CITROEN C4 Cactus - 2016 de handleiding

Add to My manuals
308 Pages

advertisement

CITROEN C4 Cactus - 2016 de handleiding | Manualzz

INSTRUCTIebOekje

CITROËN

C4 CACTUS

C4-cactus_nl_Chap00_couv-debut_ed01-2016

Het online-instructieboekje

Kies een van de volgende manieren om uw instructieboekje online te raadplegen...

Uw instructieboekje is te vinden op de website van CITROËN, in de rubriek "MyCITROËN".

Op deze persoonlijke pagina vindt u informatie over onze producten en diensten en kunt u rechtstreeks contact opnemen met het merk.

Als u de gebruiksaanwijzing online raadpleegt, hebt u tevens toegang tot de meest recente informatie. Deze informatie is gemakkelijk te herkennen aan de paginamarkering die wordt weergegeven met dit pictogram:

Als de rubriek "MyCITROËN" niet beschikbaar is op de website van CITROËN voor uw land, kunt u uw instructieboekje op het volgende internetadres raadplegen: http://service.citroen.com/ddb/

Selecteer: de taal, het model van uw auto en de carrosserie-uitvoering, de uitgifteperiode van uw gebruiksaanwijzing die overeenkomt met de eerste registratiedatum van uw auto.

Scan deze code voor directe toegang tot uw instructieboekje.

C4-cactus_nl_Chap00_couv-debut_ed01-2016

Dit instructieboekje is ontwikkeld om u in de gelegenheid te stellen onder alle omstandigheden optimaal en in alle veiligheid gebruik te maken van de mogelijkheden van uw C4 Cactus.

Neem de tijd om het aandachtig door te lezen zodat u vertrouwd raakt met uw nieuwe auto.

In dit instructieboekje worden alle beschikbare uitrustingen van het gamma van de C4 Cactus behandeld.

Uw auto kan, afhankelijk van het uitrustingsniveau, het type, de uitvoering en de specifieke kenmerken voor het land waarvoor uw auto bestemd is, slechts van een deel van de in dit boekje vermelde uitrustingen zijn voorzien.

Aan de beschrijvingen en afbeeldingen kunnen geen rechten worden ontleend.

Automobiles CITROËN houdt zich het recht voor de technische kenmerken, uitrusting en accessoires te wijzigen zonder verplicht te zijn dit boekje bij te werken.

Dit instructieboekje behoort tot de uitrusting van de auto. Overhandig het dus bij verkoop van de auto aan de nieuwe eigenaar.

CITROËN beschikt wereldwijd over een uitgebreid gamma modellen dat wordt gekenmerkt door een geraffineerde mix van hoogwaardige techniek en constante innovatie, evenals een moderne en creatieve benadering van het begrip mobiliteit.

Wij danken u voor uw keuze en wensen u veel plezier met uw auto.

Achter het stuur van uw nieuwe auto geniet u optimaal als u elke uitrusting, elke schakelaar en elke instelling kent.

Symbolen veiligheidswaarschuwing aanvullende informatie adviezen met betrekking tot de bescherming van het milieu.

Goede reis.

Inhoudsopgave

Overzicht

.

Toegang tot de auto

Sleutel met afstandsbediening

Centrale vergrendeling

40

44

Portieren 45

Achterklep 47

Elektrisch bedienbare ruiten vóór 48

Achterportierruiten 48

Verlichting en zicht

Lichtschakelaar 78

Richtingaanwijzers (knipperlichten) 81

Automatische verlichting 82

Verlichting overdag / Parkeerlichten

(LED-verlichting) 83

Koplampen in hoogte verstellen

Statische bochtverlichting

84

85

Ruitenwisserschakelaar 86

Automatische ruitenwissers 88

Eco-rijden

.

Instrumentenpaneel

Instrumentenpaneel 11

Verklikkerlampjes 12

Meters 24

7 inch touchscreen tablet 28

Boordcomputer 35

Kilometerteller en dagteller 37

Datum en tijd instellen 38

Lichtsterkte van de dashboardverlichting 39

Ergonomie en comfort

Voorstoelen 49

Achterbank 51

Spiegels 53

Stuurwielverstelling 54

Ventilatie 55

Verwarming 57

Handbediende airconditioning

Automatische airconditioning

59

61

Ontwasemen - Ontdooien vóór

Ontwaseming - Ontdooiing achterruit

65

66

Plafonnier 67

Verlichting bagageruimte

Glazen panoramadak

68

68

Voorzieningen in het interieur

Voorzieningen bagageruimte

Afdekplaat achter (service-uitvoering)

69

75

77

Veiligheid

Alarmknipperlichten 90

Claxon 90

Urgence-oproep of Assistance-oproep 90

Elektronische stabiliteitscontrole (ESP) 91

Grip control 94

Veiligheidsgordels 96

Airbags 99

Kinderzitjes 104

Uitschakelen van de airbag vóór aan passagierszijde 107

ISOFIX-kinderzitjes 113

i-Size-kinderzitjes 116

Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen 118

C4-cactus_nl_Chap00a_sommaire_ed01-2016

Inhoudsopgave

Rijden

Rijadviezen 119

Starten - afzetten van de motor 121

Parkeerrem 124

Handgeschakelde 5-versnellingsbak 125

Schakelindicator 126

Elektronisch gestuurde versnellingsbak

(ETG) 127

Hill Start Assist 131

Stop & Start 132

Snelheidsbegrenzer 135

Snelheidsregelaar 138

Snelheden opslaan 141

Parkeerhulp 142

Achteruitrijcamera 144

Park Assist 145

Bandenspanningscontrolesysteem 150

Praktische informatie

Brandstoftank 153

Vulpistoolrestrictie (diesel) 155

Sneeuwkettingen 157

Sneeuwschermen 158

Trekken van een aanhanger 159

Eco-mode 160

Accessoires 161

Wisserbladen vervangen 163

Allesdragers 164

Motorkap 167

Benzinemotoren 168

Dieselmotoren 169

Niveaus controleren 170

Controles 173

Additief AdBlue ® en SCR-systeem

(BlueHDi-dieselmotor) 175

AIRBUMP ® -stootlijsten 182

Onderhoudstips 183

Technische gegevens

Benzinemotoren 219

Gewichten (benzine) 220

Dieselmotoren 221

Gewichten (diesel) 222

Afmetingen 223

Identificatie 224

Audio en datacommunicatie

Noodoproep of Pechhulp

7 inch touchscreen tablet

226

229

Trefwoordenregister

.

Storingen verhelpen

Bandenreparatieset 185

Reservewiel 191

Een lamp vervangen

Zekering vervangen

197

205

12V-accu 212

Slepen 216

Brandstoftank leeg (Diesel) 218

C4-cactus_nl_Chap00a_sommaire_ed01-2016

Overzicht

Exterieur

Sleutel met afstandsbediening

- vergrendelen/ontgrendelen van de auto

- lokaliseren van de auto

- diefstalbeveiliging

- batterij

40-43

Lichtschakelaar 78-84

Follow me home-verlichting

84

Dagrijverlichting 83

Koplampen in hoogte verstellen

84

Statische bochtverlichting

Lampen vervangen

- koplampen

- mistlampen vóór

- zijknipperlichten

85

197-201

Buitenspiegels 53

Portieren 45-46

- openen/sluiten

- noodbediening

Centrale vergrendeling

44

AIRBUMP ®

-stootlijsten 182

4

C4-cactus_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2016

Glazen panoramadak

68

Allesdragers 164-165

Accessoires 161-162

Elektronisch stabiliteitsprogramma

91

ESP: ABS, BAS, ASR

91-93

Bandenspanningscontrole 150-152

Bandenspanning 224

Bandenreparatieset 185-190

Wiel verwisselen

- gereedschap

- demonteren/monteren

191-196

Sneeuwkettingen 157

Ruitenwisserschakelaar 86-89

Ruitenwisserbladen vervangen 89, 163

Bagageruimte 47

- openen/sluiten

- noodbediening

Park Assist

145-149

Achteruitrijcamera 144

Parkeerhulp 142-143

Trekhaak

120, 159

Slepen 216-217

Lampen vervangen

- achterlichten

- derde remlicht

- kentekenplaatverlichting

202-203

Brandstoftank, tankbeveiliging

(diesel) 153-156

Brandstoftank leeg (diesel)

218

Overzicht

Interieur

Indeling bagageruimte

- hoedenplank

- haak

- opbergbak

- bagagenet (accessoire)

- bevestigingsogen bagagenet

75-76

Bagageruimteverlichting 68

Gevarendriehoek 184

AdBlue ®

-reservoir 179-181

Voorstoelen 49-50

Stoelverwarming 50

Achterbank 51-52

Achterportierruiten 48

Ruitbediening vóór, elektrisch

48

Airbags 99-103

Indeling interieur

- zonneklep

- dashboardkastje

- 12V-accessoireaansluiting

69-73

- USB-aansluiting/Jack-aansluiting

- middenarmsteun vóór

- kledinghaken

Matten 74

Kinderzitjes

104-112, 117

ISOFIX-kinderzitjes 114-116

i-Size-kinderzitjes 116

Mechanisch kinderslot

118

Veiligheidsgordels 96-98

Uitschakeling airbag vóór passagierszijde

100, 106-109

.

5

C4-cactus_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2016

Overzicht

Cockpit

Plafonnier 67

Binnenspiegel 54

Urgence-oproep of Assistance-

oproep

90, 226-227

Touchscreen tablet

Datum/tijd instellen

Cockpit, lichtsterkte

28-34, 226-289

38

39

Verwarming, ventilatie

Handbediende airconditioning

Automatische airconditioning

55-58

59-60

61-64

Buitenspiegels 53

Ruitbediening vóór, elektrisch

48

Motorkapontgrendeling 167

12V-accessoireaansluiting 69-71

USB-aansluiting

69-70, 72, 242

Dashboardkastje 69-71

Jack-aansluiting

69-70, 72, 242

Parkeerrem 124

Handgeschakelde 5-versnellingsbak 125

Schakelindicator 126

Elektronisch gestuurde

versnellingsbak 127-130

Hill Start Assist

Stop & Start-systeem

Grip control

131

131-134

94-95

6

C4-cactus_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2016

Overzicht

Cockpit (vervolg)

Lichtschakelaar 78-84

Automatische verlichting

82

Richtingaanwijzers 81

Koplampverstelling 84

Zekeringen dashboard

205-209

Instrumentenpaneel 11

Verklikkerlampjes 12-23

Onderhoudsindicator 24-26

Motorolieniveaumeter 27

Schakelindicator 126

Kilometertellers 37

Elektronisch gestuurde versnellingsbak 127-130

Ruitenwisserschakelaar 86-89

Boordcomputer 35-36

Ontwasemen/ontdooien voor

65

Ontwasemen/ontdooien achterruit

66

Centrale vergrendeling

Park Assist

44

145-149

ESP 91-93

Alarmknipperlichten 90

Motor starten - afzetten

121-123

Snelheidsbegrenzer 135-137

Snelheidsregelaar 138-140

Snelheden opslaan

141

Stuurwiel verstellen

54

Claxon 90

.

7

C4-cactus_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2016

Overzicht

Onderhoud - Gegevens

12V-accu 212-215

Spaarfase accu, eco-mode

160

Zekeringen motorruimte

205-206, 210-211

Brandstoftank leeg

(diesel, handopvoerpomp)

218

AdBlue ® -additief en SCR-systeem

(BlueHDi-dieselmotor) 175-181

Niveaus controleren

- olie

- remvloeistof

- koelvloeistof

- ruitensproeiervloeistof

- brandstofadditief

(diesel met roetfilter)

170-172

Controles 173-174

- accu

- luchtfilter/interieurfilter

- oliefilter

- roetfilter (diesel)

- remblokken/-schijven

Lampen vervangen

- lampen vóór

- lampen achter

- binnenverlichting

197-204

Motorkapontgrendeling 167

Onder de motorkap (benzine)

168

Onder de motorkap (diesel)

169

Benzinemotoren 219

Dieselmotoren 221

8

C4-cactus_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2016

Gewichten (benzine)

Gewichten (diesel)

220

222

Afmetingen 223

Identificatie 224

Eco-rijden

.

Eco-rijden

Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO

2

-uitstoot van uw auto verminderen.

Maak optimaal gebruik van de versnellingsbak

Als uw auto is voorzien van een handgeschakelde versnellingsbak, rijd dan rustig weg, schakel zo snel mogelijk de tweede versnelling in en schakel bij het accelereren bij voorkeur relatief snel over naar een hogere versnelling.

De schakelindicator adviseert u de versnelling in te schakelen die het best geschikt is voor de rijomstandigheden: volg het op het instrumentenpaneel weergegeven schakeladvies zo snel mogelijk op.

Als uw auto is voorzien van een elektronisch gestuurde versnellingsbak, trap dan het gaspedaal niet bruusk of diep in.

Kies voor een soepele rijstijl

Houd afstand van de auto's voor u, rem bij voorkeur af op de motor in plaats van het rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaal geleidelijk in. Als u deze aanwijzingen naleeft, neemt het brandstofverbruik en de

CO

2

-uitstoot af en wordt de geluidsoverlast door het verkeer beperkt.

Als het verkeer goed doorstroomt, gebruik dan vanaf een snelheid van ongeveer 40 km/h de snelheidsregelaar (indien aanwezig).

Gebruik op slimme wijze de elektrische voorzieningen

Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur in de auto hoog is opgelopen, open dan alle ruiten en de ventilatieroosters alvorens de airconditioning in te schakelen.

Sluit vanaf een snelheid van 50 km/h de ruiten, maar laat de ventilatieroosters geopend.

Gebruik de voorzieningen in het interieur die de temperatuurstijging kunnen beperken (blinderingspaneel van het panoramadak, zonneschermen, enz.).

Zet om energie te besparen de temperatuur van de airconditioning niet te laag.

Schakel de airconditioning uit zodra de gewenste temperatuur is bereikt

(behalve als de automatische regeling is geselecteerd).

Schakel de achterruitverwarming en de ontwaseming uit zodra deze niet meer nodig zijn.

Schakel de stoelverwarming zo snel mogelijk uit.

Schakel de verlichting en het mistachterlicht uit als het zicht voldoende is.

Laat de motor vooral 's winters na het starten niet stationair warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg: uw auto warmt sneller op als u rijdt.

Sluit als passagier zo min mogelijk multimedia-apparatuur

(DVD-speler, MP3-speler, spelcomputer, enz.) op de auto aan om het elektriciteitsverbruik, en dus het brandstofverbruik, te beperken.

Koppel externe apparatuur los als u de auto verlaat.

9

C4-cactus_nl_Chap00c_eco-conduite_ed01-2016

Eco-rijden

Beperk de oorzaken van een hoger brandstofverbruik

Verdeel het gewicht evenwichtig over de auto: plaats de zwaarste voorwerpen in de bagageruimte, zo dicht mogelijk bij de achterbank.

Beperk de belading en de luchtweerstand (dakdragers, imperiaal, fietsendrager, aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik liever een dakkoffer.

Verwijder na gebruik de dakdragers en het imperiaal.

Vervang na de winter zo snel mogelijk de winterbanden door zomerbanden.

Houd u aan de onderhoudsvoorschriften

Controleer regelmatig de bandenspanning (bij koude banden), houd u daarbij aan de bandenspanning die staat vermeld op de sticker op de portiersponning aan bestuurderszijde.

Controleer de bandenspanning met name:

- voor een lange rit,

- bij de wisseling van de seizoenen,

- als de auto gedurende langere tijd niet is gebruikt.

Vergeet niet de bandenspanning van het reservewiel en van de wielen van de aanhanger of de caravan te controleren.

Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie verversen, oliefilter, luchtfilter en interieurfilter vervangen, enz.) en houd u daarbij aan het in het onderhoudsschema van uw auto voorgeschreven interval.

Uitvoeringen met een BlueHDi-dieselmotor: bij een storing in het SCRsysteem stoot de auto schadelijke stoffen uit. Ga zo spoedig mogelijk naar het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om de uitstoot van stikstofoxiden terug te brengen tot onder de wettelijke normen.

Laat bij het tanken het vulpistool niet meer dan drie keer afslaan; zo voorkomt u dat brandstof uit de tank stroomt.

U zult bij een nieuwe auto merken dat pas na 3000 km het gemiddelde brandstofverbruik zich stabiliseert.

10

C4-cactus_nl_Chap00c_eco-conduite_ed01-2016

Instrumentenpaneel

Instrumentenpaneel 1

Displays

1.

Onderhoudsindicator en vervolgens kilometerteller (km of miles).

Deze functies worden achtereenvolgend weergegeven na het aanzetten van het contact.

2.

Aanwijzingen van de snelheidsregelaar of de snelheidsbegrenzer.

3.

Digitale snelheidsmeter (km/h of mph).

4.

Informatie met betrekking tot de elektronisch gestuurde versnellingsbak.

5.

Schakelindicator.

6.

Motorolieniveaumeter.

7.

Brandstofniveaumeter.

C4-cactus_nl_Chap01_Instruments-de-bord_ed01-2016

11

Instrumentenpaneel

Verklikkerlampjes

De verklikkerlampjes geven de bestuurder informatie over de werking van een systeem (ingeschakeld of uitgeschakeld) of waarschuwen de bestuurder in het geval van een storing (waarschuwingslampje).

Bij het aanzetten van het contact

Als het contact wordt aangezet, gaan bepaalde waarschuwingslampjes op het instrumentenpaneel enkele seconden branden.

Zodra de motor wordt gestart, moeten deze lampjes weer uitgaan.

Als een lampje blijft branden, controleer dan voordat u gaat rijden de betekenis van dat lampje.

Als het contact wordt aangezet, wordt de weergave van de functies op het instrumentenpaneel op een dynamische en geleidelijke manier geactiveerd.

Deze werking is normaal.

Bijbehorende waarschuwingen

Sommige verklikkerlampjes kunnen gaan branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding.

Verklikkerlampjes kunnen permanent branden of knipperen.

12

C4-cactus_nl_Chap01_Instruments-de-bord_ed01-2016

Sommige verklikkerlampjes kunnen zowel gaan branden als gaan knipperen.

Aan de manier van oplichten van het lampje in combinatie met de werkingsfase van de auto, valt af te lezen of er sprake is van een normale situatie of een storing. Bij een storing kan het lampje gaan branden in combinatie met een melding.

Raadpleeg de volgende tabellen voor meer informatie.

Instrumentenpaneel

Controlelampjes ingeschakelde functies

De volgende controlelampjes geven aan dat de desbetreffende functie is ingeschakeld.

Het lampje kan branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display.

Controlelampje Status

Richtingaanwijzer links knippert, met geluidssignaal.

Richtingaanwijzer rechts knippert, met geluidssignaal.

Parkeerlichten permanent.

Dimlicht

Grootlicht permanent.

permanent.

Mistlampen vóór permanent.

Oorzaak

Als u de lichtschakelaar omlaag beweegt.

Als u de lichtschakelaar omhoog beweegt.

Acties / Opmerkingen

De lichtschakelaar staat in de stand

"Parkeerlichten".

De lichtschakelaar staat in de stand

"Dimlicht".

Als u de lichtschakelaar naar u toe trekt.

Trek aan de lichtschakelaar om terug te schakelen naar dimlicht.

De mistlampen vóór zijn ingeschakeld met de ring van de lichtschakelaar.

Draai de ring van de lichtschakelaar twee standen naar achteren om de mistlampen vóór uit te schakelen.

1

Raadpleeg voor meer informatie over de lichtschakelaar de desbetreffende rubriek.

C4-cactus_nl_Chap01_Instruments-de-bord_ed01-2016

13

Instrumentenpaneel

Controlelampje

Mistachterlicht

Status permanent.

Voorgloeien dieselmotor permanent.

Handrem permanent.

Oorzaak

Het mistachterlicht is ingeschakeld met de ring van de lichtschakelaar.

Acties / Opmerkingen

Draai de ring van de lichtschakelaar naar achteren om het mistachterlicht uit te schakelen.

De sleutel staat in de tweede stand

(contact) van het contactslot.

Wacht met starten tot het controlelampje uitgaat.

De wachttijd is afhankelijk van de weersomstandigheden (in extreme gevallen

30 seconden).

Als de motor niet wil aanslaan, zet dan het contact af.

Zet het contact dan weer aan en wacht opnieuw tot het lampje uitgaat voordat u de motor start.

De handrem is aangetrokken of niet goed vrijgezet.

Zet de handrem vrij zodat het verklikkerlampje uitgaat; trap het rempedaal in.

Houd u aan de veiligheidsvoorschriften.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de handrem.

14

C4-cactus_nl_Chap01_Instruments-de-bord_ed01-2016

Controlelampje

Automatische ruitenwissers

Status permanent.

Airbag voorpassagier permanent.

Stop & Start

Oorzaak

De ruitenwisserschakelaar is naar beneden bewogen.

Instrumentenpaneel 1

Acties / Opmerkingen

De automatische stand van de ruitenwissers vóór is geactiveerd.

Beweeg om de automatische stand van de ruitenwissers te deactiveren de hendel omlaag of zet de hendel in een andere stand.

De schakelaar in het dashboardkastje staat in de stand " ON ".

De passagiersairbag is ingeschakeld.

Plaats in dit geval geen kinderzitje met de "rug in de rijrichting" op de voorpassagiersstoel.

Zet de schakelaar in de stand " OFF " om de passagiersairbag uit te schakelen.

U kunt nu een kinderzitje plaatsen met de "rug in de rijrichting", behalve in het geval van een storing in de airbags (als het waarschuwingslampje Airbags brandt).

permanent.

knippert enkele seconden en gaat dan uit.

Het Stop & Start-systeem heeft de motor in de STOP-stand gezet (verkeerslicht, stopbord, opstopping, enz.).

Het lampje gaat uit en de motor wordt automatisch gestart (START-stand) als u wilt wegrijden.

De STOP-stand is nu niet beschikbaar.

of

De motor wordt automatisch in de

START-stand gezet.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het Stop & Start-systeem.

C4-cactus_nl_Chap01_Instruments-de-bord_ed01-2016

15

Instrumentenpaneel

Verklikkerlampjes uitgeschakelde functies

De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld.

Soms klinkt er ook een geluidssignaal en verschijnt er een melding.

Controlelampje

Airbag voorpassagier

Status permanent.

Oorzaak Acties / Opmerkingen

De schakelaar in het dashboardkastje staat in de stand " OFF ".

De airbag vóór aan passagierszijde is uitgeschakeld.

U kunt een kinderzitje met de "rug in de rijrichting" plaatsen, behalve in het geval van een storing in het airbagsysteem (verklikkerlampje airbags brandt).

Zet de schakelaar in de stand " ON " om de airbag vóór aan passagierszijde in te schakelen.

Bevestig in dit geval op deze zitplaats een kinderzitje met de rug in de rijrichting.

Elektronisch stabiliteitsprogramma

(ESP /ASR ) permanent.

De toets is ingedrukt en het verklikkerlampje brandt.

De functie ESP/ASR is uitgeschakeld.

ESP: dynamische stabiliteitscontrole.

ASR: antislipregeling.

Druk op de toets om de functie ESP/ASR in te schakelen. Het verklikkerlampje dooft.

De functie ESP/ASR wordt automatisch ingeschakeld als de motor wordt gestart.

Na uitschakelen van het systeem wordt het automatisch opnieuw ingeschakeld bij snelheden hoger dan ongeveer 50 km/h.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het ESP-systeem (ESP/ASR).

16

C4-cactus_nl_Chap01_Instruments-de-bord_ed01-2016

Instrumentenpaneel

Waarschuwingslampjes

Als bij draaiende motor of tijdens het rijden een van de volgende verklikkerlampjes gaat branden, wijst dit op een storing in het desbetreffende systeem en moet de bestuurder actie ondernemen.

Lees in het geval van een storing waarbij een waarschuwingslampje gaat branden de aanvullende informatie, die via een bijbehorende melding wordt weergegeven.

Raadpleeg indien nodig het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

1

Controlelampje

STOP

Service

Status Oorzaak Acties / Opmerkingen permanent, in combinatie met een ander waarschuwingslampje, een geluidssignaal en een melding.

Dit waarschuwingslampje gaat branden in het geval van een ernstige storing in het remsysteem, de stuurbekrachtiging, de elektrische installatie, het smeersysteem van de motor of het koelsysteem, of bij een lekke band.

Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats, omdat u anders het risico loopt op ernstige motorschade.

Zet het contact af en raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

brandt tijdelijk, in combinatie met een melding.

Er zijn één of meer kleine storingen gedetecteerd waarbij geen specifiek verklikkerlampje gaat branden.

Identificeer de oorzaak van de storing met behulp van de melding op het display.

Bepaalde storingen kunt u zelf verhelpen, zoals een geopend portier of een roetfilter dat verstopt dreigt te raken (rijd om het roetfilter te regenereren, zodra de omstandigheden dit toelaten, met een snelheid van minimaal 60 km/h totdat het verklikkerlampje dooft).

Raadpleeg in andere gevallen, zoals een storing in het controlesysteem bandenspanning, het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

permanent, in combinatie met een melding.

Er zijn één of meer ernstige storingen gedetecteerd waarbij geen specifiek verklikkerlampje gaat branden.

permanent, in combinatie met het knipperen en vervolgens blijven branden van de onderhoudssleutel.

Het onderhoudsinterval is overschreden.

Identificeer de oorzaak van de storing met behulp van de melding op het display en raadpleeg het

CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Alleen bij BlueHDi uitvoeringen met dieselmotor.

Laat het onderhoud aan uw auto zo snel mogelijk uitvoeren.

17

C4-cactus_nl_Chap01_Instruments-de-bord_ed01-2016

Instrumentenpaneel

Controlelampje

+

Remsysteem

Status permanent.

Oorzaak

Het remvloeistofniveau is te laag.

permanent, in combinatie met het waarschuwingslampje

ABS.

Er is een storing in de elektronische remdrukregelaar (REF).

Acties / Opmerkingen

Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.

Vul het niveau bij met een vloeistof voorzien van een artikelnummer van CITROËN.

Als het probleem zich blijft voordoen, laat het systeem dan controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.

Laat het systeem controleren door het

CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

Antiblokkeersysteem

(ABS) permanent.

Er is een storing in het antiblokkeersysteem.

Dynamische stabiliteitscontrole

(ESP/ASR)

Zelfdiagnose motor knippert.

permanent.

knippert.

permanent.

De ESP-/ASR-regeling is actief.

Storing in het ESP-/ASR-systeem.

Er is een storing in het motormanagementsysteem.

Er is een storing in de emissieregeling.

De normale remwerking blijft behouden.

Rijd voorzichtig met lage snelheid en raadpleeg zo snel mogelijk het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Deze functie verbetert de aandrijving en zorgt voor een betere koersstabiliteit als de wielen te weinig grip hebben of de auto uit de koers dreigt te raken.

Laat het systeem controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

Kans op beschadiging van de katalysator.

Laat dit controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

Het verklikkerlampje moet doven als de motor wordt gestart.

Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.

18

C4-cactus_nl_Chap01_Instruments-de-bord_ed01-2016

+

Instrumentenpaneel 1

Controlelampje Status Oorzaak

Additief AdBlue ®

(BlueHDidieselmotor) permanent zodra het contact is aangezet, in combinatie met een geluidssignaal en een melding van het aantal kilometers dat u nog kunt rijden.

De actieradius ligt tussen de 600 en

2400 km.

Acties / Opmerkingen

Laat het AdBlue ® -reservoir snel bijvullen: neem contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats of vul zelf het reservoir bij.

knippert, in combinatie met het branden van het verklikkerlampje SERVICE, een geluidssignaal en een melding van het aantal kilometers dat u nog kunt rijden.

De actieradius ligt tussen de 0 en

600 km.

Laat het AdBlue ® -reservoir zo snel mogelijk bijvullen om storingen te voorkomen : neem contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats of vul zelf het reservoir bij.

knippert, in combinatie met het branden van het verklikkerlampje

SERVICE, een geluidssignaal en een melding dat starten niet is toegestaan.

Het AdBlue ® -reservoir is leeg: het starten van de motor wordt geblokkeerd door het wettelijk verplichte startblokkeringssysteem.

Om de motor te kunnen starten moet u het AdBlue ® reservoir (laten) bijvullen: neem contact op met het

CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats of vul zelf het reservoir bij.

U moet het additiefreservoir bijvullen met minimaal

3,8 liter AdBlue ® .

Raadpleeg voor het bijvullen of voor meer informatie over het additief AdBlue ® de desbetreffende rubriek.

19

C4-cactus_nl_Chap01_Instruments-de-bord_ed01-2016

Instrumentenpaneel

Controlelampje

+

+

Status Oorzaak

SCRemissieregelsysteem

(BlueHDidieselmotor) permanent zodra het contact is aangezet, in combinatie met het branden van het verklikkerlampje SERVICE en het verklikkerlampje zelfdiagnose motor, een geluidssignaal en een melding.

Er is een storing in het SCRemissieregelsysteem.

Acties / Opmerkingen

Deze waarschuwing verdwijnt zodra de uitstoot van uitlaatgassen weer aan de normen voldoet.

knippert zodra het contact is aangezet, in combinatie met het branden van het verklikkerlampje

SERVICE en het verklikkerlampje zelfdiagnose motor, een geluidssignaal en een melding met betrekking tot de actieradius.

Na bevestiging van de storing in het emissieregelsysteem kunt u maximaal 1100 km afleggen voordat het systeem het starten van de motor blokkeert.

Raadpleeg zo snel mogelijk het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om storingen te voorkomen .

knippert zodra het contact is aangezet, in combinatie met het branden van het verklikkerlampje

SERVICE en het verklikkerlampje zelfdiagnose motor, een geluidssignaal en een melding.

U hebt de actieradius overschreden die is toegestaan na de bevestiging van de storing in het emissieregelsysteem: het starten van de motor wordt geblokkeerd door het startblokkeringssysteem.

Neem verplicht contact op met het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats om de motor weer te kunnen starten.

20

C4-cactus_nl_Chap01_Instruments-de-bord_ed01-2016

Controlelampje Status Oorzaak

Laag brandstofniveau permanent, in combinatie met een geluidssignaal en een melding.

Als het lampje gaat branden zit er nog ongeveer 5 liter brandstof in de tank.

Vanaf dit moment worden de laatste liters brandstof in de tank aangesproken.

Instrumentenpaneel 1

Acties / Opmerkingen

Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat u met een lege tank strandt.

Zolang er niet voldoende brandstof is bijgetankt, gaat dit lampje elke keer dat het contact wordt aangezet opnieuw branden in combinatie met het geluidssignaal en de melding.

Dit geluidssignaal en deze melding worden met een toenemende frequentie herhaald naarmate het niveau daalt en dichter bij de "0" komt.

Inhoud brandstoftank:

- Benzine: ongeveer 50 liter.

- Diesel: ongeveer 45 of 50 liter (volgens uitvoering).

Rijd nooit door tot de tank helemaal leeg is, omdat anders het emissieregelsysteem en het injectiesysteem beschadigd kunnen raken.

Trek aan de gordel en klik de gesp vast in de gesphouder.

Autogordel(s) niet vastgemaakt of weer losgemaakt permanent of knippert in combinatie met een geluidssignaal.

Airbags tijdelijk.

permanent.

Een van de autogordels is niet vastgemaakt of weer losgemaakt.

Het lampje brandt gedurende enkele seconden en dooft als het contact wordt aangezet.

Het lampje moet doven zodra de motor wordt gestart.

Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.

Er is een storing in een van de airbags of de pyrotechnische gordelspanners.

Laat dit controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

21

C4-cactus_nl_Chap01_Instruments-de-bord_ed01-2016

Instrumentenpaneel

Controlelampje

Laadstroom accu

Status permanent.

Te hoge koelvloeistoftemperatuur permanent.

Motoroliedruk permanent.

Oorzaak

Er is een storing in het laadstroomcircuit van de accu

(vervuilde of losgeraakte accuklemmen, aandrijfriem dynamo ontspannen of gebroken...).

De temperatuur van de koelvloeistof is te hoog.

Acties / Opmerkingen

Het lampje moet bij het starten van de motor uitgaan.

Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.

Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.

Wacht met het eventueel bijvullen van de koelvloeistof tot de motor is afgekoeld.

Als het probleem zich blijft voordoen, raadpleeg dan het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Er is een storing in de motorsmering.

Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.

Parkeer de auto, zet het contact af en raadpleeg het

CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

22

C4-cactus_nl_Chap01_Instruments-de-bord_ed01-2016

Controlelampje Status Oorzaak

Bandenspanning te laag permanent, in combinatie met een geluidssignaal en een melding.

De bandenspanning van een of meerdere wielen is te laag.

+

Voet op het rempedaal

Instrumentenpaneel 1

Acties / Opmerkingen

Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning.

De controle dient bij voorkeur bij koude banden te worden uitgevoerd.

Elke keer nadat u een of meer banden op spanning hebt gebracht en na het verwisselen van een of meer wielen, moet u het systeem resetten.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het bandenspanningscontrolesysteem.

knippert en brandt vervolgens permanent, in combinatie met het verklikkerlampje Service.

Er zit een storing in de functie: de bandenspanning wordt niet meer gecontroleerd.

Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning.

Laat het systeem controleren door het CITROËNnetwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

knippert in combinatie met een geluidssignaal en een melding en is gekoppeld aan het knipperen van het lampje "Voet op het rempedaal" van de bedieningsmodule van de elektronisch gestuurde versnellingsbak.

Het rempedaal wordt niet ingetrapt gehouden tijdens het starten van de motor, bij uitvoeringen met elektronisch gestuurde versnellingsbak.

knippert.

Trap bij een auto met de elektronisch gestuurde versnellingsbak het rempedaal in om de motor te starten.

Als u de parkeerrem wilt vrijzetten zonder het rempedaal in te trappen, zal dit verklikkerlampje blijven branden.

Als u de auto met een elektronisch gestuurde versnellingsbak op een helling te lang op zijn plaats probeert te houden door het gaspedaal in te trappen, raakt de koppeling oververhit.

Gebruik het rempedaal en/of de parkeerrem.

23

C4-cactus_nl_Chap01_Instruments-de-bord_ed01-2016

Instrumentenpaneel

Meters

Onderhoudsindicator

De onderhoudsindicator geeft aan hoeveel kilometer u nog verwijderd bent van de eerstvolgende onderhoudsbeurt volgens het onderhoudsschema van de fabrikant.

Deze termijn wordt berekend op basis van de laatste reset van de onderhoudsindicator en is afhankelijk van het aantal afgelegde kilometers en de verstreken tijd sinds de laatste onderhoudsbeurt.

Bij de BlueHDi-uitvoeringen met dieselmotor heeft de mate van vervuiling van de motorolie ook invloed op de berekening (volgens land van bestemming).

De afstand tot de eerstvolgende beurt is meer dan 3000 km

Als het contact wordt aangezet, verschijnt er geen onderhoudsinformatie op het display.

De afstand tot de eerstvolgende beurt is 1000 tot 3000 km

Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende

5 seconden de onderhoudssleutel branden. De kilometerteller geeft de resterende kilometers tot de eerstvolgende onderhoudsbeurt aan.

Voorbeeld: de afstand tot de eerstvolgende onderhoudsbeurt bedraagt 2800 km.

Als het contact wordt aangezet, geeft het display gedurende 5 seconden het volgende aan:

5 seconden na het aanzetten van het contact, verdwijnt de sleutel ; de teller geeft de kilometerstand aan.

24

C4-cactus_nl_Chap01_Instruments-de-bord_ed01-2016

De afstand tot de eerstvolgende beurt is minder dan 1000 km

Voorbeeld: de afstand tot de eerstvolgende onderhoudsbeurt bedraagt 900 km.

Als het contact wordt aangezet, geeft het display gedurende 5 seconden het volgende aan:

De afstand tot de eerstvolgende beurt is overschreden

Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende 5 seconden de sleutel knipperen om aan te geven dat de onderhoudswerkzaamheden zo spoedig mogelijk uitgevoerd moeten worden.

Voorbeeld: u hebt de afstand tot de eerstvolgende onderhoudsbeurt met 300 km overschreden.

Als het contact wordt aangezet, geeft het display gedurende 5 seconden het volgende aan:

5 seconden na het aanzetten van het contact treedt de kilometerteller weer in werking en blijft de sleutel branden om aan te geven dat er binnenkort onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd moeten worden.

5 seconden na het aanzetten van het contact treedt de kilometerteller weer in werking en blijft de sleutel branden .

Instrumentenpaneel 1

Bij de berekening van de resterende hoeveelheid af te leggen kilometers kan ook de factor tijd worden meegewogen, afhankelijk van de rijgewoontes van de bestuurder.

De sleutel kan dus ook gaan branden als het interval in tijd sinds de laatste onderhoudsbeurt, zoals vermeld in het onderhoudsschema van de fabrikant, is overschreden.

Bij de BlueHDi-uitvoeringen met dieselmotor kan de sleutel ook eerder gaan branden, afhankelijk van de kwaliteit van de motorolie (volgens land van bestemming).

De afname van de kwaliteit van de motorolie is afhankelijk van de rijomstandigheden van de auto.

Bij de BlueHDi-uitvoeringen met dieselmotor wordt deze waarschuwing, zodra het contact is aangezet, gecombineerd met het permanent branden van het verklikkerlampje Service.

25

C4-cactus_nl_Chap01_Instruments-de-bord_ed01-2016

Instrumentenpaneel

Op 0 zetten van de onderhoudsindicator

De onderhoudsindicator moet na elke onderhoudsbeurt op 0 gezet worden.

Als u de onderhoudsbeurt van uw auto zelf hebt uitgevoerd:

F zet het contact af,

F druk op de knop op het uiteinde van de lichtschakelaar en houd deze ingedrukt,

F zet het contact aan; de kilometerteller begint terug te tellen,

F laat de knop los als het display "=0" aangeeft; de sleutel verdwijnt.

Als u na deze handeling de accu wilt loskoppelen, vergrendel dan de auto en wacht minimaal 5 minuten. Het op 0 zetten van de onderhoudsindicator zal anders niet worden opgeslagen.

26

C4-cactus_nl_Chap01_Instruments-de-bord_ed01-2016

Opnieuw weergeven van de onderhoudsinformatie

U kunt op elk moment de onderhoudsinformatie weergeven op het touchscreen tablet.

F Selecteer het menu

" Rijhulpsysteem ".

F Druk op de secondaire pagina op

" Diagnose ".

De onderhoudsinformatie wordt weergegeven op het scherm.

Instrumentenpaneel 1

Motorolieniveaumeter*

Bij uitvoeringen met een motorolieniveaumeter wordt bij het aanzetten van het contact eerst de onderhoudsindicator weergegeven en vervolgens gedurende enkele seconden het motorolieniveau.

Een controle van het olieniveau is alleen betrouwbaar als de auto op een vlakke, horizontale ondergrond staat en de motor minstens 30 minuten niet heeft gedraaid.

Olieniveau correct

Te weinig olie

Als het motorolieniveau te laag is, wordt de melding

"Te laag olieniveau" op het instrumentenpaneel weergegeven in combinatie met het branden van het verklikkerlampje Service en een geluidssignaal.

Controleer het olieniveau met de peilstok. Als blijkt dat het olieniveau te laag is, moet olie worden bijgevuld om te voorkomen dat ernstige motorschade ontstaat.

Storing van de motorolieniveaumeter

Als de melding "Ongeldige meting olieniveau" wordt weergegeven, duidt dit op een storing in de motorolieniveaumeter.

Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Als de motorolieniveaumeter niet werkt, wordt het motoroliepeil niet meer gecontroleerd.

Zolang het systeem niet werkt, moet u het motoroliepeil controleren met de peilstok in de motorruimte.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het controleren van de niveaus.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het controleren van de niveaus.

* Volgens uitvoering.

27

C4-cactus_nl_Chap01_Instruments-de-bord_ed01-2016

Instrumentenpaneel

7 inch touchscreen tablet

Het touchscreen tablet heeft de volgende functies:

- bediening van de verwarming/ airconditioning,

- toegang tot de boordcomputer en de configuratie van diverse functies van de auto,

- bediening van het audiosysteem en de telefoon,

- toegang tot de interactieve hulp en de instellingen van de geluidssignalen en de lichtsterkte van de dashboardverlichting, en volgens uitvoering:

- weergave van waarschuwingsmeldingen en de parkeerhulp,

- de bediening van het navigatiesysteem en de internetdiensten.

Algemene werking

Adviezen

Het scherm moet voelbaar worden aangeraakt, met name bij bewegingen (door lijsten bladeren, over de kaart scrollen, enz.).

Lichtjes aanraken is niet voldoende.

Als u het touchscreen tablet met meerdere vingers aanraakt, worden de commando's niet uitgevoerd.

Deze technologie werkt bij elke temperatuur en werkt ook wanneer u handschoenen draagt.

Houd geen puntige voorwerpen tegen het touchscreen tablet.

Raak het touchscreen tablet niet aan met vochtige vingers.

Gebruik een schone en zachte doek om het touchscreen tablet te reinigen.

Principes

Gebruik de toetsen aan weerszijden van het scherm om de menu's te openen en druk vervolgens op de op het scherm weergegeven toetsen.

Elk menu wordt op één pagina of op twee pagina's

(hoofdpagina en secundaire pagina) weergegeven.

Gebruik deze toets om de secundaire pagina te openen.

Gebruik deze toets om terug te gaan naar de hoofdpagina.

Uit veiligheidsoverwegingen moet de bestuurder handelingen die veel aandacht vergen altijd bij stilstaande auto uitvoeren.

Bepaalde functies zijn niet beschikbaar als de auto rijdt.

Bij zeer warm weer kan het systeem automatisch voor een tijdsduur van minimaal 5 minuten overgaan op de stand-bystand (het scherm en het geluid worden volledig uitgeschakeld).

Als gedurende enkele seconden geen handelingen op de secundaire pagina worden uitgevoerd, wordt automatisch de hoofdpagina weer weergegeven.

Gebruik deze toets om toegang te krijgen tot extra informatie en de instellingen van bepaalde functies.

Status van de verklikkerlampjes

Bepaalde toetsen zijn voorzien van een verklikkerlampje dat de status van de desbetreffende functie aangeeft.

Groen verklikkerlampje: u hebt de desbetreffende functie geactiveerd.

Oranje verklikkerlampje: u hebt de desbetreffende functie uitgeschakeld.

Gebruik deze toets om uw keuze te bevestigen en wijzigingen op te slaan.

Gebruik deze toets om de pagina te verlaten.

28

C4-cactus_nl_Chap01_Instruments-de-bord_ed01-2016

Menu's van het touchscreen tablet

Airconditioning

Instellen van de temperatuur en de aanjagersnelheid.

Rijhulpsysteem

Weergeven van de boordcomputer.

Inschakelen, uitschakelen en configureren van bepaalde functies van de auto.

Media

Selecteren van een geluidsbron of een radiozender. Weergeven van foto's.

Navigatie

(Volgens uitvoering)

Instellen van de navigatie en kiezen van de bestemming.

Raadpleeg de desbetreffende rubrieken

(verwarming, handbediende airconditioning of automatische airconditioning) voor meer informatie over het menu Airconditioning .

Raadpleeg voor de menu's Media ,

Navigatie , Internetdiensten en

Telefoon de rubriek "Audio en datacommunicatie".

Instrumentenpaneel 1

Configuratie

Instellen van het geluid (balans, sfeer, ...), de grafische thema's, de lichtsterkte van de dashboardverlichting, de weergave (taal, eenheden, datum, tijd, ...) en weergeven van een interactieve hulp met betrekking tot de belangrijkste uitrusting en verklikkerlampjes van de auto.

Internetdiensten

(Volgens uitvoering)

(CITROËN MULTICITY CONNECT)

Verbinding maken met een portal met applicaties die het reizen gemakkelijker, veiliger en persoonlijker maken. Hiervoor is een dongel met abonnement nodig die verkrijgbaar is bij het CITROËNnetwerk.

Telefoon

Een telefoon via Bluetooth ® verbinden.

29

C4-cactus_nl_Chap01_Instruments-de-bord_ed01-2016

Instrumentenpaneel

Menu "Rijhulpsysteem"

Status van de functies die in- en uitgeschakeld kunnen worden

Voor bepaalde functies is er een speciale toets waaraan een verklikkerlampje is gekoppeld.

Als de functie is in- of uitgeschakeld, afwijkend van de standaardinstelling (af fabriek), gaat dit verklikkerlampje branden.

Groen verklikkerlampje: u hebt de desbetreffende functie ingeschakeld.

Oranje verklikkerlampje: u hebt de desbetreffende functie uitgeschakeld.

Storingsmelding

In geval van een storing van een functie gaat het verklikkerlampje van de toets voor in- of uitschakelen enkele ogenblikken branden.

Er verschijnt een pictogram rechts van het pictogram van de toets en vervolgens gaat, bij functies die standaard zijn ingeschakeld, het oranje verklikkerlampje permanent branden.

Steeds als de toets opnieuw wordt ingedrukt, gaat het verklikkerlampje enkele ogenblikken knipperen.

Voorbeeld:

● Functie niet ingeschakeld.

● Waarschuwing voor een storing.

vervolgens

30

C4-cactus_nl_Chap01_Instruments-de-bord_ed01-2016

Instrumentenpaneel 1

De te configureren functies worden in de volgende tabel weergegeven.

Toets Desbetreffende functie

Park Assist

Aanwijzingen

Inschakelen/uitschakelen van de functie.

Stop & Start

Parkeerhulp

Inschakelen/uitschakelen van de functie.

Inschakelen/uitschakelen van de functie.

Inst. snelheden

Initialisatie bandensp.controle

Opslaan van de snelheden voor de snelheidsbegrenzer en de snelheidsregelaar.

Resetten van het bandenspanningscontrolesysteem.

Ingeschakeld Uitgeschakeld

C4-cactus_nl_Chap01_Instruments-de-bord_ed01-2016

31

Instrumentenpaneel

Toets Desbetreffende functie

Diagnose

Configuratie auto

Aanwijzingen

Overzicht van de actieve waarschuwingen, onderhoudsinformatie.

Toegang tot de te configureren functies. De functies zijn verdeeld over drie tabbladen:

- " Rijhulpsysteem "

● "Automatisch inschakelen achterruitenwisser bij inschakelen achteruitversnelling"

(inschakelen/uitschakelen van de functie "automatisch inschakelen van de achterruitenwisser bij het inschakelen van de achteruitversnelling").

Zie de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de bediening van de ruitenwissers.

- " Verlichting "

● "Follow me home-verlichting" (inschakelen/uitschakelen en duur van de automatische follow me home-verlichting).

Zie de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de bediening van de verlichting.

- " Toegang auto "

● "Ontgrendelen achterklep" (inschakelen/uitschakelen van de selectieve ontgrendeling van de achterklep).

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de achterklep.

32

C4-cactus_nl_Chap01_Instruments-de-bord_ed01-2016

Instrumentenpaneel 1

Menu "Configuratie"

De via dit menu toegankelijke functies zijn in de volgende tabel weergegeven.

Toets Functie

Geluidsinst.

Aanwijzingen

Instellen van het geluidsvolume, de balans enz.

Scherm uit

Interactieve hulp

Uitschakelen van het scherm van het touchscreen tablet (zwart scherm). Druk op het scherm om het scherm weer in te schakelen.

Toegang tot het interactieve instructieboekje.

Helderheid instellen Regeling van de lichtsterkte van de dashboardverlichting.

C4-cactus_nl_Chap01_Instruments-de-bord_ed01-2016

33

Instrumentenpaneel

Toets

Configuratie

Functie

Tijd/datum

Talen

Scherminst.

Rekenmachine

Kalender

Aanwijzingen

Keuze van de eenheden:

- temperatuur (°Celsius of °Fahrenheit)

- afstand en verbruik (l/100 km, mpg of km/l).

Instellen van datum en tijd.

Keuze van de op het touchscreen tablet weergegeven taal: Frans, Engels, Italiaans, Spaans,

Duits, Nederlands, Portugees, Pools, Turks, Russisch, Servisch, Kroatisch, Hongaars,

Tsjechisch, Portugees-Braziliaans.

Configureren van de scherminstellingen (weergavewijze van teksten, animaties, ...)

Weergeven van de rekenmachine.

Weergeven van de kalender.

34

C4-cactus_nl_Chap01_Instruments-de-bord_ed01-2016

Boordcomputer

De boordcomputer geeft actuele informatie over het rijden (actieradius, brandstofverbruik...).

De gegevens zijn toegankelijk via het touchscreen tablet.

Weergave van de informatie op het touchscreen tablet

- Actuele informatie:

● actieradius,

● huidig brandstofverbruik,

● de teller van het Stop & Startsysteem.

Traject resetten

Instrumentenpaneel 1

F Selecteer het menu

" Rijhulpsysteem ".

De informatie van de boordcomputer wordt weergegeven op de hoofdpagina van het menu.

F Druk op een van de toetsen om het gewenste tabblad te bekijken.

