Extra installatieopties voor de printer. Dell 5535dn Mono Laser MFP


Add to my manuals
315 Pages

advertisement

Extra installatieopties voor de printer. Dell 5535dn Mono Laser MFP | Manualzz

Extra installatieopties voor de printer

Interne opties installeren

LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: Wanneer u toegang wilt verkrijgen tot de systeemkaart of als u optionele hardware of geheugenkaarten wilt installeren nadat u de printer gebruiksklaar hebt gemaakt, moet u de printer eerst uitzetten en de stekker van het netsnoer uit het stopcontact halen. Als u andere apparaten hebt aangesloten op de printer, moet u deze ook uitzetten en alle kabels losmaken die zijn aangesloten op de printer.

U kunt de aansluitingsmogelijkheden en de geheugencapaciteit van de printer aanpassen door optionele kaarten toe te voegen. Volg de instructies in dit gedeelte om de beschikbare kaarten te installeren; de instructies geven tevens aan waar de kaarten zich bevinden en hoe u ze kunt verwijderen.

Mogelijk zijn niet alle opties beschikbaar. Neem voor meer informatie contact op met het verkooppunt waar u de printer hebt gekocht.

Beschikbare interne opties

Geheugenkaarten

Printergeheugen

Flashgeheugen

Lettertypen

Firmwarekaarten

Barcode en formulieren

IPDS en SCS/TNe

PrintCryption

TM

PRESCRIBE

Vaste schijf van printer

Internal Solutions Ports (ISP)

RS-232-C seriële ISP

Parallelle 1284-B ISP

MarkNet

TM

N8150802.11 b/g/n draadloze ISP

MarkNet N8130 10/100 glasvezel-ISP

MarkNet N8120 10/100/1000 Ethernet-ISP

MarkNet N8110 V-34-faxkaart

Extra installatieopties voor de printer

24

Klep van systeemkaart openen voor installatie van interne opties

Opmerking: Hiervoor hebt u een schroevendraaier met platte kop nodig.

LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: Wanneer u toegang wilt verkrijgen tot de systeemkaart of als u optionele hardware of geheugenkaarten wilt installeren nadat u de printer gebruiksklaar hebt gemaakt, moet u eerst de printer uitzetten en de stekker van het netsnoer uit het stopcontact halen. Als u andere apparaten hebt aangesloten op de printer, moet u deze ook uitzetten en alle kabels losmaken die zijn aangesloten op de printer.

1

Open de klep van de systeemkaart.

2

Draai de schroef(schroeven) van de klep van de systeemkaart los.

Extra installatieopties voor de printer

25

3

Verwijder de klep van de systeemkaart.

4

Onderstaande illustratie geeft aan waar de juiste connector te vinden is.

Let op—Kans op beschadiging: De elektrische componenten van de systeemkaart raken gemakkelijk beschadigd door statische elektriciteit. Raak daarom eerst een metalen onderdeel van de printer aan voordat u de elektrische componenten of aansluitingen van de systeemkaart aanraakt.

1

Connectors voor firmwarekaarten en flashgeheugenkaarten

2

Connector voor geheugenkaart

3

Connector voor InternalSolutions Port of vaste schijf van printer

4

Connector faxkaart

Extra installatieopties voor de printer

26

Een geheugenkaart installeren

Opmerking: Hiervoor hebt u een schroevendraaier met platte kop nodig.

LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: Wanneer u toegang wilt verkrijgen tot de systeemkaart of als u optionele hardware of geheugenkaarten wilt installeren nadat u de printer gebruiksklaar hebt gemaakt, moet u eerst de printer uitzetten en de stekker van het netsnoer uit het stopcontact halen. Als u andere apparaten hebt aangesloten op de printer, moet u deze ook uitzetten en alle kabels losmaken die zijn aangesloten op de printer.

Let op—Kans op beschadiging: De elektrische componenten van de systeemkaart raken gemakkelijk beschadigd door statische elektriciteit. Raak daarom eerst een metalen onderdeel van de printer aan voordat u de elektrische componenten of aansluitingen van de systeemkaart aanraakt.

Een optionele geheugenkaart kan afzonderlijk worden aangeschaft en op de systeemkaart worden bevestigd. U installeert de geheugenkaart als volgt:

1

De systeemkaart openen.

2

Haal de geheugenkaart uit de verpakking.

Opmerking: Raak de aansluitpunten aan de rand van de kaart niet aan.

3

Open de vergrendelingen van de connector voor de geheugenkaart.

Extra installatieopties voor de printer

27

4

Lijn de uitsparingen op de geheugenkaart uit met de ribbels op de connector.

1

Uitsparingen

2

Ribbels

5

Duw de geheugenkaart recht in de connector tot de kaart

vastklikt

.

6

Plaats de afdekking van de systeemkaart terug en sluit de klep van de systeemkaart.

Een flashgeheugenkaart of firmwarekaart installeren

Opmerking: Hiervoor hebt u een schroevendraaier met platte kop nodig.

Extra installatieopties voor de printer

28

De systeemkaart heeft twee connectoren voor een optionele flashgeheugenkaart of firmwarekaart. Slechts één van elk kan worden geïnstalleerd, maar de connectoren zijn uitwisselbaar.

LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: Wanneer u toegang wilt verkrijgen tot de systeemkaart of als u optionele hardware of geheugenkaarten wilt installeren nadat u de printer gebruiksklaar hebt gemaakt, moet u eerst de printer uitzetten en de stekker van het netsnoer uit het stopcontact halen. Als u andere apparaten hebt aangesloten op de printer, moet u deze ook uitzetten en alle kabels losmaken die zijn aangesloten op de printer.

Let op—Kans op beschadiging: De elektrische componenten van de systeemkaart raken gemakkelijk beschadigd door statische elektriciteit. Raak daarom eerst een metalen onderdeel van de printer aan voordat u de elektrische componenten of aansluitingen van de systeemkaart aanraakt.

1

De systeemkaart openen.

2

Pak de kaart uit.

Opmerking: Raak de elektrische onderdelen op de kaart niet aan.

3

Houd de kaart aan de zijkanten vast en breng de pinnen aan de onderkant op gelijke hoogte met de uitsparingen in de systeemkaart.

1

Plastic pinnen

2

Metalen pinnen

Extra installatieopties voor de printer

29

4

Druk de kaart stevig op zijn plaats.

Opmerkingen:

De connector van de kaart moet over de gehele lengte in aanraking zijn met de systeemkaart.

Zorg ervoor dat de aansluitpunten niet beschadigd raken.

5

Plaats de afdekking van de systeemkaart terug en sluit de klep van de systeemkaart.

Extra installatieopties voor de printer

30

Een Internal Solutions Port installeren

De systeemkaart ondersteunt één optionele Internal Solutions Port (ISP). Installeer een ISP voor extra aansluitingsopties.

Opmerking: Hiervoor hebt u een schroevendraaier met platte kop nodig.

LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: Wanneer u toegang wilt verkrijgen tot de systeemkaart of als u optionele hardware of geheugenkaarten wilt installeren nadat u de printer gebruiksklaar hebt gemaakt, moet u eerst de printer uitzetten en de stekker van het netsnoer uit het stopcontact halen. Als u andere apparaten hebt aangesloten op de printer, moet u deze ook uitzetten en alle kabels losmaken die zijn aangesloten op de printer.

