuurder. Vul alle gegevens van het typeplaatje van uw machine in het onderstaande vakje in.

Deze en overige gegevens over de machine vindt u in de aparte CEconformiteitsverklaring, die een bestanddeel van deze gebruiksaanwijzing vormt.

Afbeeldingen

Vouw de pagina's met afbeeldingen en aan het begin van de gebruiksaanwijzing open.

Details van afbeeldingen kunnen verschillen van de door u gekochte machine.

Voor uw veiligheid

De machine juist gebruiken

Deze machine is bestemd voor het gebruik

– als zitmaaier voor het maaien van gazons in particuliere tuinen,

– met toebehoren dat uitdrukkelijk voor dit gereedschap is toegelaten,

– volgens de beschrijvingen en veiligheidsvoorschriften in deze gebruiksaanwijzing.

Elk ander gebruik is geen gebruik volgens de voorschriften. Het gebruik anders dan volgens de voorschriften heeft het vervallen van de garantie en afwijzing van elke verantwoordelijkheid van de zijde van de fabrikant tot gevolg.

De gebruiker is aansprakelijk voor alle schade van derden en van hun eigendom. Bij eigenmachtige veranderingen van de machine bestaat geen aansprakelijkheid van de fabrikant voor daaruit voortkomende schade.

Deze machine mag niet worden gebruikt op de openbare weg en is niet bestemd voor het vervoer van personen.

Algemene veiligheidsvoorschriften

Lees voor het eerste gebruik van de machine deze gebruiksaanwijzing zorgvuldig door en volg de aanwijzingen op. Stel andere gebruikers op de hoogte van het juiste gebruik. Gebruik de machine alleen in de door de fabrikant voorgeschreven en geleverde technische toestand.

Bewaar deze gebruiksaanwijzing zorgvuldig en houd deze gereed voor elk gebruik. Geef de gebruiksaanwijzing door aan een eventuele volgende eigenaar van de machine. Vervangingsonderdelen en toebehoren moeten voldoen aan de door de fabrikant vastgelegde eisen. Gebruik daarom alleen originele vervangingsonderdelen en origineel toebehoren of de door de fabrikant toegelaten vervangingsonderdelen en toebehoren. Laat reparaties uitsluitend door een gespecialiseerd bedrijf uitvoeren.

42

Gebruiksaanwijzing

Voor de werkzaamheden met de machine

Personen die de machine gebruiken mogen niet onder invloed van verdovende middelen

(zoals alcohol, drugs of medicijnen) staan.

Deze machine is niet bestemd om te worden gebruikt door personen

(inclusief kinderen) met beperkt fysieke, sensorische of geestelijke vermogens, met gebrekkige ervaring en/of gebrekkige kennis, tenzij onder toezicht van een voor hun veiligheid verantwoordelijke persoon of voorzien van aanwijzingen van deze persoon ten aanzien van het gebruik van de machine.

Er dient op te worden toegezien dat kinderen niet met deze machine spelen.

Personen jonger dan 16 jaar mogen de machine niet bedienen en mogen geen overige werkzaamheden aan de machine uitvoeren, zoals onderhoud, reiniging of instellingen. De minimumleeftijd van de gebruikers kan worden vastgelegd door plaatselijke bepalingen.

Maak uzelf voor het begin van de werkzaamheden vertrouwd met alle voorzieningen en bedieningselementen en hun functies.

Bewaar brandstof alleen in daarvoor goedgekeurde tanks en nooit in de buurt van een verwarmingsbron (bijvoorbeeld een oven of warmwaterboiler).

Vervang een beschadigde uitlaat, brandstoftank of tankdeksel.

Koppel aanhangers of opbouwapparaten volgens de voorschriften vast. Opbouwapparaten, aanhangers, ballastgewichten en gevulde grasvangers beïnvloeden de rijeigenschappen, in het bijzonder de stuurbaarheid, het remvermogen en de kans op kantelen.

Gebruiksaanwijzing

Tijdens de werkzaamheden met de machine

Draag bij werkzaamheden met of op de machine geschikte werkkleding (zoals veiligheidsschoenen, lange broek, nauw sluitende kleding, veiligheidsbril en gehoorbescherming).

Gebruik de machine uitsluitend wanneer deze technisch geheel in orde is.

De machine nooit zonder gemonteerd maaiwerk gebruiken.

Verander nooit de fabrieksinstellingen van de motor.

Vul de tank nooit met benzine als de motor loopt of heet is. Vul de tank uitsluitend buitenshuis.

Voorkom open vuur en vonkvorming en rook niet.

Controleer dat zich geen personen

(in het bijzonder kinderen) of dieren ophouden in de werkomgeving.

Controleer het terrein waar u de machine gebruikt en verwijder alle voorwerpen die meegenomen en weggeslingerd kunnen worden.

Zo voorkomt u het in gevaar brengen van personen of schade aan de machine.

Maai niet op hellingen met een stijging van meer dan 20 procent.

Werkzaamheden op hellingen zijn gevaarlijk. De machine kan kantelen of wegglijden. Rijd nooit omhoog en omlaag op een helling, maar altijd dwars op de helling.

Altijd voorzichtig beginnen met rijden en voorzichtig remmen op een helling. Als u naar beneden rijdt, langzaam rijden en op de motor remmen.

Gebruik op hellingen van meer dan 9 % geen zware opbouwapparaten, zoals grasvanginrichting, transportaanhanger of graswals.

Maai geen gras met een halmhoogte van meer dan 25 cm.

Werk met de machine alleen bij daglicht of bij voldoende kunstlicht.

Met de machine mogen geen personen worden vervoerd.

Neem geen bijrijder mee.

Altijd voor werkzaamheden aan de machine

Bescherm uzelf tegen verwondingen. Altijd voor werkzaamheden aan deze machine:

– Zet de motor uit.

– Trek de sleutel uit het contact.

– Vergrendel de vastzetrem.

– Wacht tot alle bewegende delen volledig tot stilstand gekomen zijn. De motor moet afgekoeld zijn.

– Trek de bougiestekker los van de motor zodat onbedoeld starten van de motor niet mogelijk is.

Altijd na werkzaamheden met de machine

Verlaat de machine pas nadat u de motor hebt uitgezet en de sleutel uit het contactslot hebt getrokken.

Veiligheidsvoorzieningen

Veiligheidsvoorzieningen dienen voor uw bescherming en moeten altijd hun functie kunnen vervullen.

U mag niets aan de veiligheidsvoorzieningen veranderen en u mag hun functie niet uitschakelen.

Veiligheidsvoorzieningen zijn:

Uitwerpklep

Afb. 17

De uitwerpklep beschermt u tegen verwondingen door het maaimes en naar buiten geworpen voorwerpen. De machine mag alleen worden gebruikt met een gemonteerde uitwerpklep.