Druk voor een tijdelijke weergave in een specifiek venster op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar om de informatie te bekijken en de verschillende tabbladen weer te geven.

- Traject :

● gemiddeld brandstofverbruik,

● afgelegde afstand,

● gemiddelde snelheid,

voor het eerste traject.

- Traject :

● gemiddeld brandstofverbruik,

● afgelegde afstand,

● gemiddelde snelheid,

voor het tweede traject.

F Druk, zodra het gewenste traject wordt weergegeven, op de toets "Reset" of op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar tot er nullen verschijnen.

De trajecten "1" en "2" zijn onafhankelijk.

Traject "1" kan bijvoorbeeld gebruikt worden voor een gemiddeld verbruik per dag en traject "2" voor een gemiddeld verbruik per maand.

35

C4-cactus_nl_Chap01_Instruments-de-bord_ed01-2016

Instrumentenpaneel

Boordcomputer, enkele definities

Actieradius

(km of miles)

Aantal kilometers dat u nog met de resterende hoeveelheid brandstof kunt rijden (berekend op basis van het gemiddelde verbruik over de laatste afgelegde kilometers).

Huidig verbruik

(l/100 km, km/l of mpg)

Berekend over de laatste verstreken seconden.

Deze functie wordt alleen weergegeven bij snelheden vanaf 30 km/h.

Deze waarde kan variëren door een gewijzigde rijstijl of het rijden op een helling, waardoor het momentele brandstofverbruik aanzienlijk kan wijzigen.

Stop & Start-teller

(minuten/seconden of uren/minuten)

Als de actieradius minder dan 30 km bedraagt, verschijnen streepjes op het display. Na het tanken van minimaal

5 liter brandstof wordt de actieradius opnieuw berekend en weergegeven als deze meer dan 100 km bedraagt.

Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als tijdens het rijden de streepjes continu worden weergegeven.

Als uw auto is uitgerust met het Stop & Startsysteem, registreert een teller hoelang de

STOP-stand tijdens een traject is geactiveerd.

De teller wordt elke keer als u het contact aanzet weer op nul gezet.

Gemiddeld verbruik

(l/100 km, km/l of mpg)

Berekend sinds de laatste nulstelling van de trajectgegevens.

Afgelegde afstand

(km of miles)

Berekend sinds de laatste nulstelling van de trajectgegevens.

Gemiddelde snelheid

(km/h of mph)

Berekend sinds de laatste nulstelling van de trajectgegevens.

36

C4-cactus_nl_Chap01_Instruments-de-bord_ed01-2016

Kilometerteller en dagteller

Kilometerteller Dagteller

Instrumentenpaneel 1

De kilometerteller geeft de totale kilometerstand van de auto aan.

De kilometerteller wordt vanaf het openen van het bestuurdersportier en na het vergrendelen of ontgrendelen van de auto permanent weergegeven op het instrumentenpaneel.

De dagteller geeft het aantal gereden kilometers weer nadat de bestuurder de teller op 0 heeft gezet (bijvoorbeeld dagelijks).

Deze functie is toegankelijk via de boordcomputer van het touchscreen tablet.

F Selecteer het menu

" Rijhulpsysteem ".

F Selecteer de tab van het traject " 1 " of " 2 ".

Verander om aan de plaatselijke regelgeving te kunnen voldoen de eenheid van de afstand (km of mijl) zodat deze overeenkomt met de eenheid die wordt gebruikt in het land waar u zich bevindt. Dit kunt u doen via het menu " Configuratie " van het configuratiemenu van het touchscreen tablet.

Deze handeling moet worden uitgevoerd bij stilstaande auto.

F Houd om het traject weer op nul te zetten de toets " Reset " of het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar ingedrukt tot er nullen verschijnen.

C4-cactus_nl_Chap01_Instruments-de-bord_ed01-2016

37

Instrumentenpaneel

Datum en tijd instellen

De datum en tijd kunnen worden ingesteld via het touchscreen tablet.

F Selecteer het menu

" Configuratie ".

F Druk op de secundaire pagina op

" Tijd/datum ".

F Selecteer " Tijd instellen " of " Datum instellen " en wijzig de instellingen met behulp van het numerieke toetsenbord en bevestig uw keuzes.

F Druk op " Bevestigen " om het menu te verlaten.

38

C4-cactus_nl_Chap01_Instruments-de-bord_ed01-2016

Lichtsterkte van de dashboardverlichting

Dimmer dashboardverlichting Donker scherm

(Touchscreen tablet)

Hiermee kunt u de lichtsterkte van de verlichting van het dashboard handmatig aanpassen aan het licht van de omgeving.

De dimmer kan alleen worden bediend als het parkeerlicht van de auto is ingeschakeld.

Instrumentenpaneel 1

Deze functie kan worden ingesteld via het touchscreen tablet.

F Selecteer het menu

" Configuratie ".

F Stel de lichtsterkte in door op de toetsen " + " of " " te drukken of door de cursor te verplaatsen.

Deze functie kan worden ingesteld via het touchscreen tablet.

F Selecteer het menu

" Configuratie ".

F Druk op " Scherm uit ".

Het scherm van het touchscreen tablet gaat uit.

Druk nogmaals op het scherm (op een willekeurig gedeelte) om het weer in te schakelen.

C4-cactus_nl_Chap01_Instruments-de-bord_ed01-2016

39

Toegang tot de auto

Sleutel met afstandsbediening

U kunt om de auto te ontgrendelen of vergrendelen de centrale vergrendeling bedienen met de sleutel in het portierslot of met de afstandsbediening.

De sleutel met afstandsbediening dient tevens voor de lokalisering en het starten van de auto en maakt deel uit van de diefstalbeveiliging.

Uitklappen / inklappen van de sleutel

Ontgrendelen van de auto

Ontgrendelen met de afstandsbediening

F Druk op deze knop om de auto te ontgrendelen.

Selectief ontgrendelen van de achterklep

F Houd deze knop ingedrukt tot de achterklep wordt ontgrendeld. De portieren blijven vergrendeld.

Het ontgrendelen wordt bevestigd door het gedurende ongeveer

2 seconden snel knipperen van de richtingaanwijzers.

F Druk op deze knop om de sleutel uit of in te klappen.

Als u niet op de knop drukt, kan de afstandsbediening beschadigd raken.

Ontgrendelen met de sleutel

F Draai de sleutel in het slot van het bestuurdersportier richting de voorzijde van de auto om deze te ontgrendelen.

Als het selectief ontgrendelen van de achterklep is uitgeschakeld, zult u met het indrukken van deze knop ook de portieren ontgrendelen.

Vergeet niet de achterklep weer te vergrendelen door op de vergrendelknop

(gesloten hangslot) te drukken.

Het selectief ontgrendelen van de achterklep kan worden in- of uitgeschakeld via het touchscreen tablet.

F Selecteer " Configuratie auto " in het menu " Rijhulpsysteem " van het touchscreen tablet.

Het systeem is standaard zo ingesteld dat de achterklep selectief wordt ontgrendeld.

40

C4-cactus_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016

Toegang tot de auto

Vergrendeling van de auto

Vergrendeling met de afstandsbediening

F Druk op deze knop om de auto te vergrendelen.

Het vergrendelen wordt bevestigd door het gedurende ongeveer 2 seconden branden van de richtingaanwijzers.

Als één van de portieren of de achterklep geopend is, werkt de centrale vergrendeling niet; de auto wordt vergrendeld en meteen weer ontgrendeld, hetgeen gepaard gaat met een speciaal geluid.

Als de auto is vergrendeld en per ongeluk wordt ontgrendeld zonder dat binnen

30 seconden een van de portieren of de achterklep wordt geopend, wordt de auto automatisch weer vergrendeld.

Vergrendeling met de sleutel

F Draai de sleutel in het slot van het bestuurdersportier naar de achterzijde van de auto om deze te vergrendelen.

Controleer of de portieren en de achterklep goed zijn gesloten.

Lokaliseren van de auto

Met deze functie kunt u uw auto op afstand gemakkelijk vinden, vooral in situaties met weinig licht. Uw auto moet wel vergrendeld zijn.

F Druk op het vergrendelknopje

(gesloten hangslot) van de afstandsbediening.

De plafonniers gaan branden en de richtingaanwijzers knipperen gedurende enkele seconden.

Diefstalbeveiliging

Elektronische startblokkering

In de sleutel is een chip aangebracht die over een specifieke code beschikt. Om te kunnen starten, moet bij het aanzetten van het contact de code van de sleutel worden herkend door de startblokkering.

Deze elektronische startblokkering blokkeert het motormanagementsysteem zodra het contact wordt afgezet en voorkomt zo het starten van de motor bij een inbraak.

Bij een storing in het systeem wordt u gewaarschuwd door dit verklikkerlampje in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display.

De auto kan dan niet gestart worden. Raadpleeg zo snel mogelijk het CITROËN-netwerk.

Bewaar de sticker die u bij de aflevering van uw auto samen met de sleutels is overhandigd zorgvuldig op een plaats buiten de auto.

2

41

C4-cactus_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016

Toegang tot de auto

Storing in de afstandsbediening

Bij een storing in de afstandsbediening kan de auto niet meer met de afstandsbediening ontgrendeld, vergrendeld en gelokaliseerd worden.

F Ontgrendel of vergrendel de auto eerst met de sleutel in het slot.

F Synchroniseer vervolgens de afstandsbediening.

Synchroniseren

F Zet het contact af en neem de sleutel uit het contactslot.

F Druk direct daarna gedurende enkele seconden op het vergrendelknopje

(gesloten hangslot) van de afstandsbediening.

F Zet de sleutel in de stand 2 (Contact) .

F Zet het contact af en verwijder de sleutel uit het contactslot.

De afstandsbediening werkt nu weer.

Batterij vervangen

Batterij ref.: CR2032/3 V.

Als de batterij van de afstandsbediening leeg is, wordt u gewaarschuwd door dit verklikkerlampje, een geluidssignaal en een melding op het display.

F Wip het deksel met een kleine schroevendraaier bij het oog.

F Verwijder het deksel.

F Verwijder de lege batterij.

F Plaats een nieuwe batterij in de juiste richting in de houder.

F Druk het deksel op de afstandbediening vast.

Raadpleeg zo snel mogelijk het CITROËNnetwerk als de storing niet is verholpen.

42

C4-cactus_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016

Gooi de lege batterijen van de afstandsbediening niet weg: ze bevatten metalen die schadelijk zijn voor het milieu.

Lever lege batterijen in bij een speciaal verzamelpunt.

Sleutels verloren

Ga met het kentekenbewijs van de auto, uw legitimatiebewijs en indien mogelijk de sticker met de sleutelcode naar het CITROËN-netwerk.

Het CITROËN-netwerk kan de speciale code van de sleutel en de transponder opzoeken en voor nieuwe sleutels zorgen.

Afstandsbediening

De radiografische afstandsbediening is een systeem met een groot bereik. Het is raadzaam om niet met de knop van de afstandsbediening te spelen, om te voorkomen dat de portieren per ongeluk ontgrendeld worden.

Druk nooit op de knoppen van uw afstandsbediening buiten het bereik en het zicht van uw auto. De afstandsbediening kan dan onbruikbaar worden en moet in dat geval opnieuw worden gesynchroniseerd.

Geen enkele afstandsbediening kan functioneren als de sleutel in het contactslot zit, zelfs als het contact uitstaat, behalve voor het synchroniseren.

Vergrendelen van de auto

Het rijden met vergrendelde portieren kan in geval van nood de toegang tot het interieur belemmeren.

Laat uit veiligheidsoverwegingen geen kinderen alleen achter in de auto.

Neem in alle gevallen de sleutel mee als u de auto verlaat.

Diefstalbeveiliging

Breng geen wijzigingen aan in de elektronische startblokkering; dit kan tot storingen leiden.

Bij het aanschaffen van een gebruikte auto

Laat door het CITROËN-netwerk controleren of alle in uw bezit zijnde sleutels met uw auto zijn gelinkt, zodat u er zeker van kunt zijn dat deze sleutels de enige zijn waarmee uw auto ontgrendeld en gestart kan worden.

C4-cactus_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016

Toegang tot de auto

2

43

Toegang tot de auto

Centrale vergrendeling

Handbediende centrale vergrendeling

Automatische centrale vergrendeling

(beveiliging tegen agressie)

De portieren en de achterklep kunnen tijdens het rijden automatisch worden vergrendeld

(bij een snelheid hoger dan 10 km/h).

Om deze functie, die standaard op actief staat, in of uit te schakelen:

F Druk op deze knop tot er een geluidssignaal klinkt en een melding op het scherm wordt weergegeven.

F Druk op deze knop om de centrale vergrendeling van de auto (portieren en achterklep) vanuit het interieur te activeren.

Het lampje van de knop gaat branden.

F Druk nogmaals op de knop om de auto volledig te ontgrendelen. Het lampje van de knop gaat uit.

Als een van de portieren open staat of niet goed gesloten is, werkt de centrale vergrendeling niet.

Vervoer van lange of grote voorwerpen

Mocht u met geopende achterklep willen rijden, druk dan op de toets voor de centrale vergrendeling om de portieren te vergrendelen.

44

C4-cactus_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016

Portieren

Openen

Van buitenaf

F Ontgrendel de auto met de afstandsbediening of de sleutel en trek aan de portiergreep.

Van binnenuit

F Trek aan de binnenportiergreep van een portier; de auto wordt dan volledig ontgrendeld.

Het openen van een achterportier van binnenuit is niet mogelijk als de kinderbeveiliging is ingeschakeld.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de kinderbeveiliging.

Toegang tot de auto

Sluiten

Als een portier niet goed is gesloten:

- bij draaiende motor verschijnt een melding op het scherm,

- tijdens het rijden verschijnt een melding op het scherm in combinatie met een geluidssignaal.

2

45

C4-cactus_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016

Toegang tot de auto

Noodbediening

Hiermee kunt u de portieren mechanisch vergrendelen en ontgrendelen in het geval van een storing in de centrale vergrendeling of van de accu.

Als de centrale vergrendeling niet werkt, moet de accu worden losgekoppeld om de achterklep te kunnen vergrendelen zodat de auto volledig is vergrendeld.

Bestuurdersportier

(vergrendelen/ontgrendelen)

Steek de sleutel in het slot om het portier te vergrendelen of ontgrendelen.

Portieren voorpassagier en achterportier

Vergrendelen

Controleer bij de achterportieren of de kinderbeveiliging is uitgeschakeld.

F Verwijder met de sleutel het zwarte afdekkapje op de zijkant van het portier.

F Steek de sleutel zonder te forceren in de opening en duw vervolgens, zonder te draaien, de nok het portier in.

F Verwijder de sleutel en plaats het afdekkapje terug.

Ontgrendelen

F Trek aan de binnenportiergreep.

46

C4-cactus_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016

Achterklep

Openen Sluiten

Toegang tot de auto

Noodbediening

Hiermee kan bij een lege accu of een eventuele storing in de centrale vergrendeling de achterklep mechanisch ontgrendeld worden.

2

F Druk, na het ontgrendelen van de achterklep met de afstandsbediening, op de knop voor het openen van de achterklep en beweeg de achterklep omhoog.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de sleutel met afstandsbediening.

F Trek de achterklep omlaag met behulp van de handgreep aan de binnenzijde.

Als de achterklep niet goed is gesloten:

- bij draaiende motor verschijnt er een melding op het scherm,

- tijdens het rijden verschijnt er een melding op het scherm in combinatie met een geluidssignaal.

Ontgrendelen

F Klap de rugleuning van de achterbank neer om bij het slot in de bagageruimte te komen.

F Steek een kleine schroevendraaier in de opening A van het slot om de achterklep te ontgrendelen.

47

C4-cactus_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016

Toegang tot de auto

Elektrisch bedienbare ruiten vóór

De schakelaars van de ruitbediening kunnen na het afzetten van het contact nog gedurende ongeveer 45 seconden of totdat een van de voorportieren geopend wordt, worden bediend. Als u gedurende deze 45 seconden een portier opent terwijl de ruitbediening actief is, zal de ruit stoppen. Pas na het opnieuw aanzetten van het contact kunt u de ruit opnieuw bedienen.

1.

Elektrisch bedienbare ruit links voor.

2.

Elektrisch bedienbare ruit rechts voor.

F Druk op de schakelaar om de ruit te openen.

F Trek aan de schakelaar om de ruit te sluiten.

De ruit stopt zodra u de schakelaar loslaat.

Neem bij het verlaten van de auto, zelfs voor een korte periode, altijd de sleutel uit het contact.

Wanneer tijdens het bedienen van de ruit iets tussen de ruit en de sponning bekneld raakt, moet de ruit weer worden geopend.

Druk daarvoor op de desbetreffende schakelaar.

Wanneer de bestuurder de ruit aan passagierszijde bedient, moet deze ervan verzekerd zijn dat geen van de inzittenden het correcte sluiten van de ruit hindert.

De bestuurder moet ervan verzekerd zijn dat de passagier op de juiste manier gebruik maakt van de elektrische ruitbediening.

Let goed op dat kinderen zich tijdens het bedienen van de ruit niet kunnen bezeren.

Achterportierruiten

De achterportierruiten zijn uitstelbaar voor de ventilatie van de zitplaatsen achterin.

Openen

F Kantel de hendel naar voren.

F Duw de hendel zo ver mogelijk naar buiten om de ruit in de geopende stand te vergrendelen.

Sluiten

F Trek de hendel naar binnen om de ruit te ontgrendelen.

F Kantel de hendel volledig naar achteren om de ruit in de gesloten stand te vergrendelen.

48

C4-cactus_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016

Ergonomie en comfort

Voorstoelen

Voer het verstellen van de bestuurdersstoel uit veiligheidsoverwegingen uitsluitend uit bij stilstaande auto.

Verstellen

Verstelling in lengterichting Rugleuningverstelling Hoogte

(alleen bestuurder)

3

F Til de beugel A op en schuif de stoel in de gewenste stand.

F Draai aan de draaiknop rugleuning te verstellen.

B om de F Trek de hendel C omhoog of duw deze omlaag tot de gewenste stand van de hoogteverstelling van de stoel bereikt is.

Zorg er bij het verstellen van de stoel naar achteren voor dat het schuiven van de stoel niet wordt verhinderd door personen of hinderlijke voorwerpen op de vloer achter de stoel om te voorkomen dat de stoel wordt geblokkeerd. Onderbreek het schuiven van de stoel meteen als dit het geval is.

C4-cactus_nl_Chap03_Ergonomie-et-confort_ed01-2016

49

Ergonomie en comfort

Hoogte van de hoofdsteun Stoelverwarming

F Trek de hoofdsteun omhoog om hem hoger te zetten.

F Druk op de pal A en trek de hoofdsteun omhoog om hem te verwijderen.

F Steek om de hoofdsteun terug te zetten de pennen van de hoofdsteun recht in de openingen van de rugleuning tot de hoofdsteun op zijn plaats blijft.

F Druk gelijktijdig op de pal A en op de hoofdsteun om deze lager te zetten.

Voor de veiligheid is het frame van de hoofdsteun gekarteld om te voorkomen dat de hoofdsteun zakt in het geval van een aanrijding.

De juiste stand van de hoofdsteun is als de bovenzijde van de hoofdsteun zich ter hoogte van de bovenzijde van het hoofd bevindt.

Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn verwijderd. De hoofdsteunen moeten zijn geplaatst en correct zijn afgesteld.

F Bij draaiende motor kunt u met de draaiknop de stoelverwarming inschakelen en een verwarmingsstand selecteren:

0 : Uit.

1 : Laag.

2 : Gemiddeld.

3 : Hoog.

De voorstoelen kunnen onafhankelijk van elkaar worden verwarmd.

Controleer voordat u de auto verlaat of de draaiknop van de stoelverwarming van de passagiersstoel in de stand 0 staat, zodat de stoelverwarming de volgende keer dat u de auto gebruikt niet onnodig werkt als er geen voorpassagier in de auto zit.

50

C4-cactus_nl_Chap03_Ergonomie-et-confort_ed01-2016

Ergonomie en comfort

Achterbank

Achterbank met een eendelige zitting die niet opgeklapt kan worden en een eendelige neerklapbare rugleuning, of achterbank met een eendelige zitting die niet opgeklapt kan worden en een in twee delen (1/3 - 2/3) neerklapbare rugleuning om de bagageruimte te vergroten.

Neerklappen van de rugleuning

3

F Schuif de desbetreffende voorstoelen indien nodig naar voren.

F Plaats de veiligheidsgordels tegen de rugleuning en maak ze vast.

F Zet de hoofdsteunen in de laagste stand.

De achterbank heeft een vaste zitting. Klap om de inhoud van de bagageruimte te vergroten de rugleuning van de achterbank neer.

Met een eendelige neerklapbare rugleuning:

F Druk de knoppen 1 gelijktijdig in om de rugleuning 2 te ontgrendelen.

F Klap de rugleuning 2 op de zitting.

Bij het neerklappen van de rugleuning mag de middelste veiligheidsgordel niet worden vastgemaakt, deze moet plat op de rugleuning worden gelegd.

Met een in twee delen (1/3 - 2/3) neerklapbare rugleuning:

F Ontgrendel de rugleuning 2 door op de desbetreffende knop 1 te drukken.

F Klap de rugleuning 2 op de zitting.

51

C4-cactus_nl_Chap03_Ergonomie-et-confort_ed01-2016

Ergonomie en comfort

Terugplaatsen van de rugleuning Hoofdsteunen achter

De hoofdsteunen achter hebben een gebruiksstand

(hoog) en een ingeklapte stand (laag).

F Zet de rugleuning 2 rechtop en vergrendel deze.

F Maak de veiligheidsgordels los en plaats ze naast de rugleuning.

Let erop dat bij het terugplaatsen van de rugleuning van de achterbank de veiligheidsgordels niet klem komen te zitten en de rode markering (ter hoogte van de knoppen 1 ) niet meer zichtbaar is.

De hoofdsteunen achter kunnen worden verwijderd en onderling worden verwisseld.

Verwijderen van een hoofdsteun:

F

Trek de hoofdsteun omhoog tot aan de aanslag,

F

Druk vervolgens de pal A in.

Terugplaatsen van een hoofdsteun:

F Steek de pennen van de hoofdsteunen recht in de openingen.

Omlaag zetten van een hoofdsteun:

F Duw de hoofdsteun omlaag terwijl u de nok A ingedrukt houdt.

52

C4-cactus_nl_Chap03_Ergonomie-et-confort_ed01-2016

Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn verwijderd; de hoofdsteunen moeten zijn geplaatst en zijn afgesteld in de gebruiksstand (omhoog).

Spiegels

Buitenspiegels

De verstelbare buitenspiegels zorgen voor het benodigde zicht naar achteren bij een inhaalmanoeuvre of het parkeren van de auto.

De buitenspiegels kunnen ook worden ingeklapt voor het parkeren in een smalle straat.

Handmatig inklappen

U kunt de buitenspiegels handmatig inklappen

(parkeren, smalle garage, ...).

F

Kantel de spiegel naar de auto.

Ergonomie en comfort

3

Elektrische verstelling

F Zet de knop A naar links of rechts om de desbetreffende spiegel te selecteren.

F Duw de knop in de 4 richtingen om de spiegel af te stellen.

F Zet de knop weer in het midden.

Ontwaseming - ontdooiing

Deze functie kunt u inschakelen door bij draaiende motor op de toets van de achterruitverwarming te drukken.

Stel om veiligheidsredenen de buitenspiegels goed af om de "dode hoek" zo klein mogelijk te maken.

De waargenomen objecten in de buitenspiegels lijken verder af dan ze in werkelijkheid zijn.

Hiermee moet rekening worden gehouden om de afstand ten opzichte van achteropkomend verkeer goed in te schatten.

Raadpleeg voor meer informatie over de ontwaseming en ontdooiing van de achterruit de desbetreffende rubriek.

53

C4-cactus_nl_Chap03_Ergonomie-et-confort_ed01-2016

Ergonomie en comfort

Stuurwielverstelling

Binnenspiegel

De binnenspiegel is voorzien van een antiverblindingsstand waardoor de spiegel donkerder wordt en de bestuurder minder hinder ondervindt van bijvoorbeeld de zon en van de koplampen van achteropkomend verkeer.

Juiste zitpositie

F Zorg dat de auto stilstaat en duw de hendel A omlaag om het stuurwiel te ontgrendelen.

F Verstel het stuurwiel in hoogte voor een optimale zithouding.

F Duw de hendel A omhoog om het stuurwiel te vergrendelen.

Stel alvorens te gaan rijden en om te profiteren van de ergonomie van de cockpit uw zitpositie af in de volgende volgorde:

- de hoogte van de hoofdsteun,

- de hoek van de rugleuning,

- de hoogte van de zitting van de stoel,

- de verstelling in lengterichting van de zitting,

- de hoogte van het stuurwiel.

- de buitenspiegels en binnenspiegel.

Verstellen

F Stel de spiegel af als deze in de dagstand staat.

Dag-/nachtstand

F Trek aan het hendeltje om de spiegel in de nachtstand te zetten.

F Duw het hendeltje naar voren om de spiegel terug te zetten in de dagstand.

Voer deze handelingen om veiligheidsredenen uitsluitend uit bij stilstaande auto.

Controleer vervolgens of u vanuit uw zitpositie een goed zicht hebt op het instrumentenpaneel.

54

C4-cactus_nl_Chap03_Ergonomie-et-confort_ed01-2016

Ergonomie en comfort

Ventilatie

Luchttoevoer

De lucht in het interieur, die overigens wordt gefilterd, wordt van buitenaf toegevoerd via het luchtrooster onder de voorruit, of is lucht die in het interieur wordt gerecirculeerd.

Luchtgeleiding

De lucht kan afhankelijk van de instellingen van de bestuurder via verschillende circuits worden toegevoerd:

- rechtstreekse toevoer naar het interieur

(toevoer van buitenlucht),

- toevoer via het verwarmingscircuit,

- toevoer via het circuit van de airconditioning.

Bedieningspaneel

Dit systeem wordt bediend via het menu " Airconditioning " van het touchscreen tablet A .

De toetsen voor de ontwaseming/ontdooiing van de voorruit en van de achteruitverwarming bevinden zich onder het touchscreen tablet.

Luchtverdeling

1.

Uitstroomopeningen voor het ontdooien of ontwasemen van de voorruit.

2.

Uitstroomopeningen voor het ontdooien of ontwasemen van de zijruiten vóór.

3.

Afsluitbaar en verstelbaar zijventilatierooster

(uitsluitend aan bestuurderszijde).

4.

Afsluitbare en verstelbare middelste ventilatieroosters.

5.

Uitstroomopeningen beenruimte voorpassagiers.

6.

Uitstroomopeningen beenruimte achterpassagiers.

3

55

C4-cactus_nl_Chap03_Ergonomie-et-confort_ed01-2016

Ergonomie en comfort

Gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie en airconditioning

Neem voor een optimale werking van de verwarming, ventilatie en airconditioning de volgende gebruiksadviezen in acht:

F Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur de uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters en overige uitstroomopeningen alsmede de ventilatieopening in de bagageruimte vrij blijven.

F Let erop dat de zonnesensor op het dashboard niet wordt afgedekt. Deze sensor dient voor de regeling van de automatische airconditioning.

F Zet de airconditioning minstens één tot twee keer per maand vijf tot tien minuten aan om het systeem in perfecte staat te houden.

F Controleer regelmatig de staat van het interieurfilter en laat de filterelementen periodiek vervangen.

Wij raden u een gecombineerd interieurfilter aan. Dankzij het toegevoegde speciale actieve middel draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor de inzittenden en een schoon interieur (vermindering van allergische reacties, stank en vetaanslag).

F Laat om de perfecte werking van de airconditioning te garanderen het systeem regelmatig controleren zoals voorgeschreven in het garantie- en onderhoudsboekje.

F Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Als de auto lange tijd in de zon heeft gestaan en de temperatuur in het interieur hoog is opgelopen, zet dan de ruiten enige tijd open.

Zorg ervoor dat de aanjagersnelheid voldoende hoog is ingesteld, zodat de lucht in het interieur goed ververst wordt.

Het airconditioningssysteem is chloorvrij en is niet schadelijk voor de ozonlaag.

Condensvorming in de airconditioning kan ertoe leiden dat zich een klein plasje water onder de auto vormt. Dit is een normaal verschijnsel.

Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een steile helling bij een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld voor een optimale trekkracht van de motor.

Stop & Start-systeem

De verwarming en de airconditioning werken uitsluitend bij draaiende motor.

Als u het thermische comfort in de auto op het door u gewenste niveau wilt houden, kunt u tijdelijk de functie

Stop & Start uitschakelen.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het

Stop & Start-systeem.

56

C4-cactus_nl_Chap03_Ergonomie-et-confort_ed01-2016

Ergonomie en comfort

Verwarming

De verwarming werkt uitsluitend bij draaiende motor.

F Selecteer het menu " Airconditioning " op het touchscreen tablet om de pagina met de bedieningstoetsen van het systeem weer te geven.

Temperatuurregeling

F Druk op een van deze toetsen of verplaats de cursor van blauw

(koud) naar rood (warm) om de temperatuur naar uw wens in te stellen.

Regeling luchtopbrengst

3

F Druk op een van deze toetsen om de luchtopbrengst te verhogen of te verlagen.

Het symbool van de luchtopbrengst (ventilator) wordt geleidelijk opgevuld, afhankelijk van de gewenste aanjagersnelheid.

Door de aanjagersnelheid in de laagst mogelijke stand te zetten wordt de aanjager volledig uitgeschakeld.

Rijd niet te lang met uitgeschakelde aanjager om te voorkomen dat de ruiten beslaan en de luchtkwaliteit vermindert.

57

C4-cactus_nl_Chap03_Ergonomie-et-confort_ed01-2016

Ergonomie en comfort

Luchtverdeling

Met deze drie toetsen kunt u de luchtverdeling in het interieur instellen.

Luchtstroom naar de voorruit.

Toevoer van buitenlucht/ luchtrecirculatie

De toevoer van buitenlucht voorkomt het beslaan van de voorruit en de zijruiten.

De luchtrecirculatie dient om de toevoer van buitenlucht bij stank en stofoverlast af te sluiten.

Middelste ventilatieroosters en zijventilatieroosters.

Luchtstroom naar de beenruimte.

Deze functie kan ook tijdelijk worden gebruikt om de lucht in het interieur sneller op te warmen.

Door een toets in te drukken wordt de functie in- of uitgeschakeld.

Voor een gelijkmatige verdeling van de lucht over het interieur kunnen de drie toetsen gelijktijdig zijn geactiveerd.

F Druk op deze toets om de lucht in het interieur te laten recirculeren.

F Druk nogmaals op deze toets om de toevoer van buitenlucht weer in te schakelen.

Schakel zo snel mogelijk de toevoer van buitenlucht weer in om te voorkomen dat de luchtkwaliteit in het interieur achteruitgaat en de ruiten beslaan.

58

C4-cactus_nl_Chap03_Ergonomie-et-confort_ed01-2016

Ergonomie en comfort

Handbediende airconditioning

De handbediende airconditioning werkt bij draaiende motor.

F Selecteer het menu " Airconditioning " op het touchscreen tablet om de pagina met de bedieningstoetsen van het systeem weer te geven.

Temperatuurregeling

F Druk op een van deze toetsen of beweeg de cursor naar het blauwe gedeelte (koud) of het rode gedeelte (warm) om de temperatuur naar eigen wens in te stellen.

Luchtopbrengstregeling

F Druk op een van deze toetsen om de luchtopbrengst te verhogen of te verlagen.

Het symbool van de luchtopbrengst (ventilator) wordt geleidelijk opgevuld, afhankelijk van de gewenste aanjagersnelheid.

Door de aanjagersnelheid in de laagst mogelijke stand te zetten wordt de aanjager volledig uitgeschakeld.

3

Rijd niet te lang met uitgeschakelde aanjager om te voorkomen dat de ruiten beslaan en de luchtkwaliteit vermindert.

59

C4-cactus_nl_Chap03_Ergonomie-et-confort_ed01-2016

Ergonomie en comfort

Luchtverdeling

Met deze drie toetsen kunt u de luchtverdeling in het interieur regelen.

Voorruit.

Middelste ventilatieroosters en zijventilatieroosters.

Beenruimte.

Bij het indrukken van een toets wordt de desbetreffende functie in- of uitgeschakeld.

Voor een gelijkmatige verdeling van de lucht over het interieur kunnen de drie toetsen gelijktijdig zijn geactiveerd.

Toevoer van buitenlucht /

Luchtrecirculatie

De toevoer van buitenlucht voorkomt het beslaan van de voorruit en zijruiten.

De luchtrecirculatie dient om de toevoer van buitenlucht bij stank (bijvoorbeeld van uitlaatgassen) af te sluiten.

Deze functie kunt u tijdelijk gebruiken om de lucht in het interieur sneller te verwarmen of te koelen.

F Druk op deze toets om de lucht in het interieur te laten recirculeren.

Airconditioning aan/uit

De airconditioning werkt doeltreffend in elk jaargetijde, mits de ruiten zijn gesloten.

Het systeem stelt u in staat:

- de temperatuur in het interieur 's zomers te verlagen,

- in de winter bij temperaturen boven 3°C beslagen ruiten snel te ontwasemen.

Aan

F Druk op deze toets om de airconditioning in te schakelen.

F Druk nogmaals op deze toets om de toevoer van buitenlucht weer in te schakelen.

De airconditioning werkt niet als de regeling voor de luchtopbrengst is uitgeschakeld.

Schakel zo snel mogelijk de toevoer van buitenlucht weer in om te voorkomen dat de luchtkwaliteit in het interieur achteruitgaat en de ruiten beslaan.

Uit

F Druk nogmaals op deze toets om de airconditioning uit te schakelen.

60

C4-cactus_nl_Chap03_Ergonomie-et-confort_ed01-2016

Ergonomie en comfort

Automatische airconditioning

Het airconditioningssysteem werkt bij draaiende motor, maar de aanjager en bedieningsfuncties zijn ook beschikbaar bij aangezet contact.

Temperatuurregeling

Het inschakelen van de airconditioning, de temperatuur, de luchtopbrengst en de luchtverdeling in het interieur worden automatisch geregeld.

F Selecteer het menu " Airconditioning " op het touchscreen tablet om de pagina met de bedieningstoetsen van het systeem weer te geven.

F Druk deze toets om de waarde te verhogen.

F

Druk op deze toets om de waarde te verlagen.

Automatisch programma

"comfort"

Inschakelen / Uitschakelen

F Druk op de toets AUTO om het automatische programma van de airconditioning in of uit te schakelen.

Het airconditioningssysteem werkt automatisch: afhankelijk van het comfortniveau dat u hebt geselecteerd, zorgt het systeem voor een optimale temperatuur, luchtopbrengst en luchtverdeling in het interieur.

3

De weergegeven waarde heeft betrekking op een bepaald comfortniveau en niet op een exacte temperatuur.

C4-cactus_nl_Chap03_Ergonomie-et-confort_ed01-2016

61

Ergonomie en comfort

Intensiteit van het automatische programma

F Druk op deze toets om de secundaire pagina weer te geven. Op deze pagina kunt u de intensiteit van het automatische programma "comfort" instellen.

Druk om de ingestelde intensiteit te wijzigen op de toets van de gewenste intensiteit:

" Langzaam ": voor een aangenaam comfort en een zo laag mogelijk geluidsniveau, aangezien de aanjagersnelheid beperkt wordt.

" Normaal ": voor het beste compromis tussen thermisch comfort en een laag geluidsniveau

(standaardinstelling).

" Snel ": voor een doeltreffende en dynamische luchttoevoer.

De intensiteit is uitsluitend gekoppeld aan de stand AUTO. Als de stand AUTO echter wordt uitgeschakeld, blijft de geselecteerde intensiteit opgeslagen.

Als de intensiteit wordt gewijzigd terwijl de stand AUTO is uitgeschakeld, wordt de stand

AUTO hierdoor niet ingeschakeld.

62

C4-cactus_nl_Chap03_Ergonomie-et-confort_ed01-2016

Om bij koud weer en koude motor de toevoer van koude lucht in het interieur te beperken, wordt de luchtopbrengst geleidelijk vergroot tot de gewenste comfortwaarde is bereikt.

Als de temperatuur in de auto bij het instappen veel lager of hoger is dan de ingestelde waarde, heeft het geen zin om voor een optimale temperatuur de ingestelde waarde te wijzigen. Het systeem compenseert automatisch en zo snel mogelijk het temperatuurverschil.

Ergonomie en comfort

Handmatig instellen

Het is mogelijk de luchtopbrengst en de luchtverdeling handmatig in te stellen.

Zodra u een instelling wijzigt, wordt het automatische programma "comfort" uitgeschakeld.

F Druk op de toets AUTO om het automatische programma

"comfort" weer in te schakelen.

Regeling luchtopbrengst Regeling luchtverdeling

U kunt de luchtverdeling in het interieur regelen met behulp van deze drie toetsen.

Voorruit.

3

F Druk op een van deze toetsen om de luchtopbrengst te verhogen of te verlagen.

Het symbool van de luchtopbrengst

(ventilator) wordt afhankelijk van de ingestelde luchtopbrengst geleidelijk opgevuld.

Door de luchtopbrengst tot het minimum te verminderen, schakelt u de aanjager uit.

Naast de ventilator wordt " OFF " weergegeven.

Vermijd het te lang rijden met een uitgeschakelde aanjager om te voorkomen dat de ruiten beslaan of de luchtkwaliteit vermindert.

Middelste ventilatieroosters en zijventilatieroosters.

Voeten van de inzittenden.

Door het indrukken van een toets wordt de desbetreffende functie in- of uitgeschakeld.

Voor een gelijkmatige luchtverdeling in het interieur kunnen de drie functies gelijktijdig worden geactiveerd.

C4-cactus_nl_Chap03_Ergonomie-et-confort_ed01-2016

63

Ergonomie en comfort

Airconditioning aan/uit

De airconditioning functioneert, als de ruiten gesloten zijn, optimaal in elk seizoen.

Dit systeem maakt het mogelijk om:

- in de zomer de temperatuur in het interieur te verlagen,

- in de winter, bij temperaturen hoger dan

3°C, de ruiten sneller te ontwasemen.

Inschakelen

F Druk op deze toets om de airconditioning in te schakelen.

De airconditioning werkt niet als de regeling voor de luchtopbrengst is uitgeschakeld.

Uitschakelen

F Druk nogmaals op deze toets om de airconditioning uit te schakelen.

Toevoer van buitenlucht/ luchtrecirculatie

De toevoer van buitenlucht voorkomt het beslaan van de voorruit en zijruiten.

De recirculatie van de interieurlucht dient om de toevoer van buitenlucht bij stank en stofoverlast af te sluiten.

Functie "ventilatie bij aangezet contact"

Als het contact is aangezet, kunt u gebruikmaken van het ventilatiesysteem en via het menu " Airconditioning " de luchtopbrengst en luchtverdeling in het interieur regelen.

Deze functie is gedurende enkele minuten beschikbaar, afhankelijk van de laadtoestand van de accu.

Deze functie kan ook tijdelijk worden gebruikt om de lucht in het interieur sneller te verwarmen of af te koelen.

F Druk op deze toets in om de lucht in het interieur te laten recirculeren.

F Druk nogmaals op deze toets om de toevoer van buitenlucht in te schakelen.

Als deze functie wordt ingeschakeld, blijft de airconditioning uitgeschakeld.

Met de toetsen van de temperatuurregeling kunt u profiteren van de restwarmte van de motor om het interieur op te warmen.

Schakel zo snel mogelijk de toevoer van buitenlucht weer in om te voorkomen dat de luchtkwaliteit in het interieur achteruitgaat en de ruiten beslaan.

64

C4-cactus_nl_Chap03_Ergonomie-et-confort_ed01-2016

Ontwasemen - Ontdooien vóór

Aan

F Druk op deze knop om de voorruit en de zijruiten snel te ontwasemen of te ontdooien.

Het lampje van de knop gaat branden.

Het systeem regelt automatisch de airconditioning (volgens uitvoering), de luchtopbrengst en de luchttoevoer en stelt de luchtverdeling zodanig in dat de voorruit en de zijruiten zo snel mogelijk schoon worden.

Uit

F Druk nogmaals op deze knop om de ontwaseming uit te schakelen.

Het lampje van de knop gaat uit.

Bij auto's met een Stop & Start-systeem geldt dat zolang de voorruitontwaseming in werking is, de STOP-functie niet beschikbaar is.

Ergonomie en comfort

3

C4-cactus_nl_Chap03_Ergonomie-et-confort_ed01-2016

65

Ergonomie en comfort

Ontwaseming - Ontdooiing achterruit

Uit

De achterruitverwarming wordt automatisch uitgeschakeld om onnodig stroomverbruik te voorkomen.

F U kunt de achterruitverwarming ook eerder uitschakelen door nogmaals op de knop te drukken.

Het verklikkerlampje van de knop gaat uit.

Aan

F Druk op deze knop om de achterruit en de buitenspiegels

(afhankelijk van de uitvoering) te ontwasemen. Het verklikkerlampje van de knop gaat branden.

Schakel, zodra de omstandigheden het toelaten, de achterruit- en buitenspiegelverwarming uit omdat een geringer stroomverbruik leidt tot een verlaging van het brandstofverbruik.

De achterruitverwarming werkt uitsluitend bij draaiende motor.

66

C4-cactus_nl_Chap03_Ergonomie-et-confort_ed01-2016

Plafonnier

1.

Plafonnier

2.

Kaartleeslampjes

Ergonomie en comfort

Plafonnier

In deze stand gaat de interieurverlichting geleidelijk branden:

- als de auto wordt ontgrendeld,

- als de sleutel uit het contact wordt verwijderd,

- als een portier wordt geopend,

- als op de vergrendelingsknop van de afstandsbediening wordt gedrukt om de auto te lokaliseren.

De interieurverlichting gaat geleidelijk uit:

- als de auto wordt vergrendeld,

- als het contact wordt aangezet,

- 30 seconden na het sluiten van het laatste portier.

Kaartleeslampjes

F Druk bij aangezet contact op de desbetreffende schakelaar.

Zorg ervoor dat er geen voorwerpen in contact zijn met de plafonnier.

Permanent uit.

3

Permanent aan.

In de stand "interieurverlichting permanent ingeschakeld", blijft de interieurverlichting afhankelijk van de omstandigheden gedurende een bepaalde tijd branden:

- bij afgezet contact: ongeveer 10 minuten,

- in de eco-mode: ongeveer 30 seconden,

- bij draaiende motor: onbeperkt.

67

C4-cactus_nl_Chap03_Ergonomie-et-confort_ed01-2016

Ergonomie en comfort

Verlichting bagageruimte Glazen panoramadak

Onderhoudstips

Om ervoor te zorgen dat het panoramadak zijn goede eigenschappen behoudt, is het raadzaam de ruit aan de binnenzijde droog af te stoffen en schoon te maken met een schone en zachte doek.

Het is raadzaam hardnekkig vuil te verwijderen met ruitensproeiervloeistof en de ruit vervolgens af te spoelen met schoon water en af te drogen met een schone en zachte doek.

De verlichting van de bagageruimte gaat automatisch branden zodra de bagageruimte wordt geopend en dooft zodra deze wordt gesloten.

De verlichting van de bagageruimte kan verschillende perioden blijven branden:

- bij afgezet contact: ongeveer 10 minuten,

- in de eco-modus: ongeveer 30 seconden,

- bij draaiende motor: onbeperkt.

Het panoramadak vergroot het zicht en zorgt voor meer licht in het interieur, terwijl de temperatuur in het interieur aangenaam blijft dankzij de sterk warmtewerende werking.

Gebruik geen zeepsop, schuurmiddelen, reinigingsmiddelen (in het bijzonder op ammoniakbasis), oplosmiddelen, producten met een hoge concentratie alcohol, wasbenzine, enz.

68

C4-cactus_nl_Chap03_Ergonomie-et-confort_ed01-2016

Ergonomie en comfort

Voorzieningen in het interieur bij een handgeschakelde versnellingsbak

1.

Zonneklep.

2.

Dashboardkastje.

In het dashboardkastje bevindt zich een

JACK-aansluiting.

3.

12V-accessoireaansluiting

(max. 120 W).

4.

USB-aansluiting.

5.

Open opbergvakken.

6.

Bekerhouders.

7.

Armsteun vóór met opbergvak.

(volgens uitvoering).

8.

Portiervakken vóór.

9.

Vloermat.

3

C4-cactus_nl_Chap03_Ergonomie-et-confort_ed01-2016

69

Ergonomie en comfort

Voorzieningen in het interieur bij een elektronisch gestuurde versnellingsbak

1.

Zonneklep.

2.

Dashboardkastje.

In het dashboardkastje bevindt zich een

JACK-aansluiting.

3.

12V-accessoireaansluiting

(max. 120 W).

4.

USB-aansluiting.

5.

Open opbergvakken.

6.

Bekerhouder.

7.

Armsteun vóór.

8.

Portiervakken vóór.

9.

Vloermat.

70

C4-cactus_nl_Chap03_Ergonomie-et-confort_ed01-2016

Zonneklep Dashboardkastje

Ergonomie en comfort

12V-aansluiting

3

De zonneklep aan de bestuurderszijde is voorzien van een make-upspiegel met klep en een kaarthouder (of tickethouder).

Bevestig geen voorwerpen aan de zonneklep aan passagierszijde. Deze voorwerpen kunnen bij het afgaan van de airbag vóór (in de hemelbekleding) letsel veroorzaken.

In het dashboardkastje kunnen een fles mineraalwater, de boorddocumentatie enz. worden opgeborgen.

F Beweeg de klep omhoog om het dashboardkastje te openen.

In het dashboardkastje bevinden zich een

JACK-aansluiting en de schakelaar voor het uitschakelen van de airbag aan passagierszijde.

F Til, wanneer u een accessoire van

12 V (maximaal vermogen: 120 W) wilt aansluiten, het deksel op en sluit een geschikte adapter aan.

Neem het maximale vermogen van de aansluiting in acht (kans op beschadiging van uw accessoire).

Het aansluiten van elektrische apparatuur die niet door CITROËN is goedgekeurd, zoals een lader met

USB-aansluitingen, kan leiden tot storingen in de werking van de elektrische componenten van de auto, zoals een slechte radio-ontvangst of storingen in de weergave van de displays.

C4-cactus_nl_Chap03_Ergonomie-et-confort_ed01-2016

71

Ergonomie en comfort

USB-aansluiting

Hierop kunt u draagbare apparatuur of een

USB-stick aansluiten.

Via deze aansluiting kunt u de audiobestanden op uw draagbare apparatuur beluisteren via de luidsprekers van het audiosysteem.

U kunt deze bestanden beheren met de toetsen op het stuurwiel of de toetsen van de autoradio.

Raadpleeg de rubriek "Audio en datacommunicatie" voor meer informatie over het gebruik van deze voorziening.

Tijdens het gebruik van de USBaansluiting kan de draagbare apparatuur automatisch worden opgeladen.

Er wordt een melding weergegeven als het elektrische verbruik van de draagbare apparatuur hoger is dan de door de auto geleverde stroomsterkte.

JACK-aansluiting

Hierop kunt u draagbare apparatuur aansluiten om muziekbestanden via de geluidsinstallatie van de auto te kunnen beluisteren.

De muziekbestanden worden beheerd via het draagbare apparaat.

Raadpleeg voor meer informatie over het gebruik van deze voorziening de rubriek "Audio en datacommunicatie".

72

C4-cactus_nl_Chap03_Ergonomie-et-confort_ed01-2016

Middenarmsteun Kledinghaken

Ergonomie en comfort

3

Handgeschakelde versnellingsbak

(volgens uitrusting)

F Toegang tot het afgesloten opbergvak: til de handgreep op om het deksel op te tillen.

F Toegang tot het open opbergvak onder de armsteun: klap de armsteun in zijn geheel naar achteren.

Elektronisch gestuurde versnellingsbak

Om te profiteren van extra comfort kan de armsteun naar voren worden gekanteld, maar hij kan ook volledig naar achteren worden geklapt.

Deze bevinden zich boven beide achterportieren.

In deze opbergvakken kunt u draagbare apparatuur (telefoon, MP3-speler, ...) opbergen die op de USB-/Jackaansluiting kan worden aangesloten of via de 12V-aansluiting van de middenconsole kan worden opgeladen.

C4-cactus_nl_Chap03_Ergonomie-et-confort_ed01-2016

73

Ergonomie en comfort

Matten

Terugplaatsen

Terugplaatsen van de mat aan de bestuurderszijde:

F leg de mat goed op zijn plaats,

F druk de bevestigingen vast,

F controleer of de mat goed vastzit.

Bevestigen

Gebruik, wanneer u een nieuwe mat bevestigt aan bestuurderszijde, uitsluitend de bijgeleverde bevestigingen.

De overige matten worden gewoon op de vloerbedekking gelegd.

