CITROEN C3 PICASSO 02/11/2015 - ∞ de handleiding

Add to My manuals
300 Pages

advertisement

CITROEN C3 PICASSO 02/11/2015 - ∞ de handleiding | Manualzz

INSTRuCTIebOekje

CITROËN

C3 PICASSO

Het online-instructieboekje

Als u de gebruiksaanwijzing online raadpleegt, hebt u tevens toegang tot de meest recente informatie. Deze informatie is gemakkelijk te herkennen aan de paginamarkering die wordt weergegeven met dit pictogram: Uw instructieboekje is te vinden op de website van Citroën, in de rubriek "MyCITROËN".

Op deze persoonlijke pagina vindt u informatie over onze producten en diensten en kunt u rechtstreeks contact opnemen met het merk.

Kies een van de volgende manieren om uw instructieboekje online te raadplegen...

Als de rubriek "MyCITROËN" niet beschikbaar is op de website van Citroën voor uw land, kunt u uw instructieboekje op het volgende internetadres raadplegen: http://service.citroen.com/ddb/

Selecteer: de taal, het model van uw auto en de carrosserievariant, de uitgifteperiode van uw gebruiksaanwijzing die overeenkomt met de eerste registratiedatum van uw auto.

Scan deze code voor directe toegang tot uw instructieboekje.

Dit instructieboekje is ontwikkeld om u in de gelegenheid te stellen onder alle omstandigheden optimaal en in alle veiligheid gebruik te maken van de mogelijkheden van uw C3 Picasso.

Neem de tijd om het aandachtig door te lezen zodat u vertrouwd raakt met uw nieuwe auto.

In dit instructieboekje worden alle beschikbare uitrustingen van het gamma van de C3 Picasso behandeld.

Uw auto kan, afhankelijk van het uitrustingsniveau, het type, de uitvoering en de specifieke kenmerken voor het land waarvoor uw auto bestemd is, slechts van een deel van de in dit boekje vermelde uitrustingen zijn voorzien.

Aan de beschrijvingen en afbeeldingen kunnen geen rechten worden ontleend.

Automobiles CITROËN houdt zich het recht voor de technische kenmerken, uitrusting en accessoires te wijzigen zonder verplicht te zijn dit boekje bij te werken.

Dit instructieboekje behoort tot de uitrusting van de auto. Overhandig het dus bij verkoop van de auto aan de nieuwe eigenaar.

Symbolen veiligheidswaarschuwing aanvullende informatie adviezen met betrekking tot de bescherming van het milieu.

verwijzing naar aangegeven pagina

Citroën beschikt wereldwijd over een uitgebreid gamma modellen dat wordt gekenmerkt door een geraffineerde mix van hoogwaardige techniek en constante innovatie, evenals een moderne en creatieve benadering van het begrip mobiliteit.

Wij danken u voor uw keuze en wensen u veel plezier met uw auto.

Achter het stuur van uw nieuwe auto geniet u optimaal als u elke uitrusting, elke schakelaar en elke instelling kent.

Goede reis.

C3Picasso_nl_Chap00a_sommaire_ed01-2015

Inhoudsopgave

Overzicht

.

Eco-rijden

.

Comfort

Ventilatie 43

Achterruitverwarming 45

Verwarming 46

Handbediende airconditioning 46

Automatische airconditioning met gescheiden regeling 48

Parfumeur 51

Voorstoelen 52

Achterbank 55

Spiegels 57

Stuurwielverstelling 58

Zicht

Lichtschakelaar 72

Led-dagrijverlichting 76

Statische bochtverlichting 77

Koplampen verstellen 78

Ruitenwisserschakelaar 79

Plafonniers 82

Verlichting bagageruimte 83

Controle tijdens het rijden

Instrumentenpaneel 10

Verklikkerlampjes 11

Meters 22

Kilometerteller en dagteller 26

Toegang tot de auto

Sleutel met afstandsbediening 59

Ruitbediening 62

Portieren 64

Achterklep 67

Panoramadak met glas 68

Brandstoftank 69

Tankbeveiliging (diesel) 71

Voorzieningen

Voorzieningen in het interieur vóór

Comfort achterpassagiers

Voorzieningen voor de bagageruimte

84

88

91

Multifunctionele displays

Display zonder autoradio

Displays met autoradio

27

29

Boordcomputer 40

Veilig vervoeren van kinderen

Kinderzitjes 94

Uitschakelen van de airbag vóór aan passagierszijde 97

ISOFIX-kinderzitjes 103

Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen 107

C3Picasso_nl_Chap00a_sommaire_ed01-2015

Inhoudsopgave

Veiligheid

Richtingaanwijzers 108

Alarmknipperlichten 108

Claxon 109

Bandenspanningscontrolesysteem 109

Hulpsystemen bij het remmen 113

Stabiliteitscontrolesystemen 114

Veiligheidsgordels 115

Airbags 119

Onderhoud

Motorkap 141

Brandstoftank leeg (Diesel) 142

Benzinemotoren 143

Dieselmotor 144

Niveaus controleren 145

Controles 148

Technische gegevens

Benzinemotoren 195

Gewichten (benzine) 196

Dieselmotor 197

Gewichten (diesel) 198

Afmetingen 199

Identificatie 200

Rijden

Rijadviezen 123

Starten - afzetten van de motor 124

Parkeerrem 126

Elektronisch gestuurde versnellingsbak 127

Schakelindicator 131

Hill Start Assist 132

Snelheidsbegrenzer 133

Snelheidsregelaar 135

Parkeerhulp achter 137

Achteruitrijcamera 139

Praktische informatie

Bandenreparatieset 150

Reservewiel 155

Sneeuwkettingen 162

Additief AdBlue ® en SCR-systeem

(BlueHDi-dieselmotor) 163

Lampen vervangen

Zekeringen vervangen

170

178

Accu 185

Eco-modus 187

Wisserbladen vervangen 188

Slepen van uw auto

Trekken van een aanhanger

Allesdragers monteren

189

191

192

Accessoires 193

Audio en datacommunicatie eMyWay 201

Autoradio 255

Zoeken op afbeelding

Trefwoordenregister

.

.

C3Picasso_nl_Chap00a_sommaire_ed01-2015

Overzicht

Exterieur

Parkeerhulp achter/achteruitrijcamera

Deze twee voorzieningen waarschuwen u tijdens het achteruitrijden voor obstakels achter de auto.

137 / 139

Panoramadak

Dit dak vergroot de lichtinval en het zicht in het interieur op ongeëvenaarde wijze.

68

4

ASR en ESP

Deze voorzieningen grijpen - voor zover mogelijk - in als de koers van de auto afwijkt van de door de bestuurder gewenste richting.

114

Follow me home-verlichting

Nadat u het contact hebt afgezet, blijven de koplampen nog even branden om op donkere plaatsen het uitstappen te vergemakkelijken.

75

Interieur

Automatische airconditioning met gescheiden regeling

Deze functie maakt het mogelijk de airconditioning voor de bestuurders- en passagierszijde afzonderlijk in te stellen.

Aan de hand van deze instellingen en de weersomstandigheden wordt de airconditioning vervolgens automatisch geregeld.

48

Snelheidsregelaar/

Snelheidsbegrenzer

Met deze twee voorzieningen kunt u zelf een wagensnelheid instellen die u wilt aanhouden of niet wilt overschrijden.

133 / 135

C3Picasso_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2015

Overzicht

.

Parfumeur

De in het ventilatiesysteem opgenomen parfumeur zorgt voor de verspreiding van een aangename geur (naar keuze) in het interieur.

51

Audio- en communicatiesystemen

Deze uitvoeringen kunnen zijn voorzien van de nieuwste technologie: het MP3compatible audiosysteem, het eMyWay audio- en navigatiesysteem, AUXaansluitingen, Urgence- of Assistanceoproep.

201

5

6

Overzicht

Cockpit

1.

Schakelaar snelheidsregelaar/-begrenzer.

2.

Hendel stuurwielverstelling.

3.

Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers.

4.

Instrumentenpaneel.

5.

Airbag bestuurder.

Claxon.

6.

Versnellingshendel.

7.

Hendel motorkapontgrendeling.

8.

Schakelaars buitenspiegels.

Schakelaars ruitbediening.

Schakelaar blokkering ruitbediening achter en binnenhandgrepen achterportieren.

9.

Zekeringkast.

10.

Handmatige koplampverstelling.

11.

Zijruitontwaseming.

12.

Voorruitontwaseming.

13.

Navigatiedisplay en parfumeur.

of

Opbergvak.

Cockpit

1.

Contact-/stuurslot.

2.

Stuurkolomschakelaar autoradio.

3.

Schakelaar ruitenwissers/ruitensproeiers/ boordcomputer.

4.

Verstelbare en afsluitbare middelste ventilatieroosters.

5.

Opbergvak.

of

Navigatiedisplay en parfumeur.

6.

Zonnesensor.

7.

Airbag aan passagierszijde.

8.

Verstelbaar en afsluitbaar zijventilatierooster.

9.

Uitschakeling airbag aan passagierszijde.

10.

Dashboardkastje.

11.

Schakelaar elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP/ASR).

Schakelaar parkeerhulp.

Schakelaar centrale vergrendeling.

Schakelaar alarmknipperlichten.

12.

Bedieningspaneel verwarming/ airconditioning.

13.

Autoradio.

14.

12V-aansluiting (max. 100 W)

15.

USB-aansluiting / Jack-aansluiting.

16.

Bekerhouder.

17.

Schakelaars stoelverwarming.

18.

Handrem.

C3Picasso_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2015

Overzicht

.

7

8

Eco-rijden

Eco-rijden

Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO

2

-uitstoot van uw auto verminderen.

Maak optimaal gebruik van de versnellingsbak

Als uw auto is voorzien van een handgeschakelde versnellingsbak, rijd dan rustig weg, schakel zo snel mogelijk de tweede versnelling in en schakel bij het accelereren bij voorkeur relatief snel over naar een hogere versnelling.

Als uw auto is voorzien van een automatische transmissie of een elektronisch gestuurde versnellingsbak, gebruik dan bij voorkeur de automatische stand en trap het gaspedaal niet bruusk of diep in.

De schakelindicator adviseert u de versnelling in te schakelen die het best geschikt is voor de rijomstandigheden: volg het op het instrumentenpaneel weergegeven schakeladvies zo snel mogelijk op.

Bij auto's met een elektronisch gestuurde versnellingsbak of een automatische transmissie wordt de opschakelindicator uitsluitend in de handmatige stand weergegeven.

Kies voor een soepele rijstijl

Houd afstand van de auto's voor u, rem bij voorkeur af op de motor in plaats van het rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaal geleidelijk in. Als u deze aanwijzingen naleeft, neemt het brandstofverbruik en de

CO

2

-uitstoot af en wordt de geluidsoverlast door het verkeer beperkt.

Als het verkeer goed doorstroomt, gebruik dan vanaf een snelheid van ongeveer 40 km/h de snelheidsregelaar (indien aanwezig).

Gebruik op slimme wijze de elektrische voorzieningen

Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur in de auto hoog is opgelopen, open dan alle ruiten en de ventilatieroosters alvorens de airconditioning in te schakelen.

Sluit vanaf een snelheid van 50 km/h de ruiten, maar laat de ventilatieroosters geopend.

Gebruik de voorzieningen in het interieur die de temperatuurstijging kunnen beperken (blinderingspaneel van het panoramadak, zonneschermen, enz.).

Schakel de airconditioning uit zodra de gewenste temperatuur is bereikt

(behalve bij auto's met een automatische airconditioning).

Schakel de achterruitverwarming en de ontwaseming uit zodra deze niet meer nodig zijn als deze niet automatisch worden aangestuurd.

Schakel de stoelverwarming zo snel mogelijk uit.

Schakel de verlichting en de mistlampen uit als het zicht voldoende is.

Laat de motor vooral 's winters na het starten niet stationair warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg: uw auto warmt sneller op als u rijdt.

Sluit als passagier zo min mogelijk multimedia-apparatuur (DVDspeler, MP3-speler, spelcomputer, enz.) op de auto aan om het elektriciteitsverbruik, en dus het brandstofverbruik, te beperken.

Koppel externe apparatuur los als u de auto verlaat.

Eco-rijden

.

Beperk de oorzaken van een hoger brandstofverbruik

Verdeel het gewicht evenwichtig over de auto: plaats de zwaarste voorwerpen in de bagageruimte, zo dicht mogelijk bij de achterbank.

Beperk de belading en de luchtweerstand (dakdragers, imperiaal, fietsendrager, aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik liever een dakkoffer.

Verwijder na gebruik de dakdragers en het imperiaal.

Vervang na de winter zo snel mogelijk de winterbanden door zomerbanden.

Houd u aan de onderhoudsvoorschriften

Controleer regelmatig de bandenspanning (bij koude banden), houd u daarbij aan de bandenspanning die staat vermeld op de sticker op de portiersponning aan bestuurderszijde.

Controleer de bandenspanning met name:

- voor een lange rit,

- bij de wisseling van de seizoenen,

- als de auto gedurende langere tijd niet is gebruikt.

Vergeet niet de bandenspanning van het reservewiel en van de wielen van de aanhanger of de caravan te controleren.

Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie verversen, oliefilter, luchtfilter en interieurfilter vervangen, enz.) en houd u daarbij aan het aan uw situatie aangepaste onderhoudsschema van de fabrikant.

Uitvoeringen met een BlueHDi-dieselmotor: bij een storing in het SCRsysteem stoot de auto schadelijke stoffen uit. Ga zo spoedig mogelijk naar het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om de uitstoot van stikstofoxiden terug te brengen tot onder de wettelijke normen.

Laat bij het tanken het vulpistool niet meer dan drie keer afslaan; zo voorkomt u dat brandstof uit de tank stroomt.

U zult bij een nieuwe auto merken dat pas na 3000 km het gemiddelde brandstofverbruik zich stabiliseert.

C3Picasso_nl_Chap00c_eco-conduite_ed01-2015

9

Controle tijdens het rijden

Instrumentenpaneel benzine - diesel

Het instrumentenpaneel, het multifunctionele display en de controle- en waarschuwingslampjes geven informatie over de werking van de auto.

Multifunctioneel display

Digitaal lichtdoorlatend instrumentenpaneel

1.

Toerenteller.

Geeft het motortoerental aan (x 1000 t/min).

2.

Gedeelte van de toerenteller dat aangeeft wanneer u moet opschakelen.

3.

Snelheidsbegrenzer

of

Snelheidsregelaar.

(km/h of mph)

4.

Controlelampje elektrische kinderbeveiliging.

Gaat bij het inschakelen van de elektrische kinderbeveiliging (blokkering van de ruitbediening achter en van de binnenportiergrepen van de achterportieren) enkele seconden branden om het inschakelen te bevestigen.

5.

Brandstofniveaumeter.

Geeft de resterende hoeveelheid brandstof in de tank aan.

6.

Snelheidsmeter.

Geeft de wagensnelheid aan (km/h of mph).

7.

Dagteller.

(km of miles)

8.

Onderhoudsindicator.

(km of miles), vervolgens,

Kilometerteller.

(km of miles)

9.

Motorolieniveaumeter.

Dit display geeft waarschuwings- en informatiemeldingen weer.

Gedeelte controle- en waarschuwingslampjes

Dit gedeelte bevat de controle- en waarschuwingslampjes die informatie geven over de werking van de auto.

Resetknop

Met deze knop kunt u de geselecteerde functie op 0 zetten (dagteller of onderhoudsintervalindicator).

Regelknop dashboardverlichting

Met deze knop kunt u de lichtsterkte van de dashboardverlichting regelen.

Raadpleeg voor meer informatie over de werking en de weergave van een bepaalde functie de desbetreffende paragraaf.

10

C3Picasso_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2015

Controle tijdens het rijden

Verklikkerlampjes

De verklikkerlampjes geven de bestuurder informatie over de werking van een systeem (ingeschakeld of uitgeschakeld) of waarschuwen de bestuurder in het geval van een storing (waarschuwingslampje).

Bij het aanzetten van het contact Bijbehorende waarschuwingen

Als het contact wordt aangezet, gaan bepaalde waarschuwingslampjes enkele seconden branden.

Zodra de motor wordt gestart, moeten deze lampjes weer uitgaan.

Als het lampje blijft branden, controleer dan voordat u gaat rijden welke functie het betreft.

Sommige verklikkerlampjes kunnen gaan branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display.

Verklikkerlampjes kunnen constant branden of knipperen.

Een aantal verklikkerlampjes heeft beide mogelijkheden. Of het constant branden of knipperen van een verklikkerlampje duidt op een storing, is afhankelijk van de werkingsfase van de auto.

1

Verklikkerlampjes ingeschakelde functies

De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie is ingeschakeld.

Controlelampje brandt

Richtingaanwijzer links knippert, met geluidssignaal.

Richtingaanwijzer rechts knippert, met geluidssignaal.

Parkeerlichten permanent.

Dimlicht

Grootlicht permanent.

permanent.

Oorzaak

Als u de lichtschakelaar omlaag beweegt.

Als u de lichtschakelaar omhoog beweegt.

De lichtschakelaar staat in de stand

"Parkeerlichten".

De lichtschakelaar staat in de stand

"Dimlicht".

Als u de lichtschakelaar naar u toe trekt.

Acties / Opmerkingen

Trek aan de lichtschakelaar om terug te schakelen naar dimlicht.

11

C3Picasso_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2015

Controle tijdens het rijden

Controlelampje brandt

Mistlampen vóór permanent.

Mistachterlichten permanent.

Voorgloeien dieselmotor

Handrem permanent.

permanent.

Oorzaak Acties / Opmerkingen

De mistlampen vóór zijn ingeschakeld met de ring van de lichtschakelaar.

Draai de ring van de lichtschakelaar twee standen naar achteren om de mistlampen vóór uit te schakelen.

De mistachterlichten zijn ingeschakeld.

Draai de ring naar achteren om de mistachterlichten uit te schakelen.

Het contactslot staat in de tweede stand (Contact).

De handrem is aangetrokken of niet goed vrijgezet.

Wacht met starten tot het controlelampje is gedoofd.

De wachttijd is afhankelijk van de weersomstandigheden.

Zet de handrem vrij zodat het verklikkerlampje uitgaat; trap het rempedaal in.

Houd u aan de veiligheidsvoorschriften.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de handrem.

12

C3Picasso_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2015

Controlelampje brandt

Passagiersairbag permanent.

Elektrische kinderbeveiliging tijdelijk

Controle tijdens het rijden 1

Oorzaak Acties / Opmerkingen

De schakelaar in het dashboard aan passagierszijde staat in de stand

" ON ".

De passagiersairbag is ingeschakeld.

Plaats in dit geval geen kinderzitje met de "rug in de rijrichting" op de voorpassagiersstoel.

Zet de schakelaar in de stand " OFF " om de passagiersairbag uit te schakelen.

U kunt een kinderzitje met de "rug in de rijrichting" plaatsen, behalve in het geval van een storing in het airbagsysteem (brandend waarschuwingslampje

Airbags).

De elektrische kinderbeveiliging is actief.

Elke keer als u deze functie inschakelt en het contact aanzet, wordt dit enkele seconden weergegeven.

Raadpleeg voor meer informatie het hoofdstuk

"Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen".

C3Picasso_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2015

13

Controle tijdens het rijden

Verklikkerlampjes uitgeschakelde functies

De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld.

Soms klinkt er ook een geluidssignaal en verschijnt er een bericht op het multifunctionele display.

Controlelampje brandt

Passagiersairbag permanent.

Oorzaak Acties / Opmerkingen

De schakelaar aan passagierszijde in het dashboardkastje staat in de stand

" OFF ".

De frontairbag aan passagierszijde is uitgeschakeld.

U kunt een kinderzitje met de "rug in de rijrichting" plaatsen, behalve in het geval van een storing in het airbagsysteem (brandend waarschuwingslampje Airbags).

Zet de schakelaar in de stand " ON " om de frontairbag aan passagierszijde in te schakelen. Bevestig in dit geval op deze zitplaats geen kinderzitje met de "rug in de rijrichting".

14

C3Picasso_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2015

Waarschuwingslampjes

Als bij draaiende motor of tijdens het rijden een van de volgende waarschuwingslampjes gaat branden, wijst dit op een storing in het desbetreffende systeem en moet de bestuurder actie ondernemen.

Controlelampje

STOP

Service

Controle tijdens het rijden

Lees in het geval van een storing waarbij een waarschuwingslampje gaat branden de aanvullende informatie, die via een melding op het multifunctionele display wordt weergegeven.

Raadpleeg indien nodig het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

brandt Oorzaak Acties / Opmerkingen permanent, alleen of in combinatie met een ander waarschuwingslampje, een geluidssignaal en een melding op het display.

Dit waarschuwingslampje brandt bij een ernstige storing met betrekking tot het remsysteem, de stuurbekrachtiging, de motoroliedruk of bij een te hoge koelvloeistoftemperatuur.

tijdelijk, in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display.

Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats want de motor kan tijdens het rijden uitvallen.

Parkeer de auto, zet het contact af en neem contact op met het CITROËN-netwerk of met een gekwalificeerde werkplaats.

Er is een kleine storing opgetreden waarbij geen specifiek controlelampje gaat branden.

Identificeer de storing met behulp van de melding op het display zoals bijvoorbeeld:

- het motorolieniveau,

- het niveau van de ruitensproeiervloeistof,

- de batterij van de afstandsbediening,

- de staat van de lampen,

- vervuiling van het roetfilter bij auto's met dieselmotor (Raadpleeg de desbetreffende rubriek).

Raadpleeg in andere gevallen het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

1 permanent, in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display.

Er is een ernstige storing opgetreden waarbij geen specifiek controlelampje gaat branden.

Identificeer de storing met behulp van de melding op het display en raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

15

C3Picasso_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2015

Controle tijdens het rijden

Controlelampje

+

Remsysteem brandt permanent, in combinatie met het

STOP-lampje.

Oorzaak

Het remvloeistofniveau is te laag.

Acties / Opmerkingen

Stop onmiddellijk op een veilige plek.

Vul het niveau bij met remvloeistof voorzien van een artikelnummer van CITROËN.

Als het probleem zich blijft voordoen, laat het systeem dan controleren door het CITROËN-netwerk of door eengekwalificeerde werkplaats.

Stop onmiddellijk op een veilige plek.

Laat het systeem controleren door het CITROËNnetwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

permanent, in combinatie met het waarschuwingslampje ABS en het STOP-lampje.

Antiblokkeersysteem

(ABS) permanent.

Er is een storing in de elektronische remdrukregelaar (EBD).

Er is een storing in het antiblokkeersysteem.

Dynamische stabiliteitscontrole

(ESP/ASR) knippert.

Zelfdiagnose motor permanent, in combinatie met het verklikkerlampje van de uitschakeltoets, een geluidssignaal en een melding.

knippert.

Het systeem is bezig in te grijpen.

Storing in het ESP-/ASR-systeem of de Hill Start Assist.

Er is een storing in het motormanagementsysteem.

permanent.

Er is een storing in de emissieregeling.

De normale remwerking blijft behouden.

Rijd voorzichtig met lage snelheid en raadpleeg zo snel mogelijk het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Deze functie verbetert de aandrijving en zorgt voor een betere koersstabiliteit.

Laat dit nakijken door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Kans op beschadiging van de katalysator.

Laat dit controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

Het verklikkerlampje moet doven als de motor wordt gestart.

Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.

16

C3Picasso_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2015

Controlelampje

Laag brandstofniveau brandt permanent.

Te hoge koelvloeistoftemperatuur permanent.

Motoroliedruk permanent.

Laadstroom accu permanent.

Controle tijdens het rijden 1

Oorzaak

Als het lampje gaat branden zit er nog ongeveer 5 liter brandstof in de tank.

De temperatuur van de koelvloeistof is te hoog.

Acties / Opmerkingen

Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat u met een lege tank strandt.

Dit controlelampje gaat elke keer na het aanzetten van het contact branden zolang er niet voldoende brandstof getankt is.

Inhoud brandstoftank: ongeveer 50 liter (benzine) of 48 liter (diesel); (Afhankelijk van de uitvoering: ongeveer 30 liter (benzine of diesel)).

Rijd nooit door tot de tank helemaal leeg is, hierdoor kunnen het emissieregelsysteem en het injectiesysteem beschadigd raken.

Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.

Wacht met het eventueel bijvullen van de koelvloeistof tot de motor is afgekoeld.

Als het probleem zich blijft voordoen, raadpleeg dan het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Er is een storing in de motorsmering.

Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.

Parkeer de auto, zet het contact af en raadpleeg het

CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Er is een storing in het laadstroomcircuit van de accu (vervuilde of losgeraakte accuklemmen, aandrijfriem dynamo ontspannen of gebroken...).

Het lampje moet bij het starten van de motor uitgaan.

Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.

17

C3Picasso_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2015

Controle tijdens het rijden

Controlelampje brandt Oorzaak Acties / Opmerkingen

Een of meer portier

Airbags e geopend n permanent, bij een snelheid lager dan

10 km/h.

permanent in combinatie met een geluidssignaal, bij een snelheid hoger dan 10 km/h.

tijdelijk.

Een portier of de achterklep is niet goed gesloten.

permanent.

Sluit het desbetreffende carrosseriedeel.

Het lampje brandt gedurende enkele seconden en dooft als het contact wordt aangezet.

Er is een storing in een van de airbags of de pyrotechnische gordelspanners.

Het lampje moet doven zodra de motor wordt gestart.

Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.

Laat dit controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

De bestuurder en/of de voorpassagier heeft zijn veiligheidsgordel niet vastgemaakt of losgemaakt.

Trek aan de gordel en klik de gesp vast in de gesphouder.

Veiligheidsgordel vóór niet vastgemaakt / losgemaakt permanent, en knippert vervolgens in combinatie met een in volume toenemend geluidssignaal.

Veiligheidsgordel achter niet vastgemaakt / losgemaakt permanent, en knippert vervolgens in combinatie met een in volume toenemend geluidssignaal.

Stuurbekrachtiging permanent.

Eén of meerdere achterpassagiers hebben de veiligheidsgordel niet vastgemaakt of losgemaakt.

Er is een storing met betrekking tot de stuurbekrachtiging.

Rijd voorzichtig en met lage snelheid.

Laat het systeem nakijken door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

18

C3Picasso_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2015

+

Controlelampje brandt Oorzaak

Bandenspanning te laag permanent, in combinatie met een geluidssignaal en een melding.

De bandenspanning van een of meerdere wielen is te laag.

Controle tijdens het rijden 1

Acties / Opmerkingen

Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning.

De controle dient bij voorkeur bij koude banden te worden uitgevoerd.

Elke keer nadat u een of meer banden op spanning hebt gebracht en na het verwisselen van een of meer wielen, moet u het systeem resetten.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het bandenspanningscontrolesysteem.

knippert en brandt vervolgens permanent, in combinatie met het verklikkerlampje

Service.

Er zit een storing in de functie: de bandenspanning wordt niet meer gecontroleerd.

Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning.

Laat het systeem controleren door het CITROËNnetwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

C3Picasso_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2015

19

Controle tijdens het rijden

Controlelampje brandt Oorzaak

Additief AdBlue ®

(BlueHDidieselmotor) permanent zodra het contact is aangezet, in combinatie met een geluidssignaal en een melding van het aantal kilometers dat u nog kunt rijden.

De actieradius ligt tussen de 600 en

2400 km.

+ knippert, in combinatie met het branden van het verklikkerlampje

SERVICE, een geluidssignaal en een melding van het aantal kilometers dat u nog kunt rijden.

De actieradius ligt tussen de 0 en

600 km.

knippert, in combinatie met het branden van het verklikkerlampje

SERVICE, een geluidssignaal en een melding dat starten niet is toegestaan.

Het AdBlue ® -reservoir is leeg: het starten van de motor wordt geblokkeerd door het wettelijk verplichte startblokkeringssysteem.

Acties / Opmerkingen

Laat het AdBlue ® -reservoir snel bijvullen: neem contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats of vul zelf het reservoir bij.

Laat het AdBlue ® -reservoir zo snel mogelijk bijvullen om storingen te voorkomen : neem contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats of vul zelf het reservoir bij.

Om de motor te kunnen starten moet u het AdBlue ® reservoir (laten) bijvullen: neem contact op met het

CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats of vul zelf het reservoir bij.

U moet het additiefreservoir bijvullen met minimaal

3,8 liter AdBlue ® .

Raadpleeg voor het bijvullen of voor meer informatie over het additief AdBlue ® de desbetreffende rubriek.

20

C3Picasso_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2015

Controle tijdens het rijden 1

Controlelampje

+

+ brandt Oorzaak

SCRemissieregelsysteem

(BlueHDidieselmotor) permanent zodra het contact is aangezet, in combinatie met het branden van het verklikkerlampje

SERVICE en het verklikkerlampje zelfdiagnose motor, een geluidssignaal en een melding.

Er is een storing in het SCRemissieregelsysteem.

Acties / Opmerkingen

Deze waarschuwing verdwijnt zodra de uitstoot van uitlaatgassen weer aan de normen voldoet.

knippert zodra het contact is aangezet, in combinatie met het branden van het verklikkerlampje

SERVICE en het verklikkerlampje zelfdiagnose motor, een geluidssignaal en een melding met betrekking tot de actieradius.

Na bevestiging van de storing in het emissieregelsysteem kunt u maximaal 1100 km afleggen voordat het systeem het starten van de motor blokkeert.

Raadpleeg zo snel mogelijk het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om storingen te voorkomen .

knippert zodra het contact is aangezet, in combinatie met het branden van het verklikkerlampje

SERVICE en het verklikkerlampje zelfdiagnose motor, een geluidssignaal en een melding.

U hebt de actieradius overschreden die is toegestaan na de bevestiging van de storing in het emissieregelsysteem: het starten van de motor wordt geblokkeerd door het startblokkeringssysteem.

Neem verplicht contact op met het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats om de motor weer te kunnen starten.

21

C3Picasso_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2015

Controle tijdens het rijden

Meters

Onderhoudsindicator De afstand tot de eerstvolgende beurt is meer dan 3000 km

Als het contact wordt aangezet, verschijnt er geen onderhoudsinformatie op het display.

De afstand tot de eerstvolgende beurt is 1000 tot 3000 km

Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende 5 seconden de onderhoudssleutel branden. De kilometerteller geeft de resterende kilometers tot de eerstvolgende onderhoudsbeurt aan.

Voorbeeld: de afstand tot de eerstvolgende onderhoudsbeurt bedraagt 2800 km.

Als het contact wordt aangezet, geeft het display gedurende 5 seconden het volgende aan :

De afstand tot de eerstvolgende beurt is minder dan 1000 km

Voorbeeld: de afstand tot de eerstvolgende onderhoudsbeurt bedraagt 900 km.

Als het contact wordt aangezet, geeft het display gedurende 5 seconden het volgende aan:

5 seconden na het aanzetten van het contact treedt de kilometerteller weer in werking en blijft de sleutel branden om aan te geven dat er binnenkort onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd moeten worden.

De onderhoudsindicator geeft aan hoeveel kilometer u nog verwijderd bent van de eerstvolgende onderhoudsbeurt volgens het onderhoudsschema van de fabrikant.

Deze termijn wordt berekend op basis van de laatste reset van de onderhoudsindicator en is afhankelijk van het aantal afgelegde kilometers en de verstreken tijd sinds de laatste onderhoudsbeurt.

Bij de BlueHDi-uitvoeringen met dieselmotor heeft de mate van vervuiling van de motorolie ook invloed op de berekening (volgens land van bestemming).

5 seconden na het aanzetten van het contact, verdwijnt de sleutel ; de teller geeft de kilometerstand aan.

22

C3Picasso_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2015

Controle tijdens het rijden 1

De afstand tot de eerstvolgende beurt is overschreden

Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende 5 seconden de sleutel knipperen om aan te geven dat de onderhoudswerkzaamheden zo spoedig mogelijk uitgevoerd moeten worden.

Voorbeeld: u hebt de afstand tot de eerstvolgende onderhoudsbeurt met 300 km overschreden.

Als het contact wordt aangezet, geeft het display gedurende 5 seconden het volgende aan:

5 seconden na het aanzetten van het contact treedt de kilometerteller weer in werking en blijft de sleutel branden .

Bij de berekening van de resterende hoeveelheid af te leggen kilometers kan ook de factor tijd worden meegewogen, afhankelijk van de rijgewoontes van de bestuurder.

De sleutel kan dus ook gaan branden als het interval in tijd sinds de laatste onderhoudsbeurt, zoals vermeld in het onderhoudsschema van de fabrikant, is overschreden.

Bij de BlueHDi-uitvoeringen met dieselmotor kan de sleutel ook eerder gaan branden, afhankelijk van de kwaliteit van de motorolie (volgens land van bestemming).

De afname van de kwaliteit van de motorolie is afhankelijk van de rijomstandigheden van de auto.

Bij de BlueHDi-uitvoeringen met dieselmotor wordt deze waarschuwing, zodra het contact is aangezet, gecombineerd met het permanent branden van het verklikkerlampje Service.

C3Picasso_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2015

23

Controle tijdens het rijden

Op 0 zetten van de onderhoudsindicator

Als u na deze handeling de accu wilt loskoppelen, vergrendel dan de auto en wacht minimaal 5 minuten. Het op

0 zetten van de onderhoudsindicator zal anders niet worden opgeslagen.

De onderhoudsindicator moet na elke onderhoudsbeurt op 0 gezet worden.

Als u zelf het onderhoud van uw auto uitvoert:

F zet het contact af,

F druk op de resetknop van de dagteller en houd deze ingedrukt,

F zet het contact aan; de kilometerteller begint terug te tellen,

F laat de knop los als het display "=0" aangeeft; de sleutel verdwijnt.

Opnieuw weergeven van de onderhoudsinformatie

U kunt op elk moment de onderhoudsinformatie weergeven.

F Druk op de knop voor nulstelling van de dagteller.

De onderhoudsinformatie wordt enkele seconden weergegeven en verdwijnt vervolgens weer.

24

C3Picasso_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2015

Motorolieniveaumeter*

Bij uitvoeringen met een motorolieniveaumeter wordt bij het aanzetten van het contact eerst de onderhoudsindicator op het instrumentenpaneel weergegeven en vervolgens gedurende enkele seconden het motorolieniveau.

Olieniveau correct

Te weinig olie

Controle tijdens het rijden

Storing van de motorolieniveaumeter

1

Als de aanduiding "OIL --" knippert, duidt dit op een storing in de motorolieniveaumeter.

Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Een controle van het olieniveau is alleen betrouwbaar als de auto op een vlakke, horizontale ondergrond staat en de motor minstens 30 minuten niet heeft gedraaid.

Als de aanduiding "OIL" knippert in combinatie met het verklikkerlampje service, een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display, is het motorolieniveau te laag.

Controleer het olieniveau met de peilstok. Als blijkt dat het olieniveau te laag is, moet olie worden bijgevuld om te voorkomen dat ernstige motorschade ontstaat.

Raadpleeg de rubriek "Niveaus controleren".

Bij een storing in de motorolieniveaumeter wordt het motorolieniveau niet meer gecontroleerd.

Zolang het systeem defect is, moet u het motorolieniveau handmatig controleren met de peilstok in de motorruimte.

Raadpleeg de rubriek "Niveaus controleren".

* Volgens uitvoering.

C3Picasso_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2015

25

Controle tijdens het rijden

Kilometerteller en dagteller

Kilometerteller

Dimmer dashboardverlichting

U kunt de lichtsterkte van de dashboardverlichting handmatig aanpassen aan het licht van de omgeving.

Deze teller geeft de totale kilometerstand van de auto aan.

De kilometerteller en dagteller worden gedurende 30 seconden weergegeven bij het afzetten van het contact, bij het openen van het bestuurdersportier en bij het vergrendelen en ontgrendelen van de auto.

Voor reizen in het buitenland kan de eenheid van de afstand worden aangepast: de snelheid moet namelijk worden weergegeven in de officiële eenheid van het land (km of mijl). De eenheid kan bij stilstaande auto worden gewijzigd via het configuratiemenu van het display.

Dagteller

Deze teller geeft het aantal gereden kilometers weer sinds de bestuurder de teller op 0 heeft gezet.

F Druk bij aangezet contact op de knop tot de dagteller op 0 staat.

Actief

Als de verlichting van de auto is ingeschakeld:

F druk op de knop om de sterkte van de dashboardverlichting te variëren,

F laat de knop los zodra de gewenste lichtsterkte is bereikt.

Inactief

De dashboardverlichting kan niet worden ingesteld als de verlichting van de auto is uitgeschakeld of, bij auto's met verlichting overdag, in de dagstand staat.

26

C3Picasso_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2015

Multifunctionele displays

Monochroom display A (zonder autoradio)

Weergave op het display Toetsen Algemeen menu

2

Dit display kan de volgende informatie weergeven:

- de tijd,

- de datum,

- de buitentemperatuur (de temperatuur knippert bij kans op gladheid),

- controle van te openen carrosseriedelen

(portieren, achterklep, ...),

- informatie van de boordcomputer

(zie het einde van dit hoofdstuk).

Het display kan tijdelijk waarschuwingsmeldingen of informatie weergeven. Deze kunnen worden gewist door op de toets "Terug" te drukken.

Het display kan met behulp van drie toetsen worden bediend:

- "Terug" om de uitgevoerde handeling af te breken,

- "MENU" om een overzicht van de menu's of hulpmenu's weer te geven,

- "OK" om het gewenste menu of hulpmenu te selecteren.

F Druk op de toets "MENU" om een overzicht van de diverse menu's in het algemene menu weer te geven:

- configuratie van de auto,

- opties,

- instellingen display,

- talen,

- eenheden.

F Druk op de toets "OK" om het gewenste menu te selecteren.

27

C3Picasso_nl_Chap02_ecran-multifonction_ed01-2015

Multifunctionele displays

Configuratie van de auto

Instellingen display

Als het menu " Instellingen disp.

" is geselecteerd, kunnen de volgende parameters worden ingesteld:

- jaar,

- maand,

- dag,

- uren,

- minuten,

- tijdsaanduiding in 12 of 24 uur.

Talen

Als het menu " Talen " is geselecteerd, kunt u in de weergegeven lijst een andere taal voor de weergave van het display selecteren.

Eenheden

Als het menu " Eenheden " is geselecteerd, kunnen de eenheden van de volgende parameters worden gewijzigd:

- temperatuur (°C of °F),

- brandstofverbruik (l/100 km, mpg of km/l).

Als het menu " Config. auto " is geselecteerd, kunnen de volgende functies geactiveerd of gedeactiveerd worden:

- het inschakelen van de ruitenwisser achter als de achteruitversnelling wordt ingeschakeld (zie het hoofdstuk "Zicht"),

- de follow me home-verlichting (zie het hoofdstuk "Zicht"),

Via dit menu kunt u ook het bandenspanningscontrolesysteem resetten (zie het hoofdstuk "Veiligheid").

Opties

Als het menu " Opties " is geselecteerd, kan de status van de verschillende functies worden weergegeven (geactiveerd, gedeactiveerd, storing).

F Selecteer een parameter en druk op de toets "OK" om de waarde te wijzigen.

F Wacht ongeveer 10 seconden tot de gewijzigde waarde is opgeslagen of druk op de toets "Terug" om de uitgevoerde handeling af te breken.

Vervolgens keert het display terug naar het vorige scherm.

Wanneer de brandstofverbruiksinformatie in mpg wordt weergegeven, wordt de op het instrumentenpaneel getoonde informatie over de snelheid en de afstand ook in mijlen weergegeven..

Om veiligheidsredenen mag de bestuurder het multifunctionele display uitsluitend bedienen als de auto stilstaat.

28

C3Picasso_nl_Chap02_ecran-multifonction_ed01-2015

Monochroom display A

Weergave op het display Toetsen

Multifunctionele displays

Algemeen menu

2

Dit display kan de volgende informatie weergeven:

- de tijd,

- de datum,

- de buitentemperatuur (er verschijnt een melding bij kans op gladheid),

- controle van te openen carrosseriedelen

(portieren, achterklep, ...),

- informatie van de autoradio (radio, CD, ...),

- de boordcomputerfuncties (zie het einde van dit hoofdstuk).

Het display kan tijdelijk waarschuwingsmeldingen of informatie weergeven. Deze kunnen worden gewist door op de toets "Terug" te drukken.

Druk op het bedieningspaneel van de autoradio:

F op de toets "MENU" voor toegang tot het algemene menu ,

F op de toets " 5 " of " 6 " om door de items op het display te scrollen,

F op de toets "MODE" om de permanent weergegeven toepassing te wijzigen

(boordcomputer, audio, ...),

F op de toets " 7 " of " 8 " om de waarde van een instelling te wijzigen,

F op de toets "OK" om te bevestigen, of

F op de toets "Terug" om de uitgevoerde handeling af te breken.

F Druk op de toets "MENU" om het algemene menu weer te geven en op de toets " 5 " of " 6 " om door de items op het display te scrollen:

- radio-CD,

- configuratie van de auto,

- opties,

- instellingen display,

- talen,

- eenheden,

F Druk op de toets "OK" om het gewenste menu te selecteren.

Radio-CD

Als de autoradio is ingeschakeld en het menu "Radio-CD" is geselecteerd, kunnen de functies van de radio (RDS, REG) en de

CD-speler (introscan, willekeurig afspelen, herhalen van CD) worden geactiveerd of gedeactiveerd.

Raadpleeg voor meer informatie over de radio/

CD-speler de rubriek "Autoradio".

29

C3Picasso_nl_Chap02_ecran-multifonction_ed01-2015

Multifunctionele displays

Instellingen display

Als het menu "Instellingen disp." is geselecteerd, kunnen de volgende parameters worden ingesteld:

- jaar,

- maand,

- dag,

- uren,

- minuten,

- tijdsaanduiding in 12 of 24 uur.

Configuratie van de auto

Als het menu "Config. auto" is geselecteerd, kunnen de volgende functies geactiveerd of gedeactiveerd worden:

- het inschakelen van de ruitenwisser achter als de achteruitversnelling wordt ingeschakeld (zie het hoofdstuk "Zicht"),

- de follow me home-verlichting (zie het hoofdstuk "Zicht").

Via dit menu kunt u ook het bandenspanningscontrolesysteem resetten (zie het hoofdstuk "Veiligheid").

Opties

Als het menu "Opties" is geselecteerd, kan de status van de verschillende functies worden weergegeven (geactiveerd, gedeactiveerd, storing).

F Selecteer een parameter en druk op de toets " 7 " of " 8 " om de waarde te wijzigen.

F Druk op de toets " 5 " of " 6 " om de vorige of volgende parameter te selecteren.

F Druk op de toets "OK" om de gewijzigde waarde op te slaan en terug te keren naar het vorige scherm of druk op de toets

"Terug" om de uitgevoerde handeling af te breken.

Datum en tijd instellen

F Druk op de toets MENU .

F Selecteer "Instellingen disp." met de toets

" 5 " of " 6 ".

F Druk op OK om te bevestigen.

F Selecteer de functie "Jaar" met de toets " 5 " of " 6 ".

F Druk op OK om te bevestigen.

F Stel de gewenste waarde in met de toetsen

" 7 " en " 8 ".

F Druk op OK om te bevestigen.

F Voer dezelfde procedure uit voor de instellingen "Maand", "Dag", "Uren" en

"Minuten".

30

C3Picasso_nl_Chap02_ecran-multifonction_ed01-2015

Talen

Als het menu " Talen " is geselecteerd, kunt u in de weergegeven lijst een andere taal voor de weergave van het display selecteren.

Om veiligheidsredenen mag de bestuurder het multifunctionele display uitsluitend bedienen als de auto stilstaat.

Eenheden

Als het menu " Eenheden " is geselecteerd, kunnen de eenheden van de volgende parameters worden gewijzigd:

- temperatuur (°C of °F),

- brandstofverbruik (l/100 km, mpg of km/l).

Indien het brandstofverbruik in mpg wordt weergegeven, wordt de op het display getoonde informatie over de snelheid en de afstand in mijlen weergegeven.

Multifunctionele displays

2

C3Picasso_nl_Chap02_ecran-multifonction_ed01-2015

31

Multifunctionele displays

Monochroom display A in combinatie met het kleurendisplay van het eMyWay-systeem

Weergave op het display A

Dit display kan de volgende informatie weergeven:

- buitentemperatuur (de temperatuur knippert bij kans op gladheid),

- informatie van de boordcomputer (zie het einde van dit hoofdstuk).

Het display kan waarschuwingsmeldingen of informatie tijdelijk weergeven. Deze kunnen worden gewist door op de toets "Terug" te drukken.

Bedieningstoetsen

Het display kan met behulp van drie toetsen worden bediend:

- "Terug" om de uitgevoerde handeling af te breken,

- "MENU" om een overzicht van de menu's of hulpmenu's weer te geven,

- "OK" om het gewenste menu of hulpmenu te selecteren.

Algemeen menu

F Druk op de toets "MENU" om een overzicht van de diverse menu's in het algemene menu weer te geven:

- configuratie van de auto,

- opties,

- talen,

- eenheden.

F Druk op de toets "OK" om het gewenste menu te selecteren.

32

C3Picasso_nl_Chap02_ecran-multifonction_ed01-2015

Multifunctionele displays

2

Configuratie van de auto

Als het menu "Config. auto" is geselecteerd, kunnen de volgende functies geactiveerd of gedeactiveerd worden:

- het inschakelen van de ruitenwisser achter als de achteruitversnelling wordt ingeschakeld (zie het hoofdstuk "Zicht"),

- de follow me home-verlichting en instapverlichting (zie het hoofdstuk "Zicht"),

- de dagrijverlichting (zie het hoofdstuk

"Zicht").

Via dit menu kunt u ook het bandenspanningscontrolesysteem resetten (zie het hoofdstuk "Veiligheid").

Opties

Als het menu " Opties " is geselecteerd, kan de status van de verschillende functies worden weergegeven (geactiveerd, gedeactiveerd, storing).

Talen

Als het menu " Talen " is geselecteerd, kunt u in de weergegeven lijst een andere taal voor de weergave van het display selecteren.

De gekozen taal zal ook worden gebruikt in het kleurenscherm van het eMyWay-systeem.

Eenheden

Als het menu " Eenheden " is geselecteerd, kunnen de eenheden van de volgende parameters worden gewijzigd:

- temperatuur (°C of °F),

- brandstofverbruik (l/100 km, mpg of km/l).

Wanneer de brandstofverbruikseenheden worden weergegeven in mpg, wordt de op het display en kleurenscherm getoonde informatie over snelheid en afstand in mijlen weergegeven.

Om veiligheidsredenen mag de bestuurder het multifunctionele display uitsluitend bedienen als de auto stilstaat.

C3Picasso_nl_Chap02_ecran-multifonction_ed01-2015

33

Multifunctionele displays

Getoonde informatie op het kleurenscherm van het eMyWay-systeem

Het scherm toont de volgende informatie:

- tijd,

- datum,

- audiofuncties,

- parkeerhulp (volgens uitvoering),

- informatie van de boordnavigatie.

Het menu "SETUP"

Druk op de toets SETUP om in het menu

"SETUP" te komen. Het geeft toegang tot de volgende informatie:

- " Configuratie weergave ",

- " Instellingen spraaksynthese ",

- " Boordcomputer ".

Configuratie van de weergave

Via dit menu kunt u de kleurstelling van het display selecteren, de lichtsterkte en de datum en tijd instellen en de eenheden voor de afstand (km of mijl), voor het brandstofverbruik

(l/100 km, mpg of km/l) en voor de temperatuur

(°Celsius of °Fahrenheit) kiezen.

Datum en tijd instellen

F Druk op de toets SETUP.

F Selecteer " Configuratie weergave " en druk op de draaiknop om te bevestigen.

F Selecteer " Datum en tijd instellen " en druk op de draaiknop om te bevestigen.

F Stel de parameters één voor één in met de pijltoetsen en druk op de draaiknop om de parameters te bevestigen.

Als u " Aanpassing minuten op GPS " selecteert, worden de minuten automatisch ingesteld op de via de satelliet ontvangen tijd.

34

C3Picasso_nl_Chap02_ecran-multifonction_ed01-2015

Multifunctionele displays

2

Instellen van de spraaksynthese

Via dit menu kunt u het geluidsvolume van de gesproken navigatie-aanwijzingen instellen en het stemtype (man of vrouw) selecteren.

Raadpleeg voor meer informatie het hoofdstuk

"Audio en datacommunicatie".

Boordcomputer

Via dit menu kunt u informatie over het functioneren van de auto raadplegen. Dit menu bevat de volgende functies:

- "Logboek waarschuwingsmeldingen"

Lijst van de actieve waarschuwingen.

- "Status van de functies"

Lijst van de statussen van de functies (aan, uit of storing)

Om veiligheidsredenen dient u het configureren van de multifunctionele displays uitsluitend bij stilstaande auto te verrichten.

C3Picasso_nl_Chap02_ecran-multifonction_ed01-2015

35

Multifunctionele displays

Monochroom display C

Weergave op het display Toetsen Algemeen menu

Dit display kan de volgende informatie weergeven:

- de tijd,

- de datum,

- de buitentemperatuur (de temperatuur knippert bij kans op gladheid),

- controle van te openen carrosseriedelen

(portieren, achterklep, ...),

- audiofuncties (radio, CD, USBaansluiting...),

- informatie van de boordcomputer (zie het einde van dit hoofdstuk).

Het display kan tijdelijk waarschuwingsmeldingen of informatie weergeven. Deze kunnen worden gewist door op de toets "Terug" te drukken.

Druk op het bedieningspaneel van de autoradio:

F op de toets "MENU" voor toegang tot het algemene menu ,

F op de toets " 5 " of " 6 " om door de items op het display te scrollen,

F op de toets "MODE" om de permanent weergegeven toepassing te wijzigen

(boordcomputer, audio, ...),

F op de toets " 7 " of " 8 " om de waarde van een instelling te wijzigen,

F op de toets "OK" om te bevestigen, of

F op de toets "Terug" om de uitgevoerde handeling af te breken.

F Druk op de toets "MENU" om het algemene menu weer te geven:

- audiofuncties,

- boordcomputer (zie einde hoofdstuk)

- persoonlijke instellingen - configuratie,

- telefoon (handsfree set).

F Druk op de toets " 5 " of " 6 " om het gewenste menu te selecteren en bevestig door op de toets "OK" te drukken.

36

C3Picasso_nl_Chap02_ecran-multifonction_ed01-2015

Menu "Audiofuncties"

Als de autoradio is ingeschakeld en dit menu is geselecteerd, kunnen de functies van de radio (RDS, REG, RadioText), de CD-speler

(introscan, willekeurig afspelen, herhalen van CD) of de MP3-speler (USB-aansluiting) worden geactiveerd of gedeactiveerd.

Raadpleeg voor meer informatie over de audiofuncties de rubriek Autoradio van het hoofdstuk "Audio en datacommunicatie".

Multifunctionele displays

Menu

"Boordcomputer"

Via dit menu kunt u verschillende informatie met betrekking tot de auto raadplegen (logboek waarschuwingsmeldingen, staat van de functies, ...).

Logboek waarschuwingsmeldingen

Deze functie herhaalt de actieve waarschuwingsmeldingen door ze achtereenvolgens op het multifunctionele display te laten verschijnen.