Veiligheidsblokkeersysteem

Het veiligheidsblokkeersysteem maakt starten van de motor alleen mogelijk wanneer

– de chauffeur op de stoel heeft plaatsgenomen,

– het rempedaal is ingedrukt resp. de vastzetrem in de parkeerstand staat,

– de PTO-schakelaar in de stand

„Uit/Off” staat,

Het veiligheidsblokkeersysteem schakelt automatisch de motor uit zodra de bediener de stoel verlaat, als hij niet eerst de vastzetrem heeft bediend.

Nederlands

Het veiligheidsblokkeersysteem schakelt automatisch het maaiwerk uit zodra de bediener de stoel verlaat, als hij niet eerst de vastzetrem heeft bediend.

Bij machines zonder OCR-functie of als de OCR-functie uitgeschakeld is, voorkomt het veiligheidsblokkeersysteem achteruitrijden met ingeschakeld maaiwerk

(automatische uitschakeling van het maaiwerk).

Informatie over de PTOschakelaar

Bij automatische uitschakeling door het veiligheidsblokkeersysteem (bijvoorbeeld achteruitrijden met ingeschakeld maaimechanisme) moet de schakelaar eerst in de stand „uit” en vervolgens weer in de stand

„aan” worden gezet om de blokkering van de koppeling op te heffen.

Symbolen op het apparaat

Op het apparaat vindt u verscheidene stickers met symbolen. Deze hebben de volgende betekenis:

!

Let op! Lees voor ingebruikneming de gebruiksaanwijzing.

Houd derden uit de buurt van het gevaarlijke gebied!

Verwondingsgevaar door ronddraaiende messen of onderdelen. Handen en voeten niet in openingen houden terwijl de machine loopt.

43

Nederlands

Verwondingsgevaar door ronddraaiende messen of onderdelen.

Trek voor werkzaamheden aan de maaimessen de bougiestekker los.

Houd vingers en voeten uit de buurt van de maaigereedschappen! Voor het instellen, schoonmaken of controleren van de machine moet deze worden uitgeschakeld en moet de bougiestekker worden losgetrokken.

Verwondingsgevaar door naar buiten geworpen gras of voorwerpen.

Er mogen zich geen personen (in het bijzonder kinderen) of dieren in de werkomgeving bevinden.

Werkzaamheden op steile hellingen kunnen gevaarlijk zijn.

Rijd nooit omhoog en omlaag op een helling, maar altijd dwars op de helling.

Machine met optionele grasvangvoorziening alleen samen met gemonteerd frontcompensatiegewicht gebruiken.

Let op!

Explosiegevaar.

Accuzuur/

Gevaar voor brandwonden.

Waarschuwing voor heet oppervlak!

Altijd vóór de werkzaamheden de sleutel uit het contactslot trekken en de aanwijzingen in deze gebruiksaanwijzing in acht nemen.

Bij het in- en uitstappen nooit op het maaiwerk gaan staan!

De machine mag alleen met de gemonteerde uitwerpklep of het mulchsluitstuk gebruikt worden.

Zorg dat deze symbolen op de machine altijd leesbaar blijven.

Symbolen in deze gebruiksaanwijzing

In deze gebruiksaanwijzing worden de volgende symbolen gebruikt:

Gevaar

U wordt gewezen op gevaren die samenhangen met de beschreven handeling. Er bestaat verwondingsgevaar voor personen.

Let op

U wordt gewezen op gevaren die samenhangen met de beschreven handeling. Er bestaat gevaar voor beschadiging van de machine.

Opmerking

Geeft belangrijke informatie en gebruikstips aan.

Positieaanduidingen

Plaatsaanduidingen voor de machine (bijvoorbeeld links, rechts) worden altijd gegeven vanuit de stoel van de chauffeur in de werkrichting van de machine.

Gebruiksaanwijzing

Verwijderen van afval

Verpakkingsresten, oude apparaten, enz. moeten volgens de geldende voorschriften worden afgevoerd.

Monteren

Opmerking

Om de tractor met de hand te kunnen bewegen, moet de transmissieontgrendelingshendel in de juiste stand staan. Zie daarvoor het gedeelte „Bedienings- en weergave-elementen – transmissieontgrendeling”.

De accu in gebruik nemen

Gevaar

Vergiftigings- en verwondingsgevaar door accuzuur

Draag een veiligheidsbril en werkhandschoenen. Voorkom aanraking van de huid met accuzuur.

Als er accuzuur in uw gezicht of ogen komt, onmiddellijk met koud water afwassen en een arts raadplegen. Mocht u accuzuur hebben ingeslikt, veel water drinken en onmiddellijk een arts raadplegen. Bewaar accu's buiten bereik van kinderen. Kantel de accu nooit, omdat accuzuur uit de accu kan lopen.

Geef overgebleven accuzuur af bij uw vakhandel of bij een afvalverwerkingsbedrijf.

Let op

Brandgevaar, explosie en corrosie door accuzuur en gassen van accuzuur

Reinig de onderdelen van de machine waarop accuzuur gespat is onmiddellijk. Accuzuur werkt corroderend.

Rook niet en houd brandende en hete voorwerpen uit de buurt.

Laad accu's alleen in een goed verlichte en droge ruimte op.

Voorkom kortsluiting bij werkzaamheden aan de accu. Leg geen gereedschappen of metalen voorwerpen op de accu.

44

Gebruiksaanwijzing

Opmerking

De batterij bevindt zich onder de chauffeursstoel.

Afbeelding 2a

De accu is met accuzuur gevuld en in de fabriek verzegeld. Maar ook een „onderhoudsvrije” accu heeft onderhoud nodig om een bepaalde levensduur mogelijk te maken.

Houd de accu schoon.

Voorkom kantelen van de accu.

Ook uit een „verzegelde” accu loopt elektrolytvloeistof wanneer deze wordt gekanteld.

Laad de accu voor de eerste ingebruikneming met een acculader (maximale laadstroom

12 volt, 6 ampère) gedurende

1–6 uur op. Trek na het opladen eerst de netstekker uit het oplaadapparaat en maak vervolgens de klemmen van de accu los (zie ook gebruiksaanwijzing van het oplaadapparaat).

Let op

Neem de montagevolgorde bij het los- en vastmaken van de accuklemmen in acht.

Montage:

Maak eerst de rode kabel

(+/pluspool) en vervolgens de zwarte kabel (–/minpool) vast.

Demontage:

Sluit eerst de zwarte kabel

(–/minpool) en vervolgens de rode kabel (+/pluspool) aan.