Verwijderen

Verwijderen van de mat aan de bestuurderszijde:

F zet de stoel in de achterste stand,

F maak de bevestigingen los,

F verwijder vervolgens de mat.

Om te voorkomen dat de pedalen blijven hangen:

- gebruik uitsluitend matten die op de bevestigingen van de auto passen; het gebruik van deze bevestigingen is verplicht.

- gebruik nooit meer dan één mat per plaats.

Bij gebruik van niet door CITROËN goedgekeurde matten kan de bediening van de pedalen worden gehinderd en kan de werking van de snelheidsregelaar/begrenzer negatief worden beïnvloed.

De door CITROËN goedgekeurde matten zijn voorzien van twee bevestigingen onder de stoel.

74

C4-cactus_nl_Chap03_Ergonomie-et-confort_ed01-2016

Voorzieningen bagageruimte

1.

Hoedenplank.

2.

Haak.

3.

Opbergbak.

4.

Opbergnet (accessoire).

5.

Bevestigingsogen voor het opbergnet.

De bevestigingsogen voor het opbergnet zijn niet geschikt voor het vastsjorren of op zijn plaats houden van bagage.

Ergonomie en comfort

3

C4-cactus_nl_Chap03_Ergonomie-et-confort_ed01-2016

75

Ergonomie en comfort

Opbergbak Haak Hoedenplank

F Verwijder de vloermat van de bagageruimte voor toegang tot de opbergbak.

Hierin vindt u, afhankelijk van de uitvoering, verschillende ruimtes voor het opbergen van:

- een sleepoog,

- een bandenreparatieset,

- een gevarendriehoek,

- ...

Hieraan kunt u een tas ophangen.

Uitvoeringen met opbergbak: deze moet op de daarvoor bestemde plaats zijn aangebracht voordat u de bagageruimte gaat beladen.

76

C4-cactus_nl_Chap03_Ergonomie-et-confort_ed01-2016

Verwijderen van de hoedenplank:

F maak de twee koorden los,

F til de hoedenplank iets op en verwijder hem.

Er zijn meerdere mogelijkheden om de hoedenplank op te bergen:

- rechtop achter de voorstoelen,

- of plat in de bagageruimte.

Afdekplaat achter (service-uitvoering)

Ergonomie en comfort

3

Plaats geen voorwerpen op het tussenschot.

Plaats geen zware of harde voorwerpen op de afdekplaat achter.

Bij plotseling remmen of een aanrijding kunnen ze namelijk in het zitcompartiment geworpen worden en daardoor de inzittenden in gevaar brengen.

Hiermee kunt u het interieur aan het oog onttrekken, als aanvulling op de bestaande afdekplaat.

C4-cactus_nl_Chap03_Ergonomie-et-confort_ed01-2016

77

Verlichting en zicht

Lichtschakelaar

Hoofdverlichting

De lichtschakelaar heeft verschillende standen om de zichtbaarheid van de auto en het zicht van de bestuurder aan te passen aan de omgeving:

- parkeerlicht: om gezien te worden,

- dimlicht: voor een optimaal zicht zonder medeweggebruikers te verblinden,

- grootlicht: voor een optimaal zicht op wegen waar het omgevingslicht onvoldoende is.

Aanvullende verlichting

Uw auto is voorzien van aanvullende verlichting voor specifieke rijomstandigheden:

- een mistachterlicht,

- mistlampen vóór met statische bochtverlichting,

- dagrijverlichting: voor een betere zichtbaarheid van uw auto overdag,

- follow me home-verlichting voor een beter zicht na het uitstappen,

- parkeerlichten om de zijkant van de auto te markeren als u in het donker parkeert.

Reizen naar het buitenland

De dimlichten van uw auto zijn zo ontworpen dat de afstelling niet gewijzigd hoeft te worden als u de auto gaat gebruiken in een land waarin het verkeer aan de andere kant van de weg rijdt.

Als één of meer lampen defect zijn, geeft een melding aan dat u de desbetreffende lamp(en) moet controleren.

78

C4-cactus_nl_Chap04_Eclairage-et-visibilite_ed01-2016

Verlichting en zicht

Ring voor de selectie van de stand van de hoofdverlichting

Draai aan de ring om het symbool van de gewenste stand tegenover het merkteken te zetten.

Uitvoering zonder automatische inschakeling

Lichten uit / Verlichting overdag.

Automatische verlichting.

Alleen parkeerlicht.

Dimlicht of grootlicht.

Grootlichtschakelaar

Trek de hendel naar u toe om over te schakelen van dim- naar grootlicht en terug.

Als de verlichting is uitgeschakeld of wanneer alleen de parkeerlichten zijn ingeschakeld, kunt u een lichtsignaal geven door de hendel naar u toe te trekken.

Verklikkerlampje

Een verklikkerlampje op het instrumentenpaneel geeft aan dat de geselecteerde verlichting is ingeschakeld.

4

Uitvoering met automatische inschakeling

79

C4-cactus_nl_Chap04_Eclairage-et-visibilite_ed01-2016

Verlichting en zicht

Ring voor de selectie van de mistverlichting

De mistverlichting werkt in combinatie met het dimlicht en het grootlicht.

Uitsluitend één mistachterlicht

F Draai de ring naar voren om het mistachterlicht in te schakelen.

Wanneer de verlichting automatisch wordt uitgeschakeld (uitvoeringen met de stand

AUTO), blijven het mistachterlicht en het dimlicht branden.

F Draai de ring naar achteren om het mistachterlicht uit te schakelen.

Mistlampen vóór en mistachterlicht

Verdraai de ring:

F één stand naar voren om de mistlampen vóór in te schakelen,

F twee standen naar voren om het mistachterlicht in te schakelen,

F één stand naar achteren om het mistachterlicht uit te schakelen,

F twee standen naar achteren om de mistlampen vóór uit te schakelen.

Als de verlichting automatisch wordt uitgeschakeld (uitvoeringen met automatische verlichting) of als het dimlicht handmatig wordt uitgeschakeld, blijven de mistverlichting en de parkeerlichten branden.

F Draai de ring naar achteren om de mistverlichting uit te schakelen.

De parkeerlichten worden dan ook uitgeschakeld.

80

C4-cactus_nl_Chap04_Eclairage-et-visibilite_ed01-2016

Bij helder of regenachtig weer, zowel overdag als 's nachts, zijn de mistlampen vóór en het mistachterlicht verblindend voor medeweggebruikers en daarom niet toegestaan. Gebruik de mistlampen vóór en het mistachterlicht uitsluitend bij mist of sneeuwval.

Onder deze weersomstandigheden dient u de mistlampen vóór en het dimlicht handmatig in te schakelen, omdat de lichtsensor voldoende licht kan waarnemen.

Vergeet niet de mistlampen uit te zetten zodra ze niet meer nodig zijn.

Verlichting en zicht

Richtingaanwijzers

(knipperlichten)

Uitschakelen van de verlichting bij het afzetten van het contact

Bij het afzetten van het contact gaat alle verlichting onmiddellijk uit, behalve het dimlicht als de automatische follow me home-verlichting is geactiveerd.

Inschakelen van de verlichting na het afzetten van het contact

Draai om de lichtschakelaar weer te activeren terwijl de verlichting uit is, de ring in de stand "0" en vervolgens in de stand van uw keuze.

Als het bestuurdersportier wordt geopend, klinkt een geluidssignaal om aan te geven dat de verlichting nog brandt.

De verlichting, met uitzondering van het parkeerlicht, wordt na maximaal

30 minuten automatisch uitgeschakeld om het ontladen van de accu te voorkomen.

F Links: beweeg de verlichtingsschakelaar omlaag voorbij het zware punt.

F Rechts: beweeg de verlichtingsschakelaar omhoog voorbij het zware punt.

Drie keer knipperen

F Beweeg de schakelaar kort omhoog of omlaag, zonder deze door de weerstand te drukken. De desbetreffende richtingaanwijzers zullen drie keer knipperen.

4

81

C4-cactus_nl_Chap04_Eclairage-et-visibilite_ed01-2016

Verlichting en zicht

Automatische verlichting

Met behulp van een lichtsensor worden de kentekenplaatverlichting, het achterlicht en het dimlicht automatisch ingeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is.

De verlichting kan ook, in geval van neerslag, gelijktijdig met het automatisch inschakelen van de ruitenwissers vóór worden ingeschakeld.

De verlichting wordt uitgeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is of nadat het wissen is gestopt.

Inschakelen

F Draai de ring in de stand "AUTO" . Het activeren van de functie wordt bevestigd door een melding.

Uitschakelen

F Draai de ring in een andere stand.

Het uitschakelen van de functie wordt bevestigd door een melding.

Storing

Bij een storing in de lichtsensor gaat de verlichting branden, wordt dit pictogram weergegeven op het instrumentenpaneel in combinatie met een geluidssignaal en/of een melding.

Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Bij mist of sneeuw kan de lichtsensor ten onrechte voldoende licht waarnemen; de verlichting wordt dan niet automatisch ingeschakeld.

Dek de met de regensensor gecombineerde lichtsensor, die zich in het midden van de voorruit achter de binnenspiegel bevindt, niet af. De aan de sensor gekoppelde functies worden dan niet meer bediend.

82

C4-cactus_nl_Chap04_Eclairage-et-visibilite_ed01-2016

Verlichting en zicht

Parkeerlichten Verlichting overdag / Parkeerlichten

(LED-verlichting)

4

De leds worden automatisch ingeschakeld als de motor wordt gestart.

Onder bepaalde weersomstandigheden

(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich een laagje condens aan de binnenzijde van de koplampen en de achterlichten vormen; dit verdwijnt enkele minuten na het ontsteken van de koplampen.

De verlichting doet dienst als:

- Verlichting overdag (lichtschakelaar in de stand " 0 " of " AUTO " als er voldoende licht in de omgeving is).

- Parkeerlicht (lichtschakelaar in de stand

" AUTO " als er weinig licht in de omgeving is of in de stand "alleen parkeerlicht" of

"dim-/grootlicht").

Bij de verlichting overdag hebben de leds een grotere lichtsterkte.

De zijkant van de auto wordt gemarkeerd door het inschakelen van de parkeerlichten aan de kant van het verkeer.

F Volgens uitvoering: duw de lichtschakelaar binnen één minuut na het afzetten van het contact omhoog of omlaag om de parkeerlichten aan de kant van het verkeer in te schakelen (voorbeeld: rechts van de weg parkeren: lichtschakelaar omlaag duwen; parkeerlichten links gaan branden).

Het inschakelen wordt bevestigd door een geluidssignaal en het branden van het verklikkerlampje van de desbetreffende richtingaanwijzer op het instrumentenpaneel.

Zet om de parkeerlichten uit te schakelen de lichtschakelaar in de middelste stand.

83

C4-cactus_nl_Chap04_Eclairage-et-visibilite_ed01-2016

Verlichting en zicht

Koplampen in hoogte verstellen

Follow me home-verlichting

Automatisch

Als de functie "automatische verlichting" is geactiveerd, gaat bij een geringe lichtsterkte van de omgeving na het afzetten van het contact het dimlicht branden.

Handmatig

U kunt de functie in- en uitschakelen en de tijdsduur van de follow me home-verlichting instellen via het touchscreen tablet.

F Selecteer het menu

" Rijhulpsysteem " en vervolgens

" Configuratie auto ".

Deze functie zorgt ervoor dat na het afzetten van het contact de dimlichten nog even blijven branden om het uitstappen in het donker te vergemakkelijken.

Inschakelen

F

F

Geef bij afgezet contact een "lichtsignaal" met de lichtschakelaar.

Geef nogmaals een "lichtsignaal" om de functie uit te schakelen.

Uitschakelen

Na het vergrendelen van de auto wordt de handbediende follow me home-verlichting na een bepaalde tijd automatisch uitgeschakeld.

Verstel de koplampen afhankelijk van de belading van uw auto om verblinding van medeweggebruikers te voorkomen.

0.

Alleen bestuurder of bestuurder + voorpassagier.

-.

Bestuurder + voorpassagier + achterpassagiers.

1.

Bestuurder + voorpassagier + achterpassagiers

+ bagage in de bagageruimte.

-.

Bestuurder + voorpassagier + achterpassagiers

+ bagage in de bagageruimte.

2.

Alleen bestuurder + maximaal toegestane belading van de koffer.

Deze stand voldoet om verblinding van tegenliggers te voorkomen.

Bij gebruik van een hogere stand wordt de reikwijdte van de koplamplichtbundel beperkt.

Stand "0" : basisinstelling.

84

C4-cactus_nl_Chap04_Eclairage-et-visibilite_ed01-2016

Statische bochtverlichting

Tijdens het rijden met dim- of grootlicht wordt de mistlamp vóór ingeschakeld om de binnenkant van de bocht extra te verlichten bij snelheden tot 40 km/h (handig in de stad, op bochtige wegen, kruispunten, parkeergarages enz.).

Met statische bochtverlichting.

Verlichting en zicht

Statische bochtverlichting ingeschakeld

De bochtverlichting wordt in de volgende gevallen ingeschakeld:

- bij het inschakelen van een richtingaanwijzer,

of

- als het stuurwiel ver genoeg wordt verdraaid.

4

Statische bochtverlichting werkt niet

De verlichting werkt in de volgende gevallen niet:

- bij een geringe stuuruitslag,

- bij snelheden boven 40 km/h,

- als de achteruit is ingeschakeld.

Zonder statische bochtverlichting.

C4-cactus_nl_Chap04_Eclairage-et-visibilite_ed01-2016

85

Verlichting en zicht

Ruitenwisserschakelaar

Verwijder onder winterse omstandigheden sneeuw, ijs of rijp van de voorruit, van het gebied rondom de ruitenwisserarmen en de ruitenwisserbladen en van het voorruitrubber alvorens de ruitenwissers in te schakelen.

Handmatige functies

De bestuurder schakelt de ruitenwissers handmatig in.

Schakel de ruitenwissers niet in als de voorruit droog is. Controleer voordat u bij extreem koud of warm weer de ruitenwissers inschakelt of de ruitenwisserbladen niet vastzitten aan de voorruit.

Uitvoering met handbediende ruitenwissers

Ruitenwissers vóór

Selectiehendel wissnelheid: zet de hendel in de gewenste stand.

Hoge snelheid (hevige neerslag).

Normale snelheid (matige regenval).

Interval (wissnelheid aangepast aan de wagensnelheid).

Uit.

Eén keer wissen (de hendel omlaag duwen of kort naar u toe trekken en vervolgens loslaten).

of

Automatisch wissen (omlaag duwen en vervolgens loslaten) of

één keer wissen (trek de hendel kort naar u toe).

86

C4-cactus_nl_Chap04_Eclairage-et-visibilite_ed01-2016

Uitvoering met automatische ruitenwissers

Verlichting en zicht

Ruitenwisser achter

Ring voor de selectie van de ruitenwisser achter:

Uit.

Interval.

Wissen en sproeien (gedurende enige tijd).

Achteruitversnelling

Als de ruitenwissers vóór zijn ingeschakeld op het moment dat u de achteruitversnelling inschakelt, wordt automatisch de ruitenwisser achter ingeschakeld.

Deze automatische functie kan worden geactiveerd of gedeactiveerd via het touchscreen tablet.

F Selecteer het menu

" Rijhulpsysteem " en vervolgens

" Configuratie auto ".

Deze functie is standaard geactiveerd.

Ruitensproeiers voor

Trek de hendel naar u toe: de ruitensproeiers treden in werking en na enige tijd worden ook de ruitenwissers ingeschakeld.

Deactiveer de automatische werking van de ruitenwisser achter bij sneeuwval of strenge vorst en bij montage van een fietsendrager op de achterklep.

Uw auto is uitgerust met een innovatief ruitensproeiersysteem voor de voorruit.

De ruitensproeiervloeistof wordt via het ruitenwisserblad op de voorruit gesproeid, zodat het zicht van de bestuurder en dat van de passagiers niet wordt belemmerd.

4

87

C4-cactus_nl_Chap04_Eclairage-et-visibilite_ed01-2016

Verlichting en zicht

Automatische ruitenwissers vóór

De ruitenwissers worden automatisch ingeschakeld als de sensor achter de binnenspiegel regen detecteert. De snelheid van de ruitenwissers wordt aangepast aan de hoeveelheid neerslag.

Uitschakelen

Duw de hendel nog een keer omlaag of zet de hendel in een andere stand

(Int., 1 of 2).

Dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel gaat uit en er verschijnt een melding.

Storing

In het geval van een storing in de automatische werking van de ruitenwissers werken deze in de intervalstand.

Laat het systeem controleren door het

CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Elke keer als het contact meer dan 1 minuut is afgezet, moet u de automatische werking van de ruitenwissers opnieuw activeren door de hendel één keer omlaag te duwen.

Dek de regensensor, die zich gecombineerd met de lichtsensor in het midden van de voorruit achter de binnenspiegel bevindt, niet af.

Schakel de automatische werking van de ruitenwissers uit als de auto wordt gewassen in een wasstraat.

Wacht 's winters met het inschakelen van de automatische ruitenwissers tot de voorruit ontdooid is.

Inschakelen

Duw de hendel één keer omlaag.

De ruitenwissers maken één slag om het inschakelen te bevestigen.

Dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel gaat branden en er verschijnt een melding.

88

C4-cactus_nl_Chap04_Eclairage-et-visibilite_ed01-2016

Verlichting en zicht

Speciale stand van de ruitenwissers voor

4

Deze stand maakt het mogelijk de ruitenwissers los te zetten van de voorruit.

In deze stand kunnen de ruitenwisserbladen worden gereinigd of de ruitenwissers worden vervangen. In de winter kan deze stand tevens worden gebruikt om de ruitenwissers los te zetten van de voorruit.

F Als de ruitenwisserschakelaar binnen een minuut nadat het contact is afgezet wordt bediend, worden de ruitenwissers in de verticale stand gezet.

F Zet het contact aan en bedien de ruitenwisserschakelaar om de ruitenwissers na de werkzaamheden weer in de ruststand te zetten.

Om een goede werking van de ruitenwissers te behouden adviseren wij u:

- voorzichtig met de ruitenwissers om te gaan,

- de ruitenwissers regelmatig te reinigen met zeepsop,

- de ruitenwissers niet te gebruiken om een stuk karton tegen de voorruit te houden,

- de ruitenwissers te vervangen zodra ze tekenen van slijtage vertonen.

C4-cactus_nl_Chap04_Eclairage-et-visibilite_ed01-2016

89

Veiligheid

Alarmknipperlichten Claxon Urgence-oproep of

Assistance-oproep

Lichtsignaal van de richtingaanwijzers om het overige verkeer te waarschuwen in het geval van file, pech, slepen of een ongeval.

F Druk deze knop in: de richtingaanwijzers knipperen tegelijkertijd.

De alarmknipperlichten werken ook als het contact is afgezet.

Automatisch inschakelen van de alarmknipperlichten

Bij een noodstop worden de alarmknipperlichten, afhankelijk van de mate van remvertraging, automatisch ingeschakeld.

Zodra er weer gas wordt gegeven gaan de alarmknipperlichten uit.

F U kunt de alarmknipperlichten echter ook uitschakelen door de knop in te drukken.

F Druk op het middelste gedeelte van het stuurwiel.

90

C4-cactus_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Hiermee kunt u een noodoproep of hulpoproep doen naar de hulpdiensten of de desbetreffende CITROËN-helpdesk.

Raadpleeg de rubriek "Audio en datacommunicatie" voor meer informatie over het gebruik van deze voorziening.

Veiligheid

Elektronische stabiliteitscontrole (ESP)

Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP:

Electronic Stability Program) dat de volgende systemen omvat:

- het antiblokkeersysteem (ABS) en de elektronische remdrukregelaar (REF),

- de noodremassistentie (NRA),

- de antispinregeling (ASR),

- de dynamische stabiliteitscontrole.

Begrippen

Antiblokkeersysteem (ABS) en elektronische remdrukregelaar

(REF)

Deze systemen zorgen tijdens het remmen voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid van uw auto en dragen bij tot een betere controle in bochten, vooral op een slecht of glad wegdek.

Het ABS voorkomt het blokkeren van de wielen in het geval van een noodstop.

De elektronische remdrukregelaar verdeelt de remdruk over de wielen.

Antispinregeling (ASR)

De ASR past de aandrijfkracht aan om het doorspinnen van de wielen te beperken via de remmen van de aangedreven wielen en de motor. De ASR zorgt ook voor meer koersstabiliteit bij het accelereren.

5

Noodremassistentie (NRA)

Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen de optimale remdruk sneller wordt bereikt, zodat de remafstand kleiner wordt.

Het systeem wordt ingeschakeld als het rempedaal snel wordt ingetrapt en zorgt ervoor dat de benodigde bedieningskracht wordt verminderd en de effectiviteit van het remmen wordt vergroot.

Dynamische stabiliteitscontrole

De dynamische stabiliteitscontrole houdt de vier wielen in de gaten en grijpt, als de koers van de auto afwijkt van de door de bestuurder gewenste richting, automatisch in via de remmen van een of meerdere wielen en het motorkoppel om de auto voor zover mogelijk weer in de juiste koers te brengen.

91

C4-cactus_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Veiligheid

Werking

Antiblokkeersysteem (ABS) en elektronische remdrukregelaar

(REF)

Als dit lampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display, duidt dit op een storing in het ABS-systeem, waardoor u tijdens het remmen de controle over uw auto zou kunnen verliezen.

Als dit lampje gaat branden in combinatie met het lampje STOP , een geluidssignaal en een melding op het display, duidt dit op een storing in de elektronische remdrukregelaar waardoor u tijdens het remmen de controle over uw auto zou kunnen verliezen.

Stop onmiddellijk.

Raadpleeg in beide gevallen het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Zorg er bij vervanging van de wielen (banden en velgen) voor dat wielen worden gemonteerd die voor uw auto zijn gehomologeerd.

De normale werking van het antiblokkeersysteem kan merkbaar zijn door het trillen van het rempedaal.

Trap het rempedaal bij een noodstop krachtig en volledig in en laat het niet los.

92

C4-cactus_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Veiligheid

Dynamische stabiliteitscontrole

(ESP) en antispinregeling (ASR)

Inschakelen

Deze systemen worden automatisch ingeschakeld zodra de motor wordt gestart.

Zodra deze systemen signaleren dat de wielen te weinig grip hebben of de koers van de auto afwijkt van de door de bestuurder gewenste richting, grijpen ze in op de werking van de motor en het remsysteem.

In dat geval gaat dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel knipperen.

Uitschakelen

In bijzondere omstandigheden (als de auto vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond, ...) kan het nuttig zijn het CDS-systeem uit te schakelen, zodat de wielen kunnen spinnen en weer grip kunnen krijgen.

Het is echter aanbevolen het systeem zo snel mogelijk weer in te schakelen.

F Druk op de knop of, afhankelijk van de uitvoering, zet de draaiknop in deze stand.

Als het lampje op de (draai)knop gaat branden, grijpt het CDS-systeem niet meer in op de werking van de motor.

Opnieuw inschakelen

Het systeem wordt automatisch weer ingeschakeld als het contact opnieuw wordt aangezet of vanaf snelheden boven 50 km/h.

F Druk nogmaals op de knop of, afhankelijk van de uitvoering, zet de draaiknop in deze stand om het systeem handmatig weer in te schakelen.

Storing

Als dit verklikkerlampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display, duidt dit op een storing in het systeem.

Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten controleren.

5

Het CDS-systeem zorgt voor meer veiligheid tijdens het rijden. De bestuurder mag zich echter nooit laten verleiden tot het nemen van meer risico's of te hard rijden.

De goede werking van het systeem wordt verzekerd door de naleving van de voorschriften van de constructeur met betrekking tot de wielen (banden en velgen), onderdelen van het remsysteem, elektronische onderdelen alsmede de montageprocedure en het uitvoeren van werkzaamheden door het CITROËNnetwerk.

Laat het systeem na een aanrijding controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

93

C4-cactus_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Veiligheid

Grip control

Specifieke en gepatenteerde antispinregeling waarmee de aandrijving wordt verbeterd op ondergronden met sneeuw, modder en zand.

Dit systeem werkt in elke situatie op optimale wijze en zorgt ervoor dat u ook onder omstandigheden met weinig grip, die u tijdens toeristisch gebruik kunt tegenkomen, uw weg kunt vervolgen.

In combinatie met de M+S-banden (Mud and

Snow) in de maat 205/50 R17 biedt dit systeem een optimaal compromis tussen veiligheid, grip en tractie. Deze banden leveren zowel 's zomers als 's winters uitstekende prestaties.

Het gaspedaal dient voldoende te worden ingetrapt om het systeem optimaal gebruik te laten maken van het motorvermogen. De elektronica zorgt zelf voor de juiste instellingen. Tijdens de werking van het systeem draait de motor soms met hoge toerentallen, dit is normaal.

Met een draaiknop met vijf standen kunt u de stand selecteren die het meest geschikt is voor de rijomstandigheden die u tegenkomt.

Afhankelijk van de gekozen stand gaat een lampje branden om uw keuze te bevestigen.

Op het touchscreen wordt tijdelijk een specifieke en aanvullende aanduiding weergegeven ter bevestiging van de met de draaiknop gemaakte keuze.

U kunt uit verschillende standen kiezen:

Normaal (ESP)

Dit is de stand voor situaties waarin weinig wielslip optreedt, gebaseerd op de meest voorkomende omstandigheden tijdens het rijden op autowegen en snelwegen.

F Zet de draaiknop in deze stand.

Als u het contact opnieuw aanzet, neemt het systeem automatisch deze stand weer aan.

94

C4-cactus_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Sneeuw

In deze stand past het systeem bij het wegrijden de regeling aan op de hoeveelheid grip die elk voorwiel op dat moment heeft.

(regeling actief tot 50 km/h)

F Zet de draaiknop in deze stand.

Veiligheid

Off road (modder, nat gras enz.)

In deze stand wordt bij het wegrijden veel wielslip toegestaan bij het wiel met de minste grip, zodat de modder van de band wordt verwijderd en het wiel vervolgens weer grip krijgt. Er wordt zo veel mogelijk koppel naat het wiel met de meeste grip overgebracht.

Tijdens het optrekken verdeelt het systeem de wielslip zodanig dat de handelingen van de bestuurder zo veel mogelijk effect hebben.

(regeling actief tot 80 km/h)

F Zet de draaiknop in deze stand.

Zand

In deze stand is het gelijktijdig licht doorslippen van de aangedreven wielen toegestaan, zodat de auto vooruit komt en het risico van ingraven wordt beperkt.

(regeling actief tot 120 km/h)

F Zet de draaiknop in deze stand.

Activeer op zand geen andere standen, hierdoor bestaat de kans dat de auto vast komt te zitten in het terrein.

U kunt een aantal functies van het

ESP (antispinregeling en dynamische stabiliteitscontrole) uitschakelen door de draaiknop in de stand " OFF " te draaien.

Deze functies worden automatisch weer ingeschakeld vanaf 50 km/h of als het contact opnieuw wordt aangezet.

Tips voor het rijden

Uw auto is hoofdzakelijk ontworpen voor het gebruik op verharde wegen, maar u kunt er ook mee uit de voeten op minder goed begaanbare wegen.

Uw auto is echter geen terreinauto, en is niet ontworpen voor de volgende omstandigheden:

- het rijden in terreinen die de onderzijde van de auto zouden kunnen beschadigen of waarin onderdelen

(brandstofleiding, brandstofkoeler,...) geraakt zouden kunnen worden door stenen of andere objecten,

- het rijden in terrein met steile hellingen en weinig grip,

- het doorwaden van beekjes en stroompjes, enz.

5

95

C4-cactus_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Veiligheid

Veiligheidsgordels

Veiligheidsgordels vóór Veiligheidsgordels achter

De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van een pyrotechnische gordelspanner en een spankrachtbegrenzer.

Deze systemen zorgen voor extra bescherming van de bestuurder en passagier bij frontale en zijdelingse aanrijdingen.

Bij een krachtige aanrijding zorgen de pyrotechnische gordelspanners ervoor dat de veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen van de inzittenden worden getrokken.

De pyrotechnische gordelspanners zijn actief zodra het contact wordt aangezet.

De spankrachtbegrenzer beperkt de kracht waarmee de gordel tegen het lichaam van de inzittenden getrokken wordt en bevordert daarmee de veiligheid.

96

C4-cactus_nl_Chap05_securite_ed01-2016

De zitplaatsen achter zijn voorzien van een driepuntsveiligheidsgordel.

Vastmaken

F Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting.

F Controleer of de gordel goed is vastgemaakt door even aan de riem te trekken.

Losmaken

F Druk op de rode knop van de gordelsluiting.

F Houd de gordel vast terwijl deze zich oprolt.

Veiligheid

Pictogram(men) veiligheidsgordel(s) losgemaakt/niet vastgemaakt

1.

Pictogram veiligheidsgordels vóór losgemaakt/niet vastgemaakt, op het instrumentenpaneel.

2.

Pictogram veiligheidsgordel links voor.

3.

Pictogram veiligheidsgordel rechts voor.

4.

Pictogram veiligheidsgordel rechts achter.

5.

Pictogram veiligheidsgordel midden achter.

6.

Pictogram veiligheidsgordel links achter.

Pictogram(men) veiligheidsgordel(s) vóór

Bij het aanzetten van het contact gaat het pictogram 1 op het instrumentenpaneel en de desbetreffende pictogrammen ( 2 en 3 ) op het pictogrammendisplay van de veiligheidsgordels en airbag vóór aan passagierszijde rood branden als de bestuurder en/of de voorpassagier zijn gordel niet heeft vastgemaakt of weer heeft losgemaakt.

5

Als de wagensnelheid hoger is dan 20 km/h, knippert (knipperen) het pictogram (de pictogrammen) gedurende twee minuten in combinatie met een geluidssignaal.

Na deze 2 minuten blijft (blijven) het pictogram (de pictogrammen) branden zolang de bestuurder of voorpassagier zijn gordel niet heeft vastgemaakt.

Pictogram(men) veiligheidsgordel(s) achter

Het desbetreffende pictogram ( 4 t/m 6 ) op het pictogrammendisplay van de veiligheidsgordels en de airbag vóór aan passagierszijde gaat rood branden als een van de achterpassagiers zijn gordel heeft losgemaakt.

97

C4-cactus_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Veiligheid

Adviezen

Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder te controleren of alle passagiers hun veiligheidsgordel goed hebben omgedaan en vastgemaakt.

Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al betreft het een korte rit.

Draai de gespen van de veiligheidsgordels niet om; de gordels zijn dan niet voldoende effectief.

De veiligheidsgordels zijn voorzien van een oprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengte van de gordel automatisch wordt aangepast aan de lichaamsbouw van de gebruiker. De gordel wordt automatisch opgerold als deze niet wordt gebruikt.

Controleer zowel voor en na het gebruik van de gordel of deze goed is opgerold.

De heupgordel moet zo laag mogelijk op het bekken worden geplaatst.

De schoudergordel moet langs het holle gedeelte van de schouder worden geplaatst.

De oprolautomaten zijn voorzien van een automatische blokkeerinrichting die in werking treedt bij een aanrijding, een noodstop of het over de kop slaan van de auto. U kunt de blokkeerinrichting deblokkeren door stevig aan de riem te trekken en deze weer los te laten, zodat de riem weer een stukje wordt opgerold.

Voor een effectieve werking van de veiligheidsgordel:

- dient deze strak om het lichaam te worden gedragen,

- moet deze in een vloeiende beweging naar voren worden getrokken, zonder dat de gordel gedraaid raakt,

- mag deze door niet meer dan één persoon worden gedragen,

- mag deze geen beschadigingen of rafels vertonen,

- mag er om te voorkomen dat de gordel niet goed werkt, niets aan worden gewijzigd.

Vanwege de wettelijke veiligheidsvoorschriften moeten werkzaamheden en controles aan de veiligheidsgordels worden uitgevoerd door het

CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats, die tevens voor de garantie zorgt en de werkzaamheden volgens de voorschriften uitvoert.

Laat de veiligheidsgordels van uw auto regelmatig controleren door het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats, vooral als de gordels beschadigingen vertonen.

Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar bij het CITROËN-netwerk.

Controleer na het neerklappen of verstellen van een stoel of de achterbank of de gordel zich op de juiste plaats bevindt en goed is opgerold.

Voorschriften voor kinderen

Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan

1,50 m gebruik van een geschikt kinderzitje.

De veiligheidsgordel mag door niet meer dan

één persoon gedragen worden.

Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens het rijden.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over kinderzitjes.

Bij aanrijdingen

De gordelspanners kunnen, afhankelijk van de aard en de kracht van de aanrijding , vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan.

Het activeren van de gordelspanners gaat gepaard met wat onschadelijke rook en een knal, als gevolg van de activering van de pyrotechnische lading die in het systeem is geïntegreerd.

In alle gevallen gaat het verklikkerlampje van de airbag branden.

Laat het systeem na een aanrijding controleren en eventueel vervangen door het

CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

98

C4-cactus_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Veiligheid

Airbags

Algemeen

De airbags zijn speciaal ontworpen om de veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd de middelste passagier achter) bij ernstige aanrijdingen te verbeteren. De airbags vormen een aanvulling op de werking van de veiligheidsgordels met spanbegrenzers

(behalve bij de middelste passagier achter).

De elektronische schoksensoren registreren de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan de registratiezones voor een aanrijding worden blootgesteld:

- bij een ernstige aanrijding gaan de airbags onmiddellijk af om de inzittenden van de auto (uitgezonderd de middelste passagier achter) te helpen beschermen. Direct na de aanrijding ontsnapt het gas snel uit de airbags, zodat het zicht niet wordt belemmerd en de inzittenden de auto eventueel kunnen verlaten,

- bij een minder ernstige aanrijding of een aanrijding van achteren en in bepaalde gevallen waarbij de auto over de kop slaat, treden de airbags niet in werking.

De veiligheidsgordels helpen u in deze situaties voldoende te beschermen.

Registratiezones voor een aanrijding

A.

Impactzone vóór.

B.

Impactzone opzij.

De airbags werken alleen als het contact aan is.

De airbags werken slechts eenmaal.

Als er een tweede aanrijding plaatsvindt

(tijdens hetzelfde of een volgend ongeval), worden de airbags niet meer opgeblazen.

Het activeren van (een van) de airbags gaat gepaard met wat rook en een knal, als gevolg van de activering van de pyrotechnische lading die in het systeem is geïntegreerd.

De rook is niet schadelijk, maar kan voor personen die hier gevoelig voor zijn, irriterend zijn.

De knal die bij het afgaan wordt geproduceerd, kan het gehoor gedurende een korte periode enigszins verminderen.

5

99

C4-cactus_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Veiligheid

Frontairbags

Schakel voor de veiligheid van uw kind de airbag aan passagierszijde altijd uit als u een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel plaatst.

Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.

De frontairbags beschermen de bestuurder en voorpassagier bij een ernstige frontale aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel te verkleinen.

De bestuurdersairbag is geïntegreerd in het stuurwiel en de passagiersairbag is geïntegreerd in het dak om ruimte vrij te maken in het dashboardkastje.

Activering

De airbags worden opgeblazen, behalve de airbag aan passagierszijde wanneer deze is uitgeschakeld, bij een ernstige frontale aanrijding binnen (een gedeelte van) de impactzone vóór (A) , in de lengterichting van de auto en vanaf de voorzijde richting de achterzijde van de auto, die zich op een horizontale ondergrond moet bevinden.

De frontairbag wordt opgeblazen tussen de bestuurder en het stuur of tussen de passagier voorin en het dashboard om te verhinderen dat deze naar voren wordt geslingerd.

Uitschakelen airbag aan passagierszijde

Alleen de airbag aan passagierszijde kan worden uitgeschakeld.

F Zet het contact af en steek de sleutel in de schakelaar voor het uitschakelen van de airbag aan passagierszijde.

F Draai deze in de stand "OFF" .

F Verwijder de sleutel zonder de stand van de schakelaar te veranderen.

Bij het aanzetten van het contact brandt dit waarschuwingslampje in het display van de veiligheidsgordels.

Het blijft branden zolang de airbag is uitgeschakeld.

Opnieuw inschakelen airbag aan passagierszijde

Als u het met de rug in de rijrichting geplaatste kinderzitje hebt verwijderd, zet dan met afgezet contact de schakelaar weer op "ON" om de airbag opnieuw in te schakelen en zo de veiligheid van uw voorpassagier te garanderen.

Bij het aanzetten van het contact gaat dit waarschuwingslampje in het display van de veiligheidsgordels gedurende ongeveer één minuut branden om aan te geven dat de airbag aan passagierszijde weer is ingeschakeld.

100

C4-cactus_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Storing

Als dit lampje op het instrumentenpaneel gaat branden, raadpleeg dan altijd het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats. De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige aanrijding niet worden geactiveerd.

Zijairbags

De zijairbags beschermen de bestuurder en de voorpassagier bij een ernstige zijdelingse aanrijding om de kans op letsel te verkleinen.

De zijairbags zijn aangebracht in het frame van de rugleuning, aan de portierzijde.

Detectiezones voor een aanrijding

A.

Impactzone vóór.

B.

Impactzone opzij.

Activering

De zijairbags worden aan de desbetreffende zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse aanrijding binnen (een gedeelte van) de impactzone opzij ( B ), loodrecht op de lengteas van de auto en vanaf de buitenzijde richting de binnenzijde van de auto.

De zijairbag wordt opgeblazen tussen de inzittende voorin en het desbetreffende portierpaneel.

C4-cactus_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Veiligheid

5

101

Veiligheid

Window-airbags

De window-airbags helpen de bestuurder en passagiers (uitgezonderd de middelste passagier achter) te beschermen bij een ernstige zijdelingse aanrijding, om de kans op letsel aan de zijkant van het hoofd te verkleinen.

De window-airbags zijn aangebracht in de stijlen en in de hemelbekleding.

Storing

Als dit waarschuwingslampje gaat branden raadpleeg dan altijd het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten controleren.

De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige aanrijding niet worden geactiveerd.

Activering

De window-airbag wordt gelijktijdig met de zijairbag aan de desbetreffende zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse aanrijding binnen (een gedeelte van) de impactzone opzij ( B ), waarbij de krachten loodrecht op de lengterichting van de auto en vanaf de buitenzijde richting de binnenzijde van de auto worden uitgeoefend.

De window-airbag wordt opgeblazen tussen de inzittenden voor en achter en de ruiten.

Bij een lichte zijdelingse aanrijding of bij over de kop slaan kan het zijn dat de airbags niet worden geactiveerd.

Bij een aanrijding van achteren of een frontale aanrijding worden de zij- en window-airbags niet geactiveerd.

102

C4-cactus_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Veiligheid

Adviezen

Houd u aan de onderstaande veiligheidsvoorschriften voor een maximale effectiviteit van de airbags:

Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoelen te zitten.

Draag altijd een correct afgestelde veiligheidsgordel.

Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag en de inzittenden (kinderen, huisdieren, objecten...) en bevestig niets in de buurt van de airbags of in het gebied waar de airbags afgaan. Dit kan de inzittende bij het afgaan van de airbag verwonden.

Verander niets aan de oorspronkelijke uitvoering van uw auto, voer met name geen wijzigingen door aan de onderdelen in de directe nabijheid van de airbags.

Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen controleren.

Werkzaamheden aan airbagsystemen mogen uitsluitend door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats worden uitgevoerd.

Zelfs als alle bovenstaande voorschriften worden nageleefd, blijft de kans bestaan op letsel of lichte brandwonden aan het hoofd, de borst of de armen als de airbag wordt geactiveerd. De airbag wordt namelijk zeer snel opgeblazen (binnen enkele milliseconden) en loopt vervolgens even snel leeg, waarbij de warme gassen via de daarvoor bestemde openingen naar buiten stromen.

Airbags vóór

Houd het stuurwiel niet aan de spaken vast en laat uw handen niet op het stuurwielkussen rusten.

De voorpassagier mag zijn voeten niet op het dashboard laten rusten.

Rook niet in de auto. Als de airbag afgaat, kunnen brandende sigaretten of een pijp brandwonden of ander letsel veroorzaken.

Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuurwielbekleding en sla er niet op.

Bevestig geen voorwerpen of stickers op het stuurwiel, op het dashboard of op de zonneklep aan passagierszijde. Deze kunnen bij het afgaan van de airbags letsel veroorzaken.

Zijairbags

Bedek de stoelen uitsluitend met daarvoor goedgekeurde stoelhoezen, die in combinatie met actieve zijairbags gebruikt kunnen worden. Voor informatie over de stoelhoezen die geschikt zijn voor uw auto kunt u zich wenden tot het CITROËN-netwerk.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de accessoires.

Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de stoelen (kleding...): dit zou bij het afgaan van de airbags kunnen leiden tot verwondingen aan armen of borstkas.

Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.

Window-airbags

Bevestig nooit iets op de hemelbekleding; dit zou bij het afgaan van de window-airbags kunnen leiden tot hoofdletsel.

Demonteer nooit de handgrepen van het dak

(indien aanwezig); deze maken deel uit van de bevestiging van de window-airbags.

5

103

C4-cactus_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Veiligheid

Algemene informatie met betrekking tot kinderzitjes

Hoewel CITROËN bij het ontwerp van uw auto veel aandacht heeft besteed aan veiligheidsvoorzieningen voor uw kinderen, is hun veiligheid natuurlijk ook afhankelijk van uzelf.

Volg voor een optimale veiligheid de volgende adviezen op:

- conform de Europese wetgeving dienen kinderen jonger dan 12 jaar of kleiner dan 1,50 m in gehomologeerde, aan het lichaamsgewicht aangepaste kinderzitjes op met veiligheidsgordels of

ISOFIX-bevestigingen uitgeruste plaatsen te worden vervoerd*,

- de veiligste plaats voor het vervoeren van een kind is volgens de statistieken een plaats op de achterbank van uw auto,

- kinderen tot 9 kg moeten zowel voor- als achterin met de rug in de rijrichting worden vervoerd.

CITROËN beveelt u aan kinderen op de achterzitplaatsen van uw auto te vervoeren:

- met de rug in de rijrichting tot 3 jaar,

- met het gezicht in de rijrichting vanaf

3 jaar.

* De regelgeving met betrekking tot het vervoer van kinderen zijn per land verschillend.

Raadpleeg de in uw land geldende regels.

104

C4-cactus_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Veiligheid

Kinderzitje achterin

"Rug in de rijrichting" "Gezicht in de rijrichting" Middelste zitplaats achter

Een kinderzitje met steun mag nooit op de middelste zitplaats achter worden bevestigd.

5

Schuif als u een kinderzitje "met de rug in de rijrichting" achterin plaatst de voorstoel naar voren en zet de rugleuning van de voorstoel rechtop, zodat het kinderzitje de voorstoel niet raakt.

Schuif als u een kinderzitje "met het gezicht in de rijrichting" achterin plaatst de voorstoel naar voren en zet de rugleuning van de voorstoel rechtop, zodat de benen van het kind de voorstoel niet raken.

Controleer of de veiligheidsgordel goed is aangetrokken.

Controleer bij kinderzitjes met een steun of deze steun stabiel op de vloer staat. Verzet indien nodig de voorstoel van de auto.

105

C4-cactus_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Veiligheid

Kinderzitje op de passagiersstoel voor*

"Met de rug in de rijrichting" "Met het gezicht in de rijrichting"

Wanneer een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de passagiersstoel voor wordt geplaatst, moet de stoel in de middelste stand van de verstelling in lengterichting worden geschoven en moet de rugleuning rechtop worden gezet.

De airbag vóór aan passagierszijde moet zijn uitgeschakeld. Gebeurt dit niet, dan kan het kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken .

Wanneer een kinderzitje met het gezicht in de rijrichting op de passagiersstoel voor wordt geplaatst, moet de stoel in de middelste stand van de verstelling in lengterichting worden geschoven, moet de rugleuning rechtop worden gezet en mag de airbag vóór aan passagierszijde niet worden uitgeschakeld.

Passagiersstoel in de middelste stand van de verstelling in lengterichting.

Controleer of de veiligheidsgordel goed strak staat.

Controleer bij kinderzitjes met een steun of deze goed op de vloer rust.

Verstel indien nodig de passagiersstoel.

* Raadpleeg de wetgeving in uw land voordat u een kinderzitje op deze plaats bevestigt.

106

C4-cactus_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Veiligheid

Uitschakelen van de airbag vóór aan passagierszijde

Plaats nooit een kind in een kinderzitje

"met de rug in de rijrichting" op de voorpassagiersstoel als de airbag vóór aan passagierszijde is ingeschakeld.

Het kind kan in dat geval bij een aanrijding levensgevaarlijk gewond raken.

Dit voorschrift wordt tevens vermeld op de waarschuwingssticker aan beide zijden van de zonneklep aan passagierszijde.

Conform de wettelijke voorschriften vindt u op de volgende tabellen deze waarschuwing in alle benodigde talen.

Airbag aan passagierszijde OFF

5

Deze sticker is op de middenstijl, aan passagierszijde, aangebracht.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het uitschakelen van de airbag aan passagierszijde.

C4-cactus_nl_Chap05_securite_ed01-2016

107

Veiligheid

AR

BG

НИКОГА НЕ инсталирайте детско столче на седалка с АКТИВИРАНА предна ВЪЗДУШНА ВЪЗГЛАВНИЦА. Това може да причини

СМЪРТ или СЕРИОЗНО НАРАНЯВАНЕ на детето.

CS

NIKDY neumisťujte dětské zádržné zařízení orientované směrem dozadu na sedadlo chráněné AKTIVOVANÝM čelním AIRBAGEM. Hrozí nebezpečí SMRTI DÍTĚTE nebo VÁŽNÉHO ZRANĚNÍ.

DA Brug ALDRIG en bagudvendt barnestol på et sæde, der er beskyttet af en AKTIV AIRBAG. BARNET risikerer at blive ALVORLIGT

KVÆSTET eller DRÆBT.

DE Montieren Sie auf einem Sitz mit AKTIVIERTEM Front-Airbag NIEMALS einen Kindersitz oder eine Babyschale entgegen der Fahrtrichtung, das Kind könnte schwere oder sogar tödliche Verletzungen erleiden.

EL

Μη χρησιμοποιείτε ΠΟΤΕ παιδικό κάθισμα με την πλάτη του προς το εμπρός μέρος του αυτοκινήτου, σε μια θέση που προστατεύεται από

ΜΕΤΩΠΙΚΟ αερόσακο που είναι ΕΝΕΡΓΟΣ. Αυτό μπορεί να έχει σαν συνέπεια το ΘΑΝΑΤΟ ή το ΣΟΒΑΡΟ ΤΡΑΥΜΑΤΙΣΜΟ του ΠΑΙΔΙΟΥ

EN NEVER use a rearward facing child restraint on a seat protected by an ACTIVE AIRBAG in front of it, DEATH or SERIOUS INJURY to the

CHILD can occur

ES NO INSTALAR NUNCA un sistema de retención para niños de espaldas al sentido de la marcha en un asiento protegido mediante un

AIRBAG frontal ACTIVADO, ya que podría causar lesiones GRAVES o incluso la MUERTE del niño.

ET Ärge MITTE KUNAGI paigaldage "seljaga sõidusuunas" lapseistet juhi kõrvalistmele, mille ESITURVAPADI on AKTIVEERITUD. Turvapadja avanemine võib last TÕSISELT või ELUOHTLIKULT vigastada.

FI ÄLÄ KOSKAAN aseta lapsen turvaistuinta selkä ajosuuntaan istuimelle, jonka edessä suojana on käyttöön aktivoitu TURVATYYNY. Sen laukeaminen voi aiheuttaa LAPSEN KUOLEMAN tai VAKAVAN LOUKKAANTUMISEN.

FR NE JAMAIS installer de système de retenue pour enfants faisant face vers l’arrière sur un siège protégé par un COUSSIN GONFLABLE frontal ACTIVÉ.

Cela peut provoquer la MORT de l’ENFANT ou le BLESSER GRAVEMENT

HR

NIKADA ne postavljati dječju sjedalicu leđima u smjeru vožnje na sjedalo zaštićeno UKLJUČENIM prednjim ZRAČNIM JASTUKOM. To bi moglo uzrokovati SMRT ili TEŠKU OZLJEDU djeteta.

HU

SOHA ne használjon menetiránynak háttal beszerelt gyermekülést AKTIVÁLT (BEKAPCSOLT) FRONTLÉGZSÁKKAL védett ülésen. Ez a gyermek HALÁLÁT vagy SÚLYOS SÉRÜLÉSÉT okozhatja.

IT NON installare MAI seggiolini per bambini posizionati in senso contrario a quello di marcia su un sedile protetto da un AIRBAG frontale

ATTIVATO. Ciò potrebbe provocare la MORTE o FERITE GRAVI al bambino.