Let op—Kans op beschadiging: De elektrische componenten van de systeemkaart raken gemakkelijk beschadigd door statische elektriciteit. Raak daarom eerst een metalen onderdeel van de printer aan voordat u de elektrische componenten of aansluitingen van de systeemkaart aanraakt.

1

De systeemkaart openen.

2

Haal de ISP en het plastic T-stuk uit de verpakking.

Opmerking: Raak de onderdelen op de kaart niet aan.

3

Zoek de juiste connector op de systeemkaart.

Opmerking: Als momenteel een optionele vaste schijf van een printer is geïnstalleerd, moet die harde schijf eerst worden verwijderd. U verwijdert als volgt de vaste schijf:

Extra installatieopties voor de printer

31

a

Koppel de interfacekabel van de vaste schijf van de printer los van de systeemkaart, maar laat de kabel op de vaste schijf van de printer aangesloten. Als u de kabel wilt loskoppelen, knijpt u op de peddel aan de plug van de interfacekabel om de vergrendeling te openen alvorens de kabel eruit te trekken.

b

Verwijder de schroeven waarmee de vaste schijf van de printer is vastgezet.

c

Verwijder de vaste schijf van de printer door deze naar boven te tillen zodat de uitsteeksels loskomen.

Extra installatieopties voor de printer

32

d

Verwijder de duimschroeven waarmee de montagebeugel van de vaste schijf van de printer op die schijf is bevestigd en verwijder dan de beugel. Zet de vaste schijf van de printer opzij.

4

Verwijder de metalen klep van de ISP-opening.

Extra installatieopties voor de printer

33

5

Lijn de stukken van het plastic T-stuk uit met de openingen in de systeemkaart en druk het T-stuk dan naar beneden tot het vastklikt. Controleer of elk stuk van het T-stuk volledig is vastgeklikt en of het T-stuk stevig op de systeemkaart is bevestigd.

6

Installeer de ISP op het plastic T-stuk. Houd de ISP schuin boven het plastic T-stuk en laat de ISP dan zodanig zakken dat alle overhangende connectors door de ISP-opening in de systeemkaartbehuizing kunnen worden geleid.

Extra installatieopties voor de printer

34

7

Laat de ISP tot op het plastic T-stuk zakken tot de ISP zich tussen de geleiders van het plastic T-stuk bevindt.

8

Plaats de lange duimschroef en draai deze rechtsom tot de ISP vastzit, maar draai de duimschroef nu nog niet stevig aan.

Extra installatieopties voor de printer

35

9

Bevestig de twee meegeleverde schroeven om de ISP-montagebeugel op de systeemkaartbehuizing vast te maken.

10

Draai de lange duimschroef stevig aan.

Opmerking: Draai de duimschroef niet te hard aan.

11

Steek de plug van de ISP-interfacekabel in de connector van de systeemkaart.

Opmerking: De pluggen en connectors zijn kleurgecodeerd.

12

Als al eerder een vaste schijf van de printer is geïnstalleerd, bevestig dan de vaste schijf van de printer op de ISP.

Zie “Vaste schijf van printer installeren” op pagina 37 voor meer informatie.

Extra installatieopties voor de printer

36

13

Plaats de afdekking van de systeemkaart terug en sluit de klep van de systeemkaart.

Vaste schijf van printer installeren

De optionele vaste schijf van de printer kan met of zonder een Internal Solutions Port (ISP) worden geïnstalleerd.

Opmerking: Hiervoor hebt u een schroevendraaier met platte kop nodig.

LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: Wanneer u toegang wilt verkrijgen tot de systeemkaart of als u optionele hardware of geheugenkaarten wilt installeren nadat u de printer gebruiksklaar hebt gemaakt, moet u eerst de printer uitzetten en de stekker van het netsnoer uit het stopcontact halen. Als u andere apparaten hebt aangesloten op de printer, moet u deze ook uitzetten en alle kabels losmaken die zijn aangesloten op de printer.

Let op—Kans op beschadiging: De elektrische componenten van de systeemkaart raken gemakkelijk beschadigd door statische elektriciteit. Raak daarom eerst een metalen onderdeel van de printer aan voordat u de elektrische componenten of aansluitingen van de systeemkaart aanraakt.

1

De systeemkaart openen.

2

Haal de vaste schijf van de printer uit de verpakking.

Opmerking: Raak de onderdelen op de kaart niet aan.

Extra installatieopties voor de printer

37

3

Zoek de juiste connector op de systeemkaart.

Opmerking: Als momenteel een optionele ISP is geïnstalleerd, dan moet de vaste schijf van de printer op de ISP worden geïnstalleerd.

U installeert de vaste schijf van een printer als volgt op de ISP:

a

Draai de schroeven los met de schroevendraaier met platte kop. Verwijder de duimschroeven waarmee de montagebeugel van de vaste schijf van de printer op die schijf is bevestigd en verwijder daarna de beugel.

b

Lijn de uitsteeksels van de vaste schijf van de printer uit met de openingen in de ISP en druk deze dan naar beneden op de vaste schijf van de printer tot de uitsteeksels stevig op hun plaats zitten.

Extra installatieopties voor de printer

38

c

Steek de plug van de interfacekabel van de vaste schijf van de printer in de connector van de ISP.

Opmerking: De pluggen en connectors zijn kleurgecodeerd.

U installeert een vaste schijf van de printer als volgt rechtstreeks op de systeemkaart:

a

Lijn de uitsteeksels van de vaste schijf van de printer uit met de openingen in de systeemkaart en druk deze dan naar beneden op de vaste schijf van de printer tot de uitsteeksels stevig op hun plaats zitten.

Extra installatieopties voor de printer

39

b

Bevestig de twee meegeleverde schroeven om de montagebeugel van de printer van de harde schijf vast te zetten.

c

Steek de plug van de interfacekabel van de vaste schijf van de printer in de connector van de systeemkaart.

Opmerking: De pluggen en connectors zijn kleurgecodeerd.

4

Plaats de afdekking van de systeemkaart terug en sluit de klep van de systeemkaart.

Extra installatieopties voor de printer

40

Faxkaart installeren

Opmerking: Hiervoor hebt u een schroevendraaier met platte kop nodig.

LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: Wanneer u toegang wilt verkrijgen tot de systeemkaart of als u optionele hardware of geheugenkaarten wilt installeren nadat u de printer gebruiksklaar hebt gemaakt, moet u eerst de printer uitzetten en de stekker van het netsnoer uit het stopcontact halen. Als u andere apparaten hebt aangesloten op de printer, moet u deze ook uitzetten en alle kabels losmaken die zijn aangesloten op de printer.

Let op—Kans op beschadiging: De elektrische componenten van de systeemkaart raken gemakkelijk beschadigd door statische elektriciteit. Raak daarom eerst een metalen onderdeel van de printer aan voordat u de elektrische componenten of aansluitingen van de systeemkaart aanraakt.

1

De systeemkaart openen.

2

Pak de faxkaart uit.

3

Verwijder de metalen klep van de faxkaartopening.

Extra installatieopties voor de printer

41

4

Plaats de faxkaart in de opening en bevestig de montagebeugel van de faxkaart met de twee meegeleverde schroeven.

