Handleiding | Canon MP270 series / MP250 series Online


Add to my manuals

advertisement

Handleiding | Canon MP270 series / MP250 series Online | Manualzz

Canon MP270 series / MP250 series Online handleiding

Deze handleiding gebruiken

Deze handleiding afdrukken

MC-3758-V1.00

Basis Handleiding

Een overzicht van dit product.

Uitgebreide Handleiding

Een gedetailleerde beschrijving van dit product.

Problemen oplossen

MP270/MP250 series Basis Handleiding

Deze handleiding gebruiken

Deze handleiding afdrukken

MP-3279-V1.00

Uitgebreide Handleiding

Inhoud

Overzicht van het apparaat

Hoofdonderdelen

LED-display en basishandelingen

Kopiëren

Documenten kopiëren

Foto's kopiëren

Passend op papierformaat

Scannen

Gescande gegevens opslaan op de computer

Afdrukken vanaf de computer

Foto's afdrukken (Easy-PhotoPrint EX)

Documenten afdrukken (Windows)

Documenten afdrukken (Macintosh)

Overige functies

Foto's rechtstreeks afdrukken vanaf een

PictBridge-compatibel apparaat (alleen MP270 series)

Nuttige softwaretoepassingen

Papier/originelen plaatsen

Papier plaatsen

Originelen plaatsen

Routineonderhoud

Vage afdrukken of onjuiste kleuren

Een FINE-inktpatroon vervangen

Het apparaat reinigen

Bijlage

Wettelijke beperkingen voor het gebruik van het product en het gebruik van afbeeldingen

Tips over het gebruik van uw apparaat

Overzicht van het apparaat

Uitgebreide Handleiding Problemen oplossen

Inhoud > Overzicht van het apparaat

Overzicht van het apparaat

In dit gedeelte worden de namen van de onderdelen weergegeven en de basishandelingen die u moet kennen voordat u het apparaat gebruikt.

Hoofdonderdelen

Vooraanzicht

Achteraanzicht

Binnenaanzicht

Bedieningspaneel

LED-display en basishandelingen

Naar boven

Hoofdonderdelen

Inhoud > Overzicht van het apparaat > Hoofdonderdelen

Hoofdonderdelen

Vooraanzicht

Achteraanzicht

Binnenaanzicht

Bedieningspaneel

Vooraanzicht

Uitgebreide Handleiding Problemen oplossen

(1) Documentklep

Open deze klep als u een origineel op de glasplaat wilt plaatsen.

(2) Papiersteun

Trek de steun uit en kantel hem iets achterover als u papier in de achterste lade wilt plaatsen.

(3) Achterste lade

Plaats in deze lade het papier dat u voor het apparaat wilt gebruiken (u kunt verschillende formaten of soorten papier gebruiken). Er kunnen twee of meer vellen papier van hetzelfde formaat en type tegelijk worden geplaatst. Het papier wordt automatisch met één vel tegelijk ingevoerd.

Zie Papier plaatsen .

(4)

Papiergeleiders

Schuif de geleiders tegen beide zijden van de stapel papier aan.

(5)

Bedieningspaneel

Gebruik het bedieningspaneel om de apparaatinstellingen te wijzigen of het apparaat te bedienen.

Zie Bedieningspaneel .

Opmerking

De LED-display en de lampjes op het bedieningspaneel (met uitzondering van het lampje

Aan/Uit (Power) ) gaan uit als het apparaat gedurende ongeveer vijf minuten niet wordt gebruikt. Druk op een willekeurige knop (met uitzondering van de knop AAN (ON) ) of voer een afdruktaak uit als u ze weer wilt inschakelen.

(6)

Papieruitvoerlade

Deze lade wordt automatisch geopend als het afdrukken of kopiëren wordt gestart en er afgedrukt papier

Hoofdonderdelen

wordt uitgevoerd.

(7) Verlengstuk van de uitvoerlade

Open het verlengstuk als u de afdrukken wilt ondersteunen. U kunt het verlengstuk zowel bij het afdrukken als het kopiëren gebruiken.

(8) Glasplaat

Plaats hier het origineel dat u wilt kopiëren of scannen.

(9) Poort voor direct afdrukken (alleen MP270 series)

Sluit hier een PictBridge-compatibel apparaat aan, bijvoorbeeld een digitale camera, als u rechtstreeks vanaf het apparaat wilt afdrukken.

Zie Foto's rechtstreeks afdrukken vanaf een PictBridge-compatibel apparaat (alleen MP270 series) .

Waarschuwing

Sluit alleen PictBridge-compatibele apparaten op de Poort voor Direct afdrukken aan. Als u andere apparaten op deze poort aansluit, kan dit brand, elektrische schokken of schade aan het apparaat veroorzaken.

Belangrijk

Raak het metalen omhulsel niet aan.

Achteraanzicht

(10) USB-poort

Sluit hier de USB-kabel aan om het apparaat met een computer te verbinden.

Belangrijk

Raak het metalen omhulsel niet aan.

De USB-kabel mag niet worden losgekoppeld of aangesloten terwijl het apparaat bezig is met afdrukken of het scannen van originelen met de computer.

(11) Netsnoeraansluiting

Hoofdonderdelen

Hier kunt u het meegeleverde netsnoer aansluiten.

Binnenaanzicht

(12) Vergrendelingsklepjes voor inktpatronen

Hiermee klikt u de FINE-inktpatronen vast.

(13) Scaneenheid (klep)

Deze eenheid wordt gebruikt voor het scannen van originelen. Open deze klep als u de FINE-inktpatronen wilt vervangen of vastgelopen papier uit het apparaat wilt verwijderen. Als u de scaneenheid (klep) opent, moet de documentklep gesloten blijven.

(14) Steun voor scaneenheid

Hiermee kunt u de scaneenheid (klep) open houden.

(15) FINE-patroonhouder

Plaats de FINE-inktpatronen in deze houder.

De kleuren-FINE-inktpatroon moet in de linkersleuf (

) worden geplaatst.

) en de zwarte-FINE-inktpatroon in de rechtersleuf (

(16) FINE-inktpatronen

Een vervangbare inktpatroon met geïntegreerde printkop en inkttank.

Opmerking

Meer informatie over het installeren van FINE-inktpatronen kunt u vinden in de gedrukte handleiding:

Aan de Slag-gids.

Belangrijk

Het gebied (A) in de onderstaande afbeelding kan met inktspatten zijn bedekt. Dit heeft geen gevolgen voor de prestaties van het apparaat.

Raak het gebied (A) niet aan. Als u het toch aanraakt, drukt de printer mogelijk niet goed meer af.

Hoofdonderdelen

Bedieningspaneel

MP270 series MP250 series

(1)

Knop AAN (ON) / Aan/uit-lampje (Power)

Hiermee kunt u het apparaat aan- of uitzetten. De documentklep moet gesloten zijn als het apparaat wordt aangezet.

Belangrijk

De stekker uit het stopcontact halen

Zet eerst het apparaat uit en controleer vervolgens of het Aan/uit-lampje uit is voordat u de stekker uit het stopcontact haalt. Als de stekker uit het stopcontact wordt gehaald terwijl het knopje Aan/uit (Power) nog brandt of knippert, kan het apparaat mogelijk niet meer accuraat afdrukken omdat de printkop niet wordt beschermd.

Opmerking

Aan/uit- en alarmlampjes

U kunt de status van het apparaat controleren aan de hand van het lampje

(Power) en het Alarm -lampje.

- Als het Aan/uit (Power) -lampje niet brandt: het apparaat is uit.

Aan/uit

- Aan/uit (Power) -lampje brandt groen: het apparaat is klaar voor gebruik.

- Aan/uit (Power) -lampje knippert groen: het apparaat is bezig met initialiseren of uitschakelen.

- Alarm -lampje brandt of knippert oranje: er is een fout opgetreden en het apparaat is niet klaar voor gebruik. Raadpleeg voor meer informatie het gedeelte ' Problemen oplossen ' in de online handleiding:

Uitgebreide Handleiding .

- Het groene Aan/uit (Power) -lampje en het oranje Alarm -lampje knipperen beurtelings: er is mogelijk een fout opgetreden waarvoor u contact moet opnemen met het ondersteuningscentrum. Raadpleeg voor meer informatie het gedeelte ' Problemen oplossen ' in de online handleiding:

Uitgebreide Handleiding .

(2) LED (Light Emitting Diode)

In dit display worden het aantal kopieën, de onderhoudscode of de bedieningsstatus (zoals een foutcode) weergegeven.

(3)

[+]-knop

Hiermee wordt het aantal kopieën opgegeven.

(4)

Inktlampjes

Deze branden of knipperen oranje, bijvoorbeeld wanneer de inkt bijna op is. Het linkerlampje geeft de status van de kleuren-FINE-inktpatroon en het rechterlampje de status van de zwarte-FINE-inktpatroon aan.

(5)

Knop Papier (Paper)

Hiermee selecteert u het paginaformaat en mediumtype.

Hoofdonderdelen

(6) Knop SCANNEN

Hiermee scant u een origineel om dit op de computer op te slaan.

(7) Knop Stoppen/herstellen (Stop/Reset)

Hiermee annuleert u handelingen. U kunt ook tijdens het afdrukken, kopiëren of scannen op deze knop drukken als u de taak wilt annuleren.

(8) Knop Kleur*

Hiermee wordt het kopiëren in kleur gestart. U kunt ook op deze knop drukken om de selectie van een instellingsitem te voltooien.

(9) Knop Zwart*

Hiermee start u kopiëren in zwart-wit. U kunt ook op deze knop drukken om de selectie van een instellingsitem te voltooien.

(10) Knop en lampje Passend op papier (Fit to Page)

Hiermee schakelt u de kopieerfunctie Passend op papier in. U kunt het origineel automatisch vergroot of verkleind kopiëren zodat het past op het geselecteerde papierformaat. Wanneer de functie Passend op papier is uitgeschakeld, kunt u kopiëren op hetzelfde formaat als het origineel.

(11) Knop (Onderhoud)

Hiermee specificeert u de onderhoudscode.

(12) Papierlampje

Brandt om het paginaformaat en mediumtype aan te geven dat is geselecteerd met de knop

(Paper).

Papier

(13) Alarmlampje

Dit lampje brandt of knippert oranje als er een fout optreedt, bijvoorbeeld als het papier of de inkt op is.

* In de softwaretoepassingen of handleidingen worden de knoppen Zwart (Black) en Kleur (Color) gezamenlijk de knop " Start" of "OK" genoemd.

Naar boven

LED-display en basishandelingen

Uitgebreide Handleiding Problemen oplossen

Inhoud > Overzicht van het apparaat > LED-display en basishandelingen

LED-display en basishandelingen

U kunt het apparaat gebruiken om zonder computer kopieën te maken of onderhoudshandelingen uit te voeren.

In dit gedeelte worden de LED-display en de basishandelingen op het bedieningspaneel beschreven.

Het getal 1 wordt gewoonlijk in de LED-display weergegeven wanneer het apparaat wordt aangezet.

De status van het apparaat wordt als volgt in de LED-display aangegeven.

Apparaatstatus LED-display

Bezig met kopiëren Aantal kopieën (knipperend)

Bezig met afdrukken, scannen of het uitvoeren van onderhoud

Er is een fout opgetreden

(knipperend in volgorde)

De letter E en een getal worden beurtelings weergegeven.

Meer informatie over foutcodes kunt u vinden in het gedeelte '

Problemen oplossen ' in de online handleiding: Uitgebreide

Handleiding .

De letter P en een getal worden beurtelings weergegeven.

er is mogelijk een fout opgetreden waarvoor u contact moet opnemen met het ondersteuningscentrum.

Raadpleeg voor meer informatie het gedeelte ' Problemen oplossen ' in de online handleiding:

Uitgebreide Handleiding .

De scaneenheid (klep) is open

(knipperend)

Opmerking

Wanneer een PictBridge-compatibel apparaat (bijvoorbeeld een digitale camera) op het apparaat is aangesloten, wordt de letter C in de LED-display weergegeven (alleen MP270 series).

Aantal exemplaren

Wanneer het kopiëren begint, wordt het aantal exemplaren weergegeven in de LED-display. Tijdens het kopiëren wordt het getal in de LED-display knipperend weergegeven en met één verminderd om het aantal resterende kopieën aan te geven.

LED-display en basishandelingen

Telkens wanneer u op de knop [ +] drukt, neemt het getal op het LED-scherm met één toe. Wanneer F wordt weergegeven, is het aantal exemplaren ingesteld op 20. Druk nogmaals op de knop [ +] om terug te gaan naar 1.

Onderhoudscodes

Als u onderhoud aan het apparaat wilt uitvoeren, drukt u herhaaldelijk op de knop (Onderhoud) totdat de gewenste code wordt weergegeven in de LED-display. Druk vervolgens op de knop Zwart (Black) of

Kleur (Color).

Onderhoudscode Bewerking Zie

Hiermee drukt u het controleraster voor de spuitopeningen af.

Controleraster voor de spuitopeningen afdrukken

Hiermee reinigt u de printkop.

De printkop reinigen

Hiermee voert u een dieptereiniging van de printkop uit.

Een diepte-reiniging van de printkop uitvoeren

Hiermee drukt u het uitlijningsblad voor de printkop af.

De printkop uitlijnen

De printkop uitlijnen Hiermee scant u het uitlijningsblad voor automatische uitlijning van de printkop.

Hiermee drukt u de huidige aanpassingswaarden van de printkoppositie af.

Hiermee reinigt u de papierinvoerrol.

De printkop uitlijnen

De papierinvoerrol reinigen

Hiermee reinigt u de binnenkant van het apparaat.

Hiermee schakelt u tussen het papierformaat A4 en Letter (8,5 x 11 inch). Deze bewerking heeft betrekking op het papier in de achterste lade.

(Deze instelling wordt gebruikt bij het maken van kopieën.)

Hiermee stelt u het apparaat zodanig in dat papierschuring wordt voorkomen.

Het binnenste van het apparaat reinigen

(reiniging onderste plaat)

Overschakelen tussen het papierformaat

A4 en Letter (8,5 x 11 inch)

Raadpleeg 'Papier vertoont vlekken/

Papieroppervlak vertoont krassen' in het gedeelte ' Problemen oplossen ' in de online handleiding:

Uitgebreide

Handleiding .

Foutcodes

Als er een fout optreedt, wordt de foutcode aangegeven door beurtelings de letter E en een getal in de

LED-display weer te geven.

Bijv. "E, 1, 6"

(knipperend in volgorde)

Opmerking

LED-display en basishandelingen

Meer informatie over foutcodes kunt u vinden in het gedeelte ' Problemen oplossen ' in de online handleiding:

Uitgebreide Handleiding

.

Als een foutcode met de letter P wordt weergegeven, is er mogelijk een fout opgetreden waarvoor u contact moet opnemen met het ondersteuningscentrum.

Raadpleeg voor meer informatie het gedeelte ' Problemen oplossen ' in de online handleiding:

Uitgebreide Handleiding

.

Naar boven

Kopiëren

Uitgebreide Handleiding Problemen oplossen

Inhoud > Kopiëren

Kopiëren

U kunt naast standaardkopieën ook grotere of kleinere kopieën van het origineel maken, aangepast aan het paginaformaat. U kunt ook foto's kopiëren zonder randen.

Documenten kopiëren

Overschakelen tussen het papierformaat A4 en Letter (8,5 x 11 inch)

Foto's kopiëren

Passend op papierformaat

Naar boven

Documenten kopiëren

Uitgebreide Handleiding Problemen oplossen

Inhoud > Kopiëren > Documenten kopiëren

Documenten kopiëren

In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een document van A4- of Letter-formaat op gewoon papier kunt afdrukken.

Raadpleeg voor de bediening de opmerkingen en de bedieningsprocedure die op de referentiepagina worden beschreven.

U moet het volgende voorbereiden:

Originelen om te kopiëren. Raadpleeg Originelen die u kunt plaatsen .

Papier om op af te drukken. Raadpleeg Mediumtypen die u kunt gebruiken .

1.

Bereid het kopiëren voor.

(1)

Zet het apparaat aan.

Zie Bedieningspaneel .

(2)

Plaats papier.

Raadpleeg Gewoon papier/fotopapier plaatsen .

Hier plaatsen we gewoon papier van A4- of Letter-formaat.

(3) Open de papieruitvoerlade voorzichtig en trek de verlenging van de uitvoerlade uit.

Documenten kopiëren

(4) Plaats een origineel op de glasplaat.

Raadpleeg Originelen plaatsen .

Plaats het origineel MET DE TE KOPIËREN ZIJDE NAAR BENEDEN en lijn het uit met de positiemarkering zoals hieronder wordt weergegeven.

Sluit de documentklep voorzichtig.

,

Opmerking

Raadpleeg Originelen die u kunt plaatsen voor meer informatie over originelen die kunnen worden gekopieerd.

2.

Begin met kopiëren.

(1)

Druk herhaaldelijk op de knop [

(maximaal 20 kopieën).

+

] om het aantal exemplaren op te geven

1 t/m 9 kopieën maken of 20 kopieën maken

Documenten kopiëren

Zorg dat het gewenste aantal wordt weergegeven in de LED-display.

Telkens wanneer u op de knop [ +] drukt, neemt het getal op het LED-scherm met één toe. Wanneer F wordt weergegeven, is het aantal exemplaren ingesteld op 20. Druk nogmaals op de knop [ +] om terug te gaan naar 1.

10 t/m 19 kopieën maken

(1) Zorg dat F wordt weergegeven in de LED-display.

(2) Plaats niet meer dan het gewenste aantal te kopiëren vellen.

(2) Druk herhaaldelijk op de knop Papier (Paper) om het paginaformaat en mediumtype te selecteren.

Het Papier (Paper) -lampje geeft het geselecteerde paginaformaat en mediumtype aan.

In dit voorbeeld selecteren we gewoon A4-papier of papier van 8,5 x 11 inches.

Opmerking

U kunt de volgende paginaformaten en mediatypen selecteren.

- Gewoon papier A4 of 8,5 x 11 inch

- Fotopapier A4 of 8,5 x 11 inch

- Fotopapier 10 x 15 cm of 4 x 6 inch

U kunt in de achterste lade wisselen tussen papierformaten A4 en Letter (8,5 x 11 inch), ongeacht het formaat dat wordt aangegeven op het bedieningspaneel.

Zie Overschakelen tussen het papierformaat A4 en Letter (8,5 x 11 inch) .

Wanneer de functie Passend op papierformaat is ingeschakeld, kunt u het origineel automatisch vergroot of verkleind kopiëren, zodat het op het geselecteerde paginaformaat past. In dit geval wordt het origineel gekopieerd met randen op gewoon papier en zonder randen op het fotopapier.

Annuleer de functie Passend op papierformaat als u het origineel in hetzelfde formaat wilt kopiëren.

Zie Passend op papierformaat .

(3) Druk op de knop Kleur voor kleurenkopieën of op de knop Zwart voor zwartwitkopieën.

Het apparaat begint met kopiëren.

Tijdens het kopiëren wordt het getal in de LED-display knipperend weergegeven en met één verminderd om het aantal resterende kopieën aan te geven.

Verwijder de originelen van de glasplaat nadat het kopiëren is voltooid.

10 t/m 19 kopieën maken

Er wordt een foutmelding weergegeven dat het papier op is ('E, 0, 2' wordt weergegeven op de LEDdisplay) wanneer al het geplaatste papier is verbruikt. Druk op de knop Stoppen/herstellen (Stop/

Reset) om de fout op te heffen.

Opmerking

U kunt de afdrukkwaliteit alleen instellen op 'Snel' (snelheid heeft prioriteit) wanneer gewoon papier van A4- of Letter-formaat is geselecteerd als papierformaat en mediumtype.

De afdrukkwaliteit instellen op 'Snel' (snelheid heeft prioriteit)

1. Houd de knop

Kleur (Color) of Zwart (Black) in (3) van stap 2 ten minste 2 seconden ingedrukt.

Het LED-display knippert één keer.

* Wanneer u de knop Kleur (Color) of Zwart (Black) minder dan 2 seconden ingedrukt houdt, begint het apparaat te kopiëren in de afdrukkwaliteit 'Standaard'.

2. Laat de knop los.

Het apparaat begint met kopiëren.

Wanneer de afdrukkwaliteit is ingesteld op 'Snel' heeft de afdruksnelheid prioriteit boven kwaliteit. Om prioriteit te geven aan kwaliteit drukt u minder dan 2 seconden op de knop

Kleur (Color) of Zwart (Black) om te kopiëren met de afdrukkwaliteit 'Standaard'.

Belangrijk

Open de documentklep niet en verplaats het origineel niet totdat het kopiëren is voltooid.

Documenten kopiëren

Opmerking

Druk op de knop Stoppen/herstellen (Stop/Reset) om het kopiëren te annuleren.

Overschakelen tussen het papierformaat A4 en Letter (8,5 x 11 inch)

U kunt overschakelen tussen het papierformaat A4 en Letter (8,5 x 11 inch). Deze bewerking heeft betrekking op het papier in de achterste lade.

Deze instelling komt van pas wanneer u gewoonlijk papier van Letter-formaat in de achterste lade plaatst, ongeacht of op het bedieningspaneel papierformaat A4 wordt aangegeven of andersom.

1.

Druk herhaaldelijk op de knop (Onderhoud) totdat d wordt weergegeven.

2.

Druk op de knop Zwart (Black) om A4 te selecteren of druk op de knop Kleur

(Color) om Letter (8,5 x 11 inch) te selecteren.

Opmerking

Wanneer u overschakelt naar papierformaat A4 of Letter (8,5 x 11 inch), plaatst u papier van het geselecteerde formaat, ongeacht het formaat dat wordt aangegeven op het bedieningspaneel.

- Wanneer het paginaformaat is ingesteld op A4 plaatst u gewoon papier A4 of fotopapier A4.

- Wanneer het paginaformaat is ingesteld op Letter (8,5 x 11 inch) plaatst u gewoon papier of fotopapier van Letter-formaat.

Naar boven

Foto's kopiëren

Uitgebreide Handleiding Problemen oplossen

Inhoud > Kopiëren > Foto's kopiëren

Foto's kopiëren

In dit gedeelte worden de handelingen beschreven voor het kopiëren van afgedrukte foto's op fotopapier van 10 x 15 cm.

U moet het volgende voorbereiden:

Afgedrukte foto's.

Papier voor het afdrukken van foto's. Raadpleeg Mediumtypen die u kunt gebruiken .

1.

Bereid het kopiëren van een foto voor.

(1)

Zet het apparaat aan.

Zie Bedieningspaneel .

(2)

Plaats papier.

Raadpleeg Gewoon papier/fotopapier plaatsen .

In dit voorbeeld plaatsen we fotopapier van 10 x 15 cm.

(3) Open de papieruitvoerlade voorzichtig en trek de verlenging van de uitvoerlade uit.

(4)

Plaats een foto op de glasplaat.

Raadpleeg Originelen plaatsen .

2.

Begin met kopiëren.

(1) Druk enkele keren op de knop [

Zie stap 2 in Documenten kopiëren .

+

] om het aantal kopieën in te stellen.

(2) Druk herhaaldelijk op de knop Papier (Paper) om het paginaformaat en mediumtype te selecteren.

Het Papier (Paper) -lampje geeft het geselecteerde paginaformaat en mediumtype aan.

In dit voorbeeld selecteren we fotopapier van 10 x 15 cm.

Opmerking

U kunt de volgende paginaformaten en mediatypen selecteren.

Foto's kopiëren

- Gewoon papier A4 of 8,5 x 11 inch

- Fotopapier A4 of 8,5 x 11 inch

- Fotopapier 10 x 15 cm of 4 x 6 inch

U kunt in de achterste lade wisselen tussen papierformaten A4 en Letter (8,5 x 11 inch), ongeacht het formaat dat wordt aangegeven op het bedieningspaneel.

Zie Overschakelen tussen het papierformaat A4 en Letter (8,5 x 11 inch) .

Wanneer de functie Passend op papierformaat is ingeschakeld, kunt u het origineel automatisch vergroot of verkleind kopiëren, zodat het op het geselecteerde paginaformaat past. In dit geval wordt het origineel gekopieerd met randen op gewoon papier en zonder randen op het fotopapier.

Annuleer de functie Passend op papierformaat als u het origineel in hetzelfde formaat wilt kopiëren.

Zie Passend op papierformaat .

(3) Druk op de knop Kleur voor kleurenkopieën of op de knop Zwart voor zwartwitkopieën.

Het apparaat begint met kopiëren.

Verwijder de foto van de glasplaat nadat het kopiëren is voltooid.

Belangrijk

Open de documentklep niet en verplaats de foto niet totdat het kopiëren is voltooid.

Opmerking

Druk op de knop Stoppen/herstellen (Stop/Reset) om het kopiëren te annuleren.

Naar boven

Passend op papierformaat

Uitgebreide Handleiding Problemen oplossen

Inhoud > Kopiëren > Passend op papierformaat

Passend op papierformaat

Met de functie Passend op papierformaat kunt u het origineel automatisch vergroot of verkleind kopiëren, zodat het op het geselecteerde paginaformaat past.

1.

Bereid het kopiëren voor.

Zie stap 1 in Documenten kopiëren .

2.

Druk enkele keren op de knop [

+

] om het aantal kopieën in te stellen.

3.

Druk herhaaldelijk op de knop Papier (Paper) om het paginaformaat en mediumtype te selecteren.