LT

NIEKADA neįrenkite vaiko prilaikymo priemonės su atgal atgręžtu vaiku ant sėdynės, kuri saugoma VEIKIANČIOS priekinės ORO

PAGALVĖS. Išsiskleidus oro pagalvei vaikas gali būti MIRTINAI arba SUNKIAI TRAUMUOTAS.

108

C4-cactus_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Veiligheid

LV

NEKAD NEuzstādiet uz aizmuguri vērstu bērnu sēdeklīti priekšējā pasažiera sēdvietā, kurā ir AKTIVIZĒTS priekšējais DROŠĪBAS GAISA

SPILVENS.

Tas var izraisīt BĒRNA NĀVI vai radīt NOPIETNUS IEVAINOJUMUS.

MT Qatt m’ghandek thalli tifel/tifla marbut f’siggu dahru lejn l-Airbag attiva, ghaliex tista’ tikkawza korriment serju jew anke mewt lit-tifel/tifla

NL Plaats NOOIT een kinderzitje met de rug in de rijrichting op een zitplaats waarvan de AIRBAG is INGESCHAKELD. Bij het afgaan van de airbag kan het KIND LEVENSGEVAARLIJK GEWOND RAKEN

NO Installer ALDRI et barnesete med ryggen mot kjøreretningen i et sete som er beskyttet med en frontal AKTIVERT KOLLISJONSPUTE,

BARNET risikerer å bli DREPT eller HARDT SKADET.

PL

NIGDY nie instalować fotelika dziecięcego w pozycji "tyłem do kierunku jazdy" na siedzeniu wyposażonym w CZOŁOWĄ PODUSZKĘ

POWIETRZNĄ w stanie AKTYWNYM. Może to doprowadzić do ŚMIERCI DZIECKA lub spowodować u niego POWAŻNE OBRAŻENIA

CIAŁA.

PT NUNCA instale um sistema de retenção para crianças de costas para a estrada num banco protegido por um AIRBAG frontal ACTIVADO.

Esta instalação poderá provocar FERIMENTOS GRAVES ou a MORTE da CRIANÇA.

RO Nu instalati NICIODATA un sistem de retinere pentru copii, dispus cu spatele in directia de mers, pe un loc din vehicul protejat cu AIRBAG frontal ACTIVAT. Aceasta ar putea provoca MOARTEA COPILULUI sau RANIREA lui GRAVA.

RU

ВО ВСЕХ СЛУЧАЯХ ЗАПРЕЩАЕТСЯ использовать обращенное назад детское удерживающее устройство на сиденье, защищенном ФУНКЦИОНИРУЮЩЕЙ ПОДУШКОЙ БЕЗОПАСНОСТИ, установленной перед этим сиденьем.

Это может привести к ГИБЕЛИ РЕБЕНКА или НАНЕСЕНИЮ ЕМУ СЕРЬЕЗНЫХ ТЕЛЕСНЫХ ПОВРЕЖДЕНИЙ

SK

NIKDY neinštalujte detské zádržné zariadenie orientované smerom dozadu na sedadlo chránené AKTIVOVANÝM čelným AIRBAGOM.

Mohlo by dôjsť k SMRTEĽNÉMU alebo VÁŽNEMU PORANENIU DIEŤAŤA.

SL

NIKOLI ne nameščajte otroškega sedeža s hrbtom v smeri vožnje, če je VARNOSTNA BLAZINA pred sprednjim sopotnikovim sedežem

AKTIVIRANA. Takšna namestitev lahko povzroči SMRT OTROKA ali HUDE POŠKODBE.

SR

NIKADA ne koristite dečje sedište koje se okreće unazad na sedištu zaštićenim AKTIVNIM VAZDUŠNIM JASTUKOM ispred njega, jer mogu nastupiti SMRT ili OZBILJNA POVREDA DETETA.

SV Passagerarkrockkudden fram MÅSTE vara avaktiverad om en bakåtvänd bilbarnstol installeras på denna plats. Annars riskerar barnet att

DÖDAS eller SKADAS ALLVARLIGT.

TR

KESİNLKLE HAVA YASTIĞI AKTİF olan ön koltuğa yüzü arkaya dönük bir çocuk koltuğu yerleştirmeyiniz. Bu ÇOCUĞUN ÖLMESİNE veya

ÇOK AĞIR YARALANMASINA sebep olabilir.

5

109

C4-cactus_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Veiligheid

Door CITROËN aanbevolen kinderzitjes

CITROËN levert een reeks kinderzitjes met artikelnummer die met een driepuntsveiligheidsgordel kunnen worden vastgemaakt:

Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg Groep 2 en 3: van 15 tot 36 kg

L1

"RÖMER Baby-Safe Plus"

Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst.

L4

"KLIPPAN Optima"

Vanaf 22 kg (vanaf ongeveer 6 jaar): gebruik alleen de zitverhoging.

L5

"RÖMER KIDFIX"

Kan aan de ISOFIX-verankeringen van de auto worden bevestigd.

Het kind wordt beschermd door de veiligheidsgordel.

110

C4-cactus_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Veiligheid

Tabel voor het plaatsen van kinderzitjes met de veiligheidsgordel

Overeenkomstig de Europese wetgeving geeft dit overzicht de mogelijkheden aan voor het bevestigen met de veiligheidsgordel van een universeel gehomologeerd kinderzitje ( a ) in uw auto, gerangschikt naar het gewicht van het kind en de plaats in de auto.

1 e zitrij

Plaats

Passagiersstoel vóór ( hoogteverstelling ( d ) c ) zonder

Buitenste zitplaatsen achter ( e )

Groep 0 (b) en 0+

Tot 13 kg

Tot ongeveer 1 jaar

Gewicht van het kind/ leeftijdsindicatie

Groep 1

Van 9 tot 18 kg

Van 1 tot ongeveer 3 jaar

Groep 2

Van 15 tot 25 kg

Van 3 tot ongeveer 6 jaar

Groep 3 van 22 tot 36 kg

Van 6 tot ongeveer 10 jaar

U

U

U

U

U

U

U

U

2 e zitrij

Middelste zitplaats achter ( e ) U (f) U (f) U U

5

C4-cactus_nl_Chap05_securite_ed01-2016

111

Veiligheid

( a ) Universeel kinderzitje: kinderzitje dat in alle auto's met de veiligheidsgordel kan worden bevestigd.

( b ) Groep 0: vanaf de geboorte tot 10 kg. Op de passagiersplaats vóór kan geen reiswieg of kinderbedje voor in de auto worden bevestigd.

Als deze op de tweede zitrij zijn geplaatst, kunnen een of meerdere zitplaatsen achter niet worden gebruikt.

( c ) Raadpleeg de wetgeving in uw land alvorens een kinderzitje op deze plaats te bevestigen.

( d ) Wanneer een kinderzitje "met de rug in de rijrichting" op de passagiersstoel vóór wordt geplaatst, moet de airbag vóór aan passagierszijde worden uitgeschakeld.

Het kind zou anders ernstig of zelfs levensgevaarlijk gewond kunnen raken als de airbag wordt geactiveerd.

Als een kinderzitje "met het gezicht in de rijrichting" op de passagiersstoel vóór wordt geplaatst, moet de airbag vóór aan passagierszijde ingeschakeld blijven.

( e ) Schuif wanneer u een kinderzitje achterin plaatst "met de rug in de rijrichting" of "met het gezicht in de rijrichting" de voorstoel naar voren en zet de rugleuning rechtop, zodat er voldoende ruimte is voor het het kinderzitje en de benen van het kind.

( f ) Een kinderzitje met een steun mag nooit op de middelste zitplaats achter worden geplaatst.

U : plaats geschikt voor het bevestigen van een universeel goedgekeurd kinderzitje met de veiligheidsgordel. Kinderzitje geplaatst "met de rug in de rijrichting" of

"met het gezicht in de rijrichting".

Verwijder de hoofdsteun en berg deze op alvorens een kinderzitje op een passagiersstoel te bevestigen. Vergeet niet de hoofdsteun weer aan te brengen nadat u het kinderzitje weer hebt verwijderd.

112

C4-cactus_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Veiligheid

ISOFIX-bevestigingen

Uw auto voldoet aan de meest recente ISOFIXnormen .

De hieronder aangegeven zitplaatsen zijn uitgerust met de voorgeschreven ISOFIX-bevestigingen:

Elke zitplaats is voorzien van drie bevestigingsringen:

- twee bevestigingsringen A , die zich tussen de rugleuning en de zitting van de zitplaats bevinden, aangegeven met een merkteken,

- één bevestigingsring B achter de stoel,

TOP TETHER genoemd, voor de bevestiging van de bovenste riem.

Aan de TOP TETHER kan de bovenste bevestigingsriem (indien aanwezig) van een kinderzitje worden vastgemaakt. Bij een frontale aanrijding beperkt dit systeem het naar voren kantelen van het kinderzitje.

De ISOFIX-bevestigingen zorgen voor een veilige, degelijke en snelle montage van het kinderzitje in uw auto.

De ISOFIX-kinderzitjes zijn voorzien van twee sloten die aan de twee bevestigingsringen A kunnen worden verankerd.

Sommige kinderzitjes zijn bovendien voorzien van een bovenste bevestigingsriem die kan worden vastgemaakt aan de bevestigingsring B .

Kinderzitje vastmaken aan de TOP TETHER:

- verwijder de hoofdsteun en berg hem op alvorens het kinderzitje op deze zitplaats te bevestigen (plaats de hoofdsteun terug zodra het kinderzitje is verwijderd),

- voer de riem van het kinderzitje over de rugleuning van de zitplaats, tussen de openingen voor de pennen van de hoofdsteun door,

- bevestig de aansluiting van de bovenste bevestigingsriem aan de ring B ,

- trek de bovenste bevestigingsriem strak.

5

Bij een onjuist geplaatst kinderzitje kan het kind bij een aanrijding ernstig letsel oplopen.

Houd u nauwgezet aan de montagevoorschriften die in de bij het kinderzitje geleverde handleiding zijn vermeld.

Voor u een ISOFIX-kinderzitje op de linker achterstoel kunt plaatsen, moet u eerst de middelste veiligheidsgordel achter naar het midden van de auto duwen op een zodanige manier dat de gordel normaal blijft werken.

Raadpleeg het overzicht voor de bevestiging van ISOFIX-kinderzitjes in uw auto, waarin staat vermeld welke kinderzitjes voor welke zitplaatsen geschikt zijn.

113

C4-cactus_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Veiligheid

Door CITROËN aanbevolen ISOFIX-kinderzitjes

Het CITROËN-netwerk levert een gamma ISOFIX-kinderzitjes. Deze kinderzitjes, die zijn voorzien van een onderdeelnummer, zijn goedgekeurd voor gebruik in uw auto.

Raadpleeg ook de montagehandleiding van de fabrikant van het kinderzitje voor meer informatie over het plaatsen en verwijderen van het zitje.

"RÖMER Baby-Safe Plus" met ISOFIX-basis

(lengtecategorie: E )

Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg

"RÖMER Duo Plus ISOFIX"

(lengtecategorie: B1 )

Groep 1: van 9 tot 18 kg

Dit zitje dient te worden geplaatst met de rug in de rijrichting met behulp van een ISOFIXbasis, die wordt bevestigd aan de ringen A .

De basis is voorzien van een in hoogte verstelbare steun die op de vloer van de auto rust.

Dit kinderzitje kan ook worden bevestigd met een veiligheidsgordel. In dat geval wordt het zitje zonder basis met de driepuntsgordel op de zitplaats van de auto bevestigd.

Dit zitje wordt uitsluitend met het gezicht in de rijrichting geplaatst.

Het wordt verankerd aan de ringen A en, met de bovenste riem, aan de ring B , de TOP

TETHER.

Drie standen: rechtop, ruststand en ligstand.

We raden u aan de ligstand te gebruiken.

Dit kinderzitje kan ook worden gebruikt op zitplaatsen die niet zijn voorzien van ISOFIXbevestigingspunten. In dat geval moet het zitje met de driepuntsveiligheidsgordel op de stoel van de auto worden bevestigd. Stel de voorstoel zo af dat de voeten van het kind de rugleuning niet kunnen raken.

114

C4-cactus_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Veiligheid

Overzicht van zitplaatsen geschikt voor ISOFIX-kinderzitjes

Overeenkomstig de Europese wetgeving geeft het overzicht de mogelijkheden aan voor het bevestigen van een ISOFIX-kinderzitje op een plaats in de auto voorzien van ISOFIX-bevestigingen.

Bij universele en semi-universele ISOFIX-kinderzitjes wordt de ISOFIX-maat op het kinderzitje naast het ISOFIX-logo aangegeven met een letter ( A t/m G ).

Type ISOFIX-kinderzitje

Tot 10 kg

(groep 0)

Tot ca.

6 maanden

Reiswieg

Gewicht van het kind / leeftijdsindicatie

Tot 10 kg

(groep 0)

Tot 13 kg

(groep 0+)

Tot ca. 1 jaar

Van 9 tot 18 kg (groep 1)

Van 1 tot ca. 3 jaar

"rug in de rijrichting" "rug in de rijrichting" "gezicht in de rijrichting"

ISOFIX-maat

1 e zitrij Passagiersstoel voor

F G C D E C

Geen ISOFIX

D A B B1

Buitenste zitplaatsen achter IL-SU * IL-SU IL-SU IL-SU IL-SU

IUF

IL-SU

2 e zitrij

Middelste zitplaats achter

IUF: zitplaats geschikt voor de bevestiging van een universeel gehomologeerd ISOFIX- kinderzitje met het gezicht in de rijrichting en een bovenste riem.

IL-SU: zitplaats geschikt voor de bevestiging van een semi-universeel gehomologeerd ISOFIX-kinderzitje:

- rug in de rijrichting voorzien van een bovenste riem of een steun,

- gezicht in de rijrichting voorzien van een steun,

- reiswieg voorzien van een bovenste riem of een steun.

* Een aan de onderste bevestigingspunten van een ISOFIX-zitplaats bevestigde ISOFIX-reiswieg neemt alle zitplaatsen van de achterbank in beslag.

Geen ISOFIX

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de ISOFIX-bevestigingen en de bevestiging van de bovenste riem.

Verwijder de hoofdsteun en berg hem op alvorens een kinderzitje met een rugleuning te bevestigen op een passagiersstoel.

Plaats de hoofdsteun terug zodra het kinderzitje is verwijderd.

5

115

C4-cactus_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Veiligheid

Overzicht van zitplaatsen geschikt voor i-Size-kinderzitjes

i-Size-kinderzitjes zijn voorzien van twee sloten die aan de twee bevestigingsringen A kunnen worden vastgemaakt.

Deze i-Size-kinderzitjes zijn ook uitgerust met:

- een bovenste riem die aan de ring B moet worden bevestigd.

- of een steun die op de vloer rust vóór de voor i-Size-kinderzitjes geschikte zitplaats van de auto. Deze steun voorkomt dat het zitje bij een ongeval kantelt.

Overeenkomstig de nieuwe Europese wetgeving geeft dit overzicht de mogelijkheden aan voor het bevestigen van een i-Size-kinderzitje op een plaats in de auto voorzien van ISOFIX-bevestigingen die voor i-Size-kinderzitjes zijn goedgekeurd.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de ISOFIX-bevestigingen en de ringen.

1

2 e e

zitrij

zitrij

Passagiersstoel voor

Buitenste zitplaatsen achter ( a )

Middelste zitplaats achter i-Size-kinderzitje

Geen i-Size i-U

Geen i-Size i-U: zitplaats geschikt voor de bevestiging van een universeel gehomologeerd i-Size-kinderzitje met het gezicht in de rijrichting of met de rug in de rijrichting.

( a ) bij het plaatsen van een kinderzitje met de rug in de rijrichting of met het gezicht in de rijrichting op een zitplaats achter: schuif de voorstoel naar voren en zet de rugleuning rechtop, zodat er voldoende ruimte is voor het kinderzitje en de benen van het kind.

Verwijder de hoofdsteun en berg hem op alvorens een kinderzitje met een rugleuning te bevestigen op een passagiersstoel.

Plaats de hoofdsteun terug zodra het kinderzitje is verwijderd.

116

C4-cactus_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Veiligheid

Adviezen

Kinderzitjes

De onjuiste bevestiging van een kinderzitje brengt de veiligheid van het kind in gevaar bij een aanrijding.

Controleer of er geen veiligheidsgordel of gesp van de veiligheidsgordel onder het kinderzitje zit; dat zou de stabiliteit van het zitje in gevaar kunnen brengen.

Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels of het tuigje van het kinderzitje, zelfs bij korte ritten, worden vastgemaakt waarbij de speling ten opzichte van het lichaam van het kind zoveel mogelijk moet worden beperkt .

Zorg er bij het bevestigen van het kinderzitje met de veiligheidsgordel voor dat de veiligheidsgordel correct tegen het kinderzitje is gespannen en dat de gordel het kinderzitje stevig op zijn plaats houdt. Schuif de passagiersstoel, wanneer deze versteld kan worden, indien nodig naar voren.

Laat bij de achterzitplaatsen altijd voldoende ruimte tussen de voorstoel en:

- het kinderzitje "met de rug in de rijrichting",

- de voeten van het kind in het kinderzitje

"met het gezicht in de rijrichting".

Schuif daartoe de voorstoel naar voren en zet de rugleuning ervan, indien nodig, meer rechtop.

Voor een optimale bevestiging van het kinderzitje met "het gezicht in de rijrichting" is het noodzakelijk dat de afstand tussen de rugleuning van het kinderzitje en de rugleuning van de stoel van de auto zo klein mogelijk is.

Voordat u een kinderzitje met rugleuning op een passagiersstoel plaatst, moet u de hoofdsteun van de desbetreffende passagiersstoel verwijderen.

Zorg ervoor dat de hoofdsteun goed is opgeborgen of vastgemaakt om te voorkomen dat de hoofdsteun bij plotseling remmen een gevaarlijk projectiel wordt.

Vergeet niet de hoofdsteun weer aan te brengen nadat u het kinderzitje weer hebt verwijderd.

Kinderen voorin

De regelgeving met betrekking tot het vervoer van kinderen op de voorpassagiersstoel verschilt per land. Houd u aan de regels die gelden in het land waar u zich bevindt.

Schakel de passagiersairbag vóór uit zodra een kinderzitje "met de rug in de rijrichting" op de voorpassagiersstoel wordt geplaatst.

Het kind kan anders bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.

Plaatsen van een zitverhoger

Het bovenste gedeelte van de veiligheidsgordel moet over de schouder van het kind liggen zonder de hals te raken.

Controleer of de heupgordel goed over de bovenbenen van het kind ligt.

CITROËN beveelt aan een zitverhoger met rugleuning te gebruiken voorzien van een gordelgeleider ter hoogte van de schouder.

Laat uit veiligheidsoverwegingen:

- geen kinderen zonder toezicht achter in een auto,

- nooit een kind of een dier in een auto achter wanneer alle ruiten gesloten zijn en de auto in de zon staat,

- de sleutels nooit binnen bereik van de kinderen achter in de auto.

Gebruik de kindersloten om te voorkomen dat de achterportieren per ongeluk geopend worden.

Zorg er voor dat de achterportierruiten niet verder dan voor 1/3 deel geopend worden.

Plaats zonneschermen om jonge kinderen tegen de zon te beschermen.

5

117

C4-cactus_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Veiligheid

Mechanisch kinderslot

Beide achterportieren zijn voorzien van een kinderslot om het openen van binnenuit te verhinderen.

De knop bevindt zich op de zijkant van beide achterportieren.

Vergrendelen

F Draai de rode knop een kwart omwenteling met de contactsleutel:

- naar rechts voor het linker achterportier,

- naar links voor het rechter achterportier.

Ontgrendelen

F Draai de rode knop een kwart omwenteling met de contactsleutel:

- naar links voor het linker achterportier,

- naar rechts voor het rechter achterportier.

118

C4-cactus_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Rijden

Rijadviezen

Houd u altijd aan de verkeersregels en let onder alle omstandigheden goed op.

Richt uw aandacht op het verkeer en houd uw handen op het stuurwiel, zodat u snel kunt reageren op onverwachte situaties.

Las tijdens een lange rit om de twee uur een pauze in.

Rijd bij slecht weer defensief, rem eerder af en houd meer afstand tot uw voorligger.

Bent u genoodzaakt over een overstroomd weggedeelte te rijden, doe dan het volgende:

Rijden op een overstroomde weg

Probeer het rijden over overstroomde wegen zo veel mogelijk te vermijden, want het water kan de motor, versnellingsbak en het elektrische systeem van uw auto ernstig beschadigen.

- kijk of het water niet meer dan 15 cm diep is, houd daarbij rekening met golven die door andere weggebruikers kunnen worden veroorzaakt,

- schakel het Stop & Start-systeem uit,

- rijd zo langzaam mogelijk zonder de motor te laten afslaan. Rijd in elk geval niet sneller dan 10 km/h,

- zet de auto niet stil en zet de motor niet af.

Als u het overstroomde weggedeelte achter u hebt gelaten, rem dan, zodra de verkeerssituatie dat toelaat, meerdere keren licht af om de remschijven en remblokken te drogen.

Als u twijfels hebt over de staat van uw auto, neem dan contact op met het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Belangrijk!

Rijd nooit met aangetrokken handrem -

Kans op oververhitting en beschadiging van het remsysteem!

Parkeer uw auto niet en zet uw auto niet met draaiende motor stil op een plaats waar brandbaar materiaal (droog gras, afgevallen blad, ...) in contact kan komen met het warme uitlaatsysteem -

Kans op brand!

Laat de auto nooit onbewaakt met draaiende motor achter. Als u uw auto met draaiende motor moet verlaten, trek dan de handrem aan en zet de versnellingsbak in de neutraalstand of in de stand N of P , afhankelijk van het type versnellingsbak.

6

119

C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Bij het trekken van een aanhanger

Gewichtsverdeling

F Verdeel het gewicht in de caravan/ aanhanger gelijkmatig, plaats zware voorwerpen zo dicht mogelijk bij de as en houd u aan de toegestane kogeldruk.

Door een geringere luchtdichtheid nemen de prestaties van de motor af als men op grotere hoogte boven de zeespiegel komt.

Trek boven de 1000 m 10% van het maximale aanhangergewicht af en herhaal dit voor elke volgende 1000 m.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de gewichten van uw auto

(en aanhangergewichten indien van toepassing voor uw auto).

Zijwind

F Houd er rekening mee dat de zijwindgevoeligheid van de auto groter is.

Koeling

Het trekken van een aanhanger op een helling veroorzaakt een hogere koelvloeistoftemperatuur.

De koelventilator wordt elektrisch bediend en is niet afhankelijk van het motortoerental.

F Pas uw snelheid aan om het toerental te beperken.

Het maximale aanhangergewicht is afhankelijk van het hellingspercentage en de buitentemperatuur.

Let in elk geval goed op de aanwijzing van de koelvloeistoftemperatuurmeter.

F

Als het waarschuwingslampje van de koelvloeistoftemperatuur gaat branden in combinatie met het waarschuwingslampje STOP , stop dan zo snel mogelijk en zet de motor af.

Remmen

Het trekken van een aanhanger verlengt de remweg.

Vermijd langdurig gebruik van de remmen om te voorkomen dat de remmen oververhit raken.

In dat geval is het raadzaam om op de motor af te remmen.

Banden

F Controleer de bandenspanning van de auto en de aanhanger en breng deze indien nodig op de juiste waarde.

Verlichting

F Controleer de verlichting van de aanhanger en de hoogteverstelling van de koplampen van uw auto.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de hoogteverstelling van de koplampen.

De parkeerhulp wordt automatisch uitgeschakeld als bij het aankoppelen van een aanhanger een originele

CITROËN-trekhaak wordt gebruikt.

120

C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Starten - afzetten van de motor

Contactslot

Het contactslot heeft 3 standen:

- stand : sleutel in het contactslot steken en uit het contactslot verwijderen, stuurslot vergrendeld,

- stand : stuurslot ontgrendeld, aanzetten van het contact, voorgloeien dieselmotor, draaien van de motor,

- stand .

Stand Contact (2)

In deze stand werkt de elektrische uitrusting van de auto en kan externe apparatuur worden opgeladen.

Als het laadniveau van de accu een bepaalde minimale grenswaarde heeft bereikt, schakelt het systeem over op de eco-mode: de elektrische voeding wordt automatisch uitgeschakeld zodat de accu voldoende opgeladen blijft.

Hang geen zware voorwerpen aan de sleutel of de afstandsbediening: dit kan namelijk storingen aan het contactslot veroorzaken.

Bovendien kunnen deze voorwerpen bij het activeren van de airbag vóór ernstige verwondingen veroorzaken.

Starten

Zorg ervoor dat de handrem is aangetrokken.

F Zet bij een handgeschakelde versnellingsbak de versnellingshendel in de neutraalstand en trap vervolgens het koppelingspedaal volledig in.

F Selecteer bij een elektronisch gestuurde versnellingsbak de stand N en trap vervolgens het rempedaal volledig in.

F

Steek de sleutel in het contactslot; het systeem herkent de code.

F

Ontgrendel het stuurslot door tegelijkertijd aan het stuurwiel en aan de contactsleutel te draaien.

In bepaalde gevallen is veel kracht nodig bij het draaien aan het stuurwiel

(bijvoorbeeld als de wielen niet rechtuit staan).

6

Bij het afzetten van de motor is de rembekrachtiging niet meer actief.

F

Auto's met een benzinemotor: activeer de startmotor door de sleutel in de stand 3 te houden tot de motor is aangeslagen. Geef hierbij geen gas. Laat de sleutel los zodra de motor draait.

121

C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

F Auto's met een dieselmotor: draai de sleutel in de stand 2 (aanzetten van het contact) om de motor te laten voorgloeien.

Wacht tot dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel dooft en activeer vervolgens de startmotor door de sleutel in de stand 3 te houden tot de motor is aangeslagen. Geef hierbij geen gas. Laat de sleutel los zodra de motor draait.

Onder winterse omstandigheden blijft het verklikkerlampje langer branden.

Als de motor warm is, gaat het verklikkerlampje niet branden.

Als de motor niet direct start, zet dan het contact af. Wacht even alvorens opnieuw te starten. Als de motor ook na een aantal pogingen niet aanslaat, probeer dan niet langer de motor te starten: de startmotor en de motor zouden beschadigd kunnen raken.

Neem contact op met het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

122

C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Laat de motor bij gematigde temperaturen niet stationair warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg zonder de motor veel toeren te laten draaien.

Laat de motor nooit draaien in een onvoldoende geventileerde, afgesloten ruimte: verbrandingsmotoren stoten gevaarlijke gassen, zoals koolmonoxide, uit. Kans op vergiftiging met dodelijke afloop.

Laat onder extreem koude omstandigheden (temperaturen lager dan -23°C) de motor gedurende

4 minuten stationair draaien alvorens weg te rijden. Deze handelswijze komt de goede werking en de duurzaamheid van de mechanische onderdelen van de auto, motor en versnellingsbak ten goede.

Rijden

Afzetten

F

Breng de auto tot stilstand.

F

Draai, terwijl de motor stationair draait, de sleutel in de stand 1 .

F

Verwijder de sleutel uit het contactslot.

F

Draai om het stuurslot te vergrendelen aan het stuurwiel tot het blokkeert.

Eco-mode

Na het afzetten van de motor (stand 1-Stop ) kunt u nog gedurende maximaal dertig minuten gebruikmaken van een aantal functies, zoals het audio- en telematicasysteem, de ruitenwissers, het dimlicht en de plafonniers.

Zet de voorwielen in de rechtuitstand alvorens de motor af te zetten. Dit vergemakkelijkt het ontgrendelen van het stuurslot.

F Controleer of de handrem correct is aangetrokken, met name als de auto op een helling staat.

Zet nooit het contact af voordat de auto volledig tot stilstand is gekomen.

Als de motor wordt afgezet, worden ook de rembekrachtiging en de stuurbekrachtiging uitgeschakeld: u zou dan de controle over de auto kunnen verliezen.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de

Eco-mode.

Sleutel vergeten

Als de sleutel onbedoeld in de stand 2 (Contact) van het contactslot blijft staan, zal het contact na een uur automatisch worden afgezet.

Draai de sleutel in de stand 1 (Stop) en vervolgens opnieuw in de stand 2 (Contact) om het contact weer aan te zetten.

Als u de auto verlaat, neem dan de sleutel mee en vergrendel de auto.

C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

6

123

Rijden

Parkeerrem

Aantrekken Vrijzetten

F Trek de parkeerremhefboom aan om uw auto stil te zetten.

F Trek de parkeerremhefboom licht omhoog, druk de ontgrendelknop in en duw de hefboom geheel omlaag.

124

C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Als tijdens het rijden dit verklikkerlampje en het verklikkerlampje STOP branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display, geeft dit aan dat de parkeerrem nog (iets) is aangetrokken.

Draai bij het parkeren van de auto op een helling de wielen vast tegen het trottoir, trek de parkeerrem aan, schakel een versnelling in en zet het contact uit.

Rijden

Handgeschakelde 5-versnellingsbak

Inschakelen van de achteruitversnelling

F Trap het koppelingspedaal volledig in.

F Beweeg de versnellingshendel helemaal naar rechts en vervolgens naar achteren.

Schakel de achteruitversnelling alleen in als de auto stilstaat en de motor stationair draait.

Voor uw veiligheid en om het starten van de motor te vergemakkelijken:

- zet de versnellingshendel altijd in de neutraalstand,

- trap het koppelingspedaal in.

6

C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

125

Rijden

Schakelindicator

Om het brandstofverbruik te verminderen adviseert dit systeem bij auto's met een handgeschakelde versnellingsbak een hogere versnelling in te schakelen.

Werking

Afhankelijk van de rijomstandigheden en de uitrusting van uw auto kan het systeem u adviseren één of meer versnellingen op te schakelen. U kunt deze aanwijzingen opvolgen zonder de tussenliggende versnellingen in te hoeven schakelen.

Bij bepaalde dieseluitvoeringen met handgeschakelde versnellingsbak kan het systeem u onder bepaalde rijomstandigheden verzoeken om de versnellingsbak in de neutraalstand te zetten (weergave van de letter N op het instrumentenpaneel), om het tijdelijk afzetten van de motor mogelijk te maken (STOP-fase van het Stop & Start-systeem).

Het is niet verplicht om de aanbevolen versnellingen ook daadwerkelijk in te schakelen.

De keuze van de optimale versnelling hangt namelijk altijd af van de situatie op de weg, de verkeersdrukte en de veiligheid. De bestuurder blijft derhalve altijd zelf verantwoordelijk voor het al dan niet opvolgen van een schakeladvies van het systeem.

De functie kan niet worden uitgeschakeld.

Voorbeeld:

- U rijdt in de derde versnelling.

- U trapt het gaspedaal in.

- Het systeem kan u adviseren een hogere versnelling in te schakelen.

De informatie wordt in de vorm van een pijl in combinatie met het nummer van de geadviseerde versnelling op het instrumentenpaneel weergegeven.

Het systeem past het schakeladvies aan de rijomstandigheden (helling, belading van de auto, ...) en de rijstijl van de bestuurder (veel vermogen nodig, accelereren, remmen, ...) aan.

Het systeem zal u nooit adviseren om:

- de eerste versnelling in te schakelen,

- de achteruitversnelling in te schakelen,

- terug te schakelen.

126

C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Elektronisch gestuurde versnellingsbak (ETG)

De elektronisch gestuurde versnellingsbak met vijf of zes versnellingen biedt u het comfort van automatisch schakelen.

U kunt op ieder moment zelf schakelen met de flippers aan de stuurkolom, bijvoorbeeld voor een inhaalmanoeuvre.

Bedieningsmodule Flippers Weergave op het instrumentenpaneel

N Neutraal: houd het rempedaal ingetrapt en druk op deze toets om de versnellingsbak in de neutraalstand te zetten en de motor te kunnen starten.

D Vooruit: druk op deze toets om vooruit te rijden, waarbij automatisch wordt geschakeld.

R Achteruit: houd het rempedaal ingetrapt en druk op deze toets om de achteruitversnelling in te schakelen.

F Bedien de flipper te schakelen .

rechts om op

F Bedien de flipper links om terug te schakelen .

N Neutral (neutraalstand).

D en 1 2 3 4 5 / 6 Drive (vooruit) en de ingeschakelde versnelling.

R Reverse (achteruitversnelling).

F Trap het rempedaal in als dit pictogram knippert.

Het selecteren van de neutraalstand en het in- en uitschakelen van de achteruitversnelling is niet mogelijk met de flippers.

6

127

C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Starten van de auto

F Zet het contact aan.

F Selecteer de neutraalstand (toets N ).

Het lampje van de toets gaat branden.

F Houd het rempedaal volledig ingetrapt.

F Start de motor.

Houd bij het starten van de motor altijd het rempedaal ingetrapt.

Het verklikkerlampje "Voet op het rempedaal" op het instrumentenpaneel en het desbetreffende lampje op de bedieningsmodule knipperen als het rempedaal niet ingetrapt wordt gehouden tijdens het starten van de motor.

Houd het rempedaal steviger ingetrapt.

Werking van de kruipfunctie

De aanduiding N wordt weergegeven op het instrumentenpaneel.

De aanduiding N op het display knippert in combinatie met een geluidssignaal en een melding als u de motor probeert te starten zonder dat de toets N is ingedrukt.

Druk op de toets N om de neutraalstand te selecteren.

Door deze functie is de auto wendbaarder bij lage snelheden (inparkeren, files, ...).

Nadat u de toets D of R hebt ingedrukt, begint de auto zodra u het rempedaal loslaat te rijden , waarbij de motor stationair draait.

F Selecteer de stand voorruit (toets D ) of achteruit (toets R ).

Het desbetreffende lampje gaat branden op de bedieningsmodule.

Laat bij draaiende motor nooit kinderen alleen achter in de auto.

De aanduiding D + 1 of R wordt weergegeven op het instrumentenpaneel.

F Zet de parkeerrem vrij.

F Laat geleidelijk het rempedaal los.

De auto begint direct te rijden.

De kruipfunctie kan tijdelijk niet beschikbaar zijn als de koppeling te warm is geworden of als de helling te steil is.

128

C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Stand Vooruit

F Druk op de toets D .

Het lampje van de toets gaat branden.

D en de ingeschakelde versnelling wordt weergegeven op het instrumentenpaneel.

De versnellingsbak werkt dan automatisch, zonder dat u zelf hoeft te schakelen. De versnellingsbak kiest voortdurend de meest geschikte versnelling, afhankelijk van de volgende parameters:

- minder brandstofverbruik,

- de rijstijl,

- het profiel van de weg,

- de belading van de auto.

Trap voor een maximale acceleratie, bijvoorbeeld om een andere auto in te halen, het gaspedaal diep in, tot voorbij het zware punt.

Selecteer de neutraalstand N nooit tijdens het rijden.

Tijdelijk handmatig schakelen

U kunt altijd zelf ingrijpen door gebruik te maken van de flippers "+" en "-" : als het toerental dit toestaat, wordt de door u geselecteerde versnelling ingeschakeld.

Dankzij deze functie kunt u anticiperen op bepaalde situaties, zoals het inhalen van een andere auto of het naderen van een bocht.

Als de flippers na enige tijd niet meer gebruikt worden, gaat de versnellingsbak weer over op de automatische stand.

Achteruitversnelling

U kunt de achteruitversnelling alleen inschakelen als de auto stilstaat en u het rempedaal ingetrapt houdt.

F Druk op de toets R .

Het lampje van de toets gaat branden.

Bij het inschakelen van de achteruitversnelling klinkt een geluidssignaal.

Wanneer u tijdens het rijden de achteruitversnelling selecteert, knippert de aanduiding N en wordt de versnellingsbak automatisch in de neutraalstand gezet.

Zet om de achteruitversnelling in te schakelen de auto stil en, terwijl u het rempedaal ingetrapt houdt, druk op de toets N en vervolgens op de toets R .

6

Trap nooit gelijktijdig het rempedaal en het gaspedaal in, dit kan leiden tot vroegtijdige slijtage van de koppeling.

129

C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Parkeren van de auto

Voordat u de motor afzet, kunt u:

- op de toets N drukken om de versnellingsbak in de neutraalstand te zetten,

of

- de versnellingsbak in de ingeschakelde versnelling laten staan. In dat geval kan de auto niet worden verplaatst.

U dient bij het parkeren echter altijd de parkeerrem aan te trekken .

Wanneer de auto stilstaat met draaiende motor, dient u altijd de stand N te selecteren.

Controleer voordat u werkzaamheden onder de motorkap uitvoert of de toets N is ingedrukt en of de parkeerrem is aangetrokken.

Resetten

(elektronisch gestuurde versnellingsbak met 5 versnellingen)

Nadat de accu losgekoppeld is geweest, moet u de versnellingsbak resetten.

F Zet het contact aan.

Op het instrumentenpaneel verschijnt de aanduiding - .

Storing

Als bij aangezet contact dit verklikkerlampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding, duidt dit op een storing in de versnellingsbak.

Laat het systeem controleren door het

CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

F

Druk op de toets N .

F

Trap het rempedaal in.

F

Wacht ongeveer 30 seconden tot de aanduiding N of een ingeschakelde versnelling op het instrumentenpaneel verschijnt.

F

Druk op de toets D en vervolgens op de toets N .

F

Start, terwijl u het rempedaal nog steeds ingetrapt houdt, de motor.

De versnellingsbak werkt nu weer naar behoren.

In uitzonderlijke gevallen kan het voorkomen dat de versnellingsbak automatisch gereset moet worden: in dat geval kan de auto niet meer rijden of schakelt de versnellingsbak niet meer.

Op het instrumentenpaneel verschijnt de aanduiding - - .

Volg de hierboven beschreven procedure.

130

C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Hill Start Assist

Dit systeem houdt bij het wegrijden op een helling uw auto ongeveer 2 seconden op zijn plaats. In die tijd kunt u uw voet van het rempedaal naar het gaspedaal verplaatsen.

Deze functie is alleen actief:

- als de auto volledig stilstaat met het rempedaal ingedrukt,

- bij bepaalde hellingcondities,

- als het bestuurdersportier is gesloten.

De Hill Start Assist kan niet worden uitgeschakeld.

Werking

Verlaat de auto niet in de korte periode dat u de Hill Start Assist gebruikt.

Trek de parkeerrem aan als u de auto moet verlaten terwijl de motor draait.

Als de auto bergopwaarts stilstaat, wordt deze even op zijn plaats gehouden wanneer u het rempedaal loslaat:

- als bij de handgeschakelde versnellingsbak de eerste versnelling of de neutraalstand is ingeschakeld,

- als bij de elektronisch gestuurde versnellingsbak de stand D is geselecteerd.

Als de auto bergafwaarts stilstaat en de achteruitversnelling ingeschakeld is, wordt de auto even op zijn plaats gehouden wanneer u het rempedaal loslaat.

Storing

6

Bij een storing in de Hill Start Assist gaan deze verklikkerlampjes branden in combinatie met een waarschuwingsmelding. Raadpleeg het

CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten controleren.

131

C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Stop & Start

Het Stop & Start-systeem zet de motor tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood licht, opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch gestart (START-stand) als u weer weg wilt rijden. Het starten gebeurt direct, snel en stil.

Het Stop & Start-systeem is perfect afgestemd op stadsgebruik en zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke stoffen en een aangename rust in het interieur tijdens het wachten.

Het Stop & Start-systeem maakt gebruik van een speciale 12V-accu.

Werkzaamheden aan dit type accu mogen uitsluitend door het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats worden uitgevoerd. Zie voor meer informatie over de 12V-accu de desbetreffende rubriek.

Werking

Overgang naar de STOP-stand

Het verklikkerlampje "ECO" op het instrumentenpaneel gaat branden en de motor wordt automatisch in de STOP-stand gezet:

- als u, bij een handgeschakelde versnellingsbak, bij stilstaande auto de versnellingshendel in de neutraalstand zet en het koppelingspedaal loslaat.

- als u, bij een elektronisch gestuurde versnellingsbak , bij stilstaande auto of een snelheid lager dan 8 km/h (volgens uitvoering) de versnellingsbak in de neutraalstand zet (selectiehendel in de stand N ) of het rempedaal intrapt.

Stop & Start-teller

Een teller registreert hoelang de

STOP-stand in totaal tijdens een traject is geactiveerd.

De teller kan worden weergegeven door de boordcomputer (via het menu

" Rijhulpsysteem " van het touchscreen tablet).

De teller wordt elke keer als u het contact aanzet weer op nul gezet.

Het systeem werkt de eerste

10 seconden na het inschakelen van de achteruitversnelling niet.

De werking van het Stop & Startsysteem heeft geen effect op andere componenten zoals de remmen en de stuurbekrachtiging.

Tank nooit als de motor door het Stop &

Start-systeem in de STOP-stand is gezet.

Zet in dat geval altijd het contact af.

132

C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Bijzonderheden: STOP-stand niet beschikbaar

De belangrijkste redenen waarom de STOPstand niet wordt geactiveerd zijn:

- de auto bevindt zich op een steile helling

(bergopwaarts of -afwaarts),

- het bestuurderportier is geopend,

- de veiligheidsgordel van de bestuurder is losgemaakt,

- de auto heeft sinds de laatste start door de bestuurder niet sneller dan 10 km/h gereden,

- de klimaatregeling in het interieur laat het niet toe,

- de voorruitontwaseming is ingeschakeld,

- er zijn bepaalde bijzondere omstandigheden (laadtoestand accu, motortemperatuur, rembekrachtiging, buitentemperatuur...).

Overgang naar de START-stand

Het verklikkerlampje "ECO" gaat uit en de motor wordt automatisch gestart:

- Als u bij een auto met handgeschakelde versnellingsbak het koppelingspedaal volledig intrapt.

- bij een elektronisch gestuurde versnellingsbak:

● als u, met de selectiehendel in de stand D , het rempedaal loslaat,

● als u, met de selectiehendel in de stand N en het rempedaal losgelaten, de schakelaar D indrukt,

● als u de achteruitversnelling inschakelt.

Bijzonderheden: automatisch activeren van de START-stand

De START-stand wordt automatisch geactiveerd als:

- het bestuurderportier wordt geopend,

- de bestuurder zijn veiligheidsgordel losmaakt,

- de snelheid van de auto hoger is dan 11 km/h (elektronisch gestuurde versnellingsbak),

- er bepaalde bijzondere omstandigheden zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur, rembekrachtiging, instelling airconditioning...).

Het verklikkerlampje "ECO" knippert een paar seconden en gaat dan uit.

Dat onder deze omstandigheden de STARTstand wordt geactiveerd, is volkomen normaal.

6

In dit geval knippert het verklikkerlampje "ECO" een paar seconden, waarna het uitgaat.

Deze werking van het systeem is volkomen normaal.

133

C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Uitschakelen / Handmatig inschakelen

In bepaalde situaties, bijvoorbeeld als u het thermische comfort in het interieur op peil wilt houden, kan het nuttig zijn het Stop & Start-systeem uit te schakelen.

Als het contact aanstaat, kan het systeem op elk gewenst moment worden uitgeschakeld.

Als het systeem in de STOP-stand wordt uitgeschakeld, wordt de motor direct gestart.

Het Stop & Start-systeem wordt automatisch weer ingeschakeld als de motor met de contactsleutel wordt gestart.

Openen van de motorkap

Schakel omwille van uw veiligheid het Stop &

Start-systeem altijd uit alvorens werkzaamheden onder de motorkap uit te voeren om verwondingen als gevolg van het automatisch inschakelen van de START-stand te voorkomen.

Rijden op een overstroomde weg

Schakel het Stop & Start-systeem uit wanneer u over een overstroomde weg moet rijden.

Raadpleeg voor meer adviezen over met name het rijden op overstroomde wegen de desbetreffende rubriek.

Storing

F Selecteer " menu "

Stop & Start

Rijhulpsysteem

" in het

".

Een storing in het systeem wordt gesignaleerd in het menu

" Rijhulpsysteem " (hoofdpagina) van het touchscreen tablet.

In het geval van een storing gaat het pictogram van de toets over in de waarschuwingsmodus en knippert het lampje even, waarna het permanent blijft branden.

Als u op deze toets drukt om het systeem weer in te schakelen, knippert het lampje nogmaals even waarna het weer permanent blijft branden.

Laat het systeem controleren door het CITROËNnetwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

Het uitschakelen en het handmatig inschakelen van het Stop & Start-systeem kunnen worden geconfigureerd via het touchscreen tablet.

Als het systeem is uitgeschakeld, blijft het lampje van deze toets branden.

Als het systeem handmatig weer wordt ingeschakeld, dooft het lampje van deze toets.

Als er in de STOP-stand een storing zou optreden, kan het zijn dat de motor niet meer wil aanslaan of direct afslaat.

Alle verklikkerlampjes gaan branden.

Afhankelijk van de uitvoering kan er daarnaast een waarschuwingsmelding verschijnen, waarbij verzocht wordt om de neutraalstand (toets N ) te selecteren en opnieuw het rempedaal in te trappen.

U moet het contact uitzetten en de motor opnieuw starten.

134

C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Snelheidsbegrenzer

De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de auto de door de bestuurder ingestelde maximumsnelheid overschrijdt.

Bediening op het stuurwiel Weergave op het instrumentenpaneel

De ingestelde maximumsnelheid blijft na het afzetten van het contact opgeslagen in het geheugen.

Bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer moet de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht nemen en zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen.

6

1.

Selecteren van de snelheidsbegrenzer.

2.

Verlagen van de maximumsnelheid.

3.

Verhogen van de maximumsnelheid.

4.

Inschakelen/onderbreken van de snelheidsbegrenzing.

5.

Toets voor een overzicht van de opgeslagen snelheden.

6.

Snelheidsbegrenzer ingeschakeld/ onderbroken.

7.

Ingestelde snelheid.

8.

Snelheidsbegrenzer geselecteerd.

135

C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Inschakelen / Pause

Het inschakelen van de snelheidsbegrenzer geschiedt handmatig: de ingestelde snelheid dient minimaal 30 km/h te bedragen.

F Draai de rolknop 1 in de stand "LIMIT" : de snelheidsbegrenzer is geselecteerd, maar nog niet ingeschakeld (Pause).

F Schakel de snelheidsbegrenzer in door op de toets 4 te drukken, als de gewenste snelheid wordt weergegeven (standaard de laatste geprogrammeerde snelheid).

F

U kunt de werking van de snelheidsbegrenzer tijdelijk onderbreken door nogmaals op de toets 4 te drukken: het onderbreken wordt bevestigd op het display (Pause).

Instellen van de maximumsnelheid (instelling)

Er kan een snelheid worden ingesteld zonder de begrenzer in te schakelen.

Nadat u de functie snelheidsbegrenzer hebt geselecteerd (rolknop 1 in de stand

"LIMIT" ), kunt u als volgt de waarde van de snelheidslimiet wijzigen:

- door op de toets 5 te drukken:

F de zes opgeslagen snelheden worden weergegeven op het touchscreen tablet,

F selecteer een waarde: deze verschijnt op het instrumentenpaneel.

Het selectiescherm wordt na enkele seconden gesloten.

Of:

- druk op de toets 2 of 3 om de weergegeven snelheid te verhogen of te verlagen:

F herhaaldelijk kort indrukken om te wijzigen in stappen van + of - 1 km/h,

F ingedrukt houden om te wijzigen in stappen van + of - 5 km/h.

De opgeslagen snelheden kunnen worden geprogrammeerd via het menu

"Rijhulpsysteem" .

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het opslaan van snelheden.

136

C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Tijdelijk overschrijden van de ingestelde snelheid

F Trap het gaspedaal met kracht in tot voorbij het zware punt om de ingestelde snelheid te overschrijden.

De werking van de snelheidsregelaar wordt tijdelijk onderbroken en de weergegeven ingestelde snelheid knippert.

Als de ingestelde snelheid zonder ingreep van de bestuurder wordt overschreden (bijvoorbeeld in een steile afdaling), knippert de snelheid in combinatie met een geluidssignaal.

Zodra de wagensnelheid weer is gedaald tot beneden de ingestelde snelheid, werkt de snelheidsbegrenzer weer en stopt het knipperen van de snelheid.

Uitschakelen

F Draai de knop 1 in de stand "0" .

De informatie van de snelheidsbegrenzer wordt niet meer weergegeven.

Storing

Het knipperen van streepjes wijst op een storing in de snelheidsbegrenzer.

Laat het systeem controleren door het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Bij snel accelereren, bijvoorbeeld in een steile afdaling, kan de snelheidsbegrenzer niet altijd voorkomen dat de ingestelde snelheid wordt overschreden.

De snelheidsbegrenzer wordt dan tijdelijk uitgeschakeld en de ingestelde snelheid knippert op het display.

Als de ingestelde snelheid zonder ingreep van de bestuurder wordt overschreden, knippert de snelheid in combinatie met een geluidssignaal.

Bij gebruik van matten die niet zijn goedgekeurd door CITROËN kan de werking van de snelheidsbegrenzer worden gehinderd.

