Yamaha X max 2018 de handleiding

Add to My manuals
114 Pages

advertisement

Yamaha X max 2018 de handleiding | Manualzz

HANDLEIDING

Lees deze handleiding aandachtig door voordat u deze machine gaat gebruiken.

X-MAX 300

MOTORFIETS

[Dutch (D)]

CZD300-A

BY3-F819D-D1

PANTONE285C

UBY3D0D0.book Page 1 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

DAU81560

Lees d eze han d lei d in g aan d achti g d oor voor d at u d eze machine g aat g eb ruiken. Deze han d lei d in g d ient b ij d e machine te b lijven als d eze wor d t verkocht.

DAU81591

Conformiteitsverklaring:

Hierbij verklaart MITSUBISHI ELECTRIC CORPORATION, HIMEJI WORKS dat de radioapparatuur van het type, Smart-sleutelsysteem, SKEA7E-01 (Smart-eenheid) en SKEA7E-02 (Handeenheid) in overeenstemming is met Richtlijn

2014/53/EU.

De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring kan worden geraadpleegd op het volgende internetadres: http://www.mitsubishielectric.com/bu/automotive/doc/re.html

AFSTANDSBEDIENINGSEENHEID (Smart-eenheid)

Frequentieband: 125 kHz

Maximaal radiofrequentievermogen: 117 dBuV/m op 10 meter

XMTR COMP. (Handeenheid)

Frequentieband: 433.92 MHz

Maximaal radiofrequentievermogen: 10 mW

Fabrikant:

MITSUBISHI ELECTRIC CORPORATION, HIMEJI WORKS

840, Chiyoda-machi, Himeji, Hyogo 670-8677, Japan

Importeur:

YAMAHA MOTOR EUROPE N.V.

Koolhovenlaan 101, 1119 NC Schiphol-Rijk, 1117 ZN, Schiphol, Nederland

UBY3D0D0.book Page 1 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Inlei d in g

DAU10114

Welkom in de wereld van Yamaha!

Als eigenaar van de CZD300-A profiteert u van de enorme ervaring en technische kennis van Yamaha op het gebied van het ontwerpen en fabriceren van hoogwaardige producten, waarmee Yamaha zijn reputatie van betrouwbaarheid heeft verworven.

Neem rustig de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, zodat u plezier zult hebben van alle functies van uw CZD300-A. De Handleiding geeft instructies voor de bediening, inspectie en het onderhoud van de scooter, en beschrijft hoe u uzelf en anderen kunt beschermen tegen persoonlijk letsel of schade.

De vele tips in deze handleiding helpen u bovendien om uw scooter in optimale conditie te houden. Als er ten slotte toch nog vragen zijn, aarzel dan niet en neem contact op met de

Yamaha dealer.

Het Yamaha team wenst u veilig en plezierig rijden toe. En vergeet niet, veiligheid voor alles!

Yamaha werkt voortdurend aan verbeteringen ten aanzien van productontwerp en kwaliteit. Om deze reden kan er soms sprake zijn van kleine verschillen tussen uw scooter en de beschrijving ervan in deze handleiding, ook al bevat de handleiding de meest recente productinformatie ten tijde van publicatie. Als u vragen hebt over deze handleiding, neem dan contact op met uw Yamaha dealer.

DWA12412

WAARSCHUWING

Lees d eze han d lei d in g aan d achti g helemaal d oor voor d at u d eze scooter g aat g eb ruiken.

UBY3D1D0.book Page 1 Monday, June 4, 2018 3:51 PM

Belangrijke informatie in de handleiding

DAU63350

Bijzonder belangrijke informatie is in deze handleiding gemarkeerd met de volgende aanduidingen:

Dit is het Safety Alert-symbool. Het wordt gebruikt om u te waarschuwen voor risico’s op persoonlijk letsel. Volg alle veiligheidsaanwijzingen bij dit symbool op om mogelijk letsel of overlijden te voorkomen.

WAARSCHUWING

LET OP

Een WAARSCHUWING duidt een gevaarlijke situatie aan die, indien niet vermeden, kan resulteren in ernstig letsel of overlijden.

De aanduiding LET OP staat bij speciale voorzorgen die moeten worden genomen om schade aan de machine of andere eigendommen te voorkomen.

OPMERKING

De aanduiding OPMERKING staat bij belangrijke informatie die procedures kan vergemakkelijken of verhelderen.

*Product en specificaties kunnen zonder voorafgaande aankondiging worden gewijzigd.

DAUM2152

CZD300-A

HANDLEIDING

©2018 door MBK INDUSTRIE

1e uitgave, mei 2018

Alle rechten voorbehouden

Elke vorm van herdruk of onbevoegd gebruik zonder schriftelijke toestemming van

MBK INDUSTRIE is uitdrukkelijk verboden.

Gedrukt in Nederland.

UBY3D0D0.book Page 1 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Veili g hei d sinformatie

........................1-1

Andere aandachtspunten voor veilig rijden ...................................1-5

Beschrijvin g

.......................................2-1

Aanzicht linkerzijde..........................2-1

Aanzicht rechterzijde.......................2-2

Bedieningen en instrumenten .........2-3

Smart-sleutelsysteem

.....................3-1

Smart-sleutelsysteem .....................3-1

Bereik van het

Smart-sleutelsysteem ..................3-2

De Smart-sleutel en mechanische sleutels gebruiken ........................3-3

Smart-sleutel ...................................3-5

De batterij van de Smart-sleutel vervangen ....................................3-6

Contactslot......................................3-8

Functies van instrumenten en b e d ienin g selementen

.......................4-1

Controlelampjes en waarschuwingslampjes................4-1

Snelheidsmeter ...............................4-2

Toerenteller .....................................4-3

Multifunctioneel display ..................4-3

Stuurschakelaars...........................4-12

Voorremhendel..............................4-13

Achterremhendel ...........................4-14

ABS ...............................................4-14

Tractieregeling...............................4-15

Tankdop ........................................4-17

Brandstof.......................................4-18

Overloopslang brandstoftank........4-19

Uitlaatkatalysatoren ......................4-20

Opbergcompartimenten ................4-20

Kuipruit ..........................................4-22

Stand van het stuur ......................4-25

Afstellen van de schokdemperunits .....................4-25

Zijstandaard ..................................4-26

Startblokkeringssysteem...............4-27

Gelijkstroom aansluitcontact voor accessoires ...............................4-29

Inhou d sop g ave

Voor uw veili g hei d – controles voor het rij d en

................................... 5-1

Ge b ruik en b elan g rijke rij-informatie

..................................... 6-1

De motor starten ............................. 6-2

Wegrijden ........................................ 6-3

Sneller en langzamer rijden............. 6-3

Remmen.......................................... 6-4

Tips voor een zuinig brandstofverbruik ........................ 6-5

Inrijperiode ...................................... 6-5

Parkeren.......................................... 6-6

Perio d iek on d erhou d en afstellin g

............................................ 7-1

Boordgereedschapsset .................. 7-2

Periodiek onderhoudsschema van het uitstootcontrolesysteem ........ 7-3

Algemeen smeer- en onderhoudsschema..................... 7-4

Het framepaneel verwijderen en aanbrengen ................................. 7-7

Bougie controleren ......................... 7-8

Filterbus .......................................... 7-9

Motorolie en oliefilterelement.......... 7-9

Eindoverbrengingsolie .................. 7-11

Koelvloeistof ................................. 7-12

Luchtfilter en luchtfilterelementen in de V-snaarbehuizing.............. 7-14

De vrije slag van de gasgreep controleren ................................ 7-18

Klepspeling ................................... 7-18

Banden ......................................... 7-19

Gietwielen ..................................... 7-21

Vrije slag van voor- en achterremhendel controleren .... 7-21

Controleren van voor- en achterremblokken...................... 7-22

Controleren van remvloeistofniveau .................... 7-22

De remvloeistof verversen ............ 7-23

De V-snaar controleren ................. 7-24

Kabels controleren en smeren ...... 7-24

Controleren en smeren van gasgreep en gaskabel ............... 7-25

UBY3D0D0.book Page 2 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Inhou d sop g ave

Smeren van voor- en achterremhendels ..................... 7-25

Middenbok en zijstandaard controleren en smeren .............. 7-26

Voorvork controleren .................... 7-26

Stuursysteem controleren ............ 7-27

Controleren van wiellagers ........... 7-27

Accu ............................................. 7-28

De zekeringen vervangen ............. 7-29

Koplampen ................................... 7-31

Parkeerlichten............................... 7-31

Remlicht/achterlicht...................... 7-32

Voorste richtingaanwijzer ............. 7-32

Gloeilamp achterste richtingaanwijzer ....................... 7-33

Gloeilamp in kentekenverlichting vervangen.................................. 7-33

Problemen oplossen..................... 7-34

Storingzoekschema’s ................... 7-35

Noodmodus ................................. 7-37

On d erhou d en stallin g van d e scooter

.............................................. 8-1

Matkleur, let op............................... 8-1

Onderhoud ..................................... 8-1

Stalling............................................ 8-4

Specificaties

..................................... 9-1

Ge b ruikersinformatie

..................... 10-1

Identificatienummers .................... 10-1

Diagnosestekkers ......................... 10-2

Registratie van voertuiggegevens...................... 10-2

In d ex

................................................ 11-1

UBY3D0D0.book Page 1 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

DAU1026B

Wees een verantwoor d elijke ei g enaar

Als eigenaar van de machine bent u verantwoordelijk voor de veilige en juiste bediening ervan.

Scooters zijn tweewielige voertuigen.

Voor een veilig gebruik zijn de toepassing van de juiste rijtechnieken en de ervaring van de bestuurder van belang. Elke bestuurder moet bekend zijn met de volgende vereisten alvorens met deze scooter te gaan rijden.

Hij of zij moet:

 Door een competente informatiebron grondig zijn ingelicht over alle aspecten van scooterrijden.

Zich houden aan de waarschuwingen en onderhoudseisen zoals vermeld in deze Gebruikershandleiding.

 Grondig getraind zijn in veilige en correcte rijtechnieken.

 Gebruikmaken van professionele technische service, zoals aangegeven in deze Gebruikershandleiding en/of wanneer de mechanische condities dit vereisen.

Ga nooit rijden met een scooter zonder passende rijopleiding of instructies. Neem rijlessen. Beginners moeten les krijgen van een gediplomeerd instructeur. Neem contact op met een bevoegde scooterdealer voor informatie over rijlessen bij u in de buurt.

Veili g rij d en

Voer vóór elke rit de controles voor het rijden uit om u ervan te verzekeren dat de machine in veilige staat verkeert. Onvoldoende inspectie of onderhoud van de machine vergroot het risico op ongeval of

schade. Zie pagina 5-1 voor een lijst met

controles voor het rijden.

Veili g hei d sinformatie

Deze scooter is gebouwd voor het vervoer van de bestuurder plus een passagier.

 Het niet opmerken en herkennen van scooters door andere weggebruikers vormt de belangrijkste oorzaak van auto-/scooterongevallen. Vaak worden ongevallen veroorzaakt doordat een autobestuurder de scooter niet heeft gezien. Zorg dat u opvalt, dat blijkt het meest effectief om het risico op een dergelijk type ongeval te verminderen.

Dus:

• Draag een jack in felle kleuren.

• Wees extra voorzichtig bij het naderen en passeren van kruisingen, daar doen ongelukken met scooters zich namelijk het meest voor.

• Ga daar rijden waar andere weggebruikers u kunnen zien. Ga niet rijden in de dode zichthoek van een andere weggebruiker.

• Pleeg nooit onderhoud aan een scooter zonder voldoende kennis.

Neem contact op met een bevoegde scooterdealer voor informatie over het basisonderhoud van een scooter. Bepaalde onderhoudswerkzaamheden kunnen alleen worden uitgevoerd door gediplomeerd personeel.

Bij veel ongevallen zijn onervaren bestuurders betrokken. Vaak waren bij een ongeval betrokken bestuurders zelfs niet in het bezit van een geldig rijbewijs.

• Zorg dat u bekwaam bent om te rijden en leen uw scooter alleen uit aan ervaren scooterrijders.

• Weet wat u wel en niet aankunt.

Door rekening te houden met uw beperkingen helpt u ongelukken voorkomen.

1

1-1

UBY3D0D0.book Page 2 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

1

Veili g hei d sinformatie

• We raden aan om het scooterrijden te oefenen op plekken waar geen verkeer is, totdat u grondig bekend bent met de scooter en zijn bediening.

 Ongelukken worden vaak veroorzaakt door een fout van de scooterbestuurder. Veel bestuurders houden bij het ingaan van een bocht een te hoge rijsnelheid aan of gaan onvoldoende schuinliggen voor de rijsnelheid, waardoor ze wijd uit de bocht komen.

• Neem altijd de maximumsnelheid in acht en rijd nooit sneller dan de wegcondities en het verkeer toestaan.

• Geef altijd richting aan voordat u afslaat of van rijstrook wisselt. Zorg dat andere weggebruikers u kunnen zien.

De zithouding van de bestuurder en de passagier is belangrijk voor een goede besturing.

• De bestuurder moet tijdens het rijden beide handen aan het stuur houden en beide voeten op de bestuurdersvoetsteunen, om zo de macht over het stuur te behouden.

• De passagier hoort steeds de bestuurder, de zadelband of de handgreep, indien aanwezig, met beide handen vast te houden en beide voeten op de passagiersvoetsteunen te houden. Neem nooit een passagier mee die niet in staat is om beide voeten stevig op de passagiersvoetsteunen te zetten.

 Rijd nooit onder invloed van alcohol of andere drugs.

 Deze scooter is uitsluitend ontworpen voor gebruik op verharde wegen. De machine is niet bedoeld voor off-roadgebruik.

Beschermen d e uitrustin g

Scooterongelukken met dodelijke afloop betreffen meestal hoofdletsel. Het dragen van een helm is de belangrijkste factor bij het voorkomen of reduceren van hoofdletsel.

Draag altijd een goedgekeurde helm.

 Draag ook een vizier of een veiligheidsbril. Zonder oogbescherming kan uw zicht door de rijwind verslechteren, waardoor u gevaren mogelijk te laat opmerkt.

Door een jack, stevige schoenen, een lange broek, handschoenen e.d. te dragen verkleint u de kans op schaafwonden of ontvellingen.

Draag nooit loszittende kleding, deze kan blijven haken aan schakelhandgrepen of door de wielen worden gegrepen en zo een ongeval of letsel veroorzaken.

 Draag altijd beschermende kleding die uw benen, enkels en voeten bedekt. De motor en het uitlaatsysteem kunnen tijdens en na het rijden zeer heet zijn en brandwonden veroorzaken.

 De hierboven vermelde voorzorgsmaatregelen gelden ook voor passagiers.

Voorkom koolmonoxi d ever g ifti g in g

De uitlaatgassen van verbrandingsmotoren bevatten koolmonoxide, een dodelijk gas.

Inademing van koolmonoxide kan hoofdpijn, duizeligheid, sufheid, misselijkheid, verwarring en uiteindelijk de dood veroorzaken.

Koolmonoxide is een kleurloos, reukloos, smaakloos gas dat ook aanwezig kan zijn als u geen uitlaatgassen ziet of ruikt. Het koolmonoxideniveau kan zeer snel oplopen, waardoor u het bewustzijn kunt verliezen en uzelf niet meer kunt redden. In afgesloten of slecht geventileerde ruimtes kunnen dodelijke hoeveelheden koolmo-

1-2

UBY3D0D0.book Page 3 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM noxide dagenlang blijven hangen. Als u symptomen van koolmonoxidevergiftiging ervaart, verlaat de ruimte dan onmiddellijk, ga naar de open lucht en ROEP MEDISCHE

HULP IN.

 Laat de motor niet binnen draaien.

Zelfs als u ventileert met ventilatoren of open ramen en deuren kan de hoeveelheid koolmonoxide snel oplopen tot gevaarlijke niveaus.

Laat de motor niet draaien in slecht geventileerde of deels afgesloten ruimtes zoals schuren of garages.

 Laat de motor niet buiten draaien op plaatsen waar de uitlaatgassen in een gebouw kunnen worden getrokken via openingen zoals ramen en deuren.

Bela d en

Het monteren van accessoires of het vervoer van bagage kan een negatief effect hebben op de rijstabiliteit en het weggedrag als hierdoor de gewichtsverdeling van de scooter verandert. Wees uiterst voorzichtig bij het monteren van accessoires of het beladen van uw scooter, om zo mogelijke ongevallen te vermijden. Pas extra op wanneer u op een scooter rijdt die beladen is of waaraan accessoires zijn gemonteerd.

Hieronder volgen naast de informatie over accessoires enkele richtlijnen voor het beladen van uw scooter:

Het totale gewicht van de bestuurder, passagier, accessoires en bagage mag de maximale gewichtslimiet niet overschrijden. Rij d en met een te zwaar b elaste machine kan lei d en tot een on g eval.

Maximale b elastin g :

161 kg (355 lb)

Let op het volgende wanneer u tot deze gewichtslimiet belaadt:

 Het zwaartepunt van bagage en accessoires moet zo laag en zo dicht mogelijk bij de scooter liggen. Beves-

Veili g hei d sinformatie tig zware goederen zo dicht mogelijk bij het midden van de machine en verdeel het gewicht zo gelijkmatig mogelijk over beide zijden om onbalans of instabiliteit te minimaliseren.

 Als gewicht gaat schuiven kan zich een plotselinge onbalans voordoen.

Controleer voordat u gaat rijden of accessoires en bagage stevig aan de scooter zijn bevestigd. Controleer de bevestigingspunten voor accessoires en bagage regelmatig.

• Pas de vering aan de te vervoeren bagage aan (alleen voor modellen met instelbare vering) en controleer de toestand en spanning van uw banden.

• Bevestig nooit omvangrijke of zware goederen aan het stuur, de voorvork of het voorwielspatbord.

Dergelijke items kunnen een instabiel weggedrag of een te trage reactie op het stuur veroorzaken.

 Deze machine is niet ontworpen voor het trekken van een aanhan g er of b evesti g in g van een zijspan.

Ori g inele Yamaha accessoires

De keuze van accessoires voor uw machine vormt een belangrijke beslissing. Originele Yamaha accessoires, die alleen verkrijgbaar zijn bij de Yamaha dealer, zijn door Yamaha ontwikkeld, getest en goedgekeurd voor gebruik op uw machine.

Veel bedrijven die niet zijn gelieerd aan

Yamaha produceren onderdelen en accessoires of bieden aanpassingssets voor

Yamaha voertuigen. Yamaha kan niet alle producten testen die deze bedrijven produceren. Om die reden kan Yamaha accessoires die niet door Yamaha zijn verkocht of wijzigingen die niet door zijn Yamaha zijn aangeraden niet goedkeuren of aanbevelen, zelfs niet als deze zijn verkocht en geenstalleerd door een Yamaha dealer.

1

1-3

UBY3D0D0.book Page 4 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

1

Veili g hei d sinformatie

In d e han d el verkrij gb are on d er d elen, accessoires en aanpassin g ssets

Hoewel er producten verkrijgbaar zijn die qua ontwerp en kwaliteit sterk lijken op originele Yamaha accessoires, dient u te beseffen dat sommige in de handel verkrijgbare accessoires of aanpassingssets niet geschikt zijn vanwege mogelijke veiligheidsrisico’s voor uzelf of anderen.

Het monteren van in de handel verkrijgbare producten of het verrichten van aanpassingen die de ontwerp- of bedieningskenmerken van uw machine wijzigen kan het risico op ernstig letsel of overlijden van uzelf of anderen vergroten. U bent verantwoordelijk voor letsel dat voortvloeit uit wijzigingen aan de machine.

Volg bij de montage van accessoires de onderstaande richtlijnen en die vermeld onder het kopje “Beladen”.

Monteer nooit accessoires en vervoer nooit bagage als deze een nadelige invloed hebben op de prestaties van uw scooter. Inspecteer het accessoire zorgvuldig alvorens het te gebruiken om te waarborgen dat het de grondspeling of de hellinghoek op geen enkele manier vermindert, de veerweg, de stuuruitslag of de bediening niet beperkt en geen lampen of reflectors afdekt.

• Accessoires die aan of nabij het stuur of de voorvork zijn gemonteerd zullen mogelijk instabiliteit veroorzaken door een foutieve gewichtsverdeling of door aerodynamische effecten. Accessoires aan het stuur of nabij de voorvork moeten zo licht mogelijk zijn en tot een minimum worden beperkt.

• Omvangrijke accessoires kunnen door hun aerodynamisch effect van invloed zijn op de rijstabiliteit van de scooter. De scooter kan door rijwind worden opgetild of bij zijwind instabiel worden. Zulke accessoires

 kunnen ook instabiliteit veroorzaken terwijl u grote voertuigen inhaalt of door deze wordt ingehaald.

• Sommige accessoires dwingen de bestuurder om een andere dan de normale zitpositie in te nemen. Zo’n verkeerde zitpositie beperkt de bewegingsvrijheid van de bestuurder en kan een comfortabele bediening hinderen, zodat we dergelijke accessoires sterk afraden.

Wees voorzichtig bij het aanbrengen van elektrische accessoires. Als elektrische accessoires de capaciteit van het elektrisch systeem van de scooter te boven gaan, kan zich een gevaarlijke elektrische storing voordoen waardoor de verlichting of de motor uitvalt.

In d e han d el verkrij gb are b an d en en velg en

De banden en velgen die bij uw scooter werden geleverd zijn ontworpen om de mogelijkheden van de machine te ondersteunen en bieden de beste combinatie van rijprestaties, remvermogen en comfort. Andere banden, velgen, maten of combinaties

zijn mogelijk niet geschikt. Zie pagina 7-19

voor bandenspecificaties en meer informatie over het vervangen van uw banden.

De scooter vervoeren

Volg de onderstaande instructies als u de scooter in een ander voertuig wilt vervoeren.

 Verwijder alle loszittende voorwerpen van de scooter.

 Zorg dat het voorwiel recht naar voren wijst op de aanhanger of de laadvloer en zet het wiel vast in een goot om beweging te voorkomen.

 Zet de scooter vast met spanbanden of andere geschikte banden aan stevige delen van de scooter, zoals het frame of de bovenste voorvorkklem

(en niet aan, bijvoorbeeld, het stuur,

1-4

UBY3D0D0.book Page 5 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM de richtingaanwijzers of onderdelen die kunnen afbreken). Kies de plaats voor de spanbanden zorgvuldig om te voorkomen dat deze tijdens het transport schuurplekken op de lak veroorzaken.

Zorg indien mogelijk dat de vering iets door de spanbanden wordt ingedrukt, zodat de scooter tijdens het transport niet overmatig kan stuiteren.

Veili g hei d sinformatie

DAU57600

An

d

ere aan

d

achtspunten voor veili

g

rij

d

en

Geef duidelijk richting aan wanneer u een bocht neemt.

Op een nat wegdek kan remmen uiterst lastig zijn. Vermijd te hard remmen, de scooter zou kunnen slippen.

Bedien de remmen rustig wanneer u op een nat wegdek wilt stoppen.

 Minder snelheid bij het naderen van een bocht of een afslag. Trek langzaam op nadat u de bocht hebt genomen.

 Wees voorzichtig bij het passeren van geparkeerde auto’s. Een bestuurder merkt u mogelijk niet op en kan het portier openslaan in uw rijrichting.

 Spoorwegovergangen, tramrails, ijzeren platen gebruikt in de wegenbouw en putdeksels worden in natte toestand zeer glad. Minder snelheid en passeer ze voorzichtig. Houd de scooter recht, anders kan hij gaan schuiven.

De remblokken of remvoeringen kunnen nat worden bij het wassen van de scooter. Controleer de remmen na het wassen van de scooter, voordat u gaat rijden.

 Draag steeds een helm, handschoenen, een lange broek (taps toelopend bij de enkel/omslag, om flapperen te voorkomen), en een felgekleurd jack.

 Vervoer op uw scooter niet te veel bagage. Een overbeladen scooter is onstabiel. Gebruik degelijke snelbinders om bagage aan de bagagedrager vast te binden (indien het voertuig is voorzien van een bagagedrager). Losse bagage beïnvloedt de stabiliteit van de scooter en kan uw aandacht aflei-

den van het verkeer. (Zie pagina 1-3.)

