Toro 51cm Recycler Mower Walk Behind Mower Brugermanual


Add to my manuals
28 Pages

advertisement

Toro 51cm Recycler Mower Walk Behind Mower Brugermanual | Manualzz

Recycler

Zelfaangedreven Grasmaaier

Modelnummers 20651—200000001 en hoger

Form No. 3323-781

Gebruikershandleiding

Nederlands (NL)

Inhoud

Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Biz.

2

Veiligheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Algemene veiligheidsregels i.v.m. de grasmaaier .

Geluidsdruk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Geluidsvermogen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

5

5

3

3

Trillingsniveau

Overzicht van veiligheidssymbolen

Montage-instructies

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

De handgreep bevestigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Hoogte van handgreep instellen . . . . . . . . . . . . . . .

Voor ingebruikname . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Het carter vullen met olie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

De brandstoftank vullen met benzine . . . . . . . . . . .

9

9

8

9

8

8

5

5

Gebruiksaanwijzing

Motor starten

Motor stoppen

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Bedieningsorganen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Rijaandrijving gebruiken

Maaihoogte instellen

Onderhoud

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Tips voor bediening en gebruik . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Onderhoudsschema . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Oliepeil van de motor controleren

Olie verversen

. . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Onderkant van de grasmaaier reinigen . . . . . . . . . .

Luchtfilter vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Onderhoud van het maaimes

Rijaandrijving smeren

. . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

17

19

20

20

15

15

16

17

12

12

14

14

10

10

11

11

11

Kabel van de zelfaandrijving afstellen . . . . . . . . . .

Ruimte onder de drijfriemkap reinigen . . . . . . . . .

Bougie vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

De brandstoftank leegmaken . . . . . . . . . . . . . . . . .

Verhelpen van storingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Voorbereiden van het startsysteem . . . . . . . . . . . . .

Voorbereiden van de motor . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Algemene informatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Handgreep inklappen

Uit de stalling halen

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Accessoires . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Grasvanger aan de achterzijde . . . . . . . . . . . . . . . .

Zijafvoerset . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Tunnelafsluiter gebruiken . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

22

22

23

23

20

21

21

22

22

24

24

26

27

Inleiding

Wij zijn u er dankbaar voor dat u gekozen hebt voor een product van Toro. We willen graag dat u volkomen tevreden bent met u nieuwe aankoop.

Lees deze handleiding zorgvuldig, zodat u weet hoe u het apparaat goed kunt gebruiken en onderhouden. De informatie in deze handleiding kan u en anderen helpen om letsel en schade te voorkomen. Hoewel Toro veilige producten ontwerpt en fabriceert, blijft u verantwoordelijk voor de juiste en veilige toepassing van het apparaat.

Zorg dat u het modelnummer en serienummer van het product bij de hand hebt wanneer u de hulp inroept van een geautoriseerde Service Dealer of van de fabrikant, in verband met onderhoud, originele Toro-onderdelen of aanvullende informatie. Het modelnummer en serienummer is aangebracht op het apparaat zelf, op de plaats die is aangeduid in Afbeelding 1.

Figuur 1

1.

Typeplaatje met modelnummer en serienummer

1

1064

Noteer het modelnummer en serienummer van het apparaat ook in de ruimte hieronder:

Modelnr.:

Serienr.:

In deze handleiding is een systeem gebruikt om mogelijke gevaren aan te duiden en u te attenderen op bijzondere aanwijzingen om lichamelijk (mogelijk fataal) letsel van u en anderen te voorkomen. De woorden GEVAAR,

WAARSCHUWING en VOORZICHTIG geven de ernst van het gevaar aan.

GEVAAR waarschuwt u voor zeer gevaarlijke situaties, die kunnen resulteren in ernstig lichamelijk letsel of zelfs overlijden, die kunnen ontstaan als u niet de vereiste voorzorgsmaatregelen neemt.

WAARSCHUWING waarschuwt u voor een gevaarlijke situatie die kan resulteren in ernstig lichamelijk letsel of zelfs overlijden, die kan ontstaan als u niet de vereiste voorzorgsmaatregelen neemt.

E

1999

The Toro Company

All Rights Reserved

2

Gedrukt in de VS

VOORZICHTIG duidt een risico aan waarbij licht tot beperkt letsel zou kunnen ontstaan als u niet de vereiste voorzorgsmaatregelen neemt.

Er worden in deze handleiding nog twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen.

Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en N.B. geeft algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.

Veiligheid

Het is van essentieel belang dat u, en ieder ander die met de grasmaaier werkt, eerst de handleiding leest en begrijpt, nog voordat de motor ooit gestart wordt. Dit is nodig om het maximum aan veiligheid te bereiken, voor de beste maairesultaten en om de benodigde kennis van het product te verkrijgen. Schenk vooral bijzondere aandacht het veiligheidsattentie- symbool

, wat betekent VOORZICHTIG,

WAARSCHUWING of GEVAAR — “instructie betreffende persoonlijke veiligheid”. Lees die instructie en zorg dat u die begrijpt, want het gaat om veiligheid.

Door een aanwijzing niet op te volgen zou persoonlijk letsel kunnen ontstaan.

Algemene veiligheidsregels i.v.m. de grasmaaier

Navolgende instructies zijn afgeleid van ANSI/OPEI

-norm B71.1—1998 en ISO-norm 5395:1990(E).

Informatie of terminologie die specifiek voor Torograsmaaiers geldt staat tussen haakjes.

Deze machine bevat een maaimes, dat in staat is handen of voeten te amputeren, en dat voorwerpen kan wegslingeren. Als u de hierna beschreven veiligheidsinstructies niet opvolgt kan dat ernstig letsel of de dood tot gevolg hebben.

Training

Lees de instructies zorgvuldig. Maak u voordat u de maaier start eerst vertrouwd met de bedieningsorganen en met het juiste gebruik van het apparaat.

Lees voor het juiste gebruik en de juiste installatie van toebehoren de instructies van de fabrikant. Gebruik alleen door de fabrikant goedgekeurde accessoires.

Laat nooit kinderen of personen die de instructies niet kennen de maaier gebruiken. Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen aan de leeftijd van de degene die met de machine werkt.

Maai nooit terwijl mensen, in het bijzonder kinderen, in de buurt zijn. Zet de maaier stil zodra iemand op het te maaien terrein komt.

Er kunnen tragische ongelukken gebeuren als de bestuurder van de maaimachine niet alert is op de aanwezigheid van kinderen. Kinderen voelen zich vaak aangetrokken door een maaimachine en door de maaiwerkzaamheden. Neem nooit aan dat kinderen zullen blijven op de plek waar u ze voor het laatst zag.

Houd kinderen weg van de plaats waar gemaaid wordt, en onder het toeziend oog van een verantwoordelijke volwassene.

Wees alert en zet de maaier af zodra kinderen in het grasveld op komen.

Wees extra voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken, struiken, bomen, en andere objecten die het zicht kunnen belemmeren.

Onthoud dat de bestuurder verantwoordelijk is voor ongevallen of schade aan andere personen of hun eigendommen.

Voorbereiding

Draag bij het maaien altijd stevige schoenen en een lange broek.

Werk niet met de maaier op blote voeten of met open sandalen.

Draag bij het werken met de maaier altijd een beschermende veiligheidsbril, die ook aan de zijkant afschermt.

Inspecteer eerst grondig het terrein waar de apparatuur gebruikt zal gaan worden, en verwijder alle stenen, takken, draden, botten, of andere vreemde voorwerpen.

Waarschuwing: Benzine is uiterst brandbaar. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen:

– Bewaar brandstof uitsluitend in tanks of blikken die daar speciaal voor bedoeld zijn.

– Vul de brandstoftank nooit binnenshuis; tijdens het bijvullen niet roken.

– Vul zo nodig brandstof bij voordat u de motor aanzet. Verwijder nooit de dop van de brandstoftank en vul nooit benzine bij wanneer de motor loopt of nog heet is.

– Als er brandstof gemorst is de motor niet aanzetten, maar eerst de maaier verplaatsen. Zorg ervoor dat er geen ontstekingsbronnen in de buurt van de gemorste brandstof komen totdat alle benzinedampen verdwenen zijn.

– Doe steeds de dop weer zorgvuldig op brandstoftanks en voorraadblikken met brandstof.

– Als het nodig is de brandstoftank af te tappen, doe dat dan buitenshuis.

3

Vervang defecte geluiddempers.

Controleer de messen, bevestigingsbouten en het maaimechanisme altijd op sporen van slijtage of beschadiging voor het gebruik. Vervang versleten of beschadigde messen en bouten altijd als complete set om een goede balans te behouden.

Pas op bij machines met meervoudige maaimessen: door het verdraaien van één snijblad kan ook ander mes gaan draaien.

Gebruik en bediening

Laat de motor niet in een afgesloten ruimte lopen, omdat zich giftige koolmonoxidedampen kunnen verzamelen.

