advertisement
SCX-4x24 Series
SCX-4x28 Series
Multifunctionele printer
Gebruikershandleiding
mogelijkheden die tot de verbeelding spreken
Bedankt voor uw aankoop van dit
Samsung-product.
De functies van uw nieuwe laserproduct
Uw nieuwe apparaat is uitgerust met een aantal speciale functies die de kwaliteit van de documenten die u afdrukt verbeteren.
Met dit apparaat kunt u:
Speciale functies
Afdrukken met een hoge snelheid en uitstekende kwaliteit
• U kunt afdrukken met een resolutie tot 1.200 dpi effectieve uitvoer.
• Uw printer drukt papier van A4-formaat af met een snelheid van 24 ppm (SCX-4x24 Series), 28 ppm (SCX-4x28 Series) en papier van letter-formaat met een snelheid van 25 ppm
(SCX-4x24 Series), 30 ppm (SCX-4x28 Series).
Verschillende soorten afdrukmateriaal verwerken
• In de lade voor handmatige invoer kunnen de volgende papiersoorten worden gebruikt: briefpapier, enveloppen, etiketten, transparanten, afdrukmedia met speciaal formaat, briefkaarten en dikker papier. In de lade voor handmatige invoer past 1 vel papier.
• Lade 1 voor 250 vellen en de optionele lade kunnen worden gebruikt voor normaal papier van diverse afmetingen.
Professionele documenten maken
• Watermerken afdrukken. U kunt uw documenten voorzien van een watermerk (bijv. "Vertrouwelijk"). Zie Software.
• Posters afdrukken. De tekst en afbeeldingen op elke pagina van uw document worden vergroot en afgedrukt op afzonderlijke vellen papier die u kunt samenvoegen tot een poster. Zie Software.
• U kunt gebruikmaken van voorbedrukte formulieren en gewoon papier met briefhoofd. Zie Software.
Tijd en geld besparen
• U kunt meerdere pagina’s op één vel afdrukken om papier te besparen.
• Dit apparaat bespaart automatisch stroom door het stroomverbruik aanzienlijk te beperken wanneer het apparaat niet wordt gebruikt.
• Om papier te besparen, kunt u op beide zijden van het papier afdrukken (dubbelzijdig afdrukken). Zie Software.
De capaciteit van uw apparaat uitbreiden
• Uw apparaat heeft een extra sleuf om het geheugen uit te
• Zoran IPS Emulation* dat compatibel is met PostScript 3
(PS) maakt PS-afdrukken mogelijk.
* Zoran IPS Emulation compatibel met PostScript 3
© Copyright 1995-2005, Zoran Corporation. Alle rechten voorbehouden. Zoran, het Zoran-logo, IPS/PS3 en OneImage zijn handelsmerken van Zoran Corporation.
* 136 PS3-lettertypen
Bevat UFST en MicroType van Monotype Imaging Inc.
Afdrukken onder verschillende besturingssystemen
• U kunt afdrukken onder verschillende besturingssystemen, zoals Windows, Linux en Macintosh.
• Het apparaat is voorzien van een USB-interface en een netwerkinterface.
Originelen van diverse formaten kopiëren
• Het is mogelijk de originele afbeelding verschillende keren te laten afdrukken op één enkele pagina.
• Er zijn speciale functies waarmee u een catalogus- of krantenachtergrond verwijdert.
• De afdrukkwaliteit en de grootte van de afbeelding kunnen tegelijkertijd worden aangepast en verbeterd.
De originelen scannen en direct verzenden
• In kleur scannen en de juiste compressie voor JPEG-,
TIFF- en PDF-indeling gebruiken.
• Bestanden snel scannen en verzenden naar verschillende bestemmingen via Netwerkscan.
Een specifiek tijdstip instellen voor het verzenden van een fax
• U kunt een bepaald tijdstip instellen om een fax te verzenden en u kunt de fax ook naar meerdere opgeslagen bestemmingen verzenden.
• Na het verzenden kunnen er faxrapporten worden afgedrukt op basis van uw instellingen.
2_De functies van uw nieuwe laserproduct
Functies per model
Het apparaat voorziet in alles wat u nodig hebt voor de verwerking van documenten: van afdrukken en kopiëren tot meer geavanceerde netwerkoplossingen voor uw bedrijf.
De belangrijkste functies van dit apparaat zijn:
USB 2.0
USB-geheugeninterface
FUNCTIES
ADI (automatische documentinvoer)
Netwerkinterface Ethernet 10/100 Base TX bedraad LAN
Dubbelzijdig afdrukken
FAX
Scannen en e-mailen
PostScript -stuurprogramma
SCX-4824FN SCX-4828FN
( : aanwezig, O: optioneel, leeg: niet beschikbaar)
Informatie over deze gebruikershandleiding
Deze gebruikershandleiding bevat basisinformatie over het apparaat en biedt tevens gedetailleerde informatie over de verschillende procedures die doorlopen worden tijdens het gebruik van het apparaat. Zowel beginnende als professionele gebruikers kunnen deze handleiding raadplegen voor installatie en gebruik van het apparaat.
Bepaalde termen in deze gebruikershandleiding hebben dezelfde betekenis:
• Document is synoniem met origineel.
• Papier is synoniem met materiaal of afdrukmateriaal.
De volgende tabel bevat informatie over de conventies die in deze gebruikershandleiding worden gebruikt:
CONVENTIE
Vet
Opmerking
Opgepast
Voetnoot
(Zie pagina 1 voor meer informatie)
OMSCHRIJVING
Wordt gebruikt voor teksten op het display of daadwerkelijke afdrukken op het apparaat.
Biedt aanvullende informatie of gedetailleerde uitleg over een functie of voorziening van het apparaat.
Biedt gebruikers informatie ter bescherming van het apparaat tegen mogelijke mechanische schade of defecten.
Start
VOORBEELD
De datumnotatie kan verschillen van land tot land.
Raak de groene onderzijde van de tonercassette niet aan.
Biedt aanvullende informatie over bepaalde woorden of over een bepaalde zin. a. pagina’s per minuut
Verwijst gebruikers naar een referentiepagina met aanvullende informatie.
(Zie pagina 1 voor meer informatie)
De functies van uw nieuwe laserproduct_3
Meer informatie
Meer informatie over de instelling en het gebruik van uw apparaat vindt u in de volgende bronnen. Dit kunnen papieren of online te raadplegen documenten zijn.
Beknopte installatiehandleiding
Biedt informatie over het instellen van het apparaat. U moet de instructies in de handleiding volgen om het apparaat gebruiksklaar te maken.
Online gebruikershandleiding
Stapsgewijze instructies om alle functies van uw apparaat ten volle te benutten, en informatie over het onderhoud van uw apparaat, de oplossing van eventuele problemen en de installatie van toebehoren.
Deze handleiding bevat ook een sectie Software met informatie over de wijze waarop u documenten kunt afdrukken onder verschillende besturingssystemen en de manier waarop u de meegeleverde hulpprogramma’s gebruikt.
Hulp bij het printerstuurprogramma
Biedt ondersteunende informatie over de eigenschappen van het printerstuurprogramma en instructies voor het instellen van afdrukinstellingen. Klik op Help in het dialoogvenster printereigenschappen om toegang te krijgen tot het helpscherm van het printerstuurprogramma.
Samsung-website
Als u toegang hebt tot het internet, kunt u help en ondersteuning gebruiken, en printerstuurprogramma’s, handleidingen en bestelinformatie downloaden van de Samsung-website, www.samsungprinter.com
.
4_De functies van uw nieuwe laserproduct
Veiligheidsinformatie
Belangrijke veiligheidssymbolen en voorzorgsmaatregelen
Betekenis van de pictogrammen en symbolen in deze gebruikershandleiding:
Risico’s of onveilige werkwijzen die kunnen leiden tot ernstig persoonlijk letsel of overlijden.
WAARSCHUWING
Risico’s of onveilige werkwijzen die kunnen leiden tot licht persoonlijk letsel of schade aan eigendommen.
LET OP
Volg deze standaardveiligheidsmaatregelen op om de kans op brand, explosies, elektrische schokken of persoonlijk letsel te voorkomen wanneer u het apparaat gebruikt
LET OP
NIET proberen.
NIET demonteren.
NIET aanraken.
Volg de instructies uitdrukkelijk op.
Haal de stekker uit het stopcontact.
Zorg dat het apparaat geaard is om elektrische schokken te voorkomen.
Bel het servicecentrum voor hulp.
Deze waarschuwingssymbolen zijn aanwezig om te voorkomen dat u of anderen gewond raken. Volg deze uitdrukkelijk op. Bewaar dit gedeelte nadat u het hebt doorgelezen op een veilige plaats, zodat u het later kunt raadplegen.
1. Zorg dat u alle instructies gelezen en begrepen hebt.
2. Gebruik altijd uw gezonde verstand bij het gebruik van elektrische apparaten.
3. Volg alle aanwijzingen en waarschuwingen op die zich op het product en in de bijbehorende documentatie bevinden.
4. Als andere gebruiksinstructies deze veiligheidsinstructies lijken tegen te spreken, moet u zich aan deze veiligheidsinstructies houden. Misschien zijn de andere gebruiksinstructies u niet helemaal duidelijk. Wanneer u er niet uit komt, moet u contact opnemen met uw leverancier of service center.
5. Haal de stekker van het apparaat altijd uit het stopcontact en trek ook de telefoonstekker uit het telefoonstopcontact voordat u het apparaat reinigt. Gebruik geen vloeistoffen of spuitbussen. Gebruik voor het schoonmaken alleen een vochtige doek.
6. Zet het apparaat niet op een wankel wagentje, onderstel of tafel. Het apparaat kan dan vallen, waardoor het ernstig beschadigd kan raken.
7. Het apparaat mag nooit op of dichtbij een radiator, kachel, airconditioner of ventilatiekanaal worden geplaatst.
8. Zet of leg geen voorwerpen op het netsnoer of de telefoonkabel. Zet het apparaat ook niet op een plaats waar de kabels kunnen knikken of problemen kunnen ontstaan doordat er mensen over de kabels heen lopen.
9. Sluit niet te veel apparaten op hetzelfde stopcontact of verlengsnoer aan. Dit kan de werking verstoren en verhoogt de kans op brand en elektrische schokken.
10. Voorkom dat huisdieren op het netsnoer, de telefoonkabel of de kabel naar de computer bijten.
11. Steek nooit vreemde voorwerpen door de openingen in de behuizing van het apparaat. Ze kunnen dan in aanraking komen met een gevaarlijk hoge spanning, met kans op brand of elektrische schokken. Zorg dat er nooit vloeistoffen op of in het apparaat worden gemorst.
Veiligheidsinformatie_5
12. Om de kans op elektrische schokken zo klein mogelijk te houden, moet u het apparaat niet uit elkaar halen. Breng het apparaat naar een gekwalificeerde onderhoudsmonteur wanneer dit gerepareerd moet worden. Als u de behuizing opent of verwijdert, kunt u worden blootgesteld aan een gevaarlijk hoge spanning en andere gevaren. Wanneer het apparaat niet op de juiste manier in elkaar wordt gezet, bestaat ook tijdens gebruik kans op elektrische schokken.
13. In de volgende gevallen koppelt u het apparaat los van het telefoonstopcontact, de pc en het stopcontact, en laat u controle en reparatie over aan een goed opgeleide onderhoudsmonteur:
• als een deel van het netsnoer of de stekker of connector is beschadigd of gerafeld;
• als er vloeistof in het apparaat is gemorst;
• als het apparaat is blootgesteld aan regen of water;
• als het apparaat niet goed werkt hoewel de instructies goed zijn opgevolgd;
• als het apparaat is gevallen of wanneer de behuizing zichtbaar beschadigd is;
• als het apparaat plotseling duidelijk anders functioneert.
14. Verander alleen instellingen die in de handleiding worden behandeld. Wijzigen van andere instellingen kan schade tot gevolg hebben, en een deskundige onderhoudsmonteur kan daarna heel wat tijd nodig hebben om het apparaat weer in orde te maken.
15. Gebruik het apparaat niet tijdens onweer. Er bestaat dan enige kans op elektrische schokken ten gevolge van blikseminslag. Koppel het apparaat zo mogelijk los van het telefoonstopcontact en het stopcontact, en sluit het pas weer aan als het onweer voorbij is.
16. Gebruik het netsnoer dat bij het apparaat werd geleverd voor een veilige werking. Als u een netsnoer met een lengte van meer dan twee meter gebruikt voor een apparaat dat op 110 V werkt, moet de draaddikte van het netsnoer minstens 16 AWG a
zijn.
17. Gebruik alleen een telefoonsnoer met een doorsnede van 26 AWG of hoger.
18. BEWAAR DEZE INSTRUCTIES.
a. AWG: American Wire Gauge
6_Veiligheidsinformatie
Verklaring inzake laserveiligheid
De printer is in de Verenigde Staten gecertificeerd als zijnde in overeenstemming met de vereisten van DHHS 21 CFR, hoofdstuk 1, subhoofdstuk J voor laserproducten van klasse I(1), en is elders gecertificeerd als een laserproduct van klasse I dat voldoet aan de vereisten van IEC 825.
Laserproducten van klasse I worden niet als gevaarlijk beschouwd. Het lasersysteem en de printer zijn zo ontworpen dat bij normaal gebruik, onderhoud door de gebruiker of in de instructies voorgeschreven onderhoudssituaties nooit iemand zal worden blootgesteld aan laserstraling hoger dan klasse I.
Waarschuwing
Gebruik of onderhoud de printer nooit als de beschermkap van de laser/scanner is verwijderd. Hoewel de gereflecteerde laserstraal onzichtbaar is, kan ze uw ogen beschadigen.
Als u dit apparaat gebruikt, moeten deze elementaire veiligheidsmaatregelen altijd in acht worden genomen om het risico van brand, elektrische schokken en lichamelijk letsel te beperken:
Ozonveiligheid
Tijdens normale werking produceert dit apparaat ozon. De geproduceerde ozon vormt geen gevaar voor de gebruiker. Wij raden echter aan het apparaat op te stellen in een goed geventileerde ruimte.
Voor meer informatie over ozon kunt u contact opnemen met een Samsung-verkoper in uw buurt.
Energie besparen
Dit apparaat maakt gebruik van geavanceerde energiebesparende technologie, die het energiegebruik vermindert wanneer het apparaat niet wordt gebruikt.
Als het apparaat gedurende langere tijd geen gegevens ontvangt, wordt het energiegebruik automatisch verminderd.
ENERGY STAR en het ENERGY STAR-merk zijn gedeponeerde Amerikaanse handelsmerken.
Meer informatie over het ENERGY STAR-programma vindt u op http://www.energystar.gov.
Veiligheidsinformatie_7
Recycling
Recycle de verpakkingsmaterialen van dit product of voer ze op een milieuvriendelijke wijze af.
Correcte verwijdering van dit product (elektrische & elektronische afvalapparatuur)
Dit merkteken op het product of het bijbehorende informatiemateriaal duidt erop dat het niet met ander huishoudelijk afval verwijderd moet worden aan het einde van zijn gebruiksduur. Om mogelijke schade aan het milieu of de menselijke gezondheid door ongecontroleerde afvalverwijdering te voorkomen, moet u dit product van andere soorten afval scheiden en op een verantwoorde manier recyclen, zodat het duurzame hergebruik van materiaalbronnen wordt bevorderd.
Huishoudelijke gebruikers moeten contact opnemen met de winkel waar ze dit product hebben gekocht of met de gemeente waar ze wonen om te vernemen waar en hoe ze dit product milieuvriendelijk kunnen laten recyclen.
Zakelijke gebruikers moeten contact opnemen met hun leverancier en de algemene voorwaarden van de koopovereenkomsten nalezen. Dit product moet niet worden gemengd met ander bedrijfsafval voor verwijdering.
Correcte behandeling van een gebruikte accu uit dit product
(Van toepassing op de Europese Unie en andere Europese landen met afzonderlijke inzamelingssystemen voor accu's en batterijen.)
Dit merkteken op de accu, handleiding of verpakking geeft aan dat de accu in dit product aan het einde van de levensduur niet samen met ander huishoudelijk afval mag worden weggegooid. De chemische symbolen Hg, Cd of Pb geven aan dat het kwik-, cadmium- of loodgehalte in de accu hoger is dan de referentieniveaus in de Richtlijn 2006/66/EC. Indien de gebruikte accu niet op de juiste wijze wordt behandeld, kunnen deze stoffen schadelijk zijn voor de gezondheid van mensen of het milieu.
Ter bescherming van de natuurlijke hulpbronnen en ter bevordering van het hergebruik van materialen, verzoeken wij u afgedankte accu's en batterijen te scheiden van andere soorten afval en voor recycling aan te bieden bij het gratis inzamelingssysteem voor accu's en batterijen in uw omgeving.
Radiofrequentiestraling
FCC-voorschriften
Uit tests is gebleken dat dit apparaat voldoet aan de beperkingen voor een digitaal apparaat van klasse B conform artikel 15 van de
FCC-voorschriften. Deze beperkingen zijn bedoeld om een redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke interferentie binnenshuis. Dit apparaat genereert, gebruikt en straalt mogelijk radiofrequentie-energie uit en kan, indien het niet overeenkomstig de aanwijzingen wordt geïnstalleerd en gebruikt, schadelijke interferentie voor radiocommunicatie veroorzaken. Er kan echter niet worden gegarandeerd dat er bij een specifieke installatie geen interferentie zal plaatsvinden. Als dit apparaat schadelijke interferentie voor radio- of tv-ontvangst veroorzaakt, wat u kunt controleren door het apparaat in en uit te schakelen, kunt u de interferentie trachten te elimineren door een of meer van de volgende stappen te ondernemen:
• Draai of verplaats de ontvangstantenne.
• Vergroot de afstand tussen het apparaat en de ontvanger.
• Sluit het apparaat aan op een stopcontact in een andere stroomkring dan deze waarop de ontvanger is aangesloten.
• Raadpleeg de verkoper of een ervaren radio-/tv-technicus.
Wijzigingen of aanpassingen die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de fabrikant die verantwoordelijk is voor de naleving van de toepasselijke voorschriften, kunnen ertoe leiden dat de gebruiker niet langer de toestemming heeft om het apparaat te gebruiken.
Canadese regelgeving inzake radio-interferentie
Dit digitale apparaat overschrijdt niet de beperkingen van Klasse B voor radioruisemissies van digitale apparaten zoals beschreven in de norm inzake interferentie veroorzakende apparaten met de titel "Digital Apparatus", ICES-003 van Industry and Science Canada.
Cet appareil numérique respecte les limites de bruits radioélectriques applicables aux appareils numériques de Classe B prescrites dans la norme sur le matériel brouilleur: « Appareils Numériques », ICES-003 édictée par l’Industrie et Sciences Canada.
8_Veiligheidsinformatie
Verenigde Staten van Amerika
Federal Communications Commission (FCC)
'Intentional emitter' overeenkomstig FCC Deel 15
Deze printer is bestemd voor gebruik thuis of op kantoor. Mogelijk bevat uw printer radio-LAN-apparaten met een laag vermogen
(radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de 2,4 GHz/5 GHz-band. Dit deel is alleen van toepassing als dergelijke apparaten aanwezig zijn. Zie het systeemlabel om na te gaan of er draadloze apparaten aanwezig zijn.
Draadloze apparaten die mogelijk in uw systeem aanwezig zijn, mogen in de Verenigde Staten alleen worden gebruikt als op het systeemlabel een FCC-identificatienummer staat.
De FCC heeft een algemene richtlijn uitgevaardigd waarin staat dat de afstand tussen het apparaat en het lichaam van de gebruiker, voor gebruik van een draadloos apparaat nabij het lichaam (omvat geen uitstekende delen), minstens 20 cm moet bedragen. Dit apparaat moet meer dan 20 cm van het lichaam worden gebruikt als draadloze apparaten ingeschakeld zijn. Het geleverde vermogen van het draadloze apparaat (of de draadloze apparaten) dat (die) mogelijk in uw printer ingebouwd is (zijn), ligt ruimschoots onder de door de FCC vastgelegde
RF-blootstellingsgrenzen.
Deze zender mag niet worden opgesteld nabij of worden gebruikt in combinatie met een andere antenne of zender.
Het gebruik van dit apparaat is onderworpen aan de volgende twee voorwaarden: (1) dit apparaat mag geen schadelijke interferentie veroorzaken en (2) dit apparaat moet alle ontvangen interferentie accepteren, inclusief interferentie die een ongewenste werking van het apparaat kan veroorzaken.
Draadloze apparaten mogen niet worden onderhouden door de gebruiker. Wijzig ze op geen enkele manier. Als u een draadloos apparaat wijzigt, verliest u de toestemming om het te gebruiken. Neem voor onderhoud contact op met de fabrikant.
FCC-verklaring voor het gebruik van draadloze lokale netwerken:
Tijdens de installatie en het gebruik van deze combinatie van zender en antenne is het mogelijk dat vlakbij de geïnstalleerde antenne de
RF-blootstellingsgrens van 1 mW/cm² wordt overschreden. Daarom moet de gebruiker te allen tijde minstens 20 cm afstand houden van de antenne. Dit apparaat mag niet samen met een andere zender en zendantenne worden opgesteld.
Fax-identificatie
In verschillende landen is het wettelijk verboden om met een computer of ander elektronisch apparaat faxberichten te verzenden die niet zijn voorzien van een duidelijke strook met de volgende informatie, aan de onderkant of bovenkant van iedere verzonden pagina of op de eerste pagina:
(1) verzenddatum en -tijd
(2) naam van de verzender (bedrijf, bedrijfsonderdeel of persoon); en
(3) faxnummer van de verzender (apparaat, bedrijf, bedrijfsonderdeel of persoon).
Uw telefoonbedrijf kan wijzigingen aanbrengen in communicatiefaciliteiten, gebruik van apparatuur en procedures wanneer dit redelijkerwijs noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, mits dit niet indruist tegen de regels en voorschriften (VS: FCC Deel 68). Als van zulke wijzigingen redelijkerwijs kan worden verwacht dat ze tot gevolg zullen hebben dat bepaalde telefoonrandapparatuur niet meer compatibel is met de communicatiemiddelen van het telefoonbedrijf, of dat wijzigingen of modificaties van deze randapparatuur nodig zijn, of op enige andere wijze daadwerkelijke gevolgen hebben voor het gebruik of de prestaties van de randapparaten, moet de klant hiervan op adequate wijze schriftelijk op de hoogte worden gesteld, zodat de klant de gelegenheid heeft om maatregelen te nemen waardoor de telefoonaansluiting in bedrijf kan blijven.
Veiligheidsinformatie_9
Aansluitfactor (REN, Ringer Equivalence Number)
Afhankelijk van het land van aanschaf kan achter of onder op het apparaat een sticker zitten met de aansluitfactor (VS: Ringer Equivalence
Number) en het toelatingsnummer of registratienummer (VS: FCC Registration Number) van het apparaat. In sommige landen (zoals de VS) moet deze informatie aan het telefoonbedrijf worden verstrekt.
De aansluitfactor is een getal dat aangeeft hoe zwaar een apparaat de telefoonlijn belast. Hiermee kunt u bepalen hoeveel apparaten u op dezelfde lijn kunt aansluiten voordat deze wordt "overbelast". Als u te veel apparaten op dezelfde lijn aansluit, ontstaan er problemen met zelf bellen en beantwoorden van inkomende oproepen. Een veel voorkomend probleem is dat de apparaten niet meer overgaan. Het totaal van de aansluitfactoren van alle op dezelfde telefoonlijn aangesloten apparaten mag niet meer dan 5 bedragen om zeker te zijn dat het telefoonbedrijf in staat is om de diverse diensten ter beschikking te stellen. In een enkel geval is een totaal van 5 te hoog (afhankelijk van telefoonbedrijf en/ of centrale). Als een aangesloten telefoonapparaaat niet goed werkt, moet u het onmiddellijk loskoppelen van de telefoonlijn aangezien het schade kan toebrengen aan het telefoonnet.
Volgens de voorschriften van de FCC (Federal Communication Commission) kunnen wijzigingen of modificaties aan dit aparaat die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de fabrikant (die er zorg voor dient te dragen dat het apparaat aan de normen voldoet) ertoe leiden dat het de gebruiker niet langer is toegestaan om het apparaat te gebruiken. Wanneer randapparatuur schade aan het telefoonnet veroorzaakt, moet het telefoonbedrijf de klant ervan op de hoogte stellen dat de dienst kan worden onderbroken. Wanneer het echter in de praktijk niet mogelijk is om de klant vooraf in te lichten, kan het telefoonbedrijf de dienstverlening eerder onderbreken, onder voorwaarde dat het: a) de klant zo snel mogelijk inlicht; b) de klant de gelegenheid geeft om het probleem met de randapparatuur op te heffen; c) de klant erop wijst dat deze het recht heeft om een klacht in te dienen bij de Federal Communication Commission volgens de procedures uiteengezet in "FCC Rules and Regulations Subpart E of Part 68".
Verder moet u het volgende weten:
• Het apparaat is niet ontworpen voor aansluiting op een digitale bedrijfscentrale.
• Als u het apparaat wilt aansluiten op een telefonlijn waarop ook een computerfax/modem is aangesloten, is het mogelijk dat alle op de lijn aangesloten apparaten problemen ondervinden met verzenden of ontvangen. We raden u aan, behalve een normaal telefoontoestel, geen andere apparaten aan te sluiten op de lijn waar het apparaat op is aangesloten.
• Als u zich in een gebied bevindt waar veel onweer voorkomt of regelmatig spanningspieken optreden in het lichtnet, raden we u aan om zowel voor het lichtnet als de telefoonlijn een piekspanningsbeveiliging te installeren. Piekspanningsbeveiligingen kunt u aanschaffen bij uw dealer of bij een elektronica speciaalzaak.
• Wanneer u een alarmnummer in het apparaat programmeert en/of een alarmnummer draait om te testen of alles goed werkt, bel dan eerst het normale nummer (dus niet het alarmnummer) van de alarmdienst om de dienst van de test op de hoogte te stellen. De dienst kan u dan meteen inlichten over de testprocedure die u kunt volgen.
• Dit apparaat mag niet worden aangesloten op een muntautomaat of een lijn die wordt gebruikt voor telefonisch vergaderen.
• Dit apparaat heeft een magnetische koppeling voor gehoorapparaten.
U kunt het apparaat veilig op een telefoonnet aansluiten via een standaard modulaire connector, USOC RJ-11C.
10_Veiligheidsinformatie
Stekker van het netsnoer vervangen (alleen voor UK)
Belangrijk
Het netsnoer van dit apparaat is voorzien van een standaardstekker (BS 1363) van 13 ampère en een zekering van 13 ampère. Wanneer u de zekering vervangt, moet u een geschikt type van 13 ampère gebruiken. Nadat u de zekering hebt gecontroleerd of vervangen, moet u de afdekkap van de zekering weer sluiten. Als u de afdekkap van de zekering kwijt bent, mag u de stekker niet gebruiken totdat u er een nieuwe afdekkap op hebt gezet.
Neem contact op met de leverancier bij wie u het apparaat hebt gekocht.
De 13 ampère stekker is het meest voorkomende type in de UK en kan in de meeste gevallen worden gebruikt. Sommige (meest oudere) gebouwen hebben echter geen normale 13 ampère stopcontacten. Als u het apparaat op een ouder stopcontact wilt aansluiten, moet u een geschikt verloopstuk (adapter) kopen. Verwijder nooit de aangegoten stekker van het netsnoer.
Als u ondanks het bovenstaande toch de aangegoten stekker verwijdert, gooi deze dan onmiddellijk in de vuilnisbak.
U kunt de stekker niet opnieuw bedraden, en wanneer iemand hem in een passend stopcontact doet, bestaat er groot gevaar voor elektrische schokken
.
Belangrijke waarschuwing:
dit apparaat moet worden aangesloten op een geaard stopcontact.
De aders van het netnoer hebben de volgende kleurcodering:
• groen en geel: aarde
• blauw: neutraal
• bruin: fase
Ga als volgt te werk als de kleuren van de aders in het netsnoer niet gelijk zijn aan die van de stekker.
Sluit de groen/gele aardedraad aan op de pool die is gemarkeerd met de letter "E", het aarde-symbool, de kleuren groen/geel of de kleur groen.
Sluit de blauwe draad aan op de pool die is gemarkeerd met de letter "N" of de kleur zwart.
Sluit de bruine draad aan op de pool die is gemarkeerd met de letter "L" of de kleur rood.
Ergens in de stroomkring moet een zekering van 13 Ampère zijn aangebracht: in de stekker, in de adapter of in de meterkast.
Verklaring van overeenstemming (Europese landen)
Goedkeuringen en certificeringen
De CE-markering op dit product verwijst naar de verklaring van overeenstemming van Samsung Electronics Co., Ltd. met de volgende toepasselijke 93/68/EEG-richtlijnen van de Europese Unie per de aangegeven datums:
De conformiteitsverklaring vindt u op www.samsung.com/printer. Daar klikt u op Support > Download center en voert u de printernaam in.
1 januari 1995: Richtlijn 73/23/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke voorschriften van de lidstaten inzake elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen (laagspanningsrichtlijn).
1 januari 1996: Richtlijn 89/336/EEG van de Raad (92/31/EEG) betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake elektromagnetische compatibiliteit.
9 maart 1999: Richtlijn 1999/5/EG van de Raad betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit. U kunt bij uw vertegenwoordiger van Samsung Electronics Co., Ltd. een volledige verklaring krijgen waarin de relevante richtlijnen en de normen waarnaar wordt verwezen zijn gedefinieerd.
EC certificering
Richtlijn 1999/5/EC certificering inzake radioapparatuur en telecommunicatie randapparatuur (FAX)
Dit Samsung product is door Samsung gecertificeerd voor aansluiting als individueel randapparaat op analoge openbare netwerken volgens richtlijn 1999/5/EC. Het product is ontworpen om te werken met de nationale PSTN’s en compatibele PBX’s van de Europese landen:
Bij problemen adviseren wij u in eerste instantie contact op te nemen met Euro QA Lab of Samsung Electronics Co., Ltd.
Het product is getest op basis van TBR21. Als hulp bij het gebruik en de toepassing van eindapparatuur die in overeenstemming is met deze norm, heeft ETSI, het Europees instituut voor telecommunicatienormen, een adviesdocument (EG 201 121) uitgegeven dat opmerkingen en aanvullende vereisten bevat om de netwerkcompatibiliteit van TBR21-terminals te garanderen. Bij de ontwikkeling is rekening gehouden met de in dit document genoemde adviezen en het product voldoet daar volledig aan.
Veiligheidsinformatie_11
Europese radiogoedkeuringsinformatie
(voor producten uitgerust met door de EU goedgekeurde radioapparaten)
Dit product is een printer. Mogelijk bevat uw printersysteem, dat bedoeld is voor gebruik thuis of op kantoor, radio LAN type-apparaten met een laag vermogen (radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de 2,4 GHz/5 GHz band. Dit deel is alleen van toepassing als deze apparaten aanwezig zijn. Zie het systeemlabel om na te gaan of draadloze apparaten aanwezig zijn.
Draadloze apparaten die mogelijk in uw systeem aanwezig zijn, mogen in de Europese Unie of daarmee verbonden regio’s alleen worden gebruikt als een CE-markering met een registratienummer van systeemlabel staan.
, een aangemelde instantie en het waarschuwingssymbool op het
Het geleverde vermogen van het draadloze apparaat dat of de draadloze apparaten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd, ligt ruimschoots onder de RF-blootstellingsgrenzen die de Europese Commissie heeft vastgelegd in de R&TTE-richtlijn.
De volgende Europese landen hebben hun goedkeuring voor gebruik gegeven:
EU
Oostenrijk, België, Cyprus, Tsjechië, Denemarken, Estland, Finland, Frankrijk (met frequentiebeperkingen),
Duitsland, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Polen,
Portugal, Slowakije, Slovenië, Spanje, Zweden en het Verenigd Koninkrijk.
EER/EVA
IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland
Europese landen met beperkingen inzake het gebruik:
EU
In Frankrijk is het frequentiebereik beperkt tot 2446,5-2483,5 MHz voor apparaten met een zendvermogen van meer dan 10 mW
EER/EVA
Geen beperkingen op dit moment.
12_Veiligheidsinformatie
Wettelijk verplichte verklaringen inzake overeenstemming
Draadloze besturing
Mogelijk bevat uw printersysteem radio LAN type-apparaten met een laag vermogen (radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de 2,4 GHz/5 GHz band. Het volgende deel is een algemeen overzicht van overwegingen die betrekking hebben op het gebruik van een draadloos apparaat.
Aanvullende beperkingen, waarschuwingen en aandachtspunten voor specifieke landen zijn vermeld in de delen die handelen over een specifiek land of een specifieke groep van landen. De draadloze apparaten in uw systeem mogen alleen worden gebruikt in de landen geïdentificeerd door de "radiogoedkeuringsmerken" (Radio Approval Marks) op het systeemlabel. Als u het draadloze apparaat wilt gebruiken in een land dat niet in de lijst staat, neemt u contact op met uw plaatselijk radiogoedkeuringsbureau voor de vereisten. Draadloze apparaten zijn streng gereglementeerd en mogen mogelijk niet worden gebruikt.
Het geleverde vermogen van het draadloze apparaat dat of de draadloze apparaten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd, ligt ruimschoots onder de momenteel bekende RF-blootstellingsgrenzen. Omdat de draadloze apparaten (die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd) minder energie uitstralen dan toegestaan in veiligheidsnormen en aanbevelingen inzake radiofrequentie, is de fabrikant van oordeel dat het gebruik van deze apparaten veilig is. Ongeacht het vermogen moet erop worden gelet dat menselijk contact tijdens normaal gebruik tot een minimum wordt beperkt.
Als algemene richtlijn geldt dat de afstand tussen het draadloze apparaat en het lichaam van de gebruiker, voor gebruik van een draadloos apparaat nabij het lichaam (omvat geen uitstekende delen), doorgaans minstens 20 cm moet bedragen. Dit apparaat moet meer dan 20 cm van het lichaam worden gebruikt als draadloze apparaten aanstaan en uitzenden.
Deze zender mag niet worden opgesteld nabij of worden gebruikt in combinatie met een andere antenne of zender.
Sommige omstandigheden leggen beperkingen op aan draadloze apparaten. Hieronder vindt u een aantal voorbeelden van gangbare beperkingen:
Draadloze radiofrequentiecommunicatie kan apparatuur aan boord van vliegtuigen storen. De huidige luchtvaartvoorschriften vereisen dat draadloze apparaten aan boord van een vliegtuig worden uitgeschakeld. IEEE 802.11- (ook bekend als draadloos Ethernet) en Bluetoothcommunicatieapparaten zijn voorbeelden van apparaten die gebruikmaken van draadloze communicatie.
In omgevingen waar het risico op storing van andere apparaten of diensten gevaarlijk is of als gevaarlijk wordt beschouwd, is het mogelijk dat het gebruik van een draadloos apparaat wordt beperkt of verboden. Luchthavens, ziekenhuizen en plaatsen met een hoge concentratie aan zuurstof of ontvlambare gassen zijn slechts enkele voorbeelden van waar het gebruik van draadloze apparaten kan worden beperkt of verboden. Als u niet zeker weet of het gebruik van draadloze apparaten toegestaan is op de plaats waar u zich bevindt, vraagt u de plaatselijke bevoegde instantie om goedkeuring voordat u het draadloze apparaat gebruikt of inschakelt.
De beperkingen met betrekking tot het gebruik van draadloze apparaten verschillen van land tot land. Uw systeem is uitgerust met een draadloos apparaat. Daarom dient u, voordat u met uw systeem naar een ander land reist, bij de plaatselijke radiogoedkeuringsautoriteit te informeren of het gebruik van een draadloos apparaat in het land van bestemming onderworpen is aan beperkingen.
Als uw systeem werd geleverd met een ingebouwd draadloos apparaat, mag u dit apparaat niet gebruiken tenzij alle kleppen en afschermingen op hun plaats zitten en het systeem volledig gemonteerd is.
Draadloze apparaten mogen niet worden onderhouden door de gebruiker. Wijzig ze op geen enkele manier. Als u een draadloos apparaat wijzigt, verliest u de toestemming om het te gebruiken. Neem voor onderhoud contact op met de fabrikant.
Gebruik alleen stuurprogramma’s die goedgekeurd zijn voor het land waarin u het apparaat wilt gebruiken. Zie de "Systeemreparatieset" van de fabrikant of vraag meer informatie bij de afdeling "Technische ondersteuning" van de fabrikant.
Veiligheidsinformatie_13
14_Inhoud
2 De functies van uw nieuwe laserproduct
INLEIDING
18
19 Overzicht van het bedieningspaneel
20 Informatie over de Status-LED
22 Eigenschappen van het printerstuurprogramma
PostScript-stuurprogramma (alleen SCX-4x28 Series)
AAN DE SLAG
23
Ondersteunde besturingssystemen
Netwerkprotocol configureren via het apparaat
Werken met het SetIP-programma
27 Basisinstellingen van het apparaat
De taal op het display wijzigen
Tekens via het numerieke toetsenblok invoeren
Gebruik van de energiebesparende modus
Time-out van afdruktaak instellen
ORIGINELEN EN AFDRUKMATERIAAL PLAATSEN
31
Op de glasplaat van de scanner
Specificaties over afdrukmateriaal
Formaten van afdrukmaterialen die in elke modus worden ondersteund
Richtlijnen voor speciale afdrukmaterialen
35 Het formaat van het papier in de papierlade wijzigen
36 Papier plaatsen in lade 1 of in de optionele lade.
36 Afdrukken op speciale afdrukmaterialen
38 Papierformaat en -type instellen
Inhoud
KOPIËREN
39
39 De instellingen per kopie wijzigen
Tonersterkte
Oorspr. type
40 De standaardkopieerinstellingen wijzigen
40 Speciale kopieerfuncties gebruiken
2 of 4 pagina’s per vel kopiëren
Achtergrondafbeeldingen bijwerken
42 Time-out voor kopiëren instellen
SCANNEN
43
43 Scannen via het bedieningspaneel
Scaninformatie instellen in Samsung Scan Manager
Voorbereiden om te scannen via het netwerk
45 De instellingen voor iedere scanopdracht wijzigen
45 De standaardscaninstellingen wijzigen
Snelkiesnummers voor e-mail registreren
Groepskiesnummers voor e-mailgroepen configureren
Een item zoeken in het adresboek
EENVOUDIGE AFDRUKTAKEN
47
FAXEN
48
De documentinstellingen aanpassen
Het laatste nummer opnieuw kiezen
Automatisch ontvangen in modus Fax
Handmatig ontvangen in de modus Tel
Handmatig ontvangen via een intern telefoontoestel
Automatisch ontvangen in modus Ant/Fax
Faxen ontvangen via de modus DRPD
Ontvangen in veilige ontvangstmodus
Inhoud_15
Inhoud
Veilige ontvangstmodus inschakelen
Faxen ontvangen in het geheugen
51 Andere manieren om een fax te verzenden
Groepsverzenden (een fax naar meerdere bestemmingen verzenden)
Een fax met hoge prioriteit verzenden
De standaarddocumentinstellingen wijzigen
Automatisch een verzendrapport afdrukken
USB-FLASHGEHEUGEN GEBRUIKEN (ALLEEN SCX-4X28
SERIES)
57
57 Een USB-geheugenapparaat aansluiten
58 Scannen naar een USB-geheugenapparaat
58 Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
58 Om een document af te drukken vanaf een USB-geheugenapparaat
59 Een back-up maken van uw gegevens
Een back-up maken van uw gegevens
Een afbeeldingsbestand verwijderen
USB-geheugenapparaat formatteren
De USB-geheugenstatus weergeven
ONDERHOUD
60
Verwachte levensduur van de cassette
64 Het bericht Toner op wissen
Verbruiksartikelen controleren
66 Uw apparaat vanop de website beheren
66 Zo krijgt u toegang tot SyncThru™ Web Service
66 Het serienummer van het apparaat controleren
PROBLEMEN OPLOSSEN
67
67 Tips om papierstoringen te voorkomen
67 Vastgelopen papier verwijderen
Papierstoring in het invoergedeelte
68 Vastgelopen papier verwijderen
68 In het papierinvoergedeelte
16_Inhoud
Inhoud
In de lade voor handmatige invoer
71 Informatie over berichten op het display
Problemen met de afdrukkwaliteit
Veel voorkomende PostScript-problemen (alleen SCX-4x28 Series)
Veel voorkomende Macintosh-problemen
VERBRUIKSARTIKELEN EN ACCESSOIRES BESTELLEN
84
TOEBEHOREN INSTALLEREN
85
85 Voorzorgsmaatregelen die u in acht moet nemen bij de installatie van accessoires
85 Een geheugenmodule upgraden
Een geheugenmodule installeren
Het toegevoegde geheugen in de PS-printereigenschappen activeren
SPECIFICATIES
87
88 Specificaties van de printer
88 Specificaties van de scanner
89 Specificaties van het kopieerapparaat
VERKLARENDE WOORDENLIJST
90
INDEX
95
Inhoud_17
Inleiding
Hieronder ziet u waar de belangrijkste onderdelen van het apparaat zich bevinden:
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•
•
Overzicht van het bedieningspaneel
•
•
•
•
Eigenschappen van het printerstuurprogramma
Overzicht van de printer
Voorkant Achterkant
2
3
4
5
1
Breedtegeleiders voor documenten
Klep van de ADI
Bedieningspaneel
Steun voor papieruitvoer
Voorklep
6
Lade voor handmatige invoer
7
8
Lade 1
Documentinvoerlade
9
Documentuitvoerlade
10
USB-geheugenpoort
Indicator papierniveau
11
12
13
14
15
Optionele lade 2
Tonercassette
Papierbreedtegeleiders van de lade voor handmatige invoer
Scannerdeksel
16
Glasplaat van de scanner
1
2
3
4
5
Aansluiting telefoonlijn
Uitgang voor intern telefoontoestel (EXT)
USB-poort
Netwerkpoort
15-pinsaansluiting voor optionele lade
6
Greep
7
Klep moederbord
8
9
Achterklep
Aansluiting netsnoer
10
Stroomschakelaar
Inleiding_18
Overzicht van het bedieningspaneel
5
6
7
1
2
3
4
8
9
10
ID Copy
Direct USB
Reduce/Enlarge
U kunt beide zijden van een document, bijvoorbeeld een identiteitsbewijs, kopiëren op
een enkel vel papier. Zie pagina 40.
Hiermee kunt u rechtstreeks bestanden uit een
USB-geheugenapparaat afdrukken wanneer dat op de USB-geheugenpoort aan de voorzijde van
het apparaat is aangesloten. Zie pagina 57.
(alleen SCX-4x28 Series)
Hiermee maakt u een kopie kleiner of groter dan het origineel. (alleen SCX-4x24 Series)
Display
Status
Fax
Toont de huidige status en houdt u op de hoogte tijdens het gebruik.
Hier wordt de status van het apparaat
Activeert de faxmodus.
Activeert de kopieermodus.
Copy
Scan/Email
Menu
Linker/rechter pijl
OK
Activeert de scanmodus.
Hiermee opent u de menumodus en bladert u door de beschikbare menu’s.
Hiermee bladert u door de beschikbare opties in het geselecteerde menu en verhoogt of verlaagt u de waarden.
Hiermee bevestigt u de selectie op het scherm.
11
12
13
14
15
16
Back
Cijfertoetsen
Address Book
Redial/Pause
On Hook Dial
Stop/Clear
Hiermee keert u terug naar het bovenliggende menu.
Hiermee kiest u een nummer of voert u
alfanumerieke tekens in. Zie pagina 29.
Hiermee kunt u vaak gebruikte faxnummers en e-mailadressen in het geheugen opslaan.
Hiermee kiest u het laatste nummer opnieuw (in gereedmodus) of voegt u een pauze in een faxnummer in (in de bewerkingsmodus).
Hiermee opent u de telefoonlijn.
Hiermee onderbreekt u een activiteit die wordt uitgevoerd. Hiermee kunt u in gereedmodus de kopieeropties (zoals de helderheid, het type document, het kopieerformaat en het aantal exemplaren) wissen/annuleren.
Hiermee start u een taak.
17
Start
• Het kan zijn dat de afbeeldingen in deze gebruikershandleiding niet geheel overeenkomen met uw apparaat. Dit is afhankelijk van de opties en het model.
• Als u een groot aantal pagina’s tegelijk afdrukt, kan het oppervlak van de uitvoerlade heet worden. Let erop dat u het oppervlak niet aanraakt en zorg ervoor dat kinderen niet in de buurt komen.
19_Inleiding
Informatie over de Status-LED
De kleur van de Status-LED geeft de huidige status van het apparaat weer.
Uit
STATUS OMSCHRIJVING
• Het apparaat is uitgeschakeld.
• Het apparaat staat in de energiebesparende modus. Wanneer er gegevens binnenkomen of een knop wordt ingedrukt, gaat het apparaat automatisch online.
Groen Knippert
• Wanneer het groene lampje traag knippert, is het apparaat bezig met het ontvangen van gegevens van de computer.
• Als het groene LED snel knippert, is het apparaat bezig met afdrukken.
Aan
• Het apparaat is ingeschakeld en klaar voor gebruik.
Rood Knippert
• Er is een kleine storing opgetreden en het apparaat wacht tot het probleem is verholpen.
Controleer het bericht op het display en
raadpleeg "Informatie over berichten op het display" op pagina 71 om het probleem op te
lossen.
• De tonercassette is bijna leeg. Een nieuwe tonercassette bestellen, zie
"Verbruiksartikelen en accessoires bestellen" op pagina 84. U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk
verbeteren door de toner opnieuw te verdelen.
Zie "De tonercassette vervangen" op pagina 63.
Aan
• Er is een probleem opgetreden, zoals een papierstoring, een openstaande klep of geen papier in de lade, waardoor het apparaat niet kan doorgaan met de uitvoering van de taak.
Controleer het bericht op het display en ga
naar "Informatie over berichten op het display" op pagina 71 om het probleem op te lossen.
• De tonercassette is leeg of moet worden
vervangen. Zie "Informatie over berichten op het display" op pagina 71.
Controleer altijd het bericht op het display voor het oplossen van het probleem. Aan de hand van de aanwijzingen onder
Probleemoplossing kunt u ervoor zorgen dat het apparaat weer naar
behoren werkt. Zie "Informatie over berichten op het display" op pagina 71 voor meer informatie.
20_Inleiding
Menuoverzicht
Het bedieningspaneel biedt toegang tot verschillende menu’s voor instelling en gebruik van het apparaat. Druk op Menu om toegang te krijgen tot deze menu’s.
Raadpleeg onderstaand diagram.
Afhankelijk van uw opties of model zullen sommige menu’s mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze menu’s niet van toepassing op uw apparaat.
Faxfunctie
Tonersterkte
Resolutie
Meerdere verz.
Uitgest. verz.
Prior. verz.
Fax
Veilige ontv.
Pag. toevoegen
Taak annuleren
Faxinstel.
Verzending
Aant. kiespog.
Opn. kiezen na
Kenget. kiezen
ECM-modus
Transm.rapport
TCR voor afb.
Kiesmodus
Ontvangst
Ontvangstmodus
Opn. na bels.
.
Faxinstel.
(Vervolg)
Ontv.g. stemp.
Startc. ontv.
Aut. verklein.
Grootte neger.
Inst. ong. fax
DRPD-modus
Dubbelz. afdr.
St.inst. wijz.
Resolutie
Tonersterkte
Autom. rapport
Kopieerfunctie
Verkl./vergr.
Tonersterkte
Oorspr. type
Lay-out
Normaal
2 pagina's/vel
4 pagina's/vel
ID kopie
Poster kopier.
Meer op 1 vel
Achtergrondkl.
Kopieerinstel.
Dubbelz. afdr.
St.inst. wijz.
Exemplaren
Kopieen sort.
Verkl./vergr.
Tonersterkte
Oorspr. type
Scanfunctie
USB-functie
Scanformaat
Oorspr. type
Resolutie
Scankleur
Scanindeling
E-mailfunctie
Scanformaat
Oorspr. type
Resolutie
Scankleur
Scaninstel.
St.inst. wijz.
USB-standaard
E-mailstand.
Netwerk
TCP/IP
Ethernet-snel.
Instel. wissen
Netwerkinform.
Systeeminst.
(Vervolg)
Instel. wissen
Alle instel.
Faxinstel.
Kopieerinstel.
Scaninstel.
Systeeminst.
Netwerkinstel.
Adresboek
Verzendrapport
Rap. ontv. fax
Systeeminst.
(Vervolg)
Rapport
Alle rapporten
Configuratie
Adresboek
Transm.rapport
Verzendrapport
Rap. ontv. fax
Geplande taken
Rap. ong. fax.
Netwerkinform.
Gebr.ver.lijst
Onderhoud
Toner Op wis.
Toner op neg.
Gebruiksduur
Serienummer
Papier stapel.
Systeeminst.
Apparaatinst.
Apparaat-id
Nr. van faxapp.
Datum en tijd
Klokmodus
Taal
Standaardmodus
Energ.spaarst.
Time-out
Time-out taak
Luchtdrukcorr.
Tonerbesparing
Inst. import.
Inst. export.
Papierinstel.
Papierformaat
Type papier
Papierinvoer
Geluid/Volume
Toetsgeluid
Waarsch.geluid
Luidspreker
Belsignaal
21_Inleiding
Meegeleverde software
Installeer de printer- en scannersoftware nadat u de printer hebt geïnstalleerd en op de computer hebt aangesloten. Als u onder Windows of
Macintosh werkt, installeert u de software vanaf de meegeleverde cd. Als u onder Linux werkt, moet u de software downloaden van de website van
Samsung (www.samsung.com/printer) en installeren.
OS INHOUD
Windows • Printerstuurprogramma: Gebruik dit stuurprogramma om de functies van uw printer ten volle te benutten.
•
PostScript Printer Description-bestand (PPD-
bestand): Het PostScript-stuurprogramma is bedoeld voor het afdrukken van documenten met complexe lettertypen en afbeeldingen in de PS-taal. (alleen SCX-
4x28 Series)
• Scannerstuurprogramma: Voor het scannen van documenten zijn TWAIN- en WIA-stuurprogramma’s
(Windows Image Acquisition) beschikbaar.
• Smart Panel: Dit programma geeft de status van het apparaat weer en waarschuwt u wanneer er een fout optreedt tijdens het afdrukken.
•
SmarThru Office
a
: Dit is de meegeleverde, op Windowsgebaseerde software voor uw multifunctionele apparaat.
• SetIP: Met dit programma kunt u de
TCP/IP-adressen van uw apparaat instellen.
Linux • Printerstuurprogramma: Gebruik dit stuurprogramma om de functies van uw printer ten volle te benutten.
•
PostScript Printer Description-bestand (PPD-
bestand): Voor het bedienen van het apparaat en het afdrukken van documenten vanaf een Linux-computer.
(alleen SCX-4x28 Series)
• SANE: Stuurprogramma voor het scannen van documenten.
• SetIP: Met dit programma kunt u de
TCP/IP-adressen van uw apparaat instellen.
Macintosh • Printerstuurprogramma: Gebruik dit stuurprogramma om de functies van uw printer ten volle te benutten.
•
PostScript Printer Description-bestand (PPD-
bestand): Voor het bedienen van het apparaat en het afdrukken van documenten vanaf een Macintoshcomputer.
(alleen SCX-4x28 Series)
• Scannerstuurprogramma: TWAIN-stuurprogramma voor het scannen van documenten op uw apparaat.
• SetIP: Met dit programma kunt u de
TCP/IP-adressen van uw apparaat instellen.
a. Voor het bewerken van gescande afbeeldingen met behulp van een krachtig beeldbewerkingsprogramma en voor het verzenden van afbeeldingen per e-mail. U kunt ook andere beeldbewerkingsprogramma’s openen vanuit SmarThru, zoals Adobe Photoshop.
Raadpleeg de Help-functie van het meegeleverde SmarThruprogramma voor meer informatie.