Stuurkolom monteren

Afb. 2b

Stuurkolom naar voren kantelen en in een van de twee mogelijke standen met de meegeleverde schroeven (1) en onderlegringen

(2) bevestigen.

Stuurwiel monteren

Afbeelding 2c

Afdekkap (1, afhankelijk van

 uitvoering) van stuurwiel verwijderen. Schroef (2) en onderlegring (3 ) verwijderen.

Bij rechtop staande wielen het

 stuurwiel op de stuuras zetten.

Leg de onderlegring (3) met de bolle kant naar boven neer en bevestig het stuurwiel met de schroef (2).

Afdekkap (1, afhankelijk van uitvoering) inzetten.

Stoel monteren

Afbeelding 2d

Opmerking

Bij het monteren van de stoel de kabel van de stoelschakelaar niet beschadigen! Overtollige kabel in de opening van de stoeldrager terugduwen.

Uitwerpklep aan maaiwerk monteren

Afb. 2e

Moeren (1) van de dragerbouten

(2) verwijderen.

Uitwerpklep (3) op de dragerbouten (2) monteren en met de moeren (1) bevestigen.

Bedienings- en indicatieelementen

Let op.

Beschadiging van de machine.

Hier worden eerst de functies van de bedienings- en aanduidingselementen beschreven. Voer nog geen functies uit!

Afbeelding 1

1 Pedaal vooruitrijden

2 Pedaal achteruitrijden

3 Pedaal voor vastzetrem/

Tempomat

4 Hendel voor maaihoogteinstelling

5 Gashendel/choke *

6 Combi-indicatie *

7 Choke *

8 PTO-schakelaar

9 Blikjeshouder

10 Contactslot *

11 Opbergvak

12 Transmissieontgrendelingshendel

13 Brandstoftank

14 Stoelverstelhendel *

15 Stuurwiel

16 Rempedaal

(* afhankelijk van model)

Nederlands

Pedaal vooruitrijden (1)

Afbeelding 8

Met het pedaal regelt u de rijsnelheid in voorwaartse richting.

Pedaal achteruitrijden (2)

Afbeelding 8

Met het pedaal regelt u de rijsnelheid in achterwaartse richting.

Opmerking over het pedaal vooruit-/achteruitrijden

Laat het pedaal los als u wilt stoppen of van rijrichting wilt veranderen.

Vastzetrem/Tempomat (3)

Afbeelding 8

Dit pedaal heeft een dubbele functie:

Bedien de vastzetrem

Rempedaal (16) helemaal

: indrukken en pedaal indrukken.

Maak de vastzetrem los:

Rempedaal (16) helemaal indrukken, pedaal komt los.

Tempomat inschakelen:

Bij het rijden het pedaal indrukken.

De op dit tijdstip gekozen voorwaartse snelheid (echter niet de maximumsnelheid) wordt aangehouden. U kunt uw voet van het rijpedaal nemen.

Bij bediening van het vooruitrijpedaal of van het rempedaal wordt de Tempomat automatisch uitgeschakeld.

Hendel voor maaihoogteinstelling (4)

Afbeelding 1

Grote maaihoogte, maaimechanisme hoog = hendel op „H/8”.

Kleine maaihoogte, maaimechanisme laag = hendel op „L/1”.

Opmerking

Kleine maaihoogte ~3,8 cm.

Grote maaihoogte ~10 cm.

45

Nederlands

Choke (7/5, afhankelijk van model)

Afbeelding 5

Trek de choke uit voor een start met een koude motor (Afb. 5a) of zet de gashendel in stand

(afb. 5b).

Gashendel (5)

Afbeelding 4

Motortoerental traploos instellen.

Hoog motortoerental =

Langzaam motortoerental =

.

.

Combinatie-indicatie (6)

(optioneel)

Afbeelding 7

De combinatie-indicatie kan bestaan uit de volgende elementen, afhankelijk van de uitvoering:

Oliedruk (1):

Als de indicatielamp brandt terwijl de motor loopt, dient u de motor onmiddellijk uit te schakelen en het oliepeil te controleren. Laat de machine indien nodig nazien.

Rem (2):

De indicatielamp brandt als bij het starten van de motor het rempedaal niet is ingedrukt resp. de vastzetrem niet is vergrendeld.

Snijmechanisme (PTO) (3):

De indicatielamp brandt als bij het starten van de motor het maaimechanisme (PTO) niet is uitgeschakeld.

Oplaadindicatie accu (4):

Wanneer de controlelamp brandt terwijl de motor loopt, wordt de accu onvoldoende opgeladen.

Laat de machine indien nodig nazien.

Bedrijfsurenteller (5):

Geeft het aantal bedrijfsuren in hele uren en tienden van uren in het display aan.

Ampèremeter (6):

Geeft de laadstroom van de dynamo voor de accu aan.

Optionele functies (afhankelijk van model)

Afb. 7a: Type 1

Afb. 7b: Type 2

Bedrijfsurenteller (type 1, type 2):

Als de ontsteking wordt ingeschakeld, wordt kort de accuspanning weergegeven. Vervolgens wordt het aantal bedrijfsuren weergegeven.

Bedrijfsuren worden altijd geteld, behalve wanneer de contactsleutel op „Stop” staat of uit het contact is getrokken.

Olieverversingsindicatie (type 1):

Elke 50 bedrijfsuren (afhankelijk van de uitvoering) wordt 5 minuten lang in het display een indicatie voor het verversen van de olie

„CHG/OIL” weergegeven.

Deze melding wordt de volgende

2 bedrijfsuren weergegeven.

Zie het motorhandboek voor intervallen voor het verversen van de olie.

Onderhoudsindicatie (type 2):

De onderhoudsindicatie wijst de gebruiker op onderhoudsintervallen voor verversen van de motorolie en vervanging van het luchtfilter en geeft waarschuwingssignalen voor oliepeil en accuspanning.

Olie verversen:

Elke 50 bedrijfsuren

(olieverversingsinterval) lichten in het display achtereenvolgens de letters CHG – OIL – SOON gedurende 7 minuten op.

Onmiddellijk de motorolie verversen, zie bedieningshandleiding van de motor.

Oliepeil:

Lichten in het display achtereenvolgens de letters

– TIME

LO –

OIL – TIME op, is het motoroliepeil te laag.

De motor onmiddellijk uitschakelen en het motoroliepeil controleren, zie de bedieningshandleiding van de motor. Vul indien nodig olie bij.

Accuspanning:

Als de sleutel in de stand

wordt gedraaid, wordt kort de accuspanning weergegeven en vervolgens het totale aantal bedrijfsuren.

Lichten in het display achtereenvolgens de letters laag (< 11,5 volt).

