advertisement
INDUSTRIËLE DROOGKASTEN
9kg
11kg
13kg
13/13kg
16kg
24kg
35kg
PROGRAMMEERHANDLEIDING
EASY CONTROL
516400 C
Uitgave datum: 21.9.2009
1. INHOUD
Datum
1. INHOUD .......................................................................................................................... 1
2. WAARSCHUWINGEN EN SYMBOLEN ......................................................................... 2
2.1. WAARSCHUWINGEN .............................................................................................................................2
2.2. GEBRUIKTE SYMBOLEN .......................................................................................................................3
3. BASISBESCHRIJVING VAN HET BESTURINGSSYSTEEM ........................................ 4
3.1. BEDIENINGSPECIFICATIE ....................................................................................................................5
4. HET INITIALISEREN VAN DE MACHINE ...................................................................... 6
4.1. HET INITIALISATIEMENU ......................................................................................................................6
4.2. HET CONFIGURATIEMENU.................................................................................................................17
4.3. HET INSTALLEREN VAN EEN NIEUWE SOFTWARE ........................................................................27
5. HET BEDRIJFSMENU .................................................................................................. 28
5.1. HET OPSTARTEN.................................................................................................................................28
5.2. HET INSCHAKELEN VAN DE STROOMTOEVOER ............................................................................28
5.3. HET INLEGGEN VAN HET WASGOED IN DE DROOGAUTOMAAT ..................................................28
5.4. DE KEUZE VAN EEN DROOGPROGRAMMA .....................................................................................28
5.5. HET STARTEN VAN EEN DROOGPROGRAMMA ..............................................................................28
5.6. HET VERSNELLEN VAN EEN DROOGPROGRAMMA .......................................................................29
5.7. DE DROOGTIJD....................................................................................................................................29
5.8. DE AFKOELINGSTIJD ..........................................................................................................................29
5.9. HET PROGRAMMAEINDE....................................................................................................................29
5.10. DE LOSMAAKTIJD ..............................................................................................................................29
5.11. DE WACHTTIJD ..................................................................................................................................29
5.12. WAT TE DOEN BIJ FOUTMELDINGEN .............................................................................................29
5.13. WAT TE DOEN IN GEVAL VAN EEN STROOMUITVAL....................................................................30
5.14. TELLER VAN MUNTEN.......................................................................................................................30
5.15. TELLER VAN PROGRAMMA-CYCLUSSEN.......................................................................................30
5.16. TELLER VAN CYCLUSSEN VAN DE STOFFILTER ..........................................................................30
5.17. INSTELLING VAN DE ELEKTRONISCHE TELLER VAN MUNTEN ..................................................31
5.18. CONTROLE VAN VOCHTIGHEID ......................................................................................................32
6. STANDAARD DROOGPROGRAMMA´S ..................................................................... 34
6.1. DE LEGENDE........................................................................................................................................34
6.2. DE DROOGPROGRAMMA´S................................................................................................................35
7. UW INSTELLING .......................................................................................................... 36
7.1. DE INITIËLE INSTELLING ....................................................................................................................36
8. DE BIJLAGE: NETWORKING („NET“)........................................................................ 37
8.1. ALGEMEEN ...........................................................................................................................................37
9. BIJLAGE: OVERZICHT VAN FOUTCODES EN –MELDINGEN, VERHELPEN VAN
STORINGEN................................................................................................................. 38
9.1. PROBLEEMOPLOSSING......................................................................................................................38
9.2. MONITORING VAN TEMPERATUUR EN VOCHTIGHEIDSWAARDE IN HET WERKINGSREGIME 38
9.3. CONTROLELIJST VAN PROBLEMEN .................................................................................................38
9.4. FOUTMELDING.....................................................................................................................................39
9.5. WAT TE DOEN IN GEVAL VAN FOUTMELDINGEN ...........................................................................39
9.6. HET UIT- EN INSCHAKELEN VAN DE STROOMTOEVOER ..............................................................39
9.7. HET OVERZICHT ..................................................................................................................................40
9.8. VERKLARINGEN VOOR FOUTMELDINGEN.......................................................................................41
9.9. VOCHTIGHEIDSCONTROLE ...............................................................................................................54
516400_C_DATUM UITGAVE_21.9.2009.DOC PROGRAMMERINGSHANDLEIDING 1
2. WAARSCHUWINGEN EN SYMBOLEN
2.1. WAARSCHUWINGEN
VÓÓRDAT U DE MACHINE GESTUURD MET EEN ELEKTRONISCHE PROGRAMMATOR
START, GELIEVE DEZE HANDLEIDING AANDACHTIG TE LEZEN. BIJ EEN ONJUIST GEBRUIK
VAN DEZE MACHINE KAN MEN ZICH ERNSTIG VERWONDEN OF EEN BESCHADIGING AAN
HET MACHINEBESTURINGSSYSTEEM VEROORZAKEN. BIJ HET NIET NAKOMEN VAN DE
AANWIJZINGEN IN DEZE HANDLEIDING ZAL DE MACHINE NIET JUIST WERKEN EN KAN
MEN ZICH VERWONDEN OF KAN EEN BESCHADIGING AAN DE MACHINE OF AAN HET
WASGOED VOORKOMEN.
– Deze versie van de handleiding is een vertaling van de originele engelse versie. Zonder de originele engelse versie zijn deze aanwijzingen niet compleet (komt niet in aanmerking voor de tsjechische versie).
Vooraleer de machine te monteren, het inbedrijf stellen en het onderhouden gelieve deze aanwijzingen – dwz. Deze “programmeringshandleiding”, “machinebedieningshandleiding” en “de handleiding voor de installatie en onderhoud” - zorgvuldig te lezen. Gelieve deze aanwijzingen na te komen en bewaar deze beschikbaar om ze in de toekomst altijd te kunnen gebruiken.
– De machine moet geïnstalleerd worden volgens de “handleiding voor de installatie en onderhoud”. vooraleer de eerste keer op te starten dient de machine gecontroleerd en ingesteld te worden door een gekwalificeerde vakman. bij gebruikmaking van de machine gelieve de aanwijzingen van de
“gebruikshandleiding” na te komen.
– Op de stroomtoevoer mogen geen industriële invloeden inwerken. de nominale spanning met belasting en ook zonder belasting moet binnen een bereik +/- 10% zijn, met een maximale continue frequentieafwijking van 1% of met een korte afwijking van 2% van de voorkomende frequentie (50 of 60 hz). indien de machine op een verkeerde spanning aangesloten zou worden, of bij een onjuiste spanning gestart zou worden, kan dit tot een fatale beschadiging leiden van de programmator.
– De machine mag niet aan een hoge vochtigheid blootgesteld worden, evenmin aan te extreme hoge of lage temperaturen.
– Gelieve niet in te grijpen in het besturingssysteem van de machine.
DE AANWIJZINGEN IN DEZE HANDLEIDING BEVATTEN GEEN COMPLETE OPSOMMING VAN ALLE
MOGELIJKE RISICO’S.
HET IS DE GEBRUIKER DIE MOET OVERWEGEN OM DE MACHINE OP EEN JUISTE MANIER TE
GEBRUIKEN.
De producent behoudt zich alle rechten voor om de specificaties in deze handleiding te wijzigen zonder een voorafgaande bekendmaking. alle vermelde gegevens zijn slechts informatief en zij dienen als algemeen geldend beschouwd te worden. het is niet mogelijk alle concrete gegevens van deze machine te vermelden.
!
HET GEVAAR!!!
DE OPERATIES, WAARBIJ HET OPENMAKEN VAN DE MACHINE NODIG IS, MOETEN DOOR EEN
KWALIFICEERDE VAKMAN UITGEVOERD WORDEN, DIE ALLE NODIGE STAPPEN ZAL UITVOEREN
OM DE VEILIGHEID VAN ALLE PERSONEN TE VERZEKEREN. NA HET BEËINDIGEN VAN DEZE
OPERATIES MOET DE MACHINE IN DE OORSPRONKELIJKE STAAT GEBRACHT WORDEN.
WAARSCHUWING!!!
ELK PLAATJE MET SCHAKELKRINGEN HEEFT EEN EIGEN SERIENUMMER EN EEN PLAATCODE
(ZIE AFB. 3.1.)
OP DE CHIP VAN EEN EPROM GEHEUGEN OP HET STUURPANEEL IS EEN PLAATJE GEPLAKT,
WAAROP HET NUMMER EN DE SOFTWAREVERSIE AANGEGEVEN IS OF EEN SOFTWAREDATUM
(ZIE AFB. 3.1.).
DEZE GEGEVENS ALSOOK HET SERIENUMMER EN HET MACHINEMODELNUMMER DIENEN
ALTIJD TE WORDEN AANGEGEVEN IN DE BRIEFWISSELING EN DE VRAGEN GESTUURD AAN DE
VERKOPER EN DE FABRIKANT.
WAARSCHUWING!!!
DE PROGRAMMATOR „EASY CONTROL“ WORDT GEBRUIKT IN DE MACHINES MET MUNTINWORP
EN IN DE MACHINES VAN HET TYPE OPL.
DE PROGRAMMATOR „EASY CONTROL“ MAAKT GEBRUIK VAN DE CODES „MACHINETYPE“ OM
DE VERSCHILLENDE PROGRAMMEERBARE MACHINE-UITVOERINGEN TE KUNNEN KIEZEN.
HET MODELNUMMER AAN DE MACHINE GEEFT GEEN „MACHINETYPE“ AAN, MAAR MOET ALTIJD
VERBAND HOUDEN MET DE OMSCHRIJVING VAN HET „MACHINETYPE“.
Tx : Enkelvoudige droogmachine
Tx, x : Tweevoudige droogmachine
2
2.2. GEBRUIKTE SYMBOLEN
BEDIENINGSTOETSEN
START
– Het opstarten van het programma
– Het vervolgen van het onderbroken programma
– Het vooruitzetten van het programma naar de verdere sequentie
HET PROGRAMMA HOGE TEMPERATUUR
– Keuzetoets van het programma “Hoge temperatuur”
HET PROGRAMMA MIDDENTEMPERATUUR
– Keuzetoets van het programma “Middentemperatuur”
HET PROGRAMMA LAGE TEMPERATUUR
– Keuzetoets van het programma “Lage temperatuur”
ALARMINDICATIE
– Rood licht begint bij alarm te schijnen of te flikkeren
EEN SLEUTELSCHAKELAAR
Met behulp van deze schakelaar kunt u een „Run mode“ (bedrijfsmodus) kiezen of een
„Program mode“ (programmamodus).
– RUN MODE: Deze modus betekent gewone droogmodus.
– PROGRAM MODE: Deze modus wordt slechts gebruikt bij een wijziging van de droogprogramma’s en de ingestelde machineparameters.
Indien de sleutelschakelaar zich in de positie van de programmamodus bevindt, verschijnt er een
punt in de onderste rechterhoek van het display. In de bedrijfsmodus blijft het punt onzichtbaar.
NOODSTOPSCHAKELAAR
Deze noodstopschakelaar wordt gebruikt bij de droogmachines zonder muntinworp.
516400_C_DATUM UITGAVE_21.9.2009.DOC PROGRAMMERINGSHANDLEIDING 3
3. BASISBESCHRIJVING VAN HET
BESTURINGSSYSTEEM
HET BESTURINGSSYSTEEM BIEDT AAN:
– 3 programma´s met de initiële temperatuurwaarden: de lage, de middelste en de hoge.
– Eenvoudige bediening met piezo toetsen.
– De programma’s van de droogmachine kunnen aangepast worden volgens de eisen van de klant
(de tijd, de temperatuur, de afkoeling).
– De versie OPL: het vooruitzetten van het programma met de toets „START“.
– De versie met een muntinworp: optionele programmering van de programmaprijzen en de muntwaarden.
IN DE LOOP VAN DE DROOGCYCLUS WORDEN AAN HET DISPLAY DE
VOLGENDE GEGEVENS WEERGEVEN:
– Het weergeven van de gekozen programma.
– De tijd, resterend tot het einde van de cyclus.
– Bij de machines met een muntinworp wordt ook gedurende ½ sec. de waarde van de (ingelegde) munten weergegeven.
HARDWARE EN SOFTWARE VAN DE PROGRAMMATOR „EASY CONTROL“ VAN
DE DROOGMACHINE:
– Hardware bevat 2 elektronische platen:
• Een displaypaneel met 7-segment displays en een aansluiting voor een toetsenbord
• Een hoofdpaneel: Het paneel van de programmator voor de machines bestuurd door een programmator „Easy Control“
– Software wordt geïmplementeerd in het geheugen EPROM - Flash memory.
• IC (geïntegreerde schakeling) bevindt zich in het voetstuk van IC aan het hoofdpaneel.
– De sleutelschakelaar voor de moduskeuze: de bedrijfsmodus of de programmamodus.
HET BEDRIJFSMENU:
– De keuze van het droogprogramma
– Het starten van het droogprogramma
– Het vooruitzetten van het droogprogramma
– De interactie bij foutmeldingen
HET INITIALISATIEMENU:
– Het instellen van de programmaprocessen
– Het instellen van de programmaprijzen
– Het weergeven van de softwareversie
HET CONFIGURATIEMENU:
– Het overzicht van de acht laatste diagnostische meldingen
– Het starten van het diagnostische programma
– De keuze van een communicatieverbinding
4
3.1. BEDIENINGSPECIFICATIE
!
WAARSCHUWING!!!
HET AANSLUITEN OP EEN ONJUISTE SPANNING KAN ERNSTIGE VERWONDINGEN AAN
PERSONEN VEROORZAKEN, ALSOOK BESCHADIGING AAN DE ELEKTRONISCHE DELEN VAN
DE MACHINE EN DE MACHINE ZELF.
- Spanning: 200-240 Vac, 50/60 Hz
- Vermogen:
- Geheugen: max. 8 VA
EPROM - Flash (bevat software)
EEPROM programma’s aangepast door de klant)
- Uitgangen: 6 relais
- Seriële interface:
- Display:
RS485 (2 geleiders), of de infraroodcommunicatie tussen de drogerautomaat en een externe computer (indien aangesloten)
5 controlelampjes(LED) en 3 stuks 7-segment displays
HET VENSTER VOOR INFRAROODCOMMUNICATIE
De signalen van infraroodcommunicatie gaan door het kleine venster in het bedieningspaneel.
VERSIE EN DATUM VAN DE UITGAVE VAN DE SOFTWARE
XXX-VVV
XXX = ID (informatiedata)
VVV =Versie
Fig. 3.1. Het hoofdpaneel en het displaypaneel
516400_C_DATUM UITGAVE_21.9.2009.DOC PROGRAMMERINGSHANDLEIDING 5
4. HET INITIALISEREN VAN DE MACHINE
4.1. HET INITIALISATIEMENU
LET OP!!!
VOORDAT U IN HET INITIALISATIEMENU WIJZIGINGEN DOET, GELIEVE NAUWLETTEND DEZE
HANDLEIDING TE LEZEN. DE DOOR U UITGEVOERDE WIJZIGINGEN ZULLEN DE
DROOGAUTOMAATPROCESSEN EN DE PRIJSINSTELLING BEÏNVLOEDEN. VOORDAT U ENIGE
WIJZIGING DOORVOERT, RADEN WIJ U AAN OM DE VORIGE INSTELLING NAUWKEURIG TE
NOTEREN.
HOE IN HET INITIALISATIEMENU GERAKEN?
De initialisatieaanbieding is slechts toegankelijk als de machine zich in rusttoestand bevindt (het is aangesloten op het elektriciteitsnet maar er is geen programma actief).
In de eerste stap dienen de toetsenbordtoetsen voor de programmamodus geactiveerd worden.
Schakel de sleutelschakelaar over in het de programmamodus.
Het toetsenbord beveiligen tegen vandalisme: Druk tegelijk de toetsen „HOGE-“ en
„MIDDENTEMPERATUUR” gedurende 1 seconde in.
Zodra aan het display het subgroep „-p-“verschijnt, laat de beide toetsen los. Nu kunt u de betreffende initialisatiesubgroep kiezen:
Druk de toets „MIDDENTEMPERATUUR” in om tussen de verschillende initialisatiesubgroepen over te gaan. De symbolen „-p-“, en „-o-“ verschijnen één na één bij het indrukken van de toets
„MIDDENTEMPERATUUR”.
Druk de toets „HOGE TEMPERATUUR“ voor het kiezen van een specifieke initialisatiesubgroep.
Nu zult u het eerste item zien van de gekozen subgroep.
De subgroepen worden in de volgende alinea’s uitgelegd.
Lees eerst de gedeeltes: „WAARDEN EN INSTELLINGEN WIJZIGEN“ en de gebruikmaking van de toetsen
„HOGE-“ en „MIDDENTEMPERATUUR”. Om het initialisatiemenu te verlaten, kies de subgroep „o“ door de toets
„HOGE TEMPERATUUR“ in te drukken. Nu bevindt u zich terug in het programmamenu.
WAARDEN EN INSTELLINGEN WIJZIGEN
WAARDE:
– het nummer dat kan worden gewijzigd
– wijzigen in de 1 ste
, 2 de
, of 3 de
displayeenheid
– het voorbeeld: de tijdswaarde
INSTELLING:
– het menupunt kan „on“ (aangezet) of „off“ (uitgezet) zijn
– het voorbeeld: de machine met een muntinworp „cn“: on/off
LET OP:
EEN WAARDE OF EEN INSTELLING KAN SLECHTS GEWIJZIGD WORDEN ALS DE
OVEREENSTEMMENDE WAARDE OF INSTELLING KNIPPERT. OMDAT DE WAARDE KAN
GEVORMD ZIJN DOOR MAX. 3 DISPLAYEENHEDEN, DIENT U DE DISPLAYEENHEID DE ÉÉN NA DE
ANDERE TE WIJZIGEN.