Eigenschappen van het printerstuurprogramma
De printerstuurprogramma’s ondersteunen de volgende standaardfuncties:
• Selectie van papierrichting, formaat, bron en afdrukmateriaal
• Aantal exemplaren
22_Inleiding
U kunt bovendien verschillende speciale afdrukfuncties gebruiken. De onderstaande tabel geeft een algemeen overzicht van de functies die door de printerstuurprogramma’s worden ondersteund.
Een aantal modellen of besturingssystemen ondersteunen (een) bepaalde functie(s) uit de tabel mogelijk niet.
Printerstuurprogramma
FUNCTIE
Optie printerkwaliteit
WINDOWS
O
O
O
Poster afdrukken
Meerdere pagina’s per vel (N-up)
Afdruk aan pagina aanpassen
Afdrukken op schaal
Andere lade voor eerste pagina
Watermerk
Overlay
Dubbelzijdig
O
O
O
O
O
O
LINUX
O
X
O (2, 4)
X
X
X
X
X
X
MACINTOSH
O
X
O
O
X
X
O
O
O
PostScript-stuurprogramma (alleen SCX-4x28
Series)
FUNCTIE
Optie printerkwaliteit
Poster afdrukken
Meerdere pagina’s per vel (N-up)
Afdruk aan pagina aanpassen
Afdrukken op schaal
Andere lade voor eerste pagina
Watermerk
Overlay
Dubbelzijdig
WINDOWS
O
X
O
O
X
X
O
O
X
LINUX
O
X
O (2, 4)
X
X
X
X
X
X
MACINTOSH
O
X
O
O
X
X
O
O
O
Aan de slag
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u het apparaat instelt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•
•
•
•
•
Basisinstellingen van het apparaat
De hardware installeren
In deze sectie worden de stappen getoond die noodzakelijk zijn voor het installeren van de hardware. Dit wordt uitgelegd in de Beknopte
installatiehandleiding. Lees de Beknopte installatiehandleiding door en voer de volgende stappen uit.
1. Kies een stabiele locatie.
Kies een vlak, stabiel oppervlak met voldoende ruimte voor luchtcirculatie rond het apparaat. Laat extra ruimte vrij voor het openen van kleppen en papierladen.
Plaats het apparaat in een ruimte die voldoende geventileerd is, maar niet in direct zonlicht, vlak bij een warmte- of koudebron of op een vochtige plek. Plaats het apparaat niet te dicht bij de rand van een bureau of tafel.
2. Haal het apparaat uit de verpakking en controleer alle meegeleverde artikelen.
3. Verwijder de tape rond het apparaat.
4. Plaats de tonercassette.
5. Plaats papier. (Zie "Papier plaatsen" op pagina 36.)
6. Controleer of alle kabels op het apparaat zijn aangesloten.
7. Zet het apparaat aan.
Als u het apparaat verplaatst, mag u het niet ondersteboven of op zijn kant houden. Er kan dan toner vrijkomen binnenin het apparaat waardoor er schade aan het apparaat kan ontstaan of waardoor de afdrukkwaliteit kan verslechteren.
Dit apparaat werkt niet wanneer de netstroom uitvalt.
U kunt afdrukken tot op een hoogte van 1.000 m. Raadpleeg de hoogte-
Plaats het apparaat op een vlak, stabiel oppervlak en zorg ervoor dat het zeker niet meer dan 2 mm schuin staat. Zo vermijdt u dat afdrukkwaliteit nadelig beïnvloed wordt.
23_Aan de slag
Systeemvereisten
Het systeem moet aan de volgende vereisten voldoen:
Windows
Het apparaat ondersteunt de volgende Windows-besturingssystemen.
VEREISTEN (AANBEVOLEN)
BESTURINGS-
SYSTEEM
PROCESSOR RAM
VRIJE
HDD-RUIMTE
600 MB
Windows 2000
Windows XP
Windows
Server 2003
Pentium II 400 MHz
(Pentium III 933 MHz)
64 MB
(128 MB)
Pentium III 933 MHz
(Pentium IV 1 GHz)
Pentium III 933 MHz
(Pentium IV 1 GHz)
Windows Vista
Pentium IV 3 GHz
128 MB
(256 MB)
128 MB
(512 MB)
Windows
Server 2008
Windows 7
Pentium IV 1 GHz
(Pentium IV 2 GHz)
Pentium IV 1 GHz
32-bit of 64-bit processor of hoger
512 MB
(1.024 MB)
512 MB
(2048 MB)
1 GB
(2 GB)
Windows
Server 2008
R2
1,5 GB
1,25 GB tot
2 GB
15 GB
10 GB
16 GB
• Ondersteuning voor DirectX 9 en128 MB geheugen
(om Aero mogelijk te maken).
• DVD-R/W-station
Pentium IV 1 GHz
(x86) of 1,4 GHz
(x64) processor (2
GHz of sneller)
512 MB
(2048 MB)
10 GB
• Internet Explorer 5.0 of hoger is minimaal vereist voor alle
Windows-besturingssystemen.
• Gebruikers kunnen de software installeren als ze beheerdersrechten hebben.
Macintosh
VEREISTEN (AANBEVOLEN)
BESTURING
S-SYSTEEM
PROCESSOR RAM
Mac OS X
10.3 ~ 10.4
•
•
Intelprocessor
Power PC
G4/G5
Mac OS X 10.5
• Intelprocessor
• 867 MHz of sneller
PowerPC
G4/G5
Mac OS X 10.6
• Intelprocessor
• 128 MB voor een
MAC op basis van
PowerPC (512 MB)
• 512 MB voor een
MAC op basis van
Intel (1 GB)
512 MB (1 GB)
1 GB (2 GB)
VRIJE
HDD-RU
IMTE
1 GB
1 GB
1 GB
Linux
ONDERDEEL VEREISTEN
Besturingssysteem
RedHat 8.0, 9.0 (32bit)
RedHat Enterprise Linux WS 4, 5 (32/64bit)
Fedora Core 1~7 (32/64bit)
Mandrake 9.2 (32bit), 10.0, 10.1 (32/64bit)
Mandriva 2005, 2006, 2007 (32/64bit)
SuSE Linux 8.2, 9.0, 9.1 (32bit)
SuSE Linux 9.2, 9.3, 10.0, 10.1 10.2 (32/64bit)
SuSe Linux Enterprise Desktop 9, 10 (32/64bit)
Ubuntu 6.06, 6.10, 7.04 (32/64bit)
Debian 3.1, 4.0 (32/64bit)
PROCESSOR
Pentium IV 2.4 GHz (IntelCore2)
RAM
Vrije HDD-ruimte
512 MB (1.024 MB)
1 GB (2 GB)
• U moet een swappartitie van 300 MB of meer vastleggen om met grote gescande afbeeldingen te kunnen werken.
• Het Linux-stuurprogramma voor de scanner ondersteunt de maximale optische resolutie.
• Informatie over open broncode is beschikbaar op de website van
Samsung (www.samsung.com).
24_Aan de slag
Het netwerk installeren
U moet de netwerkprotocollen installeren op het apparaat om het te kunnen gebruiken als netwerkprinter. U kunt de basisnetwerkinstellingen opgeven via het bedieningspaneel van het apparaat.
Ondersteunde besturingssystemen
De volgende tabel toont de netwerkomgevingen die het apparaat ondersteunt:
ONDERDEEL
Netwerkinterface
VEREISTEN
• Ethernet 10/100 Base-TX
Netwerkbesturingssysteem
• Windows 2000/XP/2003/Vista/2008/7/
Server 2008 R2
• Diverse Linux-besturingssystemen
• Mac OS 10.3 ~ 10.6
Netwerkprotocollen
• TCP/IP
• Standard TCP/IP
• LPR
• IPP/HTTP
• Bonjour
• DHCP
• BOOTP
Als u het DHCP-netwerkprotocol wilt instellen, downloadt u van de webpagina http://developer.apple.com/networking/bonjour/download/ het Bonjour-programma dat geschikt is voor het besturingssysteem van uw computer en installeert u het programma. Via dit programma kunt u de netwerkparameters automatisch instellen. Volg de instructies in het installatievenster. Dit programma biedt geen ondersteuning voor Linux.
Netwerkprotocol configureren via het apparaat
U kunt de TCP/IP-netwerkparameters instellen. Volg hiervoor onderstaande stappen.
1. Zorg dat het apparaat is aangesloten op het netwerk met een RJ-45
Ethernet-kabel.
2. Controleer of het apparaat is ingeschakeld.
3. Druk op Menu op het bedieningspaneel tot u op de onderste regel van het display Netwerk ziet verschijnen.
4. Druk op OK om toegang te krijgen tot het menu.
5. Druk op de pijltoetsen tot TCP/IP verschijnt.
6. Druk op OK.
7. Druk op de pijltoetsen tot Statisch verschijnt.
8. Druk op OK.
9. Druk op de pijltoetsen tot IP-adres verschijnt.
10. Druk op OK.
Voer een byte in tussen 0 en 255 met behulp van de cijfertoetsen en druk op de pijltoetsen om van byte naar byte te gaan.
Herhaal dit tot u het adres volledig hebt ingevuld (van byte 1 tot en met byte 4).
11. Wanneer u klaar bent, drukt u op OK.
Herhaal stap 9 en 10 voor de configuratie van de andere
TCP/IP-parameters: subnetmasker en gateway-adres.
Neem contact op met de netwerkbeheerder als u niet weet hoe u het apparaat moet configureren.
U kunt de netwerkinstellingen ook opgeven via de netwerkbeheerprogramma’s.
• SyncThru™ Web Admin Service: Een webgebaseerd afdrukbeheersysteem voor netwerkbeheerders. SyncThru™ Web
Admin Service: hiermee kunt u netwerkapparaten op een efficiënte manier beheren, vanop afstand netwerkapparaten controleren en problemen oplossen vanaf iedere plek waar u internettoegang hebt tot het bedrijfsnetwerk. U kunt dit programma downloaden van http://solution.samsungprinter.com
.
• SyncThru™ Web Service: Een in de netwerkafdrukserver geïntegreerde webserver om:
- Netwerkparameters voor het apparaat te configureren, zodat u een verbinding kunt maken met diverse netwerkomgevingen.
- Apparaatinstellingen aan te passen.
• SetIP: Hulpprogramma waarmee u een netwerkinterface kunt selecteren en handmatig IP-adressen kunt configureren voor
gebruik met het TCP/IP-protocol. Zie "Werken met het SetIPprogramma" op pagina 26.
Aan de slag_25
Werken met het SetIP-programma
Dit programma wordt gebruikt om IP-adressen van netwerkapparaten in te stellen met het MAC-adres dat het hardwareserienummer van de netwerkprinterkaart of interface is. Het wordt voornamelijk door netwerkbeheerders gebruikt om de IP-adressen van meerdere netwerkapparaten tegelijk in te stellen.
• U kunt het SetIP-programma alleen maar gebruiken als uw apparaat op een netwerk is aangesloten.
• De volgende procedure is gebaseerd op het besturingssysteem
Windows XP.
• Als u in een niet-statische IP-adresomgeving werkt en een
DHCP-netwerkprotocol moet installeren, surf dan naar http://developer.apple.com/networking/bonjour/download/ , selecteer het Bonjour-programma voor Windows dat geschikt is voor het besturingssysteem voor uw computer en installeer het programma. Via dit programma kunt u de netwerkparameter automatisch instellen. Volg de instructies in het installatievenster.
Dit programma biedt geen ondersteuning voor Linux.
Het programma installeren
1. Plaats de cd met stuurprogramma’s die bij het apparaat werd geleverd.
Wanneer de stuurprogramma-cd automatisch wordt uitgevoerd, sluit u het venster.
2. Start Windows Verkenner en open station X. (X staat voor de letter die aan het cd-romstation is toegewezen.)
3. Dubbelklik op Toepassing > (of ) > SetIP.
4. Open de map van de gewenste taal.
5. Dubbelklik op Setup.exe om dit programma te installeren.
6. Volg de aanwijzingen in het venster om de installatie te voltooien.
Het programma starten
1. Druk het rapport af met netwerkgegevens dat onder meer het MAC-
adres van uw apparaat bevat. Zie "Rapporten afdrukken" op pagina 60.
2. Selecteer in het Windows-menu Start Alle programma’s > Samsung
Network Printer Utilities > SetIP > SetIP.
3. Klik op in het venster SetIP om het dialoogvenster
TCP/IP-instellingen te openen.
4. Voer het MAC-adres, IP-adres, subnetmasker en de standaardgateway van de netwerkkaart in en klik vervolgens op Toepassen.
Voer het MAC-adres in zonder dubbele punt (:).
5. Als op OK klikt, drukt het apparaat de netwerkgegevens af. Bevestig of alle instellingen juist zijn.
6. Klik op Afsluiten om het programma SetIP af te sluiten.
De software installeren
U moet de apparaatsoftware voor afdrukken installeren. De software bestaat uit stuurprogramma’s, toepassingen en andere gebruiksvriendelijke programma’s.
• De volgende procedure dient te worden gevolgd wanneer het apparaat als een netwerkapparaat wordt gebruikt. Als u een apparaat wilt verbinden door middel van een USB-kabel, raadpleegt u Software.
• De volgende procedure is gebaseerd op het besturingssysteem
Windows XP. De te volgen procedure en het pop-upvenster dat tijdens de installatie verschijnt, kunnen verschillen afhankelijk van het besturingssysteem, de printerfunctie of de gebruikte interface.
1. Controleer of de netwerkinstellingen voor het apparaat zijn voltooid. (Zie
"Het netwerk installeren" op pagina 25.) Sluit alle toepassingen op uw
computer af voordat u met de installatie begint.
2. Plaats de cd-rom met printersoftware in het cd-romstation van de computer.
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster weergegeven.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start > Uitvoeren.
Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt door de letter van het cd-romstation, en klik op OK.
Als u Windows Vista, Windows 7 en Windows Server 2008 R2, gebruikt, klikt u op Start > Alle programma’s > Accessoires > Uitvoeren en typt u X:\Setup.exe.
Als het venster Automatisch afspelen verschijnt in Windows Vista,
Windows 7 en Windows Server 2008 R2, klikt u op Uitvoeren
Setup.exe in het veld Programma installeren of uitvoeren en klikt u op Doorgaan in het venster Gebruikersaccountbeheer.
3. Klik op Volgende.
• Selecteer indiend nodig een taal in de keuzelijst.
26_Aan de slag
4. Selecteer Typische installatie voor een netwerkprinter en klik vervolgens op Volgende.
5. De lijst met in het netwerk beschikbare apparaten verschijnt. Selecteer in deze lijst de printer die u wilt installeren en klik op Volgende.
6. Nadat de installatie is voltooid, verschijnt er een venster met de vraag of u een testpagina wilt afdrukken en of u zich wilt registreren als gebruiker van een Samsung-apparaat, zodat Samsung u hierover informatie kan toesturen. Schakel indien gewenst het desbetreffende selectievakje in en klik op Voltooien.
• Als uw apparaat na de installatie niet naar behoren werkt, probeer dan het printerstuurprogramma opnieuw te installeren.
Zie Software.
• Tijdens de installatie van het printerstuurprogramma detecteert het installatieprogramma de locatiegegevens van het besturingssysteem en wordt het standaardpapierformaat voor het apparaat ingesteld. Als u een andere Windows-locatie gebruikt, moet u het papierformaat aanpassen aan het papier dat u standaard gebruikt. Ga naar de printereigenschappen om het papierformaat te wijzigen nadat de installatie is voltooid.
Basisinstellingen van het apparaat
Nadat de installatie is voltooid, kunt u de standaardinstellingen van het apparaat opgeven. Raadpleeg de volgende sectie om waarden in te stellen of te wijzigen.
Hoogteaanpassing
De afdrukkwaliteit wordt beïnvloed door atmosferische druk die afhankelijk is van de hoogte waarop het apparaat zich boven zeeniveau bevindt. Aan de hand van de volgende informatie kunt u uw apparaat instellen op een optimale afdrukkwaliteit.
Voordat u de hoogte-instelling bepaalt, moet u controleren op welke hoogte het apparaat wordt gebruikt.
• Als uw apparaat niet in de lijst voorkomt, klikt u op Bijwerken om de lijst te vernieuwen of selecteert u TCP/IP-poort toevoegen. om uw apparaat aan het netwerk toe te voegen. Als u het apparaat aan het netwerk wilt toevoegen, moet u de poortnaam en het IP-adres voor het apparaat invoeren.
Om het IP-adres of MAC-adres van uw apparaat te controleren,
drukt u een netwerkconfiguratiepagina af. (Zie "Rapporten afdrukken" op pagina 60.)
• Selecteer Gedeelde printer (UNC) om een gedeelde netwerkprinter
(UNC-pad) te vinden en voer de gedeelde naam handmatig in of zoek een gedeelde printer door te klikken op de knop Bladeren.
Als u niet zeker bent van het IP-adres, neem dan contact op met uw netwerkbeheerder of druk de netwerkgegevens af. (Zie
"Rapporten afdrukken" op pagina 60.)
1 Normaal
2 Hoog 1
3 Hoog 2
4 Hoog 3
0
1. Controleer of u het printerstuurprogramma hebt geïnstalleerd met behulp van de bijgeleverde cd met printersoftware.
2. Dubbelklik op het pictogram Smart Panel in de taakbalk van Windows
(of in het systeemvak van Linux).
U kunt ook op Smart Panel in de statusbalk van Mac OS X klikken.
3. Klik op Instelling printer.
4. Klik op Instelling > Luchtdrukaanpassing. Selecteer de juiste waarde in de keuzelijst en klik op Toepassen.
Als uw apparaat is aangesloten op een netwerk, verschijnt het scherm SyncThru Web Service automatisch. Klik op Machine
Settings > Setup (of Machine Setup) > Altitude adj. Selecteer de juiste hoogte-instelling en klik op Toepassen.
Aan de slag_27
De taal op het display wijzigen
Volg onderstaande stappen om de taal op het display te wijzigen:
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK als Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Taal verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste taal verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Datum en tijd instellen
De huidige datum en tijd worden weergegeven op het display wanneer het apparaat ingeschakeld is en klaar is voor gebruik. Op al uw faxberichten worden de datum en tijd afgedrukt.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK als Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Datum en tijd verschijnt en druk op OK.
4. Voer de juiste tijd en datum in met behulp van de cijfertoetsen.
Maand = 01 tot 12
Maand = 01 tot 31
Jaar = vereist vier cijfers
Uur = 01 tot 12 (12-uursnotatie)
00 t/m 23 (24-uursnotatie)
Minuut = 00 t/m 59
De datumnotatie kan verschillen van land tot land.
U kunt ook de pijltoetsen gebruiken om de cursor onder het nummer te plaatsen dat u wilt corrigeren. Daarna kunt u een nieuw nummer invoeren.
5. Om VM of NM te selecteren voor de 12-uursnotatie, drukt u op de knop
*
of
#
of een andere cijfertoets.
Als de cursor niet onder de AM- of PM-indicator staat, kunt u de cursor onmiddellijk naar de indicator verplaatsen door op de knop
*
of
#
te drukken.
U kunt de klok ook instellen op de 24-uursnotatie (voorbeeld: 01:00 PM wordt dan weergegeven als 13:00). Raadpleeg de volgende sectie voor meer informatie.
6. Druk op OK om datum en tijd op te slaan.
Als u een verkeerd nummer hebt ingevoerd, verschijnt er Buiten bereik en gaat het apparaat niet door met de volgende stap. Voer in dat geval het juiste nummer in.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
De kloknotatie wijzigen
U kunt uw apparaat zo instellen dat de tijd wordt weergegeven in de
12-uursnotatie of de 24-uursnotatie.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK als Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Klokmodus verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen om de andere modus te selecteren en druk op
OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
De standaardmodus wijzigen
Uw apparaat werd vooraf ingesteld op faxmodus. U kunt voor de standaardmodus schakelen tussen faxmodus en kopieermodus.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK als Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Standaardmodus verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de standaardmodus verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Geluiden instellen
U kunt de volgende geluidsinstellingen aanpassen:
•
Toetsgeluid: Schakelt het geluid van de toetsen aan of uit. Wanneer deze optie Aan staat, klinkt er een toon telkens als er een toets wordt ingedrukt.
•
Waarsch.geluid: Schakelt het alarmsignaal aan of uit. Wanneer deze optie Aan staat, klinkt er een alarmsignaal als er een fout optreedt of na verzending of ontvangst van een fax.
•
Luidspreker: Schakelt weergave van geluiden van de telefoonlijn via de luidspreker (bijv. een kiestoon of een faxsignaal) aan of uit. Als deze optie ingesteld is op Communicatie blijft de luidspreker ingeschakled tot het andere apparaat reageert.
U kunt het volume regelen met behulp van On Hook Dial.
•
Belsignaal: Stelt het volume van de beltoon in. Het beltoonvolume kunt u instellen op Uit, Laag, Midden en Hoog.
Luidspreker, beltoon, toetsgeluid en alarmsignaal
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Geluid/Volume verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot de geluidsoptie verschijnt en druk vervolgens op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste status of het gewenste volume voor het geselecteerde geluid verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Herhaal indien nodig stap 3 tot en met 5 om andere geluiden in te stellen.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Luidsprekervolume
1. Druk op On Hook Dial. U hoort een kiestoon uit de luidspreker.
2. Druk op de pijltoetsen tot u het gewenste volume hebt.
3. Druk op Stop/Clear om de wijziging op te slaan en terug te keren naar gereedmodus.
U kunt het volume van de luidspreker alleen wijzigen als de telefoonlijn is aangesloten.
Tekens via het numerieke toetsenblok invoeren
U zult voor verschillende taken namen en nummers moeten invoeren. Bij de installatie van uw apparaat moet u bijvoorbeeld uw naam of de naam van uw bedrijf en uw faxnummer invoeren. Als u faxnummers of e-mailadressen in het geheugen opslaat, kunt u ook de bijbehorende namen invoeren.
28_Aan de slag
Alfanumerieke tekens invoeren
1. Als u gevraagd wordt om een letter in te voeren, zoekt u de toets met het gewenste teken. Druk een aantal keren op deze toets tot het gewenste teken op het display verschijnt.
Om bijvoorbeeld de letter O in te voeren, drukt u op 6, de toets met opschrift MNO.
Elke keer dat u op 6 drukt, verschijnt op het display een andere letter, M, N, O, m, n, o en tot slot 6.
U kunt ook speciale tekens invoeren (spatie, plusteken, enz.).
Raadpleeg onderstaande sectie voor meer informatie.
2. Als u nog meer letters wilt invoeren, herhaalt u stap 1.
Als op dezelfde knop de volgende letter staat, verplaatst u de cursor door op de rechter pijltoets te drukken en vervolgens op de knop met de gewenste letter. De cursor gaat naar rechts en het volgende teken verschijnt op het display.
U kunt een spatie invoeren door op de rechterpijltoets te drukken.
3. Na het invoeren van de letters drukt u op OK.
Letters en cijfers op het toetsenblok
TOETS
1
2
5
6
3
4
9
0
7
8
TOEGEWEZEN CIJFERS, LETTERS OF TEKENS
@ / . ‘ 1
A B C a b c 2
D E F d e f 3
G H I g h i 4
J K L j k l 5
M N O m n o 6
P Q R S p q r s 7
T U V t u v 8
W X Y Z w x y z 9
& + - , 0
Cijfers of namen corrigeren
Als u zich bij het invoeren van een nummer of naam hebt vergist, drukt u op de linker pijltoets om het laatste cijfer of teken te wissen. Voer vervolgens het juiste cijfer of teken in.
Een pauze invoegen
Bij sommige telefooncentrales moet u eerst een toegangscode
(bijvoorbeeld een 9) intoetsen en vervolgens wachten tot u een tweede kiestoon hoort. In dergelijke gevallen moet u in het telefoonnummer een pauze invoegen. U kunt een pauze invoegen bij het instellen van snelknoppen of snelkiesnummers.
Om een pauze in te voegen, drukt u op Redial/Pause tijdens het invoeren van het telefoonnummer. Een "-" verschijnt op het display op de overeenkomstige locatie.
Gebruik van de energiebesparende modus
Tonerspaarstand
In de tonerspaarstand beperkt het apparaat de hoeveelheid toner per afgedrukte pagina. Zo gaat uw tonercassette langer mee dan in normale modus. Dit gaat evenwel ten koste van de afdrukkwaliteit.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op linker/rechterpijl totdat Tonerbesparing verschijnt en druk op OK.
4. Druk op linker/rechterpijl totdat de gewenste tijdinstelling verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Energiebesparende modus
Als u de energiebesparende modus inschakelt, verbruikt het apparaat minder energie wanneer het niet wordt gebruikt. U kunt deze modus inschakelen en aangeven hoe lang het apparaat na afloop van een afdrukopdracht moet wachten voordat de energiebesparende modus wordt geactiveerd.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK als Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Energ.spaarst. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste tijdsinstelling verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Time-out van afdruktaak instellen
U kunt instellen hoe lang één afdruktaak actief is voordat er moet worden afgedrukt. Het apparaat verwerkt inkomende gegevens als één taak als deze binnen de opgegeven tijd binnenkomen. Als er een fout optreedt bij het verwerken van gegevens die afkomstig zijn van de computer en de gegevensstroom wordt onderbroken, dan wacht het apparaat gedurende de opgegeven duur en annuleert het de afdruktaken indien de gegevensstroom niet opnieuw op gang komt.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK als Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Time-out taak verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste tijdsinstelling verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Het lettertype wijzigen
Het apparaat is standaard ingesteld op het lettertype dat in uw regio of land wordt gebruikt.
Als u het lettertype wilt wijzigen of als u het lettertype wilt instellen in een speciale omgeving (bijv. onder DOS), kunt u de lettertype-instelling als volgt wijzigen:
1. Controleer of u het printerstuurprogramma hebt geïnstalleerd vanaf de meegeleverde cd-rom met software.
2. Dubbelklik op het Smart Panel-pictogram op de taakbalk van Windows.
3. Klik op Instelling printer.
4. Klik op Emulatie.
5. Bevestig of PCL is geselecteerd in Emulatie-instelling.
6. Klik op Instelling.
Aan de slag_29
7. Selecteer het gewenste lettertype in de lijst Tekenreeks.
8. Klik op Toepassen.
Hieronder vindt u de lettertypelijst voor de respectieve talen.
• Russisch: CP866, ISO 8859/5 Latin Cyrillic
• Hebreeuws: Hebrew 15Q, Hebrew-8, Hebrew-7 (alleen voor Israël)
• Grieks: ISO 8859/7 Latin Greek, PC-8 Latin/Greek
• Arabisch & Farsi: HP Arabic-8, Windows Arabic, Code Page 864,
Farsi, ISO 8859/6 Latin Arabic
• OCR: OCR-A, OCR-B
30_Aan de slag
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u originelen en afdrukmateriaal in het apparaat plaatst.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•
•
•
Het formaat van het papier in de papierlade wijzigen
•
•
Afdrukken op speciale afdrukmaterialen
•
•
Papierformaat en -type instellen
Originelen plaatsen
Als u een document wilt kopiëren, scannen of faxen, legt u het op de glasplaat of in de ADI (Automatische DocumentInvoer).
Op de glasplaat van de scanner
Zorg ervoor dat er geen originelen in de ADI liggen. Als een origineel wordt gedetecteerd in de ADI, zal het voorrang krijgen boven het origineel op de glasplaat. Voor de beste scankwaliteit, vooral bij afbeeldingen in kleur of grijstinten, gebruikt u bij voorkeur de glasplaat.
1. Licht het deksel van de scanner op.
2. Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat en leg het in één lijn met de markering in de linker bovenhoek van de plaat.
3. Sluit het deksel van de scanner.
• Het openlaten van het deksel van de scanner bij het kopiëren kan een impact hebben op de kopieerkwaliteit en het tonerverbruik.
• Stof op de glasplaat kan leiden tot zwarte vlekken op de afdruk.
Houd de glasplaat schoon.
• Om een pagina uit een boek of tijdschrift te kopiëren, opent u het deksel van de scanner tot tegen de aanslag en sluit u het daarna weer. Als het boek of tijdschrift dikker is dan 30 mm, kopieert u met het deksel open.
In de ADI
In de ADI kunt u 30 (SCX-4x24 Series) tot 50 vellen (SCX-4x28 Series) papier (75 g/m
2
) per taak invoeren.
Als u de automatische documentinvoer gebruikt:
• In de ADI: Gebruik geen papier dat kleiner is dan 142 x 148 mm of groter dan 216 x 356 mm.
• Vermijd gebruik van de volgende papiersoorten:
- carbonpapier of doordrukpapier
- gecoat papier
- licht doorschijnend papier of dun papier
- gekreukt of verfrommeld papier
- gekruld of opgerold papier
- gescheurd papier
• Verwijder alle nietjes en paperclips voor u het papier plaatst.
• Controleer of eventuele lijm, inkt of correctievloeistof op het papier volledig droog is voordat u het plaatst.
• Plaats geen originelen van verschillend formaat of gewicht.
• Plaats geen boekjes, foldertjes, transparanten of documenten met andere afwijkende eigenschappen.
1. Buig de papierstapel of waaier het papier uit om de pagina’s van elkaar te scheiden voor u de originelen plaatst.
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen_31
2. Plaats het origineel in de ADI met de bedrukte zijde naar boven. Zorg ervoor dat de onderkant van de stapel originelen samenvalt met de markering voor het papierformaat op de invoerlade.
3. Stel de breedtegeleiders in overeenkomstig het papierformaat.
Afdrukmateriaal selecteren
U kunt afdrukken op verschillende afdrukmaterialen, waaronder normaal papier, enveloppen, etiketten en transparanten. Gebruik uitsluitend afdrukmaterialen die voldoen aan de in deze gebruikershandleiding vermelde richtlijnen. Als u afdrukmaterialen gebruikt die niet aan deze richtlijnen voldoen, kan dit de volgende problemen veroorzaken:
• Slechte afdrukkwaliteit
• Vastlopen van het papier
• Versnelde slijtage van het apparaat
De eigenschappen van het papier, zoals gewicht, samenstelling, vezel- en vochtgehalte, zijn van grote invloed op de prestaties van het apparaat en op de afdrukkwaliteit. Houd bij de keuze van afdrukmateriaal rekening met het volgende:
• Het type, formaat en gewicht van het afdrukmateriaal voor uw apparaat worden verderop in deze sectie besproken.
• Gewenst resultaat: Het afdrukmateriaal dat u kiest, moet geschikt zijn voor het doel.
• Helderheid: Sommige afdrukmaterialen zijn witter dan andere en leveren scherpere en helderdere afbeeldingen op.
• Gladheid van het oppervlak: De gladheid van het afdrukmateriaal bepaalt hoe scherp de afdrukken eruit zien op papier.
• Het is mogelijk dat bepaalde afdrukmaterialen voldoen aan alle hier genoemde richtlijnen maar toch geen bevredigende resultaten opleveren. Dit kan het gevolg zijn van onjuiste bediening, een ongeoorloofd temperatuur- en vochtigheidsniveau of andere variabele omstandigheden waarover Samsung geen controle heeft.
• Controleer voor u grote hoeveelheden afdrukmateriaal aanschaft of het voldoet aan de vereisten die in deze gebruikershandleiding worden vermeld.
Het gebruik van afdrukmaterialen die niet aan deze specificaties voldoen, kan problemen veroorzaken die reparaties vereisen. Zulke reparaties vallen niet onder de garantie of onderhoudscontracten van
Samsung.
Als er stof op de glasplaat van de automatische documentinvoer ligt, is het mogelijk dat er op de afdruk zwarte strepen verschijnen. Houd de glasplaat schoon.
32_Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
Specificaties over afdrukmateriaal
TYPE
Normaal papier
FORMAAT
Letter
Legal
US Folio
A4
Oficio
JIS B5
ISO B5
Executive
A5
A6
AFMETINGEN
216 x 279 mm
216 x 356 mm
216 x 330 mm
210 x 297 mm
216 x 343 mm
182 x 257 mm
176 x 250 mm
184 x 267 mm
148 x 210 mm
105 x 148 mm
GEWICHT a
• 60 tot 105 g/m
2
voor de lade.
• 60 tot 163 g/m
2
in de lade voor handmatige invoer.
•
CAPACITEIT b
• 250 vellen papier van 80 g/m voor de lade.
1 vel voor de lade voor handmatige invoer.
Enveloppen
Monarch-enveloppen 98 x 191 mm
Envelop No.10
DL-enveloppe
105 x 241 mm
110 x 220 mm
75 tot 90 g/m
2
1 vel voor de lade voor handmatige invoer.
1 vel voor de lade voor handmatige invoer.
C5-enveloppe
C6-enveloppe
162 x 229 mm
114 x 162 mm
Transparanten
Letter, A4
Etiketten
Kaarten
Letter, Legal, US
Folio, A4, JIS B5,
ISO B5, Executive,
A5, A6
Letter, Legal, US
Folio, A4, JIS B5,
ISO B5, Executive,
A5, A6
Minimaal formaat (aangepast)
Raadpleeg de sectie Normaal papier
Raadpleeg de sectie Normaal papier
Raadpleeg de sectie Normaal papier
138 tot 146 g/m
120 tot 150 g/m
105 tot 163 g/m
2
2
2
1 vel voor de lade voor handmatige invoer.
1 vel voor de lade voor handmatige invoer.
1 vel voor de lade voor handmatige invoer.
66 x 127 mm
60 tot 163 g/m
2
Maximaal formaat (aangepast)
216 x 356 mm a. Gebruik de lade voor handmatige invoer voor afdrukmateriaal dat zwaarder is dan 105 g/m 2 .
b. De maximale capaciteit kan verschillen en is afhankelijk van het gewicht en de dikte van het afdrukmateriaal en de omgevingsomstandigheden.
2
• 250 vellen papier van 80 g/m
2 voor de optionele lade.
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen_33
Formaten van afdrukmaterialen die in elke modus worden ondersteund
MODUS
Kopieermodus
Afdrukmodus
Faxmodus
Dubbelzijdig afdrukken a
a. 75 tot 90 g/m
2
FORMAAT
Letter, A4, Legal,
Oficio, US Folio,
Executive, JIS B5, A5,
A6
• lade 1
• optionele lade 2
• handmatige invoer
Het apparaat ondersteunt alle formaten
Letter, A4, Legal
•
•
•
INVOER
lade 1 optionele lade 2 handmatige invoer
• lade 1
• optionele lade 2
Letter, A4, Legal, US
Folio, Oficio
• lade 1
• optionele lade 2
Richtlijnen voor speciale afdrukmaterialen
TYPE
AFDRUK-
MATERIAAL
Enveloppen
RICHTLIJNEN
• Of enveloppen naar behoren worden bedrukt, is afhankelijk van de kwaliteit van de enveloppen.
Houd bij de keuze van enveloppen rekening met de volgende factoren:
- Gewicht: Het gewicht van het enveloppenpapier mag niet meer dan 90 g/m
2
bedragen, anders kan een papierstoring optreden.
- Ontwerp: Voor het afdrukken moeten de enveloppen plat worden gelegd. Ze mogen niet meer dan 6 mm omkrullen en ze mogen geen lucht bevatten.
- Toestand: De enveloppen mogen niet gekreukt, gescheurd of anderszins beschadigd zijn.
- Temperatuur: U moet enveloppen gebruiken die bestand zijn tegen de hitte en druk die tijdens het afdrukproces in het apparaat ontstaan.
• Gebruik alleen goed gevormde enveloppen met scherpe vouwen.
• Gebruik geen afgestempelde enveloppen.
• Gebruik geen enveloppen met sluithaakjes, knipsluitingen, vensters, gecoate binnenbekleding, zelfklevende sluitingen of andere synthetische materialen.
• Gebruik geen beschadigde enveloppen of enveloppen van slechte kwaliteit.
• Controleer of de naad aan beide uiteinden van de envelop helemaal doorloopt tot in de hoek.
1 Aanvaardbaar
2 Onaanvaardbaar
• Enveloppen met een verwijderbare strip of met meer dan één zelfklevende vouwbare klep moeten van een kleefmiddel zijn voorzien dat 0,1 seconde lang de fixeertemperatuur van het apparaat kan weerstaan. Raadpleeg de specificaties van uw apparaat om de fixeertemperatuur te kennen (zie
pagina 88). De extra kleppen en strips kunnen
kreuken, scheuren en papierstoringen veroorzaken, en kunnen zelfs de fixeereenheid beschadigen.
• Voor de beste afdrukkwaliteit plaatst u de marges niet dichter dan 15 mm van de rand van de envelop.
• Druk niet af op de plaats waar de naden van de envelop samenkomen.
34_Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
TYPE
AFDRUK-
MATERIAAL
Etiketten
RICHTLIJNEN
Kaarten of materiaal van afwijkende grootte
Voorbedrukt papier
• Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen, gebruikt u bij voorkeur alleen etiketten voor laserprinters.
- Bij de keuze van etiketten dient u rekening te houden met de volgende factoren:
- Kleefstoffen: Het kleefmiddel moet stabiel zijn bij de fixeertemperatuur van het apparaat.
Raadpleeg de specificaties van uw apparaat om
de fixeertemperatuur te kennen (zie pagina 87).
- Schikking: Gebruik uitsluitend etiketvellen waarbij tussen de etiketten het rugvel niet blootligt. Bij etiketvellen met ruimte tussen de etiketten kunnen de etiketten loskomen van de rugvel. Dit kan ernstige papierstoringen veroorzaken.
- Krullen: Voor het afdrukken moeten de etiketten plat worden gelegd en mogen ze niet meer dan
13 mm omkrullen.
- Toestand: Gebruik geen etiketten die gekreukt zijn, blaasjes vertonen of loskomen van het rugvel.
• Let op dat er tussen de etiketten geen zelfklevend materiaal blootligt. Blootliggende delen kunnen ertoe leiden dat etiketten tijdens het afdrukken loskomen, waardoor het papier kan vastlopen. Ook kunnen hierdoor onderdelen van het apparaat beschadigd raken.
• Plaats geen gebruikte etiketvellen in het apparaat.
De klevende achterzijde mag slechts een keer door het apparaat worden gevoerd.
• Gebruik geen etiketten die loskomen van het rugvel, blaasjes vertonen, gekreukt of anderszins beschadigd zijn.
• Druk niet af op afdrukmateriaal smaller dan 76 mm of langer dan 356 mm.
• Stel de marges in de softwaretoepassing in op ten minste 6,4 mm van de rand van het materiaal.
• Papier met briefhoofd moet bedrukt zijn met hittebestendige inkt die niet smelt, verdampt of gevaarlijke stoffen afgeeft wanneer hij gedurende
0,1 seconde wordt blootgesteld aan de fixeertemperatuur van de printer. Raadpleeg de specificaties van uw apparaat om de
fixeertemperatuur te kennen (zie pagina 87).
• De inkt van het briefhoofd mag niet ontvlambaar zijn en mag de printerrollen niet aantasten.
• Formulieren en papier met briefhoofd moeten in een vochtbestendige verpakking worden bewaard om aantasting tijdens de opslagperiode te voorkomen.
• Voordat u voorbedrukt papier plaatst, zoals formulieren of papier met briefhoofd, moet u controleren of de inkt op het papier droog is. Natte inkt kan tijdens het fixeerproces loskomen van het voorbedrukte papier en de afdrukkwaliteit verminderen.
Het formaat van het papier in de papierlade wijzigen
Als u extra lang papier, bijvoorbeeld van het formaat Legal, in de lade plaatst, moet u de lengtegeleider aanpassen om de papierlade te verlengen.
1 Papierlengtegeleider
2 Geleider voor de ondersteuning
3 Vergrendeling van de geleider
4 Papierbreedtegeleiders
1. Houd de vergrendeling van de geleider ingedrukt en schuif de lengtegeleider tot in de gleuf voor het gewenste papierformaat. Het is vooraf ingesteld op Letter- of A4-formaat al naargelang het land.
2. Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst, stelt u de geleider voor ondersteuning zodanig in dat deze de stapel lichtjes raakt.
3. Houd de breedtegeleiders ingedrukt en schuif ze zachtjes tegen de stapel papier aan tot ze de zijkant van de stapel lichtjes raken.
4. Plaats het papier in de lade.
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen_35
5. Plaats de lade in het apparaat.
6. Stel het papierformaat in op uw computer.
• Duw de papierbreedtegeleiders niet zo ver naar binnen dat het afdrukmateriaal gaat buigen.
• Als u de papierbreedtegeleiders niet aanpast, kunnen er papierstoringen optreden.
Papier plaatsen
Papier plaatsen in lade 1 of in de optionele lade.
Plaats het afdrukmateriaal dat u het meest gebruikt in lade 1. Lade 1 kan maximaal 250 vellen gewoon papier van 80 g/m
2
bevatten.
U kunt een optionele lade voor 250 vellen aankopen en die onder de
standaardlade plaatsen. (Zie "Verbruiksartikelen en accessoires bestellen" op pagina 84.)
Het gebruik van fotopapier of gecoat paper kan problemen veroorzaken die reparaties vereisen. Zulke reparaties vallen niet onder de garantie of onderhoudscontracten van Samsung.
1. Trek de papierlade naar buiten en open deze. Plaats vervolgens het papier met de te bedrukken zijde naar beneden in de papierlade.
Afdrukken op speciale afdrukmaterialen
Het apparaat kan speciale types en formaten van afdrukmateriaal bevatten, zoals postkaarten, notitiekaarten en enveloppen. Dit is vooral handig als u maar één pagina wilt afdrukken op papier met briefhoofd of op gekleurd papier.
Het afdrukmateriaal handmatig invoeren
• Plaats slechts afdrukmateriaal van één formaat in de lade.
• Voeg geen papier toe als de lade nog papier bevat. Hierdoor kan het papier vastlopen. Dit geldt ook voor andere soorten afdrukmateriaal.
• Afdrukmateriaal moet met de afdrukzijde naar boven worden ingevoerd. De bovenkant moet het eerst de lade ingaan. Plaats afdrukmateriaal in het midden van de lade.
• Plaats alleen afdrukmateriaal dat voldoet aan de specificaties. Zo voorkomt u papierstoringen en problemen met betrekking tot de
afdrukkwaliteit. (Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 32.)
• Maak omgekrulde kaarten, enveloppen en etiketten eerst vlak voor u ze in de papierlade plaatst.
1. Open de lade voor handmatige invoer.
2. Plaats het papier met de te bedrukken zijde naar boven.
1 Vol
2 Leeg
2. Stel na het plaatsen van het papier het formaat en type van het papier in voor lade 1. Zie Software voor afdrukken via de pc.
• Als het papier regelmatig vastloopt, voert u het vel per vel in via de handmatige invoer.
• U kunt ook papier plaatsen waarop al is afgedrukt. Plaats het papier met de bedrukte zijde naar boven. De kant die naar de printer gericht is, mag niet gekruld zijn. Bij invoerproblemen draait u het papier om. Er zijn in dit geval geen garanties ten aanzien van de afdrukkwaliteit.
36_Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
Plaats papier met de te bedrukken zijde naar boven.
Enveloppen Voorbedrukt papier Transparanten
De uitvoersteun aanpassen
De uitvoersteun zorgt ervoor dat de afgedrukte pagina’s die in de uitvoerlade belanden een rechte stapel vormen. Om een rechte stapel te krijgen, moet u de uitvoersteun uittrekken afhankelijk van het papierformaat.
Geperforeerd papier
Kaarten Briefpapier
Etiket
3. Wanneer u afdrukt in een toepassing, opent u het afdrukmenu.
4. Open printereigenschappen voor u begint af te drukken.
5. Druk op het tabblad Papier in printereigenschappen en selecteer een geschikt papiertype.
Als u een etiket wilt gebruiken, stelt u het papiertype in op
Etiketten.
6. Selecteer Handmatige invoer in papierbron en druk vervolgens op OK.
7. Start met afdrukken in de toepassing.
• Als u meerdere pagina’s afdrukt, laad dan de volgende pagina nadat de eerste pagina is afgedrukt. Herhaal deze stap voor elke pagina die moet worden afgedrukt.
• De door u gewijzigde instellingen blijven alleen van kracht tijdens het gebruik van de huidige toepassing.
1 Uitvoersteun
• Als de uitvoersteun niet juist staat, is het mogelijk dat de afgedrukte pagina’s geen rechte stapel vormen of dat ze op de grond vallen.
• Als u een groot aantal pagina’s aan één stuk door afdrukt, kan het oppervlak van de uitvoerlade heet worden. Raak het oppervlak niet aan en houd kinderen uit de nabijheid van het oppervlak.
Papier goed stapelen
Als u het apparaat in een vochtige omgeving gebruikt of als u afrdrukmaterialen gebruikt die vochtig zijn tengevolg van een hoge luchtvochtigheid, kunnen de afgedukte vellen krullen vertonen en worden ze mogelijk niet goed gestapeld. Stel in dat geval het apparaat zo in dat de functie Papier stapel. de afgedrukte vellen goed stapelt. Door deze functie zal het afdrukken echter trager verlopen.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op linker/rechterpijl totdat Onderhoud verschijnt en druk op OK.
3. Druk op linker/rechterpijl totdat Papier stapel. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op linker/rechterpijl om Aan of Uit te selecteren en druk vervolgens op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen_37
Papierformaat en -type instellen
Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst, moet u het papierformaat en type instellen met behulp van de knoppen op het bedieningspaneel. Deze instellingen zijn van toepassing op de kopieer- en faxmodi. Als u afdrukt vanaf een computer, selecteert u het papierformaat en de papiersoort in het desbetreffende programma.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Papierinstel. verschijnt en druk op OK.
3. Druk op OK als Papierformaat verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste papierlade verschijnt en druk op
OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste papierformaat verschijnt en druk op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot Type papier verschijnt en druk op OK.
7. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste papierlade verschijnt en druk op OK.
8. Druk op de pijltoetsen tot de gebruikte papiersoort verschijnt en druk op OK.
9. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
38_Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
Kopiëren
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u documenten kopieert.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•
•
•
De instellingen per kopie wijzigen
•
De standaardkopieerinstellingen wijzigen
•
•
Speciale kopieerfuncties gebruiken
•
•
Time-out voor kopiëren instellen
De papierlade selecteren
Nadat u de afdrukmaterialen hebt geplaatst, selecteert u de papierlade die u voor het kopiëren wilt gebruiken.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Papierinstel. verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Papierinvoer verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK als Kopieerlade verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste papierlade verschijnt en druk op OK.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Kopiëren
1. Druk op Copy.
Klaar om te kop. op de bovenste regel van het display verschijnt.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie pagina 31 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Geef zonodig het aantal kopieën op met behulp van het numerieke toetsenblok.
4. Om de kopieerinstellingen m.b.v. de knoppen op het bedieningspaneel aan te passen, inclusief kopieerformaat, tonerdichtheid en soort
U kunt indien nodig gebruikmaken van speciale kopieerfuncties, zoals het
kopiëren van posters of 2 of 4 pagina’s per vel kopiëren. Zie pagina 40.
5. Druk op Start om te beginnen kopiëren.
U kunt een kopieertaak annuleren terwijl deze wordt uitgevoerd. Druk op Stop/Clear om het kopiëren te stoppen.
De instellingen per kopie wijzigen
Het apparaat beschikt over standaardinstellingen voor kopiëren, zodat u snel en gemakkelijk een kopie kunt maken. Met behulp van de kopieerfunctieknoppen op het bedieningspaneel kunt u de opties per kopie wijzigen.
Als u tijdens het instellen van de kopieeropties op Stop/Clear drukt, worden alle opties die u voor de huidige kopieertaak hebt ingesteld, geannuleerd en worden de standaardinstellingen hersteld. Na afloop van een kopieerproces worden de standaardinstellingen sowieso automatisch hersteld.
1. Druk op Copy.
2. Druk op Menu tot Kopieerfunctie op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste insteloptie verschijnt en druk vervolgens op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste instelling verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Herhaal stap 3 en 4 tot u klaar bent.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Als u tijdens het instellen van de kopieeropties op Stop/Clear drukt, worden de gewijzigde instellingen geannuleerd en de standaardinstellingen hersteld.
Tonersterkte
Als het origineel onduidelijke tekeningen of donkere afbeeldingen bevat, kunt u de helderheid aanpassen om de kopie beter leesbaar te maken.
•
Licht: Geschikt voor donkere originelen.
•
Normaal: Geschikt voor normale, getypte of bedrukte originelen.
•
Donker: Geschikt voor lichte originelen.
Oorspr. type
De instelling Origineelsoort geeft u de mogelijkheid het soort document te selecteren dat voor de huidige kopieertaak wordt gebruikt om op die manier een optimale kopieerkwaliteit te realiseren.
De volgende modi zijn beschikbaar als u op de knop drukt:
•
Tekst: Gebruik deze optie voor originelen met hoofdzakelijk tekst.
•
Tekst/Foto: Gebruik deze optie voor originelen met tekst en foto’s.
•
Foto: Gebruik deze optie voor foto’s.
Verkleinde of vergrote kopie
U kunt het formaat van een gekopieerde afbeelding tot 25% verkleinen en tot 400% vergroten als u originele documenten vanaf de glasplaat kopieert.
Documenten die u kopieert vanaf de automatische documentinvoer kunt u tot 25% verkleinen en tot 100% vergoten.
Zo maakt u een keuze uit de vooraf ingestelde zoominstellingen:
Druk op de pijltoetsen tot de gewenste instelling verschijnt en druk vervolgens op OK.
De grootte van de kopie aanpassen door rechtstreeks de schaalverhouding op te geven:
1. Druk op de pijltoetsen tot Aangepast verschijnt en druk op OK.
2. Voer de schaalverhouding in en druk op OK om de selectie op te slaan.
Als u een verkleinde kopie maakt, is het mogelijk dat onderaan op de kopie zwarte lijnen verschijnen.
Kopiëren_39
De standaardkopieerinstellingen wijzigen
De kopieeropties, waaronder tonerdichtheid, soort origineel, kopieerformaat en aantal kopieën, kunnen worden ingesteld op de waarden die u het meest gebruikt. Bij het kopiëren van documenten worden deze standaardinstellingen gebruikt, tenzij ze zijn aangepast via de daarvoor bedoelde knoppen op het bedieningspaneel.
1. Druk op Copy.
2. Druk op Menu tot Kopieerinstel. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als St.inst. wijz. verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste insteloptie verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste instelling verschijnt en druk vervolgens op OK.
6. Herhaal indien nodig de stappen 4 en 5.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Als u tijdens het instellen van de kopieeropties op Stop/Clear drukt, worden de gewijzigde instellingen geannuleerd en de standaardinstellingen hersteld.
ID-kaart kopiëren
Het apparaat kan tweezijdig bedrukte originelen afdrukken op één vel papier van het formaat A4, Letter, Legal, Folio, Oficio, Executive, B5, A5, of A6.
Bij deze kopieerfunctie wordt één zijde van het origineel op de bovenste helft van het vel papier afgedrukt en de andere zijde op de onderste helft, zonder dat het origineel daarbij wordt verkleind. Deze functie is met name handig voor kleine documenten, zoals visitekaartjes.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u de originelen op de glasplaat van de scanner plaatst. Verwijder het papier uit de ADI.
1. Druk op ID Copy.
2. Plaats het origineel met de voorzijde naar onder op de glasplaat zoals aangegeven door de pijlen en sluit het scannerdeksel.
4. Druk op Start.
Het apparaat begint de bedrukte zijde te scannen. Op het display wordt
Plaats achterz. en druk [Start] weegegeven.
5. Draai het origineel om en plaats het op de glasplaat van de scanner zoals aangegeven door de pijlen. Sluit vervolgens het deksel van de scanner.
Als u op Stop/Clear drukt of als er gedurende ongeveer
30 seconden geen knoppen worden ingedrukt, annuleert het apparaat de kopieertaak en keert het terug naar gereedmodus.
6. Druk op Start om het kopiëren te starten.
Als het originele document groter is dan het afdrukgebied, worden sommige gedeelten mogelijk niet afgedrukt.
Als u op Stop/Clear drukt of als er gedurende ongeveer 30 seconden geen knoppen worden ingedrukt, annuleert het apparaat de kopieertaak en keert het terug naar gereedmodus.