Opmerking

Wanneer gewoon papier is geselecteerd als mediumtype, wordt het origineel met randen gekopieerd.

Wanneer fotopapier is geselecteerd als mediumtype, wordt het origineel gekopieerd zonder randen zodat de pagina volledig wordt opgevuld.

Bij kopiëren zonder randen kan de afbeelding aan de randen enigszins worden afgekapt omdat de gekopieerde afbeelding wordt vergroot om de hele pagina te vullen.

4.

Druk op de knop Passend op pag (Fit to Page) .

Het lampje

Passend op pag (Fit to Page) gaat branden en de functie Passend op papier wordt ingeschakeld.

Het origineel wordt automatisch vergroot of verkleind gekopieerd zodat het past op het geselecteerde papierformaat.

Opmerking

Druk nogmaals op de knop Passend op pag (Fit to Page) om de kopieerfunctie Passend op papierformaat te annuleren en het origineel in hetzelfde formaat te kopiëren.

5.

Druk op de knop Kleur voor kleurenkopieën of op de knop Zwart voor zwartwitkopieën.

Het apparaat begint passend op het papierformaat te kopiëren.

Verwijder de originelen van de glasplaat nadat het kopiëren is voltooid.

Belangrijk

Open de documentklep niet en verplaats het origineel niet totdat het kopiëren is voltooid.

Passend op papierformaat

Opmerking

U kunt de afdrukkwaliteit alleen instellen op 'Snel' (snelheid heeft prioriteit) wanneer gewoon papier van A4- of Letter-formaat is geselecteerd als papierformaat en mediumtype. Druk op de knop Kleur (Color) of Zwart (Black) en houd deze in stap 5 minimaal 2 seconden ingedrukt om de printkwaliteit in te stellen op 'Snel'.

Zie De afdrukkwaliteit instellen op 'Snel' (snelheid heeft prioriteit) .

Druk op de knop Stoppen/herstellen (Stop/Reset) om het kopiëren te annuleren.

Naar boven

Scannen

Uitgebreide Handleiding Problemen oplossen

Inhoud > Scannen

Scannen

Gescande gegevens kunt u op uw computer opslaan en met behulp van de meegeleverde toepassing bewerken of verwerken.

Gescande gegevens opslaan op de computer

Het scannen voorbereiden met het bedieningspaneel

Gescande gegevens opslaan op de computer

Naar boven

Gescande gegevens opslaan op de computer

Inhoud > Scannen > Gescande gegevens opslaan op de computer

Uitgebreide Handleiding Problemen oplossen

Gescande gegevens opslaan op de computer

In dit gedeelte wordt beschreven hoe originelen kunt scannen met behulp van het bedieningspaneel op het apparaat en hoe u deze kunt opslaan op de computer volgens de opgegeven instellingen met MP

Navigator EX.

Raadpleeg de online handleiding voor meer informatie over scannen vanaf de computer: Uitgebreide

Handleiding .

Belangrijk

Canon is niet aansprakelijk voor enige schade of verlies van gegevens om welke reden dan ook, ook niet binnen de garantieperiode van het apparaat.

Het scannen voorbereiden met het bedieningspaneel

Controleer het volgende voordat u originelen gaat scannen:

Zijn de vereiste toepassingen geïnstalleerd (MP Drivers en MP Navigator EX)?

Raadpleeg de gedrukte Aan de Slag-gids indien de softwaretoepassingen niet zijn geïnstalleerd.

Zijn de vereiste instellingen geconfigureerd met MP Navigator EX?

Wanneer u originelen scant om op te slaan op de computer met het bedieningspaneel, kunt u de instellingen voor het opslaan van gescande gegevens opgeven in de Voorkeuren (Preferences) van

MP Navigator EX.

Raadpleeg de online handleiding voor meer informatie over de instellingen: Uitgebreide

Handleiding .

Voldoet het origineel dat u wilt scannen aan de eisen voor originelen die op de glasplaat worden geplaatst?

Raadpleeg Originelen die u kunt plaatsen voor meer informatie.

Is het apparaat correct aangesloten op een computer?

Controleer handmatig of de verbinding tussen het apparaat en de computer goed vast zit.

Belangrijk

De USB-kabel mag niet worden losgekoppeld of aangesloten terwijl het apparaat bezig is met het scannen van originelen.

Wanneer u Mac OS X v.10.3.9 gebruikt

U moet MP Navigator EX als starttoepassing instellen in Fotolader onder Programma's

(Applications) in Mac OS X.

(1)

Selecteer Toepassingen (Applications) in het menu Ga (Go) en dubbelklik vervolgens op het pictogram Fotolader (Image Capture).

(2) Klik op Opties (Options) links onderaan het scannervenster, selecteer MP

Navigator EX 3 in Open bij indrukken scannerknop (Application to launch when scanner button is pressed) en klik op OK.

Als u Fotolader wilt afsluiten, selecteert u Stop Fotolader (Quit Image Capture) in het menu Fotolader (Image

Capture).

Opmerking

Als Opties (Options) niet wordt weergegeven, selecteert u Voorkeuren (Preferences) in het menu Fotolader (Image Capture), klikt u op Scanner en vervolgens op Gebruik TWAINsoftware indien mogelijk (Use TWAIN software whenever possible) om de optie uit te schakelen. Sluit Fotolader vervolgens af en start het opnieuw.

Gescande gegevens opslaan op de computer

Gescande gegevens opslaan op de computer

1.

Bereid het scannen voor.

(1) Zet het apparaat aan.

Zie Bedieningspaneel .

(2) Plaats een origineel op de glasplaat.

Raadpleeg Originelen plaatsen .

2.

Druk op de knop SCANNEN (SCAN) om te beginnen met scannen.

Het origineel wordt gescand en opgeslagen op de computer volgens de instellingen die zijn opgegeven met MP

Navigator EX.

Verwijder het origineel van de glasplaat nadat het scannen is voltooid.

Belangrijk

Schakel het apparaat niet uit terwijl een bewerking wordt uitgevoerd.

Open de documentklep niet en verplaats het origineel niet totdat het scannen is voltooid.

Opmerking

Het is het mogelijk dat de positie of het formaat van het origineel niet correct wordt gescand, afhankelijk van het type.

Raadpleeg in dat geval de online handleiding: Uitgebreide Handleiding om de instellingen

Documenttype (Document Type) en Documentformaat (Document Size) van MP Navigator EX te wijzigen in overeenstemming met het origineel en scan het opnieuw.

Wanneer u Windows Vista gebruikt

Mogelijk wordt het scherm waarin u een programma kunt selecteren weergegeven nadat u stap 2 hebt uitgevoerd. Selecteer in dit geval de optie MP Navigator EX Ver3.0 en klik vervolgens op OK.

Wanneer u Windows XP gebruikt

Mogelijk wordt het venster waarin u een programma kunt selecteren weergegeven nadat u voor de eerste keer stap 2 hebt uitgevoerd. Selecteer in dit geval de optie MP Navigator EX

Ver3.0 als het programma dat u wilt gebruiken en schakel het selectievakje Voor deze actie altijd dit programma gebruiken (Always use this program for this action) in. Klik vervolgens op

OK. Voortaan wordt MP Navigator EX automatisch gestart.

Naar boven

Afdrukken vanaf de computer

Uitgebreide Handleiding Problemen oplossen

Inhoud > Afdrukken vanaf de computer

Afdrukken vanaf de computer

In dit gedeelte wordt beschreven hoe u foto's of documenten kunt afdrukken met behulp van een computer.

Met Easy-PhotoPrint EX, dat bij het apparaat is geleverd, kunt u eenvoudig foto's die u hebt gemaakt met uw digitale camera afdrukken.

Foto's afdrukken (Easy-PhotoPrint EX)

Diverse functies van Easy-PhotoPrint EX gebruiken

Documenten afdrukken (Windows)

Documenten afdrukken (Macintosh)

Voor Mac OS X v.10.5.x

Voor Mac OS X v.10.4.x of Mac OS X v.10.3.9

Naar boven

Foto's afdrukken (Easy-PhotoPrint EX)

Uitgebreide Handleiding Problemen oplossen

Inhoud > Afdrukken vanaf de computer > Foto's afdrukken (Easy-PhotoPrint EX)

Foto's afdrukken (Easy-PhotoPrint EX)

Druk afbeeldingsgegevens op uw computer af met het bij het apparaat geleverde Easy-PhotoPrint EX.

In dit gedeelte worden de handelingen beschreven voor het zonder marges afdrukken van foto's op fotopapier van 10 x 15 cm.

Raadpleeg de online handleiding voor informatie over Easy-PhotoPrint EX: Uitgebreide Handleiding .

Opmerking

De schermen in dit gedeelte hebben betrekking op het afdrukken in Windows. De bewerkingen zijn hetzelfde voor het afdrukken in Macintosh.

Installeer Easy-PhotoPrint EX vanaf de installatie-cd-rom (Setup CD-ROM) als de software nog niet is geïnstalleerd of is verwijderd. Selecteer Easy-PhotoPrint EX in Aangepaste installatie

(Custom Install) om Easy-PhotoPrint EX te installeren.

1.

Bereid het afdrukken voor.

(1) Zorg dat het apparaat is ingeschakeld.

Zie Bedieningspaneel .

(2) Plaats papier.

Raadpleeg Gewoon papier/fotopapier plaatsen .

In dit voorbeeld plaatsen we fotopapier van 10 x 15 cm.

(3) Open de papieruitvoerlade voorzichtig en trek de verlenging van de uitvoerlade uit.

2.

Start Easy-PhotoPrint EX en selecteer Photo Print.

(1) Start Easy-PhotoPrint EX.

Dubbelklik op (Easy-PhotoPrint EX) op het bureaublad.

Klik hier: Easy-PhotoPrint EX

Selecteer het menu Ga (Go), Programma's (Applications), Canon Utilities, Easy-PhotoPrint EX en dubbelklik op Easy-PhotoPrint EX.

Foto's afdrukken (Easy-PhotoPrint EX)

Opmerking

U kunt Easy-PhotoPrint EX starten via het Solution Menu door te dubbelklikken op

(Solution Menu) op het bureaublad en te klikken op (Foto's of albums, enzovoort afdrukken. (Print photos or albums, etc.)).

Zie Solution Menu .

U kunt Easy-PhotoPrint EX starten via het menu Start door achtereenvolgens Alle programma's (All Programs) (of Programma's (Programs)), Canon Utilities, Easy-PhotoPrint

EX en Easy-PhotoPrint EX te selecteren.

U kunt Easy-PhotoPrint EX starten via het Solution Menu door te klikken op (Solution

Menu) in het Dock en te klikken op photos or albums, etc.)).

Zie Solution Menu .

(Foto's of albums, enzovoort afdrukken. (Print

(2)

Klik op Photo Print.

Opmerking

U kunt Album, Kalender (Calendar), Stickers, enzovoort selecteren, naast Photo Print.

Zie Diverse functies van Easy-PhotoPrint EX gebruiken .

3.

Selecteer een foto die u wilt afdrukken.

(1) Selecteer de map waarin de afbeeldingen zijn opgeslagen.

(2) Klik op de afbeelding die u wilt afdrukken.

Het aantal exemplaren wordt weergegeven als "1" en de afbeelding die u hebt geselecteerd, wordt weergegeven in daarvoor bestemde gedeelte (A). U kunt twee of meer afbeeldingen tegelijk selecteren.

Opmerking

Klik op (pijl omhoog) om het aantal exemplaren te wijzigen als u twee of meer exemplaren wilt afdrukken.

Klik op de afbeelding die u wilt annuleren en klik op (Geïmporteerde afbeelding verwijderen (Delete Imported Image)) als u de selectie wilt annuleren. U kunt ook omlaag) gebruiken om het aantal exemplaren te verlagen tot nul.

(pijl

Tevens kunt u de geselecteerde afbeeldingen nog corrigeren of verbeteren voordat u ze afdrukt.

Zie Diverse functies van Easy-PhotoPrint EX gebruiken .

(3)

Klik op Papier selecteren (Select Paper).

Foto's afdrukken (Easy-PhotoPrint EX)

4.

Selecteer het geplaatste papier.

(1) Controleer of de naam van uw apparaat is geselecteerd in Printer.

(2) Selecteer het formaat en type van het geplaatste papier in Papierformaat (Paper

Size) en Mediumtype (Media Type).

In dit voorbeeld selecteren we 10x15cm 4"x6" (4"x6" 10x15cm) bij Papierformaat (Paper Size) en het type geplaatste fotopapier bij Mediumtype (Media Type).

Opmerking

Als u niet het juiste mediumtype selecteert, drukt het apparaat mogelijk niet af met de juiste afdrukkwaliteit.

(3) Klik op Opmaak/Afdrukken (Layout/Print).

5.

Selecteer een opmaak en start het afdrukken.

(1)

Selecteer de opmaak van de foto.

In dit voorbeeld selecteren we Zonder marges (volledig) (Borderless (full)).

Het afdrukvoorbeeld wordt weergegeven in de geselecteerde opmaak, zodat u het vereiste resultaat kunt controleren.

Opmerking

U kunt de afdrukrichting van de foto wijzigen of foto's bijsnijden.

Raadpleeg de online handleiding voor meer informatie over de bediening: Uitgebreide

Handleiding .

(2) Klik op Afdrukken (Print).

Foto's afdrukken (Easy-PhotoPrint EX)

Opmerking

Druk op de knop Stoppen/herstellen (Stop/Reset) op het apparaat of op Afdrukken annuleren (Cancel Printing) in de printerstatusmonitor als u een actieve afdruktaak wilt annuleren.

Klik op Canon XXX Printer (waarbij " XXX " de naam van uw printer is) op de taakbalk om de printerstatusmonitor weer te geven.

Klik op het printerpictogram in het Dock om een lijst met actieve afdruktaken weer te geven.

Als u een actieve afdruktaak wilt annuleren, selecteert u de betreffende opdracht in de lijst

Naam (Name) en klikt u op Verwijder (Delete).

Als u een actieve afdruktaak tijdelijk wilt annuleren, klikt u op Stel uit (Hold). Klik op Afdrukken onderbreken (Pause Printer) (of op Stop afdruktaken (Stop Jobs)) als u alle taken in de lijst tijdelijk wilt stoppen.

Naar boven

Diverse functies van Easy-PhotoPrint EX gebruiken

Uitgebreide Handleiding Problemen oplossen

Inhoud > Afdrukken vanaf de computer > Foto's afdrukken (Easy-PhotoPrint EX) > Diverse functies van Easy-

PhotoPrint EX gebruiken

Diverse functies van Easy-PhotoPrint EX gebruiken

In dit gedeelte maakt u kennis met een paar handige functies van Easy-PhotoPrint EX.

Raadpleeg voor meer informatie online handleiding: Uitgebreide Handleiding .

Uw eigen afdrukken maken

U kunt een album of kalender maken met uw eigen foto's.

Album Kalender (Calendar)

Stickers Opmaak afdrukken (Layout Print)

Afbeeldingen corrigeren

U kunt Correctie rode ogen (Red-Eye Correction), Gezicht scherper maken (Face Sharpener),

Gezicht digitaal effenen (Digital Face Smoothing), Helderheid (Brightness), Contrast enzovoort, gebruiken om afbeeldingen automatisch of handmatig aan te passen, te corrigeren of te verbeteren.

Helderheid (Brightness)

Diverse functies van Easy-PhotoPrint EX gebruiken

Naar boven

Documenten afdrukken (Windows)

Uitgebreide Handleiding Problemen oplossen

Inhoud > Afdrukken vanaf de computer > Documenten afdrukken (Windows)

Documenten afdrukken (Windows)

In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een A4-document op gewoon papier kunt afdrukken.

Raadpleeg voor meer informatie de online handleiding: Uitgebreide Handleiding .

Opmerking

De bewerkingen kunnen variëren, afhankelijk van uw toepassing. Raadpleeg de instructiehandleiding van uw toepassing voor meer informatie over de bewerkingen.

De schermen in dit gedeelte hebben betrekking op het afdrukken in het besturingssysteem Windows

Vista Ultimate Edition (hierna 'Windows Vista' genoemd).

1.

Zorg dat het apparaat is ingeschakeld.

Zie Bedieningspaneel .

2.

Plaats papier.

Raadpleeg Gewoon papier/fotopapier plaatsen .

Hier plaatsen we gewoon A4-papier.

3.

Open de papieruitvoerlade voorzichtig en trek de verlenging van de uitvoerlade uit.

4.

Maak (of open) een document met behulp van een geschikte softwaretoepassing.

5.

Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma.

(1) Selecteer Afdrukken (Print) in het menu Bestand (File) of op de werkbalk van de toepassing.

Het dialoogvenster Afdrukken (Print) wordt weergegeven.

(2) Controleer of de naam van uw apparaat is geselecteerd.

Opmerking

Selecteer de naam van uw apparaat als een andere apparaatnaam is geselecteerd.

(3) Klik op Voorkeuren (Preferences) (of Eigenschappen (Properties)).

Documenten afdrukken (Windows)

6.

Geef de vereiste afdrukinstellingen op.

(1) Selecteer Zakelijk document (Business Document) in Veelgebruikte instellingen

(Commonly Used Settings).

Opmerking

Als een afdrukobject zoals Zakelijk document (Business Document) of Foto afdrukken

(Photo Printing) is geselecteerd in Veelgebruikte instellingen (Commonly Used Settings), worden de items in Extra functies (Additional Features) automatisch geselecteerd. De toepasselijke instellingen voor het afdrukobject (zoals het mediumtype en de afdrukkwaliteit) worden ook weergegeven.

Als u twee of meer exemplaren opgeeft in Aantal (Copies), wordt het selectievakje

Sorteren (Collate) ingeschakeld.

(2) Controleer de weergegeven instellingen.

Controleer nu of Gewoon papier (Plain Paper) is geselecteerd in Mediumtype (Media Type), Standaard

(Standard) is geselecteerd in Afdrukkwaliteit (Print Quality) en of A4 is geselecteerd in Papierformaat printer (Printer Paper Size).

Opmerking

De instellingen kunnen worden gewijzigd.

U moet nadat u Papierformaat printer (Printer Paper Size) hebt gewijzigd, wel controleren of de instelling voor Paginaformaat (Page Size) op het tabblad Pagina-instelling (Page

Setup) overeenkomt met de instelling in de toepassing.

Raadpleeg voor meer informatie online handleiding: Uitgebreide Handleiding .

Als u niet het juiste mediumtype selecteert, drukt het apparaat mogelijk niet af met de juiste afdrukkwaliteit.

(3)

Klik op OK.

Opmerking

Voor meer informatie over de functies van het printerstuurprogramma klikt u op Help of

Instructies (Instructions) om de on line Help of de on line handleiding weer te geven:

Uitgebreide Handleiding . De knop Instructies (Instructions) wordt alleen weergegeven op de tabbladen Snel instellen (Quick Setup), Afdruk (Main) en Onderhoud (Maintenance) wanneer de online handleiding op uw computer is geïnstalleerd.

U kunt de gewijzigde instellingen een naam geven en deze toevoegen aan Veelgebruikte instellingen (Commonly Used Settings).

Raadpleeg voor meer informatie online handleiding: Uitgebreide Handleiding .

Als u de huidige instellingen wilt weergeven als u het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma de volgende keer opent, schakelt u het selectievakje Altijd afdrukken met huidige instellingen (Always Print with Current Settings) in. Sommige toepassingen beschikken niet over deze functie.

Schakel het selectievakje Afdrukvoorbeeld (Preview before printing) in als u het voorbeeld wilt bekijken en de afdrukresultaten wilt controleren. Sommige toepassingen beschikken niet over een afdrukvoorbeeldfunctie.

U kunt gedetailleerde afdrukinstellingen opgeven op het tabblad Afdruk (Main) of Pagina-

Documenten afdrukken (Windows)

instelling (Page Setup).

Raadpleeg voor meer informatie online handleiding: Uitgebreide Handleiding .

7.

Start het afdrukken.

Klik op Afdrukken (Print) (of OK) om het afdrukken te starten.

Opmerking

Er wordt een bericht weergegeven over het plaatsen van enveloppen als u op enveloppen gaat afdrukken. Dit bericht wordt niet meer weergegeven als u het selectievakje Dit bericht niet meer weergeven. (Do not show this message again.) inschakelt.

Raadpleeg Enveloppen plaatsen voor meer informatie over het afdrukken van enveloppen.

Druk op de knop Stoppen/herstellen (Stop/Reset) op het apparaat of op Afdrukken annuleren (Cancel Printing) in de printerstatusmonitor als u een actieve afdruktaak wilt annuleren.

Klik op Canon XXX Printer (waarbij " XXX " de naam van uw printer is) op de taakbalk om de printerstatusmonitor weer te geven.

Als evenwijdige lijnen niet correct worden afgedrukt of als u niet tevreden bent over de afdrukresultaten, moet u de positie van de printkop aanpassen.

Raadpleeg De printkop uitlijnen .

Naar boven

Documenten afdrukken (Macintosh)

Uitgebreide Handleiding Problemen oplossen

Inhoud > Afdrukken vanaf de computer > Documenten afdrukken (Macintosh)

Documenten afdrukken (Macintosh)

In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een A4-document op gewoon papier kunt afdrukken.

Raadpleeg voor meer informatie online handleiding: Uitgebreide Handleiding .

Opmerking

De bewerkingen kunnen variëren, afhankelijk van uw toepassing. Raadpleeg de instructiehandleiding van uw toepassing voor meer informatie over de bewerkingen.

Voor Mac OS X v.10.5.x

1.

Zorg dat het apparaat is ingeschakeld.

Zie Bedieningspaneel .

2.

Plaats papier.

Raadpleeg Gewoon papier/fotopapier plaatsen .

Hier plaatsen we gewoon A4-papier.

3.

Open de papieruitvoerlade voorzichtig en trek de verlenging van de uitvoerlade uit.

4.

Maak (of open) een document met behulp van een geschikte softwaretoepassing.

5.

Open het dialoogvenster Druk af (Print).

Selecteer Druk af (Print) in het menu Archief (File) van de toepassing.

Het dialoogvenster Afdrukken (Print) wordt weergegeven.

Opmerking

Klik op (pijl omlaag) als het onderstaande dialoogvenster wordt weergegeven.

6.

Geef de vereiste afdrukinstellingen op.

(1) Controleer of de naam van uw apparaat is geselecteerd in Printer.

(2)

Selecteer het paginaformaat van het geplaatste papier in Papierformaat (Paper

Size).

Hier selecteert u A4.

(3)

Selecteer Kwaliteit en media (Quality & Media) in het pop-upmenu.

Documenten afdrukken (Macintosh)

(4) Selecteer het mediumtype van het geplaatste papier in Mediumtype (Media

Type).

Hier selecteert u Gewoon papier (Plain Paper).

Opmerking

Als u niet het juiste mediumtype selecteert, drukt het apparaat mogelijk niet af met de juiste afdrukkwaliteit.

(5) Selecteer de afdrukkwaliteit in Afdrukkwaliteit (Print Quality).

Hier selecteert u Standaard (Standard).

Opmerking

Raadpleeg de online handleiding voor meer informatie over de afdrukkwaliteit: Uitgebreide

Handleiding .

Opmerking

Voor meer informatie over de functies van het printerstuurprogramma klikt u op (Vraag) op het scherm Kwaliteit en media (Quality & Media), Kleuropties (Color Options), Afdrukken zonder marges (Borderless Printing) of Marge (Margin).

Het voorbeeld wordt links van het dialoogvenster weergegeven, zodat u het afdrukresultaat kunt controleren. Sommige toepassingen beschikken niet over een afdrukvoorbeeldfunctie.

7.

Start het afdrukken.

Klik op Druk af (Print) om het afdrukken te starten.

Opmerking

Klik op het printerpictogram in het Dock om een lijst met actieve afdruktaken weer te geven.

Als u een actieve afdruktaak wilt annuleren, selecteert u de betreffende opdracht in de lijst

Naam (Name) en klikt u op Verwijder (Delete).

Als u een actieve afdruktaak tijdelijk wilt annuleren, klikt u op Stel uit (Hold). Klik op Afdrukken

Documenten afdrukken (Macintosh)

onderbreken (Pause Printer) als u alle taken in de lijst tijdelijk wilt stoppen.

Als evenwijdige lijnen niet correct worden afgedrukt of als u niet tevreden bent over de afdrukresultaten, moet u de positie van de printkop aanpassen.

Raadpleeg De printkop uitlijnen .

Voor Mac OS X v.10.4.x of Mac OS X v.10.3.9

Opmerking

De schermen in dit gedeelte hebben betrekking op het afdrukken in Mac OS X v.10.4.x.

1.

Zorg dat het apparaat is ingeschakeld.

Zie Bedieningspaneel .

2.

Plaats papier.

Raadpleeg Gewoon papier/fotopapier plaatsen .

Hier plaatsen we gewoon A4-papier.

3.

Open de papieruitvoerlade voorzichtig en trek de verlenging van de uitvoerlade uit.

4.

Maak (of open) een document met behulp van een geschikte softwaretoepassing.

5.

Geef het paginaformaat op.

(1) Selecteer Pagina-instelling (Page Setup) in het menu Archief (File) van de toepassing.

Het dialoogvenster Pagina-instelling (Page Setup) wordt weergegeven.

(2) Controleer of de naam van uw apparaat is geselecteerd in Stel in voor (Format for).