HET GEBRUIK VAN DE TOETSEN „HOGE-“ EN „MIDDENTEMPERATUUR”
Er bestaan slechts 6 verschillende varianten die tijdens het wijzigen van de waarden kunnen voorkomen:
I. HET MENUPUNT IS OP HET DISPLAY WEERGEGEVEN + DE TOETS
„MIDDENTEMPERATUUR“ IS INGEDRUKT:
De volgende menupunt is weergegeven.
II. HET MENUPUNT IS OP HET DISPLAY WEERGEGEVEN + DE TOETS „HOGE
TEMPERATUUR“ IS INGEDRUKT:
De instelling of de waarde van het betreffende menupunt is weergegeven.
III. DE INSTELLING OF DE MENUPUNTWAARDE IS WEERGEGEVEN EN ER
KNIPPERT GEEN MENU-EENHEID + DE TOETS „HOGE TEMPERATUUR“ IS
INGEDRUKT:
6
De displayeenheid begint te knipperen
IV. DE DISPLAYEENHEID KNIPPERT + DE TOETS „MIDDENTEMPERATUUR“ IS
INGEDRUKT:
De gegevens op de overeenstemmende displayeenheid zullen gewijzigd worden.
V. DE DISPLAYEENHEID KNIPPERT + DE TOETS „HOGE TEMPERATUUR“ IS
INGEDRUKT:
Het display stopt met knipperen of een volgende rechter displayeenheid begint eventueel te knipperen.
VI. DE INSTELLING OF DE WAARDE IS WEERGEGEVEN EN GEEN MENU-EENHEID
KNIPPERT + DE TOETS „MIDDENTEMPERATUUR“ IS INGEDRUKT:
De software zal overgaan naar het volgende menupunt.
Indient u steeds volgens deze 6 logische stappen zult te werk gaan, dan kunt u de waarden en de instelling van de programmator van de droogautomaat wijzigen.
Fig. 4.1.A Het schema van het initialisatiemenu
516400_C_DATUM UITGAVE_21.9.2009.DOC PROGRAMMERINGSHANDLEIDING 7
HET CORRIGEREN
Na het wijzigen van het menupunt door de toets „HOGE TEMPERATUUR“ in te drukken, stopt het display met knipperen. Indien u een fout gemaakt hebt, kunt u het menupunt opnieuw wijzigen door de toets „ HOGE
TEMPERATUUR“ in te drukken. Het display begint opnieuw te knipperen.
WIJZIGINGEN IN HET GEHEUGEN OPSLAAN
Als de gewijzigde waarden en instellingen in het geheugen EPROM opgeslagen worden, verschijnen op het display de koppeltekens. Dat gebeurt automatisch als u een subgroep verlaat.
TERUGKEER IN HET HOOFDMENU
Indien u klaar bent met de laatste stap in de subgroep, druk de toets „MIDDENTEMPERATUUR“ in en u zult terug in het hoofdmenu keren. Nu kunt u andere initialisatiesubgroep kiezen of u kunt het initialisatiemenu verlaten door middel van de subgroep „o“.
„P“- PROGRAMMASUBGROEP
Een programmasubgroep bevat de instelling van de droogautomaatprogramma’s.
In het menu „-p-“ kunt u de droogtemperatuur, de droogtijd, de afkoelingstijd, de afkoelingstemperatuur en een temperatuurverlaging bij het afkoelen instellen.
In het menu:
• Programma 1 hangt samen met de programmatoets Hoge temperatuur.
• Programma 2 hangt samen met de programmatoets Middentemperatuur.
• Programma 3 hangt samen met de programmatoets Lage temperatuur.
INSTELLING DER WAARDEN VAN DROGEN
De droogtemperatuur
De gewenste droogtemperatuur bij het droogproces. d°1: de droogtemperatuur – het programma 1 d°2: de droogtemperatuur - het programma 2 d°3: de droogtemperatuur - het programma 3
De temperatuur kan ingesteld worden tussen 1 -70°C.
T24 & T35, ENKEL GAS- EN ELEKTRISCHE VERWARMING: 1 - 82°C
De initiële waarden: d°1 = 70°C d°2 = 55°C d°3 = 40°C
8
De droogtijd
SLECHTS VOOR DE MACHINES VAN TYPE OPL.
Voorgeprogrammeerde droogtijd bij een droogproces. dt1: de droogtijd – het programma 1 dt2: de droogtijd - het programma 2 dt3: de droogtijd - het programma 3
De droogtijd kan ingesteld worden tussen 0 - 99 min.
De initiële waarden: dt1 = 35 min. dt2 = 35 min. dt3 = 35 min.
INSTELLING DER WAARDEN VAN VOCHTIGHEID
Het instellen van de gewenste waarde van de restvochtigheid
ALLEEN VOOR MACHINES TYPE OPL EN MACHINES DIE OP EEN CENTRAAL
BETALINGSSYSTEEM AANGESLOTEN ZIJN MET DE MOGELIJKE KEUZE VAN DE CONTROLE VAN
DE RESTVOCHTIGHEID. „HUM“ = „ON“ IN MENU „T“.
„RH1“, „RH2“, „RH3“, DEZE POSITIE IS SLECHTS ZICHTBAAR, INDIEN DE DROOGTIJD „DT1“,
„DT2“, „DT3“ INGESTELD IS OP 0 MINUUT.
De gewenste waarde, die met de procentuele waarde van resterende wasgoedvochtigheid samenhangt. rH1: de gewenste restvochtigheid - het programma 1 rH2: de gewenste restvochtigheid - het programma 2 rH3: de gewenste restvochtigheid - het programma 3
De gewenste restvochtigheid kan ingesteld worden tussen 0 - 30 %.
De initiële waarden: rH1 = 5% rH2 = 5% rH3 = 5%
Na het centrifugeren bij een hoog toerental blijft het wasgoed in de wasmachine met een restvochtigheid van ongeveer 70 tot 50%.
Bij een droogproces met een ingestelde restvochtigheid op 30 % blijft het wasgoed nog vochtig, maar bij 0 % wordt het wasgoed volledig uitgedroogd (deze volledige uitdroging dient bij sommige stofsoorten vermeden te worden).
INSTELLING DER WAARDEN VAN AFKOELEN
De afkoelingstijd
-
Het afkoelingsproces wordt gestart na het droogproces.
-
De reden daarvoor is om de wasgoedtemperatuur op het einde van het droogproces te verlagen.
516400_C_DATUM UITGAVE_21.9.2009.DOC PROGRAMMERINGSHANDLEIDING 9
ct1: de afkoelingstijd – het programma 1 ct2: de afkoelingstijd - het programma 2 ct3: de afkoelingstijd - het programma 3
De afkoelingstijd kan ingesteld worden tussen 0 - 30 min.
De initiële waarden: ct1 = 5 min. ct2 = 4 min. ct3 = 3 min.
De temperatuurverlaging
Het doel van de functie „De temperatuurverlaging “ is om de temperatuurverlagingsnelheid te mogen regelen afhankelijk van de tijd tijdens de afkoelingsfase. cr1: De afkoelingsrelatie – Het programma 1 cr2: De afkoelingsrelatie - Het programma 2 cr3: De afkoelingsrelatie - Het programma 3
De afkoelingsrelatie kan ingesteld worden tussen 0 - 5°C/min.
De initiële waarden: cr1 = 0°C/min cr2 = 0°C/min cr3 = 0°C/min
In het geval dat cr1, 2, 3 = 0°C/min, is de functie „De temperatuurverlaging“ uitgeschakeld.
10
INSTELLING DER WAARDEN VAN LOSMAKEN
De functie losmaken van het wasgoed dient om te voorkomen dat het wasgoed op het einde van een droogcyclus gekreukt geraakt, als de bedienende persoon geen tijd heeft onmiddellijk het wasgoed uit de machine uit te halen.
De tijd om het wasgoed los te maken is de tijd waarin de machine met de trommel zal draaien bij 99% verlaging van de mechanische beweging, als de droogcyclus beëindigd werd.
De losmaaktijd
Het doel van dit menupunt is de tijd voor het losmaken van het wasgoed in te stellen.
De functie is uitgeschakeld als de tijdinstelling op = 0 minuten staat.
De losmaaktijd kan ingesteld worden tussen 0 - 180 min.
De initiële waarde: 0 min.
De zoemer wordt geactiveerd bij elke aanloop van het trommeldraaien om de bedieningspersoon te laten weten, dat het droogproces beëindigd werd.
De tijd Inschakelen van het losmaken
De tijd waarin de trommel draait bij de losmaakfase.
De tijd Inschakelen van het losmaken kan tussen 3 - 99 sec. ingesteld worden.
De initiële waarde: 5 sec.
De tijd Uitschakelen van het losmaken
De tijd waarin de trommel niet draait tijdens een losmaakfase.
De tijd Uitschakelen van het losmaken kan tussen1 - 15 min. ingesteld worden.
De initiële waarde: 5 min.
INSTELLING DER WAARDEN VAN TERUGGANG
De functie omkering is optioneel en slechts geldig als de droogautomaat voorzien is van een aparte ventilator- en trommelmotor. Dat betekent dat bij de droogfase de trommel draait en stopt in intervallen die kunnen ingesteld worden. (De omkeringstijd „ingeschakeld“ en „uitgeschakeld“).
De menupunten „ron“ en „rof“ zijn slechts toegankelijk als de instelling „rev“ in het menu „t“ ingeschakeld is.
516400_C_DATUM UITGAVE_21.9.2009.DOC PROGRAMMERINGSHANDLEIDING 11
De tijd Inschakelen van de omkering
De tijd waarin de trommel draait tijdens de omkering.
De tijd Inschakelen van de omkering kan ingesteld worden tussen 3 - 120 sec.
De initiële waarde: 40 sec.
De tijd Uitschakelen van de omkering
De tijd waarin de trommel niet draait tijdens de omkering.
De tijd Uitschakelen van de omkering kan ingesteld worden tussen 1 - 15 sec.
De initiële waarde: 5 sec.
!
WAARSCHUWING!!!
GELIEVE TE CONTROLEREN OF U DE JUISTE INSCHAKEL- EN UITSCHAKELTIJDEN VAN DE
OMKERING HEEFT INGESTELD. DEZE INSTELLING BEÏNVLOEDT DE PRESTATIE VAN DE
DROOGAUTOMAAT.
12
„C“- DE PRIJSMENU
SLECHTS VOOR DE MACHINES MET EEN MUNTINWORP EN EEN EXTERN BETALINGSSYSTEEM
De prijs van de subgroep bevat de tijdsinstellingen die samenhangen met de muntwaarde.
De minimumtijd voor het aanzetten van de droogautomaat
Om zeker te zijn dat de droogkast altijd tenminste de minimale gewenste tijd loopt, kan de insteling gebruikt worden „Minimale tijd voor het opstarten van de droogkast“.
Indien de waarde „MtS“ groter is dan elke andere waarde van de referentietijd „rt“, moet de klant meer dan één munt betalen om de droogkast in gang te zetten.
De tijdswaarde „Mts“ kan tussen 0 - 99 min. ingesteld worden.
De initiële waarde: 1 minuut
De programmakeuze op nul stellen
Op het einde van de droogcyclus kunt u instellen of de laatste gekozen droogcyclus „gereset“ moet worden, de „voorgaande keuze“ ingesteld zal blijven of automatisch overgeschakeld zal worden op de temperatuur „Laag“ of „Middelbaar“.
Het hoofdverschil bestaat daarin dat de droogkast in het eerste geval („Yes“) niet gestart kan worden zonder het programma gekozen te hebben. In de volgende drie gevallen slaat het bedieningsapparaat automatisch het programma voor.
Overzicht van keuzemogelijkheden: no, Yes, lo, med
no: de keuze van het programma wordt niet gereset. (Het controlelicht LED van de beëindigde cyclus is ingeschakeld).
Yes: de keuze van het programma wordt gereset. (De controlelichten LED van alle 3 programma´s zijn uitgeschakeld).
lo: automatisch wordt het programma „Lage temperatuur“ gekozen. (Het controlelicht LED van het programma „Lage temperatuur“ is ingeschakeld).
Med: automatisch wordt het programma „Middelbare temperatuur“ gekozen. (Het controlelicht LED van het programma „Middelbare temperatuur“ is ingeschakeld).
Instelling: rPr = YES
Einde van het programma
Op het einde van de droogcyclus kunnen verschillende informaties weergegeven worden.
Overzicht van keuzemogelijkheden: nul, Pay, co1
Nul: zodra de tijd op het einde van de droogcyclus „0“ minuten is, wordt de waarde „0“ weergegeven totdat de deur geopend wordt. Voordat een nieuwe cyclus gestart kan worden, dient de deur geopend en gesloten te worden.
Pay: Op het einde van de droogcyclus wordt onmiddelijk „Pay“ weergegeven, een nieuwe cyclus kan gestart worden zonder de deur te openen.
516400_C_DATUM UITGAVE_21.9.2009.DOC PROGRAMMERINGSHANDLEIDING 13
co1: Op het einde van de droogcyclus wordt de muntwaarde 1 weergegeven, een nieuwe cyclus kan gestart worden zonder de deur te openen.
Deze informatie dient als aanwijzing voor de klanten aangaande het munttype waarmee betaald moet worden.
Instelling: End = Nul
Prijs
Er zijn 2 manieren om de prijs van de 3 droogprogramma´s in te stellen: Één prijs & individuele prijs.
Overzicht van keuzemogelijkheden: OnE, Ind
One: Er bestaat slechts 1 prijs- (tijd-) keuze (ook slechts 1 tijdwaarde van afkoeling)
Ind: (Individueel) Er bestaan 3 prijs- (tijd-) keuzen (en ook 3 tijdwaarden van afkoeling)
Instelling: Prl = one
Decimaalteken van de referentietijd dPt stelt het decimaalteken in voor „rt“ (referentietijd van de munt met de laagste waarde).
De instelling van het decimaalteken wordt slechts vereist, indien het muntapparaat gebruikt wordt.
Het muntapparaat werkt met een volgorde van impulsen.
Voor elke impuls uit het muntapparaat wordt een kleine tijdwaarde toegevoegd aan de totale droogtijd die op het display weergegeven wordt.
Instelling: dPt = 00.0
De referentietijd voor de munt met de laagste waarde
[munt 1]
Als de munt in de muntinworp ingeworpen is en geaccepteerd werd door de programmator van de droogautomaat, zal deze programmator de tijd van het hele droogproces verhogen.
In het geval van één of twee mechanische elektronische muntinworpen is het mogelijk om met twee of meerdere munten te betalen.
Het voorbeeld: 0,5 EUR, 1 EUR.
De waarde van verhoging van de droogprocestijd voor de munt met de laagste waarde moet kleiner zijn dan voor de munt met de grootste waarde.
Om de programmering te vergemakkelijken moet een referentietijd ingesteld worden voor de munt met de laagste waarde. Dan kan de programmator van de droogautomaat automatisch de droogprocestijd uittellen die overeenstemt met de waarde van de munt met een hogere waarde. Dit wordt op een gemakkelijke manier uitgevoerd door de programmator, die de gelijke relatie in acht neemt tussen de laagste en de hoogste muntwaarde.
Één prijs: rt: de referentietijd komt met de muntwaarde 1 overeen
Instelling: rt = 5 min
Individuele prijs: rt1: rt2:
De referentietijd corresponderende met de muntwaarde 1 voor het programma 1
De referentietijd corresponderende met de muntwaarde 1 voor het programma 2 rt3: De referentietijd corresponderende met de muntwaarde 1 voor het programma 3
De tijd kan tussen 0 - 30 min. ingesteld worden.
14
De initiële waarden: rt1 = 2 min. rt2 = 2 min. rt3 = 2 min.
De referentietijd voor de munt met de laagste waarde – voor optie SPECIALE PRIJZEN
GELDT SLECHTS INDIEN SP = ON in het „t“-menu
Gelijk als bij rt1, 2, 3, kunt u bij de optie SPECIALE PRIJZEN de referentietijden instellen die overeenstemmen met de muntwaarde 1.
Op het moment dat de functie SPECIALE PRIJZEN is aangezet, worden de waarden St1, 2, 3 geldig in de plaats van de waarden voor rt1, 2, 3.
Één prijs: rt: de referentietijd komt met de muntwaarde 1 overeen
Instelling: St = 6 min
Individuele prijs:
St1: De referentietijd corresponderende met de muntwaarde 1 voor het programma 1
St2: De referentietijd corresponderende met de muntwaarde 1 voor het programma 2
St3: De referentietijd corresponderende met de muntwaarde 1 voor het programma 3
De tijd kan tussen 0 - 30 min. ingesteld worden.
De initiële waarden: St1 = 6 min
St2 = 6 min
St3 = 6 min
Afkoelingstijd
Op het einde van het droogproces moet de droogkast afgekoeld worden om de temperatuur in de droogkast te reduceren.
Indien „Pri“ = „one“ gekozen wordt, kan slechts 1 afkoelingstijd ingesteld worden.
Indien „Pri“ = „Ind“ gekozen wordt, kunnen 3 afkoelingstijden ingesteld worden.
Één prijs: ct: afkoelingstijd
Instelling: ct = 5 min
Individuele prijs: ct1: afkoelingstijd voor Programma 1 ct2: ct3: afkoelingstijd voor Programma 2 afkoelingstijd voor Programma 3
Tijd kan tussen 2 - 30 min ingesteld worden.
