Toro 53cm Super Recycler Lawnmower Walk Behind Mower Handleiding

Add to My manuals
28 Pages

advertisement

Toro 53cm Super Recycler Lawnmower Walk Behind Mower Handleiding | Manualzz

53 cm Super Recycler

Loopmaaimachine

Modelnr. 20783—Serienr. 230000001 en hoger

Modelnr. 20784—Serienr. 230000001 en hoger

Form No. 3328-708

Gebruikershandleiding

Vertaling van de oorspronkelijke versie (NL)

Inhoud

Inleiding

Veiligheid

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Algemene veiligheidsregels i.v.m. de maaimachine . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Page

2

3

3

Geluidsdruk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Geluidsvermogen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Trilling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

5

5

5

Veiligheids- en instructiestickers

Montage

. . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

De handgreep bevestigen

De zekering monteren

. . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Het startkoord plaatsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

De afsluiter van de afvoertunnel monteren . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Voor ingebruikname . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Carter met olie vullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

De brandstoftank vullen met benzine . . . . . . . . . .

Onderhoudsschema raadplegen . . . . . . . . . . . . . .

Gebruiksaanwijzing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Bedieningsorganen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Motor starten

Motor afzetten

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

9

9

8

8

7

7

6

7

Zelfaandrijving gebruiken

Maaihoogte instellen

. . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

De graszak gebruiken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Tips voor bediening en gebruik . . . . . . . . . . . . . .

10

11

11

12

9

10

10

10

Onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Aanbevolen onderhoudsschema

Motoroliepeil controleren

Onderhoud van het luchtfilter

Onderhoud van de bougie

. . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Onderkant van de maaikast reinigen . . . . . . . . . .

De afvoertunnel en de afsluiter reinigen . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . .

16

16

17

17

18

13

14

15

15

De kabel van de zelfaandrijving afstellen

De wielen smeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Motorolie verversen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Onderhoud van het maaimes . . . . . . . . . . . . . . . .

Ruimte onder de drijfriemkap reinigen

Het koelsysteem reinigen

Zekering vervangen

Accu opladen

Accu afvoeren

. . . . . . .

. . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Benzine aftappen uit de brandstoftank . . . . . . . . .

Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Het brandstofsysteem gebruiksklaar maken . . . . .

De motor gebruiksklaar maken

Algemene informatie

. . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

23

23

23

23

23

24

22

22

22

22

18

18

19

20

2002 – The Toro Company

8111 Lyndale Avenue South

Bloomington, MN 55420-1196

Na de stalling

Accessoires

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Page

24

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Storingen, oorzaak en remedie . . . . . . . . . . . . . . . . . .

25

26

Inleiding

Lees deze handleiding zorgvuldig, zodat u weet hoe u het voertuig op de juiste wijze kunt gebruiken en onderhouden.

De informatie in deze handleiding kan u en anderen helpen om letsel en schade te voorkomen. Hoewel Toro veilige producten ontwerpt en fabriceert, blijft u verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van het voertuig.

Als u service, originele Toro-onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende Toro-dealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. De locatie van het plaatje met het modelnummer en het serienummer van het product is aangegeven op Figuur 1.

Figuur 1

1.

Locatie van het modelnummer en het serienummer

U kunt het modelnummer en het serienummer noteren in de ruimte hieronder:

Modelnr.:

Serienr.:

1

2302

2

In deze handleiding is een systeem gebruikt om mogelijke gevaren aan te duiden en u te attenderen op bijzondere aanwijzingen om lichamelijk (mogelijk dodelijk) letsel van u en anderen te voorkomen. De termen Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig duiden de mate van het risico aan. Ga als regel altijd voorzichtig te werk.

Gevaar duidt op een zeer gevaarlijke situatie die ernstig lichamelijk letsel of de dood tot gevolg zal hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.

Waarschuwing duidt op een gevaarlijke situatie die ernstig lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.

Alle rechten voorbehouden

Gedrukt in de VS

Voorzichtig duidt op een gevaarlijke situatie die licht letsel tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.

Er worden in deze handleiding nog twee woorden gebruikt om u op belangrijke informatie te wijzen.

Important

attendeert u op bijzondere technische informatie en Note: duidt algemene informatie aan die uw bijzondere aandacht verdient.

Veiligheid

Toro heeft deze maaimachine ontwikkeld en getest om een redelijke mate van gebruiksveiligheid te bieden; maar

indien de volgende instructies niet worden nageleefd, kan dit leiden tot lichamelijk letsel.

Warning

De uitlaatgassen van de motor bevatten koolmonoxide, een reukloos, dodelijk gif.

Laat de motor niet binnenshuis of in een afgesloten ruimte draaien.

Het is van essentieel belang dat u of elke andere gebruiker van de maaimachine eerst de handleiding leest en begrijpt alvorens de machine in gebruik te nemen. Hierdoor worden maximale veiligheid, de beste maairesultaten en inzicht in het product verkregen.

Dit is het veiligheidssymbool. Het wordt gebruikt om uw attent te maken op mogelijk risico’s op lichamelijk letsel. Houd u aan alle veiligheidsberichten bij dit symbool teneinde lichamelijk of zelfs dodelijk letsel te voorkomen.

Onjuist gebruik of onderhoud van de maaimachine kan letsel veroorzaken. Om het risico van letsel te verminderen, moet u zich aan de veiligheidsinstructies houden.

Algemene veiligheidsregels i.v.m. de maaimachine

Navolgende instructies zijn afgeleid van ANSI/OPEI-norm

B71.1—1998 en ISO-norm 5395:1990(E). Informatie of terminologie die specifiek voor Toro-maaimachines geldt, staat tussen haakjes.

Deze maaimachine kan handen en voeten afsnijden en voorwerpen uitwerpen. Als u de hierna beschreven veiligheidsinstructies niet opvolgt, kan dat ernstig letsel of de dood tot gevolg hebben.

Instructie

Lees deze handleiding aandachtig door. Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en weet hoe u ze moet gebruiken, voordat u de maaimachine start.

Laat kinderen nooit de maaimachine gebruiken.

Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen aan de leeftijd van degene die met de machine werkt.

Laat volwassen personen die niet bekend zijn met deze instructies, nooit de maaimachine gebruiken.

Houd iedereen weg uit het gebied waar u de machine gebruikt, (vooral kinderen) en huisdieren. Stop de maaimachine als iemand het maaigebied binnenkomt.

Er kunnen noodlottige ongelukken gebeuren als de bestuurder van de maaimachine niet alert is op de aanwezigheid van kinderen. Kinderen worden vaak aangetrokken door een maaimachine en maaiactiviteiten. Ga er nooit van uit dat kinderen op de plaats blijven waar u ze het laatst heeft gezien.

Houd kinderen weg van de plaats waar gemaaid wordt en plaats ze onder toezicht van een verantwoordelijke volwassene.

Let goed op en zet de maaimachine af als kinderen het maaigebied binnenkomen.

Wees extra voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken, struiken, bomen, en andere objecten die het zicht kunnen belemmeren.

Onthoud dat de bestuurder verantwoordelijk is voor ongevallen of schade aan andere personen of hun eigendommen.

Raadpleeg de instructies van de fabrikant voor de juiste bediening en installatie van accessoires. Gebruik uitsluitend accessoires die de fabrikant heeft goedgekeurd.

3

Voor ingebruikname

Inspecteer grondig het terrein waar u de maaimachine wilt gebruiken, en verwijder alle stenen, stokken, draden, botten en andere vreemde voorwerpen.

Draag tijdens het maaien altijd een lange broek en stevige schoenen.

Draag geen schoenen met open tenen en loop niet blootsvoets.

Draag altijd oogbescherming of een veiligheidsbril die de ogen geheel afsluit, als u de maaimachine gebruikt.

Waarschuwing: Benzine is uiterst ontvlambaar. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen:

– Bewaar brandstof uitsluitend in tanks of blikken die speciaal daarvoor bedoeld zijn.

– Vul de brandstoftank nooit binnenshuis; tijdens het bijvullen niet roken.

– Vul zo nodig brandstof bij voordat u de motor aanzet. Verwijder nooit de dop van de brandstoftank en vul nooit benzine bij wanneer de motor loopt of heet is.

– Probeer de machine niet te starten als er benzine is gemorst. Verwijder de machine van de plek waar is gemorst, en voorkom elke vorm van open vuur of vonken totdat de benzinedampen volledig zijn verdwenen.

– Doe steeds de dop weer zorgvuldig op brandstoftanks en -containers.

– Als u brandstof moet aftappen uit de brandstoftank, doe dit dan in de open lucht.

Vervang defecte geluiddempers.

Controleer voor gebruik de messen, bevestigingsbouten en het maaimechanisme altijd op sporen van slijtage of beschadiging. Vervang versleten of beschadigde messen en bouten altijd als complete set om een goede balans te behouden.

