Canon PowerShot SX240 HS Handleiding


Add to my manuals
250 Pages

advertisement

Canon PowerShot SX240 HS Handleiding | Manualzz
Gebruikershandleiding
• Lees voordat u de camera gebruikt eerst deze handleiding
door, met name het gedeelte “Veiligheidsmaatregelen”.
• De handleiding maakt u vertrouwd met het juiste gebruik
van de camera.
• Houd de handleiding bij de hand, zodat u hem later nog
eens kunt raadplegen.
NEDERLANDS
Inhoud van de verpakking
Controleer, voordat u de camera in gebruik neemt, of de verpakking de
onderstaande onderdelen bevat.
Indien er iets ontbreekt, kunt u contact opnemen met uw leverancier.
Camera
Batterij NB-6L
(met kapje)
Interfacekabel IFC-400PCU
Introductiehandleiding
Batterijlader
CB-2LY/CB-2LYE
Polsriem WS-DC11
Cd DIGITAL CAMERA
Solution Disk
Canon
garantiesysteemboekje
• Een geheugenkaart wordt niet meegeleverd (zie hieronder).
Gebruikershandleidingen
Voor meer informatie over de meegeleverde software raadpleegt u de
ImageBrowser EX Gebruikershandleiding op de Cd DIGITAL CAMERA
Manuals Disk (p. 28).
• U hebt Adobe Reader nodig om de PDF handleidingen te openen. U kunt
de Word-handleidingen raadplegen met Microsoft Word/Word Viewer
(alleen noodzakelijk voor handleidingen voor het Midden-Oosten).
Compatibele geheugenkaarten
De volgende geheugenkaarten (afzonderlijk verkrijgbaar) kunnen, ongeacht
de capaciteit, worden gebruikt.
• SD-geheugenkaarten*
• SDHC-geheugenkaarten*
• SDXC-geheugenkaarten*
• Eye-Fi-kaarten
* Voldoet aan de SD-specificaties. Niet voor alle geheugenkaarten is de werking in deze
camera geverifieerd.
2
Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie
Over Eye-Fi-kaarten
Ondersteuning van de Eye-Fi-kaartfuncties (inclusief draadloze overdracht)
wordt niet gegarandeerd voor dit product. Als u een probleem hebt met een
Eye-Fi-kaart, kunt u contact opnemen met de fabrikant van de kaart.
Denk er ook aan dat u in veel landen of gebieden toestemming nodig hebt voor
het gebruik van Eye-Fi-kaarten. Zonder toestemming is het gebruik van de
kaart niet toegestaan. Als u niet zeker weet of de kaart in een bepaald gebied
mag worden gebruikt, neemt u contact op met de fabrikant van de kaart.
• Controleer altijd vooraf of een geheugenkaart wordt ondersteund op andere
apparaten zoals kaartlezers en computers (inclusief de huidige versie van
uw besturingssysteem).
Opmerkingen vooraf en wettelijke informatie
• Maak enkele proefopnamen en bekijk deze om te controleren of de beelden
goed zijn opgenomen. Canon Inc., dochterondernemingen van Canon en
andere aangesloten bedrijven en distributeurs zijn niet aansprakelijk voor
welke gevolgschade dan ook die voortvloeit uit enige fout in de werking van
een camera of accessoire, inclusief kaarten, die ertoe leidt dat een opname
niet kan worden gemaakt of niet kan worden gelezen door apparaten.
• De beelden die met deze camera worden opgenomen, zijn bedoeld voor
persoonlijk gebruik. Zie af van het onbevoegd maken van opnamen dat een
overtreding is van het auteursrecht, en denk eraan dat, ook al is de opname
gemaakt voor persoonlijk gebruik, het fotograferen in strijd kan zijn met het
auteursrecht of andere wettelijke rechten op bepaalde voorstellingen of
tentoonstellingen, of in bepaalde commerciële omstandigheden.
• Meer informatie over de garantie voor uw camera vindt u in de garantieinformatie die bij uw camera wordt geleverd.
Raadpleeg voor de Canon Klantenservice de contactgegevens in de
garantie-informatie.
• Hoewel het LCD-scherm onder productieomstandigheden voor uitzonderlijk
hoge precisie is vervaardigd en meer dan 99,99% van de pixels voldoet aan de
ontwerpspecificaties, kunnen pixels in zeldzame gevallen gebreken vertonen,
of als rode en zwarte punten zichtbaar zijn. Dit is geen teken van beschadiging
van de cameraen en heeft geen invloed op de opgenomen beelden.
• Er zit mogelijk een dunne plastic laag over de LCD-monitor om deze te
beschermen tegen krassen tijdens het vervoer. Verwijder deze laag voordat
u de camera gaat gebruiken.
• De camera kan warm worden als deze gedurende langere tijd wordt gebruikt.
Dit is geen teken van beschadiging.
3
Namen van onderdelen en conventies
die in deze handleiding worden gebruikt
Lampje
Lens
Zoomknop
Opnamen maken: i (telelens) /
j (groothoek)
Afspelen: k (vergroten) / g (index)
ON/OFF-knop
Ontspanknop
GPS-antenne SX260 HS
Microfoon
Flitser
Luidspreker
Aansluiting statief
Klepje gelijkstroomkoppeling
Geheugenkaart-/batterijklepje
Riembevestigingspunt
• In deze handleiding worden pictogrammen gebruikt om de bijbehorende
cameraknoppen en controleknoppen, waarop de pictogrammen zijn
afgebeeld of die er op lijken, aan te duiden.
• De tabbladen boven namen geven aan of de functie wordt gebruikt voor
foto’s, films of voor beide.
Foto’s
: Geeft aan dat de functie wordt gebruikt bij het nemen of
bekijken van foto’s.
Films
: Geeft aan dat de functie wordt gebruikt bij het maken of
bekijken van films.
• De op het scherm weergegeven tekst staat tussen haakjes.
•
: Wat u beslist moet weten
•
: Opmerkingen en tips voor deskundig cameragebruik
• (p. xx): Pagina’s met verwante informatie (in dit voorbeeld staat “xx” voor
een paginanummer)
• De instructies in deze handleiding gelden voor een camera die op de
standaardinstellingen is ingesteld.
• Voor het gemak verwijst “de geheugenkaart” naar alle ondersteunde
geheugenkaarten.
4
Namen van onderdelen en conventies die in deze handleiding worden gebruikt
Scherm (LCD-monitor)
Programmakeuzewiel
AV OUT (audio/video-uitgang) /
DIGITAL-aansluiting
HDMITM-aansluiting
1 (afspeelknop)
n-knop
l-knop (Weergave)
Filmknop
Indicator
b (Belichtingscompensatie) /
knop Omhoog
e (macro) / f (Handmatig
scherpstellen) / knop Links
Controleknop
FUNC./SET-knop
h (Flitser) / knop Rechts
Q (Zelfontspanner) / a (1 beeld wissen) /
knop Omlaag
 Aan de controleknop draaien is één van de
mogelijkheden om verschillende instellingen
te kiezen, van beeld naar beeld te gaan
en andere handelingen uit te voeren.
Het merendeel van deze handelingen kunt
u ook uitvoeren met de knoppen opqr.
• De onderstaande camera- en controleknoppen worden met de volgende
pictogrammen aangeduid:
o Knop omhoog
aan de achterkant
q Knop links
aan de achterkant
r Knop rechts
aan de achterkant
p Knop omlaag
aan de achterkant
5 Controleknop
aan de achterkant
aan de achterkant
m Knop FUNC./SET
5
Inhoudsopgave
Inhoud van de verpakking..................2
Compatibele geheugenkaarten..........2
Opmerkingen vooraf en
wettelijke informatie .........................3
Namen van onderdelen en
conventies die in deze
handleiding worden gebruikt............4
Inhoudsopgave ..................................6
Inhoudsopgave: basishandelingen ....8
Veiligheidsmaatregelen ...................10
Voordat u begint ..............................14
De interne oplaadbare
lithiumbatterij recyclen ...................21
De camera testen ............................23
Meegeleverde software,
handleidingen ................................27
Accessoires .....................................34
Specificaties.....................................36
1 Basishandelingen
van de camera ..................41
Aan/Uit .............................................42
Ontspanknop ...................................43
Opnamemodi ...................................44
Opties opnameweergave.................44
Menu FUNC.....................................45
n ..............................................46
Indicatorweergave ...........................47
Klok..................................................47
2 De GPS-functie
gebruiken
SX260 HS
.............49
De GPS-functie gebruiken ...............50
6
3 Smart Auto-modus...........59
Opnamen maken in
Smart Auto-modus ........................ 60
Algemene, handige functies............ 69
Gezichts-ID gebruiken..................... 75
Functies voor de
beeldaanpassing........................... 84
Handige opnamefuncties ................ 90
De camerabewerkingen
aanpassen .................................... 93
4 Andere opnamemodi .......95
Helderheid/kleur aanpassen
(Directe effecten) .......................... 96
Modus Easy .................................... 97
Automatisch opnemen van clips
(Filmsynopsis)............................... 98
Specifieke scènes ........................... 99
Beeldeffecten (Creatieve filters).... 109
Modus Discreet ............................. 116
Verschillende films opnemen ........ 117
5 Modus G .........................121
Opnamen maken in de modus
Programma automatische
belichting (modus G) .................. 122
Belichting
(Belichtingscompensatie)............ 122
Kleur- en continu-opnamen
maken ......................................... 126
Opnamebereik en scherpstellen ... 131
Flitser ............................................ 140
Overige instellingen....................... 143
Inhoudsopgave
6 Tv-, Av- en M-modus......145
10 Bijlage .............................225
Specifieke sluitertijden
(Tv-modus) ................................. 146
Specifieke diafragmawaarden
(Av-modus) ................................. 147
Specifieke sluitertijden en
diafragmawaarden (M-modus).... 148
Problemen oplossen...................... 226
Berichten op het scherm ............... 230
Informatie op het scherm............... 232
Functies en menutabellen ............. 236
Voorzorgsmaatregelen .................. 246
Index.............................................. 247
7 Afspeelmodus ................151
Bekijken ........................................ 152
Door beelden bladeren
en beelden filteren ...................... 157
Gezichts-ID-gegevens
bewerken .................................... 160
Opties voor het weergeven
van foto’s .................................... 162
Beelden beveiligen........................ 165
Beelden wissen............................. 169
Beelden roteren ............................ 171
Beeldcategorieën .......................... 173
Foto’s bewerken............................ 178
Films bewerken............................. 184
8 Menu Instellingen...........187
Basisfuncties van de camera
aanpassen .................................. 188
9 Accessoires....................201
Tips voor het gebruik van
bijgesloten accessoires............... 202
Optionele accessoires................... 203
Optionele accessoires
gebruiken .................................... 205
Beelden afdrukken ........................ 210
Een Eye-Fi-kaart gebruiken .......... 222
7
Inhoudsopgave: basishandelingen
4 Opnamen maken
 Gebruik de door de camera bepaalde instellingen (Auto-modus).... 60
 Volg eenvoudige camera-instructies (Modus Easy) ..................... 97
Goede opnamen van mensen maken
I
Portretten (p. 99)
P
In de sneeuw
(p. 100)
Specifieke scènes afstemmen
Nachtscènes
(p. 99)
Weinig licht
(p. 100)
S
Onderwater
(p. 100)
Egale huid (p. 102)
t
Vuurwerk (p. 100)
Speciale effecten toepassen
Levendige kleuren
(p. 109)
Speels effect
(p. 112)
Poster-effect
(p. 109)
Fisheye-effect
(p. 110)
Monochroom (p. 113)
Miniatuureffect
(p. 110)
Soft focus (p. 112)
 Waar geluid en flitser niet zijn toegestaan (Modus Discreet)...... 116
 Beeldinstellingen aanpassen tijdens het maken
van opnamen (Directe effecten) ................................................... 96
 Scherpstellen op gezichten............................... 60, 78, 99, 102, 135
 Zonder gebruik van de flitser (Flitser Uit)...................................... 72
 Opname met mezelf erbij (zelfontspanner)........................... 70, 105
 Opnamedatum en -tijd toevoegen (Datum stempel)..................... 73
 Filmclips en foto’s combineren (Filmsynopsis) ..................... 98, 159
 Gezichts-ID gebruiken .......................................................... 75, 160
8
Inhoudsopgave: basishandelingen
1 Bekijken
 Beelden bekijken (afspeelmodus) .............................................. 152
 Volg eenvoudige camera-instructies (Modus Easy) ..................... 97
 Automatisch afspelen (Diavoorstelling) ...................................... 162
 Op een tv .................................................................................... 205
 Op een computer.......................................................................... 28
 Snel door beelden bladeren ....................................................... 157
 Beelden wissen .......................................................................... 169
E Films opnemen/bekijken
 Films opnemen ..................................................................... 60, 117
 Films bekijken............................................................................. 152
 Snel bewegende onderwerpen, afspelen in slow motion ........... 118
c
Afdrukken
 Foto’s afdrukken ......................................................................... 210
Opslaan
 Beelden opslaan op een computer............................................... 28
9
Veiligheidsmaatregelen
• Lees de volgende veiligheidsvoorschriften goed door voordat u het product gebruikt.
Gebruik het product altijd op de juiste wijze.
• De veiligheidsvoorschriften op de volgende pagina’s zijn bedoeld om letsel bij uzelf
of bij andere personen of schade aan de apparatuur te voorkomen.
• Lees ook altijd de handleidingen van alle afzonderlijk aangeschafte accessoires die
u gebruikt.
Waarschuwing
Hiermee wordt gewezen op het risico van
ernstig letsel of levensgevaar.
• Gebruik de flitser niet dicht bij de ogen van mensen.
Blootstelling aan het sterke licht van de flitser kan het gezichtsvermogen aantasten.
Houd vooral bij kleine kinderen ten minste één meter afstand wanneer u de flitser gebruikt.
• Berg de apparatuur op buiten het bereik van kinderen.
Riem: het plaatsen van de riem om de nek van een kind kan leiden tot verstikking.
•
•
•
•
Gebruik alleen de aanbevolen energiebronnen voor stroomvoorziening.
Probeer het product niet te demonteren, wijzigen of op te warmen.
Laat het product niet vallen en voorkom harde schokken of stoten.
Raak om letsel te voorkomen de binnenkant van het product niet aan als dit is
gevallen of op een andere wijze is beschadigd.
• Stop onmiddellijk met het gebruik van het product als dit rook of een vreemde
geur afgeeft of andere vreemde verschijnselen vertoont.
• Gebruik geen organische oplosmiddelen zoals alcohol, wasbenzine of thinner
om het product schoon te maken.
• Laat het product niet in contact komen met water (bijvoorbeeld zeewater)
of andere vloeistoffen.
• Voorkom dat vloeistoffen of vreemde objecten in de camera komen.
Dit kan leiden tot een elektrische schok of brand.
Als er vloeistoffen of vreemde objecten in de camera komen, schakelt u de camera
onmiddellijk uit en verwijdert u de batterij.
als de batterijlader nat is geworden, haalt u het netsnoer uit het stopcontact en neemt
u contact op met uw leverancier of een helpdesk van Canon Klantenservice.
10
Veiligheidsmaatregelen
• Gebruik alleen de aanbevolen batterij.
• Plaats de batterij niet in de buurt van of in open vuur.
• Maak het netsnoer regelmatig los en veeg het stof en vuil dat zich heeft
opgehoopt op de stekker, de buitenkant van het stopcontact en het gebied
eromheen weg met een droge doek.
• Raak het netsnoer niet aan met natte handen.
• Gebruik de apparatuur niet op een manier waarbij de nominale capaciteit van het
stopcontact of de kabelaccessoires wordt overschreden. Gebruik de apparatuur
niet als het netsnoer of de stekker is beschadigd of als deze niet volledig in het
stopcontact is geplaatst.
• Zorg ervoor dat stof of metalen objecten (zoals spelden of sleutels) niet in
contact komen met de contactpunten of stekker.
De batterij kan exploderen of gaan lekken, wat kan leiden tot een elektrische schok of
brand. Dit kan persoonlijk letsel en schade aan de omgeving veroorzaken. In het geval
dat een batterij lekt en uw ogen, mond, huid of kleding met de batterijvloeistof in
aanraking komen, moet u deze onmiddellijk afspoelen met water.
• Zet de camera uit op plaatsen waar het gebruik van een camera niet is
toegestaan.
De elektromagnetische golven uit de camera hinderen de werking van elektronische
instrumenten en andere apparatuur. Denk goed na voordat u de camera gebruikt op
plaatsen waar het gebruik van elektronische apparatuur verboden is, zoals in vliegtuigen
en medische instellingen.
• Speel de meegeleverde cd-rom(s) met gegevens alleen af in een cd-speler
die hiervoor geschikt is.
Uw gehoor kan beschadigd raken als u een koptelefoon draagt terwijl u de harde geluiden
van een cd-rom via een cd-speler voor muziek-cd’s afspeelt (muziekspeler). Dit kan ook
de luidsprekers beschadigen.
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico van letsel.
• Zorg dat de camera niet tegen voorwerpen stoot, wordt blootgesteld aan
schokken en stoten of achter voorwerpen blijft haken wanneer u deze aan
de polsriem draagt.
• Zorg dat u niet tegen de lens stoot of drukt.
Dit kan verwondingen veroorzaken of de camera beschadigen.
• Zorg dat het scherm niet aan schokken wordt blootgesteld.
Als het scherm barst, kunnen de splinters letsel veroorzaken.
• Zorg dat u de flitser niet per ongeluk met uw vingers of een kledingstuk bedekt
wanneer u een foto maakt.
Dit kan brandwonden of schade aan de flitser tot gevolg hebben.
11
Veiligheidsmaatregelen
• Gebruik, plaats of bewaar het product niet op de volgende plaatsen:
- plaatsen die aan sterk zonlicht blootstaan;
- plaatsen die blootstaan aan temperaturen boven 40°C;
- vochtige of stoffige plaatsen.
Hierdoor kan lekkage of oververhitting ontstaan of kan de batterij ontploffen, wat kan
leiden tot elektrische schokken, brand, brandwonden of ander letsel.
Bij hoge temperaturen kan de behuizing van de camera of de batterijlader vervormd raken.
• Door langdurig naar beelden op een camerascherm te kijken kunt u zich onprettig
gaan voelen.
• Zorg dat uw vingers niet bekneld raken wanneer de
flitser zakt.
Dit kan letsel veroorzaken.
Voorzichtig
Hiermee wordt gewezen op het risico van schade aan
de apparatuur.
• Richt de camera niet direct op een sterke lichtbron (zoals de zon op een
heldere dag).
Dit kan de beeldsensor beschadigen.
• Als u de camera gebruikt op een strand of op een winderige plek, moet u erop
letten dat er geen zand of stof in het apparaat terechtkomt.
• Druk niet op de flitser en probeer hem niet te openen.
Dit kan de werking van het product negatief beïnvloeden.
• Bij normaal gebruik kan er soms een beetje rook uit de flitser komen.
Dit komt door de hoge intensiteit van de flitser, waardoor er stofdeeltjes verbranden die
vastzitten aan de voorkant van het apparaat. Gebruik een wattenstaafje om vuil, stof of
ander materiaal van de flitser te verwijderen. Zo kunt u oververhitting en schade aan het
apparaat voorkomen.
• Verwijder de batterij en berg deze op wanneer u de camera niet gebruikt.
Als de batterij in de camera wordt gelaten, kan deze gaan lekken.
• Breng voordat u de batterij weggooit, tape of ander isolatiemateriaal aan over
de polen van de batterij.
Contact met andere metalen kan leiden tot brand of een explosie.
12
Veiligheidsmaatregelen
• Als de batterij is opgeladen en als u de batterijlader niet gebruikt, haalt u deze uit
het stopcontact.
• Dek de batterijlader tijdens het opladen van een batterij niet af met voorwerpen,
zoals een stuk textiel.
Als u de lader gedurende een lange periode in het stopcontact laat, kan deze oververhit
en beschadigd raken, waardoor brand kan ontstaan.
• Plaats de batterij niet in de buurt van huisdieren.
Als huisdieren op de batterij kauwen, kan dit leiden tot lekkage, oververhitting of een
explosie, wat weer kan leiden tot brand of schade.
• Ga niet zitten terwijl u de camera in uw zak hebt.
Dit kan leiden tot storingen of schade aan het scherm.
• Let erop dat harde voorwerpen niet in contact komen met het scherm als u de
camera in uw tas stopt.
• Bevestig geen harde voorwerpen aan de camera.
Dit kan leiden tot storingen of schade aan het scherm.
13
Voordat u begint
Tref de volgende voorbereidingen voordat u opnamen maakt.
De riem bevestigen
 Steek het uiteinde van de riem door de
opening van de riem ( ) en haal het andere
uiteinde van de riem door het oog aan het
draadeinde ( ).
De camera vasthouden
 Doe de riem om uw pols.
 Houd bij het maken van opnamen uw armen
tegen uw lichaam gedrukt en houd de camera
stevig vast om te voorkomen dat deze
beweegt. Laat uw vingers niet op de flitser
rusten als deze is uitgeklapt.
De batterij opladen
Laad voor gebruik de batterij op met de meegeleverde oplader. Bij aankoop van
de camera is de batterij niet opgeladen. Zorg er dus voor dat u de batterij
eerst oplaadt.
Verwijder het klepje.
Plaats de batterij.
 Zorg eerst dat de markering o op de batterij
overeenkomt met die op de oplader en plaats
dan de batterij door deze naar binnen ( ) en
naar beneden ( ) te drukken.
14
Voordat u begint
Laad de batterij op.
 Voor CB-2LY: kantel de stekker naar buiten
CB-2LY
CB-2LYE
( ) en steek de oplader in een
stopcontact ( ).
 Voor CB-2LYE: sluit het netsnoer aan op
de oplader en steek het andere uiteinde in
een stopcontact.
 Het oplaadlampje gaat oranje branden en
het opladen begint.
 Als het opladen is voltooid, wordt het
lampje groen.
Verwijder de batterij.
 Haal het netsnoer van de batterijlader uit het
stopcontact en verwijder de batterij door deze
naar binnen ( ) en omhoog ( ) te drukken.
• Laad de batterij niet langer dan 24 uur achtereen op, om de batterij te
beschermen en in goede staat te houden.
• Bij batterijladers die gebruik maken van een netsnoer mag u de lader
of het snoer niet op andere voorwerpen aansluiten. Dit kan defect of
schade aan het product tot gevolg hebben.
• Zie “Specificaties” (p. 36) voor meer informatie over de oplaadduur, het aantal
opnamen en de opnameduur met een volledig opgeladen batterij.
De batterij en geheugenkaart plaatsen
Plaats de meegeleverde batterij en een geheugenkaart (afzonderlijk verkrijgbaar).
Denk eraan dat u voordat u een nieuwe geheugenkaart (of een geheugenkaart
die in een ander apparaat is geformatteerd) gaat gebruiken, de geheugenkaart
met deze camera moet formatteren (p. 191).
Controleer het schuifje voor
schrijfbeveiliging van de kaart.
 Als de geheugenkaart een schuifje voor
schrijfbeveiliging heeft, kunt u geen opnamen
maken als het schuifje is ingesteld op
vergrendeld (omlaag). Duw het schuifje
omhoog totdat het op niet vergrendeld staat.
15
Voordat u begint
Open het klepje.
 Schuif het klepje naar buiten (
(
) en omhoog
) om het te openen.
Plaats de batterij.
 Duw de batterijvergrendeling in de richting
van de pijl en plaats de batterij in de getoonde
richting totdat hij vastklikt en is vergrendeld.
 Als u de batterij verkeerd om plaatst,
kan deze niet in de juiste positie worden
vergrendeld. Controleer altijd of de batterij
in de juiste richting is geplaatst en
wordt vergrendeld.
Aansluitpunten
Batterijvergrendeling
Plaats de geheugenkaart.
 Plaats de geheugenkaart in de getoonde
richting totdat hij vastklikt en is vergrendeld.
 Controleer altijd of de geheugenkaart in de
juiste richting is geplaatst. Als u de
geheugenkaart in de verkeerde richting
probeert te plaatsen, kunt u de camera
beschadigen.
Aansluitpunten
Sluit het klepje.
 Sluit het klepje (
) en duw het lichtjes aan
terwijl u het naar binnen schuift, totdat het
vastklikt ( ).
16
Voordat u begint
De batterij en geheugenkaart verwijderen
Verwijder de batterij.
 Open het klepje en duw de
batterijvergrendeling in de richting van de pijl.
 De batterij wipt nu omhoog.
Verwijder de geheugenkaart.
 Duw de geheugenkaart naar binnen tot u een
klik hoort en laat de kaart langzaam los.
 De geheugenkaart wipt nu omhoog.
De datum en tijd instellen
Wanneer u de camera de eerste keer inschakelt, verschijnt een scherm voor het
instellen van de datum en tijd. Zorg dat u de datum en tijd instelt, want dat vormt
de basis voor de datums en tijden die aan uw beelden worden toegevoegd.
Schakel de camera in.
 Druk op de ON/OFF-knop.
 Het scherm [Datum/Tijd] verschijnt.
Stel de datum en tijd in.
 Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
 Druk op de knoppen op of draai aan de knop
5 om de datum en tijd op te geven.
 Als u klaar bent, drukt u op de knop m.
17
Voordat u begint
Stel de lokale tijdzone in.
 Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
5 om uw lokale tijdzone te selecteren.
Voltooi de instellingsprocedure.
 Als u klaar bent, drukt u op de knop m.
Nadat een bevestigingsbericht is
weergegeven, wordt het instellingenscherm
niet meer weergegeven.
 Druk op de ON/OFF-knop om de camera uit
te schakelen.
• Het scherm [Datum/Tijd] verschijnt steeds als u de camera
inschakelt, tenzij u de datum, tijd en lokale tijdzone al hebt ingesteld.
Geef de juiste informatie op.
• Om de zomertijd in te stellen (normale tijd plus 1 uur), kiest u
in stap 2 en
vervolgens kiest u
door op de knoppen op te drukken of aan de knop 5
te draaien.
De datum en tijd wijzigen
Wijzig de datum en tijd als volgt.
Open het cameramenu.
 Druk op de knop n.
18
Voordat u begint
SX260 HS
Kies [Datum/Tijd].
 Beweeg de zoomknop om het tabblad 3
te selecteren.
 Druk op de knoppen op of draai aan de
knop 5 om [Datum/Tijd] te kiezen en druk
vervolgens op de knop m.
SX240 HS
Wijzig de datum en tijd.
 Volg stap 2 op p. 17 om de instellingen
te wijzigen.
 Druk op de knop n om het menu
te sluiten.
• De datum/tijd-instellingen blijven tot ongeveer drie weken na het verwijderen van
de accu behouden dankzij de ingebouwde datum/tijd-batterij (reservebatterij).
• De datum/tijd-batterij wordt ongeveer in vier uur opgeladen nadat u een geladen
batterij hebt geplaatst of de camera hebt aangesloten op een voedingsadapterset
(afzonderlijk verkrijgbaar, p. 203), zelfs als de camera is uitgeschakeld.
• Zodra de datum/tijd-batterij leeg is, verschijnt het scherm [Datum/Tijd] als u de
camera inschakelt. Volg de stappen op p. 17 om de datum en tijd in te stellen.
• De datum en tijd kunnen met behulp van GPS automatisch worden bijgewerkt
(p. 57). SX260 HS
19
Voordat u begint
Taal van LCD-scherm
U kunt de weergavetaal desgewenst wijzigen.
Open de afspeelmodus.
 Druk op de knop 1.
Open het instellingenscherm.
 Houd de knop m ingedrukt en druk direct
op de knop n.
Stel de taal van het LCD-scherm in.
 Druk op de knoppen opqr of draai aan
de knop 5 om een taal te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
 Nadat u de taal van het LCD-scherm hebt
ingesteld, wordt het instellingenscherm niet
langer weergegeven.
• Er verschijnt een klokpictogram als u in stap 2, nadat u op de knop m hebt
gedrukt, te lang wacht voordat u op de knop n drukt. Druk in dat geval
op m om het klokpictogram te verwijderen en herhaal stap 2.
• U kunt de taal van het LCD-scherm ook wijzigen door op n te drukken
en [Taal ] te selecteren op het tabblad 3.
20
De interne oplaadbare lithiumbatterij
recyclen
Als u uw camera afdankt, moet u eerst de interne oplaadbare lithiumbatterij
verwijderen voor recycling volgens de lokale voorschriften.
Bereid u voor op het verwijderen
van het achterklepje.
 Open het kapje.
 Draai de schroeven van de behuizing op
de zijkanten en de onderkant los.
Verwijder de achterkant van de
behuizing zoals in de afbeelding
is weergegeven.
Trek de lintkabel van het scherm los.
Verwijder de voorkant van de
behuizing zoals in de afbeelding
is weergegeven.
21
De interne oplaadbare lithiumbatterij recyclen
Houd de camera ondersteboven en
draai de schroeven los waarmee de
plaat aan de camera is bevestigd.
Raak dit gedeelte nooit aan!
Draai de plaat om en verwijder de
interne oplaadbare lithiumbatterij.
Raak het gebied dat in de afbeelding is
gemarkeerd nooit aan. Dit kan leiden
tot een zware elektrische schok.
Verwijder nooit de camerabehuizing om een andere reden dan
om de interne oplaadbare lithiumbatterij te verwijderen voor
recycling, wanneer u de camera afdankt.
22
Foto’s
Films
De camera testen
Volg deze instructies om de camera in te schakelen, foto- of filmopnamen
te maken en deze daarna te bekijken.
Opnamen maken (Smart Auto)
Laat de camera het onderwerp en de opnameomstandigheden bepalen
voor volledig automatische selectie van de optimale instellingen voor
specifieke composities.
Schakel de camera in.
 Druk op de ON/OFF-knop.
 Het opstartscherm wordt weergegeven.
Open de modus A.
 Stel het programmakeuzewiel in op A.
 Richt de camera op het onderwerp. Als de
camera de compositie bepaalt maakt deze
een licht klikkend geluid.
 De pictogrammen die de modus voor
speciale opnamen en de
beeldstabilisatiemodus aanduiden, worden
rechtsboven in het scherm weergegeven.
 Kaders rond gedetecteerde onderwerpen
geven aan dat de camera daarop
is scherpgesteld.
Kies de compositie.
 Om in te zoomen en het onderwerp te
vergroten, duwt u de zoomknop naar i
(telelens) en om uit te zoomen duwt u de
knop naar j (groothoek).
23
De camera testen
Maak de opname.
Foto’s maken
Stel scherp.
 Druk de ontspanknop half in. De camera
piept twee keer nadat is scherpgesteld en
er worden AF-kaders weergegeven om aan
te geven op welke beeldgebieden
is scherpgesteld.
 Als er weinig licht is, klapt de flitser
automatisch omhoog.
AF-kaders
Maak de opname.
 Druk de ontspanknop helemaal
naar beneden.
 Wanneer de camera de opname maakt, hoort
u het sluitergeluid en wanneer er weinig licht
is, gaat de flitser automatisch af.
 Houd de camera stil tot het
sluitergeluid stopt.
 Uw opname wordt ongeveer twee seconden
lang op het scherm weergegeven.
 Zelfs wanneer de foto nog op het scherm
staat, kunt u al op de ontspanknop drukken
om een volgende foto te maken.
Films opnemen
Start met opnemen.
 Druk op de filmknop. U hoort één pieptoon
zodra de camera met de filmopname begint
en op het scherm verschijnen [ REC] en de
verstreken tijd.
24
De camera testen
Verstreken tijd
 Zwarte balken aan de boven- en onderkant
op het scherm geven aan welke gebieden
niet worden opgenomen.
 Kaders rond gedetecteerde gezichten geven
aan dat de camera daarop is scherpgesteld.
 Zodra de opname is begonnen, kunt u uw
vinger van de filmknop wegnemen.
Voltooi de opname.
 Druk nogmaals op de filmknop om het
opnemen te stoppen. De camera piept twee
maal als de opname stopt.
 De camera stopt automatisch met opnemen
zodra de geheugenkaart vol raakt.
Bekijken
Na het opnemen van beelden of films kunt u deze op de volgende manier
op het scherm bekijken.
Open de afspeelmodus.
 Druk op de knop 1.
 Uw laatste opname wordt weergegeven.
Blader door uw beelden.
 Als u het vorige beeld wilt bekijken, drukt u op
de knop q of draait u de knop 5 naar links.
Als u het volgende beeld wilt bekijken, drukt
u op de knop q of draait u de knop 5
naar links.
 Als u snel door uw opnamen wilt bladeren,
houdt u de knoppen qr ingedrukt. Het beeld
wordt daarbij onzuiver of korrelig
weergegeven.
25
De camera testen
 U kunt ook snel aan de knop 5 draaien om
Beeld scrollen te starten. Draai in deze
modus aan de knop 5 om door uw
opnamen te bladeren.
 Druk op de knop m om terug te keren naar
de enkelvoudige weergave.
 Druk in de modus Beeld scrollen op de
knoppen op om door beelden te bladeren
in de groepen van elke opnamedatum.
 Films zijn herkenbaar aan het pictogram
. Ga naar stap 3 als u films wilt afspelen.
Films afspelen
 Druk op de knop m, kies
(druk op de
knoppen op of draai aan de knop 5)
en druk vervolgens opnieuw op de knop m.
 Het afspelen begint en na de film
verschijnt
.
 Om het volume aan te passen, drukt u op
de knoppen op.
• Als u vanuit de afspeelmodus naar de opnamemodus wilt gaan, drukt u de
ontspanknop half in.
Beelden wissen
U kunt beelden die u niet meer nodig hebt één voor één selecteren en wissen.
Wees voorzichtig bij het wissen van beelden, want ze kunnen niet
worden hersteld.
Selecteer het beeld dat u wilt wissen.
 Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
5 om een beeld te selecteren.
26
Meegeleverde software, handleidingen
Wis het beeld.
 Druk op de knop p.
 Als [Wissen ?] verschijnt, drukt u op de
knoppen qr of draait u aan de knop 5 om
[Wissen] te selecteren en vervolgens drukt
u op de knop m.
 Het huidige beeld wordt nu gewist.
 Om het wissen te annuleren, drukt u op de
knoppen qr of u draait aan de knop 5 om
[Stop] te kiezen. Druk vervolgens op
de knop m.
• U kunt ook alle beelden tegelijk wissen (p. 169).
Meegeleverde software, handleidingen
De software en handleidingen die op de meegeleverde cd-rom staan, komen
hieronder aan de orde, met instructies voor de installatie, het opslaan van
beelden op een computer en het gebruik van de handleidingen.
Eigenschappen van de meegeleverde software
Nadat u de software op de cd-rom hebt geïnstalleerd, kunt u het volgende
op uw computer doen.
ImageBrowser EX
 Beelden importeren en de camera-instellingen wijzigen
 Beelden beheren: bekijken, zoek en ordenen
 Beelden afdrukken en bewerken
 U kunt de software bijwerken naar de nieuwste versie met de functie voor
automatisch bijwerken.
De functie voor automatisch bijwerken
U kunt de meegeleverde software gebruiken om de software naar de
nieuwste versie bij te werken en nieuwe functies te downloaden via internet
(bepaalde software uitgesloten). Voordat u deze functie kunt gebruiken, moet
u de software op een computer met een internetverbinding installeren.
• Voor deze functie is internettoegang vereist. Eventuele providerkosten
en kosten voor internettoegang moeten apart worden betaald.
27
Meegeleverde software, handleidingen
Handleidingen
De volgende handleidingen worden op de cd DIGITAL CAMERA Manuals
Disk aangeboden.
Gebruikershandleiding
Als u eenmaal vertrouwd bent met de informatie in Introductiehandleiding, raadpleegt
u deze handleiding voor een nog grondiger kennis van de bediening van uw camera.
ImageBrowser EX Gebruikershandleiding
Raadpleeg deze handleiding bij gebruik van de meegeleverde software.
U kunt deze handleiding raadplegen vanuit de helpfunctie van ImageBrowser EX.
• Afhankelijk van het land of de regio waar u de camera hebt gekocht, is de
ImageBrowser EX Gebruikershandleiding mogelijk niet vanuit de helpfunctie
te openen. In een dergelijk geval bevindt deze zich op de bij uw camera
meegeleverde cd-rom of kunt u de recentste versie downloaden van de
Canon-website.
Systeemvereisten
De meegeleverde software kan op de volgende computers worden gebruikt.
Windows
Windows 7 SP1
Besturingssysteem Windows Vista SP2
Windows XP SP3
Computer
Computers die gebruikmaken van bovengenoemde
besturingssystemen (vooraf geïnstalleerd) met een ingebouwde
USB-poort en een internetverbinding
Processor
Foto’s: 1,6 GHz of hoger, Films: Core 2 Duo 2,6 GHz of hoger
RAM
Windows 7 (64-bits): 2 GB of meer
Windows 7 (32-bits), Windows Vista (64-bits, 32-bits):
1 GB of meer (foto’s), 2 GB of meer (films)
Windows XP: 512 MB of meer (foto’s), 2 GB of meer (films)
Interfaces
USB
Vrije ruimte op
de vaste schijf
440 MB of meer*
Weergave
Resolutie van 1.024 x 768 of hoger
* Voor Windows XP moet Microsoft .NET Framework 3.0 of hoger (max. 500 MB) zijn
geïnstalleerd. De installatie kan enige tijd duren, afhankelijk van de prestaties van
de computer.
28
Meegeleverde software, handleidingen
Macintosh
Besturingssysteem Mac OS X 10.6
Computer
Computers die gebruikmaken van bovengenoemde
besturingssystemen (vooraf geïnstalleerd) met een ingebouwde
USB-poort en een internetverbinding
Processor
Foto’s: Core 2 Duo 1,83 GHz of hoger, Films: Core 2 Duo 2,6 GHz
of hoger
RAM
1 GB of meer (foto’s), 2 GB of meer (films)
Interfaces
USB
Vrije ruimte op
de vaste schijf
550 MB of meer
Weergave
Resolutie van 1.024 x 768 of hoger
• Ga naar de Canon-website voor informatie over de recentste systeemvereisten,
inclusief ondersteunde versies van besturingssystemen.
De software installeren
Bij wijze van illustratie zijn hier Windows 7 en Mac OS X 10.6 gebruikt. U kunt
de functie voor automatisch bijwerken gebruiken om de software naar de
nieuwste versie bij te werken en nieuwe functies te downloaden via internet
(bepaalde software uitgesloten). Zorg er voor dat u de software op een
computer met internetverbinding installeert.
Plaats de cd-rom in het cdromstation van de computer.
 Plaats de meegeleverde cd-rom (Cd DIGITAL
CAMERA Solution Disk) (p. 2) in het
cd-romstation van de computer.
 Op een Macintosh-computer plaatst u de cd,
dubbelklikt u op het cd-pictogram op het
bureaublad om naar de cd te gaan.
Daarna dubbelklikt u op het pictogram
dat verschijnt.
Start de installatie.
 Klik op [Easy Installation/Eenvoudige installatie]
en volg de instructies op het scherm om de
installatie te voltooien.
29
Meegeleverde software, handleidingen
Wanneer er een bericht wordt
weergeven met het verzoek om de
camera aan te sluiten, sluit u deze
aan op een computer.
 Open het klepje terwijl de camera is
uitgeschakeld ( ). Steek de kleinste stekker
van de meegeleverde interfacekabel (p. 2) in
de aangegeven richting, helemaal in de
aansluiting van de camera ( ).
 Steek de grote stekker van de interfacekabel
in de USB-poort van de computer.
Raadpleeg de computerhandleiding voor
meer informatie over USB-aansluitingen
op de computer.
Installeer de bestanden.
 Schakel de camera in volg de instructies op
het scherm om de installatie te voltooien.
 Er wordt een verbinding met internet tot stand
gebracht om de software naar de nieuwste
versie bij te werken en nieuwe functies te
downloaden. De installatie kan enige tijd
duren, afhankelijk van de prestaties van de
computer en de internetverbinding.
 Klik op [Finish/Voltooien] of [Restart/
Opnieuw opstarten] in het scherm dat wordt
weergegeven nadat de installatie is voltooid.
Verwijder de cd-rom wanneer het bureaublad
wordt weergegeven.
 Schakel de camera uit en koppel de kabel los.
30
Meegeleverde software, handleidingen
• Wanneer er geen internetverbinding is, gelden de volgende beperkingen.
- Het scherm in stap 3 wordt niet weergegeven.
- Bepaalde functies worden mogelijk niet geïnstalleerd
- Nadat u de camera voor het eerst op de computer hebt aangesloten, worden
er stuurprogramma’s geïnstalleerd. Daarom kan het enkele minuten duren
voordat u camerabeelden kunt openen.
• Als u over meerdere camera’s beschikt waarbij ImageBrowser EX op cd-rom
werd meegeleverd, gebruikt u elke camera met de meegeleverde cd-rom en
volgt u de specifieke installatie-instructies op het scherm van elke camera.
Hierdoor weet u zeker dat elke camera de juiste updates en nieuwe functies
ontvangt via de functie voor automatisch bijwerken.
Beelden opslaan op een computer
Bij wijze van illustratie zijn hier Windows 7 en Mac OS X 10.6 gebruikt.
Sluit de camera aan op de computer.
 Volg stap 3 op p. 30 om de camera op
een computer aan te sluiten.
Zet de camera aan om
CameraWindow te openen.
 Druk op de knop 1 om de camera aan
te zetten.
 Op een Macintosh-computer wordt
CameraWindow weergegeven als er een
verbinding tot stand is gebracht tussen
de camera en de computer.
 Voor Windows volgt u de onderstaande
stappen.
 In het scherm dat verschijnt, klikt u op
de koppeling
om het programma
te wijzigen.
31
Meegeleverde software, handleidingen
 Kies [Downloads Images From Canon
Camera using Canon CameraWindow/
Beelden van Canon-camera via Canon
CameraWindow downloaden] en klik op [OK].
 Dubbelklik op
CameraWindow
.
Beelden opslaan op de computer.
 Klik op [Import Images from Camera/
Beelden importeren van camera] en
vervolgens op [Import Untransferred Images/
Niet-overgedragen beelden importeren].
 De beelden worden nu in afzonderlijke
mappen op datum op de computer
opgeslagen in de map Afbeeldingen.
 Wanneer de beelden zijn opgeslagen,
sluit u CameraWindow en drukt u op de
knop 1 om de camera uit te schakelen.
Koppel vervolgens de kabel los.
 Raadpleeg de ImageBrowser EX
Gebruikershandleiding voor instructies over
het bekijken van beelden op een computer.
32
Meegeleverde software, handleidingen
• Als het scherm in stap 2 in Windows 7 niet wordt weergegeven, klik dan op
het pictogram
op de taakbalk.
• Om CameraWindow in Windows Vista of XP te starten, klikt u op [Downloads
Images From Canon Camera using Canon CameraWindow/Beelden van
Canon-camera via Canon CameraWindow downloaden] dat op het scherm wordt
weergegeven als u de camera bij stap 2 inschakelt. Als CameraWindow niet
verschijnt, klik dan op het menu [Start] en kies [Alle programma’s] 
[Canon Utilities]  [CameraWindow]  [CameraWindow].
• Als na stap 2 CameraWindow niet op een Macintosh-computer verschijnt, klikt
u op het pictogram [CameraWindow] in de taakbalk onder aan het bureaublad.
• U kunt uw camerabeelden zelfs zonder de meegeleverde software op
uw computer opslaan door uw camera op de computer aan te sluiten,
maar daarvoor gelden wel de volgende beperkingen.
- Nadat u de camera hebt aangesloten op de computer, kan het enkele minuten
duren voordat u beelden kunt openen.
- Beelden die verticaal zijn opgenomen, worden mogelijk horizontaal opgeslagen.
- Beveiligingsinstellingen voor beelden kunnen bij het opslaan van de beelden
op de computer worden verwijderd.
- Er kunnen bepaalde problemen ontstaan bij het opslaan van beelden of
beeldgegevens, afhankelijk van de versie van het besturingssysteem,
de gebruikte software of de grootte van de beeldbestanden.
- Mogelijk zijn ook enkele functies in de meegeleverde software niet beschikbaar,
zoals het bewerken van films en het terugzetten van beelden op de camera.
33
Accessoires
Meegeleverde accessoires
Polsriem
WS-DC11
Batterij
NB-6L*1
(met kapje)
Batterijlader
CB-2LY/CB-2LYE*1
Cd DIGITAL
CAMERA
Solution Disk
Interfacekabel IFC-400PCU*1
Voeding
Geheugenkaart
Kaartlezer
Kabel
Voedingsadapterset
ACK-DC40
HDMI-kabel HTC-100
Tv-/
videosysteem
Stereo AV-kabel AVC-DC400ST
*1 Ook afzonderlijk verkrijgbaar.
*2 Krachtige flitser HF-DC1 wordt ook ondersteund.
34
Windows/
Macintoshcomputer
Accessoires
Flitsereenheid
Krachtige flitser HF-DC2*2
Behuizingen
Waterdichte behuizing WP-DC46
Canon PictBridge-compatibele printers
Gebruik van Canon-accessoires wordt aanbevolen.
Dit product is ontworpen om een uitstekende prestatie neer te zetten wanneer het wordt
gebruikt in combinatie met accessoires van het merk Canon.
Canon is niet aansprakelijk voor eventuele schade aan dit product en/of ongelukken
zoals brand, enzovoort, die worden veroorzaakt door de slechte werking van
accessoires van een ander merk (bijvoorbeeld lekkage en/of explosie van een batterij).
Houd er rekening mee dat deze garantie niet van toepassing is op reparaties die
voortvloeien uit een slechte werking van accessoires die niet door Canon zijn
vervaardigd, hoewel u dergelijke reparaties wel tegen betaling kunt laten uitvoeren.
35
Specificaties
Effectieve pixels
in de camera
Circa 12,1 megapixels
