HP ProBook 455 G2 Notebook PC Handleiding

Add to My manuals
108 Pages

advertisement

HP ProBook 455 G2 Notebook PC Handleiding | Manualzz

Gebruikershandleiding

© Copyright 2014 Hewlett-Packard

Development Company, L.P.

AMD is een handelsmerk van Advanced

Micro Devices, Inc. Bluetooth is een handelsmerk van de desbetreffende eigenaar en wordt door Hewlett-Packard

Company onder licentie gebruikt. Microsoft en Windows zijn In de VS geregistreerde handelsmerken van de Microsoftbedrijvengroep.

De informatie in deze documentatie kan zonder kennisgeving worden gewijzigd. De enige garanties voor HP producten en diensten staan vermeld in de expliciete garantievoorwaarden bij de betreffende producten en diensten. Aan de informatie in deze handleiding kunnen geen aanvullende rechten worden ontleend. HP aanvaardt geen aansprakelijkheid voor technische fouten, drukfouten of weglatingen in deze publicatie.

Eerste editie: juni 2014

Artikelnummer van document: 763844-331

Kennisgeving over het product

In deze gebruikershandleiding worden de voorzieningen beschreven die op de meeste modellen beschikbaar zijn. Mogelijk zijn niet alle voorzieningen op uw computer beschikbaar.

Niet alle functies zijn beschikbaar in alle edities van Windows. Voor deze computer is mogelijk bijgewerkte en/of afzonderlijk aangeschafte hardware, stuurprogramma's en/of software vereist om volledig te kunnen profiteren van de functionaliteit van

Windows. Ga naar http://www.microsoft.com

voor meer informatie.

Voor de meest recente gebruikershandleiding gaat u naar http://www.hp.com/support en selecteert u uw land of regio. Selecteer Drivers en downloads en volg de instructies op het scherm.

Softwarevoorwaarden

Door het installeren, kopiëren, downloaden of anderszins gebruiken van een softwareproduct dat vooraf op deze computer is geïnstalleerd, bevestigt u dat u gehouden bent aan de voorwaarden van de

HP EULA (End User License Agreement).

Indien u niet akkoord gaat met deze licentievoorwaarden, kunt u uitsluitend aanspraak maken op de mogelijkheid het gehele, ongebruikte product (hardware en software) binnen 14 dagen te retourneren, voor een volledige restitutie op basis van het restitutiebeleid van de desbetreffende verkoper.

Neem contact op met de verkoper voor meer informatie of om te vragen om een volledige restitutie van de prijs van de computer.

Veiligheidswaarschuwing

WAARSCHUWING!

U kunt het risico van letsel door verbranding of van oververhitting van de computer beperken door de computer niet op schoot te nemen en de ventilatieopeningen van de computer niet te blokkeren. Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat de luchtcirculatie niet wordt geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal (zoals een optionele printer naast de computer) of een voorwerp van zacht materiaal (zoals een kussen, een kleed of kleding). Zorg er ook voor dat de netvoedingsadapter tijdens het gebruik niet in contact kan komen met de huid of een voorwerp van zacht materiaal. De computer en de netvoedingsadapter voldoen aan de temperatuurlimieten voor oppervlakken die voor de gebruiker toegankelijk zijn, zoals gedefinieerd door de International Standard for Safety of Information Technology Equipment (IEC

60950).

iii

iv Veiligheidswaarschuwing

Inhoudsopgave

1 Welkom ............................................................................................................................................................. 1

Informatie zoeken ................................................................................................................................. 2

2 Vertrouwd raken met de computer .................................................................................................................... 4

Rechterkant .......................................................................................................................................... 4

Linkerkant ............................................................................................................................................. 6

Beeldscherm ........................................................................................................................................ 8

Bovenkant .......................................................................................................................................... 10

Touchpad ........................................................................................................................... 10

Lampjes ............................................................................................................................. 11

Knoppen, luidsprekers en vingerafdruklezer (alleen bepaalde modellen) ......................... 13

Toetsen .............................................................................................................................. 15

Onderkant ........................................................................................................................................... 18

Voorkant ............................................................................................................................................. 19

3 Verbinding maken met een netwerk ............................................................................................................... 20

Verbinding maken met een draadloos netwerk .................................................................................. 20

Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken ....................................... 20

Knop voor draadloze communicatie gebruiken ................................................. 20

Voorzieningen van het besturingssysteem gebruiken ....................................... 21

WLAN gebruiken ................................................................................................................ 21

Gebruikmaken van een internetprovider ........................................................... 21

WLAN configureren ........................................................................................... 22

Draadloze router configureren .......................................................................... 22

Draadloos netwerk beveiligen ........................................................................... 22

Verbinding maken met draadloos netwerk (WLAN) .......................................... 23

Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen bepaalde modellen) ........................................................................................................................... 23

Verbinding maken met een bekabeld netwerk ................................................................................... 24

Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN) ............................................................. 24

4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten .................................................. 25

Cursorbesturing gebruiken ................................................................................................................. 25

Voorkeuren voor cursorbesturing instellen ........................................................................ 25

Touchpadbewegingen gebruiken ....................................................................................... 25

Touchpad uit- of inschakelen ............................................................................ 26

v

vi

Tikken ................................................................................................................ 26

Schuiven ........................................................................................................... 27

Knijpen met twee vingers om te zoomen .......................................................... 27

Tikken met twee vingers ................................................................................... 28

Draaien (alleen bepaalde modellen) ................................................................. 28

Vegen (alleen bepaalde modellen) ................................................................... 29

Randveegbewegingen (alleen bepaalde modellen) .......................................... 29

Vanaf rechterrand vegen .................................................................. 29

Linkerrandveegbeweging ................................................................. 30

Bovenrandveegbeweging ................................................................. 31

Toetsenbord gebruiken ...................................................................................................................... 31

Sneltoetsen in Windows gebruiken .................................................................................... 31

Sneltoetsen herkennen ...................................................................................................... 31

Toetsenblokken gebruiken ................................................................................................. 32

Geïntegreerd numeriek toetsenblok gebruiken (alleen bepaalde modellen) ..... 33

Geïntegreerd numeriek toetsenblok in- en uitschakelen .................. 33

Schakelen tussen functies van toetsen op het geïntegreerde toetsenblok ....................................................................................... 33

Geïntegreerd numeriek toetsenblok gebruiken (alleen bepaalde modellen) ..... 34

Optioneel extern numeriek toetsenblok gebruiken ............................................ 34

5 Multimedia ....................................................................................................................................................... 35

Audio .................................................................................................................................................. 35

Luidsprekers aansluiten ..................................................................................................... 35

Geluidsvolume aanpassen ................................................................................................ 35

Hoofdtelefoons/microfoons aansluiten ............................................................................... 36

Audiofuncties van de computer controleren ...................................................................... 36

Webcam (alleen bepaalde modellen) ................................................................................................. 36

Video .................................................................................................................................................. 37

VGA ................................................................................................................................... 37

HDMI .................................................................................................................................. 38

Audio configureren voor HDMI .......................................................................................... 39

6 Energiebeheer ................................................................................................................................................ 40

Computer uitschakelen ....................................................................................................................... 40

Opties voor energiebeheer instellen ................................................................................................... 40

Standen voor energiebesparing gebruiken ........................................................................ 40

Slaapstand activeren en beëindigen ................................................................. 41

De door de gebruiker geïnitialiseerde sluimerstand inschakelen en afsluiten . . 41

Energiemeter en instellingen voor energiebeheer gebruiken ............................ 41

Wachtwoordbeveiliging instellen voor beëindigen slaapstand .......................... 42

Accuvoeding gebruiken ..................................................................................................... 42

Aanvullende informatie over de accu opzoeken ............................................... 42

Accucontrole gebruiken ..................................................................................... 43

Acculading weergeven ...................................................................................... 43

Accuwerktijd maximaliseren .............................................................................. 43

Omgaan met een lage acculading .................................................................... 43

Een lage acculading herkennen ....................................................... 43

Problemen met een lage acculading verhelpen ............................... 44

Accu plaatsen of verwijderen ............................................................................ 44

Accu plaatsen ................................................................................... 44

Accu verwijderen .............................................................................. 45

Accuvoeding besparen ...................................................................................... 45

Door de gebruiker vervangbare accu opbergen ................................................ 45

Door de gebruiker vervangbare accu afvoeren ................................................. 46

Door de gebruiker vervangbare accu vervangen .............................................. 46

Externe netvoeding gebruiken ........................................................................................... 46

Netvoedingsadapter testen ............................................................................... 47

Omschakelbaar videosysteem/dubbel videosysteem (alleen bepaalde modellen) ........... 47

Omschakelbaar videosysteem gebruiken (alleen bepaalde modellen) ............. 48

Dubbel videosysteem gebruiken (alleen bepaalde modellen) ........................... 48

7 Externe kaarten en apparaten ........................................................................................................................ 49

Geheugenkaartlezers gebruiken ........................................................................................................ 49

Geheugenkaart plaatsen ................................................................................................... 49

Geheugenkaart verwijderen ............................................................................................... 49

USB-apparaat gebruiken .................................................................................................................... 50

USB-apparaat aansluiten ................................................................................................... 51

USB-apparaat verwijderen ................................................................................................. 51

Optionele externe apparaten gebruiken ............................................................................................. 51

Optionele externe schijfeenheden gebruiken .................................................................... 52

8 Schijfeenheden ............................................................................................................................................... 53

Schijfeenheden hanteren ................................................................................................................... 53

Vaste schijven gebruiken ................................................................................................................... 53

De onderhoudskleppen verwijderen of vervangen ............................................................ 54

Onderhoudskleppen verwijderen ...................................................................... 54

Onderhoudskleppen terugplaatsen ................................................................... 54

Vaste schijf vervangen of upgraden .................................................................................. 55

Vaste schijf verwijderen .................................................................................... 56

Vaste schijf installeren ...................................................................................... 56

Prestaties van de vaste schijf verbeteren .......................................................................... 57

vii

viii

Schijfdefragmentatie gebruiken ......................................................................... 57

Schijfopruiming gebruiken ................................................................................. 58

HP 3D DriveGuard gebruiken ............................................................................................ 58

Status van HP 3D DriveGuard herkennen ........................................................ 58

9 Beveiliging ....................................................................................................................................................... 59

De computer beveiligen ...................................................................................................................... 59

Wachtwoorden gebruiken ................................................................................................................... 60

Wachtwoorden instellen in Windows ................................................................................. 60

Wachtwoorden instellen in Computer Setup ...................................................................... 61

BIOS-beheerderswachtwoord beheren ............................................................................. 61

BIOS-beheerderswachtwoord opgeven ............................................................ 62

DriveLock-wachtwoord in Computer Setup beheren ......................................................... 63

DriveLock-wachtwoord instellen ........................................................................ 63

DriveLock-wachtwoord invoeren ....................................................................... 64

DriveLock-wachtwoord wijzigen ........................................................................ 64

DriveLock-beveiliging verwijderen ..................................................................... 65

Automatic DriveLock van Computer Setup gebruiken ....................................................... 65

Wachtwoord voor Automatische DriveLock opgeven ........................................ 65

Automatische DriveLock-beveiliging verwijderen .............................................. 66

Antivirussoftware gebruiken ............................................................................................................... 66

Firewallsoftware gebruiken ................................................................................................................. 67

Essentiële beveiligingsupdates installeren ......................................................................................... 67

HP Client Security gebruiken ............................................................................................................. 67

Optionele beveiligingskabel bevestigen ............................................................................................. 67

Vingerafdruklezer gebruiken (alleen bepaalde modellen) .................................................................. 68

Vingerafdruklezer zoeken .................................................................................................. 68

10 Onderhoud .................................................................................................................................................... 69

Geheugenmodules toevoegen of vervangen ..................................................................................... 69

De computer reinigen ......................................................................................................................... 71

Reinigingsprocedures ........................................................................................................ 72

Scherm reinigen (All-in-Ones of notebooks) ..................................................... 72

Zijkanten of deksel reinigen .............................................................................. 72

Touchpad, toetsenbord of muis reinigen ........................................................... 72

Programma's en stuurprogramma's bijwerken ................................................................................... 73

SoftPaq Download Manager gebruiken .............................................................................................. 73

11 Back-up en herstel ........................................................................................................................................ 74

Een back-up maken van uw gegevens .............................................................................................. 74

Systeemherstelactie uitvoeren ........................................................................................................... 74

Windows herstelprogramma’s gebruiken ........................................................................... 75 f11-herstelprogramma's gebruiken .................................................................................... 75

Media met het Windows-besturingssysteem gebruiken (afzonderlijk aan te schaffen) ..... 76

Het gebruik van Windows vernieuwen of Windows opnieuw instellen .............................. 76

HP Software Setup gebruiken ........................................................................................... 76

12 Computer Setup (BIOS), Multiboot en HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) .............................................. 78

Computer Setup gebruiken ................................................................................................................ 78

Computer Setup starten ..................................................................................................... 78

Navigeren en selecteren in Computer Setup ..................................................................... 78

Fabrieksinstellingen herstellen in Computer Setup ........................................................... 79

BIOS-update uitvoeren ...................................................................................................... 79

BIOS-versie vaststellen ..................................................................................... 80

BIOS-update downloaden ................................................................................. 80

MultiBoot gebruiken ............................................................................................................................ 81

Opstartvolgorde van apparaten ......................................................................................... 81

MultiBoot-voorkeursinstellingen kiezen ............................................................................. 81

Nieuwe opstartvolgorde instellen in Computer Setup ....................................... 82

Dynamisch een opstartapparaat kiezen met de f9-prompt ............................... 82

MultiBoot Express instellen ............................................................................... 82

MultiBoot Express-voorkeuren invoeren ........................................................... 83

Het gebruik van HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) ...................................................................... 83

HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-apparaat downloaden ..................... 84

13 Ondersteuning .............................................................................................................................................. 85

Contact opnemen met de ondersteuning ........................................................................................... 85

Labels ................................................................................................................................................. 86

14 Specificaties .................................................................................................................................................. 87

Ingangsvermogen ............................................................................................................................... 87

Omgevingsvereisten ........................................................................................................................... 87

Bijlage A De computer op reis gebruiken .......................................................................................................... 88

Bijlage B Problemen oplossen ........................................................................................................................... 90

Hulpmiddelen voor het oplossen van problemen ............................................................................... 90

Problemen oplossen ........................................................................................................................... 90

De computer kan niet worden ingeschakeld ...................................................................... 90

Het computerscherm is leeg .............................................................................................. 90

ix

x

De software werkt niet goed .............................................................................................. 91

De computer staat aan maar reageert niet ........................................................................ 91

De computer is ongewoon warm ....................................................................................... 91

Een extern apparaat werkt niet .......................................................................................... 92

De draadloze netwerkverbinding werkt niet ....................................................................... 92

Een schijf wordt niet afgespeeld ........................................................................................ 92

Een film is niet zichtbaar op een extern beeldscherm ....................................................... 93

Het branden van een schijf begint niet of stopt voordat het brandproces is voltooid ......... 93

Bijlage C Elektrostatische ontlading ................................................................................................................... 94

Index ................................................................................................................................................................... 95

1 Welkom

Nadat u de computer gebruiksklaar hebt gemaakt en hebt geregistreerd, moet u de volgende stappen uitvoeren:

TIP: Om snel terug te navigeren naar het startscherm van de computer vanuit een open app of het bureaublad van Windows, drukt u op de Windows-toets op het toetsenbord. Als u nogmaals op de Windows-toets drukt, keert u terug naar het vorige scherm.

● Maak verbinding met internet: configureer een bekabeld of draadloos netwerk waarmee u

verbinding kunt maken met internet. Zie Verbinding maken met een netwerk op pagina 20

voor meer informatie.

● Werk uw antivirussoftware bij: bescherm uw computer tegen schade door virussen. De software

is vooraf geïnstalleerd op de computer. Zie Antivirussoftware gebruiken op pagina 66 voor

meer informatie.

● Raak vertrouwd met de computer: maak kennis met de voorzieningen van uw computer.

Raadpleeg

Vertrouwd raken met de computer op pagina 4

en Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten op pagina 25

voor aanvullende informatie.

● Zoek geïnstalleerde software: toegang tot een overzicht van de vooraf op de computer geïnstalleerde software.

Typ a op het startscherm, klik op Apps en selecteer uit de weergegeven opties. Voor meer informatie over het gebruik van software die bij de computer is geleverd, raadpleegt u de instructies van de softwarefabrikant. Deze instructies kunnen zijn verstrekt bij de software, of staan op de website van de fabrikant.

● Maak een back-up van uw vaste schijf door herstelschijven of een herstel-flashdrive te maken.

Zie

Back-up en herstel op pagina 74 .

1

Informatie zoeken

U hebt Installatie-instructies al gebruikt om de computer in te schakelen en deze handleiding op te zoeken. Gebruik de volgende tabel voor informatiebronnen met productinformatie, instructies en meer.

Hulpmiddelen

Poster Installatie-instructies

HP Support Assistant

Als u HP Support Assistant vanuit het startscherm wilt openen, selecteert u de app HP Support Assistant.

Voor de meest recente gebruikershandleiding gaat u naar http://www.hp.com/support en selecteert u uw land of regio. Selecteer Drivers en downloads en volg de instructies op het scherm.

Wereldwijde ondersteuning

Ga naar http://welcome.hp.com/country/us/en/ wwcontact_us.html

voor ondersteuning in uw taal.

HP website

Voor de meest recente gebruikershandleiding gaat u naar http://www.hp.com/support en selecteert u uw land of regio. Selecteer Drivers en downloads en volg de instructies op het scherm.

Handleiding voor veiligheid en comfort

U krijgt als volgt toegang tot deze handleiding:

▲ Typ support in het startscherm en selecteer de app HP Support Assistant.

– of –

Ga naar http://www.hp.com/ergo .

Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu

U krijgt als volgt toegang tot deze handleiding:

1.

Typ support in het startscherm en selecteer de app HP Support Assistant.

2.

Selecteer achtereenvolgens Deze computer en

Gebruikershandleidingen.

Beperkte garantie *

Om deze handleiding te openen, selecteert u de app

HP Help en ondersteuning, selecteert u Deze computer en selecteert u vervolgens Garantie en services.

– of –

Informatie

● De computer gebruiksklaar maken

● Onderdelen van de computer herkennen

Informatie over het besturingssysteem

Updates van software, stuurprogramma's en BIOS

Hulpmiddelen voor probleemoplossing

Krijgen van ondersteuning

● Online chatten met een technicus van HP

● Ondersteuning via e-mail

● Telefoonnummers voor ondersteuning

● Locaties HP Servicecentrum

● Informatie over ondersteuning

● Onderdelen bestellen en aanvullende ondersteuning vinden

● Voor het apparaat verkrijgbare accessoires

● Aanwijzingen voor een optimale werkplek, een goede houding en gezonde werkgewoonten

● Informatie over elektrische en mechanische veiligheid

● Informatie over veiligheid en kennisgevingen

● Informatie over het afvoeren van accu's

Garantiegegevens

2 Hoofdstuk 1 Welkom

Hulpmiddelen Informatie

Ga naar http://www.hp.com/go/orderdocuments .

*De specifiek toegekende HP beperkte garantie die van toepassing is op uw product, kunt u vinden in de elektronische handleidingen op de computer en/of op de cd/dvd die is meegeleverd in de doos. In sommige landen of regio's wordt door

HP een gedrukte versie van de HP beperkte garantie meegeleverd in de doos. Voor sommige landen of regio's waar de garantie niet in drukvorm wordt verstrekt, kunt u een gedrukt exemplaar aanvragen. Ga naar http://www.hp.com/go/ orderdocuments of schrijf naar:

● Noord-Amerika: Hewlett-Packard, MS POD, 11311 Chinden Blvd., Boise, ID 83714, Verenigde Staten

● Europa, Midden-Oosten, Afrika: Hewlett-Packard, POD, Via G. Di Vittorio, 9, 20063, Cernusco s/Naviglio (MI), Italië

● Azië en Stille Oceaan: Hewlett-Packard, POD, P.O. Box 200, Alexandra Post Office, Singapore 911507

Wanneer u een gedrukt exemplaar van uw garantie aanvraagt, geef dan het productnummer, de garantieperiode (te vinden op het servicelabel) en uw naam en postadres op.

BELANGRIJK: Stuur uw HP product NIET terug naar de bovenstaande adressen. Voor ondersteuning in de VS gaat u naar http://www.hp.com/go/contactHP . Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar http://welcome.hp.com/country/us/en/ wwcontact_us.html

.

Informatie zoeken 3

2 Vertrouwd raken met de computer

Rechterkant

OPMERKING: Raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer.

Onderdeel

(1)

(2)

(3)

Audio-uitgang (hoofdtelefoon)/Audio-ingang

(microfoon)

Beschrijving

Hierop kunt u optionele stereoluidsprekers met eigen voeding, een hoofdtelefoon, een oortelefoon of een headset aansluiten. Ook kunt u hierop de microfoon van een optionele headset aansluiten. Deze ingang biedt geen ondersteuning voor optionele apparaten met uitsluitend een microfoon.

WAARSCHUWING!

Zet het geluidsvolume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet. Zo beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Raadpleeg Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu voor aanvullende informatie over veiligheid. Om deze handleiding te openen, typt u in het startscherm support en selecteert u daarna de app HP Support Assistant.

OPMERKING: Wanneer u een apparaat aansluit op deze connector, worden de computerluidsprekers uitgeschakeld.

OPMERKING: Zorg dat de apparaatkabel een connector met vier pinnen heeft die zowel audio-uit (hoofdtelefoon) als audio-in (microfoon) ondersteunt.

USB 2.0-poorten (2) Verbindt een optioneel USB-apparaat, zoals een toetsenbord, muis, externe schijf, printer, scanner of USBhub.

Raadpleeg

USB-apparaat gebruiken op pagina 50 voor

informatie over de verschillende typen USB-poorten.

Optische schijf (alleen bepaalde modellen) Hiermee wordt een optische schijf gelezen of wordt naar een optische schijf geschreven (afhankelijk van het computermodel).

4 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer

Onderdeel

(4) Uitvoerknop van de optische-schijfeenheid

(alleen bepaalde modellen)

Beschrijving

OPMERKING: Ga voor informatie over schijfcompatibiliteit naar de webpagina Help en ondersteuning (raadpleeg

Informatie zoeken op pagina 2

).

Volg de instructies op de webpagina om uw computermodel te selecteren. Selecteer Ondersteuning & drivers en selecteer vervolgens Productinformatie.

Hiermee ontgrendelt u de schijflade van de optischeschijfeenheid.

Onderdeel

(1)

(2)

(3)

Beschrijving

Audio-uitgang (hoofdtelefoon)/Audio-ingang

(microfoon)

USB 2.0-poorten (2)

Hierop kunt u optionele stereoluidsprekers met eigen voeding, een hoofdtelefoon, een oortelefoon of een headset aansluiten. Ook kunt u hierop de microfoon van een optionele headset aansluiten. Deze ingang biedt geen ondersteuning voor optionele apparaten met uitsluitend een microfoon.

WAARSCHUWING!

Zet het geluidsvolume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet. Zo beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Raadpleeg Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu voor aanvullende informatie over veiligheid. Om deze handleiding te openen, typt u in het startscherm support en selecteert u daarna de app HP Support Assistant.

OPMERKING: Wanneer u een apparaat aansluit op deze connector, worden de computerluidsprekers uitgeschakeld.

OPMERKING: Zorg dat de apparaatkabel een connector met vier pinnen heeft die zowel audio-uit (hoofdtelefoon) als audio-in (microfoon) ondersteunt.

Verbindt een optioneel USB-apparaat, zoals een toetsenbord, muis, externe schijf, printer, scanner of USBhub.

Raadpleeg USB-apparaat gebruiken op pagina 50 voor

informatie over de verschillende typen USB-poorten.

Optische schijf (alleen bepaalde modellen) Hiermee wordt een optische schijf gelezen of wordt naar een optische schijf geschreven (afhankelijk van het computermodel).

Rechterkant 5

Onderdeel

(4)

(5)

Beschrijving

Uitvoerknop van de optische-schijfeenheid

(alleen bepaalde modellen)

OPMERKING: Ga voor informatie over schijfcompatibiliteit naar de webpagina Help en ondersteuning (raadpleeg

Informatie zoeken op pagina 2

).

Volg de instructies op de webpagina om uw computermodel te selecteren. Selecteer Ondersteuning & drivers en selecteer vervolgens Productinformatie.

Hiermee ontgrendelt u de schijflade van de optischeschijfeenheid.

Bevestigingspunt voor de beveiligingskabel Hiermee sluit u een als optie verkrijgbare beveiligingskabel aan op de computer.

OPMERKING: Van de beveiligingskabel moet in de eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan. Deze voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen.

Linkerkant

OPMERKING: Raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer.

Onderdeel

(1)

(2)

(3)

(4)

Beschrijving

Bevestigingspunt voor de beveiligingskabel Hiermee sluit u een als optie verkrijgbare beveiligingskabel aan op de computer.

Netvoedingsconnector

OPMERKING: Van de beveiligingskabel moet in de eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan. Deze voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen.

Hierop kunt u een netvoedingsadapter aansluiten.

Lampje van de netvoedingsadapter/accu

Ventilatieopening

● Wit: de computer is aangesloten op een externe voedingsbron en de accu is 90 tot 99% opgeladen.

● Oranje: de computer is aangesloten op een externe voedingsbron en de accu is 0 tot 89% opgeladen.

● Uit: de accu is volledig opgeladen.

Deze opening zorgt voor luchtkoeling van de interne onderdelen.

6 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer

(5)

(6)

(7)

(8)

Onderdeel

Poort voor externe monitor

RJ-45-netwerkconnector/lampjes

HDMI-poort

USB 3.0-poorten (2)

Beschrijving

OPMERKING: De ventilator van de computer start automatisch om interne onderdelen te koelen en oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne ventilator automatisch aan- en uitgaat wanneer u de computer gebruikt.