Extra installatieopties voor de printer

42

5

Steek de plug van de faxkaartinterfacekabel in de connector van de systeemkaart.

6

Plaats de afdekking van de systeemkaart terug en sluit de klep van de systeemkaart.

Kabels aansluiten

Sluit de printer aan op de computer met een USB-kabel of een ethernetkabel.

Zorg dat het volgende overeenkomt:

Zorg dat het USB-symbool op de kabel overeenkomt met het USB-symbool op de printer.

Kies de juiste Ethernet-kabel voor de Ethernet-poort.

Extra installatieopties voor de printer

43

1

USB-poort

2

Ethernet-poort

Printerconfiguratie controleren

Als alle hardware- en softwareopties zijn geïnstalleerd en de printer is ingeschakeld, controleert u of de printer correct is ingesteld door het volgende af te drukken:

Pagina met menu-instellingen: gebruik deze pagina om te controleren of alle printeropties correct zijn geïnstalleerd. Onderaan de pagina verschijnt een lijst met geïnstalleerde opties. Als een geïnstalleerde optie niet is vermeld, is deze niet correct geïnstalleerd. Verwijder de optie en installeer deze opnieuw.

Pagina met netwerkinstellingen: als de printer een netwerkmodel is en is aangesloten op een netwerk, dan kunt u de netwerkaansluiting controleren door een pagina met netwerkinstellingen af te drukken. Deze pagina bevat ook informatie die van belang is bij de configuratie van het afdrukken via een netwerk.

Extra installatieopties voor de printer

44

Pagina met menu-instellingen afdrukken

Druk een pagina met menu-instellingen af om de huidige menu-instellingen te bekijken en te controleren of de printeropties correct zijn geïnstalleerd.

Opmerking: Als u nog geen wijzigingen hebt aangebracht in de instellingen van de menu-items, worden op de pagina met menu-instellingen alle standaardinstellingen weergegeven. Als u andere instellingen hebt geselecteerd en opgeslagen in de menu's, worden de standaardinstellingen vervangen door

door de gebruiker gekozen standaardinstellingen

. Standaardinstellingen van de gebruiker blijven van kracht tot u het menu opnieuw opent,

andere waarden selecteert en deze opslaat. Zie “Fabrieksinstellingen herstellen” op pagina 271 als u de

fabrieksinstellingen wilt herstellen.

1

Zorg ervoor dat de printer is ingeschakeld en dat het bericht

Gereed

wordt weergegeven.

2

Raak aan op het beginscherm.

3

Raak Reports (Rapporten) aan.

4

Raak Menu Settings Page (Pagina Menu-instellingen) aan.

De pagina met menu-instellingen wordt afgedrukt en de printer keert terug naar het beginscherm.

Een netwerkconfiguratiepagina afdrukken

Als de printer op een netwerk is aangesloten, kunt u de netwerkaansluiting controleren door een netwerkconfiguratiepagina af te drukken. Deze pagina bevat ook informatie die van belang is bij de configuratie van het afdrukken via een netwerk.

1

Zorg ervoor dat de printer is ingeschakeld en dat het bericht

Gereed

wordt weergegeven.

2

Raak aan op het beginscherm.

3

Raak Reports (Rapporten) aan.

4

Raak Network Setup Page (Pagina Netwerkinstellingen) aan.

De pagina met netwerkinstellingen wordt afgedrukt en de printer keert terug naar het beginscherm.

5

Controleer het eerste gedeelte van de netwerkconfiguratiepagina om te zien of bij Status wordt aangegeven dat de printer is aangesloten.

Als bij Status wordt aangegeven dat de printer niet is aangesloten, is het mogelijk dat het LAN-aansluitpunt niet actief is of dat de netwerkkabel niet goed functioneert. Vraag de systeembeheerder om dit probleem op te lossen en druk daarna nog een netwerkconfiguratiepagina af.

Extra installatieopties voor de printer

45

De printersoftware installeren

Printersoftware installeren

Een printerstuurprogramma is software die zorgt voor de communicatie tussen de computer en de printer. De printersoftware wordt geïnstalleerd tijdens de eerste printerinstallatie. Gebruik de volgende aanwijzingen als u de software wilt installeren na de printerinstallatie:

Windows

1

Sluit alle geopende softwareprogramma's.

2

Plaats de cd

Software en documentatie

in de computer.

3

Klik in het hoofddialoogvenster op Install (Installeren).

4

Volg de aanwijzingen op het beeldscherm.

Macintosh

1

Sluit alle geopende toepassingen.

2

Plaats de cd

Software en documentatie

in de computer.

3

Dubbelklik in de Finder op het cd-pictogram van de printer dat automatisch wordt weergeven.

4

Dubbelklik op het pictogram Install (Installeer).

5

Volg de aanwijzingen op het beeldscherm.

Beschikbare opties in het printerstuurprogramma bijwerken

Nadat de printersoftware en eventuele opties zijn geïnstalleerd, is het wellicht nodig om handmatig de opties toe te voegen in het printerstuurprogramma om deze beschikbaar te maken voor afdruktaken.

Windows

1

Voer de volgende stappen uit:

Windows Vista

a

Klik op .

b

Klik op Control Panel (Configuratiescherm).

c

Klik op Hardware and Sound (Hardware en geluiden).

d

Klik op Printers.

Windows XP

a

Klik op Start.

b

Klik op Printers and Faxes (Printers en faxapparaten).

Extra installatieopties voor de printer

46

Windows 2000

a

Klik op Start.

b

Klik op Settings (Instellingen)

ª

Printers.

2

Selecteer de printer.

3

Klik met de rechtermuisknop op de printer en selecteer vervolgens Eigenschappen.

4

Klik op het tabblad Install Options (Opties installeren).

5

Voeg onder Available Options (Beschikbare optie) eventuele geïnstalleerde hardwareopties toe.

6

Klik op Apply (Toepassen).

Macintosh

In Mac OS X versie 10.5

1

Klik op System Preferences (Systeemvoorkeuren) in het Apple-menu.

2

Klik op Print & Fax (Afdrukken en faxen).

3

Selecteer de printer en klik vervolgens op Options & Supplies (Opties en verbruiksartikelen).

4

Klik op Driver (Stuurprogramma) en voeg eventuele geïnstalleerde hardwareopties toe.

5

Klik op OK.

In Mac OS X versie 10.4 en eerder

1

Kies Applications (Programma's) in het menu Ga.

2

Dubbelklik op Utilities (Hulpprogramma's) en op Print Center (Afdrukbeheer) of Printer Setup Utility

(Printerconfiguratie).

3

Selecteer de printer en kies vervolgens in het menu Printers de optie Show Info (Toon info).

4

Selecteer Installeerbare opties in het pop-upmenu.

5

Voeg eventuele geïnstalleerde hardwareopties toe en klik vervolgens op Apply Changes (Pas wijzigingen

toe).

Draadloos afdrukken installeren

Benodigde gegevens voor het instellen van een printer op een draadloos netwerk

Opmerking: sluit de installatie- of netwerkkabel niet aan totdat dit wordt aangegeven door de installatiesoftware.

SSID: er wordt ook naar de SSID verwezen als de netwerknaam.

Draadloze modus (of netwerkmodus): de modus is infrastructuur of ad-hoc.