Focuslengte lens
20x zoomen: 4.5 (G)–90 (T) mm
(equivalent aan 35 mm-film: 25 (G)–500 (T) mm)
LCD-monitor
7,5 cm (3,0 inch) kleurtype TFT LCD
Effectieve pixels: circa 461.000 pixels
Bestandsformaten
Design rule for Camera File system, compatibel met DPOF
(versie 1.1)
Gegevenstypen
Foto’s: Exif 2.3 (JPEG)
Films: MOV (H.264-videogegevens, Linear PCM (stereo)audiogegevens)
GPS-logbestand: Compatibel met NMEA 0183berichtindeling SX260 HS
Interfaces
Hi-speed USB
HDMI-uitgang
Analoge audio-uitgang (stereo)
Analoge video-uitgang (NTSC/PAL)
Voeding
Batterij NB-6L
Voedingsadapterset ACK-DC40
Afmetingen (gebaseerd
106,3 x 61,0 x 32,7 mm
op CIPA-normen)
Gewicht (gebaseerd
op CIPA-normen)
Circa 231 g (inclusief batterijen en geheugenkaart)
Circa 208 g (alleen camerabehuizing) SX260 HS
Circa 224 g (inclusief batterijen en geheugenkaart)
Circa 201 g (alleen camerabehuizing) SX240 HS
Aantal opnamen/opnametijd, afspeeltijd
Aantal opnamen
Circa 230
Opnametijd film*1
Circa 40 minuten
Continu-opnamen*2
Afspeeltijd
Circa 1 uur en 10 minuten
Circa 5 uur
*1 Tijden zijn gebaseerd op standaardinstellingen bij het uitvoeren van normale
handelingen, zoals opnemen, pauzeren, de camera in- en uitschakelen en zoomen.
*2 Beschikbare tijd voor opnemen van maximum filmlengte (tot opname automatisch
wordt gestopt).
• Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt, is gebaseerd op richtlijnen voor metingen
van de CIPA (Camera & Imaging Products Association).
• Onder bepaalde opnameomstandigheden zijn het aantal opnamen en de opnametijd
lager dan hierboven is aangegeven.
• Aantal opnamen/opnametijd met volledig geladen batterijen.
36
Specificaties
Aantal 4:3-opnamen per geheugenkaart
Resolutie (pixels)
Compressieverhouding
Aantal opnamen per geheugenkaart
(bij benadering)
8 GB
32 GB
(Groot)
1497
6044
12M/4000x3000
2505
10115
(Medium 1)
2855
11526
6M/2816x2112
(Medium 2)
4723
19064
7442
30040
2M/1600x1200
12927
52176
(Klein)
27291
110150
0.3M/640x480
40937
165225
• Deze waarden zijn gemeten volgens de normen van Canon en kunnen variëren
naargelang het onderwerp, de geheugenkaart en de camera-instellingen.
• De waarden in de tabel zijn gebaseerd op beelden met een 4:3-verhouding. Als u de
verhouding wijzigt (zie p. 84), kunnen er meer opnamen worden gemaakt, omdat per
opname minder gegevens worden gebruikt dan bij opnamen van 4:3. Bij
hebben
16:9-beelden echter een resolutie van 1920 x 1080 pixels, waarvoor meer gegevens
nodig zijn dan voor 4:3-beelden.
Opnametijd per geheugenkaart
Beeldkwaliteit
Opnametijd per geheugenkaart
8 GB
32 GB
Circa 29 min. 39 sec.
Ongeveer 1 uur 59 min. 43 sec.
Circa 42 min. 11 sec.*1
ongeveer 2 uur 50 min. 19 sec.*2
Ongeveer 1 uur 28 min. 59 sec.
ongeveer 5 uur 59 min. 10 sec.
*1 Circa 27 min. 39 sec. voor iFrame-films (zie p. 119).
*2 Circa 1 uur 51 min. 3 sec. voor iFrame-films (zie p. 119).
• Deze waarden zijn gemeten volgens de normen van Canon en kunnen variëren
naargelang het onderwerp, de geheugenkaart en de camera-instellingen.
• Het opnemen stopt automatisch zodra de bestandsgrootte van een afzonderlijke clip die
wordt opgenomen 4 GB groot is, of wanneer de opnametijd ongeveer 29 minuten en
59 seconden is (bij
- of
-films), of ongeveer 1 uur (bij
-films).
• Bij sommige geheugenkaarten kan de opname ook worden gestopt als de maximale
cliplengte nog niet is bereikt. U kunt het beste Speed Class 6-geheugenkaarten of
hoger gebruiken.
37
Specificaties
Flitsbereik
Maximale groothoek (j)
50 cm–3,5 m
Maximale telelens (i)
1,0–2,0 m
Opnamebereik
Opnamemodus Scherpstelbereik
A
—
Andere modi
Maximale groothoek
(j)
Maximale telelens
(i)
5 cm–oneindig
1 m–oneindig
5 cm–oneindig
1 m–oneindig
e*
5–50 cm
f*
5 cm–oneindig
—
1 m–oneindig
* Niet beschikbaar in bepaalde opnamemodi.
Snelheid continu-opnamen
Opnamemodus
G
Modus Continue Opname
Snelheid
—
Circa 10,3 beelden/sec.
W
Circa 2,4 beelden/sec.
Circa 0,8 beelden/sec.
Circa 0,9 beelden/sec.
Sluitertijd
Modus A, automatische
ingesteld bereik
1–1/3200 sec.
Bereik in alle opnamemodi
15–1/3200 sec.
15, 13, 10, 8, 6, 5, 4, 3.2, 2.5, 2, 1.6, 1.3, 1, 0.8,
0.6, 0.5, 0.4, 0.3, 1/4, 1/5, 1/6, 1/8, 1/10, 1/13,
1/15, 1/20, 1/25, 1/30, 1/40, 1/50, 1/60, 1/80,
Beschikbare waarden modus M (sec.)
1/100, 1/125, 1/160, 1/200, 1/250, 1/320,
1/400, 1/500, 1/640, 1/800, 1/1000, 1/1250,
1/1600, 1/2000, 1/2500, 1/3200
38
Specificaties
Diafragma
f/nummer
f/3.5–f/8.0 (G), f/6.8–f/8.0 (T)
Beschikbare waarden modus B *
f/3.5, f/4.0, f/4.5, f/5.0, f/5.6, f/6.3, f/6.8, f/7.1,
f/8.0
* Niet alle diafragmawaarden zijn in alle zoomposities beschikbaar.
Batterij NB-6L
Type
Oplaadbare lithium-ionbatterij
Nominale spanning
3,7 V gelijkstroom
Nominaal vermogen
1.000 mAh
Oplaadcycli
Circa 300
Bedrijfstemperatuur
0–40 °C
Afmetingen
34,4 x 41,8 x 6,9 mm
Gewicht
Circa 21 g
Batterijlader CB-2LY/CB-2LYE
Nominale invoer
100–240 V wisselstroom (50/60 Hz), 0,085 A (100 V)–0,05 A
(240 V)
Nominale uitvoer
4,2 V gelijkstroom, 0,7 A
Oplaadduur
Circa 1 uur 55 min. (bij gebruik van NB-6L)
Oplaadlampje
Opladen: oranje / Volledig opgeladen: groen (systeem met
twee indicatielampjes)
Bedrijfstemperatuur
0–40 °C
Afmetingen
58,6 x 86,4 x 24,1 mm
Gewicht
Circa 70 g
• Alle gegevens zijn gebaseerd op tests door Canon.
• De cameraspecificaties of het uiterlijk kunnen worden gewijzigd zonder kennisgeving.
39
40
1
Basishandelingen van
de camera
Basisbewerkingen en functies van de camera
41
Aan/Uit
Opnamemodus
 Druk op de ON/OFF-knop om de camera
in te schakelen en gereed te maken om
op te nemen.
 Druk opnieuw op de ON/OFF-knop om
de camera uit te schakelen.
Afspeelmodus
 Druk op de knop 1 om de camera in
te schakelen en uw foto’s te bekijken.
 Om de camera uit te schakelen drukt
u opnieuw op de knop 1.
• Om van de afspeelmodus naar de opnamemodus te gaan, drukt u op de knop 1.
• Om van de afspeelmodus naar de opnamemodus te gaan, drukt u de
ontspanknop half in (p. 43).
• Als de camera in de afspeelmodus is, wordt ongeveer na één minuut de lens
ingetrokken en de flitser wordt ingeklapt als deze was uitgeklapt. U kunt de
camera uitschakelen terwijl de lens is ingetrokken door nogmaals op de
knop 1 te drukken.
Spaarstandfuncties (Automatisch Uit)
Om de batterij te sparen worden het scherm en de camera automatisch
uitgeschakeld na een bepaalde inactieve periode.
Spaarstand in de opnamemodus
Het scherm wordt automatisch uitgeschakeld nadat het ongeveer één minuut
inactief is geweest. Ongeveer na nog 2 minuten wordt de lens ingetrokken en
de camera uitgeschakeld. Als het scherm is uitgeschakeld maar de lens nog
niet is ingetrokken, kunt u het scherm weer inschakelen en gereedmaken
voor het maken van opnamen door de ontspanknop half in te drukken (p. 43).
Spaarstand in de afspeelmodus
De camera wordt na ongeveer 5 minuten inactiviteit automatisch uitgeschakeld.
• U kunt deze spaarstandfuncties desgewenst uitschakelen (p. 195).
• U kunt ook de timing voor het uitschakelen van het scherm wijzigen (p. 195).
42
Ontspanknop
Om te zorgen dat uw opnamen altijd zijn scherpgesteld, drukt u altijd eerst
(licht) de ontspanknop half in. Zodra het onderwerp is scherpgesteld,
drukt u de knop helemaal naar beneden om de opname te maken.
In deze handleiding worden de handelingen van de ontspanknop
beschreven, zoals de knop half of helemaal indrukken.
Druk half in. (Licht indrukken
om scherp te stellen.)
 Druk de ontspanknop half in. De camera
piept twee keer en er worden AF-kaders
weergegeven rond de beeldgebieden
waarop is scherpgesteld.
Druk helemaal in. (Druk, vanaf de
positie halverwege, helemaal in
om de opname te maken.)
 De camera maakt de opname en er klinkt
een sluitergeluid.
 Houd de camera stil tot het sluitergeluid stopt.
• De beelden worden mogelijk onscherp als u de opname maakt
zonder eerst de ontspanknop half in te drukken.
• Het geluid van de sluiter kan korter of langer duren, afhankelijk van
de tijd die nodig is om de opname te maken. Bij sommige
opnamecomposities kan het langer duren en de beelden worden
vaag als u de camera beweegt (of als het onderwerp beweegt)
voordat het geluid van de sluiter stopt.
43
Opnamemodi
Gebruik het programmakeuzewiel om de gewenste opnamemodus te openen.
P-, Tv-, Av-en M-modus
Neem verschillende
opnamen met behulp van
uw voorkeursinstellingen
(pp. 121, 145).
Modus Directe effecten
Pas de helderheid en kleuren van
het beeld aan tijdens het maken
van opnamen (p. 96).
Auto-modus
Volledig automatische opnamen,
met door de camera bepaalde
instellingen (pp. 23, 60).
Modus Easy
Handig opnamen maken door gewoon
de ontspanknop in te drukken (p. 97).
Modus Filmsynopsis
Stel automatisch clips, die op die dag
voorafgaande aan elke opname zijn opgenomen,
samen tot een korte film (pp. 98, 159).
Modus voor speciale opnamen
U kunt opnamen maken met de optimale
instellingen voor de specifieke scènes (p. 99).
Filmmodus
Voor het maken van films
(p. 117).
Als u op de filmknop drukt,
kunt u ook een film maken
zonder het programmakeuzewiel in te stellen op
de filmmodus.
Modus Creatieve filters
Diverse effecten toevoegen tijdens
het maken van opnamen (p. 109).
Modus Discreet
Opnamen maken zonder flitser of
camerageluiden (p. 116).
• U kunt aan het programmakeuzewiel draaien om van de afspeelmodus naar de
opnamemodus te gaan.
Opties opnameweergave
Druk op de knop l om andere informatie weer te geven op het scherm
of om de informatie te verbergen. Zie p. 232 voor meer details over de
weergegeven informatie.
Informatie wordt weergegeven
Geen informatie weergegeven
• Als u in een omgeving met weinig licht opnamen maakt, wordt de helderheid
van het LCD-scherm met de nachtschermfunctie automatisch verhoogd, zodat
u de compositie van uw opnamen gemakkelijker kunt controleren. Mogelijk
komen de beeldhelderheid op het scherm en de helderheid van uw foto’s niet
overeen. Vervorming van het beeld op het scherm of schokkerige bewegingen
van het onderwerp hebben geen invloed op vastgelegde beelden.
• Zie p. 154 voor afspeelopties.
44
Menu FUNC.
Configureer veelgebruikte functies als volgt via het menu FUNC.
Menu-items en -opties zijn afhankelijk van de opnamemodus (pp. 238–239)
of afspeelmodus (p. 245).
Open het Menu FUNC.
 Druk op de knop m.
Selecteer een menu-item.
 Druk op de knoppen op of draai aan de
Opties
Menu-items
knop 5 om een menu-item te selecteren
en druk dan op de knop m of r.
 Bij bepaalde menu-items kunnen functies
worden opgegeven door gewoon te drukken
op de knop m of r, of er wordt een ander
scherm weergegeven om de functie
te configureren.
Selecteer een optie.
 Druk op de knoppen op of draai aan de
knop 5 om een optie te selecteren.
kunnen
worden geconfigureerd door op de knop
l te drukken.
 Druk op de knop q om terug te gaan naar
de menu-items.
 Opties met het pictogram
Voltooi de instellingsprocedure.
 Druk op de knop m.
 Het scherm voordat u in stap 1 op de knop
m drukte, wordt opnieuw weergegeven en
toont de optie die u hebt geconfigureerd.
• Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u dat ongedaan maken
door de standaardinstellingen van de camera te herstellen (p. 199).
45
n
Configureer verschillende camerafuncties als volgt via overige menu’s.
De menu-items zijn op tabbladen per doel gegroepeerd, zoals opnamen
maken (4), afspelen (1), enzovoort. De beschikbare instellingen verschillen
afhankelijk van de geselecteerde opname- of afspeelmodus (pp. 240–245).
Open het menu.
 Druk op de knop n.
Selecteer een tabblad.
 Beweeg de zoomknop of druk op de knoppen
qr om een tabblad te selecteren.
Selecteer een instelling.
 Druk op de knoppen op of draai aan de
knop 5 om een instelling te selecteren.
 Als u instellingen met niet weergegeven opties
wilt selecteren, drukt u eerst op de knop m of
r om van scherm te wisselen en daarna drukt
u op de knoppen op of draait u aan de knop
5 om de instelling te selecteren.
 Druk op de knop n om terug te keren
naar het vorige scherm.
Selecteer een optie.
 Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
Voltooi de instellingsprocedure.
 Druk op de knop n om terug te gaan
naar het scherm dat werd weergegeven
voordat u in stap 1 op de knop n drukte.
• Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u dat ongedaan maken
door de standaardinstellingen van de camera te herstellen (p. 199).
46
Indicatorweergave
De indicator op de achterkant van de camera (p. 5) brandt of knippert
afhankelijk van de status van de camera.
Kleur
Groen
Indicatorstatus
Camerastatus
Aan
Aangesloten op een computer (p. 31) of het scherm
is uitgeschakeld
Knippert
Opstarten, opnemen/lezen/verzenden van beelden
• Als het lampje groen knippert, mag u de camera niet uitschakelen,
het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder niet openen en de
camera niet schudden of aanstoten, omdat hierdoor de beelden,
camera of geheugenkaart beschadigd kunnen raken.
Klok
U kunt kijken hoe laat het is.
 Houd de knop m ingedrukt.
 De huidige tijd verschijnt.
 Als u de camera verticaal houdt wanneer u de
klokfunctie gebruik, schakelt het scherm over
naar verticale weergave. Druk op de knoppen
qr of draai de knop 5 om de weergavekleur
te wijzigen.
 Druk nogmaals op m om de klokweergave
te annuleren.
• Als de camera is uitgeschakeld, houdt u de knop m ingedrukt en drukt u op
de ON/OFF-knop om de klok weer te geven.
47
48
2
De GPS-functie gebruiken
SX260 HS
Basisbewerkingen en functies van de GPS-functie
49
De GPS-functie gebruiken
De locatiegegevens van de camera (breedtegraad, lengtegraad en hoogte)
op basis van de verkregen GPS-signalen, kunnen aan foto’s en films die
u opneemt worden toegevoegd, of de informatie kan afzonderlijk in een logboek
worden geregistreerd. Naast geotagging (toevoegen van gps-coördinaten)
kan ook de cameraklok automatisch gelijk worden gezet.
Voordat u de GPS-functies gebruikt, moet u controleren of de datum, tijd en
uw tijdzone correct zijn ingesteld, zoals is beschreven in (“De datum en tijd
instellen” (p. 17)).
GPS: GPS staat voor Global Positioning System
Houd rekening met het volgende als u de GPS-functies gebruikt.
• In bepaalde landen en regio’s is het gebruik van GPS mogelijk
onderhevig aan beperkingen. Gebruik daarom de GPS in
overeenstemming met de wetten en regelgevingen van uw land of
regio. Wees vooral voorzichtig wanneer u naar het buitenland gaat.
• Wees voorzichtig met het gebruik van GPS-functies op plaatsen waar
het gebruik van elektronische apparaten verboden is, omdat de
camera GPS-signalen ontvangt.
• Met behulp van de locatiegegevens die als geotag aan uw foto’s of
films zijn toegevoegd, kunnen andere mensen u herkennen of uw
locatie bepalen. Wees voorzichtig als u deze beelden of GPSlogbestanden met anderen deelt, bijvoorbeeld als u beelden online
plaatst waar vele anderen ze kunnen bekijken.
Waar kunt u GPS gebruiken en hoe houdt u de
camera vast
GPS-antenne
 Gebruik de camera buiten, waar u een
onbelemmerd zicht op de lucht hebt. (GPSfuncties werken niet goed binnenshuis of in
andere ruimten waar geen GPS-dekking is
(p. 51).)
 Houd de camera op de juiste manier (zie
afbeelding) voor een betere ontvangst van
het GPS-signaal.
 Raak de GPS-antenne niet aan met uw
vingers of met andere voorwerpen.
Hoe u de camera draagt als de Logger-functie is ingeschakeld
Voor betere ontvangst van het GPS-signaal probeert u om de GPS-antenne
omhoog, naar de lucht gericht te houden. Wanneer u de camera in een tas
meeneemt, plaatst u de camera in de tas met de GPS-antenne omhoog,
en probeert u de camera in een buitenvak van de tas te doen.
50
De GPS-functie gebruiken
Locaties met slechte GPS-dekking
• De positiegegevens worden mogelijk niet geregistreerd, of er wordt
onjuiste informatie geregistreerd als de ontvangst van het GPS-signaal
slecht is, zoals op de volgende plaatsen.
Binnenshuis onder de grond vlakbij gebouwen of in dalen
in tunnels of bossen in de buurt van hoogspanningsleidingen of
mobiele telefoons die gebruikmaken van de 1,5 GHz-band in een tas of
koffer onderwater (bij gebruik van de camera in de optionele waterdichte
behuizing (p. 204)) bij reizen over lange afstanden bij reizen door
verschillende omgevingen
• De beweging van de GPS-satelliet kan interfereren met de registratie van
locatiegegevens, of de geregistreerde positie kan afwijken van de werkelijke
positie, zelfs in andere situaties dan die hierboven zijn beschreven.
• Nadat u de batterij hebt vervangen of als u de GPS-functies enige tijd niet
hebt, kan het langer duren voordat u een GPS-signaal ontvangt.
GPS-functies inschakelen
Configureer de instelling.
 Druk op de knop m, kies
in het menu
en kies vervolgens
.
 Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, herhaalt u deze procedure maar
selecteert u
.
Controleer de ontvangststatus.
 Gebruik de camera buiten, waar u een
onbelemmerd zicht op de lucht hebt. (GPSfuncties werken niet goed binnenshuis of in
andere ruimten waar geen GPS-dekking is
(zie hierboven).)
 Controleer de GPS-ontvangststatus die
op het scherm wordt weergegeven.
• U kunt de GPS-functie ook activeren door op de knop n te drukken,
[GPS-instell.] te kiezen op het tabblad 3, op de knop m te drukken en [GPS]
in te stellen op [Aan].
51
De GPS-functie gebruiken
Weergave ontvangststatus
*
(aan)
GPS-signaal ontvangen. De locatie kan worden geregistreerd.*
(knippert)
Bezig met zoeken naar GPS-signaal.*
(aan)
Geen GPS-signaal.
Logger-functie is [Aan] (p. 54).
Tips wanneer
wordt weergegeven
• Wanneer binnenshuis of op andere locaties zonder dekking geen GPSsignaal kan worden ontvangen (p. 51), probeert u naar buiten te gaan waar
u een onbelemmerd zicht op de lucht hebt. Houd de camera op de juiste
manier (p. 50) en richt de GPS-antenne omhoog naar de lucht.
•
wordt gewoonlijk binnen enkele minuten weergegeven wanneer de
camera wordt gebruikt in gebieden met ruim voldoende GPS-ontvangst,
zoals buiten met een onbelemmerd zicht op de lucht. Als
niet wordt
weergegeven, ga dan naar een gebied zonder belemmeringen (zoals
gebouwen) tussen de camera en GPS-satellieten en wacht enkele minuten
totdat het verschijnt.
52
De GPS-functie gebruiken
Beelden voorzien van geotags tijdens het
maken van opnamen
U kunt tijdens het opnemen de locatiegegevens (breedtegraad, lengtegraad,
hoogte en de opnamedatum en -tijd) voor naslagdoeleinden (p. 155). Met de
bijgeleverde software kunt u de opnamelocatie van uw foto’s en films op een
kaart bekijken (p. 2).
Stel [GPS] in op [Aan].
 Voer stap 1–2 op p. 51 uit om de instelling
te configureren.
Maak de opname.
 De foto’s en films die u maakt zijn nu voorzien
van een geotag.
 Zie “GPS-informatieweergave” (p. 155) als
u de locatiegegevens (breedtegraad,
lengtegraad en hoogte) van uw foto’s en films
met geotag wilt bekijken.
• De opnamedatum en -tijd kunnen worden vastgelegd wanneer u [GPS Auto Tijd:
Aan] selecteert.
• Met geotagging worden de oorspronkelijk cameralocatie en opnamedatum en
-tijd toegepast, die zijn verkregen op het moment dat u begon met het opnemen
van de film.
• Bij films die gemaakt zijn met behulp van Filmsynopsis (p. 98), worden met
geotagging de oorspronkelijke cameralocatie en de opnamedatum en -tijd
toegepast, die zijn verkregen voor de eerste filmopname die dag.
53
De GPS-functie gebruiken
Logboek van de cameralocatiegegevens
U kunt vastleggen waar de camera is gebruikt met behulp van de
locatiegegevens die regelmatig worden ontvangen middels GPSsatellietsignalen. Dagelijkse locatiegegevens op basis van de ontvangen
GPS-signalen worden, afzonderlijk van de beeldgegevens, in een logbestand
opgeslagen. Het logbestand kan in de bijgeleverde software (p. 2) zodat u de
met de camera afgelegde route op een kaart kunt volgen.
Aangezien de datum wordt bijgewerkt en de locatiegegevens voortdurend
worden vastgelegd ongeacht of de camera al of niet is ingeschakeld,
vermindert de batterijduur ook wanneer de camera is uitgeschakeld.
Daarom kan het voorkomen dat de batterij bijna leeg is wanneer u de camera
inschakelt. Laad de batterij op wanneer dit nodig is, of neem een opgeladen
reservebatterij mee.
Activeer GPS.
 Volg stap 1–2 p. 51 om de instelling
te configureren.
Configureer de instelling.
 Druk op de knop l en druk op de
knoppen qr of draai aan de knop 5 en
selecteer [Aan].
 Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, herhaalt u deze procedure, maar
selecteert u [Uit].
Voltooi de instellingsprocedure.
 Wanneer u op de knop m drukt, wordt een
bericht over de logger weergegeven op het
scherm. Lees het bericht zorgvuldig.
 De logger-functie wordt uitgevoerd en de
datum-, tijd- en locatiegegevens op basis van
de signalen ontvangen van GPS-satellieten
worden in de camera vastgelegd.
 De logger blijft werken, zelfs wanneer
de camera is uitgeschakeld.
54
De GPS-functie gebruiken
Sla de GPS-logbestanden op
de geheugenkaart op.
 Wanneer u de camera uitschakelt, wordt er
een bericht over de logger op het scherm
weergegeven. De locatiegegevens en de
datum en tijd worden op de geheugenkaart
opgeslagen. Deze informatie blijft niet op
de camera aanwezig.
 Als de camera is uitgeschakeld en u wilt de
geheugenkaart verwijderen terwijl de logger
wordt gebruikt, schakelt u de camera in
en vervolgens weer uit voordat u de
geheugenkaart uitneemt.
 De locatiegegevens en de datum en tijd
worden op de geheugenkaart opgeslagen
wanneer u een van de volgende
handelingen uitvoert.
-De logbestanden weergeven.
-Het scherm voor datum-/tijdinstelling
weergeven.
-Het scherm voor tijdzone-instelling
weergeven.
55
De GPS-functie gebruiken
• Als u de batterij na stap 4 verwijdert, wordt de GPS-logger tijdelijk
uitgeschakeld. Nadat u de batterij hebt vervangen, moet u de camera
uitschakelen en opnieuw inschakelen om de loggerfunctie opnieuw
in te schakelen.
• De GPS-logbestanden kunnen niet worden opgeslagen als de in
de camera aanwezige geheugenkaart tegen schrijven is beveiligd.
• De locatiegegevens en de datum en tijd worden op de
geheugenkaart opgeslagen wanneer de camera is uitgeschakeld of
wanneer u de logbestanden bekijkt. Als de camera is uitgeschakeld
en u wilt de geheugenkaart verwijderen terwijl de logger wordt
gebruikt, schakelt u de camera derhalve in en vervolgens weer uit
voordat u de geheugenkaart uitneemt.
• Wees bij het gebruik van de logger-functie voorzichtig wanneer u de
camera aan een andere persoon overhandigt, aangezien de datum
en tijd en de vastgelegde locatiegegevens op de camera aanwezig
blijven totdat deze op een geheugenkaart worden opgeslagen (zelfs
wanneer de batterij bijna leeg is).
• Wees voorzichtig bij het formatteren van geheugenkaarten (p. 191),
omdat ook het GPS-logbestand wordt gewist.
De GPS-logbestanden controleren
U kunt de op de geheugenkaart opgeslagen GPS-logbestanden controleren
via de camera.
De logbestanden weergeven.
 Druk op de knop n en selecteer
[GPS instell.] op het tabblad 3 en druk
vervolgens op de knop m (p. 46).
 Kies [Logbestanden weergeven] en druk op
de knop m om de bestanden weer te geven
(p. 46).
 Rechts van de huidige datum wordt de tijd
weergegeven die is verstreken sinds de
vorige locatiegegevens werden vastgelegd.
56
De GPS-functie gebruiken
Aantal ontvangen logbestanden
De GPS-logbestanden controleren.
 Kies een datum en druk op de knop m.
De vastgelegde breedtegraad, lengtegraad,
tijd en het aantal op die datum ontvangen
logboekgegevens worden weergegeven.
Breedte- Lengtegraad
graad
Tijd
Datum en tijd automatisch bijwerken
De datum en tijd voor de ingestelde tijdzones (pp. 17, 195) kunnen automatisch
worden bijgewerkt wanneer de camera een GPS-signaal ontvangt.
Stel [GPS] in op [Aan].
 Voer stap 1–2 op p. 51 uit om de instelling
te configureren.
Configureer de instelling.
 Druk op de knop n, selecteer [GPS Auto
Tijd] op het tabblad 3 en selecteer
vervolgens [Aan] (p. 46).
 Volg de stappen op p. 195 om de zomertijd
in te stellen.
Automatisch bijwerken datum/tijd bevestigen
[Datum/tijd GPS klaar] wordt weergegeven in het scherm [Datum/Tijd] in
stap 2 op p. 17 nadat de datum en tijd automatisch zijn bijgewerkt. [GPS Auto
Tijd: Aan] wordt weergegeven als er nog geen signaal van een GPS-satelliet
is ontvangen.
• Als [GPS Auto Tijd] is ingesteld op [Aan], kunt u de datum en tijd niet
wijzigen door het scherm [Datum/Tijd] te openen zoals beschreven
in p. 18, omdat deze informatie automatisch wordt bijgewerkt.
57
58
3
Smart Auto-modus
Handige modus voor eenvoudige opnamen met
een betere controle bij het maken van opnamen.
59
Foto’s
Films
Opnamen maken in Smart Auto-modus
Laat de camera het onderwerp en de opnameomstandigheden bepalen,
zodat de optimale instellingen voor specifieke composities volledig
automatisch worden geselecteerd.
Schakel de camera in.
 Druk op de ON/OFF-knop.
Open de modus A.
 Stel het programmakeuzewiel in op A.
 Richt de camera op het onderwerp.
Terwijl de camera de compositie bepaalt,
maakt deze een licht klikkend geluid.
 De pictogrammen die de modus voor speciale
opnamen en de beeldstabilisatiemodus
aanduiden, worden rechtsboven in het
scherm weergegeven (pp. 65, 67).
 Kaders rond gedetecteerde onderwerpen
geven aan dat de camera daarop
is scherpgesteld.
Kies de compositie.
 Om in te zoomen en het onderwerp te
Zoombalk
Scherpstelbereik
(bij benadering)
60
vergroten, duwt u de zoomknop naar i
(telelens) en om uit te zoomen duwt u de
knop naar j (groothoek). (Op het scherm
verschijnt de zoombalk, die de
zoompositie aangeeft.)
Opnamen maken in Smart Auto-modus
Maak de opname.
Foto’s maken
Stel scherp.
 Druk de ontspanknop half in. De camera piept
twee keer nadat is scherpgesteld en er worden
AF-kaders weergegeven om aan te geven op
welke beeldgebieden is scherpgesteld.
 Wanneer op meer dan één gebied is
scherpgesteld, worden meerdere AF-kaders
weergegeven.
 Als er weinig licht is, klapt de flitser
automatisch omhoog.
AF-kaders
Maak de opname.
 Druk de ontspanknop helemaal naar beneden.
 Wanneer de camera de opname maakt, hoort
u het sluitergeluid en wanneer er weinig licht
is, gaat de flitser, als deze is uitgeklapt,
automatisch af.
 Houd de camera stil tot het sluitergeluid stopt.
 Uw opname wordt ongeveer twee seconden
lang op het scherm weergegeven.
 Zelfs wanneer de foto nog op het scherm
staat, kunt u al op de ontspanknop drukken
om een volgende foto te maken.
61
Opnamen maken in Smart Auto-modus
Films opnemen
Start met opnemen.
 Druk op de filmknop. U hoort één pieptoon
Verstreken tijd
zodra de camera met de filmopname begint
en [REC] en de verstreken tijd op het
scherm verschijnen.
 Zwarte balken aan de boven- en onderkant
op het scherm geven aan welke gebieden
niet worden opgenomen.
 Kaders rond gedetecteerde gezichten geven
aan dat de camera daarop is scherpgesteld.
 Zodra de opname is begonnen, kunt u uw
vinger van de filmknop wegnemen.
Pas de grootte van het
onderwerp aan en wijzig zo nodig
de compositie van de opname.
 Om de grootte van het onderwerp te wijzigen,
doet u hetzelfde als in stap 3 op p. 60.
Denk er echter wel aan dat films die met een
blauwe zoomfactor zijn opgenomen, korrelig
zullen zijn en dat het geluid van de
camerabewerkingen ook wordt opgenomen.
 Als u tijdens de opname de compositie
wijzigt, worden de focus, helderheid en
kleurtoon automatisch aangepast.
Voltooi de opname.
 Druk nogmaals op de filmknop om het
opnemen te stoppen. De camera piept
twee maal als de opname stopt.
 De camera stopt automatisch met opnemen
zodra de geheugenkaart vol raakt.
62
Opnamen maken in Smart Auto-modus
Foto’s/films
• Om het scherm in te schakelen wanneer de camera is ingeschakeld
maar het scherm leeg is, drukt u op de knop l.
• Om het camerageluid weer te herstellen als u dat per ongeluk hebt
uitgeschakeld (doordat u de knop l ingedrukt hield bij het inschakelen
van de camera), drukt u op de knop n en selecteert u [mute] op het
tabblad 3. Druk dan op de knoppen qr en selecteer [Uit].
• De camera maakt een zwak geluid wanneer deze wordt bewogen,
maar dat is het geluid van de lens die beweegt en het is geen teken
van een mechanische beschadiging.
Foto’s
• Een knipperend
-pictogram is een waarschuwing dat de beelden
mogelijk onscherp worden door camerabewegingen. Monteer in dat
geval de camera op een statief of neem andere maatregelen om de
camera stil te houden.
• Zijn uw opnamen te donker, ondanks dat er is geflitst, ga dan dichter
naar het onderwerp toe. Zie “Specificaties” (p. 36) voor meer informatie
over het flitsbereik.
• Het onderwerp is mogelijk te dichtbij als de camera maar één keer piept
wanneer u de ontspanknop half ingedrukt houdt. Zie “Specificaties”
(p. 36) voor meer informatie over het scherpstelbereik (opnamebereik).
• Om rode ogen te corrigeren en om het scherpstellen te
vergemakkelijken, kan het lampje worden ingeschakeld bij opnamen
in een omgeving met weinig licht.
• Als een knipperend h-pictogram wordt weergegeven als u een
opname probeert te maken, dan geeft dat aan dat u pas een opname
kunt maken als de flitser klaar is met opladen. U kunt weer opnemen
zodra de flitser gereed is. U kunt nu de ontspanknop helemaal
indrukken en wachten, of u laat de knop los en drukt de ontspanknop
opnieuw in.
• Herstart de camera als het bericht [Verkeerde flitspositie Herstart
camera] wordt weergegeven, wat aangeeft dat uw vinger of iets anders
het bewegen van de flitser blokkeert.
• Wanneer de flitser tijdens de opname afgaat, geeft dat aan dat de camera
automatisch heeft geprobeerd te zorgen voor optimale kleuren in het
hoofdonderwerp en de achtergrond (witbalans voor meerdere gebieden).
• Het sluitergeluid wordt niet afgespeeld wanneer de pictogrammen Slapen
en Baby’s (Slapen) (p. 65) worden weergegeven.
63
Opnamen maken in Smart Auto-modus
Films
Microfoon
• Kom tijdens het opnemen van films niet
met uw vingers aan de microfoon.
Het blokkeren van de microfoon kan
verhinderen dat het geluid wordt
opgenomen of het opgenomen geluid
klinkt daardoor gedempt.
• Vermijd tijdens het opnemen van een film om andere camerabediening
dan de filmknoppen aan te raken, omdat de geluiden van de camera
ook worden opgenomen.
• Om niet optimale kleuren, zoals die tijdens het opnemen van
-films
kunnen optreden (p. 88), te corrigeren, wijzigt u de compositie en
drukt u op de flmknop om het opnemen te stoppen. Druk de knop
daarna weer in om het opnemen te hervatten.
• Het geluid wordt in stereo opgenomen.
64
Opnamen maken in Smart Auto-modus
Compositiepictogrammen
In de modus A geeft de camera automatisch een pictogram weer voor de
vastgestelde compositie. Vervolgens worden automatisch de bijbehorende
instellingen geselecteerd voor optimale scherpstelling, helderheid en kleur van
het onderwerp. Afhankelijk van de compositie worden er mogelijk continu
beelden vastgelegd (p. 66).
Achtergrond
Onderwerp
Normaal Tegenlicht
Nachtscène
Mensen
ZonsonSpotlights
dergangen
—
—
—
—
—
—
—
Glimlach
—
—
—
Slapen
—
—
—
Baby’s
—
—
—
Glimlach
—
—
—
Slapen
—
—
—
—
—
—
In beweging
—
—
—
Dichtbij
—
—
In beweging
Schaduwen op gezicht
Kinderen (In beweging)
—
Overige onderwerpen
De achtergrondkleur van pictogrammen is lichtblauw wanneer de achtergrond een
blauwe lucht is, donkerblauw wanneer de achtergrond donker is en grijs bij alle
overige achtergronden.
De achtergrondkleur van pictogrammen is lichtblauw wanneer de achtergrond een
blauwe lucht is en grijs bij alle overige achtergronden.
65
Opnamen maken in Smart Auto-modus
• De achtergrondkleur van
,
,
,
en
is donkerblauw en de achtergrondkleur
van
is oranje.
• Tijdens filmopnames worden alleen de pictogrammen Personen, Overige onderwerpen
en Dichtbij weergegeven.
• Tijdens opnames met de zelfontspanner worden de pictogrammen Personen
(In beweging), Glimlach, Slapen, Baby’s (Glimlach), Baby’s (Slapen), Kinderen,
Overige onderwerpen (In beweging) niet weergegeven.
• Wanneer de transportmodus is ingesteld op
(p. 130) en wanneer [Hg lampcorr.] is
ingesteld op [Aan] en composities automatisch worden gecorrigeerd (p. 87), worden de
pictogrammen Glimlach, Slapen, Baby’s (Glimlach), Baby’s (Slapen) en Kinderen niet
weergegeven.
• Als de flitser op ! is ingesteld, worden de tegenlichtpictogrammen Glimlach en
Kinderen niet weergegeven.
• De pictogrammen Baby’s, Baby’s (Glimlach), Baby’s (Slapen) en Kinderen worden
weergegeven wanneer [Gezichts-ID] is ingesteld op [Aan] en het gezicht van een
geregistreerde baby (jonger dan twee jaar) of kind (van twee tot twaalf jaar) wordt
gedetecteerd (p. 77). Controleer dus vooraf of de datum en tijd correct zijn ingesteld
(p. 17).
• Probeer om op te nemen in de modus G (p. 121) als het
compositiepictogram niet bij de huidige opnameomstandigheden past,
of als het niet mogelijk is om een opname te maken met het effect,
de kleur of de helderheid die of dat u verwacht.
Scènes voor continu-opname
Als u de ontspanknop half indrukt wanneer een van de pictogrammen in
onderstaande tabel wordt weergegeven, wordt een van de volgende
pictogrammen weergegeven om u te laten weten dat de camera continu
beelden zal opnemen:
,
of W.
Glimlach (inclusief
Baby’s)
: Er worden opeenvolgende foto’s gemaakt, en de camera
analyseert details zoals gezichtsexpressie, om de beste
foto op te kunnen slaan.
Slapen (inclusief Baby’s)
: Mooie foto’s van slapende gezichten doordat
opeenvolgende foto’s worden gecombineerd om
camerabeweging en beeldruis te verminderen.
Het AF-hulplicht gaat niet branden, de flitser gaat niet
af en het sluitergeluid klinkt niet.
Kinderen
W : voor elke opname maakt de camera drie opeenvolgende
foto’s, opdat u niet de kans mist om een mooie foto van
bewegende kinderen te maken.
• In sommige scènes worden de verwachte beelden mogelijk niet
opgeslagen en kunnen beelden er anders uitzien dan verwacht.
• Focus, beeldhelderheid en kleur worden bij de eerste opname vastgesteld.
66
Opnamen maken in Smart Auto-modus
• Als u alleen losse foto’s wilt maken, drukt u op de knop m, selecteert u
in het menu en selecteert u vervolgens
.
Pictogrammen voor beeldstabilisatie
Optimale beeldstabilisatie voor de opnameomstandigheden wordt automatisch
toegepast (Intelligent IS). Daarnaast worden in de modus A de volgende
pictogrammen weergegeven.
Beeldstabilisatie voor foto’s
Beeldstabilisatie voor films,
vermindering van sterke
camerabeweging, zoals wanneer
u lopend opneemt (modus
Dynamische beeldstabilisatie).
Beeldstabilisatie voor foto’s
tijdens panning*
Beeldstabilisatie voor subtiele
camerabeweging, zoals bij het
opnemen van films met de
telelens (Powered IS).
Beeldstabilisatie voor macroopnamen (Hybrid IS)
Geen beeldstabilisatie, omdat
de camera op een statief is
gemonteerd of op een andere
manier stil wordt gehouden.
In bepaalde opnameomstandigheden kan echter
beeldstabilisering
worden toegepast.
* Wordt weergegeven tijdens paning, terwijl u met de camera bewegende onderwerpen
volgt. Wanneer u een onderwerp volgt dat zich horizontaal verplaatst, heft
beeldstabilisatie alleen het effect van verticale camerabeweging op en stopt de
horizontale beeldstabilisatie. Op dezelfde wijze wordt, wanneer u een onderwerp volgt
dat zich verticaal verplaatst, alleen het effect van horizontale camerabeweging door
beeldstabilisatie opgeheven en stopt de verticale beeldstabilisatie.
• Om de beeldstabilisatie te annuleren stelt u de [IS modus] in op [Uit] (p. 143).
In dat geval wordt het IS-pictogram niet weergegeven.
67
Opnamen maken in Smart Auto-modus
Kaders op het scherm
Zodra de camera onderwerpen waarop u de camera richt, waarneemt,
worden verschillende kaders weergegeven.
• Rond het onderwerp (of het gezicht) dat door de camera als
hoofdonderwerp wordt vastgesteld, wordt een wit kader weergegeven en
om andere gezichten die zijn herkend worden grijze kaders weergegeven.
De kaders volgen bewegende onderwerpen binnen een bepaald bereik om
de camera er steeds op scherpgesteld te houden.
Als de camera echter waarneemt dat het onderwerp beweegt, blijft alleen
het witte kader op het scherm staan.
• Als de camera beweging van het onderwerp detecteert terwijl u de
ontspanknop half indrukt, dan wordt een blauw kader weergegeven en
worden de focus en helderheid voortdurend aangepast (Servo AF).
• Probeer in de G-modus (p. 121) op te nemen als er geen kaders
worden weergegeven, als er geen kaders om de gewenste
onderwerpen worden weergegeven, of als kaders worden
weergegeven op de achtergrond of dergelijke gebieden.
68
Algemene, handige functies
Foto’s
Films
Nader inzoomen op het onderwerp (Digitale Zoom)
Als onderwerpen te ver weg zijn om met behulp van de optische zoom te
vergroten, dan gebruikt u de digitale zoom om tot 80x te vergroten.
Duw de zoomknop naar i.
 Houd de zoomknop vast totdat het
zoomen stopt.
 Het inzoomen stopt wanneer de grootst
mogelijke zoomfactor is bereikt (wanneer het
beeld niet zichtbaar korrelig is). Wanneer u
de zoomknop loslaat, wordt de zoomfactor op
het scherm weergegeven.
Zoomfactor
Duw de zoomknop naar i.
 Blijf inzoomen om het onderwerp verder
te vergroten.
• Als u de zoomknop tijdens de opname beweegt, wordt de zoombalk
weergegeven (die de zoompositie aangeeft). De kleur van de
zoombalk verandert afhankelijk van het zoombereik.
- Witbereik: optisch zoombereik waarbij het beeld niet korrelig oogt.
- Geelbereik: digitaal zoombereik waarbij het beeld niet zichtbaar
korrelig is (ZoomPlus).
- Blauwbereik: digitaal zoombereik waarbij het beeld korrelig oogt.
Omdat het blauwbereik bij bepaalde resolutie-instellingen niet
beschikbaar is (p. 85), kan de maximale zoomfactor worden bereikt
door het volgen van stap 1.
• Als de digitale en de optische zoom worden gecombineerd, is de
brandpuntsafstand als volgt (equivalent van 35 mm film).
4,5–90,0 mm (25–500 mm alleen met optische zoom)
• Als u de digitale zoomfunctie wilt uitschakelen, drukt u op de knop n,
selecteert u [Digitale Zoom] op het tabblad 4 en daarna kiest u [Uit].
69
Algemene, handige functies
Foto’s
Films
De zelfontspanner gebruiken
Met de zelfontspanner kunt u een groepsfoto maken waar u zelf ook op staat.
De camera maakt de foto ongeveer 10 seconden nadat u de
ontspanknop indrukt.
Configureer de instelling.
 Druk op de knop p, kies ] (druk op de
knoppen op of draai aan de knop 5)
en druk vervolgens op de knop m.
 Als de instelling is voltooid, wordt ]
weergegeven.
Maak de opname.
 Voor foto’s: druk de ontspanknop half in om
scherp te stellen op het onderwerp en druk
de knop daarna helemaal naar beneden.
 Voor films: druk op de filmknop.
 Zodra u de zelfontspanner start, gaat het
lampje knipperen en speelt de camera het
geluid van de zelfontspanner af.
 Twee seconden voor de opname versnellen
het knipperen en het geluid. (In het geval dat
de flitser afgaat, blijft de lamp branden.)
 Als u het maken van opnamen met de
zelfontspanner wilt annuleren nadat u deze
hebt ingesteld, drukt u op de knop n.
 Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, selecteert u
in stap 1.
70
Algemene, handige functies
Camerabeweging vermijden met de zelfontspanner
Met deze optie reageert de sluiter nadat u de ontspanknop indrukt met een
vertraging van ongeveer twee seconden. Zou de camera dan bewegen terwijl
u de ontspanknop indrukt, dan heeft dat geen invloed op uw opname.
Configureer de instelling.
 Voer stap 1 op p. 70 uit en selecteer [.
 Als de instelling is voltooid, wordt [
weergegeven.
 Voer stap 2 op p. 70 uit om de opname
te maken.
De zelfontspanner aanpassen
U kunt de vertraging (0–30 seconden) en het aantal opnamen (1–10 opnamen)
aangeven.
Selecteer $.
 Voer stap 1 op p. 70 uit, selecteer $ en druk
daarna direct op de knop n.
Configureer de instelling.
 Druk op de knoppen op om [Vertraging] of
[Beelden] te selecteren.
 Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
5 om een waarde te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
 Als de instelling is voltooid, wordt $
weergegeven.
 Voer stap 2 op p. 70 uit om de opname
te maken.
• Voor films die worden opgenomen met behulp van de
zelfontspanner, geeft [Vertraging] de vertraging aan voordat het
opnemen begint, maar de instelling van [Beelden] heeft geen effect.
71
Algemene, handige functies
• Wanneer u meerdere opnamen opgeeft, worden de beeldhelderheid en
witbalans bij de eerste opname vastgesteld. Tussen de opnamen in is meer tijd
nodig als de flitser afgaat of als u hebt opgegeven dat u veel opnamen wilt
maken. De camera stopt automatisch met opnemen zodra de geheugenkaart
vol raakt.
• Als u een vertraging van meer dan twee seconden instelt, versnellen het geluid
en het lampje van de zelfontspanner twee seconden voor de opname. (In het
geval dat de flitser afgaat, blijft de lamp branden.)
Foto’s
De flitser uitschakelen
Bereid de camera als volgt voor op opnemen zonder flitser.
Configureer de instelling.
 Druk op de knop r, selecteer ! (druk op
de knoppen qr of draai aan de knop 5)
en druk vervolgens op de knop m.
 Als de flitser al is uitgeklapt, wordt deze
automatisch ingeklapt.
 Als de instelling is voltooid, wordt !
weergegeven.
 Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, herhaalt u deze procedure maar
selecteert u
.
• Als bij omstandigheden met weinig licht een knipperend pictogram
wordt weergegeven wanneer u de ontspanknop half indrukt,
monteert u de camera op een statief of neemt u andere maatregelen
om hem stil te houden.
72
Algemene, handige functies
Foto’s
De opnamedatum en -tijd toevoegen
De camera kan de opnamedatum en -tijd aan beelden toevoegen in de
rechterbenedenhoek van het beeld. Ze kunnen echter niet worden verwijderd.
Controleer dus vooraf of de datum en tijd correct zijn ingesteld (p. 17).
Configureer de instelling.
 Druk op de knop n, kies [Datum stempel]
op het tabblad 4 en kies de gewenste optie
(p. 46).
 Als de instelling is voltooid, wordt [DATUM]
weergegeven.
Maak de opname.
 Wanneer u de opnamen maakt, voegt de
camera de opnamedatum of -tijd in de
rechterbenedenhoek van een beeld toe.
 Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, selecteert u [Uit] in stap 1.
• Beelden die aanvankelijk zonder datum en tijd zijn vastgelegd, kunnen als volgt
worden voorzien van deze informatie en worden afgedrukt. Als u de datum en
tijd echter toevoegt aan beelden die al van deze informatie zijn voorzien,
kan het gevolg zijn dat deze tweemaal worden afgedrukt.
- Gebruik de DPOF-afdrukinstellingen (p. 216) van uw camera om af te drukken.
- Gebruik de meegeleverde software om af te drukken.
Raadpleeg voor meer informatie de ImageBrowser EX Gebruikershandleiding.
- Gebruik de printerfuncties om af te drukken (p. 210).
73
Algemene, handige functies
Foto’s
Onderwerpen selecteren om op scherp
te stellen (AF Tracking)
Maak als volgt een opname nadat u het onderwerp hebt gekozen waarop
moet worden scherpgesteld.
Geef AF Tracking op.
 Druk op de knop o.