Staat van de functies

Deze functie somt de actieve en inactieve functies die in deze auto aanwezig zijn op.

De afstand tot de bestemming invoeren

Hiermee kunt u een door u geschatte afstand tot de plaats van bestemming invoeren.

F Druk op de toets "MENU" om het algemene menu weer te geven.

F Druk op de pijlen en vervolgens op de toets

"OK" om het menu "Boordcomputer" te selecteren.

F

Selecteer in het menu "Boordcomputer" de volgende functies:

2

C3Picasso_nl_Chap02_ecran-multifonction_ed01-2015

37

Multifunctionele displays

Menu "Persoonlijke instellingen - configuratie"

Als dit menu is geselecteerd, kunnen de volgende functies worden geselecteerd:

- parameters van de auto,

- configuratie van het display,

- taalkeuze.

Parameters van de auto instellen

Via dit menu kunnen verschillende systemen van de auto geactiveerd of uitgeschakeld worden:

- het inschakelen van de ruitenwisser achter als de achteruitversnelling wordt ingeschakeld (zie het hoofdstuk "Zicht"),

- de dagrijverlichting (zie het hoofdstuk

"Zicht"),

- de follow me home-verlichting.

Via dit menu kunt u ook het bandenspanningscontrolesysteem resetten

(zie het hoofdstuk "Veiligheid").

38

C3Picasso_nl_Chap02_ecran-multifonction_ed01-2015

Voorbeeld: instellen van de tijdsduur van de follow me home-verlichting

F Druk op de toets " 5 " of " 6 " en vervolgens op "OK" om het gewenste menu te selecteren.

F Druk op de toets " 7 " of " 8 " om de gewenste waarde in te stellen (15, 30 of

60 seconden) en druk op de toets "OK" om te bevestigen.

F Druk op de toets " 5 " of " 6 " en vervolgens op "OK" om het item "Follow me home" te selecteren.

F Druk op de toets " 5 " of " 6 " en vervolgens op "OK" om "OK" te selecteren en bevestigen of op de toets "Terug" om de uitgevoerde handeling af te breken.

Multifunctionele displays

Menu "Telefoon"

Configuratie display

Als dit menu is geselecteerd, kunnen de volgende parameters worden geselecteerd:

- instellen lichtsterkte-video,

- instellen datum en tijd,

- kiezen van eenheden.

Wanneer het brandstofverbruik in mpg wordt weergegeven, wordt de op het display getoonde infiormatie met betrekking tot de snelheid en de afstand in mijlen weergegeven.

Taalkeuze

Als dit menu is geselecteerd, kunt u in de weergegeven lijst een andere taal voor de weergave van het display selecteren.

In verband met de veiligheid mag de bestuurder de instellingen aan het multifunctioneel scherm alleen bij stilstaande auto verrichten.

Datum en tijd instellen

F Selecteer de functie " Instellen datum en tijd " met de toets " 5 " of " 6 ".

F Druk op de toets "OK" om te bevestigen.

F Stel de parameters één voor één in met de toets " 7 " of " 8 " en bevestig met de toets

"OK" .

F Selecteer vervolgens het vakje "OK" op het scherm en bevestig.

Zet uw Autoradio aan en kies dit menu.

Vervolgens kunt u uw handsfree Bluetoothtelefoon configureren (koppelen), de diverse telefoonboeken (gesprekkenlijst, diensten...) raadplegen en uw gesprekken (opnemen, gesprek beëindigen, wisselgesprek, privémodus...) beheren.

Voor nadere details over de functie "Telefoon" verwijzen wij naar de rubriek Autoradio van het hoofdstuk "Audio en datacommunicatie".

2

39

C3Picasso_nl_Chap02_ecran-multifonction_ed01-2015

Multifunctionele displays

Boordcomputer

De boordcomputer geeft actuele informatie over het rijden (actieradius, brandstofverbruik...).

Monochroom display A

De boordcomputer kan de volgende informatie weergeven:

- actieradius,

F Druk nogmaals op de toets om terug te keren naar de oorspronkelijke weergave.

Op 0 stellen

- huidig brandstofverbruik,

Weergave van de informatie

- afgelegde afstand,

- gemiddeld brandstofverbruik,

F Druk herhaaldelijk op de toets op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar om de verschillende gegevens van de boordcomputer weer te geven.

- gemiddelde snelheid.

F Druk langer dan 2 seconden op de toets om de afgelegde afstand, het gemiddelde brandstofverbruik en de gemiddelde snelheid op 0 te zetten.

40

C3Picasso_nl_Chap02_ecran-multifonction_ed01-2015

Monochroom display C

Multifunctionele displays

Weergave van de informatie

F Druk herhaaldelijk op de toets op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar om de verschillende standen van de boordcomputer weer te geven:

- De actuele informatie:

● de actieradius,

● het huidige brandstofverbruik,

● de nog af te leggen afstand.

- Het traject "1" :

● afgelegde afstand,

● gemiddeld brandstofverbruik,

● gemiddelde snelheid voor het eerste traject.

- Het traject "2" :

● afgelegde afstand,

● gemiddeld brandstofverbruik,

● gemiddelde snelheid voor het tweede traject.

F Druk nogmaals op de toets om terug te keren naar het vorige scherm.

Traject op nul zetten

F Druk de knop op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar langer dan

2 seconden in zodra het gewenste traject wordt aangegeven.

De trajecten "1" en "2" zijn onafhankelijk en hebben dezelfde eigenschappen.

Traject "1" kan bijvoorbeeld gebruikt worden voor een dagelijks verbruik en traject "2" voor een maandelijks verbruik.

2

41

C3Picasso_nl_Chap02_ecran-multifonction_ed01-2015

Multifunctionele displays

Boordcomputer, enkele definities

Actieradius

(km of miles)

Aantal kilometers dat u nog met de resterende hoeveelheid brandstof kunt rijden (berekend op basis van het gemiddelde verbruik over de laatste afgelegde kilometers).

Huidig verbruik

(l/100 km, km/l of mpg)

Berekend over de laatste verstreken seconden.

Deze functie wordt alleen weergegeven bij snelheden vanaf 30 km/h.

Deze waarde kan variëren door een gewijzigde rijstijl of het rijden op een helling, waardoor het momentele brandstofverbruik aanzienlijk kan wijzigen.

Gemiddeld verbruik

(l/100 km, km/l of mpg)

Berekend sinds de laatste nulstelling van de trajectgegevens.

Als de actieradius minder dan 30 km bedraagt, verschijnen streepjes op het display. Na het tanken van minimaal 5 liter brandstof wordt de actieradius opnieuw berekend en weergegeven als deze meer dan 100 km bedraagt.

Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als tijdens het rijden de streepjes continu worden weergegeven.

Gemiddelde snelheid

(km/h of mph)

Berekend sinds de laatste nulstelling van de trajectgegevens.

Afgelegde afstand

(km of miles)

Berekend sinds de laatste nulstelling van de trajectgegevens.

Nog af te leggen afstand

(km of miles)

Dit is de nog af te leggen afstand tot de eindbestemming. Deze afstand wordt op elk moment tijdens het navigeren berekend of wordt ingevoerd door de gebruiker.

Bij het ontbreken van de afstand verschijnen er streepjes in plaats van cijfers.

42

C3Picasso_nl_Chap02_ecran-multifonction_ed01-2015

Comfort

Ventilatie

De ventilatie zorgt voor een optimaal comfort in het interieur.

Luchttoevoer

De lucht in het interieur wordt gefilterd en wordt van buitenaf toegevoerd via het luchtrooster onder de voorruit, of in het interieur gerecirculeerd.

Luchtgeleiding

De lucht kan afhankelijk van de instellingen van de bestuurder via verschillende circuits worden toegevoerd:

- rechtstreekse toevoer naar het interieur

(toevoer van buitenlucht),

- toevoer via het verwarmingscircuit,

- toevoer via het circuit van de airconditioning.

Stel de temperatuurregeling in: de lucht van de verschillende circuits wordt gemengd om het gewenste comfortniveau te bereiken.

Stel de luchtverdeling in: de lucht wordt via de gewenste uitstroomopeningen over het interieur verdeeld.

Stel de luchtopbrengst in: de aanjagersnelheid wordt verhoogd of verlaagd.

Bedieningspaneel

Het systeem wordt bediend via het bedieningspaneel A van de middenconsole.

Volgens uitvoering zijn de volgende functies aanwezig:

- temperatuurregeling,

- luchtopbrengstregeling,

- regeling luchtverdeling,

- ontdooien en ontwasemen,

- handbediende of automatische airconditioning.

3

Luchtverdeling

1.

Uitstroomopeningen voor het ontdooien of ontwasemen van de voorruit en de zijruiten/

2.

Uitstroomopeningen voor het ontdooien of ontwasemen van de zijruiten.

3.

Afsluitbare en verstelbare zijventilatieroosters.

4.

Afsluitbare en verstelbare middelste ventilatieroosters.

5.

Uitstroomopeningen beenruimte voorpassagiers.

6.

Uitstroomopeningen beenruimte achterpassagiers.

43

C3Picasso_nl_Chap03_confort_ed01-2015

Comfort

Gebruiksadviezen voor verwarming, ventilatie en airconditioning

Neem voor een optimale werking van de verwarming, ventilatie en airconditioning de volgende gebruiksadviezen in acht:

F Als de binnentemperatuur zeer hoog blijft nadat de auto lang in de zon heeft gestaan, kunt u het passagierscompartiment kort ventileren.

Stel de aanjager zo in dat de interieurlucht goed ververst wordt.

F Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur het luchtinlaatrooster onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters en overige ventilatieopeningen alsmede de uitstroomopening in het interieur aan weerszijden van de hoedenplank vrij blijven.

F Let erop dat de zonnesensor op het dashboard (achter het instrumentenpaneel) niet wordt afgedekt. Deze sensor dient voor de regeling van de airconditioning.

F Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per maand 5 tot 10 minuten aan om het systeem in perfecte staat te houden.

F Controleer regelmatig de staat van het interieurfilter en laat de filterelementen periodiek vervangen (zie het hoofdstuk "Onderhoud").

Wij raden u een gecombineerd interieurfilter aan. Dankzij het speciale toegevoegde actieve filter draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor de inzittenden en een schoon interieur (vermindering van allergische reacties, stank en vetaanslag).

F Laat de airconditioning regelmatig controleren om het systeem in perfecte staat te houden.

F Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Condensvorming in de airconditioning kan ertoe leiden dat er zich een klein plasje water onder de auto vormt. Dit is een normaal verschijnsel.

Het airconditioningssysteem is chloorvrij en is niet schadelijk voor de ozonlaag.

Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een steile helling bij een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld voor een optimale trekkracht van de motor.

44

C3Picasso_nl_Chap03_confort_ed01-2015

Achterruitverwarming

De achterruitverwarming kan worden ingeschakeld met de toets op het bedieningspaneel van de verwarming of airconditioning.

Aan

De achterruitverwarming werkt uitsluitend bij draaiende motor.

F Druk op deze toets om de achterruit en de buitenspiegels te ontwasemen.

Het verklikkerlampje van de toets gaat branden.

UIT

De achterruitverwarming wordt automatisch uitgeschakeld om onnodig brandstofverbruik te voorkomen.

F U kunt de achterruitverwarming ook eerder uitschakelen door nogmaals op de toets te drukken. Het verklikkerlampje van de toets gaat uit.

F Schakel, zodra de omstandigheden het toelaten, de achterruit- en buitenspiegelverwarming uit. Dit leidt tot een lager stroomverbruik, waardoor uw auto minder brandstof verbruikt.

Comfort

3

C3Picasso_nl_Chap03_confort_ed01-2015

45

Comfort

Verwarming / ventilatie

Handbediende airconditioning

De verwarming/ventilatie en airconditioning werken uitsluitend bij draaiende motor.

1. Temperatuurregeling

F Draai de knop van blauw

(koel) naar rood (warm) om de temperatuur naar behoefte in te stellen.

2. Luchtopbrengstregeling

F Draai de knop in één van de vijf standen om de gewenste luchtopbrengst te verkrijgen.

F Wanneer de knop van de luchtopbrengstregeling in de stand

0 staat (uitschakeling van het systeem), wordt het thermische comfort niet meer geregeld. Er blijft door de rijwind echter nog wel een kleine luchtstroom gehandhaafd.

46

C3Picasso_nl_Chap03_confort_ed01-2015

3. Luchtverdeling

Voorruit en zijruiten.

Voorruit, zijruiten en beenruimte.

Beenruimte.

Middelste ventilatieroosters en zijventilatieroosters.

De luchtstroom kan worden gevarieerd door de knop in een middenstand te zetten.

4. Toevoer van buitenlucht/ luchtrecirculatie

De toevoer van buitenlucht voorkomt het beslaan van de voorruit en zijruiten.

De recirculatiestand dient om de luchttoevoer af te sluiten bij stank en stofoverlast.

Schakel zo snel mogelijk de toevoer van buitenlucht weer in om te voorkomen dat de luchtkwaliteit in het interieur achteruitgaat en de ruiten beslaan.

F Druk op deze toets om de lucht in het interieur te laten recirculeren. Het lampje brandt om aan te geven dat de luchtrecirculatie is ingeschakeld.

F Druk nogmaals op de toets om de toevoer van buitenlucht weer in te schakelen. Het lampje gaat uit.

5. Airconditioning aan/uit

De airconditioning kan tijdens alle seizoenen effectief gebruikt worden, mits de ruiten zijn gesloten.

Het systeem stelt u in staat:

- de temperatuur in het interieur 's zomers te verlagen,

- in de winter bij temperaturen boven 3°C beslagen ruiten snel te ontwasemen.

Aan

F Druk op de toets "A/C" : het lampje van de toets gaat branden.

De airconditioning werkt niet als de aanjagerknop 2 in de stand "0" staat .

Om de toevoer van koele lucht te versnellen kunt u gedurende enkele ogenblikken de recirculatie van de interieurlucht inschakelen.

Schakel daarna weer over op de toevoer van buitenlucht.

Uit

F Druk nogmaals op de toets "A/C" : het lampje van de toets gaat uit.

Door het uitschakelen van de airconditioning kan hinder ontstaan (vocht, beslaan van ruiten).

C3Picasso_nl_Chap03_confort_ed01-2015

Comfort

3

47

Comfort

Automatische airconditioning met gescheiden regeling

De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende motor.

Automatische werking

2. Regeling bestuurderszijde 1. Automatisch programma

"comfort"

F Druk op de toets "AUTO" .

Het lampje van de toets gaat branden.

3. Regeling passagierszijde

De bestuurder en de voorpassagier kunnen de temperatuur afzonderlijk naar wens instellen.

Het is raadzaam deze stand te gebruiken: het systeem regelt de temperatuur, de luchtopbrengst, de luchtverdeling naar de luchtroosters en de luchtrecirculatie automatisch en optimaal aan de hand van de door u ingestelde waarde.

Het systeem kan tijdens alle seizoenen effectief gebruikt worden, mits de ruiten zijn gesloten.

De op het display weergegeven waarde heeft betrekking op een bepaald comfortniveau en niet op de werkelijke temperatuur in graden

Celsius of Fahrenheit.

F Draai de knop 2 of 3 naar links of naar rechts om deze waarde te verlagen of te verhogen.

Voor een optimaal comfort wordt de waarde

21 aanbevolen. Niettemin is afhankelijk van uw wensen een afstelling tussen 18 en

24 gebruikelijk.

Om bij koude motor de toevoer van koude lucht te beperken, wordt de aanjagerregeling geleidelijk op het optimale niveau gebracht.

Bij koud weer wordt de warme lucht uitsluitend naar de voorruit, de zijruiten en de beenruimte van de passagiers verdeeld.

Voor een optimaal comfort is het raadzaam dat het verschil in instelling links en rechts niet meer dan 3 bedraagt.

Als de temperatuur in de auto bij het instappen veel lager of hoger is dan de ingestelde waarde, heeft het geen zin om voor het gewenste comfort de ingestelde waarde te wijzigen. Het systeem compenseert automatisch en zo snel mogelijk het temperatuurverschil.

48

C3Picasso_nl_Chap03_confort_ed01-2015

Comfort

4. Automatisch programma

"zicht"

In sommige gevallen kan het programma "comfort" niet toereikend blijken om de ruiten condens- en ijsvrij te houden

(vocht, veel inzittenden, vorst...).

F Druk op deze toets om het automatische programma "zicht" in te schakelen. Het lampje van de toets gaat branden.

Het systeem regelt automatisch de airconditioning, de luchtopbrengst, de luchttoevoer en de luchtverdeling naar de luchtroosters voor een optimale ontwaseming van de voorruit en zijruiten.

F Druk nogmaals op deze toets of op

"AUTO" om het systeem af te sluiten. Het lampje van de toets gaat uit en dat van de toets "AUTO" gaat branden.

Handmatig verstellen

Al naar gelang uw wensen kunt u de automatische bediening van het systeem handmatig aanpassen. De overige functies worden automatisch geregeld.

F Druk op de toets "AUTO" om het systeem weer volledig automatisch te laten functioneren.

Om het interieur maximaal te verkoelen of te verwarmen is het mogelijk de minimale waarde 14 of de maximale waarde 28 te overschrijden.

F Draai de knop 2 of 3 naar links totdat "LO" verschijnt of naar rechts totdat "HI" verschijnt.

5. Airconditioning aan/uit

F Druk op deze toets om de airconditioning uit te schakelen.

Als de airconditioning wordt uitgeschakeld, wordt het thermische comfort niet meer geregeld (vocht, beslagen ruiten).

F Druk de toets nogmaals in zodra dit mogelijk is om de automatische werking van de airconditioning te hervatten. Het lampje van de toets "A/C" gaat branden

3

49

C3Picasso_nl_Chap03_confort_ed01-2015

Comfort

6. Regeling luchtverdeling

F Druk op één of meer toetsen om de luchtstroom te verdelen naar:

- de voorruit en de zijruiten (ontwasemen of ontdooien),

- de voorruit, de zijruiten en de ventilatieroosters,

- de voorruit, de zijruiten, de ventilatieroosters en de beenruimte van de passagiers,

- de ventilatieroosters en de beenruimte van de passagiers,

- de ventilatieroosters,

- de beenruimte van de passagiers,

- de voorruit, de zijruiten en de beenruimte van de passagiers.

7. Regeling luchtopbrengst

F Draai deze knop naar links om de luchtopbrengst te verminderen of naar rechts om deze te verhogen.

De lampjes van de luchtopbrengst, tussen de twee propellers, gaan afhankelijk van de ingestelde waarde geleidelijk branden.

8. Toevoer van buitenlucht/ luchtrecirculatie

F Druk op deze toets om de lucht in het interieur te laten recirculeren. Het lampje van de toets gaat branden.

De luchtrecirculatie dient om de toevoer van buitenlucht bij stank en stofoverlast af te sluiten.

F

Druk de toets, zodra de luchtrecirculatie niet meer nodig is, nogmaals in om de toevoer van buitenlucht te hervatten en het beslaan van de ruiten te voorkomen. Het lampje van de toets gaat uit.

9. Centrale regeling/gescheiden regeling

F Druk op deze toets om de instellingen van de passagierszijde af te stemmen op die van de bestuurderszijde

(centrale regeling). Het lampje van de toets gaat branden.

Uitschakelen van het systeem

F Draai de knop van de luchtopbrengst naar links tot alle lampjes uitgaan.

Alle functies van de airconditioning en het ventilatiesysteem worden dan uitgeschakeld.

De temperatuur wordt dan niet meer geregeld, maar er blijft een kleine luchtstroom gehandhaafd.

F Draai de knop van de luchtopbrengst naar rechts of druk op de toets "AUTO" om het systeem weer met de laatst ingestelde waarden in te schakelen.

Vermijd het te lang rijden met ingeschakelde luchtrecirculatie of een uitgeschakeld systeem om te voorkomen dat de ruiten beslaan of de luchtkwaliteit vermindert.

50

C3Picasso_nl_Chap03_confort_ed01-2015

Comfort

Parfumeur

De parfumeur, die voor een aangename geur in de auto zorgt, kan met een draaiknop naar wens worden ingesteld. Het geurelement is in verschillende geuren leverbaar.

Regelknop Geurelement

Het geurelement kan zeer eenvoudig worden vervangen.

U kunt het geurelement op elk moment verwisselen en buiten de auto bewaren, dankzij de houder waarmee het element kan worden afgesloten als het reeds is gebruikt.

Bij het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats zijn verschillende geuren leverbaar.

De regelknop is geïntegreerd in het dashboard.

Met behulp van deze knop kunt u de sterkte van de geur instellen.

F Draai de knop naar rechts om de geur in de auto te verspreiden.

F Draai de knop naar links om de parfumeur af te sluiten.

Gooi het originele element niet weg: dit moet worden gebruikt om het systeem af te sluiten als de geurelementen niet worden gebruikt.

Draai de knop voor een langere levensduur van het geurelement naar links zodra de sterkte van de geur in het interieur voldoende is.

Houd de middelste ventilatieroosters geopend.

De geursterkte is mede afhankelijk van de instellingen van de ventilatie en de airconditioning.

Voer om veiligheidsredenen handelingen met het geurelement uitsluitend uit bij stilstaande auto.

Haal geurelementen niet uit elkaar.

Probeer de parfumeur of de geurelementen niet bij te vullen.

Vermijd elk contact met de huid en met de ogen.

Houd de geurelementen buiten het bereik van kinderen en huisdieren.

Geurelement verwijderen

F Druk het element in en draai het een kwart omwenteling tegen de wijzers van de klok in.

F Verwijder het element

F Sluit het element af met de houder.

Geurelement plaatsen

F Verwijder de houder van het element.

F Plaats het element (met de bloem rechtsboven).

F Druk de knop in en draai deze een kwart omwenteling met de wijzers van de klok mee.

3

51

C3Picasso_nl_Chap03_confort_ed01-2015

Comfort

Voorstoelen

De zitting, de rugleuning en de hoofdsteun zijn verstelbaar voor een optimale zitpositie.

Verstelling in lengterichting Hoogteverstelling bestuurdersstoel

Rugleuningverstelling

F Til de beugel op en schuif de stoel in de gewenste stand.

F Trek de hendel omhoog of duw deze omlaag tot de gewenste stand bereikt is.

F Duw de handgreep naar achteren.

Zorg er bij het verstellen van de stoel naar achteren voor dat het schuiven van de stoel niet wordt verhinderd door personen of hinderlijke voorwerpen op de vloer achter de stoel om te voorkomen dat de stoel wordt geblokkeerd. Onderbreek het schuiven van de stoel meteen als dit het geval is.

52

C3Picasso_nl_Chap03_confort_ed01-2015

Aanvullende instellingen

Hoogteverstelling hoofdsteun

F Trek de hoofdsteun naar boven om deze hoger te zetten.

F Druk op de pal A en trek de hoofdsteun omhoog om hem te verwijderen.

F Steek om de hoofdsteun terug te zetten de pennen van de hoofdsteun recht in de openingen van de rugleuning tot de hoofdsteun op zijn plaats blijft.

F Druk gelijktijdig op de pal A en op de hoofdsteun om deze lager te zetten.

Voor de veiligheid is het frame van de hoofdsteun gekarteld om te voorkomen dat de hoofdsteun zakt in het geval van een aanrijding.

De juiste stand van de hoofdsteun is als de bovenzijde van de hoofdsteun zich ter hoogte van de bovenzijde van het hoofd bevindt.

Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn verwijderd. De hoofdsteunen moeten zijn geplaatst en correct zijn afgesteld.

Afstellen van de armsteun

F Druk op de knop onder het uiteinde van de armsteun om deze te ontgrendelen.

F Zet de armsteun in de laagste stand.

F Trek de armsteun stapsgewijs omhoog tot u de gewenste stand heeft bereikt.

Voor het opklappen van de hoofdsteun licht u deze op en duwt u hem naar achteren tot voorbij het weerstandspunt.

Comfort

3

53

C3Picasso_nl_Chap03_confort_ed01-2015

Comfort

Bediening stoelverwarming

Bij draaiende motor is de stoelverwarming voor beide voorstoelen afzonderlijk regelbaar.

F Met de draaiknop naast de voorstoel kan de stoelverwarming ingeschakeld worden en kan een verwarmingsstand worden geselecteerd:

0 : Uit.

1 : Laag.

2 : Gemiddeld.

3 : Hoog.

Tafelstand van de passagiersstoel vóór

Als deze stoel net als de achterbank in de tafelstand staat, kunnen lange voorwerpen vervoerd worden.

F Duw de hendel naar boven en houd de rugleuning vast terwijl u deze neerklapt op het zitgedeelte.Klap de hendel van de rugleuningverstelling om om de rugleuning volledig neer te klappen.

F Terugplaatsen van de rugleuning: zet de rugleuning omhoog en druk hem in de vergrendelde stand.

54

C3Picasso_nl_Chap03_confort_ed01-2015

Vergeet niet, alvorens u deze handelingen uitvoert, het opklaptafeltje aan de achterzijde van de rugleuning in te klappen.

In verband met de veiligheid mag de achterpassagier zijn voeten niet op de in de tafelstand geplaatste voorstoel leggen.

Achterbank

Elk achterbankdeel (1/3 - 2/3) is afzonderlijk verstelbaar.

Verstelling in lengterichting Verstelling van de rugleuning

Verstellen van de hoofdsteunen

Comfort

3

F Trek aan de hendel en schuif de achterbank naar voren of naar achteren.

Er zijn twee standen:

- rechtop,

- comfortstand (naar achteren).

Verstellen van de rugleuning:

F Trek de hendel naar voren.

De deelbare achterbank (1/3 - 2/3) is voorzien van kommavormige hoofdsteunen.

Ze zijn verstelbaar in een hoge stand (comfort en veiligheid) en in een lage stand (zicht naar achteren).

Ze zijn bovendien verwijderbaar; ga als volgt te werk:

F trek de hoofdsteun omhoog tot de aanslag,

F druk vervolgens tegen de nok A .

Rijd nooit met verwijderde hoofdsteunen wanneer zich passagiers op de achterbank bevinden. Zorg ervoor dat ze geplaatst zijn en in de hoge stand staan.

55

C3Picasso_nl_Chap03_confort_ed01-2015

Comfort

Ingeklapte stand

F Verplaats, indien nodig, de voorstoel naar voren.

F Verplaats de zitting van de bank zo ver mogelijk naar achteren.

F Schuif de hoofdsteunen in.

F Trek aan hendel A om de rugleuning te ontgrendelen, waarna deze neerklapt op de zitting.

De bank verdwijnt in de vloer, waarna u over een vlakke doorlopende vloer beschikt.

De rugleuning terugplaatsen:

F Kantel de rugleuning naar achteren totdat deze blokkeert.

F Zet het zitgedeelte in de gewenste stand.

56

C3Picasso_nl_Chap03_confort_ed01-2015

Let er bij het terugplaatsen op dat de gordels niet klem komen te zitten.

Comfort

Spiegels

Buitenspiegels

Inklappen

F Van buitenaf: vergrendel de auto met de afstandsbediening of de sleutel.

F Vanuit het interieur: trek bij aangezet contact de schakelaar A vanuit de middelste stand naar achteren.

Als de buitenspiegels zijn ingeklapt met behulp van de schakelaar A , worden ze niet automatisch uitgeklapt als de auto wordt ontgrendeld. Trek nogmaals de schakelaar A naar achteren om de buitenspiegels uit te klappen.

De buitenspiegel is elektrisch verstelbaar.

Aan de onderkant van het spiegelhuis is een in- en uitstapverlichting geïntegreerd.

Deze verlichting gaat branden bij het openen of sluiten van een portier. De verlichting werkt volgens een tijdschakeling.

Verstellen

F Zet de knop A naar links of rechts om de desbetreffende spiegel te selecteren.

F Duw de knop B in de 4 richtingen om de spiegel af te stellen.

F Zet de knop A weer in het midden.

De weergegeven objecten in de buitenspiegels lijken verder af dan ze in werkelijkheid zijn.

Hiermee moet rekening worden gehouden om de afstand ten opzichte van achteropkomend verkeer goed in te schatten.

Uitklappen

F Van buitenaf: ontgrendel de auto met de afstandsbediening of de sleutel.

F Vanuit het interieur: trek bij aangezet contact de schakelaar A vanuit de middelste stand naar achteren.

Het automatisch in- en uitklappen van de buitenspiegels kan worden gedeactiveerd door het CITROËNnetwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

Klap de elektrisch bediende spiegels nooit handmatig in of uit.

3

57

C3Picasso_nl_Chap03_confort_ed01-2015

Comfort

Binnenspiegel

Verstelbare spiegel voor het zicht recht achter de auto.

De binnenspiegel is voorzien van een nachtstand waardoor de spiegel donkerder wordt en de bestuurder minder hinder ondervindt van de zon en van koplampverlichting van achteropkomend verkeer ...

Binnenspiegel met handbediende dag-/nachtstand Automatisch dimmende binnenspiegel

Stuurwielverstelling

Verstellen

F Stel de spiegel af als deze in de dagstand staat.

Dag-/nachtstand

F

Trek aan het hendeltje om de spiegel in de nachtstand te zetten.

F

Duw het hendeltje naar voren om de spiegel terug te zetten in de dagstand.

Om veiligheidsredenen moeten de spiegels zo zijn ingesteld dat de "dode hoek" zo klein mogelijk is.

Dankzij een sensor die de hoeveelheid licht die vanaf de achterzijde van de auto op de spiegel valt meet, gaat de binnenspiegel geleidelijk en automatisch over van de dag- in de nachtstand.

F Zorg dat de auto stilstaat en trek aan de hendel om het stuurwiel te ontgrendelen.

F Verstel het stuurwiel in hoogte en diepte voor een optimale zithouding.

F Druk de hendel goed vast om het stuurwiel te vergrendelen.

Voer deze handelingen om veiligheidsredenen uitsluitend uit bij stilstaande auto.

Zodra de achteruitversnelling wordt ingeschakeld, wordt de spiegel in de dagstand gezet voor een maximaal zicht naar achteren.

58

C3Picasso_nl_Chap03_confort_ed01-2015

Toegang tot de auto

Sleutel met afstandsbediening

U kunt de auto centraal ontgrendelen of vergrendelen met de sleutel in het portierslot of met de afstandsbediening. De sleutel met afstandsbediening dient tevens voor de lokalisering en het starten van de auto en maakt deel uit van de diefstalbeveiliging.

Ontgrendelen van de auto

Uitklappen van de sleutel

F Druk op deze knop om de sleutel uit te klappen.

Ontgrendelen met de afstandsbediening

F Druk op het geopende hangslot om de auto te ontgrendelen.

Ontgrendelen met de sleutel

F Draai de sleutel linksom in het slot van het bestuurdersportier om de auto te ontgrendelen.

Het ontgrendelen wordt bevestigd door het gedurende ongeveer 2 seconden snel knipperen van de richtingaanwijzers.

Tegelijkertijd worden, afhankelijk van de uitvoering van de auto, de buitenspiegels uitgeklapt.

Vergrendelen van de auto

Vergrendelen met de afstandsbediening

F Druk op het symbooltje van het gesloten hangslot om de auto te vergrendelen.

Het vergrendelen wordt bevestigd door het gedurende ongeveer 2 seconden branden van de richtingaanwijzers.

Tegelijkertijd worden, afhankelijk van de uitvoering van de auto, de buitenspiegels ingeklapt.

Als een van de portieren of de achterklep geopend is, werkt de centrale vergrendeling niet.

Als de auto is vergrendeld en per ongeluk wordt ontgrendeld zonder dat binnen 30 seconden een van de portieren of de achterklep wordt geopend, wordt de auto automatisch weer vergrendeld.

Vergrendelen met de sleutel

F Draai de sleutel rechtsom in het slot van het bestuurdersportier om de auto te vergrendelen.

Het in- en uitklappen van de buitenspiegels met de afstandsbediening kan worden uitgeschakeld door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

4

59

C3Picasso_nl_Chap04_ouverture_ed01-2015

Toegang tot de auto

Storing afstandsbediening

Na het losnemen en weer aansluiten van de accukabels, het vervangen van de batterij van de afstandsbediening of een storing in de afstandsbediening kan de auto niet meer met de afstandsbediening ontgrendeld, vergrendeld en gelokaliseerd worden.

F Ontgrendel of vergrendel de auto eerst met de sleutel in het slot.

F Synchroniseer vervolgens de afstandsbediening.

Batterij vervangen

Inklappen van de sleutel

F Druk op deze knop om de sleutel in te klappen.

Wanneer u deze knop niet indrukt bij het inklappen van de sleutel, kan het mechanisme beschadigd raken.

Lokaliseren van de auto

F

Druk op het symbooltje van het gesloten hangslot om de eerder vergrendelde auto te lokaliseren op een parkeerplaats.

De plafonniers gaan branden en de richtingaanwijzers knipperen gedurende enkele seconden.

Synchroniseren

F Zet het contact af.

F Zet de sleutel in de stand 2 (Contact) .

F Druk zo snel mogelijk gedurende enkele seconden op de vergrendelknop (gesloten hangslot) van de afstandsbediening.

F Zet het contact af en verwijder de sleutel uit het contactslot.

De afstandsbediening werkt nu weer.

Raadpleeg zo snel mogelijk het CITROËNnetwerk als de storing niet is verholpen.

Batterij ref.: CR1620 / 3 V.

Als de batterij van de afstandsbediening leeg is, wordt u gewaarschuwd door dit verklikkerlampje, een geluidssignaal en een melding.

F Wip het huis met een muntstuk bij het oog los.

F Verwijder de lege batterij.

F Schuif de nieuwe batterij in de juiste richting op zijn plaats.

F Klik het huis vast.

F Synchroniseer de afstandsbediening.

60

C3Picasso_nl_Chap04_ouverture_ed01-2015

Sleutels verloren

Ga met het kentekenbewijs van de auto, uw legitimatiebewijs en indien mogelijk de sticker met de sleutelcode naar het CITROËN-netwerk.

Het CITROËN-netwerk kan de speciale code van de sleutel en de transponder opzoeken en voor nieuwe sleutels zorgen.

Afstandsbediening

De radiografische afstandsbediening is een systeem met een groot bereik. Het is raadzaam om niet met de knop van de afstandsbediening te spelen, om te voorkomen dat de portieren per ongeluk ontgrendeld worden.

Druk nooit op de knoppen van uw afstandsbediening buiten het bereik en het zicht van uw auto. De afstandsbediening kan dan onbruikbaar worden en moet in dat geval opnieuw worden gesynchroniseerd.

Geen enkele afstandsbediening kan functioneren als de sleutel in het contactslot zit, zelfs als het contact uitstaat, behalve voor het synchroniseren.

Vergrendelen van de auto

Het rijden met vergrendelde portieren kan in geval van nood de toegang tot het interieur belemmeren.

Laat uit veiligheidsoverwegingen geen kinderen alleen achter in de auto.

Neem in alle gevallen de sleutel mee als u de auto verlaat.

Diefstalbeveiliging

Breng geen wijzigingen aan in de elektronische startblokkering; dit kan tot storingen leiden.

Bij het aanschaffen van een gebruikte auto

Laat door het CITROËN-netwerk controleren of alle in uw bezit zijnde sleutels met uw auto zijn gelinkt, zodat u er zeker van kunt zijn dat deze sleutels de enige zijn waarmee uw auto ontgrendeld en gestart kan worden.

Toegang tot de auto

Gooi de lege batterijen van de afstandsbediening niet weg: ze bevatten metalen die schadelijk zijn voor het milieu.

Lever lege batterijen in bij een speciaal verzamelpunt.

4

61

C3Picasso_nl_Chap04_ouverture_ed01-2015

Toegang tot de auto

Ruitbediening

U kunt de ruiten handmatig of automatisch volledig openen en sluiten. De ruiten met eentrapsbediening zijn voorzien van een antiklemvoorziening en de elektrisch bedienbare ruiten achter kunnen bij alle uitvoeringen worden geblokkeerd voor de veiligheid van kinderen op de achterbank.

1.

Ruitbediening bestuurderszijde.

2.

Ruitbediening passagierszijde.

3.

Ruitbediening rechts achter.

4.

Ruitbediening links achter.

5.

Blokkeren elektrisch bedienbare ruiten en portieren achter.

Elektrische ruitbediening

F Druk op of trek aan de schakelaar. De ruit stopt zodra u de schakelaar loslaat.

Eentraps elektrische ruitbediening

U hebt twee mogelijkheden:

De schakelaars van de ruitbediening kunnen na het afzetten van het contact nog gedurende ongeveer 45 seconden of totdat een van de voorportieren geopend wordt, worden bediend.

- handmatige bediening

F Duw of trek de schakelaar tot het zware punt. De ruit stopt zodra u de schakelaar loslaat.

- automatische bediening

F Duw of trek de schakelaar voorbij het zware punt. Als u de schakelaar hebt losgelaten, opent of sluit de ruit volledig.

F Bedien de schakelaar opnieuw om het openen of sluiten te stoppen.

Nadat de sleutel uit het contact is genomen, kunnen de ruiten nog ongeveer 45 seconden, of tot een voorportier wordt geopend, worden bediend.

62

C3Picasso_nl_Chap04_ouverture_ed01-2015

Toegang tot de auto

Antiklemvoorziening

De eentraps elektrische ruitbediening is voorzien van een antiklemvoorziening.

Als de ruit wordt gesloten en tegen een obstakel stuit, stopt de ruit en gaat deze gedeeltelijk weer open.

Als de ruit bijvoorbeeld bij vorst niet wil sluiten:

F druk dan op de schakelaar om de ruit helemaal te openen,

F trek vervolgens de schakelaar omhoog tot de ruit volledig is gesloten,

F houd de schakelaar na het sluiten nog ongeveer 1 seconde vast.

Tijdens deze handelingen is de antiklemvoorziening uitgeschakeld.

Blokkering van de bediening van de ruiten en portieren achter

F Druk, voor de veiligheid van uw kinderen, op de schakelaar 5 om de ruitbediening achter, ongeacht de stand van de ruiten, te blokkeren.

Als het lampje brandt, is de ruitbediening achter geblokkeerd.

Als het lampje gedoofd is, is de ruitbediening achter niet geblokkeerd.

Wanneer deze functie actief is, brandt dit lampje op het instrumentenpaneel enkele seconden.

Tevens worden de bedieningsorganen van de portieren achterin geblokkeerd.

Zie voor meer informatie de rubriek

"Elektrische kinderbeveiliging".

Resetten

Na een storing moet de ruitbediening worden gereset:

F laat de schakelaar los en trek hem opnieuw omhoog totdat de ruit volledig is gesloten,

F houd de schakelaar na het sluiten nog ongeveer 1 seconde vast,

F druk op de schakelaar om de ruit automatisch te openen.

Tijdens deze handelingen is de antiklemvoorziening uitgeschakeld.

Neem bij het verlaten van de auto, zelfs voor een korte periode, altijd de sleutel uit het contact.

4

Wanneer tijdens het bedienen van de ruit iets tussen de ruit en de sponning bekneld raakt, moet de ruit weer worden geopend. Druk daarvoor op de desbetreffende schakelaar.

Wanneer de bestuurder de ruit aan passagierszijde bedient, moet deze ervan verzekerd zijn dat niets het correcte sluiten van de ruit verhindert.

De bestuurder moet ervan verzekerd zijn dat de passagiers op de juiste manier gebruik maken van de elektrische ruitbediening.

Let er vooral op dat kinderen zich tijdens het bedienen van de ruit niet kunnen bezeren.

63

C3Picasso_nl_Chap04_ouverture_ed01-2015

Toegang tot de auto

Portieren

Openen

Van buitenaf

F Ontgrendel de auto met de afstandsbediening of de sleutel en trek aan de portiergreep.

Van binnenuit

F Trek aan de portiergreep van het voorportier om het te openen; de auto wordt dan volledig ontgrendeld.

F Trek aan de portiergreep van het achterportier om het te openen; alleen het desbetreffende portier wordt ontgrendeld.

Sluiten

Als een portier niet goed is gesloten:

- bij draaiende motor gaat dit lampje branden in combinatie met een melding die enkele seconden op het multifunctionele display verschijnt,

- tijdens het rijden (snelheid hoger dan

10 km/h) gaat dit lampje branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding die gedurende enkele seconden op het multifunctionele display verschijnt.

64

C3Picasso_nl_Chap04_ouverture_ed01-2015

Toegang tot de auto

Handmatige centrale vergrendeling

Deze functie biedt de mogelijkheid de portieren en de achterklep van binnenuit handmatig en volledig te vergrendelen of te ontgrendelen.

Vergrendelen

F Druk op de knop A om de auto te vergrendelen.

Het rode lampje van de knop gaat branden.

Als een van de portieren is geopend, werkt de centrale vergrendeling van het interieur niet.

Ontgrendelen

F Druk nogmaals op de knop A om de auto te ontgrendelen.

Het rode lampje van de knop gaat uit.

Automatische centrale vergrendeling

Deze functie zorgt ervoor dat de portieren en de achterklep tijdens het rijden automatisch en volledig worden vergrendeld.

U kunt de functie desgewenst inschakelen of uitschakelen.

Als de auto van buitenaf is vergrendeld, knippert het rode lampje en is de knop

A inactief.

F Gebruik in dat geval de afstandsbediening of de sleutel om de auto te ontgrendelen.

Vergrendelen

Zodra sneller wordt gereden dan 10 km/h, worden de portieren en de achterklep automatisch vergrendeld.

De automatische centrale vergrendeling werkt niet als een van de portieren is geopend.

Als de achterklep is geopend, is de automatische centrale vergrendeling van de portieren actief.

Ontgrendelen

F Druk als sneller wordt gereden dan

10 km/h op de knop A om de portieren en de achterklep tijdelijk te ontgrendelen.

Het rijden met vergrendelde portieren kan in geval van nood de toegang tot het interieur bemoeilijken.

4

65

C3Picasso_nl_Chap04_ouverture_ed01-2015

Toegang tot de auto

Noodbediening

Functie die het mogelijk maakt om de portieren mechanisch te vergrendelen of te ontgrendelen bij een lege accu of in het geval van een storing in de centrale vergrendeling.

Mocht de centrale vergrendling defect zijn, dan moet u de accupolen losnemen om de koffer te vergrendelen, waarna u de complete auto kunt vergrendelen.

Inschakelen

F Druk langer dan 2 seconden op de knop A .

Op het multifunctionele display verschijnt een melding ter bevestiging, in combinatie met een geluidssignaal.

Vergrendelen van het bestuurdersportier

F Steek de sleutel in het slot en draai deze rechtsom.

Uitschakelen

F

Druk nogmaals langer dan 2 seconden op de knop A .

Op het multifunctionele display verschijnt een melding ter bevestiging, in combinatie met een geluidssignaal.

Het rijden met vergrendelde portieren kan in geval van nood de toegang tot het interieur bemoeilijken.

Ontgrendelen van het bestuurdersportier

F Steek de sleutel in het slot en draai deze linksom.

Vergrendelen van de overige portieren

F Steek de sleutel in de slotplaat in de zijkant van het portier en draai de sleutel een achtste omwenteling .

Ontgrendelen van de overige portieren

F Trek aan de portiergreep aan de binnenzijde.

66

C3Picasso_nl_Chap04_ouverture_ed01-2015

Toegang tot de auto

Achterklep

Openen

F Ontgrendel de auto, trek aan de handgreep en trek de achterklep omhoog.

Sluiten

F Trek de achterklep omlaag met behulp van de handgreep aan de binnenzijde.

Als de achterklep niet goed is gesloten:

- bij draaiende motor gaat het verklikkerlampje branden in combinatie met een melding op het multifunctionele display gedurende enkele seconden,

- tijdens het rijden (snelheid hoger dan

10 km/h) gaat het verklikkerlampje branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display gedurende enkele seconden.

Noodbediening

Hiermee kan bij een lege accu of een eventuele storing in de centrale vergrendeling de achterklep mechanisch ontgrendeld worden.

4

Ontgrendelen

F Klap de achterbank naar voren om bij het slot in de bagageruimte te komen,

F Steek een kleine schroevendraaier in de opening A van het slot om de achterklep te ontgrendelen.

67

C3Picasso_nl_Chap04_ouverture_ed01-2015

Toegang tot de auto

Panoramadak met glas

U hebt de beschikking over een panoramadak met getint glas, waardoor de lichtinval en het zicht in het interieur worden vergroot. Het dak is voorzien van twee afzonderlijk handmatig bedienbare zonneschermen, ter verbetering van het thermische comfort in het interieur.

Openen Sluiten

F Licht de handgreep van het betreffende zonnescherm op en laat het los.

Elk zonnnescherm is voorzien van een oprolmechanisme waardoor het opgeborgen wordt zodra u het loslaat.

Zonnescherm voor

F Trek het zonnescherm naar achteren tot het vergrendelt.

Zonnescherm achter

F Trek het zonenscherm naar voren tot het vergrendelt.

68

C3Picasso_nl_Chap04_ouverture_ed01-2015

Brandstoftank

Inhoud van de brandstoftank: ongeveer 50 liter

(benzine) of 48 liter (diesel); (Afhankelijk van de uitvoering : ongeveer 30 liter (benzine of diesel)) .

Waarschuwing brandstofniveau

Als dit controlelampje gaat branden, is het minimale niveau in de brandstoftank bereikt. Op het moment dat het lampje gaat branden, bevindt zich nog ongeveer 5 liter brandstof in de tank.

Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat u met een lege tank strandt.

Raadpleeg indien u strandt met een lege tank

(diesel) het hoofdstuk "Controles".

Tanken

Op een label aan de binnenzijde van de tankklep staat de voorgeschreven soort brandstof voor uw auto aangegeven.

Veilig tanken:

F zet altijd de motor af,

F open de brandstoftankklep,

F steek de sleutel in de dop en draai de sleutel linksom,

F verwijder de dop en bevestig deze aan de haak aan de binnenzijde van de klep,

F u kunt de auto aftanken, maar laat het vulpistool nooit meer dan 3 keer afslaan . Indien dit wel gebeurt, kunnen er storingen optreden.

Voor een juiste weergave van de brandstofmeter is het raadzaam minimaal 5 liter brandstof te tanken.

Zolang de brandstoftankdop niet is vastgedraaid, kan de sleutel niet uit de dop worden verwijderd.

Bij het openen van de brandstoftankdop kan een aanzuiggeluid van lucht hoorbaar zijn. Dit is normaal en komt doordat de afdichting van het brandstofcircuit een onderdruk veroorzaakt.

Na het tanken:

F breng de dop aan,

F draai de sleutel naar rechts en verwijder deze vervolgens uit de dop,

F sluit de brandstoftankklep.

C3Picasso_nl_Chap04_ouverture_ed01-2015

Toegang tot de auto

4

69

Toegang tot de auto

Brandstof voor benzinemotoren

Auto's met benzinemotoren kunnen rijden op biobrandstoffen van het type E10 (deze bevatten 10% ethanol) die voldoen aan de

Europese richtlijnen EN 228 en EN 15376.

Brandstoffen van het type E85 (deze bevatten tot 85% ethanol) zijn uitsluitend geschikt voor auto's die speciaal bestemd zijn voor dit type brandstof (BioFlex-auto's). De kwaliteit van de ethanol moet voldoen aan de Europese richtlijn

EN 15293.

Brandstof voor dieselmotoren

Auto's met dieselmotoren kunnen rijden op biobrandstoffen die aan de huidige en toekomstige Europese richtlijnen voldoen

(diesel die voldoet aan de richtlijn EN

590 gemengd met biobrandstof die voldoet aan de richtlijn EN 14214) en die aan de pomp getankt kunnen worden (met een gehalte aan methyl-estervetzuren van 0 tot 7%).

Het gebruik van biobrandstof B30 is bij bepaalde dieselmotoren mogelijk. Maar als deze brandstof, ook al is het slechts incidenteel, wordt gebruikt, moeten de bijzondere onderhoudsvoorschriften strikt worden nageleefd. Raadpleeg het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Het gebruik van elk ander type (bio)brandstof

(zuivere of verdunde plantaardige of dierlijke olie, stookolie ...) is nadrukkelijk verboden

(kans op schade aan de motor en het brandstofcircuit).

70

C3Picasso_nl_Chap04_ouverture_ed01-2015

Tankbeveiliging (diesel)*

Dit mechanisme is aangebracht in auto's met een dieselmotor, waardoor het onmogelijk is om benzine te tanken. Hiermee wordt schade aan motoren, ontstaan door het tanken van de verkeerde brandstof, voorkomen.

Deze voorziening, die in de tankopening is ingebouwd, is zichtbaar zodra u de brandstoftankdop verwijdert.

Het vullen van de brandstoftank met behulp van een jerrycan is wel mogelijk.

Houd de tuit van de jerrycan recht, druk deze niet tegen de klep van de tankbeveiliging en giet voorzichtig om ervoor te zorgen dat de brandstof netjes in de vulopening stroomt.

Werking

Wanneer u bij een dieseluitvoering een benzinetankpistool in de tankopening plaatst, wordt dit tegengehouden door een klep, waardoor het vergrendeld blijft en er dus niet getankt kan worden.

Probeer in dat geval niet toch te tanken maar kies een dieseltankpistool.

Reizen naar het buitenland

Omdat de tankpistolen voor het tanken van Diesel per land kunnen verschillen, kan de aanwezigheid van een tankbeveiliging op de auto er toe leiden dat tanken niet mogelijk is.

Wij adviseren u daarom voordat u naar het buitenland afreist bij het CITROËNnetwerk te informeren of uw auto geschikt is om in het desbetreffende land te kunnen tanken.

* Volgens land van verkoop.

C3Picasso_nl_Chap04_ouverture_ed01-2015

Toegang tot de auto

4

71

Zicht

Lichtschakelaar

Met de lichtschakelaar kunt u de verlichting van de auto selecteren en inschakelen.

Hoofdverlichting

De lichtschakelaar heeft verschillende standen om de zichtbaarheid van de auto en het zicht van de bestuurder aan te passen aan de omgeving:

- parkeerlicht: om gezien te worden,

- dimlicht: voor een optimaal zicht zonder medeweggebruikers te verblinden,

- grootlicht: voor een optimaal zicht op wegen zonder medeweggebruikers.

Uitvoering zonder automatische inschakeling

Handbediende functies

De lichtschakelaar bestaat uit de ring A en de hendel B .

A.

Ring voor de selectie van de stand van de hoofdverlichting: draai aan de ring om het symbool van de gewenste stand tegenover het merkteken te zetten.

Lichten uit (afgezet contact) /

Dagrijverlichting (draaiende motor).

Automatische verlichting.

Aanvullende verlichting

Uw auto is voorzien van aanvullende verlichting voor specifieke weersomstandigheden:

- één mistachterlicht zodat u gezien wordt bij slecht zicht

- mistlampen vóór, waardoor u een beter zicht krijgt

Uitvoering met automatische inschakeling

Instellingen

Het verlichtingssysteem heeft verschillende extra automatische functies, afhankelijk van de uitvoering van uw auto:

- follow me home-verlichting,

- automatische verlichting.

72

C3Picasso_nl_Chap05_visibilite_ed01-2015

Parkeerlicht.

Dimlicht of grootlicht.

B.

