Canon IXUS 115 HS Handleiding

Add to My manuals
209 Pages

advertisement

Canon IXUS 115 HS Handleiding | Manualzz

Gebruikershandleiding

• Lees voordat u de camera gebruikt eerst deze handleiding door, met name het gedeelte

'Veiligheidsmaatregelen'.

• Zo leert u de camera juist te gebruiken.

• Bewaar de handleiding goed, zodat u deze later nog kunt raadplegen.

NEDERLANDS

De inhoud van de verpakking controleren

Controleer of de verpakking van de camera de onderstaande onderdelen bevat.

Indien er iets ontbreekt, kunt u contact opnemen met de leverancier van de camera.

Camera Batterij NB-4L

(met kapje)

Batterijlader

CB-2LV/CB-2LVE

Interfacekabel

IFC-400PCU

AV-kabel

AVC-DC400

Polsriem

WS-DC11

Introductiehandleiding Cd DIGITAL CAMERA

Solution Disk

Canon garantiesysteemboekje

2

De handleidingen gebruiken

Raadpleeg ook de handleidingen op de cd DIGITAL CAMERA Manuals Disk.

• Gebruikershandleiding (deze handleiding)

Zodra u de basishandelingen onder de knie hebt, kunt u de vele functies van de camera gebruiken om foto's met geavanceerdere instellingen te maken.

• Softwarehandleiding

Lees deze wanneer u de meegeleverde software wilt gebruiken.

Een geheugenkaart is niet bijgesloten.

U hebt Adobe Reader nodig om de PDF-handleidingen te openen. U kunt de Word-handleidingen raadplegen met Microsoft Word/Word Viewer

(alleen noodzakelijk voor handleidingen voor het Midden-Oosten).

Lees dit eerst

Proefopnamen en disclaimer

Maak enkele proefopnamen en speel deze af om te controleren of de beelden goed zijn opgenomen. Canon Inc., dochterondernemingen van Canon en andere aangesloten bedrijven en distributeurs zijn niet aansprakelijk voor welke gevolgschade dan ook die voortvloeit uit enige fout in de werking van een camera of accessoire, inclusief kaarten, die ertoe leidt dat een opname niet kan worden gemaakt of niet kan worden gelezen door apparaten.

Schending van het auteursrecht

De beelden die met deze camera worden opgenomen, zijn bedoeld voor persoonlijk gebruik. Neem geen beelden op die inbreuk doen op het auteursrecht zonder voorafgaande toestemming van de houder van het auteursrecht. In sommige gevallen kan het kopiëren van beelden van voorstellingen, tentoonstellingen of commerciële eigendommen met behulp van een camera of ander apparaat in strijd zijn met het auteursrecht of andere wettelijke bepalingen, ook al is de opname gemaakt voor persoonlijk gebruik.

Garantiebeperkingen

Voor meer informatie over de garantie voor uw camera kunt u het Canon garantiesysteemboekje raadplegen dat bij uw camera wordt geleverd.

Raadpleeg het Canon garantiesysteemboekje voor contactinformatie van

Canon Klantenservice.

LCD-monitor (scherm)

Voor het vervaardigen van de LCD-monitor zijn speciale hogeprecisietechnieken gebruikt. Meer dan 99,99% van de pixels werkt naar behoren, maar soms verschijnen er niet-werkende pixels in de vorm van heldere of donkere stippen. Dit duidt niet op een defect en heeft geen invloed op het beeld dat wordt vastgelegd.

Er zit mogelijk een dunne plastic laag over de LCD-monitor om deze te beschermen tegen krassen tijdens het vervoer. Verwijder deze laag voordat u de camera gaat gebruiken.

Temperatuur van de camerabehuizing

Wees voorzichtig als u de camera lange tijd continu gebruikt.

De camerabehuizing kan dan warm worden. Dit is niet het gevolg van een storing.

3

4

Wat wilt u doen?

Opnamen maken

Mooie opnamen maken van mensen

4

25

I

(p. 64)

V

dieren (p. 64)

w P

(p. 65)

In de sneeuw

(p. 66)

Gezichtsuitdrukkingen

(p. 81)

Diverse andere opnamen maken

S

Nacht Scene

(p. 65)

Donkere omgeving

(p. 65)

Onderwater

(p. 65)

Opnamen maken met speciale effecten

O t

Flora

(p. 65)

Vuurwerk

(p. 66)

Fisheye-effect

(p. 69)

Miniatuureffect

(p. 70)

Speels effect

(p. 74)

Monochroom

(p. 73)

Extra levendige kleuren

(p. 68)

Poster-effect

(p. 68)

 Scherpstellen op gezichten ..............................................

25 ,

65 ,

95

 Opnamen maken op plaatsen waar de flitser niet kan worden gebruikt (de flitser uitschakelen)...............................

54

 Foto’s maken met de zelfontspanner ...............................

58 ,

59 ,

77

 De datum en tijd aan de opnamen toevoegen .............................

57

 Een foto maken tijdens het opnemen van een film ......................

67

Wat wilt u doen?

Weergeven

1

28

Foto's automatisch afspelen (diavoorstelling) ............................

122

Foto's bekijken op een tv ...........................................................

130

Foto's bekijken op een computer .................................................

33

Snel foto's zoeken......................................................................

118

Foto's wissen .......................................................................

29

,

138

Films opnemen en bekijken

E

,

107

Films bekijken ..............................................................................

32

Opnamen maken van snel bewegende objecten en deze afspelen in slow motion ................................................

110

Afdrukken

2

152

Opslaan

 Beelden opslaan op een computer ..............................................

33

Overige

3

48

De camera gebruiken in het buitenland ...............................

15

,

171

Begrijpen wat op het scherm wordt weergegeven .....................

186

5

Inhoudsopgave

In hoofdstuk 1 tot en met 3 worden het basisgebruik en de veelgebruikte functies van deze camera beschreven. Vanaf hoofdstuk 4 worden de geavanceerde functies beschreven, waarbij u in elk volgend hoofdstuk meer leert.

De inhoud van de verpakking controleren ........................................ 2

Lees dit eerst....................................... 3

Wat wilt u doen?.................................. 4

Conventies die in deze handleiding worden gebruikt ................................ 9

Veiligheidsmaatregelen..................... 10

1 Aan de slag ........................ 13

De batterij opladen ............................ 14

De interne oplaadbare lithiumbatterij recyclen........................................... 16

Compatibele geheugenkaarten

(afzonderlijk verkrijgbaar) ............... 17

De batterij en geheugenkaart plaatsen .......................................... 17

De datum en tijd instellen.................. 20

De taal van het scherm instellen....... 22

Geheugenkaarten formatteren.......... 23

De ontspanknop indrukken ............... 24

Foto's maken (Smart Auto) ............... 25

Beelden bekijken............................... 28

Beelden wissen ................................. 29

Films opnemen.................................. 30

Films bekijken ................................... 32

Beelden downloaden naar een computer om te bekijken................. 33

Accessoires....................................... 38

Afzonderlijk verkrijgbare accessoires ..................................... 39

2 Meer informatie.................. 41

Overzicht van de onderdelen ............ 42

6

Schermweergave...............................44

Lampje ...............................................45

Menu FUNC. – Basishandelingen .....46

MENU – Basishandelingen................47

De geluidsinstellingen wijzigen..........48

De helderheid van het scherm aanpassen .......................................50

De standaardinstellingen van de camera herstellen.......................51

De functie spaarstand

(Automatisch Uit).............................52

Klokfuncties .......................................52

3 Veelgebruikte functies voor opnamen ....................53

De flitser uitzetten ..............................54

Nader inzoomen op het onderwerp

(Digitale Zoom) ................................55

Datum en tijd aan de opname toevoegen........................................57

De zelfontspanner gebruiken.............58

De resolutie wijzigen (beeldgrootte) ..61

De compressieverhouding wijzigen

(beeldkwaliteit).................................61

4 Effecten toevoegen en opnamen maken in diverse omstandigheden ................63

Opnamen maken in diverse omstandigheden..............................64

Automatisch korte films maken

(Filmsynopsis) .................................67

Effecten toevoegen aan de opname..68

Een gezicht detecteren en opnemen

(Smart Shutter) ............................... 75

Opnamen met lange sluitertijd maken ............................................. 79

Snel na elkaar continu-opnamen maken (Snel na elkaar)................... 80

De beste gezichtsuitdrukkingen vastleggen (Beste beeld selectie)... 81

Opnamen maken met Stitch Hulp..... 82

5 Zelf instellingen selecteren ...........................83

Opnamen maken in Programma automatische belichting .................. 84

De helderheid aanpassen

(Belichtingscompensatie)................ 85

De flitser inschakelen........................ 85

De witbalans aanpassen................... 86

De ISO-waarde wijzigen ................... 88

De helderheid corrigeren en opnamen maken (i-Contrast).......... 89

De verhouding wijzigen..................... 90

Continu-opnamen maken.................. 91

De kleurtoon van een foto wijzigen

(My Colors) ..................................... 92

Close-ups maken (macro)................. 94

Objecten op grote afstand fotograferen (Oneindig)................... 94

De modus AF Frame wijzigen........... 95

Het onderwerp selecteren waarop u wilt scherpstellen (AF Tracking)... 97

Het autofocuskader vergroten........... 98

Opnamen maken met

AF-vergrendeling ............................ 99

Opnamen maken met Servo AF ..... 100

De meetmethode wijzigen............... 101

Opnamen maken met de

AE-vergrendeling .......................... 102

Inhoudsopgave

Opnamen maken met de

FE-vergrendeling...........................102

Opnamen maken met Slow sync.....103

Rode-ogencorrectie .........................104

Controleren op gesloten ogen .........105

Opnamen maken via een tv.............105

6 Diverse functies voor het opnemen van films ... 107

Diverse soorten films opnemen .......108

Films opnemen die op een miniatuurmodel lijken

(Miniatuureffect) ............................109

Opnemen super slow-motion film....110

De beeldkwaliteit wijzigen................112

Overige opnamefuncties..................113

Bewerken.........................................114

7 Diverse functies gebruiken voor afspelen en bewerken .................... 117

Snel naar beelden zoeken...............118

Beelden bekijken met gefilterd afspelen .........................................120

Diavoorstellingen bekijken...............122

De focus controleren .......................124

Beelden vergroten ...........................125

Elk beeld in een groep bekijken.......126

Diverse beelden weergeven

(Smart Shuffle) ..............................128

Beeldovergangen wijzigen...............129

Beelden bekijken op een tv .............130

Beelden beveiligen ..........................134

Beelden wissen................................138

Beelden markeren als favoriet.........140

Beelden indelen in categorieën

(My Category)................................142

Beelden roteren ...............................145

7

Inhoudsopgave

Het formaat van beelden wijzigen... 146

Trimmen .......................................... 147

Effecten toepassen met de functie

My Colors...................................... 148

De helderheid corrigeren

(i-Contrast) .................................... 149

Het rode-ogeneffect corrigeren ....... 150

8 Afdrukken......................... 151

Beelden afdrukken .......................... 152

Beelden selecteren voor afdrukken

(DPOF).......................................... 159

9 De camera-instellingen aanpassen ........................ 165

De camera-instellingen wijzigen ..... 166

Instellingen voor opnamefuncties wijzigen ......................................... 173

Instellingen voor afspeelfuncties wijzigen ......................................... 176

10 Nuttige informatie...........177

Aansluiten op het lichtnet.................178

Een Eye-Fi-kaart gebruiken.............179

Problemen oplossen ........................181

Lijst met berichten die op het scherm verschijnen .................184

Informatieweergave op het scherm.....................................186

Beschikbare functies per opnamemodus...............................190

Menu's .............................................196

Afspeelmodus Menu FUNC. Menu..200

Voorzorgsmaatregelen ....................201

Specificaties.....................................202

Index ................................................206

8

Conventies die in deze handleiding

In de tekst worden pictogrammen gebruikt die de knoppen en schakelaars van de camera voorstellen.

Tekst op het scherm wordt weergegeven binnen vierkante haken [ ].

De knoppen die een richting aangeven en de knop FUNC./SET worden aangeduid met de volgende pictogrammen.

Knop Omhoog

Knop Links

Knop FUNC./SET

Knop Rechts

Knop Omlaag

: Zaken waarmee u voorzichtig moet zijn

: Tips voor het oplossen van problemen

: Suggesties waarmee u meer uit uw camera kunt halen

: Aanvullende informatie

(p. xx) : Referentiepagina's (' xx ' geeft het paginanummer aan)

In deze handleiding wordt ervan uitgegaan dat alle functies de standaardinstellingen hebben.

De diverse soorten geheugenkaarten die in deze camera kunnen worden gebruikt, worden in deze handleiding aangeduid met de overkoepelende term geheugenkaarten.

9

Veiligheidsmaatregelen

Lees de volgende veiligheidsmaatregelen goed door voordat u het product gebruikt.

Gebruik het product altijd op de juiste wijze.

De veiligheidsmaatregelen op de volgende pagina's zijn bedoeld om letsel bij uzelf of bij andere personen, of schade aan de apparatuur te voorkomen.

Lees ook altijd de handleidingen van alle afzonderlijk aangeschafte accessoires die u gebruikt.

Waarschuwing

Hiermee wordt gewezen op het risico van ernstig letsel of levensgevaar.

• Gebruik de flitser niet dicht bij de ogen van mensen.

Blootstelling aan het sterke licht van de flitser kan het gezichtsvermogen aantasten.

Houd vooral bij kleine kinderen ten minste één meter afstand wanneer u de flitser gebruikt.

• Berg de apparatuur op buiten het bereik van kinderen.

Riem: het plaatsen van de riem om de nek van een kind kan leiden tot verstikking.

• Gebruik alleen de aanbevolen energiebronnen voor stroomvoorziening.

• Probeer het product niet te demonteren, wijzigen of op te warmen.

• Laat het product niet vallen en voorkom harde schokken of stoten.

• Raak om letsel te voorkomen de binnenkant van het product niet aan als dit is gevallen of op een andere wijze is beschadigd.

• Stop onmiddellijk met het gebruik van het product als dit rook of een vreemde geur afgeeft of andere vreemde verschijnselen vertoont.

• Gebruik geen organische oplosmiddelen zoals alcohol, wasbenzine of thinner om de apparatuur schoon te maken.

• Laat het product niet in contact komen met water (bijvoorbeeld zeewater) of andere vloeistoffen.

• Voorkom dat vloeistoffen of vreemde objecten in de camera komen.

Dit kan leiden tot een elektrische schok of brand.

Als er vloeistoffen of vreemde objecten in de camera komen, schakelt u de camera onmiddellijk uit en verwijdert u de batterij.

Als de batterijlader nat is geworden, haalt u het netsnoer uit het stopcontact en neemt u contact op met uw leverancier of een helpdesk van Canon Klantenservice.

• Gebruik alleen de aanbevolen batterij.

• Plaats de batterij niet in de buurt van of in open vuur.

• Maak het netsnoer regelmatig los en veeg het stof en vuil dat zich heeft opgehoopt op de stekker, de buitenkant van het stopcontact en het gebied eromheen weg met een droge doek.

• Raak het netsnoer niet aan met natte handen.

• Gebruik de apparatuur niet op een manier waarbij de nominale capaciteit van het stopcontact of de kabelaccessoires wordt overschreden. Gebruik de apparatuur niet als het netsnoer of de stekker is beschadigd of als deze niet volledig in het stopcontact is geplaatst.

• Zorg ervoor dat stof of metalen objecten (zoals spelden of sleutels) niet in contact komen met de contactpunten of stekker.

De batterij kan exploderen of gaan lekken, wat kan leiden tot een elektrische schok of brand.

Dit kan persoonlijk letsel en schade aan de omgeving veroorzaken. In het geval dat een batterij lekt en uw ogen, mond, huid of kleding met de batterijvloeistof in aanraking komen, moet u deze onmiddellijk afspoelen met water.

10

Veiligheidsmaatregelen

• Zet de camera uit op plaatsen waar het gebruik van een camera niet is toegestaan.

De elektromagnetische golven uit de camera hinderen de werking van elektronische instrumenten en andere apparatuur. Denk goed na voordat u de camera gebruikt op plaatsen waar het gebruik van elektronische apparatuur verboden is, zoals in vliegtuigen en medische instellingen.

• Speel de meegeleverde cd-rom(s) met gegevens alleen af in een cd-speler die hiervoor geschikt is.

Uw gehoor kan beschadigd raken als u een koptelefoon draagt terwijl u de harde geluiden van een cd-rom via een muziekspeler afspeelt. Daarnaast kunt u de luidsprekers beschadigen als u de cd-rom(s) afspeelt in een gewone cd-speler voor muziek-cd's.

Voorzichtig

Hiermee wordt gewezen op het risico van letsel.

• Zorg dat de camera niet tegen voorwerpen stoot of wordt blootgesteld aan schokken en stoten wanneer u deze aan de polsriem draagt.

• Zorg dat u niet tegen de lens stoot of drukt.

Dit kan verwondingen veroorzaken of de camera beschadigen.

• Zorg dat het scherm niet aan schokken wordt blootgesteld.

Als het scherm barst, kunnen de splinters letsel veroorzaken.

• Zorg dat u de flitser niet per ongeluk met uw vingers of een kledingstuk bedekt wanneer u een foto maakt.

Dit kan brandwonden of schade aan de flitser tot gevolg hebben.

• Gebruik, plaats of bewaar het product niet op de volgende plaatsen:

- plaatsen die aan sterk zonlicht blootstaan;

- plaatsen die blootstaan aan temperaturen boven 40 °C;

- vochtige of stoffige plaatsen.

Hierdoor kan lekkage of oververhitting ontstaan of de batterij kan ontploffen, wat kan leiden tot elektrische schokken, brand, brandwonden of ander letsel.

Bij hoge temperaturen kan de behuizing van de camera of de batterijlader vervormd raken.

• De overgangseffecten in de diavoorstellingen kunnen onprettig zijn wanneer iemand hier lang naar kijkt.

Voorzichtig

Hiermee wordt gewezen op het risico van schade aan de apparatuur.

• Richt de camera niet direct op een sterke lichtbron (zoals de zon op een heldere dag).

Dit kan de beeldsensor beschadigen.

• Als u de camera gebruikt op een strand of op een winderige plek, moet u erop letten dat er geen zand of stof in het apparaat terechtkomt.

Dit kan de werking van het product negatief beïnvloeden.

11

Veiligheidsmaatregelen

• Bij normaal gebruik kan er soms een beetje rook uit de flitser komen.

Dit komt door de hoge intensiteit van de flitser, waardoor er stofdeeltjes verbranden die vastzitten aan de voorkant van het apparaat. Gebruik een wattenstaafje om vuil, stof of ander materiaal van de flitser te verwijderen. Zo kunt u oververhitting en schade aan het apparaat voorkomen.

• Verwijder de batterij en sla deze op wanneer u de camera niet gebruikt.

Als de batterij in de camera wordt gelaten, kan deze gaan lekken.

• Breng voordat u de batterij weggooit, tape of ander isolatiemateriaal aan over de polen van de batterij.

Contact met andere metalen kan leiden tot brand of een explosie.

• Als de batterij is opgeladen en als u de batterijlader niet gebruikt, haalt u deze uit het stopcontact.

• Dek de batterijlader tijdens het opladen van een batterij niet af met voorwerpen zoals een stuk textiel.

Als u de lader gedurende een lange periode in het stopcontact laat, kan deze oververhit en beschadigd raken, waardoor brand kan ontstaan.

• Plaats de batterij niet in de buurt van huisdieren.

Als huisdieren op de batterij kauwen, kan dit leiden tot lekkage, oververhitting of een explosie, wat kan leiden tot brand of schade.

• Ga niet zitten terwijl u de camera in uw zak hebt.

Dit kan leiden tot storingen of schade aan het scherm.

• Let erop dat harde voorwerpen niet in contact komen met het scherm als u de camera in uw tas stopt.

• Bevestig geen harde voorwerpen aan de camera.

Dit kan leiden tot storingen of schade aan het scherm.

12

1

Aan de slag

Dit hoofdstuk beschrijft het voorbereiden van de opnamen, het maken van opnamen in de modus

A en het bekijken en wissen van de gemaakte foto's. Het laatste deel van het hoofdstuk behandelt het maken en bekijken van films en het downloaden van beelden naar een computer.

De riem bevestigen/de camera vasthouden

Bevestig de meegeleverde riem en doe deze om uw pols om te voorkomen dat de camera valt tijdens het gebruik.

Houd uw armen tegen uw lichaam gedrukt en houd de camera bij het maken van opnamen stevig aan weerszijden vast. Zorg dat uw vingers de flitser niet blokkeren.

Riem

13

De batterij opladen

Gebruik de meegeleverde oplader om de batterij op te laden. Bij aankoop is de batterij niet opgeladen. U moet deze dus eerst opladen.

Verwijder het klepje.

CB-2LV

CB-2LVE

Plaats de batterij.

Zorg dat de markering o op de batterij overeenstemt met die op de oplader en plaats dan de batterij door deze naar binnen ( ) en naar beneden ( ) te schuiven.

Laad de batterij op.

Voor CB-2LV: kantel de stekker ( ) naar buiten en steek de oplader in een stopcontact ( ).

Voor CB-2LVE: sluit het netsnoer aan op de oplader en steek het andere uiteinde in een stopcontact.

Het oplaadlampje gaat oranje branden en het opladen begint.

Als de batterij volledig is opgeladen, wordt het oplaadlampje groen. Het opladen duurt ongeveer 1 uur en 30 minuten.

Verwijder de batterij.

Haal het netsnoer van de batterijlader uit het stopcontact en verwijder de batterij door deze naar binnen ( ) en omhoog

( ) te schuiven.

Laad de batterij niet langer dan 24 uur achtereen op om de batterij te beschermen en de levensduur van de batterij te verlengen.

14

De batterij opladen

Geschat aantal opnamen

Aantal opnamen

Circa 230

Afspeeltijd

Circa 5 uur

• Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, is gebaseerd op metingen volgens de CIPA-norm (Camera & Imaging Products Association).

• Onder bepaalde omstandigheden is het aantal opnamen dat gemaakt kan worden, kleiner dan hierboven is aangegeven.

Batterij-oplaadlampje

Op het scherm verschijnt een pictogram of bericht dat de resterende lading van de batterij aangeeft.

Weergave Betekenis

Voldoende opgeladen.

Iets leger, maar nog voldoende opgeladen.

(Knippert rood) Bijna leeg. Laad de batterij op.

'Vervang \ Verwissel accu' Leeg. Laad de batterij opnieuw op.

De batterij en de oplader efficiënt gebruiken

Laad de batterij op de dag dat u deze wilt gebruiken op, of de dag daarvoor.

Opgeladen batterijen verliezen voortdurend wat van hun lading, ook als ze niet worden gebruikt.

Plaats het klepje zodanig op een geladen batterij dat de markering o zichtbaar is.

De batterij een lange tijd bewaren:

Zorg dat de batterij helemaal leeg is voordat u deze uit de camera haalt. Bevestig het klepje op de aansluitpunten en berg de batterij op. Wanneer u een niet helemaal lege batterij een lange tijd (ongeveer een jaar) niet gebruikt, kan dit de levensduur beperken of de prestaties doen afnemen.

U kunt de batterijlader ook in het buitenland gebruiken.

De lader kan worden gebruikt in gebieden met een wisselspanning van 100 – 240 V

(50/60 Hz). Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een geschikte stekkeradapter gebruiken. Gebruik in het buitenland geen elektrische transformatoren, omdat dit kan leiden tot beschadigingen.

De batterij kan plaatselijk wat opzwellen.

Dit is een normaal kenmerk van de batterij en duidt niet op een probleem.

Als de batterij echter zodanig opzwelt dat deze niet meer in de camera past, moet u contact opnemen met de helpdesk van Canon Klantenservice.

Als de batterij snel weer leeg is na het opladen, is de levensduur verstreken.

Koop dan een nieuwe batterij.

15

De interne oplaadbare lithiumbatterij recyclen

Als u uw camera afdankt, moet u eerst de interne oplaadbare lithiumbatterij verwijderen voor recycling volgens de lokale voorschriften.

Draai de schroeven van de behuizing los.

Open het klepje van de aansluitingen.

Draai de schroeven van de behuizing op de zijkanten en de onderkant los.

Verwijder de kleppen van de voor- en achterkant.

Verwijder eerst de klep van de achterkant.

Verwijder daarna de klep van de voorkant.

Raak dit gebied nooit aan!

Raak het gemarkeerde gebied nooit aan.

Dit kan leiden tot een zware elektrische schok.

Verwijder de batterij.

Verwijder nooit de camerabehuizing om een andere reden dan om de interne oplaadbare lithiumbatterij te verwijderen voor recycling, wanneer u de camera afdankt.

16

Compatibele geheugenkaarten

(afzonderlijk verkrijgbaar)

De onderstaande kaarten kunnen zonder capaciteitsbeperkingen worden gebruikt.

SD-geheugenkaarten*

SDHC-geheugenkaarten*

SDXC-geheugenkaarten

MultiMediaCards

MMCplus-geheugenkaarten

HC MMCplus-geheugenkaarten

*

Eye-Fi-kaarten

* Deze geheugenkaart voldoet aan de SD-normen. Afhankelijk van het merk werken sommige kaarten mogelijk niet goed.

Afhankelijk van de besturingssysteemversie van uw computer worden

SDXC-geheugenkaarten mogelijk zelfs niet herkend als u een kaartlezer gebruikt. Controleer van tevoren of uw besturingssysteem

SDXC-geheugenkaarten ondersteunt.

Info over Eye-Fi-kaarten

Ondersteuning van de Eye-Fi-kaartfuncties (inclusief draadloze overdracht) wordt niet gegarandeerd voor dit product. Als u een probleem hebt met een

Eye-Fi-kaart, kunt u contact opnemen met de fabrikant van de kaart.

Denk er ook aan dat u in veel landen of gebieden toestemming nodig hebt voor het gebruik van Eye-Fi-kaarten. Zonder toestemming is het gebruik van de kaart niet toegestaan. Als het niet duidelijk is of de kaart in een bepaald gebied mag worden gebruikt, neemt u contact op met de fabrikant van de kaart.

De batterij en geheugenkaart plaatsen

Plaats de meegeleverde batterij en een geheugenkaart

(afzonderlijk verkrijgbaar).

Controleer het schuifje voor schrijfbeveiliging van de kaart.

Als de geheugenkaart een schuifje voor schrijfbeveiliging heeft, kunt u geen opnamen maken als het schuifje is ingesteld op vergrendeld. Duw het schuifje omhoog totdat u een klik hoort.

17

De batterij en geheugenkaart plaatsen

Open het klepje.

Schuif het klepje naar buiten ( ) en omhoog ( ) om het te openen.

Plaats de batterij.

Duw de batterijvergrendeling in de richting van de pijl en plaats de batterij op de afgebeelde wijze totdat deze vastklikt.

Zorg dat u de batterij in de juiste richting plaatst, anders klikt deze niet goed vast.

Aansluitpunten Batterijvergrendeling

Plaats de geheugenkaart.

Plaats de geheugenkaart op de afgebeelde wijze totdat deze vastklikt.

Plaats de geheugenkaart in de juiste richting. Als u de geheugenkaart in de verkeerde richting probeert te plaatsen, kunt u de camera beschadigen.

Aansluitpunten

Sluit het klepje.

Sluit het klepje ( ) en duw het lichtjes aan terwijl u het naar binnen schuift, totdat het vastklikt ( ).

Wat als [Geheugenkaart op slot] op het scherm verschijnt?

SD-, SDHC-, SDXC-geheugenkaarten en Eye-Fi-kaarten hebben een schuifje voor schrijfbeveiliging. Als dit schuifje in de vergrendelstand staat, verschijnt op het scherm [Geheugenkaart op slot]. U kunt dan geen beelden opnemen of wissen.

18

De batterij en geheugenkaart plaatsen

De batterij en geheugenkaart verwijderen

Verwijder de batterij.

Open het klepje en duw de batterijvergrendeling in de richting van de pijl.

De batterij wipt nu omhoog.

Verwijder de geheugenkaart.

Duw de geheugenkaart naar binnen tot u een klik hoort en laat de kaart langzaam los.

De geheugenkaart wipt nu omhoog.

Aantal opnamen per geheugenkaart

Geheugenkaart

Aantal opnamen

4 GB

Circa 1231

16 GB

Circa 5042

• Deze waarden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen.

• Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, varieert al naar gelang de camerainstellingen, het onderwerp en de geheugenkaart die u gebruikt.

Wilt u kijken hoeveel opnamen u nog kunt maken?

U kunt zien hoeveel opnamen u nog kunt maken als de camera in de opnamemodus is ingesteld

(p. 25) .

Aantal opnamen dat kan worden gemaakt

19

De datum en tijd instellen

Het scherm voor datum/tijd-instellingen verschijnt wanneer de camera voor het eerst wordt ingeschakeld. Aangezien de datum en tijd die aan uw opnamen worden toegevoegd op deze instellingen worden gebaseerd, is het belangrijk dat u deze instelt.

Schakel de camera in.

Druk op de knop ON/OFF.

Het scherm Datum/Tijd verschijnt.

Stel de datum en tijd in.

Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren.

Druk op de knoppen op om een waarde in te stellen.

Voltooi de instelling.

Druk op de knop m.

Nadat u de datum en tijd hebt ingesteld, wordt het scherm Datum/Tijd gesloten.

Als u op de ON/OFF-knop drukt, wordt de camera uitgeschakeld.

Het scherm Datum/Tijd komt steeds terug

Stel de juiste datum en tijd in. Als u de datum en tijd niet goed hebt ingesteld, verschijnt het scherm Datum/Tijd elke keer als u de camera inschakelt.

Zomertijd instellen

Als u bij stap 2 selecteert en met behulp van de knoppen op de instelling

kiest, wordt de zomertijd (normale tijd plus 1 uur) ingesteld.

20

De datum en tijd instellen

Datum en tijd wijzigen

U kunt de huidige instellingen voor de datum en tijd wijzigen.

Open het menu.

Druk op de knop n.

Selecteer [Datum/Tijd].

Beweeg de zoomknop om het tabblad

3 te selecteren.

Druk op de knoppen op om [Datum/Tijd] te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

Wijzig de datum en/of de tijd.

Volg stap 2 en 3 op p. 20

om de instelling te wijzigen.

Druk op de knop n om het menu te sluiten.

Datum/tijd-batterij

De camera bevat een ingebouwde datum/tijd-batterij (reservebatterij) die de datum/tijd-instellingen ongeveer drie weken kan vasthouden nadat de andere batterij is verwijderd.

Als u een opgeladen batterij plaatst of een voedingsadapterset aansluit

(afzonderlijk verkrijgbaar,

p. 39

), kan de datum/tijd-batterij in ongeveer 4 uur worden opgeladen, zelfs als de camera niet is ingeschakeld.

Als de datum/tijd-batterij leeg is, verschijnt het scherm [Datum/Tijd] als u de camera inschakelt. Volg de stappen op

p. 20 om de datum en tijd in te stellen.

21

De taal van het scherm instellen

U kunt de taal wijzigen die op het scherm wordt weergegeven.

Selecteer de afspeelmodus.

Druk op de knop

1.