De initiële waarden: ct1 = 5 min ct2 = 5 min
ct3 = 5 min
516400_C_DATUM UITGAVE_21.9.2009.DOC PROGRAMMERINGSHANDLEIDING 15
„O“- SOFTWAREVERSIE VAN HET MENU
De bedoeling van deze subgroep is het initialisatiemenu te verlaten.
Indien u de subgroep „o“ kiest, geeft het display gedurende 5 sec. het softwareversienummer weer.
Zo kunt u het softwareversienummer nagaan.
Na afloop van deze 5 sec. bent u terug in het Bedrijfsmenu en kunt u nu een nieuw programma opstarten door een droogprogramma te kiezen en de toets „Start“ in te drukken (De sleutelschakelaar moet zich in de bedrijfsmodus bevinden).
Als op het display het softwareversienummer weergegeven is, kunt u in het configuratiemenu gaan.
Zie hoofdstuk „Het configuratiemenu“.
16
4.2. HET CONFIGURATIEMENU
WAARSCHUWING!!!
VOORDAT U IN HET CONFIGURATIEMENU WIJZIGINGEN DOET, GELIEVE DEZE HANDLEIDING
NAUWLETTEND TE LEZEN. DE DOOR U UITGEVOERDE WIJZIGINGEN ZULLEN DE
DROOGAUTOMAATPROCESSEN EN DE PRIJSINSTELLING BEÏNVLOEDEN. VOORDAT U ENIGE
WIJZIGING UITVOERT, RADEN WIJ U AAN OM DE VORIGE INSTELLING NAUWKEURIG TE
NOTEREN.
Voordat u in het configuratiemenu instapt, moet u eerst in het initialisatiemenu gaan (zie het vorige hoofdstuk). Daarna dient u de subgroep „o“ te kiezen. Zodra op het display de subgroep „o“ weergegeven wordt, druk de toets „Hoge temperatuur“ in. Op dat moment zult u het softwareversienummer zien. Druk nu
3x de toets „Hoge temperatuur“ in. Nu zult u het letter „t“ zien voor de subgroep „t“.
(Als u één van de initialisatiesubgroepen wilt kiezen, zie het hoofdstuk „Het initialisatiemenu“).
WAARSCHUWING!
DOOR DE FABRIEKSINSTELLINGEN TE KIEZEN WORDEN ALLE INITIËLE MACHINEINSTELLINGEN
INGEVOERD EN DE VORIGE INSTELLINGEN ZULLEN VERLOREN GAAN.
Fig. 4.2. Het schema van het configuratiemenu
516400_C_DATUM UITGAVE_21.9.2009.DOC PROGRAMMERINGSHANDLEIDING 17
„T“- HET KEUZEMENU
Een keuzemenu bevat de opties die volgens de algemene functionaliteit van de machine gedefinieerd kan worden.
MUNTEN / OPL
- De machine met een muntinworp:
De machine is voorzien van een muntinworp of is aangesloten op een centraal betalingssysteem.
De machine is van geen muntinworp voorzien en is niet aangesloten op een centraal betalingssysteem.
oFF = OPL
on = De machine met een muntinworp
De initiële instelling: OPL
FAHRENHEIT OF CELSIUS
- U kunt kiezen of de temperatuur in Fahrenheit- of in Celsiusgraden aangegeven wordt.
oFF = Celsiusgraden
on = Fahrenheitgraden
De initiële instelling: Celsius
HET OMKERINGSSYSTEEM
HET OMKERINGSSYSTEEM IS EEN KEUZEFUNCTIE BIJ DE DROOGAUTOMATEN BESTUUR DOOR
DE PROGRAMMATOR „EASY CONTROL“.
- De functie omkering is een keuzefunctie en is slechts geldig indien de droogautomaat van een aparte ventilator- en trommelmotor is voorzien.
- Dat betekent dat tijdens de droogfase de trommel draait en stopt in intervallen die vooraf ingesteld kunnen worden. De omkeringstijd „aan-“ en „uit-“.
- Deze waarden zijn door de menupunten „ron“ en „rof“ in het menu „P“ in te stellen.
- Indien de machine van een omkeringssysteem voorzien is, wordt „rev“ op „On“ ingesteld, als het niet voorzien is, dan wordt „Off“ ingesteld.
oFF = zonder het omkeringssysteem
on = met het omkeringssysteem
De initiële instelling: zonder het omkeringssysteem
18
DE TELLER VAN DE STOFFILTERCYCLI
- Hier kunt u de waarde instellen voor de stoffiltercycli. Na het aflopen van deze waarde zal de droogautomaat een waarschuwing weergeven dat de stoffilter dient gereinigd te worden.
- De waarde kan ingesteld worden tussen 0 en 40 cyclussen.
De initiële waarde: 0 cycli
- Afhankelijk van de wasgoedsoort moet de stoffilter vaker of minder vaak gereinigd worden.
- Het waarschuwingssysteem zal u erop wijzen als de stoffilter gereinigd moet worden.
- Voor de ingestelde waarde „0“ cyclussen is de functie uitgeschakeld en op het display wordt geen melding weergegeven aangaande de reiniging van de stoffilter.
- Waarde LCC wordt op „0“ gesteld, indien wij van „cn=off“ op „cn=on“ overschakelen en omgekeerd.
WAARSCHUWING!!!
OM VEILIGHEIDSREDENEN EN OM EEN GOEDE PRESTATIE VAN DE DROOGAUTOMAAT TE
VERZEKEREN, RADEN WIJ AAN DE STOFFILTER NA IEDERE DROOGCYCLUS TE REINIGEN.
HET TEKST OP HET DISPLAY
- De teksten aan het display zijn afkortingen die de bedienende persoon informeren over de nodige stappen die uitgevoerd dienen te worden.
- In sommige landen is het Engels niet aanvaardbaar. Daarom is het mogelijk de teksten op het display uit te schakelen.
oFF = zonder de tekst op het display
on = met de tekst op het display
De initiële instelling: met de tekst op het display
VERSCHUIVING TOELATEN
SLECHTS VOOR MACHINES OPL
- Door het drukken van de toets „start“ kunt u de afzonderlijke stappen van het actieve programma bekijken.
oFF (uitgeschakeld) = functie ADV is uitgeschakeld on (ingeschakeld) = functie ADV is ingeschakeld
Uitgangspositie: functie ADV is ingeschakeld
DE VOCHTIGHEIDSSENSOR
EEN VOCHTIGHEIDSSENSOR IS EEN OPTIE VOOR DE DROOGAUTOMATEN BESTUURD MET DE
PROGRAMMATOR „EASY CONTROL“.
- Indien de machine van een vochtigheidssensor voorzien is, dan moet „Hum“op „On“ ingesteld worden.
516400_C_DATUM UITGAVE_21.9.2009.DOC PROGRAMMERINGSHANDLEIDING 19
oFF (uitgeschakeld) = de vochtigheidssensor is uit
on (ingeschakeld) = de vochtigheidssensor is aan
De initiële instelling: de vochtigheidssensor is niet aan
OPMERKING
DE CONTROLE VAN VOCHTIGHEID KAN SLECHTS GEBRUIKT WORDEN BIJ DE DROOGKASTEN
OPL EN BIJ DE DROOGKASTEN MET EEN EXTERN BETALINGSSYSTEEM.
BIJ DROOGKASTEN MET EEN MUNTAPPARAAT KAN DE CONTROLE NIET GEBRUIKT WORDEN.
SPECIALE PRIJZEN
- Slechts voor de machines met een muntinworp die aangesloten zijn op het tijdsignaal voor speciale prijzen.
Indien het ingangssignaal voor de speciale prijzen laag is, zullen er bij het opstarten de standaard
„Referentietijden van instellingen“ weergegeven worden. Zie c - subgroep, menupunten: rt1, 2, 3.
Indien het ingangssignaal voor speciale prijzen hoog is, zullen er bij het opstarten de speciale
„Referentietijden van instellingen“ weergegeven worden. Zie c - subgroep, menupunten: St1, 2, 3.
oFF (uitgeschakeld) = speciale prijzen kunnen niet geprogrammeerd worden in het c-menu.
on (ingeschakeld) = speciale prijzen kunnen geprogrammeerd worden in het c-menu.
De initiële instelling: zonder de optie van de speciale prijs
WAARSCHUWING!!!
INDIEN „SP=ON“ GEKOZEN WORDT, KAN EEN MUNTAPPARAAT MET SLECHTS ÉÉN INGANG
GEBRUIKT WORDEN OMDAT HET TWEEDE INGANGSSIGNAAL VOOR DE KEUZE VAN EEN
SPECIALE PRIJS GEBRUIKT WORDT.
EXTERNE BETALINGSSYSTEEM
In het geval van een extern betalingssysteem is de beste keuze „RL2“, omdat het de meest flexibele
oplossing is.
- Indien de programmator van de droogautomaat op een Externe Betalingssysteem aangesloten is, dan dient het item EP op REL ingesteld te zijn. (RL3 is een specifieke klantoplossing).
- Zodra de droogprogrammaprijs betaald is bij de centrale betalingseenheid, het controlelampje van de toets „Start“ begint te knipperen.
(Het ingangssignaal voor het toelaten van Start = Hoog)
- Door de toets „Start“ in te drukken wordt het programma aangezet.
- Het signaal van het opstarten:
De stand van de ventilatorcontactgever kan gebruikt worden als signaal om de machine op te starten. l
- Keuze REL: * Het bediningsapparaat van de droogkast neemt slechts één impuls aan uit het centrale betalingssysteem.
* Deze impuls functioneert als startsignaal
* Voordat de cyclus gestart wordt, dient altijd de toets van temperatuur gedrukt te worden.
* De ingestelde waarde uit het „P“ menu kan gebruikt worden.
* Na het starten KAN het programma NIET gewijzigd worden
- Keuze RL2: * Het bedieningsapparaat van de droogkast neemt meervoudige impulsen aan uit het centrale betalingssysteem.
20
* De eerste impuls functioneert als startsignaal
* Er kunnen de ingestelde waarden uit het „c“ menu gekozen worden.
* Met elke impuls wordt de droogtijd om de waarde „rt“ („rt1“, „rt2“, „rt3“) in het „c“ – menu verhoogd.
* Het programma kan ook na het starten gewijzigd worden.
oFF (uitgeschakeld) = de externe betalingseenheid is niet aangesloten op het bedieningsapparaat Easy Control.
REL = externe betalingseenheid die met potentiaalvrije contacten (relais) werkt
en slechts één impuls aanneemt.
RL2 = externe betalingseenheid die met potentiaalvrije contacten (relais) werkt
en meervoudige impulsen aanneemt.
Uitgangsinstelling: Zonder keuze van het externe betalingssysteem.
516400_C_DATUM UITGAVE_21.9.2009.DOC PROGRAMMERINGSHANDLEIDING 21
„S“- HET SYSTEEMMENU
Het systeemmenu bepaalt (door het juiste machinetype te kiezen en het installeren van de overeenstemmende fabrieksinstelling) de droogautomaatfunctie.
WAARSCHUWING!
DOOR DE STANDAARD FABRIEKSINSTELLING TE KIEZEN ZULLEN ALLE DOOR DE KLANT
UITGEVOERDE INSTELLINGEN WORDEN GEWIST.
HET MACHINETYPE
- Eerst moet u het juiste machinetype kiezen.
- Het juiste machinetype vindt u op het productieplaatje van de machine die zich op het achterpaneel van de droogautomaat bevindt.
Beschikbare typen:
• T9
• 11
• T13
• T13/13
• TAMS13
• T16
• T24
• T35
De initiële instelling: T9
DUBBELE DROOGKAST
VOOR MACHINE T13/13
Uitgangsinstelling is off (uitgeschakeld).
Voor machine T13/13 kies „On“ (ingeschakeld).
Functie „dM“ wordt gebruikt voor de instelling van fabriekswaarden voor machine T13/13.
DE INSTELLING VAN DE FABRIEKSWAARDEN
- Indien een nieuwe programmator van de droogautomaat geïnstalleerd wordt of indien het nodig is dat een instelling volledig moet worden hersteld, installeer de fabrieksinstelling.
- De fabrieksinstelling wordt geïnstalleerd door de instelling „FAC“op „on“ te wijzigen (ingeschakeld).
22
WAARSCHUWING!!!
OOK DE INSTELLINGEN IN ONDERGROEP „T“ EN IN ANDERE ONDERGROEPEN WORDEN TERUG
OP DE STANDAARD-FABRIEKSWAARDEN GEZET.
WAARSCHUWING!!!
INDIEN ER EEN INCOMPATIBELE VERSIE VAN SOFTWARE GEЇNSTALEERD WORDT, ZAL HE
BEDIENINGSAPPARAAT FOUTMELDING 35 WEERGEVEN.
Indien foutmelding 35 weergegeven wordt: voor de juiste installatie/configuratie van de droogkast moeten de fabriekswaarden in het configuratiemenu vernieuwd worden.
Foutmelding 35 kan slechts gewist worden, indien de toevoer van el. energie uit- en weer ingeschakeld wordt.
HET VERWARMINGSTYPE
- Kies het juiste verwarmingstype uit de volgende lijst:
• Elc : Een elektrische verwarming
• GAS : Een gasverwarming
• StM : Een stoomverwarming
De initiële instelling: De gasverwarming
DE TEMPERATUURSENSOR 2
- De vooringestelde waarde voor de temperatuursensor is 2.
- Dit is de maximale toegelaten waarde van opgewarmde lucht in het verwarmingssysteem.
- De waarde kan tussen 0 en 250 °C ingesteld worden. Indien de waarde = 0° C, is de sensor uitgeschakeld.
De initiële instelling: in afhankelijkheid van het machinetype 150 - 200°C
Indien de luchttemperatuur in het verwarmingssysteem de waarde „t2“ overschrijdt, wordt de verwarming uitgeschakeld totdat de temperatuur van opgewarmde lucht niet onder „t2“ daalt.
516400_C_DATUM UITGAVE_21.9.2009.DOC PROGRAMMERINGSHANDLEIDING 23
DE SUBGROEP „U“- MUNTEN
De bedoeling van de subgroep „u“ is om de muntwaarden te programmeren en de positie van de komma te kiezen.
Deze waarden kunnen slechts gewijzigd worden indien u een „cn“ = „on“(ingeschakeld) in het „t“ menu gekozen hebt.
Dat betekent dat de machine als een machine met muntinworp zal werken.
Nu kunt u de muntwaarden programmeren. Het is alleen mogelijk 2 muntwaarden te programmeren, omdat er slechts één muntinworp met twee ingangen kan geïnstalleerd worden.
DE KOMMA
0.00 : instelling van de komma
00.0 : is een initiële waarde.
DE MUNTWAARDE 1
- De waarde voor de muntinworp 1.
HET TEKEN „T“ BETEKENT: EEN REFERENTIE VOOR DE TIJDSCALCULATIE VAN MUNT 2
IN DE SUBGROEP C.
- De tijdsrelatie voor de muntwaarde 1 en 2.
- Het uitrekenen van de tijd voor de munt 2 wordt berekend uit de tijdswaarde, die correspondeert met munt 1 in de subgroep „c“.
- De tijd die aan munt 1 beantwoordt, komt met de tijd overeen die aan munt 2 beantwoordt.
DE MUNTWAARDE 2
- De waarde voor de muntinworp 2.
De muntwaarde kan tussen 0 – 999 ingesteld worden.
Het is aan te raden dat c1t de kleinste waarde heeft.
De initiële instelling: c1t = 0.2 c2 = 0.5
24
„E“ FOUTENLIJST
De bedoeling van een foutenlijst is de diagnostische meldingen te registreren die tijdens een droogproces in geval van een fout voorkwamen.
In het geheugen worden 8 meldingen opgeslagen.
De foutmelding die het laatst optrad zal als eerste weergegeven worden.
DE FOUT 1
- De foutmelding 1 is de laatste die gebeurde.
- U kunt de corresponderende foutmeldingen voor Er1 tot Er8 controleren.
FOUTEN WISSEN
- Door het kiezen van „cLr“ = on (ingeschakeld) kunt u de foutenlijst wissen.
- Indien alle meldingen gewist werden: in de foutenlijst zal er 8x een nul staan.
- De waarde „0“ betekent dat er geen fout is voorgekomen.
oFF (uitgeschakeld) = de foutmeldingen zijn niet gewist
on (ingeschakeld) = de foutmeldingen zijn gewist
„H“ – DIAGNOSTISCHE SUBGROEP – EEN PROGRAMMATEST
Een diagnostisch programma is een instrument waarmee de correcte functionaliteit van de droogautomaat kan geëvalueerd worden.
- Kies het diagnostische programma.
- Druk de toets „Start“ in om het diagnostische programma te starten.
- Ga over naar het hoofdstuk nr. 8, waar u een overzicht vindt betreffende de testfase van het diagnostische hulpprogramma.
oFF (uitgeschakeld) = diagnostische programma wordt niet gekozen
on (ingeschakeld) = diagnostische programma wordt gekozen
516400_C_DATUM UITGAVE_21.9.2009.DOC PROGRAMMERINGSHANDLEIDING 25
„I“ - INGANGEN
Het ingangsmenu maakt het mogelijk de stand van elektrische ingangssignalen te controleren.
INVOER 1
- De technicus kan de ingangssignalen (één voor één) van het bedieningsapparaat Easy Control controleren.
(zie het elektrische schema voor mee informatie over de functie van elk ingangssignaal.)
- Druk de toets „MIDDENTEMPERATUUR“ in om de verdere ingang weer te geven (het verhoogde ingangnummer).