Om te voorkomen dat de pedalen blijven hangen:

- controleer of de mat goed is bevestigd,

- gebruik nooit meer dan één mat per plaats.

6

137

C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Snelheidsregelaar

Met behulp van de snelheidsregelaar kan de bestuurder met een constante ingestelde snelheid rijden zonder gas te hoeven geven.

Bediening op het stuurwiel Weergave op het instrumentenpaneel

Na het afzetten van het contact worden alle ingestelde snelheden gewist.

Bij het gebruik van de snelheidsregelaar moet de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht nemen en zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen.

Houd uw voeten altijd in de buurt van de pedalen.

1.

Selecteren van de snelheidsregelaar.

2.

Instellen van een snelheid / Verlagen van de ingestelde snelheid.

3.

Instellen van een snelheid / Verhogen van de ingestelde snelheid.

4.

Onderbreken / hervatten van de snelheidsregeling.

5.

Weergeven van de opgeslagen snelheden.

6.

Snelheidsregeling onderbroken / hervat.

7.

Ingestelde snelheid.

8.

Snelheidsregelaar geselecteerd.

138

C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Inschakelen

Het inschakelen van de snelheidsregelaar geschiedt handmatig: daarvoor moet de auto met een snelheid van minstens 40 km/h rijden.

F Draai de rolknop 1 in de stand "CRUISE" : de snelheidsregelaar is geselecteerd, maar nog niet ingeschakeld (Pause).

F Druk op de toets 2 of 3 : de actuele snelheid van uw auto wordt de ingestelde snelheid.

De snelheidsregelaar is geactiveerd (ON).

Wijzigen van de ingestelde snelheid

Als de snelheidsregelaar is ingeschakeld

(ON), kunt u vervolgens de ingestelde snelheid wijzigen:

- door op de toets 5 te drukken:

F de zes opgeslagen snelheden worden weergegeven op het touchscreen tablet,

F druk op de toets van de door u gewenste snelheid.

De waarde wordt direct op het instrumentenpaneel weergegeven.

Het selectiescherm wordt na enkele seconden gesloten.

De wijziging is opgeslagen.

Of:

- met behulp van de toetsen 2 of 3 :

F herhaaldelijk kort indrukken om te wijzigen in stappen van + of - 1 km/h,

F ingedrukt houden om te wijzigen in stappen van + of - 5 km/h.

De opgeslagen snelheden kunnen via het menu "Rijhulpsysteem" worden ingesteld.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het opslaan van snelheden.

6

139

C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Onderbreken

Het onderbreken van de snelheidsregelaar geschiedt handmatig met de toets, door het rem- of koppelingspedaal in te trappen of om veiligheidsredenen, door activering van het ESP.

Als de snelheidsregelaar is ingeschakeld, kunt de werking ervan tijdelijk onderbreken door op de toets 4 te drukken: op het display wordt de onderbreking aangegeven (Pause).

Overschrijden van de ingestelde snelheid

Door het gaspedaal in te trappen, kan de ingestelde snelheid tijdelijk worden overschreden.

Om weer terug te keren naar de ingestelde snelheid is het voldoende het gaspedaal los te laten tot de wagensnelheid weer gelijk is aan de geprogrammeerde snelheid.

Als de ingestelde snelheid wordt overschreden, gaat de weergegeven snelheid knipperen.

Het knipperen stopt zodra de ingestelde snelheid weer is bereikt.

Uitschakelen

F Draai de knop 1 in de stand "0" .

De informatie van de snelheidsregelaar wordt niet meer weergegeven.

Storing

Als streepjes knipperen wijst dit op een storing in de snelheidsregelaar.

Laat dit controleren door het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

140

C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Let tijdens het gebruik van de snelheidsregelaar op wanneer u de snelheid met de toetsen instelt; dit kan een plotselinge verandering van de wagensnelheid veroorzaken.

Gebruik de snelheidsregelaar niet op gladde wegen of bij zeer druk verkeer.

Bij een steile afdaling kan de snelheidsregelaar niet voorkomen dat de ingestelde snelheid wordt overschreden.

Op een steile helling of bij het trekken van een zware aanhanger kan het voorkomen dat de ingestelde snelheid niet wordt gehaald.

Matten die niet door CITROËN zijn goedgekeurd kunnen hinderlijk zijn bij het gebruik van de snelheidsregelaar.

Om te voorkomen dat de pedalen blijven hangen:

- controleer of de mat goed is bevestigd,

- gebruik nooit meer dan één mat per plaats.

Rijden

Snelheden opslaan

Met behulp van deze functie kunt u snelheden opslaan die u vervolgens kunt gebruiken voor de configuratie van de twee functies snelheidsbegrenzer

(maximumsnelheid) en snelheidsregelaar (kruissnelheid).

U kunt voor beide functies zes snelheden opslaan in het geheugen van het systeem. Er zijn standaard al snelheden opgeslagen.

Opslaan

Deze functie kan worden ingesteld via het touchscreen tablet.

F Selecteer " Inst. snelheden " in het menu " Rijhulpsysteem ".

6

F Selecteer de functie waarvoor u nieuwe snelheden wilt opslaan:

● snelheidsbegrenzer of

● snelheidsregelaar.

F Druk op de toets van de snelheid die u wilt wijzigen.

F Voer de nieuwe waarde in met de nummertoetsen en bevestig.

F Bevestig om de wijzigingen op te slaan en sluit het menu af.

Voer deze handelingen omwille van de veiligheid alleen uit als de auto stilstaat.

141

C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Parkeerhulp

Parkeerhulp achter

De functie wordt geactiveerd zodra de achteruitversnelling wordt ingeschakeld.

Dit wordt bevestigd door een geluidssignaal.

Zodra de achteruitversnelling wordt uitgeschakeld, is de functie niet meer actief.

Deze functie signaleert met behulp van sensoren in de bumper obstakels in de nabijheid van de auto (voetgangers, auto's, bomen, slagbomen, enz.) die binnen het detectiebereik vallen.

Bepaalde obstakels (paaltjes, pionnen, enz.) die aanvankelijk wel worden gedetecteerd, worden mogelijk niet meer gedetecteerd als ze zich in de dode hoek van het detectiebereik van de sensoren bevinden.

Deze functie is een hulpsysteem: de bestuurder dient altijd alert te blijven.

Geluidssignalen

De bestuurder wordt via een onderbroken geluidssignaal gewaarschuwd bij het naderen van obstakels. De frequentie van het geluidssignaal neemt toe naarmate de auto het obstakel nadert.

Aan de weergave van het geluidssignaal via de luidspreker (rechts of links) is te herkennen aan welke zijde van de auto het obstakel zich bevindt.

Zodra de afstand tussen de auto en het obstakel kleiner wordt dan dertig centimeter, klinkt het geluidssignaal ononderbroken.

Grafische weergave

De grafische weergave is een aanvulling op het geluidssignaal. Op het display of op het instrumentenpaneel worden blokjes weergegeven die het pictogram van de auto steeds dichter naderen. Als de auto het obstakel zeer dicht genaderd is, verschijnt het symbool "Gevaar".

142

C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Parkeerhulp vóór

De parkeerhulp vóór is een aanvulling op de parkeerhulp achter en wordt geactiveerd zodra er bij een wagensnelheid van maximaal 10 km/h vóór de auto een obstakel wordt gedetecteerd.

De parkeerhulp vóór wordt uitgeschakeld zodra de auto langer dan drie seconden stilstaat met een ingeschakelde versnelling vooruit, als er geen obstakel meer wordt gedetecteerd of wanneer de wagensnelheid hoger wordt dan 10 km/h.

Aan de hand van het geluid dat via de luidspreker

(voor of achter) wordt weergegeven, is te herkennen of het obstakel zich voor of achter de auto bevindt.

Storing Uitschakelen/activeren van de parkeerhulp vóór en achter

Het uitschakelen van de parkeerhulp kan worden geconfigureerd via het touchscreen tablet.

F Selecteer " Parkeerhulp " in het menu " Rijhulpsysteem ".

Het lampje van de toets gaat branden.

Door deze toets opnieuw in te drukken wordt de functie weer geactiveerd. Het lampje dooft.

De functie wordt automatisch uitgeschakeld zodra een aanhanger wordt aangekoppeld of een fietsendrager op de trekhaak wordt gemonteerd (auto's voorzien van een trekhaak die volgens de voorschriften van de fabrikant is gemonteerd).

De parkeerhulp is uitgeschakeld wanneer de functie Park Assist bezig is de beschikbare ruimte van een parkeerplaats te meten.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de functie Park Assist.

Als er een storing optreedt bij het inschakelen van de achteruitversnelling schakelt het pictogram van de toets over op de waarschuwingsmodus en knippert het verklikkerlampje enige tijd waarna het permanent blijft branden.

Er wordt een melding weergegeven in combinatie met een geluidssignaal (kort piepsignaal).

Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

6

Controleer bij slecht weer of in winterse omstandigheden of de sensoren soms bedekt zijn met modder, ijs of sneeuw. Bij het inschakelen van de achteruitversnelling geeft een geluidssignaal (lange pieptoon) aan dat de sensoren vuil kunnen zijn.

De parkeerhulp kan geluidssignalen geven als reactie op bepaalde omgevingsgeluiden (motoren, vrachtwagens, drilboren, enz.).

Wassen met hogedrukspuit

Houd tijdens het wassen van de auto het uiteinde van de hogedrukspuit op minimaal 30 centimeter van de sensoren.

143

C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Achteruitrijcamera

De achteruitrijcamera wordt automatisch geactiveerd wanneer de versnellingsbak in de achteruit staat.

De beelden worden op het touchscreen tablet weergegeven.

De achteruitrijcamera is gecombineerd met het parkeerhulpsysteem.

De achteruitrijcamera is een hulpmiddel voor de bestuurder die desondanks waakzaam moet blijven.

De blauwe strepen geven de rijrichting van de auto weer (de afstand komt overeen met de breedte van uw auto zonder de buitenspiegels).

De rode steep geeft een ruimte van 30 cm direct achter de achterbumper van uw auto weer.

De groene strepen geven een afstand van circa

1 en 2 meter weer achter de achterbumper van uw auto.

De turquoise gebogen lijnen geven de maximale draaicirkels weer.

Het is normaal dat een deel van de kentekenplaat onder aan het scherm zichtbaar is.

Als de achterklep wordt geopend, verdwijnen de beelden van de camera.

Maak de achteruitrijcamera regelmatig schoon met een zachte, droge doek.

Wassen met een hogedrukreiniger

Bewaar een afstand van minimaal 30 cm tussen de lans van de hogedrukreiniger en de lens van de camera.

144

C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Park Assist

Dit systeem assisteert u actief bij het parkeren door een parkeerplek te detecteren en vervolgens het sturen van u over te nemen bij het inparkeren.

Het systeem bedient de stuurinrichting terwijl de bestuurder het gaspedaal, het rempedaal, de versnellingsbak en de koppeling (handgeschakelde versnellingsbak) bedient. Tijdens het in- en uitparkeren informeert het systeem de bestuurder met beelden op het scherm en geluidssignalen, zodat hij erop kan toezien dat de manoeuvre veilig wordt uitgevoerd. Bij het parkeren kan het noodzakelijk zijn dat u enkele keren moet steken.

De bestuurder kan op elk gewenst moment het stuur zelf weer overnemen.

Het Park Assist-systeem is een hulpmiddel voor de bestuurder die desondanks waakzaam moet blijven.

De bestuurder moet ervoor zorgen dat de auto tijdens de manoeuvre onder controle blijft en geen obstakels kan raken.

Onder bepaalde omstandigheden detecteren de sensoren mogelijk geen kleine obstakels die zich in hun dode hoeken bevinden.

Tijdens de manoeuvres draait het stuurwiel snel rond: houd daarom het stuurwiel niet tegen, steek niet uw handen tussen de spaken en zorg dat ook uw kleding, uw sjaal, een handtas en dergelijke niet tussen de spaken terechtkomen. U zou hierdoor letsel kunnen oplopen.

Het systeem meet bij het fileparkeren geen parkeerruimtes op waarvan de afmetingen aanmerkelijk groter of kleiner zijn dan het model van de auto.

De functie "Parkeerhulp" wordt tijdens de manoeuvres automatisch geactiveerd.

Het is dus mogelijk dat in combinatie met een geluidssignaal een pictogram op het scherm verschijnt, wat geen gevolgen heeft voor de parkeermanoeuvre.

Als de gemonteerde banden een andere maat hebben dan de originele banden

(extra brede banden, winterbanden enz.), kan de werking van het parkeerhulpsysteem negatief worden beïnvloed.

Het systeem assisteert u bij het fileparkeren, zowel bij inparkeren als bij uitparkeren.

Door het type parkeermanoeuvre te selecteren (fileparkeren: inparkeren of uitparkeren) gaat het Stop & Startsysteem niet over op de STOP-stand.

In de STOP-stand wordt bij deze selectie de motor weer gestart.

6

145

C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Fileparkeren - inparkeren

F Verminder als u een lege parkeerplek ziet uw snelheid tot maximaal 20 km/h.

F Zet uw auto stil vóór de lege parkeerplek.

Activeren van het Park Assist-systeem:

F Druk op deze schakelaar.

Het lampje van de schakelaar blijft uit.

F Schakel de richtingaanwijzer in om aan te geven aan welke zijde u gaat parkeren.

OF

F Selecteer " Park Assist " in het menu " Rijhulpsysteem " van het touchscreen tablet.

Er verschijnt een melding op het scherm.

F Selecteer de functie voor het inparkeren in een fileparkeervak.

Het lampje van de schakelaar gaat branden.

F Rijd langs de parkeerplek met een snelheid lager dan 20 km/h om de beschikbare ruimte te meten en zorg er daarbij voor dat u een afstand van 0,5 tot 1,5 meter tussen de geparkeerde auto's en uw auto aanhoudt.

Zodra de meting voltooid is en de gemeten ruimte voldoende groot is, geeft een melding aan dat de parkeermanoeuvre kan beginnen.

146

C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

F Rijd vooruit tot een nieuwe melding verschijnt.

De geassisteerde inparkeermanoeuvre is nu begonnen.

Rijd stapvoets (max. 7 km/h) en ga door met de manoeuvre op basis van de aanwijzingen van de functie "Parkeerhulp" tot er een melding verschijnt die aangeeft dat de manoeuvre is voltooid.

Het lampje van de schakelaar gaat uit en er klinkt een geluidssignaal.

De bestuurder kan nu het stuur weer overnemen.

F

Zet de auto in de achteruitversnelling en laat het stuurwiel los.

6

147

C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Fileparkeren - uitparkeren

F Start de motor wanneer u de parkeerplek wilt verlaten.

Activeren van het Park Assist-systeem, bij stilstaande auto:

F Druk op deze schakelaar.

Het lampje van de schakelaar blijft uit.

OF

F Selecteer " Park Assist " in het menu " Rijhulpsysteem " van het touchscreen tablet.

Er verschijnt een melding op het scherm.

F Selecteer de functie voor het uitparkeren uit een fileparkeervak.

Het lampje van de schakelaar gaat branden.

F Schakel de richtingaanwijzer in om aan te geven dat u de parkeerplek gaat verlaten.

Het verklikkerlampje van de richtingaanwijzer blijft gedurende de manoeuvre knipperen op het instrumentenpaneel, ongeacht de stand van de hendel.

F Schakel de 1e versnelling of de achteruitversnelling in en laat het stuurwiel vervolgens los.

De geassisteerde uitparkeermanoeuvre is nu begonnen.

Rijd stapvoets (max. 5 km/h) en ga door met de manoeuvre op basis van de aanwijzingen van de functie "Parkeerhulp" tot er een melding verschijnt die aangeeft dat de manoeuvre is voltooid.

De manoeuvre is voltooid zodra de voorwielen van de auto zich buiten de parkeerplek bevinden.

Het lampje van de schakelaar gaat uit en er klinkt een geluidssignaal.

De bestuurder moet nu het stuur weer overnemen.

148

C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Deactiveren

U kunt het systeem deactiveren door op de schakelaar van de Park Assist te drukken

(of op de toets Park Assist in het menu

" Rijhulpsysteem " van het touchscreen tablet),

Het systeem wordt automatisch gedeactiveerd:

- als het contact wordt afgezet,

- als de motor afslaat,

- als er binnen 5 minuten na het selecteren van het type manoeuvre niet wordt gestart met een manoeuvre,

- als de auto tijdens de manoeuvre langdurig blijft stilstaan,

- als de antispinregeling (ASR) in werking treedt,

- als de maximale wagensnelheid wordt overschreden,

- als de bestuurder het stuurwiel tegenhoudt,

- als de bestuurder de schakelaar van het

Park Assist-systeem indrukt (of op de toets

Park Assist in het menu "Rijhulpsysteem" van het touchscreen tablet),

- als het niet mogelijk is om de auto correct in te parkeren (te veel manoeuvres nodig voor het in- of uitparkeren),

- als het bestuurdersportier wordt geopend,

- als één van de voorwielen op een obstakel stuit.

Er verschijnt een melding op het scherm.

De bestuurder moet nu het stuur weer overnemen.

Als het systeem tijdens een manoeuvre wordt gedeactiveerd, moet de bestuurder het systeem weer activeren om de meting voort te zetten.

Uitschakelen

Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld:

- bij het trekken van een aanhangwagen,

- als het bestuurdersportier wordt geopend,

- bij een wagensnelheid vanaf 70 km/h.

Raadpleeg om het systeem voor langere duur te laten uitschakelen het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Storing

In het geval van een storing in het systeem gaat het pictogram van de toets

(op het touchscreen tablet ) over op de waarschuwingsmodus en knippert het lampje even, waarna het uitgaat.

Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

6

Als de ruimte tussen uw auto en de parkeerplek te groot is, kan het systeem mogelijk de beschikbare ruimte niet meten.

Objecten die groter zijn dan de afmetingen van de auto, worden bij een manoeuvre niet gedetecteerd door het Park Assistsysteem.

Controleer bij slecht weer en bij winterse omstandigheden of de sensoren niet worden bedekt met vuil, rijp of sneeuw.

Laat in het geval van een storing het systeem controleren door het CITROËNnetwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

149

C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Bandenspanningscontrolesysteem

Dit systeem controleert automatisch de bandenspanning tijdens het rijden.

Het systeem bewaakt de spanning van de vier banden zodra de auto begint te rijden.

Het systeem vergelijkt de signalen van de snelheidssensoren van de wielen met de referentiewaarden die elke keer nadat de banden op spanning zijn gebracht of na het verwisselen van een wiel moeten worden gereset .

Het systeem geeft een waarschuwing zodra wordt gesignaleerd dat de spanning van een of meer banden te laag is.

Het bandenspanningscontrolesysteem is niet meer dan een hulpmiddel, hetgeen inhoudt dat de waakzaamheid van de bestuurder niet door het systeem kan worden vervangen.

Het systeem onthoudt u niet van de verantwoordelijkheid om elke maand de bandenspanning te controleren (ook die van het reservewiel). Doe dit ook voordat u een lange rit gaat maken.

Het rijden met een te lage bandenspanning heeft een nadelige invloed op het weggedrag en de remweg van de auto en veroorzaakt vroegtijdige bandenslijtage, vooral onder zware omstandigheden (zware belading, hoge snelheden, een lange rit).

Het rijden met een te lage bandenspanning veroorzaakt bovendien een hoger brandstofverbruik.

De voor uw auto voorgeschreven bandenspanning vindt u op de sticker met de bandenspanningen.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de identificatie van de auto.

De bandenspanning moet worden gecontroleerd als de banden "koud" zijn

(de auto staat langer dan een uur stil of er is minder dan 10 km gereden met een beperkte snelheid).

Onder andere omstandigheden (bij warme banden) moet de bandenspanning ten opzichte van de op de sticker vermelde spanning met 0,3 bar worden verhoogd.

150

C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Waarschuwing te lage bandenspanning

U krijgt deze waarschuwing als dit lampje blijft branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding.

F Verminder onmiddellijk uw snelheid en vermijd plotselinge stuurbewegingen en krachtig remmen.

F Stop zodra dit mogelijk is op een veilige plaats.

Een te lage bandenspanning is niet altijd aan de band te zien. Een visuele controle is dus niet voldoende.

F Controleer als u een compressor in de auto hebt (bijvoorbeeld die van de bandenreparatieset) de spanning van de vier banden als deze zijn afgekoeld. Rijd voorzichtig verder als het niet mogelijk is om deze controle onmiddellijk uit te voeren.

of

F Gebruik in het geval van een lekke band de bandenreparatieset of het reservewiel

(volgens uitvoering).

Resetten

Elke keer nadat u een of meer banden op spanning hebt gebracht en na het verwisselen van een of meer wielen, moet u het systeem resetten.

De waarschuwing blijft actief tot het systeem is gereset.

Controleer voordat u het systeem gaat resetten of de spanning van de vier banden overeenkomstig de gebruiksomstandigheden van de auto en de voorschriften op de sticker met de bandenspanningen is.

Het waarschuwingssysteem voor te lage bandenspanning is alleen betrouwbaar als de vier banden tijdens het resetten de juiste spanning hebben.

Het bandenspanningscontrolesysteem geeft geen meldingen als de bandenspanning bij het resetten onjuist is.

6

151

C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Het resetten van het systeem moet gebeuren via het touchscreen tablet bij afgezet contact en stilstaande auto.

F Selecteer " Initialisatie bandensp.controle

" in het menu " Rijhulpsysteem " van het touchscreen tablet.

F Bevestig het resetten door op de toets " Ja " te drukken. Als het resetten is voltooid, klinkt een geluidssignaal en wordt een melding weergegeven.

De nieuw opgeslagen drukwaarden worden door het systeem beschouwd als referentiewaarden.

Storing

Sneeuwkettingen

Het systeem mag niet worden gereset na het aanbrengen of verwijderen van sneeuwkettingen.

Het waarschuwingssysteem voor te lage bandenspanning is alleen betrouwbaar als de vier banden tijdens het resetten de juiste spanning hebben.

Als het waarschuwingslampje te lage bandenspanning gaat knipperen en vervolgens blijft branden in combinatie met het lampje

Service, wijst dit op een storing in het systeem.

In dat geval werkt de bandenspanningscontrole mogelijk niet goed.

Laat het systeem controleren door het CITROËNnetwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

Controleer na werkzaamheden aan het systeem altijd de spanning van de vier banden en reset het systeem vervolgens.

152

C4-cactus_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Praktische informatie

Brandstoftank

Inhoud van de brandstoftank:

- Benzine: ongeveer 50 liter.

- Diesel: ongeveer 45 of 50 liter (volgens uitvoering).

Minimumbrandstofvoorraad Tanken

Als de minimumbrandstofvoorraad is bereikt, gaat dit waarschuwingslampje branden, vergezeld van een geluidssignaal en een melding.

Bovendien gaat het laatste segment van de brandstofmeter rood knipperen.

Als het lampje gaat branden, bevindt zich nog ongeveer 5 liter brandstof in de tank.

Als u niet tankt, gaat dit lampje elke keer als u het contact aanzet weer branden, klinkt er een geluidssignaal en verschijnt er een melding.

Dit geluidssignaal en deze melding worden steeds vaker herhaald naarmate de tank verder leegraakt.

Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat u zonder brandstof komt te staan.

Een sticker aan de binnenzijde van de tankklep geeft aan welke brandstof u moet tanken voor het type motor in uw auto.

Als er minder dan 5 liter brandstof getankt wordt, wordt deze stijging van het brandstofniveau niet weergegeven op de brandstofmeter.

Tijdens het opendraaien van de dop kan een geluid van aangezogen lucht hoorbaar zijn.

Dit wordt veroorzaakt door de onderdruk die ontstaat door de afdichting van het brandstofcircuit. Dit geluid is normaal.

Tank nooit als de motor door het

Stop & Start-systeem is afgezet; zet in dat geval altijd het contact af met de sleutel.

Om veilig te tanken:

F Zet altijd eerst de motor af.

F Open de tankklep.

F Selecteer de juiste brandstof voor uw auto.

F Steek de sleutel in de dop en draai de dop linksom.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het leegrijden van de brandstoftank (diesel).

7

153

C4-cactus_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016

Praktische informatie

F Verwijder de dop en plaats hem in de houder (op de tankklep).

F Steek het vulpistool tot de aanslag in de vulopening alvorens het vulpistool te bedienen (kans op spatten).

F Houd het vulpistool in deze positie tijdens het tanken.

Als u klaar bent met tanken:

F Draai de tankdop dicht.

F Draai de sleutel naar rechts en verwijder hem uit de tankdop.

F Druk de klep van de tankdop dicht.

Wanneer het vulpistool bij het vullen van de brandstoftank voor de derde keer afslaat, moet u niet verder tanken. Anders kunnen storingen in de werking van uw auto optreden.

Uw auto is voorzien van een katalysator die de schadelijke bestanddelen in de uitlaatgassen vermindert.

Bij benzinemotoren mag uitsluitend loodvrije benzine worden gebruikt.

Door de vernauwde vulpijp kan alleen loodvrije benzine worden getankt.

Indien u per vergissing de verkeerde brandstof voor uw auto tankt, moet de tank beslist worden afgetapt voordat de motor kan worden gestart.

Onderbreking van brandstoftoevoer

Uw auto is voorzien van een beveiliging die bij een aanrijding onmiddellijk de brandstoftoevoer afsluit.

154

C4-cactus_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016

Praktische informatie

Vulpistoolrestrictie (diesel)*

Dit mechanisme is aangebracht in auto's met een dieselmotor, waardoor het onmogelijk is om benzine te tanken. Hiermee wordt schade aan motoren, ontstaan door het tanken van de verkeerde brandstof, voorkomen.

Het vullen van de brandstoftank met behulp van een jerrycan is wel mogelijk.

Houd de tuit van de jerrycan recht, druk deze niet tegen de klep van de vulpistoolrestrictie en giet voorzichtig om ervoor te zorgen dat de brandstof netjes in de vulopening stroomt.

Werking

Wanneer u bij een dieseluitvoering een benzinetankpistool in de tankopening plaatst, wordt dit tegengehouden door een klep, waardoor het vergrendeld blijft en er dus niet getankt kan worden.

Probeer in dat geval niet toch te tanken maar kies een dieseltankpistool.

Reizen naar het buitenland

Omdat de tankpistolen voor het tanken van Diesel per land kunnen verschillen, kan de aanwezigheid van een tankbeveiliging op de auto er toe leiden dat tanken niet mogelijk is.

Wij adviseren u daarom voordat u naar het buitenland afreist bij het CITROËNnetwerk te informeren of uw auto geschikt is om in het desbetreffende land te kunnen tanken.

* Volgens land van bestemming.

C4-cactus_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016

7

155

Praktische informatie

Brandstof voor benzinemotoren

Auto's met benzinemotoren kunnen rijden op biobrandstoffen van het type E10 (deze bevatten 10% ethanol) die voldoen aan de

Europese richtlijnen EN 228 en EN 15376.

Brandstoffen van het type E85 (deze bevatten tot 85% ethanol) zijn uitsluitend geschikt voor auto's die speciaal bestemd zijn voor dit type brandstof (BioFlex-auto's). De kwaliteit van de ethanol moet voldoen aan de Europese richtlijn EN 15293.

Brandstof voor dieselmotoren

De dieselmotoren zijn geschikt voor biobrandstoffen die aan de huidige en toekomstige Europese richtlijnen voldoen en die aan de pomp getankt kunnen worden:

- Diesel die voldoet aan de richtlijn EN590 gemengd met biobrandstof die voldoet aan de richtlijn EN14214,

- Diesel die voldoet aan de richtlijn EN16734 gemengd met biobrandstof die voldoet aan de richtlijn EN14214 (met een gehalte aan methyl-estervetzuren van 0 tot 10%),

- Paraffinehoudende diesel die voldoet aan de richtlijn EN15940 gemengd met biobrandstof die voldoet aan de richtlijn

EN14214 (met een gehalte aan methylestervetzuren van 0 tot 7%).

De brandstof B20 of B30 die voldoet aan de richtlijn EN16709 is ook geschikt voor de dieselmotor van uw auto. Maar als deze brandstof, ook al is het slechts incidenteel, wordt gebruikt, moeten de bijzondere onderhoudsvoorschriften (voor "Zware rijomstandigheden") strikt worden nageleefd.

Raadpleeg voor meer informatie het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Het gebruik van elk ander type (bio)brandstof

(zuivere of verdunde plantaardige of dierlijke olie, stookolie ...) is nadrukkelijk verboden

(kans op schade aan de motor en het brandstofcircuit).

Alleen het gebruik van dieseladditieven die voldoen aan de norm B715000 is toegestaan.

156

C4-cactus_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016

Praktische informatie

Sneeuwkettingen

Onder winterse omstandigheden verbeteren sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag van de auto.

Uitsluitend de voorwielen mogen van sneeuwkettingen worden voorzien.

Een noodreservewiel mag niet worden voorzien van een sneeuwketting.

Gebruik uitsluitend kettingen die geschikt zijn voor het type velg van uw auto:

Het is bijzonder raadzaam voor vertrek het monteren van de sneeuwkettingen te oefenen; doe dit op een vlakke en droge ondergrond.

Maat van de af fabriek gemonteerde banden

195/65 R15

205/55 R16

205/50 R17

Type kettingen

Schakels van maximaal 9 mm

Sneeuwkettingen niet mogelijk

Montagetips

F Als u onderweg sneeuwkettingen moet monteren, zet de auto dan langs de kant van de weg stil op een vlakke ondergrond.

F Trek de handrem aan en plaats eventueel wielblokken voor of achter de wielen om te voorkomen dat de auto wegglijdt.

F Monteer de sneeuwkettingen, volg daarbij de aanwijzingen van de fabrikant.

F Rijd langzaam weg en rijd een klein stukje met een snelheid van maximaal 50 km/h.

F Zet de auto stil en controleer of de kettingen correct gespannen zijn.

Neem voor meer informatie over sneeuwkettingen contact op met het

CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Houd u altijd aan de ter plekke geldende regelgeving over het gebruik van sneeuwkettingen en de maximaal toegestane snelheid.

Rijd niet met sneeuwkettingen op een sneeuwvrij gemaakte weg om schade aan de banden en het wegdek te voorkomen. Als uw auto is voorzien van lichtmetalen velgen, controleer dan of de ketting en de bevestigingen de velg niet raken.

7

157

C4-cactus_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016

Praktische informatie

Sneeuwschermen

De afneembare sneeuwschermen worden op het onderste gedeelte van de voorbumper geplaatst om een opeenhoping van sneeuw bij de koelventilateur van de radiateur te voorkomen.

Zorg dat de motor is afgezet en de ventilateur stil staat als er handelingen aan het sneeuwscherm worden uitgevoerd.

Voor het plaatsen en verwijderen van de sneeuwschermen wordt geadviseerd contact op te nemen met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Plaatsen Verwijderen

F Gebruik een schroevendraaier als hefboom om de bevestigingen van elk sneeuwscherm één voor één los te maken.

Vergeet niet de sneeuwschermen te verwijderen:

- als de buitentemperatuur hoger is dan 10°C,

- bij het slepen,

- bij snelheden hoger dan 120 km/h.

F Breng het desbetreffende scherm aan op het bovenste luchtrooster van de voorbumper.

F Druk op de gehele omtrek om de bevestigingen één voor één vast te klikken.

Bevestig het andere scherm op dezelfde wijze op het onderste luchtrooster van de voorbumper.

158

C4-cactus_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016

Praktische informatie

Trekken van een aanhanger

Het rijden met een aanhanger heeft veel invloed op het rijgedrag van de auto en vergt daarom extra aandacht van de bestuurder.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer rijtips voor het trekken van een aanhanger.

Uw auto is hoofdzakelijk bedoeld voor het vervoer van personen en bagage, maar is tevens geschikt voor het trekken van een aanhanger.

Wij raden u aan gebruik te maken van een speciaal door CITROËN geteste en goedgekeurde trekhaak inclusief bedrading en deze door het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats te laten monteren.

Als de trekhaak wordt gemonteerd door een bedrijf dat niet tot het CITROËNnetwerk behoort, moet de montage altijd volgens de voorschriften van de fabrikant worden uitgevoerd.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de gewichten

(en aanhangergewichten indien van toepassing voor uw auto).

Zorg ervoor dat de afneembare kogel is verwijderd als u gaat rijden zonder aanhanger.

C4-cactus_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016

7

159

Praktische informatie

Spaarfase

De spaarfase stuurt de elektrische functies van de auto aan om het ontladen van de accu te voorkomen.

Tijdens het rijden kunnen in verband met de laadtoestand van de accu enkele functies

(airconditioning, achterruitverwarming, …) tijdelijk worden uitgeschakeld.

Deze functies worden automatisch ingeschakeld zodra de laadtoestand van de accu dit toelaat.

Eco-mode

De eco-mode bepaalt de maximale gebruiksduur van een aantal functies om te voorkomen dat de accu ontladen raakt.

Nadat de motor is afgezet, kunt u een aantal elektrische functies zoals het audio- en telematicasysteem, de ruitenwissers, dimlichten, plafonniers, ... nog in totaal maximaal 40 minuten gebruiken.

Inschakelen van de eco-mode

Vervolgens geeft een melding op het display van het instrumentenpaneel aan dat de ecomode is ingeschakeld en worden de actieve functies in de ruststand gezet.

Als u op het moment dat de eco-mode wordt ingeschakeld aan het telefoneren bent, kan het gesprek nog gedurende ongeveer 10 minuten worden voortgezet via de handsfree set van uw autoradio.

Uitschakelen van de eco-mode

De functies worden automatisch weer ingeschakeld als de motor gestart wordt.

Start om de functies direct weer te kunnen gebruiken de motor en laat deze draaien:

- minder dan tien minuten om de functies ongeveer vijf minuten te kunnen gebruiken,

- meer dan tien minuten om de functies ongeveer dertig minuten te kunnen gebruiken.

Neem de tijd die nodig is voor het starten van de motor in acht om een juiste lading van de accu te garanderen.

Vermijd het herhaaldelijk en continu starten van de motor om de accu bij te laden.

Als de accu ontladen is, kan de motor niet gestart worden.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de accu.

160

C4-cactus_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016

Praktische informatie

Accessoires

Een ruime keuze aan accessoires en originele onderdelen wordt u aangeboden door het CITROËN-netwerk.

Deze accessoires en onderdelen zijn volledig aangepast aan uw auto, zijn voorzien van een artikelnummer en beschikken over de garantie van CITROËN.

"Comfort"

Windgeleiders, zonneschermen, koelbox, kleerhanger aan hoofdsteun, leeslamp, parkeerhulp voor en achter, uitneembare asbak, parfumeur, zonnescherm voor het panoramadak, enz.

"Styling"

Aluminium voetensteun, lichtmetalen velgen, beschermplaat vóór, diffuser achter, stylingstickers exterieur, enz.

"Multimedia"

Bluetooth handsfree set, portable navigatiesystemen, rijassistenten, smartphonehouders, DVD-speler,

CD-speler, 230V-aansluiting, semi-geïntegreerd navigatiesysteem, multimediasteun achter, update voor de kaartgegevens van het navigatiesysteem, accessoire digitale radio, enz.

"Transportmiddelen"

Mat bagageruimte, bagagebak, bagagenet, bagagesteunen, allesdrager, skidrager, dakkoffer, trekhaken met vaste of afneembare kogel, trekhaakbedradingen, fietsendrager op trekhaak en op allesdrager, vaste trekhaak en trekhaak met afneembare kogel, enz.

Bij montage van een trekhaak en bedrading door een ander bedrijf dan een dealer van het CITROËN-netwerk, moeten de voorschriften van de fabrikant worden opgevolgd.

"Veiligheid"

Alarminstallatie, car tracking system, verbandtrommel, brandblusser, gevarendriehoek, veiligheidsvest, wielbout met slot, sneeuwkettingen, sneeuwsokken, mistlampen, hondenrek, veiligheidsriem voor huisdieren, kinderzitjes, gordelsnijder/ reddingshamer, enz.

"Bescherming"

Vloermatten*, stoelhoezen, spatlappen, beschermhoes voor de auto, enz.

Bij het CITROËN-netwerk kunt u ook reinigings- en onderhoudsproducten kopen

(interieur en buitenkant) - waaronder milieuvriendelijke producten uit de serie "TECHNATURE" - bijvulmiddelen

(ruitensproeiervloeistof...), stiften en spuitbussen voor het bijwerken van lakschades in de exacte kleur van de carrosserie van uw auto, vulpatronen voor bandenreparatieset, enz.

* Om te voorkomen dat pedalen blijven hangen:

- let erop dat vloermatten op de juiste plaats liggen en goed zijn vastgemaakt,

- leg nooit meerdere matten op elkaar.

7

161

C4-cactus_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016

Praktische informatie

Installeren van radiocommunicatiezenders

Voordat u radiozenders met buitenantenne als uitrusting achteraf monteert, kunt u bij het

CITROËN-netwerk de technische gegevens (frequentieband, maximaal uitgangsvermogen, positie antenne, specifieke installatievoorschriften) van de voor montage geschikte zenders opvragen, conform de

Richtlijn Elektromagnetische

Compatibiliteit (2004/104/EG).

Afhankelijk van de lokale wetgeving kan de aanwezigheid van bepaalde veiligheidsuitrusting verplicht zijn: veiligheidsvesten, gevarendriehoeken, alcoholtests, een set reservelampen, reservezekeringen, een brandblusser, een verbandtrommel, spatlappen aan de achterzijde van de auto.

Het monteren van elektrische apparatuur of accessoires die niet onder een artikelnummer in het assortiment van CITROËN voorkomen, kan leiden tot storingen in het elektronisch systeem van uw auto en een verhoogd stroomverbruik veroorzaken.

Houd hier rekening mee en neem contact op met een vertegenwoordiger van het merk CITROËN om u te laten informeren over het assortiment uitrustingen en accessoires voorzien van een artikelnummer.

162

C4-cactus_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016

Wisserbladen vervangen

Voordat u een wisserblad demonteert

Praktische informatie

Monteren

F Breng het nieuwe wisserblad aan en klik het vast.

F Sluit de ruitensproeierslang aan op de sproeierkop van het wisserblad.

F Zet de ruitenwisserarm voorzichtig terug.

F Bedien de ruitenwisserschakelaar binnen

één minuut na het afzetten van het contact om de ruitenwissers in de verticale positie te plaatsen.

Demonteren

F Til de desbetreffende ruitenwisserarm op.

F Trek de ruitensproeierslang los van de sproeierkop (op het wisserblad).

F Maak het wisserblad los en verwijder het.

Na het monteren van een wisserblad vóór

F Zet het contact aan.

F Bedien nogmaals de ruitenwisserschakelaar om de ruitenwissers in de ruststand te zetten.

7

C4-cactus_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016

163

Praktische informatie

Allesdragers

Uit veiligheidsoverwegingen en om te voorkomen dat het dak van uw auto beschadigd raakt, is het raadzaam uitsluitend voor uw auto goedgekeurde allesdragers te gebruiken.

Uitvoering zonder dakrails Uitvoering met dakrails

Houd u aan de montage- en de gebruiksvoorschriften die zijn vermeld in de handleiding van de allesdragers.

U moet de vier verankeringspunten op het dakframe gebruiken voor de bevestiging van de allesdragers. Deze punten worden aan het zicht onttrokken wanneer de portieren zijn gesloten.

De bevestigingen van de allesdragers zijn voorzien van een tapeind die in de opening van elk verankeringspunt moet worden gestoken.

U moet de allesdragers bevestigen op de dakrails. Gebruik daarbij de bevestigingspunten die met merktekens in de dakrails zijn aangegeven.

164

C4-cactus_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016

Praktische informatie

Aanbevelingen

F Zorg voor een gelijkmatige verdeling en voorkom overbelasting aan één kant.

F Plaats de zwaarste lading zo dicht mogelijk bij het dak.

F Sjor de lading goed vast en markeer buiten de auto stekende lading.

F Rijd behoedzaam: wees bedacht op een grotere zijwindgevoeligheid (de stabiliteit van de auto kan door de belading worden beïnvloed).

F Verwijder de allesdragers zodra deze niet meer nodig zijn.

Maximaal toegestane last op allesdragers voor een hoogte van minder dan 40 cm: 80 kg .

Deze waarde kan worden gewijzigd, raadpleeg de in de handleiding van de allesdragers vermelde maximaal toegestane last.

Als de hoogte boven de 40 cm uitkomt, dient u uw snelheid aan te passen aan de weggesteldheid, om te voorkomen dat de allesdragers en de bevestigingen op de auto beschadigd raken.

Raadpleeg de wetgeving in uw land omtrent het vervoeren van voorwerpen die langer zijn dan de auto zelf.

7

C4-cactus_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016

165

Praktische informatie

TOTAL & CITROËN

Partners in prestaties en respect voor het milieu

Innovatie voor nog betere prestaties

Sinds meer dan 40 jaar ontwikkelen de Research &

Development-teams van TOTAL voor CITROËN smeermiddelen die geschikt zijn voor de nieuwste technologieën die in auto’s van het merk CITROËN worden toegepast, zowel voor wedstrijddoeleinden als gebruik in het dagelijkse leven.

Zo kunt u rekenen op de beste prestaties van de motor.

Een optimale bescherming van uw motor

Het gebruik van TOTAL smeermiddelen bij het onderhoud van uw CITROËN zorgt voor een langere levensduur en betere prestaties van de motor, waarbij het milieu zo min mogelijk wordt belast.

166

C4-cactus_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016

Praktische informatie

Motorkap

Openen

Door de plaats van de hendel kan de motorkap niet worden geopend zolang het linker voorportier is gesloten.

Wees bij warme motor voorzichtig met het bedienen van de veiligheidshaak en de motorkapsteun (kans op brandwonden). Gebruik de beschermde zone.

Zorg ervoor dat u bij geopende motorkap niet tegen de hendel aan stoot.

Schakel het Stop&Start-systeem altijd uit als u handelingen onder de motorkap wilt uitvoeren, om letsel door het automatisch activeren van de

START-stand te voorkomen.

7 F Open het linker voorportier.

F Trek de hendel aan de onderzijde van het portierkader naar u toe.

F Duw de hendel omhoog en til de motorkap op.

F Neem de motorkapsteun uit de houder en bevestig deze in de uitsparing om de motorkap geopend te houden.

Sluiten

F Haal de motorkapsteun uit de uitsparing.

F Bevestig de motorkapsteun in de houder.

F

Laat de motorkap voorzichtig zakken en laat deze aan het einde van de slag in het slot vallen.

F

Trek aan de motorkap om te controleren of deze goed vergrendeld is.

Open de motorkap niet als het hard waait.

De koelventilator kan ook nog gaan draaien nadat de motor is afgezet: houd daarom voorwerpen en kleding uit de buurt van de ventilator.

In verband met de aanwezigheid van elektrische uitrustingen in de motorruimte wordt geadviseerd om blootstelling aan water (regen, wassen, ...) te beperken.

167

C4-cactus_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016

Praktische informatie

Benzinemotoren

1.

Reservoir ruitensproeiervloeistof.

2.

Reservoir koelvloeistof.

3.

Reservoir remvloeistof.

4.

Accu.

5.

Zekeringkast.

6.

Luchtfilter.

7.

Oliepeilstok.

8.

Motorolie (bij)vullen.

9.

Afzonderlijk massapunt.

168

C4-cactus_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016

Dieselmotoren

1.

Reservoir ruitensproeiervloeistof.

2.

Reservoir koelvloeistof.

3.

Reservoir remvloeistof.

4.

Accu.

5.

Zekeringkast.

6.

Luchtfilter.

7.

Oliepeilstok.

8.

Motorolie (bij)vullen.

9.

Handopvoerpomp*.

10.

Afzonderlijk massapunt.

* Volgens motoruitvoering.

Praktische informatie

7

C4-cactus_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016

169

Praktische informatie

Niveaus controleren

Controleer deze niveaus regelmatig en respecteer de voorwaarden zoals vermeld in het onderhoudsschema van de fabrikant. Vul indien nodig bij, tenzij anders aangegeven.

Laat in het geval van een sterk gedaald niveau het desbetreffende circuit controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

Controle met de oliepeilstok

Let bij werkzaamheden onder de motorkap goed op, want bepaalde delen van de motor kunnen zeer heet zijn (kans op brandwonden) en de motorventilateur kan ieder moment aanslaan (zelfs bij afgezet contact).

Motorolieniveau

Het motorolieniveau kan bij aangezet contact worden gecontroleerd via de motorolieniveaumeter op het instrumentenpaneel (volgens uitvoering) of met de oliepeilstok.

De plaats van de oliepeilstok is aangegeven op de desbetreffende afbeelding van de motorruimte.

F Trek aan het gekleurde uiteinde om de oliepeilstok volledig uit de schacht te trekken.

F Veeg de peilstok af met een schone, niet pluizende doek.

F Steek de oliepeilstok weer volledig in de schacht en trek hem er weer uit om het oliepeil te controleren: het oliepeil is correct als het tussen de merktekens A en B ligt.

Als u ziet dat het oliepeil boven het merkteken

A of onder het merkteken B ligt, start de motor dan niet .

- Als het oliepeil boven het merkteken MAXI ligt (kans op motorschade), neem dan contact op met het CITROËN-netwerk of met een gekwalificeerde werkplaats.

- Als het oliepeil lager is dan het merkteken

MINI , vul dan altijd motorolie bij.

De controle van het motorolieniveau is alleen betrouwbaar als de auto op een horizontale ondergrond staat en de motor ten minste 30 minuten niet heeft gedraaid.

Eigenschappen van de olie

Controleer voordat u olie bijvult of ververst of de motorolie die u wilt gebruiken overeenkomt met de door de fabrikant aanbevolen motorolie voor uw auto en motoruitvoering.

A = MAXI

Het is normaal dat u tussen twee onderhoudsbeurten door olie moet bijvullen.

CITROËN adviseert u om elke 5000 km het olieniveau te controleren en, indien nodig, olie bij te vullen.

B = MINI

170

C4-cactus_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016

Praktische informatie

Motorolie bijvullen

De plaats van de vulopening voor de motorolie is aangegeven op de desbetreffende afbeelding van de motorruimte.

F Draai de dop van de vulopening.

F Giet de olie voorzichtig in de opening om morsen op motoronderdelen te voorkomen

(dit kan brand veroorzaken).

F Wacht enkele minuten en controleer vervolgens nogmaals het oliepeil met de peilstok.

F Vul indien nodig nog olie bij.

F Draai nadat u het oliepeil nogmaals hebt gecontroleerd de dop zorgvuldig op de vulopening en steek de peilstok weer in de schacht.

Olie verversen

Raadpleeg het onderhoudsschema van de fabrikant voor het verversingsinterval voor uw auto.

Maak om een verminderde betrouwbaarheid van de motor en de emissieregeling te voorkomen nooit gebruik van additieven in de motorolie.

Remvloeistofniveau

Het remvloeistofniveau dient zich zo dicht mogelijk bij het merkteken

"MAXI" te bevinden. Controleer indien dit niet het geval is of de remblokken van uw auto zijn versleten.

Remvloeistof verversen

Raadpleeg het onderhoudsschema van de fabrikant voor het voorgeschreven verversingsinterval.

Type remvloeistof

Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven remvloeistof.

7

Na het bijvullen zal de olieniveaumeter op het dashboard bij het aanzetten van het contact na 30 minuten de juiste waarde aangeven.

171

C4-cactus_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016

Praktische informatie

Koelvloeistofniveau Niveau ruitensproeiervloeistof

Het koelvloeistofniveau dient zich zo dicht mogelijk bij het merkteken "MAXI" te bevinden, maar mag beslist niet hoger zijn.

Als de motor warm is, wordt de temperatuur van de koelvloeistof geregeld door de koelventilator.

De koelventilator kan ook nog gaan draaien nadat de motor is afgezet: houd daarom voorwerpen en kleding uit de buurt van de ventilator.

Wacht bovendien alvorens werkzaamheden aan het koelsysteem uit te voeren ten minste 1 uur nadat de motor gedraaid heeft, omdat het koelsysteem onder druk staat.

Draai om brandwonden te voorkomen de dop eerst

2 omwentelingen los om de druk te laten dalen.

Verwijder, als de druk eenmaal gedaald is, de dop en vul koelvloeistof bij.

Aftappen van het systeem

Deze koelvloeistof hoeft niet ververst te worden.

Type koelvloeistof

Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven koelvloeistof.

Vul het reservoir bij wanneer dit nodig is.

Type vloeistof

Voor een optimale reiniging en om het bevriezen van de sproeiers te voorkomen, wordt het (bij)vullen van het reservoir met water afgeraden.

Gebruik onder winterse omstandigheden vloeistof op ethanol- of methanolbasis.

Brandstofadditiefniveau

(dieseluitvoering met roetfilter)

Het minimumniveau van het additief wordt aangegeven door het permanent branden van dit verklikkerlampje in combinatie met een geluidssignaal en een melding met betrekking tot een te laag additiefniveau van het roetfilter.