Open het instellingenscherm.

Houd de knop m ingedrukt terwijl u op de knop n drukt.

Stel de taal van het LCD-scherm in.

Druk op de knoppen opqr om een taal te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

Nadat u de taal van het LCD-scherm hebt ingesteld, wordt het instellingenscherm gesloten.

Wat als de klok verschijnt als ik op

m druk?

De klok verschijnt als er te veel tijd zit tussen het indrukken van de knop m en de knop n in stap 2. Als de klok verschijnt, drukt u op de knop m om de klok te sluiten en herhaalt u stap 2.

U kunt de taal van het LCD-scherm ook wijzigen door op n te drukken en [Taal] te selecteren op het tabblad

3.

22

Geheugenkaarten formatteren

Voordat u een nieuwe geheugenkaart of een geheugenkaart die is geformatteerd in een ander apparaat gaat gebruiken, moet u de kaart formatteren met deze camera. Door het formatteren (initialiseren) van een geheugenkaart worden alle gegevens op de kaart gewist. Aangezien u de gewiste gegevens niet kunt herstellen, moet u uiterst voorzichtig zijn als u een geheugenkaart gaat formatteren.

Voordat u een Eye-Fi-kaart (p. 179) gaat formatteren, moet u de software van

de kaart op een computer installeren.

Open het menu.

Druk op de knop n.

Selecteer [Formateren].

Beweeg de zoomknop om het tabblad

3 te selecteren.

Druk op de knoppen op om [Formateren] te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

Kies [OK].

Druk op de knoppen qr om [OK] te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

Formatteer de geheugenkaart.

Druk op de knoppen op om [OK] te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

De geheugenkaart wordt geformatteerd.

23

De ontspanknop indrukken

Voltooi het formatteren.

Als het formatteren is voltooid, verschijnt op het scherm de melding [Geheugenkaart is geformatteerd].

Druk op de knop m.

Door het formatteren van de geheugenkaart of het wissen van de gegevens op de geheugenkaart wordt alleen de bestandsbeheerinformatie op de kaart gewijzigd. Hiermee wordt niet gegarandeerd dat de volledige inhoud wordt gewist. Wees voorzichtig bij het downloaden of weggooien van een geheugenkaart. Tref voorzorgsmaatregelen, zoals het fysiek vernietigen van de kaart, wanneer u een geheugenkaart weggooit, om te voorkomen dat persoonlijke informatie wordt verspreid.

De totale capaciteit van de geheugenkaart die bij het formatteren wordt weergegeven op het scherm, kan minder zijn dan wordt aangegeven op de geheugenkaart.

Voer een Low Level Format (p. 167) van de geheugenkaart uit als de

camera niet goed werkt, als de opname-/leessnelheid van een geheugenkaart is afgenomen, als het maken van continu-opnamen langzamer gaat of als het opnemen van een film plotseling wordt afgebroken.

De ontspanknop indrukken

Druk de ontspanknop altijd eerst half in om de focus in te stellen en druk de knop daarna volledig in om de foto te maken.

Druk de knop half in

(Druk lichtjes om de focus in te stellen).

Druk lichtjes totdat u tweemaal een piepgeluid hoort en er AF-kaders verschijnen waarop de camera scherpstelt.

Druk de knop volledig in

(Druk volledig in om de foto te maken).

U hoort het geluid van de sluiter als de opname wordt gemaakt.

Beweeg de camera niet terwijl u dit geluid hoort, aangezien op dat moment de foto wordt gemaakt.

24

Foto's maken (Smart Auto)

Kan het geluid van de sluiter langer duren?

Aangezien de opnameduur afhangt van de situatie, kan het geluid van de sluiter korter of langer duren.

Als de camera of het onderwerp tijdens dit geluid beweegt, kan het opgenomen beeld onscherp zijn.

Als u de ontspanknop meteen helemaal indrukt zonder halverwege te pauzeren, is het beeld wellicht onscherp.

Foto's maken (Smart Auto)

De camera kan het onderwerp en de opnameomstandigheden bepalen, zodat u de camera automatisch de beste instellingen voor de compositie kunt laten selecteren en u alleen nog maar de foto hoeft te maken. De camera kan ook gezichten detecteren en hierop automatisch scherpstellen, waarna de kleur en helderheid optimaal worden ingesteld.

Schakel de camera in.

Druk op de knop ON/OFF.

Het opstartscherm verschijnt.

Selecteer de modus

A.

Stel de modusschakelaar in op

A.

Als u de camera op het onderwerp richt, maakt de camera geluid omdat deze de compositie bepaalt.

Het pictogram voor de ingestelde compositie wordt weergegeven rechts boven in het scherm.

De camera stelt scherp op gedetecteerde onderwerpen en geeft kaders weer rond deze onderwerpen .

25

Foto's maken (Smart Auto)

Zoombalk

AF-kader

Kies de compositie.

Als u de zoomknop naar i (telelens) duwt, zoomt u in op het onderwerp zodat dit groter lijkt. Als u de zoomknop naar j

(groothoek) duwt, zoomt u uit op het onderwerp zodat dit kleiner lijkt.

(De zoombalk, die de zoompositie aangeeft, verschijnt op het scherm.)

Stel scherp.

Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen.

Wanneer de camera scherpstelt, hoort u tweemaal een piepgeluid en verschijnen er

AF-kaders waarop de camera scherpstelt.

Als de camera op meerdere punten scherpstelt, verschijnen er meerdere

AF-kaders.

Maak de opname.

Druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken.

Het sluitergeluid klinkt terwijl het beeld wordt vastgelegd. Als er weinig licht is, wordt de flitser automatisch geactiveerd.

De foto verschijnt circa twee seconden op het scherm.

Terwijl de foto nog op het scherm staat, kunt u al op de ontspanknop drukken om een volgende foto te maken.

26

Foto's maken (Smart Auto)

Wat als...

• Wat als de kleur en helderheid van de opnamen niet worden weergegeven zoals verwacht?

Het weergegeven compositiepictogram

(p. 187) past niet bij de werkelijke

compositie. Probeer in dat geval opnamen te maken in de modus

G

(p. 83) .

• Wat als er witte en grijze kaders verschijnen wanneer u de camera op een onderwerp richt?

Er verschijnt een wit kader rond het gezicht of het onderwerp dat wordt gedetecteerd als het hoofdonderwerp. Rond de andere gedetecteerde gezichten verschijnt een grijs kader. De kaders volgen de onderwerpen binnen een bepaald bereik.

Als het onderwerp echter beweegt, verdwijnen de grijze kaders en blijft alleen het witte kader zichtbaar.

• Wat als er geen kader verschijnt rond het onderwerp dat u wilt opnemen?

Wellicht wordt het onderwerp niet gedetecteerd en verschijnen er kaders in de achtergrond. Probeer in dat geval opnamen te maken in de modus

G

(p. 83)

.

• Wat als er een blauw kader verschijnt wanneer u de ontspanknop half indrukt?

Er verschijnt een blauw kader wanneer een bewegend onderwerp wordt gedetecteerd. De scherpstelling en belichting worden voortdurend aangepast

(Servo AF).

• Wat als er een knipperende verschijnt?

Bevestig de camera op een statief, zodat de camera niet kan bewegen en daardoor het beeld onscherp maken.

• Wat als de camera geen enkel geluid maakt?

Als u op de knop p drukt terwijl u de camera inschakelt, worden alle camerageluiden uitgeschakeld. Om het geluid in te schakelen, drukt u op de knop n, selecteert u [mute] op het tabblad 3 en drukt u vervolgens op de knoppen qr om [Uit] te selecteren.

• Wat als het beeld donker is terwijl toch de flitser is gebruikt bij de opname?

Het onderwerp valt buiten het bereik van de flitser. De werkzame flitsafstand is ongeveer 30 cm – 4,0 m van het uiteinde van de lens met een maximale groothoekinstelling ( j), en ongeveer 50 cm – 2,0 m van het uiteinde van de lens met een maximale telelens ( i).

• Wat als de camera één keer piept wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt?

Het onderwerp is wellicht te dichtbij. Loop, als de camera in de maximale groothoekinstelling ( j staat, ongeveer 3 cm of meer weg van uw onderwerp en maak de opname. Loop ongeveer 50 cm of meer weg als de camera in de maximale telelensinstelling ( i) staat.

• Wat als het lampje gaat branden wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt?

Om rode ogen te corrigeren en om het scherpstellen te vergemakkelijken, kan het lampje gaan branden bij opnamen in een donkere omgeving.

• Wat als het pictogram

h knippert wanneer u een foto probeert te maken?

De flitser is aan het opladen. U kunt een foto nemen wanneer de flitser is opgeladen.

27

Beelden bekijken

Wat als er rechts boven in het scherm een pictogram verschijnt?

Het pictogram voor de ingestelde compositie wordt weergegeven rechts boven in het scherm. Zie 'Compositiepictogrammen'

(p. 187) voor meer informatie over

de pictogrammen die verschijnen.

Het onderwerp selecteren waarop u wilt scherpstellen (AF Tracking)

Nadat u op de knop o hebt gedrukt en

wordt weergegeven, richt u de camera zo dat op het onderwerp staat waarop u wilt scherpstellen. Houd de ontspanknop half ingedrukt totdat er een blauw kader wordt weergegeven waarin de scherpstelling en de belichting blijven behouden (Servo AF). Druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken.

Beelden bekijken

U kunt de foto’s die u hebt gemaakt op het scherm bekijken.

Selecteer de afspeelmodus.

Druk op de knop

1.

De laatst gemaakte opname verschijnt.

Selecteer een beeld.

Als u op de knop q drukt, doorloopt u de beelden van het nieuwste beeld naar het oudste.

Als u op de knop r drukt, doorloopt u de beelden van het oudste beeld naar het nieuwste.

Als u de knoppen qr ingedrukt houdt, worden de beelden achter elkaar weergegeven, zodat u ze snel kunt doorzoeken. Druk op de knop m om terug te keren naar de enkelvoudige

weergave (p. 118) .

Na ongeveer 1 minuut wordt de lens weer ingetrokken.

Als u nogmaals op de knop

1 drukt terwijl de lens wordt ingetrokken, wordt de camera uitgeschakeld.

Overschakelen naar de opnamemodus

Als u de ontspanknop half indrukt in de afspeelmodus, gaat de camera terug naar de opnamemodus.

28

Beelden wissen

U kunt de beelden één voor één selecteren en wissen. Gewiste beelden kunnen niet worden hersteld. Denk goed na voordat u beelden wist.

Selecteer de afspeelmodus.

Druk op de knop

1.

De laatst gemaakte opname verschijnt.

Selecteer het beeld dat u wilt wissen.

Druk op de knoppen qr om een beeld weer te geven dat u wilt wissen.

Wis het beeld.

Druk eerst op de knop m en vervolgens op de knoppen op om a te selecteren.

Druk vervolgens opnieuw op de knop m.

[Wissen?] verschijnt op het scherm.

Druk op de knoppen qr om [Wissen] te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

Het getoonde beeld wordt gewist.

Als u wilt afsluiten maar het beeld niet wilt wissen, drukt u op de knoppen qr om

[Stop] te selecteren. Daarna drukt u op de knop m.

29

Films opnemen

De camera kan automatisch alle instellingen selecteren, zodat u alleen op de filmknop hoeft te drukken om te filmen.

Als u de camera gedurende lange tijd gebruikt, kan deze warm worden.

Dit is niet het gevolg van een storing.

Selecteer de modus

A.

Stel de modusschakelaar in op

A.

Resterende tijd

30

Verstreken tijd

Kies de compositie.

Als u de zoomknop naar i duwt, zoomt u in op het onderwerp zodat dit groter lijkt.

Als u de zoomknop naar j duwt, zoomt u uit op het onderwerp zodat dit kleiner lijkt.

Maak de opname.

Druk op de filmknop.

Boven en onder in het scherm verschijnen zwarte balken. Deze gebieden kunnen worden niet opgenomen.

U hoort één pieptoon, de camera begint met de filmopname en op het scherm verschijnen [ REC] en de verstreken tijd.

Als de opname is begonnen, haalt u uw vinger van de filmknop.

Films opnemen

Als u tijdens de opname de compositie wijzigt, blijft de focus hetzelfde maar worden de helderheid en de kleurtoon automatisch aangepast.

Raak de microfoon niet aan tijdens de opname.

Gebruik tijdens de opname geen andere knoppen dan de filmknop. Het geluid van de knoppen wordt in de film opgenomen.

Microfoon

Stop de opname.

Druk opnieuw op de filmknop.

De camera geeft twee pieptonen en stopt met opnemen.

De film wordt naar de geheugenkaart weggeschreven.

De opname stopt automatisch wanneer de geheugenkaart vol is.

In- en uitzoomen tijdens de opname.

Als u tijdens de opname op de zoomknop drukt, zoomt u in of uit op het onderwerp. Films die zijn gemaakt met een blauwe zoomfactor, zijn echter grof.

De bedieningsgeluiden worden opgenomen.

U kunt een film opnemen door op de filmknop te drukken, ook als de modusschakelaar in een andere stand dan

4 staat

(p. 107) .

Opnametijd

Geheugenkaart

Opnametijd

4 GB

Circa 14 min. 53 sec.

16 GB

Circa 1 uur 1 min. 0 sec.

• De opnametijden zijn gebaseerd op de standaardinstellingen.

• De maximale cliplengte is ongeveer 10 minuten.

• Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als de maximale cliplengte nog niet is bereikt. U kunt het beste SD Speed Class 6-geheugenkaarten of hoger gebruiken.

31

Films bekijken

U kunt de films die u hebt gemaakt op het scherm bekijken.

Selecteer de afspeelmodus.

Druk op de knop

1.

De laatst gemaakte opname verschijnt.

wordt weergegeven op films.

Selecteer een film.

Druk op de knoppen qr om een film te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

Speel de film af.

Druk op de knoppen op om te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

De film wordt afgespeeld.

Als u op de knop m drukt, wordt de film gepauzeerd en verschijnt het filmbedieningspaneel. Druk op de knoppen qr om (afspelen) te selecteren, en druk vervolgens op de knop m om het afspelen te hervatten.

Druk op de knoppen op om het volume aan te passen.

Na het einde van de film verschijnt .

32

Beelden downloaden naar een computer om te bekijken

Hoe kan ik films afspelen op een computer?

Installeer de meegeleverde software (p. 34)

.

Als u een film bekijkt op een computer, kunnen de kaders verdwijnen. De weergave kan schokkerig zijn en het geluid kan opeens ophouden. Dit hangt af van de computercapaciteit.

Als u de meegeleverde software gebruikt om de film weer naar de geheugenkaart te kopiëren, kunt u de film zonder problemen met de camera afspelen. Voor geavanceerd afspelen kunt u de camera aansluiten op een televisie.

Beelden downloaden naar een computer om te bekijken

U kunt de meegeleverde software gebruiken om uw camerabeelden naar een computer te downloaden en te bekijken. Als u al software gebruikt die bij een andere compacte digitale camera van Canon was meegeleverd, installeert u de software van de meegeleverde cd-rom, zodat de huidige installatie wordt overschreven.

Systeemvereisten

Windows

Besturingssysteem

Computermodel

CPU

RAM

Interface

Vrije ruimte op de vaste schijf

Windows 7

Windows Vista Service Pack 1 en 2

Windows XP Service Pack 3

Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn geïnstalleerd op computers met ingebouwde USB-poorten.

Pentium 1,3 GHz of hoger (foto's), Core2 Duo 2,6 GHz of hoger

(films)

Windows 7 (64 -bits): 2 GB of meer

Windows 7 (32 -bits), Windows Vista (64 -bits, 32 -bits):

1 GB of meer (foto's), 2 GB of meer (films)

Windows XP: 512 MB of meer (foto's), 2 GB of meer (films)

USB

ZoomBrowser EX: 200 MB of meer

CameraWindow: 150 MB of meer*

Filmuploader voor YouTube: 30 MB of meer

PhotoStitch: 40 MB of meer

1.024 x 768 pixels of hoger Weergave

* Voor Windows XP moet Microsoft .NET Framework 3.0 of hoger (max. 500 MB) zijn geïnstalleerd. De installatie kan enige tijd duren, afhankelijk van de capaciteit van de computer.

33

Beelden downloaden naar een computer om te bekijken

Macintosh

Besturingssysteem

Mac OS X (v10.5 – v10.6)

Computermodel Het bovenstaande besturingssysteem moet vooraf zijn geïnstalleerd op computers met ingebouwde USB-poorten.

CPU

RAM

Intel Processor (foto's), Core 2 Duo 2.6 GHz of hoger (films)

Mac OS X v10.6: 1 GB of meer (foto's), 2 GB of meer (films)

Mac OS X v10.5: 512 MB of meer (foto's), 2 GB of meer (films)

Interface

Vrije ruimte op de vaste schijf

Weergave

USB

ImageBrowser: 250 MB of meer

CameraWindow: 150 MB of meer

Filmuploader voor YouTube: 30 MB of meer

PhotoStitch: 50 MB of meer

1.024 x 768 pixels of hoger

Voorbereidingen

In de volgende beschrijvingen worden Windows Vista en Mac OS X (v10.5) gebruikt.

Installeer de software.

Windows

Plaats de cd in het cd-romstation van de computer.

Plaats de meegeleverde cd-rom

(Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk)

(p. 2) in het cd-romstation van

de computer.

Start de installatie.

Klik op [Easy Installation/Eenvoudige installatie] en volg de instructies -op het scherm om verder te gaan met de installatie.

Als het scherm [User Account Control/

Beheer gebruikersaccount] wordt weergegeven, volgt u de instructies op het scherm om verder te gaan.

34

Beelden downloaden naar een computer om te bekijken

Als de installatie is voltooid, klikt u op

[Restart/Opnieuw starten] of [Finish/

Voltooien].

Verwijder de cd-rom.

Verwijder de cd-rom wanneer uw bureaubladscherm verschijnt.

Macintosh

Plaats de cd in het cd-romstation van de computer.

Plaats de meegeleverde cd-rom

(Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk) (p. 2)

in het cd-romstation van de computer.

Start de installatie.

Dubbelklik op op de cd.

Klik op [Install/Installeren] en volg de instructies op het scherm om verder te gaan met de installatie.

Sluit de camera aan op de computer.

Schakel de camera uit.

Open het klepje en steek de kleinste stekker van de meegeleverde interfacekabel

(p. 2)

stevig in de aansluiting van de camera in de aangegeven richting.

Steek de grote stekker van de interfacekabel in de computer. Raadpleeg de handleiding van de computer voor meer informatie over de aansluiting.

Schakel de camera in.

Druk op

1 om de camera aan te zetten.

35

Beelden downloaden naar een computer om te bekijken

Open CameraWindow.

Windows

Klik op [Downloads Images From Canon

Camera using Canon CameraWindow/

Beelden van Canon-camera via Canon

CameraWindow downloaden].

CameraWindow verschijnt.

Als CameraWindow niet verschijnt, klikt u op het menu [Start] en selecteert u

[All Programs/Alle programma's], gevolgd door [Canon Utilities], [CameraWindow] en [CameraWindow].

Macintosh

Wanneer er een verbinding tot stand is gebracht tussen de camera en de computer, wordt CameraWindow weergegeven.

Als CameraWindow niet verschijnt, klikt u op het pictogram CameraWindow in de taakbalk onder aan het bureaublad.

Voor Windows 7 volgt u de onderstaande stappen om CameraWindow weer te geven.

Klik op op de taakbalk.

In het scherm dat verschijnt, klikt u op de koppeling om het programma te wijzigen.

Kies [Downloads Images From Canon Camera using Canon

CameraWindow/Beelden van Canon-camera via Canon

CameraWindow downloaden] en klik op [OK].

Dubbelklik op .

36

Beelden downloaden naar een computer om te bekijken

Beelden downloaden en bekijken

Klik op [Import Images from Camera/

Beelden importeren van camera] en vervolgens op [Import Untransferred

Images/Niet-overgedragen beelden importeren].

Alle beelden die nog niet zijn overgedragen, worden nu naar de computer overgedragen. Overgedragen beelden worden gesorteerd op datum en opgeslagen in afzonderlijke submappen in de map Afbeeldingen.

Sluit CameraWindow wanneer de beeldoverdracht voltooid is.

Schakel de camera uit en verwijder de kabel.

Raadpleeg de Softwarehandleiding voor meer informatie over het bekijken van beelden op een computer.

U kunt uw camerabeelden zelfs zonder de beeldoverdrachtfunctie downloaden door uw camera eenvoudigweg aan te sluiten op de computer.

Hierbij gelden echter de volgende beperkingen:

Nadat u de camera hebt aangesloten op de computer, kan het enkele minuten duren voordat u beelden kunt downloaden.

Beelden die in verticale richting zijn opgenomen, worden mogelijk in horizontale richting gedownload.

Beveiligingsinstellingen voor beelden kunnen verloren gaan bij het downloaden naar een computer.

Er kunnen problemen ontstaan bij het downloaden van beelden of beeldgegevens, afhankelijk van de versie van het gebruikte besturingssysteem, de bestandsgrootte of de gebruikte software.

Mogelijk zijn ook enkele functies in de meegeleverde software niet beschikbaar, zoals het bewerken van films en beeldoverdracht naar de camera.

37

Accessoires

Meegeleverd bij de camera

Polsriem

WS-DC11

Batterij NB-4L met kapje*

AV-kabel AVC-DC400*

Interfacekabel

IFC-400PCU*

Batterijlader

CB-2LV/CB-2LVE*

Cd DIGITAL CAMERA

Solution Disk

*Ook afzonderlijk verkrijgbaar.

Geheugenkaart USB-kaartlezer

Windows/

Macintosh

Canon PictBridge-compatibele printers

38

TV

HDMI-kabel HTC-100

High-Definition TV

Afzonderlijk verkrijgbare accessoires

De volgende camera-accessoires worden apart verkocht. Sommige accessoires worden niet verkocht of zijn niet meer verkrijgbaar in sommige regio's.

Voedingen

Batterijlader CB-2LV/CB-2LVE

Een oplader om de batterij NB-4L op te laden.

Batterij NB-4L

Oplaadbare lithium-ionbatterij.

Voedingsadapterset ACK-DC60

Met deze set kunt u de camera aansluiten op een gewoon stopcontact. Dit wordt aanbevolen wanneer u de camera gedurende langere tijd wilt gebruiken of wanneer u de camera aansluit op een computer of printer. U kunt op deze manier niet de batterij in de camera opladen.

U kunt ook de voedingsadapterset ACK-DC10 gebruiken.

Accessoires gebruiken in het buitenland

De batterijlader en de voedingsadapterset kunnen worden gebruikt in gebieden met een wisselspanning van 100 – 240 V (50/60 Hz).

Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een geschikte stekkeradapter gebruiken. Gebruik in het buitenland geen elektrische transformatoren, omdat dit kan leiden tot beschadigingen.

VOORZICHTIG

ONTPLOFFINGSGEVAAR ALS DE BATTERIJEN WORDEN VERVANGEN DOOR

EEN ONJUIST TYPE. HOUD U BIJ HET WEGGOOIEN VAN GEBRUIKTE

BATTERIJEN AAN DE LOKALE VOORSCHRIFTEN HIERVOOR.

Flitser

Krachtige flitser HF-DC1

Met deze losse flitser kunt u fotoonderwerpen vastleggen die te ver weg zijn om door de ingebouwde flitser te worden belicht.

39

Afzonderlijk verkrijgbare accessoires

Overige accessoires

HDMI-kabel HTC-100

Gebruik deze kabel om de camera aan te sluiten op de HDMI een hdtv.

-aansluiting van

Waterdichte behuizing WP-DC39

Gebruik deze behuizing voor het maken van foto’s onder water tot op een diepte van

40 meter, voor het maken van foto's in de regen, op het strand en op skipistes.

Waterdichte behuizing WP-DC310L

Gebruik deze behuizing voor het maken van foto’s onder water tot op een diepte van

3 meter, voor het maken van foto's in de regen, op het strand en op skipistes.

Printers

SELPHY-serie

Canon PictBridge-compatibele printers

Als u uw camera aansluit op een Canon

PictBridge-compatibele printer, kunt u uw beelden afdrukken zonder een computer te gebruiken.

Ga voor meer informatie naar een winkel bij u in de buurt waar Canon-producten worden verkocht.

Inkjetprinters

Gebruik van Canon-accessoires wordt aanbevolen.

Dit product is ontworpen om een uitstekende prestatie neer te zetten wanneer het wordt gebruikt in combinatie met accessoires van het merk Canon. Canon is niet aansprakelijk voor eventuele schade aan dit product en/of ongelukken zoals brand, enzovoort, die worden veroorzaakt door de slechte werking van accessoires van een ander merk

(bijvoorbeeld lekkage en/of explosie van een batterij). Houd er rekening mee dat deze garantie niet van toepassing is op reparaties die voortvloeien uit een slechte werking van accessoires die niet door Canon zijn vervaardigd, hoewel u dergelijke reparaties wel tegen betaling kunt laten uitvoeren.

40

2

Meer informatie

Dit hoofdstuk beschrijft de onderdelen van de camera en de informatie op het scherm, evenals instructies voor het basisgebruik.

41

Overzicht van de onderdelen

Microfoon

(p. 31)

Lens

Luidspreker

Zoomknop

Opnamen maken: i (telelens) / j (groothoek)

(pp. 26 ,

30

,

55)

Afspelen: k (vergroten) / g (index)

(pp. 118

,

125)

Ontspanknop (p. 24)

ON/OFF-knop

(p. 20)

Modusschakelaar

Lampje (pp. 58 ,

77

, 173)

Flitser (pp. 54

,

85)

Aansluiting statief

Klepje gelijkstroomkoppeling

Geheugenkaartsleuf / batterijklepje

(p. 17)

Modusschakelaar

Met de modusschakelaar wijzigt u de opnamemodus.

U kunt de camera instellingen laten selecteren voor

volledig automatische opnamen (p. 25)

.

U kunt opnamen maken met de beste instellingen voor de compositie

(p. 64) of u kunt zelf instellingen kiezen om

diverse soorten foto's te maken

(pp. 53 ,

83)

.

42

Overzicht van de onderdelen

Scherm (LCD-monitor)

(pp. 44 ,

186

,

188)

Filmknop

(pp. 30 ,

107)

A/V OUT (audio/video-uitgang)- /

DIGITAL-aansluiting

(pp. 35

, 130 ,

152)

HDMI-aansluiting

(p. 131)

Riembevestigingspunt

(p. 13)

b (belichtingscompensatie)

(p. 85) /

o-knop

e (macro)

(p. 94)

/ q-knop

m FUNC./SET-knop

(p. 46)

h (Flitser)

(pp. 85 ,

103) /

r-knop l (weergaveknop)

(p. 44) /

p-knop

Lampje

(p. 45)

1 (afspeelknop)

(pp. 28

, 117)

n-knop

(p. 47)

43

Schermweergave

Heen en weer schakelen tussen weergaven

U kunt de schermweergave wijzigen met de knop

p. Zie p. 186 voor details

over de informatie die op het scherm verschijnt.

Opnamen maken

Afspelen

Informatieweergave Geen informatieweergave

Geen informatieweergave

Korte informatieweergave

Uitgebreide informatieweergave

Focuscontroleweergave

(p. 124)

U kunt ook schakelen tussen weergaven door meteen na de opname op de knop p te drukken terwijl het beeld wordt weergegeven. De korte informatieweergave is echter niet beschikbaar. U kunt de weergave die als eerste verschijnt, wijzigen door op de knop n te drukken en dan

[terugkijken] te kiezen op het tabblad

4

(p. 174) .

44

Lampje

Schermweergave in donkere opnameomstandigheden

Als u in een donkere omgeving opnamen maakt, wordt het LCD-scherm automatisch helder zodat u de compositie kunt controleren

(nachtschermfunctie). De helderheid van de opname op het scherm en de helderheid van het daadwerkelijk vastgelegde beeld kunnen echter verschillend zijn. Er kan schermruis ontstaan en de bewegingen van het onderwerp zijn wellicht wat hoekig op het LCD-scherm. Dit heeft geen invloed op het opgenomen beeld.

Overbelichtingswaarschuwing tijdens afspelen

In de Uitgebreide informatieweergave (p. 44) knipperen de overbelichte

gedeelten van het beeld op het scherm.

Histogram tijdens afspelen

Donker

Helder

Hoog

Laag

De grafiek die verschijnt in de Uitgebreide

informatieweergave (p. 188)

wordt histogram genoemd. Het histogram toont de distributie van de helderheid van een beeld in horizontale richting en de sterkte van de helderheid in verticale richting.

Als de grafiek meer naar rechts staat, is de opname helder. Staat de grafiek meer naar links, dan is de opname donker. Op deze manier kunt u de belichting beoordelen.

Lampje

Het lampje aan de achterkant van de camera

(p. 43)

brandt of knippert afhankelijk van de status van de camera.

Kleur

Groen

Status

Brandt

Knippert

Bedieningsstatus

Aangesloten op een computer

(p. 35)

/Display uit (p. 171)

Bij het opstarten van de camera, bij opnemen/lezen/ overdragen van gegevens, tijdens opnamen met lange

sluitertijd (p. 79)

Als het lampje groen knippert, mag u de stroom niet uitschakelen, het klepje van de geheugenkaartsleuf/batterijhouder openen, of de camera schudden of aanstoten. Deze acties kunnen de gegevens beschadigen of storingen veroorzaken in de camera of de geheugenkaart.

45

Menu FUNC. – Basishandelingen

Met het menu FUNC. kunt u algemene opnamefuncties instellen.

De menu-items en -opties zijn afhankelijk van de opnamemodus

of afspeelmodus (pp. 190

197)

.

Open het menu FUNC.

Druk op de knop m.

Beschikbare opties

Menu-items

Selecteer een menu-item.

Druk op de knoppen op om een menuitem te selecteren en druk vervolgens op de knop m of de knop r.

Als u bepaalde menu-items kiest, worden er op het scherm vervolgopties weergegeven.

Selecteer een optie.

Druk op de knoppen op om een optie te selecteren.

U kunt ook instellingen selecteren door op de knop n te drukken bij opties waarbij wordt weergegeven.

Druk op de knop q om terug te gaan naar de menu-items.

Voltooi de instelling.

Druk op de knop m.

Het opnamescherm keert terug en u ziet de geselecteerde instelling op het

LCD-scherm.

46

MENU – Basishandelingen

U kunt allerlei functies instellen via de menu's. De menu-items zijn geordend in tabbladen, zoals een tabblad voor opnamen maken (

4) en voor afspelen

(

1). De menuopties zijn afhankelijk van de opnamemodus en de afspeelmodus

(pp. 196 –

199) .

Open het menu.

Druk op de knop n.

Selecteer een tabblad.

Beweeg de zoomknop of druk op de knopppen qr om een tabblad te selecteren.

Kies een item.

Druk op de knoppen op om een item te kiezen.

Bij sommige items moet u op de knop m of r drukken om een submenu te openen waarin u de instelling kunt wijzigen.

Selecteer een optie.

Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren.

Voltooi de instelling.

Druk op de knop n om terug te keren naar het normale scherm.

47

De geluidsinstellingen wijzigen

U kunt de camerageluiden uitschakelen of het volume ervan aanpassen.