(3)

Selecteer het paginaformaat van het geplaatste papier in Papierformaat (Paper

Size).

Hier selecteert u A4.

(4)

Klik op OK.

6.

Geef de vereiste afdrukinstellingen op.

(1) Selecteer Druk af (Print) in het menu Archief (File) van de toepassing.

Het dialoogvenster Afdrukken (Print) wordt weergegeven.

Documenten afdrukken (Macintosh)

(2) Controleer of de naam van uw apparaat is geselecteerd in Printer.

(3)

Selecteer Kwaliteit en media (Quality & Media) in het pop-upmenu.

(4)

Selecteer het mediumtype van het geplaatste papier in Mediumtype (Media

Type).

Hier selecteert u Gewoon papier (Plain Paper).

Opmerking

Als u niet het juiste mediumtype selecteert, drukt het apparaat mogelijk niet af met de juiste afdrukkwaliteit.

(5)

Selecteer de afdrukkwaliteit in Afdrukkwaliteit (Print Quality).

Hier selecteert u Standaard (Standard).

Opmerking

Raadpleeg de online handleiding voor meer informatie over de afdrukkwaliteit: Uitgebreide

Handleiding .

Opmerking

Voor meer informatie over de functies van het printerstuurprogramma klikt u op (Vraag) op het scherm Kwaliteit en media (Quality & Media), Kleuropties (Color Options), Speciale effecten

(Special Effects), Afdrukken zonder marges (Borderless Printing) of Marge (Margin).

Klik op Voorbeeld (Preview) om het voorbeeld weer te geven en het afdrukresultaat te controleren. Sommige toepassingen beschikken niet over een afdrukvoorbeeldfunctie.

7.

Start het afdrukken.

Klik op Druk af (Print) om het afdrukken te starten.

Opmerking

Klik op het printerpictogram in het Dock om een lijst met actieve afdruktaken weer te geven.

Als u een actieve afdruktaak wilt annuleren, selecteert u de betreffende opdracht in de lijst

Naam (Name) en klikt u op Verwijder (Delete).

Als u een actieve afdruktaak tijdelijk wilt annuleren, klikt u op Stel uit (Hold). Klik op Stop afdruktaken (Stop Jobs) als u alle afdruktaken in de lijst tijdelijk wilt stoppen.

Als evenwijdige lijnen niet correct worden afgedrukt of als u niet tevreden bent over de afdrukresultaten, moet u de positie van de printkop aanpassen.

Raadpleeg De printkop uitlijnen .

Naar boven

Overige functies

Uitgebreide Handleiding Problemen oplossen

Inhoud > Overige functies

Overige functies

In dit gedeelte maakt u kennis met de functie waarmee u foto's kunt afdrukken vanaf een PictBridgecompatibel apparaat zoals een digitale camera die is aangesloten via een USB-kabel (alleen MP270 series).

In dit gedeelte maakt u ook kennis met nuttige softwaretoepassingen die u kunt gebruiken met uw apparaat.

Foto's rechtstreeks afdrukken vanaf een PictBridge-compatibel apparaat (alleen

MP270 series)

Nuttige softwaretoepassingen

Solution Menu

My Printer

Easy-WebPrint EX

Naar boven

Uitgebreide Handleiding Problemen oplossen

Inhoud > Overige functies > Foto's rechtstreeks afdrukken vanaf een PictBridge-compatibel apparaat (alleen MP270 series)

Foto's rechtstreeks afdrukken vanaf een PictBridgecompatibel apparaat (alleen MP270 series)

U kunt een PictBridge-compatibel apparaat op dit apparaat aansluiten met een USB-kabel die is aanbevolen door de fabrikant van het apparaat en opgeslagen foto's rechtstreeks afdrukken.

Voor meer informatie over het afdrukken van opgeslagen foto's via de aansluiting op het PictBridgecompatibele apparaat raadpleegt u de online handleiding: Uitgebreide Handleiding .

Raadpleeg de instructiehandleiding die bij het apparaat is geleverd voor meer informatie over de afdrukinstellingen op het PictBridge-compatibele apparaat.

Apparaten die u kunt aansluiten:

Elk PictBridge-compatibel apparaat kan op dit apparaat worden aangesloten. De fabrikant en het model zijn niet van belang, zolang het compatibel is met de PictBridge-standaard.

Opmerking

PictBridge is de standaard voor het rechtstreeks afdrukken van uw foto's zonder daarbij een computer te gebruiken. U kunt bijvoorbeeld een digitale camera, camcorder of mobiele telefoon met camera aansluiten.

(PictBridge) Apparaten die compatibel zijn met PictBridge, kunt u herkennen aan deze markering.

Indeling afdrukbare beeldgegevens:

Dit apparaat accepteert PNG-bestanden en afbeeldingen* die zijn gemaakt met een digitale camera die voldoet aan het Design rule for Camera File system.

* Compatibel met Exif 2.2/2.21

Naar boven

Nuttige softwaretoepassingen

Uitgebreide Handleiding Problemen oplossen

Inhoud > Overige functies > Nuttige softwaretoepassingen

Nuttige softwaretoepassingen

Het apparaat kan worden gebruikt met nuttige softwaretoepassingen zoals Solution Menu, My Printer en

Easy-WebPrint EX.

Solution Menu

Met Solution Menu kunt u de softwaretoepassingen openen die met het apparaat zijn meegeleverd, of de bedieningsinstructies weergeven.

Dubbelklik op het bureaublad op (Solution Menu).

Klik hier: Solution Menu

Klik op (Solution Menu) in het Dock.

* De onderstaande schermen zijn voor Windows Vista.

Klik op de knop van een functie om deze te gebruiken.

Klik na het starten van Solution Menu op de knop op de titelbalk om het vensterformaat te verkleinen.

Opmerking

Installeer Solution Menu vanaf de installatie-cd-rom (Setup CD-ROM) als de software nog niet is geïnstalleerd of is verwijderd. Als u Solution Menu wilt installeren, selecteert u Solution Menu in

Aangepaste installatie (Custom Install).

De knoppen die worden weergegeven op het scherm kunnen verschillen, afhankelijk van het land of de regio van aankoop.

Als u Solution Menu wilt starten via het menu Start, selecteert u Alle programma's (All Programs) (of

Programma's (Programs)), Canon Utilities, Solution Menu en vervolgens Solution Menu.

Als u Solution Menu wilt starten vanaf de menubalk, selecteert u het menu Ga (Go), Programma's

(Applications), Canon Utilities, Solution Menu en dubbelklikt u op Solution Menu.

My Printer

Met My Printer kunt u het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma weergeven. Daarnaast wordt informatie geboden over handelingen die u kunt uitvoeren wanneer u problemen hebt met de werking.

Nuttige softwaretoepassingen

My Printer is niet beschikbaar voor Macintosh-computers.

Dubbelklik op het bureaublad op (My Printer).

Opmerking

U kunt My Printer ook starten vanuit Solution Menu of de taakbalk.

Installeer My Printer vanaf de installatie-cd-rom (Setup CD-ROM) als de software nog niet is geïnstalleerd of is verwijderd. Als u My Printer wilt installeren, selecteert u My Printer in

Aangepaste installatie (Custom Install).

Als u My Printer wilt starten via het menu Start, selecteert u Alle programma's (All Programs) (of

Programma's (Programs)), Canon Utilities, My Printer en vervolgens My Printer.

Easy-WebPrint EX

Met Easy-WebPrint EX kunt u snel en eenvoudig internetpagina's afdrukken in Internet Explorer. U kunt bij het afdrukken van internetpagina's automatisch het formaat aanpassen zodat de pagina's op de breedte van het papier passen zonder dat de randen af worden gekapt, of een voorbeeldweergave bekijken en de gewenste pagina's afdrukken.

Easy-WebPrint EX is niet beschikbaar in Windows 2000 en Macintosh.

Belangrijk

Het is onwettig om auteursrechtelijk beschermd werk van anderen te reproduceren of te bewerken zonder toestemming van de houder van het auteursrecht, behalve voor persoonlijk gebruik, gebruik binnenshuis of ander gebruik binnen het beperkte bereik dat wordt gespecificeerd in het auteursrecht. Daarnaast kan het reproduceren of bewerken van foto's van mensen inbreuk maken op het portretrecht.

Wanneer Easy-WebPrint EX is geïnstalleerd, wordt een taakbalk toegevoegd aan Internet Explorer. De taakbalk is beschikbaar wanneer Internet Explorer is geopend.

Met de fragmentfunctie kunt u bijvoorbeeld fragmenten maken van bepaalde delen van internetpagina's en deze bewerken om af te drukken.

Nuttige softwaretoepassingen

Klik voor meer informatie over het afdrukken van internetpagina's op (Help) voor de online Help.

Opmerking

Opmerkingen bij de installatie van Easy-WebPrint EX

Als Easy-WebPrint EX niet is geïnstalleerd, worden de richtlijnen voor de installatie van Easy-

WebPrint EX mogelijk weergegeven van de taakbalk op het bureaublad.

Klik om Easy-WebPrint EX te installeren op de weergegeven richtlijnen en volg de instructies op het scherm.

U kunt Easy-WebPrint EX ook installeren vanaf de installatie-cd-rom (Setup CD-ROM) .

Selecteer Easy-WebPrint EX bij Aangepaste installatie (Custom Install) om Easy-WebPrint EX te installeren.

Voor de installatie van Easy-WebPrint EX op uw computer is Internet Explorer 7 of hoger vereist en moet de computer zijn aangesloten op internet.

Naar boven

Papier/originelen plaatsen

Uitgebreide Handleiding Problemen oplossen

Inhoud > Papier/originelen plaatsen

Papier/originelen plaatsen

In dit gedeelte wordt beschreven welke soorten papier of originelen u kunt plaatsen, hoe u afdrukpapier in de achterste lade plaatst en hoe u originelen plaatst om te kopiëren of te scannen.

Papier plaatsen

Gewoon papier/fotopapier plaatsen

Enveloppen plaatsen

Mediumtypen die u kunt gebruiken

Mediumtypen die u niet kunt gebruiken

Originelen plaatsen

Originelen plaatsen

Originelen die u kunt plaatsen

Naar boven

Papier plaatsen

Uitgebreide Handleiding Problemen oplossen

Inhoud > Papier/originelen plaatsen > Papier plaatsen

Papier plaatsen

Gewoon papier/fotopapier plaatsen

Enveloppen plaatsen

Mediumtypen die u kunt gebruiken

Mediumtypen die u niet kunt gebruiken

Gewoon papier/fotopapier plaatsen

Belangrijk

Als u gewoon papier verkleint tot 10x15 cm, 101,6x203,2 mm, 13x18 cm of 55,0x91,0 mm

(kaartformaat) voor een proefafdruk, kan het papier vastlopen.

Opmerking

Wij raden aan om origineel fotopapier van Canon te gebruiken voor het afdrukken van foto's.

Raadpleeg Mediumtypen die u kunt gebruiken voor meer informatie over papier van het merk Canon.

U kunt normaal kopieerpapier gebruiken.

Raadpleeg Mediumtypen die u kunt gebruiken voor het paginaformaat en het papiergewicht dat u kunt gebruiken voor dit apparaat.

1.

Bereid het papier voor.

Lijn de randen van het papier uit. Als de randen van het papier zijn omgekruld, maakt u deze plat.

Opmerking

Lijn de randen van het papier netjes uit voordat u het papier plaatst. Als u dit niet doet, kan het papier vastlopen.

Als het papier gekruld is, buigt u de gekrulde hoeken in de tegenovergestelde richting naar elkaar toe totdat het papier plat is.

Meer informatie over hoe u gekruld papier plat maakt, kunt u vinden in het gedeelte ' Problemen oplossen ' in de online handleiding:

Uitgebreide Handleiding .

2.

Plaats papier.

(1)

Open de papiersteun, til deze omhoog en duw deze naar achteren.

(2)

Open de papieruitvoerlade voorzichtig en trek de verlenging van de uitvoerlade uit.

Papier plaatsen

(3)

Schuif de papiergeleiders (A) open en plaats het papier in het midden van de achterste lade MET DE AFDRUKZIJDE NAAR U TOE GERICHT.

Belangrijk

Plaats het papier altijd in de lengterichting (B). Wanneer u het papier in de breedterichting plaatst (C), kan het papier vastlopen.

(4)

Schuif de papiergeleiders (A) tegen de zijkanten van de papierstapel aan.

Schuif de papiergeleiders niet te hard. Dan wordt het papier misschien niet goed ingevoerd.

Papier plaatsen

Opmerking

Plaats het papier niet hoger dan de limietmarkering (D).

Opmerking

Het apparaat kan geluid maken bij het invoeren van het papier.

Na het plaatsen van papier

Selecteer bij het kopiëren het papierformaat en de papiersoort die u in de printer hebt geplaatst met het bedieningspaneel op het apparaat.

zie Kopiëren .

Wanneer u afdrukt met een computer, selecteert u het formaat en type van het geplaatste papier in Papierformaat printer (Printer Paper Size) (of Papierformaat (Paper Size)) en

Mediumtype (Media Type) in het printerstuurprogramma.

Zie Documenten afdrukken (Windows) of Documenten afdrukken (Macintosh) .

Naar boven

Enveloppen plaatsen

Uitgebreide Handleiding Problemen oplossen

Inhoud > Papier/originelen plaatsen > Papier plaatsen > Enveloppen plaatsen

Enveloppen plaatsen

U kunt afdrukken op Europees DL en US Comm. Env. enveloppen nr. 10.

Het adres wordt automatisch geroteerd en afgedrukt aan de hand van de richting van de envelop, zoals opgegeven in het printerstuurprogramma.

Belangrijk

U kunt alleen met een computer afdrukken op enveloppen.

De volgende enveloppen kunt u niet gebruiken.

- Enveloppen met een reliëf of een behandeld oppervlak

- Enveloppen met een dubbele (of zelfklevende) klep

- Enveloppen waarvan de lijmkleppen al vochtig zijn gemaakt en plakken

Opmerking

In Windows wordt een bericht weergegeven over het plaatsen van enveloppen als u op enveloppen gaat afdrukken. Dit bericht wordt niet meer weergegeven als u het selectievakje Dit bericht niet meer weergeven. (Do not show this message again.) inschakelt.

1.

Bereid enveloppen voor.

Druk de hoeken en randen van de enveloppen omlaag om deze zo plat mogelijk te maken.

Als de enveloppen gekruld zijn, houdt u de tegenoverliggende hoeken vast en buigt u deze voorzichtig in de tegengestelde richting.

Als de klep van de envelop is gevouwen, maakt u deze plat.

Gebruik een pen om de bovenrand van de envelop in de invoerrichting plat te strijken en de vouw scherper te maken.

Hierboven ziet u een zijaanzicht van de bovenrand van de envelop.

Belangrijk

De enveloppen kunnen vastlopen in het apparaat als ze niet plat zijn of als de hoeken niet zijn uitgelijnd. Zorg ervoor dat het papier niet meer dan 3 mm is opgekruld of opgebold.

Enveloppen plaatsen

2.

Plaats enveloppen.

(1) Open de papiersteun.

Til de papiersteun niet omhoog.

(2)

Open de papieruitvoerlade voorzichtig en trek de verlenging van de uitvoerlade uit.

(3) Schuif de papiergeleiders (A) open en plaats de enveloppen in het midden van de achterste lade MET DE ADRESZIJDE NAAR U TOE GERICHT.

De gevouwen klep van de envelop bevindt zich naar beneden gericht aan de linkerzijde.

Er kunnen maximaal 10 enveloppen tegelijk worden geplaatst.

(4)

Schuif de papiergeleiders (A) tegen de zijkanten van de enveloppen aan.

Schuif de papiergeleiders niet te hard. Dan worden de enveloppen misschien niet goed ingevoerd.

(B) Achterzijde

(C) Adreszijde

3.

Geef de instellingen op in het printerstuurprogramma.

(1) Selecteer Envelop (Envelope) bij Veelgebruikte instellingen (Commonly Used

Settings) op het tabblad Snel instellen (Quick Setup).

(2)

Selecteer DL Env. of Comm. Env. #10 in het venster Envelopformaat instellen

(Envelope Size Setting).

(3) Selecteer Liggend (Landscape) in Afdrukstand (Orientation).

Enveloppen plaatsen

(1) Selecteer Envelop (Envelope) bij Mediumtype (Media Type).

(2)

Selecteer DL-envelop (DL Envelope) of #10-envelop (#10 Envelope) in

Papierformaat (Paper Size).

(3)

Selecteer de afdrukstand Liggend in Afdrukstand (Orientation).

Belangrijk

Als u het envelopformaat of de afdrukstand niet correct opgeeft, wordt het adres ondersteboven of 90 graden gedraaid afgedrukt.

Opmerking

Het apparaat kan geluid maken bij het invoeren van enveloppen.

Als het afdrukresultaat ondersteboven is in Windows, opent u het printerstuurprogramma.

Selecteer Envelop (Envelope) in Veelgebruikte instellingen (Commonly Used Settings), selecteer vervolgens het selectievakje 180 graden roteren (Rotate 180 degrees) onder Extra functies (Additional Features).

Zie Documenten afdrukken (Windows) of Documenten afdrukken (Macintosh) voor meer informatie over de instellingen van het printerstuurprogramma.

Naar boven

Mediumtypen die u kunt gebruiken

Uitgebreide Handleiding Problemen oplossen

Inhoud > Papier/originelen plaatsen > Papier plaatsen > Mediumtypen die u kunt gebruiken

Mediumtypen die u kunt gebruiken

Kies voor het beste afdrukresultaat papier dat geschikt is om op af te drukken. Canon levert diverse papiersoorten waarmee u het plezier van het afdrukken kunt verhogen, zoals stickers, en papiersoorten voor foto's of documenten. Het verdient aanbeveling uw belangrijke foto's af te drukken op papier van het merk Canon.

Mediumtypen

Verkrijgbare papiersoorten

Naam van papier

<Modelnummer> *1

Maximaal aantal vellen van de achterste lade

Ongeveer 100 vel Gewoon papier *2 *3

Enveloppen 10 enveloppen

Maximale belasting uitvoerlade

Instellingen van het printerstuurprogramma:

Mediumtype (Media Type)

Ongeveer 50 vel Gewoon papier (Plain Paper)

*4 Envelop (Envelope)

Papier van het merk Canon

Naam van papier

<Modelnummer> *1

Maximaal aantal vellen van de achterste lade

Voor het afdrukken van foto's:

Maximale belasting uitvoerlade

Instellingen van het printerstuurprogramma:

Mediumtype (Media Type)

Professioneel Foto

Platinum

<PR-101>

*5

Professioneel

Fotopapier II

<PR-201> *5

A4, Letter, 5 inch x 7 inch/13 x 18 cm en 8 inch x 10 inch/20 x

25 cm: 10 vel

4 x 6 inch / 10 x 15 cm: 20 vel

Foto Glans Papier 'voor frequent gebruik'

<GP-501>

*3 *5

Glossy Foto Papier

<GP-502>

*3 *5

Glossy Foto Papier

Extra II

<PP- 201>

*3 *5

Photo Paper Plus

Halfglans

<SG-201>

*3 *5

Matglans Foto Papier

<MP-101>

Voor het afdrukken van zakelijke documenten:

*4 Professioneel Foto Platinum (Photo

Paper Pro Platinum)

Professioneel Fotopapier II (Photo

Paper Pro II)

Foto Glans Papier (Glossy Photo

Paper)

Foto Glans Papier (Glossy Photo

Paper)

Glossy Foto Papier Extra II (Photo

Paper Plus Glossy II)

Photo Paper Plus Halfglans (Photo

Paper Plus Semi-gloss)

Matglans Foto Papier (Matte Photo

Paper)

Mediumtypen die u kunt gebruiken

High Resolution Paper

<HR-101N>

80 vel

Voor het maken van uw eigen afdrukken:

50 vel High Resolution Paper

T-Shirt Transfers

<TR-301>

Fotostickers

<PS-101>

*6

1 vel *4 T-Shirt Transfers

Foto Glans Papier (Glossy Photo

Paper)

*1 Papier met een modelnummer is papier van het merk Canon. Raadpleeg de instructiehandleiding bij het papier voor gedetailleerde informatie over de bedrukbare zijde en notities over de behandeling van papier. Bezoek onze website voor informatie over de papierformaten die voor de verschillende papiersoorten van het merk Canon beschikbaar zijn. In sommige landen of regio's is bepaald papier van

Canon mogelijk niet beschikbaar. In de Verenigde Staten wordt papier niet op modelnummer verkocht.

In dat geval koopt u het papier op naam.

*2 Het correct invoeren van papier verloopt wellicht niet goed bij de maximumcapaciteit, afhankelijk van de papiersoort of de omgevingsomstandigheden (zeer hoge of lage temperaturen of luchtvochtigheid).

Plaats in dergelijke gevallen per keer niet meer dan ongeveer de helft van de maximumcapaciteit (u kunt

100% gerecycled papier gebruiken).

*3 Papier dat kan worden gebruikt om te kopiëren wanneer het mediumtype wordt geselecteerd met de knop Papier (Paper) op het bedieningspaneel. U kunt alleen gewoon papier van A4- of Letter-formaat, fotopapier van A4- of Letter-formaat en fotopapier van 4 x 6 inch/10 x 15 cm selecteren.

*4 Wij adviseren u het vorige afgedrukte vel uit de papieruitvoerlade te verwijderen voordat u verder gaat met afdrukken om vlekken en verkleuringen te voorkomen.

*5 Wanneer u papier in stapels plaatst, kan de afdrukzijde bij het invoeren worden gemarkeerd of wordt het papier mogelijk niet goed ingevoerd. Plaats in dat geval maar één vel tegelijk.

*6 Het opgeven van afdrukinstellingen voor stickervellen is heel eenvoudig met het programma Easy-

PhotoPrint EX dat u vindt op de installatie-cd-rom (Setup CD-ROM) . Installeer het programma op uw computer.

Opmerking

Voor meer informatie over het paginaformaat en het mediumtype wanneer u afdrukt vanaf een

PictBridge-compatibel apparaat, raadpleegt u de online handleiding: Uitgebreide Handleiding (alleen

MP270 series).

Paginaformaten

U kunt de volgende paginaformaten gebruiken.

Opmerking

In Macintosh zijn Choukei 3 en Choukei 4 niet beschikbaar.

Standaardformaten:

Letter (215,9 x 279,4 mm / 8,5 x 11 inch)

Legal (215,9 x 355,6 mm / 8,5 x 14 inch)

A5 (148,0 x 210,0 mm / 5,83 x 8,27 inch)

A4 (210,0 x 297,0 mm / 8,27 x 11,69 inch)

B5 (182,0 x 257,0 mm / 7,17 x 10,12 inch)

4" x 6" (10 x 15 cm / 4,00 x 6,00 inch)

Mediumtypen die u kunt gebruiken

4" x 8" (101,6 x 203,2 mm / 4,00 x 8,00 inch)

5" x 7" (13 x 18 cm / 5,00 x 7,00 inch)

8" x 10" (20 x 25 cm / 8,00 x 10,00 inch)

L (89,0 x 127,0 mm / 3,50 x 5,00 inch)

2L (127,0 x 178,0 mm / 5,00 x 7,01 inch)

Hagaki (100,0 x 148,0 mm / 3,94 x 5,83 inch)

Hagaki 2 (200,0 x 148,0 mm / 7,87 x 5,83 inch)

Comm. Env. #10 (104,6 x 241,3 mm / 4,12 x 9,50 inch)

DL Env. (110,0 x 220,0 mm / 4,33 x 8,66 inch)

Choukei 3 (120,0 x 235,0 mm / 4,72 x 9,25 inch)

Choukei 4 (90,0 x 205,0 mm / 3,54 x 8,07 inch)

Youkei 4 (105,0 x 235,0 mm / 4,13 x 9,25 inch)

Youkei 6 (98,0 x 190,0 mm / 3,86 x 7,48 inch)

Kaart (55,0 x 91,0 mm / 2,16 x 3,58 inch)

Breed (101,6 x 180,6 mm / 4,00 x 7,10 inch)

Afwijkende formaten:

U kunt ook een aangepast formaat opgeven binnen het volgende bereik.

Minimumformaat: 55,0 x 91,0 mm

Maximumformaat: 215,9 x 676,0 mm

Papiergewicht

64 tot 105 g/m 2 (behalve Canon-papier)

Gebruik geen zwaarder of lichter papier dan dit (met uitzondering van papier van het merk Canon), anders kan het papier in de printer vast komen te zitten.

Opmerkingen over het opslaan van papier

Neem alleen het benodigde aantal vellen papier uit de verpakking, vlak voordat u gaat afdrukken.

Wanneer u niet afdrukt, verwijdert u niet-gebruikt papier uit de achterste lade, stopt u dat terug in het pak en legt u het ergens vlak neer om te voorkomen dat het gaat omkrullen. Vermijd bij het opslaan bovendien hitte, vochtigheid en rechtstreeks zonlicht.

Opmerkingen over papier voor afdrukken zonder marges

Afdrukken zonder marges op de volledige pagina is niet mogelijk op enveloppen en papier van het formaat Legal, A5 of B5.

Zonder marges afdrukken op gewoon papier is alleen mogelijk wanneer u afdrukt vanaf een computer. Dit kan echter leiden tot een lagere afdrukkwaliteit. Wij raden aan om gewoon papier te gebruiken voor een proefafdruk.