Let erop dat bij machines met meerdere bladen andere messen kunnen gaan draaien als u een mes draait.

Gebruiksaanwijzing

Laat de motor niet in een afgesloten ruimte lopen, omdat zich giftige koolmonoxidedampen kunnen verzamelen.

Alleen bij daglicht of goed kunstlicht maaien.

Zorg dat u op hellingen altijd stevig staat.

Loop stapvoets; nooit rennen.

Houd de handgreep stevig omklemd.

Met een zitmaaier dwars op hellingen maaien, nooit heuvel op en af.

Ga zeer voorzichtig te werk als u op een heuvel van richting verandert.

Maai niet op al te steile hellingen.

Ga zeer voorzichtig te werk als u de maaimachine omkeert of naar u toetrekt.

Kijk achter u en omlaag, om te zien of er geen kleine kinderen zijn, voordat u achteruitgaat met de maaimachine, en ook tijdens die beweging.

Zorg ervoor dat het mes (de messen) stilstaat als u de maaimachine schuin moet houden om oppervlakken over te steken die niet met gras zijn begroeid, en als u de machine naar het terrein brengt waar u moet maaien of daar weer weghaalt.

Gebruik de maaimachine nooit met defecte beschermof afdekplaten of zonder dat de beveiligingen, (zoals veiligheidsschermen en graszakken,) op hun plaats zitten.

Verander nooit de snelheidsinstellingen van de motor.

Schakel de mes- en aandrijfkoppelingen uit voordat u de motor start.

Neem bij het starten van de motor zorgvuldig de instructies in acht en houd uw voeten uit de buurt van het mes (de messen).

Houd de maaimachine niet schuin als u de motor aanzet, behalve als u de machine schuin moet houden om te starten. Houd de machine in dat geval niet schuiner dan nodig is, en til alleen de zijde op die het verst van u verwijderd is.

Zorg ervoor dat u niet voor de afvoeropening staat als u de motor start.

Houd uw handen en voeten uit de buurt van draaiende delen. Blijf altijd uit de buurt van de afvoeropening.

U mag een maaimachine nooit optillen of dragen terwijl de motor loopt.

Zet de motor af en maakt de bougiekabel los:

– voordat u verstoppingen verwijdert of de afvoertunnel ontstopt;

– voordat u de maaimachine controleert, reinigt of daaraan werkzaamheden verricht;

– als u een vreemd voorwerp raakt. Controleer de maaimachine op beschadiging en voer reparaties uit voordat u de machine opnieuw start en weer in gebruik neemt; en

– als de maaimachine abnormaal begint te trillen

(onmiddellijk nakijken).

4

Zet de motor af:

– als u de maaimachine achterlaat; en

– voordat u de brandstoftank bijvult.

Neem gas terug terwijl de motor uitloopt, en als de motor is uitgerust met een benzineafsluitklep sluit dan de brandstoftoevoer af nadat u klaar bent met maaien.

Stop het maaimes (de maaimessen) bij het oversteken van een grindpad, voetpad, of weg.

Zet de motor af en wacht totdat het mes volledig stil staat voordat u de graszak verwijdert.

Gebruik de maaimachine niet als u onder invloed van alcohol of drugs verkeert.

Als de maaimachine abnormaal begint te trillen, moet u de motor afzetten en onmiddellijk nagaan wat de oorzaak daarvan is. Trillingen duiden meestal op problemen.

Hellingen zijn een hoofdfactor bij ongelukken in verband met wegglijden en omvallen, waarbij ernstig letsel kan ontstaan. Als u zich bij een helling ongemakkelijk voelt, maai die dan liever niet.

Kijk uit voor gaten, geulen, sporen en hobbels. In hoog gras zijn obstakels niet altijd zichtbaar.

Maai niet in de buurt van steile hellingen, greppels of dijken. U loopt dan de kans weg te glijden of uw evenwicht te verliezen.

Maai niet op nat gras. Dit geeft weinig steun, zodat er kans op wegglijden is.

Onderhoud en stalling

Zorg dat alle moeren, bouten (in het bijzonder de bevestigingsbouten van het mes) en schroeven goed zijn vastgedraaid zodat er veilig met de maaimachine kan worden gewerkt.

Parkeer de maaimachine nooit in een gebouw waar de dampen in contact kunnen komen met open vuur of vonken, terwijl er nog benzine in de tank zit.

Last de motor afkoelen voordat u de maaimachine in een afgesloten ruimte stalt.

Om brandgevaar te verminderen moet de motor, de geluiddemper, het accucompartiment, en de brandstofopslagplaats vrij zijn van gras, bladeren en overtollig smeervet.

Controleer de graszak regelmatig op slijtage en mankementen.

Vervang versleten of beschadigde onderdelen.

Wees extra voorzichtig als u met benzine omgaat; benzinedampen zijn explosief.

Knoei nooit met de veiligheidsvoorzieningen.

Controleer regelmatig of ze goed werken.

Houd de machine vrij van gras, bladeren of andere aangekoekte rommel. Neem gemorste olie of brandstof op.

Als u een voorwerp raakt, moet u de maaimachine stoppen en inspecteren. Indien nodig moet u de machine repareren voordat u de motor start.

Probeer nooit de hoogte van de wielen af te stellen, terwijl de motor loopt.

Componenten van de graszak zijn onderhevig aan slijtage, beschadiging en achteruitgang, waardoor bewegende delen bloot zouden kunnen komen te liggen, of voorwerpen kunnen worden weggeslingerd.

Controleer veelvuldig de onderdelen en vervang deze indien nodig door onderdelen die de fabrikant heeft aanbevolen.

De maaimessen zijn scherp en kunnen snijwonden veroorzaken. Omwikkel het maaimes (de maaimessen) of draag handschoenen, en wees extra voorzichtig bij onderhoud aan de maaimessen.

Verander nooit de snelheidsinstellingen van de motor.

Als u brandstof moet aftappen uit de brandstoftank, doe dit dan in de open lucht.

Om de beste prestaties en een veilig gebruik te verzekeren, uitsluitend originele Toro-onderdelen en accessoires gebruiken.

Zorg ervoor dat de veiligheids- en instructiestickers in goede staat zijn en vervang ze indien nodig.

Geluidsdruk

Deze machine oefent een geluidsdruk van 85 dBA uit op het gehoor van de bestuurder, gebaseerd op metingen bij identieke machines volgens procedures zoals vastgelegd in

Richtlijn 98/37/EG.

Geluidsvermogen

Deze machine heeft een geluidsniveau van 99 dBA, gebaseerd op metingen bij identieke machines volgens procedures zoals vastgelegd in Richtlijn 2000/14/EG.

Trilling

Deze machine heeft een maximaal trillingsniveau van

7,3 m/s

2

op de handen en armen, gebaseerd op metingen bij identieke machines volgens procedures zoals vastgelegd in

Richtlijn 98/37/EG.

5

Veiligheids- en instructiestickers

Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers.

1.

Waarschuwing – Lees de

Gebruikershandleiding.

2.

De machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders op een veilige afstand van de machine.

93-6655

3.

Machine kan voorwerpen uitwerpen – Zorg ervoor dat de grasgeleider op zijn plaats zit.

4.

Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd, maaimes – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.

5.

Waarschuwing – Zet de motor af alvorens de machine te verlaten.

1.

Accu – Lees de

Gebruikershandleiding.

104-7953

2.

Bevat lood; niet weggooien.

6

Montage

Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van het voertuig.

De handgreep bevestigen

Warning

Onjuist in- of uitklappen van de handgreep kan bekneld raken, uitrekken of andere beschadiging van ëen of meer kabels veroorzaken. Geknikte, uitgerekte of beschadigde kabels kunnen storingen veroorzaken, waardoor een onveilige situatie ontstaat.

Bekneld raken, uitrekken of andere beschadiging van de kabels voorkomen.

Let goed op de kabels bij het in- of uitklappen van de handgreep.

De maaimachine niet gebruiken als één of meer kabels geknikt, uitgerekt of beschadigd zijn.

Neem contact op met een erkende Service

Dealer.

1. Leg het bovenste deel van de handgreep op de grond achter de maaimachine. Het label op de handgreep moet naar boven zijn gericht en de bedieningskabels moeten lopen tussen de bevestigingsbeugels van de handgreep.

2. Verwijder de vier handgreepbouten (twee bouten hebben een platte kop en de andere twee hebben een geprofileerde kop die past in de handgreep) en de knoppen uit het onderste deel van handgreep (Fig. 2).

1

4. Bevestig het onderste deel van de handgreep aan de steunbeugels met de twee platte handgreepbouten en twee knoppen. Gebruik hierbij de gaten voor de hoogteinstelling op de beugel om de handgreep in te stellen op de hoogte die u het meest comfortabel vindt (Fig. 2).