- Druk de toets „HOGE TEMPERATUUR“ in om de ingangtoestand weer te geven.
oFF (uitgeschakeld) = ingangssignaal is te laag
on (ingeschakeld) = ingangssignaal is te hoog
ANALOGE INVOER 1
- De waarde komt overeen met het signaal dat door een corresponderende sensor gemeten wordt.
A1: Temperatuur van sensor 1 die in de luchtuitlaat geplaatst is.
A2: Temperatuur van sensor 2 die in de opgewarmde lucht bij het verwarmingssysteem geplaatst is.
A3: Absolute luchtvochtigheid uit de vochtigheidssensor.De waarde correspondeert met het signaal die gemeten werd met de overeenstemmende sensor.
„L“- COMMUNICATIEVERBINDING
In het menu van communicatieverbinding kunt u een adres van de machine en het type van communicatielijn instellen.
MEER INFORMATIES: ZIE DE HANDLEIDING VAN PC - NETWORK
COMMUNICATIESOFTWARE
HET ADRES
- Een network (netwerk): iedere machinetype moet een uniek adres hebben.
26
- De waarde kan tussen 1 tot 255 ingesteld worden.
- Het beste is om voor de eerste machine: 1, voor de tweede machine: 2; en voor de derde : 3 te kiezen; …
De initiële waarde: 255
INFRAROOD
- Optie tussen: infraroodcommunicatie of een RS485 - communicatie.
oFF (uitgeschakeld) = RS485
on (ingeschakeld) = infraroodcommunicatie
De initiële waarde: Infraroodcommunicatie
4.3. HET INSTALLEREN VAN EEN NIEUWE SOFTWARE
WAAROM EEN NIEUWE SOFTWARE INSTALLEREN?
Om nieuwe mogelijkheden aan de bestaande software bij te voegen en de functionaliteit van droogautomaat te verbeteren, werden door de producent nieuwe softwareversies aangeboden.
INSTRUCTIES VOOR DE INSTALLATIE VAN EEN NIEUWE SOFTWARE
1. Zet de stroomtoevoer uit.
2. Open de voorste afdekking van de droogautomaat.
3. Het geheugen EPROM-Flash met een geïmplementeerde software is de enige geïntegreerde schakeling (IC) op het paneel, die uitneembaar is.
4. Neem het geheugen EPROM-Flash van het voetstuk uit (IC). Leg een schroevendraaier tussen het geheugen en het voetstuk in (zie afbeelding).
5. Leg een nieuwe chip in de juiste positie in. Zie afb. 3.1.
6. Zet de stroomtoevoer aan.
7. Het display moet nu beginnen op te lichten.
8. Indien de software compatibel is, kan een nieuwe software gebruikt worden zonder een nieuwe initialisatie te moeten uitvoeren.
9. U kunt alle foutmeldingen in het systeemmenu wissen. Door de foutmeldingen te wissen is het mogelijk de implementatie van een nieuwe software juist te bepalen.
10. Indien de software niet 100% compatible met de voorafgaande softwareversie is: De nieuwe software zal een diagnostische melding 35 genereren. In geval dat een foutmelding 35 weergegeven werd, dient u in het systeemmenu„S“ een instelling van fabriekswaarden uit te voeren (Waarschuwing : alle uitgevoerde vorige instellingen zullen ermee gewist worden).
(Zie de betreffende alinea)
Voor een nieuwe programmator van de droogautomaat: na het installeren van standaardprogramma’s kunt u de diagnostische melding 35 wissen door de stroomtoevoer uit- en inschakelen.
11. Nu kunt u een nieuwe cyclus opstarten.
516400_C_DATUM UITGAVE_21.9.2009.DOC PROGRAMMERINGSHANDLEIDING 27
5. HET BEDRIJFSMENU
5.1. HET OPSTARTEN
– Voordat u de machine voor eerste keer gaat opstarten, vergewis u ervan, dat de machine juist geïnstalleerd is, zie „De handleiding voor installatie en onderhoud van de machine“.
– Verzeker, dat de juiste instellingen zullen worden uitgevoerd: zie initialisatiemenu en configuratiemenu. Vraag assistentie van een vakman.
– De sleutelschakelaar moet zich nu in de positie van de bedrijfsmodus bevinden. De droogprogramma’s kunnen opgestart worden indien de sleutelschakelaar zich in de positie van de programmamodus bevindt.
5.2. HET INSCHAKELEN VAN DE STROOMTOEVOER
Na het inschakelen van stroomtoevoer begint het display op te lichten.
5.3. HET INLEGGEN VAN HET WASGOED IN DE DROOGAUTOMAAT
Maak de deur open en leg het wasgoed in de trommel in. Na het opvullen van de trommel sluit de deur.
5.4. DE KEUZE VAN EEN DROOGPROGRAMMA
Versie OPL:
• Controleer de max. droogtemperatuur van het wasgoed dat in de trommel gelegd werd.
• Druk de toets van de gewenste temperatuur in.
• Nu zal de voorgeprogrammeerde tijdswaarde verschijnen.
• U kunt de droogtijd verhogen door dezelfde temperatuurtoets herhaaldelijk in te drukken.
Versie met muntinworp:
• Druk de toets van de gewenste temperatuur in.
• Werp de munt in. Nu zal de overeenstemmende voorgeprogrammeerde tijdswaarde verschijnen.
Werp de munten in om de gewenste droogtijd te bereiken.
5.5. HET STARTEN VAN EEN DROOGPROGRAMMA
• Indien het controlelampje van de toets „START“ knippert, druk de toets „START“ in.
Versie met een muntinworp:
• Werp het juiste aantal munten in. Indien het controlelampje van de toets „START“ knippert, druk de toets „START“ in.
De externe betalingsunit:
• Werp in de externe betalingsunit het juiste aantal munten in. Het controlelampje van de toets
„START“op het toetsenpaneel van de droogautomaat begint op te lichten. Druk de toets
„START“ in op de droogautomaat.
Nu wordt het droogprogramma gestart en zal de volledige droogcyclus doorlopen.
28
5.6. HET VERSNELLEN VAN EEN DROOGPROGRAMMA
DE BEDRIJFSMODUS:
– Versie OPL:
• Functie „Verchuiving“ voor de toets Start moet ingesteld worden op = ON (in het „t“-menu) om deze functie te activeren.
– Versie met een muntinworp:
• de versnellingfunctie is niet toepasselijk
DE PROGRAMMAMODUS:
• De versnellingfunctie wordt met de toets „START“onmiddellijk geactiveerd als de sleutelschakelaar zich in de positie van een programmamodus bevindt.
• Druk de toets „START“ in om het programma te versnellen (slechts alleen het programma die geactiveerd werd kan versneld worden).
OPMERKING:
Na het indrukken van de toets „START“ begint het display te knipperen. Een nieuwe sequentie zal worden opgestart na 2 seconden vanaf het moment dat het display stopt met knipperen.
Tussen het indrukken van de toets „START“ en het starten van een nieuwe sequentie ontstaat een kleine pauze. De reden daarvoor is om te vermijden dat de contactgevers altijd na elke indruk van de toets „START“ de toestand veranderen.
5.7. DE DROOGTIJD
Zodra het programma werd gestart, verschijnt de resterende tijd op het display.
De weergegeven tijd is in minuten uitgedrukt.
5.8. DE AFKOELINGSTIJD
Om de wasgoedtemperatuur en de temperatuur van machine zelf te verlagen, volgt na de droogfase een
afkoelingsfase.
5.9. HET PROGRAMMAEINDE
De tijd op het display wordt afgeteld tot „0“. Na „0“ bereikt te hebben wordt de droogcyclus beëindigd en kan de deur geopend worden. Maak de deur open en neem het wasgoed uit de machine. Op het display wordt de „0“ gewist en de machine is klaar om een nieuwe programma te kunnen starten.
5.10. DE LOSMAAKTIJD
Om kreukvorming van het wasgoed te voorkomen zal de droogautomaat de trommel gedurende enkele seconden laten draaien (in een omkeringcyclus), elke X aantal min.
Ook zal er een zoemersignaal klinken om er u attent op te maken dat het droogproces beëindigd is.
5.11. DE WACHTTIJD
Het kan gebeuren dat er een onderbreking van de gewone werking van de machine kan voorkomen en u zult moeten wachten tot de machine u toelaat opnieuw verder te gaan. Deze wachttijd kan u herkennen doordat op het display een aftelling in seconden verschijnt.
De wachttijd kan voorkomen indien de stroomtoevoer in- of uitgeschakeld werd.
5.12. WAT TE DOEN BIJ FOUTMELDINGEN
Een foutmelding wordt weergegeven indien het controlelampje „fout“ schijnt. Het nummer op het display correspondeert met de bepaalde fout.
MEER INFO: ZIE HOOFDSTUK FOUTEN VERBETEREN.
516400_C_DATUM UITGAVE_21.9.2009.DOC PROGRAMMERINGSHANDLEIDING 29
5.13. WAT TE DOEN IN GEVAL VAN EEN STROOMUITVAL
Indien een stroomuitval als de machine zich in het regime „standby“ (in sluimerstand) bevindt en geen programma geactiveerd is, zal de machine in dit sluimerstand-regime blijven. Indien de stroom uitvalt als de machine in werking is (droogfase), zal de programmator na de stroomuitval controleren of de deur steeds gesloten is.
De deur is geopend
– Sluit de deur.
De deur is gesloten
– Het display en het controlelicht bij de toets „START“ beginnen te flikkeren , indien de toevoer van elektrische energie onderbroken wordt.
– Druk de toets „START“ voor de voortzetting van het programma.
5.14. TELLER VAN MUNTEN
Schakel de sleutelschakelaar in het programmeerregime.
Druk de toets „HOGE“ temperatuur. Op het display wordt weergegeven:
– versie met muntapparaat:
• de teller van munten wordt getoond
– versie OPL:
• er is geen teller van munten ter beschikking
• achtereenvolgend worden de waarden van temperatuur en luchtvochtigheid weergegeven
De teller van munten kan gereset worden
)
Schakel de sleutelschakelaar in het programmeerregime. Druk de toets „HOGE“ temperatuur.
Op het display wordt weergegeven:
• teller van munten (slechts enkele seconden).
)
Zodra de teller getoond wordt, druk 3 x de toets „HOGE“ temperatuur.
• de teller wordt nu gereset op 0.
5.15. TELLER VAN PROGRAMMA-CYCLUSSEN
Schakel de sleutelschakelaar in het programmeerregime.
Druk de toets „MIDDELBARE “ temperatuur. Op het display wordt weergegeven:
• teller van programma-cyclussen.
De teller van cyclussen kan gereset worden:
)
Schakel de sleutelschakelaar in het programmeerregime. Druk de toets „MIDDELBARE” temperatuur.
Op het display wordt weergegeven:
• teller van cyclussen (slechts enkele seconden).
)
Zodra de teller getoond wordt, druk 3 x de toets „MIDDELBARE“temperatuur.
• de teller wordt nu gereset op 0.
• Fout 41 „noodzakelijk onderhoud“ wordt ook gereset.
5.16. TELLER VAN CYCLUSSEN VAN DE STOFFILTER
Schakel de sleutelschakelaar in het programmeerregime. Druk de toets „LAGE“ temperatuur.
Op het display wordt weergegeven:
• teller van cyclussen van de stoffilter
De teller van de cyclussen van de stoffilter kan gereset worden:
)
Open en sluit de deur van de stoffilter.
30
5.17. INSTELLING VAN DE ELEKTRONISCHE TELLER VAN MUNTEN
Voorbeeld:
De programmatijd van de droogkast moet 25 minuten zijn voor 3.00 Eur.
Werkwijze:
– het uitgangssignaal van de elektronische teller moet aangesloten worden op het bedieningsapparaat
- ingang 1 (pin A3)
– in het „t“ menu:
instelling „cn“ = ingeschakeld (on)
– in het „u“ menu: instelling van het decimaalteken „dP“: 00.0 instelling „c1t“ = 00.1
– in het „c“ menu: instelling „dPt“ = 0.00 instelling „rt“ = 0.83 minuten
Aan 3.00 Eur die in het muntapparaat geworpen worden, beantwoorden 30 impulsen, d.w.z. 0.83*30=24.9 minuten wat bijna 25 minuten zijn.
Het muntapparaat stelt 30 impulsen voor 3.00 Eur ter beschikking, waarbij elke impuls aan 0.10 Eur beantwoordt, de kleinste waarde van de teller.
Verkrijging van X minuten voor de prijs Y.
Y Eur / 0.10 Eur = Z impulsen uit het muntapparaat
Waarde „rt“ = X minuten / Z impulsen
Voor „c1t“ = 00.1 Eur en „dP“ = 00.0 en „dPt“ = 0.00
Voorbeeld van de berekening:
Aantal impulsen = 3.00 Eur / 0.10 Eur = 30 impulsen
„rt“ = 25 minuten / 30 impulsen = 0.83 minuten
516400_C_DATUM UITGAVE_21.9.2009.DOC PROGRAMMERINGSHANDLEIDING 31
5.18. CONTROLE VAN VOCHTIGHEID
Verwarming
H - -
H - -
Restvochtigheid van het linnen
Het linnen is nat
Deel 1: RH > 30 %
H - - weergegeven op het display
H - -
H 30%
H 20%
H 10%
Tijd van de droogcyclus
H 5%
Het linnen is droog
Deel 2: RH < 30 %
H 1%
H XX weergegeven op het display
Tijdens de droogcyclus met de vochtigheidscontrole wordt de luchtvochtigheid gemeten d.m.v. van het nummer van absolute luchtvochtigheid. Het diagram geeft de absolute luchtvochtigheid in afhankelijkheid van tijd weer.
Zodra de droogcyclus gestart wordt, begint de luchtvochtigheid snel te stijgen. Na het opstarten van de verwarming wordt de luchtvochtigheid langzaam gereduceerd.
De vochtigheidssensor van het bedieningsapparaat van de droogkast meet deze waarde en berekent de overeenkomstige restvochtigheid van het linnen.
De restvochtigheid is de waterhoeveelheid in nat linnen vergeleken met droog linnen .
Zodra het linnen uit de wasmachine gehaald wordt:
- na het zwieren bij hoge toeren is de restvochtigheid ongeveer 50%
- na het zwieren bij lage toeren is de restvochtigheid ongeveer 70%
Tijdens de droogcyclus met de controle van restvochtigheid wordt op het display weergegeven:
H - -: De restvochtigheid is hoger dan 30% (het linnen is nat)
H XX: De restvochtigheid is lager dan 30% (het linnen wordt gedroogd)
Het linnen waarvan de restvochtigheid hoger is dan 30%, is steeds heel nat. In dit geval bestaat geen exacte meting. (Daarom wordt er geen waarde op het display weergegeven, slechts twee streepjes)
In afhankelijkheid van de hoeveelheid van het linnen en daarvan hoe het linnen nat is, kan het 10 tot
40 minuten duren tot de waarde van de restvochtigheid op het display weergegeven wordt.
Slechts voor informatie, de op het display weergegeven tijd is de droogtijd vanaf het begin van de droogcyclus.
De uitgangswaarde voor de restvochtigheid van het linnen is 5%.
32
WAARSCHUWING!!!
TIJDENS DE VERLOPENDE DROOGCYCLUS WORDT HET NIET AANGEWEZEN DE
DROOGCYCLUS DOOR HET OPENEN EN SLUITEN VAN DE DEUR TE ONDERBREKEN OMDAT
HET METEN VAN DE VOCHTIGHEIDSWAARDE DAARDOOR BEЇNVLOED WORDT.
!
WAARSCHUWING!!!
SOMMIGE TYPPEN VAN LINNEN KUNNEN BESCHADIGD WORDEN ALS ZE TOT DE
RESTVOCHTIGHEID VAN 0% GEDROOGD WORDEN (ALS ZIJ HELEMAAL DROOG ZIJN).
SOMMIGE TYPPEN VAN LINNEN KUNNEN BIJ DE RESTVOCHTIGHEID DIE KLEINER IS DAN 5% ,
EEN ELEKTROSTATISCHE LADING KRIJGEN (DIT MOET U VERHINDEREN).
!
WAARSCHUWING!!!
HET SYSTEEM VAN VOCHTIGHEIDSCONTROLE FUNCTIONEERT NIET, INDIEN DE WASMACHINE
NIET OF HEEL WEINIG GELADEN IS. HET SYSTEEM KAN OP EEN NORMALE WIJZE
FUNCTIONEREN SLECHTS ALS ER VOLDOENDE WATER VERDAMPT WAT DOOR DE
LUCHTVOCHTIGHEIDSSENSOR GEMETEN KAN WORDEN.
516400_C_DATUM UITGAVE_21.9.2009.DOC PROGRAMMERINGSHANDLEIDING 33
6. STANDAARD DROOGPROGRAMMA´S
6.1. DE LEGENDE
ER BESTAAN 3 PROGRAMMA´S
De sequentie
De temperatuur De tijd De omkering
Het drogen X °C Y min.
A = 40 sec., R = 5 sec.
Het afkoelen
DE TEMPERATUUR
- Z min.
X = De temperatuurwaarde kan geprogrammeerd worden tussen 1 en 70°C.
T24 & T35, ENKEL GAS- EN ELEKTRISCHE VERWARMING: 1 - 82°C
DE DROOGTIJD
Y = De droogtijdswaarde
DE AFKOELINGSTIJD
Z = De afkoelingstijdswaarde
DE OMKERING
sec.
- R = 5“ 5 sec. pauze (de trommel draait niet)
OPMERKING
OM VEILIGHEIDSREDENEN ZAL DE DROOGAUTOMAAT ALTIJD DE
AFKOELINGSSEQUENTIE DOORVOEREN.