Alleen bij daglicht of goed kunstlicht maaien.

Zorg dat u op hellingen altijd stevig staat.

Loop stapvoets; niet rennen.

Houd de handgreep stevig omklemd.

Met een zitmaaier dwars op hellingen maaien, nooit heuvel op en af.

Ga zeer zorgvuldig te werk wanneer u van richting verandert op een helling.

Maai niet op al te steile hellingen.

Ga zeer zorgvuldig te werk bij het omkeren van de maaier, of als u de maaier naar u toe trekt.

Kijk achter u en omlaag, om te zien of er geen kleine kinderen zijn, voordat u achteruitgaat met de maaier, en ook tijdens die beweging.

Zet het maaimes of de maaimessen eerst stil voordat de maaier schuin gehouden wordt bijvoorbeeld voor transport, bij het oversteken van een oppervlak zonder gras, en bij het vervoer van en naar het te maaien terrein.

Gebruik de maaier nooit als beschermers of veiligheidsschermen beschadigd zijn of ontbreken, of zonder de veiligheidsvoorzieningen; bijvoorbeeld deflectors en/of grasvangers op hun plaats.

Verander de instellingen van de motor niet en voorkom overbelasting van de motor.

Ontkoppel de mesaandrijving of aandrijfkoppeling voordat u de motor start.

Houd u bij het starten of aanzetten van de motor zorgvuldig aan de voorschriften en houd uw voeten uit de buurt van maaimes(sen).

Kantel de maaier niet bij het starten van de motor of bij het inschakelen, tenzij kantelen nodig is om de motor te starten. Houd hem in dat geval niet schuiner dan nodig is, en til alleen de zijde op die het verst van u verwijderd is.

Zorg ervoor dat u niet voor de afvoeropening staat als u de motor start.

Houd handen en voeten uit de buurt van draaiende delen. Blijf altijd uit de buurt van de afvoeropening

Een maaier mag nooit worden opgetild of gedragen terwijl de motor nog loopt.

Stop de motor en haal de bougiekabel los

– voordat u verstoppingen verwijdert of de afvoertunnel ontstopt;

– voordat u de maaier gaat controleren, schoonmaken, of eraan gaan werken;

– nadat u met de maaier een voorwerp geraakt hebt.

Inspecteer de maaier op beschadigingen en voer reparaties uit voordat u weer start en verder maait;

– als de maaier abnormaal begint te trillen (direct controleren).

Zet de motor af:

– steeds wanneer u van de maaier weggaat;

– voordat u de brandstoftank bijvult.

Zet de gasklep lager tijdens het uitlopen van de motor, en als de motor voorzien is van een afsluitkraan, sluit dan daarmee aan het eind van het maaien de brandstof af.

Stop de maaimes(sen) bij het oversteken van een grindpad, voetpad, of weg.

Zet de motor af en wacht tot het maaimes geheel tot stilstand komt, voordat u de grasvanger eraf haalt.

Gebruik de grasmaaier niet terwijl u onder de invloed van alcohol of drugs bent.

Als de maaier abnormaal begint te trillen, de motor stoppen en direct de oorzaak opsporen. Trillingen duiden meestal op problemen.

Hellingen zijn een hoofdfactor bij ongelukken in verband met wegglijden en omvallen, waarbij ernstig letsel kan ontstaan. Elke helling vraagt extra oplettendheid. Als u zich bij een helling ongemakkelijk voelt, maai die dan liever niet.

Kijk uit voor gaten, geulen, sporen en hobbels. In hoog gras zijn obstakels niet altijd zichtbaar.

Maai niet bij een steil aflopend gedeelte, een sloot, of een dijk of wal. U zou dan uw evenwicht kunnen verliezen of niet meer stevig kunnen staan.

4

Maai geen nat gras. Het heeft weinig steun, zodat er kans op wegglijden is.

Onderhoud en stalling

Zorg dat alle moeren en bouten (in het bijzonder de bouten voor bevestiging van maaimessen) en schroeven steeds goed vastgedraaid zijn, zodat de apparatuur veilig is om mee te werken.

Als er zich brandstof in de tank bevindt de maaier niet opbergen in een afgesloten ruimte waar benzinedampen in contact met open vuur of vonken kunnen komen.

Laat de motor afkoelen voordat u de maaimachine in een afgesloten ruimte opbergt.

Om brandgevaar te voorkomen moet de motor, de geluiddemper, het accucompartiment, en de brandstoftank vrij zijn van gras, bladeren en overtollig smeervet.

Controleer de grasvangzak regelmatig op slijtage en beschadigingen.

Vervang versleten of beschadigde onderdelen ten behoeve van een veilig gebruik.

Wees extra voorzichtig bij het omgaan met benzine; de damp kan ontploffen.

Knoei nooit met de veiligheidsvoorzieningen.

Controleer regelmatig hun goede werking.

Houd de maaier vrij van gras, bladeren, of andere opgehoopte rommel. Ruim gemorste olie of benzine meteen op.

Als u een voorwerp raakt, direct de maaier stoppen en controleren. Indien nodig repareren alvorens de maaier opnieuw te starten.

Probeer nooit de wielhoogte af te stellen terwijl de motor nog loopt.

Haal bij maaiers op netvoeding altijd de elektrische voeding los, voordat u gaat reinigen, repareren, of afstellen.

Overzicht van veiligheidssymbolen

Componenten van de grasvanger zijn onderhevig aan slijtage, beschadiging en achteruitgang, waardoor bewegende delen bloot zouden kunnen komen te liggen, of voorwerpen weggeslingerd. Controleer regelmatig componenten, en vervang ze zo nodig door onderdelen zoals door de fabrikant aanbevolen.

Maaimessen zijn scherp en kunnen snijden. Omwikkel het maaimes of draag handschoenen, en wees extra voorzichtig bij onderhoud aan de maaimessen.

Verander niet de stand van de toerenregelaar van de motor, en laat de motor niet te snel draaien.

Om de beste prestaties en een veilig gebruik te verzekeren, uitsluitend originele Toro onderdelen en accessoires gebruiken. Nooit “universele” onderdelen

en accessoires gebruiken; deze kunnen de veiligheid in gevaar brengen.

Geluidsdruk

Deze machine produceert een continu-geluidsdruk volgens

A-norm bij het oor van de bestuurder van 85 dB(A), op basis van metingen uitgevoerd op identieke machines volgens ANSI B71.5-1984 procedures.

Geluidsvermogen

Deze machine produceert een geluidsvermogenniveau van

100 LwA, op basis van metingen uitgevoerd op identieke machines volgens Richtlijn 84/538/EEG en wijzigingen daarvan.

Trillingsniveau

Deze machine produceert een maximum hand-arm trillingsniveau van: 8,0 m/s

@

, op basis van metingen uitgevoerd op identieke machines volgens ISO 5349 procedures.

Veiligheidsalarm — symbool in de driehoek geeft het gevaar aan

Veiligheidsattentie — symbool

Veiligheidsschermen niet openen of verwijderen terwijl de motor loopt

Een roterend maaimes kan tenen of vingers afsnijden. Blijf uit de buurt van het maaimes terwijl de motor draait

5

Lees de bedieningshandleiding

Raadpleeg technische handleiding voor juiste onderhoudsprocedures

Blijf op veilige afstand van de machine

Blijf op veilige afstand van de maaimachine

Uitgeworpen voorwerpen —

Gevaar voor alle lichaamsdelen

Uitgeworpen voorwerpen —

Maaier met zijafvoer. Zorg dat het veiligheidsscherm altijd aangebracht is

Zet motor af alvorens bedieningspositie te verlaten

Bedrijfsurenteller

Snel

6

Om beschadiging van mes bij fijnmaken te voorkomen versneller gebruiken als maaier is uitgerust met een fijnmaakhulpstuk

Transmissie

Olie

Aan/In werking

Koppeling ingeschakeld

Koppeling in vrijstand

Ladingstoestand van de accu

Brandstof

Neutraal (vrijstand)

Langzaam

Toename/afname

Smeerpunt

Motor starten

Motor afzetten

Choke

Starthulpknop

Hulpstartknop driemaal indrukken

Accu’s op verantwoorde wijze afvoeren

Steek sleutel in contactslot

7

Eerste versnelling

Tweede versnelling

Derde versnelling

Maaimes —

Basissymbool

Maaimes — Afstelling maaihoogte

Draai sleutel om in contactslot

Hendel bewegen

Koord uittrekken

Wiel

Wielaandrijving

Montage-instructies

N.B.: De aanduidingen links en rechts zijn steeds gezien vanuit de positie van degene die de maaier bedient.

De handgreep bevestigen

2

WAARSCHUWING

MOGELIJK GEVAAR

Onjuist in- of uitklappen van de handgreep kan bekneld raken, uitrekken of andere beschadiging van de kabels veroorzaken.