Note: U kunt de hoogte van de handgreep instellen door elke handgreepbout en knop in een van de andere gaten in de steunbeugel te plaatsen.

5. Schuif de uiteinden van het bovenste deel van de handgreep op het onderste deel van de handgreep zodat beide delen in elkaar vallen (Fig. 3).

2

1

3

4

5

1.

Knoppen

2.

Geprofileerde handgreepbout (2)

3.

Bovenste handgreep

Figuur 3

4.

Onderste deel van handgreep

5.

Kabels m-4204

6. Zorg ervoor dat de kabels onder en achter het onderste deel van de handgreep lopen, zoals wordt getoond in Figuur 3.

7. Bevestig het bovenste deel van de handgreep aan het onderste deel van de handgreep met behulp van de twee geprofileerde handgreepbouten en twee knoppen (Fig. 3).

Het startkoord plaatsen

Trek het startkoord door de koordgeleider op de handgreep

(Fig. 4).

2

3

4

1.

Knop (2)

2.

Onderste deel van handgreep m-4272

Figuur 2

3.

Platte handgreepbout (2)

4.

Steunbeugel

3. Zwenk het onderste deel van de handgreep naar achteren en de steunbeugels omhoog en houd de beugels recht voor de gaten in het onderste deel van de handgreep (Fig. 2).

1

2

1.

Koordgeleider

210

Figuur 4

2.

Startkoord

7

De afsluiter van de afvoertunnel monteren

1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand gekomen zijn.

2. Open het afvoerdeurtje door dit naar achteren te bewegen (Fig. 5).

De zekering monteren

Uitsluitend model met elektrische startmotor

De zekering beveiligt het elektrische startsysteem. Als de accu niet oplaadt of de motor niet gaat lopen met behulp van de elektrische starter, is het mogelijk dat de zekering is doorgebrand. Gebruik een 40-A insteekzekering.

1. Verwijder het accudeksel (Fig. 7).

2

1

2

1914

Figuur 5

1.

Handgreep afvoerdeurtje 2.

Afsluiter van afvoertunnel

3. Houd de handgreep van het afvoerdeurtje vast om te voorkomen dat het veerdeurtje dichtslaat terwijl u de afsluiter van de afvoertunnel monteert.

4. Draai de afsluiter een stukje naar rechts als u deze monteert (Fig. 5).

Note: Let erop dat de pijl op de sticker van de afsluiter omhoog wijst.

5. Druk de afsluiter helemaal naar binnen totdat de veerklem op de onderkant van de afsluiter vastklikt op zijn plaats (Fig. 6).

1

1

m-5146

1.

Accubehuizing

Figuur 7

2.

Accudeksel

Note: Gebruik een platte-kopschroevendraaier om het accudeksel te openen (Fig. 8). Maak beide uiteinden van het accudeksel los voordat u dit verwijdert om te voorkomen dat het deksel wordt beschadigd.

m-5147

Figuur 8

2. Plaats de zekering in de zekeringhouder zoals wordt getoond in Figuur 9.

1

2

1915

Figuur 6

1.

Veerklem

6. Laat de handgreep van het afvoerdeurtje los om de bovenkant van de afsluiter vast te zetten.

1.

Zekeringhouder

3. Plaats het accudeksel.

Figuur 9

2.

Zekering m-4796

8

Voor ingebruikname

Carter met olie vullen

Het carter kan 0,65 liter olie bevatten. Gebruik uitsluitend hoogwaardige reinigingsolie, type SAE 30 of SAE 10W30, met onderhoudsclassificatie SF, SG, SH of SJ van het

American Petroleum Institute (API).

Controleer voor elk gebruik of het oliepeil tussen de markeringen Add (bijvullen) en Full (vol) op de peilstok staat (Fig. 10).

1

1626

Figuur 10

1.

Peilstok

Olie bijvullen gaat als volgt:

1. Zet de maaimachine op een horizontaal oppervlak.

2. Maak de omgeving van de peilstok schoon (Fig. 10).

3. Verwijder de peilstok door de dop linksom te draaien en eruit te trekken.

4. Veeg de peilstok met een schone doek schoon.

5. Steek de peilstok helemaal in de vulbuis, en haal hem er weer uit.

Note: Voor een correcte aflezing van het oliepeil is het belangrijk dat de stok helemaal omlaag in de buis gaat.

6. Lees het oliepeil af van de peilstok (Fig. 10).

7. Als het peil onder de Add (bijvullen)-markering op de peilstok staat, giet dan langzaam net genoeg olie in de vulopening zodat het peil de Full (vol)-markering op de peilstok bereikt.

Important

Giet niet te veel olie in het carter; als de motor daarna gaat lopen, ontstaat schade aan de motor. Tap de overtollige olie af totdat het oliepeil weer op de Full

(vol)-markering staat.

8. Steek de peilstok in de vulbuis en draai de dop rechtsom totdat deze goed vast zit.

De brandstoftank vullen met benzine

Gebruik voor de beste resultaten schone, verse, loodvrije benzine met een octaangetal van 87 of hoger. Om te zorgen dat de benzine voldoende vers is, moet u niet meer benzine aanschaffen dan u naar verwachting in 30 dagen zult gebruiken. Loodvrije benzine verbrandt schoner, verlengt de levensduur van de motor en zorgt ervoor dat de motor goed start. U mag ook gelode benzine gebruiken als er geen loodvrije benzine verkrijgbaar is.

Important

Meng nooit olie door de benzine.

Important

Nooit methanol, benzine die methanol bevat, gasohol met meer dan 10% ethanol, superbenzine of wasbenzine gebruiken, omdat deze het brandstofsysteem van de motor kunnen beschadigen.

Important

Gebruik nooit benzine die ouder is dan

30 dagen.

Danger

In bepaalde omstandigheden is benzine uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van benzine kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken.

Vul de benzinetank in de open lucht wanneer de motor koud is. Eventueel gemorste benzine opnemen.

Vul de brandstoftank niet helemaal vol. Vul de brandstoftank tot maximaal 6 mm tot 13 mm vanaf de onderkant van de vulbuis. Deze ruimte is nodig voor het uitzetten van de benzine.

Als u werkt met benzine, mag u nooit roken en moet u uit de buurt blijven van open vuur of plaatsen waar benzinedampen door een vonk tot ontbranding kunnen komen.

Benzine in een goedgekeurd benzinevat en buiten bereik van kinderen bewaren.

Koop nooit meer benzine dan u in 30 dagen kunt opmaken.

9

Danger

Tijdens het bijvullen van benzine kan in bepaalde omstandigheden een statische lading ontstaan die de benzine tot ontbranding kan brengen. Brand of explosie van benzine kan letsel van u of anderen en materiële schade veroorzaken.

Benzinevaten altijd op de grond en uit de buurt van het voertuig zetten alvorens de brandstoftank bij te vullen.

Benzinevaten niet in een vrachtwagen of aanhanger vullen, omdat bekleding of kunststof beplating het vat kunnen isoleren wat de afvoer van statische lading kan bemoeilijken.

Als het praktisch mogelijk is, kunt u het beste een machine met een benzinemotor eerst van de vrachtwagen of aanhanger halen en bijtanken als de machine met de wielen op de grond staat.

Als dit niet mogelijk is, moet u dergelijke machines op een truck of een aanhanger bij voorkeur uit een draagbaar vat bijvullen, niet met behulp van een vulpistool van een pomp.

Als een vulpistool moet worden gebruikt, de vulpijp voortdurend in contact met de rand van de brandstoftank of de opening van het vat houden, totdat het bijvullen voltooid is.

Gebruik regelmatig een brandstofstabilisator/conditioner tijdens gebruik en stalling. Een stabilisator/conditioner houdt tijdens het gebruik de motor schoon en voorkomt dat er tijdens de stalling harsachtige afzettingen in de motor worden gevormd.

Important

Gebruik nooit andere brandstofadditieven dan een brandstofstabilisator/conditioner. Gebruik geen stabilizers op basis van alcohol zoals ethanol, methanol, of isopropanol.

1. Maak de omgeving van de dop van de brandstoftank schoon (Fig. 11).

1

Onderhoudsschema raadplegen

Raadpleeg het Aanbevolen Onderhoudsschema, blz. 15.

Het kan nodig zijn een of meer extra procedures uit te voeren voordat u de maaimachine in gebruik neemt, of spoedig daarna.

Gebruiksaanwijzing

Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van het voertuig.

Telkens voordat u gaat maaien, moet u erop letten dat de zelfaandrijving (uitsluitend model met zelfaandrijving) en de bedieningsstang van het maaimes naar behoren werken.

Als u de bedieningsstang loslaat moeten motor en zelfaandrijving stoppen. Doen ze dat niet, dan moet u contact opnemen met een erkende Service Dealer.