Hierop kunt u een optionele VGA-monitor of projector aansluiten.

Hierop sluit u een netwerkkabel aan.

● Groen (rechts): het netwerk is aangesloten.

● Oranje (links): er vindt een nieuwe activiteit plaats in het netwerk.

Hiermee kunt u de computer aansluiten op een optioneel video- of audioapparaat, zoals een high-definition televisie, andere compatibele digitale apparatuur of audioapparatuur, of een HDMI-apparaat met hoge snelheid.

Op elke USB 3.0-poort kan een optioneel USB-apparaat worden aangesloten, zoals een toetsenbord, muis, externe schijf, printer, scanner of USB-hub.

Raadpleeg

USB-apparaat gebruiken op pagina 50 voor

informatie over de verschillende typen USB-poorten.

Onderdeel

(1)

(2)

(3)

Netvoedingsconnector

Beschrijving

Hierop kunt u een netvoedingsadapter aansluiten.

Lampje van de netvoedingsadapter/accu

Ventilatieopening

● Wit: de computer is aangesloten op een externe voedingsbron en de accu is 90 tot 99% opgeladen.

● Oranje: de computer is aangesloten op een externe voedingsbron en de accu is 0 tot 89% opgeladen.

● Uit: de accu is volledig opgeladen.

Deze opening zorgt voor luchtkoeling van de interne onderdelen.

OPMERKING: De ventilator van de computer start automatisch om interne onderdelen te koelen en oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne ventilator automatisch aan- en uitgaat wanneer u de computer gebruikt.

Linkerkant 7

Onderdeel

(4)

(5)

(6)

(7)

Poort voor externe monitor

RJ-45-netwerkconnector/lampjes

HDMI-poort

USB 3.0-poorten (2)

Beschrijving

Hierop kunt u een optionele VGA-monitor of projector aansluiten.

Hierop sluit u een netwerkkabel aan.

● Groen (rechts): het netwerk is aangesloten.

● Oranje (links): er vindt een nieuwe activiteit plaats in het netwerk.

Hiermee kunt u de computer aansluiten op een optioneel video- of audioapparaat, zoals een high-definition televisie, andere compatibele digitale apparatuur of audioapparatuur, of een HDMI-apparaat met hoge snelheid.

Op elke USB 3.0-poort kan een optioneel USB-apparaat worden aangesloten, zoals een toetsenbord, muis, externe schijf, printer, scanner of USB-hub.

Raadpleeg USB-apparaat gebruiken op pagina 50 voor

informatie over de verschillende typen USB-poorten.

Beeldscherm

OPMERKING: Raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer.

Onderdeel

(1)

(2)

WLAN-antennes (2)* (alleen bepaalde modellen)

Interne microfoons (2) (alleen bepaalde modellen)

8 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer

Beschrijving

Met deze antennes worden draadloze signalen verzonden en ontvangen binnen een draadloos lokaal netwerk (WLAN).

Hiermee neemt u geluid op.

Onderdeel Beschrijving

(3)

(4)

(5)

Webcamlampje (alleen bepaalde modellen)

Webcam (alleen bepaalde modellen)

Interne beeldschermschakelaar

Aan: de webcam is in gebruik.

Hiermee kunt u videobeelden vastleggen en foto's maken. Op sommige modellen kunt u met streaming video videovergaderen en online chatten.

Open HP Support Assistant voor informatie over het gebruik van de webcam. Als u HP Support Assistant vanuit het startscherm wilt openen, selecteert u de app HP Support Assistant.

Wanneer u het beeldscherm dicht doet terwijl de computer aan staat, wordt deze schakelaar ingedrukt. Daardoor wordt het beeldscherm uitgeschakeld of wordt de slaapstand geactiveerd.

OPMERKING: De beeldschermschakelaar is niet zichtbaar aan de buitenkant van de computer.

*De antennes zijn niet zichtbaar aan de buitenkant van de computer. Voor een optimale signaaloverdracht houdt u de directe omgeving van de antennes vrij. Voor informatie over de voorschriften voor draadloze communicatie raadpleegt u het gedeelte over uw land of regio in Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu het startscherm support en selecteert u daarna de app HP Support Assistant.

. Om deze handleiding te openen, typt u in

Onderdeel

(1)

(2)

(3)

(4)

WLAN-antennes (2)* (alleen bepaalde modellen)

Interne microfoons (2) (alleen bepaalde modellen)

Webcamlampje (alleen bepaalde modellen)

Webcam (alleen bepaalde modellen)

Beschrijving

Met deze antennes worden draadloze signalen verzonden en ontvangen binnen een draadloos lokaal netwerk (WLAN).

Hiermee neemt u geluid op.

Aan: de webcam is in gebruik.

Hiermee kunt u videobeelden vastleggen en foto's maken. Op sommige modellen kunt u met streaming video videovergaderen en online chatten.

Beeldscherm 9

Onderdeel

(5) Interne beeldschermschakelaar

Beschrijving

Open HP Support Assistant voor informatie over het gebruik van de webcam. Als u HP Support Assistant vanuit het startscherm wilt openen, selecteert u de app HP Support Assistant.

Wanneer u het beeldscherm dicht doet terwijl de computer aan staat, wordt deze schakelaar ingedrukt. Daardoor wordt het beeldscherm uitgeschakeld of wordt de slaapstand geactiveerd.

OPMERKING: De beeldschermschakelaar is niet zichtbaar aan de buitenkant van de computer.

*De antennes zijn niet zichtbaar aan de buitenkant van de computer. Voor een optimale signaaloverdracht houdt u de directe omgeving van de antennes vrij. Voor informatie over de voorschriften voor draadloze communicatie raadpleegt u het gedeelte over uw land of regio in Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu het startscherm support en selecteert u daarna de app HP Support Assistant.

. Om deze handleiding te openen, typt u in

Bovenkant

Touchpad

Onderdeel

(1)

(2)

Touchpad, aan/uit-knop

Touchpadzone

(3)

(4)

Linkerknop van het touchpad

Rechterknop van het touchpad

10 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer

Beschrijving

Hiermee kunt u het touchpad in- en uitschakelen.

Hiermee kunt u de aanwijzer (cursor) verplaatsen en onderdelen op het scherm selecteren of activeren.

OPMERKING: Het touchpad ondersteunt ook randveegbewegingen. Zie

Randveegbewegingen (alleen bepaalde modellen) op pagina 29 voor meer informatie.

Deze knop heeft dezelfde functie als de linkerknop op een externe muis.

Deze knop heeft dezelfde functie als de rechterknop op een externe muis.

Lampjes

OPMERKING: Raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer.

(2)

(3)

(4)

(5)

Onderdeel

(1) Aan/uit-lampje

Caps Lock-lampje

Lampje Geluid uit van microfoon

Num Lock-lampje

Lampje voor draadloze communicatie

Beschrijving

● Aan: de computer is ingeschakeld.

● Knipperend: de computer staat in de slaapstand, een energiebesparingsmodus. Het beeldscherm en andere niet-benodigde onderdelen worden uitgeschakeld.

● Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de sluimerstand. De sluimerstand is een energiebesparingsmodus waarin zo min mogelijk energie wordt verbruikt.

Aan: Caps Lock is ingeschakeld. Met het toetsenbord kunt u nu alleen hoofdletters typen.

● Oranje: het geluid van de microfoon is uitgeschakeld.

● Uit: het geluid van de microfoon is ingeschakeld.

Aan: Num Lock is ingeschakeld.

Wit: een geïntegreerd apparaat voor draadloze communicatie, zoals een draadloosnetwerkmodule en/of een Bluetooth®-apparaat, is ingeschakeld.

OPMERKING: Bij sommige modellen brandt het lampje voor draadloze communicatie oranje wanneer alle apparaten voor draadloze communicatie uitgeschakeld zijn.

Bovenkant 11

Onderdeel

(6) Lampje luidspreker uit

(7) Touchpadlampje

Beschrijving

● Oranje: het geluid van de computer is uitgeschakeld.

● Wit: het geluid van de computer is ingeschakeld.

● Oranje: het touchpad is uitgeschakeld.

● Uit: het touchpad is ingeschakeld.

Onderdeel

(1)

(2)

(3)

(4)

(5)

Aan/uit-lampje

Caps Lock-lampje

Lampje Geluid uit van microfoon

Num Lock-lampje

Lampje voor draadloze communicatie

Beschrijving

● Aan: de computer is ingeschakeld.

● Knipperend: de computer staat in de slaapstand, een energiebesparingsmodus. Het beeldscherm en andere niet-benodigde onderdelen worden uitgeschakeld.

● Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de sluimerstand. De sluimerstand is een energiebesparingsmodus waarin zo min mogelijk energie wordt verbruikt.

Aan: Caps Lock is ingeschakeld. Met het toetsenbord kunt u nu alleen hoofdletters typen.

● Oranje: het geluid van de microfoon is uitgeschakeld.

● Uit: het geluid van de microfoon is ingeschakeld.

Aan: Num Lock is ingeschakeld.

Wit: een geïntegreerd apparaat voor draadloze communicatie, zoals een draadloosnetwerkmodule en/of een Bluetooth®-apparaat, is ingeschakeld.

12 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer

Onderdeel

(6)

(7)

Lampje luidspreker uit

Touchpadlampje

Beschrijving

OPMERKING: Bij sommige modellen brandt het lampje voor draadloze communicatie oranje wanneer alle apparaten voor draadloze communicatie uitgeschakeld zijn.

● Oranje: het geluid van de computer is uitgeschakeld.

● Wit: het geluid van de computer is ingeschakeld.

● Oranje: het touchpad is uitgeschakeld.

● Uit: het touchpad is ingeschakeld.

Knoppen, luidsprekers en vingerafdruklezer (alleen bepaalde modellen)

OPMERKING: Raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer.

Onderdeel

(1) Aan/uit-knop

Beschrijving

● Als de computer is uitgeschakeld, drukt u op de aan/uitknop om de computer in te schakelen.

● Als de computer is ingeschakeld, drukt u kort op de aan/uit-knop om de slaapstand te activeren.

● Als de computer in de slaapstand staat, drukt u kort op de aan/uit-knop om de slaapstand te beëindigen.

● Als de computer in de sluimerstand staat, drukt u kort op de aan/uit-knop om de sluimerstand te beëindigen.

VOORZICHTIG: De aan/uit-knop ingedrukt houden, resulteert in het verlies van niet-opgeslagen gegevens.

Bovenkant 13

Onderdeel

(2)

(3)

(4)

(5)

Luidsprekers (2)

Knop voor draadloze communicatie

Luidspreker dempen/uit-knop

Vingerafdruklezer (alleen bepaalde modellen)

Beschrijving

Als de computer niet meer reageert en de afsluitprocedures van Windows® geen resultaat hebben, houdt u de aan/uitknop minstens vijf seconden ingedrukt om de computer uit te schakelen.

Raadpleeg uw energieopties voor meer informatie over uw energie-instellingen. Typ energie in het Startscherm, selecteer Energie- en slaapstandinstellingen en daarna

Energie en slaapstand in de lijst van toepassingen.

Hier wordt het geluid van de computer geproduceerd.

Hiermee kunt u de voorziening voor draadloze communicatie in- en uitschakelen, maar geen draadloze verbinding tot stand brengen.

Hiermee schakelt u de geluidsweergave uit (en weer in).

Hiermee kunt u zich met een vingerafdruk bij Windows aanmelden, in plaats van met een wachtwoord.

Onderdeel

(1) Aan/uit-knop

14 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer

Beschrijving

● Als de computer is uitgeschakeld, drukt u op de aan/uitknop om de computer in te schakelen.

● Als de computer is ingeschakeld, drukt u kort op de aan/uit-knop om de slaapstand te activeren.

● Als de computer in de slaapstand staat, drukt u kort op de aan/uit-knop om de slaapstand te beëindigen.

Onderdeel

(2)

(3)

(4)

Luidsprekers (2)

Knop voor draadloze communicatie

Luidspreker dempen/uit-knop

Beschrijving

● Als de computer in de sluimerstand staat, drukt u kort op de aan/uit-knop om de sluimerstand te beëindigen.

VOORZICHTIG: De aan/uit-knop ingedrukt houden, resulteert in het verlies van niet-opgeslagen gegevens.

Als de computer niet meer reageert en de afsluitprocedures van Windows® geen resultaat hebben, houdt u de aan/uitknop minstens vijf seconden ingedrukt om de computer uit te schakelen.

Raadpleeg uw energieopties voor meer informatie over uw energie-instellingen. Typ energie in het Startscherm, selecteer Energie- en slaapstandinstellingen en daarna

Energie en slaapstand in de lijst van toepassingen.

Hier wordt het geluid van de computer geproduceerd.

Hiermee kunt u de voorziening voor draadloze communicatie in- en uitschakelen, maar geen draadloze verbinding tot stand brengen.

Hiermee schakelt u de geluidsweergave uit (en weer in).

(5) Vingerafdruklezer (alleen bepaalde modellen)

Hiermee kunt u zich met een vingerafdruk bij Windows aanmelden, in plaats van met een wachtwoord.

Toetsen

OPMERKING: Raadpleeg de afbeelding die het meest overeenkomt met uw computer.

Onderdeel

(1) Esc -toets

Beschrijving

Druk op deze toets in combinatie met de fn -toets om systeeminformatie weer te geven.

Bovenkant 15

Onderdeel

(2)

(3)

(4)

(5)

(6)

(7) fn -toets

Windows-toets

Functietoetsen

Geïntegreerd numeriek toetsenblok

Windows-applicatietoets num lock -toets

Beschrijving

Druk op deze toets in combinatie met een functietoets, de num lock toets of esc om veelgebruikte systeemfuncties uit te voeren.

Hiermee keert u terug naar het startscherm vanuit een geopende app of het Windows-bureaublad.

OPMERKING: Als u nogmaals op de Windows-toets drukt, keert u terug naar het vorige scherm.

Druk op een van deze toetsen in combinatie met de fn -toets om veelgebruikte systeemfuncties uit te voeren.

Wanneer het toetsenblok is ingeschakeld, kan het worden gebruikt als een extern numeriek toetsenblok.

Met elke toets van dit toetsenblok wordt de functie uitgevoerd die wordt aangegeven door het pictogram in de rechterbovenhoek van de toets.

Hiermee geeft u opties voor een geselecteerd object weer.

Als u op deze toets drukt in combinatie met de fn -toets, wordt het geïntegreerde numerieke toetsenblok in- of uitgeschakeld.

Onderdeel

(1)

(2)

(3)

Esc -toets fn -toets

Windows-toets

16 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer

Beschrijving

Druk op deze toets in combinatie met de fn -toets om systeeminformatie weer te geven.

Druk op deze toets in combinatie met een functietoets, de num lock toets of esc om veelgebruikte systeemfuncties uit te voeren.

Hiermee keert u terug naar het startscherm vanuit een geopende app of het Windows-bureaublad.

OPMERKING: Als u nogmaals op de Windows-toets drukt, keert u terug naar het vorige scherm.

Onderdeel

(4)

(5)

(6)

Functietoetsen num lock -toets

Geïntegreerd numeriek toetsenblok

Beschrijving

Druk op een van deze toetsen in combinatie met de fn -toets om veelgebruikte systeemfuncties uit te voeren.

Hiermee schakelt u tussen de navigatiefuncties en numerieke functies op het geïntegreerde numerieke toetsenblok.

Wanneer num lock is ingeschakeld, kan dit worden gebruikt als een extern numeriek toetsenblok.

Bovenkant 17

Onderkant

Onderdeel

(1) Ventilatieopeningen (2)

(2)

(3)

(4)

Onderpaneel

Accu uitwerpen

Accuvergrendeling

Onderpaneel

Beschrijving

Deze openingen zorgen voor luchtkoeling van de interne onderdelen.

OPMERKING: De ventilator van de computer start automatisch om interne onderdelen te koelen en oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne ventilator automatisch aan- en uitgaat wanneer u de computer gebruikt.

Biedt toegang tot de vaste-schijfruimte en de geheugenmoduleslots.

Hiermee kunt u de accu uitwerpen.

Hiermee kunt u de accu in de accuruimte vergrendelen.

Biedt toegang tot het moduleslot voor het draadloze

LAN (WLAN).

18 Hoofdstuk 2 Vertrouwd raken met de computer

Onderdeel Beschrijving

VOORZICHTIG: Vervang de module voor draadloze communicatie alleen door een module die is goedgekeurd voor gebruik in de computer door de overheidsinstantie die verantwoordelijk is voor de regelgeving met betrekking tot apparatuur voor draadloze communicatie in uw land. Zo voorkomt u dat het systeem niet meer reageert. Als er na het vervangen van de module een waarschuwing verschijnt, verwijdert u de module om de functionaliteit van de computer te herstellen. Neem daarna via HP

Support Assistant contact op met de ondersteuning.

Om HP Support Assistant vanuit het startscherm te openen, selecteert u de app HP Support Assistant.

Hierin bevindt zich de accu.

(5)

Voorkant

Accuruimte

Onderdeel

(1)

(2)

Lampje van de vaste schijf

Geheugenkaartlezer

Beschrijving

● Wit knipperend: er wordt geschreven naar of gelezen van de vaste schijf.

● Oranje: HP 3D DriveGuard heeft tijdelijk de interne vaste schijf geparkeerd.

OPMERKING:

Raadpleeg HP 3D DriveGuard gebruiken op pagina 58 voor meer informatie over

HP 3D DriveGuard.

Hiermee worden optionele geheugenkaarten gelezen die informatie opslaan, beheren, delen of openen.

Voorkant 19

3 Verbinding maken met een netwerk

U kunt de computer meenemen waarnaar u maar wilt. Maar ook thuis kunt u met de computer en een bekabelde of draadloze netwerkverbinding de wereld verkennen en u toegang verschaffen tot miljoenen websites. In dit hoofdstuk vindt u informatie over hoe u zich met die wereld in verbinding kunt stellen.

Verbinding maken met een draadloos netwerk

Met technologie voor draadloze communicatie worden gegevens niet via kabels maar via radiogolven doorgegeven. Uw computer beschikt mogelijk over een of meer van de volgende apparaten voor draadloze communicatie:

● Apparaat met draadloze netwerkverbinding (WLAN): met dit apparaat kunt u de computer aansluiten op LAN-netwerken (doorgaans Wi-Fi-netwerken, draadloze netwerken of WLAN’s genoemd) op kantoor, thuis en op openbare plekken, zoals luchthavens, restaurants, cafés, hotels en universiteiten. In een draadloos netwerk communiceert de computer met een draadloze router of een draadloos toegangspunt.

● Bluetooth-apparaat: hiermee kunt u een persoonlijk netwerk (Personal Area Network, PAN) opzetten om verbinding te maken met andere voor Bluetooth geschikte apparaten zoals computers, telefoons, printers, headsets, luidsprekers en camera's. Binnen een PAN communiceert elk apparaat direct met andere apparaten en moeten apparaten zich op relatief korte afstand (doorgaans 10 meter) van elkaar bevinden.

Zie de informatie en koppelingen naar websites in HP Ondersteuningsassistent voor meer informatie over de technologie voor draadloze communicatie. Als u HP Support Assistant vanuit het startscherm wilt openen, selecteert u de app HP Support Assistant.

Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken

Met deze functies kunt u de apparaten voor draadloze communicatie in uw computer regelen:

● Knop, schakelaar of toets voor draadloze communicatie (in dit hoofdstuk ook wel knop voor draadloze communicatie genoemd).

● Voorzieningen van het besturingssysteem

Knop voor draadloze communicatie gebruiken

De computer heeft een knop voor draadloze communicatie, een of meer draadloze apparaten en een of twee lampjes voor draadloze communicatie, afhankelijk van het model. Standaard zijn alle apparaten voor draadloze communicatie geactiveerd en brandt het lampje voor draadloze communicatie (wit) wanneer u de computer aanzet.

Het lampje voor draadloze communicatie geeft niet de status van afzonderlijke apparaten voor draadloze communicatie aan, maar de status van deze apparaten als groep. Wanneer het lampje voor draadloze communicatie wit is, zijn een of meer apparaten voor draadloze communicatie ingeschakeld. Wanneer het lampje voor draadloze communicatie uit is, zijn alle apparaten voor draadloze communicatie uitgeschakeld.

OPMERKING: Bij sommige modellen brandt het lampje voor draadloze communicatie oranje wanneer alle apparaten voor draadloze communicatie zijn uitgeschakeld.

20 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk

Omdat alle apparaten voor draadloze communicatie standaard zijn ingeschakeld, kunt u de knop voor draadloze communicatie gebruiken om alle apparatuur voor draadloze communicatie tegelijk in of uit te schakelen.

Voorzieningen van het besturingssysteem gebruiken

Met het Netwerkcentrum kunt u een verbinding of netwerk tot stand brengen, verbinding maken met een netwerk en netwerkproblemen diagnosticeren en verhelpen.

U gebruikt de bedieningselementen van het besturingssysteem als volgt:

1.

Typ configuratiescherm op het startscherm en selecteer Configuratiescherm.

2.

Selecteer Netwerk en internet en vervolgens Netwerkcentrum.

Open HP Support Assistant voor meer informatie. Als u HP Support Assistant vanuit het startscherm wilt openen, selecteert u de app HP Support Assistant.

WLAN gebruiken

Met een WLAN-apparaat kunt u toegang krijgen tot een draadloos LAN (WLAN). Een WLAN bestaat uit andere computers en accessoires die met elkaar zijn verbonden met behulp van een draadloze router of een draadloos toegangspunt.

OPMERKING: De begrippen draadloze router en draadloos toegangspunt worden vaak door elkaar gebruikt.

● Een grootschalig WLAN, zoals een bedrijfs-WLAN of openbaar WLAN, maakt gewoonlijk gebruik van draadloze toegangspunten die ondersteuning bieden voor een groot aantal computers en accessoires, en waarmee belangrijke netwerkfuncties van elkaar kunnen worden gescheiden.

● Een privé-WLAN of een WLAN op een klein kantoor maakt gewoonlijk gebruik van een draadloze router, waarmee een aantal draadloze en bekabelde computers een internetverbinding, printer en bestanden kunnen delen zonder dat daarvoor extra hardware of software nodig is.

Als u het WLAN-apparaat in de computer wilt gebruiken, moet u verbinding maken met een WLANinfrastructuur (van een serviceprovider, een openbaar netwerk of een bedrijfsnetwerk).

Gebruikmaken van een internetprovider

Als u thuis internet wilt gebruiken, moet u een account bij een internetprovider openen. Neem contact op met een lokale internetprovider voor het aanschaffen van een internetservice en een modem. De internetprovider helpt u bij het instellen van het modem, het installeren van een netwerkkabel waarmee u de computer met voorzieningen voor draadloze communicatie aansluit op het modem, en het testen van de internetservice.

OPMERKING: Van uw internetprovider ontvangt u een gebruikers-id en wachtwoord voor toegang tot internet. Noteer deze gegevens en bewaar ze op een veilige plek.

Verbinding maken met een draadloos netwerk 21

WLAN configureren

Als u een WLAN wilt instellen en verbinding wilt maken met internet, hebt u de volgende apparatuur nodig:

● Een breedbandmodem (DSL- of kabelmodem) (1) en een abonnement voor internet met hoge snelheid via een internetprovider

● Een (afzonderlijk aan te schaffen) draadloze router (2)

● Een computer met voorzieningen voor draadloze communicatie (3)

OPMERKING: Sommige modems hebben een ingebouwde draadloze router. Vraag bij uw internetprovider na wat voor type modem u hebt.

De volgende afbeelding toont een voorbeeld van een draadloze netwerkinstallatie die is aangesloten op internet.

Naarmate het netwerk groeit, kunnen aanvullende draadloze en bekabelde computers op het netwerk worden aangesloten om toegang tot internet te verkrijgen.

Als u hulp nodig hebt bij het installeren van een draadloos netwerk, raadpleegt u de informatie die de routerfabrikant of uw internetprovider heeft verstrekt.

Draadloze router configureren

Als u hulp nodig hebt bij het configureren van een draadloze router, raadpleegt u de informatie die de routerfabrikant of uw internetprovider heeft verstrekt.

OPMERKING: U wordt geadviseerd de nieuwe computer met voorzieningen voor draadloze communicatie eerst aan te sluiten op de router, met behulp van de netwerkkabel die is geleverd bij de router. Als de computer eenmaal verbinding heeft gemaakt met internet, kunt u de kabel loskoppelen en vervolgens via uw draadloze netwerk toegang krijgen tot internet.

Draadloos netwerk beveiligen

Wanneer u een draadloos netwerk installeert of verbinding maakt met een bestaand draadloos netwerk, is het altijd belangrijk de beveiligingsvoorzieningen in te schakelen om het netwerk te beveiligen tegen onbevoegde toegang. Draadloze netwerken in openbare zones (hotspots), zoals cafés en luchthavens, zijn mogelijk helemaal niet beveiligd. Als u zich zorgen maakt om de beveiliging van uw computer op een hotspot, kunt u uw netwerkactiviteiten het beste beperken tot niet-vertrouwelijke e-mailactiviteiten en oppervlakkig surfen op internet.

Draadloze radiosignalen hebben bereik tot buiten het netwerk, zodat andere WLAN-apparaten onbeveiligde signalen kunnen ontvangen. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen om uw WLAN te beveiligen:

● Gebruik een firewall.

Een firewall is een barrière die zowel gegevens als verzoeken om gegevens die naar uw netwerk zijn verzonden, controleert en eventuele verdachte onderdelen verwijdert. Er zijn zowel

22 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk

software- als hardwarematige firewalls beschikbaar. Sommige netwerken gebruiken een combinatie van beide typen.

● Gebruik versleuteling voor draadloze communicatie.