Naar boven

Mediumtypen die u niet kunt gebruiken

Uitgebreide Handleiding Problemen oplossen

Inhoud > Papier/originelen plaatsen > Papier plaatsen > Mediumtypen die u niet kunt gebruiken

Mediumtypen die u niet kunt gebruiken

De onderstaande soorten papier mogen niet worden gebruikt. Het gebruik van dergelijke papiersoorten levert niet alleen een onbevredigend resultaat op, maar kan ook leiden tot vastlopen of slecht functioneren van het apparaat.

Gevouwen, gekruld of gekreukt papier

Vochtig papier

Papier dat te dun is (dat minder weegt dan 64 g/m 2 )

Papier dat te dik is (dat meer weegt dan 105 g/m 2 , behalve Canon-papier)

Papier dat dunner is dan een briefkaart, inclusief gewoon papier of papier van een notitieblok dat kleiner is gemaakt (wanneer u afdrukt op papier dat kleiner is dan A5)

Briefkaarten

Kaarten waarop foto's of stickers zijn geplakt

Enveloppen met een dubbele (of zelfklevende) klep

Enveloppen met een reliëf of een behandeld oppervlak

Enveloppen waarvan de lijmkleppen al vochtig zijn gemaakt en plakken

Willekeurig papier met gaatjes

Papier dat niet rechthoekig is

Papier dat is ingebonden met nietjes of lijm

Voorgelijmd papier

Papier versierd met glitters, enzovoort

Naar boven

Originelen plaatsen

Uitgebreide Handleiding Problemen oplossen

Inhoud > Papier/originelen plaatsen > Originelen plaatsen

Originelen plaatsen

Originelen plaatsen

Originelen die u kunt plaatsen

Originelen plaatsen

Plaats originelen die u wilt kopiëren of scannen op de glasplaat.

Belangrijk

Let erop dat u de documentklep sluit nadat u het origineel hebt geplaatst, voordat u begint met kopiëren of scannen.

Wanneer u met een softwaretoepassing scant vanaf een computer, moet u het origineel op een andere manier plaatsen.

Raadpleeg voor meer informatie online handleiding: Uitgebreide Handleiding .

1.

Plaats een origineel op de glasplaat.

(1) Open de documentklep.

Belangrijk

Leg geen voorwerpen op de documentklep. Deze kunnen in de achterste lade vallen als de documentklep wordt geopend en ervoor zorgen dat het apparaat niet meer naar behoren werkt.

(2)

Plaats een origineel MET DE TE KOPIËREN OF TE SCANNEN ZIJDE NAAR

BENEDEN op de glasplaat.

Lijn de hoek van het origineel uit met de positiemarkering .

Belangrijk

Plaats geen voorwerpen die zwaarder zijn dan 2,0 kg op de glasplaat.

Druk niet te hard op het origineel en leg er niets op dat zwaarder is dan 2,0 kg. Als u dit wel doet, kan er een storing optreden in de scanner of kan de glasplaat breken.

Het grijze gedeelte (A) (1 mm van de randen van de glasplaat) kan niet worden gescand.

Originelen plaatsen

2.

Sluit de documentklep voorzichtig.

Naar boven

Originelen die u kunt plaatsen

Uitgebreide Handleiding Problemen oplossen

Inhoud > Papier/originelen plaatsen > Originelen plaatsen > Originelen die u kunt plaatsen

Originelen die u kunt plaatsen

U kunt de volgende originelen kopiëren of scannen.

Typen originelen: Tekstdocumenten, tijdschriften of kranten

Afgedrukte foto, ansichtkaart, visitekaartje of dvd/cd

Formaat (B x L): Maximaal 216 x 297 mm/8,5 x 11,7 inch

Opmerking

Bij het plaatsen van een dik origineel zoals een boek kunt u de documentklep van het apparaat verwijderen.

Meer informatie over hoe de documentklep verwijdert of bevestigt, kunt u vinden in de online handleiding: Uitgebreide Handleiding .

Naar boven

Routineonderhoud

Uitgebreide Handleiding Problemen oplossen

Inhoud > Routineonderhoud

Routineonderhoud

In dit gedeelte wordt beschreven hoe u het apparaat kunt reinigen als het afdrukresultaat vaag is, hoe u

FINE-inktpatronen kunt vervangen als ze op raken en wat u moet doen als het papier niet correct wordt ingevoerd.

Vage afdrukken of onjuiste kleuren

Controleraster voor de spuitopeningen afdrukken

Controleraster voor de spuitopeningen bekijken

De printkop reinigen

Een diepte-reiniging van de printkop uitvoeren

De printkop uitlijnen

Een FINE-inktpatroon vervangen

Vervangingsprocedure

De inktstatus controleren

Het apparaat reinigen

De papierinvoerrol reinigen

Het binnenste van het apparaat reinigen (reiniging onderste plaat)

De uitstekende delen binnen in het apparaat reinigen

Naar boven

Vage afdrukken of onjuiste kleuren

Inhoud > Routineonderhoud > Vage afdrukken of onjuiste kleuren

Uitgebreide Handleiding Problemen oplossen

Vage afdrukken of onjuiste kleuren

Als de afdrukresultaten onduidelijk zijn of de kleuren niet correct worden afgedrukt, zijn de spuitopeningen van de printkop (FINE-inktpatronen) waarschijnlijk verstopt. Voer de onderstaande procedure uit om het controleraster voor de spuitopeningen af te drukken, de conditie van de spuitopeningen van de printkop te controleren en vervolgens de printkop te reinigen.

Als evenwijdige lijnen niet correct worden afgedrukt of als u niet tevreden bent over de afdrukresultaten, kan de afdrukkwaliteit mogelijk worden verbeterd door de printkop uit te lijnen.

Belangrijk

Spoel FINE-inktpatronen niet af en veeg ze niet schoon. Dit kan problemen met de FINE-inktpatronen veroorzaken.

Opmerking

Voordat u onderhoud verricht

Controleer of er nog inkt in de FINE-inktpatroon zit.

Raadpleeg De inktstatus controleren .

Controleer of de FINE-inktpatronen correct zijn geïnstalleerd.

Zie Vervangingsprocedure .

Controleer of de oranje beschermtape aan de onderzijde van de FINE-inktpatroon is verwijderd.

Zie Vervangingsprocedure .

Als het Alarm -lampje oranje brandt of knippert, raadpleegt u het gedeelte ' Problemen oplossen ' in de online handleiding:

Uitgebreide Handleiding .

Stel de afdrukkwaliteit hoger in via de instellingen van het printerstuurprogramma. Hierdoor kunnen de afdrukresultaten verbeteren.

Raadpleeg voor meer informatie online handleiding: Uitgebreide Handleiding .

Onduidelijke of ongelijkmatige afdrukresultaten:

Stap 1

Raadpleeg Controleraster voor de spuitopeningen afdrukken .

Raadpleeg Controleraster voor de spuitopeningen bekijken .

Als er lijnen ontbreken of er horizontale witte strepen voorkomen in dit raster:

Druk na het reinigen van de printkop het controleraster voor spuitopeningen af en controleer dit.

Stap 2

Raadpleeg De printkop reinigen .

Als het probleem niet is opgelost nadat u de printkop tweemaal hebt gereinigd:

Stap 3

Raadpleeg Een diepte-reiniging van de printkop uitvoeren .

Als het probleem niet is opgelost, schakelt u het apparaat uit en voert u de diepte-reiniging van de printkop 24 uur later nogmaals uit.

Als het probleem hiermee nog steeds niet is verholpen:

Stap 4

Vage afdrukken of onjuiste kleuren

Raadpleeg Een FINE-inktpatroon vervangen .

Opmerking

Als het probleem nog steeds niet is verholpen na het vervangen van de FINE-inktpatroon, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum.

Als de afdrukresultaten niet gelijkmatig zijn (de evenwijdige lijnen zijn bijvoorbeeld niet correct afgedrukt):

Raadpleeg De printkop uitlijnen .

Opmerking

U kunt het onderhoud ook vanaf uw computer uitvoeren.

Raadpleeg voor meer informatie online handleiding: Uitgebreide Handleiding .

Naar boven

Controleraster voor de spuitopeningen afdrukken

Uitgebreide Handleiding Problemen oplossen

Inhoud > Routineonderhoud > Vage afdrukken of onjuiste kleuren > Controleraster voor de spuitopeningen afdrukken

Controleraster voor de spuitopeningen afdrukken

Druk het controleraster voor spuitopeningen af om te bepalen of de inkt op de juiste wijze uit de spuitopeningen van de printkop wordt gespoten.

Opmerking

Als de inkt bijna op is, wordt het controleraster niet goed afgedrukt. Vervang de FINE-inktpatroon die bijna leeg is.

Raadpleeg Een FINE-inktpatroon vervangen .

U moet het volgende voorbereiden: een vel gewoon papier van A4- of Letterformaat

1.

Controleer of het apparaat aan staat.

2.

Plaats een vel gewoon papier van A4- of Letter-formaat in de achterste lade.

3.

Open de papieruitvoerlade voorzichtig en trek de verlenging van de uitvoerlade uit.

4.

Druk het controleraster voor de spuitopeningen af.

(1)

Druk herhaaldelijk op de knop (Onderhoud) totdat A wordt weergegeven.

(2) Druk op de knop Zwart (Black) of Kleur (Color).

Het controleraster voor de spuitopening wordt afgedrukt.

5.

Bekijk het controleraster voor de spuitopeningen.

Raadpleeg Controleraster voor de spuitopeningen bekijken .

Naar boven

Controleraster voor de spuitopeningen bekijken

Uitgebreide Handleiding Problemen oplossen

Inhoud > Routineonderhoud > Vage afdrukken of onjuiste kleuren > Controleraster voor de spuitopeningen bekijken

Controleraster voor de spuitopeningen bekijken

Bekijk het controleraster voor de spuitopeningen en reinig zo nodig de printkop.

1.

Controleer het raster (1) op ontbrekende lijnen en (2) de aanwezigheid van horizontale witte strepen.

(1)

Kijk of er lijnen ontbreken in dit raster.

Als dat het geval is, is een reiniging noodzakelijk.

Raadpleeg De printkop reinigen .

(A) Goed

(B) Niet goed (er ontbreken lijnen)

(2) Kijk of er horizontale witte strepen aanwezig zijn in dit raster.

Als dat het geval is, is een reiniging noodzakelijk.

Raadpleeg De printkop reinigen .

(A) Goed

(B) Niet goed (horizontale witte strepen aanwezig)

Naar boven

De printkop reinigen

Uitgebreide Handleiding Problemen oplossen

Inhoud > Routineonderhoud > Vage afdrukken of onjuiste kleuren > De printkop reinigen

De printkop reinigen

De printkop moet worden gereinigd als er in het afgedrukte controleraster voor de spuitopeningen lijnen ontbreken of horizontale witte strepen worden weergegeven. Door een reiniging uit te voeren worden de spuitopeningen vrij gemaakt en de toestand van de printkop hersteld. Bij het reinigen van de printkop wordt inkt verbruikt. Reinig de printkop daarom alleen als het echt nodig is.

1.

Controleer of het apparaat aan staat.

2.

Reinig de printkop.

(1)

Druk herhaaldelijk op de knop (Onderhoud) totdat H wordt weergegeven.

(2) Druk op de knop Zwart (Black) of Kleur (Color).

De reiniging van de printkop wordt gestart.

Voer geen andere handelingen uit tot het apparaat klaar is met het reinigen van de printkop. Dit duurt 1 tot 2 minuten.

3.

Controleer de conditie van de printkop.

Als de reiniging is voltooid, wordt in de LED-display de stand-bymodus voor kopiëren weergegeven.

Als u de conditie van de printkop wilt controleren, drukt u het controleraster voor de spuitopeningen af.

Raadpleeg Controleraster voor de spuitopeningen afdrukken .

Opmerking

Als het probleem niet is opgelost nadat u de printkop tweemaal hebt gereinigd, voert u de diepte-reiniging van de printkop uit.

Raadpleeg Een diepte-reiniging van de printkop uitvoeren .

Naar boven

Een diepte-reiniging van de printkop uitvoeren

Uitgebreide Handleiding Problemen oplossen

Inhoud > Routineonderhoud > Vage afdrukken of onjuiste kleuren > Een diepte-reiniging van de printkop uitvoeren

Een diepte-reiniging van de printkop uitvoeren

Als de afdrukkwaliteit niet is verbeterd door de normale reiniging van de printkop, moet u een dieptereiniging van de printkop uitvoeren. Bij een diepte-reiniging van de printkop wordt meer inkt verbruikt dan bij een normale reiniging. Het is daarom raadzaam de diepte-reiniging alleen uit te voeren als het echt nodig is.

1.

Controleer of het apparaat aan staat.

2.

Voer de diepte-reiniging van de printkop uit.

(1)

Druk herhaaldelijk op de knop (Onderhoud) totdat y wordt weergegeven.

(2) Druk op de knop Zwart (Black) of Kleur (Color).

De diepte-reiniging van de printkop wordt gestart.

Voer geen andere handelingen uit tot het apparaat klaar is met de diepte-reiniging van de printkop. Dit duurt ongeveer 2 minuten.

3.

Controleer de conditie van de printkop.

Als de dieptereiniging is voltooid, wordt in de LED-display de stand-bymodus voor kopiëren weergegeven.

Als u de conditie van de printkop wilt controleren, drukt u het controleraster voor de spuitopeningen af.

Raadpleeg Controleraster voor de spuitopeningen afdrukken .

Als het probleem niet is opgelost, schakelt u het apparaat uit en voert u de diepte-reiniging van de printkop 24 uur later nogmaals uit.

Als het probleem dan nog niet is opgelost, vervangt u de FINE-inktpatroon door een nieuwe patroon.

Raadpleeg Een FINE-inktpatroon vervangen .

Als het probleem nog steeds niet is verholpen na het vervangen van de FINE-inktpatroon, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum.

Naar boven

De printkop uitlijnen

Uitgebreide Handleiding Problemen oplossen

Inhoud > Routineonderhoud > Vage afdrukken of onjuiste kleuren > De printkop uitlijnen

De printkop uitlijnen

Als de afgedrukte lijnen niet evenwijdig zijn of als u niet tevreden bent over de afdrukresultaten, dient u de positie van de printkop aan te passen.

Opmerking

Als de inkt bijna op is, wordt het uitlijningsblad niet correct afgedrukt. Vervang de FINE-inktpatroon die bijna leeg is.

Raadpleeg Een FINE-inktpatroon vervangen .

U moet het volgende voorbereiden: een vel gewoon papier van A4- of Letterformaat*

* Gebruik papier dat wit en schoon is aan beide kanten.

1.

Controleer of het apparaat aan staat.

2.

Plaats een vel gewoon papier van A4- of Letter-formaat in de achterste lade.

3.

Open de papieruitvoerlade voorzichtig en trek de verlenging van de uitvoerlade uit.

4.

Druk het uitlijningsblad af.

(1) Druk enkele keren op de knop (Onderhoud) totdat u (kleine letter 'u') wordt weergegeven.

(2) Druk op de knop Zwart (Black) of Kleur (Color).

Het uitlijningsblad wordt afgedrukt.

Belangrijk

Raak de afdruk op het uitlijningsblad niet aan.

Voorkom dat het uitlijningsblad vuil wordt. Als het blad vlekken vertoont of gekreukt is, wordt het mogelijk niet juist gescand.

De printkop uitlijnen

5.

Scan het uitlijningsblad om de positie van de printkop aan te passen.

(1)

Plaats het uitlijningsblad voor de printkop op de glasplaat.

Plaats het uitlijningsblad MET DE BEDRUKTE ZIJDE OMLAAG en zorg dat de markering in de linkerbovenhoek van het blad is uitgelijnd met de uitlijnmarkering .

(2)

Sluit de documentklep voorzichtig en controleer of

U

(hoofdletter 'U') wordt weergegeven op het LED-display en druk vervolgens op de knop Zwart (Black)of

Kleur (Color).

Het uitlijningsblad wordt gescand en de stand van de printkoppen wordt automatisch aangepast.

Wanneer de stand van de printkoppen is aangepast, keert het LED-display terug naar de stand-bymodus voor kopiëren. Verwijder het blad van de glasplaat.

De printkop uitlijnen

Belangrijk

Open de documentklep of verplaats het uitlijningsblad pas wanneer het aanpassen van de positie van de printkoppen is voltooid.

Als de stand van de printkoppen niet kon worden aangepast, wordt de foutcode weergegeven op het LED-display.

Druk op de knop Stoppen/herstellen (Stop/Reset) om de fout op te heffen. Controleer dan het volgende.

- Of de glasplaat en het uitlijningsblad niet vuil zijn.

- Of het uitlijningsblad in de juiste positie is geplaatst, met de bedrukte zijde naar beneden.

Raadpleeg voor meer informatie het gedeelte ' Problemen oplossen ' in de online handleiding:

Uitgebreide Handleiding .

Opmerking

Als u nog steeds niet tevreden bent over de afdrukresultaten nadat de printkoppositie is aangepast op de hiervoor omschreven wijze, kunt u de printkoppositie aanpassen vanaf de computer.

Raadpleeg voor meer informatie online handleiding: Uitgebreide Handleiding .

Zorg dat L wordt weergegeven op het LED-display en druk vervolgens op de knop Zwart

(Black) of Kleur (Color) om de huidige instelwaarden van de printkoppen af te drukken en te controleren.

Naar boven

Een FINE-inktpatroon vervangen

Inhoud > Routineonderhoud > Een FINE-inktpatroon vervangen

Uitgebreide Handleiding Problemen oplossen

Een FINE-inktpatroon vervangen

Wanneer de inkt op raakt tijdens het afdrukken, wordt de foutcode 'E, 1, 6' weergegeven op de LEDdisplay. Het Alarm-lampje gaat branden en het Inkt (Ink)-lampje begint te knipperen.

Controleer welke FINE-inktpatroon leeg is en vervang de lege inkttank door een nieuwe.

Opmerking

Meer informatie over geschikte FINE-inktpatronen kunt u vinden in de gedrukte handleiding: Aan de

Slag-gids

.

Vervangingsprocedure

Volg onderstaande procedure om de FINE-inktpatroon te vervangen als de inkt op is.

Belangrijk

Werken met FINE-inktpatronen

Raak de elektrische contactpunten (A) of spuitopeningen van de printkop (B) van de FINEinktpatroon niet aan. Als u het toch aanraakt, drukt de printer mogelijk niet goed meer af.

Voor een optimale afdrukkwaliteit raden wij het gebruik aan van originele FINE-inktpatronen van

Canon.

Het opnieuw vullen van de patronen wordt niet aangeraden.

Vervang een FINE-inktpatroon direct nadat u de patroon hebt verwijderd. Laat het apparaat niet staan zonder FINE-inktpatroon.

Gebruik nieuwe FINE-inktpatronen ter vervanging. De spuitopeningen kunnen verstopt raken als u gebruikte FINE-inktpatronen plaatst.

Daarnaast weet u met dergelijke patronen niet goed wanneer u de patronen moet vervangen.

Wanneer een FINE-inktpatroon is geplaatst, moet u deze niet uit het apparaat verwijderen of aan de lucht blootstellen. Hierdoor kan de FINE-inktpatroon uitdrogen, of werkt het apparaat niet meer naar behoren als de inktpatroon opnieuw wordt geplaatst. Voor een optimale afdrukkwaliteit moet u de

FINE-inktpatroon binnen zes maanden na het eerste gebruik opmaken.

Opmerking

Als de inkt van een FINE-inktpatroon opraakt, kunt u nog een korte tijd afdrukken met de kleuren- of zwarte-FINE-inktpatroon, afhankelijk van de resterende inkt. De afdrukkwaliteit kan echter lager zijn in vergelijking met afdrukken met beide patronen. Het is raadzaam nieuwe FINE-inktpatronen te gebruiken voor een optimale kwaliteit.

Laat de lege FINE-inktpatroon zitten als u gaat afdrukken, zelfs als u slechts één soort inkt gebruikt.

Als de kleuren-FINE-inktpatroon of de zwarte-FINE-inktpatroon ontbreekt, treedt er een fout op en kan het apparaat niet afdrukken.

Raadpleeg de online handleiding voor informatie over het configureren van deze instelling:

Uitgebreide Handleiding .

Mogelijk wordt toch kleureninkt verbruikt wanneer u een document in zwart-wit afdrukt of wanneer u hebt aangegeven een zwart-witafdruk te willen maken.

Ook bij reiniging en dieptereiniging van de printkop worden zowel de kleureninkt als de zwarte inkt verbruikt. Dat nodig is om het apparaat goed te laten werken. Vervang het FINE-inktpatroon direct door een nieuwe patroon zodra de inkt op is.

Een FINE-inktpatroon vervangen

1.

Zorg dat de printer is ingeschakeld en open de papieruitvoerlade.

2.

Til de scannereenheid (klep) omhoog en houd de klep open met de steun voor de scannereenheid (C).

De FINE-patroonhouder schuift naar de vervangingspositie.

Let op

Houd de FINE-patroonhouder niet vast om deze te stoppen of te verplaatsen. Raak de FINEpatroonhouder niet aan voordat deze helemaal stilstaat.

Belangrijk

Mogelijk zijn er inktresten achtergebleven in het binnenste van het apparaat. Zorg dat u geen inkt op uw handen of in uw kleren krijgt als u FINE-inktpatronen vervangt. U kunt de binnenzijde van de machine gemakkelijk schoonwrijven met bijvoorbeeld een tissue.

Raadpleeg de gedrukte handleiding voor meer informatie over schoonmaken: Aan de Slag-

gids.

Leg geen voorwerpen op de documentklep. Deze kunnen in de achterste lade vallen als de documentklep wordt geopend en ervoor zorgen dat het apparaat niet meer naar behoren werkt.

Als u de scaneenheid (klep) opent, moet de documentklep gesloten blijven.

Raak geen metalen delen of andere delen aan binnen in het apparaat.

Als u de scannereenheid (klep) open laat staan, schuift de FINE-patroonhouder naar rechts. In dit geval moet u de scaneenheid (klep) sluiten en weer openen.

3.

Verwijder de lege FINE-inktpatroon.

(1)

Druk op de lipjes en open het vergrendelingsklepje van de inktpatroon.

(2)

Verwijder de FINE-inktpatroon.

Belangrijk

Wees voorzichtig met FINE-inktpatronen om vlekken op kleding en dergelijke te voorkomen.

Een FINE-inktpatroon vervangen

Houd bij het weggooien van lege FINE-inktpatronen rekening met de plaatselijke regelgeving met betrekking tot afvalverwerking.

4.

Bereid de nieuwe FINE-inktpatroon voor.

(1) Neem de nieuwe FINE-inktpatroon uit de verpakking en verwijder de oranje beschermtape (D) voorzichtig.

Belangrijk

Als u schudt met een FINE-inktpatroon, kunt u inkt morsen en vlekken op uw handen en dergelijke krijgen. Ga voorzichtig te werk met FINE-inktpatronen.

Zorg dat er geen vlekken op uw handen en dergelijke komen door de inkt op de verwijderde beschermtape.

Plaats de beschermtape niet terug nadat u deze hebt verwijderd. Houd bij het weggooien rekening met de lokale wet- en regelgeving met betrekking tot de afvalverwerking.

Raak de elektrische contactpunten of spuitopeningen van de printkop van de FINE-inktpatroon niet aan. Als u het toch aanraakt, drukt de printer mogelijk niet goed meer af.

5.

Plaats de FINE-inktpatroon.

(1)

Plaats een nieuwe FINE-inktpatroon in de FINE-patroonhouder.

De kleuren-FINE-inktpatroon moet in de linkersleuf en de zwarte-FINE-inktpatroon in de rechtersleuf worden geplaatst.

(2) Sluit het vergrendelingsklepje van de inktpatroon om de FINE-inktpatroon vast te klikken.

Duw het vergrendelingsklepje van de inktpatroon naar beneden tot het vastklikt.

(3) Controleer of het vergrendelingsklepje van de inktpatroon correct is gesloten.

Opmerking

Als het vergrendelingsklepje van de inktpatroon niet correct is gesloten, drukt u op het

Een FINE-inktpatroon vervangen

vergrendelingsklepje tot het vastklikt.

(E) Correct gesloten

(F) Niet correct gesloten (het klepje staat schuin)

Belangrijk

Het apparaat kan alleen afdrukken maken als zowel de zwarte- als de kleuren-FINE-inktpatroon is geplaatst. Plaats dus beide FINE-inktpatronen.

6.

Til de scaneenheid (klep) een beetje omhoog en leg de steun van de scaneenheid terug op zijn oorspronkelijke plaats. Sluit de scaneenheid (klep) voorzichtig.

Let op

Houd de scannereenheid (klep) goed vast wanneer u de steun van de scannereenheid op zijn oorspronkelijke plaats legt en zorg dat uw vingers niet bekneld raken.

Opmerking

Als het Alarm -lampje oranje brandt of knippert als u de scaneenheid (klep) hebt gesloten, raadpleegt u het gedeelte " Problemen oplossen " in de online handleiding:

Uitgebreide

Handleiding .

Het apparaat reinigt de printkop automatisch zodra u begint met afdrukken nadat u de FINEinktpatroon hebt vervangen. Voer geen andere handelingen uit tot het apparaat klaar is met het reinigen van de printkop.

Pas de positie van de printkop aan als evenwijdige lijnen niet correct worden afgedrukt of als de positie van de printkop niet goed is uitgelijnd.