34
6.2. DE DROOGPROGRAMMA´S
HET DROOGPROGRAMMA 1: HOOG
De sequentie
Het drogen
Het afkoelen
De temperatuur De tijd De omkering
70°C(
∗) 35
A = 40 sec., R = 5 sec.
- 5 min.
(
∗)T24 & T35, ENKEL GAS- EN ELEKTRISCHE VERWARMING
Programma temperatuur 82°C
HET DROOGPROGRAMMA 2: MIDDEL
De omkering
De sequentie
Het drogen
De temperatuur
55°C
Het afkoelen -
HET DROOGPROGRAMMA 3: LAAG
De temperatuur
De tijd
35 min.
4 min.
De tijd
De sequentie
Het drogen
Het afkoelen
40°C
-
35 min.
3 min.
A = 40 sec., R = 5 sec.
De omkering
A = 40 sec., R = 5 sec.
516400_C_DATUM UITGAVE_21.9.2009.DOC PROGRAMMERINGSHANDLEIDING 35
7. UW INSTELLING
7.1. DE INITIËLE INSTELLING
HET MENU „S“
– Machinetype:
– Verwarmingstype:
HET MENU „P“
– De droogtemperatuur:
– De droogtijd:
De restvochtigheid:
………………………….......
ELEKTRISCH GAS STOOM d°1: ………… d°2: ………… d°3: ……....... dt1: ………… dt2: ………… dt3: ……....... rH1: ………… rH2: ………… rH3: …….......
De verlaging van de afkoelingstemperatuur: cr1: ………… cr2: ………… cr3: …….......
De omkeringstijd in-: ron: …………
De omkeringstijd uit-: roF: …………
HET MENU „U“
Het aantal muntinworpen: 1: ....................
....................
HET MENU „C“
Komma:
– Minimale tijd voor het opstarten van de droogkast:
– De keuze van het programma op nul stellen:
– Einde van het programma:
– Prijs:
– Decimaalteken van de referentietijd:
– Referentietijd van munt 1:
– Referentietijd van munt 1 voor Speciale prijzen:
............
YES NO LO MED
NUL PAY CO1
ONE IND
0 0 0
St1: ………… St2: ………… St3: ……......
HET MENU „T“
– Fahrenheit of Celsius:
MUNTEN OPL
IN UIT
– Omkeringsysteem: IN UIT
– De teller van de stoffiltercycli: ……….………..
– De tekst op het display: IN
– De vochtigheidssensor: IN
– De max. tijd voor de vochtigheidssensor: ……….………..
: Optionele menu-items
UIT
UIT
De versie OPL
– Versnelling: IN
De versie met EEN MUNTINWORP
UIT
UIT
REL
36
8. DE BIJLAGE: NETWORKING („NET“)
8.1. ALGEMEEN
Met behulp van een PC software is het mogelijk een verdere instelling van het droogprogramma uit te voeren.
Meer informatie: zie de handleiding „PC - Network software“.
516400_C_DATUM UITGAVE_21.9.2009.DOC PROGRAMMERINGSHANDLEIDING 37
9. BIJLAGE: OVERZICHT VAN FOUTCODES EN –
MELDINGEN, VERHELPEN VAN STORINGEN
9.1. PROBLEEMOPLOSSING
• Indien een fout voorkomt, zal de machine automatisch in een noodregime overschakelen.
• Met een diagnostisch programma kunt u de probleemoorzaak opsporen.
• Het diagnostische programma onderwerpt alle functies van de droogautomaat aan een test.
9.2. MONITORING VAN TEMPERATUUR EN VOCHTIGHEIDSWAARDE IN
HET WERKINGSREGIME
Tijdens het drogen van het linnen kunnen de waarden van de temperatuursensoren 1 en 2 en van de sensor van de absolute luchtvochtigheid gemonitord worden.
Het monitoren kan tot diagnostische doelen dienen.
Tijdens de werking van de droogkast is de sleutelschakelaar in het programmeerregime: Druk de toets Hoge temperatuur (High Temperature) en de waarden van de temperatuursensoren 1 en 2. De vochtigheidswaarde wordt 2 seconden lang weergegeven.
Sequentie: t1, XXX, t2, YYY, Hum, ZZZ
XXX = waarde van de temperatuursensor 1
YYY = waarde van de temperatuursensor 2
ZZZ = waarde van de absolute luchtvochtigheid (de waarde is 0, indien de sensor niet ter beschikking is)
9.3. CONTROLELIJST VAN PROBLEMEN
Het probleem
Als de stroomtoevoer aangezet werd: display begin niet op te lichten
Opmerking:
Indien een voedingsconnector op het stuurpaneel (met een software ingevoerd in het geheugen (EPROM, FLASH)) aangesloten is, moet het display altijd beginnen op te lichten.
De oorzaak
de externe voeding is uitgevallen
• de noodtoets wordt geactiveerd
• de voedingsconnector is niet aangesloten op het stuurpaneel
• controleer of de spanningsconnector correct aangesloten is.
• de externe zekering heeft de voeding onderbroken
• onderbreek de ingangsconnector
De munten zijn ingeworpen, er wordt echter geen programmaprijs afgeteld.
De machine start niet.
De machine reageert niet op het
• controleer of de geheugenkaart
(EPROM, FLASH) met software in de voet gestoken is
• controleer of het geheugen EPROM-
Flash met een ingevoerde software niet
180° is gedraaid
• de microschakelaar die zich op de muntenbak bevindt, functioneert niet
• de opto-elektronische sensor die zich op de muntenbak bevindt, werkt niet
• controleer de leidingen van de muntenbak
• verzeker u dat u voor de overeenstemmende muntenbak de muntenwaarde hebt aangegeven in de ondergroep „u“
• de sleutelschakelaar bevindt zich in de programmamodus
• het juiste aantal munten wordt ingeworpen
• de sleutelschakelaar functioneert niet
Het verhelpen van problemen
• zet de externe voeding aan
• controleer de externe spanning naar de machine
• deactiveer de noodtoets
• sluit de voedingsconnector aan
• controleer de geleidingsdraden en sluit de connector op een juiste manier aan
• controleer de geleidingsdraden en de spanning bij de spanningsconnector
• om het probleem op te sporen en te verhelpen vervang de zekering
• indien het display begint op te lichten: controleer of de ingangssignalen of +14V – signaal niet de omhulling raken
• indien er geen geheugen (EPROM,
FLASH) op het hoofdpaneel geïmplementeerd werd, leg het juiste geheugen (EPROM, FLASH) met de software in het voetstuk (IC)
• controleer of de pin 1 van de geïntegreerde schakeling IC correspondeert met de pin 1 op het voetstuk van IC
• controleer de juiste werking van de microschakelaar en de muntenbak
• de positieve impulsen zouden moeten gegenereerd worden.
• controleer de juiste werking van de optoelektronische sensor, de positieve impulsen zouden moeten gegenereerd worden
• indien de leiders beschadigd zijn: herstel de leiders
• leg de juiste muntenwaarde in in de subgroep „u“
• stel de sleutelschakelaar in de bedrijfsmodus in
• toets START dient gedrukt te worden als het controlelicht van de toets START begint te schijnen
• controleer of de ingangsconnector „A“ juist
38
Het probleem
indrukken van de toetsen op het toetsenpaneel.
Het punt, indicerende dat de software zich in de programmamodus bevindt, kan niet weergegeven of verwijderd worden.
De oorzaak
(een punt wordt weergegeven bij het overschakelen naar de programmamode)
• de toets „START“ functioneert niet (de sleutelschakelaar blijft in de programmamode)
• de toets „temperatuur“ functioneert niet
(de sleutelschakelaar blijft in de bedrijfsmode)
• geen enkele toets functioneert en de sleutelschakelaar bevindt zich in de correcte positie
• de sleutelschakelaar functioneert niet
• de infraroodsleutel functioneert niet
De machine reageert anders dan normaal.
Het programma is aan maar de uitgangen zijn niet geactiveerd.
De koppeltekens zijn weergegeven en aan het onderste display telt de teller af.
Het verhelpen van problemen
aangesloten is en controleer de leiders tussen de ingangsconnector en de sleutelschakelaar
• stel de sleutelschakelaar in de bedrijfsmodus in
• stel de sleutelschakelaar in de programmamodus
• controleer of de connector „K“ van het toetsenpaneel juist aangesloten is
• Indien het onjuiste type van de machine gekozen wordt, wordt de onjuiste instelling van de machine
• Controleer of de connector “R” juist aangesloten is.
• Het gaat hier om een wachttijd veroorzaakt door het onderbreken van de stroomtoevoer of door de veiligheidssequentie op het proceseinde.
• controleer of de ingangsconnector „A“ juist aangesloten is en controleer de leiders tussen de ingangsconnector en de sleutelschakelaar
• stel het item Ir in in het menu „L“ = On
(ingeschakeld)
• gebruik de sleutel op een afstand kleiner dan 0,5 m vóór de machine
• controleer de batterij (het controlelampje op de infraroodsleutel begint op te lichten bij het indrukken van de toets)
• controleer of het juiste machinetype in de subgroep „S“ gekozen werd; Kies opnieuw het opnemen van de fabriekswaarden
• sluit de connector aan op de correcte plaats
• wacht tot de teller tot 0 aftelt
• schakel de voeding opnieuw niet uit- of in-, anders activeert u de teller opnieuw.
9.4. FOUTMELDING
• Indien een fout voorkomt, zal de programmator een diagnostische melding weergeven. Deze melding is een nummer die correspondeert met een bepaald probleem.
• In de volgende alinea’s worden verschillende foutmeldingen verduidelijkt.
9.5. WAT TE DOEN IN GEVAL VAN FOUTMELDINGEN
• Ga na in de handleiding, over welke foutmelding het gaat.
DE CORRECTIE VAN DE DIAGNOSTISCHE MELDING FLT:
• Indien een „Flt“ wordt weergegeven, betekent dat dat de stoffilter gereinigd dient te worden.
• De melding zal gewist worden na het openen en sluiten van de stoffilterdeur.
• De melding zal ook gewist worden door de deur van de droogautomaat te openen, maar wordt opnieuw weergegeven op het einde van volgende droogcyclus.
• Aantal cyclussen waarvoor „Flt“ weergegeven wordt, kan geregeld worden of de functie kan in het menu „t-menu“ uitgeschakeld worden, positie „LCC“.
DE MACHINE ZAL OP BASIS VAN DE FOUTSOORT EEN BEPAALDE
VEILIGHEIDSSEQUENTIE STARTEN.
INDIEN DE FOUT VEILIGHEID BETREFT:
• Volledig stoppen + afkoelingsequentie tot wanneer een veilige temperatuur bereikt wordt
• Start de droger niet op
9.6. HET UIT- EN INSCHAKELEN VAN DE STROOMTOEVOER
• Sommige foutmeldingen kunnen van het display gewist worden door de stroomtoevoer uit- en in te schakelen.
BELANGRIJK:
FOUTEN 25 EN 35 KUNNEN SLECHTS GEWIST WORDEN DOOR DE STROOMTOEVOER UIT- EN IN
TE SCHAKELEN.
516400_C_DATUM UITGAVE_21.9.2009.DOC PROGRAMMERINGSHANDLEIDING 39
9.7. HET OVERZICHT
De oorzaak
E1
Therm. thermostaat 1 De opgewarmde lucht is te heet
E2
Therm. thermostaat 2 Het verwarmingselement
E5
E6
E7
Motor Beveiliging
M1 Beveiliging
M2 Beveiliging is veel te heet
De motorbescherming is opengegaan
De bescherming van ventilatormotor is opengegaan
De bescherming van trommelmotor is opengegaan
De werkwijze
Verwarming uitgeschakeld, Voortgaan
Verwarming uitgeschakeld, Voortgaan
Verwarming, motor uitgeschakeld, Voortgaan
Verwarming, ventilator uitgeschakeld, Voortgaan
Verwarming uitgeschakeld, Voortgaan
E8
E9
Onderdruk Klep
Onderdruk Klep
E10 Onderdruk Klep
De klep voor onderdruk is bij het opstarten opengegaan
De klep voor onderdruk is tijdens de cyclus opengegaan
De klep voor onderdruk is in de rustfase toegegaan
Geen temperatuurverlaging
Verwarming uitgeschakeld, Voortgaan
Verwarming uitgeschakeld, Voortgaan
Niet opstarten
E11 Koelt niet af
E12 Verwarmt niet Geen restart verwarming
Verwarming – uitgeschakeld. Volledig stoppen bij een veilige temperatuur
Verwarming – uitgeschakeld. Volledig stoppen bij een veilige temperatuur
E13 Verwarmt niet
E15 Hoge temperatuur
E16
E17
Muntinworp 1
Muntinworp 1
Hoge temperatuur
Detector van munten
1 geblokkeerd
Detector van munten
2 geblokkeerd uitgeschakeld. Volledig stoppen bij een veilige temperatuur
Verwarming – uitgeschakeld. Volledig stoppen bij een veilige temperatuur
Voortgaan + Niet opstarten
Voortgaan + Niet opstarten
Hoofdalarm E18 Hoge temperatuur Te hoge temperatuur
(risico van verbranding!)
E19 Temperatuursensor 1
E20 Temperatuursensor 2
De waarde buiten het bereik
De waarde buiten het bereik
E27 Vochtigheidssensor De tijd voor het bereiken van restvochtigheid is
“afgelopen”
(Verwarming uitgeschakeld, voortgaan)
+ niet starten
(Verwarming uitgeschakeld, voortgaan)
+ niet starten
E22 Aansteken Start
E23 Aansteken Bedrijf 3x fout van aansteken Verwarming uitgeschakeld, Voortgaan
E24 Aansteken
3x fout van aansteken Verwarming uitgeschakeld, Voortgaan
E25 Geen vochtigheidssensor
E26 Geen deksel van de vochtigheids-sensor
Een fout van aansteken
De vochtigheidssensor is niet aangesloten
Het deksel van de vochtigheids-sensor ontbreekt
Verwarming uitgeschakeld, Voortgaan
Voortgaan, voor info opgeslagen slechts in Err log
Voortgaan, voor info opgeslagen slechts in Err log
Verwarming – uitgeschakeld. Volledig stoppen bij een veilige temperatuur
Het voorkomen
De hele cyclus
De hele cyclus
De hele cyclus
De hele cyclus
De hele cyclus
Tijdens het opstarten
Totale cyclus na de start
Tijdens het opstarten
Tijdens de afkoelingssequentie
Tijdens de verwarmingssequentie
Tijdens de verwarmingssequentie
Tijdens de verwarmingssequentie
Ten allen tijde
Ten allen tijde
Vóór het opstarten
Vóór het opstarten
Vóór het opstarten
Tijdens het opstarten
De hele cyclus
Geen verwarming
De hele cyclus
De hele cyclus
De hele cyclus
40
E28 Stoffilter
E35 Foutieve SW
E36 Einde – te heet
De stoffilter werd niet geopend na 40 cycli
Foutieve versie van
SW
Op het einde van de cyclus temperatuur boven 78°C
E37 Veiligheid – te heet Te hoge temperatuur
(risico van verbranding!)
E38 Deurschakelaar van de stoffilter
E41 De servicetijd
Voor info opgeslagen slechts in Err log
Niet opstarten
Waarschuwing + afkoelingstijd extra
Hoofdalarm + afkoelingstijd extra
Tijdens het opstarten
Een nieuwe versie van de SW
Einde van de cyclus
De hele cyclus
Geopend deurschakelaar van de stoffilter tijdens de cyclus
Onderbroken droogcyclus De hele cyclus
Waarschuwing – het service-interval
Slechts ter informatie:
Open de deur = waarschuwing zal gewist worden van het display
Geen netaansluiting Slechts ter informatie
Het einde van de cyclus
De datatransmissie op het net E42 Aansluiting
E99 Algemene fout van het geheugen en een fout van de SW
Algemene fout van het geheugen en een fout van de SW
Verwarming – uitgeschakeld. Volledig stoppen bij een veilige temperatuur
Op ieder moment
E150
-E165
Fouten van het geheugen
E170
-E199
Fout van de SW
Fout van het geheugen en fout van de SW
Fout van de SW
Volledig stoppen + veiligheidstijd
Volledig stoppen + veiligheidstijd
Op ieder moment
Op ieder moment
9.8. VERKLARINGEN VOOR FOUTMELDINGEN
Voor elke foutmelding wordt een werkwijze gedefinieerd hoe de fout moet verholpen worden.
BELANGRIJK!
EEN TECHNISCHE INGREEP IN DE MACHINE MAG ALLEEN GEBEUREN DOOR KWALIFICEERDE
TECHNICI MET EEN TOEREIKENDE TECHNISCHE KENNIS VAN DE DROOGAUTOMAAT MET DE
PROGRAMMATOR “EASY CONTROL”.
FOUT 1: DE THERMISCHE TERMOSTAAT 1
Foutmelding 1 wordt weergegeven als het bedieningsapparaat vaststelt dat de veiligheidsthermostaat die in de uitgangslucht geplaatst is, het NC contact losgekoppeld heeft. (NC warmtecontact) (foutmelding 1 kan slechts tijdens de droogcyclus weergegeven worden).
Voordat de machine opnieuw wordt gestart, moet een kwalificeerde en ervaren vakman het systeem van verwarming en luchtuitvoer controleren.
Werkwijze:
1. Controleer het ventilatiesysteem.
2. Controleer de temperatuursensor.
3. Controleer het verwarmingssysteem.
4. Controleer de veiligheidsschakelaar van verwarming (ventiel)
5. Controleer of de leiding niet onderbroken wordt.
6. Als de veiligheidsthermostaat binnen 15 minuten niet weer inschakelt.
Als de luchtstroming onvoldoende is, stel het ventilatiesysteem juist in.