Codering voor draadloze communicatie maakt gebruik van beveiligingsinstellingen om gegevens die via het netwerk worden verzonden, te versleutelen en ontsleutelen. Open HP Support

Assistant voor meer informatie. Als u HP Support Assistant vanuit het startscherm wilt openen, selecteert u de app HP Support Assistant.

Verbinding maken met draadloos netwerk (WLAN)

Ga als volgt te werk om de notebookcomputer op het draadloze netwerk aan te sluiten:

1.

Controleer of het WLAN-apparaat is ingeschakeld. Als het apparaat ingeschakeld is, brandt het lampje voor draadloze communicatie. Als het lampje voor draadloze communicatie uit is, drukt u op de knop voor draadloze communicatie.

OPMERKING: Bij sommige modellen brandt het lampje voor draadloze communicatie oranje wanneer alle apparaten voor draadloze communicatie uitgeschakeld zijn.

2.

Wijs de rechterbovenhoek of -benedenhoek van het startscherm aan om de charms weer te geven.

3.

Selecteer Instellingen en klik op het netwerkstatuspictogram.

4.

Selecteer uw WLAN in de lijst.

5.

Klik op Verbinding maken.

Als het draadloze netwerk een beveiligd WLAN is, wordt u gevraagd een netwerkbeveiligingscode in te voeren. Typ de code en klik vervolgens op Aanmelden.

OPMERKING: Als er geen WLAN's worden weergegeven, bevindt u zich mogelijk buiten het bereik van een draadloze router of toegangspunt.

OPMERKING: Als u het WLAN waarmee u verbinding wilt maken niet ziet, klikt u op het

Windows-bureaublad met de rechtermuisknop op het netwerkstatuspictogram en selecteert u

Netwerkcentrum openen. Klik op Een nieuwe verbinding of een nieuw netwerk instellen. Er verschijnt een lijst met opties om handmatig te zoeken naar een netwerk en hier verbinding mee te maken, of om een nieuwe netwerkverbinding te maken.

6.

Volg de instructies op het scherm om de verbinding te voltooien.

Nadat de verbinding is gemaakt, beweegt u de muisaanwijzer over het netwerkstatuspictogram in het systeemvak uiterst rechts op de taakbalk om de naam en status van de verbinding te controleren.

OPMERKING: Het effectieve bereik (de reikwijdte van de draadloze signalen) varieert al naargelang de WLAN-implementatie, het merk router en interferentie van andere elektronische apparatuur of vaste obstakels zoals wanden en vloeren.

Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken (alleen bepaalde modellen)

Een Bluetooth-apparaat biedt draadloze communicatie binnen een klein bereik, ter vervanging van fysieke kabelverbindingen waarmee elektronische apparaten, zoals de volgende, vroeger werden aangesloten:

● Computers (desktopcomputer, notebookcomputer, PDA)

● Telefoons (mobiele telefoon, draadloze telefoon, smart phone)

Verbinding maken met een draadloos netwerk 23

● Weergaveapparaten (printer, camera)

● Audioapparaten (headset, luidsprekers)

● Muis

Bluetooth-apparaten maken peer-to-peer-communicatie mogelijk waardoor u een PAN (Personal

Area Network - persoonlijk netwerk) van Bluetooth-apparaten kunt instellen. Raadpleeg de helpfunctie van de Bluetooth-software voor informatie over de configuratie en het gebruik van

Bluetooth-apparaten.

Verbinding maken met een bekabeld netwerk

Uw computer heeft verbinding met een bedraad lokaal netwerk (LAN). Een LAN-verbinding heeft u een netwerkkabel nodig, die u apart moet aanschaffen.

Verbinding maken met een lokaal netwerk (LAN)

Gebruik een LAN-verbinding als u de computer direct op een router in uw huis wilt aansluiten (in plaats van draadloos werken), of als u de computer op een bestaand netwerk in uw kantoor wilt aansluiten.

Als u verbinding wilt maken met een lokaal netwerk (LAN), hebt u een 8-pins RJ-45-netwerkkabel nodig.

Ga als volgt te werk om de netwerkkabel aan te sluiten:

1.

Sluit de netwerkkabel aan op de netwerkconnector (1) van de computer.

2.

Sluit het andere uiteinde van de netwerkkabel aan op een netwerkaansluiting in de wand (2) of op een router.

OPMERKING: Als de netwerkkabel een ruisonderdrukkingscircuit (3) bevat (dat voorkomt dat de ontvangst van tv- en radiosignalen wordt gestoord), sluit u de kabel op de computer aan met het uiteinde waar zich het ruisonderdrukkingscircuit bevindt.

24 Hoofdstuk 3 Verbinding maken met een netwerk

4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten

Op de computer kunt u niet alleen gebruikmaken van het toetsenbord en de muis, maar ook op het scherm navigeren met aanraakbewegingen (alleen bepaalde modellen). Aanraakbewegingen kunnen op het touchpad van uw computer of op een touchscreen gebruikt worden (alleen bepaalde modellen).

Bepaalde computermodellen hebben speciale actietoetsen of hotkeyfuncties op het toetsenbord waarmee u veelvoorkomende taken kunt uitvoeren.

Cursorbesturing gebruiken

OPMERKING: Naast de bij de computer horende cursorbesturingen kunt u een (afzonderlijk aan te schaffen) externe USB-muis gebruiken door deze aan te sluiten op een van de USB-poorten van de computer.

Voorkeuren voor cursorbesturing instellen

Via de eigenschappen voor de muis in Windows kunt u de instellingen voor aanwijsapparaten aanpassen aan uw wensen. U kunt bijvoorbeeld de knopconfiguratie, kliksnelheid en opties voor de aanwijzer instellen. U kunt ook demonstraties van touchpadbewegingen bekijken.

Ga als volgt te werk om de eigenschappen van de muis in Windows te openen:

● Typ muis

op het startscherm, klik op Instellingen en selecteer vervolgens Muis.

Touchpadbewegingen gebruiken

Het touchpad stelt u in staat op het computerscherm te navigeren en de pointer te besturen met eenvoudige vingerbewegingen.

TIP: Gebruik de linker- en rechterknop van het touchpad zoals u de corresponderende knoppen van een externe muis zou gebruiken.

OPMERKING: Touchpadbewegingen worden niet in alle apps ondersteund.

Cursorbesturing gebruiken 25

Touchpad uit- of inschakelen

Om het touchpad uit en in te schakelen, tikt u twee keer snel achtereen op de aan/uit-knop van het touchpad.

Tikken

Als u een selectie wilt maken op het scherm, gebruikt u de tikfunctie op het touchpad.

● Tik met één vinger in de touchpadzone om een keuze te maken. Dubbeltik op een item om het te openen.

26 Hoofdstuk 4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten

Schuiven

Schuiven kan worden gebruikt om op een pagina of in een afbeelding omhoog, omlaag of opzij te bewegen.

● Plaats twee vingers iets uit elkaar op de touchpadzone en sleep ze omhoog, omlaag, naar links of naar rechts.

Knijpen met twee vingers om te zoomen

Door te knijpen met twee vingers kunt u afbeeldingen of tekst in- en uitzoomen.

● Zoom in door twee vingers bij elkaar te houden op de touchpadzone en ze daarna van elkaar af te bewegen.

● Zoom uit door twee vingers uit elkaar te houden op de touchpadzone en ze daarna naar elkaar toe te bewegen.

Cursorbesturing gebruiken 27

Tikken met twee vingers

Door met twee vingers te klikken kunt u menuselecties maken voor een object op het scherm.

OPMERKING: Het klikken met twee vingers heeft dezelfde functies als het rechtsklikken met de muis.

● Plaats twee vingers op het touchpad-gebied en druk op het menu opties voor het geselecteerde object.

Draaien (alleen bepaalde modellen)

U kunt met uw vingers items zoals foto's draaien.

● Plaats uw linkerwijsvinger in de touchpadzone. Gebruik vervolgens de wijsvinger van uw rechterhand om een draaiende beweging te maken van twaalf uur naar drie uur. Voor een omgekeerde draaiing beweegt u uw rechterwijsvinger van drie uur naar twaalf uur.

OPMERKING: Draaien is bedoeld voor bepaalde apps waarin u een object of afbeelding kunt bewegen. U kunt dit mogelijk niet voor alle apps gebruiken.

28 Hoofdstuk 4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten

Vegen (alleen bepaalde modellen)

Met een snelle veegbeweging kunt u door schermen navigeren of snel door documenten bladeren.

● Plaats twee vingers op het touchpad-gebied en maak uw vingers in een lichte, snelle veegbeweging, opwaarts, neerwaarts, naar links of rechts.

Randveegbewegingen (alleen bepaalde modellen)

Met randveegbewegingen krijgt u toegang tot werkbalken op de computer voor taken zoals het wijzigen van instellingen en het zoeken of gebruiken van apps.

Vanaf rechterrand vegen

Door vanaf de rechterrand te vegen krijgt u toegang tot de charms, waarmee u kunt zoeken en delen, apps kunt starten, toegang kunt krijgen tot apparaten en instellingen kunt wijzigen.

● Veeg uw vinger zachtjes vanaf de rechterrand om de charms weer te geven.

Cursorbesturing gebruiken 29

Linkerrandveegbeweging

Met de linkerrandveegbeweging krijgt u toegang tot uw recent geopende apps, zodat u er snel tussen kunt schakelen.

Veeg uw vingers langzaam vanaf de linker rand van het Touchpad om te schakelen tussen recent geopende apps.

● Schuif van de linkerrand van het touchpad om tussen apps te schakelen.

30 Hoofdstuk 4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten

Bovenrandveegbeweging

Met de bovenrandveegbeweging worden opties voor app-opdrachten weergegeven waarmee u apps kunt aanpassen.

BELANGRIJK: Wanneer er een app is geopend, verschilt de veegbeweging vanaf de bovenrand per app.

● Veeg voorzichtig met uw vinger vanaf de bovenrand om de opties voor app-opdrachten weer te geven.

Toetsenbord gebruiken

Met het toetsenbord en de muis kunt u typen en dezelfde functies uitvoeren als bij het gebruik van aanraakbewegingen. Met de actietoetsen en hotkeys op het toetsenbord kunt u specifieke functies uitvoeren.

TIP: Met de Windows-toets op het toetsenbord kunt u snel terugkeren naar het startmenu vanuit een geopende app of het bureaublad van Windows. Als u nogmaals op de Windows-toets drukt, keert u terug naar het vorige scherm.

OPMERKING: Afhankelijk van het land of de regio waarin u woont, is het mogelijk dat uw toetsenbord andere toetsen en toetsenbordfuncties heeft dan de toetsen en functies die in dit gedeelte worden beschreven.

Sneltoetsen in Windows gebruiken

Windows beschikt over sneltoetsen waarmee u snel acties kunt uitvoeren. Druk op de Windows-toets

alleen of in combinatie met een bepaalde toets om een toegewezen actie uit te voeren.

Sneltoetsen herkennen

Sneltoetsen zijn combinaties van de fn toets met de esc toets of met een van de functietoetsen.

U gebruikt een hotkey als volgt:

Toetsenbord gebruiken 31

▲ Druk kort op fn en druk vervolgens kort op de tweede toets van de sneltoetscombinatie.

Sneltoetscombinatie fn + esc fn + f3 fn + f4 fn + f6

Beschrijving

Hiermee geeft u systeeminformatie weer.

Hiermee activeert u de slaapstand waarbij uw informatie in het systeemgeheugen wordt opgeslagen. Het beeldscherm en andere systeemonderdelen worden uitgeschakeld en de energiebesparingsmodus wordt geactiveerd.

Om de slaapstand te beëindigen, drukt u kort op de aan-uitknop.

VOORZICHTIG: Sla uw werk op voordat u de slaapstand activeert om het risico van gegevensverlies te beperken.

Hiermee schakelt u tussen de weergaveapparaten die op het systeem zijn aangesloten. Als bijvoorbeeld een monitor op de computer is aangesloten, wordt de weergave iedere keer dat u op fn

+ f4 drukt, overgeschakeld tussen het scherm van de computer, de monitor, en het computerscherm en de monitor tegelijk.

De meeste externe monitoren maken gebruik van de externe-VGA-videostandaard om videogegevens op de computer te ontvangen. De sneltoets fn + f4 kan ook schakelen tussen andere apparaten die beeldgegevens op de computer ontvangen.

Hiermee verlaagt u het geluidsvolume. fn + f7 Hiermee verhoogt u het geluidsvolume fn + f8 Hiermee schakelt u de microfoon uit.

fn + f9 Hiermee verlaagt u de helderheid van het beeldscherm.

fn + f10 Hiermee verhoogt u de helderheid van het beeldscherm.

fn + f11 Hiermee schakelt u de achtergrondverlichting van het toetsenbord (alleen bepaalde modellen) in of uit.

OPMERKING: Schakel de toetsenbordverlichting uit om energie te besparen.

Toetsenblokken gebruiken

De computer is voorzien van een ingebed numeriek toetsenblok of een geïntegreerd numeriek toetsenblok. De computer ondersteunt tevens een optioneel extern numeriek toetsenblok of een optioneel extern toetsenbord met een numeriek toetsenblok.

32 Hoofdstuk 4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten

Geïntegreerd numeriek toetsenblok gebruiken (alleen bepaalde modellen)

(1)

Onderdeel fn -toets

(2) Geïntegreerd numeriek toetsenblok

(3) num lock -toets

Beschrijving

Als u op deze toets drukt in combinatie met de num lock -toets, wordt het geïntegreerde numerieke toetsenblok in- of uitgeschakeld.

OPMERKING: Het geïntegreerde numerieke toetsenblok functioneert niet wanneer een extern toetsenbord of een extern numeriek toetsenblok is aangesloten op de computer.

Wanneer het toetsenblok is ingeschakeld, kan het worden gebruikt als een extern numeriek toetsenblok.

Met elke toets van dit toetsenblok wordt de functie uitgevoerd die wordt aangegeven door het pictogram in de rechterbovenhoek van de toets.

Als u op deze toets drukt in combinatie met de fn -toets, wordt het geïntegreerde numerieke toetsenblok in- of uitgeschakeld.

OPMERKING: De toetsenblokfunctie die actief is op het moment dat de computer wordt uitgeschakeld, wordt opnieuw actief wanneer de computer weer wordt ingeschakeld.

Geïntegreerd numeriek toetsenblok in- en uitschakelen

Druk op fn + num lock om het geïntegreerde numerieke toetsenblok in te schakelen. Druk nogmaals op fn + num lock om het toetsenblok uit te schakelen.

OPMERKING: Het geïntegreerde numerieke toetsenblok wordt uitgeschakeld wanneer een extern toetsenbord of een extern numeriek toetsenblok is aangesloten op de computer.

Schakelen tussen functies van toetsen op het geïntegreerde toetsenblok

U kunt tijdelijk schakelen tussen de standaardwerking van de toetsen van het geïntegreerde numerieke toetsenblok en de numerieke functie.

● Als u de navigatiefunctie van een toetsenbloktoets wilt gebruiken terwijl het toetsenblok is uitgeschakeld, houdt u de fn -toets ingedrukt terwijl u op de toetsenbloktoets drukt.

● Ga als volgt te werk als u de standaardfunctie van een toetsenbloktoets wilt gebruiken wanneer het toetsenblok is ingeschakeld:

Toetsenbord gebruiken 33

◦ Houd de fn -toets ingedrukt en druk op de toetsenbloktoets om kleine letters te typen.

◦ Houd de toetsen fn + shift ingedrukt om hoofdletters te typen.

Geïntegreerd numeriek toetsenblok gebruiken (alleen bepaalde modellen)

(1)

Onderdeel num lock -toets

(2) Geïntegreerd numeriek toetsenblok

Beschrijving

Hiermee schakelt u tussen de navigatiefuncties en numerieke functies op het geïntegreerde numerieke toetsenblok.

OPMERKING: De toetsenblokfunctie die actief is op het moment dat de computer wordt uitgeschakeld, wordt opnieuw actief wanneer de computer weer wordt ingeschakeld.

Wanneer num lock is ingeschakeld, kan dit worden gebruikt als een extern numeriek toetsenblok.

Optioneel extern numeriek toetsenblok gebruiken

Bij de meeste externe numerieke toetsenblokken is de werking van de toetsen afhankelijk van het wel of niet zijn ingeschakeld van Num Lock. (Num Lock is standaard uitgeschakeld.) Bijvoorbeeld:

● Wanneer num lock is ingeschakeld, kunt u met de meeste toetsenbloktoetsen cijfers typen.

● Wanneer num lock is uitgeschakeld, werken de meeste toetsenbloktoetsen als pijltoetsen, page up-toets of page down-toets.

Wanneer num lock op een extern toetsenblok wordt ingeschakeld, gaat het num lock-lampje op de computer branden. Wanneer num lock op een extern toetsenblok wordt uitgeschakeld, gaat het num lock-lampje op de computer uit.

U schakelt als volgt num lock in of uit tijdens het werken op een extern toetsenblok:

▲ Druk op de toets num lk op het externe toetsenblok, niet op het toetsenbord van de computer.

34 Hoofdstuk 4 Navigeren met het toetsenbord, aanraakbewegingen en aanwijsapparaten

5 Multimedia

De computer beschikt mogelijk over de volgende componenten:

● Geïntegreerde luidspreker(s)

● Geïntegreerde microfoon(s)

● Geïntegreerde webcam

● Vooraf geïnstalleerde multimediasoftware

● Multimediaknoppen of toetsen

Audio

Op uw HP computer kunt u muziek-cd’s afspelen, muziek downloaden en beluisteren, audio-inhoud van internet (inclusief radio) streamen, audio opnemen, of audio en video mixen om multimedia te maken. Als u uw luisterervaring wilt verbeteren, sluit u externe audioapparaten aan, zoals luidsprekers of een hoofdtelefoon.

Luidsprekers aansluiten

U kunt bekabelde luidsprekers op de computer aansluiten door deze op een USB-poort (of de audiouitgang) op de computer of een dockingstation aan te sluiten.

Volg de apparaatinstructies van de fabrikant om draadloze luidsprekers aan te sluiten op de computer. Zie

Audio configureren voor HDMI op pagina 39 voor informatie over het aansluiten van

high-definition luidsprekers op de computer. Pas eerst het geluidsvolume aan voordat u audioapparaten aansluit.

Geluidsvolume aanpassen

Afhankelijk van het computermodel, kunt u het volume aanpassen met gebruik van:

● Volumeknoppen

● Sneltoetsen voor het volume (specifieke toetsen die worden ingedrukt in combinatie met de fn toets)

● Volumetoetsen

WAARSCHUWING!

Zet het geluidsvolume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet. Zo beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Zie Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu voor aanvullende informatie over veiligheid. Om deze handleiding te openen, typt u in het startscherm support en selecteert u daarna de app HP Support Assistant.

OPMERKING: Het geluidsvolume kan ook worden geregeld via het besturingssysteem en binnen bepaalde programma's.

OPMERKING: Zie

Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 voor informatie over het type

bediening dat de computer voor het volume heeft.

Audio 35

Hoofdtelefoons/microfoons aansluiten

U kunt bekabelde hoofdtelefoons of headsets op de audio-uit (hoofdtelefoon)/audio-ingang

(microfooningang) op de computer aansluiten. Er zijn veel headsets met geïntegreerde microfoons in de handel verkrijgbaar.

Volg de apparaatinstructies van de fabrikant om draadloze hoofdtelefoons of headsets aan te sluiten op de computer.

WAARSCHUWING!

Zet het volume laag voordat u de hoofdtelefoon, oortelefoon of headset opzet.

Zo beperkt u het risico van gehoorbeschadiging. Zie Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu voor meer informatie over veiligheid. Om deze handleiding te openen, typt u in het startscherm support en selecteert u daarna de app HP Support Assistant.

Audiofuncties van de computer controleren

OPMERKING: Voor optimale resultaten tijdens het opnemen spreekt u rechtstreeks in de microfoon en neemt u geluid op in een omgeving die vrij is van achtergrondruis.

U controleert de audiofuncties van de computer als volgt:

1.

Typ configuratiescherm

op het startscherm en selecteer Configuratiescherm.

2.

Selecteer Hardware en geluiden en selecteer Geluid.

3.

Wanneer het venster Geluid verschijnt, selecteert u het tabblad Geluiden. Selecteer onder

Programmagebeurtenissen de gewenste vorm van geluid, zoals een pieptoon of een alarmsignaal en klik daarna op Testen.

Als het goed is, hoort u het geluid door de luidsprekers of de aangesloten hoofdtelefoon.

U controleert de opnamefuncties van de computer als volgt:

1.

Typ geluiden op het startscherm en selecteer Geluidsrecorder.

2.

Klik op Opname starten en spreek in de microfoon.

3.

Sla het bestand op het bureaublad op.

4.

Open een multimediaprogramma en speel het opgenomen geluid af.

U bevestigt of wijzigt de audio-instellingen als volgt op de computer:

1.

Typ configuratiescherm op het startscherm en selecteer Configuratiescherm.

2.

Selecteer Hardware en geluiden en selecteer Geluid.

Webcam (alleen bepaalde modellen)

Sommige computers hebben een geïntegreerde webcam. In combinatie met de vooraf geïnstalleerde software kunt u de webcam gebruiken om een foto te maken of een video op te nemen. U kunt eerst een voorbeeld van de foto of de video-opname bekijken en die vervolgens opslaan.

Met de webcamsoftware kunt u experimenteren met de volgende voorzieningen:

● Videobeelden vastleggen en delen

● Streaming video verzenden met chatsoftware

● Foto's maken

36 Hoofdstuk 5 Multimedia

Video

Uw HP computer is een krachtig videoapparaat waarmee u streaming video van uw favoriete websites kunt bekijken en video en films kunt downloaden om deze op uw computer te bekijken zonder dat u een netwerkverbinding nodig hebt.

Om uw kijkgenot te verbeteren, gebruikt u een van de videopoorten op de computer om een externe monitor, projector of tv aan te sluiten. De computer beschikt over een HDMI-poort (High-Definition

Multimedia Interface), waarop u een high-definition monitor of hd-tv kunt aansluiten.

Uw computer heeft een of meer van de volgende externe videopoorten:

● VGA

● HDMI (High Definition Multimedia Interface)

BELANGRIJK: Zorg ervoor dat het externe apparaat met de juiste kabel is aangesloten op de juiste poort van de computer. Raadpleeg bij vragen de instructies van de fabrikant van het apparaat.

OPMERKING: Zie

Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 voor informatie over de

videopoorten van de computer.

VGA

De externemonitorpoort of VGA-poort is een analoge weergave-interface waarmee u een extern

VGA-weergaveapparaat aansluit op de computer, zoals een externe VGA-monitor of een VGAprojector.

1.

Sluit de VGA-kabel van de monitor of projector zoals aangeduid aan op de VGA-poort op de computer.

2.

Druk op fn + f4 om het beeld tussen vier weergavestanden te schakelen:

● Alleen computerscherm: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het beeldscherm van de computer.

● Dupliceren: hiermee wordt het beeld gelijktijdig weergegeven op zowel de computer als het externe apparaat.

Video 37

● Uitspreiden: hiermee wordt het beeld uitgespreid weergeven op zowel de computer als het externe apparaat.

● Alleen tweede scherm: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het externe apparaat.

Telkens wanneer u op fn + f4 drukt, verandert de weergavestand.

OPMERKING: Als u de optie 'Uitspreiden' kiest, moet u ervoor zorgen dat u de schermresolutie van het externe apparaat als volgt wordt aangepast. Typ configuratiescherm op het startscherm en selecteer Configuratiescherm. Selecteer

Vormgeving aan persoonlijke voorkeur aanpassen. Selecteer onder Weergave de optie

Schermresolutie aanpassen.

HDMI

Via de HDMI-poort sluit u de computer aan op een optioneel video- of audioapparaat, zoals een highdefinition televisietoestel of op andere compatibele digitale apparatuur of audioapparatuur.

OPMERKING: Als u video- en/of audiosignalen wilt verzenden via de HDMI-poort, hebt u een

(afzonderlijk aan te schaffen) HDMI-kabel nodig.

Op de HDMI-poort van de computer kan één HDMI-apparaat worden aangesloten. De op het computerscherm weergegeven informatie kan gelijktijdig worden weergegeven op het HDMIapparaat.

U sluit een video- of audioapparaat als volgt aan op de HDMI-poort:

1.

Sluit het ene uiteinde van de HDMI-kabel aan op de HDMI-poort van de computer.

2.

Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op het videoapparaat.

3.

Druk op fn + f4 om het computerschermbeeld te schakelen tussen vier weergavestanden:

● Alleen computerscherm: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het beeldscherm van de computer.

● Dupliceren: hiermee wordt het beeld gelijktijdig weergegeven op zowel de computer als het externe apparaat.

38 Hoofdstuk 5 Multimedia

● Uitspreiden: hiermee wordt het beeld uitgespreid weergeven op zowel de computer als het externe apparaat.

● Alleen tweede scherm: hiermee wordt het beeld alleen weergegeven op het externe apparaat.

Telkens wanneer u op fn + f4 drukt, verandert de weergavestand.

OPMERKING: Als u de optie 'Uitspreiden' kiest, moet u ervoor zorgen dat u de schermresolutie van het externe apparaat als volgt wordt aangepast. Typ configuratiescherm op het startscherm en selecteer Configuratiescherm in de lijst met toepassingen. Selecteer Vormgeving en persoonlijke instellingen. Selecteer onder Weergave de optie Schermresolutie aanpassen.

Audio configureren voor HDMI

Om HDMI-audio te configureren, sluit u eerst een audio- of videoapparaat, zoals een highdefinitiontelevisietoestel, aan op de HDMI-poort van de computer. Daarna configureert u als volgt het standaardweergaveapparaat voor audio:

1.

Klik op het Windows-bureaublad met de rechtermuisknop op het pictogram Luidsprekers in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. Klik vervolgens op Afspeelapparaten.

2.

Klik op het tabblad Afspelen op Digitale uitvoer of Apparaat voor digitale uitvoer (HDMI).