Geluiden dempen

Open het menu.

Druk op de knop n.

Selecteer [mute].

Beweeg de zoomknop om het tabblad

3 te selecteren.

Druk op de knoppen op om [mute] te selecteren en druk vervolgens op de knoppen qr om [Aan] te selecteren.

Druk op de knop n om terug te keren naar het normale scherm.

U kunt de camerageluiden ook dempen door de knop p ingedrukt te houden terwijl u de camera inschakelt.

Als u de camerageluiden dempt, wordt het geluid ook gedempt als u films

afspeelt (p. 32) . Drukt u op de knop

o bij het afspelen van een film, dan wordt het geluid afgespeeld en kunt u het volume regelen met de knoppen op.

48

De geluidsinstellingen wijzigen

Het volume aanpassen

Open het menu.

Druk op de knop n.

Selecteer [Volume].

Beweeg de zoomknop om het tabblad

3 te selecteren.

Druk op de knoppen op om [Volume] te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

Pas het volume aan.

Druk op de knoppen op om een item te selecteren en druk vervolgens op de knoppen qr om het volume aan te passen.

Druk tweemaal op de knop n om terug te keren naar het normale scherm.

49

De helderheid van het scherm aanpassen

U kunt de helderheid van het scherm op twee manieren aanpassen.

Via het menu

Open het menu.

Druk op de knop n.

Selecteer [LCD Helderheid].

Beweeg de zoomknop om het tabblad

3 te selecteren.

Druk op de knoppen op om

[LCD Helderheid] te selecteren.

Pas de helderheid aan.

Druk op de knoppen qr om de helderheid aan te passen.

Druk tweemaal op de knop n om terug te keren naar het normale scherm.

Via de knop p

Druk langer dan één seconde op de knop p.

Het scherm krijgt de maximale helderheid, ongeacht de instelling op het tabblad

3.

Druk nogmaals langer dan één seconde op de knop p om de oorspronkelijke helderheid van het scherm te herstellen.

De volgende keer dat u de camera inschakelt, heeft het LCD-scherm de helderheid die is geselecteerd op het tabblad

3.

Als u de helderheid op maximaal hebt ingesteld op het tabblad

3, kunt u de helderheid niet wijzigen met de knop p.

50

De standaardinstellingen van de camera herstellen

Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u de standaardinstellingen van de camera herstellen.

Open het menu.

Druk op de knop n.

Selecteer [Reset alle].

Beweeg de zoomknop om het tabblad

3 te selecteren.

Druk op de knoppen op om [Reset alle] te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

Herstel de instellingen.

Druk op de knoppen qr om [OK] te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

De standaardinstellingen van de camera worden hersteld.

Zijn er functies die niet kunnen worden hersteld?

[Datum/Tijd] (p. 21)

, [Taal]

(p. 22)

, [Video Systeem] (p. 130) , [Tijdzone]

(p. 171)

en het geregistreerde beeld voor [opstart scherm]

(p. 168) op het tabblad

3.

De vastgelegde gegevens voor een aangepaste witbalans (p. 86)

.

De kleuren die zijn geselecteerd bij Kleur Accent

(p. 71)

of Kleur Wissel

(p. 72)

.

De opnamemodi die zijn ingesteld terwijl de modusschakelaar was ingesteld op

4

(pp. 63 ,

107) .

51

De functie spaarstand (Automatisch Uit)

Om de batterij te sparen worden het scherm en de camera automatisch uitgeschakeld als er gedurende een bepaalde tijd geen gebruik van is gemaakt.

Spaarstand tijdens opnamen maken

Het scherm wordt uitgeschakeld nadat de camera ongeveer 1 minuut lang niet is gebruikt. Na ongeveer 2 minuten wordt de lens ingetrokken en de camera uitgeschakeld. Als het scherm is uitgeschakeld maar de lens nog niet

is ingetrokken en u de ontspanknop half indrukt (p. 24) , wordt het scherm

weer ingeschakeld en kunt u weer opnamen maken.

Spaarstand tijdens afspelen

De camera wordt uitgeschakeld nadat deze ongeveer 5 minuten lang niet is gebruikt.

U kunt de spaarstandfunctie uitschakelen (p. 170) .

U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm wordt uitgeschakeld

(p. 171) .

Klokfuncties

U kunt kijken hoe laat het is.

Houd de knop m ingedrukt.

De huidige tijd verschijnt.

Als u de camera verticaal houdt wanneer u de klokfunctie gebruik, schakelt het scherm over naar verticale weergave.

Druk op de knoppen qr om de weergavekleur aan te passen.

Druk nogmaals op m om de klokweergave te annuleren.

Als de camera is uitgeschakeld, houdt u de knop m ingedrukt en drukt u op de ON/OFF-knop om de klok weer te geven.

52

3

Veelgebruikte functies voor opnamen

In dit hoofdstuk wordt het gebruik van veelgebruikte functies uitgelegd, zoals de zelfontspanner en het uitschakelen van de flitser.

In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de camera is ingesteld op de modus

A. Wanneer u opnamen maakt in een andere modus,

controleert u welke functies beschikbaar zijn in die modus (pp. 190

– 195) .

53

De flitser uitzetten

U kunt opnamen maken terwijl de flitser uit staat.

Druk op de knop

r.

Selecteer

!.

Druk op de knoppen qr om ! te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

Nadat dit is ingesteld, verschijnt

! op het scherm.

Om de flitser weer aan te zetten volgt u de bovenstaande stappen om te selecteren.

Wat als er een knipperende verschijnt?

Als u de ontspanknop half indrukt in een omgeving met weinig licht waar onscherpe opnamen waarschijnlijk lijken, verschijnt een knipperende op het scherm. Bevestig de camera op een statief zodat de camera niet kan bewegen.

54

Nader inzoomen op het onderwerp

(Digitale Zoom)

U kunt met de digitale zoomfunctie inzoomen tot maximaal 16x

(bij benadering) en zo onderwerpen vastleggen die te ver weg zijn om te vergroten met de optische zoom.

De beelden kunnen echter grof lijken (de zoomfactor wordt in het blauw

weergegeven), afhankelijk van de instelling van de resolutie (p. 61) en de

gebruikte zoomfactor.

Duw de zoomknop naar

i.

Houd de zoomknop vast totdat het zoomen stopt.

Het inzoomen stopt wanneer de grootst mogelijke zoomfactor is bereikt waarbij het beeld niet verslechtert. De zoomfactor wordt weergegeven op het scherm als u de zoomknop loslaat.

Zoomfactor

Duw de zoomknop weer naar

i.

 De digitale zoomfunctie zoomt nog verder in op het onderwerp.

De digitale zoom uitzetten

Als u de digitale zoomfunctie wilt uitzetten, drukt u op n om [Digitale Zoom] te selecteren op het tabblad

4. Daarna kiest u [Uit].

Als u de optische zoom in combinatie met de digitale zoom gebruikt, is de brandpuntafstand ongeveer 28 – 448 mm, en 28 – 112 mm als u alleen de optische zoom gebruikt (alle brandpuntafstanden zijn equivalent aan

35 mm).

55

Nader inzoomen op het onderwerp (Digitale Zoom)

Digitale Tele-converter

Een lens die u op de camera kunt bevestigen om de brandpuntsafstand te vergroten met een factor van ongeveer 1,5x of ongeveer 2,0x. Hierdoor is een snellere sluitertijd mogelijk, en is er minder kans op camerabeweging dan als u alleen de zoomfunctie (inclusief digitale zoom) gebruikt met dezelfde zoomfactor.

De beelden kunnen echter grof lijken (de zoomfactor wordt in het blauw

weergegeven), afhankelijk van de instelling van de resolutie (p. 61) van

of en de gebruikte zoomfactor.

Open het menu.

Druk op de knop n.

56

Selecteer [Digitale Zoom].

Beweeg de zoomknop om het tabblad

4 te selecteren.

Druk op de knoppen op om

[Digitale Zoom] te selecteren.

Selecteer de instelling.

Druk op de knoppen qr om een vergroting te selecteren.

Druk op n om de instelling te voltooien en terug te keren naar het opnamescherm.

Het beeld wordt vergroot en de zoomfactor verschijnt op het scherm.

Selecteer [Digitale Zoom] en de optie

[Standaard] om terug te keren naar de standaard digitale zoomfunctie.

De respectieve brandpuntafstanden bij het gebruik van [1.5x] en [2.0x] zijn ongeveer 42,0 – 168 mm en ongeveer 56,0 – 224 mm (equivalent aan 35 mm).

U kunt de Digitale Tele-converter niet samen met de digitale zoomfunctie gebruiken.

De sluitertijden zijn wellicht hetzelfde bij de maximale telelensinstelling i en als u inzoomt op het onderwerp volgens stap 2 op

p. 55 .

Datum en tijd aan de opname toevoegen

U kunt de datum en tijd van de opname toevoegen in de rechterbenedenhoek van het beeld. U kunt deze daarna echter niet meer verwijderen.

Controleer dus vooraf of de datum en tijd correct zijn ingesteld (p. 20)

.

Open het menu.

Druk op de knop n.

Selecteer [Datum stempel].

Beweeg de zoomknop om het tabblad

4 te selecteren.

Druk op de knoppen op om

[Datum stempel] te selecteren.

Selecteer de instelling.

Druk op de knoppen qr om [Datum] of [Datum & Tijd] te selecteren.

Druk op n om de instelling te voltooien en terug te keren naar het opnamescherm.

Na de instelling verschijnt [DATUM] op het scherm.

Maak de opname.

De datum of tijd van de opname wordt weergegeven in de rechterbenedenhoek van het beeld.

Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke instelling, selecteert u [Uit] bij stap 3.

57

De zelfontspanner gebruiken

U kunt op de volgende wijze de opnamedatum toevoegen aan en afdrukken op beelden zonder toegevoegde datum en tijd. Als u dit echter doet bij beelden met een toegevoegde datum en tijd, kunnen de datum en tijd tweemaal worden afgedrukt.

Gebruik de DPOF-afdrukinstellingen (p. 159)

om af te drukken.

• Gebruik de meegeleverde software om af te drukken.

Raadpleeg de Softwarehandleiding voor gedetailleerde informatie.

• Gebruik de printerfuncties

(p. 151) om af te drukken.

De zelfontspanner gebruiken

De zelfontspanner kan worden gebruikt om een groepsfoto te maken waar de fotograaf zelf ook op staat. De camera maakt de foto ongeveer 10 seconden nadat de ontspanknop is ingedrukt.

Selecteer

Ò.

Druk eerst op de knop m en vervolgens op de knoppen op om te selecteren.

Druk vervolgens opnieuw op de knop m.

Druk op de knoppen op om Ò te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

Na het instellen verschijnt

Ò op het scherm.

Maak de opname.

Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen op het onderwerp en druk de knop daarna volledig in.

Als de zelfontspanner start, knippert het lampje en hoort u het geluid van de zelfontspanner.

Twee seconden voordat de sluiter wordt ontgrendeld, versnellen het geknipper en het geluid (het lampje blijft branden terwijl er wordt geflitst).

58

De zelfontspanner gebruiken

Om het maken van opnamen met de zelfontspanner te annuleren nadat het aftellen al is begonnen, drukt u op de knop n.

Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke instelling, selecteert u in stap 1 op

p. 58 .

U kunt de vertraging en het aantal gemaakte opnamen wijzigen

(p. 59)

.

Camerabeweging vermijden met de zelfontspanner

De camera maakt een opname ongeveer twee seconden nadat de ontspanknop is ingedrukt. Hiermee vermijdt u dat de camera beweegt wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt.

Selecteer

Î.

Volg stap 1 op p. 58

om

Î te selecteren.

Nadat u de items hebt ingesteld, verschijnt

Î op het scherm.

Volg stap 2 op p. 58

om de opname te maken.

De zelfontspanner aanpassen

U kunt de vertraging (0 – 30 seconden) en het aantal opnamen

(1 – 10 opnamen) instellen.

Selecteer

$.

Druk eerst op de knop m en vervolgens op de knoppen op om te selecteren.

Druk vervolgens opnieuw op de knop m.

Druk op de knoppen op om $ te selecteren en druk vervolgens op de knop n.

59

De zelfontspanner gebruiken

Selecteer de instellingen.

Druk op de knoppen op om [Vertraging] of [Foto's] te selecteren.

Druk op de knoppen qr om een waarde te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

Volg stap 2 op p. 58

om de opname te maken.

Wat als het aantal beelden is ingesteld op twee of meer?

De instellingen voor belichting en witbalans worden bij de eerste opname gemaakt.

Als de flitser wordt geactiveerd of als u een groot aantal opnamen instelt, kunnen de tussenpozen tussen de opnamen langer worden.

Als de geheugenkaart vol raakt, stopt de camera automatisch met opnemen.

Als u een vertraging van meer dan twee seconden instelt, versnellen het lampje en het zelfontspannergeluid twee seconden voordat de sluiter wordt ontgrendeld (het lampje blijft branden indien er wordt geflitst).

60

De resolutie wijzigen (beeldgrootte)

U kunt kiezen uit vijf instellingen voor de resolutie.

Selecteer de resolutie-instelling.

Druk eerst op de knop m en vervolgens op de knoppen op om te selecteren.

Druk vervolgens opnieuw op de knop m.

Selecteer een optie.

Druk op de knoppen op om een optie te selecteren en druk op de knop m.

De instelling verschijnt op het scherm.

Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke instelling, selecteert u in de stappen 1 – 2.

De compressieverhouding wijzigen

(beeldkwaliteit)

U kunt een van de volgende twee niveaus voor de compressieverhouding

(beeldkwaliteit) selecteren: (Fijn), (Normaal).

Selecteer de compressieverhouding.

Druk eerst op de knop m en vervolgens op de knoppen op om te selecteren.

Druk vervolgens opnieuw op de knop m.

Selecteer een optie.

Druk op de knoppen op om een optie te selecteren en druk op de knop m.

De instelling verschijnt op het scherm.

Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke instelling,selecteert u in de stappen 1 – 2.

61

De compressieverhouding wijzigen (beeldkwaliteit)

Waarden voor resolutie en compressieverhouding

(bij benadering) (voor een verhouding van 4:3)

Resolutie

(Groot)

12M/4000x3000

(Medium 1)

6M/2816x2112

(Medium 2)

2M/1600x1200

(Klein)

0.3M/640x480

Compressieverhouding

Gegevensgrootte van 1 opname

(geschat aantal kB)

3.084

1.474

1.620

780

558

278

150

84

Aantal opnamen per geheugenkaart

(bij benadering)

4 GB

1231

2514

2320

4641

6352

12069

20116

30174

16 GB

5042

10295

9503

19007

26010

49420

82367

123550

• De tabelwaarden zijn gemeten volgens de normen van Canon en kunnen variëren naargelang het onderwerp, de geheugenkaart en de camera-instellingen.

• De waarden in de tabel zijn gebaseerd op een verhouding van 4:3. Als u de verhouding

wijzigt (p. 90)

, kunnen er meer opnamen worden gemaakt omdat de gegevensgrootte per opname kleiner is dan bij opnamen van 4:3. Aangezien opnamen van 16:9 echter een instelling van 1920 x 1080 pixels hebben, wordt de gegevensgrootte hiervan hoger dan opnamen van 4:3.

Geschatte waarden voor het papierformaat (voor een verhouding van 4:3)

A2 (420 x 594 mm)

Voor het verzenden van foto’s als e-mailbijlage.

A3 – A5 (297 x 420 –

148 x 210 mm)

130 x 180 mm

Briefkaartformaat

90 x 130 mm

62

4

Effecten toevoegen en opnamen maken in diverse omstandigheden

In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u effecten toevoegt en opnamen maakt in diverse omstandigheden.

63

Opnamen maken in diverse omstandigheden

Als u de juiste modus kiest, selecteert de camera automatisch de benodigde instellingen voor het soort opname dat u wilt maken.

Stel de camera in op de modus

4.

Stel de modusschakelaar in op

4.

Kies een opnamemodus.

Druk eerst op de knop m en vervolgens op de knoppen op om G te selecteren.

Druk vervolgens opnieuw op de knop m.

Druk op de knoppen op om de gewenste modus te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

Maak de opname.

I Portretten fotograferen (Portret)

Hiermee krijgt u een zacht effect wanneer u mensen fotografeert.

V Foto’s maken van kinderen of

dieren (Kinderen & dieren)

Hiermee kunt u foto's maken van bewegende onderwerpen, zoals kinderen en dieren, zodat u geen enkel leuk moment hoeft te missen.

Loop ongeveer 1 meter of meer weg van uw onderwerp en maak de opname.

64

Opnamen maken in diverse omstandigheden

Opnamen bij nacht zonder statief maken (Nachtscene handm)

Hiermee kunt u mooie foto's maken van nachtelijke stadsgezichten door het combineren van verschillende continuopnamen om camerabewegingen en ruis te verminderen.

Bij gebruik van een statief maakt u opnamen in de modus

A

(p. 25) .

Opnamen maken bij weinig licht

(Donkere omgeving)

Hiermee kunt u opnamen maken in een donkere omgeving, met gereduceerde camerabewegingen en onscherpe weergave.

w Strandfoto's maken (Strand)

Hiermee maakt u foto's van helder belichte mensen op zandstranden waarop het zonlicht sterk wordt gereflecteerd.

S Onderwateropnamen maken

(Onderwater)

In combinatie met de waterdichte behuizing WP-DC (afzonderlijk verkrijgbaar)

(p. 40)

maakt u in deze modus foto's met natuurlijke kleuren van onderwaterleven en -landschappen.

U kunt de witbalans handmatig aanpassen

(p. 87) .

OFoto's maken van flora (Flora)

Hiermee kunt u bomen en gebladerte

(bijvoorbeeld nieuw blad, herfstbladeren of bloesem) in levendige kleuren vastleggen.

65

Opnamen maken in diverse omstandigheden

P Mensen in de sneeuw fotograferen

(Sneeuw)

Hiermee maakt u heldere foto's met natuurlijke kleuren van mensen tegen een besneeuwde achtergrond. t Foto's maken van vuurwerk

(Vuurwerk)

Hiermee maakt u foto's van vuurwerk in levendige kleuren.

Houd de camera in de modus stevig vast tijdens het maken van opnamen, omdat er meerdere foto’s na elkaar worden genomen.

In de modus t bevestigt u de camera op een statief zodat de camera niet kan bewegen, waardoor het beeld onscherp kan worden. Stel daarnaast de [IS modus] in op [Uit] als u opnamen maakt met een statief

(p. 175) .

In de modus wordt een resolutie ingesteld van (1984 x 1488 pixels).

In de modi

V, S kunnen de opnamen grof lijken omdat de

ISO-waarde

(p. 88) wordt verhoogd om bij de opnameomstandigheden

te passen.

Als de camera te veel beweegt bij de opnamen in de modus kunnen de foto’s, afhankelijk van de opnameomstandigheden, mogelijk niet worden gecombineerd of ontstaat wellicht niet het verwachte resultaat.

66

Automatisch korte films maken

(Filmsynopsis)

U kunt een korte film van een dag maken door alleen foto's te maken.

Elke keer als u een foto maakt, wordt de scène van vlak vóór uw foto opgenomen als een film. Alle films die op die dag zijn opgenomen, worden als één bestand opgeslagen.

Selecteer .

Volg de stappen 1 – 2 op

p. 64

om te kiezen.

Maak de opname.

Druk de ontspanknop helemaal in om een foto te maken.

Er wordt een film van ongeveer 2 – 4 sec. opgenomen vlak voordat de foto wordt gemaakt.

Wat als er geen film wordt opgenomen?

Als u een foto maakt vlak nadat u de camera hebt ingeschakeld, de modus hebt geselecteerd of de camera op een andere wijze hebt bediend, wordt er wellicht geen film opgenomen.

Films bekijken die zijn gemaakt met Filmsynopsis

U kunt de films die zijn gemaakt in de modus , selecteren om deze te bekijken

(p. 119) .

Aangezien u zowel foto's maakt als films opneemt, raakt de batterij sneller leeg dan met

A.

De beeldkwaliteit wordt ingesteld op voor films die zijn opgenomen in de modus .

In de volgende gevallen worden de films opgeslagen als afzonderlijke bestanden, ook als ze op dezelfde dag zijn opgenomen in de modus .

Zodra het clipbestand 4 GB groot is of zodra u ongeveer 1 uur lang hebt opgenomen

Als de film is beveiligd

(p. 134)

Als de Tijdzone-instelling is gewijzigd

(p. 171)

Als u een nieuwe folder hebt gemaakt

(p. 170)

Als u de camera bedient tijdens het opnemen van een film, worden de camerageluiden opgenomen in de film.

De camera maakt geen geluid, zoals bij het half indrukken van de ontspanknop en het bedienen van de knoppen of de zelfontspanner

(p. 166) .

67

Effecten toevoegen aan de opname

U kunt diverse effecten toevoegen aan uw opnamen.

Kies een opnamemodus.

Volg de stappen 1 – 2 op p. 64

om een opnamemodus te selecteren.

Maak de opname.

Aangezien u wellicht niet de verwachte resultaten krijgt bij opnamen in de modi , , , en , kunt u het best eerst enkele proefopnamen maken.

Opnamen maken in levendige kleuren (Extra levendig)

Hiermee maakt u foto's in levendige, intense kleuren.

Foto's maken met poster-effect

(Poster-effect)

Hiermee kunt u foto's maken die lijken op oude posters of illustraties.

68

Effecten toevoegen aan de opname

Opnamen maken met het effect van een visooglens (Fisheye-effect)

U kunt opnamen maken met het vervormende effect van een visooglens.

Kies .

Volg stap 1–2 op

p. 64 om

te selecteren.

Kies een effectniveau.

Druk langer dan één seconde op de knop n.

[Effectniveau] verschijnt op het scherm.

Druk op de knoppen qr om een effectniveau te selecteren en druk vervolgens op de knop n.

U kunt het effect op het scherm controleren.

Maak de opname.

69

Effecten toevoegen aan de opname

Opnamen maken die lijken op een miniatuurmodel (Miniatuureffect)

De boven- en onderkant van het beeld worden onscherp, zodat u het effect van een miniatuurmodel krijgt.

Kies .

Volg stap 1–2 op

p. 64 om

te selecteren.

Op het scherm verschijnt een wit kader rondom het gebied dat scherp blijft.

Kies het gebied waarop u wilt scherpstellen.

Druk langer dan één seconde op de knop n.

Beweeg de zoomknop om de grootte van het kader te wijzigen en druk op de knoppen op om de kaderpositie te wijzigen. Druk vervolgens op de knop n.

Maak de opname.

Als u bij stap 2 op de knoppen qr drukt, schakelt u naar de verticale richting van het kader en kunt u het gebied waarop u wilt scherpstellen wijzigen door nogmaals op de knoppen qr te drukken. Druk op de knoppen op om het kader weer in de horizontale richting te zetten.

Houd de camera verticaal om de richting van het kader te wijzigen.

Vergeet niet een afspeelsnelheid in te stellen voordat u een film opneemt

met het miniatuureffect (p. 109)

.

70

Effecten toevoegen aan de opname

De kleur wijzigen en opnamen maken

U kunt uw foto's een speciale sfeer geven wanneer u de opname maakt.

Afhankelijk van de omstandigheden kan het beeld echter enigszins grof worden of kunnen de kleuren er anders uitzien dan verwacht.

Kleur Accent

U kunt ervoor kiezen om één kleur te behouden en de rest van de compositie te wijzigen in zwart-wit.

Opgenomen kleur

Selecteer

T.

Volg stap 1–2 op

p. 64 om

T te selecteren.

Druk langer dan één seconde op de knop

n.

Het ongewijzigde beeld en het beeld met

Kleur Accent worden afwisselend weergegeven.

De standaardinstelling voor de accentkleur is groen.

Geef de kleur op.

Plaats het middelste kader zo dat het is gevuld met de gewenste kleur.

Druk vervolgens op de knop q.

 De opgegeven kleur wordt opgenomen.

Geef het kleurengamma op.

Druk op de knoppen op om het gewenste kleurengamma te wijzigen.

Selecteer een negatieve waarde om het kleurengamma te beperken. Selecteer een positieve waarde om het kleurengamma uit te breiden met gelijksoortige kleuren.

Druk op n om de instelling te voltooien en terug te keren naar het opnamescherm.

Als u in deze modus de flitser gebruikt, kan dat onverwachte resultaten opleveren.

71

Effecten toevoegen aan de opname

Kleur wisselen

Bij het vastleggen van een opname kunt u een kleur in het beeld vervangen door een andere kleur. U kunt slechts één kleur wisselen.

Selecteer

Y.

Volg stap 1–2 op

p. 64

om

Y te selecteren.

Druk langer dan één seconde op de knop

n.

 Het ongewijzigde beeld en het beeld met de gewisselde kleur worden afwisselend weergegeven.

Standaard wordt groen omgezet in grijs.

Geef de kleur op die u wilt wisselen.

Plaats het middelste kader zo dat het is gevuld met de gewenste kleur.

Druk vervolgens op de knop q.

De opgegeven kleur wordt opgenomen.

Geef de doelkleur op.

Plaats het middelste kader zo dat het is gevuld met de gewenste kleur.

Druk vervolgens op de knop r.

De opgegeven kleur wordt opgenomen.

72

Effecten toevoegen aan de opname

Geef het kleurengamma op dat u wilt wisselen.

Druk op de knoppen op om het te wijzigen kleurengamma aan te passen.

Selecteer een negatieve waarde om het kleurengamma te beperken. Selecteer een positieve waarde om het kleurengamma uit te breiden met gelijksoortige kleuren.

Druk op n om de instelling te voltooien en terug te keren naar het opnamescherm.

Als u in deze modus de flitser gebruikt, kan dat onverwachte resultaten opleveren.

In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken.

Opnamen maken in Monochroom

U kunt opnamen maken in zwart-wit, sepia of blauw-wit.

Selecteer .

Volg de stappen 1 – 2 op p. 64

om te kiezen.

Selecteer een kleurtoon.

Druk langer dan één seconde op de knop n.

[Kleurtoon] verschijnt op het scherm.

Druk op de knoppen qr om een effect te selecteren en druk vervolgens op de knop n.

U kunt de kleurtoon op het scherm controleren.

Maak de opname.

Zwart/wit

Sepia

Blauw

Voor opnamen in zwart-wit.

Voor opnamen met sepiatonen.

Voor opnamen in blauw-wit.

73

Effecten toevoegen aan de opname

Opnamen maken met een speels effect

(Speels effect)

Met dit effect worden de hoeken van het beeld donkerder en onscherper en wordt de kleur gewijzigd zodat het lijkt alsof de foto is gemaakt met een speelgoedcamera.

Selecteer .

Volg de stappen 1 – 2 op p. 64

om te kiezen.

Selecteer een kleurtoon.

Druk langer dan één seconde op de knop n.

Druk op de knoppen qr om een effect te selecteren en druk vervolgens op de knop n.

U kunt de kleur op het scherm controleren.

Maak de opname.

Standaard

De beelden lijken gemaakt met een speelgoedcamera.

Warm

Beelden hebben een warmere toon dan met [Standaard].

Koel Beelden hebben een koelere toon dan met [Standaard].

74

Een gezicht detecteren en opnemen

(Smart Shutter)

Een glimlach detecteren en opnemen

De camera maakt een opname wanneer een glimlach wordt gedetecteerd, ook zonder dat u op de ontspanknop drukt.

Kies .

Volg de stappen 1 – 2 op p. 64

om te kiezen, en druk daarna langer dan

één seconde op de knop n.

Druk op de knoppen qr om te selecteren en druk vervolgens op de knop n.

 De camera staat nu stand-by voor de opname en op het scherm verschijnt

[Lachdetectie aan].

Richt de camera op een persoon.

Elke keer als de camera een glimlach detecteert, gaat het lampje branden en wordt een foto gemaakt.

Druk op de knop p om de lachdetectie te pauzeren. Druk nogmaals op de knop p om de lachdetectie te hervatten.

Wat als een glimlach niet wordt gedetecteerd?

Een glimlach wordt sneller gedetecteerd als het gezicht naar de camera is gericht en als de mond een beetje geopend is zodat de tanden zichtbaar zijn.

Het aantal opnamen wijzigen

Selecteer eerst in stap 1 en druk op de knoppen op.

Selecteer een andere modus als u klaar bent, anders blijft de camera opnamen maken van elke gedetecteerde glimlach.

U kunt ook foto’s maken door gewoon de ontspanknop in te drukken.

75

Een gezicht detecteren en opnemen (Smart Shutter)

De knipoogdetectie gebruiken

Richt de camera op een persoon en druk de ontspanknop volledig in.

De camera maakt de foto ongeveer twee seconden nadat een knipoog wordt gedetecteerd.

Kies .

Volg de stappen 1 – 2 op p. 64

om te kiezen, en druk daarna langer dan

één seconde op de knop n.

Druk op de knoppen qr om te selecteren en druk vervolgens op de knop n.

Kies de compositie en druk de ontspanknop half in.

Controleer of er een groen kader verschijnt rondom het gezicht van de persoon die zal knipogen.

Druk de ontspanknop helemaal in.

De camera staat nu stand-by voor de opname en op het scherm verschijnt

[Glimlach voor foto].

Het lampje gaat knipperen en u hoort het geluid van de zelfontspanner.

Kijk naar de camera en knipoog.

De sluiter wordt ontgrendeld ongeveer twee seconden nadat een knipoog is gedetecteerd van de persoon binnen het kader.

Druk op de knop n om het aftellen te annuleren.

Wat als een knipoog niet wordt gedetecteerd?

Knipoog langzaam.

Een knipoog is moeilijker te herkennen als de ogen zijn bedekt door haren of een hoed, of als diegene een bril draagt.

76

Een gezicht detecteren en opnemen (Smart Shutter)

Het aantal opnamen wijzigen

Selecteer eerst in stap 1 en druk op de knoppen op.

Als beide ogen worden gesloten, wordt dit ook gedetecteerd als een knipoog.

Als er geen knipoog wordt gedetecteerd, wordt de sluiter na ongeveer

15 seconden ontgrendeld.

Als er geen personen aanwezig zijn in de compositie wanneer de ontspanknop volledig wordt ingedrukt, wordt de foto gemaakt nadat een persoon in de compositie komt en knipoogt.

De gezicht-zelfontspanner gebruiken

De sluiter wordt ontgrendeld ongeveer twee seconden nadat een nieuw gezicht wordt gedetecteerd

(p. 95)

. U kunt dit gebruiken om een groepsfoto te maken waar de fotograaf zelf ook op staat.

Kies .

Volg de stappen 1 – 2 op p. 64

om te kiezen, en druk daarna langer dan

één seconde op de knop n.

Druk op de knoppen qr om te selecteren en druk vervolgens op de knop n.

Kies de compositie en druk de ontspanknop half in.

Controleer of het gezicht waarop is scherpgesteld groen omkaderd is en of de andere gezichten wit omkaderd zijn.

Druk de ontspanknop helemaal in.

De camera staat nu stand-by voor de opname en op het scherm verschijnt [Kijk recht naar camera om aftellen te starten].

Het lampje gaat knipperen en u hoort het geluid van de zelfontspanner.