Als de temperatuursensor niet juist meet, wissel hem uit.
Als het verwarmingssysteem beschadigd is, herstel het of wissel het uit.
Als de veiligheidsschakelaar van verwarming
(ventiel) niet functioneert, herstel hem of wissel hem uit.
Indien de leiding niet in orde is, dient ze gerepareerd te worden.
De veiligheidsthermostaat is waarschijnlijk beschadigd en moet uitgewisseld worden.
7. Controleer het uitgangsrelais dat het verwarmingssysteem stuurt.
8. Controleer het ingangssignaal in het
Als het uitgangsrelais niet functioneert, wissel de plaat van het bedieningsapparaat uit.
Als de ingang niet functioneert, wissel de plaat van het bedieningsapparaat uit.
516400_C_DATUM UITGAVE_21.9.2009.DOC PROGRAMMERINGSHANDLEIDING 41
Onderhoudsmenu.
FOUT 2: TEMPERATUUR-THERMOSTAAT 2
Foutmelding 2 wordt weergegeven als het bedieningsapparaat vaststelt dat de veiligheidsthermostaat die op het verwarmingslichaam geplaatst is, het NC contact losgekoppeld heeft. (NC warmtecontact) (foutmelding 2 kan slechts tijdens de droogcyclus weergegeven worden).
Voordat de machine opnieuw wordt gestart, moet een kwalificeerde en ervaren vakman het systeem van verwarming en luchtuitvoer controleren.
Werkwijze:
1. Controleer het ventilatiesysteem.
2. Controleer de temperatuursensor.
3. Controleer het verwarmingssysteem.
4. Controleer de veiligheidsschakelaar van verwarming (ventiel)
5. Controleer of de leiding niet onderbroken wordt.
6. Als de veiligheidsthermostaat binnen 15 minuten niet weer inschakelt.
7. Controleer het uitgangsrelais dat het verwarmingssysteem stuurt.
Als de luchtstroming onvoldoende is, stel het ventilatiesysteem juist in.
Als de temperatuursensor niet juist meet, wissel hem uit.
Als het verwarmingssysteem beschadigd is, herstel het of wissel het uit.
Als de veiligheidsschakelaar van verwarming
(ventiel) niet functioneert, herstel hem of wissel hem uit.
Indien de leiding niet in orde is, dient ze gerepareerd te worden.
De veiligheidsthermostaat is waarschijnlijk beschadigd en moet uitgewisseld worden.
Als het uitgangsrelais niet functioneert, wissel de plaat van het bedieningsapparaat uit.
8. Controleer het ingangssignaal in het
Onderhoudsmenu.
Als de ingang niet functioneert, wissel de plaat van het bedieningsapparaat uit.
FOUT 5: WARMTEBEVEILIGING VAN MOTOR
Fout 5 wordt weergegeven zodra de bovenstrooms-warmtebeveiliging van motor overschreden wordt. Het contact wordt na een tijd weer automatisch gesloten (het warmtecontact wordt alleen dan gecontroleerd, als het uitgangsrelais van de motor ingeschakeld is). (Fout 5 wordt bij machines met één motor weergegeven). (NC- warmtecontact).
Voordat de machine opnieuw in bedrijf genomen wordt, moet een gekwalificeerde technicus het systeem van motoraandrijving controleren.
Werkwijze:
1. Controleer of de thermische motorbeveiliging onderbroken is.
Indien de thermische beveiliging opengegaan is, zal ze binnen de 15 min. opnieuw automatisch toegaan.
Indien de motor defect is, kan de thermische beveiliging bij het herstarten van de droogautomaat opnieuw opengaan.
Indien het slechts gaat over een thermisch probleem en de motor niet defect is: de controle van overbelasting zal niet opnieuw geactiveerd worden.
Los het mechanische probleem op. 2. Controleer of de ventilatie, de trommel of de ventilator niet geblokkeerd zijn.
3. Als de warmtebeveiliging van motor binnen 15 minuten niet weer inschakelt.
4. Controleer of de leiding niet onderbroken wordt.
5. Controleer het ingangssignaal in het
Onderhoudsmenu.
De warmtebeveiliging van motor is waarschijnlijk beschadigd.
Indien de leiding niet in orde is, dient ze gerepareerd te worden.
Als de ingang niet functioneert, wissel de plaat van het bedieningsapparaat uit.
FOUT 6: WARMTEBEVEILIGING VAN VENTILATORMOTOR
Fout 6 wordt weergegeven zodra de bovenstrooms-warmtebeveiliging van ventilatormotor overschreden wordt. Het contact wordt na een tijd weer automatisch gesloten (het warmtecontact is gecontroleerd alleen als het uitgangsrelais van de motor ingeschakeld is). (fout 6 wordt alleen bij machines met 2 motoren weergegeven) (NC-warmtecontact)
42
Voordat de machine opnieuw in bedrijf genomen wordt, moet een gekwalificeerde technicus het systeem van motoraandrijving controleren.
Werkwijze:
1. Controleer of de thermische motorbeveiliging onderbroken is.
Indien de thermische beveiliging opengegaan is, zal ze binnen de 15 min. opnieuw automatisch toegaan.
Indien de motor defect is, kan de thermische beveiliging bij het herstarten van de droogautomaat opnieuw opengaan.
Indien het slechts gaat over een thermisch probleem en de motor niet defect is: de controle van overbelasting zal niet opnieuw geactiveerd worden.
Los het mechanische probleem op. 2. Controleer of de ventilatie, de trommel of de ventilator niet geblokkeerd zijn.
3. Als de warmtebeveiliging van motor binnen 15 minuten niet weer inschakelt.
4. Controleer of de leiding niet onderbroken wordt.
5. Controleer het ingangssignaal in het
Onderhoudsmenu.
De warmtebeveiliging van motor is waarschijnlijk beschadigd.
Indien de leiding niet in orde is, dient ze gerepareerd te worden.
Als de ingang niet functioneert, wissel de plaat van het bedieningsapparaat uit.
FOUT 7: WARMTEBEVEILIGING VAN TROMMELMOTOR
Fout 7 wordt weergegeven zodra de bovenstrooms-warmtebeveiliging van motor overschreden wordt.. Het contact wordt na een tijd weer automatisch gesloten (het warmtecontact is gecontroleerd alleen als het uitgangsrelais van de motor ingeschakeld is). (fout 7 wordt alleen bij machines met 2 motoren weergegeven)
(NC-warmtecontact)
Voordat de machine opnieuw in bedrijf genomen wordt, moet een gekwalificeerde technicus het systeem van motoraandrijving controleren.
Werkwijze:
1. Controleer of de thermische motorbeveiliging onderbroken is.
Indien de thermische beveiliging opengegaan is, zal ze binnen de 15 min. opnieuw automatisch toegaan.
Indien de motor defect is, kan de thermische beveiliging bij het herstarten van de droogautomaat opnieuw opengaan.
Indien het slechts gaat over een thermisch probleem en de motor niet defect is: de controle van overbelasting zal niet opnieuw geactiveerd worden.
Los het mechanische probleem op. 2. Controleer of de ventilatie, de trommel of de ventilator niet geblokkeerd zijn.
3. Als de warmtebeveiliging van motor binnen
15 minuten niet weer inschakelt.
De warmtebeveiliging van motor is waarschijnlijk beschadigd.
4. Controleer of de leiding niet onderbroken wordt. Indien de leiding niet in orde is, dient ze gerepareerd te worden.
5. Controleer het ingangssignaal in het
Onderhoudsmenu.
Als de ingang niet functioneert, wissel de plaat van het bedieningsapparaat uit.
FOUT 8: ONDERDRUKKLEP VAN VENTILATIE IS BIJ START GEOPEND
Fout 8 wordt weergegeven als de ventilatie onvoldoende luchtstroming produceert. Deze veiligheidsfunctie zorgt ervoor dat de verwarming niet ingeschakeld wordt als de ventilator niet functioneert of de luchtstroming geblokkeerd is.
(Fout 8 wordt alleen bij start weergegeven) (GEEN contact)
De onderdrukklep heeft een veiligheidsfunctie, d.w.z. dat de functie niet verhinderd mag worden. Voordat de machine opnieuw in bedrijf genomen wordt, moet een gekwalificeerde technicus het systeem van de droogkast controleren.
!
WAARSCHUWING !!!
BIJ EEN NIEUWE INSTALLATIE MOET DE PIJPLEIDING VOOR DE LUCHTAFVOER DE JUISTE AFMETINGEN
HEBBEN. VOLG DE AANWIJZINGEN IN HET INSTALLATIE- EN ONDERHOUDSHANDBOEK.
516400_C_DATUM UITGAVE_21.9.2009.DOC PROGRAMMERINGSHANDLEIDING 43
Werkwijze:
1. Controleer of de ventilator goed functioneert.
2. Controleer of de luchtstroming voldoende is.
Controleer of de droogautomaat gesloten is.
(De deur van de stoffilter en de mechanische panelen moeten goed gesloten zijn).
3. Controleer of de schakelaar, de metaalplaat en het detectiesysteem voor de luchtstroming functioneel zijn.
4. Controleer of de leiding niet onderbroken wordt.
5. Controleer het ingangssignaal in het
Onderhoudsmenu.
Indien de ventilator niet goed functioneert, herstel of vervang de ventilator, de riem, het motorregelingsysteem, de schakeling of het circuit van de stroomtoevoer naar de ventilator.
Bij een normale werking zal de ventilator automatisch onmiddellijk starten na het indrukken van de toets
START.
Ventilator moet tijdens de hele droogcyclus ingeschakeld zijn.
Indien de droogautomaat niet gesloten is, zal de lucht lekken en de luchtstroming zal niet voldoende zijn om de luchtstromingsschakelaar af te sluiten.
Vergewist u ervan dat er geen verlies van de stromende lucht voorkomt.
Voorbeeld: doe de deur van de stoffilter goed toe.
Indien het detectiesysteem van luchtstroming of de schakelaar daarvan niet in orde is, dient het gerepareerd of uitgewisseld te worden.
Indien de leiding niet in orde is, dient ze gerepareerd te worden.
Als de ingang niet functioneert, wissel de plaat van het bedieningsapparaat uit.
FOUT 9: ONDERDRUKKLEP VAN VENTILATIE IS NA START GEOPEND
Fout 9 wordt weergegeven als er bij het draaien van de ventilator onvoldoende luchtstroming is. Deze veiligheidsfunctie zorgt ervoor dat de verwarming uitgeschakeld wordt als de ventilator niet functioneert nebo of de luchtstroming geblokkeerd is.
(Fout 9 wordt alleen na start weergegeven). (GEEN contact).
De onderdrukklep heeft een veiligheidsfunctie, d.w.z. dat de functie niet verhinderd mag worden. Voordat de machine opnieuw in bedrijf genomen wordt, moet een gekwalificeerde technicus het systeem van de droogkast controleren.
Werkwijze:
1. Controleer of de ventilator goed functioneert.
2. Controleer of de luchtstroming voldoende is.
Controleer of de droogautomaat gesloten is.
(De deur van de stoffilter en de mechanische panelen moeten goed gesloten zijn).
3. Controleer of de schakelaar, de metaalplaat en het detectiesysteem voor de luchtstroming functioneel zijn.
4. Controleer of de leiding niet onderbroken wordt.
5. Controleer het ingangssignaal in het
Onderhoudsmenu.
Indien de ventilator niet goed functioneert, herstel of vervang de ventilator, de riem, het motorregelingsysteem, de schakeling of het circuit van de stroomtoevoer naar de ventilator.
Bij een normale werking zal de ventilator automatisch onmiddellijk starten na het indrukken van de toets
START.
Ventilator moet tijdens de hele droogcyclus ingeschakeld zijn.
Indien de droogautomaat niet gesloten is, zal de lucht lekken en de luchtstroming zal niet voldoende zijn om de luchtstromingsschakelaar af te sluiten.
Vergewist u ervan dat er geen verlies van de stromende lucht voorkomt.
Voorbeeld: doe de deur van de stoffilter goed toe.
Indien het detectiesysteem van luchtstroming of de schakelaar daarvan niet in orde is, dient het gerepareerd of uitgewisseld te worden.
Indien de leiding niet in orde is, dient ze gerepareerd te worden.
Als de ingang niet functioneert, wissel de plaat van het bedieningsapparaat uit.
FOUT 10: ONDERDRUKKLEP VAN VENTILATIE IS GESLOTEN
Fout 10 wordt weergegeven, als de droogcyclus gestart wordt. Voordat de ventilator ingeschakeld wordt, moet de onderdrukklep geopend worden. Als het detectiesysteem van ventilatie niet in orde is en de schakelaar uitgeschakeld wordt, verschijnt een foutmelding.
(Fout 10 wordt alleen in stilstand weergegeven) (GEEN contact)
44
De onderdrukklep heeft een veiligheidsfunctie, d.w.z. dat de functie niet verhinderd mag worden. Voordat de machine opnieuw in bedrijf genomen wordt, moet een gekwalificeerde technicus het systeem van de droogkast controleren.
Werkwijze:
1. Controleer of het detectiesysteem van ventilatie functioneert.
Indien het detectiesysteem van luchtstroming of de schakelaar daarvan niet in orde is, dient het gerepareerd of uitgewisseld te worden.
Controleer de contactgever, de schakeling en het stuursignaal van de ventilator.
2. Controleer of de ventilator onmiddellijk start na de toets Start te hebben ingedrukt.
3. Controleer of de leiding niet onderbroken wordt.
4. Controleer of de ventilator op het einde van de droogcyclus uitgeschakeld wordt.
5. Controleer het ingangssignaal in het
Onderhoudsmenu.
Indien de leiding niet in orde is, dient ze gerepareerd te worden.
Als de veiligheidsschakelaar niet juist functioneert, wissel hem uit.
Als de ingang niet functioneert, wissel de plaat van het bedieningsapparaat uit.
6. Controleer het uitgangsrelais dat het verwarmingssysteem stuurt.
Als het uitgangsrelais niet juist functioneert, wissel de plaat van het bedieningsapparaat uit.
FOUT 11: FOUT VAN AFKOELING
Fout 11 wordt weergegeven als de temperatuur tijdens de sequentie van afkoelen niet daalt.
(Geen daling van temperatuur na 15 minuten lange afkoeling van de temperatuur boven 50°C.)
(Zie 9.2. Monitoring van temperatuurwaarden)
Voordat de machine weer in bedrijf gezet wordt, moet een gekwalificeerde en ervaren technicus het verwarmingssysteem en de luchtafvoer controleren.
Werkwijze:
1. Controleer of het verwarmingssysteem uitgeschakeld is.
2. Controleer of de temperatuursensor functioneert.
3. Controleer het uitgangsrelais dat het verwarmingssysteem stuurt.
Indien de temperatuurverlagingsfunctie voor de afkoelingsfase niet geprogrammeerd werd, is het nodig het verwarmingssysteem uit te schakelen.
Controleer de contactgever (het ventiel), de schakeling en het stuursignaal van de ventilator
Als de temperatuursensor niet juist meet, wissel hem uit.
Als het uitgangsrelais niet juist functioneert, wissel de plaat van het bedieningsapparaat uit.
FOUT 12: DE HERHAALDE VERWARMING FUNCTIONEERT NIET
Fout 12 wordt tijdens de sequentie van verwarmen weergegeven, als de verwarming niet opnieuw ingeschakeld wordt nadat de laagste temperatuur bereikt wordt.
(Zie 9.2. Monitoring van temperatuurwaarden)
Voordat de machine weer in bedrijf gezet wordt, moet een gekwalificeerde en ervaren technicus het verwarmingssysteem en de luchtafvoer controleren.
Werkwijze:
1. Controleer of de energie-, gas- of stoomtoevoer niet onderbroken is.
De verwarming functioneert niet als er stroomstoring is.
Zorg ervoor dat er geen stroomstoring voorkomt.
2. Controleer of het verwarmingssysteem functioneert.
3. Controleer de veiligheidsschakelaar van verwarming (ventiel)
4. Controleer of de leiding niet onderbroken wordt.
5. Controleer of de temperatuursensor functioneert.
6. Controleer het uitgangsrelais dat het verwarmingssysteem stuurt.
Als de verwarming niet functioneert, herstel of wissel hem uit.
Als de veiligheidsschakelaar van verwarming (ventiel) niet functioneert, herstel of wissel hem uit.
Indien de leiding niet in orde is, dient ze gerepareerd te worden.
Als de temperatuursensor niet juist meet, wissel hem uit.
Als het uitgangsrelais niet juist functioneert, wissel de plaat van het bedieningsapparaat uit.
516400_C_DATUM UITGAVE_21.9.2009.DOC PROGRAMMERINGSHANDLEIDING 45
FOUT 13: FOUT VAN VERWARMING
Fout 13 wordt weergegeven als het verwarmingssysteem bij start van de machine niet functioneert.
(Geen verhoging van temperatuur om 5°C tijdens 30 minuten na het opstarten van de droogcyclus.)
(Zie 9.2. Monitoring van temperatuurwaarden)
Voordat de machine weer in bedrijf gezet wordt, moet een gekwalificeerde en ervaren technicus het verwarmingssysteem en de luchtafvoer controleren.
Werkwijze:
1. Controleer of de energie-, gas- of stoomtoevoer niet onderbroken is.
2. Controleer of het verwarmingssysteem functioneert.
3. Controleer de veiligheidsschakelaar van verwarming (ventiel).
4. Controleer of de leiding niet onderbroken wordt.
5. Controleer of de temperatuursensor functioneert.
6. Controleer het uitgangsrelais dat het verwarmingssysteem stuurt.
De verwarming functioneert niet als er stroomstoring is.