Kanaal (voor ad-hocnetwerken): het kanaal wordt standaard ingesteld op automatisch voor infrastructuurnetwerken.

Voor sommige ad-hocnetwerken is de instelling automatisch ook vereist. Raadpleeg de systeembeheerder als u niet zeker bent over het kanaal dat u moet selecteren.

Extra installatieopties voor de printer

47

Beveiligingsmethode: er zijn drie opties voor de beveiligingsmethode:

WEP-sleutel

Als uw netwerk meerdere WEP-sleutels gebruikt, kunt u er maximaal vier opgegeven in de daarvoor bestemde plaatsen. Selecteer de sleutel die momenteel wordt gebruikt op het netwerk door de standaardsleutel voor

WEP-verzending te selecteren.

of

WPA- of WPA2-wachtwoorden

WPA bevat codering als een extra beveiligingsniveau. U kunt kiezen uit AES of TKIP. Codering moet op de router en op de printer zijn ingesteld voor hetzelfde type anders kan de printer niet communiceren op het netwerk.

Geen beveiliging

Als uw draadloze netwerk geen beveiliging gebruikt, hebt u geen beveiligingsgegevens.

Opmerking: het is onverstandig om een niet-beveiligd draadloos netwerk te gebruiken.

Als u de printer installeert op een 802.1X-netwerk met de geavanceerde methode, hebt u wellicht de volgende gegevens nodig:

Verificatietype

Interne-verificatietype

802.1X-gebruikersnaam en -wachtwoord

Certificaten

Opmerking: Raadpleeg de

Handleiding netwerken

op de cd

Software en documentatie

voor meer informatie over het configureren van de 802.1X-beveiliging.

Printer installeren op een draadloos netwerk (Windows)

Controleer het volgende voor u de printer installeert op een draadloos netwerk:

Het draadloze netwerk is geconfigureerd en functioneert correct.

De computer die u gebruikt, is aangesloten op het draadloze netwerk waarop u de printer wilt installeren.

Extra installatieopties voor de printer

48

1

Sluit het netsnoer aan en schakel de printer in.

weergegeven.

Zorg ervoor dat de printer en computer zijn ingeschakeld en dat het bericht Gereed wordt

Sluit de USB-kabels pas aan als dit op het scherm wordt aangegeven.

2

Plaats de cd

Software en documentatie

in de computer.

3

Klik op Install (Installeren).

4

Klik op Agree (Akkoord).

5

Klik op Suggested (Aanbevolen).

6

Klik op Wireless Network Attach (Aangesloten op draadloos netwerk).

Extra installatieopties voor de printer

49

7

Sluit de kabels aan in de onderstaande volgorde:

a

Sluit tijdelijk een USB-kabel aan tussen de computer op het draadloze netwerk en de printer.

Opmerking: nadat u de printer hebt geconfigureerd, wordt in de software aangegeven dat u de tijdelijke

USB-kabel kunt losmaken, waarna u draadloos kunt afdrukken.

b

Als de printer beschikt over een faxfunctie, sluit u de telefoonkabel aan.

8

Volg de aanwijzingen op het scherm om de software-installatie te voltooien.

9

Herhaal stap 2 tot en met 6 en stap 8 voor elke computer op het draadloze netwerk waarmee u de draadloze printer wilt gebruiken.

Printer installeren op een draadloos netwerk (Macintosh)

Configuratie van de printer voorbereiden

1

Zoek naar het MAC-adres op het vel dat bij de printer is geleverd. Noteer hieronder de laatste zes cijfers van het

MAC-adres:

MAC-adres: ___ ___ ___ ___ ___ ___

2

Als de printer beschikt over een faxfunctie, sluit u de telefoonkabel aan.

Extra installatieopties voor de printer

50

3

Sluit het netsnoer aan en schakel de printer in.

Printerinformatie invoeren

1

Open de opties voor AirPort.

In Mac OS X versie 10.5

a

Klik op System Preferences (Systeemvoorkeuren) in het Apple-menu.

b

Klik op Network (Netwerk).

c

Klik op AirPort.

Mac OS X 10.4 en eerder

a

Kies Applications (Programma's) in het menu Ga.

b

Dubbelklik op Internet Connect (Internetverbinding).

c

Klik in de werkbalk op AirPort.

2

Selecteer print server xxxxxx (afdrukserver xxxxxx) in het pop-upmenu Network (Netwerk), waarbij de x-en de laatste zes cijfers aangeven van het MAC-adres op het vel met het MAC-adres.

3

Open de Safari-browser.

4

Kies Show (Toon) in het menu Bladwijzers.

5

Selecteer Bonjour of Rendezvous bij Collections (Sets) en dubbelklik op de printernaam.

6

Ga vanaf de hoofdpagina van de Embedded Web Server naar de pagina met de gegevens van het draadloze netwerk.

Printer configureren voor draadloze toegang

1

Typ de netwerknaam (SSID) in het betreffende veld.

2

Selecteer de netwerkmodus Infrastructure (Infrastructuur) als u een draadloze router gebruikt.

3

Selecteer het type beveiliging dat voor het draadloze netwerk wordt gebruikt.

Extra installatieopties voor de printer

51

4

Voer de beveiligingsgegevens in waarmee de printer kan worden toegevoegd aan het draadloze netwerk.

5

Klik op Submit (Verzenden).

6

Open de toepassing AirPort op de computer:

In Mac OS X versie 10.5

a

Klik op System Preferences (Systeemvoorkeuren) in het Apple-menu.

b

Klik op Network (Netwerk).

c

Klik op AirPort.

Mac OS X 10.4 en eerder

a

Kies Applications (Programma's) in het menu Ga.

b

Dubbelklik op Internet Connect (Internetverbinding).

c

Klik in de werkbalk op AirPort.

7

Selecteer uw draadloze netwerk in het pop-upmenu Network (Netwerk).

Computer configureren voor draadloos gebruik van de printer

Als u wilt afdrukken op een netwerkprinter, moet elke Macintosh-gebruiker een aangepast

PPD-bestand

(Postscript

Printer Description) installeren en een afdrukwachtrij maken in Afdrukbeheer of Printerconfiguratie.

1

Installeer een PPD-bestand op de computer:

a

Plaats de cd

Software en documentatie

in het cd- of dvd-station

b

Dubbelklik op het printerinstallatiepakket.

c

Klik in het welkomstvenster op Continue (Doorgaan).

d

Klik nogmaals op Continue (Doorgaan) nadat u het Leesmij-bestand hebt gelezen.

e

Lees de licentieovereenkomst door, klik op Continue (Ga door) en klik vervolgens op Agree (Akkoord) om hiermee akkoord te gaan.

f

Kies een bestemming en klik op Continue (Ga door).

g

Klik in het scherm voor eenvoudige installatie op Install (Installeer).

h

Voer het gebruikerswachtwoord in en klik vervolgens op OK.

Alle benodigde software wordt op de computer geïnstalleerd.

i

Klik op Close (Sluit) wanneer de installatie is voltooid.

2

Voeg de printer toe:

a

Voor afdrukken via IP:

In Mac OS X versie 10.5

1

Klik op System Preferences (Systeemvoorkeuren) in het Apple-menu.