Bedieningsorganen

De starterhandgreep en de bedieningsstang van het maaimes zitten aan het bovenste deel van de handgreep, zoals te zien in Figuur 12.

1

2

3

1.

Bedieningsstang maaimes m-4207

Figuur 12

2.

Bovenste handgreep

3.

Handgreep startkoord

Motor starten

1. Sluit de bougiekabel aan op de bougie (Fig. 13).

1626

1

1.

Dop van brandstoftank

Figuur 11

2. Verwijder de dop van de tank.

3. Vul de brandstoftank met loodvrije benzine tot

6 tot 13 mm van de bovenrand van de tank. Niet tot in

de vulbuis bijvullen.

4. Doe de dop weer op de tank en veeg eventueel gemorste benzine weg.

2

m-4198

Figuur 13

2.

Hulpstartknop 1.

Bougiekabel

2. Druk de hulpstartknop driemaal in, steeds met een seconde wachttijd daartussen (Fig. 13).

10

Note: Als de temperatuur 13 C of lager is, druk dan de hulpstartknop vijf maal in, met steeds een seconde daartussen.

Note: Gebruik de hulpstartknop niet om een warme motor die maar kort heeft uitgestaan weer te starten. Bij koud weer kan echter gebruik van de hulpstartknop ook in die situatie nodig zijn.

3. Houd de bedieningsstang van het maaimes tegen het bovendeel van de handgreep (Fig. 14).

2

1

Motor afzetten

Laat de bedieningsstang van het maaimes los. Zowel de motor als het mes moeten nu stoppen. Doen ze dat niet, neem dan contact op met een erkende Service Dealer.

Zelfaandrijving gebruiken

Om de zelfaandrijving te activeren, loopt u eenvoudig vooruit met uw handen op het bovenste deel van de handgreep en uw ellebogen naast uw lichaam en de maaimachine richt zich automatisch naar uw loopsnelheid. Hoe harder u loopt, hoe verder de handgreep schuift, en hoe sneller de maaimachine rijdt (Fig. 16).

3

1.

Bedieningsstang maaimes m-4207

Figuur 14

2.

Bovenste handgreep

3.

Handgreep startkoord

4. Start de maaimachine.

Handmatig starten—Trek de startkoord langzaam uit totdat u weerstand voelt, daarna krachtig uittrekken

(Fig. 12). Laat het koord langzaam naar de handgreep terugkeren.

Elektrisch starten (Uitsluitend model met elektrische

startmotor)—Het sleuteltje in het contact steken. Draai het contactsleuteltje naar rechts en laat dit los zodra de motor aanslaat (Fig. 15).

m-4206

Figuur 16

Voor een lagere snelheid gaat u gewoon langzamer lopen; als u stopt, stopt ook de aandrijving (Fig. 16).

Note: Soms kan het gebeuren dat de maaimachine niet meer gemakkelijk achteruit wil rollen nadat u de zelfaandrijving heeft gebruikt. Om dat te verhelpen, duwt u de maaimachine een paar centimeter vooruit zonder de zelfaandrijving te activeren, en trekt u hem daarna weer achteruit.

Figuur 15

Note: Als de accuspanning te laag is om de motor te starten, moet u de motor handmatig starten.

Note: Wil de motor na drie pogingen niet starten, herhaal dan de stappen 2 tot en met 4.

11

Maaihoogte instellen

Het SmartWheel heeft twee schalen: dun/normaal en dik, om de beste maaihoogte-instelling voor elke situatie te bepalen (Fig. 17). Gebruik normaal gesproken de schaal dun/normaal tijdens de warme zomermaanden. De schaal dik is voor het dikke, malse gras dat voornamelijk in de lente groeit.

1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand gekomen zijn.

2. Rijd de maaimachine op het gras, stop zodra het

SmartWheel symbool op één van de achterwielen rechtop staat (Fig. 17).

3. Vergelijk de punten van de grassprieten met de letter op het SmartWheel. De letter op het SmartWheel die overeenkomt met de punten van de grassprieten geeft de juiste maaihoogte aan.

4. Druk de maaihoogtehendel tegen het wiel en zet deze in de instelling met de corresponderende letter op de maaikast (Fig. 18).

1

2

1

1.

Maaischaal voor dun/normaal gras

Figuur 17

2.

Maaischaal voor dik gras

Toro adviseert het volgende:

Maai met instelling D, E of F, of houd het gras op een lengte van ongeveer 5,1 tot 7,6 cm.

Maai niet met een stand lager dan D, tenzij de grasmat dun is, of als het laat in het najaar is wanneer het gras langzamer begint te groeien. Maai lang gras eerst met een hogere maaihoogtestand en loop langzamer; maai daarna nogmaals met een normale maaihoogte. Door het maaien van te hoog gras kan de maaimachine verstopt raken en de motor afslaan.

Note: Met het SmartWheel berekent u de juiste instelling om zeker te zijn dat niet meer dan 1/3 van de grassprieten worden afgesneden.

Danger

Bij het afstellen van de maaihoogtehendels kunnen uw handen in aanraking komen met een bewegend mes. Dit kan ernstig lichamelijk letsel veroorzaken.

Zet de motor af en wacht tot alle bewegende delen stilstaan voordat u de maaihoogte instelt.

Geen vingers onder de maaikast steken bij het instellen van de maaihoogte.

Figuur 18

A = 25 mm

B = 38 mm

C = 51 mm

D = 64 mm

E = 76 mm

788

1.

Maaihoogte

Note: Om de instelling te vergemakkelijken, kunt u de maaikast optillen, zodat het wiel vrij van de grond komt.

Plaats uw vingers niet onder de maaikast als u de machine optilt.

5. Controleer of de pen op de instelhendel in de sleuf in de maaikast zit.

6. Zorg ervoor dat alle wielen dezelfde instelling (letter) hebben.

Note: De voorwielen kunnen worden ingesteld tot 13 mm.

Zet de maaihoogtehendel voorbij stand A en laat de pen in de sleuf in de maaikast vallen.

12

De graszak gebruiken

U zult soms de graszak willen gebruiken om lang gras, dik gras of bladeren in op te vangen.

Graszak monteren

1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand gekomen zijn.

2. Zorg ervoor dat de handgreep van het afvoerdeurtje helemaal naar voren staat en de pen vastzit in de grendel (Fig. 19).

2

1

3

1912

Figuur 19

1.

Zak-frame op steunstang

2.

Pen vast in grendel

3.

Handgreep helemaal naar voren en afvoerdeurtje gesloten

3. Schuif de opening in het zak-frame op de steunstang op de maaikast (Fig. 19).

4. Plaats de achterkant van het graszakframe op het onderste deel van de handgreep.

5. Trek de handgreep van het afvoerdeurtje naar voren en beweeg de handgreep dan naar achteren totdat de pen is vergrendeld in de uitsparing voor de zak (Fig. 20).

1

Maaien met de graszak

Warning

Door een versleten graszak kunnen steentjes en andere voorwerpen worden uitgeworpen in de richting van de bestuurder of de omstanders.

Uitgeworpen voorwerpen kunnen ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen aan de bestuurder of omstanders.

Controleer de graszak regelmatig. Plaats een nieuwe Toro-graszak als de oude is beschadigd.

Maai het gras totdat de zak vol is.

Important

Laat de zak niet te vol worden.

Graszak verwijderen

1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand gekomen zijn.

2. Breng de handgreep van het afvoerdeurtje omhoog en beweeg deze naar voren totdat de veiligheidspen vastzit in de vergrendeling (Fig. 19).

3. Pak de handgreep aan de voorkant en de achterkant van de zak vast en til de zak uit de maaimachine.

4. Kantel de zak langzaam naar voren om het maaisel uit de zak te storten.

5. Om de zak te monteren, zie stappen 3 tot en met 5 van het hoofdstuk Graszak monteren hierboven.

Danger

Als het afvoerdeurtje niet geheel is gesloten, kan de maaimachine voorwerpen uitwerpen. Deze kunnen ernstig lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken.

Als het afvoerdeurtje niet geheel kan worden gesloten omdat het maaisel de afvoer heeft verstopt, zet u de motor af, wacht u tot alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen, en beweegt u de handgreep van het afvoerdeurtje voorzichtig heen en weer totdat u het deurtje geheel kunt sluiten. Als u het deurtje nog niet kunt sluiten, verwijder dan de verstopping met een stok, niet met de hand.

1913f

Figuur 20

1.

Pen vergrendeld in uitsparing voor zak

Note: Het afvoerdeurtje in de maaikast staat nu open.

13

Tips voor bediening en gebruik

Neem de veiligheidsinstructies goed door en lees deze handleiding zorgvuldig, voordat u met de maaimachine gaat werken.

Verwijder uit het werkgebied stokken, stenen, draden, takken en andere rommel die het mes kan raken en wegslingeren.