1

1-5

2

UBY3D0D0.book Page 1 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Beschrijvin g

Aanzicht linkerzij

d

e

1 2 3 4

DAU63371

13 12 11 10 9 8

1. Opbergcompartiment A (pagina 4-20)

2. Boordgereedschapsset (pagina 7-2)

3. Handgreep (pagina 6-3)

4. Luchtfilterelement (pagina 7-14)

5. Stelring voor veervoorspanning schokdemperunit (pagina 4-25)

6. Vuldop versnellingsbakolie (pagina 7-11)

7. Aftapplug versnellingsbakolie (pagina 7-11)

8. Luchtfilterelement in V-snaarbehuizing (pagina 7-14)

9. Olieaftapplug (pagina 7-9)

10.Oliefilterelement (pagina 7-9)

11.Zijstandaard (pagina 4-26)

12.Bougie (pagina 7-8)

13.Koelvloeistofreservoir (pagina 7-12)

7 6 5

2-1

UBY3D0D0.book Page 2 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Aanzicht rechterzij

d

e

1 2 3 4

Beschrijvin g

DAU63391

5,6

2

9 8 7

1. Achterste opbergcompartiment (pagina 4-20)

2. Tankdop (pagina 4-17)

3. Opbergcompartiment B (pagina 4-20)

4. Kuipruit (pagina 4-22)

5. Accu (pagina 7-28)

6. Zekeringen (pagina 7-29)

7. Middenbok (pagina 7-26)

8. Kijkglas olieniveau (pagina 7-9)

9. Olievuldop (pagina 7-9)

2-2

2

UBY3D0D0.book Page 3 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Beschrijvin g

Be

d

ienin

g

en en instrumenten

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

DAU63401

12

1. Achterremhendel (pagina 4-14)

2. Schakelaargroep linkerstuurzijde (pagina 4-12)

3. Vloeistofreservoir achterrem (pagina 7-22)

4. Snelheidsmeter (pagina 4-2)

5. Multifunctioneel display (pagina 4-3)

6. Toerenteller (pagina 4-3)

7. Vloeistofreservoir voorrem (pagina 7-22)

8. Schakelaargroep rechterstuurzijde (pagina 4-12)

9. Voorremhendel (pagina 4-13)

10.Gasgreep (pagina 7-18)

11.Contactslot (pagina 3-8)

12.Gelijkstroom aansluitcontact voor accessoires (pagina 4-29)

11

2-3

UBY3D0D0.book Page 1 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

DAU76444

Smart-sleutelsysteem

Dankzij het Smart-sleutelsysteem kunt u de machine bedienen zonder gebruik van een mechanische sleutel. Daarnaast heeft de sleutel een ’begroetingsfunctie’ waarmee u de machine op een parkeerplaats kunt te-

rugvinden. (Zie pagina 3-5.)

1

Smart-sleutelsysteem

Als u d ra g er b ent van een elektrisch me d isch apparaat, raa d plee g d an een arts of d e fa b rikant van het apparaat voor d at u d it voertui g g aat g e b ruiken.

1

3

2

1. Smart-sleutel

2. Smart-sleuteltoets

1

2

ZAUM1469

1. Contactslot

2. Knop contactslot

DWA14704

WAARSCHUWING

 Hou d g eïmplanteer d e pacemakers of hart d efi b rillators, alsme d e an d ere elektrische me d ische apparaten uit d e b uurt van d e op het voertui g g emonteer d e antenne (zie af b eeld in g ).

 Door d e antenne uit g ezon d en rad io g olven kunnen d e werkin g van d er g elijke apparaten b eïnvloe d en in d ien d eze in d e na b ijhei d zijn.

1. Antenne op de machine

DCA24080

LET OP

Het Smart-sleutelsysteem g e b ruikt zwakke ra d io g olven. Het Smart-sleutelsysteem werkt in d e vol g en d e situaties mo g elijk niet.

De Smart-sleutel is g eplaatst in een locatie d ie is b loot g estel d aan sterke ra d io g olven of an d ere elektroma g netische ruis

Er b evin d en zich faciliteiten in d e b uurt d ie sterke ra d io g olven uitzend en (televisie- of ra d iotorens, energ iecentrales, uitzen d stations, luchthavens, etc.)

 U d raa g t of g e b ruikt communicatieapparaten zoals ra d io’s of mo b iele telefoons d icht b ij uw Smart-sleutel

De Smart-sleutel maakt contact met of wor d t b e d ekt d oor een metalen voorwerp

 An d ere voertui g en d ie zijn uit g erust met een Smart-sleutelsysteem b evin d en zich in d e na b ijhei d

3-1

UBY3D0D0.book Page 2 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

3

Smart-sleutelsysteem

Verplaats d e Smart-sleutel in zulke situaties naar een an d ere locatie en voer d e b ewerkin g opnieuw uit. Als het no g stee d s niet werkt, b e d ien d e machine d an in d e noo d mo d

us. (Zie pa g ina 7-37.)

DAUM3960

Bereik van het Smart-sleutelsysteem

Het ontvangstbereik van het Smart-sleutelsysteem bedraagt ongeveer 80 cm (31.5 in) vanaf de antenne.

OPMERKING

Om het ontladen van de voertuigaccu te voorkomen, wordt het Smart-sleutelsysteem ongeveer 9 dagen na het laatste gebruik van de machine uitgeschakeld (de begroetingsfunctie wordt gedeactiveerd).

Om het Smart-sleutelsysteem weer in te schakelen, hoeft u slechts op de knop van het contactslot te drukken.

1

ZAUM1516

3-2

1

ZAUM1517

1. Antenne op de machine

OPMERKING

 Aangezien het Smart-sleutelsysteem gebruikmaakt van zwakke radiogolven, kan het ontvangstbereik ervan worden beïnvloed door de omgeving.

 Als de batterij van de Smart-sleutel ontladen raakt, werkt de Smart-sleutel mogelijk niet of kan het bereik ervan zeer klein worden.

 Als de Smart-sleutel is uitgeschakeld, zal de machine de Smart-sleutel niet herkennen, ook niet als deze zich binnen het ontvangstbereik bevindt. Als het Smart-sleutelsysteem niet werkt,

zie pagina 3-5 en controleer of de

Smart-sleutel is ingeschakeld.

UBY3D0D0.book Page 3 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Als de Smart-sleutel wordt opgeborgen in het voorste of achterste opbergcompartiment, kan dit de communicatie tussen de Smart-sleutel en de machine belemmeren. Als het achterste opbergcompartiment is vergrendeld met de Smart-sleutel erin, wordt het Smart-sleutelsysteem mogelijk uitgeschakeld. U dient de

Smart-sleutel altijd bij u te dragen.

Als u de machine achterlaat, vergrendel dan het stuurslot en neem de

Smart-sleutel mee. Aanbevolen wordt om de Smart-sleutel uit te schakelen.

DWA17952

WAARSCHUWING

U d ient d e Smart Key b ij u te d rag en. Bewaar d eze niet in het voertui g .

 Wees erop alert d at wanneer d e

Smart Key zich b innen het werkin g s b ereik b evin d t, an d ere personen d ie d e Smart Key niet d ra g en d e motor kunnen starten en het voertui g kunnen b e d ienen.

Smart-sleutelsysteem

DAU78623

De Smart-sleutel en mechanische sleutels

g

e

b

ruiken

1 2

1. Smart-sleutel

2. Mechanische sleutel

1

868588

2

868588

3

1. Identificatienummerkaart

2. Smart-sleutel (binnenzijde)

3. Identificatienummer

DWA17952

WAARSCHUWING

U d ient d e Smart Key b ij u te d rag en. Bewaar d eze niet in het voertui g .

 Wees erop alert d at wanneer d e

Smart Key zich b innen het werkin g s b ereik b evin d t, an d ere personen d ie d e Smart Key niet d ra g en d e motor kunnen starten en het voertui g kunnen b e d ienen.

3

3-3

UBY3D0D0.book Page 4 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

3

Smart-sleutelsysteem

De machine wordt geleverd met één

Smart-sleutel, twee mechanische sleutels en een kaart met het identificatienummer.

Het identificatienummer staat ook vermeld op de Smart-sleutel zelf.

Als de voertuigaccu ontladen is, kunt u met de mechanische sleutel het zadel openen.

Draa g naast d e Smart-sleutel stee d s één mechanische sleutel b ij u.

Als de Smart-sleutel verloren is of de batterij ervan ontladen is, kan het identificatienummer worden gebruikt om de machine in

de noodmodus te bedienen. (Zie pagina

7-37.)

Noteer het i d entificatienummer voor noo dg evallen.

Als de Smart-sleutel verloren is en het identificatienummer van het Smart-sleutelsysteem onbekend is, moet het Smartsleutelsysteem in zijn geheel worden vervangen. Dit brengt aanzienlijke kosten met zich mee. Bewaar d e kaart met het i d entificatienummer op een veili g e plaats.

DCA21573

LET OP

De Smart-sleutel b evat elektronische precisieon d er d elen. Neem d e vol g en d e voorzor g smaatre g elen om storin g en of scha d e te voorkomen.

 Plaats of b ewaar d e Smart-sleutel niet in een op b er g compartiment.

De Smart-sleutel kan b escha d i gd raken d oor rijtrillin g en of overmatig e hitte.

Laat d e Smart-sleutel niet vallen, b ui g d eze niet en stel d eze niet b loot aan har d e schokken.

 Dompel d e Smart-sleutel niet on d er in water of an d ere vloeistoffen.

 Plaats g een zware voorwerpen op d e Smart-sleutel en stel d eze niet b loot aan overmati g e d ruk.

Plaats d e Smart-sleutel niet in een om g evin g met d irect zonlicht, ho g e temperaturen of een ho g e vochti g hei d s g raa d .

Pro b eer niet om d e Smart-sleutel te slijpen of te wijzi g en.

Hou d d e Smart-sleutel uit d e b uurt van sterke ma g netische vel d en en ma g netische voorwerpen zoals sleutelhou d ers, televisies en computers.

 Hou d d e Smart-sleutel uit d e b uurt van elektrische me d ische apparatuur.

Laat d e Smart-sleutel niet in contact komen met olie, polijstmi dd el of a g ressieve chemische stoffen.

Hier d oor kan d e b ehuizin g van d e

Smart-sleutel verkleuren of b arsten.

OPMERKING

 De levensduur van de batterij van de

Smart-sleutel is ongeveer twee jaar, maar dit kan variëren naargelang de gebruiksomstandigheden.

Vervang de batterij van de Smartsleutel als het controlelampje van het

Smart-sleutelsysteem na het inschakelen van het contact ongeveer 20 seconden blijft knipperen of wanneer het controlelampje van het Smart-sleutelsysteem na het indrukken van de knop op de Smart-sleutel niet gaat bran-

den. (Zie pagina 3-6.) Als het Smart-

sleutelsysteem na het vervangen van de batterij van de Smart-sleutel nog steeds niet werkt, controleer dan de voertuigaccu en laat de machine controleren door een Yamaha dealer.

 Als de Smart-sleutel doorlopend radiogolven ontvangt, zal de batterij van de Smart-sleutel snel ontladen raken.

(Bijvoorbeeld als de Smart-sleutel in de omgeving van elektrische apparaten zoals televisies, radio’s of computers wordt bewaard.)

3-4

UBY3D0D0.book Page 5 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

U kunt maximaal zes Smart-sleutels registreren voor dezelfde machine.

Neem voor extra Smart-sleutels contact op met uw Yamaha dealer.

Als u een Smart-sleutel kwijtraakt, neem dan onmiddellijk contact op met een Yamaha dealer om diefstal van de machine te voorkomen.

Smart-sleutelsysteem

DAU76471

Smart-sleutel

2

1

1. Controlelampje Smart-sleutel

2. Smart-sleuteltoets

De Smart-sleutel in- en uitschakelen

Houd de knop op de Smart-sleutel ongeveer 1 seconde ingedrukt om de Smartsleutel in of uit te schakelen. Als de Smartsleutel is uitgeschakeld, is gebruik van de machine niet mogelijk, zelfs niet als de

Smart-sleutel zich binnen het ontvangstbereik van het Smart-sleutelsysteem bevindt.

Schakel de Smart-sleutel in en breng deze binnen het ontvangstbereik om de machine te kunnen gebruiken.

Controleren of Smart-sleutel is in- of uitg eschakel d

Druk op de knop op de Smart-sleutel om de huidige bedieningsstatus van de Smartsleutel te bepalen.

Als het controlelampje van de Smart-sleutel gaat branden:

 Kort knippersignaal (0.1 seconde): De

Smart-sleutel is ingeschakeld.

 Lang knippersignaal (0.5 seconde): De

Smart-sleutel is uitgeschakeld.

Be g roetin g sfunctie op afstan d

Druk op de knop op de Smart-sleutel om de begroetingsfunctie op afstand te activeren. Er klinken twee piepsignalen en alle richtingaanwijzers knipperen twee keer.

3

3-5

UBY3D0D0.book Page 6 Tuesday, September 5, 2017 2:32 PM

3

Smart-sleutelsysteem

Deze functie is handig om uw machine terug te vinden, bijvoorbeeld op een parkeerplaats.

Piepsignaal begroetingsfunctie in- of uitschakelen

Het piepsignaal dat klinkt bij activeren van de begroetingsfunctie kan worden in- of uitgeschakeld met behulp van de volgende procedure.

1. Schakel de Smart-sleutel in en breng deze binnen het ontvangstbereik van het Smart-sleutelsysteem.

2. Zet het contactslot op “OFF” en druk vervolgens één keer op de knop van het contactslot.

3. Druk daarna binnen 9 seconden nogmaals op de knop en houd deze 5 seconden ingedrukt.

4. Als het piepsignaal klinkt, is het instellen voltooid.

Als het piepsignaal:

 Twee keer klinkt: Het piepsignaal is uitgeschakeld.

 Eén keer klinkt: Het piepsignaal is ingeschakeld.

DAU76482

De batterij van de Smart-sleutel vervangen

Vervang de batterij in de volgende situaties.

 Als het controlelampje van het Smartsleutelsysteem ongeveer 20 seconden knippert nadat het contact wordt ingeschakeld.

 Als de begroetingsfunctie niet werkt wanneer de knop op de Smart-sleutel wordt ingedrukt.

1

ZAUM1530

1. Controlelampje Smart-sleutelsysteem “ ”

DWA20630

WAARSCHUWING

De Smart-sleutel bevat een knoopcelbatterij.

 Houd nieuwe en gebruikte batterijen uit de buurt van kinderen.

 Als het batterijvak niet goed sluit, stop dan met het gebruik van de

Smart-sleutel en houd deze uit de buurt van kinderen.

Explosiegevaar - voorkom verkeerd gebruik van de batterij.

Onjuiste vervanging kan resulteren in brand of explosie.

Vervang de batterij uitsluitend door een exemplaar van hetzelfde of een gelijkwaardig type.

 Stel de Smart-sleutel niet bloot aan overmatige hitte, zoals van de zon of vuur.

3-6

UBY3D0D0.book Page 7 Tuesday, September 5, 2017 2:32 PM

Smart-sleutelsysteem

Gevaar voor chemische brandwonden slik de batterij niet in.

Als de batterij wordt ingeslikt kan deze binnen slechts 2 uur ernstige inwendige brandwonden veroorzaken, mogelijk met de dood tot gevolg.

 Raadpleeg onmiddellijk een arts als u vermoedt dat een batterij is ingeslikt of in enig deel van het lichaam is terechtgekomen.

DCA15784

LET OP

Gebruik een doek wanneer u de behuizing van de Smart-sleutel opent met een schroevendraaier. Bij rechtstreeks contact met harde voorwerpen kan de Smart-sleutel beschadigd of bekrast raken.

Voorkom dat de waterdichte afdichting beschadigd of vervuild raakt.

 Raak de interne circuits en aansluitingen niet aan. Hierdoor kunnen storingen ontstaan.

Oefen geen overmatige kracht uit op de Smart-sleutel bij het vervangen van de batterij.

 Zorg ervoor dat de batterij correct wordt geplaatst. Controleer de richting van de positieve/“+” kant van de batterij.

2. Verwijder de batterij.

1

1. Accu

OPMERKING

Voer de verwijderde batterij af volgens de lokaal geldende voorschriften.

3. Plaats een nieuwe batterij zoals getoond. Let op de polariteit van de batterij.

Vereiste batterij:

CR2032

3

De batterij van de Smart-sleutel vervangen

1. Open de behuizing van de Smartsleutel zoals getoond.

1

3-7

1. Accu

4. Klik de behuizing van de Smart-sleutel voorzichtig dicht.

UBY3D0D0.book Page 8 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

3

Smart-sleutelsysteem

DAU76892

Contactslot

1

ZAUM1469

1. Contactslot

2. Knop contactslot

2

OPMERKING

Druk niet herhaaldelijk op de knop van het contactslot en draai het contactslot niet vaker dan nodig is voor normaal gebruik. Als u dit doet, wordt het Smart-sleutelsysteem tijdelijk uitgeschakeld en gaat het controlelampje knipperen om schade aan het contactslot te voorkomen. Wacht als dit gebeurt tot het controlelampje stopt met knipperen alvorens het contactslot weer te bedienen.

Hieronder worden de standen van het contactslot beschreven.

DAU76500

ON (aan)

1 2

1

ZAUM1530

1. Controlelampje Smart-sleutelsysteem “ ”

Het contactslot wordt gebruikt om de voeding van de machine in en uit te schakelen, het stuur te vergrendelen en ontgrendelen en het zadel, tankdopdeksel en opbergcompartiment A te openen. Na indrukken van de knop van het contactslot en bevestiging met de Smart-sleutel kan het contactslot worden gedraaid terwijl het controlelampje van het Smart-sleutelsysteem brandt (ongeveer 4 seconden).

DWA18720

WAARSCHUWING

Draai nooit het contactslot naar

“OFF”, “ ” of “OPEN” terwijl d e machine rij d t. Hier d oor wor d en d e elektrische systemen uit g eschakel d , wat mo g elijk kan lei d en tot verlies van d e controle of een on g eval.

ZAUM1471

1. Drukken.

2. Draaien.

Alle elektrische circuits worden voorzien van stroom en de motor kan worden gestart.

Het contact inschakelen

1. Schakel de Smart-sleutel in en breng deze binnen het ontvangstbereik van het Smart-sleutelsysteem.

2. Druk op de knop van het contactslot: het controlelampje van de Smart-sleutel gaat ongeveer 4 seconden branden.

3-8

UBY3D0D0.book Page 9 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

3. Zet terwijl het controlelampje van het

Smart-sleutelsysteem brandt het contactslot op “ON”. Alle richtingaanwijzers knipperen twee keer en het contact wordt ingeschakeld.

OPMERKING

 Als de spanning van de voertuigaccu laag is, knipperen de richtingaanwijzers niet.

Zie “Noodmodus” op pagina 7-37

voor informatie over het inschakelen van het contact zonder de Smartsleutel.

OFF (uit)

1

Smart-sleutelsysteem conden een piepsignaal en gaat het controlelampje van het Smart-sleutelsysteem 30 seconden knipperen.

 Tijdens deze 30 seconden kan het contactslot gewoon worden bediend.

 Na 30 seconden wordt het contact automatisch uitgeschakeld.

 Wanneer u het contact onmiddellijk wilt uitschakelen, druk dan binnen 2 seconden vier keer op de knop van het contactslot.

DAU76510

DAU79042

OPEN (open)

Het contactslot wordt van stroom voorzien.

Het zadel en opbergcompartiment A kunnen worden geopend.

Het zadel en opbergcompartiment A openen

1 2

3

ZAUM1472

1. Draaien.

Alle elektrische systemen zijn uitgeschakeld.

Het contact uitschakelen

1. Zet het contactslot op “OFF” terwijl de

Smart-sleutel is ingeschakeld en zich binnen het ontvangstbereik van het

Smart-sleutelsysteem bevindt.

2. De richtingaanwijzers knipperen één keer en het contact wordt uitgeschakeld.

OPMERKING

Als het contactslot op “OFF” staat maar de aanwezigheid van de Smart-sleutel niet kan worden bevestigd (omdat de Smart-sleutel zich buiten het ontvangstbereik bevindt of is uitgeschakeld), klinkt er gedurende 3 se-

3-9

ZAUM1471

1. Drukken.

2. Draaien.

1. Druk op de knop van het contactslot terwijl de Smart-sleutel is ingeschakeld en zich binnen het ontvangstbereik van het Smart-sleutelsysteem bevindt.

2. Draai terwijl het controlelampje van het Smart-sleutelsysteem brandt het contactslot op “OPEN”.

3. Druk om het zadel te openen op de knop “SEAT” en til dan het zadel aan de achterzijde op.

UBY3D0D0.book Page 10 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

3

Smart-sleutelsysteem

1

2

ZAUM1474

1. Opbergcompartiment A

2. Knop “LID”

4. Druk om opbergcompartiment A te openen op de knop “LID”.

Als u zich buiten het ontvangstbereik van het Smart-sleutelsysteem begeeft met het contactslot in de stand

“OPEN”

Als de zoemer na 3 minuten klinkt, draai dan het contactslot naar “OFF” of “ ”.

Als de zoemer klinkt omdat de Smart-sleutel werd uitgeschakeld of buiten het ontvangstbereik werd bewogen, zet dan de

Smart-sleutel aan en loop terug in het bereik.

OPMERKING

 De zoemer gaat na 1 minuut uit.

 Het zadel kan ook met de mechani-

sche sleutel worden geopend. (Zie pagina 4-20.)

DAU76521

“ ” (ver g ren d elen)

1 2

1

ZAUM1473

1. “SEAT”-toets

OPMERKING

Zorg dat het zadel en het opbergcompartiment stevig zijn gesloten alvorens te gaan rijden.

Herinnerin g voor open stan d

Om te voorkomen dat u de machine onvergrendeld achterlaat met het contactslot in de stand “OPEN”, klinkt de zoemer van het

Smart-sleutelsysteem in de volgende omstandigheden.

 Als het contactslot 3 minuten in de stand “OPEN” heeft gestaan

 Als de Smart-sleutel wordt uitgeschakeld terwijl het contactslot in de stand

“OPEN” staat

ZAUM1475

1. Drukken.

2. Indrukken en draaien.

Het stuur is vergrendeld en alle elektrische systemen zijn uitgeschakeld.

Om het stuur te vergrendelen

1. Draai het stuur helemaal naar links.

2. Druk op de knop van het contactslot terwijl de Smart-sleutel is ingeschakeld en zich binnen het ontvangstbereik van het Smart-sleutelsysteem bevindt.

3-10

UBY3D0D0.book Page 11 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

3. Druk terwijl het controlelampje van het

Smart-sleutelsysteem brandt het contactslot in en draai het naar “ ”.

OPMERKING

Als het stuur niet wordt vergrendeld, probeer het dan iets terug naar rechts te draaien.

Het stuur ontgrendelen

1 2

Smart-sleutelsysteem

2. Draai terwijl het controlelampje van het Smart-sleutelsysteem brandt het contactslot naar “ ”.

Om de stand “ ” te verlaten

Draai eenvoudigweg het contactslot naar “ ”.

DCA20760

LET OP

Als u d e alarmverlichtin g of d e richtin g aanwijzers lan gd uri g g e b ruikt, kan d it d e accu ontla d en.

3

DAU79000

“ ” (tank d op d eksel)

Om het tankdopdeksel te openen

1 2

ZAUM1476

1. Drukken.

2. Indrukken en draaien.

1. Druk op de knop van het contactslot terwijl de Smart-sleutel is ingeschakeld en zich binnen het ontvangstbereik van het Smart-sleutelsysteem bevindt.

2. Draai en druk terwijl het controlelampje van het Smart-sleutelsysteem brandt het contactslot in de gewenste stand.

DAU76903

(parkeren)

De alarmverlichting en richtingaanwijzers kunnen worden ingeschakeld, maar alle andere elektrische systemen zijn uit.

Om de stand “ ” te gebruiken

1. Druk met het contactslot in de stand “ ” en de Smart-sleutel ingeschakeld en binnen het ontvangstbereik op de knop van het contactslot.

ZAUM1477

1. Drukken.

2. Draaien.

1. Druk op de knop van het contactslot terwijl de Smart-sleutel is ingeschakeld en zich binnen het ontvangstbereik van het Smart-sleutelsysteem bevindt.

2. Draai als het controlelampje van het

Smart-sleutelsysteem brandt het contactslot naar “ ”.

Om het tankdopdeksel te sluiten

Druk het tankdopdeksel omlaag totdat het gesloten is.

3-11

3

UBY3D0D0.book Page 12 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Smart-sleutelsysteem

OPMERKING

Controleer of het tankdopdeksel stevig is gesloten alvorens te gaan rijden.

3-12

UBY3D0D0.book Page 1 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Functies van instrumenten en b e d ienin g selementen

1 2

DAU4939D

Controlelampjes en waarschuwin

g

slampjes

ZAUM1548

1. Controlelampje linker richtingaanwijzers “ ”

2. Controlelampje rechter richtingaanwijzers “ ”

3. Controlelampje grootlicht “ ”

4. ABS-waarschuwingslampje “

ABS

5. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”

6. Controlelampje tractieregeling “ ”

7. Controlelampje Smart-sleutelsysteem “ ”

DAU11032

Controlelampjes richtin g aanwijzers

“ ” en “ ”

Elk controlelampje gaat knipperen wanneer de bijbehorende richtingaanwijzer knippert.

DAU11081

Controlelampje g rootlicht “ ”

Dit controlelampje brandt terwijl de koplamp is ingeschakeld voor grootlicht.

DAU78180

Waarschuwin g slampje motorstorin g

“ ”

Dit waarschuwingslampje gaat branden als er een storing wordt gedetecteerd in de motor of een ander regelsysteem van de machine. Vraag in dat geval een Yamaha dealer het boorddiagnosesysteem te controleren.

Het elektrisch circuit voor het waarschuwingslampje kunt u controleren door het contactslot op “ON” te zetten. Het waarschuwingslampje moet enkele seconden oplichten en dan uitgaan.

Als het waarschuwingslampje niet gaat branden wanneer het contactslot op “ON” wordt gezet of blijft branden, laat de machine dan controleren door een Yamaha dealer.

DAU78171

ABS-waarschuwin g slampje “

ABS

Onder normale omstandigheden gaat het

ABS-waarschuwingslampje aan als het contactslot op “ON” wordt gezet en gaat het uit bij een rijsnelheid van 10 km/h

(6 mi/h) of hoger.

