advertisement
▼
Scroll to page 2
of
151
Gebruikershandleiding Foto van PowerShot A3100 IS • Lees voordat u de camera gebruikt eerst deze handleiding door. • Bewaar de handleiding, zodat u deze later nog kunt raadplegen. NEDERLANDS De inhoud van de verpakking controleren Controleer of de verpakking waarin de camera is verzonden, de onderstaande onderdelen bevat. Indien er iets ontbreekt, kunt u contact opnemen met de leverancier van het product. Camera Interfacekabel IFC-400PCU Introductiehandleiding Batterij NB-8L (met klepje) AV-kabel AVC-DC400 Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk Batterijlader CB-2LA/2LAE Polsriem WS-800 Canon garantiesysteemboekje De handleidingen gebruiken Raadpleeg ook de handleidingen op de cd DIGITAL CAMERA Manuals Disk. • Gebruikershandleiding (deze handleiding) Zodra u de basishandelingen onder de knie hebt, kunt u de vele functies van de camera gebruiken om foto's met geavanceerdere instellingen te maken. • Handleiding voor persoonlijk afdrukken Lees deze handleiding wanneer u de camera wilt aansluiten op een (apart verkrijgbare) printer om foto's af te drukken. • Softwarehandleiding Lees deze wanneer u de meegeleverde software wilt gebruiken. • Een geheugenkaart is niet bijgesloten. • U hebt Adobe Reader nodig om de PDF handleidingen te openen. U kunt de Word-handleidingen raadplegen met Microsoft Word/Word Viewer (alleen noodzakelijk voor handleidingen voor het Midden-Oosten). 2 Lees dit eerst Proefopnamen en Disclaimer Maak enkele proefopnamen en speel deze af om te controleren of de beelden goed zijn opgenomen. Canon Inc., dochterondernemingen van Canon en andere aangesloten bedrijven en distributeurs zijn niet aansprakelijk voor welke gevolgschade dan ook die voortvloeit uit enige fout in de werking van een camera of accessoire, inclusief kaarten, die ertoe leidt dat een opname niet kan worden gemaakt of niet kan worden gelezen door apparaten. Schending van het auteursrecht De beelden die met deze camera worden opgenomen, zijn bedoeld voor persoonlijk gebruik. Neem geen beelden op die inbreuk doen op het auteursrecht zonder voorafgaande toestemming van de houder van het auteursrecht. In sommige gevallen kan het kopiëren van beelden van voorstellingen, tentoonstellingen of commerciële eigendommen met behulp van een camera of ander apparaat in strijd zijn met het auteursrecht of andere wettelijke bepalingen, ook al is de opname gemaakt voor persoonlijk gebruik. Garantiebeperkingen Voor informatie over de garantie op uw camera raadpleegt u het Canon garantiesysteemboekje dat bij uw camera is geleverd. Raadpleeg het Canon garantiesysteemboekje voor contactinformatie van Canon Klantenservice. LCD-scherm • Voor het vervaardigen van het LCD-scherm zijn speciale hogeprecisietechnieken gebruikt. Meer dan 99,99% van de pixels werkt naar behoren, maar soms verschijnen er niet-werkende pixels in de vorm van heldere of donkere stippen. Dit duidt niet op een defect en heeft geen invloed op het beeld dat wordt vastgelegd. • Er zit mogelijk een dunne plastic laag over het LCD-scherm om dit te beschermen tegen krassen tijdens het vervoer. Verwijder deze laag voordat u de camera gaat gebruiken. Temperatuur van de camerabehuizing Wees voorzichtig als u de camera lange tijd continu gebruikt. De camerabehuizing kan dan warm worden. Dit is niet het gevolg van een storing. 3 Wat wilt u doen? Opnamen maken Opnamen maken en de instellingen aan de camera overlaten. . .27 Gewoon foto's maken (modus Easy) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .32 Opnamen maken die zijn aangepast aan speciale omstandigheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .58 – 61 Mooie opnamen maken van mensen I Portretten (p. 58) F Bij nacht (p. 58) C Kinderen en dieren (p. 58) w Op het strand (p. 60) P In de sneeuw (p. 60) Landschapsopnamen maken J O Landschap (p. 58) Flora (p. 60) Diverse andere opnamen maken H Binnen (p. 59) Weinig licht (p. 60) t Vuurwerk (p. 60) Scherpstellen op gezichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .27, 82 Opnamen maken op plaatsen waar de flitser niet kan worden gebruikt (de flitser uitschakelen). . . . . . . . . . . . . . . . . . . .62 Foto’s maken met de zelfontspanner . . . . . . . . . . . . . . . . . . .66, 67 De datum en tijd aan de opnamen toevoegen . . . . . . . . . . . . . . .65 Close-ups maken van onderwerpen (macro-opnamen) . . . . . . . .71 Effecten toevoegen en opnamen maken (Poster-effect, Extra levendig) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .61 Sepiakleurige of zwart-witfoto's maken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .77 De grootte wijzigen van de opname (resolutie). . . . . . . . . . . . . . .72 Continu foto's maken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .78 De ISO-waarde wijzigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .75 4 Wat wilt u doen? Weergeven De foto's bekijken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30 Foto's automatisch afspelen (diavoorstelling) . . . . . . . . . . . . . . 98 Foto's bekijken op een tv . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101 Foto's bekijken op een computer. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37 Snel foto's zoeken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96, 97 Foto's wissen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31, 105 Foto's beschermen tegen onbedoeld wissen . . . . . . . . . . . . . 102 Films maken en bekijken Films opnemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34 Films bekijken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36, 92 Afdrukken Snel en gemakkelijk foto's afdrukken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114 Opslaan Beelden opslaan op een computer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37 Overige Geluid uitzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52 De camera gebruiken in het buitenland. . . . . . . . . . . . . . . 42, 124 Begrijpen wat op het scherm wordt weergegeven. . . . . . . . . . 136 5 Inhoudsopgave De hoofdstukken 1 t/m 3 beschrijven het basisgebruik en de veelgebruikte functies van deze camera. Vanaf hoofdstuk 4 worden de geavanceerde functies beschreven, waarbij u in elk volgend hoofdstuk meer leert. De inhoud van de verpakking controleren................................................2 Lees dit eerst ............................................3 Wat wilt u doen? .......................................4 Conventies die in deze handleiding worden gebruikt.....................8 Veiligheidsvoorschriften............................9 1 Aan de slag ........................ 13 De batterij opladen .................................14 De interne, oplaadbare lithiumbatterij recyclen ..................................................16 Compatibele geheugenkaarten (afzonderlijk verkrijgbaar) .......................19 De batterij en geheugenkaart plaatsen ..................................................19 De datum en tijd instellen .......................22 De taal van het scherm instellen ............24 Geheugenkaarten formatteren ...............25 De sluiterknop indrukken ........................26 Opnames maken (Smart Auto)...............27 Beelden bekijken ....................................30 Beelden wissen ......................................31 Opnamen maken in de modus Easy........................................................32 Bekijken of wissen in de modus Easy........................................................33 Films opnemen .......................................34 Films bekijken.........................................36 Beelden downloaden naar een computer voor weergave ........................37 Accessoires ............................................41 Afzonderlijk verkrijgbare accessoires .....42 2 6 Meer informatie ................. 45 Overzicht van de onderdelen..................46 Lampje....................................................47 Schermweergave....................................48 De functie spaarstand (Automatisch Uit) ....................................49 Menu FUNC. – Basishandelingen ..........50 MENU – Basishandelingen ....................51 De geluidsinstellingen wijzigen...............52 De helderheid van het scherm wijzigen...................................................53 De standaardinstellingen van de camera herstellen................................................54 Low Level Format van geheugenkaart...55 Klokfuncties............................................56 3 Opnamen maken in speciale omstandigheden en veelgebruikte functies....... 57 Opnamen maken in diverse omstandigheden.....................................58 Speciale opnamen maken......................59 De flitser uitzetten...................................62 Inzoomen op het onderwerp (Digitale Zoom).......................................63 Datum en tijd aan de opname toevoegen ..............................................65 De zelfontspanner gebruiken .................66 De gezicht-zelfontspanner gebruiken.....67 4 Zelf instellingen selecteren........................... 69 Opnamen maken in Programma automatische belichting..........................70 De helderheid aanpassen (belichtingscompensatie)........................70 De flitser inschakelen .............................71 Close-ups maken (macro)......................71 Objecten op grote afstand fotograferen (oneindig)...........................72 De resolutie wijzigen (beeldgrootte).................................. 72 De compressieverhouding (beeldkwaliteit) wijzigen .................. 73 De ISO-waarde wijzigen.................. 75 De witbalans aanpassen ................. 76 Inhoudsopgave De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors) ..................................... 77 Continu-opnamen maken................... 78 Opnamen maken met de 2 secondenzelfontspanner.................................... 78 De zelfontspanner aanpassen ........... 79 Opnamen maken via een tv ............... 80 De compositie van de opname wijzigen met de focusvergrendeling ... 80 5 Haal meer uit uw camera..............................81 De modus AF Frame wijzigen ............ 82 Het autofocuskader vergroten............ 83 De persoon selecteren op wie u wilt scherpstellen (gezichtsselectie) ......... 84 Opnamen maken met AF-vergrendeling................................ 85 De meetmethode wijzigen.................. 85 Opnamen maken met de AE-vergrendeling .......................... 86 Opnamen maken met de FE-vergrendeling........................... 86 Opnamen maken met Slow sync ....... 87 Rode-ogencorrectie............................ 87 Opnamen met lange sluitertijd maken ................................................ 88 6 Diverse functies voor het opnemen van films..........89 De beeldkwaliteit wijzigen .................. 90 AE-vergrendeling/belichting ............... 91 Overige opnamefuncties .................... 91 Afspeelfuncties................................... 92 Bewerken ........................................... 93 7 Diverse functies gebruiken voor afspelen en bewerken.....................95 Snel naar beelden zoeken ................. 96 Naar beelden zoeken in de springweergave.................................. 97 Diavoorstellingen bekijken ................. 98 De focus controleren...........................99 Beelden vergroten.............................100 Beeldovergangen wijzigen ................100 Beelden bekijken op een tv...............101 Beelden beveiligen............................102 Alle beelden wissen ..........................105 Beelden markeren als favoriet ..........107 Beelden indelen in categorieën (My Category) ...................................108 Beelden roteren ................................109 Het formaat van beelden wijzigen.....110 Trimmen............................................111 Het rode-ogeneffect corrigeren .........112 8 Afdrukken ...................... 113 Beelden afdrukken ............................114 Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF).............................116 Beelden afdrukken met DPOF-instellingen.............................118 9 De camera-instellingen aanpassen...................... 119 De camera-instellingen wijzigen .......120 Instellingen voor opnamefuncties wijzigen .............................................125 Instellingen voor afspeelfuncties wijzigen .............................................128 10 Nuttige informatie ......... 129 Aansluiten op het lichtnet..................130 Problemen oplossen .........................131 Lijst met berichten die op het scherm verschijnen ...........................134 Informatieweergave op het scherm...136 Beschikbare functies per opnamemodus ..................................138 Menu's...............................................140 Specificaties......................................144 Voorzorgsmaatregelen......................147 Index ............................................. 148 7 Conventies die in deze handleiding worden gebruikt • In de tekst worden pictogrammen gebruikt die de knoppen en het programmakeuzewiel van de camera voorstellen. • Tekst op het scherm wordt weergegeven binnen vierkante haken [ ]. • De knoppen die een richting aanduiden en de knop FUNC./SET worden aangeduid met de volgende pictogrammen. (Knop Omhoog) (Knop FUNC./SET) (Knop Rechts) (Knop Links) (Knop Omlaag) • : Zaken waarmee u voorzichtig moet zijn. • : Tips voor het oplossen van problemen. • : Suggesties waarmee u meer uit uw camera kunt halen. • : Aanvullende informatie. • (p. xx): Referentiepagina’s. “xx” geeft het paginanummer aan. • In deze handleiding wordt ervan uitgegaan dat alle functies de standaardinstellingen hebben. • De diverse soorten geheugenkaarten die in deze camera kunnen worden gebruikt, worden in deze handleiding aangeduid met de overkoepelende term geheugenkaarten. • Functies die per cameramodel kunnen verschillen, worden met de volgende pictogrammen aangegeven: : Alleen functies en voorzorgsmaatregelen voor de PowerShot A3100 IS en A3150 IS : Alleen functies en voorzorgsmaatregelen voor de PowerShot A3000 IS Beschrijvingen zonder deze pictogrammen zijn van toepassing op beide modellen. • Voor de uitleg in deze handleidingen worden schermafbeeldingen en illustraties van de PowerShot A3100 IS gebruikt. 8 Veiligheidsvoorschriften • Lees de volgende veiligheidsvoorschriften goed door voordat u de camera gebruikt. Bedien de camera altijd zoals wordt beschreven in de handleiding. • De veiligheidsvoorschriften op de volgende pagina's zijn bedoeld om letsel bij uzelf of bij andere personen, of schade aan de apparatuur te voorkomen. • Lees ook altijd de handleidingen van alle afzonderlijk aangekochte accessoires die u gebruikt. Waarschuwing Hiermee wordt gewezen op het risico van ernstig letsel of levensgevaar. Voorzichtig Hiermee wordt gewezen op het risico van letsel. Voorzichtig Hiermee wordt gewezen op het risico van schade aan de apparatuur. Waarschuwing Camera • Gebruik de flitser niet dicht bij de ogen van mensen. Blootstelling aan het sterke licht van de flitser kan het gezichtsvermogen aantasten. Houd vooral bij kleine kinderen ten minste één meter afstand wanneer u de flitser gebruikt. • Berg de apparatuur op buiten het bereik van kinderen. Riem: het plaatsen van de riem om de nek van een kind kan leiden tot verstikking. Geheugenkaart: gevaarlijk indien deze worden ingeslikt. Neem in dat geval onmiddellijk contact op met uw huisarts. • Probeer geen delen van de apparatuur te openen of te wijzigen tenzij hiervoor expliciete aanwijzingen zijn opgenomen in deze handleiding. • Raak om letsel te voorkomen de binnenkant van de camera niet aan als deze is gevallen of op een andere wijze is beschadigd. • Stop onmiddellijk met het gebruik van de camera als deze rook of een vreemde geur afgeeft of andere vreemde verschijnselen vertoont. • Gebruik geen organische oplosmiddelen zoals alcohol, benzine of verdunners om de apparatuur schoon te maken. • Voorkom dat vloeistoffen of vreemde objecten in de camera komen. Dit kan leiden tot brand of een elektrische schok. Als er vloeistoffen of vreemde objecten in de camera komen, schakelt u de camera onmiddellijk uit en verwijdert u de batterij. • Gebruik alleen de aanbevolen energiebronnen voor stroomvoorziening. Gebruik van andere voedingsbronnen kan brand of elektrische schokken veroorzaken. 9 Veiligheidsvoorschriften Batterij en batterijlader • Gebruik alleen de aanbevolen batterijen. • Plaats de batterij niet in de buurt van of in open vuur. • Laat de batterij niet in contact komen met water (bijvoorbeeld zeewater) of andere vloeistoffen. • Probeer de batterij niet te demonteren, te wijzigen of op te warmen. • Laat de batterij niet vallen en voorkom harde schokken of stoten. Dit kan leiden tot explosies of lekkages die brand, letsel en/of schade aan de omgeving kunnen veroorzaken. In het geval dat een batterij lekt en uw ogen, mond, huid of kleding met de batterijvloeistof in aanraking komen, moet u deze onmiddellijk afspoelen met water en medische hulp inschakelen. Als de batterijlader nat is geworden, haalt u het netsnoer uit het stopcontact en neemt u contact op met uw leverancier of de dichtstbijzijnde helpdesk van Canon Klantenservice. • Gebruik alleen de aanbevolen batterijlader om de batterij op te laden. • Maak het netsnoer regelmatig los en veeg het stof en vuil weg dat zich heeft opgehoopt op de stekker, de buitenkant van het stopcontact en het gebied eromheen. • Raak het netsnoer niet aan met natte handen. • Gebruik de apparatuur niet op een manier waarbij de nominale capaciteit van het stopcontact of de kabelaccessoires wordt overschreden. Gebruik de apparatuur niet als het netsnoer of de stekker is beschadigd of als deze niet volledig in het stopcontact is geplaatst. • Zorg ervoor dat er geen stof of metalen objecten (zoals spelden of sleutels) in contact komen met de contactpunten of stekker van de oplader. Dit kan leiden tot brand of een elektrische schok. Andere waarschuwingen • Speel de meegeleverde cd-rom(s) met gegevens alleen af in een cd-speler die hiervoor geschikt is. Uw gehoor kan beschadigd raken als u een koptelefoon draagt terwijl u de harde geluiden van een cd-rom via een muziekspeler afspeelt. Als u de cd-rom(s) afspeelt in een gewone cd-speler voor muziek-cd's, kunt u bovendien de luidsprekers beschadigen. Voorzichtig • Zorg dat de camera niet tegen voorwerpen stoot of wordt blootgesteld aan schokken en stoten wanneer u deze aan de polsriem draagt. • Zorg dat u niet tegen de lens stoot of drukt. Dit kan de camera beschadigen of verwondingen veroorzaken. 10 • Gebruik, plaats of bewaar de apparatuur niet op de volgende plaatsen: - plaatsen die aan sterk zonlicht blootstaan; - plaatsen die blootstaan aan temperaturen boven 40 °C; - vochtige of stoffige plaatsen. Hierdoor kan lekkage of oververhitting ontstaan of de batterij kan ontploffen, wat kan leiden tot elektrische schokken, brand, brandwonden of ander letsel. Hoge temperaturen kunnen ook de behuizing vervormen. Veiligheidsvoorschriften • Zorg dat u de flitser niet per ongeluk met uw vingers of een kledingstuk bedekt wanneer u een foto maakt. Dit kan brandwonden of schade aan de flitser tot gevolg hebben. Voorzichtig • Richt de camera niet direct op een sterke lichtbron (zoals de zon). Dit kan de beeldsensor beschadigen of de werking ervan negatief beïnvloeden. • Als u de camera gebruikt op een strand of op een winderige plek, moet u erop letten dat er geen zand of stof in het apparaat terechtkomt. Dit kan de werking van de camera negatief beïnvloeden. • Bij normaal gebruik kan er soms een beetje rook uit de flitser komen. Dit komt door de hoge intensiteit van de flitser, waardoor er stofdeeltjes verbranden die vastzitten aan de voorkant van het apparaat. Gebruik een wattenstaafje om vuil, stof of ander materiaal van de flitser te verwijderen. Zo kunt u oververhitting en schade aan het apparaat voorkomen. • Als de batterij is opgeladen en als u de batterijlader niet gebruikt, haalt u deze uit het stopcontact. • Dek de batterijlader tijdens het opladen van een batterij niet af met voorwerpen zoals een stuk textiel. Als u de lader gedurende een lange periode in het stopcontact laat, kan deze oververhit en beschadigd raken, waardoor brand kan ontstaan. • Verwijder de batterij en sla deze op wanneer u de camera niet gebruikt. Als de batterij in de camera wordt gelaten, kan deze gaan lekken. • Breng voordat u de batterij weggooit, tape of ander isolatiemateriaal aan over de polen van de batterij. Contact met andere metalen in afvalcontainers kan leiden tot brand of een explosie. • Plaats de batterij niet in de buurt van huisdieren. Als huisdieren op de batterij kauwen, kan dit leiden tot lekkage, oververhitting of een explosie, wat kan leiden tot brand of ander letsel. • Ga niet zitten terwijl u de camera in uw zak hebt. Hierdoor kan het scherm beschadigd raken of kunnen er storingen in de werking van het scherm optreden. • Let erop dat harde voorwerpen niet in contact komen met het scherm als u de camera in uw tas stopt. • Bevestig geen accessoires aan de polsriem. Hierdoor kan het scherm beschadigd raken of kunnen er storingen in de werking van het scherm optreden. 11 12 1 Aan de slag Dit hoofdstuk beschrijft het voorbereiden van de opnamen, het maken van opnamen in de modus A en het bekijken en wissen van de gemaakte foto's. Het laatste gedeelte van dit hoofdstuk behandelt het maken en bekijken van opnamen in de modus Easy, het maken en bekijken van films en het downloaden van beelden naar een computer. De riem bevestigen/de camera vasthouden • Bevestig de meegeleverde riem aan de camera en draag deze om uw pols tijdens het maken van opnamen, om te voorkomen dat u de camera laat vallen. • Houd uw armen stevig tegen uw lichaam en houd de camera stevig aan weerszijden vast. Zorg dat uw vingers de flitser niet blokkeren. Riem 13 De batterij opladen Gebruik de meegeleverde lader om de batterij op te laden. Bij aankoop is de batterij niet opgeladen. U moet deze dus eerst opladen. 1 Verwijder het klepje. de batterij. 2 Plaats ● Zorg dat de markeringen S op de batterij overeenkomen met de markeringen op de lader en plaats vervolgens de batterij door deze naar binnen en naar beneden te schuiven. de batterij op. 3 Laad ● Voor CB-2LA: kantel de stekker naar buiten CB-2LA CB-2LAE en steek deze in een stopcontact . ● Voor CB-2LAE: sluit het netsnoer aan op de batterijlader en steek het andere uiteinde in een stopcontact. X Het oplaadlampje gaat oranje branden en het opladen begint. X Als de batterij volledig is opgeladen, wordt het oplaadlampje groen. Het opladen duurt ongeveer 1 uur en 30 minuten. de batterij. 4 Verwijder ● Haal het netsnoer van de batterijlader uit het stopcontact en verwijder de batterij door deze naar binnen en omhoog te schuiven. Laad de batterij niet langer dan 24 uur achtereen op, om de batterij te beschermen en de levensduur van de batterij te verlengen. 