Bijvullen

Het reservoir moet snel worden bijgevuld door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

Afgewerkte producten

Vermijd langdurig huidcontact met afgewerkte olie en andere vloeistoffen.

De meeste van deze vloeistoffen zijn bijtend en schadelijk voor de gezondheid.

Gooi afgewerkte olie en andere vloeistoffen niet in het riool, in het water of op de grond.

Deponeer afgewerkte olie in de daarvoor bestemde containers bij het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

172

C4-cactus_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016

Praktische informatie

Controles

Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, het onderhoudsschema van de fabrikant dat betrekking heeft op de motoruitvoering van uw auto voor het controleren van bepaalde onderdelen.

Laat de controles eventueel uitvoeren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

12V-accu

De accu is onderhoudsvrij.

Niettemin is het raadzaam om regelmatig te controleren of de accupoolklemmen goed vastzitten

(bij uitvoeringen zonder snelsluiting voor de accupoolklemmen) en of de aansluitingen schoon zijn.

Raadpleeg voordat u werkzaamheden uitvoert aan de 12V-accu de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de te nemen voorzorgsmaatregelen.

Luchtfilter en interieurfilter

Laat de filters periodiek vervangen volgens de in het onderhoudsschema van de fabrikant aangegeven intervallen.

Als de omgeving (veel stof...) en het gebruik

(veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding geven, moeten de filters twee keer zo vaak worden vervangen .

Een verstopt interieurfilter kan de prestaties van de airconditioning verstoren en onaangename geuren veroorzaken.

Roetfilter (diesel)

Als het roetfilter vervuild begint te raken, wordt u hierop geattendeerd door het blijven branden van dit lampje in combinatie met een waarschuwingsmelding.

Ga om het roetfilter te regenereren, zodra de omstandigheden het toelaten, met een snelheid van minimaal 60 km/h rijden tot het lampje dooft.

Als het lampje blijft branden, is het minimale brandstofadditiefniveau bereikt.

Zie de rubriek "Niveau brandstofadditief".

Uitvoeringen met het Stop & Startsysteem zijn voorzien van een speciale

12V-loodaccu.

Deze accu mag uitsluitend worden vervangen door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

Oliefilter

Laat bij het olie verversen tevens het oliefilter vervangen.

Raadpleeg het onderhoudsschema van de fabrikant voor het vervangingsinterval van dit onderdeel.

Bij een nieuwe auto kunt u de eerste paar keer dat het roetfilter geregenereerd wordt een brandlucht ruiken; dit is volkomen normaal.

Als langdurig met zeer lage snelheid wordt gereden of de motor langdurig stationair draait, kan bij gasgeven soms rook uit de uitlaat waargenomen worden. Dit heeft geen invloed op de prestaties en heeft geen gevolgen voor het milieu.

7

173

C4-cactus_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016

Praktische informatie

Handgeschakelde versnellingsbak

De versnellingsbak is onderhoudsvrij

(olie verversen niet noodzakelijk).

Raadpleeg het onderhoudsschema van de fabrikant voor de periodieke onderhoudscontrole.

Staat van remschijven

Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats voor informatie over het controleren van de slijtage van de remschijven.

Elektronisch gestuurde versnellingsbak

De versnellingsbak is onderhoudsvrij

(olie verversen niet noodzakelijk).

Raadpleeg het onderhoudsschema van de fabrikant voor het interval van de niveaucontrole.

Handrem

Als de handrem een te grote slag heeft of als het systeem minder goed werkt, moet de handrem, zelfs tussen twee onderhoudsbeurten door, worden afgesteld.

Laat het systeem controleren door het

CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Remblokken

De slijtage van de remblokken is sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral bij stadsverkeer en veel korte ritten. Hierdoor kan het noodzakelijk blijken om de remblokken vaker, tussen twee onderhoudscontroles door, te laten controleren.

Als het remsysteem vrij is van lekkages, duidt een te laag remvloeistofniveau erop dat de remblokken versleten zijn.

174

C4-cactus_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016

Gebruik uitsluitend door CITROËN aanbevolen producten of gelijkwaardige kwaliteitsproducten.

Om de werking van belangrijke organen als het remsysteem te optimaliseren, selecteert en biedt CITROËN specifieke producten aan.

Na het wassen kan er zich een laagje vocht of onder winterse omstandigheden ijs vormen op de remschijven en remblokken: de remwerking kan daardoor afnemen.

Rem een paar keer lichtjes om de remmen vocht- en ijsvrij te maken.

Gebruik nooit een hogedrukreiniger voor het reinigen van de motorruimte in verband met de kans op beschadiging van het elektrisch systeem.

Praktische informatie

Additief AdBlue

®

en SCR-systeem voor BlueHDi-dieselmotoren

Om het milieu zo min mogelijk te belasten en om aan de nieuwe Euro 6-norm te voldoen, heeft CITROËN ervoor gekozen zijn auto's met dieselmotor te voorzien van een systeem waarbij het roetfilter (FAP) wordt gecombineerd met een SCR-systeem (Selective Catalytic

Reduction) voor de behandeling van de uitlaatgassen zonder dat de prestaties veranderen of het brandstofverbruik toeneemt.

Het additief AdBlue ® bevindt zich in een specifiek reservoir onder de bagageruimte, aan de achterzijde van de auto. Het reservoir heeft een inhoud van 17 liter, goed voor een actieradius van ongeveer 20.000 km voordat een waarschuwingssysteem u meldt dat u met de resterende hoeveelheid additief nog maximaal 2400 km kunt rijden.

SCR-systeem

Met behulp van het additief AdBlue ® , dat ureum bevat, zet een katalysator tot 85% van de stikstofoxides

(NOx) om in stikstof en water, stoffen die onschadelijk zijn voor de gezondheid en het milieu.

Om ervoor te zorgen dat het SCR-systeem goed blijft werken, wordt bij elke periodieke onderhoudscontrole aan uw auto in het

CITROËN-netwerk of bij een gekwalificeerde werkplaats het reservoir van het additief

AdBlue ® bijgevuld.

Als u verwacht tussen twee periodieke onderhoudscontroles meer dan 20.000 km te rijden, raden wij u aan het reservoir tussentijds te laten bijvullen door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Als het AdBlue ® -reservoir leeg is, zorgt een wettelijk verplicht systeem ervoor dat de motor niet opnieuw kan worden gestart.

Als het SCR-systeem niet goed werkt, stoot uw auto te veel schadelijke stoffen uit, waardoor hij niet meer aan de

Euro 6-emissienorm voldoet.

Neem bij een storing in het SCRsysteem zo snel mogelijk contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats: na 1100 km wordt een systeem geactiveerd dat het opnieuw starten van de motor blokkeert.

7

175

C4-cactus_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016

Praktische informatie

Actieradiusindicatoren

Zodra de reservevoorraad van het AdBlue ® reservoir is aangesproken of een storing in het

SCR-systeem is gesignaleerd, verschijnt bij het aanzetten van het contact een indicator die aangeeft hoeveel kilometer u nog ongeveer kunt rijden voordat het opnieuw starten van de motor automatisch wordt geblokkeerd.

Als gelijktijdig een storing wordt gesignaleerd en het AdBlue ® -niveau laag is, wordt de laagste actieradius weergegeven.

Als de motor mogelijk niet opnieuw kan worden gestart door een te laag AdBlue

®

-niveau

Actieradius tussen 600 en 2400 km

Het wettelijk verplichte startblokkeringssysteem wordt automatisch geactiveerd zodra het

AdBlue ® -reservoir leeg is.

Actieradius groter dan 2400 km

Als het contact wordt aangezet, wordt er geen informatie over de actieradius weergegeven op het instrumentenpaneel.

Zodra het contact wordt aangezet, gaat het verklikkerlampje UREA branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding

(bijvoorbeeld "Vul brandstofadditief bij: Starten geblokkeerd binnen 1500 km") die aangeeft hoeveel kilometer of mijl u nog kunt rijden met de resterende hoeveelheid additief.

Tijdens het rijden wordt de melding elke

300 km weergegeven zolang er geen additief is bijgevuld.

Neem contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om het additief

AdBlue ® te laten bijvullen.

U kunt het bijvullen ook zelf uitvoeren.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het bijvullen van het additief AdBlue ® .

176

C4-cactus_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016

Praktische informatie

Actieradius tussen 0 en 600 km Storing in verband met een te laag AdBlue ® -niveau

Zodra het contact wordt aangezet, gaat het verklikkerlampje SERVICE branden en knippert het verklikkerlampje UREA in combinatie met een geluidssignaal en een melding

(bijvoorbeeld "Vul brandstofadditief bij: Starten geblokkeerd binnen 600 km") die aangeeft hoeveel kilometer of mijl u nog kunt rijden met de resterende hoeveelheid additief.

Tijdens het rijden wordt de melding elke

30 seconden weergegeven zolang er geen additief is bijgevuld.

Neem contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om het additief

AdBlue ® te laten bijvullen.

U kunt het bijvullen ook zelf uitvoeren.

Als niet op tijd additief wordt bijgevuld, kan de motor niet meer worden gestart.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het bijvullen van het additief AdBlue ® .

Als het contact wordt aangezet, gaat het verklikkerlampje SERVICE branden en knippert het verklikkerlampje UREA in combinatie met een geluidssignaal en de melding "Vul brandstofadditief bij: Starten geblokkeerd".

Het AdBlue ® -reservoir is leeg: het wettelijk verplichte startblokkeringssysteem voorkomt dat de motor opnieuw wordt gestart.

Om de motor weer opnieuw te kunnen starten, raden wij u aan contact op te nemen met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om de benodigde hoeveelheid additief te laten bijvullen.

Als u zelf additief bijvult, moet het reservoir met minimaal 3,8 liter AdBlue worden gevuld.

®

C4-cactus_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016

7

177

Praktische informatie

Als een storing in het SCR-systeem wordt gesignaleerd

Er wordt automatisch een startblokkeringssysteem geactiveerd als meer dan 1100 km is gereden nadat de storing in het SCR-systeem is gesignaleerd. Laat het systeem zo snel mogelijk controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

Als een storing wordt gesignaleerd

Tijdens de geautoriseerde rijfase (tussen

1100 km en 0 km)

Starten geblokkeerd

De verklikkerlampjes UREA, SERVICE en zelfdiagnose motor gaan branden in combinatie met een geluidssignaal en de melding "Storing emissieregeling".

De waarschuwing wordt tijdens het rijden gegeven als de storing voor de eerste keer wordt gesignaleerd en vervolgens steeds bij het aanzetten van het contact zolang de storing niet is verholpen.

In het geval van een tijdelijke storing verdwijnt de waarschuwing tijdens de volgende rit na controle van de zelfdiagnose van het SCR-systeem.

Als een storing in het SCR-systeem is bevestigd

(nadat 50 km is gereden terwijl de melding van de storing permanent wordt weergegeven), gaan de verklikkerlampjes SERVICE en zelfdiagnose motor branden en knippert het verklikkerlampje UREA in combinatie met een geluidssignaal en een melding

(bijvoorbeeld "Storing emissieregeling: Starten geblokkeerd binnen 300 km") die aangeeft hoeveel kilometer of mijl u nog met de resterende hoeveelheid additief kunt rijden.

Tijdens het rijden wordt de melding elke 30 seconden weergegeven zolang de storing in het SCR-systeem niet is verholpen.

De waarschuwing wordt opnieuw weergegeven zodra het contact wordt aangezet.

Neem zo snel mogelijk contact op met het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Als u dit niet doet, kan de motor niet meer worden gestart.

Elke keer dat het contact wordt aangezet, gaan de verklikkerlampjes SERVICE en zelfdiagnose motor branden en knippert het verklikkerlampje

UREA in combinatie met een geluidssignaal en de melding "Storing emissieregeling: Starten geblokkeerd".

U hebt de limiet van de geautoriseerde rijfase overschreden: het startblokkerringssysteem voorkomt dat de motor opnieuw wordt gestart.

Om de motor weer te kunnen starten, is het noodzakelijk dat u contact opneemt met het

CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

178

C4-cactus_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016

Praktische informatie

Bijvullen van het additief AdBlue

®

Het AdBlue ® -reservoir moet bij elke periodieke onderhoudscontrole worden gevuld door het

CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Vanwege de inhoud van het reservoir kan het echter noodzakelijk zijn om het reservoir tussentijds bij te vullen, zeker als u hier door een waarschuwing (verklikkerlampjes en melding) op wordt geattendeerd.

Dit kunt u laten uitvoeren door het CITROËNnetwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

Als u zelf het reservoir wilt bijvullen, lees dan eerst aandachtig de volgende waarschuwingen.

Gebruiksvoorschriften

Het additief AdBlue ® is een oplossing op ureumbasis. Deze vloeistof is onontvlambaar, kleurloos en geurloos (indien koel bewaard).

Als het additief in contact komt met de huid, moet u de huid wassen met kraanwater en met zeep. Als additief in de ogen komt, spoel de ogen dan onmiddellijk en grondig gedurende ten minste 15 minuten met kraanwater of met een oogspoelmiddel. Raadpleeg een arts bij een branderig gevoel of blijvende irritatie.

Als additief AdBlue wordt ingeslikt, spoel de mond dan met schoon water en drink vervolgens een ruime hoeveelheid water.

Onder bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld bij een hoge omgevingstemperatuur) kan het risico van het vrijkomen van ammoniakdampen niet worden uitgesloten: adem deze niet in.

Deze ammoniakdampen werken irriterend op de slijmvliezen (ogen, neus en keel).

Bevriezing van het additief AdBlue ®

Het additief AdBlue ® bevriest bij temperaturen lager dan ongeveer -11°C.

Het SCR-systeem is voorzien van een voorverwarmingssysteem voor het

AdBlue ® -reservoir waardoor u ook in zeer koude omstandigheden kunt blijven rijden.

Bewaar AdBlue ® buiten het bereik van kinderen, in de originele flacon.

Als het AdBlue ® niet in de originele flacon wordt bewaard, verliest het zijn zuiverheid.

Gebruik uitsluitend additief AdBlue ® dat aan de norm ISO 22241 voldoet.

Verdun het additief nooit met water.

Giet nooit additief in de brandstoftank.

De verpakking in flacons met een antidruppelsysteem vergemakkelijkt het bijvullen. De flacons met een inhoud van

1,89 liter (1/2 gallon) zijn verkrijgbaar bij het

CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Vul nooit AdBlue ® bij vanuit een vulsysteem dat is bedoeld voor vrachtwagens.

7

179

C4-cactus_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016

Praktische informatie

Voorschriften voor opslag

AdBlue ® bevriest bij temperaturen lager dan ongeveer -11°C en verliest zijn kwaliteit bij temperaturen vanaf 25°C. Het is raadzaam de flacons koel en buiten direct zonlicht te bewaren.

Onder deze omstandigheden is het additief ten minste één jaar houdbaar.

Additief dat bevroren is geweest, kan weer worden gebruikt nadat het bij kamertemperatuur volledig is ontdooid.

Bewaar de flacons AdBlue ® niet in uw auto.

Procedure voor bijvullen

Controleer voor het bijvullen of de auto op een vlakke en horizontale ondergrond staat.

Controleer 's winters of de omgevingstemperatuur van de auto hoger is dan -11°C. Als het kouder is, bevriest het

AdBlue ® waardoor u het niet in het reservoir kunt gieten. Laat uw auto enkele uren op een warmere plaats staan en vul vervolgens het reservoir bij.

F Zet het contact af en verwijder de sleutel.

F

Draai de zwarte dop een kwart omwenteling linksom zonder er druk op uit te oefenen en trek hem omhoog om hem te verwijderen.

F Til voor toegang tot het AdBlue ® -reservoir de vloerbekleding van de bagageruimte op en verwijder vervolgens het reservewiel of de opbergbak (volgens uitvoering).

F Draai de blauwe dop een zesde omwenteling linksom.

F Trek de knop omhoog om hem te verwijderen.

180

C4-cactus_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016

Praktische informatie

F Pak een flacon AdBlue ® . Controleer de houdbaarheidsdatum en lees vervolgens aandachtig de gebruiksaanwijzing op het etiket voordat u de inhoud van de flacon in het AdBlue ® -reservoir van uw auto giet.

Belangrijk: als het AdBlue ® reservoir van uw auto helemaal leeg is - dit wordt aangegeven door de waarschuwingsmeldingen en u kunt in dat geval de motor niet meer starten - moet u het reservoir vullen met minimaal 3,8 liter additief (twee flacons van 1,89 liter).

F Veeg nadat u de flacon leeg hebt gegoten met behulp van een vochtige doek eventuele vloeistofsporen van de rand van de vulopening van het reservoir.

Spoel gemorst additief onmiddellijk weg met koud water of veeg het weg met een vochtige doek.

Als het additief is gekristalliseerd, verwijder het dan met een spons en warm water.

F Breng de blauwe dop aan op de vulopening van het reservoir en draai de dop een zesde omwenteling rechtsom tot hij stuit.

F Breng de zwarte dop aan en draai hem een kwart omwenteling rechtsom zonder er druk op uit te oefenen. Zorg ervoor dat het merkteken op de dop in lijn staat met merkteken op de steun.

F Leg het reservewiel en/of de opbergbak

(volgens uitvoering) terug op de bodem van de bagageruimte.

F Plaats de vloerbekleding van de bagageruimte terug en sluit de achterklep.

Belangrijk: als u additief hebt bijgevuld nadat het reservoir leeg is geraakt , aangegeven door de melding "Vul brandstof- additief bij:

Starten verboden", dient u ongeveer

5 minuten te wachten voordat u het contact weer aanzet, zonder het bestuurdersportier te openen, de auto te ontgrendelen en de sleutel in het contactslot te steken .

Zet vervolgens het contact aan en start na 10 seconden wachten de motor.

7

Voer de lege AdBlue ® -flacons niet als huisvuil af, maar deponeer ze in de daartoe bestemde containers of breng de flacons naar uw verkooppunt.

181

C4-cactus_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016

Praktische informatie

AIRBUMP

®

-stootlijsten

Deze stootlijsten zijn gemaakt van TPU (thermoplastisch polyurethaan). De stootlijsten op de flanken zijn tevens voorzien van luchtkussens, waardoor ze een schokabsorberende werking hebben.

De stootlijsten zijn aangebracht op de flanken, aan de voorzijde en aan de achterzijde van de auto, zodat de carrosserie rondom wordt beschermd tegen kleine schades: paaltjes bij het parkeren, opengeslagen portieren, krassen, enz.

De gekleurde stootlijsten accentueren tevens het design van uw auto.

Onderhoud van de

AIRBUMP

®

-stootlijsten

Voor de AIRBUMP ® -stootlijsten gelden geen specifieke onderhoudsvoorschriften.

Ze kunnen eenvoudig worden schoongemaakt met water of met een van de producten die verkrijgbaar zijn bij het

CITROËN-netwerk.

Gebruik om de AIRBUMP ® -stootlijsten mooi te houden geen poetsmiddelen.

Plaats van de AIRBUMP

®

-stootlijsten

A.

Flanken.

B.

Voorzijde.

C.

Achterzijde.

182

C4-cactus_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016

Praktische informatie

Onderhoudstips

In het garantie- en onderhoudsboekje van uw auto vindt u de algemene adviezen met betrekking tot het onderhouden van uw auto.

Koplampen en achterlichten

De koplampen zijn uitgerust met glazen van polycarbonaat voorzien van een beschermlaag.

Gebruik voor het schoonmaken van de koplampen nooit een droge doek of een schuur-, schoonmaak- of oplosmiddel.

Gebruik een spons en zeepwater.

Om te voorkomen dat de vernislaag en de afdichtrubbers beschadigd raken, is het raadzaam de koplampen, de achterlichten en omgeving niet te reinigen met een hogedrukreiniger.

Houd u bij het gebruik van een hogedrukreiniger aan de voorschriften met betrekking tot de druk en de spuitafstand.

Verwijder eerst hardnekkig vuil met behulp van een spons en lauw zeepwater.

Onderhoud van de stickers

De stickers hebben een speciale behandeling ondergaan waardoor ze slijtage- en vandalismebestendig zijn.

Ze zijn gemaakt om de buitenkant van de carrosserie een persoonlijk tintje te geven.

Houd, wanneer u uw auto wast, voor de waterstraal een minimale afstand van

30 centimeter van de bestickering aan.

Neem voor het onderhoud van de stickers op de achterportierruiten de volgende adviezen in acht:

- Gebruik een wijde waterstraal met een temperatuur van 25°-40°C.

- Richt de waterstraal zo veel mogelijk loodrecht op de stickers.

Onderhoud van de AIRBUMP

®

-stootlijsten

Voor de AIRBUMP ® -stootlijsten gelden geen specifieke onderhoudsvoorschriften.

Ze kunnen eenvoudig worden schoongemaakt met water of met een van de producten die verkrijgbaar zijn bij het CITROËN-netwerk.

Gebruik om de AIRBUMP ® -stootlijsten mooi te houden geen poetsmiddelen.

7

Leder

Leder is een natuurproduct. Om de duurzaamheid ervan te garanderen moet het leder geregeld op de juiste wijze worden onderhouden.

In het garantie- en onderhoudsboekje van uw auto vindt u alle specifieke voorzorgsmaatregelen met betrekking tot het onderhouden van het leder.

183

C4-cactus_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016

Storingen verhelpen

Gevarendriehoek (opbergen)

Deze veiligheidsuitrusting vormt een aanvulling op de alarmknipperlichten.

Elke auto moet zijn voorzien van een gevarendriehoek.

De gevarendriehoek kan onder de vloermat van de bagageruimte (in de opbergbak) of, volgens uitvoering, onder de voorpassagiersstoel worden opgeborgen.

Voordat u uit de auto stapt om de gevarendriehoek uit te vouwen en te plaatsen moet u de alarmknipperlichten inschakelen en uw reflecterende veiligheidsvest aantrekken.

Op de weg plaatsen van de gevarendriehoek

F Plaats de gevarendriehoek achter de auto, houd u daarbij aan de ter plaatse geldende regels.

De gevarendriehoek is als accessoire leverbaar, raadpleeg het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Raadpleeg voor het gebruiken van de gevarendriehoek de gebruiksaanwijzing van de fabrikant.

184

C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Storingen verhelpen

Bandenreparatieset

Deze set bestaat uit een compressor en een flacon met afdichtmiddel.

Hiermee kunt u de band tijdelijk repareren .

U kunt vervolgens naar de dichtstbijzijnde garage rijden.

Met deze reparatieset kunnen de meeste lekke banden worden gerepareerd, als het lek zich in het loopvlak of de hiel van de band bevindt.

Met de compressor kunt u de bandenspanning controleren en aanpassen.

Toegang tot de set

Beschikbaar gereedschap

Dit gereedschap is specifiek bestemd voor uw auto, gebruik het niet voor andere doeleinden. Afhankelijk van de uitvoering is uw auto voorzien van het volgende gereedschap.

1.

12V-compressor.

De compressor bevat een afdichtingsproduct voor het tijdelijk repareren van een band. Bovendien kan met de compressor de bandenspanning worden aangepast.

2.

Sleepoog.

Zie de desbetreffende rubriek voor meer informatie over slepen.

Op deze sticker staat de bandenspanning aangegeven.

8

Deze set bevindt zich in de opbergbak onder de vloerplaat van de bagageruimte.

185

C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Storingen verhelpen

Beschrijving van de set

A.

Schakelaar stand "Reparatie" of "Op spanning brengen".

B.

Aan/uit schakelaar "I/O" .

C.

Knop voor leeg laten lopen.

D.

Manometer (bar en psi).

E.

Opbergvak met:

- kabel + adapter voor 12V-aansluiting,

- diverse opblaasnippels voor accessoires als ballonnen, fietsbanden, ...

F.

Flacon met afdichtmiddel.

G.

Witte slang met dop voor de reparatie.

H.

Zwarte slang voor het op spanning brengen.

I.

Sticker met snelheidslimiet.

De sticker met snelheidslimiet I moet op het stuurwiel worden geplakt om u te herinneren aan het feit dat de band tijdelijk is gerepareerd.

Rijd na het repareren met behulp van de bandenreparatieset niet sneller dan

80 km/h.

186

C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Storingen verhelpen

Reparatiemethode

1. Afdichting van het lek

F Zet het contact af.

F Zet de schakelaar A in de stand

"Reparatie".

F Controleer of de schakelaar B in de stand "O" staat.

F Rol de witte slang G volledig uit.

F Draai de dop van de witte slang los.

F Sluit de witte slang aan op het ventiel van de lekke band.

Verwijder het voorwerp dat de lekkage heeft veroorzaakt niet uit de band.

Let op: dit product is schadelijk bij inname en irriterend voor de ogen.

Houd het middel buiten het bereik van kinderen.

F Sluit de stekker van de compressor aan op de 12V-aansluiting in de auto.

F Start de motor en laat deze draaien.

8

Schakel de compressor niet in voordat de witte slang is aangesloten op het ventiel van de band: het afdichtmiddel wordt anders buiten de band gespoten.

187

C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Storingen verhelpen

F Activeer de compressor door de schakelaar B in de stand "I" te zetten, tot de bandenspanning 2,0 bar bedraagt.

Het afdichtmiddel wordt onder druk in de band gespoten; neem gedurende deze handeling de slang niet los van de aansluiting (kans op spatten).

Als na vijf tot zeven minuten de gewenste bandenspanning niet is bereikt, is de band niet te repareren met de bandenreparatieset; neem contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om u verder te helpen.

F Verwijder de set en draai de dop van de witte slang vast.

Zorg ervoor dat restanten van de vloeistof niet op of in de auto terecht kunnen komen.

Houd de set binnen handbereik.

F Maak direct een rit van ongeveer vijf kilometer met matige snelheid (tussen 20 en 60 km/h), zodat het afdichtmiddel het lek kan dichten.

F Zet de auto stil en controleer de reparatie en de bandenspanning met de set.

2. Op spanning brengen

F Zet de schakelaar A in de stand "Bandenspanning".

F Rol de zwarte slang H volledig uit.

F Sluit de zwarte slang aan op het ventiel van de gerepareerde band.

Bandenspanningscontrolesysteem

Het verklikkerlampje voor te lage bandenspanning zal na het repareren van een wiel blijven branden tot het systeem is gereset.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het bandenspanningscontrolesysteem.

188

C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Storingen verhelpen

Uitnemen van de flacon

F Sluit de stekker van de compressor weer aan op de 12V-aansluiting in de auto.

F Start de motor opnieuw en laat de motor draaien.

Ga zo snel mogelijk naar een servicepunt van het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Vergeet niet de technicus te vertellen dat u de set hebt gebruikt. Na nadere inspectie kan de technicus u vertellen of de band gerepareerd kan worden of moet worden vervangen.

F Breng de band met behulp van de compressor op de voorgeschreven spanning (spanning verhogen: schakelaar B in stand "I" ; spanning verlagen: schakelaar B in stand "O" en knop C indrukken), zoals vermeld op de bandenspanningssticker in de portieropening aan bestuurderszijde.

Als de bandenspanning sterk daalt, is het lek niet goed gedicht; neem contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om u verder te helpen.

F Verwijder de set en berg deze op.

F

Rijd niet harder dan 80 km/h en niet verder dan 200 km.

F Berg de zwarte slang op.

F Neem het gebogen aansluitstuk van de witte slang los.

F Houd de compressor rechtop.

F Draai de flacon aan de onderzijde los.

Let op dat er geen afdichtmiddel uit de flacon stroomt.

De uiterste gebruiksdatum staat op de patroon vermeld.

De patroon met afdichtmiddel kan slechts één keer gebruikt worden en moet daarna worden vervangen, ook als hij niet leeg is.

Werp de patroon na gebruik niet weg, maar lever deze in bij het CITROËNnetwerk of een officieel inzamelpunt.

Vergeet niet om bij het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats een nieuwe patroon met afdichtmiddel te kopen.

8

189

C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Storingen verhelpen

Controle / aanpassen bandenspanning

U kunt de compressor, zonder inspuiting van het afdichtmiddel, ook gebruiken om:

- uw bandenspanning te controleren of uw banden op spanning te brengen,

- andere opblaasbare voorwerpen op te pompen (ballen, fietsbanden...).

F Draai de schakelaar A in de stand "Op spanning brengen".

F Rol de zwarte slang H volledig uit.

F Sluit de zwarte slang aan op het ventiel van de band of van de accessoire.

Breng indien nodig eerst een van de meegeleverde verloopstukken aan.

F Sluit de stekker van de compressor aan op de 12V-aansluiting van de auto.

F Start de auto en laat de motor draaien.

F Breng de band op spanning met behulp van de compressor (op spanning brengen: schakelaar B in stand "I" ; leeg laten lopen: schakelaar B in stand "O" en druk op de knop C ), zoals staat aangegeven op de bandenspanningssticker van de auto of het opblaasbare voorwerp.

F Verwijder de set en berg deze op.

190

C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Als de spanning van een of meer banden is aangepast, moet het bandenspanningscontrolesysteem worden gereset.

Zie de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het bandenspanningscontrolesysteem.

Storingen verhelpen

Reservewiel

In het geval van een lekke band kunt u het wiel met het bij de auto geleverde gereedschap verwisselen volgens de onderstaande procedure.

Toegang tot het gereedschap

Het gereedschap bevindt zich onder de vloer van de bagageruimte of kan zich, volgens uitvoering, onder de voorpassagiersstoel bevinden.

Beschikbaar gereedschap

Dit gereedschap is specifiek voor uw auto en kan, afhankelijk van de uitvoering van uw auto, verschillen. Gebruik het niet voor andere doeleinden.

1.

Wielsleutel.

Hiermee kunt u de wieldop verwijderen en de wielbouten losdraaien.

2.

Krik met geïntegreerde slinger.

Hiermee kunt u de auto opkrikken.

3.

Gereedschap voor het verwijderen van sierdoppen.

Hiermee kunt u bij lichtmetalen velgen de sierdoppen van de wielbouten of de naafdop (volgens uitvoering) verwijderen.

4.

Afneembaar sleepoog.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over slepen.

8

Wiel met wieldop

Monteren: plaats de wieldop, begin bij de ventielopening en druk de wieldop rondom met de hand vast.

191

C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Storingen verhelpen

Toegang tot het reservewiel

Het reservewiel bevindt zich onder de vloer van de bagageruimte.

Afhankelijk van de motoruitvoering is de auto voorzien van een volwaardig reservewiel of een noodreservewiel (BlueHDi 100).

Verwijderen van het wiel

F Maak de opbergkist met het gereedschap los uit de klemmen (volwaardig reservewiel).

F Draai de centrale moer los.

F Verwijder het bevestigingssysteem

(moer en bout).

F Til het reservewiel aan de achterzijde op en trek het naar u toe.

F Haal het wiel uit de bagageruimte.

Terugplaatsen van het wiel

F Leg het wiel in de reservewielbak.

F Draai de moer op de bout enkele omwentelingen los.

F Plaats het bevestigingssysteem (moer en bout) op het midden van het wiel.

F Draai de centrale moer vast tot deze klikt en het wiel goed vastzit.

F Bevestig de opbergkist met het gereedschap (volwaardig reservewiel).

Als er geen wiel in de reservewielbak ligt, kan het bevestigingssysteem (moer en bout) niet worden geplaatst.

192

C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Storingen verhelpen

Demonteren van het wiel

Stilzetten van de auto

Zet de auto op een plaats waar het verkeer niet gehinderd wordt en zorg ervoor dat de auto op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond staat.

Trek de parkeerrem aan, zet het contact af en schakel de eerste versnelling in om de wielen te blokkeren.

Controleer of de verklikkerlampjes van de parkeerrem op het instrumentenpaneel branden.

Controleer of de inzittenden de auto hebben verlaten en zich op een veilige plaats bevinden.

Zorg ervoor dat de krik goed op één van de daarvoor bestemde plaatsen wordt gezet.

Als de krik verkeerd wordt gebruikt, wordt de auto niet voldoende ondersteund en kan deze vallen.

Ga nooit onder een auto liggen die alleen op de krik steunt; gebruik een bok.

Procedure

F Verwijder de sierdop(pen) met het gereedschap 3 (volgens uitvoering).

F Draai de wielbouten een omwenteling los met alleen de wielsleutel 1 .

Gebruik:

- de krik uitsluitend voor het opkrikken van de auto,

- geen andere krik dan de door de fabrikant geleverde krik.

De krik mag uitsluitend worden gebruikt voor het verwisselen van een wiel met een beschadigde band.

De krik is onderhoudsvrij.

De krik voldoet aan de Europese regelgeving zoals deze is vastgelegd in de Richtlijn 2006/42/EG over machines.

8

193

C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Storingen verhelpen

F Plaats het voetstuk van de krik 2 op de grond en controleer of deze zich loodrecht onder het steunpunt A aan de voorzijde of het steunpunt B aan de achterzijde bevindt.

Gebruik het steunpunt dat zich het dichtste bij het te verwisselen wiel bevindt.

F Vouw de krik 2 uit tot de kop van de krik tegen het steunpunt A of B aan komt: het steunpunt A of B moet goed in het centrale gedeelte van de kop van de krik steken.

F Krik de auto op tot er voldoende ruimte tussen het wiel en de grond is om het (niet lekke) reservewiel te monteren.

Zorg ervoor dat de krik stabiel staat. Op een gladde of zachte ondergrond kan de krik wegschuiven of wegzakken: kans op letsel!

Plaats de krik uitsluitend onder de steunpunten A of B onder de auto en controleer of het contactvlak van het steunpunt correct in de kop van de krik steekt. Zo niet, dan kan de auto beschadigd raken en/of de krik wegzakken: kans op letsel!

194

C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

F Verwijder de wielbouten en leg ze op een schone plaats weg.

F Verwijder het wiel.

Monteren van het wiel

Storingen verhelpen

Bevestiging van het reservewiel

Indien uw auto is voorzien van lichtmetalen velgen is het normaal dat bij het monteren van het reservewiel de ringen van de bouten de velg niet raken. Als de bouten volledig zijn aangedraaid, zorgt het conische draagvlak van de bouten voor de bevestiging van het reservewiel.

Na het verwisselen van het wiel

Laat zo snel mogelijk het aanhaalmoment van de wielbouten en de bandenspanning van het reservewiel controleren door het

CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Laat de lekke band zo spoedig mogelijk repareren en verwissel hem met het reservewiel.

8

195

C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Storingen verhelpen

Procedure

F Plaats het wiel op de naaf.

F Draai de wielbouten met de hand vast.

F Draai de wielbouten enigszins vast met alleen de wielsleutel 1 .

F Laat de krik zakken.

F Vouw de krik 2 op en verwijder hem.

F Draai de wielbouten uitsluitend vast met de wielsleutel 1 .

F Bevestig de sierdop(pen) (volgens uitvoering).

196

C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Storingen verhelpen

Een lamp vervangen

Verlichting vóór

1.

Dagrijverlichting / parkeerlicht (LED).

2.

Dimlicht (H7).

3.

Grootlicht (H1).

4.

Richtingaanwijzers (PY21W).

5.

Mistlampen (PS24W).

Onder bepaalde weersomstandigheden

(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich een laagje condens aan de binnenzijde van de koplampen en de achterlichten vormen; dit verdwijnt enkele minuten na het ontsteken van de koplampen.

De koplampunits zijn voorzien van glas van polycarbonaat met een speciale vernislaag:

F reinig de koplampen nooit met een droge of schurende doek en gebruik geen oplosmiddelen,

F gebruik een spons met zeepwater of een pH-neutraal product,

F wanneer u met een hogedrukreiniger hardnekkig vuil probeert te verwijderen, houd de straal dan nooit langdurig op de koplampen, de achterlichten en de randen ervan gericht, om beschadiging van de vernislaag en de afdichtrubbers te voorkomen.

Bij het vervangen van lampen moet de verlichting minstens enkele minuten uitgeschakeld zijn (risico van ernstige verbranding).

F Raak de lamp niet met de vingers aan, maar gebruik een nietpluizende doek.

In verband met het behoud van de kwaliteit van de koplampen mogen uitsluitend anti-

UV-lampen worden gebruikt.

Vervang een kapotte lamp altijd door een nieuwe lamp met dezelfde specificaties.

8

197

C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Storingen verhelpen

Dagrijverlichting / parkeerlicht

(LED)

Neem voor het vervangen van LED-lampen

(light-emitting diodes) contact op met het

CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Dimlicht

F Trek aan de lip om de beschermkap te verwijderen.

F Houd de stekker en de lamphouder vast, beweeg het geheel omhoog en maak het los.

F Haal de stekker met de lamphouder naar buiten.

F Neem de stekker van de lamp los.

F Verwijder de lamp en vervang hem.

Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde; richt daarbij de pasnok van de lamp naar boven .

198

C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Storingen verhelpen

Grootlicht

F Trek aan de lip om de beschermkap te verwijderen.

F Neem de stekker van de lamp los (verwijder de eronder geplaatste massastekker niet).

F Druk op de veer en beweeg deze richting het midden van de auto om de lamp los te kunnen maken.

F Verwijder de lamp en vervang hem.

Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.

Richtingaanwijzers

Wanneer het verklikkerlampje van de richtingaanwijzer (rechts of links) met een hogere frequentie dan normaal knippert, duidt dit op een defecte lamp aan de desbetreffende zijde.

F Draai de lamphouder een achtste omwenteling linksom en verwijder hem.

F Verwijder de lamp en vervang hem.

Verricht voor het monteren van de lamp deze handelingen in de omgekeerde volgorde.

De amberkleurige lampen, zoals die van de richtingaanwijzers, moeten worden vervangen door lampen met dezelfde kleur en specificaties.

8

199

C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Storingen verhelpen

Mistlampen

F Draai onder de voorbumper de drie bevestigingsbouten van de spatplaat los.

F Beweeg de spatplaat opzij om bij de mistlamp te kunnen komen.

F Maak de stekker van de lamphouder los door op de borglip te drukken. Deze bevindt zich in het bovenste gedeelte.

F Verwijder de lamphouder door de twee klemmen (boven en onder) met duim en wijsvinger samen te drukken.

F Vervang de unit (lamphouder en lamp).

Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.

Voor het vervangen van deze lampen kunt u ook terecht bij het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

200

C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Storingen verhelpen

Zijknipperlichten

F

Druk met een schroevendraaier tegen de zijkant van het zijknipperlicht.

F Wip het zijknipperlicht met de schroevendraaier los.

F Neem de stekker van het zijknipperlicht los.

F Vervang het zijknipperlicht.

Een nieuw zijknipperlicht is verkrijgbaar bij het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Demonteren:

- let erop dat u bij het demonteren

- met de schroevendraaier niet de lak van de auto beschadigt, laat niet de draad en de stekker aan de binnenkant van het scherm vallen.

Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.

Voor vragen over het demonteren kunt u contact opnemen met het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

8

201

Storingen verhelpen

Achterlichten

1.

Parkeerlicht (W5W).

2.

Remlicht (P21W).

3.

Richtingaanwijzers (PY21W).

4.

Mistachterlicht of achteruitrijlicht (P21W).

Lampen vervangen

Deze lampen kunnen vanuit de bagageruimte worden vervangen.

F Open de achterklep.

F Verwijder de desbetreffende klep in de bekleding.

F Neem de stekker van de lichtunit a los door op de ontgrendelknop te drukken (onder de stekker bij de rechter lichtunit, boven de stekker bij de linker lichtunit).

F Draai de moer b los en verwijder deze

( laat de moer niet in het achterscherm vallen ).

F Beweeg de borglip van de lichtunit c omlaag en haal de lichtunit voorzichtig naar buiten.

F Beweeg de borglippen van de lamphouder uit elkaar en verwijder de lamphouder.

F Vervang de defecte lamp:

- lamp van het parkeerlicht: trek aan de lamp (boven),

- andere lamp: draai de desbetreffende lamp (onder) een kwart omwenteling.

Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.

Bevestig de lichtunit in de geleiders door goed in de lengteas van de auto tegen de lichtunit te drukken.

Draai de moer zodanig vast dat een goede afdichting is gewaarborgd. Draai de moer echter niet al te vast, om te voorkomen dat de lichtunit beschadigd raakt.

202

C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Storingen verhelpen

Derde remlicht (LED)

Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om LED-lampen

(light-emitting diodes) te laten vervangen.

Kentekenplaatverlichting (W5W)

F Steek een kleine schroevendraaier in een van de buitenste openingen van het lampglas.

F Duw de schroevendraaier naar buiten om het lampglas los te maken.

F Verwijder het lampglas.

F Vervang de defecte lamp.

Druk het lampglas vast in de houder om het weer te monteren.

8

C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

203

Storingen verhelpen

Interieurverlichting

Plafonnier met gloeilampen (W5W)

F

Maak met een kleine platte schroevendraaier de volledige console rondom de plafonnier los.

F Verwijder de defecte lamp en vervang hem.

F Plaats de console rondom de plafonnier terug en zet de console correct vast in de klemmen.

Bagageruimte (W5W)

F

Trek het huis los door de voet naar achteren te trekken.

F Verwijder en vervang de lamp.

F Breng het huis weer aan.

Plafonnier met LED-lampen

Neem voor het vervangen van LED-lampen

(light-emitting diodes) contact op met het

CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

204

C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Storingen verhelpen

Zekering vervangen

Toegang tot het gereedschap Vervangen van een zekering

Voordat u een zekering vervangt, dient u:

F de oorzaak van de storing te achterhalen om deze te verhelpen,

F stroomverbruikers uit te schakelen,

F de auto stil te zetten met het contact uit,

F de defecte zekering te achterhalen met behulp van de zekeringtabel en de schema's op de volgende bladzijden.

Goed Defect

De tang voor het verwijderen van zekeringen is bevestigd aan de binnenzijde van het deksel van de zekeringkasten in het dashboard.

F Trek het deksel eerst linksboven en dan rechtsboven los.

F Verwijder het deksel en keer het om.

F Verwijder de tang van de achterzijde van het deksel.

Voor ingrepen aan een zekering geldt:

F gebruik een speciale tang om de zekering uit de zekeringkast te verwijderen en te controleren of het smeltdraadje van de zekering intact is,

F vervang een defecte zekering altijd door een zekering met dezelfde stroomsterkte

(zelfde kleur): een afwijkende stroomsterkte kan storingen veroorzaken

(brand).

Mocht de storing kort na het vervangen van de zekering terugkeren, laat dan de elektrische uitrusting controleren door het

CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

Tang

Het vervangen van een zekering door een andere dan in de volgende tabellen genoemd, kan tot ernstige storingen leiden. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

8

205

C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Storingen verhelpen

Montage van elektrische accessoires

Bij het ontwerp van het elektrische circuit van uw auto is reeds rekening gehouden met de montage van zowel de standaarduitrusting als eventuele opties.

Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats voordat u andere elektrische voorzieningen of accessoires in de auto monteert of laat monteren.

CITROËN is niet aansprakelijk voor kosten die voortvloeien uit storingen veroorzaakt door het monteren van extra accessoires die niet door

CITROËN aanbevolen en geleverd worden, en niet volgens haar voorschriften zijn gemonteerd. Dit geldt met name als het totale stroomverbruik van alle extra accessoires meer dan

10 milliampère bedraagt.

206

C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Storingen verhelpen

Zekeringen dashboard

De twee zekeringkasten bevinden zich aan de onderzijde van het dashboard, onder het stuurwiel.

Toegang tot de zekeringen

F Maak het deksel los door het aan de bovenzijde eerst links en vervolgens rechts los te trekken.

Linker zekeringkast

Zekering nr.

F01

Ampère

(A)

10

F02

F03

F04

F06

F08

F10

F12

F13

F14

F16

F18

5

10

5

5

5

5

10

5

10

15

20

Functies

Rempedaal (schakelaar 2), Stop & Start.

Koplamphoogteverstelling, extra verwarming (diesel), parkeerhulp, diagnoseaansluiting, buitenspiegels (elektrische verstelling), Grip Control.

Brandstofadditiefpomp (diesel), elektrische stuurbekrachtiging, koppelingspedaal (schakelaar).

Regen-/lichtsensor.

Rempedaal (schakelaar 1), diagnoseaansluiting.

Module stuurkolomschakelaars en stuurwieltoetsen.

Urgence-oproep / Assistance-oproep.

Stop & Start, ABS, ESP.

Parkeerhulp, achteruitrijcamera.

Elektronisch gestuurde versnellingsbak, schakelaarpaneel

(onder touchscreen tablet), airconditioning, touchscreen tablet.

12V-aansluiting.

Autoradio.

8

207

C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Storingen verhelpen

208

C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Zekering nr.

F19

F20

F21

F22

F23

F26

F27

F28

F30

Ampère

(A)

5

5

5

30

5

15

15

5

15

Functies

Waarschuwingslampjes niet-vastgemaakte veiligheidsgordels.

Airbags.

Instrumentenpaneel.

Sloten.

Plafonnier, kaartleeslampjes.

Claxon.

Ruitensproeiers voor en achter.

Stuurslot (contactslot).

Ruitenwisser achter.

Rechter zekeringkast

Zekering nr.

F30

F31

F34

F36

F38

F40

Ampère

(A)

10

25

30

30

20

25

Functies

Verwarmde buitenspiegels.

Achterruitverwarming.

Elektrische ruitbediening vóór.

Stoelverwarming vóór.

Servicecentrale trekhaak.

Servicecentrale trekhaak.

Storingen verhelpen

8

C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

209

Storingen verhelpen

Zekeringen motorruimte

De zekeringkast bevindt zich onder de motorkap, bij de accu.

Toegang tot de zekeringen

F Maak het deksel los.

F Vervang de zekering (zie de desbetreffende paragraaf).

F Sluit na het vervangen van de zekering zorgvuldig het deksel voor een goede afdichting van de zekeringkast.

Zekering nr.

F1

F2

F3

F4

F5

F6

F7

F8

F9

F10

F11

F12

F13

F14

F15

F17

F18

70

60

80

15

15

Ampère

(A)

40

30 / 40

30

70

5

5

5

15

20

5

5

10

Functies

Airconditioning.

Stop & Start.

Zekeringkast interieur.

Zekeringkast interieur.

Intelligente servicecentrale (BSI).

Motorventilateurgroep.

Intelligente servicecentrale (BSI).

Motormanagement, brandstofpomp.

Motormanagement.

Motormanagement.

Motormanagement.

Motorventilateurgroep.

Intelligente servicecentrale (BSI).

Eenheid laadtoestand accu (motor zonder Stop & Start).

Stop & Start.

Intelligente servicecentrale (BSI).

Grootlicht rechts.

210

C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Storingen verhelpen

F26

F27

F28

F29

F30

F31

F32

Zekering nr.

F19

F20

F21

F22

F23

F24

F25

40

80

100

15

25

30

80

Ampère

(A)

10

30

30

40

40

20

30

Functies

Grootlicht links.

Motormanagement.

Startmotor.

Elektronisch gestuurde versnellingsbak.

ABS, ESC.

ABS, ESC.

Zekeringkast interieur.

Elektronisch gestuurde versnellingsbak.

Intelligente servicecentrale (BSI).

Emissieregelsysteem dieselmotor (AdBlue ® ).

Ruitenwissers vóór.

Elektronische eenheid voorgloeien.

Extra verwarming (diesel).

Elektrische stuurbekrachtiging.

8

211

C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Storingen verhelpen

12V-accu

Procedure voor het gebruik van een hulpaccu voor het starten van de motor met behulp van startkabels en voor het laden van een lege accu.

Toegang tot de accu Algemeen

12V-loodaccu

Accu's bevatten giftige stoffen zoals zwavelzuur en lood.

Ze moeten worden verwerkt conform de regelgeving en mogen in geen geval met het huishoudelijke afval worden weggegooid.

Breng de gebruikte batterijen en accu's naar een speciaal inzamelpunt.

Bescherm uw ogen en gezicht voordat u handelingen aan de accu uitvoert.

Voer ingrepen aan de accu uitsluitend uit in een goed geventileerde ruimte, ver van open vuur of vonken veroorzakende bronnen, om elk risico van brand- of explosiegevaar uit te sluiten.

Was uw handen als de werkzaamheden beëindigd zijn.

Uitvoeringen met het Stop & Startsysteem zijn voorzien van een speciale

12V-loodaccu.

Deze accu mag uitsluitend worden vervangen door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

Het aanduwen om de motor te starten is bij een auto met een elektronisch gestuurde versnellingsbak niet toegestaan.

De accu bevindt zich in de motorruimte.

Toegang tot de accu:

F open de motorkap met de hendel in het interieur en deblokkeer vervolgens de veiligheidshaak via de buitenzijde,

F bevestig de motorkapsteun,

F beweeg de kunststof afdekkap van de (+) pool omhoog.

De minpool (-) van de accu is niet bereikbaar.

Op het rechter voorscherm is een afzonderlijk massapunt aangebracht.

212

C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Storingen verhelpen

Starten van de motor met een hulpaccu en startkabels

Als de accu van uw auto ontladen is, kan de motor worden gestart met een hulpaccu

(externe accu of een accu van een andere auto) en startkabels of een startbooster.