77

Een gezicht detecteren en opnemen (Smart Shutter)

Ga bij de anderen staan en kijk naar de camera.

Als de camera een nieuw gezicht detecteert, worden het geknipper en het geluid van de zelfontspanner versneld

(het lampje blijft branden wanneer er wordt geflitst), en twee seconden later wordt de sluiter ontgrendeld.

Om het maken van opnamen met de zelfontspanner te annuleren nadat het aftellen al is begonnen, drukt u op de knop n.

Het aantal opnamen wijzigen

Selecteer eerst in stap 1 en druk op de knoppen op.

Ook als uw gezicht niet wordt gedetecteerd nadat u bij de anderen bent gaan staan, wordt de sluiter na ongeveer 15 seconden ontgrendeld.

78

Opnamen met lange sluitertijd maken

U kunt de sluitertijd instellen tussen 1 en 15 seconden en opnamen met een lange sluitertijd maken. U moet echter wel de camera op een statief bevestigen zodat de camera niet kan bewegen, waardoor het beeld onscherp kan worden.

Selecteer

.

Volg stap 1–2 op

p. 64 om

≈ te selecteren.

Selecteer de sluitertijd.

Druk op de knop o.

Druk op de knoppen qr om de sluitertijd te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

Bevestig de belichting.

Als u de ontspanknop half indrukt, verschijnt de belichting voor de geselecteerde sluitertijd op het scherm.

De helderheid van het beeld kan afwijken van de helderheid van het scherm bij stap 3 toen de ontspanknop half werd ingedrukt.

Als u een sluitertijd van 1,3 seconde of meer gebruikt, worden de beelden bewerkt om ruis te verwijderen na het maken van de opname. Hiervoor is enige bewerkingstijd nodig, zodat u mogelijk even moet wachten voordat u de volgende opname kunt maken.

Stel [IS modus] in op [Uit] als u opnamen maakt met een statief

(p. 175)

.

Als de flitser afgaat, kan het beeld overbelicht raken. Als dit gebeurt, stelt u de flitser in op

!

en maakt u de opname.

79

Snel na elkaar continu-opnamen maken

(Snel na elkaar)

U kunt continu opnamen maken met een maximale snelheid van ongeveer

8,2 beelden per seconde terwijl u de ontspanknop volledig ingedrukt houdt.

Kies .

Volg stap 1–2 op

p. 64

om te selecteren.

Maak de opname.

Zo lang u de ontspanknop ingedrukt houdt, maakt de camera doorlopend foto's.

Er wordt een resolutie ingesteld van (1984 x 1488 pixels).

De focus, helderheid en witbalans worden ingesteld bij de eerste opname.

Afhankelijk van de opnameomstandigheden, camera-instellingen en de zoompositie kan de camera wellicht tijdelijk stoppen met het maken van opnamen of daalt de opnamesnelheid.

Naarmate het aantal foto's toeneemt, kan de opnamesnelheid dalen.

Beelden die worden weergegeven tijdens het afspelen

Aangezien elke set doorlopende beelden één groep vormt, wordt alleen het eerste beeld van die groep weergegeven. Om aan te geven dat het beeld onderdeel is van een groep, verschijnt in de linkerbovenhoek van het scherm.

Als u een gegroepeerd beeld wist (p. 138)

, worden ook alle andere beelden in die groep gewist. Denk goed na voordat u beelden wist.

Als u beelden afzonderlijk wilt afspelen

(p. 126) , kunt u de groepering

annuleren

(p. 127)

.

Als u een gegroepeerd beeld beveiligt

(p. 134) , worden alle beelden in die

groep beveiligd.

Als u gegroepeerde beelden afspeelt met Gefilterd afspelen

(p. 120) of

Smart Shuffle

(p. 128)

, wordt de groepering tijdelijk opgeheven en worden de beelden afzonderlijk afgespeeld.

U kunt gegroepeerde beelden niet markeren als favoriet

(p. 140) , bewerken

(pp. 145

– 150)

, categoriseren (p. 142)

, afdrukken (p. 152)

of een aantal afdrukken van de beelden instellen

(p. 161)

.

Speel de gegroepeerde beelden afzonderlijk af

(p. 126) of annnuleer

de groepering (p. 127) voordat u het bovenstaande probeert.

80

De beste gezichtsuitdrukkingen vastleggen (Beste beeld selectie)

De camera maakt vijf doorlopende opnamen, detecteert vervolgens verschillende aspecten van de opname, zoals gezichtsuitdrukkingen en slaat slechts één beeld op dat als beste uit de bus komt.

Kies .

Volg stap 1–2 op

p. 64 om

te selecteren.

Maak de opname.

De camera maakt vijf continu-opnamen wanneer de ontspanknop helemaal wordt ingedrukt. Er wordt slechts één foto opgeslagen.

Er wordt een resolutie ingesteld van (1984 x 1488 pixels).

De focus, helderheid en witbalans worden ingesteld bij de eerste opname.

Mogelijk krijgt u niet het verwachte resultaat. Dit hangt af van de opnameomstandigheden.

81

Opnamen maken met Stitch Hulp

Grote onderwerpen kunnen worden verdeeld over meerdere opnamen die u later met de meegeleverde software op een computer kunt samenvoegen tot één panoramisch beeld.

Selecteer

x of v.

Volg stap 1–2 op

p. 64 om

x of v te selecteren.

Maak de eerste opname.

 De belichting en witbalans worden ingesteld bij de eerste opname.

Maak de volgende opnamen.

Zorg dat de tweede opname de eerste opname gedeeltelijk overlapt.

Kleine verschuivingen in de overlappende delen worden gecorrigeerd tijdens het samenvoegen van de opnamen.

U kunt tot 26 opnamen maken op dezelfde manier.

Voltooi de opname.

Druk op de knop m.

Voeg de beelden samen op een computer.

Raadpleeg de Softwarehandleiding voor meer informatie over het samenvoegen van beelden.

Deze functie is niet beschikbaar als u een tv gebruikt als scherm

(p. 105) .

82

5

Zelf instellingen selecteren

In dit hoofdstuk leert u hoe u met de diverse functies in de modus

G uw fotografische vaardigheden gaandeweg kunt uitbreiden.

In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de modusschakelaar is ingesteld op

4 en dat de camera in de modus G is gezet.

G staat voor 'programma automatische belichting'.

Voordat u in een andere modus dan

G een opname wilt maken met een functie die in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie

in die modus beschikbaar is (pp. 190

197)

.

In 'De witbalans handmatig corrigeren'

(p. 87)

wordt aangenomen dat de camera in de modus

S is gezet.

83

Opnamen maken in Programma automatische belichting

U kunt instellingen selecteren om allerlei opnamefuncties aan te passen aan uw voorkeuren.

AE staat voor Auto Exposure (automatische belichting).

Het focusbereik is ongeveer 5 cm – oneindig met een maximale groothoekinstelling ( j), en ongeveer 50 cm – oneindig met een maximale telelens ( i).

Selecteer de modus

G.

Volg stap 1–2 op p. 64

om

G te selecteren.

Pas de instellingen naar wens aan

(pp. 85

105)

.

Maak de opname.

Wat als de sluitertijd en de diafragmawaarde oranje worden weergegeven?

Als u de ontspanknop half indrukt en er geen correcte diafragmawaarde kan worden verkregen, worden de sluitertijd en de diafragmawaarde oranje weergegeven. Probeer het volgende om de juiste diafragmawaarde te verkrijgen:

De flitser inschakelen

(p. 85)

Een hogere ISO-waarde selecteren (p. 88)

84

De helderheid aanpassen

(Belichtingscompensatie)

U kunt de standaardbelichting die door de camera wordt ingesteld, aanpassen met stappen van 1/3 in een bereik van –2 tot +2.

Selecteer de belichtingscompensatiemodus.

Druk op de knop o.

Pas de helderheid aan.

Kijk naar het scherm, druk op de knoppen qr om de helderheid aan te passen en druk vervolgens op de knop m.

De belichtingscompensatie verschijnt op het scherm.

De flitser inschakelen

U kunt de flitser zo instellen dat deze altijd flitst als u een opname maakt.

De werkzame flitsafstand is ongeveer 30 cm – 4,0 m met een maximale groothoekinstelling ( j), en ongeveer 50 cm – 2,0 m met een maximale telelens ( i).

Selecteer

h.

Druk eerst op de knop r en gebruik daarna de knoppen qr om h te selecteren. Druk vervolgens op de knop m.

Nadat u de items hebt ingesteld, verschijnt h op het scherm.

85

De witbalans aanpassen

Met de witbalansfunctie (WB) stelt u de optimale witbalans in voor natuurlijk ogende kleuren bij bepaalde opnameomstandigheden.

Auto

Dag Licht

Bewolkt

Lamplicht

TL licht

TL licht H

Selecteer de witbalansfunctie.

Druk eerst op de knop m en vervolgens op de knoppen op om te selecteren.

Druk vervolgens opnieuw op de knop m.

Selecteer een optie.

Druk op de knoppen op om een optie te selecteren en druk op de knop m.

De instelling verschijnt op het scherm.

Hiermee wordt de optimale witbalans automatisch ingesteld voor de opnameomstandigheden.

Voor opnamen buitenshuis bij mooie weersomstandigheden.

Voor opnamen bij bewolkt weer, in de schemering of de schaduw.

Voor opnamen bij lamplicht, gloeilampen en tl-lampen met licht dat bestaat uit 3 golflengten.

Voor opnamen bij warmwit of koelwit tl-licht of bij warmwit tl-licht dat bestaat uit drie golflengten.

Voor opnamen bij daglicht-tl en daglicht-tl met licht dat bestaat uit 3 golflengten.

U kunt zelf een aangepaste witbalans instellen.

Custom

Aangepaste witbalans

U kunt de witbalans aanpassen aan de lichtbron op de opnamelocatie.

Zorg dat u de witbalans instelt aan de hand van de lichtbron die beschikbaar is op de opnamelocatie.

Selecteer bij stap 2 hierboven.

Zorg dat het hele scherm is gevuld met een vlak, witgekleurd onderwerp en druk vervolgens op de knop n.

De schermtint verandert terwijl de witbalansgegevens worden ingesteld.

86

De witbalans aanpassen

De kleurtoon kan niet zoals verwacht worden weergegeven als u de camerainstellingen wijzigt nadat u de witbalansgegevens hebt vastgelegd.

De witbalans handmatig corrigeren

U kunt de witbalans handmatig aanpassen in de modus

S

(p. 65)

.

Deze aanpassing heeft hetzelfde effect als wanneer u een in de winkel verkrijgbaar kleurcompensatiefilter gebruikt.

Selecteer

S.

Volg stap 1–2 op

p. 64 om

S te selecteren.

Selecteer de witbalans.

Druk eerst op de knop m en gebruik daarna de knoppen op om te selecteren. Druk vervolgens nogmaals op de knop m.

Wijzig de instelling.

Beweeg de zoomknop en pas de correctiehoeveelheid B of A aan.

Druk op de knop m.

B staat voor blauw en A voor amber.

U kunt de witbalans ook handmatig corrigeren door gegevens voor een aangepaste witbalans vast te leggen

(p. 86)

en daarna de bovenstaande stappen te volgen.

Na aanpassing van het correctieniveau blijven de aanpassingen behouden, zelfs als u de instelling voor de witbalans in stap 2 wijzigt.

De aanpassingen worden wel gereset als de gegevens voor een aangepaste witbalans worden vastgelegd.

87

De ISO-waarde wijzigen

Selecteer de ISO-waarde.

Druk eerst op de knop m en vervolgens op de knoppen op om te selecteren.

Druk vervolgens opnieuw op de knop m.

Selecteer een optie.

Druk op de knoppen op om een optie te selecteren en druk op de knop m.

De instelling verschijnt op het scherm.

Hiermee wordt de ISO-waarde automatisch aangepast aan de opnamemodus en –omstandigheden.

Laag Voor opnamen buitenshuis bij mooie weersomstandigheden.

Hoog

Voor opnamen bij bewolkt weer of in de schemering.

Voor opnamen bij nacht of binnenshuis in het donker.

De ISO-waarde wijzigen

Een lagere ISO-waarde levert scherpere beelden op, maar de kans op onscherpe beelden wordt onder bepaalde opnameomstandigheden wel groter.

Een hogere ISO-waarde geeft een kortere sluitertijd, waardoor het beeld scherper wordt en de flitser een groter bereik heeft. De beelden kunnen echter grof lijken.

Als de camera is ingesteld op , kunt u de ontspanknop half indrukken om de automatisch ingestelde ISO-waarde te zien.

88

De helderheid corrigeren en opnamen maken (i-Contrast)

De camera kan delen van een compositie, zoals gezichten of achtergronden, die te licht of te donker zijn, detecteren en deze tijdens het maken van opnamen automatisch aanpassen aan de optimale helderheid. Ook als het gehele beeld niet genoeg contrast heeft, wordt het beeld tijdens het maken van de opname automatisch door de camera gecorrigeerd, zodat het scherper wordt.

Selecteer [i-Contrast].

Druk op de knop n en selecteer

[i-Contrast] op het tabblad

4.

Druk vervolgens op de knoppen qr om [Auto] te selecteren.

Na de instelling verschijnt

@ op het scherm.

In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken of is de belichting mogelijk niet juist aangepast.

U kunt opgeslagen beelden corrigeren (p. 149) .

89

De verhouding wijzigen

U kunt de breedte-hoogteverhouding van een beeld wijzigen.

Kies .

Druk eerst op de knop m en vervolgens op de knoppen op om te selecteren.

Druk vervolgens opnieuw op de knop m.

Selecteer een optie.

Druk op de knoppen op om een optie te selecteren en druk op de knop m.

Nadat dit is ingesteld, verandert de schermverhouding.

Dezelfde verhouding als hdtv’s voor de weergave op breedbeeld hdtv’s.

Dezelfde verhouding als 35-mm film voor het afdrukken van afbeeldingen op 130 x 180 mm of briefkaartformaat.

Dezelfde verhouding als het scherm van deze camera voor het afdrukken van afbeeldingen op 90 x 130 mm tot diverse A-papierformaten.

Een vierkante verhouding.

De digitale zoomfunctie (p. 55)

is alleen beschikbaar in .

90

Continu-opnamen maken

U kunt continu opnamen maken met een maximale snelheid van ongeveer

3,4 beelden/seconde terwijl u de ontspanknop volledig ingedrukt houdt.

Selecteer een transportmodus.

Druk eerst op de knop m en vervolgens op de knoppen op om te selecteren.

Druk vervolgens opnieuw op de knop m.

Selecteer een optie.

Druk op de knoppen op om W te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

 Na de instelling verschijnt

W op het scherm.

Maak de opname.

Zo lang u de ontspanknop ingedrukt houdt, maakt de camera doorlopend foto's.

Deze functie kan niet worden gebruikt met de zelfontspanner

(pp. 58

,

59)

.

De snelheid van het continu opnemen neemt toe in de modus

(p. 65)

.

Voor continu-opnamen zijn de scherpstelling en de belichting vergrendeld wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.

Afhankelijk van de opnameomstandigheden en de camera-instellingen kan de camera wellicht tijdelijk stoppen met het maken van opnamen of daalt de opnamesnelheid.

Naarmate het aantal foto's toeneemt, kan de opnamesnelheid dalen.

Als u flitst, kan de opnamesnelheid afnemen.

91

De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors)

U kunt tijdens de opname de kleurtoon van een foto bijvoorbeeld wijzigen in sepia of zwart-wit.

My Colors uit

Levendig

Neutraal

Sepia

Zwart/wit

Positief Film

Lichtere Huidtint

Donkerder Huidtint

Levendig Blauw

Levendig Groen

Levendig Rood

Custom Kleur

Selecteer My Colors.

Druk eerst op de knop m en vervolgens op de knoppen op om

te selecteren.

Druk vervolgens opnieuw op de knop m.

Selecteer een optie.

Druk op de knoppen op om een optie te selecteren en druk op de knop m.

De instelling verschijnt op het scherm.

De nadruk komt te liggen op contrast en kleurverzadiging, voor een levendige impressie.

Hiermee worden het contrast en de kleurverzadiging afgevlakt, zodat u neutrale kleuren krijgt.

Hiermee maakt u een beeld sepiakleurig.

Hiermee maakt u beelden in zwart-wit.

Hiermee worden de effecten van Levendig Rood, Levendig

Groen en Levendig Blauw gecombineerd om intense, natuurlijke kleuren te krijgen, zoals de kleuren van dia's.

Maakt de huidtint lichter op de foto.

Maakt de huidtint donkerder op de foto.

Legt de nadruk op blauwe tinten. Hierdoor worden blauwe onderwerpen, zoals de lucht of de zee, levendiger.

Legt de nadruk op groene tinten. Hierdoor worden groene onderwerpen, zoals bossen en grasvelden, levendiger.

Legt de nadruk op rode tinten. Hierdoor worden rode onderwerpen levendiger.

U kunt het contrast, de scherpte, kleurverzadiging, enzovoort aanpassen aan uw voorkeur

(p. 93) .

U kunt de witbalans niet instellen in de modi en

(p. 86) .

In en kunnen ook andere kleuren dan huidtinten worden gewijzigd. Mogelijk krijgt u niet het verwachte resultaat. Dit hangt af van de huidskleur.

92

De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors)

Custom Kleur

U kunt de instellingen voor contrast, scherpte en kleurverzadiging, rood, groen, blauw en huidtinten voor een opname selecteren en instellen op 5 verschillende niveaus.

Volg stap 2 op p. 92

om te selecteren en druk daarna op de knop n.

Druk op de knoppen op om een optie te selecteren en gebruik vervolgens de knoppen qr om een waarde te selecteren.

Hoe meer de waarde die u selecteert naar rechts ligt, hoe sterker of donkerder

(huidtint) het effect wordt, en hoe meer deze waarde naar links ligt, hoe zwakker of lichter (huidtint) het effect wordt.

Druk op de knop n om de instelling te voltooien.

93

Close-ups maken (macro)

U kunt een foto van een object maken op korte afstand of zelfs van extreem dichtbij. Het mogelijke scherpstelbereik is ongeveer 3 – 50 cm vanaf het uiteinde van de lens met een maximale groothoekinstelling ( j).

Selecteer

e.

Druk eerst op de knop q en druk daarna op de knoppen qr om e te selecteren.

Druk vervolgens op de knop m.

Na de instelling verschijnt e op het scherm.

De randen van het beeld kunnen donker worden als er wordt geflitst.

Hoe kan ik betere close-ups maken?

Probeer de camera bij macro-opnamen op een statief te zetten en opnamen te maken met

Î, zodat de camera niet kan bewegen waardoor het beeld onscherp wordt

(p. 59)

.

e wordt grijs in het gebied in de gele balk onder de zoombalk, en er wordt niet scherpgesteld.

Objecten op grote afstand fotograferen

(Oneindig)

Wanneer het moeilijk is om scherp te stellen omdat uw opname zowel onderwerpen dichtbij als verder weg bevat, kunt u het scherpstelbereik wijzigen voor een betrouwbare focus op alleen de onderwerpen op grote afstand (ongeveer 3 m of meer vanaf de camera).

Selecteer

u.

Druk eerst op de knop q en gebruik daarna de knoppen qr om u te selecteren. Druk vervolgens op de knop m.

Na de instelling verschijnt u op het scherm.

94

De modus AF Frame wijzigen

U kunt de modus AF Frame (autofocus) aanpassen aan de compositie van de opname.

Selecteer [AF Frame].

Druk op de knop n om [AF Frame] te selecteren op het tabblad

4. Druk daarna op de knoppen qr om een optie te selecteren.

Gezichts-AiAF

Hiermee kan de camera gezichten detecteren en erop scherpstellen, de belichting (alleen deelmeting) en witbalans (alleen ) instellen.

Als de camera op personen is gericht, verschijnt er een wit kader rond het gezicht dat de camera beoordeelt als het hoofdonderwerp, terwijl rond de andere gezichten een grijs kader (maximaal 2) wordt weergegeven.

Een kader volgt een bewegend onderwerp binnen een bepaald bereik.

Als u de ontspanknop half indrukt, worden er maximaal 9 groene kaders weergegeven op de gezichten waarop de camera scherpstelt.

Als er geen gezicht wordt herkend en er alleen grijze kaders (geen wit kader) worden weergegeven, verschijnen er maximaal 9 groene kaders in de gebieden waar de camera op scherpstelt wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.

Als er geen gezicht wordt gedetecteerd wanneer Servo AF (p. 100)

is ingesteld op [Aan], verschijnt het AF-kader in het midden van het scherm als u de ontspanknop half indrukt.

Voorbeelden van gezichten die niet kunnen worden herkend:

onderwerpen die ver weg zijn of extreem dichtbij;

onderwerpen die donker of licht zijn;

gezichten van mensen die opzij of schuin naar voren kijken of gezichten waarvan een deel is verborgen.

De camera kan niet-menselijke onderwerpen per ongeluk identificeren als gezichten.

Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de ontspanknop half indrukt, verschijnt het AF-kader niet.

95

De modus AF Frame wijzigen

AF Tracking

U kunt het gewenste onderwerp selecteren om op scherp te stellen, en vervolgens de opname maken

(p. 97)

.

Centrum

Het AF-kader staat altijd in het midden. Dit is handig wanneer u wilt scherpstellen op een bepaald punt.

U kunt het AF-kader kleiner maken

Druk op de knop n en selecteer [AF kader afm.] op het tabblad 4.

Selecteer vervolgens [Klein].

Het AF-kader wordt ingesteld op [Normaal] wanneer u de digitale zoom

(p. 55)

of de Digitale Tele-converter

(p. 56) gebruikt.

Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de ontspanknop half indrukt, wordt het AF-kader geel en verschijnt .

De compositie van de opname wijzigen met de focusvergrendeling

De scherpstelling en belichting worden vergrendeld wanneer u de ontspanknop half ingedrukt houdt. U kunt nu de compositie wijzigen en de opname maken. Dit wordt focusvergrendeling genoemd.

Stel scherp.

Zorg dat het gewenste object is gecentreerd en scherpgesteld, en druk de ontspanknop half in.

Controleer of het AF-kader op het onderwerp groen is.

Maak een nieuwe compositie.

Druk de ontspanknop half in en beweeg de camera om een nieuwe compositie te maken voor de opname.

Maak de opname.

Druk de ontspanknop helemaal in.

96

Het onderwerp selecteren waarop u wilt scherpstellen (AF Tracking)

U kunt het gewenste onderwerp selecteren om op scherp te stellen, en vervolgens de opname maken.

Selecteer [AF Tracking].

Druk op de knop n om [AF Frame] te selecteren op het tabblad

4. Druk daarna de knoppen qr om [AF Tracking] te selecteren.

 verschijnt in het midden van het scherm.

Selecteer het onderwerp waarop u wilt scherpstellen.

Richt de camera zo dat op het onderwerp staat waarop u wilt scherpstellen en druk op de knop q.

De camera piept en verschijnt zodra er een onderwerp is gedetecteerd.

De camera blijft het onderwerp binnen een bepaald bereik volgen, zelfs als het onderwerp beweegt.

Als het onderwerp niet door de camera wordt gedetecteerd, verschijnt op het scherm.

Druk nogmaals op de knop q als u het volgen wilt annuleren.

Maak de opname.

Druk de ontspanknop half in. verschijnt in een blauw kader dat het onderwerp volgt terwijl de scherpstelling en de belichting worden aangepast (Servo AF)

(p. 100)

.

Druk de ontspanknop helemaal in om de opname te maken.

 Zelfs nadat de opname is gemaakt, verschijnt en blijft de camera het onderwerp volgen.

97

Het autofocuskader vergroten

De camera detecteert een onderwerp, zelfs wanneer u de ontspanknop half ingedrukt houdt zonder op de knop q te drukken. Nadat de opname is gemaakt, verschijnt in het midden van het scherm.

Servo AF (p. 100)

is ingesteld op [Aan].

Mogelijk kan de camera het onderwerp niet volgen als dit te klein is, te snel beweegt of als het contrast tussen het onderwerp en de achtergrond te gering is.

Niet beschikbaar in e of u.

Het autofocuskader vergroten

Als u de ontspanknop half indrukt, wordt het AF-kader vergroot en kunt u de scherpstelling controleren.

Selecteer [AF-Punt Zoom].

Druk op de knop n en selecteer

[AF-Punt Zoom] op het tabblad

4.

Druk vervolgens op de knoppen qr om [Aan] te selecteren.

Controleer de scherpstelling.

Druk de ontspanknop half in.

 In [Gezichts-AiAF]

(p. 95)

wordt het gezicht dat als hoofdonderwerp is gedetecteerd, vergroot weergegeven.

In [Centrum] (p. 96) wordt de inhoud van

het centrale AF-kader vergroot weergegeven.

Wat als de weergave niet wordt vergroot?

De weergave wordt niet vergroot in de modus [Gezichts-AiAF] als er geen gezicht wordt gedetecteerd of als het gezicht te groot is in verhouding tot het scherm. In

[Centrum] wordt de weergave niet vergroot als de camera niet kan scherpstellen.

De weergave wordt niet vergroot als u de digitale zoom (p. 55)

of de

Digitale Tele-converter

(p. 56) , AF Tracking

(p. 97) , Servo AF

(p. 100)

of een tv als scherm gebruikt (p. 105)

.

98

Opnamen maken met AF-vergrendeling

U kunt de focus vergrendelen. Als de focus is vergrendeld, wordt de afstand waarop wordt scherpgesteld niet veranderd, ook niet als u de ontspanknop loslaat.

Vergrendel de focus.

Houd de ontspanknop half ingedrukt en druk op de knop q.

De scherpstelling wordt vergrendeld en

% verschijnt op het scherm.

Als u de ontspanknop loslaat en nogmaals op de knop q drukt, verdwijnt % en wordt de scherpstelling ontgrendeld.

Kies de beeldcompositie en maak een opname.

99

Opnamen maken met Servo AF

Terwijl u de ontspanknop half ingedrukt houdt, worden de scherpstelling en belichting continu aangepast, zodat u opnamen kunt maken van bewegende onderwerpen zonder iets te missen.

Selecteer [Servo AF].

Druk op de knop n en selecteer

[Servo AF] op het tabblad

4. Druk vervolgens op de knoppen qr om [Aan] te selecteren.

Stel scherp.

De scherpstelling en belichting blijven behouden als het blauwe AF-kader wordt weergegeven wanneer u de ontspanknop half indrukt.

In sommige omstandigheden kan de camera mogelijk niet scherpstellen.

In omstandigheden met weinig licht worden de AF-kaders wellicht niet blauw, ook niet als u de ontspanknop half indrukt. U kunt in dat geval de scherpstelling en belichting instellen met het AF-kader.

Als er geen correcte belichting kan worden verkregen, worden de sluitertijd en de diafragmawaarde oranje weergegeven. Haal uw vinger van de ontspanknop en druk deze opnieuw half in.

In deze modus kunt u geen opnamen maken met AF-vergrendeling.

De optie [AF-Punt Zoom] op het tabblad

4 is niet beschikbaar in de modus Servo AF.

De functie is niet beschikbaar als u de zelfontspanner gebruikt

(pp. 58

,

59)

.

100

De meetmethode wijzigen

U kunt de meetmethode (functie voor meten van de helderheid) aanpassen aan de opnameomstandigheden.

Selecteer de meetmethode.

Druk eerst op de knop m en vervolgens op de knoppen op om te selecteren.

Druk vervolgens opnieuw op de knop m.

Selecteer een optie.

Druk op de knoppen op om een optie te selecteren en druk op de knop m.

De instelling verschijnt op het scherm.

Deelmeting

Spot

Voor standaardomstandigheden, inclusief objecten die van achteren worden belicht. De belichting wordt automatisch aangepast aan de opnameomstandigheden.

Gem. centrum meeting

De gemiddelde belichting van het gehele beeld wordt berekend, maar het midden krijgt meer nadruk.

Er wordt alleen gemeten binnen het (spotmetingpuntkader) in het midden van het scherm.

101

Opnamen maken met de AE-vergrendeling

U kunt de belichting vergrendelen en opnamen maken of de scherpstelling en belichting afzonderlijk instellen voor de opnamen. AE staat voor

'Auto Exposure' (automatische belichting).

Selecteer

!

(p. 54)

.

Vergrendel de belichting.

Richt de camera op het onderwerp en druk op de knop o terwijl u de ontspanknop half ingedrukt houdt.

 Als

& verschijnt, is de belichting vergrendeld.

Als u de ontspanknop loslaat en nogmaals op de knop o drukt, verdwijnt & en wordt de automatische belichting ontgrendeld.

Kies de beeldcompositie en maak een opname.

Opnamen maken met de FE-vergrendeling

Net als met de AE-vergrendeling (p. 102) kunt u de belichting vergrendelen

voor het maken van opnamen met de flitser. FE staat voor 'Flash Exposure'

(flitsbelichting).

Selecteer

h

(p. 85)

.

Vergrendel de flitsbelichting.

Richt de camera op het onderwerp en druk op de knop o terwijl u de ontspanknop half ingedrukt houdt.

De flitser gaat af en wanneer

( verschijnt, wordt de flitsuitvoer vastgehouden.

Als u de ontspanknop loslaat en nogmaals op de knop o drukt, verdwijnt ( en wordt de flitsbelichting ontgrendeld.

Kies de beeldcompositie en maak een opname.

102

Opnamen maken met Slow sync

Het hoofdonderwerp (zoals personen) wordt helder opgenomen als u de camera laat zorgen voor de juiste belichting met behulp van de flitser.

Tegelijkertijd kunt u een langzame sluitertijd gebruiken om de achtergrond die niet verlicht wordt door de flitser, lichter te maken.

Selecteer

.

Druk eerst op de knop r en druk daarna op de knoppen qr om … te selecteren.

Druk vervolgens op de knop m.

Nadat u de items hebt ingesteld, verschijnt

… op het scherm.

Maak de opname.

Ook als u de flitser gebruikt, mag het hoofdonderwerp niet bewegen totdat het geluid van de ontspanknop stopt.

Bevestig de camera op een statief zodat de camera niet kan bewegen, waardoor het beeld onscherp kan worden. Stel daarnaast de [IS modus]

in op [Uit] als u opnamen maakt met een statief (p. 175)

.

103

Rode-ogencorrectie

U kunt automatisch rode ogen corrigeren in beelden die met de flitser zijn gemaakt.

Selecteer [Flits Instellingen].

Druk op de knop n en selecteer

[Flits Instellingen] op het tabblad

4.

Druk vervolgens op de knop m.

Selecteer de instelling.

Druk op de knoppen op om [Rode-Ogen] te selecteren en druk vervolgens op de knoppen qr om [Aan] te selecteren.

Nadat u de items hebt ingesteld, verschijnt

Πop het scherm.

Rode-ogencorrectie kan ook worden toegepast op andere gebieden dan rode ogen. Bijvoorbeeld als rode make-up rond de ogen is gebruikt.

U kunt opgeslagen beelden ook corrigeren (p. 149)

.

Het scherm in stap 2 wordt ook weergegeven als u op de knop r drukt en vervolgens op de knop n.