3.

Klik op Als standaard instellen en daarna op OK.

Ga als volgt te werk om de audio weer via de luidsprekers van de computer weer te geven:

1.

Klik op het Windows-bureaublad met de rechtermuisknop op het pictogram Luidsprekers in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. Klik vervolgens op Afspeelapparaten.

2.

Klik op het tabblad Afspelen op Luidsprekers.

3.

Klik op Als standaard instellen en daarna op OK.

Video 39

6 Energiebeheer

OPMERKING: Een computer kan een aan/uit-knop of een aan/uit-schakelaar hebben. De term aan/ uit-knop verwijst in deze handleiding naar de twee typen aan/uit-knoppen.

Computer uitschakelen

VOORZICHTIG: Wanneer u de computer uitschakelt, gaat alle informatie verloren die u niet hebt opgeslagen.

Met de opdracht Afsluiten worden alle geopende programma's gesloten, inclusief het besturingssysteem, en worden vervolgens het beeldscherm en de computer uitgeschakeld.

Sluit de computer af in de volgende gevallen:

● Wanneer u de accu moet vervangen of toegang wilt tot onderdelen in de computer

● Wanneer u externe hardware aansluit die niet op een USB-poort kan worden aangesloten

● Wanneer de computer lange tijd niet wordt gebruikt en de externe voedingsbron wordt losgekoppeld

Hoewel u de computer kunt uitschakelen met de aan/uit-knop, is de aanbevolen procedure het gebruik van de opdracht Afsluiten van Windows:

OPMERKING: Als de computer in de slaap- of sluimerstand staat, moet u eerst de slaap- of sluimerstand beëindigen door kort op de aan/uit-knop te drukken voordat u de computer kunt uitschakelen.

1.

Sla uw werk op en sluit alle geopende programma's af.

2.

Wijs de rechterbovenhoek of -benedenhoek van het startscherm aan.

3.

Klik op Instellingen, klik op het pictogram Energie en klik daarna op Afsluiten.

– of –

Klik met de rechtermuisknop op de startknop in de linkeronderhoek van het scherm en selecteer

Afsluiten en daarna Afsluiten.

Als de computer niet reageert en het niet mogelijk is de hierboven genoemde afsluitprocedure te gebruiken, probeert u de volgende noodprocedures in de volgorde waarin ze hier staan vermeld:

● Druk op ctrl + alt + delete . Klik op het pictogram Energie en klik daarna op Afsluiten.

● Druk op de aan/uit-knop en houd deze minimaal vijf seconden ingedrukt.

● Koppel de computer los van de externe voedingsbron.

● Verwijder de accu (bij modellen met een door de gebruiker vervangbare accu).

Opties voor energiebeheer instellen

Standen voor energiebesparing gebruiken

De slaapstand wordt ingeschakeld in de fabriek.

40 Hoofdstuk 6 Energiebeheer

Wanneer de slaapstand wordt geactiveerd, knipperen de aan/uit-lampjes en wordt het scherm leeggemaakt. Uw werk wordt in het geheugen opgeslagen.

VOORZICHTIG: Activeer de slaapstand niet terwijl er wordt gelezen van of geschreven naar een schijf of een externe geheugenkaart. Zo voorkomt u mogelijke verslechtering van de audio- of videokwaliteit, verlies van audio- of video-afspeelfunctionaliteit of verlies van gegevens.

OPMERKING: Verbinding maken met een netwerk of het uitvoeren van computerfuncties is niet mogelijk wanneer de computer in de slaapstand staat.

Slaapstand activeren en beëindigen

Als de computer ingeschakeld is, kunt u als volgt de slaapstand activeren:

● Druk kort op de aan/uit-knop.

● Wijs de rechterbovenhoek of -onderhoek van het startscherm aan. Als de lijst met emoticons wordt geopend, klikt u op Instellingen, het pictogram Energie en vervolgens op Slaapstand.

Als u de slaapstand wilt beëindigen, drukt u kort op de aan/uit-knop.

Wanneer de slaapstand wordt beëindigd, gaan de aan/uit-lampjes branden en wordt het scherm weergegeven zoals dit was toen u stopte met werken.

OPMERKING: Als u een wachtwoord op de computer hebt ingesteld voor het beëindigen van de sluimerstand, dan moet u uw Windows-wachtwoord invoeren voordat de computer uw werk opnieuw weergeeft.

De door de gebruiker geïnitialiseerde sluimerstand inschakelen en afsluiten

U kunt gebruikers als volgt de sluimerstand handmatig laten activeren en energiebeheerinstellingen en time-outs laten wijzigen via het onderdeel Energiebeheer:

1.

Typ energiebeheer op het startscherm en selecteer vervolgens Energiebeheer.

2.

Klik in het linkerdeelvenster op Het gedrag van de aan/uit-knop bepalen.

3.

Klik op Instellingen wijzigen die momenteel niet beschikbaar zijn.

4.

Selecteer bij Actie als ik op de aan/uit-knop druk de optie Sluimerstand.

5.

Klik op Wijzigingen opslaan.

Als u de sluimerstand wilt beëindigen, drukt u kort op de aan/uit-knop. De aan/uit-lampjes gaan branden en uw werk verschijnt op het scherm op het punt waar u was gestopt met werken.

OPMERKING: Als u hebt ingesteld dat een wachtwoord nodig is om de slaapstand te beëindigen, moet uw Windows-wachtwoord worden ingevoerd voordat uw werk weer op het scherm verschijnt.

Energiemeter en instellingen voor energiebeheer gebruiken

De energiemeter bevindt zich op het Windows-bureaublad. Met behulp van de energiemeter krijgt u snel toegang tot de instellingen van Energiebeheer en kunt u de resterende acculading bekijken.

● Wijs op het Windows-bureaublad op het pictogram van de energiemeter om de acculading en het huidige energiebeheerschema weer te geven.

● Klik op het pictogram van de energiemeter en selecteer een item in de lijst om toegang te krijgen tot Energiebeheer of om het energiebeheerschema te wijzigen. U kunt ook energiebeheer in het startscherm typen en vervolgens Energiebeheer selecteren.

Opties voor energiebeheer instellen 41

Aan de verschillende pictogrammen kunt u zien of de computer op accuvoeding of op externe netvoeding werkt. Als de accu een laag of kritiek laag ladingsniveau heeft bereikt, geeft het pictogram ook een bericht weer.

Wachtwoordbeveiliging instellen voor beëindigen slaapstand

Ga als volgt te werk om in te stellen dat een wachtwoord moet worden opgegeven bij het beëindigen van de slaapstand of de sluimerstand:

1.

Typ energiebeheer op het startscherm en selecteer vervolgens Energiebeheer.

2.

Klik in het linkerdeelvenster op Een wachtwoord vereisen bij uit slaapstand komen.

3.

Klik op Instellingen wijzigen die momenteel niet beschikbaar zijn.

4.

Klik op Een wachtwoord vereisen (aanbevolen).

OPMERKING: Als u een wachtwoord voor een gebruikersaccount moet instellen of het huidige wachtwoord voor uw gebruikersaccount wilt wijzigen, klikt u op Het wachtwoord voor uw gebruikersaccount instellen of wijzigen en volgt u de instructies op het scherm. Als u geen gebruikerswachtwoord hoeft te maken of te wijzigen, gaat u naar stap 5.

5.

Klik op Wijzigingen opslaan.

Accuvoeding gebruiken

WAARSCHUWING!

Gebruik uitsluitend de volgende producten om veiligheidsrisico's te beperken: de bij de computer geleverde accu, een door HP geleverde vervangende accu of een compatibele accu die als accessoire is aangeschaft bij HP.

De computer wordt door een accu gevoed als die niet is aangesloten op externe netvoeding. De accuwerktijd van de accu van een computer kan verschillen, afhankelijk van de instellingen voor energiebeheer, programma's die worden uitgevoerd, de helderheid van het beeldscherm, externe apparatuur die op de computer is aangesloten en andere factoren. Als u de accu in de computer laat zitten wanneer de computer is aangesloten op een netvoedingsbron, wordt de accu opgeladen.

Bovendien wordt zo uw werk beschermd in geval van een stroomstoring. Als er een opgeladen accu in de computer is geplaatst en de computer op externe netvoeding werkt, schakelt de computer automatisch over op accuvoeding wanneer de netvoedingsadapter wordt losgekoppeld van de computer of als er een stroomstoring plaatsvindt.

OPMERKING: Wanneer u de computer loskoppelt van de netvoeding, wordt de helderheid van het beeldscherm automatisch verlaagd om accuvoeding te besparen. Op bepaalde computermodellen kan worden geschakeld tussen videomodi voor een langere accuwerktijd. Zie

Omschakelbaar videosysteem/dubbel videosysteem (alleen bepaalde modellen) op pagina 47 voor meer informatie.

Aanvullende informatie over de accu opzoeken

HP Help en ondersteuning biedt hulpprogramma’s en informatie over de accu. Om accu-informatie te openen, selecteert u de HP Ondersteuningsassistent app op het startscherm en selecteert u daarna

Accuprestaties.

● Hulpprogramma Accucontrole voor het testen van de accuprestaties

● Informatie over kalibreren, energiebeheer en de juiste manier om een accu te hanteren en op te slaan teneinde de levensduur van de accu te maximaliseren

● Informatie over soorten accu's, specificaties, levensduur en capaciteit

42 Hoofdstuk 6 Energiebeheer

U krijgt als volgt toegang tot de informatie over accu's:

▲ Om accu-informatie te openen, selecteert u de HP Ondersteuningsassistent app op het startscherm en selecteert u daarna Accuprestaties.

Accucontrole gebruiken

HP Help en ondersteuning biedt informatie over de status van de accu die in de computer is geplaatst.

U voert Accucontrole als volgt uit:

1.

Sluit de netvoedingsadapter aan op de computer.

OPMERKING: Accucontrole werkt alleen goed als de computer is aangesloten op een externe voedingsbron.

2.

Om accu-informatie te openen, selecteert u de HP Ondersteuningsassistent app op het startscherm en selecteert u daarna Accuprestaties.

Accucontrole test de accu en de accucellen om te controleren of deze naar behoren functioneren en rapporteert vervolgens de resultaten van de test.

Acculading weergeven

▲ Beweeg de aanwijzer over het energiemeterpictogram op het Windows-bureaublad in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk.

Accuwerktijd maximaliseren

De accuwerktijd varieert, afhankelijk van voorzieningen die u gebruikt terwijl de computer op accuvoeding werkt. De maximale accuwerktijd neemt geleidelijk af, omdat de capaciteit van de accu afneemt ten gevolge van bepaalde natuurlijke processen.

Tips voor het maximaliseren van de accuwerktijd:

● Verlaag de helderheid van het scherm.

● Verwijder de accu uit de computer wanneer de accu niet in gebruik is of wordt opgeladen (als de computer een door de gebruiker vervangbare accu heeft).

● Bewaar de door de gebruiker vervangbare accu op een koele, droge plaats.

● Selecteer de instelling Energiespaarstand in Energiebeheer.

Omgaan met een lage acculading

In dit gedeelte worden de waarschuwingen en systeemreacties beschreven die standaard zijn ingesteld. Sommige waarschuwingen voor een lage acculading en de manier waarop het systeem daarop reageert, kunt u wijzigen in het onderdeel Energiebeheer. Voorkeuren die u in Energiebeheer instelt, zijn niet van invloed op de werking van de lampjes.

Typ energie in het startscherm en selecteer Instellingen en vervolgens Energiebeheer.

Een lage acculading herkennen

Als een accu de enige voedingsbron van de computer is, een laag of kritiek laag niveau bereikt, gebeurt het volgende:

● Het acculampje (alleen bepaalde modellen) geeft een laag of kritiek laag niveau van de acculading aan.

Opties voor energiebeheer instellen 43

– of –

● Het energiemeterpictogram in het systeemvak geeft een lage of kritiek lage acculading aan.

OPMERKING: Zie

Energiemeter en instellingen voor energiebeheer gebruiken op pagina 41

voor meer informatie over de energiemeter.

Als de computer aan staat of in de slaapstand staat, blijft de computer nog even in de slaapstand staan. Vervolgens wordt de computer uitgeschakeld, waarbij niet-opgeslagen werk verloren gaat.

Problemen met een lage acculading verhelpen

Een lage acculading verhelpen wanneer er een externe voedingsbron beschikbaar is

▲ Sluit een van de volgende apparaten aan:

● Netvoedingsadapter

● Optioneel docking- of uitbreidingsapparaat

● Optionele netvoedingsadapter die als accessoire bij HP is aangeschaft

Een lage acculading verhelpen wanneer er geen voedingsbron beschikbaar is

Om een lage acculading te verhelpen wanneer er geen voedingsbron beschikbaar is, slaat u uw werk op en schakelt u de computer uit.

Accu plaatsen of verwijderen

Accu plaatsen

U plaatst de accu als volgt:

1.

Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond, met de accuruimte naar u toe.

2.

Breng de tabs op de accu (1) op één lijn met de uitsparingen in de computer en plaats de accu in de accuruimte.

3.

Beweeg de accu (2) omlaag tot deze goed is geplaatst, en verschuif vervolgens de accuontgrendeling (3) om de accu te vergrendelen.

44 Hoofdstuk 6 Energiebeheer

Accu verwijderen

U verwijdert de accu als volgt:

VOORZICHTIG: Bij het verwijderen van een accu die de enige beschikbare voedingsbron voor de computer vormt, kunnen er gegevens verloren gaan. Sla uw werk op en schakel de computer uit via

Windows voordat u de accu verwijdert. Zo voorkomt u dat er gegevens verloren gaan.

1.

Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond, met de accuruimte naar u toe.

2.

Verschuif de accuontgrendeling (1) en vervolgens de andere accuontgrendeling (2) om de accu te ontgrendelen.

3.

Kantel de accu omhoog (3) en verwijder de accu uit de computer (4).

Accuvoeding besparen

● Typ energie in het startscherm en selecteer Instellingen en vervolgens Energiebeheer.

● Open het onderdeel Energiebeheer en selecteer instellingen voor een lager energieverbruik.

● Schakel draadloze verbindingen en LAN-verbindingen uit en sluit modemapplicaties af wanneer u deze niet gebruikt.

● Ontkoppel externe apparatuur die niet is aangesloten op een externe voedingsbron wanneer u deze apparatuur niet gebruikt.

● Zet alle optionele externe geheugenkaarten die u niet gebruikt, stop, schakel ze uit of verwijder ze.

● Verlaag de helderheid van het beeldscherm.

● Activeer de slaapstand of sluit de computer af zodra u stopt met werken.

Door de gebruiker vervangbare accu opbergen

VOORZICHTIG: Stel een accu niet gedurende langere tijd bloot aan hoge temperaturen om beschadiging van de accu te voorkomen.

Als u een computer langer dan twee weken niet gebruikt en loskoppelt van de externe voedingsbron, verwijdert u de door de gebruiker vervangbare accu en bergt u de accu afzonderlijk op.

Bewaar de accu op een koele en droge plaats, zodat de accu langer opgeladen blijft.

OPMERKING: Een opgeborgen accu moet elke 6 maanden worden gecontroleerd. Wanneer de capaciteit minder is dan 50 procent, laadt u de accu op voordat u de accu weer opbergt.

Opties voor energiebeheer instellen 45

Kalibreer een accu die een maand of langer opgeborgen is geweest voordat u deze in gebruik neemt.

Door de gebruiker vervangbare accu afvoeren

WAARSCHUWING!

Verminder het risico van brand of brandwonden: probeer de accu niet uit elkaar te halen, te pletten of te doorboren; veroorzaak geen kortsluiting tussen de externe contactpunten; laat de accu niet in aanraking komen met water of vuur.

Zie Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu voor het correct afvoeren van afgedankte accu's. Om deze handleiding te openen, typt u in het startscherm support en selecteert u daarna de app HP Support Assistant. Om accu-informatie te openen, selecteert u de HP

Ondersteuningsassistent app op het startscherm en selecteert u daarna Accuprestaties.

Door de gebruiker vervangbare accu vervangen

Accucontrole waarschuwt dat de accu moet worden vervangen wanneer een interne cel niet correct wordt opgeladen of wanneer de opslagcapaciteit van de accu de status Zwak heeft bereikt. Als de accu onder de garantievoorwaarden van HP valt, krijgt u ook informatie over een garantie-id. Een bericht verwijst u naar de website van HP voor meer informatie over het bestellen van een vervangende accu.

Externe netvoeding gebruiken

WAARSCHUWING!

Laad de accu van de computer niet op aan boord van een vliegtuig.

WAARSCHUWING!

Gebruik om veiligheidsredenen alleen de bij de computer geleverde netvoedingsadapter, een door HP geleverde vervangende adapter of een door HP geleverde compatibele adapter.

OPMERKING: Zie de poster Installatie-instructies in de doos van de computer voor informatie over het aansluiten van de computer op netvoeding.

Externe netvoeding wordt geleverd via een goedgekeurde netvoedingsadapter of een optioneel docking- of uitbreidingsapparaat.

Sluit de computer in de volgende situaties aan op een externe netvoedingsbron:

● Wanneer u een accu oplaadt of kalibreert.

● Wanneer u systeemsoftware installeert of aanpast.

● Wanneer u informatie schrijft naar een cd, dvd of bd (alleen bepaalde modellen).

● Wanneer u Schijfdefragmentatie uitvoert.

● Wanneer u een back-up of hersteltaak uitvoert.

Als u de computer aansluit op een externe netvoedingsbron, gebeurt het volgende:

● De accu wordt opgeladen.

● Als de computer is ingeschakeld, verandert het energiemeterpictogram in de taakbalk van vorm.

Wanneer u de computer loskoppelt van externe netvoeding, gebeurt het volgende:

● De computer schakelt over naar accuvoeding.

● De helderheid van het beeldscherm wordt automatisch verlaagd om accuvoeding te besparen.

46 Hoofdstuk 6 Energiebeheer

Netvoedingsadapter testen

Test de netvoedingsadapter als de computer een van de volgende symptomen vertoont nadat deze is aangesloten op de netvoeding:

● De computer wordt niet ingeschakeld.

● Het display wordt niet ingeschakeld.

● De aan/uit-lampjes zijn uit.

Ga als volgt te werk om de netvoedingsadapter te testen:

OPMERKING: De volgende instructies gelden voor computers met een door de gebruiker vervangbare accu.

1.

Zet de computer uit.

2.

Verwijder de accu uit de computer.

3.

Sluit de netvoedingsadapter aan op de computer en steek de stekker van de adapter in het stopcontact.

4.

Zet de computer aan.

● Als de aan/uit-lampjes aan gaan, werkt de netvoedingsadapter naar behoren.

● Als de aan/uit-lampjes uit blijven, werkt de netvoedingsadapter niet en moet deze worden vervangen.

Neem contact op met de ondersteuning voor informatie over het verkrijgen van een vervangende netvoedingsadapter.

Omschakelbaar videosysteem/dubbel videosysteem (alleen bepaalde modellen)

Bepaalde computers zijn voorzien van een omschakelbaar videosysteem of een dubbel videosysteem.

● Omschakelbaar videosysteem: ondersteund door AMD™ en Intel. Als de computer een dynamisch omschakelbaar videosysteem van AMD heeft, is er alleen ondersteuning voor een omschakelbaar videosysteem.

● Dubbel videosysteem: alleen ondersteund door AMD. Als de computer een AMD Radeon dubbel videosysteem heeft, wordt alleen een dubbel videosysteem ondersteund.

OPMERKING: een dubbel videosysteem kan alleen worden ingeschakeld door full-screen applicaties die gebruikmaken van DirectX versie 10 of 11.

OPMERKING: om vast te stellen of de computer een omschakelbaar videosysteem of een dubbel videosysteem ondersteunt, bekijkt u de configuratie van de videoprocessor van de notebookcomputer. Intel CPU's (Central Processing Units) en AMD APU's (Accelerated Processing

Units) ondersteunen een omschakelbaar videosysteem. AMD, A8, A10 en FX APU's ondersteunen een dubbel videosysteem. AMD, A4 en A6 APU's ondersteunen geen dubbel videosysteem.

Zowel een omschakelbaar videosysteem als een dubbel videosysteem heeft twee modi voor het verwerken van grafische informatie:

● Performance (Prestaties): in deze modus worden applicaties uitgevoerd met optimale prestaties.

● Power Saving (Energiebesparing): in deze modus wordt accuvoeding bespaard.

Opties voor energiebeheer instellen 47

Omschakelbaar videosysteem gebruiken (alleen bepaalde modellen)

Bij een omschakelbaar videosysteem kunt u schakelen tussen de modi Performance (Prestaties) en

Power Saving (Energiebesparing).

Bij Switchable Graphics worden afzonderlijke applicaties toegewezen aan de modus Performance of de modus Power Saving, op basis van de vereisten wat betreft elektrische voeding. U kunt ook handmatig de instellingen voor een afzonderlijke applicatie aanpassen en schakelen tussen de modi

Prestaties en Energiebesparing.

OPMERKING: zie de helpfunctie van de software voor omschakelbare videosystemen voor meer informatie.

Dubbel videosysteem gebruiken (alleen bepaalde modellen)

Als het systeem is voorzien van een dubbel videosysteem (twee of meer toegevoegde GPU's

(Graphics Processing Units)), kunt u AMD Radeon Dual Graphics inschakelen om de applicatiekracht en -snelheid te vergroten voor full-screen applicaties die gebruikmaken van DirectX versie 10 of 11.

Zie http://www.microsoft.com/directx voor meer informatie over DirectX.

OPMERKING: systemen met een dubbel videosysteem ondersteunen alleen automatische selectie op basis van de vereisten wat betreft elektrische voeding (dynamisch schema) en wijzen automatisch de modus Performance of de modus Power Saving toe aan afzonderlijke applicaties. U kunt echter de instellingen handmatig wijzigen voor een bepaalde applicatie. Om AMD Radeon Dual Graphics in of uit te schakelen, schakelt u het betreffende selectievakje in of uit in de sectie AMD Radeon Dual

Graphics, op het tabblad Performance (Prestaties) in het Catalyst Control Center.

OPMERKING: zie de helpfunctie van de AMD-software voor meer informatie.

48 Hoofdstuk 6 Energiebeheer

7 Externe kaarten en apparaten

Geheugenkaartlezers gebruiken

Met optionele geheugenkaarten kunt u gegevens veilig opslaan en gemakkelijk uitwisselen. Deze kaarten worden vaak gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen computers of tussen een computer en apparatuur met digitale media, zoals camera's en pda's.

Zie

Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 voor meer informatie over de types

geheugenkaarten die worden ondersteund op de computer.

Geheugenkaart plaatsen

VOORZICHTIG: Oefen zo min mogelijk kracht uit bij het plaatsen van een geheugenkaart, om beschadiging van de connectoren van de geheugenkaart te voorkomen.

1.

Houd de kaart met het label naar boven en de connectoren naar de computer gericht.

2.

Plaats de kaart in de geheugenkaartlezer en druk de kaart aan totdat deze goed op zijn plaats zit.

U hoort een geluidssignaal als het apparaat is gedetecteerd en er kan een menu met beschikbare opties verschijnen.

Geheugenkaart verwijderen

VOORZICHTIG: Gebruik de volgende procedure voor het veilig verwijderen van de geheugenkaart, om te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt.

1.

Sla uw gegevens op en sluit alle toepassingen af die gebruikmaken van de geheugenkaart.

2.

Klik op het pictogram voor het verwijderen van hardware in het Windows-bureaublad in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. Volg daarna de instructies op het scherm.

Geheugenkaartlezers gebruiken 49

3.

Druk de kaart iets naar binnen (1) en verwijder deze vervolgens uit het slot (2).

OPMERKING: Als de kaart niet zelf naar buiten komt, trekt u deze uit het slot.

USB-apparaat gebruiken

USB (Universal Serial Bus) is een hardwarematige interface die kan worden gebruikt om een optioneel extern apparaat aan te sluiten, zoals een USB-toetsenbord, -muis, -drive, -printer, -scanner of -hub.

Voor bepaalde USB-apparatuur is extra ondersteunende software nodig. Deze wordt meestal met het apparaat meegeleverd. Zie de instructies van de fabrikant voor meer informatie over apparaatspecifieke software. Deze instructies kunnen worden verstrekt bij de software of op schijven, of kunnen op de website van de fabrikant staan.

De computer heeft ten minste één USB-poort die ondersteuning biedt voor apparaten met USB 1.0,

1.1, 2.0 of 3.0. Uw computer kan ook een USB-laadpoort hebben die een extern apparaat van stroom voorziet. Een optioneel dockingapparaat of USB-hub biedt extra USB-poorten die met de computer kunnen worden gebruikt.

50 Hoofdstuk 7 Externe kaarten en apparaten

USB-apparaat aansluiten

VOORZICHTIG: Oefen zo min mogelijk kracht uit bij het aansluiten van het apparaat om beschadiging van een USB-connector te voorkomen.

▲ Sluit de USB-kabel voor het apparaat aan op de USB-poort.

OPMERKING: Uw computer kan er iets anders uitzien dan de afgebeelde computer.

Wanneer het apparaat is gedetecteerd, geeft het systeem dit aan met een geluidssignaal.

OPMERKING: De eerste keer dat u een USB-apparaat aansluit, verschijnt er een bericht in het systeemvak om aan te geven dat het apparaat wordt herkend door de computer.

USB-apparaat verwijderen

VOORZICHTIG: Trek niet aan de kabel om het USB-apparaat los te koppelen, om beschadiging van een USB-connector te voorkomen.

VOORZICHTIG: Gebruik de volgende procedure voor het veilig verwijderen van een USB-apparaat, om te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt.

1.

Als u een USB-apparaat wilt verwijderen, slaat u uw gegevens op en sluit u alle applicaties af die gebruikmaken van het apparaat.

2.

Klik op het pictogram voor het verwijderen van hardware op het Windows-bureaublad in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk en volg de instructies op het scherm.