Start de motor nooit door een acculader aan te sluiten.

Gebruik nooit een startbooster van 24 V of hoger.

Controleer eerst of de nominale spanning van de hulpaccu 12 V bedraagt en of de capaciteit van de hulpaccu minimaal gelijk is aan die van de ontladen accu.

De twee auto's mogen elkaar niet raken.

Schakel alle stroomverbruikers

(autoradio, ruitenwissers, verlichting enz.) van beide auto's uit.

Zorg ervoor dat de startkabels zich niet in de buurt van bewegende delen van de motor (ventilateur, riem enz.) bevinden.

Koppel de pluspool (+) van de accu niet los terwijl de motor draait.

F Beweeg, indien uw auto hiermee is uitgerust, het kunststof kapje van de pluspool (+) omhoog.

F Sluit de rode kabel aan op de pluspool (+) van de ontladen accu A (bij het gebogen metalen gedeelte) en vervolgens op de pluspool (+) van de hulpaccu B of de startbooster.

F Sluit de groene of zwarte kabel aan op de minpool (-) van de hulpaccu B of de startbooster (of op het massapunt van de auto met de hulpaccu).

F Sluit het andere uiteinde van de groene of zwarte kabel aan op het massapunt C van de auto met de lege accu.

F Start de motor van de auto met de hulpaccu en laat deze gedurende enkele minuten draaien.

F Stel de startmotor in werking van de auto met de lege accu en laat de motor draaien.

Als de motor niet direct start, zet dan het contact af en wacht even alvorens een nieuwe poging te doen.

F Wacht tot de motor stationair draait en neem dan de kabels in omgekeerde volgorde los.

F Breng, indien uw auto hiermee is uitgerust, het kunststof kapje aan op de pluspool (+).

F Laat de motor minimaal 30 minuten draaien, rijdend of stilstaand, om het laadniveau van de accu op een correct peil te krijgen.

8

Een aantal functies, waaronder het

Stop & Start-systeem, is niet beschikbaar als de laadtoestand van de accu onvoldoende is.

213

C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Storingen verhelpen

12V-accu opladen met een acculader

Voor een optimale levensduur van de accu is het noodzakelijk om het laadniveau van de accu op een voldoende peil te houden.

In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn om de accu op te laden:

- als u voornamelijk korte ritten maakt,

- voordat de auto meerdere weken niet wordt gebruikt.

Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Als u zelf de accu van uw auto gaat opladen, gebruik dan uitsluitend een lader die geschikt is voor loodaccu's en die een nominale spanning van 12 V heeft.

Als deze sticker is aangebracht, mag uitsluitend een 12V-lader worden gebruikt. Anders kan de elektrische uitrusting van het Stop & Start-systeem ernstig beschadigd raken.

Volg de door de fabrikant van de lader geleverde instructies.

Sluit de kabels nooit aan op de verkeerde polen.

De accu hoeft niet te worden losgekoppeld.

F Zet het contact uit.

F Schakel alle stroomverbruikers (autoradio, verlichting, ruitenwissers enz.) uit.

F Schakel om gevaarlijke vonken te voorkomen de lader B uit alvorens de kabels op de accu aan te sluiten.

F Controleer of de kabels van de lader in goede staat zijn.

F Sluit de kabels van de lader B als volgt aan:

- de rode pluskabel (+) op de pluspool (+) van de accu A ,

- de zwarte minkabel (-) op het massapunt C van de auto.

F Schakel na het laden de lader B uit alvorens de kabels los te maken van de accu A .

214

C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Probeer niet een bevroren accu op te laden. Risico van explosie!

Als de accu bevroren is geweest, laat deze dan door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats controleren op beschadigingen van de inwendige delen en op scheuren in de behuizing (kans op lekkage van giftig en corrosief zuur).

Storingen verhelpen

Loskoppelen van de accu

Om er zeker van te zijn dat de laadtoestand van de accu voldoende is om de motor starten, is het raadzaam de accu los te koppelen wanneer u gedurende langere tijd geen gebruikmaakt van uw auto.

Alvorens de accu los te koppelen moet u de volgende handelingen uitvoeren:

F sluit alle te openen carrosseriedelen

(portieren, achterklep, ruiten, dak),

F schakel alle stroomverbruikers uit

(autoradio, ruitenwissers, verlichting enz.),

F zet het contact af en wacht vier minuten.

U hoeft vervolgens slechts de pluspool (+) van de accu los te nemen.

Accupoolklem met snelsluiting

De (+) klem loskoppelen

F Trek de hendel A zo ver mogelijk omhoog om de accupoolklem B te ontgrendelen.

Weer aansluiten van de (+) klem

F Plaats de geopende accupoolklem B op de pluspool (+) van de accu.

F Druk verticaal op de accupoolklem om deze goed tegen de accu aan te drukken.

F Zet de accupoolklem vast door de hendel A omlaag te bewegen.

Na het weer aansluiten van de accu

Zet het contact aan en wacht 1 minuut alvorens de motor te starten, zodat de elektronische systemen geïnitialiseerd kunnen worden.

Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als er zich na deze handeling toch nog problemen voordoen.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor het zelf opnieuw initialiseren van de elektronische systemen (afhankelijk van de uitvoering):

- de sleutel met afstandsbediening,

- ...

Tijdens de rit die volgt op het de eerste keer starten van de motor, werkt het

Stop & Start-systeem mogelijk niet.

In dat geval werkt de functie pas weer als de auto gedurende een bepaalde periode, die afhankelijk is van de omgevingstemperatuur en de laadtoestand van de accu (maximaal

8 uur), niet is gebruikt.

Forceer de hendel niet door erop te duwen, aangezien de accupoolklem niet kan worden vergrendeld als deze niet correct is geplaatst; herhaal de procedure.

8

215

C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Storingen verhelpen

Slepen

U kunt uw auto laten slepen door een andere auto of een andere auto slepen met behulp van het sleepoog.

Het sleepoog bevindt zich onder de vloerplaat van de bagageruimte of, volgens uitvoering, onder de voorpassagiersstoel.

Algemene aanwijzingen

Volg de huidige wetgeving in uw land op.

Controleer of het gewicht van de trekkende auto hoger is dan van de auto die wordt gesleept.

Er moet iemand achter het stuur van de gesleepte auto blijven zitten. Deze persoon moet beschikken over een geldig rijbewijs.

Gebruik bij het slepen met 4 wielen op de grond altijd een goedgekeurde sleepstang; touwen en riemen zijn verboden.

De bestuurder van de slepende auto moet voorzichtig wegrijden.

Bij het slepen van de auto met stilstaande motor zijn de rem- en stuurbekrachtiging uitgeschakeld.

Laat uw auto in de volgende gevallen slepen door een professioneel bergingsbedrijf:

- als de auto is gestrand op de autosnelweg,

- bij auto's met vierwielaandrijving,

- als het niet mogelijk is de versnellingsbak in de neutraalstand te zetten, het stuurslot te ontgrendelen of de handrem los te zetten,

- bij takelen met slechts twee wielen op de grond,

- bij het ontbreken van een goedgekeurde sleepstang…

216

C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Storingen verhelpen

Slepen van een andere auto Slepen van uw auto

F Druk op de onderzijde van het klepje in de voorbumper om het los te maken.

F Draai het sleepoog vast tot de aanslag.

F Bevestig de sleepstang.

F Zet de versnellingshendel in de neutraalstand (of selecteer de stand N bij een elektronisch gestuurde versnellingsbak).

Het niet opvolgen van dit voorschrift kan er toe leiden dat bepaalde componenten

(remsysteem, transmissie…) beschadigd raken en dat de rembekrachtiger na het starten mogelijk niet meer werkt.

F Ontgrendel het stuurslot door de contactsleutel één stand naar rechts te draaien en zet de parkeerrem vrij.

F Schakel de alarmknipperlichten van beide auto's in.

F Rijd voorzichtig weg, rijd met lage snelheid en houd de afstand waarover de auto wordt gesleept beperkt.

F Druk op de onderzijde van het klepje in de achterbumper om het los te maken.

F Draai het sleepoog vast tot de aanslag.

F Bevestig de sleepstang.

F Schakel de alarmknipperlichten van beide auto's in.

F Rijd voorzichtig weg, rijd met lage snelheid en houd de afstand waarover de auto wordt gesleept beperkt.

8

217

C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Storingen verhelpen

Brandstoftank leeg (Diesel)

Bij auto's met HDi-motor is het in het geval van een lege brandstoftank noodzakelijk om het brandstofsysteem te ontluchten.

Als de motor niet direct aanslaat, beëindig dan uw startpoging en herhaal de procedure.

e-HDi 92-motor

F Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter diesel.

F Open de motorkap.

F Maak indien nodig de sierkap los om de handopvoerpomp te kunnen bereiken.

F Bedien de handopvoerpomp totdat er weerstand wordt gevoeld (de eerste keer indrukken kan zwaar zijn).

F

Bedien de startmotor tot de motor aanslaat

(als de motor niet gelijk aanslaat, wacht dan ongeveer 15 seconden en start de motor opnieuw).

F

Als de motor na meerdere pogingen niet aanslaat, bedien dan de handopvoerpomp en vervolgens de startmotor opnieuw.

F

Plaats de sierkap terug en klem deze vast.

F

Sluit de motorkap.

BlueHDi-motor

F Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter diesel.

F Zet het contact aan (zonder de motor te starten).

F Wacht ongeveer 6 seconden en zet het contact af.

F Herhaal de handelingen 10 keer.

F Bedien de startmotor om de motor te starten.

218

C4-cactus_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Technische gegevens

Motoren en versnellingsbakken - BENZINE

Motor

Versnellingsbak

PureTech 75

Handgeschakeld

(5 versnellingen)

PureTech 82

Handgeschakeld

(5 versnellingen)

PureTech 82 S&S

ETG

(Elektronisch gestuurd 5 versnellingen)

PureTech 110 S&S

Handgeschakeld

(5 versnellingen)

Type Variant Uitvoering 0PHMU 0PHMZ 0PHNZ

Cilinderinhoud (cm 3 )

Boring x slag (mm)

Max.vermogen: ECE-norm (kW)*

Toerental bij max.vermogen (t/min)

Max.koppel: ECE-norm (Nm)

Toerental bij max.koppel (t/min)

Brandstof

Katalysator

Hoeveelheid motorolie met vervangen filter

(in liters)

1 199

75 x 90,5

55

5 750

116

2 750

Loodvrij

Ja

3,25

1 199

75 x 90,5

60

5 750

118

2 750

Loodvrij

Ja

3,25

1 199

75 x 90,5

81

5 500

205

1 500

Loodvrij

Ja

3,5

9

* Het maximumvermogen komt overeen met de op de testbank gehomologeerde waarde, onder de omstandigheden die zijn vastgelegd in de Europese regelgeving (richtlijn 1999/99/CE).

219

C4-cactus_nl_Chap09_caracteristiques-techniques_ed01-2016

Technische gegevens

Gewichten en aanhangergewichten (in kg) - BENZINE

Motor

Versnellingsbak

PureTech 75

Handgeschakeld

(5 versnellingen)

0PHMU

PureTech 82

Handgeschakeld

(5 versnellingen)

0PHMZ

PureTech 82 S&S

ETG

(Elektronisch gestuurd 5 versnellingen)

Type Variant Uitvoering

Ledig gewicht

Gewicht rijklaar*

965

1 040

965

1 040

975

1 050

PureTech 110 S&S

Handgeschakeld

(5 versnellingen)

0PHNZ

1 020

1 095

1 500 1 500 1 510 1 555 Maximaal technisch toegestane massa totaal

Maximaal toegestaan treingewicht helling max. 12%

Aanhanger geremd** helling max. 10% of 12%

Aanhanger ongeremd**

Aanbevolen kogeldruk (trekhaak)

1 900

720

520

55

1 900

720

520

55

1 910

725

525

55

2 155

825

545

55

Het maximaal toegestane treingewicht en de aanhangergewichten gelden tot een hoogte van maximaal 1000 meter; het opgegeven aanhangergewicht dient voor elke extra 1000 meter met 10% te worden verminderd.

Rijd bij het trekken van een aanhanger nooit harder dan 100 km/h of de plaatselijk geldende snelheidslimiet (in Nederland wettelijk 90 km/h).

Bij hoge buitentemperaturen kunnen de prestaties van de auto minder worden om de motor te beschermen. Als de buitentemperatuur meer dan 37°C bedraagt, moet het treingewicht worden verminderd.

* Het gewicht rijklaar staat gelijk aan het ledig gewicht + bestuurder (75 kg).

** Maximale waarde aanhanger binnen max. toegestaan treingewicht.

220

C4-cactus_nl_Chap09_caracteristiques-techniques_ed01-2016

Technische gegevens

Motoren en versnellingsbakken - DIESEL

Motor

Versnellingsbak e-HDi 92

ETG6

(Elektronisch gestuurd 6 versnellingen)

BlueHDi 100

Handgeschakeld

(5 versnellingen)

Type Variant Uitvoering 0B9HP 0BBHY

Cilinderinhoud (cm 3 )

Boring x slag (mm)

Max. vermogen: ECE-norm (kW)*

Toerental bij max. vermogen (t/min)

Max. koppel: ECE-norm (Nm)

Toerental bij max. koppel (t/min)

Brandstof

Katalysator

Roetfilter

Hoeveelheid motorolie met vervangen filter

(in liters)

1 560

75 x 88,3

68

4 000

230

1 750

Diesel

Ja

Ja

3,75

1 560

75 x 88,3

73

3 750

254

1 750

Diesel

Ja

Ja

3,75

BlueHDi 100 S&S

Handgeschakeld

(5 versnellingen)

ETG6

(Elektronisch gestuurd 6 versnellingen)

0BBHY

1 560

75 x 88,3

73

3 750

254

1 750

Diesel

Ja

Ja

3,75

9

* Het maximumvermogen komt overeen met de op de testbank gemeten waarde, onder de voorwaarden die zijn vastgelegd in de Europese regelgeving

(richtlijn 1999/99/CE).

221

C4-cactus_nl_Chap09_caracteristiques-techniques_ed01-2016

Technische gegevens

Gewichten en aanhangergewichten (in kg) - DIESEL

Motor

Versnellingsbak e-HDi 92

ETG6

(Elektronisch gestuurd 6 versnellingen)

BlueHDi 100

Handgeschakeld

(5 versnellingen)

BlueHDi 100 S&S

Handgeschakeld

(5 versnellingen)

ETG6

(Elektronisch gestuurd 6 versnellingen)

Type Variant Uitvoering 0B9HP 0BBHY 0BBHY

Ledig gewicht

Gewicht rijklaar*

Maximaal technisch toegestane massa totaal

Maximaal toegestaan treingewicht helling max. 12%

Aanhanger geremd (binnen max. toegestaan treingewicht) helling max. 10% of 12%

Aanhanger ongeremd

Aanbevolen kogeldruk (trekhaak)

1 055

1 130

1 605

2 205

825

565

55

1 068

1 143

1 610

2 210

825

570

55

1 070

1 145

1 610

2 210

825

570

55

1 085

1 160

1 630

2 230

825

580

55

Het maximaal toegestane treingewicht en de aanhangergewichten gelden tot een hoogte van maximaal 1000 meter; het opgegeven aanhangergewicht dient voor elke extra 1000 meter met 10% te worden verminderd.

Rijd bij het trekken van een aanhanger nooit harder dan 100 km/h of de plaatselijk geldende snelheidslimiet (in Nederland wettelijk 90 km/h).

Bij hoge buitentemperaturen kunnen de prestaties van de auto minder worden om de motor te beschermen. Als de buitentemperatuur meer dan 37°C bedraagt, moet het treingewicht worden verminderd.

* Het gewicht rijklaar staat gelijk aan het ledig gewicht + bestuurder (75 kg).

222

C4-cactus_nl_Chap09_caracteristiques-techniques_ed01-2016

Afmetingen (in mm)

Deze afmetingen zijn gemeten met een niet beladen auto.

Technische gegevens

9

C4-cactus_nl_Chap09_caracteristiques-techniques_ed01-2016

223

Technische gegevens

Identificatie

De auto is voorzien van verschillende zichtbare merktekens voor de identificatie en registratie van de auto.

D.

Sticker bandenspanning/kleurcode van de lak.

Deze sticker, die op de middenstijl aan bestuurderszijde is bevestigd, bevat de volgende informatie:

- bandenspanning zonder en met volle belading,

- bandenmaat (met de belastingsindex en de snelheidsaanduiding van de band),

- bandenspanning van het reservewiel,

- kleurcode van de lak.

A.

Voertuigidentificatienummer (VIN) onder de motorkap.

Dit nummer is ingeslagen in de carrosserie, bij de wielkast rechts voor.

B.

Voertuigidentificatienummer (VIN) op de onderste voorruittraverse.

Dit nummer staat op een sticker en is zichtbaar door de voorruit.

C.

Constructeurssticker.

Deze eenmalige sticker, die rechts of links op de middenstijl is aangebracht, bevat de volgende informatie:

- de naam van de fabrikant,

- het Europese typegoedkeuringsnummer,

- het voertuigidentificatienummer (VIN),

- het maximaal technisch toelaatbare totaalgewicht,

- het maximaal toelaatbare treingewicht,

- de maximale belasting op de vooras,

- de maximale belasting op de achteras.

224

C4-cactus_nl_Chap09_caracteristiques-techniques_ed01-2016

Controleer de bandenspanning minimaal één keer per maand, bij koude banden.

Een te lage bandenspanning veroorzaakt een hoger brandstofverbruik.

Technische gegevens

9

C4-cactus_nl_Chap09_caracteristiques-techniques_ed01-2016

225

Audio en telematica

Noodoproep of Pechhulp

Noodoproep met lokalisatiefunctie

Druk in geval van nood langer dan

2 seconden op deze toets.

Het knipperen van het groene LEDlampje en een gesproken bericht bevestigen dat de oproep naar de helpdesk van "Noodoproep met lokalisatiefunctie" is verstuurd*.

Wanneer de elektronische eenheid airbags een botsing heeft gedetecteerd, wordt onafhankelijk van het eventueel afgaan van de airbags, automatisch een noodoproep gedaan.

Door deze toets meteen opnieuw in te drukken, wordt de oproep geannuleerd.

Het groene LED-lampje dooft.

De oproep wordt ook geannuleerd door, op ieder willekeurig moment, de toets langer dan 8 seconden in te drukken.

Het groene LED-lampje blijft branden (zonder te knipperen) wanneer de verbinding tot stand is gebracht.

Aan het einde van het gesprek gaat het lampje uit.

Deze oproep wordt beheerd door de helpdesk van "Noodoproep met lokalisatiefunctie" die de informatie over de lokalisatie van de auto ontvangt en een waarschuwing kan zenden naar de gekwalificeerde hulpdiensten.

In landen waar de helpdesk niet operationeel is of wanneer de lokalisatie uitdrukkelijk is geweigerd, wordt de oproep meteen doorgestuurd naar de hulpdiensten (112), zonder lokalisatie.

Indien u gebruikmaakt van de dienst

CITROËN Connect Box met SOSpakket en pechhulpservice, beschikt u ook over aanvullende diensten via uw persoonlijke pagina MyCITROËN op de CITROËN-internetsite voor uw land.

Surf hiervoor naar www.citroen.com.

* Deze diensten zijn afhankelijk van bepaalde voorwaarden en beschikbaarheid.

Raadpleeg het CITROËN-netwerk.

226

C4-cactus_nl_Chap10a_BTA_ed01-2016

Audio en telematica

Werking van het systeem

Bij het aanzetten van het contact gaat het groene lampje

3 seconden branden. Dit duidt op een goede werking van het systeem.

Het knipperen en vervolgens doven van het oranje lampje duidt op een storing in het systeem.

Als het oranje lampje blijft branden, moet de noodbatterij worden vervangen.

In beide gevallen kan er mogelijk geen noodoproep of pechhulpoproep worden verstuurd.

Raadpleeg zo snel mogelijk een erkend reparateur.

Pechhulp met lokalisatiefunctie

Druk langer dan 2 seconden op deze toets voor het aanvragen van hulp bij het stranden van de auto.

Een gesproken bericht bevestigt dat de oproep is verstuurd*.

Door deze toets meteen opnieuw in te drukken, wordt de aanvraag geannuleerd.

Dit wordt bevestigd door een gesproken bericht.

Wanneer u uw auto buiten het

CITROËN-netwerk hebt gekocht, raden wij u aan de aanwezigheid van deze diensten bij het netwerk te laten controleren en eventueel configureren.

In een meertalig land kunt u het systeem laten configureren in de officiële landstaal van uw voorkeur.

Om technische redenenen, zoals het verbeteren van de telematicadiensten aan de klant, behoudt de fabrikant zich het recht voor om op elk willekeurig moment het telematicasysteem in de auto te wijzigen.

Bij een storing in het systeem kan er wel met de auto worden gereden.

* Deze dienst is afhankelijk van bepaalde voorwaarden en beschikbaarheid.

Het CITROËN netwerk raadplegen.

C4-cactus_nl_Chap10a_BTA_ed01-2016

.

227

Audio en telematica

7 inch touchscreen tablet

GPS-navigatie - Multimedia-autoradio - Bluetooth

®

-telefoon

Inhoud

Basisfuncties 230

Stuurkolomschakelaars 233

Menu's 234

Media 236

Radio 242

Digitale radio (DAB, Digital Audio Broadcasting) 244

Muziek 246

Navigatie 250

Navigatie - routebegeleiding 258

Verkeer 262

Configuratie 264

Internetdiensten 272

CITROËN Multicity Connect 273

Telefoon 274

Veelgestelde vragen 282

Dit systeem is zodanig gecodeerd dat het uitsluitend in uw auto functioneert.

Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die zijn volledige aandacht vragen uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto.

Als de melding "eco-mode" wordt weergegeven, worden de elektrische functies uitgeschakeld die in werking zijn.

Zie de rubriek over de eco-mode.

.

229

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

Audio en telematica

Basisfuncties

Gebruik de toetsen aan weerszijden van het touchscreen om de menu's te openen en druk vervolgens op de op het touchscreen weergegeven toetsen.

Elk menu wordt op één pagina of op twee pagina's (hoofdpagina en secundaire pagina) weergegeven.

Hoofdpagina Secundaire pagina

Als het bijzonder warm is, kan het systeem gedurende minimaal 5 minuten overgaan in de waakstand (volledig uitschakelen van het scherm en het geluid).

230

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

Audio en telematica

Sneltoetsen: met behulp van de toetsen in de bovenste balk van het touchscreen tablet, is het mogelijk direct de geluidsbron, de lijst met zenders (of titels afhankelijk van de geluidsbron) of de temperatuurregeling te kiezen.

Selecteren van de geluidsbron (volgens uitvoering):

- Radio "FM"/"AM"/"DAB"*.

- "USB"-stick.

- CD-speler (onder de rechter voorstoel)**.

- Telefoon aangesloten via Bluetooth* en streaming-verzending via Bluetooth*.

- Mediaspeler aangesloten via de AUXaansluiting (Jack, kabel niet meegeleverd).

* Volgens uitrusting.

** De CD-speler is als accessoire verkrijgbaar bij het CITROËN-netwerk.

Bij draaiende motor wordt het geluid onderbroken door de toets in te drukken.

Bij afgezet contact wordt het systeem ingeschakeld door de toets in te drukken.

Volumeregeling (voor elke bron afzonderlijk, ook voor

"Verkeersinformatie (TA)" en navigatieaanwijzingen).

Het is een "resistief" scherm dat voelbaar aangeraakt moet worden, met name bij bewegingen (door een lijst bladeren, scrollen over de kaart, enz.).

Lichtjes aanraken is niet voldoende.

Als het scherm met meerdere vingers wordt aangeraakt, worden de commando's niet opgevolgd.

Het scherm kan ook worden bediend als u handschoenen draagt. Dankzij deze technologie kan het scherm bij elke temperatuur worden gebruikt.

Gebruik voor het schoonmaken van het display een zacht, niet-schurend doekje (bijvoorbeeld een brillendoekje) zonder schoonmaakmiddel.

Raak het scherm niet met een puntig voorwerp aan.

Raak het scherm niet met vochtige handen aan.

Bij een zeer hoge temperatuur in het interieur kan het geluidsvolume worden beperkt om het systeem te beschermen. Zodra de temperatuur in het interieur is gezakt, zal de oorspronkelijke instelling weer worden gebruikt.

.

231

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

Stuurkolomschakelaars

Media: van multimediabron veranderen.

Telefoon: telefoon opnemen.

Tijdens gesprek: toegang tot het telefoonmenu (gesprek beëindigen, privacy-modus, handsfree-modus).

Telefoon, ingedrukt houden: inkomend gesprek weigeren, huidig gesprek beëindigen; als de telefoon niet wordt gebruikt, toegang tot het telefoonmenu.

Radio, draaien: automatisch zoeken naar de vorige/volgende zender.

Media, draaien: vorige/volgende muziekstuk.

Indrukken: een keuze bevestigen.

Audio en telematica

Radio: zenderlijst weergeven.

Media: playlist weergeven.

Radio, ingedrukt houden: lijst van ontvangen zenders bijwerken.

Volume verhogen.

Volume verlagen.

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

.

233

Audio en telematica

Menu's

Airconditioning Rijhulpsysteem Media

Instellen van de temperatuur en de aanjagersnelheid.

Navigatie

(Volgens uitvoering)

Weergeven van de boordcomputer.

Inschakelen, uitschakelen en configureren van bepaalde functies van de auto.

Selecteren van een geluidsbron of een radiozender. Weergeven van foto's.

Instellen van de navigatie en kiezen van de bestemming.

234

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

Telefoon

Audio en telematica

Configuratie Internetdiensten

(Volgens uitvoering)

Hiermee kunnen de geluidsweergave

(balans, klank, ...), de lichtsterkte van de dashboardverlichting en de weergave op het scherm (taal, eenheden, datum, tijd, ...) worden ingesteld en hebt u toegang tot een interactieve hulp met betrekking tot de belangrijkste uitrusting en verklikkerlampjes van de auto.

(CITROËN MULTICITY CONNECT)

Verbinding maken met een portal met applicaties die het reizen gemakkelijker, veiliger en persoonlijker maken. Hiervoor is een dongel met abonnement nodig die verkrijgbaar is bij het CITROËN-netwerk.

Een telefoon via Bluetooth ® verbinden.

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

.

235

Audio en telematica

Media

Niveau 1

"Media"

Hoofdpagina

Niveau 2

Lijst van FM-zenders

236

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

Opslaan

Niveau 1

Media

Lijst

Media

Bron

Lijst van FM-zenders

Niveau 2

FM-radio

DAB-radio

AM-radio

CD

USB iPod

Bluetooth

AUX

Media

Opslaan

Audio en telematica

Aanwijzingen

Druk op een zender om deze te selecteren.

Selecteer de bron.

Druk op een lege plek en vervolgens op

"Opslaan".

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

.

237

Audio en telematica

Niveau 1

"Media"

Secundaire pagina

Media

Niveau 2

Lijst van FM-zenders

Foto's

Niveau 3

238

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

Niveau 1

Media

Secundaire pagina

Lijst zenders

Media

Secundaire pagina

Foto's

Niveau 2

Opslaan

Lijst updaten

Frequentie

Bevestigen

Selecteren pagina

Draaien

Alles selecteren

Diavoorstelling

Bevestigen

Audio en telematica

Niveau 3 Aanwijzingen

Op een zender drukken om deze te selecteren.

De lijst updaten afhankelijk van de ontvangst.

De gewenste radiofrequentie invoeren.

De instellingen opslaan.

De geselecteerde foto op het volledige scherm weergeven.

De foto 90° draaien.

Alle foto's van de lijst selecteren.

Nogmaals drukken om de selectie ongedaan te maken.

Vorige foto.

Pauzeren/afspelen.

De foto's op het volledige scherm weergeven.

Volgende foto.

De instellingen opslaan.

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

.

239

Audio en telematica

Niveau 1

"Media"

Secundaire pagina

Media

Niveau 2

Instellingen

240

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

Niveau 3

Instellingen

Instellingen

Niveau 1

Media

Secundaire pagina

Lijst met Media

Niveau 2

Media

Instellingen

Media

Secundaire pagina

Instellingen

Radio

Instellingen

Berichten

Instellingen

Bevestigen

Niveau 3

Audio en telematica

Aanwijzingen

Weergeven van het meest recent gebruikte medium.

Willekeurig afspelen

(alle nummers)

Willekeur. afspelen

(huidig album):

Continu herhalen

Versterking AUX

Volgen RDS

Volgen DAB/FM

Weergave Radio Text

Diaweergave digitale radio

Verkeersinformatie (TA)

Weer

Sport - Programma-info

Config. waarsch.

De instellingen voor het afspelen kiezen.

De opties in - of uitschakelen.

De opties in - of uitschakelen.

De instellingen opslaan.

.

241

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

of

Audio en telematica of

Radio

Selecteren van een zender

Druk op Media om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op Media om de hoofdpagina weer te geven en druk vervolgens op de secundaire pagina.

OF

Druk op Media om de hoofdpagina weer te geven en selecteer vervolgens " Opslaan ".

Selecteer " Lijst " op de hoofdpagina.

Selecteer een in de lijst opgeslagen zender.

Selecteer indien nodig een andere geluidsbron.

Selecteer de radio " FM-radio " of

" AM-radio ".

Selecteer " Lijst zenders " op de secundaire pagina.

Wijzigen van een frequentie

Druk op Media om de hoofdpagina weer te geven.

Automatisch zenders zoeken

Druk op 3 of 4 of verplaats de cursor om automatisch te zoeken naar de zender met een hogere of lagere frequentie.

OF

Druk op Media om de hoofdpagina weer te geven en druk vervolgens op de secundaire pagina.

Selecteer de radiozender in de weergegeven lijst.

De omgeving waarin u rijdt (bergen, hoge gebouwen, bruggen, tunnels enz.) kan leiden tot een slechte ontvangst, ook als de RDS-functie is ingeschakeld. Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de radio.

Druk op " Frequentie invoeren " om de hoofdpagina weer te geven en druk vervolgens op de secundaire pagina.

Selecteer " Lijst updaten " om de lijst bij te werken.

242

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

Audio en telematica

VERVOLGENS

Selecteer het wijzigen van de geluidsbron.

Een zender opslaan

Selecteer een zender of een frequentie

(zie de desbetreffende rubriek).

Druk op " Opslaan ".

Selecteer de radio " FM-radio " of

" AM-radio ".

Selecteer een nummer in de lijst om de eerder gekozen/ingestelde zender op te slaan.

Door een nummer ingedrukt te houden wordt de zender onder dat nummer opgeslagen.

OF

Voer de volledige frequentie

(bijv.: 92.10 MHz) in met het toetsenbord en druk op " Bevestigen ".

Via een alfabetische lijst

Druk op de huidige radiozender en kies vervolgens de zender uit de weergegeven lijst.

Of

Door op deze toets te drukken worden de zenders achtereenvolgend opgeslagen.

Oproepen van opgeslagen zenders

Druk op Media om de hoofdpagina weer te geven en selecteer vervolgens " Opslaan ".

RDS inschakelen en uitschakelen

Druk op Media om de hoofdpagina weer te geven en druk vervolgens op de secundaire pagina.

Selecteer " Instellingen ".

Selecteer " Radio ".

Schakel " Volgen RDS " in of uit.

Als de RDS-functie is ingeschakeld, zoekt de radio steeds naar de sterkste frequentie van een zender, zodat u ernaar kunt blijven luisteren zonder dat u zelf de frequentie hoeft te wijzigen.

Sommige RDS-zenders zijn echter niet in het hele land te ontvangen, omdat de frequenties van de zender niet het hele land dekken. Dit verklaart dat de zender tijdens het rijden kan wegvallen.

.

243

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

Audio en telematica

Digitale radio (DAB, Digital Audio Broadcasting)

Weergave van de naam van de radiozender waarop is afgestemd.

Sneltoets: toegang tot het scherm voor het selecteren van de geluidsbron, de lijst met zenders (of titels afhankelijk van de geluidsbron) of de temperatuurregeling.

Eventueel uitgezonden programmatype van de radiozender.

Secundaire pagina.

Vorige "multiplex".

Vorige radiozender.

Weergave van de naam en het nummer van de beluisterde "multiplex" (ook wel "bundel" genoemd).

Weergave van de opties: grijs indien actief maar niet beschikbaar, wit indien actief en beschikbaar.

Selecteren van de radiozender.

Selecteren van de geluidsbron.

Weergave van de "DAB"band.

Weergave van de "Radiotekst" van de beluisterde radiozender.

Volgende "multiplex".

Volgende radiozender.

Opgeslagen radiozender, toetsen 1 t/m 15.

Kort indrukken: selecteren van de opgeslagen radiozender.

Lang indrukken: opslaan van een radiozender.

Als de beluisterde "DAB"-zender niet in "FM" beschikbaar is, wordt de optie "DAB FM" grijs weergegeven.

Journaline ® is een informatiedienst op tekstbasis voor digitale radiosystemen.

Deze dienst biedt informatie geordend op onderwerpen en subonderwerpen.

Via de pagina "LIJST MET DAB-ZENDERS" krijgt u toegang tot deze dienst.

244

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

Audio en telematica

DAB (Digital Audio

Broadcasting)

Digitale radio

Digitale radio zorgt voor een betere geluidskwaliteit en biedt de mogelijkheid grafische informatie weer te geven met actualiteiten van de beluisterde radiozender. Selecteer

"Lijst" op de primaire pagina.

Via "multiplex/bundel" hebt u de keuze uit een aantal radiozenders die in alfabetische volgorde zijn gerangschikt.

Druk op Media om de hoofdpagina weer te geven.

Selecteer het veranderen van geluidsbron.

Selecteer " DAB-radio ".

Digitale radio - Volgsysteem

DAB / FM

"DAB" is niet overal beschikbaar.

Als het digitale signaal niet goed is, kunt u met het "Volgen DAB/FM" dezelfde zender blijven beluisteren doordat het systeem automatisch overschakelt op de desbetreffende analoge "FM"-zender (indien beschikbaar).

Druk op Media om de hoofdpagina weer te geven en druk vervolgens op de secundaire pagina.

Selecteer " Instellingen ".

Selecteer " Lijst " op de hoofdpagina.

Selecteer " Radio ".

of

Selecteer " Lijst zenders " op de secundaire pagina.

Selecteer de radio in de weergegeven lijst.

Selecteer " Volgsysteem digitale zender/FM " en vervolgens " Bevestigen ".

Als het "Volgen DAB/FM" is geactiveerd, kan er sprake zijn van een verschil van enkele seconden als het systeem overschakelt op de analoge

"FM"-zender en kan het geluidsvolume veranderen.

Als het digitale signaal weer goed is, schakelt het systeem automatisch weer over op "DAB".

Als de "DAB"-zender waarnaar wordt geluisterd niet beschikbaar is als "FM"zender (optie " DAB/FM " grijs weergegeven) of als het "Volgen DAB/FM" niet is geactiveerd, wordt het geluid onderbroken als het digitale signaal te zwak wordt.

.

245

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

Audio en telematica

Muziek

USB-speler Extra-aansluiting (AUX-ingang) Geluidsbron kiezen

Druk op Media om de hoofdpagina weer te geven.

Selecteer het wijzigen van de geluidsbron.

Steek de USB-stick in de USB-aansluiting of sluit de USB-apparatuur via een kabel (niet meegeleverd) op de USB-aansluiting aan.

Het systeem maakt gebruik van afspeellijsten

(in het tijdelijke geheugen). Het maken van deze lijsten kan enkele seconden of soms enkele minuten duren nadat het apparaat voor de eerste keer is aangesloten.

Het verwijderen van alle andere dan muziekbestanden en het verminderen van het aantal afspeellijsten zal het aanmaken van deze afspeellijsten versnellen.

De afspeellijsten worden iedere keer na het opnieuw aanzetten van het contact of het aansluiten van een USB-stick vernieuwd. De lijsten worden in het geheugen opgeslagen: als de lijsten niet zijn gewijzigd, is de laadtijd korter.

Sluit het externe apparaat (MP3-speler enz.) met een audiokabel (niet meegeleverd) aan op de Jack-aansluiting.

Stel eerst het volume van het externe apparaat in (luid). Regel daarna het volume van de autoradio.

De bediening gebeurt via het externe apparaat.

Selecteer de geluidsbron.

Via de toets SRC (bron) op het stuurwiel kunt u van de ene naar de andere geluidsbron overschakelen.

CD-speler

Plaats de CD in de speler.

Druk op OK om de selectie te bevestigen.

246

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

Audio en telematica

Informatie en adviezen

De autoradio speelt bestanden met de extensie

".wma, .aac, .flac, .ogg, .mp3" met een bitrate van 32 kbps tot 320 kbps af.

Ook bestanden met een VBR (Variable

Bit Rate) kunnen worden afgespeeld.

Geluidsbestanden met een andere extensie

(.mp4, ...) kunnen niet worden afgespeeld.

Bestanden met de extensie ".wma" moeten van het type wma 9 standaard zijn.

De bemonsteringsfrequenties (sampling rates) zijn 32, 44 en 48 kHz.

Selecteer bij het branden van een CD-R of

CD-RW de standaard ISO 9660 niveau 1, 2 of bij voorkeur Joliet om deze te kunnen afspelen.

Als de CD in een ander formaat is gebrand, kan het zijn dat deze niet goed wordt afgespeeld.

Het is raadzaam voor één CD niet meer dan één standaard voor het branden te gebruiken. Stel de laagst mogelijke snelheid in (maximaal 4 x) voor een optimale geluidskwaliteit.

Voor het branden van een multisessie-CD is het raadzaam de standaard Joliet te gebruiken.

Gebruik uitsluitend USB-sticks met de bestandsindeling FAT32 (File Allocation Table).

Als tegelijkertijd twee identieke apparaten zijn aangesloten (twee USBsticks of twee Apple ® -spelers), werkt het systeem niet. Het is wel mogelijk om tegelijkertijd een USB-stick en een

Apple ® -speler aan te sluiten.

Gebruik voor bestandsnamen maximaal

20 karakters en vermijd speciale tekens

(bijv.: " " ? . ; ù) om problemen met het afspelen of de weergave te voorkomen.

Gebruik bij voorkeur de originele USBkabels van het externe apparaat.

Het systeem is geschikt voor externe

USB-geluidsdragers, BlackBerry's ® of apparatuur van Apple ® die op de

USB-aansluitingen kunnen worden aangesloten (kabel niet meegeleverd).

U kunt deze apparatuur bedienen via de audio-installatie van de auto.

Andere randapparatuur, die bij het aansluiten niet door het systeem wordt herkend, moet met een kabel (niet meegeleverd) op de Jack-plug worden aangesloten.

.

247

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

Audio en telematica

Bluetooth

®

streaming audio

Streaming audio biedt de mogelijkheid om muziekbestanden op de telefoon via de audioinstallatie in de auto af te spelen.

Apple

®

-speler aansluiten

Maak een verbinding met de telefoon: zie de rubriek " Telefoon " en vervolgens " Bluetooth ".

Kies het profiel " Audio " of " Alle ".

Als de weergave niet automatisch begint, kan het zijn dat u de audioweergave moet starten via de telefoon.

Het bedienen is mogelijk via de randapparatuur of met de toetsen van de autoradio.

Sluit een Apple ® -speler met behulp van een geschikte kabel (niet meegeleverd) aan op de USB-aansluiting.

Het afspelen begint automatisch.

De bediening gebeurt via de audio-installatie in de auto.

Als de streaming audio eenmaal is gestart, wordt uw telefoon als een geluidsbron beschouwd.

Wij adviseren de functie " Herhalen " van de Bluetooth-apparatuur in te schakelen.

De beschikbare indeling is die van het aangesloten apparaat

(artiesten / albums / genres / playlists / audiobooks / podcasts).

De standaardindeling is de indeling per artiest. Om dit te veranderen moet u terug naar het eerste niveau in de structuur om vervolgens een andere indeling te selecteren (bijvoorbeeld playlists). Bevestig uw keuze voordat u in de structuur weer afzakt naar de gewenste track.

De softwareversie van de autoradio kan incompatibel zijn met de generatie van uw

Apple ® -speler.

248

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

Audio en telematica

Navigatie

Niveau 1

"Navigatie"

Hoofdpagina

Niveau 2

Navigatie

Niveau 3

Berekeningscriteria

250

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

Niveau 1

Navigatie

Instellingen

Navigatie

Navigatie

Niveau 2

Bestemming invoeren

Berekeningscriteria

Opslaan

De navigatie stoppen

Spraak

Route omleiden

Niveau 3

Snelste

Kortste

Tijd/afstand

Ecologisch

Tol

Veerbot

Exact-Dichtb.

Zie route op de kaart

Bevestigen

Audio en telematica

Aanwijzingen

Weergeven van de meest recente bestemmingen.

De navigatiecriteria kiezen.

Op de kaart wordt het aan de hand van de criteria gekozen traject weergegeven.

De kaart weergeven en de routegeleiding starten.

De opties opslaan.

Het actuele adres opslaan.

De navigatie-informatie uitschakelen.

Het stemvolume en het opnoemen van straatnamen instellen.

Afwijken van de oorspronkelijke route met een bepaalde afstand.

Weergeven als tekst.

Inzoomen.

Uitzoomen.

Weergeven op volledig scherm.

De kaart verplaatsen met de pijlen.

Kaart tweedimensionaal weergeven.

.

251

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

Audio en telematica

Niveau 1

"Navigatie"

Secundaire pagina

Navigatie

Niveau 2

Bestemming invoeren

Niveau 3

Adres

Zie de rubriek " Telefoon " voor het beheren van de contacten en de adressen.

Contacten

Zie de rubriek " Telefoon " voor het gebruik van de functies van de telefoon.

252

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

Niveau 1 Niveau 2

Adres

Navigatie

Secundaire pagina

Bestemming invoeren

Contacten

Op de kaart

Etappe&route

Stoppen

Navigeren

Niveau 3

Act. plaats

Point of Interest

Stadscentrum

Opslaan

Stop inlassen

Navigeren

Adresbestanden

Bestand aanmaken

Stop inlassen

Contact zoeken

Navigeren

Audio en telematica

Aanwijzingen

Het adres instellen.

Het actuele adres opslaan.

Een etappe aan het traject toevoegen.

Op de toets drukken om de route te berekenen.

Een contact selecteren en de route naar diens adres berekenen.

De kaart weergeven en inzoomen om routes te bekijken.

Een etappe aanmaken, toevoegen/verwijderen, of het routeplan bekijken.

De navigatie-informatie uitschakelen.

Op de toets drukken om de route te berekenen.

.

253

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

Audio en telematica

Niveau 1

"Navigatie"

Secundaire pagina

Navigatie

Niveau 2 Niveau 3

Pont of Interest zoeken

Point of Interest weergeven op kaart

POI zoeken op naam

254

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

Niveau 1

Navigatie

Secundaire pagina

POI zoeken

Navigatie

Secundaire pagina

POI weergeven

Niveau 2

Alle POI's

Auto

Rest./ hotels

Persoonlijk

Op naam

Zoeken

Alles selecteren

Verwijderen

POI's importeren

Bevestigen

Niveau 3

Audio en telematica

Aanwijzingen

Lijst van beschikbare categorieën.

Na het kiezen van de categorie de Points of

Interest selecteren.

De instellingen opslaan.

De instellingen voor de weergave van de POI kiezen.

De opties opslaan.

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

.

255

Audio en telematica

Niveau 1

"Navigatie"

Secundaire pagina

Navigatie

Niveau 2

Traffic-berichten

Config. kaart

Instellingen

Niveau 3

Route omleiden

Config. kaart

Instellingen

Instellingen

Wisselen tussen twee menu's.

256

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

Niveau 1

Navigatie

Secundaire pagina

Traffic-berichten

Navigatie

Secundaire pagina

Config. kaart

Navigatie

Secundaire pagina

Instellingen

Niveau 2

Op de route

Rondom auto

Op bestemming

Omleiden

Afsluiten

Richting

Kaarten

Kenmerk

Bevestigen

Rekencriteria

Spraak

Waarschuwing!

Opties traffic

Bevestigen

Niveau 3

Audio en telematica

Aanwijzingen

Afwijken over een afstand van

Route herberekenen

De keuzes voor de meldingen en het filtergebied instellen.

Uw keuzes opslaan.

Noorden boven

Rijrichting boven

In perspectief

De weergave en de richting van de kaart kiezen.

Kaartkleur "dag"

Kaartkleur "nacht"

Dag-/nachtst. automat.

De instellingen opslaan.

De keuzes vastleggen en het stemvolume en het opnoemen van straatnamen selecteren.

Uw keuzes opslaan.

.

257

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

Audio en telematica

Navigatie - routebegeleiding

Een bestemming kiezen

Naar een nieuwe bestemming

Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.

Selecteer " Opslaan " om het adres als item op te slaan.

U kunt maximaal 200 items opslaan.

Druk op de secundaire pagina.

Selecteer " Navigeren ".

Selecteer " Bestemming invoeren ".

Selecteer " Adres ".

Kies het " Land: " in de weergegeven lijst en vervolgens op dezelfde manier de " Plaats: " of de postcode, de " Straat: ", het " N°: ".

Druk elke keer op Bevestigen.

Kies de navigatiecriteria: " Snelste " of " Kortste " of " Tijd/afstand " of

" Ecologisch ".

Kies de overige criteria: " Tol ",

" Veerboot ", " Verkeer ", " Exact ",

" Dichtb.

".

Selecteer " Bevestigen ".

Of

Druk op " Zie route op de kaart " om de navigatie te starten.

258

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

Druk om de navigatie-informatie te wissen op " Instellingen ".

Druk op " De navigatie stoppen ".

Druk om de navigatie te hervatten op

" Instellingen ".

Druk op " De navigatie hervatten ".

Audio en telematica

Naar een van de meest recente bestemmingen

Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op de secundaire pagina.

Selecteer " Bestemming invoeren ".

Naar een contact uit het telefoonboek

Om de functie "Navigatie naar een contact uit het telefoonboek" te kunnen gebruiken moet het adres van het contact zijn ingevoerd in het telefoonboek.

Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op de secundaire pagina.

Selecteer het adres in de weergegeven lijst.

Selecteer " Bestemming invoeren ".

Selecteer " Navigeren ".

Selecteer " Contacten ".

Selecteer de criteria en vervolgens

" Bevestigen " of druk op " Zie route op de kaart " om de navigatie te starten.

Selecteer de bestemming uit de contacten in de weergegeven lijst.

Selecteer " Navigeren ".

Selecteer de criteria en vervolgens

" Bevestigen " om de navigatie te starten.

.

259

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

Audio en telematica

Naar GPS-coördinaten

Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op de secundaire pagina.

Selecteer " Bestemming invoeren ".

Naar een punt op de kaart

Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op de secundaire pagina.

Selecteer " Bestemming invoeren ".

Naar Points of Interest (POI)

De Points of Interest (POI) zijn onderverdeeld in verschillende categorieën.

Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op de secundaire pagina.

Selecteer " Adres ".

Selecteer " Op de kaart ".

Selecteer " POI zoeken ".

Stel de " Lengtegraad: " en vervolgens de

" Breedtegraad: " in.

Selecteer " Navigeren ".

Door in te zoomen op de kaart worden ingevoerde punten zichtbaar.

Door enige tijd op een punt te drukken worden de gegevens ervan weergegeven.

Of

Selecteer " Alle POI's ",

" Auto ",

Selecteer de criteria en vervolgens

" Bevestigen " of druk op " Zie route op de kaart " om de navigatie te starten.

260

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

Of

" Rest./ hotels ".

Audio en telematica

Bij de jaarlijke update van de kaartgegevens krijgt u ook de beschikking over nieuwe POI's.

Daarnaast kunt u elke maand de

Risicozones/Gevarenzones bijwerken.

De exacte procedure vindt u op: http://citroen.navigation.com.

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

.

261

Audio en telematica

Instellen waarschuwingsmeldingen

Risicogebieden / Gevarenzones

Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op de secundaire pagina.

Selecteer " Instellingen ".

Selecteer " Waarschuwing!

".

U kunt nu de melding voor Risicogebieden inschakelen en vervolgens kiezen voor:

- "Geluidssignaal"

- "Alleen waarschuw. bij navi."

- "Alleen snelheidswaarschuw."

- "Snelheidsbeperking weergeven"

- "Tijd": u kunt de tijd tussen het moment van de melding en het passeren van de

Risicogebieden instellen.

Selecteer " Bevestigen ".

262

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

Deze waarschuwings- en weergavefuncties zijn alleen beschikbaar als de

Risicogebieden vooraf zijn gedownload en in het systeem zijn geïnstalleerd.

Verkeer

Verkeersinformatie

Weergave van berichten

Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op de secundaire pagina.

Selecteer " Traffic-berichten ".