Speciale kopieerfuncties gebruiken
U kunt de volgende kopieerfuncties gebruiken:
Sorteren
U kunt het apparaat zo instellen dat de kopieën worden gesorteerd. Als u bijvoorbeeld 2 kopieën wilt maken van een document met 3 pagina’s, wordt eerst een volledige kopie van het 3 pagina’s tellende document afgedrukt en vervolgens een tweede volledige kopie.
1. Druk op Copy.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie pagina 31 voor meer informatie
over het plaatsen van originelen.
1
2
3
1
2
3
3. Voer het aantal kopieën in met behulp van het numerieke toetsenblok.
4. Druk op Menu tot Kopieerinstel. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op OK als St.inst. wijz. verschijnt.
6. Druk op de pijltoetsen tot Kopieen sort. verschijnt en druk op OK.
7. Druk op de pijltoetsen om Aan te selecteren.
8. Druk op Start om het kopiëren te starten.
Eerst wordt het eerste exemplaar volledig afgedrukt en vervolgens het tweede.
3. Plaats voorzijde en druk [Start] verschijnt op het display.
40_Kopiëren
2 of 4 pagina’s per vel kopiëren
Het apparaat kan 2 of 4 verkleinde originelen per vel afdrukken.
1. Druk op Copy.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie pagina 31 voor meer informatie over het plaatsen
van originelen.
3. Druk op Menu tot Kopieerfunctie op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
1
3
2
4
4. Druk op de pijltoetsen tot Lay-out verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot 2 pagina's/vel of 4 pagina's/vel verschijnt en druk op OK.
6. Druk op Start om het kopiëren te starten.
U kunt het kopieerformaat niet aanpassen met de knop Verkl./vergr. als de functie 2 of 4 pagina’s per vel kopiëren is ingeschakeld.
Poster kopiëren
Het apparaat kan één afbeelding afdrukken op 9 vellen papier (3x3). U kunt deze pagina’s aan elkaar plakken om er een poster van te maken.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u de originelen op de glasplaat van de scanner plaatst.
Verwijder het papier uit de ADI.
1. Druk op Copy.
2. Plaats één origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat van de scanner.
Zie pagina 31 voor meer informatie over het plaatsen
van originelen.
3. Druk op Menu tot Kopieerfunctie op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Lay-out verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot Poster kopier. verschijnt en druk op OK.
6. Druk op Start om het kopiëren te starten.
Uw origineel wordt in 9 delen verdeeld. De gedeelten worden een voor een gescand en afgedrukt, in deze volgorde:
Klonen
Het is mogelijk de originele afbeelding verschillende keren te laten afdrukken op één enkele pagina. Het aantal afbeeldingen per vel wordt automatisch bepaald op basis van de grootte van het origineel en het papierformaat.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u de originelen op de glasplaat van de scanner plaatst. Verwijder het papier uit de ADI.
1. Druk op Copy.
2. Plaats één origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat van de scanner.
Zie pagina 31 voor meer informatie over het plaatsen
van originelen.
3. Druk op Menu tot Kopieerfunctie op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Lay-out verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot Meer op 1 vel verschijnt en druk op OK.
6. Druk op Start om het kopiëren te starten.
U kunt het kopieerformaat niet wijzigen met de toets Verkl./vergr. als de functie Klonen is ingeschakeld.
Achtergrondafbeeldingen bijwerken
U kunt het apparaat zodanig instellen dat het de afbeelding afdrukt zonder de achtergrond. Deze kopieerfunctie verwijdert de achtergrondkleur en is handig voor het kopiëren van een origineel met een gekleurde achtergrond, zoals een krant of catalogus.
1. Druk op Copy.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie pagina 31 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Druk op Menu tot Kopieerfunctie op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Achtergrondkl. verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt.
•
Uit: Maakt geen gebruik van deze functie.
•
Auto: Optimaliseert de achtergrond.
•
Versterk.nv. 1~2: Hoe hoger het cijfer, hoe levendiger de achtergrond is.
•
Vervag.niv. 1 ~ 4: Hoe hoger het getal, hoe lichter de achtergrond.
6. Druk op Start om het kopiëren te starten.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Kopiëren_41
Dubbelzijdig afdrukken
U kunt het apparaat zo instellen dat de documenten op beide zijden van een vel papier worden afgedrukt. (alleen SCX-4x28 Series)
1. Druk op Copy.
2. Druk op Menu tot Kopieerinstel. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Dubbelzijdig verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt.
•
Uit: Kopieert in normale modus.
•
Korte zijde: Kopieert de pagina’s zodanig dat ze gelezen kunnen worden als een notitieblok.
•
Lange zijde: Kopieert de pagina’s zodanig dat ze gelezen kunnen worden als een boek.
5. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
Time-out voor kopiëren instellen
U kunt instellen hoe lang het apparaat moet wachten voordat de standaardinstellingen worden hersteld, als u niet direct na het aanpassen van de instellingen (via het bedieningspaneel) begint met kopiëren.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK als Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Time-out verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste tijdsinstelling verschijnt.
Als u Uit selecteert, zal het apparaat de standaardinstellingen niet herstellen tot u op Start drukt om te beginnen kopiëren of op Stop/Clear om te annuleren.
5. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
42_Kopiëren
Scannen
Met de scanfunctie zet u tekst en afbeeldingen om in digitale bestanden die u op de computer kunt opslaan.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•
•
Scannen via het bedieningspaneel
•
•
De instellingen voor iedere scanopdracht wijzigen
•
De standaardscaninstellingen wijzigen
•
De maximale resolutie is afhankelijk van een aantal factoren, zoals de snelheid van de computer, de beschikbare schijfruimte, het geheugen, de grootte van het te scannen bestand en de instellingen van de bitdiepte. U zult daarom, afhankelijk van uw systeem en hetgeen u scant, mogelijk niet kunnen scannen op bepaalde resoluties, vooral niet met geïnterpoleerde resolutie.
Beginselen van scannen
U kunt de originelen scannen op het apparaat via een USB-kabel of het netwerk.
•
Samsung Scanbeheer: U loopt gewoon naar het apparaat met de originelen en scant ze via het bedieningspaneel. De gescande gegevens worden vervolgens opgeslagen in de map Mijn documenten op de verbonden computer. Als de installatie is voltooid, hebt u
Samsung Scanbeheer al op de computer geïnstalleerd. Deze functie kan worden gebruikt via de lokale aansluiting of de netwerkaansluiting.
Raadpleeg de volgende sectie.
•
TWAIN: TWAIN is een van de vooraf ingestelde beeldtoepassingen.
Door het scannen van een afbeelding, wordt de geselecteerde toepassing gestart zodat u het scanproces kunt sturen. Zie Software.
Deze functie kan worden gebruikt via de lokale aansluiting of de netwerkaansluiting. Zie Software.
•
Samsung SmarThru Office: Deze functie is de software die standaard wordt geleverd bij uw apparaat. U kunt dit programma gebruiken om afbeeldingen of documenten te scannen; dit kan via de lokale aansluiting of de netwerkaansluiting. Zie Software.
•
WIA: WIA staat voor Windows Images Acquisition. Om deze functie te kunnen gebruiken, moet de computer direct met het apparaat zijn verbonden via een USB-kabel. Zie Software.
•
E-mail: U kunt de gescande afbeelding als bijlage bij een e-mailbericht
verzenden. Zie pagina 44. (alleen SCX-4x28 Series)
Scannen via het bedieningspaneel
Op het apparaat kunt u via het bedieningspaneel scannen en het gescande document eenvoudig naar de map Mijn documenten op de aangesloten computer verzenden. Om deze functie te kunnen gebruiken, moet de computer met het apparaat zijn verbonden via een USB-kabel of het netwerk.
Daarnaast kunt u, met het bijgeleverde programma Samsung Scanbeheer, gescande documenten openen met het programma dat u eerder hebt geïnstalleerd. Microsoft Paint, Email, SmarThru Office, OCR kunnen
Gescande documenten kunnen worden opgeslagen als BMP-, JPEG-,
TIFF- of PDF-bestand.
Scannen naar toepassingen
1. Zorg ervoor dat het apparaat en de computer zijn ingeschakeld en met elkaar zijn verbonden.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie pagina 31 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Druk op Scan/Email.
Klaar om te sc. op de bovenste regel van het display verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot Naar pc scan. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste optie verschijnt en druk op OK.
6. Afhankelijk van de poortverbinding verschijnen verschillende berichten.
Controleer de volgende berichten en ga verder met de volgende stap.
•
Scanbestemming: Verbonden via USB. Ga naar stap 7.
•
Id: Verbonden via het netwerk. De gebruiker is geregistreerd. Ga naar stap 6.
•
W Lokale comp. X: Kies of u via USB of via het netwerk wilt scannen. Als u bent verbonden via een USB-kabel, gaat u naar stap 5. Als u met een netwerk bent verbonden, gaat u naar stap 6.
•
Niet beschikbaar: Niet verbonden via USB of het netwerk.
Controleer de poortverbinding.
7. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste poort op het display verschijnt.
8. Voer de gebruikers-id en de pincode van de geregistreerde gebruiker in en klik op OK.
• De id is gelijk aan de id die is geregistreerd op naam van
Samsung Scanbeheer.
• De pincode is het viercijferige nummer dat geregistreerd is op naam van Samsung Scanbeheer.
9. Druk in Scanbestemming op de pijltoetsen tot de gewenste toepassing verschijnt en druk vervolgens op OK.
De standaardinstelling is Mijn documenten.
Voor het toevoegen of verwijderen van de map waarin het gescande bestand is opgeslagen, voegt u de toepassing toe aan of verwijdert u deze uit Samsung Scanbeheer > De knop Scan
instellen.
10. Druk op Start als u met de standaardinstelling wilt scannen. Druk op de linker- of rechterknop totdat de gewenste instelling verschijnt en druk vervolgens op OK.
Scannen_43
11. Het scannen begint.
• De gescande afbeelding wordt opgeslagen in de map Mijn
documenten > Mijn afbeeldingen > Samsung op de computer.
• Met het TWAIN-stuurprogramma kunt u snel scannen in het programma Samsung Scanbeheer.
• Scannen is ook mogelijk door in Windows te klikken op Start >
Configuratiescherm > Samsung Scanbeheer > Snel
scannen.
Scaninformatie instellen in Samsung Scan Manager
Hier vindt u informatie over het programma Samsung Scanbeheer en de status van het scanstuurprogramma. U kunt eveneens de scaninstellingen wijzigen en de mappen toevoegen of verwijderen waarin de gescande documenten via het programma Samsung Scanbeheer worden opgeslagen.
Scan Manager kan alleen worden gebruikt onder Windows en
Macintosh. Als u Macintosh gebruikt, raadpleegt u Software.
1. Druk op Start > Configuratiescherm > Samsung Scanbeheer.
Het beheerprogramma van Samsung Scanbeheer verschijnt.
U opent Samsung Scanbeheer door te klikken op het pictogram
Smart Panel, rechts op de taakbalk van Windows.
2. Selecteer het gewenste apparaat in Samsung Scanbeheer.
3. Druk op Scaneigenschappen.
4. Met De knop Scan instellen kunt u de opslaglocatie en de scaninstellingen wijzigen en toepassingen en bestandsindelingen toevoegen of verwijderen.
Via Poort wijzigen kunt u het scanapparaat wijzigen. (Lokaal of netwerk)
5. Druk op OK na het wijzigen van de instelling.
Scannen via het netwerk
Als uw apparaat aangesloten is op een netwerk en de netwerkparameters juist zijn ingesteld, kunt u afbeeldingen scannen en via het netwerk versturen.
(alleen SCX-4x28 Series)
Voorbereiden om te scannen via het netwerk
Voordat u de scanfuncties van het apparaat kunt gebruiken, moet u de volgende instellingen configureren afhankelijk van de scanbestemming:
• Registreren als geverifieerd gebruiker om te scannen naar e-mail.
• De SMTP-server instellen voor het scannen naar e-mail
Gebruikersverificatie voor scannen via het netwerk
Om een ingescande afbeelding te verzenden via -mail of over het netwerk, moet u gemachtigde lokale of netwerkgebruikers registreren via SyncThru™ Web Service.
• Als de gebruikersverificatie is geactiveerd, kunnen uitsluitend lokale of op de databaseserver geverifieerde gebruikers scangegevens naar het netwerk (e-mail, netwerk) verzenden.
• Om te scannen via het netwerk met de verificatiefunctie moet u de configuratie van de netwerkverificatie of lokale verificatie registreren met behulp van SyncThru™ Web Service.
• Gebruikersverificatie heeft 3 opties: geen (Standaard), netwerkverificatie en lokale verificatie.
Lokale geverifieerde gebruikers registreren
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van het apparaat te openen.
2. Klik op Machine Settings.
44_Scannen
3. Selecteer Local Authentication op de General Setup van webpagina User Authentication.
4. Klik op Add.
5. Selecteer een indexnummer dat overeenstemt met de opslaglocatie van het item (van 1 tot 50).
6. Voer uw naam, verificatie-ID, wachtwoord, e-mailadres en telefoonnummer in.
U moet de ID en het wachtwoord van de geregistreerde gebruiker in het apparaat invoeren als u vanaf het bedieningspaneel naar e-mail scant.
7. Klik op Apply.
Geverifieerde netwerkgebruikers registreren
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van het apparaat te openen.
2. Klik op Machine Settings.
3. Selecteer Network Authentication op de General Setup van webpagina User Authentication.
4. Klik op Apply en OK.
5. Selecteer het Authentication Type dat u verkiest.
6. Configureer de waarden voor elke functie als volgt.
7. Klik op Apply.
Een e-mailaccount aanmaken
Als u een afbeelding wilt scannen en als bijlage bij een e-mail wilt verzenden, moet u eerst de netwerkparameters instellen met behulp van
SyncThru™ Web Service.
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van het apparaat te openen.
2. Klik op Machine Settings en E-mail Setup.
3. Selecteer IP Address of Host Name.
4. Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als een hostnaam.
5. Voer het poortnummer van de server in: een getal tussen 1 en 65535.
Het standaardpoortnummer is 25.
6. Schakel het selectievakje in naast SMTP Requires Authentication om verificatie te verplichten.
7. Voer de aanmeldingsnaam en het wachtwoord van de SMTP-server in.
8. Klik op Apply.
Als de verificatiemethode van de SMTP-server
POP3beforeSMTP is, schakelt u het selectievakje naast SMTP
Requires POP3 Before SMTP Authentication in.
a. Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als een hostnaam.
b. Voer het poortnummer van de server in: een getal tussen 1 en 65535.
Naar e-mail scannen
U kunt een afbeelding scannen en als bijlage bij een e-mailbericht verzenden. U moet hiervoor eerst een e-mailaccount aanmaken in
SyncThru™ Web Service. Zie pagina 44.
Voordat u gaat scannen, kunt u de scanopties voor deze scantaak instellen.
1. Zorg ervoor dat uw apparaat is aangesloten op een netwerk.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie pagina 31 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Druk op Scan/Email.
4. Druk op de pijltoetsen tot Naar email sc. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Voer het e-mailadres van de geadresseerde in en druk op OK.
Als u het Adresboek hebt geïnstalleerd, kunt u een sneltoets of snelkiesnummer voor een e-mailadres of groep gebruiken om een
e-mailadres uit het geheugen op te halen. Zie pagina 45.
6. Om e-mailadressen toe te voegen, drukt u op OK als Ja verschijnt en herhaalt u stap 5.
Druk op de pijltoetsen om Nee te selecteren en druk op OK. U gaat nu naar de volgende stap.
7. Als in het display de vraag verschijnt of u de e-mail naar uw account wilt verzenden, drukt u op de pijltoetsen om Ja of Nee te selecteren en drukt u op OK.
Deze vraag verschijnt niet als u de optie Send To Self bij het aanmaken van een e-mailaccount hebt ingeschakeld.
8. Vul het onderwerp van de e-mail in en druk op OK.
9. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bestandsindeling verschijnt en druk op OK of Start.
Het apparaat begint te scannen en verzendt daarna de e-mail.
10. Als u wordt gevraagd of u zich wilt afmelden bij uw account, drukt u op de pijltoetsen om Ja of Nee te selecteren en drukt u vervolgens op OK.
11. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
De instellingen voor iedere scanopdracht wijzigen
Uw apparaat biedt de volgende instellingsopties om uw scantaken aan te passen.
•
Scanformaat: Bepaalt de grootte van de afbeelding.
•
Oorspr. type: Bepaalt het documenttype van het origineel.
•
Resolutie: Voor het instellen van de resolutie van de afbeelding.
•
Scankleur: Voor het instellen van de kleurmodus.
•
Scanindeling: Voor het instellen van de bestandsindeling waarin de afbeelding moet worden opgeslagen. Als u TIFF of PDF selecteert, hebt u de mogelijkheid om meerdere pagina’s te scannen. Sommige scantypes beschikken niet over deze mogelijkheid.
Het aanpassen van de instellingen voorafgaand aan een scantaak:
1. Druk op Scan/Email.
2. Druk op Menu tot Scanfunctie op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot de het gewenste scantype verschijnt en druk vervolgens op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste scaninstelling verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste status verschijnt en druk vervolgens op OK.
6. Herhaal de stappen 4 en 5 om andere opties in te stellen.
7. Druk zodra u klaar bent op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
De standaardscaninstellingen wijzigen
Om te voorkomen dat u voor elke taak steeds opnieuw de scaninstellingen moet aanpassen, kunt u voor elk scantype standaardinstellingen instellen.
1. Druk op Scan/Email.
2. Druk op Menu tot Scaninstel. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als St.inst. wijz. verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot de het gewenste scantype verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste scaninstelling verschijnt en druk vervolgens op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste status verschijnt en druk vervolgens op OK.
7. Herhaal de stappen 5 en 6 om andere instellingen te wijzigen.
8. Om de standaardinstellingen voor andere scantypes te wijzigen, drukt u op Back en herhaalt u de procedure vanaf stap 4.
9. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Een adresboek aanmaken
U kunt een adresboek met veelgebruikte e-mailadressen aanmaken via
SyncThru™ Web Service en zo snel en gemakkelijk e-mailadressen invoeren door de locatienummers in te voeren die eraan zijn toegewezen in het adresboek. (alleen SCX-4x28 Series)
Snelkiesnummers voor e-mail registreren
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van het apparaat te openen.
2. Klik op Machine Settings en E-mail Setup.
3. Klik op Individual Address Book en Add.
4. Kies een locatienummer en voer de gewenste gebruikersnaam en het gewenste e-mailadres in.
5. Klik op Apply.
U kunt eveneens op Importeren klikken en het adresboek van uw computer ophalen.
Groepskiesnummers voor e-mailgroepen configureren
Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van het apparaat te openen.
1. Klik op Machine Settings en E-mail Setup.
2. Klik op Group Address Book en Add.
3. Selecteer een groepsnummer en voer de gewenste groepsnaam in.
4. Selecteer snelkiesnummers voor de e-mailadressen die u in de groep wilt opnemen.
5. Klik op Apply.
Scannen_45
Adresboekitems gebruiken
U kunt een e-mailadres op de volgende manieren ophalen:
Snelkiesnummers voor e-mail
Als u gevraagd wordt een e-mailadres in te voeren bij het verzenden van een e-mail, typt u het snelkiesnummer waaronder u het bewuste adres hebt opgeslagen.
• Voor een snelkiesnummer voor een e-mail van één cijfer houdt u de overeenkomstige cijfertoets op het numerieke toetsenbord ingedrukt.
• Voor een snelkiesnummer voor een e-mail van twee of drie cijfers houdt u de eerste cijfertoets(en) ingedrukt en vervolgens drukt u de laatste cijfertoets in.
U kunt een item ook in het geheugen opzoeken door te drukken op
Groepskiesnummers voor e-mailgroepen
Als u een groepskiesnummer voor een e-mailgroep wilt gebruiken, moet u het in het geheugen zoeken en selecteren.
Als u bij het verzenden van een e-mail gevraagd wordt om het adres van de geadresseerde in te voeren, drukt u op Address Book. Zie
Een item zoeken in het adresboek
Er zijn twee manieren om een adres in het geheugen op te zoeken. U kunt alfabetisch zoeken of op de eerste letters van de naam die met dat e-mailadres is verbonden.
Het geheugen alfabetisch doorzoeken
1. Druk indien nodig op Scan/Email.
2. Druk op Address Book tot Zoek. en verz. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK als Alle verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste naam met het adres verschijnt. U kunt het hele geheugen alfabetisch doorzoeken van achter naar voor en omgekeerd.
Zoeken naar een specifieke beginletter
1. Druk indien nodig op Scan/Email.
2. Druk op Address Book tot Zoek. en verz. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Id verschijnt en druk op OK.
5. Voer de eerste letters in van de naam die u zoekt en druk op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk op OK.
Adresboek afdrukken
U kunt de instellingen van uw adresboek controleren door ze in een lijst af te drukken.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Rapport verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Adresboek verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot E-mail verschijnt en druk op OK.
5. Druk op OK als Ja verschijnt om het afdrukken te bevestigen.
Er verschijnt een lijst met de ingestelde sneltoetsen, en de snelkiesnummers voor e-mailadressen en de groepskiesnummers voor e-mailgroepen worden afgedrukt.
46_Scannen
Eenvoudige afdruktaken
In dit hoofdstuk worden de meest gangbare afdruktaken toegelicht.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•
•
Een document afdrukken
Afdrukken is mogelijk vanuit verschillende toepassingen onder Windows, de
Macintosh-besturingssystemen of Linux. De exacte procedure kan per toepassing verschillen.
Zie Software voor meer informatie over afdrukken.
Een afdruktaak annuleren
Als de afdruktaak zich in een afdrukwachtrij of afdrukspooler bevindt, zoals de printergroep in Windows, verwijdert u de afdruktaak als volgt:
1. Klik op de knop Start in Windows.
2. Voor Windows 2000 selecteert u Instellingen en vervolgens Printers.
In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxen.
In Windows Vista/2008 selecteert u Configuratiescherm > Hardware
en geluiden > Printers.
Voor Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en
geluiden > Apparaten en printers
Voor Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware > Apparaten en printers.
3. Voor Windows 2000, XP, 2003, 2008 en Vista dubbelklikt u op uw apparaat.
Voor Windows 7 en Windows Server 2008 R2 klikt u met de rechtermuisknop op het pictogram van uw printer > contextmenu's >
Afdruktaken weergeven.
4. Selecteer in het menu Document het menu-item Annuleren.
U kunt dit venster ook openen door onderaan rechts in de taakbalk van Windows te dubbelklikken op het printerpictogram.
U kunt de huidige taak ook annuleren door te drukken op Stop/Clear op het bedieningspaneel.
Eenvoudige afdruktaken_47
Faxen
Dit hoofdstuk bevat informatie over het gebruik van het apparaat als fax.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•
•
Wij raden het gebruik aan van traditionele analoge telefoondiensten
(PSTN: openbaar telefoonnet) wanneer u telefoonlijnen aansluit om de fax te gebruiken. Als u andere internetservices gebruikt (DSL,
ISDN, VolP), kunt u de verbindingskwaliteit verbeteren door de microfilter te gebruiken. De microfilter elimineert onnodige geluidssignalen en verbetert de verbindings- of internetkwaliteit. De
DSL-microfilter wordt niet bij het apparaat geleverd. Neem daarom contact op met uw internetprovider voor het gebruik van de DSLmicrofilter.
•
Andere manieren om een fax te verzenden
•
De documentinstellingen aanpassen
Voor een optimaal resultaat wijzigt u de volgende instellingen afhankelijk van de eigenschappen van het origineel.
Resolutie
De standaard documentinstellingen leveren goede resultaten voor een normaal tekstdocument. Als u echter originelen met een lage kwaliteit of documenten met foto’s verstuurt, kunt u de resolutie aanpassen voor een optimale kwaliteit van de fax.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu tot Faxfunctie op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Resolutie verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste optie verschijnt en druk op
OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
In onderstaande tabel vindt u de aanbevolen resoluties voor de verschillende soorten originelen:
1 Lijnpoort
2 Microfilter
3 DSL-modem / telefoonlijn
MODUS AANBEVOLEN VOOR:
Standaard
Originelen met tekens van normale grootte.
Een fax verzenden
Faxhoofd instellen
In sommige landen bent u wettelijk verplicht om op iedere uitgaande fax uw faxnummer te vermelden. De apparaat-id, die uw telefoonnummer en bedrijfsnaam bevat, wordt afgedrukt aan de bovenkant van elke pagina die u faxt.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK als Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op OK als Apparaat-id verschijnt.
4. Voer uw (bedrijfs)naam in met behulp van de cijfertoetsen. U kunt met de cijfertoetsen ook letters invoeren. Een aantal speciale tekens is
beschikbaar via de toets 0. Zie pagina 28 voor meer informatie over hoe
u alfanumerieke tekens moet invoeren.
5. Druk op OK om de id op te slaan.
6. Druk op de pijltoetsen tot Nr. van faxapp. verschijnt en druk op OK.
7. Voer uw faxnummer in met behulp van de cijfertoetsen en druk op OK.
8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Fijn
Superfijn
Originelen met kleine tekens of dunne lijnen of originelen die met een matrixprinter zijn afgedrukt.
Originelen met zeer kleine details. De modus
Extra fijn wordt alleen ingeschakeld als het apparaat waarmee u communiceert de resolutie
Extra fijn ook ondersteunt.
• Als u verzendt vanuit het geheugen is de modus Superfijn niet beschikbaar.
De resolutie-instelling wordt automatisch gewijzigd in Fijn.
• Als het apparaat ingesteld is op
Superfijn-resolutie terwijl het ontvangende faxapparaat Superfijnresolutie niet ondersteund, wordt de fax verzonden in de hoogste resolutie die door het ontvangende faxapparaat wordt ondersteund.
Fotofax
Originelen met grijstinten of foto’s.
De ingestelde resolutie geldt voor de huidige faxtaak. Zie pagina 54
om de standaardinstelling te wijzigen.
48_Faxen
Tonersterkte
U kunt de standaard contrastmodus selecteren en het contrast aanpassen om de fax lichter of donkerder te maken.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu tot Faxfunctie op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Tonersterkte verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste optie verschijnt en druk op OK.
•
Licht: Geschikt voor donkere originelen.
•
Normaal: Geschikt voor normale, getypte of bedrukte originelen.
•
Donker: Geschikt voor lichte originelen.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
De ingestelde tonerdichtheid geldt voor de huidige faxtaak. Zie
pagina 54 om de standaardinstelling te wijzigen.
Een fax automatisch verzenden
1. Druk op Fax.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie pagina 31 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
Klaar om te fax. op de bovenste regel van het display verschijnt.
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid naar wens aan.
4. Voer het nummer in van het toestel waarnaar u de fax verstuurt.
U kunt sneltoetsen, snelkiesnummers of groepskiesnummers gebruiken.
Zie pagina 55 voor meer informatie over het opslaan en zoeken van een
nummer.
5. Druk op Start.
6. Als het origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK.
7. Zodra u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina?.
Nadat het nummer is gekozen, begint het apparaat met het verzenden van de fax zodra het ontvangende faxapparaat antwoordt.
Als u een faxtaak wilt annuleren, kunt u tijdens het verzenden van de fax op elk moment op Stop/Clear drukken.
Een fax handmatig verzenden
1. Druk op Fax.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie pagina 31 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid naar wens aan. Zie pagina 48.
4. Druk op On Hook Dial. U hoort een kiestoon.
5. Voer het nummer in van het toestel waarnaar u de fax verstuurt.
U kunt sneltoetsen, snelkiesnummers of groepskiesnummers gebruiken.
Zie pagina 55 voor meer informatie over het opslaan en zoeken van een
nummer.
6. Druk op Start als u een hoogfrequent faxsignaal hoort van het ontvangende faxapparaat.
Als u een faxtaak wilt annuleren, kunt u tijdens het verzenden van de fax op elk moment op Stop/Clear drukken.
Een verzending bevestigen
Als de laatste pagina van uw origineel correct is verzonden, hoort u een pieptoon waarna het apparaat terugkeert naar gereedmodus.
Als er tijdens de verzending van uw fax iets fout gaat, verschijnt een
foutbericht in het display. Zie pagina 71 voor een lijst met foutberichten en
hun betekenis. Druk op Stop/Clear om het weergegeven foutbericht te wissen en probeer de fax opnieuw te verzenden.
U kunt het apparaat zo instellen dat na elke verzonden fax automatisch een
verzendrapport wordt afgedrukt. Zie pagina 53 voor meer informatie.
Automatisch opnieuw kiezen
Als de lijn van het gekozen nummer bezet is of als het faxapparaat van de ontvanger niet antwoordt, wordt het nummer afhankelijk van de fabrieksinstellingen automatisch maximaal zeven keer opnieuw gekozen met tussenpozen van drie minuten.
Als Opnieuw kiezen? op het display verschijnt, drukt u op OK om het nummer onmiddellijk opnieuw te kiezen. Als u de functie Automatisch opnieuw kiezen wilt annuleren, drukt u op Stop/Clear.
U kunt ook de wachttijd tussen twee kiespogingen en het maximum aantal
kiespogingen wijzigen. Zie pagina 54.
Het laatste nummer opnieuw kiezen
Om het laatste nummer opnieuw te kiezen:
1. Druk op Redial/Pause.
2. Het apparaat begint automatisch met verzenden als er een origineel in de ADI is geladen.
Als het origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK. Zodra u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina?.
Een fax ontvangen
De papierlade selecteren
Nadat u het afdrukmateriaal voor faxen hebt geladen, selecteert u de papierlade die u wilt gebruiken voor inkomende faxen.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Papierinstel. verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Papierinvoer verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Faxlade verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste papierlade verschijnt en druk op OK.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Ontvangstmodus wijzigen
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu tot Faxinstel. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Ontvangst verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK als Ontvangstmodus verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste faxontvangstmodus verschijnt.
• In de modus Fax beantwoordt het apparaat een inkomende oproep en schakelt het onmiddellijk over naar de faxontvangstmodus.
Faxen_49
• In de modus Tel kunt u een fax ontvangen door te drukken op
On
Hook Dial en vervolgens op Start. U kunt ook het telefoontoestel opnemen en de code voor ontvangst op afstand intoetsen. Zie
• In de modus Ant/Fax worden inkomende oproepen beantwoord door een op het faxapparaat aangesloten antwoordapparaat. De beller kan op dit antwoordapparaat een bericht achterlaten. Als het faxapparaat een faxtoon op de lijn opvangt, schakelt het automatisch
over naar de modus Fax om de fax te ontvangen. Zie pagina 50.
• In de DRPD-modus kunt u een oproep ontvangen met de functie
DRPD (detectie van distinctieve belpatronen). "Distinctive Ring" of beltoonherkenning is een dienst van de telefoonmaatschappij. Het is daarmee mogelijk via één telefoonlijn meerdere oproepen gelijktijdig
te beantwoorden. Zie pagina 50 voor meer informatie.
6. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
• Als het geheugen vol is, kunnen geen binnenkomende faxen meer worden ontvangen. Maak in dat geval geheugenruimte vrij door gegevens uit het geheugen te verwijderen.
• Sluit een antwoordapparaat aan op de EXT-uitgang aan de achterkant van het apparaat om de modus Ant/Fax te gebruiken.
• Maak gebruik van de veilige ontvangstmodus als u niet wilt dat anderen de door u ontvangen documenten kunnen bekijken. In deze modus worden alle inkomende faxen opgeslagen in het
geheugen. Zie pagina 51 voor meer informatie.
Automatisch ontvangen in modus Fax
Het apparaat is standaard ingesteld op de modus Fax. Als u een fax ontvangt, beantwoordt het apparaat de oproep na een opgegeven aantal belsignalen en wordt de fax automatisch ontvangen.
Zie
pagina
54
om het aantal belsignalen te wijzigen.
Handmatig ontvangen in de modus Tel
U kunt een faxoproep ontvangen door te drukken op On Hook Dial en vervolgens op Start als u de faxtoon van het externe appraat hoort.
Het apparaat begint dan met het ontvangen van de fax en keert terug naar gereedmodus zodra de ontvangst is voltooid.
Handmatig ontvangen via een intern telefoontoestel
Deze functie werkt het best als u een intern telefoontoestel gebruikt dat is aangesloten op de EXT-uitgang aan de achterzijde van uw apparaat. U kunt een fax ontvangen van iemand met wie u op het interne toestel in gesprek bent zonder dat u naar het faxapparaat hoeft te gaan.
Als u een oproep krijgt op het telefoontoestel en faxtonen hoort, drukt u op de toetsen *9* op het telefoontoestel. Het apparaat ontvangt de fax.
Druk de toetsen langzaam na elkaar in. Als u de faxtoon van het faxtoestel nog steeds hoort, toets dan nogmaals *9* in.
*9* is de ontvangstcode op afstand die is voorgeprogrammeerd in de fabriek. De sterretjes zijn vereist, maar u kunt het cijfer wijzigen. Zie pagina
54
voor het wijzigen van de code.
Automatisch ontvangen in modus Ant/Fax
Als u deze modus wilt gebruiken, moet u een antwoordapparaat aansluiten op de EXT-uitgang aan de achterzijde van uw apparaat.
Als de beller een bericht inspreekt, slaat het antwoordapparaat het bericht op de gebruikelijke wijze op. Als het apparaat een faxtoon op de lijn detecteert, wordt de fax automatisch ontvangen.
• Als u het apparaat hebt ingesteld op de modus Ant/Fax en uw antwoordapparaat is uitgeschakeld of er is geen antwoordapparaat aangesloten is op de EXT-aansluiting, schakelt het apparaat na een vooraf bepaald aantal belsignalen automatisch over naar de modus Fax.
• Als uw antwoordapparaat over een instelbare belsignaalteller beschikt, kunt u het apparaat zo instellen dat inkomende oproepen na één belsignaal worden beantwoord.
• Als de Tel-modus (handmatige ontvangst) is ingeschakeld en het antwoordapparaat is aangesloten op uw apparaat, moet u het antwoordapparaat uitschakelen. Zo vermijdt u dat uw telefoongesprek onderbroken wordt door de uitgaande boodschap van het antwoordapparaat.
Faxen ontvangen via de modus DRPD
"Distinctive Ring" of beltoonherkenning is een dienst van de telefoonmaatschappij. Het is daarmee mogelijk via één telefoonlijn meerdere oproepen gelijktijdig te beantwoorden. Het nummer dat iemand gebruikt om u te bellen wordt geïdentificeerd door verschillende belpatronen, die bestaan uit verschillende combinaties van lange en korte belsignalen. Deze functie wordt vaak gebruikt in callcenters, waar het bij druk telefoonverkeer van belang is te weten welk nummer iemand heeft gekozen om de oproep correct te kunnen beantwoorden.
Met de functie DRPD (detectie van distinctieve belpatronen) kan uw apparaat "leren" welk belpatroon u wilt laten beantwoorden door het faxapparaat. Tenzij u het verandert, zal dit belpatroon steeds worden herkend en beantwoord als een faxoproep. Bij alle andere belpatronen wordt de oproep doorverbonden naar het telefoontoestel of naar het antwoordapparaat dat is aangesloten op de EXT-uitgang. U kunt DRPD op ieder moment wijzigen of onderbreken.
Voor u de optie DRPD kunt gebruiken, moet uw telefoonmaatschappij
"Distinctive Ring" op uw telefoonlijn geïnstalleerd hebben. Om DRPD in te stellen hebt u een tweede telefoonlijn nodig of iemand die uw faxnummer kan kiezen van buitenaf.
Om de modus DRPD in te stellen:
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu tot Faxinstel. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Ontvangst verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot DRPD-modus verschijnt en druk op OK.
Wacht op belsign verschijnt op het display.
5. Bel met een andere telefoon naar uw faxnummer. U hoeft niet vanaf een faxapparaat te bellen.
6. Als het apparaat begint te rinkelen, beantwoordt u de oproep niet. Het apparaat heeft enkele belsignalen nodig om het patroon te "leren".
Als het patroon is herkend voor later gebruik, verschijnt DRPD-
instelling voltooid op het display. Als de instelling van DRPD mislukt, verschijnt Fout DRPD-belsignaal. Druk op OK als DRPD-modus verschijnt en herhaal de procedure vanaf stap 4.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
50_Faxen
• Als u uw faxnummer wijzigt of als u het apparaat aansluit op een andere telefoonlijn, moet u DRPD opnieuw instellen.
• Nadat u DRPD hebt ingesteld, belt u opnieuw naar uw faxnummer om te controleren of het apparaat antwoordt met een faxtoon. Bel vervolgens naar een ander nummer dat aan dezelfde lijn is toegekend om te controleren of de oproep wordt doorgeschakeld naar uw telefoontoestel of naar het antwoordapparaat dat is aangesloten op de EXT-aansluiting.
Ontvangen in veilige ontvangstmodus
Mogelijk wilt u niet dat faxberichten die tijdens uw afwezigheid binnenkomen door anderen worden bekeken. U kunt in dat geval de veilige ontvangstmodus inschakelen om te voorkomen dat ontvangen faxen tijdens uw afwezigheid worden afgedrukt. In de veilige ontvangstmodus worden alle inkomende faxen in het geheugen opgeslagen. Zodra u deze modus uitschakelt, worden de opgeslagen faxberichten afgedrukt.
Veilige ontvangstmodus inschakelen
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu en vervolgens op OK als Faxfunctie op de onderste regel van de display verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Veilige ontv. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Aan verschijnt en druk op OK.
5. Voer een viercijferig wachtwoord in en druk op OK.
U kunt de veilige ontvangstmodus ook activeren zonder een wachtwoord in te stellen, maar dan zijn uw faxen niet beveiligd.
6. Voer het wachtwoord nogmaals in om het te bevestigen, en druk op OK.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Als een fax wordt ontvangen in de veilige ontvangstmodus, slaat het apparaat de fax op in het geheugen. Het bericht Veilige ontv. wordt weergegeven om u te laten weten dat er een fax is binnengekomen.
Ontvangen faxen afdrukken
1. Volg stappen 1 tot en met 3 in Veilige ontv. om toegang te krijgen
tot het menu "Veilige ontvangstmodus inschakelen."
2. Druk op de pijltoetsen tot Afdrukken verschijnt en druk op OK.
3. Voer het wachtwoord van vier cijfers in en druk op OK.
Alle in het geheugen opgeslagen faxberichten worden afgedrukt.
Veilige ontvangstmodus uitschakelen
1. Volg stappen 1 tot en met 3 in Veilige ontv. om toegang te krijgen
tot het menu "Veilige ontvangstmodus inschakelen."
2. Druk op de pijltoetsen tot Uit verschijnt en druk op OK.
3. Voer het wachtwoord van vier cijfers in en druk op OK.
De veilige ontvangstmodus wordt uitgeschakeld en alle in het geheugen opgeslagen faxberichten worden afgedrukt.
4. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Faxen ontvangen in het geheugen
Aangezien het apparaat meerdere taken tegelijk kan uitvoeren, kan het faxen ontvangen terwijl u kopieert of afdrukt. Als u een fax ontvangt tijdens kopiëren of afdrukken, slaat het apparaat de inkomende fax op in het geheugen. Zodra u klaar bent met kopiëren of afdrukken, wordt de fax automatisch afgedrukt.
Bovendien kan het apparaat een inkomende fax in het geheugen opslaan als er geen papier in de lade is of geen toner in de tonercassette.
Andere manieren om een fax te verzenden
Groepsverzenden (een fax naar meerdere bestemmingen verzenden)
Met de functie Groepsverzenden kunt u een fax naar meerdere bestemmingen verzenden. Uw documenten worden automatisch opgeslagen in het geheugen en naar een extern faxapparaat verzonden. Na verzending worden de documenten automatisch uit het geheugen gewist. U kunt bij gebruik van deze functie geen kleurenfax verzenden.
1. Druk op Fax.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie pagina 31 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid van het document naar wens aan. Zie
4. Druk op Menu tot Faxfunctie op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot Meerdere verz. verschijnt en druk op OK.
6. Voer het nummer in van het eerste ontvangende faxapparaat en druk op OK.
U kunt sneltoetsen en snelkiesnummers gebruiken. U kunt een
groepskiesnummer invoeren met de knop Address Book. Zie pagina 55
voor meer informatie.
7. Voer het tweede faxnummer in en druk op OK.
U wordt gevraagd om het volgende faxnummer waarnaar u het document wilt verzenden in te voeren.
8. Als u meer faxnummers wilt invoeren, drukt u op OK zodra Ja verschijnt en herhaalt u stap 6 en 7. U kunt maximaal 10 bestemmingen toevoegen.
Zodra u het groepskiesnummer hebt ingevoerd, kunt u geen andere groepskiesnummers meer invoeren.
9. Als u klaar bent met het invoeren van faxnummers, drukt u op de pijltoetsen om Nee te selecteren bij de vraag Nog een nummer? en drukt u op OK.
Het document wordt in het geheugen opgeslagen voordat het wordt verzonden. Op het display verschijnt de geheugencapaciteit en het aantal pagina’s dat in het geheugen is opgeslagen.
10. Als er een origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK.
Zodra u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina?.
Het apparaat begint met het verzenden van de fax naar de verschillende nummers in de volgorde waarin deze zojuist zijn ingevoerd.
Een uitgestelde fax verzenden
U kunt het apparaat zo instellen dat een fax op een later tijdstip (tijdens uw afwezigheid) wordt verzonden. U kunt bij gebruik van deze functie geen kleurenfax verzenden.
1. Druk op Fax.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie pagina 31 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid van het document naar wens aan. Zie
4. Druk op Menu tot Faxfunctie op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
Faxen_51
5. Druk op de pijltoetsen tot Uitgest. verz. verschijnt en druk op OK.
6. Voer met de cijfertoetsen het gewenste faxnummer in.
U kunt sneltoetsen en snelkiesnummers gebruiken. U kunt een
groepskiesnummer invoeren met de knop Address Book. Zie pagina 55
voor meer informatie.
7. Druk op OK om het nummer te bevestigen. U wordt gevraagd om het volgende faxnummer waarnaar u het document wilt verzenden in te voeren.
8. Als u meer faxnummers wilt invoeren, drukt u op OK zodra Ja verschijnt en herhaalt u stap 6 en 7. U kunt maximaal 10 bestemmingen toevoegen.
Zodra u het groepskiesnummer hebt ingevoerd, kunt u geen andere groepskiesnummers meer invoeren.
9. Als u klaar bent met het invoeren van faxnummers, drukt u op de pijltoetsen om Nee te selecteren bij de vraag Nog een nummer? en drukt u op OK.
10. Voer de gewenste taaknaam in en druk op OK.
Zie pagina 28 voor meer informatie over hoe u alfanumerieke tekens
moet invoeren.
Sla deze stap over als u geen naam wilt toewijzen.
11. Voer via het numerieke toetsenbord de tijd in en druk op OK of Start.
Als u een tijdstip instelt dat vroeger is dan de actuele tijd, wordt de fax de volgende dag op het ingestelde tijdstip verzonden.
Het document wordt in het geheugen opgeslagen voordat het wordt verzonden. Op het display verschijnt de geheugencapaciteit en het aantal pagina’s dat in het geheugen is opgeslagen.
12. Als het origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK.
Zodra u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina?.
Het apparaat keert terug naar gereedmodus. Het display herinnert u eraan dat het apparaat in gereedmodus staat en dat een uitgesteld faxbericht is ingesteld.
Pagina’s toevoegen aan een uitgestelde fax
U kunt pagina’s toevoegen aan de uitgestelde verzending die in het geheugen is opgeslagen.
1. Plaats de originelen die u wilt toevoegen en pas indien nodig de documentinstellingen aan.
2. Druk op Menu tot Faxfunctie op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als Pag. toevoegen verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste faxtaak verschijnt en druk op OK.
Het apparaat slaat het document op in het geheugen en toont het totaal aantal pagina’s en het aantal toegevoegde pagina’s.
Een uitgestelde fax annuleren
1. Druk op Menu tot Faxfunctie op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Taak annuleren verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste faxtaak verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK als Ja verschijnt.
De geselecteerde fax wordt uit het geheugen gewist.
Een fax met hoge prioriteit verzenden
Met de functie Fax met voorrang kan een fax met een hoge prioriteit worden verzonden, dus vóór andere geplande taken. Het document wordt in het geheugen opgeslagen en onmiddellijk verzonden zodra de lopende taak is voltooid. Een prioriteitsverzending onderbreekt een groepsverzending tussen twee ontvangers (dat wil zeggen als de verzending naar ontvanger A eindigt en vóór de verzending naar ontvanger B begint) of tussen twee kiespogingen.
1. Druk op Fax.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie pagina 31 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid van het document naar wens aan. Zie
4. Druk op Menu tot Faxfunctie op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot Prior. verz. verschijnt en druk op OK.
6. Voer het nummer in van het ontvangende faxapparaat.
U kunt sneltoetsen, snelkiesnummers of groepskiesnummers gebruiken.
Zie pagina 55 voor meer informatie.
7. Druk op OK om het nummer te bevestigen.
8. Voer de gewenste taaknaam in en druk op OK.
Het document wordt in het geheugen opgeslagen voordat het wordt verzonden. Op het display verschijnt de geheugencapaciteit en het aantal pagina’s dat in het geheugen is opgeslagen.
9. Als het origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK.
Zodra u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina?.
Het apparaat toont het gekozen nummer en begint met het verzenden van de fax.
Faxen doorsturen
U kunt binnenkomende en uitgaande faxen doorsturen naar een ander faxapparaat of e-mailadres.
Verzonden faxen doorsturen naar een ander faxapparaat
U kunt het apparaat zo instellen dat kopieën van alle uitgaande faxen niet alleen naar de ingevoerde faxnummers maar ook naar een opgegeven locatie worden verzonden.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu tot Faxfunctie op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Fax verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK als Fax verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot Naar ander nr. verschijnt en druk op OK.
6. Druk op de pijltoetsen om Aan te selecteren en druk op OK.
7. Voer het nummer in van het faxapparaat waarnaar de faxen verzonden moeten worden en druk op OK.
8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Na elkaar verzonden faxen zullen doorgestuurd worden naar het opgegeven faxapparaat.
Verzonden faxen doorsturen naar een e-mailadres
(alleen SCX-4x28 Series)
U kunt het apparaat zo instellen dat kopieën van alle uitgaande faxen niet alleen naar de ingevoerde e-mailadressen maar ook naar een opgegeven locatie worden verzonden.
52_Faxen
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu tot Faxfunctie op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Fax verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot E-mail verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot Naar ander nr. verschijnt en druk op OK.
6. Druk op de pijltoetsen om Aan te selecteren en druk op OK.
7. Voer uw e-mailadres in en druk op OK.
8. Voer het e-mailadres in waar de faxen naartoe gestuurd moeten worden en druk op OK.
9. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Na elkaar verzonden faxen zullen worden doorgestuurd naar het opgegeven e-mailadres.
Ontvangen faxen doorsturen naar een ander faxapparaat
U kunt het apparaat zo instellen dat inkomende faxberichten gedurende een bepaalde periode worden doorgestuurd naar een ander faxnummer.
Als het apparaat een faxbericht ontvangt, wordt dit bericht opgeslagen in het geheugen. Vervolgens kiest het apparaat het faxnummer dat u hebt opgegeven en wordt het faxbericht verzonden.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu tot Faxfunctie op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Fax verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK als Fax verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot Ontv. doorst. verschijnt en druk op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot Fax verschijnt en druk op OK.
Selecteer Fax als u wilt dat het apparaat telkens na het doorsturen een fax afdrukt.
7. Voer het nummer in van het faxapparaat waarnaar de faxen verzonden moeten worden en druk op OK.
8. Voer de begintijd in en druk op OK.
9. Voer de eindtijd in en druk op OK.
10. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Na elkaar ontvangen faxen zullen doorgestuurd worden naar het opgegeven faxapparaat.
Ontvangen faxen doorsturen naar een e-mailadres
(alleen SCX-4x28 Series)
U kunt uw apparaat zo instellen dat binnenkomende faxen doorgestuurd worden naar het e-mailadres dat u hebt ingevoerd.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu tot Faxfunctie op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Fax verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot E-mail verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot Ontv. doorst. verschijnt en druk op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot Fax verschijnt en druk op OK.
Selecteer Fax als u wilt dat het apparaat telkens na het doorsturen een fax afdrukt.
7. Voer uw e-mailadres in en druk op OK.
8. Voer het e-mailadres in waar de faxen naartoe gestuurd moeten worden en druk op OK.
9. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Na elkaar verzonden faxen zullen worden doorgestuurd naar het opgegeven e-mailadres.
Fax instellen
De faxinstellingen wijzigen
Het apparaat beschikt over diverse opties voor het instellen van het faxsysteem. Deze opties kunnen door de gebruiker zelf worden ingesteld. U kunt de standaardinstellingen naar wens aanpassen.
De faxinstellingen wijzigen:
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu tot Faxinstel. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Verzending of Ontvangst verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk op
OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste status verschijnt of voer de waarde in voor de geselecteerde optie en druk op OK.
6. Herhaal indien nodig de stappen 4 en 5.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Verzendingsopties
OPTIE
Aant. kiespog.
Opn. kiezen na
OMSCHRIJVING
U kunt het aantal kiespogingen opgeven. Als u 0 invoert, vinden er geen nieuwe kiespogingen plaats.
Als de lijn van de ontvangende fax bezet is, kan uw apparaat het faxnummer automatisch opnieuw kiezen. U kunt het interval tussen de kiespogingen instellen.
Kenget. kiezen
ECM-modus
U kunt een prefix van maximaal vijf cijfers instellen. Dit nummer wordt dan altijd gekozen voordat er een automatisch gekozen nummer wordt gekozen. Dit is nuttig om toegang te krijgen tot een telefooncentrale.
Deze modus compenseert waar nodig de slechte kwaliteit van een telefoonlijn en zorgt ervoor dat uw faxen probleemloos naar elk faxapparaat met
ECM-functie worden verstuurd. Een fax versturen met ECM kan langer duren.
Transm.rapport
U kunt uw apparaat zodanig instellen dat het een verzendrapport afdrukt met onder meer het aantal verzonden pagina’s. De beschikbare opties zijn
Aan, Uit en Aan-Fout. Als u deze laatste optie selecteert, wordt er alleen een rapport afgedrukt als de verzending mislukt is.
TCR voor afb.
Met deze functie kunnen gebruikers bijhouden welke faxberichten er werden verzonden door verzonden berichten weer te geven in een verzendingsrapport.
De eerste pagina van het bericht wordt geconverteerd naar een afbeeldingsbestand dat afgedrukt wordt op het verzendingsrapport zodat de gebruikers kunnen zien welke berichten er werden verzonden.
U kunt deze functie echter niet gebruiken als u een fax verstuurt zonder de gegevens in het geheugen op te slaan.
Faxen_53
OPTIE
Kiesmodus
OMSCHRIJVING
Deze instelling is niet in alle landen beschikbaar.
Als deze optie niet beschikbaar is, ondersteunt het apparaat deze functie niet.
U kunt de kiesmodus voor het apparaat instellen op toon- of pulskiezen. Het kan zijn dat u Puls moet kiezen als u een openbaar telefoonsysteem of een bedrijfscentralesysteem hebt. Neem contact op met de lokale telefoonmaatschappij als u niet zeker weet welke kiesmodus moet worden gebruikt.
Als u Puls selecteert, zijn mogelijk niet alle functies van het telefoonsysteem beschikbaar.
Ook kan het kiezen van een fax- of telefoonnummer langer duren.
Opties voor ontvangen
OPTIE
Opn. na bels.
OMSCHRIJVING
Ontvangstmodus
Hier kunt u de standaardmodus voor het
ontvangen van faxen selecteren. Zie pagina 49
voor meer informatie over het ontvangen van faxen in iedere modus.
U kunt opgeven hoe vaak het apparaat moet overgaan voordat een inkomende oproep wordt beantwoord.
Ontv.g. stemp.
Startc. ontv.
Aut. verklein.