14 De batterij opladen Aantal opnamen dat kan worden gemaakt (bij benadering) Aantal opnamen 240 Afspeeltijd (uren) 230 6 • Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, is gebaseerd op metingen volgens de CIPA-norm (Camera & Imaging Products Association). • Onder bepaalde omstandigheden is het aantal opnamen dat gemaakt kan worden, kleiner dan hierboven is aangegeven. Batterij-oplaadlampje Op het scherm verschijnt een pictogram of een bericht om de resterende lading van de batterij aan te geven. Weergave Betekenis Voldoende opgeladen. Iets leger, maar nog voldoende opgeladen. (Knippert rood) “Vervang\Verwissel accu” Bijna leeg. Laad de batterij op. Leeg. Laad de batterij opnieuw op. De batterij en de lader efficiënt gebruiken • Laad de batterij op de dag dat u deze wilt gebruiken op, of de dag daarvoor. Opgeladen batterijen verliezen voortdurend wat van hun lading, ook als ze niet worden gebruikt. Plaats het klepje zodanig op een geladen batterij dat de markering S zichtbaar is. • De batterij een lange tijd bewaren: Zorg dat de batterij volledig leeg is voordat u deze uit de camera haalt. Bevestig het klepje op de aansluitpunten en berg de batterij op. Wanneer u een batterij die niet volledig leeg is een lange tijd (ongeveer een jaar) niet gebruikt, kan dit de levensduur beperken of de prestaties doen afnemen. • U kunt de batterijlader ook in het buitenland gebruiken. De lader kan worden gebruikt in gebieden met een wisselspanning van 100-240 V (50/60 Hz). Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een geschikte stekkeradapter gebruiken. Gebruik in het buitenland geen elektrische transformatoren, omdat dit kan leiden tot beschadigingen. • De batterij kan plaatselijk wat opzwellen. Dit is een normaal kenmerk van de batterij en duidt niet op een probleem. Als de batterij echter zodanig opzwelt dat ze niet meer in de camera past, moet u contact opnemen met een helpdesk van Canon Klantenservice. • Als de batterij snel weer leeg is na het opladen, is de levensduur opgebruikt. Koop dan een nieuwe batterij. 15 De interne, oplaadbare lithiumbatterij recyclen Als u uw camera weggooit, moet u eerst de interne, oplaadbare batterij verwijderen en voor recycling aanbieden volgens de regels die in uw land gelden. de schroeven van de 1 Draai behuizing los. ● Draai de schroeven van de behuizing aan de zijkanten en de onderkant los. de voor- en achterkant en 2 Verwijder het programmakeuzewiel. ● Trek de voor- en achterkant van de camera. ● Draai de schroef van het programmakeuzewiel los en verwijder het programmakeuzewiel. Raak nooit de flitser aan. Dit kan een elektrische schok veroorzaken. Raak dit gedeelte nooit aan! de circuitdraden naar buiten 3 Trek en knip de draden van de microfoon door. ● Open de vergrendelingen van de aansluiting en trek de circuitdraden naar buiten zoals is aangegeven. ● Knip met een schaar de rode en zwarte microfoondraad door zoals weergegeven. Raak nooit het gedeelte aan dat is gemarkeerd in de afbeelding. Dit kan een elektrische schok veroorzaken. 16 De interne, oplaadbare lithiumbatterij recyclen Verwijder het scherm. 4 ● Steek een platte schroevendraaier onder de onderrand van het scherm om het los te wrikken. ● Verwijder het scherm van de camera. het 5 Verwijder batterijcompartiment. ● Draai de camera om. ● Draai de schroeven van het batterijcompartiment los zoals wordt aangegeven. ● Draai de schroef van de statiefaansluiting los zoals aangegeven en verwijder de aansluiting. ● Draai de schroeven van de bedieningseenheid los. het 6 Verwijder batterijcompartiment. ● Pak de bovenste printplaat vast bij de zijkanten en trek deze omhoog zoals aangegeven. ● Gebruik een platte schroevendraaier om de behuizing van het scherm omhoog te wrikken en trek het batterijcompartiment uit te camera. Pak de bovenste printplaat alleen vast bij de zijkanten. Raak nooit de bovenof onderkant van de printplaat aan. Dit kan een elektrische schok veroorzaken. 17 De interne, oplaadbare lithiumbatterij recyclen de batterij. 7 Verwijder ● Trek de bedieningseenheid omhoog zoals aangegeven en verwijder de batterij. Verwijder de behuizing van de camera alleen als u de interne, oplaadbare lithiumbatterij wilt verwijderen voor recycling voordat u de camera weggooit. 18 Compatibele geheugenkaarten (afzonderlijk verkrijgbaar) • • • • • • SD-geheugenkaarten (2 GB en minder)* SDHC-geheugenkaarten (meer dan 2 GB, tot en met 32 GB)* SDXC-geheugenkaarten (meer dan 32 GB)* MultiMediaCards MMCplus-geheugenkaarten HC MMCplus-geheugenkaarten * Deze geheugenkaart voldoet aan de SD-normen. Sommige kaarten werken niet afhankelijk van het merk van de kaart die gebruikt wordt. Afhankelijk van de versie van het besturingssysteem van uw computer, worden SDXC-geheugenkaarten niet herkent wanneer er een kaartlezer wordt gebruikt. Controleer van tevoren of uw besturingssysteem deze functie ondersteunt. De batterij en geheugenkaart plaatsen Plaats de meegeleverde batterij en een geheugenkaart (afzonderlijk verkrijgbaar). het schuifje voor 1 Controleer schrijfbeveiliging van de kaart. ● Als de geheugenkaart een schuifje voor schrijfbeveiliging bevat, kunt u geen opnamen maken als het schuifje is ingesteld op vergrendeld. Duw het schuifje omhoog totdat u een klik hoort. het klepje. 2 Open ● Schuif het klepje naar buiten en omhoog om het te openen. de batterij. 3 Plaats ● Plaats de batterij op de afgebeelde wijze totdat deze vastklikt. ● Zorg dat u de batterij in de juiste richting plaatst, anders klikt deze niet goed vast. Aansluitpunten 19 De batterij en geheugenkaart plaatsen de geheugenkaart. 4 Plaats ● Plaats de geheugenkaart op de afgebeelde wijze totdat deze vastklikt. ● Plaats de geheugenkaart in de juiste richting. Als u de geheugenkaart in de verkeerde richting probeert te plaatsen, kunt u de camera beschadigen. Label het klepje. 5 Sluit ● Sluit het klepje en duw het lichtjes aan terwijl u het naar binnen schuift, totdat het vastklikt . Wat als [Geheugenkaart op slot] op het scherm verschijnt? SD, SDHC en SDXC-geheugenkaarten hebben een “schuifje voor schrijfbeveiliging”. Als dit schuifje is ingesteld op vergrendeld, verschijnt op het scherm [Geheugenkaart op slot]. U kunt dan geen beelden opnemen of wissen. ● De batterij en geheugenkaart verwijderen Verwijder de batterij. ● Open het klepje en duw de batterijvergrendeling in de richting van de pijl. X De batterij wipt nu omhoog. Verwijder de geheugenkaart. ● Duw de geheugenkaart naar binnen tot u een klik hoort en laat de kaart langzaam los. X De geheugenkaart wipt nu omhoog. 20 De batterij en geheugenkaart plaatsen Aantal opnamen per geheugenkaart (bij benadering) Geheugenkaart 4 GB 16 GB Aantal opnamen 1231 5042 Geheugenkaart 4 GB 16 GB Aantal opnamen 1471 6026 • Deze waarden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen. • Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, varieert al naar gelang de camerainstellingen, het onderwerp en de geheugenkaart die u gebruikt. Wilt u kijken hoeveel opnamen u nog kunt maken? U kunt zien hoeveel opnamen u nog kunt maken als de camera in een opnamemodus is ingesteld (p. 27). Aantal opnamen dat kan worden gemaakt 21 De datum en tijd instellen Het scherm voor datum/tijd-instellingen verschijnt wanneer de camera voor het eerst wordt ingeschakeld. Aangezien de datum en tijd die aan uw opnamen worden toegevoegd op deze instellingen worden gebaseerd, is het belangrijk dat u deze instelt. de camera in. 1 Schakel ● Druk op de ON/OFF-knop. X Het scherm Datum/Tijd verschijnt. de datum en tijd in. 2 Stel ● Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. ● Druk op de knoppen op om een waarde in te stellen. de instelling. 3 Voltooi ● Druk op de knop m. X Nadat u de datum en tijd hebt ingesteld, wordt het scherm Datum/Tijd gesloten. ● Als u op de ON/OFF-knop drukt, wordt de camera uitgeschakeld. Het scherm Datum/Tijd komt steeds terug Stel de juiste datum en tijd in. Als u de datum en tijd niet goed hebt ingesteld, verschijnt het scherm Datum/Tijd elke keer als u de camera inschakelt. Zomertijd instellen Als u bij in stap 2 op de knoppen op drukt om wordt de zomertijd (normale tijd plus 1 uur) ingesteld. 22 te kiezen, De datum en tijd instellen ● Datum en tijd wijzigen U kunt de huidige instellingen voor de datum en tijd wijzigen. de menulijst. 1 Open ● Druk op de knop n. [Datum/Tijd] op het 2 Selecteer tabblad 3. ● Druk op de knoppen qr om het tabblad 3 te selecteren. ● Druk op de knoppen op om [Datum/Tijd] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. de datum en/of de tijd. 3 Wijzig ● Volg stap 2 en 3 op p. 22 om de instelling te wijzigen. ● Als u op de knop n drukt, wordt het menu gesloten. Datum/tijd-batterij • De camera bevat een ingebouwde datum/tijd-batterij. Dit is een reservebatterij die de datum/tijd-instellingen ongeveer drie weken kan vasthouden nadat de andere batterij is verwijderd. • Als u een opgeladen batterij plaatst of een voedingsadapterset aansluit (afzonderlijk verkrijgbaar, p. 42), kan de datum/tijd-batterij in ongeveer 4 uur worden opgeladen, zelfs als de camera niet is ingeschakeld. • Als de datum/tijd-batterij leeg is, verschijnt het menu Datum/Tijd als u de camera inschakelt. Volg de stappen op p. 22 om de datum en tijd in te stellen. 23 De taal van het scherm instellen U kunt de taal wijzigen die op het scherm wordt weergegeven. de afspeelmodus. 1 Selecteer ● Druk op de knop 1. het instellingenscherm. 2 Open ● Houd de knop m ingedrukt terwijl u op de knop n drukt. de taal van het 3 Stel LCD-scherm in. ● Druk op de knoppen opqr om een taal te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X Nadat u de taal van het LCD-scherm hebt ingesteld, wordt het instellingenscherm gesloten. U kunt de taal van het LCD-scherm ook wijzigen door op n te drukken, het tabblad 3 te selecteren en vervolgens het menu-item [Taal] te selecteren. 24 Geheugenkaarten formatteren Voordat u een nieuwe geheugenkaart gaat gebruiken of een geheugenkaart die is geformatteerd in een ander apparaat, moet u de kaart formatteren met deze camera. Door het formatteren (initialiseren) van een geheugenkaart worden alle gegevens op de kaart gewist. Aangezien u de gewiste gegevens niet kunt herstellen, moet u uiterst voorzichtig zijn als u een geheugenkaart gaat formatteren. het menu. 1 Open ● Druk op de knop n. [Formateren]. 2 Selecteer ● Druk op de knoppen qr om het tabblad 3 te selecteren. ● Druk op de knoppen op om [Formateren] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. de geheugenkaart. 3 Formatteer ● Druk op de knoppen qr om [OK] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X Er wordt een bevestigingsscherm weergegeven. ● Druk op de knoppen op om [OK] te selecteren en druk op de knop m. X De geheugenkaart wordt geformatteerd. 25 De sluiterknop indrukken X Als het formatteren is voltooid, wordt [Geheugenkaart is geformatteerd] weergegeven op het scherm. ● Druk op de knop m. Het formatteren van de geheugenkaart of het wissen van de gegevens op de geheugenkaart wijzigt enkel de bestandsbeheerinformatie op de kaart en garandeert niet dat de inhoud volledig wordt gewist. Wees voorzichtig bij het downloaden of weggooien van een geheugenkaart. Tref voorzorgsmaatregelen, zoals het fysiek vernietigen van de kaart, wanneer u een geheugenkaart weggooit, om te voorkomen dat persoonlijke informatie wordt verspreid. De totale capaciteit van de geheugenkaart die bij het formatteren wordt weergegeven op het scherm, kan minder zijn dan wordt aangegeven op de geheugenkaart. De sluiterknop indrukken Druk de sluiterknop altijd eerst half in om de focus in te stellen en druk de knop volledig in om de foto te maken. de sluiterknop half in 1 Druk (zachtjes indrukken om te focussen). ● Druk lichtjes totdat u tweemaal een piepgeluid hoort. F-kaders worden weergegeven daar waar de camera op heeft scherpgesteld. de sluiterknop helemaal 2 Druk in (helemaal indrukken voor het maken van de opname). X U hoort het geluid van de sluiter als de opname wordt gemaakt. Als u de sluiterknop meteen helemaal indrukt zonder halverwege te pauzeren, is het beeld wellicht onscherp. 26 Opnames maken (Smart Auto) De camera kan de onderwerp- en opnameomstandigheden bepalen, zodat u de camera automatisch de beste instellingen voor de compositie kunt laten selecteren en u alleen nog maar de foto hoeft te maken. De camera kan ook gezichten detecteren en hierop automatisch scherpstellen, waarna de kleur en helderheid optimaal worden ingesteld. de camera in. 1 Schakel ● Druk op de ON/OFF-knop. X Het opstartscherm verschijnt. de modus A. 2 Selecteer ● Stel het programmakeuzewiel in op A. ● Als u de camera op het onderwerp richt, maakt de camera geluid omdat deze de compositie bepaalt. X Het pictogram voor de ingestelde compositie wordt weergegeven in de rechterbovenhoek van het scherm. X De camera stelt scherp op gedetecteerde gezichten en geeft kaders weer rond deze gezichten. de compositie. 3 Kies ● Als u op de zoomknop i drukt, zoomt Zoombalk u in op het onderwerp zodat dit groter lijkt. Als u op de zoomknop j drukt, zoomt u uit op het onderwerp zodat dit kleiner lijkt (de zoombalk wordt weergegeven) scherp. 4 Stel ● Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen. 27 Opnames maken (Smart Auto) X Wanneer de camera scherpstelt, hoort u tweemaal een piepgeluid en worden er AF-kaders weergegeven op de onderwerpen waarop de camera heeft scherpgesteld. Wanneer de camera scherpstelt op meer dan één punt, worden er meerdere frames gegeven. AF-kader de opname. 5 Maak ● Druk de sluiterknop helemaal in. X Het sluitergeluid klinkt terwijl het beeld wordt vastgelegd. Als er weinig licht is, wordt de flitser automatisch geactiveerd. X De foto verschijnt gedurende enkele seconden op het scherm. ● Terwijl de foto nog op het scherm staat, kunt u al op de sluiterknop drukken om een volgende foto te maken. ● Compositiepictogrammen De camera geeft automatisch een pictogram weer voor de bepaalde compositie en stelt vervolgens automatisch de focus in en selecteert de optimale instellingen voor de helderheid en kleur voor het onderwerp. Achtergrond Onderwerp Helder Tegenlicht Inclusief blauwe luchten Tegenlicht Mensen Zonsondergangen Donker Met een statief – * Landschappen * Onderwerpen van dichtbij Achtergrondkleur pictogram – Grijs Lichtblauw Oranje – Donkerblauw * Wordt weergegeven wanneer de compositie donker is en de camera op een statief wordt geplaatst. 28 Opnames maken (Smart Auto) Onder bepaalde omstandigheden past het weergegeven pictogram niet bij de werkelijke compositie. Dit gebeurt met name wanneer er een oranje of blauwe achtergrond is (bijvoorbeeld een muur); of het pictogram “Inclusief blauwe luchten” wordt weergegeven, waardoor u geen foto's kunt maken met de juiste kleur. Probeer in dat geval opnamen te maken in de modus G (p. 70). Wat als... • Wat als er witte en grijze kaders verschijnen wanneer u de camera op een onderwerp richt? Als er gezichten worden herkend, verschijnt een wit kader rond het gezicht van het hoofdonderwerp. Rond de andere herkende gezichten verschijnt een grijs kader. De kaders volgen de onderwerpen binnen een bepaald bereik. (p. 82) • Wat als er een knipperende verschijnt? Bevestig de camera op een statief, zodat de camera niet kan bewegen en daardoor het beeld onscherp maken. • Wat als de camera geen enkel geluid maakt? Als u op de knop l drukt terwijl u de camera inschakelt, worden alle camerageluiden uitgeschakeld, behalve de waarschuwingsgeluiden. Om het geluid in te schakelen, drukt u op de knop n, selecteert u de tab 3 en vervolgens de optie [mute]. Druk op de knoppen qr om [Uit] te selecteren. • Wat als het beeld donker is terwijl toch de flitser is gebruikt bij de opname? Het onderwerp valt buiten het bereik van de flitser. Duw de zoomknop naar j en houd de knop vast tot de lens niet meer beweegt. U kunt opnames maken binnen de werkzame flitsafstand van ongeveer 30 cm – 4,0 m wanneer de camera is ingesteld op een maximale groothoekinstelling. Duw de zoomknop naar i en houd de knop vast tot de lens niet meer beweegt. U kunt opnames maken binnen de werkzame flitsafstand van ongeveer 30 cm – 2,0 m wanneer de camera is ingesteld op een maximale telelensinstelling. • Wat als de camera één keer piept wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt? Het onderwerp is te dichtbij. Duw de zoomknop naar j en houd de knop vast tot de lens niet meer beweegt. De camera staat nu in de maximale groothoekinstelling en u kunt scherpstellen op onderwerpen die zich ongeveer 3 cm of meer van het uiteinde van de lens bevinden. Duw de zoomknop naar i en houd de knop vast tot de lens niet meer beweegt. De camera staat nu in de maximale telelensinstelling en u kunt scherpstellen op onderwerpen die zich ongeveer 30 cm of meer van het uiteinde van de lens bevinden. • Wat als het lampje gaat branden wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt? Om rode ogen te corrigeren en om het scherpstellen te vergemakkelijken, kan het lampje gaan branden bij opnamen in een donkere omgeving. • Wat als het pictogram h knippert wanneer u een foto probeert te maken? De flitser is aan het opladen. U kunt een foto nemen wanneer de flitser is opgeladen. 29 Beelden bekijken U kunt de foto’s die u hebt gemaakt op het scherm bekijken. de afspeelmodus. 1 Selecteer ● Druk op de knop 1. X De laatst gemaakte opname verschijnt. een beeld. 2 Selecteer ● Als u op de knop q drukt, doorloopt ● ● X ● u de beelden in omgekeerde volgorde van opname, van het nieuwste beeld naar het oudste. Als u op de knop r drukt, doorloopt u de beelden in volgorde van opname, van het oudste beeld naar het nieuwste. De beelden volgen elkaar sneller op als u de knoppen qr ingedrukt houdt, maar ze worden grover weergegeven. Na ongeveer 1 minuut wordt de lens weer ingetrokken. Als u nogmaals op de knop 1 drukt terwijl de lens is ingeschoven, wordt de camera uitgeschakeld. Overschakelen naar de opnamemodus Als u de sluiterknop half indrukt of het programmakeuzewiel draait in de afspeelmodus, gaat de camera terug naar de opnamemodus. 30 Beelden wissen U kunt de beelden één voor één selecteren en wissen. Gewiste beelden kunnen niet worden hersteld. Denk goed na voordat u beelden wist. de afspeelmodus. 1 Selecteer ● Druk op de knop 1. X De laatst gemaakte opname verschijnt. het beeld dat u wilt 2 Selecteer wissen. ● Druk op de knoppen qr om een beeld weer te geven dat u wilt wissen. het beeld. 3 ●Wis Druk op de knop p. X [Wissen?] verschijnt op het scherm. ● Druk op de knoppen qr om [Wissen] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X Het getoonde beeld wordt gewist. ● Als u het beeld niet wilt wissen, drukt u op de knoppen qr om [Stop] te selecteren en drukt u vervolgens op de knop m. 31 Opnamen maken in de modus Easy In de modus Easy worden bedieningsinstructies weergegeven op het scherm en de camera is zo ingesteld dat alleen de knoppen die op deze pagina worden uitgelegd en de zoomknop, werkzaam zijn. Hiermee wordt verkeerd gebruik van de camera voorkomen, zodat zelfs beginners zorgeloos foto's kunnen maken. de modus 9. 1 Selecteer ● Stel het programmakeuzewiel in op 9. de opname. 2 Maak ● Voer stap 3 – 5 op pp. 27 – 28 uit om opnamen te maken (zonder geluid). ● De flitser uitzetten Druk op de knop r. X De flitser wordt ingeschakeld en ! wordt weergegeven. X Door nogmaals op r te drukken wordt op het scherm weergegeven en wordt er automatisch geflitst in situaties met weinig licht. 32 Bekijken of wissen in de modus Easy In de modus Easy worden bedieningsinstructies weergegeven op het scherm en de camera is zo ingesteld dat alleen de knoppen die op deze pagina worden uitgelegd, werkzaam zijn. Hiermee wordt verkeerd gebruik van de camera voorkomen, zodat zelfs beginners zorgeloos beelden kunnen bekijken en wissen. ● Enkele beelden bekijken Selecteer een beeld. ● Druk op de knop 1 en druk vervolgens op de knoppen qr om te schakelen tussen beelden. ● Diavoorstellingen bekijken Start de diavoorstelling. X Druk op de knop 1, druk vervolgens op de knop m en alle foto’s die u hebt gemaakt, worden 3 seconden lang weergegeven. ● Druk nogmaals op de knop m om de diavoorstelling te beëindigen. ● Beelden wissen het beeld dat u wilt 1 Selecteer wissen. ● Druk op de knop 1 en druk vervolgens op de knoppen qr om de beelden weer te geven die u wilt wissen. het beeld. 2 Wis ● Druk op de knop p, druk vervolgens op de knoppen qr om [Wissen] te selecteren en druk op de knop m. X Het geselecteerde beeld wordt gewist. 33 Films opnemen De camera kan automatisch alle instellingen selecteren, zodat u alleen nog op de sluiterknop hoeft te drukken om te filmen. de modus E. 1 Selecteer ● Stel het programmakeuzewiel in op E. Opnametijd de compositie. 2 Kies ● Als u op de zoomknop i drukt, zoomt u in op het onderwerp zodat dit groter lijkt. Als u op de zoomknop j drukt, zoomt u uit op het onderwerp zodat dit kleiner lijkt. scherp. 3 Stel ● Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen. X Terwijl de camera wordt scherpgesteld, hoort u tweemaal een piepgeluid en brandt het lampje groen. de opname. 4 Maak ● Druk de sluiterknop helemaal in. 34 Films opnemen X De camera begint met de filmopname en op het scherm verschijnen [ REC] en de verstreken tijd. ● Als de opname is begonnen, haalt u uw vinger van de sluiterknop. ● Als u tijdens de opname de compositie wijzigt, blijft de focus hetzelfde maar worden de helderheid en de kleurtoon automatisch aangepast. Verstreken tijd ● Raak de microfoon niet aan tijdens de opname. ● Gebruik tijdens de opname geen andere knoppen dan de sluiterknop. Het geluid van de knoppen wordt in de film opgenomen. Microfoon de opname. 5 Stop ● Druk de sluiterknop opnieuw volledig in. X De camera geeft één pieptoon en stopt met opnemen. X De film wordt naar de geheugenkaart weggeschreven. X De opname stopt automatisch wanneer de geheugenkaart vol is. Het onderwerp vergroten tijdens de opname Als u op de zoomknop i drukt, zoomt u in op het onderwerp. De bedieningsgeluiden worden echter opgenomen en de film kan grof lijken. Geschatte opnametijden Geheugenkaart 4 GB 16 GB Opnametijd 32 min. 26 s. 2 uur 12 min. 50 sec. • Deze waarden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen. • Het opnemen stopt automatisch zodra het clipbestand 4 GB groot is of er ongeveer één uur lang is opgenomen. • Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als de maximale cliplengte nog niet is bereikt. U kunt het beste SD Speed Class 4-geheugenkaarten of hoger gebruiken. 35 Films bekijken U kunt de films die u hebt gemaakt, op het scherm bekijken. de afspeelmodus. 