2

Klik op Print & Fax (Afdrukken en faxen).

3

Klik op +.

4

Selecteer de printer uit de lijst.

5

Klik op Add (Voeg toe).

Extra installatieopties voor de printer

52

In Mac OS X versie 10.4

1

Kies Applications (Programma's) in het menu Ga.

2

Dubbelklik op Utilities (Hulpprogramma's).

3

Dubbelklik op Printer Setup Utility (Printerconfiguratie) of Print Center (Afdrukbeheer).

4

Kies Add (Voeg toe) in de printerlijst.

5

Selecteer de printer uit de lijst.

6

Klik op Add (Voeg toe).

b

Voor afdrukken via AppleTalk:

In Mac OS X versie 10.5

1

Klik op System Preferences (Systeemvoorkeuren) in het Apple-menu.

2

Klik op Print & Fax (Afdrukken en faxen).

3

Klik op +.

4

Klik op AppleTalk.

5

Selecteer de printer uit de lijst.

6

Klik op Add (Voeg toe).

In Mac OS X versie 10.4

1

Kies Applications (Programma's) in het menu Ga.

2

Dubbelklik op Utilities (Hulpprogramma's).

3

Dubbelklik op Print Center (Afdrukbeheer) of Printer Setup Utility (Printerconfiguratie).

4

Kies Add (Voeg toe) in de printerlijst.

5

Selecteer het tabblad Default Browser (Standaardbrowser).

6

Klik op More Printers (Meer printers).

7

Kies AppleTalk in het eerste pop-upmenu.

8

Selecteer Local AppleTalk zone (Lokale AppleTalk-zone) in het tweede pop-upmenu.

9

Selecteer de printer uit de lijst.

10

Klik op Add (Voeg toe).

De printer in een bedraad netwerk installeren

Gebruik de volgende aanwijzingen om de printer op een bedraad netwerk te installeren. Deze instructies gelden voor Ethernet- en glasvezelnetwerkverbindingen.

Controleer het volgende voor u de printer installeert op een bedraad netwerk:

U hebt de eerste installatie van de printer voltooid.

De printer is op uw netwerk aangesloten met het juiste type kabel.

Windows

1

Plaats de cd

Software en documentatie

in de computer.

Wacht totdat het welkomstscherm wordt weergegeven.

Als de cd niet start binnen een minuut, doet u een van de volgende dingen:

Extra installatieopties voor de printer

53

Windows Vista a

Klik op .

b

Typ bij Start > Zoeken

D:\setup.exe

in. Hierbij staat

D

voor de letter van uw cd- of dvd-station.

Windows XP en eerder a

Klik op Start.

b

Klik op Run (Uitvoeren).

c

Typ

D:\setup.exe

, waarbij

D

de letter van uw cd- of dvd-station is.

2

Klik op Install Printer and Software (Printer en software installeren).

3

Klik op Agree (Akkoord) om de licentieovereenkomst te accepteren.

4

Selecteer Suggested (Aanbevolen) en klik vervolgens op Next (Volgende).

Opmerking: als u de printer wilt configureren voor gebruik met een statisch IP-adres via IPv6 of printers wilt configureren via scripts, kiest u Custom (Aangepast) en volgt u de aanwijzigen op het scherm.

5

Select Wired Network Attach (Aangesloten op bedraad netwerk) en klik op Next (Volgende).

6

Selecteer de printerfabrikant in de lijst.

7

Selecteer het printermodel in de lijst en klik op Next (Volgende).

8

Selecteer de printer in de lijst met gevonden netwerkprinters en klik op Finish (Voltooien).

Opmerking: als de geconfigureerde printer niet wordt weergegeven, klikt u op Add Port (Poort toevoegen) en volgt u de aanwijzingen op het scherm.

9

Volg de aanwijzingen op het scherm om de installatie te voltooien.

Macintosh

1

Stel in dat de DHCP-server van het netwerk een IP-adres toewijst aan de printer.

2

Druk vanaf de printer de netwerkconfiguratiepagina af. Zie “Een netwerkconfiguratiepagina afdrukken” op pagina 45 voor meer informatie over het afdrukken van een pagina met netwerkinstellingen.

3

Als u het IP-adres van de printer niet weet, drukt u een pagina met netwerkinstellingen af en zoekt u het adres in het TCP/IP-gedeelte. U hebt het IP-adres nodig als u de toegang voor computers configureert op een ander subnet dan de printer.

4

Installeer de stuurprogramma's en voeg de printer toe.

a

Installeer een PPD-bestand op de computer:

1

Plaats de cd

Software en documentatie

in het cd- of dvd-station.

2

Dubbelklik op het installatiepakket voor de printer.

3

Klik in het welkomstvenster op Continue (Doorgaan).

4

Klik nogmaals op Continue (Doorgaan) nadat u het Leesmij-bestand hebt gelezen.

5

Lees de licentieovereenkomst door, klik op Continue (Doorgaan) en klik vervolgens op Agree

(Akkoord) om hiermee akkoord te gaan.

6

Kies een bestemming en klik op Continue (Doorgaan).

7

Klik in het scherm voor eenvoudige installatie op Install (Installeren).

Extra installatieopties voor de printer

54

8

Voer het gebruikerswachtwoord in en klik vervolgens op OK.

Alle benodigde software wordt op de computer geïnstalleerd.

9

Klik op Close (Sluiten) wanneer de installatie is voltooid.

b

Voeg de printer toe:

Voor afdrukken via IP:

In Mac OS X versie 10.5

1

Klik op System Preferences (Systeemvoorkeuren) in het Apple-menu.

2

Klik op Print & Fax (Afdrukken en faxen).

3

Klik op +.

4

Selecteer de printer uit de lijst.

5

Klik op Add (Voeg toe).

In Mac OS X versie 10.4 en eerder

1

Kies Applications (Programma's) in het menu Ga.

2

Dubbelklik op Utilities (Hulpprogramma's).

3

Dubbelklik op Printer Setup Utility (Printerconfiguratie) of Print Center (Afdrukbeheer).

4

Klik op Add (Voeg toe) in de printerlijst.

5

Selecteer de printer uit de lijst.

6

Klik op Add (Voeg toe).

Voor afdrukken via AppleTalk:

In Mac OS X versie 10.5

1

Klik op System Preferences (Systeemvoorkeuren) in het Apple-menu.

2

Klik op Print & Fax (Afdrukken en faxen).

3

Klik op +.

4

Klik op AppleTalk.

5

Selecteer de printer uit de lijst.

6

Klik op Add (Voeg toe).

In Mac OS X versie 10.4 en eerder

1

Kies Applications (Programma's) in het menu Ga.

2

Dubbelklik op Utilities (Hulpprogramma's).

3

Dubbelklik op Print Center (Afdrukbeheer) of Printer Setup Utility (Printerconfiguratie).

4

Klik op Add (Voeg toe) in de printerlijst.

5

Selecteer het tabblad Default Browser (Standaardbrowser).

6

Klik op More Printers (Meer printers).

7

Kies AppleTalk in het eerste pop-upmenu.

8

Selecteer Local AppleTalk zone (Lokale AppleTalk-zone) in het tweede pop-upmenu.

9

Selecteer de printer uit de lijst.

10

Klik op Add (Voeg toe).