LO – BATT –

TIME op, is de accuspanning te

Gebruiksaanwijzing

De accu zo snel mogelijk bijladen zoals aangegeven in het gedeelde

„Onderhoud” van dit gebruikershandboek. Eventueel het laadsysteem door een gespecialiseerde werkplaats op mogelijke schade laten controleren.

Luchtfilteronderhoud:

Elke 25 bedrijfsuren

(luchtfilteronderhoudsinterval) lichten in het display achtereenvolgens de letters CLN – AIR –

Filt – TIME gedurende 7 minuten op.

Onmiddellijk luchtfilteronderhoud uitvoeren, zie bedieningshandleiding van de motor.

Aanwijzingen:

– TIME betekent: Het totale aantal bedrijfsuren (zie boven) wordt weergegeven.

– Als olieverversings- en luchtfilteronderhoudsinterval op hetzelfde tijdstip samenvallen, zal eerst de olieverversingsindicatie oplichten en vervolgens de luchtfilterindicatie.

PTO-schakelaar (8)

Afbeelding 6

Met de PTO-schakelaar wordt het maaimechanisme via een elektromechanische koppeling in- en uitgeschakeld.

Inschakelen = trek aan de schakelaar.

Uitschakelen = druk op de schakelaar.

Opmerking

Bij automatische uitschakeling door het veiligheidsblokkeersysteem (bijvoorbeeld achteruitrijden met ingeschakeld maaimechanisme) moet de schakelaar eerst in de stand „uit” en vervolgens weer in de stand

„aan” worden gezet om de blokkering van de koppeling op te heffen.

Dooshouder (9)

Afbeelding 1

46

Gebruiksaanwijzing

Contactslot (10, afhankelijk van model)

Contactslot

Afbeelding 3a

Starten: draai de sleutel naar rechts tot de motor loopt. Sleutel staat op .

Stoppen:

Stoppen = draai de sleutel naar links op .

Contactslot met OCR-functie

Afb. 3b

Dit contactslot is voorzien van een

OCR-functie (door de gebruiker bestuurd achteruit maaien).

Starten: draai de sleutel naar rechts tot de motor loopt. Sleutel staat op

(normale stand) en staat voorwaarts maaien toe.

OCR-stand: sleutel naar links van normale stand op stand voor achteruit maaien draaien en op de schakelaar (1) drukken.

De controlelamp (2) brandt en geeft aan dat er nu achteruit en vooruit met de machine kan worden gemaaid.

Stoppen:

Stoppen = draai de sleutel naar links op .

Opmerking

Gebruik de OCR-functie alleen indien beslist noodzakelijk en werk anders in de normale stand.

De OCR-functie wordt automatisch uitgeschakeld zodra de sleutel in de nulstand wordt gedraaid of de motor wordt uitgeschakeld

(stopstand of uitschakeling van de motor door het veiligheidsblokkeersysteem).

Opbergvak (11)

Afbeelding 1

Transmissieontgrendeling

(12)

Afbeelding 9

Duwen van de machine terwijl de motor uitgeschakeld is.

Beide hendels (in de buurt van elk van beide achterwielen naar buiten trekken en vervolgens naar rechts duwen.

Voor het rijden moet de hendel naar links worden geduwd en naar binnen worden gedrukt.

Brandstoftank (13)

Afbeelding 1

Instelbare stoel

(14, optioneel)

Afbeelding 12

Trek aan de hendel en stel de stoel in.

Stuurwiel (15)

Afbeelding 1

Rempedaal (16)

Afbeelding 8

Het rempedaal kan worden gebruikt voor snel afremmen, activeren en deactiveren van de vastzetrem en voor het uitschakelen van de tempomat.

Opmerking

Het vooruit- en achteruitrijpedaal mogen niet gebruikt worden wanneer het rempedaal wordt bediend. Dit kan tot schade aan de transmissie leiden.

Bedienen

Neem ook de aanwijzingen in het handboek van de motor in acht.

Gevaar

Verwondingsgevaar

Personen, kinderen of dieren mogen zich bij het maaien nooit in de buurt van de machine bevinden.

Ze kunnen gewond raken door naar buiten geslingerde stenen en dergelijke. Kinderen mogen de machine nooit bedienen.

Wees bijzonder voorzichtig bij achteruit maaien (machines met

OCR-schakelaar). Er mogen zich geen personen in het werkbereik van de machine bevinden.

Maak de grasvanger nooit leeg terwijl de messen draaien. Bij het leegmaken van de grasvanger kunt u of kunnen anderen door naar buiten geslingerd maaigoed gewond raken.

Bij het maaien op steile hellingen kan de machine kantelen en u kunt gewond raken.

Nederlands

Rijd nooit omhoog en omlaag op een helling, maar altijd dwars op de helling. Rijd alleen op aflopend terrein met een hellingspercentage van maximaal 20 %. Niet op de helling keren.

Bij het maaien van nat gras kan de machine wegglijden door verminderde grip op de grond en u kunt vallen. Maai alleen als het gras droog is.

Te hoge snelheid leidt tot gevaar voor ongevallen.

Houd voldoende afstand bij het maaien langs randen, bijvoorbeeld in de buurt van steile hellingen, onder bomen of langs struiken en heggen.

Wees bijzonder voorzichtig als u bij het maaien achteruit rijdt.

Controleer het terrein waarop u de machine gebruikt en verwijder alle voorwerpen die vastgegrepen en weggeslingerd kunnen worden.

Als een voorwerp (bijvoorbeeld een steen) door het mes wordt geraakt of als de machine ongewoon begint te trillen: motor onmiddellijk uitzetten. Machine vóór verder gebruik door een gespecialiseerde werkplaats op schade laten onderzoeken.

Ga bij een sikkelmaaier nooit voor de grasuitwerpopeningen staan.

Houd handen of voeten nooit bij of onder draaiende delen.

Zet de motor uit en trek de sleutel uit het contact en de bougiestekker los voordat u blokkeringen losmaakt of verstoppingen in het uitwerpkanaal verwijdert.

Gebruik de machine niet bij slechte weersomstandigheden of bij kans op regen of onweer.

Verstikkingsgevaar door koolmonoxyde

Laat de verbrandingsmotor alleen buitenshuis lopen.

Explosie- en brandgevaar

Brandstof- en benzinedampen zijn explosief en brandstof is zeer brandbaar.

Vul de tank met brandstof voordat u de motor start. De tank moet gesloten blijven als de motor loopt of nog heet is.

47

Nederlands

Tank alleen met brandstof vullen als de motor is uitgeschakeld en afgekoeld. Voorkom open vuur en vonkvorming en rook niet. Vul de tank uitsluitend buitenshuis.

Als brandstof is gemorst, de motor niet starten.

Machine verwijderen van de plaats waar de brandstof is gemorst en wachten totdat de brandstofdampen vervluchtigd zijn.