3.

Verwijder het apparaat.

Optionele externe apparaten gebruiken

OPMERKING: Zie de instructies van de fabrikant voor meer informatie over de vereiste software en stuurprogramma's en over de computerpoort die moet worden gebruikt.

U sluit als volgt een extern apparaat aan op de computer:

VOORZICHTIG: Als u een apparaat met een eigen netvoedingsaansluiting aansluit, kunt u het risico van schade aan de apparatuur beperken door ervoor te zorgen dat het apparaat is uitgeschakeld en de stekker uit het stopcontact is gehaald.

Optionele externe apparaten gebruiken 51

1.

Sluit het apparaat aan op de computer.

2.

Als u een apparaat met een eigen netvoedingsaansluiting aansluit, steekt u de stekker van het apparaat in een geaard stopcontact.

3.

Schakel het apparaat in.

Als u een extern apparaat zonder eigen voeding wilt verwijderen, schakelt u het apparaat uit en koppelt u het los van de computer. Als u een extern apparaat met een eigen netvoedingsaansluiting wilt verwijderen, schakelt u het apparaat uit, koppelt u het los van de computer en haalt u vervolgens de stekker uit het stopcontact.

Optionele externe schijfeenheden gebruiken

Verwisselbare externe schijfeenheden bieden meer mogelijkheden voor het opslaan en gebruiken van informatie. U kunt een USB-schijfeenheid toevoegen door de schijfeenheid aan te sluiten op een

USB-poort op de computer.

OPMERKING: Er moet een externe optische USB-schijf van HP worden aangesloten op de USBpoort met eigen voeding op de computer.

USB-drives zijn er van de volgende types:

● 1,44-MB diskettedrive

● Vaste-schijfmodule

● Externe optische-schijfeenheid (cd, dvd en Blu-ray)

● MultiBay-apparaat

52 Hoofdstuk 7 Externe kaarten en apparaten

8 Schijfeenheden

Schijfeenheden hanteren

VOORZICHTIG: Schijfeenheden zijn kwetsbare computeronderdelen die voorzichtig moeten worden behandeld. Lees de volgende waarschuwingen voordat u schijfeenheden hanteert.

Waarschuwingen die betrekking hebben op specifieke procedures, worden vermeld bij de desbetreffende procedures.

Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht:

● Activeer de slaapstand en wacht tot het scherm leeg is of koppel de externe vaste schijf los voordat u een computer verplaatst die op een externe vaste schijf is aangesloten.

● Ontlaad, voordat u de schijfeenheid aanraakt, de statische elektriciteit door een geaard oppervlak aan te raken.

● Raak de connectorpinnen op een verwisselbare schijfeenheid of op de computer niet aan.

● Behandel een schijfeenheid voorzichtig; laat de schijfeenheid niet vallen en zet er niets op.

● Schakel de computer uit voordat u een schijfeenheid plaatst of verwijdert. Als u niet zeker weet of de computer is afgesloten of in de slaapstand staat, schakelt u de computer in en vervolgens via het besturingssysteem weer uit.

● Gebruik niet te veel kracht wanneer u een schijfeenheid in een schijfruimte plaatst.

● Gebruik het toetsenbord niet en verplaats de computer niet terwijl de optische-schijfeenheid naar een schijf schrijft. Het schrijfproces is gevoelig voor trillingen.

● Stel schijfeenheden niet bloot aan extreme temperaturen of extreme vochtigheid.

● Stel schijfeenheden niet bloot aan vloeistoffen. Spuit geen reinigingsmiddelen op een schijfeenheid.

● Verwijder het medium uit een schijfeenheid alvorens de schijfeenheid uit de schijfruimte te verwijderen, of voordat u een schijfeenheid meeneemt op reis, verzendt of opbergt.

● Verzend een schijfeenheid in goed beschermend verpakkingsmateriaal, zoals noppenfolie.

Vermeld op de verpakking dat het om breekbare apparatuur gaat.

● Stel schijfeenheden niet bloot aan magnetische velden. Voorbeelden van beveiligingsapparatuur met magnetische velden zijn detectiepoortjes op vliegvelden en detectorstaven. In beveiligingsapparatuur waarmee handbagage wordt gescand, worden röntgenstralen gebruikt in plaats van magnetische velden. Deze beveiligingsapparatuur brengt geen schade toe aan schijfeenheden.

Vaste schijven gebruiken

VOORZICHTIG: Neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt:

Sla uw werk op en sluit de computer af voordat u een geheugenmodule of een vaste schijf plaatst of vervangt.

Schijfeenheden hanteren 53

Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld, zet u de computer aan door op de aan/uit-knop te drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem.

De onderhoudskleppen verwijderen of vervangen

Onderhoudskleppen verwijderen

Verwijder de onderhoudskleppen om toegang te krijgen tot het geheugenmoduleslot, de vaste schijf en andere componenten.

1.

Verwijder de accu (zie Accu verwijderen op pagina 45 ).

2.

Richt de accuruimte weg van u en maak de schroef van de onderhoudsklep los (1). De schroef van de onderhoudsklep vergrendelt beide onderhoudskleppen.

3.

Schuif de grotere onderhoudsklep weg van de accuruimte (2) om deze te verwijderen.

4.

Om de kleinere onderhoudsklep los te maken, schuift u deze weg van de accuruimte (3), en vervolgens tilt u de onderhoudsklep (4) op om deze te verwijderen.

OPMERKING: Uw computer kan er iets anders uitzien dan de in dit gedeelte afgebeelde computer.

Onderhoudskleppen terugplaatsen

Plaats de onderhoudskleppen terug nadat u het geheugenmoduleslot, de vaste schijf, het label met kennisgevingen en andere onderdelen heeft bekeken.

54 Hoofdstuk 8 Schijfeenheden

1.

Met de accuruimte van u af, plaatst u eerst de kleinere onderhoudsklep terug. Lijn de opening van de kleinere onderhoudsklep uit met de opening van de computer en schuif de onderhoudsklep vervolgens richting de accuruimte (1).

2.

Druk de kleinere onderhoudsklep (2) omlaag totdat deze vastklikt.

3.

Schuif de grotere onderhoudsklep in de richting van de accuruimte (3) tot deze vastklikt.

4.

Draai de schroef van de onderhoudsklep (4) vast om beide onderhoudskleppen te vergrendelen.

OPMERKING: Uw computer kan er iets anders uitzien dan de in dit gedeelte afgebeelde computer.

5.

Plaats de accu (zie

Accu plaatsen op pagina 44 ).

Vaste schijf vervangen of upgraden

VOORZICHTIG: Neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt:

Sluit de computer af voordat u de vaste schijf uit de vasteschijfruimte verwijdert. Verwijder de vaste schijf niet wanneer de computer aanstaat of in de slaapstand of de sluimerstand staat.

Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de sluimerstand staat, zet u de computer aan door op de aan/uit-knop te drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem.

Vaste schijven gebruiken 55

Vaste schijf verwijderen

OPMERKING: Uw computer kan er iets anders uitzien dan de in dit gedeelte afgebeelde computer.

U verwijdert als volgt een vaste schijf:

1.

Sla uw werk op en zet de computer uit.

2.

Ontkoppel de netvoeding en externe apparaten die op de computer zijn aangesloten.

3.

Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond.

4.

Verwijder de accu (zie Accu verwijderen op pagina 45 ).

5.

Verwijder de onderhoudskleppen (zie

Onderhoudskleppen verwijderen op pagina 54

).

6.

Draai de 4 schroeven van de vaste schijf (1) los.

7.

Schuif de vaste schijf (2) weg van het midden van de computer om deze los te maken van de connector.

8.

Trek aan het lipje van de vaste schijf (3) om deze uit de vasteschijfruimte te verwijderen.

Vaste schijf installeren

OPMERKING: Uw computer kan er iets anders uitzien dan de in dit gedeelte afgebeelde computer.

U installeert een vaste schijf als volgt:

1.

Plaats de vaste schijf in de vasteschijfruimte (1).

2.

Schuif de vaste schijf (2) naar het midden van de computer om deze op de connector aan te sluiten.

56 Hoofdstuk 8 Schijfeenheden

3.

Draai de 4 schroeven van de vaste schijf (3) vast.

4.

Plaats de onderhoudskleppen terug (zie

Onderhoudskleppen terugplaatsen op pagina 54 ).

5.

Plaats de accu (zie

Accu plaatsen op pagina 44 ).

6.

Sluit de netvoeding en externe apparaten aan op de computer.

7.

Schakel de computer in.

Prestaties van de vaste schijf verbeteren

Schijfdefragmentatie gebruiken

Wanneer u de computer gebruikt, raken de bestanden op de vaste schijf gefragmenteerd. Met

Schijfdefragmentatie worden de gefragmenteerde bestanden en mappen samengevoegd op de vaste schijf, zodat het systeem efficiënter werkt.

OPMERKING: Schijfdefragmentatie hoeft niet te worden uitgevoerd voor SSD's.

Nadat u Schijfdefragmentatie hebt gestart, werkt het zelfstandig verder. Al naar gelang de grootte van de vaste schijf en het aantal gefragmenteerde bestanden kan de defragmentatie meer dan een uur in beslag nemen. U kunt instellen dat de schijfdefragmentatie 's nachts wordt uitgevoerd, of op een ander tijdstip waarop u de computer niet hoeft te gebruiken.

HP adviseert u om de vaste schijf minstens één keer per maand te defragmenteren. U kunt instellen dat Schijfdefragmentatie maandelijks wordt uitgevoerd, maar u kunt ook op elk gewenst moment

Schijfdefragmentatie handmatig starten.

Vaste schijven gebruiken 57

Ga als volgt te werk om een schijfdefragmentatie uit te voeren:

1.

Sluit de computer aan op een netvoedingsbron.

2.

Typ schijf op het startscherm.

3.

Klik op Optimaliseren.

OPMERKING: Windows bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de computer te verbeteren. Mogelijk wordt om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken als het installeren van software, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van

Windows-instellingen. Raadpleeg HP Support Assistant. Als u HP Support Assistant vanuit het startscherm wilt openen, selecteert u de app HP Support Assistant.

Raadpleeg voor meer informatie de Help bij de Schijfdefragmentatie-software.

Schijfopruiming gebruiken

Met Schijfopruiming wordt op de vaste schijf gezocht naar overbodige bestanden, die u veilig kunt verwijderen om schijfruimte vrij te maken, zodat de computer efficiënter werkt.

Ga als volgt te werk om een schijfopruiming uit te voeren:

1.

Typ op het scherm Start schijf en selecteer vervolgens Apps verwijderen om schijfruimte vrij te maken.

2.

Volg de instructies op het scherm.

HP 3D DriveGuard gebruiken

HP 3D DriveGuard beschermt een vaste schijf door deze te parkeren en gegevensverzoeken tegen te houden wanneer zich de volgende gebeurtenissen voordoen:

● U laat de computer vallen.

● U verplaatst de computer met het beeldscherm gesloten terwijl de computer op accuvoeding werkt.

Kort na deze gebeurtenissen wordt de normale werking van de vaste schijf door HP 3D DriveGuard hersteld.

OPMERKING: Omdat SSDs's (solid-state drives) geen bewegende onderdelen bevatten, is HP 3D

DriveGuard niet nodig.

OPMERKING: Een vaste schijf in de ruimte voor de primaire of secundaire vaste schijf wordt beschermd door HP 3D DriveGuard. Een vaste schijf die is geplaatst in een optioneel dockingapparaat of is aangesloten op een USB-poort, wordt niet beschermd door HP 3D DriveGuard.

Raadpleeg de Help van de HP 3D DriveGuard-software voor meer informatie.

Status van HP 3D DriveGuard herkennen

Het vasteschijflampje op de computer verandert van kleur, ten teken dat een schijf in de ruimte voor primaire vaste schijf en/of de schijf in een ruimte voor secundaire vaste schijf (alleen bepaalde modellen) is geparkeerd. Om te zien of een schijfeenheid wordt beschermd of is geparkeerd, gebruikt u het pictogram op het Windows-bureaublad, in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk of in het Mobiliteitscentrum:

58 Hoofdstuk 8 Schijfeenheden

9 Beveiliging

De computer beveiligen

Standaardbeveiligingsvoorzieningen van het Windows-besturingssysteem en het onafhankelijk van

Windows-computers draaiende Setup-hulpprogramma (BIOS) kunnen uw persoonlijke instellingen en gegevens tegen diverse risico's beschermen.

OPMERKING: Van beveiligingsvoorzieningen moet op de eerste plaats een ontmoedigingseffect uitgaan. Dergelijke maatregelen kunnen echter niet altijd voorkomen dat een product verkeerd wordt gebruikt of gestolen.

OPMERKING: Voordat u uw computer verzendt voor reparatie, moet u back-ups maken van vertrouwelijke bestanden en die verwijderen en alle wachtwoordinstellingen verwijderen.

OPMERKING: Mogelijk zijn niet alle in dit hoofdstuk genoemde voorzieningen beschikbaar op uw computer.

OPMERKING: Uw computer ondersteunt Computrace, een online service voor opsporing en herstel in het kader van beveiliging die beschikbaar is in bepaalde landen en regio's. Als de computer wordt gestolen, kan Computrace deze opsporen wanneer de onbevoegde gebruiker internet op gaat. U kunt Computrace gebruiken door de software aan te schaffen en een abonnement op de service te nemen. Voor informatie over het bestellen van de Computrace-software gaat u naar http://hp-pt.absolute.com

.

Computerrisico Beveiligingsvoorziening

Onbevoegd gebruik van de computer

Ongeoorloofde toegang tot Computer Setup ( f10 )

Ongeoorloofde toegang tot de inhoud van een vaste schijf

HP Client Security Manager, in combinatie met een wachtwoord, smartcard, contactloze kaart, vastgelegde vingerafdrukken of andere verificatiegegevens.

BIOS-beheerderswachtwoord in Computer Setup*

DriveLock-wachtwoord of Automatic DriveLock-wachtwoord in Computer Setup*

Voorziening voor opstartopties in Computer Setup* Ongeoorloofd opstarten vanaf een optionele externe optischeschijfeenheid (alleen bepaalde modellen), optionele externe vaste schijf (alleen bepaalde modellen) of interne netwerkadapter.

Onbevoegde toegang tot een Windows-gebruikersaccount

Onbevoegde toegang tot gegevens

Windows-gebruikerswachtwoord

● HP software voor stationsversleuteling

● Windows Defender

BIOS-beheerderswachtwoord in Computer Setup* Ongeoorloofde toegang tot de instellingen van Computer

Setup en andere identificatiegegevens van het systeem

Onbevoegd verwijderen van de computer Bevestigingspunt voor een beveiligingsslot (in combinatie met een optionele beveiligingskabel)

*Computer Setup is een vooraf geïnstalleerd programma in het ROM-geheugen, dat zelfs kan worden gebruikt wanneer het besturingssysteem niet werkt of niet kan worden geladen. u kunt gebruikmaken van een aanwijsapparaat (touchpad,

EasyPoint-muisbesturing of USB-muis) of het toetsenbord om te navigeren en selecties te maken in Computer Setup.

De computer beveiligen 59

Wachtwoorden gebruiken

Een wachtwoord is een groep tekens die u kiest om uw computergegevens te beveiligen. U kunt verscheidene typen wachtwoorden instellen, afhankelijk van hoe u de toegang tot uw informatie wilt beveiligen. Wachtwoorden kunnen worden ingesteld in Windows of in het hulpprogramma Computer

Setup, dat geen deel uitmaakt van Windows en dat vooraf is geïnstalleerd op de computer.

● De BIOS-beheerder en DriveLock-wachtwoorden worden in Computer Setup ingesteld en worden beheerd door het systeem-BIOS.

● Wachtwoorden van Automatische DriveLock worden in Computer Setup ingeschakeld.

● Windows-wachtwoorden worden alleen in het Windows-besturingssysteem ingesteld.

● Als HP SpareKey eerder ingesteld is en als u het BIOS-beheerderswachtwoord vergeten bent, kunt u HP SpareKey gebruiken om toegang te krijgen tot het hulpprogramma.

● Als u zowel het DriveLock-gebruikerswachtwoord als het DriveLock-hoofdwachtwoord bent vergeten, die in Computer Setup zijn ingesteld, is de vaste schijf die met deze wachtwoorden is beveiligd permanent vergrendeld en kan deze niet meer worden gebruikt.

U kunt hetzelfde wachtwoord gebruiken voor een voorziening van Computer Setup en een beveiligingsvoorziening van Windows. U kunt hetzelfde wachtwoord gebruiken voor meerdere voorzieningen van Computer Setup.

Gebruik de volgende tips voor het maken en opslaan van wachtwoorden:

● Volg tijdens het maken van wachtwoorden de door het programma ingestelde vereisten.

● Gebruik niet hetzelfde wachtwoord voor meerdere applicaties of websites en gebruik uw

Windows-wachtwoord niet voor applicaties of websites.

● Gebruik HP Wachtwoordbeheer voor Client Security om uw gebruikersnamen en wachtwoorden op te slaan voor al uw websites en applicaties. U kunt ze later op een beveiligde manier zien als u ze niet meer weet.

● Sla wachtwoorden niet in een bestand op de computer op.

De volgende tabellen bevatten veelvoorkomende Windows- en BIOS-beheerderswachtwoorden en een beschrijving van hun functie.

Wachtwoorden instellen in Windows

Wachtwoord Functie

Beheerderswachtwoord* Beveiligt de toegang tot een Windows-account op beheerdersniveau.

OPMERKING: Met het instellen van een Windowsbeheerderswachtwoord wordt niet het BIOSbeheerderswachtwoord ingesteld.

Beveiligt de toegang tot een Windows-gebruikersaccount.

Gebruikerswachtwoord*

*Raadpleeg HP Support Assistant voor informatie over het instellen van een Windows-beheerderswachtwoord of Windowsgebruikerswachtwoord in het startscherm. Als u HP Support Assistant vanuit het startscherm wilt openen, selecteert u de app HP Support Assistant.

60 Hoofdstuk 9 Beveiliging

Wachtwoorden instellen in Computer Setup

Wachtwoord

BIOS-beheerderswachtwoord*

Functie

Beveiligt de toegang tot Computer Setup.

DriveLock-hoofdwachtwoord*

OPMERKING: Als er functies ingeschakeld zijn die voorkomen dat het BIOS-beheerderswachtwoord wordt verwijderd, kunt u het BIOS-beheerderswachtwoord pas verwijderen zodra deze functies worden uitgeschakeld.

Beveiligt de toegang tot de interne vaste schijf die wordt beschermd door DriveLock. Wordt ook gebruikt om

DriveLock-beveiliging te verwijderen. Dit wachtwoord wordt ingesteld bij DriveLock Passwords (DriveLockwachtwoorden) tijdens het activeringsproces.

DriveLock-gebruikerswachtwoord*

OPMERKING: U kunt pas een DriveLock-wachtwoord instellen zodra u een BIOS beheerderswachtwoord hebt ingesteld.

Beveiligt de toegang tot de interne vaste schijf die wordt beschermd door DriveLock en wordt ingesteld bij DriveLock

Passwords (DriveLock-wachtwoorden) tijdens het activeringsproces.

OPMERKING: U kunt pas een DriveLock-wachtwoord instellen zodra u een BIOS beheerderswachtwoord hebt ingesteld.

*Nadere bijzonderheden over deze wachtwoorden vindt u in de volgende onderwerpen.

BIOS-beheerderswachtwoord beheren

U kunt dit wachtwoord als volgt instellen, wijzigen of verwijderen:

Een nieuw BIOS-beheerderswachtwoord instellen

1.

Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer onder aan het scherm het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) verschijnt.

2.

Druk op f10 om Computer Setup te openen.

3.

Selecteer met de cursorbesturing of met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > Setup BIOS

Administrator Password (BIOS-beheerderswachtwoord instellen) en druk op enter .

4.

Typ een wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.

5.

Typ nogmaals het nieuwe wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.

6.

Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, klikt u op Save (Opslaan) en volgt u de instructies op het scherm.

– of –

Selecteer met de pijltoetsen Main (Hoofd) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en druk daarna op enter .

De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.

Wachtwoorden gebruiken 61

Een BIOS-beheerderswachtwoord wijzigen

1.

Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer onder aan het scherm het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) verschijnt.

2.

Druk op f10 om Computer Setup te openen.

3.

Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > Change

Password (Wachtwoord wijzigen) en druk op enter .

4.

Typ het huidige wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.

5.

Typ nogmaals uw nieuwe wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.

6.

Om de wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, klikt u op het pictogram Save

(Opslaan) in de linkerbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.

– of –

Selecteer met de pijltoetsen Main (Hoofd) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en druk daarna op enter .

De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.

Een BIOS-beheerderswachtwoord verwijderen

1.

Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer onder aan het scherm het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) verschijnt.

2.

Druk op f10 om Computer Setup te openen.

3.

Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Security (Beveiliging) > Change

Password (Wachtwoord wijzigen) en druk op enter .

4.

Typ het huidige wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd.

5.

Wanneer u om het nieuwe wachtwoord wordt gevraagd, laat u het veld leeg en drukt u op enter .

6.

Lees de waarschuwing. Selecteer YES (JA) om door te gaan.

7.

Wanneer u nogmaals om het nieuwe wachtwoord wordt gevraagd, laat u het veld leeg en drukt u op enter .

8.

Om de wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, klikt u op het pictogram Save

(Opslaan) in de linkerbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.

– of –

Selecteer met de pijltoetsen Main (Hoofd) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en druk daarna op enter .

De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.

BIOS-beheerderswachtwoord opgeven

Naast de prompt BIOS-beheerderswachtwoord typt u uw wachtwoord (met behulp van dezelfde soort toetsen die u gebruikt hebt om het wachtwoord in te stellen). Druk vervolgens op enter . Na drie mislukte pogingen om het BIOS-beheerderswachtwoord op te geven moet u de computer opnieuw opstarten en het opnieuw proberen.

62 Hoofdstuk 9 Beveiliging

DriveLock-wachtwoord in Computer Setup beheren

VOORZICHTIG: Noteer het gebruikerswachtwoord en het hoofdwachtwoord voor DriveLock zorgvuldig en bewaar dit uit de buurt van de computer om te voorkomen dat de met DriveLock beschermde vaste schijf permanent onbruikbaar wordt. Als u beide DriveLock-wachtwoorden vergeet, is de vaste schijf permanent vergrendeld en kan deze niet meer worden gebruikt.

Met DriveLock voorkomt u ongeoorloofde toegang tot de inhoud van een vaste schijf. DriveLock kan alleen worden toegepast op de interne vaste schijf of schijven van de computer. Als DriveLockbeveiliging op een schijf wordt toegepast, moet een wachtwoord worden ingevoerd om toegang tot deze schijf te krijgen. Het station moet in de computer of een geavanceerde poortreplicator zijn geplaatst om te worden benaderd middels de DriveLock-wachtwoorden.

OPMERKING: U kunt de DriveLock-functies pas openen zodra u een BIOS-beheerderswachtwoord hebt ingesteld.

Om DriveLock-beveiliging toe te passen op een interne vaste schijf, moeten in Computer Setup een gebruikerswachtwoord en een hoofdwachtwoord worden ingesteld. Op DriveLock-beveiliging zijn de volgende overwegingen van toepassing:

● Nadat DriveLock-beveiliging is toegepast op een vaste schijf, kan deze alleen nog maar worden gebruikt wanneer eerst het gebruikers- of hoofdwachtwoord wordt ingevoerd.

● Het gebruikerswachtwoord is voor de dagelijkse gebruiker van de beveiligde vaste schijf. Het hoofdwachtwoord is ofwel voor de systeembeheerder ofwel voor de gebruiker.

● Het gebruikerswachtwoord en het hoofdwachtwoord mogen hetzelfde zijn.

● U kunt een gebruikers- of hoofdwachtwoord uitsluitend verwijderen door de DriveLockbeveiliging van de vaste schijf te halen. DriveLock-beveiliging kan alleen met het hoofdwachtwoord van een schijf worden gehaald.

DriveLock-wachtwoord instellen

Ga als volgt te werk om een DriveLock-wachtwoord in te stellen in Computer Setup:

1.

Zet de computer aan en druk op esc wanneer onder aan het scherm het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) verschijnt.

2.

Druk op f10 om Computer Setup te openen.

3.

Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Beveiliging > Hard Drive Tools

(Hulpmiddelen voor vaste schijf) > Drivelock en druk op enter .

4.

Klik op Wachtwoord DriveLock instellen (wereldwijd).

5.

Voer het BIOS-beheerderswachtwoord in en druk op enter .

6.

Selecteer met een aanwijsapparaat of de pijltoetsen de vaste schijf die u wilt beschermen en druk vervolgens op enter .

7.

Lees de waarschuwing. Selecteer YES (JA) om door te gaan.

8.

Typ een hoofdwachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter .

9.

Typ nogmaals het hoofdwachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter .

10.

Typ een gebruikerswachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter .

11.

Typ nogmaals het gebruikerswachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter .

Wachtwoorden gebruiken 63

12.

Bevestig de DriveLock-beveiliging van de geselecteerde schijfeenheid door DriveLock te typen in het bevestigingsveld en vervolgens op enter te drukken.

OPMERKING: Bij de DriveLock-bevestiging wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en kleine letters.

13.

Om de wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, klikt u op het pictogram Save

(Opslaan) in de linkerbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.

– of –

Selecteer met de pijltoetsen Main (Hoofd) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en druk daarna op enter .

De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.

DriveLock-wachtwoord invoeren

Zorg ervoor dat de vaste schijf in de computer zelf is ondergebracht (niet in een optioneel dockingapparaat of externe MultiBay).

Wanneer u wordt gevraagd een DriveLock-wachtwoord op te geven, typt u het gebruikerswachtwoord of het hoofdwachtwoord (met hetzelfde type toetsen als waarmee u het wachtwoord hebt ingesteld).