104

Controleren op gesloten ogen

Als de camera de mogelijkheid detecteert dat personen hun ogen dicht hebben, wordt op het scherm weergegeven.

Selecteer [Knipperdetectie].

Druk op de knop n om

[Knipperdetectie] te selecteren op het tabblad

4. Druk daarna op de knoppen qr om [Aan] te selecteren.

Maak de opname.

Als een persoon met gesloten ogen wordt gedetecteerd, verschijnen een kader en op het scherm.

Deze functie is alleen beschikbaar voor de laatste gemaakte opname indien het aantal opnamen is ingesteld op twee of meer in de modus of

$.

Niet beschikbaar in de modus

W.

Opnamen maken via een tv

U kunt de inhoud van het camerascherm op een tv weergeven wanneer u opnamen maakt.

Om de camera op een tv aan te sluiten, volgt u de stappen in

'Beelden bekijken op een tv'

(p. 130)

.

Het opnemen werkt op dezelfde manier als via het camerascherm.

Weergave op tv is niet beschikbaar wanneer u de HDMI-kabel HTC-100

(apart verkrijgbaar) gebruikt om de camera aan te sluiten op een hdtv.

105

106

6

Diverse functies voor het opnemen van films

Dit hoofdstuk is een uitgebreide versie van de gedeelten

'Films opnemen' en 'Films bekijken' in hoofdstuk 1. Hierin wordt uitgelegd hoe u diverse functies gebruikt voor het opnemen en bekijken van films.

In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de modusschakelaar is ingesteld op

4.

In het laatste deel van het hoofdstuk wordt het afspelen en bewerken van films behandeld. Hierbij wordt verondersteld dat u op de knop

1 hebt gedrukt om de afspeelmodus te activeren.

107

Diverse soorten films opnemen

Net als bij foto's kunt u de camera de beste instellingen voor de compositie laten selecteren of diverse effecten toevoegen tijdens het opnemen van films.

Kies een opnamemodus.

Volg de stappen 1 – 2 op p. 64

om een opnamemodus te selecteren.

Maak de opname.

Druk op de filmknop.

Afhankelijk van de opnamemodus of de beeldkwaliteit

(p. 112) die u kiest voor de

film, kunnen er zwarte balken verschijnen aan de boven- en onderkant van het scherm. Deze gebieden worden niet vastgelegd bij de opname.

Druk nogmaals op de filmknop om de opname te stoppen.

I Portret

Miniatuureffect

Monochroom

Extra levendig

Poster-effect

T Kleur Accent

p. 64

p. 109

p. 73

p. 68 p. 68

p. 71

Y Kleur wisselen w Strand

S Onderwater

O Flora

P Sneeuw t Vuurwerk

Overige opnamemodi

U kunt de volgende soorten films opnemen in de modus .

Super slowmotion film

p. 72

p. 65 p. 65 p. 65

p. 66 p. 66

Snel bewegende objecten opnemen en deze afspelen in slow motion

(p. 110)

.

U kunt ook films opnemen in andere opnamemodi door op de filmknop te drukken.

Bepaalde instellingen die zijn gemaakt in het menu FUNC. en de opnamemenu's, zullen dan automatisch worden gewijzigd naar instellingen voor filmopnamen.

Ook in de modus kunt u foto's maken door de ontspanknop in te drukken. Dit is echter niet mogelijk tijdens een filmopname.

108

Films opnemen die op een miniatuurmodel lijken (Miniatuureffect)

U kunt films opnemen die op een bewegend miniatuurmodel lijken. U maakt het miniatuurmodeleffect door de bovenste en onderste delen van de opname te selecteren die onscherp worden gemaakt. Ook selecteert u de afspeelsnelheid zodat mensen en objecten in de opname snel bewegen tijdens het afspelen. Er wordt geen audio opgenomen.

Kies .

Volg stap 1 – 2 op p. 64

om te kiezen.

Op het scherm verschijnt een wit kader rondom het gebied dat scherp blijft.

Kies het gebied waarop u wilt scherpstellen.

Druk langer dan één seconde op de knop n.

Beweeg de zoomknop om de grootte van het kader te wijzigen en druk op de knoppen op om de kaderpositie te wijzigen.

Selecteer een afspeelsnelheid.

Druk op de knop m.

Druk op de knoppen qr om een afspeelsnelheid te selecteren.

Druk op de knop m om de instelling te voltooien en terug te keren naar het opnamescherm.

Maak de opname.

Druk op de filmknop.

Druk nogmaals op de filmknop om de opname te stoppen.

Afspeelsnelheden en geschatte afspeeltijden (voor clips van 1 minuut)

Snelheid Afspeeltijd

Circa 12 sec.

Circa 6 sec.

Circa 3 sec.

109

Opnemen super slow-motion film

De beeldkwaliteit wordt ingesteld op als u een verhouding kiest van , en op als u een verhouding kiest van

(p. 90)

.

Als u bij stap 2 op de knoppen qr drukt, schakelt u naar de verticale richting van het kader en kunt u het gebied waarop u wilt scherpstellen, wijzigen door nogmaals op de knoppen qr te drukken. Druk op de knoppen op om het kader weer in de horizontale richting te zetten.

Houd de camera verticaal om de richting van het kader te wijzigen.

Aangezien u, afhankelijk van de opnameomstandigheden, wellicht niet de verwachte resultaten krijgt, kunt u het best eerst enkele proefopnamen maken.

Opnemen super slow-motion film

U kunt een opname maken van snel bewegende objecten en deze afspelen in slow motion. Er wordt geen audio opgenomen.

Kies .

Volg de stappen 1 – 2 op p. 64

om te kiezen.

Selecteer het aantal beelden.

Druk op de knoppen m om te selecteren en druk vervolgens nogmaals op de knop m.

Kies het aantal beelden per seconde en druk vervolgens op de knop m.

Maak de opname.

Druk op de filmknop.

De balk met de opnametijd verschijnt.

De maximale cliplengte is ongeveer

30 seconden.

Druk nogmaals op de filmknop om de opname te stoppen.

110

Opnemen super slow-motion film

Aantal beelden en afspeelsnelheden (voor clips van 30 seconden)

Aantal beelden

240 bps

120 bps

Afspeeltijd

Circa 4 min.

Circa 2 min.

Bekijken super slow-motion film

De film wordt afgespeeld in slow motion wanneer u stap 1 tot en met 3 volgt op

p. 32 .

U kunt de afspeelsnelheid van films opgenomen in de modus wijzigen met de meegeleverde software. Raadpleeg de Softwarehandleiding voor gedetailleerde informatie.

De resolutie wordt ingesteld op bij opnamen in en op bij opnamen in .

De scherpstelling, belichting en witbalans worden ingesteld wanneer u op de filmknop drukt.

111

De beeldkwaliteit wijzigen

U kunt kiezen uit 4 verschillende instellingen voor de beeldkwaliteit.

Kies de instelling voor de beeldkwaliteit.

Druk eerst op de knop m en vervolgens op de knoppen op om

te selecteren.

Druk vervolgens opnieuw op de knop m.

Selecteer een optie.

Druk op de knoppen op om een optie te selecteren en druk op de knop m.

De optie die u hebt ingesteld, verschijnt op het scherm.

Beeldkwaliteit en opnametijd per geheugenkaart

Beeldkwaliteit

Resolutie, aantal beelden

1920 x 1080 pixels,

24 beelden/sec.

1280 x 720 pixels,

30 beelden/sec.

Beschrijving

Voor filmopnamen van full

HD-kwaliteit.

Voor filmopnamen van

HD-kwaliteit.

Capaciteit geheugenkaart

4 GB

Circa

14 min.

53 sec.

Circa

21 min.

23 sec.

Circa

46 min.

46 sec.

16 GB

Circa

1 uur 1 min.

0 sec.

Circa

1 uur 27 min.

37 sec.

Circa

3 uur 11 min.

32 sec.

640 x 480 pixels,

30 beelden/sec.

320 x 240 pixels,

30 beelden/sec.

De beeldkwaliteit is hoger in vergelijking met , maar de opnametijd is korter.

Omdat de bestandsgrootte klein is, kunt u langer opnemen maar is de beeldkwaliteit wel lager.

Circa

2 uur 23 min.

41 sec.

Circa

9 uur 48 min.

19 sec.

• Volgens de testnormen van Canon.

• Het opnemen stopt automatisch zodra het clipbestand 4 GB groot is, of wanneer er ongeveer 10 minuten lang is opgenomen in of , en ongeveer 1 uur in of .

• Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als de maximale cliplengte nog niet is bereikt. U kunt het beste SD Speed Class 6-geheugenkaarten of hoger gebruiken.

Boven en onder in het scherm verschijnen zwarte balken in of .

Deze gebieden worden niet vastgelegd bij de opname.

112

Overige opnamefuncties

De volgende functies kunnen op dezelfde manier worden gebruikt als voor foto's. Sommige functies zijn echter wellicht niet beschikbaar of hebben geen effect, afhankelijk van de opnamemodus.

• Nader inzoomen op het onderwerp

De optische zoomfunctie is niet beschikbaar bij het maken van opnamen.

Stel de optische zoomfunctie in voordat u de opname start.

• De zelfontspanner gebruiken

(p. 58)

Camerabeweging vermijden met de zelfontspanner (p. 59)

• Close-ups maken (Macro)

(p. 94)

• Objecten op grote afstand fotograferen (Oneindig)

(p. 94)

De witbalans aanpassen (p. 86)

• De kleurtoon van een foto wijzigen (My Colors)

(p. 92)

Opnamen maken via een tv (p. 105)

• Opnamen maken met AF-vergrendeling

(p. 99)

Het AF-hulplicht uitschakelen (p. 173)

• Raster weergeven

(p. 174)

• Instellingen van de IS-modus wijzigen

(p. 175)

113

Bewerken

U kunt het begin en einde van opgenomen films bijsnijden.

Selecteer

*.

Volg stap 1–3 op p. 32 om

* te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

Het filmbewerkingspaneel en de balk met bewerkingsfuncties worden weergegeven.

Filmbewerkingspaneel

Bewerkingsbalk voor films

Stel het bewerkingsbereik in.

Druk op de knoppen op en selecteer of .

Als u op de knoppen qr drukt om te verplaatsen, verschijnt op punten waar de film kan worden bewerkt. Als u selecteert, kunt u het begin van de film bijsnijden vanaf . Als u selecteert, kunt u het einde van de film bijsnijden vanaf .

Zelfs als u verplaatst naar een punt waar

niet wordt weergegeven, wordt alleen het gedeelte vanaf het dichtstbijzijnde aan de linkerzijde bijgesneden wanneer wordt geselecteerd. Alleen het gedeelte vanaf het dichtstbijzijnde aan de rechterzijde wordt bijgesneden wanneer wordt geselecteerd.

Controleer de bewerkte film.

Druk op de knoppen op om (afspelen) te selecteren en druk vervolgens op de knop m. De bewerkte film wordt afgespeeld.

Herhaal stap 2 als u de film nog een keer wilt bewerken.

Als u de bewerking wilt annuleren, drukt u op op en selecteert u . Druk eerst op de knop m en druk daarna op de knoppen qr om [OK] te selecteren. Druk vervolgens nogmaals op de knop m.

114

Bewerken

Sla de bewerkte film op.

Druk op de knoppen op om te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

Druk op de knoppen qr om [Nieuw bestand] te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

De film wordt opgeslagen als een nieuw bestand.

Als bij stap 4 [Overschrijven] wordt geselecteerd, wordt de niet-bewerkte film overschreven door de bewerkte film. De oorspronkelijke film wordt dan gewist.

Als er onvoldoende ruimte over is op de geheugenkaart, kunt u alleen

[Overschrijven] selecteren.

Als de batterij halverwege het opslaan leeg raakt, zijn de bewerkte films mogelijk niet opgeslagen.

Gebruik tijdens het bewerken van films een volledig opgeladen batterij of een voedingsadapterset (afzonderlijk verkrijgbaar)

(p. 39)

.

115

116

7

Diverse functies gebruiken voor afspelen en bewerken

In dit hoofdstuk worden verschillende manieren beschreven voor het afspelen en bewerken van beelden.

Druk op de knop

1 om de afspeelmodus te selecteren voordat u de camera bedient.

Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is gewijzigd en beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden afgespeeld of bewerkt.

De bewerkingsfunctie

(pp. 146

150)

kan niet worden gebruikt als er niet voldoende vrije ruimte beschikbaar is op de geheugenkaart.

117

Snel naar beelden zoeken

Naar beelden zoeken in de Indexweergave

U kunt snel het beeld vinden dat u zoekt door meerdere beelden tegelijk weer te geven.

Duw de zoomknop naar

g.

De beelden worden weergegeven in een index.

Het aantal beelden neemt toe elke keer wanneer u de zoomknop naar g duwt.

Het aantal beelden neemt af elke keer wanneer u de zoomknop naar k duwt.

Selecteer een beeld.

Druk op de knoppen opqr om een beeld te selecteren.

Er wordt een oranje kader weergegeven om het geselecteerde beeld.

Druk op de knop m om het geselecteerde beeld afzonderlijk weer te geven.

Naar beelden zoeken door te bladeren

Als u langer dan één seconde op de knoppen qr drukt, worden de beelden achter elkaar weergegeven, zodat u ze snel kunt doorzoeken. U kunt ook vooruitspringen op basis van de opnamedatum (beeld scrollen).

Selecteer een beeld.

Als u op de camera de enkelvoudige weergave instelt en langer dan één seconde op de knoppen qr drukt, verschijnt het scherm dat links wordt weergegeven. Druk op de knoppen qr om een beeld te selecteren.

Druk op de knop m om terug te keren naar de enkelvoudige weergave.

Druk tijdens het bladeren op de knoppen op om naar beelden te zoeken op basis van de opnamedatum.

118

Snel naar beelden zoeken

Als u dit effect wilt uitschakelen, drukt u op de knop n, selecteert u [Beeld scrollen] op het tabblad

1 en selecteert u vervolgens [Uit].

Films bekijken die zijn gemaakt met Filmsynopsis

U kunt de films die zijn gemaakt in de modus , selecteren op datum

(p. 67)

om deze te bekijken.

Selecteer .

Druk eerst op de knop m en vervolgens op de knoppen op om

te selecteren.

Druk vervolgens opnieuw op de knop m.

Selecteer een filmdatum.

Druk op de knoppen op.

Speel de film af.

Druk op de knop m.

De film wordt afgespeeld.

119

Beelden bekijken met gefilterd afspelen

Als er veel beelden op de geheugenkaart staan, kunt u ze filteren en bekijken met een opgegeven filter. U kunt ook alle beelden tegelijk beveiligen

(p. 134)

of wissen

(p. 138)

terwijl ze worden gefilterd.

Selecteer

.

Druk eerst op de knop m en daarna op de knoppen op om ‚ te selecteren.

Druk vervolgens opnieuw op de knop m.

Selecteer een filter.

Druk op de knoppen op om een filter te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

Bekijk de gefilterde beelden.

Druk op de knoppen op om een filter voor afspelen te selecteren.

Druk vervolgens op de knop m

(behalve voor ).

 Gefilterd afspelen wordt gestart en er wordt een geel kader weergegeven.

Als u op de knoppen qr drukt, worden alleen de geselecteerde doelbeelden weergegeven.

Als u bij stap 2 selecteert, wordt gefilterd afspelen geannuleerd.

Zoekfilters

;

Favorieten

Geeft de beelden weer die zijn gemarkeerd als favoriet (p. 140) .

Opnamedatum Geeft beelden weer die op een bepaalde datum zijn opgenomen.

My Category Geeft beelden weer uit een specifieke categorie

(p. 142) .

Foto/film

Geeft foto's of films weer, of films die zijn gemaakt in de modus .

Wat moet u doen als u geen filter kunt selecteren?

Filters zonder bijbehorende beelden kunnen niet worden geselecteerd.

120

Beelden bekijken met gefilterd afspelen

Gefilterd afspelen

In gefilterd afspelen (stap 3) kunt u gefilterde beelden bekijken met 'Snel naar

beelden zoeken' (p. 118)

'Diavoorstellingen bekijken' (p. 122)

en 'Beelden vergroten'

(p. 125) . U kunt alle gefilterde beelden tegelijk verwerken met de

bewerkingen in 'Beelden beveiligen' (p. 134) , 'Beelden wissen'

(p. 138)

of 'Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)' (p. 159)

als u alle gefilterde beelden selecteert.

Als u echter een andere categorie kiest

(p. 142) of een beeld bewerkt en opslaat

als een nieuw beeld

(p. 146)

, wordt er een bericht weergegeven en wordt gefilterd afspelen geannuleerd.

121

Diavoorstellingen bekijken

Beelden die zijn opgeslagen op een geheugenkaart, kunt u automatisch afspelen. Elk beeld wordt ongeveer 3 seconden weergegeven.

Selecteer

..

Druk eerst op de knop m en vervolgens op de knoppen op om . te selecteren.

Druk vervolgens opnieuw op de knop m.

Selecteer een overgangseffect.

Druk op de knoppen op om een effect te selecteren. Druk vervolgens op de knop m.

De diavoorstelling begint enkele seconden nadat [Laden van beeld..] verschijnt.

In gefilterd afspelen (p. 120)

worden alleen beelden afgespeeld die overeenkomen met een filter.

U kunt de diavoorstelling onderbreken of opnieuw starten door nogmaals op de knop m te drukken.

Druk op de knop n om de diavoorstelling te beëindigen.

Als u tijdens het afspelen op de knoppen qr drukt, verandert het beeld.

Als u de knoppen qr ingedrukt houdt, kunt u sneller door de beelden bladeren.

De spaarstand

(p. 52)

werkt niet tijdens diavoorstellingen.

122

Diavoorstellingen bekijken

Instellingen wijzigen

U kunt instellen dat de diavoorstelling wordt herhaald of u kunt overgangseffecten en de weergavetijd van diabeelden wijzigen.

U kunt kiezen uit zes overgangseffecten voor het wisselen van beelden.

Selecteer [Diavoorstelling].

Druk op de knop n, selecteer

[Diavoorstelling] op het tabblad

1 en druk op de knop m.

Selecteer een instelling.

Druk op de knoppen op om een item te selecteren en druk vervolgens op de knoppen qr om de instelling aan te passen.

Als u [Start] selecteert en op de knop m drukt, wordt de diavoorstelling volgens uw instellingen gestart.

Druk op de knop n om terug te keren naar het menuscherm.

U kunt [Speeltijd] niet wijzigen als [Bubbel] is geselecteerd bij [Effect].

123

De focus controleren

U kunt bij het opgenomen beeld het gedeelte binnen het AF-kader vergroten om de scherpstelling te controleren.

Druk op de knop

p om naar de

focuscontroleweergave te gaan

(p. 44)

.

Er verschijnt een wit kader waar het

AF-kader zich bevond toen de focus werd ingesteld.

Een grijs kader verschijnt rond een gezicht dat tijdens de weergave wordt herkend.

Het gebied binnen het oranje kader wordt vergroot weergegeven.

Schakel tussen kaders.

Duw de zoomknop één keer naar k.

Het scherm links wordt weergegeven.

Druk op de knop m om naar een ander kader te gaan wanneer er meerdere kaders worden weergegeven.

Wijzig het vergrotingsniveau of de locatie.

Wijzig de grootte van de weergave met behulp van de zoomknop en gebruik de knoppen opqr om de weergavepositie te wijzigen terwijl u de focus controleert.

Druk op de knop n om terug te gaan naar stap 1.

De focuscontroleweergave is echter niet beschikbaar voor films.

124

Beelden vergroten

Geschatte locatie van weergegeven gebied

Duw de zoomknop

k.

De schermweergave zoomt in op het beeld. Als u de zoomknop vasthoudt, wordt er verder ingezoomd tot een maximale factor van circa 10x.

Met de knoppen opqr kunt u de locatie van het weergegeven gebied aanpassen.

Duw de zoomknop naar g om uit te zoomen, of blijf de knop vasthouden om terug te keren naar de enkelvoudige

 weergave.

Wanneer op het scherm wordt weergegeven, drukt u op de knop m om over te schakelen naar . Druk op de knoppen qr om tussen de ingezoomde beelden te schakelen. Druk nogmaals op de knop m om terug te keren naar de oorspronkelijke instelling.

Druk in de vergrote weergave op de knop n om terug te keren naar de enkelvoudige weergave.

Films kunnen niet worden vergroot.

125

Elk beeld in een groep bekijken

Gegroepeerde beelden die zijn gemaakt in de modus

(p. 80)

, kunnen ook afzonderlijk worden bekeken.

Selecteer een beeldgroep.

Druk op de knoppen qr om een beeld te kiezen dat weergeeft.

Kies .

Druk eerst op de knop m en vervolgens op de knoppen op om te selecteren.

Druk vervolgens opnieuw op de knop m.

Bekijk elk beeld in de groep.

Als u op de knoppen qr drukt, worden alleen de geselecteerde doelbeelden weergegeven.

Druk eerst op de knop m, druk op de knoppen op om te selecteren.

Druk vervolgens nogmaals op de knop m om het afspelen van de groep te annuleren.

Groep afspelen

Bij Groep afspelen (stap 3 hierboven) kunt u de functies van het menu FUNC. gebruiken, die verschijnen wanneer u drukt op de knop m, en u kunt beelden

zoeken (p. 118)

en vergroten

(p. 125)

. U kunt alle beelden in een groep tegelijk

verwerken met de bewerkingen in 'Beelden beveiligen' (p. 134)

, 'Beelden wissen'

(p. 138)

of 'Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)' (p. 159)

als u een set gegroepeerde beelden selecteert.

126

Elk beeld in een groep bekijken

Groepering van beelden opheffen

Gegroepeerde beelden die zijn gemaakt in de modus , kunnen ook afzonderlijk worden bekeken als u de groepering opheft.

Selecteer [Beelden groep.].

Druk op de knop n om [Beelden groep.] op het tabblad

1 te selecteren.

Selecteer een instelling.

Druk op de knoppen qr om [Uit] te selecteren.

Druk op de knop n om de instelling te voltooien en de beelden opnieuw afzonderlijk af te spelen.

 De groepering van de gegroepeerde beelden die zijn gemaakt in de modus , wordt opgeheven zodat u de beelden afzonderlijk kunt bekijken.

Om de beelden weer te groeperen, volgt u de bovenstaande stappen om [Aan] te selecteren.

De groepering kan niet worden opgeheven terwijl u beelden afzonderlijk afspeelt

(p. 126)

.

127

Diverse beelden weergeven (Smart Shuffle)

De camera kiest vier beelden op basis van het weergegeven beeld.

Als u een van deze beelden selecteert, kiest de camera opnieuw vier beelden zodat u beelden in een onverwachte volgorde kunt afspelen.

Dit werkt het beste als u vele opnamen maakt van diverse composities.

Kies .

Druk eerst op de knop m en gebruik daarna de knoppen op om te selecteren. Druk vervolgens opnieuw op de knop m.

Er verschijnen vier beelden als mogelijkheid.

Selecteer een beeld.

Druk op de knoppen opqr om het beeld te selecteren dat u wilt weergeven.

 Het gekozen beeld verschijnt in het midden, en de volgende vier mogelijkheden verschijnen.

Als u op de knop m drukt, verschijnt het middelste beeld op volle grootte. Druk nogmaals op de knop m om terug te keren naar de oorspronkelijke weergave.

Druk op de knop n om terug te keren naar de enkelvoudige weergave.

U kunt in Smart Shuffle alleen foto's afspelen die met deze camera zijn gemaakt.

is niet beschikbaar in de volgende situaties:

als de geheugenkaart minder dan 50 foto's bevat die met deze camera zijn gemaakt

als u beelden afspeelt die niet worden ondersteund door Smart Shuffle

tijdens gefilterd afspelen

128

Beeldovergangen wijzigen

U kunt kiezen uit drie overgangseffecten voor het wisselen van beelden in de enkelvoudige weergave.

Selecteer [Overgang].

Druk op de knop n en selecteer

[Overgang] op het tabblad

1.

Druk vervolgens op de knoppen qr om een overgangseffect te selecteren.

129

Beelden bekijken op een tv

Beelden bekijken op een normale tv

Met de meegeleverde AV-kabel (p. 2)

kunt u de camera aansluiten op een televisie om opgenomen beelden te bekijken.

Geel

Wit of zwart

Schakel de camera en de tv uit.

Sluit de camera aan op de tv.

Open het klepje van de aansluiting en steek de stekker van de kabel volledig in de aansluiting van de camera.

Steek de kabelstekker helemaal in de video-ingangen, zoals wordt getoond in de afbeelding.

Geel

Zwart

Zet de televisie aan en stel deze in op de ingang waarop de kabel is aangesloten.

Schakel de camera in.

Druk op

1 om de camera aan te zetten.

Het beeld verschijnt op het tv-scherm

(er wordt niets weergegeven op het scherm van de camera).

Als u klaar bent, schakelt u de camera en de tv uit en verwijdert u de kabel.

Wat als de beelden niet goed worden weergegeven op de televisie?

Beelden worden niet correct weergegeven als de instelling van het videosysteem van de camera (NTSC/PAL) niet gelijk is aan die van de televisie. Druk op de knop n en selecteer de optie [Video Systeem] op het tabblad 3 om het juiste videosysteem in te stellen.

130

Beelden bekijken op een tv

Beelden bekijken op een hdtv

Met de apart verkrijgbare HDMI-kabel HTC-100 kunt u de camera aansluiten op een hdtv om opgenomen beelden te bekijken.

Schakel de camera en de tv uit.

Sluit de camera aan op de tv.

Open het klepje van de aansluiting en steek de stekker van de kabel volledig in de aansluiting van de camera.

Steek de kabelstekker volledig in de HDMI-ingang van de tv.

Geef beelden weer.

Volg stap 3 en 4 op

p. 130

om de beelden weer te geven.

De bijgeleverde AV- en interfacekabel en de apart verkrijgbare HDMI-kabel

HTC-100 kunnen niet gelijktijdig op de camera worden aangesloten.

Dit kan de werking van de camera negatief beïnvloeden.

Bedieningsgeluiden worden niet afgespeeld als de camera is aangesloten op een hdtv.

131

Beelden bekijken op een tv

De afstandsbediening van een tv gebruiken om de camera te bedienen

Als u de camera aansluit op een met HDMI CEC compatibele tv, kunt u de afstandsbediening van de tv gebruiken om de camera te bedienen en beelden af te spelen of diavoorstellingen te bekijken.

Mogelijk moet u op sommige tv's een aantal instellingen maken. Raadpleeg de handleiding van de tv voor meer informatie.

Selecteer [Ctrl via HDMI].

Druk op de knop n en selecteer

[Ctrl via HDMI] op het tabblad

3.

Druk vervolgens op de knoppen qr om [Aan] te selecteren.

Sluit de camera aan op de tv.

Volg stap 1 en 2 op p. 131 om de camera

op de tv aan te sluiten.

Geef beelden weer.

Schakel de tv in en druk op knop

1 van de camera.

Het beeld verschijnt op het tv-scherm

(er wordt niets weergegeven op het scherm van de camera).

Gebruik de afstandsbediening van de tv.

Druk op de knoppen qr van de afstandsbediening om een beeld te selecteren.

Druk op de knop OK/Selecteren om het bedieningspaneel van de camera te bekijken. Druk op de knoppen qr om een item te selecteren en druk vervolgens opnieuw op de knop OK/Selecteren.

132

Beelden bekijken op een tv

Overzicht van het bedieningspaneel van de camera weergegeven op de tv

Terug

Groep afspelen

Het menu wordt gesloten.

Groepen beelden die snel na elkaar zijn opgenomen, worden afgespeeld (verschijnt alleen als u gegroepeerde beelden selecteert).

.

Film afspelen

Diavoorstelling

Er wordt een film afgespeeld (wordt alleen weergegeven als een film is gekozen).

Beelden worden automatisch afgespeeld. U kunt tijdens het afspelen op de knoppen qr van de afstandsbediening drukken om van beeld te veranderen.

Index afspelen De beelden worden weergegeven in een index.

l Weergave wijzigen De schermweergave wordt gewijzigd (p. 44)

.

Als u de knoppen op de camera bedient, kunt u de camera niet langer met de afstandsbediening van de tv bedienen. Dit kan pas weer als u bent teruggekeerd naar de enkelvoudige weergave.

Via sommige tv's kan de camera mogelijk niet correct worden bediend, zelfs niet als ze compatibel zijn met HDMI CEC.

133

Beelden beveiligen

U kunt belangrijke beelden beveiligen, zodat ze niet per ongeluk met de camera kunnen worden gewist

(pp. 29 ,

138)

.

Beveilig het beeld.

Druk eerst op de knop m en vervolgens op de knoppen op om : te selecteren.

Druk vervolgens opnieuw op de knop m.

[Beveiligd] verschijnt op het scherm.

Om de beveiliging op te heffen, volgt u de bovenstaande stap om nogmaals

: te selecteren. Druk vervolgens op de knop m.

Als u de geheugenkaart formatteert

(pp. 23

,

167) , worden beveiligde

beelden ook gewist.

Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist met de wisfunctie van de camera. Hef eerst de beveiligingsinstellingen op voordat u een beeld wist.

Via het menu

Selecteer [Beveilig].

Druk op de knop n om [Beveilig] te selecteren op het tabblad

1.

Druk vervolgens op de knop m.

Selecteer een selectiemethode.

Druk op de knoppen op om een selectiemethode te kiezen.

Druk vervolgens op de knop m.

Druk op n om de instelling te voltooien en terug te keren naar het menuscherm.

134

Beelden beveiligen

Afzonderlijke beelden selecteren

Kies [Selecteer].

Volg stap 2 op op

p. 134

om [Selecteer] te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

Selecteer de beelden.

Druk op de knoppen qr om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

verschijnt op het scherm.

Druk opnieuw op de knop m om de selectie van het beeld ongedaan te maken.

verdwijnt dan.

Herhaal de hierboven beschreven procedure als u meerdere beelden wilt selecteren.

Beveilig het beeld.

Als u op de knop n drukt, verschijnt een bevestigingsscherm.

Druk op de knoppen qr om [OK] te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

Als u de opnamemodus activeert of de camera uitschakelt voordat u stap 3 hebt voltooid, worden de beelden niet beveiligd.

135

Beelden beveiligen

Select. Reeks

Selecteer [Select. Reeks].

Voer stap 2 op

p. 134 uit om [Select.

Reeks] te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

Selecteer het eerste beeld.

Druk op de knop m.

Druk op de knoppen qr om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

Selecteer het laatste beeld.

Druk op de knop r, selecteer

[Laatste beeld] en druk op de knop m.

Druk op de knoppen qr om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

U kunt geen beelden vóór het eerste beeld selecteren.

136

Beelden beveiligen

Beveilig de beelden.

Druk op de knop p, selecteer [Beveilig] en druk op de knop m.

Alle beelden selecteren

Selecteer [Alle beelden].

Voer stap 2 op

p. 134

uit om [Alle beelden] te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

Beveilig de beelden.

Druk op de knoppen op om [Beveilig] te selecteren. Druk vervolgens op de knop m.

U kunt de beveiliging van groepen beveiligde beelden opheffen door

[Beveilig. Uit] te selecteren in stap 4 als u [Select. Reeks] hebt geselecteerd, of stap 2 als u [Alle beelden] hebt geselecteerd.