Ter voorkoming van brandgevaar dient u de volgende delen vrij van gras en naar buiten komende olie te houden: motor, uitlaat, accu en brandstoftank.

Gevaar

Verwondingsgevaar door defecte machine.

Gebruik de machine uitsluitend als deze geheel in orde is.

Altijd vóór het gebruik de machine optisch controleren. Controleer vooral veiligheidsvoorzieningen, bedienings-elementen en schroefverbindingen en controleer of deze niet beschadigd zijn en stevig vastzitten.

Vervang de beschadigde onderdelen voordat u de machine gebruikt.

Bedrijfstijden

Neem de geldende voorschriften ten aanzien van gebruikstijden in acht (na te vragen bij de gemeente).

Vóór elk gebruik

Controleer:

 alle veiligheidsvoorzieningen,

 het oliepeil van de motor

(zie motorhandboek), de inhoud van de tank, de bandendruk,

 beplating aan de zijkant, opbouwapparaten, omgeving van het luchtfilter op vuil en maairesten.

Tanken en oliepeil controleren

Opmerking

De motor is in de fabriek met olie gevuld. Controleer het oliepeil en voeg indien nodig olie toe.

Tank loodvrije benzine.

Vul de brandstoftank maximaal tot 2 cm onder de rand van de vulopening.

Sluit de brandstoftank stevig.

Controleer het oliepeil.

Het oliepeil moet tussen de markeringen „Full/Max.” en

„Add/Min.” liggen. Zie ook het handboek van de motor.

Bandendruk controleren

Controleer de bandendruk (zie

„Zijkant van de banden”) van alle banden. Indien nodig corrigeren.

Instellingen voor het rijden

Zet de machine op een vaste, egale ondergrond en schakel de vastzetrem in.

Voer de werkzaamheden uit

 terwijl de motor stilstaat.

Trek de sleutel uit het contactslot.

Bij alle werkzaamheden aan bewegende delen:

 maak ook de bougiestekker los van de bougie.

Chauffeurstoel instellen

Afbeelding 12

Plaats op chauffeursstoel

 innemen.

Zet de stoel in de gewenste stand.

Instelling van de maaiwerkwielen

Afbeelding 16

De maaiwerkwielen moeten in de laagste maaiwerkstand altijd minstens 6–12 mm boven de grond staan. De maaiwerkwielen zijn er niet voor geconstrueerd om de last van het maaiwerk te dragen. Indien nodig gelijkmatig verplaatsen.

Opmerking

Het aantal maaiwerkwielen varieert per model:

– 107 cm-maaiwerk:

2 wielen voor

– 117 cm-maaiwerk:

2 wielen voor en 2 wielen achter

– 127 cm/137 cm-maaiwerk:

2 wielen voor en 2 looprollen

(achterrollen) achter

Gebruiksaanwijzing

Instelling van de rollen aan de achterkant (afhankelijk van model)

De rollen aan de achterzijde kunnen in twee standen worden gemonteerd.

Afbeelding 15

Positie „Hoog” (bovenste gat):

Standaardpositie – het gras wordt niet gerold of slechts minimaal.

Positie „Laag” (onderste gat):

Rolpositie – het gras wordt na het maaien extra gerold.

Borgpen (1) aan de rechterzijde verwijderen.

As (2) naar links naar buiten trekken.

Steek de as in het gewenste gat

(hoog/laag). Bij het insteken de rollen (3) weer op de as duwen.

As (2) met de groef correct afstellen en door de rechterhouder duwen. Steek de borgpen (1) weer in.

Opmerking

Monteer de achterrol altijd aan beide zijden in dezelfde stand

(hoog/laag).

Motor starten

Neem plaats op de chauffeursstoel.

Schakel de messen uit:

Schakel de PTO uit en zet het maaimechanisme omhoog.

Druk het rempedaal helemaal in en vergrendel de vastzetrem.

Rijpedalen niet bedienen

(= neutrale positie, N-stand).

Zet de gashendel op .

Trek bij een koude motor de choke uit of zet de gashendel op

.

Draai de contactsleutel op tot de motor loopt (startpoging max.

5 seconden, wacht 10 seconden tot de volgende poging). Als de motor loopt, draait u de contactsleutel op / .

Zet de choke langzaam terug.

Zet de gashendel terug tot de motor loopt.

48

Gebruiksaanwijzing

Motor stoppen

Zet de gashendel op de middelste gasstand.

Laat de motor ca. 20 minuten lopen.

Zet de contactsleutel op .

Trek de sleutel uit het contactslot.

Vergrendel de vastzetrem voordat u de machine verlaat.

Rijden

Gevaar

Abrupt beginnen met rijden, plotseling stoppen en rijden met te hoge snelheid verhoogt de kans op ongevallen en kan tot beschadiging van de machine leiden.

Verstel de stoel nooit tijdens het rijden.

Opmerking

Wees bijzonder voorzichtig bij het achteruitrijden. Verander nooit van rijrichting zonder de machine eerst tot stilstand te brengen.

Motor zoals aangegeven starten.

Maak de vastzetrem los: Druk het rempedaal helemaal in en laat het weer los.

Bedien het rijpedaal langzaam tot de gewenste snelheid wordt bereikt.

Opmerking

Het vooruit- en achteruitrijpedaal mogen niet gebruikt worden wanneer het rempedaal wordt bediend. Dit kan tot schade aan de transmissie leiden.

Machine stoppen

Laat het rijpedaal los.

Trap het rempedaal in tot de machine stilstaat.

Maaien

Opmerking

– Bij normaal maaien /

(zie bediening contactslot):

Schakel het maaimechanisme uit voordat u achteruit rijdt en zet het omhoog.

– Bij achteruit maaien

(zie bediening contactslot): wees bijzonder voorzichtig bij het achteruit maaien, maai alleen achteruit indien beslist nodig.

– Verander niet van rijrichting als de machine rolt of rijdt.

Motor zoals aangegeven starten.

Zet de gashendel op voor

 voldoende afgegeven vermogen.

Schakel het maaimechanisme in.

Zet het maaimechanisme omlaag.

Maak de vastzetrem los:

Druk het rempedaal helemaal in en laat het weer los.

Kies met het pedaal voor vooruit rijden de voorwaartse rijrichting en de gewenste snelheid (door langzaam bedienen).

De machine rijdt.

Informatie over de PTOschakelaar

Bij automatische uitschakeling door het veiligheidsblokkeersysteem (bijvoorbeeld achteruitrijden met ingeschakeld maaimechanisme) moet de schakelaar eerst in de stand „uit” en vervolgens weer in de stand „aan” worden gezet om de blokkering van de koppeling op te heffen.