WAT ER KAN GEBEUREN

Geknikte, uitgerekte of beschadigde kabels kunnen storingen veroorzaken, waardoor een onveilige situatie ontstaat.

GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN

Bekneld raken, uitrekken of andere beschadiging van de kabels voorkomen.

Let goed op de kabels bij in- of uitklappen van de handgreep.

De maaier niet gebruiken als één of meer kabels geknikt, uitgerekt of beschadigd is.

Neem contact op met een erkende Service

Dealer.

1. Draai de handgreepknoppen los en til het bovenste deel van de handgreep op, totdat het bovenste en onderste deel evenwijdig zijn en in elkaar passen.

2. Draai één van de handgreepknoppen iets vast.

3. Plaats het linker uiteinde van het onderste deel van de handgreep en de kabelgeleider op de pen aan de linker bevestigingsbeugel (Fig. 2).

1

1

2

1.

Bevestigingsbeugel m–4357

Figuur 2

2.

Kabelgeleider

1.

Kabels

1.

Tractiekabelveer

1

Figuur 3

2.

Startkoord m–4359

5. Draai beide handgreepknoppen goed vast.

6. Monteer de tractiekabelveer aan de transmissiebeugel, als dat nog niet gebeurd is (Fig. 4).

2

1

m–4356

Figuur 4

2.

Transmissiebeugel

Hoogte van handgreep instellen

De handgreep kan op twee hoogten worden ingesteld: hoog en laag (Fig. 5). Kies de hoogte die voor u het meest comfortabel is.

3

1

2

1026

Figuur 5

3.

Kabelgeleider

4. Plaats het rechter uiteinde van het onderste deel van de handgreep op de pen aan de rechter bevestigingsbeugel

(Fig. 2).

BELANGRIJK: Zorg ervoor dat de kabels langs de binnenkant van de handgreep lopen en het startkoord langs de buitenkant (Fig. 3).

1.

Lage stand

2.

Hoge stand

1. Druk beide zijden van het onderste deel van de handgreep naar binnen toe en van de pennen af.

2. Plaats de handgreep en kabelgeleider op de gewenste hoogte over de pennen.

N.B.: Mogelijk moet u de drijfriemkap losmaken en iets bewegen.

8

3. Stel de kabel af. Zie Afstellen van kabel van

rijaandrijving, pagina 20.

Voor ingebruikname

Het carter vullen met olie

Het carter kan 0,59 l (20 oz.) olie bevatten. Gebruik alleen reinigende olie van hoge kwaliteit, type SAE 30 of

10W30, die voorzien is van de “service classification” SF,

SG, SH of SJ van het American Petroleum Institute (API).

Controleer voor elk gebruik of het oliepeil tussen de merktekens Add (bijvullen) en Full (vol) op de peilstok staat (Fig. 6).

1

1626

Figuur 6

1.

Peilstok

Olie bijvullen gaat als volgt:

1. Zet de maaimachine op een horizontaal oppervlak.

2. Maak de omgeving van de peilstok schoon (Fig. 6).

3. Verwijder de peilstok door de dop 1/4 slag linksom te draaien en eruit te trekken.

4. Veeg de peilstok met een schone doek schoon.

5. Steek de peilstok helemaal in de vulbuis, en haal hem er weer uit.

N.B.: Voor een correcte aflezing van het oliepeil is het belangrijk dat de stok helemaal omlaag in de buis gaat.

6. Lees het oliepeil af van de peilstok (Fig. 6).

7. Als het peil onder het merkteken Add (bijvullen) op de peilstok staat, giet dan langzaam net genoeg olie in de vulopening zodat het peil het merkteken Full (vol) op de peilstok bereikt.

BELANGRIJK: Doe niet te veel olie in het carter; als de motor daarna gaat lopen ontstaat schade aan de motor. Tap de overtollige olie af totdat het oliepeil weer op het merkteken Full (vol) staat.

8. Steek de peilstok in de vulhals en draai de dop een kwartslag rechtsom.

De brandstoftank vullen met benzine

Gebruik voor de beste resultaten schone, verse, loodvrije benzine, eventueel ook geoxygeneerde of

geherformuleerde benzine, met een octaangetal van 87 of hoger. Om te zorgen dat de benzine voldoende vers is, kunt u beter niet meer aanschaffen dan u verwacht in

30 dagen op te zullen maken. Door ongelode benzine zullen zich minder verbrandingsproducten in de motor afzetten en heeft de motor een langere levensduur. U mag ook gelode benzine gebruiken als loodvrije benzine niet te krijgen mocht zijn.

BELANGRIJK: Meng nooit olie door de benzine.

BELANGRIJK: Gebruik nooit methanol, benzine die methanol bevat, gasohol die meer dan 10% ethanol bevat, superbenzine, of witte benzine omdat het brandstofsysteem van de motor hierdoor beschadigd kan raken.

BELANGRIJK: Gebruik geen benzine die nog is overbleven van een vorig maaiseizoen of die zelfs nog ouder is.

GEVAAR

MOGELIJK GEVAAR

Onder bepaalde omstandigheden is benzine uiterst brandbaar en zeer explosief.

WAT ER KAN GEBEUREN

Brand of explosie van benzine kan letsel van u of anderen en schade aan eigendommen veroorzaken.

GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN

Gebruik een trechter en vul de tank buiten wanneer de motor koud is. Gemorste benzine opvegen.

Vul de tank niet helemaal, maar slechts tot 6-13 mm (1/4-1/2”) vanaf de onderkant van de vulbuis. Deze ruimte in de tank is nodig voor het uitzetten van de brandstof.

Bij werken met benzine nooit roken en uit de buurt blijven van open vuur of waar benzinedampen door een vonk aangestoken kunnen worden.

Benzine in een goedgekeurd vat en buiten bereik van kinderen bewaren.

Nooit meer benzine dan voor 30 dagen in voorraad houden.

9

GEVAAR

MOGELIJK GEVAAR

Tijdens het bijvullen van benzine kan onder bepaalde omstandigheden een statische lading ontstaan, die de benzine kan ontsteken.

WAT ER KAN GEBEUREN

Brand of explosie van benzine kan letsel van u of anderen en schade aan eigendommen veroorzaken.

GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN

Benzinevaten altijd op de grond en uit de buurt van de maaier zetten alvorens de tank bij te vullen.

Benzinevaten nooit in een vrachtwagen of aanhanger vullen, omdat bekleding of kunststof beplating het vat kan isoleren en de afvoer van statische lading kan bemoeilijken.

Als het praktisch mogelijk is, is het verstandig om machines met benzinemotoren eerst van de vrachtwagen of aanhanger te halen en de machine bij te tanken terwijl hij met de wielen op de grond staat.

Als dit niet mogelijk is, dergelijke machines op een vrachtwagen of aanhanger bij voorkeur uit een draagbaar vat bijvullen, niet met behulp van een vulpistool van een pomp.

Als een vulpistool moet worden gebruikt, de vulpijp voortdurend in contact met de rand van de brandstoftank of de opening van het vat houden, totdat het bijvullen voltooid is.

Gebruik regelmatig een brandstofstabilisator/conditioner tijdens gebruik en stalling. Een stabilisator/ conditioner houdt tijdens het gebruik de motor schoon en zorgt ervoor dat er tijdens de stalling geen rubberachtige harsresten in de motor worden afgezet.

BELANGRIJK: Gebruik geen andere toevoegingen dan de brandstofstabilisator/conditioner. Gebruik geen brandstofstabilisator op alcoholbasis zoals ethanol, methanol of isopropanol.

1. Verwijder de bougiekabel van de bougie (Fig. 7).

1

1002

Afbeelding 7

1.

Bougiekabel

2. Zorg dat rondom de dop de brandstoftank geen vuil zit.

(Fig. 6).

3. Haal de dop van de tank (Fig. 6).

4. Vul de brandstoftank met ongelode benzine tot op 6 tot

13 mm (1/4–1/2”) van de bovenrand van de tank. De

vulbuis zelf mag niet vol komen te staan.

5. Doe de dop weer op de tank, en veeg eventueel gemorste benzine weg.

6. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.

Gebruiksaanwijzing

Controleer elke keer dat u gaat maaien of de rijaandrijving en de dodemansstang nog goed werken. Als u de dodemansstang loslaat moeten motor en rijaandrijving stoppen. Doen ze dat niet, dan moet u contact opnemen met een erkende Service Dealer.

Bedieningsorganen

De starterhandgreep, de bedieningsstang van de rijaandrijving en de bedieningsstang van het maaimes zitten aan het bovendeel van de handgreep, zoals getoond in figuur 8.

10

1 4

2

3

m-3712

1.

Handgreep startkoord

2.

Bedieningsstang rijaandrijving

Figuur 8

3.

Bedieningsstang maaimes

4.

Bovenste deel handgreep

Motor stoppen

Laat de bedieningsstang van het maaimes los (Fig. 10).