1 Selecteer ● Druk op de knop 1. X De laatstgemaakte opname verschijnt. X wordt weergegeven op films. een film. 2 Selecteer ● Druk op de knoppen qr om een film te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X Het filmbedieningspaneel verschijnt. de film af. 3 Speel ● Druk op de knoppen qr om X ● ● X 36 (afspelen) te selecteren en druk vervolgens op de knop m. De film wordt afgespeeld. U kunt het afspelen van de film pauzeren en hervatten door nogmaals te drukken op m. Druk op de knoppen op om het volume aan te passen. Na het einde van de film, wordt weergegeven. Beelden downloaden naar een computer voor weergave U kunt de meegeleverde software gebruiken om uw camerabeelden naar een computer te downloaden voor weergave. Als u ZoomBrowser EX/ ImageBrowser al gebruikt, installeert u de software van de meegeleverde cd-rom, zodat de huidige installatie wordt overschreven. ● Systeemvereisten Windows Windows 7 Besturingssysteem Windows Vista (inclusief Service Pack 1 en 2) Windows XP Service Pack 2, Service Pack 3 Computermodel Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn geïnstalleerd op computers met ingebouwde USB-poorten. CPU Pentium 1,3 GHz of hoger RAM Windows 7 (64 bit): 2 GB of meer Windows 7 (32 bit), Windows Vista: 1 GB of meer Windows XP: 512 MB of meer Interface USB Vrije ruimte op de vaste schijf ZoomBrowser EX: 200 MB of meer* PhotoStitch: 40 MB of meer Weergave 1.024 x 768 pixels of hoger * Voor Windows XP moet Microsoft .NET Framework 3.0 of hoger (max. 500 MB) zijn geïnstalleerd. De installatie kan enige tijd duren, afhankelijk van de capaciteit van de computer. Macintosh Besturingssysteem Mac OS X (v10.4 – v10.6) Computermodel Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn geïnstalleerd op computers met ingebouwde USB-poorten. CPU PowerPC G4/G5 of Intel-processor RAM Mac OS X v10.4 – v10.5: 512 MB of meer Mac OS X v10.6: 1 GB of meer Interface USB Vrije ruimte op de vaste schijf ImageBrowser: 300 MB of meer PhotoStitch: 50 MB of meer Weergave 1.024 x 768 pixels of hoger 37 Beelden downloaden naar een computer voor weergave ● Voorbereidingen In de volgende beschrijvingen worden Windows Vista en Mac OS X (v10.5) gebruikt. 1 Installeer de software. Windows Plaats de cd in het cd-romstation van de computer. ● Plaats de meegeleverde cd-rom (DIGITAL CAMERA Solution Disk) (p. 2) in het cd-romstation van de computer. Start de installatie. ● Klik op [Easy Installation/Eenvoudige installatie] en volg de instructies op het -scherm om verder te gaan met de installatie. ● Als het scherm [User Account Control/Beheer gebruikersaccount] wordt weergegeven, volgt u de instructies op het scherm om verder te gaan. Als de installatie is voltooid, klikt u op [Restart/Opnieuw starten] of [Finish/Voltooien]. Verwijder de cd-rom. ● Verwijder de cd-rom wanneer uw bureaubladscherm verschijnt. Macintosh Plaats de cd in het cd-romstation van de computer. ● Plaats de meegeleverde cd-rom (DIGITAL CAMERA Solution Disk) (p. 2) in het cd-rom-station van de computer. Start de installatie. ● Dubbelklik op op de cd. ● Klik op [Install/Installeren] en volg de instructies op het scherm om verder te gaan met de installatie. 38 Beelden downloaden naar een computer voor weergave de camera aan op de computer. 2 Sluit ● Schakel de camera uit. ● Open het klepje en steek de kleine stekker stevig in de aansluiting van de camera in de aangegeven richting. ● Steek de grote kabelstekker in de computer. Raadpleeg de handleiding van de computer voor meer informatie over de aansluiting. de camera in. 3 Schakel ● Druk op 1 om de camera aan te zetten. 4 Open CameraWindow. Windows ● Klik op [Downloads Images From Canon Camera using Canon CameraWindow/Beelden van Canon-camera via Canon CameraWindow downloaden]. X CameraWindow verschijnt. ● Als CameraWindow niet verschijnt, klikt u op het menu [Start] en selecteert u [All Programs/Alle programma's], gevolgd door [Canon Utilities], [CameraWindow] en [CameraWindow]. Macintosh X Wanneer er een verbinding tot stand is gebracht tussen de camera en de computer, wordt CameraWindow weergegeven. ● Als CameraWindow niet verschijnt, klikt u op het pictogram CameraWindow in de taakbalk onder aan het bureaublad. Bij Windows 7 gebruikt u de volgende stappen om CameraWindow weer te geven. • Klik op de taakbalk. • Klik in het weergegeven scherm op koppeling om het programma aan te passen. • Klik op [Downloads Images From Canon Camera using Canon CameraWindow/Beelden van Canon-camera via Canon CameraWindow downloaden] en klik vervolgens op [OK]. • Dubbelklik op . 39 Beelden downloaden naar een computer voor weergave ● Beelden verplaatsen en weergeven ● Klik op [Import Images from Camera/ Beelden importeren van camera] en vervolgens op [Import Untransferred Images/Niet-overgedragen beelden importeren]. X Alle beelden die nog niet zijn overgedragen, worden nu naar de computer overgedragen. Overgedragen beelden worden gesorteerd op datum en opgeslagen in afzonderlijke submappen in de map [Pictures/ Afbeeldingen]. ● Wanneer [Image import complete./ Importeren van beelden voltooid.] wordt weergegeven klikt u op [OK] en vervolgens op [X] om CameraWindow te sluiten. ● Schakel de camera en verwijder de kabel. ● Raadpleeg de Softwarehandleiding voor meer informatie over het weergeven van beelden via een computer. U kunt uw camerabeelden downloaden zonder de meegeleverde software te installeren door uw camera eenvoudigweg aan te sluiten op de computer. Hierbij gelden echter de volgende beperkingen: • Nadat u de camera hebt aangesloten op uw computer, kan het enkele minuten duren voordat u beelden kunt downloaden. • Films worden wellicht niet goed gedownload. • Beelden die in verticale positie zijn opgenomen, worden mogelijk in horizontale positie gedownload. • Beveiligingsinstellingen voor beelden kunnen verloren gaan bij het downloaden naar een computer. • Er kunnen problemen ontstaan bij het downloaden van beelden of beeldgegevens, afhankelijk van de versie van het gebruikte besturingssysteem, de bestandsgrootte of de gebruikte software. 40 Accessoires Geleverd bij de camera Polsriem WS-800 Batterij NB-8L (met klepje)* Batterijlader CB-2LA/2LAE* AV-kabel AVC-DC400* Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk Interfacekabel IFC-400PCU* * Ook los verkrijgbaar. Geheugenkaart Kaartlezer Windows/Macintosh Canon PictBridge-compatibele printers Compact Photo Printers (SELPHY-serie) Inkjetprinters Raadpleeg de gebruikershandleiding die bij de printer is geleverd voor meer informatie over de printer en interfacekabels. TV/Video 41 Afzonderlijk verkrijgbare accessoires De volgende camera-accessoires worden apart verkocht. Sommige accessoires worden niet verkocht of zijn niet meer verkrijgbaar in sommige regio's. Voedingen Voedingsadapterset ACK-DC60 Met deze set kunt u de camera aansluiten op een gewoon stopcontact. Dit wordt aanbevolen wanneer u de camera gedurende langere tijd wilt gebruiken of wanneer u de camera aansluit op een computer of printer. U kunt op deze manier niet de batterij in de camera opladen. Batterijlader CB-2LA/2LAE Een adapter om de batterij NB-8L op te laden. Batterij NB-8L Oplaadbare lithium-ionbatterij. VOORZICHTIG ONTPLOFFINGSGEVAAR ALS DE BATTERIJ WORDT VERVANGEN DOOR EEN ONJUIST TYPE BATTERIJ. HOUD U BIJ HET WEGGOOIEN VAN GEBRUIKTE BATTERIJEN AAN DE LOKALE VOORSCHRIFTEN HIERVOOR. Accessoires in het buitenland gebruiken De batterijlader en de adapter kunnen worden gebruikt in gebieden met een wisselspanning van 100-240 V (50/60 Hz). Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een geschikte stekkeradapter gebruiken. Gebruik in het buitenland geen apparaten zoals elektrische transformatoren, omdat dit kan leiden tot beschadigingen. Flitser Canon krachtige flitser HF-DC1 Met deze extra flitser die op de camera kan worden bevestigd, kunt u onderwerpen vastleggen die te ver weg zijn om door de ingebouwde flitser te worden belicht. 42 Afzonderlijk verkrijgbare accessoires Printers SELPHY-serie Canon PictBridge-compatibele printers Als u uw camera aansluit op een Canon PictBridge-compatibele printer, kunt u uw beelden afdrukken zonder een computer te gebruiken. Ga voor meer informatie naar een winkel bij u in de buurt waar Canon-producten worden verkocht. Inkjetprinters Gebruik van Canon-accessoires wordt aanbevolen. Dit product is ontworpen om een uitstekende prestatie neer te zetten wanneer het wordt gebruikt in combinatie met accessoires van het merk Canon. Canon is niet aansprakelijk voor eventuele schade aan dit product en/of ongelukken zoals brand enzovoort, die worden veroorzaakt door de slechte werking van accessoires van een ander merk (bijvoorbeeld lekkage en/of explosie van een batterij). Houd er rekening mee dat deze garantie niet van toepassing is op reparaties die voortvloeien uit een slechte werking van accessoires die niet door Canon zijn vervaardigd, hoewel u dergelijke reparaties wel tegen betaling kunt laten uitvoeren. 43 44 2 Meer informatie Dit hoofdstuk beschrijft de onderdelen van de camera en de informatie op het scherm, evenals instructies voor het basisgebruik. 45 Overzicht van de onderdelen Lampje (pp. 29, 66, 67, 125) Microfoon (p. 35) Lens Programmakeuzewiel Sluiterknop (p. 26) ON/OFF-knop Luidspreker Flitser (pp. 62, 71) Aansluiting statief Klepje gelijkstroomkoppeling (p. 130) Klepje geheugenkaartsleuf/ batterijhouder (p. 19) Riembevestigingspunt (p. 13) Programmakeuzewiel Met het programmakeuzewiel wijzigt u de Opnamemodus. Modus P Selecteer zelf verschillende instellingen voor het maken van verschillende soorten foto's (p. 70). Auto-modus U kunt de camera volledig automatisch de instellingen laten selecteren voor het maken van opnames (p. 27). Modus Easy U kunt foto's maken door gewoon de sluiterknop in te drukken (p. 32). Filmmodus Voor het maken van films (pp. 34, 89). SCN (modus voor speciale opnamen) U kunt opnames maken met de beste instellingen voor die compositie (p. 58) of effecten toevoegen en opnamen maken (p. 61). Als u het programmakeuzewiel draait in de afspeelmodus, schakelt de camera over naar de opnamemodus. 46 Lampje Scherm (LCD-monitor) (pp. 48, 136) Zoomknop Opnemen: i (telelens)/j (groothoek) (p. 27) Afspelen: k (vergroten) (p. 100) / g (index) (p. 96) Knop 0 (gezichtsselectie) (pp. 84, 99) Knop l (weergave) (pp. 48, 99) A/V OUT- (audio/video-uitgang) / DIGITAL-aansluiting (pp. 39, 101, 114) Lampje (p. 47) Knop 1 (afspelen) (p. 30) Knop n (p. 51) Knop e (Macro) (p. 71) / u (Oneindig) (p. 72) / q Knop b (belichtingscompensatie) (p. 70) /knop d (volgende) (p. 97) / knop o. Knop m FUNC./SET (functie/instellen) (p. 50) h (flitser) (pp. 62, 71) / knop r Q (Zelfontspanner) (pp. 66, 78, 79) / a (1 beeld wissen) (p. 31) /knop p Lampje Het lampje op de achterzijde van de camera (p. 47) brandt of knippert afhankelijk van de status van de camera. Kleur Groen Status Brandt Knippert Bedieningsstatus Opnamevoorbereiding voltooid/display uit (p. 124) Bezig met vastleggen/lezen/verzenden van beeldgegevens Als het lampje groen knippert, worden gegevens vastgelegd op of opgehaald van de geheugenkaart, of worden gegevens verzonden. U mag dan NIET de stroom uitschakelen, het klepje van de geheugenkaartsleuf of de batterijhouder openen, of de camera schudden of aanstoten. Deze acties kunnen de gegevens beschadigen of storingen veroorzaken in de camera of de geheugenkaart. 47 Schermweergave ● Heen en weer schakelen tussen weergaven U kunt de schermweergave wijzigen met de knop l Zie p. 136 voor details over de informatie die op het scherm verschijnt. Opnamen maken Informatieweergave Geen informatieweergave Afspelen Geen informatieweergave Korte informatieweergave Uitgebreide informatieweergave Focuscontroleweergave (p. 99) U kunt ook schakelen tussen weergaven door direct na de opname op de knop l te drukken terwijl het beeld wordt weergegeven. De “korte informatieweergave” verschijnt dan echter niet. U kunt de weergave die als eerste verschijnt, wijzigen door op de knop n te drukken, de tab 4 te kiezen en vervolgens de instelling [terugkijken]. Schermweergave in donkere omgevingen voor opnamen Als u in een donkere omgeving opnamen maakt, wordt het LCD-scherm automatisch helder zodat u de compositie kunt controleren (de nachtschermfunctie). De helderheid van de opname op het scherm en de helderheid van het daadwerkelijk vastgelegde beeld kunnen echter verschillend zijn. Er kan schermruis ontstaan en de bewegingen van het onderwerp zijn wellicht wat hoekig op het LCD-scherm. Dit heeft geen invloed op het opgenomen beeld. Overbelichtingswaarschuwing bij afspelen In de “Uitgebreide informatieweergave” knipperen de overbelichte gedeelten van het beeld op het scherm. 48 De functie spaarstand (Automatisch Uit) Histogram tijdens afspelen Hoog Laag Donker Helder De grafiek die verschijnt in de “Uitgebreide informatieweergave” (p. 48), wordt het histogram genoemd. Het histogram toont de distributie van de helderheid van een beeld in horizontale richting en de sterkte van de helderheid in verticale richting. Als de grafiek meer naar rechts staat, is de opname helder. Staat de grafiek meer naar links, dan is de opname donker. Op deze manier kunt u de belichting beoordelen. De functie spaarstand (Automatisch Uit) Om energie te sparen wordt de camera automatisch uitgeschakeld als er gedurende een bepaalde tijd geen gebruik van is gemaakt. Spaarstand tijdens opnemen Het scherm wordt uitgeschakeld nadat de camera ongeveer 1 minuut lang niet is gebruikt. Na ongeveer 2 minuten wordt de lens ingetrokken en de camera uitgeschakeld. Als het scherm is uitgeschakeld maar de lens nog niet is ingetrokken en u de sluiterknop half indrukt (p. 26), wordt het scherm weer ingeschakeld en kunt u weer opnemen. Spaarstand tijdens afspelen De stroom wordt uitgeschakeld nadat de camera ongeveer 5 minuten lang niet is gebruikt. • U kunt de spaarstandfunctie uitschakelen (p. 123). • U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm wordt uitgeschakeld (p. 124). 49 Menu FUNC. – Basishandelingen Met het menu FUNC. kunt u algemene opnamefuncties instellen. De menu-items en -opties zijn afhankelijk van de modus (pp. 138 – 139). een opnamemodus. 1 Selecteer ● Stel het programmakeuzewiel in op de gewenste opnamemodus. het menu FUNC. 2 Open ● Druk op de knop m. een menu-item. 3 Selecteer ● Druk op de knoppen op om een menu-item te selecteren. X Onder aan het scherm verschijnen de beschikbare opties voor het menu-item. Beschikbare opties Menu-items een optie. 4 Selecteer ● Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. ● U kunt ook instellingen selecteren door op de knop l te drukken bij opties waarbij wordt weergegeven. de instelling. 5 Voltooi ● Druk op de knop m. X Het opnamescherm keert terug en u ziet de geselecteerde instelling op het LCD-scherm. 50 MENU – Basishandelingen U kunt allerlei functies instellen via de menu's. De menu-items zijn geordend in tabbladen, zoals een tabblad voor opnemen (4) en voor afspelen (1). De beschikbare menu-items zijn afhankelijk van de modus (pp. 140 – 141). het menu. 1 Open ● Druk op de knop n. een tabblad. 2 Selecteer ● Druk op de knoppen qr of druk op de zoomknop om een tabblad te selecteren. een menu-item. 3 Selecteer ● Druk op de knoppen op om een menuitem te selecteren. ● Bij sommige items moet u op de knop m of de knop r drukken om een submenu te openen waarin u de instelling kunt wijzigen. een optie. 4 Selecteer ● Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. de instelling. 5 Voltooi ● Druk op de knop n. X Het normale scherm verschijnt opnieuw. 51 De geluidsinstellingen wijzigen U kunt de camerageluiden uitschakelen of het volume ervan aanpassen. ● Geluiden dempen het menu. 1 Open ● Druk op de knop n. [mute]. 2 Selecteer ● Druk op de knoppen qr om het tabblad 3 te selecteren. ● Druk op de knoppen op om [mute] te selecteren en druk vervolgens op de knoppen qr om [Aan] te selecteren. ● Druk nogmaals op de knop n om terug te keren naar het normale scherm. ● Het volume aanpassen het menu. 1 Open ● Druk op de knop n. [Volume]. 2 Selecteer ● Druk op de knoppen qr om het tabblad 3 te selecteren. ● Druk op de knoppen op om [Volume] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. het volume aan. 3 Pas ● Druk op de knoppen op om een item te selecteren en druk vervolgens op de knoppen qr om het volume aan te passen. ● Druk tweemaal op de knop n om terug te keren naar het normale scherm. 52 De helderheid van het scherm wijzigen U kunt de helderheid van het scherm op twee manieren wijzigen. ● Via het menu het menu. 1 Open ● Druk op de knop n. [LCD Helderheid]. 2 Selecteer ● Druk op de knoppen qr om het tabblad 3 te selecteren. ● Druk op de knoppen op om [LCD Helderheid] te selecteren. aanpassen. 3 Helderheid ● Druk op de knoppen qr om de helderheid aan te passen. ● Druk tweemaal op de knop n om terug te keren naar het normale scherm. ● Via de knop l ● Druk meer dan een seconde lang op de knop l X Het scherm krijgt de maximale helderheid, ongeacht de instelling op het tabblad 3. ● Druk nogmaals langer dan een seconde op de knop l om de oorspronkelijke helderheid van het scherm te herstellen. • De volgende keer dat u de camera inschakelt, heeft het LCD-scherm de helderheid die is geselecteerd op het tabblad 3. • Als u de helderheid op maximaal hebt ingesteld op het tabblad 3, kunt u de helderheid niet wijzigen met de knop l 53 De standaardinstellingen van de camera herstellen Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u de standaardinstellingen van de camera herstellen. het menu. 1 Open ● Druk op de knop n. [Reset alle]. 2 Selecteer ● Druk op de knoppen qr om het tabblad 3 te selecteren. ● Druk op de knoppen op om [Reset alle] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. de instellingen. 3 Herstel ● Druk op de knoppen qr om [OK] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X De standaardinstellingen van de camera worden hersteld. Zijn er functies die niet kunnen worden hersteld? • De [Datum/Tijd] (p. 22) op het tabblad 3, [Taal] (p. 24), [Video Systeem] (p. 101). • De opgeslagen gegevens voor een aangepaste witbalans (p. 76). 54 Low Level Format van geheugenkaart Voer een Low Level Format uit als u denkt dat de opname-/leessnelheid van een geheugenkaart is verminderd. Door het uitvoeren van een Low Level Format van een geheugenkaart worden alle gegevens op de kaart gewist. Aangezien u de gewiste gegevens niet kunt herstellen, moet u uiterst voorzichtig zijn als u een Low Level Format uitvoert. het menu. 1 Open ● Druk op de knop n. [Formateren]. 2 Selecteer ● Druk op de knoppen qr om het tabblad 3 te selecteren. ● Druk op de knoppen op om [Formateren] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. de Low Level Format uit. 3 Voer ● Druk op de knoppen op om [Low Level Format] te selecteren en druk vervolgens op de knoppen qr om weer te geven. ● Druk op de knoppen opqr om [OK] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X Er wordt een bevestigingsscherm weergegeven. ● Druk op de knoppen op om [OK] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X De Low Level Format wordt uitgevoerd. 55 Klokfuncties Informatie over Low Level Format Als het bericht [Geheugenkaart fout] verschijnt, of als de camera niet goed werkt, kan het probleem wellicht worden opgelost door een Low Level Format uit te voeren. Kopieer eerst de beelden van de geheugenkaart naar een computer of een ander apparaat voordat u een Low Level Format uitvoert. • Een Low Level Format kan langer duren dan normaal formatteren, omdat alle opgenomen gegevens worden gewist. • U kunt een Low Level Format van een geheugenkaart stoppen door [Stop] te selecteren. Als u stopt met de Low Level Format, zijn de gegevens gewist maar kunt u de geheugenkaart zonder problemen blijven gebruiken. Klokfuncties U kunt kijken hoe laat het is. ● Houd de knop m ingedrukt. X De huidige tijd verschijnt. ● Als u de camera verticaal houdt wanneer u de klokfunctie gebruik, schakelt het scherm over naar verticale weergave. Druk op de knoppen qr om de weergavekleur aan te passen. ● Druk op m om de klokweergave te annuleren. Als de camera is uitgeschakeld, houdt u de knop m ingedrukt en drukt u op de ON/OFF-knop om de klok weer te geven. 56 3 Opnamen maken in speciale omstandigheden en veelgebruikte functies Dit hoofdstuk beschrijft het maken van opnamen in speciale omstandigheden en het gebruik van basisfuncties, zoals de zelfontspanner. • Als u een opnamemodus selecteert die overeenkomt met de speciale omstandigheden waarin u een opname wilt maken, selecteert de camera automatisch de benodigde instellingen. U hoeft alleen nog op de sluiterknop te drukken om een optimale foto te maken. • In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de modus A is ingesteld voor “De flitser uitzetten” (p. 62) om “De zelfontspanner gebruiken” (p. 66). Wanneer u opnamen maakt in een andere modus dan A, controleert u welke functies beschikbaar zijn in die modus (pp. 138 – 141). • In het gedeelte “De gezicht-zelfontspanner gebruiken” (p. 67) wordt verondersteld dat de modusschakelaar is ingesteld op de modus K en dat de camera is ingesteld op ". 57 Opnamen maken in diverse omstandigheden Als u de juiste modus kiest, selecteert de camera automatisch de benodigde instellingen voor het soort opname dat u wilt maken. de opnamemodus. 1 Selecteer ● Stel het programmakeuzewiel in op de gewenste opnamemodus. 2 Maak de opname. I Portretten fotograferen (Portret) ● Hiermee krijgt u een zacht effect wanneer u mensen fotografeert. J Landschapsopnamen maken (Landschap) ● Hiermee kunt u majestueuze opnamen van landschappen maken, met een echt gevoel van diepte. F Foto's maken bij nacht (Night Snapshot) ● Hiermee kunt u mooie foto's maken van nachtelijke stadsgezichten of van personen tegen een nachtelijke achtergrond. ● Als u de camera stevig vasthoudt, kunt u ook zonder statief scherpe foto's maken. C Foto’s maken van kinderen of dieren (Kinderen & dieren) ● Hiermee kunt u foto's maken van bewegende onderwerpen, zoals kinderen en dieren, zodat u geen enkel leuk moment hoeft te missen. 58 Speciale opnamen maken H Binnenshuis foto's maken (Binnen) ● Hiermee maakt u binnenshuis mooie foto's met natuurlijke kleuren. In de modus F, C of H kunnen de opnamen grof lijken omdat de ISO-waarde (p. 75) wordt verhoogd om bij de opnameomstandigheden te passen. Speciale opnamen maken Als u de juiste modus kiest, selecteert de camera automatisch de benodigde instellingen voor het soort opname dat u wilt maken. de modus K. 1 Selecteer ● Stel het programmakeuzewiel in op K. de opnamemodus. 2 Selecteer ● Druk eerst op de knop m en druk daarna op de knoppen op om " te selecteren. Druk vervolgens op de knoppen qr om een opnamemodus te selecteren. ● Druk op de knop m. 3 Maak de opname. 