Als het ABS-waarschuwingslampje:

 niet gaat branden wanneer het contactslot op “ON” wordt gezet

 gaat branden of knipperen tijdens het rijden

 niet uitgaat bij een snelheid van

10 km/h (6 mi/h) of hoger

Werkt het ABS-systeem mogelijk niet goed.

Vraag als een van de bovenstaande gevallen zich voordoet zo snel mogelijk een

Yamaha dealer het systeem te controleren.

(Zie pagina 4-14 voor uitleg over de wer-

king van het ABS-systeem.)

DWA16041

WAARSCHUWING

Als het ABS-waarschuwin g slampje niet uit g aat zo d ra met een snelhei d van

10 km/h (6 mi/h) of ho g er wor d t g ere d en, of als het waarschuwin g slampje tij d ens het rij d en g aat b ran d en of knipperen, keert het remsysteem teru g naar conventioneel remmen. Als een van d e b ovenstaan d e g evallen zich voor d oet, of als het waarschuwin g slampje helemaal niet g aat b ran d en, rij d an extra voorzichti g om te voorkomen d at d e remmen in noo d situaties b lokkeren. Laat het rem-

4

4-1

UBY3D0D0.book Page 2 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Functies van instrumenten en b e d ienin g selementen

4 systeem en d e elektrische circuits zo snel mo g elijk d oor een Yamaha d ealer controleren.

Snelhei

d

smeter

DAU63544

OPMERKING

Het ABS-waarschuwingslampje kan gaan branden wanneer er gas wordt gegeven terwijl de machine op de middenbok staat.

Er is dan echter geen sprake van een storing.

Zet als dit gebeurt het contactslot uit en weer aan om het controlelampje te resetten.

1

ZAUM1532

1. Snelheidsmeter

Voor Vereni gd Koninkrijk

DAU78591

Controlelampje tractiere g elin g “TCS”

Dit controlelampje knippert als de tractieregeling is ingeschakeld.

Als de tractieregeling wordt uitgeschakeld,

gaat dit controlelampje branden. (Zie pagina 4-15.)

OPMERKING

Als de machine wordt ingeschakeld, moet dit lampje enkele seconden oplichten en dan uitgaan. Als het lampje niet gaat branden of blijft branden, vraag dan uw Yamaha dealer om de machine te controleren.

DAU78600

Controlelampje Smart-sleutelsysteem

“ ”

Dit controlelampje geeft de toestand van het Smart-sleutelsysteem aan. Als het

Smart-sleutelsysteem normaal werkt, is dit controlelampje uit. Als er een storing optreedt in het Smart-sleutelsysteem, gaat het controlelampje knipperen. Het controlelampje knippert ook wanneer de machine en Smart-sleutel met elkaar communiceren en bij uitvoering van bepaalde bewerkingen van het Smart-sleutelsysteem.

1

ZAUM1533

1. Snelheidsmeter

De snelheidsmeter geeft de rijsnelheid van het voertuig aan.

Als de machinevoeding wordt ingeschakeld, slaat de naald van de snelheidsmeter eenmaal helemaal uit tot aan de hoogste snelheid en keert daarna weer terug naar nul om het elektrische circuit te testen.

4-2

UBY3D0D0.book Page 3 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Functies van instrumenten en b e d ienin g selementen

DAU63551 DAU78486

Toerenteller Multifunctioneel

d

isplay

2

1

2

ZAUM1549

1. Toerenteller

2. Rode zone toerenteller

Met de elektrische toerenteller kan de bestuurder het motortoerental controleren en dit binnen het ideale bereik houden.

Als de machinevoeding wordt ingeschakeld, slaat de naald van de toerenteller eenmaal helemaal uit tot het hoogste aantal toeren per minuut en keert daarna weer terug naar nul tpm om het elektrische circuit te testen.

DCA10032

LET OP

Laat d e motor niet d raaien terwijl d e toerenteller in d e ro d e zone wijst.

Ro d e zone: 9000 tpm en ho g er

1 3

6 4

5

ZAUM1481

1. Brandstofniveaumeter

2. Informatieweergave

3. Temperatuurmeter koelvloeistof

4. Klok

5. Rittellerweergave

6. Waarschuwingslampje gladde weg “ ”

DWA12423

WAARSCHUWING

Zor g d at d e machine stilstaat voor d at u wijzi g in g en in d e instellin g en van d e multifunctionele meter g aat aan b reng en. Het aan b ren g en van wijzi g in g en tijd ens het rij d en kan u aflei d en en ver g root het risico op een on g eval.

De schakelaar “TRIP/INFO” bevindt zich aan de rechterzijde van het stuur. Met deze schakelaar kunt u de instellingen van de multifunctionele meter regelen of wijzigen.

Als u de schakelaar “TRIP” wilt gebruiken, draait u de schakelaar “TRIP/INFO” in de richting (a). Als u de schakelaar “INFO” wilt gebruiken, draait u de schakelaar “TRIP/IN-

FO” in de richting (b).

4

4-3

UBY3D0D0.book Page 4 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Functies van instrumenten en b e d ienin g selementen

4

(a) (b)

1

1. “TRIP/INFO”-schakelaar

Het multifunctionele display toont de volgende voorzieningen:

 klok

 brandstofniveaumeter

 temperatuurmeter koelvloeistof

 rittellerweergave

 informatieweergave

OPMERKING

Voor Verenigd Koninkrijk: als u de weergaven wilt wisselen tussen kilometers en mijlen draait u het contactslot naar “ON” terwijl u de schakelaar “INFO” ingedrukt houdt, en houdt u vervolgens de schakelaar “INFO” nog acht seconden ingedrukt.

2. Houd de schakelaar “TRIP” ingedrukt.

3. Draai het contactslot naar “ON” terwijl u de schakelaar “TRIP” ingedrukt houdt, en houd vervolgens de schakelaar “TRIP” nog acht seconden ingedrukt. De urenaanduiding begint te knipperen.

4. Gebruik de schakelaar “TRIP” om de uren in te stellen.

5. Houd de schakelaar “TRIP” drie seconden ingedrukt en laat deze vervolgens los. De minutenaanduiding begint te knipperen.

6. Gebruik de schakelaar “TRIP” om de minuten in te stellen.

7. Houd de schakelaar “TRIP” drie seconden ingedrukt en laat deze vervolgens los om de klok te starten.

Bran d stofniveaumeter

1

Klok

1

ZAUM1482

1. Klok

De klok maakt gebruik van een 24-uursysteem.

De klok instellen

1. Zet het contactslot op “OFF”.

ZAUM1483

1. Brandstofniveaumeter

De brandstofniveaumeter geeft aan hoeveel brandstof in de tank aanwezig is. De segmenten van de brandstofniveaumeter verdwijnen van “F” (vol) naar “E” (leeg) naarmate het brandstofniveau verder daalt.

Als het laatste segment van de brandstofniveaumeter begint te knipperen, dient u zo snel mogelijk te tanken.

OPMERKING

 Als er een probleem wordt gedetecteerd in de brandstofniveaumeter, gaan alle segmenten knipperen. Als

4-4

UBY3D0D0.book Page 5 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Functies van instrumenten en b e d ienin g selementen dit zich voordoet, vraag dan een

Yamaha-dealer de machine te controleren.

 Wanneer ongeveer 2.4 L (0.63 US gal,

0.53 Imp.gal) van de brandstof resteert in de brandstoftank, gaat het laatste segment van de brandstofniveaumeter knipperen. De weergave wisselt automatisch naar de brandstofreserve-ritteller “F Trip” en geeft de afgelegde afstand vanaf dat punt aan.

De koelvloeistoftemperatuur is afhankelijk van de weersomstandigheden en de motorbelasting.

Rittellerweer g ave

Temperatuurmeter koelvloeistof

1

ZAUM1484

1. Temperatuurmeter koelvloeistof

De temperatuurmeter koelvloeistof geeft de temperatuur van de koelvloeistof aan.

Als het bovenste segment knippert, stop dan het voertuig, stop vervolgens de motor

en laat de motor afkoelen. (Zie pagina

7-36.)

DCA10022

LET OP

Laat d e motor niet d raaien terwijl d eze oververhit is.

OPMERKING

 Als er een probleem wordt gedetecteerd in de temperatuurmeter koelvloeistof gaan alle segmenten knipperen. Vraag in dat geval zo snel mogelijk een Yamaha dealer de machine te controleren.

1

ZAUM1485

1. Rittellerweergave

De rittellerweergave is voorzien van het volgende:

 kilometerteller

 ritteller

 tijd-ritteller

 ritteller brandstofreserve

 ritteller olieverversing

 ritteller voor V-snaarvervanging

Druk op de schakelaar “TRIP” om de weergave in de onderstaande volgorde te wisselen tussen de kilometerteller “Odo”, ritteller “Trip”, tijd-ritteller “Trip Time”, ritteller olieverversing “Oil Trip”, en ritteller voor

V-snaarvervanging “V-Belt Trip”:

Odo

Trip

Trip Time

Oil Trip

V-Belt Trip → Odo

OPMERKING

Wanneer ongeveer 2.4 L (0.63 US gal,

0.53 Imp.gal) van de brandstof resteert in de brandstoftank, gaat het laatste segment van de brandstofniveaumeter knipperen.

De weergave wisselt automatisch naar de brandstofreserve-ritteller “F Trip” en geeft de afgelegde afstand vanaf dat punt aan.

4

4-5

UBY3D0D0.book Page 6 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Functies van instrumenten en b e d ienin g selementen

4

Kilometerteller “O d o” en ritteller “Trip”

De kilometerteller toont de totale afstand die door de machine is afgelegd.

De ritteller toont de afgelegde afstand sinds de teller voor het laatst werd teruggesteld.

Als u de ritteller wilt terugstellen, selecteert u deze door op de schakelaar “TRIP” te drukken en houdt u vervolgens de schakelaar “TRIP” drie seconden ingedrukt.

OPMERKING

De kilometerteller wordt vergrendeld bij 999999.

 De ritteller wordt teruggesteld en blijft tellen nadat 9999.9 is bereikt.

Tij d -ritteller “Time”

1

ZAUM1486

1. Tijd-ritteller

De tijd-ritteller toont de tijd die is verstreken terwijl het contactslot in de stand “ON” stond sinds de teller voor het laatst werd teruggesteld.

De maximale tijd die kan worden weergegeven is 99:59.

OPMERKING

Als u de tijd-ritteller wilt terugstellen, selecteert u deze door op de schakelaar “TRIP” te drukken en houdt u vervolgens de schakelaar “TRIP” drie seconden ingedrukt.

Bran d stofreserve-ritteller “F Trip”

1

ZAUM1487

1. Brandstofreserve-ritteller

Wanneer ongeveer 2.4 L (0.63 US gal,

0.53 Imp.gal) van de brandstof resteert in de brandstoftank, gaat het laatste segment van de brandstofniveaumeter knipperen.

De weergave wisselt automatisch naar de brandstofreserve-ritteller “F Trip” en geeft de afgelegde afstand vanaf dat punt aan.

Druk in dat geval op de schakelaar “TRIP” om de weergave te wisselen in de onderstaande volgorde:

F Trip → Oil Trip → V-Belt Trip → Odo →

Trip → Trip Time → F Trip

Als u de brandstofreserve-ritteller wilt terugstellen, selecteert u deze door op de schakelaar “TRIP” te drukken en houdt u vervolgens de schakelaar “TRIP” drie seconden ingedrukt.

De brandstofreserve-ritteller wordt automatisch op nul teruggesteld en verdwijnt zodra na het tanken 5 km (3 mi) is gereden.

4-6

UBY3D0D0.book Page 7 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Functies van instrumenten en b e d ienin g selementen

Ritteller olieverversin g “Oil Trip” Ritteller voor V-snaarvervan g in g “V-Belt

Trip”

1

2

ZAUM1488

1. Indicator olieverversing “Oil”

2. Ritteller olieverversing

De ritteller voor olieverversing toont de afgelegde afstand sinds de olie voor het laatst werd ververst.

De indicator olieverversing “OIL” gaat knipperen zodra de eerste 1000 km (600 mi) zijn afgelegd en daarna bij 4000 km (2400 mi) en om de 5000 km (3000 mi) om aan te geven dat de motorolie moet worden ververst.

Nadat de motorolie is ververst, moeten de indicator olieverversing en de ritteller voor olieverversing worden teruggesteld. Om beide terug te stellen, selecteert u de ritteller voor olieverversing en houdt u de schakelaar “TRIP” drie seconden ingedrukt.

Terwijl de ritteller voor olieverversing knippert, houdt u de schakelaar “TRIP” 15 tot

20 seconden ingedrukt. Laat de schakelaar

“TRIP” los, waarna de waarde van de ritteller voor olieverversing wordt teruggesteld naar nul.

OPMERKING

Als de motorolie wordt ververst voordat de indicator olieverversing gaat branden (dus voordat de intervalperiode voor olieverversing is verstreken), moet de ritteller voor olieverversing worden teruggesteld zodat het eerstvolgende tijdstip voor olieverversing weer correct wordt aangegeven.

1

2

ZAUM1489

1. Indicator V-snaarvervanging “V-Belt”

2. Ritteller voor V-snaarvervanging

De ritteller voor V-snaarvervanging toont de afgelegde afstand sinds de V-snaar voor het laatst werd vervangen.

De ritteller voor V-snaarvervanging “V-Belt” gaat na elke 20000 km (12000 mi) knipperen om aan te geven dat de V-snaar moet worden vervangen.

Nadat de V-snaar is vervangen, moeten de indicator V-snaarvervanging en ritteller voor V-snaarvervanging worden teruggesteld. Om beide terug te stellen, selecteert u de ritteller voor V-snaarvervanging en houdt u de schakelaar “TRIP” drie seconden ingedrukt.

Terwijl de ritteller voor V-snaarvervanging knippert, houdt u de schakelaar “TRIP” 15 tot 20 seconden ingedrukt. Laat de schakelaar “TRIP” los, waarna de waarde van de ritteller voor V-snaarvervanging wordt teruggesteld naar nul.

OPMERKING

Als de V-snaar wordt vervangen voordat de indicator V-snaarvervanging gaat branden

(d.w.z. voordat de intervalperiode voor Vsnaarvervanging is verstreken), moet de ritteller V-snaarvervanging worden teruggesteld zodat het eerstvolgende tijdstip voor

V-snaarvervanging weer correct wordt aangegeven.

4

4-7

UBY3D0D0.book Page 8 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Functies van instrumenten en b e d ienin g selementen

4

Informatieweer g ave

1

ZAUM1490

1. Informatieweergave

De informatieweergave is voorzien van het volgende:

 luchttemperatuurweergave

 accuspanningsweergave

 weergave tractieregeling

 weergave gemiddeld brandstofverbruik

 weergave huidig brandstofverbruik

 weergave voor gemiddelde snelheid

 waarschuwingsberichtfunctie

Het informatie d isplay g e b ruiken

Druk op de schakelaar “INFO” om de weergave in de onderstaande volgorde te wisselen tussen de luchttemperatuurweergave

“Air-temp”, accuspanningsweergave “Battery”, weergave tractieregeling “TCS ON” of “TCSOFF”, weergave gemiddeld brandstofverbruik “Consumption/Average_ _._

km/L” of “Consumption/Average_ _._

L/100 km”, weergave huidig brandstofverbruik “Consumption_ _._ km/L” of

“Consumption_ _._ L/100 km” en weergave voor gemiddelde snelheid “Average”:

Air-temp → Battery → TCS ON of TCSOFF

Consumption/Average_ _._ km/L

Consumption/Average_ _._ L/100 km →

Consumption_ _._ km/L → Consumption_

_._ L/100 km → Average → Air-temp

Voor Verenigd Koninkrijk:

Druk op de schakelaar “TRIP” om de weergave in de onderstaande volgorde te wisselen tussen de luchttemperatuurweergave

“Air-temp”, accuspanningsweergave “Battery”, weergave tractieregeling “TCS ON” of “TCSOFF”, weergave gemiddeld brandstofverbruik “Consumption/Average_ _._

km/L”, “Consumption/Average_ _._ L/100 km” of “Consumption/Average_ _

_._MPG”, weergave gemiddeld brandstofverbruik “Consumption_ _._ km/L”,

“Consumption_ _._ L/100 km” of

“Consumption_ _ _._MPG” en weergave voor gemiddelde snelheid “Average”:

Air-temp → Battery → TCS ON of TCSOFF

Consumption/Average_ _._ km/L

Consumption/Average_ _._ L/100 km →

Consumption/Average_ _ _._ MPG →

Consumption_ _._ km/L → Consumption_

_._ L/100 km → Consumption_ _ _._ MPG

→ Average → Air-temp

OPMERKING

 Als kilometers is geselecteerd voor de weergave-eenheden, worden “Consumption/Average_ _ _._MPG” en

“Consumption_ _ _._MPG” niet weergegeven.

Als mijlen is geselecteerd voor de weergave-eenheden, worden “Consumption/Average_ _._ km/L”, “Consumption/Average_ _._ L/100 km”,

“Consumption_ _._ km/L” en

“Consumption_ _._ L/100 km” niet weergegeven.

4-8

UBY3D0D0.book Page 9 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Functies van instrumenten en b e d ienin g selementen

Luchttemperatuurweer g ave

2

1

OPMERKING

 Als de motor langzaam tornt wanneer de startschakelaar wordt ingedrukt, laat dan een Yamaha dealer de accu opladen.

 Als “---” wordt weergegeven in de accuspanningsweergave, moet u de accu laten controleren door een

Yamaha dealer.

ZAUM1491

1. Luchttemperatuurweergave

2. Waarschuwingslampje gladde weg “ ”

Deze weergave toont de luchttemperatuur van –10 °C tot 50 °C in stappen van 1 °C.

Het waarschuwingslampje gladde weg “ ” gaat knipperen als de temperatuur lager is dan 4 °C.

De weergegeven temperatuur kan afwijken van de werkelijke omgevingstemperatuur.

OPMERKING

De nauwkeurigheid van de temperatuuraflezing kan worden beïnvloed door hitte van de motor bij langzaam rijden [onder 20 km/h (12 mi/h)] of door het oponthoud bij verkeerslichten etc.

Accuspannin g sweer g ave

1

Weer g ave tractiere g elin g

1

ZAUM1493

1. Weergave tractieregeling

Deze weergave toont de huidige status van

de tractieregeling. (Zie pagina 4-15.)

 “TCS ON”: het systeem is ingeschakeld

“TCSOFF”: het systeem is uitgeschakeld

OPMERKING

Als alleen “TCS” wordt weergegeven, is er een communicatiefout opgetreden in de machine. Laat de machine zo snel mogelijk controleren door een Yamaha dealer.

4

ZAUM1492

1. Accuspanningsweergave

Deze weergave toont de huidige laadstatus van de accu.

4-9

UBY3D0D0.book Page 10 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Functies van instrumenten en b e d ienin g selementen

Weer g ave g emi dd el d b ran d stofver b ruik Weer g ave hui d i g b ran d stofver b ruik

1 1

4

ZAUM1494

1. Weergave gemiddeld brandstofverbruik

Deze functie berekent het gemiddelde brandstofverbruik sinds de weergave op nul is teruggesteld.

Het gemiddelde brandstofverbruik kan worden weergegeven als “Consumption/Average_ _._ km/L”, “Consumption/Average_ _._ L/100 km” of

“Consumption/Average_ _ _._ MPG” (voor

Verenigd Koninkrijk).

“Consumption/Average_ _._ km/L”:

De gemiddelde afstand die kan worden afgelegd op 1.0 L brandstof wordt weergegeven.

“Consumption/Average_ _._ L/100 km”: De gemiddelde hoeveelheid brandstof die nodig is om 100 km af te leggen wordt weergegeven.

“Consumption/Average_ _ _._ MPG”

(voor Verenigd Koninkrijk): De gemiddelde afstand die kan worden afgelegd op 1.0 Imp.gal brandstof wordt weergegeven.

Om de weergave van het gemiddelde brandstofverbruik terug te stellen, houdt u de schakelaar “INFO” minstens drie seconden ingedrukt.

OPMERKING

Nadat u de weergave van het gemiddelde brandstofverbruik hebt teruggesteld, wordt

“_ _._” weergegeven totdat 1 km (0.6 mi) met de machine is afgelegd.

ZAUM1495

1. Weergave huidig brandstofverbruik

Deze functie berekent het brandstofverbruik onder de huidige rijomstandigheden.

Het huidige brandstofverbruik kan worden weergegeven als “Consumption_ _._km/L”,

“Consumption_ _._L/100 km” of

“Consumption_ _ _._MPG” (voor Verenigd

Koninkrijk).

“Consumption_ _._km/L”: De afstand die onder de huidige rijomstandigheden kan worden afgelegd met 1.0 L brandstof wordt weergegeven.

“Consumption_ _._L/100 km”: De hoeveelheid brandstof die nodig is om onder de huidige rijomstandigheden

100 km af te leggen wordt weergegeven.

 “Consumption_ _ _._MPG” (voor Verenigd Koninkrijk): De afstand die onder de huidige rijomstandigheden kan worden afgelegd met 1.0 Imp.gal

brandstof wordt weergegeven.

OPMERKING

Bij snelheden onder 10 km/h (6 mi/h) wordt

“_ _._” weergegeven.

4-10

UBY3D0D0.book Page 11 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Functies van instrumenten en b e d ienin g selementen

Weer g ave voor g emi dd el d e snelhei d

1

ZAUM1496

1. Weergave voor gemiddelde snelheid

De gemiddelde snelheid “Average_ _

_kmh” of “Average_ _ _MPH” (voor Verenigd Koninkrijk) wordt weergegeven.

De gemiddelde snelheid is de totale afstand gedeeld door de totale tijd (waarin het contactslot in de stand “ON” stond) sinds de weergave het laatst is teruggesteld naar nul.

Deze weergave toont de gemiddelde snelheid sinds de weergave is teruggesteld naar nul.

Als u de weergave voor gemiddelde snelheid wilt terugstellen, selecteert u deze door op de schakelaar “INFO” te drukken en houdt u vervolgens de schakelaar “IN-

FO” drie seconden ingedrukt.

Waarschuwin g s b erichtfunctie

Deze functie toont een waarschuwingsbericht dat overeenkomt met de huidige waarschuwing.

“L FUEL”: Wordt weergegeven wanneer het laatste segment van de brandstofniveaumeter gaat knipperen. Als “L FUEL” wordt weergegeven, moet u zo snel mogelijk tanken.

“H TEMP”: Wordt weergegeven wanneer het bovenste segment van de temperatuurmeter koelvloeistof gaat knipperen. Als “H

TEMP” wordt weergegeven, stop dan het voertuig, stop vervolgens de motor en laat de motor afkoelen.

“ICE”: Wordt weergegeven wanneer het waarschuwingslampje gladde weg “ ” gaat knipperen. Als “ICE” wordt weergegeven, moet u rekening houden met gladheid.

“OIL SERV”: Wordt weergegeven wanneer de indicator voor olieverversing “OIL” gaat knipperen. Als “OIL SERV” wordt weergegeven, moet u de motorolie verversen en vervolgens de indicator voor olieverversing en ritteller voor olieverversing terugstellen.

“V-BELT SERV”: Wordt weergegeven wanneer de indicator V-snaarvervanging “V-

Belt” gaat knipperen. Als “V-BELT SERV” wordt weergegeven, moet u de V-snaar vervangen en vervolgens de indicator Vsnaarvervanging en ritteller voor V-snaarvervanging terugstellen.

Bij twee of meer waarschuwingen worden de waarschuwingsberichten in de onderstaande volgorde weergegeven:

L FUEL

H TEMP

ICE

OIL SERV

VBELT SERV → L FUEL

4

4-11

UBY3D0D0.book Page 12 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Functies van instrumenten en b e d ienin g selementen

4

Stuurschakelaars

Links

1

2

3

1. Dimlichtschakelaar/lichtsignaalschakelaar

“ / /PASS”

2. Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”

3. Claxonschakelaar “ ”

Rechts

1

2

3

1. Stop/Run/Start-schakelaar “ / / ”

2. Schakelaar alarmverlichting “ ”

3. “TRIP/INFO”-schakelaar

DAU54201

Dimlichtschakelaar/ lichtsi g naalschakelaar “ / /PASS”

Zet deze schakelaar op “ ” voor grootlicht en op “ ” voor dimlicht.

Als u een grootlichtsignaal wilt geven, drukt u op de lichtsignaalzijde “PASS” van de schakelaar terwijl de koplampen op dimlicht staan.

DAU1234M DAU12461

Richtin g aanwijzerschakelaar “ / ”

Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan naar rechts aan te geven. Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan naar links aan te geven. Na loslaten keert de schakelaar terug naar de middenstand. Om de richtingaanwijzers uit te schakelen wordt de schakelaar ingedrukt nadat hij is teruggekeerd in de middenstand.

DAU12501

Claxonschakelaar “ ”

Druk deze schakelaar in om een claxonsignaal te geven.

DAU54212

Stop/Run/Start-schakelaar “ / / ”

Om de motor te starten met de startmotor, zet u deze schakelaar op “ ” en drukt u de schakelaar vervolgens omlaag naar “ ”.