Houd iedereen, met name kinderen en huisdieren, weg uit het werkgebied.

Voorkom contact met bomen, muren, hoekstenen en andere vaste voorwerpen. Maai nooit met opzet over een willekeurig voorwerp.

Als de maaimachine toch een voorwerp raakt of begint te trillen, moet u meteen de motor afzetten, de bougiekabel losmaken en de maaimachine op beschadiging controleren.

Zorg dat u gedurende het hele seizoen steeds met een

scherp maaimes maait. Vijl regelmatig kerven en inkepingen in het mes weg.

Vervang indien nodig het maaimes door een origineel

Toro-mes.

Maai uitsluitend droog gras of droge bladeren. Nat gras en natte bladeren gaan aankoeken en kunnen verstopping van de maaimachine of afslaan van de motor veroorzaken.

Warning

Als u nat gras en natte bladeren maait, kunt u uitglijden, in aanraking komen met het mes en ernstig letsel oplopen.

Maai uitsluitend in droge omstandigheden.

Reinig de onderkant van de maaikast telkens nadat u hebt gemaaid. Zie Onderkant van de maaikast reinigen, blz. 16.

Houd de machine steeds in een goede conditie.

Zet het motortoerental in de hoogste stand om de beste maairesultaten te verkrijgen.

Warning

Als de motor van de maaimachine tijdens het maaien sneller loopt dan de fabrieksinstelling, kan de machine een stuk van het mes of een motoronderdeel uitwerpen in de richting van de gebruiker of de omstanders. Dit kan ernstig lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken.

Nooit het ingestelde maximumtoerental van de motor veranderen.

Als u denkt dat het motortoerental hoger is dan normaal, moet u contact opnemen met een erkende Service Dealer.

Reinig regelmatig het luchtfilter. Tijdens het fijnmaken zal meer maaisel en stof ontstaan, waardoor het luchtfilter verstopt raakt en de prestaties van de motor minder worden.

Gras maaien

Het tempo waarmee het gras groeit, varieert per jaargetijde. Bij warm zomerweer kunt u het gras het beste maaien bij maaihoogtestanden C, D of E. U moet telkens niet meer dan ongeveer eenderde van de grassprieten afmaaien. Maai niet met een stand lager dan

51 mm, tenzij de grasmat dun is, of als het laat in het najaar is wanneer het gras langzamer begint te groeien.

Als u gras maait dat langer dan 15 cm is, kunt u beter eerst maaien in de hoogste maaihoogtestand, waarbij u langzaam loopt. Vervolgens gaat u maaien bij een lagere stand om het gazon een zo fraai mogelijk uiterlijk te geven. Als het gras te lang is en in hoopjes achterblijft op het gazon, kan de maaimachine geblokkeerd raken, waardoor de motor afslaat.

Maai steeds in wisselende richtingen. Hierdoor wordt het maaisel beter over het gazon verstrooid, zodat het gazon gelijkmatig wordt bemest.

Als u met het uiterlijk van het voltooide gazon niet tevreden bent, probeer dan een of meer van de volgende stappen:

Slijp het mes.

Loop langzamer tijdens het maaien.

Stel de maaimachine af op een hogere maaihoogte.

Maai het gras vaker.

Laat de maaibanen overlappen in plaats van steeds een volledig nieuwe baan te maaien.

Stel de maaihoogte bij de voorwielen één stand lager in dan bij de achterwielen. Bijvoorbeeld: zet de voorwielen op maaistand C en de achterwielen op maaistand D.

14

Bladeren fijnmaken

Na het maaien moet altijd 50 % van het gazon zichtbaar blijven door de bladerlaag. Dit kan een of meerdere rondgangen over de bladeren vereisen.

Als u het gazon met een lichte laag bladeren wilt bedekken, moet u alle wielen afstellen op dezelfde maaihoogte.

Als er een laag bladeren van meer dan 13 cm op het gazon ligt, moet u de voorwielen een of twee uitsparingen hoger afstellen dan de achterwielen. Hierdoor kunnen de bladeren gemakkelijker onder het maaidek worden ingevoerd.

Als de maaimachine de bladeren niet fijn genoeg maakt, is het beter om wat langzamer te maaien.

Als u veel eikenbladeren fijnmaakt, kunt u in het voorjaar kalk op het gazon strooien. Dit vermindert de zuurgraad van de eikenbladeren.

Onderhoud

Note: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van het voertuig.

Aanbevolen onderhoudsschema

Onderhoudsinterval

Voor elk gebruik

Om de 5 uur

Om de 25 uur

Onderhoudsprocedure

Het motoroliepeil controleren. Zie Motoroliepeil controleren, blz. 16.

De stoptijd van de mesrem controleren. Het mes moet stoppen binnen drie seconden nadat de beugel is vrij gezet; als dit niet het geval is, moet u contact opnemen met een erkende Service Dealer om de mesrem te laten repareren.

Maaisel en vuil van de onderkant van de maaikast verwijderen. Zie Onderkant van de maaikast reinigen, blz. 16.

De afvoertunnel en de afsluiter reinigen. Zie De afvoertunnel en de afsluiter reinigen, blz. 17.

Bevestigingen van maaimes en motor controleren. Draai deze aan als ze los zitten.

Reinig het schuimfilterelement en vervang het papieren luchtfilterelement; vervang het papierelement vaker als de maaimachine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden. Zie Onderhoud van het luchtfilter, blz. 17.

Bougie controleren en indien nodig vervangen. Zie Onderhoud van de bougie, blz. 18.

Kabel van zelfaandrijving afstellen en smeervet in nippels van achteras spuiten.

Zie De kabel van de zelfaandrijving afstellen, blz. 18 en De wielen smeren, blz. 18.

Om de 50 uur

Om de 100 uur

Stalling

Ververs de motorolie.

1

Zie Motorolie verversen, blz. 19.

Het mes slijpen of vervangen; zorg ervoor dat het mes scherp blijft indien de snijrand als gevolg van zware en zanderige omstandigheden snel bot wordt. Zie

Onderhoud van het maaimes, blz. 20.

Controleren of het brandstofsysteem lekt en/of de brandstofslang sporen van slijtage vertoont. Indien nodig onderdelen vervangen.

Maaisel en rommel van de onderkant van de drijfriemkap verwijderen. Zie

Ruimte onder de drijfriemkap reinigen, blz. 22.

Koelsysteem reinigen. Zie Het koelsysteem reinigen, blz. 22.

Laat de accu elke maand en voor de stalling (uitsluitend model met elektrische startmotor). Zie Accu opladen, blz. 22.

Laat de benzine uit de brandstoftank lopen voordat u vereiste reparaties uitvoert of de machine stalt. Zie Benzine aftappen uit de brandstoftank, blz. 23.

1

Ververs de motorolie na de eerste 5 bedrijfsuren. Bij gebruik onder zware omstandigheden of hoge temperaturen de olie om de 25 uur verversen.

15

Important

Zie de gebruikershandleiding van de motor voor verdere onderhoudsprocedures.

Caution

Als u de kabel op de bougie laat zitten, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen.

Maak de bougiekabel los van de bougie alvorens onderhoudswerkzaamheden uit te voeren. Druk de kabel opzij, zodat deze niet onbedoeld contact kan maken met de bougie.

Motoroliepeil controleren

Controleer voordat u de maaimachine gaat gebruiken eerst of het oliepeil tussen de Add (bijvullen)- en Full (vol)markeringen op de peilstok staat (Fig. 10). Als de olie lager staat dan Add, dan moet u olie bijvullen. Zie Carter met olie vullen, blz. 9.

Onderkant van de maaikast reinigen

Houd de onderkant van de maaikast goed schoon. Let vooral op dat er geen vuil of rommel aan de uitstoters zit

(Fig. 21).

1

1

2

1.

Uitstootplaten

Figuur 21

979

Wassen

1. Plaats de maaimachine op een vlakke ondergrond in de buurt van een waterslang.

2. Bevestig een snelkoppeling (los verkrijgbaar) aan het uiteinde van de slang.

3. Bevestig de snelkoppeling aan de wasaansluiting van de maaimachine (Fig. 22).

m-3044

1.

Wasaansluiting

Figuur 22

2.

Slang

4. Draai de waterkraan helemaal open.

5. Start de motor.

6. Laat de maaimachine twee minuten lang draaien.

7. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand gekomen zijn.

8. Draai de kraan weer dicht.

9. Verwijder de snelkoppeling van de wasaansluiting.

10. Breng de maaimachine naar een droge plek en laat de motor een minuut draaien om de maaimachine en componenten te laten opdrogen.

11. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand gekomen zijn.

Als er buitensporig veel gras is aangekoekt of opeengehoopt aan de onderkant van het maaidek, moet u 30 minuten wachten en bovengenoemde stappen 2 tot en met 11 herhalen.