Trek de hendel naar u toe om over te schakelen van dim- naar grootlicht en terug.

Als de verlichting is uitgeschakeld of wanneer alleen de parkeerlichten zijn ingeschakeld, kunt u een lichtsignaal geven door de hendel naar u toe te trekken.

Verklikkerlampjes

Een verklikkerlampje op het instrumentenpaneel geeft aan dat de geselecteerde verlichting is ingeschakeld.

Zicht

Uitvoering met één mistachterlicht

Uitvoering met mistlampen vóór en mistachterlicht

C.

Ring voor de selectie van de mistverlichting.

De mistverlichting werkt in combinatie met dimlicht en grootlicht.

Mistachterlicht

F Draai de ring C naar voren om het mistachterlicht in te schakelen.

Wanneer de verlichting automatisch wordt uitgeschakeld (uitvoeringen met de stand

AUTO), blijven het mistachterlicht en het dimlicht branden.

F Draai de ring C naar achteren om de verlichting volledig uit te schakelen.

Mistlampen vóór en mistachterlicht

Als de verlichting automatisch wordt uitgeschakeld (uitvoeringen met automatische verlichting) of als het dimlicht handmatig wordt uitgeschakeld, blijven de mistverlichting en het parkeerlicht branden.

F Draai de ring naar achteren om de mistverlichting uit te schakelen. Het parkeerlicht wordt dan ook uitgeschakeld.

5

Bij helder of regenachtig weer, zowel overdag als 's nachts, zijn de mistlampen vóór en het mistachterlicht verblindend voor medeweggebruikers en daarom niet toegestaan.

Vergeet niet de mistlampen uit te zetten zodra ze niet meer nodig zijn.

Verdraai ring C :

F één stand naar voren om de mistlampen vóór in te schakelen,

F twee standen naar voren om het mistachterlicht in te schakelen,

F één stand naar achteren om het mistachterlicht uit te schakelen.

F twee standen naar achteren om de mistlampen voor uit te schakelen.

73

C3Picasso_nl_Chap05_visibilite_ed01-2015

Zicht

Vergeten verlichting

Als u het contact afzet, worden alle lichten automatisch uitgeschakeld, behalve als de automatische follow me home-verlichting is geactiveerd.

Als u handmatig de follow me homeverlichting inschakelt terwijl het contact is afgezet en een van de voorportieren wordt geopend, klinkt een geluidssignaal om aan te geven dat de verlichting nog brandt.

Handbediende follow me home-verlichting

Deze functie zorgt ervoor dat na het afzetten van het contact de dimlichten nog even blijven branden om het uitstappen in het donker te vergemakkelijken.

Onder bepaalde weersomstandigheden

(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich een laagje condens aan de binnenzijde van de koplampen en de achterlichten vormen; dit verdwijnt enkele minuten na het ontsteken van de koplampen.

Inschakelen

F Geef bij afgezet contact een "lichtsignaal" met de lichtschakelaar.

F Geef nogmaals een "lichtsignaal" om de functie uit te schakelen.

Uitschakelen

Na het vergrendelen van de auto wordt de handbediende follow me home-verlichting na een bepaalde tijd automatisch uitgeschakeld.

74

C3Picasso_nl_Chap05_visibilite_ed01-2015

Zicht

Automatische verlichting

Het parkeerlicht en het dimlicht worden automatisch ingeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is of in bepaalde gevallen dat de ruitenwissers worden ingeschakeld.

De verlichting wordt uitgeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is of nadat het wissen is gestopt.

Koppeling met follow me homeverlichting

De koppeling van dit systeem aan de automatische verlichting biedt de volgende extra mogelijkheden:

- automatische inschakeling van de follow me home-verlichting als de automatische verlichting is ingeschakeld (via "Instellingen auto" in het configuratiemenu van het multifunctionele display.

- instellen van de duur van de follow me home-verlichting (15, 30 of 60 seconden) via het configuratiemenu van de auto op het multifunctionele display (geldt niet voor het monochroomdisplay type A , waarbij dit is voorgeprogrammeerd).

Storing

Bij een storing in de lichtsensor gaat de verlichting branden, wordt dit pictogram weergegeven op het instrumentenpaneel en/of verschijnt een melding op het multifunctionele display, in combinatie met een geluidssignaal.

Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

5

Als de lichtsensor bij mist of sneeuw voldoende licht waarneemt, wordt de verlichting niet automatisch ingeschakeld.

Dek de met de regensensor gecombineerde lichtsensor die zich in het midden van de voorruit achter de binnenspiegel bevindt, niet af. De aan de sensor gekoppelde functies kunnen dan niet meer worden bediend.

Inschakelen

F Draai de ring A in de stand "AUTO" . Het inschakelen wordt bevestigd door een melding op het multifunctionele display.

Uitschakelen

F Draai de ring A in een andere stand dan de stand "AUTO" . Het uitschakelen wordt bevestigd door een melding op het multifunctionele display.

75

C3Picasso_nl_Chap05_visibilite_ed01-2015

Zicht

Led-dagrijverlichting

De dagverlichting geeft de auto een herkenbare uitstraling en bestaat uit twee sets van leds die zich onder iedere koplampunit bevinden.

Als de motor wordt gestart, wordt de dagrijverlichting automatisch ingeschakeld als de lichtschakelaar in de stand "0" of "AUTO" staat.

Zodra de parkeerlichten of het dim- of grootlicht handmatig of automatisch wordt ingeschakeld, gaat de dagrijverlichting uit.

Configureren

Voor landen waar het voeren van dagrijverlichting niet wettelijk verplicht is, kunt u de functie in- of uitschakelen via het configuratiemenu op het multifunctionele display.

In landen waar het wél verplicht is overdag verlichting te voeren :

- is de functie standaard ingeschakeld en mag deze niet worden uitgeschakeld,

- branden overdag ook de parkeerlichten en de kentekenplaatverlichting,

- wordt de dagrijverlichting uitgeschakeld zodra het dimlicht handmatig of automatisch wordt ingeschakeld.

In deze landen gaat bij auto's zonder led-dagrijverlichting het dimlicht automatisch branden bij het starten van de motor.

76

C3Picasso_nl_Chap05_visibilite_ed01-2015

Statische bochtverlichting

Tijdens het rijden met dim- of grootlicht wordt de mistlamp vóór ingeschakeld om de binnenkant van de bocht extra te verlichten bij snelheden tot 40 km/h (handig in de stad, op bochtige wegen, kruispunten, parkeergarages enz.).

met statische bochtverlichting

Zicht

Statische bochtverlichting ingeschakeld

De bochtverlichting wordt in de volgende gevallen ingeschakeld:

- bij het inschakelen van een richtingaanwijzer,

of

- als het stuurwiel ver genoeg wordt verdraaid.

Statische bochtverlichting werkt niet

De verlichting werkt in de volgende gevallen niet:

- bij een geringe stuuruitslag,

- bij snelheden boven 40 km/h,

- als de achteruit is ingeschakeld.

5 zonder statische bochtverlichting

77

C3Picasso_nl_Chap05_visibilite_ed01-2015

Zicht

Koplampen verstellen

Verstel de koplampen met halogeenlampen afhankelijk van de belading van uw auto om verblinding van medeweggebruikers te voorkomen.

0. 1 of 2 personen op de voorstoelen.

-.

Minder dan 5 personen.

1. 5 personen.

.

5 personen + maximaal toegestane belading.

2-3

. Bestuurder + maximaal toegestane belading.

Stand "0" : basisinstelling.

78

C3Picasso_nl_Chap05_visibilite_ed01-2015

Reizen naar het buitenland

Wanneer u uw auto gaat gebruiken in een land waarin het verkeer aan de andere kant van de weg rijdt, moet de afstelling van de dimlichten worden gewijzigd om te voorkomen dat tegemoetkomend verkeer wordt verblind.

Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Zicht

Ruitenwisserschakelaar

De ruitenwissers voor en achter zorgen voor een optimaal zicht voor de bestuurder, ongeacht de weersomstandigheden.

Uitvoering met intervalstand

Instellen

U kunt de volgende functies instellen:

- automatische werking van de ruitenwissers vóór,

- automatisch inschakelen van de ruitenwisser achter bij het inschakelen van de achteruitversnelling.

Uitvoering met automatische ruitenwissers

Handmatige functies

De ruitenwisserschakelaar bestaat uit de hendel A en de ring B .

Ruitenwissers vóór

A.

Selecteer de wissnelheid met de hendel.

Hoge snelheid (hevige neerslag).

Normale snelheid (matige regenval).

Interval (wissnelheid aangepast aan de wagensnelheid).

Uit.

Eén keer wissen (duw de hendel even omlaag).

of

Automatisch en één keer wissen.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek.

5

79

C3Picasso_nl_Chap05_visibilite_ed01-2015

Zicht

B.

Ring voor de selectie van de ruitenwisser achter: uit, interval,

Ruitenwisser achter

Schakel de automatische werking van de ruitenwisser achter uit bij sneeuwval of strenge vorst en bij montage van een fietsendrager op de achterklep. Dit kan worden uitgevoerd via het configuratiemenu van het multifunctionele display.

wissen en sproeien (gedurende enige tijd).

Wisbereik

Door de bolle vorm van de achterruit valt een deel van de achterruit buiten het wisbereik.

Achteruitversnelling

Als de ruitenwissers vóór aan staan op het moment dat u de achteruitversnelling inschakelt, treedt automatisch ook de ruitenwisser achter in werking.

Instellen

Deze functie kan worden geactiveerd of gedeactiveerd via het configuratiemenu van het multifunctionele display.

Deze functie is standaard geactiveerd.

Ruitensproeiers voor

Trek de hendel naar u toe: de ruitensproeiers treden in werking en na enige tijd worden ook de ruitenwissers ingeschakeld.

80

C3Picasso_nl_Chap05_visibilite_ed01-2015

Zicht

Automatische ruitenwissers vóór

De ruitenwissers worden automatisch ingeschakeld als de sensor achter de binnenspiegel regen detecteert. De snelheid van de ruitenwissers wordt aangepast aan de hoeveelheid neerslag.

Dit wordt bevestigd door een melding op het display.

Als het contact meer dan 1 minuut afgezet is geweest, moet de automatische werking van de ruitenwissers opnieuw worden geactiveerd door de hendel kort omlaag te duwen.

Verticale stand van de ruitenwissers voor

Inschakelen

Dit gebeurt handmatig door de hendel omlaag te duwen in de stand "AUTO" .

Dit wordt bevestigd door een melding op het display.

Uitschakelen

Beweeg de hendel omhoog en vervolgens in de stand "0" om de ruitenwissers handmatig te bedienen.

Storing

In het geval van een storing in de automatische werking van de ruitenwissers werken deze in de intervalstand.

Laat het systeem controleren door het

CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

Dek de regensensor, die zich gecombineerd met de lichtsensor in het midden van de voorruit achter de binnenspiegel bevindt, niet af.

Schakel de automatische werking van de ruitenwissers uit als de auto wordt gewassen in een wasstraat.

Wacht 's winters met het inschakelen van de automatische ruitenwissers tot de voorruit ontdooid is om de wisserbladen niet te beschadigen.

Als de ruitenwisserschakelaar binnen één minuut nadat het contact is afgezet wordt bediend, gaan de ruitenwissers in de verticale stand staan.

Deze stand kan worden gebruikt voor 's winters parkeren en het vervangen of het reinigen van de ruitenwisserbladen zonder dat daardoor de motorkap wordt beschadigd.

Zet het contact aan en bedien de ruitenwisserschakelaar om de ruitenwissers na de werkzaamheden weer in de ruststand te zetten.

Voor een langdurige doeltreffende werking van de ruitenwissers raden wij u aan:

- voorzichtig met de ruitenwissers om te gaan,

- de ruitenwissers regelmatig te reinigen met zeepsop,

- de ruitenwissers niet te gebruiken om een stuk karton op de voorruit te houden,

- de ruitenwissers te vervangen zodra ze sporen van slijtage gaan vertonen.

5

81

C3Picasso_nl_Chap05_visibilite_ed01-2015

Zicht

Plafonniers

Via de plafonniers kunt u de interieurverlichting instellen en inschakelen.

Plafonniers vóór en achter

In deze stand gaat de interieurverlichting geleidelijk branden:

- als de auto wordt ontgrendeld,

- als de sleutel uit het contact wordt verwijderd,

- als een portier wordt geopend,

- als op de vergrendelknop van de afstandsbediening wordt gedrukt om de auto te lokaliseren.

De interieurverlichting gaat geleidelijk uit:

- als de auto wordt vergrendeld,

- als het contact wordt aangezet,

- 30 seconden na het sluiten van het laatste portier.

Permanent uit.

Als de interieurverlichting permanent is ingeschakeld, blijft deze gedurende een bepaalde tijd branden:

- bij afgezet contact: ongeveer

10 minuten,

- in de eco-modus: ongeveer

30 seconden,

- bij draaiende motor: onbeperkt.

Kaartleeslampjes

F Druk bij aangezet contact op de desbetreffende schakelaar.

Permanent aan.

1.

Plafonnier vóór

2.

Kaartleeslampjes

3.

Plafonnier achter

82

C3Picasso_nl_Chap05_visibilite_ed01-2015

Zicht

Verlichting bagageruimte

Plafonnier met sfeerverlichtings-led

Een sfeerverlichtings-led in de plafonnier

(beschikbaar afhankelijk van de uitvoering) verbetert het zicht in de auto onder donkere omstandigheden.

Inschakelen

De led gaat branden bij het inschakelen

(handmatig of automatisch) van de parkeerlichten, het dimlicht of het grootlicht.

Uitschakelen

De led van de plafonnier gaat uit:

- bij het handmatig uitschakelen van de parkeerlichten, het dimlicht of het grootlicht

(lichtschakelaar in de stand " 0 "),

- bij voldoende licht in de omgeving

(lichtschakelaar in de stand " AUTO ").

De verlichting van de bagageruimte gaat automatisch branden zodra de bagageruimte wordt geopend en dooft zodra deze wordt gesloten.

De led brandt onafhankelijk van de lamp in de plafonnier vóór en de kaartleeslampjes.

De brandduur van de bagageruimteverlichting hangt af van de situatie:

- bij afgezet contact: ongeveer

10 minuten,

- in de eco-modus: ongeveer

30 seconden,

- bij draaiende motor: onbeperkt.

5

De led kan niet onafhankelijk worden in- of uitgeschakeld.

83

C3Picasso_nl_Chap05_visibilite_ed01-2015

Voorzieningen

Voorzieningen in het interieur vóór

1.

Zonneklep.

2.

Kinderspiegel.

3.

Handgreep met kleerhangerhaak.

4.

Navigatiedisplay en parfumeur.

of

Opbergvak.

5.

Bergruimte.

6.

Dashboardkastje.

7.

Kaartvakken.

8.

Open bergvak aan de buitenkant van de passagiersstoel.

9.

Kaarthouder.

10.

12V-aansluiting (max. 120 W).

11.

USB-aansluiting / Jack-aansluiting.

12.

Blikhouder.

84

C3Picasso_nl_Chap06_amenagement_ed01-2015

Dashboardkastje

Voorzieningen

Zonneklep

De zonneklep kan zowel omlaag als naar opzij worden geklapt.

Kinderspiegel

De zonnekleppen zijn voorzien van een afdekbare make-upspiegel en een tickethouder.

De kinderspiegel is aangebracht boven de binnenspiegel. Hiermee kunnen de kleine passagiers achter in de auto in de gaten worden gehouden of kan gemakkelijker een gesprek worden gevoerd tussen de inzittenden voor- en achterin, zonder de instelling van de binnenspiegel te hoeven wijzigen en zonder dat u zich hoeft om te draaien. De spiegel is wegklapbaar om verblinding te voorkomen.

Het dashboardkastje bestaat uit speciale ruimtes voor het opbergen van een fles frisdank, het instructieboekje van de auto, ...

F Trek de handgreep omhoog om het dashboardkastje te openen.

6

C3Picasso_nl_Chap06_amenagement_ed01-2015

85

Voorzieningen

12V-aansluiting Opberglade

F Maak, wanneer u een 12V-accessoire

(maximaal vermogen: 100 W) wilt aansluiten, het kapje los en sluit het accessoire aan.

Het aansluiten van elektrische apparatuur die niet door CITROËN is goedgekeurd, zoals een lader met USBaansluitingen, kan leiden tot storingen in de werking van de elektrische componenten van de auto, zoals een slechte radio-ontvangst of storingen in de weergave van de displays.

Deze bevindt zich onder de voorpassagiersstoel.

Openen

F Til de lade aan de voorzijde op en schuif deze open.

Berg geen zware voorwerpen op in de lade.

86

C3Picasso_nl_Chap06_amenagement_ed01-2015

Kaarthouder

Voorzieningen

Matten

De matten zijn uitneembaar en beschermen de vloerbedekking van de auto.

Terugplaatsen

Terugplaatsen van de mat aan de bestuurderszijde:

F leg de mat goed op zijn plaats,

F druk de bevestigingen vast,

F controleer of de mat goed vastzit.

6

Deze bevindt zich boven op het middendeel van het dashboard.

Hierin kunt u bijvoorbeeld een tol- of parkeerkaart opbergen.

Bevestigen

Gebruik, wanneer u een nieuwe mat bevestigt aan bestuurderszijde, uitsluitend de bevestigingen uit het bijgeleverde zakje.

De overige matten worden gewoon op de vloerbedekking gelegd.

Verwijderen

Verwijderen van de mat aan de bestuurderszijde:

F zet de stoel in de achterste stand,

F maak de bevestigingen los,

F verwijder vervolgens de mat.

Om te voorkomen dat de pedalen blijven hangen:

- gebruik uitsluitend matten die op de bevestigingen van de auto passen; het gebruik van deze bevestigingen is verplicht.

- gebruik nooit meer dan één mat per plaats.

Bij gebruik van niet door CITROËN goedgekeurde matten kan de bediening van de pedalen worden gehinderd en kan de werking van de snelheidsregelaar/begrenzer negatief worden beïnvloed.

87

C3Picasso_nl_Chap06_amenagement_ed01-2015

Voorzieningen

Comfort achterin de auto

Opbergtassen Bekerhouders Vliegtuigtafeltjes

Deze bevinden zich in de rugleuning van de voorstoelen.

Achterop de middenconsole bevindt zich een bekerhouder.

Til de bediening op om het tafeltje te ontgrendelen en klap het tafeltje vervolgens uit.

Leg geen harde of zware voorwerpen op het tafeltje, aangezien deze bij een noodstop of een aanrijding in gevaarlijke projectielen kunnen veranderen.

Vanwege de veiligheid klappen deze tafeltjes naar beneden in wanneer er te veel kracht op uitgeoefend wordt.

88

C3Picasso_nl_Chap06_amenagement_ed01-2015

Zonneschermen opzij Draagplankje

Voorzieningen

Leeslampjes

In de rugleuningen van de voorstoelen zijn achter de tafeltjes leeslampjes geïntegreerd, die bij aangezet contact het tafeltje verlichten, zonder dat de overige inzittenden daar hinder van ondervinden.

De lampjes zijn alleen bereikbaar bij uitgeklapt tafeltje.

F Druk op de knop om het leeslampje aan- of uit te doen.

Voor de ruiten zijn zonneschermen beschikbaar.

Trek aan de lip om de zonwering te bevestigen.

Beweeg de zonwering altijd rustig met de lip omhoog of omlaag.

Wanneer het plankje is uitgeklapt, heeft u een tweedelige bergruimte, als aanvulling op de bergruimte achterin de auto.

6

C3Picasso_nl_Chap06_amenagement_ed01-2015

89

Voorzieningen

Skiluik

Het skiluik kan worden gebruikt voor het vervoeren van lange voorwerpen.

Openen

F Klap het tafeltje omlaag.

F Druk op de ontgrendelingsknop van het luik.

F Laat het skiluik zakken.

F Controleer of de koffervloer in de hoogste stand staat.

F Steek voorwerpen vanuit de bagageruimte door het skiluik.

90

C3Picasso_nl_Chap06_amenagement_ed01-2015

Voorzieningen voor de bagageruimte

1.

Open opbergvakken aan de zijkant.

2.

Verplaatsbare vloerplaat.

3.

Tashaken.

4.

Sjorogen.

5.

Opbergruimte onder de vloerbedekking.

6.

Bagageafdekking.

Voorzieningen

6

C3Picasso_nl_Chap06_amenagement_ed01-2015

91

Voorzieningen

Verplaatsbare laadvloer

De vloer van de bagageruimte kunt u in twee standen zetten om:

- het laadvolume maximaal te vergroten,

- de bagageruimte in te delen (opbergen van de hoedenplank...),

- een vlakke laadvloer te verkrijgen van de opening van de achterklep tot aan de voorstoelen, nadat u de achterbank hebt weggeklapt en maximaal naar achteren hebt geplaatst.

De verplaatsbare laadvloer in de lage stand zetten

F Trek de laadvloer via de lus omhoog.

F Verplaats de laadvloer via de geleidingen aan de zijkant naar achteren en vervolgens naar beneden.

De verplaatsbare laadvloer in de hoge stand zetten

F Licht de verplaatstbare laadvloer via de lus op.

F Verplaats de laadvloer naar achteren en vervolgens naar boven, tot deze in de hoogste stand staat.

Als de laadvloer in de hoge stand is gezet, kunnen de hoedenplank en kwetsbare voorwerpen worden opgeborgen.

De verplaatsbare laadvloer is voorzien van vier sjorogen die u kunt gebruiken om uw bagage met behulp van het als accessoire leverbare bagagenet vast te zetten.

Maak altijd de bagageruimte leeg voordat u de verplaatsbare laadvloer in een andere stand zet.

92

C3Picasso_nl_Chap06_amenagement_ed01-2015

Voorzieningen

Haken Hoedenplank met 2 kleppen

Hieraan kunt u een boodschappentas ophangen.

Het achterste deel is met twee koorden aan de achterklep bevestigd.

Verwijderen van de hoedenplank

Vanuit de bagageruimte:

F haak de beide koorden los,

F trek de hoedenplank naar u toe om hem los te maken uit de klemmen,

F til de hoedenplank op en verwijder hem.

Berg de hoedenplank vervolgens op in de bagageruimte onder de verplaatsbare vloerplaat, nadat u deze eerst in de hoogste stand hebt gezet.

Terugplaatsen van de hoedenplank

Vanuit de bagageruimte:

F houd de hoedenplank zo dat de uitsparingen zich vlak voor de bevestigingspennen bevinden,

F duw de hoedenplank richting het interieur van de auto om hem te bevestigen,

F maak de twee koorden vast.

6

93

C3Picasso_nl_Chap06_amenagement_ed01-2015

Veilig vervoeren van kinderen

Algemene informatie met betrekking tot kinderzitjes

Hoewel CITROËN bij het ontwerp van uw auto veel aandacht heeft besteed aan veiligheidsvoorzieningen voor uw kinderen, is hun veiligheid natuurlijk ook afhankelijk van uzelf.

Volg voor een optimale veiligheid de volgende adviezen op:

- conform de Europese wetgeving dienen kinderen jonger dan 12 jaar of kleiner dan 1,50 m in gehomologeerde, aan het lichaamsgewicht aangepaste kinderzitjes op met veiligheidsgordels of

ISOFIX-bevestigingen uitgeruste plaatsen te worden vervoerd*,

- de veiligste plaats voor het vervoeren van een kind is volgens de statistieken een plaats op de achterbank van uw auto,

- kinderen tot 9 kg moeten zowel voor- als achterin met de rug in de rijrichting worden vervoerd.

CITROËN beveelt u aan kinderen op de achterzitplaatsen van uw auto te vervoeren:

- met de rug in de rijrichting tot

3 jaar,

- met het gezicht in de rijrichting vanaf 3 jaar.

* De regelgeving met betrekking tot het vervoer van kinderen zijn per land verschillend.

Raadpleeg de in uw land geldende regels.

94

C3Picasso_nl_Chap07_securite-enfants_ed01-2015

Kinderzitje achterin

"Rug in de rijrichting" "Gezicht in de rijrichting"

Veilig vervoeren van kinderen

Schuif als u een kinderzitje "met de rug in de rijrichting" achterin plaatst de voorstoel naar voren en zet de rugleuning van de voorstoel rechtop, zodat het kinderzitje de voorstoel niet raakt.

Schuif als u een kinderzitje "met het gezicht in de rijrichting" achterin plaatst de voorstoel naar voren en zet de rugleuning van de voorstoel rechtop, zodat de benen van het kind de voorstoel niet raken.

Controleer of de veiligheidsgordel goed is aangetrokken.

Controleer bij kinderzitjes met een steun of deze steun stabiel op de vloer staat. Verzet indien nodig de voorstoel van de auto.

C3Picasso_nl_Chap07_securite-enfants_ed01-2015

7

95

Veilig vervoeren van kinderen

Kinderzitje op de passagiersstoel voor*

"Met de rug in de rijrichting" "Met het gezicht in de rijrichting"

Wanneer een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de passagiersstoel voor wordt geplaatst, moet de stoel in de middelste stand van de verstelling in lengterichting worden geschoven en moet de rugleuning rechtop worden gezet.

De airbag vóór aan passagierszijde moet zijn uitgeschakeld. Gebeurt dit niet, dan kan het kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken .

Wanneer een kinderzitje met het gezicht in de rijrichting op de passagiersstoel voor wordt geplaatst, moet de stoel in de middelste stand van de verstelling in lengterichting worden geschoven, moet de rugleuning rechtop worden gezet en mag de airbag vóór aan passagierszijde niet worden uitgeschakeld.

Passagiersstoel in de middelste stand van de verstelling in lengterichting.

Controleer of de veiligheidsgordel goed strak staat.

Controleer bij kinderzitjes met een steun of deze goed op de vloer rust.

Verstel indien nodig de passagiersstoel.

* Raadpleeg de wetgeving in uw land voordat u een kinderzitje op deze plaats bevestigt.

96

C3Picasso_nl_Chap07_securite-enfants_ed01-2015

Veilig vervoeren van kinderen

Uitschakelen van de airbag vóór aan passagierszijde

Plaats nooit een kind in een kinderzitje

"met de rug in de rijrichting" op de voorpassagiersstoel als de airbag vóór aan passagierszijde is ingeschakeld.

Het kind kan in dat geval bij een aanrijding ernstig en zelfs dodelijk gewond raken.

Dit voorschrift wordt tevens vermeld op de waarschuwingssticker aan beide zijden van de zonneklep aan passagierszijde. Conform de wettelijke voorschriften vindt u op de volgende tabellen deze waarschuwing in alle benodigde talen.

Airbag aan passagierszijde OFF

7

Raadpleeg de rubriek "Airbags" voor meer informatie over het uitschakelen van de airbag vóór aan passagierszijde.

97

C3Picasso_nl_Chap07_securite-enfants_ed01-2015

Veilig vervoeren van kinderen

AR

BG

НИКОГА НЕ инсталирайте детско столче на седалка с АКТИВИРАНА предна ВЪЗДУШНА ВЪЗГЛАВНИЦА. Това може да причини

СМЪРТ или СЕРИОЗНО НАРАНЯВАНЕ на детето.

CS

NIKDY neumisťujte dětské zádržné zařízení orientované směrem dozadu na sedadlo chráněné AKTIVOVANÝM čelním AIRBAGEM. Hrozí nebezpečí SMRTI DÍTĚTE nebo VÁŽNÉHO ZRANĚNÍ.

DA Brug ALDRIG en bagudvendt barnestol på et sæde, der er beskyttet af en AKTIV AIRBAG. BARNET risikerer at blive ALVORLIGT

KVÆSTET eller DRÆBT.

DE Montieren Sie auf einem Sitz mit AKTIVIERTEM Front-Airbag NIEMALS einen Kindersitz oder eine Babyschale entgegen der Fahrtrichtung, das Kind könnte schwere oder sogar tödliche Verletzungen erleiden.

EL

Μη χρησιμοποιείτε ΠΟΤΕ παιδικό κάθισμα με την πλάτη του προς το εμπρός μέρος του αυτοκινήτου, σε μια θέση που προστατεύεται από

ΜΕΤΩΠΙΚΟ αερόσακο που είναι ΕΝΕΡΓΟΣ. Αυτό μπορεί να έχει σαν συνέπεια το ΘΑΝΑΤΟ ή το ΣΟΒΑΡΟ ΤΡΑΥΜΑΤΙΣΜΟ του ΠΑΙΔΙΟΥ

EN NEVER use a rearward facing child restraint on a seat protected by an ACTIVE AIRBAG in front of it, DEATH or SERIOUS INJURY to the

CHILD can occur

ES NO INSTALAR NUNCA un sistema de retención para niños de espaldas al sentido de la marcha en un asiento protegido mediante un

AIRBAG frontal ACTIVADO, ya que podría causar lesiones GRAVES o incluso la MUERTE del niño.

ET Ärge MITTE KUNAGI paigaldage “seljaga sõidusuunas“ lapseistet juhi kõrvalistmele, mille ESITURVAPADI on AKTIVEERITUD. Turvapadja avanemine võib last TÕSISELT või ELUOHTLIKULT vigastada.

FI ÄLÄ KOSKAAN aseta lapsen turvaistuinta selkä ajosuuntaan istuimelle, jonka edessä suojana on käyttöön aktivoitu TURVATYYNY. Sen laukeaminen voi aiheuttaa LAPSEN KUOLEMAN tai VAKAVAN LOUKKAANTUMISEN.

FR NE JAMAIS installer de système de retenue pour enfants faisant face vers l’arrière sur un siège protégé par un COUSSIN GONFLABLE frontal ACTIVÉ.

Cela peut provoquer la MORT de l’ENFANT ou le BLESSER GRAVEMENT

HR

NIKADA ne postavljati dječju sjedalicu leđima u smjeru vožnje na sjedalo zaštićeno UKLJUČENIM prednjim ZRAČNIM JASTUKOM. To bi moglo uzrokovati SMRT ili TEŠKU OZLJEDU djeteta.

HU

SOHA ne használjon menetiránynak háttal beszerelt gyermekülést AKTIVÁLT (BEKAPCSOLT) FRONTLÉGZSÁKKAL védett ülésen. Ez a gyermek HALÁLÁT vagy SÚLYOS SÉRÜLÉSÉT okozhatja.

IT NON installare MAI seggiolini per bambini posizionati in senso contrario a quello di marcia su un sedile protetto da un AIRBAG frontale

ATTIVATO. Ciò potrebbe provocare la MORTE o FERITE GRAVI al bambino.

LT

NIEKADA neįrenkite vaiko prilaikymo priemonės su atgal atgręžtu vaiku ant sėdynės, kuri saugoma VEIKIANČIOS priekinės ORO

PAGALVĖS. Išsiskleidus oro pagalvei vaikas gali būti MIRTINAI arba SUNKIAI TRAUMUOTAS.

98

C3Picasso_nl_Chap07_securite-enfants_ed01-2015

Veilig vervoeren van kinderen

LV

NEKAD NEuzstādiet uz aizmuguri vērstu bērnu sēdeklīti priekšējā pasažiera sēdvietā, kurā ir AKTIVIZĒTS priekšējais DROŠĪBAS GAISA

SPILVENS.

Tas var izraisīt BĒRNA NĀVI vai radīt NOPIETNUS IEVAINOJUMUS.

MT

Qatt m’ghandek thalli tifel/tifla marbut f’siggu dahru lejn l-Airbag attiva, ghaliex tista’ tikkawza korriment serju jew anke mewt lit-tifel/tifla

NL Plaats NOOIT een kinderzitje met de rug in de rijrichting op een zitplaats waarvan de AIRBAG is INGESCHAKELD. Bij het afgaan van de airbag kan het KIND LEVENSGEVAARLIJK GEWOND RAKEN

NO Installer ALDRI et barnesete med ryggen mot kjøreretningen i et sete som er beskyttet med en frontal AKTIVERT KOLLISJONSPUTE,

BARNET risikerer å bli DREPT eller HARDT SKADET.

PL

NIGDY nie instalować fotelika dziecięcego w pozycji "tyłem do kierunku jazdy" na siedzeniu wyposażonym w CZOŁOWĄ PODUSZKĘ

POWIETRZNĄ w stanie AKTYWNYM. Może to doprowadzić do ŚMIERCI DZIECKA lub spowodować u niego POWAŻNE OBRAŻENIA

CIAŁA.

PT NUNCA instale um sistema de retenção para crianças de costas para a estrada num banco protegido por um AIRBAG frontal ACTIVADO.

Esta instalação poderá provocar FERIMENTOS GRAVES ou a MORTE da CRIANÇA.

RO Nu instalati NICIODATA un sistem de retinere pentru copii, dispus cu spatele in directia de mers, pe un loc din vehicul protejat cu AIRBAG frontal ACTIVAT. Aceasta ar putea provoca MOARTEA COPILULUI sau RANIREA lui GRAVA.

RU

ВО ВСЕХ СЛУЧАЯХ ЗАПРЕЩАЕТСЯ использовать обращенное назад детское удерживающее устройство на сиденье, защищенном ФУНКЦИОНИРУЮЩЕЙ ПОДУШКОЙ БЕЗОПАСНОСТИ, установленной перед этим сиденьем.

Это может привести к ГИБЕЛИ РЕБЕНКА или НАНЕСЕНИЮ ЕМУ СЕРЬЕЗНЫХ ТЕЛЕСНЫХ ПОВРЕЖДЕНИЙ

SK

NIKDY neinštalujte detské zádržné zariadenie orientované smerom dozadu na sedadlo chránené AKTIVOVANÝM čelným AIRBAGOM.

Mohlo by dôjsť k SMRTEĽNÉMU alebo VÁŽNEMU PORANENIU DIEŤAŤA.

SL

NIKOLI ne nameščajte otroškega sedeža s hrbtom v smeri vožnje, če je VARNOSTNA BLAZINA pred sprednjim sopotnikovim sedežem

AKTIVIRANA. Takšna namestitev lahko povzroči SMRT OTROKA ali HUDE POŠKODBE.

SR

NIKADA ne koristite dečje sedište koje se okreće unazad na sedištu zaštićenim AKTIVNIM VAZDUŠNIM JASTUKOM ispred njega, jer mogu nastupiti SMRT ili OZBILJNA POVREDA DETETA.

SV Passagerarkrockkudden fram MÅSTE vara avaktiverad om en bakåtvänd bilbarnstol installeras på denna plats. Annars riskerar barnet att

DÖDAS eller SKADAS ALLVARLIGT.

TR

KESİNLKLE HAVA YASTIĞI AKTİF olan ön koltuğa yüzü arkaya dönük bir çocuk koltuğu yerleştirmeyiniz. Bu ÇOCUĞUN ÖLMESİNE veya

ÇOK AĞIR YARALANMASINA sebep olabilir.

7

99

C3Picasso_nl_Chap07_securite-enfants_ed01-2015

Veilig vervoeren van kinderen

Door CITROËN aanbevolen kinderzitjes

CITROËN levert een reeks kinderzitjes met artikelnummer die met een driepunts veiligheidsgordel kunnen worden vastgemaakt:

Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg

L1

"RÖMER Baby-Safe Plus"

Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst.

Groep 2 en 3: van 15 tot 36 kg

L4

"KLIPPAN Optima"

Vanaf 22 kg (vanaf ongeveer 6 jaar): gebruik alleen de zitverhoging.

L5

"RÖMER KIDFIX"

Kan aan de ISOFIX-verankeringen van de auto worden bevestigd.

Het kind wordt beschermd door de veiligheidsgordel.

100

C3Picasso_nl_Chap07_securite-enfants_ed01-2015

Veilig vervoeren van kinderen

Bevestiging van kinderzitjes met de veiligheidsgordel

Conform de Europese wetgeving geeft dit overzicht de mogelijkheden weer met betrekking tot het bevestigen, met een veiligheidsgordel, van een universeel gehomologeerd kinderzitje (a) , gerangschikt naar gewicht van het kind en de plaats in de auto:

Plaats

Passagiersstoel vóór ( c ) (e)

Buitenste zitplaatsen achter (d)

Middelste zitplaats achter

Gewicht van het kind en leeftijdsindicatie

Minder dan 13 kg

(Categorie 0 ( b ) en 0+)

Tot ongeveer 1 jaar

Van 9 tot 18 kg

(Categorie 1)

Van 1 tot ongeveer

3 jaar

Van 15 tot 25 kg

(Categorie 2)

Van 3 tot ongeveer

6 jaar

U U U

U

X

U

X a Universeel kinderzitje: kinderzitje dat in alle auto's bevestigd kan worden met behulp van de veiligheidsgordel.

b Groep 0: vanaf de geboorte tot 10 kg.

Reiswiegen en autobedjes mogen niet op de passagiersplaats voorin worden vervoerd. Als deze op de 2e zitrij worden bevestigd, is het mogelijk dat andere zitplaatsen niet gebruikt kunnen worden c Raadpleeg de huidige wetgeving in uw land alvorens een kinderzitje op deze plaats te bevestigen.

d Schuif wanneer u een kinderzitje achterin plaatst met de rug in de rijrichting of met het gezicht in de rijrichting de voorstoel naar voren en zet de rugleuning rechtop, zodat er voldoende ruimte is voor het kinderzitje en de benen van het kind.

U

X

Van 22 tot 36 kg

(Categorie 3)

Van 6 tot ongeveer

10 jaar

U 7

U

X

Verwijder de hoofdsteun en berg hem op alvorens een kinderzitje met een rugleuning te bevestigen op een passagiersstoel. Plaats de hoofdsteun terug zodra het kinderzitje is verwijderd.

101

C3Picasso_nl_Chap07_securite-enfants_ed01-2015

Veilig vervoeren van kinderen e Wanneer een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorpassagiersstoel wordt geplaatst, moet de airbag aan passagierszijde zijn uitgeschakeld.

de airbag levensgevaarlijk gewond raken .

Wanneer een kinderzitje met het gezicht in de rijrichting op de voorpassagiersstoel wordt geplaatst, mag de airbag aan passagierszijde niet worden uitgeschakeld.

U: zitplaats geschikt voor de bevestiging van een universeel gehomologeerd kinderzitje met een veiligheidsgordel, zowel met de rug in de rijrichting als met het gezicht in de rijrichting.

X: zitplaats die niet geschikt is voor een kinderzitje voor de aangegeven gewichtscategorie.

CITROËN adviseert de achterbank zo ver mogelijk naar achteren te verplaatsen als u hierop kinderen vervoert.

102

C3Picasso_nl_Chap07_securite-enfants_ed01-2015

Veilig vervoeren van kinderen

ISOFIX-bevestigingen

Deze auto is gehomologeerd volgens de nieuwste ISOFIX-normen .

Deze zitplaats is uitgerust met ISOFIXbevestigingen.

Elke zitplaats is voorzien van drie bevestigingsringen:

- twee ringen A , tussen de rugleuning en de zitting van de autostoel, aangegeven via een sticker,

Kinderzitje vastmaken aan de TOP TETHER :

- verwijder de hoofdsteun en berg hem op alvorens het kinderzitje op deze zitplaats te bevestigen (plaats de hoofdsteun terug zodra het kinderzitje is verwijderd),

- haal de riem van het kinderzitje tussen de openingen van de pennen van de hoofdsteun door,

- maak de haak van de bovenste riem vast aan de ring B ,

- trek de bovenste riem strak.

Bij een onjuist geplaatst kinderzitje kan het kind bij een ongeval ernstig letsel oplopen.

- een ring B, die tegen het dak is aangebracht en TOP TETHER wordt genoemd, voor het bevestigen van het hoge gordelgedeelte.

Aan de TOP TETHER kan de bovenste riem van een kinderzitje (indien aanwezig) worden vastgemaakt. Dit systeem beperkt het naar voren kantelen van het kinderzitje bij een frontale aanrijding.

De ISOFIX-bevestigingen zorgen voor een betrouwbare, degelijke en snelle montage van het kinderzitje in uw auto.

De ISOFIX-kinderzitjes beschikken over

2 sloten die eenvoudig aan deze ringen kunnen worden verankerd.

Sommige zitjes hebben een hoog gordelgedeelte dat u aan ring B bevestigt.

Volg nauwkeurig de montagevoorschriften in de handleiding die bij het kinderzitje is geleverd.

Raadpleeg het overzicht voor meer informatie over de mogelijkheden van het plaatsen van

ISOFIX-kinderzitjes in uw auto.

Plaats voor het bevestigen van ISOFIX kinderzitjes de achterbank zo ver mogelijk naar achteren.

7

103

C3Picasso_nl_Chap07_securite-enfants_ed01-2015

Veilig vervoeren van kinderen

Door CITROËN aanbevolen en voor uw auto goedgekeurd

ISOFIX-kinderzitje

"RÖMER Duo Plus ISOFIX"

(gewichtsgroep B1 )

Groep 1: van 9 tot 18 kg

Wordt uitsluitend met het gezicht in de rijrichting geplaatst.

Het zitje wordt verankerd met een bovenste riem aan de ringen A en de ring B , de TOP TETHER.

Drie standen: rechtop, ruststand en ligstand.

Dit kinderzitje kan ook worden bevestigd op zitplaatsen die niet zijn voorzien van ISOFIX-bevestigingen. Het is in dat geval verplicht het kinderzitje met de normale driepunts veiligheidsgordel op de zitplaats van de auto te bevestigen.

Volg bij het plaatsen van het kinderzitje de gebruiksaanwijzing van de fabrikant van het zitje.

104

C3Picasso_nl_Chap07_securite-enfants_ed01-2015

Veilig vervoeren van kinderen

Overzicht bevestiging ISOFIX-kinderzitjes

Overeenkomstig de Europese wetgeving geeft het overzicht de mogelijkheden aan voor het bevestigen van een ISOFIX-kinderzitje op een plaats in de auto voorzien van ISOFIX-bevestigingen.

Bij universele en semi-universele ISOFIX-kinderzitjes wordt de ISOFIX-maat op het kinderzitje naast het ISOFIX-logo aangegeven met een letter

( A t/m G ).

Type ISOFIX-kinderzitje

ISOFIX-maat

Tot 10 kg

(categorie 0)

Tot ca.

6 maanden

Reiswieg

F G

Gewicht van het kind / leeftijdsindicatie

Tot 10 kg

(categorie 0)

Tot 13 kg

(categorie 0+)

Tot ca. 1 jaar

Van 9 tot 18 kg (categorie 1)

Van ca. 1 tot ca. 3 jaar

"rug in de rijrichting"

"rug in de rijrichting"

"gezicht in de rijrichting"

C D E C D A B B1

ISOFIX-kinderzitjes universeel en semi-universeel geschikt voor bevestiging op de zijzitplaatsen achterin

IL-SU * IL-SU

IUF: zitplaats geschikt voor de bevestiging van een universeel gehomologeerd ISOFIX- kinderzitje met het gezicht in de rijrichting en een bovenste riem.

IL-SU: zitplaats geschikt voor de bevestiging van een semi-universeel gehomologeerd ISOFIX-kinderzitje: -

- rug in de rijrichting voorzien van een bovenste riem of een steun,

- gezicht in de rijrichting voorzien van een steun,

- reiswieg voorzien van een bovenste riem of een steun.

Raadpleeg de paragraaf "ISOFIX-bevestigingen" voor meer informatie over de bevestiging van de bovenste riem.

* De ISOFIX-reiswieg, die wordt bevestigd aan de onderste ISOFIX-bevestigingen van een zitplaats, neemt twee zitplaatsen achter in beslag.

IL-SU

IUF

IL-SU

Verwijder de hoofdsteun en berg hem op alvorens een kinderzitje met een rugleuning te bevestigen op een passagiersstoel. Plaats de hoofdsteun terug zodra het kinderzitje is verwijderd.

7

105

C3Picasso_nl_Chap07_securite-enfants_ed01-2015

Veilig vervoeren van kinderen

Adviezen

De onjuiste bevestiging van een kinderzitje brengt de veiligheid van het kind in gevaar bij een aanrijding.

Controleer of er geen veiligheidsgordel of gesp van de veiligheidsgordel onder het kinderzitje zit; dat zou de stabiliteit van het zitje in gevaar kunnen brengen.

Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels of het tuigje van het kinderzitje, zelfs bij korte ritten, worden vastgemaakt waarbij de speling ten opzichte van het lichaam van het kind zoveel mogelijk moet worden beperkt.

Zorg er bij het bevestigen van het kinderzitje met de veiligheidsgordel voor dat de veiligheidsgordel correct tegen het kinderzitje is gespannen en dat de gordel het kinderzitje stevig op zijn plaats houdt. Schuif de passagiersstoel, wanneer deze versteld kan worden, indien nodig naar voren.

Laat bij de achterzitplaatsen altijd voldoende ruimte tussen de voorstoel en:

- het kinderzitje "met de rug in de rijrichting",

- de voeten van het kind in het kinderzitje

"met het gezicht in de rijrichting".

Schuif daartoe de voorstoel naar voren en zet de rugleuning ervan, indien nodig, rechter op.

Zorg er voor een optimale bevestiging van het kinderzitje "met het gezicht in de rijrichting" voor dat de rugleuning van het zitje zo dicht mogelijk tegen de rugleuning van de stoel van de auto aan zit of er zelfs tegenaan drukt.

Verwijder de hoofdsteun alvorens een kinderzitje met een rugleuning te plaatsen op een passagiersstoel.

Berg de hoofdsteun zorgvuldig op om te voorkomen dat de hoofdsteun door de auto vliegt bij krachtig afremmen. Plaats de hoofdsteun terug zodra het kinderzitje is verwijderd.

Kinderen voorin

De regelgeving met betrekking tot het vervoer van kinderen op de passagiersstoel vóór is per land verschillend. Raadpleeg de in uw land geldende regelgeving.

Schakel de airbag vóór aan passagierszijde uit zodra een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorpassagiersstoel wordt geplaatst.

Het kind kan anders bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.

Plaatsen van een stoelverhoger

Het bovenste gedeelte van de veiligheidsgordel moet over de schouder van het kind liggen zonder de hals te raken.

Controleer of de heupgordel goed over de bovenbenen van het kind ligt.

CITROËN beveelt aan een stoelverhoger met rugleuning te gebruiken voorzien van een gordelgeleider ter hoogte van de schouder.

Laat uit veiligheidsoverwegingen:

- geen kinderen zonder toezicht achter in een auto,

- nooit een kind of een dier in een auto achter wanneer alle ruiten gesloten zijn en de auto in de zon staat,

- de sleutels nooit binnen bereik van de kinderen achter in de auto.

Gebruik de kindersloten om te voorkomen dat de portieren en de portierruiten achter per ongeluk geopend worden.

Zorg er voor dat de portierruiten achter niet verder dan voor 1/3 deel geopend worden.

Plaats zonneschermen om uw jonge kinderen tegen de zon te beschermen.

106

C3Picasso_nl_Chap07_securite-enfants_ed01-2015

Veilig vervoeren van kinderen

Mechanisch kinderslot

Beide achterportieren zijn voorzien van een kinderslot om het openen van binnenuit te verhinderen.

De knop bevindt zich op de zijkant van beide achterportieren.

Vergrendelen

F Steek de contactsleutel in de rode knop.

F Draai de knop in de richting die door de pijl op het portier wordt aangegeven.

Ontgrendelen

F Steek de contactsleutel in de rode knop.

F Draai de knop tegen de door de pijl op het portier aangegeven richting in.

Elektrische kinderbeveiliging

De elektrische kinderbeveiliging voorkomt dat beide achterportieren van binnenuit kunnen worden geopend en blokkeert de bediening van de achterportierruiten.

De schakelaar bevindt zich bij de schakelaars van de ruitbediening op het bestuurdersportier.

Inschakelen

F Druk op de knop A .

Het controlelampje van de knop A gaat branden en er verschijnt een melding op het multifunctionele display.

Het lampje blijft branden zolang de elektrische kinderbeveiliging is ingeschakeld.

De actieve status van deze functie wordt gesignaleerd door het tijdelijk branden van dit lampje op het lichtdoorlatende digitale instrumentenpaneel.

Uitschakelen

F Druk nogmaals op de knop A .

Het controlelampje van de knop A gaat uit en er verschijnt een melding op het multifunctionele display.

Het lampje blijft uit zolang de elektrische kinderbeveiliging is uitgeschakeld.

Als het lampje een ander signaal geeft, wijst dit op een storing in de elektrische kinderbeveiliging. Laat het systeem controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

7

Dit systeem werkt onafhankelijk van de centrale vergrendeling; gebruik het nooit in plaats daarvan.

Controleer bij het aanzetten van het contact altijd de stand van de kinderbeveiliging.

Neem vóór het verlaten van de auto altijd de sleutel uit het contact, zelfs voor korte periodes.

107

C3Picasso_nl_Chap07_securite-enfants_ed01-2015

Veiligheid

Richtingaanwijzers

F Links: duw de hendel helemaal omlaag.

F Rechts: duw de hendel helemaal omhoog.

Drie keer knipperen

Beweeg de hendel iets omhoog of omlaag, zonder het zware punt te passeren; de desbetreffende richtingaanwijzers knipperen vervolgens drie keer.

Deze functie kunt u bij elke snelheid gebruiken, maar komt vooral van pas bij het wisselen van rijstrook op wegen met meerdere rijstroken per rijbaan.

Alarmknipperlichten

Lichtsignaal van de richtingaanwijzers om het overige verkeer te waarschuwen in het geval van file, pech, slepen of een ongeval.

Wanneer de richtingaanwijzers na meer dan 20 seconden nog niet zijn uitgeschakeld, wordt bij een snelheid van meer dan 60 km/h automatisch het knippergeluid versterkt.

F Druk deze knop in: de richtingaanwijzers knipperen tegelijkertijd.

De alarmknipperlichten werken ook als het contact is afgezet.

Automatisch inschakelen van de alarmknipperlichten

Bij een noodstop worden de alarmknipperlichten, afhankelijk van de mate van remvertraging, automatisch ingeschakeld.

Zodra er weer gas wordt gegeven gaan de alarmknipperlichten uit.

F U kunt de alarmknipperlichten echter ook uitschakelen door de knop in te drukken.

108

C3Picasso_nl_Chap08_securite_ed01-2015

Claxon

Gebruik de claxon om medeweggebruikers te waarschuwen bij gevaar.

F Druk op een van de spaken van het stuurwiel.

Veiligheid

Bandenspanningscontrolesysteem

Dit systeem controleert automatisch de bandenspanning tijdens het rijden.

Het systeem bewaakt de spanning van de vier banden zodra de auto begint te rijden.

Het systeem vergelijkt de signalen van de snelheidssensoren van de wielen met de referentiewaarden die elke keer nadat de banden op spanning zijn gebracht of na het verwisselen van een wiel moeten worden gereset .

Het systeem geeft een waarschuwing zodra wordt gesignaleerd dat de spanning van een of meer banden te laag is.

Het bandenspanningscontrolesysteem is niet meer dan een hulpmiddel, hetgeen inhoudt dat de waakzaamheid van de bestuurder niet door het systeem kan worden vervangen.

Het systeem onthoudt u niet van de verantwoordelijkheid om elke maand de bandenspanning te controleren (ook die van het reservewiel). Doe dit ook voordat u een lange rit gaat maken.