Zorg ervoor dat er geen stroomstoring voorkomt.
Als de verwarming niet functioneert, herstel of wissel hem uit.
Als de veiligheidsschakelaar van verwarming (ventiel) niet functioneert, herstel of wissel hem uit.
Indien de leiding niet in orde is, dient ze gerepareerd te worden.
Als de temperatuursensor niet juist meet, wissel hem uit.
Als het uitgangsrelais niet juist functioneert, wissel de plaat van het bedieningsapparaat uit.
FOUT 15: HOGE TEMPERATUUR
Fout 15 wordt weergegeven zodra de actuele temperatuur de eindtemperatuur om 15°C overschrijdt.
(Zie 9.2. Monitoring van temperatuurwaarden)
Voordat de machine weer in bedrijf gezet wordt, moet een gekwalificeerde en ervaren technicus het verwarmingssysteem en de luchtafvoer controleren.
Werkwijze:
1. Controleer het ventilatiesysteem.
2. Controleer de temperatuursensor.
3. Controleer het verwarmingssysteem.
4. Controleer de veiligheidsschakelaar van verwarming (ventiel).
5. Controleer of de leiding niet onderbroken wordt.
6. Controleer het uitgangsrelais dat het verwarmingssysteem stuurt.
7. Controleer het ingangssignaal volgens de staat in het Servicemenu.
Als de luchtstroming onvoldoende is, stel het ventilatiesysteem juist in.
Als de temperatuursensor niet juist meet, wissel hem uit.
Indien het verwarmingssysteem beschadigd is, dient ze hersteld of vervangen te worden.
Als de veiligheidsschakelaar van verwarming (ventiel) niet functioneert, herstel of wissel hem uit.
Indien de leiding niet in orde is, dient ze gerepareerd te worden.
Als het uitgangsrelais niet juist functioneert, wissel de plaat van het bedieningsapparaat uit.
Indien de invoer niet functioneel is, vervang het programmatorpaneel
FOUT 16: MUNTAPPARAAT 1 IS GEBLOKKEERD
De fout 16 wordt weergegeven indien de ingang van de muntinworp 1 meer dan 5 sec. geblokkeerd is.
Optie EP = ON.
Fout 16 wordt weergegeven als het externe startsignaal na het openen van de deur op het eind van het programma langer dan 10 seconden voortduurt.
Werkwijze:
1. Controleer de juiste functie van het muntapparaat 1.
2. Controleer of de leiding niet onderbroken wordt.
Als het microcontakt van het muntapparaat of het optodeel niet op 100% functioneert, wissel het muntapparaat uit.
Indien de leiding niet in orde is, dient ze gerepareerd te worden.
FOUT 17: MUNTAPPARAAT 2 IS GEBLOKKEERD
VOOR FULL CONTROL
DIT GELDT NIET
Fout 17 wordt weergegeven als de ingang van het muntapparaat 2 langer dan 5 seconden geblokkeerd is.
46
Werkwijze:
1. Controleer de juiste functie van het muntapparaat 2.
2. Controleer of de leiding niet onderbroken wordt.
Als het microcontakt van het muntapparaat of het optodeel niet op 100% functioneert, wissel het muntapparaat uit.
Indien de leiding niet in orde is, dient ze gerepareerd te worden.
FOUT 18 : HOGE TEMPERATUUR
Foutmelding 18 wordt weergegeven als de actuele verwarmingstemperatuur de veiligheidstemperatuur van
85°C overschrijdt, terwijl de machine op het starten wacht (hij loopt niet).
Op het display verschijnt „Hot“ en de luchttemperatuur die aangeeft dat de machine in een fouttoestand is.
Controleer de veiligheidsthermostaten ST1 en ST2. De veiligheidsthermostaten zouden het verwarmingssysteem moeten uitschakelen en hoge temperaturen moeten verhinderen.
!
WAARSCHUWING!!!
INDIEN FOUTMELDING 18 WEERGEGEVEN WORDT, BESTAAT ER RISICO VAN VERBRANDING EN
MOETEN MAATREGELEN GENOMEN WORDEN OM DE TEMPERATUUR TE REDUCEREN.
Werkwijze:
1. Controleer het ventilatiesysteem.
2. Controleer de temperatuursensor.
3. Controleer het verwarmingssysteem.
4. Controleer de veiligheidsschakelaar van verwarming (ventiel).
5. Controleer of de leiding niet onderbroken wordt.
6. Controleer het uitgangsrelais dat het verwarmingssysteem stuurt.
7. Controleer het ingangssignaal in het
Onderhoudsmenu.
Als de luchtstroming onvoldoende is, stel het ventilatiesysteem juist in.
Als de temperatuursensor niet juist meet, wissel hem uit.
Als het verwarmingssysteem beschadigd is, herstel of wissel hem uit.
Als de veiligheidsschakelaar van verwarming (ventiel) niet functioneert, herstel of wissel hem uit.
Indien de leiding niet in orde is, dient ze gerepareerd te worden.
Als het uitgangsrelais niet juist functioneert, wissel de plaat van het bedieningsapparaat uit.
Als de ingang niet functioneert, wissel de plaat van het bedieningsapparaat uit.
FOUT 19 : DEFECTE TEMPERATUURSENSOR 1
Fout 19 wordt weergegeven als de temperatuursensor beschadigd is. De fout wordt weergegeven alleen als de machine in stilstand is geen programma verloopt.
De fout kan alleen door uitschakeling en inschakeling van de machine gewist worden. Als de fout na de inschakeling van de machine voortduurt: foutmelding 19 verschijnt opnieuw.
Voordat de machine weer in bedrijf gezet wordt, moet een gekwalificeerde en ervaren technicus het verwarmingssysteem en de luchtafvoer controleren.
Werkwijze:
1. Controleer of de temperatuursensor op het bedieningsapparaat aangesloten is.
2. Controleer de temperatuursensor.
3. Meet de resistentie van se sensor.
4. Controleer of de aarding in de middel- positie van de connector is.
5. Als de fout voortduurt
De stekker moet in de contactdoos van de T-plaat van het bedieningsapparaat gestoken worden.
Als de temperatuursensor beschadigd is, wissel hem uit.
Als de resistentie niet in orde is, wissel de temperatuursensor uit.
Als de aarding niet in de middelpositie is, geef de aarding in de middelpositie van de connector T.
Wissel de plaat van het bedieningsapparaat uit.
Controleer of dit probleem de plaat van het bedieningsapparaat betreft en niet de defecte temperatuursensor.
516400_C_DATUM UITGAVE_21.9.2009.DOC PROGRAMMERINGSHANDLEIDING 47
FOUT 20: DEFECTE TEMPERATUURSENSOR 2
De fout 20 wordt weergegeven, indien de temperatuursensor beschadigd is geraakt. Deze fout wordt alleen weergegeven indien de machine zich in een rustfase bevindt en er geen programma aan is.
De fout kan alleen door uitschakeling en inschakeling van de machine gewist worden. Als de fout na de inschakeling van de machine voortduurt: foutmelding 20 verschijnt opnieuw.
Voordat de machine weer in bedrijf gezet wordt, moet een gekwalificeerde en ervaren technicus het verwarmingssysteem en de luchtafvoer controleren.
Werkwijze:
1. Controleer of de temperatuursensor op het bedieningsapparaat aangesloten is.
2. Controleer de temperatuursensor.
3. Meet de resistentie van de sensor.
4. Controleer of de aarding in de middel- positie van de connector is.
5. Controleer of de fout blijvend is
De stekker moet in de contactdoos van de T-plaat van het bedieningsapparaat gestoken worden.
Als de temperatuursensor beschadigd is, wissel hem uit.
Als de resistentie niet in orde is, wissel de temperatuursensor uit.
Als de aarding niet in de middelpositie is, geef de aarding in de middelpositie van de connector T.
Wissel de plaat van het bedieningsapparaat uit.
Controleer of dit probleem de plaat van het bedieningsapparaat betreft en niet de defecte temperatuursensor.
FOUT 22: FOUT VAN AANSTEKING BIJ START
ALLEEN GASVERWARMING
Fout 22 wordt weergegeven als het verwarmingssysteem de vlam bij start niet kan aansteken.
Als het probleem ook na drie resetten van de aanstekingseenheid voortduurt, verschijnt de foutmelding 22.
Het bediningsapparaat van de droogkast probeert 9x de gasverwarming in te schakelen.
Het systeem van gasaansteking schakelt contact KA3 in (ingang 4 High) en daardoor wordt het bedieningsapparaat van de droogkast geїnformeerd dat het systeem van gasaansteking hapert.
Nadien wordt het aanstekingssysteem van de droogkast door het bedieningsapparaat gereset (contact KA2)).
Voordat de machine weer in bedrijf gezet wordt, moet een gekwalificeerde en ervaren technicus het verwarmingssysteem en de luchtafvoer controleren.
Werkwijze:
1. Controleer de gastoevoer. Zonder gastoevoer kan de verwarming niet functioneren.
De gastoevoer en druk moeten in orde zijn.
2. Controleer het verwarmingssysteem. Als het verwarmingssysteem beschadigd is, herstel of wissel het uit.
3. Controleer het systeem van gasaansteking. Als het systeem van gasaansteking niet functioneert, wissel het uit.
4. Controleer de veiligheidsschakelaar van de verwarming.
5. Controleer contact KA3 (Fout van aansteking).
Als de veiligheidsschakelaar van de verwarming niet functioneert, wissel hem uit.
Indien contact KA3 niet fucntioneert, wissel het uit.
6. Controleer het uitgangsrelais dat het verwarmingssysteem stuurt.
7. Controleer de elektrische ingang van de aanstekingsfout op de plaat van het bedieningsapparaat.
Als het uitgangsrelais niet juist functioneert, wissel de plaat van het bedieningsapparaat uit.
Als de ingang niet functioneert, wissel de plaat van het bedieningsapparaat uit.
FOUT 23: FOUT VAN ONTSTEKING NA INSCHAKELING (TIJDENS DE
GASVERWARMING
De fout 23 wordt weergegeven, als het verwarmingsysteem problemen heeft met de aansteking. De droogautomaat probeert om het gasverwarmingssysteem te herstarten (tijdens de droogcyclus).
Indien het probleem ook blijft na driemaal proberen automatisch aansteken, wordt de foutmelding 23 weergegeven.
Het bediningsapparaat van de droogkast probeert 9x de gasverwarming in te schakelen.
Het systeem van gasaansteking schakelt contact KA3 in (ingang 4 High) en daardoor wordt het bedieningsapparaat van de droogkast geїnformeerd dat het systeem van gasaansteking hapert.
Nadien wordt het aanstekingssysteem van de droogkast door het bedieningsapparaat gereset (contact KA2)).
Voordat de machine weer in bedrijf gezet wordt, moet een gekwalificeerde en ervaren technicus het verwarmingssysteem en de luchtafvoer controleren.
48
Werkwijze:
1. Controleer de gastoevoer.
2. Controleer het verwarmingssysteem.
Zonder gastoevoer kan het verwarmingssysteem niet functioneren.
De gastoevoer en druk moeten in orde zijn.
Als het verwarmingssysteem beschadigd is, herstel of wissel hem uit.
3. Controleer het systeem van gasontsteking. Als het systeem van gasontsteking niet functioneert, wissel het uit.
4. Controleer de veiligheidsschakelaar van de verwarming.
Als de veiligheidsschakelaar van de verwarming niet functioneert, wissel hem uit.
5. Controleer contact KA3 (Fout van aansteking).
Indien contact KA3 niet fucntioneert, wissel het uit.
6. Controleer het uitgangsrelais dat het verwarmingssysteem stuurt.
7. Controleer de elektrische ingang van de ontstekingsfout op de plaat van het bedieningsapparaat.
Als het uitgangsrelais niet juist functioneert, wissel de plaat van het bedieningsapparaat uit.
Als de ingang niet functioneert, wissel de plaat van het bedieningsapparaat uit.
FOUT 24: FOUT VAN ONTSTEKING ALLEEN
Foutmelding 24 wordt weergegeven indien het systeem van gasaansteking na 3 keren niet gereset wordt.
Oorzaak: het ingangssignaal dat de fout van de aansteking aangeeft, blijft ingeschakeld (ingang 4), hoewel het bedieningsapparaat het systeem van gasaansteking 3 keren probeerde te resetten (contact KA2). Dit is een zware fout van hardware.
Voordat de machine weer in bedrijf gezet wordt, moet een gekwalificeerde en ervaren technicus het verwarmingssysteem en de luchtafvoer controleren.
Werkwijze:
1. Controleer het systeem van gasontsteking. Als het systeem van gasontsteking beschadigd is, wissel het uit.
2. Controleer of de leiding niet onderbroken wordt.
Indien de leiding niet in orde is, dient ze gerepareerd te worden.
Indien contact KA3 niet fucntioneert, wissel het uit. 3. Controleer contact KA3 (Fout van aansteking).
4. Controleer de elektrische ingang van aansteking op de plaat van het bedieningsapparaat.
Als de ingang niet functioneert, wissel de plaat van het bedieningsapparaat uit.
FOUT 25: ER IS GEEN VOCHTIGHEIDSSENSOR SLECHTS
VOCHTIGHEIDSSENSOR
Storing 25 wordt weergegeven als het bedieningsapparaat van de droogkast geen analoog signaal uit de vochtigheidssensor ontvangt.
Voorbeeld: connector is met het bedieningsapparaat van de droogkast niet verbonden.
(In het „t“-menu kan de functie van de vochtigheidscontrole uitgeschakeld/ingeschakeld worden)
(Opmerking: de vochtigheidssensor heeft 1 minuut nodig om zijn analoog uitgangssignaal te stabiliseren nadat de toevoer van el. energie ingeschakeld wordt)
(Zie 9.2. Monitoring van temperatuurwaarden)
Foutmelding 25 kan verschijnen, indien de drookast zonder linnen werkt. Dit wordt niet als een systeemstoring beschouwd. Controleer de juiste functie van de droogkast door het gebruik van de gewone hoeveelheid nat linnen.
WAARSCHUWING!!!
HET SYSTEEM VAN VOCHTIGHEIDSCONTROLE FUNCTIONEERT NIET, INDIEN DE WASMACHINE
NIET OF HEEL WEINIG GELADEN IS. HET SYSTEEM KAN OP EEN NORMALE WIJZE FUNCTIONEREN
SLECHTS ALS ER VOLDOENDE WATER VERDAMPT WAT DOOR DE LUCHTVOCHTIGHEIDSSENSOR
GEMETEN KAN WORDEN.
Werkwijze:
1. Controleer of de vochtigheidssensor op het bedieningsapparaat van de droogkast aangesloten is
2. Controleer de aansluiting.
3. Controleer de voedingsspanning van de vochtigheidssensor.
Indien de vochtigheidssensor op bedieningsapparaat van de droogkast niet aangesloten is, sluit hem aan.
Indien de aansluiting niet in orde is, herstel hem.
Indien de voedingsspanning niet in orde is of er geen voedingsspanning is, wissel het bedieningsapparaat
516400_C_DATUM UITGAVE_21.9.2009.DOC PROGRAMMERINGSHANDLEIDING 49
4. Controleer de vochtigheidssensor en de versterker.
5. Controleer het analoge ingangssignaal. (De ingangen kunnen één voor één in het onderhoudsmenu gecontroleerd worden). van de droogkast.
Indien de vochtigheidssensor of de versterker beschadigd zijn, wissel ze uit.
Indien de waarde A3 in het analoge ingangsmenu = „0“ is, dan ontbreekt het analoge ingangssignaal helemaal.
Indien de ingang van het besturingspaneel niet functioneert, wissel het paneel uit. (controleer echter eerst de voorafgaande punten)
FOUT 26: ER IS GEEN DEKSEL VAN DE VOCHTIGHEIDSSENSOR
VOCHTIGHEIDSSENSOR
SLECHTS
Storing 26 wordt weergegeven, indien het stofdeksel van de vochtigheidssensor ontbreekt.
Als resultaat van de luchtstroming zal de sensor een te hoge waarde meten die buiten de omvang ligt bij gewoonlijke operaties.
(In het „t“-menu kan de functie van de vochtigheidscontrole uitgeschakeld/ingeschakeld worden)
(Opmerking: de vochtigheidssensor heeft 1 minuut nodig om zijn analoog uitgangssignaal te stabiliseren nadat de toevoer van el. energie ingeschakeld wordt)
(Zie 9.2. monitoring van temperatuurwaarden)
Werkwijze:
1. Controleer of het stofdeksel op de sensor zit. Indien het deksel ontbreekt of beschadigd is, zet een nieuw stofdeksel op de vochtigheidssensor.
2. Controleer de aansluiting.
3. Controleer de vodingsspanning van de vochtigheidssensor.
Indien de aansluiting niet in orde is, herstel hem.
Indien de voedingsspanning niet in orde is of er geen voedingsspanning is, wissel het bedieningsapparaat van de droogkast uit.
4. Controleer de vochtigheidssensor en de versterker.
5. Controleer het analoge ingangssignaal. (De ingangen kunnen één voor één in het onderhoudsmenu gecontroleerd worden).
Indien de vochtigheidssensor of de versterker beschadigd zijn, wissel ze uit.
Indien de waarde A3 in het analoge ingangsmenu > „800“ is, ligt het analoge ingangssignaal buiten de omvang.
Indien de ingang van het besturingspaneel niet functioneert, wissel het paneel uit. (controleer echter eerst de voorafgaande punten)
!
WAARSCHUWING!!!