16

Warning

Een gebroken of ontbrekende wasaansluiting kan de bestuurder of andere personen blootstellen aan uitgeworpen voorwerpen of het mes. Dit kan ernstig lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken.

Een gebroken of ontbrekende wasaansluiting direct vervangen alvorens de maaimachine opnieuw te gebruiken.

Eventuele gaten in de maaimachine dichtmaken met bouten en moeren.

Nooit handen of voeten onder de maaimachine of door openingen in de maaimachine steken.

Schrapen

Warning

Als de maaimachine wordt gekanteld, kan er benzine uit de carburateur of benzinetank lekken.

Benzine is uitermate ontvlambaar en explosief en kan onder bepaalde omstandigheden lichamelijk letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.

Voorkom dat er benzine wordt gemorst door tevoren de tank te laten drooglopen of door benzine te verwijderen met een handpomp.

Gebruik nooit een hevel.

Als u niet al het vuil aan de onderkant van de maaikast kunt wegwassen, kantelt u de maaimachine en schraapt u deze schoon.

1. Verwijder de graszak.

2. Maak de bougiekabel los van de bougie (Fig. 13).

3. Tap de benzine uit de brandstoftank af. Zie stappen 3 en 4 Benzine aftappen uit de brandstoftank op blz. 23.

4. Als de graszak op de maaimachine zit, moet u het deurtje van de maaikast sluiten en de graszak verwijderen.

5. Kantel de maaimachine op de linkerkant (Fig. 21).

6. Verwijder vuil en maaisel met een hardhouten of plastic schraper. Vermijd bramen en scherpe randen.

Important

Verdraai het maaimes zo min mogelijk om later problemen met het starten te voorkomen.

7. Zet de maaimachine weer rechtop.

8. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.

De afvoertunnel en de afsluiter reinigen

Voor de beste resultaten moet u de afsluiter en de afvoertunnel na elk gebruik reinigen. Als het gras dik en sappig is, kan het maaisel zich opeenhopen op en rond de afsluiter.

Dit kan verwijdering van de afsluiter bemoeilijken.

Het deurtje van de afvoertunnel moet altijd goed gesloten zijn als de handgreep wordt losgezet. Indien het afvoerdeurtje niet goed kan worden gesloten als gevolg van rommel, moet de binnenzijde van de afvoertunnel en het deurtje grondig worden gereinigd.

Onderhoud van het luchtfilter

Reinig het schuimelement en vervang het luchtfilter om de

25 bedrijfsuren of elk seizoen; u moet het luchtfilter vaker vervangen als de machine wordt gebruikt in stoffige omstandigheden.

Important

Zet de motor niet aan zonder luchtfilter, hierdoor wordt ernstige motorschade veroorzaakt.

1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand gekomen zijn.

2. Maak de bougiekabel los van de bougie (Fig. 13).

3. Draai de schroeven los waarmee het luchtfilterdeksel vastzit (Fig. 23).

4

1

3

ÓÓ

ÓÓ

2

m-4203

1.

Deksel

2.

Schuimfilterelement

Figuur 23

3.

Luchtfilter

4.

Schroeven

4. Verwijder het luchtfilterdeksel en maak dit grondig schoon (Fig. 23).

5. Verwijder het schuimfilterelement.

6. Was het schuimfilterelement met een mild reinigingsmiddel en water. Dep dit daarna droog (Fig. 23).

7. Verwijder het papieren luchtfilterelement en gooi dit weg (Fig. 23).

Important

Papieren filterelement nooit schoonmaken.

17

8. Steek het nieuwe papierelement in het schuimelement

(Fig. 23).

9. Monteer het nieuwe luchtfilter (Fig. 23).

10. Monteer het deksel en zet dit goed vast (Fig. 23).

Onderhoud van de bougie

Controleer de bougie om de 25 bedrijfsuren. Gebruik een

Champion RC12YC bougie of equivalent type.

1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand gekomen zijn.

2. Maak de bougiekabel los van de bougie (Fig. 13).

3. Reinig de omgeving van de bougie en verwijder de bougie uit de cilinderkop

Important

Als de bougie gebarsten of vuil is, moet deze worden vervangen. U mag de elektroden niet reinigen omdat hierdoor gruis in de cilinder terecht kan komen. Dit kan leiden tot beschadiging van de motor.

4. Stel de elektrodenafstand in op 0,50 mm (Fig. 24).

1

986

Figuur 24

1.

0,50 mm

5. Plaats de bougie en de pakkingafdichting.

6. Draai de bougie vast met een torsie van 20 Nm.

7. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.

De kabel van de zelfaandrijving afstellen

Wanneer u de hoogte van de handgreep verandert, de kabel van de zelfaandrijving vervangt of als de tractiedrijfriem slipt, moet u deze kabel afstellen.

1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand gekomen zijn.

2. Verwijder de kap.

3. Draai de moer van de kabelsteun los (Fig. 25).

1

2

1.

Kabelmantel

2.

Kabelbeugel

4

3

m-4205

Figuur 25

3.

Moer

4.

Bovenste handgreep

4. Duw de beugel van de aandrijving omlaag totdat deze tegen de maaimachine aankomt en houd hem in die stand (Fig. 26).

2

1

m-4273

1.

Beugel van aandrijving

Figuur 26

2.

Duw hier

5. Houd het bovenstuk van de handgreep zo ver mogelijk naar achteren getrokken en de beugel van de aandrijving omlaag, en trek dan de kabelmantel omlaag

(naar de maaimachine toe) om alle speling uit de kabel te halen (Fig. 25).

6. Draai de moer van de kabelsteun vast (Fig. 25).

7. Laat de beugel van de aandrijving los.

8. De drijfriemkap terugplaatsen.

De wielen smeren

Om de 25 bedrijfsuren of aan het einde van het seizoen moeten de voor- en achterwielen worden gesmeerd.

1. Smeer twee à drie druppels dunvloeibare olie op de binnenkant van de voorwielen en op de buitenkant van alle wielbouten.

2. Draai de wielen rond om de olie in de lagerbussen te verdelen.

3. Veeg overtollige olie weg.

4. Zet de maaihoogtehendels van de achterwielen in stand C.

18

5. Veeg de smeernippels af met een schone doek (Fig. 27).

1

276

Figuur 27

1.

Smeernippel

6. Zet een vetspuit op elke smeernippel en pomp er voorzichtig twee à drie slagen Nr. 2 smeervet op lithiumbasis voor algemene doeleinden in.

Important

Inpompen van vet met te hoge druk kan schade aan de afdichtingen veroorzaken.

Motorolie verversen

Ververs de olie na de eerste vijf bedrijfsuren en daarna om de 50 bedrijfsuren of elk seizoen. Laat de motor voor het verversen even draaien zodat de olie wordt opgewarmd.

Warme olie is vloeibaarder en voert vervuilingen beter mee.

Note: Bij gebruik onder zware omstandigheden of hoge temperaturen de olie om de 25 uur verversen.

Olie aftappen boven maaidek

(voorkeursmethode)

1. Verwijder de graszak.

2. Maak de bougiekabel los van de bougie (Fig. 13).

3. Tap de benzine af uit de brandstoftank. Zie stappen 3 en 4 van Benzine aftappen uit de brandstoftank, blz. 23.

4. Haal de peilstok uit de olievulbuis en zet een opvangbak

links naast de maaimachine.

5. Kantel de maaimachine op de linkerkant, zodat de olie in de opvangbak loopt (Fig. 28).

8. Plaats de peilstok.

9. Veeg eventueel gemorste olie weg.

10. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.

11. Voer de oude olie af volgens de plaatselijk geldende voorschriften.

Olie aftappen onder het maaidek

(optionele methode)

Note: Hiervoor hebt u een 3/8” dopsleutelverlengstuk nodig.

Warning

Het maaimes is scherp; contact met het maaimes kan ernstig lichamelijk letsel veroorzaken.

Draag handschoenen of wikkel een lap om de scherpe kanten van het mes.

1. Maak de bougiekabel los van de bougie (Fig. 13).

2. Tap de benzine af uit de brandstoftank. Zie stappen 3 en 4 van Benzine aftappen uit de brandstoftank, blz. 23.

3. Kantel de maaimachine op de linkerkant en zorg ervoor dat deze niet kan omvallen.

4. Plaats een opvangbak onder de maaimachine.

5. Verwijder de olieaftapplug, zet de maaimachine weer rechtop en laat de olie in de opvangbak lopen (Fig. 29).

Note: Zorg ervoor dat u geen olie op de drijfriem morst.

Important

Het kan nodig zijn het maaimes te draaien om bij de aftapplug te komen. Verdraai het maaimes zo min mogelijk om later problemen met het starten te voorkomen.

1

1

2

1 m-1782

Figuur 28

1.