Stel de filters

" Op de route ",

" Rondom ",

" Op bestemming " in om een meer gedetailleerd overzicht van meldingen te krijgen.

Druk nogmaals op de knop om het filter ongedaan te maken.

Audio en telematica

Selecteer de melding in de weergegeven lijst.

Filters instellen

Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op de secundaire pagina.

Selecteer het vergrootglas om gesproken berichten te ontvangen.

Selecteer " Instellingen ".

Een via het GPS-navigatiesysteem ontvangen

TMC-bericht (Trafic Message Channel) is informatie met betrekking tot de verkeersomstandigheden die in real time wordt ontvangen.

Selecteer " Opties traffic ".

Verkeersberichten beluisteren

Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.

Druk vervolgens op de secundaire pagina.

Selecteer " Instellingen ".

Selecteer " Spraak ".

Selecteer:

- " Nieuwe berichten melden ",

- " Spraakweergave berichten ",

Verfijn vervolgens het gebied van het filter.

Selecteer " Bevestigen ".

Wij adviseren een filtergebied van:

- 20 km in de stad,

- 50 km op de snelweg.

Schakel " Verkeer (TA) " in of uit.

De functie TA (Traffic Announcement) geeft voorrang aan het luisteren naar verkeersberichten. Om te worden geactiveerd moet deze functie een radiozender die deze berichten uitzendt, goed kunnen ontvangen.

Zodra een verkeersbericht wordt uitgezonden, wordt de geluidsbron die op dat moment wordt weergegeven automatisch onderbroken en wordt het verkeersbericht weergegeven. Zodra het verkeersbericht is afgelopen, wordt de weergave van de oorspronkelijke geluidsbron hervat.

.

263

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

Audio en telematica

Configuratie

Niveau 1

"Configuratie"

Hoofdpagina

Niveau 2

Audio-instellingen

Niveau 3

Audio-instellingen

Audio-instellingen

264

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

Niveau 1

Configuratie

Audio-instellingen

Niveau 2

Geluid

Verdeling

Effecten

Beltonen

Spraak

Bevestigen

Configuratie

Scherm uit

Configuratie

Interactieve hulp

Terug

Rijhulpsysteem -

Uitrusting

Verklikkerlampjes

Audio /Communicatie

Navigatie GPS

Vorige pagina

Volgende pagina

Niveau 3

Audio en telematica

Aanwijzingen

De geluidssfeer kiezen.

De verdeling van het geluid over het interieur instellen dankzij het Arkamys ® -systeem.

Het geluidsvolume selecteren of het volume koppelen aan de wagensnelheid.

De melodie en het volume van de beltoon kiezen als de telefoon overgaat.

Het geluidsvolume van de stem instellen en kiezen voor het opnoemen van straatnamen.

De instellingen opslaan.

De weergave uitzetten (zwart scherm).

Terugkeren naar de weergave door op het zwarte scherm te drukken.

Raadplegen van de Interactieve hulp.

.

265

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

Audio en telematica

Niveau 1

"Configuratie"

Secundaire pagina

Configuratie

Niveau 2

Eenheden

Instellen datum en tijd

Display

Fabrieksinstellingen

266

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

Niveau 1

Configuratie

Secundaire pagina

Systeeminstelling

Eenheden

Gegevens wissen

Fabrieksinstellingen

Niveau 2

Bevestigen

Configuratie

Secundaire pagina

Tijd/datum

Configuratie

Secundaire pagina

Scherminst.

Bevestigen

Automatische tekstweergave uitschakelen

Animaties uitschakelen.

Bevestigen

Aanwijzingen

De eenheden voor de afstand, het brandstofverbruik en de temperatuur kiezen.

De gewenste gegevens in de lijst selecteren en vervolgens op Wissen drukken.

De oorspronkelijke instellingen terugzetten.

De instellingen opslaan.

Audio en telematica

De datum en tijd instellen en vervolgens bevestigen.

De lichtsterkte instellen en vervolgens bevestigen.

.

267

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

Audio en telematica

Niveau 1

"Configuratie"

Secundaire pagina

Configuratie

Niveau 2

Taalkeuze

Rekenmachine

Kalender

268

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

Niveau 1

Configuratie

Secundaire pagina

Talen

Configuratie

Secundaire pagina

Rekenmachine

Configuratie

Secundaire pagina

Kalender

Bevestigen

Niveau 2

Audio en telematica

Aanwijzingen

De taal selecteren en vervolgens bevestigen.

De rekenmachine selecteren.

De kalender selecteren.

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

.

269

Audio en telematica

Geluidsinstellingen

Druk op Configuratie om de hoofdpagina weer te geven.

Selecteer " Audio- instellingen ".

Selecteer " Geluid " of " Verdeling " of " Effecten " of " Beltonen " of

" Spraak ".

De audio-instellingen ( Geluid , Bass: ,

Treble: , Loudness ) zijn voor elke geluidsbron apart in te stellen.

De instellingen van de Verdeling en de

Balans zijn voor alle geluidsbronnen gelijk.

Interactieve hulp

Druk op Configuratie om de hoofdpagina weer te geven.

Selecteer " Interactieve hulp ".

- " Geluid " (6 verschillende opties)

- " Bass: "

- " Treble: "

- " Loudness " (inschakelen/uitschakelen)

- " Verdeling ", (" Bestuurder ", " Alle passagiers ", " Alleen vóór ")

- " Geluidssignaal bij aanraken touchscreen "

- " Volume gekoppeld aan snelheid "

(inschakelen/uitschakelen)

De in het systeem geïntegreerde

"Interactieve hulp" vervangt niet de papieren uitgave van uw instructieboekje, waarvan de inhoud veel uitgebreider is.

Uit veiligheidsoverwegingen kan de "Interactieve hulp" uitsluitend bij stilstaande auto worden geraadpleegd.

De verdeling van het geluid (of de ruimtelijke verdeling dankzij het Arkamys © -systeem) in de auto is belangrijk voor de kwaliteit van de weergave en biedt de mogelijkheid de weergave af te stemmen op het aantal inzittenden.

Uitsluitend beschikbaar in de configuratie met

6 luidsprekers.

270

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

Geïntegreerd audiosysteem: het Sound

Staging-systeem van Arkamys © zorgt voor een betere geluidsverdeling in het interieur.

Audio en telematica

Systeem

De instellingen van het systeem wijzigen

Druk op Configuratie om de hoofdpagina weer te geven en druk vervolgens op de secundaire pagina.

Druk op Configuratie om de hoofdpagina weer te geven en druk vervolgens op de secundaire pagina.

Selecteer " Systeeminstelling ".

Selecteer " Eenheden " om de eenheden voor afstand, verbruik en temperatuur te wijzigen.

Selecteer " Gegevens wissen " om de lijst met laatste bestemmingen, de persoonlijke points of interest en de contacten uit het telefoonboek te wissen.

Vink de instelling(en) aan en selecteer

" Verwijderen ".

Selecteer " Fabrieksinstellingen " om terug te gaan naar de standaardinstellingen.

Selecteer " Scherminst.

".

Schakel " Automatische tekstweergave uitschakelen " en

" Animaties uitschakelen.

" in of uit.

Druk op Configuratie om de hoofdpagina weer te geven en druk vervolgens op de secundaire pagina.

Selecteer:

- " Tijd/datum " om de tijdzone, de synchronisatie met het GPS, de tijd en het formaat en vervolgens de datum te wijzigen.

- " Talen " om de taal te wijzigen.

- " Rekenmachine " om de rekenmachine weer te geven.

- " Kalender " om de kalender weer te geven.

.

271

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

Audio en telematica

Internetdiensten

Niveau 1

"Internetdiensten"

Hoofdpagina

Applicaties voor hulp tijdens het rijden, zie de rubriek "CITROËN Multicity

Connect"*.

Secundaire pagina

Browsen op het internet via de Bluetooth-telefoon en het protocol Dial-Up Networking

(DUN).

Identificatie

Niveau 2

Pmtrs DUN-verb.

Sommige smartphones van de nieuwste generatie zijn hiermee niet compatibel.

Internetsnelheid

* Afhankelijk van het land.

272

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

Audio en telematica

CITROËN Multicity Connect

Druk op het menu "Internetdiensten" om de apps weer te geven.

"CITROËN Multicity Connect"* bestaat uit rijhulpapplicaties die de bestuurder in real time van nuttige informatie kunnen voorzien over o.a. de situatie op de weg, risicozones, brandstofprijzen, parkeermogelijkheden, toeristische plaatsen, weersomstandigheden, leuke adresjes…

Deze service bevat de toegang tot het mobiele netwerk in combinatie met het gebruik van de apps. Om "CITROËN

Multicity Connect"* te kunnen gebruiken, moet u een contract afsluiten bij het

CITROËN-netwerk. De beschikbaarheid is afhankelijk van het land van bestemming en de versie van het touchscreen. U kunt zich ook na aflevering van de auto voor de dienst aanmelden.

De apps maken gebruik van de gegevens van de auto, zoals de huidige snelheid, de kilometerstand, de actieradius of de GPSpositie om relevante informatie te kunnen verstrekken.

Sluit de dongel "CITROËN

Multicity Connect" aan op de

USB-aansluiting.

De app "MyCITROËN" is een link tussen de gebruiker, het merk en het netwerk.

Hiermee kan de klant alles te weten komen over zijn auto: onderhoudsschema, accessoireaanbod, afgesloten servicecontracten enz.

Ook is het mogelijk de kilometerstand door te geven aan de site "MyCITROËN" of een dealer te zoeken.

* Afhankelijk van het land.

Uit veiligheidsoverwegingen zijn sommige functies alleen beschikbaar als de auto stilstaat.

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

.

273

Audio en telematica

Telefoon

Niveau 1

"Telefoon"

Hoofdpagina

Niveau 2

Gesprekkenlijst

Niveau 3

Contacten

274

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

Niveau 1

Telefoon

Gesprekkenlijst

Niveau 2

Alle oproepen

Ontvangen

Verzonden

Contacten

Vergrootglas

Bellen

Adresbestanden

Telefoon

Contacten

Raadplegen

Navigeren

Contact zoeken

Bellen

Audio en telematica

Aanwijzingen Niveau 3

Bellen na de verschillende keuzes gemaakt te hebben.

Raadplegen

Aanmaken

Aanmaken

Wijzigen

Verwijderen

Alles wissen

Op naam

Bevestigen

Bellen na de verschillende keuzes gemaakt te hebben.

.

275

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

Audio en telematica

Niveau 1

"Telefoon"

Secundaire pagina

Telefoon -verbinding

Niveau 2

Bluetooth (apparatuur)

Gedetecteerde apparatuur

Opties Telefoon

276

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

Niveau 3

Niveau 1

Telefoon - verbinding

Secundaire pagina

Bluetooth verbinding

Telefoon - verbinding

Secundaire pagina

Zoeken naar apparatuur

Niveau 2

Zoeken

Loskoppelen

Updaten

Verwijderen

Bevestigen

Gedetecteerde apparatuur

Telefoon - verbinding

Secundaire pagina

Opties Telefoon

In de wacht

Updaten

Beltonen

Geheugenstatus

Bevestigen

Niveau 3

Audio en telematica

Aanwijzingen

Externe apparatuur zoeken.

De Bluetooth-verbinding van het geselecteerde externe apparaat beëindigen.

De contacten van de geselecteerde telefoon importeren om ze in de autoradio op te slaan.

De geselecteerde telefoon Verwijderen.

De instellingen opslaan.

Telefoon

Streaming audio

Internet

Het zoeken naar externe apparatuur starten.

De microfoon tijdelijk uitschakelen zodat uw telefonische gesprekspartner het gesprek met de passagier niet kan horen.

De contacten van de geselecteerde telefoon importeren om ze in de autoradio op te slaan.

De melodie en het volume van de beltoon kiezen als de telefoon overgaat.

Gebruikte en beschikbare items, percentage gebruik van intern telefoonboek en van de contacten via Bluetooth.

De instellingen opslaan.

.

277

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

Audio en telematica

Bluetooth

®

koppelen

-telefoon

Het koppelen van de Bluetoothtelefoon aan de handsfree set mag om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling de volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd als de auto stilstaat .

Snelle procedure via de telefoon

Selecteer in het menu Bluetooth van uw telefoon de systeemnaam in de lijst met gedetecteerde apparatuur.

Voer een code van minimaal 4 cijfers in op de telefoon en bevestig.

Voer dezelfde code in het systeem in, selecteer " OK " en bevestig.

Procedure via het systeem

Activeer de Bluetooth-functie van uw telefoon en stel deze zo in dat de telefoon "zichtbaar is"

(configuratie van de telefoon).

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op de secundaire pagina.

Selecteer de gewenste telefoon en kies

" Bevestigen ".

Voer een code van minimaal 4 cijfers in om verbinding te maken en

" Bevestigen ".

Voer dezelfde code in de telefoon in om de verbinding tot stand te brengen.

Selecteer " Bluetooth verbinding ".

Selecteer " Zoeken naar apparatuur ".

Er verschijnt een overzicht van de waargenomen telefoon(s).

Als dit niet is gelukt, wordt geadviseerd de

Bluetooth-functie van uw telefoon even uit te zetten en opnieuw te activeren.

Het systeem stelt voor de telefoon te verbinden met de volgende profielen:

- " Telefoon " (handsfree set, alleen telefoon),

- " Streaming audio " (streaming: draadloos afspelen van audiobestanden van de telefoon),

- " Internet " (alleen webbrowser als uw telefoon compatibel is met de norm

Bluetooth Dial-Up Networking "DUN").

Selecteer één of meer profielen en bevestig uw keuze.

278

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

Audio en telematica

De beschikbaarheid van diensten hangt af van het GSM-netwerk, de simkaart en de compatibiliteit van de gebruikte

Bluetooth-apparatuur. Controleer in de gebruiksaanwijzing van uw telefoon en informeer bij uw provider welke diensten voor u toegankelijk zijn.

Het systeem kan maar één profiel kiezen als de telefoon geen extra functies heeft. U kunt de drie profielen als standaardinstelling kiezen.

Raadpleeg voor meer informatie

(compatibiliteit, extra hulp, enz.) de site www.citroen.nl.

De herkende telefoon wordt weergegeven in de lijst.

Het is afhankelijk van het type telefoon of het systeem u vraagt om toestemming voor de overdracht van uw telefoonboek.

Zo niet, selecteer dan

" Updaten ".

Verbinding maken met een

Bluetooth

®

-apparaat

Automatisch opnieuw verbinding maken

Als het contact wordt aangezet, wordt er automatisch opnieuw verbinding gemaakt met de telefoon waarmee verbinding was toen het contact de laatste keer werd afgezet, indien bij het koppelen voor deze verbindingsoptie is geactiveerd.

De verbinding wordt bevestigd door de weergave van een melding en de naam van de telefoon.

Handmatig verbinding maken

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

Als bij terugkomst in de auto de laatst aangesloten telefoon weer in de auto aanwezig is, wordt deze automatisch herkend en binnen ongeveer 30 seconden na het aanzetten van het contact is de koppeling automatisch tot stand gebracht (Bluetooth actief).

Om het profiel van de automatische verbinding te veranderen moet u de telefoon in de lijst selecteren en vervolgens de gewenste instelling selecteren.

Druk op de secundaire pagina.

Selecteer " Bluetooth " om de lijst van gekoppelde apparaten weer te geven.

Selecteer de externe apparatuur waarmee u verbinding wilt maken.

Druk op " Zoeken naar apparatuur ".

Afhankelijk van de uitrusting kan, iedere keer dat het contact wordt aangezet, worden gevraagd om de automatische verbinding te accepteren.

De verbinding wordt bevestigd door de weergave van een melding en de naam van de telefoon.

.

279

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

Audio en telematica

Beheer van telefoonverbindingen

Met behulp van deze functie kan randapparatuur worden gekoppeld of losgekoppeld en kan randapparatuur uit de lijst van gelinkte randapparatuur worden verwijderd.

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op de secundaire pagina.

Selecteer " Bluetooth " om de lijst van gekoppelde apparatuur weer te geven.

Selecteer de randapparatuur in de lijst.

Selecteer " Zoeken naar apparatuur "

Of

Of

" Verbinden / Loskoppelen " om via

Bluetooth verbinding te maken met de geselecteerde randapparatuur of de verbinding te verbreken.

" Verwijderen " om de koppeling te verwijderen.

280

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

Een gesprek aannemen Bellen

Als u gebeld wordt, klinkt een beltoon en verschijnt een pop-upvenster op het scherm.

Druk kort op de toets TEL op het stuur om het gesprek aan te nemen.

Of

Gebruik de telefoon bij voorkeur niet onder het rijden.

Parkeer de auto.

Gebruik de toetsen op het stuurwiel om te bellen.

Houd de toets

TEL op het stuurwiel langer ingedrukt om het gesprek te weigeren

Een nieuw nummer bellen

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

Selecteer " Ophangen ".

Voer het nummer in via het digitale toetsenbord.

Druk op " Bellen " om het nummer te bellen.

Een contact bellen

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

Of houd de toets

TEL op het stuurwiel enige tijd ingedrukt.

Audio en telematica

Selecteer " Contacten ".

Selecteer het gewenste contact in de weergegeven lijst.

Selecteer " Bellen ".

Contacten / items beheren

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

Selecteer " Contacten ".

Selecteer " Raadplegen ".

Laatste nummers bellen

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

Of

Selecteer " Aanmaken " om een nieuw contact toe te voegen.

Selecteer " Gesprekkenlijst ".

" Wijzigen " om het geselecteerde contact te wijzigen.

Of

Selecteer het contact in de weergegeven lijst.

U kunt altijd rechtstreeks met uw telefoon bellen. Zet in dat geval de auto uit veiligheidsoverwegingen stil.

Of

" Verwijderen " om het geselecteerde contact te verwijderen.

" Alles wissen " om alle informatie van het geselecteerde contact te verwijderen.

Selecteer " Op naam " om de lijst met contacten te raadplegen.

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

.

281

Audio en telematica

Veelgestelde vragen

In de volgende tabel vindt u de antwoorden op de meest gestelde vragen over uw radio.

Navigatie

VRAAG

De route wordt niet berekend.

ANTWOORD

De criteria kunnen tegenstrijdig zijn met de huidige plaatsbepaling

(bijv. geen tolwegen terwijl de auto zich op een autosnelweg met tol bevindt).

OPLOSSING

Controleer de criteria in het menu "Navigatie".

De POI's worden niet aangegeven.

De POI's zijn niet geselecteerd.

Selecteer de POI's in de lijst met POI's.

Activeer het geluidssignaal in het menu

"Navigatie".

Het geluidssignaal van de "Risicogebieden" functioneert niet.

Het systeem stelt bij belemmeringen geen alternatieve routes voor.

Het geluidssignaal is niet geactiveerd.

Er wordt geen rekening gehouden met de actuele verkeersinformatie.

Selecteer de functie "Info-Service" in het overzicht met criteria.

Ontvangst van een melding van "Risicogebieden" die niet op mijn route ligt.

Het systeem meldt alle "Risicogebieden" die zich buiten de route in een bepaalde zone rondom de auto bevinden. Hierdoor worden ook

"Risicogebieden" gesignaleerd die zich op nabij gelegen routes of op parallelbanen bevinden.

Zoom in op de kaart om de exacte positie van de "Risicogebieden" te kunnen bepalen. Selecteer "Op de route" om de waarschuwingen buiten de route uit te schakelen of om de tijdsduur tussen het moment van de melding en het passeren van het risicogebied te verkorten.

282

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

Audio en telematica

VRAAG

Sommige files op de route worden niet direct gemeld.

De hoogte wordt niet weergegeven.

ANTWOORD

Bij het opstarten heeft het systeem enkele minuten nodig om de verkeersinformatie te ontvangen.

Het filter is te krap ingesteld.

OPLOSSING

Wacht tot de verkeersinformatie goed wordt ontvangen (weergave van de icoontjes van de verkeersinformatie op de kaart).

Verander de instellingen.

In bepaalde landen is alleen voor de hoofdwegen (autosnelwegen...) verkeersinformatie beschikbaar.

Dit is een normaal verschijnsel. Het systeem is afhankelijk van de beschikbare verkeersinformatie.

Bij het opstarten kan de initialisatie van het GPS tot 3 minuten duren voordat er meer dan 4 satellieten correct worden ontvangen.

Wacht tot het systeem volledig is opgestart zodat het signaal van ten minste 4 satellieten wordt ontvangen.

De kwaliteit van de GPS-ontvangst kan worden beïnvloed door de omgeving (tunnel...) en het weer.

Dit is een normaal verschijnsel. De werking van het systeem is afhankelijk van de ontvangst van het GPS-signaal.

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

.

283

Audio en telematica

Radio

VRAAG

De ontvangstkwaliteit van de beluisterde radiozender neemt geleidelijk af of de voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen

(geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...).

ANTWOORD

De auto bevindt zich te ver van de zender van het beluisterde radiostation of er bevindt zich geen zender in het gebied waarin de auto zich bevindt.

De omgeving waarin u rijdt (bergen, hoge gebouwen, bruggen, tunnels enz.) kan leiden tot een slechte ontvangst, ook als de RDS-functie is ingeschakeld.

OPLOSSING

Activeer de functie "RDS" via het snelmenu om het systeem te laten controleren of er een sterkere zender in het gebied aanwezig is.

Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de radio.

De antenne is niet aanwezig of beschadigd (bijvoorbeeld in een wasstraat of een parkeergarage).

Laat de antenne controleren door het CITROËNnetwerk.

Ik kan sommige opgeslagen zenders uit de lijst niet ontvangen.

De naam van de zender verandert.

De zender wordt niet meer ontvangen of de naam van de zender in de lijst is veranderd.

Houd de toets "List" van de stuurwielbediening ingedrukt om de lijst met zenders bij te werken

Sommige zenders sturen in plaats van een naam andere informatie mee (titel van het actuele nummer enz.).

of druk op de functie van het systeem: "Lijst updaten".

Het systeem beschouwt deze informatie als de naam van de zender.

284

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

Audio en telematica

Media

VRAAG ANTWOORD

Het afspelen van de muziek op mijn USB-stick begint pas na lang wachten

(ongeveer 2 tot 3 minuten).

Door bepaalde bestanden die standaard op een USB-stick kunnen staan kan het erg lang duren tot de muziek op de USB-stick wordt afgespeeld (tot 10 keer de fabrieksopgave).

OPLOSSING

Wis de bestanden die standaard op de USB-stick staan en beperk het aantal submappen in de mappenstructuur van de USB-stick.

Als ik met mijn iPhone verbinding maak met de telefoonfunctie en ik hem gelijktijdig op de

USB-poort aansluit, kan ik de muziekbestanden niet afspelen.

Als de iPhone automatisch verbinding maakt met de telefoonfunctie, forceert deze de streamingfunctie. De streamingfunctie krijgt voorrang boven de USB-functie die daardoor niet gebruikt kan worden. Bij apparatuur van Apple ® wordt in dat geval een gedeelte van de track niet afgespeeld.

Koppel de USB-aansluiting los en sluit deze weer aan (de USB-functie krijgt dan voorrang boven de streamingfunctie).

De CD wordt steeds uitgeworpen of kan niet worden afgespeeld door de

CD-speler.

De CD is ondersteboven in de speler geplaatst, kan niet worden gelezen, bevat geen audiobestanden of bevat audiobestanden die niet door de autoradio gelezen kunnen worden.

De gebrande CD is niet compatibel met de CD-speler (udf, ...).

De CD is voorzien van een beveiligingssysteem dat niet door de audio-installatie wordt herkend.

Controleer of de CD op de juiste wijze in de speler is geplaatst.

Controleer de staat van de CD: de CD kan niet worden gelezen als deze te veel is beschadigd.

Controleer de inhoud van de CD als deze zelf is gebrand: raadpleeg de rubriek "AUDIO".

De CD-speler van de autoradio kan geen DVD's afspelen.

De kwaliteit van sommige zelfgebrande CD's is onvoldoende om deze door de autoradio te laten afspelen.

Na het laden van een CD of het aansluiten van een

USB-stick moet u enige tijd wachten.

Bij het plaatsen van een nieuwe gegevensdrager leest het systeem een aantal gegevens uit (index, titel, artiest, enz.). Dit kan enkele seconden tot enkele minuten duren.

Dit is een normaal verschijnsel.

.

285

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

Audio en telematica

VRAAG

De CD-speler levert een slechte geluidskwaliteit.

ANTWOORD

De gebruikte CD is gekrast of van slechte kwaliteit.

Bij streaming audio start het lezen van bestanden niet.

De aangesloten randapparatuur biedt geen mogelijkheid om het lezen automatisch te starten.

De namen van de nummers en de speelduur verschijnen niet op het scherm bij streaming audio.

De Bluetooth-verbinding biedt deze mogelijkheid niet.

OPLOSSING

Gebruik alleen CD's van goede kwaliteit en berg ze zorgvuldig op.

Soms wordt de informatie tijdens de weergave van een mediaspeler niet correct weergegeven.

De audio-instellingen (bassen, hoge tonen, klankkleur) zijn niet op de CD-speler afgestemd.

De audio-installatie kan sommige karakters niet weergeven.

Zet het niveau van de bassen of de hoge tonen op

0 en kies geen klankkleur.

Gebruik standaard karakters voor de benaming van nummers en afspeellijsten.

Start het afspelen via de aangesloten randapparatuur.

286

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

Audio en telematica

Instellingen

VRAAG

Na het instellen van de bassen en hoge tonen is de geluidssfeer niet meer geselecteerd.

ANTWOORD

De geluidssfeer is gekoppeld aan de bassen en hoge tonen.

Het is niet mogelijk deze afzonderlijk van elkaar in te stellen.

Na het selecteren van een geluidssfeer staan de bassen en hoge tonen weer op 0.

Bij het veranderen van de balans wordt de gekozen geluidsverdeling uitgeschakeld.

Wijzig de instelling van de balans of de geluidsverdeling om de gewenste geluidskwaliteit te verkrijgen.

De geluidsverdeling is gekoppeld aan de balans.

Het is niet mogelijk deze afzonderlijk van elkaar in te stellen.

OPLOSSING

Wijzig de instelling van de bassen en de hoge tonen of de geluidssfeer om de gewenste geluidskwaliteit te verkrijgen.

Bij het veranderen van de geluidsverdeling worden de instellingen van de balans uitgeschakeld.

.

287

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

Audio en telematica

VRAAG

Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen de verschillende geluidsbronnen.

ANTWOORD

Voor een optimaal luistergenot kunt u de audio-instellingen

(Volume:, Bass:, Treble:, Geluid, Loudness) voor elke geluidsbron afzonderlijk instellen. Hierdoor kunnen bij het selecteren van een andere geluidsbron verschillen in de geluidskwaliteit hoorbaar zijn.

OPLOSSING

Controleer of de audio-instellingen (Volume:,

Bass:, Treble:, Geluid, Loudness) zijn afgestemd op de verschillende geluidsbronnen. Het is raadzaam de audiofuncties (Bass:, Treble:,

Balans) in de middelste stand te zetten, de klankkleur "Geen" te selecteren en de functie

Loudness AAN te zetten als de CD-speler is geselecteerd en UIT te zetten als de radio is geselecteerd.

Na het afzetten van de motor wordt het systeem na enkele minuten automatisch uitgeschakeld.

Als de motor is afgezet, blijft het systeem nog werken zolang de laadtoestand van de accu dat toestaat.

Het automatisch uitschakelen duidt erop dat de eco-mode van het systeem is geactiveerd om te voorkomen dat de accu van de auto ontladen raakt.

Start de motor om de accu op te laden.

288

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

Audio en telematica

Telefoon

VRAAG

Het lukt me niet om mijn

Bluetooth-telefoon te koppelen.

ANTWOORD

Het is mogelijk dat de Bluetooth-functie van de telefoon is uitgeschakeld of dat uw telefoon niet zichtbaar is voor het systeem.

OPLOSSING

Controleer of de Bluetooth-functie van uw telefoon is ingeschakeld.

Controleer bij de instellingen van uw telefoon of deze op "Vind mij" staat.

De Bluetooth-telefoon is niet compatibel met het systeem.

Op www.citroen.nl (services) kunt u bekijken of uw mobiele telefoon compatibel is.

Het signaal van de aangesloten Bluetoothtelefoon is niet hoorbaar.

Het geluid is afhankelijk van zowel het systeem als de telefoon.

Verhoog het volume van de radio eventueel tot het maximum en verhoog het geluidsniveau van de telefoon indien nodig.

Het geluid wordt verstoord door omgevingsgeluiden.

Sommige contacten komen dubbel voor in de lijst.

Bij het synchroniseren worden de contacten op de simkaart en/ of die in het geheugen van de telefoon overgenomen. Als beide geheugens worden gesynchroniseerd kan het voorkomen dat sommige contacten dubbel worden overgenomen.

De contacten worden niet in alfabetische volgorde weergegeven.

Het systeem ontvangt geen SMS-berichten.

Sommige telefoons hebben speciale weergave-opties. Afhankelijk van de instellingen kunnen contacten in een bepaalde volgorde worden overgenomen.

De Bluetooth-functie stuurt geen SMS-berichten door naar het systeem.

Beperk het omgevingsgeluid (ramen sluiten, aanjager lager zetten, snelheid verminderen enz.).

Kies "Contacten van simkaart weergeven" of

"Contacten van telefoon weergeven".

Verander de instellingen voor de weergave van contacten in de telefoon.

.

289

C4-cactus_nl_Chap10b_SMEGplus_ed01-2016

Trefwoordenregister

A

Aanhanger.............................................120, 159

Aanhangergewichten ........................... 220, 222

Aanjager, regeling ..................................... 57, 61

Aansluiting 12V ..........................................69-71

ABS .................................................................91

Accessoires................................................... 161

Accu .......................................160, 173, 212-215

Accu laden ............................................ 212, 214

Achterbank ...................................................... 51

Achterlichten .................................................183

Achterportierruiten ..................................48, 183

Achterruitverwarming .....................................66

Achteruitrijcamera .........................................144

Achteruitrijlicht ..............................................202

Actieradius AdBlue ....................................... 176

AdBlue ®

........................................... 19, 175, 179

AdBlue ®

-niveau ............................................. 175

AdBlue ®

-reservoir ................................. 175, 179

Additief AdBlue ....................... 19, 175, 176, 179

Afmetingen ....................................................223

Afstandsbediening .............................. 40, 41, 43

Afstandsbediening,

batterij .....................................................42, 43

Afstandsbediening,

batterij vervangen .........................................42

Afstandsbediening

synchroniseren .............................................42

AFU .................................................................91

Afzetten van de motor ................................... 121

Afzonderlijk massapunt ........................168, 169

Airbaglampjes ........................................... 15, 16

Airbags ..........................................15, 16, 21, 99

Airbags vóór ..........................................100, 103

AIRBUMP ®

............................................182, 183

Airconditioning ............................................9, 60

Airconditioning, automatische ..................56, 61

Airconditioning (handbediend) .................56, 59

Alarmknipperlichten ................................90, 184

Allesdragers ..................................................164

Allesdragers monteren .................................164

Antiblokkeersysteem (ABS) ............................91

Antislipregeling ...................................16, 18, 91

Apple ®

-speler ................................................248

Armleuning vóór ..................................69, 70, 73

ASR .................................................................91

Audio-aansluitingen ........................................72

Audiokabel ....................................................246

Automatische ruitenwissers ......................86, 88

Automatisch inschakelen

alarmknipperlichten ......................................90

Automatisch inschakelen

verlichting ...............................................79, 82

AUX-aansluiting ............................................246

Aux-ingang ....................................................246

B

Bagageafdekking ............................................77

Bagageruimte ...................................... 47, 68, 75

Bagageruimte, indeling .............................75, 77

Bagageruimte

ontgrendelen .................................................40

Bagageruimte openen ....................................47

Bagageruimteverlichting ........................ 68, 204

Banden ..............................................................9

Bandencompressor ......................................185

Banden, noodreparatie .................................185

Bandenreparatieset ......................................185

Bandenspanning .......................9, 185, 190, 224

Bandenspanning,

detectie .................................23, 150, 152, 190

Bandenspanningscontrole

(met set) ......................................................185

Bandenspanning te laag

(detectie) .....................................................150

Bandreparatieset ....................................76, 185

Bekerhouder .............................................69, 70

Beladen .............................................................9

Benzinemotor ........................156, 168, 219, 220

Beschermingen .............................................182

Bijvullen additief

AdBlue ®

....................................................... 179

Binnenspiegel .................................................54

BlueHDi ................................... 24, 126, 175, 176

Bluetooth (handsfree set) .....................278, 279

Bluetooth (telefoon) ...............................278, 279

Bluetooth-verbinding .............................278, 279

Bochtverlichting,

statisch ..........................................................85

Boordcomputer .........................................35, 36

Brake Assist System

(BAS).............................................................91

Brandstof ...................................................9, 156

Brandstofaddititiefniveau .............................. 172

Brandstofniveau ............................................153

Brandstofniveaumeter ...................................153

Brandstofreservelampje .................................21

Brandstofsysteem

ontluchten ................................................... 218

Brandstoftank ........................................153, 155

Brandstoftankdop ..........................................153

Brandstof tanken ...........................153, 155, 156

Brandstoftank

(inhoud) .......................................................153

Brandstoftankklep .................................153, 155

Brandstoftank leeg

(diesel) ........................................................ 218

Brandstofverbruik .............................................9

Buitenspiegels.................................................53

290

C4-cactus_nl_Chap11_index-alpha_ed01-2016

C

CD .................................................................246

CD MP3 .........................................................246

CD-/MP3 -speler ...........................................246

Centrale vergrendeling ................................... 41

CITROËN Connect

Box .............................................................226

CITROËN Multicity Connect .........................273

CITROËN Noodoproep

gelocaliseerd ..............................................226

Claxon .............................................................90

Configuratie van

de auto ............................................. 28, 30, 33

Contact ....................................................64, 123

Controlelampjes ............................ 12, 13, 16, 17

Controles ............................... 168, 169, 173, 174

D

DAB (Digital Audio Broadcasting) -

Digitale radio.......................................244, 245

Dagrijverlichting ........................ 79, 83, 197, 198

Dagteller ..........................................................37

Dagteller resetten ...........................................37

Dashboardkastje ........................................69-71

Dashboardverlichting

(dimmer) ........................................................39

Datum (instellen) .............................................38

Datum instellen ...............................................38

Derde remlicht ...............................................203

Diesel ............................................................156

Dieselmotor .............14, 156, 169, 218, 221, 222

Digitale radio - DAB

(Digital Audio Broadcasting)...............244, 245

Dimlicht ...................................................78, 198

Trefwoordenregister

E

Eco-modus ....................................................160

Eco-rijden (adviezen) ........................................9

Electronic Brake Force Distribution

(EBD) ............................................................91

Electronic Stability Program

(ESC) ....................................16, 18, 91, 93, 94

Elektronische remdrukregelaar

(REF) ............................................................91

Elektronisch gestuurde versnellingsbak.... 9, 23,

70, 73, 127, 131, 132, 174

Elektronisch Stabiliteits Programma

(ESP).......................................................16, 91

ESP .................................................................91

ESP/ASR .........................................................91

ESP (Elektronisch Stabiliteits Programma) ....16

ESP-systeem ..................................................16

Gordellampje ...................................................97

Grip control .....................................................94

Grootlicht ......................................... 78, 197, 199

H

Handopvoerpomp ......................................... 218

Handrem ............................................... 124, 174

Handsfree set ........................................278, 279

Het opslaan van de snelheid ........................ 141

Hill Start Assist .............................................. 131

Hoedenplank .............................................76, 77

Hoofdsteunen achter ......................................52

Hoofdsteunen verstellen .................................50

Hoofdsteunen vóór..........................................50

Hulpoproep ............................................ 90, 226

Hulpoproep gelokaliseerd .............................226

F

Follow-me-home-verlichting ...........................84

Frequentie (radio) ..................................242, 243

Functie snelweg

(richtingaanwijzers).......................................81

G

Gereedschap ................................ 185, 191, 192

Gevarendriehoek ....................................76, 184

Gewichten ............................................ 220, 222

Gewichten, overzicht ........................... 220, 222

Gordel (lampje) ...............................................97

I

Identificatie auto............................................224

Identificatiegegevens ....................................224

Identificatieplaatjes constructeur .................224

Identificatie (stickers) ....................................224

Instellen van de uitrustingen .............. 28, 30, 33

Instellingen (Menu's) .....................................264

Instellingen van het systeem ........................ 271

Instrumentenpaneel ........................................ 11

Interactieve hulp ......................... 28, 30, 33, 270

Interieurfilter .................................................. 173

.

291

C4-cactus_nl_Chap11_index-alpha_ed01-2016

Trefwoordenregister

Interieurfilter (vervangen) ............................. 173

Interieurindeling .........................................69-71

Interieur ontgrendelen ....................................44

Interieurverlichting ..........................................67

ISOFIX .......................................................... 114

ISOFIX (bevestigingen)................................. 113

ISOFIX bevestigingen ................................... 113

ISOFIX kinderzitjes ................................ 113-116

J

Jack ...............................................................246

JACK-aansluiting ....................................72, 246

Jack-kabel .....................................................246

K

Kaartleeslampjes ............................................67

Kentekenplaatverlichting ..............................203

Kilometerteller .................................................37

Kinderbeveiliging .......................................... 118

Kinderen ..........................................111, 113-116

Kinderen (veiligheid) ..................................... 118

Kinderen (veiligheidsvoorzieningen) ........... 100,

104-106, 111, 113-117

Kinderzitjes ...............98, 104-106, 110, 111, 117

Kinderzitjes (conventioneel) ......................... 110

Kinderzitjes i-Size ......................................... 116

Kledinghaak ....................................................73

Kleurcode lak ................................................224

Kleurendisplay ............................... 29, 234, 235

Klokje (instellen) ..............................................38

Koelvloeistofniveau ....................................... 172

Kofferdeksel sluiten ........................................47

Koplampen ....................................................183

Koplampverstelling .........................................84

Krik ........................................................ 191, 192

L

Lampen (vervangen) ............................. 197, 202

Lampen vervangen .......................197, 202, 204

Leder (onderhoud) ........................................183

LED-verlichting ...................................... 83, 204

Lekke band ....................................................185

Lichtschakelaar ...................................78, 79, 83

Lokaliseren van

de auto .......................................................... 41

Luchtfilter ...................................................... 173

Luchtfilter (vervangen) .................................. 173

Luchtrecirculatie.................................. 57, 59, 61

Luchttoevoer (bediening) ..........................59, 61

Luchtverdeling........................................... 57, 61

M

Matten .................................................69, 70, 74

Mat verwijderen .............................................. 74

Menu ................................... 236, 238, 240, 250,

252, 256, 264, 274, 276

Menu's (audio) ..................... 236, 238, 240, 250,

252, 274, 276

Menu's

(Touchscreen) ................ 28, 29, 229, 234, 235

Menustructuren display ...............236, 238, 240,

250, 252, 256, 264, 274, 276

Milieu ...........................................................9, 42

Mistachterlicht .........................................80, 202

Mistlampen

vóór .........................................80, 85, 197, 200

Motoren .................................................219, 221

Motorenoverzicht ..................................219, 221

Motorkap .......................................................167

Motorkap,

openen ........................................................167

Motorkapsteun ..............................................167

Motorolie ....................................................... 170

Motorolieniveau,

controle .........................................................27

Motorolieniveaumeter .....................................27

Motorruimte ...........................................168, 169

N

Navigatiesysteem..........................................256

Niveaus controleren ...............................170-172

Niveaus en controles .............................168-172

Noodbediening

achterklep .....................................................47

Noodprocedure

starten ......................................................... 213

292

C4-cactus_nl_Chap11_index-alpha_ed01-2016

Trefwoordenregister

O

Oliefilter ......................................................... 173

Oliefilter (vervangen) .................................... 173

Olieniveau ............................................... 27, 170

Oliepeilstok ............................................. 27, 170

Olieverbruik ................................................... 170

Onderhoud (adviezen) ..........................182, 183

Onderhoudsadviezen ..................... 68, 174, 183

Onderhoudscontroles .......................................9

Onderhoudsintervalindicator ..........................24

Onderhoudsintervalindicator

resetten .........................................................26

Ontdooien..................................................65, 66

Ontgrendelen ..................................................40

Ontwasemen ...................................................65

Ontwasemen achter ........................................65

Ontwasemen voor ...........................................65

Opbergvak.......................................................76

Opbergvakken ........................................... 71, 73

Opschakelindicator .......................................126

P

Panoramadak ..................................................68

Park Assist ....................................................145

Parkeerhulp achter ....................................... 142

Parkeerhulp vóór ...........................................143

Parkeerlichten ...................78, 83, 197, 198, 202

Passagiersairbag

uitschakelen ........................................100, 107

Plafonnier ................................................ 67, 204

Portieren .........................................................45

Portieren ontgrendelen ...................... 40, 44, 46

Portieren openen ............................................45

Portieren sluiten ..............................................45

Portieren vergrendelen .............................44, 46

Pyrotechnische

gordelspanners .............................................98

Ruitenwisserbladen vervangen ..............89, 163

Ruitenwissers ......................................15, 86, 88

Ruitenwisserschakelaar ............................ 86-88

R

Radio .............................................242, 243, 246

Radiozender ..........................................242, 243

RDS ...............................................................243

Regelmatig onderhoud .....................................9

Regeneratie roetfilter .................................... 173

Reinigen (adviezen) ......................................183

Remblokken .................................................. 174

Remlampje ......................................................18

Remlichten ....................................................202

Remmen .................................................. 18, 174

Remschijven.................................................. 174

Remvloeistofniveau ...................................... 171

Reservewiel .......................................... 191, 192

Resetten

bandenspanningscontrolesysteem ............ 151

Richtingaanwijzers ............ 81, 83, 197, 199, 202

Rijadviezen ........................................... 119, 120

Risicozones (update) ....................................261

Roetfilter ................................................ 172, 173

Ruitbediening ..................................................48

Ruitensproeier achter .....................................87

Ruitensproeierreservoir ................................ 172

Ruitensproeiers vóór.......................................87

Ruitensproeiervloeistofniveau ...................... 172

Ruitenwisser achter ........................................87

Ruitenwisserbladen (vervangen) ............89, 163

S

Schakelen elektronisch bediende

versnellingsbak ..........................................125

SCR (Selective Catalytic

Reduction) .................................................. 175

SCR-systeem .......................................... 20, 175

Selectiehendel elektronisch

gestuurde versnellingsbak ......................... 174

Serienummer auto ........................................224

Sleepoog .........................................................76

Slepen van een auto ............................. 216, 217

Sleutel met afstandsbediening ........... 40, 41, 43

Sneeuwkettingen ..........................................157

Sneeuwscherm .............................................158

Snelheidsbegrenzer .............................. 135, 141

Snelheidsregelaar ................................. 138, 141

Spaarfase ......................................................160

Startblokkering,

elektronische .......................................... 41, 43

Starten........................................................... 213

Starten van de auto............................... 121, 127

Starten van de motor .................................... 121

Stilzetten van de auto ........................... 121, 127

Stoelen verstellen ...........................................49

Stoelverwarming .............................................50

Stoelverwarming,

schakelaars ..................................................50

Stop ................................................................. 17

.

293

C4-cactus_nl_Chap11_index-alpha_ed01-2016

Trefwoordenregister

Stop & Start ................15, 36, 65, 132, 134, 145,

153, 167, 173, 212, 215

Stop (verklikkerlampje) ................................... 17

Streaming audio Bluetooth ...................246, 248

Stuurkolomschakelaars ................................233

Stuurslot .......................................................... 41

Stuurwiel (verstellen) ......................................54

Stuurwielverstelling.........................................54

Synchroniseren afstandsbediening ................42

T

Tankbeveiliging .............................................155

Tassenhaak .....................................................76

Technische gegevens ........................... 219-222

Telefoon ................................................ 278-280

Temperatuurregeling................................. 57, 61

Tijd instellen ....................................................38

TMC (verkeersinformatie) .............................262

Touchscreen .............................................30, 33

Touchscreen

(Menu's) ................... 28-30, 33, 229, 234, 235

Trekhaak ...............................................120, 159

U

Updaten risicozones .....................................261

UREA .................................................... 175, 176

Urgence-oproep ..................................... 90, 226

USB ...............................................................246

USB-aansluiting ..........................69, 70, 72, 246

USB-poort .....................................................246

V

Veiligheidsgordels ............................. 96-98, 110

Veiligheidsvoorzieningen

voor kinderen ........ 100, 104-106, 111, 113-117

Ventilatie ........................................ 9, 55, 56, 59

Ventilatieroosters ............................................55

Vergrendeling van

binnenuit .......................................................44

Verkeersinformatie

(TA) .............................................................263

Verkeersinformatie

(TMC) ..........................................................262

Verklikkerlampjes ...................................... 13, 16

Verklikkerlampje

SCR-systeem................................................20

Verklikkerlampje

service .......................................................... 17

Verklikkerlampje

stop ............................................................... 17

Verklikkerlampje voorgloeien

(diesel) ..........................................................14

Versnellingsbak, handgeschakeld ....... 9, 69, 73,

125, 131, 132, 174

Versnellingshendel ...........................................9

Verversen ...................................................... 170

Verwarming ........................................... 9, 57, 59

Voorgloeien

(dieselmotor) .................................................14

Voorstoelen .....................................................49

W

Waarschuwingslampjes .................................. 17

Waarschuwingssignaal

sleutel in contact .........................................123

Waarschuwing vergeten

verlichting .....................................................81

Wassen (adviezen)................................ 174, 183

Wiel demonteren ...........................................193

Wiel monteren ...............................................193

Wiel verwisselen ................................... 191, 192

Window-airbags ....................................102, 103

Z

Zekeringen .................................... 205, 207, 210

Zekeringentabel ............................ 205, 207, 210

Zekeringen vervangen .................. 205, 207, 210

Zekeringkast motorruimte ............................. 210

Zicht.................................................................65

Zij-airbags ............................................. 101, 103

Zijknipperlicht ................................................201

Zijruiten achter ..............................................183

Zonneklep ..................................................69-71

Zuinig rijden ......................................................9

Zwart scherm ..................................................39

294

C4-cactus_nl_Chap11_index-alpha_ed01-2016

C4-cactus_nl_Chap11_index-alpha_ed01-2016

C4-cactus_nl_Chap11_index-alpha_ed01-2016

C4-cactus_nl_Chap11_index-alpha_ed01-2016

C4-cactus_nl_Chap11_index-alpha_ed01-2016

Op verschillende plaatsen in uw auto zijn stickers aangebracht. Ze bevatten veiligheidswaarschuwingen en

informatie over de identificatie van uw auto. Verwijder ze

niet: ze horen namelijk bij de auto.

Automobiles CITROËN verklaart dat, door toepassing van de voorschriften in de Europese regelgeving

(Richtlijn 2000/53) met betrekking tot autowrakken, wordt voldaan aan de in deze richtlijn gestelde doelen en dat recycleerbare materialen worden gebruikt voor de fabricage van producten die door haar worden verkocht.

Reproductie of vertaling van dit document, zelfs gedeeltelijk, is verboden zonder schriftelijke toestemming van Automobiles CITROËN.

Neem voor alle werkzaamheden aan uw auto contact op

met een gekwalificeerde werkplaats die beschikt over de

juiste technische informatie, vakkennis en apparatuur. Het

CITROËN-netwerk is in staat u dit te bieden.

Belangrijke informatie:

- Het monteren van elektrische uitrustingen of accessoires die niet onder een artikelnummer in het assortiment van

Automobiles CITROËN voorkomen, kan storingen in het elektronische systeem van uw auto veroorzaken. Ga naar het CITROËN-netwerk voor meer informatie over het aanbod aan accessoires met een artikelnummer.

- Uit veiligheidsoverwegingen is toegang tot de diagnoseaansluiting, die is gekoppeld aan de elektronische systemen in de auto, uitsluitend voorbehouden aan het CITROËN-

netwerk of een gekwalificeerde werkplaats waar de

beschikking is over geschikt gereedschap (kans op storingen in de elektronische systemen die kunnen leiden tot pech of ernstige ongevallen). De fabrikant kan niet aansprakelijk worden gesteld als deze aanwijzing niet wordt opgevolgd.

- Wijzigingen of aanpassingen die niet door Automobiles

CITROËN zijn voorzien of toegestaan, of die niet volgens de technische voorschriften van de fabrikant zijn uitgevoerd, leiden tot het vervallen van de wettelijke en contractuele garanties.

Gedrukt in de EU

Néerlandais

11-15

* Onder voorbehoud van de officiële publicatie van de uitslagen door de FIA.

C4-cactus_nl_Chap12_couv-fin_ed01-2016

2016 – DOCUMENTATION DE BORD

4Dconcept

Diadeis

Interak

C4-cactus_nl_Chap12_couv-fin_ed01-2016

16C4C.0070

Néerlandais

advertisement

Related manuals

Download PDF

advertisement

Table of contents