wordt weergegeven in het midden van
het scherm.
Kies een onderwerp waarop u wilt
scherpstellen.
 Richt de camera zo dat
op het gewenste
onderwerp staat en druk de ontspanknop
half in.
 Er verschijnt een blauw kader en de camera
blijft scherpstellen op het onderwerp en blijft
de helderheid aanpassen (Servo AF).
Maak de opname.
 Druk de ontspanknop helemaal naar
beneden om de opname te maken.
 Druk op de knop o om AF Tracking
te stoppen.
• Mogelijk kan de camera het onderwerp niet volgen als dit te klein is, te snel
beweegt of als het contrast tussen het onderwerp en de achtergrond te klein is.
74
Foto’s
Gezichts-ID gebruiken
Als u van tevoren een persoon had geregistreerd, zal de camera bij het maken
van foto’s het gezicht van die persoon detecteren en de scherpstelling,
helderheid en kleur voor die persoon instellen. In de A-modus kan de
camera baby’s en kinderen detecteren op basis van geregistreerde
verjaardagen en tijdens het maken van foto’s de instellingen voor deze baby’s
en kinderen optimaliseren.
Deze functie is ook nuttig wanneer u uit een groot aantal foto’s naar een
specifieke geregistreerde persoon zoekt (p. 157).
Persoonlijke gegevens
• Gegevens zoals beelden van een gezicht (gezichtsinfo) die middels de
gezichts-ID zijn geregistreerd en persoonlijke gegevens (naam,
verjaardag) worden op de camera opgeslagen. Wanneer er geregistreerde
personen worden gedetecteerd, worden hun namen bovendien in de foto’s
vastgelegd. Wees bij het gebruik van de functie Gezichts-ID voorzichtig als
u de camera of beelden met anderen deelt en als u beelden online plaatst
waar vele anderen ze kunnen bekijken.
• Wanneer u de camera afdankt of aan een andere persoon overdraagt nadat
u Gezichts-ID hebt gebruikt, zorg dan dat u alle gegevens (geregistreerde
gezichten, namen en verjaardagen) van de camera wist (p. 83).
Gezichts-ID-gegevens registreren
U kunt voor maximaal twaalf personen gegevens (gezichtsinfo, naam,
verjaardag) registreren voor gebruik met Gezichts-ID.
Open het instellingenscherm.
 Druk op de knop n, selecteer
[Inst. gezichts-ID] op het tabblad 4 en
druk vervolgens op de knop m (p. 46).
75
Gezichts-ID gebruiken
 Selecteer [Toev. aan regst.] en vervolgens
[Nieuw gezicht toev.].
Gezichts-ID-gegevens registreren
 Richt de camera zodanig dat het gezicht van
de persoon die u wilt registreren zich binnen
het grijze kader midden op het
scherm bevindt.
 Een wit kader over het gezicht van de
persoon geeft aan dat het gezicht is herkend.
Zorg dat er een wit kader rond het gezicht van
de persoon wordt weergegeven en maak
een foto.
 Als het gezicht niet wordt herkend, kunt u
geen gezichtsgegevens registreren.
Sla de instellingen op.
 Als [Registreren?] verschijnt, drukt u op de
knoppen qr of draait u aan de knop 5
om [OK] te selecteren. Druk vervolgens op
de knop m.
76
Gezichts-ID gebruiken
 Het scherm [Profiel bew.] wordt weergegeven.
Voer een naam in.
 Druk op de knop m.
 Druk op de knoppen opqr of draai aan de
knop 5 om een teken te selecteren en druk
vervolgens op de knop m om hem in
te voeren.
 U kunt maximaal 10 tekens gebruiken.
 Selecteer
of
en druk op de knop m
om de cursor te verplaatsen.
 Selecteer
en druk op de knop m om
het vorige teken te verwijderen.
 Druk op de knop n om terug te keren
naar het profielbewerkingsscherm.
Voer een verjaardag in.
 Druk op de knoppen op of draai aan de
knop 5 om [Verjrdag] te selecteren en druk
vervolgens op de knop m.
 Druk op de knoppen qr om een optie
te selecteren.
 Druk op de knoppen op of draai aan de
knop 5 om de datum en tijd op te geven.
 Als u klaar bent, drukt u op de knop m.
Sla de instellingen op.
 Druk op de knoppen op of draai aan de
knop 5 om [Opslaan] te selecteren en druk
vervolgens op de knop m.
 Nadat er een bericht wordt weergegeven,
drukt u op de knoppen qr of draait u aan de
knop 5 om [Ja] te selecteren. Vervolgens
drukt u op de knop m.
77
Gezichts-ID gebruiken
Gezichts-ID-gegevens doorlopend
registreren
 Voor het registreren van maximaal 4 extra
punten met gezichtsgegevens (uitdrukkingen
of hoeken) herhaalt u stap 2–3.
 Geregistreerde gezichten worden sneller
herkend als u diverse gezichtsgegevens
toevoegt. Voeg naast een rechte invalshoek
bijvoorbeeld een enigszins schuine hoek,
een opname van een glimlach en binnenen buitenopnames toe.
• De flitser gaat niet af wanneer u stap 2 volgt.
• Als u in stap 5 geen verjaardag registreert, worden de pictogrammen
Baby’s of Kinderen (p. 65) niet weergegeven in de A-modus.
• U kunt geregistreerde gezichtsinfo overschrijven en later gezichtsinfo
toevoegen als u nog niet alle vijf velden met gezichtsgegevens hebt ingevuld
(p. 81).
Opnamen maken
Als u een persoon van tevoren registreert, zal de camera bij het maken van
foto’s het gezicht van die persoon detecteren en de scherpstelling, helderheid
en kleur voor die persoon instellen.
 Als u de camera op een onderwerp richt,
worden de namen van maximaal drie
geregistreerde personen weergegeven
wanneer zij worden gedetecteerd.
 Maak de opname.
 De weergegeven namen worden in de foto’s
vastgelegd. Zelfs wanneer er personen
worden gedetecteerd maar hun namen niet
worden weergegeven, worden de namen
(maximaal vijf personen) in de foto vastgelegd.
• Het is mogelijk dat andere dan de geregistreerde personen als de
geregistreerd persoon worden gedetecteerd indien zij vergelijkbare
gezichtskenmerken hebben.
78
Gezichts-ID gebruiken
• Geregistreerde personen worden mogelijk niet correct gedetecteerd als het
vastgelegde beeld of de compositie aanzienlijk afwijkt van de geregistreerde
gezichtsgegevens.
• Als een geregistreerd gezicht niet wordt gedetecteerd, of niet snel wordt
gedetecteerd, overschrijft u de geregistreerde gegevens met de nieuwe
gezichtsgegevens. Door voorafgaand aan het maken van foto’s de gezichtsinfo te
registreren, worden geregistreerde gezichten sneller gedetecteerd.
• Als een persoon onterecht als een andere persoon wordt gedetecteerd en u gaat
door met het maken van foto’s, kunt u de in het beeld vastgelegde naam tijdens
het afspelen van het beeld wissen (p. 81).
• Omdat gezichten van baby’s of kinderen snel veranderen naarmate ze opgroeien,
moet u hun gezichtsinfo regelmatig bijwerken (p. 81).
• Wanneer informatieweergave is uitgeschakeld (p. 44), worden er geen namen
weergegeven maar worden de namen wel in het beeld vastgelegd.
• Als u geen namen in foto’s wilt vastleggen, selecteert u [Inst. gezichts-ID]
op het tabblad 4, selecteert u [Gezichts-ID] en vervolgens [Uit].
• U kunt de in beelden vastgelegde namen controleren in het afspeelscherm (p. 154).
Geregistreerde gegevens controleren en bewerken
Geregistreerde Gezichts-ID-gegevens controleren
Open het scherm [Info cntr./bew.].
 Volg stap 1 op p. 75, selecteer [Info cntr./bew.]
en druk op de knop m.
Selecteer de persoon die u wilt
controleren.
 Druk op de knoppen opqr om een
persoon te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
Controleer de geregistreerde
gegevens.
 Druk op de knoppen op of draai aan de
knop 5 om een item te selecteren en druk
vervolgens op de knop m.
 Controleer de geregistreerde gegevens.
79
Gezichts-ID gebruiken
De Naam of Verjaardag wijzigen
Open het scherm [Profiel bew.].
 Volg stap 1–3 op p. 79, selecteer
[Profiel bew.] en druk op de knop m.
Voer de wijzigingen in.
 Druk op de knoppen op of draai aan de
knop 5 om een item te selecteren en volg
stap 4–5 op p. 77 om de wijzigingen in
te voeren.
• Zelfs als u namen in [Profiel bew.] wijzigt, blijven de namen die
in eerdere opnames werden vastgelegd ongewijzigd.
• U kunt geregistreerde gezichtsgegevens controleren en wijzigen door
[Gezicht info lijst] op het scherm te selecteren in stap 3 op p. 79.
• U kunt de meegeleverde software gebruiken om geregistreerde namen te
bewerken. Mogelijk worden bepaalde tekens die met de meegeleverde
software zijn ingevoerd niet weergegeven. Deze worden echter wel correct
in de beelden vastgelegd.
80
Gezichts-ID gebruiken
Gezichtsgegevens overschrijven en toevoegen
U kunt bestaande gezichtsgegevens met nieuwe overschrijven.
Omdat gezichten van met name baby’s of kinderen snel veranderen
naarmate ze opgroeien, moet u gezichtsgegevens regelmatig bijwerken.
U kunt ook gezichtsgegevens toevoegen wanneer nog niet alle vijf
gezichtsinfovelden zijn ingevuld.
Open het scherm [Gezichtsinfo
toevoegen].
 Selecteer in het scherm van stap 1 p. 75,
[Gezichtsinfo toevoegen] en druk op de
knop m.
Selecteer de naam van de persoon
die u wilt overschrijven.
 Druk op de knoppen opqr en selecteer de
naam van een persoon die u wilt overschrijven
en druk vervolgens op de knop m.
 Als er vier of minder gezichtsinfovelden
geregistreerd zijn, volgt u stap 5 op p. 82 om
meer gezichtsgegevens toe te voegen.
Open het gezichtsinfoscherm.
 Lees het bericht dat wordt weergegeven,
druk op de knoppen qr of draai aan de knop
5 om [OK] te kiezen. Druk vervolgens op de
knop m.
 Het gezichtsinfoscherm wordt weergegeven.
Selecteer de te overschrijven
gezichtsinfo.
 Druk op de knoppen opqr of draai aan de
knop 5 om de te overschrijven gezichtsinfo
te selecteren en druk vervolgens op de
knop m.
81
Gezichts-ID gebruiken
Gezichts-ID-gegevens registreren
 Volg stap 2–3 op p. 76 om foto’s te maken
en registreer vervolgens de nieuwe
gezichtsgegevens.
 Geregistreerde gezichten worden sneller
herkend als u diverse gezichtsgegevens
toevoegt. Voeg naast een rechte invalshoek
bijvoorbeeld een enigszins schuine hoek,
een opname van een glimlach en binnenen buitenopnames toe.
• U kunt geen gezichtsgegevens toevoegen als alle vijf gezichtsinfovelden zijn
ingevuld. Volg de bovenstaande stappen om de gezichtsgegevens te overschrijven.
• U kunt de bovenstaande stappen volgen om nieuwe gezichtsinfo te registeren
wanneer er ten minste één veld ongebruikt is, maar u kunt geen gezichtsgegevens
overschrijven. In plaats van het overschrijven van gezichtsinfo, wist u eerste de
ongewenste bestaande gegevens (zie hieronder) en registreert u vervolgens zo
nodig de nieuwe gezichtsgegevens (p. 76).
Gezichtsgegevens wissen
Open het scherm [Info cntr./bew.].
 Volg stap 1 op p. 75, selecteer [Info cntr./bew.]
en druk op de knop m.
Selecteer de naam van de persoon
wiens gezichtsinfo u wilt wissen.
 Druk op de knoppen opqr en selecteer de
naam van een persoon wiens gezichtsinfo u
wilt wissen en druk vervolgens op de knop m.
Open het scherm [Gezicht info lijst].
 Druk op de knoppen op of draai aan de knop
5 om [Gezicht info lijst] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
82
Gezichts-ID gebruiken
Selecteer de gezichtsinfo die
u wilt wissen.
 Druk op de knop m, druk op de knoppen
opqr of draai aan de knop 5 om de te
wissen gezichtsinfo te selecteren en druk
vervolgens op de knop m.
 Als [Wissen ?] verschijnt, drukt u op de
knoppen qr of draait u aan de knop 5 om
[OK] te selecteren en vervolgens drukt u op
de knop m.
 De geselecteerde gezichtsinfo wordt gewist.
Geregistreerde gegevens wissen
U kunt de onder Gezichts-ID geregistreerde gegevens (gezichtsinfo, naam,
verjaardag) wissen. De namen die in eerdere foto’s zijn vastgelegd worden
echter niet gewist.
Open het scherm [Info wissen].
 Volg stap 1 op p. 75 en selecteer [Info wissen].
Selecteer de naam van de persoon
wiens gegevens u wilt wissen.
 Druk op de knoppen opqr en selecteer de
naam van een persoon wiens gezichtsinfo u
wilt wissen en druk vervolgens op de knop m.
 Als [Wissen ?] verschijnt, drukt u op de
knoppen qr of draait u aan de knop 5 om
[OK] te selecteren en vervolgens drukt u op
de knop m.
• Als u de gegevens van een geregistreerde persoon wist, is het niet
mogelijk om hun naam weer te geven (p. 154), hun gegevens te
overschrijven (p. 81) of naar beelden van die personen te zoeken (p. 157).
• U kunt ook alleen de naam van een persoon uit beelden wissen (p. 161).
83
Functies voor de beeldaanpassing
Foto’s
De verhouding wijzigen
Wijzig de verhouding (breedte-hoogteverhouding) als volgt:
Configureer de instelling.
 Druk op de knop m, kies
in het menu
en kies de gewenste optie (p. 45).
 Zodra de instelling is voltooid, wordt de
verhouding van het scherm gewijzigd.
 Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, herhaalt u deze procedure maar
selecteert u
.
Dezelfde verhouding als hdtv’s, die wordt gebruikt voor de weergave op
breedbeeld hdtv’s of vergelijkbare weergaveapparatuur.
Dezelfde verhouding als 35 mm-film, die wordt gebruikt voor het afdrukken van
beelden op 130 x 180 mm of briefkaartformaat.
Normale verhouding van het camerascherm, die wordt gebruikt voor het afdrukken
van afbeeldingen op 90 x 130 mm of diverse A-papierformaten.
Vierkante verhouding.
• Bij andere verhoudingen dan
is digitale zoom (p. 69) is niet beschikbaar
([Digitale Zoom] is ingesteld op [Uit]).
84
Functies voor de beeldaanpassing
Foto’s
De beeldresolutie wijzigen (grootte)
Kies als volgt uit 4 niveaus voor beeldresolutie. Zie “Specificaties” (p. 36) voor
richtlijnen hoeveel opnamen bij elke resolutie-instelling op een
geheugenkaart passen.
Configureer de instelling.
 Druk op de knop m, kies
in het menu
en kies de gewenste optie (p. 45).
 De optie die u hebt ingesteld, wordt nu
weergegeven.
 Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, herhaalt u deze procedure maar
selecteert u
.
Richtlijnen voor het kiezen van de resolutie op basis van
het papierformaat (voor 4:3-beelden)
A2 (420 x 594 mm)
A3–A5 (297 x 420–
148 x 210 mm)