Met deze optie drukt het apparaat automatisch het paginanummer, de ontvangstdatum en -tijd af op iedere pagina van een ontvangen fax.
Met deze code kunt u een fax ontvangen vanaf een intern telefoontoestel dat aangesloten is op de EXT-uitgang aan de achterzijde van het apparaat. Als u de hoorn van het telefoontoestel opneemt en de faxtonen hoort, voert u de code in. De voorgeprogrammeerde code is *9*.
Als u een fax ontvangt die meer pagina’s telt dan er vellen beschikbaar zijn in de papierlade, kan het apparaat het formaat van het origineel aanpassen om alles op het beschikbare papier te krijgen. Schakel deze functie in als u een inkomende pagina automatisch wilt laten verkleinen.
Als deze functie ingesteld is op Uit, kan het apparaat het origineel niet zodanig verkleinen dat het op één pagina past. Het origineel wordt opgedeeld en wordt in oorspronkelijk formaat op twee of meer pagina’s afgedrukt.
Grootte neger.
Als u een fax ontvangt met pagina’s die even lang of langer zijn dan het geladen papier, kunt u het apparaat zo instellen dat een bepaald gedeelte aan het eind van de ontvangen fax niet wordt afgedrukt. Het apparaat drukt de ontvangen fax op één of meer vellen papier af, minus de gegevens die op het opgegeven genegeerde stuk zouden hebben gestaan.
Als de ontvangen fax pagina’s bevat die groter zijn dan het geladen papier en Aut. verklein. is ingeschakeld, zal het apparaat de fax verkleinen tot de volledige fax op het papier past.
54_Faxen
OPTIE
Inst. ong. fax
DRPD-modus
Dubbelz. afdr.
OMSCHRIJVING
Deze instelling is niet in alle landen beschikbaar.
Als deze functie is ingeschakeld, worden faxen geweigerd die afkomstig zijn van externe nummers die in het geheugen zijn opgeslagen onder ongewenste faxnummers. Deze functie is handig om ongewenste faxberichten te blokkeren.
Als u deze functie inschakelt, krijgt u toegang tot de volgende opties om de ongewenste faxnummers in te voeren.
•
Toevoegen: Hiermee kunt u tot 20 faxnummers opslaan.
•
Verwijderen: Hiermee kunt u het betreffende ongewenste faxnummer opslaan.
•
Alles verw.: Hiermee kunt u alle ongewenste faxnummers verwijderen.
In deze modus kan de gebruiker een enkele telefoonlijn gebruiken om oproepen naar verschillende telefoonnummers te beantwoorden. In dit menu kunt u het apparaat zo instellen dat het herkent welke belpatronen
moeten worden beantwoord. Zie pagina 50 voor
meer informatie over deze functie.
•
Lange zijde: Drukt de pagina’s zodanig af dat ze gelezen kunnen worden als een boek.
•
Korte zijde: Drukt de pagina’s zodanig af dat ze gelezen kunnen worden als een notitieblokje.
•
Uit: Drukt de ontvangen fax op één zijde van het papier af.
De standaarddocumentinstellingen wijzigen
De faxopties, met inbegrip van resolutie en tonerdichtheid, kunnen ingesteld worden op de meest gebruikte modi. Als u een fax verstuurt, gebeurt dat volgens de standaardinstellingen, tenzij ze gewijzigd worden via de desbetreffende knop en menu.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu tot Faxinstel. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot St.inst. wijz. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK als Resolutie verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot Tonersterkte verschijnt en druk op OK.
7. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk op OK.
8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Automatisch een verzendrapport afdrukken
U kunt het apparaat zo instellen dat een rapport wordt afgedrukt met gedetailleerde informatie over de 50 laatste faxen (zowel verzonden als ontvangen), met vermelding van datum en tijd.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu tot Faxinstel. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Autom. rapport verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Aan verschijnt en druk op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Een adresboek aanmaken
U kunt in het Adresboek de meest gebruikte faxnummers opslaan. De volgende functies zijn beschikbaar om het Adresboek in te stellen:
• Snelkiesnummers/groepskiesnummers
Zorg ervoor dat uw apparaat ingesteld is op faxmodus voordat u de faxnummers opslaat.
Snelkiesnummers
U kunt snelkiesnummers toekennen aan maximaal 200 veelgebruikte faxnummers.
Een snelkiesnummer vastleggen
1. Druk op Fax.
2. Druk op Address Book tot Nieuw en bew. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als Snelkiesnummer verschijnt.
4. Voer een snelkiesnummer tussen 0 en 199 in en druk op OK.
Als een gekozen nummer reeds is toegekend, toont het display de naam zodat u deze eventueel kunt wijzigen. Druk op Back om door te gaan met een volgend snelkiesnummer.
5. Voer de gewenste naam in en druk op OK.
Zie pagina 28 voor meer informatie over hoe u alfanumerieke tekens
moet invoeren.
6. Voer het faxnummer in dat u wilt opslaan en druk op OK.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Snelkiesnummers bewerken
1. Druk op Address Book tot Nieuw en bew. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK als Snelkiesnummer verschijnt.
3. Voer het snelkiesnummer in dat u wilt bewerken en druk op OK.
4. Wijzig de naam en druk op OK.
5. Wijzig het faxnummer en druk op OK.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Snelkiesnummers gebruiken
Voer, wanneer u wordt gevraagd een nummer in te voeren, het snelkiesnummer in waaronder u het gewenste faxnummer hebt opgeslagen.
• In het geval van een snelkiesnummer dat uit één cijfer (0-9) bestaat, houdt u de cijferknop op het numerieke toetsenblok ingedrukt.
• In het geval van een snelkiesnummer dat uit twee of drie cijfers bestaat, drukt u op de eerste cijferknop(pen) en houdt u vervolgens de laatste cijferknop ingedrukt.
U kunt een item ook in het geheugen opzoeken door te drukken op
Groepskiesnummers
Als u vaak eenzelfde document naar verschillende bestemmingen verstuurt, kunt u die bestemmingen groeperen en er een groepskiesnummer aan toekennen. Op die manier kunt u een document versturen naar alle bestemmingen binnen die groep. U kunt tot 100 groepskiesnummers instellen met behulp van de bestaande snelkiesnummers van de bestemming.
Een groepskiesnummer vastleggen
1. Druk op Fax.
2. Druk op Address Book tot Nieuw en bew. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Groepsnummer verschijnt en druk op OK.
4. Voer een groepskiesnummer tussen 0 en 99 in en druk op OK.
5. Voer een snelkiesnummer in en druk op OK.
6. Druk op OK als de informatie m.b.t. het snelkiesnummer correct wordt weergegeven.
7. Druk op OK als Ja verschijnt.
8. Herhaal stappen 5 en 6 om andere snelkiesnummers aan de groep toe te voegen.
9. Als u klaar bent, drukt u op de pijltoetsen om Nee te selecteren bij de vraag Nog een nummer? en drukt u op OK.
10. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Een groepskiesnummer bewerken
U kunt een item uit de groep verwijderen of een nieuw nummer toevoegen aan de geselecteerde groep.
1. Druk op Address Book tot Nieuw en bew. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Groepsnummer verschijnt en druk op OK.
3. Voer het groepskiesnummer in dat u wilt bewerken en druk op OK.
4. Voer het snelkiesnummer in dat u wilt toevoegen of verwijderen en druk op OK.
Als u een nieuw snelkiesnummer hebt ingevoerd, verschijnt
Toevoegen?.
Als u een snelkiesnummer invoert dat in de groep is opgeslagen, verschijnt.Verwijderen?
5. Druk op OK om het nummer toe te voegen of te verwijderen.
6. Druk op OK als Ja verschijnt om meer nummers toe te voegen of te verwijderen en herhaal stap 4 en 5.
7. Als u klaar bent, drukt u op de pijltoetsen om Nee te selecteren bij de vraag Nog een nummer? en drukt u op OK.
8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Groepskiesnummers gebruiken
Om een groepskiesnummer te gebruiken, moet u het opzoeken in het geheugen en selecteren.
Druk op Address Book als u tijdens het versturen van een fax wordt gevraagd om een faxnummer in te voeren. Zie onder.
Een item zoeken in het adresboek
U kunt op twee manieren een nummer in het geheugen opzoeken. U doorzoekt het telefoonboek alfabetisch of u voert de eerste letters in van de naam die aan dat nummer is gekoppeld.
Het geheugen alfabetisch doorzoeken
1. Druk indien nodig op Fax.
2. Druk op Address Book tot Zoek. en kiez. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK als Alle verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste naam met het nummer verschijnt. U kunt het hele geheugen alfabetisch doorzoeken van achter naar voor en omgekeerd.
Faxen_55
Zoeken naar een specifieke beginletter
1. Druk indien nodig op Fax.
2. Druk op Address Book tot Zoek. en kiez. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Id verschijnt en druk op OK.
5. Voer de eerste letters in van de naam die u zoekt en druk op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk op OK.
Een vermelding in het adresboek verwijderen
In het adresboek kunt u items één voor één verwijderen.
1. Druk op Address Book tot Verwijderen op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk op OK.
Selecteer Alles zoeken om een item te zoeken in het volledige
adresboek.
Selecteer Id zoeken om een item te zoeken via de eerste letters van de naam.
4. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk op OK.
U kunt ook de eerste letters invoeren en op OK drukken. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk op OK.
5. Druk op OK.
6. Druk op OK als Ja verschijnt om verwijderen te bevestigen.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Adresboek afdrukken
1. U kunt de instellingen van uw adresboek controleren door ze in een lijst af te drukken.
2. Druk op Address Book tot Afdrukken op de onderste regel van het display verschijnt.
3. Druk op OK. Het apparaat drukt nu een overzicht van al uw snelkiesnummers en groepsnummers af.
56_Faxen
USB-flashgeheugen gebruiken (alleen SCX-4x28 Series)
In dit hoofdstuk wordt u uitgelegd hoe u een USB-geheugenapparaat samen met uw apparaat kunt gebruiken.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•
•
Een USB-geheugenapparaat aansluiten
•
Scannen naar een USB-geheugenapparaat
•
Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
•
Een back-up maken van uw gegevens
•
Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan de voorkant van het apparaat.
Over USB-geheugen
Er bestaan USB-geheugenapparaten met verschillende geheugencapaciteiten die meer ruimte bieden voor de opslag van documenten, presentaties, gedownloade muziek en video’s, hogeresolutieafbeeldingen en alle andere bestanden die u wilt opslaan of verplaatsen.
U kunt het volgende doen met uw apparaat en een
USB-geheugenapparaat:
• Documenten scannen en op een USB-geheugenapparaat opslaan.
• Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat.
• Een back-up maken van de items uit uw adresboek/telefoonboek en de systeeminstellingen van uw apparaat.
• Back-upbestanden terugzetten in het geheugen van het apparaat.
• Het USB-geheugenapparaat formatteren.
• De beschikbare geheugenruimte controleren.
Een USB-geheugenapparaat aansluiten
De USB-geheugenpoort op de voorkant van uw apparaat ondersteunt
USB V1.1- en USB V2.0-geheugenapparaten. Op uw apparaat worden
USB-geheugenapparaten met FAT16/FAT32 en sectoren van 512 bytes ondersteund.
Controleer het bestandssysteem van uw USB-geheugenapparaat bij de leverancier.
Gebruik alleen USB-geheugenapparaten met een USB-connector van het type A.
• Verwijder het USB-geheugenapparaat niet terwijl het apparaat actief is of bezig is met lezen van of schrijven naar het USBgeheugen. Onder de garantie voor het apparaat valt geen schade die is veroorzaakt door onjuist gebruik door de gebruiker.
• Als uw USB-geheugenapparaat bepaalde functies heeft, zoals veiligheidsinstellingen en wachtwoordinstellingen, zal uw apparaat het mogelijk niet automatisch detecteren. Raadpleeg de gebruikershandeling van het apparaat voor meer informatie over deze functies.
Gebruik alleen een metalen/afgeschermd USB-geheugenapparaat.
USB-flashgeheugen gebruiken (alleen SCX-4x28 Series)_57
Scannen naar een USB-geheugenapparaat
U kunt een document scannen en de gescande afbeelding op een USBgeheugenapparaat opslaan. Dit kunt u op twee manieren doen: u kunt een document naar het apparaat scannen met de standaardinstellingen of u kunt uw eigen scaninstellingen aanpassen.
Scannen
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan de voorkant van het apparaat.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie pagina 31 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Druk op Scan/Email.
4. Druk op OK als Naar USB scan. op de onderste regel van het display verschijnt.
5. Druk op Start.
Ongeacht de knop waarop u drukt, wordt de kleurenmodus bepaald
zoals ingesteld. Zie "Aangepast scannen naar USB" op pagina 58.
Uw apparaat begint het origineel te scannen en vraagt of u een andere pagina wilt scannen.
6. Druk op OK als Ja verschijnt om meer pagina’s te scannen. Laad een origineel en druk op Start.
Ongeacht de knop waarop u drukt, wordt de kleurenmodus bepaald
zoals ingesteld. Zie "Aangepast scannen naar USB" op pagina 58.
Of druk op de pijltoetsen om Nee te selecteren en druk op OK.
Na het scannen kunt u het USB-geheugenapparaat uit het apparaat verwijderen.
Aangepast scannen naar USB
U kunt het formaat, de grootte en de kleurmodus van afbeeldingen instellen telkens als u ze naar een USB-geheugenapparaat scant.
1. Druk op Scan/Email.
2. Druk op Menu tot Scanfunctie op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als USB-geheugen verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot de instellingsoptie verschijnt en druk vervolgens op OK.
U kunt de volgende opties instellen:
•
Scanformaat: Bepaalt de grootte van de afbeelding.
•
Oorspr. type: Bepaalt het documenttype van het origineel.
•
Resolutie: Voor het instellen van de resolutie van de afbeelding.
•
Scankleur: Voor het instellen van de kleurmodus. Als u bij deze optie Mono selecteert, kunt u niet JPEG selecteren in Scanindeling.
•
Scanindeling: Voor het instellen van de bestandsindeling waarin de afbeelding moet worden opgeslagen. Als u TIFF of PDF selecteert, hebt u de mogelijkheid om meerdere pagina’s te scannen. Als u bij deze optie Mono selecteert, kunt u niet JPEG selecteren in
Scankleur.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste status verschijnt en druk vervolgens op OK.
6. Herhaal de stappen 4 en 5 om andere opties in te stellen.
7. Druk zodra u klaar bent op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
U kunt de standaardscaninstellingen veranderen. Zie pagina 45 voor meer
informatie.
58_USB-flashgeheugen gebruiken (alleen SCX-4x28 Series)
Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
U kunt bestanden die opgeslagen zijn op het USB-geheugenapparaat rechtstreeks afdrukken. U kunt TIFF-, BMP-, JPEG-, PDF- en PRNbestanden afdrukken.
Bestandstypen die de door de optie Rechtstreeks afdrukken worden ondersteund:
• PRN: Compatibel met Samsung PCL 6.
• PRN-bestanden kunnen worden gecreëerd door Afdrukken naar
bestand in te schakelen voor het afdrukken. Het document wordt dan niet afgedrukt, maar wordt als een PRN-bestand opgeslagen. Alleen
PRN-bestanden die op deze wijze zijn gemaakt, kunnen direct vanuit het
USB-geheugen worden afgedrukt. Zie Software om te weten hoe u een
PRN-bestand moet maken.
• BMP: BMP niet-gecomprimeerd
• TIFF: TIFF 6.0 Baseline
• JPEG: JPEG Baseline
• PDF: PDF 1.4 en ouder
Om een document af te drukken vanaf een
USB-geheugenapparaat
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan de voorkant van het apparaat.
2. Druk op Direct USB.
Uw apparaat detecteert automatisch het geheugenapparaat en leest de gegevens die erin zijn opgeslagen.
3. Druk op de pijltoetsen tot USB-afdruk verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de instellingsoptie verschijnt en druk vervolgens op OK.
Indien u D voor een mapnaam ziet, staan er één of meer bestanden of mappen in de geselecteerde map.
5. Als u een bestand hebt geselecteerd, gaat u door met de volgende stap.
Als u een map hebt geselecteerd, drukt op de pijltoetsen tot het gewenste bestand verschijnt.
6. Druk op de pijltoetsen om het aantal afdrukken te selecteren of in te voeren.
7. Druk op Start om het geselecteerde bestand af te drukken.
Na het afdrukken van het bestand wordt u gevraagd of u nog een bestand wilt afdrukken.
8. Druk op OK als Ja verschijnt om een andere taak af te drukken, en ga terug naar stap 2.
Of druk op de pijltoetsen om Nee te selecteren en druk op OK.
9. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Voor het afdrukken kunt u het papierformaat en de lade kiezen. Zie
"Papierformaat en -type instellen" op pagina 38.
Een back-up maken van uw gegevens
Gegevens in het geheugen van het apparaat kunnen per ongeluk gewist worden als gevolg van een stroomonderbreking of een fout tijdens het opslaan. Met een back-up beveiligt u uw adresboek-vermeldingen en de systeeminstellingen door ze als back-upbestanden op een
USB-geheugenapparaat te bewaren.
Een back-up maken van uw gegevens
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan de voorkant van het apparaat.
2. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als Apparaatinst. verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot Inst. export. verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt.
•
Adresboek: Maakt een back-up van alle adresboek-vermeldingen.
•
Geg. instellen: Maakt een back-up van alle systeeminstellingen.
6. Druk op OK om een back-up van uw gegevens te maken.
De back-up van de gegevens wordt opgeslagen in uw USB-geheugen.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Gegevens terugzetten
1. Steek de USB-geheugenstick met de gegevensback-up in de USBgeheugenpoort.
2. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als Apparaatinst. verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot Inst. import. verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot de instellingsoptie verschijnt en druk vervolgens op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot het bestand met de gegevens die u wilt terugzetten verschijnt en druk op OK.
7. Druk op OK als Ja verschijnt om het back-upbestand terug te zetten op het apparaat.
8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
USB-geheugen beheren
U kunt afbeeldingsbestanden op het USB-geheugenapparaat één voor één of allemaal tegelijk verwijderen door het apparaat opnieuw te formatteren.
Bestanden kunnen niet meer worden teruggezet zodra u ze hebt verwijderd of het USB-geheugenapparaat opnieuw hebt geformatteerd. Voordat u ze verwijdert, dient u dan ook te bevestigen dat u de bestanden niet meer nodig hebt.
Een afbeeldingsbestand verwijderen
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan de voorkant van het apparaat.
2. Druk op Direct USB.
3. Druk op de pijltoetsen tot Bestandsbeheer verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK als Verwijderen verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot de instellingsoptie verschijnt en druk vervolgens op OK.
Indien u D voor een mapnaam ziet, staan er één of meer bestanden of mappen in de geselecteerde map.
Als u een bestand hebt geselecteerd, toont het display ongeveer
2 seconden lang de bestandsgrootte. Ga door met de volgende stap.
Als u een map hebt geselecteerd, drukt u op de pijltoetsen tot het bestand dat u wilt verwijderen verschijnt en drukt u op OK.
6. Druk op OK als Ja verschijnt om uw keuze te bevestigen.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
USB-geheugenapparaat formatteren
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan de voorkant van het apparaat.
2. Druk op Direct USB.
3. Druk op de pijltoetsen tot Bestandsbeheer verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Indeling verschijnt en druk op OK.
5. Druk op OK als Ja verschijnt om uw keuze te bevestigen.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
De USB-geheugenstatus weergeven
U kunt controleren hoeveel geheugenruimte nog beschikbaar is voor het scannen en opslaan van documenten.
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan de voorkant van het apparaat.
2. Druk op Direct USB.
3. Druk op de pijltoetsen tot Contr. ruimte verschijnt en druk op OK.
In het display wordt de beschikbare geheugenruimte weergegeven.
4. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
USB-flashgeheugen gebruiken (alleen SCX-4x28 Series)_59
Onderhoud
In dit hoofdstuk vindt u informatie over het onderhoud van het apparaat en de tonercassette.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•
•
•
•
•
•
•
Uw apparaat vanop de website beheren
•
Het serienummer van het apparaat controleren
Rapporten afdrukken
U kunt verschillende rapporten met nuttige informatie laten maken. De volgende rapporten zijn beschikbaar:
Afhankelijk van uw opties of model zullen sommige rapporten mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze menu’s niet van toepassing op uw apparaat.
RAPPORT/LIJST
Configuratie
Adresboek
Transm.rapport
Verzendrapport
Rap. ontv. fax
Geplande taken
Rap. ong. fax.
Netwerkinform.
Gebr.ver.lijst
OMSCHRIJVING
In deze lijst staat de status van de opties die door de gebruiker kunnen worden ingesteld. U kunt deze lijst afdrukken om de in de instellingen aangebrachte wijzigingen te bevestigen.
In deze lijst staan alle faxnummers en e-mailadressen die in het geheugen van het apparaat zijn opgeslagen.
In dit rapport staat het faxnummer, het aantal pagina’s, de verzendduur, de communicatiemethode en het resultaat van de verzending voor een specifieke taak.
U kunt uw apparaat zodanig instellen dat het automatisch een verzendrapport afdrukt na elke
Dit rapport bevat informatie over de faxen en emailberichten die u onlangs hebt verzonden.
U kunt het apparaat zo instellen dat na elke
50 communicaties een rapport wordt afgedrukt. Zie
Dit rapport bevat informatie over de faxberichten die u recent hebt ontvangen.
In deze lijst staat een overzicht van de uitgestelde faxen die recent in het geheugen zijn opgeslagen, met begintijd en aard van de operatie.
In deze lijst staan de faxnummers die zijn opgegeven als ongewenste faxnummers. Ga naar het menu Inst. ong. fax om nummers aan de lijst toe te voegen of uit de lijst te verwijderen.
In deze lijst staat informatie over de netwerkverbinding en -configuratie van uw apparaat.
In deze lijst staan de gebruikers die gebruik mogen maken van de e-mailfunctie.
Een rapport afdrukken
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Rapport verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste rapport of de gewenste lijst verschijnt en druk vervolgens op OK.
Selecteer Alle rapporten om alle rapporten af te drukken.
4. Druk op OK als Ja verschijnt om het afdrukken te bevestigen.
De geselecteerde informatie wordt afgedrukt.
60_Onderhoud
Geheugen wissen
U kunt kiezen welk gedeelte van de informatie in het geheugen u wilt wissen.
Controleer of alle faxtaken zijn voltooid voordat u het geheugen wist, anders worden deze taken ook gewist.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Instel. wissen verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot het item dat u wilt wissen, verschijnt.
Afhankelijk van uw opties of model zullen sommige menu’s mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze menu’s niet van toepassing op uw apparaat.
OPTIES
Alle instel.
Faxinstel.
Kopieerinstel.
Scaninstel.
Systeeminst.
OMSCHRIJVING
Wist alle gegevens uit het geheugen en herstelt de standaardinstellingen.
Herstelt alle standaardfaxopties.
Herstelt alle standaardkopieeropties.
Herstelt alle standaardscanopties.
Herstelt alle standaardsysteemopties.
Netwerkinstel.
Adresboek
Herstelt alle standaardnetwerkopties.
Wist alle faxnummers en e-mailadressen uit het geheugen.
Verzendrapport
Wist alle informatie van verzonden faxen en e-mails.
Rap. ontv. fax
Wist alle informatie over ontvangen faxberichten.
4. Druk op OK als Ja verschijnt.
5. Druk opnieuw op OK om het wissen te bevestigen.
6. Herhaal stappen 3 tot en met 5 om een ander item te wissen.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Uw apparaat reinigen
Volg de onderstaande reinigingsprocedures telkens na vervanging van een tonercassette of als er problemen ontstaan met afdruk- en scankwaliteit. Dit is voor het behoud van een goede afdruk- en scankwaliteit.
• Als u de behuizing van het apparaat reinigt met reinigingsmiddelen die veel alcohol, oplosmiddel of andere agressieve substanties bevatten, kan de behuizing verkleuren of vervormen.
• Als er toner in het apparaat of in de directe omgeving van het apparaat terecht is gekomen, raden wij u aan om dit te reinigen met een zachte, met water bevochtigde doek of tissue. Als u een stofzuiger gebruikt, kan in de lucht geblazen toner schadelijk zijn voor uw gezondheid.
De buitenkant reinigen
U kunt de behuizing van het apparaat het beste schoonmaken met een zachte, niet-pluizende doek. U kunt de doek enigszins bevochtigen met water, maar let erop dat er geen water op of in het apparaat druppelt.
Binnenkant reinigen
Tijdens het afdrukken kunnen zich in het apparaat papierresten, toner en stof verzamelen. Dit kan op een gegeven moment problemen met de afdrukkwaliteit veroorzaken, zoals tonervlekken of vegen. Deze problemen kunnen worden beperkt of verholpen door de binnenkant van het apparaat te reinigen.
1. Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact. Wacht tot het apparaat is afgekoeld.
2. Open de voorklep volledig.
• Raak het groene oppervlak, de OPC-drum en de voorkant van de tonercassette niet aan met uw handen of met enig ander materiaal. Gebruik de handgreep op elke cassette om aanraking met dit oppervlak te vermijden.
• Probeer geen krassen te maken op het oppervlak van de transportriem.
• Als u de voorklep langer dan enkele minuten geopend laat, kan de
OPC-drum worden blootgesteld aan licht. Hierdoor raakt de
OPC-drum beschadigd. Sluit de voorklep als de installatie om een of andere reden moet worden stopgezet of onderbroken.
3. Houd de tonercassette vast aan de grepen en trek de cassette uit de printer.
Onderhoud_61
4. Verwijder met een droge, niet-pluizende doek eventueel stof en gemorste toner in en rond de ruimte voor de tonercassette.
Scannereenheid reinigen
U krijgt de beste kopieën als u de scannereenheid schoon houdt. We raden u aan om de scannereenheid aan het begin van elke dag te reinigen.
Herhaal dit indien nodig in de loop van de dag.
1. Bevochtig een niet-pluizende, zachte doek of papieren handdoekje met een beetje water.
2. Open het deksel van de scanner.
3. Veeg de glasplaat en het glas van de automatische documentinvoer schoon en droog ze daarna af.
Als u toner op uw kleding krijgt, veeg de toner dan af met een droge doek en was het kledingstuk in koud water. Door warm water te gebruiken, hecht de toner zich aan de stof.
5. Zoek de lange glazen strook (LSU) in het cassettevak en haal voorzichtig een witte katoenen doek over de glasplaat om te zien of er vuil aan blijft zitten.
6. Plaats alle onderdelen terug in het apparaat en sluit de voorklep.
Als de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat niet.
7. Steek de stekker weer in het stopcontact en zet het apparaat aan.
4. Veeg de onderkant van het scannerdeksel schoon en droog deze af.
5. Sluit het deksel van de scanner.
De cassette onderhouden
Tonercassette bewaren
Neem de volgende richtlijnen in acht voor een optimaal resultaat:
• Haal de tonercassette pas uit de verpakking op het moment dat u deze gaat gebruiken.
• Vul de tonercassette niet bij. Schade aan het apparaat als gevolg van bijgevulde cassettes valt niet onder de garantie.
• Bewaar tonercassettes in dezelfde ruimte als het apparaat.
• Om schade aan de tonercassette te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat deze niet langer dan enkele minuten wordt blootgesteld aan licht.
Verwachte levensduur van de cassette
De levensduur van de tonercassette hangt af van de hoeveelheid toner die voor de afdruktaken vereist is. In de praktijk kan het aantal pagina’s variëren afhankelijk van de afdrukdichtheid, de omgevingsomstandigheden, het interval tussen verschillende afdrukken en het type en formaat van het afdrukmateriaal. Als u bijvoorbeeld veel afbeeldingen afdrukt, moet de tonercassette vaker worden vervangen.
Toner herverdelen
Als een tonercassette bijna leeg is, verschijnen er vage of lichtere gebieden in de afdruk. U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de toner opnieuw te verdelen.
• Er verschijnt mogelijk een bericht op het display dat aangeeft dat de toner bijna op is.
• Het venster van het programma SmartPanel verschijnt op het scherm van uw computer en geeft aan welke cassette bijna leeg is.
62_Onderhoud
1. Open de voorklep volledig.
4. Schuif de tonercassette terug in het apparaat.
• Raak het groene oppervlak, de OPC-drum en de voorkant van de tonercassette niet aan met uw handen of met enig ander materiaal. Gebruik de handgreep op elke cassette om aanraking met dit oppervlak te vermijden.
• Probeer geen krassen te maken op het oppervlak van de transportriem.
• Als u de voorklep langer dan enkele minuten geopend laat, kan de
OPC-drum worden blootgesteld aan licht. Hierdoor raakt de
OPC-drum beschadigd. Sluit de voorklep als de installatie om een of andere reden moet worden stopgezet of onderbroken.
2. Houd de tonercassette vast aan de grepen en trek de cassette uit de printer.
5. Sluit de klep aan de voorzijde. Controleer of de klep goed is vergrendeld.
Als de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat niet.
De tonercassette vervangen
Als de tonercassette helemaal leeg is, moet u ze vervangen.
• De status-LED en het bericht in verband met de toner op het display geven aan dat de tonercassette vervangen moet worden.
• Inkomende faxberichten worden opgeslagen in het geheugen.
Dit betekent dat de tonercassette moet worden vervangen. Controleer het
1. Schakel het apparaat uit en wacht dan enkele minuten tot het apparaat is afgekoeld.
2. Open de voorklep volledig.
3. Houd beide grepen van de tonercassette vast en schud de cassette grondig van links naar rechts om de toner opnieuw te verdelen.
Als er toner op uw kleding terechtkomt, veegt u de toner af met een droge doek en wast u het kledingstuk in koud water. Door warm water te gebruiken, hecht de toner zich aan de stof.
• Raak het groene oppervlak, de OPC-drum en de voorkant van de tonercassettes niet aan met uw handen of met enig ander materiaal. Gebruik de handgreep op elke cassette om aanraking met dit oppervlak te vermijden.
• Probeer geen krassen te maken op het oppervlak van de transportriem.
• Als u de voorklep langer dan enkele minuten geopend laat, kan de OPC-drum worden blootgesteld aan licht. Hierdoor raakt de OPC-drum beschadigd. Sluit de voorklep als de installatie om een of andere reden moet worden stopgezet of onderbroken.
Onderhoud_63
3. Houd de tonercassette vast aan de grepen en trek de cassette uit de printer.
7. Neem de handgrepen op de tonercassette vast. Schuif de cassette in de sleuf tot ze vast klikt.
4. Neem een nieuwe tonercassette uit de verpakking.
• Gebruik geen scherpe voorwerpen, zoals een schaar of mes, om de verpakking van de tonercassette te openen. U zou het oppervlak van de tonercassette kunnen beschadigen.
• Om beschadiging te voorkomen, mag u de tonercassette niet langer dan enkele minuten blootstellen aan licht. Bedek de tonercassette indien nodig met een stuk papier om ze te beschermen.
5. Houd beide grepen van de tonercassette vast en schud de cassette grondig van links naar rechts om de toner opnieuw te verdelen.
6. Plaats de tonercassette op een vlak oppervlak, zoals hieronder afgebeeld, en verwijder het papier rond de tonercassette door de tape te verwijderen.
8. Sluit de klep aan de voorzijde. Zorg ervoor dat de klep goed gesloten is en schakel het apparaat in.
Als de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat niet.
Het bericht Toner op wissen
Als u voortdurende weergave van het bericht Toner op storend vindt, kunt u aangeven dat het bericht niet meer moet worden weergegeven.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Onderhoud verschijnt en druk vervolgens op
OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Toner Op wis. verschijnt en druk vervolgens op OK.
4. Selecteer Aan en druk op OK.
5. Het bericht Toner op wordt nu niet meer weergegeven maar het bericht
Vervang toner wel, om u eraan te herinneren dat een nieuwe tonercassette moet worden geïnstalleerd ter verbetering van de kwaliteit.
• Als u eenmaal Aan hebt geselecteerd, wordt deze instelling permanent in het geheugen van de tonercassette opgeslagen en verdwijnt dit item uit het menu Onderhoud.
• U kunt doorgaan met afdrukken, maar de kwaliteit wordt in dat geval niet gegarandeerd en er wordt geen productondersteuning meer verleend.
Als u toner op uw kleding krijgt, veeg de toner dan af met een droge doek en was het kledingstuk in koud water. Door warm water te gebruiken, hecht de toner zich aan de stof.
64_Onderhoud
Te onderhouden onderdelen
Om kwaliteits- en doorvoerproblemen als gevolg van versleten onderdelen te vermijden en ervoor te zorgen dat uw printer goed blijft presteren, moeten de volgende onderdelen vervangen worden als het opgegeven aantal pagina’s is afgedrukt of als de levensduur van het desbetreffende onderdeel is verstreken.
ONDERDELEN
Fixeereenheid
AANTAL AFDRUKKEN
(GEMIDDELD)
Circa 50.000 pagina’s
Rubberen matje van de automatische documentinvoer
ADI-papierinvoerrol
Circa 20.000 pagina’s
Circa 20.000 pagina’s
Opneemrol
Transportrol
Circa 50.000 pagina’s
Circa 50.000 pagina’s
Wij raden ten zeerste aan dit onderhoud te laten uitvoeren door een erkende servicemedewerker of door de leverancier of winkel waar u het apparaat hebt gekocht. De vervanging van onderdelen waarvan de gebruiksduur verstreken is, valt niet onder de garantie.
Verbruiksartikelen controleren
Als u regelmatig geconfronteerd wordt met papierstoringen of afdrukproblemen, controleert u het aantal pagina’s dat het apparaat heeft afgedrukt of gescand. Indien nodig vervangt u de desbetreffende onderdelen.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Onderhoud verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Gebruiksduur verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot het item dat u wilt wissen, verschijnt en druk op OK.
•
Info verb.art.: Drukt een pagina af met informatie voor de leverancier.
•
Totaal: Toont het totaal aantal afgedrukte pagina’s.
•
ADI-scan: Toont het aantal pagina’s dat gescand werd via de ADI.
•
Scan. via glas: Toont het aantal pagina’s dat gescand werd op de glasplaat.
5. Druk op OK om te bevestigen dat u een pagina met informatie voor de leverancier wilt afdrukken.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Rubber van de ADI vervangen
U moet het rubber van de ADI vervangen als er voortdurend problemen optreden met het oppakken van het papier of als de levensduur van het rubber is verstreken.
1. Open de klep van de automatische documentinvoer.
2. Draai de mof aan het rechteruiteinde van de ADI-rol in de richting van de
ADI en verwijder de rol.
1 Mof
2 Rol van de automatische documentinvoer
3. Verwijder het rubberen matje van de automatische documentinvoer, zoals in de afbeelding.
1 Rubberen matje van de automatische documentinvoer
4. Breng een nieuw rubberen matje aan in de ADI.
5. Houd het linkeruiteinde van de ADI-rol in het verlengde van de gleuf en druk het rechteruiteinde van de rol in de gleuf aan de rechterkant. Draai de mof aan het rechteruiteinde in de richting van de uitvoerlade.
6. Sluit de klep van de automatische documentinvoer.
Onderhoud_65
Uw apparaat vanop de website beheren
Als het apparaat aangesloten is op een netwerk en u de TCP/IP-parameters correct hebt ingesteld, kunt u het apparaat beheren via Samsung
SyncThru™ Web Service, een ingebouwde webserver. U kunt de
SyncThru™ Web Service gebruiken om:
• De eigenschappen van het apparaat weer te geven en de huidige status te controleren.
• De TCP/IP-parameters te wijzigen en andere netwerkparameters in te stellen.
• De printereigenschappen te wijzigen.
• Het apparaat zo in te stellen dat u een e-mailbericht krijgt toegestuurd met de status van het apparaat.
• Ondersteuning te krijgen bij het gebruik van het apparaat.
Zo krijgt u toegang tot SyncThru™ Web Service
1. Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer.
2. Geef het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) op in het adresveld en druk op Enter of klik op Ga naar.
De ingesloten website wordt geopend.
Het serienummer van het apparaat controleren
Als u een dienst vraagt of u zich registreert als gebruiker op de website van
Samsung, vraagt men u mogelijk naar het serienummer.
Volg onderstaande stappen om het serienummer te controleren:
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Onderhoud verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Serienummer verschijnt en druk op OK.
4. Controleer het serienummer van uw apparaat.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
66_Onderhoud
Problemen oplossen
In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een probleem optreedt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•
Tips om papierstoringen te voorkomen
•
Vastgelopen papier verwijderen
•
Vastgelopen papier verwijderen
•
Informatie over berichten op het display
•
Tips om papierstoringen te voorkomen
U kunt de meeste papierstoringen vermijden door het juiste type
afdrukmateriaal te gebruiken. Volg de stappen op pagina 67 wanneer er
zich een papierstoring voordoet.
•
Volg de procedures op pagina 36. Zorg ervoor dat de verstelbare
geleiders correct zijn ingesteld.
• Plaats niet te veel papier in de lade. Zorg dat de papierstapel niet boven de maximummarkering aan de binnenzijde van de lade uitkomt.
• Verwijder geen papier uit de papierlade tijdens het afdrukken.
• Buig het papier, waaier het uit en maak er een rechte stapel van voordat u het in de lade plaatst.
• Gebruik geen gekreukt, vochtig of sterk gekruld papier.
• Plaats geen verschillende soorten papier in een lade.
• Gebruik alleen aanbevolen afdrukmaterialen.
(Zie "Papierformaat en -type instellen" op pagina 38.)
• Zorg ervoor dat het papier in de lade ligt met de te bedrukken zijde naar beneden of in de lade voor handmatige invoer met de te bedrukken zijde naar boven.
Vastgelopen papier verwijderen
Wanneer er een origineel vastraakt in de ADI, verschijnt Documentstor. op het display.
Papierstoring in het invoergedeelte
1. Verwijder alle resterende pagina’s uit de ADI.
2. Open de klep van de automatische documentinvoer.
3. Draai de bus aan het rechteruiteinde van de ADI-papierinvoerrol in de richting van de ADI (
1) en verwijder de invoerrol uit de sleuf (2). Trek het document voorzichtig naar links en uit de automatische documentinvoer.
Deze illustratie kan iets afwijken van uw apparaat afhankelijk van het model.
4. Plaats het linkeruiteinde van de documentinvoerrol in de linkerhouder en druk het rechteruiteinde van de rol in de rechterhouder (
1). Draai de bus aan het rechteruiteinde van de rol in de richting van de documentinvoer (
2).
1 Klep van de ADI
5. Sluit de klep van de automatische documentinvoer. Plaats de verwijderde pagina(’s), indien nodig, terug in de automatische documentinvoer.
Gebruik de glasplaat van de scanner voor originelen van dik, dun of gemengd papier om papierstoringen te voorkomen.
Problemen oplossen_67
Papierstoring aan uitgang
1. Verwijder alle resterende pagina’s uit de ADI.
2. Pak het verkeerd ingevoerde papier vast en verwijder het uit de uitvoerlade door het voorzichtig naar rechts te trekken met beide handen.
3. Plaats de verwijderde pagina’s opnieuw in de ADI.
Papierstoring bij de roller
1. Open het deksel van de scanner.
2. Pak het verkeerd ingevoerde papier vast en verwijder het uit het invoergedeelte door het voorzichtig met beide handen naar rechts te trekken.
Vastgelopen papier verwijderen
Als er een papierstoring optreedt, verschijnt er een waarschuwingsbericht op het display. Raadpleeg de onderstaande tabel om te zien waar het papier is vastgelopen en verwijder het vastgelopen papier.
BERICHT
Papierstoring 0
Open/sluit klep
Papierstoring 1
Open/sluit klep
Papierstoring 2
Contr. Binnenin
PLAATS VAN DE
STORING
In het papierinvoergebied en binnenin het apparaat
Binnenin het apparaat
Binnenin het apparaat of in de fixeereenheid
GA NAAR
Stor. in duplex0
Contr. binnenin
Stor. in duplex1
Open/sluit klep
Binnenin het apparaat
In het papierinvoergebied en binnenin het apparaat
Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige berichten mogelijk niet op het weergavescherm verschijnen.
Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om te voorkomen dat het scheurt. Volg de aanwijzingen in de volgende secties om de papierstoring te verhelpen.
In het papierinvoergedeelte
Volg onderstaande stappen om vastgelopen papier uit het papierinvoergebied te verwijderen.
1. Trek de lade volledig open.
3. Sluit het deksel van de scanner. Plaats de verwijderde pagina’s opnieuw in de automatische documentinvoer.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig recht naar buiten te trekken, zoals hieronder is afgebeeld.
Als het papier niet beweegt wanneer u eraan trekt, of als u in dat gebied
geen papier ziet, controleert u de papieruitvoer Rond de tonercassette.
68_Problemen oplossen
3. Plaats de lade terug in het apparaat. De printer gaat automatisch door met afdrukken.
In de lade voor handmatige invoer
Als u afdrukt via de multifunctionele lade en het apparaat ontdekt dat er geen papier werd geplaatst of dat het verkeerd werd geplaatst, volgt u de onderstaande stappen om het vastgelopen papier te verwijderen.
1. Controleer of het papier is vastgelopen in het invoergedeelte, en zo ja, trek het er voorzichtig uit.
In het papieruitvoergebied
Volg onderstaande stappen om vastgelopen papier uit het papieruitvoergedeelte te verwijderen.
1. Als een groot deel van het papier zichtbaar is, trekt u het papier er recht uit. Open de voorklep en sluit deze goed. Het apparaat gaat door met afdrukken.
2. Plaats een vel papier in de lade voor handmatige invoer.
3. Open de voorklep en sluit deze weer. Het apparaat gaat door met afdrukken.
Rond de tonercassette
Volg onderstaande stappen om vastgelopen papier rond de tonercassette te verwijderen.
1. Open de voorklep en verwijder de tonercassette.
Als u het vastgelopen papier niet kunt vinden, of als u weerstand ondervindt bij het verwijderen van het papier, stopt u met trekken en gaat u naar stap 2.
2. Open de achterklep.
3. Druk de achtergeleider aan weerskanten naar beneden en verwijder het vastgelopen papier voorzichtig uit het apparaat. Breng de achterste geleider terug in zijn oorspronkelijke positie.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig recht naar buiten te trekken, zoals hieronder is afgebeeld.
1 Achtergeleider
4. Sluit de achterklep. De printer gaat automatisch door met afdrukken.
3. Plaats de tonercassette terug en sluit de voorklep. De printer gaat automatisch door met afdrukken.
Als de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat niet.
Problemen oplossen_69
Rond de duplex-eenheid
Als de duplex-eenheid niet op de juiste manier wordt teruggeplaatst, kan er zich een papierstoring voordoen. Zorg ervoor dat de duplexeenheid op de juiste manier wordt geplaatst.
1. Haal de duplex-eenheid uit het apparaat.
4. Duw de achterste geleider aan beide zijden naar beneden en verwijder het papier. Breng de achterste geleider terug in zijn oorspronkelijke positie.
1
1 duplexeenheid
2. Verwijder het vastgelopen papier uit de duplexeenheid.
1 Achtergeleider
5. Sluit de achterklep. De printer gaat automatisch door met afdrukken.
In de optionele lade
Als het papier is vastgelopen in de optionele lade, voert u de volgende stappen uit om het vastgelopen papier te verwijderen.
1. Trek de optionele lade open.
Als het papier er niet samen met de duplex-eenheid uitkomt, verwijdert u het papier onderaan in het apparaat.
2. Als u het vastgelopen papier ziet, verwijdert u het uit het apparaat door het voorzichtig recht naar buiten te trekken, zoals hieronder is aangegeven.
Als u het vastgelopen papier niet kunt vinden of als u weerstand ondervindt bij het verwijderen van het papier, gaat u naar stap 3.
3. Open de achterklep.
Als u het vastgelopen papier niet kunt vinden of als u weerstand ondervindt bij het verwijderen van het papier, gaat u naar stap 3.
70_Problemen oplossen
3. Trek de lade half open.
4. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig recht naar buiten te trekken.
5. Plaats de laden weer in het apparaat. De printer gaat automatisch door met afdrukken.
Informatie over berichten op het display
Berichten verschijnen op het display van het bedieningspaneel om de status van het apparaat of fouten te melden. Raadpleeg de onderstaande tabellen voor de betekenis van de berichten en verhelp het probleem indien nodig.
De berichten en de betekenis ervan zijn in alfabetische volgorde vermeld.
• Als het bericht niet in de tabel voorkomt, zet u het apparaat uit en weer aan en probeert u de afdruktaak opnieuw uit te voeren. Neem contact op met de serviceafdeling als het probleem zich blijft voordoen.
• Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige berichten mogelijk niet op het weergavescherm verschijnen.
• xxx geeft het type afdrukmateriaal aan.
• yyy geeft de lade aan.
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSINGEN
Annuleren?
W Ja X
Het geheugen van het apparaat is volgeraakt, terwijl het document in het geheugen werd opgeslagen.
[xxx] weldra vervangen
De levensduur van het onderdeel zal binnenkort afgelopen zijn.
Als u de faxopdracht wilt annuleren, drukt u op de knop OK om Ja te accepteren.
Als u de pagina’s wilt verzenden die correct zijn opgeslagen, drukt u op de knop OK om Nee te selecteren. Verzend de resterende pagina’s later als er opnieuw geheugen vrij is.
contact op met de onderhoudsdienst.
Bestandsindeling niet ondersteund
De geselecteerde bestandsindeling wordt niet ondersteund.
Gebruik de juiste bestandsindeling.
Bewerking
Niet toegewezen
Bijgevulde toner
T
U bent bezig met Pag.
toevoegen/Taak
annuleren, maar er zijn geen taken opgeslagen.
Controleer op het display of er uitgestelde taken zijn.
De tonercassette die u hebt geïnstalleerd is niet origineel of is opnieuw gevuld.
De afdrukkwaliteit kan achteruitgaan als een opnieuw gevulde tonercassette wordt geplaatst, omdat de eigenschappen van zo’n cassette aanzienlijk kunnen verschillen van die van een originele cassette.
We raden aan om originele tonercassettes van Samsung te gebruiken.
[COMM.-fout]
Het apparaat heeft een communicatieprobleem.
Vraag de afzender om de fax opnieuw te verzenden.
Problemen oplossen_71
BERICHT
Documentstor.
BETEKENIS
Het origineel heeft een papierstoring veroorzaakt in de ADI.
Een pagina is te groot
E-mail overschr.
serveronderst.
Er staan meer gegevens op een pagina dan het ingestelde formaat toelaat.
Het e-mailbericht is groter dan het door de
SMTP-server ondersteund formaat.
Verlaag de resolutie en probeer het opnieuw.
Splits uw e-mailbericht op of verlaag de resolutie.
[Geen antwoord]
Het andere faxapparaat neemt zelfs na verschillende pogingen niet op.
Probeer het opnieuw. Ga na of het andere faxapparaat aanstaat.
Geen toner meer
T
De houdbaarheidsdatum van de printercassette die met de pijl wordt aangeduid, is bereikt.
Dit bericht verschijnt wanneer de tonercassette volledig leeg is en de printer stopt met afdrukken. Vervang de desbetreffende tonercassette door een originele Samsung-
Gegev. bijwerken
Even geduld…
VOORGESTELDE
OPLOSSINGEN
Verwijder het vastgelopen papier.
Geheugen vol
Groep niet beschikbaar
Hoofdmotor
LSU geblokkeerd
Dit bericht wordt weergegeven als de systeeminstellingen zijn gewijzigd of als u een back-up maakt.
Schakel het apparaat niet uit als dit bericht wordt weergegeven.
Wijzigingen worden dan niet opgeslagen waardoor er gegevens kunnen verloren gaan.
Het geheugen is vol.
U hebt geprobeerd om een groepslocatienummer te selecteren terwijl u slechts een enkel locatienummer kunt gebruiken, zoals bij het toevoegen van locaties voor meervoudig verzenden.
Verwijder overbodige faxopdrachten en verzend ze opnieuw zodra er meer geheugen beschikbaar is. U kunt de verzending ook in verschillende delen opsplitsen.
Gebruik een snelkiesnummer of kies handmatig een faxnummer met de cijfertoetsen.
Er is een probleem met de hoofdmotor.
Open de klep aan de voorzijde en sluit deze weer.
BERICHT
[Incompatibel]
Kan geg nt lezen
Contr. USB-geh.
Kan geg nt schr.
Contr. USB-geh.
BETEKENIS
Het apparaat heeft een fax ontvangen van een nummer dat is geregistreerd als een ongewenst faxnummer.
VOORGESTELDE
OPLOSSINGEN
De ontvangen faxgegevens zullen worden verwijderd.
Controleer de instellingen voor ongewenste faxnummers.
Beschikbare tijd is verstreken bij het lezen van de gegevens.
Opslaan op USBgeheugen is mislukt.
Probeer het opnieuw.
Ga na hoeveel vrije geheugenruimte er is op de USB-geheugenstick.
Lijn bezet
[Lijnfout]
Het ontvangende faxapparaat antwoordde niet of de lijn is al in gebruik.
Wacht enkele minuten en probeer het opnieuw.
Er kan geen verbinding tot stand worden gebracht met het ontvangende faxapparaat of de verbinding is verbroken als gevolg van een probleem met de telefoonlijn.
Probeer het opnieuw. Als het probleem zich blijft voordoen, wacht u een uurtje en probeert u het opnieuw.
U kunt ook de foutcorrectiemodus inschakelen.
Niet toegewezen
Voor de door u gebruikte sneltoets of
Ongeldige toner
T
[Op Stop gedr.]
Klep open
het snelkiesnummer is er geen toegekend nummer.
De tonercassette die u hebt geïnstalleerd is niet geschikt voor uw apparaat.
Stop/Clear werd ingedrukt terwijl het apparaat in werking was.
De voorklep is niet goed vergrendeld.
Sluit de klep goed. Deze moet vastklikken.
Opnieuw kiezen?
Het apparaat wacht gedurende de ingestelde wachttijd voordat het een nummer dat bezet was opnieuw kiest.
Papierstoring 0
Open/sluit klep
Er is papier vastgelopen in het invoergedeelte van de multifunctionele lade.
Voer het nummer handmatig in met behulp van de cijfertoetsen of sla het nummer of adres op.
Installeer een originele
Samsung-tonercassette die voor uw apparaat werd ontwikkeld.
Probeer het opnieuw.
U kunt op OK drukken om direct opnieuw te kiezen of op Stop/Clear om opnieuw kiezen te annuleren.
Verwijder het vastgelopen papier.
72_Problemen oplossen
BERICHT
Papierstoring 1
Open/sluit klep
Papierstoring 2
Contr. binnenin
Plaats tonercas.
T
Scanner geblok.
Stor. in duplex0
Contr. binnenin
Stor. in duplex1
Open/sluit klep
Toner bijna op
T
Toner niet Sams.
T
BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSINGEN
Er is papier vastgelopen in het apparaat.
Het speciale afdrukmateriaal is vastgelopen in het papieruitvoergebied.
Verwijder het vastgelopen papier.
Verwijder het vastgelopen papier.
Er is geen tonercassette geplaatst.
Plaats de tonercassette.
De scannermodule is geblokkeerd
Deblokkeer de scanner en druk op Stop/Clear.
Het papier is vastgelopen bij het dubbelzijdig afdrukken.
Dit is alleen van toepassing op apparaten met deze functie.
Het papier is vastgelopen bij het dubbelzijdig afdrukken.
Dit is alleen van toepassing op apparaten met deze functie.
Verwijder het vastgelopen papier.
Verwijder het vastgelopen papier.
De corresponderende tonercassette is bijna leeg.
Haal de tonercassette eruit en schud deze grondig heen en weer.
Zo kunt u tijdelijk opnieuw afdrukken.
De tonercassette is geen originele cassette van Samsung.
Druk op OK om van het bericht naar Stop of
Doorgaan te schakelen.
W Stop X
U kunt Stop of
Doorgaan selecteren met de knop linker/ rechterpijl.
Als u Stop selecteert door te drukken op OK op het bedieningspaneel, stopt het apparaat met afdrukken. Als u
Doorgaan kiest, gaat het apparaat door met afdrukken, maar kan de afdrukkwaliteit niet worden gegarandeerd.