Olievulbuis

6. Zet de maaimachine weer rechtop.

7. Vul het carter met nieuwe olie, totdat het peil de Volmarkering op de peilstok bereikt. Zie Carter met olie vullen, blz. 9.

19

1.

Aftapplug carterolie

Figuur 29

2.

3/8” dopsleutelverlengstuk

6. Kantel de maaimachine op de linkerkant, en monteer de aftapplug.

7. Verwijder de opvangbak van onder de maaimachine en zet de maaimachine rechtop.

8. Vul het carter met nieuwe olie, totdat het peil de Volmarkering op de peilstok bereikt. Zie Carter vullen met olie, blz. 9.

9. Plaats de peilstok.

10. Veeg eventueel gemorste olie weg.

11. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.

12. Voer de oude olie af volgens de plaatselijk geldende voorschriften.

Onderhoud van het maaimes

Een recht, scherp mes levert de beste maaiprestaties.

Controleer en slijp het mes regelmatig.

Warning

Het maaimes is scherp; contact met het maaimes kan ernstig lichamelijk letsel veroorzaken.

Draag handschoenen of wikkel een lap om de scherpe kanten van het mes.

1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand gekomen zijn.

2. Maak de bougiekabel los van de bougie (Fig. 13).

Warning

Als de maaimachine wordt gekanteld, kan er benzine uit de carburateur of benzinetank lekken.

Benzine is uitermate ontvlambaar en explosief en kan onder bepaalde omstandigheden lichamelijk letsel of schade aan eigendommen veroorzaken.

Voorkom dat er benzine wordt gemorst door tevoren de tank te laten drooglopen of door benzine te verwijderen met een handpomp.

Gebruik nooit een hevel.

3. Tap de benzine af uit de brandstoftank. Zie stappen 3 en 4 van Benzine aftappen uit de brandstoftank, blz. 23.

4. Kantel de maaimachine op de linkerkant (luchtfilter omhoog) (Fig. 30).

1

2

3

Figuur 30

3.

Mesbout

973

1.

Mes

2.

Versneller

Important

Verdraai het maaimes zo min mogelijk om later problemen met het starten te voorkomen.

Het mes controleren

Controleer voorzichtig het maaimes op scherpte en slijtage, in het bijzonder op de plaats waar het platte en het gekromde deel samenkomen (Fig. 31A). Omdat het metaal dat het platte en gekromde deel van het mes verbindt, kan wegslijten door zand en ander schurend materiaal, moet u dit steeds controleren voordat u gaat maaien. Als u een gleuf of slijtplek ziet (Fig. 31B en 31C), moet u het mes vervangen; zie Het maaimes verwijderen, blz. 21.

1

A

2

1

B

3

C

4

270

1.

Wiek

2.

Platte deel van het mes

Figuur 31

3.

Slijtage

4.

Groefvorming

1

Note: De beste resultaten krijgt u door een nieuw mes te monteren voordat het maaiseizoen begint. In de loop van het jaar vijlt u dan kleine inkepingen of deuken weg, zodat u een goede snijkant blijft houden.

20

Danger

Een versleten of beschadigd mes kan breken en een stuk van het mes kan worden uitgeworpen in de richting van de bestuurder of omstanders en ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen.

Controleer op gezette tijden het maaimes op slijtage of beschadigingen.

Vervang een versleten of beschadigd mes.

Balanceren van het mes

1. Controleer de balans van het mes door het gat in het midden van het mes boven een spijker of de steel van een schroevendraaier te houden, die horizontaal in een bankschroef is geklemd (Fig. 34).

Het maaimes verwijderen

1. Pak het uiteinde van het mes vast met een lap of een dikke handschoen.

2. Verwijder de mesbout, de klemring, de versneller en het mes (Fig. 32).

4

1.

Mesbout

2.

Versneller

3

2

1

m-6342

Figure 32

3.

Mes

4.

Mesaandrijver

Het maaimes slijpen

Vijl de bovenkant van het mes bij, zodat de oorspronkelijke snijhoek (Fig. 33A) en binnenste snijkantradius (Fig. 33B) gehandhaafd blijft. Het mes blijft in balans als u evenveel materiaal weghaalt van beide snijkanten.

A

1

B

2

1007

Figuur 34

Note: U kunt de balans ook controleren met behulp van een voor commerciële doeleinden vervaardigde mesbalans.

2. Als één van de uiteinden van het mes omlaag draait, vijlt u nog wat materiaal aan die kant weg (niet van de snijrand of het uiteinde bij de snijrand). Het mes is in balans als geen van beide uiteinden omlaag beweegt.

Het maaimes monteren

1. Monteer een scherp, uitgebalanceerd Toro-mes, de versneller, een klemring en een mesbout.

Note: Het wiekdeel van het mes moet omhoog wijzen

(naar de bovenkant van de maaikast).

2. Draai de mesbout vast met een torsie van 82 Nm.

Warning

Als u de maaimachine zonder versneller gebruikt, kan hierdoor het mes verbuigen, kromtrekken of breken. Hierdoor kan ernstig lichamelijk of dodelijk letsel worden toegebracht aan de gebruiker of de omstanders.

De maaier niet gebruiken als de versneller niet gemonteerd is.

3. Zet de maaimachine weer rechtop.

4. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.

153 m4783

1.

Slijp alleen onder deze hoek

Figuur 33

2.

Behoud hier de oorspronkelijke radius

21

Ruimte onder de drijfriemkap reinigen

Zorg dat de ruimte onder de drijfriemkap vrij blijft van rommel of vuil.

1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand gekomen zijn.

2. Haal de bouten los waarmee de drijfriemkap aan de maaikast bevestigd is (Fig. 35).

2

Accu opladen

Uitsluitend model met elektrische startmotor

Om een nieuwe of opgeslagen accu volledig op te laden, moet u deze 24 uur achter elkaar opladen. Laad de accu elke maand (steeds na 25 keer starten) of wanneer dit nodig is gedurende 24 uur op.

1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand gekomen zijn.

2. Maak de bougiekabel los van de bougie (Fig. 13).

3. Verwijder het sleuteltje uit het contact.

4. Sluit de kabel van de oplader (geleverd met de maaimachine) aan op de kabel van de kabelboom.

1.

Drijfriemkap

1

Figuur 35

2.

Bouten

281

3. De kap eraf tillen en alle vuil bij de drijfriem wegborstelen.

4. De drijfriemkap terugplaatsen.

Het koelsysteem reinigen

Om de 100 bedrijfsuren of aan het begin van het seizoen moeten vuil en haksel dat aan de cilinder, de koelvinnen van de cilinderkop, en rond de carburateur en de verbinding is blijven zitten, worden verwijderd. Haal vuil weg van de luchtinlaatsleuven op het terugslaghuis. Hierdoor blijft goede koeling gewaarborgd, zodat de motor optimaal presteert.

Zekering vervangen

Uitsluitend model met elektrische startmotor

Zie De zekering monteren, blz. 8.

1 2

m-5145

1.

Kabel van kabelboom

Figuur 36

2.

Oplaadkabel

5. Steek de stekker van de oplader in een 120 AC stopcontact.

6. Laad de accu op gedurende de voorgeschreven tijd.

7. Haal de oplader uit het stopcontact.

Important

Gebruik uitsluitend de Toro-oplader; andere opladers kunnen de accu beschadigen. De accu altijd binnen bij kamertemperatuur opladen (22 C) indien dit mogelijk is.

8. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.

22

Accu afvoeren

Uitsluitend model met elektrische startmotor

Important

Werp gebruikte accu’s niet in het gewone afval.

Important

Een afgesloten lood (zuur)-accu afvoeren en verwerken volgens de plaatselijke voorschriften.

Het is in de meeste gebieden wettelijk verboden afgesloten lood (zuur)-accu’s in verbrandingsovens te verwerken, af te voeren naar stortplaatsen of te vermengen met het gemeentelijke vaste afval.

Breng deze accu naar een officieel erkend recyclingcentrum waar afgesloten lood (zuur)-accu’s worden verwerkt.

Neem contact op met de plaatselijke afvalverwerkingsinstanties voor meer informatie over milieuvriendelijke inzameling, recycling, en afvoer van de accu.

Benzine aftappen uit de brandstoftank

1. Zet de motor af en laat deze afkoelen.

Important

U mag uitsluitend benzine aftappen als de motor koud is.

2. Maak de bougiekabel los van de bougie (Fig. 13).

3. Verwijder de dop van de brandstoftank (Fig. 11).

4. Laat de benzine met behulp van een handpomp in een schone, goedgekeurd benzinevat lopen.

5. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.

6. Laat de motor draaien totdat deze afslaat.

7. Start de motor opnieuw om er zeker van te zijn dat er geen benzine meer in de carburateur is.

Stalling

Om de maaimachine klaar te maken voor de stalling buiten het maaiseizoen moeten de aanbevolen onderhoudsprocedures worden uitgevoerd. Zie Onderhoud, blz. 15.