Zowel de motor als het mes moeten nu stoppen. Doen ze dat niet, neem dan contact op met een erkende Service

Dealer.

1

Figuur 10

1.

Bedieningsstang maaimes

1060

Motor starten

1. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.

2. Druk de hulpstartknop driemaal in, steeds met twee seconden wachttijd ertussenin (Fig. 9).

Rijaandrijving gebruiken

1. Om de rijaandrijving te bedienen, trekt u de bedieningsstang voor de rijaandrijving tegen de handgreep aan en houdt u hem in die positie (Fig. 11).

1

Figuur 9

m-3855

1.

Hulpstartknop

N.B.: Als de temperatuur 13

_

C (55

_

F) of lager is, druk dan de hulpstartknop vijf maal in, ook weer met steeds twee seconden ertussen.

N.B.: Gebruik de hulpstartknop niet om een warme motor die maar kort heeft uitgestaan weer te starten. Bij koud weer kan echter gebruik van de hulpstartknop ook in die situatie nodig zijn.

3. Houd de bedieningsstang van het maaimes tegen het bovendeel van de handgreep (Fig. 8).

4. Trek de starthandgreep langzaam uit totdat u weerstand voelt, daarna krachtig uittrekken (Fig. 8).

Laat het koord langzaam naar de handgreep terugkeren.

N.B.: Laat de motor ten minste één minuut warmdraaien; langer bij lagere temperaturen.

N.B.: Wil de motor na drie pogingen niet starten, herhaal dan de stappen 2 tot en met 4.

1

Figuur 11

1.

Bedieningsstang rijaandrijving

N.B.: De maximum rijsnelheid is vast ingesteld. Om langzamer te rijden, vergroot u de ruimte tussen de bedieningsstang en de handgreep.

2. Om de rijaandrijving uit te schakelen, laat u de bedieningsstang los (Fig. 12). Duw de maaier daarna met de hand 2,5 cm (1”) naar voren.

1017

1.

Bedieningsstang rijaandrijving

1

Figuur 12

1016

11

Maaihoogte instellen

Elk wiel kan afzonderlijk worden ingesteld met een maaihoogtehefboom. De instelbare maaihoogten zijn

25 mm (1”), 38 mm (1-1/2”), 51 mm (2”), 64 mm

(2-1/2”); 76 mm (3”) en 89 mm (3-1/2”).

GEVAAR

MOGELIJK GEVAAR

Bij het instellen van de maaihoogte kunnen de handen met het draaiende mes in aanraking komen.

WAT ER KAN GEBEUREN

Aanraking van het draaiende mes kan ernstig letsel veroorzaken.

GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN

Zet de motor af en wacht tot alle bewegende delen stilstaan voordat u de maaihoogte instelt.

Geen vingers onder de maaikast steken bij het instellen van de maaihoogte.

1. Om de maaihoogte in te stellen, trekt u de hefboom naar het wiel toe en zet u hem in de gewenste stand

(Fig. 13).

1

1021

Figuur 13

1.

Hefboom voor maaihoogte-instelling

2. Laat de maaihoogtehefboom los en zorg ervoor dat hij goed in de gewenste uitsparing valt.

N.B.: Stel alle vier wielen op dezelfde hoogte in.

Tips voor bediening en gebruik

Algemene tips

Neem de veiligheidsinstructies goed door en lees deze handleiding zorgvuldig, voordat u met de grasmaaier gaat werken.

Verwijder stokken, stenen, draad, takken en andere voorwerpen die door het maaimes kunnen worden opgepakt en uitgeworpen uit het maaigebied.

Houd iedereen, en in het bijzonders kinderen en huisdieren, weg van het werkgebied.

Kijk uit dat u bij het maaien geen bomen, muren, stoepranden of andere harde voorwerpen raakt. Maai nooit opzettelijk over een voorwerp heen.

Als de grasmaaier toch een voorwerp raakt en begint te trillen, moet u meteen de motor stilzetten, de bougiekabel loshalen, en de maaier nakijken op beschadiging.

Zorg dat u steeds met een scherp maaimes maai, gedurende het hele seizoen. Vijl regelmatig kerven en inkepingen in het mes weg.

Vervang zo nodig het maaimes door een origineel vervangend mes van Toro.

Maai alleen droog gras en bladeren. Nat gras en blad gaat aankoeken en kan verstopping van de maaier of afslaan van de motor veroorzaken.

WAARSCHUWING

MOGELIJK GEVAAR

Door nat gras of natte bladeren zou u kunnen uitglijden en daardoor met het maaimes in aanraking komen.

WAT ER KAN GEBEUREN

Hierdoor kunt u ernstig verwond raken.

GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN

Maai daarom alleen onder droge omstandigheden.

Maak de onderkant van de maaikast na ieder gebruik schoon en verwijder maaisel en bladresten. Zie

Onderkant van de grasmaaier reinigen op pagina 16.

Houd de motor steeds in goede conditie.

WAARSCHUWING

MOGELIJK GEVAAR

Door gebruik van de grasmaaier met een hoger motortoerental dan zoals in de fabriek ingesteld kan een onveilige situatie ontstaan.

WAT ER KAN GEBEUREN

De grasmaaier kan een deel van het mes of de motor naar de bestuurder of omstanders uitwerpen en ernstig (mogelijk fataal) letsel veroorzaken.

GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN

Nooit het ingestelde maximumtoerental van de motor veranderen.

Als u vermoedt dat de motor sneller dan normaal draait, neemt u contact op met een erkende Service Dealer.

12

Reinig regelmatig het luchtfilter. Bij fijnmaken zal meer maaisel en stof ontstaan, waardoor het luchtfilter verstopt raakt en de prestaties van de motor minder worden.

Om bij fijnmaken het beste resultaat te bereiken, stelt u de maaihoogte zo in dat de maaier niet meer dan

éénderde of maximaal 25 mm (1”) van het gras afmaait. Als u meer probeert af te maaien of het gras zeer dicht is, wordt het niet goed fijngemaakt. Onder dergelijke omstandigheden gebruikt u de zijafvoertunnel of grasvangzak. Monteer een paar dagen later de fijnmaakplaat aan de grasmaaier om het gras fijn te maken.

Gras maaien

Bij warm zomerweer maait u het gras op maaihoogte

51, 64 of 76 mm (2, 2-1/2 of 3”). Maai niet meer dan ca. éénderde van de lengte van het gras af. Maai nooit onder de maaihoogte 51 mm (2”), tenzij het gras dun is, of in het late najaar, wanneer het gras langzamer groeit.

Als u gras maait van meer dan zo’n 15 cm (6”) hoog, kunt u beter eerst maaien op de hoogste maaistand, waarbij u langzamer loopt; maai daarna nog een keer op een lagere maaihoogte. Zo krijgt u het mooiste gazon. Als het gras te hoog is en er klonten maaisel op het gazon achterblijven, kan de maaimachine verstopt raken en de motor afslaan.

Maai steeds in wisselende richtingen. Hierdoor wordt het gemaaide gras beter over het gazon verspreid en vindt een betere bemesting plaats.

Als het gemaaide grasveld er niet goed uitziet, kunt u een of meer van de volgende remedies proberen:

Slijp het mes.

Loop langzamer tijdens het maaien.

Stel de maaier op een hogere maaihoogte in.

Maai het gras vaker.

Laat de maaibanen overlappen in plaats van steeds een hele nieuwe baan te maaien.

Stel de maaihoogte bij de voorwielen één stand lager in dan bij de achterwielen.

Fijnmaken van bladeren

Na het maaien van het gazon moet nog minstens de helft van het gras zichtbaar zijn boven de fijngemaakte bladeren. Het kan nodig zijn nog een paar keer extra over de bladeren heen te gaan.

Zijn er betrekkelijk weinig bladeren, dan is de beste instelling die waarbij voor- en achterwielen even hoog staan.

Als er meer dan 12,7 cm (5”) bladeren op het gazon ligt, zet u de voorwielen één of twee standen hoger dan de achterwielen. Hierdoor kunnen de bladeren gemakkelijker onder het maaivlak worden ingevoerd.

Als de grasmaaier de bladeren niet fijn genoeg maakt is het beter om wat langzamer te maaien.

Als u veel eikenbladeren fijnmaakt, brengt u in het voorjaar kalk op het gazon aan, om de hoge zuurgraad van de eikenbladeren te compenseren.

13

Onderhoud

Onderhoudsschema

Item

Motorolie

Maaikast

Bevestigingen

Luchtfilter

Mes

Rem van het maaimes

Rijaandrijving

Brandstofsysteem

Drijfriem

Bougie

Koelsysteem

Brandstoftank

Werkzaamheden

Controleer het oliepeil telkens voor gebruik.

Motorcarter na de eerste vijf bedrijfsuren aftappen en met nieuwe olie vullen. Daarna elke 50 uur of

éénmaal per jaar olie verversen.

Maaisel en vuil verwijderen.