Als u geen keuze maakt, reageert het apparaat alsof Stop is geselecteerd.
Vervang de desbetreffende tonercassette door een originele Samsung-
BERICHT
Toner op
T
Uitvoerbak vol|
Open/sluit klep
Verbindingsfout
BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSINGEN
De tonercassette is leeg. Het apparaat drukt niet meer af.
Druk op OK om van het bericht naar Stop of
Doorgaan te schakelen.
W Stop X
U kunt met de pijltoetsen de optie Stop of
Doorgaan kiezen.
Als u Stop selecteert door op OK op het bedieningspaneel te drukken, stopt het apparaat met afdrukken.
Als u Doorgaan kiest, gaat het apparaat door met afdrukken, maar kan de afdrukkwaliteit niet worden gegarandeerd.
Als u geen keuze maakt, reageert het apparaat alsof Stop is geselecteerd.
Vervang de tonercassette door een
De uitvoerlade van het apparaat zit vol met papier.
De verbinding met de
SMTP-server is mislukt.
Verwijder papier. Open de voorklep en sluit ze weer.
Controleer de serverinstellingen en de netwerkkabel.
Verkeerd papier
[yyy]
Vervang toner
T
Het in de printereigenschappen opgegeven papierformaat stemt niet overeen met het door u geplaatste papier.
Plaats het juiste papier in de lade.
Dit bericht verschijnt tussen de status Toner
op en Toner bijna op.
Vervang de tonercassette door een
Er is een probleem met de DNS-server.
Configureer de DNSinstellingen.
Verzendfout
(DNS)
Verzendfout
(POP3)
Verzendfout
(SMTP)
Verzendfout
(VERIFICATIE)
Er is een probleem met de POP3-server.
Er is een probleem met de SMTP-server.
Er is een probleem met de SMTP-verificatie.
Configureer de POP3instellingen.
Kies een beschikbare server.
Configureer de verificatie-instellingen.
Verzendfout
(verk. config.)
Er is een probleem met de netwerkinterfacekaart.
Configureer uw netwerkkaart op de goede manier.
Voer nogmaals in
U hebt een optie gekozen die niet beschikbaar was.
Kies een andere optie.
[yyy] is leeg
De papierlade is leeg.
Plaats papier in de lade.
Problemen oplossen_73
Andere problemen oplossen
In het onderstaande overzicht vindt u een aantal mogelijke problemen en de bijbehorende oplossingen. Voer de stappen uit in de aangegeven volgorde totdat het probleem is verholpen. Neem contact op met de serviceafdeling als het probleem zich blijft voordoen.
Papierinvoer
TOESTAND
Afdrukpapier loopt vast.
VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Verwijder het vastgelopen papier. Zie pagina 67.
Papier kleeft aan elkaar.
• Zorg dat er niet te veel papier in de lade ligt. De lade is geschikt voor maximaal 250 vel papier, afhankelijk van de papierdikte.
• Zorg dat u een geschikte papiersoort gebruikt.
• Haal het papier uit de lade en buig het of waaier het uit.
• In vochtige omstandigheden kunnen bepaalde papiersoorten aan elkaar blijven kleven.
Invoerprobleem met een aantal vellen tegelijk.
• Er kan niet meer dan één papiersoort tegelijk in de lade worden geplaatst. Plaats alleen papier van dezelfde soort en hetzelfde formaat en gewicht.
• Als het papier is vastgelopen doordat er meer vellen tegelijk zijn ingevoerd, verwijdert u deze.
Afdrukpapier wordt niet ingevoerd.
• Verwijder eventuele verstoppingen in het apparaat.
• Het papier is niet goed in de lade gelegd.
Verwijder het papier en plaats het op de juiste manier in de lade.
• Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het teveel aan papier.
• Het papier is te dik. Gebruik alleen papier dat aan de specificaties voor het apparaat voldoet.
• Als het origineel niet door het apparaat gaat, is het rubber van de ADI mogelijk aan vervanging
Het papier blijft vastlopen.
• Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het teveel aan papier. Gebruik de lade voor handmatige invoer als u op speciaal materiaal afdrukt.
• U gebruikt een verkeerde papiersoort. Gebruik alleen papier dat aan de specificaties voor het
apparaat voldoet. Zie pagina 32.
• Mogelijk zitten er materiaalresten in het apparaat. Open de voorklep en verwijder de resten.
• Als het origineel niet door het apparaat gaat, is het rubber van de ADI mogelijk aan vervanging
Enveloppen trekken scheef of worden niet goed ingevoerd.
Zorg dat de papiergeleiders aan beide kanten van de envelop goed zijn ingesteld (ze moeten de envelop net raken).
74_Problemen oplossen
Afdrukproblemen
TOESTAND
Het apparaat drukt niet af.
MOGELIJKE
OORZAAK
Het apparaat krijgt geen stroom.
VOORGESTELDE
OPLOSSINGEN
Controleer of het netsnoer is aangesloten. Controleer de aan/uit-schakelaar en het stopcontact.
Het apparaat is niet als standaardprinter geselecteerd.
Selecteer Samsung SCX-4x24
Series of SCX-4x28 Series als de standaardprinter in
Windows.
• Controleer het volgende in het apparaat.
• De voorklep is niet gesloten. Sluit de klep.
• Er is een papierstoring opgetreden. Verwijder het
vastgelopen papier. Zie pagina 68.
•
De papierlade is leeg. Plaats papier. Zie pagina 36.
• Er is geen tonercassette geplaatst. Plaats de tonercassette.
• Neem contact op met de serviceafdeling als er een systeemfout optreedt.
De verbindingskabel tussen de computer en het apparaat is niet goed aangesloten.
Maak de printerkabel los en sluit deze opnieuw aan.
De verbindingskabel tussen de computer en het apparaat is mogelijk defect.
Sluit de kabel indien mogelijk aan op een andere computer die naar behoren werkt en druk een document af. U kunt ook proberen om een andere printerkabel te gebruiken.
De poortinstelling is niet juist.
Het apparaat is mogelijk niet goed geconfigureerd.
Controleer de printerinstellingen in Windows om vast te stellen of de afdruktaak naar de juiste poort wordt gestuurd. Als uw computer meerdere poorten heeft, controleert u of het apparaat op de juiste poort is aangesloten.
Controleer de printereigenschappen om na te gaan of alle afdrukinstellingen correct zijn.
Mogelijk is het printerstuurprogramma niet goed geïnstalleerd.
Herstel de printersoftware. Zie
Software.
Het apparaat werkt niet goed.
Kijk of het display van het bedieningspaneel een systeemfout aangeeft.
Het document is zo groot dat er niet voldoende ruimte op de vaste schijf van de computer is om toegang te krijgen tot de afdruktaak.
Maak extra ruimte op de vaste schijf vrij en druk het document opnieuw af.
TOESTAND
Het apparaat haalt papier uit de verkeerde invoer.
De helft van de pagina is leeg.
Het apparaat drukt wel af, maar de tekst is niet correct, vervormd of niet compleet.
MOGELIJKE
OORZAAK
Mogelijk is in de printereigenschappen de verkeerde invoerlade geselecteerd.
Een afdruktaak wordt uiterst langzaam afgedrukt.
Mogelijk is de afdruktaak zeer complex.
Mogelijk is de afdrukstand verkeerd ingesteld.
De printerkabel zit los of is defect.
VOORGESTELDE
OPLOSSINGEN
In veel softwaretoepassingen kunt u de papierbron instellen op het tabblad Dun papier onder printereigenschappen.
Selecteer de juiste lade.
Raadpleeg de Help bij het printerstuurprogramma.
Maak de pagina minder complex of wijzig de instellingen voor de afdrukkwaliteit.
Wijzig de afdrukstand in het desbetreffende programma.
Raadpleeg de Help bij het printerstuurprogramma.
Het ingestelde papierformaat stemt niet overeen met het formaat van het papier in de lade.
Controleer of het papierformaat dat is ingesteld in het printerstuurprogramma overeenstemt met het papier in de papierlade.
Controleer of het papierformaat dat is ingesteld in het printerstuurprogramma overeenstemt met het papier dat is geselecteerd in het programma dat u gebruikt.
Maak de printerkabel los en sluit deze opnieuw aan. Druk een document af dat u eerder wel correct hebt kunnen afdrukken. Sluit kabel en apparaat, indien mogelijk, aan op een andere computer en druk een document af dat u eerder wel correct hebt kunnen afdrukken. Als dit alles niet helpt, sluit u een nieuwe printerkabel aan.
Het verkeerde printerstuurprogramma is geselecteerd.
Controleer in het afdrukmenu van de toepassing of u de juiste printer hebt geselecteerd.
De softwaretoepassing werkt niet naar behoren.
Probeer een document af te drukken vanuit een andere toepassing.
Het besturingssysteem werkt niet naar behoren.
Sluit Windows af en start de computer opnieuw op. Zet de printer uit en weer aan.
TOESTAND
Er worden blanco pagina’s afgedrukt.
MOGELIJKE
OORZAAK
De tonercassette is leeg of beschadigd.
VOORGESTELDE
OPLOSSINGEN
Herverdeel indien nodig het
Vervang indien nodig de tonercassette.
Controleer of het bestand blanco pagina’s bevat.
Mogelijk bevat het bestand blanco pagina’s.
Mogelijk is een onderdeel van het apparaat defect
(bijvoorbeeld de controller of het moederbord).
Neem contact op met de serviceafdeling.
De printer drukt het PDFbestand niet goed af.
Sommige delen van afbeeldingen, tekst of illustraties ontbreken.
De foto’s worden niet goed afgedrukt. De afbeeldingen zijn niet duidelijk.
Incompatibiliteit tussen het PDF-bestand en de
Acrobat-producten.
Mogelijk kunt u het probleem oplossen door het PDF-bestand af te drukken als afbeelding.
Schakel Print As Image uit de afdrukopties van Acrobat in.
Een PDF-bestand als afbeelding afdrukken neemt meer tijd in beslag.
De resolutie van de foto is zeer laag.
Verklein de afmetingen van de foto. Als u de foto vergroot in het programma, wordt de resolutie verlaagd.
Het apparaat drukt wel af, maar de tekst is niet correct, vervormd of niet compleet.
Als u in een
DOS-omgeving werkt, is het mogelijk dat het lettertype voor uw apparaat verkeerd is ingesteld.
Voorgestelde oplossingen:
Wijzig het lettertype. Zie "Het lettertype wijzigen" op pagina 29.
Alvorens af te drukken, komt er aan de uitvoerlade stoom uit het apparaat.
Het gebruik van vochtig papier kan stoom produceren tijdens het afdrukken.
Dit is niet ernstig. U kunt gewoon doorgaan met afdrukken.
Problemen oplossen_75
Problemen met de afdrukkwaliteit
Vuil aan de binnenkant van het apparaat of verkeerd geplaatst papier kan leiden tot een slechtere afdrukkwaliteit. Raadpleeg de onderstaande tabel om het probleem te verhelpen.
TOESTAND
Lichte of vage afdrukken
Tonervlekken
Aa Bb Cc
Aa Bb Cc
Aa Bb Cc
Aa Bb Cc
Aa Bb Cc
VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Als u een verticale witte strook of vaag gedeelte op de afdruk ziet:
• De tonercassette is bijna leeg. Door de resterende toner over de cassette te verdelen, kunt u er waarschijnlijk nog een aantal
afdrukken mee maken. Zie pagina 63. Als de
afdrukkwaliteit hierdoor niet wordt verbeterd, moet u een nieuwe tonercassette plaatsen.
• Misschien voldoet het papier niet aan de specificaties (bijvoorbeeld te vochtig of te ruw).
• Als de hele pagina licht is, is de afdrukresolutie te laag ingesteld. Wijzig de afdrukresolutie.
Raadpleeg de Help van het printerstuurprogramma.
• Een combinatie van vage plekken en vegen kan erop duiden dat de tonercassette gereinigd moet worden.
• Het oppervlak van de laserscaneenheid in het apparaat kan vuil zijn. Reinig het LSU-gedeelte, neem contact op met de serviceafdeling.
• Het papier voldoet niet aan de specificaties
(bijvoorbeeld te vochtig of te ruw). Zie pagina 32.
• Het papierpad is mogelijk aan een
reinigingsbeurt toe. Zie "Binnenkant reinigen" op pagina 61.
Onregelmatigheden
Als op willekeurige plaatsen vage, meestal ronde plekken verschijnen:
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
• Er zit mogelijk een slecht vel tussen het papier.
Druk het document opnieuw af.
• Het vochtgehalte van het papier is niet op alle plaatsen gelijk of het papier bevat vochtplekken.
Probeer papier van een ander merk. Zie
AaBbCc
• Een hele partij papier is niet in orde. Problemen tijdens de productie kunnen ertoe leiden dat sommige delen toner afstoten. Probeer een ander soort of merk papier.
• Stel de resolutie van de printer anders in en probeer het opnieuw. Ga naar de printereigenschappen, klik op het tabblad
Papier en stel het type in op Dik papier.
Raadpleeg de sectie Software voor meer informatie.
Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met de serviceafdeling.
TOESTAND
Witte vlekken
VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Er verschijnen witte vlekken op de pagina:
• Het papier is te ruw en vuil van het papier komt binnenin het apparaat terecht, waardoor de transportriem vuil kan zijn geworden. Reinig de binnenkant van het apparaat. Neem contact op met de serviceafdeling.
• Het papierpad is mogelijk aan een reinigingsbeurt toe. Neem contact op met de serviceafdeling.
Verticale strepen
Als de pagina zwarte, verticale strepen vertoont:
• Er zit waarschijnlijk een kras op de lichtgevoelige drum in de tonercassette.
Verwijder de tonercassette en plaats een
Als de pagina witte verticale strepen vertoont:
• Het oppervlak van de laserscaneenheid in het apparaat kan vuil zijn. Reinig het LSU-gedeelte, neem contact op met de serviceafdeling.
Gekleurde of zwarte achtergrond
Als er in lichte gedeelten te veel toner wordt gebruikt (grijze achtergrond):
• Gebruik papier met een lager gewicht. Zie
• Controleer de omgeving van het apparaat: bijzonder droge (lage luchtvochtigheid) of extreem vochtige omgevingsomstandigheden
(relatieve luchtvochtigheid van meer dan 80%) kunnen leiden tot een grijzere achtergrond.
• Verwijder de oude tonercassette en plaats een
Tonervlekken
• Reinig de binnenkant van het apparaat. Zie
• Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het
• Verwijder de tonercassette en plaats een
Verticaal terugkerende afwijkingen
Als de bedrukte zijde van de pagina met gelijke intervallen afwijkingen vertoont:
• De tonercassette is mogelijk defect. Als een afwijking zich met regelmatige tussenafstanden herhaalt, moet u een paar keer een reinigingsvel afdrukken om de tonercassette te reinigen. Als de problemen zich hierna blijven voordoen, plaatst u een nieuwe tonercassette.
• Er zit mogelijk toner op sommige onderdelen van het apparaat. Als de afwijkingen zich op de achterkant van de pagina bevinden, zal het probleem zichzelf waarschijnlijk na enkele pagina’s oplossen.
• De fixeereenheid kan beschadigd zijn. Neem contact op met de serviceafdeling.
76_Problemen oplossen
TOESTAND
Schaduwvlekken
A
Misvormde tekst
VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Schaduwvlekken worden veroorzaakt door kleine hoeveelheden toner die willekeurig over de afdruk verspreid voorkomen.
• Misschien is het papier te vochtig. Probeer af te drukken op papier van een andere partij. Maak een pak papier pas open op het moment dat u het gaat gebruiken, zodat het papier niet te veel vocht opneemt.
• Wijzig de afdruklay-out als er schaduwvlekken verschijnen op een envelop om te vermijden dat wordt afgedrukt op een gebied met overlappende naden aan de rugzijde.
Afdrukken op naden kan problemen veroorzaken.
• Als de hele pagina wordt overdekt door schaduwvlekken, kies dan een andere afdrukresolutie vanuit uw softwaretoepassing of via de printereigenschappen.
• Als tekst er vervormd uitziet ("uitgehold" effect), kan het papier te glad zijn. Probeer een ander
• Als tekens er misvormd uitzien en een golvend effect geven, is het mogelijk dat de scannereenheid onderhoud nodig heeft. Neem contact op met de serviceafdeling.
Papier schuin
AaBbC
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
• Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
• Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het
• Zorg ervoor dat papier of ander afdrukmateriaal juist is geplaatst en dat de geleiders niet te los of te strak zijn afgesteld.
Gekruld of gegolfd
• Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
• Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. Papier kan krullen als de temperatuur of
de vochtigheid te hoog is. Zie pagina 32.
• Draai de papierstapel in de lade om. Probeer het papier ook eens 180° te draaien in de lade.
TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Vouwen of kreuken • Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
• Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het
• Draai de papierstapel in de lade om. Probeer het papier ook eens 180° te draaien in de lade.
Achterkant van afdrukken is vuil
• Mogelijk lekt een tonercassette. Reinig de
binnenkant van het apparaat. Zie pagina 61.
Eén vaste kleur of zwarte pagina’s
A
• Mogelijk is de tonercassette niet goed geplaatst.
Verwijder de cassette en plaats ze opnieuw.
• Mogelijk is de tonercassette defect en moet deze worden vervangen. Verwijder de tonercassette
en plaats een nieuwe. Zie pagina 63.
• Het apparaat moet mogelijk worden gerepareerd. Neem contact op met de serviceafdeling.
Losse toner
Openingen in tekens
A
• Reinig de binnenkant van het apparaat. Zie
• Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het
• Verwijder de tonercassette en plaats een
• Lost dit het probleem niet op, dan moet het apparaat mogelijk worden gerepareerd. Neem contact op met de serviceafdeling.
Letters worden onvolledig afgedrukt, er zijn witte plekken op plaatsen die zwart zouden moeten zijn:
• Als dit probleem optreedt bij transparanten, probeer dan een andere soort. Wegens de samenstelling van de transparant zijn enkele onvolledige tekens normaal.
• Misschien drukt u af op de verkeerde kant van het materiaal. Verwijder het papier en draai het om.
• Mogelijk voldoet het papier niet aan de
papierspecificaties. Zie pagina 32.
Problemen oplossen_77
TOESTAND
Horizontale strepen
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Controleer bij horizontale zwarte strepen of vegen het volgende:
• Mogelijk is de tonercassette onjuist geplaatst.
Verwijder de cassette en plaats ze opnieuw.
• Mogelijk is de tonercassette defect. Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe. Zie
• Lost dit het probleem niet op, dan moet het apparaat mogelijk worden gerepareerd. Neem contact op met de serviceafdeling.
Krullen
Als het afgedrukte papier opkrult of als het papier niet wordt ingevoerd, doet u het volgende:
• Draai de papierstapel in de lade om. Probeer het papier ook eens 180° te draaien in de lade.
• Stel de resolutie van de printer anders in en probeer het opnieuw. Ga naar de printereigenschappen, klik op het tabblad
Papier en stel het type in op Dun papier.
Raadpleeg de sectie Software voor meer informatie.
• Gebruik de functie Papier stapel.. Zie pagina
Er verschijnt voortdurend een onbekende afbeelding op enkele vellen, of er zit losse toner op de afdruk, of de afdruk is te licht of vuil.
Waarschijnlijk gebruikt u de printer op een hoogte van 1.000 meter of meer.
Dergelijke hoogten kunnen de afdrukkwaliteit beïnvloeden (bijv. losse toner of lichte afdruk). U kunt deze optie instellen in de eigenschappen van het printerstuurprogramma op het tabblad
Hulpprogramma Printerinstellingen of Printer.
Problemen met kopiëren
TOESTAND
Kopieën zijn te licht of te donker.
Vegen, strepen of vlekken op de kopieën.
VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Gebruik Tonersterkte om de achtergrond van kopieën lichter of donkerder te maken.
Kopie staat scheef.
• Zorg ervoor dat het origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat ligt en met de bedrukte zijde naar boven in de automatische documentinvoer.
• Plaats het kopieerpapier op de juiste manier in het apparaat.
Kopieën zijn blanco.
Zorg ervoor dat het origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat ligt en met de bedrukte zijde naar boven in de automatische documentinvoer.
Afdruk geeft gemakkelijk af.
• Vervang het papier in de lade door papier uit een ander pak.
• In vochtige omstandigheden moet u papier niet te lang ongebruikt in het apparaat laten zitten.
Kopieerpapier loopt regelmatig vast.
• Gebruik Tonersterkte om de achtergrond van uw kopieën lichter of donkerder te maken, als de fout zich op het origineel bevindt.
• Als het origineel geen afwijkingen vertoont, moet u de scannereenheid reinigen. Zie
• Waaier de stapel papier uit en leg deze ondersteboven terug in de lade. Vervang het papier in de lade door papier uit een ander pak. Controleer de papiergeleiders en stel ze indien nodig beter af.
• Gebruik alleen afdrukpapier met het juiste gewicht. Papier van 80 g/m
2
wordt aanbevolen.
• Nadat u vastgelopen papier hebt verwijderd, controleert u of er resten kopieerpapier in het apparaat zijn achtergebleven.
De tonercassette gaat korter mee dan verwacht.
• Mogelijk bevatten uw originelen afbeeldingen, opgevulde vlakken of dikke lijnen. Uw originelen zijn bijvoorbeeld formulieren, nieuwsbrieven, boeken of andere documenten die meer toner gebruiken.
• Mogelijk wordt het apparaat vaak in- en uitgeschakeld.
• Mogelijk is het deksel van de scanner opengelaten tijdens het kopiëren.
78_Problemen oplossen
Problemen met scannen
De scanner doet het niet.
TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
• Zorg ervoor dat u het te scannen origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat plaatst, en met de bedrukte zijde naar boven in de automatische documentinvoer.
• Misschien is er niet voldoende geheugen vrij voor het document dat u wilt scannen. Ga na of de prescanfunctie werkt. Probeer een lagere scanresolutie.
• Controleer of de USB-kabel goed is aangesloten.
• Controleer of de USB-kabel beschadigd is.
Vervang de kabel door een andere kabel waarvan u zeker weet dat die werkt. Vervang de kabel indien nodig.
• Controleer of de scanner correct is geconfigureerd. Controleer de scaninstelling in de SmarThru- configuratie of de toepassing die u wenst te gebruiken om er zeker van te zijn dat de scantaak naar de juiste poort wordt verzonden.
Het apparaat doet erg lang over een scan.
• Kijk of het apparaat tegelijkertijd ontvangen gegevens afdrukt. Wacht in dat geval met scannen totdat de afdruktaak is voltooid.
• Het scannen van afbeeldingen kost meer tijd dan het scannen van tekst.
• De communicatiesnelheid kan laag zijn in de scanmodus omdat er veel geheugen nodig is om de gescande afbeelding te analyseren en te reproduceren. Stel de printerpoort van uw computer in op de stand ECP (in de
BIOS-instellingen van de computer). De communicatiesnelheid gaat dan omhoog. Zie de gebruiksaanwijzing van uw computer voor meer informatie over de BIOS-instellingen.
Er verschijnt een bericht op het beeldscherm:
• "Het toestel kan niet in de door u gewenste H/Wmodus worden gezet."
• "Poort wordt gebruikt door een ander programma."
• "Poort is gedeactiveerd."
• "Scanner is bezig met ontvangen of afdrukken van data. Probeer het opnieuw zodra de huidige opdracht is afgerond."
• "Ongeldige toegang."
• "Scannen is mislukt."
• Het is mogelijk dat er een kopieer- of afdruktaak wordt uitgevoerd. Probeer het opnieuw wanneer de andere taak is voltooid.
• De geselecteerde poort is momenteel in gebruik. Start uw computer opnieuw op en probeer het opnieuw.
• De printerkabel is niet goed bevestigd of het apparaat is niet ingeschakeld.
• Het scannerstuurprogramma is niet geïnstalleerd of de besturingsomgeving is niet correct ingesteld.
• Controleer of het apparaat correct is aangesloten en is ingeschakeld. Start de computer vervolgens opnieuw op.
• De USB-kabel is wellicht niet goed aangesloten of het apparaat is niet ingeschakeld.
Problemen met faxen
TOESTAND
Het apparaat doet niets, het display blijft leeg en de toetsen reageren niet.
Geen kiestoon.
VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
• Trek de stekker van het netsnoer uit het stopcontact en steek deze er weer in.
• Controleer of het stopcontact stroom geeft.
De in het geheugen opgeslagen nummers worden verkeerd gekozen.
Het origineel wordt niet in het apparaat ingevoerd.
• Controleer of het telefoonsnoer goed is aangesloten.
• Controleer of de telefooncontactdoos in orde is door er een ander telefoontoestel op aan te sluiten.
Controleer of de nummers correct in het geheugen zijn opgeslagen. Druk een
telefoonlijst af (zie pagina 56).
• Controleer of het papier niet gekreukt is en zorg ervoor dat u het correct plaatst. Ga na of het origineel de juiste afmetingen heeft, en niet te dik of te dun is.
• Controleer of de automatische documentinvoer goed is gesloten.
• Het rubber van de automatische documentinvoer is mogelijk aan vervanging
Faxberichten worden niet automatisch ontvangen.
• De ontvangstmodus moet ingesteld zijn op
Fax.
• Controleer of de lade papier bevat.
• Kijk of er een foutbericht wordt weergegeven op het display. Los in dat geval het gemelde probleem op.
Het apparaat verzendt geen faxberichten.
• Zorg ervoor dat het origineel zich in de automatische documentinvoer of op de glasplaat bevindt.
• Verzending moet op het display verschijnen.
• Controleer of het andere faxapparaat uw faxbericht kan ontvangen.
Een ontvangen faxbericht is gedeeltelijk blanco of is van slechte kwaliteit.
• Mogelijk is er een probleem met het faxapparaat van de verzender.
• Een slechte telefoonlijn kan verbindingsproblemen veroorzaken.
• Controleer het apparaat door een kopie te maken.
• Mogelijk is de tonercassette leeg. Raadpleeg
pagina 63 om te weten hoe u een
tonercassette vervangt.
Sommige woorden van een ontvangen faxbericht zijn uitgerekt.
Het documenttransport van het apparaat dat het faxbericht verzond, haperde even.
Er staan strepen op de originelen die u verstuurt.
Controleer of de scannereenheid vuil is en
reinig deze indien nodig. Zie pagina 62.
Problemen oplossen_79
TOESTAND
Het apparaat kiest het nummer maar kan geen verbinding tot stand brengen met het andere faxapparaat.
VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Misschien is het andere faxapparaat uitgeschakeld, is het papier op of kunnen er geen oproepen worden beantwoord. Vraag de gebruiker van het andere faxapparaat om het probleem op te lossen.
Faxen worden niet in het geheugen opgeslagen.
Er is mogelijk niet voldoende geheugen om de fax op te slaan. Als op het display het bericht
Geheugen vol wordt weergegeven, verwijdert u faxen uit het geheugen die u niet langer nodig hebt en probeert u vervolgens de fax opnieuw op te slaan.
Er verschijnen blanco stukken onder aan de pagina, met een korte strook tekst bovenaan.
Mogelijk heeft u de verkeerde papierinstellingen gekozen in de door de gebruiker in te stellen
opties. Zie pagina 32 voor meer informatie over
papierinstellingen.
Veel voorkomende PostScript-problemen (alleen
SCX-4x28 Series)
De volgende problemen hebben specifiek betrekking op de PS-taal en kunnen optreden wanneer meerdere printertalen worden gebruikt.
Als u wilt dat een bericht wordt afgedrukt of op het scherm wordt weergegeven wanneer er PostScript-fouten optreden, opent u het venster Afdrukopties en klikt u op de gewenste keuze naast
PostScript-fouten.
PROBLEEM
Er wordt een
PostScriptfoutenpagina afgedrukt.
MOGELIJKE
OORZAAK
OPLOSSING
Het PostScriptbestand kan niet worden afgedrukt.
Mogelijk is het
PostScriptstuurprogramma niet correct geïnstalleerd.
• Installeer het PostScriptstuurprogramma volgens de aanwijzingen in de sectie
Software.
• Druk een configuratiepagina af en controleer of u kunt afdrukken in PS.
• Als de fout zich blijft voordoen, neemt u contact op met de serviceafdeling.
Het bericht "Fout limietcontrole" verschijnt.
De afdruktaak is te complex.
Maak de pagina minder complex of breid het geheugen uit.
De afdruktaak is mogelijk geen
PostScript-taak.
Controleer of de afdruktaak een
PostScript-taak is. Controleer of de softwaretoepassing verwacht dat er een installatiebestand of PostScriptheaderbestand naar het apparaat wordt gestuurd.
PROBLEEM
MOGELIJKE
OORZAAK
OPLOSSING
De optionele lade is niet geselecteerd in het stuurprogramma.
Het printerstuurprogramma is niet geconfigureerd om de optionele lade te herkennen.
Open de PostScriptstuurprogrammaeigenschappen, selecteer het tabblad Apparaatinstellingen en stel de optie Lade in de sectie Installeerbare opties in op Geplaatst.
Algemene Windows-problemen
TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Tijdens de installatie verschijnt het bericht
"Bestand in gebruik".
Sluit alle softwaretoepassingen af. Verwijder alle software uit de groep Opstarten, en start vervolgens Windows weer op. Installeer het printerstuurprogramma opnieuw.
Het bericht
"Algemene beschermingsfout",
"OE-uitzondering",
"Spool32" of
"Ongeldige bewerking" verschijnt.
Sluit alle andere toepassingen af, start Windows opnieuw op en probeer opnieuw af te drukken.
Het bericht "Kan niet afdrukken" of "Er is een time-outfout in de printer opgetreden" verschijnt.
Deze berichten kunnen tijdens het afdrukken verschijnen. Wacht gewoon even tot het apparaat klaar is met afdrukken. Als het bericht verschijnt in gereedmodus of nadat de afdruk is voltooid, controleert u de aansluiting en gaat u na of er een fout is opgetreden.
Raadpleeg de Microsoft Windows-documentatie die werd meegeleverd met uw computer voor meer informatie over Windowsfoutberichten.
80_Problemen oplossen
Algemene Linux-problemen
TOESTAND
Het apparaat drukt niet af.
VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
• Controleer of het printerstuurprogramma is geïnstalleerd. Open de Unified Driver
Configurator en ga naar het tabblad Printers in het venster Printers configuration om de lijst met beschikbare printers weer te geven.
Kijk of het apparaat in de lijst staat. Als dit niet zo is, start u de wizard Add new printer om het apparaat in te stellen.
• Controleer of de printer is ingeschakeld.
Open Printers configuration en selecteer uw apparaat in de lijst met printers. Bekijk de omschrijving in het deelvenster Selected printer. Druk op de knop Start als de status de tekenreeks "(stopped)" bevat. Hierna zou de printer weer normaal moeten werken. De status "stopped" kan worden geactiveerd als zich problemen voordoen bij het afdrukken. U kunt bijvoorbeeld de opdracht geven om een document af te drukken terwijl de poort wordt gebruikt door een scantoepassing.
• Controleer of de poort niet bezet is. Aangezien de functionele onderdelen van MFP (printer en scanner) dezelfde I/O-interface (poort) delen, is het mogelijk dat verschillende toepassingen toegang proberen te krijgen tot dezelfde poort.
Om conflicten te voorkomen, kan slechts één toepassing een taak uitvoeren op het apparaat. De andere toepassing waarmee een gebruiker wil afdrukken of scannen, krijgt dan de melding "device busy". Open de poortconfiguratie en selecteer de poort die is toegewezen aan uw printer. In het deelvenster
Selected port kunt u bekijken of de poort is bezet door een andere toepassing. Als dit het geval is, wacht u tot de uit te voeren taak is voltooid, of drukt u op de knop Release port als u zeker weet dat er een storing is opgetreden bij de huidige "eigenaar" van de poort.
• Controleer of er een speciale afdrukoptie is ingesteld voor de toepassing, zoals "-oraw".
Als de parameter "-oraw" is opgegeven in de opdrachtregel, verwijdert u deze om het afdrukprobleem op te lossen. Voor Gimp front-end, selecteert "print" -> "Setup printer" en bewerkt u de opdrachtregelparameter in het item opdrachtregel.
• De CUPS-versie (Common Unix Printing
System) die wordt gedistribueerd met SuSE
Linux 9.2 (cups-1.1.21) heeft een probleem met het afdrukken via het IPP (Internet
Printing Protocol). Gebruik socket printing in plaats van IPP of installeer een recentere versie van CUPS (cups-1.1.22 of hoger).
TOESTAND
Sommige kleurafbeeldingen worden afgedrukt in onverwachte kleuren.
VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Bepaalde kleurafbeeldingen worden volledig zwart afgedrukt.
Dit is een bekende bug in Ghostscript (tot GNU
Ghostscript versie 7.05) als de basiskleurruimte van het document geïndexeerde kleurruimte is en via CIE-kleurruimte wordt geconverteerd.
Aangezien PostScript CIE-kleurruimte gebruikt voor het kleuraanpassingssysteem, moet u
Ghostscript op uw systeem upgraden naar GNU
Ghostscript versie 7.06 of een hogere versie.
Recente Ghostscript-versies vindt u op www.ghostscript.com.
Dit is een bekend probleem in Ghostscript (tot
GNU Ghostscript versie 7.xx) wanneer de basiskleurruimte van het document wordt geïndexeerd als RGB-kleurruimte en wordt geconverteerd via CIE-kleurruimte. Omdat
Postscript CIE-kleurruimte gebruikt voor het kleurvergelijkingssysteem, dient u Ghostscript op uw systeem bij te werken naar GNU
Ghostscript versie 8.xx of een hogere versie.
Recente Ghostscript-versies vindt u op www.ghostscript.com.
Het apparaat drukt geen volledige pagina’s af; slechts de helft van de pagina wordt afgedrukt.
Dit is een bekend probleem dat zich voordoet bij gebruik van een kleurenprinter met versie 8.51 of een oudere versie van Ghostscript, 64-bits
Linux OS. Dit probleem is gemeld aan bugs.ghostscript.com als Ghostscript Bug
688252.
Het probleem is opgelost in AFPL Ghostscript versie 8.52 of een hogere versie. Download de recentste versie van AFPL Ghostscript van http://sourceforge.net/projects/ghostscript/ en installeer deze om dit probleem op te lossen.
Ik kan niet scannen via Gimp Front-end.
• Controleer of u in Gimp Front-end het venster
"Xsane: Device dialog." kunt openen via het menu "Acquire". Als dit niet zo is, moet u de
Xsane-plug-in voor Gimp installeren op de computer. U vindt de Xsane-plug-in voor
Gimp op de cd van uw Linux-distributie of op de homepage van Gimp. Zie de Help op de cd van uw Linux-distributie of van de Gimp
Front-end-toepassing voor meer informatie.
Als u een ander soort scantoepassing wilt gebruiken, raadpleegt u de Help voor mogelijke toepassingen.
De foutmelding
"Cannot open port device file" verschijnt als ik een document afdruk.
Wijzig nooit de parameters van een afdruktaak
(via LPR GUI bijvoorbeeld) terwijl er een afdruktaak wordt uitgevoerd. Diverse versies van CUPS-server breken de afdruktaak af als de afdrukopties worden gewijzigd en proberen vervolgens de taak vanaf het begin opnieuw uit te voeren. Aangezien Unified Linux Driver de poort tijdens het afdrukken blokkeert, blijft deze geblokkeerd door het abrupte afbreken van de taak zodat de poort niet beschikbaar is voor volgende afdruktaken. Probeer de poort vrij te geven als deze situatie zich voordoet.
Problemen oplossen_81
TOESTAND
Het apparaat komt niet voor in de scannerlijst.
VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
• Controleer of het apparaat is aangesloten op de computer. Controleer of het apparaat correct is aangesloten via de USB-poort en is ingeschakeld.
• Controleer of het scannerstuurprogramma voor het apparaat op uw computer is geïnstalleerd. Open het venster Unified
Driver Configurator, ga naar Scanners configuration en druk op Drivers. Kijk of er een stuurprogramma in de lijst staat voor uw apparaat. Controleer of de poort niet bezet is.
Aangezien de functionele onderdelen van
MFP (printer en scanner) dezelfde
I/O-interface (poort) delen, is het mogelijk dat verschillende toepassingen toegang proberen te krijgen tot dezelfde poort. Om conflicten te voorkomen, kan slechts één toepassing een taak uitvoeren op het apparaat. De andere toepassing waarmee een gebruiker wil afdrukken of scannen, krijgt dan de melding "device busy". Dit gebeurt gewoonlijk bij het begin van een scanprocedure. Er wordt dan een berichtvenster weergegeven.
• Om de oorsprong van het probleem te achterhalen, moet u de poortconfiguratie openen en de aan uw scanner toegewezen poort selecteren. Poortindicatie /dev/mfp0 stemt overeen met de bestemming LP:0 die wordt weergegeven in de scanneropties,
/dev/mfp1 heeft betrekking op LP:1, enz.
USB-poorten beginnen bij dev/mfp4, dus de scanner op USB:0 komt overeen met dev/mfp4, enzovoort. In het deelvenster
Selected port kunt u bekijken of de poort is bezet door een andere toepassing. Wanneer dit het geval is, moet u wachten tot de uit te voeren taak is voltooid of op de knop Release port drukken, als u zeker weet dat er een fout is opgetreden bij de actuele "eigenaar" van de poort.
Het apparaat scant niet.
TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
• Controleer of er een document is geplaatst in het apparaat.
• Controleer of het apparaat is aangesloten op de computer. Controleer of het correct is aangesloten als er een I/O-fout wordt gemeld tijdens het scannen.
• Controleer of de poort niet bezet is.
Aangezien de functionele onderdelen van
MFP (printer en scanner) dezelfde
I/O-interface (poort) delen, is het mogelijk dat verschillende toepassingen toegang proberen te krijgen tot dezelfde poort. Om conflicten te voorkomen, kan slechts één toepassing een taak uitvoeren op het apparaat. De andere toepassing waarmee een gebruiker wil afdrukken of scannen, krijgt dan de melding "device busy". Dit gebeurt in het algemeen op het moment dat u de scanprocedure wilt starten. De desbetreffende melding verschijnt dan.
Om de oorsprong van het probleem te achterhalen, moet u de poortconfiguratie openen en de aan uw scanner toegewezen poort selecteren. Poortindicatie /dev/mfp0 stemt overeen met de bestemming LP:0 die wordt weergegeven in de scanneropties,
/dev/mfp1 heeft betrekking op LP:1, enzovoort. USB-poorten beginnen bij dev/mfp4, dus de scanner op USB:0 komt overeen met dev/mfp4, enzovoort. In het deelvenster Selected port kunt u bekijken of de poort is bezet door een andere toepassing. Wanneer dit het geval is, moet u wachten tot de uit te voeren taak is voltooid of op de knop Release port drukken, als u zeker weet dat er een fout is opgetreden bij de actuele "eigenaar" van de poort.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Linux die werd meegeleverd met uw computer voor meer informatie over Linux-foutberichten.
82_Problemen oplossen
Veel voorkomende Macintosh-problemen
TOESTAND
De printer drukt het
PDF-bestand niet goed af. Sommige delen van afbeeldingen, tekst of illustraties ontbreken.
VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Het PDF-bestand en de Acrobat-producten zijn niet compatibel:
Mogelijk kunt u het probleem oplossen door het PDF-bestand af te drukken als afbeelding. Schakel Print As Image uit de afdrukopties van Acrobat in.
Een PDF-bestand als afbeelding afdrukken neemt meer tijd in beslag.
Het document is afgedrukt, maar de afdruktaak is niet verdwenen uit de wachtrij in
Mac OS 10.3.2.
Werk uw Mac OS-versie bij tot 10.3.3. of hoger.
Bepaalde letters worden niet normaal weergegeven tijdens het afdrukken van het voorblad.
Dit probleem wordt veroorzaakt doordat Mac
OS het desbetreffende lettertype niet kan maken bij het afdrukken van het voorblad.
Letters uit het Engelse alfabet en cijfers worden normaal weergegeven op het voorblad.
Wanneer u op een
Macintosh-computer een document afdrukt met Acrobat Reader 6.0 of hoger, worden de kleuren niet op de juiste wijze afgedrukt.
Mogelijk komt de resolutie-instelling in het printerstuur-programma niet overeen met de resolutie-instelling in Acrobat Reader.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Mac OS die werd meegeleverd met uw computer voor meer informatie over
Mac OS-foutmeldingen.
Problemen oplossen_83
Verbruiksartikelen en accessoires bestellen
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u cassettes en accessoires voor het apparaat kunt aanschaffen.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•
•
De optionele onderdelen of functies kunnen verschillen van land tot land. Neem contact op met uw vertegenwoordiger om te weten of het onderdeel dat u wenst beschikbaar is in uw land.
•
Toebehoren
U kunt accessoires aanschaffen en installeren om de prestaties en capaciteit van uw apparaat te vergroten.
Verbruiksartikelen
Als de toner opraakt, kunt u de volgende tonercassettes bestellen voor het apparaat:
ACCESSOIRE
Geheugenmodule
OMSCHRIJVING
Hiermee breidt u de geheugencapaciteit van uw apparaat uit.
ONDERDEELNUMMER
• CLP-MEM201: 128 MB
• CLP-MEM202: 256 MB
Type
Gemiddeld aantal afdrukken a
Artikelnummer Optionele lade 2
SCX-S4824A
Standaardrendement tonercassette
Tonercassette met hoge capaciteit
Gemiddelde afdrukcapaciteit van
2.000 standaardpagina’s.
Gemiddelde capaciteit van tonercassette:
5.000 standaardpagina’s.
MLT-D209S
Regio A b
MLT-D2092S
MLT-D209L
Regio A b
MLT-D2092L
Als u regelmatig papiertoevoerproblem en ondervindt, kunt u een extra papierlade met een capaciteit van 250 vellen op het toestel aansluiten. U kunt documenten op verschillende formaten en soorten afdrukmateriaal afdrukken.
a. Gemiddeld rendement van een tonercassette, gemeten volgens ISO/
IEC 19752.
b. Regio A: Albanië, Oostenrijk België, Bosnië, Bulgarije, Kroatië,
Cyprus, Tsjechische Republiek, Denemarken, Finland, Frankrijk,
Duitsland, Griekenland, Hongarije, Italië, Macedonië, Nederland,
Noorwegen, Polen, Portugal, Roemenië, Servië, Slowakije, Slovenië,
Spanje, Zweden, Zwitserland, VK.
Aanschafmogelijkheden
Als u door Samsung goedgekeurde verbruiksartikelen en accessoires wilt bestellen, neem dan contact op met uw plaatselijke Samsung -verdeler of de leverancier bij wie u het apparaat hebt gekocht of ga naar www.samsung.com/supplies en selecteer uw land/regio voor informatie over het aanvragen van technische ondersteuning.
Nieuwe printercassettes of andere verbruiksartikelen dienen te worden aangekocht in het land waar u het apparaat hebt gekocht.
Doet u dit niet, dan loopt u het risico dat ze incompatibel zijn met uw apparaat, aangezien printercartridges en andere verbruiksartikelen sterk kunnen variëren naargelang het land.
84_Verbruiksartikelen en accessoires bestellen
Toebehoren installeren
Uw apparaat is een model met talrijke functies dat optimaal is afgestemd op het merendeel van uw afdrukbehoeften.
Samsung is zich er echter van bewust dat elke gebruiker andere wensen heeft en biedt daarom verscheidene accessoires waarmee u de mogelijkheden van uw apparaat kunt uitbreiden.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•
Voorzorgsmaatregelen die u in acht moet nemen bij de installatie van accessoires
•
Een geheugenmodule installeren
1. Schakel het apparaat uit en koppel alle kabels van het apparaat los.
2. Open het toegangspaneel tot het moederbord.
Voorzorgsmaatregelen die u in acht moet nemen bij de installatie van accessoires
• Koppel het netsnoer los
Verwijder nooit het toegangspaneel tot het moederbord wanneer de stroom is ingeschakeld.
Koppel steeds het netsnoer los wanneer u interne of externe accessoires installeert of verwijdert om het risico op een elektrische schok te voorkomen.
• Ontlaad statische elektriciteit
Het moederbord en interne accessoires (geheugenmodule) zijn gevoelig voor statische elektriciteit. Voordat u interne accessoires installeert of verwijdert, dient u de statische elektriciteit van uw lichaam te ontladen door een metalen voorwerp aan te raken, zoals de metalen achterplaat van een willekeurig apparaat dat op een geaarde stroombron is aangesloten.
Wanneer u voor het beëindigen van de installatie rondwandelt, herhaalt u deze procedure om nogmaals eventuele statische elektriciteit te ontladen.
Let op bij de installatie van accessoires: het vervangen van de batterij in het apparaat valt onder de service. Vervang ze niet zelf.
Er bestaat explosiegevaar als de batterij wordt vervangen door een verkeerd type. Verwijder gebruikte batterijen conform de aanwijzingen.
3. Haal de nieuwe geheugenmodule uit de plastic verpakking.
4. Houd de geheugenmodule vast bij de rand en breng de geheugenmodule in één lijn met de sleuf in een hoek van ongeveer
30 graden. Zorg dat de inkepingen van de module en de openingen van de sleuf in elkaar passen.
Een geheugenmodule upgraden
Uw apparaat beschikt over een outline dual in-line-geheugenmodule
(SODIMM). Gebruik deze geheugenmodule om extra geheugen te installeren.
Wanneer u de geheugencapaciteit uitbreidt, kunt u een geheugenmodule toevoegen aan de lege geheugensleuf. Uw apparaat is uitgerust met een geheugen van 128 MB en u kunt 256 MB aan geheugen toevoegen.
Raadpleeg de bestelgegevens voor een optionele geheugenmodule. (Zie
"Geheugenmodule" op pagina 84.)
Hierboven getoonde inkepingen en openingen kunnen afwijken van de geplaatste geheugenmodule en de sleuf.
5. Duw de geheugenmodule voorzichtig in de gleuf totdat u een "klik" hoort.
Duw de geheugenmodule niet met te veel kracht in de sleuf, dit kan de module beschadigen. Als de module niet goed in de sleuf lijkt te passen, voert u de procedure nogmaals voorzichtig uit.
Toebehoren installeren_85
6. Plaats het toegangspaneel tot de besturingskaart terug.
7. Sluit het netsnoer en de printerkabel opnieuw aan, en zet het apparaat aan.
Als u de geheugenmodule wilt verwijderen, trekt u de twee lipjes aan de zijkanten van de sleuf naar buiten. De module schiet dan naar buiten.
Het toegevoegde geheugen in de
PS-printereigenschappen activeren
Nadat u de geheugenmodule hebt geïnstalleerd, moet u de module in de printereigenschappen van het PostScript-printerstuurprogramma selecteren om de module te kunnen gebruiken.
1. Zorg ervoor dat het PostScript-stuurprogramma op uw computer is geïnstalleerd. Zie Software voor meer informatie over de installatie van het PS-stuurprogramma.
2. Klik op de knop Start in Windows.
3. Voor Windows 2000 selecteert u Instellingen en vervolgens Printers.
In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxen.
In Windows Vista/2008 selecteert u Configuratiescherm > Hardware
en geluiden > Printers.
Voor Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en
geluiden > Apparaten en printers.
Voor Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware > Apparaten en printers.
4. Selecteer de Samsung SCX-4x28 Series PS-printer.
5. Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en kies
Eigenschappen.
6. Selecteert u Apparaatinstellingen.
7. Selecteer de hoeveelheid geïnstalleerd geheugen bij Printergeheugen onder Installeerbare opties.
8. Klik op OK.
86_Toebehoren installeren
Specificaties
In dit hoofdstuk leiden we u langs de specificaties van het apparaat, waaronder de verschillende functies.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•
•
•
•
Specificaties van het kopieerapparaat
•
Algemene specificaties
Het symbool * verwijst naar een optionele functie, afhankelijk van het apparaat.
Item
ADI-capaciteit
Beschrijving
• SCX-4x24 Series: Tot 30 vellen 75 g/m
2
• SCX-4x28 Series: Tot 50 vellen 75 g/m
2
Breedte: 142 tot 216 mm
Lengte: 148 tot 356 mm
Afmetingen van documenten in automatische documentinvoer
Capaciteit papierinvoer
Capaciteit papieruitvoer
Voeding
Stroomverbruik
Geluidsniveau a
• Lade: 250 vellen normaal papier, 80 g/m
2
• Lade voor handmatige invoer: 1 vel papier
• Optionele lade: 250 vellen normaal papier,
80 g/m
2
Zie pagina 33 voor meer informatie over de
papierinvoercapaciteit.
SCX-4x24
Series
Bedrukte zijde naar beneden:
100 vellen 75 g/m
2
SCX-4x28
Series
Bedrukte zijde naar beneden:
150 vellen 75 g/m
2
AC 110-127 V or AC 220-240 V
Zie het typeplaatje op het apparaat voor de juiste voltagespanning, frequentie (hertz) en het type stroom voor uw apparaat.
• Gemiddelde bedrijfsmodus:
Minder dan 450 Wu
• Gereedmodus: Minder dan 60 Wu
• Energiebesparende modus: Minder dan 12 Wu
• Stroom uit-modus: 0 Wu
SCX-4x24
Series
• Gereedmodus: Minder dan
26 dBA
• Afdrukmodus: Minder dan
49 dBA
• Kopieermodus: Minder dan
53 dBA
SCX-4x28
Series
• Gereedmodus: Minder dan
26 dBA
• Afdrukmodus: Minder dan
50 dBA
• Kopieermodus: Minder dan
53 dBA
Item
Opstarttijd
Bedrijfsomgeving
Beschrijving
Minder dan 15 seconden (vanuit slaapmodus)
• Temperatuur: 10 tot 32 °C
• Relatieve luchtvochtigheid: 20 tot 80%
Display
Levensduur tonercassette b
16 tekens x 2 regels
Gemiddelde capaciteit van tonercassette:
5.000 standaardpagina’s.
(Starttonercassette met capaciteit van
2.000 pagina’s meegeleverd.) c
128 MB (max. 384 MB)
Geheugen
(uitbreidbaar)*
Externe afmetingen
(B x D x H)
Gewicht
(inclusief verbruiksartikelen)
445,2 x 410,5 x 395,3 mm zonder optionele lade
14,5 Kg
Verpakkingsgewicht
• Papier: 2,8 kg
• Plastic: 0,76 Kg
Fixeertemperatuur
180 °C a. Geluidsvermogensniveau, ISO 7779.
b. Gemiddeld rendement van een tonercassette, gemeten volgens ISO/
IEC 19752. Het aantal pagina’s kan worden beïnvloed door de bedrijfsomgeving, de tijd tussen de afdruktaken, het type afdrukmateriaal en het formaat van het afdrukmateriaal.
c. Dit varieert afhankelijk van de productconfiguratie.
Specificaties_87
Specificaties van de printer
Item
Afdrukmethode
Afdruksnelheid a
Beschrijving
Laserprinter
• SCX-4x24 Series: Tot 24 ppm (A4),
25 ppm (Letter)
• SCX-4x28 Series: Tot 28 ppm (A4),
30 ppm (Letter)
SCX-4x28 Series: Tot 14 ppm (A4/Letter)
Snelheid voor dubbelzijdig afdrukken
Tijd voor eerste afgedrukte pagina
Afdrukresolutie
Printertaal
Vanuit gereedstand
• SCX-4x24 Series:
Minder dan 9,5 Wu
• SCX-4x28 Series:
Minder dan 8,5 W
Vanuit de status
Koudstart
• SCX-4x24 Series:
Minder dan 17 seconden
• SCX-4x28 Series:
Minder dan 16 seconden
Tot 1.200 dpi uitvoer
• SCX-4x24 Series: PCL 6
• SCX-4x28 Series: PCL6, PostScript 3
Compatibiliteit met besturingssystemen b
• Windows: 2000/XP/2003/Vista/2008/7/Server
2008 R2
• Linux: Diverse Linux-besturingssystemen
• Macintosh: Mac OS X 10.3~10.6
Interface
• High speed USB 2.0
• Ethernet 10/100 Base TX (embedded type) a. De afdruksnelheid is afhankelijk van het gebruikte besturingssysteem, de snelheid van de computer, de gebruikte toepassing, de verbindingsmethode, type en formaat van de afdrukmedia en de complexiteit van de taak.
b. Ga naar www.samsungprinter.com
om de recentste softwareversie te downloaden.