Stal de maaimachine op een koele, schone en droge plaats.

Bedek de maaimachine zodat hij schoon en beschermd blijft.

Het brandstofsysteem gebruiksklaar maken

Warning

Benzine kan bij langdurige opslag verdampen en de benzinedampen kunnen ontploffen als zij in contact komen met een open vuur.

Bewaar benzine niet voor langere tijd.

Stal de maaimachine niet met benzine in de brandstoftank of de carburateur in een afgesloten ruimte waar open vuur is.

(Bijvoorbeeld een oven of de waakvlam van een boiler).

Laat de motor afkoelen voordat u de maaimachine in een afgesloten ruimte stalt.

Maak de brandstoftank leeg nadat u de machine voor de laatste keer hebt gebruikt voordat deze de stalling in gaat.

1. Laat de motor lopen totdat hij afslaat door gebrek aan benzine.

2. Gebruik de hulpstarter en start de motor nogmaals.

3. Laat de motor lopen totdat deze afslaat. Als de motor niet meer wil starten, is de benzine voldoende verbruikt.

De motor gebruiksklaar maken

1. Terwijl de motor nog warm is, ververst u de olie in het carter. Zie Motorolie verversen op blz. 19.

2. Verwijder de bougie (Fig. 13).

3. Giet met olieblik ongeveer een eetlepel olie in het bougiegat.

4. Draai de motor langzaam een paar maal rond met behulp van het startkoord om de olie te verspreiden.

5. Monteer de bougie, maar sluit de kabel niet aan op de bougie.

23

Algemene informatie

1. Reinig de maaikast. Zie Onderkant van de maaikast reinigen, blz. 16.

2. Haal eventueel vuil en maaisel van de cilinder, de koelribben van de cilinderkop en de behuizing van de blazer.

3. Verwijder maaisel, vuil en roet van de buitenste motoronderdelen, de uitlaatring, en de bovenkant van de maaikast.

4. Controleer de conditie van het maaimes. Zie Onderhoud van het maaimes, blz. 20.

5. Geef het luchtfilter een onderhoudsbeurt; zie Onderhoud van het luchtfilter, blz. 17.

6. Smeer de zelfaandrijving; zie De wielen smeren, blz. 18.

7. Draai alle moeren, bouten en schroeven goed aan.

8. Werk alle geroeste of afgebladderde verfoppervlakken bij met lak die verkrijgbaar is bij een erkende Service

Dealer.

9. Maak de accu gereed voor de stalling. Laad de accu

72 uur achter elkaar op om er zeker van te zijn dat deze volledig is opgeladen (zie Accu opladen, blz. 22). Haal de oplader uit het stopcontact en bewaar de maaimachine in een niet-verwarmde ruimte. Als u de maaimachine opslaat in een verwarmde ruimte, moet u de accu om de 90 dagen opladen.

Na de stalling

Warning

Onjuist in- of uitklappen van de handgreep kan bekneld raken, uitrekken of andere beschadiging van één of meer kabels veroorzaken. Geknikte, uitgerekte of beschadigde kabels kunnen storingen veroorzaken, waardoor een onveilige situatie ontstaat.

Bekneld raken, uitrekken of andere beschadiging van de kabels voorkomen.

Let goed op de kabels bij het in- of uitklappen van de handgreep.

De maaimachine niet gebruiken als één of meer kabels geknikt, uitgerekt of beschadigd zijn.

Neem contact op met een erkende Service

Dealer.

1. Klap voorzichtig het bovendeel van de handgreep weer uit totdat het in het onderdeel valt, en zet dan de knoppen vast.

2. Alle bevestigingen controleren en vastdraaien.

3. Haal de bougie eruit (Fig. 13) en draai de motor snel rond met behulp van het startkoord, om overtollige olie uit de cilinder te verwijderen.

4. Maak de bougie schoon, of monteer een nieuwe als de oude bougie gebarsten of gebroken is, of als de elektroden versleten zijn.

5. Monteer de bougie en draai deze vast met een torsie van

20 Nm.

6. Voer de voorgeschreven onderhoudsprocedures uit; zie

Onderhoud, blz. 15.

7. Accu opladen. Zie Accu opladen, blz. 22.

8. Vul de brandstoftank met verse, schone benzine.

9. Het motoroliepeil controleren. Zie Motoroliepeil controleren, blz. 16.

10. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.

24

Accessoires

De volgende accessoires zijn verkrijgbaar bij een erkende

Service Dealer:

Riet-eenheid

Zijafvoerset

Vonkenvanger

25

Storingen, oorzaak en remedie

Uw maaimachine is ontworpen en gefabriceerd voor een probleemloze werking. Controleer zorgvuldig de volgende onderdelen en artikelen, en zie Onderhoud, blz. 15 voor meer informatie. Indien een probleem zich blijft voordoen, moet u contact opnemen met een erkende Service Dealer.

Probleem

Motor start niet

Motor start moeilijk of verliest

De motor loopt onregelmatig

Mogelijke oorzaken Remedie

1. Brandstoftank leeg of oude benzine in het brandstofsysteem.

1. Brandstoftank aftappen en/of vullen met verse benzine.

Neem contact op met een erkende Service Dealer, als het probleem blijft voortduren.

2. Hulpstartknop is niet ingedrukt.

2. Hulpstartknop drie maal indrukken.

3. De kabel is niet aangesloten op de bougie.

3. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.

4. De bougie is aangetast, vuil, of de elektrodenafstand is niet correct afgesteld.

1. De brandstoftank bevat oude benzine.

2. De ventilatie-opening in de brandstoftankdop is verstopt.

4. Controleer de bougie en stel de elektrodenafstand af indien nodig. Vervang de bougie als deze aangetast, vuil of gebarsten is.

1. Tap de brandstoftank af en vul die weer met verse benzine.

2. Reinig de ventilatie-opening van de brandstoftankdop of vervang de dop.

3. Het luchtfilterelement is vuil en belemmert de luchtstroom.

3. Reinig het schuimfilterelement en/of vervang het papieren luchtfilterelement.

4. Reinig de onderkant van het maaidek.

4. De onderkant van het maaidek is bedekt met maaisel en rommel.

5. De bougie is aangetast, vuil, of de elektrodenafstand is niet correct afgesteld.

6. Het motoroliepeil is te laag of de olie is vuil.

1. De kabel is niet aangesloten op de bougie.

2. De bougie is aangetast, vuil, of de elektrodenafstand is niet correct afgesteld.

3. Het luchtfilterelement is vuil en belemmert de luchtstroom.

5. Controleer de bougie en stel de elektrodenafstand af indien nodig. Vervang de bougie als deze aangetast, vuil of gebarsten is.

6. Het motoroliepeil controleren.

Olie verversen als deze vuil is of olie bijvullen als het oliepeil te laag is.

1. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.

2. Controleer de bougie en stel de elektrodenafstand af indien nodig. Vervang de bougie als deze aangetast, vuil of gebarsten is.

3. Reinig het schuimfilterelement en/of vervang het papieren luchtfilterelement.

26

Probleem

De maaimachine of de motor trilt abnormaal

Ongelijkmatig maaipatroon

Afvoertunnel verstopt

De zelfaandrijving van de maaimachine werkt niet.

Mogelijke oorzaken

1. Het mes is verbogen of uit balans.

2. De mesbout zit los.

3. De onderkant van het maaidek is bedekt met maaisel en rommel.

4. De bevestigingsbouten van de motor zitten los.

1. Alle vier wielen staan niet op dezelfde hoogte.

2. Het mes is bot.

3. U maait steeds in hetzelfde patroon.

4. De onderkant van het maaidek is bedekt met maaisel en rommel.

1. De maaihoogte is te laag.

Remedie

1. Balanceer het mes. Vervang het mes als het is verbogen.

2. Draai de mesbout vast.

3. Reinig de onderkant van het maaidek.

4. Draai de bevestigingsbouten van de motor vast.

1. Stel alle vier de wielen in op dezelfde hoogte.

2. Slijp en balanceer het mes.

3. Maai in een ander patroon.

4. Reinig de onderkant van het maaidek.

2. U maait te snel.

3. Het gras is nat.

1. Stel in op een hogere maaistand.

2. Verminder uw snelheid.

3. Laat het gras eerst drogen voordat u gaat maaien.

4. Reinig de onderkant van het maaidek.

4. De onderkant van het maaidek is bedekt met maaisel en rommel.

1. De kabel van de zelfaandrijving is ontsteld of beschadigd.

2. Er zit rommel onder de drijfriemkap.

1. Stel de kabel van de zelfaandrijving af. Vervang de kabel indien nodig.

2. Verwijder de rommel onder de drijfriemkap.

27

advertisement

Related manuals

advertisement