Zie pagina 6-2 voor startinstructies voordat

u de motor start.

Zet deze schakelaar op “ ” om de motor direct uit te schakelen in een noodgeval, zoals wanneer de machine omslaat of als de gaskabel blijft hangen.

DAU78190

Schakelaar alarmverlichtin g “ ”

Met het contactslot in de stand “ON” of “ ” kunt u met deze schakelaar de alarmverlichting inschakelen (gelijktijdig knipperen van alle richtingaanwijzers).

De alarmverlichting wordt gebruikt in een noodgeval of om andere verkeersdeelnemers te waarschuwen als uw machine stilstaat in een mogelijk gevaarlijke verkeerssituatie.

DCA10062

LET OP

Ge b ruik d e alarmverlichtin g niet g e d uren d e lan g ere tij d als d e motor niet d raait om d at hier d oor d e accu kan ontla d en.

4-12

UBY3D0D0.book Page 13 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Functies van instrumenten en b e d ienin g selementen

DAU12902 DAU78491

Schakelaar “TRIP/INFO”

Deze schakelaar wordt gebruikt om instellingen en weergaven te wijzigen in de mul-

tifunctionele meter. Zie pagina 4-3 voor

meer informatie.

Als u de schakelaar “TRIP” wilt gebruiken, draait u de schakelaar “TRIP/INFO” in de richting (a). Als u de schakelaar “INFO” wilt gebruiken, draait u de schakelaar “TRIP/IN-

FO” in de richting (b).

Voorremhen

d

el

1

(a) (b)

1. Voorremhendel

De voorremhendel bevindt zich aan de rechterzijde van het stuur. Trek deze hendel naar de gasgreep toe om de voorrem te bekrachtigen.

4

1

1. “TRIP/INFO”-schakelaar

4-13

UBY3D0D0.book Page 14 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Functies van instrumenten en b e d ienin g selementen

4

Achterremhen

1 d

el

DAU12952

1. Achterremhendel

De achterremhendel bevindt zich aan de linkerzijde van het stuur. Trek deze hendel naar het stuur toe om de achterrem te bekrachtigen.

DAU78200

ABS

Het Yamaha ABS (anti-blokkeervoorziening remsysteem) bestaat uit een dubbel uitgevoerd elektronisch regelsysteem dat de voorrem en achterrem onafhankelijk aanstuurt.

Gebruik de remmen met ABS net zoals conventionele remmen. Bij activering van het ABS-systeem kan een pulsatie worden gevoeld in de remhendels. Ga in dat geval door met remmen en laat het ABS-systeem het werk doen. Ga niet “pompend” remmen, dit vermindert de remeffectiviteit.

DWA16051

WAARSCHUWING

Hou d altij d een veili g e afstan d tot voorli gg ers, zelfs als uw voertui g is uit g erust met ABS.

 Het ABS-systeem functioneert het effectiefst over lan g e remwe g en.

 Op b epaal d e oppervlakken, zoals slechte we g en of g rin d we g en, kan d e remafstan d met het ABS-systeem lan g er zijn d an zon d er ABSsysteem.

Het ABS-systeem wordt bewaakt door een

ECU die het systeem bij een storing laat terugkeren naar conventioneel remmen.

OPMERKING

 Het ABS-systeem voert een zelfdiagnosetest uit telkens nadat het contactslot op “ON” is gezet en een rijsnelheid wordt bereikt van 10 km/h

(6 mi/h) of hoger. Tijdens deze test hoort u een “klikkend” geluid aan de voorkant van het voertuig en wanneer u een remhendel licht aantrekt, voelt u eventueel een trilling in de hendel. Dit is normaal.

 Dit ABS-systeem is uitgerust met een testfunctie, waarbij de bestuurder pulsaties kan voelen in de rembediening

4-14

UBY3D0D0.book Page 15 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Functies van instrumenten en b e d ienin g selementen terwijl ABS actief is. Er is echter speciaal gereedschap vereist, dus neem contact op met uw Yamaha dealer.

DCA20100

LET OP

Let op d at d e wielsensor en d e rotor van d e wielsensor niet b escha d i gd raken, an d ers kan het ABS-systeem niet meer naar b ehoren werken.

1

1. Voorwielsensor

2. Opneemring voorwielsensor

1

2

DAU78611

Tractiere

g

elin

g

De tractieregeling (TCS) draagt bij aan het behouden van grip bij het optrekken op gladde oppervlakken, zoals onverharde of natte wegen. Wanneer sensoren detecteren dat het achterwiel begint te slippen (ongecontroleerde slip), grijpt de tractieregeling in door het motorvermogen te reguleren totdat de grip is hersteld.

Als tractieregeling in werking is, knippert het controlelampje “ ”. Mogelijk merkt u verandering in de reactie van de motor of het uitlaatgeluid.

DWA18860

WAARSCHUWING

De tractiere g elin g vormt g een vervang in g voor verstan d i g rij g e d ra g d at is aan g epast aan d e omstan d i g he d en. De tractiere g elin g b ie d t g een b eschermin g te g en g ripverlies d oor te snel in g aan van b ochten, snel optrekken b ij schuin overhan g en of d oor remmen, en kan we gg lijd en van het voorwiel niet voorkomen.

Rij d altij d voorzichti g op oppervlakken d ie mo g elijk g la d kunnen zijn en vermij d b ijzon d er g la dd e oppervlakken.

4

2

Tractiere g elin g instellen

1 2

1. Achterwielsensor

2. Opneemring achterwielsensor

4-15

ZAUM1535

1. Controlelampje tractieregeling “ ”

2. Weergave tractieregeling

Als u de machine inschakelt, wordt tractieregeling automatisch ingeschakeld.

UBY3D0D0.book Page 16 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Functies van instrumenten en b e d ienin g selementen

Bedien om de tractieregeling uit te schakelen de schakelaar “INFO” om de informatieweergave te wisselen naar de weergave van de tractieregeling. Houd vervolgens de schakelaar “INFO” drie seconden ingedrukt. Op het display wordt “TCSOFF” weergegeven en het controlelampje “TCS” gaat branden.

1 2

ZAUM1550

1. Controlelampje tractieregeling “ ”

2. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”

4

ZAUM1536

1. Controlelampje tractieregeling “ ”

2. Weergave tractieregeling

OPMERKING

Als de machine vast is komen te zitten in modder, zand of een ander zacht oppervlak, schakel dan de tractieregeling uit om het vrijmaken van het achterwiel te vergemakkelijken.

DCA16801

LET OP

Ge b ruik uitsluiten d d e voor g eschreven b an d en. (Zie pa g

ina 7-19.) Bij

g e b ruik van b an d en met een an d ere maat zal d e tractiere g elin g d e wielrotatie niet nauwkeuri g kunnen re g elen.

De tractiere g elin g teru g stellen

De tractieregeling wordt onder de volgende omstandigheden automatisch uitgeschakeld, bijvoorbeeld als een sensorfout wordt gedetecteerd of wanneer langer dan enkele seconden slechts één wiel kan draaien. Als dit gebeurt, gaat het controlelampje “ ” branden en mogelijk ook het waarschuwingslampje “ ”.

4-16

OPMERKING

Geef niet langdurig gas wanneer de machine op de middenbok staat. Anders wordt de tractieregeling automatisch uitgeschakeld en moet deze opnieuw worden ingesteld.

Als de tractieregeling automatisch wordt uitgeschakeld, kunt u deze als volgt terugstellen.

1. Stop de machine en schakel deze volledig uit.

2. Wacht enkele seconden en schakel de machinevoeding vervolgens in.

3. Het controlelampje “ ” dient uit te gaan en het systeem dient te worden ingeschakeld.

OPMERKING

Als het controlelampje “ ” na het terugstellen blijft branden, kan nog steeds met de machine worden gereden; laat de machine echter zo snel mogelijk nakijken door uw Yamaha dealer.

4. Laat een Yamaha dealer het voertuig nakijken en het controlelampje “ ” uitschakelen.

UBY3D0D0.book Page 17 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Functies van instrumenten en b e d ienin g selementen

DAU78502

Tank

d

op

Om d e tank d op te verwij d eren

1. Zet het contactslot op “ ” om het tankdopdeksel te openen.

1

1

1. Tankdopdeksel

2. Draai de tankdop linksom totdat de ontgrendelmarkering “ ” is uitgelijnd met “ ”, en verwijder dan de dop.

1. Vergrendelingsmarkering “ ”

2. Sluit het tankdopdeksel.

DWA11092

WAARSCHUWING

Na het tanken moet d e tank d op g oe d wor d en aan g e d raai d . Door b ran d stoflekka g e ontstaat b ran dg evaar.

4

1

2

1. Tankdop

2. Ontgrendelingsmarkering “ ”

Om d e tank d op aan te b ren g en

1. Steek de tankdop in de opening van de brandstoftank en draai deze rechtsom totdat de vergrendelmarkering “ ” is uitgelijnd met “ ”.

4-17

UBY3D0D0.book Page 18 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Functies van instrumenten en b e d ienin g selementen

4

DAU13213

Bran

d

stof

Controleer of er voldoende brandstof in de brandstoftank aanwezig is.

DWA10882

WAARSCHUWING

Benzine en b enzine d ampen zijn zeer b ran db aar. Vol g d e on d erstaan d e instructies om b ran d en ontploffin g te voorkomen en het letselrisico tij d ens het tanken te verla g en.

1. Zet alvorens te tanken de motor af en zorg dat er niemand op de machine zit. Rook nooit tijdens het tanken en tank nooit in de nabijheid van vonken, open vuur of andere ontstekingsbronnen zoals de waakvlammen van geisers en kledingdrogers.

2. Maak de brandstoftank niet te vol.

Stop met vullen zodra de brandstof de onderkant van de vulhals heeft bereikt. Omdat brandstof uitzet als deze warm wordt, kan de warmte van de motor of de zon ervoor zorgen dat brandstof uit de brandstoftank stroomt.

1 2 zien d e b ran d stof d e g elakte oppervlakken en kunststof d elen kan aantasten.

[DCA10072]

4. Draai de tankdop stevig vast.

DWA15152

WAARSCHUWING

Benzine is g ifti g en kan letsel of overlijd en veroorzaken. Sprin g zor g vul d i g om met b enzine. Pro b eer nooit om b enzine via d e mon d over te hevelen. Roep onmi dd ellijk me d ische hulp in na d at u b enzine heeft in g eslikt, veel b enzine d amp heeft in g ea d em d of b enzine in uw o g en heeft g ekre g en. Als b enzine op uw hui d terechtkomt, was d eze d an af met water en zeep. Als u b enzine op uw kle d in g morst, trek d an an d ere kle d in g aan.

DAU75300

Voor g eschreven b ran d stof:

Loodvrije superbenzine (gasohol

[E10] acceptabel)

Inhou d b ran d stoftank:

13 L (3.4 US gal, 2.9 Imp. gal)

Bran d stofreserve:

2.4 L (0.63 US gal, 0.53 Imp.gal)

DCA11401

LET OP

Ge b ruik uitsluiten d loo d vrije b enzine.

Loo d hou d en d e b enzine veroorzaakt ernsti g e scha d e aan inwen d i g e motoron d er d elen als kleppen en zui g erveren en ook aan het uitlaatsysteem.

1. Vulpijp brandstoftank

2. Maximaal brandstofniveau

3. Veeg uitgestroomde brandstof onmiddellijk af. LET OP:

Vee g g emorste b ran d stof onmi dd ellijk af met een schone, d ro g e, zachte d oek, aan g e-

4-18

UBY3D1D0.book Page 19 Monday, June 4, 2018 3:52 PM

Functies van instrumenten en bedieningselementen

DAU58301

Overloopslang brandstoftank

E5 E10

1

1

OPMERKING

Deze markering geeft de aanbevolen brandstof voor dit voertuig aan zoals gespecificeerd in de Europese voorschriften (EN228).

 Controleer bij het tanken of het vulpistool dezelfde markering draagt.

Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het gebruik van loodvrije superbenzine met een octaangetal van RON 95 of hoger. Als de motor gaat detoneren (pingelen), gebruik dan benzine van een ander merk. Door loodvrije benzine te gebruiken gaan bougies langer mee en blijven de onderhoudskosten beperkt.

Gasohol

Er bestaan twee typen gasohol: gasohol met ethanol en gasohol met methanol.

Gasohol met ethanol kan worden gebruikt, mits het ethanolgehalte niet hoger is dan

10% (E10). Gasohol met methanol wordt niet aangeraden door Yamaha aangezien deze schade kan toebrengen aan het brandstofsysteem of problemen kan opleveren met de voertuigprestaties.

1. Overloopslang brandstoftank

Voordat u de machine gaat gebruiken:

Controleer de aansluiting en ligging van de overloopslang van de brandstoftank.

 Controleer de overloopslang van de brandstoftank op scheuren of beschadiging en vervang deze indien nodig.

Controleer of de overloopslang van de brandstoftank niet verstopt is en reinig deze indien nodig.

4

4-19

UBY3D0D0.book Page 20 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Functies van instrumenten en b e d ienin g selementen

4

DAU13447

Uitlaatkatalysatoren

Dit voertuig is uitgerust met uitlaatkatalysatoren in het uitlaatsysteem.

DWA10863

WAARSCHUWING

Het uitlaatsysteem is heet na d at d e motor heeft g e d raai d . Let op het vol g en d e om b ran dg evaar of b ran d won d en te voorkomen:

Parkeer d e machine nooit na b ij b ran dg evaarlijke stoffen, zoals op g ras of op an d er materiaal d at g emakkelijk vlam vat.

Parkeer d e machine op een plek waar voet g an g ers of kin d eren niet g emakkelijk met het hete uitlaatsysteem in aanrakin g kunnen komen.

Controleer of het uitlaatsysteem is af g ekoel d alvorens on d erhou d swerkzaamhe d en uit te voeren.

 Laat d e motor niet lan g er d an enkele minuten stationair d raaien. Lan g stationair d raaien kan lei d en tot oververhittin g .

DCA10702

LET OP

Ge b ruik uitsluiten d loo d vrije b enzine. Bij g e b ruik van loo d hou d en d e b enzine zal onherstel b are scha d e wor d en toe g eb racht aan d e uitlaatkatalysator.

Op

1 b

er

g

compartimenten

1. Opbergcompartiment A

2. Opbergcompartiment B

1. Achterste opbergcompartiment

1

DAU78514

Dit model is voorzien van 3 opbergcompartimenten. De voorste opbergcompartimenten en het achterste opbergcompartiment bevinden zich op de aangegeven plaatsen.

2

OPMERKING

 Opbergcompartiment A moet worden geopend met het Smart-sleutelsy-

steem. (Zie pagina 3-9.)

 Het zadel/achterste opbergcompartiment kan worden geopend met het

Smart-sleutelsysteem of de mechanische sleutel.

Sommige helmen kunnen vanwege hun grootte of vorm niet in het achterste opbergcompartiment worden opgeborgen.

4-20

UBY3D0D0.book Page 21 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Functies van instrumenten en b e d ienin g selementen

Op b er g compartiment A

Draai om opbergcompartiment A te openen het contactslot naar “OPEN” en druk dan op de knop “LID”.

Druk om opbergcompartiment A te sluiten op het deksel van het opbergcompartiment totdat het gesloten is.

Op b er g compartiment B

Druk om opbergcompartiment B te openen het deksel van het opbergcompartiment naar binnen om het te ontgrendelen en trek dan om het te openen.

2

1

1. Afdekplaatje sleutelgat

2. Steek de mechanische sleutel in het zadelslot en draai de sleutel rechtsom.

2

1

4

1

1. Deksel

2. Opbergcompartiment

Druk om opbergcompartiment B te sluiten het deksel van het opbergcompartiment in de oorspronkelijke positie.

1. Zadelslot

2. Ontgrendelen.

Za d el/achterste op b er g compartiment

Om het zadel/achterste opbergcompartiment te openen met behulp van het contactslot

Draai het contactslot naar “OPEN” en druk dan op de knop “SEAT”.

Om het zadel/achterste opbergcompartiment te openen met de mechanische sleutel

1. Open het afdekplaatje van het sleutelgat.

OPMERKING

Zorg dat het zadel en alle opbergcompartimenten zijn gesloten alvorens te gaan rijden.

DCA24020

LET OP

Zor g ervoor d at d e sleutel g ataf d ekkin g is g eïnstalleer d als d e mechanische sleutel niet wor d t g e b ruikt.

DCA21150

LET OP

Let op het vol g en d e b ij het g e b ruik van het op b er g compartiment.

 Het op b er g compartiment wor d t warm b ij b lootstellin g aan zon en/of warmte van d e motor, d us b ewaar

4-21

UBY3D0D0.book Page 22 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

4

Functies van instrumenten en b e d ienin g selementen er g een etenswaren of voorwerpen in d ie slecht te g en warmte kunnen of d ie ontvlam b aar zijn.

 Stop natte voorwerpen in een plastic zak alvorens d eze in het op b er g compartiment mee te nemen om te voorkomen d at het vocht zich d oor het op b er g compartiment versprei d t.

 Het op b er g compartiment kan nat wor d en als d e machine wor d t g ereini gd , d us stop voorwerpen d ie u wilt meenemen ter b eschermin g in een plastic zak.

Bewaar g een waar d evolle of b reekb are voorwerpen in het op b er g compartiment.

DWA18950

WAARSCHUWING

 Overschrij d het maximumlaa dg ewicht van 1 k g (2.2 l b ) voor op b er g compartiment A niet.

Overschrij d het maximumlaa dg ewicht van 0.5 k g (1.1 l b ) voor opb er g compartiment B niet.

 Overschrij d het maximumlaa dg ewicht van 5 k g (11 l b ) voor het achterste op b er g compartiment niet.

Overschrij d het maximumlaa dg ewicht van 161 k g (355 l b ) voor d e machine niet.

DAU78521

Kuipruit

Al naar gelang de voorkeur van de bestuurder kan de kuipruithoogte in twee verschillende standen worden gezet.

1. Kuipruit

De kuipruit in d e ho g e stan d zetten

1. Demonteer de afdekplaatjes van de bouten door de drukclips te verwijderen.

2

1

1

1. Drukclip

2. Deksel voor toegang tot bout

2. Verwijder de kuipruit door de bouten los te halen.

4-22

UBY3D0D0.book Page 23 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Functies van instrumenten en b e d ienin g selementen

1 ken. Draai d e schroeven vast met het voor g eschreven aanhaalmoment.

[DWA15511]

1

1

1

1. Bout

3. Verwijder de bouten en breng de bouten vervolgens aan in de gewenste stand.

1

1. Bout

Aanhaalmoment:

Kuipruitbout:

8 N·m (0.8 kgf·m, 5.9 lb·ft)

5. Plaats de afdekplaatjes van de bouten en monteer de drukclips.

1

4

1. Bout

1

2

1

ZAUM1518

1. Deksel voor toegang tot bout

2. Drukclip

1

1. Bout

4. Monteer de kuipruit in de hoge stand door de bouten aan te brengen, en zet de bouten dan vast met het voorgeschreven aanhaalmoment.

WAARSCHUWING! Een loszitten d e kuipruit kan een on g eluk veroorza-

De kuipruit in d e la g e stan d zetten

1. Demonteer de afdekplaatjes van de bouten door de drukclips te verwijderen.

2. Verwijder de kuipruit door de bouten los te halen.

3. Verwijder de bouten en breng de bouten vervolgens aan in de gewenste stand.

4-23

4

UBY3D0D0.book Page 24 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Functies van instrumenten en b e d ienin g selementen

1

Aanhaalmoment:

Kuipruitbout:

8 N·m (0.8 kgf·m, 5.9 lb·ft)

5. Plaats de afdekplaatjes van de bouten en monteer de drukclips.

1

1. Bout

1

1

1. Bout

4. Monteer de kuipruit in de lage stand door de bouten aan te brengen, en zet de bouten dan vast met het voorgeschreven aanhaalmoment.

WAARSCHUWING! Een loszitten d e kuipruit kan een on g eluk veroorzaken. Draai d e schroeven vast met het voor g eschreven aanhaalmoment.

[DWA15511]

1

1

1. Bout

4-24

UBY3D0D0.book Page 25 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Functies van instrumenten en b e d ienin g selementen

DAU46833

Stan

d

van het stuur

Het stuur kan in twee verschillende standen worden gezet, al naar gelang de voorkeur van de bestuurder. Laat de stand van het stuur aanpassen bij een Yamaha-dealer.

1. Stuur

1

Afstellen van

d

e schok

d

emperunits

DAU14894

DWA10211

WAARSCHUWING

Geef b ei d e vorkpoten stee d s d ezelf d e afstellin g , an d ers kan slecht we gg e d ra g en vermin d er d e rijsta b iliteit het g evol g zijn.

Elke schokdemperunit is uitgerust met een stelring voor veervoorspanning.

DCA10102

LET OP

Pro b eer nooit voor b ij d e maximum- of minimuminstellin g en te d raaien om scha d e aan het mechanisme te voorkomen.

Stel de veervoorspanning als volgt af.

Draai om de veervoorspanning te verhogen en zo de vering stugger te maken de stelring op beide schokdemperunits in de richting (a). Draai om de veervoorspanning te verlagen en zo de vering zachter te maken de stelring op beide schokdemperunits in de richting (b).

 Zet de gewenste inkeping in de stelring tegenover de positie-indicator op de schokdemper.

Verricht de afstelling met het afstelgereedschap voor veervoorspanning in de boordgereedschapsset.

4

1 (a)

4-25

1

2

3

4

5

3

1. Stelring veervoorspanning

2. Speciale sleutel

3. Positie-indicator

(b)

2

4

UBY3D0D0.book Page 26 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Functies van instrumenten en b e d ienin g selementen

DAU15306

Afstellin g veervoorspannin g :

Minimum (zacht):

1

Standaard:

3

Maximum (hard):

5

Zijstan

d

aar

d

1

4-26

ZAUM0648

1. Zijstandaardschakelaar

De zijstandaard bevindt zich aan de linkerzijde van het frame. Trek of druk de zijstandaard met uw voet omhoog of omlaag terwijl u de machine rechtop houdt.

OPMERKING

De ingebouwde sperschakelaar voor de zijstandaard maakt deel uit van het startspersysteem, dat in bepaalde situaties de werking van het ontstekingssysteem blokkeert. (Zie de volgende paragraaf voor een uitleg over het startspersysteem.)

DWA10242

WAARSCHUWING

Met d e machine ma g nooit wor d en g ered en terwijl d e zijstan d aar d omlaa g staat of niet b ehoorlijk kan wor d en op g etrokken (of niet omhoo g b lijft), an d ers kan d e zijstan d aar d d e g ron d raken en zo d e b estuur d er aflei d en, waar d oor d e machine mo g elijk on b estuur b aar wor d t.

Het Yamaha startspersysteem is ontworpen om d e b estuur d er te helpen b ij zijn verantwoor d elijkhei d d e zijstand aar d op te trekken alvorens we g te rijd en. Controleer d it systeem d aarom re g elmati g en laat het repareren d oor een Yamaha d ealer als d e werkin g niet naar b ehoren is.

UBY3D0D0.book Page 27 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Functies van instrumenten en b e d ienin g selementen

DAU78690

Start

b

lokkerin

g

ssysteem

Het startblokkeringssysteem werkt met behulp van zijstandaardschakelaar en remlichtschakelaars. Het heeft de volgende functies.

 Het verhindert starten van de motor als de zijstandaard omlaag staat.

 Het verhindert starten van de motor als de remmen niet worden bediend.

 Het zet een draaiende motor af als de zijstandaard omlaag wordt gezet.

Controleer de werking van het startblokkeringssysteem regelmatig volgens de onderstaande procedure.

4

4-27

UBY3D0D0.book Page 28 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Functies van instrumenten en b e d ienin g selementen

Met de motor uit:

1. Beweeg de zijstandaard omlaag.

2. Zet het contact aan.

3. Knijp de voor- of achterrem in en houd deze vast.

4. Druk op de startknop.

Start de motor?

NEE JA

WAARSCHUWING

• Bij deze inspectie moet de machine op de middenbok worden gezet.

• Als zich een storing voordoet, vraag dan alvorens te gaan rijden een Yamaha dealer het systeem te controleren.

De zijstandaardschakelaar werkt mogelijk niet goed.

Rijd niet met de machine voordat deze is nagekeken door een Yamaha dealer.

4 Met de motor nog uit:

5. Beweeg de zijstandaard omhoog.

6. Knijp de voor- of achterrem in en houd deze vast.

7. Druk op de startknop.

Start de motor?

JA NEE

De remschakelaar werkt mogelijk niet goed.

Rijd niet met de machine voordat deze is nagekeken door een Yamaha dealer.

Met de motor nog aan:

8. Beweeg de zijstandaard omlaag.

Slaat de motor af?

JA NEE

De zijstandaardschakelaar werkt mogelijk niet goed.

Rijd niet met de machine voordat deze is nagekeken door een Yamaha dealer.

Het systeem is in orde. De machine mag worden gebruikt.

4-28

UBY3D0D0.book Page 29 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Functies van instrumenten en b e d ienin g selementen

DAU78213

Gelijkstroom aansluitcontact voor accessoires

DWA14361

WAARSCHUWING

Om een elektrische schok of kortsluitin g te voorkomen, d ient u te controleren of d e d op op het g elijkstroom aansluitcontact is aan g e b racht als het contact niet wor d t g e b ruikt.