Specificaties van de scanner
Item
Compatibiliteit
Scanmethode
Beschrijving
TWAIN-norm/WIA-norm
Kleuren-CIS
TWAIN standaard
Optisch
SCX-4x24 Series:
Tot 600 x 600 dpi
SCX-4x28 Series:
Tot 1.200 x 1.200 dpi
(scannerglas)
WIAstandaard b
Verbeterd: Tot 4.800 x 4.800 dpi
SCX-4x24 Series:
Tot 600 x 600 dpi
SCX-4x28 Series:
Tot 1.200 x 1.200 dpi
(scannerglas)
Resolutie a
Grijstinten
Naar USB scannen
(alleen
SCX-4x28
Series)
Naar e-mail scannen
(alleen
SCX-4x28
Series)
100, 200, 300 dpi
100, 200, 300 dpi
Naar PC scannen
(alleen)
75, 150, 200, 300, 600 dpi
BMP, TIFF, PDF, JPEG c
(alleen kleur)
Bestandsformaat netwerkscan
Effectieve scanlengte
• Glasplaat van de scanner: 297 mm
• ADI: 348 mm
Effectieve scanbreedte
Max. 208 mm
Kleurdiepte
• Intern: 24 bits
• Extern: 24 bits
• 1 bit voor lineariteit & halftoon
• 8 bits voor grijstinten a. De maximumresolutie kan verschillen afhankelijk van de scanningtoepassingen.
b. WIA-standaard ondersteunt enkel de optische resolutie.
c. JPEG is is niet beschikbaar als u de enkelvoudige modus selecteert in scankleur.
88_Specificaties
Specificaties van het kopieerapparaat
Item
Kopieersnelheid
Kopieerresolutie
Zoombereik a
Beschrijving
• SCX-4x24 Series: Tot 24 kpm (A4),
25 kpm (Letter)
Regio A b
: Tot 12 kopieën per minuut in A4formaat
• SCX-4x28 Series: Tot 28 kpm (A4),
30 kpm (Letter)
Tekst
Tekst/ foto
Foto
Scannen/Afdrukken:
Tot 600 x 600 dpi
Scannen/Afdrukken:
Tot 600 x 600 dpi
Scannen/Afdrukken:
Tot 600 x 600 dpi
• ADI: 25% tot 100%
• Glasplaat van de scanner: 25% tot 400% a. Kopieersnelheid is gebaseerd op meerdere exemplaren van één document.
b.
Regio A: België, Duitsland, Oostenrijk, Spanje
Specificaties van de fax
De faxfunctie wordt niet door alle apparaten ondersteund.
Item
Compatibiliteit
Telefoonlijn
Beschrijving
ITU-T G3, ECM
Openbaar telefoonnet (PSTN) of achter PABX
Gegevenscodering
Modemsnelheid
MH/MR/MMR/JBIG/JPEG
33,6 Kbps
Transmissiesnelheid
Tot 3 seconden per pagina a
356 mm
Maximale documentlengte
Resolutie
• Standaard: Tot 203 x 98 dpi
• Fijn/Foto: Tot 203 x 196 dpi
• Superfijn: Tot 300 x 300 dpi
(alleen ontvangen)
• Kleur: Tot 200 x 200 dpi
Geheugen
Halftoon
3,2 MB (ongev. 260 pagina’s)
256 niveaus a. Standaardresolutie, MMR(JBIG), maximale modemsnelheid, fase "C" voor ITU-T No. 1 chart, Memory Tx, ECM.
Specificaties_89
Verklarende woordenlijst
Met behulp van onderstaande woordenlijst leert u het product beter kennen. U raakt vertrouwd met de terminologie die bij het afdrukken en in deze gebruikershandleiding vaak wordt gebruikt.
ADI
De automatische documentinvoer (ADI) is een mechanisme dat automatisch een origineel vel papier invoert zodat het apparaat een bepaald gedeelte van het papier ineens kan scannen.
Afdrukmateriaal
Het materiaal, zoals papier, enveloppen, etiketten en transparanten, dat in een printer, scanner, fax of kopieerapparaat kan worden gebruikt.
CCD
CCD (Charge Coupled Device) is hardware dat de scantaak mogelijk maakt. Het CCD-vergrendelingsmechanisme wordt ook gebruikt om de CCD-module te blokkeren om schade te voorkomen wanneer u het apparaat verplaatst.
CSV
CSV (Comma Separated Value) is een soort bestandsindeling. CSV wordt gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen ongelijksoortige toepassingen. De bestandsindeling, zoals deze wordt gebruikt in
Microsoft Excel, is min of meer de norm geworden in de gehele branche, ook voor niet-Microsoft platforms.
Afdrukvolume
Het afdrukvolume bestaat uit de hoeveelheid afgedrukte pagina’s per maand die de printerprestaties niet beïnvloedt. Doorgaans heeft de printer een beperkte levensduur, zoals een bepaald aantal pagina’s per jaar. De levensduur duidt de gemiddelde capaciteit aan afdrukken aan, doorgaans binnen de garantieperiode. Als het afdrukvolume bijvoorbeeld 48.000 pagina’s per maand (20 werkdagen) bedraagt, beperkt de printer het aantal vellen tot 2.400 per dag.
AppleTalk
AppleTalk is een octrooirechtelijk beschermde suite van door Apple, Inc ontwikkelde protocollen voor computernetwerken. Deze suite was opgenomen in de oorspronkelijke Macintosh (1984) en wordt nu door
Apple ingezet voor TCP/IP-netwerken.
DADI
De dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADI) is een mechanisme waarmee een origineel vel papier automatisch wordt ingevoerd en omgedraaid, zodat het apparaat beide zijden van het papier kan scannen.
Dekkingsgraad
Dit is de afdrukterm die wordt gebruikt voor de mate van het tonergebruik bij het afdrukken. Een dekkingsgraad van 5% betekent bijvoorbeeld dat een vel A4-papier 5% aan afbeeldingen of tekst bevat.
Dus als het papier of origineel ingewikkelde afbeeldingen of zeer veel tekst bevat, is de dekkingsgraad en daarmee het tonergebruik hoger.
Bedieningspaneel
Een bedieningspaneel is een plat, doorgaans verticaal, gedeelte waar de bedienings- of controle-instrumenten worden weergegeven. Deze bevinden zich doorgaans aan de voorzijde van het apparaat.
DHCP
Een DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) is een cliënt/servernetwerkprotocol. Een DHCP-server stuurt configuratieparameters naar de DHCP-cliënthost die daarom vraagt en die de cliënthost nodig heeft om deel uit te kunnen maken van een IP-netwerk. DHCP biedt ook een mechanisme voor de toewijzing van IP-adressen aan cliënthosts.
Bitdiepte
Een grafische computerterm die beschrijft hoeveel bits er nodig zijn om de kleur van één pixel in een bitmap-afbeelding te vertegenwoordigen.
Een hogere kleurdiepte geeft een breder scala te onderscheiden kleuren. Naarmate het aantal bits toeneemt, wordt het aantal mogelijke kleuren inefficiënt groot voor een kleurtabel. Een 1-bits kleur wordt doorgaans monochroom of zwart-wit genoemd.
BMP
Een grafische bitmap-indeling die intern wordt gebruikt door het grafische subsysteem van Microsoft Windows (GDI) en algemeen wordt gebruikt als een eenvoudige grafische bestandsindeling op dat platform.
DIMM
De DIMM (Dual In-line Memory Module) is een kleine printplaat met geheugen. DIMM slaat alle gegevens in het apparaat op, zoals afdrukgegevens of ontvangen faxgegevens.
DNS
DNS (Domain Name Server) is een systeem dat domeinnaaminformatie opslaat in een gedistribueerde database op netwerken, zoals het internet.
Dotmatrixprinter
Een dotmatrixprinter is een computerprinter met een printerkop die heen en weer loopt over de pagina en afdrukt door middel van aanslagen, waarbij een van inkt voorzien lint tegen het papier wordt geslagen, zoals bij een typemachine.
BOOTP
Bootstrap-protocol Een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door een netwerkcliënt om automatisch het IP-adres op te halen. Dit gebeurt doorgaans in het bootstrapproces van computers of erop uitgevoerde besturingssystemen. De BOOTP-servers wijzen aan iedere cliënt het IPadres toe uit een pool van adressen. Met BOOTP kunnen computers met een "schijfloos werkstation" een IP-adres ophalen voordat een geavanceerd besturingssysteem wordt geladen.
DPI
DPI (Dots Per Inch) is een maateenheid voor de resolutie die wordt gebruikt voor scannen en afdrukken. Over het algemeen leidt een hogere DPI tot een hogere resolutie, meer zichtbare details in de afbeelding en een groter bestandsformaat.
90 _Verklarende woordenlijst
DRPD
Distinctive Ring Pattern Detection (distinctieve belpatroondetectie)
"Distinctive Ring" of "Distinctieve belpatronen" is een dienst van de telefoonmaatschappij waarmee u oproepen naar verschillende telefoonnummers kunt ontvangen op één telefoonlijn.
Dubbelzijdig
Een mechanisme dat een vel papier automatisch omkeert zodat het apparaat beide zijden van het vel kan bedrukken (of scannen). Een printer met een Duplex-eenheid kan dubbelzijdig afdrukken.
ECM
ECM (Error Correction Mode) is een optionele verzendmodus voor foutcorrectie die is opgenomen in faxapparaten of faxmodems van
Klasse 1. Hiermee wordt fouten in het faxverzendproces, die soms worden veroorzaakt door ruis op de telefoonlijn, automatisch opgespoord en gecorrigeerd.
Emulatie
Emulatie is een techniek waarbij met het ene apparaat dezelfde resultaten worden behaald als met het andere. Een emulator kopieert de functies van één systeem naar een ander systeem, zodat het tweede systeem zich als het eerste gedraagt. Emulatie is gericht op de exacte reproductie van extern gedrag; dit in tegenstelling tot simulatie, dat verband houdt met een abstract model van het systeem dat wordt gesimuleerd, vaak met betrekking tot de interne staat.
Ethernet
Ethernet is een op frames gebaseerde computernetwerktechnologie voor LAN’s. Het definieert de bedrading en signalen voor de fysieke laag en frameformaten en protocollen voor de MAC/gegevenskoppelingslaag van het OSI-model. Ethernet wordt voornamelijk gestandaardiseerd als
IEEE 802.3. Het is de meest wijdverbreide LAN-technologie sinds de jaren ’90.
EtherTalk
Een suite protocollen die zijn ontwikkeld door Apple Computer voor computernetwerken. Deze suite was opgenomen in de oorspronkelijke
Macintosh (1984) en wordt nu door Apple ingezet voor TCP/IPnetwerken.
FDI
FDI (Foreign Device Interface) is een kaart die in het apparaat is geïnstalleerd, zodat een apparaat van derden kan worden aangesloten, bijvoorbeeld een muntautomaat of een kaartlezer. Met deze apparaten kunt u laten betalen voor afdrukservices die worden uitgevoerd met het apparaat.
Fixeereenheid (fuser)
Het onderdeel van een laserprinter dat de toner op het afdrukmateriaal fixeert. Het bestaat uit een hete rol en een reserverol. Nadat toner op het papier is aangebracht, past de fixeereenheid hitte en druk toe om te zorgen dat de toner permanent op het papier blijft zitten. Dit is de reden dat het papier warm is als het uit een laserprinter komt.
FTP
FTP (File Transfer Protocol) is een algemeen gebruikt protocol voor de uitwisseling van bestanden via een willekeurig netwerk dat het TCP/
IP-protocol ondersteunt (zoals internet of een intranet).
Gateway
Een verbinding tussen computernetwerken of tussen computernetwerken en een telefoonlijn. Het wordt veel gebruikt omdat het een computer of netwerk betreft dat/die toegang biedt tot een andere computer of een ander netwerk.
Grijswaarden
Tinten grijs die de lichte en donkere delen van een afbeelding weergeven, worden omgezet in grijswaarden; kleuren worden door verschillende tinten grijs weergegeven.
Halftoon
Een type afbeelding dat grijswaarden simuleert door het aantal dots te variëren. Kleurrijke gebieden bestaan uit een groot aantal dots, terwijl lichtere gebieden uit een kleiner aantal dots bestaan.
HDD
De HDD (Hard Disk Drive), doorgaans een harde schijf of vaste schijf genoemd, is een niet-vluchtig opslagapparaat dat digitaal gecodeerde gegevens opslaat op snel roterende platen met een magnetisch oppervlak.
IEEE
Het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers) is een internationale, professionele, non-profit organisatie voor de bevordering van technologie met betrekking tot elektriciteit.
IEEE 1284
De 1284-norm voor de parallelle poort is ontwikkeld door het IEEE
(Institute of Electrical and Electronics Engineers). De term "1284-B" verwijst naar een bepaald type connector aan het uiteinde van de parallelle kabel die kan worden aangesloten op het randapparaat
(bijvoorbeeld een printer).
Intranet
Een besloten netwerk dat gebruikmaakt van internetprotocollen, netwerkconnectiviteit en eventueel het openbaar telecommunicatiesysteem om werknemers op een veilige manier bedrijfsgegevens te laten uitwisselen of verrichtingen te laten uitvoeren.
De term verwijst soms slechts alleen naar de meest zichtbare dienst, de interne website.
IP-adres
Een Internet Protocol-adres (IP-adres) is een uniek nummer dat apparaten gebruiken om elkaar te identificeren en informatie uit te wisselen in een netwerk met behulp van de Internet Protocol-standaard.
IPM
IPM (Images Per Minute) is een eenheid waarmee de snelheid van een printer wordt gemeten. IPM geeft het aantal eenzijdige vellen papier aan dat een printer binnen één minuut kan verwerken.
IPP
IPP (Internet Printing Protocol) is een standaardprotocol voor zowel afdrukken als het beheren van afdruktaken, materiaalformaat, resolutie, enzovoort. IPP kan lokaal of via het internet voor honderden printers worden gebruikt en ondersteunt tevens toegangsbeheer, verificatie en codering, waardoor het een veel effectievere en veiligere afdrukoplossing is dan eerdere oplossingen.
Verklarende woordenlijst_ 91
IPX/SPX
IPX/SPX staat voor Internet Packet Exchange/Sequenced Packet
Exchange. Het is een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door de besturingssystemen van Novell NetWare. IPX en SPX bieden beide verbindingsservices die vergelijkbaar zijn met TCP/IP, waarbij het
IPX-protocol vergelijkbaar is met IP en SPX vergelijkbaar is met TCP.
IPX/SPX was in eerste instantie bedoeld voor LAN’s (Local Area
Networks) en is een bijzonder efficiënt protocol voor dit doel (doorgaans overtreffen de prestaties die van TCP/IP in een LAN).
ISO
De ISO (International Organization for Standardization) is een internationale organisatie die normen vaststelt en bestaat uit vertegenwoordigers van nationale standaardisatieorganisaties. De ISO produceert wereldwijd industriële en commerciële normen.
ITU-T
De ITU-T (International Telecommunication Union) is een internationale organisatie die is opgericht voor de standaardisering en regulering van internationale radio- en telecommunicatie. De belangrijkste taken omvatten de standaardisering, de toewijzing van het radiospectrum en de organisatie van onderlinge verbindingen tussen verschillende landen waarmee internationale telefoongesprekken mogelijk worden gemaakt.
De -T in ITU-T duidt op telecommunicatie.
ITU-T No. 1 chart
Gestandaardiseerde testchart die is gepubliceerd door ITU-T voor het verzenden van faxdocumenten.
JBIG
JBIG (Joint Bi-level Image Experts Group) is een norm voor de compressie van afbeeldingen zonder verlies van nauwkeurigheid of kwaliteit, die is ontworpen voor de compressie van binaire afbeeldingen, met name faxen, maar kan ook worden gebruikt voor andere afbeeldingen.
JPEG
JPEG (Joint Photographic Experts Group) is de meest gebruikte standaardcompressiemethode voor foto’s. Deze indeling wordt gebruikt voor het opslaan en verzenden van foto’s via het world wide web.
LDAP
LDAP (Lightweight Directory Access Protocol) is een netwerkprotocol voor het zoeken in en aanpassen van directoryservices via TCP/IP.
LED
Een LED (Light-Emitting Diode) is een halfgeleider die de status van een apparaat aangeeft.
MAC-adres
Het MAC-adres (Media Access Control) is een uniek adres dat een aan netwerkadapter is gekoppeld. Het MAC-adres is een unieke naam van
48 bits die gewoonlijk wordt genoteerd als 12 hexadecimale tekens die in paren zijn gegroepeerd (bijvoorbeeld 00-00-0c-34-11-4e). Dit adres wordt doorgaans door de fabrikant in een NIC (Network Interface Card) geprogrammeerd en wordt gebruikt als een hulpmiddel aan de hand waarvan routers apparaten kunnen vinden in grote netwerken.
92 _Verklarende woordenlijst
MFP
Een MFP (Multi Function Peripheral) is een kantoormachine die verschillende functionaliteiten in één fysieke behuizing combineert, en zo bijvoorbeeld een printer, kopieerapparaat, faxapparaat en scanner ineen vormt.
MH
MH (Modified Huffman) is een compressiemethode voor het terugdringen van de hoeveelheid gegevens die moet worden overgedragen tussen de faxapparaten voor het verzenden van de afbeelding op de door ITU-T T.4 aanbevolen wijze. MH is een op een codeboek gebaseerd coderingsschema dat optimaal wordt aangewend voor een efficiënte compressie van witte ruimte. Aangezien de meeste faxen voornamelijk uit witte ruimte bestaan, kan hiermee de verzendtijd van de meeste faxen tot een minimum worden teruggebracht.
MMR
MMR (Modified Modified READ) is een compressiemethode die wordt aanbevolen door ITU-T T.6.
Modem
Een apparaat dat een signaal van een vervoerder moduleert om digitale informatie te coderen en tevens een dergelijk signaal demoduleert om de verzonden informatie te decoderen.
MR
MR (Modified Read) is een compressiemethode die wordt aanbevolen door ITU-T T.4. Met MR wordt de eerste gescande regel gecodeerd met behulp van MH. De volgende regel wordt vergeleken met de eerste, het verschil wordt vastgesteld en vervolgens worden de verschillen gecodeerd en verzonden.
NetWare
Een netwerkbesturingssysteem dat is ontwikkeld door Novell, Inc.
Aanvankelijk maakte dit systeem gebruik van samenwerkende multitasking taken om verschillende services op een pc te kunnen uitvoeren en waren de netwerkprotocollen gebaseerd op de klassiek Xerox XNSstack. Tegenwoordig ondersteunt NetWare zowel TCP/IP als IPX/SPX.
OPC
OPC (Organic Photo Conductor) is een mechanisme dat een virtuele afbeelding maakt om af te drukken met behulp van een laserstraal uit een laserprinter. Het is meestal groen of grijs en cilindervormig. De belichtingseenheid van een drum slijt langzaam door het gebruik van de printer en moet van tijd tot tijd worden vervangen, omdat de papierkorrel hierop krassen veroorzaakt.
Originelen
Het eerste exemplaar ergens van, zoals een document, foto of tekst, dat wordt gekopieerd, gereproduceerd of omgezet om volgende exemplaren te verkrijgen, maar dat zelf niet van iets anders is gekopieerd of afgeleid.
OSI
OSI (Open Systems Interconnection) is een communicatiemodel dat is ontwikkeld door de ISO (International Organization for Standardization).
OSI biedt een standaard, modulaire benadering van netwerkontwerp waarmee de vereiste set complexe functies wordt opgesplitst in hanteerbare, op zichzelf staande, functionele lagen. De lagen zijn van boven naar onder: applicatie, presentatie, sessie, transport, netwerk, gegevenskoppeling en fysiek.
PABX
PABX (Private Automatic Branch Exchange) is een automatisch telefoonschakelsysteem in een besloten onderneming.
PCL
PCL (Printer Command Language) is een PDL (Page Description
Language) die ontwikkeld is door HP als een printerprotocol en inmiddels een norm is geworden in de branche. PCL is aanvankelijk ontwikkeld voor de eerste inkjetprinters en is later op de markt gebracht voor thermische, matrix- en paginaprinters.
PDF (Portable Document Format) is een eigen bestandsindeling, ontwikkeld door Adobe Systems, voor het weergeven van tweedimensionale documenten in een apparaat- en resolutieonafhankelijke indeling.
PostScript
PostScript (PS) is een taal voor de beschrijving van pagina’s en een programmeertaal die hoofdzakelijk wordt gebruikt in elektronische en dtp-toepassingen. Deze taal wordt uitgevoerd in een interpreter om een afbeelding te genereren.
PPM
PPM (Pages Per Minute) is een methode voor het meten van de snelheid van een printer; het is het aantal pagina’s dat een printer in één minuut kan produceren.
Printerstuurprogramma
Een programma dat wordt gebruikt om opdrachten te verzenden en gegevens over te brengen van de computer naar de printer.
PRN-bestand
Een interface voor een apparaatstuurprogramma. Hiermee kan software communiceren met het apparaatstuurprogramma via standaard invoer-/uitvoeraanroepen, waardoor vele taken worden vereenvoudigd.
Protocol
Een conventie of standaard die de verbinding, de communicatie en het gegevensverkeer tussen twee computers inschakelt of controleert.
PS
Zie PostScript.
PSTN
PSTN (Public-Switched Telephone Network) is het netwerk van de openbare circuitgeschakelde telefoonnetwerken overal ter wereld dat, in een bedrijfsomgeving, doorgaans via een schakelbord wordt gerouteerd.
Resolutie
De scherpte van een afbeelding, gemeten in dpi (dots per inch). Hoe hoger de dpi, hoe hoger de resolutie.
SMB
SMB (Server Message Block) is een netwerkprotocol dat hoofdzakelijk wordt toegepast op gedeelde bestanden, printers, seriële poorten en diverse verbindingen tussen de knooppunten in een netwerk. Het biedt tevens een geverifieerd communicatiemechanisme voor processen onderling.
SMTP
SMTP (Simple Mail Transfer Protocol) is de standaard voor de verzending van e-mail via het internet. SMTP is een relatief eenvoudig, op tekst gebaseerd protocol, waarbij één of meer ontvangers van een bericht worden aangegeven, waarna de berichttekst wordt verzonden.
Het is een cliënt-serverprotocol, waarbij de cliënt een e-mailbericht verzendt naar de server.
Sorteren
Sorteren is een proces waarbij een kopieertaak voor meerdere exemplaren in sets wordt afgedrukt. Wanneer de optie Sorteren is ingeschakeld, wordt eerst een gehele set afgedrukt voordat de overige kopieën worden gemaakt.
Standaard
De waarde of instelling die van kracht is/wordt wanneer de printer uit de verpakking komt, gereset of geïnitialiseerd wordt.
Subnetmasker
Het subnetmasker wordt gebruikt in samenhang met het netwerkadres om te bepalen welk deel van het adres het netwerkadres is en welk deel het hostadres.
TCP/IP
TCP (Transmission Control Protocol) en IP (Internet Protocol); de set communicatieprotocollen die de protocolstack implementeren waarop het internet en de meeste commerciële netwerken draaien.
TCR
TCR (Transmission Confirmation Report) geeft de details van elke verzending weer, zoals de taakstatus, het verzendresultaat en het aantal verzonden pagina’s. Er kan worden ingesteld dat dit rapport na elke taak of alleen na een mislukte verzending wordt afgedrukt.
TIFF
TIFF (Tagged Image File Format) is een bestandsindeling voor bitmapafbeeldingen met een variabele resolutie. TIFF beschrijft de afbeeldingsgegevens die doorgaans afkomstig zijn van de scanner.
TIFF-afbeeldingen maken gebruik van labels; dit zijn trefwoorden die de kenmerken definiëren van de in het bestand opgenomen afbeelding.
Deze flexibele en platformonafhankelijke indeling kan worden gebruikt voor illustraties die zijn gemaakt met diverse beeldverwerkingstoepassingen.
Verklarende woordenlijst_ 93
Tonercassette
Een soort fles in een apparaat als een printer, die toner bevat. Toner is een poeder dat in laserprinters en kopieerapparaten wordt gebruikt voor het vormen van tekst en afbeeldingen op afdrukpapier. Toner kan door middel van de hitte van de fixeereenheid worden gesmolten, waardoor de toner zich verbindt met de vezels in het papier.
TWAIN
Een standaard voor scanners en software. Wanneer een TWAINcompatibele scanner wordt gebruikt met een TWAIN-compatibel programma, kan een scan worden gestart vanuit het programma; een
API voor het vastleggen van afbeeldingen voor de besturingssystemen van Microsoft Windows en Apple Macintosh.
UNC-pad
UNC (Uniform Naming Convention) is een standaardmanier om gedeelde netwerkbronnen te benaderen in Window NT en andere
Microsoft-producten. De notatie van een UNC-pad is:
\\<servernaam>\<naam_gedeelde_bron>\<aanvullende map>
URL
URL (Uniform Resource Locator) is het internationale adres van documenten en informatiebronnen op internet. Het eerste deel van het adres geeft aan welk protocol moet worden gebruikt en het tweede deel geeft het IP-adres of de domeinnaam aan waar de informatiebron zich bevindt.
USB
USB (Universal Serial Bus) is een standaard die is ontwikkeld door het
USB Implementers Forum, Inc., om computers en randapparatuur met elkaar te verbinden. In tegenstelling tot de parallelle poort is USB ontworpen om een enkele computer-USB-poort tegelijkertijd op meerdere randapparaten aan te sluiten.
Watermerk
Een watermerk is een herkenbare afbeelding of een patroon dat helderder oplicht wanneer het voor een lichtbron wordt gehouden.
Watermerken werden voor het eerst in 1282 in Bologna in Italië geïntroduceerd; ze werden gebruikt door papiermakers om hun product te waarmerken. Ze werden ook toegepast in postzegels, papiergeld en andere officiële documenten om fraude te voorkomen.
WIA
WIA (Windows Imaging Architecture) is een beeldverwerkingsarchitectuur die oorspronkelijk werd gebruikt in
Windows Me en Windows XP. Een scan kan vanuit deze besturingssystemen worden gestart wanneer een WIA-compatibele scanner wordt gebruikt.
94 _Verklarende woordenlijst
Index
A
aanpassing
ADI, plaatsen
adresboek
groepskiesnummers 55 snelkiesnummers 55
adresboek, gebruiken
afdrukken
alarmgeluid
antwoord-/faxmodus, ontvangstmodus
apparaat-id, instellen
B
bedieningspaneel
belsignaal
D
datum en tijd, instellen
displaytaal, wijzigen
DRPD (Distinctive Ring Pattern Detection)
E
een fax ontvangen
in Ant/Faxmodus 50 in DRPD-modus 50 in Fax-modus 50 in Tel-modus 50
een fax verzenden
energiebesparende modus
F
fax met voorrang
Faxen
faxen
faxen doorsturen 52 faxen met een hoge prioriteit 52
faxen ontvangen 49 faxen verzenden 49
standaardinstellingen, wijzigen 54
faxhoofd, instellen
faxmodus, ontvangstmodus
faxnummer, instellen
G
geheugen, wissen
geheugenmodule
geluiden, instellen
glasplaat van de scanner
groepskiesnummers, instellen
groepsverzenden faxen
I
id-kaart, speciale kopie
instellen
K
klokmodus
kopie ID
kopiëren
sorteren 40 standaardinstelling, wijzigen 40
tonerdichtheid 39 type origineel 39
L
lade
breedte en lengte instellen 35
LED
Linux-problemen
luidsprekergeluid
luidsprekervolume
M
modus toner besparen
N
netwerk
O
onderdelen vervangen
onderhoud
ontvangstmodi
opnieuw kiezen
optionele lade
originelen
originelen plaatsen
ADI 31 glasplaat van de scanner 31
P
papier
afdrukken op speciale materialen 36
in de optionele lade plaatsen 36 laden in lade1 36
vastgelopen papier verwijderen 68
Index_95
papierlade, instellen
papiertype
PostScript
probleem, oplossen
Network Scan 79
problemen met afdrukkwaliteit, oplossen
problemen onder Windows
R
rapporten, afdrukken
reinigen
rubberen matje ADI, vervangen
S
scannen
standaardinstelling, wijzigen 45
snelkiesnummers, instellen
sorteren, speciale kopie
speciale kopieerfuncties
standaardmodus, wijzigen
storing
papier verwijderen uit lade1 68
tips om papierstoringen te voorkomen
storing, verhelpen
stuurprogramma
T
tekens, invoeren
telefoonmodus, ontvangstmodus
96_Index time-out van taak, instellen
toetstoon
tonercassette
U
uitgestelde fax
USB-flashgeheugen
V
veilige ontvangstmodus
verbruiksartikelen
verwachte levensduur van
vervangen
rubberen matje van de automatische
vervangen, tonercassette
volume, aanpassen
W
werken met
contact samsung worldwide
If you have any comments or questions regarding Samsung products, contact the Samsung customer care center.
COUNTRY/REG
ION
CUSTOMER CARE
CENTER
WEB SITE
ARGENTINE
AUSTRALIA
AUSTRIA
BELARUS
BELGIUM
BRAZIL
CANADA
CHILE
CHINA
COLOMBIA
COSTA RICA
CZECH
REPUBLIC
DENMARK
ECUADOR
KAZAKHSTAN
KYRGYZSTAN
FINLAND
FRANCE
GERMANY
0800-333-3733
1300 362 603
0810-SAMSUNG (7267864,
€ 0.07/min)
810-800-500-55-500 www.samsung.com/ar www.samsung.com/au www.samsung.com/at
02 201 2418 www.samsung/ua www.samsung.com/ua_ru www.samsung.com/be
(Dutch) www.samsung.com/be_fr
(French) www.samsung.com/br 0800-124-421
4004-0000
1-800-SAMSUNG
(726-7864) www.samsung.com/ca
800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com/cl
400-810-5858
010-6475 1880 www.samsung.com/cn
01-8000112112
0-800-507-7267 www.samsung.com.co
www.samsung.com/latin
800-SAMSUNG
(800-726786) www.samsung.com/cz
Samsung Zrt., česká organizační složka, Oasis Florenc,
Sokolovská394/17, 180 00, Praha 8
8-SAMSUNG (7267864)
1-800-10-7267
EL SALVADOR
800-6225
ESTONIA
800-7267
8-10-800-500-55-500
00-800-500-55-500
30-6227 515
01 4863 0000
01805 - SAMSUNG
(726-7864 € 0,14/min) www.samsung.com/dk www.samsung.com/latin www.samsung.com/latin www.samsung.com/ee www.samsung.com/kz_ru www.samsung.com/fi www.samsung.com/fr www.samsung.de
GUATEMALA
HONDURAS
HONG KONG
1-800-299-0013
800-7919267
3698-4698 www.samsung.com/latin www.samsung.com/latin www.samsung.com/hk www.samsung.com/hk_en/
COUNTRY/REG
ION
CUSTOMER CARE
CENTER
WEB SITE
HUNGARY
INDIA
INDONESIA
ITALIA
JAMAICA
JAPAN
LATVIA
LITHUANIA
LUXEMBURG
MALAYSIA
MEXICO
MOLDOVA
06-80-SAMSUNG
(726-7864)
3030 8282
1800 110011
1800 3000 8282 www.samsung.com/hu www.samsung.com/in
0800-112-8888 www.samsung.com/id
800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com/it
1-800-234-7267
0120-327-527 www.samsung.com/latin www.samsung.com/jp
8000-7267
8-800-77777
02 261 03 710
1800-88-9999
01-800-SAMSUNG
(726-7864)
00-800-500-55-500 www.samsung.com/lv www.samsung.com/lt www.samsung.com/lu www.samsung.com/my www.samsung.com/mx www.samsung/ua www.samsung.com/ua_ru www.samsung.com/nl
NETHERLANDS
0900-SAMSUNG
(0900-7267864) (€
0,10/min)
NEW ZEALAND
0800 SAMSUNG (0800 726
786)
NICARAGUA
NORWAY
PANAMA
PHILIPPINES
00-1800-5077267
3-SAMSUNG (7267864)
800-7267
1800-10-SAMSUNG
(726-7864)
1-800-3-SAMSUNG
(726-7864)
1-800-8-SAMSUNG
(726-7864)
02-5805777 www.samsung.com/nz www.samsung.com/latin www.samsung.com/no www.samsung.com/latin www.samsung.com/ph
POLAND
PORTUGAL
0 801 1SAMSUNG
(172678)
022-607-93-33
80820-SAMSUNG
(726-7864)
PUERTO RICO
1-800-682-3180
REP. DOMINICA
1-800-751-2676
EIRE
0818 717 100 www.samsung.com/pl www.samsung.com/pt www.samsung.com/latin www.samsung.com/latin www.samsung.com/ie
Contact SAMSUNG worldwide_ 97
COUNTRY/REG
ION
RUSSIA
SINGAPORE
8-800-555-55-55
1800-SAMSUNG
(726-7864)
SLOVAKIA
0800-SAMSUNG
(726-7864)
SOUTH AFRICA
0860 SAMSUNG
(726-7864)
SPAIN
902-1-SAMSUNG(902 172
678)
SWEDEN
0771 726 7864
(SAMSUNG)
SWITZERLAND
0848-SAMSUNG (7267864,
CHF 0.08/min)
TADJIKISTAN
TAIWAN
THAILAND
8-10-800-500-55-500
0800-329-999
TRINIDAD &
TOBAGO
TURKEY
U.A.E
1800-29-3232
02-689-3232
1-800-SAMSUNG
(726-7864)
444 77 11
U.K
800-SAMSUNG (726-7864)
8000-4726
0845 SAMSUNG
(726-7864)
U.S.A
UKRAINE
1-800-SAMSUNG
(7267864)
8-800-502-0000
UZBEKISTAN
VENEZUELA
VIETNAM
CUSTOMER CARE
CENTER
8-10-800-500-55-500
0-800-100-5303
1 800 588 889
WEB SITE
www.samsung.ru
www.samsung.com/sg www.samsung.com/sk www.samsung.com/za www.samsung.com/es www.samsung.com/se www.samsung.com/ch www.samsung.com/tw www.samsung.com/th www.samsung.com/latin www.samsung.com/tr www.samsung.com/ae www.samsung.com/uk www.samsung.com/us www.samsung/ua www.samsung.com/ua_ru www.samsung.com/kz_ru www.samsung.com/latin www.samsung.com/vn
Contact SAMSUNG worldwide_ 98
© 2008 Samsung Electronics Co., Ltd. Alle rechten voorbehouden.
Deze gebruikershandleiding dient uitsluitend ter informatie. Alle informatie in deze gebruikershandleiding kan zonder berichtgeving vooraf worden gewijzigd.
Samsung Electronics kan niet aansprakelijk worden gesteld voor directe of indirecte schade van welke aard dan ook als gevolg van of in verband met het gebruik van de informatie in deze gebruikershandleiding.
• Samsung en het Samsung-logo zijn handelsmerken van Samsung Electronics Co., Ltd.
• PCL en PCL 6 zijn handelsmerken van Hewlett-Packard Company.
• Microsoft, Windows, Windows Vista, Windows 7 en Windows 2008 Server R2 zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Microsoft Corporation.
• PostScript 3 is een handelsmerk van Adobe Systems, Inc.
• UFST® en MicroType™ zijn gedeponeerde handelsmerken van Monotype Imaging Inc.
• TrueType, LaserWriter en Macintosh zijn handelsmerken van Apple Computer, Inc.
• Alle andere merk- of productnamen zijn handelsmerken van hun respectieve bedrijven of organisaties.
• Informatie over open broncode is beschikbaar op de website van Samsung (www.samsung.com).
• Zie het bestand "LICENSE.txt" op de bijgeleverde cd voor informatie over de open source-licentie.
Rev. 6.00
Samsung-printer
Software
S
OFTWARE
I
NHOUDSOPGAVE
Hoofdstuk 1:
RINTERSOFTWARE INSTALLEREN ONDER
W
INDOWS
Hoofdstuk 2:
TANDAARD AFDRUKINSTELLINGEN
Hoofdstuk 3:
EAVANCEERDE AFDRUKINSTELLINGEN
1
Hoofdstuk 4:
W
INDOWS
P
OST
S
CRIPT
-
STUURPROGRAMMA
(SCX-4
X
28 S
ERIES
)
Hoofdstuk 5:
W
ERKEN MET
H
ULPPROGRAMMA
D
IRECT AFDRUKKEN
(SCX-4
X
28 S
ERIES
)
Hoofdstuk 6:
E
EN LOKALE PRINTER DELEN
Hoofdstuk 7:
S
CANNEN
2
Hoofdstuk 8:
S
MART
P
ANEL GEBRUIKEN
Hoofdstuk 9:
U
W PRINTER GEBRUIKEN ONDER
L
INUX
Hoofdstuk 10:
W PRINTER GEBRUIKEN MET EEN
M
ACINTOSH
3
4
1
Printersoftware installeren onder Windows
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
•
•
Printersoftware opnieuw installeren
•
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster getoond.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start en vervolgens op Uitvoeren... Typ X:\Setup.exe, waarbij u “X” vervangt door de letter van het cd-romstation, en klik op OK.
Als u Windows Vista, Windows 7 en Windows Server 2008 R2 gebruikt, klikt u op Start
→ Alle programma’s → Bureau-
accessories
→ Uitvoeren... en typt u X:\Setup.exe.
Als het venster AutoPlay verschijnt in Windows Vista, Windows 7 en Windows Server 2008 R2, klikt u op Setup.exe Uitvoeren... in het veld Programma installeren of uitvoeren. Vervolgens klikt u op Doorgaan in het vensterUser Account Control.
3
Klik op Volgende.
Printersoftware installeren
U kunt de printersoftware installeren voor lokaal afdrukken of afdrukken via een netwerk. Om de printersoftware op de computer te installeren, moet u de juiste installatieprocedure uitvoeren voor de printer die wordt gebruikt.
Een printerstuurprogramma is software waarmee uw computer met de printer kan communiceren. De installatieprocedure voor stuurprogramma's verschilt mogelijk per besturingssysteem.
Sluit alle toepassingen op uw computer af voordat u begint met de installatie.
Software installeren voor afdrukken via een lokale printer
Een lokale printer is een printer die direct op uw computer aangesloten is met een bij de printer geleverde printerkabel, bijvoorbeeld een USB- of parallele kabel. Als uw printer op een netwerk aangesloten is, kunt
U kunt de printersoftware installeren volgens de standaardmethode of de aangepaste methode.
O
PMERKING
: als tijdens de installatie het venster 'Nieuwe hardware gevonden' verschijnt, klikt u op in de rechterbovenhoek van het venster om het venster te sluiten of klikt u op Annuleren.
Standaardinstallatie
Dit type installatie wordt aanbevolen voor de meeste gebruikers.
Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor het afdrukken worden geïnstalleerd.
1
Zorg ervoor dat de printer aangesloten is op uw computer en aan staat.
2
Plaats de meegeleverde cd-rom in het cd-romstation van uw computer.
• Selecteer, indien noodzakelijk, een taal in de keuzelijst.
4
Selecteer Typische installatie voor een lokale printer. Klik op
Volgende
.
5
Printersoftware installeren onder Windows
O
PMERKING
: Als uw printer nog niet op de computer aangesloten is, verschijnt het volgende venster.
•
Nadat u de printer hebt aangesloten, klikt u op Volgende.
•
Als u de printer op dit moment nog niet wilt aansluiten, klikt u op
Volgende
en op Nee in het volgende scherm. Vervolgens wordt de installatie gestart. Aan het einde van de installatie wordt geen testpagina afgedrukt.
•
Het installatievenster in de gebruikershandleiding verschilt mogelijk van het venster dat u ziet. Dit is namelijk afhankelijk van de gebruikte printer en interface.
5
Nadat de installatie voltooid is, verschijnt er een venster met de vraag of u een testpagina wilt afdrukken. Als u een testpagina wilt afdrukken, schakelt u het selectievakje in en klikt u op Volgende.
Anders klikt u op Volgende en slaat u stap 7 over.
6
Als de testpagina correct wordt afgedrukt, klikt u op Ja.
Zo niet, dan klikt u op Nee om de testpagina opnieuw af te drukken.
7
Als u zich wilt registreren als gebruiker van een Samsung-printer zodat Samsung u hierover informatie kan toesturen, schakelt u het selectievakje in en klikt u op Voltooien. Vervolgens wordt de website van Samsung geopend.
Anders klikt u gewoon op Voltooien.
O
PMERKING
: als uw printerstuurprogramma niet goed werkt nadat de setup voltooid is, moet u het printerstuurprogramma opnieuw
installeren. Zie de “Printersoftware opnieuw installeren” op pagina 11.
Aangepaste installatie
U kunt zelf onderdelen uitkiezen die geïnstalleerd moeten worden.
1
Zorg ervoor dat de printer aangesloten is op uw computer en aan staat.
2
Plaats de meegeleverde cd-rom in het cd-romstation van uw computer.
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster getoond.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start en vervolgens op Uitvoeren... Typ X:\Setup.exe, waarbij u “X” vervangt door de letter van het cd-romstation, en klik op OK.
Als u Windows Vista, Windows 7 en Windows Server 2008 R2 gebruikt, klikt u op Start
→ Alle programma’s → Bureau-
accessories
→ Uitvoeren... en typt u X:\Setup.exe.
Als het venster AutoPlay verschijnt in Windows Vista, Windows 7 en Windows Server 2008 R2, klikt u op Setup.exe Uitvoeren... in het veld Programma installeren of uitvoeren. Vervolgens klikt u op Doorgaan in het vensterUser Account Control.
3
Klik op Volgende.
• Selecteer, indien noodzakelijk, een taal in de keuzelijst.
6
Printersoftware installeren onder Windows
4
Selecteer Aangepaste installatie. Klik op Volgende.
O
PMERKING
: als uw printer nog niet op de computer aangesloten is, verschijnt het volgende venster.
5
Selecteer uw printer en klik op Volgende.
• Nadat u de printer hebt aangesloten, klikt u op Volgende.
•
Als u de printer op dit moment nog niet wilt aansluiten, klikt u op
Volgende
en op Nee in het volgende scherm. Vervolgens wordt de installatie gestart. Aan het einde van de installatie wordt geen testpagina afgedrukt.
•
Het installatievenster in de gebruikershandleiding verschilt mogelijk van het venster dat u ziet. Dit is namelijk afhankelijk van de gebruikte printer en interface.
6
Selecteer de onderdelen die u wilt installeren en klik op Volgende.
O
PMERKING
: U kunt de installatiemap wijzigen door op [ Bladeren ] te klikken.
7
Nadat de installatie voltooid is, verschijnt een venster met de vraag of u een testpagina wilt afdrukken. Als u een testpagina wilt afdrukken, schakelt u het selectievakje in en klikt u op Volgende.
Anders klikt u op Volgende en slaat u stap 9 over.
8
Als de testpagina correct wordt afgedrukt, klikt u op Ja.
Zo niet, dan klikt u op Nee om de testpagina opnieuw af te drukken.
7
Printersoftware installeren onder Windows
9
Als u zich wilt registreren als gebruiker van een Samsung-printer zodat Samsung u hierover informatie kan toesturen, schakelt u het selectievakje in en klikt u op Voltooien. Vervolgens wordt de website van Samsung geopend.
Anders klikt u gewoon op Voltooien.
3
Klik op Volgende.
• Selecteer, indien noodzakelijk, een taal in de keuzelijst.
4
Selecteer Typische installatie voor een netwerkprinter.
Klik op Volgende.
Software installeren voor afdrukken via een netwerk
Als u uw printer op een netwerk aansluit, moet u eerst de TCP/IPinstellingen voor de printer configureren. Nadat u de TCP/IP-instellingen hebt toegewezen en gecontroleerd, kunt u de software op elke computer in het netwerk installeren.
U kunt de printersoftware installeren volgens de standaardmethode of de aangepaste methode.
Standaardinstallatie
Dit type installatie wordt aanbevolen voor de meeste gebruikers.
Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor het afdrukken worden geïnstalleerd.
1
Zorg ervoor dat de printer aangesloten is op uw netwerk en aan staat. Zie de bijgeleverde gebruikershandleiding voor meer informatie over hoe u de printer op een netwerk kunt aansluiten.
2
Plaats de meegeleverde cd-rom in het cd-romstation van uw computer.
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster getoond.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start en vervolgens op Uitvoeren... Typ X:\Setup.exe, waarbij u “X” vervangt door de letter van het cd-romstation, en klik op OK.
Als u Windows Vista, Windows 7 en Windows Server 2008 R2 gebruikt, klikt u op Start
→ Alle programma’s → Bureau-
accessories
→ Uitvoeren... en typt u X:\Setup.exe.
Als het venster AutoPlay verschijnt in Windows Vista, Windows 7 en Windows Server 2008 R2, klikt u op Setup.exe Uitvoeren... in het veld Programma installeren of uitvoeren. Vervolgens klikt u op Doorgaan in het vensterUser Account Control.
O
PMERKING
: Als de printer niet op het netwerk is aangesloten, verschijnt het volgende venster. Selecteer de gewenste instellingsoptie en klik op Volgende.
8
Printersoftware installeren onder Windows
Het venster IP-adres instellen verschijnt. Ga als volgt te werk: naam handmatig in of zoek een gedeelde printer door te klikken op de knop Bladeren.
O
PMERKING
: Als u uw apparaat niet in het netwerk kunt vinden, schakelt u de firewall uit en klikt u op Bijwerken. In Windows klikt u op
Start
-> Configuratiescherm, gaat u naar Windows Firewall en schakelt u deze optie uit. Voor andere besturingssystemen raadpleegt u de online handleiding.
6
Nadat de installatie voltooid is, verschijnt er een venster met de vraag of u een testpagina wilt afdrukken en of u zich wilt registreren als gebruiker van een Samsung-printer zodat Samsung u hierover informatie kan toesturen. Als u dit wilt, schakelt u het desbetreffende selectievakje in en klikt u op Voltooien.
Anders klikt u gewoon op Voltooien.
1.Selecteer een printer waarvoor een specifiek IP-adres moet worden
ingesteld in.
2.Configureer handmatig een IP-adres, subnetmasker en gateway voor
de printer en klik op Configureren om het specifieke IP-adres voor de
netwerkprinter in te stellen.
3..Klik op Volgende en ga naar stap 6.
• U kunt de netwerkprinter ook instellen via SyncThru™ Web
Service, een geïntegreerde webserver. Klik op SWS Starten in het venster IP-adres instellen.
5
De lijst van beschikbare printers in het netwerk verschijnt.
Selecteer de printer die u wilt installeren in de lijst en druk op Volgende.
O
PMERKING
: als uw printerstuurprogramma niet goed werkt nadat de setup voltooid is, moet u het printerstuurprogramma opnieuw
installeren. Zie de “Printersoftware opnieuw installeren” op pagina 11.
• Als de printer niet in de lijst voorkomt, klikt u op Bijwerken om de lijst te vernieuwen of selecteert u TCP/IP-poort
toevoegen
om uw printer aan het netwerk toe te voegen.
Als u de printer aan het netwerk wilt toevoegen, moet u de poortnaam en het IP-adres voor de printer invoeren.
Om het IP-adres of het MAC-adres van uw printer te controleren, drukt u een netwerkconfiguratiepagina af.
• Selecteer Gedeelde printer (UNC) om een gedeelde netwerkprinter (UNC-pad) te vinden en voer de gedeelde
Aangepaste installatie
U kunt individuele onderdelen selecteren die moeten worden geïnstalleerd en een specifiek IP-adres instellen.
1
Zorg ervoor dat de printer aangesloten is op uw netwerk en aan staat. Zie de bijgeleverde gebruikershandleiding voor meer informatie over hoe u de printer op een netwerk kunt aansluiten.
2
Plaats de meegeleverde cd-rom in het cd-romstation van uw computer.
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster getoond.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start en vervolgens op Uitvoeren... Typ X:\Setup.exe, waarbij u “X” vervangt door de letter van het cd-romstation, en klik op OK.
Als u Windows Vista, Windows 7 en Windows Server 2008 R2 gebruikt, klikt u op Start
→ Alle programma’s → Bureau-
accessories
→ Uitvoeren... en typt u X:\Setup.exe.
9
Printersoftware installeren onder Windows
Als het venster AutoPlay verschijnt in Windows Vista, Windows 7 en Windows Server 2008 R2, klikt u op Setup.exe Uitvoeren... in het veld Programma installeren of uitvoeren. Vervolgens klikt u op Doorgaan in het vensterUser Account Control.
3
Klik op Volgende.
• Selecteer, indien noodzakelijk, een taal in de keuzelijst.
4
Selecteer Aangepaste installatie. Klik op Volgende.
• Als de printer niet in de lijst voorkomt, klikt u op Bijwerken om de lijst te vernieuwen of selecteert u TCP/IP-poort
toevoegen
om uw printer aan het netwerk toe te voegen.
Als u de printer aan het netwerk wilt toevoegen, moet u de poortnaam en het IP-adres voor de printer invoeren.
Om het IP-adres of het MAC-adres van uw printer te controleren, drukt u een netwerkconfiguratiepagina af.
• Selecteer Gedeelde printer (UNC) om een gedeelde netwerkprinter (UNC-pad) te vinden en voer de gedeelde naam handmatig in of zoek een gedeelde printer door te klikken op de knop Bladeren.
O
PMERKING
: Als u uw apparaat niet in het netwerk kunt vinden, schakelt u de firewall uit en klikt u op Bijwerken. In Windows klikt u op
Start
-> Configuratiescherm, gaat u naar Windows Firewall en schakelt u deze optie uit. Voor andere besturingssystemen raadpleegt u de online handleiding.
T
IP
: klik op de knop IP-adres instellen als u een specifiek IP-adres op een specifieke netwerkprinter wilt instellen. Het venster IP-adres instellen verschijnt. Ga als volgt te werk:
5
De lijst van beschikbare printers in het netwerk verschijnt.
Selecteer de printer die u wilt installeren in de lijst en druk op Volgende. a. Selecteer een printer waarvoor een specifiek IP-adres moet worden ingesteld in.
b. Configureer handmatig een IP-adres, subnetmasker en gateway voor de printer en klik op Configureren om het specifieke IP-adres voor de netwerkprinter in te stellen.
c. Klik op Volgende.
• U kunt de netwerkprinter ook instellen via SyncThru™ Web
Service, een geïntegreerde webserver. Klik op SWS Starten in het venster IP-adres instellen.
6
Selecteer de onderdelen die u wilt installeren. Nadat u de onderdelen hebt geselecteerd, verschijnt het volgende venster.
U kunt ook de printernaam wijzigen, de printer instellen om te worden
10
Printersoftware installeren onder Windows
gedeeld op het netwerk, de printer instellen als standaardprinter en de poortnaam van elke printer wijzigen. Klik op Volgende.
Printersoftware opnieuw installeren
U kunt de software opnieuw installeren als de installatie is mislukt.
1
Zet uw computer aan en wacht tot Windows is opgestart.
2
In het menu Start selecteert u Programma’s of Alle
programma’s
→ de naam van het printerstuurprogramma →
Onderhoud
.
3
Selecteer Herstellen en klik op Volgende
.
4
De lijst van beschikbare printers in het netwerk verschijnt.
Selecteer de printer die u wilt installeren in de lijst en druk op Volgende.
Selecteer het selectievakje Deze printer instellen op een server om deze software op een server te installeren.
7
Nadat de installatie voltooid is, verschijnt er een venster met de vraag of u een testpagina wilt afdrukken en of u zich wilt registreren als gebruiker van een Samsung-printer zodat Samsung u hierover informatie kan toesturen. Als u dit wilt, schakelt u het desbetreffende selectievakje in en klikt u op Voltooien.
Anders klikt u gewoon op Voltooien.
• Als de printer niet in de lijst voorkomt, klikt u op Bijwerken om de lijst te vernieuwen of selecteert u TCP/IP-poort
toevoegen
om uw printer aan het netwerk toe te voegen.