Algemeen

Let er bij de instelling van de maaihoogte en rijsnelheid op dat de machine niet overbelast wordt.

De maaihoogte en de rijsnelheid moeten worden aangepast aan de lengte, de aard en de vochtigheid van het te maaien gras om het gras probleemloos met een grasvanger op te kunnen vangen.

Wanneer verstoppingen optreden, dient u de rijsnelheid te verminderen en de maaihoogte groter in te stellen.

Gazon optimaal maaien

Maai de eerste beide banen zo dat het maaiafval opzij naar het midden valt.

Laat het gras nooit te lang

 groeien

Maai het gras nooit te kort

Rijd in rechte banen

Maai niet met hoge snelheid, in het bijzonder wanneer er een mulch-kit of een grasbak is aangebracht.

Nederlands

Mulchen

Met het juiste toebehoren kunt u met verschillende machines ook mulchen. Vraag naar het toebehoren bij uw vakhandel.

Opmerking

Deze machine is geconstrueerd voor het maaien van gazons.

Maai geen struikgewas, onkruid of te hoog gras.

Machine wegzetten

Machine stoppen:

Laat het rijpedaal los en trap het rempedaal in tot de machine stilstaat.

Schakel de messen uit.

Zet de gashendel in de middelste stand.

Zet het maaimechanisme helemaal omhoog.

Zet de contactsleutel na

20 seconden op .

Vergrendel de vastzetrem voordat u de machine verlaat.

Trek de sleutel uit het contactslot.

Machine duwen

Afbeelding 9

Duw de machine alleen als de motor is uitgeschakeld.

Maak de vastzetrem los.

Beide transmissies ontgrendelen:

Beide transmissieontgrendelingshendels uittrekken en naar rechts duwen.

Zet voor het starten van de mode beide transmissieontgrendelingshendels terug.

Opmerking

Sleep de machine nooit. Dit kan ernstige schade aan de transmissie tot gevolg hebben.

49

Nederlands

Tips voor het verzorgen van het gazon

Maaien

Gazon bestaat uit verschillende soorten gras. Als u vaak maait, bevordert dit de groei van gras met stevige wortels. Als u minder vaak maait, bevordert dit de groei van lang gras en planten (als klaver en madeliefjes ...).

De normale hoogte van een gazon bedraagt 4 tot 5 cm. Maai slechts

/

3

van de totale hoogte. Dus bij

7–8 cm op normale hoogte knippen.

Het gazon niet korter maaien dan

4 cm omdat het anders bij droog weer beschadigd raakt. Lang gras

(bijvoorbeeld na de vakantie) in verschillende beurten tot normale lengte maaien.

Mulchen met toebehoren

(optioneel)

Het gras wordt bij het maaien in kleine stukjes van ca. 1 cm gesneden en blijft liggen. Het gazon krijgt zo de beschikking over veel voedingsstoffen.

Houd rekening met het volgende:

Maai geen nat gras.

Maai nooit meer dan 2 cm van de

 totale lengte van het gras.

Rijd langzaam.

Gebruik het maximale motortoerental.

Reinig het maaidek regelmatig.

Vervoeren

Rij slechts korte stukken met de machine wanneer u deze op aan andere plaats wilt gebruiken.

Gebruik voor grote stukken een transportvoertuig.

Opmerking: de machine mag niet worden gebruikt op de openbare weg.

Korte stukken

Gevaar

Door het maaimechanisme kunnen voorwerpen worden meegenomen en weggeslingerd. Dit kan schade veroorzaken.

Schakel de maaimessen uit voordat u met de machine rijdt.

Lange stukken

Let op

Transportschade

De gebruikte transportmiddelen

(bijvoorbeeld transportvoertuig, laadperron) moeten volgens bestemming worden gebruikt.

Zie hiervoor de bijbehorende gebruiksaanwijzing. De machine moet voor het gebruik worden vastgezet zodat deze niet kan wegglijden.

Gevaar voor het milieu door lekkende brandstof.

Vervoer de machine niet in een gekantelde positie.

Zet het transportvoertuig gereed.

Breng het laadperron aan het transportvoertuig aan.

Duw de machine in de vrijloop met de hand op het laadvlak.

Transmissie eerst ontgrendelen.

Daarvoor beide transmissieontgrendelingshendels (12, afbeelding 1; in de buurt van elk van beide achterwielen) naar buiten trekken en vervolgens naar rechts duwen.

Vergrendel de vastzetrem.

Voorkom wegglijden van de machine.

Reiniging/onderhoud

Gevaar

Verwondingsgevaar door onbedoeld starten van de motor.

Bescherm uzelf tegen verwondingen. Altijd voor werkzaamheden aan deze machine:

– Zet de motor uit.

– Trek de sleutel uit het contact.

– Vergrendel de vastzetrem.

– Wacht tot alle bewegende delen volledig tot stilstand gekomen zijn. De motor moet afgekoeld zijn.

– Trek de bougiestekker van de motor los op onbedoeld starten van de motor te voorkomen.

Gebruiksaanwijzing

Reinigen

De machine reinigen

Let op

Gebruik voor het reinigen geen hogedrukreiniger.

Reinig de machine bij voorkeur meteen na het maaien.

Zet de machine op een vaste en vlakke ondergrond.

Vergrendel de vastzetrem.

Maaiwerk reinigen

Gevaar

Verwondingsgevaar door scherp maaimes.

Draag werkhandschoenen.

Bij machines met meer dan één maaimes kan de beweging van een maaimes tot het draaien van de andere messen leiden. Reinig de maaigereedschappen voorzichtig.

Let op

Motorschade

Kantel de machine niet meer dan 30°. Brandstof kan in de verbrandingsruimte lopen en tot motorschade leiden.

Zet het maaimechanisme helemaal omhoog.

Reinig de maairuimte met borstel, handveger of doek.

Maaimechanisme met reinigingssproeier (optioneel)

Afbeelding 18

Stel de machine op een vlakke ondergrond zonder grind, stenen etc. en bedien de vastzetrem.

1.Bevestig een waterslang met een in de handel verkrijgbare snelkoppeling op de reinigingssproeier.

2.Start de motor.

3.Zet het maaimechanisme naar beneden en schakel het enkele minuten in.

4.Schakel het maaimechanisme en de motor in.

5.Verwijder de waterslang.

Herhaal stap 1 t/m 5 bij de tweede reinigingsproeier (indien aanwezig).

Na beeindiging van de reinigingswerkzaamheden (stap 1–5):

Zet het maaimechanisme omhoog.

50

Gebruiksaanwijzing

Start de motor en schakel het maaimechanisme gedurende enkele minuten in om het maaimechanisme te laten drogen.

Onderhoud

Neem de onderhoudsvoorschriften in het handboek van de motor in acht. Laat de machine aan het einde van het seizoen door een gespecialiseerd bedrijf inspecteren en onderhouden.