INDIEN DE DROOGKAST VAN EEN VOCHTIGHEIDSSENSOR VOORZIEN IS, KAN HIJ SLECHTS
JUIST FUNCTIONEREN ALS HET VEILIGHEIDSDEKSEL OP DE VOCHTIGHEIDSSENSOR ZIT.
FOUT 27: DE VOCHTIGHEID DAALT NIET
VOCHTIGHEIDSSENSOR
SLECHTS
Foutmelding 27 verschijnt, indien de vochtigheidswaarde binnen 60 minuten tijdens de droogsequentie niet daalt. (Maximale droogtijd met gebruik van de vochtigheidscontrole wordt op 60 minuten ingesteld.)
(Zie 9.2. monitoring van temperatuurwaarden)
Werkwijze:
1. Controleer of de vochtigheidssensor functioneert.
2. Controleer of de vochtigheidssensor functioneert.
3. Controleer of de vochtigheidssensor functioneert.
Controleer of de juiste functie van de vochtigheidssensor niet door stof verhinderd wordt
Als de aansluiting niet in orde is, herstel het.
4. Controleer of het verwarmings- en droog- systeem functioneert.
5. Controleer of de analoge ingang en de toevoer van elektriciteit van de sensor op de plaat van het bedieningsapparaat functioneert.
Als de sensor helemaal niet functioneert, wissel hem uit. (Als u op de sensor blaast, de vochtigheid moet veranderen.) (Neem eerst het filterdeksel af)
Als de luchtstroming of de verwarming onvoldoende is, wordt het wasgoed niet gedroogd. Los het probleem op.
Als de ingang van de plaat van het bedieningsapparaat niet juist functioneert, wissel de plaat uit.
50
FOUT 28: DE STOFFILTER
De fout 28 wordt weergegeven, als de deur van de stoffilter niet geopend werd na 40 beëindigde cycli.
De teller van stoffilterdeurcycli kan ook gecontroleerd worden in werkende toestand – in het Servicemenu. (De toets met de speciale functie).
Werkwijze:
1. De stoffilter moet elke dag gereinigd worden.
2. Controleer of de teller van cyclussen door het openen van de deur van de stoffilter gereset wordt.
3. Controleer of de teller van cyclussen door het openen van de deur van de stoffilter gereset wordt.
4. Controleer of de teller van cyclussen door het openen van de deur van de stoffilter gereset wordt.
Indien de stoffilter niet gereinigd werd binnen 40 cycli, maak de stoffilterdeur open en reinig de filter. Doe de deur daarna opnieuw toe. De teller van de stoffilter zal op nul gezet worden.
Als de schakelaar van de deur van de stoffilter defect is, wissel de schakelaar uit (normaal gesloten contact)
Als de aansluiting niet in orde is, herstel hem.
Als de ingang van de plaat van het bedieningsapparaat niet juist functioneert, wissel de plaat uit.
STORING 30: BESCHADIGD RELAIS VAN EXTERNE MUNTBEDIENING
Foutmelding 30 verschijnt, indien het relais van externe muntbediening gesloten blijft gedurende zulke tijd die langer is dan de maximale toegelaten droogtijd (60 minuten).
Geldt alleen voor de keuze van instelling „EP = RL3“. De droogkast zal werken tot het relais van externe muntbediening gesloten blijft. Omdat de droogkast niet langer kan werken dan gedurende de maximale toegelaten droogtijd, moet hij veiligheidshalve gestopt worden.
Werkwijze:
1. Controleer of de juiste instelling van de machine gekozen werd.
2. Controleer de externe muntbediening.
Kies de juiste instelling.
Indien de externe muntbediening beschadigd is, herstel hem.
3. Controleer de aansluiting.
4. Controleer de chip van de elektronische kaart.
Indien de aansluiting niet in orde is, herstel hem.
Indien de chip van de elektronische kaart niet meer functioneert, wissel de kaart uit.
FOUT 35: ONJUISTE SOFTWAREVERSIE
Als nieuwe software geïnstalleerd wordt , die met de oude softwareversie niet compatibel is, wordt het vastgesteld en de configuratie van het bedieningsapparaat van de droogkast moet opnieuw ingesteld worden.
Zie kapittel 4.
!
WAARSCHUWING !!!
ALS U OORSPRONKELIJKE INSTELLING VAN DE PRODUCENT IN HET BEDIENINGSAPPARAAT
OPSLAAT, WORDEN ALLE GEBRUIKERSINSTELLINGEN GEWIST.
Na herhaalde initialisatie van de programmator kan de foutenmelding 35 slechts gewist worden door de stroomtoevoer uit- en in te schakelen.
FOUT 36: TE HOGE TEMPERATUUR
De foutmelding 36 wordt weergegeven als de actuele afkoelingstemperatuur op het einde van de cyclus steeds hoger is dan 78°C.
Indien de temperatuur op het einde van de cyclus steeds hoger is dan 78°C, zal de droogkast de afkoeling 60 minuten lang voortzetten (of totdat de temperatuur onder 65°C daalt of de deur geopend wordt). Indien de temperatuur na deze 60 minuten steeds hoger is dan 70°C, zal de storing 36 gegenereerd worden.
Op het display verschijnt „Hot“ en de luchttemperatuur die aangeeft dat de machine in een fouttoestand is.
(Zie 9.2. Monitoring van temperatuurwaarden)
Werkwijze:
1. Controleer het systeem van luchtafvoer.
2. Controleer de temperatuursensor.
Indien de luchtstroming niet voldoende is, regel het systeem van de luchtafvoer.
Indien de temperatuursensor niet juist meet, wissel
516400_C_DATUM UITGAVE_21.9.2009.DOC PROGRAMMERINGSHANDLEIDING 51
3. Controleer het verwarmingssysteem.
4. Controleer het verwarmingscontact
(ventiel).
5. Controleer de aansluiting.
6. Controleer het uitgangsrelais dat het verwarmingssysteem stuurt.
7. Controleer het ingangssignaal van de temperatuur volgens het onderhoudsmenu. hem uit.
Indien het vewarmingssysteem beschadigd is, herstel het of wissel het uit.
Indien het verwarmingscontact (ventiel) niet functioneert, herstel het of wissel het uit.
Indien de aansluiting niet in orde is, herstel hem.
Indien het uitgangsrelais niet functioneert, wissel het paneel van het bedieningsapparaat uit.
Indien de ingang niet functioneert, wissel het paneel van het bedieningsapparaat uit.
FOUT 37: VEILIGHEID – TE HEET
Foutmelding 37 wordt weergegeven als de actuele temperatuur de veiligheidstemperatuur van 85°C tijdens de werking van de machine overschrijdt. ((
∗)T24 & T35, ALLEEN ELEKTRISCHE VERWARMING: 100°C
Indien de droogtemperatuur hoger is dan 85°C((
∗)100°C, zal de droogkast de afkoeling 30 minuten lang voortzetten (of totdat de temperatuur onder 65°C daalt of de deur geopend wordt).
Op het display verschijnt de melding „Hot“ die aangeeft dat dat de machine in een fouttoestand is.
Controleer de veiligheidsthermostaten ST1 en ST2. De veiligheidsthermostaten zouden het verwarmingssysteem moeten uitschakelen en hoge temperaturen moeten verhinderen.
(Zie 9.2. Monitoring van temperatuurwaarden)
Voordat de machine weer in bedrijf gezet wordt, moet een gekwalificeerde en ervaren technicus het verwarmingssysteem en de luchtafvoer controleren.
!
WAARSCHUWING!!!
INDIEN FOUTMELDING 37 WEERGEGEVEN WORDT, BESTAAT ER RISICO VAN VERBRANDING EN
MOETEN MAATREGELEN GENOMEN WORDEN OM DE TEMPERATUUR TE REDUCEREN.
Werkwijze:
1. Controleer het systeem van luchtafvoer.
2. Controleer de temperatuursensor.
3. Controleer het verwarmingssysteem.
4. Controleer het verwarmingscontact
(ventiel).
5. Controleer de aansluiting.
6. Controleer de veiligheidsthermostaten
ST1 en ST2.
Indien de luchtstroming niet voldoende is, regel het systeem van de luchtafvoer.
Indien de temperatuursensor niet juist meet, wissel hem uit.
Indien het vewarmingssysteem beschadigd is, herstel het of wissel het uit.
Indien het verwarmingscontact (ventiel) niet functioneert, herstel het of wissel het uit.
Indien de aansluiting niet in orde is, herstel hem.
De veiligheidsthermostaten zouden moeten losgekoppeld worden voordat de foutmelding 37 weergegeven wordt.
Indien het uitgangsrelais niet functioneert, wissel het paneel van het bedieningsapparaat uit.
Indien de ingang niet functioneert, wissel het paneel van het bedieningsapparaat uit.
7. Controleer het uitgangsrelais dat het verwarmingssysteem stuurt.
8. Controleer het ingangssignaal van de temperatuur volgens het onderhoudsmenu.
FOUT 38: DEURSCHAKELAAR VAN STOFFILTER
Foutmelding 38 wordt weergegeven als de deurschakelaar van de stoffilter tijdens de droogcyclus losgekoppeld wordt.
Bij de normale werking van de machine wordt niet verondersteld dat de deur van de stoffilter tijdens de droogcyclus geopend is.
Werkwijze:
1. Controleer of de deur van de stoffilter juist gesloten is.
2. Controleer of de deurschakelaar van de stoffilter geschakeld is.
3. Controleer de aansluiting.
4. Controleer het ingangssignaal van de
Indien de deur van de stoffilter niet juist gesloten is, sluit hem behoorlijk.
Indien de deur van de stoffilter gesloten is, moet het contact van de deurschakelaar geschakeld zijn.
Indien de schakelaar beschadigd is, wissel hem uit.
Indien de aansluiting niet in orde is, herstel hem.
Indien de ingang niet functioneert, wissel het paneel
52
temperatuur volgens het onderhoudsmenu. van het bedieningsapparaat uit.
FOUT 41: TIJD ONDERHOUD
Foutmedling “Tijd onderhoud” geeft aan dat onderhoud uitgevoerd dient te worden.
Zoek en het Installatie- en onderhoudshandboek het type van de benodigde onderhoudsingreep.
Foutmelding 41 dient slechts voor informatie en de machine kan steeds blijven werken. Voor de verwijdering van deze foutmelding dient de teller van cyclussen gereset worden.
)
Schakel de sleutelschakelaar in het programmeerregime om. Druk de toets van „ MIDDELBARE “ temperatuur.
Op het display wordt weergegeven:
• teller van cyclussen (slechts enkele seconden).
)
Zodra de teller getoond wordt, druk 3 x de toets „ MIDDELBARE “ temperatuur.
• de teller wordt nu gereset op de waarde 0 en de storing 41 „Tijd onderhoud“ wordt ook gereset.
FOUT 95: BEWAKINGSSYSTEEM
Als het bewakingssysteem geactiveerd wordt, wordt storing 95 op de lijst van foutmeldingen weergegeven.
Indien het niet gebeurt, vraag een technicus om hulp.
FOUT 99: STORING VAN GEHEUGEN EN SOFTWARE
Op de lijst van storingen, storing 99 wordt door overeenkomstige geheugenstoringen(150-165) en softwarestoringen vervangen (170-199).
FOUT 150 - 165: STORINGEN VAN GEHEUGEN
Indien er een storing van geheugen weergegeven wordt, is er een storing op het geheugen eeprom.
Probeer de programma´s opnieuw in te voeren. Controleer de bron van de elektrische „storing“.
FOUT 170 - 199: STORINGEN VAN SOFTWARE
De softwarestoringen mogen nooit weergegeven worden. Indien er een foutmelding aangaande software weergegeven wordt, neemt contact op met de producent.
!
WAARSCHUWING!!!
OP HET EINDE VAN DE DROOGCYCLUS, ALS DE TEMPERATUUR >74°C EN <79°C IS, ZAL DE
AFKOELINGSTIJD OM 3 MINUTEN VERLENGD WORDEN. TIJDENS DEZE AFKOELING WORDT DE
TIJD VAN 0 MINUTEN WEERGEGEVEN.
516400_C_DATUM UITGAVE_21.9.2009.DOC PROGRAMMERINGSHANDLEIDING 53
9.9. VOCHTIGHEIDSCONTROLE - PROBLEEMVERWIJDERING
Tijdens het drogen van het linnen kan de analoge waarde van de vochtigheidssensor gecontroleerd worden.
De monitoring kan tot diagnostische doelen dienen.
Tijdens de werking van de droogkast is de sleutelschakelaar in het programmeerregime: druk de toets Hoge temperatuur (High Temperature) en de analoge waarde van de vochtigheidssensor zal 2 seconden lang getoond worden.
WAARSCHUWING!!!
HET SYSTEEM VAN VOCHTIGHEIDSCONTROLE FUNCTIONEERT NIET, INDIEN DE WASMACHINE
NIET OF HEEL WEINIG GELADEN IS. HET SYSTEEM KAN OP EEN NORMALE WIJZE FUNCTIONEREN
SLECHTS ALS ER VOLDOENDE WATER VERDAMPT WAT DOOR DE LUCHTVOCHTIGHEIDSSENSOR
GEMETEN KAN WORDEN. CONTROLEER DE JUISTE FUNCTIE VAN DE DROOGKAST DOOR HET
GEBRUIK VAN DE GEWONE HOEVEELHEID NAT LINNEN.
Verwijdering van de problemen met vochtigheidscontrole:
T
Controle van het deksel van de stoffilter
Indien de vochtigheidscontrole niet functioneert, ontbreekt er waarschijnlijk het deksel van de stoffilter.
Het deksel van de stoffilter is een wit deksel dat op de filter moet zitten.
Hoewel het niet zo eruitziet, het deksel van de stoffilter maakt doorgang van lucht mogelijk.
T
Controle van het deursluitsysteem
Indien de deur van de droogkast niet helemaal gesloten is, wordt de lucht vanuit de kamer in de droogkast gezogen.
Dit veroorzaakt onjuiste meting van de luchtvochtigheid.
Zorg ervoor dat de droogkast slechts werkt als de deur gesloten is.
(Indien de deur 10 mm geopend is, zou het niet mogelijk kunnen zijn het droogprogramma op te starten.)
T
Controle van verwarming en luchtstroming
Het meten van de luchtvochtigheid kan slechts functioneren als er voldoende water uit het linnen verdampt.
Deze verdamping is slechts mogelijk als de lucht en indirect ook het linnen voldoende verwarmd wordt.
In het geval dat de droogkast met een lagere verwarming moet werken, dient de luchtstroming adequaat gereduceerd te worden zodat de verdamping kan verlopen.
Voorbeeld:
Er is niet voldoende elektrische stroom in het gebouw.
De droogkast werkt slechts op 50% van zijn elektrische verwarmingscapaciteit.
De luchtstroming moet voldoende gereduceerd worden zodat de verdamping in de droogkast voldoende is voor een optimale vochtigheidscontrole.
T
Controle van de temperatuur op het einde van de droogcyclus
Bij een gewone droogcyclus bereikt de eindtemperatuur de ingestelde eindwaarde als het linnen droog is.
Voor een juist droogproces: voordat de vochtigheidscontrole het droogproces stopt, dient de droogkast de geprogrammeerde temperatuurwaarde te bereiken.
Indien het niet gebeurt, heeft tijdens het droogproces geen voldoende verdamping plaatsgevonden vanwege gereduceerde verwarmingscapaciteit. De meting van de luchtvochtigheid zal niet exact zijn voor een optimale vochtigheidscontrole.
T
Het linnen moet gesorteerd worden
Indien er verchillende soorten van linnen in de droogkast zijn, is het niet mogelijk dat het linnen op het einde gelijkmatig droog is.
Er wordt aanbevolen het linnen te sorteren en altijd dezelfde soorten samen te drogen.
* katoen
* synthetisch linnen
Bij het gebruikt van de vochtigheidscontrole zal het drogen van verschillende soorten van het linnen geen goed resultaat hebben.
T
Dunne – dikke stoffen
Voor kleren van dikke stoffen zoals b.v. jeans is een langere droogtijd nodig.
Het droogprogramma wordt waarschijnlijk gestopt als het linnen grotendeels droog is, maar de binnenkanten van de zakken zullen nog vochtig zijn.
Bij kleren van dunne stoffen kan het gebeuren dat het linnen op de genaaide plaatsen vochtig blijft. Het linnen droogt over nacht.
54
De vochtigheidscontrole zal de droogkast stoppen als het linnen droog is op grond van de gemeten luchtvochtigheid.
T
Juiste lading van de trommel
Sommige stoffen hebben in de trommel meer plaats nodig dan andere stoffen.
Het is noodzakelijk de juiste grootte van de droogkast te kiezen zodat er een goede luchtventilatie bereikt kan worden.
Indien er meer linnen in de trommel is, zal het de luchtstroming verhinderen en het linnen zal ongelijkmatig gedroogd worden.
516400_C_DATUM UITGAVE_21.9.2009.DOC PROGRAMMERINGSHANDLEIDING 55
BELANGRIJK!
TYPE MACHINE:
PROGRAMMAKIEZER:
- PROGRAMMAKIEZER EASY CONTROL (EC)
DATUM INSTALLATIE:
GEÏNSTALLEERD
DOOR:
SERIENUMMER:
ELEKTRISCHE SPECIFICATIE:
SPANNING ............IN.......... FASE ........Hz
OPMERKING:
BIJ ELK CONTACT MET UW DEALER BETREFFENDE
MACHINEVEILIGHEID OF RESERVEONDERDELEN MOET
DIT BLAD ZORGVULDIG WORDEN INGEVULD.
BEWAAR GEBRUIKSAANWIJZING VOOR VERDERE
REFERENTIES.
DEALER:
advertisement
Related manuals
advertisement