: voor het verzenden van beelden per
e-mail.
130 x 180 mm
Briefkaart
90 x 130 mm
85
Functies voor de beeldaanpassing
Foto’s
Rode-ogencorrectie
Rode ogen op beelden die met de flitser zijn gemaakt, kunnen als volgt
automatisch worden gecorrigeerd.
Open het scherm [Flits Instellingen].
 Druk op de knop n, kies [Flits
Instellingen] op het tabblad 4 en druk
op de knop m (p. 46).
Configureer de instelling.
 Selecteer [Rode-Ogen] en selecteer
vervolgens [Aan] (p. 46).
 Als de instelling is voltooid, wordt R
weergegeven.
 Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, herhaalt u deze procedure,
maar selecteert u [Uit].
• Rode-ogencorrectie kan ook op andere beeldgebieden dan ogen
worden toegepast (bijvoorbeeld als de camera rode oogmake-up
voor pupillen aanziet).
• U kunt bestaande beelden ook corrigeren (p. 183).
• U kunt het scherm ook openen in stap 2 door op de knop r te drukken en
vervolgens op de knop n.
86
Functies voor de beeldaanpassing
Foto’s
Groenige beeldgebieden door kwiklampen
corrigeren
In opnamen van avondscènes met onderwerpen die door kwiklampen worden
verlicht, kunnen de onderwerpen of de achtergond een groenige zweem
vertonen. Deze groenige zweem kan automatisch worden gecorrigeerd door
opnamen te maken met behulp van Witbalans voor meerdere gebieden.
Configureer de instelling.
 Druk op de knop n, selecteer
[Hg lampcorr.] op het tabblad 4 en
selecteer vervolgens [Aan] (p. 46).
 Als de instelling is voltooid, wordt
weergegeven.
 Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, herhaalt u deze procedure, maar
selecteert u [Uit].
• Nadat u het opnemen onder kwiklampen hebt voltooid, moet u
[Hg lampcorr.] weer op [Uit] zetten. Anders worden groene tinten die
niet door kwiklampen zijn veroorzaakt, per vergissing gecorrigeerd.
• Probeer eerst een aantal testopnamen te maken om zeker te zijn dat u het
gewenste resultaat verkrijgt.
87
Functies voor de beeldaanpassing
Films
Beeldkwaliteit van films wijzigen
Er zijn 3 instellingen voor beeldkwaliteit beschikbaar. Zie “Specificaties” (p. 36)
voor richtlijnen voor de maximale filmlengte die bij elk beeldkwaliteitsniveau op
een geheugenkaart past.
Configureer de instelling.
 Druk op de knop m, kies
in het menu
en kies de gewenste optie (p. 45).
 De optie die u hebt ingesteld, wordt nu
weergegeven.
 Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, herhaalt u deze procedure maar
selecteert u
.
Beeldkwaliteit
Resolutie
Aantal beelden
Details
1920 x 1080*
24 fps
Voor opnamen in Full-HD-kwaliteit
1280 x 720
30 fps
Voor opnamen in HD
640 x 480
30 fps
Voor opnamen in SD-kwaliteit
* Fine Detail Movie Processing (Deze functie verwerkt in korte tijd een grote hoeveelheid
gegevens, zodat zelfs de fijnere details in films kunnen worden vastgelegd.)
• In de modi
en
geven zwarte balken aan de boven- en onderkant op het
scherm aan welke gebieden niet worden vastgelegd.
88
Functies voor de beeldaanpassing
Films
Het windfilter gebruiken
De vervorming van het geluid door opnemen bij harde wind kan worden
beperkt. Als er geen wind is, kan het opgenomen geluid bij gebruik van
deze optie echter onnatuurlijk gaan klinken.
Configureer de instelling.
 Druk op de knop n, selecteer
[Wind Filter] op het tabblad 4 en selecteer
vervolgens [Aan] (p. 46).
 Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, herhaalt u deze procedure,
maar selecteert u [Uit].
89
Handige opnamefuncties
Foto’s
Films
Raster weergeven
Als verticale en horizontale referentie tijdens het opnemen kunnen op het
scherm rasterlijnen worden weergegeven.
Configureer de instelling.
 Druk op de knop n, selecteer [Raster]
op het tabblad 4 en selecteer [Aan] (p. 46).
 Zodra de instelling is voltooid, wordt het
raster op het scherm weergegeven.
 Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, herhaalt u deze procedure,
maar selecteert u [Uit].
• Rasterlijnen worden niet opgeslagen bij de opname.
90
Handige opnamefuncties
Foto’s
Het gebied waarop wordt scherpgesteld
vergroten
U kunt de scherpstelling controleren door de ontspanknop half in te drukken
om het beeldgebied binnen het AF-kader te vergroten.
Configureer de instelling.
 Druk op de knop n, selecteer [AF-Punt
Zoom] op het tabblad 4 en selecteer
vervolgens [Aan] (p. 46).
Controleer de scherpstelling.
 Druk de ontspanknop half in. Het gezicht
dat als hoofdonderwerp is gedetecteerd,
wordt nu vergroot weergegeven.
 Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, selecteert u [Uit] in stap 1.
• De weergave wordt niet vergroot als er geen gezicht wordt
gedetecteerd, of als de persoon te dicht bij de camera is en zijn/
haar gezicht te groot is voor het scherm.
• De vergrootte weergave verschijnt niet als u de functie Digitale Zoom (p. 69),
Digitale Tele-converter (p. 133), AF Tracking (p. 136), Servo AF (p. 137) of een
tv als scherm gebruikt (p. 205).
91
Handige opnamefuncties
Foto’s
Controleren op gesloten ogen
wordt weergegeven als de camera detecteert dat personen misschien
hun ogen dicht hebben.
Selecteer
.
 Druk op de knop m, selecteer
menu en selecteer vervolgens
in het
.
Configureer de instelling.
 Druk op de knop n, selecteer
vervolgens [Knipperdetectie] op het tabblad
4 en selecteer daarna [Aan] (p. 46).
Maak de opname.
 Een kader voorzien van
wordt
weergegeven als de camera iemand
detecteert die zijn/haar ogen dicht heeft.
 Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, selecteert u [Uit] in stap 2.
• Wanneer u meerdere opnamen hebt ingesteld in de modus $, dan is deze
functie alleen beschikbaar voor de laatste opname.
92
Foto’s
De camerabewerkingen aanpassen
Pas de opnamefuncties als volgt aan op het tabblad 4 van het menu.
Zie “n” (p. 46) voor instructies over menufuncties.
Het AF-hulplicht uitschakelen
U kunt de lamp, die normaal als u de ontspanknop half indrukt gaat branden
als hulp bij het scherpstellen, uitschakelen in omstandigheden met weinig licht.
Configureer de instelling.
 Druk op de knop n, kies [AF-hulplicht]
op het tabblad 4 en kies [Uit] (p. 46).
 Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, herhaalt u deze procedure,
maar selecteert u [Aan].
Het lampje voor rode-ogenreductie uitschakelen
U kunt het lampje voor rode-ogenreductie uitschakelen, dat gaat branden om
het effect van rode ogen te verminderen dat optreedt wanneer u opnamen
maakt met de flitser in een omgeving met weinig licht.
Open het scherm [Flits Instellingen].
 Druk op de knop n, kies [Flits
Instellingen] op het tabblad 4 en druk
op de knop m (p. 46).
Configureer de instelling.
 Selecteer [Lamp Aan] en selecteer vervolgens
[Uit] (p. 46).
 Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, herhaalt u deze procedure,
maar selecteert u [Aan].
93
De camerabewerkingen aanpassen
De weergaveduur van het beeld na
de opname wijzigen
Wijzig als volgt hoe lang beelden worden weergeven na de opname.
Configureer de instelling.
 Druk op de knop n, kies [Bekijken] op het
tabblad 4 en kies de gewenste optie (p. 46).
 Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, herhaalt u deze procedure, maar
selecteert u [2 sec.].
2–10 sec.
Beelden worden gedurende de
opgegeven tijd weergegeven.
Vastzetten
Beelden worden weergegeven totdat
u de ontspanknop half indrukt.
Uit
Na de opname worden geen beelden
weergegeven.
De weergavestijl van het beeld na
de opname wijzigen
Wijzig als volgt de manier waarop beelden na de opname worden weergegeven.
Configureer de instelling.
 Druk op de knop n, kies [Terugkijken]
op het tabblad 4 en kies de gewenste optie
(p. 46).
 Als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke
instelling, herhaalt u deze procedure, maar
selecteert u [Uit].
Uit
Geeft alleen het beeld weer.
Details
Weergave van opnamedetails (p. 234).
Het gebied binnen het AF-kader wordt
vergroot weergegeven, zodat u de
Focus check focus kunt controleren. Voer de
stappen uit in “De focus controleren”
(p. 156).
94
4
Andere opnamemodi
Maak effectiever opnamen in verschillende
composities en maak betere opnamen met unieke
beeldeffecten of vastgelegd met speciale functies
95
Foto’s
Films
Helderheid/kleur aanpassen
(Directe effecten)
U kunt de beeldhelderheid en -kleuren eenvoudig op de volgende manier
tijdens het opnemen aanpassen.
Open de modus
.
 Stel het programmakeuzewiel in op
.
Configureer de instelling.
 Druk op de knop m om het
instellingenscherm te openen. Druk op de
knoppen op om een instellingsoptie te
selecteren en druk vervolgens op de
knoppen qr of draai aan de knop 5 om
de waarde op het scherm aan te passen.
 Druk op de knop m.
Maak de opname.
Helderheid
Pas de helderheid van het beeld naar wens aan. Pas het niveau aan naar
rechts voor helderder beelden en naar links voor donkerder beelden.
Kleur
Pas de kleurverzadiging van het beeld naar wens aan. Pas het niveau
aan naar rechts voor levendiger beelden en naar links voor meer
ingetogen beelden.
Tint
Pas de kleurtoon van het beeld naar wens aan. Pas het niveau aan naar
rechts voor een warme, rode kleur en naar links voor een koele,
blauwe kleur.
96
Foto’s
Films
Modus Easy
Instructies op het scherm helpen u bij het maken van opnamen in de modus
Easy. Alle bediening, behalve de zoomknop, filmknop (p. 62) en de op deze
pagina genoemde knoppen, is uitgeschakeld om fouten te voorkomen.
Zelfs beginners kunnen zelfverzekerd opnamen maken of beelden bekijken
op de camera.
Opnamen maken
 Stel het programmakeuzewiel in op 9.
 Volg stap 3–4 op p. 60 om opnamen te
maken. (De camera speelt geen geluid af.)
 Druk op de knop r om de flitser uit te
schakelen. ! wordt weergegeven op het
scherm. Druk nogmaals op de knop r
om de flitser in te schakelen. (
wordt
weergegeven.) Als er weinig licht is,
wordt de flitser automatisch geactiveerd.
Bekijken
 Druk op de knop 1.
 Als u door uw opnamen wilt bladeren,
drukt u op de knoppen qr of draait u aan
de knop 5.
 Druk op de knop m om een diavoorstelling
te bekijken. Elke opname wordt ongeveer
3 seconden weergegeven. Druk nogmaals
op de knop m om de diavoorstelling
te beëindigen.
 Selecteer het beeld dat u wilt wissen,
druk op de knopp, kies [Wissen] (druk op
de knoppen qr of draai aan de knop 5).
Druk vervolgens op de knop m om een
beeld te wissen.
97
Foto’s
Films
Automatisch opnemen van clips
(Filmsynopsis)
U kunt een korte film van een dag maken door foto’s te maken.
Voor iedere opname neemt de camera automatisch een filmclip uit de scène
op. Van alle clips die op die dag zijn opgenomen, wordt één bestand gemaakt.
Open de modus
.
 Stel het programmakeuzewiel in op
.
Maak de opname.
 Druk de ontspanknop helemaal naar
beneden om een foto te maken.
 Voordat u de opname maakt, neemt de
camera automatisch een clip op van
ongeveer 2–4 seconden.
• Er wordt mogelijk geen clip opgenomen als u een foto maakt direct
nadat u de camera hebt ingeschakeld, de modus
hebt
geselecteerd of de camera op andere wijze bedient.
• De batterij gaat in deze modus minder lang mee dan in de modus
A, omdat voor iedere opname clips worden opgenomen.
• Als u de camera bedient terwijl er een film wordt opgenomen, worden
de geluiden van de camera opgenomen in de film.
• Films die u hebt gemaakt in de modus
, kunt u op datum (p. 159) bekijken.
• Films die zijn gemaakt in de modus
worden opgeslagen als iFrame-films
(p. 119).
• In de volgende gevallen worden clips opgeslagen als aparte filmbestanden,
zelfs als ze op dezelfde dag zijn gemaakt met de modus
.
- Als het filmbestand 4 GB groot is of als er in totaal ongeveer 30 minuten lang
is opgenomen
- Als een film is beveiligd (p. 165)
- Als een film is bewerkt (p. 184)
- Als een nieuwe map wordt gemaakt (p. 194)
- Als de instellingen voor zomertijd of tijdzone gewijzigd zijn (p. 195)
• Enkele camerageluiden worden gedempt. Er worden geen geluiden afgespeeld
wanneer u de ontspanknop half indrukt, camerabediening gebruikt of de
zelfontspanner instelt (p. 189).
98
Foto’s
Films
Specifieke scènes
Kies een modus die past bij de opnamelocatie en de camera maakt
automatisch de instellingen voor optimale foto’s.
Selecteer de modus K.
 Stel het programmakeuzewiel in op K.
Selecteer een opnamemodus.
 Druk op de knop m, kies I in het menu en
selecteer vervolgens een opnamemodus
(p. 45).
Maak de opname.
Foto’s
Films
I Portretopnamen maken (Portret)
 Mensen fotograferen met een verzachtend
effect.
Foto’s
Avondcomposities maken zonder
statief (Nachtscene handm)
 Mooie opnamen van avondscènes doordat
opeenvolgende foto’s worden gecombineerd
om camerabeweging en beeldruis
te verminderen.
 Bij gebruik van een statief maakt u opnamen
in de modus A (p. 60).
99
Specifieke scènes
Foto’s
Opnamen maken bij weinig licht
(Weinig licht)
 Maak opnamen met minimale camerabeweging
en onderwerpsvervaging, zelfs bij weinig licht.
Foto’s
Films
S Onderwateropnamen maken
(Onderwater)
 Foto’s met natuurlijke kleuren van
onderwaterleven en -landschappen wanneer
u gebruikmaakt van een optionele waterdichte
behuizing (p. 204).
 Deze modus kan de witbalans corrigeren en
kan overeenkomen met het effect dat u zou
krijgen bij gebruik van een in de winkel
verkrijgbaar kleurcompensatiefilter (p. 101).
Foto’s
Films
P Opnamen maken in
sneeuwlandschappen (Sneeuw)
 Heldere foto’s met natuurlijke kleuren van
mensen tegen een besneeuwde achtergrond.
Foto’s
Films
t Vuurwerk fotograferen (Vuurwerk)
 Levendige foto’s van vuurwerk.
• Stabiliseer de camera aangezien deze in de modus
continuopnamen maakt.
• In de modus
kunnen opnameomstandigheden die overmatige
camerabeweging of vergelijkbare bewegingen veroorzaken ervoor
zorgen dat de camera geen beelden combineert, waardoor u mogelijk
niet het verwachte resultaat verkrijgt.
• Plaats de camera op een statief of neem andere maatregelen om de
camera stil te houden en camerabeweging te voorkomen in de modus
t. In dit geval is de [IS modus] ingesteld op [Uit] (p. 143).
100
Specifieke scènes
• In de modi
en S kunnen opnamen er korrelig uitzien omdat de ISO-waarde
(p. 124) is verhoogd op basis van de opnameomstandigheden.
• De resolutie in de modus
is
(1984 x 1488) en kan niet worden gewijzigd.
Foto’s
Films
De witbalans corrigeren
De witbalans kan handmatig worden aangepast in de modus S (p. 100).
Deze aanpassing kan hetzelfde effect geven als wanneer u een in de winkel
verkrijgbaar kleurcompensatiefilter gebruikt.
Selecteer S.
 Volg stap 1–2 op p. 99 en selecteer S.
Selecteer de witbalans.
 Druk op de knop m, kies
in het menu
en druk nogmaals op de knop m.
Wijzig de instelling.
 Beweeg de zoomknop om het
correctieniveau voor B en A aan te passen
en druk vervolgens op de knop m.
• De camera blijft de witbalanscorrectieniveaus behouden, zelfs
wanneer u omschakelt naar een andere witbalansoptie in stap 2,
maar de correctieniveaus worden hersteld wanneer u aangepaste
witbalansgegevens vastlegt.
• B staat voor blauw en A voor geel.
• U kunt de witbalans ook handmatig aanpassen door aangepaste
witbalansgegevens vast te leggen (p. 127) voordat u de bovenstaande
stappen uitvoert.
101
Specifieke scènes
Foto’s
Huid er egaler uit laten zien (Egale huid)
U kunt tijdens het fotograferen van personen een egalisatie-effect toepassen.
Het effectniveau en de kleur ([Lichtere huidtint], [Donkerder huidtint]) kan als
volgt worden geselecteerd.
Selecteer
.
 Volg stap 1–2 op p. 99 en selecteer
.
Open het instellingenscherm.
 Druk op de knop l.
Configureer de instelling.
 Druk op de knoppen op om een item te
kiezen. Selecteer het effectniveau door op de
knoppen qr te drukken of aan de knop 5
te draaien en vervolgens op de knop m
te drukken.
 U ziet een voorbeeld van uw foto waarop
het effect is toegepast.
Maak de opname.
• Ook andere gebieden dan de menselijke huid kunnen worden
aangepast.
• Probeer eerst een aantal testopnamen te maken om er zeker van
te zijn dat u het gewenste resultaat verkrijgt.
• Het effect wordt sterker voor het gezicht dat als hoofdonderwerp is gedetecteerd.
102
Specifieke scènes
Foto’s
Automatisch opnemen na gezichtsdetectie
(Smart Shutter)
Automatisch opnemen na glimlachdetectie
Als de camera een glimlach detecteert, wordt automatisch een opname
gemaakt, zelfs wanneer u niet op de ontspanknop drukt.
Selecteer
.
 Volg stap 1–2 op p. 99 en kies
.
Druk daarna op de knop l.
 Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
5 om
te selecteren. Druk vervolgens op
de knop l.
 De camera gaat nu in stand-by voor opname
en op het scherm verschijnt
[Lachdetectie aan].
Richt de camera op een persoon.
 Elke keer als de camera een glimlach
detecteert, gaat het lampje branden en wordt
een foto gemaakt.
 Druk op de knop p om de lachdetectie te
pauzeren. Druk nogmaals op de knop p
om de detectie te hervatten.
• Selecteer een andere modus als u klaar bent, anders blijft de camera
opnamen maken van elke gedetecteerde glimlach.
• U kunt ook foto’s maken zoals gebruikelijk door gewoon de ontspanknop in
te drukken.
• Een glimlach wordt sneller gedetecteerd als het gezicht naar de camera is
gericht en als de mond een beetje geopend is zodat de tanden zichtbaar zijn.
• Als u het aantal opnamen wilt wijzigen, drukt u op de knoppen op nadat u in
stap 1
hebt geselecteerd. [Knipperdetectie] (p. 92) is alleen beschikbaar
voor de laatste opname.
103
Specifieke scènes
De knipoogdetectie gebruiken
Richt de camera op een persoon en druk de ontspanknop helemaal naar
beneden. De camera maakt de foto ongeveer twee seconden nadat een
knipoog wordt gedetecteerd.
Selecteer
.
 Volg stap 1–2 op p. 99 en kies
.
Druk daarna op de knop l.
 Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
5 om
te selecteren. Druk vervolgens op
de knop l.
Kies de compositie en druk
de ontspanknop half in.
 Controleer of een groen kader wordt
weergegeven rond het gezicht van de persoon
die gaat knipogen.
Druk de ontspanknop helemaal
naar beneden.
 De camera gaat nu in stand-by voor opname en
op het scherm verschijnt [Glimlach voor foto].
 Het lampje knippert en u hoort het geluid van
de zelfontspanner.
Kijk naar de camera en knipoog.
 De camera maakt de foto ongeveer twee
seconden nadat een knipoog wordt
gedetecteerd van de persoon waarvan het
gezicht in het kader valt.
 Als u het maken van opnamen met de
zelfontspanner wilt annuleren nadat u deze
hebt ingesteld, drukt u op de knop n.
• Als de knipoog niet wordt gedetecteerd, knipoog dan nogmaals langzaam en opzettelijk.
• Knipogen is moeilijker te herkennen als de ogen zijn bedekt door haren, een hoed of
een bril.
• Als beide ogen tegelijk worden gesloten en geopend, wordt dit ook gedetecteerd als
een knipoog.
• Wanneer geen knipoog wordt gedetecteerd, maakt de camera ongeveer 15 seconden
later een foto.
• Als u het aantal opnamen wilt wijzigen, drukt u op de knoppen op nadat u in stap 1
hebt geselecteerd. [Knipperdetectie] (p. 92) is alleen beschikbaar voor de laatste opname.
• Als er geen personen aanwezig zijn in het opnamegebied wanneer de ontspanknop
volledig wordt ingedrukt, wordt de foto gemaakt nadat een persoon in het opnamegebied
komt en knipoogt.
104
Specifieke scènes
De gezicht-zelfontspanner gebruiken
De camera maakt de foto ongeveer twee seconden nadat het gezicht van een
andere persoon (zoals de fotograaf) het opnamegebied betreedt (p. 135).
Dit is handig wanneer u zelf ook op een groepsfoto of een vergelijkbare foto
wilt staan.
Selecteer
.
 Volg stap 1–2 op p. 99 en kies
.
Druk daarna op de knop l.
 Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
5 om
te selecteren. Druk vervolgens op
de knop l.
Kies de compositie en druk
de ontspanknop half in.
 Controleer of een groen kader wordt
weergegeven rond het gezicht waarop is
scherpgesteld en of er witte kaders rond de
andere gezichten worden weergegeven.
Druk de ontspanknop helemaal
naar beneden.
 De camera gaat nu in stand-by voor de
opname en op het scherm verschijnt [Kijk
recht naar camera om aftellen te starten].
 Het lampje knippert en u hoort het geluid
van de zelfontspanner.
105
Specifieke scènes
Ga bij de anderen staan in het
opnamegebied en kijk naar
de camera.
 Nadat de camera een nieuw gezicht
detecteert, knippert het lampje en het geluid
van de zelfontspanner versnelt. (Wanneer
de flitser afgaat, blijft de lamp branden.)
Ongeveer twee seconden later maakt de
camera een foto.
 Als u het maken van opnamen met de
zelfontspanner wilt annuleren nadat u deze
hebt ingesteld, drukt u op de knop n.
• Ook als uw gezicht niet wordt gedetecteerd nadat u bij de anderen bent gaan
staan, maakt de camera na ongeveer 15 seconden een opname.
• Als u het aantal opnamen wilt wijzigen, drukt u op de knoppen op nadat u in
stap 1
hebt geselecteerd. [Knipperdetectie] (p. 92) is alleen beschikbaar
voor de laatste opname.
Foto’s
Snel na elkaar continu-opnamen maken
(High-speedburst HQ)
U kunt maximaal tien opnamen maken die elkaar snel opvolgen door de
ontspanknop volledig in te drukken. Zie “Specificaties” (p. 36) voor meer
informatie over de snelheid van continu-opnamen.
HQ: High Quality (hoge kwaliteit)
Selecteer
.
 Volg stap 1–2 op p. 99 en selecteer
.
Maak de opname.
 Houdt de ontspanknop volledig ingedrukt om
continu-opnamen te maken.
 De camera stopt met opnamen maken
wanneer u de ontspanknop loslaat of als het
maximale aantal foto’s is bereikt, waarna
[Bezig] wordt weergegeven en de foto’s
worden getoond in de volgorde waarin u ze
hebt gemaakt.
106
Specifieke scènes
• Focus, beeldhelderheid en kleur worden bij de eerste opname vastgesteld.
• Het scherm is leeg terwijl u opnamen maakt.
• Na het maken van continu-opnamen kan een vertraging optreden voordat
u opnieuw opnamen kunt maken. Daarnaast kan er, afhankelijk van de
geheugenkaart, een vertraging optreden voordat u opnieuw opnamen kunt
maken. U kunt het beste Speed Class 6-geheugenkaarten of hoger gebruiken.
• Afhankelijk van de opnameomstandigheden, de camera-instellingen en de
zoompositie kan de opnamesnelheid afnemen.
• Wanneer u Gezichts-ID (p. 75) gebruikt, wordt de locatie in het beeld waar de
naam wordt vastgelegd door middel van de eerste opname bepaald en wordt
de naam in latere foto’s op dezelfde plek vastgelegd.
Beelden weergeven tijdens het afspelen
Elke set met doorlopende beelden wordt behandeld als één groep, en alleen
het eerste beeld in die groep wordt weergegeven. Om aan te geven dat het
beeld onderdeel is van een groep, wordt
weergegeven linksonder in
het scherm.
• Als u een gegroepeerd beeld wist (p. 169), worden alle andere
beelden in de groep ook gewist. Pas op bij het wissen van beelden.
• Gegroepeerde beelden kunnen afzonderlijk (p. 159) en niet-gegroepeerd
worden afgespeeld (p. 160).
• Als u een gegroepeerd beeld beveiligt (p. 165), worden alle beelden in de
groep beveiligd.
• Als u gegroepeerde beelden afspeelt met Beeld zoeken (p. 157) of Smart
Shuffle (p. 164), kunnen beelden afzonderlijk worden bekeken. In dit geval
worden beelden tijdelijk niet gegroepeerd.
• Het is niet mogelijk om gegroepeerde beelden als favoriet te markeren (p. 173),
te bewerken (pp. 171–183), in categorieën in te delen (p. 174), af te drukken
(p. 210), in te stellen voor afzonderlijk afdrukken (p. 218) of toe te voegen aan
een Fotoboek (p. 220). Gezichts-ID-gegevens kunnen niet worden bewerkt
(p. 79) en kunnen niet worden ingesteld als opstart scherm (p. 190). Speel de
gegroepeerde beelden afzonderlijk af (p. 159) of annuleer het groeperen
(p. 160) om deze bewerkingen uit te voeren.
107
Specifieke scènes
Foto’s
Opnamen maken met Stitch Hulp
Maak een opname van een groot onderwerp door verschillende opnamen
te maken vanuit verschillende posities en gebruik daarna de meegeleverde
software om de opnamen te combineren tot een panoramafoto.
Selecteer x of v.
 Volg stap 1–2 op p. 99 en kies x of v.
Maak de eerste opname.
 De eerste opname bepaalt de belichting
en de witbalans.
Maak extra foto’s.
 Bepaal de compositie voor de tweede
opname zo dat het beeldgebied van de
eerste opname gedeeltelijk wordt overlapt.
 Kleine verschillen in uitlijning van de
overlappende delen worden automatisch
gecorrigeerd tijdens het samenvoegen van
de opnamen.
 Maak maximaal 26 foto’s, op dezelfde manier
als waarop u de tweede foto maakte.
Voltooi de opname.
 Druk op de knop m.
Gebruik de meegeleverde software
om beelden samen te voegen.
 Raadpleeg de ImageBrowser EX
Gebruikershandleiding voor instructies over
het samenvoegen van beelden.
• Deze functie is niet beschikbaar als u een tv gebruikt als scherm tijdens het
maken van opnamen (p. 206).
108
Beeldeffecten (Creatieve filters)
Diverse effecten toevoegen aan uw opnamen.
Open de modus
.
 Stel het programmakeuzewiel in op
.
Selecteer een opnamemodus.
 Druk op de knop m, kies
in het menu
selecteer vervolgens een opnamemodus
(p. 45).
Maak de opname.
• In de modi
,
,
,
,
en
moet u eerst een aantal
testopnamen maken om zeker te zijn dat u het gewenste resultaat
zult verkrijgen.
Foto’s
Films
Opnamen maken in levendige
kleuren (Extra levendig)
 Opnamen met rijke, levendige kleuren.
Foto’s
Films
Foto’s met postereffect
(Poster-effect)
 Foto’s die lijken op oude posters of illustraties.
109
Beeldeffecten (Creatieve filters)
Foto’s
Opnamen maken met het effect van een
visooglens (Fisheye-effect)
Opnamen maken met het vervormende effect van een visooglens.
Selecteer
.
 Volg stap 1–2 op p. 109 en selecteer
.
Kies een effectniveau.
 Druk op de knop l, kies een effectniveau
(druk op de knoppen qr of draai aan de knop
5) en druk nogmaals op de knop l.
 U ziet een voorbeeld van uw foto waarop
het effect is toegepast.
Maak de opname.
Foto’s
Films
Foto’s die lijken op een miniatuurmodel
(Miniatuureffect)
Geeft het effect van een miniatuurmodel door beeldgebieden boven en onder
uw geselecteerde gebied te vervagen.
U kunt ook films maken die lijken op scènes in miniatuurmodellen door de
afspeelsnelheid te kiezen voordat de film wordt opgenomen. Mensen en
onderwerpen in de scène zullen tijdens het afspelen snel bewegen.
Het geluid wordt niet opgenomen.
Selecteer
.
 Volg stap 1–2 op p. 109 en selecteer
.
 Op het scherm verschijnt een wit kader dat
het beeldgebied aangeeft dat scherp blijft.
110
Beeldeffecten (Creatieve filters)
Kies het gebied waarop u wilt
scherpstellen.
 Druk op de knop l.
 Beweeg de zoomknop om de afmeting van
het kader te wijzigen en druk op de knoppen
op om het kader te verplaatsen.
Selecteer voor films de
afspeelsnelheid van de film.
 Druk op de knop n en kies de snelheid
door op de knoppen qr te drukken of door
aan de knop 5 te draaien.
Ga terug naar het opnamescherm
en maak de opname.
 Druk op de knop n om terug te keren
naar het opnamescherm en maak de opname.
Afspeelsnelheid en geschatte afspeeltijd (voor clips van
1 minuut)
Snelheid
Afspeeltijd
Circa 12 sec.
Circa 6 sec.
Circa 3 sec.
• De zoomfunctie is niet beschikbaar voor het opnemen van films.
Stel de zoomfunctie in voordat u de opname start.
• Om de richting van het kader te veranderen (van horizontaal in verticaal of
andersom), drukt u in stap 2 op de knop m. U kunt het kader in verticale richting
verplaatsen door te drukken op de knoppen qr.
• Houd de camera verticaal om de richting van het kader te wijzigen.
• De beeldkwaliteit van films is
bij een verhouding van
en
bij een
verhouding van
(p. 84). Deze kwaliteitsinstellingen kunnen niet
worden gewijzigd.
111
Beeldeffecten (Creatieve filters)
Foto’s
Opnamen maken met een speels effect
(Speels effect)
Met dit effect lijkt het alsof het beeld is gemaakt met een speelgoedcamera
doordat vignetvorming optreedt (donkerder, vage hoeken) en de algehele
kleur wordt aangepast.
Selecteer
.
 Volg stap 1–2 op p. 109 en selecteer
.
Selecteer een kleurtoon.
 Druk op de knop l, kies een kleurtoon
(druk op de knoppen qr of draai aan de knop
5) en druk nogmaals op de knop l.
 U ziet een voorbeeld van uw foto waarop
het effect is toegepast.
Maak de opname.
Standaard Foto’s die lijken op opnamen die zijn gemaakt met een speelgoedcamera.
Warm
Beelden hebben een warmere tint dan met [Standaard].
Koel
Beelden hebben een koelere tint dan met [Standaard].
Foto’s
Opnamen met een Soft focus-effect
Met deze functie kunt u opnamen maken alsof er een soft-focusfilter op
de camera is gemonteerd. U kunt het effectniveau naar wens instellen.
Selecteer
.
 Volg stap 1–2 op p. 109 en selecteer
112
.
Beeldeffecten (Creatieve filters)
Kies een effectniveau.
 Druk op de knop l, kies een effectniveau
(druk op de knoppen qr of draai aan de knop
5) en druk nogmaals op de knop l.
 U ziet een voorbeeld van uw foto waarop
het effect is toegepast.
Maak de opname.
Foto’s
Films
Opnamen maken in monochroom
Opnamen maken in zwart-wit, sepia of blauw en wit.
Selecteer
.
 Volg stap 1–2 op p. 109 en selecteer
.
Selecteer een kleurtoon.
 Druk op de knop l, kies een kleurtoon
(druk op de knoppen qr of draai aan de knop
5) en druk nogmaals op de knop l.
 U ziet een voorbeeld van uw foto waarop
het effect is toegepast.
Maak de opname.
Zwart/wit
Zwart-witfoto’s.
Sepia
Sepiakleurige foto’s.
Blauw
Foto’s in blauw en wit.
113
Beeldeffecten (Creatieve filters)
Foto’s
Films
Opnamen maken met Kleur Accent
Kies één kleur die u wilt behouden en wijzig de andere kleuren in zwart-wit.
Selecteer T.
 Volg stap 1–2 op p. 109 en selecteer T.
Open het instellingenscherm.
 Druk op de knop l.
 Het oorspronkelijke beeld en het beeld
waarop Kleur Accent is toegepast, worden na
elkaar weergegeven.
 Standaard is groen de kleur die
behouden blijft.
Geef de kleur op.
 Plaats het middelste kader over de kleur die
moet worden behouden en druk op de knop q.
 De opgegeven kleur wordt opgenomen.
Geef het kleurengamma op dat
u wilt behouden.
Opgenomen kleur
 Druk op de knoppen op of draai aan de
knop 5 om het gamma aan te passen.
 Kies een grote negatieve waarde als u alleen
de opgegeven kleur wilt behouden. Kies een
grote positieve waarde als u ook kleuren wilt
behouden die gelijk zijn aan de
opgegeven kleur.
 Druk op de knop l om terug te keren
naar het opnamescherm.
• Als u in deze modus de flitser gebruikt, kan dat onverwachte
resultaten opleveren.
• In sommige opnamemodi kunnen beelden korrelig lijken en kleuren
kunnen anders zijn dan verwacht.
114
Beeldeffecten (Creatieve filters)
Foto’s
Films
Opnamen maken met Kleur Wissel
U kunt de ene beeldkleur vervangen door een andere voordat u een opname
maakt. U kunt slechts één kleur vervangen.
Selecteer Y.
 Volg stap 1–2 op p. 109 en selecteer Y.
Open het instellingenscherm.
 Druk op de knop l.
 Het oorspronkelijke beeld en het beeld
waarop Kleur Wissel is toegepast,
worden na elkaar weergegeven.
 Groen wordt standaard vervangen door grijs.
Geef de kleur op die u wilt
vervangen.
 Plaats het middelste kader over de kleur die
u wilt vervangen en druk op de knop q.
 De opgegeven kleur wordt opgenomen.
Geef de nieuwe kleur op.
 Plaats het middelste kader over de nieuwe
kleur en druk op de knop r.
 De opgegeven kleur wordt opgenomen.
Geef het kleurengamma op dat
u wilt vervangen.
 Druk op de knoppen op of draai aan de
knop 5 om het gamma aan te passen.
115
Modus Discreet
 Kies een grote negatieve waarde als u alleen
de opgegeven kleur wilt vervangen. Kies een
grote positieve waarde als u ook kleuren wilt
vervangen die gelijk zijn aan de
opgegeven kleur.
 Druk op de knop l om terug te keren naar
het opnamescherm.
• Als u in deze modus de flitser gebruikt, kan dat onverwachte
resultaten opleveren.
• In sommige opnamemodi kunnen beelden korrelig lijken en kleuren
kunnen anders zijn dan verwacht.
Foto’s
Films
Modus Discreet
U kunt op de volgende manier opnamen maken zonder camerageluiden,
flitser of lampje te activeren. Gebruik deze modus als camerageluiden,
flitsen en lampjes niet zijn toegestaan.
Open de modus
.
 Stel het programmakeuzewiel in op
Maak de opname.
• In de modus
worden zelfs afspeelgeluiden gedempt. Geluiden van de
camerabediening en filmgeluiden worden ook gedempt.
116
.
Films
Verschillende films opnemen
Films opnemen in de modus E
Open de modus E.
 Stel het programmakeuzewiel in op E.
Configureer de instellingen zo dat
ze passen bij de film (pp. 236–243).
Maak de opname.
 Druk op de filmknop.
 Druk nogmaals op de filmknop om
de filmopname te stoppen.
Belichting vergrendelen of wijzigen voordat u een
opname maakt
Voordat u een opname maakt, kunt u de belichting vergrendelen of wijzigen
met stappen van 1/3 in een bereik van –2 tot +2.
Vergrendel de belichting.
 Druk op de knop o om de belichting te
vergrendelen. De belichtingsschuifbalk
wordt weergegeven.
 Druk nogmaals op de knop o om de
belichting te ontgrendelen.
Pas de belichting aan.
 Kijk naar het scherm en draai aan de knop 5
om de belichting aan te passen.
Maak de opname.
117
Verschillende films opnemen
Super slow-motion films opnemen
U kunt een opname maken van snel bewegende objecten om deze af te
spelen in slow motion.
Het geluid wordt niet opgenomen.
Selecteer
.
 Volg stap 1–2 op p. 117 en selecteer
.
Selecteer het aantal beelden.
 Druk op de knop m en kies
in het menu.
Kies het gewenste aantal beelden (p. 45).
 De optie die u hebt ingesteld, wordt nu
weergegeven.
Maak de opname.
 Druk op de filmknop.
 Een balk met de verstreken tijd wordt
weergegeven. De maximale cliplengte is
ongeveer 30 seconden.
 Druk nogmaals op de filmknop om de
filmopname te stoppen.
Aantal beelden
Beeldkwaliteit
Afspeeltijd (voor een clip
van 30 sec.)
240 fps
(320x240)
Circa 4 min.
120 fps
(640x480)
Circa 2 min.
• Zoomen is niet beschikbaar tijdens het opnemen, zelfs niet wanneer
u de zoomknop gebruikt.
• De focus, belichting en kleur worden vastgesteld wanneer u op de
filmknop drukt.
• De film wordt afgespeeld in slow motion wanneer u stap 1–3 op p. 152 volgt.
• Met behulp van de meegeleverde software kunt u de afspeelsnelheid wijzigen
van films die zijn opgenomen in de modus
. Raadpleeg voor meer informatie
de ImageBrowser EX Gebruikershandleiding.
118
Verschillende films opnemen
iFrame-films opnemen
Maak filmopnamen die kunnen worden bewerkt met software of apparatuur
die compatibel is met iFrame. Via de meegeleverde software kunt u snel
iFrame-films bewerken, opslaan en beheren.
Selecteer
.
 Volg stap 1–2 op p. 117, kies
en maak
een opname.
 Zwarte balken aan de boven- en onderkant
op het scherm geven aan welke gebieden
niet worden opgenomen.
Maak de opname.
• De resolutie is
(p. 88) en kan niet worden gewijzigd.
• iFrame is een videoformaat dat is ontwikkeld door Apple.
119
120
5
Modus G
Meer veeleisende foto’s in de opnamestijl van
uw voorkeur
• In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat het programmakeuzewiel is
ingesteld op.
• G: Programma automatische belichting; Automatische belichting:
Automatische belichting
• Voordat u een in dit hoofdstuk beschreven functie gebruikt in een andere
modus dan G, moet u controleren of de functie in die modus beschikbaar
is (pp. 236–240).
121
Foto’s
Films
Opnamen maken in de modus Programma
automatische belichting (modus G)
U kunt vele functie-instellingen aanpassen aan uw favoriete opnamestijl.
Selecteer de modus G.
 Stel het programmakeuzewiel in op G.
Pas de instellingen naar wens aan
(pp. 122–144) en maak een opname.
• Als er geen correcte belichting kan worden verkregen wanneer u de
ontspanknop half indrukt, worden de sluitertijd en de diafragmawaarden in
oranje weergegeven. Probeer de volgende instellingen aan te passen om
de juiste belichting te verkrijgen:
- Schakel de flitser in (p. 140)
- Selecteer een hogere ISO-waarde (p. 124)
• U kunt ook films opnemen in de modus G door op de filmknop te drukken.
Enkele H- en n-instellingen kunnen echter automatisch worden
aangepast voor filmopnamen.
• Voor meer informatie over het opnamebereik in de modus G, zie “Specificaties”
(p. 36).
Foto’s
Belichting (Belichtingscompensatie)
De belichting aanpassen
(Belichtingscompensatie)
U kunt de standaardbelichting die door de camera wordt ingesteld,
aanpassen in stappen van 1/3 in een bereik van –2 tot +2.
 Druk op de knop o. Kijk naar het scherm en
draai aan de knop 5 om de helderheid aan
te passen. Druk als u klaar bent opnieuw op
de knop o.
 Het correctieniveau dat u hebt opgegeven
wordt nu weergegeven.
122
Belichting (Belichtingscompensatie)
Belichting vergrendelen (AE lock)
Voordat u een opname maakt, kunt u de belichting vergrendelen, of u kunt de
focus en belichting afzonderlijk instellen.
Vergrendel de belichting.
 Richt de camera met vergrendelde belichting
op het onderwerp waarvan u een opname wilt
maken. Houd de ontspanknop half ingedrukt
en druk op de knop o.