DCA15432

LET OP

Het accessoire d at is aan g esloten op het g elijkstroom aansluitcontact voor accessoires ma g niet wor d en g e b ruikt terwijl d e motor uit staat en d e b elastin g ma g niet meer b e d ra g en d an 12 W (1 A), an d ers kan d e zekerin g d oor b ran d en of d e accu ontla d en raken.

Deze machine is uitgerust met een gelijkstroom aansluitcontact voor accessoires, dat zich in opbergcompartiment A bevindt.

Een 12V-accessoire dat is aangesloten op dit gelijkstroom aansluitcontact voor accessoires, kan worden gebruikt wanneer het contactslot in de stand “ON” staat, maar mag alleen worden gebruikt wanneer de motor draait.

Ge b ruiken van het g elijkstroom aansluitcontact voor accessoires

1. Open opbergcompartiment A. (Zie pagina 3-9.)

2. Zet het contact uit.

3. Verwijder het deksel van het aansluitcontact.

1

1. Dop gelijkstroom aansluitcontact

4. Zet het accessoire uit.

5. Plaats de stekker van het accessoire in het aansluitcontact.

1

1. Gelijkstroom aansluitcontact voor accessoires

6. Zet het contact aan en start de motor.

(Zie pagina 6-2.)

7. Zet het accessoire aan.

4

4-29

UBY3D0D0.book Page 1 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

5

Voor uw veili g hei d – controles voor het rij d en

DAU63440

Inspecteer uw machine voor elk gebruik om te waarborgen dat deze in een veilige werkende staat is. Volg altijd de schema’s en procedures voor inspectie en onderhoud in de gebruikershandleiding.

DWA11152

WAARSCHUWING

Onvol d oen d e inspectie of on d erhou d van d e machine ver g root het risico op on g eval of scha d e. Rij d niet met d e machine als u een pro b leem he b t g evon d en. Als een prob leem niet kan wor d en op g elost via d e proce d ures in d eze han d lei d in g , laat d e machine d an nazien d oor een Yamaha d ealer.

Controleer voor het gebruik van deze machine de volgende punten:

ITEM CONTROLES

Bran d stof

Motorolie

Versnellin g s b akolie

Koelvloeistof

Voorrem

Achterrem

• Controleer het brandstofniveau in de brandstoftank.

• Vul indien nodig brandstof bij.

• Controleer de brandstofleiding op lekkage.

• Controleer de tankoverloopslang op obstakels, scheuren of beschadiging en controleer de slangaansluiting.

• Controleer het olieniveau in de motor.

• Vul indien nodig het aanbevolen type olie bij tot aan het voorgeschreven niveau.

• Controleer de machine op olielekkage.

• Controleer de machine op olielekkage.

• Controleer het koelvloeistofniveau in het reservoir.

• Vul indien nodig de aanbevolen koelvloeistof bij tot aan het voorgeschreven niveau.

• Controleer het koelsysteem op lekkage.

• Controleer de werking.

• Als de koppeling zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het hydraulisch systeem te ontluchten.

• Controleer de remblokken op slijtage.

• Vervang indien nodig.

• Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.

• Vul indien nodig het voorgeschreven type remvloeistof bij tot aan het voorgeschreven niveau.

• Controleer het hydraulisch systeem op lekkage.

• Controleer de werking.

• Als de koppeling zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het hydraulisch systeem te ontluchten.

• Controleer de remblokken op slijtage.

• Vervang indien nodig.

• Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.

• Vul indien nodig het voorgeschreven type remvloeistof bij tot aan het voorgeschreven niveau.

• Controleer het hydraulisch systeem op lekkage.

PAGINA

4-18,

4-19

7-9

7-11

7-12

7-21,

7-22,

7-22

7-21,

7-22,

7-22

5-1

UBY3D0D0.book Page 2 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Voor uw veili g hei d – controles voor het rij d en

Gas

Be d g

Remhen d els

Mi dd en b ok, zijstand aar d reep ienin

ITEM

Wielen en

Frame b g ska b an evesti b d g els en in g en

Instrumenten, verlichtin g , si g nalerin g ssysteem en schakelaars

Zijstan d aar d schakelaar

CONTROLES

• Controleer of de werking soepel is.

• Controleer de vrije slag van de gasgreep.

• Vraag indien nodig de Yamaha dealer om de vrije slag van de gasgreep af te stellen en de kabel en het kabelhuis te smeren.

• Controleer of de werking soepel is.

• Smeer indien nodig.

• Controleer op schade.

• Controleer de conditie van de band en de profieldiepte.

• Controleer de bandspanning.

• Corrigeer indien nodig.

• Controleer of de werking soepel is.

• Smeer indien nodig de hendelscharnierpunten.

• Controleer of de werking soepel is.

• Smeer indien nodig de scharnierpunten.

• Controleer of alle moeren, bouten en schroeven stevig zijn vastgezet.

• Zet indien nodig vast.

• Controleer de werking.

• Corrigeer indien nodig.

• Controleer de werking van het startspersysteem.

• Als het systeem niet correct werkt, vraag dan een

Yamaha dealer de machine te controleren.

PAGINA

7-18,

7-25

7-24

7-19,

7-21

7-25

7-26

4-26

5

5-2

6

UBY3D0D0.book Page 1 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Ge b ruik en b elan g rijke rij-informatie

DAU15952

Lees de gebruikershandleiding zorgvuldig door om u vertrouwd te maken met alle bedieningselementen. Als u de werking van een functie of bedieningselement niet begrijpt, vraag dan uw Yamaha dealer om uitleg.

DWA10272

WAARSCHUWING

Een onvol d oen d e vertrouw d hei d met d e b e d ienin g selementen kan lei d en tot verlies van d e controle, met mo g elijk een on g eval of letsel tot g evol g .

DAU78221

OPMERKING

Dit model is uitgerust met een hellingshoeksensor, waarbij de motor afslaat bij kanteling. In dat geval gaat ook het waarschuwingslampje motorstoring branden, maar dit is geen storing. Zet alvorens de motor opnieuw te starten het contactslot uit en weer aan om het waarschuwingslampje motorstoring te resetten. Wanneer u dit niet, doet zal de motor niet aanslaan, ook al probeert de startmotor de motor op gang te brengen na het indrukken van de startknop.

6-1

UBY3D0D0.book Page 2 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Ge b ruik en b elan g rijke rij-informatie

DAU78231

De motor starten

DCA10251

LET OP

Zie pa g

ina 6-5 voor instructies over het

inrij d en van d e motor alvorens d e machine in g e b ruik wor d t g enomen.

Het startblokkeringssysteem staat starten alleen toe als de zijstandaard omhoog is

geklapt. (Zie pagina 4-27.)

1. Schakel het contactslot in en controleer of de stop/run/start-schakelaar op “ ” staat.

De volgende waarschuwingslampjes en controlelampjes moeten enkele seconden oplichten en dan uitgaan.

Waarschuwingslampje motorstoring

Controlelampje tractieregeling

 Controlelampje Smart-sleutelsysteem

OPMERKING

Het ABS-waarschuwingslampje moet gaan branden en aan blijven tot de machine een snelheid van 10 km/h (6 mi/h) of hoger bereikt.

DCA22510

LET OP

Als een waarschuwin g s- of controlelampje niet werkt zoals hier b oven b eschreven, zie d an pa g

ina 4-1 voor een

controle van het circuit van het b etreffen d e waarschuwin g s- of controlelampje.

2. Draai het gas dicht.

3. Druk terwijl u de voor- of achterrem bedient op de “ ”-zijde van de stop/run/start-schakelaar. Laat de schakelaar los zodra de motor aanslaat.

OPMERKING

Als de motor niet start, laat de startknop dan na 5 seconden los. Wacht alvorens de startknop opnieuw in te drukken 10 seconden om weer voldoende accuspanning te laten opbouwen.

DCA11043

LET OP

Trek nooit snel op terwijl d e motor no g kou d is, d it verkort d e levens d uur van d e motor!

6

6-2

UBY3D0D0.book Page 3 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Ge b ruik en b elan g rijke rij-informatie

DAU45093

We

g

rij

d

en

1. Houd met uw linkerhand de achterremhendel ingedrukt, houd met uw rechterhand de rechterhandgreep vast en duw de scooter van de middenbok af.

1

Sneller en lan

g

zamer rij

d

en

DAU16782

(b)

6

ZAUM1519

1. Handgreep

2. Ga schrijlings op het zadel zitten en stel de achteruitkijkspiegels af.

3. Zet de richtingaanwijzers aan.

4. Controleer op tegemoetkomend verkeer en draai voorzichtig aan de gasgreep (rechts) om weg te rijden.

5. Schakel de richtingaanwijzers uit.

(a)

De rijsnelheid wordt geregeld door de gasgreep open of dicht te draaien. Draai de gasgreep richting (a) om sneller te gaan rijden. Draai de gasgreep richting (b) om langzamer te gaan rijden.

6-3

UBY3D0D0.book Page 4 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Ge b ruik en b elan g rijke rij-informatie

Voor DAU16794

Remmen

DWA10301

WAARSCHUWING

Vermij d har d en a b rupt remmen

(met name wanneer u naar één kant overhelt). De scooter zou namelijk kunnen slippen of omvallen.

Spoorwe g over g an g en, tramrails, ijzeren platen g e b ruikt in d e we g enb ouw en put d eksels wor d en in natte toestan d zeer g la d . U d ient d eze o b stakels d aarom met aan g epaste snelhei d te na d eren en voorzichti g te passeren.

 Onthou d d at remmen op een nat we gd ek veel moeilijker is.

 Rij d lan g zaam heuvelafwaarts, remmen kan tij d ens af d alin g en soms lasti g zijn.

1. Sluit de gasklep volledig.

2. Bekrachtig de voor- en achterrem gelijktijdig en oefen daarbij geleidelijk meer druk uit.

Achter

6

6-4

UBY3D0D0.book Page 5 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

6

Ge b ruik en b elan g rijke rij-informatie

DAU16821

Tips voor een zuini

g b

ran

d

stofver

b

ruik

Het brandstofverbruik is vooral afhankelijk van uw rijstijl. Hierna volgen enkele tips om het brandstofverbruik te verlagen:

 Voer het motortoerental tijdens accelereren niet te hoog op.

 Voer het toerental niet te hoog op terwijl de motor onbelast draait.

 Laat de motor niet langdurig stationair draaien maar zet hem af (bijvoorbeeld in files, bij stoplichten of bij spoorwegovergangen).

DAU16842

Inrijperio

d

e

De belangrijkste periode in de levensduur van het motorblok is de tijd tussen 0 en

1600 km (1000 mi). Lees daarom de volgende informatie aandachtig door.

Omdat het motorblok gloednieuw is, mag dit de eerste 1600 km (1000 mi) niet te zwaar worden belast. De verschillende onderdelen van de motor slijten op elkaar in totdat de juiste bedrijfsspelingen zijn bereikt. Rijd tijdens deze periode nooit langdurig volgas en vermijd ook andere manoeuvres die tot oververhitting van de motor kunnen leiden.

DAU34323

0–1000 km (0–600 mi)

Laat de motor niet langer dan 4500 tpm achtereen draaien. LET OP: Na 1000 km

(600 mi) moeten d e motorolie, ein d overb ren g in g solie en het oliefilterelement wor d en vervan g en.

[DCA12932]

1000–1600 km (600–1000 mi)

Laat de motor niet langer dan 5400 tpm achtereen draaien.

1600 km (1000 mi) en ver d er

De machine kan nu normaal worden gebruikt.

DCA10311

LET OP

Voer het toerental niet zover op d at d e toerenteller in d e ro d e zone wijst.

 Als tij d ens d e inrijperio d e motorscha d e optree d t, vraa g d an d irect een Yamaha d ealer d e machine te controleren.

6-5

UBY3D0D0.book Page 6 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Ge b ruik en b elan g rijke rij-informatie

DAUN1421

Parkeren

Als u de machine parkeert, schakel dan de machinevoeding uit en daarna de Smartsleutel.

OPMERKING

Zelfs als de machine is geparkeerd op een locatie die wordt afgescheiden door een hek of een glazen ruit, kunnen andere personen de motor starten en de machine bedienen als de Smart-sleutel zich binnen het bereik bevindt. Schakel de Smart-sleutel uit wanneer u de machine achterlaat. (Zie pa-

gina 3-5.)

Als de zijstandaard omlaag wordt gezet terwijl de motor draait, slaat de motor af en klinkt de zoemer gedurende ongeveer 1 minuut. Zet om de zoemer te stoppen de machinevoeding uit of zet de zijstandaard omhoog.

OPMERKING

Zet alvorens de machine achter te laten altijd het contactslot op “OFF” of “ ”. Als u dit nalaat, kan de accu ontladen raken.

De alarmzoemer voor de zijstandaard kan zo worden ingesteld dat deze niet wordt geactiveerd. Neem contact op met uw Yamaha dealer.

Parkeer niet na b ij g ras of an d ere b ran db are materialen d ie vlam zoud en kunnen vatten.

DWA10312

WAARSCHUWING

De motor en het uitlaatsysteem kunnen zeer heet wor d en, parkeer d us op een plek waar voet g an g ers of kin d eren niet g emakkelijk met d eze on d er d elen in aanrakin g kunnen komen en b ran d won d en kunnen oplopen.

 Parkeer nooit op een hellin g of een zachte on d er g ron d , hier d oor kan d e machine kantelen met mo g elijk b ran d stoflekka g e en b ran d tot g evol g .

6-6

6

UBY3D0D0.book Page 1 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

7

Perio d iek on d erhou d en afstellin g

DAUS1824

Door periodiek inspecties, afstellingen en smeerbeurten uit te laten voeren, zorgt u ervoor dat uw machine in zo veilig en efficiënt mogelijke conditie blijft. De eigenaar/bestuurder van de machine is verplicht de optimale veiligheid te waarborgen. Op de volgende pagina’s wordt de belangrijkste informatie met betrekking tot inspecties, afstellingen en smeerbeurten gegeven.

De intervalperioden vermeld in de periodieke onderhoudsschema’s moeten worden beschouwd als een algemene richtlijn onder normale rijcondities. Het is echter mogelijk dat de intervalperioden voor onderhoud moeten worden verkort afhankelijk van het weer, het terrein, de geografische locatie en individueel gebruik.

DWA10322

WAARSCHUWING

Het niet of onjuist uitvoeren van on d erhou d aan d e machine ver g root het risico op letsel of overlij d en tij d ens het uitvoeren van on d erhou d of het rij d en met d e machine. Als u niet b eken d b ent met voertui g on d erhou d , laat het on d erhou d d an uitvoeren d oor uw Yamaha d ealer.

DWA15123

WAARSCHUWING

Zet voor het uitvoeren van on d erhou d d e motor af tenzij an d ers aan g e g even.

 Een d raaien d e motor heeft b eweg en d e d elen d ie lichaams d elen of kle d in g kunnen g rijpen en elektrische on d er d elen d ie schokken of b ran d kunnen veroorzaken.

Het laten d raaien van d e motor tijd ens het uitvoeren van on d erhou d kan lei d en tot oo g letsel, b ran d wond en, b ran d of koolmonoxi d ever g ifti g in g , mo g elijk met d e d oo d tot g evol g . Zie pa g

ina 1-2 voor meer in-

formatie over koolmonoxi d e.

DWA10331

WAARSCHUWING

Deze scooter is uitsluiten d ontworpen voor g e b ruik op verhar d e we g en. Wanneer d eze scooter wor d t g e b ruikt in een a b normaal stoffi g e, mo dd eri g e of vochti g e om g evin g , d ient het luchtfilterelement vaker te wor d en g ereini gd of te wor d en vervan g en om snelle slijta g e van d e motor te voorkomen. Raa d plee g een

Yamaha d ealer voor d e juiste on d erhou d sperio d es.

DWA15461

WAARSCHUWING

Remschijven, -klauwen, -trommels en

-voerin g en kunnen tij d ens het g e b ruik zeer heet wor d en. Laat on d er d elen van het remsysteem afkoelen alvorens d eze aan te raken.

7-1

UBY3D0D0.book Page 2 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Perio d iek on d erhou d en afstellin g

DAU79250 DAU17303

Emissiecontroles zorgen niet alleen voor een betere luchtkwaliteit, maar zijn ook zeer belangrijk voor een juiste werking van de motor en om maximale prestaties te behalen. In de volgende periodieke onderhoudsschema’s is het emissiecontroleonderhoud apart gegroepeerd. Dit onderhoud vereist gespecialiseerde gegevens, kennis en gereedschap. Onderhoud, vervanging, of reparatie van emissiecontroleapparatuur en -systemen kan door elke gecertificeerde reparateur worden uitgevoerd (indien van toepassing). Yamaha dealers beschikken over de training en het gereedschap om dit onderhoud uit te voeren.

Boor

dg

eree

d

schapsset

1

1. Boordgereedschapsset

De boordgereedschapsset bevindt zich

aan de onderkant van het zadel. (Zie pagina

3-9.)

De onderhoudsinformatie in deze handleiding en het gereedschap in de boordgereedschapsset zijn bedoeld om u te ondersteunen bij het uitvoeren van preventief onderhoud en kleinere reparaties. Voor de correcte uitvoering van bepaalde onderhoudswerkzaamheden kan echter het gebruik van extra gereedschap zoals een momentsleutel vereist zijn.

OPMERKING

Laat een Yamaha dealer onderhoud verrichten als u niet beschikt over het gereedschap of de ervaring die voor bepaalde werkzaamheden vereist zijn.

7

7-2

UBY3D0D0.book Page 3 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Perio d iek on d erhou d en afstellin g

DAU71031

OPMERKING

De jaarlijkse controles moeten elk jaar wor d en uit g evoer d , b ehalve wanneer in plaats d aarvan een on d erhou d s b eurt op afstan d s b asis wor d t verricht.

 Herhaal de onderhoudsintervallen vanaf 50000 km (30000 mi), beginnend vanaf

10000 km (6000 mi).

Werkzaamheden gemarkeerd met een asterisk horen te worden uitgevoerd door een

Yamaha dealer, omdat hiertoe speciaal gereedschap, technische gegevens en vakmanschap vereist zijn.

7

Perio

d

iek on

d

erhou

d

sschema van het uitstootcontrolesysteem

DAU71071

NR.

ITEM

CONTROLE OF

ONDERHOUDSBEURT

X 1000 km

KILOMETERSTAND

1 10 20 30 40

X 1000 mi 0.6

6 12 18 24

1

2

3

4

5

*

*

*

*

*

Bran

Bou g d stoflei ie

Klepspelin

Bran d g d in

Uitlaatsysteem g stofinjectie

6 *

Uitstootcontrolesysteem voor b enzine d ampen

• Controleer de brandstofslangen op scheurtjes of beschadigingen.

• Vervang indien nodig.

• Controleer de conditie.

• Reinig en stel elektrodenafstand af.

• Vervangen.

• Controleren en afstellen.

• Controleer het stationaire toerental van de motor.

• Controleer op lekkage.

• Zet indien nodig vast.

• Vervang pakking indien nodig.

• Controleer het controlesysteem op beschadiging.

• Vervang indien nodig.

√ √

Elke 20000 km (12000 mi)

√ √ √ √ √

7-3

UBY3D0D0.book Page 4 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Perio d iek on d erhou d en afstellin g

DAU71372

Al

g

emeen smeer- en on

d

erhou

d

sschema

NR.

ITEM

CONTROLE OF

ONDERHOUDSBEURT

X 1000 km

KILOMETERSTAND

1 10 20 30 40

X 1000 mi 0.6

6 12 18 24

1 *

Dia g nostische systeemcontrole

• Voer dynamische inspectie uit met Yamaha diagnosegereedschap.

• Controleer de storingscodes.

2 * Luchtfilterelement • Vervangen.

3 *

Filterelement preluchtfilter

4 *

Filterelement su b luchtfilter

5

Aftapslan g luchtfilterhuis

6 *

Luchtfilterelement in v-snaar b ehuizin g

• Reinigen.

• Vervangen.

• Reinigen.

• Reinigen.

• Vervang indien nodig.

7

8

9

10

11

12

*

*

*

*

*

*

Voorrem

Achterrem

Remslan

Wielen

Ban d en g en

Remvloeistof

• Controleer de werking, het vloeistofniveau en op vloeistoflekkage.

• Vervang de remblokken indien nodig.

• Controleer de werking, het vloeistofniveau en op vloeistoflekkage.

• Vervang de remblokken indien nodig.

• Controleer op scheurtjes en beschadigingen.

• Vervangen.

• Verversen.

• Controleer de speling en controleer op beschadigingen.

• Vervang indien nodig.

• Controleer op slijtage en beschadigingen.

• Vervang indien nodig.

• Controleer de bandspanning.

• Corrigeer indien nodig.

√ √ √

Elke 4 jaar

Elke 2 jaar

7

7-4

UBY3D0D0.book Page 5 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Perio d iek on d erhou d en afstellin g

NR.

ITEM

CONTROLE OF

ONDERHOUDSBEURT

X 1000 km

KILOMETERSTAND

1 10 20 30 40

7

X 1000 mi 0.6

6 12 18 24

13

14

15

*

*

*

Wiella

Frame b evesti g ing en g

Balhoof ers d la g ers

• Controleer op speling of beschadigingen.

• Controleer of de lagers loszitten.

• Smeren met gematigde hoeveelheid lithiumvet.

• Controleer of alle moeren, bouten en schroeven stevig zijn vastgezet.

16

17

19

21

22

23

24

*

*

*

Scharnieras van voor- en achterremhen d el

Zijstan d aar d , mi d d en b ok

18 *

Zijstan d aar d schakelaar

Voorvork

20 * Schok d emperunits

Motorolie

Oliefilterelement

Ein d over b reng in g solie

Koelsysteem

• Smeren met siliconenvet.

• Controleer de werking.

• Smeren met lithiumvet.

• Controleer de werking en vervang indien nodig.

• Controleer op een correcte werking en olielekkage.

• Vervang indien nodig.

• Controleer op een correcte werking en olielekkage.

• Vervang indien nodig.

• Verversen (warm de motor op alvorens olie af te tappen).

• Controleer het olieniveau en controleer de machine op olielekkage.

• Vervangen.

• Controleer de machine op olielekkage.

• Verversen.

• Controleer het koelvloeistofniveau en controleer de machine op vloeistoflekkage.

• Verversen.

Bij het eerste interval en wanneer de indicator olieverversing gaat knipperen of branden.

√ √

Elke 3 jaar

7-5

UBY3D0D0.book Page 6 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Perio d iek on d erhou d en afstellin g

NR.

ITEM

CONTROLE OF

ONDERHOUDSBEURT

X 1000 km

KILOMETERSTAND

1 10 20 30 40

25 * V-snaar • Vervangen.

X 1000 mi

26 *

Voor- en achterremschakelaar

27 *

Bewe g en d e d elen en ka b els

• Controleer de werking.

• Smeren.

28 *

Gas g reephuis en g aska b el

• Controleer werking en vrije slag.

• Stel de vrije slag van de gaskabel af indien nodig.

• Smeer het gasgreephuis en de gaskabel.

29 *

Lampen, richtin g aanwijzers en schakelaars

• Controleer de werking.

• Stel de koplamplichtbundel af.

0.6

6 12 18 24

Wanneer de indicator V-snaarvervanging knippert [elke

20000 km (12000 mi)]

√ √ √ √ √ √

DAU79370

7

OPMERKING

Motorluchtfilter en luchtfilter van V-snaarbehuizing

• Het motorluchtfilter op dit model is voorzien van een geolied papieren filterelement.

Reinig dit niet met perslucht om beschadiging te voorkomen.

• Het motorluchtfilterelement en het element van het secundaire luchtfilter moeten vaker worden vervangen en het luchtfilterelement van de V-snaarbehuizing moet vaker worden gereinigd bij rijden in zeer stoffige of vochtige gebieden.

Hydraulisch remsysteem

• Ververs na het demonteren van de remhoofdcilinders en remklauwen altijd de remvloeistof. Controleer regelmatig de remvloeistofniveaus en vul de reservoirs indien nodig bij.

• Elke twee jaar moeten de inwendige onderdelen van de hoofdremcilinders en de remklauwen worden vervangen en de remvloeistof worden ververst.

• De remslangen dienen elke vier jaar te worden vervangen, of wanneer deze zijn gescheurd of beschadigd.

7-6

UBY3D0D0.book Page 7 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Perio d iek on d erhou d en afstellin g

DAU18752

Het framepaneel verwij

d

eren en aan

b

ren

g

en

Bij het uitvoeren van sommige onderhoudswerkzaamheden die in dit hoofdstuk worden beschreven, moet het afgebeelde paneel worden verwijderd. Neem deze paragraaf door telkens wanneer het paneel moet worden verwijderd of aangebracht.

1

ZAUM1507

1. Paneel A

1 Om het paneel aan te brengen

Plaats het paneel in de oorspronkelijke positie en breng dan de schroeven aan.

1. Paneel A

DAU78530

7

Paneel A

Om het paneel te verwijderen

Verwijder de schroeven, trek het paneel naar buiten en schuif het dan naar voren zoals getoond.

1

1

1. Schroef

7-7

UBY3D0D0.book Page 8 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Perio d iek on d erhou d en afstellin g

DAU19623

Bou

g

ie controleren

De bougie is een belangrijk motoronderdeel dat periodiek moet worden gecontroleerd, bij voorkeur door een Yamaha dealer.