Raadpleeg De printkop uitlijnen .

Naar boven

De inktstatus controleren

Uitgebreide Handleiding Problemen oplossen

Inhoud > Routineonderhoud > Een FINE-inktpatroon vervangen > De inktstatus controleren

De inktstatus controleren

U kunt de inktstatus controleren via de Inkt (Ink)-lampjes op het bedieningspaneel of op het computerscherm.

Opmerking

De inktvoorraaddetector is op het apparaat bevestigd en bepaalt de resterende inktvoorraad. De voorraad wordt als vol beschouwd wanneer u een nieuwe FINE-inktpatroon hebt geïnstalleerd.

Daarna wordt de resterende inktvoorraad bepaald. Als u een gebruikte FINE-inktpatroon installeert, is de aangegeven inktvoorraad mogelijk niet correct. In dat geval moet u de informatie over de inktvoorraad slechts zien als een benadering.

Via de inktlampjes op het bedieningspaneel

Controleer dat de LED-display in de stand-bymodus voor kopiëren staat. U kunt de inktstatus controleren met de Inkt (Ink)- lampjes.

(1) Alarm -lampje

(2) Kleureninkt (Color Ink)

(3) Zwarte inkt (Black Ink)

-lampje

-lampje

Het lampje voor kleureninkt of zwarte inkt brandt

Het inktniveau is laag. U kunt nog een tijdje blijven afdrukken, maar het is raadzaam een vervangende FINE-inktpatroon bij de hand te houden.

Het lampje voor kleureninkt of zwarte inkt knippert en het alarmlampje brandt

Als "E, 1, 6" wordt weergegeven in de LED-display, is de inkt op.

Zie het gedeelte ' Problemen oplossen ' in de online handleiding:

Uitgebreide Handleiding

.

Als "E, 1, 3" wordt weergegeven in de LED-display, is de inkt mogelijk op.

Zie het gedeelte ' Problemen oplossen ' in de online handleiding: Uitgebreide Handleiding

.

Het lampje voor kleureninkt of zwarte inkt knippert, maar het alarmlampje is uit

De functie voor het detecteren van het resterende inktniveau is uitgeschakeld.

Op het computerscherm

U kunt de inktstatus controleren via de printerstatusmonitor (Windows) of Canon IJ Printer Utility

(Macintosh).

De inktstatus controleren

(A) Controleer of er een symbool wordt weergegeven op het scherm.

De inkt aangeduid met (inkt bijna op) is bijna op. U kunt nog een tijdje blijven afdrukken, maar het is raadzaam een vervangende FINE-inktpatroon bij de hand te houden.

Opmerking

Tijdens het afdrukken kan er een foutbericht worden weergegeven. Bevestig het bericht en voer de juiste handelingen uit.

Volg onderstaande procedure om de bevestigingsschermen te openen.

1.

Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma via het

Configuratiescherm (Control Panel).

Zie de online handleiding: Uitgebreide Handleiding .

2.

Klik op Printerstatus weergeven (View Printer Status) op het tabblad Onderhoud

(Maintenance).

Klik op het menu Inktdetails (Ink Details) om de informatie over de FINE-inktpatroon te controleren.

Opmerking

U kunt de printerstatusmonitor ook weergeven door op Canon XXX Printer (waarbij " XXX " de naam van uw apparaat is) te klikken. U vindt deze optie op de taakbalk tijdens het afdrukken.

1.

Open Canon IJ Printer Utility.

Zie de online handleiding: Uitgebreide Handleiding .

2.

Selecteer Informatie inktniveau (Ink Level Information) in het pop-upmenu.

Klik op Inktdetails (Ink Details) om de informatie over de FINE-inktpatroon te controleren.

Naar boven

Het apparaat reinigen

Uitgebreide Handleiding Problemen oplossen

Inhoud > Routineonderhoud > Het apparaat reinigen

Het apparaat reinigen

In dit gedeelte wordt beschreven hoe u het binnenste van het apparaat kunt reinigen.

De papierinvoerrol reinigen

Het binnenste van het apparaat reinigen (reiniging onderste plaat)

De uitstekende delen binnen in het apparaat reinigen

Naar boven

De papierinvoerrol reinigen

Uitgebreide Handleiding Problemen oplossen

Inhoud > Routineonderhoud > Het apparaat reinigen > De papierinvoerrol reinigen

De papierinvoerrol reinigen

Als de papierinvoerrol vies is of er papierstof op ligt, wordt het papier mogelijk niet goed ingevoerd.

Reinig in dat geval de papierinvoerrol. Als u de papierinvoerrol reinigt, slijt deze. Reinig de rol daarom alleen als dat nodig is.

U moet het volgende voorbereiden: drie vellen gewoon papier van A4- of Letterformaat

1.

Zorg dat het apparaat is ingeschakeld en verwijder alle papier uit de achterste lade.

2.

Open de papieruitvoerlade voorzichtig en trek de verlenging van de uitvoerlade uit.

3.

Reinig de papierinvoerrol.

(1)

Druk herhaaldelijk op de knop (Onderhoud) totdat b wordt weergegeven.

(2) Druk op de knop Zwart (Black) of Kleur (Color).

Tijdens het reinigen draait de papierinvoerrol enkele malen rond.

4.

Reinig de papierinvoerrol met papier.

(1) Controleer of de papierinvoerrol gestopt is met draaien en plaats drie vellen gewoon papier van A4- of Letter-formaat in de achterste lade.

(2) Controleer of b wordt weergegeven in de LED-display en druk vervolgens op de knop Zwart (Black) of Kleur (Color).

Het apparaat begint met de reiniging. Het reinigen is voltooid als het papier wordt uitgeworpen.

Als het probleem nog steeds niet is verholpen na het reinigen van de papierinvoerrol, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum.

Opmerking

Druk nadat de reiniging is voltooid op de knop Stoppen/herstellen (Stop/Reset) om de stand-bymodus van de LED-display weer te geven.

Naar boven

Het binnenste van het apparaat reinigen (Reiniging onderste plaat)

Uitgebreide Handleiding Problemen oplossen

Inhoud > Routineonderhoud > Het apparaat reinigen > Het binnenste van het apparaat reinigen (Reiniging onderste plaat)

Het binnenste van het apparaat reinigen (Reiniging onderste plaat)

Hiermee verwijdert u vlekken van de binnenkant van het apparaat. Als het binnenste van het apparaat vuil wordt, kan bedrukt papier ook vuil worden. Daarom raden we u aan de binnenkant van het apparaat regelmatig te reinigen.

Belangrijk

Voer geen enkele andere bewerking uit terwijl de onderste plaat wordt gereinigd.

U moet het volgende voorbereiden: een vel gewoon papier van A4- of Letterformaat

1.

Zorg dat het apparaat is ingeschakeld en verwijder alle papier uit de achterste lade.

2.

Open de papieruitvoerlade voorzichtig en trek de verlenging van de uitvoerlade uit.

3.

Vouw een vel normaal papier van het formaat A4 of Letter in de breedte dubbel en vouw het papier weer open.

4.

Plaats alleen dit vel papier in de achterste lade met de geopende zijde naar boven.

5.

Reinig de binnenkant van het apparaat.

(1) Druk herhaaldelijk op de knop (Onderhoud) totdat J wordt weergegeven.

Het binnenste van het apparaat reinigen (Reiniging onderste plaat)

(2)

Druk op de knop Zwart (Black) of Kleur (Color).

Het papier reinigt het binnenste van het apparaat terwijl het wordt doorgevoerd.

Controleer het gevouwen gedeelte van het uitgevoerde papier. Als dit inktvlekken bevat, moet u de onderste plaat opnieuw reinigen.

Als het probleem zich blijft voordoen nadat u de onderste plaat nogmaals hebt gereinigd, zijn de uitstekende delen aan de binnenkant van het apparaat mogelijk vuil.

Zie De uitstekende delen binnen in het apparaat reinigen om deze te reinigen.

Opmerking

Gebruik een nieuw vel papier wanneer u de onderste plaat opnieuw reinigt.

Naar boven

De uitstekende delen binnen in het apparaat reinigen

Uitgebreide Handleiding Problemen oplossen

Inhoud > Routineonderhoud > Het apparaat reinigen > De uitstekende delen binnen in het apparaat reinigen

De uitstekende delen binnen in het apparaat reinigen

Let op

Schakel het apparaat altijd uit en haal de stekker uit het stopcontact voordat u het apparaat gaat reinigen.

Als er inktresten aanwezig zijn op de uitstekende delen binnen in het apparaat, reinigt u deze delen met bijvoorbeeld een wattenstaafje.

Naar boven

Bijlage

Uitgebreide Handleiding Problemen oplossen

Inhoud > Bijlage

Bijlage

Wettelijke beperkingen voor het gebruik van het product en het gebruik van afbeeldingen

Tips over het gebruik van uw apparaat

Naar boven

Wettelijke beperkingen voor het gebruik van het product en het gebruik ...

Downloaded from www.vandenborre.be

Uitgebreide Handleiding Problemen oplossen

Inhoud > Bijlage > Wettelijke beperkingen voor het gebruik van het product en het gebruik van afbeeldingen

Wettelijke beperkingen voor het gebruik van het product en het gebruik van afbeeldingen

Het maken van kopieën en het scannen, afdrukken of het gebruiken van reproducties van de volgende documenten kan illegaal zijn.

Deze lijst is niet volledig. Raadpleeg in geval van twijfel een jurist uit uw rechtsgebied.

Papiergeld

Postwissels

Stortingsbewijzen

Postzegels (gestempeld of ongestempeld)

Identificatiebewijzen of insignes

Bepaalde service- of wisseldocumenten

Cheques of wissels die door overheidsinstanties zijn uitgegeven

Rijbewijzen en eigendomsbewijzen

Travellercheques

Voedselbonnen

Paspoorten

Immigratiepapieren

Belastingzegels (gestempeld of ongestempeld)

Obligaties of andere schuldbekentenissen

Aandelencertificaten

Werken/kunstwerken die vallen onder het auteursrecht, zonder toestemming van de rechthebbende

Naar boven

Tips over het gebruik van uw apparaat

Uitgebreide Handleiding Problemen oplossen

Inhoud > Bijlage > Tips over het gebruik van uw apparaat

Tips over het gebruik van uw apparaat

Dit gedeelte bevat tips over het gebruik van uw apparaat en het maken van optimale afdrukken.

Inkt wordt voor verschillende toepassingen gebruikt.

Hoe wordt de inkt, naast afdrukken, gebruikt voor andere

toepassingen?

Inkt kan, naast afdrukken, voor verschillende toepassingen worden gebruikt. De inkt wordt niet alleen gebruikt voor het maken van afdrukken, maar ook voor het reinigen van de printkop. Dit zorgt ervoor dat de optimale afdrukkwaliteit behouden blijft.

Het apparaat heeft een functie voor het automatisch reinigen van de spuitopeningen waaruit de inkt wordt gespoten, zodat verstopping wordt voorkomen. Tijdens de reinigingsprocedure wordt inkt uit de spuitopeningen gepompt. De hoeveelheid inkt die gebruikt wordt voor het reinigen van de spuitopeningen, wordt tot een minimum beperkt.

Wordt er kleureninkt gebruikt voor het maken van zwart-witte afdrukken?

Wanneer u afdrukt in zwart-wit, wordt mogelijk kleureninkt gebruikt, afhankelijk van het type afdrukpapier en de instellingen van het printerstuurprogramma. Er kan dus kleureninkt worden gebruikt voor het maken van zwart-witte afdrukken.

Afdrukken op speciaal papier: hoe kunt u altijd afdrukken met een

optimale afdrukkwaliteit?

Tip: controleer de apparaatstatus voordat u gaat afdrukken.

Is de printkop in orde?

Als de spuitopeningen verstopt zijn, worden afdrukken vaag en wordt er papier verspild. Het is raadzaam de printkop te controleren door het controleraster voor de spuitopeningen af te drukken.

Raadpleeg Vage afdrukken of onjuiste kleuren .

Zijn er inktresten achtergebleven in het binnenste van het apparaat?

Nadat het apparaat grote hoeveelheden papier of afdrukken zonder marges heeft geproduceerd, kan het gebied waar het papier doorheen wordt gevoerd, besmeurd raken met inkt. Maak het binnenste van het apparaat schoon door een reiniging van de onderste plaat uit te voeren.

Zie Het binnenste van het apparaat reinigen (Reiniging onderste plaat) .

Tip: controleer de juiste plaatsing van het papier.

Is het papier in de juiste richting geplaatst?

Tips over het gebruik van uw apparaat

Het papier in de achterste lade moet met de afdrukzijde naar u toe worden geplaatst.

Is het papier gekruld?

Gekruld papier kan papierstoringen veroorzaken. Strijk gekruld papier eerst glad voordat u het opnieuw in het apparaat plaatst.

Zie het gedeelte ' Problemen oplossen ' in de online handleiding:

Uitgebreide Handleiding

.

Tip: vergeet niet de papierinstellingen op te geven nadat het

papier is geplaatst.

Selecteer het geplaatste papier in Mediumtype (Media Type) van het printerstuurprogramma of met de knop Papier (Paper) op het bedieningspaneel. Als het type papier niet is geselecteerd, worden er mogelijk geen goede afdrukresultaten geproduceerd.

Zie Kopiëren , Afdrukken vanaf de computer en Mediumtypen die u kunt gebruiken .

Er zijn verschillende soorten papier: papier met een speciale coating voor het optimaal afdrukken van foto’s en papier dat geschikt is voor documenten. De optie Mediumtype (Media Type) in het printerstuurprogramma heeft verschillende instellingen die u vooraf voor elk type papier kunt instellen (zoals inkt gebruiken, inkt spuiten, de afstand vanaf de spuitopeningen), zodat u op elke papiersoort afdrukken met een optimale beeldkwaliteit kunt maken. De knop Papier (Paper) op het bedieningspaneel, die wordt gebruikt voor het kopiëren, heeft ook enkele instellingen die lijken op

Mediumtype (Media Type) van het printerstuurprogramma. U kunt afdrukken met de voor elk type geplaatst papier verschillende instellingen van Mediumtype (Media Type) van het printerstuurprogramma of met de knop Papier (Paper) op het bedieningspaneel.

Gebruik de knop Stoppen/herstellen (Stop/Reset) als u het afdrukken wilt annuleren.

Tip: druk nooit op de knop AAN.

Als u tijdens het afdrukken op de knop AAN drukt, worden de afdrukgegevens die vanaf een computer worden verzonden in de wachtrij van het apparaat geplaatst en kunt u mogelijk niet meer afdrukken.

Druk op de knop Stoppen/herstellen (Stop/Reset) als u het afdrukken wilt annuleren.

Opmerking

Als u afdrukt vanaf een computer lukt het soms niet het afdrukken te annuleren door op de knop Stoppen/herstellen (Stop/Reset) te drukken. Open in dat geval het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma om de overbodige afdruktaken uit de printerstatusmonitor (Windows) te verwijderen.

Maatregelen die u moet treffen voor het gebruik of vervoer van het apparaat

Tip: het apparaat mag niet verticaal of schuin worden gebruikt of vervoerd.

Als het apparaat verticaal of schuin wordt gebruikt of vervoerd, kan het apparaat beschadigen of kan er inkt uit het apparaat lekken.

Tips over het gebruik van uw apparaat

Let erop dat het apparaat niet verticaal of schuin wordt gebruikt of vervoerd.

Tip: leg geen voorwerpen op de documentklep.

Leg geen voorwerpen op de documentklep. Deze kunnen in de achterste lade vallen als de documentklep wordt geopend en ervoor zorgen dat het apparaat niet meer naar behoren werkt.

Zorg er ook voor dat u het apparaat op een locatie plaatst waar geen objecten in het apparaat kunnen vallen.

Tip: kies de plek waar u het apparaat wilt neerzetten zorgvuldig.

Plaats het apparaat op een afstand van ten minste 15 cm/5,91 inches van andere elektrische apparatuur, zoals TL-lampen. Als het apparaat hier te dichtbij staat, wordt de goede werking wellicht gehinderd door ruis van de lamp.

De optimale afdrukkwaliteit behouden.

Voor een optimale afdrukkwaliteit is het belangrijk dat de printkop niet uitdroogt of verstopt raakt. Volg altijd de volgende stappen voor een optimale afdrukkwaliteit.

Verwijder als volgt de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.

1. Druk op de knop AAN

om het apparaat uit te zetten.

2. Controleer of het Aan/uit -lampje uit is.

3. Haal de stekker uit het stopcontact of schakel de stekkerdoos uit.

Als u op de knop AAN drukt om het apparaat uit te zetten, wordt de printkop (spuitopeningen) automatisch bedekt om uitdrogen te voorkomen. Als u de stekker uit het stopcontact haalt of de stekkerdoos uitschakelt voordat het Aan/uit -lampje is gedoofd, wordt de printkop niet correct bedekt. Dit kan uitdroging of verstoppingen veroorzaken.

Volg altijd deze procedure als u de stekker uit het stopcontact verwijdert.

Druk regelmatig af

Als een viltstift een lange tijd niet wordt gebruikt, droogt de punt uit en wordt de stift onbruikbaar, ook als het dopje op de viltstift is geplaatst. Hetzelfde geldt voor de printkop als het apparaat een lange tijd niet wordt gebruikt.

Tips over het gebruik van uw apparaat

Het is daarom raadzaam het apparaat ten minste één keer per maand te gebruiken.

Opmerking

Afhankelijk van het type papier kan de inkt vervagen als het afdrukgebied met een merk- of markeerstift is aangeraakt of uitlopen als het afdrukgebied met water of transpiratievocht in aanraking is geweest.

De kleuren zijn ongelijkmatig en de afdrukresultaten zijn

onduidelijk.

Tip: druk het controleraster voor de spuitopeningen af indien de openingen verstopt zijn.

Als de spuitopeningen van de printkop verstopt zijn, kunnen de kleuren ongelijkmatig en de afdrukresultaten onduidelijk worden.

In dat geval

Druk het controleraster voor de spuitopeningen af

Controleer het controleraster om te zien of de spuitopeningen verstopt zijn.

Raadpleeg Vage afdrukken of onjuiste kleuren .

Naar boven

MP270 series / MP250 series Uitgebreide Handleiding

MC-3797-V1.00

Basis Handleiding

Afdrukken

Scannen

Kopiëren

Problemen oplossen

Deze handleiding gebruiken

Deze handleiding afdrukken

Onderhoud

De apparaatinstellingen wijzigen

Bijlage

Wanneer u deze online handleiding weergeeft in een taalomgeving anders dan Engels, worden mogelijk Engelse beschrijvingen weergegeven.

Afdrukken

Afdrukken vanaf een computer

Afdrukken met de meegeleverde software

Wat is Easy-PhotoPrint EX?

Foto's afdrukken

Easy-PhotoPrint EX openen

Een foto selecteren

Papier selecteren

Afdrukken

Een album maken

Easy-PhotoPrint EX openen

Papier en indeling selecteren

Een foto selecteren

Bewerken

Afdrukken

Kalenders afdrukken

Easy-PhotoPrint EX openen

Papier en indeling selecteren

Een foto selecteren

Bewerken

Afdrukken

Stickers afdrukken

Easy-PhotoPrint EX openen

Papier en indeling selecteren

Een foto selecteren

Bewerken

Afdrukken

Opmaak afdrukken

Easy-PhotoPrint EX openen

Papier en indeling selecteren

Een foto selecteren

Bewerken

Afdrukken

Foto's corrigeren en verbeteren

De functie Automatische fotocorrectie gebruiken

De functie Correctie rode ogen gebruiken

De functie Helderheid gezicht gebruiken

MP270 series / MP250 series Uitgebreide Handleiding

De functie Gezicht scherper maken gebruiken

De functie Gezicht digitaal effenen gebruiken

De functie Vlekken verwijderen gebruiken

Afbeeldingen aanpassen

Venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/

Enhance Images)

Vragen en antwoorden

Hoe kan ik het opgeslagen bestand verplaatsen (of kopiëren)?

Welke zijde van de weergegeven afbeelding wordt het eerst afgedrukt?

Hoe kan ik met gelijke marges afdrukken?

Wat is O1 of O4?

Instellingen voor Photo Print

Levendige foto's afdrukken

Ruis in foto's reduceren

Foto's bijsnijden (Photo Print)

Een datum op foto’s afdrukken (Photo Print)

Meerdere foto's op één pagina afdrukken

Een index afdrukken

Pasfoto's afdrukken (ID Photo Print)

Fotogegevens afdrukken

Foto's opslaan

Opgeslagen bestanden openen

Overige instellingen

Indeling wijzigen

Achtergrond wijzigen

Foto's toevoegen

Positie van foto's verwisselen

Foto's vervangen

Positie, hoek en formaat van foto's wijzigen

Foto's bijsnijden

Foto's in kader plaatsen

Een datum op foto's afdrukken

Opmerkingen aan foto's toevoegen

Tekst aan foto's toevoegen

Opslaan

Feestdagen instellen

Kalenderweergave instellen

Opgeslagen bestanden openen

Afdrukken met andere toepassingen

Verschillende afdrukmethoden

Afdrukken met de basisinstellingen

Een paginaformaat en afdrukstand opgeven

Instellingen voor aantal en afdrukvolgorde opgeven

De nietmarge instellen

Afdrukken zonder marges

MP270 series / MP250 series Uitgebreide Handleiding

Passend op papier afdrukken

Afdrukken op schaal

Pagina-indeling afdrukken

Poster afdrukken

Boekje afdrukken

Dubbelzijdig afdrukken

Stempel/achtergrond afdrukken

Een stempel registreren

Afbeeldingsgegevens registreren die u als achtergrond wilt gebruiken

Een envelop afdrukken

Afdrukresultaten weergeven vóór het afdrukken

Papierformaat instellen (aangepast formaat)

De afdrukkwaliteit wijzigen en afbeeldingsgegevens corrigeren

Een combinatie van afdrukkwaliteit en halftoningmethode selecteren

Een kleurendocument monochroom afdrukken

Kleurcorrectie opgeven

Een optimale foto van afbeeldingsgegevens afdrukken

De kleuren aanpassen met het printerstuurprogramma

Afdrukken met ICC-profielen

De kleurbalans aanpassen

De helderheid aanpassen

De intensiteit aanpassen

Het contrast aanpassen

Een illustratie simuleren

Afbeeldingsgegevens weergeven in een enkele kleur

Afbeeldingsgegevens weergeven in levendige kleuren

Gekartelde randen verwijderen

Kleureigenschappen wijzigen om kleuren te verbeteren

Ruis in foto's reduceren

Overzicht van het printerstuurprogramma

Procedures van het printerstuurprogramma

Canon IJ-printerstuurprogramma

Het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma openen

Tabblad Onderhoud

Canon IJ-statusmonitor

Canon IJ-voorbeeld

Foto's rechtstreeks afdrukken vanaf een compatibel apparaat

(alleen MP270 series)

Foto's rechtstreeks afdrukken vanaf een compatibel apparaat

(alleen MP270 series)

Foto's rechtstreeks afdrukken vanaf een compatibel

MP270 series / MP250 series Uitgebreide Handleiding

apparaat (alleen MP270 series)

Informatie over PictBridge-afdrukinstellingen (alleen

MP270 series)

Instellingen op een PictBridge-compatibel apparaat

Scannen

Scannen

Afbeeldingen scannen

Afbeeldingen scannen

Voordat u gaat scannen

Documenten plaatsen

Gescande gegevens opslaan op de pc met het bedieningspaneel van het apparaat

Gescande gegevens opslaan op de pc via het bedieningspaneel van het apparaat

Bijlage: Diverse scaninstellingen

Opgeven hoe gereageerd moet worden op opdrachten van het bedieningspaneel met gebruik van MP Navigator EX

Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware

Wat is MP Navigator EX (meegeleverde scannersoftware)?

We gaan scannen

MP Navigator EX starten

Foto's en documenten scannen

Meerdere documenten tegelijk scannen

Afbeeldingen scannen die groter zijn dan de glasplaat (Assistent voor samenvoegen)

Eenvoudig scannen met eenmaal klikken

Handige functies van MP Navigator EX

Afbeeldingen automatisch corrigeren/verbeteren

Afbeeldingen handmatig corrigeren/verbeteren

Afbeeldingen aanpassen

Afbeeldingen zoeken

Afbeeldingen classificeren in categorieën

Afbeeldingen in MP Navigator EX gebruiken

Opslaan

Opslaan als PDF-bestanden

PDF-bestanden maken/bewerken

Documenten afdrukken

Foto's afdrukken

Via e-mail verzenden

Bestanden bewerken

Wachtwoorden voor PDF-bestanden instellen

PDF-bestanden die met een wachtwoord zijn beveiligd openen of bewerken

Schermen van MP Navigator EX

Scherm Navigatiemodus

Tabblad Documenten of afbeeldingen scannen/

MP270 series / MP250 series Uitgebreide Handleiding

importeren (Scan/Import Documents or Images)

Tabblad Afbeeldingen op de computer weergeven en gebruiken (View & Use Images on your Computer)

Tabblad Aangepaste scan met eenmaal klikken

(Custom Scan with One-click)

Scherm Foto's/documenten (plaat) (Photos/

Documents (Platen)) (Venster Scan/Import..(Scan/

Import))

Dialoogvenster Scan-instellingen (Scan Settings)

(Foto's/documenten)

Dialoogvenster Opslaan (Save)

Dialoogvenster Opslaan als PDF-bestand (Save as

PDF file)

Dialoogvenster PDF-instellingen (PDF Settings)

Venster Toon & gebruik (View & Use)

Venster PDF-bestand maken/bewerken (Create/Edit

PDF file)

Dialoogvenster Document afdrukken

Dialoogvenster Foto afdrukken (Print Photo)

Dialoogvenster Via e-mail verzenden (Send via Email)

Venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/

Enhance Images)

Scherm voor modus Eenmaal klikken

Dialoogvenster Automatische scan (Auto Scan)

Dialoogvenster Opslaan (Save) (Scherm voor modus

Eenmaal klikken)

Dialoogvenster Scan-instellingen (Scan Settings)

Dialoogvenster Opslaan (Save)

Dialoogvenster Exif-instellingen (Exif Settings)

Dialoogvenster PDF

Dialoogvenster Opslaan als PDF-bestand (Save as

PDF file)

Dialoogvenster Verzenden (Mail)

Dialoogvenster OCR

Dialoogvenster Aangepast (Custom)

Dialoogvenster Voorkeuren (Preferences)

Tabblad Algemeen (General)

Tabblad Instellingen scannerknop (Scanner Button

Settings) (Opslaan)

Bijlage: Andere bestanden openen dan gescande afbeeldingen

Afbeeldingen openen die op een computer zijn opgeslagen

Scannen met andere toepassingssoftware

Wat is ScanGear (scannerstuurprogramma)?