Bevestigingen van maaimes en motor controleren. Alle moeren, bouten en schroeven goed aandraaien, om de maaier in veilige conditie te houden.

Elk maaiseizoen of elke 25 uur vervangen. Vaker vervangen bij gebruik onder stoffige, vuile omstandigheden.

Slijpen of vervangen. Onderhoud is vaker nodig als de snijrand snel bot wordt onder ruwe of zanderige omstandigheden.

Stoptijd elke 50 uur of aan het begin van elk maaiseizoen controleren. Het mes moet binnen drie seconden na loslaten van de bedieningsstang tot stilstand zijn gekomen. Als dat niet het geval is, contact opnemen met erkende Toro

Service Dealer voor reparatie.

Stel de kabel af en vet de instelbeugels voor de achterhoogte elke 50 uur of

éénmaal per jaar in.

Op lekkage en/of achteruitgang van brandstofslang controleren. Indien nodig vervangen.

Gras, maaisel en vuil onder het deksel verwijderen.

Controleren en schoonmaken. Indien nodig vervangen.

Haal vuil en rommel weg van de koelribben van motor en starter. Vaker schoonmaken kan nodig zijn als onder vuile omstandigheden gemaaid wordt.

Maak eerst de brandstoftank leeg voordat reparaties worden uitgevoerd en voordat de machine in de stalling gaat.

Na elk gebruik

5 uur 25 uur 50 uur

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

100 uur

X

X

14

VOORZICHTIG

MOGELIJK GEVAAR

Als u de bougiekabel op de bougie laat, zou iemand de motor kunnen starten.

WAT ER KAN GEBEUREN

Als iemand per ongeluk de motor start zou daardoor ernstig letsel, bij uzelf of bij omstanders, kunnen ontstaan.

GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN

Verwijder de bougiekabel van de bougie alvorens onderhoud uit te voeren. Druk de kabel opzij, zodat hij niet onbedoeld contact kan maken met de bougie.

Oliepeil van de motor controleren

Controleer voordat u de grasmaaier gaat gebruiken eerst of het oliepeil tussen de merktekens Add (bijvullen) en

Full (vol) op de peilstok staat (Fig. 6). Als de olie lager staat dan merkteken Add, dan moet u olie bijvullen. Lees de instructies hiervoor onder Het carter vullen met olie op pagina 9.

Olie verversen

Ververs de olie na de eerste vijf gebruiksuren, of elk seizoen. Laat de motor voor het verversen even draaien zodat de olie wordt opgewarmd. Warme olie is vloeibaarder en voert vervuilingen beter mee.

N.B.: Bij gebruik onder zware omstandigheden of hoge temperaturen de olie na elke 25 uur vervangen.

WAARSCHUWING

MOGELIJK GEVAAR

Bij kantelen van de maaier kan benzine uit de carburateur of benzinetank lekken.

WAT ER KAN GEBEUREN

Benzine is onder bepaalde omstandigheden uitermate brandbaar en explosief en kan lichamelijk letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.

GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN

Voorkom dat benzine gemorst wordt door tevoren de tank te laten drooglopen of door benzine te verwijderen met een handpomp.

Gebruik nooit een hevel.

Olie boven het maaidek aftappen

N.B.: Toro adviseert de volgende methode voor het aftappen van de motorolie te gebruiken.

1. Verwijder de bougiekabel van de bougie (Fig. 7).

2. Tap de benzine uit de brandstoftank af. Raadpleeg daarvoor de stappen 1 tot en met 4 van Brandstoftank

leegmaken op pagina 21.

3. Haal de peilstok uit de olievulbuis en zet een olieopvangbak links naast de maaier.

4. Kantel de maaier op zijn linkerzijkant, zodat de olie eruit loopt in de olieopvangbak (Fig. 14).

1 m–-1782

Figuur 14

1.

Olievulbuis

5. Zet de maaier weer rechtop.

6. Vul het carter met nieuwe olie, tot aan het merkteken

Full op de peilstok. Zie onder Het carter vullen met

olie op pagina 9 voor instructies.

7. Plaats de peilstok.

8. Veeg eventueel gemorste olie weg.

9. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.

10. Voer de olie af voor verwerking of recycling, zodat dat ter plaatse is voorgeschreven.

15

Olie onder het maaidek aftappen

N.B.: Hiervoor hebt u een 9,5 mm (3/8”) dopsleutel verlengstuk nodig.

WAARSCHUWING

MOGELIJK GEVAAR

Het maaimes is scherp.

WAT ER KAN GEBEUREN

Contact met een scherp mes kan letsel veroorzaken.

GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN

Draag handschoenen of wikkel een lap om de scherpe kanten van het mes.

1. Verwijder de bougiekabel van de bougie (Fig. 7).

2. Tap de benzine uit de brandstoftank af. Raadpleeg daarvoor de stappen 1 tot en met 4 van Brandstoftank

leegmaken op pagina 21.

3. Kantel de maaier op zijn linkerzijkant en zorg ervoor dat hij niet kan omvallen.

4. Plaats een opvangbak onder de maaier.

5. Verwijder de olieaftapplug, zet de maaier weer rechtop en laat de olie in de opvangbak lopen (Fig. 15).

BELANGRIJK: Mogelijk moet u het maaimes draaien om bij de aftapplug te komen. Draai het mes zo min mogelijk, om startproblemen te voorkomen.

1

1

2

9. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.

10. Voer de olie af voor verwerking of recycling, zodat dat ter plaatse is voorgeschreven.

Onderkant van de grasmaaier reinigen

Houd de onderkant van de maaikast goed schoon. Let vooral op dat er geen vuil of rommel aan de uitstoters zit

(Fig. 16).

1.

Uitstoters

1

Figuur 16

757

Wassen

1. Zet de grasmaaier op een vlak oppervlak van asfalt of beton, dicht bij een tuinslang.

2. Start de motor.

3. Houd de tuinslang ter hoogte van de handgreep en richt de waterstraal op de grond, net vóór het rechter achterwiel (Fig. 17).

Het maaimes zuigt het water in de maaier, waardoor maaisel wordt weggespoeld. Laat het water lopen totdat er geen maaisel meer onder de maaikast vandaan komt.

1

1.

Olieaftapplug

Figuur 15

2.

9,5 mm (3/8”) dopsleutel verlengstuk

6. Kantel de maaier op zijn linkerzijkant, en monteer de aftapplug.

7. Vul het carter met nieuwe olie, tot aan het merkteken

Full op de peilstok. Zie onder Het carter vullen met

olie op pagina 9 voor instructies.

8. Veeg eventueel gemorste olie weg.

1093

Figuur 17

1.

Rechter achterwiel

4. Stop de motor en wacht tot alle bewegende delen tot stilstand gekomen zijn.

5. Draai de waterkraan dicht.

6. Start de maaier en laat hem enkele minuten lopen om te drogen.

16

7. Schakel terwijl de motor loopt enkele malen de rijaandrijving in en weer uit, zodat ook die kan drogen.

Schrapen

Als door wassen niet al het vuil van onder de maaikast verwijderd is, kantelt u de maaier en schraapt u hem schoon.

1. Verwijder de bougiekabel van de bougie (Fig. 7).

2. Tap de benzine uit de brandstoftank af. Raadpleeg daarvoor de stappen 1 tot en met 4 van De

brandstoftank leegmaken op pagina 21.

3. Kantel de maaier op zijn linkerzijkant, met het luchtfilter naar boven.

4. Verwijder vuil en maaisel met een hardhouten schraper. Vermijd bramen en scherpe randen.

BELANGRIJK: Verdraai het maaimes zo min mogelijk om later problemen met het starten te voorkomen.

5. Zet de maaimachine weer rechtop.

6. Vul de brandstoftank.

7. Sluit de bougiekabel op de bougie aan.

Luchtfilter vervangen

Normaal gesproken vervangt u het luchtfilter na elke 25 bedrijfsuren. Vervang het filter vaker als de maaier in zeer stoffige of vuile omstandigheden wordt gebruikt.

Onderdelen zijn bij de erkende Service Dealer verkrijgbaar.

1. Stop de motor en wacht tot alle bewegende delen tot stilstand gekomen zijn.

2. Verwijder de bougiekabel van de bougie (Fig. 7).

3. De schroef waarmee het luchtfilterdeksel aan de motor bevestigd is losdraaien (Fig. 18).

1

2

3

1003

Figuur 18

3.

Luchtfilterdeksel 1.

Luchtfilter

2.

Schroef

4. Luchtfilterdeksel omlaag klappen en het deksel grondig reinigen (Fig. 18).

5. Papieren luchtfilterpatroon uitnemen en wegwerpen

(Fig. 18).

BELANGRIJK: Papieren filterelement nooit schoonmaken.

6. Nieuw filterelement aanbrengen.

7. Luchtfilterdeksel aanbrengen en met de schroef bevestigen.

BELANGRIJK: Laat nooit de motor draaien zonder dat het luchtfilter geïnstalleerd is; dit kan ernstige slijtage en schade aan de motor veroorzaken.