Opmerking: Als de printer niet in de lijst verschijnt, moet u deze mogelijk toevoegen met behulp van het

IP-adres. Neem contact op met de afdeling voor systeemondersteuning voor hulp.

Extra installatieopties voor de printer

55

Poortinstellingen wijzigen na het installeren van een nieuwe netwerk-ISP

Wanneer een nieuwe netwerk-ISP (Internal Solutions Port) van in de printer wordt geïnstalleerd, moeten de printerconfiguraties worden bijgewerkt op computers die toegang hebben tot de printer, omdat de printer een nieuw IP-adres krijgt toegewezen. Alle computers die toegang hebben tot de printer moeten met dit nieuwe IP-adres worden bijgewerkt om erop te kunnen afdrukken via het netwerk.

Opmerkingen:

Als de printer een statisch IP-adres heeft dat ongewijzigd blijft, hoeft u de computerconfiguraties niet te wijzigen.

Als de computers geconfigureerd zijn om af te drukken op de printer met een netwerknaam die ongewijzigd blijft, in plaats van met een IP-adres, dan hoeft u de computerconfiguraties niet te wijzigen.

Als u een draadloze ISP toevoegt aan een printer die eerder voor een bekabelde verbinding was geconfigureerd, zorg er dan voor dat de verbinding met het bekabelde netwerk is verbroken wanneer u de printer configureert om draadloos te werken. Als de bekabelde verbinding verbonden blijft, zal de draadloze configuratie worden voltooid, maar zal de draadloze ISP niet actief zijn. Dat probleem kunt u verhelpen door de bekabelde verbinding los te koppelen, de printer uit te schakelen en weer in te schakelen.

Windows

1

Druk een pagina met netwerkinstellingen af en noteer het nieuwe IP-adres.

2

Voer een van de volgende handelingen uit:

Windows Vista a

Klik op .

b

Klik op Control Panel (Configuratiescherm).

c

Klik op Printer bij Hardware en geluid.

Windows XP a

Klik op Start.

b

Klik op Printers and Faxes (Printers en faxapparaten).

Windows 2000 a

Klik op Start.

b

Klik op Settings (Instellingen) ª

Printers.

3

Zoek de printer die is gewijzigd.

Opmerking: Als er meer dan één exemplaar van de printer is, werk ze dan allemaal bij met het nieuwe IP-adres.

4

Klik met de rechtermuisknop op de printer.

5

Klik op Properties (Eigenschappen).

6

Klik op de tab Ports (Poorten).

7

Zoek en selecteer de poort in de lijst.

8

Klik op Configure Port (Poort configureren).

Extra installatieopties voor de printer

56

9

Typ het nieuwe IP-adres in het veld “Printer Name or IP Address” (Printernaam of IP-adres). U kunt het nieuwe IPadres vinden op de pagina met netwerkinstellingen die u in stap 1 hebt afgedrukt.

10

Klik op OK en daarna op Close (Sluiten).

Macintosh

1

Druk een pagina met netwerkinstellingen af en noteer het nieuwe IP-adres.

2

Als u het IP-adres van de printer niet weet, drukt u een pagina met netwerkinstellingen af en zoekt u het adres in het TCP/IP-gedeelte. U hebt het IP-adres nodig als u de toegang voor computers configureert op een ander subnet dan de printer.

3

Voeg de printer toe:

Voor afdrukken via IP:

In Mac OS X versie 10.5

a

Klik op System Preferences (Systeemvoorkeuren) in het Apple-menu.

b

Klik op Print & Fax (Afdrukken en faxen).

c

Klik op +.

d

Selecteer de printer uit de lijst.

e

Klik op Add (Voeg toe).

In Mac OS X versie 10.4 en eerder a

Kies Applications (Programma's) in het menu Ga.

b

Dubbelklik op Utilities (Hulpprogramma's).

c

Dubbelklik op Printer Setup Utility (Printerconfiguratie) of Print Center (Afdrukbeheer).

d

Klik op Add (Voeg toe) in de printerlijst.

e

Selecteer de printer uit de lijst.

f

Klik op Add (Voeg toe).

Voor afdrukken via AppleTalk:

In Mac OS X versie 10.5

a

Klik op System Preferences (Systeemvoorkeuren) in het Apple-menu.

b

Klik op Print & Fax (Afdrukken en faxen).

c

Klik op +.

d

Klik op AppleTalk.

e

Selecteer de printer uit de lijst.

f

Klik op Add (Voeg toe).

In Mac OS X versie 10.4 en eerder a

Kies Applications (Programma's) in het menu Ga.

b

Dubbelklik op Utilities (Hulpprogramma's).

c

Dubbelklik op Print Center (Afdrukbeheer) of Printer Setup Utility (Printerconfiguratie).

d

Klik op Add (Voeg toe) in de printerlijst.

e

Selecteer het tabblad Default Browser (Standaardbrowser).

f

Klik op More Printers (Meer printers).

Extra installatieopties voor de printer

57

g

Kies AppleTalk in het eerste pop-upmenu.

h

Selecteer Local AppleTalk zone (Lokale AppleTalk-zone) in het tweede pop-upmenu.

i

Selecteer de printer uit de lijst.

j

Klik op Add (Voeg toe).

Serieel afdrukken instellen

Bij serieel afdrukken worden gegevens bit voor bit verzonden. Hoewel serieel afdrukken doorgaans trager is dan parallel afdrukken, is dit de voorkeursmethode als de afstand tussen printer en computer erg groot is, of als er geen verbinding met een betere doorvoersnelheid beschikbaar is.

Nadat u de seriële printer hebt geïnstalleerd, moet u de printer en computer configureren zodat deze kunnen communiceren. Zorg ervoor dat u de seriële kabel hebt aangesloten op de seriële poort van de printer.

1

Stel de parameters in op de printer:

a

Blader op het bedieningspaneel van de printer naar het menu met de poortinstellingen.

b

Ga naar het submenu met instellingen voor de seriële poort.

c

Wijzig zo nodig de instellingen.

d

Sla de nieuwe instellingen op.

e

Druk een pagina met menu-instellingen af.

2

Installeer het printerstuurprogramma:

a

Plaats de cd

Software en documentatie

in de computer. De cd wordt automatisch gestart.

Als de cd niet automatisch wordt gestart, voert u een van de volgende handelingen uit:

Windows Vista

1

Klik op .

2

Typ bij Start > Zoeken

D:\setup.exe

in. Hierbij staat

D

voor de letter van uw cd- of dvd-station.

Windows XP en eerder

1

Klik op Start.

2

Klik op Run (Uitvoeren).

3

Typ

D:\setup.exe

, waarbij

D

de letter van uw cd- of dvd-station is.

b

Klik op Install Printer and Software (Printer en software installeren).

c

Klik op Agree (Akkoord) om de licentieovereenkomst voor printersoftware te accepteren.

d

Klik op Custom (Aangepast).

e

Controleer of Onderdelen selecteren is geselecteerd en klik op Next (Volgende).

f

Controleer of Lokaal is geselecteerd en klik op Next (Volgende).

g

Selecteer de printerfabrikant in het menu.

h

Selecteer het printermodel in het menu en klik op Add Printer (Printer toevoegen).

i

Klik op + naast het printermodel bij Onderdelen selecteren.

j

Controleer of de juiste printerpoort beschikbaar is bij Onderdelen selecteren. Dit is de poort van de computer waarop de seriële kabel is aangesloten. Als de juiste poort niet beschikbaar is, selecteert u de poort in het menu Poort selecteren en klikt u op Add Port (Poort toevoegen).