Scannen met geavanceerde instellingen met ScanGear

(scannerstuurprogramma)

ScanGear (scannerstuurprogramma) starten

Scannen in de basismodus

MP270 series / MP250 series Uitgebreide Handleiding

Scannen in de Geavanceerde modus

Scannen in de automatische scanmodus

Meerdere documenten tegelijk scannen met

ScanGear (scannerstuurprogramma)

Afbeeldingen corrigeren en kleuren aanpassen met

ScanGear (Scannerstuurprogramma)

Afbeeldingen corrigeren (Beeld verscherpen, Stof en krassen reduceren, Correctie van vervaging, enzovoort)

Kleuren aanpassen met een kleurenpatroon

Verzadiging en kleurbalans aanpassen

Helderheid en contrast aanpassen

Histogram aanpassen

Tintcurve aanpassen

Drempel instellen

Schermen van ScanGear (scannerstuurprogramma)

Tabblad Basismodus (Basic Mode)

Tabblad Geavanceerde modus (Advanced Mode)

Instellingen voor invoer (Input Settings)

Instellingen voor uitvoer (Output Settings)

Instellingen voor afbeeldingen (Image Settings)

Knoppen voor kleuraanpassing

Tabblad Automatische scanmodus (Auto Scan

Mode)

Dialoogvenster Voorkeuren (Preferences)

Tabblad Scanner

Tabblad Voorbeeld (Preview)

Tabblad Scannen (Scan)

Tabblad Kleurinstellingen (Color Settings)

Bijlage: handige informatie over scannen

Bijsnijdkaders aanpassen

Resolutie

Bestandsindelingen

Kleurafstemming

Andere scanmethoden

Scannen met WIA-stuurprogramma

Scannen via het Configuratiescherm (alleen Windows

XP)

Kopiëren

Afdrukken met het bedieningspaneel van het apparaat

Kopiëren

Kopieën maken

Kopieën verkleinen of vergroten

Handige kopieerfuncties gebruiken

Overschakelen tussen het papierformaat A4 en

Letter

Kopiëren zonder marges (Kopie zonder marges)

MP270 series / MP250 series Uitgebreide Handleiding

Problemen oplossen

Problemen oplossen

Als er een fout optreedt

Het apparaat kan niet worden ingeschakeld

Er wordt een foutcode weergegeven op het LED-display

Alarm-lampje brandt oranje

Het groene aan/uit-lampje en oranje alarm-lampje knipperen beurtelings

LED-display geeft geen beeld

Kan MP Drivers niet installeren

Kan geen goede verbinding maken met de computer

Afdrukresultaten niet naar behoren

De afdruktaak wordt niet voltooid

Geen afdrukresultaten/Onduidelijke afdrukken/Onjuiste kleuren/Witte strepen

Kleuren zijn onduidelijk

Lijnen worden verkeerd afgedrukt

Afgedrukt papier krult om of vertoont inktvlekken

Papier vertoont vlekken/Papieroppervlak vertoont krassen

Vegen op de achterzijde van het papier

Er worden verticale lijnen afgedrukt op de zijden van de afdruk

Kleuren zijn ongelijkmatig of vertonen strepen

De afdruktaak wordt niet gestart

Kopieer-/afdruktaak wordt beëindigd voordat deze is voltooid

Het apparaat beweegt maar er wordt geen inkt toegevoerd

De afdruksnelheid is lager dan verwacht

FINE-patroonhouder schuift niet naar de vervangingspositie

Het papier wordt niet correct ingevoerd

Papierstoringen

Papier is vastgelopen in de papieruitvoeropening of de achterste lade

In andere gevallen

Er wordt een bericht weergegeven op het computerscherm

Foutcode: B200 Er is een printerfout opgetreden. Zet de printer uit en verwijder het netsnoer van de printer uit het stopcontact. Neem vervolgens contact op met het ondersteuningscentrum. wordt weergegeven

Foutcode: **** Er is een printerfout opgetreden. Zet de printer uit en weer aan. Als de fout zich blijft voordoen, raadpleegt u de gebruikershandleiding voor meer informatie. wordt weergegeven

Schrijffout/Uitvoerfout/Communicatiefout

Foutcode: 300 wordt weergegeven

Foutcode: 1700 wordt weergegeven

Inktinformatienummer: 1688 wordt weergegeven

Inktinformatienummer: 1686 wordt weergegeven

Foutcode: 2001 wordt weergegeven (alleen MP270 series)

MP270 series / MP250 series Uitgebreide Handleiding

Foutcode: 2002 wordt weergegeven (alleen MP270 series)

Andere foutberichten

Het venster Inkjetprinter/Scanner/Fax - Extended Survey

Program wordt weergegeven

Het pictogram Inkjetprinter/Scanner/Fax - Extended

Survey Program wordt weergegeven

Voor Windows-gebruikers

De printerstatusmonitor wordt niet weergegeven

Er wordt een foutbericht weergegeven op een met PictBridgecompatibel apparaat (Alleen MP270 series)

Problemen met scannen

De scanner werkt niet

ScanGear (scannerstuurprogramma) start niet

Er verschijnt een foutbericht en het scherm van ScanGear

(scannerstuurprogramma) wordt niet weergegeven

Scankwaliteit (afbeelding op het scherm) is slecht

De gescande afbeelding wordt omringd door extra witruimte

Er kunnen niet meerdere documenten tegelijk worden gescand

Scannen in de automatische scanmodus werkt niet goed

Langzame scansnelheid

Er wordt een bericht weergegeven dat er onvoldoende geheugen is

De computer loopt vast tijdens het scannen

De scanner werkt niet nadat een upgrade van Windows is uitgevoerd

Problemen met software

Het e-mailprogramma dat u wilt gebruiken, wordt niet weergegeven in het scherm waarin u e-mailprogramma's kunt selecteren

De gescande afbeelding wordt vergroot of verkleind afgedrukt

De gescande afbeelding wordt vergroot of verkleind weergegeven op het computerscherm

De gescande afbeelding kan niet worden geopend

Problemen met MP Navigator EX

Kan niet scannen met de juiste afmetingen

Bij scannen vanaf het bewerkingspaneel kan de positie of het formaat van de afbeelding niet goed worden vastgesteld

Document is juist geplaatst, maar de gescande afbeelding is scheef

Document is juist geplaatst, maar de afdrukstand in de gescande afbeelding is gewijzigd

Als u het probleem niet kunt oplossen

Veelgestelde vragen

Instructies voor gebruik (Printerstuurprogramma)

Algemene opmerkingen (scannerstuurprogramma)

Easy-PhotoPrint EX gebruiken

MP270 series / MP250 series Uitgebreide Handleiding

Werken met MP Navigator EX

Informatie over Solution Menu

Deze handleiding gebruiken

Uitgebreide Handleiding > Deze handleiding gebruiken

Deze handleiding gebruiken

Werken met het deelvenster Inhoud

Werken met het toelichtingsvenster

Deze handleiding afdrukken

Trefwoorden gebruiken om documenten te vinden

Documenten registreren in Mijn handleiding

Symbolen in dit document

Handelsmerken

Naar boven

Werken met het deelvenster Inhoud

Uitgebreide Handleiding > Deze handleiding gebruiken > Werken met het deelvenster Inhoud

Werken met het deelvenster Inhoud

Wanneer u op een titel van een document in het deelvenster Inhoud links van de online handleiding klikt, worden de documenten met die titel weergegeven in het toelichtingsvenster aan de rechterkant.

Wanneer u op links van klikt, worden de titels van onderliggende documenten weergegeven.

Opmerking

Klik op om het deelvenster Inhoud te sluiten of weer te geven.

Naar boven

Werken met het toelichtingsvenster

Uitgebreide Handleiding > Deze handleiding gebruiken > Werken met het toelichtingsvenster

Werken met het toelichtingsvenster

(1) Klik op de groene tekens om naar het bijbehorende document te gaan.

(2) De cursor wordt naar het begin van dit document verplaatst.

Opmerking

De diagrammen en computerschermen in deze handleiding verwijzen naar de MP270 series.

De bewerkingen zijn precies hetzelfde als die voor de MP250 series, tenzij anders is aangegeven.

Sommige modellen zijn mogelijk niet te koop in bepaalde regio's.

Naar boven

Deze handleiding afdrukken

Uitgebreide Handleiding > Deze handleiding gebruiken > Deze handleiding afdrukken

Deze handleiding afdrukken

Klik op om het deelvenster Afdrukken links van de online handleiding weer te geven.

Opmerking

Klik op om het deelvenster Afdrukken te sluiten of weer te geven.

Wanneer u op klikt en vervolgens op Pagina-instelling (Page Setup), wordt het dialoogvenster

Pagina-instelling (Page Setup) weergegeven. Vervolgens kunt u gemakkelijk instellen op welk papier u wilt afdrukken.

Klik op en vervolgens op Afdrukinstellingen (Print Settings) om het dialoogvenster Afdrukken

(Print) weer te geven. Als het dialoogvenster wordt weergegeven, selecteert u de printer die moet worden gebruikt voor het afdrukken. Op het tabblad Afdrukinst. (Print Setup) kunt u ook kiezen welke printer moet worden gebruikt.

Nadat u de te gebruiken printer hebt geselecteerd, klikt u op Eigenschappen... (Properties...) om de afdrukinstellingen op te geven.

Klik op en klik vervolgens op Optie-instellingen (Option Settings) om het dialoogvenster Optieinstellingen (Option Settings) weer te geven. Nu kunt u de afdruktaken instellen.

Titel en paginanummer van het document afdrukken (Print document title and page number)

Als dit selectievakje is ingeschakeld, worden de naam van de handleiding en het paginanummer afgedrukt in de koptekst (het begin van het document).

Achtergrondkleur en afbeeldingen afdrukken (Print background color and images)

Als dit selectievakje is ingeschakeld, worden de achtergrondkleur en afbeeldingen afgedrukt.

Sommige afbeeldingen worden altijd afgedrukt, ongeacht de instelling van dit selectievakje.

Aantal pagina's controleren voor het afdrukken (Check number of pages to be printed before printing)

Als dit selectievakje is ingeschakeld, wordt het dialoogvenster Bevestiging paginateller voor afdrukken (Print Page Count Confirmation) weergegeven voordat het afdrukken wordt gestart. In dit dialoogvenster kunt u controleren hoeveel pagina's worden afgedrukt.

Selecteer op het tabblad Docum. select. (Document Selection) de afdrukmethode voor het document. De volgende vier afdrukmethoden zijn beschikbaar:

Deze handleiding afdrukken

Huidig document afdrukken

Geselecteerde documenten afdrukken

Mijn handleiding afdrukken

Alle documenten afdrukken

Opmerking

U kunt het af te drukken type selecteren en vervolgens gemakkelijk de afdrukinstellingen opgeven op het tabblad Afdrukinst. (Print Setup).

Huidig document afdrukken

U kunt het huidige document afdrukken.

1.

Selecteer in Doel selecteren (Select Target) de optie Huidig document (Current

Document).

De titel van het huidige document wordt weergegeven in de lijst Documenten die afgedrukt moeten worden (Documents to Be Printed).

Opmerking

Als u Gekoppelde documenten afdrukken (Print linked documents) selecteert, kunt u ook documenten afdrukken die zijn gekoppeld aan het huidige document. De gekoppelde documenten worden toegevoegd aan de lijst Documenten die afgedrukt moeten worden

(Documents to Be Printed).

Klik op Afdrukvoorbeeld (Print Preview) om de afdrukresultaten te bekijken voordat u het document daadwerkelijk afdrukt.

2.

Klik op het tabblad Afdrukinst. (Print Setup)

Selecteer op het tabblad Pagina-instelling (Page Setup) de printer die u wilt gebruiken en geef eenvoudige afdrukinstellingen op, voor zover nodig.

3.

Klik op Afdrukken starten (Start Printing)

Er wordt een bericht weergegeven om te bevestigen hoeveel pagina's worden weergegeven.

4.

Voer het afdrukken uit

Bevestig het aantal af te drukken pagina's en klik op Ja (Yes).

De weergegeven documenten worden afgedrukt.

Geselecteerde documenten afdrukken

U kunt de gewenste documenten selecteren en afdrukken.

1.

Selecteer in Doel selecteren (Select Target) de optie Geselecteerde documenten

(Selected Documents)

De titels van alle documenten worden weergegeven in de lijst Documenten die afgedrukt moeten worden (Documents to Be Printed).

2.

Selecteer de documenten die u wilt afdrukken

Schakel in de lijst Documenten die afgedrukt moeten worden (Documents to Be Printed) de selectievakjes in voor de titels van de documenten die u wilt afdrukken.

Opmerking

Wanneer u het selectievakje Documenten in lagere hiërarchieën automatisch selecteren

(Automatically select documents in lower hierarchies) inschakelt, worden de selectievakjes van alle titels van documenten in lagere hiërarchieën ingeschakeld.

Deze handleiding afdrukken

Klik op Alles selecteren (Select All) als u de selectievakjes van alle titels van documenten wilt inschakelen.

Klik op Alles wissen (Clear All) als u de selectie van alle titels van documenten ongedaan wilt maken.

Klik op Afdrukvoorbeeld (Print Preview) om de afdrukresultaten te bekijken voordat u het document daadwerkelijk afdrukt.

3.

Klik op het tabblad Afdrukinst. (Print Setup)

Selecteer op het tabblad Pagina-instelling (Page Setup) de printer die u wilt gebruiken en geef eenvoudige afdrukinstellingen op, voor zover nodig.

4.

Klik op Afdrukken starten (Start Printing)

Er wordt een bericht weergegeven om te bevestigen hoeveel pagina's worden weergegeven.

5.

Voer het afdrukken uit

Bevestig het aantal af te drukken pagina's en klik op Ja (Yes).

Alle documenten waarvan het selectievakje is ingeschakeld, worden afgedrukt.

Mijn handleiding afdrukken

U kunt alle documenten in Mijn handleiding selecteren en afdrukken.

Zie " Documenten registreren in Mijn handleiding " voor meer informatie over Mijn handleiding.

1.

Selecteer in Doel selecteren (Select Target) de optie Mijn handleiding (My Manual)

De titels van alle documenten die zijn geregistreerd in Mijn handleiding, worden weergegeven in de lijst Documenten die afgedrukt moeten worden (Documents to Be Printed).

2.

Selecteer de documenten die u wilt afdrukken

Schakel in de lijst Documenten die afgedrukt moeten worden (Documents to Be Printed) de selectievakjes in voor de titels van de documenten die u wilt afdrukken.

Opmerking

Klik op Alles selecteren (Select All) als u de selectievakjes van alle titels van documenten wilt inschakelen.

Klik op Alles wissen (Clear All) als u de selectie van alle titels van documenten ongedaan wilt maken.

Klik op Afdrukvoorbeeld (Print Preview) om de afdrukresultaten te bekijken voordat u het document daadwerkelijk afdrukt.

3.

Klik op het tabblad Afdrukinst. (Print Setup)

Selecteer op het tabblad Pagina-instelling (Page Setup) de printer die u wilt gebruiken en geef eenvoudige afdrukinstellingen op, voor zover nodig.

4.

Klik op Afdrukken starten (Start Printing)

Er wordt een bericht weergegeven om te bevestigen hoeveel pagina's worden weergegeven.

5.

Voer het afdrukken uit

Bevestig het aantal af te drukken pagina's en klik op Ja (Yes).

Alle documenten waarvan het selectievakje is ingeschakeld, worden afgedrukt.

Alle documenten afdrukken

U kunt alle documenten van de online handleiding afdrukken.

Deze handleiding afdrukken

1.

Selecteer in Doel selecteren (Select Target) de optie Alle documenten (All

Documents)

De titels van alle documenten worden weergegeven in de lijst Documenten die afgedrukt moeten worden (Documents to Be Printed) en de selectievakjes worden automatisch ingeschakeld.

Opmerking

Als u het selectievakje van de titel van een document wist, wordt dat document niet afgedrukt.

Klik op Alles selecteren (Select All) als u de selectievakjes van alle titels van documenten wilt inschakelen.

Klik op Alles wissen (Clear All) als u de selectie van alle titels van documenten ongedaan wilt maken.

Klik op Afdrukvoorbeeld (Print Preview) om de afdrukresultaten te bekijken voordat u het document daadwerkelijk afdrukt.

2.

Klik op het tabblad Afdrukinst. (Print Setup)

Selecteer op het tabblad Pagina-instelling (Page Setup) de printer die u wilt gebruiken en geef eenvoudige afdrukinstellingen op, voor zover nodig.

3.

Klik op Afdrukken starten (Start Printing)

Er wordt een bericht weergegeven om te bevestigen hoeveel pagina's worden weergegeven.

4.

Voer het afdrukken uit

Bevestig het aantal af te drukken pagina's en klik op Ja (Yes).

Alle documenten worden afgedrukt.

Belangrijk

Het afdrukken van alle documenten kost veel papier. Controleer het aantal af te drukken pagina's dat wordt weergegeven in het dialoogvenster Bevestiging paginateller voor afdrukken

(Print Page Count Confirmation) voordat u gaat afdrukken.

In het dialoogvenster Afdrukvoorbeeld (Print Preview) kunt u het afdrukken schalen naar de papierbreedte en het zoompercentage instellen. Als de afdrukgegevens echter groter zijn dan het papier als gevolg van het nieuwe zoompercentage, wordt dat deel van het document niet afgedrukt op het papier.

Naar boven

Trefwoorden gebruiken om documenten te vinden

Uitgebreide Handleiding > Deze handleiding gebruiken > Trefwoorden gebruiken om documenten te vinden

Trefwoorden gebruiken om documenten te vinden

U kunt een trefwoord invoeren om te zoeken naar een bepaald document.

Alle documenten in de weergegeven online handleiding worden doorzocht.

1.

Klik op

Het deelvenster Zoeken wordt links van de online handleiding weergegeven.

Opmerking

Klik op om het deelvenster Zoeken te sluiten of weer te geven.

2.

Voer een trefwoord in

Voer in het vak Sleutelwoord (Keyword) een trefwoord in voor het onderwerp waarnaar u wilt zoeken.

Scheid trefwoorden met een spatie als u meerdere trefwoorden wilt invoeren.

Opmerking

U kunt maximaal 10 trefwoorden of 255 tekens invoeren.

Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en kleine letters.

Het programma kan ook zoeken naar trefwoorden die spaties bevatten.

Hieronder wordt beschreven hoe u gemakkelijk en snel een te lezen document kunt vinden door trefwoorden in te voeren.

Leren hoe u een functie die u gebruikt moet bedienen:

Typ de naam van het menu op het bedieningspaneel van dit apparaat of op de computer

(bijvoorbeeld Kader wissen).

Een toelichting van de bediening voor een bepaald doel vinden:

Typ de functie en het item dat u wilt afdrukken (bijvoorbeeld: kalender afdrukken).

3.

Klik op Zoeken starten (Start Searching)

Trefwoorden gebruiken om documenten te vinden

De zoekopdracht wordt gestart en de titels van documenten die het trefwoord bevatten, worden weergegeven in de lijst met zoekresultaten.

Wanneer u een zoekopdracht met meerdere trefwoorden invoert, worden de zoekresultaten als volgt weergegeven:

[Documenten die volledig overeenkomen] ([Documents Containing Perfect Match])

Documenten die de volledige gezochte tekenreeks (inclusief spaties) bevatten, precies zoals ingevoerd (exacte overeenkomst)

[Documenten met alle sleutelwoorden] ([Documents Containing All Keywords])

Documenten die alle ingevoerde trefwoorden bevatten

[Documenten met een aantal sleutelwoorden] ([Documents Containing Any Keyword])

Documenten die ten minste één van de ingevoerde trefwoorden bevatten

4.

Geef het document dat u wilt lezen weer

Dubbelklik in de lijst met zoekresultaten op de titel van het document dat u wilt lezen (of selecteer dit onderwerp en druk op Enter).

De documenten van die titel worden weergegeven en de trefwoorden die gevonden zijn op die documenten, worden gemarkeerd.

Opmerking

Als u het ingevoerde trefwoord wijzigt en meerdere zoekopdrachten uitvoert, blijft er een zoekgeschiedenis bestaan. Als u de zoekgeschiedenis wilt verwijderen, klikt u op rechts van

Sleutelwoord (Keyword) en selecteert u Geschiedenis wissen (Clear History), wat wordt weergegeven.

Naar boven

Documenten registreren in Mijn handleiding

Uitgebreide Handleiding > Deze handleiding gebruiken > Documenten registreren in Mijn handleiding

Documenten registreren in Mijn handleiding

Registreer de meest bekeken documenten als documenten in Mijn handleiding zodat u deze documenten snel kunt raadplegen.

1.

Het document weergeven

Geef het document weer dat u wilt toevoegen aan Mijn handleiding.

2.

Klik op

Het deelvenster Mijn handleiding wordt links van de on line handleiding weergegeven.

Opmerking

Klik op om het deelvenster Mijn handleiding te sluiten of weer te geven.

3.

Registreer het document in Mijn handleiding

Klik op Toevoegen (Add).

De titel van het weergegeven document wordt toegevoegd aan Lijst van mijn handleiding (List of My

Manual).

Opmerking

U kunt ook met de volgende methoden documenten toevoegen aan Mijn handleiding. Als u een document toevoegt aan Mijn handleiding, wordt het teken weergegeven bij de pictogrammen voor het document in het deelvenster Inhoud.

Dubbelklik in de lijst Onlangs weergegeven documenten (Recently Displayed Documents) op de titel van het document dat u wilt toevoegen aan Mijn handleiding (of selecteer het document en druk op Enter) om de titel weer te geven, en klik vervolgens op Toevoegen

(Add).

Klik met de rechtermuisknop op de titel van het document in het deelvenster Inhoud of klik met de rechtermuisknop in het toelichtingsvenster en selecteer vervolgens Toevoegen aan

Documenten registreren in Mijn handleiding

Mijn handleiding (Add to My Manual) in het contextmenu.

Selecteer in het deelvenster Inhoud de titel van het document dat u wilt toevoegen aan Mijn handleiding en klik vervolgens op Toevoegen aan Mijn handleiding (Add to My Manual) rechtsonder in het scherm.

4.

Geef Mijn handleiding weer

Als u dubbelklikt op de titel van een document in de Lijst van mijn handleiding (List of My Manual) of als u de titel van het document selecteert en op Enter drukt, wordt dat document weergegeven in het toelichtingsvenster.

Opmerking

Als u een document uit de Lijst van mijn handleiding (List of My Manual) wilt verwijderen, selecteert u de titel van dat document in de lijst en klikt u op Verwijderen (Delete) (of drukt u op de toets Delete).

Naar boven

Symbolen in dit document

Uitgebreide Handleiding > Deze handleiding gebruiken > Symbolen in dit document

Symbolen in dit document

Waarschuwing

Instructies die u moet volgen om te voorkomen dat er als gevolg van een onjuiste bediening van het apparaat gevaarlijke situaties ontstaan die mogelijk tot ernstig lichamelijk letsel of zelfs de dood kunnen leiden. Deze instructies zijn essentieel voor een veilige werking van het apparaat.

Let op

Instructies die u moet volgen om lichamelijk letsel of materiële schade als gevolg van een onjuiste bediening van het apparaat te voorkomen. Deze instructies zijn essentieel voor een veilige werking van het apparaat.

Belangrijk

Instructies met belangrijke informatie.

Vergeet deze aanwijzingen niet te lezen.

Opmerking

Instructies in de vorm van opmerkingen bij handelingen en extra toelichtingen.

Duidt op procedures in Windows.

Duidt op procedures in een Macintosh-omgeving.

Naar boven

Handelsmerken

Uitgebreide Handleiding > Deze handleiding gebruiken > Handelsmerken

Handelsmerken

Microsoft is een gedeponeerd handelsmerk van Microsoft Corporation.

Windows is een handelsmerk of gedeponeerd handelsmerk van Microsoft Corporation in de

Verenigde Staten en/of andere landen.