59 Speciale opnamen maken Opnames maken met weinig licht (Weinig licht ● Afhankelijk van de compositie worden de ISO-waarde en de sluitersnelheid hoger dan in de modus A, zodat u opnamen kunt maken in een donkere omgeving, met gereduceerde camerabeweging en onscherpe weergave. Aanbevolen voor opnamen bij kaarslicht of gelijksoortige donkere omgevingen. ● Een resolutie-instelling van wordt weergegeven en het beeld wordt vastgezet op 1600 x 1200 pixels. w Strandfoto's maken (Strand) ● Hiermee maakt u foto's van helder belichte mensen op zandstranden waarop het zonlicht sterk wordt gereflecteerd. O Foto's maken van flora (Flora) ● Hiermee kunt u bomen en gebladerte (bijvoorbeeld nieuw blad, herfstbladeren of bloesem) in levendige kleuren vastleggen. P Mensen in de sneeuw fotograferen (Sneeuw) ● Hiermee maakt u heldere foto's met natuurlijke kleuren van mensen tegen een besneeuwde achtergrond. t Foto's maken van vuurwerk (Vuurwerk) ● Hiermee maakt u foto's van vuurwerk in levendige kleuren. 60 Speciale opnamen maken In de modus t bevestigt u de camera op een statief zodat de camera niet kan bewegen, waardoor het beeld onscherp kan worden. Bovendien kunt u de camera op een statief plaatsen en vervolgens de [IS Modus] instellen op [Uit] (p. 127). ● Effecten toevoegen en opnamen maken Opnamen maken met levendige kleuren (Extra levendig) ● Hiermee maakt u foto's met levendige, intense kleuren. Geposteriseerde opnamen maken (Poster-effect) ● Hiermee kunt u opnamen maken die op een oude poster of afbeelding lijken. Mogelijk krijgt u niet het verwachte resultaat in eerste een aantal testopnamen. en . Maak daarom Modi voor andere composities Naast de hierboven beschreven modi zijn ook de volgende modi voor speciale opnamen beschikbaar. • " Gezicht-zelfontspanner (p. 67) • ≈ Lange sluiter (p. 88) 61 De flitser uitzetten U kunt opnamen maken terwijl de flitser uit staat. 1 Druk op de knop r. !. 2 Selecteer ● Druk op de knoppen qr om ! te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X Zodra deze instelling is ingesteld, wordt ! weergegeven op het scherm. ● Om de flitser weer in te schakelen, volgt de stappen hierboven en zet u de instelling terug op . Wat als er een knipperende verschijnt? Als u de sluiterknop half indrukt in een omgeving met weinig licht waar onscherpe opnamen waarschijnlijk lijken, verschijnt een knipperende op het scherm. Bevestig de camera op een statief zodat de camera niet kan bewegen. 62 Inzoomen op het onderwerp (Digitale Zoom) U kunt met de digitale zoomfunctie inzoomen tot een factor 16x en zo onderwerpen vastleggen die te ver weg zijn om te vergroten met de optische zoom. De beelden kunnen echter grof lijken, afhankelijk van de instelling van de resolutie (p. 72) en de gebruikte zoomfactor. de zoomknop naar i. 1 Duw ● Houd de knop vast totdat het zoomen stopt. X Het inzoomen stopt wanneer de grootst mogelijke zoomfactor is bereikt waarbij het beeld niet verslechtert, en de zoomfactor wordt weergegeven wanneer u de zoomknop loslaat. de zoomknop weer naar i. 2 Duw X De digitale zoomfunctie zoomt nog verder in op het onderwerp. Wat als de zoomfactor in blauw wordt weergegeven? Beelden die worden opgenomen met een zoomfactor die blauw wordt weergegeven, kunnen er grof uitzien. De digitale zoom uitzetten Als u de digitale zoomfunctie wilt uitzetten, drukt u op n. Selecteer vervolgens het tabblad 4 en selecteer daarna [Digitale Zoom] en de optie [Uit]. De brandpuntafstand met optische zoom is 35 – 140 mm, en de brandpuntafstand met digitale zoom is 35 – 560 mm (equivalent van 35 mm). 63 Inzoomen op het onderwerp (Digitale Zoom) ● Digitale teleconverter De brandpuntafstand van de lens kan worden vergroot met een equivalent van 1,5x of 2,0x 1,4x of 2,3x. Dit verkort de sluitertijd en vermindert de kans op onscherpe opnamen ten opzichte van het gebruik van alleen de zoomfunctie (inclusief digitale zoom) met dezelfde zoomfactor. De beelden kunnen echter grof lijken, afhankelijk van de combinatie van de resolutie (p. 72) en de instellingen van de digitale teleconverter. [Digitale Zoom]. 1 Selecteer ● Druk op de knop n. ● Druk op de knoppen qr om het tabblad 4 te selecteren. ● Druk op de knoppen op om [Digitale Zoom] te selecteren. de instelling. 2 Accepteer ● Druk op de knoppen qr om een vergroting te selecteren. ● Druk op n om terug te keren naar het opnamescherm. X Het beeld wordt vergroot en de zoomfactor verschijnt op het scherm. ● Selecteer [Digitale Zoom] en de optie [Standaard] om terug te keren naar de standaard digitale zoomfunctie. Wat als de zoomfactor in blauw wordt weergegeven? • Als u [1.5x] [1.4x] gebruikt bij een ingestelde resolutie van of verslechtert het beeld (de zoomfactor wordt blauw weergegeven). • Als u [2.0x] [2.3x] gebruikt bij een ingestelde resolutie van , of verslechterd het beeld (de zoomfactor wordt blauw weergegeven). • De respectieve equivalente brandpuntsafstanden bij het gebruik van [1.5x] en [2.0x] zijn 52,5 – 210 mm en 70 – 280 mm (equivalent van 35 mm). • De respectieve equivalente brandpuntsafstanden bij het gebruik van [1.4x] en [2.3x] zijn 49 – 196 mm en 80,5 – 322 mm (equivalent van 35 mm). • U kunt de digitale teleconverter niet samen met de digitale zoomfunctie gebruiken. 64 Datum en tijd aan de opname toevoegen U kunt de datum en tijd van de opname toevoegen in de rechterbenedenhoek van het beeld. U kunt deze daarna echter niet meer verwijderen. Controleer dus op voorhand of de datum en tijd correct zijn ingesteld (p. 22). [Datum stempel]. 1 Selecteer ● Druk op de knop n. ● Druk op de knoppen qr om het tabblad 4 te selecteren. ● Druk op de knoppen op om [Datum stempel] te selecteren. de instelling. 2 Accepteer ● Druk op de knoppen qr om [Datum] of [Datum & Tijd] te selecteren. ● Druk op n om terug te keren naar het opnamescherm. X Na de instelling verschijnt [DATUM] op het scherm. de opname. 3 Maak X De datum of tijd van de opname wordt weergegeven in de rechterbenedenhoek van het beeld. ● Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke instelling, selecteert u [Uit] bij stap 2. U kunt als volgt de opnamedatum toevoegen aan en afdrukken op beelden zonder toegevoegde datum en tijd. Als u dit doet voor beelden met toegevoegde datum en tijd, worden de datum en de tijd mogelijk dubbel afgedrukt. • Gebruik de DPOF-afdrukinstellingen (p. 116) om af te drukken. • Gebruik de meegeleverde software om af te drukken. Raadpleeg de Softwarehandleiding voor gedetailleerde informatie. • Gebruik de printerfuncties om af te drukken. Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken voor gedetailleerde informatie. 65 De zelfontspanner gebruiken De zelfontspanner kan worden gebruikt om een groepsfoto te maken waar de fotograaf zelf ook op staat. De camera maakt de foto ongeveer 10 seconden nadat de sluiterknop is ingedrukt. 1 Druk op de knop p. Ò. 2 Selecteer ● Druk op de knoppen op om Ò te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X Nadat u dit hebt ingesteld, verschijnt Ò op het scherm. de opname. 3 Maak ● Druk de sluiterknop half in om scherp X X ● ● te stellen op het onderwerp en druk de knop daarna volledig in. Als de zelfontspanner start, knippert het lampje en hoort u het geluid van de zelfontspanner. Twee seconden voordat de sluiter wordt ontgrendeld, versnellen het geknipper en het geluid (het lampje blijft branden terwijl er wordt geflitst). Om het maken van opnamen met de zelfontspanner te annuleren nadat het aftellen al is begonnen, drukt u op de knop p. Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke instelling, selecteert u bij stap 2. U kunt de wachttijd en het aantal gemaakte opnamen wijzigen (p. 79). 66 De gezicht-zelfontspanner gebruiken Als u een foto wilt maken waar de fotograaf ook op staat, zoals een groepsfoto, stelt u de compositie van de opname in en drukt u op de sluiterknop. Twee seconden nadat u verschijnt in de compositie en de camera uw gezicht detecteert, maakt deze een opname (p. 82). ". 1 Selecteer ● Volg stap 1 en 2 op p. 59 en selecteer ". de compositie en druk 2 Kies de sluiterknop half in. ● Controleer of het gezicht waarop is scherpgesteld groen omkaderd is en of de andere gezichten wit omkaderd zijn. de sluiterknop helemaal in. 3 Druk X De camera staat nu stand-by voor de opname en op het scherm verschijnt [Kijk recht naar camera om aftellen te starten]. X Het lampje gaat branden en u hoort het geluid van de zelfontspanner. bij de anderen staan en kijk 4 Ga naar de camera. X Als de camera een nieuw gezicht detecteert, worden het geknipper en het geluid versneld (het lampje blijft branden wanneer er wordt geflitst), en twee seconden later wordt de sluiter ontgrendeld. ● Om het maken van opnamen met de zelfontspanner te annuleren nadat het aftellen al is begonnen, drukt u op de knop p. Het aantal opnamen wijzigen Voor het venster in stap 1 drukt u op de knop l Druk vervolgens op de knoppen qr om het aantal opnamen te wijzigen. Druk op de knop m om de instelling te bevestigen. Ook als uw gezicht niet wordt gedetecteerd nadat u bij de anderen bent gaan staan, wordt de sluiter na ongeveer 15 seconden ontgrendeld. 67 68 4 Zelf instellingen selecteren In dit hoofdstuk leert u hoe u met de diverse functies in de modus G uw fotografische vaardigheden gaandeweg kunt uitbreiden. • In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel is ingesteld op de modus G. • G staat voor “programma automatische belichting”. • Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie in die modus beschikbaar is (pp. 138 – 141). 69 Opnamen maken in Programma automatische belichting U kunt instellingen selecteren om allerlei opnamefuncties aan te passen aan uw voorkeuren. AE staat voor Auto Exposure (automatische belichting). het programmakeuzewiel 1 Stel in op G. de instellingen naar wens 2 Pas aan (pp. 70 – 79). 3 Maak de opname. Wat als de sluitertijd en de diafragmawaarde oranje worden weergegeven? Als u de sluiterknop half indrukt en er geen correcte diafragmawaarde kan worden verkregen, worden de sluitertijd en de diafragmawaarde oranje weergegeven. Probeer het volgende om de juiste diafragmawaarde te verkrijgen: • Schakel de flitser in (p. 71) • Selecteer een hogere ISO-waarde (p. 75) De helderheid aanpassen (belichtingscompensatie) U kunt de standaardbelichting die door de camera wordt ingesteld, aanpassen met stappen van 1/3 in een bereik van –2 tot +2. de 1 Selecteer belichtingscompensatiemodus. ● Druk op de knop o. de helderheid aan. 2 Pas ● Kijk naar het scherm en druk op de knoppen qr om de helderheid aan te passen en druk vervolgens op de knop m. X De belichtingscompensatie verschijnt op het scherm. 70 De flitser inschakelen Als u wilt, kan de flitser bij elke opname worden gebruikt. Het flitsbereik is ongeveer 30 cm – 4,0 m vanaf het einde van de lens (wanneer de zoomknop naar j is geduwd tot de lens niet meer beweegt en dus de maximale groothoekinstelling van de lens is bereikt), en 30 cm – 2,0 m (wanneer de zoomknop naar i is geduwd tot de lens niet meer beweegt en dus de maximale telelensinstelling is bereikt). Selecteer h. ● Druk eerst op de knop r en gebruik daarna de knoppen qr om h te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X Na de instelling verschijnt h op het scherm. Close-ups maken (macro) U kunt een foto van een object maken op korte afstand of zelfs van extreem dichtbij. De afstand waarbinnen opname mogelijk is, is ongeveer 3 – 60 cm vanaf het uiteinde van de lens (als de zoomknop naar j is geduwd tot de lens niet meer beweegt, en dus de maximale groothoekinstelling van de lens is bereikt) . Selecteer e. ● Druk eerst op de knop q en gebruik daarna de knoppen qr om e te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X Nadat u dit hebt ingesteld, verschijnt e op het scherm. De randen van het beeld kunnen donker worden als er wordt geflitst. Hoe kan ik betere close-ups maken? • Probeer de camera op een statief te zetten en opnamen te maken met Î, zodat de camera niet kan bewegen waardoor het beeld onscherp wordt (p. 78). • U kunt het AF-kader verkleinen wanneer u wilt scherpstellen op een specifiek gedeelte van het onderwerp (p. 83). 71 Objecten op grote afstand fotograferen (oneindig) Wanneer het lastig is om te focussen omdat uw onderwerpen zowel dichtbij als ver weg zijn, kunt u het bereik van de focus aanpassen (het afstandbereik van uw onderwerp) om betrouwbaarder te kunnen focussen op onderwerpen die verder weg zijn (ongeveer 3 m of meer). Selecteer u. ● Druk eerst op de knop q en gebruik daarna de knoppen qr om u te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X Nadat u dit hebt ingesteld, verschijnt u op het scherm. De resolutie wijzigen (beeldgrootte) U kunt kiezen uit zes resolutie-instellingen (beeldgrootte). de resolutie-instelling. 1 Selecteer ● Druk op de knop m en vervolgens op de knoppen op om te selecteren. een optie. 2 Selecteer ● Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren en druk op de knop m. X De instelling die u selecteert, wordt weergegeven op het scherm. Als u selecteert, kunt u de digitale zoom (p. 63) of de digitale teleconverter (p. 64) niet gebruiken. 72 De compressieverhouding (beeldkwaliteit) wijzigen U kunt een van de volgende twee niveaus voor de compressieverhouding (beeldkwaliteit) selecteren: (Fijn), (Normaal). de 1 Selecteer compressieverhouding. ● Druk eerst op de knop m en gebruik daarna de knoppen op om te selecteren. Druk vervolgens op de knop l een optie. 2 Selecteer ● Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren en druk op de knop m. X De instelling die u selecteert, wordt weergegeven op het scherm. Geschatte waarden voor resolutie en compressieverhouding Resolutie Compressiev erhouding Gegevensgrootte van 1 opname (geschatte kB) Aantal mogelijke opnamen 4 GB 16 GB (Hoog) 12M/4000 x 3000 3.084 1231 5042 1.474 2514 10295 (Normaal 1) 8M/3264 x 2448 2.060 1828 7487 980 3771 15443 (Normaal 2) 5M/2592 x 1944 1.395 2681 10981 695 5247 21486 (Normaal 3) 2M/1600 x 1200 558 6352 26010 278 12069 49420 (Laag) 0.3M/640 x 480 150 20116 82367 123550 (Breedbeeld) 4000 x 2248 84 30174 2.311 1630 6677 1.105 3352 13727 73 De compressieverhouding (beeldkwaliteit) wijzigen Resolutie Compressiev erhouding Gegevensgrootte van 1 opname (geschatte kB) Aantal mogelijke opnamen 4 GB 16 GB (Hoog) 10M/3648 x 2736 2.565 1471 6026 1.226 3017 12354 (Normaal 1) 6M/2816 x 2112 1.620 2320 9503 780 4641 19007 (Normaal 2) 4M/2272 x 1704 1.116 3352 13727 556 6352 26010 (Normaal 3) 2M/1600 x 1200 558 6352 26010 278 12069 49420 (Laag) 0.3M/640 x 480 150 20116 82367 84 30174 123550 1.920 1978 8101 918 4022 16473 (Breedbeeld) 3648 x 2048 • De tabelwaarden zijn gemeten volgens de normen van Canon en kunnen variëren afhankelijk van het onderwerp, de geheugenkaart en de camera-instellingen. Geschatte waarden voor het papierformaat A2 A3 A4, Letter-formaat 12,7 x 17,9 cm Briefkaartformaat 8,9 x 12,7 cm 74 ● Geschikt om foto's te verzenden als e-mailbijlagen. ● Voor afdrukken op breed papier. De ISO-waarde wijzigen de ISO-waarde. 1 Selecteer ● Druk op de knop m en vervolgens op de knoppen op om te selecteren. een optie. 2 Selecteer ● Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren en druk op de knop m. X De instelling die u selecteert, wordt weergegeven op het scherm. Hiermee wordt de ISO-waarde automatisch aangepast aan de opnamemodus en -omstandigheden. Laag Mooie weersomstandigheden, opnamen buitenshuis Bewolkt, schemerig Hoog Opnamen bij nacht of binnenshuis in het donker De ISO-waarde wijzigen • Een lagere ISO-waarde levert scherpere beelden op, maar de kans op onscherpe beelden wordt onder bepaalde opnameomstandigheden wel groter. • Een hogere ISO-waarde geeft een kortere sluitertijd, waardoor het beeld scherper wordt en de flitser een groter bereik heeft. De beelden kunnen echter grof lijken. • Als de camera is ingesteld op , kunt u de sluiterknop half indrukken om de automatisch ingestelde ISO-waarde te zien. • In (p. 60) worden ISO-snelheden automatisch hoger ingesteld dan in de modus A, afhankelijk van de compositie. 75 De witbalans aanpassen Met de witbalansfunctie (WB) stelt u de optimale witbalans in voor natuurlijk ogende kleuren bij bepaalde opnameomstandigheden. de witbalansfunctie. 1 Selecteer ● Druk op de knop m en vervolgens op de knoppen op om te selecteren. Selecteer een optie. 2 ● Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren en druk op de knop m. X De instelling die u selecteert, wordt weergegeven op het scherm. Auto Hiermee wordt de optimale witbalans automatisch ingesteld voor de opnameomstandigheden. Dag Licht Mooie weersomstandigheden, opnamen buitenshuis Bewolkt Bewolkt, in de schemering of de schaduw. Lamplicht Lamplicht, gloeilampen en tl-lampen met licht dat bestaat uit 3 golflengten TL licht Gebruik deze instelling wanneer u opnamen maakt bij warmwit of koelwit tl-licht of bij warmwit tl-licht dat bestaat uit drie golflengten TL licht H Daglicht-tl en daglicht-tl met licht dat bestaat uit 3 golflengten Custom U stelt zelf een aangepaste witbalans in. ● Aangepaste witbalans U kunt de witbalans aanpassen aan de lichtbron op de opnamelocatie. Zorg dat u de witbalans instelt aan de hand van de lichtbron die beschikbaar is op de opnamelocatie. ● Selecteer bij stap 2 hierboven. ● Zorg dat het hele scherm is gevuld met een vlak, witgekleurd onderwerp en druk vervolgens op de knop l X De schermtint verandert nadat de witbalansgegevens zijn opgenomen. De kleurtoon kan niet zoals verwacht worden weergegeven als u de camera-instellingen wijzigt nadat u de witbalansgegevens hebt vastgelegd. 76 De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors) U kunt tijdens de opname de kleurtoon van een foto wijzigen in sepia of zwart-wit. My Colors. 1 Selecteer ● Druk op de knop m en vervolgens op de knoppen op om te selecteren. een optie. 2 Selecteer ● Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren en druk op de knop m. X De instelling die u selecteert, wordt weergegeven op het scherm. My Colors uit — Levendig De nadruk komt te liggen op contrast en kleurverzadiging, voor een levendige impressie. Neutraal Hiermee worden het contrast en de kleurverzadiging afgevlakt, zodat u neutrale kleuren krijgt. Sepia Voor sepiakleurige foto's. Zwart/Wit Voor zwart-witfoto's. Custom Kleur U kunt het contrast, de scherpte, de kleurverzadiging, enzovoort, aanpassen aan uw voorkeur. U kunt de witbalans niet instellen in de modus en (p. 76). ● Custom Kleur U kunt de instellingen voor contrast, scherpte en kleurverzadiging voor een opname selecteren en instellen op 5 verschillende niveaus. ● Voer stap 2 hierboven uit om te selecteren en druk vervolgens op de knop l ● Druk op de knoppen op om een optie te selecteren en gebruik vervolgens de knoppen qr om een waarde te selecteren. ● Hoe meer de waarde die u selecteert naar rechts ligt, hoe sterker of dieper het effect wordt, en hoe meer deze waarde naar links ligt, hoe zwakker of lichter het effect wordt. ● Druk op de knop l om de instelling te bevestigen. 77 Continu-opnamen maken U kunt continu opnemen met een maximale snelheid van ongeveer 0,8 beelden/seconde terwijl de sluiterknop volledig ingedrukt wordt gehouden. een transportmodus. 1 Selecteer ● Druk op de knop m en vervolgens op de knoppen op om te selecteren. een optie. 2 Selecteer ● Druk op de knoppen qr om W te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Maak de opname. 3 X Zo lang u de sluiterknop ingedrukt houdt, maakt de camera doorlopend foto's. • Deze functie kan niet worden gebruikt met de zelfontspanner (pp. 66, 78, 79). • De snelheid van het continu opnemen neemt toe in (p. 60). • Voor continu-opnamen zijn de scherpstelling en de belichting vergrendeld wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt. • Voor een bepaald interval kunnen beelden mogelijk niet worden opgenomen en wordt de opnamesnelheid langzamer afhankelijk van de condities en de instellingen van de camera. • Naarmate het aantal foto's toeneemt, kunnen de tussenpozen tussen twee foto's langer worden. • Als u flitst, kunnen de tussenpozen tussen de opnamen langer zijn. Opnamen maken met de 2 secondenzelfontspanner De camera maakt ongeveer twee seconden nadat er op de sluiterknop is gedrukt een opname, waarbij beweging van de camera die zou optreden tijdens het drukken op de knop wordt voorkomen. Selecteer Î. ● Druk eerst op de knop p en gebruik daarna de knoppen op om Î te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. X Nadat u de items hebt ingesteld, verschijnt Î op het scherm. ● Volg stap 3 op p. 66 om opnamen te maken. 78 De zelfontspanner aanpassen U kunt de vertraging (0 – 30 seconden) en het aantal opnamen (1 – 10 opnamen) instellen. $. 1 Selecteer ● Druk eerst op de knop p en gebruik daarna de knoppen op om $ te selecteren. Druk vervolgens op de knop n. de instellingen. 2 Selecteer ● Druk op de knoppen op om [Vertraging] of [Beelden] te selecteren. ● Druk op de knoppen qr om een waarde te selecteren en druk vervolgens op de knop m. ● Volg stap 3 op p. 66 om opnamen te maken. Wat als het aantal beelden is ingesteld op twee of meer? • De instellingen voor belichting en witbalans worden bij de eerste opname gemaakt. • Als u een vertraging van meer dan twee seconden instelt, versnellen het geluid en het lampje van de zelfontspanner twee seconden voordat de sluiter wordt ontgrendeld (het lampje gaat branden indien er wordt geflitst). • Als u flitst, kunnen de tussenpozen tussen de opnamen langer worden. • Als u een groot aantal opnamen instelt, kunnen de tussenpozen tussen de opnamen langer worden. • Als de geheugenkaart vol raakt, stopt de camera automatisch met opnemen. 79 Opnamen maken via een tv U kunt de inhoud van het camerascherm op een tv weergeven wanneer u opnamen maakt. • Sluit de camera aan op een tv, zoals beschreven in “Beelden bekijken op een tv” (p. 101). • Het opnemen werkt op dezelfde manier als via het camerascherm. De compositie van de opname wijzigen met de focusvergrendeling De scherpstelling en belichting zijn vergrendeld wanneer u de sluiterknop half ingedrukt houdt. U kunt nu de compositie wijzigen en de opname maken. Dit wordt focusvergrendeling genoemd. scherp. 1 Stel ● Zorg dat het gewenste object is gecentreerd en scherpgesteld, en druk de sluiterknop half in. ● Controleer of het AF-kader groen is. een nieuwe compositie. 2 Maak ● Druk de sluiterknop half in en maak een nieuwe compositie voor de opname. de opname. 3 Maak ● Druk de sluiterknop helemaal in. 80 5 Haal meer uit uw camera Dit hoofdstuk is een uitgebreide versie van hoofdstuk 4. Hierin wordt uitgelegd hoe u diverse functies gebruikt om foto's te maken. • In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel is ingesteld op de modus G. • In het gedeelte “Opnamen met lange sluitertijd maken” (p. 88) wordt verondersteld dat de modusschakelaar is ingesteld op de modus K en dat de camera is ingesteld op ≈. • Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie in die modus beschikbaar is (pp. 138 – 141). 81 De modus AF Frame wijzigen U kunt de modus AF Frame (autofocus) aanpassen aan de omstandigheden van de opname. Selecteer [AF Frame]. ● Druk op de knop n en selecteer het tabblad 4. Selecteer vervolgens het menu-item [AF Frame]. Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. ● Gezichts-AiAF • Hiermee kan de camera gezichten detecteren en erop scherpstellen, de belichting (alleen deelmeting) en witbalans (alleen ) instellen. • Als de camera op personen is gericht, verschijnt er een wit kader rond het gezicht dat de camera beoordeelt als het hoofdonderwerp, terwijl rond de andere gezichten een grijs kader (maximaal 2) wordt weergegeven. • Een kader volgt een gedetecteerd gezicht dat beweegt binnen een bepaald bereik. • Als u de sluiterknop half indrukt, worden er maximaal 9 groene kaders weergegeven op de gezichten waarop de camera scherpstelt. • Als een gezicht niet wordt herkend en er alleen grijze kaders (geen witte kaders) worden weergegeven, worden er maximaal 9 groene kaders weergegeven in de gebieden waar de camera op scherpstelt wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt. • Voorbeelden van gezichten die niet kunnen worden herkend: • onderwerpen die ver weg zijn of bijzonder dichtbij; • onderwerpen die donker of licht zijn; • gezichten van mensen die opzij of schuin naar voren kijken of gezichten waarvan een deel is verborgen. • De camera kan niet-menselijke onderwerpen per ongeluk identificeren als gezichten. • Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de sluiterknop half indrukt, verschijnt het AF-kader niet. ● Centrum Het AF-kader staat altijd in het midden. Dit is handig wanneer u wilt scherpstellen op een bepaald punt. 82 Het autofocuskader vergroten U kunt het AF-kader kleiner maken • Druk op de knop n en selecteer het tabblad 4. Selecteer vervolgens het menu-item [AF kader afm.] en de optie [Klein]. • De instelling wordt vastgelegd op [Normaal] wanneer u de digitale zoom (p. 63) of digitale teleconverter (p. 64) gebruikt. Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de sluiterknop half indrukt, wordt het AF-kader geel en verschijnt op het scherm. Het autofocuskader vergroten Als u de sluiterknop half indrukt, wordt het AF-kader vergroot en kunt u de scherpstelling controleren. [AF-Punt Zoom]. 1 Selecteer ● Druk op de knop n en selecteer het tabblad 4. Selecteer vervolgens het menu-item [AF-Punt Zoom]. Druk op de knoppen qr om [Aan] te selecteren. de scherpstelling. 2 Controleer ● Druk de sluiterknop half in. X In [Gezichts-AiAf] (p. 82) wordt het gezicht dat als hoofdonderwerp is gedetecteerd, vergroot weergegeven. X In [Centrum] (p. 82) wordt de inhoud van het gecentreerde AF-kader vergroot weergegeven. Wat als de weergave niet wordt vergroot? De weergave wordt niet vergroot in de modus [Gezichts-AiAf] als er geen gezicht kan worden gedetecteerd of als het gezicht te groot is in verhouding tot het scherm. In [Centrum] wordt de weergave niet vergroot als de camera niet kan scherpstellen. De weergave wordt niet vergroot als u de digitale zoom (p. 63) of de digitale teleconverter (p. 64) gebruikt of als de camera is aangesloten op een televisie (p. 101). 83 De persoon selecteren op wie u wilt scherpstellen (gezichtsselectie) U kunt een bepaald gezicht selecteren om op scherp te stellen, en vervolgens de opname maken. de modus Gezichtsselectie. 1 Open ● Richt de camera op het gezicht van het onderwerp en druk op 0. X Nadat [Gezichts selectie : Aan] wordt weergegeven, verschijnt er een rond het gezicht dat wordt gezichtskader gedetecteerd als het hoofdonderwerp. ● Zelfs als het onderwerp beweegt, volgt het het onderwerp binnen gezichtskader een bepaalde afstand. ● Als er geen gezicht wordt gedetecteerd, niet. verschijnt het gezicht waarop u wilt 2 Selecteer scherpstellen. ● Als u op de knop 0 drukt, wordt het verplaatst naar een ander gezichtskader gezicht dat de camera heeft gedetecteerd. ● Wanneer het kader alle herkende gezichten is langsgegaan, wordt [Gezichts selectie : Uit] weergegeven en keert het scherm van de modus AF-kader terug. de opname. 3 Maak ● Druk de sluiterknop half in. Het gezichtskader rondom het geselecteerde gezicht wordt . groen ● Druk de sluiterknop helemaal in om de opname te maken. Het aantal herkende gezichten bevestigen Als u de knop 0 ingedrukt houdt, wordt het aantal gezichten weergegeven dat de camera heeft herkend (maximaal 35) (oranje: gezicht van het hoofdonderwerp, wit: herkend gezicht). 84 Opnamen maken met AF-vergrendeling U kunt de focus vergrendelen. Als de focus is vergrendeld, wordt de afstand waarop wordt scherpgesteld niet veranderd, ook niet als u de sluiterknop loslaat. de focus. 1 Vergrendel ● Houd de sluiterknop half ingedrukt en druk op de knop q. X De scherpstelling wordt vergrendeld en % wordt op het scherm weergegeven. ● Als u de sluiterknop loslaat en nogmaals op de knop q drukt, verdwijnt % en wordt de scherpstelling ontgrendeld. de beeldcompositie en maak 2 Kies een opname. De meetmethode wijzigen U kunt de modus Lichtmeting (functie voor meten van de helderheid) aanpassen aan de opnameomstandigheden. de modus Lichtmeting. 1 Selecteer ● Druk op de knop m en vervolgens op de knoppen op om te selecteren. een optie. 2 Selecteer ● Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren en druk op de knop m. X De instelling verschijnt op het scherm. Deelmeting Geschikt voor standaardomstandigheden, inclusief objecten die van achteren worden belicht. De belichting wordt automatisch aangepast aan de opnameomstandigheden. Gem. centrum meeting De gemiddelde belichting van het gehele beeld wordt berekend, maar het midden krijgt meer nadruk. Spot Er wordt alleen gemeten binnen het (spotmetingspuntkader). 85 Opnamen maken met de AE-vergrendeling U kunt de belichting vergrendelen en opnamen maken of de scherpstelling en belichting afzonderlijk instellen voor de opnamen. AE staat voor Auto Exposure (automatische belichting). de belichting. 1 Vergrendel ● Richt de camera op het onderwerp en druk op de knop o terwijl u de sluiterknop half ingedrukt houdt. X Als & verschijnt op het scherm, is de belichting vergrendeld. ● Als u de sluiterknop loslaat en nogmaals op de knop o drukt, verdwijnt & en wordt de automatische belichting ontgrendeld. de beeldcompositie en maak 2 Kies een opname. Opnamen maken met de FE-vergrendeling Net als met de AE-vergrendeling kunt u de belichting vergrendelen voor het maken van opnamen met de flitser. Flitsbelichting wordt ook wel aangeduid met FE. Dit staat voor “Flash Exposure”. 1 Selecteer h (p. 71). de belichting. 2 Vergrendel ● Richt de camera op het onderwerp en druk op de knop o terwijl u de sluiterknop half ingedrukt houdt. X De flitser gaat af en wanneer ( verschijnt op het scherm, wordt de flitsuitvoer vastgehouden. ● Als u de sluiterknop loslaat en nogmaals op de knop o drukt, verdwijnt ( en wordt de FE ontgrendeld. de beeldcompositie en maak 3 Kies een opname. 86 Opnamen maken met Slow sync Het hoofdonderwerp (zoals personen) wordt helder opgenomen als u de camera laat zorgen voor de juiste belichting met behulp van de flitser. Tegelijkertijd kunt u een langzame sluitertijd gebruiken om de achtergrond die niet verlicht wordt door de flitser, lichter te maken. …. 1 Selecteer ● Druk eerst op de knop r en gebruik daarna de knoppen qr om … te selecteren. Druk vervolgens nogmaals op de knop m. X Nadat u de items hebt ingesteld, verschijnt … op het scherm. de opname. 2 Maak ● Ook als u de flitser gebruikt, mag het onderwerp niet bewegen totdat het geluid van de sluiterknop stopt. Bevestig de camera op een statief zodat de camera niet kan bewegen, waardoor het beeld onscherp kan worden. Bovendien kunt u de camera op een statief plaatsen en vervolgens de [IS Modus] instellen op [Uit] (p. 127). Rode-ogencorrectie U kunt automatisch rode ogen corrigeren in beelden die met de flitser zijn gemaakt. [Flits Instellingen]. 1 Selecteer ● Druk op de knop n en selecteer [Flits Instellingen] op het tabblad 4. Druk vervolgens op de knop m. de instelling. 2 Wijzig ● Druk op de knoppen op om [Lamp Aan] te selecteren en druk vervolgens op de knoppen qr om [Aan] te selecteren. X Na de instelling verschijnt Œ op het scherm. 87 Opnamen met lange sluitertijd maken Rode-ogencorrectie kan ook worden toegepast op andere gebieden dan rode ogen. Bijvoorbeeld op rode make-up rond de ogen. • U kunt opgeslagen beelden corrigeren (p. 112). • Het scherm in stap 2 wordt ook weergegeven als u op de knop r drukt en vervolgens op de knop n. Opnamen met lange sluitertijd maken U kunt de sluitertijd instellen tussen 1 en 15 seconden en opnamen met een lange sluitertijd maken. U moet echter wel de camera op een statief bevestigen zodat de camera niet kan bewegen, waardoor het beeld onscherp kan worden. ≈. 1 Selecteer ● Volg stappen 1 en 2 op p. 59 om ≈ te selecteren. de sluitertijd. 2 Selecteer ● Druk op de knop o. ● Druk op de knoppen qr om de sluitertijd te selecteren en druk vervolgens op m. de belichting. 3 Bevestig ● Als u de sluiterknop half indrukt, verschijnt de belichting voor de geselecteerde sluitertijd op het scherm. • De helderheid van het beeld kan afwijken van de helderheid van het scherm bij stap 3 toen de sluiterknop half werd ingedrukt. • Als u een sluitertijd van 1,3 seconde of meer gebruikt, worden de beelden bewerkt om ruis te verwijderen na het maken van de opname. Hiervoor is enige bewerkingstijd nodig, zodat u mogelijk even moet wachten voordat u de volgende opname kunt maken. • Als u de camera op een statief plaatst, moet u de [IS Modus] instellen op [Uit].(p. 127). Als de flitser afgaat, kan het beeld overbelicht raken. Als dit gebeurt, stelt u de flitser in op ! en maakt u de opname. 88 6 Diverse functies voor het opnemen van films Dit hoofdstuk bevat meer geavanceerde informatie dan de gedeelten “Films opnemen” en “Films bekijken” in hoofdstuk 1. • In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel is ingesteld op E (filmmodus). 89 De beeldkwaliteit wijzigen U kunt kiezen uit drie instellingen voor beeldkwaliteit. de instelling voor de 1 Kies beeldkwaliteit. ● Druk op de knop m en vervolgens op de knoppen op om te selecteren. een optie. 2 Selecteer ● Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren en druk op de knop m. X De instelling verschijnt op het scherm. Beeldkwaliteittabel Beeldkwaliteit (resolutie/aantal beelden) Beschrijving 640 x 480 pixels 30 beelden/sec. Voor filmopnamen met een standaardkwaliteit. 640 x 480 pixels 30 beelden/sec. LP De beeldkwaliteit ziet er grof uit vergeleken met , maar u kunt twee keer zo lang opnemen. 320 x 240 pixels 30 beelden/sec. In dit geval is de opnameresolutie lager, waardoor de beeldkwaliteit grof lijkt vergeleken met , maar u kunt drie keer zo lang opnemen. Geschatte opnametijd Beeldkwaliteit Opnametijd 4 GB 16 GB 32 min. 26 s. 2 uur 12 min. 50 sec. 1 uur 2 min. 51 s. 4 uur 17 min. 23 sec. 1 uur 31 min. 25 s. 6 uur 14 min. 23 sec. • Volgens de testnormen van Canon. • Het opnemen stopt automatisch zodra het clipbestand 4 GB groot is of er ongeveer één uur lang is opgenomen. • Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als de maximale cliplengte nog niet is bereikt. U kunt het beste SD Speed Class 4-geheugenkaarten of hoger gebruiken. 90 AE-vergrendeling/belichting U kunt de belichting vergrendelen of wijzigen met stappen van 1/3 in een bereik van ±2 voordat u een opname maakt. scherp. 1 Stel ● Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen. de belichting. 2 Vergrendel ● Nadat u de sluiterknop hebt losgelaten, drukt u op de knop o om de belichting te vergrendelen. De belichtingsschuifbalk verschijnt. ● Druk nogmaals op de knop o om de vergrendeling op te heffen. de belichting. 3 Wijzig ● Kijk naar het scherm en druk op de knoppen qr om de helderheid in te stellen. 4 Maak de opname. Overige opnamefuncties De volgende functies kunnen op dezelfde manier worden gebruikt als voor foto's. • Nader inzoomen op het onderwerp (digitale zoom) (p. 63) U kunt de digitale zoomfunctie tijdens het opnemen gebruiken, maar de optische zoomfunctie kan niet worden gebruikt. Als u opnamen wilt maken met de maximale zoomfactor, moet u voordat u opnamen maakt de optische zoomfunctie instellen op het maximumniveau. Het geluid van het zoomen wordt opgenomen. • De zelfontspanner gebruiken (p. 66) • Close-ups maken (macro) (p. 71) • Objecten op grote afstand fotograferen (oneindig) (p. 72) • De witbalans aanpassen (p. 76) • De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors) (p. 77) • Opnamen maken met de 2 seconden-zelfontspanner (p. 78) • Opnamen maken via een tv (p. 80) • Opnamen maken met de AF-vergrendeling (p. 85) • Het AF-hulplicht uitschakelen (p. 125) • De sjabloon weergeven (p. 127) [Uitsnede] is niet beschikbaar. • Instellingen van de IS Modus wijzigen (p. 127) U kunt schakelen tussen [Continu] en [Uit]. 91 Afspeelfuncties De volgende functies kunnen op dezelfde manier worden gebruikt als voor foto's. • • • • • • • • • • • Beelden wissen (p. 31) Snel naar beelden zoeken (p. 96) Naar beelden zoeken in de springweergave (p. 97) Diavoorstellingen bekijken (p. 98) Beeldovergangen wijzigen (p. 100) Beelden bekijken op een tv (p. 101) Beelden beveiligen (p. 102) Alle beelden wissen (p. 105) Beelden markeren als favoriet (p. 107) Beelden indelen in categorieën (My Category) (p. 108) Beelden roteren (p. 109) Overzicht van het filmbedieningspaneel in “Films bekijken” (p. 36) Ú Uit Afspelen Afspelen in slow motion (u kunt de snelheid aanpassen met de knoppen qr; geluid wordt niet afgespeeld) Het eerste beeld weergeven Vorig beeld (terugspoelen als u de knop m ingedrukt houdt) Volgend beeld (vooruitspoelen als u de knop m ingedrukt houdt) Het laatste beeld weergeven * Bewerken (p. 93) Wordt weergegeven als de camera is aangesloten op een PictBridge-printer (p. 114). Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken voor gedetailleerde informatie. 92 Bewerken U kunt het begin en einde van opgenomen films bijsnijden in stappen van één seconde. *. 1 Selecteer ● Volg stappen 1 tot en met 3 op p. 36 om * te selecteren en druk op de knop m. X Het filmbewerkingspaneel en de balk met bewerkingsfuncties worden op het scherm weergegeven. Filmbewerkingspaneel Bewerkingsbalk voor films het bewerkingsbereik in. 2 Stel ● Druk op de knoppen op en selecteer of. ● Druk op de knoppen qr om te verplaatsen. wordt weergegeven bij elk interval van één seconde Als u selecteert, kunt u het begin van de film bijsnijden vanaf . Als u selecteert, kunt u het einde van de film bijsnijden vanaf . X Zelfs als u verplaatst naar een ander punt dan , wordt alleen het gedeelte vanaf het dichtstbijzijnde aan de linkerzijde bijgesneden wanneer wordt geselecteerd. Alleen het gedeelte vanaf het dichtstbijzijnde aan de rechterzijde wordt bijgesneden wanneer wordt geselecteerd. X Het gedeelte dat met is aangegeven, is het deel van de film dat behouden blijft na het bijsnijden. de bewerkte film. 3 Controleer ● Druk op de knoppen op om (afspelen) te selecteren en druk vervolgens op de knop m. De bewerkte film wordt afgespeeld. ● Herhaal stap 2 als u de film nog een keer wilt bewerken. ● Als u de bewerking wilt annuleren, drukt u op op en selecteert u Ú. Druk eerst op de knop m en gebruik daarna de knoppen qr om [OK] te selecteren. Druk vervolgens nogmaals op de knop m. 93 Bewerken de bewerkte film op. 4 Sla ● Druk op de knoppen op om te selecteren en druk vervolgens op de knop m. ● Druk op de knoppen qr om [Nieuw bestand] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X De film wordt opgeslagen als een nieuw bestand. • Als bij stap 4 [Overschrijven] wordt geselecteerd, wordt de nietbewerkte film overschreven door de bewerkte film. De oorspronkelijke film wordt dan gewist. • Als er onvoldoende ruimte over is op de geheugenkaart, kunt u alleen [Overschrijven] selecteren. • Als de batterij halverwege leeg is geraakt door het bewerken, kunt u de bewerkte film mogelijk niet opslaan. Gebruik daarom tijdens het bewerken van films een volledig opgeladen batterij of de afzonderlijk verkrijgbare voedingsadapterset (p. 42). 94 7 Diverse functies gebruiken voor afspelen en bewerken In dit hoofdstuk worden verschillende manieren beschreven voor het afspelen en bewerken van beelden. • Druk op 1 om de afspeelmodus te selecteren voordat u de camera bedient. • Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is gewijzigd en beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden afgespeeld of bewerkt. • De bewerkingsfunctie (pp. 110 – 112) kan niet worden gebruikt als er niet voldoende vrije ruimte beschikbaar is op de geheugenkaart. 95 Snel naar beelden zoeken ● Naar beelden zoeken in de indexweergave Door meerdere beelden tegelijk weer te geven, kunt u snel het beeld vinden dat u zoekt. de zoomknop naar g. 1 Duw X De beelden worden weergegeven in een index. ● Duw de zoomknop naar g om het aantal beelden uit te breiden. Het aantal beelden neemt elke keer toe wanneer u tegen de zoomknop duwt . ● Duw de zoomknop naar k om het aantal beelden te verkleinen. Het aantal beelden neemt elke keer af wanneer u tegen de zoomknop duwt . een beeld. 2 Selecteer ● Druk op de knoppen opqr om een beeld te selecteren. X Er wordt een oranje kader weergegeven om het geselecteerde beeld. ● Druk op de knop m om het geselecteerde beeld afzonderlijk weer te geven. Zoeken in een groot aantal beelden Als u de zoomknop herhaaldelijk naar g beweegt, kunt u een index met maximaal 100 beelden weergeven. Als u de zoomknop nogmaals naar g beweegt, verschijnt er een oranje kader rondom alle beelden en kunt u snel zoeken door met de knoppen op tussen sets van 100 beelden te schakelen. ● Naar beelden zoeken door te bladeren Als u langer dan één seconde op de knoppen qr drukt, worden de beelden achter elkaar weergegeven, zodat u ze snel kunt doorzoeken. U kunt ook vooruitspringen op basis van de opnamedatum (beeld scrollen). Selecteer een beeld. ● Als u de enkelvoudige weergave instelt en langer dan één seconde op de knoppen qr drukt, verschijnt het scherm dat links wordt weergegeven. ● Als u op de knoppen op drukt, kunt u naar beelden zoeken op basis van de opnamedatum. ● Druk op de knop m om terug te keren naar de enkelvoudige weergave. 96 Naar beelden zoeken in de springweergave Als u dit effect wilt uitschakelen, drukt u op de knop n, selecteert u vervolgens [Beeld scrollen] op het tabblad 1 en selecteert u [Uit]. Naar beelden zoeken in de springweergave Als er veel beelden op de geheugenkaart staan, kunt u zoeken aan de hand van een opgegeven methode of in een opgegeven groep beelden. een springmethode. 1 Selecteer ● Druk in de enkelvoudige weergave op de knop o. X De zoekmethode en de locatie van het beeld dat op dat moment wordt weergegeven, verschijnen onder aan het scherm. ● Druk op de knoppen op om de gewenste zoekmethode te selecteren. tussen beelden. 2 Schakelen ● Druk op de knoppen qr. X De camera gebruikt de geselecteerde zoekmethode om naar een beeld te springen. ● Druk op de knop n om terug te keren naar de enkelvoudige weergave. De locatie van het beeld dat op dat moment wordt weergegeven Volgende 10 Springt met 10 beelden tegelijk. Volgende 100 Springt met 100 beelden tegelijk. Ga naar My Category Springt naar beelden die zijn toegewezen aan categorieën (p. 108). Ga naar datum Springt naar het eerste beeld in de groep van elke opnamedatum. Naar eerste gaan Springt alleen naar foto’s. Ga naar film Springt naar een film. Ga naar Favorieten Springt alleen naar beelden die zijn gemarkeerd als favorieten. • Het aantal beelden dat overeenstemt met het zoekfilter, wordt aan de rechterkant van het scherm weergegeven, behalve bij en . 97 Diavoorstellingen bekijken Als er geen beelden zijn die overeenkomen met de springmethode, werken de knoppen qr niet. Diavoorstellingen bekijken Beelden die zijn opgeslagen op een geheugenkaart, kunt u automatisch afspelen. [Diavoorstelling]. 1 Selecteer ● Druk op de knop n, selecteer [Diavoorstelling] op het tabblad 1 en druk op de knop m. de instelling. 2 Kies ● Druk op de knoppen op om een item te selecteren en druk vervolgens op de knoppen qr om de instelling aan te passen. Herhalen Herhaalt het afspelen van beelden Speeltijd Speeltijd voor elk beeld Effect Overgangseffecten bij het schakelen tussen beelden [Start]. 3 Selecteer ● Druk op de knoppen op om [Start] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X De diavoorstelling begint enkele seconden nadat [Laden van beeld...] verschijnt. ● U kunt de diavoorstelling onderbreken/opnieuw starten door nogmaals op de knop m te drukken. ● Druk op de knop n om de diavoorstelling te beëindigen. • Als u tijdens het afspelen op de knoppen qr drukt, verandert het beeld. Als u de knoppen qr ingedrukt houdt, kunt u sneller door de beelden bladeren. • De spaarstand werkt niet tijdens diavoorstellingen (p. 49). 98 De focus controleren U kunt het gebied vergroten dat zich in een opgenomen beeld binnen het AF-kader bevindt, of het gebied van een gedetecteerd gezicht, om de focus te controleren. op de knop l en ga naar 1 Druk de focuscontroleweergave (p. 48). ● Bij beelden met gedetecteerde gezichten kunt u ook naar de focuscontroleweergave gaan door op de knop 0 te drukken. X Er verschijnt een wit kader waar het AF-kader of het gezicht zich bevond toen de focus werd ingesteld. X Een grijs kader verschijnt rond een gezicht dat tijdens de weergave wordt herkend. X Het gebied binnen het oranje kader wordt vergroot weergegeven. tussen kaders. 2 Schakel ● Duw de zoomknop één keer naar k. X Het scherm links wordt weergegeven ● Druk op de knop 0 om tussen kaders rond gedetecteerde gezichten te schakelen. Druk op de knop m om naar een ander kader te gaan. het vergrotingsniveau 3 Wijzig of de locatie. ● Wijzig de grootte van de weergave met de zoomknop en gebruik de knoppen opqr om de weergavepositie te wijzigen terwijl u de focus controleert. ● Druk op de knop n om terug te gaan naar stap 1. 99 Beelden vergroten Duw de zoomknop naar k. Geschatte locatie van weergegeven gebied ● De weergave zoomt in op het beeld en wordt weergegeven op het scherm. Als u de zoomknop vasthoudt, wordt er verder ingezoomd tot een maximale factor van 10x. ● Met de knoppen opqr kunt u de locatie van het weergegeven gebied aanpassen. ● Duw de zoomknop naar g om uit te zoomen, of blijf de knop vasthouden om terug te keren naar de enkelvoudige weergave. ● Wanneer op het scherm wordt weergegeven, drukt u op de knop m om over te schakelen naar . Druk op de knoppen qr om tussen de ingezoomde beelden schakelen. Druk nogmaals op de knop m om terug te keren naar . Beeldovergangen wijzigen U kunt kiezen uit twee overgangseffecten voor het wisselen van beelden in de enkelvoudige weergave. Selecteer [Overgang]. ● Druk op de knop n en selecteer het tabblad 1. Selecteer vervolgens [Overgang] en gebruik de knoppen qr om een optie te selecteren. 100 Beelden bekijken op een tv Met de meegeleverde AV-kabel (p. 2) kunt u de camera aansluiten op een televisie om opgenomen beelden te bekijken. 