Druk daarna op enter .

Als u twee keer het verkeerde wachtwoord hebt ingevoerd, moet u de computer uitschakelen en het opnieuw proberen.

DriveLock-wachtwoord wijzigen

Ga als volgt te werk om een DriveLock-wachtwoord te wijzigen in Computer Setup:

1.

Zet de computer aan en druk op esc wanneer onder aan het scherm het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) verschijnt.

2.

Druk op f10 om Computer Setup te openen.

3.

Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Beveiliging > Hard Drive Tools

(Hulpmiddelen voor vaste schijf) > Drivelock en druk op enter .

4.

Voer het BIOS-beheerderswachtwoord in en druk op enter .

5.

Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Set DriveLock Password (DriveLockwachtwoord instellen) en druk op enter .

6.

Selecteer met de pijltoetsen een interne vaste schijf en druk vervolgens op enter .

7.

Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Change Password (Wachtwoord wijzigen).

8.

Typ uw huidige wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter .

9.

Typ een nieuw wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter .

10.

Typ nogmaals het nieuwe wachtwoord wanneer hierom wordt gevraagd en druk op enter .

11.

Om de wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, klikt u op het pictogram Save

(Opslaan) in de linkerbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.

– of –

Selecteer met de pijltoetsen Main (Hoofd) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en druk daarna op enter .

64 Hoofdstuk 9 Beveiliging

De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.

DriveLock-beveiliging verwijderen

U kunt een DriveLock-wachtwoord in Computer Setup als volgt verwijderen:

1.

Zet de computer aan en druk op esc wanneer onder aan het scherm het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) verschijnt.

2.

Druk op f10 om Computer Setup te openen.

3.

Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Beveiliging > Hard Drive Tools

(Hulpmiddelen voor vaste schijf) > Drivelock en druk op enter .

4.

Voer het BIOS-beheerderswachtwoord in en druk op enter .

5.

Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Set DriveLock Password (DriveLockwachtwoord instellen) en druk op enter .

6.

Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen een interne vaste schijf en druk op enter .

7.

Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Disable protection (Beveiliging uitschakelen).

8.

Typ uw hoofdwachtwoord en druk op enter .

9.

Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, klikt u op Save (Opslaan) en volgt u de instructies op het scherm.

– of –

Selecteer met de pijltoetsen Main (Hoofd) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en druk daarna op enter .

De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.

Automatic DriveLock van Computer Setup gebruiken

In een omgeving met meerdere gebruikers kunt u een wachtwoord instellen voor Automatic

DriveLock. Wanneer het wachtwoord voor Automatic DriveLock is ingeschakeld, worden een willekeurig gebruikerswachtwoord en een DriveLock-hoofdwachtwoord voor u gemaakt. Wanneer een van de gebruikers de wachtwoordgegevens opgeeft, worden hetzelfde willekeurige gebruikerswachtwoord en DriveLock-hoofdwachtwoord gebruikt om de schijfeenheid te ontgrendelen.

OPMERKING: U kunt de Automatic DriveLock-functies pas openen zodra u een BIOSbeheerderswachtwoord hebt ingesteld.

Wachtwoord voor Automatische DriveLock opgeven

Ga als volgt te werk om een wachtwoord voor Automatische DriveLock in te schakelen in Computer

Setup:

1.

Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer onder aan het scherm het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) verschijnt.

2.

Druk op f10 om Computer Setup te openen.

3.

Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Beveiliging > Hard Drive Tools

(Hulpmiddelen voor vaste schijf) > Automatic DriveLock (Automatische stationsvergrendeling) en druk op enter .

Wachtwoorden gebruiken 65

4.

Voer het BIOS-beheerderswachtwoord in en druk op enter .

5.

Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen een interne vaste schijf en druk op enter .

6.

Lees de waarschuwing. Selecteer YES (JA) om door te gaan.

7.

Om uw wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, klikt u op Save (Opslaan) en volgt u de instructies op het scherm.

– of –

Selecteer met de pijltoetsen Main (Hoofd) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en druk daarna op enter .

Automatische DriveLock-beveiliging verwijderen

U kunt een DriveLock-wachtwoord in Computer Setup als volgt verwijderen:

1.

Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer onder aan het scherm het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) verschijnt.

2.

Druk op f10 om Computer Setup te openen.

3.

Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Beveiliging > Hard Drive Tools

(Hulpmiddelen voor vaste schijf) > Automatic DriveLock (Automatische stationsvergrendeling) en druk op enter .

4.

Voer het BIOS-beheerderswachtwoord in en druk op enter .

5.

Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen een interne vaste schijf en druk op enter .

6.

Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Disable protection (Beveiliging uitschakelen).

7.

Om de wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, klikt u op het pictogram Save

(Opslaan) in de linkerbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.

– of –

Selecteer met de pijltoetsen Main (Hoofd) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en druk daarna op enter .

Antivirussoftware gebruiken

Wanneer u de computer gebruikt voor toegang tot e-mail, een netwerk of internet, wordt de computer mogelijk blootgesteld aan computervirussen. Virussen kunnen het besturingssysteem, programma's en hulpprogramma's buiten werking stellen of de werking ervan verstoren.

Met antivirussoftware kunnen de meeste virussen worden opgespoord en vernietigd. In de meeste gevallen kan ook eventuele schade die door virussen is aangericht, worden hersteld. Het is noodzakelijk om antivirussoftware regelmatig bij te werken, zodat deze ook bescherming biedt tegen pas ontdekte virussen.

Windows Defender is vooraf geïnstalleerd op de computer. Wij raden u aan om een antivirusprogramma te blijven gebruiken om uw computer volledig te beveiligen.

Open HP Support Assistant voor meer informatie over computervirussen. Als u HP Support Assistant vanuit het startscherm wilt openen, selecteert u de app HP Support Assistant.

66 Hoofdstuk 9 Beveiliging

Firewallsoftware gebruiken

Firewalls zijn bedoeld om ongeoorloofde toegang tot een systeem of netwerk te voorkomen. Een firewall kan een softwareprogramma zijn dat u op uw computer en/of netwerk installeert of het kan een oplossing zijn die zowel uit hardware als software bestaat.

Er zijn twee soorten firewalls waaruit u kunt kiezen:

● Hostgebaseerde firewallsoftware die alleen de computer beschermt waarop deze is geïnstalleerd;

● Netwerkgebaseerde firewalls die tussen het ADSL- of kabelmodem en uw thuisnetwerk worden geïnstalleerd om alle computers in het netwerk te beschermen.

Wanneer een firewall is geïnstalleerd op een systeem, worden alle gegevens die vanaf en naar het systeem worden verzonden, gecontroleerd en vergeleken met een reeks door de gebruiker gedefinieerde beveiligingscriteria. Gegevens die niet aan deze criteria voldoen, worden geblokkeerd.

Mogelijk is er al een firewall geïnstalleerd op uw computer of netwerkapparatuur. Als dat niet het geval is, zijn er softwareoplossingen voor firewalls beschikbaar.

OPMERKING: in bepaalde situaties kan een firewall toegang tot spelletjes op internet blokkeren, het delen van printers of bestanden in een netwerk tegenhouden of toegestane bijlagen bij emailberichten blokkeren. U kunt dit probleem tijdelijk oplossen door de firewall uit te schakelen, de gewenste taak uit te voeren en de firewall weer in te schakelen. Configureer de firewall opnieuw als u het probleem blijvend wilt oplossen.

Essentiële beveiligingsupdates installeren

VOORZICHTIG: Microsoft® verstuurt waarschuwingsberichten over essentiële updates. Installeer alle essentiële updates van Microsoft zodra u een waarschuwing ontvangt, om de computer te beschermen tegen beveiligingslekken en computervirussen.

U kunt ervoor kiezen of updates automatisch geïnstalleerd moeten worden. Als u de instellingen wilt aanpassen, typt u c op het startscherm en selecteert u Configuratiescherm. Selecteer achtereenvolgens Systeem en beveiliging, Windows Update en Instellingen wijzigen en volg de instructies op het scherm.

HP Client Security gebruiken

HP Client Security-software is op computermodellen vooraf geïnstalleerd. De software is toegankelijk via de HP Client Security-tegel op het startscherm, het pictogram op het Windows bureaublad in het systeemvak, rechts van de taakbalk en via het Windows configuratiescherm. De software is voorzien van beveiligingsvoorzieningen die u beschermen tegen ongeoorloofde toegang tot de computer, het netwerk en kritieke gegevens. Raadpleeg de Help van de HP Client Security-software voor meer informatie.

Optionele beveiligingskabel bevestigen

OPMERKING: Er is een beveiligingskabel ontworpen waarvan op de eerste plaats een ontmoedigingseffect moet uitgaan. Deze voorziening kan echter niet voorkomen dat de computer verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen.

Firewallsoftware gebruiken 67

OPMERKING: Het bevestigingspunt voor de beveiligingskabel op de computer kan er iets anders uitzien dan op de afbeelding in dit gedeelte. Zie

Vertrouwd raken met de computer op pagina 4 voor

de plaats van het bevestigingspunt voor de beveiligingskabel.

1.

Leg de beveiligingskabel om een stevig verankerd voorwerp heen.

2.

Steek de sleutel (1) in het kabelslot (2).

3.

Steek het kabelslot in het slot voor de beveiligingskabel op de computer (3) en vergrendel het kabelslot met de sleutel.

Vingerafdruklezer gebruiken (alleen bepaalde modellen)

Op bepaalde computermodellen zijn geïntegreerde vingerafdruklezers beschikbaar. Om de vingerafdruklezer te kunnen gebruiken, moet u uw vingerafdrukken registreren in de HP Client

Security's Credential Manager. Raadpleeg de help van de HP Client Security-software.

Zodra u uw vingerafdrukken in Credential Manager hebt geregistreerd, kunt u de wachtwoordbeheerder voor HP Client Security gebruiken om uw gebruikersnamen en wachtwoorden in ondersteunde websites en toepassingen op te slaan en in te vullen.

Vingerafdruklezer zoeken

De vingerafdruklezer is een kleine metalen sensor die zich op de volgende locaties van uw computer kan bevinden:

● Aan de onderzijde van het touchpad

● Rechts van het toetsenbord

● Aan de rechter bovenzijde van het beeldscherm

● Links van het beeldscherm

Al naargelang uw computermodel kan de lezer horizontaal of verticaal zijn geplaatst. In beide gevallen geldt dat u uw vinger langs de metalen sensor moet vegen. Raadpleeg

Knoppen, luidsprekers en vingerafdruklezer (alleen bepaalde modellen) op pagina 13

voor de locatie van de vingerafdruklezer op de computer.

68 Hoofdstuk 9 Beveiliging

10 Onderhoud

Geheugenmodules toevoegen of vervangen

De computer heeft één geheugenmodulecompartiment. U kunt de capaciteit van de computer vergroten door een geheugenmodule in het beschikbare slot voor geheugenuitbreidingsmodules te plaatsen of door een upgrade van de bestaande geheugenmodule in het slot voor de primaire geheugenmodule uit te voeren.

OPMERKING: Voordat u een geheugenmodule toevoegt of vervangt, controleert u of de computer de meest recente BIOS-versie bevat. Voer indien nodig een update uit van het BIOS. Zie

BIOSupdate uitvoeren op pagina 79 .

VOORZICHTIG: Als de computer niet over de meest recente BIOS-versie beschikt voordat u een geheugenmodule installeert of vervangt, kunnen er diverse problemen met het systeem ontstaan.

WAARSCHUWING!

Haal vóór het plaatsen van een geheugenmodule de stekker uit het stopcontact en verwijder alle accu's om het risico van een elektrische schok, brand of schade aan de apparatuur te beperken.

VOORZICHTIG: Door elektrostatische ontlading kunnen elektronische onderdelen beschadigd raken. Zorg dat u vrij bent van statische elektriciteit door een geaard metalen voorwerp aan te raken voordat u een procedure start.

VOORZICHTIG: Neem de volgende richtlijnen in acht om te voorkomen dat gegevens verloren gaan of het systeem vastloopt:

Zet de computer uit voordat u geheugenmodules toevoegt of vervangt. Verwijder een geheugenmodule niet wanneer de computer aan staat of in de slaapstand of de sluimerstand staat.

Als u niet weet of de computer is uitgeschakeld of in de sluimerstand staat, zet u de computer aan door op de aan/uit-knop te drukken. Sluit de computer vervolgens af via het besturingssysteem.

OPMERKING: Als u bij het toevoegen van een tweede geheugenmodule een tweekanaals configuratie wilt gebruiken, moet u zorgen dat beide geheugenmodules gelijk zijn.

OPMERKING: Het primaire geheugen bevindt zich in het onderste geheugenmoduleslot en het uitbreidingsgeheugen bevindt zich in het bovenste geheugenmoduleslot.

Ga als volgt te werk om een geheugenmodule toe te voegen of te vervangen:

1.

Sla uw werk op en sluit de computer af.

2.

Ontkoppel de netvoeding en externe apparaten die op de computer zijn aangesloten.

3.

Verwijder de accu (zie

Accu verwijderen op pagina 45 ).

4.

Verwijder het onderpaneel (zie Onderhoudskleppen verwijderen op pagina 54 ).

5.

Voor het vervangen van een geheugenmodule verwijdert u de bestaande geheugenmodule: a.

Trek de borgklemmetjes (1) aan beide zijden van de geheugenmodule weg.

De geheugenmodule komt omhoog.

Geheugenmodules toevoegen of vervangen 69

b.

Pak de geheugenmodule aan de rand vast (2) en trek de module voorzichtig uit het geheugenmoduleslot.

VOORZICHTIG: Houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen om schade aan de module te voorkomen. Raak de onderdelen van de geheugenmodule niet aan.

Bewaar verwijderde geheugenmodules in een antistatische verpakking om de module te beschermen.

6.

Plaats als volgt een nieuwe geheugenmodule:

VOORZICHTIG: Houd de geheugenmodule alleen vast aan de randen om schade aan de module te voorkomen. Raak de onderdelen van de geheugenmodule niet aan.

a.

Breng de inkeping (1) in de geheugenmodule op één lijn met het nokje in het geheugenmoduleslot.

b.

Druk de module onder een hoek van 45 graden ten opzichte van het geheugenmodulecompartiment in het geheugenmoduleslot totdat de module goed op zijn plaats zit (2).

70 Hoofdstuk 10 Onderhoud

c.

Druk de geheugenmodule (3) voorzichtig naar beneden en oefen daarbij druk uit op zowel de linker- als de rechterkant van de geheugenmodule, totdat de borgklemmetjes vastklikken.

VOORZICHTIG: Zorg dat u de geheugenmodule niet buigt om schade aan de module te voorkomen.

7.

Plaats het onderpaneel terug (zie Onderhoudskleppen terugplaatsen op pagina 54

).

8.

Plaats de accu (zie

Accu plaatsen op pagina 44 ).

9.

Sluit de netvoeding en externe apparaten aan op de computer.

10.

Schakel de computer in.

De computer reinigen

Gebruik de volgende producten voor het veilig reinigen van uw computer:

● Dimethyl benzyl ammoniumchloride 0,3 procent maximale concentratie (bijvoorbeeld wegwerpdoekjes die in verschillende merken worden geleverd)

● Glasreinigingsmiddel zonder alcohol

● Water met milde zeepoplossing

● Droge microvezel-reinigingsdoek of een zeemlap (antistatische doek zonder olie)

● Antistatische veegdoekjes

De computer reinigen 71

VOORZICHTIG: Gebruik geen schoonmaakmiddelen die permanente schade aan uw computer kunnen veroorzaken. U kunt een bepaald schoonmaakmiddel pas gebruiken als u zeker weet dat het geen alcohol, aceton, ammoniumchloride, methyleenchloride of koolwaterstoffen bevat.

Materiaal met vezels, zoals papieren doekjes, kunnen de computer bekrassen. In de loop van de tijd kunnen er vuildeeltjes en reinigingsmiddelen in de krassen achterblijven.

Reinigingsprocedures

Volg de in dit gedeelte beschreven procedures voor het veilig reinigen en desinfecteren van uw computer.

WAARSCHUWING!

Probeer de computer niet schoon te maken terwijl deze is ingeschakeld, om het risico van elektrische schokken of schade aan onderdelen te beperken.

Schakel de computer uit.

Koppel de netvoeding los.

Koppel alle externe apparaten los.

VOORZICHTIG: Om schade aan interne onderdelen te voorkomen, mag u geen schoonmaakmiddelen of vloeistoffen direct op het oppervlak van de computer spuiten. Als er vloeistoffen op het oppervlak terecht komen, kunnen er interne onderdelen beschadigd raken.

Scherm reinigen (All-in-Ones of notebooks)

Veeg het display met een zacht, pluisvrij en met een alcoholvrij glasreinigingsmiddel bevochtigd doekje schoon. Controleer of het display droog is voordat u de computer sluit.

Zijkanten of deksel reinigen

Gebruik voor het reinigen van de zijkanten of het deksel een zachte microvezel-doek of een zeemlap die bevochtigd is met een van de eerder genoemde reinigingsmiddelen, of gebruik een wegwerpdoekje dat geschikt is voor dit doel.

OPMERKING: Wanneer u het deksel van de computer reinigt, verwijdert u het vuil door ronddraaiende bewegingen te maken.

Touchpad, toetsenbord of muis reinigen

WAARSCHUWING!

Gebruik geen stofzuiger om het toetsenbord te reinigen, om het risico van een elektrische schok of schade aan interne onderdelen te beperken. Een stofzuiger kan stofdeeltjes op het oppervlak van het toetsenbord achterlaten.

VOORZICHTIG: Om schade aan interne onderdelen te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat er geen vloeistof tussen de toetsen komt.

● Gebruik voor het reinigen van het touchpad, het toetsenbord of de muis een zachte microvezeldoek of een zeemlap die bevochtigd is met een van de eerder genoemde reinigingsmiddelen, of gebruik een wegwerpdoekje.

● Om te voorkomen dat de toetsen vast komen te zitten en om vuil, pluizen en vuildeeltjes te verwijderen, gebruikt u een spuitbus met perslucht en een rietje.

72 Hoofdstuk 10 Onderhoud

Programma's en stuurprogramma's bijwerken

U wordt aangeraden regelmatig een update uit te voeren van uw programma's en stuurprogramma's.

Ga naar http://www.hp.com/support om de recentste versies te downloaden. U kunt zich ook aanmelden voor het ontvangen van automatische updateberichten wanneer nieuwe updates beschikbaar komen.

SoftPaq Download Manager gebruiken

HP SoftPaq Download Manager (SDM) is een hulpprogramma dat snel toegang verschaft tot

SoftPaq-informatie voor zakelijke HP computers zonder dat het SoftPaq-nummer benodigd is. Met dit hulpprogramma kunt u eenvoudig zoeken naar SoftPaq's en deze vervolgens downloaden en uitpakken.

Met SoftPaq Download Manager wordt vanaf de FTP-site van HP een gepubliceerd databasebestand gelezen en gedownload dat het computermodel en SoftPaq-informatie bevat. Met SoftPaq Download

Manager kunt u een of meer computermodellen opgeven om vast te stellen welke SoftPaq's beschikbaar zijn om te worden gedownload.

SoftPaq Download Manager zoekt op de FTP-site van HP naar updates voor de database en software. Als er updates worden gevonden, worden deze automatisch gedownload en toegepast.

SoftPaq Download Manager is beschikbaar via de website van HP. Als u SoftPaq Download Manager wilt gebruiken voor het downloaden van SoftPaq's, moet eerst het programma worden gedownload en geïnstalleerd. Ga naar http://www.hp.com/go/sdm en volg de instructies voor het downloaden en installeren van SoftPaq Download Manager.

U downloadt SoftPaq's als volgt:

▲ Typ s op het startscherm. Typ softpaq in het zoekvak en selecteer vervolgens HP SoftPaq

Download Manager. Volg de instructies om SoftPaqs te downloaden.

OPMERKING: Klik op Ja als u daarom wordt gevraagd.

Programma's en stuurprogramma's bijwerken 73

11 Back-up en herstel

Ter bescherming van uw informatie gebruikt u back-up- en herstelhulpprogramma's van Windows om back-ups te maken van afzonderlijke bestanden en mappen, om back-ups te maken van de volledige vaste schijf, om systeemherstelmedia te maken (alleen bepaalde modellen) met behulp van de geïnstalleerde optische-schijfeenheid (alleen bepaalde modellen) of een optionele externe optischeschijfeenheid, of om systeemherstelpunten te maken. In het geval van een systeemfout kunt u de back-upbestanden gebruiken om de inhoud van de computer terug te zetten.

Typ herstellen op het startscherm, klik op Instellingen en selecteer uit de lijst met weergegeven opties.

OPMERKING: Voor gedetailleerde instructies over verscheidene back-up- en herstelopties zoekt u naar deze onderwerpen in Help en ondersteuning van Windows.

In het geval van een onstabiel systeem raadt HP aan om de herstelprocedures af te drukken en deze te bewaren voor toekomstig gebruik.

OPMERKING: Windows bevat de functie Gebruikersaccountbeheer om de beveiliging van de computer te verbeteren. Mogelijk wordt om uw toestemming of wachtwoord gevraagd bij taken als het installeren van software, het uitvoeren van hulpprogramma's of het wijzigen van Windowsinstellingen. Raadpleeg Help en ondersteuning van Windows voor meer informatie.

Een back-up maken van uw gegevens

Bij een systeemfout kunt u het systeem herstellen in de staat van de recentste back-up. U moet onmiddellijk na de initiële systeeminstallatie systeemherstelmedia en uw initiële back-up maken. Als u nieuwe software en gegevensbestanden toevoegt, moet u periodiek back-ups van het systeem blijven maken om altijd een redelijk actuele back-up achter de hand te hebben.

Raadpleeg Help en ondersteuning van Windows voor meer informatie over de back-upvoorzieningen van Windows.

Systeemherstelactie uitvoeren

In geval van een systeemstoring of instabiliteit, beschikt de computer over de volgende hulpprogramma's om uw bestanden te herstellen:

● Hulpprogramma’s voor herstel: u kunt de Windows-functie ‘Back-up maken en terugzetten’ gebruiken om gegevens te herstellen waarvan u eerder een back-up hebt gemaakt. U kunt ook gebruikmaken van Windows Automatisch herstellen om problemen te verhelpen die voorkomen dat Windows correct opstart.

● f11 herstelprogramma's: met de f11 -herstelprogramma's kunt u de oorspronkelijke kopie van de vaste schijf herstellen. De kopie bevat het Windows-besturingssysteem en alle softwareprogramma's die in de fabriek zijn geïnstalleerd.

OPMERKING: Als u de computer niet kunt opstarten en de eerder gemaakte systeemherstelmedia

(alleen bepaalde modellen) niet kunt gebruiken, moet u media met het besturingssysteem Windows 8 aanschaffen om de computer opnieuw op te starten en het besturingssysteem te herstellen.

Raadpleeg Media met het Windows-besturingssysteem gebruiken (afzonderlijk aan te schaffen) op pagina 76 voor aanvullende informatie.

74 Hoofdstuk 11 Back-up en herstel

Windows herstelprogramma’s gebruiken

Raadpleeg Help en ondersteuning van Windows voor instructies over het herstellen van bestanden en mappen als u informatie wilt terugzetten waarvan u eerder een back-up hebt gemaakt.

Ga als volgt te werk als u uw informatie wilt herstellen met Automatisch herstellen:

VOORZICHTIG: Sommige opties van Opstartherstel wissen en formatteren de vaste schijf volledig.

Alle bestanden die u hebt gemaakt en alle software die u hebt geïnstalleerd op de computer, worden definitief verwijderd. Wanneer het herformatteren is voltooid, herstelt de herstelprocedure het besturingssysteem en de stuurprogramma’s, software en hulpprogramma’s vanaf de back-up die voor herstel is gebruikt.

1.

Maak indien mogelijk een back-up van al uw persoonlijke bestanden.

2.

Controleer indien mogelijk of de herstelimage-partitie en de Windows-partitie aanwezig zijn.

Typ bestand op het startscherm en klik op Bestandsverkenner.

– of –

Typ computer in het startscherm en selecteer Deze computer.

OPMERKING: Als de Windows-partitie en de herstelimage-partitie niet vermeld staan, moet u het besturingssysteem en de programma's herstellen met behulp van de dvd met het besturingssysteem Windows 8 en de media Driver Recovery (Herstel van stuurprogramma's)

(beide afzonderlijk aan te schaffen). Raadpleeg Media met het Windows-besturingssysteem gebruiken (afzonderlijk aan te schaffen) op pagina 76 voor aanvullende informatie.

3.

Als de Windows-partitie en de herstelimage-partitie worden vermeld, start u de computer opnieuw op door de shift -toets in te drukken en vast te houden terwijl u op Opnieuw opstarten klikt.

4.

Selecteer achtereenvolgens Problemen oplossen, Geavanceerde opties en Opstartherstel.

5.

Volg de instructies op het scherm.

OPMERKING: Voor aanvullende informatie over het herstellen van informatie met de Windowshulpprogramma's zoekt u naar deze onderwerpen in Help en ondersteuning van Windows.

f11-herstelprogramma's gebruiken

VOORZICHTIG: Met f11 wordt de inhoud van de vaste schijf volledig gewist en wordt de vaste schijf geformatteerd. Alle bestanden die u hebt gemaakt en software die u op de computer hebt geïnstalleerd, worden permanent verwijderd. Het f11 -herstelprogramma installeert het besturingssysteem en HP programma's en stuurprogramma's die in de fabriek zijn geïnstalleerd opnieuw. Software die niet in de fabriek is geïnstalleerd, moet opnieuw worden geïnstalleerd.

Ga als volgt te werk om de kopie van de oorspronkelijke vaste schijf te herstellen met f11 :

1.

Maak indien mogelijk een back-up van al uw persoonlijke bestanden.

2.