Onderhoud van het maaimes

Maai altijd met een recht en scherp maaimes. Een scherp mes snijdt de halmen netjes af, zonder rukken of scheuren, zoals een bot mes wel zou doen.

WAARSCHUWING

MOGELIJK GEVAAR

Het maaimes is scherp.

WAT ER KAN GEBEUREN

Contact met een scherp mes kan letsel veroorzaken.

GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN

Draag handschoenen of wikkel een lap om de scherpe kanten van het mes.

1. Stop de motor en wacht tot alle bewegende delen tot stilstand gekomen zijn.

2. Verwijder de bougiekabel van de bougie (Fig. 7).

17

WAARSCHUWING

MOGELIJK GEVAAR

Bij kantelen van de maaier kan benzine uit de carburateur of benzinetank lekken.

WAT ER KAN GEBEUREN

Benzine is onder bepaalde omstandigheden uitermate brandbaar en explosief en kan lichamelijk letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.

GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN

Voorkom dat benzine gemorst wordt door tevoren de tank te laten drooglopen of door benzine te verwijderen met een handpomp.

Gebruik nooit een hevel.

3. Tap de benzine uit de brandstoftank af. Raadpleeg daarvoor de stappen 1 tot en met 4 van Brandstoftank

leegmaken op pagina 21.

4. Kantel de maaier op zijn linkerzijkant (Fig. 19).

1

A

2

1

B

3

1

C

4

270

1.

Wiek

2.

Platte deel van het mes

Figuur 20

3.

Slijtage

4.

Gevormde gleuf

Figuur 19

BELANGRIJK: Verdraai het maaimes zo min mogelijk om later problemen met het starten te voorkomen.

Het maaimes controleren

Controleer voorzichtig het maaimes op scherpte en slijtage, in het bijzonder daar waar het platte en het gekromde deel samenkomen (Fig. 20A). Omdat het metaal dat het platte en gekromde deel van het mes verbindt kan wegslijten door zand en ander schurend materiaal, moet u dit steeds controleren voordat u gaat maaien. Als u een gleuf of slijtplek ziet (Fig. 20B en

20C), is het mes aan vervanging toe; zie hiervoor Het

maaimes verwijderen op pagina 18.

757

N.B.: De beste resultaten krijgt u door voor het maaiseizoen begint een nieuw mes te monteren. In de loop van het jaar vijlt u dan kleine inkepingen of deuken weg, zodat er een goede snijkant blijft.

GEVAAR

MOGELIJK GEVAAR

Een versleten of beschadigd mes kan breken en in een dergelijk geval kan een stuk van het mes worden uitgeworpen naar bestuurder of omstanders.

WAT ER KAN GEBEUREN

Een uitgeworpen stukje mes kan bestuurder of omstanders ernstig verwonden of zelfs doden.

GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN

Controleer op gezette tijden het maaimes op beschadigingen.

Vervang een versleten of beschadigd mes.

Het maaimes verwijderen

Pak het uiteinde van het mes vast met een lap of een dikgevoerde handschoen. Verwijder de mesbout, de klemring, de versneller en het mes (Fig. 21).

18

1.

Mesbout

2.

Klemring

3.

Versneller

3

4

2

1

5

Figuur 21

4.

Mes

5.

Mesaandrijver

Het maaimes slijpen

Vijl de bovenkant van het mes bij, zodat de oorspronkelijke snijhoek gehandhaafd blijft (Fig. 22). Het mes blijft in balans als u evenveel materiaal weghaalt van beide snijkanten.

1

153

1.

Slijp alleen onder deze hoek

Figuur 22

N.B.: Het mes blijft in balans als u evenveel materiaal weghaalt van beide snijkanten.

Balanceren van het mes

1. Controleer de balans van het mes door het met het gat in het midden over een spijker of schroevedraaier te hangen, die horizontaal in een bankschroef geklemd is

(Fig. 23).

1627

N.B.: U kunt de balans ook controleren met behulp van een mesbalans, die in elke ijzerwarenwinkel verkrijgbaar is.

2. Als één van de uiteinden van het mes omlaag draait, vijlt u nog wat materiaal aan die kant weg (niet van de snijrand of het uiteinde bij de snijrand). Het mes is in balans als geen van beide uiteinden omlaag beweegt.

Het maaimes monteren

1. Plaats het mes op de as en mesaandrijver, met de gebogen punten naar het maaidek toe. De mesaandrijver moet in de uitsparing in het mes zitten

(Fig. 21).

2. Monteer de versneller, klemring en mesbout (Fig. 21).

3. De mesbout aandraaien tot 68 N m (50 ft-lbs).

WAARSCHUWING

MOGELIJK GEVAAR

Bij gebruik van de maaier zonder mesversneller kan het mes verbuigen of breken.

WAT ER KAN GEBEUREN

Een gebroken mes kan gebruiker of omstanders ernstig verwonden of zelfs doden.

GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN

De maaier niet gebruiken als de versneller niet gemonteerd is.

Rijaandrijving smeren

1. Veeg de smeernippels aan de hoogte-instelbeugels van de achterwielen met een doek schoon (Fig. 24).

Figuur 23

1007

Figuur 24

1.

Smeernippel

2. Zet een vetspuit op de smeernippel en pomp voorzichtig 1 à 2 slagen nr. 2 lithiumverzeept universeelvet in elke smeernippel.

1

1018

19

BELANGRIJK: Door een teveel aan vet kan de wielkoppeling niet meer goed functioneren.

Kabel van de zelfaandrijving afstellen

Wanneer u de hoogte van de handgreep verandert, moet u een nieuwe rijaandrijvingkabel monteren, of als de tractiedrijfriem slipt, moet u de rijaandrijvingkabel afstellen.

Stel de rijaandrijvingkabel aan de handgreep af, door de kabelmantel in de kabelbeugel te verstellen.

1. De moer op de kabelbeugel losdraaien (Fig. 25).

1

4

2

3

5

1.

25 tot 38 mm (1-1

!

/

2

”)

2.

Bedieningsstang rijaandrijving

Figuur 25

3.

Kabelmantel

4.

Kabelbeugel

5.

Moer

1063

2. De bedieningsstang van de rijaandrijving 25 tot 38 mm

(1-1

!

/

2

”) van de handgreep verwijderd houden

(Fig. 25).

3. Kabelmantel omlaag trekken (van de bedieningsstang af).

4. De moer op de kabelbeugel aandraaien.

5. Bedieningsstang loslaten en controleren of de kabel ontspannen is.

N.B.: De kabel moet ontspannen zijn als de bedieningsstang in de uitgeschakelde stand is, om te voorkomen dat de maaier vooruit kruipt wanneer u de stang loslaat.

Ruimte onder de drijfriemkap reinigen

Zorg dat de ruimte onder de drijfriemkap vrij blijft van rommel of vuil.

1. Stop de motor en wacht tot alle bewegende delen tot stilstand gekomen zijn.

2. Haal de bouten los waarmee de drijfriemkap aan de maaikast bevestigd is (Fig. 26).

1

2

1666

1.

Drijfriemkap

Figuur 26

2.

Bout

3. De kap eraf tillen en alle vuil bij de drijfriem wegborstelen.

4. Plaats de drijfriemkap weer.

Bougie vervangen

Controleer elke 25 bedrijfsuren de bougie. Gebruik een

Champion RJ19LM bougie of gelijkwaardig type.

1. Stop de motor en wacht tot alle bewegende delen tot stilstand gekomen zijn.

2. Verwijder de bougiekabel van de bougie (Fig. 7).

3. Maak de omgeving van de bougie schoon.

4. Haal de bougie uit de cilinderkop.

BELANGRIJK: Als de bougie gebarsten of vervuild is, moet hij worden vervangen. Maak niet de elektroden schoon, omdat door het gruis de motor beschadigd kan raken.

5. Stel de elektrodenafstand in op 0,76 mm (0.030”)

(Fig. 27).

0,76 mm

(0.030”)

986

Figuur 27

1.

0,76 mm (0.030”)

6. Plaats de bougie en de pakkingafdichting.

7. Bougie aandraaien met 20 N m (15 ft-lbs).

8. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.

20

De brandstoftank leegmaken

1. Stop de motor en laat die afkoelen.

2. Verwijder de bougiekabel van de bougie (Fig. 7).

N.B.: Tap altijd de benzine alleen af als de motor koud is.

3. Haal de dop van de brandstoftank (Fig. 6).

4. Gebruik een type hevel met een pomp, om daarmee de brandstof in een schoon, goedgekeurd benzineopslagvat.

5. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.