Als u de printer aan het netwerk wilt toevoegen, moet u de poortnaam en het IP-adres voor de printer invoeren.
• Selecteer Gedeelde printer (UNC) om een gedeelde netwerkprinter (UNC-pad) te vinden en voer de gedeelde naam handmatig in of zoek een gedeelde printer door te klikken op de knop Bladeren.
Er verschijnt een lijst met componenten zodat u elk onderdeel afzonderlijk opnieuw kunt installeren.
O
PMERKING
: als uw printerstuurprogramma niet goed werkt nadat de setup voltooid is, moet u het printerstuurprogramma opnieuw
installeren. Zie “Printersoftware opnieuw installeren” op pagina 11.
11
Printersoftware installeren onder Windows
O
PMERKING
: als uw printer nog niet op de computer aangesloten is, verschijnt het volgende venster.
•
Nadat u de printer hebt aangesloten, klikt u op Volgende.
•
Als u de printer op dit moment nog niet wilt aansluiten, klikt u op Volgende en Nee in het volgende scherm. Vervolgens wordt de installatie gestart. Er wordt echter geen testpagina aan het einde afgedrukt.
•
Het herinstallatievenster in de gebruikershandleiding verschilt mogelijk van het venster dat u ziet. Dit is namelijk afhankelijk van de gebruikte printer en interface.
5
Selecteer de onderdelen die u opnieuw wilt installeren en klik op Volgende .
Als u de printersoftware hebt geïnstalleerd voor lokaal afdrukken en u de naam van het printerstuurprogramma selecteert, verschijnt er een venster met de vraag of u een testpagina wilt afdrukken. Ga als volgt te werk: a. Schakel het selectievakje in om een testpagina af te drukken en klik op Volgende .
b. Als de testpagina correct werd afgedrukt, klikt u op Ja.
Als dat niet het geval is, klikt u op Nee om de pagina opnieuw af te drukken.
6
Nadat de onderdelen opnieuw zijn geïnstalleerd, klikt u op Voltooien.
Printersoftware verwijderen
1
Zet uw computer aan en wacht tot Windows is opgestart.
2
In het menu Start selecteert u Programma’s of Alle
programma’s
→ de naam van het printerstuurprogramma →
Onderhoud
.
3
Selecteer Verwijderen en klik op Volgende.
Er verschijnt een lijst met componenten zodat u elk onderdeel afzonderlijk kunt verwijderen.
4
Selecteer de onderdelen die u wilt verwijderen en klik op Volgende.
5
Als u wordt gevraagd om uw keuze te bevestigen, klikt u op Ja.
Het door u gekozen stuurprogramma wordt van uw computer verwijderd.
6
Nadat de software verwijderd is, klikt u op Voltooien.
12
Printersoftware installeren onder Windows
2
Standaard afdrukinstellingen
In dit hoofdstuk worden de afdrukopties en algemene afdruktaken in Windows beschreven.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
•
•
Afdrukken naar een bestand (PRN)
•
Documenten afdrukken
NB
•
Het venster Eigenschappen van het printerstuurprogramma in de gebruikershandleiding verschilt mogelijk van het venster dat u ziet, omdat dit afhankelijk is van de gebruikte printer.
Het printereigenschappenvenster bestaat echter uit vrijwel dezelfde onderdelen.
• Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met de printer. Zie Printerspecificaties onder Compatibiliteit met besturingssysteem in de printerhandleiding.
•
U kunt de exacte naam van uw printer controleren op de bijgeleverde cd-rom.
•
Als u een optie selecteert bij de printereigenschappen, verschijnt mogelijk een uitroepteken of het teken . Een uitroepteken wil zeggen dat u deze optie wel kunt selecteren maar dat deze niet wordt aanbevolen, en het teken wil zeggen dat u deze optie niet kunt selecteren vanwege de instellingen of de omgeving van het apparaat.
De volgende procedure beschrijft de algemene stappen die u moet volgen om vanuit een Windows-programma af te drukken. De exacte procedure kan per programma verschillen. Raadpleeg de handleiding van uw softwaretoepassing voor de exacte afdrukprocedure.
1
Open het document dat u wilt afdrukken.
2
Selecteer Afdrukken in het menu Bestand. Het venster
Afdrukken verschijnt. Dit kan, afhankelijk van het gebruikte programma, enigszins afwijken van onderstaande illustratie.
U kunt de belangrijkste afdrukinstellingen selecteren in het venster
Afdrukken. Deze instellingen omvatten het aantal exemplaren en het afdrukbereik.
Zorg ervoor dat de printer is geselecteerd.
3
Selecteer de printer in de keuzelijst Naam.
4
Om de printerfuncties van uw printerstuurprogramma te gebruiken, klikt u op Eigenschappen of Voorkeursinstellingen in het afdrukvenster van de toepassing. Meer informatie vindt u op
“Printerinstellingen” op pagina 14.
Als Instellen, Printer of Opties voorkomen in het afdrukvenster, klikt u daarop. Klik in het volgende venster op Eigenschappen.
5
Klik op OK om het venster met printereigenschappen te sluiten.
6
Klik in het venster Afdrukken op OK of Afdrukken om de afdruktaak te starten.
13
Standaard afdrukinstellingen
Afdrukken naar een bestand (PRN)
Het kan soms handig zijn om de af te drukken gegevens op te slaan als een bestand.
Ga als volgt te werk om een bestand aan te maken:
1
Schakel het selectievakje Afdrukken naar bestand in het venster
Afdrukken
in.
2
Selecteer een map, wijs een naam toe aan het bestand en klik op
OK
.
Printerinstellingen
Via het venster met printereigenschappen hebt u toegang tot alle informatie die u nodig hebt als u de printer gebruikt. Als de printereigenschappen worden weergegeven, kunt u de instellingen die u voor uw afdruktaak nodig hebt controleren en wijzigen.
Afhankelijk van het besturingssysteem kan het venster Eigenschappen van de printer er anders uitzien. Deze softwarehandleiding geeft het venster Eigenschappen van Windows XP weer.
Het venster Eigenschappen van het printerstuurprogramma in de gebruikershandleiding verschilt mogelijk van het venster dat u ziet, omdat dit afhankelijk is van de gebruikte printer.
Als u de printereigenschappen opent via de map Printers, kunt u aanvullende Windows-tabbladen openen (zie de handleiding van
Windows) en het tabblad Printer (zie “Tabblad Printer” op pagina 17).
NB
•
De meeste Windows-toepassingen zullen de in het printerstuurprogramma opgegeven instellingen opheffen. Daarom raden wij u aan eerst de afdrukinstellingen in uw programma te wijzigen en alleen instellingen die u daar niet vindt, aan te passen in het printerstuurprogramma.
•
Deze instellingen gelden zolang u uw programma niet afsluit.
Als u wilt dat uw wijzigingen permanent behouden blijven
, brengt u ze aan in de map Printers.
•
De volgende procedure geldt voor Windows XP. Zie de desbetreffende
Windows-gebruikershandleiding of on line Help voor andere
Windows-besturingssystemen.
1.
Klik op de knop
Start
van Windows.
2.
Selecteer Printers en faxapparaten.
3.
Selecteer het pictogram van het printerstuurprogramma.
4.
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het printerstuurprogramma en selecteer
Voorkeursinstellingen voor afdrukken
.
5.
Wijzig de instellingen op elk tabblad en klik op OK.
14
Standaard afdrukinstellingen
Tabblad Lay-out
Het tabblad Lay-out bevat opties waarmee u de weergave van het document op de afgedrukte pagina kunt aanpassen.
Onder Lay-outopties hebt u de keuze uit Meerdere pagina’s per
kant
afdrukken.
• Voor meer informatie, zie “Afdrukken op beide zijden van het papier” op pagina 21.
Tabblad Papier
De volgende opties voor papierinstellingen zijn beschikbaar in het
voor afdrukken.
Klik op het tabblad Papier om toegang te krijgen tot de printereigenschappen.
Afdrukstand
Met behulp van Afdrukstand kunt u de richting selecteren waarin informatie wordt afgedrukt op een pagina.
• Staand drukt af over de breedte van de pagina, zoals in een brief.
• Liggend drukt af over de lengte van de pagina, zoals bij een spreadsheet.
• Met behulp van Draaien kunt u de pagina het opgegeven aantal graden draaien.
Staand
Liggend
Lay-outopties
Via Lay-outopties kunt u geavanceerde afdrukopties selecteren.
U hebt de keuze uit Meerdere pagina’s per kant en Poster afdrukken.
• Voor meer informatie, zie “Posters afdrukken” op pagina 20.
• Voor meer informatie, zie “Boekjes afdrukken” op pagina 20.
Dubbelzijdig afdrukken
Dubbelzijdig afdrukken
biedt u de mogelijkheid om op beide zijden van het papier af te drukken.
Als deze optie niet wordt weergegeven, beschikt uw printer niet over deze functie.
15
Standaard afdrukinstellingen
Exemplaren
In het veld Exemplaren kunt u aangeven hoeveel exemplaren u wilt afdrukken. U kunt een aantal tussen 1 en 999 invullen.
Formaat
In het veld Formaat stelt u in welk formaat papier in de lade ligt.
Als het vereiste formaat niet in het vak Formaat staat, klikt u op Aangepast.
Het venster Instelling aangepast papier verschijnt.
Vul het papierformaat in en klik op OK. De instelling verschijnt in de lijst zodat u deze kunt selecteren.
Invoer
Controleer of bij Invoer de juiste papierlade is gekozen.
Kies voor Handmatige invoer als u op speciaal materiaal wilt afdrukken, zoals enveloppen of transparanten. Plaats één vel tegelijk in de handmatige invoer of de multifunctionele lade.
Als de papierinvoer is ingesteld op Automatisch selecteren, gebruikt de printer de laden automatisch in deze volgorde: handmatige invoer of multifunctionele lade, lade 1, optionele lade 2.
Type
Stel Type in volgens het papier in de lade van waaruit u wenst af te drukken. Zo krijgt u de beste afdruk. Doet u dit niet, zal de afdrukkwaliteit mogelijk niet aan uw verwachtingen beantwoorden.
Dik
: dik papier met een gewicht tussen 90 en 105 g/m
2
.
Dun
: dun papier met een gewicht tussen 60 en 70 g/m
2
.
Katoen
: 75~90 g/m
2
katoenpapier zoals Gilbert 25% en Gilbert 100%.
Normaal papier
: gewoon papier. Selecteer dit type indien u een zwartwitprinter heeft en afdrukt op katoenpapier van 60 g/m
2
.
Kringlooppapier
: gerecycleerd papier van 75~90 g/m
2
.
Gekleurd papier
: gekleurd papier van 75~90 g/m
2
.
Archiefpapier
: kies deze optie als u de afdrukken geruime tijd wilt bewaren (bijvoorbeeld in een archief).
Eerste pagina
Via deze vervolgkeuzelijst kunt u de eerste pagina afdrukken op een ander type papier dan de rest van het document. U kunt de lade voor de eerste pagina selecteren.
Plaats bijvoorbeeld dik papier voor de eerste pagina in de multifunctionele lade en normaal papier in lade 1. Selecteer vervolgens Lade 1 voor de optie Invoer en Multifunctionele lade voor de optie Eerste pagina.
Als deze optie niet wordt weergegeven, beschikt uw printer niet over deze functie.
Afdruk aanpassen
Met Afdruk aanpassen kunt u uw afdruktaak automatisch of handmatig schalen op een pagina. U hebt de keuze uit Geen, Verkleinen/Vergroten en Aan pagina aanpassen.
• Voor meer informatie, zie “Documenten vergroot of verkleind afdrukken” op pagina 21.
• Voor meer informatie, zie “Document aan een geselecteerd papierformaat aanpassen” op pagina 21.
Tabblad Grafisch
Met behulp van de volgende grafische instellingen regelt u de
afdrukkwaliteit. Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13 voor
meer informatie over de voorkeursinstellingen voor afdrukken.
Klik op het tabblad Grafisch om het onderstaande venster te openen.
Resolutie
Welke resolutieopties u kunt selecteren, hangt mogelijk af van het printermodel.
Hoe hoger de instelling, hoe scherper de tekens en afbeeldingen worden afgedrukt. Als u een hoge instelling selecteert, kan het afdrukken van het document iets langer duren.
Tonerbesparingsmodus
Als u deze optie selecteert, gaat de tonercassette langer mee en dalen de afdrukkosten per pagina zonder dat de kwaliteit te zeer achteruit gaat.
Sommige printers ondersteunen deze functie niet.
• Printerinstelling: als u deze optie selecteert, wordt de werking bepaald door de instelling op het configuratiescherm van de printer. Sommige printers ondersteunen deze functie niet.
• Aan: selecteer dit keuzerondje als u wilt dat de printer op elke pagina minder toner gebruikt.
• Uit: als u geen toner wilt besparen bij het afdrukken van documenten selecteert u deze optie.
Geavanceerde opties
Om de geavanceerde opties in te stellen, klikt u op Geavanceerde
opties
.
• TrueType-opties: deze optie bepaalt wat het stuurprogramma de printer doorgeeft over het afbeelden van de tekst in uw document. Pas deze opties eventueel aan uw document aan.
- Downloaden als contour: als deze optie is geselecteerd, downloadt het stuurprogramma de TrueType-lettertypen die in uw document voorkomen maar nog niet in uw printer zijn opgeslagen. Als u constateert dat de lettertypen niet juist zijn afgedrukt, kiest u
Downloaden als bitmapafbeelding en drukt u het document nogmaals af. De instelling Downloaden als bitmapafbeelding is vaak handig als u afdrukt vanuit Adobe.
Deze functie is alleen beschikbaar als u het
PCL-printerstuurprogramma gebruikt.
- Downloaden als bitmap: als deze optie is geselecteerd, downloadt het stuurprogramma de lettertypegegevens als bitmapafbeeldingen.
Documenten met complexe lettertypen (bijv. Koreaanse of Chinese lettertypen) of verschillende soorten lettertypen worden met deze instelling sneller afgedrukt.
- Grafisch afdrukken: als deze optie is geselecteerd, downloadt het stuurprogramma alle lettertypen als afbeeldingen. Zo verhoogt u mogelijk de afdruksnelheid bij documenten met veel afbeeldingen en betrekkelijk weinig TrueType-lettertypes.
• Alle tekst zwart afdrukken: als Alle tekst zwart afdrukken is geselecteerd, wordt alle tekst in uw document zwart afgedrukt, ongeacht de kleur waarin de tekst op het scherm wordt weergegeven.
16
Standaard afdrukinstellingen
Tabblad Extra
Op dit tabblad selecteert u de uitvoeropties voor documenten.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13 voor meer informatie
over de voorkeursinstellingen voor afdrukken.
Klik op het tabblad Extra om toegang te krijgen tot de volgende functies:
Tabblad Info
Op het tabblad Info worden de copyrightinformatie en het versienummer van het stuurprogramma weergegeven. Als u beschikt over een internetbrowser, kunt u een verbinding maken met het internet door
afdrukken.
Watermerk
U kunt een afbeelding maken die als achtergrondtekst op elke pagina
in het document wordt afgedrukt. Voor meer informatie, zie “Watermerk afdrukken” op pagina 22.
Overlay
Overlays worden vaak gebruikt in plaats van voorbedrukt briefpapier
of formulieren. Voor meer informatie, zie “Overlay afdrukken” op pagina 23.
Uitvoeropties
• Afdruksubset: u kunt instellen in welke volgorde de pagina's moeten worden afgedrukt. Selecteer de afdrukvolgorde in de vervolgkeuzelijst.
- Normaal (1, 2, 3): de printer drukt alle pagina's af van de eerste tot de laatste pagina.
- Alle pagina’s omkeren (3,2,1): de printer drukt alle pagina's af van de laatste tot de eerste pagina.
- Oneven pagina’s afdrukken: de printer drukt alleen de pagina's van het document met een oneven bladnummer af.
- Even pagina’s afdrukken: de printer drukt alleen de pagina's van het document met een even bladnummer af.
• Printerlettertypen gebruiken: als deze optie is ingeschakeld, gebruikt de printer bij het afdrukken van uw document de lettertypen die in het geheugen zijn opgeslagen en worden de lettertypen die in uw document worden gebruikt niet gedownload. Omdat het downloaden van lettertypen enige tijd in beslag neemt, verlopen afdruktaken mogelijk sneller als u deze optie selecteert. Als u deze optie inschakelt, probeert de printer lettertypen uit het geheugen te selecteren die zoveel mogelijk overeenkomen met de lettertypen in het document. Als u in uw document echter lettertypen gebruikt die sterk afwijken van de lettertypen in het geheugen van de printer, zal de afdruk er heel anders uitzien dan het document op het scherm.
Deze functie is alleen beschikbaar als u het PCL-printerstuurprogramma gebruikt.
17
Standaard afdrukinstellingen
Tabblad Printer
Als u het venster Printereigenschappen opent via de map Printers, is het tabblad Printer beschikbaar. Hier stelt u de printerconfiguratie in.
De volgende procedure geldt voor Windows XP. Zie de desbetreffende
Windows-gebruikershandleiding of on line Help voor andere Windowsbesturingssystemen.
1
Klik op de knop Start van Windows.
2
Selecteer Printers en faxapparaten.
3
Selecteer het pictogram van het printerstuurprogramma.
4
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het printerstuurprogramma en selecteer Eigenschappen.
5
Klik op het tabblad Printer en stel de gewenste opties in.
Correctie hoge hoogte
Als u de printer op een grote hoogte wilt gaan gebruiken, markeert u dit selectievakje. Daardoor wordt de afdrukkwaliteit geoptimaliseerd voor die omstandigheden.
Favorieten
Via de optie Favorieten, die u terugvindt op elk tabblad Eigenschappen, kunt u de huidige instellingen opslaan voor later gebruik.
Zo voegt u een instelling toe aan Favorieten:
1
Stel op elk tabblad de gewenste instellingen in.
2
Geef in het invoervenster Favorieten een naam aan deze instellingen.
3
Klik op Opslaan.
Wanneer u instellingen opslaat onder Favorieten, worden alle huidige stuurprogramma-instellingen opgeslagen.
Als u een opgeslagen instelling wilt gebruiken, selecteert u het item in de vervolgkeuzelijst Favorieten. De printer is nu ingesteld om af te drukken volgens de instellingen van de geselecteerde favoriet.
Om een favoriet te verwijderen, selecteert u het item in de lijst en klikt u op Verwijderen.
U kunt ook terugkeren naar de standaardinstellingen van het stuurprogramma door Printerstandaard te selecteren in de lijst.
De Help-functie
De printer heeft een Help-functie die u kunt openen met de knop Help in het eigenschappenvenster van de printer. Deze Help-functie geeft gedetailleerde informatie over de functies die het stuurprogramma van de printer biedt.
U kunt ook klikken op in de rechterbovenhoek van het venster en vervolgens op een instelling.
18
Standaard afdrukinstellingen
3
Geavanceerde afdrukinstellingen
In dit hoofdstuk worden de afdrukopties en geavanceerde afdruktaken beschreven.
O
PMERKING
:
•
Het venster Eigenschappen van het printerstuurprogramma in de gebruikershandleiding verschilt mogelijk van het venster dat u ziet, omdat dit afhankelijk is van de gebruikte printer.
Het printereigenschappenvenster bestaat echter uit vrijwel dezelfde onderdelen.
• U kunt de exacte naam van uw printer controleren op de bijgeleverde cd-rom.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
•
Meerdere pagina’s afdrukken op één vel papier (N op een vel)
•
•
•
Afdrukken op beide zijden van het papier
•
Documenten vergroot of verkleind afdrukken
•
Document aan een geselecteerd papierformaat aanpassen
•
•
1 2
3 4
Meerdere pagina’s afdrukken op één vel papier (N op een vel)
U kunt aangeven hoeveel pagina’s u op één vel wilt afdrukken.
Als u meer dan één pagina per vel afdrukt, worden de pagina’s verkleind en in de aangegeven volgorde gerangschikt. Het maximum is 16 pagina’s per vel.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
2
Selecteer Pagina’s per vel in de keuzelijst Type lay-out op het tabblad Lay-out.
3
Geef in de keuzelijst Pagina’s per vel aan hoeveel pagina's u per vel wilt afdrukken (1, 2, 4, 6, 9 of 16).
4
Selecteer, indien nodig, de paginavolgorde in de vervolgkeuzelijst
Afdrukvolgorde
.
Markeer het selectievakje Paginakaders afdrukken als u een rand om elke pagina op het vel wilt afdrukken.
5
Klik op het tabblad Papier en selecteer de papierlade, het papierformaat en het type papier.
6
Klik op OK en druk het document af.
19
Geavanceerde afdrukinstellingen
Posters afdrukken
Met deze functie kunt u een document van één pagina afdrukken op 4,
9 of 16 vellen papier, waarna u deze vellen aan elkaar kunt plakken om er zo een poster van te maken.
O
PMERKING
: De optie Poster afdrukken is beschikbaar wanneer de resolutie op het tabblad Grafisch is ingesteld op 600 dpi.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
2
Klik op het tabblad Lay-out en selecteer Poster afdrukken in de keuzelijst Type lay-out.
3
Kies de instellingen voor de poster:
Voor de pagina-indeling kunt u kiezen uit
PosterPoster<2x2>, Poster<3x3>, Poster<4x4>. Als u
Poster<2x2>
selecteert, wordt de afdruk automatisch over
4 vellen gespreid.
Boekjes afdrukken
9
8
8
9
Met deze printerfunctie kunt u een document op beide zijden van het papier afdrukken en worden de pagina's zo gerangschikt dat u het afgedrukte papier dubbel kunt vouwen om een boekje te maken.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u het venster met de printereigenschappen.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
2
Selecteer Boekje afdrukken in de keuzelijst Type op het tabblad
Type lay-out
.
O
PMERKING
: De optie Boekje afdrukken is niet voor elk papierformaat beschikbaar. Om na te gaan of deze functie beschikbaar is voor uw papierformaat, selecteert u het papierformaat in de optie
Formaat
op het tabblad Papier, waarna u controleert of het item
Boekje afdrukken
in de vervolgkeuzelijst Type lay-out op het tabblad
Lay-out
actief is.
3
Klik op het tabblad Papier en selecteer de papierlade, het papierformaat en het papiertype.
4
Klik op OK en druk het document af.
5
Vervolgens kunt u de pagina's vouwen en nieten.
Geef een overlap in millimeter of inch op zodat de vellen gemakkelijker aan elkaar kunnen worden geplakt.
0,15 inch
0,15 inch
4
Klik op het tabblad Papier en selecteer de papierlade, het papierformaat en het type papier.
5
Klik op OK en druk het document af. U kunt de poster voltooien door de vellen aan elkaar te plakken.
20
Geavanceerde afdrukinstellingen
Afdrukken op beide zijden van het papier
U kunt afdrukken op beide zijden van een vel papier. Voordat u afdrukt, moet u de gewenste afdrukstand van het document opgeven.
U kunt kiezen uit de volgende opties:
• Printerinstelling: als u deze optie selecteert, wordt de werking bepaald door de instelling in het configuratiescherm van de printer.
Als deze optie niet wordt weergegeven, beschikt uw printer niet over deze functie.
• Geen
• Lange zijde, de klassieke lay-out die wordt gebruikt bij het boekbinden.
• Korte zijde, het type dat vaak wordt gebruikt voor kalenders.
2
2
2
3
5
▲
Lange zijde
5
3
3
5
5
3
▲
Korte zijde
2
•
Omgekeerd dubbelzijdig
: hiermee kunt de algemene afdrukvolgorde in plaats van de dubbelzijdige selecter en.
Als deze optie niet wordt weergegeven, beschikt uw printer niet over deze functie.
O
PMERKING
: Druk niet af op beide zijden van etiketten, transparanten, enveloppen of dik papier. Dit kan papierstoringen veroorzaken en de printer beschadigen.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
“Documenten afdrukken” op pagina 13.
2
Selecteer de afdrukstand op het tabblad Lay-out.
3
Selecteer in het vak Dubbelzijdig afdrukken de gewenste dubbelzijdige afdrukoptie.
4
Klik op het tabblad Papier en selecteer de papierlade, het papierformaat en het papiertype.
5
Klik op OK en druk het document af.
O
PMERKING
: als uw printer geen unit voor dubbelzijdig afdrukken heeft, moet u de afdruktaak handmatig uitvoeren. De printer drukt dan eerst om de andere pagina van het document af. Zodra u de eerste zijde van de taak hebt afgedrukt, wordt er een venster weergegeven.
Volg de aanwijzingen op het scherm om de afdruktaak te voltooien.
A
Documenten vergroot of verkleind afdrukken
U kunt de inhoud van een pagina groter of kleiner afdrukken.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
2
Selecteer Verkleinen/Vergroten in de keuzelijst Type afdruk op het tabblad Papier.
3
Voer in het veld Percentage de gewenste schaalfactor in.
U kunt ook klikken op of .
4
Selecteer de papierlade, het papierformaat en het type papier in Papieropties.
5
Klik op OK en druk het document af.
Document aan een geselecteerd papierformaat aanpassen
Met deze printerfunctie kunt u uw afdruktaak aanpassen aan elk gewenst papierformaat, ongeacht de grootte van het digitale document.
Dit kan nuttig zijn als u de details van een klein document wilt bekijken.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
2
Selecteer Aan pagina aanpassen in de keuzelijst Type afdruk op het tabblad Papier.
3
Selecteer het juiste formaat in de vervolgkeuzelijst Afdrukpapier.
4
Selecteer de papierlade, het papierformaat en het type papier in Papieropties.
5
Klik op OK en druk het document af.
21
Geavanceerde afdrukinstellingen
Watermerk afdrukken
Met de optie Watermerk kunt u over een bestaand document heen een diagonale tekst afdrukken. U kunt bijvoorbeeld diagonaal over de eerste pagina of op alle pagina’s van een document in grote grijze letters
“CONCEPT” of “VERTROUWELIJK” afdrukken.
Er worden verschillende vooraf gedefinieerde watermerken bij de printer geleverd. U kunt deze watermerken wijzigen, of u kunt nieuwe watermerken toevoegen aan de lijst.
Bestaand watermerk gebruiken
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
2
Klik op het tabblad Extra en selecteer het gewenste watermerk in de keuzelijst Watermerk. Het geselecteerde watermerk wordt weergegeven in het afdrukvoorbeeld.
3
Klik op OK en druk het document af.
O
PMERKING
: het afdrukvoorbeeld geeft weer hoe de afgedrukte pagina er zal uitzien.
Nieuw watermerk maken
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
2
Klik op het tabblad Extra op Bewerken onder Watermerk.
Het venster Watermerk bewerken wordt geopend.
3
Typ tekst in het vak Tekst in watermerk. De tekst mag maximaal uit 40 tekens bestaan. De tekst wordt in het voorbeeldvenster getoond.
Als u Alleen eerste pagina aankruist, wordt het watermerk alleen op de eerste pagina afgedrukt.
4
Selecteer de watermerkopties.
U kunt de naam, stijl, grootte en het grijstintenniveau van het lettertype aangeven onder Lettertypekenmerken en de hoek van het watermerk instellen onder Hoek tekst.
5
Klik op Toevoegen om het nieuwe watermerk aan de lijst toe te voegen.
6
Nadat u klaar bent met bewerken, klikt u op OK en drukt u het document af.
Als u geen watermerk meer wilt afdrukken, selecteert u (Geen watermerk) in de keuzelijst Watermerk.
Watermerk bewerken
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
2
Klik op het tabblad Extra op Bewerken onder Watermerk.
Het venster Watermerk bewerken wordt geopend.
3
Selecteer het watermerk dat u wilt bewerken in de lijst Huidige
watermerken
en wijzig de tekst van het watermerk en de opties.
4
Klik op Bijwerken als u de wijzigingen op wilt slaan.
5
Klik zo vaak als nodig op OK totdat u het venster Afdrukken verlaten hebt.
Watermerk verwijderen
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
2
Klik op het tabblad Extra op Bewerken onder Watermerk.
Het venster Watermerk bewerken wordt geopend.
3
Selecteer in de lijst Huidige watermerken het watermerk dat u wilt verwijderen en klik op Verwijderen.
4
Klik zo vaak als nodig op OK totdat u het venster Afdrukken verlaten hebt.
22
Geavanceerde afdrukinstellingen
Overlay afdrukken
Dear ABC
Regards
WORLD BEST
WORLD BEST
Wat is een overlay?
Een overlay is tekst en/of afbeeldingen die op de vaste schijf van de computer zijn opgeslagen in een speciale bestandsindeling en die kunnen worden afgedrukt in een willekeurig document. Overlays worden vaak gebruikt in plaats van voorbedrukt briefpapier of formulieren. In plaats daarvan kunt u een overlay samenstellen die dezelfde informatie bevat en geeft u aan de printer door welke overlay voor uw document gebruikt moet worden. Als u een brief met het briefhoofd van uw bedrijf wilt afdrukken, hoeft u geen voorbedrukt briefhoofdpapier in de printer te plaatsen. U hoeft alleen maar aan te geven dat de printer de briefhoofdoverlay moet afdrukken op uw document.
Nieuwe overlay maken
Voordat u een overlay kunt gebruiken, moet u een nieuwe overlay samenstellen die bijvoorbeeld het logo en de adresgegevens van uw bedrijf of een afbeelding bevat.
1
Maak of open een document met de tekst of afbeelding die u voor de overlay wilt gebruiken. Zorg ervoor dat de tekst of afbeelding precies op de plaats staat waar deze afgedrukt moet worden.
2
Ga naar de printereigenschappen als u het document als een
overlay wilt opslaan. Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
3
Klik op het tabblad Extra op Bewerken onder Overlay.
4
Klik in het venster Overlay bewerken op Overlay maken.
5
In het venster Overlay maken voert u in het vak Bestandsnaam een naam van maximaal 8 posities in. Selecteer eventueel het pad naar de bestemming (standaard is dit C:\Formover).
6
Klik op Opslaan. De naam verschijnt in het vak Lijst van overlays.
7
Klik op OK of Ja als u klaar bent met het maken van de overlay.
Het bestand wordt niet afgedrukt. Het wordt opgeslagen op de vaste schijf van uw computer.
O
PMERKING
: het documentformaat van de overlay moet hetzelfde zijn als de documenten die u met de overlay afdrukt. Stel geen overlays met watermerken samen.
23
Geavanceerde afdrukinstellingen
Overlay gebruiken
Nadat u een overlay hebt samengesteld, kunt u deze met uw document afdrukken. Dit doet u als volgt:
1
Open een document dat u wilt afdrukken of maak een nieuw document aan.
2
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
3
Klik op het tabblad Extra.
4
Selecteer de gewenste overlay in de keuzelijst Overlay.
5
Als het overlaybestand dat u zoekt niet in de lijst Overlay voorkomt, klikt u op Bewerken en op Overlay laden en selecteert u het overlaybestand.
Als u het gewenste overlaybestand op een externe bron hebt opgeslagen, kunt u het bestand ook laden via het venster
Overlay laden
.
Klik op Openen als u het bestand hebt geladen. Het bestand verschijnt in het vak Lijst van overlays en kan worden afgedrukt.
Selecteer de overlay in de keuzelijst Lijst van overlays.
6
Klik, indien nodig, op Overlay bevestigen voor afdrukken.
Als dit selectievakje is ingeschakeld, verschijnt telkens wanneer u een document naar de printer verzendt een berichtvenster waarin u gevraagd wordt te bevestigen of u een overlay op uw document wilt afdrukken.
Als dit selectievakje niet is ingeschakeld en een overlay werd geselecteerd, wordt de overlay automatisch afgedrukt op uw document.
7
Klik op OK of Ja totdat het afdrukken wordt gestart.
De geselecteerde overlay wordt samen met uw afdruktaak gedownload en wordt op uw document afgedrukt.
O
PMERKING
: de resolutie van het overlaydocument moet dezelfde zijn als die van het document waarop u de overlay wilt afdrukken.
Overlay verwijderen
U kunt paginaoverlays die u niet meer gebruikt verwijderen.
1
Klik in het venster met de printereigenschappen op het tabblad Extra.
2
Klik op Bewerken onder Overlay.
3
Selecteer in de Lijst van overlays de overlay die u wilt verwijderen.
4
Klik op Overlay verwijderen.
5
Wanneer er een venster verschijnt waarin om een bevestiging wordt gevraagd, klikt u op Ja.
6
Klik zo vaak als nodig op OK totdat u het venster Afdrukken verlaten hebt.
4
Windows PostScriptstuurprogramma (SCX-4x28
Series)
Dit onderwerp is van belang als u het PostScript-stuurprogramma op de cd-rom van het systeem wilt gebruiken om een document af te drukken.
PPD's bieden in combinatie met het PostScript-stuurprogramma toegang tot de printerfuncties en stellen de computer ertoe in staat om met de printer te communiceren. Een installatieprogramma voor de PPD's vindt u op de bijgeleverde software-cd-rom.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
Printerinstellingen
Via het venster met printereigenschappen hebt u toegang tot alle opties die u nodig hebt wanneer u de printer gebruikt. Als de printereigenschappen worden weergegeven, kunt u de instellingen die u voor de afdruktaak nodig hebt, controleren en wijzigen.
Hoe het venster met de printereigenschappen er uitziet, hangt af van het besturingssysteem. In deze softwarehandleiding wordt het eigenschappenvenster van Windows XP weergegeven.
Het venster Eigenschappen van het printerstuurprogramma in de gebruikershandleiding verschilt mogelijk van het venster dat u ziet, omdat dit afhankelijk is van de gebruikte printer.
NB
:
• De meeste Windows-toepassingen zullen de in het printerstuurprogramma opgegeven instellingen opheffen. Daarom raden wij u aan eerst de afdrukinstellingen in de softwaretoepassing te wijzigen en alleen instellingen die u daar niet vindt aan te passen in het printerstuurprogramma.
• Deze instellingen gelden zolang u het programma niet afsluit.
Als u wilt dat uw wijzigingen permanent behouden blijven,
brengt u ze aan in de map Printers.
• De volgende procedure geldt voor Windows XP. Zie de gebruikershandleiding of on line Help van Windows voor andere
Windows-besturingssystemen.
1. Klik op de knop
Start
van Windows.
2. Selecteer Printers en faxapparaten.
3. Selecteer het pictogram van het printerstuurprogramma.
4. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het printerstuurprogramma en selecteer Voorkeursinstellingen voor
afdrukken
.
5. Wijzig de instellingen op elk tabblad en klik op OK.
Geavanceerd
Als u de geavanceerde opties wilt gebruiken, klikt u op de knop
Geavanceerd
.
• Papier/uitvoer: met deze optie selecteert u het papierformaat in de lade.
• Grafisch: met deze optie regelt u de afdrukkwaliteit voor specifieke afdruktaken.
• Documentopties: met deze opties stelt u de PostScript-opties of -printerfuncties in.
De Help-functie
U kunt klikken op in de rechterbovenhoek van het venster en vervolgens op een instelling.
24
Windows PostScript-stuurprogramma (SCX-4x28 Series)
5
Werken met
Hulpprogramma
Direct afdrukken (SCX-4x28
Series)
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u met Hulpprogramma Direct afdrukken
PDF-bestanden kunt afdrukken zonder ze te openen.
O
PGELET
:
• U kunt geen PDF-bestanden afdrukken waarvoor een afdrukbeperking geldt. Schakel de functie voor de afdrukbeperking uit en probeer opnieuw af te drukken.
• U kunt geen PDF-bestanden afdrukken die worden beschermd met een wachtwoord. Schakel de functie voor het wachtwoord uit en probeer opnieuw af te drukken.
• Afhankelijk van hoe het PDF-bestand is gemaakt, is het misschien niet mogelijk het bestand af te drukken met het programma Hulpprogramma Direct afdrukken.
• Het is afhankelijk van de installatie van een vaste schijf in de printer of PDF-bestanden kunnen worden afgedrukt met het programma
Hulpprogramma Direct afdrukken
.
• Het programma Hulpprogramma Direct afdrukken ondersteunt
PDF versie 1.4 en lager. Bestanden van een hogere versie moet u openen om ze te kunnen afdrukken.
Overzicht van Hulpprogramma Direct afdrukken
Hulpprogramma Direct afdrukken is een programma dat PDF-bestanden rechtstreeks naar uw printer stuurt zonder dat u deze bestanden hoeft te openen. De gegevens worden via de Windows-spooler en de poort van het printerstuurprogramma verzonden. Alleen PDF-documenten worden ondersteund.
Als u dit programma wilt installeren, moet u de optie Aangepast (of
Aangepaste installatie
) en vervolgens dit programma selecteren wanneer u het printerstuurprogramma installeert.
Afdrukken
Er zijn verschillende manieren waarop u kunt afdrukken met Hulpprogramma Direct afdrukken.
Vanuit het venster Hulpprogramma Direct afdrukken
1
Kies in het menu Start de optie Programma‘s of Alle
Programma‘s
→ Hulpprogramma Direct afdrukken →
Hulpprogramma Direct afdrukken
.
Of dubbelklik op het pictogram Hulpprogramma Direct afdrukken op uw bureaublad.
Het venster Direct afdrukken wordt geopend.
2
Selecteer de gewenste printer onder Printer selecteren en klik op
Bladeren
.
3
Selecteer het PDF-bestand dat u wilt afdrukken en klik op Openen.
Het PDF-bestand wordt nu toegevoegd aan de lijst in het veld
Bestanden selecteren.
4
Pas de printerinstellingen naar wens aan. Zie hieronder.
5
Klik op Afdrukken.
Het geselecteerde PDF-bestand wordt naar de printer verzonden.
Via het snelkoppelingspictogram
1
Selecteer het PDF-bestand dat u wilt afdrukken en sleep het naar het pictogram Hulpprogramma Direct afdrukken op uw bureaublad.
Het geselecteerde PDF-bestand wordt naar de standaardprinter verzonden.
O
PMERKING
: als de standaardprinter Hulpprogramma Direct afdrukken niet ondersteunt, wordt er een berichtvenster geopend waarin u wordt gevraagd een geschikte printer te selecteren.
Selecteer de juiste printer in het veld Printer selecteren.
2
Pas de printerinstellingen naar wens aan.
3
Klik op Afdrukken.
Het geselecteerde PDF-bestand wordt naar de printer verzonden.
Via het contextmenu
1
Klik met de rechtermuisknop op het PDF-bestand dat u wilt afdrukken en kies Direct afdrukken.
Het venster Direct afdrukken wordt geopend. Het PDF-bestand is hierin al toegevoegd.
2
Selecteer de printer die u wilt gebruiken.
3
Pas de printerinstellingen naar wens aan. Zie hieronder.
4
Klik op Afdrukken.
Het geselecteerde PDF-bestand wordt naar de printer verzonden.
25
Werken met Hulpprogramma Direct afdrukken (SCX-4x28 Series)
6
Een lokale printer delen
U kunt de printer rechtstreeks aansluiten op een geselecteerde computer, die de hostcomputer op het netwerk wordt genoemd.
De volgende procedure geldt voor Windows XP. Zie de Windowsgebruikershandleiding of on line Help voor andere Windowsbesturingssystemen.
O
PMERKINGEN
:
• Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met de printer.
Zie Compatibiliteit met besturingssysteem onder Printerspecificaties in de printerhandleiding.
• U kunt de exacte naam van uw printer controleren op de bijgeleverde cd-rom.
Instellen als hostcomputer
1
Zet uw computer aan en wacht tot Windows is opgestart.
2
Selecteer in het menu Start de optie Printers en faxapparaten.
3
Dubbelklik op het pictogram van het printerstuurprogramma.
4
Selecteer Delen in het menu Printer.
5
Schakel het selectievakje Deze printer delen in.
6
Typ een naam in het veld Deelnaam en klik vervolgens op OK.
Instellen als clientcomputer
1
Klik met de rechtermuisknop op de knop Start in Windows en selecteer Verkenner.
2
Selecteer Mijn netwerklocaties en klik met de rechtermuisknop op
Zoeken naar computers
.
3
Typ het IP-adres van de hostcomputer in het veld Computernaam en klik op Zoeken. (Als de hostcomputer om een Gebruikersnaam en een Wachtwoord vraagt, vult u de gebruikers-id en het wachtwoord van de hostcomputeraccount in.)
4
Dubbelklik op Printers en faxapparaten.
5
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het printerstuurprogramma en selecteer Verbinding maken.
6
Klik op Ja als wordt gevraagd of u de installatie wilt uitvoeren.
26
Een lokale printer delen
7
Scannen
U kunt het apparaat als scanner gebruiken om uw foto’s en teksten om te zetten in digitale bestanden die u met uw computer kunt bewerken.
U kunt deze bestanden faxen of e-mailen, op uw website zetten of opnemen in projecten die u kunt afdrukken met behulp van Samsung
SmarThru-software of het WIA-stuurprogramma.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
•
Scannen met Samsung SmarThru Office
•
Scannen met een TWAIN-compatibel programma
•
Scannen via het WIA-stuurprogramma
NB
• Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met de printer. Zie Printerspecificaties onder Compatibiliteit met besturingssysteem in de printerhandleiding.
• U kunt de naam van de printer controleren op de bijgeleverde cd-rom.
• De maximale resolutie is afhankelijk van een aantal factoren, zoals de snelheid van de computer, de beschikbare schijfruimte, het geheugen, de grootte van het te scannen bestand en de instellingen van de bitdiepte. Het kan daarom afhankelijk van uw systeem en het te scannen object onmogelijk blijken met een specifieke resolutie te scannen, vooral als er met verbeterde dpi wordt gewerkt.
Scannen met Samsung SmarThru
Office
Samsung SmarThru is de software die standaard wordt geleverd bij uw apparaat. U kunt SmarThru gebruiken om afbeeldingen of documenten te scannen met lokale scanners of netwerkscanners.
Werken met Samsung SmarThru Office
Volg de onderstaande stappen om met SmarThru te scannen:
1
Zorg ervoor dat het apparaat en de computer ingeschakeld zijn en met elkaar zijn verbonden.
2
Leg uw foto of pagina op de glasplaat of voer deze via de DADI (of ADI) in.
3
Na de installatie van Samsung SmarThru 4 wordt het pictogram voor
SmarThru 4
weergegeven op het bureaublad. Dubbelklik op het pictogram SmarThru 4.
Dubbelklik op dit pictogram.
Het venster SmarThru 4 wordt geopend.
Werkbalk
Werkgebied
27
Scannen
Naar Taakbalk
•Werkbalk: met behulp van de pictogrammen voor snelkoppelingen kunt u bepaalde functies activeren, bijvoorbeeld
Scan
, Zoeken, enz.
•Werkgebied
- SmarThru Desktop: aangemaakt in de standaard Windowsmap Mijn documenten.
- Sorteren op schijf: bestanden in de mappen die niet zijn geïndexeerd, worden niet weergegeven in het gedeelte
Sorteren op schijf
. Sorteercriteria zijn Datum, Bestandstypen,
Laatst gebruikt.
Als u een map wilt toevoegen aan de index, drukt u op het menu Bewerken
→ Voorkeursinstellingen → Index.
De snelheid waarmee de toegevoegde mappen met bestanden worden weergegeven, is afhankelijk van de snelheid van de computer en het aantal toegevoegde mappen met bestanden.
O
PMERKINGEN
:
• Voor het indexeren van, en zoeken in PDF-bestanden moet u Adobe Acrobat Reader 7.0.5 of hoger installeren.
• U kunt ook de index- en zoekfuncties bij SmarThru gebruiken die worden ondersteund door Microsoft Indexing Service.
- Windows-mappen: stelt de gebruiker in staat te navigeren door mappen en bestanden.
- Het rechter deelvenster: geeft de inhoud van de geselecteerde map weer.
•Naar Taakbalk: voer de bijbehorende toepassing direct uit. Sleep de geselecteerde bestanden naar de knop van de desbetreffende toepassing.
- Verzenden via e-mail: documenten via e-mail verzenden terwijl u werkt in SmarThru.
Als u een gescande afbeelding of een gescand document per email wilt verzenden, moet u een e-mailprogramma hebben zoals
Outlook Express en moet uw e-mailaccount in dit programma zijn ingesteld.
- Verzenden via FTP: een documentbestand uploaden naar een fileserver terwijl u werkt in SmarThru.
- Verzenden via fax: documenten verzenden via lokale Lokaal fax of Netwerkfax terwijl u werkt in SmarThru 4.
4
Klik op Scan op de werkbalk of in het venster van SmarThru 4.
Scaninstellingen aanpassen.
O
PMERKINGEN
:
• In Windows XP kunt u het startprogramma van SmarThru gebruiken, weergegeven rechts op de Taakbalk, om het venster Scaninstelling snel te openen.
• Bij besturingssystemen anders dan Windows XP klikt u op het pictogram SmarThru in het systeemvak op de Taakbalk van
Windows om het startprogramma van SmarThru te activeren.
Scaninstelling
biedt de volgende mogelijkheden:
•Scanner selecteren: lokale scanner of netwerkscanner selecteren.
- Lokale scan: na het scannen via de parallelle poort of de
USB-poort kunt u de uitvoer van de scan opslaan in een afbeeldingsbestand of een document.
- Netwerkscan: na het scannen via het netwerk kunt u de uitvoer van de scan opslaan als JPEG-, TIFF- of PDF-bestand.
Als u de netwerkscanner wilt gebruiken, dient u
Netwerkscanbeheer
op uw computer te installeren en de scanner in dat programma te registreren. Zie het hoofdstuk
Scannen in de gebruikershandleiding.
•Scaninstellingen: aanpassen van instellingen voor Beeldtype,
Resolutie, Scangrootte, Papierinvoer.
•Scan To: aanpassen van instellingen voor Bestandsnaam,
Bestandsindeling, OCR-taal.
5
Klik op Scan om met scannen te beginnen.
O
PMERKING
:
Als u de scantaak wilt annuleren, klikt u op Cancel.
6
Helpaanwijzingen op het scherm
Klik voor meer informatie over SmarThru op in de rechterbovenhoek van het venster. Het venster SmarThru Help wordt geopend en u kunt de helpaanwijzingen van het programma SmarThru op het scherm zien.
Klik hierop om met scannen te beginnen.
28
Scannen
Scannen met een TWAIN-compatibel programma
Als u documenten met andere software wilt scannen, moet deze TWAINcompatibel zijn, zoals Adobe Photoshop. Wanneer u voor het eerst gaat scannen met een ander programma, moet u het apparaat in dit programma als TWAIN-bron selecteren.
Als u wilt scannen, voert u de volgende stappen uit:
1
Zorg ervoor dat het apparaat en de computer aan staan en goed met elkaar zijn verbonden.
2
Plaats een of meer documenten met de bedrukte zijde naar boven in de DADI (of de ADI).
OF
Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat.
3
Open uw programma, bijvoorbeeld PhotoDeluxe of Photoshop.
4
Open het TWAIN-venster en stel de scanopties in.
5
Scan het origineel en sla de afbeelding op.
O
PMERKING
: u moet de instructies van het desbetreffende programma opvolgen om een afbeelding te kunnen produceren. Zie hiervoor de gebruikershandleiding van de toepassing.
Scannen via het WIA-stuurprogramma
Het apparaat ondersteunt ook het WIA-stuurprogramma voor het scannen van afbeeldingen. WIA is een van de standaardonderdelen van Microsoft
‚
Windows
‚
XP voor de ondersteuning van digitale camera's en scanners.
In tegenstelling tot het TWAIN-stuurprogramma kunt u met het WIAstuurprogramma zonder aanvullende software afbeeldingen gemakkelijk scannen en bewerken.
O
PMERKING
: het WIA-stuurprogramma werkt alleen onder Windows
XP/Vista als er een USB-poort beschikbaar is.
Windows XP
1
Plaats een of meer documenten met de bedrukte zijde naar boven in de DADI (of de ADI).
OF
Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat.
2
Ga vanuit het menu Start op het bureaublad naar Instellingen,
Configuratiescherm
en vervolgens Scanners en camera’s.
29
Scannen
3
Dubbelklik op het pictogram van het printerstuurprogramma.
De wizard Scanner en camera verschijnt.
4
Geef uw scanvoorkeuren op en klik op Voorbeeld om te zien welke invloed uw voorkeuren op de afbeelding hebben.
5
Klik op Volgende.
6
Geef een naam op voor de afbeelding en selecteer een bestandsindeling en een opslaglocatie voor de afbeelding.
7
Volg de aanwijzingen op het scherm als u de afbeelding wilt bewerken nadat deze op uw computer is opgeslagen.
Windows Vista
1
Plaats een of meer documenten met de bedrukte zijde naar boven in de DADI (of de ADI).
OF
Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat.
2
Klik op Start
→ Configuratiescherm → Hardware en geluiden
→ Scanners en camera’s.
3
Klik op Een document of foto scannen. De toepassing Windows
Faxen en scannen
wordt automatisch geopend.
O
PMERKING
: Klik op Scanners en camera’s weergeven om de scanners te bekijken.
4
Klik op Scannen om het scannerstuurprogramma te openen.
5
Selectuur uw scanvoorkeuren en klik op Voorbeeld om te zien hoe uw voorkeuren de afbeelding beïnvloeden.
6
Klik op Scannen.
O
PMERKING
: als u de scantaak wilt annuleren, klikt u op Stop in de wizard Scanner en camera.
Windows 7
1
Plaats een of meer documenten met de bedrukte zijde naar boven in de DADI (of de ADI).
OF
Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat.
2
Klik op Start → Configuratiescherm → Hardware en geluiden →
Apparaten en printers
.
3
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het stuurprogramma van het apparaat onder Printers en
faxapparaten
→ Scan starten. De toepasssing Nieuwe scan verschijnt.
4
Selectuur uw scanvoorkeuren en klik op Voorbeeld om te zien hoe uw voorkeuren de afbeelding beïnvloeden.
5
Klik op Scannen.
8
Smart Panel gebruiken
Smart Panel is een programma waarmee de status van de printer wordt bewaakt. U kunt de status bekijken en de printerinstellingen aanpassen.
In Windows en Macintosh wordt Smart Panel automatisch geïnstalleerd wanneer u de printersoftware installeert. Als u Linux gebruikt, moet u
Smart Panel downloaden vanaf de website van Samsung
(www.samsung.com/printer) en installeren.
O
PMERKINGEN
:
• Vereisten om dit programma te gebruiken:
- Zie "Specificaties van de printer" in de printerhandleiding als u wilt weten welke besturingssystemen compatibel zijn met de printer.
- Mac OS X 10.3 of hoger
- Linux. Zie "Specificaties van de printer" in de printerhandleiding als u wilt weten welke Linux-systemen compatibel zijn met de printer.
- Internet Explorer 5.0 of hoger voor de Flash-animaties in de HTML
Help.
• De exacte naam van de printer vindt u op de bijgeleverde cd-rom.
Kennismaken met Smart Panel
Smart Panel verschijnt automatisch als er tijdens het afdrukken een fout optreedt. Deze fout wordt dan weergegeven.
U kunt Smart Panel ook handmatig opstarten. Dubbelklik op het pictogram voor Smart Panel in de taakbalk van Windows (in Windows) of in het systeemvak (in Linux). U kunt het ook aanklikken in de statusbalk (Mac OS X).
Dubbelklik op dit pictogram in Windows.
klik op dit pictogram in Mac OS X.
klik op dit pictogram in Linux.
Indien u een Windows-gebruiker bent, selecteert u in het menu Start de optie Programma's of Alle programma's
→
de naam van uw printerstuurprogramma
→
Smart Panel
.
O
PMERKINGEN
:
• Als er al meer dan één printer van Samsung is geïnstalleerd, selecteert u eerst het gewenste printermodel, zodat u het bijbehorende Smart Panel kunt gebruiken. Klik met de rechtermuisknop (in Windows of Linux) of klik (in Mac OS X) op het pictogram voor Smart Panel en selecteer de naam van uw
printer.
• Het venster Smart Panel en de inhoud die in deze softwaregebruikershandleiding worden getoond, kunnen verschillen naargelang de gebruikte printer of het gebruikte besturingssysteem.
Het programma Smart Panel vermeldt de huidige status van de printer, het resterende tonerniveau in de tonercassette(s) en een boel andere informatie. U kunt ook instellingen wijzigen.