Controleer indien mogelijk of de herstelimage-partitie aanwezig is. Typ computer in het startscherm en selecteer Deze computer.

OPMERKING: Als de herstelimage-partitie niet vermeld staat, moet u het besturingssysteem en de programma's herstellen met behulp van de media met het Windows-besturingssysteem en de media Driver Recovery (Herstel van stuurprogramma's) (beide afzonderlijk aan te schaffen).

Raadpleeg

Media met het Windows-besturingssysteem gebruiken (afzonderlijk aan te schaffen) op pagina 76 voor aanvullende informatie.

Systeemherstelactie uitvoeren 75

3.

Als de herstelimage-partitie wel vermeld staat, start u de computer opnieuw op en drukt u op esc wanneer het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor het startmenu) onder aan het scherm verschijnt.

4.

Druk op f11 als het bericht "Press <F11> for recovery" (Druk op f11 voor herstellen) op het scherm wordt weergegeven.

5.

Volg de instructies op het scherm.

Media met het Windows-besturingssysteem gebruiken (afzonderlijk aan te schaffen)

Als u een dvd met het Windows-besturingssysteem wilt bestellen, neemt u contact op met de klantenondersteuning. Raadpleeg het boekje Telefoonnummers voor wereldwijde ondersteuning dat bij de computer is geleverd. U kunt ook contactgegevens vinden op de website van HP. Ga naar http://www.hp.com/support , selecteer uw land of regio en volg de instructies op het scherm.

VOORZICHTIG: Als u media met het Windows-besturingssysteem gebruikt, wordt de inhoud van de vaste schijf volledig gewist en wordt de vaste schijf geformatteerd. Alle bestanden die u hebt gemaakt en software die u op de computer hebt geïnstalleerd, worden permanent verwijderd. Wanneer het formatteren gereed is, herstelt u via het herstelproces het besturingssysteem, de stuurprogramma's, de software en de hulpprogramma's.

Een volledige installatie van het besturingssysteem starten met behulp van een dvd met het

Windows-besturingssysteem:

OPMERKING: Dit proces kan enkele minuten duren.

1.

Maak indien mogelijk een back-up van al uw persoonlijke bestanden.

2.

Plaats de dvd met het Windows-besturingssysteem in de optischeschijfeenheid en start de computer opnieuw op.

3.

Druk op een toets op het toetsenbord als u hierom wordt gevraagd.

4.

Volg de instructies op het scherm.

Doe het volgende wanneer de installatie is voltooid:

1.

Werp de media met het Windows-besturingssysteem uit en plaats de media Driver Recovery

(Terugzetten van het stuurprogramma).

2.

Installeer eerst de stuurprogramma's voor de hardware en vervolgens de aanbevolen toepassingen.

Het gebruik van Windows vernieuwen of Windows opnieuw instellen

Als uw computer niet naar behoren werkt en u het systeem stabieler wilt maken, kunt u met de optie

Windows Vernieuwen helemaal opnieuw beginnen terwijl toch alle belangrijke dingen behouden blijven.

Met de optie Opnieuw instellen van Windows voert u een gedetailleerde herformattering van de computer uit of verwijdert u persoonlijke gegevens voordat u de computer wegdoet of recyclet.

Raadpleeg Help en ondersteuning voor meer informatie over deze voorzieningen.

HP Software Setup gebruiken

HP Software Setup kan gebruikt worden voor het opnieuw installeren van stuurprogramma's of het selecteren van software die is beschadigd of van het systeem is verwijderd.

76 Hoofdstuk 11 Back-up en herstel

1.

Typ op het startscherm HP Software Setup .

2.

Open HP Software Setup.

3.

Volg de aanwijzingen op het scherm om stuurprogramma's opnieuw te installeren of software te selecteren.

Systeemherstelactie uitvoeren 77

12 Computer Setup (BIOS), Multiboot en HP

PC Hardware Diagnostics (UEFI)

Computer Setup gebruiken

Computer Setup ofwel het BIOS (Basic Input/Output System) bevat instellingen voor de communicatie tussen alle invoer- en uitvoerapparaten in het systeem (zoals schijfeenheden, beeldscherm, toetsenbord, muis en printer). Computer Setup bevat ook instellingen voor de types geïnstalleerde apparaten, de opstartvolgorde van de computer en de hoeveelheid systeemgeheugen en uitgebreid geheugen.

OPMERKING: Wees uiterst voorzichtig met het aanbrengen van wijzigingen in Computer Setup.

Fouten kunnen ertoe leiden dat de computer niet meer goed functioneert.

Computer Setup starten

OPMERKING: Externe toetsenborden of muizen die via een USB-poort zijn aangesloten, kunnen uitsluitend worden gebruikt in Computer Setup als de ondersteuning voor oudere USB-systemen is ingeschakeld.

U start Computer Setup als volgt:

1.

Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer onder aan het scherm het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) verschijnt.

2.

Druk op f10 om Computer Setup te openen.

Navigeren en selecteren in Computer Setup

Navigeren en selecteren gaat in Computer Setup als volgt:

1.

Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer onder aan het scherm het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) verschijnt.

OPMERKING: U kunt gebruikmaken van een aanwijsapparaat (touchpad, EasyPointmuisbesturing of USB-muis) of het toetsenbord om te navigeren en selecties te maken in

Computer Setup.

2.

Druk op f10 om Computer Setup te openen.

● Als u een menu of menuonderdeel wilt selecteren, gebruikt u de tab -toets en de pijltoetsen en drukt u vervolgens op enter . U kunt ook gebruikmaken van een aanwijsapparaat om op het onderdeel te klikken.

● Om omhoog of omlaag te schuiven, klikt u op de pijl omhoog of de pijl omlaag in de rechterbovenhoek van het scherm, of gebruikt u de toets voor pijl omhoog of pijl omlaag op het toetsenbord.

● Druk op esc om alle open dialoogvensters te sluiten en terug te keren naar het hoofdscherm van Computer Setup. Volg daarna de instructies op het scherm.

78 Hoofdstuk 12 Computer Setup (BIOS), Multiboot en HP PC Hardware Diagnostics (UEFI)

Gebruik een van de volgende methoden om de menu's van Computer Setup af te sluiten:

● U sluit de menu's van Computer Setup als volgt af zonder de wijzigingen op te slaan:

Klik op het pictogram Afsluiten rechtsonder op het scherm en volg de instructies op het scherm.

– of –

Selecteer met de pijltoetsen Main (Hoofd) > Ignore Changes and Exit (Wijzigingen negeren en afsluiten) en druk daarna op enter .

● Ga als volgt te werk om de wijzigingen op te slaan en de menu's van Computer Setup af te sluiten:

Klik op het pictogram Save (Opslaan) linksonder op het scherm en volg de instructies op het scherm.

– of –

Selecteer met de pijltoetsen Main (Hoofd) >Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en druk daarna op enter .

De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.

Fabrieksinstellingen herstellen in Computer Setup

OPMERKING: Door het herstellen van de fabrieksinstellingen wordt de vasteschijfmodus niet gewijzigd.

Als u alle instellingen in Computer Setup wilt terugzetten naar de fabriekswaarden, gaat u als volgt te werk:

1.

Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer onder aan het scherm het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) verschijnt.

2.

Druk op f10 om Computer Setup te openen.

3.

Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Hoofd > Standaardinstellingen herstellen.

4.

Volg de instructies op het scherm.

5.

Om de wijzigingen op te slaan en af te sluiten, klikt u op het pictogram Save (Opslaan) in de rechterbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.

– of –

Selecteer met de pijltoetsen Hoofd > Wijzigingen opslaan en afsluiten en druk daarna op enter .

De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.

OPMERKING: Uw wachtwoordinstellingen en beveiligingsinstellingen blijven ongewijzigd wanneer u de oorspronkelijke fabrieksinstellingen herstelt.

BIOS-update uitvoeren

Geüpdate versies van het BIOS zijn beschikbaar via de website van HP.

De meeste BIOS-updates op de website van HP zijn verpakt in gecomprimeerde bestanden die

SoftPaq's worden genoemd.

Computer Setup gebruiken 79

Sommige downloadpakketten bevatten een bestand met de naam Readme.txt. Dit bestand bevat informatie over de installatie en het oplossen van problemen.

BIOS-versie vaststellen

Als u wilt vaststellen of er een recentere BIOS-versie beschikbaar is voor de computer, moet u weten welke versie van het systeem-BIOS momenteel is geïnstalleerd.

Informatie over de BIOS-versie (ook wel ROM-datum of systeem-BIOS genoemd) kunt u weergeven door te drukken op fn + esc (als Windows al is gestart) of door Computer Setup te gebruiken.

1.

Start Computer Setup.

2.

Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Hoofd > Systeeminformatie.

3.

Om Computer Setup af te sluiten zonder de wijzigingen op te slaan, klikt u op het pictogram

Afsluiten in de linkerbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.

– of –

Selecteer met de pijltoetsen Main (Hoofd) > Ignore Changes and Exit (Wijzigingen negeren en afsluiten) en druk daarna op enter .

BIOS-update downloaden

VOORZICHTIG: Om het risico van schade aan de computer of een mislukte installatie te beperken, downloadt en installeert u een BIOS-update alleen terwijl de computer met de netvoedingsadapter is aangesloten op een betrouwbare externe voedingsbron. Download of installeer een BIOS-update niet wanneer de computer op accuvoeding werkt of wanneer de computer is aangesloten op een optioneel dockingapparaat of een optionele voedingsbron. Volg de onderstaande instructies tijdens het downloaden en installeren:

Schakel de stroomvoorziening van de computer niet uit door de stekker van het netsnoer uit het stopcontact te halen.

Zet de computer niet uit en activeer de slaapstand niet.

Zorg dat u geen apparaten, kabels of snoeren plaatst, verwijdert, aansluit of loskoppelt.

1.

Typ hp support assistant in het startscherm en selecteer de app HP Support Assistant.

2.

Klik op Updates and tune-ups (Updates en verbeteringen) en klik vervolgens op Check for HP updates now (Nu controleren op HP-updates).

3.

Volg de instructies op het scherm.

4.

Voer in de downloadsectie de volgende stappen uit: a.

Zoek de BIOS-update die recenter is dan de BIOS-versie die momenteel op de computer is geïnstalleerd en vergelijk ze. Noteer de datum, naam of andere informatie waaraan u de update kunt herkennen. Aan de hand van deze gegevens kunt u de update terugvinden nadat deze naar de vaste schijf is gedownload.

b.

Volg de instructies op het scherm om uw selectie te downloaden naar de vaste schijf.

Als de update recenter is dan uw BIOS, noteert u het pad naar de locatie op uw vaste schijf waar de BIOS update gedownload is. U hebt dit pad nodig wanneer u klaar bent om de update te installeren.

OPMERKING: Als de computer is aangesloten op een netwerk, raadpleegt u de netwerkbeheerder voordat u software-updates installeert, vooral als het gaat om updates van het systeem-BIOS.

80 Hoofdstuk 12 Computer Setup (BIOS), Multiboot en HP PC Hardware Diagnostics (UEFI)

De procedures voor de installatie van BIOS-updates kunnen verschillen. Volg de instructies die op het scherm verschijnen nadat het downloaden is voltooid. Als er geen instructies verschijnen, gaat u als volgt te werk:

1.

Typ bestand op het startscherm en selecteer Bestandsverkenner.

2.

Klik op de aanduiding van de vasteschijfeenheid. De vasteschijfaanduiding is gewoonlijk lokale schijf (C:).

3.

Maak gebruik van het eerder genoteerde pad en open de map op de vaste schijf die de update bevat.

4.

Dubbelklik op het bestand met de extensie .exe (bijvoorbeeld bestandsnaam.exe).

De installatie van het BIOS begint.

5.

Volg de instructies op het scherm om de installatie te voltooien.

OPMERKING: Nadat op het scherm is aangegeven dat de installatie is geslaagd, kunt u het gedownloade bestand van de vaste schijf verwijderen.

MultiBoot gebruiken

Opstartvolgorde van apparaten

Als de computer wordt ingeschakeld, probeert het systeem op te starten vanaf geactiveerde apparaten. Met het hulpprogramma Multiboot, dat in de fabriek is geactiveerd, wordt bepaald in welke volgorde het systeem de opstartapparaten naloopt om te proberen daarmee op te starten.

Opstartapparaten kunnen optischeschijfeenheden zijn, diskettedrives, netwerkinterfacekaarten

(NIC's), vaste schijven en USB-apparaten. Een opstartapparaat bevat (een medium met) bestanden die de computer nodig heeft om op de juiste manier op te starten en te functioneren.

OPMERKING: Sommige opstartapparaten moeten in Computer Setup worden geactiveerd voordat ze als zodanig kunnen worden gebruikt.

U kunt de volgorde waarin het systeem naar een opstartapparaat zoekt, wijzigen in Computer Setup.

U kunt ook op esc drukken wanneer onder aan het scherm het bericht "Press the ESC key for Startup

Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) verschijnt. Druk daarna op f9 . Als u op f9 drukt, wordt een menu weergegeven met de geactiveerde opstartapparaten, waaruit u er een kunt kiezen.

Tot slot kunt u met MultiBoot Express de computer zo configureren dat bij het opstarten altijd wordt gevraagd welk opstartapparaat u wilt gebruiken.

MultiBoot-voorkeursinstellingen kiezen

U kunt MultiBoot op de volgende manieren gebruiken:

● U kunt in Computer Setup de volgorde wijzigen waarin bij het aanzetten van de computer wordt gezocht naar een opstartapparaat.

● U kunt het opstartapparaat dynamisch kiezen door op esc te drukken wanneer onder aan het scherm het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu

Opstarten) verschijnt. Druk daarna op f9 om het menu Boot Options (Opstartopties) te openen.

● U kunt met MultiBoot Express variabele opstartvolgordes instellen. Hierbij wordt u gevraagd een opstartapparaat te kiezen, telkens wanneer u de computer aanzet of opnieuw opstart.

MultiBoot gebruiken 81

Nieuwe opstartvolgorde instellen in Computer Setup

Ga als volgt te werk om Computer Setup te starten en een opstartvolgorde in te stellen die iedere keer wordt gebruikt als de computer wordt gestart of opnieuw wordt opgestart:

1.

Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer onder aan het scherm het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) verschijnt.

2.

Druk op f10 om Computer Setup te openen.

3.

Selecteer een van deze opties met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen:

● Geavanceerd > Opstartopties > UEFI-opstartvolgorde > UEFI hybride

● Geavanceerd > Opstartopties > UEFI-opstartvolgorde > UEFI native opstartmodus

● Geavanceerd > Opstartopties > Verouderde opstartvolgorde > Verouderde opstartmodus

Druk op enter .

4.

Om het apparaat hoger in de opstartvolgorde te plaatsen, klikt u met een aanwijsapparaat op de pijl omhoog of drukt u op de toets + .

– of –

Om het apparaat lager in de opstartvolgorde te plaatsen, klikt u met een aanwijsapparaat op de pijl omlaag of drukt u op de toets .

5.

Om de wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, klikt u op het pictogram Save

(Opslaan) in de linkerbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.

– of –

Selecteer met de pijltoetsen Main (Hoofd) > Save Changes and Exit (Wijzigingen opslaan en afsluiten) en druk daarna op enter .

Dynamisch een opstartapparaat kiezen met de f9-prompt

Als u dynamisch een opstartapparaat wilt kiezen voor de huidige opstartsequentie, gaat u als volgt te werk:

1.

Open het menu Select Boot Device (Opstartapparaat selecteren) door de computer aan te zetten of opnieuw op te starten en op esc te drukken wanneer onder aan het scherm het bericht

"Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) verschijnt.

2.

Druk op f9 .

3.

Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen een opstartapparaat en druk op enter .

MultiBoot Express instellen

Ga als volgt te werk om Computer Setup te starten en de computer zodanig te configureren dat telkens wanneer u de computer aanzet of opnieuw opstart, het menu met opstartapparaten van

MultiBoot wordt weergegeven:

1.

Zet de computer aan of start deze opnieuw op en druk op esc wanneer onder aan het scherm het bericht "Press the ESC key for Startup Menu" (Druk op de ESC-toets voor menu Opstarten) verschijnt.

2.

Druk op f10 om Computer Setup te openen.

82 Hoofdstuk 12 Computer Setup (BIOS), Multiboot en HP PC Hardware Diagnostics (UEFI)

3.

Selecteer met een aanwijsapparaat of met de pijltoetsen Advanced (Geavanceerd) > Boot options (Opstartopties) > MultiBoot Express Boot Popup Delay (Sec) (Wachttijd MultiBoot

Express menu (in seconden)) en druk op enter .

4.

In het veld MultiBoot Express Popup Delay (Sec) (Wachttijd MultiBoot Express menu (in seconden)) geeft u op hoe lang (in seconden) het menu met opstartapparaten moet worden weergegeven, voordat de computer wordt opgestart overeenkomstig de huidige MultiBootinstelling. (Als u 0 kiest, wordt het Express Boot-menu met opstartapparaten niet weergegeven.)

5.

Om de wijzigingen op te slaan en Computer Setup af te sluiten, klikt u op het pictogram Save

(Opslaan) in de linkerbenedenhoek van het scherm en volgt u de instructies op het scherm.

– of –

Selecteer met de pijltoetsen Hoofd > Wijzigingen opslaan en afsluiten. Druk vervolgens op enter .

De wijzigingen zijn van kracht zodra de computer opnieuw is opgestart.

MultiBoot Express-voorkeuren invoeren

Wanneer het Express Boot-menu wordt weergegeven tijdens het opstarten, hebt u de volgende mogelijkheden:

● Als u een opstarteenheid wilt opgeven in het menu Express Boot, selecteert u de gewenste locatie binnen de toegestane tijd en drukt u op enter .

● Als u wilt voorkomen dat de computer de huidige MultiBoot-instelling kiest, drukt u op een willekeurige toets voordat de toegestane tijd is verstreken. De computer start hierna pas op nadat u een opstartapparaat hebt geselecteerd en op enter hebt gedrukt.

● Als u de computer wilt opstarten met de huidige MultiBoot-instelling, wacht u tot de toegestane tijd is verstreken.

Het gebruik van HP PC Hardware Diagnostics (UEFI)

HP PC Hardware Diagnostics is een Unified Extensible Firmware Interface (UEFI) waarmee u diagnostische tests kunt uitvoeren om te bepalen of de computerhardware goed werkt. Het hulpprogramma wordt buiten het besturingssysteem uitgevoerd om hardwareproblemen te kunnen isoleren van problemen die worden veroorzaakt door het besturingssysteem of andere softwarecomponenten.

U kunt HP PC Hardware Diagnostics UEFI als volgt starten:

1.

Schakel de computer in of start deze opnieuw op, druk snel op esc en druk daarna op f2 .

Het BIOS zoekt op drie plaatsen naar de diagnoseprogramma's in de volgende volgorde: a.

Aangesloten USB-station

OPMERKING: Zie

HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-apparaat downloaden op pagina 84 om het hulpprogramma van HP PC Hardware Diagnostics

(UEFI) naar een USB-station te downloaden.

b.

Vaste schijf c.

BIOS

2.

Als het diagnoseprogramma wordt geopend, selecteert u het type diagnosetest dat u wilt uitvoeren met de pijltoetsen op het toetsenbord en volgt u de instructies op het scherm.

OPMERKING: Als u een diagnosetest wilt stoppen, drukt u op esc .

Het gebruik van HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) 83

HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) naar een USB-apparaat downloaden

OPMERKING: De instructies voor het downloaden van HP PC Hardware Diagnostics (UEFI) zijn alleen beschikbaar in het Engels.

1.

Ga naar http://www.hp.com

.

2.

Wijs boven aan de pagina Ondersteuning aan en klik vervolgens op Drivers downloaden.

3.

Voer de productnaam in het tekstvak in en klik op Start.

– of –

Klik op Nu zoeken zodat HP uw product automatisch kan detecteren.

4.

Selecteer achtereenvolgens uw computermodel en uw besturingssysteem.

5.

Klik in het gedeelte Diagnostic op HP UEFI Support Environment (Omgeving voor HP UEFIondersteuning).

– of –

Klik op Downloaden en selecteer Uitvoeren.

84 Hoofdstuk 12 Computer Setup (BIOS), Multiboot en HP PC Hardware Diagnostics (UEFI)

13 Ondersteuning

Contact opnemen met de ondersteuning

Als de informatie in deze gebruikershandleiding of in HP Support Assistant geen uitsluitsel geeft over uw vragen, kunt u contact opnemen met de ondersteuning. Voor ondersteuning in de VS gaat u naar http://www.hp.com/go/contactHP . Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar http://welcome.hp.com/country/us/en/wwcontact_us.html

.

U kunt hier:

● Online chatten met een technicus van HP

OPMERKING: Ondersteuning via chat is niet in alle talen beschikbaar, maar wel altijd in het

Engels.

● Gebruikmaken van ondersteuning via e-mail

● Telefoonnummers voor ondersteuning opzoeken

● Een HP servicecentrum zoeken

Contact opnemen met de ondersteuning 85

Labels

De labels die zijn aangebracht op de computer, bieden informatie die u nodig kunt hebben wanneer u problemen met het systeem probeert op te lossen of wanneer u de computer in het buitenland gebruikt.

BELANGRIJK: Alle labels die in dit gedeelte worden beschreven, bevinden zich op een van de 3 plaatsen, afhankelijk van uw computermodel: aan de onderkant van de computer, in de accuruimte of onder het onderpaneel.

● Servicelabel: bevat belangrijke informatie voor het identificeren van uw computer. Wanneer u contact opneemt met de ondersteuning, moet u waarschijnlijk het serie-, product- en modelnummer opgeven. Zoek deze nummers op voordat u contact opneemt met de ondersteuning.

Onderdeel

(1)

(2)

(3)

Serienummer

Productnummer

Garantieperiode

● Label met certificaat van echtheid van Microsoft® (alleen bepaalde modellen van vóór Windows

8): bevat de Windows-productsleutel. U hebt de productsleutel mogelijk nodig wanneer u het besturingssysteem wilt bijwerken of problemen met het systeem wilt oplossen. HP-platforms waarop Windows 8 of Windows 8.1 vooraf is geïnstalleerd, hebben geen fysiek label. Er is echter wel elektronisch een digitale productsleutel geïnstalleerd.

OPMERKING: Deze digitale productsleutel wordt automatisch herkend en geactiveerd door

Microsoft-besturingssystemen als u het besturingssysteem Windows 8 of Windows 8.1 opnieuw installeert via door HP goedgekeurde herstelmethoden.

● Label(s) met kennisgevingen: bevatten kennisgevingen betreffende het gebruik van de computer.

● Label(s) met keurmerken voor apparatuur voor draadloze communicatie: bevatten informatie over optionele apparaten voor draadloze communicatie en de keurmerken van een aantal landen/regio's waarin deze apparaten zijn goedgekeurd voor gebruik.

86 Hoofdstuk 13 Ondersteuning

14 Specificaties

Ingangsvermogen

Omgevingsvereisten

Ingangsvermogen

De gegevens over elektrische voeding in dit gedeelte kunnen van pas komen als u internationaal wilt reizen met de computer.

De computer werkt op gelijkstroom, die kan worden geleverd via netvoeding of via een voedingsbron voor gelijkstroom. De netvoedingsbron moet 100-240 V, 50-60 Hz als nominale specificaties hebben.

Hoewel de computer kan worden gevoed via een aparte gelijkstroomvoedingsbron, wordt u dringend aangeraden de computer alleen aan te sluiten via een netvoedingsadapter of een gelijkstroombron die door HP is geleverd en goedgekeurd voor gebruik met deze computer.

De computer is geschikt voor gelijkstroom binnen de volgende specificaties.

Ingangsvermogen

Netspanning in bedrijf en werkstroom

Capaciteit

19,5 V gelijkstroom bij 2,31 A - 45 W

19,5 V gelijkstroom bij 3,33 A - 65 W

19,5 V gelijkstroom bij 4,62 A - 90 W

OPMERKING: Dit product is ontworpen voor IT-elektriciteitsnetten in Noorwegen met een fasefasespanning van maximaal 240 V wisselspanning.

OPMERKING: De bedrijfsspanning en werkstroom van de computer vindt u op het label met kennisgevingen.

Omgevingsvereisten

Factor

Temperatuur

Metrisch

In bedrijf (schrijven naar optische schijf) 5°C tot 35°C

Buiten bedrijf -20°C tot 60°C

Relatieve luchtvochtigheid (zonder condensatie)

In bedrijf 10% tot 90%

Buiten bedrijf

Maximale hoogte (zonder drukcabine)

5% tot 95%

In bedrijf

Buiten bedrijf

-15 m tot 3048 m

-15 m tot 12.192 m

VS

41°F tot 95°F

-4°F tot 140°F

10% tot 90%

5% tot 95%

-50 ft tot 10.000 ft

-50 ft tot 40.000 ft

Ingangsvermogen 87

A De computer op reis gebruiken

Neem voor optimale resultaten de volgende transportrichtlijnen in acht:

● Ga als volgt te werk om de computer gereed te maken voor transport:

◦ Maak een back-up van uw gegevens.

◦ Verwijder alle schijven en alle externe mediakaarten, zoals geheugenkaarten.

VOORZICHTIG: Verwijder media uit de schijfeenheid voordat u de schijfeenheid uit de schijfruimte haalt en voordat u de schijfeenheid vervoert, verstuurt of opbergt. Zo beperkt u het risico van schade aan de computer of een schijfeenheid en voorkomt u gegevensverlies.

◦ Schakel alle externe apparaten uit en koppel ze vervolgens los.

◦ Schakel de computer uit.

● Neem een back-up van uw gegevens mee. Bewaar de back-up afzonderlijk op de computer.

● Als u moet vliegen, neemt u de computer mee als handbagage. Geef de computer niet af met uw overige bagage.