Extra installatieopties voor de printer

58

k

Breng de benodigde wijzigingen in de configuratie-instellingen aan in het venster Nieuwe poort toevoegen.

Klik op Add Port (Poort toevoegen) om de poort toe te voegen.

l

Controleer of het selectievakje naast het geselecteerde printermodel is ingeschakeld.

m

Selecteer de overige extra software die u wilt installeren en klik op Next (Volgende).

n

Klik op Finish (Voltooien) om de installatie van de printersoftware af te ronden.

3

Stel de parameters in voor de COM-poort.

Nadat het printerstuurprogramma is geïnstalleerd, moet u de seriële parameters instellen voor de communicatiepoort (COM) die is toegewezen aan het printerstuurprogramma.

De seriële parameters van de COM-poort moeten overeenkomen met de seriële parameters die u hebt ingesteld op de printer.

a

Open Apparaatbeheer. Voer de volgende stappen uit:

Windows Vista

1

Klik op .

2

Klik op Control Panel (Configuratiescherm).

3

Klik op System and Maintenance (Systeem en onderhoud).

4

Klik op System (Systeem).

5

Klik op Device Manager (Apparaatbeheer).

Windows XP

1

Klik op Start.

2

Klik op Control Panel (Configuratiescherm).

3

Klik op Performance and Maintenance (Prestaties en onderhoud).

4

Klik op System (Systeem).

5

Klik op Device Manager (Apparaatbeheer) op het tabblad Hardware.

Windows 2000

1

Klik op Start.

2

Klik op Settings (Instellingen) ª

Control Panel (Configuratiescherm).

3

Klik op System (Systeem).

4

Klik op Device Manager (Apparaatbeheer) op het tabblad Hardware.

b

Klik op + om de lijst met beschikbare poorten uit te breiden.

c

Selecteer de communicatiepoort van de printer waarop u de seriële kabel hebt aangesloten (bijvoorbeeld:

COM1).

d

Klik op Properties (Eigenschappen).

e

Geef op het tabblad Poortinstellingen dezelfde seriële parameters op die u hebt ingesteld op de printer.

Zoek naar de printerinstellingen in het gedeelte voor seriële instellingen op de pagina met menu-instellingen die u eerder hebt afgedrukt.

f

Klik op OK en sluit alle vensters.

g

Druk een testpagina af om de printerinstallatie te controleren. Wanneer de testpagina goed wordt afgedrukt, is de printerconfiguratie voltooid.

Extra installatieopties voor de printer

59

De printer configureren voor faxen

Opmerking: faxvoorzieningen zijn niet op alle printermodellen beschikbaar.

Mogelijk zijn de volgende verbindingsmethoden niet van toepassing op alle landen of regio's.

LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: gebruik de faxfunctie niet tijdens onweer. Tijdens onweer moet u dit product niet installeren en geen elektrische verbindingen aanleggen, bijvoorbeeld voor de faxfunctie, of kabels en snoeren aansluiten, zoals een netsnoer of telefoonlijn.

Een faxverbinding kiezen

U kunt de printer aansluiten op apparatuur zoals een telefoon, een antwoordapparaat of een computermodem.

Opmerking: De printer is een analoog apparaat dat het beste werkt als deze rechtstreeks wordt aangesloten op een wandcontactdoos. Andere apparaten (zoals een telefoon of antwoordapparaat) kunnen worden aangesloten op de printer en gegevens doorsturen naar de printer, zoals is beschreven in de installatiestappen. Als u een digitale aansluiting zoals ISDN, DSL of ADSL wilt hebben, hebt u een apparaat van derden (zoals een DSL-filter) nodig.

U hoeft de printer

niet

aan te sluiten op een computer, maar u moet deze

wel

aansluiten op een telefoonlijn als u faxen wilt verzenden en ontvangen.

U kunt de printer aansluiten op andere apparatuur. Gebruik de volgende tabel om te bepalen op welke manier u de printer het beste kunt instellen.

Apparatuur

De printer

Een telefoonkabel

Voordelen

Faxen verzenden en ontvangen zonder dat u een computer nodig hebt.

De printer

Een telefoon

Twee telefoonkabels

De faxlijn als een normale telefoonlijn gebruiken.

Faxen verzenden en ontvangen zonder dat u een computer nodig hebt.

De printer

Een telefoon

Een antwoordapparaat

Drie telefoonkabels

Binnenkomende telefonische berichten en faxen ontvangen.

Faxen verzenden met de computer of de printer.

De printer

Een telefoon

Een computermodem

Drie telefoonkabels

Extra installatieopties voor de printer

60

Een RJ11-adapter gebruiken

Land/regio

Verenigd Koninkrijk

Ierland

Finland

Noorwegen

Denemarken

Italië

Zweden

Nederland

Frankrijk

Portugal

Als u de printer wilt aansluiten op een antwoordapparaat, telefoon of ander telecommunicatieapparaat, dient u de telefoonlijnadapter te gebruiken die in sommige landen of regio's bij de printer wordt geleverd.

Opmerking: Als u DSL hebt, kunt u de printer niet aansluiten met een splitter omdat de faxfunctie dan mogelijk niet juist werkt.

1

Sluit de adapter op de telefoonkabel aan die bij de printer is geleverd.

Opmerking: Op de afbeelding staat een adapter voor het Verenigd Koninkrijk. Uw adapter ziet er misschien anders uit, maar past op het telefoonstopcontact op uw locatie.

2

Sluit de telefoonlijn van uw geselecteerde telecommunicatieapparaat aan op het linkerstopcontact van de adapter.

Extra installatieopties voor de printer

61

Als uw telecommunicatieapparaat een Amerikaanse (RJ11-)telefoonlijn gebruikt, dient u de onderstaande stappen te volgen om het apparaat aan te sluiten:

1

Verwijder de plug uit de EXT-poort aan de achterzijde van de printer.

Opmerking: Als de plug is verwijderd, werkt land- of regiospecifieke apparatuur die u als adapter op de printer hebt aangesloten niet correct.

2

Sluit uw telecommunicatieapparatuur direct aan op de EXT-poort aan de achterzijde van de printer.

Let op—Kans op beschadiging: Raak de kabels of de printer niet aan in het aangegeven gebied als er een fax wordt verzonden of ontvangen.

Extra installatieopties voor de printer

62

Land/regio

Saudi-Arabië

Verenigde Arabische Emiraten

Egypte

Bulgarije

Tsjechië

België

Australië

Zuid-Afrika

Griekenland

Israël

Hongarije

Polen

Roemenië

Rusland

Slovenië

Spanje

Turkije

U sluit als volgt een telefoon, antwoordapparaat of ander telecommunicatieapparaat op de printer aan:

1

Verwijder de plug uit de achterzijde van de printer.

2

Sluit uw telecommunicatieapparatuur direct aan op de EXT-poort aan de achterzijde van de printer.

Opmerking: Als de plug is verwijderd, werkt land- of regiospecifieke apparatuur die u als adapter op de printer hebt aangesloten niet correct.