Windows Vista is een handelsmerk of gedeponeerd handelsmerk van Microsoft Corporation in de

Verenigde Staten en/of andere landen.

Internet Explorer is een handelsmerk of gedeponeerd handelsmerk van Microsoft Corporation in de

Verenigde Staten en/of andere landen.

Macintosh en Mac zijn gedeponeerde handelsmerken van Apple Inc., in de VS en andere landen.

Bonjour is een handelsmerk van Apple Inc., gedeponeerd in de VS en andere landen.

Adobe, Adobe Photoshop, Adobe RGB en Adobe RGB (1998) zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Adobe Systems Incorporated in de Verenigde Staten en/of andere landen.

Exif Print

Dit apparaat ondersteunt Exif Print.

Exif Print is een standaard voor het verbeteren van de communicatie tussen digitale camera's en printers. Wanneer u een digitale camera aansluit die geschikt is voor Exif Print, worden de cameraafbeeldingsgegevens van het moment van de opname gebruikt en geoptimaliseerd, wat resulteert in afdrukken van een zeer hoge kwaliteit.

Naar boven

Afdrukken vanaf een computer

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer

Afdrukken vanaf een computer

Afdrukken met de meegeleverde software

Afdrukken met andere toepassingen

Naar boven

Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware

Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware

Wat is Easy-PhotoPrint EX?

Foto's afdrukken

Een album maken

Kalenders afdrukken

Stickers afdrukken

Opmaak afdrukken

Foto's corrigeren en verbeteren

Vragen en antwoorden

Instellingen voor Photo Print

Overige instellingen

Naar boven

Wat is Easy-PhotoPrint EX?

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware > Wat is Easy-PhotoPrint EX?

Wat is Easy-PhotoPrint EX?

U kunt met Easy-PhotoPrint EX op eenvoudige wijze albums, kalenders en stickers maken door foto's te selecteren die met een digitale camera zijn gemaakt.

U kunt ook heel gemakkelijk foto's zonder rand afdrukken.

Belangrijk

Easy-PhotoPrint EX biedt geen ondersteuning voor Windows 95, Windows 98, Windows Me of

Windows NT4.

Easy-PhotoPrint EX kan alleen worden gebruikt voor Canon-inkjetprinters. Sommige printers, waaronder Canon-compactprinters (SELPHY CP series) worden niet ondersteund.

Als er geen printer is geïnstalleerd die Easy-PhotoPrint EX ondersteunt, kunt u items die u maakt niet afdrukken.

Als Easy-PhotoPrint EX wordt geïnstalleerd op een computer waarop Easy-LayoutPrint is geïnstalleerd, wordt Easy-LayoutPrint vervangen door Easy-PhotoPrint EX.

Opmerking

Het afdrukken op papier groter dan A4 is alleen mogelijk bij het gebruik van ondersteunde printers.

Raadpleeg uw printerhandleiding voor meer informatie.

Raadpleeg de Help van Easy-PhotoPrint EX voor beschrijvingen van de vensters van Easy-

PhotoPrint EX.

Klik op Help in een scherm of dialoogvenster, of selecteer Help bij Easy-PhotoPrint EX... (Easy-

PhotoPrint EX Help...) in het menu Help. De Help wordt weergegeven.

Informatie over Exif Print

Easy-PhotoPrint EX ondersteunt 'Exif Print'. Exif Print is een standaard voor het verbeteren van de communicatie tussen digitale camera's en printers.

Wanneer u een digitale camera aansluit die geschikt is voor Exif Print, worden de afbeeldingsgegevens van het moment van de opname gebruikt en geoptimaliseerd, wat resulteert in afdrukken van een zeer

Wat is Easy-PhotoPrint EX?

hoge kwaliteit.

Easy-PhotoPrint EX openen vanuit andere toepassingen

Easy-PhotoPrint EX kan worden geopend vanuit andere toepassingen.

Raadpleeg de handleiding van het programma voor meer informatie over de procedure voor het openen van Easy-PhotoPrint EX.

De functie Photo Print is beschikbaar met de volgende toepassingen:

MP Navigator EX versie.1.00 of later

ZoomBrowser EX versie 6.0 of later

Digital Photo Professional versie.3.2 of later

Belangrijk

De volgende beperkingen zijn van toepassing als u Easy-PhotoPrint EX opent vanuit Digital

Photo Professional:

- De knop Menu wordt niet weergegeven in het gedeelte met knoppen voor stappen aan de linkerzijde van het scherm.

- U kunt afbeeldingen niet corrigeren/verbeteren.

- De weergavevolgorde van afbeeldingen kan niet worden gewijzigd.

- Bewerkte afbeeldingen kunnen niet worden opgeslagen.

- Alleen ICC-profiel inschakelen (Enable ICC Profile) kan worden geselecteerd voor

Kleurcorrectie voor afdrukken (Color correction for printing) op het tabblad Geavanceerd

(Advanced) van het dialoogvenster Voorkeuren (Preferences). U kunt daarom de functies Vivid

Photo en Ruisreductie in foto (Photo Noise Reduction) niet gebruiken.

De functie Album is beschikbaar met de volgende toepassingen:

MP Navigator EX versie.1.00 of later

ZoomBrowser EX versie 5.8 of later

Ondersteunde indelingen voor afbeeldingsbestanden (extensies)

BMP (.bmp)

JPEG (.jpg, .jpeg)

TIFF (.tif, .tiff)

PICT (.pict, .pct)

Easy-PhotoPrint-afbeeldingsbestanden (.epp)

Belangrijk

Wanneer u een afbeelding selecteert en er bevindt zich een TIFF-bestand in de geselecteerde map, wordt de afbeelding wellicht niet correct weergegeven of wordt Easy-PhotoPrint EX wellicht afgesloten, afhankelijk van de TIFF-indeling. Verplaats in dergelijke gevallen het TIFF-bestand naar een andere map of sla het bestand op met een andere bestandsindeling en selecteer de map opnieuw.

Opmerking

De miniaturen van bestanden in niet-ondersteunde indelingen worden weergegeven als

(vraagteken).

Als Easy-PhotoPrint EX wordt geopend vanuit Digital Photo Professional, worden alle afbeeldingsbestanden die worden ondersteund door Digital Photo Professional weergegeven.

Bestandsindelingen (extensies) die worden ondersteund door Easy-PhotoPrint EX

Wat is Easy-PhotoPrint EX?

Easy-PhotoPrint EX Photo Print-bestand (.el6)

Easy-PhotoPrint EX Albumbestand (.el1)

Easy-PhotoPrint EX Stickerbestand (.el2)

Easy-PhotoPrint EX Kalenderbestand (.el4)

Easy-PhotoPrint EX Indelingsbestand (.el5)

Naar boven

Foto's afdrukken

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Foto's afdrukken

Foto's afdrukken

Met Easy-PhotoPrint EX kunt u uw favoriete foto's in verschillende indelingen afdrukken.

U kunt ook heel gemakkelijk foto's zonder rand maken.

Tijdens het afdrukken worden automatisch de meest geschikte correcties op de foto's toegepast.

Stappen

1.

Easy-PhotoPrint EX openen

2.

Een foto selecteren

3.

Papier selecteren

4.

Afdrukken

Probeer dit

Foto's corrigeren en verbeteren

Levendige foto's afdrukken

Ruis in foto's reduceren

Foto's bijsnijden (Photo Print)

Een datum op foto's afdrukken (Photo Print)

Meerdere foto's op één pagina afdrukken

Een index afdrukken

Pasfoto's afdrukken (ID Photo Print)

Fotogegevens afdrukken

Foto's opslaan

Opgeslagen bestanden openen

Vragen en antwoorden

Hoe kan ik het opgeslagen bestand verplaatsen (of kopiëren)?

Welke zijde van de weergegeven afbeelding wordt het eerst afgedrukt?

Hoe kan ik met gelijke marges afdrukken?

Foto's afdrukken

Naar boven

Easy-PhotoPrint EX openen

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Foto's afdrukken > Easy-PhotoPrint EX openen

Easy-PhotoPrint EX openen

1.

Open het menu Start en selecteer Alle programma's (All Programs) > Canon

Utilities > Easy-PhotoPrint EX > Easy-PhotoPrint EX.

Easy-PhotoPrint EX wordt gestart en Menu wordt weergegeven.

Naar boven

Een foto selecteren

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Foto's afdrukken > Een foto selecteren

Een foto selecteren

1.

Klik bij Menu op Photo Print.

Het venster Afbeeldingen selecteren (Select Images) verschijnt.

Belangrijk

De miniaturen van de afbeeldingen in de map kunnen als volgt worden weergegeven:

- De afbeelding wordt weergegeven met een zwarte lijn langs de rand.

- Een rand van de afbeelding lijkt bijgesneden.

Dergelijke afbeeldingen worden echter vergroot of als voorbeeld normaal weergegeven, en dit is niet van invloed op het afdrukresultaat.

2.

Selecteer in de mappenstructuur de map met de afbeelding die u wilt afdrukken.

De afbeeldingen in de map worden weergegeven als miniaturen.

Belangrijk

Als Easy-PhotoPrint EX wordt geopend vanuit een andere toepassing (MP Navigator EX,

ZoomBrowser EX of Digital Photo Professional), wordt het gedeelte met de mappenstructuur niet weergegeven.

De afbeeldingen die in de toepassing worden geopend, worden weergegeven als miniaturen.

3.

Klik op de afbeelding die u wilt afdrukken.

Het aantal exemplaren wordt als '1' weergegeven onder de aangeklikte afbeelding, terwijl de geselecteerde afbeelding wordt weergegeven in het daarvoor bestemde gedeelte.

Opmerking

Als u een afbeelding wilt verwijderen uit de lijst met geselecteerde afbeeldingen, selecteert u

Een foto selecteren

de afbeelding en klikt u op de knop (Geïmporteerde afbeelding verwijderen).

Als u alle afbeeldingen wilt verwijderen uit de lijst met geselecteerde afbeeldingen, klikt u op de knop (Alle geïmporteerde afbeeldingen verwijderen).

Als u twee of meer exemplaren van een afbeelding wilt afdrukken, klikt u op (pijl omhoog) totdat het gewenste aantal exemplaren is bereikt. Klik om het aantal exemplaren in het vak te verlagen op (pijl omlaag).

U kunt de volgorde van de foto's wijzigen met de lijst in de rechterbovenhoek van het venster.

U kunt voor de afdrukvolgorde kiezen uit Sort. op datum (Sort by Date) en Sort. op naam (Sort by

Name).

Opmerking

U kunt de geselecteerde afbeeldingen nog corrigeren of verbeteren voordat u ze afdrukt.

Foto's corrigeren en verbeteren

Raadpleeg de Help voor meer informatie over het venster Afbeeldingen selecteren (Select Images).

Naar boven

Papier selecteren

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Foto's afdrukken > Papier selecteren

Papier selecteren

1.

Klik op Papier selecteren (Select Paper).

Het venster Papier selecteren (Select Paper) verschijnt.

2.

Geef de instellingen op voor de volgende items op basis van de printer en het papier:

Printer

Papierbron (Paper Source)

Papierformaat (Paper Size)

Mediumtype (Media Type)

Opmerking

De papierformaten en mediumtypen variëren per printer. Raadpleeg de Help voor meer informatie.

De papierbronnen variëren per printer en mediumtype.

Opmerking

U kunt foto's afdrukken met levendiger kleuren, of de ruis in de foto verminderen.

Levendige foto's afdrukken

Ruis in foto's reduceren

Raadpleeg de Help voor meer informatie over het venster Papier selecteren (Select Paper).

Naar boven

Afdrukken

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Foto's afdrukken > Afdrukken

Afdrukken

1.

Klik op Opmaak/Afdrukken (Layout/Print).

Het venster Opmaak/Afdrukken (Layout/Print) wordt weergegeven.

Belangrijk

De miniaturen van de afbeeldingen in de map kunnen als volgt worden weergegeven:

- De afbeelding wordt weergegeven met een zwarte lijn langs de rand.

- Een rand van de afbeelding lijkt bijgesneden.

Dergelijke afbeeldingen worden echter vergroot of als voorbeeld normaal weergegeven, en dit is niet van invloed op het afdrukresultaat.

2.

Selecteer de gewenste indeling.

Kies een indeling zonder rand wanneer u foto's zonder rand wilt afdrukken.

Opmerking

De getoonde indelingen variëren per printer, papierformaat en mediumtype.

3.

Klik op Afdrukken (Print).

Belangrijk

Wanneer u afdrukt op papier met een groot formaat, zoals A3/A3+, kunnen sommige computers niet correct afdrukken als u meer dan één pagina tegelijk afdrukt of kopieert. U kunt het beste pagina voor pagina afdrukken wanneer u afdrukt op papier met een dergelijk formaat.

Als u afdrukt op papier dat groter is dan A4 of afbeeldingen met een hoge resolutie afdrukt, worden gegevens mogelijk alleen op de bovenste helft van het papier afgedrukt als er veel afbeeldingen tegelijk worden afgedrukt. Schakel in dit geval in het dialoogvenster Voorkeuren (Preferences) het selectievakje Afdruktaak per pagina spoolen (Spool print job page by page) in en druk het

Afdrukken

document nogmaals af.

Als u het dialoogvenster Voorkeuren (Preferences) wilt weergeven, klikt u op selecteert u Voorkeuren... (Preferences...) in het menu Bestand (File).

(Instellingen) of

De afdrukinstellingen voor foto's worden verwijderd wanneer u Easy-PhotoPrint EX sluit zonder de instellingen op te slaan. We raden u aan de afgedrukte afbeelding op te slaan wanneer u deze later opnieuw wilt afdrukken.

Foto's opslaan

Wanneer u een indeling met randen kiest, is het mogelijk dat de marges links en rechts of boven en onder niet gelijk zijn.

Hoe kan ik met gelijke marges afdrukken?

Opmerking

U kunt afbeeldingen bijsnijden of de datum op foto's afdrukken.

Foto's bijsnijden (Photo Print)

Een datum op foto's afdrukken (Photo Print)

U kunt de geselecteerde afbeeldingen nog corrigeren of verbeteren voordat u ze afdrukt.

Foto's corrigeren en verbeteren

U kunt geavanceerde instellingen voor Photo Print (aantal exemplaren, afdrukkwaliteit en dergelijke) instellen in het dialoogvenster Voorkeuren (Preferences).

Als u het dialoogvenster Voorkeuren (Preferences) wilt weergeven, klikt u op selecteert u Voorkeuren... (Preferences...) in het menu Bestand (File).

(Instellingen) of

Raadpleeg de Help voor meer informatie over het venster Opmaak/Afdrukken (Layout/Print).

Naar boven

Een album maken

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware > Een album maken

Een album maken

Met Easy-PhotoPrint EX kunt u uw eigen persoonlijke fotoalbum maken.

Stappen

1.

Easy-PhotoPrint EX openen

2.

Papier en indeling selecteren

3.

Een foto selecteren

4.

Bewerken

5.

Afdrukken

Probeer dit

Foto's corrigeren en verbeteren

Indeling wijzigen

Achtergrond wijzigen

Foto's toevoegen

Positie van foto's verwisselen

Foto's vervangen

Positie, hoek en formaat van foto's wijzigen

Foto's bijsnijden

Foto's in kader plaatsen

Een datum op foto's afdrukken

Opmerkingen aan foto's toevoegen

Tekst aan foto's toevoegen

Opslaan

Opgeslagen bestanden openen

Vragen en antwoorden

Een album maken

Hoe kan ik het opgeslagen bestand verplaatsen (of kopiëren)?

Wat is O1 of O4?

Naar boven

Easy-PhotoPrint EX openen

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware > Een album maken > Easy-PhotoPrint EX openen

Easy-PhotoPrint EX openen

1.

Open het menu Start en selecteer Alle programma's (All Programs) > Canon

Utilities > Easy-PhotoPrint EX > Easy-PhotoPrint EX.

Easy-PhotoPrint EX wordt gestart en Menu wordt weergegeven.

Naar boven

Papier en indeling selecteren

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware > Een album maken > Papier en indeling selecteren

Papier en indeling selecteren

1.

Klik bij Menu op Album.

Het venster Pagina-instelling (Page Setup) verschijnt.

2.

Stel de volgende items in bij het gedeelte Algemene instellingen (General Settings):

Papierformaat (Paper Size)

Afdrukstand (Orientation)

Omslag (Cover)

Album met dubbele pagina's (Double page album)

Paginanummer (Page number)

Opmerking

Raadpleeg de Help voor meer informatie over de papierformaten die u kunt selecteren.

In het dialoogvenster Omslagopties (Cover Options) kunt u aangeven of u afbeeldingen wilt weergeven op de binnenkant van de voor- of achterzijde van het album. U opent het dialoogvenster Omslagopties (Cover Options) door Voorzijde (Front) of Voor & achter (Front &

Back) te selecteren voor Omslag (Cover) en te klikken op Opties... (Options...).

Schakel het selectievakje Album met dubbele pagina's (Double page album) in voor een gespreide pagina-indeling (met een model voor twee pagina's). In een album met dubbele pagina's kunt u een afbeelding op de linker- en rechterpagina's schikken.

U kunt de paginanummers (positie, lettertype en dergelijke) aanpassen in het dialoogvenster

Instellingen paginanummer (Page Number Settings). Als u het dialoogvenster Instellingen paginanummer (Page Number Settings) wilt weergeven, schakelt u het selectievakje

Paginanummer (Page number) in en klikt u op Instellingen... (Settings...).

U kunt de marges voor het voorblad en de achteromslag en de pagina's aan de binnenkant aanpassen in het dialoogvenster Marge-instellingen (Margin Settings). Klik op Marges...

(Margin Settings) om het dialoogvenster Marge-instellingen (Margins...) weer te geven.

Papier en indeling selecteren

3.

Selecteer het thema dat u wilt gebruiken bij Thema (Theme) onder

Voorbeeldindeling (Sample Layout).

4.

Als u de indeling wilt wijzigen, klikt u op Indeling... (Layout...).

Het dialoogvenster Opmaak wijzigen (Change Layout) wordt weergegeven.

In het dialoogvenster Opmaak wijzigen (Change Layout) kunt u de indeling wijzigen of de datum

(waarop de foto is genomen) afdrukken op de foto.

Opmerking

De indelingen die u kunt selecteren zijn afhankelijk van de instellingen voor Papierformaat

(Paper Size), Afdrukstand (Orientation), Album met dubbele pagina's (Double page album) en het type pagina dat u hebt geselecteerd (voorblad, binnenste pagina's of achteromslag).

In het dialoogvenster Datuminstellingen (Date Settings) kunt u de positie, grootte, kleur en dergelijke van de datum aanpassen. Als u het dialoogvenster Datuminstellingen (Date

Settings) wilt weergeven, schakelt u het selectievakje Afdrukdatum (Print date) in het dialoogvenster Opmaak wijzigen (Change Layout) in en klikt u op Datuminstellingen... (Date

Settings...).

5.

Als u de achtergrond wilt wijzigen, klikt u op Achtergrond... (Background...).

Het dialoogvenster Achtergrond wijzigen (Change Background) wordt weergegeven.

In het dialoogvenster Achtergrond wijzigen (Change Background) kunt u een effen kleur of een afbeeldingsbestand als achtergrond instellen.

Opmerking

Raadpleeg de Help voor meer informatie over het venster Pagina-instelling (Page Setup).

Naar boven

Een foto selecteren

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware > Een album maken > Een foto selecteren

Een foto selecteren

1.

Klik op Afbeeldingen selecteren (Select Images).

Het venster Afbeeldingen selecteren (Select Images) verschijnt.

2.

Selecteer in de mappenstructuur de map met de afbeelding die u wilt afdrukken.

De afbeeldingen in de map worden weergegeven als miniaturen.

Belangrijk

Als Easy-PhotoPrint EX wordt geopend vanuit een andere toepassing (MP Navigator EX of

ZoomBrowser EX), wordt het gedeelte met de mappenstructuur niet weergegeven.

De afbeeldingen die in de toepassing worden geopend, worden weergegeven als miniaturen.

3.

Selecteer de afbeelding(en) die u wilt afdrukken en klik op een van de onderstaande knoppen.

Als u op het voorblad wilt afdrukken, klikt u op (Importeren naar voorblad).

Als u op de binnenste pagina's wilt afdrukken, klikt u op (Importeren naar binnenste pagina's).

Als u op de achteromslag wilt afdrukken, klikt u op (Importeren naar achteromslag).

De geselecteerde afbeeldingen worden weergegeven in het vak voor geselecteerde afbeeldingen.

U kunt de afbeelding(en) die u wilt afdrukken ook selecteren door ze naar het vak voor geselecteerde afbeeldingen te slepen.

Opmerking

Een foto selecteren

Als u een afbeelding wilt verwijderen uit de lijst met geselecteerde afbeeldingen, selecteert u de afbeelding en klikt u op de knop (Geïmporteerde afbeelding verwijderen).

Als u alle afbeeldingen wilt verwijderen uit de lijst met geselecteerde afbeeldingen, klikt u op de knop (Alle geïmporteerde afbeeldingen verwijderen).

Opmerking

Raadpleeg de Help voor meer informatie over het venster Afbeeldingen selecteren (Select Images).

Naar boven

Bewerken

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware > Een album maken > Bewerken

Bewerken

1.

Klik op Bewerken (Edit).

Het venster Bewerken (Edit) verschijnt.

2.

Bewerk uw album indien nodig.

Indeling wijzigen

Achtergrond wijzigen

Foto's toevoegen

Positie van foto's verwisselen

Foto's vervangen

Positie, hoek en formaat van foto's wijzigen

Foto's bijsnijden

Foto's in kader plaatsen

Een datum op foto's afdrukken

Opmerkingen aan foto's toevoegen

Tekst aan foto's toevoegen

Belangrijk

De wijzigingen worden verwijderd wanneer u Easy-PhotoPrint EX sluit zonder het bewerkte album op te slaan. We raden u aan het item op te slaan wanneer u dit later verder wilt bewerken.

De paginanummers op het voorblad en de achteromslag van het album worden als volgt weergegeven:

O1: Voorblad

O2: Binnenkant voorblad

Bewerken

O3: Binnenzijde achteromslag

O4: Achteromslag

Opslaan

Opmerking

Raadpleeg de Help voor meer informatie over het venster Bewerken (Edit).

Naar boven

Afdrukken

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware > Een album maken > Afdrukken

Afdrukken

1.

Klik op Afdrukinstellingen (Print Settings).

Het venster Afdrukinstellingen (Print Settings) verschijnt.

2.

Geef de instellingen op voor de volgende items op basis van de printer en het papier:

Printer

Mediumtype (Media Type)

Aantal (Copies)

Papierbron (Paper Source)

Afdrukkwaliteit (Print Quality)

Afdrukken zonder marges (Borderless Printing)

Opmerking

De mediumtypen variëren per printer en papierformaat.

Dubbelzijdig afdrukken (Duplex Printing) wordt weergegeven als de geselecteerde printer en het geselecteerde mediumtype dubbelzijdig afdrukken ondersteunen. Schakel dit selectievakje in om op beide zijden van het papier af te drukken.

De optie Automatisch (Automatic) wordt weergegeven als u het selectievakje Dubbelzijdig afdrukken (Duplex Printing) inschakelt nadat u een printer hebt geselecteerd die automatisch dubbelzijdig afdrukken ondersteunt en een mediumtype dat dubbelzijdig afdrukken ondersteunt. Schakel dit selectievakje in om automatisch op beide zijden van het papier af te drukken.

De papierbronnen variëren per printer en mediumtype.

U kunt een aangepaste afdrukkwaliteit instellen in het dialoogvenster Instellingen afdrukkwaliteit (Print Quality Settings). Als u het dialoogvenster Instellingen afdrukkwaliteit

(Print Quality Settings) wilt openen, selecteert u Aangepast (Custom) voor Afdrukkwaliteit (Print

Quality) en klikt u op Kwaliteitsinstellingen... (Quality Settings...).

Afdrukken

Schakel het selectievakje Afdrukken zonder marges (Borderless Printing) in als u foto's zonder rand wilt afdrukken.

U kunt het afdrukbereik en de hoeveelheid uitbreiding voor afdrukken zonder randen opgeven in het dialoogvenster Afdrukinstellingen (Print Settings). Klik op Geavanceerd... (Advanced...) om het dialoogvenster Afdrukinstellingen (Print Settings) weer te geven.

3.

Klik op Afdrukken (Print).

Opmerking

Raadpleeg de Help voor meer informatie over het venster Afdrukinstellingen (Print Settings).

Naar boven

Kalenders afdrukken

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Kalenders afdrukken

Kalenders afdrukken

Met Easy-PhotoPrint EX kunt u uw eigen kalenders maken met uw favoriete foto's.

Stappen

1.

Easy-PhotoPrint EX openen

2.

Papier en indeling selecteren

3.

Een foto selecteren

4.

Bewerken

5.

Afdrukken

Probeer dit

Foto's corrigeren en verbeteren

Indeling wijzigen

Achtergrond wijzigen

Foto's toevoegen

Positie van foto's verwisselen

Foto's vervangen

Positie, hoek en formaat van foto's wijzigen

Foto's bijsnijden

Foto's in kader plaatsen

Een datum op foto's afdrukken

Tekst aan foto's toevoegen

Kalenderweergave instellen

Feestdagen instellen

Opslaan

Opgeslagen bestanden openen

Kalenders afdrukken

Vragen en antwoorden

Hoe kan ik het opgeslagen bestand verplaatsen (of kopiëren)?