Het rijden met een te lage bandenspanning heeft een nadelige invloed op het weggedrag en de remweg van de auto en veroorzaakt vroegtijdige bandenslijtage, vooral onder zware omstandigheden (zware belading, hoge snelheden, een lange rit).

Het rijden met een te lage bandenspanning veroorzaakt bovendien een hoger brandstofverbruik.

De voor uw auto voorgeschreven bandenspanning vindt u op de sticker met de bandenspanningen.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de identificatie van de auto.

De bandenspanning moet worden gecontroleerd als de banden "koud" zijn

(de auto staat langer dan een uur stil of er is minder dan 10 km gereden met een beperkte snelheid).

Onder andere omstandigheden

(bij warme banden) moet de bandenspanning ten opzichte van de op de sticker vermelde spanning met

0,3 bar worden verhoogd.

8

109

C3Picasso_nl_Chap08_securite_ed01-2015

Veiligheid

Waarschuwing te lage bandenspanning

U krijgt deze waarschuwing als dit lampje blijft branden in combinatie met een geluidssignaal en, volgens uitvoering, een melding.

F Verminder onmiddellijk uw snelheid en vermijd plotselinge stuurbewegingen en krachtig remmen.

F Stop zodra dit mogelijk is op een veilige plaats.

Een te lage bandenspanning is niet altijd aan de band te zien. Een visuele controle is dus niet voldoende.

F Gebruik in het geval van een lekke band de bandenreparatieset of het reservewiel

(volgens uitvoering), of

F controleer als u een compressor in de auto hebt, bijvoorbeeld die van de set voor tijdelijke bandenreparatie, de spanning van de vier banden als deze zijn afgekoeld, of

F rijd voorzichtig verder als het niet mogelijk is om deze controle onmiddellijk uit te voeren.

De waarschuwing blijft actief tot het systeem is gereset.

Resetten

Elke keer nadat u een of meer banden op spanning hebt gebracht en na het verwisselen van een of meer wielen, moet u het systeem resetten.

Er is een sticker op de middenstijl aan de bestuurderszijde aangebracht om u hierop attent te maken.

Controleer voordat u het systeem gaat resetten of de spanning van de vier banden overeenkomstig de gebruiksomstandigheden van de auto en de voorschriften op de sticker met de bandenspanningen is.

Het bandenspanningscontrolesysteem geeft geen meldingen als de bandenspanning bij het resetten onjuist is.

110

C3Picasso_nl_Chap08_securite_ed01-2015

Veiligheid

Het resetten van het systeem moet gebeuren bij afgezet contact en stilstaande auto via het configuratiemenu van de auto.

Auto's zonder autoradio of met navigatiesysteem

Auto's met autoradio

F Druk op de toets MENU om het hoofdmenu weer te geven.

F Druk op de toets " 5 " of " 6 " om het menu

" Config. auto " te selecteren en bevestig uw keuze door op de toets OK te drukken.

F Druk op de toets " 5 " of " 6 " om " Reset bandensp " te selecteren en bevestig uw keuze door op de toets OK te drukken.

F Selecteer " ja " of " nee " en druk op OK .

Er verschijnt een melding waarmee u wordt gevraagd om uw verzoek te bevestigen.

F Bevestig uw keuze door op de toets OK te drukken.

F Bevestig en sluit het menu vervolgens.

F Druk op de toets MENU om het hoofdmenu weer te geven.

F Druk op de toets " 5 " of " 6 "om het menu " Persoonlijke instellingen - configuratie " weer te geven en bevestig uw keuze door op de toets OK .

F Druk op de toets " 5 " of " 6 " om het menu " Configuratie auto instellen " te selecteren en bevestig uw keuze door op de toets OK te drukken.

F Druk op de toets " 5 " of " 6 " om het menu

" Bandenspanning" en vervolgens het menu " Resetten " te selecteren en bevestig uw keuze door op de toets OK te drukken.

Het resetten wordt bevestigd door een melding.

De nieuw opgeslagen waarden van de bandenspanning worden door het systeem beschouwd als referentiewaarden.

8

111

C3Picasso_nl_Chap08_securite_ed01-2015

Veiligheid

Storing

Sneeuwkettingen

Het systeem hoeft niet gereset te worden na het aanbrengen of verwijderen van sneeuwkettingen.

Het bandenspanningscontrolesysteem werkt alleen betrouwbaar als bij het resetten van het systeem de vier banden de correcte spanning hebben.

Als het waarschuwingslampje te lage bandenspanning gaat knipperen en vervolgens blijft branden in combinatie met het lampje

Service, wijst dit op een storing in het systeem.

In dat geval werkt de bandenspanningscontrole mogelijk niet goed.

Laat het systeem controleren door het

CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

Controleer na werkzaamheden aan het systeem altijd de spanning van de vier banden en reset het systeem vervolgens.

112

C3Picasso_nl_Chap08_securite_ed01-2015

Veiligheid

Hulpsystemen bij het remmen

Uw auto is voorzien van drie systemen die u helpen om de auto in een noodsituatie veilig tot stilstand te brengen:

- het antiblokkeersysteem (ABS),

- de elektronische remdrukregelaar (EBD),

- Brake Assist System (BAS).

Storing

Als dit waarschuwingslampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display, duidt dit op een storing in het antiblokkeersysteem. Door deze storing zou u tijdens het remmen de controle over uw auto kunnen verliezen.

Antiblokkeersysteem

(ABS) en elektronische remdrukregelaar

Deze systemen zorgen tijdens het remmen voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid van uw auto, vooral op een slecht of glad wegdek.

Als dit waarschuwingslampje gaat branden in combinatie met de controlelampjes STOP en ABS , een geluidssignaal en een melding op het display, duidt dit op een storing in de elektronische remdrukregelaar. Door deze storing zou u tijdens het remmen de controle over uw auto kunnen verliezen.

Stop op een veilige plaats.

Inschakelen

Het antiblokkeersysteem treedt automatisch in werking zodra een van de wielen dreigt te blokkeren.

Als het antiblokkeersysteem ingrijpt, is dat merkbaar aan het trillen van het rempedaal; dit is de normale werking.

Trap het rempedaal bij een noodstop krachtig en volledig in en laat het niet los.

Raadpleeg in beide gevallen het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Zorg er bij vervanging van de wielen

(banden en velgen) voor dat er wielen worden gemonteerd die aan de voorschriften van de constructeur voldoen.

Brake Assist System (BAS)

Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen de optimale remdruk sneller wordt bereikt, zodat de remafstand kleiner wordt.

Inschakelen

Het systeem wordt ingeschakeld als het rempedaal sneller wordt ingetrapt dan een bepaalde grenswaarde.

Het systeem zorgt er dan voor dat de benodigde bedieningskracht minder wordt en dat de effectiviteit van het remmen wordt vergroot.

Trap het rempedaal bij een noodstop zeer krachtig in en laat het pedaal niet los.

8

113

C3Picasso_nl_Chap08_securite_ed01-2015

Veiligheid

Stabiliteitscontrolesystemen

Antislipregeling

(ASR) en dynamische stabiliteitscontrole (ESP)

De antislipregeling verbetert de tractie van de wielen om doorslippen te voorkomen, door in te grijpen op de remmen van de aangedreven wielen en op het motorkoppel.

De dynamische stabiliteitscontrole grijpt in via de remmen van één of meer wielen en via het motorkoppel om de auto (binnen de grenzen van de natuurkundige wetmatigheden) weer in de juiste koers te brengen.

Inschakelen

De systemen worden automatisch ingeschakeld zodra de motor wordt gestart.

De systemen worden geactiveerd zodra de wielen te weinig grip hebben of de koers van de auto afwijkt van de door de bestuurder gewenste richting.

In dat geval gaat dit controlelampje op het instrumentenpaneel knipperen.

Uitschakelen

In bijzondere omstandigheden (als de auto vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond,...) kan het nuttig zijn de systemen ESP en ASR uit te schakelen, zodat de wielen kunnen spinnen en weer grip kunnen krijgen.

F Druk op de toets die zich in het midden van het dashboard bevindt.

Als het controlelampje van de toets gaat branden, zijn de systemen ESP en ASR uitgeschakeld.

Opnieuw inschakelen:

Deze systemen worden automatisch weer ingeschakeld als het contact opnieuw wordt aangezet of vanaf 50 km/h.

F Druk nogmaals op de toets om de systemen handmatig weer in te schakelen.

Storing

Als dit lampje op het instrumentenpaneel en het controlelampje van de toets gaan branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display, duidt dit op een storing in deze systemen.

Laat de systemen controleren door het

CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

De systemen ESP en ASR zorgen voor meer veiligheid tijdens het rijden.

De bestuurder mag zich echter nooit laten verleiden tot het nemen van meer risico's of het te hard rijden.

De goede werking van de systemen wordt verzekerd door de naleving van de voorschriften van de constructeur op het gebied van wielen

(banden en velgen), onderdelen van het remsysteem, elektronische onderdelen alsmede de montage- en reparatieprocedures.

Laat de systemen na een aanrijding controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

114

C3Picasso_nl_Chap08_securite_ed01-2015

Veiligheid

Veiligheidsgordels

Veiligheidsgordels vóór

De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van een pyrotechnische gordelspanner en een spankrachtbegrenzer.

Deze systemen zorgen voor extra bescherming van de bestuurder en passagier bij frontale en zijdelingse aanrijdingen.

Bij een krachtige aanrijding zorgen de pyrotechnische gordelspanners ervoor dat de veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen van de inzittenden worden getrokken.

De pyrotechnische gordelspanners zijn actief zodra het contact wordt aangezet.

De spankrachtbegrenzer beperkt de kracht waarmee de gordel tegen het lichaam van de inzittenden getrokken wordt en bevordert daarmee de veiligheid.

Omdoen

F Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting.

F Controleer of de gordel goed is vastgemaakt door even aan de riem te trekken.

Losmaken

F Druk op de rode knop van de gordelsluiting.

F Houd de gordel vast terwijl deze zich oprolt.

Hoogteverstelling

F Knijp de knop A in en schuif deze omlaag om het bevestigingspunt lager te plaatsen.

F Schuif de knop A omhoog om het bevestigingspunt hoger te plaatsen.

Verklikkerlampje veiligheidsgordel losgemaakt/ niet vastgemaakt

Als het contact wordt aangezet, gaat dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel of op het pictogrammendisplay voor de veiligheidsgordels en de airbag aan passagierszijde branden om aan te geven dat de bestuurder en/of voorpassagier zijn gordel nog niet heeft vastgemaakt.

Als de wagensnelheid hoger is dan 20 km/h, knippert het verklikkerlampje gedurende 2 minuten in combinatie met een geluidssignaal. Na deze

2 minuten blijft het verklikkerlampje branden zolang de bestuurder en/of voorpassagier zijn veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt.

8

115

C3Picasso_nl_Chap08_securite_ed01-2015

Veiligheid

Veiligheidsgordels achter

De zitplaatsen achter zijn voorzien van een driepunts veiligheidsgordel met oprolautomaat en gordelkrachtbegrenzer (behalve de middelste zitplaats).

Pictogrammendisplay veiligheidsgordel losgemaakt/ niet vastgemaakt

1.

Pictogram veiligheidsgordels voor en/of achter losgemaakt/niet vastgemaakt.

2.

Pictogram veiligheidsgordel links voor.

3.

Pictogram veiligheidsgordel rechts voor.

4.

Pictogram veiligheidsgordel rechts achter.

5.

Pictogram veiligheidsgordel midden achter.

6.

Pictogram veiligheidsgordel links achter.

Omdoen

F Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting.

F Controleer of de gordel goed is vastgemaakt door even aan de riem te trekken.

Losmaken

F Druk op de rode knop van de gordelsluiting.

F Houd de gordel vast terwijl deze zich oprolt.

Op het pictogrammendisplay van de veiligheidsgordels en de airbag aan passagierszijde gaat het verklikkerlampje 1 of

2 rood branden als de veiligheidsgordel niet is vastgemaakt of weer is losgemaakt.

Vastzetten

Als u de gordels op de zijzitplaatsen achterin niet gebruikt, kunt u ze vastzetten. Ga als volgt te werk:

F Zet houder A in de hoogste stand.

Verklikkerlampje veiligheidsgordel

Als een achterpassagier zijn gordel losmaakt, gaat dit verklikkerlampje branden op het instrumentenpaneel of op het display van de lampjes van de gordel en frontairbag aan passagierszijde.

Als de wagensnelheid hoger is dan 20 km/h, knippert het verklikkerlampje gedurende twee minuten in combinatie met een geluidssignaal.

Na deze 2 minuten blijft het verklikkerlampje branden zolang de achterpassagiers hun gordels niet hebben vastgemaakt.

116

C3Picasso_nl_Chap08_securite_ed01-2015

Veiligheid

Pictogrammendisplay veiligheidsgordels losgemaakt

Als het contact wordt aangezet, worden de pictogrammen 3 , 4 en 5 ongeveer 30 seconden rood weergegeven als de desbetreffende gordel niet is vastgemaakt.

Als bij draaiende motor het pictogram 3 , 4 of

5 rood wordt weergegeven in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display, is de gordel van de desbetreffende achterpassagier weer losgemaakt.

Middelste veiligheidsgordel

De veiligheidsgordel voor de middelste zitplaats is geïntegreerd in de hemelbekleding achter.

Vastmaken

F Trek aan de riem en steek de gesp A in de linker gordelsluiting.

F Steek de gesp B in de rechter gordelsluiting.

F Controleer of beide gordelsluitingen zijn vergrendeld door aan de riem te trekken.

Losmaken en opbergen

F Druk op de rode knop van de gordelsluiting

B en vervolgens op die van gordelsluiting A .

F Houd de riem tijdens het oprollen vast en breng de gesp B en vervolgens de gesp A aan op de magneet van het bevestigingspunt in het dak.

8

117

C3Picasso_nl_Chap08_securite_ed01-2015

Veiligheid

Adviezen

Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder te controleren of alle passagiers hun veiligheidsgordel goed hebben omgedaan en vastgemaakt.

Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al betreft het een korte rit.

Draai de gespen van de veiligheidsgordels niet om; de gordels zijn dan niet voldoende effectief.

De veiligheidsgordels zijn voorzien van een oprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengte van de gordel automatisch wordt aangepast aan de lichaamsbouw van de gebruiker. De gordel wordt automatisch opgerold als deze niet wordt gebruikt.

Controleer zowel voor en na het gebruik van de gordel of deze goed is opgerold.

De heupgordel moet zo laag mogelijk op het bekken worden geplaatst.

De schoudergordel moet langs het holle gedeelte van de schouder worden geplaatst.

De oprolautomaten zijn voorzien van een automatische blokkeerinrichting die in werking treedt bij een aanrijding, een noodstop of het over de kop slaan van de auto. U kunt de blokkeerinrichting deblokkeren door stevig aan de riem te trekken en deze weer los te laten, zodat de riem weer een stukje wordt opgerold.

Voor een effectieve werking van de veiligheidsgordel:

- dient deze strak om het lichaam te worden gedragen,

- moet deze in een vloeiende beweging naar voren worden getrokken, zonder dat de gordel gedraaid raakt,

- mag deze door niet meer dan één persoon worden gedragen,

- mag deze geen beschadigingen of rafels vertonen,

- mag er om te voorkomen dat de gordel niet goed werkt, niets aan worden gewijzigd.

Vanwege de wettelijke veiligheidsvoorschriften moeten werkzaamheden en controles aan de veiligheidsgordels worden uitgevoerd door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats, die tevens voor de garantie zorgt en de werkzaamheden volgens de voorschriften uitvoert.

Laat de veiligheidsgordels van uw auto regelmatig controleren door het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats, vooral als de gordels beschadigingen vertonen.

Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar bij het CITROËN-netwerk.

Controleer na het neerklappen of verstellen van een stoel of de achterbank of de gordel zich op de juiste plaats bevindt en goed is opgerold.

Voorschriften voor kinderen

Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan

1,50 m gebruik van een geschikt kinderzitje.

De veiligheidsgordel mag door niet meer dan

één persoon gedragen worden.

Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens het rijden.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over kinderzitjes.

Bij aanrijdingen

De gordelspanners kunnen, afhankelijk van de aard en de kracht van de aanrijding , vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan.

Het activeren van de gordelspanners gaat gepaard met wat onschadelijke rook en een knal, als gevolg van de activering van de pyrotechnische lading die in het systeem is geïntegreerd.

In alle gevallen gaat het verklikkerlampje van de airbag branden.

Laat het systeem na een aanrijding controleren en eventueel vervangen door het

CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

118

C3Picasso_nl_Chap08_securite_ed01-2015

Veiligheid

Airbags

Algemeen

De airbags zijn speciaal ontworpen om de veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd de middelste passagier achter) bij ernstige aanrijdingen te verbeteren. De airbags vormen een aanvulling op de werking van de veiligheidsgordels met spanbegrenzers

(behalve bij de middelste passagier achter).

De elektronische schoksensoren registreren de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan de registratiezones voor een aanrijding worden blootgesteld:

- bij een ernstige aanrijding gaan de airbags onmiddellijk af om de inzittenden van de auto (uitgezonderd de middelste passagier achter) te helpen beschermen. Direct na de aanrijding ontsnapt het gas snel uit de airbags, zodat het zicht niet wordt belemmerd en de inzittenden de auto eventueel kunnen verlaten,

- bij een minder ernstige aanrijding of een aanrijding van achteren en in bepaalde gevallen waarbij de auto over de kop slaat, treden de airbags niet in werking.

De veiligheidsgordels helpen u in deze situaties voldoende te beschermen.

De airbags werken alleen als het contact aan is.

De airbags werken slechts eenmaal.

Als er een tweede aanrijding plaatsvindt

(tijdens hetzelfde of een volgend ongeval), worden de airbags niet meer opgeblazen.

Registratiezones voor een aanrijding

A.

Impactzone vóór.

B.

Impactzone opzij.

Het activeren van (een van) de airbags gaat gepaard met wat rook en een knal, als gevolg van de activering van de pyrotechnische lading die in het systeem is geïntegreerd.

De rook is niet schadelijk, maar kan voor personen die hier gevoelig voor zijn, irriterend zijn.

De knal die bij het afgaan wordt geproduceerd, kan het gehoor gedurende een korte periode enigszins verminderen.

Frontairbags

De frontairbags beschermen de bestuurder en voorpassagier bij een ernstige frontale aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel te verkleinen.

De bestuurdersairbag is geïntegreerd in het stuurwiel en de passagiersairbag in het dashboard boven het dashboardkastje.

Activering

De airbags - behalve de airbag aan passagierszijde als deze is uitgeschakeld - worden opgeblazen bij een ernstige frontale aanrijding binnen (een gedeelte van) de impactzone vóór (A) , in de lengterichting van de auto en horizontaal vanaf de voorzijde richting de achterzijde van de auto.

De airbag vóór wordt opgeblazen tussen de inzittende vóór en het dashboard om te verhinderen dat deze naar voren wordt geslingerd.

8

119

C3Picasso_nl_Chap08_securite_ed01-2015

Veiligheid

Uitschakelen

Alleen de airbag aan passagierszijde kan worden uitgeschakeld:

F zet het contact af , steek de sleutel in de schakelaar voor uitschakelen van de airbag aan passagierszijde 1 ,

F draai deze in de stand "OFF" ,

F verwijder de sleutel zonder de stand van de schakelaar te veranderen.

Schakel voor de veiligheid van uw kind de airbag aan passagierszijde altijd uit als u een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel plaatst.

Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.

Storing

Als dit lampje op het instrumentenpaneel gaat branden, neem dan altijd contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten controleren.

De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige aanrijding niet worden geactiveerd.

Afhankelijk van de uitvoering van uw auto brandt dit lampje hetzij op het instrumentenpaneel, hetzij op het display voor de waarschuwingslampjes van de autogordels en de airbag aan passagierszijde, bij aangezet contact en zolang de airbag is uitgeschakeld.

Opnieuw inschakelen

Als u het kinderzitje "met de rug in de rijrichting" hebt verwijderd, zet dan bij afgezet contact de schakelaar 1 weer op "ON" om de airbag opnieuw in te schakelen en zo de veiligheid van uw passagier te garanderen.

Als het contact is aangezet en de airbag aan passagierszijde opnieuw wordt ingeschakeld, gaat dit lampje op het instrumentenpaneel of op het display van de waarschuwingslampjes van de autogordels en de airbag aan passagierszijde gedurende ongeveer

1 minuut branden.

120

C3Picasso_nl_Chap08_securite_ed01-2015

Zijairbags

De zijairbags beschermen de bestuurder en de voorpassagier bij een ernstige zijdelingse aanrijding om de kans op letsel te verkleinen.

De zijairbags zijn aangebracht in het frame van de rugleuning, aan de portierzijde.

Windowairbags

De windowairbags dragen bij aan de bescherming van de bestuurder en passagiers

(uitgezonderd de middelste passagier achter) bij een ernstige zijdelingse aanrijding, door de kans op letsel aan de zijkant van het hoofd te verkleinen.

De windowairbags zijn aangebracht in de stijlen en in de hemelbekleding.

Activering

Activering

De zijairbags worden aan de desbetreffende zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse aanrijding binnen (een gedeelte van) de impactzone opzij ( B ), loodrecht op de lengteas van de auto en vanaf de buitenzijde richting de binnenzijde van de auto.

De zijairbag wordt opgeblazen tussen de inzittende voorin en het desbetreffende portierpaneel.

Detectiezones voor een aanrijding

A.

Impactzone vóór.

B.

Impactzone opzij.

C3Picasso_nl_Chap08_securite_ed01-2015

Veiligheid

De windowairbag wordt gelijktijdig met de zijairbag aan de desbetreffende zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse aanrijding binnen (een gedeelte van) de impactzone opzij B , waarbij de krachten loodrecht op de lengterichting van de auto en vanaf de buitenzijde richting de binnenzijde van de auto worden uitgeoefend.

De windowairbag wordt opgeblazen tussen de inzittenden vóór en achter en de ruiten.

8

121

Veiligheid

Adviezen

Houd u aan de onderstaande veiligheidsvoorschriften voor een maximale effectiviteit van de airbags:

Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoelen te zitten.

Draag altijd een correct afgestelde veiligheidsgordel.

Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag en de inzittenden (kinderen, huisdieren, objecten...) en bevestig niets in de buurt van de airbags of in het gebied waar de airbags afgaan. Dit kan de inzittende bij het afgaan van de airbag verwonden.

Verander niets aan de oorspronkelijke uitvoering van uw auto, voer met name geen wijzigingen door aan de onderdelen in de directe nabijheid van de airbags.

Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen controleren.

Werkzaamheden aan airbagsystemen mogen uitsluitend door het CITROËNnetwerk of door een gekwalificeerde werkplaats worden uitgevoerd.

Zelfs als alle bovenstaande voorschriften worden nageleefd, blijft de kans bestaan op letsel of lichte brandwonden aan het hoofd, de borst of de armen als de airbag wordt geactiveerd. De airbag wordt namelijk zeer snel opgeblazen (binnen enkele milliseconden) en loopt vervolgens even snel leeg, waarbij de warme gassen via de daarvoor bestemde openingen naar buiten stromen.

Airbags vóór

Houd het stuurwiel niet aan de spaken vast en laat uw handen niet op het stuurwielkussen rusten.

De voorpassagier mag zijn voeten niet op het dashboard laten rusten.

Rook niet in de auto. Als de airbag afgaat, kunnen brandende sigaretten of een pijp brandwonden of ander letsel veroorzaken.

Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuurwielbekleding en sla er niet op.

Bevestig geen voorwerpen of stickers op het stuurwiel of op het dashboard. Deze kunnen bij het afgaan van de airbags letsel veroorzaken.

Zijairbags

Bedek de stoelen uitsluitend met daarvoor goedgekeurde stoelhoezen, die in combinatie met actieve zijairbags gebruikt kunnen worden. Voor informatie over de stoelhoezen die geschikt zijn voor uw auto kunt u zich wenden tot het CITROËN-netwerk.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de accessoires.

Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de stoelen (kleding...): dit zou bij het afgaan van de airbags kunnen leiden tot verwondingen aan armen of borstkas.

Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.

Window-airbags

Bevestig nooit iets op de hemelbekleding; dit zou bij het afgaan van de window-airbags kunnen leiden tot hoofdletsel.

Demonteer nooit de handgrepen van het dak (indien aanwezig); deze maken deel uit van de bevestiging van de window-airbags.

122

C3Picasso_nl_Chap08_securite_ed01-2015

Rijden

Rijadviezen

Houd u altijd aan de verkeersregels en let onder alle omstandigheden goed op.

Richt uw aandacht op het verkeer en houd uw handen op het stuurwiel, zodat u snel kunt reageren op onverwachte situaties.

Las tijdens een lange rit om de twee uur een pauze in.

Rijd bij slecht weer defensief, rem eerder af en houd meer afstand tot uw voorligger.

Bent u genoodzaakt over een overstroomd weggedeelte te rijden, doe dan het volgende:

Rijden op een overstroomde weg

Probeer het rijden over overstroomde wegen zo veel mogelijk te vermijden, want het water kan de motor, versnellingsbak en het elektrische systeem van uw auto ernstig beschadigen.

- kijk of het water niet meer dan 15 cm diep is, houd daarbij rekening met golven die door andere weggebruikers kunnen worden veroorzaakt,

- schakel het Stop & Start-systeem uit,

- rijd zo langzaam mogelijk zonder de motor te laten afslaan. Rijd in elk geval niet sneller dan 10 km/h,

- zet de auto niet stil en zet de motor niet af.

Als u het overstroomde weggedeelte achter u hebt gelaten, rem dan, zodra de verkeerssituatie dat toelaat, meerdere keren licht af om de remschijven en remblokken te drogen.

Als u twijfels hebt over de staat van uw auto, neem dan contact op met het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Belangrijk!

Rijd nooit met aangetrokken handrem -

Kans op oververhitting en beschadiging van het remsysteem!

Parkeer uw auto niet en zet uw auto niet met draaiende motor stil op een plaats waar brandbaar materiaal (droog gras, afgevallen blad, ...) in contact kan komen met het warme uitlaatsysteem -

Kans op brand!

Laat de auto nooit onbewaakt met draaiende motor achter. Als u uw auto met draaiende motor moet verlaten, trek dan de handrem aan en zet de versnellingsbak in de neutraalstand of in de stand N of P , afhankelijk van het type versnellingsbak.

9

123

C3Picasso_nl_Chap09_conduite_ed01-2015

Rijden

Starten - afzetten van de motor

Diefstalbeveiliging Contactslot

Elektronische startblokkering

In de sleutel is een chip aangebracht die over een specifieke code beschikt. Om te kunnen starten, moet bij het aanzetten van het contact de code van de sleutel worden herkend door de startblokkering.

Deze elektronische startblokkering blokkeert het motormanagementsysteem zodra het contact wordt afgezet en voorkomt zo het starten van de motor bij een inbraak.

Bij een storing in het systeem wordt u gewaarschuwd door dit verklikkerlampje in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display.

De auto kan dan niet gestart worden.

Raadpleeg zo snel mogelijk het CITROËNnetwerk.

Bewaar de sticker die u bij de aflevering van uw auto samen met de sleutels is overhandigd zorgvuldig op een plaats buiten de auto.

Het contactslot heeft 3 standen:

- Stand 1 : Stuurslot

- Stand 2 : Contact

- Stand 3 : Motor starten

Stand Contact

In deze stand kunnen de elektrische systemen van de auto worden gebruikt en kan externe apparatuur worden opgeladen.

Als de laadtoestand van de accu een bepaald minimumniveau bereikt heeft, schakelt de auto over op de eco-mode: de voeding van de elektrische systemen wordt dan automatisch onderbroken om te voorkomen dat het laadniveau van de accu te laag wordt.

Starten van de motor

F Trek de handrem aan.

F Auto met een handgeschakelde versnellingsbak: zet de versnellingshendel in de neutraalstand en trap het koppelingspedaal volledig in.

F Auto met een elektronisch gestuurde versnellingsbak: zet de selectiehendel in stand N en trap het rempedaal volledig in.

F Auto met een automatische transmissie: zet de selectiehendel in stand P en trap het rempedaal volledig in.

F Steek de sleutel in het contactslot; het systeem herkent de code.

F Ontgrendel het stuurslot door gelijktijdig aan het stuurwiel en aan de sleutel te draaien.

In bepaalde gevallen (bijvoorbeeld als de wielen niet in de rechtuitstand staan) moet veel kracht worden gezet bij het draaien aan het stuurwiel.

F Auto met een benzinemotor: zet de startmotor in werking door de sleutel in stand 3 te houden, tot de motor is aangeslagen. Geef hierbij geen gas. Laat de sleutel los zodra de motor draait.

F Auto met een dieselmotor: draai de sleutel in stand 2 (Contact) om de motor te laten voorgloeien.

124

C3Picasso_nl_Chap09_conduite_ed01-2015

Wacht tot dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel dooft en zet vervolgens de startmotor in werking door de sleutel in stand 3 te houden, tot de motor is aangeslagen. Geef hierbij geen gas. Laat de sleutel los zodra de motor draait.

In winterse omstandigheden blijft het verklikkerlampje langer branden.

Als de motor warm is, gaat het verklikkerlampje niet branden.

Zet het contact af als de motor niet onmiddellijk aanslaat. Wacht enkele ogenblikken alvorens het nogmaals te proberen. Als de motor na enkele pogingen nog steeds niet wil aanslaan, probeer het dan niet langer: de startmotor en de motor zouden beschadigd kunnen raken. Neem contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Rijden

Laat de motor onder normale omstandigheden niet stationair warmdraaien, maar rijd direct weg en vermijd hoge toerentallen.

Afzetten van de motor

F Zet de auto stil.

F Draai als de motor staionair draait de sleutel linksom in de stand 1 (Stuurslot) .

F Verwijder de sleutel uit het contactslot.

F Draai om het stuurslot te vergrendelen aan het stuurwiel tot het blokkeert.

Laat de motor nooit draaien in een afgesloten ruimte zonder voldoende ventilatie: verbrandingsmotoren stoten giftige uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide. Risico van

(dodelijke) vergiftiging. Onder zeer strenge winterse omstandigheden

(temperaturen lager dan -23°C) moet de motor na het starten 4 minuten stationair draaien om de goede werking en de levensduur van de mechanische onderdelen, motor en versnellingsbak, van uw auto te garanderen.

Plaats de wielen in de rechtuitstand voordat u de motor afzet: dit vergemakkelijkt het ontgrendelen van het stuurslot.

F Controleer of de handrem goed is aangetrokken, vooral als de auto op een helling staat.

Zet het contact nooit af als de auto nog niet volledig tot stilstand is gekomen.

Als de motor is afgezet, werken de rem- en stuurbekrachtiging niet meer: u zou daardoor de controle over de auto kunnen verliezen.

9

125

C3Picasso_nl_Chap09_conduite_ed01-2015

Rijden

Parkeerrem

Als u de auto verlaat, neem dan de sleutel mee en vergrendel de auto.

Eco-mode

Nadat de motor is afgezet (stand 1 - Stuurslot ), kunt u gedurende maximaal 30 minuten nog gebruikmaken van bepaalde functies, zoals het audio- en datacommunicatiesysteem, de ruitenwissers, het dimlicht en de plafonniers.

Zie voor meer informatie de rubriek "Ecomode".

Aantrekken

F Trek de hefboom van de parkeerrem volledig aan om uw auto stil te zetten.

Vrijzetten

F Trek de hefboom van de parkeerrem licht omhoog, druk de ontgrendelknop in en duw de hefboom geheel omlaag.

Als tijdens het rijden dit verklikkerlampje en het verklikkerlampje STOP branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display, geeft dit aan dat de parkeerrem nog (iets) is aangetrokken.

Draai bij het parkeren van de auto op een helling de wielen vast tegen het trottoir, trek de parkeerrem aan en schakel een versnelling in.

Waarschuwingssignaal sleutel

Als het bestuurdersportier wordt geopend terwijl de sleutel nog in het contact zit, klinkt er een geluidssignaal.

Hang geen zware voorwerpen aan de sleutel: dit kan namelijk storingen aan het contactslot veroorzaken.

126

C3Picasso_nl_Chap09_conduite_ed01-2015

Rijden

Elektronisch gestuurde versnellingsbak

Bij de elektronisch gestuurde versnellingsbak kunt u kiezen tussen automatische bediening en handmatig schakelen.

Deze versnellingsbak heeft twee gebruiksmogelijkheden:

- automatische bediening, waarbij het op- en terugschakelen volledig automatisch wordt geregeld, zonder dat de bestuurder iets hoeft te doen,

- handmatige bediening, waarbij de bestuurder zelf sequentieel kan schakelen met de selectiehendel of de flippers achter het stuurwiel.

Tijdens de automatische bediening kunt u op elk gewenst moment tijdelijk zelf schakelen.

Standen van de selectiehendel

R. Achteruit.

F Trap het rempedaal in en duw de selectiehendel naar voren om deze versnelling in te schakelen.

N. Neutraalstand.

F Trap het rempedaal in en selecteer deze stand om de motor te kunnen starten.

A.

Automatische bediening.

F Duw de selectiehendel naar achteren om deze stand te selecteren.

M + / -. Handmatige bediening om sequentieel te schakelen.

F Duw de selectiehendel naar achteren en vervolgens naar links om deze stand te selecteren en:

● beweeg de hendel kort naar voren om op te schakelen,

● of beweeg de hendel kort naar achteren om terug te schakelen.

Flippers achter het stuurwiel

+. Opschakelen (rechts van het stuurwiel).

F Trek de flipper "+" aan de rechterzijde achter het stuurwiel een keer naar u toe om op te schakelen.

-.

Terugschakelen (links van het stuurwiel).

F Trek de flipper "-" aan de linkerzijde achter het stuur een keer naar u toe om terug te schakelen.

Het is niet mogelijk om de neutraalstand of de achteruitversnelling met behulp van de flippers te selecteren.

9

127

C3Picasso_nl_Chap09_conduite_ed01-2015

Rijden

Weergave op het instrumentenpaneel

N.

Neutral (neutraalstand).

R.

Reverse (achteruitversnelling).

1 2 3 4 5 6. Versnellingen bij handmatig schakelen.

AUTO. Gaat branden als u kiest voor automatische bediening en gaat uit als u kiest voor handbediening.

Starten van de auto

F Selecteer de stand N .

F Houd het rempedaal ingetrapt.

F Start de motor.

Op het display van het instrumentenpaneel verschijnt de aanduiding N .

Als de motor niet aanslaat:

- Wanneer de aanduiding N knippert op het instrumentenpaneel, zet de selectiehendel dan in de stand A en vervolgens in de stand N .

- Wanneer de melding " Voet op het rempedaal " wordt weergegeven, trap het rempedaal dan steviger in.

F Selecteer de automatische bediening

(stand A ), de handbediening (stand M ) of de achteruitversnelling (stand R ).

Op het display van het instrumentenpaneel verschijnen de aanduidingen AUTO en 1 , 1 of R .

F Zet de handrem vrij.

F Laat het rempedaal geleidelijk los.

F Geef gas.

Automatische bediening

F Selecteer de stand A .

Op het display van het instrumentenpaneel verschijnen de aanduiding AUTO en de ingeschakelde versnelling.

De versnellingsbak werkt automatisch, zonder dat u zelf hoeft te schakelen. De versnellingsbak kiest voortdurend de meest geschikte versnelling, afhankelijk van de volgende parameters:

- optimaal brandstofverbruik,

- rijstijl,

- profiel van de weg,

- belading van de auto.

Trap om flink te accelereren (bijvoorbeeld voor een inhaalmanoeuvre) het gaspedaal krachtig in, tot voorbij het zware punt.

De stand kan op elk gewenst moment worden veranderd door de selectiehendel in de stand A of juist in de stand M te zetten (al naar gelang welke stand is ingeschakeld).

Trap niet gelijktijdig het rempedaal en het gaspedaal in. Dit veroorzaakt voortijdige slijtage van de koppeling.

Selecteer tijdens het rijden nooit de neutraalstand N .

128

C3Picasso_nl_Chap09_conduite_ed01-2015

Rijden

Tijdelijk zelf schakelen

U kunt tijdelijk zelf schakelen met de flippers

"+" et "-" : als het motortoerental het toestaat, wordt de gevraagde versnelling ingeschakeld.

Met deze functie kunt u anticiperen op bepaalde rijsituaties, zoals het inhalen van een auto of een bocht in de weg.

Als de flippers enige tijd niet meer gebruikt worden, gaat de versnellingsbak weer over op de automatische stand.

Handbediende stand

F Selecteer de stand M .

De ingeschakelde versnellingen verschijnen achtereenvolgend op het display van het instrumentenpaneel.

Het schakelen naar een andere versnelling is alleen mogelijk als het motortoerental dit toestaat.

Het is niet noodzakelijk om bij het schakelen het gaspedaal los te laten.

Bij het remmen of het verminderen van de snelheid schakelt de versnellingsbak automatisch terug, zodat de juiste versnelling is geselecteerd op het moment dat u het gaspedaal weer intrapt.

Bij krachtig accelereren wordt de hoogste versnelling niet ingeschakeld als de bestuurder de selectiehendel of de flippers achter het stuur niet bedient.

Achteruitversnelling

Selecteer de achteruitversnelling (stand R ) uitsluitend als de auto volledig stilstaat en de voet op het rempedaal wordt gehouden.

F Selecteer de stand R .

Bij het inschakelen van de achteruitversnelling klinkt een geluidssignaal.

Als bij stapvoets rijden de achteruitversnelling wordt geselecteerd, wordt deze pas ingeschakeld als de auto volledig tot stilstand is gekomen.

Als op hogere snelheid de achteruitversnelling wordt ingeschakeld, knippert het lampje N en wordt automatisch de neutraalstand ingeschakeld. Zet de selectiehendel weer in de stand A of M om een versnelling in te schakelen.

9

U kunt op elk gewenst moment van rijstand wisselen door de selectiehendel van de stand M in de stand A te zetten of andersom.

Selecteer de neutraalstand N nooit tijdens het rijden.

129

C3Picasso_nl_Chap09_conduite_ed01-2015

Rijden

Stilzetten van de auto

Voordat u de motor afzet, kunt u:

- de selectiehendel in de stand N zetten om de neutraalstand te selecteren,

of

- een versnelling ingeschakeld laten. In dat geval kan de auto niet worden verplaatst.

Storing

Als de aanduiding AUTO bij het aanzetten van het contact gaat knipperen, in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display, duidt dit op een storing in de versnellingsbak.

Laat dit zo snel mogelijk controleren door het

CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

Trek bij het parkeren altijd de handrem aan om de auto volledig stil te zetten.

Selecteer wanneer u de auto met draaiende motor stilzet altijd de neutraalstand N .

Controleer voordat u werkzaamheden onder de motorkap uitvoert altijd of de selectiehendel in de neutraalstand N staat en de handrem is aangetrokken.

130

C3Picasso_nl_Chap09_conduite_ed01-2015

Rijden

Schakelindicator*

Dit systeem adviseert de bestuurder op te schakelen om het brandstofverbruik te verminderen.

Bij een elektronisch gestuurde versnellingsbak is dit systeem uitsluitend actief in de handgeschakelde stand.

Werking

Het systeem geeft uitsluitend adviezen als u rustig rijdt.

Afhankelijk van de rijomstandigheden en de uitrusting van uw auto kan het systeem u adviseren één of meer versnellingen op te schakelen. U kunt deze aanwijzingen opvolgen zonder de tussenliggende versnellingen in te hoeven schakelen.

Het is niet verplicht om de aanbevolen versnellingen ook daadwerkelijk in te schakelen. De keuze van de optimale versnelling hangt namelijk altijd af van de situatie op de weg, de verkeersdrukte en de veiligheid. De bestuurder blijft derhalve altijd zelf verantwoordelijk voor het al dan niet opvolgen van een schakeladvies van het systeem.

De functie kan niet worden uitgeschakeld.

Voorbeeld:

- U rijdt in de derde versnelling.

- U trapt het gaspedaal geleidelijk in.

- Het systeem kan u in dit geval adviseren een hogere versnelling in te schakelen.

De informatie wordt in de vorm van een pijl op het instrumentenpaneel weergegeven, in combinatie met het nummer van de aanbevolen versnelling.

In rijsituaties waarin veel van de motor wordt gevraagd (diep intrappen van het gaspedaal, bijvoorbeeld tijdens een inhaalmanoeuvre...) zal het systeem geen schakeladvies geven.

Het systeem zal u nooit adviseren om:

- de eerste versnelling in te schakelen,

- de achteruitversnelling in te schakelen,

- terug te schakelen.

9

* Afhankelijk van de motoruitvoering.

131

C3Picasso_nl_Chap09_conduite_ed01-2015

Rijden

Hill Start Assist

(bij de elektronisch gestuurde versnellingsbak)

Dit systeem houdt bij het wegrijden op een helling uw auto ongeveer 2 seconden op zijn plaats. In die tijd kunt u uw voet van het rempedaal naar het gaspedaal verplaatsen.

Deze functie is alleen actief:

- als de auto volledig stilstaat met het rempedaal ingetrapt,

- bij het samenvallen van een aantal hellingcondities,

- als het bestuurdersportier is gesloten.

De Hill Start Assist kan niet worden uitgeschakeld.

Werking

Als de auto bergopwaarts stilstaat, wordt deze even op zijn plaats gehouden wanneer u het rempedaal loslaat:

- als bij de elektronisch gestuurde versnellingsbak de automatische stand

(stand A ) of de handbediende stand

(stand M ) is ingeschakeld.

Als de auto bergafwaarts stilstaat en de achteruitversnelling ingeschakeld is, wordt de auto even op zijn plaats gehouden wanneer u het rempedaal loslaat.

Storing

Verlaat de auto niet in de korte periode dat u de Hill Start Assist gebruikt.

Als u de auto verlaat terwijl de motor draait, gebruik dan de handrem en controleer of het controlelampje van de handrem op het instrumentenpaneel blijft branden.

Bij een storing in de Hill Start Assist gaan deze controlelampjes branden. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten controleren.

132

C3Picasso_nl_Chap09_conduite_ed01-2015

Snelheidsbegrenzer

De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de auto de door de bestuurder ingestelde maximumsnelheid overschrijdt.

Als de ingestelde maximumsnelheid is bereikt, heeft het dieper intrappen van het gaspedaal geen effect.

Het inschakelen van de snelheidsbegrenzer geschiedt handmatig: de ingestelde snelheid dient minimaal 30 km/h te bedragen.

Het uitschakelen van de snelheidsbegrenzer geschiedt eveneens handmatig met de hendel.

Door het gaspedaal tot voorbij het zware punt in te trappen, kan de ingestelde snelheid tijdelijk worden overschreden.

Als het gaspedaal vervolgens geleidelijk weer wordt losgelaten en de wagensnelheid onder de ingestelde maximumsnelheid komt, wordt de snelheidsbegrenzer weer geactiveerd.

De ingestelde maximumsnelheid blijft na het afzetten van het contact opgeslagen in het geheugen.

Stuurkolomschakelaars

De bediening van de snelheidsbegrenzer is ondergebracht in de hendel A .

1.

Knop voor het selecteren van de snelheidsbegrenzer

2.

Toets voor het verlagen van de ingestelde snelheid

3.

Toets voor het verhogen van de ingestelde snelheid

4.

Toets voor het in-/uitschakelen van de snelheidsbegrenzer

Bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer moet de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht nemen en zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen.

Weergave op het display

De informatie van de snelheidsbegrenzer wordt weergegeven op het display van het instrumentenpaneel.

5.

Snelheidsbegrenzer AAN/UIT

6.

Snelheidsbegrenzer geselecteerd

7.

Ingestelde snelheid

Rijden

9

133

C3Picasso_nl_Chap09_conduite_ed01-2015

Rijden

Programmeren

F Draai de knop 1 i n de stand

"LIMIT" : de snelheidsbegrenzer is geselecteerd, maar nog niet ingeschakeld (PAUSE).

Er kan een snelheid worden ingesteld zonder de begrenzer in te schakelen.

F Stel de snelheid in door op de toets 2 o f 3 t e drukken

(bijv.: 90 km/h).

U kunt de ingestelde snelheid vervolgens wijzigen met de toetsen 2 e n 3 :

- +/- 1 km = kort indrukken,

- +/- 5 km = lang indrukken,

- +/- in stappen van 5 km = ingedrukt houden.

F Inschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk op de toets 4 .

F Uitschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk nogmaals op de toets 4 : het uitschakelen wordt bevestigd op het display (PAUSE).

F Weer inschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk nogmaals op de toets 4 .

Overschrijden van de ingestelde snelheid

Als het gaspedaal geleidelijk wordt ingetrapt, wordt de snelheid niet verhoogd. Als het gaspedaal met kracht wordt ingetrapt, tot voorbij het zware punt , wordt de begrenzer tijdelijk uitgeschakeld en gaat de ingestelde snelheid op het display knipperen.

Het knipperen van de ingestelde snelheid stopt automatisch als het gaspedaal wordt losgelaten.

Uitschakelen van de snelheidsbegrenzer

F Draai de knop 1 i n de stand "0" : de selectie van de snelheidsbegrenzer wordt ongedaan gemaakt. Op het display wordt weer de kilometerteller weergegeven.

134

C3Picasso_nl_Chap09_conduite_ed01-2015

Storing

In het geval van een storing in de snelheidsbegrenzer wordt de ingestelde snelheid gewist en knipperen de streepjes op het display.

Laat het systeem controleren door het

CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Bij een steile afdaling of bij het krachtig intrappen van het gaspedaal kan de snelheidsbegrenzer niet voorkomen dat de ingestelde snelheid wordt overschreden.

Om te voorkomen dat de pedalen blijven hangen:

- controleer of de mat goed is bevestigd,

- gebruik nooit meer dan één mat per plaats.

Snelheidsregelaar

Met behulp van de snelheidsregelaar kan de bestuurder met een ingestelde constante snelheid rijden zonder gas te hoeven geven.

Het inschakelen van de snelheidsregelaar geschiedt handmatig. Om de snelheidsregelaar te kunnen inschakelen, moet de ingestelde snelheid minimaal 40 km/h bedragen en moet de vierde versnelling zijn ingeschakeld:

Stuurkolomschakelaars

Het uitschakelen van de snelheidsregelaar geschiedt handmatig met de hendel, door het rem- of koppelingspedaal in te trappen of om veiligheidsredenen door activering van het

ESP.

Door het gaspedaal in te trappen, kan de ingestelde snelheid tijdelijk worden overschreden.

Om weer terug te keren naar de ingestelde snelheid is het voldoende het gaspedaal los te laten.

Na het afzetten van het contact worden alle ingestelde snelheden gewist.

Weergave op het display

De bediening van de snelheidsregelaar is geïntegreerd in de hendel A .

1.

Knop voor het selecteren van de snelheidsregelaar.

2.

Toets voor het programmeren van een snelheid en het verlagen van de ingestelde snelheid.

3.

Toets voor het programmeren van een snelheid en het verhogen van de ingestelde snelheid.

4.

Toets voor het uitschakelen / hervatten van de snelheidsregeling.

Bij het gebruik van de snelheidsregelaar moet de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht nemen en zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen.

De informatie van de snelheidsregelaar wordt weergegeven op het display van het instrumentenpaneel.

5.

Snelheidsregelaar uitgeschakeld / ingeschakeld.

6. Snelheidsregelaar geselecteerd.

7.

Ingestelde snelheid.

Rijden

9

135

C3Picasso_nl_Chap09_conduite_ed01-2015

Rijden

Programmeren

F Draai de knop 1 in de stand

"CRUISE" : de snelheidsregelaar is geselecteerd, maar nog niet ingeschakeld (PAUZE).

F Stel de snelheid in door de wagensnelheid op het gewenste niveau te brengen en vervolgens op de toets 2 of 3 te drukken (bijv.: 110 km/h).

U kunt de ingestelde snelheid vervolgens wijzigen met de toetsen

2 en 3 :

- +/- 1 km = kort indrukken,

- +/- 5 km = lang indrukken,

- +/- in stappen van 5 km = ingedrukt houden.

F Uitschakelen van de snelheidsregelaar: druk op de toets 4: het uitschakelen wordt bevestigd op het display (PAUSE).

F Weer inschakelen van de snelheidsregelaar: druk nogmaals op de toets 4 .

Overschrijden van de ingestelde snelheid

Als de ingestelde snelheid wordt overschreden, gaat de ingestelde snelheid op het display knipperen.

Het knipperen van de ingestelde snelheid stopt automatisch als de snelheid weer is gedaald tot de ingestelde snelheid.

Uitschakelen van de functie

F Draai de knop 1 in de stand "0" : de selectie van de snelheidsregelaar wordt ongedaan gemaakt. Op het display wordt weer de kilometerteller weergegeven.

136

C3Picasso_nl_Chap09_conduite_ed01-2015

Storing

In het geval van een storing in de snelheidsregelaar wordt de ingestelde snelheid gewist en knipperen de streepjes op het display.

Laat het systeem controleren door het

CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

Let tijdens het gebruik van de snelheidsregelaar op wanneer u de snelheid met de toetsen instelt; dit kan een plotselinge verandering van de wagensnelheid veroorzaken.

Gebruik de snelheidsregelaar niet op gladde wegen of bij zeer druk verkeer.

Bij een steile afdaling kan de snelheidsregelaar niet voorkomen dat de ingestelde snelheid wordt overschreden.

Om te voorkomen dat de pedalen blijven hangen:

- controleer of de mat goed is bevestigd,

- gebruik nooit meer dan één mat per plaats.

Rijden

Parkeerhulp achter

Dit systeem bestaat uit vier ultrasoonsensoren die zijn aangebracht in de achterbumper.

Het systeem waarschuwt de bestuurder voor elk obstakel (persoon, auto, boom, hek, …) dat zich achter de auto bevindt.

Het waarschuwt u echter niet voor objecten die zich direct onder de bumper bevinden.

Paaltjes, pionnen bij wegwerkzaamheden of gelijksoortige voorwerpen worden waargenomen bij aanvang van de manoeuvre, maar niet meer wanneer de auto te dicht genaderd is.

Detectiezone

Inschakelen

Het systeem wordt ingeschakeld zodra u de achteruitversnelling inschakelt. Dit wordt aangegeven door een geluidssignaal. De afstand tot het obstakel wordt aangegeven door:

- geluidssignalen, die elkaar sneller opvolgen naarmate de de auto dichter bij het obstakel komt,

- een grafische weergave op het multifunctionele display, met blokjes die steeds dichter bij de auto komen

(afhankelijk van de uitvoering).

Als de achterzijde van de auto minder dan

30 centimeter van het obstakel verwijderd is, is het geluidssignaal continu hoorbaar en verschijnt het symbool "Gevaar" op het multifunctionele display.

Het systeem wordt gedeactiveerd als de versnellingsbak in een andere stand wordt geschakeld.

De parkeerhulp is een hulpmiddel voor de bestuurder, die desondanks waakzaam moet blijven.

9

137

C3Picasso_nl_Chap09_conduite_ed01-2015

Rijden

Uitschakelen Inschakelen

Druk nogmaals op de toets A om het systeem weer in te schakelen. Het controlelampje in de toets gaat uit.

Bij een storing in het systeem zal bij het achteruitrijden het waarschuwingslampje service gaan branden in combinatie met een geluidssignaal (kort piepje) en een melding op het multifunctionele display.