Omdat bougies door verhitting en neerslag altijd langzaam slijten, moet de bougie worden verwijderd en gecontroleerd op de tijden genoemd in het periodieke smeer- en onderhoudsschema. Bovendien kan aan het uiterlijk van de bougie de conditie van de motor worden afgelezen.

De porseleinen isolator rond de centrale elektrode moet licht tot gemiddeld bruin verkleurd zijn (de ideale kleur als normaal met de machine wordt gereden). Wanneer de bougie een heel andere kleur vertoont, werkt de motor mogelijk niet naar behoren.

Probeer dergelijke problemen niet zelf vast te stellen. Laat in plaats daarvan uw machine nakijken door een Yamaha dealer.

Vervang de bougie als de elektroden blijken te zijn afgesleten en als overmatige koolaanslag of andere neerslag gevonden wordt.

Voor g eschreven b ou g ie:

NGK/LMAR8A-9

Voordat een bougie wordt aangebracht moet de elektrodenafstand met een draadvoelmaat worden gemeten; breng indien nodig de elektrodenafstand op specificatie.

Elektro d enafstan d :

0.8–0.9 mm (0.031–0.035 in)

Reinig het oppervlak van de bougiepakking en het pasvlak en verwijder eventueel vuil uit de schroefdraad van de bougie.

Aanhaalmoment:

Bougie:

12.5 N·m (1.25 kgf·m, 9.22 lb·ft)

OPMERKING

Als geen momentsleutel beschikbaar is, wordt de bougie correct vastgezet door handvast te zetten en dan nog 1/4–1/2 slag verder te draaien. De bougie moet echter zo snel mogelijk naar het juiste aanhaalmoment worden aangedraaid.

7

1. Elektrodenafstand

7-8

UBY3D0D0.book Page 9 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

7

Perio d iek on d erhou d en afstellin g

Filter

b

us

DAU36112 DAUM3980

Motorolie en oliefilterelement

Vóór iedere rit moet het motorolieniveau worden gecontroleerd. Verder moet de olie worden ververst en het oliefilterelement worden vervangen volgens de intervalperioden vermeld in het periodieke smeer- en onderhoudsschema.

2

1. Filterbus

2. Ontluchtingsslang filterbus

1

ZAUM1458

Dit model is voorzien van een filterbus die voorkomt dat brandstofdampen naar de atmosfeer ontsnappen. Controleer alvorens met deze machine te rijden het volgende:

 Controleer alle slangaansluitingen.

Controleer de slangen en de filterbus op barsten of beschadiging. Vervang indien beschadigd.

 Controleer de ontluchtingsinrichting van de filterbus op verstopping en reinig deze indien nodig.

Om het motorolieniveau te controleren

1. Zet de machine op een vlakke ondergrond en houd deze rechtop. Wanneer de machine iets schuin staat, kan het niveau al foutief worden afgelezen.

2. Start de motor, laat deze een paar minuten warmdraaien en zet hem dan af.

3. Wacht een paar minuten tot de olie tot rust is gekomen en controleer dan het olieniveau via het kijkglas rechts onder in het carter.

OPMERKING

Het motorolieniveau moet tussen de merkstrepen voor minimum- en maximumniveau staan.

2

3

1

1. Kijkglas olieniveau

2. Merkstreep maximumniveau

3. Merkstreep minimumniveau

4. Als de motorolie beneden de merkstreep voor minimumniveau staat, vul dan voldoende olie van de aanbevolen soort bij tot het correcte niveau.

7-9

UBY3D0D0.book Page 10 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Perio d iek on d erhou d en afstellin g

Om d e motorolie te verversen (met of zon d er vervan g in g van het oliefilterelement)

1. Start de motor, laat deze een paar minuten warmdraaien en zet hem dan af.

2. Zet een olieopvangbak onder de motor om de gebruikte olie op te vangen.

3. Verwijder de olievuldop met de O-ring en verwijder dan de olieaftapplug met de pakking om de olie uit het carter te laten stromen.

4. Controleer de O-ring op beschadiging en vervang deze indien nodig.

1

2

1. Bout

2. Oliefilterdeksel

6. Verwijder en vervang het oliefilterelement en de o-ring.

1

1

2

1. Olievuldop

2. O-ring

2 1

2

1. Oliefilterelement

2. O-ring

7. Monteer het oliefilterdeksel door de bouten aan te brengen en zet deze dan vast met het voorgeschreven aanhaalmoment.

Aanhaalmoment:

Bevestigingsbout oliefilterdeksel:

10 N·m (1.0 kgf·m, 7.4 lb·ft)

1. Olieaftapplug

2. Pakking

OPMERKING

Sla de stappen 5–7 over als het oliefilterelement niet wordt vervangen.

5. Verwijder het oliefilterdeksel door de bouten te verwijderen.

OPMERKING

Zorg dat de O-ring correct aanligt.

8. Monteer de olieaftapplug met een nieuwe pakking en zet de plug vast met het voorgeschreven aanhaalmoment.

7

7-10

UBY3D0D0.book Page 11 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

7

Perio d iek on d erhou d en afstellin g

Aanhaalmoment:

Olieaftapplug:

20 N·m (2.0 kgf·m, 15 lb·ft)

9. Vul met de aangegeven hoeveelheid van de aanbevolen motorolie.

Aan b evolen motorolie:

Zie pagina 9-1.

Oliehoeveelhei d :

Olieverversing:

1.50 L (1.59 US qt, 1.32 Imp.qt)

Met verwijderen van oliefilterelement:

1.60 L (1.69 US qt, 1.41 Imp.qt)

DAU20067

Ein

d

over

b

ren

g

in

g

solie

Het eindoverbrengingshuis moet voor elke rit worden gecontroleerd op olielekkage. In geval van lekkage dient u de scooter door een Yamaha dealer te laten nakijken en repareren. Bovendien dient de eindoverbrengingsolie als volgt te worden ververst op de tijdstippen vermeld in het periodieke onderhouds- en smeerschema.

1. Start de motor, warm de eindoverbrengingsolie op door enkele minuten te rijden en zet dan de motor af.

2. Zet de scooter op de middenbok.

3. Plaats een olieopvangbak onder het eindoverbrengingshuis om de gebruikte olie op te vangen.

4. Verwijder de vuldop van de eindoverbrengingsolie met de o-ring uit het eindoverbrengingshuis.

OPMERKING

Veeg enige gemorste olie af nadat de motor en het uitlaatsysteem zijn afgekoeld.

DCA24060

LET OP

Zor g d at er g een verontreini g in g en in het carter terechtkomen.

10. Breng de olievuldop aan met de Oring en zet deze vast.

11. Start de motor, laat deze een paar minuten stationair draaien en controleer daarbij op olielekkage. Als er sprake is van olielekkage, zet de motor dan direct af en zoek de oorzaak.

12. Zet de motor af, controleer dan het olieniveau en corrigeer indien nodig.

13. Stel de indicator olieverversing terug.

(Zie pagina 4-7.)

OPMERKING

Als de motorolie werd ververst voordat de indicator olieverversing brandde (dus voordat de intervalperiode voor olieverversing was verstreken), moet de indicator na de olieverversing worden teruggesteld zodat het eerstvolgende tijdstip voor olieverversing weer correct wordt aangegeven.

1

2

1. Vuldop versnellingsbakolie

2. O-ring

5. Verwijder de aftapplug van de eindoverbrengingsolie met de pakking om de olie uit het eindoverbrengingshuis te laten stromen.

7-11

UBY3D0D0.book Page 12 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

1. Aftapplug versnellingsbakolie

2. Pakking

6. Monteer de aftapplug van de eindoverbrengingsolie met de nieuwe pakking en zet de bout vast met het voorgeschreven aanhaalmoment.

Aanhaalmoment:

Aftapplug eindoverbrengingsolie:

20 N·m (2.0 kgf·m, 15 lb·ft)

7. Vul met de aangegeven hoeveelheid van de aanbevolen eindoverbrengingsolie. WAARSCHUWING! Zor g ervoor d at g een vreem d e materialen in het ein d over b ren g in g shuis terechtkomen. Zor g ervoor d at g een olie op d e b an d of het wiel terechtkomt.

[DWA11312]

Aan b evolen ein d over b ren g in g solie:

Zie pagina 9-1.

Oliehoeveelhei d :

0.20 L (0.21 US qt, 0.18 Imp.qt)

8. Plaats de vuldop van de eindoverbrengingsolie met de nieuwe o-ring en draai de vuldop vast.

9. Controleer het eindoverbrengingshuis op olielekkage. Zoek in geval van lekkage naar de oorzaak.

Perio d iek on d erhou d en afstellin g

2 1

DAU20071

Koelvloeistof

Voor iedere rit moet het koelvloeistofniveau worden gecontroleerd. Ook moet de koelvloeistof worden ververst volgens de intervalperioden vermeld in het periodieke smeer- en onderhoudsschema.

DAU78580

Controleren van het koelvloeistofniveau

1. Zet de machine op de middenbok.

OPMERKING

 Het koelvloeistofniveau moet worden gecontroleerd terwijl de motor koud is, temperatuurverschillen zijn namelijk van invloed op het niveau.

 Zorg dat de machine rechtop staat bij het controleren van het koelvloeistofniveau. Wanneer de machine iets schuin staat, kan het niveau al foutief worden afgelezen.

2. Controleer het koelvloeistofniveau via het kijkglas.

OPMERKING

Het koelvloeistofniveau moet tussen de merkstrepen voor minimum- en maximumniveau staan.

1

1. Kijkglas koelvloeistofniveau

2. Merkstreep maximumniveau

3. Merkstreep minimumniveau

2

3

7

7-12

UBY3D0D0.book Page 13 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Perio d iek on d erhou d en afstellin g

3. Als de koelvloeistof op of beneden de merkstreep voor minimumniveau staat, verwijder dan de voetplaatmat aan de linkerzijde door deze omhoog te trekken.

1

Als er in plaats van koelvloeistof water is g e b ruikt, vervan g d it d an zo snel mo g elijk d oor koelvloeistof, an d ers is het systeem niet b escherm d te g en vorst en corrosie.

Als er water aan d e koelvloeistof is toe g evoe gd , laat d an een Yamaha d ealer zo snel mo g elijk het antivries g ehalte van d e koelvloeistof controleren om te voorkomen d at d e effectiviteit van d e koelvloeistof afneemt.

[DCA10473]

1. Mat op de voetplaat

4. Verwijder de afdekking van het koelvloeistofreservoir.

1

7

1. Dop koelvloeistofreservoir

1

1. Kap koelvloeistofreservoir

5. Verwijder de dop van het koelvloeistofreservoir, vul koelvloeistof bij tot aan de merkstreep voor maximumniveau, en breng dan de dop van het koelvloeistofreservoir weer aan.

WAARSCHUWING! Verwij d er alleen d e d op van het koelvloeistofreservoir. Pro b eer nooit om d e ra d iatorvul d op te verwij d eren als d e motor kou d is.

[DWA15162]

LET OP: Als er g een koelvloeistof aanwezi g is, g e b ruik d an in plaats d aarvan g e d istilleer d water of onthar d lei d in g water. Geb ruik g een har d water of zout water, d it is scha d elijk voor d e motor.

Inhou d koelvloeistofreservoir (tot aan d e merkstreep voor maximumniveau):

0.18 L (0.19 US qt, 0.16 Imp.qt)

6. Breng de afdekking van het koelvloeistofreservoir aan.

7. Plaats de voetplaatmat aan de linkerzijde in de oorspronkelijke positie en druk deze omlaag vast.

DAU33032

De koelvloeistof verversen

De koelvloeistof moet volgens de intervalperioden vermeld in het periodieke smeeren onderhoudsschema ververst worden.

Laat de koelvloeistof verversen door een

Yamaha dealer. WAARSCHUWING! Prob eer nooit om d e ra d iatorvul d op te verwij d eren als d e motor warm is.

[DWA10382]

7-13

UBY3D0D0.book Page 14 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Perio d iek on d erhou d en afstellin g

DAU78574

Luchtfilter en luchtfilterelementen in

d

e V-snaar

b

ehuizin

g

Het luchtfilterelement en het luchtfilterelement van het secundaire luchtfilter moeten worden vervangen en het pre-luchtfilterelement en het luchtfilterelement van de Vsnaarbehuizing moeten worden gereinigd volgens de intervalperioden vermeld in het periodieke smeer- en onderhoudsschema.

Reinig de luchtfilterelementen vaker als u in zeer stoffige of vochtige gebieden rijdt. Verder moet de aftapslang van het luchtfilter regelmatig worden gecontroleerd en gereinigd.

Vervan g en van het luchtfilterelement en filterelement van het secun d aire luchtfilter en reini g en van het filterelement van het pre-luchtfilter

1. Zet de machine op de middenbok.

2. Verwijder de rubber pluggen.

1

Reini g en van d e luchtfilteraftapslan g

1

1. Rubber plug

3. Verwijder het luchtfilterdeksel door de schroeven te verwijderen.

2

1

2

7

1. Aftapslang luchtfilter

1. Controleer of zich in de slang aan de achterkant van het luchtfilterhuis geen water of vuil heeft verzameld.

2. Haal de slang los van de klem als er vuil of water in zit, reinig hem grondig en breng opnieuw aan.

OPMERKING

Als vuil of water werd aangetroffen in de aftapslang, controleer dan het luchtfilterelement op overmatig vuil of beschadiging en vervang het indien nodig.

2

2

1. Luchtfilterdeksel

2. Schroef

4. Trek het luchtfilterelement en filterelement van het secundaire luchtfilter naar buiten.

7-14

UBY3D0D0.book Page 15 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Perio d iek on d erhou d en afstellin g

1

2

1. Luchtfilterelement

1

2

1

1. Filterelement pre-luchtfilter

2. Luchtfilterdeksel

7

1. Filterelement secundair luchtfilter

2. Luchtfilterdeksel

5. Breng een nieuw filterelement voor het secundaire luchtfilter aan in het luchtfilterdeksel.

6. Breng een nieuw luchtfilterelement aan in het luchtfilterhuis. LET OP:

Zor g ervoor d at het filterelement g oe d aanli g t in het luchtfilterhuis.

Laat d e motor nooit d raaien met het luchtfilterelement uit g enomen, hier d oor kunnen d e zui g er(s) en/of cilin d er(s) overmati g versleten raken.

[DCA10482]

7. Trek het pre-luchtfilterelement naar buiten en blaas vervolgens het vuil weg met perslucht zoals getoond.

8. Controleer het pre-luchtfilterelement op beschadiging en vervang het indien nodig.

9. Breng het pre-luchtfilterelement aan in het luchtfilterdeksel.

10. Monteer het luchtfilterdeksel door de schroeven aan te brengen.

OPMERKING

De lange schroef moet worden aangebracht zoals getoond.

7-15

UBY3D0D0.book Page 16 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Perio d iek on d erhou d en afstellin g

5. Til het luchtfilterhuis iets op, verwijder de bedrading van de achterwielsensor uit de houder en verwijder het deksel van de V-snaarbehuizing.

2 2

1

1. Lange schroef

11. Breng de rubber pluggen aan.

Reini g en van het luchtfilterelement in d e

V-snaar b ehuizin g

1. Zet de machine op de middenbok.

2. Verwijder het luchtfilterdeksel. (Zie het vorige gedeelte.)

3. Verwijder de schroeven van het deksel van de V-snaarbehuizing.

1

1. Bedrading achterwielsensor

2. Kabelhouder

6. Verwijder het luchtfilterdeksel op de

V-snaarbehuizing door de bouten los te halen.

2

1

1

7

1. Schroef

1

4. Verwijder de bouten van het luchtfilterhuis.

2

1. Luchtfilterdeksel v-snaarbehuizing

2. Bout

7. Verwijder het luchtfilterelement en blaas vervolgens het vuil weg met perslucht vanaf de schone zijde zoals getoond.

1

1. Bout

7-16

UBY3D0D0.book Page 17 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Perio d iek on d erhou d en afstellin g

3

1

3

7

1

1. Luchtfilterelement in V-snaarbehuizing

1

1. Schone zijde

8. Controleer het luchtfilterelement in de v-snaarbehuizing op beschadiging en vervang indien nodig.

9. Plaats het element in de V-snaarbehuizing.

10. Monteer het luchtfilterdeksel van de

V-snaarbehuizing door de bouten aan te brengen.

11. Plaats de bedrading van de achterwielsensor in de houder bij de witte markering op de draad zoals getoond.

2 2

3 3

2

1. Bedrading achterwielsensor

2. Witte markering

3. Kabelhouder

2

12. Breng de bouten van het luchtfilterhuis aan en zet de bouten dan vast met het voorgeschreven aanhaalmoment.

Aanhaalmoment:

Bout:

10 N·m (1.0 kgf·m, 7.4 lb·ft)

13. Monteer het deksel van de V-snaarbehuizing door de schroeven aan te brengen.

14. Monteer het luchtfilterdeksel door de schroeven aan te brengen.

7-17

UBY3D0D0.book Page 18 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Perio d iek on d erhou d en afstellin g

DAU21386

De vrije sla

g

van

d

e

g

as

g

reep controleren

Meet de vrije slag van de gasgreep zoals getoond.

DAU21403

Klepspelin

g

De kleppen zijn een belangrijke motorcomponent, en aangezien de klepspeling bij gebruik verandert moeten ze worden gecontroleerd en afgesteld volgens de intervalperioden vermeld in het periodieke onderhoudsschema. Niet-afgestelde kleppen kunnen resulteren in een onjuist luchtbrandstofmengsel, motorgeluid en uiteindelijk motorschade. Laat om dit te voorkomen de klepspeling regelmatig controleren en afstellen door uw Yamaha dealer.

OPMERKING

Dit onderhoud moet worden uitgevoerd bij een koude motor.

1. Vrije slag van gasgreep

Vrije sla g van g as g reep:

3.0–5.0 mm (0.12–0.20 in)

Controleer de vrije slag van de gasgreep regelmatig en laat de vrije slag indien nodig afstellen door een Yamaha dealer.

7

7-18

UBY3D0D0.book Page 19 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

7

Perio d iek on d erhou d en afstellin g

DAU69760

Ban

d

en

Banden zijn het enige contact tussen de machine en het wegdek. Veiligheid onder alle rijomstandigheden hangt af van een relatief klein contactoppervlak met het wegdek. Het is daarom essentieel om de banden te allen tijde in een goede conditie te houden en deze op tijd te vervangen door de voorgeschreven banden.

Ban d enspannin g ( g emeten op koud e b an d en):

1 persoon:

Voor:

200 kPa (2.00 kgf/cm2, 29 psi)

Achter:

225 kPa (2.25 kgf/cm2, 33 psi)

2 personen:

Voor:

200 kPa (2.00 kgf/cm2, 29 psi)

Achter:

225 kPa (2.25 kgf/cm2, 33 psi)

Maximale b elastin g *:

161 kg (355 lb)

* Totaal gewicht van bestuurder, passagier, bagage en accessoires

Ban d enspannin g

De bandenspanning moet voor elke rit worden gecontroleerd en indien nodig worden bijgesteld.

DWA10504

WAARSCHUWING

Rij d en met d eze machine met een onjuiste b an d enspannin g kan lei d en tot verlies van d e controle met mo g elijk ernsti g letsel of overlij d en tot g evol g .

De b an d spannin g moet wor d en g econtroleer d en af g estel d terwijl d e b an d en kou d zijn (wanneer d e temperatuur van d e b an d en g elijk is aan d e om g evin g stemperatuur).

 De b an d spannin g moet wor d en aan g epast aan d e rijsnelhei d en het totale g ewicht van rij d er, passa g ier, b a g a g e en accessoires d at voor d it mo d el is vast g estel d .

Inspectie van b an d en

1

2

DWA10512

WAARSCHUWING

Belaa d uw machine nooit te zwaar. Rijd en met een te zwaar b elaste machine kan lei d en tot een on g eval.

7-19

1. Wang van band

2. Bandprofieldiepte

Voor elke rit moeten de banden worden gecontroleerd. Als de bandprofieldiepte op het midden van de band de vermelde limiet heeft bereikt, de band spijkers of stukjes glas bevat of wanneer de wang van de band scheurtjes vertoont, moet de band onmiddellijk door een Yamaha dealer worden vervangen.

UBY3D0D0.book Page 20 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Perio d iek on d erhou d en afstellin g

Minimale b an d profiel d iepte (voor en achter):

1.6 mm (0.06 in)

OPMERKING

De slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is voor diverse landen verschillend. Neem altijd de lokale voorschriften in acht.

DWA10472

WAARSCHUWING

Laat sterk versleten b an d en d oor een Yamaha d ealer vervan g en. Rijd en op een machine met versleten b an d en is niet alleen ver b o d en, maar d it heeft ook een averechts effect op d e rijsta b iliteit, waar d oor u d e macht over het stuur zou kunnen verliezen.

De vervan g in g van on d er d elen van wielen en remmen, inclusief b and en, d ient te wor d en over g elaten aan een Yamaha d ealer, d ie over d e no d i g e vakkun d i g e kennis en ervarin g b eschikt om d it te d oen.

Rij d niet te snel d irect na het verwisselen van een b an d . Het b an d oppervlak d ient eerst te zijn in g ere d en voor d at het zijn optimale ei g enschappen verkrij g t.

DWA10462

WAARSCHUWING

Monteer altij d voor- en achter b an d en van hetzelf d e merk en type. Verschillend e b an d en kunnen het we gg e d ra g van d e machine veran d eren, wat kan lei d en tot een on g eval.

Na uitgebreide tests zijn alleen de hieronder vermelde banden door Yamaha goedgekeurd voor dit model.

Voor b an d :

Maat:

120/70-15 M/C 56S

Fabrikant/model:

MICHELIN/CITY GRIP

Achter b an d :

Maat:

140/70-14 M/C 68S

Fabrikant/model:

MICHELIN/CITY GRIP

7

Ban d eninformatie

Dit model is uitgerust met tubeless banden en rubberen bandventielen.

Banden verouderen, zelfs als ze niet of slechts sporadisch zijn gebruikt. Scheuren in het rubber van het loopvlak en de wang van de band, soms in combinatie met vervorming van het karkas, zijn een teken van veroudering. Oude banden moeten worden gecontroleerd door bandenspecialisten om na te gaan of ze geschikt zijn voor verder gebruik.

7-20

7

UBY3D0D0.book Page 21 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Perio d iek on d erhou d en afstellin g

DAU21963

Gietwielen

Let ten aanzien van de voorgeschreven wielen op het volgende voor een optimale prestatie, levensduur en veilige werking van uw voertuig.

 Voor elke rit moeten de velgranden worden gecontroleerd op scheurtjes, verbuiging, kromheid of andere schade. Laat in geval van schade het wiel door een Yamaha dealer vervangen.

Probeer het wiel nooit zelf te repareren, hoe klein de reparatie ook is. Vervang een wiel dat vervormd is of haarscheurtjes vertoont.

Na het vervangen van een wiel of band moet het wiel worden uitgebalanceerd. Een niet uitgebalanceerd wiel zal mogelijk slecht functioneren of kan een slechte wegligging en een verkorte levensduur van de banden tot gevolg hebben.

DAU50861

Vrije sla

g

van voor- en achterremhen

d

el controleren

Voor

ZAUM1049

1. Geen vrije slag remhendel

Achter

7-21

ZAUM1050

1. Geen vrije slag remhendel

Aan de uiteinden van de remhendels mag geen vrije slag aanwezig zijn. Als er toch een vrije slag is, laat dan een Yamaha dealer het remsysteem inspecteren.

DWA14212

WAARSCHUWING

Een zacht of sponzi g g evoel in d e remhen d el kan b etekenen d at er lucht in het hy d raulisch systeem aanwezi g is. Als er lucht in het hy d raulisch systeem zit, laat d an het systeem d oor een Yamaha d ealer ontluchten voor d at d e machine wor d t g e b ruikt. Lucht in het hy d raulisch systeem heeft een ne g atief effect op d e remwerkin g , waar d oor u d e macht over het stuur zou kunnen verliezen met een on g eluk als g evol g .

UBY3D0D0.book Page 22 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Perio d iek on d erhou d en afstellin g

DAU22312

Controleren van voor- en achterrem

b

lokken

Voorrem

DAU40262

Controleren van remvloeistofniveau

Controleer alvorens te gaan rijden of de remvloeistof boven de merkstreep voor minimumniveau staat. Meet het remvloeistofniveau en let erop dat de bovenzijde van het reservoir horizontaal staat. Vul indien nodig remvloeistof bij.

Voorrem

1

1

1. Slijtage-indicator remblok

Achterrem

1. Merkstreep minimumniveau

Achterrem

1

1. Slijtage-indicator remblok

De remblokken in de voor- en achterrem moeten worden gecontroleerd op slijtage volgens de intervalperioden voorgeschreven in het periodieke smeer- en onderhoudsschema. Elk remblok heeft een eigen slijtage-indicator zodat het remblok kan worden gecontroleerd zonder de rem te demonteren. Bekrachtig de rem en let op de stand van de slijtage-indicator om de remblokslijtage te controleren. Wanneer een remblok zover is afgesleten dat de slijtage-indicator de remschijf bijna raakt, vraag dan een Yamaha dealer de remblokken als set te vervangen.