137

Beelden wissen

U kunt beelden selecteren en deze vervolgens als groep wissen. Gewiste beelden kunnen niet worden hersteld, dus denk goed na voordat u ze wist.

Beveiligde beelden

(p. 134)

kunt u niet wissen.

Kies een Selectiemethode

Selecteer [Wissen].

Druk op de knop n, selecteer

[Wissen] op het tabblad

1 en druk op de knop m.

Selecteer een selectiemethode.

Druk op de knoppen op om een selectiemethode te kiezen.

Druk vervolgens op de knop m.

Druk op de knop n om terug te keren naar het menuscherm.

Afzonderlijke beelden selecteren

Kies [Selectie].

Voer stap 2 hierboven uit om [Selectie] te kiezen en druk vervolgens op de knop m.

Selecteer een beeld.

Als u stap 2 op

p. 135

volgt om beelden te selecteren, verschijnt een op het scherm.

Druk opnieuw op de knop m om de selectie van het beeld ongedaan te maken.

verdwijnt dan.

Herhaal de hierboven beschreven procedure als u meerdere beelden wilt selecteren.

138

Select. Reeks

Beelden wissen

Wis de beelden.

Als u op de knop n drukt, verschijnt een bevestigingsscherm.

Druk op de knoppen qr om [OK] te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

Selecteer [Select. Reeks].

Voer stap 2 op

p. 138 uit om [Select.

Reeks] te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

Selecteer de beelden.

Voer stap 2 en 3 op

p. 136

uit om beelden te selecteren.

Wis de beelden.

Druk op de knop p om [Wissen] te selecteren. Druk vervolgens op de knop m.

Alle beelden selecteren

Selecteer [Alle beelden].

Voer stap 2 op

p. 138

uit om [Alle beelden] te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

Wis de beelden.

Druk op de knoppen qr om [OK] te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

139

Beelden markeren als favoriet

Als u beelden markeert als favoriet, kunt u heel gemakkelijk alleen deze beelden indelen in categorieën. U kunt ook alleen deze beelden uitfilteren

en ze vervolgens weergeven, beveiligen of wissen (p. 120)

.

Kies de instelling.

Druk eerst op de knop m en vervolgens op de knoppen op om

te selecteren.

Druk vervolgens opnieuw op de knop m.

\

[Gemarkeerd als favoriet] verschijnt op het scherm.

Om de beveiliging op te heffen, volgt u de bovenstaande stap om opnieuw te selecteren en drukt u vervolgens op de knop m.

Via het menu

Selecteer [Favorieten].

Druk op de knop n om [Favorieten] te selecteren op het tabblad

1.

Druk vervolgens op de knop m.

Selecteer een beeld.

Druk op de knoppen qr om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

verschijnt op het scherm.

Druk nogmaals op de knop m om de markering van het beeld ongedaan te maken. Vervolgens verdwijnt .

Herhaal de hierboven beschreven procedure als u meerdere beelden wilt selecteren.

140

Beelden markeren als favoriet

Voltooi de instelling.

Als u op de knop n drukt, verschijnt een bevestigingsscherm.

Druk op de knoppen qr om [OK] te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

Als u overschakelt naar de opnamemodus of de camera uitschakelt voordat u stap 3 hebt voltooid, worden de beelden niet gemarkeerd als favoriet.

(

Als u Windows 7 of Windows Vista gebruikt en gemarkeerde beelden downloadt naar de computer, krijgen deze een markering van 3 sterren

) (behalve films).

141

Beelden indelen in categorieën

(My Category)

U kunt beelden indelen in categorieën. U kunt de beelden in een categorie weergeven in gefilterd afspelen

(p. 120) en alle beelden tegelijk verwerken met

behulp van de onderstaande functies.

'Diavoorstellingen bekijken'

(p. 122)

, 'Beelden beveiligen'

(p. 134) ,

'Beelden wissen'

(p. 138) , 'Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)'

(p. 159)

Beelden worden tijdens de opname automatisch in categorieën ingedeeld aan de hand van de opnameomstandigheden.

: Beelden met gedetecteerde gezichten of beelden die zijn opgenomen in

I of V.

: Beelden die worden gedetecteerd als , of in de modus

A, of beelden die zijn opgenomen in of

O.

: Beelden die zijn opgenomen in w, S, P, t.

Selecteer

;.

Druk eerst op de knop m en vervolgens op de knoppen op om ; te selecteren.

Druk vervolgens opnieuw op de knop m.

Selecteer een categorie.

Druk op de knoppen op om een categorie te selecteren en druk op de knop m.

verschijnt op het scherm.

Druk opnieuw op de knop m om de selectie van het beeld ongedaan te maken.

verdwijnt dan.

Voltooi de instelling.

Als u op de knop n drukt, verschijnt een bevestigingsscherm.

Druk op de knoppen qr om [OK] te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

142

Als u overschakelt naar de opnamemodus of de camera uitschakelt voordat u stap 3 hebt voltooid, worden de beelden niet gemarkeerd als My Category.

Via het menu

Beelden indelen in categorieën (My Category)

Selecteer [My Category].

Druk op de knop n, selecteer

[My Category] op het tabblad

1 en druk vervolgens op de knop m.

Selecteer een selectiemethode.

Druk op de knoppen op om een selectiemethode te kiezen.

Druk vervolgens op de knop m.

Druk op de knop n om terug te keren naar het menuscherm.

Afzonderlijke beelden selecteren

Kies [Selectie].

Voer stap 2 hierboven uit om [Selectie] te kiezen en druk vervolgens op de knop m.

Selecteer een beeld.

Druk op de knoppen qr om een beeld te selecteren.

Selecteer een categorie.

Druk op de knoppen op om een categorie te selecteren en druk op de knop m.

verschijnt op het scherm.

Druk opnieuw op de knop m om de selectie van het beeld ongedaan te maken.

verdwijnt dan.

Herhaal de hierboven beschreven procedure als u meerdere beelden wilt selecteren.

143

Beelden indelen in categorieën (My Category)

Voltooi de instelling.

Als u op de knop n drukt, verschijnt een bevestigingsscherm.

Druk op de knoppen qr om [OK] te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

Als u overschakelt naar de opnamemodus of de camera uitschakelt voordat u stap 4 hebt voltooid, worden de beelden niet gemarkeerd als My Category.

Select. Reeks

Selecteer [Select. Reeks].

Voer stap 2 op

p. 143 uit om [Select.

Reeks] te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

Selecteer de beelden.

Voer stap 2 en 3 op

p. 136

uit om beelden te selecteren.

Selecteer een categorie.

Druk op de knop p om een item te selecteren en druk vervolgens op de knoppen qr om een categorie te kiezen.

Voltooi de instelling.

Druk op de knop p om [Selecteer] te kiezen en druk vervolgens op de knop m.

Als u [Niet select.] selecteert bij stap 4, kunt u de selectie van alle beelden in de categorie [Select. Reeks] opheffen.

144

Beelden roteren

U kunt de stand van een beeld wijzigen en opslaan.

Selecteer

\.

Druk eerst op de knop m en vervolgens op de knoppen op om \ te selecteren.

Druk vervolgens opnieuw op de knop m.

Draai het beeld.

Druk op de knoppen qr om het beeld 90° in de geselecteerde richting te draaien.

Druk op de knop m om de instelling te voltooien.

Via het menu

Selecteer [Roteren].

Druk op de knop n om [Roteren] te selecteren op het tabblad

1.

Druk vervolgens op de knop m.

Draai het beeld.

Druk op de knoppen qr om een beeld te selecteren.

Elke keer dat u op de knop m drukt, wordt het beeld 90° geroteerd.

Druk op de knop n om terug te keren naar het menuscherm.

Films die zijn opgenomen met of kunnen niet worden geroteerd.

Beelden kunnen niet worden gedraaid (p. 176)

als u [Autom. draaien] op [Uit] hebt gezet.

145

Het formaat van beelden wijzigen

U kunt beelden omzetten naar een lagere resolutie-instelling en de gewijzigde beelden opslaan als een afzonderlijk bestand.

Selecteer [Veranderen].

Druk op de knop n om [Veranderen] te selecteren op het tabblad

1.

Druk vervolgens op de knop m.

Selecteer een beeld.

Druk op de knoppen qr om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

Selecteer een beeldformaat.

Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren en druk op de knop m.

 [Nieuw beeld opslaan?] verschijnt op het scherm.

146

Sla het nieuwe beeld op.

Druk op de knoppen qr om [OK] te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

Het beeld wordt opgeslagen als een nieuw bestand.

Geef het nieuwe beeld weer.

Als u op de knop n drukt, verschijnt

[Nieuw beeld weergeven?] op het scherm.

Druk op de knoppen qr om [Ja] te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

Het opgeslagen beeld wordt weergegeven.

U kunt een beeld niet opslaan in een hogere resolutie.

Beelden die in stap 3 als zijn opgeslagen, kunnen niet worden bewerkt.

Films kunnen niet worden bewerkt.

Trimmen

U kunt een deel van een opgeslagen beeld uitsnijden en dit opslaan als een nieuw beeldbestand.

Snijgebied

Weergave van snijgebied

Resolutie na bijsnijden

Selecteer [Trimmen].

Druk op de knop n om [Trimmen] te selecteren op het tabblad

1.

Druk vervolgens op de knop m.

Selecteer een beeld.

Druk op de knoppen qr om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

Pas het snijgebied aan.

 Er verschijnt een kader rond het gedeelte van het beeld dat u wilt bijsnijden.

Het oorspronkelijke beeld verschijnt linksboven en het bijgesneden beeld rechtsonder.

Als u de zoomknop beweegt, kunt u de grootte van het kader wijzigen.

Met de knoppen opqr kunt u het kader verplaatsen.

Als u drukt op de knop m, kunt u de richting van het kader wijzigen.

Druk op de knop n.

Sla het beeld op als een nieuw beeld en geef het weer.

Volg stap 4 en 5 op p. 146 .

Beelden die zijn opgenomen met een resolutie van (p. 62) of beelden

die zijn omgezet naar

(p. 146) kunnen niet worden bewerkt.

Beelden die kunnen worden veranderd, hebben na verandering dezelfde breedte-hoogteverhouding.

De resolutie van een bijgesneden beeld is kleiner dan dat van het oorspronkelijke beeld.

Films kunnen niet worden bewerkt.

147

Effecten toepassen met de functie

My Colors

U kunt de kleur van een beeld wijzigen en het gewijzigde beeld opslaan als een nieuw beeld. Zie

p. 92 voor meer informatie over elk menu-item.

Selecteer [My Colors].

Druk op de knop n, selecteer

[My Colors] op het tabblad

1 en druk vervolgens op de knop m.

Selecteer een beeld.

Druk op de knoppen qr om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

Selecteer een optie.

Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren en druk op de knop m.

Sla het beeld op als een nieuw beeld en geef het weer.

Volg stap 4 en 5 op p. 146 .

Als u de kleur van hetzelfde beeld meerdere keren wijzigt, neemt de kwaliteit geleidelijk af en krijgt u mogelijk niet de verwachte kleur.

De kleur van de beelden die u met deze functie hebt gewijzigd, kan afwijken van die van de beelden die zijn opgenomen met de functie

My Colors

(p. 92)

.

De instellingen van My Colors kunnen niet worden toegepast op films.

148

De helderheid corrigeren (i-Contrast)

De camera kan delen van een beeld, zoals gezichten of achtergronden, die te licht of te donker zijn, detecteren en deze tijdens het maken van opnamen automatisch aanpassen aan de optimale helderheid. Ook als het gehele beeld niet genoeg contrast heeft, wordt het beeld automatisch door de camera gecorrigeerd, zodat het scherper wordt. U kunt kiezen uit vier correctieniveaus, en het beeld opslaan als een nieuw bestand.

Selecteer [i-Contrast].

Druk op de knop n en selecteer

[i-Contrast] op het tabblad

1.

Druk vervolgens op de knop m.

Selecteer een beeld.

Druk op de knoppen qr om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

Selecteer een optie.

Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren en druk op de knop m.

Sla het beeld op als een nieuw beeld en geef het weer.

Volg stap 4 en 5 op p. 146 .

In sommige omstandigheden kan het beeld grof lijken of is de belichting niet juist aangepast.

Als hetzelfde beeld meerdere keren wordt aangepast, kan het grof worden.

Wat als het beeld met de optie [Auto] niet goed genoeg is gecorrigeerd?

Selecteer [Laag], [Middel] of [Hoog] en pas het beeld aan.

Films kunnen niet worden aangepast.

149

Het rode-ogeneffect corrigeren

U kunt rode ogen in beelden automatisch corrigeren en deze beelden opslaan als nieuwe bestanden.

Selecteer [Rode-Ogen Corr.].

Druk op de knop n en selecteer

[Rode-Ogen Corr.] op het tabblad

1.

Druk vervolgens op de knop m.

Selecteer een beeld.

Druk op de knoppen qr om een beeld te selecteren.

Corrigeer het beeld.

Druk op de knop m.

 Het gebied met rode ogen dat door de camera wordt gedetecteerd, wordt gecorrigeerd en er wordt een kader weergegeven om het gecorrigeerde gedeelte.

U kunt het beeld vergroten of het formaat van het beeld wijzigen met behulp van de procedures die worden beschreven in

'Beelden vergroten'

(p. 125)

.

Sla het beeld op als een nieuw beeld en geef het weer.

Druk op de knoppen opqr om [Nieuw bestand] te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

Het beeld wordt opgeslagen als een nieuw bestand.

Volg stap 5 op p. 146 .

Sommige beelden worden mogelijk niet goed gecorrigeerd.

Als bij stap 4 [Overschrijven] is geselecteerd, wordt het nietgecorrigeerde beeld overschreven door de bewerkte gegevens.

Het oorspronkelijke beeld wordt dan gewist.

Beveiligde beelden kunnen niet worden overschreven.

Films kunnen niet worden aangepast.

150

8

Afdrukken

In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u beelden selecteert voor afdrukken en hoe u kunt afdrukken met een Canon PictBridgecompatibele printer (afzonderlijk verkrijgbare).

Canon PictBridge-compatibele printers

In dit hoofdstuk gebruiken we de Canon SELPHY CP-printers in de beschrijvingen. De afgebeelde schermen en beschikbare functies kunnen verschillen per printer. Raadpleeg ook de handleiding van de printer.

151

Beelden afdrukken

Easy Print

U kunt de gemaakte opnamen eenvoudig afdrukken als u de camera met behulp van de meegeleverde interfacekabel aansluit op een printer die compatibel is met PictBridge

(p. 2) .

Schakel de camera en de printer uit.

Sluit de camera aan op de printer.

Open het klepje en steek de kleinste stekker stevig in de aansluiting van de camera in de aangegeven richting.

Steek de grote kabelstekker in de printer.

Raadpleeg de handleiding van de printer voor meer informatie over de aansluiting.

Schakel de printer in.

Schakel de camera in.

Druk op

1 om de camera aan te zetten.

Selecteer een beeld.

Druk op de knoppen qr om een beeld te selecteren.

Selecteer

2.

Druk eerst op de knop m en vervolgens op de knoppen op om 2 te selecteren.

Druk vervolgens opnieuw op de knop m.

152

Beelden afdrukken

Druk de beelden af.

Druk op de knoppen op om [Print] te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

Het afdrukken wordt gestart.

Als u nog meer beelden wilt afdrukken, herhaalt u stap 5 en 6 nadat het afdrukken is voltooid.

Wanneer u klaar bent met afdrukken, schakelt u de camera en de printer uit en verwijdert u de interfacekabel.

Zie p. 40 voor Canon PictBridge-compatibele printers

(afzonderlijk verkrijgbaar).

Indexafdrukken zijn niet beschikbaar op bepaalde Canon

PictBridge-compatibele printers (afzonderlijk verkrijgbaar).

153

Beelden afdrukken

Afdrukinstellingen kiezen

Sluit de camera aan op de printer.

Volg stap 1 – 6 op

p. 152

om het links afgebeelde scherm weer te geven.

Selecteer een menu-optie.

Druk op de knoppen op om een optie te selecteren.

Selecteer de instellingen van de opties.

Druk op de knoppen qr om de optie in te stellen.

Standaard

Datum

Hiermee worden de printerinstellingen gebruikt.

Hiermee wordt de datum van de opname afgedrukt.

File No.

Hiermee wordt het bestandsnummer afgedrukt.

Beide

Hiermee worden de datum en het bestandsnummer afgedrukt.

Trimmen papier inst.

Uit

Standaard

Uit

Aan

R-Ogen1

R-Ogen2*

Levendig*

NR*

Vivid+NR*

Gez.

Copieën

*

Hiermee worden de printerinstellingen gebruikt.

Hiermee wordt opname-informatie gebruikt om de afdrukinstellingen te optimaliseren.

Hiermee worden rode ogen gecorrigeerd.

Hiermee worden [NR], [Gez.

] en [R-Ogen1] gebruikt om het beeld te corrigeren.

Het groen in bomen en het blauw in luchten en oceanen wordt levendiger.

Hiermee wordt beeldruis verminderd.

Hiermee worden [Levendig] en [NR] gebruikt om het beeld te corrigeren.

Hiermee wordt de helderheid gecorrigeerd voor donkere gezichten, die bijvoorbeed van achteren zijn belicht.

Kies het gewenste aantal exemplaren.

Kies het af te drukken gebied.

Hiermee stelt u het papierformaat en de indeling in.

* Verschijnt alleen indien aangesloten op Inkjet-printers.

154

Beelden afdrukken

Trimmen en afdrukken (Trimmen)

U kunt een deel van een beeld uitsnijden en dit afdrukken.

Selecteer [Trimmen].

Volg stap 1 – 2 op

p. 154

om [Trimmen] te selecteren en druk daarna op de knop m button.

Er verschijnt een kader rond het gedeelte van het beeld dat u wilt bijsnijden.

Kies het snijgebied.

Als u de zoomknop beweegt, kunt u de grootte van het kader wijzigen.

Druk op de knoppen opqr om de kaderpositie aan te passen.

Druk op de knop m om het kader te roteren.

Druk eerst op de knop n en daarna op de knoppen op om [OK] te selecteren. Druk vervolgens op de knop m.

Druk de beelden af.

Volg stap 7 op p. 153 om af te drukken.

Wellicht kunt u beelden niet bijsnijden; dit is afhankelijk van de verhouding en de grootte.

Als u foto's met toegevoegde datums bijsnijdt, wordt de datum wellicht niet goed weergegeven.

155

Beelden afdrukken

Het papierformaat en de indeling voor de afdruk selecteren

Selecteer [papier inst.].

Volg stap 1 – 2 op p. 154

om [papier inst.] te selecteren, en druk daarna op de knop m.

Kies een papierformaat.

Druk op de knoppen op om een optie te selecteren en druk daarna op de knop m.

Kies een papiersoort.

Druk op de knoppen op om een optie te selecteren en druk daarna op de knop m.

Kies een indeling.

Druk op de knoppen op om een indeling te kiezen en druk daarna op de knop m.

Druk op de knoppen qr om het aantal afdrukken in te stellen wanneer u [N-plus] hebt geselecteerd.

Druk de beelden af.

156

Beelden afdrukken

Beschikbare indelingen

Standaardinstelling Hiermee worden de printerinstellingen gebruikt.

Randen Voor afdrukken met een rand.

Randloos

N-plus

ID Foto

Vaste afm.

Voor afdrukken zonder rand.

Bepaalt hoeveel exemplaren van een beeld op een vel papier worden afgedrukt.

Voor het afdrukken van ID-foto's.

U kunt alleen beelden selecteren met dezelfde resolutie als de ingestelde opname-resolutie van de camera, L (Groot) en met een verhouding van 4:3.

Kies het afdrukformaat.

U kunt kiezen uit 90 x 130 mm, briefkaartformaat en breed papier.

ID-foto's afdrukken

Kies [ID Foto].

Volg stap 1 – 4 op

p. 156

om [ID Foto] te selecteren, en druk daarna op de knop m.

Selecteer de lengte en breedte.

Druk op de knoppen op om een optie te selecteren.

Druk op de knoppen qr om de lengte te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

Kies het afdrukgebied.

Volg stap 2 op

p. 155 om het afdrukgebied

te selecteren.

Druk de beelden af.

157

Beelden afdrukken

Films afdrukken

Sluit de camera aan op de printer.

Volg stap 1 – 6 op

p. 152

om een film te selecteren en het links afgebeelde scherm weer te geven.

Selecteer een afdrukmethode.

Druk op de knoppen op om te selecteren en gebruik vervolgens de knoppen qr om een afdrukmethode te selecteren.

Druk de beelden af.

Afdrukmethoden voor films

Enkel

Reeks

De momenteel getoonde scène wordt afgedrukt als een foto.

Een reeks beelden vanaf een opgegeven scène wordt afgedrukt op één vel papier. Als [Onderschrift] is ingesteld op [Aan], kunt u tegelijk het map- en bestandsnummer en de verstreken tijd van het kader afdrukken.

Als u tijdens het afdrukken op de knop m drukt, wordt het afdrukken geannuleerd.

U kunt de opties [ID Foto] en [Reeks] niet selecteren op PictBridgecompatibele Canon-printers vanaf CP720/CP730 of eerdere modellen.

158

Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)

U kunt maximaal 998 beelden op een geheugenkaart selecteren om af te drukken en instellingen zoals het gewenste aantal exemplaren te specificeren, zodat deze samen kunnen worden afgedrukt

(p. 163)

of worden verwerkt in een fotozaak. Deze selectiemethoden voldoen aan de

DPOF-normen (Digital Print Order Format).

U kunt geen films selecteren.

Beelden toevoegen aan een afdruklijst via het menu FUNC.

Direct na het maken van opnamen of tijdens het afspelen kunt u beelden toevoegen aan de afdruklijst (DPOF) in het menu FUNC.

Selecteer een beeld.

Druk op de knoppen qr om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

Selecteer

2 (films zijn

uitgesloten).

Druk op de knoppen op om 2 te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

Voeg beelden toe aan de afdruklijst.

Druk op de knoppen op om het aantal afdrukken te selecteren, druk vervolgens op de knoppen qr om [Toevoegen] te selecteren en druk op de knop m.

159

Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)

Afdrukinstellingen

U kunt het afdruktype, de datum en het bestandsnummer instellen.

Deze instellingen worden toegepast op alle beelden die zijn geselecteerd voor afdrukken.

Afdruktype

Datum

File No.

Wis DPOF data

Selecteer [Print instellingen].

Druk op de knop n om [Print instellingen] te selecteren op het tabblad

2. Druk vervolgens op de knop m.

Selecteer een instelling.

Druk op de knoppen op om een menuitem te selecteren en gebruik vervolgens de knoppen qr om een optie te selecteren.

Druk op n om de instelling te voltooien en terug te keren naar het menuscherm.

Standaard Hiermee drukt u 1 foto per pagina af.

Index

Beide

Aan

Uit

Aan

Uit

Aan

Uit

Hiermee drukt u diverse verkleinde beelden per pagina af.

Hiermee worden zowel standaard- als indexformaten afgedrukt.

Hiermee wordt de datum van de opname afgedrukt.

Hiermee wordt het bestandsnummer afgedrukt.

Alle afdrukinstellingen worden na het afdrukken verwijderd.

Sommige printers of fotozaken zijn wellicht niet in staat om alle instellingen te verwerken in de afdrukken.

kan verschijnen bij gebruik van een geheugenkaart met afdrukinstellingen van een andere camera. Als u de instellingen wijzigt met deze camera, kunnen alle eerdere instellingen worden vervangen.

Als [Datum] is ingesteld op [Aan] drukken sommige printers de datum tweemaal af.

160

Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)

Wanneer [Index] is geselecteerd, kunnen de opties [Datum] en [File No.] niet tegelijk op [Aan] worden ingesteld.

De datum wordt afgedrukt volgens de notatie die is ingesteld in de functie

[Datum/Tijd] op het tabblad

3, dat u kunt selecteren nadat u op de knop n hebt gedrukt

(p. 20) .

Het aantal exemplaren selecteren

Selecteer [Sel. beeld & aantal].

Druk op de knop n om [Sel. beeld

& aantal] te selecteren op het tabblad

2.

Druk vervolgens op de knop m.

Selecteer een beeld.

Druk op de knoppen qr om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

U kunt het aantal af te drukken exemplaren instellen.

Als u beelden selecteert in [Index], verschijnt op het scherm. Druk opnieuw op de knop m om de selectie van het beeld ongedaan te maken. verdwijnt dan.

Stel het aantal afdrukken in.

Druk op de knoppen op om het aantal afdrukken in te stellen (maximaal 99).

Herhaal stap 2 en 3 om meer beelden en het aantal afdrukken van elk beeld te selecteren.

Voor indexafdrukken kunt u het aantal afdrukken niet instellen. U kunt alleen de af te drukken beelden selecteren

(zoals getoond in stap 2).

Druk op n om de instelling te voltooien en terug te keren naar het menuscherm.

161

Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)

Select. Reeks

Selecteer [Select. Reeks].

Voer stap 1 op

p. 161 uit om [Select.

Reeks] te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

Selecteer de beelden.

Volg stap 2 – 3 op

p. 136

om beelden te selecteren.

Kies de afdrukinstellingen.

Druk op de knoppen op om [Opdracht] te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

Instellen dat alle beelden één keer worden afgedrukt

Selecteer [Sel. alle beelden].

Voer stap 1 op

p. 161 uit om [Sel. alle

beelden] te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

Kies de afdrukinstellingen.

Druk op de knoppen qr om [OK] te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

Alle selecties wissen

Selecteer [Wis alle selecties].

Voer stap 1 op

p. 161 uit en selecteer

[Wis alle selecties]. Druk vervolgens op de knop m.

Alle selecties worden gewist.

Druk op de knoppen qr om [OK] te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

162

Beelden selecteren voor afdrukken (DPOF)

Geselecteerde beelden afdrukken (DPOF)

Wanneer u beelden hebt toegevoegd aan de

afdruklijst (pp. 159 –

162)

, verschijnt het links afgebeelde scherm als u de camera aansluit op een PictBridge-compatibele printer. Druk op de knoppen op om [Print nu] te selecteren, en druk vervolgens op de knop m om de beelden die zijn toegevoegd aan de afdruklijst, eenvoudig af te drukken.

Als u het afdrukken onderbreekt en opnieuw start, begint het afdrukken bij de volgende afdruk.

163

164

9

De camera-instellingen aanpassen

U kunt allerlei instellingen aanpassen aan uw voorkeuren.

In het eerste deel van dit hoofdstuk worden enkele handige en veelgebruikte functies beschreven. Daarna wordt uitgelegd hoe u instellingen voor opnemen en afspelen aanpast aan uw wensen.

165

De camera-instellingen wijzigen

U kunt handige en veelgebruikte functies aanpassen via het tabblad

3

(p. 47) .

Geluiden wijzigen

U kunt alle bedieningsgeluiden van de camera wijzigen.

Selecteer [Geluidsopties] en druk op de knop m.

Druk op de knoppen op om een menuitem te selecteren.

Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren.

1

2

Vooringestelde geluiden

(kunnen niet worden gewijzigd)

Vooringestelde geluiden

U kunt de meegeleverde software gebruiken om de geluiden te wijzigen

(p. 2) .

Zelfs als u het sluitergeluid wijzigt, heeft dit geen effect in

(p. 80)

.

Hints en tips uitschakelen

Wanneer u een item selecteert in het menu FUNC. (p. 46)

of MENU (p. 47) ,

wordt er een beschrijving van de functie (hints en tips) weergegeven. U kunt deze functie uitschakelen.

Selecteer [Hints en tips] en druk op de knoppen qr om [Uit] te selecteren.

166

De camera-instellingen wijzigen

Low Level Format geheugenkaart

Voer een Low Level Format uit als het bericht [Geheugenkaart fout] verschijnt, als de camera niet goed werkt, als u denkt dat de opname-/ leessnelheid van een geheugenkaart is afgenomen, of als het opnemen van een film plotseling wordt afgebroken. Aangezien u de gewiste gegevens niet kunt herstellen, moet u uiterst voorzichtig zijn als u een geheugenkaart gaat formatteren.

Selecteer [Low Level Format].

Kies [Formateren] en druk vervolgens op de knop m.

Druk op de knoppen op om [Low Level

Format] te selecteren en druk vervolgens op de knoppen qr om

weer te geven.

Druk op de knoppen opqr om [OK] te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

Start de Low Level Format.

Druk op de knoppen op om [OK] te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

De Low Level Format wordt uitgevoerd.

Als de Low Level Format is voltooid, verschijnt op het scherm de melding

[Geheugenkaart is geformatteerd].

Voltooi de Low Level Format.

Druk op de knop m.

Een Low Level Format kan langer duren dan normaal formatteren

(p. 23) ,

omdat alle opgenomen gegevens worden gewist.

U kunt een Low Level Format van een geheugenkaart stoppen door

[Stop] te selecteren. Als u stopt met de Low Level Format, zijn de gegevens gewist maar kunt u de geheugenkaart zonder problemen blijven gebruiken.

167

De camera-instellingen wijzigen

Het opstartscherm wijzigen

U kunt het opstartscherm wijzigen dat verschijnt wanneer u de camera inschakelt.

Selecteer [opstart scherm] en druk op de knop m.

Druk op de knoppen qr om een optie te selecteren.

Geen opstartbeeld

1

2

Vooringestelde beelden

(kunnen niet worden gewijzigd)

Vooringestelde beelden

U kunt vastgelegde beelden instellen en de meegeleverde software gebruiken om de beelden te wijzigen.

Opgeslagen beelden vastleggen als opstartscherm

Als u op de knop

1 drukt en de camera in de afspeelmodus zet, kunt u een beeld vastleggen.

Selecteer [opstart scherm] en druk op de knop m.

Druk op de knoppen qr om [2] te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

Druk op de knoppen qr om een beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

Druk op de knoppen qr om [OK] te selecteren en druk vervolgens op m om de registratie te voltooien.

168

Een eventueel eerder geregistreerd opstartbeeld wordt overschreven als u een nieuw opstartbeeld registreert.

De camera-instellingen wijzigen

Leg het opstartbeeld of -geluid vast met de bijgeleverde software

U kunt de speciale bedieningsgeluiden en opstartbeelden in de meegeleverde software toewijzen aan de camera. Raadpleeg de Softwarehandleiding voor gedetailleerde informatie.

De bestandsnummering wijzigen

Uw opnamen krijgen automatisch opeenvolgende bestandsnummers toegewezen van 0001 t/m 9999 en worden opgeslagen in mappen met maximaal 2.000 opnamen. U kunt de toewijzing van de bestandsnummers wijzigen.

Selecteer [Bestandnr.] en druk op de knoppen qr om een optie te selecteren.

Continu

Auto reset

Ook als u opnamen maakt met een nieuwe geheugenkaart, krijgen de bestanden steeds een oplopend nummer totdat u een opname maakt en opslaat met het nummer 9999.

Als u een nieuwe geheugenkaart gebruikt of een nieuwe map maakt, begint de bestandsnummering weer bij 0001.