Druk bij draaiende motor op de toets A om het systeem volledig uit te schakelen. Het controlelampje gaat branden.

Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld bij het trekken van een aanhangwagen of de montage van een fietsendrager (auto uitgerust met een door CITROËN goedgekeurde trekhaak of fietsendrager).

Zorg ervoor dat de sensoren in de winter of bij slecht weer niet bedekt zijn met modder, ijs en sneeuw.

138

C3Picasso_nl_Chap09_conduite_ed01-2015

Rijden

Achteruitrijcamera

De achteruitrijcamera wordt automatisch geactiveerd wanneer de versnellingsbak in de achteruit staat.

De beelden van de camera worden in kleur weergegeven op het scherm van het navigatiesysteem.

De afstand tussen de blauwe strepen correspondeert met de breedte van uw auto zonder de buitenspiegels.

De achteruitrijcamera is een hulpmiddel voor de bestuurder die desondanks waakzaam moet blijven.

De blauwe strepen geven de rijrichting van de auto weer.

De rode steep geeft een ruimte van 30 cm direct achter de achterbumper van uw auto weer. Het geluidssignaal wordt continu hoorbaar als een obstakel binnen deze ruimte komt.

De groene strepen geven een afstand van circa

1 en 2 meter weer achter de achterbumper van uw auto.

9

Maak de achteruitrijcamera regelmatig schoon met een zachte, droge doek.

139

C3Picasso_nl_Chap09_conduite_ed01-2015

Onderhoud

TOTAL & CITROËN

Partners in prestaties en respect voor het milieu

Innovatie voor nog betere prestaties

Sinds meer dan 40 jaar ontwikkelen de

Research & Development-teams van TOTAL voor

CITROËN smeermiddelen die geschikt zijn voor de nieuwste technologieën die in auto’s van het merk CITROËN worden toegepast, zowel voor wedstrijddoeleinden als gebruik in het dagelijkse leven.

Zo kunt u rekenen op de beste prestaties van de motor.

Een optimale bescherming van uw motor

Het gebruik van TOTAL smeermiddelen bij het onderhoud van uw CITROËN zorgt voor een langere levensduur en betere prestaties van de motor, waarbij het milieu zo min mogelijk wordt belast.

140

C3Picasso_nl_Chap10_verification_ed01-2015

Onderhoud

Motorkap

Openen

Open de motorkap niet als het hard waait.

Wees bij warme motor voorzichtig met het bedienen van de veiligheidshaak en de motorkapsteun (kans op brandwonden).

F Open het linker voorportier.

F Trek de hendel A onder in de portiersponning naar u toe.

De plaats van de ontgrendelingshendel in het interieur zorgt ervoor dat de motorkap niet geopend kan worden als het linker voorportier is gesloten.

F Duw de veiligheidshaak B naar links en til de motorkap op.

Sluiten

F Haal de motorkapsteun uit de uitsparing.

F Bevestig de motorkapsteun in de houder.

F Laat de motorkap voorzichtig zakken en laat deze aan het einde van de slag in het slot vallen.

F Trek aan de motorkap om te controleren of deze goed is vergrendeld.

10

F Neem de motorkapsteun C uit de houder.

F Bevestig de motorkapsteun in de uitsparing om de motorkap geopend te houden.

141

C3Picasso_nl_Chap10_verification_ed01-2015

Onderhoud

Brandstoftank leeg (Diesel)

Bij auto's met HDi-motor is het in het geval van een lege brandstoftank noodzakelijk om het brandstofsysteem te ontluchten.

BlueHDi-motor

F Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter diesel.

F Zet het contact aan (zonder de motor te starten).

F Wacht ongeveer 6 seconden en zet het contact af.

F Herhaal de handelingen 10 keer.

F Bedien de startmotor om de motor te starten.

Als de motor niet direct aanslaat, beëindig dan uw startpoging en herhaal de procedure.

142

C3Picasso_nl_Chap10_verification_ed01-2015

Onderhoud

Benzinemotoren

1.

Reservoir ruitensproeiervloeistof.

2.

Reservoir koelvloeistof.

3.

Luchtfilter.

4.

Reservoir remvloeistof.

5.

Accu

6.

Zekeringkast.

7.

Oliepeilstok.

8.

Motorolie (bij)vullen.

Gebruik nooit een hogedrukreiniger voor het reinigen van de motorruimte in verband met de kans op beschadiging van het elektrisch systeem.

C3Picasso_nl_Chap10_verification_ed01-2015

10

143

Onderhoud

Dieselmotor

1.

Reservoir ruitensproeiervloeistof.

2.

Reservoir koelvloeistof.

3.

Luchtfilter.

4.

Reservoir remvloeistof.

5.

Accu.

6.

Zekeringkast.

7.

Oliepeilstok.

8.

Motorolie (bij)vullen.

Het brandstofcircuit staat onder hoge druk:

- Voer nooit werkzaamheden aan dit circuit uit.

- In de HDi-motoren is veel hoogwaardige technologie toegepast.

Laat werkzaamheden aan deze motoren daarom altijd over aan het personeel van het CITROËN-netwerk, dat daar speciaal voor is opgeleid.

Gebruik nooit een hogedrukreiniger voor het reinigen van de motorruimte in verband met de kans op beschadiging van het elektrisch systeem.

144

C3Picasso_nl_Chap10_verification_ed01-2015

Onderhoud

Niveaus controleren

Controleer deze niveaus regelmatig en respecteer de voorwaarden zoals vermeld in het onderhoudsschema van de fabrikant. Vul indien nodig bij, tenzij anders aangegeven.

Laat in het geval van een sterk gedaald niveau het desbetreffende circuit controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

Controle met de oliepeilstok

Let bij werkzaamheden onder de motorkap goed op, want bepaalde delen van de motor kunnen zeer heet zijn (kans op brandwonden) en de motorventilateur kan ieder moment aanslaan (zelfs bij afgezet contact).

Motorolieniveau

Het motorolieniveau kan bij aangezet contact worden gecontroleerd via de motorolieniveaumeter op het instrumentenpaneel (volgens uitvoering) of met de oliepeilstok.

F Kijk waar de oliepeilstok zich bevindt in de motorruimte van uw auto.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de benzine- of dieselmotor.

F Trek aan het gekleurde uiteinde om de oliepeilstok volledig uit de schacht te trekken.

F Veeg de peilstok af met een schone, niet pluizende doek.

F Steek de oliepeilstok weer volledig in de schacht en trek hem er weer uit om het oliepeil te controleren: het oliepeil is correct als het tussen de merktekens A en B ligt.

Als u ziet dat het oliepeil boven het merkteken

A of onder het merkteken B ligt, start de motor dan niet .

- Als het oliepeil boven het merkteken MAXI ligt (kans op motorschade), neem dan contact op met het CITROËN-netwerk of met een gekwalificeerde werkplaats.

- Als het oliepeil lager is dan het merkteken

MINI , vul dan altijd motorolie bij.

De controle van het motorolieniveau is alleen betrouwbaar als de auto op een horizontale ondergrond staat en de motor ten minste 30 minuten niet heeft gedraaid.

A = MAXI

Eigenschappen van de olie

Controleer voordat u olie bijvult of ververst of de motorolie die u wilt gebruiken overeenkomt met de door de fabrikant aanbevolen motorolie voor uw auto en motoruitvoering.

10

Het is normaal dat u tussen twee onderhoudsbeurten door olie moet bijvullen.

CITROËN adviseert u om elke 5000 km het olieniveau te controleren en, indien nodig, olie bij te vullen.

B = MINI

145

C3Picasso_nl_Chap10_verification_ed01-2015

Onderhoud

Motorolie bijvullen

F Kijk waar de olievuldop zich bevindt in de motorruimte van uw auto.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de benzine- of dieselmotor.

F Draai de dop van de vulopening.

F Giet de olie voorzichtig in de opening om morsen op motoronderdelen te voorkomen

(dit kan brand veroorzaken).

F Wacht enkele minuten en controleer vervolgens nogmaals het oliepeil met de peilstok.

F Vul indien nodig nog olie bij.

F Draai nadat u het oliepeil nogmaals hebt gecontroleerd de dop zorgvuldig op de vulopening en steek de peilstok weer in de schacht.

Olie verversen

Raadpleeg het onderhoudsschema van de fabrikant voor het verversingsinterval voor uw auto.

Maak om een verminderde betrouwbaarheid van de motor en de emissieregeling te voorkomen nooit gebruik van additieven in de motorolie.

Remvloeistofniveau

Het remvloeistofniveau dient zich zo dicht mogelijk bij het merkteken

"MAXI" te bevinden. Controleer indien dit niet het geval is of de remblokken van uw auto zijn versleten.

Remvloeistof verversen

Raadpleeg het onderhoudsschema van de fabrikant voor het voorgeschreven verversingsinterval.

Type remvloeistof

Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven remvloeistof.

Na het bijvullen zal de olieniveaumeter op het dashboard bij het aanzetten van het contact na

30 minuten de juiste waarde aangeven.

146

C3Picasso_nl_Chap10_verification_ed01-2015

Onderhoud

Koelvloeistofniveau Niveau ruitensproeiervloeistof

Het koelvloeistofniveau dient zich zo dicht mogelijk bij het merkteken

"MAXI" te bevinden, maar mag beslist niet hoger zijn.

Als de motor warm is, wordt de temperatuur van de koelvloeistof geregeld door de koelventilator.

De koelventilator kan ook nog gaan draaien nadat de motor is afgezet: houd daarom voorwerpen en kleding uit de buurt van de ventilator.

Wacht bovendien alvorens werkzaamheden aan het koelsysteem uit te voeren ten minste

1 uur nadat de motor gedraaid heeft, omdat het koelsysteem onder druk staat.

Draai om brandwonden te voorkomen de dop eerst 2 omwentelingen los om de druk te laten dalen. Verwijder, als de druk eenmaal gedaald is, de dop en vul koelvloeistof bij.

Type koelvloeistof

Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven koelvloeistof.

Vul het reservoir bij wanneer dit nodig is.

Type vloeistof

Voor een optimale reiniging en om het bevriezen van de sproeiers te voorkomen, wordt het (bij)vullen van het reservoir met water afgeraden.

Gebruik onder winterse omstandigheden vloeistof op ethanol- of methanolbasis.

Niveau brandstofadditief

(diesel met roetfilter)

Een te laag niveau in het additiefreservoir wordt aangegeven door het permanent branden van dit lampje in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display.

Bijvullen

Laat het bijvullen zo spoedig mogelijk uitvoeren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

Afgewerkte producten

Vermijd langdurig huidcontact met afgewerkte olie en andere vloeistoffen.

De meeste van deze vloeistoffen zijn bijtend en schadelijk voor de gezondheid.

Gooi afgewerkte olie en andere vloeistoffen niet in het riool, in het water of op de grond.

Deponeer afgewerkte olie in de daarvoor bestemde containers bij het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

10

147

C3Picasso_nl_Chap10_verification_ed01-2015

Onderhoud

Controles

Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, het onderhoudsschema van de fabrikant dat betrekking heeft op de motoruitvoering van uw auto voor het controleren van bepaalde onderdelen.

Laat de controles eventueel uitvoeren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

12V-accu

De accu is onderhoudsvrij.

Niettemin is het raadzaam om regelmatig te controleren of de accupolen en -klemmen schoon zijn, vooral bij warm weer en in de winter.

Raadpleeg voordat u de accukabels losneemt de rubriek "12V-accu" voor meer informatie over de te nemen voorzorgsmaatregelen.

Luchtfilter en interieurfilter

Laat de filters periodiek vervangen volgens de in het onderhoudsschema van de fabrikant aangegeven intervallen.

Als de omgeving (veel stof...) en het gebruik

(veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding geven, moeten de filters twee keer zo vaak worden vervangen .

Een verstopt interieurfilter kan de prestaties van de airconditioning verstoren en onaangename geuren veroorzaken.

Roetfilter (diesel)

Als het roetfilter vervuild is, wordt u hierop geattendeerd door het tijdelijk branden van dit lampje in combinatie met een melding op het multifunctionele display.

Ga om het roetfilter te regenereren, zodra de omstandigheden het toelaten, met een snelheid van minimaal 60 km/h rijden tot het lampje dooft.

Als het lampje blijft branden, is het minimum brandstofadditiefniveau bereikt.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het controleren van niveaus.

Oliefilter

Laat bij het olie verversen tevens het oliefilter vervangen.

Raadpleeg het onderhoudsschema van de fabrikant voor het vervangingsinterval van dit onderdeel.

Bij een nieuwe auto kunt u de eerste paar keer dat het roetfilter geregenereerd wordt een brandlucht ruiken; dit is volkomen normaal.

Als langdurig met zeer lage snelheid wordt gereden of de motor langdurig stationair draait, kan bij gasgeven soms rook uit de uitlaat waargenomen worden. Dit heeft geen invloed op de prestaties en heeft geen gevolgen voor het milieu.

148

C3Picasso_nl_Chap10_verification_ed01-2015

Onderhoud

Handgeschakelde versnellingsbak

De versnellingsbak is onderhoudsvrij

(olie verversen niet noodzakelijk).

Raadpleeg het onderhoudsschema van de fabrikant voor de periodieke onderhoudscontrole.

Elektronisch gestuurde versnellingsbak

De versnellingsbak is onderhoudsvrij

(olie verversen niet noodzakelijk).

Raadpleeg het onderhoudsschema van de fabrikant voor het interval van de niveaucontrole.

Remblokken

De slijtage van de remblokken is sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral bij stadsverkeer en veel korte ritten.

Hierdoor kan het noodzakelijk blijken om de remblokken vaker, tussen twee onderhoudscontroles door, te laten controleren.

Als het remsysteem vrij is van lekkages, duidt een te laag remvloeistofniveau erop dat de remblokken versleten zijn.

Staat van remschijven

Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats voor informatie over het controleren van de slijtage van de remschijven.

Handrem

Als de handrem een te grote slag heeft of als het systeem minder goed werkt, moet de handrem, zelfs tussen twee onderhoudsbeurten door, worden afgesteld.

Laat het systeem controleren door het

CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Gebruik uitsluitend door CITROËN aanbevolen producten of gelijkwaardige kwaliteitsproducten.

Om de werking van belangrijke organen als het remsysteem te optimaliseren, selecteert en biedt CITROËN specifieke producten aan.

Na het wassen kan er zich een laagje vocht of onder winterse omstandigheden ijs vormen op de remschijven en remblokken: de remwerking kan daardoor afnemen.

Rem een paar keer lichtjes om de remmen vocht- en ijsvrij te maken.

10

149

C3Picasso_nl_Chap10_verification_ed01-2015

Praktische informatie

Bandenreparatieset

De bandenreparatieset bestaat uit een compressor en een flacon met afdichtmiddel.

Hiermee kunt u de band tijdelijk repareren , zodat u de dichtstbijzijnde garage kunt bereiken.

Met deze reparatieset kunnen de meeste lekke banden worden gerepareerd, als het lek zich in het loopvlak of de hiel van de band bevindt.

Toegang tot de set Samenstelling van de set

150

C3Picasso_nl_Chap11_informations-pratiques_ed01-2015

Deze set bevindt zich in de opbergbak onder de vloerplaat van de bagageruimte.

1.

12V-compressor, met geïntegreerde manometer.

2.

Flacon met afdichtmiddel, met geïntegreerde slang.

3.

Sticker met snelheidslimiet.

De elektrische installatie van de auto biedt de mogelijkheid een compressor aan te sluiten en te gebruiken voor de duur die nodig is om een gerepareerde lekke band op spanning te brengen of om een klein opblaasartikel op te blazen.

De sticker met snelheidslimiet moet in het interieur, in het gezichtsveld van de bestuurder, worden geplakt om u te herinneren aan het feit dat de band tijdelijk is gerepareerd.

Rijd na het repareren van een band met de bandenreparatieset niet sneller dan

80 km/h.

Praktische informatie

Reparatiemethode

F Zet het contact af.

F Plak de sticker met de snelheidslimiet in het interieur van de auto.

F Rol de slang uit die onder de compressor is opgeborgen.

F Sluit de slang van de compressor aan op de flacon met afdichtmiddel.

F Keer de flacon met afdichtmiddel om en bevestig deze aan de desbetreffende uitsparing van de compressor.

F Haal het dopje van het ventiel van de lekke band en bewaar het op een schone plaats.

F Sluit de slang van de flacon met afdichtmiddel aan op het ventiel van de lekke band en zet hem stevig vast.

Verwijder niet het voorwerp dat de lekkage heeft veroorzaakt uit de band.

11

151

C3Picasso_nl_Chap11_informations-pratiques_ed01-2015

Praktische informatie

Als na vijf tot zeven minuten de gewenste bandenspanning niet is bereikt, is de band niet te repareren met de bandenreparatieset; neem contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om u verder te helpen.

F Controleer of de schakelaar van de compressor in de stand " O " staat.

F Rol de elektrische kabel, die onder de compressor is opgeborgen, volledig uit.

F Sluit de stekker van de compressor aan op de 12V-aansluiting van de auto.

F Zet het contact aan.

F Schakel de compressor in door de schakelaar in de stand " I " te zetten tot de bandenspanning is opgelopen tot 2,0 bar.

Het afdichtmiddel wordt onder druk in de band gespoten; maak de slang niet los van het ventiel tijdens deze handeling (kans op spatten).

Let op: het afdichtmiddel is schadelijk

(ethyleenglycol, colofonium...) bij inname en irriterend voor de ogen.

Houd het middel buiten het bereik van kinderen.

De uiterste gebruiksdatum van het middel is op de flacon vermeld.

Gooi de flacon na gebruik niet weg, maar lever deze in bij het CITROËNnetwerk of een officieel inzamelpunt.

Vergeet niet om bij het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats een nieuwe flacon met afdichtmiddel te kopen.

152

C3Picasso_nl_Chap11_informations-pratiques_ed01-2015

Controle / aanpassen bandenspanning

Praktische informatie

F Zet de schakelaar in de stand " O ".

F Verwijder de set.

F Maak direct een rit van ongeveer vijf kilometer met matige snelheid (tussen

20 en 60 km/h), zodat het afdichtmiddel het lek kan dichten.

F Zet de auto stil en controleer de reparatie en de bandenspanning met de set.

U kunt de compressor, zonder inspuiting van het afdichtmiddel, ook gebruiken om de bandenspanning te controleren of de banden op spanning te brengen.

F Verwijder het dopje van het ventiel van de band en bewaar het op een schone plaats.

F Rol de slang uit die onder de compressor is opgeborgen.

F Sluit de slang aan op het ventiel en zet hem stevig vast.

F Controleer of de schakelaar van de compressor in de stand " O " staat.

F Rol de elektrische kabel, die onder de compressor is opgeborgen, volledig uit.

F Sluit de stekker van de compressor aan op de 12V-aansluiting van de auto.

F Zet het contact aan.

11

153

C3Picasso_nl_Chap11_informations-pratiques_ed01-2015

Praktische informatie

F Schakel de compressor in door de schakelaar in de stand " I " te zetten en breng de band op de spanning die is aangegeven op de bandenspanningssticker van de auto.

Om de bandenspanning te verlagen: druk op de zwarte knop op de slang van de compressor, bij de aansluiting op het ventiel.

F Zet, zodra de gewenste spanning is bereikt, de schakelaar in de stand " O ".

F Verwijder de set en berg deze op.

Bandenspanningscontrolesysteem

Het verklikkerlampje voor te lage bandenspanning zal na het repareren van een wiel blijven branden tot het systeem is gereset.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het bandenspanningscontrolesysteem.

Als de spanning van een of meer banden is aangepast, moet het bandenspanningscontrolesysteem worden gereset.

Zie de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het bandenspanningscontrolesysteem.

154

C3Picasso_nl_Chap11_informations-pratiques_ed01-2015

Praktische informatie

Reservewiel

In het geval van een lekke band kunt u het wiel met het bij de auto geleverde gereedschap verwisselen volgens de onderstaande procedure.

Toegang tot het gereedschap

Het gereedschap bevindt zich onder de vloer van de bagageruimte:

F open de achterklep,

F verwijder de vloerplaat,

F til de vloerbedekking op,

F verwijder de houder waarin het gereedschap is opgeborgen.

F verwijder de polystyreen opbergbak,

Beschikbaar gereedschap

Dit gereedschap is specifiek voor uw auto.

Gebruik het niet voor andere dan de hieronder aangegeven doeleinden.

1.

Wielsleutel.

Hiermee kan de wieldop worden verwijderd en kunnen de wielbouten worden losgedraaid.

2.

Krik met geïntegreerde slinger.

Hiermee kan de auto worden opgekrikt.

3.

Gereedschap voor het verwijderen van sierdoppen.

Hiermee kunnen bij lichtmetalen velgen de sierdoppen van de wielbouten worden verwijderd.

4.

Dop voor het verwijderen van slotbouten

(in het dashboardkastje).

Hiermee kunnen met behulp van de wielsleutel de speciale slotbouten worden verwijderd (voor zover de auto ermee uitgerust is).

11

Overige accessoires

5.

Afneembaar sleepoog.

Raadpleeg de rubriek "Slepen van uw auto".

155

C3Picasso_nl_Chap11_informations-pratiques_ed01-2015

Praktische informatie

Wiel met wieldop

Demonteren: verwijder eerst de wieldop door deze met behulp van de wielsleutel 1 bij de ventielopening los te wippen en vervolgens los te trekken.

Monteren: plaats de wieldop , begin bij de ventielopening en druk de wieldop rondom met de hand vast.

Toegang tot het reservewiel

Het reservewiel bevindt zich onder de vloer van de bagageruimte.

Het reservewiel is een noodreservewiel.

Zie de paragraaf "Toegang tot het gereedschap" voor meer informatie.

Bevestiging van het noodreservewiel

Indien uw auto is voorzien van lichtmetalen velgen is het normaal dat bij het monteren van het noodreservewiel de ringen van de bouten de velg niet raken. Als de bouten volledig zijn aangedraaid, zorgt het conische draagvlak van de bouten voor de bevestiging van het reservewiel.

156

C3Picasso_nl_Chap11_informations-pratiques_ed01-2015

Praktische informatie

Verwijderen van het reservewiel

F Draai de gele centrale bout los en verwijder deze.

F Til het reservewiel aan de achterzijde op en trek het naar u toe.

F Verwijder het wiel uit de bagageruimte.

Terugplaatsen van het reservewiel

F Leg het reservewiel in de reservewielbak.

F Plaats de gele centrale bout terug in het hart van het wiel.

F Draai de centrale bout vast tot deze klikt en het reservewiel goed vastzit.

F Plaats de kunststof opbergbak terug,

F Plaats de houder met het gereedschap terug en druk de houder vast.

11

157

C3Picasso_nl_Chap11_informations-pratiques_ed01-2015

Praktische informatie

Demonteren van het wiel

* Stand R bij de elektronisch gestuurde versnellingsbak.

158

C3Picasso_nl_Chap11_informations-pratiques_ed01-2015

Stilzetten van de auto

Zet de auto op een plaats waar het verkeer niet gehinderd wordt en zorg ervoor dat de auto op een horizontale, stabiele en niet-gladde ondergrond staat.

Trek de handrem aan, zet het contact af en schakel de eerste versnelling* in om de wielen te blokkeren.

Plaats indien nodig een wielblok onder het wiel kruislings tegenover het te verwisselen wiel.

Controleer of de inzittenden de auto hebben verlaten en zich op een veilige plaats bevinden.

Ga nooit onder een auto liggen die alleen op de krik steunt; gebruik een bok.

Procedure

F Verwijder de dop van de wielbouten met het gereedschap 3 (alleen bij lichtmetalen velgen).

F Bevestig de dop 4 op de wielsleutel 1 en draai de slotbout (voor zover de auto ermee uitgerust is) een omwenteling los.

F Draai de overige wielbouten een omwenteling los met alleen de wielsleutel 1 .

De krik mag uitsluitend worden gebruikt voor het verwisselen van een wiel met een beschadigde band.

De krik is onderhoudsvrij.

Praktische informatie

F Plaats het voetstuk van de krik 2 op de grond en controleer of deze zich loodrecht onder het steunpunt A aan de voorzijde of het steunpunt B aan de achterzijde bevindt.

Gebruik het steunpunt dat zich het dichtste bij het te verwisselen wiel bevindt.

F Draai de krik 2 uit tot de kop van de krik het gebruikte steunpunt A of B raakt; het contactvlak van het steunpunt A of B van de auto moet goed in het centrale gedeelte van de kop van de krik steken.

F Krik de auto op tot er voldoende ruimte tussen het wiel en de grond is om het (niet lekke) reservewiel te monteren.

F Verwijder de wielbouten en leg ze op een schone plaats weg.

F Verwijder het wiel.

Zorg ervoor dat de krik stabiel staat. Op een gladde of zachte ondergrond kan de krik wegschuiven of wegzakken: kans op letsel!

Plaats de krik uitsluitend onder de steunpunten A of B onder de auto en controleer of het contactvlak van het steunpunt correct in de kop van de krik steekt. Zo niet, dan kan de auto beschadigd raken en/of de krik wegzakken: kans op letsel!

11

159

C3Picasso_nl_Chap11_informations-pratiques_ed01-2015

Praktische informatie

Monteren van het wiel

Na het verwisselen van het wiel

Verwijder de naafdop van het wiel om het op de juiste manier in de bagageruimte op te bergen.

Rijd met een noodreservewiel niet sneller dan 80 km/h.

Laat zo snel mogelijk het aanhaalmoment van de wielbouten en de bandenspanning van het reservewiel controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

Laat de lekke band zo spoedig mogelijk repareren en verwissel hem met het reservewiel.

Procedure

F

Plaats het wiel op de naaf.

F

Draai de wielbouten met de hand vast.

F

Draai de slotbout (voor zover de auto ermee uitgerust is) met de wielsleutel 1 en de dop 4 iets vast.

F

Draai de overige wielbouten iets vast met alleen de wielsleutel 1 .

160

C3Picasso_nl_Chap11_informations-pratiques_ed01-2015

Praktische informatie

F Laat de krik zakken.

F Vouw de krik 2 op en verwijder hem.

F Draai de slotbout (voor zover de auto ermee uitgerust is) vast met de wielsleutel

1 en de dop 4 .

F Draai de overige wielbouten vast met alleen de wielsleutel 1 .

F Bevestig de doppen op de wielbouten

(alleen bij lichtmetalen velgen).

F Berg het gereedschap op in de houder.

C3Picasso_nl_Chap11_informations-pratiques_ed01-2015

11

161

Praktische informatie

Sneeuwkettingen

Onder winterse omstandigheden verbeteren sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag van de auto.

Uitsluitend de voorwielen mogen van sneeuwkettingen worden voorzien.

Een noodreservewiel mag niet worden voorzien van een sneeuwketting.

Bij alle originele bandenmaten (15", 16", 17") kunnen sneeuwkettingen worden aangebracht.

Gebruik uitsluitend kettingen die geschikt zijn voor het type velg van uw auto:

Houd u altijd aan de ter plekke geldende regelgeving over het gebruik van sneeuwkettingen en de maximaal toegestane snelheid.

Maat van de af fabriek gemonteerde banden

195/60 R15

195/55 R16

205/45 R17

Maximale afmeting van de schakels

9 mm

9 mm

7 mm

Montagetips

F Als u onderweg sneeuwkettingen moet monteren, zet de auto dan langs de kant van de weg stil op een vlakke ondergrond.

F Trek de handrem aan en plaats eventueel wielblokken voor of achter de wielen om te voorkomen dat de auto wegglijdt.

F Monteer de sneeuwkettingen, volg daarbij de aanwijzingen van de fabrikant.

F Rijd langzaam weg en rijd een klein stukje met een snelheid van maximaal 50 km/h.

F Zet de auto stil en controleer of de kettingen correct gespannen zijn.

Neem voor meer informatie over sneeuwkettingen contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Rijd niet met sneeuwkettingen op een sneeuwvrij gemaakte weg om schade aan de banden en het wegdek te voorkomen. Als uw auto is voorzien van lichtmetalen velgen, controleer dan of de ketting en de bevestigingen de velg niet raken.

Het is bijzonder raadzaam voor vertrek het monteren van de sneeuwkettingen te oefenen; doe dit op een vlakke en droge ondergrond.

162

C3Picasso_nl_Chap11_informations-pratiques_ed01-2015

Praktische informatie

Additief AdBlue

®

en SCR-systeem voor BlueHDi-dieselmotoren

Om het milieu zo min mogelijk te belasten en om aan de nieuwe Euro 6-norm te voldoen, heeft CITROËN ervoor gekozen zijn auto's met dieselmotor te voorzien van een systeem waarbij het roetfilter (FAP) wordt gecombineerd met een SCR-systeem (Selective Catalytic

Reduction) voor de behandeling van de uitlaatgassen zonder dat de prestaties veranderen of het brandstofverbruik toeneemt.

Het additief AdBlue ® bevindt zich in een specifiek reservoir onder de bagageruimte, aan de achterzijde van de auto. Het reservoir heeft een inhoud van 17 liter, goed voor een actieradius van ongeveer 20.000 km voordat een waarschuwingssysteem u meldt dat u met de resterende hoeveelheid additief nog maximaal 2400 km kunt rijden.

SCR-systeem

Met behulp van het additief AdBlue ®, dat ureum bevat, zet een katalysator tot 85% van de stikstofoxides (NOx) om in stikstof en water, stoffen die onschadelijk zijn voor de gezondheid en het milieu.

Om ervoor te zorgen dat het SCR-systeem goed blijft werken, wordt bij elke periodieke onderhoudscontrole aan uw auto in het

CITROËN-netwerk of bij een gekwalificeerde werkplaats het reservoir van het additief

AdBlue ® bijgevuld.

Als u verwacht tussen twee periodieke onderhoudscontroles meer dan 20.000 km te rijden, raden wij u aan het reservoir tussentijds te laten bijvullen door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Als het AdBlue ® -reservoir leeg is, zorgt een wettelijk verplicht systeem ervoor dat de motor niet opnieuw kan worden gestart.

Als het SCR-systeem niet goed werkt, stoot uw auto te veel schadelijke stoffen uit, waardoor hij niet meer aan de Euro

6-emissienorm voldoet.

Neem bij een storing in het SCRsysteem zo snel mogelijk contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats: na 1100 km wordt een systeem geactiveerd dat het opnieuw starten van de motor blokkeert.

11

163

C3Picasso_nl_Chap11_informations-pratiques_ed01-2015

Praktische informatie

Actieradiusindicatoren

Zodra de reservevoorraad van het AdBlue ® reservoir is aangesproken of een storing in het

SCR-systeem is gesignaleerd, verschijnt bij het aanzetten van het contact een indicator die aangeeft hoeveel kilometer u nog ongeveer kunt rijden voordat het opnieuw starten van de motor automatisch wordt geblokkeerd.

Als gelijktijdig een storing wordt gesignaleerd en het AdBlue ® -niveau laag is, wordt de laagste actieradius weergegeven.

Als de motor mogelijk niet opnieuw kan worden gestart door een te laag AdBlue

®

-niveau

Het wettelijk verplichte startblokkeringssysteem wordt automatisch geactiveerd zodra het

AdBlue ® -reservoir leeg is.

Actieradius groter dan 2400 km

Als het contact wordt aangezet, wordt er geen informatie over de actieradius weergegeven op het instrumentenpaneel.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het bijvullen van het additief AdBlue ® .

164

C3Picasso_nl_Chap11_informations-pratiques_ed01-2015

Praktische informatie

Actieradius tussen 600 en 2400 km Actieradius tussen 0 en 600 km Storing in verband met een te laag AdBlue ®

-niveau

Zodra het contact wordt aangezet, gaat het verklikkerlampje UREA branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding

(bijvoorbeeld "Vul brandstofadditief bij: Starten geblokkeerd binnen 1500 km") die aangeeft hoeveel kilometer of mijl u nog kunt rijden met de resterende hoeveelheid additief.

Tijdens het rijden wordt de melding elke

300 km weergegeven zolang er geen additief is bijgevuld.

Neem contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om het additief

AdBlue ® te laten bijvullen.

U kunt het bijvullen ook zelf uitvoeren.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het bijvullen van het additief AdBlue ® .

Zodra het contact wordt aangezet, gaat het verklikkerlampje SERVICE branden en knippert het verklikkerlampje UREA in combinatie met een geluidssignaal en een melding

(bijvoorbeeld "Vul brandstofadditief bij: Starten geblokkeerd binnen 600 km") die aangeeft hoeveel kilometer of mijl u nog kunt rijden met de resterende hoeveelheid additief.

Tijdens het rijden wordt de melding elke

30 seconden weergegeven zolang er geen additief is bijgevuld.

Neem contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om het additief

AdBlue ® te laten bijvullen.

U kunt het bijvullen ook zelf uitvoeren.

Als niet op tijd additief wordt bijgevuld, kan de motor niet meer worden gestart.

Als het contact wordt aangezet, gaat het verklikkerlampje SERVICE branden en knippert het verklikkerlampje UREA in combinatie met een geluidssignaal en de melding "Vul brandstofadditief bij: Starten geblokkeerd".

Het AdBlue ® -reservoir is leeg: het wettelijk verplichte startblokkeringssysteem voorkomt dat de motor opnieuw wordt gestart.

Om de motor weer opnieuw te kunnen starten, raden wij u aan contact op te nemen met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om de benodigde hoeveelheid additief te laten bijvullen.

Als u zelf additief bijvult, moet het reservoir met minimaal 3,8 liter AdBlue worden gevuld.

®

11

165

C3Picasso_nl_Chap11_informations-pratiques_ed01-2015

Praktische informatie

Als een storing in het SCR-systeem wordt gesignaleerd

Er wordt automatisch een startblokkeringssysteem geactiveerd als meer dan 1100 km is gereden nadat de storing in het SCR-systeem is gesignaleerd.

Laat het systeem zo snel mogelijk controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

Als een storing wordt gesignaleerd Tijdens de geautoriseerde rijfase (tussen

1100 km en 0 km)

Starten geblokkeerd

De verklikkerlampjes UREA, SERVICE en zelfdiagnose motor gaan branden in combinatie met een geluidssignaal en de melding "Storing emissieregeling".

De waarschuwing wordt tijdens het rijden gegeven als de storing voor de eerste keer wordt gesignaleerd en vervolgens steeds bij het aanzetten van het contact zolang de storing niet is verholpen.

In het geval van een tijdelijke storing verdwijnt de waarschuwing tijdens de volgende rit na controle van de zelfdiagnose van het SCR-systeem.

Als een storing in het SCR-systeem is bevestigd

(nadat 50 km is gereden terwijl de melding van de storing permanent wordt weergegeven), gaan de verklikkerlampjes SERVICE en zelfdiagnose motor branden en knippert het verklikkerlampje UREA in combinatie met een geluidssignaal en een melding

(bijvoorbeeld "Storing emissieregeling: Starten geblokkeerd binnen 300 km") die aangeeft hoeveel kilometer of mijl u nog met de resterende hoeveelheid additief kunt rijden.

Tijdens het rijden wordt de melding elke 30 seconden weergegeven zolang de storing in het SCR-systeem niet is verholpen.

De waarschuwing wordt opnieuw weergegeven zodra het contact wordt aangezet.

Neem zo snel mogelijk contact op met het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Als u dit niet doet, kan de motor niet meer worden gestart.

Elke keer dat het contact wordt aangezet, gaan de verklikkerlampjes SERVICE en zelfdiagnose motor branden en knippert het verklikkerlampje

UREA in combinatie met een geluidssignaal en de melding "Storing emissieregeling: Starten geblokkeerd".

U hebt de limiet van de geautoriseerde rijfase overschreden: het startblokkerringssysteem voorkomt dat de motor opnieuw wordt gestart.

Om de motor weer te kunnen starten, is het noodzakelijk dat u contact opneemt met het

CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

166

C3Picasso_nl_Chap11_informations-pratiques_ed01-2015

Praktische informatie

Bijvullen van het additief

AdBlue

®

Het AdBlue ® -reservoir moet bij elke periodieke onderhoudscontrole worden gevuld door het

CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Vanwege de inhoud van het reservoir kan het echter noodzakelijk zijn om het reservoir tussentijds bij te vullen, zeker als u hier door een waarschuwing (verklikkerlampjes en melding) op wordt geattendeerd.

Dit kunt u laten uitvoeren door het CITROËNnetwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

Als u zelf het reservoir wilt bijvullen, lees dan eerst aandachtig de volgende waarschuwingen.

Bevriezing van het additief AdBlue ®

Het additief AdBlue ® bevriest bij temperaturen lager dan ongeveer -11°C.

Het SCR-systeem is voorzien van een voorverwarmingssysteem voor het

AdBlue ® -reservoir waardoor u ook in zeer koude omstandigheden kunt blijven rijden.

Gebruiksvoorschriften

Het additief AdBlue ® is een oplossing op ureumbasis. Deze vloeistof is onontvlambaar, kleurloos en geurloos (indien koel bewaard).

Als het additief in contact komt met de huid, moet u de huid wassen met kraanwater en met zeep. Als additief in de ogen komt, spoel de ogen dan onmiddellijk en grondig gedurende ten minste 15 minuten met kraanwater of met een oogspoelmiddel. Raadpleeg een arts bij een branderig gevoel of blijvende irritatie.

Als additief AdBlue wordt ingeslikt, spoel de mond dan met schoon water en drink vervolgens een ruime hoeveelheid water.

Onder bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld bij een hoge omgevingstemperatuur) kan het risico van het vrijkomen van ammoniakdampen niet worden uitgesloten: adem deze niet in.

Deze ammoniakdampen werken irriterend op de slijmvliezen (ogen, neus en keel).

Bewaar AdBlue ® buiten het bereik van kinderen, in de originele flacon.

Als het AdBlue ® niet in de originele flacon wordt bewaard, verliest het zijn zuiverheid.

Gebruik uitsluitend additief AdBlue ® dat aan de norm ISO 22241 voldoet.

Verdun het additief nooit met water.

Giet nooit additief in de brandstoftank.

De verpakking in flacons met een antidruppelsysteem vergemakkelijkt het bijvullen. De flacons met een inhoud van

1,89 liter (1/2 gallon) zijn verkrijgbaar bij het

CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Vul nooit AdBlue ® bij vanuit een vulsysteem dat is bedoeld voor vrachtwagens.

11

167

C3Picasso_nl_Chap11_informations-pratiques_ed01-2015

Praktische informatie

Voorschriften voor opslag

AdBlue ® bevriest bij temperaturen lager dan ongeveer -11°C en verliest zijn kwaliteit bij temperaturen vanaf 25°C. Het is raadzaam de flacons koel en buiten direct zonlicht te bewaren.

Onder deze omstandigheden is het additief ten minste één jaar houdbaar.

Additief dat bevroren is geweest, kan weer worden gebruikt nadat het bij kamertemperatuur volledig is ontdooid.

Bewaar de flacons AdBlue ® niet in uw auto.

Procedure voor bijvullen

Controleer voor het bijvullen of de auto op een vlakke en horizontale ondergrond staat.

Controleer 's winters of de omgevingstemperatuur van de auto hoger is dan -11°C. Als het kouder is, bevriest het

AdBlue ® waardoor u het niet in het reservoir kunt gieten. Laat uw auto enkele uren op een warmere plaats staan en vul vervolgens het reservoir bij.

F Zet het contact af en verwijder de sleutel.

F Til voor toegang tot het AdBlue ® -reservoir de vloerbekleding van de bagageruimte op en verwijder vervolgens het reservewiel of de opbergbak (volgens uitvoering).

F Draai de zwarte dop een kwart omwenteling linksom zonder er druk op uit te oefenen en trek hem omhoog om hem te verwijderen.

F Draai de blauwe dop een zesde omwenteling linksom.

F Trek de knop omhoog om hem te verwijderen.

168

C3Picasso_nl_Chap11_informations-pratiques_ed01-2015

Praktische informatie

F Pak een flacon AdBlue ® . Controleer de houdbaarheidsdatum en lees vervolgens aandachtig de gebruiksaanwijzing op het etiket voordat u de inhoud van de flacon in het AdBlue ® -reservoir van uw auto giet.

Belangrijk: als het AdBlue ® reservoir van uw auto helemaal leeg is - dit wordt aangegeven door de waarschuwingsmeldingen en u kunt in dat geval de motor niet meer starten - moet u het reservoir vullen met minimaal 3,8 liter additief (twee flacons van 1,89 liter).

F Veeg nadat u de flacon leeg hebt gegoten met behulp van een vochtige doek eventuele vloeistofsporen van de rand van de vulopening van het reservoir.

Spoel gemorst additief onmiddellijk weg met koud water of veeg het weg met een vochtige doek.

Als het additief is gekristalliseerd, verwijder het dan met een spons en warm water.

F Breng de blauwe dop aan op de vulopening van het reservoir en draai de dop een zesde omwenteling rechtsom tot hij stuit.

F Breng de zwarte dop aan en draai hem een kwart omwenteling rechtsom zonder er druk op uit te oefenen. Zorg ervoor dat het merkteken op de dop in lijn staat met merkteken op de steun.

F Leg het reservewiel en/of de opbergbak

(volgens uitvoering) terug op de bodem van de bagageruimte.

F Plaats de vloerbekleding van de bagageruimte terug en sluit de achterklep.

Belangrijk: als u additief hebt bijgevuld nadat het reservoir leeg is geraakt , dient u ongeveer 5 minuten te wachten voordat u het contact weer aanzet, zonder het bestuurdersportier te openen, de auto te ontgrendelen en de sleutel in het contactslot te steken .

Zet vervolgens het contact aan en start na

10 seconden wachten de motor.

Voer de lege AdBlue ® -flacons niet als huisvuil af, maar deponeer ze in de daartoe bestemde containers of breng de flacons naar uw verkooppunt.

11

169

C3Picasso_nl_Chap11_informations-pratiques_ed01-2015

Praktische informatie

Lampen vervangen

Pas de onderstaande procedure toe voor het vervangen van een defecte lamp.

De koplampunits zijn voorzien van glas van polycarbonaat met een speciale vernislaag:

F reinig de koplampen nooit met een droge of schurende doek en gebruik geen oplosmiddelen,

F gebruik een spons met zeepwater of een pH-neutraal product,

F wanneer u met een hogedrukreiniger hardnekkig vuil probeert te verwijderen, houd de straal dan nooit langdurig op de koplampen, de achterlichten en de randen ervan gericht, om beschadiging van de vernislaag en de afdichtrubbers te voorkomen.

Bij het vervangen van lampen moet de verlichting minstens enkele minuten uitgeschakeld zijn (risico van ernstige verbranding).

F Raak de lamp niet met de vingers aan, maar gebruik een nietpluizende doek.

In verband met het behoud van de kwaliteit van de koplampen mogen uitsluitend anti-UV-lampen worden gebruikt.

Vervang een kapotte lamp altijd door een nieuwe lamp met dezelfde specificaties.

Koplampen

1.

Richtingaanwijzers (H21W amberkleurig).

2.

Dimlicht (H7-55W).

3.

Grootlicht (H1-55W).

4.

Parkeerlichten (W5W).

5.

Mistlampen (PSX24W).

6.

LED-dagrijverlichting .

170

C3Picasso_nl_Chap11_informations-pratiques_ed01-2015

Praktische informatie

Lamp van richtingaanwijzer vervangen

Wanneer het controlelampje van de richtingaanwijzer snel knippert (rechts of links) duidt dat erop dat een van de lampen defect is.

F Verwijder de kunststof beschermkap.

F Trek aan de lamphouder en vervang de lamp.

Voer het monteren in de omgekeerde volgorde uit.

De amberkleurige lampen, zoals die van de richtingaanwijzers, moeten worden vervangen door lampen met dezelfde kleur en eigenschappen.

Sluit bij het monteren uiterst zorgvuldig de plastic kap om ervoor te zorgen dat de lamp goed wordt afgedicht.

Lampen dimlicht vervangen

F Trek aan de borglip om de plastic beschermkap te verwijderen.

F Draai de lamphouder een kwartslag los.

F Trek de lamp uit de lamphouder en vervang de lamp.

Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.

11

171

C3Picasso_nl_Chap11_informations-pratiques_ed01-2015

Praktische informatie

Lampen grootlicht vervangen

F Trek aan de borglip om de plastic beschermkap te verwijderen.

F Neem de stekker van de lamp los.

F Druk de veren opzij om de lamp te kunnen verwijderen.

F Trek de lamp uit de lamphouder en vervang de lamp.

Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.

Lampen parkeerlicht vervangen

F Trek aan de borglip om de plastic beschermkap te verwijderen.

F Trek aan de lamphouder.

F Verwijder de lamp en vervang deze.

Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.

172

C3Picasso_nl_Chap11_informations-pratiques_ed01-2015

Praktische informatie

Lampen van mistlampen vervangen

F Verwijder het beschermplaatje van de opening naast de mistlamp.

F Verwijder via de opening het sierdeel van de mistlamp door dit naar u toe te trekken.

F Draai de twee bevestigingsbouten van de module los en verwijder de module uit zijn behuizing.

F Neem de stekker van de lamphouder los.

F Verwijder de lamp en vervang hem.

Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.

11

Voor vragen over het vervangen van deze lampen kunt u terecht bij het CITROËN-netwerk of bij een gekwalificeerde werkplaats.

173

C3Picasso_nl_Chap11_informations-pratiques_ed01-2015

Praktische informatie

LED van dagrijverlichting vervangen

Neem voor het vervangen van dit type lamp met LED’s contact op met het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Geïntegreerde zijknipperlichten vervangen

F Druk met een schroevendraaier tegen de zijkant van het zijknipperlicht.

F Wip het zijknipperlicht met de schroevendraaier los.

F Neem de stekker van het zijknipperlicht los.

F Vervang het zijknipperlicht.

Een nieuw zijknipperlicht is verkrijgbaar bij het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Demonteren:

- let erop dat u bij het demonteren met de schroevendraaier de lak van de auto niet beschadigt,

- laat niet de draad en de stekker aan de binnenkant van het scherm vallen.

Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.

Voor vragen over het demonteren kunt u contact opnemen met het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

174

C3Picasso_nl_Chap11_informations-pratiques_ed01-2015

Praktische informatie

Achterlichten

1.

Remlichten/parkeerlicht (12VP21/5 W).

2.

Mistachterlicht links (PR21W)

Achteruitrijlicht rechts (P21W).

3.

Richtingaanwijzers (P 21 W) .

Lampen vervangen van remlichten / parkeerlicht / richtingaanwijzers

F Draai de twee bevestigingsschroeven van de lamp los,

F verwijder voorzichtig de lamp door deze recht naar buiten te trekken,

F verdraai de desbetreffende lamphouder een kwartslag,

F verwijder de kapotte lamp en vervang deze.

Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.

11

175

C3Picasso_nl_Chap11_informations-pratiques_ed01-2015

Praktische informatie

Vervangen van de mistlamp / achteruitrijlamp

F Open de achterklep,

F druk de lippen in met behulp van een schroevendraaier,

F neem de stekker van de lamp los,

F draai de lamphouder een kwartslag,

F verwijder de lamp en vervang deze.

Verricht deze handelingen in omgekeerde volgorde voor het monteren.

Lampen kentekenplaatverlichting vervangen (4 lampen W5W)

F Open de achterklep,

F verwijder de twee doppen in de bekleding,

F steek een kleine schroevendraaier in een van de buitenste gaten van het lampglas.

F verdraai de lamphouder van de kapotte lamp een kwartslag,

F trek de lamp uit de houder en vervang de lamp.

Verricht deze handelingen in omgekeerde volgorde voor het monteren.

Vervangen van de lampen van de kentekenplaatverlichting (W5W)

F Steek een dunne schroevendraaier in een van de openingen aan de buitenkant van de transparante kap,

F duw de schroevendraaier naar buiten om het lampglas los te maken.

F verwijder het lampglas.

F verwijder de lamp en vervang deze.

Verricht deze handelingen in omgekeerde volgorde voor het monteren.

176

C3Picasso_nl_Chap11_informations-pratiques_ed01-2015

Praktische informatie

Interieurverlichting

Plafonniers (1/W5W)

Maak de kap van de plafonnier 1 los met een dunne schroevendraaier aan de zijde van de schakelaar, om de defecte gloeilamp te kunnen bereiken.

Kaartleeslampjes (2/W5W)

Maak de kap van de plafonnier los. Maak indien nodig het schot van het desbetreffende kaartleeslampje 2 los, om de defecte gloeilamp te kunnen bereiken.

Sfeerverlichtings-led van de plafonnier vóór

Raadpleeg als de led moet worden vervangen het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Verlichting in de buitenspiegels

(W5W)

Maak de kap los met een dunne schroevendraaier om de defecte gloeilamp te kunnen bereiken.

11

Bagageruimteverlichting

Trek het huis los door de voet naar achteren te trekken.

177

C3Picasso_nl_Chap11_informations-pratiques_ed01-2015

Praktische informatie

Zekeringen vervangen

In het geval van een storing in een bepaalde functie kunt u de desbetreffende defecte zekering vervangen volgens de onderstaande procedure.

Toegang tot het gereedschap Vervangen van een zekering

Voordat u een zekering vervangt, dient u de oorzaak van de storing op te sporen en te

(laten) verhelpen.

F U kunt aan de draad van een zekering zien of deze defect is.

Montage van elektrische accessoires

Bij het ontwerp van het elektrische circuit van uw auto is reeds rekening gehouden met de montage van zowel de standaarduitrusting als eventuele opties.

Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats voordat u andere elektrische voorzieningen of accessoires in de auto monteert of laat monteren.

De tang voor het verwijderen van zekeringen evenals de reservezekeringhouders bevinden zich aan de binnenzijde van het deksel van de zekeringkast in het dashboard.

Toegang:

F trek aan de zijkant van het deksel om het los te maken,

F verwijder het deksel volledig,

F maak de tang los.

Goed Defect

F Gebruik de speciale tang om de zekering uit de zekeringkast te verwijderen.

F Vervang een defecte zekering altijd door een zekering met dezelfde stroomsterkte.

F Selecteer de zekering aan de hand van het nummer op de zekeringkast, de op de zekering aangegeven stroomsterkte en het onderstaande overzicht.

CITROËN is niet aansprakelijk voor kosten die voortvloeien uit storingen veroorzaakt door het monteren van extra accessoires die niet door

CITROËN aanbevolen en geleverd worden, en die niet volgens haar voorschriften zijn gemonteerd. Dit geldt met name als het gezamenlijke stroomverbruik van de extra accessoires meer dan 10 milliampère bedraagt.

178

C3Picasso_nl_Chap11_informations-pratiques_ed01-2015

Praktische informatie

Zekeringen dashboard

De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde van het dashboard (linkerzijde).

Overzicht zekeringen

Zekering

FH36

FH37

FH38

FH39

FH40

Ampère

5 A

1 5 A

20 A

20 A

30 A

Functies

Trekhaakmodule.

Voeding accessoirestekker caravan.

Navigatiesysteem (achteraf ingebouwd).

Stoelverwarming.

Trekhaakmodule.

Toegang tot de zekeringen

F zie de paragraaf "Toegang tot het gereedschap".