VOORZICHTIG: Stel schijfeenheden niet bloot aan magnetische velden. Voorbeelden van beveiligingsapparatuur met magnetische velden zijn detectiepoortjes op vliegvelden en detectorstaven. In beveiligingsapparatuur waarmee handbagage wordt gescand, worden röntgenstralen gebruikt in plaats van magnetische velden. Deze beveiligingsapparatuur brengt geen schade toe aan schijfeenheden.

● Elke maatschappij heeft eigen regels voor het gebruik van computers tijdens vluchten. Overleg vooraf met de luchtvaartmaatschappij als u de computer in het vliegtuig wilt gebruiken.

● Verwijder de accu en bewaar deze afzonderlijk als de computer meer dan 2 weken niet wordt gebruikt en niet is aangesloten op een externe voedingsbron.

● Verzend een computer of schijfeenheid in goed beschermend verpakkingsmateriaal. Vermeld op de verpakking dat het om breekbare apparatuur gaat.

● Als de computer is voorzien van een apparaat voor draadloze communicatie, een GSM-apparaat

(Global System for Mobile Communications) of een GPRS-apparaat (General Packet Radio

Service), houdt u er dan rekening mee dat het gebruik van deze apparaten in bepaalde omgevingen niet is toegestaan. Dit kan het geval zijn aan boord van een vliegtuig, in ziekenhuizen, in de buurt van explosieven en op gevaarlijke locaties. Als u niet zeker weet wat het beleid is voor het gebruik van een bepaald apparaat, kunt u het beste vooraf toestemming vragen voordat u het apparaat gebruikt.

● Neem de volgende suggesties in acht als u de computer in het buitenland wilt gebruiken:

◦ Informeer naar de douanebepalingen voor computers in de landen of regio’s die u gaat bezoeken.

◦ Controleer de netsnoer- en adaptervereisten voor elke locatie waar u de computer wilt gebruiken. De netspanning, frequentie en stekkers kunnen verschillen per land/regio.

88 Bijlage A De computer op reis gebruiken

WAARSCHUWING!

Gebruik voor de computer geen adaptersets die voor andere apparaten zijn bedoeld om het risico van elektrische schokken, brand of schade aan de apparatuur te beperken.

89

B Problemen oplossen

Hulpmiddelen voor het oplossen van problemen

● Raadpleeg HP Support Assistant voor aanvullende informatie over de computer en koppelingen naar websites. Als u HP Support Assistant vanuit het startscherm wilt openen, selecteert u de app HP Support Assistant.

OPMERKING: Voor sommige controle- en reparatieprogramma's is een internetverbinding vereist. HP biedt ook aanvullende programma's waarvoor geen internetverbinding vereist is.

● Neem contact op met de ondersteuning van HP. Voor ondersteuning in de VS gaat u naar http://www.hp.com/go/contactHP . Voor wereldwijde ondersteuning gaat u naar http://welcome.hp.com/country/us/en/wwcontact_us.html

.

Kies uit de volgende typen ondersteuning:

◦ Online chatten met een technicus van HP

OPMERKING: Chatten is niet in alle talen beschikbaar, maar wel altijd in het Engels.

◦ Een e-mail sturen naar de ondersteuning van HP

◦ Telefoonnummers voor wereldwijde ondersteuning van HP opzoeken

◦ Een HP servicecentrum zoeken

Problemen oplossen

In de volgende gedeelten vindt u informatie over algemene problemen en oplossingen.

De computer kan niet worden ingeschakeld

Als de computer niet wordt ingeschakeld wanneer u op de aan/uit-knop drukt, kunnen de volgende suggesties u wellicht helpen te achterhalen waarom de computer niet opstart:

● Als de computer is aangesloten op een stopcontact, controleert u of het stopcontact voldoende voeding levert door een ander elektrisch apparaat op het stopcontact aan te sluiten.

OPMERKING: Gebruik alleen de bij de computer geleverde netvoedingsadapter of een netvoedingsadapter die door HP is goedgekeurd voor deze computer.

● Als de computer is aangesloten op een andere externe voedingsbron dan een stopcontact, sluit de computer dan met behulp van de netvoedingsadapter aan op een stopcontact. Controleer of het netsnoer en de netvoedingsadapter goed zijn aangesloten.

Het computerscherm is leeg

Als u de computer niet hebt uitgeschakeld maar het scherm leeg blijft, kunnen een of meer van de volgende instellingen de oorzaak vormen:

● De computer staat mogelijk in de slaapstand. Als u de slaapstand wilt beëindigen, drukt u kort op de aan/uit-knop. De slaapstand is een energiebesparende voorziening waarbij het beeldscherm wordt uitgeschakeld. De slaapstand kan automatisch worden geactiveerd als de

90 Bijlage B Problemen oplossen

computer is ingeschakeld maar niet wordt gebruikt, of als de acculading een laag niveau heeft bereikt. Om deze en andere voedingsinstellingen te wijzigen, klikt u met de rechtermuisknop op het pictogram Accu op het Windows-bureaublad in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk en klik u vervolgens op Voorkeuren.

● De computer is niet ingesteld om het beeld op het scherm weer te geven. Druk op fn + f4 om de weergave te schakelen naar het beeldscherm van de computer. Voor de meeste modellen geldt dat wanneer een optioneel extern weergaveapparaat, bijvoorbeeld een monitor, is aangesloten op de computer, het beeld kan worden weergegeven op het computerscherm of op het externe weergaveapparaat of op beide apparaten tegelijk. Wanneer u herhaaldelijk op fn + f4 drukt, wordt de weergave afwisselend geschakeld tussen het beeldscherm van de computer, een of meer externe beeldschermen en gelijktijdige weergave op alle apparaten.

De software werkt niet goed

Als de software niet of abnormaal reageert, start u de computer opnieuw op door de rechterkant van het scherm aan te wijzen. Wanneer de emoticons worden weergegeven, klikt u op Instellingen. Klik op het pictogram Energie en klik daarna op Afsluiten. Als u de computer niet opnieuw kunt opstarten aan de hand van deze procedure, raadpleegt u het volgende gedeelte,

De computer staat aan maar reageert niet op pagina 91 .

De computer staat aan maar reageert niet

Wanneer de computer is ingeschakeld maar niet reageert op opdrachten van de software of het toetsenbord, voert u de volgende noodprocedures voor afsluiten uit in de aangegeven volgorde totdat de computer wordt afgesloten:

VOORZICHTIG: Noodprocedures voor afsluiten resulteren in het verlies van niet-opgeslagen gegevens.

● Druk op de aan/uit-knop en houd deze minimaal vijf seconden ingedrukt.

● Koppel de externe voedingsbron los en verwijder de accu uit de computer.

De computer is ongewoon warm

Als de computer in gebruik is, kan deze warm aanvoelen. Dit is een normaal verschijnsel. Wanneer de computer echter ongewoon warm aanvoelt, is de computer mogelijk oververhit als gevolg van een geblokkeerde ventilatieopening.

Als u vermoedt dat de computer oververhit raakt, laat u de computer afkoelen tot kamertemperatuur.

Zorg dat alle ventilatieopeningen nergens door worden geblokkeerd tijdens het gebruik van de computer.

WAARSCHUWING!

Werk niet met de computer op uw schoot en blokkeer de ventilatieopeningen van de computer niet, om de kans op brandwonden of oververhitting van de computer te verkleinen.

Gebruik de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat de luchtcirculatie niet wordt geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal, zoals een optionele printer naast de computer, of een voorwerp van zacht materiaal, zoals een kussen, een kleed of kleding. Zorg er ook voor dat de netvoedingsadapter tijdens het gebruik niet in contact kan komen met de huid of een voorwerp van zacht materiaal. De temperatuur van de computer en de netvoedingsadapter blijft binnen de temperatuurlimieten voor de oppervlakken die toegankelijk zijn voor de gebruiker, zoals bepaald in de

International Standard for Safety of Information Technology Equipment (IEC 60950).

OPMERKING: De ventilator van de computer start automatisch om interne onderdelen te koelen en oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne ventilator automatisch aan- en uitgaat terwijl u met de computer werkt.

Problemen oplossen 91

Een extern apparaat werkt niet

Probeer de volgende suggesties als een extern apparaat niet goed werkt:

● Schakel het apparaat in volgens de instructies van de fabrikant.

● Controleer of alle apparaataansluitingen correct zijn.

● Controleer of het apparaat elektrische voeding krijgt.

● Controleer of het apparaat compatibel is met het besturingssysteem, met name als het een ouder apparaat betreft.

● Controleer of de juiste stuurprogramma's en de recentste versies hiervan zijn geïnstalleerd.

De draadloze netwerkverbinding werkt niet

Ga als volgt te werk als een draadloze netwerkverbinding niet goed werkt:

● Om een draadloos of bekabeld apparaat voor draadloze communicatie te activeren of deactiveren, klikt u met de rechtermuisknop op het pictogram Netwerkverbinding in het

Windows-bureaublad in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk. Om apparaten te activeren, schakelt u het selectievakje van de menuoptie in. Om het apparaat te deactiveren, schakelt u het selectievakje uit.

● Controleer of het apparaat voor draadloze communicatie is ingeschakeld.

● Controleer of de draadloze antennes van de computer nergens door worden geblokkeerd.

● Controleer of het kabel- of DSL-modem en het netsnoer daarvan correct zijn aangesloten en of de lampjes op het kabel- of DSL-modem branden.

● Controleer of de draadloze router of het draadloze toegangspunt correct is aangesloten op de netvoedingsadapter en het kabel- of DSL-modem, en of de lampjes branden.

● Koppel alle kabels los en sluit ze opnieuw aan. Schakel vervolgens het apparaat uit en opnieuw in.

Een schijf wordt niet afgespeeld

● Sla uw werk op en sluit alle geopende programma's af voordat u een cd of dvd afspeelt.

● Verbreek de verbinding met internet voordat u een cd of dvd afspeelt.

● Controleer of de schijf juist is geplaatst.

● Controleer of de schijf schoon is. Maak de schijf zo nodig schoon met gefilterd water en een pluisvrije doek. Veeg van het midden van de schijf naar de buitenrand.

● Controleer de schijf op krassen. Als u krassen vindt, behandel de schijf dan met een reparatieset voor optische schijven. Dergelijke sets zijn te koop in veel elektronicazaken.

● Dergelijke sets zijn te koop in veel elektronicazaken.

Schakel de slaapstand uit alvorens de schijf af te spelen. Activeer de slaapstand niet tijdens het afspelen van een schijf. Klik op Nee wanneer dit bericht wordt weergegeven. Nadat u op Nee hebt geklikt, kan het volgende gebeuren:

◦ Het afspelen wordt hervat.

– of –

92 Bijlage B Problemen oplossen

◦ Het afspeelvenster in het multimediaprogramma wordt gesloten. Klik op de knop Afspelen in uw multimediaprogramma om de schijf weer af te spelen. Heel soms komt het voor dat u het programma moet afsluiten en opnieuw moet starten.

Een film is niet zichtbaar op een extern beeldscherm

1.

Als zowel het beeldscherm van de computer als een extern beeldscherm zijn ingeschakeld, drukt u een of meer keren op fn + f4 om te schakelen tussen de twee beeldschermen.

2.

Configureer de monitorinstellingen zodanig dat het externe beeldscherm het primaire beeldscherm wordt: a.

Klik in het Windows-bureaublad met de rechtermuisknop op een leeg gedeelte van het bureaublad van de computer en selecteer Schermresolutie.

b.

Geef een primair en een secundair beeldscherm op.

OPMERKING: Als beide beeldschermen worden gebruikt, verschijnt het dvd-beeld niet op een beeldscherm dat is ingesteld als secundair beeldscherm.

Het branden van een schijf begint niet of stopt voordat het brandproces is voltooid

● Controleer of alle programma's zijn afgesloten.

● Schakel de slaapstand uit.

● Controleer of u het juiste type schijf voor uw schijfeenheid gebruikt.

● Controleer of de schijf correct is geplaatst.

● Selecteer een lagere schrijfsnelheid en probeer het opnieuw.

● Als u een schijf kopieert, slaat u de informatie van de bronschijf op de vaste schijf op voordat u probeert de inhoud te branden op een nieuwe schijf. Brand daarna de nieuwe schijf vanaf de vaste schijf.

Problemen oplossen 93

C Elektrostatische ontlading

Elektrostatische ontlading is het vrijkomen van statische elektriciteit wanneer twee objecten met elkaar in aanraking komen, bijvoorbeeld de schok die u krijgt wanneer u over tapijt loopt en vervolgens een metalen deurklink aanraakt.

Elektronische onderdelen kunnen worden beschadigd door de ontlading van statische elektriciteit vanaf vingers of andere elektrostatische geleiders. Neem de volgende voorschriften in acht om het risico van schade aan de computer of een schijfeenheid, of verlies van gegevens te beperken:

● Als u de computer moet loskoppelen met het oog op instructies voor het verwijderen of installeren van onderdelen, moet u voor een goede aarding zorgen voordat u de computer loskoppelt. Pas daarna kunt u de behuizing openen.

● Houd onderdelen in de antistatische verpakking totdat u klaar bent om ze te installeren.

● Raak geen pinnen, aansluitingen en circuits aan. Zorg dat u elektronische onderdelen zo weinig mogelijk hoeft aan te raken.

● Gebruik niet-magnetische gereedschappen.

● Raak voordat u de onderdelen aanraakt, een ongeverfd metalen oppervlak aan, zodat u niet statisch geladen bent.

● Als u een onderdeel verwijdert, plaatst u dit in een antistatische verpakking.

Neem contact op met de ondersteuning van HP als u meer wilt weten over statische elektriciteit of hulp nodig hebt bij het verwijderen of installeren van onderdelen.

94 Bijlage C Elektrostatische ontlading

Index

A aan/uit

Accu 42

besparen 45

opties 40 aan/uit-knop 40

aan/uit-knop herkennen 13, 14

aan/uit-lampjes 11, 12

aan/uit-schakelaar 40

aanwijsapparaten, voorkeuren

instellen 25

accu

afvoeren 46

lage acculading 43 ontladen 43

opbergen 45

plaatsen 44

resterende lading weergeven

43

vervangen 46

verwijderen 45 voeding besparen 45 accu, temperatuur 45

Accu, vergrendeling 18

Accucontrole 43

Accu-informatie zoeken 42

Accuruimte 86

Accuruimte, herkennen 19

accu uitwerpen 18

Accuvoeding 42

afsluiten 40

Antivirussoftware 66

audio 35

audiofuncties, controleren 36 audiofuncties controleren 36

Audio-ingang (microfooningang)

herkennen 4, 5

Audio-uitgang

(hoofdtelefoonuitgang)

herkennen 4, 5

Automatic DriveLock

(Automatische DriveLock) 65

Automatische DriveLock, wachtwoord

opgeven 65

verwijderen 66

B

Bedrijfs-WLAN, verbinding

maken 23

Beeldschermen, schakelen

tussen 32

Beeldschermhelderheid, toetsen

32

Beeldscherm schakelen 32

Beheerderswachtwoord 60

bekabeld netwerk

verbinding maken 24

Beschrijfbare media 41

besparen, voeding 45

Beveiliging, draadloze

communicatie 22

beveiligingskabel

plaatsen 67

bevestigingspunt voor de

beveiligingskabel, herkennen 6

BIOS

update downloaden 80

update uitvoeren 79

versie vaststellen 80

Bluetooth, label 86

Bluetooth-apparaat 20, 23

bovenrandveegbeweging 31

C

Caps Lock-lampje, herkennen

11, 12

Computer, reizen met 45, 88

computer reageert niet 40

Computer Setup

BIOS administrator password

(BIOS-

beheerderswachtwoord) 61

DriveLock-wachtwoord 63

fabrieksinstellingen herstellen

79

navigeren en selecteren 78

Configureren

audio voor HDMI 39

connector, netvoeding 6, 7

connectors audio-ingang

(microfooningang) 4, 5

audio-uitgang (hoofdtelefoon)

4, 5

netwerk 7, 8

RJ-45 (netwerk) 7, 8

D

de computer uitschakelen 40

Draadloos netwerk

verbinding maken 20

Draadloos netwerk (WLAN)

Bedrijfs-WLAN, verbinding

maken 23

benodigde apparatuur 22

Beveiliging 22

functioneel bereik 23

gebruiken 21

Openbare WLAN, verbinding

maken 23 verbinding maken 23

Draadloze communicatie, bedieningselementen

Besturingssysteem 20 knop 20

Draadloze communicatie, knop

20

Draadloze communicatie, knop

herkennen 14, 15

Draadloze router

Configureren 22

Draaien, touchpadbeweging 28

DriveLock-wachtwoord

beschrijving 63 instellen 63

opgeven 64

verwijderen 65

wijzigen 64

Dvd met het Windows-

besturingssysteem 76

Index 95

E

Elektrostatische ontlading 94

Esc-toets herkennen 15, 16

Essentiële updates, software 67

externe apparaten 51

externe netvoeding gebruiken 46

Externe schijfeenheid 52

F

F11-herstelprogramma 75

firewallsoftware 67

Fn, herkennen 33

Fn-toets, herkennen 16, 31

Functietoetsen, herkennen 16,

17

G

Garantieperiode

computer 86

gebruiken

externe netvoeding 46

standen voor

energiebesparing 40

Gebruikerswachtwoord 60

geheugenkaart 41

ondersteunde types 49 plaatsen 49 verwijderen 49

geheugenkaartlezer, herkennen

19

geheugenmodule

herkennen 18

Geheugenmodule

plaatsen 70

vervangen 69 verwijderen 69

Geïntegreerde webcam, lampje

herkennen 9

geïntegreerd numeriek

toetsenblok, herkennen 17, 34

Geïntegreerd numeriek

toetsenblok herkennen 16, 33

geluidsvolume

aanpassen 35

Knoppen 35 toetsen 35

Gezichtsherkenning 36

grafische weergave omschakelbaar/dubbel

videosysteem 47

H harde schijf

HP 3D DriveGuard 58

Installeren 56 verwijderen 56

HDMI, audio configureren 39

HDMI-poort, herkennen 7, 8

HDMI-poort, verbinding maken

met 38

herstel 76

herstellen, vaste schijf 75

Herstelpartitie 75

high-definitionapparatuur,

aansluiten 38

hoofdtelefoon en microfoons,

aansluiten 36

Hoofdtelefoonuitgang (audio-

uitgang) 4, 5

hotkeys helderheid van beeldscherm

verhogen 32

helderheid van beeldscherm

verlagen 32

Hotkeys

gebruiken 31

schakelen tussen

beeldschermen 32

HP 3D DriveGuard 58

HP Client Security 67

HP PC Hardware Diagnostics

(UEFI)

downloaden 84

gebruiken 83

hubs 50

I

Ingangsvermogen 87

Installatie van draadloos netwerk

22

Interne beeldschermschakelaar

9, 10

Interne microfoons, herkennen 8,

9

Internetprovider 21

Internetverbinding instellen 22

K kabels

USB 51

Kennisgevingen

label met kennisgevingen 86

labels met keurmerk voor

draadloze communicatie 86

Keurmerk voor draadloze

communicatie, label 86

Knijpen met twee vingers om te

zoomen Touchpadbeweging 27

knoppen

aan/uit 13, 14 draadloze communicatie 14,

15

linkerknop van touchpad 10

luidspreker dempen 14, 15

optische-schijfeenheid

uitwerpen 5, 6

rechterknop van touchpad 10

Knoppen

aan/uit 40

geluidsvolume 35

Kritiek lage acculading 41

L labels certificaat van echtheid van

Microsoft 86

Labels

Bluetooth 86 kennisgevingen 86

keurmerk voor draadloze

communicatie 86

Serienummer 86

WLAN 86

lage acculading 43

Lampje microfoon uit herkennen

11, 12

lampjes

aan/uit 11, 12

harde schijf 19

netvoedingsadapter/accu 6, 7

RJ-45 (netwerk) 7, 8

Touchpad 12

Lampjes

Caps Lock 11, 12

draadloze communicatie 11,

12

microfoon, geluid

uitschakelen 11, 12

Num Lock 11, 12

96 Index

Touchpad 13

Webcam 9

Lampjes, vaste schijf 58

Lampje van de

netvoedingsadapter/accu 6, 7

lampje van de vaste schijf 19, 58

lampje voor draadloze

communicatie 11, 12, 20

Leesbare media 41

linkerrandveegbeweging 30

Lokaal netwerk (LAN)

verbinding maken 24

Luchthavenbeveiligingsapparatuu

r 53

luidspreker dempen/uit-knop,

herkennen 14, 15

Luidsprekers

verbinding maken 35

luidsprekers, herkennen 14, 15

M

Microfooningang (audio-ingang)

herkennen 4, 5

Microsoft, certificaat van echtheid,

label 86

Muis, externe

voorkeuren instellen 25

N

Netvoedingsadapter, testen 47 netvoedingsadapter testen 47

netvoedingsconnector

herkennen 6, 7

netwerkconnector, herkennen 7,

8

Num lock, extern toetsenblok 34

Num Lock, lampje 11, 12

Num lock-toets, herkennen 16,

17

Num lock-toets herkennen 33, 34

O

Omgevingsvereisten 87

omschakelbaar/dubbel

videosysteem 47

onderdelen

beeldscherm 8

bovenkant 10

linkerkant 6

rechterkant 4

voorkant 19

Onderdelen

Onderkant 18

onderhoud

Schijfdefragmentatie 57

Schijfopruiming 58

onderhoudskleppen

vervangen 54 verwijderen 54

Opbergen, accu 45

Openbare WLAN, verbinding

maken 23

opnieuw instellen 76

Opties voor energiebeheer

instellen 40

optionele externe apparaten,

gebruiken 51

optische schijf, herkennen 4, 5

optische-schijfeenheid 52

Oudere systemen, USB-

ondersteuning 78

P poorten

externe monitor 7, 8, 37

HDMI 7, 8, 38

USB 4, 5

VGA 37

poort voor externe monitor 7, 8,

37

Problemen, oplossen 90

Problemen oplossen

schijf afspelen 92

schijf branden 93

Problemen oplossen, extern

beeldscherm 93

Productnaam en productnummer,

van computer 86

productnummer

computer 86

R randveegbewegingen

bovenkant 31

links 30

rechterknop van 29 rechterrandveegbeweging 29

Reizen, met computer 45, 86

reizen met de computer 88

RJ-45-(netwerk)lampjes,

herkennen 7, 8

RJ-45-netwerkconnector,

herkennen 7, 8

S

Schakelaar, aan/uit 40

Schijfeenheden

externe 52

gebruiken 53 omgang met 53

optische 52 vaste 52

Schijfmedia 41

Schuiven, touchpadbeweging 27

Serienummer 86 computer 86

Serienummer, van computer 86

Setupprogramma fabrieksinstellingen herstellen

79

navigeren en selecteren 78

slaapstand

activeren 41 beëindigen 41

Slaapstand

activeren 41 beëindigen 41

sleuven

beveiligingskabel 6

Snelle veegbeweging op

touchpad 29

sneltoetsen

beschrijving 31

geluidsvolume aanpassen 32

Geluidsvolume verhogen 32 geluidsvolume verlagen 32

microfoon, geluid

uitschakelen 32 slaapstand 32

System information

(Systeeminformatie) 32 toetsenbordverlichting 32

Sneltoetsen in Windows 31

SoftPaqs, downloaden 73

software

antivirus 66

essentiële updates 67

Firewall 67

Schijfdefragmentatie 57

Schijfopruiming 58

Software Schijfdefragmentatie 57

Index 97

Software Schijfopruiming 58

standen voor energiebesparing

40

T

Temperatuur 45

tikken, touchpadbeweging 26

toetsen

esc 15, 16

fn 16

functie 16, 17

geluidsvolume 35

num lk 16, 17

Windows-applicaties 16

Windows-toets 16

toetsenblok

geïntegreerd numeriek 16, 17

herkennen 33

Toetsenblok, extern

gebruiken 34 num lock 34

Toetsenblokken herkennen 34

Toetsenbord, sneltoetsen

herkennen 31

Touchpad

gebruiken 25

in- en uitschakelen 26

knoppen 10

Touchpad, aan/uit-knop

herkennen 10

Touchpadbewegingen

draaien 28

Knijpen met twee vingers om te

zoomen 27 schuiven 27

snelle bewegingen 29

tikken 26

Tikken met twee vingers 28

Touchpadlampje herkennen 12,

13

Touchpadzone

herkennen 10

twee-vingerklik

touchpadbeweging 28

U

uitwerpen, accu 18

Uitwerpknop van de optische-

schijfeenheid, herkennen 5, 6

USB, ondersteuning voor oudere

systemen 78

USB 3.0-poort 7, 8

USB-apparaten

beschrijving 50

verbinding maken 51 verwijderen 51

USB-hubs 50

USB-kabel, aansluiten 51

USB-poorten herkennen 4, 5, 7,

8

uw computer onderhouden 71 uw computer reinigen 71

V

Vaste schijf

externe 52

vaste schijf, herkennen 18

vaste schijf herstellen 75

Ventilatieopeningen, herkennen

6, 7, 18

Verbinding maken met draadloos

netwerk (WLAN) 23

Vergrendeling,

accuvergrendeling 18

vernieuwen 76

VGA-poort, verbinding maken

met 37 video 37

vingerafdruklezer

gebruiken 68 zoeken 68

Vingerafdruklezer herkennen 14,

15

Volumetoetsen herkennen 32

W

Wachtwoordbeveiliging instellen

voor beëindigen slaapstand 42

Wachtwoorden

beheerder 60

BIOS-beheerder 61

DriveLock 63

gebruiker 60

Webcam 9, 36

Webcam, herkennen 9 webcamlampje, herkennen 9

Windows

Opnieuw instellen 76 vernieuwen 76

Windows-applicatietoets

herkennen 16

Windows-toets, herkennen 16

WLAN, label 86

WLAN-antennes, herkennen 8, 9

WLAN-apparaat 21, 86

98 Index

advertisement

Related manuals

Download PDF

advertisement

Table of contents