1 Schakel de camera en de tv uit. de camera aan op de tv. 2 Sluit ● Open het klepje van de aansluiting en Wit of zwart Geel steek de stekker van de kabel volledig in de aansluiting van de camera. ● Steek de kabelstekker helemaal in de video-ingangen, zoals wordt getoond in de afbeelding. Geel Zwart de televisie aan en stel deze 3 Zet in op de ingang waarop de kabel is aangesloten. Schakel de camera in. 4 ● Druk op 1 om de camera aan te zetten. X Het beeld verschijnt op het tv-scherm (er wordt niets weergegeven op het scherm van de camera). ● Als u klaar bent, schakelt u de camera en de tv uit en verwijdert u de kabel. Wat als de beelden niet goed worden weergegeven op de televisie? Beelden worden niet correct weergegeven als de instelling van het videosysteem van de camera (NTSC/PAL) niet gelijk is aan die van de televisie. Druk op de knop n en selecteer de optie [Video Systeem] op het tabblad 3 om het juiste videosysteem in te stellen. 101 Beelden beveiligen U kunt belangrijke beelden beveiligen, zodat ze niet per ongeluk met de camera kunnen worden gewist (pp. 31, 105). • Als u de geheugenkaart formatteert (pp. 25, 55), worden beveiligde beelden ook gewist. • Zelfs als u van opnamemodus verandert of de camera uitschakelt voordat u de bewerkingen in stap 4 hebt uitgevoerd, worden de beelden niet beveiligd. Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist met de wisfunctie van de camera. Hef de beveiliging op voordat u een beeld wist. ● Afzonderlijke beelden selecteren [Beveilig]. 1 Selecteer ● Druk op de knop n en selecteer het tabblad 1. Selecteer vervolgens [Beveilig] en druk op de knop m. [Selectie]. 2 Selecteer ● Druk op de knoppen op om [Selectie] te selecteren en druk op de knop m. een beeld. 3 Selecteer ● Druk op de knoppen qr om een beeld te selecteren en druk op de knop m. X verschijnt op het scherm. ● Als u nogmaals op de knop m drukt, verdwijnt . ● Herhaal de hierboven beschreven procedure als u meerdere beelden wilt beveiligen. 102 Beelden beveiligen Beveilig de beelden. 4 ● Als u op de knop n drukt, wordt er een bevestigingsscherm weergegeven. ● Druk op de knoppen qr om [OK] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X De beelden worden beveiligd. ● Reeks selecteren [Select. Reeks]. 1 Selecteer ● Volg stap 2 op p. 102 om [Select. Reeks] te selecteren en druk op de knop m. Selecteer het eerste beeld. 2 ● Druk op de knop m. ● Druk op de knoppen qr om het beeld te selecteren en druk op de knop m. 103 Beelden beveiligen het laatste beeld. 3 Selecteer ● Druk op de knop r, selecteer [Laatste beeld] en druk op de knop m. ● Druk op de knoppen qr om een beeld te selecteren en druk op de knop m. ● U kunt geen beelden vóór het eerste beeld selecteren. de beelden. 4 Beveilig ● Druk op de knop p, selecteer [Beveilig] en druk op de knop m. ● Alle beelden selecteren [Alle beelden]. 1 Selecteer ● Volg stap 2 op p. 102 om [Alle beelden] te selecteren en druk op de knop m. Beveilig de beelden. 2 ● Druk op de knoppen op om [Beveilig] te selecteren en druk op de knop m. U kunt de beveiliging van groepen beveiligde beelden opheffen door [Beveilig. Uit] te selecteren in stap 4 als u [Select. Reeks] hebt geselecteerd, of stap 2 als u [Alle beelden] hebt geselecteerd. 104 Alle beelden wissen U kunt alle beelden tegelijk wissen. Gewiste beelden kunnen niet worden hersteld, dus denk goed na voordat u ze wist. Beveiligde beelden (p. 102) kunt u niet wissen. ● Alle beelden selecteren [Wissen]. 1 Selecteer ● Druk op de knop n, selecteer [Wissen] op het tabblad 1 en druk op de knop m. [Alle beelden]. 2 Selecteer ● Druk op de knoppen op om [Alle beelden] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. de beelden. 3 Wis ● Druk op de knoppen qr om [OK] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X Alle beelden worden gewist. ● Druk op n om terug te keren naar het menuscherm. [Alles wissen]. 1 Selecteer ● Druk op de knop n, selecteer [Alles wissen] op het tabblad 1 en druk op de knop m. 105 Alle beelden wissen alle beelden. 2 Wis ● Druk op de knoppen qr om [OK] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X Alle beelden worden gewist. ● Druk op n om terug te keren naar het menuscherm. ● Afzonderlijke beelden selecteren [Selectie]. 1 Selecteer ● Volg stap 2 op p. 105 om [Selectie] te selecteren en druk op de knop m. ● Volg stap 3 op p. 102 om het beeld te selecteren. X Na de instelling verschijnt op het scherm. ● Druk nogmaals op de knop m om de selectie van het beeld ongedaan te maken. Vervolgens verdwijnt . ● Herhaal de hierboven beschreven procedure als u meerdere beelden wilt selecteren. de beelden. 2 Wis ● Als u op de knop n drukt, wordt er een bevestigingsscherm weergegeven. ● Druk op de knoppen qr om [OK] te selecteren en druk op de knop m. ● Reeks selecteren [Select. Reeks]. 1 Selecteer ● Volg stap 2 op p. 105 om [Select. Reeks] te selecteren en druk op de knop m. ● Volg stappen 2 en 3 op pp. 103 – 104 om beelden te selecteren. de beelden. 2 Wis ● Druk op de knop p om [Wissen] te selecteren. Druk vervolgens op de knop m. 106 Beelden markeren als favoriet Wanneer u beelden als favoriet markeert, kunt u alleen die beelden eenvoudig categoriseren. U kunt ook filteren zodat alleen die beelden worden weergegeven (p. 97). [Favorieten]. 1 Selecteer ● Druk op de knop n, selecteer [Favorieten] op het tabblad 1 en druk op de knop m. een beeld. 2 Selecteer ● Druk op de knoppen qr om een beeld te selecteren en druk op de knop m. X Na de instelling verschijnt op het scherm. ● Druk nogmaals op de knop m om de markering van het beeld te verwijderen. Vervolgens verdwijnt . ● Herhaal de hierboven beschreven procedure als u meerdere beelden wilt selecteren. de instelling. 3 Kies ● Als u op de knop n drukt, wordt er een bevestigingsscherm weergegeven. ● Druk op de knoppen qr om [OK] te selecteren en druk op de knop m. X Het beeld wordt als favoriet gemarkeerd. Als u van opnamemodus verandert of de camera uitschakelt voordat u de instelling wijzigt, worden beelden niet als favorieten gemarkeerd. Als u Windows 7 of Windows Vista gebruikt en gemarkeerde beelden verplaatst naar uw computer, krijgen de beelden 3 sterren (+++,,) (behalve voor films). 107 Beelden indelen in categorieën (My Category) U kunt beelden indelen in categorieën. U kunt beelden toewijzen aan categorieën en filteren om ze weer te geven (p. 97). Als u van opnamemodus verandert of de camera uitschakelt voordat u de onderstaande stappen hebt gevolgd, worden de beelden niet aan categorieën toegewezen. Beelden worden tijdens de opname automatisch in categorieën ingedeeld aan de hand van de opnameomstandigheden. : Beelden met gedetecteerde gezichten of beelden die zijn opgenomen in I, C of F. : Beelden die worden gedetecteerd als , , in de modus A of 9, of beelden die zijn opgenomen in J of O. : Beelden die zijn opgenomen in H, t, w of P. ● Afzonderlijke beelden selecteren [My Category]. 1 Selecteer ● Druk op de knop n en selecteer het tabblad 1. Selecteer vervolgens [My Category] en druk op de knop m. [Selectie]. 2 Selecteer ● Druk op de knoppen op om [Selectie] te selecteren en druk op de knop m. ● Volg stap 2 op p. 102 om beelden te selecteren. ● Druk op de knoppen op, selecteer een categorie en druk op de knop m. X Na de instelling verschijnt op het scherm. ● Druk nogmaals op de knop m om de selectie van de categorie ongedaan te maken. Vervolgens verdwijnt . ● Herhaal de hierboven beschreven procedure als u meerdere beelden wilt selecteren. 108 Beelden roteren Kies de instelling. 3 ● Als u op de knop n drukt, wordt er een bevestigingsscherm weergegeven. ● Druk op de knoppen qr om [OK] te selecteren en druk op de knop m. X Het beeld wordt toegewezen aan de categorie. ● Reeks selecteren [Select. Reeks]. 1 Selecteer ● Volg stap 2 op p. 108 om [Select. Reeks] te selecteren en druk op de knop m. ● Volg stappen 2 en 3 op pp. 103 – 104 om beelden te selecteren. ● Druk op de knop p, selecteer het item en druk op de knoppen qr om een type te kiezen. de instelling. 2 Kies ● Druk op de knop p om [Selectie] te selecteren en druk op de knop m. Als u [Niet select.] selecteert bij stap 2, kunt u de selectie van alle beelden in de categorie [Select. Reeks] opheffen. Beelden roteren U kunt de stand van een beeld wijzigen en opslaan. [Roteren]. 1 Selecteer ● Druk op de knop n, selecteer [Roteren] op het tabblad 1 en druk op de knop m. het beeld. 2 Draai ● Druk op de knoppen qr om een beeld te selecteren. X Elke keer dat u op de knop m drukt, wordt het beeld 90° gedraaid. ● Druk op n om terug te keren naar het menuscherm. 109 Het formaat van beelden wijzigen U kunt beelden omzetten naar een lagere resolutie-instelling en de gewijzigde beelden opslaan als een afzonderlijk bestand. [Veranderen]. 1 Selecteer ● Druk op de knop n en selecteer het tabblad 1. Vervolgens selecteert u [Veranderen] en drukt u op de knop m. een beeld. 2 Selecteer ● Druk op de knoppen qr om het beeld te selecteren en druk op de knop m. Selecteer een beeldformaat. 3 ● Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren en druk op de knop m. X Het scherm [Nieuw beeld opslaan?] verschijnt. het nieuwe beeld op. 4 Sla ● Druk op de knoppen qr om [OK] te selecteren en druk op de knop m. X Het beeld wordt opgeslagen als een nieuw bestand. het nieuwe beeld weer. 5 Geef ● Na een druk op de knop n verschijnt het scherm [Nieuw beeld weergeven?]. ● Druk op de knoppen qr om [Ja] te selecteren en druk op de knop m. X Het opgeslagen beeld wordt weergegeven. • U kunt een beeld niet opslaan in een hogere resolutie. • Beelden met een resolutie-instelling van (p. 73), of die zijn opgeslagen als in stap 3 kunnen niet worden bewerkt. 110 Trimmen U kunt een deel van een opgeslagen beeld uitsnijden en dit opslaan als een nieuw beeldbestand. [Trimmen]. 1 Selecteer ● Druk op de knop n, selecteer [Trimmen] op het tabblad 1 en druk op de knop m. Selecteer een beeld. 2 ● Druk op de knoppen qr om het beeld te selecteren en druk op de knop m. het snijgebied aan. 3 Pas X Er verschijnt een kader rond het gedeelte Snijgebied Weergave van snijgebied Resolutie na bijsnijden van het beeld dat u wilt bijsnijden. X Het oorspronkelijke beeld verschijnt linksboven en het bijgesneden beeld rechtsonder. ● U kunt het kader kleiner of groter maken door op de zoomknop te drukken. ● Met de knoppen opqr kunt u het kader verplaatsen. ● Met de knop l wijzigt u de kaderstand. ● In een beeld met gedetecteerde gezichten verschijnen grijze kaders rond de gezichten linksboven in het beeld. U kunt deze kaders gebruiken voor bijsnijden. U kunt schakelen tussen kaders door op de knop 0 te drukken. ● Druk op de knop m. het beeld op als een nieuw 4 Sla beeld en geef het weer. ● Volg stappen 4 en 5 op p. 110. • Beelden met een resolutie-instelling van of , of beelden die zijn , kunnen niet worden bewerkt. veranderd in • De vaste breedte-hoogteverhouding van een beeld dat kan worden veranderd, is 4:3 (voor een verticaal beeld 3:4). • De resolutie van een bijgesneden beeld is kleiner dan dat van het oorspronkelijke beeld. 111 Het rode-ogeneffect corrigeren U kunt rode ogen in beelden automatisch corrigeren en deze beelden opslaan als nieuwe bestanden. [Rode-Ogen Corr.]. 1 Selecteer ● Druk op de knop n en selecteer [Rode-Ogen Corr.] op het tabblad 1. Druk vervolgens op de knop m. een beeld. 2 Selecteer ● Druk op de knoppen qr om een beeld te selecteren. Corrigeer het beeld. 3 ● Druk op de knop m. X Het gebied met rode ogen dat door de camera wordt gedetecteerd, wordt gecorrigeerd en er wordt een kader weergegeven om het gecorrigeerde gedeelte. ● U kunt het beeld vergroten of het formaat van het beeld wijzigen met behulp van de procedures die worden beschreven in “Beelden vergroten” (p. 100). het beeld op als een nieuw 4 Sla beeld en geef het weer. ● Druk op de knoppen opqr om [Nieuw bestand] te selecteren en druk op de knop m. X Het beeld wordt opgeslagen als een nieuw bestand. ● Volg stap 5 op p. 110. • Sommige beelden worden mogelijk niet goed gecorrigeerd. • Als bij stap 4 [Overschrijven] is geselecteerd, wordt het niet-gecorrigeerde beeld overschreven door de bewerkte gegevens. Het oorspronkelijke beeld wordt dan gewist. • Beveiligde beelden kunnen niet worden overschreven. 112 8 Afdrukken In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u beelden selecteert voor afdrukken en hoe u kunt afdrukken met een printer die compatibel is met PictBridge (afzonderlijk verkrijgbaar, p. 43). Raadpleeg ook de Handleiding voor persoonlijk afdrukken. Canon PictBridge-compatibele printers SELPHY-serie Inkjetprinters 113 Beelden afdrukken U kunt de gemaakte opnamen gemakkelijk afdrukken als u de camera met behulp van de meegeleverde interfacekabel (p. 2) aansluit op een printer die compatibel is met PictBridge (p. 2). de camera en de 1 Schakel printer uit. de camera aan op de printer. 2 Sluit ● Open het klepje en steek de kleine stekker stevig in de aansluiting van de camera in de aangegeven richting. ● Steek de grote kabelstekker in de printer. Raadpleeg de handleiding van de printer voor meer informatie over de aansluiting. 3 Schakel de printer in. de camera in. 4 Schakel ● Druk op 1 om de camera aan te zetten. X verschijnt op het scherm. het beeld dat u wilt 5 Selecteer afdrukken. ● Druk op de knoppen qr om een beeld te selecteren en druk op de knop m. 114 Beelden afdrukken Druk de beelden af. 6 ● Druk op de knoppen op om [Print] te selecteren en druk op de knop m. X Het afdrukken wordt gestart. ● Als u nog meer beelden wilt afdrukken, herhaalt u stap 5 en 6 nadat het afdrukken is voltooid. ● Wanneer u klaar bent met afdrukken, schakelt u de camera en de printer uit en verwijdert u de interfacekabel. • Raadpleeg de Handleiding voor persoonlijk afdrukken voor meer informatie over afdrukken. • Zie pp. 41, 43 voor PictBridge-compatibele Canon-printers. • Index afdrukken is niet beschikbaar voor de volgende PictBridgecompatibele Canon-printers: CP710/CP510/CP500/CP400/CP330/ CP300/CP220/CP200. 115 Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF) U kunt maximaal 998 beelden op een geheugenkaart selecteren om af te drukken en instellingen zoals het gewenste aantal exemplaren te specificeren, zodat deze samen kunnen worden afgedrukt of worden verwerkt in een fotozaak. Deze selectiemethoden voldoen aan de DPOF-normen (Digital Print Order Format). ● Afdrukinstellingen U kunt het afdruktype, de datum en het bestandsnummer instellen. Deze instellingen worden toegepast op alle beelden die zijn geselecteerd voor afdrukken. [Print instellingen]. 1 Selecteer ● Druk op de knop n en selecteer het tabblad 2. Selecteer vervolgens [Print instellingen] en druk op de knop m. de instellingen. 2 Wijzig ● Druk op de knoppen op om een menu-item te selecteren en gebruik vervolgens de knoppen qr om een optie te selecteren. ● Druk op n om de instellingen te bevestigen en terug te keren naar het menuscherm. Standaard Hiermee drukt u één foto per pagina af. Afdruktype Index Beiden Datum File No. Wis DPOF data Hiermee drukt u diverse verkleinde beelden per pagina af. Hiermee worden zowel standaard- als indexformaten afgedrukt. Aan Hiermee wordt de datum van de opname afgedrukt. Uit – Aan Hiermee wordt het bestandsnummer afgedrukt. Uit – Aan Alle afdrukinstellingen worden na het afdrukken verwijderd. Uit – • Sommige printers of fotozaken zijn wellicht niet in staat om alle instellingen te verwerken in het afdrukresultaat. • kan verschijnen op het scherm bij gebruik van een geheugenkaart met afdrukinstellingen van een andere camera. Deze instellingen worden overschreven door de instellingen die u opgeeft op uw camera. • Als [Datum] is ingesteld op [Aan] drukken sommige printers de datum tweemaal af. 116 Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF) • Wanneer [Index] is geselecteerd, kunnen de opties [Datum] en [File No.] niet tegelijk op [Aan] worden ingesteld. • De datum wordt afgedrukt volgens de notatie die is ingesteld in de functie [Datum/Tijd] op het tabblad 3 (p. 22). ● Het aantal exemplaren selecteren [Sel. beeld & aantal]. 1 Selecteer ● Druk op de knop n en selecteer het tabblad 2. Selecteer vervolgens [Sel. beeld & aantal] en druk op de knop m. een beeld. 2 Selecteer ● Druk op de knoppen qr om een beeld te selecteren en druk op de knop m. X U kunt het aantal af te drukken exemplaren instellen. ● Als u [Index] selecteert, verschijnt op het scherm. Druk nogmaals op de knop m om de selectie van het beeld ongedaan te maken. Vervolgens verdwijnt . het aantal afdrukken in. 3 Stel ● Druk op de knoppen op om het aantal afdrukken in te stellen (maximaal 99). ● Herhaal stap 2 en 3 om meer beelden en het aantal afdrukken van elk beeld te selecteren. ● Voor indexafdrukken kunt u het aantal afdrukken niet instellen. U kunt alleen bij stap 2 de af te drukken beelden selecteren. ● Druk op n om de instellingen te bevestigen en terug te keren naar het menuscherm. ● Reeks selecteren [Select. Reeks]. 1 Selecteer ● Selecteer bij stap 1 hierboven [Select. Reeks] en druk op de knop m. ● Volg stappen 2 en 3 op pp. 103 – 104 om beelden te selecteren. de afdrukinstellingen. 2 Kies ● Druk op de knoppen op om [Opdracht] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. 117 Beelden afdrukken met DPOF-instellingen ● Instellen dat alle beelden één keer worden afgedrukt [Sel. alle beelden]. 1 Selecteer ● Selecteer [Sel. alle beelden] bij stap 1 op p. 117 en druk vervolgens op de knop m. Kies de afdrukinstellingen. 2 ● Druk op de knoppen qr om [OK] te selecteren en druk op de knop m. ● Alle selecties wissen [Wis alle selecties]. 1 Selecteer ● Selecteer [Wis alle selecties] bij stap 1 op p. 117 en druk vervolgens op de knop m. selecties worden gewist. 2 Alle ● Druk op de knoppen qr om [OK] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Beelden afdrukken met DPOFinstellingen In de voorbeelden wordt gebruikgemaakt van printers van de serie Canon SELPHY. Aantal af te drukken exemplaren de camera aan op de printer. 1 Sluit ● Volg stappen 1 t/m 4 op p. 114. de beelden af. 2 Druk ● Druk op de knoppen op om [Print nu] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. X Het afdrukken wordt gestart. 118 9 De camera-instellingen aanpassen U kunt allerlei instellingen aanpassen aan uw voorkeuren. Het eerste deel van dit hoofdstuk beschrijft enkele handige en veelgebruikte functies. Daarna wordt uitgelegd hoe u instellingen voor opnemen en afspelen aanpast aan uw wensen. 119 De camera-instellingen wijzigen U kunt handige en veelgebruikte functies aanpassen op het tabblad 3 (p. 51). ● Hints en tips uitschakelen Wanneer u een item selecteert in het menu FUNC. (p. 50) of MENU (p. 51), wordt er een beschrijving van de functie (hints en tips) weergegeven. U kunt deze functie uitschakelen. ● Selecteer [Hints en tips] en druk op de knoppen qr om [Uit] te selecteren. ● Geluiden wijzigen U kunt de bedieningsgeluiden van de camera veranderen. ● Selecteer [Geluidsopties] en druk op de knop m. ● Druk op de knoppen op om een menu-item te selecteren. ● Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. 120 1 Vooringestelde geluiden. (Kunnen niet worden gewijzigd.) 2 Vooringestelde geluiden. U kunt de meegeleverde software gebruiken om de geluiden te wijzigen (p. 121). De camera-instellingen wijzigen ● Het opstartscherm wijzigen U kunt het startbeeld veranderen dat op het scherm wordt weergegeven wanneer u de camera inschakelt. ● Selecteer [opstart scherm] en druk op de knop m. ● Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. Geen opstartscherm. 1 Vooringestelde beelden. (Kunnen niet worden gewijzigd.) 2 Vooringestelde beelden. U kunt vastgelegde beelden instellen en de meegeleverde software gebruiken om de beelden te wijzigen (p. 121). ● Het opstartscherm registreren Als u op de knop 1 drukt en de camera in de afspeelmodus zet, kunt u geluiden en beelden vastleggen. ● Selecteer [opstart scherm] en druk op de knop m. ● Druk op de knoppen qr om [2] te selecteren en druk vervolgens op de knop m. ● Druk op de knoppen qr om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m. ● Druk op de knoppen qr om [OK] te selecteren en druk vervolgens op m om de registratie te voltooien. Eventueel eerder geregistreerde opstartbeelden worden overschreven als u een nieuw opstartbeeld registreert. Beelden of geluiden registreren met de bijgeleverde software U kunt beelden of geluiden vastleggen op de camera met de bijgeleverde software. Raadpleeg de Softwarehandleiding voor gedetailleerde informatie. 121 De camera-instellingen wijzigen ● Het opstartscherm uitschakelen U kunt het opstartbeeld uitschakelen dat wordt weergegeven wanneer u de camera inschakelt. ● Selecteer [opstart scherm] en druk op de knoppen qr om [Uit] te selecteren. ● De bestandsnummering wijzigen Uw opnamen krijgen automatisch opeenvolgende bestandsnummers toegewezen van 0001 t/m 9999 en worden opgeslagen in mappen met maximaal 2.000 opnamen. U kunt de toewijzing van de bestandsnummers wijzigen. ● Selecteer [Bestandnr.] en druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. Continu Ook als u opnamen maakt met een nieuwe geheugenkaart, krijgen de bestanden steeds een oplopend nummer totdat u een opname maakt en opslaat met het nummer 9999. Als u een nieuwe geheugenkaart gebruikt of er een nieuwe Auto reset map wordt gemaakt, begint de bestandsnummering weer bij 0001. • Als u een geheugenkaart gebruikt die al opnamen bevat, kunnen de nieuwe bestanden zowel bij de instelling [Continu] als [Auto reset] een opvolgend nummer krijgen volgens de bestaande nummering. Als u opnieuw met bestandsnummer 0001 wilt beginnen, formatteert u de geheugenkaart vóór gebruik (p. 25). • Raadpleeg de Softwarehandleiding voor informatie over mapstructuren of afbeeldingstypen. 122 De camera-instellingen wijzigen ● Mappen maken volgens opnamedatum Beelden worden opgeslagen in mappen die elke maand worden gemaakt. U kunt echter ook mappen maken volgens de opnamedatum. ● Selecteer [Maak folder] en druk op de knoppen qr om [Dagelijks] te selecteren. X Beelden worden opgeslagen in mappen die op elke opnamedatum worden gemaakt. ● De tijd wijzigen voor de optie Lens intrekken Om veiligheidsredenen wordt de lens ingetrokken na ongeveer 1 minuut nadat u op de knop 1 hebt gedrukt in de opnamemodus (p. 30). Als u wilt dat de lens direct wordt ingetrokken wanneer u op 1 drukt, moet u de tijd voor intrekken instellen op [0 sec.]. ● Selecteer [Lens intrekken] en druk op de knoppen qr om [0 sec.] te selecteren. ● De spaarstandfunctie uitschakelen U kunt de spaarstandfunctie (p. 49) instellen op [Uit]. De instelling [Aan] wordt aanbevolen om de batterij te sparen. ● Selecteer [spaarstand] en druk op de knop m. ● Druk op de knoppen op om [Automatisch Uit] te selecteren. Druk op de knoppen qr om [Uit] te selecteren. ● Als u de spaarstandfunctie op [Uit] zet, moet u eraan denken de camera na gebruik uit te schakelen. 