wordt weergegeven en de belichting
wordt vergrendeld.
 Om AE te ontgrendelen laat u de ontspanknop
los en drukt u opnieuw op de knop o. In dit
geval wordt
niet meer weergegeven.
Kies de compositie en maak
een opname.
 Na één opname wordt AE ontgrendeld en
wordt
niet langer weergegeven.
• AE: Automatische belichting
• Nadat u de belichting hebt vergrendeld, kunt u de combinatie van sluitertijd en
diafragmawaarde wijzigen door aan de knop 5 te draaien (Program Shift).
De meetmethode wijzigen
U kunt op de volgende manier de meetmethode (functie voor meten van
helderheid) aanpassen aan de opnameomstandigheden.
 Druk op de knop m, kies
in het menu
en kies de gewenste optie (p. 45).
 De optie die u hebt ingesteld, wordt nu
weergegeven.
123
Belichting (Belichtingscompensatie)
Deelmeting
Voor standaardomstandigheden, inclusief onderwerpen die van
achteren worden belicht. De belichting wordt automatisch
aangepast aan de opnameomstandigheden.
Bepaalt de gemiddelde helderheid van het gehele beeldgebied.
Gem. centrum
Dit wordt berekend door de helderheid in het centrumgebied als
meeting
het belangrijkste te behandelen.
Spot
Meting wordt beperkt tot het
(spotmetingpuntkader) dat wordt
weergegeven in het midden van het scherm.
De ISO-waarde wijzigen
 Druk op de knop m, kies
in het menu en
kies de gewenste optie (p. 45).
 De optie die u hebt ingesteld, wordt nu
weergegeven.
Hiermee wordt de ISO-waarde automatisch
aangepast aan de opnamemodus en –
omstandigheden.
Voor opnamen buitenshuis bij mooi weer.
Laag Voor opnamen bij bewolkt weer of in
de schemering.
Hoog Voor opnamen bij nacht of binnenshuis
in donkere kamers.
• Druk de ontspanknop half in als u de automatisch ingestelde ISO-waarde wilt
bekijken wanneer de camera is ingesteld op
.
• Kiezen voor een lagere lagere ISO-waarde levert wel scherpere beelden, maar
onder bepaalde opnameomstandigheden wordt de kans wel groter dat het
onderwerp onscherp is.
• De keuze voor een hogere ISO-waarde zal de sluitertijd verhogen, wat
onscherpe onderwerpen vermindert en het flitserbereik vergroot. Foto’s kunnen
er echter wel korrelig uitzien.
124
Belichting (Belichtingscompensatie)
De helderheid corrigeren (i-Contrast)
Voordat u een opname maakt, kunnen extreem heldere of donkere gebieden
(zoals gezichten of achtergronden) worden getedecteerd en automatisch
worden aangepast aan de optimale helderheid. Als het gehele beeld niet
genoeg contrast heeft, kan dat ook automatisch worden gecorrigeerd, zodat
onderwerpen beter opvallen.
 Druk op de knop n, selecteer [i-Contrast]
op het tabblad 4 en kies [Auto] (p. 46).
 Als de instelling is voltooid, wordt @
weergegeven.
• In sommige opnameomstandigheden kan de correctie onnauwkeurig
zijn of korrelige beelden veroorzaken.
• U kunt bestaande beelden ook corrigeren (p. 182).
125
Kleur- en continu-opnamen maken
Foto’s
Films
De witbalans aanpassen
Door de witbalans (WB) aan te passen kunt u beeldkleuren natuurlijker laten
lijken voor de compositie waarvan u een opname maakt.
 Druk op de knop m, kies
in het menu
en kies de gewenste optie (p. 45).
 De optie die u hebt ingesteld, wordt nu
weergegeven.
Auto
S
126
Hiermee wordt de optimale witbalans automatisch ingesteld voor
de opnameomstandigheden.
Dag Licht
Voor opnamen buitenshuis bij mooi weer.
Bewolkt
Voor opnamen bij bewolkt weer, in de schaduw of in
de schemering.
Lamplicht
Voor opnamen bij normaal lamplicht (gloeilampen) en dezelfde
kleur TL-verlichting.
TL licht
Voor opnamen bij warmwit, koelwit of dezelfde kleur
TL-verlichting.
TL licht H
Voor opnamen bij daglicht TL-verlichting an dezelfde kleur
TL-verlichting.
Onderwater
Hiermee stelt u de optimale witbalans in voor opnamen onder
water. Vermindert het blauw voor natuurlijke ogende kleuren.
Custom
Voor handmatig instellen van een aangepaste witbalans (p. 127).
Kleur- en continu-opnamen maken
Aangepaste witbalans
Pas de witbalans aan de lichtbron aan terwijl u opnamen maakt voor
beeldkleuren die natuurlijk lijken in het licht van uw opname. Stel de witbalans
in onder dezelfde lichtbron die uw opname zal verlichten.
 Voer de stappen in “De witbalans
aanpassen” (p. 126) uit om
te selecteren.
 Richt de camera op een effen wit onderwerp,
zodat het hele scherm wit is. Druk op de
knop l.
 De schermtint verandert nadat de
witbalansgegevens zijn vastgelegd.
• Kleuren kunnen onnatuurlijk lijken wanneer u de camerainstellingen
wijzigt nadat de witbalansgegevens zijn vastgelegd.
127
Kleur- en continu-opnamen maken
Foto’s
Films
De kleurtoon van een beeld wijzigen (My Colors)
U kunt naar wens de kleurtonen van het beeld wijzigen, zoals beelden
converteren naar sepia of zwart-wit.
 Druk op de knop m, kies
in het menu
en kies de gewenste optie (p. 45).
 De optie die u hebt ingesteld, wordt nu
weergegeven.
My Colors uit
128
—
Levendig
De nadruk komt te liggen op contrast en kleurverzadiging,
voor scherpere beelden.
Neutraal
Hiermee worden het contrast en de kleurverzadiging
afgevlakt, voor zachte beelden.
Sepia
Hiermee maakt u sepiakleurige beelden.
Zwart/wit
Hiermee maakt u zwart-witfoto’s.
Positief Film
Hiermee worden de effecten van Levendig Blauw, Levendig
Groen en Levendig Rood gecombineerd om intense maar
natuurlijke kleuren te krijgen, zoals de kleuren van dia’s.
Lichtere huidtint
Hiermee maakt u huidtinten lichter.
Donkerder huidtint
Hiermee maakt u huidtinten donkerder.
Levendig Blauw
Legt de nadruk op blauwe tinten in beelden. Hierdoor
worden blauwe onderwerpen, zoals de lucht of de zee,
levendiger.
Levendig Groen
Legt de nadruk op groene tinten in beelden. Hierdoor
worden groene onderwerpen, zoals bergen en flora,
levendiger.
Levendig Rood
Legt de nadruk op rode tinten in beelden. Hierdoor worden
rode onderwerpen levendiger.
Custom Kleur
U kunt het contrast, de scherpte, kleurverzadiging,
enzovoort aanpassen aan uw voorkeur (p. 129).
Kleur- en continu-opnamen maken
• U kunt de witbalans (p. 126) niet instellen in de modi
en
.
• Met de modi
en
kunnen ook andere kleuren dan huidtinten
worden gewijzigd. Deze instellingen geven mogelijk niet het
verwachte resultaat met sommige huidtinten.
Custom Kleur
Kies het gewenste niveau voor beeldcontrast, scherpte, kleurverzadiging en
rode, groene, blauwe en huidkleurige tinten uit een bereik van 1–5.
Open het instellingenscherm.
 Voer de stappen in “De kleurtoon van een
beeld wijzigen (My Colors)” (p. 128) uit om
te selecteren. Druk vervolgens op de
knop l.
Configureer de instelling.
 Druk op de knoppen op om een optie te
selecteren en geef de waarde op door te
drukken op de knoppen qr of te draaien aan
de knop 5.
 Pas de waarde naar rechts aan voor
sterkere/intensere effecten (of donkerdere
huidtinten), en pas de waarde naar links aan
voor zwakkere/lichtere effecten (of lichtere
huidtinten).
 Druk op de knop l om de instelling
te voltooien.
129
Kleur- en continu-opnamen maken
Foto’s
Continu-opnamen maken
Houdt de ontspanknop volledig ingedrukt om continu-opnamen te maken.
Configureer de instelling.
 Druk op de knop m, kies
in het menu
en kies de gewenste optie (p. 45).
 De optie die u hebt ingesteld, wordt nu
weergegeven.
Maak de opname.
 Houdt de ontspanknop volledig ingedrukt
om continu-opnamen te maken.
Modus
W Continu
Beschrijving
Continu-opnamen maken, met de focus en belichting vastgesteld
wanneer u de ontspanknop half indrukt.
Continue
Opname AF
Continu-opnamen maken en scherpstellen.
[AF Frame] is ingesteld op [Centrum] en kan niet worden
gewijzigd.
Continue
Opname LV*
Continu-opnamen maken, met de focus vastgezet in de stand die
in handmatig scherpstellen is vastgesteld. In de modus t wordt
de focus bij de eerste opname vastgesteld.
* In de modus t (p. 100), AF lock (p. 139) of de modus voor handmatig scherpstellen
(p. 131) verandert
in
.
* Zie “Specificaties” (p. 36) voor meer informatie over de snelheid van continu-opnamen
in elke modus.
• Kan niet worden gebruikt met de zelfontspanner (p. 70) of
[Knipperdetectie] (p. 92).
• Opnamen maken kan tijdelijk stoppen of continu-opnamen maken
kan langzamer worden, afhankelijk van de opnameomstandigheden,
camerainstellingen en zoompositie.
• Opnamen maken kan langzamer worden wanneer meer opnamen
worden gemaakt.
• Als u flitst, kan de opnamesnelheid afnemen.
• Wanneer u Gezichts-ID (p. 75) in W gebruikt, wordt de in het beeld vastgelegde
naam aan de locatie verbonden waar deze in de eerste opname wordt
weergegeven. Ook als het onderwerp beweegt, blijft de naam op dezelfde
positie vergrendeld bij eventuele latere opnames.
130
Opnamebereik en scherpstellen
Foto’s
Films
Close-ups maken (macro)
Stel de camera in op e om de scherpte te beperken tot onderwerpen die zich
dichtbij bevinden. Zie “Specificaties” (p. 36) voor meer informatie over het
scherpstelbereik.
 Druk op de knop q, kies e (druk op de
knoppen qr of draai aan de knop 5)
en druk op de knop m.
 Als de instelling is voltooid, wordt e
weergegeven.
• Als u flitst, kan vignetvorming optreden.
• In het weergavegebied in de gele balk onder de zoombalk wordt e
grijs en de camera stelt niet scherp.
• Om camerabeweging te voorkomen plaatst u de camera op een statief en
neemt u opnamen met de camera ingesteld op [ (p. 71).
Foto’s
Films
Opnamen maken in de modus Handmatig
scherpstellen
Gebruik handmatig scherpstellen wanneer automatisch scherpstellen niet
mogelijk is. U kunt de algemene focuspositie opgeven en dan de
ontspanknop half indrukken om de camera de optimale scherpstelpositie
te laten vastleggen die het dichtst bij de door u opgegeven positie ligt.
Zie “Specificaties” (p. 36) voor meer informatie over het scherpstelbereik.
Selecteer f.
 Druk op de knop q, selecteer f (druk op de
knoppen qr of draai aan de knop 5) en
druk vervolgens op de knop m.
 f en de MF-indicator worden weergegeven.
131
Opnamebereik en scherpstellen
Geef de algemene focuspositie op.
 Draai aan de knop 5 om de algemene
focuspositie op te geven, verwijzend naar
de MF-indicatorbalk op het scherm (die de
afstand en de focuspositie laat zien) en het
vergrote beeldgebied.
MF-indicator
Pas de focus verder aan.
 Druk de ontspanknop half in om de camera
de focuspositie verder te laten afstellen
(Veiligheids MF).
• De modus of de grootte van het AF-kader kan niet worden gewijzigd
tijdens handmatig scherpstellen (p. 133). Als u de modus of de
grootte van het AF-kader wilt wijzigen, annuleert u eerst de modus
voor handmatig scherpstellen.
• Scherpstellen is mogelijk bij gebruik van digitale zoom (p. 69) of
de digitale tele-converter (p. 133), of bij gebruik van een tv als
beeldscherm (p. 206), maar de vergrote weergave zal
niet verschijnen.
• U kunt de camera op een statief plaatsen om deze te stabiliseren en
nauwkeuriger scherp te stellen.
• Druk op de knop n en stel [MF-Punt Zoom] op het tabblad 4 in op [Uit]
(p. 46) om het vergrote beeldgebied te verbergen.
• Druk op de knop n en stel [Veiligheids MF] op het tabblad 4 in op [Uit]
(p. 46) om automatisch scherpstellen verder afstellen wanneer de ontspanknop
half wordt ingedrukt uit te schakelen.
132
Opnamebereik en scherpstellen
Foto’s
Films
Digitale Tele-converter
De brandpuntafstand van de lens kan worden vergroot met ongeveer 1,5x of
2,0x. Dit kan camerabeweging verminderen doordat de sluitertijd hoger is dan
wannneer u zou zoomen (inclusief het gebruik van digitale zoom) in dezelfde
zoomfactor.
 Druk op de knop n, kies [Digitale Zoom]
op het tabblad 4 en kies de gewenste optie
(p. 46).
 Het beeld wordt vergroot en de zoomfactor
verschijnt op het scherm.
• De digitale tele-converter kan niet worden gebruikt met digitale zoom
(p. 69) en AF-puntzoom (p. 91).
• De digitale tele-converter is alleen beschikbaar bij de verhouding
.
• De respectieve brandpuntsafstanden bij het gebruik van [1.5x] en [2.0x] zijn
30,0–750 mm en 40,0–1.000 mm (in equivalent van 35mm-film).
• De sluitertijd kan equivalent zijn wanneer u de zoomknop helemaal naar i
duwt voor een maximale telelensinstellin, en wanneer u inzoomt om het
onderwerp te vergroten tot hetzelfde formaat na stap 2 op p. 69.
Foto’s
Films
De modus AF Frame wijzigen
Pas de modus AF Frame (automatisch scherpstellen) als volgt aan de
opnameomstandigheden aan.
 Druk op de knop n, kies [AF Frame] op
het tabblad 4 en kies de gewenste optie
(p. 46).
133
Opnamebereik en scherpstellen
Foto’s
Films
Centrum
Eén AF-kader wordt in het midden weergegeven. Effectief voor betrouwbaar
scherpstellen.
• Een geel AF-kader wordt weergegeven met
als de camera niet
kan scherpstellen wanneer u de ontspanknop half indrukt.
AF-puntzoom (p. 91) is niet mogelijk.
• Om de afmeting van het AF-kader te verkleinen, drukt u op de knop n en
stelt u [AF kader afm.] op het tabblad 4 in op [Klein] (p. 46).
• De afmeting van het AF-kader wordt ingesteld op [Normaal] wanneer u de
digitale zoom (p. 69) of de digitale tele-converter (p. 133) gebruikt, en in de
modus voor handmatig scherpstellen (p. 131).
• Als [Gezichts-ID] is ingesteld op [Aan] wordt namen niet weergegeven wanneer
er geregistreerde personen worden gedetecteerd, maar de namen worden wel
in de foto’s vastgelegd (p. 154).
Foto’s
Beelden herschikken wanneer de focus is vergrendeld.
De focus en belichting worden vergrendeld zolang u de ontspanknop half
ingedrukt houdt. U kunt naar wens beelden herschikken voordat u de opname
maakt. Deze functie wordt focusvergrendeling genoemd.
Stel scherp.
 Richt de camera zo dat het onderwerp
gecentreerd is en druk de ontspanknop half in.
 Controleer of het rond het onderwerp
weergegeven AF-kader groen is.
Herschik de compositie.
 Houd de ontspanknop half ingedrukt en
beweeg de camera om een nieuwe
compositie te maken voor de opname.
Maak de opname.
 Druk de ontspanknop helemaal naar beneden.
134
Opnamebereik en scherpstellen
Foto’s
Films
Gezicht detecteren
• Hiermee kan de camera gezichten detecteren en erop scherpstellen,
en de belichting (alleen deelmeting) en witbalans (alleen
) instellen.
• Nadat u de camera op het onderwerp hebt gericht, wordt een wit kader
weergegeven rondom het gezicht, dat door de camera als hoofdonderwerp
wordt vastgesteld. Maximaal twee grijze kaders worden weergegeven rond
andere gedetecteerde gezichten.
• Wanneer de camera beweging detecteert, volgen de kaders de
bewegende onderwerpen binnen een bepaald bereik.
• Als u de ontspanknop half indrukt, worden er maximaal negen groene
kaders weergegeven rond de gezichten waarop de camera scherpstelt.
• Als er geen gezicht wordt gedetecteerd of wanneer er alleen grijze
kaders (zonder wit kader) worden weergegeven, verschijnt er een
AF-kader in het midden van het scherm wanneer u de ontspanknop
half indrukt.
• Wanneer geen gezichten worden gedetecteerd wanneer Servo AF
(p. 137) is ingesteld op [Aan], verschijnt het AF-kader in het midden
van het scherm als u de ontspanknop half indrukt.
• Voorbeelden van gezichten die niet kunnen worden gedetecteerd:
- Onderwerpen die ver weg zijn of extreem dichtbij
- Onderwerpen die donker of licht zijn
- Gezichten en profil, vanuit een hoek of gedeeltelijk verborgen
• De camera kan niet-menselijke onderwerpen identificeren
als gezichten.
• Als de camera niet kan scherpstellen wanneer u de ontspanknop half
indrukt, worden er geen AF-kaders weergegeven.
135
Opnamebereik en scherpstellen
Foto’s
Onderwerpen selecteren om op scherp te stellen
(AF Tracking)
Maak als volgt een opname nadat u het onderwerp hebt gekozen waarop
moet worden scherpgesteld.
Selecteer [AF Tracking].
 Voer de stappen in “De modus AF Frame
wijzigen” (p. 133) uit om [AF Tracking]
te selecteren.

wordt weergegeven in het midden van
het scherm.
Kies een onderwerp waarop u wilt
scherpstellen.
 Richt de camera zo dat
op het gewenste
onderwerp valt en druk op de knop q.
 De camera piept en
verschijnt zodra het
onderwerp is gedetecteerd. De camera blijft
het onderwerp binnen een bepaald bereik
volgen, zelfs als het onderwerp beweegt.