6. Laat de motor draaien totdat hij stopt.

7. Start de motor weer, om zeker te zijn dat er geen benzine meer in de carburator achtergebleven is.

Verhelpen van storingen

Uw grasmaaier is ontworpen en gefabriceerd voor een probleemloze werking. Controleer zorgvuldig onderstaande componenten en aandachtspunten. Als het probleem daarmee niet verholpen is, raadpleeg dan een erkende Service Dealer.

PROBLEEM

De motor wil niet starten

De motor loopt ruw

De maaier of de motor trilt abnormaal

Ongelijkmatig maaipatroon

REMEDIE

1. Vul de brandstoftank met verse benzine.

2. Druk de starthulp driemaal in

3. Bougie

Druk de bougiekabel weer op de bougie.

Maak de bougie schoon, controleer de elektrodenafstand, en vervang de bougie indien die beschadigd is.

1. Tap de brandstoftank af, en vul die weer met verse benzine.

2. Maak het beluchtingsgat van de brandstoftankdop schoon.

3. Reinig het luchtfilter.

4. Maak de afvoertunnel van de maaier schoon.

5. Reinig de onderkant van het maaidek van de machine.

6. Maak de bougie schoon, controleer de elektrodenafstand en vervang de bougie indien die beschadigd is

7. Controleer het motoroliepeil.

1. Druk de bougiekabel weer op de bougie.

2. Maak de bougie schoon, controleer de elektrodenafstand, en vervang de bougie indien die beschadigd is.

3. Reinig het luchtfilter.

1. Balanceer het mes.

2. Draai de mesmoer vast.

3. Maak de afvoertunnel van de maaier schoon.

4. Reinig de onderkant van het maaidek van de machine.

5. Draai de bevestigingsbouten van de motor vast.

1. Stel alle vier de wielen in op de zelfde hoogte.

2. Slijp en balanceer het mes.

3. Maai in een ander patroon.

4. Reinig de onderkant van het maaidek van de machine

21

PROBLEEM

Afvoertunnel verstopt

De rijaandrijving van de maaier werkt niet

Stalling

Om de grasmaaier klaar te maken voor de stalling buiten het maaiseizoen moeten de aanbevolen onderhoudsprocedures worden uitgevoerd. Zie Onderhoud op pagina 14.

Stal de grasmaaier op een koele, schone en droge plaats.

Bedek de grasmaaier zodat hij schoon en beschermd blijft.

Voorbereiden van het startsysteem

WAARSCHUWING

MOGELIJK GEVAAR

Benzine kan verdampen als u die gedurende lange tijd bewaart.

WAT ER KAN GEBEUREN

Verdampte benzine kan exploderen als die in contact komt met een open vlam.

GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN

Bewaar benzine niet voor langere tijd.

De maaier niet met benzine in de tank of de carburateur opbergen in een afgesloten ruimte met een open vlam (bijvoorbeeld een waakvlam van een verwarmingsketel of geiser).

Laat de motor afkoelen voordat u de maaier in een afgesloten ruimte opbergt.

Maak de brandstoftank leeg de laatste keer dat u maait voordat de grasmaaier de stalling in gaat.

1. Laat de motor lopen totdat hij afslaat door gebrek aan benzine.

2. Gebruik de starthulp en start de motor weer.

3. Laat de motor lopen totdat hij afslaat door gebrek aan benzine. Als de motor niet meer wil starten is hij voldoende droog.

REMEDIE

1. Stel in op een hogere maaistand.

2. Laat het gras eerst drogen voordat u gaat maaien.

3. Reinig de onderkant van het maaidek van de machine

1. Stel de kabel van de rijaandrijving af.

2. Verwijder vuil onder de drijfriemkap.

Voorbereiden van de motor

1. Tap de olie uit het carter af terwijl de motor nog warm is. Zie Olie verversen op pagina 15.

2. Haal de bougie eruit (Fig. 7).

3. Giet uit een olieblik ongeveer een eetlepel olie in het carter via het bougiegat (Fig. 28).

1009

Figuur 28

4. Draai de motor langzaam een paar maal rond, met behulp van het startkoord, om de olie te verspreiden.

5. Breng de bougie weer aan, maar laat de bougiekabel

er af.

Algemene informatie

1. Reinig de maaikast. Zie De onderkant van de

grasmaaier reinigen op pagina 16.

2. Haal eventueel vuil en haksel van de cilinder, de koelvinnen van de cilinderkop, en het huis van de blazer.

3. Verwijder maaisel, vuil en roet van de buitenste motoronderdelen, de uitlaatring, en de bovenkant van de maaikast.

4. Controleer de toestand van het maaimes. Zie

Onderhoud van het maaimes op pagina 17.

5. Draai alle moeren, bouten en schroeven goed aan.

6. Smeer de wielen. Zie Smeren van de rijaandrijving op pagina 19.

7. Werk alle geroeste of afgebladderde verfoppervlakken bij met verf die verkrijgbaar is bij een geautoriseerde

Service Dealer.

22

Handgreep inklappen

WAARSCHUWING

MOGELIJK GEVAAR

Onjuist in- of uitklappen van de handgreep kan bekneld raken, uitrekken of andere beschadiging van de kabels veroorzaken.

WAT ER KAN GEBEUREN

Geknikte, uitgerekte of beschadigde kabels kunnen storingen veroorzaken, waardoor een onveilige situatie ontstaat.

GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN

Bekneld raken, uitrekken of andere beschadiging van de kabels voorkomen.

Let goed op de kabels bij in- of uitklappen van de handgreep.

De maaier niet gebruiken als één of meer kabels geknikt, uitgerekt of beschadigd is.

Neem contact op met een erkende Service

Dealer.

1. Druk het rechter deel van het onderste deel van de handgreep naar binnen, totdat de handgreep over de aanslagen aan de handgreepbeugels heen glijdt

(Fig. 29).

Figuur 29

2. Zwenk de handgreep naar de voorkant van de maaier toe (Fig. 30).

1039

1679

Figuur 30

3. Draai de knoppen los waarmee het bovenste deel aan het onderste deel van de handgreep bevestigd is. Klap het bovenste deel naar achteren, naar de achterkant van de maaier toe, in de opbergstand (Fig. 30).

N.B.: Voor kortdurende stalling de handgreep in de stand zetten zoals weergegeven in figuur 31.

Figuur 31

1684

Uit de stalling halen

WAARSCHUWING

MOGELIJK GEVAAR

Onjuist in- of uitklappen van de handgreep kan bekneld raken, uitrekken of andere beschadiging van de kabels veroorzaken.

WAT ER KAN GEBEUREN

Geknikte, uitgerekte of beschadigde kabels kunnen storingen veroorzaken, waardoor een onveilige situatie ontstaat.

GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN

Bekneld raken, uitrekken of andere beschadiging van de kabels voorkomen.

Let goed op de kabels bij in- of uitklappen van de handgreep.

De maaier niet gebruiken als één of meer kabels geknikt, uitgerekt of beschadigd is.

Neem contact op met een erkende Service

Dealer.

1. Klap voorzichtig het bovendeel van de handgreep weer omhoog totdat het in het onderdeel valt, en zet dan de knoppen vast.

2. Controleer alle bevestigingen en draai ze vast.

3. Haal de bougie eruit (Fig. 7) en draai de motor snel rond met behulp van het startkoord, om overtollige olie uit de cilinder te verwijderen.

4. Maak de bougie schoon, of neem een nieuwe als de oude bougie gebarsten of gebroken is, of als de elektrodes versleten zijn.

5. Plaats de bougie en draai hem vast met 20 N m

(15 ft-lbs).

6. Voer de aanbevolen onderhoudsprocedures uit; zie

Onderhoud op pagina 14.

23

7. Vul de brandstoftank (Fig. 6) met verse benzine.

8. Controleer het motoroliepeil. Zie hiervoor Oliepeil van

de motor controleren op pagina .

9. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.

Accessoires

Bij uw maaier kunnen accessoires meegeleverd zijn, of u kunt die bij uw erkende TORO Service dealer aanschaffen. Voor een correcte installatie gaat u als volgt te werk.

Grasvanger aan de achterzijde

Afvoertunnel monteren

1. Stop de motor en wacht tot alle bewegende delen tot stilstand gekomen zijn.

2. Verwijder de bougiekabel van de bougie (Fig. 7).

3. Verwijder de knop en klem van de klep aan de zijkant

(Fig. 32).

1

2

2

3

Figuur 33

3.

Bout en moer

1

m–4275

1.

Zijafvoerafsluiter

2.

Bout (3)

5. Verwijder de bout en moer van de zijkant van de maaier (Fig. 33). Bewaar ze voor toekomstig gebruik.

6. Plaats de vier pluggen die bij de grasvanger zijn geleverd in de vier vierkante gaten in de maaier

(Fig. 34).

1

3

Figuur 32

1.

Knop

2.

Klem van klep aan zijkant

3.

Klep aan zijkant m–4275

4. Verwijder de drie bouten waarmee de zijafvoerafsluiter aan de maaier bevestigd is (Fig. 33). Bewaar de bouten en afsluiter voor toekomstig gebruik.