Let op

Gevaar voor het milieu door motorolie.

Lever na het verversen van de olie de oude olie in bij een inzamelplaats voor oude olie of een afvalverwerkingsbedrijf.

Gevaar voor het milieu door accu's

Lege accu's horen niet bij het huisvuil. Geef lege accu's af bij uw leverancier of bij een afvalverwerkingsbedrijf.

Verwijder de accu voordat u de machine naar de sloop brengt.

Gebruik van een starthulpkabel

Gevaar

Nooit een defecte of bevroren accu met een starthulpkabel overbruggen.

Let erop dat de machines en de kabelklemmen elkaar niet raken en de ontstekingen uitgeschakeld zijn.

Rode starthulpkabel aan de pluspool (+) van de lege en de voedende accu vastklemmen.

De zwarte starthulpkabel eerst aan de minpool (–) van de voedende accu vastklemmen.

De andere klem aan het frame van het motorblok van de tractor met de lege accu (liefst zo ver mogelijk van de accu verwijderd) vastklemmen.

Opmerking

Als de voedende accu in een voertuig is ingebouwd, mag dit voertuig tijdens de startondersteuning niet worden gestart.

Start de tractor met de lege accu

 en trek de vastzetrem aan.

Maak klemmen van de starthulpkabels in de omgekeerde volgorde los.

Bandendruk

Let op

De maximaal toegestane bandendruk (zie zijkant van de band) mag nooit worden overschreden. Ga bij het oppompen van de banden niet voor of op de banden staan.

Te hoge bandendruk vermindert de levensduur van de banden.

De bandendruk dient u altijd te controleren voordat u gaat rijden.

Na 5 bedrijfsuren

Voor het eerst motorolie verversen. Zie het motorhandboek voor overige intervallen.

Gebruik de Quick-oliegoot

(afb. 14) (optioneel) voor het aftappen van de olie.

Na 10 bedrijfsuren

Smeer alle draaipunten en lagers van het rij- en rempedaal met enkele druppels dunne olie.

Batterijpolen en -klemmen reinigen.

Elke 25 bedrijfsuren

Smeer de smeernippels van alle mesassen, spanrollen en spanrolhouders met vet type

251H EP. Laat deze werkzaamheden door een gespecialiseerd bedrijf uitvoeren.

Smeer de smeernippels van wiellagers en assen van de voorwielen met vet type

251H EP.

Gras en vuil rondom de assen van de messen onder de afdekkingen verwijderen. Laat deze werkzaamheden door een gespecialiseerd bedrijf uitvoeren.

Sturing aan de smeernippels van de sturingsdrager met vet type

251H EP smeren. Laat deze werkzaamheden door een gespecialiseerd bedrijf uitvoeren.

Elke 50 bedrijfsuren

Laat vuil en grasresten door een gespecialiseerd bedrijf van de aandrijftransmissie verwijderen.

Nederlands

Volgens behoefte

Accu opladen

Geadviseerd wordt om, indien u de machine lange tijd niet gebruikt, de accu uit de machine te demonteren. Vóór het opbergen, tijdens het opbergen elke twee maanden en vóór het opnieuw in gebruik nemen de accu opladen.

Controleer de accuspanning met een voltmeter. Laad de accu op volgens de tabel met een acculader

(maximale laadstroom 12 volt,

6 ampère) bij een spanning van minder dan 12,6 volt (gelijkstroom).

Voltmeteraanduiding

12,7 Volt

12,4 Volt

12,2 Volt

12,0 Volt

Oplaadtoest and van de accu

100 %

75 %

50 %

25 %

Vereiste oplaadtijd

– ca. 90 min.

ca. 180 min.

ca. 280 min.

Opmerking

Neem de voorschriften in de gebruiksaanwijzing van de acculader in acht.

Zekeringen vervangen

Vervang defecte zekeringen alleen door zekeringen van dezelfde sterkte.

Eenmaal per seizoen

Alle draaipunten en lagers

(bedieningshendels en hoogteinstelling van het maaiwerk) met enkele druppels lichte olie smeren.

Bougie reinigen en ontstekingsafstand instellen, of indien nodig bougie vervangen. Zie het handboek bij de motor.

Laat de assen van de achterwielen door een reparatiebedrijf smeren met speciaal (waterafstotend) vet.

Maaimessen door een vakman laten slijpen of vervangen.

Opmerking

Laat de toestand van de V-riem van het maaiwerk regelmatig (bij uw bezoeken aan de werkplaats) controleren.

51

Nederlands

Demontage/Montage en Instellingen het snijmechanisme

Gevaar

Verwondingsgevaar door onbedoeld starten van de motor.

Bescherm uzelf tegen verwondingen. Altijd voor werkzaamheden aan deze machine:

– Monteer de maaiwerkwielen in de hoogste stand.

– Zet de motor uit.

– Trek de sleutel uit het contact.

– Schakel de PTO uit.

– Vergrendel de vastzetrem.

– Wacht tot alle bewegende delen volledig tot stilstand gekomen zijn. De motor moet afgekoeld zijn.

– Trek de bougiestekker van de motor los op onbedoeld starten van de motor te voorkomen.

Gevaar

Verwondingsgevaar door scherpe maaimessen.

Draag werkhandschoenen.

Demontage

Maaiwerk naar boven in een positie zetten waarin de V-riem zich in een mogelijk horizontale positie tussen snijwerk en PTOkoppeling bevindt.

Verwijder de V-riem (1) van de

PTO-koppeling/motorriemschijf

(2) – afbeelding 20.

Daarvoor linker- of rechterzijde van de V-riem naar achteren en vervolgens naar onderen trekken terwijl de motorriemschijf met de hand in de tegengestelde richting wordt gedraaid.

Opmerking: Voorzichtig werken om vastklemmen van de vingers te voorkomen.

Zet de hendel voor de maaihoogte-instelling in de onderste stand.

Voorste vasthoudbeugel van maaiwerk verwijderen – afbeelding 19. Daarvoor aan splitpen

(1) trekken en de vasthoudbeugel (2) uit de houder trekken.

Opmerking: Houd het maaiwerk hierbij vast, zodat het niet op de grond valt.

Trek de bout (1), links en rechts op het maaiwerk, naar buiten om het maaiwerk van de ophanging

(2) te scheiden – afbeelding 13.

Opmerking: Houd het maaiwerk hierbij vast, zodat het niet op de grond valt.

Zet de hendel voor de maaihoogte-instelling in de bovenste stand.

Trek het maaiwerk onder de machine uit.

Montage

Voer de bovengenoemde stappen

(demontage van het maaiwerk) in omgekeerde volgorde uit om het maaiwerk weer in te bouwen.