wordt weergegeven waneer geen
onderwerp is gedetecteerd.
 Druk nogmaals op de knop q als u het volgen
wilt stoppen.
Maak de opname.
 Druk de ontspanknop half in.
verandert in
een blauw
dat het onderwerp volgt terwijl
de focus en belichting worden aangepast
(Servo AF) (p. 137).
 Druk de ontspanknop helemaal naar
beneden om de opname te maken.
 Zelfs nadat de opname is gemaakt, wordt
nog steeds weergegeven en blijft de camera
het onderwerp volgen.
136
Opnamebereik en scherpstellen
• [Servo AF] (zie hieronder) is ingesteld op [Aan] en kan niet
worden gewijzigd.
• Mogelijk kan de camera het onderwerp niet volgen als dit te klein is,
te snel beweegt of als het contrast tussen het onderwerp en de
achtergrond te klein is.
• [AF-Punt Zoom] op het tabblad 4 is niet beschikbaar.
• e is niet beschikbaar.
• De camera detecteert een onderwerp, zelfs wanneer u de ontspanknop half
ingedrukt houdt zonder op de knop q te drukken. Nadat u de opname maakt,
wordt
weergegeven in het midden van het scherm.
• Als u opnamen maakt in de modus f (p. 131), houdt u de knop q ten minste
één seconde ingedrukt.
• Als [Gezichts-ID] is ingesteld op [Aan] wordt namen niet weergegeven wanneer
er geregistreerde personen worden gedetecteerd, maar de namen worden wel
in de foto’s vastgelegd (p. 154). Er wordt echter een naam weergegeven als het
onderwerp waarop u wilt scherpstellen gelijk is aan een persoon die werd
gedetecteerd middels Gezichts-ID.
Foto’s
Opnamen maken met Servo AF
Deze modus helpt u om te voorkomen dat u foto’s mist van bewegende
onderwerpen, omdat de camera blijft scherpstellen op het onderwerp en
de belichting aanpast zolang u de ontspanknop half ingedrukt houdt.
Configureer de instelling.
 Druk op de knop n, kies [Servo AF]
op het tabblad 4 en kies [Aan] (p. 46).
Stel scherp.
 De focus en belichting blijven behouden als
het blauwe AF-kader wordt weergegeven
wanneer u de ontspanknop half indrukt.
137
Opnamebereik en scherpstellen
• In sommige opnameomstandigheden kan de camera mogelijk
niet scherpstellen.
• In omstandigheden met weinig licht worden de AF-kaders mogelijk
niet geactiveerd (en worden mogelijk niet blauw) wanneer u de
ontspanknop half indrukt. In dat geval worden de focus en belichting
ingesteld overeenkomstig de opgegeven modus voor AF Frame.
• Als er geen passende belichting kan worden gemaakt, worden de
sluitertijden en de diafragmawaarden in oranje weergegeven. Laat
de ontspanknop los en druk deze opnieuw half in.
• Opnamen maken met AF lock is niet beschikbaar.
• [AF-Punt Zoom] op het tabblad 4 is niet beschikbaar.
• Niet beschikbaar als u de zelfontspanner gebruikt (p. 70).
Foto’s
De focusinstelling veranderen
U kunt de standaardwaarden van de camera zo instellen dat deze constant
scherpstelt op de onderwerpen waarop deze wordt gericht, zelfs wanneer
de ontspanknop niet wordt ingedrukt. U kunt in plaats hiervan de camera
beperken tot scherpstellen op het moment waarop u de ontspanknop
half indrukt.
 Druk op de knop n, kies [Continu] op het
tabblad 4 en kies [Uit] (p. 46).
138
Aan
Helpt te voorkomen dat u onverwachte
fotokansen mist, doordat de camera continu
scherpstelt op onderwerpen totdat u de
ontspanknop half indrukt.
Uit
De camera stelt niet continu scherp, zodat de
batterij minder snel leeg is.
Opnamebereik en scherpstellen
Foto’s
Films
Opnamen maken met AF lock
U kunt de focus vergrendelen. Als de focus is vergrendeld, wordt de
focuspositie niet gewijzigd, zelfs niet als u de ontspanknop loslaat.
Vergrendel de focus.
 Houd de ontspanknop half ingedrukt en druk
op de knop q.
 De scherpstelling is nu vergrendeld en f en
de MF-indicator verschijnen op het scherm.
 Als u de focus wilt ontgrendelen nadat u de
ontspanknop hebt losgelaten, drukt u
opnieuw op de knop q en kiest u
(druk op
de knoppen qr of draai aan de knop 5.
Kies de compositie en maak
een opname.
139
Foto’s
Flitser
De flitser activeren
U kunt de flitser zo instellen dat deze altijd flitst als u een opname maakt.
Zie “Flitsbereik” (zie “Specificaties” (p. 36)) voor meer informatie over
het flitsbereik.
Configureer de instelling.
 Druk op de knop r, kies h (druk op de
knoppen qr of draai aan de knop 5) en druk
op de knop m.
 Als de flitser is ingeklapt, wordt deze
automatisch weer uitgeklapt.
 Als de instelling is voltooid, wordt h
weergegeven.
Opnamen maken met Slow sync
Met deze optie wordt geflitst om de helderheid van het hoofdonderwerp
(zoals mensen) te verbeteren terwijl de camera opnamen maakt met een korte
sluitertijd, zodat de helderheid wordt verbeterd van de achtergrond buiten
het flitsbereik.
Zie “Flitsbereik” (zie “Specificaties” (p. 36)) voor meer informatie over
het flitsbereik.
Configureer de instelling.
 Druk op de knop r, kies Z (druk op de
knoppen qr of draai aan de knop 5) en druk
op de knop m.
 Als de flitser is ingeklapt, wordt deze
automatisch weer uitgeklapt.
 Als de instelling is voltooid, wordt Z
weergegeven.
Maak de opname.
 Ook als u de flitser gebruikt, mag het
hoofdonderwerp niet bewegen totdat het
geluid van de ontspanknop stopt.
• Plaats de camera op een statief of neem andere maatregelen om de
camera stil te houden en camerabeweging te voorkomen. In dit geval
is de [IS modus] ingesteld op [Uit] (p. 143).
140
Flitser
De flitsbelichtingscompensatie aanpassen
Net als bij de normale belichtingscompensatie (p. 122) kunt u de
flitsbelichting aanpassen met stappen van 1/3 in een bereik van –2 tot +2.
 Druk op de knop m, kies X in het menu en
pas de instelling aan door op de knoppen
op te drukken of aan de knop 5 te draaien
(p. 45).
 Als de instelling is voltooid, wordt X
weergegeven.
• Wanneer de kans op overbelichting bestaat, past de camera tijdens het flitsen
automatisch de sluitertijd of diafragmawaarde aan om vervaagde highlights
te verminderen en opnamen te maken met een optimale belichting. U kunt
automatische aanpassing van sluitertijd of diafragmawaarde echter
uitschakelen door n (p. 46) te openen en [Veiligheids FE] in
[Flits Instellingen] op het tabblad 4 in te stellen op [Uit].
• U kunt de flitsbelichtingscompensatie ook instellen door n (p. 46) te openen
en te kiezen voor [Flitsbel. comp.] in [Flits Instellingen] op het tabblad 4.
• U kunt het scherm [Flits Instellingen] n ook als volgt openen.
- Druk op de knop r en druk vervolgens op de knop n.
141
Flitser
Opnamen maken met FE-lock
Net als met de AE lock (p. 123) kunt u de belichting vergrendelen voor het
maken van opnamen met de flitser.
Stel de flitser in op h (p. 140).
Vergrendel de flitsbelichting.
 Richt de camera met vergrendelde belichting
op het onderwerp waarvan u een opname wilt
maken. Houd de ontspanknop half ingedrukt
en druk op de knop o.
 De flitser gaat af en wanneer
wordt
weergegeven, blijf het flitsuitvoerniveau
behouden.
 Om FE te ontgrendelen laat u de
ontspanknop los en drukt u opnieuw op de
knop o. In dit geval wordt
niet meer
weergegeven.
Kies de compositie en maak
een opname.
 Na één opname wordt FE ontgrendeld en
wordt
• FE: Flitsbelichting
142
niet meer weergegeven.
Overige instellingen
Foto’s
Films
Instellingen van de IS-modus wijzigen
Open het instellingenscherm.
 Druk op de knop n, selecteer
[IS-instellingen] op het tabblad 4 en druk
vervolgens op de knop m (p. 46).
Configureer de instelling.
 Kies [IS modus] en kies vervolgens de
gewenste optie (p. 46).
Continu
Optimale beeldstabilisatie voor de
opnameomstandigheden wordt
automatisch toegepast (Intelligent IS)
(p. 67).
Opname*
Beeldstabilisatie is alleen actief op het
moment van de opname.
Uit
Schakelt de beedstabilisatie uit.
* De instelling wordt gewijzigd in [Continu] voor
filmopnamen.
• Wanneer beeldstabilisatie camerabeweging niet kan voorkomen,
plaatst u de camera op een statief of neemt u andere maatregelen
om de camera stil te houden. In dit geval is de [IS modus] ingesteld
op [Uit].
143
Overige instellingen
Films
Powered IS uitschakelen
Powered IS vermindert subtiele camerabewegingen die kunnen optreden
wanneer films worden opgenomen met een telelens. Het is echter mogelijk
dat deze optie niet het verwachte resultaat geeft bij flinke camerabewegingen
die kunnen optreden wanneer u lopend opneemt of de camera beweegt om
een bewegend onderwerp te volgen. In dit geval stelt u Powered IS in op [Uit].
 Voer de stappen in “Instellingen van de
IS-modus wijzigen” (p. 143) uit om het
scherm [IS-instellingen] te openen.
 Kies [Powered IS] en selecteer [Uit] (p. 46).
• De instellingen voor [Powered IS] worden niet toegepast als
[IS modus] is ingesteld op [Uit].
Foto’s
De compressieverhouding wijzigen
(beeldkwaliteit)
Selecteer als volgt een van de twee compressieverhoudingen:
(Superfijn),
(Fijn). Zie “Specificaties” (p. 36) voor richtlijnen hoeveel
opnamen bij elke compressieverhouding op een geheugenkaart passen.
Configureer de instelling.
 Druk op de knop m, kies
in het menu
en kies de gewenste optie (p. 45).
 De optie die u hebt ingesteld, wordt nu
weergegeven.
144
6
Tv-, Av- en M-modus
Maak slimmer geraffineerde opnamen
• In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de camera is ingesteld op de
betreffende modus.
145
Foto’s
Specifieke sluitertijden (Tv-modus)
Stel de gewenste sluitertijd in voordat u met het opnemen begint. Op de
camera wordt de diafragmawaarde automatisch aangepast aan de
ingestelde sluitertijd.
Zie “Specificaties” (p. 36) voor informatie over de beschikbare sluitertijden.
Open de modus M.
 Stel het programmakeuzewiel in op M.
Stel de sluitertijd in.
 Draai aan de knop 5 om de sluitertijd in
te stellen.
• Bij sluitertijden van 1,3 seconde of langere sluitertijden treedt een
vertraging op voordat u opnieuw een foto kunt maken, aangezien de
beelden worden verwerkt om ruis te verwijderen.
• Stel [IS modus] in op [Uit] wanneer u een langere sluitertijd gebruikt
en opnamen maakt met een statief (p. 143).
• De kortste sluitertijd voor het maken van opnamen met een flitser
is 1/2.000 seconde.
Als u een kortere sluitertijd selecteert, wordt de sluitertijd voordat
u opnamen kunt maken automatisch ingesteld op 1/2.000 seconde.
• Als u een sluitertijd van 1,3 seconde of een langere sluitertijd gebruikt,
is de ISO-waarde
. Deze waarde kan niet worden gewijzigd.
• Als de instellingen anders zijn dan de standaard
belichtingsinstellingen wanneer u de ontspanknop half indrukt,
worden de diafragmawaarden oranje weergegeven. Pas de sluitertijd
aan totdat de diafragmawaarde wit wordt weergegeven. U kunt ook
Safety Shift gebruiken (p. 147).
• M: tijdwaarde
146
Foto’s
Specifieke diafragmawaarden
(Av-modus)
Stel de gewenste diafragmawaarde in voordat u met het opnemen begint.
Op de camera wordt de sluitertijd automatisch aangepast aan de ingestelde
diafragmawaarde.
Zie “Specificaties” (p. 36) voor informatie over de beschikbare
diafragmawaarden.
Open de modus B.
 Stel het programmakeuzewiel in op B.
Stel de diafragmawaarde in.
 Draai aan de knop 5 om de
diafragmawaarde in te stellen.
• Als de instellingen anders zijn dan de standaard
belichtingsinstellingen wanneer u de ontspanknop half indrukt,
worden de sluitertijden oranje weergegeven. Pas de
diafragmawaarde aan totdat de sluitertijd wit wordt weergegeven.
U kunt ook Safety Shift gebruiken (zie hieronder).
• B: diafragmawaarde (de grootte van de irisopening in de lens)
• Ter voorkoming van belichtingsproblemen in de modus M en B kan de
sluitertijd of diafragmawaarde van de camera automatisch worden aangepast,
zelfs wanneer de standaard belichting niet op een andere manier kan worden
verkregen. Druk op de knop n en stel [Safety Shift] op het tabblad 4 in
op [Aan] (p. 46).
Safety Shift is echter uitgeschakeld wanneer de flitser flitst.
147
Foto’s
Specifieke sluitertijden en
diafragmawaarden (M-modus)
Voer de volgende stappen uit voor het instellen van de sluitertijd en
diafragmawaarde van uw voorkeur voordat u opnamen maakt, zodat u de
gewenste belichting krijgt.
Zie “Specificaties” (p. 36) voor informatie over beschikbare sluitertijden en
diafragmawaarden.
Open de modus D.
 Stel het programmakeuzewiel in op D.
Configureer de instelling.
 Druk op de knop o, selecteer dat u de
Diafragmawaarde
Sluitertijd
Standaardbelichtingsniveau
Belichtingsniveauteken
Indicator belichtingsniveau
sluitertijd of diafragmawaarde wilt aanpassen
en draai aan de knop 5 om een waarde op
te geven.
 Het belichtingsniveauteken, gebaseerd op de
door u opgegeven waarde, wordt
weergegeven op de indicator van het
belichtingsniveau ter vergelijking met het
standaard belichtingsniveau.
 Als het verschil ten opzichte van het standaard
belichtingsniveau groter is dan 2 stops, wordt
het belichtingsniveauteken oranje
weergegeven. Als u de ontspanknop half
indrukt, wordt “–2” of “+2” rechtsonder oranje
weergegeven.
• Na het instellen van de sluiterijd en diafragmawaarde kan het
belichtingsniveau wijzigen als u de zoom aanpast of een nieuwe
compositie voor de opname maakt.
• Afhankelijk van de ingestelde sluitertijd of diafragmawaarde, wordt de
helderheid van het scherm mogelijk aangepast. De helderheid van het
scherm wijzigt echter niet als de flitsermodus is ingesteld op h.
• Als u deze instelling die u niet hebt geconfigureerd in stap 2 (sluitertijd
of diafragmawaarde), automatisch wilt laten aanpassen aan de
standaardbelichting, drukt u op de knop o terwijl u de ontspanknop
half ingedrukt houdt. Standaardbelichting is in combinatie met
bepaalde instellingen niet mogelijk.
• Als u een sluitertijd van 1,3 seconde of een langere sluitertijd gebruikt,
is de ISO-waarde
. Deze waarde kan niet worden gewijzigd.
148
Specifieke sluitertijden en diafragmawaarden (M-modus)
• D: Handmatig
• De standaardbelichting wordt berekend op basis van de opgegeven
lichtmeetmethode (p. 123).
De flitsuitvoer aanpassen
Maak een keuze uit de drie niveaus voor flitsuitvoer in de modus D.
Open de modus D.
 Stel het programmakeuzewiel in op D.
Configureer de instelling.
 Druk op de knop m, kies X in het menu en
pas de instelling aan door op de knoppen
op te drukken of aan de knop 5 te draaien
(p. 45).
• U kunt de flitsuitvoer ook instellen door n (p. 46) te openen en [Flits output]
in [Flits Instellingen] te selecteren op het tabblad 4.
• In de modus M of B kunt u de flitsuitvoer instellen door n (p. 46)
te openen, [Flits Instellingen] te selecteren op het tabblad 4 en de optie
[Flits mode] in te stellen op [Handmatig].
• U kunt het scherm [Flits Instellingen] n ook als volgt openen.
- Wanneer de flitser is uitgeklapt, drukt u op de knop r en direct daarna op
de knop n.
149
150
7
Afspeelmodus
Veel plezier bij het bekijken van uw opnamen. U kunt ze
op tal van manieren doorbladeren en bewerken.
• Druk op de knop 1 om de afspeelmodus te openen en de camera op deze
handelingen voor te bereiden.
• Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de
bestandsnaam is gewijzigd en beelden die met een andere camera
zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet worden afgespeeld of bewerkt.
151
Foto’s
Films
Bekijken
Na het maken van foto’s of het opnemen van films kunt u deze, zoals hieronder
is beschreven, op het scherm bekijken.
Open de afspeelmodus.
 Druk op de knop 1.
 Uw laatste opname wordt weergegeven.
Blader door uw beelden.
 Als u het vorige beeld wilt bekijken, drukt u op
de knop q of draait u de knop 5 naar links.
Als u het volgende beeld wilt bekijken, drukt
u op de knop q of draait u de knop 5
naar links.
 Als u snel door uw opnamen wilt bladeren,
houdt u de knoppen qr ingedrukt. Het beeld
wordt daarbij onzuiver of korrelig
weergegeven.
 U kunt ook snel aan de knop 5 draaien
om Beeld scrollen te starten. Draai in deze
modus aan de knop 5 om door uw
opnamen te bladeren.
 Druk op de knop m om terug te keren naar
de enkelvoudige weergave.
 Druk in de modus Beeld scrollen op de
knoppen op om door beelden te bladeren
in de groepen van elke opnamedatum.
 Films zijn herkenbaar aan het pictogram
. Ga naar stap 3 als u films wilt afspelen.
152
Bekijken
Films afspelen
 Druk op de knop m, selecteer
(druk op
de knoppen op of draai aan de knop 5)
en druk vervolgens nogmaals op de knop m
om het afspelen te starten.
Pas het volume aan.
 Druk op de knoppen op om het volume aan
te passen.
Onderbreek het afspelen.
 Druk op de knop m als u het afspelen wilt
onderbreken. Het filmbedieningspaneel wordt
weergegeven. Als u het afspelen wilt
hervatten, drukt u op de knoppen qr of draait
u aan de knop 5 om
te selecteren.
Vervolgens drukt u op de knop m.
 Na afloop van de film verschijnt
.
• Als u vanuit de afspeelmodus naar de opnamemodus wilt gaan, drukt u de
ontspanknop half in.
• Als u Beeld scrollen wilt uitschakelen, drukt u op de knop n, selecteert
u [Beeld scrollen] op het tabblad 1 en selecteert u vervolgens [Uit].
• Voor afspelen vanaf het laatst bekeken beeld drukt u op de knop n,
selecteert u [Hervat] op het tabblad 1 en selecteert u vervolgens [Laatst gez].
• Voor het wijzigen van de weergegeven overgang tussen beelden drukt u op de
knop n, selecteert u [Overgang] op het tabblad 1 en drukt u op de
knoppen qr om het overgangseffect te kiezen.
153
Bekijken
Foto’s
Middels Gezichts-ID geselecteerde personen
controleren
Als u de camera op de korte informatieweergave instelt (zie hieronder),
worden de namen van maximaal vijf middels Gezichts-ID gedetecteerde
personen (p. 75) weergegeven.
Schakel over op korte
informatieweergave en controleer.
 Druk herhaaldelijk op de knop l totdat de
korte informatieweergave wordt geactiveerd.
Druk vervolgens op de knoppen qr of draai
aan de knop 5 om een beeld te selecteren.
 De namen worden op gedetecteerde
personen weergegeven.
• Als u geen namen wilt weergeven in foto’s die met behulp van Gezichts-ID zijn
gemaakt, drukt u op de knop n, selecteert u [Info gezichts-ID] op het
tabblad 1 en stelt u [Naam weerg.] in op [Uit].
Foto’s
Films
Schakelen tussen weergavemodi
Druk op de knop l om andere informatie weer te geven op het scherm
of om de informatie te verbergen. Zie p. 232 voor meer details over de
weergegeven informatie.
Geen informatie
weergegeven
Korte
informatieweergave
*Wordt niet weergegeven voor films.
154
Uitgebreide
informatieweergave
Hiermee kunt u
de scherpstelling
controleren
(p. 156)*
Bekijken
• U kunt ook schakelen tussen weergavemodi door direct nadat u de opname
hebt gemaakt op de knop l te drukken terwijl de opname wordt
weergegeven. De korte informatieweergave is echter niet beschikbaar. Als u de
oorspronkelijke weergavemodus wilt wijzigen, drukt u op de knop n en
selecteert u [Terugkijken] op het tabblad 4 (p. 94).
• Als u geen namen wilt weergeven in foto’s die met behulp van Gezichts-ID zijn
gemaakt, drukt u op de knop n, selecteert u [Info gezichts-ID] op het
tabblad 1 en stelt u [Naam weerg.] in op [Uit].
Overbelichtingswaarschuwing (voor highlights van beelden)
In de uitgebreide informatieweergave (p. 154) knipperen de vervaagde
highlights van het beeld op het scherm.
Histogram
Hoog
Laag
Donker
Helder
 De grafiek die verschijnt in de uitgebreide
informatieweergave (p. 234) is een histogram
dat de distributie van de helderheid in het
beeld toont. Op de horizontale as staat de
helderheidsgraad en de verticale geeft aan
welk gedeelte van het beeld zich op elk
helderheidsniveau bevindt. Het histogram
bekijken is een manier om de belichting
te controleren.
GPS-informatieweergave
SX260 HS
 Als u op de knop o drukt in de uitgebreide
informatieweergave, kunt u de
locatiegegevens (breedtegraad, lengtegraad
en hoogte die zijn opgenomen toen [GPS] werd
ingesteld op [Aan] (p. 53)) en de opnamedatum
en -tijd van foto’s en films controleren.
Van boven naar onder worden breedtegraad,
lengtegraad, hoogte en UTC getoond.
 Druk nogmaals op de knop o om terug te
keren naar de uitgebreide informatieweergave.
• Als [---] wordt weergegeven in plaats van numerieke waarden, betekent
dit dat de informatie niet is ontvangen van GPS-satellieten of dat een
nauwkeurige positionering niet mogelijk was.
• UTC: staat voor “Coordinated Universal Time” en komt vrijwel overeen met
Greenwich Mean Time.
155
Bekijken
Foto’s
De focus controleren
Als u de focus van uw opnamen wilt controleren, kunt u het gebied van het
beeld vergroten dat zich tijdens het maken van de opname binnen het
AF-kader bevindt.
Open Focus check.
 Druk op de knop l (p. 154).
 Er verschijnt een wit kader waar het AF-kader
zich bevond toen de focus werd ingesteld.
 In de afspeelmodus worden grijze kaders
weergegeven over gezichten die later
zijn gedetecteerd.
 Het gedeelte van het beeld binnen het oranje
kader wordt vergroot.
Schakel tussen kaders.
 Duw de zoomknop één keer naar k.
 Het scherm links wordt weergegeven.
 Druk op de knop m om naar een ander
kader te gaan wanneer er meerdere kaders
worden weergegeven.
Zoom in of uit of bekijk andere
beeldgebieden.
 Terwijl u de focus test, kunt u inzoomen
of uitzoomen met de zoomknop. Als u de
weergavepositie wilt aanpassen, drukt u op
de knoppen opqr.
 Druk op de knop n om terug te keren
naar de oorspronkelijke weergave in stap 1.
156
Door beelden bladeren en beelden filteren
Foto’s
Films
Bladeren door beelden in een index
U kunt snel de beelden vinden die u zoekt door meerdere beelden in een index
weer te geven.
Geef beelden weer in een index.
 Verschuif de zoomknop naar g als u beelden
in een index wilt weergeven. Als u de
zoomknop nogmaals verschuift, worden meer
beelden weergegeven.
 Verschuif de zoomknop naar k om minder
beelden weer te geven. Het aantal beelden
neemt elke keer af wanneer u de zoomknop
verschuift.
Selecteer een beeld.
 Draai aan de knop 5 om door de beelden
te bladeren.
 Druk op de knoppen opqr om een beeld
te selecteren.
 Er wordt een oranje kader rond het
geselecteerde beeld weergegeven.
 Druk op de knop m om het geselecteerde
beeld in de enkelvoudige weergave te bekijken.
Foto’s
Films
Zoeken naar beelden
Wanneer u naar beelden op een geheugenkaart met veel foto’s zoekt, kunt u
zoekvoorwaarden opgeven zodat alleen bepaalde beelden worden weergegeven.
U kunt ook alle beelden in een zoekresultaat tegelijk beveiligen (p. 165) of wissen
(p. 169).
Naam
Toont beelden van een geregistreerde persoon (p. 75).
Favorieten
Geeft beelden weer die zijn gemarkeerd als favoriet (p. 173).
Opnamedatum Geeft beelden weer die op een bepaalde datum zijn opgenomen.
; My Category
Geeft beelden weer uit een specifieke categorie (p. 174).
Foto/film
Geeft foto’s, films of films die zijn opgenomen in de modus
weer.
157
Door beelden bladeren en beelden filteren
Selecteer een zoekvoorwaarde.
 Druk op de knop m, kies
in het menu en
selecteer een voorwaarde (p. 45).
Bekijk de beeldzoekresultaten.
 Druk op de knoppen opqr of draai aan
de knop m om het type beelden te selecteren
dat u wilt bekijken. (Behalve wanneer
u beelden zoekt op
.)
 Beelden die voldoen aan de zoekvoorwaarden
worden in een geel kader getoond.
 Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
5 om de beeldzoekresultaten weer te geven.
 Kies
in stap 1 om het zoeken naar
beelden te annuleren.
• Als op de camera geen overeenkomstige beelden voor een bepaalde
zoekwaarde zijn gevonden, zijn die voorwaarden niet beschikbaar.
• Opties voor het weergeven van beelden in een zoekresultaat (stap 3) zijn
“Bladeren door beelden in een index” (p. 157), “Diavoorstellingen bekijken”
(p. 162) en “Beelden vergroten” (p. 162). U kunt alle beelden in een
zoekresultaat tegelijk beveiligen, wissen of afdrukken door “Alle beelden
zoekopdr. sel.” te selecteren in “Beelden beveiligen” (p. 165), “Alle beelden
wissen” (p. 169), “Beelden toevoegen aan de Printlijst (DPOF)” (p. 216) of
“Beelden toevoegen aan een fotoboek” (p. 220).
• Als u beelden opnieuw in categorieën indeelt (p. 174) of ze bewerkt en opslaat
als nieuwe beelden (p. 178), wordt er een bericht weergegeven en wordt beeld
zoeken gestopt.
158
Door beelden bladeren en beelden filteren
Films
Films weergeven die zijn gemaakt met filmsynopsis
Films die zijn gemaakt in de modus
worden bekeken.
(p. 98) kunnen op datum
Selecteer een film.
 Druk op de knop m, selecteer
in het
menu en selecteer de datum (p. 45).
Speel de film af.
 Druk op de knop m als u het afspelen
wilt starten.
Foto’s
Afzonderlijke beelden in een groep weergeven
Gegroepeerde beelden die in de modus
zijn gemaakt (p. 106) worden
over het algemeen samen getoond, maar kunnen ook afzonderlijk worden
weergegeven.
Selecteer een beeldgroep.
 Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
5 om een beeld met het label
te selecteren.
Selecteer
.
 Druk op de knop m en selecteer
in
het menu (p. 45).
159
Gezichts-ID-gegevens bewerken
Geef de afzonderlijke beelden in de
groep weer.
 Als u op de knoppen qr drukt of aan de knop
5 draait, worden alleen de beelden in de
groep weergegeven.
 Druk op de knop m, selecteer
in het
menu en druk nogmaals op de knop m om
te stoppen met afspelen in een groep (p. 45).
• Bij groep afspelen (stap 3) kunt u de functies van het functiemenu gebruiken
door op de knop m te drukken. U kunt ook snel door beelden bladeren (p. 157)
en ze vergroten (p. 162). U kunt alle beelden in een groep tegelijk beveiligen,
wissen of afdrukken door “Hele groep selecteren” te selecteren in “Beelden
beveiligen” (p. 165), “Alle beelden wissen” (p. 169), “Beelden toevoegen aan de
Printlijst (DPOF)” (p. 216) of “Beelden toevoegen aan een fotoboek” (p. 220).
• Druk op de knop n, selecteer [Beelden groep.] op het tabblad 1 en
selecteer [Uit] (p. 46) als u het groeperen van de beelden ongedaan wilt maken,
zodat u ze afzonderlijk kunt bekijken. Het groeperen van gegroepeerde beelden
kan echter tijdens het afspelen van afzonderlijke beelden niet worden opgeheven.
Foto’s
Gezichts-ID-gegevens bewerken
Als u tijdens het afspelen merkt dat een naam incorrect is, kunt u deze
wijzigen of wissen.
U kunt echter geen namen toevoegen voor personen die niet door Gezichts-ID
gedetecteerd zijn (namen worden niet weergegeven en voor personen
waarvan de naam is gewist.
Namen wijzigen
Open het instellingenscherm.
 Druk op de knop n en selecteer
[Info gezichts-ID] op het tabblad 1 (p. 46).
 Druk op de knoppen op of draai aan de
knop 5 om [ID-info bew.] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
160
Gezichts-ID-gegevens bewerken
Selecteer een beeld.
 Volg de procedure op p. 25, selecteer
een beeld en druk op de knop m.
 Er wordt een oranje kader rond het
geselecteerde gezicht weergegeven.
Wanneer er meerdere namen in een beeld
worden weergegeven, drukt u op de knoppen
qr of draait u aan de knop 5 om de te
wijzigen naam te selecteren. Druk vervolgens
op de knop m.
Selecteer [Overschrijven].
 Druk op de knoppen opqr of draai aan
de knop 5 en selecteer [Overschrijven].
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer de naam van de persoon
die u wilt overschrijven.
 Voer stap 2 op p. 81 uit en selecteer de naam
van de persoon die u wilt wijzigen.
Namen wissen
 Voer stap 3 hierboven uit, selecteer [Wissen]
en druk op de knop m.
 Als [Wissen ?] verschijnt, drukt u op de
knoppen qr of draait u aan de knop 5 om
[OK] te selecteren en vervolgens drukt u op
de knop m.
161
Opties voor het weergeven van foto’s
Foto’s
Beelden vergroten
Vergroot een beeld.
 Verschuif de zoomknop naar k als u wilt
inzoomen op het beeld en het beeld wilt
vergroten. Als u de zoomknop vasthoudt,
wordt er verder ingezoomd tot een factor
van 10x.
 Verschuif de zoomknop naar g om uit te
zoomen. Als u de zoomknop vasthoudt, keert
u terug naar de enkelvoudige weergave.
Verschuif de weergavelocatie en
schakel indien nodig tussen beelden.
Geschatte locatie van
weergegeven gebied
 Als u de weergavepositie wilt verschuiven,
drukt u op de knoppen opqr.
 Draai tijdens het inzoomen aan de knop 5
als u tussen beelden wilt schakelen.
• U kunt direct van de vergrote weergave naar de enkelvoudige weergave gaan
door op de knop n te drukken.
Foto’s
Films
Diavoorstellingen bekijken
Beelden die zijn opgeslagen op een geheugenkaart, kunt u als volgt
automatisch afspelen. Elk beeld wordt ongeveer 3 seconden weergegeven.
Selecteer een overgang voor de
diavoorstelling en start het afspelen.
 Druk op de knop m, selecteer . in het menu
en selecteer de gewenste optie (p. 45).
 De diavoorstelling begint enkele seconden
nadat [Laden van beeld..] wordt weergegeven.
 Druk op de knop n om de
diavoorstelling te beëindigen.
162
Opties voor het weergeven van foto’s
• De spaarstandfuncties van de camera (p. 42) werken niet tijdens
diavoorstellingen.
• Druk op de knop m als u het afspelen van diavoorstellingen wilt onderbreken
of hervatten.
• Tijdens het afspelen kunt u schakelen naar andere beelden als u op de knoppen
qr drukt of aan de knop 5 draait. Houd voor vooruitspoelen of
achteruitspoelen de knoppen qr ingedrukt.
• In de modus voor beeld zoeken (p. 157) worden alleen beelden afgespeeld die
overeenkomen met de zoekvoorwaarden.
Instellingen voor diavoorstellingen wijzigen
U kunt instellen dat de diavoorstelling wordt herhaald of u kunt overgangen
tussen beelden en de weergaveduur van elk beeld wijzigen. U kunt kiezen uit
zes overgangseffecten tussen beelden.
Open het instellingenscherm.
 Druk op de knop n en selecteer
[Diavoorstelling] op het tabblad 1 (p. 46).
Configureer de instellingen.
 Selecteer het menu-item dat u wilt
configureren en selecteer de gewenste
optie (p. 46).
 Selecteer [Start] en druk op m als u de
diavoorstelling volgens uw instellingen
wilt starten.
 Druk op n om terug te keren naar
het menuscherm.
• U kunt [Speeltijd] niet wijzigen als [Bubbel] is geselecteerd bij [Effect].
163
Opties voor het weergeven van foto’s
Foto’s
Vergelijkbare beelden automatisch afspelen
(Smart Shuffle)
Op basis van het huidige beeld staan op de camera vier vergelijkbare
beelden die u wellicht ook wilt bekijken. Nadat u een van deze beelden hebt
geselecteerd, worden op de camera opnieuw vier beelden weergegeven,
zodat u beelden in een onverwachte volgorde kunt afspelen. Probeer deze
functie eens als u veel opnamen hebt gemaakt, in verschillende omgevingen.
Selecteer Smart Shuffle.
 Druk op de knop m en selecteer
in het
menu (p. 45).
 Vier beelden worden weergegeven als
mogelijke optie.
Selecteer een beeld.
 Druk op de knoppen opqr om het volgende
beeld te selecteren dat u wilt weergeven.
 Het geselecteerde beeld wordt in het midden
weergegeven, omgeven door de volgende
vier mogelijke beelden.
 Als u op de knop m drukt, verschijnt het
middelste beeld op volledige grootte.
Druk nogmaals op de knop m om terug te
keren naar de oorspronkelijke weergave.
 Druk op de knop n om terug te keren
naar de enkelvoudige weergave.
• U kunt in Smart Shuffle alleen foto’s afspelen die met deze camera
zijn gemaakt.
• [Smart Shuffle] is niet beschikbaar in de volgende situaties:
- Als er minder dan 50 beelden met deze camera zijn gemaakt
- Als op dit moment een niet-ondersteund beeld wordt weergegeven;
- Wanneer u de functie beeld zoeken gebruikt (p. 157)
- Tijdens groep afspelen (p. 159)
164
Foto’s
Films
Beelden beveiligen
Beveilig belangrijke beelden, zodat ze niet per ongeluk door de camera
kunnen worden gewist (p. 169).
 Druk op de knop m en selecteer : in het
menu (p. 45). [Beveiligd] wordt
weergegeven.
 Herhaal deze procedure als u de beveiliging
wilt annuleren en selecteer : nogmaals.
Druk vervolgens op de knop m.
• Als u de geheugenkaart formatteert (pp. 191, 192), worden
beveiligde beelden ook gewist.
• Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist door de camera. U moet eerst
de beveiligingsinstellingen opheffen voordat u ze kunt wissen.
Een selectiemethode selecteren
Open het instellingenscherm.
 Druk op de knop n en selecteer
[Beveilig] op het tabblad 1 (p. 46).
Selecteer een selectiemethode.
 Selecteer een menu-item en een instelling,
indien gewenst (p. 46).
 Druk op n om terug te keren naar
het menuscherm.
• Als u de geheugenkaart formatteert (pp. 191, 192), worden
beveiligde beelden ook gewist.
165
Beelden beveiligen
• Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist door de camera. U moet eerst
de beveiligingsinstellingen opheffen voordat u ze kunt wissen.
Afzonderlijke beelden selecteren
Kies [Selectie].
 Volg stap 2 op p. 165 om [Selectie] te
selecteren en druk op de knop m.
Selecteer een beeld.
 Druk op de knoppen qr of draai aan de
knop 5 om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
wordt weergegeven.
 Als u de beveiliging wilt opheffen, drukt u
nogmaals op de knop m.
verdwijnt.
 Herhaal deze procedure om andere beelden
op te geven.
Beveilig het beeld.
 Druk op de knop n. Er verschijnt een
bevestigingsbericht op het scherm.
 Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
5 om [OK] te selecteren. Druk vervolgens
op de knop m.
• Als u overschakelt naar de opnamemodus of de camera uitschakelt
voordat u de instellingsprocedure in stap 3 hebt voltooid, worden de
beelden niet beveiligd.
166
Beelden beveiligen
Een reeks selecteren
Selecteer [Select. reeks].
 Volg stap 2 op p. 165 om [Select. reeks]
te selecteren en druk op de knop m.
Selecteer het eerste beeld.
 Druk op de knop m.
 Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
5 en selecteer het beeld. Druk vervolgens
op de knop m.
Selecteer het laatste beeld.
 Druk op de knop r, selecteer [Laatste beeld]
en druk op de knop m.
 Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
5 en selecteer het beeld. Druk vervolgens
op de knop m.
 Beelden vóór het eerste beeld kunt u niet als
het laatste beeld selecteren.
167
Beelden beveiligen
Beveilig de beelden.
 Druk op de knop p, selecteer [Beveilig] en
druk op de knop m.
• U kunt ook het eerste of het laatste beeld selecteren door aan de knop 5
te draaien terwijl het bovenste scherm in stap 2 en 3 wordt weergegeven.
Alle beelden in één keer opgeven
Selecteer [Sel. alle beelden].
 Volg stap 2 op p. 165, selecteer [Sel. alle
beelden] en druk op de knop m.
Beveilig de beelden.
 Druk op de knoppen op of draai aan de
knop 5 om [Beveilig] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
• U kunt de beveiliging van groepen beelden opheffen door [Beveilig. uit] te
selecteren in stap 4 van “Een reeks selecteren” of in stap 2 van “Alle beelden
in één keer opgeven”.
168
Foto’s
Films
Beelden wissen
U kunt beelden die u niet meer nodig hebt één voor één selecteren en wissen.
Wees voorzichtig bij het wissen van beelden, want ze kunnen niet
worden hersteld.
Selecteer het beeld dat u wilt wissen.
 Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
5 om een beeld te selecteren.
Wis het beeld.
 Druk op de knop p.
 Als [Wissen ?] verschijnt, drukt u op de
knoppen qr of draait u aan de knop 5 om
[Wissen] te selecteren en vervolgens drukt
u op de knop m.
 Het huidige beeld wordt nu gewist.
 Om het wissen te annuleren, drukt u op de
knoppen qr of u draait aan de knop 5 om
[Stop] te kiezen. Druk vervolgens op de
knop m.
Alle beelden wissen
U kunt alle beelden tegelijk wissen. Wees voorzichtig bij het wissen van
beelden, want ze kunnen niet worden hersteld. Beveiligde beelden (p. 165)
kunt u niet wissen.
Een selectiemethode selecteren
Open het instellingenscherm.
 Druk op de knop n en selecteer
vervolgens [Wissen] op het tabblad 1 (p. 46).
Selecteer een selectiemethode.
 Selecteer een menu-item en een instelling,
indien gewenst (p. 46).
 Druk op n om terug te keren naar
het menuscherm.
169
Beelden wissen
Afzonderlijke beelden selecteren
Kies [Selectie].
 Volg stap 2 op p. 169 om [Selectie] te
selecteren en druk op de knop m.
Selecteer een beeld.
 Als u stap 2 op p. 166 uitvoert om een beeld
te selecteren, verschijnt
op het scherm.
 Als u het wissen wilt annuleren, drukt u
nogmaals op de knop m.
verdwijnt.
 Herhaal deze procedure om andere beelden
op te geven.
Wis het beeld.
 Druk op de knop n. Er verschijnt een
bevestigingsbericht op het scherm.
 Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
5 om [OK] te selecteren. Druk vervolgens
op de knop m.
Een reeks selecteren
Selecteer [Select. reeks].
 Volg stap 2 op p. 169 om [Select. reeks]
te selecteren en druk op de knop m.
Selecteer de beelden.
 Volg stap 2–3 op p. 167 om beelden op
te geven.
Wis de beelden.
 Druk op de knop p om [Wissen] te
selecteren. Druk vervolgens op de knop m.
170
Beelden roteren
Alle beelden in één keer opgeven
Selecteer [Sel. alle beelden].
 Volg stap 2 op p. 169, selecteer [Sel. alle
beelden] en druk op de knop m.
Wis de beelden.
 Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
5 om [OK] te selecteren. Druk vervolgens
op de knop m.
Foto’s
Films
Beelden roteren
Wijzig de stand van beelden en sla ze als volgt op.
Selecteer \.
 Druk op de knop m en selecteer \ in het
menu (p. 45).
Draai het beeld.
 Druk op de knop q of r, afhankelijk van de
gewenste richting. Het beeld wordt telkens
als u op de knop drukt 90° geroteerd. Druk op
de knop m om de instelling te voltooien.
171
Beelden roteren
Via het menu
Selecteer [Roteren].
 Druk op de knop n en selecteer
[Roteren] op het tabblad 1 (p. 46).
Draai het beeld.
 Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
5 om een beeld te selecteren.
 Het beeld wordt telkens als u op de knop m
drukt 90° geroteerd.
 Druk op n om terug te keren naar
het menuscherm.
• Films met een beeldkwaliteit van
of
kunnen niet worden
geroteerd.
• Rotatie is niet mogelijk als [Autom. draaien] is ingesteld op [Uit]
(zie hieronder).
Automatisch draaien uitschakelen
Voer deze stappen uit om automatisch draaien door de camera uit te
schakelen. Bij automatisch draaien worden beelden die in verticale richting
zijn opgenomen automatisch verticaal weergegeven op de camera.
 Druk op de knop n om [Autom. draaien]
te selecteren op het tabblad 1.
Selecteer vervolgens [Uit] (p. 46).
172
Beeldcategorieën
• Beelden kunnen niet worden geroteerd (p. 171) als u [Autom.
draaien] instelt op [Uit]. Daarnaast worden reeds geroteerde beelden
ook in hun oorspronkelijke richting weergegeven.
• In de modus Smart Shuffle (p. 164) worden beelden die verticaal zijn
gemaakt verticaal weergegeven, zelfs als [Autom. draaien] is ingesteld
op [Uit], en verschijnen gedraaide beelden in de gedraaide stand.
Foto’s
Films
Beeldcategorieën
U kunt beelden als favoriet markeren en ze toewijzen aan My Category
(p. 174). Als u bij beeld zoeken een categorie kiest, kunt u de volgende
handelingen beperken tot die beelden.
• Bekijken (p. 97), Diavoorstellingen bekijken (p. 162), Beelden beveiligen
(p. 165), Beelden wissen (p. 169), Beelden toevoegen aan de Printlijst
(DPOF) (p. 216), Beelden toevoegen aan een fotoboek (p. 220)
Beelden markeren als favoriet
 Druk op de knop m en selecteer
in het
menu (p. 45).
 [Gemarkeerd als favoriet] wordt weergegeven.
 Als u de markering van het beeld wilt opheffen,
herhaalt u deze procedure en selecteert u
nogmaals. Druk vervolgens op de knop m.
Via het menu
Selecteer [Favorieten].
 Druk op de knop n en selecteer
[Favorieten] op het tabblad 1 (p. 46).
173
Beeldcategorieën
Selecteer een beeld.
 Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
5 om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
wordt weergegeven.
 Als u de markering van het beeld wilt opheffen,
drukt u nogmaals op m.
verdwijnt.
 Herhaal deze procedure als u meerdere
beelden wilt selecteren.
Voltooi de instellingsprocedure.
 Druk op de knop n. Er verschijnt een
bevestigingsbericht op het scherm.
 Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
5 om [OK] te selecteren. Druk vervolgens
op de knop m.
• Als u overschakelt naar de opnamemodus of de camera uitschakelt
voordat u de instellingsprocedure in stap 3 hebt voltooid, worden de
beelden niet gemarkeerd als favoriet.
• Als u Windows 7 of Windows Vista gebruikt en favoriete beelden overdraagt
naar de computer, worden aan deze beelden drie sterren (
)
toegewezen. (Geldt niet voor films.)
Beelden indelen in categorieën (My Category)
U kunt beelden indelen in categorieën. Beelden worden tijdens de opname
automatisch in categorieën ingedeeld aan de hand van de
opnameomstandigheden.
: Beelden met gedetecteerde gezichten of beelden die zijn opgenomen
in de modus I of
.
: Beelden die worden gedetecteerd als
,
of
in de modus A,
of beelden die zijn opgenomen in de modus
.
: Beelden die zijn opgenomen in de modus S, P of t.
Selecteer een categorie.
 Druk op de knop m en selecteer ; in het
menu (p. 45).
174
Beeldcategorieën
Selecteer de beelden.
 Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
5 om een beeld te selecteren. Druk op de
knoppen op om een categorie te selecteren
wordt
en druk vervolgens op de knop m.
weergegeven.
 Als u de selectie wilt opheffen, drukt u
nogmaals op de knop m.
verdwijnt.
 Herhaal deze procedure om andere beelden
op te geven.
Voltooi de instellingsprocedure.
 Druk op de knop n. Er verschijnt een
bevestigingsbericht op het scherm.
 Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
5 om [OK] te selecteren. Druk vervolgens
op de knop m.
• Als u overschakelt naar de opnamemodus of de camera uitschakelt
voordat u de instellingsprocedure in stap 3 hebt voltooid, worden de
beelden niet toegewezen aan een categorie.
Via het menu
Open het instellingenscherm.
 Druk op de knop n en selecteer
[My Category] op het tabblad 1 (p. 46).
Selecteer een selectiemethode.
 Selecteer een menu-item en een instelling,
indien gewenst (p. 46).
 Druk op n om terug te keren naar
het menuscherm.
175
Beeldcategorieën
Afzonderlijke beelden selecteren
Kies [Selectie].
 Volg stap 2 op p. 175 om [Selectie] te
selecteren en druk op de knop m.
Selecteer een beeld.
 Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
5 om een beeld te selecteren.
Selecteer een categorie.
 Druk op de knoppen op om een categorie
te selecteren en druk vervolgens op de knop
m.
wordt weergegeven.
 Als u de selectie wilt opheffen, drukt u
nogmaals op de knop m.
verdwijnt.
 Herhaal deze procedure als u meerdere
beelden wilt selecteren.
Voltooi de instellingsprocedure.
 Druk op de knop n. Er verschijnt een
bevestigingsbericht op het scherm. Druk op
de knoppen qr of draai aan de knop 5 om
[OK] te selecteren. Druk vervolgens op de
knop m.
• Als u overschakelt naar de opnamemodus of de camera uitschakelt
voordat u de instellingsprocedure in stap 4 hebt voltooid, worden de
beelden niet toegewezen aan een categorie.
176
Beeldcategorieën
Een reeks selecteren
Selecteer [Select. reeks].
 Volg stap 2 op p. 175 om [Select. reeks]
te selecteren en druk op de knop m.
Selecteer de beelden.
 Volg stap 2–3 op p. 167 om beelden op
te geven.
Selecteer een categorie.
 Druk op de knop p om het type beeld te
selecteren en druk vervolgens op de
knoppen qr of draai aan de knop 5 om
een categorie te selecteren.
Voltooi de instellingsprocedure.
 Druk op de knop p om [Selecteer] te
selecteren en druk vervolgens op de knop m.
• Als u [Niet select.] selecteert bij stap 4, kunt u de selectie van alle beelden in de
categorie [Select. reeks] opheffen.
177
Foto’s
Foto’s bewerken
• Beeldbewerking (pp. 178–183) is alleen mogelijk als er op de
geheugenkaart voldoende vrije ruimte is.
Het formaat van beelden wijzigen
Bewaar een kopie van beelden op een lagere resolutie.
Selecteer [Veranderen].
 Druk op de knop n en selecteer
[Veranderen] op het tabblad 1 (p. 46).
Selecteer een beeld.
 Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
5 en selecteer het beeld. Druk vervolgens
op de knop m.
Selecteer een beeldformaat.
 Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
5 om het formaat te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
 [Nieuw beeld opslaan?] wordt weergegeven.
Sla het nieuwe beeld op.
 Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
5 om [OK] te selecteren. Druk vervolgens
op de knop m.
 Het beeld wordt nu opgeslagen als een
nieuw bestand.
Bekijk het nieuwe beeld.
 Druk op de knop n. [Nieuw beeld
weergeven?] wordt weergegeven.
 Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
5 om [Ja] te selecteren en druk vervolgens
op de knop m.
 Het opgeslagen beeld wordt nu weergegeven.
178
Foto’s bewerken
• Beelden die in stap 3 zijn opgeslagen als
worden bewerkt.
, kunnen niet
• Beelden kunnen niet worden voorzien van een hogere resolutie.
Bijsnijden
U kunt een gedeelte van een beeld opgeven om als afzonderlijk
afbeeldingsbestand op te slaan.
Selecteer [Trimmen].
 Druk op de knop n en selecteer
[Trimmen] op het tabblad 1 (p. 46).
Selecteer een beeld.
 Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
5 en selecteer het beeld. Druk vervolgens
op de knop m.
179
Foto’s bewerken
Bijsnijgebied
Pas het bijsnijgebied aan.
 Er verschijnt een kader rond het gedeelte van
het beeld dat u wilt bijsnijden.
 Het oorspronkelijke beeld wordt linksboven in
Voorbeeld van beeld
na bijsnijden
Resolutie na bijsnijden
het scherm weergegeven en een voorbeeld
van het bijgesneden beeld wordt rechtsboven
weergegeven.
 Om de grootte van het kader te wijzigen,
beweegt u de zoomknop.
 Als u het kader wilt verplaatsen, drukt u op
de knoppen opqr.
 Als u de richting van het kader wilt wijzigen,
drukt u op de knop l.
 In een beeld met gedetecteerde gezichten
verschijnen grijze kaders rond de gezichten
linksboven in het beeld. Deze kaders kunt
u gebruiken voor het bijsnijden. U kunt
desgewenst schakelen tussen kaders door
aan de knop 5 te draaien.
 Druk op de knop m.
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en bekijk dit.
 Volg stap 4–5 op p. 178.
• Het is niet mogelijk om beelden te bewerken die zijn opgenomen met
een resolutie van
(p. 85) of waarvan de grootte is gewijzigd in
(p. 178).
• Beelden waarvoor bijsnijden wordt ondersteund, behouden dezelfde
verhouding na het bijsnijden.
• Bijgesneden beelden hebben een lagere resolutie dan niet-bijgesneden beelden.
• Als u foto’s bijsnijdt die zijn opgenomen met behulp van Gezichts-ID, blijven
alleen de namen van de personen in het bijgesneden beeld over.
180
Foto’s bewerken
De kleurtoon van een beeld wijzigen (My Colors)
U kunt de kleuren van een beeld wijzigen en het gewijzigde beeld opslaan als
een apart bestand. Zie p. 128 voor meer informatie over elke optie.
Selecteer [My Colors].
 Druk op de knop n en selecteer
[My Colors] op het tabblad 1 (p. 46).
Selecteer een beeld.
 Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
5 en selecteer het beeld. Druk vervolgens
op de knop m.
Selecteer een optie.
 Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
5 om een optie te selecteren en druk
vervolgens op de knop m.
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en bekijk dit.
 Volg stap 4–5 op p. 178.
• Als u beelden meerdere keren op deze manier bewerkt, neemt de
kwaliteit geleidelijk af en krijgt u mogelijk niet de gewenste kleur.
• De kleur van de beelden die u met deze functie hebt bewerkt, kan licht afwijken
van die van de beelden die zijn opgenomen met de functie My Colors (p. 128).
181
Foto’s bewerken
De helderheid corrigeren (i-Contrast)
Extreem heldere of donkere gebieden (zoals gezichten of achtergronden)
kunnen worden gedetecteerd en automatisch worden aangepast aan de
optimale helderheid. Als het gehele beeld niet genoeg contrast heeft, kan dat
voor het maken van opnamen ook automatisch worden gecorrigeerd, zodat
onderwerpen beter opvallen. Kies uit vier correctieniveaus, en sla het beeld
vervolgens op als een apart bestand.
Selecteer [i-Contrast].
 Druk op de knop n en selecteer
[i-Contrast] op het tabblad 1 (p. 46).
Selecteer een beeld.
 Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
5 om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een optie.
 Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
5 om een optie te selecteren en druk
vervolgens op de knop m.
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en bekijk dit.
 Volg stap 4–5 op p. 178.
• Bij sommige beelden kan de correctie onnauwkeurig zijn of kan
korrelige beelden veroorzaken.
• Beelden zien er wellicht korrelig uit nadat u ze herhaaldelijk hebt
bewerkt met behulp van deze functie.
• Als met [Auto] niet de verwachte resultaten kunnen worden bereikt,
probeert u de beelden te corrigeren met [Laag], [Middel] of [Hoog].
182
Foto’s bewerken
Rode ogen corrigeren
Hiermee corrigeert u automatisch beelden met rode ogen. U kunt het
gecorrigeerde beeld opslaan als een afzonderlijk bestand.
Selecteer [Rode-Ogen Corr.].
 Druk op de knop n en selecteer
[Rode-Ogen Corr.] op het tabblad 1 (p. 46).
Selecteer een beeld.
 Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
5 om een beeld te selecteren.
Corrigeer het beeld.
 Druk op de knop m.
 Het gebied met rode ogen dat door de camera
wordt gedetecteerd, wordt nu gecorrigeerd en
er worden kaders weergegeven om de
gecorrigeerde gedeelten op het beeld.
 Vergroot of verklein de beelden naar wens.
Voer de stappen uit in “Beelden vergroten”
(p. 162).
Sla het beeld op als een nieuw
beeld en bekijk dit.
 Druk op de knoppen opqr of draai aan de
knop 5 om [Nieuw bestand] te selecteren
en druk vervolgens op de knop m.
 Het beeld wordt nu opgeslagen als een
nieuw bestand.
 Volg stap 5 op p. 178.
• Sommige beelden worden mogelijk niet juist gecorrigeerd.
• Als u bij stap 4 [Overschrijven] selecteert, wordt het oorspronkelijke
beeld overschreven door het gecorrigeerde beeld. Het oorspronkelijke
beeld wordt dan gewist.
• Beveiligde beelden kunnen niet worden overschreven.
183
Films
Films bewerken
U kunt films inkorten door onnodige delen aan het begin en eind te verwijderen.
Selecteer *.
 Volg stap 1–3 op p. 152, selecteer * en druk
op de knop m.
 Het filmbewerkingspaneel en de
bewerkingsbalk worden nu weergegeven.
Filmbewerkingspaneel
Geef aan welke delen u eruit
wilt knippen.
 Druk op de knoppen op en selecteer
of
.
 Als u de delen wilt weergeven die u kunt
Bewerkingsbalk voor films
afsnijden (aangegeven met
op het
scherm), drukt u op de knoppen qr of draait
u aan de knop 5 om te verschuiven.
Snijd het begin van de film af (vanaf
) door
te selecteren en snijd het einde van de
film af met behulp van
.
 Zelfs als u verplaatst naar een andere
markering dan
, wordt alleen het gedeelte
vanaf het dichtstbijzijnde
aan de
linkerzijde afgesneden wanneer
wordt
geselecteerd en alleen het gedeelte vanaf
het dichtstbijzijnde
aan de rechterzijde
wordt afgesneden wanneer
wordt geselecteerd.
Bekijk de bewerkte film.
 Druk op de knoppen op om
te
selecteren en druk vervolgens op de knop
m. De bewerkte film wordt nu afgespeeld.
 Herhaal stap 2 als u de film nog een keer
wilt bewerken.
184
Films bewerken
 Als u de bewerking wilt annuleren, drukt u op
op en selecteert u
. Druk op de knop
m, selecteer [OK] (druk op de knoppen qr
of draai aan de knop 5) en druk nogmaals
op de knop m.
Sla de bewerkte film op.
 Druk op de knoppen op om
te selecteren
en druk vervolgens op de knop m.
 Druk op de knoppen opqr of draai aan de
knop 5 om [Nieuw bestand] te selecteren
en druk vervolgens op de knop m.
 De film wordt nu opgeslagen als een
nieuw bestand.
• Als u bij stap 4 [Overschrijven] selecteert, wordt de oorspronkelijke
film overschreven door de afgesneden film. De oorspronkelijke film
wordt dan gewist.
• [Overschrijven] is alleen mogelijk als er op de geheugenkaart niet
voldoende vrije ruimte is.
• Als de batterij halverwege het opslaan leeg raakt, worden films
mogelijk niet opgeslagen.
• Gebruik tijdens het bewerken van films een volledig opgeladen
batterij of een voedingsadapterset (afzonderlijk verkrijgbaar) (p. 203).
185
186
8
Menu Instellingen
Basisfuncties van de camera aanpassen voor
meer gebruiksgemak
187
Basisfuncties van de camera aanpassen
Functies kunnen worden ingesteld op het tabblad 3. Voor meer
gebruiksgemak kunt u handige en veelgebruikte functies naar wens
aanpassen (p. 46).
Camerageluiden dempen
U dempt camerageluiden en films als volgt.
 Selecteer [mute] en kies vervolgens [Aan].
• U kunt de camerageluiden ook dempen door de knop l ingedrukt te
houden terwijl u de camera inschakelt.
• Als u de camerageluiden dempt, worden films afgespeeld zonder geluid
(p. 152). Om films weer af te spelen met geluid, drukt u op de knop o.
Pas het volume naar wens aan met de knoppen op.
• U kunt de geluidsinstellingen niet wijzigen in de modus
(p. 116).
Het volume aanpassen
U past het volume van afzonderlijke camerageluiden als volgt aan.
 Selecteer [Volume] en druk op de knop m.
 Selecteer een item en druk vervolgens op de
knoppen qr om het volume aan te passen.
188
Basisfuncties van de camera aanpassen
Geluiden aanpassen
U past bedieningsgeluiden van de camera als volgt aan.
 Selecteer [Geluidsopties] en druk op de
knop m.
 Selecteer een item en druk vervolgens op de
knoppen qr om een optie te selecteren.
1
Vooringestelde geluiden
(kunnen niet worden gewijzigd)
2
Vooringestelde geluiden
Kunnen worden gewijzigd via de
meegeleverde software.
• Het standaard sluitergeluid wordt gebruikt in de modus
ongeacht de wijzigingen in [Sluiter geluid].
• U kunt de geluidsinstellingen niet wijzigen in de modus
(p. 106),
(p. 116).
Hints en tips verbergen
Er verschijnen hints en tips wanneer u items kiest in het menu FUNC. (p. 45)
of bij Menu (p. 46). U kunt deze informatie desgewenst uitschakelen.
 Selecteer [Hints en tips] en selecteer [Uit].
189
Basisfuncties van de camera aanpassen
Schermhelderheid
Pas de helderheid van het scherm als volgt aan.
 Selecteer [LCD Helderheid] en druk
vervolgens op de knoppen qr om
de helderheid aan te passen.
• Voor maximale helderheid houdt u de knop l ten minste twee seconden
ingedrukt wanneer het opnamescherm wordt weergegeven of in de enkelvoudige
weergave. (Hiermee vervangt u de instelling van [LCD Helderheid] op het tabblad
3.) Druk nogmaals langer dan twee seconden op de knop l of herstart de
camera om de oorspronkelijke helderheid van het scherm te herstellen.
Opstartscherm
Pas het weergegeven opstartscherm wanneer u de camera inschakelt als
volgt aan.
 Selecteer [opstart scherm] en druk op de
knop m.
 Druk op de knoppen qr of draai aan de
knop 5 om een optie te selecteren.
Geen opstartbeeld
190
1
Vooringestelde beelden
(kunnen niet worden gewijzigd)
2
Vooringestelde beelden
Wijs de gewenste foto’s toe of wijzig het beeld
via de meegeleverde software.
Basisfuncties van de camera aanpassen
Het opstartscherm aanpassen
Open het [opstart scherm] in
de afspeelmodus.
 Druk op de knop 1.
 Selecteer [2] volgens de voorgaande
procedure en druk op de knop m.
Selecteer een van uw foto’s.
 Selecteer een beeld en druk op de knop m.
Als [Registreren?] verschijnt, kiest u [OK]
(druk ofwel op de knoppen qr of draai aan de
knop 5). Druk vervolgens op de knop m.
• De vorige instelling voor het opstartbeeld wordt overschreven als u een
nieuw opstartbeeld toewijst.
• Via de meegeleverde software kunt u bedieningsgeluiden en opstartschermen
toewijzen aan uw camera. Raadpleeg voor meer informatie de ImageBrowser
EX Gebruikershandleiding.
Geheugenkaarten formatteren
Voordat u een nieuwe geheugenkaart of een geheugenkaart die is
geformatteerd in een ander apparaat gaat gebruiken, moet u de kaart
formatteren met deze camera.
Bij het formatteren worden alle gegevens op de geheugenkaart verwijderd.
Voordat u gaat formatteren, kopieert u eerst de beelden van de geheugenkaart
naar een computer, of stelt u de beelden op een andere manier veilig.
Een Eye-Fi-kaart (p. 222) bevat software. Installeer de software op een
Eye-Fi-kaart op een computer voordat u deze kaart formatteert.
Open het scherm [Formateren].
 Selecteer [Formateren] en druk op de
knop m.
191
Basisfuncties van de camera aanpassen
Kies [OK].
 Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
5 om [OK] te selecteren. Druk vervolgens op
de knop m.
Formatteer de geheugenkaart.
 Druk op de knoppen op om het formatteren
te starten of draai aan de knop 5 om [OK] te
selecteren. Druk vervolgens op de knop m.
 Als het formatteren is voltooid, verschijnt de
melding [Geheugenkaart is geformatteerd].
Druk op de knop m.
• Door het formatteren van de geheugenkaart of het wissen van
de gegevens op de geheugenkaart wordt alleen de
bestandsbeheerinformatie op de kaart gewijzigd. Hiermee wordt dus
niet de volledige inhoud gewist. Tref voorzorgsmaatregelen wanneer
u een geheugenkaart weggooit, zoals het fysiek vernietigen van de
kaart, om te voorkomen dat persoonlijke informatie wordt verspreid.
• De totale capaciteit van de geheugenkaart die bij het formatteren wordt
weergegeven op het scherm, kan minder zijn dan de aangegeven capaciteit.
Low Level Format
Voer een Low Level Format uit in de volgende gevallen: [Geheugenkaart fout]
wordt weergegeven, de camera functioneert niet goed, beelden op de kaart
worden trager gelezen of opgeslagen, het maken van continu-opnamen gaat
langzamer of het opnemen van een film wordt plotseling afgebroken. Bij een Low
Level Format worden alle gegevens op de geheugenkaart gewist. Voordat u een
Low Level Format uitvoert, kopieert u eerst de beelden van de geheugenkaart
naar een computer, of stelt u de beelden op een andere manier veilig.
Voer een Low Level Format uit.
 Druk op het scherm in stap 2 hierboven op de
knoppen op of draai aan de knop 5 om
[Low Level Format] te selecteren. Selecteer
daarna deze optie (markeren met
) door
te drukken op de knoppen qr.
 Druk op de knoppen opqr of draai aan
de knop 5 om [OK] te selecteren. Druk
vervolgens op de knop m en voer stap 3 op
p. 191 uit om de geheugenkaart te formatteren
(low-level formatteren).
192
Basisfuncties van de camera aanpassen
• Een Low Level Format duurt langer dan “Geheugenkaarten formatteren” (p. 191),
omdat de gegevens in alle opslaggebieden van de geheugenkaart worden gewist.
• U kunt een Low Level Format van een geheugenkaart annuleren door [Stop] te
selecteren. In dat geval zijn de gegevens gewist maar kunt u de geheugenkaart
normaal blijven gebruiken.
Bestandsnummering
Uw opnamen worden automatisch opeenvolgend genummerd (0001–9999)
en opgeslagen in mappen die elk maximaal 2.000 opnamen kunnen
bevatten. U kunt de toewijzing van de bestandsnummers wijzigen.
 Selecteer [Bestandnr.] en kies een optie.
Continu
Ook als u een andere
geheugenkaart gebruikt, worden
de beelden oplopend genummerd
totdat u een opname maakt en
opslaat met het nummer 9999.
Auto reset
Als u een andere geheugenkaart
gebruikt of een nieuwe map maakt,
begint de bestandsnummering
weer bij 0001.
• Ongeacht welke optie u bij deze instelling selecteert, kunnen de opnamen
oplopend worden genummerd na het laatste nummer van bestaande beelden,
als u een andere geheugenkaart in de camera plaatst. Als u opnamen wilt
opslaan met nummers vanaf 0001, gebruikt u een lege (of geformatteerde
(p. 191)) geheugenkaart.
• Raadpleeg de ImageBrowser EX Gebruikershandleiding voor informatie over
mapstructuren en afbeeldingstypen op de kaart.
193
Basisfuncties van de camera aanpassen
Beelden opslaan op datum
U kunt beelden opslaan in mappen die elke maand worden gemaakt,
maar u kunt de camera ook mappen laten maken voor elke dag waarop
u opnamen maakt.
 Selecteer [Maak folder] en selecteer
vervolgens [Dagelijks].
 Beelden worden nu opgeslagen in mappen
die op de opnamedatum worden gemaakt.
Timing voor het intrekken van de lens
Om veiligheidsredenen wordt de lens ingetrokken ongeveer één minuut
nadat u op de knop 1 hebt gedrukt in de opnamemodus (p. 42). Als u wilt
dat de lens direct wordt ingetrokken nadat u op de knop 1 drukt, stelt u de
tijdsduur voor het intrekken in op [0 sec.].
 Selecteer [Lens intrekken] en selecteer
dan [0 sec.].
194
Basisfuncties van de camera aanpassen
De spaarstand aanpassen
U kunt desgewenst de timing voor het automatisch uitschakelen van de
camera en het scherm (respectievelijk Automatisch Uit en Display uit)
aanpassen (p. 42).
Open het scherm [spaarstand].
 Selecteer [spaarstand] en druk op de
knop m.
Configureer de instellingen.
 Nadat u een item hebt geselecteerd, drukt u
op de knoppen qr om dit item aan te passen.
• Om de batterij te sparen, kiest u gewoonlijk [Aan] voor [Automatisch
Uit] en [1 min.] of minder voor [Display uit].
• De instelling van [Display uit] wordt ook toegepast als u [Automatisch Uit] instelt
op [Uit].
Wereldklok
Als u in het buitenland bent en wilt dat uw foto’s de juiste lokale tijd en datum
krijgen, moet u gewoon uw bestemming van tevoren registreren en naar die
tijdzone overschakelen. Deze handige functie maakt het onnodig om de
datum/tijd-instelling handmatig te wijzigen.
Voordat u de wereldklok gebruikt, moet u de datum en tijd (p. 17) en uw
tijdzone thuis van tevoren correct instellen.
Geef uw bestemming op.
 Selecteer [Tijdzone] en druk op de knop m.
 Druk op de knoppen op of draai aan de
knop 5 om [
Wereld] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
 Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
5 om een optie te selecteren.
195
Basisfuncties van de camera aanpassen
 Als u de zomertijd wilt instellen (normale tijd
plus 1 uur), gebruikt u de knoppen op om
te selecteren.
 Druk op de knop m.
Schakel over naar de tijdzone van
uw bestemming.
 Druk op de knoppen op of draai aan de
knop 5 om [
Wereld] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop n.