1

1. Merkstreep minimumniveau

Aan b evolen remvloeistof:

DOT 4

DWA16011

WAARSCHUWING

Onjuist uit g evoer d on d erhou d kan resulteren in verlies van remvermo g en. Neem d e vol g en d e voorzor g smaatre g elen in acht:

7

7-22

UBY3D0D0.book Page 23 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

7

Perio d iek on d erhou d en afstellin g

Bij een te laa g remvloeistofniveau kan lucht b innen d rin g en in het remsysteem, waar d oor d e remprestaties afnemen.

Reini g d e reservoir d op alvorens d eze te verwij d eren. Ge b ruik uitsluiten d DOT 4 remvloeistof uit een onaan g e b roken verpakkin g .

Ge b ruik uitsluiten d d e aan b evolen remvloeistof, an d ers kunnen d e ru bb eraf d ichtin g en b escha d i gd raken met lekka g e tot g evol g .

Vul b ij met hetzelf d e type remvloeistof. Toevoe g in g van een an d er type remvloeistof d an DOT 4 kan resulteren in een scha d elijke chemische reactie.

 Pas op en zor g d at tij d ens het b ijvullen g een water of stof het remvloeistofreservoir b innen d rin g en.

Water zal het kookpunt van d e remvloeistof aanzienlijk verla g en zo d at d amp b elvormin g kan optre d en en vuil d e hy d raulisch b e d ien d e kleppen van d e ABS eenhei d kan verstoppen.

DCA17641

LET OP

Remvloeistof kan g elakte of kunststof on d er d elen b escha d i g en. Vee g g emorste remvloeistof stee d s d irect af.

Naarmate de remblokken afslijten, zal het remvloeistofniveau geleidelijk verder dalen.

Een laag remvloeistofniveau kan duiden op versleten remblokken en/of lekkage in het remsysteem. Controleer daarom de remblokken op slijtage en het remsysteem op lekkage. Vraag als het remvloeistofniveau plotseling sterk is gedaald een Yamaha dealer om een inspectie alvorens verder te rijden.

DAU22734

De remvloeistof verversen

Laat de remvloeistof elke 2 jaar verversen door een Yamaha dealer. Laat bovendien de keerringen van de hoofdremcilinders en remklauwen en de remslangen vervangen volgens de hieronder vermelde intervalperioden of eerder als ze lek of beschadigd zijn.

 Remkeerringen: elke 2 jaar

Remslangen: elke 4 jaar

7-23

UBY3D0D0.book Page 24 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Perio d iek on d erhou d en afstellin g

DAUU0311

De V-snaar controleren

De V-snaar moet door een Yamaha dealer worden gecontroleerd volgens de intervalperioden vermeld in het periodieke smeeren onderhoudsschema.

DAU23098

Ka

b

els controleren en smeren

De werking van alle bedieningskabels en de conditie van alle kabels moet voorafgaand aan elke rit worden gecontroleerd en de kabel en kabeleinden moeten indien nodig worden gesmeerd. Vraag een Yamaha dealer een kabel te controleren of te vervangen wanneer deze is beschadigd of niet soepel beweegt. WAARSCHUWING! Scha d e aan d e b uiten b ehuizin g van ka b els kan leid en tot interne roestvormin g en storin g veroorzaken met d e b ewe g in g van kab els. Vervan g b escha d i gd e ka b els zo snel mo g elijk om onveili g e omstan d i g he d en te voorkomen.

[DWA10712]

Aan b evolen smeermi dd el:

Yamaha-kabelsmeermiddel of een ander geschikt kabelsmeermiddel

7

7-24

7

UBY3D0D0.book Page 25 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Perio d iek on d erhou d en afstellin g

DAU23115

Controleren en smeren van

g

as-

g

reep en

g

aska

b

el

De werking van de gasgreep hoort voorafgaand aan elke rit te worden gecontroleerd.

Daarnaast moet de kabel door een Yamaha dealer worden gesmeerd volgens de intervalperioden vermeld in het periodieke onderhoudsschema.

De gaskabel is voorzien van een rubber afdekking. Zorg ervoor dat de afdekking stevig is aangebracht. Zelfs als de afdekking correct is aangebracht, is de kabel niet volledig beschermd tegen binnendringend water. Let er daarom op dat er geen water direct op de afdekking of kabel komt bij het wassen van de machine. Als de kabel of de afdekking vies wordt, wrijf deze dan schoon met een vochtige doek.

DAU23173

Smeren van voor- en achterremhen

d

els

Voorremhen d el

Achterremhen d el

De scharnierpunten van de voor- en achterremhendels moeten worden gesmeerd volgens de intervalperioden voorgeschreven in het periodieke smeer- en onderhoudsschema.

Aan b evolen smeermi dd el:

Siliconenvet

7-25

UBY3D0D0.book Page 26 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Perio d iek on d erhou d en afstellin g

DAU23215

Mi

dd

en

b

ok en zijstan

d

aar

d

controleren en smeren

De werking van de middenbok en de zijstandaard moet voorafgaand aan elke rit worden gecontroleerd en de scharnierpunten en de metaal-op-metaal contactvlakken moeten indien nodig worden gesmeerd.

DWA10742

WAARSCHUWING

Als d e mi dd en b ok of d e zijstan d aar d niet soepel omhoo g en omlaa g b ewee g t, vraa g d an een Yamaha d ealer d eze te controleren of te repareren. Een slecht functioneren d e mi dd en b ok of zijstand aar d kan het we gd ek raken en u afleid en, waar d oor u d e controle over d e machine kunt verliezen.

DAU23273

Voorvork controleren

De conditie en de werking van de voorvork moeten als volgt worden gecontroleerd volgens de intervalperioden vermeld in het periodieke smeer- en onderhoudsschema.

Om d e con d itie te controleren

Controleer de binnenste vorkbuizen op krassen, beschadigingen en overmatige olielekkage.

Om d e werkin g te controleren

1. Zet de machine op een vlakke ondergrond en houd deze rechtop.

WAARSCHUWING! On d ersteun d e machine zor g vul d i g om omvallen en mo g elijk letsel te voorkomen.

[DWA10752]

2. Bekrachtig de voorrem en druk het stuur een paar keer stevig naar beneden om te controleren of de voorvork soepel in- en uitveert.

7

Aan b evolen smeermi dd el:

Lithiumvet

DCA10591

LET OP

Als scha d e wor d t g evon d en of d e voorvork niet soepel b ewee g t, vraa g d an een

Yamaha d ealer te repareren of te controleren.

7-26

7

UBY3D0D0.book Page 27 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Perio d iek on d erhou d en afstellin g

DAU45512

Stuursysteem controleren

Losse of versleten balhoofdlagers kunnen gevaarlijk zijn. De werking van het stuursysteem moet als volgt worden gecontroleerd volgens de intervalperioden vermeld in het periodieke smeer- en onderhoudsschema.

1. Zet de machine op de middenbok.

WAARSCHUWING! On d ersteun d e machine zor g vul d i g om omvallen en mo g elijk letsel te voorkomen.

[DWA10752]

2. Houd de voorvorkpoten aan het onderste uiteinde beet en probeer ze naar voren en achteren te bewegen.

Als speling wordt gevoeld, vraag dan een Yamaha dealer het stuursysteem te inspecteren of repareren.

Controleren van wiella

g

ers

DAU23292

De voor- en achterwiellagers moeten worden gecontroleerd volgens de intervalperioden voorgeschreven in het periodieke smeer- en onderhoudsschema. Als de wielnaaf speling vertoont of het wiel niet soepel draait, vraag dan een Yamaha dealer de wiellagers te controleren.

7-27

UBY3D0D0.book Page 28 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Accu

1

Perio d iek on d erhou d en afstellin g

DAU60691

2

Accu’s pro d uceren het explosieve waterstof g as. Hou d d aarom vonken, open vuur, si g aretten e.

d . uit d e b uurt van d e accu en zor g voor vol d oen d e ventilatie b ij accula d en in een af g esloten ruimte.

HOUD DEZE EN ALLE ACCU’S BUI-

TEN BEREIK VAN KINDEREN.

3

ZAUM1527

1. Negatieve accukabel (zwart)

2. Positieve accukabel (rood)

3. Accu

De accu bevindt zich achter paneel A. (Zie pagina 7-7.)

Dit model is voorzien van een VRLA (Valve

Regulated Lead Acid)-accu. De elektrolyt hoeft niet te worden gecontroleerd en er hoeft geen gedistilleerd water te worden bijgevuld. Het is echter wel nodig om de accukabelverbindingen te controleren en, indien nodig, vast te zetten.

DWA10761

WAARSCHUWING

 Elektrolyt is g ifti g en g evaarlijk omd at het zwavelzuur b evat, een stof d ie ernsti g e b ran d won d en veroorzaakt. Vermij d contact met d e hui d , o g en of kle d in g en b escherm uw o g en altij d b ij werkzaamhe d en nab ij accu’s. Voer als vol g t EERSTE

HULP uit als er lichamelijk contact is g eweest met elektrolyt.

• UITWENDIG: Spoel overvloe d i g met water.

• INWENDIG: Drink g rote hoeveelhe d en water of melk en roep d irect d e hulp in van een arts.

• OGEN: Spoel g e d uren d e 15 minuten met water en roep d irect me d ische hulp in.

Om d e accu op te la d en

Vraag zo snel mogelijk een Yamaha dealer de accu te laden als deze ontladen lijkt te zijn. Vergeet niet dat de accu sneller ontladen raakt als de machine is uitgerust met optionele elektrische accessoires.

DCA16522

LET OP

Voor het opla d en van een VRLA (Valve

Re g ulate d Lea d Aci d )-accu is een speciale accula d er (met constante spannin g ) vereist. Bij g e b ruik van een conventionele accula d er raakt d e accu b escha d i gd .

Om d e accu op te b er g en

1. Verwijder de accu als het voertuig langer dan een maand niet wordt gebruikt, laad hem volledig bij en zet dan weg op een koele en droge plek.

LET

OP: Zet alvorens d e accu te verwijd eren het contactslot uit en haal eerst d e ne g atieve ka b el en d aarna d e positieve ka b el los.

[DCA16304]

2. Als de accu langer dan twee maanden wordt weggeborgen, moet deze minstens eenmaal per maand worden gecontroleerd; laad de accu dan indien nodig steeds volledig bij.

3. Laad de accu volledig bij alvorens te installeren. LET OP: Zet alvorens d e accu te plaatsen het contactslot uit en sluit eerst d e positieve ka b el en d aarna d e ne g atieve ka b el aan.

[DCA16842]

7

7-28

7

UBY3D0D0.book Page 29 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Perio d iek on d erhou d en afstellin g

4. Controleer na installatie of de accukabels correct zijn aangesloten op de accupolen.

DCA16531

LET OP

Hou d d e accu stee d s op g ela d en. Stallen van een ontla d en accu kan lei d en tot permanente accuscha d e.

DAU78242

De zekerin

g

en vervan

g

en

De hoofdzekering en de zekeringenkasten, die de zekeringen van de afzonderlijke circuits bevatten, bevinden zich onder het pa-

neel A. (Zie pagina 7-7.)

OPMERKING

Om toegang te krijgen tot de hoofdzekering verwijdert u de kap van het startmotorrelais zoals getoond.

1

4

ZAUM1528

1. Zekeringenkastje

2. Hoofdzekering

3. Reservehoofdzekering

4. Kap van startmotorrelais

2

3

7-29

UBY3D0D0.book Page 30 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

1

2

3

4

5

6

7

7

8

9

10

11

ZAUM1529

1. Zekering 2 signaleringssysteem

2. Zekering signaleringssysteem

3. Zekering ABS-regeleenheid

4. Hoofdzekering 2

5. Zekering radiatorkoelvinmotor

6. Backup-zekering

7. Reservezekering

8. Zekering ABS-motor

9. Zekering van de ABS-solenoïdeklep

10.Zekering richtingaanwijzer/alarmverlichting

11.Aansluitzekering 1 (voor gelijkstroom aansluitcontact voor accessoires)

12.Antwoordzekering

Vervang een zekering als volgt als deze is doorgebrand.

1. Schakel het contactslot uit en schakel het betreffende elektrische circuit uit.

2. Verwijder de doorgebrande zekering en breng een nieuwe zekering met de voorgeschreven ampèrewaarde aan.

WAARSCHUWING! Ge b ruik g een zekerin g en met een ho g ere ampera g e d an aan b evolen om ernsti g e scha d e aan het elektrische systeem en mo g elijk b ran d te voorkomen.

[DWA15132]

Perio d iek on d erhou d en afstellin g

Voor g eschreven zekerin g en:

Hoofdzekering:

20.0 A

Hoofdzekering 2:

7.5 A

Aansluitzekering 1:

2.0 A

Zekering signaleringssysteem:

10.0 A

Zekering 2 signaleringssysteem:

7.5 A

Zekering radiatorkoelvin:

7.5 A

Backup-zekering:

7.5 A

Zekering richtingaanwijzer/alarmverlichting:

7.5 A

Zekering ABS-regeleenheid:

7.5 A

Zekering ABS-motor:

30.0 A

Zekering van de ABS-solenoïdeklep:

15.0 A

Antwoordzekering:

2.0 A

3. Schakel het contactslot in en schakel het betreffende elektrische circuit in om te zien of de apparatuur werkt.

4. Als de zekering direct opnieuw doorbrandt, vraag dan een Yamaha dealer het elektrisch systeem te controleren.

7

7-30

7

UBY3D0D0.book Page 31 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Perio d iek on d erhou d en afstellin g

DAU64070

Koplampen

Dit model is voorzien van koplampen van het LED-type.

Als de koplamp niet gaat branden, vraag dan een Yamaha dealer het elektrisch circuit van de koplamp te testen.

DCA16581

LET OP

Plak g een kleurfolie of stickers op d e koplamplens.

DAU54502

Parkeerlichten

Dit model heeft parkeerlichten van het LEDtype.

Als een parkeerlicht niet werkt, laat dan een controle uitvoeren door een Yamaha-dealer.

7-31

UBY3D0D0.book Page 32 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Perio d iek on d erhou d en afstellin g

DAU70540

Remlicht/achterlicht

Dit model is uitgerust met een remlicht/achterlicht van het LED-type.

Als het remlicht/achterlicht niet gaat branden, vraag dan een Yamaha-dealer om het na te kijken.

DAU39881

Voorste richtin

g

aanwijzer

Als een voorste richtingaanwijzer niet gaat branden, vraag dan een Yamaha dealer het betreffende elektrisch circuit te testen of vervang de gloeilamp.

7

7-32

7

UBY3D0D0.book Page 33 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Perio d iek on d erhou d en afstellin g

DAUT1331

Gloeilamp achterste richtin

g

aanwijzer

Als het lampje van een achterste richtingaanwijzer niet gaat branden, laat het elektrisch circuit dan door een Yamaha dealer controleren of vervang de gloeilamp.

DAU78560

Gloeilamp in kentekenverlichtin

g

vervan

g

en

1. Verwijder de kentekenverlichtingsunit door de bouten en plaat te verwijderen, en verwijder vervolgens de gloeilampfitting van de kentekenverlichting

(samen met de gloeilamp) door deze uit te trekken.

4

1

3

2

ZAUM1538

1. Kentekenverlichtingsunit

2. Bout

3. Moer

4. Gloeilampfitting kentekenverlichting

2. Verwijder de defecte gloeilamp door deze uit te trekken.

1

7-33

ZAUM1539

1. Gloeilamp kentekenverlichting

3. Steek een nieuwe gloeilamp in de fitting.

4. Monteer de fitting (samen met de gloeilamp) door deze in te drukken en monteer vervolgens de kentekenverlichtingsunit door de plaat en bouten te monteren.

UBY3D0D0.book Page 34 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

DAU60701

Pro

b

lemen oplossen

Yamaha voertuigen ondergaan een grondige inspectie voordat ze vanaf de fabriek op transport gaan, maar tijdens gebruik kunnen toch storingen optreden. Problemen in de brandstof-, compressie- of ontstekingssystemen kunnen bijvoorbeeld de oorzaak zijn van slecht starten of een afname in motorvermogen.

In de volgende storingzoekschema’s is een snelle en gemakkelijke werkwijze weergegeven om deze vitale systemen zelf te kunnen controleren. Ga als er reparaties nodig zijn echter met uw machine naar een

Yamaha dealer, waar vakkundige monteurs aanwezig zijn die beschikken over het vereiste gereedschap, de ervaring en vakkennis om de werkzaamheden aan de machine correct uit te voeren.

Gebruik uitsluitend originele Yamaha vervangingsonderdelen. Niet-originele onderdelen lijken misschien op Yamaha onderdelen maar zijn toch vaak van mindere kwaliteit en hebben een kortere levensduur, zodat dan later mogelijk toch dure reparaties nodig zijn.

DWA15142

WAARSCHUWING

Rook niet tij d ens het controleren van het b ran d stofsysteem en let erop d at er g een open vuur of vonken in d e om g evin g zijn, inclusief waakvlammen van g eisers of ovens. Benzine en b enzined ampen kunnen vlam vatten of explo d eren, met ernsti g letsel of scha d e aan ei g en d ommen tot g evol g .

Perio d iek on d erhou d en afstellin g

Is de batterij van de Smart-sleutel ont-

laden? (Zie pagina 3-6.)

Is de batterij van de Smart-sleutel cor-

rect geplaatst? (Zie pagina 3-6.)

Wordt de Smart-sleutel gebruikt op een locatie met sterke radiogolven of andere elektromagnetische ruis? (Zie

pagina 3-1.)

Gebruikt u de Smart-sleutel die bij de machine is geregistreerd?

Is de voertuigaccu ontladen? Als de voertuigaccu ontladen is, zal het

Smart-sleutelsysteem niet werken.

Laat de voertuigaccu opladen of ver-

vangen. (Zie pagina 7-28.)

Als het Smart-sleutelsysteem na controle van de bovenstaande items nog steeds niet werkt, laat dan een Yamaha dealer het

Smart-sleutelsysteem controleren.

OPMERKING

Zie Noodmodus op pagina 7-37 voor infor-

matie over het starten van de motor zonder de Smart-sleutel.

7

DAU76551

Pro b leemoplossin g voor het Smartsleutelsysteem

Controleer de volgende items als het

Smart-sleutelsysteem niet werkt.

 Is de Smart-sleutel ingeschakeld? (Zie

pagina 3-5.)

7-34

UBY3D0D0.book Page 35 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Perio d iek on d erhou d en afstellin g

Storin

g

zoekschema’s

Startpro b lemen of slechte werkin g van d e motor

1. Brandstof Er is voldoende brandstof aanwezig.

Controleer de accu.

Controleer het brandstofniveau in de brandstoftank.

Er is geen brandstof aanwezig.

Vul brandstof bij.

DAU68020

De motor start niet.

Controleer de accu.

7

2. Accu

Bedien de startmotor.

De motor draait snel rond.

De motor draait langzaam rond.

De accu is in orde.

Controleer de aansluitingen van de accukabels en vraag indien nodig een

Yamaha dealer om de accu te laden.

De motor start niet.

Controleer de ontsteking.

3. Ontsteking

Verwijder de bougie en controleer de elektroden.

Nat

Droog

Schoonvegen met een droge doek. Stel de elektrodenafstand van de bougie af of vervang de bougie.

Vraag een Yamaha dealer de machine te controleren.

Bedien de startmotor.

De motor start niet.

Controleer de compressie.

4. Compressie

Bedien de startmotor.

Er is compressie.

Er is geen compressie.

De motor start niet.

Vraag een Yamaha dealer de machine te controleren.

Vraag een Yamaha dealer de machine te controleren.

7-35

UBY3D0D0.book Page 36 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Perio d iek on d erhou d en afstellin g

Oververhitte motor

DWAT1041

WAARSCHUWING

Verwij d er d e ra d iatorvul d op niet terwijl d e motor en d e koelvloeistofra d iator no g heet zijn. Hete vloeistof en stoom kunnen naar b uiten spuiten en zo ernsti g e b ran d won d en veroorzaken. Wacht tot d e motor is af g ekoel d .

 Bren g een d ikke d oek, b ijvoor b eel d een han dd oek, aan over d e ra d iatorvul d op en d raai d eze d an lan g zaam linksom te g en d e aansla g zo d at d e no g aanwezi g e d ruk kan ontsnappen. Druk d e d op omlaa g zo d ra het sis g elui d stopt en d raai d eze linksom en verwij d er d e d op.

Wacht tot de motor is afgekoeld.

Er is lekkage.

Vraag een Yamaha dealer het koelsysteem te controleren en te repareren.

Het koelvloeistofniveau is laag. Controleer het koelsysteem op lekkage.

Er is geen lekkage.

Vul koelvloeistof bij.

(Zie OPMERKING.)

Controleer het koelvloeistofniveau in het reservoir en in de radiator.

Het koelvloeistofniveau is in orde.

Start de motor. Vraag een Yamaha dealer het koelsysteem te controleren en te repareren als de motor opnieuw oververhit raakt.

7

OPMERKING

Als geen koelvloeistof beschikbaar is, kan tijdelijk leidingwater worden gebruikt, maar dit moet wel zo snel mogelijk door de voorgeschreven koelvloeistof worden vervangen.

7-36

UBY3D0D0.book Page 37 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

7

Perio d iek on d erhou d en afstellin g

DAU76561

Noo

d

mo

d

us

Ook wanneer de Smart-sleutel kwijt of beschadigd is of als de batterij leeg is, kunt u het contact inschakelen en de motor starten. U hebt daarvoor het identificatienummer van het Smart-sleutelsysteem nodig.

1

868588

2

868588

De machine in noo d mo d us g e b ruiken

1. Zet de machine op een veilige plaats stil en zet het contactslot op “OFF”.

2. Druk de knop van het contactslot gedurende 5 seconden in totdat het controlelampje van het Smartsleutelsysteem één keer knippert en laat de knop vervolgens los. Herhaal dit nog twee keer. Het controlelampje van het Smart-sleutelsysteem gaat gedurende drie seconden branden om de overgang naar de noodmodus aan te geven.

3

1. Identificatienummerkaart

2. Smart-sleutel (binnenzijde)

3. Identificatienummer

4. Het invoeren van het identificatienummer vindt plaats door het aantal knippersignalen van het controlelampje van het Smart-sleutelsysteem te tellen.

In het volgende voorbeeld is het identificatienummer 123456:

Druk de knop in en houd deze ingedrukt.

Het controlelampje van het Smartsleutelsysteem zal gaan knipperen.

1

ZAUM1530

1. Controlelampje Smart-sleutelsysteem “ ”

3. Voer nadat het controlelampje van het

Smart-sleutelsysteem is uitgegaan het identificatienummer als volgt in.

Laat de knop los nadat het controlelampje van het Smart-sleutelsysteem

één keer heeft geknipperd.

Het eerste cijfer van het identificatienummer is ingesteld als “1”.

Druk de knop nogmaals in en houd deze ingedrukt.

7-37

UBY3D0D0.book Page 38 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Perio d iek on d erhou d en afstellin g

Laat de knop los nadat het controlelampje van het Smart-sleutelsysteem twee keer heeft geknipperd.

Het tweede cijfer is ingesteld als “2”.

Herhaal de bovenstaande procedure totdat alle cijfers van het identificatienummer zijn ingesteld. Het controlelampje van het Smart-sleutelsysteem knippert gedurende 10 seconden als het juiste identificatienummer is ingevoerd.

OPMERKING

In de volgende situaties wordt de noodmodus uitgeschakeld en knippert het controlelampje van het Smart-sleutelsysteem snel gedurende 3 seconden. Begin in dat geval opnieuw vanaf stap 2.

Als de knop gedurende 10 seconden niet wordt bediend tijdens het invoerproces voor het identificatienummer.

 Als u het controlelampje van het

Smart-sleutelsysteem negen keer of meer laat knipperen.

Het identificatienummer is niet correct ingevoerd.

5. Druk terwijl het controlelampje van het

Smart-sleutelsysteem brandt de knop nogmaals in om de toegang tot de noodmodus te voltooien. Het controlelampje van het Smart-sleutelsysteem gaat eerst uit en vervolgens weer gedurende ongeveer 4 seconden aan.

6. Zet terwijl het controlelampje van het

Smart-sleutelsysteem brandt het contactslot op “ON”. De machine kan nu normaal worden gebruikt.

7-38

7

UBY3D0D0.book Page 1 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

8

On d erhou d en stallin g van d e scooter

DAU37834

Matkleur, let op

DCA15193

LET OP

Sommi g e mo d ellen zijn uit g erust met matkleuri g e on d er d elen. Raa d plee g een

Yamaha d ealer voor a d vies over wat voor pro d ucten g e b ruikt moeten wor d en om het voertui g te reini g en. Het g e b ruik van een b orsteltje, chemische pro d ucten of reini g in g smi dd elen tij d ens het reini g en van d eze on d er d elen kan het oppervlak b ekrassen of b escha d i g en.

Ook was moet niet wor d en aan g e b racht op een van d e matkleuri g e on d er d elen.

DAUN1000

On

d

erhou

d

De open constructie van een scooter maakt de fraaie techniek beter zichtbaar, maar de machine is hierdoor ook meer kwetsbaar.