Als u een geheugenkaart gebruikt die al opnamen bevat, kunnen de nieuwe bestanden zowel bij de instelling [Continu] als [Auto reset] een opvolgend nummer krijgen volgens de bestaande nummering. Als u opnieuw met bestandsnummer 0001 wilt beginnen, formatteert u de

geheugenkaart vóór gebruik (p. 23) .

Raadpleeg de Softwarehandleiding voor informatie over mapstructuren of afbeeldingstypen.

169

De camera-instellingen wijzigen

Mappen maken volgens opnamedatum

Beelden worden opgeslagen in mappen die elke maand worden gemaakt.

U kunt echter ook mappen maken volgens de opnamedatum.

Selecteer [Maak folder] en druk vervolgens op de knoppen qr om [Dagelijks] te selecteren.

Beelden worden opgeslagen in mappen die op elke opnamedatum worden gemaakt.

De tijd wijzigen voor de optie Lens intrekken

Om veiligheidsredenen wordt de lens ingetrokken na ongeveer 1 minuut nadat u op de knop

1 hebt gedrukt in een opnamemodus

(p. 28)

. Als u wilt dat de lens meteen wordt ingetrokken wanneer u op de knop

1 drukt, zet u de tijdsduur voor het intrekken op [0 sec.].

Selecteer [Lens intrekken] en druk op de knoppen qr om [0 sec.] te selecteren.

De spaarstandfunctie uitschakelen

U kunt de spaarstandfunctie (p. 52)

instellen op [Uit]. De instelling [Aan] wordt aanbevolen om de batterij te sparen.

Selecteer [spaarstand] en druk op de knop m.

Druk op de knoppen op om

[Automatisch Uit] te selecteren. Druk vervolgens op de knoppen qr om [Uit] te selecteren.

Als u de spaarstandfunctie op [Uit] zet, moet u eraan denken de camera na gebruik uit te schakelen.

170

De camera-instellingen wijzigen

Spaarstand van het scherm instellen

U kunt bepalen hoe lang het duurt voordat het scherm automatisch wordt

uitgeschakeld (p. 52) . Dit werkt ook als [Automatisch Uit] is ingesteld op [Uit].

Selecteer [spaarstand] en druk op de knop m.

Druk op de knoppen op om [Display uit] te selecteren. Gebruik vervolgens de knoppen qr om een tijd te selecteren.

Het is raadzaam een tijd onder [1 min] te selecteren om de batterij te sparen.

De wereldklok gebruiken

Als u in het buitenland bent, kunt u beelden opnemen met de lokale datum en tijd door eenvoudigweg de tijdzone-instelling te wijzigen. Als u de tijdzones van uw bestemming van tevoren registreert, hoeft u de datum- en tijdinstellingen in het buitenland niet meer aan te passen.

Stel de thuistijdzone in.

Selecteer [Tijdzone] en druk op de knop m.

Als u dit voor het eerst instelt, controleert u eerst of het links afgebeelde scherm verschijnt en drukt u vervolgens op de knop m.

Druk op de knoppen qr om de tijdzone voor thuis te selecteren.

Als u de zomertijd wilt instellen (normale tijd plus 1 uur), gebruikt u de knoppen op om selecteren.

Druk op de knop m.

171

De camera-instellingen wijzigen

Stel de wereldtijdzone in.

Druk op de knoppen op om [ Wereld] te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

Druk op de knoppen qr om de wereldtijdzone te selecteren.

U kunt de zomertijd op dezelfde manier instellen als bij stap 1.

Druk op de knop m.

Selecteer de wereldtijdzone.

Druk op de knoppen op om [ Wereld] te selecteren en druk vervolgens op de knop m.

verschijnt op het opnamescherm

(p. 186)

.

Als u in de instelling de datum of tijd wijzigt

(p. 20)

, worden de datum en tijd voor de optie [ Thuis] automatisch gewijzigd.

172

Instellingen voor opnamefuncties wijzigen

Als u de modusschakelaar instelt op

4 en de modus op G, kunt u de instellingen op het tabblad

4 wijzigen

(p. 47) .

Voordat u in een andere modus dan

G een opname wilt maken met een functie die in deze sectie wordt uitgelegd, moet u controleren of de functie in die modus beschikbaar is

(pp. 190 –

197) .

Het AF-hulplicht uitschakelen

Het licht gaat automatisch branden voor ondersteuning bij scherpstellen in omstandigheden met weinig licht als u de ontspanknop half indrukt. U kunt dit licht uitzetten.

Selecteer [AF-hulplicht] en druk op de knoppen qr om [Uit] te selecteren.

De functie Rode-ogenreductie uitzetten

Het licht voor rode-ogenreductie brandt om het effect van rode ogen te verminderen dat optreedt wanneer u opnamen maakt met de flitser in een donkere omgeving. U kunt deze functie uitschakelen.

Selecteer [Flits Instellingen] en druk op de knop m.

Druk op de knoppen op om [Lamp Aan] te selecteren en druk vervolgens op de knoppen qr om [Uit] te selecteren.

173

Instellingen voor opnamefuncties wijzigen

De weergaveduur van het beeld meteen na de opname wijzigen

U kunt instellen hoe lang de beelden meteen na het maken van de opname worden weergegeven.

Selecteer [Bekijken] en druk op de knoppen qr om een optie te selecteren.

2–10 sec.

Vastzetten

Uit

Geeft de beelden de ingestelde tijd lang weer.

Het beeld wordt weergegeven totdat u de ontspanknop half indrukt.

De beelden worden niet weergegeven.

De wijze waarop het beeld wordt weergegeven meteen na de opname wijzigen

U kunt de wijze waarop het beeld wordt weergegeven meteen na de opname wijzigen.

Selecteer [Terugkijken] en druk op de knoppen qr om een optie te selecteren.

Uit Geeft alleen het beeld weer.

Details Uitgebreide informatieweergave

(p. 188) .

Focus check

Het gebied binnen het AF-kader wordt vergroot weergegeven, zodat u de focus kunt controleren. De procedure is hetzelfde als in 'De focus controleren'

(p. 124)

.

Raster weergeven

U kunt tijdens opnamen een raster weergeven op het scherm met verticale en horizontale rasterlijnen.

Selecteer [Raster] en druk op de knoppen qr om [Aan] te selecteren.

174

Instellingen voor opnamefuncties wijzigen

De rasterlijnen worden niet opgeslagen bij de opname.

Instellingen van de IS-modus wijzigen

Selecteer [IS modus] en druk op de knoppen qr om een optie te selecteren.

Continu

Opname*

Pan*

Beeldstabilisatie staat altijd aan.

U kunt het resultaat meteen controleren op het scherm, waardoor u gemakkelijk de compositie of de focus kunt controleren en bijstellen.

Bij het opnemen van films worden tevens sterke camerabewegingen verminderd, bijvoorbeeld als u loopt (Dynamische modus).

Beeldstabilisatie is alleen actief op het moment van de opname.

Beeldstabilisatie compenseert alleen op- en neerwaartse camerabewegingen. Deze optie wordt aanbevolen voor het maken van opnamen van voorwerpen die horizontaal bewegen.

Uit —

* De instelling wordt gewijzigd in [Continu] als u films opneemt.

Als de camerabeweging te groot is, plaatst u de camera op een statief.

Stel de IS-modus ook in op [Uit] als u opnamen maakt met de camera op een statief.

Houd bij de optie [Pan] de camera horizontaal als u opnamen maakt.

Beeldstabilisatie werkt niet als u de camera verticaal houdt.

175

Instellingen voor afspeelfuncties wijzigen

U kunt de instellingen op het tabblad

1 aanpassen door op de knop 1

te drukken (p. 47) .

Het beeld selecteren waarmee het afspelen begint

Selecteer [Ga verder] en druk op de knoppen qr om een optie te selecteren.

Laatst gez

Laatste f.

De weergave wordt hervat met de laatst bekeken opname.

De weergave wordt hervat met de laatst gemaakte opname.

De functie Automatisch draaien uitschakelen

Als u beelden afspeelt op de camera, worden beelden die in verticale richting zijn opgenomen automatisch gedraaid en verticaal weergegeven.

U kunt deze functie uitschakelen.

Selecteer [Autom. draaien] en druk op de knoppen qr om [Uit] te selecteren.

Beelden kunnen niet worden gedraaid (p. 145)

als u [Autom. draaien] op [Uit] hebt gezet. Gedraaide beelden verschijnen dan ook in hun oorspronkelijke richting.

In Smart Shuffle

(p. 128) worden beelden die verticaal zijn opgenomen

ook verticaal weergeven, ook als [Autom. draaien] is ingesteld op

[Uit],terwijl gedraaide beelden in de gedraaide richting worden weergegeven.

176

10

Nuttige informatie

In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u de voedingsadapterset en Eye-Fi-kaart (beide afzonderlijk verkrijgbaar) kunt gebruiken.

Daarnaast bevat het hoofdstuk tips voor het oplossen van problemen en een lijst met functies en items die op het scherm verschijnen.

177

Aansluiten op het lichtnet

Als u de voedingsadapterset ACK-DC60 (afzonderlijk verkrijgbaar) gebruikt, kunt u de camera gebruiken zonder dat u zich zorgen hoeft te maken over de lading in de batterij.

Schakel de camera uit.

Plaats de koppeling.

Volg stap 2 op p. 18

om het klepje te openen, en plaats de koppeling op de afgebeelde wijze tot deze vastklikt.

Volg stap 5 op p. 18

om het klepje te sluiten.

Aansluitpunten

Sluit het snoer aan op de koppeling.

Open het klepje en steek de stekker helemaal in de koppeling.

Sluit het netsnoer aan.

Sluit het netsnoer aan op de compacte voedingsadapter en steek vervolgens het andere uiteinde in een stopcontact.

Schakel de camera in als u deze wilt gebruiken.

Wanneer u de camera niet meer gebruikt, schakelt u de camera uit en haalt u het netsnoer uit het stopcontact.

Haal de stekker of het netsnoer niet los als de camera nog is ingeschakeld.

Hierdoor kunnen beelden worden gewist of kan de camera beschadigd raken.

U kunt ook de voedingsadapterset ACK-DC10 (afzonderlijk verkrijgbaar) gebruiken.

178

Een Eye-Fi-kaart gebruiken

Voordat u een Eye-Fi-kaart gebruikt, moet u controleren of het gebruik van de

Eye-Fi-kaart is toegestaan in het desbetreffende land of gebied (p. 17) .

Als u een Eye-Fi-kaart die klaar is voor gebruik in de camera plaatst, kunt u uw beelden automatisch draadloos overdragen naar een computer of uploaden naar een webservice.

Beeldoverdracht is een functie van de Eye-Fi-kaart. Voor meer informatie over het instellen en gebruiken van de kaart en problemen bij de overdracht van beelden, raadpleegt u de handleiding van de Eye-Fi-kaart of neemt u contact op met de fabrikant.

Houd rekening met het volgende als u een Eye-Fi-kaart gebruikt.

Ook als u [Eye-Fi trans.] instelt op [Uit] (p. 180) , kan de Eye-Fi-kaart nog steeds

radiogolven uitzenden. Zorg dat u de Eye-Fi-kaart uit de camera haalt voordat u locaties betreedt waar het onbevoegd uitzenden van radiogolven verboden is, zoals ziekenhuizen en vliegtuigen.

• Als u problemen hebt met de overdracht van beelden, controleert u de instellingen van de kaart of de computer.

Raadpleeg de handleiding van de kaart voor meer informatie.

• Afhankelijk van de verbindingsstatus van het draadloze netwerk kan het even duren voordat de beelden worden overgedragen. Ook kan de beeldoverdracht worden onderbroken.

• Als gevolg van de overdrachtfunctie kan de Eye-Fi-kaart heet worden.

• Het batterijverbruik ligt hoger dan bij normaal gebruik.

• De werking van de camera is trager dan bij normaal gebruik. Dit kunt u oplossen door [Eye-Fi trans.] op [Uit] te zetten.

Als u een Eye-Fi-kaart in de camera plaatst, kunt u de verbindingsstatus controleren in het opnamescherm (informatieweergave) en het afspeelscherm (korte informatieweergave).

(Grijs) Niet verbonden

(Knippert wit)

(Wit)

(Bewegend)

Er wordt verbinding gemaakt

Stand-by voor overdracht

Bezig met overdracht

Onderbroken

Fout bij ophalen van Eye-Fi-kaartinfo (Zet de camera uit en weer aan. Als het probleem blijft, is er wellicht een probleem met de kaart.)

verschijnt in de overgedragen beelden.

179

Een Eye-Fi-kaart gebruiken

De spaarstand werkt niet tijdens de overdracht van beelden

(p. 52)

.

Als u kiest, wordt de Eye-Fi verbinding verbroken. Als u een andere opnamemodus kiest of de afspeelmodus opent, wordt de Eye-Fi verbinding weer geopend. Films die zijn gemaakt met de functie

Filmsynopsis, kunnen dan echter opnieuw worden overgedragen.

Verbindingsgegevens controleren

U kunt het toegangspunt SSID of de verbindingsstatus van de Eye-Fi-kaart controleren.

Selecteer [Verbindingsinfo].

Druk op de knop n en selecteer

[Eye-Fi instellingen] op het tabblad

3.

Druk vervolgens op de knop m.

Druk op de knoppen op om

[Verbindingsinfo] te selecteren.

Druk vervolgens op de knop m.

Het verbindingsinfoscherm verschijnt.

Eye-Fi-overdracht uitschakelen

U kunt via de kaart Eye-Fi-overdracht uitschakelen.

Selecteer [Uit] in [Eye-Fi trans.].

Druk op de knop n en selecteer

[Eye-Fi instellingen] op het tabblad

3.

Druk vervolgens op de knop m.

Druk op de knoppen op om [Eye-Fi trans.] te selecteren. Druk vervolgens op de knoppen qr om [Uit] te selecteren.

Wat als [Eye-Fi instellingen] niet verschijnt?

[Eye-Fi instellingen] verschijnt alleen als er een Eye-Fi-kaart in de camera is geplaatst.

Als de Eye-Fi-kaart een schuifje voor schrijfbeveiliging heeft, kunt u de verbindingsstatus van de kaart niet controleren en kunt u [Eye-Fi trans.] niet instellen op [Uit] als het schuifje is ingesteld op vergrendeld.

180

Problemen oplossen

Controleer eerst het volgende als u denkt dat er een probleem is met de camera. Als u met de onderstaande tips uw probleem niet kunt verhelpen, neemt u contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice die wordt vermeld op de adreslijst die bij het product wordt geleverd.

Voeding

Er gebeurt niets als u op de ON/OFF-knop drukt.

Controleer of de batterij van het juiste type is en niet leeg is

(p. 15)

.

Controleer of de batterij goed is geplaatst

(p. 18) .

Controleer of het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder goed is gesloten

(p. 18) .

Als de batterijpolen vuil zijn, nemen de prestaties van de batterij af. Reinig de polen met een wattenstaafje en plaats de batterij enige malen opnieuw.

De batterij is snel leeg.

Bij lage temperaturen nemen de prestaties van batterijen af. Maak de batterij warm, bijvoorbeeld door deze in uw zak te houden met het kapje op de batterijpolen.

De lens wordt niet ingetrokken.

Open het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder niet als de camera aanstaat.

Sluit het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder en schakel vervolgens de camera in en weer uit

(p. 18) .

Tv-weergave

Het beeld is vervormd of wordt niet weergegeven op de televisie (p. 130)

.

Opnamen maken

Er kunnen geen opnamen worden gemaakt.

Druk in de afspeelmodus (p. 22)

de ontspanknop half in

(p. 24) .

De weergave op het scherm is niet goed in donkere omstandigheden (p. 45)

.

De weergave op het scherm is niet goed tijdens het maken van opnamen.

Houd er rekening mee dat de volgende situaties niet op foto’s worden vastgelegd, maar wel in films worden opgenomen.

Als u opnamen maakt bij TL- of LED-verlichting kan het scherm flikkeren en kan een horizontale balk verschijnen.

Een knipperende

h verschijnt op het scherm en de opname kan niet worden

gemaakt, ook al wordt de ontspanknop helemaal ingedrukt

(p. 27) .

verschijnt wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt

(p. 54)

.

Stel [IS modus] in op [Continu] (p. 175) .

Stel de flitser in op

h

(p. 85)

.

Verhoog de ISO-waarde

(p. 88) .

Plaats de camera op een statief. Stel daarnaast de [IS modus] in op [Uit] als u opnamen maakt met een statief

(p. 175)

.

Het beeld is wazig.

Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen op het onderwerp en druk de knop daarna volledig in om een opname te maken

(p. 24) .

Maak een opname op de juiste scherpstelafstand van het onderwerp

(p. 202) .

181

Problemen oplossen

Stel [AF-hulplicht] in op [Aan] (p. 173) .

Controleer of functies die u niet wilt gebruiken (macro, enzovoort), niet zijn ingesteld.

Maak opnamen met de focusvergrendeling of AF-vergrendeling (pp. 96

,

99)

.

Ook als u de ontspanknop half indrukt, verschijnt het AF-kader niet en stelt de camera niet scherp.

Als u richt op contrasterende lichte en donkere gebieden van het onderwerp en de ontspanknop half indrukt, of als u de ontspanknop meerdere malen half indrukt, verschijnt het AF-kader en stelt de camera scherp.

Het onderwerp is te donker.

Stel de flitser in op

h

(p. 85)

.

Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie

(p. 85) .

Pas het beeld aan met i-Contrast

(pp. 89

,

149)

.

Gebruik spotmeting of AE-vergrendeling om opnamen te maken

(pp. 101 ,

102) .

Het onderwerp is te licht (overbelicht).

Stel de flitser in op

!

(p. 54) .

Pas de helderheid aan met belichtingscompensatie

(p. 85) .

Gebruik spotmeting of AE-vergrendeling om opnamen te maken

(pp. 101 ,

102) .

Verminder de belichting van het onderwerp.

Het beeld is donker hoewel de flitser is gebruikt (p. 27)

.

Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser

(p. 85) .

Verhoog de ISO-waarde

(p. 88) .

De opname die is gemaakt met de flitser, is te licht (overbelicht).

Maak de opname met de juiste afstand voor het gebruik van de flitser

(p. 85) .

Stel de flitser in op

!

(p. 54) .

Er verschijnen witte stippen in het beeld als ik een opname maak met de flitser.

Het licht van de flitser wordt weerspiegeld door stofdeeltjes of andere voorwerpen in de lucht.

Het beeld is onzuiver of korrelig.

Maak opnamen met een lagere ISO-waarde

(p. 88)

.

Afhankelijk van de opnamemodus kan het beeld onzuiver of korrelig lijken als

u opnamen maakt met een hoge ISO-waarde (pp. 65 ,

66)

.

Ogen worden rood weergegeven

(p. 104) .

Stel [Lamp Aan] in op [Aan]

(p. 173) . Als u opnamen maakt met de flitser, gaat de lamp

(aan de voorkant van de camera) aan (p. 42)

en gedurende ongeveer 1 seconde, terwijl de camera rode ogen tegengaat, is het niet mogelijk opnamen te maken. Deze functie is doeltreffender als het onderwerp direct naar de lamp kijkt. U krijgt nog betere resultaten als u de verlichting binnenshuis verbetert of dichter bij het onderwerp gaat staan.

Corrigeer beelden met rode-ogencorrectie

(p. 150)

.

Het schrijven van opnamen naar een geheugenkaart verloopt traag of het maken van continu-opnamen gaat langzamer.

Voer een Low Level Format uit van de geheugenkaart in de camera

(p. 167)

.

182

Problemen oplossen

Kan geen instellingen kiezen voor opnamefuncties of het menu FUNC.

Welke opties u kunt instellen, is afhankelijk van de opnamemodus. Raadpleeg

'Beschikbare functies per opnamemodus' en 'Opnamemenu'

(pp. 190

– 197) .

Films opnemen

De juiste opnametijd wordt niet weergegeven of stopt.

Formatteer de geheugenkaart in de camera of gebruik een geheugenkaart die kan opnemen met hoge snelheden. Ook als de opnametijd niet correct wordt weergegeven, heeft de opgenomen film de lengte die in werkelijkheid werd opgenomen

(pp. 23 ,

31)

.

verschijnt op het scherm en de opname wordt automatisch beëindigd.

De camera heeft onvoldoende intern geheugen. Probeer een van de volgende oplossingen:

Voer een Low Level Format uit van de geheugenkaart in de camera

(p. 167)

.

Wijzig de instelling voor de beeldkwaliteit

(p. 112) .

Gebruik een geheugenkaart die kan opnemen met hoge snelheden

(p. 112)

.

De zoomfunctie werkt niet (p. 113)

.

Het onderwerp lijkt vervormd.

Het onderwerp lijkt vervormd als het tijdens het opnemen snel langs de camera beweegt.

Afspelen

Er kunnen geen beelden of films worden afgespeeld.

Als de bestandsnaam of mapstructuur is gewijzigd op een computer, kunt u beelden of films mogelijk niet afspelen. Raadpleeg de Softwarehandleiding voor informatie over mapstructuren of bestandsnamen.

Het afspelen stopt of het geluid valt weg.

Gebruik een geheugenkaart waarop een Low Level Format is uitgevoerd met deze

camera (p. 167) .

Als u een film kopieert naar een geheugenkaart met een lage leessnelheid, kan het afspelen tijdelijk worden onderbroken.

Afhankelijk van de mogelijkheden van de computer, kunnen er beelden wegvallen of kan het geluid wegvallen bij het afspelen van films.

Computer

Kan geen beelden overdragen naar een computer.

Het probleem kan mogelijk worden opgelost door de overdrachtsnelheid te verlagen wanneer de camera met een kabel is aangesloten op een computer.

Druk op de knop

1 om de afspeelmodus te activeren. Houd de knop n ingedrukt en druk vervolgens tegelijkertijd op de knoppen o en m. Druk in het scherm dat wordt weergegeven op de knoppen qr om [B] te selecteren. Druk vervolgens op de knop m.

Eye-Fi-kaart

Kan geen beelden overdragen (p. 179) .

183

Lijst met berichten die op het scherm verschijnen

Als er foutmeldingen verschijnen op het scherm, kunt u een van de volgende oplossingen proberen.

Geen geheugenkaart

De geheugenkaart is niet in de juiste richting geplaatst. Plaats de geheugenkaart

in de juiste richting (p. 18)

.

Geheugenkaart op slot

Het schuifje voor schrijfbeveiliging van de SD-, SDHC- of SDXC-geheugenkaart of Eye-Fi-kaart is ingesteld op 'LOCK'. Ontgrendel het schuifje voor schrijfbeveiliging

(p. 17)

.

Kan niet opnemen

U probeert een opname te maken zonder geheugenkaart. Plaats de geheugenkaart in de juiste richting om opnamen te maken

(p. 18) .

Geheugenkaart fout (p. 167)

Als dit bericht ook verschijnt als er een geformatteerde geheugenkaart in de juiste richting is geïnstalleerd, neemt u contact op met een helpdesk van Canon

Klantenservice

(p. 18) .

Te weinig kaartruimte

Er is onvoldoende ruimte vrij op de geheugenkaart om opnamen te maken

(pp. 25 ,

30 ,

53 ,

83

,

107) of beelden te bewerken

(pp. 146

150)

. Wis de beelden

(pp. 29 ,

138)

om ruimte te maken voor nieuwe beelden of plaats een lege geheugenkaart (p. 17)

.

Vervang \ Verwissel de accu

(p. 17)

Geen beeld.

Er zijn op de geheugenkaart geen beelden vastgelegd die kunnen worden weergegeven.

Beveiligd!

(p. 134)

Onbekend beeld./Incompatible JPEG/Beeld te groot./Kan geen AVI/

RAW afspelen

Niet-ondersteunde beelden of beelden met beschadigde gegevens kunnen niet worden weergegeven.

Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden weergegeven.

Kan niet vergroten!/Kan dit niet afspelen in Smart Shuffle/Kan niet roteren/

Kan beeld niet wijzigen/Kan beeld niet registreren/Kan Niet Wijzigen/Kan niet aan Cat. toekennen/Niet selecteerbaar beeld.

Het is niet mogelijk incompatibele beelden te vergroten

(p. 125) , af te spelen in Smart

Shuffle

(p. 128)

, te markeren als favoriet (p. 140) , te roteren

(p. 145)

, te bewerken

(pp. 146 –

150)

, toe te wijzen aan het opstartscherm

(p. 168)

, te categoriseren (p. 142)

of toe te voegen aan een afdruklijst (p. 159) .

Gegroepeerde beelden kunnen niet worden verwerkt

(p. 80) .

Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is gewijzigd of beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden vergroot, afgespeeld in Smart Shuffle, gemarkeerd als favoriet, geroteerd, bewerkt, toegewezen aan het opstartscherm, gecategoriseerd of toegevoegd aan een afdruklijst.

184

Lijst met berichten die op het scherm verschijnen

Films kunnen niet worden vergroot

(p. 125)

, afgespeeld in Smart Shuffle (p. 128) ,

bewerkt (pp. 146 –

150)

, toegevoegd aan een afdruklijst

(p. 159)

of toegewezen aan het

opstartscherm (p. 168) .

Ongeldig selectiebereik

Bij het selecteren van de selectiereeks

(pp. 136 ,

139 ,

144

, 162)

hebt u geprobeerd een beginbeeld te selecteren dat na het laatste beeld kwam, of u hebt geprobeerd een laatste beeld te selecteren dat vóór het eerste beeld kwam.

Selectielimiet bereikt

U hebt in de afdrukinstellingen meer dan 998 beelden geselecteerd. Selecteer minder

dan 998 beelden (p. 161) .

Afdrukinstellingen konden niet correct worden opgeslagen. Verminder het aantal

geselecteerde beelden en probeer het opnieuw (p. 161) .

U hebt 501 of meer beelden geselecteerd bij Beveilig

(p. 134)

, Wissen (p. 138) ,

Favorieten

(p. 140)

, My Category (p. 142) of Print instellingen

(p. 159)

.

Communicatie fout

Er konden geen beelden naar de computer worden overgedragen of worden afgedrukt vanwege het grote aantal beelden (ongeveer 1000) dat is opgeslagen op de geheugenkaart. Gebruik een USB-kaartlezer om de beelden te downloaden.

Plaats de geheugenkaart in de kaartsleuf van de printer om af te drukken.

Fout in benaming.

De map of het beeld kan niet worden gemaakt omdat er al een beeld bestaat met dezelfde bestandsnaam als de map, of omdat het maximale aantal bestanden is bereikt. Wijzig in het menu

3 de optie [Bestandnr.] in [Auto reset]

(p. 169)

of formatteer

de geheugenkaart (p. 23)

.

Lens fout

Deze fout kan optreden als u de lens vasthoudt terwijl deze in beweging is of als u de camera gebruikt in een omgeving met veel stof of zand in de lucht.

Als dit foutbericht zich blijft voordoen, neemt u contact op met een helpdesk van Canon

Klantenservice omdat er mogelijk een probleem is met de lens.

Camerafout gedetecteerd (Foutnummer)

Als direct na het maken van een foto een foutcode verschijnt, is het beeld mogelijk niet vastgelegd. Controleer het beeld in de afspeelmodus.

Als dit foutbericht weer verschijnt, noteert u het foutnummer (Exx) en neemt u contact op met een helpdesk van Canon Klantenservice omdat er mogelijk een probleem is met de camera.

Bestandsfout

Foto's van andere camera's of beelden die zijn gewijzigd met behulp van computersoftware, kunnen wellicht niet worden afgedrukt.

Print fout

Controleer de instellingen van het papierformaat. Als dit bericht verschijnt terwijl de instellingen correct zijn, zet u de printer uit en weer aan en maakt u de instellingen opnieuw.

Absorptiekussen inkt vol

Neem contact op met een helpdesk van Canon Klantenservice voor een vervangend inkt-absorptiekussen.

185

Informatieweergave op het scherm

Opname (informatieweergave)

Batterij-oplaadlampje

(p. 15)

Camerastand*

Witbalans (p. 86)

My Colors

(p. 92)

Transportmodus

Raster

(p. 174)

Beeldkwaliteit

(Compressie)

Resolutie

(p. 61)

(pp. 61 ,

/

112)

Aantal opnamen

(p. 62)

Zelfontspanner

(pp. 58 ,

59)

(p. 91)

Waarschuwing: camera beweegt

(p. 27)

Meetmethode

(p. 101)

Beeldkwaliteit (films)

(p. 112)

Resterende tijd (p. 112)

Digitale zoom

(p. 55) /

Digitale Tele-converter

(p. 56)

Scherpstelbereik

(p. 94)

,

AF lock

(p. 99)

Opnamemodus

(p. 190) ,

Compositiepictogram

(p. 187)

Flitsermodus

(pp. 54

,

85

,

103)

Rode-ogencorrectie

(p. 150)

AF-kader (p. 95)

Spotmetingpuntkader

(p. 101)

Datum stempel

(p. 57)

ISO-waarde (p. 88)

Eye-Fi verbindingsstatus

(p. 179)

AE-vergrendeling

(p. 102) , FE-vergrendeling

(p. 102)

Sluitertijd

Beeldstabilisatie (p. 175)

/

Tijdzone

(p. 171)

Diafragmawaarde

Belichtingscompensatie

(p. 85)

i-Contrast (p. 89)

Super slow-motion film

(p. 110)

Zoombalk

(p. 26)

Knipperdetectie

(p. 105)

* : Standaard, : Verticale stand

Tijdens de opname wordt de camerapositie gedetecteerd (verticaal of horizontaal) en worden de instellingen aangepast voor een optimale opname. Ook tijdens het afspelen wordt de camerastand gedetecteerd, zodat de camera vanuit elke stand de beelden automatisch kan roteren voor de juiste weergave.

Wanneer de camera recht omhoog of recht omlaag is gericht, werkt deze functie mogelijk niet naar behoren.

186

Informatieweergave op het scherm

Compositiepictogrammen

In de modus

A geeft de camera automatisch een pictogram weer voor de vastgestelde compositie. Vervolgens wordt automatisch de focus ingesteld en worden de optimale instellingen geselecteerd voor de helderheid en kleur voor het onderwerp.

Onderwerp Mensen

Niet-menselijke onderwerpen

In beweging

Van dichtbij

Achtergrondkleur pictogram

Achtergrond

In beweging

Met veel schaduw in het gezicht

Helder

Grijs

Tegenlicht

Inclusief blauwe luchten

Lichtblauw

Tegenlicht

Zonsondergangen

— — Oranje

Spotlight

Donker

Donkerblauw

Met een statief

* — * —

* Verschijnt als de compositie donker is en de camera op een statief is geplaatst.