Zekering

F1

F2

F3

F4

F5

F6

F7

Ampère

15 A

-

5 A

10 A

30 A

30 A

5 A

Functies

Ruitenwisser achter.

Niet gebruikt.

Computer airbags en pyrotechnische gordelspanners.

Stuurhoeksensor, airconditioning, koppelingscontact, roetfilterpomp, diagnosestekker, luchthoeveelheidsmeter.

Ruitbedieningspaneel, ruitbediening passagier, motor ruitbediening voor.

Motor ruitbediening achter en motor bediening bestuurdersruit.

11

Plafonnier en kaartleeslampje voor, verlichting achtercompartiment.

179

C3Picasso_nl_Chap11_informations-pratiques_ed01-2015

Praktische informatie

180

C3Picasso_nl_Chap11_informations-pratiques_ed01-2015

F14

F15

F16

F17

SH

Zekering

F8

F9

F10

F11

F12

F13

Ampère

20 A

30 A

15 A

15 A

15 A

5 A

15 A

30 A

-

40 A

-

Functies

Multifunctioneel display, autoradio, radio-navigatie.

Autoradio (inbouw achteraf), 12V-aansluiting.

Stuurkolomschakelaars.

Contactslot, diagnosestekker.

Regen-/lichtsensor, trekhaakmodule.

Hoofdremlichtschakelaar, BSI.

Parkeerhulpcomputer, display waarschuwingslampjes autogordels, airbagmodule, instrumentenpaneel, airconditioning, USB-box.

Vergrendeling.

Niet gebruikt.

Achterruit- en buitenspiegelverwarming.

Shunt tijdens opslag.

Praktische informatie

Zekeringen motorruimte

De zekeringkast bevindt zich onder de motorkap, naast de accu (links).

Werkzaamheden aan zekeringen in de zekeringhouder op de accu moeten door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats worden uitgevoerd.

Toegang tot de zekeringen

F Maak het deksel los.

F Vervang de zekering (zie de desbetreffende paragraaf).

F Sluit na het vervangen van de zekering zorgvuldig het deksel voor een goede afdichting van de zekeringkast.

C3Picasso_nl_Chap11_informations-pratiques_ed01-2015

11

181

Praktische informatie

Overzicht zekeringen

Zekering

F1

F2

F3

F4

F5

Ampère

20 A

15 A

10 A

20 A

15 A

F6

F7

F8

F9

F10

F11

10 A

10 A

25 A

10 A

30 A

40 A

Functies

Voeding motormanagementcomputer, bediening koelventilatorunit, multifunctioneel hoofdrelais motormanagement.

Claxon.

Ruitensproeiers voor en achter.

Dagrijverlichting.

Voorverwarming brandstof (dieselmotor), brandstofpomp

(benzinemotor).

ABS/ESP-computer, onderbrekingsrelais ABS/ESP, secundaire remlichtschakelaar.

Elektrische stuurbekrachtiging.

Bediening startmotor.

Schakel- en beveiligingsmodule (diesel).

Elektroklep brandstofpomp dieselmotor, verstuivers en bobines

(benzinemotor)

Aanjager airconditioning.

182

C3Picasso_nl_Chap11_informations-pratiques_ed01-2015

Praktische informatie

Zekering

F12

F13

F14

F15

F16

F17

F18

F19

F20

F21

Ampère

30 A

40 A

30 A

10 A

10 A

15 A

15 A

15 A

10 A

5 A

Functies

Lage/hoge snelheid ruitenwissers vóór.

Voeding intelligente servicecentrale (BSI) (+ na contact).

Brandstoftoevoer valvetronic (benzine)

Grootlicht rechts.

Grootlicht links.

Dimlicht links.

Dimlicht rechts.

Voeding multifunctioneel motormanagement (benzinemotor), elektrokleppen inlaatluchtkoeling (diesel).

Voeding multifunctioneel motormanagement (benzine) elektroklep turbodrukregeling (Diesel), niveaucontact koelvloeistof (Diesel).

Voeding bediening koelventilatorunit, relais APC, ABS, ESP.

11

183

C3Picasso_nl_Chap11_informations-pratiques_ed01-2015

Praktische informatie

Overzicht hoofdzekeringen

Zekering

MF1*

MF2*

MF3*

MF4*

MF5*

MF6*

MF7*

MF8*

Ampère

60 A

30 A

30 A

60 A

60 A

-

-

-

Koelventilatorunit.

ABS/ESP-computer.

ABS/ESP-computer.

Voeding BSI.

Voeding BSI.

Niet gebruikt.

Zekeringkast interieur.

Niet gebruikt.

Functies

* De hoofdzekeringen zorgen voor een extra beveiliging van de elektrische installatie.

Werkzaamheden aan de hoofdzekeringen dienen door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats uitgevoerd te worden.

184

C3Picasso_nl_Chap11_informations-pratiques_ed01-2015

Praktische informatie

Accu

Procedure voor het opladen van de accu en het gebruik van een hulpaccu voor het starten van de motor met behulp van startkabels.

Toegang tot de accu Starten van de motor met een hulpaccu en startkabels

Als de accu van uw auto is ontladen, kan de motor worden gestart met behulp van een hulpaccu (een externe accu of de accu van een andere auto) en startkabels.

De accu bevindt zich in de motorruimte.

Toegang tot de accu:

F open de motorkap met de hendel in het interieur en deblokkeer vervolgens de veiligheidshaak via de buitenzijde,

F bevestig de motorkapsteun,

F beweeg de kunststof afdekkap van de (+) pool omhoog.

Controleer van tevoren of de hulpaccu een 12V-accu is en een capaciteit heeft die minimaal gelijkwaardig is aan die van de ontladen accu.

Start de motor niet wanneer een acculader is aangesloten.

Neem de positieve (+) accupoolklem niet los bij draaiende motor.

F

Sluit de rode kabel aan op de (+) pool van de ontladen accu A en vervolgens op de (+) pool van de hulpaccu B .

F

Sluit de groene of zwarte kabel aan op de (-) pool van de hulpaccu B (of op het massapunt van de auto met de hulpaccu).

F

Sluit het andere uiteinde van de groene of zwarte kabel aan op het massapunt C van de auto met de ontladen accu (of op de motorsteun).

F Start de motor van de auto met de hulpaccu en laat deze enkele minuten draaien.

F Stel de startmotor van de auto met ontladen accu in werking en laat de motor draaien.

Als de motor niet direct aanslaat, zet dan het contact af en wacht even tot u een nieuwe poging doet.

F Wacht tot de motor stationair draait en neem dan de startkabels los in de omgekeerde volgorde van het aansluiten.

Een aantal functies is niet beschikbaar als de laadtoestand van de accu onvoldoende is.

11

185

C3Picasso_nl_Chap11_informations-pratiques_ed01-2015

Praktische informatie

Laden met behulp van een acculader

F Volg de aanwijzingen van de fabrikant van de acculader.

Accu's bevatten schadelijke stoffen, zoals zwavelzuur en lood. Accu's moeten volgens de wettelijke voorschriften worden afgevoerd en mogen in geen geval bij het huisvuil terechtkomen.

Lever lege batterijen en accu's in bij een speciaal afvalstoffendepot.

Bescherm uw ogen en gezicht voordat u de accu hanteert.

Verricht uitsluitend ingrepen aan de accu in een goed geventileerde ruimte, uit de buurt van open vuur of vonken gevende voorwerpen, om elk risico van brand- of explosiegevaar uit te sluiten.

Probeer niet een bevroren accu op te laden: de accu moet eerst worden ontdooid om explosiegevaar uit te sluiten. Laat een bevroren accu voordat u hem laat opladen eerst controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats. Daar wordt voor u gecontroleerd of de inwendige componenten zijn beschadigd en of de behuizing scheuren vertoont, waardoor giftige en bijtende accuzuren zouden kunnen weglekken.

Keer de polariteiten niet om en gebruik uitsluitend een 12V-acculader.

Maak de accupoolklemmen niet los bij draaiende motor.

Laad de accu niet op zonder de accupoolklemmen los te nemen.

Was uw handen als u klaar bent met deze werkzaamheden.

186

C3Picasso_nl_Chap11_informations-pratiques_ed01-2015

Praktische informatie

Spaarfase

De spaarfase stuurt de elektrische functies van de auto aan om het ontladen van de accu te voorkomen.

Tijdens het rijden kunnen in verband met de laadtoestand van de accu enkele functies

(airconditioning, achterruitverwarming, ...) tijdelijk worden uitgeschakeld.

Deze functies worden automatisch ingeschakeld zodra de laadtoestand van de accu dit toelaat.

Eco-modus

De eco-modus bepaalt de maximale gebruiksduur van een aantal functies om te voorkomen dat de accu ontladen raakt.

Nadat de motor is afgezet, kunt u een aantal elektrische functies zoals radio, ruitenwissers, dimlichten, plafonniers, enz. nog in totaal maximaal 30 minuten gebruiken.

Deze tijdsduur kan sterk worden beperkt als de accuspanning laag is.

Inschakelen van de eco-modus

Na deze tijdsduur geeft een melding op het multifunctionele display aan dat de eco-modus is ingeschakeld. De actieve functies worden in de ruststand gezet.

Als u op het moment dat de eco-modus wordt ingeschakeld aan het telefoneren bent via het audio-/navigatiesysteem eMyWay, wordt de verbinding na

10 minuten verbroken.

Uitschakelen van de eco-modus

Deze functies worden automatisch weer ingeschakeld als de motor gestart wordt.

F Start om de functies direct weer te kunnen gebruiken de motor en laat deze gedurende enige tijd draaien.

De beschikbare tijd bedraagt het dubbele van de tijd dat de motor heeft gedraaid. Deze tijd zal echter altijd tussen de 5 en 30 minuten bedragen.

Als de accu ontladen is, kan de motor niet gestart worden (zie de desbetreffende paragraaf).

11

187

C3Picasso_nl_Chap11_informations-pratiques_ed01-2015

Praktische informatie

Wisserblad vóór of achter vervangen

De ruitenwisserbladen kunnen zonder gereedschap worden vervangen.

Voordat u een wisserblad demonteert

F Bedien de ruitenwisserschakelaar binnen

één minuut na het afzetten van het contact om de ruitenwissers in de verticale stand te plaatsen.

Dit is de aanbevolen stand om beschadiging van de ruitenwissers en de motorkap te voorkomen.

Monteren

F Controleer bij de ruitenwissers vóór de lengte van het wisserblad, omdat het kortste blad aan de passagierszijde van de auto gemonteerd moet worden.

F Breng het nieuwe wisserblad aan en klik het vast.

F Zet de ruitenwisserarm voorzichtig terug.

Demonteren

F Til de desbetreffende ruitenwisserarm op.

F Maak het wisserblad los en verwijder het.

Na het monteren van een wisserblad vóór

F Zet het contact aan.

F Bedien nogmaals de ruitenwisserschakelaar om de ruitenwissers in de ruststand te zetten.

188

C3Picasso_nl_Chap11_informations-pratiques_ed01-2015

Praktische informatie

Slepen van uw auto

U kunt uw auto laten slepen door een andere auto; het is ook mogelijk met behulp van het sleepoog zelf een andere auto te slepen.

Het sleepoog bevindt zich onder de vloerplaat van de bagageruimte:

F open de achterklep,

F verwijder de vloerplaat van de bagageruimte,

F til de vloerbedekking in de bagageruimte op,

F neem het sleepoog uit de gereedschapsdoos.

Algemene aanwijzingen

Volg de huidige wetgeving in uw land op.

Controleer of het gewicht van de trekkende auto hoger is dan van de auto die wordt gesleept.

Er moet iemand achter het stuur van de gesleepte auto blijven zitten. Deze persoon moet beschikken over een geldig rijbewijs.

Gebruik bij het slepen met 4 wielen op de grond altijd een goedgekeurde sleepstang; touwen en riemen zijn verboden.

De bestuurder van de slepende auto moet voorzichtig wegrijden.

Bij het slepen van de auto met stilstaande motor zijn de rem- en stuurbekrachtiging uitgeschakeld.

Laat uw auto in de volgende gevallen slepen door een professioneel bergingsbedrijf :

- als de auto is gestrand op de autosnelweg,

- bij auto's met vierwielaandrijving,

- als het niet mogelijk is de versnellingsbak in de neutraalstand te zetten, het stuurslot te ontgrendelen of de handrem los te zetten,

- bij takelen met slechts twee wielen op de grond,

- bij het ontbreken van een goedgekeurde sleepstang...

11

189

C3Picasso_nl_Chap11_informations-pratiques_ed01-2015

Praktische informatie

Slepen van uw auto Slepen van een andere auto

F

Verwijder met het platte deel van het sleepoog het beschermplaatje van de opening in de voorbumper (aan passagierszijde , naast de mistlamp).

Voorkom dat bij het verwijderen van het beschermplaatje met het sleepoog de lak beschadigd raakt.

F Draai het sleepoog vast tot de aanslag.

F Bevestig de sleepstang.

F Schakel de alarmknipperlichten van uw auto in.

F Zet de versnellingshendel in de neutraalstand.

Het niet opvolgen van dit voorschrift kan er toe leiden dat bepaalde onderdelen van het remsysteem beschadigd raken en dat de rembekrachtiger na het starten mogelijk niet meer werkt.

F Maak het klepje in de achterbumper los door op de onderkant ervan te drukken.

F Draai het sleepoog vast tot de aanslag.

F Bevestig de sleepstang.

F Schakel de alarmknipperlichten van de te slepen auto in.

190

C3Picasso_nl_Chap11_informations-pratiques_ed01-2015

Praktische informatie

Trekken van een aanhanger, ...

De trekhaak bestaat uit een mechanisch systeem voor het aankoppelen van een aanhanger of het monteren van een fietsendrager en een elektrische aansluiting voor de verlichting en signalering.

Uw auto is hoofdzakelijk bedoeld voor het vervoer van personen en bagage, maar is tevens geschikt voor het trekken van een aanhanger.

Adviezen

Wij raden u aan gebruik te maken van een speciaal door CITROËN geteste en goedgekeurde trekhaak inclusief bedrading en deze door het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats te laten monteren.

Als de trekhaak wordt gemonteerd door een bedrijf dat niet tot het CITROËNnetwerk behoort, moet de montage altijd volgens de voorschriften van de fabrikant worden uitgevoerd.

Gewichtsverdeling

F Verdeel het gewicht in de caravan/ aanhanger gelijkmatig, plaats zware voorwerpen zo dicht mogelijk bij de as en houd u aan de toegestane kogeldruk.

Door een geringere luchtdichtheid nemen de prestaties van de motor af als men op grotere hoogte boven de zeespiegel komt.

Trek boven de 1000 m 10% van het maximale aanhangergewicht af en herhaal dit voor elke volgende 1000 m.

Raadpleeg het hoofdstuk "Technische gegevens" voor de gewichten en aanhangergewichten die voor uw auto van toepassing zijn.

Zijwind

F Houd er rekening mee dat de zijwindgevoeligheid van de auto groter is.

Koeling

Het trekken van een aanhanger op een helling veroorzaakt een hogere koelvloeistoftemperatuur.

De koelventilator wordt elektrisch bediend en is niet afhankelijk van het motortoerental.

F Pas uw snelheid aan om het toerental te beperken.

Het maximale aanhangergewicht is afhankelijk van het hellingspercentage en de buitentemperatuur.

Let in elk geval goed op de aanwijzing van de koelvloeistoftemperatuurmeter.

F Als het waarschuwingslampje van de koelvloeistoftemperatuur gaat branden in combinatie met het waarschuwingslampje STOP , stop dan zo snel mogelijk en zet de motor af.

11

Het rijden met een aanhanger heeft veel invloed op het rijgedrag van de auto en vergt daarom extra aandacht van de bestuurder.

191

C3Picasso_nl_Chap11_informations-pratiques_ed01-2015

Praktische informatie

Allesdragers monteren

Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats voor het monteren van allesdragers (dwars of in de lengte).

Remmen

Het trekken van een aanhanger verlengt de remweg.

Bij een lange afdaling is het, om te voorkomen dat de remmen oververhit raken, raadzaam om op de motor af te remmen.

Banden

F Controleer de bandenspanning van de auto en de aanhanger en breng deze indien nodig op de juiste waarde.

Verlichting

F Controleer de verlichting van de aanhanger.

De parkeerhulp wordt automatisch uitgeschakeld als bij het aankoppelen van een aanhanger een originele

CITROËN-trekhaak wordt gebruikt.

192

C3Picasso_nl_Chap11_informations-pratiques_ed01-2015

Maximum toegestane daklast op allesdrager: 60 kg.

Pas bij een belading hoger dan 40 cm de rijsnelheid aan het wegdek aan om schade aan de allesdragers en de bevestigingsplaatsen op het dak te voorkomen.

Raadpleeg de wetgeving van uw land met betrekking tot het vervoeren van voorwerpen die langer zijn dan de auto.

Praktische informatie

Accessoires

Een ruime keuze aan accessoires en originele onderdelen wordt u aangeboden door het CITROËN-netwerk.

Deze accessoires en onderdelen zijn volledig aangepast aan uw auto, zijn voorzien van een artikelnummer en beschikken over de garantie van

CITROËN.

"Comfort":

parkeerhulp vóór en achter, thermobox, leeslampje, zonneschermen, kleerhangers voor hoofdsteunen, middenarmsteun, windgeleiders op de portieren, patronen voor parfumeur, uitneembare asbak, zonwerende folie voor ruiten...

"Persoonlijke styling":

lichtmetalen velgen, verchroomde buitenspiegelkappen, met leder bekleed stuurwiel, versnellingspookknoppen, aluminium voetsteun, naafdoppen...

"Bescherming":

matten*, stoelhoezen, spatlappen, bumperbeschermers, autohoes, hondenrek, hoezen die de stoelen en bagageruimte beschermen bij het vervoer van huisdieren...

"Transport":

bagageruimtebak, vloermatten, trekhaak, trekhaakbedrading, daklastdragers, fietsdragers, skidragers, dakkoffer, bagagesteunen, bagagenet, ombouwset van personen- naar bedrijfwagenuitvoering, verschuifbare vloerplaat voor de bagageruimte...

"Veiligheid":

inbraakalarm, gevarendriehoek, veiligheidsvest, alcoholtest, EHBO-trommel, sneeuwkettingen, sneeuwsokken, slotbouten voor de wielen, car tracking system, kinderzitjes, brandblusser, caravanspiegel, veiligheidsfolie voor ruiten...

* Om te voorkomen dat pedalen blijven hangen:

- controleer of de mat goed op zijn plaats ligt en goed is bevestigd,

- leg nooit verscheidene matten over elkaar.

11

193

C3Picasso_nl_Chap11_informations-pratiques_ed01-2015

Praktische informatie

"Multimedia":

semi-geïntegreerd navigatiesysteem, bluetooth ® handsfree kit, autoradio's met bediening via de stuurkolomschakelaars, luidsprekers, dvdspeler, portable navigatiesystemen, update voor navigatiekaarten, Hifi-module, rijassistent, houder multimediasysteem achter, houders voor mobiele telefoons en smartphones, lader voor iPhone ® , head-up display, 230V-aansluiting, ...

Installeren van radiocommunicatiezenders

Voordat u radiozenders met buitenantenne als uitrusting achteraf monteert, kunt u bij het

CITROËN-netwerk de technische gegevens (frequentieband, maximaal uitgangsvermogen, positie antenne, specifieke installatievoorschriften) van de voor montage geschikte zenders opvragen, conform de Richtlijn

Elektromagnetische Compatibiliteit

(2004/104/EG).

194

C3Picasso_nl_Chap11_informations-pratiques_ed01-2015

Bij de verkooppunten van CITROËN kunt u verder reinigingsproducten

(voor de binnen- en buitenkant) kopen - waaronder milieuvriendelijke producten van de serie

"TECHNATURE" -, bijvulmiddelen

(ruitensproeiervloeistof...), lakstiften en lakspuitbussen in de exacte kleur van de carrosserie, vulpatronen

(bijvoorbeeld voor de noodreparatieset voor banden...), enz.

Afhankelijk van de lokale wetgeving kan de aanwezigheid van bepaalde veiligheidsuitrusting verplicht zijn: veiligheidsvesten, gevarendriehoeken, alcoholtests, een set reservelampen, reservezekeringen, een brandblusser, een verbandtrommel, spatlappen aan de achterzijde van de auto.

Het monteren van elektrische apparatuur of accessoires die niet onder een artikelnummer in het assortiment van

CITROËN voorkomen, kan leiden tot storingen in het elektronisch systeem van uw auto en een verhoogd stroomverbruik veroorzaken.

Houd hier rekening mee en neem contact op met een vertegenwoordiger van het merk CITROËN om u te laten informeren over het assortiment uitrustingen en accessoires voorzien van een artikelnummer.

Technische gegevens

Motoren en versnellingsbakken

BENZINEMOTOREN VTi 95

Versnellingsbak

Variant van uitvoering:

SH...

Cilinderinhoud (cm 3 )

Boring x slag (mm)

Max. vermogen: ECE-norm (kW)**

Toerental bij max. vermogen (t/min)

Max. koppel: ECE-norm (Nm)

Toerental bij max. koppel (t/min)

Brandstof

Handgeschakeld

(5 versnellingen)

8FP0

8FP6

1397

77 x 75

70

6000

136

4000

Loodvrij

Katalysator

Inhoud carter (in liter) van de motor (met vervangen filter)

Ja

4,25

PureTech 110

Handgeschakeld

(5 versnellingen)

HNZ6

1199

75 x 90,5

81

5500

205

1500

Loodvrij

Ja

3,5

Handgeschakeld

(5 versnellingen)

VTi 115 *

BMP 6

(elektronisch gestuurd

6 versnellingen)

5FJ0 5FJ8/P

1598

77 x 85,8

84

5200

160

4250

Loodvrij

Ja

4,25

* Alleen voor Rusland.

** Het maximumvermogen betreft de waarde die voor de typegoedkeuring op de testbank is gemeten, onder meetomstandigheden voorgeschreven door Europese richtlijnen (1999/99/EG).

C3Picasso_nl_Chap12_caracteristiques-techniques_ed01-2015

12

195

Technische gegevens

Gewichten en aanhangergewichten (kg)

BENZINEMOTOREN VTi 95 PureTech 110 VTi 115 *

Versnellingsbak

Variant van uitvoering:

SH...

- Ledig gewicht

Handgeschakeld

(5 versnellingen)

8FP0

8FP6

1246

Handgeschakeld

(5 versnellingen)

HNZ6

1205

Handgeschakeld

(5 versnellingen)

5FJ0

1204

Elektronisch gestuurd

(6 versnellingen)

5FJ8/P

1205

- Gewicht rijklaar

- Nuttig laadvermogen

- Maximum technisch toegestane massa totaal

- Maximum toegestaan treingewicht helling max. 12%

-

Aanhanger geremd (binnen max. toegestaan treingewicht) helling max. 10% of 12%

- Aanhanger geremd** (met verminderde belading auto, binnen max. toegestaan treingewicht)

- Aanhanger ongeremd

1321

501

1747

2597

850

1100

1280

555

1760

2610

850

1100

1279

549

1753

2603

850

1100

1280

564

1769

2619

850

1100

650 620 635 640

- Aanbevolen kogeldruk 54 36 54 54

* Alleen voor Rusland.

** Het totale gewicht van de aanhanger kan, binnen het maximaal toegestane treingewicht, worden verhoogd indien de belading van de auto wordt verminderd.

Houd er in dat geval rekening mee dat het trekken van een aanhanger met een licht beladen auto een negatieve invloed heeft op het weggedrag.

Het maximaal toegestane treingewicht en de aanhangergewichten gelden tot een hoogte van maximaal 1000 meter; het opgegeven aanhangergewicht dient voor elke extra 1000 meter met 10% te worden verminderd.

Bij het trekken van een aanhanger mag niet harder worden gereden dan 100 km/h of de plaatselijk geldende snelheidslimiet (in Nederland wettelijk 90 km/h).

Bij hoge buitentemperaturen kunnen de prestaties van de auto minder worden om de motor te beschermen. Als de buitentemperatuur meer dan 37°C bedraagt, moet het treingewicht worden verminderd.

196

C3Picasso_nl_Chap12_caracteristiques-techniques_ed01-2015

Technische gegevens

Motoren en versnellingsbakken

DIESELMOTOR

Versnellingsbakken

Variant van uitvoering:

SH...

Cilinderinhoud (cm 3 )

Boring x slag (mm)

*Max. vermogen: ECE-norm (kW)

Toerental bij max. vermogen (t/min)

Max. koppel: ECE-norm (Nm)

Toerental bij max. koppel (t/min)

Brandstof

Katalysator

Roetfilter

Inhoud carter (in liter) van de motor (met vervangen filter)

BlueHDi 100

Handgeschakeld (5 versnellingen)

BHY6

1560

75 x 88,3

73

3750

254

1750

Diesel

Ja

Ja

3,75

* Het maximumvermogen betreft de waarde die voor de typegoedkeuring op de testbank is gemeten, onder meetomstandigheden voorgeschreven door Europese richtlijnen (1999/99/EG).

C3Picasso_nl_Chap12_caracteristiques-techniques_ed01-2015

12

197

Technische gegevens

Gewichten en aanhangergewichten (kg)

DIESELMOTOREN BlueHDi 100

Handgeschakeld (5 versnellingen) Versnellingsbak

V ariant van uitvoering:

SH...

- Ledig gewicht

- Gewicht rijklaar

- Nuttig laadvermogen

- Maximaal technisch toegestane massa totaal

- Maximaal toegestaan treingewicht helling max. 12%

- Aanhanger geremd (binnen max. toegestaan treingewicht) helling max. 10% of 12%

- Aanhanger geremd* (met verminderde belading auto, binnen max. toegestaan

treingewicht)

- Aanhanger ongeremd

- Aanbevolen kogeldruk

BHY6

1240

1315

560

1800

2700

900

900

650

36

* Het totale gewicht van de aanhanger kan, binnen het maximaal toegestane treingewicht, worden verhoogd indien de belading van de auto wordt verminderd.

Houd er in dat geval rekening mee dat het trekken van een aanhanger met een licht beladen auto een negatieve invloed heeft op het weggedrag.

Het maximaal toegestane treingewicht en de aanhangergewichten gelden tot een hoogte van maximaal 1000 meter; het opgegeven aanhangergewicht dient voor elke extra 1000 meter met 10% te worden verminderd.

Bij het trekken van een aanhanger mag niet harder worden gereden dan 100 km/h of de plaatselijk geldende snelheidslimiet (in Nederland wettelijk 90 km/h).

Bij hoge buitentemperaturen kunnen de prestaties van de auto minder worden om de motor te beschermen. Als de buitentemperatuur meer dan 37°C bedraagt, moet het treingewicht worden verminderd.

198

C3Picasso_nl_Chap12_caracteristiques-techniques_ed01-2015

Afmetingen (in mm)

Technische gegevens

C3Picasso_nl_Chap12_caracteristiques-techniques_ed01-2015

12

199

Technische gegevens

Identificatie

De auto is voorzien van verschillende zichtbare merktekens voor de identificatie en registratie van de auto.

C.

Sticker fabrikant.

Dit nummer staat op een eenmalige sticker op de middenstijl aan de linkerzijde.

D.

Sticker bandenspanning/kleurcode van de lak.

Deze sticker is op de middenstijl aan de linkerzijde bevestigd, en bevat de volgende informatie:

- de bandenspanning zonder en met volle belading,

- de bandenmaat (met de belastingsindex en de snelheidsaanduiding van de band),

- de bandenspanning van het reservewiel,

- de kleurcode van de lak.

A.

Serienummer op de rechter voorstijl .

Dit nummer is ingeslagen in de carrosserie, bij het scharnier.

Open het rechterportier om het serienummer af te lezen.

B.

Serienummer op de onderste voorruittraverse.

Dit nummer staat op een sticker en is zichtbaar door de voorruit.

200

C3Picasso_nl_Chap12_caracteristiques-techniques_ed01-2015

Controleer de bandenspanning minimaal één keer per maand, bij koude banden.

Een te lage bandenspanning veroorzaakt een hoger brandstofverbruik.

Dit systeem is zodanig gecodeerd dat het uitsluitend in uw auto functioneert.

Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die zijn volledige aandacht vragen uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto.

Wanneer de eco-mode is geactiveerd schakelt het systeem zichzelf na het afzetten van de motor automatisch uit om te voorkomen dat de accu ontladen raakt.

eMyWay

GPS-navigatie

Multimedia-autoradio

Bluetooth

®

-telefoon

INHOUD

01 Basisfunctie - Bedieningspaneel

02 Bediening op stuurwiel

03 Werking

04 Navigatie

05 Verkeersinformatie

06 Telefoneren

07 Radio

08 Multimediaspelers

09 Audio-instellingen

10 Configuratie

11 Menustructu(u)r(en) display(s)

Veelgestelde vragen

blz.

blz.

blz.

blz.

blz.

blz.

blz.

blz.

blz.

blz.

202

204

205

207

220

223

233

236

242

243

blz.

244

blz.

248

201

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

01 BASISFUNCTIES

Draaiknopje voor selecteren en bevestigen:

Selecteren van een item op het display en bevestigen van uw keuze door het knopje kort in te drukken.

Als er geen menu of lijst wordt weergegeven: druk het knopje kort in om een contextmenu op te vragen, afhankelijk van de weergave op het scherm.

Draaien bij weergave van de kaart: in/-uitzoomen op de kaart.

Kort indrukken (motor afgezet): aan/uit.

Kort indrukken (draaiende motor): uit-/inschakelen van geluidsbron.

Instellen geluidsvolume

(het geluidsvolume van elke geluidsbron wordt afzonderlijk ingesteld, ook dat van de verkeersinformatie en de navigatie-aanwijzingen).

Toets MODE van het type permanente weergave.

: Selecteren

Lang indrukken: Black panel-functie (DARK).

Toegang tot het menu

"

Configuratie modus.

".

Lang indrukken: toegang tot het GPSbereik en de demo-

Selecteren:

-

-

- vorige/volgende item in een lijst of een menu.

vorige/volgende mediabestand.

- vorige/volgende radiofrequentie (stap voor stap).

vorige/volgende MP3-bestand.

Omhoog/omlaag voor de functie " verplaatsen ".

De kaart

Toegang tot het menu

" Navigatie " en weergave van de laatste bestemmingen.

Toegang tot het menu

" Verkeersinformatie

TMC " en weergave van de actuele verkeersinformatie.

Huidige bewerking afbreken, terug naar vorige map.

Lang indrukken: terug naar vorige weergave.

Selecteren:

- vorige/volgende radiozender

(automatisch).

- vorige/volgende nummer van een CD of mediaspeler.

- linker of rechter gedeelte van het scherm als er een menu wordt weergegeven.

Links/rechts voor de functie " De kaart verplaatsen ".

202

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

01 BASISFUNCTIES

Toegang tot het menu " RADIO " en weergave van de zenderlijst.

Lang indrukken: weergave van het paneel met audio-regelknoppen voor de geluidsbron tuner.

Toegang tot het Menu " MUSIC " en weergave van de tracks of de afspeellijsten van de CD/MP3/Apple ® -apparatuur.

Lang indrukken: weergave van het paneel met audioregelknoppen voor de geluidsbron " MEDIA " (CD/USB/ iPod/Streaming/AUX).

Toegang tot het menu

" Telefoon " en weergave van de laatste gesprekken of inkomend gesprek accepteren.

Lang indrukken: resetten van het systeem.

Kort indrukken: selecteren van een opgeslagen radiozender.

Lang indrukken: in het geheugen opslaan van de huidige radiozender.

203

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

02 STUURKOLOMSCHAKELAARS

RADIO: selecteren van de volgende radiozender in de lijst.

Lang indrukken: automatisch zoeken naar zenders in oplopende volgorde.

CD: selecteren van het volgende nummer.

CD: ingedrukt houden: snel vooruitspoelen.

RADIO: selecteren van de vorige/volgende voorkeuzezender.

Selecteren van het volgende item uit het adresboek.

Volume verhogen.

Volume verlagen

Toets SRC/TEL : wijzigen van de geluidsbron, bellen vanuit het adresboek, telefoon opnemen/ophangen, langer dan 2 seconden indrukken: toegang tot het adresboek.

RADIO: selecteren van de vorige radiozender in de lijst.

Lang indrukken: automatisch zoeken naar zenders in aflopende volgorde.

CD: selecteren van het vorige nummer.

CD: ingedrukt houden: snel terugspoelen.

Mute; geluid onderbreken: gelijktijdig indrukken van de toetsen van de volumeregeling.

Geluid weer inschakelen: indrukken van een van de twee toetsen van de volumeregeling.

204

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

03 ALGEMENE WERKING

Druk een paar keer achter elkaar op de toets MODE om naar de volgende menu's te gaan:

"RADIO"

" TELEFOON "

(tijdens communicatie)

SETUP : INSTELLINGEN: datum en tijd, configuratie weergave, geluid, parameters auto.

Gebruik voor het schoonmaken van het display een zacht, niet-schurend doekje (bijvoorbeeld een brillendoekje) zonder schoonmaakmiddel.

" KAART OP VERKLEIND

SCHERM "

(tijdens navigatie)

" KAART OP VOLLEDIG

SCHERM "

Geluidsbron veranderen:

RADIO : RADIO als geluidsbron.

MUSIC : MUSIC als geluidsbron.

Raadpleeg de rubriek "Menustructuur display" voor een gedetailleerd overzicht van de menu's.

205

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

03 ALGEMENE WERKING

Weergave afhankelijk van de context

Door de draaiknop in te drukken krijgt u toegang tot de snelkeuzemenu's.

RADIO:

1

Veranderen van frequentieband

2

FM

2

AM

1

Serviceberichten

2

Verkeersinformatie (TA)

2

Nieuws

2

Ontspanning

2

Speciaal of Urgent

TELEFOON (tijdens communicatie):

1

Privémodus

1

In de wacht zetten

1

DTMF-tonen

1

Ophangen

MULTIMEDIASPELERS, CD

OF USB (afhankelijk van media):

Afspeelwijze:

1

Normaal

1

Willekeurig

1

Willekeurig op elk medium

1

Herhalen

206

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

1

KAARTWEERGAVE OP VOLLEDIG

OF VERKLEIND SCHERM:

Navigatie stoppen / hervatten

1

Een bestemming kiezen

2

Adres invoeren

2

Index

2

GPS-coördinaten

1

Alternatieve route

1

De kaart verplaatsen

2

Info plaats

2

Als bestemm. Kiezen

2

Als etappe kiezen

2

Deze plaats opslaan (contacten)

2

Kaartmodus verlaten

1

Navigatiecriteria

04 NAVIGATIE - ROUTEBEGELEIDING

Naar het menu "Navigatie"

" Navigatie "

Druk op NAV .

Druk kort op het uiteinde van de lichtschakelaar om de laatste gesproken instructie te herhalen.

Overzicht van de laatste bestemmingen.

" Bestemming kiezen "

" Etappes en route "

" Opties "

" Kaartbeheer "

" Navigatie stoppen / hervatten "

Om optimaal te profiteren van alle functies van uw navigatiesysteem is het raadzaam regelmatig de kaartgegevens te updaten.

Raadpleeg het CITROËNnetwerk of bestel uw update van de kaartgegevens op http://citroen.navigation.com

Selecteer " Opties " in het navigatiemenu en vervolgens

" Laatste bestemmingen wissen " en bevestig uw keuze om de laatste bestemmingen te wissen. Selecteer " Ja " en bevestig uw keuze.

Het is niet mogelijk om één enkele bestemming te wissen.

Wissel tussen het menu en de lijst (links/rechts).

of

207

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

04 NAVIGATIE - ROUTEBEGELEIDING

Een bestemming kiezen

Een nieuwe bestemming kiezen

Druk op NAV voor het menu

" Navigatie ".

Selecteer " Een bestemming kiezen " en bevestig uw keuze, selecteer dan

" Adres invoeren " en bevestig uw keuze.

Selecteer " Land " en bevestig uw keuze.

Selecteer een plaats uit de lijst en bevestig uw keuze.

U kunt ook een lijst met plaatsen in het opgegeven land opvragen door een paar letters op te geven en dit te bevestigen met " Lijst ".

Vul de gegevens zoals " Weg " en

" Nummer/Kruising " op dezelfde manier in.

Selecteer " Opslaan " om de adreskaart op te slaan.

Als er gedurende 60 seconden geen adresgegevens worden ingevoerd, wordt de laatst gebruikte startpagina weer weergegeven.

Voer de stappen 1 en 2 weer uit en druk nogmaals om verder te gaan met het invoeren van gegevens.

Selecteer " Plaats " of " Postcode " en bevestig uw keuze.

Selecteer één voor één de letters van de plaats of de cijfers van de postcode en bevestig elk karakter steeds met het draaiknopje.

208

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

Bevestig met " OK " om het navigeren te starten.

Selecteer een navigatiecriterium:

" Snelste route ", " Kortste route " of beste route " Afstand/Tijd ", en selecteer indien gewenst, aanvullende criteria zoals: " Met tolwegen ", " Met veerpont ", of " Verkeersinformatie " en bevestig uw keuze met " OK ".

04 NAVIGATIE - ROUTEBEGELEIDING

Naar één van de laatste bestemmingen

Druk op NAV voor het menu

" Navigatie ".

Selecteer de gewenste bestemming en bevestig uw keuze om het navigeren te starten.

De laatste bestemmingen wissen

Druk op NAV voor het menu

" Navigatie ".

Selecteer " Opties " en bevestig uw keuze. Selecteer vervolgens " De laatste bestemmingen wissen " en bevestig.

Naar een contact uit het adresboek

Navigeren naar een contact is alleen mogelijk als voor dit contact een adres is opgegeven in het radio-/navigatiesysteem.

Druk op NAV voor het menu

" Navigatie ".

Selecteer en bevestig " Bestemming kiezen ", selecteer vervolgens

" Adresboek " en bevestig uw keuze.

Selecteer de gewenste bestemming en bevestig uw keuze met " OK " om het navigeren te starten.

209

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

04 NAVIGATIE - ROUTEBEGELEIDING

GPS-coördinaten als bestemming invoeren

Druk op NAV voor het menu

" Navigatie ".

Selecteer en bevestig " Bestemming kiezen ", selecteer

" GPS-coördinaten " en bevestig uw keuze.

Voer de GPS-coördinaten in en bevestig uw invoer met " OK " om het navigeren te starten.

Naar een punt op de kaart

Druk, als de kaart op het scherm wordt weergegeven, op OK om naar het contextmenu te gaan. Selecteer dan

" Kaart verplaatsen " en bevestig uw keuze.

Verplaats de cursor op het scherm met de navigatietoets om een bestemmingspunt te kiezen.

Druk op OK

voor het contextmenu van de functie " Kaart verplaatsen ".

Selecteer " Als bestemming kiezen " of

" Als tussenstop kiezen " en bevestig uw keuze.

210

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

04 NAVIGATIE - ROUTEBEGELEIDING

Naar Points of Interest (POI)

Druk op NAV voor het menu

" Navigatie ".

Points of interest (POI) zijn openbare gebouwen en diensten in de omgeving (hotels, bedrijven, vliegvelden...).

Selecteer " Zoeken op Naam " om POI's op naam in plaats van op afstand te zoeken.

Selecteer " Een bestemming kiezen " en bevestig dit, selecteer vervolgens

" Een adres invoeren " en bevestig dit.

Selecteer en bevestig " POI " en selecteer en bevestig dan " Rondom huidige plaats " om een POI in de buurt te zoeken.

Selecteer en bevestig " POI " om een POI in een etappe op te nemen, selecteer vervolgens " Op de route " en bevestig uw keuze.

Om een POI als bestemming op te geven moet u eerst het land en de plaats opgeven (zie de rubriek "Naar nieuwe bestemming"), vervolgens " POI " selecteren en bevestigen en dan

" Dichtbij " selecteren en bevestigen.

Zoek een POI in één van de rubrieken op de volgende pagina's.

Selecteer de gewenste POI en bevestig uw keuze met " OK " om het navigeren te starten.

211

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

04 NAVIGATIE - ROUTEBEGELEIDING

Dit pictogram verschijnt als er zich meerdere Points of Interest in hetzelfde gebied bevinden. Door op dit pictogram in te zoomen kunt u de verschillende Points of Interest bekijken.

Lijst met belangrijkste POI's

Tankstation

Garage

CITROËN

Parkeergarage

Parkeerterrein

Parkeerplaats

Hotel

Restaurant

Cafetaria

Bed & Breakfast

Luchthaven

Treinstation

Busstation

Haven

Industrieterrein

Supermarkt

Geldautomaat

Sportcomplex, sporthal, sportveld

Zwembad

Wintersportcentrum

Bioscoop

Attractiepark

Ziekenhuis, Apotheek, Dierenarts

Politiebureau

School

Gemeentehuis

Postkantoor

Museum, Theater, Monument

Tourist info

Risicozones/Gevarenzones*

* Afhankelijk van beschikbaarheid in het land.

Bij de jaarlijke update van de kaartgegevens krijgt u ook de beschikking over nieuwe POI's.

Daarnaast kunt u elke maand de Risicozones/gevarenzones bijwerken.

De exacte procedure vindt u op: http://citroen.navigation.com.

212

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

04 NAVIGATIE - ROUTEBEGELEIDING

Instellen waarschuwingsmeldingen risicozones / gevarenzones

Deze functies zijn alleen beschikbaar als de risicozones zijn gedownload en in het systeem zijn geïnstalleerd.

De gedetailleerde procedure voor het updaten van de risicozones is beschikbaar op de website http://citroen.navigation.com.

Druk op NAV voor het menu

" Navigatie ".

Selecteer " Opties " en bevestig uw keuze; selecteer vervolgens " Risicogebieden instellen " en bevestig uw keuze.

U kunt nu kiezen uit:

- "Zichtbare meldingen"

- "Meldingen met geluidssignalen"

- "Alleen meldingen weergeven bij het navigeren"

- "Alleen meldingen geven bij een te hoge snelheid".

U kunt de tijd tussen het moment van de waarschuwing voor een Risicogebied en het passeren van de risicozone instellen.

Selecteer " OK " om de instellingen te bevestigen.

213

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

04 NAVIGATIE - ROUTEBEGELEIDING

Een etappe toevoegen Etappes beheren

Druk op NAV voor het menu

" Navigatie ".

Selecteer " Etappes en routes " en bevestig uw keuze.

Selecteer " Etappe toevoegen " en bevestig uw keuze.

Het adres van de etappe geeft u als bestemming op via " Adres invoeren ", een kaart uit het " Adresboek ", of uit

" Laatste bestemmingen ".

Selecteer " Dichtbij " om in de buurt van de etappe te komen of " Strikt " om de etappe heel precies te rijden.

Bevestig met " OK " om het navigeren te starten en globaal de richting aan te geven.

214

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

Herhaal de handelingen 1 en 2, selecteer " Etappes

Ordenen/Wissen " en bevestig uw keuzes om etappes te beheren.

Selecteer de etappe die u wilt verplaatsen.

Selecteer en bevestig uw keuze om de wijzigingen op te slaan.

Selecteer " Verwijderen " om een etappe te verwijderen.

04 NAVIGATIE - ROUTEBEGELEIDING

Navigatieopties

Criteria voor de berekening

Druk op NAV voor het menu

" Navigatie ".

Selecteer "

Rekencriteria definiëren

" en bevestig uw keuze.

Met deze functie kunt u de verschillende criteria voor het berekenen van de route instellen:

- de soort route (" Snelste route ",

" Kortste route ", " Afstand/Tijd "),

- aanvullende criteria zoals (" Met tolwegen " of " Met veerpont "),

- al of niet rekening houden met de verkeersinformatie

(" Verkeersinformatie ").

Als u opgeeft dat het systeem rekening moet houden met de verkeersinformatie, wordt er automatisch een nieuwe route berekend als de verkeerssituatie daar aanleiding toe geeft.

Selecteer " Opties " en bevestig uw keuze.

Selecteer " OK " en bevestig uw keuze om de instellingen op te slaan.

215

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

04 NAVIGATIE - ROUTEBEGELEIDING

Kaarten beheren

Points of interest op de kaart kiezen

Druk op NAV voor het menu

" Navigatie ".

Selecteer één of meer categorieën die u op het scherm wilt zien.

Selecteer " Kaartbeheer " en bevestig uw keuze.

Selecteer " Standaard " om alleen " Tankstations, garages " en " Risicogebieden " (indien gedownload) weer te geven op de kaart.

Selecteer " OK " en bevestig uw keuze, selecteer nogmaals " OK " en bevestig dit opnieuw om de instellingen op te slaan.

Selecteer " Gegevens van de kaart " en bevestig uw keuze.

216

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

04 NAVIGATIE - ROUTEBEGELEIDING

Oriëntering van de kaart

Druk op NAV voor het menu

" Navigatie ".

Selecteer:

- " " om de kaart op de auto te richten,

- " " om de kaart altijd naar het noorden te richten,

- "Perspectief " om de kaart in perspectief te zien.

Selecteer " Kaartbeheer " en bevestig uw keuze.

In het menu " SETUP " kunt u de kleur van de kaart veranderen door weergave bij "Dag" of "Nacht" te kiezen.

Selecteer "

Oriëntering van de kaart

" en bevestig uw keuze.

De straatnamen worden op de kaart weergegeven bij een schaal van 100 m of kleiner.

217

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

04 NAVIGATIE - ROUTEBEGELEIDING

Gesproken navigatieberichten instellen

Volumeregeling / uitschakelen

Het instellen van het volume is mogelijk door de volumeknop te bedienen tijdens de weergave van een route-aanwijzing.

Het volume van de instructies kunt u ook instellen via het menu

" SETUP " / " Spraaksynthese ".

Selecteer de volumeweergave en bevestig uw keuze.

Stel het gewenste volume in en bevestig uw keuze.

Druk op NAV voor het menu

" Navigatie ".

Selecteer " Opties " en bevestig uw keuze.

Selecteer " Uitschakelen " om de gesproken instructies uit te schakelen.

Selecteer " Instellen gesproken berichten " en bevestig uw keuze.

218

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

Selecteer " OK " en bevestig uw keuze.

04 NAVIGATIE - ROUTEBEGELEIDING

Mannenstem / Vrouwenstem

Druk op SETUP voor het configuratiemenu.

Selecteer " Spraaksynthese " en bevestig uw keuze.

Selecteer " Mannenstem kiezen " of

" Vrouwenstem kiezen " en bevestig uw keuze met " Ja ". Het systeem wordt vervolgens opnieuw opgestart.

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

219

05 VERKEERSINFORMATIE

Naar het menu "Verkeersinformatie"

" Verkeersinformatie TMC "

Druk op " TRAFFIC ".

De verkeersmeldingen zijn op afstand van de auto gerangschikt.

"

Geografisch filter

"

" TMC-zender kiezen "

(automatisch, handmatig)

" Verkeersinformatie aan / uit "

Wissel tussen het menu en de lijst (links/rechts).

of

220

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

05 VERKEERSINFORMATIE

Instellen van de filters en de weergave van TMC-berichten

TMC-berichten (Traffic Message Channel) die door het GPS-navigatiesysteem worden ontvangen, geven real time informatie over het verkeer.

Druk op TRAFFIC voor weergave van het menu " Verkeersinformatie TMC ".

Het systeem biedt de keuze:

- " ", of

- " "

● "

Rondom de auto ", (bevestig de opgegeven kilometers om dit te wijzigen en de afstand te kiezen),

● "

Op de route ".

Selecteer de functie "

Geografisch filter

" en bevestig uw keuze.

Bevestig met " OK " om de wijzigingen op te slaan.

Wij adviseren:

- een filter op de route en

- een filter rondom de auto van:

- 20 km in de stad,

- 50 km op de snelweg.

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

221

05 VERKEERSINFORMATIE

Belangrijkste pictogrammen TMC

Zwart-blauwe driehoek: algemene informatie, bijvoorbeeld:

Weerberichten

Wind

Verkeersinformatie

Mist

Verkeersberichten beluisteren

De functie TA (Traffic Announcement) geeft voorrang aan het luisteren naar verkeersberichten. Om te worden geactiveerd moet deze functie een radiozender die deze berichten uitzendt, goed kunnen ontvangen.

Zodra een verkeersbericht wordt uitgezonden, wordt de geluidsbron die op dat moment wordt weergegeven (Radio, CD, USB, ...) automatisch onderbroken en wordt het verkeersbericht weergegeven.

Zodra het verkeersbericht is afgelopen, wordt de weergave van de oorspronkelijke geluidsbron hervat.

Parkeerplaats Sneeuw/ijs

Druk op RADIO om het menu weer te geven.

Rood-gele driehoek: verkeersberichten, bijvoorbeeld:

Selecteer " Serviceberichten " en bevestig uw keuze.

Verkeerssituatie gewijzigd

Gladheid

Oponthoud

Explosiegevaar

Manifestatie

Verboden in te rijden

222

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

File

Wegversmalling

Ongeval

Werkzaamheden

Wegafsluiting

Gevaar

Schakel " Verkeersbericht " in of uit en bevestig uw keuze.

Het geluidsvolume van de verkeersberichten kunt u alleen instellen tijdens de weergave van een dergelijk bericht.

U kunt de functie op elk moment in- of uitschakelen door op de toets te drukken.

Druk tijdens een verkeersbericht op de toets wanneer u het bericht wilt onderbreken.

06 TELEFONEREN

Naar het menu "Telefoon"

Druk op deze toets.

Selecteer een nummer in de lijst en bevestig uw keuze met

" OK " om een gesprek te starten.

" Telefoon

Overzicht van de laatste binnengekomen en uitgaande gesprekken als er verbinding is met de telefoon.

"

" Nummer kiezen "

" Contacten "

"Beheer contacten

"Telefoonfuncties"

" Bluetooth-functies "

" Verbreken "

"

In de bovenbalk wordt steeds aangegeven

Geen verbinding met een telefoon.

Verbinding met een telefoon.

Binnenkomend gesprek.

Uitgaand gesprek.

Bezig met synchroniseren van adresboek.

Communicatie met telefoon bezig.

Wissel tussen het menu en de lijst (links/rechts).

of

Als u verbinding met een andere telefoon maakt, wordt de lijst met de laatste gesprekken gewist.

223

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

06 TELEFONEREN

Bluetooth

®

-telefoon koppelen

Eerste koppeling

U kunt controleren of uw telefoon compatibel is op www.citroen.nl (Services).

Snelle procedure via de telefoon

Selecteer in het menu Bluetooth van uw telefoon de naam "Citroën" in de lijst met gedetecteerde apparatuur.

Voer een code van minimaal 4 cijfers in op de telefoon en bevestig.

Voer dezelfde code in het systeem in, selecteer " OK " en bevestig.

224

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

Het koppelen van de Bluetooth-telefoon aan de handsfree-set mag om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling de volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd als de auto stilstaat .

Procedure via het systeem

Activeer de Bluetooth-functie van uw telefoon en stel deze zo in dat de telefoon "gezien" wordt.

Druk op deze toets.

Selecteer " Bluetooth-functies " en bevestig uw keuze.

Selecteer " Randapparatuur zoeken " en bevestig uw keuze.

Er verschijnt een overzicht van de apparatuur die waargenomen is. Wacht tot de knop " Verbinden " verschijnt.