123 De camera-instellingen wijzigen ● Spaarstand van het scherm instellen U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm automatisch wordt uitgeschakeld (p. 49). Dit werkt ook als [Automatisch Uit] is ingesteld op [Uit]. ● Selecteer [spaarstand] en druk op de knop m. ● Druk op de knoppen op om [Display uit] te selecteren. Druk op de knoppen qr om een tijd te selecteren. ● Het is raadzaam om een tijd onder [1 min.] te selecteren om de batterij te sparen. ● De wereldklok gebruiken Als u in het buitenland bent, kunt u beelden opnemen met de lokale datum en tijd door eenvoudig de tijdzone-instelling te wijzigen. Als u de tijdzones van uw bestemming van tevoren registreert, hoeft u de datum- en tijdinstellingen in het buitenland niet meer aan te passen. de thuistijdzone in. 1 Stel ● Selecteer [Tijdzone] en druk op de knop m. ● Als u dit voor het eerst instelt, controleert u eerst of het links afgebeelde scherm verschijnt en drukt u vervolgens op de knop m. ● Druk op de knoppen qr om de thuistijdzone te selecteren en druk vervolgens op de knop m. Als u de zomertijd wilt instellen (normale tijd plus 1 uur), te selecteren. gebruikt u de knoppen op om de wereldtijdzone in. 2 Stel ● Druk op de knoppen op om [ Wereld] te selecteren en druk vervolgens op m. ● Druk op de knoppen qr om de bestemmingstijdzone te selecteren en druk vervolgens op de knop m. ● U kunt de zomertijd op dezelfde manier instellen als bij stap 1. 124 Instellingen voor opnamefuncties wijzigen Selecteer de wereldtijdzone. 3 ● Druk op de knoppen op om [ Wereld] te selecteren en druk vervolgens op n. ● wordt weergegeven in het opnamescherm (p. 136). Als u in de instelling de datum of tijd wijzigt (p. 22), worden de datum en tijd voor [ Thuis] automatisch gewijzigd. Instellingen voor opnamefuncties wijzigen Als u het programmakeuzewiel instelt op G, kunt u de instellingen op het tabblad 4 wijzigen (p. 51). Voordat u in een andere modus dan G een opname wilt maken met een functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie in die modus beschikbaar is (pp. 140 – 141). ● Het AF-hulplicht uitschakelen Het lampje gaat automatisch branden voor ondersteuning bij scherpstellen in omstandigheden met weinig licht als u de sluiterknop half indrukt. U kunt dit licht uitzetten. ● Selecteer [AF-hulplicht] en druk op de knoppen qr om [Uit] te selecteren. 125 Instellingen voor opnamefuncties wijzigen ● functie Rode-ogenreductie uitzetten Het lampje van de rode-ogenreductie brandt om het effect van rode ogen te verminderen dat optreedt wanneer u opnamen maakt met de flitser in een donkere omgeving. U kunt deze functie uitschakelen. ● Selecteer [Flits Instellingen] en druk op de knop m. ● Druk op de knoppen op om [Lamp Aan] te selecteren en druk vervolgens op de knoppen qr om [Uit] te selecteren. ● De weergaveduur van een beeld na een opname wijzigen U kunt instellen hoe lang de beelden na het maken van de opname worden weergegeven. ● Selecteer [Bekijken] en druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. 2 - 10 sec. Geeft de beelden de ingestelde tijd lang weer. Vastzetten Het beeld wordt weergegeven totdat u de sluiterknop half indrukt. Uit Er wordt geen beeld weergegeven. ● De wijze waarop het beeld wordt weergegeven na de opname wijzigen U kunt de wijze waarop het beeld wordt weergegeven na de opname wijzigen. ● Selecteer [terugkijken] en druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. 126 Uit Geeft alleen het beeld weer. Details Geeft gedetailleerde informatie weer (p. 48). Focus check Het gebied binnen het AF-kader wordt vergroot weergegeven, zodat u de focus kunt controleren. De procedure is hetzelfde als in “De focus controleren” (p. 99). Instellingen voor opnamefuncties wijzigen ● De sjabloon weergeven U kunt verticale en horizontale rasterlijnen weergeven, of een uitsnede van 3:2, om het afdrukbare gebied voor een briefkaart aan te duiden. ● Selecteer [Disp. Sjabloon] en druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. Raster Een raster wordt over de weergave geplaatst. Uitsnede Boven en onder in de weergave verschijnen grijze balken. Dit gebied wordt niet afgedrukt als u afdrukt op papier met een verhouding van 3:2. Beiden De rasterlijnen en de hulplijn voor de uitsnede worden beide weergegeven. • In de modus kunt u [Uitsnede] of [Beiden] niet instellen. • De rasterlijnen worden niet opgeslagen bij de opname. • De gebieden die met de optie [Uitsnede] grijs worden weergegeven, zijn gebieden die niet worden afgedrukt. Het vastgelegde beeld bevat ook de gedeelten in de grijze gebieden. ● Instellingen van de IS-modus wijzigen ● Selecteer [IS modus] en druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. Continu Beeldstabilisatie staat altijd aan. U kunt het resultaat meteen controleren op het scherm, waardoor u gemakkelijk de compositie of de focus kunt controleren en bijstellen. Opname Beeldstabilisatie is alleen actief op het moment van de opname. Pan Beeldstabilisatie compenseert alleen op- en neerwaartse camerabewegingen. Deze optie wordt aanbevolen voor het maken van opnamen van voorwerpen die horizontaal bewegen. • Als de camerabeweging te groot is, plaatst u de camera op een statief. Als u de camera op een statief plaatst, moet u de IS-modus instellen op [Uit]. • Houd bij de optie [Pan] de camera horizontaal als u opnamen maakt. Beeldstabilisatie werkt niet als u de camera verticaal houdt. 127 Instellingen voor afspeelfuncties wijzigen U kunt de instellingen op het tabblad 1 aanpassen door op de knop 1 te drukken (p. 51). ● Het beeld selecteren dat als eerste wordt weergegeven bij het afspelen ● Selecteer [Ga verder] en druk op de knoppen qr om een optie te selecteren. 128 Laatst gez De weergave wordt hervat met de laatst bekeken opname. Laatste f. De weergave wordt hervat met de laatst gemaakte opname. 10 Nuttige informatie In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de voedingsadapterset (afzonderlijk verkrijgbaar) kunt gebruiken. Daarnaast bevat het hoofdstuk tips voor het oplossen van problemen, een lijst met functies en een lijst met items die op het scherm verschijnen. Verder vindt u aan het einde de index. 129 Aansluiten op het lichtnet Als u de voedingsadapterset ACK-DC60 (los verkrijgbaar) gebruikt, kunt u de camera gebruiken zonder dat u zich zorgen hoeft te maken over het batterijniveau. de koppeling. 1 Plaats ● Open het klepje (p. 19) en plaats de koppeling op de afgebeelde wijze tot deze vastklikt. ● Sluit het klepje (p. 19). Aansluitpunt het snoer aan op de 2 Sluit koppeling. ● Open het klepje en steek de stekker helemaal in de koppeling. het netsnoer aan. 3 Sluit ● Sluit het netsnoer aan op de compacte voedingsadapter en steek vervolgens het andere uiteinde in een stopcontact. ● U kunt de camera inschakelen en gebruiken. ● Wanneer u de camera niet meer gebruikt, schakelt u de camera uit en haalt u het netsnoer uit het stopcontact. Haal de stekker of het netsnoer niet los als de camera nog is ingeschakeld. Hierdoor kunnen beelden worden gewist of kan de camera beschadigd raken. 130 Problemen oplossen Controleer eerst het volgende als u denkt dat er een probleem is met de camera. Als u met de onderstaande tips uw probleem niet kunt verhelpen, neemt u contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice die wordt vermeld op de adreslijst die bij het product wordt geleverd. Voeding Er gebeurt niets als u op de ON/OFF-knop drukt. • • • • Controleer of de batterij goed is geplaatst (p. 19). Controleer of de batterij niet leeg is (p. 15). Controleer of het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder goed is gesloten (p. 20). Als de batterijpolen vuil zijn, nemen de prestaties van de batterij af. Reinig de polen met een wattenstaafje en plaats de batterij enige malen opnieuw. De batterij is snel leeg. • Bij lage temperaturen nemen de prestaties van batterijen af. Maak de batterij warm, bijvoorbeeld door deze in uw zak te houden. Zorg dat de polen niet in contact komen met metalen voorwerpen. De lens wordt niet ingetrokken. • Open het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder niet als de camera aanstaat. Sluit het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder en schakel vervolgens de camera in en opnieuw uit (p. 20). Weergave op televisie Het beeld is vervormd of wordt niet weergegeven op de televisie (p. 101). Opnamen maken Er kunnen geen opnamen worden gemaakt. • Stel het programmakeuzewiel in op de gewenste opnamemodus (p. 46). • Druk in de afspeelmodus (p. 30) de sluiterknop half in (p. 26). De weergave op het scherm is niet goed in donkere omstandigheden (p. 48). De weergave op het scherm is niet goed tijdens opnamen. Houd er rekening mee dat de volgende situaties niet op foto’s worden vastgelegd, maar wel in films worden opgenomen. • Als de camera wordt blootgesteld aan sterke lichtbronnen, kan het scherm donkerder worden. • Als u opnamen maakt bij TL-verlichting kan het scherm flikkeren. • Als u opnamen maakt van heldere lichtbronnen, kan er een lichtbalk (paarsachtig rood) verschijnen op het scherm. Als u de sluiterknop indrukt, schakelt het scherm uit en kunt u geen opnamen maken (p. 29). verschijnt wanneer de sluiterknop half wordt ingedrukt (p. 62) • • • • Stel [IS modus] in op [Continu] (p. 127). Stel de flitser in op h (p. 71). Verhoog de ISO-waarde (p. 75). Plaats de camera op een statief. 131 Problemen oplossen Het beeld is wazig. • Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen op het onderwerp en druk de knop daarna volledig in om een opname te maken (p. 26). • Maak een opname op de juiste scherpstelafstand van het onderwerp (p. 144). • Stel [AF-hulplicht] in op [Aan] (p. 125). • Controleer of functies die u niet wilt gebruiken (macro enzovoort), niet zijn ingesteld. • Maak opnamen met de focusvergrendeling of AF-vergrendeling (pp. 80, 85). Ook als u de sluiterknop half indrukt, verschijnt het AF-kader niet en stelt de camera niet scherp. • Als u richt op contrasterende lichte en donkere gebieden van het onderwerp en de sluiterknop half indrukt, of als u de sluiterknop meerdere malen half indrukt, verschijnt het kader en stelt de camera scherp. Het onderwerp is te donker. • Stel de flitser in op h (p. 71). • Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 70). • Gebruik AE-vergrendeling of gebruik spotmeting om opnamen te maken (pp. 85, 86). Het onderwerp is te licht (overbelicht). • • • • Stel de flitser in op ! (p. 62). Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie (p. 70). Gebruik AE-vergrendeling of gebruik spotmeting om opnamen te maken (pp. 85, 86). Verminder de belichting van het onderwerp. Het beeld is donker hoewel de flitser is gebruikt (p. 29). • Verhoog de ISO-waarde (p. 75). • Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 71). De opname die is gemaakt met de flitser, is te licht (overbelicht). • Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser (p. 71). • Stel de flitser in op ! (p. 62). Er verschijnen witte stippen in het beeld als ik een opname maak met de flitser. • Het licht van de flitser wordt weerspiegeld door stofdeeltjes of andere voorwerpen in de lucht. Het beeld is onzuiver of korrelig. • Maak opnamen met een lagere ISO-waarde (p. 75). • Afhankelijk van de opnamemodus kan het beeld onzuiver of korrelig lijken als u opnamen maakt met een hoge ISO-waarde (p. 59). Ogen worden rood weergegeven (p. 87). • Stel [Lamp Aan] in op [Aan] (p. 126). Als u opnamen maakt met de flitser, gaat het lampje (aan de voorkant van de camera) branden (p. 46) en gedurende ongeveer 1 seconde, terwijl de camera rode ogen tegengaat, is het niet mogelijk opnamen te maken. Deze functie is doeltreffender als het onderwerp direct naar de lamp kijkt. U krijgt nog betere resultaten als u de verlichting binnenshuis verbetert of dichter bij het onderwerp gaat staan. Het schrijven van opnamen naar een geheugenkaart verloopt traag of het maken van continu-opnamen gaat langzamer. • Voer een low-level format van de geheugenkaart uit op de camera (p. 55). 132 Problemen oplossen U kunt geen instellingen kiezen voor opnamefuncties of het menu FUNC. • Welke opties u kunt instellen, is afhankelijk van de opnamemodus. Zie “Beschikbare functies per opnamemodus” (pp. 138 – 139). Kan knoppen niet bedienen. • Als het programmakeuzewiel is ingesteld op 9, kunnen sommige knoppen niet worden gebruikt (p. 32). Films opnemen De juiste opnametijd wordt niet weergegeven of stopt. • Formatteer de geheugenkaart in de camera of gebruik een geheugenkaart die kan opnemen met hoge snelheden. Ook als de opnametijd niet correct wordt weergegeven, heeft de opgenomen film de lengte die in werkelijkheid werd opgenomen (pp. 25, 35). verschijnt op het scherm en de opname wordt automatisch beëindigd. De camera heeft niet voldoende intern geheugen. Probeer een van de volgende oplossingen: • Voer een low-level format van de geheugenkaart uit op de camera (p. 55). • Wijzig de instelling voor de beeldkwaliteit (p. 90). • Gebruik een geheugenkaart die kan opnemen met hoge snelheden (p. 90). De zoomfunctie werkt niet. • U kunt de digitale zoomfunctie tijdens het opnemen gebruiken, maar niet de optische zoomfunctie (p. 91). Afspelen Er kunnen geen beelden of films worden afgespeeld. • Als de bestandsnaam of mapstructuur is gewijzigd op een computer, kunt u beelden of films mogelijk niet afspelen. Raadpleeg de Softwarehandleiding voor informatie over mapstructuren of bestandsnamen. Het afspelen stopt of het geluid valt weg. • Gebruik een geheugenkaart die op deze camera is geformatteerd (p. 25). • Als u een film kopieert naar een geheugenkaart met een lage leessnelheid, kan het afspelen tijdelijk worden onderbroken. • Afhankelijk van de mogelijkheden van de computer, kunnen er beelden wegvallen of kan het geluid wegvallen bij het afspelen van films. Kan knoppen niet bedienen. • Als het programmakeuzewiel is ingesteld op 9, kunnen sommige knoppen niet worden gebruikt (p. 33). Computer Kan beelden niet overdragen naar een computer. Het probleem kan mogelijk worden opgelost door de overdrachtsnelheid te verlagen wanneer de camera met een kabel is aangesloten op een computer. • Houd de knop n ingedrukt en houd vervolgens tegelijkertijd de knoppen o en m ingedrukt. Selecteer [B] wanneer dit wordt weergegeven op het scherm en druk op de knop m. 133 Lijst met berichten die op het scherm verschijnen Als er foutmeldingen verschijnen op het scherm, kunt u een van de volgende oplossingen proberen. Geen geheugenkaart • De geheugenkaart is niet in de juiste richting geplaatst. Plaats de geheugenkaart in de juiste richting (p. 19). Geheugenkaart op slot • Het schuifje voor schrijfbeveiliging van de SD-, SDHC- of SDXC-geheugenkaart is ingesteld op “LOCK”. Ontgrendel het schuifje voor schrijfbeveiliging (pp. 19, 20). Kan niet opnemen • U probeert een opname te maken terwijl er geen geheugenkaart is geïnstalleerd of de geheugenkaart niet goed is geplaatst. Plaats de geheugenkaart in de juiste richting om opnamen te maken (p. 19). Geheugenkaart fout (p. 56) • Als dit bericht ook verschijnt als er een geformatteerde geheugenkaart in de juiste richting is geïnstalleerd, neemt u contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice . Te weinig kaartruimte • Er is onvoldoende ruimte vrij op de geheugenkaart op opnamen te maken (pp. 27, 34, 57, 69, 81, 89) of beelden te bewerken (pp. 110 – 112). Wis de beelden (pp. 31, 105) om ruimte te maken voor nieuwe beelden of plaats een lege geheugenkaart (p. 19). Vervang\Verwissel accu (p. 15) Geen beeld. • Er zijn op de geheugenkaart geen beelden vastgelegd die kunnen worden weergegeven. Beveiligd! (p. 102) Onbekend beeld./Incompatible JPEG/Beeld te groot./Kan geen MOV afspelen/RAW • Niet-ondersteunde beelden of beelden met beschadigde gegevens kunnen niet worden weergegeven. • Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen niet worden weergegeven. Kan niet vergroten!/Kan niet roteren/Kan beeld niet wijzigen/Kan beeld niet registreren/Kan Niet Wijzigen/Niet selecteerbaar beeld. • Het is niet mogelijk incompatibele beelden te vergroten (p. 100), aan te merken als favorieten (p. 107), te draaien (p. 109), te bewerken (pp. 110 – 112), toe te wijzen aan het startscherm (p. 121), te categoriseren (p. 108) of toe te voegen aan een afdruklijst (p. 116). • Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden vergroot, gedraaid, bewerkt, toegewezen aan het startscherm, gecategoriseerd of toegevoegd aan een afdruklijst. • Film kunnen niet worden vergroot (p. 100), bewerkt (pp. 110 – 112), toegevoegd aan een afdruklijst (p. 116) of worden toegewezen aan het startscherm (p. 121). 134 Lijst met berichten die op het scherm verschijnen Kan niet vergroten!/Kan niet roteren/Kan beeld niet wijzigen/Niet selecteerbaar beeld. • Het is niet mogelijk incompatibele beelden te vergroten (p. 100), te draaien (p. 109), te bewerken (pp. 110 – 112) of toe te voegen aan een afdruklijst (p. 116). • Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen niet worden vergroot, geroteerd, bewerkt of toegevoegd aan een afdruklijst. • Films kunnen niet worden vergroot (p. 100). Ongeldig selectiebereik • Bij het selecteren van de selectiebereik (pp. 103, 106, 109) hebt u geprobeerd een beginbeeld te selecteren dat na het laatste beeld kwam, of u hebt geprobeerd een laatste beeld te selecteren dat vóór het eerste beeld kwam. Selectielimiet bereikt • U hebt in de afdrukinstellingen meer dan 998 beelden geselecteerd. Selecteer minder beelden dan 998 (p. 116). • Afdrukinstellingen konden niet correct worden opgeslagen. Verminder het aantal geselecteerde beelden en probeer het opnieuw (p. 116). • U hebt 501 of meer beelden geselecteerd bij Beveilig (p. 102), Wissen (p. 105), Favorieten (p. 107) of My Category (p. 108). Communicatie fout • Er konden geen beelden naar de computer worden overgedragen of worden afgedrukt vanwege het grote aantal beelden (ongeveer 1.000) dat is opgeslagen op de geheugenkaart. Gebruik een USB-kaartlezer om de beelden te downloaden. Plaats de geheugenkaart in de kaartsleuf van de printer om af te drukken. Fout in benaming. • De map of het beeld kan niet worden gemaakt omdat er al een beeld bestaat met dezelfde bestandsnaam als de map, of omdat het maximale aantal bestanden is bereikt. Wijzig in het menu 3 de optie [Bestandnr.] in [Auto reset] (p. 122) of formatteer de geheugenkaart (p. 25). Lens fout • Deze fout kan optreden als u de lens vasthoudt terwijl deze in beweging is of als u de camera gebruikt in een omgeving met veel stof of zand in de lucht. • Als dit foutbericht zich blijft voordoen, neemt u contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice omdat er mogelijk een probleem is met de lens. Camerafout gedetecteerd (foutnummer) • Als direct na het maken van een foto een foutcode verschijnt, is het beeld mogelijk niet vastgelegd. Controleer het beeld in de afspeelmodus. • Als dit foutbericht weer verschijnt, noteert u het foutnummer (Exx) en neemt u contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice omdat er mogelijk een probleem is met de camera. 135 Informatieweergave op het scherm ● Opname (informatieweergave) Batterij-oplaadlampje (p. 15) Camerastand* Witbalans (p. 76) My Colors (p. 77) Transportmodus (p. 78) Waarschuwing: camera beweegt (p. 29) Lichtmeetmodi (p. 85) Beeldkwaliteit (compressie) (p. 73) / resolutie (pp. 72, 90) Foto's: aantal opnamen (p. 21) Films: resterende tijd / verstreken tijd (p. 35) * 136 Zelfontspanner (pp. 66, 78, 79) Disp. Sjabloon (p. 127) Digitale zoom (p. 63) / digitale teleconverter (p. 64) Scherpstelzone (pp. 71, 72), AF-vergrendeling (p. 85) Opnamemodus Flitsmodus (pp. 62, 71, 87) Rode-ogencorrectie (p. 87) Spotmetingpunt (p. 85) AF-kader (p. 28) Datum stempel (p. 65) ISO-waarde (p. 75) AE-vergrendeling (p. 86), FE-vergrendeling (p. 86) Sluitertijd Diafragmawaarde Belichtingscompensatie (p. 70) Zoombalk (p. 27) Beeldstabilisatie (p. 127) Tijdzone (p. 124) : Standaard, : Verticale stand Tijdens de opname wordt de camerapositie gedetecteerd (verticaal of horizontaal) en worden de instellingen aangepast voor een optimale opname. Ook tijdens het afspelen wordt de camerastand gedetecteerd, zodat de camera vanuit elke stand de beelden automatisch kan roteren voor de juiste weergave. Wanneer de camera recht omhoog of recht omlaag is gericht, werkt deze functie mogelijk niet naar behoren. Informatieweergave op het scherm ● Afspelen (uitgebreide informatieweergave) My Category (p. 108) Opnamemodus ISO-waarde (p. 75) Belichtingscompensatie (p. 70), Belichting (p. 91) Witbalans (p. 76) Histogram (p. 49) Compressie (beeldkwaliteit) (p. 73) Resolutie (p. 72), AVI (films) (p. 90) Batterij-oplaadlampje (p. 15) Lichtmeetmodi (p. 85) Mapnummer – bestandsnummer (p. 122) Nummer van weergegeven beeld / totaal aantal beelden Sluitertijd Diafragmawaarde, Beeldkwaliteit (films) Flitser (p. 71) Scherpstelzone (pp. 71, 72) Bestandsgrootte (pp. 72, 90) Foto's: Resolutie (p. 73) Films: Filmlengte (p. 90) Beeld bewerken (pp. 110 – 112) Beveilig (p. 102) Gemarkeerd als favorieten (p. 107) My Colors (p. 77) Rode-ogencorrectie (p. 112) Opnamedatum en -tijd (p. 65) 137 Beschikbare functies per opnamemodus Opnamemodi Functie Belichtingscompensatie (p. 70)/Belichtingverschuiving (p. 91) e Scherpstelzone (pp. 71, 72) u Flitser (pp. 62, 71, 87) G A 9 { — — { — — { { { { — — { *1 *1 h { — — … { — — ! { { { { { — Ò Î { { — $ *2 { { — AE-vergrendeling (p. 86)/FE-vergrendeling (p. 86) { — — AF-vergrendeling (p. 85) Gezichtsselectie (p. 84) { — — { { — Informatieweergave { { { Geen informatie { { — { { { Gezicht-zelfontspanner (pp. 66, 78, 79) Schermweergave (p. 48) Tv-weergave (p. 101) Menu FUNC. ISO-waarde (p. 75) Witbalans (p. 76) My Colors (p. 77) Lichtmeting (p. 85) Transportmodus (p. 78) W Resolutie (p. 72)/compressieverhouding (beeldkwaliteit) (p. 73)/ beeldkwaliteit (p. 90) *1 *2 *3 *4 138 { { { { — — { — — { { { { — — { — — { { { { — — { — — { { *3 Trage synchronisatie wanneer de flitser wordt gebruikt. Mogelijke instellingen: 0 – 30 seconden in [Vertraging] en 1 – 10 opnamen in [Beelden]. Resolutie vastgezet op , compressieverhouding (beeldkwaliteit) vastgesteld op . Een resolutie-instellingen van wordt weergegeven, het beeld wordt vastgezet op 1600 x 1200 pixels. De compressie-instelling (beeldkwaliteit) kan worden geselecteerd. Beschikbare functies per opnamemodus K I J F C H w O P t ≈ { { { { { { { { — { { { { — { — — — — — — — — — — — — — { { { " E { { { { { { { { { { { { { { — — — — — — — — — — — — — { { { *1 *1 { { { { { { { { { — — — { *1 *1 { { { — { { { { { — *1 — — — — — — — — — — — — — — — — { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { — { { { { { { { { { { { { { { — { { { { { { { { { { { { { { — { { { { { { { { — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — { { { { { { { { { { { { { { — { — { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { — { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { — { — — — — — — — — — — — — — { — — — — — — — — — — — — — — { — { { { { { { { { { { { { { { { — — — — — — { — — — — — — { { — — — — — — — — — — — — — { { { { { { { { { { { { { { { { { — — — — — — — — — — — — — — — { { { { { — { { { { { { { { — { { { { { { *4 { { { { { { { { Menu FUNC. { Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld. — Kan niet worden geselecteerd 139 Menu's ● 4 Opnamemenu Opnamemodi Functie Gezichts-AiAF { { { Centrum { — — Normaal/klein { — — Standaard/Uit { { *2 Digitale zoom (p. 63) Digitale teleconverter (1,5x/2,0x) { { — Digitale teleconverter (1,4x/2,3x) { { — AF-Punt Zoom (p. 83) Aan/Uit { { — AF-hulplicht (p. 125) Aan/Uit AF-kader (p. 82) Grootte AF-kader (p. 83) Flits Instellingen (pp. 87, 126) { { *2 Rode-Ogen Aan/Uit { { *3 Lamp Aan Aan/Uit { { *2 Bekijken (p. 126) Uit/2-10 sec./Vastzetten { { *4 Terugkijken (p. 126) Uit/Details/Focus check { { *5 Uit/Raster { { *3 Uitsnede/Beiden { { — Continu/Uit { *2 *2 Opname/Panning { — — Uit/Datum/Datum & Tijd { { *3 Disp. Sjabloon (p. 127) IS modus (p. 127) (Datum stempel) (p. 65) *1 *2 *3 *4 *5 140 G A9 AiAF Ingesteld op [Aan]. Ingesteld op [Uit]. Ingesteld op 2 sec. Ingesteld op [Uit]. Menu's K I J F C H { { { { { { { { { { { { { — — { — — — — — — — { { { { { { *3 { { { { { { — { { { { { { — { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { { " ≈ E w O P t { { { { — { *1 { { { { { { — — — — — — — — — { { { { { { { { { { { { { { { — { { { — { — { — { *3 { { { { — { — { { { — { — { { { { { — { { { { { { — { { { { { { { { { { { { { { { { — { { { { { { { { { { { { { { { { { { { — { *3 { { { { { { { *3 { Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld. — Kan niet worden geselecteerd 141 Menu's ● 3 Menu Instellen Item Zie pagina Aan/Uit* p. 52 Volume Alle bedieningsgeluiden instellen (5 niveaus). p. 52 Geluidsopties De geluiden instellen voor elke camerabewerking. Hints en tips Aan*/Uit LCD Helderheid Instellen binnen een bereik van ±2. Opstart scherm Een beeld toevoegen als opstartafbeelding. p. 120 p. 120 p. 53 p. 121 Opstart scherm Aan*/Uit Formateren Een geheugenkaart formatteren waarbij alle gegevens worden verwijderd. Bestandsnummering Continu*/Auto reset p. 123 Maak folder Maandelijks*/Dagelijks p. 123 Lens intrekken 1 min.