187

Informatieweergave op het scherm

Afspelen (uitgebreide informatieweergave)

Films (p. 32)

, Snel na elkaar

(p. 80) , Afdruklijst

(p. 159)

My Category (p. 142)

Opnamemodus

(p. 190)

ISO-waarde

(p. 88)

,

Afspeelsnelheid (Films)

(p. 109)

Belichtingscompensatie

(p. 85)

Witbalans

(p. 86)

Histogram (p. 45)

Groep afspelen

(p. 126)

,

Beeld bewerken

(pp. 146

150)

Compressie

(beeldkwaliteit)

(p. 61)

Pixels opnemen

(pp. 61

,

112)

,

MOV (Films)

Eye-Fi-overdracht

voltooid (p. 179)

Batterij-oplaadlampje

(p. 15)

Meetmethode (p. 101)

Mapnummer – bestandsnummer

(p. 169)

Nummer van weergegeven beeld /

Totaal aantal beelden

Sluitertijd (Foto's),

Beeldkwaliteit / Aantal beelden (Films)

(p. 112)

Diafragmawaarde

i-Contrast (pp. 89 ,

149)

Flitser

(p. 85)

Scherpstelbereik

(p. 94)

Bestandsgrootte

(pp. 62 ,

112)

Foto's: Resolutie (p. 61)

Films: Filmlengte (p. 112)

Beveilig (p. 134)

Favorieten (p. 140)

My Colors (pp. 92

,

148)

Rode-ogencorrectie

(pp. 104

,

150)

Opnamedatum en -tijd

(p. 20)

188

Informatieweergave op het scherm

Overzicht van het filmbedieningspaneel in 'Films bekijken'

(p. 32)

Afsluiten

Afspelen

Afspelen in slow motion (U kunt de snelheid aanpassen met de knoppen qr.

Geluid wordt niet afgespeeld.)

Achteruit springen* (Gaat door met terugspoelen als u de knop m ingedrukt houdt.)

Vorig beeld (Terugspoelen als u de knop m ingedrukt houdt.)

Volgend beeld (Vooruitspoelen als u de knop m ingedrukt houdt.)

Vooruit springen* (Gaat door met vooruitspoelen als u de knop m ingedrukt houdt.)

Bewerken (p. 114)

*

Wordt weergegeven als de camera is aangesloten op een PictBridge-printer

(p. 152)

.

* Het beeld verschijnt ongeveer 4 sec. voor of na het huidige beeld.

Tijdens het afspelen van de film kunt u vooruit of achteruit springen door op de knoppen qr te drukken.

189

Beschikbare functies per opnamemodus

Opnamemodi

A

Functie

Belichtingscompensatie

(p. 85)

AE-vergrendeling/FE-vergrendeling

Scherpstelbereik

Flitser

(pp. 54

AF lock

,

(p. 99)

85

Schermweergave

(p. 94)

,

103)

(p. 44)

*1

(p. 102)

e u

— h

!

*2

Geen informatieweergave 

Informatieweergave 

G

4

I V

      

 

— — — — —

      

   — — — —

   — — — —

      

      

  — — — — —

      

  — — — — —

    — — —

      

Meetmethode

(p. 101)

My Colors (p. 92)

*4

*4

*5

Menu FUNC.

      

  — — — — —

  — — — — —

      

  — —   

  — —   

  — —   

  — —   

  — —   

  — —   

  — —   

  — —   

  — —   

  — —   

  — —   

190

Beschikbare functies per opnamemodus

 —        —

— — — — — — — — — —

         

         

         

— — —       

— — — —      

— — — — — — — — — —

         

— — — — — — — — — —

    — — — —  

         

4

TY w S O P t ≈ xv

     —

— — — — — —

     

    — 

    — 

    — —

    — 

— — — — —

*3

     

— — — — — 

     

     

Menu FUNC.

          

— — — — — — — — — —

— — — — — — — — — —

         

— — — — — — — — — —

— — — — — — — — — —

— — — — — — — — — —

— — — — — — — — — —

— — — — — — — — — —

— — — — — — — — — —

— — — — — — — — — —

— — — — — — — — — —

— — — — — — — — — —

— — — — — — — — — —

— — — — — — — — — —

     

— — — — — —

— — — — — —

     

— — — — — 

— — — — — 

— — — — — 

— — — — — 

— — — — — 

— — — — — 

— — — — — 

— — — — — 

— — — — — 

— — — — — 

— — — — — 

191

Beschikbare functies per opnamemodus

Opnamemodi

A

G

4

I V

Functie

Witbalans

(p. 86)

Witbalanscorrectie onderwater

(p. 87)

*6

ISO-waarde (p. 88)

Zelfontspanner (pp. 58 ,

59)

Instellingen zelfontspanner (p. 59)

Ò

Î

$

Vertraging

*7

Foto's *8

Transportmodus (p. 91)

Verhouding (Foto’s)

(p. 90)

W

Pixels opnemen

(p. 61)

Menu FUNC.

      

  — —   

  — —   

  — —   

  — —   

  — —   

  — —   

— — — — — — —

      

  — — — — —

 

— — — — —

  — — — — —

  — — — — —

  — — — — —

 

— — — — —

      

    — — —

    — — —

    — — —

    — — —

 —   — — —

      

 —   — — —

 —     

      

      

      

— — — — — — —

      

192

Beschikbare functies per opnamemodus

4

TY w S O P t ≈ xv

Menu FUNC.

         

  —  — — — — — —

  —  — — — — — —

  —  — — — — — —

  —  — — — — — —

  —  — — — — — —

  —  — — — — — —

— — — — — — — — — —

         

— — — — — — — — — —

— — — — — — — — — —

— — — — — — — — — —

— — — — — — — — — —

— — — — — — — — — —

— — — — — — — — — —

         

— —        

— —        

— —        

— —        

— —        

— —        

  —       

— — — — —

*9

—   

— —  —      

— — — — — — —   

— — — — — — —   

  —  — — — — — —

— — — — — — —   

     

— — — — — 

— — — — — 

— — — — — 

— — — — — 

— — — — — 

—  — — — 

—  — — — —

     

— — — — — —

— — — — — —

— — — — — —

— — — — — —

— — — — — —

— — — — — —

     

     

     

     

     

     

     

     —

     

     

     

     

— — — — — —

     

193

Beschikbare functies per opnamemodus

Opnamemodi

A

G

4

I V

Functie

Menu FUNC.

Compressieverhouding

Beeldkwaliteit (films)

(pp. 110

,

112)

(p. 61)

*1 FE-vergrendeling niet beschikbaar indien ingesteld op

!.

*2 Kan niet worden geselecteerd, maar gaat naargelang de omstandigheden naar

….

*3 Kan niet worden geselecteerd, maar gaat naar

… als de flitser afgaat.

*4 Witbalans kan niet worden geselecteerd.

*5 U kunt contrast, scherpte, kleurverzadiging, rood, groen, blauw en huidtint instellen in 5 niveaus.

*6 Niet beschikbaar in x en v.

*7 Kan niet worden ingesteld op 0 seconden in modi waarin het aantal beelden niet kan worden ingesteld.

*8 Ingesteld op 1 beeld in modi waarin het aantal beelden niet kan worden ingesteld.

*9 Alleen en zijn beschikbaar.

194

Beschikbare functies per opnamemodus

4

TY w S O P t ≈ xv

Menu FUNC.

         

         

     —    

         

         

     —    

— — — — — — — — — —

— — — — — — — — — —

     

     

     

     

     

     

— — — — — —

— — — — — —

 Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld. — Kan niet worden geselecteerd.

195

Menu's

4 Opnamemenu

Opnamemodi

4

Functie

A

G I V

AF Frame

AF-Punt Zoom

Servo AF

Flits Instellingen

i-Contrast

Bekijken

Knipperdetectie

Raster

IS modus

(p. 95)

AF kader afm.

Digitale Zoom

*3

(p. 96)

(p. 55)

(p. 98)

(p. 100)

AF-hulplicht

(p. 173)

(p. 89)

(p. 174) terugkijken

(pp. 104

(p. 174)

(p. 174)

(p. 175)

Datum stempel

(p. 105)

(p. 57)

,

174)

Gezichts-AiAF *1

AF Tracking

Centrum

Normaal

Klein

Standaard

Uit

1.5x

2.0x

Aan

Uit

Aan

Uit *4

Aan

Uit

Rode-Ogen

Lamp Aan

Uit

Automatisch

Uit

2 sec.

3–10 sec.

Vastzetten

Uit

Details

Focus check

Aan

Uit

Aan

Uit

Continu

Opname

Pan

Uit

Uit

Datum

Datum & Tijd

Aan

Uit

Aan

Uit

*2

      

 —   — — —

    — — —

    — — —

    — — —

      

      

      

      

 —  —   

      

 

— — —

   —   

      

    —  

      

      

      

      

      

  — — — — —

      

      

      

      

      

      

      

      

      

*1 De werking verschilt afhankelijk van de opnamemodus, wanneer er geen gezichten worden gedetecteerd.

*2 Alleen beschikbaar door te drukken op de knop

o

(p. 28)

. *3 Beschikbaar wanneer het AF-kader is ingesteld op [Centrum].

196

Menu's

4

TY w S O P t ≈ xv

    — —    

 — —  — — —   

 — —   —    

 — —   —    

 — —  — —    

— — — — — — —   

         

— — — — — — —   

— — — — — — —   

  —  — — —   

         

— — —  — — —   

         

         

         

— — —  — — — — — —

— — —       

— — —       

— — —       

— —  —      

  —  — — — — — —

         

         

         

         

         

         

         

— — —  — — — —  

         

         

         

         

  —       

  —       

  —       

         

— — — — — — — — — —

— — — — — — — — — —

    — 

    — 

     

     

    — 

     

     

     

     

    — 

     

    — —

     

    — 

     

    — 

    — 

    — 

    — 

 —    

—  — — — —

     

     

     

     

     

     

     

 —   — —

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

*4 [Aan] wanneer bewegende personen worden gedetecteerd in A.

 Kan worden geselecteerd of wordt automatisch ingesteld. — Kan niet worden geselecteerd.

197

Menu's

3 Menu Instellen

Item

mute

Volume

Geluidsopties

Hints en tips

LCD Helderheid opstart scherm

Formateren

Bestandsnummering

Maak folder

Lens intrekken

Spaarstand

Tijdzone

Datum/Tijd

Video Systeem

Ctrl via HDMI

Eye-Fi instellingen

Taal

Reset alle

* Standaardinstelling

Beschrijving

Aan/Uit*

Alle bedieningsgeluiden instellen (5 niveaus).

De geluiden instellen voor elke camerabewerking.

Aan*/Uit

De helderheid van het scherm aanpassen

(5 niveaus).

Een beeld toevoegen als opstartbeeld.

Een geheugenkaart formatteren waarbij alle gegevens worden verwijderd.

Continu*/Auto reset

Maandelijks*/Dagelijks

1 min.*/0 sec.

Automatisch Uit: Aan*/Uit

Display uit: 10, 20 of 30 sec./1*, 2 of 3 min

Thuis*/Wereld

Datum- en tijdinstellingen

NTSC/PAL

Inschakelen/Uitschakelen*

Eye-Fi verbindingsinstellingen (verschijnt alleen als een Eye-Fi-kaart is geplaatst)

Weergavetaal selecteren.

Standaardinstellingen van camera herstellen.

Zie pagina

p. 48

p. 49

p. 166 p. 166

p. 50

p. 168

pp. 23 ,

p. 22

p. 51

167

p. 169

p. 170 p. 170

pp. 52 ,

170

,

171 p. 171

p. 21

p. 130

p. 132

p. 179

198

Menu's

1 Menu Afspelen

Item

Diavoorstelling

Wissen

Beveilig

Roteren

Favorieten

My Category i-Contrast

Rode-Ogen Corr.

Trimmen

Veranderen

My Colors

Beeld scrollen

Beelden groep.

Autom. draaien

Ga verder

Overgang

* Standaardinstelling

Beschrijving

Beelden automatisch afspelen

Beelden wissen (Selectie, Select. reeks,

Alle beelden).

Beelden beveiligen (Selectie, Select. reeks,

Alle beelden).

Beelden draaien.

Beelden markeren als favoriet of de markering opheffen.

Beelden indelen in categorieën (Selectie,

Select. reeks).

Donkere delen en contrast van foto's corrigeren.

Rode ogen in foto's corrigeren.

Delen van foto's bijsnijden.

Grootte van foto's veranderen en deze opslaan.

Kleuren in foto's aanpassen.

Aan*/Uit

Aan*/Uit

Aan*/Uit

Laatst gez*/Laatste f.

Fade*/Bladeren/Schuiven/Uit

Zie pagina

p. 122

p. 138

p. 134

p. 145

p. 140

p. 142

p. 149

p. 150

p. 147

p. 146

p. 148

p. 118

p. 127

p. 176 p. 176

p. 129

2 Menu Print

Item

Print

Sel. beeld & aantal

Select. Reeks

Sel. alle beelden

Wis alle selecties

Afdrukinstellingen

Beschrijving

Afdrukscherm weergeven (indien aangesloten op een printer).

Afzonderlijke beelden selecteren die u wilt afdrukken.

Eerste en laatste beeld selecteren van een reeks die u wilt afdrukken.

Alle beelden selecteren voor afdrukken.

Alle instellingen voor afdrukken annuleren.

Hiermee stelt u de afdrukstijl in.

Zie pagina

p. 161

p. 162 p. 162 p. 162

p. 160

199

Afspeelmodus Menu FUNC. Menu

Item

Roteren

Print instellingen

Beveilig

Favorieten

Wissen

Groep afspelen

Film afspelen

Filmsynopsis afspelen

Smart Shuffle

Gefilterd afspelen

Diavoorstelling

My Category

Beschrijving

De weergegeven beelden draaien.

Instellingen voor het afdrukken van het weergegeven beeld ([Print]) selecteren of uitschakelen. Verschijnt als de camera is aangesloten op de printer.

Het weergegeven beeld beveiligen of de beveiliging opheffen.

Weergegeven beelden markeren als favoriet, of de markering opheffen.

Het weergegeven beeld wissen.

Beelden die snel na elkaar zijn gemaakt,

één voor één afspelen.

De film afspelen.

Films afspelen die in de modus Filmsynopsis zijn gemaakt.

Smart Shuffle starten.

Filter voor weergegeven beeld activeren/ annuleren.

Beelden automatisch afspelen

Beelden indelen in categorieën.

Zie pagina

p. 145

p. 159

p. 134

p. 140

p. 138

p. 126

p. 32

p. 119

p. 128

p. 120

p. 122

p. 142

200

Voorzorgsmaatregelen

Deze camera is een apparaat met zeer geavanceerde elektronica.

Laat de camera niet vallen en stel deze niet bloot aan schokken of stoten.

Plaats de camera nooit in de nabijheid van magneten, motoren of andere apparaten die sterke elektromagnetische velden genereren. Blootstelling aan sterke magnetische velden kan leiden tot defecten of beschadigde beeldgegevens.

Als er waterdruppels of vuil vastzitten op de camera of het scherm, wrijft u dit af met een droge zachte doek of een brillendoekje. Niet wrijven of hard drukken.

Gebruik nooit reinigingsmiddelen die organische oplosmiddelen bevatten om de camera of het scherm schoon te maken.

Gebruik een lensblazer om stof en vuil te verwijderen van de lens.

Als er vuil blijft zitten, neemt u contact op met een helpdesk van Canon

Klantenservice. Raadpleeg hiervoor het Canon garantiesysteemboekje.

Als u de camera snel van een koude omgeving overbrengt naar een warme omgeving, kan er condensatie ontstaan aan de binnen- en buitenkant van de camera. U kunt condensatie voorkomen door de camera in een luchtdichte, hersluitbare plastic tas te plaatsen en zo geleidelijk aan de temperatuursveranderingen te laten wennen voordat u de camera uit de tas haalt.

Als er condensatie is ontstaan op of in de camera, moet u meteen stoppen met het gebruik omdat u anders de camera kunt beschadigen. Verwijder de batterij en de geheugenkaart en wacht tot het vocht volledig is verdampt voordat u de camera weer in gebruik neemt.

201

Specificaties

Beeldsensor

Effectieve pixels in camera .............Ongeveer 12,1 miljoen pixels

Lens

Brandpuntafstand............................ 4x zoom: 5.0 (G) – 20.0 (T) mm

(equivalent aan 35 mm: 28 (G) – 112 (T) mm)

Scherpstelbereik ............................. 3 cm – oneindig (G), 50 cm – oneindig (T)

• Macro 3 – 50 cm (G)

Beeldstabilisatiesysteem..................... Type lensverschuiving

Beeldprocessor .................................. DIGIC 4

LCD-monitor

Type ................................................ TFT-kleurenmonitor (breedbeeld)

Formaat........................................... 7,6 cm (3,0 inch)

Effectieve pixels .............................. Ongeveer 230.000 pixels

Verhouding...................................... 4:3

Functies .......................................... Aanpassing helderheid (5 niveaus), Quick-bright LCD

Focus

Controlesysteem ............................. Autofocus: Per beeld (continu in automatische modus),

Servo AF/Servo AE

AF Frame ........................................ Gezichts-AiAf, AF Tracking, Centrum

Meetsysteem....................................... Deelmeting, Centrummeting, Spot

Belichtingscompensatie

(Foto’s) /

Belichting (Films)................................. ±2 stops met stappen van 1/3

ISO-waarde

(standaarduitvoergevoeligheid, aanbevolen belichtingsindex).............. Auto, ISO 100/200/400/800/1600/3200 (in de P-modus)

Witbalans.............................................Auto, Dag Licht, Bewolkt, Lamplicht, TL licht, TL licht H,

Custom

Sluitertijd..............................................1 – 1/1500 sec.

15 – 1/1500 sec. (volledig sluitertijdbereik)

Diafragma

Type ................................................ Rond (wordt samen met ND filter gebruikt) f/nummer.........................................f/2.8 – f/8.0 (G), f/5.9 – f/17 (T)

Flitser

Modi ................................................ Auto, Aan, Slow sync, Uit

Bereik..............................................30 cm – 4,0 m (G), 50 cm – 2,0 m (T)

202

Specificaties

Opnamemodi.......................................Auto, P, Filmsynopsis, Portret, Kinderen & dieren,

Smart Shutter

*

, Snel na elkaar, Beste beeld selectie,

Nachtscene handm, Donkere omgeving, Fisheye-effect,

Miniatuureffect, Speels effect, Monochroom, Extra levendig, Poster-effect, Kleur Accent, Kleur wissel,

Strand, Onderwater, Flora, Sneeuw, Vuurwerk,

Lange sluiter, Stitch Hulp, Super slow-motion film

• Druk op de filmknop om films op te nemen.

* Glimlach, Knipoogdetectie, Gezicht-zelfontspanner

Digitale Zoom ......................................Foto's/films: Ongeveer 4,0x

(tot ongeveer 16x in combinatie met de optische zoomfunctie) Veiligheidszoom, Digitale Tele-converter

Continu-opnamen maken

Modus .............................................Normaal

Snelheid (normaal)..........................Ongeveer 3,4 beelden/sec. (in de P-modus)

Ongeveer 8,2 beelden/sec. (in de modus Snel na elkaar)

Aantal opnamen (bij benadering)

(CIPA-normen) ....................................Ongeveer 230

Opnamemedia.....................................SD-geheugenkaart, SDHC-geheugenkaart, SDXCgeheugenkaart, MultiMediaCard, MMCplus-kaart,

HC MMCplus-kaart

Bestandstype.......................................Design rule for Camera File system-ontwerpstandaard, compatibel met DPOF (versie 1.1)

Gegevenstype

Foto’s ..............................................Exif 2.3 (JPEG)

Films................................................Films: MOV (beeldgegevens: H.264; audiogegevens:

Linear PCM (monauraal))

Aantal opnamepixels (resolutie)

Foto´s ..............................................16:9

Groot: 4000 x 2248, Medium 1: 2816 x 1584, Medium 2:

1920 x 1080, Klein: 640 x 360

3:2

Groot: 4000 x 2664, Medium 1: 2816 x 1880, Medium 2:

1600 x 1064, Klein: 640 x 424

4:3

Groot: 4000 x 3000, Medium 1: 2816 x 2112, Medium 2:

1600 x 1200, Klein: 640 x 480

1:1

Groot: 2992 x 2992, Medium 1: 2112 x 2112, Medium 2:

1200 x 1200, Klein: 480 x 480

203

Specificaties

Films ............................................... Super slow-motion film:

640 x 480 (120 bps

*3

bij opnamen, 30 bps

*2

bij afspelen),

320 x 240 (240 bps

*4

bij opnamen, 30 bps

*2

bij afspelen)

Miniatuureffect:

1280 x 720

*5

, 640 x 480

*5

Andere films dan Super slow-motion film of met

Miniatuureffect:

1920 x 1080 pixels (24 bps

*1

), 1280 x 720 (30 bps

*2

),

640 x 480 (30 bps

*2

), 320 x 240 (30 bps

*2

)

*1 Werkelijk aantal is 119,88 bps.

*2 Werkelijk aantal is 29,97 bps.

*3 Werkelijk aantal is 239,76 bps.

*4 Opnamen maken: 6 bps/3 bps/1,5 bps,

Afspelen: 30 bps

*2

*5 Werkelijk aantal is 23,976 bps.

Interface ..............................................Hi-speed USB

HDMI-uitvoer

Analoge audio/invoer (monauraal)

Analoge video-uitgang (NTSC/PAL)

Standaard voor direct afdrukken .........PictBridge

Voeding ..............................................Batterij NB-4L

Compacte voedingsadapter CA-DC10 (indien gebruikt met DC/koppeling DR-10)

Afmetingen (CIPA-normen) .................93,1 x 55,9 x 19,9 mm

Gewicht (volgens CIPA-normen).........Ongeveer 140 g (incl. batterij en geheugenkaart)

Ongeveer 121 g (alleen camerabehuizing)

204

Specificaties

Batterij NB-4L

Type.....................................................Oplaadbare lithium-ionbatterij

Spanning .............................................3,7 V DC

Capaciteit.............................................760 mAh

Oplaadcycli..........................................Ongeveer 300 x

Bedrijfstemperatuur .............................0 – 40 °C

Afmetingen ..........................................35,4 x 40,3 x 5,9 mm

Gewicht................................................Ongeveer 17 gram

Batterijlader CB-2LV/CB-2LVE

Nominale invoer...................................100 – 240 V AC (50/60 Hz), 0,1 A (100 V) – 0,06 A

(240 V)

Nominale uitvoer..................................4,2 V DC, 0,65 A

Oplaadduur..........................................Ongeveer 1 uur en 30 minuten

Bedrijfstemperatuur .............................0 – 40 °C

Afmetingen ..........................................53,0 x 86,0 x 19,5 mm

Gewicht................................................Ongeveer 60 g (CB-2LV) Ongeveer 55 g (CB-2LVE, excl. netsnoer)

Alle gegevens zijn gebaseerd op tests door Canon.

De cameraspecificaties of het uiterlijk kunnen worden gewijzigd zonder kennisgeving.

205

Index

A

Aangepaste witbalans .............................. 86

Aansluiting................ 35

, 130

, 131

, 152

, 178

Accessoires.............................................. 39

AE-vergrendeling.................................... 102

AF  Scherpstellen

AF Tracking ........................................ 28

, 97

Afdrukken ............................................... 152

AF-kaders........................................... 26

, 95

AF-Punt Zoom.......................................... 98

Afspelen  Bekijken

Afspelen met overgangseffecten............ 129

AF-vergrendeling.............................. 99

, 186

Alle beelden wissen................................ 139

AUTO-modus (Opnamemodus) ............... 25

AV-kabel............................................. 2

, 130

B

Batterij

Oplaadlampje .................................... 15

Opladen............................................. 14

Spaarstand ........................ 52

, 170

, 171

Batterijlader .......................................... 2

, 39

Beelden

Afspelen  Bekijken

Beelden wissen ......................... 29

, 138

Beveiligen........................................ 134

Bewerken  Bewerken

Weergaveduur................................. 174

Beelden bekijken op een tv .................... 130

Beelden markeren als favoriet................ 140

Beelden wissen ................................ 29

, 138

Beeldkwaliteit  Compressieverhouding

Bekijken

Beeld scrollen .................................. 118

Beelden op een tv............................ 130

Diavoorstelling................................. 122

Enkelvoudige weergave .................... 28

Gefilterd afspelen ............................ 120

Indexweergave ................................ 118

Smart Shuffle................................... 128

Vergrote weergave .......................... 125

Belichting

AE-vergrendeling.............................

102

Correctie ............................................ 85

FE-vergrendeling ............................. 102

Bestandsnummering ..............................

169

Beveiligen............................................... 134

Bewerken

Formaat veranderen

(beelden kleiner maken) .................. 146

i-Contrast ......................................... 149

My Colors ........................................ 148

Rode-ogencorrectie .........................

150

Trimmen .......................................... 147

Bijgesloten items  Accessoires

C

Camera

De camera vasthouden .....................

13

Standaardinstellingen ........................

51

Camerabeweging ....................... 27 ,

54 ,

175

Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk .........

2

Centrum (modus AF Frame) .................... 96

Compressie (beeldkwaliteit) ..................... 61

Continu-opnamen maken ......................... 91

Beste beeld selectie .......................... 81

Snel na elkaar.................................... 80

D

Datum en tijd  Datum/Tijd

Datum/Tijd

Instelling ............................................ 20

Toevoegen aan beeld........................ 57

Wereldklok.......................................

171

Wijzigen ............................................. 21

Diavoorstelling........................................ 122

Digitale Tele-converter ............................. 56

Digitale Zoom ........................................... 55

Donkere omgeving (opnamemodus) ........ 65

DPOF ..................................................... 159

Dynamische modus................................

175

E

Extra levendig (opnamemodus) ............... 68

Eye-Fi-kaart......................................

17 ,

179

206

F

Fabrieksinstellingen  Standaardinstellingen

FE-vergrendeling............................ 102

, 186

Films

Beeldkwaliteit (resolutie/

aantal beelden)................................ 112

Bekijken (Afspelen)............................ 32

Bewerken......................................... 114

Opnametijd ................................ 31

, 112

Filmsynopsis (opnamemodus).................. 67

Fisheye-effect (opnamemodus)................ 69

Flitser

Aan .................................................... 85

Slow sync......................................... 103

Uit ...................................................... 54

Flora (opnamemodus) .............................. 65

Focus check ........................................... 124

Focusvergrendeling .................................. 96

Formaat wijzigen

(beelden kleiner maken)......................... 146

Formatteren (geheugenkaart)........... 23

, 167

Formatteren  Geheugenkaarten formatteren

Foutmeldingen........................................ 184

G

Geheugenkaarten..................................... 17

Beschikbare opnamen................. 19

, 62

Formatteren ............................... 23

, 167

Opnametijd ........................................ 31

Geluidsinstellingen ................................... 48

Gezichts-AiAF (modus AF Frame) ........... 95

Gezicht-zelfontspanner

(opnamemodus) ....................................... 77

Glimlach (opnamemodus) ........................ 75

I

i-Contrast.......................................... 89

, 149

Interfacekabel............................... 2

, 35

, 152

ISO-waarde ...................................... 88

, 186

Index

K

Kinderen & dieren (opnamemodus).......... 64

Kleur Wissel (opnamemodus) ..................

72

Kleuraccent (opnamemodus) ................... 71

Klokfuncties .............................................. 52

Knipoogdetectie (opnamemodus).............

76

Knipperdetectie....................................... 105

L

Lampje..................................

42 ,

43 ,

45 ,

173

Lange sluiter (opnamemodus)..................

79

LCD-monitor  Scherm

Lichtnet ................................................... 178

M

Macro (AF-instelling) ................................ 94

Meetmethode.......................................... 101

Menu

Basishandelingen .............................. 47

Lijst .................................................. 196

Menu FUNC.

Lijst .................................................. 200

Menu.................................................. 46

Miniatuureffect (opnamemodus).......

70 ,

109

Monochroom (opnamemodus) .................

73

MultiMediaCard/MMCplus

Geheugenkaarten

My Category ........................................... 142

My Colors (Afspelen) .............................. 148

My Colors (opname) ................................. 92

N

Nachtscene handm.

(opnamemodus) ....................................... 65

O

Onderwater (opnamemodus).................... 65

Oneindig (AF-instelling) ............................ 94

Opnamen maken

Aantal opnamen.....................

15 ,

19 ,

62

Opname Info .................................... 186

Opnamedatum en -tijd  Datum/Tijd

Opnametijd ........................................ 31

Opnamen maken via een tv.................... 105

Overzicht van de onderdelen.................... 42

207

Index

P

P (opnamemodus).................................... 84

PictBridge......................................... 40

, 152

Polsriem  Riem

Portret (opnamemodus) ........................... 64

Poster-effect (opnamemodus).................. 68

Problemen oplossen............................... 181

Programma automatische belichting ........ 84

R

Raster............................................. 174

, 186

Reizen naar het buitenland ........ 15

, 39

, 171

Resolutie (beeldgrootte) ........................... 61

Riem..................................................... 2

, 13

Rode-Ogen Corr..................................... 104

Rode-ogencorrectie................................ 150

Roteren................................................... 145

S

Scherm

Heen en weer schakelen tussen

weergaven ......................................... 44

Informatieweergave ................. 186

, 188

Menu  Menu FUNC., Menu

Taal van LCD-scherm........................ 22

Scherpstelbereik

Macro................................................. 94

Oneindig ............................................ 94

Scherpstellen

AF-kaders.................................... 26

, 95

AF-Punt Zoom ................................... 98

AF-vergrendeling............................... 99

Servo AF.......................................... 100

SD/SDHC/SDXC-geheugenkaart 

Geheugenkaarten

Sepiakleurig.............................................. 92

Servo AF ................................................ 100

Smart Shuffle.......................................... 128

Sneeuw (opnamemodus) ......................... 66

Software

Beelden downloaden naar

een computer om te bekijken ............ 33

Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk... 2

Installatie ........................................... 34

Softwarehandleiding............................ 2

208

Spaarstand ............................... 52 ,

170 ,

171

Speels effect (opnamemodus) ................. 74

Standaardinstellingen............................... 51

Stitch Hulp (opnamemodus).....................

82

Strand (opnamemodus)............................ 65

Super slow motion (opnamemodus)....... 110

T

Taal van LCD-scherm ..............................

22

Transportmodus ....................................... 91

Trimmen ................................................. 147

V

Vergrote weergave ................................. 125

Verhouding ............................................... 90

Video  Films

Voeding  Batterij, voedingsadapterset

Voedingsadapterset .........................

39 ,

178

Vuurwerk (opnamemodus) ....................... 66

W

Wereldklok.............................................. 171

Witbalans.................................................. 86

Z

Zelfontspanner

10 seconden-zelfontspanner .............

58

2 seconden-zelfontspanner ............... 59

Gezicht-zelfontspanner

(opnamemodus) ................................ 77

Knipoogdetectie (opnamemodus)......

76

Vertraging en aantal opnamen

wijzigen.............................................. 59

Zoomen ........................................ 26 ,

30 ,

55

Zwart-witfoto's .......................................... 92

Disclaimer

• Geen enkel gedeelte van deze gebruikershandleiding mag worden gereproduceerd, overgedragen of in een opslagsysteem worden bewaard zonder toestemming van Canon.

• Canon behoudt zich het recht voor de inhoud van deze handleiding te allen tijde zonder voorafgaande kennisgeving te wijzigen.

• De illustraties en schermafbeeldingen in deze handleiding kunnen enigszins afwijken van het werkelijke apparaat.

• Ongeacht de bovenstaande mededelingen is Canon niet aansprakelijk voor schade die voortvloeit uit het verkeerde gebruik van de producten.

CEL-SQ6PA280 © CANON INC. 2011

advertisement

Related manuals

advertisement

Table of contents