06 TELEFONEREN

De beschikbaarheid van diensten hangt af van het GSM-netwerk, de simkaart en de compatibiliteit van de gebruikte Bluetooth-apparatuur.

Controleer in de gebruiksaanwijzing van uw telefoon en informeer bij uw provider welke diensten voor u toegankelijk zijn.

Selecteer het gewenste apparaat in de lijst en bevestig uw keuze.

Voer een code van minimaal 4 cijfers in op de telefoon en bevestig.

Selecteer " Verbinden " en bevestig.

Het systeem stelt voor:

- het profiel "

Handsfree functie "

(alleen telefoon),

- het profiel "

Audio " (streaming: lezen van muziekbestanden van de telefoon),

- of beide profielen "

Alle ".

Selecteer met " OK " en bevestig uw keuze.

Kies het profiel "

Handsfree functie " als u geen muziek wilt beluisteren.

Het systeem kan maar één profiel kiezen als de telefoon geen extra functies heeft. U kunt allebei de profielen als standaardinstelling kiezen.

Voer dezelfde code in het systeem in, selecteer " OK " en bevestig.

Accepteer een automatische verbinding met de telefoon als u wilt dat de telefoon automatisch aangesloten wordt bij het starten van de auto.

Het is afhankelijk van het type telefoon of het systeem u vraagt om toestemming voor de overdracht van uw telefoonboek.

Bij terugkomst in de auto wordt de verbinding met de laatst aangesloten telefoon binnen ongeveer 30 seconden na het aanzetten van het contact, automatisch weer tot stand gebracht

(Bluetooth actief en apparatuur "zichtbaar").

Om het profiel van de automatische verbinding te veranderen, moet u de koppeling met de desbetreffende telefoon ongedaan maken en de telefoon daarna met het nieuwe profiel opnieuw koppelen.

225

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

06 TELEFONEREN

Configuratie van het adresboek / synchroniseren met de telefoon

Druk op PHONE en selecteer

" Contacten beheren " en bevestig uw keuze.

Selecteer " Nieuw contact " om een nieuw contact op te slaan.

Selecteer " Sorteren op achternaam/ voornaam " of " Sorteren op voornaam/ achternaam " om de contacten in de gewenste volgorde weer te geven.

Selecteer " Alle contacten wissen " om de opgeslagen contacten uit het geheugen te verwijderen.

226

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

Selecteer " Alles importeren " om alle contacten van de telefoon te importeren en op te slaan.

Als een contact eenmaal geïmporteerd is, blijft het zichtbaar, ook als u een andere telefoon aansluit.

Selecteer " Synchronisatie-opties ":

- Geen synchronisatie: alleen de in het geheugen van het systeem opgeslagen contacten (altijd aanwezig).

- Contacten van telefoon weergeven: alleen de contacten die in het geheugen van de telefoon zijn opgeslagen.

- Contacten van simkaart weergeven: alleen de contacten die op de simkaart van de telefoon zijn opgeslagen.

- Alle contacten weergeven: de contacten die in het geheugen van de telefoon én op de simkaart zijn opgeslagen.

Selecteer " Status van contactengeheugen " als u wilt weten hoeveel contacten er in het geheugen zijn opgeslagen en hoeveel ruimte er nog over is.

06 TELEFONEREN

Aanmaken, importeren of wissen van een contact

Druk op PHONE , selecteer dan

" Contacten " en bevestig uw keuze.

Selecteer " Zoeken ", draai vervolgens aan de knop om in getallenvolgorde of in alfabetische volgorde een groep contacten te selecteren op basis van de eerder opgeslagen gegevens en bevestig uw keuze.

Ga naar de lijst met contacten, selecteer het gekozen contact en bevestig uw keuze.

Selecteer " Openen " om een contact van de telefoon weer te geven of een opgeslagen contact te wijzigen.

Selecteer " Importeren " om een contact naar het telefoonsysteem te kopiëren.

Selecteer " Wissen " om een opgeslagen contact uit het systeem te verwijderen.

Contacten in het adresboek van de telefoon of op de simkaart kunnen niet verwijderd of gewijzigd worden via de Bluetooth verbinding.

Zodra het contact is geïmporteerd, wordt het Bluetooth-symbool vervangen door het telefoon-symbool wat betekent dat het contact in het systeem is opgeslagen.

In dit menu " Contacten " worden contacten één voor één geïmporteerd of verwijderd.

Selecteer OK of druk op de Return-toets om dit menu te verlaten.

227

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

06 TELEFONEREN

Bellen

Een nieuw nummer bellen

Druk 2 keer op PHONE .

Selecteer " Bellen " en bevestig uw keuze.

Toets het nummer in op het virtuele toetsenbord door de cijfers te selecteren en daarna te bevestigen

Bevestig met " OK " om het ingevoerde telefoonnummer te bellen.

228

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

Gebruik de telefoon liever niet onder het rijden. Stop op een veilige plaats om te bellen als u gelegenheid hebt en gebruik bij voorkeur de toetsen op het stuur.

Een contact bellen

Druk op TEL of 2 keer op PHONE .

Selecteer " Contacten " en bevestig uw keuze.

Selecteer het gewenste contact en bevestig uw invoer.

Als u het contact via de toets PHONE hebt opgevraagd, selecteert u " Bellen " en bevestigt u uw keuze.

Selecteer het nummer en bevestig uw keuze om het bellen te starten

06 TELEFONEREN

Een gesprek beëindigen

Laatste nummers bellen

Druk op TEL , selecteer " Lijst gesprekken " en bevestig uw keuze, of

Druk op PHONE voor een overzicht van de laatste gesprekken.

Druk op houden.

PHONE en selecteer " een gesprek te beëindigen.

U kunt ook de toets TEL

OK " om

even ingedrukt

U kunt ook 2 keer kort achter elkaar op de toets TEL op het stuur drukken.

Selecteer het gewenste nummer en bevestig uw keuze.

Druk 2 keer op PHONE , selecteer en bevestig " Telefoonfuncties " en dan " De gesprekkenlijst wissen " als u de lijst met de laatste gesprekken wilt wissen.

Het blijft altijd mogelijk om rechtstreeks vanaf de telefoon te bellen.

Parkeer in dat geval uit veiligheidsoverwegingen de auto.

U kunt ook de toets MODE indrukken tot het telefoonscherm verschijnt.

Druk vervolgens op " OK " voor het contextmenu, selecteer "

Verbreken " en bevestig uw keuze om het gesprek te beëindigen.

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

229

06 TELEFONEREN

Een inkomend gesprek

Als u gebeld wordt, klinkt een beltoon en verschijnt een popupvenster op het scherm.

Standaard is het systeem ingesteld op

" Ja " om het gesprek aan te nemen.

Druk op " OK " om het gesprek aan te nemen.

Selecteer " Nee " en bevestig uw keuze om het telefoontje te weigeren.

Druk de toets TEL even in om een gesprek aan te nemen.

Houd de toets TEL langer ingedrukt om een gesprek te weigeren.

230

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

06 TELEFONEREN

Opties tijdens een gesprek*

Druk tijdens het gesprek een paar keer op de toets MODE om het telefoonmenu te selecteren en druk vervolgens op

" OK

" om naar het contextmenu te gaan.

Of druk deze toets even in.

Selecteer " Privé-modus " en bevestig uw keuze om het gesprek rechtstreeks via de telefoon te voeren.

Of selecteer " Hands-freefunctie " en bevestig uw keuze om het gesprek via de luidsprekers van de audio-installatie weer te geven.

Selecteer en bevestig " In de wacht zetten " om het gesprek in de wacht te zetten.

Of selecteer " Gesprek hervatten " en bevestig uw keuze om een gesprek dat in de wacht is gezet, voort te zetten.

Selecteer " DTMF-tonen " om het numerieke toetsenbord te kunnen gebruiken voor het kiezen van eventuele opties die u in een gesprek worden aangegeven.

Selecteer " Verbreken " om het gesprek te beëindigen.

U kunt ook een conference-call met

3 deelnemers houden. Start daarvoor eerst 2 afzonderlijke gesprekken* en selecteer dan " Conference " in het contextmenu dat verschijnt als u deze toets indrukt.

* Afhankelijk van het type telefoon en het abonnement.

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

231

06 TELEFONEREN

Beheer van gekoppelde telefoons

Druk twee keer op PHONE .

Selecteer " Bluetooth-functies ".

Selecteer " Lijst met gekoppelde randapparatuur " en bevestig uw keuze.

U kunt nu:

- verbinding maken met de geselecteerde telefoon via " Verbinden " of de verbinding " Verbreken ",

- de koppeling met de geselecteerde telefoon verbreken.

U kunt ook alle koppelingen tegelijk verbreken.

232

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

Beltonen instellen

Druk 2 keer op PHONE .

Selecteer " Telefoonfuncties " en bevestig uw keuze.

Selecteer " Opties beltonen " en bevestig uw keuze.

U kunt het volume en het type beltoon instellen.

Selecteer " OK " en bevestig uw keuze om de wijzigingen op te slaan.

07 RADIO

Naar het menu "Radio"

Druk op RADIO .

" FM / AM-band "

Lijst met zenders in alfabetische volgorde.

Veranderen van frequentieband

(" AM / FM ")

" Opties " (" TA, RDS ")

" Audio-instellingen "

" Zenderlijst updaten "

Druk op 5  of 6  of gebruik de draaiknop om de vorige of volgende zender van de lijst te kiezen.

Wissel tussen het menu en de lijst (links/rechts).

of

233

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

07 RADIO

Veranderen van frequentieband Selecteren van een zender

Er kunnen storingen in de ontvangst optreden door obstakels in de omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages, enz.), ook als de

RDS-functie is ingeschakeld. Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de autoradio.

De kwaliteit van de ontvangst wordt aangegeven door het aantal actieve golven in dit symbool.

Druk op RADIO of druk op " OK " om het contextmenu weer te geven.

Alfabetisch

Druk op RADIO, kies de gewenste zender en bevestig uw keuze.

Selecteer " Veranderen van frequentieband ".

Automatisch zoeken

Druk op 7  of  8  om automatisch naar lagere of hogere frequenties te zoeken.

Of draai het knopje van de bediening op het stuur.

Selecteer " AM / FM " en bevestig uw keuze.

234

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

Handmatig zoeken

Druk op 5  of 6  om stapsgewijs naar een andere frequentie te zoeken.

07 RADIO

Een zender opslaan

Houd, nadat u een zender hebt geselecteerd, een van de toetsen van het numerieke toetsenbord gedurende 2 seconden ingedrukt om deze zender op te slaan in het geheugen.

Er klinkt een piepje ter bevestiging.

Druk op een van de toetsen van het numerieke toetsenbord om de onder dat nummer opgeslagen zender op te vragen.

Of druk en draai aan het knopje op het stuur.

RDS inschakelen / uitschakelen

Als de RDS-functie is ingeschakeld, zoekt de radio steeds naar de sterkste frequentie van een zender, zodat u ernaar kunt blijven luisteren zonder dat u zelf de frequentie hoeft te wijzigen. Sommige

RDS-zenders zijn echter niet in het hele land te ontvangen, omdat de frequenties van de zender niet het hele land dekken. Dit verklaart dat de zender tijdens het rijden kan wegvallen.

Druk op RADIO .

Selecteer " Opties " en bevestig uw keuze.

Schakel " RDS-volgsysteem " in of uit en bevestig uw keuze.

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

235

08 MULTIMEDIASPELERS

Naar het menu "MUZIEK - MEDIA"

" MEDIA "

Druk op MUSIC .

Overzicht van de actuele media.

" Veranderen van medium "

" USB-medium uitwerpen "

(als USB is aangesloten)

" Afspeelmodus " (" Normaal ",

" Willekeurig ", " Willekeurig op elk medium ", " Herhalen ")

" Audio-instellingen "

" AUX-ingang inschakelen/ uitschakelen "

Wisselen van de lijst in het menu (links/rechts).

of

236

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

08 MULTIMEDIASPELERS

CD, MP3-CD, USB-speler

Informatie en adviezen

De autoradio speelt bestanden met de extensie "wma, .aac,.flac,.ogg,

.mp3" met een bitrate van 32 kbps tot 320 kbps af.

Ook bestanden met een VBR (Variable Bit Rate) kunnen worden afgespeeld.

Geluidsbestanden met een andere extensie (.mp4, .m3u, ...) kunnen niet worden afgespeeld.

WMA-bestanden moeten van het type WMA9 Standaard zijn.

De bemonsteringsfrequenties (sampling rates) zijn hoger dan 32 kHz.

Gebruik voor bestandsnamen maximaal 20 karakters en vermijd speciale tekens (bijv.: ", ?, ù) om problemen met het afspelen of de weergave te voorkomen.

Het systeem is geschikt voor externe geluidsdragers

(USB of iPod via USB-kabel - niet meegeleverd).

Indien een USB-stick die verscheidene partities bevat wordt aangesloten op het systeem, wordt alleen de eerste partitie herkend.

U kunt deze apparatuur bedienen via de audioinstallatie van de auto.

Het aantal tracks is beperkt tot een maximum van

2000, 999 tracks per map.

Als het stroomverbruik op de USB-poort boven de 500 mA uitkomt, wordt het systeem in de beschermmodus geschakeld en uitgezet.

Andere randapparatuur, die bij het aansluiten niet door het systeem wordt herkend, moet met een kabel (niet meegeleverd) op de Jack-plug worden aangesloten.

Gebruik uitsluitend USB-sticks met het bestandssysteem FAT32 (File

Allocation Table).

Selecteer bij het branden van een CD-R of CD-RW de standaard ISO

9660 niveau 1, 2 of bij voorkeur Joliet om deze te kunnen afspelen.

Als de CD in een ander formaat (udf,...) is gebrand, kan het zijn dat deze niet goed wordt afgespeeld.

Het is raadzaam voor één CD niet meer dan één standaard voor het branden te gebruiken. Stel de laagst mogelijke snelheid in (maximaal

4 x) voor een optimale geluidskwaliteit.

Voor het branden van een multisessie-CD is het raadzaam de standaard Joliet te gebruiken.

Als tegelijkertijd een Apple werkt het systeem niet.

® -speler en een USB-stick zijn aangesloten,

Gebruik voor een goede werking bij voorkeur originele Apple ® USBkabels.

237

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

08 MULTIMEDIASPELERS

Audiobronnen

Plaats de CD in de speler, steek de USB-stick in de USB-poort of sluit de USB-apparatuur via een kabel (niet meegeleverd) op de USB-poort aan.

Het systeem maakt gebruik van afspeellijsten

(in het tijdelijke geheugen). Het maken van deze lijsten kan enkele seconden of soms enkele minuten duren nadat het apparaat voor de eerste keer is aangesloten.

Het verwijderen van alle andere dan muziekbestanden en het verminderen van het aantal afspeellijsten zal het aanmaken van deze afspeellijsten versnellen.

De afspeellijsten worden iedere keer na het opnieuw aanzetten van het contact of het aansluiten van een USB-stick vernieuwd. De autoradio slaat de lijsten echter wel op en als ze niet zijn gewijzigd, is de laadtijd korter. Het afspelen volgt na een korte tijd, afhankelijk van de capaciteit van de USB-stick.

Geluidsbron kiezen

Via de toets SOURCE op het stuur kunt u van de ene naar de andere geluidsbron overschakelen.

" CD/CD MP3 "

" RADIO "

" USB, IPod "

" STREAMING " " AUX "

Druk op MUSIC voor het menu

" MEDIA ".

Selecteer " Volgende medium " en bevestig uw keuze.

Herhaal deze handelingen tot u de gewenste geluidsbron tegenkomt (de radio kan geselecteerd worden met SOURCE of

RADIO ).

238

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

08 MULTIMEDIASPELERS

Een track selecteren

Vorige track.

Volgende track.

Vorige afspeellijst.

Volgende afspeellijst.

Snel vooruit.

Snel achteruit.

Pauze: SRC even ingedrukt houden.

Even ingedrukt houden

Even ingedrukt houden

/

/

/

/

MUSIC: Overzicht van tracks en afspeellijsten op USB of CD

Omhoog en omlaag in de lijst.

Bevestigen, verder in de menustructuur.

/

/ /

/

Terug in de menustructuur.

+

/

/

239

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

08 MULTIMEDIASPELERS

APPLE

®

-speler aansluiten Streaming audio

Sluit een Apple ® -speler met behulp van een geschikte kabel (niet meegeleverd) aan op de USB-aansluiting.

Het afspelen begint automatisch.

De bediening gebeurt via de audio-installatie in de auto.

Streaming audio biedt de mogelijkheid om muziekbestanden op de telefoon via de audio-installatie in de auto af te spelen.

De beschikbare indeling is die van het aangesloten apparaat

(artiesten / albums / genres / playlists / audiobooks / podcasts).

De standaardindeling is de indeling per artiest. Om dit te veranderen moet u terug naar het eerste niveau in de structuur om vervolgens een andere indeling te selecteren (bijvoorbeeld playlists). Bevestig uw keuze voordat u in de structuur weer afzakt naar de gewenste track.

De modus "Shuffle tracks" bij de iPod

® correspondeert met de modus

"Random" bij de autoradio.

De modus "Shuffle album" bij de iPod

® correspondeert met de modus

"Random all" bij de autoradio.

De modus "Shuffle tracks" wordt standaard weergegeven bij aansluiten van het apparaat.

De softwareversie van de autoradio kan incompatibel zijn met de generatie van uw Apple ® -speler.

240

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

Maak een verbinding met de telefoon: zie de rubriek

" TELEFONEREN ".

Kies het profiel "

Audio " of " Alle ".

Als de weergave niet automatisch begint, kan het zijn dat u de audioweergave moet starten via de telefoon.

Het bedienen is mogelijk via de randapparatuur of met de toetsen van de autoradio.

Als de streaming audio eenmaal is gestart, wordt uw telefoon als een geluidsbron beschouwd.

Wij adviseren de functie " Herhalen " voor Bluetooth-apparatuur in te schakelen.

08 MULTIMEDIASPELERS

AUX-ingang gebruiken

Audiokabel (JACK/USB) niet meegeleverd

Sluit het externe apparaat

(MP3-/WMA-speler) met een geschikte audiokabel aan op de

AUX-ingang (JACK of USB).

Druk op MUSIC voor weergave van het menu " MUSIC ".

Selecteer "AUX-ingang inschakelen/ uitschakelen" en bevestig uw keuze.

Stel eerst het volume van het externe apparaat in (luid). Regel daarna het volume van de audio-installatie in de auto.

De bediening gebeurt via het externe apparaat.

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

241

09 AUDIO-INSTELLINGEN

Deze zijn op te vragen met de toets

MUSIC op het bedieningspaneel of door de toets RADIO (afhankelijk van de geluidsbron) even ingedrukt te houden.

De ( Klankkleur , Bassen , Hoge tonen en Loudness ) zijn voor elke geluidsbron apart in te stellen.

De instellingen van de verdeling van het geluid en de balans zijn voor alle geluidsbronnen gelijk.

- " " (6 verschillende opties)

- " "

- " "

- " " (In-/uitschakelen)

- "Verdeling" (" Bestuurder ", " Alle passagiers ")

- " " (Links/Rechts)

- " " (Voor/Achter)

- " " afhankelijk van de rijsnelheid (In-/ uitschakelen)

De verdeling van het geluid (of de ruimtelijke verdeling dankzij het

Arkamys © -systeem) in de auto is belangrijk voor de kwaliteit van de weergave en kan worden afgestemd op het aantal inzittenden.

242

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

Geïntegreerd audiosysteem: het Sound Staging-systeem van

Arkamys © zorgt voor een betere geluidsverdeling in het interieur.

10 CONFIGURATIE

Weergave instellen

Druk op SETUP voor het menu

"

Configuratie

".

Selecteer "

Configuratie weergave

" en bevestig uw keuze.

Selecteer " Kies de kleur " en bevestig uw keuze om de weergave van de kleuren en de kaart op het scherm in te stellen:

- stand "Dag",

- stand "Nacht",

- automatische dag/nacht-stand, op basis van het branden van de verlichting.

Selecteer " Lichtsterkte instellen " en bevestig uw keuze om de lichtsterkte in te stellen.

Druk op " OK " om de wijzigingen op te slaan.

De instellingen voor dag en nacht zijn onafhankelijk van elkaar.

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

243

11 MENUSTRUCTUUR/MENUSTRUCTUREN DISPLAy(S)

BASISFUNCTIE

1

2

Keuze A

Keuze A1

3

Keuze A11

1

Keuze B...

MENU "Navigatie"

1

Een bestemming kiezen

2

Adres invoeren

2

Index

2

GPS-coördinaten

1

Etappes en route

2

Een etappe toevoegen

3

Adres invoeren

3

Index

3

Laatste bestemmingen

2

Etappes Ordenen / Wissen

2

Alternatieve route

2

Gekozen bestemming

1

Opties

2

Definiëren rekencriteria

3

Snelste route

3

Kortste route

3

Afstand / Tijd

3

Met tolwegen

3

Met veerpont

3

Verkeersinformatie

2

Instellen gesproken berichten

2

Laatste bestemmingen wissen

2

Risicozones instellen

1

Kaartbeheer

2

Oriëntering van de kaart

3

Op auto georiënteerd

3

Op noorden georiënteerd

3

Perspectief

2

Gegevens van de kaart

2

De kaart verplaatsen

2

Cartografie en update

2

Beschrijving van bestand met risicogebieden

1

Navigatie stoppen/hervatten

2

Snelste route

2

Kortste route

2

Afstand / Tijd

2

Met tolwegen

2

Met veerpont

2

Verkeersinformatie

244

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

11 MENUSTRUCTUUR/MENUSTRUCTUREN DISPLAy(S)

MENU

"VERKEERSINFORMATIE"

1

Geografisch filter

2

Bewaar alle berichten :

2

Bewaar de berichten :

3

Rondom de auto

3

Op de route

1

TMC-zender kiezen

2

TMC automatisch volgen

2

TMC handmatig volgen

2

Lijst van TMC-zenders

1

Verkeersinformatie aan/uit

MENU "TELEFOON"

1

Nummer kiezen

1

Contacten

2

Bellen

2

Openen

2

Importeren

2

Zoeken

2

Wissen

2

Annuleren

1

Beheer contacten

2

Nieuwe contact

2

Sorteren op voornaam/achternaam

2

Alle contacten wissen

2

Alles importeren

2

Synchronisatie-opties

3

Geen synchronisatie

3

Contacten van telefoon weergeven

3

Contacten van SIM-kaart weergeven

3

Alle contacten weergeven

2

Staat van de contacten

1

Telefoonfuncties

2

Opties beltonen

2

De gesprekkenlijst wissen

1

Bluetooth-functies

2

Lijst met gekoppelde randapparatuur

3

Verbinden

1

2

3

Verbreken

3

Wissen

3

Alles wis.

2

3

Annuleren

Randapparatuur zoeken

Naam van radiotelefoon wijzigen

Verbreken

245

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

11 MENUSTRUCTUUR/MENUSTRUCTUREN DISPLAy(S)

MENU "RADIO"

1

Veranderen van frequentieband

2

FM

2

AM

1

Opties

2

Volgen RDS

1

Audio-instellingen

2

Omgeving

3

Geen

3

Klassiek

3

Jazz

3

Rock

3

Techno

3

Spraak

2

Lage tonen

2

Hoge tonen

246

2

Volume

3

Ingeschakeld / Uitgeschakeld

2

Verdeling

3

Bestuurder

3

Alle passagiers

2

Balans L-R

2

Balans V-A

2

Autom. volume

3

Ingeschakeld / Uitgeschakeld

1

Zenderlijst updaten

MENU "MUSIC"

1

Veranderen van medium

2

CD

2

BT Streaming

2

USB/iPod

2

AUX

1

Afspeelmodus

2

Normaal

2

Willekeurig

2

Willekeurig op hele medium

2

Herhalen

1

Audio-instellingen

1

AUX-ingang inschakelen/ uitschakelen

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

11 MENUSTRUCTUUR/MENUSTRUCTUREN DISPLAy(S)

MENU "SETUP"

1

Instellingen weergave

2

Kies de kleur

3

3

Harmonie

Cartografie

4

Dagstand

4

Nachtstand

4

Dag/Nacht auto

2

Lichtsterkte instellen

2

Datum en tijd instellen

2

Eenheden kiezen

1

2

Gesproken berichten instellen

Volume van de instructies

2

Mannenstem kiezen/Vrouwenstem kiezen

1

Taalkeuze

2

Français

2

English

2

Italiano

2

Portuguese

2

Español

2

Deutsch

2

Nederlands

2

Türkçe

2

Polski

2

Русский

2

Cestina

2

Hrvatski

2

Magyar

1

1

Parameters auto*

Boordcomputer

2

Logboek waarschuwingen

2

Status van functies

* De parameters zijn afhankelijk van de uitvoering van de auto.

247

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

VEELGESTELDE VRAGEN

In de volgende tabel vindt u de antwoorden op de meest gestelde vragen over uw radio.

VRAAG

De route wordt niet berekend.

ANTWOORD

De criteria kunnen tegenstrijdig zijn met de huidige plaatsbepaling (bijv. geen tolwegen terwijl de auto zich op een autosnelweg met tol bevindt).

OPLOSSING

Controleer de criteria in het Menu "Navigatie"\"Opt ies"\"Rekencriteria definiëren".

Ik kan mijn postcode niet invoeren.

Dit systeem werkt met postcodes van maximaal 7 karakters.

Selecteer de POI's in de lijst met POI's.

De POI's worden niet aangegeven.

De POI's zijn niet geselecteerd.

Het geluidssignaal van de "Risicogebieden" functioneert niet.

Het geluidssignaal is niet geactiveerd.

Het systeem stelt bij belemmeringen geen alternatieve routes voor.

Er wordt geen rekening gehouden met de actuele verkeersinformatie.

Activeer het geluidssignaal in het menu "Navigatie"\"Opties"\"Risicogebieden instellen".

Selecteer de functie "Verkeersinformatie" in het overzicht met criteria.

Ontvangst van een melding van een

"Risicogebied" dat niet op mijn route ligt.

Het systeem meldt alle "Risicogebieden" die zich buiten de route in een bepaalde zone rondom de auto bevinden. Hierdoor worden ook

"Risicogebieden" gesignaleerd die zich op nabij gelegen routes of op parallelbanen bevinden.

Zoom in op de kaart om de exacte positie van het

"Risicogebied" te kunnen bepalen. Selecteer "Op de route" om de waarschuwingen buiten de route uit te schakelen of om de tijdsduur tussen het moment van de melding en het passeren van het risicogebied te verkorten.

248

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

VEELGESTELDE VRAGEN

VRAAG

Sommige files op de route worden niet direct gemeld.

ANTWOORD

Bij het opstarten heeft het systeem enkele minuten nodig om de verkeersinformatie te ontvangen.

Het filter is te krap ingesteld.

OPLOSSING

Wacht tot de verkeersinformatie goed wordt ontvangen (weergave van de icoontjes van de verkeersinformatie op de kaart).

Verander de instellingen via "Geografisch filter".

In bepaalde landen is alleen voor de hoofdwegen (autosnelwegen...) verkeersinformatie beschikbaar.

Dit is een normaal verschijnsel. Het systeem is afhankelijk van de beschikbare verkeersinformatie.

De hoogte wordt niet weergegeven.

Het lukt me niet om mijn

Bluetooth-telefoon te koppelen.

Het is mogelijk dat de Bluetooth-functie van de telefoon is uitgeschakeld of dat uw telefoon niet zichtbaar is voor het systeem.

Het signaal van de aangesloten Bluetoothtelefoon is niet hoorbaar.

Bij het opstarten kan de initialisatie van het GPS tot 3 minuten duren voordat er meer dan 4 satellieten correct worden ontvangen.

De kwaliteit van de GPS-ontvangst kan worden beïnvloed door de omgeving (tunnel...) en het weer.

De Bluetooth-telefoon is niet compatibel met het systeem.

Het geluid is afhankelijk van zowel het systeem als de telefoon.

Het geluid wordt verstoord door omgevingsgeluiden.

Wacht tot het systeem volledig is opgestart.

Controleer of het GPS van ten minste 4 satellieten een signaal ontvangt (druk lang op de toets

SETUP, selecteer vervolgens "GPS-bereik").

Dit is een normaal verschijnsel. De werking van het systeem is afhankelijk van de ontvangst van het GPS-signaal.

- Controleer of de Bluetooth-functie van uw telefoon is ingeschakeld.

- Controleer bij de instellingen van uw telefoon of deze op "Vind mij" staat.

U kunt controleren of uw telefoon compatibel is op www.citroen.nl (Services).

Verhoog het volume van de radio eventueel tot het maximum en verhoog het geluidsniveau van de telefoon indien nodig.

Beperk het omgevingsgeluid (ramen sluiten, aanjager lager zetten, snelheid verminderen enz.).

249

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

VEELGESTELDE VRAGEN

VRAAG ANTWOORD

Sommige contacten komen dubbel voor in de lijst.

Bij het synchroniseren worden de contacten op de simkaart en/of die in het geheugen van de telefoon overgenomen. Als beide geheugens worden gesynchroniseerd kan het voorkomen dat sommige contacten dubbel worden overgenomen.

De contacten worden niet in alfabetische volgorde weergegeven.

Sommige telefoons hebben speciale weergave-opties. Afhankelijk van de instellingen kunnen contacten in een bepaalde volgorde worden overgenomen.

De Bluetooth-functie stuurt geen SMS-berichten door naar het systeem.

Het systeem ontvangt geen SMS-berichten.

De CD wordt steeds uitgeworpen of kan niet worden afgespeeld door de CD-speler.

De CD is ondersteboven in de speler geplaatst, kan niet worden gelezen, bevat geen audiobestanden of bevat audiobestanden die niet door de autoradio gelezen kunnen worden.

De gebrande CD is niet compatibel met de CD-speler (udf, ...).

De CD is voorzien van een beveiligingssysteem dat niet door de audioinstallatie wordt herkend.

OPLOSSING

Kies "Contacten van simkaart weergeven" of

"Contacten van telefoon weergeven".

Verander de instellingen voor de weergave van contacten in de telefoon.

- Controleer of de CD op de juiste wijze in de speler is geplaatst.

- Controleer de staat van de CD: de CD kan niet worden gelezen als deze te veel is beschadigd.

- Controleer de inhoud van de CD als deze zelf is gebrand: raadpleeg de informatie en tips in de rubriek "MULTIMEDIASPELERS".

- De CD-speler van de autoradio kan geen

DVD's afspelen.

- De kwaliteit van sommige zelfgebrande CD's is onvoldoende om deze door de autoradio te laten afspelen.

Na het laden van een CD of het aansluiten van een

USB-stick moet u enige tijd wachten.

Bij het plaatsen van een nieuwe gegevensdrager leest het systeem een aantal gegevens uit (index, titel, artiest, enz.). Dit kan enkele seconden tot enkele minuten duren.

De CD-speler levert een slechte geluidskwaliteit.

De gebruikte CD is gekrast of van slechte kwaliteit.

De audio-instellingen (bassen, hoge tonen, klankkleur) zijn niet op de

CD-speler afgestemd.

250

Dit is een normaal verschijnsel.

Gebruik alleen CD's van goede kwaliteit en berg ze zorgvuldig op.

Zet het niveau van de bassen of de hoge tonen op

0 en kies geen klankkleur.

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

VEELGESTELDE VRAGEN

VRAAG ANTWOORD

Soms wordt de informatie tijdens de weergave van een mediaspeler niet correct weergegeven.

Het audiosysteem kan sommige karakters niet lezen.

OPLOSSING

Gebruik standaard karakters voor de benaming van nummers en afspeellijsten.

Bij streaming audio start het lezen van bestanden niet.

De aangesloten randapparatuur biedt geen mogelijkheid om het lezen automatisch te starten.

De namen van de nummers en de speelduur verschijnen niet op het scherm bij streaming audio.

De ontvangstkwaliteit van de beluisterde radiozender neemt geleidelijk af of de voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen (geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...).

De Bluetooth-verbinding biedt deze mogelijkheid niet.

De auto bevindt zich te ver van de zender van het beluisterde radiostation of er bevindt zich geen zender in het gebied waarin de auto zich bevindt.

De omgeving waarin u rijdt (bergen, hoge gebouwen, bruggen, tunnels enz.) kan leiden tot een slechte ontvangst, ook als de RDS-functie is ingeschakeld.

De antenne is niet aanwezig of beschadigd (bijvoorbeeld in een wasstraat of een parkeergarage).

Start het afspelen via de aangesloten randapparatuur.

Activeer de functie "RDS" via het snelmenu om het systeem te laten controleren of er een sterkere zender in het gebied aanwezig is.

Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de radio.

Laat de antenne controleren door het CITROËNnetwerk.

Ik kan sommige opgeslagen zenders uit de lijst niet ontvangen.

De zender wordt niet meer ontvangen of de naam van de zender in de lijst is veranderd.

De naam van de zender verandert.

Sommige zenders sturen in plaats van een naam andere informatie mee

(titel van het actuele nummer enz.).

Het systeem beschouwt deze informatie als de naam van de zender.

251

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

VEELGESTELDE VRAGEN

VRAAG

Na het instellen van de bassen en hoge tonen is de geluidssfeer niet meer geselecteerd.

ANTWOORD

De geluidssfeer is gekoppeld aan een specifieke instelling van de bassen en hoge tonen.

OPLOSSING

Wijzig de instelling van de bassen en de hoge tonen of selecteer een geluidssfeer om de gewenste geluidskwaliteit te verkrijgen.

Na het selecteren van een geluidssfeer zijn de instellingen van de bassen en hoge tonen verloren gegaan.

Na het veranderen van de balans is de gekozen geluidsverdeling "Bestuurder" of "Alle inzittenden" niet meer geselecteerd.

De geluidsverdeling "Bestuurder" is gekoppeld aan een specifieke instelling van de balans.

Na het veranderen van de geluidsverdeling "Bestuurder" of "Alle inzittenden" zijn de instellingen van de balans verloren gegaan.

Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen de verschillende geluidsbronnen (radio,

CD...).

Voor een optimaal luistergenot kunt u de audio-instellingen (Volume,

Bassen, Hoge tonen, Klankkleur, Loudness) voor elke geluidsbron afzonderlijk instellen. Hierdoor kunnen bij het selecteren van een andere geluidsbron (radio, CD...) verschillen in de geluidskwaliteit hoorbaar zijn.

Controleer of de audio-instellingen (Volume,

Bassen, Hoge tonen, Klankkleur, Loudness) zijn afgestemd op de verschillende geluidsbronnen.

Het is raadzaam de AUDIO-functies (Bassen,

Hoge tonen, Fader, Balans) in de middelste stand te zetten, de klankkleur "Lineair" te selecteren en de functie Loudness AAN te zetten als de

CD-speler is geselecteerd en UIT te zetten als de radio is geselecteerd.

252

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

VEELGESTELDE VRAGEN

VRAAG

Na het afzetten van de motor wordt het systeem na enkele minuten automatisch uitgeschakeld.

ANTWOORD OPLOSSING

Als de motor is afgezet, blijft het systeem nog werken zolang de laadtoestand van de accu dat toestaat.

Het uitschakelen is normaal: de eco-mode wordt automatisch geactiveerd om te voorkomen dat de accu van de auto zo ver ontladen raakt dat de motor niet meer kan worden gestart (zie de rubriek "Eco-mode").

Start de motor om de accu op te laden.

Het afspelen van de muziek op mijn USBstick begint pas na lang wachten (ongeveer 2 tot

3 minuten).

Door bepaalde bestanden die standaard op een USB-stick kunnen staan kan het erg lang duren tot de muziek op de USB-stick wordt afgespeeld

(tot 10 keer de fabrieksopgave).

Wis de bestanden die standaard op de USB-stick staan en beperk het aantal submappen in de mappenstructuur van de USB-stick.

Als ik met mijn iPhone verbinding maak met de telefoonfunctie en ik hem gelijktijdig op de USBpoort aansluit, kan ik de muziekbestanden niet afspelen.

Als de iPhone automatisch verbinding maakt met de telefoonfunctie, forceert deze de streamingfunctie. De streamingfunctie krijgt voorrang boven de USB-functie die daardoor niet gebruikt kan worden. Bij apparatuur van Apple ® wordt in dat geval een gedeelte van de track niet afgespeeld.

Koppel de USB-aansluiting los en sluit deze weer aan (de USB-functie krijgt dan voorrang boven de streamingfunctie).

253

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

254

C3Picasso_nl_Chap13a_RT6-2-8_ed01-2015

Autoradio

Autoradio / Bluetooth

®

Uw Autoradio is zodanig gecodeerd dat deze uitsluitend in uw auto functioneert.

Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die zijn volledige aandacht vragen uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto.

Enkele minuten na het afzetten van de motor kan de autoradio zichzelf uitschakelen om te voorkomen dat de accu ontladen raakt.

INHOUD

01 Basisfuncties

02 Stuurkolomschakelaars

03 Hoofdmenu

04 Audio

05 USB Box

06 Bluetooth functies

07 Menustructu(u)r(en) display(s)

Veelgestelde vragen

blz.

blz.

blz.

blz.

blz.

blz.

blz.

blz.

256

257

258

259

262

265

268

273

255

C3PICASSO_NL_CHAP13B_RD45_ED01_2015

01 BASISFUNCTIES

Selecteren van de geluidsbron: radio, audio-CD-/MP3-CD-speler,

USB, Jack-aansluiting, streaming audio, AUX-ingang.

Uitwerpen van de CD.

Selecteren van de weergave op het display:

Datum, audiofuncties, boordcomputer en telefoon.

Selecteren van het golfbereik AM/FM.

Instellen van de geluidsweergave: geluidsverdeling voor/achter, links/ rechts, loudness, geluidssferen.

Aan/uit en volumeregeling.

Met de toets DARK kan de weergave van het display worden gewijzigd voor extra rijcomfort 's nachts.

1 e keer indrukken: alleen verlichting van het bovenste gedeelte.

2 e keer indrukken: display volledig uitschakelen.

3 e keer indrukken: terugkeren naar de normale weergave.

256

Toetsen 1 t/m 6:

Selecteren van een opgeslagen voorkeuzezender.

Lang indrukken: opslaan van een zender als voorkeuzezender.

C3PICASSO_NL_CHAP13B_RD45_ED01_2015

Weergave van de lijst radiozenders.

Lang indrukken: nummers van de

CD of de MP3afspeellijsten (CD /

USB).

Huidige bewerking verlaten.

Functie TA

(verkeersinformatie) AAN/UIT.

Lang indrukken: toegang tot de PTY-functie*

(programmatypen radio).

Automatisch zoeken naar zenders in aflopende/ oplopende volgorde.

Selecteren van het vorige/ volgende nummer van de CD,

MP3 of USB.

Bevestigen.

Weergave van het algemene menu.

Selecteren van een lagere/hogere radiofrequentie.

Selecteren van de vorige/volgende

MP3-afspeellijst.

Selecteren van bestandenlijst / muziekstijl / artiest / vorige of volgende afspeellijst van het USB-apparaat.

* Beschikbaar afhankelijk van uitvoering.

02 STUURKOLOMSCHAKELAARS

Radio: automatisch zoeken naar zenders in oplopende volgorde.

CD/MP3/USB: selecteren van het volgende nummer.

CD/USB: continu indrukken: versneld vooruitspoelen.

Naar een ander item van de lijst.

Radio: selecteren van de vorige/volgende voorkeuzezender.

USB : selecteren van het genre / artiest / index van de lijst.

Selecteren van het vorige/volgende item van een menu.

Volume verhogen.

Wijzigen van de geluidsbron.

Bevestigen van een selectie.

Telefoon opnemen/ophangen.

Langer dan 2 seconden indrukken: toegang tot het telefoonmenu.

Radio: automatisch zoeken naar zenders in aflopende volgorde.

CD/MP3/USB: selecteren van het vorige nummer.

CD/USB: continu indrukken: versneld terugspoelen.

Naar een ander item van de lijst.

Mute: geluid onderbreken door het gelijktijdig indrukken van de volumetoetsen.

Geluid weer inschakelen: druk op een van de twee volumetoetsen.

Volume verlagen.

257

C3PICASSO_NL_CHAP13B_RD45_ED01_2015

03 ALGEMEEN MENU

Audiofuncties

Radio; CD; USB; AUX.

Boordcomputer

Afstanden invoeren; Waarschuwingsmeldingen;

Status van functies.

Display C

Persoonlijke instelling - configuratie

Parameters van de auto; Weergave; Talen.

Bluetooth : telefoon - audio

Koppelingen; Handsfree set; Streaming.

Display A

Raadpleeg voor een compleet overzicht van de beschikbare menu's de rubriek "Menustructuur scherm".

258

C3PICASSO_NL_CHAP13B_RD45_ED01_2015

04 AUDIO

Selecteren van een zender

Druk herhaalde malen op de toets

SOURCE om de radiofunctie te selecteren.

Druk op de toets BAND AST om het golfbereik te selecteren.

Druk kort op een van de toetsen om automatisch naar zenders te zoeken.

Druk op een van de toetsen om handmatig naar hogere/lagere frequenties te zoeken.

Druk op de toets LIST REFRESH voor een lijst van de beschikbare zenders in het gebied waar u zich bevindt (maximaal 30 zenders).

Druk langer dan 2 seconden op de toets om deze lijst bij te werken.

Er kunnen storingen in de ontvangst optreden door obstakels in de omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages, enz.), ook als de

RDS-functie is ingeschakeld. Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de autoradio.

RDS

Druk op de toets MENU .

Selecteer " Audiofuncties ".

Druk op OK .

Selecteer de functie " Voorkeuze

FM-band ".

Druk op OK .

Selecteer " RDS volgen activeren ".

Druk op OK , op het display wordt de aanduiding RDS weergegeven.

Als de modus " Radio " is ingeschakeld, druk dan direct op OK om de RDS-functie in of uit te schakelen.

Als de RDS-functie is ingeschakeld, zoekt de radio steeds naar de sterkste frequentie van een zender, zodat u ernaar kunt blijven luisteren.

Sommige RDS-zenders zijn echter niet in het hele land te ontvangen, omdat de frequenties van de zender niet het hele land dekken.

Daardoor kan de ontvangst van de zender tijdens de reis wegvallen.

259

C3PICASSO_NL_CHAP13B_RD45_ED01_2015

04 AUDIO

Verkeersinformatie (TA) beluisteren

De functie TA (Traffic Announcement) geeft voorrang aan het luisteren naar de verkeersinformatie. Om te worden geactiveerd moet deze functie een radiozender die deze berichten uitzendt, goed kunnen ontvangen. Zodra er een bericht wordt uitgezonden, wordt de geluidsbron die op dat moment wordt weergegeven

(Radio, CD, ...) automatisch onderbroken en wordt de verkeersinformatie doorgegeven. Zodra het bericht is afgelopen, wordt de weergave van de oorspronkelijke geluidsbron hervat.

Druk op de toets TA om de weergave van verkeersinformatie te activeren of uit te schakelen.

CD-speler

Gebruik alleen CD's met een ronde vorm.

Bepaalde beveiligingssystemen op de originele CD of zelfgebrande

CD's kunnen storingen veroorzaken, ongeacht de kwaliteit van de

CD-brander.

Plaats een CD in de CD-speler; deze zal de CD automatisch afspelen.

Als er al een CD in het apparaat zit die u wilt beluisteren, druk dan herhaalde malen op de toets

SOURCE om " CD " te selecteren.

Druk op een van de toetsen om een nummer van de CD te selecteren.

Druk op de toets LIST REFRESH om de tracklist van de CD weer te geven.

Houd een van toetsen ingedrukt om snel vooruit of achteruit te spoelen.

260

C3PICASSO_NL_CHAP13B_RD45_ED01_2015

04 AUDIO

Een MP3-CD afspelen

Plaats een MP3-CD in de CD-speler.

De CD-speler scant vervolgens de CD tot alle nummers zijn gevonden, hierdoor kan het enkele tot enkele tientallen seconden duren voordat het afspelen begint.

De CD-speler kan CD's met maximaal 255 MP3-bestanden, verdeeld over 8 speellijsten, afspelen. Het is echter raadzaam het aantal afspeellijsten tot twee te beperken om een lange laadtijd van de CD te voorkomen.

Bij het afspelen wordt geen rekening gehouden met de mappenstructuur.

Alle bestanden worden op hetzelfde niveau weergegeven.

Als er al een CD in het apparaat zit die u wilt beluisteren, druk dan herhaalde malen op de toets

SOURCE om " CD " te selecteren.

Druk op een van de toetsen om een map van de CD te selecteren.

Druk op een van de toetsen om een track van de CD te kiezen.

Druk op de toets LIST REFRESH om de speellijsten van de MP3-

CD weer te geven.

Houd een van de toetsen ingedrukt om snel vooruit of terug te spoelen.

Informatie en adviezen

De autoradio speelt uitsluitend bestanden met de extensie

".mp3" en een samplingfrequentie van 22,05 kHz of 44,1 kHz af.

Geluidsbestanden met een andere extensie (.wma, .mp4, .m3u...) kunnen niet worden afgespeeld.

Gebruik voor bestandsnamen maximaal 20 karakters en verwijder speciale tekens (bijv.: " ", ?, ù) om problemen met het afspelen of de weergave te voorkomen.

Selecteer voor het branden van een CD-R of CD-RW de standaard

ISO 9660 niveau 1, 2 of bij voorkeur Joliet om deze te kunnen afspelen.

Als de CD in een ander formaat is gebrand, kan het zijn dat deze niet goed wordt afgespeeld.

Het is raadzaam voor één CD niet meer dan één standaard voor het branden te gebruiken. Stel de laagst mogelijke snelheid

(maximaal 4x) in voor een optimale geluidskwaliteit.

Voor het branden van een multisessie-CD is het raadzaam de standaard Joliet te gebruiken.

Gebruik uitsluitend USB-sticks met het formaat FAT32 (File

Allocation Table).

Gebruik voor een correcte werking de originele USB-kabels van

Apple ® .

261

C3PICASSO_NL_CHAP13B_RD45_ED01_2015

05 USB-BOX

Gebruik van de USB-BOX

Deze module bestaat uit een USB-aansluiting en een Jack-aansluiting*. De bestanden van een draagbare MP3-speler of een USB-stick worden overgebracht op uw Autoradio zodat de muziek via de luidsprekers van de auto kan worden beluisterd.

USB-stick of Apple ® speler van de vijfde generatie of hoger:

- Gebruik uitsluitend USB-sticks met het formaat FAT32 (File Allocation Table),

- het snoer van de Apple ® speler is noodzakelijk,

- navigatie door de bestanden is ook mogelijk via de bediening op het stuurwiel.

De Apple ® speler van oudere generaties en spelers die gebruik maken van het MTPprotocol*:

- afspelen uitsluitend via een Jack-Jack-snoer

(niet meegeleverd),

- navigatie door de bestanden is mogelijk via het externe apparaat.

262

C3PICASSO_NL_CHAP13B_RD45_ED01_2015

Aansluiten van een USB-stick

Sluit de USB-stick direct of via een snoer aan op de

USB-aansluiting. Als de autoradio is ingeschakeld, wordt de USB-bron gedetecteerd zodra deze wordt aangesloten. Het lezen begint automatisch na een bepaalde tijd, afhankelijk van de capaciteit van de

USB-stick.

De herkende bestandsformaten zijn .mp3 (uitsluitend mpeg1 layer 3) en .wma (uitsluitend standaard 9, comprimeren met 128 kbit/s).

Bepaalde formaten playlists (m3u, ...) worden geaccepteerd.

Wanneer de laatst gebruikte stick opnieuw wordt aangesloten, gaat het afspelen automatisch verder bij de laatst beluisterde track van de desbetreffende stick.

Het systeem stelt playlists samen (tijdelijk geheugen). De tijd die hiervoor nodig is, hangt af van de capaciteit van de USB-uitrusting.

Gedurende deze tijd zijn andere bronnen beschikbaar.

De playlists worden iedere keer dat het contact wordt afgezet of een USB-stick wordt aangesloten, geactualiseerd.

Bij een eerste aansluiting wordt een indeling in mappen als indeling aangeboden. Bij een volgend gebruik wordt de laatstgekozen mappenstructuur aangehouden.

* Volgens uitvoering.

05 USB-BOX

Gebruik van de USB-BOX

Druk LIST lang in voor het weergeven van de indelingen.

Kies per Map / Artiest / Genre / Playlist, druk op OK om de gekozen indeling te bevestigen en vervolgens opnieuw op OK om de keuze vast te leggen.

- per Map: alle mappen met audiobestanden die door het systeem worden herkend.

- per Artiest: alle artiestennamen worden weergegeven in ID3 Tag en in alfabetische volgorde.

- per Genre : alle genres worden weergegeven in ID3 Tag.

- per Playlist : zoals weergegeven in de playlist van de USB-stick of het

USB-apparaat aangesloten op de

USB-aansluiting.

Druk LIST kort in voor de indeling die u de vorige keer hebt gekozen.

Navigeer in de lijst met behulp van de toetsen links/rechts en omhoog/omlaag.

Bevestig de selectie door op OK te drukken.

Druk op een van deze toetsen om tijdens het lezen naar de vorige/ volgende track te gaan volgens de weergegeven indeling.

Houd een van de toetsen ingedrukt voor snel vooruit/achteruit verplaatsen.

Druk op een van deze toetsen om te gaan naar volgende/vorige Genre,

Map, Artiest of Playlist, afhankelijk van de weergegeven indeling tijdens het lezen.

Aansluiten van apparatuur van Apple ® op de USB-aansluiting

De beschikbare lijsten zijn Artiest, Genre en Playlist (zoals weergegeven via de Apple ® spelers).

Selectie en Navigatie zijn hierboven beschreven in de stappen

1 t/m 4.

Sluit geen harde schijf of een niet-audio USB-apparaat aan op de

USB-aansluiting, aangezien hierdoor uw installatie beschadigd kan raken.

263

C3PICASSO_NL_CHAP13B_RD45_ED01_2015

05 USB-BOX

AUX-aansluiting (AUX-ingang)

Sluit het externe apparaat (MP3speler enz.) met een audiokabel

(niet meegeleverd) aan op de

Jack-aansluiting.

Volumeregeling externe apparatuur

Stel eerst het volume van uw draagbare apparatuur af.

Druk herhaalde malen op de toets

SOURCE om " AUX " te selecteren.

Stel eerst het volume van het externe apparaat af (hoog geluidsniveau). Stel vervolgens het volume van de autoradio af. Het externe apparaat moet worden aangestuurd met de bedieningstoetsen van het apparaat.

Sluit eenzelfde extern apparaat niet tegelijkertijd aan via de Jackaansluiting en de USB-aansluiting.

264

C3PICASSO_NL_CHAP13B_RD45_ED01_2015

Stel vervolgens het volume van de autoradio af.

De weergave- en bedieningsfuncties verlopen via de externe apparatuur zelf.

06 BLUETOOTH FUNCTIES

Koppelen van een Bluetooth

®

-telefoon

Display C

(Afhankelijk van model en uitvoering)

Het koppelen van de Bluetooth-telefoon aan het Bluetooth-systeem van uw autoradio mag om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling de volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd bij stilstaande auto en met aangezet contact.