*/0 sec. p. 123 Spaarstand Automatisch Uit: Aan*/Uit Display uit: 10, 20 of 30 sec./1*, 2 of 3 min p. 122 pp. 25, 55 pp. 49, 123 Tijdzone Thuis/Wereld Datum/Tijd Datum- en tijdinstellingen p. 22 Video Systeem NTSC/PAL p. 101 Taal Weergavetaal selecteren. p. 24 Reset alle Standaardinstellingen van camera herstellen. p. 54 * Standaardinstelling 142 Opties/overzicht Mute p. 124 Menu's ● 1 Menu Afspelen Item Opties/overzicht Zie pagina Diavoorstelling Beelden automatisch afspelen p. 98 Wissen Beelden wissen. p. 105 Alles wissen Alle beelden worden gewist. p. 105 Beveilig Beelden beveiligen. p. 102 Roteren Beelden draaien. p. 109 Favorieten Beelden markeren als favoriet. p. 107 My Category Beelden indelen in categorieën. p. 108 Rode-Ogen Corr. Rode ogen in foto's corrigeren. p. 112 Trimmen Delen van foto's bijsnijden. p. 111 Veranderen Grootte van foto's veranderen en deze opslaan. p. 110 Beeld scrollen Aan*/Uit p. 96 Ga verder Laatst gez.*/Laatste f. p. 128 Overgang Fade*/Schuiven/Uit p. 100 * Standaardinstelling ● 2 Menu Afdrukken Item Opties/overzicht Zie pagina Print Afdrukscherm weergeven. p. 114 Sel. beeld & aantal Afzonderlijke beelden selecteren die u wilt afdrukken. p. 117 Select. Reeks Eerste en laatste beeld selecteren van een reeks die u wilt afdrukken. p. 117 Sel. alle beelden Alle beelden selecteren voor afdrukken. p. 118 Wis alle selecties Alle instellingen voor afdrukken annuleren. p. 118 Print instellingen Hiermee stelt u de afdrukstijl in. p. 116 143 Specificaties Effectieve pixels in camera . . . . . . . . . . . Ongeveer 12,1 miljoen Ongeveer 10,0 miljoen Beeldsensor. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1/2,3-type CCD (totaal aantal pixels: Ongeveer 12,4 miljoen, Ongeveer 10,6 miljoen) Lens. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6,2 (W) – 24,8 (T) mm overeenkomstig 35mm-filmbereik: 35 (W) – 140 (T) mm f/2,7 (W) – f/5,6 (T) Zoomfactor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Ongeveer 4,0x (in combinatie met de optische zoomfunctie maximaal ongeveer 16x) LCD-scherm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6,7-cm (2,7 inch) TFT LCD-kleurenmonitor Ongeveer 230.000 pixels, beeldbereik: 100% Modus AF Frame. . . . . . . . . . . . . . . . . . . Gezicht AiAF/Centrum Scherpstelbereik (vanaf de voorkant van de lens) . . . . . . . Auto: 3 cm – oneindig (W)/30 cm – oneindig (T) Normaal: 5 cm – oneindig (W)/30 cm – oneindig (T) Macro: 3 – 60 cm (W) Oneindig: 3,0 m – oneindig Kinderen & dieren: 1,0 m – oneindig Sluiter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Mechanische sluiter en elektronische sluiter samen gebruikt Sluitersnelheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1 – 1/1600 sec. 15 – 1/1600 sec. (volledig sluitertijdbereik) Beeldstabilisatie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Type lensverschuiving Meetsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Deelmeting, Gem. centrum meeting of Spot Belichtingscompensatie. . . . . . . . . . . . . . ±2 stops in stappen van 1/3 stop ISO-waarde (standaarduitvoergevoeligheid, Aanbevolen belichtingsindex) . . . . . . . . . Auto, ISO 80 /100/200/400/800/1600 Witbalans. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Auto, Dag Licht, Bewolkt, Lamplicht, TL licht, TL licht H, Custom Ingebouwde flitser . . . . . . . . . . . . . . . . . . Auto, Aan, Slow sync, Uit * Instellingen voor rode ogen reductie/Rode ogen correctie/FE-vergrendeling beschikbaar Ingebouwd flitsbereik. . . . . . . . . . . . . . . . 30 cm – 4,0 m (W)/30 cm – 2,0 m (T) Opnamemodi . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . P, Auto, Easy, Portret, Landschap, Night Snapshot, Kinderen & dieren, Binnen, SCN, Film SCN-modus: Gezicht-zelfontspanner, Weinig licht, Extra levendig, Poster-effect, Strand, Flora, Sneeuw, Vuurwerk, Lange sluiter Continu-opnamen maken . . . . . . . . . . . . Normaal: ongeveer 0,8 beelden/sec. Weinig licht: ongeveer 2,6 beelden/sec. Normaal: ongeveer 0,8 beelden/sec. Weinig licht: ongeveer 2,1 beelden/sec. Zelfontspanner. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Ongeveer 10 sec./ongeveer 2 sec. vertraging, Handm. Timer Opnamemedia . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . SD-geheugenkaart, SDHC-geheugenkaart, SDXC -geheugenkaart, MultiMediaCard, MMCplusgeheugenkaart, HC MMCplus-geheugenkaart 144 Specificaties Bestandstype . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Design rule for Camera File systemontwerpstandaard, compatibel met DPOF (versie 1.1) Gegevenstype . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Foto's: Exif 2.2 (JPEG) Films: AVI (beeldgegevens: Motion JPEG, audiogegevens: WAVE (mono)) Aantal opnamepixels (resolutie foto's) . . Hoog: 4000 x 3000 pixels Normaal 1: 3264 x 2448 pixels Normaal 2: 2592 x 1944 pixels Normaal 3: 1600 x 1200 pixels Laag: 640 x 480 pixels Breedbeeld: 4000 x 2248 pixels Hoog: 3648 x 2736 pixels Normaal 1: 2816 x 2112 pixels Normaal 2: 2272 x 1704 pixels Normaal 3: 1600 x 1200 pixels Laag: 640 x 480 pixels Breedbeeld: 3648 x 2048 pixels (Films) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 640 x 480 pixels (30 frames/sec.*) 640 x 480 pixels (30 beelden/sec. LP*) 320 x 240 pixels (30 beelden/sec.*) * Het werkelijke aantal beelden is 29,97 beelden/sec. Compressie (foto's) . . . . . . . . . . . . . . . . Fijn, Normaal Aantal mogelijke opnamen (CIPA compatibel) . . . . . . . . . . . . . . . . . Ongeveer 240 beelden, ongeveer 230 afbeeldingen Afspeelfunctie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Enkelvoudige weergave, Easy, Film, Vergrote weergave, Index, Gaan naar, Vergroot, Diavoorstelling Bewerkingsfunctie . . . . . . . . . . . . . . . . . Wissen, Beveilig, Roteren, Favorieten , My Category , Rode ogen correctie, Bijsnijden , Veranderen Type Direct Print . . . . . . . . . . . . . . . . . . PictBridge-compatibel Interface . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Digitale invoer/uitvoer: Hi-Speed USB (compatibel met mini-B)* Analoge audio-uitvoer: mono* Analoge video-uitvoer: keuze uit NTSC/PAL * Speciale connector met geïntegreerd type digitale audio en video. Communicatie-instellingen. . . . . . . . . . . MTP, PTP Voeding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Batterij NB-8L (oplaadbare lithium-ionbatterij) Voedingsadapterset ACK-DC60 (los verkrijgbaar) Bedrijfstemperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . 0 – 40 °C Luchtvochtigheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 – 90% Afmetingen (CIPA compatibel). . . . . . . . 97,2 x 58,2 x 28,1 mm Gewicht (CIPA compatibel). . . . . . . . . . . Ongeveer 155 g (Inclusief de batterij en geheugenkaart) Ongeveer 136 g (alleen camerabehuizing) 145 Specificaties Batterij NB-8L Type . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Voltage. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Capaiteit. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Oplaadcycli . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bedrijfstemperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . Afmetingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Gewicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Oplaadbare lithium-ionbatterij 3,6 V gelijkstroom 740 mAh Ongeveer 300 keer 0 – 40 °C 35,4 x 40,4 x 5,9 mm Ongeveer 17 g Batterijlader CB-2LA/2LAE Nominale invoer Input . . . . . . . . . . . . . . 100 – 240 V wisselstroom (50/60 Hz 12 VA), 0,10 A (100 V) – 0,07 A (240 V) Nominale uitvoer . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4,2 V gelijkstroom, 0,65 A Oplaadtijd. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Ongeveer 1 uur 30 min. Bedrijfstemperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . 5 – 40 °C Afmetingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81,0 x 25,0 x 56,0 mm Gewicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Ongeveer. 63 g (CB-2LA) Ongeveer 60 g (CB-2LAE, uitgezonderd het netsnoer) • Alle gegevens zijn gebaseerd op tests door Canon. • De cameraspecificaties of het uiterlijk kunnen worden gewijzigd zonder kennisgeving. 146 Voorzorgsmaatregelen • Deze camera is een apparaat met zeer geavanceerde elektronica. Laat de camera niet vallen en stel deze niet bloot aan schokken of stoten. • Plaats de camera nooit in de nabijheid van magneten, motoren of andere apparaten die sterke elektromagnetische velden genereren. Blootstelling aan sterke magnetische velden kan leiden tot defecten of beschadigde beeldgegevens. • Als er waterdruppels zijn gevallen op de camera of het scherm of als er vuil op vastzit, wrijft u dit af met een droge zachte doek of een brillendoekje. Niet wrijven of hard drukken. • Gebruik nooit reinigingsmiddelen die organische oplosmiddelen bevatten om de camera of het scherm schoon te maken. • Gebruik een lensblazer om stof en vuil te verwijderen van de lens. Als er vuil blijft zitten, neemt u contact op met de dichtstbijzijnde helpdesk voor klantenondersteuning van Canon. Raadpleeg hiervoor het Canon garantiesysteemboekje dat bij de camera wordt geleverd. • Als u de camera snel van een koude omgeving overbrengt naar een warme omgeving, kan er condensatie ontstaan aan de binnen- en buitenkant van de camera. U kunt condensatie voorkomen door de camera in een luchtdichte, hersluitbare plastic tas te plaatsen en zo geleidelijk aan de temperatuursveranderingen te laten wennen voordat u de camera uit de tas haalt. • Staak het gebruik van de camera onmiddellijk als zich condensatie heeft gevormd. Als u de camera toch blijft gebruiken, kan deze beschadigd raken. Verwijder de batterij en de geheugenkaart en wacht tot het vocht volledig is verdampt voordat u de camera weer in gebruik neemt. 147 Index A Aangepaste witbalans .............................76 Aansluiting ........................39, 101, 114, 130 Aantal opnamen...........................15, 73, 74 Accessoires ..............................................42 AE lock ................................................86, 91 AF J Focus Afdrukken ...............................................114 AF-kaders .................................................28 Afspeelknop .......................................30, 47 Afspelen J Bekijken Afspelen met overgangseffecten .........100 AF-vergrendeling .....................................85 Alle beelden wissen...............................105 Apparatuur De camera vasthouden ....................13 Standaardinstellingen .......................54 AV-kabel .............................................2, 101 148 Indexweergave ................................. 96 Vergrote weergave ........................ 100 Belichting AE lock ........................................ 86, 91 Compensatie .................................... 70 FE-vergrendeling ............................. 86 Verschuiving ..................................... 91 Bestandsnummering ............................ 122 Beveilig .................................................. 102 Bewerken Formaat veranderen (beelden kleiner maken) ............... 110 Rode-Ogen Corr. ........................... 112 Trimmen .......................................... 111 Binnen (modus voor speciale opnamen) ................................. 59 Breedbeeld (resolutie) ..................................... 72, 73, 74 Briefkaartformaat .................................... 74 B C Batterij Batterijlader ...................................2, 42 Datum/tijd-batterij..............................23 Oplaadlampje ....................................15 Opladen .............................................14 Spaarstand ........................49, 123, 124 Beeld scrollen ..........................................96 Beelden Afspelen J Bekijken Beelden wissen .........................31, 105 Beveilig ............................................102 Weergaveduur.................................126 Beelden bekijken op een tv ..................101 Beelden roteren .....................................109 Beelden wissen ................................31, 105 Beeldkwaliteit J (compressieverhouding) Bekijken (Afspelen) Beelden op een tv ...........................101 Diavoorstelling...................................98 Enkelvoudige weergave ...................30 Camerabeweging ........................... 62, 127 Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk ..... 2 Centrum ................................................... 82 Compressieverhouding (beeldkwaliteit) ........................................ 73 Continu-opnamen maken ...................... 78 D Datum en tijd Datum/tijd-batterij ............................. 23 Instellingen........................................ 22 Toevoegen aan beeld...................... 65 Wijzigen ............................................ 23 Datum/tijd J Datum en Tijd Diavoorstelling ........................................ 98 Digitale teleconverter ............................. 64 Digitale zoom .......................................... 63 DPOF ..................................................... 116 E Extra levendig (Modus voor speciale opnamen) ................................................ 61 Index F H Fabrieksinstellingen J Standaardinstellingen Favorieten...............................................107 FE-vergrendeling .....................................86 Films Beeldkwaliteit (compressieverhouding) ..................90 Bekijken (Afspelen) .....................36, 92 Bewerken ...........................................93 Opnametijd ..................................35, 90 Resolutie ............................................90 Flitser Aan .....................................................71 Slow sync...........................................87 Uit .......................................................62 Flora (modus voor speciale opnamen) ..................................60 Focus Gezichtsselectie ................................84 Focus check .............................................99 Focusvergrendeling .................................80 Formaat veranderen (beelden kleiner maken) ....................................................110 Formatteren (geheugenkaart) ..........25, 55 Formatteren J Geheugenkaarten formatteren Foutmeldingen .......................................134 FUNC. menu Lijst ...................................................138 FUNC., menu Basishandelingen .............................50 Handleiding voor persoonlijk afdrukken ................................................... 2 Histogram ................................................ 49 G Geheugenkaarten ....................................19 Beschikbare opnamen .........21, 73, 74 Formatteren .................................25, 55 Geluidsinstellingen ..................................52 Gezichts-AiAF ..........................................82 Gezichtsselectie.......................................84 Gezicht-zelfontspanner (modus voor speciale opnamen) ..................................67 I Inhoud van de verpakking ....................... 2 Interfacekabel............................................ 2 ISO-waarde ............................................. 75 K Kinderen & dieren (modus voor speciale opnamen) ................................. 58 Klokfunctie ............................................... 56 L Lampje ......................... 46, 47, 66, 125, 126 Landschap (modus voor speciale opnamen) ................................................ 58 Lange sluitertijd (modus voor speciale opnamen) ................................................ 88 LCD-monitor J Scherm Lichtmetingmodus .................................. 85 Lichtnet .................................................. 130 M Macro ....................................................... 71 Menu Basishandelingen ............................ 51 menu Lijst .................................................. 140 Modus Easy....................................... 32, 33 MultiMediaCard/MMCplus-/HC MMCplusgeheugenkaart J Geheugenkaarten My Category .......................................... 108 My Colors ................................................ 77 N Night Snapshot (modus voor speciale opnamen) ................................................ 58 149 Index O ON/OFF-knop .................................................. 46 Oneindig ........................................................... 72 Opnamedatum en -tijd J Datum en Tijd Opnamen maken via een tv ........................... 80 Overzicht van de onderdelen......................... 46 P PictBridge....................................................... 114 Polsriem J Riem Portret (modus voor speciale opnamen) ......................................... 58 Poster-effect (modus voor speciale opnamen) ......................................................... 61 Printers ..................................................... 43, 114 Printinstellingen (DPOF) .............................. 116 Problemen oplossen ..................................... 131 Programma automatische belichting ............ 70 Programmakeuzewiel ..................................... 46 T Taal van LCD-scherm..................................... 24 Tijdzone.......................................................... 124 Toon (witbalans).............................................. 76 Trimmen ......................................................... 111 U R Uitsnede ......................................................... 127 Raster ............................................................. 127 Reizen naar het buitenland .................... 15, 124 Resolutie (beeldgrootte) ................................. 72 Riem ............................................................. 2, 13 Rode ogen Automatische correctie ........................... 87 Correctie ................................................. 112 Reductie ................................................. 126 Vergrote weergave ....................................... 100 Verwijderen J Beelden wissen Video J Films Voedingsadapterset ................................ 42, 130 Vuurwerk (modus voor speciale opnamen) . 60 S 150 Sepiakleurig ..................................................... 77 Sjabloon weergeven ..................................... 127 Sluiterknop ....................................................... 26 Sneeuw (modus voor speciale opnamen).... 60 Software Beelden downloaden naar een computer .................................. 37 Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk ...... 2 Softwarehandleiding.................................. 2 Spaarstand ...................................... 49, 123, 124 Standaardinstellingen ..................................... 54 Strand (modus voor speciale opnamen) ...... 60 Scherm Heen en weer schakelen tussen weergaven ................................................ 48 Informatieweergave....................... 136, 137 Menuhandelingen .............................. 50, 51 Taal van LCD-scherm ............................. 24 Scherpstellen AF-kaders ................................................. 28 AF-Punt Zoom ......................................... 83 AF-vergrendeling ..................................... 85 Modus AF Frame ..................................... 82 SCN (modus voor speciale opnamen) ......... 59 SD/SDHC/SDXC-geheugenkaart J Geheugenkaarten V W Weinig licht (modus voor speciale opnamen) ......................................................... 60 Wereldklok ..................................................... 124 Witbalans ......................................................... 76 Z Zelfontspanner 10 seconden-zelfontspanner.................. 66 2 seconden-zelfontspanner .................... 78 Gezicht-zelfontspanner ........................... 67 Vertraging en aantal opnamen wijzigen ........................ 79 Zoomen ................................................ 27, 34, 63 Zwart-witfoto's ................................................. 77 Disclaimer • Geen enkel gedeelte van deze gebruikershandleiding mag worden gereproduceerd, overgedragen of in een opslagsysteem worden bewaard zonder toestemming van Canon. • Canon behoudt zich het recht voor de inhoud van deze handleiding te allen tijde zonder voorafgaande kennisgeving te wijzigen. • De illustraties en schermafbeeldingen in deze handleiding kunnen enigszins afwijken van het werkelijke apparaat. • We hebben geprobeerd ervoor te zorgen dat de informatie in deze handleiding volledig en accuraat is. Als u fouten of weglatingen opmerkt, neem dan contact op met de Canon Klantenservice die wordt vermeld op de adreslijst die bij het product wordt geleverd. • Ongeacht de bovenstaande mededelingen is Canon niet aansprakelijk voor schade die voortvloeit uit het verkeerde gebruik van de producten. CEL-SP2WA280 © CANON INC. 2010
advertisement
Key Features
- Compact camera 10 MP CCD Black, Silver
- Image sensor size: 1/2.3"
- Image stabilizer
- Optical zoom: 4x Digital zoom: 4x
- TTL
- Video recording 640 x 480 pixels
- Built-in microphone PictBridge
- Lithium-Ion (Li-Ion)
Related manuals
advertisement