Een tweede helper vergemakkelijkt de procedure. Let erop dat de ophanging zich in de uitsparingen van de maaiwerkhouders bevindt en de bout correct vastgeklikt is.

Opmerking

Controleer na de montage dat de

V-riem op de juiste plaats en niet gedraaid is opgelegd – afbeeldingen 21 t/m 23.

Instellingen maaiwerkniveau

Als het maaiwerk ongelijkmatig lijkt te maaien, kan een instelling van het zijwaartse niveau plaatsvinden.

Opmerking

Controleer de bandendruk van de machine voordat u het maaiwerk instelt.

Zijwaarts niveau instellen

Afbeelding 11

Zet het maaimechanisme

 helemaal omhoog.

Draai de buitenste maaimessen voorzichtig (verwondingsgevaar) dwars op de rijrichting.

Meet de afstand van de einden van de beide buitenste messen tot de grond. Het resultaat moet hetzelfde zijn. Stel indien nodig het correcte niveau in door aan het instelsegment (2) van de rechter maaiwerkzijde te draaien. Draai hiervoor eerst de dopschroef (1) los. Verwijder de schroef niet. Draai de schroef na de instelling weer vast.

Gebruiksaanwijzing

Niveau van voren naar achteren instellen

Afbeelding 10

Opmerking

Stel voor deze instelling het zijwaartse niveau in en controleer het.

Zet het maaimechanisme helemaal omhoog.

Draai de buitenste maaimessen voorzichtig (verwondingsgevaar)

 parallel op de rijrichting .

Meet de afstand van de einden van het rechter mes tot de grond.

Het einde van het mes moet ca.

3,2–6 mm lager staan als het meseinde achter. Verstel indien nodig de voorste vasthoudbeugel (1). Hiertoe door verstellen van de instelmoer (2) het correcte niveau instellen.

Machine wegzetten

Let op

Schade aan de machine.

Zet de machine weg met een afgekoelde motor en alleen in een schone en droge ruimte. Bescherm de machine beslist tegen roest wanneer u deze voor lange tijd wegzet, bijv. in de winter.

Na het seizoen of als de machine langer dan een maand niet wordt gebruikt:

Machine en grasbak reinigen.

Alle metalen delen ter bescherming tegen roest afvegen met een met olie besprenkelde doek of inspuiten met oliespray.

Laad de accu op met een oplaadapparaat.

Als u de machine tijdens de winter opbergt, dient u de accu

 te verwijderen, deze op te laden en op een droge en koele plaats

(tegen vorst beschermd) te bewaren. Laad de accu elke

4–6 weken en voor het opnieuw inbouwen op.

Brandstof in een opvangbak aftappen (alleen buitenshuis) en motor verder behandelen zoals beschreven in het motorhandboek.

Bandendruk controleren.

De machine wegzetten in een schone en droge ruimte.

52

Gebruiksaanwijzing

Garantie

De door onze verkoopmaatschappij of importeur in het desbetreffende land uitgegeven garantievoorwaarden zijn van toepassing.

Storingen aan uw machine verhelpen wij in het kader van de garantie kosteloos als een materiaal- of fabricagefout hiervan de oorzaak is. Neem bij een defect binnen de garantietermijn contact op met uw leverancier of de dichtstbijzijnde vestiging.

Informatie over de motor

De fabrikant van de motor is aansprakelijk voor alle motorproblemen met het oog op vermogen, vermogensmeting, technische gegevens, garantie en service. Informatie vindt u in het apart meegeleverde bedieningshandboek van de fabrikant de motor.

Hulp bij storingen

Nederlands

Gevaar

Verwondingsgevaar door onbedoeld starten van de motor.

Bescherm uzelf tegen verwondingen. Altijd voor werkzaamheden aan deze machine:

– Zet de motor uit.

– Trek de sleutel uit het contact.

– Vergrendel de vastzetrem.

– Wacht tot alle bewegende delen volledig tot stilstand gekomen zijn. De motor moet afgekoeld zijn.

– Trek de bougiestekker los van de motor zodat onbedoeld starten van de motor niet mogelijk is.

Storingen van de werking van uw machine hebben vaak een eenvoudige oorzaak, die zelf kunt opsporen en verhelpen. Bij vragen of problemen helpt uw leverancier u graag verder.

Probleem

Starter draait niet.

Mogelijke oorzaak

Veiligheidsblokkeersysteem is geactiveerd.

Accu niet correct aangesloten.

Lege of zwakke accu.

Laad de accu vervolgens op.

Starter draait, maar motor start niet.

Losse massakabel tussen motor en frame.

Verkeerde stand van choke en gashendel.

Carburateur krijgt geen brandstof, brandstoftank leeg.

Defecte of vuile bougie.

Geen ontstekingsvonk.

Oplossing

Voor het starten op de bestuurdersstoel plaatsnemen, rempedaal helemaal indrukken of vastzetrem vergrendelen.

Schakel de PTO uit.

Rode kabel aansluiten op pluspool (+) van de accu en zwarte kabel aansluiten op de minpool (–) van de accu.

Accu controleren, opladen of vervangen.

Zekering doorgeslagen. Wanneer de zekering opnieuw doorslaat, moet de oorzaak worden opgespoord (meestal kortsluiting).

Massakabel aansluiten.

Choke bedienen. Zet de gashendel op .

Vul met brandstof.

Controleer de bougie. Zie het handboek voor de motor.

Laat de ontsteking door een gespecialiseerd bedrijf controleren.

53

Nederlands

Probleem

Motor walmt.

Mogelijke oorzaak

Te veel motorolie in de motor.

Motor defect.

Sterke trillingen.

Maaimechanisme werpt geen gras uit of maait onzuiver.

Beschadigde messenas of defect maaimes.

Motortoerental te laag.

Rijsnelheid te hoog.

Maaimessen stomp.

Motor loopt, maaimechanisme maait niet.

V-riem gescheurd.

Gebruiksaanwijzing

Oplossing

Schakel de machine onmiddellijk uit.

Controleer het motoroliepeil.

Schakel de machine onmiddellijk uit.

Laat de motor door een gespecialiseerd bedrijf controleren.

Schakel de machine onmiddellijk uit.

Laatdefecte delen door een gespecialiseerd bedrijf vervangen.

Geef meer gas.

Stel een lagere snelheid in.

Laat de maaimessen door een gespecialiseerd bedrijf slijpen ofvervangen

Laat de V-riem door een gespecialiseerd bedrijf vervangen.

54

advertisement

Was this manual useful for you? Yes No
Thank you for your participation!

* Your assessment is very important for improving the workof artificial intelligence, which forms the content of this project

Related manuals

advertisement

Table of contents