Er kan roestvorming en corrosie optreden, ook al zijn hoogwaardige componenten gebruikt. Een roestige uitlaatpijp valt bij een auto niet zo op, bij een scooter is dit echter nadelig voor de algehele aanblik. Regelmatige en correcte verzorging is niet alleen vereist volgens de garantiebepalingen, maar verzekert ook een fraai uiterlijk van de scooter, verlengt de levensduur en verbetert de prestaties.

Alvorens te reini g en

1. Dek de uitlaatdemperopening af met een plastic zak nadat de motor is afgekoeld.

2. Controleer of alle doppen en afdekpluggen en alle elektrische stekkers en aansluitingen, inclusief de bougiedoppen, stevig zijn bevestigd.

3. Verwijder hardnekkige vervuiling, zoals verbrande olie op het carter, met een ontvetter en een borstel, maar gebruik dergelijke producten nooit op afdichtingen, pakkingen en wielassen.

Spoel vuil en ontvetter altijd af met water.

Reini g en

DCA10784

LET OP

 Vermij d het g e b ruik van sterke en b ijten d e wielreini g in g smi dd elen, vooral b ij spaakwielen. Als d er g elijke pro d ucten toch wor d en g e b ruikt om har d nekki g vuil los te maken, laat het reini g in g smi dd el d an niet lan g er inwerken d an is vermel d in d e g e b ruiksinstructies. Spoel vervol g ens g ron d i g na met water, laat d irect d ro g en en b ren g d aarna een corrosieweren d e spray aan.

8-1

UBY3D0D0.book Page 2 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

On d erhou d en stallin g van d e scooter

Bij verkeer d reini g en kunnen kunststof d elen (zoals stroomlijnpanelen, framepanelen, kuipruiten, koplamplenzen, lenzen van d e instrumentenverlichtin g enz.) en d e uitlaat d empers b escha d i gd raken.

Ge b ruik alleen een zachte, schone d oek of een spons met water om kunststof d elen te reini g en. Als d e kunststof d elen met water niet afd oen d e kunnen wor d en g ereini gd , kan een mil d reini g in g smi dd el met water wor d en g e b ruikt. Spoel reinig in g smi dd elresten zor g vul d i g af met g rote hoeveelhe d en water, aan g ezien ze d e kunststof d elen kunnen b escha d i g en.

 Ge b ruik g een b ijten d e chemische reini g in g smi dd elen op kunststof d elen. Vermij d het g e b ruik van d oeken of sponzen d ie in contact zijn g eweest met b ijten d e of schuren d e reini g in g smi dd elen, oplosmi dd elen of thinner, b ran d stof ( b enzine), roestverwij d erin g smi dd elen of corrosieremmers, remvloeistof, antivries of elektrolyt.

 Ge b ruik g een ho g e d rukreini g ers of stoomreini g ers, om d at d an op d e vol g en d e plaatsen water kan d oord rin g en en zo scha d e kan ontstaan: af d ichtin g en (van wiel- en achterb ru g la g ers, voorvork en remmen), elektrische componenten (ka b elstekkers, messtekkers, instrumenten, schakelaars en verlichtin g ), b eluchtin g s- en ontluchtin g sslang en.

Bij scooters met een kuipruit: Geb ruik g een b ijten d e reini g in g smi d d elen of har d e sponzen, d eze veroorzaken d ofhei d en laten krasjes achter. Sommi g e reini g in g smi d d elen voor kunststof laten eveneens krasjes achter op d e kuipruit. Test het pro d uct op een klein, niet-zicht b aar g e d eelte van d e kuipruit om zeker te zijn d at g een sporen achter b lijven op d e kuipruit. Als d e kuipruit krasjes vertoont, b ren g d an na wassen een hoo g waar d i g e polish voor g e b ruik op kunststof aan.

Na normaal gebruik

Verwijder vuil met warm water, een mild reinigingsmiddel en een zachte, schone spons en spoel dan grondig met schoon water. Gebruik een tandenborstel of flessenborstel voor moeilijk bereikbare plekken. Hardnekkig vastzittend vuil en insectenresten laten gemakkelijker los als de bewuste plek alvorens te reinigen een paar minuten met een vochtige doek wordt bedekt.

Na rijden in regen, aan de kust of op bepekelde wegen

Zeelucht en wegenzout waarmee wegen in de winter worden bestrooid hebben in combinatie met water een zeer corrosieve werking; handel daarom als volgt na een rit in een regenbui, nabij de kust of op bepekelde wegen.

OPMERKING

In de winter gestrooid wegenzout kan nog tot in de lente aanwezig blijven.

1. Reinig de scooter met koud water en zachte zeep nadat de motor is afgekoeld. LET OP: Ge b ruik g een warm water, d it versnelt d e corrosieve werkin g van het zout.

[DCA10792]

2. Breng met een spuitbus een corrosiewerend middel aan op alle metalen delen, ook op verchroomde en vernikkelde componenten, om zo corrosie te voorkomen.

8-2

8

UBY3D0D0.book Page 3 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

8

On d erhou d en stallin g van d e scooter

De kuipruit reinigen

Vermijd alkalische of zuurhoudende reinigingsmiddelen, benzine, remvloeistof of enig ander oplosmiddel. Reinig het windscherm met een doek of spons die is bevochtigd met een neutraal reinigingsmiddel en was het vervolgens grondig af met water. Gebruik voor extra reiniging Yamaha reinigingsmiddel voor windschermen of een ander hoogwaardig reinigingsproduct.

Sommige kunststofreinigers kunnen krassen achterlaten op het windscherm. Test dergelijke producten eerst op een deel van het windscherm dat uw zicht niet beïnvloedt.

Na reini g in g

1. Droog de scooter met een zeemleren lap of een vochtabsorberende doek.

2. Gebruik een chroompolish om verchroomde, aluminium en roestvrijstalen delen te doen glanzen, ook het uitlaatsysteem. (Zelfs thermische verkleuringen op roestvrijstalen uitlaatsystemen kunnen door oppoetsen worden verwijderd.)

3. Het is aan te bevelen om met een spuitbus een corrosiewerend middel aan te brengen op alle metalen delen, ook op verchroomde en vernikkelde componenten, om zo corrosie te voorkomen.

4. Gebruik oliespray als universeel schoonmaakmiddel om nog achtergebleven vuil te verwijderen.

5. Werk kleine lakbeschadigingen door steenslag e.d. bij.

6. Zet alle gelakte oppervlakken in de was.

7. Laat de scooter volledig drogen alvorens te stallen of af te dekken.

DWA10943

WAARSCHUWING

Verontreini g in g van d e remmen of b and en kan lei d en tot verlies van d e controle over d e machine.

Controleer of er g een olie of was op d e remmen of b an d en zit. Reini g d e remschijven en remvoerin g en ind ien no d i g met een normale remschijfreini g er of aceton en spoel d e b an d en schoon met lauw water en een mil d reini g in g smi dd el.

 Test voor u d e scooter in g e b ruik neemt eerst d e remwerkin g en het we gg e d ra g in b ochten.

DCAU0022

LET OP

 Bren g een g erin g e hoeveelhei d oliespray en was aan en verwij d er overtolli g e hoeveelhe d en.

Bren g nooit olie of was aan op ru b b er on d er d elen, kunststof on d er d elen of lenzen van koplamp, achterlicht en meter, maar b ehand el d eze met een d aartoe b estem d verzor g in g smi dd el.

Vermij d het g e b ruik van schuren d e poetsmi dd elen, d eze tasten d e lak aan.

OPMERKING

 Vraag een Yamaha dealer om advies over de te gebruiken producten.

 Door wassen, regenachtig weer of een vochtig klimaat kan de koplamplens beslagen raken. Inschakelen van de koplamp gedurende een korte periode zal helpen bij de verwijdering van het vocht.

8-3

UBY3D0D0.book Page 4 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

On d erhou d en stallin g van d e scooter

DAU36564

Stallin

g

Korte termijn

Stal uw scooter steeds op een koele en droge plek en bescherm indien nodig tegen stof met een luchtdoorlatende stallinghoes.

Zorg ervoor dat de motor en het uitlaatsysteem zijn afgekoeld alvorens de scooter af te dekken.

DCA10821

LET OP

 Als d e scooter wor d t g estal d in een slecht g eventileer d e ruimte of in vochti g e toestan d wor d t af g e d ekt met een d ekzeil, zal water en vocht kunnen b innen d rin g en en roestvormin g veroorzaken.

 Voorkom corrosie d oor d e machine niet te stallen in een vochti g e keld er, een stal (i.v.m. d e aanwezi g hei d van ammoniak d amp) en in een opsla g ruimte voor sterke chemicaliën.

Lan g e termijn

Alvorens uw scooter gedurende meerdere maanden aaneen te stallen:

1. Volg alle instructies op in de paragraaf

“Verzorging” in dit hoofdstuk.

2. Vul de brandstoftank en voeg een stabilisatoradditief (indien verkrijgbaar) toe om roestvorming in de tank en achteruitgang van de brandstof te voorkomen.

3. Voer de volgende stappen uit om de cilinder, de zuigerveren etc. te beschermen tegen corrosie.

a. Verwijder de bougiedop en de bougie.

b. Giet een theelepel motorolie in het bougiegat.

c. Breng de bougiedop aan op de bougie en leg dan de bougie zodanig op de cilinderkop dat de elektroden aan massa liggen. (Dit voorkomt vonken tijdens de volgende stap.) d. Laat de motor een paar keer ronddraaien op de startmotor. (De cilinderwand wordt zo geolied.) e. Haal de bougiedop los van de bougie en breng dan de bougie en de bougiedop weer aan.

WAARSCHUWING! Ver b in d d e b ou g ie-elektro d es met d e massa b ij het ron dd raaien van d e motor om scha d e of letsel d oor vonkvormin g te voorkomen.

[DWA10952]

4. Smeer alle bedieningskabels en scharnierpunten van alle hendels en pedalen en van de zijstandaard/middenbok.

5. Controleer de bandspanning en corrigeer deze indien nodig en breng dan de scooter omhoog zodat beide wielen los van de grond zijn. Een andere mogelijkheid is de wielen elke maand iets te draaien, zodat de banden niet op één gedeelte sterker achteruitgaan.

6. Dek de uitlaatdemper af met een plastic zak om te voorkomen dat vocht kan binnendringen.

7. Verwijder de accu en laad deze volledig bij. Berg de accu op een koele en droge plek op en laad deze eens per maand bij. Berg de accu niet op een overmatig koude of warme plek op

[onder 0 °C (30 °F) of boven 30 °C

(90 °F)]. Zie pagina 7-28 voor meer in-

formatie over het opbergen van de accu.

OPMERKING

Verricht eventueel noodzakelijke reparaties alvorens de scooter te stallen.

8

8-4

UBY3D0D0.book Page 1 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

9

Specificaties

Afmetin g en:

Totale lengte:

2185 mm (86.0 in)

Totale breedte:

775 mm (30.5 in)

Totale hoogte:

1415/1465 mm (55.7/57.7 in)

Zadelhoogte:

795 mm (31.3 in)

Wielbasis:

1540 mm (60.6 in)

Grondspeling:

135 mm (5.31 in)

Kleinste draaicirkel:

2.6 m (8.53 ft)

Gewicht:

Rijklaar gewicht:

179 kg (395 lb)

Motor:

Verbrandingscyclus:

4-takt

Koelsysteem:

Vloeistofgekoeld

Kleppenmechanisme:

SOHC

Aantal cilinders:

1-cilinder

Slagvolume:

292 cm3

Boring × slag:

70.0 × 75.9 mm (2.76 × 2.99 in)

Compressieverhouding:

10.9 : 1

Startsysteem:

Elektrische startmotor

Smeersysteem:

Wet sump

Motorolie:

Aanbevolen merk:

YAMALUBE

SAE-viscositeitsklassen:

10W-40

Aanbevolen kwaliteit motorolie:

API service type SG of hoger, JASO MA- of

MB-norm

Hoeveelheid motorolie:

Olieverversing:

1.50 L (1.59 US qt, 1.32 Imp.qt)

Met verwijderen van oliefilterelement:

1.60 L (1.69 US qt, 1.41 Imp.qt)

9-1

Ein d over b ren g in g solie:

Type:

SAE 10W-30 type SE motorolie

Hoeveelheid:

0.20 L (0.21 US qt, 0.18 Imp.qt)

Hoeveelhei d koelvloeistof:

Koelvloeistofreservoir (tot aan de merkstreep voor maximumniveau):

0.18 L (0.19 US qt, 0.16 Imp.qt)

Radiator (inclusief alle leidingen):

1.10 L (1.16 US qt, 0.97 Imp.qt)

Luchtfilter:

Luchtfilterelement:

Papieren element met oliecoating

Bran d stof:

Aanbevolen brandstof:

Loodvrije superbenzine (gasohol [E10] acceptabel)

Inhoud brandstoftank:

13 L (3.4 US gal, 2.9 Imp. gal)

Hoeveelheid reservebrandstof:

2.4 L (0.63 US gal, 0.53 Imp.gal)

Bran d stofinjectie:

Gasklephuis:

Het teken van identificatie:

B741 00

Bou g ie(s):

Fabrikant/model:

NGK/LMAR8A-9

Elektrodenafstand:

0.8–0.9 mm (0.031–0.035 in)

Koppelin g :

Type koppeling:

Droog, centrifugaal, schoen

Aan d rijflijn:

Primaire reductieverhouding:

1.000

Eindoverbrenging:

Tandwiel

Secundaire reductieverhouding:

7.590 (48/18 x 37/13)

Type versnellingbak:

Automatisch, V-snaar

Chassis:

Type frame:

Underbone

Spoorhoek:

26.5 graden

Naspoor:

95 mm (3.7 in)

UBY3D0D0.book Page 2 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Voor b an d :

Type:

Tubeless

Maat:

120/70-15 M/C 56S

Fabrikant/model:

MICHELIN/CITY GRIP

Achter b an d :

Type:

Tubeless

Maat:

140/70-14 M/C 68S

Fabrikant/model:

MICHELIN/CITY GRIP

Bela d in g :

Maximale belasting:

161 kg (355 lb)

(Totaalgewicht van bestuurder, passagier, bagage en accessoires)

Ban d enspannin g ( g emeten aan kou d e b an d en):

1 persoon:

Voor:

200 kPa (2.00 kgf/cm2, 29 psi)

Achter:

225 kPa (2.25 kgf/cm2, 33 psi)

2 personen:

Voor:

200 kPa (2.00 kgf/cm2, 29 psi)

Achter:

225 kPa (2.25 kgf/cm2, 33 psi)

Voorwiel:

Type wiel:

Gietwiel

Velgmaat:

15 x MT3.50

Achterwiel:

Type wiel:

Gietwiel

Velgmaat:

14 x MT4.00

Voorrem:

Type:

Hydraulische enkele schijfrem

Aanbevolen remvloeistof:

DOT 4

Achterrem:

Type:

Hydraulische enkele schijfrem

Specificaties

Aanbevolen remvloeistof:

DOT 4

Voorwielophan g in g :

Type:

Telescoopvork

Veer:

Schroefveer

Schokdemper:

Hydraulische schokdemper

Veerweg:

110 mm (4.3 in)

Achterwielophan g in g :

Type:

Unit swing

Veer:

Schroefveer

Schokdemper:

Hydraulische schokdemper

Veerweg:

79 mm (3.1 in)

Elektrische installatie:

Systeemspanning:

12 V

Ontstekingssysteem:

Transistorontsteking

Laadsysteem:

Wisselstroomdynamo met permanente magneten

Accu:

Model:

GTZ8V

Voltage, capaciteit:

12 V, 7.0 Ah (10 HR)

Watta g e g loeilamp:

Koplamp:

LED

Remlicht/achterlicht unit:

LED

Voorste richtingaanwijzer:

10.0 W × 2

Achterste richtingaanwijzer:

10.0 W × 2

Parkeerlicht:

LED

Kentekenverlichting:

5.0 W × 1

Instrumentenverlichting:

LED

Controlelampje grootlicht:

LED

9

9-2

UBY3D0D0.book Page 3 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

9

Specificaties

Controlelampje richtingaanwijzers:

LED

Waarschuwingslampje motorstoring:

LED

ABS-waarschuwingslampje:

LED

Controlelampje Smart-sleutelsysteem:

LED

Controlelampje tractieregeling:

LED

Zekerin g :

Hoofdzekering:

20.0 A

Hoofdzekering 2:

7.5 A

Aansluitzekering 1:

2.0 A

Zekering signaleringssysteem:

10.0 A

Zekering 2 signaleringssysteem:

7.5 A

Zekering radiatorkoelvin:

7.5 A

Zekering richtingaanwijzer/alarmverlichting:

7.5 A

Zekering ABS-regeleenheid:

7.5 A

Zekering ABS-motor:

30.0 A

Zekering van de ABS-solenoïdeklep:

15.0 A

Antwoordzekering:

2.0 A

Backup-zekering:

7.5 A

9-3

UBY3D0D0.book Page 1 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Ge b ruikersinformatie

DAU53562

I

d

entificatienummers

Noteer het voertuigidentificatienummer, het serienummer van het motorblok en de gegevens op de modelinformatiesticker in onderstaande ruimtes. Deze identificatienummers zijn nodig voor de kentekenregistratie van het voertuig in uw land en voor het bestellen van reserveonderdelen bij een

Yamaha dealer.

VOERTUIGIDENTIFICATIENUMMER:

OPMERKING

Het voertuigidentificatienummer is bedoeld voor identificatie van uw machine en kan worden gebruikt om deze in uw land aan te melden voor kentekenregistratie.

Serienummer motor b lok

DAU26442

SERIENUMMER MOTOR:

MODELINFORMATIESTICKER:

1

1. Serienummer motorblok

Het motorblokserienummer is ingeslagen in het carter.

DAU26501

Mo d elinformatiesticker

1

Voertui g i d entificatienummer

1

DAU26411

1. Voertuigidentificatienummer

Het voertuigidentificatienummer is ingeslagen op het frame.

ZAUM1502

1. Modelinformatiesticker

De modelinformatiesticker is bevestigd aan de binnenzijde van het achterste opberg-

compartiment. (Zie pagina 4-20.) Noteer de

informatie op deze sticker in het daartoe bestemde vakje. Deze informatie is nodig om reserve-onderdelen te bestellen bij een

Yamaha dealer.

10

10-1

UBY3D1D0.book Page 2 Monday, June 4, 2018 3:52 PM

Gebruikersinformatie

Diagnosestekkers

1

DAUM3881

2

ZAUM1511

1. Diagnosestekker ABS

2. Diagnosestekker brandstofinspuiting

De diagnosestekkers voor ABS en brandstofinspuiting bevinden zich op de aangegeven plaatsen.

10

DAU85300

Registratie van voertuiggegevens

De ECU van dit model slaat bepaalde voertuiggegevens op voor ondersteuning bij de storingsdiagnose en ten behoeve van onderzoek, ontwikkeling en statistische analyse.

Hoewel de sensors en geregistreerde gegevens van model tot model verschillen, zijn de belangrijkste gegevenspunten:

 Informatie over de voertuigstatus en motorprestaties

 Informatie over brandstofinspuiting en emissie

Deze gegevens worden alleen geüpload wanneer een speciaal diagnosegereedschap van Yamaha op de machine wordt aangesloten, bijvoorbeeld bij de uitvoering van controles of onderhoudsprocedures.

Geüploade voertuiggegevens worden op passende wijze behandeld in overeenstemming met het volgende Privacybeleid.

Privacybeleid https://www.yamaha-motor.eu/nl/ privacy/privacy-policy.aspx

Yamaha deelt deze gegevens niet met andere partijen, met uitzondering van de onderstaande gevallen. Daarnaast kan

Yamaha voertuiggegevens verstrekken aan een aannemer aan wie diensten met betrekking tot de verwerking van voertuiggegevens worden uitbesteed. In dat geval verlangt Yamaha ook van de aannemer dat deze de verstrekte voertuiggegevens op passende wijze behandelt, en zal Yamaha de gegevens op passende wijze beheren.

 Met toestemming van de voertuigeigenaar

 Als dat wettelijk verplicht is

Voor gebruik door Yamaha bij juridische procedures

Als de gegevens niet kunnen worden herleid tot een individuele machine of eigenaar

10-2

UBY3D0D0.book Page 1 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

A

Aandachtspunten voor veilig rijden ........ 1-5

B

ABS ...................................................... 4-14

ABS-waarschuwingslampje ................... 4-1

Accu ..................................................... 7-28

Banden ................................................. 7-19

Batterij van Smart-sleutel, vervangen .... 3-6

Bereik van het Smart-sleutelsysteem .... 3-2

Bougie, controleren ................................ 7-8

Brandstof.............................................. 4-18

Brandstofverbruik, tips voor een zuinig.................................................... 6-5

C

Claxonschakelaar................................. 4-12

Contactslot ............................................. 3-8

Controlelampje grootlicht....................... 4-1

Controlelampjes en waarschuwingslampjes........................ 4-1

Controlelampje Smart-sleutelsysteem ... 4-2

Controlelampjes richtingaanwijzers ....... 4-1

Controlelampje tractieregeling ............... 4-2

D

De motor starten .................................... 6-2

Diagnosestekkers................................. 10-2

Dimlichtschakelaar/ lichtsignaalschakelaar........................ 4-12

E

Eindoverbrengingsolie.......................... 7-11

F

Filterbus.................................................. 7-9

G

Gasgreep en gaskabel, controleren en smeren ............................................... 7-25

Gelijkstroom aansluitcontact voor accessoires ........................................ 4-29

Gereedschapsset ................................... 7-2

Gloeilamp kentekenverlichting, vervangen .......................................... 7-33

I

Identificatienummers............................ 10-1

Inrijperiode ............................................. 6-5

K

Kabels, controleren en smeren ............ 7-24

Klepspeling........................................... 7-18

Koelvloeistof......................................... 7-12

Koplampen ........................................... 7-31

Kuipruit ................................................. 4-22

11-1

In d ex

L

Luchtfilter en luchtfilterelementen in de V-snaarbehuizing........................... 7-14

M

Matkleur, let op ....................................... 8-1

Middenbok en zijstandaard, controleren en smeren........................ 7-26

Modelinformatiesticker ......................... 10-1

Motorolie en oliefilterelement ................. 7-9

Multifunctioneel display .......................... 4-3

N

Noodmodus .......................................... 7-37

O

Onderhoud.............................................. 8-1

Onderhoud en smering, periodiek ..........7-4

Onderhoud, uitstootcontrolesysteem ..... 7-3

Opbergcompartimenten ....................... 4-20

Overloopslang brandstoftank ............... 4-19

P

Paneel, verwijderen en aanbrengen........ 7-7

R

Parkeerlichten ....................................... 7-31

Parkeren.................................................. 6-6

Plaats van de onderdelen ....................... 2-1

Problemen oplossen .............................7-34

Registratie van gegevens, voertuig....... 10-2

Remhendel, achterrem ......................... 4-14

Remhendels, smeren ............................ 7-25

Remlicht/achterlicht .............................. 7-32

Remmen ................................................. 6-4

Remvloeistofniveau, controleren ..........7-22

Remvloeistof, verversen ....................... 7-23

Richtingaanwijzerschakelaar ................ 4-12

S

Schakelaar alarmverlichting.................. 4-12

Schakelaar TRIP/INFO.......................... 4-13

Schokdemperunits, afstellen ................ 4-25

Serienummer motorblok ....................... 10-1

Sleutel, Smart- en mechanische sleutels gebruiken.................................3-3

Smart-sleutel .......................................... 3-5

Smart-sleutelsysteem ............................. 3-1

Smart-sleutelsysteem, probleemoplossing .............................7-34

Snelheidsmeter ....................................... 4-2

Sneller en langzamer rijden .................... 6-3

Specificaties ........................................... 9-1

Stalling ....................................................8-4

Stand van het stuur, afstellen ............... 4-25

Startblokkeringssysteem ...................... 4-27

11

11

UBY3D0D0.book Page 2 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

In d ex

Stop/Run/Start-schakelaar ...................4-12

Storingzoekschema’s ...........................7-35

Stuurschakelaars ..................................4-12

Stuursysteem, controleren....................7-27

T

Tankdop................................................4-17

Toerenteller .............................................4-3

Tractieregeling ......................................4-15

U

Uitlaatkatalysatoren ..............................4-20

V

Veiligheidsinformatie...............................1-1

Voertuigidentificatienummer .................10-1

Voor- en achterremblokken, controleren .........................................7-22

Voorremhendel .....................................4-13

Voorste richtingaanwijzer......................7-32

Voorvork, controleren ...........................7-26

Vrije slag van gasgreep, controleren ....7-18

Vrije slag voor- en achterremhendel, controleren .........................................7-21

V-snaar, controleren .............................7-24

W

Waarschuwingslampje motorstoring ......4-1

Wegrijden................................................6-3

Wielen ...................................................7-21

Wiellagers controleren ..........................7-27

Z

Zekeringen, vervangen .........................7-29

Zijstandaard ..........................................4-26

11-2

UBY3D0D0.book Page 3 Tuesday, August 29, 2017 9:46 AM

Oorspronkelijke gebruiksaanwijzing

MBK Industrie

Z.I. de Rouvroy 02100 Saint Quentin

SAS au capital de 14 000 000 €

PRINTED IN THE NETHERLANDS

2018.05

PANTONE285C

advertisement

Related manuals

advertisement

Table of contents