1
1
Tonerniveau
Hier wordt het resterende tonerniveau in de cassette(s) weergegeven. De printer en het aantal tonercassette(s) in het bovenstaande venster kunnen verschillen afhankelijk van de gebruikte printer. Niet alle printers beschikken over deze functie.
Nu kopen
U kunt reservetonercassette(s) on line bestellen.
Probleemoplossingsgids
Klik op deze knop om de Help te bekijken en problemen op te lossen.
Instelling printer
In het venster van het hulpprogramma Printerinstellingen kunt u verschillende printerinstellingen configureren. Niet alle printers beschikken over deze functie.
O
PMERKING
:
Als uw printer verbonden is met een netwerk en u gebruikt Windows en Mac OS X, verschijnt het venster SyncThru Web
Service
in plaats van het venster van het hulpprogramma voor de printerinstellingen. Linux ondersteunt geen netwerkomgevingen.
30
Smart Panel gebruiken
Instelling stuurprogramma (Alleen voor Windows)
Via het venster met printereigenschappen heeft u toegang tot alle printeropties die u nodig heeft als u de printer gebruikt. Meer informatie
vindt u onder Zie “Printerinstellingen” op pagina 14.
De probleemoplossingsgids openen
In de Probleemoplossingsgids vindt u oplossingen voor problemen die een foutstatus veroorzaken.
Klik met de rechtermuisknop (in Windows of Linux) of klik (in Mac OS X) op het pictogram voor Smart Panel en selecteer
Probleemoplossingsgids
.
Hulpprogramma Printerinstellingen
Via het hulpprogramma Printerinstellingen configureert en controleert u de afdrukinstellingen.
1
Klik met de rechtermuisknop (in Windows of Linux) of klik (in Mac
OS X) op het pictogram voor Smart Panel en selecteer Instelling
printer
.
2
Wijzig de instellingen.
3
Klik op Toepassen om de wijzigingen naar de printer te sturen.
O
PMERKINGEN
: Indien uw printer is aangesloten op een netwerk, verschijnt het venster SyncThru Web Service in plaats van het venster van het hulpprogramma Printerinstellingen.
Help-aanwijzingen op het scherm
Klik voor meer informatie over het hulpprogramma voor de printerinstellingen op .
De instellingen van Smart Panel wijzigen
Klik met de rechtermuisknop (in Windows of Linux) of klik (in Mac OS X) op het pictogram voor Smart Panel en selecteer Opties. Selecteer de gewenste instellingen in het venster Opties.
31
Smart Panel gebruiken
9
Uw printer gebruiken onder Linux
U kunt uw apparaat gebruiken in een Linux-omgeving.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
• Unified Linux-stuurprogramma installeren
• Werken met Unified Driver Configurator
• Printereigenschappen configureren
Aan de slag
U moet het Linux-softwarepakket downloaden van de website van Samsung (www.samsung.com/printer) om de printer- en scannersoftware te installeren.
Samsung’s Unified Linux-pakket bevat stuurprogramma’s voor het afdrukken van documenten en het scannen van afbeeldingen.
Het pakket biedt ook krachtige toepassingen voor het configureren van de printer en het bewerken van gescande documenten.
Na de installatie van het stuurprogramma op uw Linux-systeem kunt u met dit pakket diverse apparaten via snelle parallelle ECPpoorten en USB tegelijkertijd bewaken.
U kunt de verkregen documenten bewerken, op dezelfde lokale of netwerkprinters afdrukken, verzenden via e-mail, uploaden naar een FTP-site of exporteren naar een extern OCR-systeem.
Het Unified Linux-stuurprogrammapakket is voorzien van een intelligent en flexibel installatieprogramma. U hoeft niet te zoeken naar extra onderdelen voor de Unified Linuxstuurprogramma's: alle vereiste toepassingen worden gekopieerd naar uw systeem en automatisch geïnstalleerd. Dit is mogelijk op een groot aantal van de bekendste Linux-distributies.
Unified Linux-stuurprogramma installeren
Unified Linux-stuurprogramma installeren
1
Zorg dat de printer is aangesloten op de computer.
Schakel de computer en de printer in.
2
Als het venster Administrator Login verschijnt, typt u
root
in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in.
O
PMERKING
:
u moet zich aanmelden als superuser (root) om de printersoftware te kunnen installeren. Als u geen superuser bent, neemt u contact op met de systeembeheerder.
3
Download vanaf de website van Samsung het Unified Linux
Driver-pakket en decomprimeer het.
4
Klik op het pictogram " " onderaan op het bureaublad. Als het terminalvenster verschijnt, typt u het volgende:
[root@localhost root]#tar zxf [bestandspad]/
UnifiedLinuxDriver.tar.gz[root@localhost root]#cd
[bestandspad]/cdroot/Linux[root@localhost Linux]#./ install.sh
O
PMERKING
:
Als u de grafische interface niet gebruikt en de software niet hebt geïnstalleerd, moet u het stuurprogramma in de tekstmodus gebruiken. Volg de stappen 3 en 4, en volg daarna de instructies op het terminalscherm.
5
Het beginscherm verschijnt. Klik op Next (Volgende).
32
Uw printer gebruiken onder Linux
6
Na afloop van de installatie klikt u op Finish (Voltooien).
Installatie van Unified Linuxstuurprogramma ongedaan maken
1
Als het venster Administrator Login verschijnt, typt u
root
in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in.
O
PMERKING
:
U moet zich aanmelden als super user (root) om de installatie van de printersoftware ongedaan te maken.
Als u geen super user bent, neemt u contact op met uw systeembeheerder.
2
Klik op het pictogram " " onderaan op het bureaublad. Als het terminalvenster verschijnt, typt u het volgende:
[root@localhost root]#cd /opt/Samsung/mfp/uninstall/
[root@localhost uninstall]#./uninstall.sh
3
Klik op Uninstall (Installatie ongedaan maken).
4
Klik op Next (Volgende).
Het installatieprogramma heeft het pictogram Unified Driver
Configurator aan het bureaublad en de groep Samsung
Unified Driver aan het systeemmenu toegevoegd. Zie bij problemen de helpaanwijzingen op het scherm. U opent de Help via het systeemmenu of in een van de stuurprogrammatoepassingen, zoals Unified Driver
Configurator of Image Manager.
O
PMERKING
: Het stuurprogramma in de tekstmodus installeren:
• Als u de grafische interface niet gebruikt of het stuurprogramma niet hebt kunnen installeren, moet u het stuurprogramma in de tekstmodus gebruiken.
• Volg de stappen 1 tot en met 3, voer [root@localhost
Linux]# ./install.sh in en volg daarna de instructies op het terminalscherm. De installatie wordt voltooid.
• Voor het verwijderen van het stuurprogramma volgt u de bovenstaande installatie-instructies, maar voert u
[root@localhost Linux]# ./uninstall.sh in op het terminalscherm.
5
Klik op Finish (Voltooien).
33
Uw printer gebruiken onder Linux
Werken met Unified Driver
Configurator
Unified Linux Driver Configurator is een tool dat voornamelijk is bestemd voor de configuratie van printers of MFP-apparaten.
Aangezien een MFP-apparaat de functies van een printer en scanner combineert, zijn de opties in Unified Linux Driver
Configurator logisch gegroepeerd in printer- en scannerfuncties.
Het is ook mogelijk een speciale MFP-poort in te stellen om de toegang tot een MFP-printer en -scanner via één I/Okanaal te regelen.
Nadat u het Unified Linux-stuurprogramma hebt geïnstalleerd, wordt het pictogram Unified Linux Driver Configurator automatisch aan uw bureaublad toegevoegd.
Unified Driver Configurator openen
1
Dubbelklik op Unified Driver Configurator op uw bureaublad.
U kunt ook op het pictogram van het startmenu klikken en achtereenvolgens Samsung Unified Driver en
Samsung Unified Driver Configurator selecteren.
2
Klik in de modulebalk op de knop van het configuratievenster dat u wilt openen.
Knop Printers Configuration
(Printers configureren)
Knop Scanners Configuration
Knop Ports Configuration
(Poorten configureren)
Printers configureren
Het configuratiescherm bestaat uit twee tabbladen: Printers en Classes.
Tabblad Printers
Klik op het pictogram van de printer links in het venster Unified
Linux Configurator als u de huidige printerconfiguratie van het systeem wilt bekijken.
Naar Printer
Configuration
Alle geïnstalleerde printers
Status, modelnaam en URI van de printer
In dit scherm vindt u de volgende knoppen:
• Refresh (Vernieuwen): lijst met beschikbare printers vernieuwen.
• Add Printer (Printer toevoegen): nieuwe printer toevoegen.
• Remove Printer (Printer verwijderen): geselecteerde printer verwijderen.
• Set as Default (Als standaardwaarde instellen): huidige printer instellen als standaardprinter.
• Stop/Start (Stoppen/starten): printer stoppen/starten.
• Test: testpagina afdrukken om te controleren of de printer goed werkt.
• Properties (Eigenschappen): eigenschappen van de printer
weergeven en wijzigen. Zie pagina 36 voor meer informatie.
Klik op Help voor helpaanwijzingen op het scherm.
3
Breng de wijzigingen aan in de configuratie en klik op Exit
(Afsluiten) om Unified Driver Configurator te sluiten.
34
Uw printer gebruiken onder Linux
Tabblad Classes
Op het tabblad Classes wordt een lijst met beschikbare printerklassen weergegeven.
Ports Configuration
(Poorten configureren)
In dit scherm kunt u de lijst met beschikbare poorten weergeven, de status van elke poort controleren en een poort vrijgeven die bezet wordt door een afgebroken taak.
Alle printerklassen
Naar Ports
Configuration
Alle beschikbare poorten
Naar Scanners
Configuration
Status van de klasse en aantal printers in de klasse
• Refresh (Vernieuwen): de lijst met klassen vernieuwen.
• Add Class... (Klas toevoegen): een nieuwe printerklasse toevoegen.
• Remove Class (Klas verwijderen): de geselecteerde printerklasse verwijderen.
Scanners Configuration
In dit scherm kunt u de activiteiten van de scanners bewaken, een lijst met geïnstalleerde Samsung MFP-apparaten opvragen, eigenschappen van apparaten wijzigen en afbeeldingen scannen.
Alle geïnstalleerde scanners
Leverancier, model en type van de scanner
• Properties... (Eigenschappen): de scaneigenschappen
wijzigen en een document scannen. Zie pagina 37.
• Drivers... (Stuurprogramma's): de activiteiten van scanstuurprogramma's bewaken.
35
Uw printer gebruiken onder Linux
Poorttype, aangesloten apparaat en status
• Refresh (Vernieuwen): de lijst met beschikbare poorten vernieuwen.
• Release port (Poort vrijgeven): de geselecteerde poort vrijgeven.
Printers en scanners poorten laten delen
De printer kan via een parallelle poort of USB-poort worden aangesloten op een hostcomputer. Omdat het MFP-apparaat uit meer dan één apparaat bestaat (printer en scanner), moet de toegang van "gebruiker"-toepassingen tot deze apparaten via één I/O-poort goed worden geregeld.
Het Samsung Unified Linux Driver-pakket is voorzien van een geschikt mechanisme voor het delen van poorten dat wordt gebruikt door de printer- en scannerstuurprogramma's van
Samsung. De stuurprogramma's benaderen de apparaten via de zogenaamde MFP-poorten. De huidige status van een MFPpoort kan worden bekeken in het scherm Ports Configuration
(Poorten configureren). Door poorten te delen voorkomt u dat u een functioneel blok van het MFP-apparaat benadert terwijl een ander blok in gebruik is.
Wij raden u aan Unified Driver Configurator te gebruiken als u een nieuwe MFP-printer configureert op het systeem.
In dit geval wordt u gevraagd een I/O-poort te kiezen voor het nieuwe apparaat. Met deze keuze stelt u de meest geschikte configuratie in voor de MFP-functionaliteit. Voor MFP-scanners worden de I/O-poorten automatisch gekozen door de stuurprogramma's zodat de juiste instellingen standaard worden toegepast.
Printereigenschappen configureren
In het eigenschappenvenster dat u kunt openen vanuit de printerconfiguratie, kunt u verschillende eigenschappen voor uw apparaat als printer wijzigen.
1
Open Unified Driver Configurator.
Ga eventueel naar het scherm Printers Configuration.
2
Selecteer uw apparaat in de lijst met beschikbare printers en klik op Properties (Eigenschappen).
3
Het venster Printer Properties (Printereigenschappen) wordt geopend.
Een document afdrukken
Afdrukken vanuit een toepassing
Vanuit een groot aantal Linux-toepassingen kunt u afdrukken met Common UNIX Printing System (CUPS). Vanuit al deze toepassingen kunt u op de printer afdrukken.
1
Kies in de toepassing waarmee u werkt de optie Print
(Afdrukken) in het menu File (Bestand).
2
Selecteer Print directly using lpr (Rechtstreeks afdrukken via lpr).
3
In het venster LPR GUI selecteert u het printermodel in de lijst met printers en klikt u op Properties (Eigenschappen).
Klik
Dit venster bestaat uit de volgende vijf tabbladen:
•General (Algemeen): locatie en naam van de printer wijzigen. De naam die u op dit tabblad invoert, wordt weergegeven in de printerlijst van het venster Printers
Configuration.
•Connection (Verbinding): een andere poort bekijken of selecteren. Als u de printerpoort wijzigt van USB in parallel of andersom terwijl de printer in gebruik is, moet u de printerpoort op dit tabblad opnieuw configureren.
•Driver (Stuurprogramma): een ander printerstuurprogramma bekijken of selecteren.
Klik op Options (Opties) als u de standaardopties van het apparaat wilt instellen.
•Jobs (Taken): de lijst met afdruktaken weergeven. Klik op Cancel job (Taak annuleren) om de geselecteerde taak te annuleren. Schakel het selectievakje Show
completed jobs (Voltooide taken weergeven) in om voltooide taken in de lijst op te nemen.
•Classes (Klassen): de klasse waartoe uw printer behoort.
Klik op Add to Class (Toevoegen aan klasse) om uw printer aan een bepaalde klasse toe te voegen of klik op
Remove from Class (Verwijderen uit klasse) als u de printer uit een geselecteerde klasse wilt verwijderen.
4
Klik op OK om de wijzigingen toe te passen en sluit het venster Printer Properties.
4
36
Uw printer gebruiken onder Linux
Wijzig de eigenschappen van de printer en de afdruktaken.
Dit venster bestaat uit de volgende vier tabbladen:
•General (algemeen): hier kunt u het papierformaat, de papiersoort en de afdrukstand van de documenten wijzigen. U kunt hier ook de dubbelzijdige afdrukfunctie inschakelen, scheidingspagina's toevoegen aan het begin en einde, en het aantal pagina's per vel wijzigen.
•Text (Tekst): hier kunt u paginamarges opgeven en tekstopties instellen, zoals regelafstand en kolommen.
•Graphics (Afbeeldingen): hier kunt u grafische opties instellen voor het afdrukken van afbeeldingen/bestanden, bijvoorbeeld kleuropties en grootte of positie van een afbeelding.
•Device (Apparaat): hier kunt u afdrukresolutie, papierbron en bestemming instellen.
5
Klik op Apply om de wijzigingen toe te passen en sluit het venster Properties.
6
Klik op OK in het venster LPR GUI om te beginnen met afdrukken.
7
Het venster Printing (Bezig met afdrukken) verschijnt.
Hier kunt u de status van de afdruktaak volgen.
Klik op Cancel (Annuleren) als u de huidige afdruktaak wilt annuleren.
Bestanden afdrukken
U kunt een groot aantal bestandstypen afdrukken op dit
Samsung-apparaat door de standaard-CUPS-methode toe te passen: direct vanaf de opdrachtregel. U werkt dan met het CUPS lpr-hulpprogramma. In het pakket stuurprogramma's beschikt u echter over een veel gebruikersvriendelijker LPR
GUI-programma.
Zo drukt u elk bestand af:
1
Typ
lpr <bestandsnaam>
op de opdrachtregel van de
Linux-shell en druk op Enter. Het venster LPR GUI wordt weergegeven.
Als u alleen
lpr
intikt en op Enter drukt, wordt eerst het venster Select file(s) to print (Af te drukken bestand(en) selecteren) geopend. Selecteer de bestanden die u wilt afdrukken en klik op Open.
2
In het venster LPR GUI selecteert u de printer in de lijst en past u de eigenschappen van de printer en de afdruktaken aan.
Zie voor meer informatie over het venster Properties
3
Klik op OK om te beginnen met afdrukken.
Een document scannen
U kunt een document scannen vanuit het venster Unified Driver
Configurator.
1
Dubbelklik op uw bureaublad op Unified Driver Configurator.
2
Klik op de knop om het venster Scanners
Configuration (Scanners configureren) te openen.
3
Selecteer de scanner in de lijst.
Klik op uw scanner
Als u slechts één MFP-apparaat hebt en als dit apparaat is aangesloten op de computer en aan staat, verschijnt uw scanner in de lijst en wordt deze automatisch geselecteerd.
Als er twee of meer scanners zijn aangesloten op de computer, kunt u voor elke scantaak een andere scanner kiezen. Als er bijvoorbeeld een document wordt gescand op de eerste scanner, kunt u de tweede scanner selecteren, de opties instellen en de scantaak tegelijkertijd starten.
4
Klik op Properties (Eigenschappen).
5
Plaats de te scannen documenten met de bedrukte zijde naar boven in de automatische documentinvoer of met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat.
6
Klik op Preview (Afdrukvoorbeeld) in het venster Scanner
Properties (Eigenschappen scanner).
37
Uw printer gebruiken onder Linux
Het document wordt gescand en er verschijnt een voorbeeld van de afbeelding in het vak Preview.
Sleep met de muisaanwijzer over het gedeelte dat u wilt scannen
7
U wijzigt de scanopties in de vakken Image Quality en
Scan Area.
•Image Quality (Beeldkwaliteit): kleurcompositie en scanresolutie selecteren voor de afbeelding.
•Scan Area (Scangebied): paginaformaat selecteren.
Klik op de knop Advanced (Geavanceerd) als u het paginaformaat handmatig wilt instellen.
Als u vooraf ingestelde scanopties wilt gebruiken, klikt u op Job Type (Taaksoort) en selecteert u een taaksoort uit de keuzelijst. Zie voor meer informatie over vooraf
ingestelde taaksoorten pagina 38.
Klik op Default (Standaard) als u de standaardinstellingen van de scanopties wilt herstellen.
8
Klik op Scan (Scannen) nadat u alle opties hebt ingesteld.
Links onder in het venster verschijnt een statusbalk die de voortgang van het scanproces aangeeft. Als u het scannen wilt annuleren, klikt u op Cancel (Annuleren).
9
De gescande afbeelding verschijnt op het nieuwe tabblad
Image Manager (Afbeeldingen beheren).
Op de werkbalk vindt u diverse functies voor het bewerken van de gescande afbeelding. Zie voor meer informatie over
het bewerken van een gescande afbeelding pagina 38.
10
Als u klaar bent, klikt u op Save (Opslaan) in de werkbalk.
11
Selecteer de map waarin u de afbeelding wilt opslaan en voer de bestandsnaam in.
12
Klik op Save.
Instellingen voor taaksoorten toevoegen
U kunt gekozen scanopties opslaan zodat u deze later voor scantaken kunt gebruiken.
Zo slaat u een nieuwe taaksoort op:
1
Wijzig de opties in het venster Scanner Properties
(Eigenschappen scanner).
2
Klik op Save As (Opslaan als).
3
Voer een naam in voor de gekozen instellingen.
4
Klik op OK.
De instellingen worden toegevoegd aan de keuzelijst
Saved Settings (Opgeslagen instellingen).
Zo slaat u instellingen op voor de volgende scantaak:
1
Selecteer de gewenste instelling in de keuzelijst Job Type
(Taaksoort).
2
Klik op Save (Opslaan).
De volgende keer dat u het venster Scanner Properties opent, zijn de opgeslagen instellingen automatisch geselecteerd voor de scantaak.
Zo verwijdert u een opgeslagen taaksoort:
1
Selecteer de instelling die u wilt verwijderen in de keuzelijst Job Type (Taaksoort).
2
De instelling wordt verwijderd uit de lijst.
Werken met Image Manager
In de toepassing Image Manager (Afbeeldingen beheren) vindt u menuopties en knoppen voor de bewerking van gescande afbeeldingen.
Met deze knoppen bewerkt u de afbeelding.
38
Uw printer gebruiken onder Linux
Met de volgende knoppen kunt u een afbeelding bewerken:
Knop Functie
Afbeelding opslaan.
Laatste handeling ongedaan maken.
Laatste ongedaan gemaakte handeling herstellen.
Bladeren door afbeelding.
Geselecteerd deel van afbeelding bijsnijden.
Uitzoomen op afbeelding.
Inzoomen op afbeelding.
Formaat van afbeelding schalen. U kunt het formaat handmatig invoeren of instellen dat de verhouding proportioneel, verticaal of horizontaal wordt geschaald.
Afbeelding roteren; u kunt het aantal graden selecteren in de keuzelijst.
Afbeelding horizontaal of verticaal spiegelen.
Helderheid of contrast van afbeelding aanpassen of afbeelding inverteren.
Eigenschappen van afbeelding weergeven.
Zie de helpaanwijzingen op het scherm voor meer informatie over de toepassing Image Manager.
39
Uw printer gebruiken onder Linux
1
0
Uw printer gebruiken met een Macintosh
Uw printer ondersteunt Macintosh-systemen met een ingebouwde USBinterface of 10/100 Base-TX-netwerkkaart. Als u een bestand afdrukt vanaf een Macintosh-computer, kunt u het CUPS-stuurprogramma gebruiken door het PPD-bestand te installeren.
Opmerking:
sommige printers ondersteunen geen netwerkinterface. Controleer in de gebruikershandleiding van de printer onder Printerspecificaties of uw printer een netwerkinterface ondersteunt.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
•
Software voor Macintosh installeren
•
•
•
Software voor Macintosh installeren
De cd-rom die bij uw printer is geleverd, bevat het PPD-bestand waarmee u het CUPS- of Apple LaserWriter-stuurprogramma kunt gebruiken
(alleen beschikbaar als u een printer gebruikt die een PostScript-stuurprogramma ondersteunt)
om af te drukken vanaf een Macintosh-computer.
Het wordt geleverd met de Twain driver waarmee u kunt scannen op uw Macintoshcomputer.
Printerstuurprogramma
Het printerstuurprogramma installeren
1
Zorg dat de printer is aangesloten op de computer. Zet de computer en de printer aan.
2
Plaats de cd-rom die bij de printer is geleverd in het cd-rom-station.
3
Dubbelklik op de het cd-rompictogram dat op het bureaublad van uw Macintoshcomputer verschijnt.
4
Dubbelklik op de map MAC_Installer.
5
Dubbelklik op het pictogram van het Installer.
6
Voer het wachtwoord in en klik op OK.
7
Het venster van het Samsung SPL-installatieprogramma wordt geopend. Klik op Continue (Volgende).
8
Easy Install (Eenvoudige installatie)
wordt aanbevolen voor de meeste gebruikers. Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor printertaken worden geïnstalleerd. Het bericht met de
40
Uw printer gebruiken met een Macintosh waarschuwing dat alle toepassingen worden afgesloten, wordt op de computer weergegeven. Klik op Continue.
9
Selecteer Typical installation for a local printer en klik daarna op
Continue (Volgende)
.
10
Nadat de installatie is voltooid, klikt u op Quit (Afsluiten).
Opmerking:
• Als u een scannerstuurprogramma hebt geïnstalleerd, klikt u op
Restart.
• Nadat de installatie is voltooid, moet u de verbinding instellen tussen
de printer en de computer. Zie "De printer instellen" op pagina 41.
De installatie van het printerstuurprogramma ongedaan maken
U moet de installatie ongedaan maken voordat u een nieuwe versie installeert of als de installatie niet is gelukt.
1
Zorg dat de printer is aangesloten op de computer. Zet de computer en de printer aan.
2
Plaats de cd-rom die bij de printer is geleverd in het cd-rom-station.
3
Dubbelklik op de het cd-rompictogram dat op het bureaublad van uw Macintoshcomputer verschijnt.
4
Dubbelklik op de map MAC_Installer.
5
Dubbelklik op het pictogram van het Installer.
6
Voer het wachtwoord in en klik op OK.
7
Het venster van het Samsung SPL-installatieprogramma wordt geopend. Klik op Continue (Volgende).
8
Selecteer Uninstall (Installatie ongedaan maken) en klik vervolgens op Uninstall (Installatie ongedaan maken).
9
Als de installatie ongedaan is gemaakt, klikt u op Quit (Afsluiten).
De printer instellen
De instelling van de printer verschilt afhankelijk van de kabel die u gebruikt om de printer aan te sluiten op uw computer: een netwerkkabel of een USB-kabel.
Voor een op een netwerk aangesloten
Macintosh
O
PMERKING
:
sommige printers ondersteunen geen netwerkinterface. Controleer voordat u uw printer aansluit in de gebruikershandleiding van de printer onder Printerspecificaties of uw printer een netwerkinterface ondersteunt.
1
uw computer te installeren.
2
Open de map Programma's en kies Utilities
(Hulpprogramma’s)
en Print Setup Utility (Hulpprogramma
printerinstellingen)
.
• Voor MAC OS 10.5~10.6: open Systeemvoorkeuren in de map Programma's en klik op Afdrukken en faxen.
3
Klik op Add (Toevoegen) in de Printer List (Printerlijst).
• Voor MAC OS 10.5~10.6: klik op het pictogram +, waarna een venster verschijnt.
4
Voor MAC OS 10.3: selecteer het tabblad IP Printing (IP
Afdrukken)
.
• Voor MAC OS 10.4: klik op IP-printer.
• Voor MAC OS 10.5~10.6: klik op IP.
5
Selecteer Socket/HP Jet Direct in Printer Type.
WANNEER U EEN DOCUMENT MET VEEL PAGINA'S
AFDRUKT, KUNT U DE AFDRUKPRESTATIES VERBETEREN
DOOR DE OPTIE SOCKET FOR PRINTER TYPE TE KIEZEN.
6
Typ het IP-adres van uw printer in het veld Printer Address
(Printeradres)
.
7
Typ de naam van de afdrukwachtrij in het veld Queue Name
(Wachtrijnaam)
. Als u de wachtrijnaam voor uw afdrukserver niet kunt bepalen, probeer dan eerst de standaardwachtrij.
8
MAC OS 10.3: Als de automatische selectiefunctie niet goed werkt, selecteert u Samsung bij Printer Model
(Printermodel) en de naam van uw printer bij Model
Name (Modelnaam).
•MAC OS 10.4: Als de automatische selectiefunctie niet goed werkt, selecteert u Samsung bij Print Using(Druk
af via) en de naam van uw printer bij Model (Model).
•Selecteer als de automatische selectiefunctie niet goed werkt bij MAC OS 10.5~10.6 Selecteer
41
Uw printer gebruiken met een Macintosh
besturingsbestand… en de naam van uw printer in
Print Using(Druk af via).
Het IP-adres van uw printer verschijnt in Printer List
(Printerlijst)
en wordt ingesteld als standaardprinter.
9
Klik op Add (Toevoegen).
Voor een via USB aangesloten Macintosh
1
computer te installeren.
2
Open de map Programma's en kies Utilities
(Hulpprogramma’s)
en Print Setup Utility (Hulpprogramma
printerinstellingen)
.
• Voor MAC OS 10.5~10.6: open Systeemvoorkeuren in de map Programma's en klik op Afdrukken en faxen.
3
Klik op Add (Toevoegen) in de Printer List (Printerlijst).
• Voor MAC OS 10.5~10.6: klik op het pictogram +, waarna een venster verschijnt..
4
Voor MAC OS 10.3: selecteer het tabblad USB.
• Voor MAC OS 10.4: klik op Standaardkiezer en zoek de USBverbinding.
• Voor MAC OS 10.5~10.6: klik op Standaard en zoek de USBverbinding..
5
MAC OS 10.3: Als de automatische selectiefunctie niet goed werkt, selecteert u Samsung bij Printer Model
(Printermodel) en de naam van uw printer bij Model
Name (Modelnaam).
•MAC OS 10.4: Als de automatische selectiefunctie niet goed werkt, selecteert u Samsung bij Print Using(Druk
af via) en de naam van uw printer bij Model (Model).
•Selecteer als de automatische selectiefunctie niet goed werkt bij MAC OS 10.5~10.6 Selecteer
besturingsbestand… en de naam van uw printer in
Print Using(Druk af via).
Uw printer verschijnt in Printer List (Printerlijst) en wordt ingesteld als standaardprinter.
6
Klik op Add (Toevoegen).
Afdrukken
O
PMERKING
:
• Het Macintosh-printereigenschappenvenster in de gebruikershandleiding verschilt mogelijk van het venster dat u ziet, omdat dit afhankelijk is van de gebruikte printer. Het printereigenschappenvenster bestaat echter uit vrijwel dezelfde onderdelen.
• U kunt de naam van de printer controleren op de bijgeleverde cd-rom.
Document afdrukken
Als u afdrukt met een Macintosh, moet u in elke toepassing die u gebruikt de printersoftware-instelling controleren. Volg de onderstaande stappen om af te drukken vanaf een Macintosh.
1
Open een Macintosh-toepassing en selecteer het bestand dat u wilt afdrukken.
2
Open het menu File (Bestand) en klik op Page Setup
(Paginainstellingen)
(Document Setup (Documentinstellingen) in sommige toepassingen).
3
Kies het papierformaat, de afdrukstand, de schaal en andere opties, en klik op OK.
Zorg ervoor dat de printer is geselecteerd.
Afdrukinstellingen wijzigen
U kunt geavanceerde afdrukfuncties gebruiken voor uw printer.
Selecteer Print (Druk af) in het menu File (Bestand) van uw Macintoshtoepassing. De printernaam die in het printereigenschappenvenster verschijnt, is afhankelijk van de gebruikte printer. Behalve de naam, bestaat het printereigenschappenvenster uit vrijwel dezelfde onderdelen.
O
PMERKING
: De opties kunnen verschillen afhankelijk van de printer en de versie van het Macintosh-besturingssysteem.
Layout (Lay-out)
Op het tabblad Layout (Lay-out) vindt u opties waarmee u de uiteindelijke afdruk van het document kunt aanpassen. U kunt verschillende pagina’s op één vel papier afdrukken. KiesLayout (Lay-
out)
in de vervolgkeuzelijst Presets (Instellingen) om toegang te krijgen tot de volgende functies.
▲ Mac OS 10.4
• Pages per Sheet (Pagina’s per vel): Hier kunt u opgeven
meer informatie.
• Layout Direction (Lay-outrichting): U kunt de afdrukrichting selecteren door op één van de vier voorbeelden in de interface te klikken.
▲ Mac OS 10.4
4
Open het menu File (Bestand) en klik op Print (Druk af).
5
Kies het gewenste aantal exemplaren en geef aan welke pagina's u wilt afdrukken.
6
Klik op Print (Druk af) als u klaar bent met het instellen van de opties.
42
Uw printer gebruiken met een Macintosh
Graphics (Grafisch)
Op het tabblad Graphics (Grafisch) vindt u de opties Resolution
(Kwaliteit)
en Darkness (Tonersterkte). Selecteer Graphics
(Grafisch)
in de vervolgkeuzelijst Presets (Instellingen) om toegang te krijgen tot de grafische functies.
Printer Setting (Printerinstelling)
Kies Printer Setting (Printerinstelling) in de vervolgkeuzelijst Presets
(Instellingen)
om toegang te krijgen tot de volgende functies.
▲ Mac OS 10.4
• Resolution (Kwaliteit): U kunt de afdrukresolutie selecteren.
Hoe hoger de instelling, hoe scherper de tekens en afbeeldingen worden afgedrukt. Als u een hoge instelling selecteert, kan de afdruk van het document iets langer duren.
• Darkness (Tonersterkte): Met deze instelling kunt u documenten lichter of donkerder afdrukken.
- Normal: dit is de instelling voor normale documenten.
- Light (Lichter): voor dikke lijnen en donkere afbeeldingen die u lichter wilt afdrukken.
- Dark (Donkerder): voor dunne lijnen en lichte afbeeldingen die u donkerder wilt afdrukken.
Paper (Papier)
Selecteer in de vervolgkeuzelijst Paper Type (Papier Type) het type papier dat zich bevindt in de lade van waaruit u wenst af te drukken. Zo krijgt u de beste afdrukkwaliteit. Als u een ander type afdrukmateriaal plaatst, selecteert u het desbetreffende type papier.
▲ Mac OS 10.4
Toner Save Mode (Tonerbesparingsmodus)
Als u deze optie selecteert, gaat de tonercassette langer mee en dalen de afdrukkosten per pagina zonder dat de kwaliteit te zeer achteruit gaat.
Sommige printers ondersteunen deze functie niet.
• Printer Setting (Printerinstelling): als u deze optie selecteert, wordt de werking bepaald door de instelling op het configuratiescherm van de printer. Sommige printers ondersteunen deze functie niet.
• On (Aan): selecteer dit keuzerondje als u wilt dat de printer op elke pagina minder toner gebruikt.
• Off (Uit): als u geen toner wilt besparen bij het afdrukken van documenten selecteert u deze optie.
▲ Mac OS 10.4
43
Uw printer gebruiken met een Macintosh
Verschillende pagina's afdrukken op één vel papier
U kunt meer dan één pagina afdrukken op één vel papier. Dit is een goedkope manier om conceptpagina's af te drukken.
1
Selecteer Print (Druk af) in het menu File (Bestand) van uw Macintosh-toepassing.
2
Selecteer Layout (Lay-out).
Dubbelzijdig afdrukken
U kunt op beide zijden van het papier afdrukken. Voordat u dubbelzijdig afdrukt, moet u aangeven langs welke rand u de pagina's wilt inbinden.
De bindopties zijn:
Lange kant binden
: dit is de klassieke lay-out die wordt gebruikt bij het boekbinden.
Korte kant binden
: dit is de techniek die vaak wordt gebruikt voor kalenders.
1
Selecteer Druk af in het menu Bestand van uw Macintosh-toepassing.
2
Selecteer de Layout (Lay-out).
▲ Mac OS 10.4
3
Selecteer het aantal pagina's dat u op één vel papier wilt afdrukken via de keuzelijst Pages per Sheet (Pagina’s per vel).
4
Selecteer de paginavolgorde met de optie
Layout Direction (Lay-outrichting)
.
Als u rond elke pagina op het vel een rand wilt afdrukken, selecteert u de gewenste optie in de keuzelijst Border (Rand).
5
Klik op Print (Druk af). De printer drukt het geselecteerde aantal pagina's af op één zijde van elke pagina.
▲ Mac OS 10.4
3
Selecteer een bindrichting bij Dubbelzijdig afdrukken.
4
Als u op Druk af klikt, drukt de printer aan beide zijden van het papier af.
O
PGELET
: als u dubbelzijdig afdrukken hebt geselecteerd en vervolgens verschillende exemplaren van een document probeert af te drukken, is het mogelijk dat de printer het document niet op de gewenste wijze afdrukt. Als u ervoor hebt gekozen de exemplaren te sorteren en uw document een oneven aantal pagina's bevat, worden de laatste pagina van het eerste exemplaar en de eerste pagina van het volgende exemplaar afgedrukt op de voor- en achterkant van één vel. Als u ervoor hebt gekozen de exemplaren niet te sorteren, wordt dezelfde pagina afgedrukt op de voor- en achterkant van één vel. Als u dus verschillende exemplaren van een document nodig hebt en u die exemplaren aan beide kanten van het papier wilt afdrukken, moet u ze een voor een afdrukken, als afzonderlijke afdruktaken.
44
Uw printer gebruiken met een Macintosh
Scannen
U kunt documenten inscannen met behulp van Fotolader. Macintosh biedt het programma Fotolader.
Scannen met USB
1
Zorg ervoor dat uw apparaat en computer zijn ingeschakeld en op de juiste wijze met elkaar zijn verbonden.
2
Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat. OF plaats een of meer documenten met de bedrukte zijde naar boven in de ADI (of DADI).
3
Start Programma’s en klik op Fotolader.
Opmerking
: Als het bericht Er is geen apparaat voor het vastleggen
van afbeeldingen aangesloten
verschijnt, trekt u de USB-kabel uit en steekt u hem vervolgens weer in. Raadpleeg Fotolader als het probleem aanhoudt.
4
Stel de scanopties in dit programma in.
5
Scan uw afbeelding in en sla ze op.
Opmerking
:
•
Meer informatie over Fotolader vindt u in de helpfunctie van
Fotolader
.
•
Als u niet kunt scannen in Image Capture moet u Mac OS bijwerken naar de laatste versie. Image Capture werkt correct in Mac OS 10.3.9 of hoger en in Mac OS 10.4.7 of hoger.
•
Als u via de DADI wilt scannen, gebruikt u software die compatibel is met TWAIN.
•
U kunt ook scannen met behulp van TWAIN-compatibele software, zoals Adobe Photoshop.
•
Scanprocessen verschillen afhankelijk van de TWAIN-compatibele software. Raadpleeg de gebruikershandleiding van de software.
45
Uw printer gebruiken met een Macintosh
S
OFTWARE
I
NDEX
A
afdrukken aan pagina aanpassen
boekjes
document
dubbelzijdig
meer pagina's per vel
Macintosh
Windows
overlay
poster
schalen
vanuit Linux
vanuit Macintosh
vanuit Windows
watermerk
afdrukstand, afdrukken
Windows
annuleren scannen
B
boekjes afdrukken
D
document, afdrukken
Macintosh
Windows
dubbelzijdig afdrukken
E
Extra, tabblad, eigenschappen, instellen
F
favorieten, instellingen, gebruik
G
geavanceerd afdrukken, gebruik
grafische eigenschappen, instellen
H
help, gebruik
Help, gebruiken
I
installatie ongedaan maken
MFP-stuurprogramma
Linux
installatie ongedaan maken, software
Macintosh
Windows
installeren
Linux-software
printerstuurprogramma
Macintosh
Windows
instellen afbeeldingsmodus
contrast
favorieten
resolutie
Windows
tonerspaarstand
TrueType
L
lay-outeigenschappen, instellen
Macintosh
Windows
Linux afdrukken
printereigenschappen
scannen
stuurprogramma, installeren
46
M
Macintosh afdrukken
de printer instellen
printer instellen
scannen
stuurprogramma installatie ongedaan maken
installeren
meer pagina's per vel afdrukken
Macintosh
Windows
MFP-stuurprogramma, installeren
Linux
O
overlay afdrukken
maken
verwijderen
P
papierbron, instellen
Windows
papiereigenschappen, instellen
papierformaat, instellen
papierlade, instellen kopiëren
poster, afdrukken
PostScript-stuurprogramma installeren
printereigenschappen
Linux
printereigenschappen, instellen
Macintosh
Windows
printerresolutie, instellen
Windows
printersoftware installatie ongedaan maken
Macintosh
Windows
installeren
Macintosh
Windows
printerstuurprogramma, installeren
Linux
S
scannen
Linux
SmarThru
TWAIN
WIA-stuurprogramma
scannen vanuit Macintosh
software installatie ongedaan maken
Macintosh
Windows
installeren
Macintosh
Windows
opnieuw installeren
Windows
systeemeisen
Macintosh
statusmonitor, gebruik
T
tonerspaarstand, instellen
TWAIN, scannen
W
watermerk afdrukken
bewerken
maken
verwijderen
WIA, scannen
47
advertisement
Key Features
- Business Laser Mono printing
- 1200 x 1200 DPI
- Printing colours: Black
- A4 28 ppm
- Mono copying Mono scanning Mono faxing
- USB port Ethernet LAN
- Internal memory: 128 MB
- 14.5 kg
Related manuals
advertisement
Table of contents
- 2 De functies van uw nieuwe laserproduct
- 5 Veiligheidsinformatie
- 14 Inhoud
- 14 Inhoud
- 18 Inleiding
- 18 Overzicht van de printer
- 18 Voorkant
- 18 Achterkant
- 19 Overzicht van het bedieningspaneel
- 20 Informatie over de Status-LED
- 21 Menuoverzicht
- 22 Meegeleverde software
- 22 Eigenschappen van het printerstuurprogramma
- 22 Printerstuurprogramma
- 22 PostScript-stuurprogramma (alleen SCX-4x28 Series)
- 23 Aan de slag
- 23 De hardware installeren
- 24 Systeemvereisten
- 24 Windows
- 24 Macintosh
- 24 Linux
- 25 Het netwerk installeren
- 25 Ondersteunde besturingssystemen
- 25 Netwerkprotocol configureren via het apparaat
- 26 Werken met het SetIP-programma
- 26 De software installeren
- 27 Basisinstellingen van het apparaat
- 27 Hoogteaanpassing
- 28 De taal op het display wijzigen
- 28 Datum en tijd instellen
- 28 De kloknotatie wijzigen
- 28 De standaardmodus wijzigen
- 28 Geluiden instellen
- 28 Tekens via het numerieke toetsenblok invoeren
- 29 Gebruik van de energiebesparende modus
- 29 Time-out van afdruktaak instellen
- 29 Het lettertype wijzigen
- 31 Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
- 31 Originelen plaatsen
- 31 Op de glasplaat van de scanner
- 31 In de ADI
- 32 Afdrukmateriaal selecteren
- 33 Specificaties over afdrukmateriaal
- 34 Formaten van afdrukmaterialen die in elke modus worden ondersteund
- 34 Richtlijnen voor speciale afdrukmaterialen
- 35 Het formaat van het papier in de papierlade wijzigen
- 36 Papier plaatsen
- 36 Papier plaatsen in lade 1 of in de optionele lade.
- 36 Afdrukken op speciale afdrukmaterialen
- 37 De uitvoersteun aanpassen
- 37 Papier goed stapelen
- 38 Papierformaat en -type instellen
- 39 Kopiëren
- 39 De papierlade selecteren
- 39 Kopiëren
- 39 De instellingen per kopie wijzigen
- 39 Tonersterkte
- 39 Oorspr. type
- 39 Verkleinde of vergrote kopie
- 40 De standaardkopieerinstellingen wijzigen
- 40 ID-kaart kopiëren
- 40 Speciale kopieerfuncties gebruiken
- 40 Sorteren
- 41 2 of 4 pagina’s per vel kopiëren
- 41 Poster kopiëren
- 41 Klonen
- 41 Achtergrondafbeeldingen bijwerken
- 42 Dubbelzijdig afdrukken
- 42 Time-out voor kopiëren instellen
- 43 Scannen
- 43 Beginselen van scannen
- 43 Scannen via het bedieningspaneel
- 43 Scannen naar toepassingen
- 44 Scaninformatie instellen in Samsung Scan Manager
- 44 Scannen via het netwerk
- 44 Voorbereiden om te scannen via het netwerk
- 44 Naar e-mail scannen
- 45 De instellingen voor iedere scanopdracht wijzigen
- 45 De standaardscaninstellingen wijzigen
- 45 Een adresboek aanmaken
- 45 Snelkiesnummers voor e-mail registreren
- 45 Groepskiesnummers voor e-mailgroepen configureren
- 46 Adresboekitems gebruiken
- 46 Een item zoeken in het adresboek
- 46 Adresboek afdrukken
- 47 Eenvoudige afdruktaken
- 47 Een document afdrukken
- 47 Een afdruktaak annuleren
- 48 Faxen
- 48 Een fax verzenden
- 48 Faxhoofd instellen
- 48 De documentinstellingen aanpassen
- 49 Een fax automatisch verzenden
- 49 Een fax handmatig verzenden
- 49 Een verzending bevestigen
- 49 Automatisch opnieuw kiezen
- 49 Het laatste nummer opnieuw kiezen
- 49 Een fax ontvangen
- 49 De papierlade selecteren
- 49 Ontvangstmodus wijzigen
- 50 Automatisch ontvangen in modus Fax
- 50 Handmatig ontvangen in de modus Tel
- 50 Handmatig ontvangen via een intern telefoontoestel
- 50 Automatisch ontvangen in modus Ant/Fax
- 50 Faxen ontvangen via de modus DRPD
- 51 Ontvangen in veilige ontvangstmodus
- 51 Veilige ontvangstmodus inschakelen
- 51 Faxen ontvangen in het geheugen
- 51 Andere manieren om een fax te verzenden
- 51 Groepsverzenden (een fax naar meerdere bestemmingen verzenden)
- 51 Een uitgestelde fax verzenden
- 52 Een fax met hoge prioriteit verzenden
- 52 Faxen doorsturen
- 53 Fax instellen
- 53 De faxinstellingen wijzigen
- 54 De standaarddocumentinstellingen wijzigen
- 54 Automatisch een verzendrapport afdrukken
- 55 Een adresboek aanmaken
- 57 USB-flashgeheugen gebruiken (alleen SCX-4x28 Series)
- 57 Over USB-geheugen
- 57 Een USB-geheugenapparaat aansluiten
- 58 Scannen naar een USB-geheugenapparaat
- 58 Scannen
- 58 Aangepast scannen naar USB
- 58 Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
- 58 Om een document af te drukken vanaf een USBgeheugenapparaat
- 59 Een back-up maken van uw gegevens
- 59 Een back-up maken van uw gegevens
- 59 Gegevens terugzetten
- 59 USB-geheugen beheren
- 59 Een afbeeldingsbestand verwijderen
- 59 USB-geheugenapparaat formatteren
- 59 De USB-geheugenstatus weergeven
- 60 Onderhoud
- 60 Rapporten afdrukken
- 60 Een rapport afdrukken
- 61 Geheugen wissen
- 61 Uw apparaat reinigen
- 61 De buitenkant reinigen
- 61 Binnenkant reinigen
- 62 Scannereenheid reinigen
- 62 De cassette onderhouden
- 62 Tonercassette bewaren
- 62 Verwachte levensduur van de cassette
- 62 Toner herverdelen
- 63 De tonercassette vervangen
- 64 Het bericht Toner op wissen
- 65 Te onderhouden onderdelen
- 65 Verbruiksartikelen controleren
- 65 Rubber van de ADI vervangen
- 66 Uw apparaat vanop de website beheren
- 66 Zo krijgt u toegang tot SyncThru™ Web Service
- 66 Het serienummer van het apparaat controleren
- 67 Problemen oplossen
- 67 Tips om papierstoringen te voorkomen
- 67 Vastgelopen papier verwijderen
- 67 Papierstoring in het invoergedeelte
- 68 Papierstoring aan uitgang
- 68 Papierstoring bij de roller
- 68 Vastgelopen papier verwijderen
- 68 In het papierinvoergedeelte
- 69 In de lade voor handmatige invoer
- 69 Rond de tonercassette
- 69 In het papieruitvoergebied
- 70 Rond de duplex-eenheid
- 70 In de optionele lade
- 71 Informatie over berichten op het display
- 74 Andere problemen oplossen
- 74 Papierinvoer
- 74 Afdrukproblemen
- 76 Problemen met de afdrukkwaliteit
- 78 Problemen met kopiëren
- 79 Problemen met scannen
- 79 Problemen met faxen
- 80 Veel voorkomende PostScript-problemen (alleen SCX-4x28 Series)
- 80 Algemene Windows-problemen
- 81 Algemene Linux-problemen
- 83 Veel voorkomende Macintosh-problemen
- 84 Verbruiksartikelen en accessoires bestellen
- 84 Verbruiksartikelen
- 84 Toebehoren
- 84 Aanschafmogelijkheden
- 85 Toebehoren installeren
- 85 Voorzorgsmaatregelen die u in acht moet nemen bij de installatie van accessoires
- 85 Een geheugenmodule upgraden
- 85 Een geheugenmodule installeren
- 86 Het toegevoegde geheugen in de PSprintereigenschappen activeren
- 87 Specificaties
- 87 Algemene specificaties
- 88 Specificaties van de printer
- 88 Specificaties van de scanner
- 89 Specificaties van het kopieerapparaat
- 89 Specificaties van de fax
- 90 Verklarende woordenlijst
- 95 Index
- 97 Contact SAMSUNG worldwide
- 101 Software
- 102 Software Inhoudsopgave
- 106 Printersoftware installeren onder Windows
- 106 Printersoftware installeren
- 106 Software installeren voor afdrukken via een lokale printer
- 109 Software installeren voor afdrukken via een netwerk
- 112 Printersoftware opnieuw installeren
- 113 Printersoftware verwijderen
- 114 Standaard afdrukinstellingen
- 114 Documenten afdrukken
- 115 Afdrukken naar een bestand (PRN)
- 115 Printerinstellingen
- 116 Tabblad Lay-out
- 116 Tabblad Papier
- 117 Tabblad Grafisch
- 118 Tabblad Extra
- 118 Tabblad Info
- 118 Tabblad Printer
- 119 Favorieten
- 119 De Help-functie
- 120 Geavanceerde afdrukinstellingen
- 120 Meerdere pagina’s afdrukken op één vel papier (N op een vel)
- 121 Posters afdrukken
- 121 Boekjes afdrukken
- 122 Afdrukken op beide zijden van het papier
- 122 Documenten vergroot of verkleind afdrukken
- 122 Document aan een geselecteerd papierformaat aanpassen
- 123 Watermerk afdrukken
- 123 Bestaand watermerk gebruiken
- 123 Nieuw watermerk maken
- 123 Watermerk bewerken
- 123 Watermerk verwijderen
- 124 Overlay afdrukken
- 124 Wat is een overlay?
- 124 Nieuwe overlay maken
- 124 Overlay gebruiken
- 124 Overlay verwijderen
- 125 Windows PostScript- stuurprogramma (SCX-4x28 Series)
- 125 Printerinstellingen
- 125 Geavanceerd
- 125 De Help-functie
- 126 Werken met Hulpprogramma Direct afdrukken (SCX-4x28 Series)
- 126 Overzicht van Hulpprogramma Direct afdrukken
- 126 Afdrukken
- 126 Vanuit het venster Hulpprogramma Direct afdrukken
- 126 Via het snelkoppelingspictogram
- 126 Via het contextmenu
- 127 Een lokale printer delen
- 127 Instellen als hostcomputer
- 127 Instellen als clientcomputer
- 128 Scannen
- 128 Scannen met Samsung SmarThru Office
- 128 Werken met Samsung SmarThru Office
- 129 Helpaanwijzingen op het scherm
- 130 Scannen met een TWAIN-compatibel programma
- 130 Scannen via het WIA-stuurprogramma
- 130 Windows XP
- 130 Windows Vista
- 130 Windows 7
- 131 Smart Panel gebruiken
- 131 Kennismaken met Smart Panel
- 132 De probleemoplossingsgids openen
- 132 Hulpprogramma Printerinstellingen
- 132 Help-aanwijzingen op het scherm
- 132 De instellingen van Smart Panel wijzigen
- 133 Uw printer gebruiken onder Linux
- 133 Aan de slag
- 133 Unified Linux-stuurprogramma installeren
- 133 Unified Linux-stuurprogramma installeren
- 134 Installatie van Unified Linux- stuurprogramma ongedaan maken
- 135 Werken met Unified Driver Configurator
- 135 Unified Driver Configurator openen
- 135 Printers configureren
- 136 Scanners Configuration
- 136 Ports Configuration (Poorten configureren)
- 137 Printereigenschappen configureren
- 137 Een document afdrukken
- 137 Afdrukken vanuit een toepassing
- 138 Bestanden afdrukken
- 138 Een document scannen
- 139 Werken met Image Manager
- 141 Uw printer gebruiken met een Macintosh
- 141 Software voor Macintosh installeren
- 141 Printerstuurprogramma
- 142 De printer instellen
- 142 Voor een op een netwerk aangesloten Macintosh
- 142 Voor een via USB aangesloten Macintosh
- 143 Afdrukken
- 143 Document afdrukken
- 143 Afdrukinstellingen wijzigen
- 145 Verschillende pagina's afdrukken op één vel papier
- 145 Dubbelzijdig afdrukken
- 146 Scannen
- 146 Scannen met USB
- 147 Software Index
- 147 A
- 147 B
- 147 D
- 147 E
- 147 F
- 147 G
- 147 H
- 147 I
- 147 L
- 147 M
- 147 O
- 147 P
- 148 S
- 148 T
- 148 W