Raadpleeg de site www.citroen.nl voor meer informatie

(compatibiliteit, extra informatie, ...).

De beschikbare functies zijn afhankelijk van het netwerk, de simkaart en de compatibiliteit van de gebruikte Bluetooth-apparatuur.

Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van uw telefoon of neem contact op met uw provider voor meer informatie over de beschikbare functies.

De eerste vier herkende telefoons worden in dit venster weergegeven.

Met het menu "Telefoon" krijgt u onder andere toegang tot de volgende functies: "Index"*, " Logboek van oproepen ",

" Raadplegen koppelingen ".

* Als uw telefoon volledig compatibel is.

Activeer de functie Bluetooth van uw telefoon en zorg ervoor dat deze "zichtbaar is voor iedereen"

(configuratie van de telefoon).

Selecteer in de lijst de te koppelen telefoon. U kunt slechts één telefoon per keer koppelen.

Druk op de toets MENU .

Kies in het menu:

- "Bluetooth : telefoon - audio"

-

"Bluetooth configuratie"

- "Zoeken via Bluetooth"

Er wordt een venster weergegeven met de melding dat het systeem bezig is met zoeken.

Op het scherm wordt een toetsenbord weergegeven: voer een code van minimaal 4 cijfers in.

Bevestig met OK .

Op het scherm wordt de geselecteerde telefoon weergegeven. Voer, om de koppeling te accepteren, in de telefoon dezelfde code in en bevestig vervolgens met OK .

Mocht de koppeling niet gelukt zijn dan kunt u het, een onbeperkt aantal keren, nogmaals proberen.

Op het scherm verschijnt de melding dat de koppeling is geslaagd.

De toegestane automatische verbinding wordt geactiveerd nadat de telefoon is geconfigureerd.

Het adresboek en het logboek gesprekken zijn na de synchronisatie beschikbaar.

265

C3PICASSO_NL_CHAP13B_RD45_ED01_2015

06 BLUETOOTH FUNCTIES

Een gesprek ontvangen

Een inkomend gesprek wordt aangegeven door een beltoon en het verschijnen van een bovenliggend venster op het display.

Selecteer met behulp van de toetsen de knop " JA " op het display.

Bevestig met OK .

Druk op deze toets van de stuurkolomschakelaars om het gesprek te accepteren.

Bellen

Ga naar het menu " Bluetooth: telefoon -audio ".

Selecteer " Beheer van een gesprek ".

Selecteer " Bellen ".

Of

Selecteer " Logboek van oproepen ".

Of

Selecteer " Index ".

Druk gedurende meer dan twee seconden op deze toets om toegang te krijgen tot uw adresboek.

Gebruik vervolgens de rolknop om het nummer te selecteren.

Of

Gebruik, als de auto stilstaat, het toetsenbord van uw telefoon om een nummer in te voeren.

266

C3PICASSO_NL_CHAP13B_RD45_ED01_2015

06 BLUETOOTH FUNCTIES

Een gesprek beëindigen

Bluetooth

®

streaming audio

Druk gedurende het gesprek meer dan twee seconden op deze toets.

Bevestig met OK om het gesprek te beëindigen.

Streaming biedt de mogelijkheid audiobestanden van de telefoon via de luidsprekers van de auto te beluisteren.

Koppel de telefoon: zie de rubriek " Telefoon ".

Het systeem heeft, afhankelijk van de compatibiliteit van de telefoon en gedurende de Bluetooth-verbinding, toegang tot de contactenlijst van de telefoon.

Vanaf bepaalde typen gekoppelde Bluetooth-telefoons kunt u contacten vanuit de telefoon opslaan in het geheugen van de autoradio.

De op deze manier geïmporteerde contacten worden opgeslagen in een contactenlijst die, ongeacht welke telefoon is gekoppeld, vrij toegankelijk is.

Het menu van de contactenlijst is niet beschikbaar als de contactenlijst leeg is.

Selecteer in het menu " Bluetooth: telefoon - audio " de te koppelen telefoon.

Het audiosysteem wordt automatisch verbonden met de zojuist gekoppelde telefoon.

Activeer de bron Streaming door op de toets SOURCE * te drukken.

Via de toetsen op het bedieningspaneel van de radio en de bediening op het stuurwiel kunt u op de gebruikelijke wijze de muziekstukken aansturen**. De informatie over de muziekstukken kan op het display worden weergegeven.

* In sommige gevallen moet het afspelen van audiobestanden via het toetsenbord worden geactiveerd.

** Als de telefoon deze functie ondersteunt.

267

C3PICASSO_NL_CHAP13B_RD45_ED01_2015

07 MENUSTRUCTUUR/MENUSTRUCTUREN DISPLAy(S)

Display A

Basisfunctie

1

2

Keuze A

Keuze A1

3

Keuze A11

1

Keuze B...

1

Radio-CD

2

Volgen RDS

2

Mode REG

2

CD herhalen

2

Random Play

1

Opties

2

Diagnose

3

Raadplegen

3

Beëindigen

1

Config auto*

2

RW achter aan

2

Follow me home

268

C3PICASSO_NL_CHAP13B_RD45_ED01_2015

* De parameters variëren afhankelijk van het uitrustingsniveau.

07 MENUSTRUCTUUR/MENUSTRUCTUREN DISPLAy(S)

1

Eenheden

2

Temperatuur : °Celsius / °Fahrenheit

2

Brandstofverbruik: KM/L -

L/100 - MPG

1

Inst.Weergave

2

Jaar

2

Maand

2

Dag

2

Uren

2

Minuten

2

12 H/24 H weergave

1

Talen

2

Français

2

Italiano

2

Nederlands

2

Portuguès

2

Português do Brasil

2

Deutsch

2

English

2

Español

2

Čeština

2

Hrvatski

2

Magyar

C3PICASSO_NL_CHAP13B_RD45_ED01_2015

269

07 MENUSTRUCTUUR/MENUSTRUCTUREN DISPLAy(S)

Display C

Wanneer u op de toets OK drukt, komt u in de verkorte menu's terecht, afhankelijk van de weergave op het scherm.

CD/MP3-CD USB Radio

1 aanzetten/uitzetten RDS

1 aanzetten/uitzetten modus REG

1 aanzetten/uitzetten radiotext

1 aanzetten/uitzetten Intro

1 aanzetten/uitzetten herhalen tracks (de hele huidige CD voor CD, de hele huidige map voor MP3-CD)

1 aanzetten/uitzetten herhalen van tracks

(van de map / artiest / genre / huidige afspeellijst)

1 aanzetten/uitzetten random play (de hele huidige CD voor CD, de hele huidige map voor MP3-CD)

1 aanzetten/uitzetten random play (shuffle)

(van de map / artiest / genre / huidige afspeellijst)

270

C3PICASSO_NL_CHAP13B_RD45_ED01_2015

07 MENUSTRUCTUUR/MENUSTRUCTUREN DISPLAy(S)

Display C

Door het indrukken van de toets MENU is de volgende weergave mogelijk:

1

Audiofuncties

2

Audiofuncties

3

Voorkeuze FM

4

RDS-functie

3

Inschakelen/uitschakelen

4

REG-functie

3

Inschakelen/uitschakelen

4

Weergave radiotext (RDTXT)

2

Inschakelen/uitschakelen

3

Afspeelmogelijkheden

4

RPT-functie (CD herhalen

3

Inschakelen/uitschakelen

4

RDM-functie (random)

4

Inschakelen/uitschakelen

1

Boordcomputer

2

Invoeren afstand tot eindbestemmining

3

Afstand: x km

2

Logboek waarschuw.

3

Diagnose auto

2

Status van de functies

3

Functies in- of uitgeschakeld

C3PICASSO_NL_CHAP13B_RD45_ED01_2015

271

07 MENUSTRUCTUUR/MENUSTRUCTUREN DISPLAy(S)

1

Persoonlijke instelling - configuratie

2

Parameters van de auto definiëren*

2

Configuratie beeldscherm

3

Regeling weergave

4

Normale weergave

4

Omgekeerde weergave

4

Regeling helderheid (- +)

3

Datum en tijd instellen

4

Dag/maand/jaar instellen

4

Uren/minuten instellen

4

Keuze cyclus 12u/24u

3

Keuze van eenheden

4 l/100 km - mpg - km/l

4

°Celsius / °Fahrenheit

2

Taalkeuze

272

C3PICASSO_NL_CHAP13B_RD45_ED01_2015

Bluetooth: telefoon - audio

1

2

Bluetooth configuratie

3

Toestel aansluiten/afkoppelen

3

Telefoonfunctie

3

Audio streaming functie

4

Raadplegen koppelingen

4

Verwijderen koppeling

4

Zoeken via Bluetooth

2

Bellen

3

Logboek van oproepen

4

Index

2

Beheer van een gesprek

3

Huidige gesprek beëindigen

3

Inschakelen mutefunctie

* De parameters variëren afhankelijk van de auto.

VEELGESTELDE VRAGEN

VRAAG

Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen de verschillende geluidsbronnen (radio,

CD...).

ANTWOORD

Voor een optimaal luistergenot kunt u de audio-instellingen (volume, bassen, hoge tonen, geluidssfeer, loudness) voor elke geluidsbron afzonderlijk instellen. Hierdoor kunnen bij het selecteren van een andere geluidsbron (radio, CD...) verschillen in de geluidskwaliteit hoorbaar zijn.

OPLOSSING

Controleer of de audio-instellingen (volume, bassen, hoge tonen, geluidssfeer, loudness) zijn afgestemd op de verschillende geluidsbronnen.

Het is raadzaam de AUDIO-functies (bassen, hoge tonen, balans V-A, balans L-R) in de middelste stand te zetten, de geluidssfeer "Geen" te selecteren en de functie Loudness in de stand

"Actief" te zetten als de CD-speler is geselecteerd en in de stand "Inactief" te zetten als de radio is geselecteerd.

De CD wordt steeds uitgeworpen of kan niet worden afgespeeld door de CD-speler.

De CD is ondersteboven in de speler geplaatst, kan niet worden gelezen, bevat geen audiobestanden of bevat audiobestanden die niet door de autoradio gelezen kunnen worden.

De CD is voorzien van een beveiligingssysteem dat niet door de autoradio wordt herkend.

De batterijspanning van de randapparatuur is misschien te laag.

- Controleer of de CD met de juiste zijde boven in de speler is geplaatst.

- Controleer de staat van de CD: de CD kan niet worden gelezen als deze te veel is beschadigd.

- Controleer de inhoud van de CD als deze zelf is gebrand: raadpleeg de tips in het hoofdstuk

Audio.

- De CD-speler van de autoradio kan geen

DVD's afspelen.

- De kwaliteit van sommige zelfgebrande CD's is onvoldoende om deze door de autoradio te laten afspelen.

Laad de batterij van de randapparatuur op.

Op het display wordt de melding "Storing

USB-randapparatuur" weergegeven.

De Bluetooth-verbinding wordt onderbroken.

De USB-stick wordt niet herkend.

De stick is misschien defect.

Formateer de stick opnieuw.

273

C3PICASSO_NL_CHAP13B_RD45_ED01_2015

VEELGESTELDE VRAGEN

VRAAG

Ik heb geen toegang tot mijn voicemail.

ANTWOORD

Er zijn slechts weinig telefoons en providers die deze functionaliteit ondersteunen.

OPLOSSING

De CD-speler levert een slechte geluidskwaliteit.

De gebruikte CD is gekrast of van slechte kwaliteit.

Gebruik alleen CD's van goede kwaliteit en berg ze zorgvuldig op.

De audio-instellingen (bassen, hoge tonen, geluidssfeer) zijn niet op de

CD-speler afgestemd.

Zet het niveau van de bassen of de hoge tonen op

0, zonder een geluidssfeer te selecteren.

De voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen (geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...).

De ontvangstkwaliteit van de beluisterde radiozender neemt geleidelijk af of de voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen (geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...).

Het verkeerde golfbereik is geselecteerd.

De functie TA

(verkeersinformatie) is ingeschakeld, maar ik krijg geen verkeersinformatie te horen.

De geselecteerde radiozender maakt geen deel uit van het regionale netwerk van zenders die verkeersinformatie uitzenden.

De omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages, enz.) veroorzaakt storingen in de ontvangst, ook als de RDS-functie is ingeschakeld.

Druk op de toets BAND AST om het golfbereik

(AM, FM1, FM2, FMAST) terug te vinden waarin de voorkeuzezenders zijn opgeslagen.

Stem af op een zender die wel verkeersinformatie uitzendt.

De auto bevindt zich te ver van de zender van het beluisterde radiostation of er bevindt zich geen zender in het gebied waarin de auto zich bevindt.

Activeer de functie RDS om het systeem te laten controleren of er een sterkere zender in het gebied aanwezig is.

Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de autoradio.

De antenne is niet aanwezig of beschadigd (bijvoorbeeld in een wasstraat of ondergrondse parkeergarage).

Laat de antenne controleren door het

CITROËN -netwerk.

274

C3PICASSO_NL_CHAP13B_RD45_ED01_2015

VEELGESTELDE VRAGEN

VRAAG

Het geluid van de radio valt 1 tot 2 seconden weg.

ANTWOORD

Het RDS zoekt tijdens deze korte onderbreking van het geluid naar een eventuele sterkere zender voor een betere ontvangst van het station.

OPLOSSING

Schakel de RDS-functie uit als dit verschijnsel zich te vaak en steeds op hetzelfde traject voordoet.

Na het afzetten van de motor wordt de radio na enkele minuten automatisch uitgeschakeld.

De melding "het audiosysteem is oververhit" verschijnt op het display.

Als de motor is afgezet, blijft de radio nog werken zolang de laadtoestand van de accu dat toestaat.

Het automatisch uitschakelen duidt erop dat de eco-modus van de autoradio is geactiveerd om te voorkomen dat de accu van de auto ontladen raakt.

Start de motor om de accu op te laden.

Om het audiosysteem te beschermen tegen een te hoge omgevingstemperatuur, activeert de autoradio automatisch een thermische beveiliging die het geluidsvolume verlaagt of de CD-speler uitschakelt.

Schakel het audiosysteem enkele minuten uit om het systeem te laten afkoelen.

C3PICASSO_NL_CHAP13B_RD45_ED01_2015

275

Zoeken op afbeelding

Exterieur

Sleutel met afstandsbediening

- openen/sluiten

- batterij

- inbraakbeveiliging

- starten

59-61, 124-126

Accessoires 193-194

Buitenspiegels 57

Lichtschakelaar 72-75

LED-dagrijverlichting 76

Statische bochtverlichting

77

Koplampverstelling 78

Lampen vervangen

- koplampen

- mistlampen

- zijknipperlichten

170-174

Portieren 64-66

- openen/sluiten

- centrale vergrendeling

- noodbediening

Kinderbeveiliging 107

Ruitbediening 62-63

Brandstoftank 69-70

Vulpistoolrestrictie 78

276

C3Picasso_nl_Chap14_recherche-visuelle_ed01-2015

Hill Start Assist

132

Remhulpsystemen 113

Stabiliteitscontrole 114

Bandenspanning

153, 200

Ruitenwisserschakelaar 79-81

Ruitenwisserblad vervangen

188

Bagageruimte 67

Bandenreparatieset 150-154

Reservewiel 155-161

- gereedschap

- demonteren/monteren

Sneeuwkettingen 162

Lampen vervangen

- achterlichten

- derde remlicht

- kentekenplaatverlichting

175-176

Parkeerhulp achter

137-138

Achteruitrijcamera 139

Trekhaak 191-192

Slepen 189-190

Zoeken op afbeelding

Interieur

Voorstoelen 52-54

Voorzieningen bagageruimte

- bagageafdekking

- verplaatsbare laadvloer

- haken

- sjorogen

91-93

Adblue ®

-reservoir 167-169

Airbags 119-122

Achterbank 55-56

Kinderzitjes

ISOFIX-kinderzitjes

Mechanisch kinderslot

Elektrische kinderbeveiliging

94-102, 106

103-105, 106

107

107

Voorzieningen interieur

- AUX-aansluitingen

- middenarmsteun

- matten

84-90

Dashboardkastje 85

Passagiersairbag uitschakelen

97, 120

Veiligheidsgordels 115-118

C3Picasso_nl_Chap14_recherche-visuelle_ed01-2015

.

277

Zoeken op afbeelding

Cockpit

Instrumentenpanelen 10

Verklikkerlampjes 11-21

Meters 22-25

Regelknoppen 26

- dagteller/klokje

- dimmer dashboardverlichting/ black panel-functie

Lichtschakelaar 72-75

Koplampverstelling 78

Binnenspiegel 58

Zonneklep 84-85

Snelheidsbegrenzer 133-134

Snelheidsregelaar 135-136

Buitenspiegels 57

Ruitbediening 62-63

Zekeringkast dashboard

178-180

Motorkap openen

141

Stuurwiel verstellen

Claxon

58

109

278

C3Picasso_nl_Chap14_recherche-visuelle_ed01-2015

Elektronisch gestuurde

versnellingsbak 127-130

Schakelindicator 131

Hill Start Assist

132

Handrem 126

Multifunctionele displays

27-39

Ruitenwisserschakelaar 79-81

Boordcomputer 40-42

Alarmknipperlichten 108

Ventilatie/verwarming 43-46

Handbediende airconditioning

46-47

Automatische airconditioning

48-50

Achterruitverwarming 45

Autoradio 255-275

Datum/tijd instellen

30, 39 eMyWay 201-254

Datum/tijd instellen

34

Zoeken op afbeelding

Technische gegevens - Onderhoud

Brandstoftank leeg (Diesel)

142

Additief AdBlue ® en SCR-systeem

(BlueHDi diesel)

163-169

Niveaus controleren

- olie

- remvloeistof

- koelvloeistof

145-147

- ruitensproeiervloeistof

- additief (dieselmotor met roetfilter)

Additief AdBlue ®

167-169

Lampen vervangen

- voor

- achter

- interieur

170-177

Gewichten (benzine)

Gewichten (diesel)

196

198

Controle van onderdelen

- accu

- luchtfilter/interieurfilter

- oliefilter

- roetfilter (diesel)

- remblokken/-schijven

148-149

Afmetingen 199

Identificatie 200

Zekeringkast motorruimte 178, 181-184

Accu 185-186

Eco-modus 187 Motorkap 141

Motorruimte (benzine)

143

Motorruimte (diesel)

144

Benzinemotoren 195

Dieselmotoren 197

C3Picasso_nl_Chap14_recherche-visuelle_ed01-2015

.

279

Trefwoordenregister

A

Aanhanger................................................... 191

Aanhangergewichten ..........................195, 197

Aansluiting 12V ................................ 84, 86, 88

ABS met elektronische remdrukregelaar ... 113

Accessoires................................................. 193

Accu ....................................................148, 185

Accu laden ..................................................185

Achterbank ....................................................55

Achterruitverwarming ...................................45

Achteruitrijcamera ....................................... 139

Achteruitrijlicht ............................................ 175

Actieradius AdBlue .....................................165

AdBlue ®

.........................................20, 163, 167

AdBlue ®

-niveau ...........................................163

AdBlue ®

-reservoir ...............................163, 167

Additief AdBlue .............................20, 163, 167

Afmetingen ..................................................199

Afstandsbediening ..................................59, 61

Afstandsbediening, batterij .....................60, 61

Afstandsbediening, batterij vervangen .........60

Afstandsbediening synchroniseren ..............60

Afzetten van de motor ................................. 124

Airbags .................................................. 18, 119

Airbags vóór ........................................ 119, 122

Airconditioning ................................................8

Airconditioning, automatische ................44, 48

Airconditioning (handbediend) ...............44, 46

Alarmknipperlichten ....................................108

Algemeen menu ..........................................258

Allesdragers ................................................ 192

Allesdragers monteren ...............................192

Antiblokkeersysteem (ABS) ........................ 113

Antislipregeling ........................................... 114

Armleuning ....................................................53

280

C3Picasso_nl_Chap15_index-alpha_ed01-2015

Armleuning achter .........................................88

Audio-aansluitingen ....................................262

Automatische ruitenwissers .................... 79, 81

Automatisch inschakelen

alarmknipperlichten ..................................108

Automatisch inschakelen verlichting ......72, 75

Autoradio .....................................................255

Autoradio, bedieningen aan stuurkolom .....257

AUX-aansluiting .................................. 241, 264

Aux-aansluitingen

.......................................262

Aux-ingang

.......................................... 241, 262

B

Bagageafdekking .......................................... 91

Bagageruimte ................................................67

Bagageruimte, indeling ................................. 91

Bagageruimte openen ............................59, 67

Bagageruimteverlichting .......................83, 177

Banden ............................................................8

Banden, noodreparatie ...............................150

Bandenspanning .............................8, 154, 200

Bandenspanning, detectie .... 19, 109, 111, 154

Bandenspanningscontrole (met set) ........... 150

Bandenspanning te laag (detectie) .............109

Bandreparatieset ........................................150

Bekerhouder ...........................................84, 88

Beladen ...................................................8, 192

Benzine .........................................................70

Benzinemotor ................................70, 143, 195

Bijvullen additief AdBlue ®

........................... 167

Binnenspiegel ...............................................58

Blokkeren elektrisch bedienbare ruiten

achter ..........................................................62

BlueHDi .................................................22, 163

Bluetooth (handsfree set) ...................224, 265

Bluetooth (telefoon) .....................................224

Bochtverlichting, statisch ..............................77

Boordcomputer ................................. 36, 40-42

Brake Assist System (BAS) ........................ 113

Brandstof ...................................................8, 70

Brandstofadditief .........................................148

Brandstofaddititiefniveau .................... 147, 148

Brandstofniveau ............................................69

Brandstofniveaumeter ...................................69

Brandstofsysteem ontluchten ..................... 142

Brandstoftank .......................................... 69, 71

Brandstof tanken ......................................69-71

Brandstoftank (inhoud) .................................69

Brandstoftankklep ................................... 69, 71

Brandstoftank leeg (diesel) ......................... 142

Brandstoftanklep openen .............................69

Brandstofverbruik ...........................................8

Buitenspiegels...............................................57

C

CD ...............................................................260

CD MP3 ...............................................260, 261

CD-/MP3 -speler .................................260, 261

Centrale vergrendeling ...........................59, 65

Claxon

.........................................................109

Configuratie van de auto ....27, 29, 32, 36, 270

Controlelampjes ................................ 11, 14, 15

Controles .............................143, 144, 148, 149

D

Dagrijverlichting .................................... 76, 174

Dagteller ........................................................26

Dagteller resetten .........................................26

Dashboardkastje ...........................................85

Dashboardverlichting ....................................26

Dashboardverlichting (dimmer) ....................26

Datum instellen ........................... 27, 29, 32, 36

Diesel ............................................................70

Dieselmotor ........................... 70, 142, 144, 197

Dimlicht ................................................. 72, 171

Display instrumentenpaneel ................. 10, 131

E

Eco-modus .................................................. 187

Eco-rijden (adviezen) ......................................8

Electronic Brake Force Distribution

(EBD) ........................................................ 113

Electronic Stability Program (ESC) ............ 114

Elektronisch gestuurde

versnellingsbak ............................. 8, 127, 149

eMyWay ......................................................201

F

Flessenhouder ..............................................84

Follow-me-home verlichting ......................... 75

Follow-me-home-verlichting ................... 74, 75

Functie snelweg (richtingaanwijzers) .........108

Trefwoordenregister

G

Gereedschap ..............................................155

Gewichten ...........................................195, 197

Gewichten, overzicht .......................... 195, 197

Gordelverstelling ......................................... 115

GPS ............................................................. 210

Grootlicht ............................................... 72, 172

Interieurfilter (vervangen) ........................... 148

Interieurindeling ............................................84

Interieur ontgrendelen ..................................65

Interieurverlichting ................................82, 177

ISOFIX ........................................................104

ISOFIX (bevestigingen)...............................103

ISOFIX bevestigingen .................................103

ISOFIX kinderzitjes ..............................103-105

H

Haken ...................................................... 91, 93

Handopvoerpomp ....................................... 142

Handrem ............................................. 126, 149

Handsfree set ......................................224, 265

Hill Start Assist ............................................ 132

Hoedenplank .................................................93

Hoofdsteunen verstellen .........................53, 55

Hoofdsteunen vóór........................................53

J

JACK-aansluiting ........................241, 262, 264

I

Identificatie auto..........................................200

Identificatiegegevens ..................................200

Identificatieplaatjes constructeur ...............200

Identificatie (stickers) ..................................200

Indeling voor .................................................84

Instellen van

de uitrustingen ..................27, 29, 32, 36, 270

Instrumentenpaneel ...................................... 10

Interieurfilter ................................................ 148

K

Kaartenhouder ..............................................87

Kaartentassen ...............................................88

Kaartleeslampjes ..................................82, 177

Kaartleeslampjes achter ...............................82

Kentekenplaatverlichting ............................ 175

Kilometerteller ...............................................26

Kinderbeveiliging ................................ 101, 107

Kinderen ...................................... 101, 104, 105

Kinderen (veiligheid) ................................... 107

Kinderen

(veiligheidsvoorzieningen) ................... 94-96,

101, 104, 105, 119

Kinderzitjes ............. 94-96, 100, 101, 106, 118

.

281

C3Picasso_nl_Chap15_index-alpha_ed01-2015

Trefwoordenregister

Kinderzitjes (conventioneel) .......................100

Klembeveiliging .............................................62

Kleurcode lak ..............................................200

Kleurendisplay met kaartweergave

DT .....................................................205, 244

Koelvloeistofniveau ..................................... 147

Kofferdeksel sluiten ................................59, 67

Koffervloer (verwijderbaar) ..................... 91, 92

Koplampen .................................................. 170

Koplampverstelling .......................................78

Krik .............................................................. 155

L

Lampen (vervangen) ........................... 170, 175

Lampen vervangen ............................. 170, 175

Lange voorwerpen vervoeren ......................90

Lekke band ..................................................150

Lichtschakelaar .............................................72

Lokaliseren van de auto ................................60

Luchtfilter ....................................................148

Luchtfilter (vervangen) ................................ 148

Milieu .........................................................8, 61

Milieubewust rijden .........................................8

Mistachterlicht ....................................... 73, 175

Mistlampen vóór .............................. 73, 77, 173

Monochroom display .................. 258, 268, 270

Monochroom display A ...............................268

Motoren ...............................................195, 197

Motorenoverzicht ................................195, 197

Motorkap ..................................................... 141

Motorkap, openen ....................................... 141

Motorkapsteun ............................................ 141

Motorolie ..................................................... 145

Motorolieniveau, controle .............................25

Motorolieniveaumeter ...................................25

Motorruimte .........................................143, 144

MP3 (CD) ....................................................261

Multifunctioneel display

(met autoradio) ................................29, 32, 36

Multifunctioneel display

(zonder autoradio) ......................................27

Multimediaspelers .......................................236

M

Make-upspiegel ............................................85

Matten ...........................................................87

Mat verwijderen ............................................87

Menustructuren display ............. 244, 268, 270

282

C3Picasso_nl_Chap15_index-alpha_ed01-2015

N

Navigatiesysteem........................ 207, 208, 215

Niveaus controleren .............................145-147

Niveaus en controles ...........................143-147

Noodbediening achterklep ............................67

Noodbediening portieren ..............................66

O

Oliefilter .......................................................148

Oliefilter (vervangen) .................................. 148

Olieniveau .............................................25, 145

Oliepeilstok ...........................................25, 145

Olieverbruik .................................................145

Onderhoudsadviezen .........................143, 144

Onderhoudscontroles .....................................8

Onderhoudsintervalindicator ........................22

Onderhoudsintervalindicator resetten .......... 24

Ontdooien......................................................45

Ontgrendelen ................................................59

Opberglade ...................................................86

Opbergvakken .........................................84, 91

Opschakelindicator ..................................... 131

P

Panoramadak ................................................68

Parfumeur ..................................................... 51

Parfumeur (element) ..................................... 51

Parkeerhulp achter ..................................... 137

Parkeerlichten ............................... 72, 172, 175

Passagiersairbag uitschakelen .................. 119

Plafonniers ............................................82, 177

Portieren .......................................................64

Portieren openen ....................................59, 64

Portieren sluiten ......................................59, 64

Pyrotechnische gordelspanners ................. 118

R

Radio .......................................... 233, 234, 259

Regelmatig onderhoud ...................................8

Regeneratie roetfilter .................................. 148

Rembekrachtigingsysteem ......................... 113

Remblokken ................................................ 149

Remlichten .................................................. 175

Remmen ...................................................... 149

Remschijven................................................ 149

Remvloeistofniveau ....................................146

Reservewiel ................................................155

Richtingaanwijzers .............................. 108, 175

Rijadviezen ................................................. 123

Rijstrookcontrolesystemen ......................... 114

Risicozones (update) .................................. 212

Roetfilter .............................................. 147, 148

Ruitbediening ................................................62

Ruitbediening resetten ..................................62

Ruitensproeier achter ...................................80

Ruitensproeierreservoir .............................. 147

Ruitensproeiers .............................................80

Ruitensproeiervloeistofniveau .................... 147

Ruitenwisser achter ......................................80

Ruitenwisserbladen (vervangen) .......... 81, 188

Ruitenwisserbladen vervangen ............ 81, 188

Ruitenwissers .......................................... 79, 81

Ruitenwisserschakelaar .......................... 79-81

S

SCR (Selective Catalytic Reduction) ..........163

SCR-systeem ........................................ 21, 163

Selectiehendel ............................................ 127

Selectiehendel elektronisch gestuurde

versnellingsbak ......................................... 149

Serienummer auto ......................................200

Sjorogen ........................................................ 91

Skiluik ............................................................90

Slepen van een auto ...................................189

Sleutel met afstandsbediening ....... 59, 61, 124

Sneeuwkettingen ........................................ 162

Snelheidsbegrenzer .................................... 133

Snelheidsregelaar ....................................... 135

Snelmenu's .................................................206

Spaarfase .................................................... 187

Spiegel naar achterpassagiers .....................85

Spraaksynthese .......................................... 218

Startblokkering, elektronische .............. 61, 124

Starten van de auto............................. 124, 127

Starten van de motor .................................. 124

Stilzetten van de auto ......................... 124, 127

Stoelen verstellen ...................................52, 55

Stoelverwarming ...........................................54

Stoelverwarming, schakelaars .....................54

Streaming audio Bluetooth .................240, 267

Stuurslot ...................................................... 124

Stuurverstelling .............................................58

Stuurwiel (verstellen) ....................................58

Synchroniseren afstandsbediening ..............60

Trefwoordenregister

T

Tafeltje ...........................................................54

Tafeltjes .........................................................88

Tankbeveiliging ............................................. 71

Technische gegevens .........................195, 197

Telefoon ..................................... 224, 228, 265

Teller .............................................................. 10

Tijd instellen ................................ 27, 29, 32, 36

TMC (verkeersinformatie) ...........................221

Toerenteller ................................................... 10

Trekhaak ..................................................... 191

U

Updaten risicozones ................................... 212

UREA ..................................................163, 164

USB .............................................................261

USB-aansluiting .................................. 241, 262

USB-box

......................................................262

V

Veiligheidsgordels ....................... 100, 115, 118

Veiligheidsvoorzieningen voor

kinderen ........................ 94-96, 104, 105, 119

Ventilatie ...................................... 8, 43, 44, 46

Ventilatieroosters ..........................................43

Vergrendeling van binnenuit .........................65

Verkeersinformatie (TA) ............. 222, 235, 260

Verkeersinformatie (TMC) ..................221, 222

.

283

C3Picasso_nl_Chap15_index-alpha_ed01-2015

Trefwoordenregister

Verklikkerlampjes .................................... 11, 14

Verklikkerlampje SCR-systeem .................... 21

Versnellingsbak, automatische .......................8

Versnellingsbak,

handgeschakeld ........................... 8, 131, 149

Versnellingshendel .........................................8

Verversen .................................................... 145

Vervuiling van het roetfilter (diesel) ............ 148

Verwarming ...............................................8, 46

Voorstoelen ...................................................52

Zekeringkast motorruimte ........................... 178

Zij-airbags ........................................... 121, 122

Zijknipperlicht .............................................. 174

Zonneklep .....................................................85

Zonnescherm (panoramadak) ......................68

Zonwering .....................................................88

Zuinig rijden ....................................................8

W

Waarschuwingslampjes ................................ 15

Waarschuwingssignaal sleutel

in contact .................................................. 124

Wassen (adviezen)..............................143, 144

Wiel demonteren .........................................158

Wiel monteren .............................................158

Wiel verwisselen ......................................... 155

Window-airbags .................................. 121, 122

Z

Zekeringen .................................................. 178

Zekeringentabel .......................................... 178

Zekeringen vervangen ................................ 178

Zekeringkast dashboard ............................. 178

284

C3Picasso_nl_Chap15_index-alpha_ed01-2015

C3Picasso_nl_Chap15_index-alpha_ed01-2015

C3Picasso_nl_Chap15_index-alpha_ed01-2015

C3Picasso_nl_Chap15_index-alpha_ed01-2015

C3Picasso_nl_Chap15_index-alpha_ed01-2015

Op verschillende plaatsen in uw auto zijn stickers aangebracht. Ze bevatten veiligheidswaarschuwingen en informatie over de identificatie van uw auto. Verwijder ze niet: ze horen namelijk bij de auto.

Automobiles CITROËN verklaart dat, door toepassing van de voorschriften in de Europese regelgeving

(Richtlijn 2000/53) met betrekking tot autowrakken, wordt voldaan aan de in deze richtlijn gestelde doelen en dat recycleerbare materialen worden gebruikt voor de fabricage van producten die door haar worden verkocht.

Reproductie of vertaling van dit document, zelfs gedeeltelijk, is verboden zonder schriftelijke toestemming van Automobiles CITROËN.

Neem voor alle werkzaamheden aan uw auto contact op met een gekwalificeerde werkplaats die beschikt over de juiste technische informatie, vakkennis en apparatuur. Het

CITROËN-netwerk is in staat u dit te bieden.

Belangrijke informatie:

- Het monteren van elektrische uitrustingen of accessoires die niet onder een artikelnummer in het assortiment van Automobiles CITROËN voorkomen, kan storingen in het elektronische systeem van uw auto veroorzaken. Ga naar het CITROËN-netwerk voor meer informatie over het aanbod aan accessoires met een artikelnummer.

- Uit veiligheidsoverwegingen is toegang tot de diagnoseaansluiting, die is gekoppeld aan de elektronische systemen in de auto, uitsluitend voorbehouden aan het

CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats waar de beschikking is over geschikt gereedschap

(kans op storingen in de elektronische systemen die kunnen leiden tot pech of ernstige ongevallen). De fabrikant kan niet aansprakelijk worden gesteld als deze aanwijzing niet wordt opgevolgd.

- Wijzigingen of aanpassingen die niet door Automobiles

CITROËN zijn voorzien of toegestaan, of die niet volgens de technische voorschriften van de fabrikant zijn uitgevoerd, leiden tot het vervallen van de wettelijke en contractuele garanties.

Gedrukt in de EU

Néerlandais

07-15

2015 – DOCUMENTATION DE BORD

4Dconcept

Diadeis

Interak

15C3O.0070

Néerlandais

Bandenspanningscontrolesysteem

Dit systeem controleert automatisch de bandenspanning tijdens het rijden.

Het systeem bewaakt de spanning van de vier banden zodra de auto begint te rijden.

Het systeem vergelijkt de signalen van de

Het rijden met een te lage bandenspanning veroorzaakt bovendien een hoger brandstofverbruik. referentiewaarden die elke keer nadat de banden op spanning zijn gebracht of na het verwisselen van een wiel moeten worden gereset .

Het systeem geeft een waarschuwing zodra wordt gesignaleerd dat de spanning van een of meer banden te laag is.

Het bandenspanningscontrolesysteem is niet meer dan een hulpmiddel, hetgeen inhoudt dat de waakzaamheid van de bestuurder niet door het systeem kan worden vervangen.

Het systeem onthoudt u niet van de verantwoordelijkheid om elke maand de bandenspanning te controleren (ook die van het reservewiel). Doe dit ook voordat u een lange rit gaat maken.

Het rijden met een te lage bandenspanning heeft een nadelige invloed op het weggedrag en de remweg van de auto en veroorzaakt vroegtijdige bandenslijtage, vooral onder zware omstandigheden (zware belading, hoge snelheden, een lange rit).

De voor uw auto voorgeschreven bandenspanning vindt u op de sticker met de bandenspanningen.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de identificatie van de auto.

De bandenspanning moet worden gecontroleerd als de banden "koud" zijn

(de auto staat langer dan een uur stil of er is minder dan 10 km gereden met een beperkte snelheid).

Onder andere omstandigheden

(bij warme banden) moet de bandenspanning ten opzichte van de op de sticker vermelde spanning met

0,3 bar worden verhoogd.

Veiligheid

Waarschuwing te lage bandenspanning

U krijgt deze waarschuwing als dit lampje blijft branden in combinatie met een geluidssignaal en, volgens uitvoering, een melding.

) Verminder onmiddellijk uw snelheid en vermijd plotselinge stuurbewegingen en krachtig remmen.

) Stop zodra dit mogelijk is op een veilige plaats.

Een te lage bandenspanning is niet altijd aan de band te zien. Een visuele controle is dus niet voldoende.

) Gebruik in het geval van een lekke band de bandenreparatieset of het reservewiel

(volgens uitvoering),

of

) controleer als u een compressor in de auto hebt, bijvoorbeeld die van de set voor tijdelijke bandenreparatie, de spanning van de vier banden als deze zijn afgekoeld,

of

) rijd voorzichtig verder als het niet mogelijk is om deze controle onmiddellijk uit te voeren.

De waarschuwing blijft actief tot het systeem is gereset.

8

109

110

Veiligheid

Resetten

Elke keer nadat u een of meer banden op spanning hebt gebracht en na het verwisselen van een of meer wielen, moet u het systeem resetten.

Controleer voordat u het systeem gaat resetten of de spanning van de vier banden overeenkomstig de gebruiksomstandigheden van de auto en de voorschriften op de sticker met de bandenspanningen is.

Het waarschuwingssysteem voor te lage bandenspanning is alleen betrouwbaar als de vier banden tijdens het resetten de juiste spanning hebben.

Het bandenspanningscontrolesysteem geeft geen meldingen als de bandenspanning bij het resetten onjuist is.

Het resetten van het systeem moet gebeuren bij afgezet contact en stilstaande auto via het configuratiemenu van de auto.

Auto's zonder autoradio of met navigatiesysteem

Auto's met autoradio

) Druk op de toets MENU om het hoofdmenu weer te geven.

) Druk op de toets " " of " " om het menu

" Config. auto " te selecteren en bevestig uw keuze door op de toets OK te drukken.

) Druk op de toets " " of " " om " Reset bandensp " te selecteren en bevestig uw keuze door op de toets OK te drukken.

) Selecteer ja " of " nee " en druk op OK .

Er verschijnt een melding waarmee u wordt gevraagd om uw verzoek te bevestigen.

) Bevestig uw keuze door op de toets OK te drukken.

) Bevestig en sluit het menu vervolgens.

) Druk op de toets MENU om het hoofdmenu weer te geven.

) Druk op de toets " " of " " om het menu " Persoonlijke instellingen - configuratie " weer te geven en bevestig uw keuze door op de toets OK .

) Druk op de toets " " of " " om het menu " Configuratie auto instellen " te selecteren en bevestig uw keuze door op de toets OK te drukken.

) Druk op de toets " " of " " om het menu

" en vervolgens het menu " Resetten " te selecteren en bevestig uw keuze door op de toets OK te drukken.

Het resetten wordt bevestigd door een melding.

De nieuw opgeslagen waarden van de bandenspanning worden door het systeem beschouwd als referentiewaarden.

Sneeuwkettingen

Het systeem hoeft niet gereset te worden na het aanbrengen of verwijderen van sneeuwkettingen.

Storing

Als het waarschuwingslampje te lage bandenspanning gaat knipperen en vervolgens blijft branden in combinatie met het lampje

Service, wijst dit op een storing in het systeem.

Er verschijnt een melding in combinatie met een geluidssignaal.

In dat geval werkt de bandenspanningscontrole mogelijk niet goed.

Laat het systeem controleren door het

CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

Controleer na werkzaamheden aan het systeem altijd de spanning van de vier banden en reset het systeem vervolgens.

Veiligheid

8

111

Welke brandstoffen zijn geschikt?

benzinemotoren

De uitvoeringen met benzinemotor kunnen rijden op biobrandstoffen die voldoen aan de huidige en toekomstige Europese richtlijnen en verkrijgbaar zijn bij tankstations.

Benzine die voldoet aan de norm

EN228 en is gemengd met een biobrandstof die voldoet aan de norm

EN15376.

Alleen brandstofadditieven die voldoen aan de norm B715001 mogen worden gebruikt.

De dieselmotoren zijn geschikt voor biobrandstoffen die aan de huidige en toekomstige Europese richtlijnen voldoen en die aan de pomp getankt kunnen worden.

Diesel die voldoet aan de richtlijn

EN590 gemengd met biobrandstof die voldoet aan de richtlijn EN14214 (met een gehalte aan methyl-estervetzuren van 0 tot 7%),

Diesel die voldoet aan de richtlijn

EN16734 gemengd met biobrandstof die voldoet aan de richtlijn EN14214

(met een gehalte aan methylestervetzuren van 0 tot 10%),

Paraffinehoudende diesel die voldoet aan de richtlijn EN15940 gemengd met biobrandstof die voldoet aan de richtlijn

EN14214 (met een gehalte aan methylestervetzuren van 0 tot 7%).

Alleen het gebruik van dieseladditieven die voldoen aan de norm B715000 is toegestaan.

Diesel voor lage temperaturen

Bij temperaturen lager dan 0°C (+32°F) kan de stolling van paraffine in zomerdiesel storingen in het brandstofsysteem veroorzaken. Om dat te voorkomen is het raadzaam winterdiesel te tanken en de brandstoftank voor minimaal 50% gevuld te houden.

Als desondanks bij temperaturen lager dan -15°C (+5°F) de motor moeilijk aanslaat, is het raadzaam de auto enige tijd in een verwarmde garage of werkplaats te laten staan.

De brandstof B20 of B30 die voldoet aan de richtlijn EN16709 is ook geschikt voor de dieselmotor van uw auto. Maar als deze brandstof, ook al is het slechts incidenteel, wordt gebruikt, moeten de bijzondere onderhoudsvoorschriften

(voor "Zware rijomstandigheden") strikt worden nageleefd.

Neem voor meer informatie contact op met het netwerk van het merk of een gekwalificeerde werkplaats.

Het gebruik van elk ander type (bio) brandstof (zuivere of verdunde plantaardige of dierlijke olie, stookolie...) is nadrukkelijk verboden

(kans op schade aan de motor en het brandstofcircuit).

Reizen naar het buitenland

Bepaalde brandstoffen kunnen de motor beschadigen. In bepaalde landen kan het nodig zijn een specifieke brandstofsoort te gebruiken (specifiek octaangetal, specifieke commerciële benaming enz.) om de goede werking van de motor te garanderen.

Neem voor meer informatie contact op met uw dealer.

*16CAR.A070*

16CAR.A070

Welke brandstoffen zijn geschikt?

benzinemotoren

De uitvoeringen met benzinemotor kunnen rijden op biobrandstoffen die voldoen aan de huidige en toekomstige Europese richtlijnen en verkrijgbaar zijn bij tankstations.

Benzine die voldoet aan de norm

EN228 en is gemengd met een biobrandstof die voldoet aan de norm

EN15376.

Alleen brandstofadditieven die voldoen aan de norm B715001 mogen worden gebruikt.

De dieselmotoren zijn geschikt voor biobrandstoffen die aan de huidige en toekomstige Europese richtlijnen voldoen en die aan de pomp getankt kunnen worden.

Diesel die voldoet aan de richtlijn

EN590 gemengd met biobrandstof die voldoet aan de richtlijn EN14214 (met een gehalte aan methyl-estervetzuren van 0 tot 7%),

Diesel die voldoet aan de richtlijn

EN16734 gemengd met biobrandstof die voldoet aan de richtlijn EN14214

(met een gehalte aan methylestervetzuren van 0 tot 10%),

Paraffinehoudende diesel die voldoet aan de richtlijn EN15940 gemengd met biobrandstof die voldoet aan de richtlijn

EN14214 (met een gehalte aan methylestervetzuren van 0 tot 7%).

Alleen het gebruik van dieseladditieven die voldoen aan de norm B715000 is toegestaan.

Diesel voor lage temperaturen

Bij temperaturen lager dan 0°C (+32°F) kan de stolling van paraffine in zomerdiesel storingen in het brandstofsysteem veroorzaken. Om dat te voorkomen is het raadzaam winterdiesel te tanken en de brandstoftank voor minimaal 50% gevuld te houden.

Als desondanks bij temperaturen lager dan -15°C (+5°F) de motor moeilijk aanslaat, is het raadzaam de auto enige tijd in een verwarmde garage of werkplaats te laten staan.

De brandstof B20 of B30 die voldoet aan de richtlijn EN16709 is ook geschikt voor de dieselmotor van uw auto. Maar als deze brandstof, ook al is het slechts incidenteel, wordt gebruikt, moeten de bijzondere onderhoudsvoorschriften

(voor "Zware rijomstandigheden") strikt worden nageleefd.

Neem voor meer informatie contact op met het netwerk van het merk of een gekwalificeerde werkplaats.

Het gebruik van elk ander type (bio) brandstof (zuivere of verdunde plantaardige of dierlijke olie, stookolie...) is nadrukkelijk verboden

(kans op schade aan de motor en het brandstofcircuit).

Reizen naar het buitenland

Bepaalde brandstoffen kunnen de motor beschadigen. In bepaalde landen kan het nodig zijn een specifieke brandstofsoort te gebruiken (specifiek octaangetal, specifieke commerciële benaming enz.) om de goede werking van de motor te garanderen.

Neem voor meer informatie contact op met uw dealer.

*16CAR.A070*

16CAR.A070

Bandenspanningscontrolesysteem

Dit systeem controleert automatisch de bandenspanning tijdens het rijden.

Het systeem bewaakt de spanning van de vier banden zodra de auto begint te rijden.

Het systeem vergelijkt de signalen van de

Het rijden met een te lage bandenspanning veroorzaakt bovendien een hoger brandstofverbruik. referentiewaarden die elke keer nadat de banden op spanning zijn gebracht of na het verwisselen van een wiel moeten worden gereset .

Het systeem geeft een waarschuwing zodra wordt gesignaleerd dat de spanning van een of meer banden te laag is.

Het bandenspanningscontrolesysteem is niet meer dan een hulpmiddel, hetgeen inhoudt dat de waakzaamheid van de bestuurder niet door het systeem kan worden vervangen.

Het systeem onthoudt u niet van de verantwoordelijkheid om elke maand de bandenspanning te controleren (ook die van het reservewiel). Doe dit ook voordat u een lange rit gaat maken.

Het rijden met een te lage bandenspanning heeft een nadelige invloed op het weggedrag en de remweg van de auto en veroorzaakt vroegtijdige bandenslijtage, vooral onder zware omstandigheden (zware belading, hoge snelheden, een lange rit).

De voor uw auto voorgeschreven bandenspanning vindt u op de sticker met de bandenspanningen.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de identificatie van de auto.

De bandenspanning moet worden gecontroleerd als de banden "koud" zijn

(de auto staat langer dan een uur stil of er is minder dan 10 km gereden met een beperkte snelheid).

Onder andere omstandigheden

(bij warme banden) moet de bandenspanning ten opzichte van de op de sticker vermelde spanning met

0,3 bar worden verhoogd.

Veiligheid

Waarschuwing te lage bandenspanning

U krijgt deze waarschuwing als dit lampje blijft branden in combinatie met een geluidssignaal en, volgens uitvoering, een melding.

) Verminder onmiddellijk uw snelheid en vermijd plotselinge stuurbewegingen en krachtig remmen.

) Stop zodra dit mogelijk is op een veilige plaats.

Een te lage bandenspanning is niet altijd aan de band te zien. Een visuele controle is dus niet voldoende.

) Gebruik in het geval van een lekke band de bandenreparatieset of het reservewiel

(volgens uitvoering),

of

) controleer als u een compressor in de auto hebt, bijvoorbeeld die van de set voor tijdelijke bandenreparatie, de spanning van de vier banden als deze zijn afgekoeld,

of

) rijd voorzichtig verder als het niet mogelijk is om deze controle onmiddellijk uit te voeren.

De waarschuwing blijft actief tot het systeem is gereset.

8

109

110

Veiligheid

Resetten

Elke keer nadat u een of meer banden op spanning hebt gebracht en na het verwisselen van een of meer wielen, moet u het systeem resetten.

Controleer voordat u het systeem gaat resetten of de spanning van de vier banden overeenkomstig de gebruiksomstandigheden van de auto en de voorschriften op de sticker met de bandenspanningen is.

Het waarschuwingssysteem voor te lage bandenspanning is alleen betrouwbaar als de vier banden tijdens het resetten de juiste spanning hebben.

Het bandenspanningscontrolesysteem geeft geen meldingen als de bandenspanning bij het resetten onjuist is.

Het resetten van het systeem moet gebeuren bij afgezet contact en stilstaande auto via het configuratiemenu van de auto.

Auto's zonder autoradio of met navigatiesysteem

Auto's met autoradio

) Druk op de toets MENU om het hoofdmenu weer te geven.

) Druk op de toets " " of " " om het menu

" Config. auto " te selecteren en bevestig uw keuze door op de toets OK te drukken.

) Druk op de toets " " of " " om " Reset bandensp " te selecteren en bevestig uw keuze door op de toets OK te drukken.

) Selecteer ja " of " nee " en druk op OK .

Er verschijnt een melding waarmee u wordt gevraagd om uw verzoek te bevestigen.

) Bevestig uw keuze door op de toets OK te drukken.

) Bevestig en sluit het menu vervolgens.

) Druk op de toets MENU om het hoofdmenu weer te geven.

) Druk op de toets " " of " " om het menu " Persoonlijke instellingen - configuratie " weer te geven en bevestig uw keuze door op de toets OK .

) Druk op de toets " " of " " om het menu " Configuratie auto instellen " te selecteren en bevestig uw keuze door op de toets OK te drukken.

) Druk op de toets " " of " " om het menu

" en vervolgens het menu " Resetten " te selecteren en bevestig uw keuze door op de toets OK te drukken.

Het resetten wordt bevestigd door een melding.

De nieuw opgeslagen waarden van de bandenspanning worden door het systeem beschouwd als referentiewaarden.

Sneeuwkettingen

Het systeem hoeft niet gereset te worden na het aanbrengen of verwijderen van sneeuwkettingen.

Storing

Als het waarschuwingslampje te lage bandenspanning gaat knipperen en vervolgens blijft branden in combinatie met het lampje

Service, wijst dit op een storing in het systeem.

Er verschijnt een melding in combinatie met een geluidssignaal.

In dat geval werkt de bandenspanningscontrole mogelijk niet goed.

Laat het systeem controleren door het

CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

Controleer na werkzaamheden aan het systeem altijd de spanning van de vier banden en reset het systeem vervolgens.

Veiligheid

8

111

advertisement

Related manuals

Download PDF

advertisement

Table of contents