Extra installatieopties voor de printer

63

Land/regio

Duitsland

Oostenrijk

Zwitserland

Er is een plug geïnstalleerd in de EXT-poort van de printer. Deze plug is noodzakelijk voor de correcte werking van de printer.

Opmerking: Verwijder de plug niet. Als u deze wel verwijdert, werkt mogelijk andere telecommunicatieapparatuur in uw huis (zoals telefoons of antwoordapparaten) niet.

De printer rechtstreeks op een telefoonwandcontactdoos aansluiten (Duitsland)

Sluit de printer rechtstreeks op een telefoonwandcontactdoos aan als u faxen wilt verzenden en ontvangen zonder een computer te gebruiken.

Opmerking: In Duitsland (en in sommige andere landen), wordt er bij de printer een speciale RJ-11-stekker in de

EXT-poort meegeleverd. Verwijder de RJ-11-stekker niet. Deze is nodig voor een goede werking van de fax en de telefoon.

1

Controleer of u beschikt over een telefoonkabel (meegeleverd bij het product) en een telefoonwandcontactdoos.

2

Sluit het ene uiteinde van de telefoonkabel aan op de LINE-poort van de printer.

Extra installatieopties voor de printer

64

3

Sluit het andere uiteinde van de telefoonkabel aan op de N-sleuf van een werkende telefoonwandcontactdoos.

4

Als u dezelfde telefoonlijn voor zowel de fax als de telefoon wilt gebruiken, sluit u een tweede telefoonlijn (niet meegeleverd) aan tussen de telefoon en de F-sleuf van een werkende telefoonwandcontactdoos.

5

Als u dezelfde telefoonlijn wilt gebruiken voor het opnemen van berichten op uw antwoordapparaat, sluit u een tweede telefoonlijn (niet meegeleverd) aan tussen het antwoordapparaat en de andere N-sleuf van de telefoonwandcontactdoos.

Extra installatieopties voor de printer

65

Aansluiten op een telefoon

Sluit een telefoon aan op de printer als u de faxlijn wilt gebruiken als een normale telefoonlijn. Installeer vervolgens de printer (waarbij het niet uitmaakt waar uw telefoon zich bevindt) om kopieën te maken of om faxen te verzenden en te ontvangen zonder gebruik van een computer.

Opmerking: Welke installatiestappen u precies moet uitvoeren, is afhankelijk van het land of de regio.

1

Controleer of u over het volgende beschikt:

Een telefoon

Twee telefoonkabels

Een telefoonwandcontactdoos

2

Sluit een telefoonkabel aan op de LINE-poort van de printer en sluit de kabel vervolgens aan op een actieve telefoonwandcontactdoos.

3

Haal de beschermstekker uit de EXT-poort van de printer.

4

Sluit de andere telefoonkabel aan op een telefoon en sluit de kabel vervolgens aan op de EXT-poort van de printer.

Extra installatieopties voor de printer

66

Aansluiten op een antwoordapparaat

Sluit een antwoordapparaat aan op de printer als u binnenkomende telefonische berichten en faxen wilt ontvangen.

Opmerking: Welke installatiestappen u precies moet uitvoeren, is afhankelijk van het land of de regio.

1

Controleer of u over het volgende beschikt:

Een telefoon

Een antwoordapparaat

Drie telefoonkabels

Een telefoonwandcontactdoos

2

Sluit een telefoonkabel aan op de LINE-poort van de printer en sluit de kabel vervolgens aan op een werkende telefoonwandcontactdoos.

3

Haal de beschermstekker uit de EXT-poort van de printer.

4

Sluit een tweede telefoonkabel aan op de telefoon en het antwoordapparaat.

Extra installatieopties voor de printer

67

5

Sluit een derde telefoonkabel aan op het antwoordapparaat en de EXT-poort van de printer.

Aansluiten op een computer met een modem

Sluit de printer aan op een computer met een modem als u faxen wilt verzenden vanuit de softwaretoepassing.

Opmerking: Welke installatiestappen u precies moet uitvoeren, is afhankelijk van het land of de regio.

1

Controleer of u over het volgende beschikt:

Een telefoon

Een computer met een modem

Drie telefoonkabels

Een telefoonwandcontactdoos

2

Sluit een telefoonkabel aan op de LINE-poort van de printer en sluit de kabel vervolgens aan op een werkende telefoonwandcontactdoos.

Extra installatieopties voor de printer

68

3

Haal de beschermstekker uit de EXT-poort van de printer.

4

Sluit een tweede telefoonkabel aan op de telefoon en de computermodem.

5

Sluit een derde telefoonkabel aan op de computermodem en de EXT-poort van de printer.

Extra installatieopties voor de printer

69

De naam en het nummer voor uitgaande faxen instellen

Op de volgende wijze kunt u de toegewezen faxnaam en het faxnummer op uitgaande faxen afdrukken:

1

Typ het IP-adres van de printer in het adresveld van uw webbrowser.

Opmerking: Als u het IP-adres van de printer niet weet, drukt u een netwerkconfiguratiepagina af en zoekt u het IP-adres op in het TCP/IP-gedeelte.

2

Klik op Settings (Instellingen).

3

Klik op Fax Settings (Faxinstellingen).

4

Klik op Analog Fax Setup (Analoge faxinstellingen).

5

Klik in het vak Stationsnaam en voer vervolgens de naam in die u op alle uitgaande faxen wilt afdrukken.

6

Klik in het vak Stationsnummer en geef het faxnummer op.

7

Klik op Submit (Verzenden).

De datum en tijd instellen

U kunt de datum en tijd instellen zodat op elke fax die u verzendt, de datum en tijd wordt afgedrukt. Als zich een stroomstoring voordoet, kan het nodig zijn om de datum en de tijd opnieuw in te stellen. U kunt als volgt de datum en tijd instellen:

1

Typ het IP-adres van de printer in het adresveld van uw webbrowser.

Opmerking: Als u het IP-adres van de printer niet weet, drukt u een netwerkconfiguratiepagina af en zoekt u het IP-adres op in het TCP/IP-gedeelte.

2

Klik op Links & Index (Koppelingen & Index).

3

Klik op Set Date and Time (Datum en tijd instellen).

4

Klik in het vak Manually Set Date & Time (Datum/tijd handmatig instellen) en voer de huidige datum en tijd in.

5

Klik op Submit (Verzenden).

Zomertijd inschakelen

De printer kan zo worden ingesteld dat deze automatisch de tijd aan de zomertijd aanpast:

1

Typ het IP-adres van de printer in het adresveld van uw webbrowser.

Opmerking: Als u het IP-adres van de printer niet weet, drukt u een netwerkconfiguratiepagina af en zoekt u het IP-adres op in het TCP/IP-gedeelte.

2

Klik op Links & Index (Koppelingen & index).

3

Klik op Set Date and Time (Datum en tijd instellen).

4

Selecteer Automatically Observe DST (Automatisch zomertijd gebruiken).

5

Klik op Submit (Verzenden).

Extra installatieopties voor de printer

70

advertisement

Was this manual useful for you? Yes No
Thank you for your participation!

* Your assessment is very important for improving the workof artificial intelligence, which forms the content of this project

Related manuals

advertisement

Table of contents