verschijnt nu op het opnamescherm
(p. 232).
• Als u in de instelling
de datum of tijd wijzigt (p. 18), worden de datum en tijd
voor de optie [
Thuis] automatisch bijgewerkt.
Datum en tijd
Wijzig de datum en tijd als volgt.
Open het scherm [Datum/Tijd].
 Selecteer [Datum/Tijd] en druk op de knop m.
Configureer de instelling.
 Druk op de knoppen qr om een item te
selecteren en wijzig vervolgens de instelling
door te drukken op de knoppen op of te
draaien aan de knop 5.
196
Basisfuncties van de camera aanpassen
Metrische/Niet-metrische weergave SX260 HS
Desgewenst kunt u de maateenheden die in de MF-indicator (p. 132),
op de zoombalk (p. 60) en in de GPS-locatiegegevens (p. 53) worden
weergegeven, wijzigen van m/cm in ft/in.
 Selecteer [Maateenheden] en selecteer
vervolgens [ft/in].
Metrische/Niet-metrische weergave SX240 HS
Desgewenst kunt u de maateenheden die in de MF-indicator (p. 132) en op
de zoombalk (p. 60) worden weergegeven, wijzigen van m/cm in ft/in.
 Selecteer [Maateenheid] en selecteer
vervolgens [ft/in].
197
Basisfuncties van de camera aanpassen
Taal van LCD-scherm
U kunt de weergavetaal desgewenst wijzigen.
Open het scherm [Taal].
 Selecteer [Taal
] en druk op de knop m.
Configureer de instelling.
 Druk op de knoppen opqr of draai aan
de knop 5 om een taal te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
• U kunt het scherm [Taal] ook openen in de afspeelmodus door de knop m
ingedrukt te houden en meteen op de knop n te drukken.
Andere instellingen aanpassen
U kunt ook de volgende instellingen aanpassen op het tabblad 3.
• [GPS-instell.] (p. 51) SX260 HS
• [GPS Auto Tijd] (p. 57) SX260 HS
• [Video Systeem] (p. 205)
• [Ctrl via HDMI] (p. 207)
• [Eye-Fi instellingen] (p. 222)
198
Basisfuncties van de camera aanpassen
Standaardwaarden herstellen
Als u per ongeluk een instelling hebt gewijzigd, kunt u de standaardinstellingen
van de camera herstellen.
Open het scherm [Reset alle].
 Selecteer [Reset alle] en druk op de knop m.
Herstel de standaardinstellingen.
 Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
5 om [OK] te selecteren. Druk vervolgens
op de knop m.
 De standaardinstellingen zijn nu hersteld.
• De volgende functies worden niet hersteld naar de standaardinstellingen.
- 3-tabbladinstellingen [Datum/Tijd] (p. 18), [Taal ] (p. 20), [Tijdzone]
(p. 195), [Video Systeem] (p. 205) en het beeld dat is toegewezen aan
[opstart scherm] (p. 190)
- De gegevens voor een aangepaste witbalans die u hebt vastgelegd (p. 127)
- De kleuren die zijn geselecteerd bij Kleur Accent (p. 114) of Kleur Wissel
(p. 115)
- De opnamerichting die is geselecteerd in de modus Stitch Hulp (p. 108)
- De opnamemodus (p. 44)
- De opnamemodus die is geselecteerd in de modus K (p. 99) of
(p. 109)
- De filmmodus (p. 117)
- Gegevens die zijn geregistreerd met Gezichts-ID (p. 75)
- Datum en tijd zoals bijgewerkt met GPS Auto Tijd (p. 57) SX260 HS
199
200
9
Accessoires
Gebruik de bijgesloten accessoires efficiënt en haal
meer uit uw camera met optionele Canon-accessoires
en andere apart verkrijgbare, compatibele accessoires
201
Tips voor het gebruik van bijgesloten
accessoires
Efficiënt gebruik van batterij en oplader
• Laad de batterij op de dag dat u deze wilt gebruiken op,
of vlak daarvoor
Opgeladen batterijen verliezen geleidelijk hun lading, ook
als ze niet worden gebruikt.
U kunt de oplaadstatus van de batterij eenvoudig controleren
door het klepje zo te plaatsen dat o op een opgeladen
batterij zichtbaar is en door hem zo te plaatsen dat o niet zichtbaar
is op een niet-opgeladen batterij.
• Ongebruikte batterij bewaren
Gebruik eerst alle resterende energie in de batterij voordat u deze uit de camera
haalt. Bevestig het batterijklepje voordat u de batterij opbergt. Wanneer u een
gedeeltelijk geladen batterij lange tijd (ongeveer een jaar) niet gebruikt, kan dit
de levensduur beperken of de prestaties doen afnemen.
• De batterijlader gebruiken in het buitenland
De lader kan worden gebruikt in gebieden met een wisselspanning van 100–240 V
(50/60 Hz). Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een geschikte
stekkeradapter gebruiken. Gebruik geen elektrische transformator die is bedoeld
voor op reis, omdat deze de batterij kan beschadigen.
202
Optionele accessoires
De volgende camera-accessoires worden apart verkocht. De verkrijgbaarheid
varieert per gebied, en sommige accessoires zijn wellicht niet meer verkrijgbaar.
Voedingen
Batterij NB-6L
 Oplaadbare lithium-ionbatterij
Batterijlader CB-2LY/CB-2LYE
 Lader voor batterij NB-6L
Voedingsadapterset ACK-DC40
 Hiermee kunt u de camera aansluiten op een
gewoon stopcontact. Dit wordt aanbevolen
wanneer u de camera gedurende langere tijd
wilt gebruiken of wanneer u de camera
aansluit op een printer of computer. U kunt
op deze manier niet de batterij in de
camera opladen.
• De batterijlader en de voedingsadapterset kunnen worden gebruikt
in gebieden met een wisselspanning van 100–240 V AC voeding
(50/60 Hz).
• Als de stekker niet in het stopcontact past, moet u een geschikte
stekkeradapter gebruiken. Gebruik geen elektrische transformator
die is bedoeld voor op reis, omdat deze de batterij kan beschadigen.
Flitseenheden
Krachtige flitser HF-DC2
 Externe flitser voor de belichting van
onderwerpen die buiten het bereik van
de ingebouwde flitser zijn.
U kunt ook de krachtige flitser HF-DC1
gebruiken.
203
Optionele accessoires
Overige accessoires
Waterdichte behuizing WP-DC46
 Voor onderwaterfoto’s tot een diepte tot
40 meter. Ook bruikbaar voor foto’s in de
regen, op het strand en op skipistes.
Gewicht voor waterdichte behuizing WW-DC1
 Voorkomt dat de waterdichte behuizing blijft
drijven bij het maken van onderwaterfoto’s.
Stereo AV-kabel AVC-DC400ST
 Sluit de camera aan op een televisie en bekijk
uw opnamen op een groter scherm.
HDMI-kabel HTC-100
 Om de camera aan te sluiten op een
HDMI-aansluiting van een hdtv.
Printers
SELPHYserie
204
Inkjetprinters
Canon PictBridge-compatibele printers
 U kunt zonder computer beelden afdrukken
als u uw camera aansluit op een Canon
PictBridge-compatibele printer.
Ga voor meer informatie naar een
Canon-dealer bij u in de buurt.
Optionele accessoires gebruiken
Foto’s
Films
Afspelen op een tv
Als u de camera aansluit op een televisie, kunt u uw opnamen bekijken
op een groter scherm.
Raadpleeg de handleiding van de tv voor meer informatie over de aansluiting
en over het wijzigen van de ingangen.
• Sommige gegevens worden mogelijk niet weergegeven alsu beelden bekijkt
op een tv (p. 234).
Afspelen op een SD-tv
Met de afzonderlijk verkrijgbare stereo AV-kabel AVC-DC400ST kunt u de
camera aansluiten op een tv om uw opnamen te bekijken op een groter
scherm terwijl u de camera bedient.
Zorg dat de camera en de tv zijn
uitgeschakeld.
Geel
Geel
Wit Rood
Sluit de camera aan op de tv.
 Steek de kabelstekker volledig in de videoingangen van de tv, zoals weergegeven.
Rood
Wit
 Open het klepje van de camera-aansluiting
en steek de kabelstekker er volledig in.
Schakel de tv in en stel deze in
op de video-ingang.
 Stel de tv-ingang in op de video-ingang
waarop u in stap 2 de kabel hebt aangesloten.
205
Optionele accessoires gebruiken
Schakel de camera in.
 Druk op de knop 1 om de camera aan
te zetten.
 De camerabeelden worden nu weergegeven
op de tv. (Het camerascherm blijft leeg.)
 Als u klaar bent, schakelt u de camera en de
tv uit en verwijdert u daarna de kabel.
• Correcte weergave is alleen mogelijk als het video-uitvoerformaat
van de camera (NTSC of PAL) gelijk is aan dat van de televisie.
Om het video-uitvoerformaat te wijzigen, drukt u op de knop n
en selecteert u [Video Systeem] op het tabblad 3.
• Als de camera is aangesloten op een televisie, kunt u ook opnamen maken
terwijl u de beelden bekijkt op het grotere tv-scherm. Opnamen maken werkt
op dezelfde manier als via het camerascherm.
Afspelen op een hdtv
Als u de camera op een hdtv aansluit met de HDMI-kabel HTC-100
(afzonderlijk verkrijgbaar), kunt u opnamen bekijken op het grotere tv-scherm.
Films die zijn opgenomen met een resolutie van
of
kunnen in
HD-kwaliteit worden bekeken.
Zorg dat de camera en de tv zijn
uitgeschakeld.
Sluit de camera aan op de tv.
 Steek de kabelstekker volledig in de HDMIaansluiting van de tv zoals weergegeven.
 Open het klepje van de camera-aansluiting
en steek de kabelstekker er volledig in.
206
Optionele accessoires gebruiken
Geef beelden weer.
 Voer stap 3–4 op p. 205 uit om beelden weer
te geven.
• De bijgeleverde interfacekabel of een optionele stereo AV-kabel
kunnen niet tegelijk met een HDMI-kabel HTC-100 op de camera
worden aangesloten. Als u deze kabels tegelijk op de camera
probeert aan te sluiten, kunt u de camera of de kabels beschadigen.
• De bedieningsgeluiden van de camera worden niet afgespeeld als de camera
is aangesloten op een hdtv.
De camera bedienen via de afstandsbediening van een tv
Als u de camera aansluit op een HDMI CEC-compatibele tv, kunt u de
afstandsbediening van de tv gebruiken om beelden af te spelen of
diavoorstellingen te bekijken.
U moet in dat geval bepaalde tv-instellingen wijzigen. Raadpleeg de handleiding
van de tv voor meer informatie.
SX260 HS
Configureer de instelling.
 Druk op de knop n, selecteer [Ctrl via
HDMI] op het tabblad 3 en selecteer
vervolgens [Aan] (p. 46).
Sluit de camera aan op de tv.
 Volg stap 1–2 op p. 206 om de camera op
SX240 HS
de tv aan te sluiten.
Geef beelden weer.
 Zet de tv aan. Druk op de camera op de
knop 1.
 De camerabeelden worden nu weergegeven
op de tv. (Het camerascherm blijft leeg.)
207
Optionele accessoires gebruiken
Bedien de camera via de
afstandsbediening van de tv.
 Druk op de afstandsbediening op de knoppen
qr om door de beelden te bladeren.
 Druk op de knop OK/Selecteren om het
bedieningspaneel van de camera weer te
geven. Om een item op het bedieningspaneel
te selecteren, drukt u op de knoppen qr en
daarna nogmaals op de knop OK/Selecteren.
Overzicht van de bedieningspaneelopties van de camera
die worden weergegeven op de tv
.
Terug
Het menu wordt gesloten.
Groep afspelen
Geeft sets van beelden weer die zijn opgenomen in
de modus
(p. 106). (Verschijnt alleen als u een
gegroepeerd beeld hebt geselecteerd.)
Film afspelen
De film afspelen. (Verschijnt alleen als u een film
hebt geselecteerd.)
Diavoorstelling
De diavoorstelling afspelen. Druk tijdens het afspelen op
de knoppen qr van de afstandsbediening om van beeld
te veranderen.
Index afspelen
l Display wijzigen
Meerdere beelden in een index weergeven.
Heen en weer schakelen tussen weergavemodi (p. 44).
• Als u de knoppen op de camera bedient, kunt u de camera niet langer met
de afstandsbediening van de tv bedienen. Dit kan pas weer als u bent
teruggekeerd naar de enkelvoudige weergave.
• De camera reageert wellicht niet altijd correct, zelfs niet als u de
afstandsbediening van een HDMI CEC-compatibele tv gebruikt.
208
Optionele accessoires gebruiken
De camera voeden via het lichtnet
Als u de camera voedt via de afzonderlijk verkrijgbare voedingsadapterset
ACK-DC40, hoeft u niet meer te letten op de resterende batterijlading.
Zorg dat de camera is
uitgeschakeld.
Plaats de koppeling.
 Volg stap 2 op p. 16 om het klepje te openen.
 Plaats de gelijkstroomkoppeling in de
aangegeven richting, net als een batterij
(volg stap 3 op p. 16).
 Volg stap 5 op p. 16 om het klepje te sluiten.
Aansluitpunten
Sluit de adapter aan op de
gelijkstroomkoppeling.
 Open het klepje en steek de stekker van
de adapter helemaal in de koppeling.
Sluit het netsnoer aan.
 Sluit het ene uiteinde van het netsnoer aan
op de compacte voedingsadapter en steek
vervolgens het andere uiteinde in
een stopcontact.
 Schakel de camera in en gebruik deze
zoals u wilt.
 Als u klaar bent, schakelt u de camera uit en
haalt u het netsnoer uit het stopcontact.
• Haal de adapter of het netsnoer niet weg terwijl de camera nog is
ingeschakeld. Daarmee kunt u de opnamen wissen of de camera
beschadigen.
• Sluit de adapter of het adaptersnoer niet aan op andere voorwerpen.
Dit kan defect of schade aan het product tot gevolg hebben.
209
Beelden afdrukken
U kunt uw foto’s eenvoudig afdrukken door de camera aan te sluiten op een
printer. Op de camera kunt u beelden opgeven voor afdrukken in serie,
bestellingen bij fotozaken voorbereiden en beelden voorbereiden of
afdrukken voor fotoboeken.
Hier wordt een compacte fotoprinter van de Canon SELPHY CP-serie
gebruikt als voorbeeld. Afhankelijk van de printer kunnen de weergegeven
schermen en beschikbare functies verschillen. Lees ook de handleiding van
de printer voor aanvullende informatie.
Foto’s
Easy Print
U kunt uw foto’s eenvoudig afdrukken als u de camera aansluit op een
PictBridge-compatibele printer (afzonderlijk verkrijgbaar) met behulp van
de meegeleverde interfacekabel (p. 2).
Zorg dat de camera en de printer
zijn uitgeschakeld.
Sluit de camera aan op de printer.
 Open het klepje. Houd de kleinste
kabelstekker in de getoonde richting, en
steek de stekker volledig in de aansluiting
op de camera.
 Sluit de grote kabelstekker aan op de printer.
Raadpleeg de handleiding van de printer
voor meer informatie over de aansluiting.
Schakel de printer in.
Schakel de camera in.
 Druk op de knop 1 om de camera aan
te zetten.
210
Beelden afdrukken
Selecteer een beeld.
 Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
5 om een beeld te selecteren.
Open het afdrukscherm.
 Druk op de knop m, kies c en druk
nogmaals op de knop m.
Druk het beeld af.
 Druk op de knoppen op of draai aan
de knop 5 om [Print] te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
 Het afdrukken start nu.
 Als u andere beelden wilt afdrukken, herhaalt
u stap 5 en 6 nadat het afdrukken is voltooid.
 Wanneer u klaar bent met afdrukken,
schakelt u de camera en de printer uit en
verwijdert u de interfacekabel.
• Zie p. 204 voor Canon PictBridge-compatibele printers (afzonderlijk verkrijgbaar).
Foto’s
Afdrukinstellingen configureren
Open het afdrukscherm.
 Volg stap 1–6 op p. 210 om het scherm links
te openen.
Configureer de instelling.
 Druk op de knoppen op of draai aan de
knop 5 om een item te selecteren en kies
vervolgens een optie door te drukken op de
knoppen qr.
211
Beelden afdrukken
Default
Hiermee worden de huidige printerinstellingen gebruikt.
Datum
Hiermee worden de beelden afgedrukt met een datum.
File No.
Hiermee worden de beelden afgedrukt met een
bestandsnummer.
Beide
Uit
Default
Hiermee worden de beelden afgedrukt met een datum
en een bestandsnummer.
—
Hiermee worden de huidige printerinstellingen gebruikt.
Uit
—
Aan
Hiermee wordt opname-informatie gebruikt om de
afdrukinstellingen te optimaliseren.
R-Ogen1
Aantal
exemplaren
Hiermee worden rode ogen gecorrigeerd.
Hiermee selecteert u het aantal af te drukken
exemplaren.
Trimmen
—
Hiermee kunt u een beeldgebied opgeven dat u wilt
afdrukken (zie hieronder).
papier inst.
—
Hiermee geeft u het papierformaat, de indeling en
andere gegevens op (p. 213).
Beelden bijsnijden vóór het afdrukken (Trimmen)
Als u vóór het afdrukken de beelden bijsnijdt, kunt u het gewenste
beeldgebied afdrukken in plaats van het hele beeld.
Selecteer [Trimmen].
 Volg eerst stap 1 op p. 211 om het
afdrukscherm te openen, kies [Trimmen]
en druk op de knop m.
 Er verschijnt een kader voor bijsnijden dat
het af te drukken beeldgebied aanduidt.
Pas het kader naar wens aan.
 Om de grootte van het kader te wijzigen,
beweegt u de zoomknop of draait u aan
de knop 5.
 Als u het kader wilt verplaatsen, drukt u op
de knoppen opqr.
212
Beelden afdrukken
 Om het kader te draaien, drukt u op de
knop l.
 Als u klaar bent, drukt u op de knop m.
Druk het beeld af.
 Volg stap 7 op p. 211 om af te drukken.
• Bijsnijden is wellicht niet mogelijk bij kleine beeldformaten of bij
bepaalde verhoudingen.
• Datums worden wellicht niet goed afgedrukt als u beelden bijsnijdt
die zijn opgenomen met de instelling [Datum stempel].
Het papierformaat en de indeling selecteren vóór
het afdrukken
Selecteer [papier inst.]
 Volg eerst stap 1 op p. 211 om het
afdrukscherm te openen, kies [papier inst.]
en druk op de knop m.
Selecteer een papierformaat.
 Druk op de knoppen op of draai aan
de knop 5 om een optie te kiezen.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een papiersoort.
 Druk op de knoppen op of draai aan
de knop 5 om een optie te kiezen.
Druk vervolgens op de knop m.
213
Beelden afdrukken
Selecteer een indeling.
 Druk op de knoppen op of draai aan de
knop 5 om een optie te selecteren.
 Wanneer u [N-plus] selecteert, drukt u op de
knoppen qr om het aantal beelden per vel
op te geven.
 Druk op de knop m.
Druk het beeld af.
Beschikbare indelingsopties
Default
Hiermee worden de huidige printerinstellingen gebruikt.
Randen
Hiermee worden de beelden afgedrukt met een lege ruimte eromheen.
Randloos
Hiermee maakt u randloze afdrukken.
N-plus
Hiermee geeft u het aantal beelden per vel op.
ID Foto
Hiermee drukt u foto’s af voor identiteitsbewijzen.
Alleen beschikbaar voor beelden met een resolutie L en een
verhouding 4:3.
Vaste afm.
Hiermee wordt het afdrukformaat geselecteerd.
Kies uit 90 x 130 mm, briefkaart en brede afdrukken.
Id-foto’s afdrukken
Selecteer [ID Foto]
 Volg stap 1–4 op p. 213, kies [ID Foto] en
druk op de knop m.
Selecteer de lengte van de lange
en de korte zijde.
 Druk op de knoppen op of draai aan de
knop 5 om een item te selecteren. Kies de
lengte door te drukken op de knoppen qr
en druk vervolgens op de knop m.
214
Beelden afdrukken
Selecteer het afdrukgebied.
 Volg stap 2 op p. 212 om het afdrukgebied
te selecteren.
Druk het beeld af.
Films
Filmscènes afdrukken
Open het afdrukscherm.
 Volg stap 1–6 op p. 210 om een film
te selecteren. Het scherm links
wordt weergegeven.
Selecteer een afdrukmethode.
 Druk op de knoppen op of draai aan
de knop 5 om
te kiezen, en druk
vervolgens op de knoppen qr om
de afdrukmethode te selecteren.
Druk het beeld af.
Afdrukopties voor films
Enkel
Hiermee wordt de huidige scène afgedrukt als een foto.
Reeks
Hiermee wordt een reeks scènes met een bepaald interval afgedrukt
op een enkel vel papier. Als u [Onderschrift] instelt op [Aan], kunt u ook
het mapnummer, bestandsnummer en de verstreken tijd voor het
kader afdrukken.
• Om een lopende afdruktaak te annuleren, drukt u op de knop m.
• [ID Foto] en [Reeks] zijn niet beschikbaar voor Canon PictBridge-compatibele
printermodellen die ouder zijn dan CP720 en CP730.
215
Beelden afdrukken
Foto’s
Beelden toevoegen aan de Printlijst (DPOF)
U kunt op de camera instellingen maken voor afdrukken in serie (p. 219)
en bestellingen bij fotozaken. Selecteer maximaal 998 beelden op een
geheugenkaart en configureer de nodige instellingen, zoals het aantal
exemplaren, als volgt. De afdrukinformatie die u op deze wijze voorbereidt,
voldoet aan de DPOF-normen (Digital Print Order Format).
Beelden toevoegen aan Printlijst via het menu FUNC.
Na het maken van de opname of later, tijdens het afspelen, kunt u beelden
toevoegen aan de Printlijst (DPOF) in het menu FUNC.
Selecteer een beeld.
 Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
5 om een beeld te selecteren.
Voeg het beeld toe aan
de afdruklijst.
 Druk op de knop m, kies c in het menu
en druk nogmaals op de knop m.
 Druk op de knoppen op om het aantal
afdrukken op te geven. Selecteer
[Toevoegen] door te drukken op de knoppen
qr of te draaien aan de knop 5.
Druk vervolgens op de knop m.
• U kunt geen afdrukorders instellen terwijl de camera is aangesloten op
een printer.
• Indexafdrukken zijn niet beschikbaar op sommige Canon PictBridge-compatibele
printers (afzonderlijk verkrijgbaar).
216
Beelden afdrukken
Afdrukinstellingen configureren
U kunt de instellingen, zoals de afdrukindeling, toevoegen van datum
of bestandsnummer, en de overige instellingen, als volgt opgeven.
Deze instellingen worden toegepast op alle beelden in de printlijst.
 Druk op de knop n en selecteer [Print
instellingen] op het tabblad 2. Selecteer en
configureer de instellingen naar wens (p. 46).
Standaard Hiermee drukt u één foto per vel af.
Afdruktype
Datum
File No.
Wis DPOF
data
Index
Hiermee drukt u meerdere verkleinde beelden per vel af.
Beide
Hiermee worden zowel standaard- als indexformaten afgedrukt.
Aan
Hiermee worden de beelden afgedrukt met de opnamedatum.
Uit
—
Aan
Hiermee worden de beelden afgedrukt met het bestandsnummer.
Uit
—
Aan
Alle instellingen voor printlijsten worden na het afdrukken
verwijderd.
Uit
—
• Sommige printers of fotozaken zijn wellicht niet in staat om alle
DPOF-instellingen toe te passen bij het afdrukken.
•
kan verschijnen op de camera om u te waarschuwen dat de
geheugenkaart afdrukinstellingen bevat die zijn geconfigureerd op
een andere camera. Als u de afdrukinstellingen wijzigt met deze
camera, worden alle bestaande instellingen wellicht overschreven.
• Als u [Datum] instelt op [Aan], drukken sommige printers de datum
wellicht tweemaal af.
• Als u [Index] opgeeft, kunt u welicht niet tegelijkertijd [Aan] kiezen voor zowel
[Datum] als [File No.].
• De datum wordt afgedrukt in een indeling die overeenkomt met de
instelgegevens in [Datum/Tijd] op het tabblad 3. U opent dit tabblad door
te drukken op de knop n (p. 17).
217
Beelden afdrukken
Afdrukinstellingen voor afzonderlijke beelden
Selecteer [Sel. beeld & aantal].
 Druk op de knop n en selecteer
[Sel. beeld & aantal] op het tabblad 2.
Druk vervolgens op de knop m.
Selecteer een beeld.
 Druk op de knoppen qr of draai aan de
knop 5 om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.
 U kunt nu het aantal af te drukken
exemplaren opgeven.
 Als u indexafdrukken opgeeft voor het beeld,
wordt hierbij een pictogram
geplaatst.
Druk nogmaals op de knop m om
indexafdrukken te annuleren voor het beeld.
verdwijnt.
Geef het aantal afdrukken op.
 Druk op de knoppen op of draai aan de knop
5 om het aantal afdrukken op te geven
(maximaal 99).
 Herhaal stap 2 en 3 om het afdrukken van
andere beelden in te stellen en het aantal
afdrukken van elk beeld op te geven.
 Voor indexafdrukken kunt u het aantal
afdrukken niet instellen. U kunt alleen de af
te drukken beelden selecteren, via stap 2.
 Als u klaar bent, drukt u op de knop n
om terug te keren naar het menuscherm.
Afdrukinstellingen voor een reeks beelden
Selecteer [Select. reeks].
 Voer stap 1 hierboven uit, selecteer
[Select. reeks] en druk op de knop m.
Selecteer de beelden.
 Volg stap 2–3 op p. 167 om beelden op
te geven.
218
Beelden afdrukken
Configureer de afdrukinstellingen.
 Druk op de knoppen op om [Opdracht] te
selecteren en druk vervolgens op de knop m.
Afdrukinstellingen voor alle beelden
Selecteer [Sel. alle beelden].
 Volg stap 1 op p. 218, selecteer [Sel. alle
beelden] en druk op de knop m.
Configureer de afdrukinstellingen.
 Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
5 om [OK] te selecteren. Druk vervolgens op
de knop m.
Alle beelden in de Printlijst wissen
Selecteer [Wis alle selecties].
 Volg stap 1 op p. 218, selecteer [Wis alle
selecties] en druk op de knop m.
Bevestig dat u de printlijst
wilt wissen.
 Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
5 om [OK] te selecteren. Druk vervolgens op
de knop m.
Beelden afdrukken die zijn toegevoegd aan Printlijst (DPOF)
 Als er afbeeldingen aan de afdruklijst zijn
toegevoegd (pp. 216–219), wordt het scherm
links weergegeven wanneer u de camera
aansluit op een PictBridge-compatibele printer.
Druk op de knoppen op om [Print nu] te
selecteren, en druk vervolgens op de knop m
om de beelden in de afdruklijst af te drukken.
 Elke DPOF-afdruktaak die u tijdelijk
onderbreekt, wordt hervat bij het
volgende beeld.
219
Beelden afdrukken
Foto’s
Beelden toevoegen aan een fotoboek
U kunt fotoboeken instellen op de camera door maximaal 998 beelden te
selecteren op een geheugenkaart en deze te importeren in de meegeleverde
software op uw computer, waar ze in een aparte map worden opgeslagen.
Deze functie is handig wanneer u online afgedrukte fotoboeken bestelt of
wanneer u fotoboeken afdrukt op uw eigen printer.
Een selectiemethode selecteren
 Druk op de knop n, selecteer [Fotoboek
instellen] op het tabblad 1 en bepaal hoe
u de beelden wilt selecteren.
•
kan verschijnen op de camera om u te waarschuwen dat de
geheugenkaart afdrukinstellingen bevat die zijn geconfigureerd op
een andere camera. Als u de afdrukinstellingen wijzigt met deze
camera, worden alle bestaande instellingen wellicht overschreven.
• Raadpleeg nadat u beelden op uw computer hebt geïmporteerd ook de
ImageBrowser EX Gebruikershandleiding en de handleiding van de printer
voor meer informatie.
Afzonderlijke beelden toevoegen
Selecteer [Selectie].
 Selecteer [Selectie] volgens de voorgaande
procedure en druk op de knop m.
220
Beelden afdrukken
Selecteer een beeld.
 Druk op de knoppen qr of draai aan de
knop 5 om een beeld te selecteren.
Druk vervolgens op de knop m.