2009

Figuur 34

1.

Plug (4)

7. Steek de tong van de afvoertunnel in de maaier

(Fig. 35).

8. Zet de gaten in de tunnel tegenover de pluggen in de maaier (Fig. 35).

9. Het gat in de tong moet tegenover het gat in de zijkant van de maaier staan (Fig. 35).

24

4

5

4

1

1.

Afvoertunnel

2.

Tong

3.

Zelftappende schroef

2

Figuur 35

3

4.

Bout (3)

5.

Afvoertunneldeur

2010

10. Draai de zelftappende schroef die bij de grasvanger is geleverd in het gat in de zijkant en de tong en draai de schroef iets vast (Fig. 35).

11. Bevestig de afvoertunnel aan de maaier met de drie bij de grasvanger meegeleverde schroeven (Fig. 35).

12. Bevestig de hoek rechtsvoor van de afvoertunnel en de klep aan de zijkant met de klem die u eerder hebt verwijderd en de lange knop die bij de grasvanger meegeleverd is (Fig. 36)

1

2

3

Figuur 36

1.

Lange knop

2.

Klem van klep aan zijkant

3.

Klep aan zijkant m–4274

GEVAAR

MOGELIJK GEVAAR

Als de klep aan de zijkant niet goed op zijn plaats vastgeklemd is, kan de maaier via de opening in de zijkant voorwerpen uitwerpen.

WAT ER KAN GEBEUREN

Uitgeworpen voorwerpen kunnen ernstig

(mogelijk fataal) letsel van de bestuurder of omstanders veroorzaken.

GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN

Zorg er altijd voor dat ofwel de klep aan de zijkant gesloten en goed bevestigd is met de klem, of dat de zijafvoerset goed op zijn plaats bevestigd is voordat u de maaier start.

13. Alle vier bouten en de knop goed vastdraaien.

14. Open en sluit de tunneldeur, om te controleren of die vrij kan bewegen (Fig. 35).

Montage van de grasvangzak

N.B.: Om gras fijn te maken in plaats van op te vangen, monteert u de grasvangzak niet. Zorg ervoor dat het deurtje van de afvoer gesloten en vergrendeld is.

GEVAAR

MOGELIJK GEVAAR

Als de kokerdeur niet helemaal goed dicht zit kunnen daardoor voorwerpen uitgeworpen worden.

WAT ER KAN GEBEUREN

Uitgeworpen voorwerpen kunnen persoonlijk

(fataal) letsel van de bestuurder of omstanders veroorzaken.

GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN

Als het deurtje niet kan worden gesloten omdat de afvoer door maaisel verstopt is, de motor af zetten en de handgreep van de afvoerdeur rustig heen en weer bewegen totdat het deurtje volledig kan worden gesloten. Als het deurtje nog niet kan worden gesloten, verstopping met een stok verwijderen, niet met de hand.

1. Stop de motor en wacht tot alle bewegende delen tot stilstand gekomen zijn.

2. Zorg ervoor dat de handgreep van het afvoerdeurtje helemaal naar voren staat (deurtje gesloten), zoals getoond in figuur 37.

25

2

3

2

1

4

2022

Figuur 37

1.

Handgreep helemaal naar voren

2.

Zakdeur

3.

Vergrendeling

4.

Haak van zakstang vóór handgreepbeugel

3. Plaats de deuropening van de grasvangzak over de opening van de afvoertunnel, zoals getoond in figuur 37.

De vergrendelingen van de zakdeur moeten over de handgreep heen zitten. De haak van de zakstang moet vóór de handgreepbeugel zitten.

4. Plaats de achterkant van het zakframe op het onderste deel van de handgreep.

5. Trek de handgreep naar achteren, totdat de handgreepvergrendeling in de uitsparing in de zakdeurvergrendeling vastgrijpt (Fig. 38).

Het afvoerdeurtje in het maaierhuis is nu geopend en de zak is op zijn plaats bevestigd. De vergrendeling moet goed onder in de uitsparing zitten.

1

Figuur 38

1.

Handgreepvergrendeling vast in uitsparing

2.

Uitsparing in zakvergrendeling

548

GEVAAR

MOGELIJK GEVAAR

Maaisel en andere voorwerpen kunnen uit de geopende afvoertunnel worden uitgeworpen.

WAT ER KAN GEBEUREN

Voorwerpen die met genoeg kracht worden weggeslingerd kunnen de bestuurder of omstanders ernstig verwonden, mogelijk zelfs met fatale afloop.

GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN

Open nooit de deur van de afvoertunnel terwijl de motor nog draait.

GEVAAR

MOGELIJK GEVAAR

Door een versleten graszak kunnen steentjes en andere voorwerpen naar de bestuurder of omstanders worden uitgeworpen.

WAT ER KAN GEBEUREN

Zulke weggeslingerde voorwerpen kunnen de oorzaak zijn van ernstig persoonlijk letsel of zelf de dood van de bestuurder of van omstanders.

GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN

Controleer de graszak regelmatig. Als die versleten is, vervangen door een nieuwe originele TORO graszak waarop deze of een vergelijkbare waarschuwing is aangebracht.

Legen van de grasvangzak

1. Zet de motor af en wacht tot alle bewegende delen stilstaan.

2. Til de deurvergrendeling op totdat die uit de uitsparing van de zak komt en beweeg de handgreep van de afvoertunnel naar voren (Fig. 37).

3. Pak de handgreep van het zakframe en de achterkant van de grasvangzak vast en til de grasvangzak van de maaier af.

4. Kiep de zak langzaam voorover om hem leeg te maken.

Zijafvoerset

Zijafvoerset monteren

1. Stop de motor en wacht tot alle bewegende delen tot stilstand gekomen zijn.

2. Verwijder de bougiekabel van de bougie (Fig. 7).

26

3. Verwijder de knop en klem van de klep aan de zijkant.

Plaats de knop daarna weer in het gat en bewaar de klem voor toekomstig gebruik (Fig. 32).

4. Til de klep aan de zijkant op (Fig. 32).

5. Schuif de zijafvoer over de opening, met de sleuven in de afvoer tegenover de lippen onder de klep (Fig. 39).

1

3

2

4

m–4196

1.

Klep aan zijkant

2.

Zijafvoerset

Figuur 39

3.

Lip

4.

Sleuf

6. Sluit de klep.

Zijafvoerset verwijderen

1. Stop de motor en wacht tot alle bewegende delen tot stilstand gekomen zijn.

2. Verwijder de bougiekabel van de bougie (Fig. 7).

3. Open de klep aan de zijkant en verwijder de zijafvoerset (Fig. 39).

4. Sluit de klep.

5. Verwijder de knop, plaats daarna de klem en knop en bevestig hiermee de klep aan de zijkant

(Fig. 32 en 40).

GEVAAR

MOGELIJK GEVAAR

Als de klep aan de zijkant niet goed op zijn plaats vastgeklemd is, kan de maaier via de opening in de zijkant voorwerpen uitwerpen.

WAT ER KAN GEBEUREN

Uitgeworpen voorwerpen kunnen ernstig

(mogelijk fataal) letsel van de bestuurder of omstanders veroorzaken.

GEVAARLIJKE SITUATIES VOORKOMEN

Zorg er altijd voor dat ofwel de klep aan de zijkant gesloten en goed bevestigd is met de klem, of dat de zijafvoerset goed op zijn plaats bevestigd is voordat u de maaier start.

Tunnelafsluiter gebruiken

1. Stop de motor en wacht tot alle bewegende delen tot stilstand gekomen zijn.

2. Verwijder de bougiekabel van de bougie (Fig. 7)

3. Open de afvoerdeur door de handgreep naar achteren te bewegen (Fig. 41) en houd hem geopend terwijl u de afsluiter aanbrengt.

1

m–4360

2

Figuur 41

2.

Handgreep afvoerdeur 1.

Tunnelafsluiter

4. Steek de afsluiter in de opening van de afvoertunnel en bevestig het onderste deel het eerst in de opening

(Fig. 42).

m–4279

Figuur 40

2012

1.

Deurvergrendeling

1

Figuur 42

27

5. Til de vergrendeling van de deurhandgreep op

(Fig. 42) en druk de bovenkant van de afsluiter er helemaal in terwijl u de deurhandgreep naar achteren beweegt.

6. Laat de deurvergrendeling los, zodat die over de lippen aan de afsluiter haakt (Fig. 43).

Figuur 43

1

m–4361

1.

Lip (2)

7. Om de afsluiter te verwijderen, trekt u de deurvergrendeling omhoog en houdt u de afvoerdeur helemaal geopend. Als de afsluiter ontgrendeld is, trekt u hem uit de afvoertunnel.

28

advertisement

Was this manual useful for you? Yes No
Thank you for your participation!

* Your assessment is very important for improving the workof artificial intelligence, which forms the content of this project

Related manuals

advertisement