verschijnt.
 Druk nogmaals op de knop m om het beeld
te verwijderen uit het fotoboek.
verdwijnt.
 Herhaal deze procedure om andere beelden
op te geven.
 Als u klaar bent, drukt u op de knop n
om terug te keren naar het menuscherm.
Alle beelden toevoegen aan een fotoboek
Selecteer [Sel. alle beelden].
 Volg de procedure op p. 220, selecteer
[Sel. alle beelden] en druk op de knop m.
Configureer de afdrukinstellingen.
 Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
5 om [OK] te selecteren. Druk vervolgens
op de knop m.
Alle beelden verwijderen uit een fotoboek
Selecteer [Wis alle selecties].
 Volg de procedure op p. 220, selecteer
[Wis alle selecties] en druk op de knop m.
Bevestig dat u het fotoboek
wilt wissen.
 Druk op de knoppen qr of draai aan de knop
5 om [OK] te selecteren. Druk vervolgens
op de knop m.
221
Foto’s
Films
Een Eye-Fi-kaart gebruiken
Voordat u een Eye-Fi-kaart gebruikt, controleert u altijd of dit op uw locatie is
toegestaan (p. 3).
Als u een Eye-Fi-kaart die klaar is voor gebruik in de camera plaatst, kunt u uw
beelden automatisch draadloos overdragen naar een computer of uploaden
naar een website voor gedeelde foto’s.
De beelden worden overgedragen via de Eye-Fi-kaart. Voor informatie over het
voorbereiden en gebruiken van de kaart en problemen bij de overdracht van
beelden, raadpleegt u de handleiding van de kaart of neemt u contact op met
de fabrikant.
• Houd rekening met het volgende als u een Eye-Fi-kaart gebruikt.
• Zelfs als u [Eye-Fi trans.] instelt op [Uit], kan de Eye-Fi-kaart nog
steeds radiogolven uitzenden (p. 223). Verwijder de Eye-Fi-kaart als
u een ziekenhuis, vliegtuig of ander gebied betreedt waar overdracht
verboden is.
• Als u problemen hebt met de overdracht van beelden, controleert
u de instellingen van de kaart of de computer. Raadpleeg de
handleiding van de kaart voor meer informatie.
• Bij een slechte draadloze verbinding kan de overdracht van beelden
erg lang duren en kan de beeldoverdracht soms worden onderbroken.
• Als gevolg van de overdrachtfunctie kan de Eye-Fi-kaart heet worden.
• Het batterijverbruik ligt hoger dan bij normaal gebruik.
• De camera kan erg traag gaan werken. Dit kunt u wellicht oplossen
door [Eye-Fi trans.] op [Uit] te zetten.
U kunt de verbindingsstatus van de Eye-Fi-kaart in de camera controleren in
het opnamescherm (in de normale informatieweergave) of het afspeelscherm
(in de korte informatieweergave).
(Grijs)
Niet verbonden
(Knippert wit)
Er wordt verbinding gemaakt
(Wit)
Verbonden
(Bewegend)
Lopende overdracht
Onderbroken
Fout bij ophalen van Eye-Fi-kaartinfo (Herstart de camera.
Als het pictogram steeds terugkomt, is er wellicht een
probleem met de kaart.)
Beelden met een pictogram
222
zijn overgedragen.
Een Eye-Fi-kaart gebruiken
• Tijdens de beeldoverdracht wordt de spaarstand (p. 42) op de camera tijdelijk
uitgeschakeld.
• Als u de modus
selecteert, wordt de Eye-Fi-verbinding verbroken.
Als u een andere opnamemodus of de afspeelmodus activeert, wordt de
Eye-Fi-verbinding hetsteld. Films die zijn gemaakt in de modus
worden
mogelijk opnieuw overgedragen.
Verbindingsgegevens controleren
U kunt indien nodig het toegangspunt SSID of de verbindingsstatus van de
Eye-Fi-kaart controleren.
 Druk op de knop n en selecteer
[Eye-Fi instellingen] op het tabblad 3.
Druk vervolgens op de knop m.
 Selecteer [Verbindingsinfo] en druk op
de knop m.
 Het scherm met verbindingsinformatie
wordt weergegeven.
Eye-Fi-overdracht uitschakelen
Configureer de instelling als volgt om de Eye-Fi-overdracht via de kaart uit
te schakelen, indien nodig.
Selecteer [Uit] in [Eye-Fi trans.].
 Druk op de knop n en selecteer
[Eye-Fi instellingen] op het tabblad 3.
Druk vervolgens op de knop m.
 Selecteer achtereenvolgens [Eye-Fi trans.]
en [Uit].
• [Eye-Fi instellingen] wordt alleen weergegeven als er een Eye-Fi-kaart
in de camera is geplaatst en als het schuifje voor schrijfbeveiliging niet
in de vergrendelstand staat. Daarom kunnen instellingen niet worden
gewijzigd voor een geplaatste Eye-Fi-kaart als het schuifje in de
vergrendelstand staat.
223
224
10
Bijlage
Nuttige informatie over het gebruik van de camera
225
Problemen oplossen
Controleer eerst het volgende als u denkt dat er een probleem is met de
camera. Als u met de onderstaande tips uw probleem niet kunt verhelpen,
neemt u contact op met de helpdesk van Canon Klantenservice.
Voeding
Er gebeurt niets als u op de ON/OFF-knop drukt.
• Controleer of u het juiste type batterij gebruikt en of deze voldoende is opgeladen
(p. 233).
• Controleer of de batterij in de juiste richting is geplaatst (p. 16).
• Controleer of het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder goed is gesloten (p. 16).
• Als de batterijpolen vuil zijn, nemen de prestaties van de batterij af. Reinig de polen met
een wattenstaafje en plaats de batterij enige malen opnieuw.
De batterij is snel leeg.
• Bij lage temperaturen nemen de prestaties van batterijen af. Maak de batterij een beetje
warm, door deze in uw zak te houden met het kapje op de batterijpolen.
• Als dit niet helpt en de batterij weer snel leeg is na het opladen, is de levensduur
verstreken. Koop dan een nieuwe batterij.
De lens wordt niet ingetrokken.
• Open het klepje van de geheugenkaart/batterijhouder niet als de camera aanstaat.
Sluit het klepje en schakel de camera in en daarna weer uit (p. 16).
De batterij is gezwollen.
• Het is normaal dat batterijen een beetje zwellen. Dit is niet gevaarlijk. Als de batterij
echter zodanig opzwelt dat deze niet meer in de camera past, moet u contact opnemen
met de helpdesk van Canon Klantenondersteuning.
Weergave op een tv
De camerabeelden worden vervormd of helemaal niet weergegeven op een tv
(p. 206).
Opnamen maken
Er kunnen geen opnamen worden gemaakt.
• Stel de programmakeuzewiel in op een opnamemodus (p. 44).
• Druk in de afspeelmodus (p. 20) de ontspanknop half in (p. 43).
Er wordt niets weergegeven (p. 63).
Vreemde weergave op het scherm bij weinig licht (p. 44).
Vreemde weergave op het scherm bij opnamen.
Houd er rekening mee dat de volgende weergaveproblemen niet op foto’s worden
vastgelegd, maar wel in films worden opgenomen.
• Als u opnamen maakt bij TL- of LED-verlichting kan het scherm flikkeren en kan een
horizontale band verschijnen.
226
Problemen oplossen
Weergave op het volledige scherm is tijdens het opnemen niet beschikbaar
(p. 84).
h knippert op het scherm wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt,
en opnemen is niet mogelijk (p. 63).
verschijnt wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt (p. 72).
•
•
•
•
Stel [IS modus] in op [Continu] (p. 143).
Stel de flitsmodus in op h (p. 140).
Verhoog de ISO-waarde (p. 124).
Plaats de camera op een statief of neem andere maatregelen om de camera stil te
houden. In dit geval is de [IS modus] ingesteld op [Uit] (p. 143).
De opnamen zijn niet scherp.
• Druk de sluiterknop half in om scherp te stellen op het onderwerp en druk de knop
daarna volledig in om een opname te maken (p. 43).
• Zorg dat de onderwerpen zich binnen het scherpstelbereik bevinden (zie “Specificaties”
(p. 36)).
• Stel [AF-hulplicht] in op [Aan] (p. 93).
• Bevestig dat onnodige functies zoals macro worden uitgeschakeld.
• Probeer op te nemen met de focusvergrendeling of AF-vergrendeling (pp. 134, 139).
Er worden geen AF-kaders weergegeven en de camera stelt niet scherp
wanneer de sluiterknop half wordt indrukt.
• Om de AF-kaders weer te geven en de camera goed te laten scherpstellen, probeert
u de gebieden met veel contrast in het centrum van de compositie te plaatsen voordat
u de ontspanknop half indrukt. Of probeer de ontspanknop meerdere malen half in
te drukken.
De onderwerpen in de opnamen zijn te donker.
•
•
•
•
Stel de flitsmodus in op h (p. 140).
Pas de belichting aan met behulp van de belichtingscompensatie (p. 122).
Pas het contrast aan met i-Contrast (pp. 125, 182).
Gebruik spotmeting of AE lock (p. 123).
De onderwerpen zijn te helder, de highlights zijn vervaagd.
•
•
•
•
Stel de flitsmodus in op ! (p. 72).
Pas de belichting aan met behulp van de belichtingscompensatie (p. 122).
Gebruik spotmeting of AE lock (p. 123).
Verminder de belichting van het onderwerp.
De opnamen zijn te donker, ondanks dat er is geflitst (p. 63).
• Maak de opname binnen het bereik van de flitser (p. 140).
• Pas de helderheid aan met behulp van flitsbelichtingscompensatie of door het niveau
voor de flitsuitvoer te wijzigen (pp. 141, 149).
• Verhoog de ISO-waarde (p. 124).
De onderwerpen in geflitste foto’s zijn te helder, de highlights zijn vervaagd.
• Maak de opname binnen het bereik van de flitser (p. 140).
• Stel de flitsmodus in op ! (p. 72).
227
Problemen oplossen
• Pas de helderheid aan met behulp van flitsbelichtingscompensatie of door het niveau
voor de flitsuitvoer te wijzigen (pp. 141, 149).
Er verschijnen witte stippen of andere beeldartefacts in geflitste opnamen.
• Dit komt doordat het licht van de flitser wordt weerspiegeld door stof- of andere deeltjes
in de lucht.
Opnamen zien er korrelig uit.
• Verlaag de ISO-waarde (p. 124).
• Hoge ISO-waarden kunnen in sommige opnamemodi leiden tot korrelige beelden (p. 101).
De onderwerpen hebben rode ogen (p. 86).
• Zet [Lamp Aan] op [Aan] (p. 93) om het licht voor rode-ogenreductie (p. 4) te activeren
in geflitste foto’s. Denk erom dat u geen opname kunt maken terwijl het licht voor rodeogenreductie brandt (dit is ongeveer 1 seconde), omdat het licht rode ogen tegengaat.
U krijgt de beste resultaten als uw onderwerpen naar het licht voor rode-ogenreductie
kijken. Probeer ook om de verlichting binnenshuis te verbeteren of dichter bij het
onderwerp te gaan.
• Bewerk beelden met rode-ogencorrectie (p. 183).
Het schrijven naar een geheugenkaart duurt te lang of het maken van
continu-opnamen gaat langzamer.
• Voer via de camera een low-level format van de geheugenkaart uit (p. 192).
Instellingen voor opnamen of voor het menu FUNC. zijn niet beschikbaar.
• Beschikbare instellingen variëren per opnamemodus. Zie “Beschikbare functies per
opnamemodus”, “Menu FUNC.” en “Opnamemenu” (pp. 236–243).
Knoppen werken niet.
• Sommige knoppen zijn uitgeschakeld als het programmakeuzewiel is ingesteld op 9
(p. 97).
Het pictogram Baby’s of Kinderen wordt niet weergegeven.
• Als bij de gezichtsgegevens geen verjaardag is ingesteld (p. 75), worden de
pictogrammen Baby’s en Kinderen niet weergegeven. Als de pictogrammen nog steeds
niet worden weergegeven nadat u de verjaardag hebt ingesteld, registreert u de
gezichtsgegevens (p. 81) opnieuw of controleert u of de datum/tijd correct zijn ingesteld
(p. 17).
Films opnemen
De verstreken tijd wordt verkeerd weergegeven, of de opname wordt
onderbroken.
• Formatteer de geheugenkaart via de camera of gebruik een geheugenkaart die
hogesnelheidsopnamen ondersteunt. Denk erom dat ook als de verstreken tijd
verkeerd wordt weergegeven, de lengte van de films op de geheugenkaart
overeenstemt met de werkelijke opnameduur (p. 191).
verschijnt en de opname stopt automatisch.
De interne geheugenbuffer van de camera raakt vol omdat de camera niet snel genoeg
naar de geheugenkaart kan schrijven. Probeer een van de volgende maatregelen:
• Voer via de camera een low-level format van de geheugenkaart uit (p. 192).
228
Problemen oplossen
• Verlaag de beeldkwaliteit (p. 88).
• Gebruik een geheugenkaart die hogesnelheidsopnamen ondersteunt (zie
“Specificaties” (p. 36)).
In- en uitzoomen is niet mogelijk.
• In- en uitzoomen is niet mogelijk als u films opneemt in de modus
of
.
Onderwerpen lijken vervormd.
• Onderwerpen die tijdens het opnemen snel langs de camera bewegen, kunnen
vervormd lijken. Dit is niet het gevolg van een storing.
Afspelen
Afspelen is niet mogelijk.
• U kunt mogelijk geen beelden of films afspelen als u de bestandsnaam of mapstructuur
hebt gewijzigd via een computer. Raadpleeg de ImageBrowser EX Gebruikershandleiding
voor informatie over mapstructuur en bestandsnamen.
Het afspelen stopt of het geluid hapert.
• Gebruik een geheugenkaart waarop u via de camera een low-level format hebt
uitgevoerd (p. 192).
• Korte onderbrekingen zijn mogelijk als u films afspeelt die zijn gekopieerd naar
geheugenkaarten met trage leessnelheden.
• Als u films afspeelt op een computer met onvoldoende capaciteit, kunnen er kaders
wegvallen en kan het geluid haperen.
Knoppen werken niet.
• Sommige knoppen zijn uitgeschakeld als het programmakeuzewiel is ingesteld op 9
(p. 97).
Computer
Kan geen beelden overdragen naar een computer.
Als u beelden wilt overdragen naar de computer via een kabel, probeert u als volgt de
overdrachtsnelheid te verlagen:
• Druk op de knop 1 om de afspeelmodus in te schakelen. Houd de knop n
ingedrukt en druk tegelijkertijd op de knoppen o en m. Druk in het volgende scherm
op de knoppen qr om [B] te selecteren. Druk daarna op de knop m.
Eye-Fi-kaarten
Kan geen beelden overdragen (p. 222).
229
Berichten op het scherm
Indien er een foutmelding verschijnt op het scherm, reageert u als volgt.
Geen geheugenkaart
• Wellicht is de geheugenkaart in de verkeerde richting geplaatst. Plaats de
geheugenkaart opnieuw, en in de juiste richting (p. 16).
Geheugenkaart op slot
• Het schuifje voor schrijfbeveiliging van de SD-, SDHC- of SDXC-geheugenkaart of de
Eye-Fi-kaart is vergrendeld. Ontgrendel het schuifje voor de schrijfbeveiliging (p. 15).
Kan niet opnemen
• U probeert een opname te maken zonder geheugenkaart in de camera. Plaats de
geheugenkaart in de juiste richting om opnamen te maken (p. 16).
Geheugenkaart fout (p. 192)
• Als deze foutmelding ook verschijnt als u een geformatteerde geheugenkaart in de
juiste richting hebt geplaatst, neemt u contact op met een helpdesk van Canon
Klantenondersteuning (p. 16).
Te weinig kaartruimte
• Er is onvoldoende ruimte vrij op de geheugenkaart op opnamen te maken (pp. 59, 95,
121, 145) of beelden te bewerken (pp. 178–183). Wis de overbodige beelden (p. 169)
of plaats een geheugenkaart met voldoende vrije ruimte (p. 15).
Vervang / Verwissel accu (p. 15)
Geen beeld.
• De geheugenkaart bevat geen beelden die kunnen worden weergegeven.
Beveiligd! (p. 165)
Onbekend beeld./Incompatible JPEG/Beeld te groot./Kan geen AVI afspelen/RAW
• Niet-ondersteunde of beschadigde beelden kunnen niet worden weergegeven.
• Beelden die zijn bewerkt op een computer, beelden waarvan de bestandsnaam is
gewijzigd en beelden die met een andere camera zijn gemaakt, kunnen mogelijk niet
worden afgespeeld.
Kan niet vergroten!/Kan dit niet afspelen in Smart Shuffle/Kan niet roteren/
Kan beeld niet wijzigen/Kan beeld niet registreren/Kan Niet Wijzigen/Kan niet
aan Cat. toekennen/Niet selecteerbaar beeld./Geen identificatie.
• De volgende functies zijn wellicht niet beschikbaar voor beelden waarvan de
bestandsnaam is gewijzigd of die al zijn bewerkt op een computer, of beelden die met
een andere camera zijn gemaakt. Denk erom dat functies met een sterretje (*) niet
beschikbaar zijn voor films.
ID-info bew.* (p. 79), Vergroten* (p. 162), Smart Shuffle* (p. 164), Categorie indelen
(p. 173), Roteren (p. 171), Bewerken* (pp. 178–183), Toewijzen als opstart scherm*
(p. 191), Printlijst* (p. 216) en Fotoboek instellen* (p. 220).
• Beveiligde beelden kunt u niet wissen (p. 107).
Ongeldig selectiebereik
• U wilde een bereik opgeven voor beeldselectie (pp. 177, 167, 170, 218), en u probeerde
als eerste beeld een beeld te selecteren dat na het laatste beeld komt, of vice versa.
230
Berichten op het scherm
Selectielimiet bereikt
• U hebt meer dan 998 beelden geselecteerd voor de Printlijst (p. 216) of de Fotoboekinstellingen (p. 220). Selecteer 998 beelden of minder.
• De instellingen voor de Printlijst (p. 216) of voor Fotoboek (p. 220) konden niet correct
worden opgeslagen. Verminder het aantal geselecteerde beelden en probeer
het opnieuw.
• U wilde 500 of meer beelden selecteren bij Beveilig (p. 165), Wissen (p. 169),
Favorieten (p. 173), Mijn categorie (p. 174), Printlijst (p. 216) of Fotoboek instellen
(p. 220).
Communicatie fout
• Er konden geen beelden naar de computer worden overgedragen of worden afgedrukt
vanwege het te grote aantal beelden (ongeveer 1.000) dat is opgeslagen op de
geheugenkaart. Gebruik een USB-kaartlezer om de beelden te downloaden. Plaats de
geheugenkaart rechtstreeks in de kaartsleuf van de printer om af te drukken.
Fout in benaming
• Wanneer het hoogste aantal mappen (999) en het hoogste aantal beelden (9999) is
bereikt, kunnen er geen nieuwe mappen of opnames worden gemaakt. Wijzig in het
menu 3 de optie [Bestandnr.] in [Auto reset] (p. 193) of formatteer de geheugenkaart
(p. 191).
Lens fout
• Deze fout kan optreden als u de lens vasthoudt terwijl deze in beweging is of als u de
camera gebruikt in een omgeving met veel stof of zand in de lucht.
• Als deze foutmelding vaak verschijnt, kan dit duiden op schade aan de camera. Neem
contact op met de helpdesk van Canon Klantenondersteuning.
Camerafout gedetecteerd (foutnummer)
• Als deze foutmelding verschijnt direct nadat u een opname hebt gemaakt, is het beeld
mogelijk niet opgeslagen. Ga naar de afspeelmodus om dit te controleren.
• Als deze foutmelding vaak verschijnt, kan dit duiden op schade aan de camera.
Schrijf in dat geval de foutcode op (Exx) en neem contact op met de helpdesk van
Canon Klantenondersteuning.
bestandsfout
• Beelden die zijn bewerkt op een computer of beelden die met een andere camera zijn
gemaakt, kunnen mogelijk niet worden afgedrukt.
Print fout
• Controleer de instelling voor het papierformaat. Als dit bericht wordt weergegeven
terwijl de instelling correct is, herstart u de printer en maakt u de instellingen opnieuw
op de camera.
Absorptiekussen inkt vol
• Neem contact op met een helpdesk van Canon Klantenondersteuning en vraag om een
vervangend inktabsorptiekussen.
231
Informatie op het scherm
Opname (informatieweergave)
Batterijniveau (p. 233)
Camerastand*
Witbalans (p. 126)
My Colors (p. 128)
Transportmodus
(pp. 66, 130)
Raster (p. 90)
Eye-Fi verbindingsstatus
(p. 222)
Meetmethode (p. 123)
Stilstaand beeld
(Compressie) (p. 144),
Resolutie (p. 85)
Aantal opnamen
Zelfontspanner (p. 70)
Filmresolutie (p. 88)
Resterende tijd
Digitale zoomvergroting
(p. 69), Digitale Teleconverter (p. 133)
Scherpstelbereik (p. 131)
*
Opnamemodus (p. 236),
Compositiepictogram
(p. 65)
Flitsmodus (pp. 72, 140)
AF Frame (p. 133)
Rode-ogencorrectie
(p. 86)
Flitsbelichtingscompensatie / flitsuitvoerniveau
(pp. 141, 149)
Spotmetingpuntkader
(p. 124)
Datum stempel (p. 73)
ISO-waarde (p. 124)
AE lock (p. 123), FE-lock
(p. 142)
Belichtingscompensatiebalk (p. 122)
Sluitertijd (pp. 146, 148)
Diafragmawaarde
(pp. 147, 148)
Belichtingscompensatieniveau (p. 122)
i-Contrast (p. 125)
GPS-ontvangststatus
(p. 52) SX260 HS
Logger-functie
(p. 54) SX260 HS
Correctie voor kwiklamp
(p. 87)
Waarschuwing: camera
beweegt (p. 63)
Belichtingsschuifbalk
(p. 117)
Zoombalk (p. 60)
Knipperdetectie (p. 92)
Belichtingsniveau
(p. 148)
MF-indicator (p. 132)
Beeldstabilisatie (p. 143)
Tijdzone (p. 195)
Wind Filter (p. 89)
: Camerastand,
: Verticale stand
De camera detecteert de opnamerichting en past de instellingen aan voor optimale
foto’s. Ook tijdens het afspelen wordt de camerastand gedetecteerd, zodat de camera
vanuit elke stand de beelden automatisch kan roteren indien nodig.
Wanneer de camera recht omhoog of recht omlaag is gericht, werkt deze functie
mogelijk niet naar behoren.
232
Informatie op het scherm
Batterijniveau
Op het scherm verschijnt een pictogram of bericht dat het resterende niveau
van de batterij aangeeft.
Weergave
Details
Voldoende opgeladen
Iets leger, maar nog voldoende opgeladen
(Knippert rood) Bijna leeg; batterij moet worden geladen
[Vervang / Verwissel accu]
Leeg; batterij moet NU worden geladen
233
Informatie op het scherm
Afspelen (uitgebreide informatieweergave)
Films (pp. 60, 152) /
High-speedburst HQ
(p. 106) / Weergave
schakelen SX260 HS /
GPS-informatie
(p. 155) SX260 HS
My Category (p. 174)
Opnamemodus (p. 236)
ISO-waarde (p. 124),
Afspeelsnelheid
(pp. 111, 118)
Flitsbelichtingscompensatie (p. 122) / Belichtingsniveau (p. 117)
Witbalans (p. 126)
Histogram (p. 155)
Groep afspelen (p. 159),
Beeld bewerken
(pp. 178–183)
Compressieverhouding
(beeldkwaliteit) (p. 144) /
Resolutie (pp. 85, 88),
MOV (films)
Afdrukorder (p. 216)
Overdracht via Eye-Fi
(p. 222)
Batterijniveau (p. 233)
Meetmethode (p. 123)
Mapnummer –
bestandsnummer
(p. 193)
Nummer huidig beeld /
totaal aantal beelden
Sluitertijd (foto’s)
(p. 146), Beeldkwaliteit /
aantal beelden (films)
(p. 88)
Diafragmawaarde
(pp. 147, 148)
i-Contrast (pp. 125, 182)
Flitser (p. 140),
Flitsbelichtingscompensatie (p. 141)
Scherpstelbereik (p. 131)
Bestandsgrootte
Foto’s: Resolutie
Films: Filmlengte
Beveiligen(p. 165)
Favorieten (p. 173)
My Colors (pp. 128, 181)
Correctie voor kwiklamp
(p. 87)
Opnamedatum/-tijd
(p. 17)
Rode-ogencorrectie
(pp. 86, 183)
• Sommige gegevens worden mogelijk niet weergegeven alsu beelden bekijkt op
een tv (p. 205).
234
Informatie op het scherm
Overzicht van filmbedieningspaneel in “Bekijken” (p. 152)
Afsluiten
Afspelen
Slow Motion (Druk op de knoppen qr of draai aan de knop 5 om de
afspeelsnelheid aan te passen. Er wordt geen geluid afgespeeld.)
Achteruit springen* (Om verder terug te springen, houdt u de knop m ingedrukt.)
Eerder beeld (Om snel terug te spoelen houdt u de knop m ingedrukt.)
Volgend beeld (Om snel vooruit te spoelen, houdt u de knop m ingedrukt.)
Vooruit springen* (Om verder vooruit te springen, houdt u de knop m ingedrukt.)
*
Bewerken (p. 184)
c
Verschijnt als de camera is aangesloten op een PictBridge-compatibele printer
(p. 210).
* Geeft het beeld ongeveer 4 seconden voor of na het huidige beeld weer.
• Om tijdens het afspelen van films vooruit of achteruit te springen, drukt u op
de knoppen qr.
235
Functies en menutabellen
Beschikbare functies per opnamemodus
Opnamemodus
D BM G
A
9
Functie
Belichtingscompensatie (p. 122)
Zelfontspanner (p. 70)
Instellingen voor zelfontspanner
(p. 71)
] [ $
Vertraging*2
Beelden*3
—



*1
—
—





















—
—


—





—





—

—


*4
*5


—

—

—

—

—
—
—
—
—
—


—
—
—
—
—
—
—
—
—
—


—







—

—





—
—

—


—

—

—
h
Z

—


—
!
Diafragmawaarde



—
Sluitertijd

Programma Shift (p. 123)
AE-vergrendeling/FE-vergrendeling (pp. 123, 142)*6

—
—


—
AE-vergrendeling (film)/belichting (p. 117)
—


—


—
e




f (p. 131)/AF Lock
(p. 139)


Flitser (pp. 72, 140)
Av/Tv-instellingen (pp. 146, 147)
Scherpstelbereik (p. 131)
AF Tracking (p. 136)
Schermweergave (p. 44)







Geen informatieweergave






—
—
Informatieweergave







*1 Instellingen mogelijk van [Licht], van [Neutraal] tot [Levendig] en van [Koel] tot [Warm].
*2 Kan niet worden ingesteld op 0 seconden in modi zonder selectie van het aantal opnamen.
*3 Eén opname (kan niet worden gewijzigd) in modi zonder selectie van het aantal opnamen.
*4 Niet beschikbaar, maar schakelt in sommige gevallen over naar Z.
*5 Niet beschikbaar, maar schakelt over naar Z wanneer de flitser flitst.
*6 FE-vergrendeling niet beschikbaar in de flitsmodus !.
236

Functies en menutabellen
K
E
x
S P t
v
I







  
  
 — — —
 — — —
 
 
— 
— 
T
Y




































 
 —
 — —
 — 










 — — — — 
   — —  
    
     — — — 
    
— — — — — — — — — — —  — — — — —


E
 — —  — —
     
   —  
   —  




—



 — — — —
 — — — —
 — — — —
 
— — — — — — —
                       
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — 
 —



   
 — — — 




 — — — 



 
 — 

 — — — —  — 
 — — — —   
       


























 — — 












 — — — — — —  
  — — — — — — 
        



  — — —
 —    
     

 Beschikbaar of wordt automatisch ingesteld. — Niet beschikbaar.
237
Functies en menutabellen
Menu FUNC.
Opnamemodus
D BM G
A
9
Functie
GPS-instellingen (p. 50) / Logger-instellingen (p. 54) SX260 HS
Meetmethode (p. 123)
*1
My Colors (p. 128)
S
*3
Onderwater witbalanscorrectie (p. 101)
ISO-waarde (p. 124)
-
Flitsbelichtingscompensatie (p. 141)
Flitsuitvoerniveau (p. 149)
Transportmodus (p. 130)
W
*5
Verhouding voor foto’s (p. 84)
Resolutie (p. 85)
Compressie (p. 144)
Filmkwaliteit (p. 88)



—

—











—

—




—









—
—
—


—

—

*1
*2
Witbalans (p. 126)











—

—
—

—

—

—
—
—
—
—
—
—




—





—

—

—





—
—
—
—
—
—
—


—

—

—

—

—





—
—


—

—
—

—
—








—
—
—
—
—

—
—






—

—

—

—

—

—

















—

—

—

—
—
—

—
—


—


—

—
—

*1 Witbalans is niet beschikbaar.
*2 Instellen in een bereik van 1–5: contrast, scherpte, kleurverzadiging, rood, groen, blauw en huidtinten.
*3 Niet beschikbaar in x of v.
*4 Geavanceerde instellingen zijn niet beschikbaar.
*5
wordt ingesteld bij f, AF lock of t.
*6 Alleen
en
zijn beschikbaar.
*7 Synchroniseert met de ingestelde verhouding en wordt automatisch ingesteld (p. 84).
238
—
—


—



—
—


—


—

—
—

Functies en menutabellen
K
E
I








S P t
x
v




T
Y








E




                       
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —









— — 

 — — — — — —  — — — — — — — — 

 —
  
— — 
— — 
— — —





 —
  —
— — —




  
—  —
—  
— — *4




   
— —  —
— —  —
— — — —







       
— — — — — — — 
— — — — — — — 
— — — — — — — —


 —
  —
— — —

                       
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
     —                  
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
  — — —  — 
  — — — — — 
 —    — — —
       —







 —    — — — 
— — — — — — —  —
— — — — — — — — —
— — — — — — — — — — — — — — —




















 —     
 —     
 — — *6 — — 









 — — —
 — — —
 — — —
              
   — — — — — — — —    
— — — — — — — — — — — — — — —




  
 — 
             *7 
             *7 
— — — — — — — — — — — — — — —













  
 — —
  —
    
       — —
— — — — — — — — 
 Beschikbaar of wordt automatisch ingesteld. — Niet beschikbaar.
239
Functies en menutabellen
4 Opnamemenu
Opnamemodus
D BM G
A
9
—
—

*2

—
Functie
Centrum
AF-kader (p. 133)
Formaat AF-kader (p. 134)*3
Digitale Zoom (p. 69)
AF-Punt Zoom (p. 91)
Servo AF (p. 137)
Continu AF (p. 138)
AF-hulplicht (p. 93)
MF-Punt Zoom (p. 131)
Veiligheids MF (p. 131)


Gezichtsdetectie*1
AF Tracking

















—
—
—
—







Digitale Tele-converter (1.5x/2.0x) 
Aan










—

—
Klein
Standaard
Uit
Uit
Aan
Uit*4


—


—

—
—





—
—











—

—

—








Aan





Uit
Aan











—

—
*5

—
Uit





—
Aan
Uit











—
Aan





—





—




Aan

Uit
Aan


Uit

—
Uit
Automatisch
Handmatig
Flitsbel. comp.
Flits output
Rode-Ogen
Lamp Aan
Veiligheids FE
Aan
Uit




—
—

—

—





—


—


—


—


—



—
—
—
—
—
—
—

—



—

—




















—









—

—


*1 Werking wanneer er geen gezichten zijn gedetecteerd, verschilt per opnamemodus.
*2 Alleen beschikbaar door op de knop o te drukken (p. 74).
*3 Beschikbaar wanneer het AF-kader is ingesteld op [Centrum].
*4 [Aan] wanneer bewegende onderwerpen worden gedetecteerd in de modus A.
*5 [Aan] in
flitsmodus.
240




Normaal
Flits mode
Flitserinstellingen
(pp. 86, 93, 141, 149)




Functies en menutabellen
K
E
x
S P t
v
I
T
Y
 — — — —  —       —  
        —  — — — —  
 — — — —  —    — — — — — —
 — — — —  —       —  
 — — — —  —    — — — —  
 —    — — —    — — — — —












E


  
  
 — — —
    
    
— — — — 







—

                       
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
 —     —    — — — — — —      — — —
       
 — — — — — — 






      
      — 
 — — — —   
       —
       
 — — — — — — 






   
 — — —


 
 — 
  
 — 


































   
 — — —
 —   
  —     
 — — — —  — 


       
 — — — — — — 






   
 — — —





 
 
— 
— — — — — — — —



    
 — — — — 
     
     —

 
 — —
  
 — 


























  
  

        — — —
— — — — — — — — — — — — — — —



—
—
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
 — 
  






 — —  —  — —
 — —    — 
 — —  —  — 
 — —    — 
— — — — — — — — — — — —














 — — — —
 — — — —
 — — — —
   
      
     — —    —          — — — —
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
 Beschikbaar of wordt automatisch ingesteld. — Niet beschikbaar.
241
Functies en menutabellen
Opnamemodus
D BM G
A
9

—

—

—
—
—

—
—




—


—


Functie
i-Contrast (p. 125)
Hg lampcorr. (p. 87)
Safety Shift (p. 147)
Wind Filter (p. 89)
Bekijken (p. 94)
Terugkijken (p. 94)
Knipperdetectie (p. 92)
Raster (p. 90)
Auto




—
Uit

—
—

—

—



—
—

—
—






























Aan/Uit
Aan
Uit
Aan/Uit
Uit/3 sec.–10 sec./Vastzetten
2 sec.
Uit
Details/Focus check



























Uit
Continu










Opname







—
Aan
Uit










Uit
Aan
Uit
IS modus
IS-instellingen (p. 143)
Powered IS
Datum stempel (p. 73)



Aan
Uit
Datum/Datum & Tijd
Gezichts-ID-instellingen (p. 75)
242

—

—


—
—





—


—



—



—
—





















Functies en menutabellen
K
E
x
S P t
v
I
T
Y
E
— — — — — — —   — — — — — — — — — — — — — — —
       — —               
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —



























 
 — 


























































            
       —      
 — —  —  — — — — — — — 
 
  —
 — — —
 — — —
 — — —




 — — —
 — — —




























 
 — 























  
 — 





















































































  
 — — —
   












 
 — 
  
 — 















  
 — 


    
 — — — 


             
 — — — — — — — — —  — — —




























 Beschikbaar of wordt automatisch ingesteld. — Niet beschikbaar.
- Bij gebruik van [Gezichts-ID] (p. 75) voor opnames worden namen niet weergegeven in
,
,
, x of v,
maar worden wel in de foto’s vastgelegd.
- Instelling beschikbaar, maar bij gebruik van [Gezichts-ID] (p. 75) voor opnamen worden namen niet weergegeven
in
of
en worden ze niet in films vastgelegd.
243
Functies en menutabellen
3 Menu Instellen
Item
mute
Zie pagina
p. 188
Item
Tijdzone
Zie pagina
p. 195
Volume
p. 188
Datum/Tijd
p. 18
Geluidsopties
p. 189
GPS Auto Tijd SX260 HS
p. 57
Hints en tips
p. 189
GPS-instell. SX260 HS
p. 51
p. 190
Maateenheid SX240 HS
Maateenheden SX260 HS
p. 197
p. 190
Video Systeem
p. 206
Ctrl via HDMI
p. 207
p. 222
LCD Helderheid
opstart scherm
Formateren
pp. 191, 192
Bestandsnummering
p. 193
Eye-Fi instellingen
Maak folder
p. 194
Taal
p. 20
Lens intrekken
p. 194
Reset alle
p. 199
Spaarstand
pp. 42, 195
1 Menu Afspelen
Item
Zie pagina
Item
Zie pagina
Diavoorstelling
p. 162
Trimmen
p. 179
Wissen
p. 169
Veranderen
p. 178
Beveilig
p. 165
My Colors
p. 181
Roteren
p. 171
Info gezichts-ID
p. 75
Favorieten
p. 173
Beeld scrollen
p. 26
My Category
p. 174
Beelden groep.
p. 160
Fotoboek instellen
p. 220
Autom. draaien
p. 172
i-Contrast
p. 182
Ga verder
p. 153
Rode-Ogen Correctie
p. 183
Overgang
p. 153
244
Functies en menutabellen
2 Menu Print
Item
Print
Zie pagina
—
Item
Sel. alle beelden
Zie pagina
p. 219
Sel. beeld & aantal
p. 218
Wis alle selecties
p. 219
Select. Reeks
p. 218
Afdrukinstellingen
p. 217
Afspeelmodus Menu FUNC.
Item
Zie pagina
Item
Zie pagina
Roteren
p. 171
Filmsynopsis afspelen
Printlijst
p. 216
Smart Shuffle
p. 159
p. 164
Beveilig
p. 165
Beeld zoeken
p. 157
Favorieten
p. 173
Diavoorstelling
p. 162
Film afspelen
p. 152
My Category
p. 174
Groep afspelen
p. 159
245
Voorzorgsmaatregelen
• De camera is een apparaat met zeer geavanceerde elektronica. Laat de
camera niet vallen en stel deze niet bloot aan schokken of stoten.
• Plaats de camera nooit in de nabijheid van magneten, motoren of andere
apparaten die sterke elektromagnetische velden genereren. Dit kan leiden
tot storing of verlies van beeldgegevens.
• Als er waterdruppels of vuil vastzitten op de camera of het scherm, wrijft u
dit af met een droge zachte doek, zoals een brillendoekje. Niet hard wrijven
of hard drukken.
• Gebruik nooit reinigingsmiddelen die organische oplosmiddelen bevatten
om de camera of het scherm schoon te maken.
• Gebruik een lensblazer om stof en vuil te verwijderen van de lens. Als het
schoonmaken niet goed lukt, kunt u contact opnemen met de helpdesk van
Canon Klantenondersteuning.
• Er kan condensatie ontstaan op de camera na plotselinge
temperatuursveranderingen (wanneer de camera wordt verplaatst van een
koude naar een warme omgeving). U kunt dit voorkomen door de camera
in een luchtdichte, hersluitbare plastic tas te plaatsen en zo geleidelijk aan
de temperatuursveranderingen te laten wennen voordat u de camera uit
de tas haalt.
• Staak het gebruik van de camera onmiddellijk als er condensatie ontstaat.
Als u de camera in deze toestand toch blijft gebruiken, kan deze
beschadigd raken. Verwijder de batterij en de geheugenkaart en wacht tot
het vocht is verdampt voordat u de camera weer in gebruik neemt.
246
Index
A
Aangepaste witbalans ............................. 127
Aansluiting ....................... 205, 206, 209, 210
Accessoires ............................................. 203
AE lock .................................................... 123
Afdrukken ................................................ 210
AF  Scherpstellen
AF-kaders .................................... 24, 61, 133
AF lock..................................................... 139
Afspelen  Bekijken
AF Tracking ....................................... 74, 136
Alles wissen............................................. 169
AUTO-modus (opnamemodus) ..... 23, 44, 60
Av (opnamemodus) ................................. 147
AV-kabel.................................................. 205
B
Batterij
Level ................................................. 233
Opladen .............................................. 14
Spaarstand ......................................... 42
Beelden
Afspelen  Bekijken
Beveiligen ......................................... 165
Weergaveduur .................................... 94
Wissen .............................................. 169
Beeldkwaliteit  Compressieverhouding
Bekijken
Beeld zoeken .................................... 157
Diavoorstelling .................................. 162
Enkelvoudige weergave...................... 25
Indexweergave ................................. 157
Smart Shuffle .................................... 164
Tv-weergave ..................................... 205
Vergrote weergave ........................... 162
Belichting
AE lock.............................................. 123
Compensatie..................................... 122
FE-lock.............................................. 142
Bestandsnummering................................ 193
Beveiligen ................................................ 165
Bewerken
Bijsnijden .......................................... 179
Het formaat van beelden wijzigen..... 178
i-Contrast .......................................... 182
My Colors.......................................... 181
Rode-ogencorrectie .......................... 183
Bijsnijden ................................................. 179
C
Camera
Reset alle.......................................... 199
Camerabeweging .................................... 143
Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk........... 2
Centrum (modus AF Frame)....................134
Compressieverhouding (beeldkwaliteit)... 144
Continu-opnamen maken ........................130
High-speedburst HQ
(opnamemodus)................................ 106
Correctie Hg-lamp .....................................87
Creatieve filters (opnamemodus) ............ 109
D
Datum/tijd
Datum/tijd toevoegen aan beelden .....73
Instellen ..............................................17
Wereldklok ........................................ 195
Wijzigen ..............................................18
De witbalans voor meerdere gebieden
corrigeren ..................................................87
Diavoorstelling ......................................... 162
Digitale Tele-converter ............................ 133
Digitale Zoom ............................................69
Directe effecten (opnamemodus) ..............96
DPOF....................................................... 216
E
Extra levendig (opnamemodus)...............109
Eye-Fi-kaarten ..................................... 2, 222
F
Favorieten................................................173
FE-lock ....................................................142
Films
Beeldkwaliteit
(resolutie/aantal beelden) ...................88
Bewerken.......................................... 184
Filmsynopsis (opnamemodus)...................98
Fisheye-effect (opnamemodus)...............110
247
Index
Flitser
Aan ................................................... 140
De flitser uitschakelen ........................ 72
Flitsbelichtingscompensatie.............. 141
Slow sync ......................................... 140
Focus check ............................................ 156
Focusvergrendeling................................. 134
Fotoboek instellen ................................... 220
Foutmeldingen......................................... 230
G
Geheugenkaarten........................................ 2
Geluiden .................................................. 188
Gezichtsdetectie (modus AF Frame)....... 135
Gezichts-ID................................................ 75
Gezicht-zelfontspanner
(opnamemodus) ...................................... 105
Glimlach (opnamemodus) ....................... 103
GPS SX260 HS ................................... 50, 155
H
Handmatig scherpstellen
(scherpstelmodus)................................... 131
Het formaat van beelden wijzigen ........... 178
High-speedburst HQ (opnamemodus) .... 106
I
i-Contrast......................................... 125, 182
iFrame-film (filmmodus)........................... 119
Indicator..................................................... 47
Inhoud van de verpakking ........................... 2
Interfacekabel...................................... 2, 210
ISO-waarde ............................................. 124
K
Kleur (witbalans)...................................... 126
Kleur Accent (opnamemodus)................. 114
Kleur Wissel (opnamemodus) ................. 115
Klok ........................................................... 47
Knipoogdetectie (opnamemodus) ........... 104
Knipperdetectie ......................................... 92
L
Lampje....................................................... 93
248
M
M (opnamemodus) .................................. 148
Macro (scherpstelmodus)........................ 131
Meetmethode .......................................... 123
Menu
Basishandelingen ............................... 46
Tabel................................................. 236
Menu FUNC.
Basishandelingen ............................... 45
Tabel......................................... 238, 245
Miniatuureffect (opnamemodus).............. 110
Modus Discreet (opnamemodus) ............ 116
Modus Easy (opname-/afspeelmodus)...... 97
Monochroom (opnamemodus) ................ 113
My Category ............................................ 174
My Colors ........................................ 128, 181
N
Nachtscene handm (opnamemodus) ........ 99
O
Onderwater (opnamemodus) .................. 100
Opnamen maken
Opnamedatum/-tijd  Datum/tijd
Opname-informatie........................... 232
P
P (opnamemodus)................................... 122
PictBridge ........................................ 204, 210
Polsriem  Riem
Portret (opnamemodus) ............................ 99
Poster-effect (opnamemodus)................. 109
Powered IS.............................................. 144
Problemen oplossen................................ 226
Programma automatische belichting ....... 122
R
Raster........................................................ 90
Reizen met de camera .................... 195, 202
Reset alle ................................................ 199
Resolutie (beeldgrootte) ............................ 85
Riem ............................................................ 2
Rode-ogencorrectie........................... 86, 183
Roteren.................................................... 171
Index
S
W
Scherm
Menu  Menu FUNC., Menu
Pictogrammen........................... 232, 234
Taalweergave ..................................... 20
Scherpstelbereik
Handmatig scherpstellen .................. 131
macro................................................ 131
Scherpstellen
AF-kaders ......................................... 133
AF lock.............................................. 139
AF-Punt Zoom .................................... 91
Servo AF........................................... 137
SD-/SDHC-/SDXC-geheugenkaarten
 Geheugenkaarten
Sepiakleurige beelden ............................. 128
Servo AF.................................................. 137
Smart Shuffle........................................... 164
Smart Shutter (opnamemodus) ............... 103
Sneeuw (opnamemodus) ........................ 100
Software
Cd DIGITAL CAMERA Solution Disk.... 2
Installatie............................................. 29
Spaarstand ................................................ 42
Speels effect (opnamemodus)................. 112
Standaardwaarden  Reset alle
Stereo AV-kabel ...................................... 205
Stitch Hulp (opnamemodus) .................... 108
Weinig licht (opnamemodus) ................... 100
Wereldklok............................................... 195
Wissen.....................................................169
Witbalans (kleur)......................................126
Z
Zelfontspanner...........................................70
2 seconden-zelfontspanner ................71
De zelfontspanner aanpassen ............71
Gezicht-zelfontspanner
(opnamemodus)................................ 105
Knipoogdetectie (opnamemodus)..... 104
Zoomen ......................................... 23, 60, 69
Zwart-witfoto’s ......................................... 128
T
Taal van LCD-scherm................................ 20
Taalweergave ............................................ 20
Transportmodus ...................................... 130
Tv (opnamemodus) ................................. 146
Tv-weergave............................................ 205
V
Vergrote weergave .................................. 162
Verhouding ................................................ 84
Voeding  batterij, voedingsadapterset
Voedingsadapterset................................. 203
Voedingsadapterset voor het lichtnet ...... 209
Vuurwerk (opnamemodus) ...................... 100
249
VOORZICHTIG
ONTPLOFFINGSGEVAAR ALS DE BATTERIJEN WORDEN VERVANGEN DOOR
EEN ONJUIST TYPE. HOUD U BIJ HET WEGGOOIEN VAN GEBRUIKTE
BATTERIJEN AAN DE LOKALE VOORSCHRIFTEN HIERVOOR.
Informatie over handelsmerken
• Het SDXC-logo is een handelsmerk van SD-3C, LLC.
• Dit apparaat gebruikt exFAT-technologie die in licentie is gegeven
door Microsoft.
• HDMI, het HDMI-logo en High-Definition Multimedia Interface zijn
handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van HDMI
Licensing LLC.
• Het iFrame-logo en het iFrame-symbool zijn handelsmerken van
Apple Inc.
Over MPEG-4-licenties
• This product is licensed under AT&T patents for the MPEG-4 standard
and may be used for encoding MPEG-4 compliant video and/or
decoding MPEG-4 compliant video that was encoded only (1) for a
personal and non-commercial purpose or (2) by a video provider
licensed under the AT&T patents to provide MPEG-4 compliant video.
No license is granted or implied for any other use for MPEG-4 standard.
* Kennisgeving in Engels weergegeven, zoals vereist.
Disclaimer
• Geen enkel gedeelte van deze gebruikershandleiding mag worden
gereproduceerd, overgedragen of in een opslagsysteem worden
bewaard zonder toestemming van Canon.
• Canon behoudt zich het recht voor de inhoud van deze handleiding
te allen tijde zonder voorafgaande kennisgeving te wijzigen.
• De illustraties en schermafbeeldingen in deze handleiding kunnen
enigszins afwijken van het werkelijke apparaat.
• Ongeacht de bovenstaande mededelingen is Canon niet aansprakelijk
voor schade die voortvloeit uit het verkeerde gebruik van de producten.
CEL-SS4SA280
© CANON INC. 2012

advertisement

Was this manual useful for you? Yes No
Thank you for your participation!

* Your assessment is very important for improving the workof artificial intelligence, which forms the content of this project

Related manuals

advertisement