Naar boven

Easy-PhotoPrint EX openen

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Kalenders afdrukken > Easy-PhotoPrint EX openen

Easy-PhotoPrint EX openen

1.

Open het menu Start en selecteer Alle programma's (All Programs) > Canon

Utilities > Easy-PhotoPrint EX > Easy-PhotoPrint EX.

Easy-PhotoPrint EX wordt gestart en Menu wordt weergegeven.

Naar boven

Papier en indeling selecteren

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Kalenders afdrukken > Papier en indeling selecteren

Papier en indeling selecteren

1.

Klik bij Menu op Kalender (Calendar).

Het venster Pagina-instelling (Page Setup) verschijnt.

2.

Stel de volgende items in bij het gedeelte Algemene instellingen (General Settings):

Papierformaat (Paper Size)

Afdrukstand (Orientation)

Beginnen bij (Start from)

Periode (Period)

Opmerking

Raadpleeg de Help voor meer informatie over de papierformaten die u kunt selecteren.

U kunt feestdagen aan uw kalender toevoegen.

Feestdagen instellen

3.

Selecteer een indeling voor Ontwerpen (Design).

Geef indien nodig geavanceerde instellingen op voor de kalender en kies een achtergrond.

Opmerking

U kunt de kalenderweergave aanpassen (de kleur van de datums en de dagen van de week, positie en formaat van de kalender enz.).

Kalenderweergave instellen

In het dialoogvenster Achtergrond wijzigen (Change Background) kunt u een effen kleur of een afbeeldingsbestand als achtergrond selecteren. Klik op Achtergrond... (Background...) om het dialoogvenster Achtergrond wijzigen (Change Background) weer te geven.

Papier en indeling selecteren

Opmerking

Raadpleeg de Help voor meer informatie over het venster Pagina-instelling (Page Setup).

Naar boven

Een foto selecteren

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Kalenders afdrukken > Een foto selecteren

Een foto selecteren

1.

Klik op Afbeeldingen selecteren (Select Images).

Het venster Afbeeldingen selecteren (Select Images) verschijnt.

2.

Selecteer in de mappenstructuur de map met de afbeelding die u wilt afdrukken.

De afbeeldingen in de map worden weergegeven als miniaturen.

3.

Selecteer de afbeelding(en) die u wilt afdrukken en klik op de knop naar binnenste pagina's).

(Importeren

De geselecteerde afbeeldingen worden weergegeven in het vak voor geselecteerde afbeeldingen.

U kunt de afbeelding(en) die u wilt afdrukken ook selecteren door ze naar het vak voor geselecteerde afbeeldingen te slepen.

Opmerking

Als u een afbeelding wilt verwijderen uit de lijst met geselecteerde afbeeldingen, selecteert u de afbeelding en klikt u op de knop (Geïmporteerde afbeelding verwijderen).

Als u alle afbeeldingen wilt verwijderen uit de lijst met geselecteerde afbeeldingen, klikt u op de knop (Alle geïmporteerde afbeeldingen verwijderen).

Opmerking

Raadpleeg de Help voor meer informatie over het venster Afbeeldingen selecteren (Select Images).

Een foto selecteren

Naar boven

Bewerken

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Kalenders afdrukken > Bewerken

Bewerken

1.

Klik op Bewerken (Edit).

Het venster Bewerken (Edit) verschijnt.

2.

Bewerk de kalender indien nodig.

Indeling wijzigen

Achtergrond wijzigen

Foto's toevoegen

Positie van foto's verwisselen

Foto's vervangen

Positie, hoek en formaat van foto's wijzigen

Foto's bijsnijden

Foto's in kader plaatsen

Een datum op foto's afdrukken

Tekst aan foto's toevoegen

Kalenderweergave instellen

Feestdagen instellen

Belangrijk

De wijzigingen worden verwijderd wanneer u Easy-PhotoPrint EX sluit zonder de bewerkte kalender op te slaan. We raden u aan het item op te slaan wanneer u dit later verder wilt bewerken.

Opslaan

Opmerking

Bewerken

Raadpleeg de Help voor meer informatie over het venster Bewerken (Edit).

Naar boven

Afdrukken

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Kalenders afdrukken > Afdrukken

Afdrukken

1.

Klik op Afdrukinstellingen (Print Settings).

Het venster Afdrukinstellingen (Print Settings) verschijnt.

2.

Geef de instellingen op voor de volgende items op basis van de printer en het papier:

Printer

Mediumtype (Media Type)

Aantal (Copies)

Papierbron (Paper Source)

Afdrukkwaliteit (Print Quality)

Afdrukken zonder marges (Borderless Printing)

Opmerking

De mediumtypen variëren per printer en papierformaat.

Dubbelzijdig afdrukken (Duplex Printing) wordt weergegeven als de geselecteerde printer en het geselecteerde mediumtype dubbelzijdig afdrukken ondersteunen. Schakel dit selectievakje in om op beide zijden van het papier af te drukken.

De optie Automatisch (Automatic) wordt weergegeven als u het selectievakje Dubbelzijdig afdrukken (Duplex Printing) inschakelt nadat u een printer hebt geselecteerd die automatisch dubbelzijdig afdrukken ondersteunt en een mediumtype dat dubbelzijdig afdrukken ondersteunt. Schakel dit selectievakje in om automatisch op beide zijden van het papier af te drukken.

De papierbronnen variëren per printer en mediumtype.

U kunt een aangepaste afdrukkwaliteit instellen in het dialoogvenster Instellingen afdrukkwaliteit (Print Quality Settings). Als u het dialoogvenster Instellingen afdrukkwaliteit

(Print Quality Settings) wilt openen, selecteert u Aangepast (Custom) voor Afdrukkwaliteit (Print

Quality) en klikt u op Kwaliteitsinstellingen... (Quality Settings...).

Afdrukken

U kunt het afdrukbereik en de hoeveelheid uitbreiding voor afdrukken zonder randen opgeven in het dialoogvenster Afdrukinstellingen (Print Settings). Klik op Geavanceerd... (Advanced...) om het dialoogvenster Afdrukinstellingen (Print Settings) weer te geven.

3.

Klik op Afdrukken (Print).

Opmerking

Raadpleeg de Help voor meer informatie over het venster Afdrukinstellingen (Print Settings).

Naar boven

Stickers afdrukken

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Stickers afdrukken

Stickers afdrukken

U kunt uw favoriete foto's op speciale stickervellen afdrukken.

Stappen

1.

Easy-PhotoPrint EX openen

2.

Papier en indeling selecteren

3.

Een foto selecteren

4.

Bewerken

5.

Afdrukken

Probeer dit

Foto's corrigeren en verbeteren

Foto's toevoegen

Positie van foto's verwisselen

Foto's vervangen

Positie, hoek en formaat van foto's wijzigen

Foto's bijsnijden

Foto's in kader plaatsen

Tekst aan foto's toevoegen

Opslaan

Opgeslagen bestanden openen

Vragen en antwoorden

Hoe kan ik het opgeslagen bestand verplaatsen (of kopiëren)?

Naar boven

Easy-PhotoPrint EX openen

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Stickers afdrukken > Easy-PhotoPrint EX openen

Easy-PhotoPrint EX openen

1.

Open het menu Start en selecteer Alle programma's (All Programs) > Canon

Utilities > Easy-PhotoPrint EX > Easy-PhotoPrint EX.

Easy-PhotoPrint EX wordt gestart en Menu wordt weergegeven.

Naar boven

Papier en indeling selecteren

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Stickers afdrukken > Papier en indeling selecteren

Papier en indeling selecteren

1.

Klik bij Menu op Stickers.

Het venster Pagina-instelling (Page Setup) verschijnt.

2.

Stel de volgende items in bij het gedeelte Algemene instellingen (General Settings):

Papierformaat (Paper Size)

Afdrukstand (Orientation)

Afdrukdatum (Print date)

Dezelfde afbeelding gebruiken in alle kaders (Use the same image in all frames)

Opmerking

Andere papierformaten dan Fotostickers (Photo Stickers) kunnen niet worden geselecteerd.

Schakel het selectievakje Dezelfde afbeelding gebruiken in alle kaders (Use the same image in all frames) in als u dezelfde afbeelding wilt gebruiken in alle kaders van de pagina.

In het dialoogvenster Datuminstellingen (Date Settings) kunt u de positie, grootte, kleur en dergelijke van de datum aanpassen. Als u het dialoogvenster Datuminstellingen (Date

Settings) wilt weergeven, schakelt u het selectievakje Afdrukdatum (Print date) in en klikt u op

Datuminstellingen... (Date Settings...).

Opmerking

Raadpleeg de Help voor meer informatie over het venster Pagina-instelling (Page Setup).

Naar boven

Een foto selecteren

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Stickers afdrukken > Een foto selecteren

Een foto selecteren

1.

Klik op Afbeeldingen selecteren (Select Images).

Het venster Afbeeldingen selecteren (Select Images) verschijnt.

2.

Selecteer in de mappenstructuur de map met de afbeelding die u wilt afdrukken.

De afbeeldingen in de map worden weergegeven als miniaturen.

3.

Selecteer de afbeelding(en) die u wilt afdrukken en klik op de knop naar binnenste pagina's).

(Importeren

De geselecteerde afbeeldingen worden weergegeven in het vak voor geselecteerde afbeeldingen.

U kunt de afbeelding(en) die u wilt afdrukken ook selecteren door ze naar het vak voor geselecteerde afbeeldingen te slepen.

Opmerking

Als u een afbeelding wilt verwijderen uit de lijst met geselecteerde afbeeldingen, selecteert u de afbeelding en klikt u op de knop (Geïmporteerde afbeelding verwijderen).

Als u alle afbeeldingen wilt verwijderen uit de lijst met geselecteerde afbeeldingen, klikt u op de knop (Alle geïmporteerde afbeeldingen verwijderen).

Opmerking

Raadpleeg de Help voor meer informatie over het venster Afbeeldingen selecteren (Select Images).

Een foto selecteren

Naar boven

Bewerken

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Stickers afdrukken > Bewerken

Bewerken

1.

Klik op Bewerken (Edit).

Het venster Bewerken (Edit) verschijnt.

2.

Bewerk de stickers indien nodig.

Foto's toevoegen

Positie van foto's verwisselen

Foto's vervangen

Positie, hoek en formaat van foto's wijzigen

Foto's bijsnijden

Een datum op foto's afdrukken

Tekst aan foto's toevoegen

Belangrijk

De wijzigingen worden verwijderd wanneer u Easy-PhotoPrint EX sluit zonder de bewerkte stickers op te slaan. We raden u aan het item op te slaan wanneer u dit later verder wilt bewerken.

Opslaan

Opmerking

Raadpleeg de Help voor meer informatie over het venster Bewerken (Edit).

Naar boven

Afdrukken

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Stickers afdrukken > Afdrukken

Afdrukken

1.

Klik op Afdrukinstellingen (Print Settings).

Het venster Afdrukinstellingen (Print Settings) verschijnt.

2.

Geef de instellingen op voor de volgende items op basis van de printer en het papier:

Printer

Mediumtype (Media Type)

Aantal (Copies)

Papierbron (Paper Source)

Afdrukkwaliteit (Print Quality)

Afdrukken zonder marges (Borderless Printing)

Opmerking

De mediumtypen variëren per printer en papierformaat.

De papierbronnen variëren per printer en mediumtype.

U kunt een aangepaste afdrukkwaliteit instellen in het dialoogvenster Instellingen afdrukkwaliteit (Print Quality Settings). Als u het dialoogvenster Instellingen afdrukkwaliteit

(Print Quality Settings) wilt openen, selecteert u Aangepast (Custom) voor Afdrukkwaliteit (Print

Quality) en klikt u op Kwaliteitsinstellingen... (Quality Settings...).

In het dialoogvenster Afdrukpositie aanpassen (Adjust Print Position) kunt u de afdrukpositie op stickers aanpassen. Klik op Afdrukpositie... (Adjust Print Position) om het dialoogvenster

Afdrukpositie aanpassen (Print Position...) te openen.

U kunt het afdrukbereik en de hoeveelheid uitbreiding voor afdrukken zonder randen opgeven in het dialoogvenster Afdrukinstellingen (Print Settings). Klik op Geavanceerd... (Advanced...) om het dialoogvenster Afdrukinstellingen (Print Settings) weer te geven.

Afdrukken

3.

Klik op Afdrukken (Print).

Opmerking

Raadpleeg de Help voor meer informatie over het venster Afdrukinstellingen (Print Settings).

Naar boven

Opmaak afdrukken

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Opmaak afdrukken

Opmaak afdrukken

U kunt tekst toevoegen aan uw favoriete foto's en deze afdrukken in verschillende indelingen.

Stappen

1.

Easy-PhotoPrint EX openen

2.

Papier en indeling selecteren

3.

Een foto selecteren

4.

Bewerken

5.

Afdrukken

Probeer dit

Foto's corrigeren en verbeteren

Indeling wijzigen

Foto's toevoegen

Positie van foto's verwisselen

Foto's vervangen

Positie, hoek en formaat van foto's wijzigen

Foto's bijsnijden

Een datum op foto's afdrukken

Tekst aan foto's toevoegen

Opslaan

Opgeslagen bestanden openen

Vragen en antwoorden

Hoe kan ik het opgeslagen bestand verplaatsen (of kopiëren)?

Naar boven

Easy-PhotoPrint EX openen

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Opmaak afdrukken > Easy-PhotoPrint EX openen

Easy-PhotoPrint EX openen

1.

Open het menu Start en selecteer Alle programma's (All Programs) > Canon

Utilities > Easy-PhotoPrint EX > Easy-PhotoPrint EX.

Easy-PhotoPrint EX wordt gestart en Menu wordt weergegeven.

Naar boven

Papier en indeling selecteren

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Opmaak afdrukken > Papier en indeling selecteren

Papier en indeling selecteren

1.

Klik bij Menu op Opmaak afdrukken (Layout Print).

Het venster Pagina-instelling (Page Setup) verschijnt.

2.

Stel de volgende items in bij het gedeelte Algemene instellingen (General Settings):

Papierformaat (Paper Size)

Afdrukstand (Orientation)

Afdrukdatum (Print date)

Opmerking

Raadpleeg de Help voor meer informatie over de papierformaten die u kunt selecteren.

In het dialoogvenster Datuminstellingen (Date Settings) kunt u de positie, grootte, kleur en dergelijke van de datum aanpassen. Als u het dialoogvenster Datuminstellingen (Date

Settings) wilt weergeven, schakelt u het selectievakje Afdrukdatum (Print date) in en klikt u op

Datuminstellingen... (Date Settings...).

3.

Selecteer een indeling bij Indelingen (Layouts).

Opmerking

De indelingen kunnen variëren, afhankelijk van de Afdrukstand (Orientation).

Opmerking

Raadpleeg de Help voor meer informatie over het venster Pagina-instelling (Page Setup).

Papier en indeling selecteren

Naar boven

Een foto selecteren

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Opmaak afdrukken > Een foto selecteren

Een foto selecteren

1.

Klik op Afbeeldingen selecteren (Select Images).

Het venster Afbeeldingen selecteren (Select Images) verschijnt.

2.

Selecteer in de mappenstructuur de map met de afbeelding die u wilt afdrukken.

De afbeeldingen in de map worden weergegeven als miniaturen.

3.

Selecteer de afbeelding(en) die u wilt afdrukken en klik op de knop naar binnenste pagina's).

(Importeren

De geselecteerde afbeeldingen worden weergegeven in het vak voor geselecteerde afbeeldingen.

U kunt de afbeelding(en) die u wilt afdrukken ook selecteren door ze naar het vak voor geselecteerde afbeeldingen te slepen.

Opmerking

Als u een afbeelding wilt verwijderen uit de lijst met geselecteerde afbeeldingen, selecteert u de afbeelding en klikt u op de knop (Geïmporteerde afbeelding verwijderen).

Als u alle afbeeldingen wilt verwijderen uit de lijst met geselecteerde afbeeldingen, klikt u op de knop (Alle geïmporteerde afbeeldingen verwijderen).

Opmerking

Raadpleeg de Help voor meer informatie over het venster Afbeeldingen selecteren (Select Images).

Een foto selecteren

Naar boven

Bewerken

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Opmaak afdrukken > Bewerken

Bewerken

1.

Klik op Bewerken (Edit).

Het venster Bewerken (Edit) verschijnt.

2.

Bewerk de opmaak indien nodig.

Indeling wijzigen

Foto's toevoegen

Positie van foto's verwisselen

Foto's vervangen

Positie, hoek en formaat van foto's wijzigen

Foto's bijsnijden

Een datum op foto's afdrukken

Tekst aan foto's toevoegen

Belangrijk

De wijzigingen worden verwijderd wanneer u Easy-PhotoPrint EX sluit zonder de bewerkte opmaak op te slaan. We raden u aan het item op te slaan wanneer u dit later verder wilt bewerken.

Opslaan

Opmerking

Raadpleeg de Help voor meer informatie over het venster Bewerken (Edit).

Naar boven

Afdrukken

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Opmaak afdrukken > Afdrukken

Afdrukken

1.

Klik op Afdrukinstellingen (Print Settings).

Het venster Afdrukinstellingen (Print Settings) verschijnt.

2.

Geef de instellingen op voor de volgende items op basis van de printer en het papier:

Printer

Mediumtype (Media Type)

Aantal (Copies)

Papierbron (Paper Source)

Afdrukkwaliteit (Print Quality)

Afdrukken zonder marges (Borderless Printing)

Opmerking

De mediumtypen variëren per printer en papierformaat.

Dubbelzijdig afdrukken (Duplex Printing) wordt weergegeven als de geselecteerde printer en het geselecteerde mediumtype dubbelzijdig afdrukken ondersteunen. Schakel dit selectievakje in om op beide zijden van het papier af te drukken.

De optie Automatisch (Automatic) wordt weergegeven als u het selectievakje Dubbelzijdig afdrukken (Duplex Printing) inschakelt nadat u een printer hebt geselecteerd die automatisch dubbelzijdig afdrukken ondersteunt en een mediumtype dat dubbelzijdig afdrukken ondersteunt. Schakel dit selectievakje in om automatisch op beide zijden van het papier af te drukken.

De papierbronnen variëren per printer en mediumtype.

U kunt een aangepaste afdrukkwaliteit instellen in het dialoogvenster Instellingen afdrukkwaliteit (Print Quality Settings). Als u het dialoogvenster Instellingen afdrukkwaliteit

(Print Quality Settings) wilt openen, selecteert u Aangepast (Custom) voor Afdrukkwaliteit (Print

Quality) en klikt u op Kwaliteitsinstellingen... (Quality Settings...).

Afdrukken

Schakel het selectievakje Afdrukken zonder marges (Borderless Printing) in als u foto's zonder rand wilt afdrukken.

U kunt het afdrukbereik en de hoeveelheid uitbreiding voor afdrukken zonder randen opgeven in het dialoogvenster Afdrukinstellingen (Print Settings). Klik op Geavanceerd... (Advanced...) om het dialoogvenster Afdrukinstellingen (Print Settings) weer te geven.

3.

Klik op Afdrukken (Print).

Opmerking

Raadpleeg de Help voor meer informatie over het venster Afdrukinstellingen (Print Settings).

Naar boven

Foto's corrigeren en verbeteren

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Foto's corrigeren en verbeteren

Foto's corrigeren en verbeteren

U kunt afbeeldingen corrigeren en verbeteren.

Klik op (Afbeeldingen corrigeren/verbeteren) in het venster Afbeeldingen selecteren (Select Images) of Bewerken (Edit) of in het venster Opmaak/Afdrukken (Layout/Print) van Photo Print. U kunt de volgende correcties en verbeteringen aanbrengen in het venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/

Enhance Images).

Belangrijk

Als u in Photo Print de optie ICC-profiel inschakelen (Enable ICC Profile) selecteert op het tabblad

Geavanceerd (Advanced) van het dialoogvenster Voorkeuren (Preferences), kunt u geen afbeeldingen corrigeren/verbeteren.

Opmerking

Zie ' Venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images) ' voor meer informatie over het venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images).

Automatische fotocorrectie

Deze functie analyseert de geselecteerde scène automatisch en past geschikte correcties toe.

De functie Automatische fotocorrectie gebruiken

De functie Correctie rode ogen

U kunt rode ogen, die kunnen voorkomen wanneer een flitser is gebruikt, corrigeren.

De functie Correctie rode ogen gebruiken

De functie Helderheid gezicht

U kunt gezichten die als gevolg van een lichte achtergrond donker lijken, helderder maken.

De functie Helderheid gezicht gebruiken

De functie Gezicht scherper maken

U kunt onscherpe gezichten op een foto scherper maken.

De functie Gezicht scherper maken gebruiken

De functie Gezicht digitaal effenen

U kunt de huid verbeteren door oneffenheden en rimpels te verwijderen.

De functie Gezicht digitaal effenen gebruiken

De functie Vlekken verwijderen

U kunt moedervlekjes verwijderen.

De functie Vlekken verwijderen gebruiken

Afbeeldingen aanpassen

Foto's corrigeren en verbeteren

U kunt de helderheid en het contrast in de hele afbeelding aanpassen of de hele afbeelding scherper maken.

U kunt ook de contouren van onderwerpen vager maken of de basiskleur verwijderen.

Afbeeldingen aanpassen

Naar boven

De functie Automatische fotocorrectie gebruiken

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Foto's corrigeren en verbeteren > De functie Automatische fotocorrectie gebruiken

De functie Automatische fotocorrectie gebruiken

U kunt correcties automatisch toepassen op alle foto's die worden gebruikt voor een album of kalender en dergelijke.

Belangrijk

De functie Automatische fotocorrectie (Auto Photo Fix) is niet beschikbaar voor Photo Print. Met

Photo Print kunt u automatisch geschikte correcties toepassen op alle foto's die u afdrukt door

Automatische fotocorrectie (Auto Photo Fix) te selecteren bij Kleurcorrectie voor afdrukken (Color correction for printing) op het tabblad Geavanceerd (Advanced) in het dialoogvenster Voorkeuren

(Preferences). Als u het dialoogvenster Voorkeuren (Preferences) wilt weergeven, klikt u op de knop

(Instellingen) in het venster Opmaak/afdrukken (Layout/Print) of selecteert u Voorkeuren...

(Preferences...) uit het menu Bestand (File).

Wanneer een afbeelding is gecorrigeerd met Automatische fotocorrectie en is opgeslagen, kan deze niet nogmaals worden gecorrigeerd met Automatische fotocorrectie.

De functie Automatische fotocorrectie is mogelijk niet beschikbaar voor foto's die zijn bewerkt met toepassingen, digitale camera's en dergelijke van andere fabrikanten.

1.

Selecteer foto's in het venster Afbeeldingen selecteren (Select Images) en klik op

(Afbeeldingen corrigeren/verbeteren).

Het venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images) wordt weergegeven.

Opmerking

U kunt het venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images) ook weergeven door te klikken op (Afbeeldingen corrigeren/verbeteren) in het venster Opmaak/

Afdrukken (Layout/Print) of Bewerken (Edit). In dat geval kan alleen de afbeelding worden gecorrigeerd/verbeterd die in het voorbeeld wordt weergegeven.

Zie ' Venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images) ' voor meer informatie over het venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images).

De functie Automatische fotocorrectie gebruiken

2.

Selecteer de afbeelding die u wilt corrigeren in de lijst onder in het venster

Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images).

De afbeelding wordt weergegeven in Voorbeeld.

Opmerking

Als slechts één afbeelding is geselecteerd, verschijnt de miniatuur niet in het voorbeeldgedeelte.

3.

Zorg dat Auto is geselecteerd.

4.

Klik op Automatische fotocorrectie (Auto Photo Fix) en vervolgens op OK.

De volledige foto wordt automatisch gecorrigeerd en de aanduiding (Correctie/verbetering) wordt weergegeven in de linkerbovenhoek van de afbeelding.

Opmerking

Klik op (Vergelijken) om de afbeeldingen van voor en na de correctie naast elkaar weer te geven, zodat u het verschil kunt zien.

Klik op Geselecteerde afbeelding herstellen (Reset Selected Image) als u de bewerking ongedaan wilt maken.

Als u de correctie op alle geselecteerde afbeeldingen tegelijk wilt toepassen, schakelt u het selectievakje Toepassen op alle afbeeldingen (Apply to all images) in.

Schakel het selectievakje Voorrang geven aan Exif-info (Prioritize Exif Info) in om correcties toe te passen die voornamelijk zijn gebaseerd op de instellingen die waren geselecteerd op het moment van vastleggen.

Schakel dit selectievakje uit om correcties toe te passen op basis van de resultaten van de afbeeldingsanalyse. Deze instelling wordt aanbevolen.

5.

Klik op Geselecteerde afbeelding opslaan (Save Selected Image) of op Alle gecorrigeerde afbeeldingen opslaan (Save All Corrected Images).

U kunt gecorrigeerde afbeeldingen opslaan als nieuwe bestanden.

Opmerking

Als u alleen de gewenste afbeelding wilt opslaan, klikt u op Geselecteerde afbeelding opslaan

(Save Selected Image). Als u alle afbeeldingen wilt opslaan, klikt u op Alle gecorrigeerde afbeeldingen opslaan (Save All Corrected Images).

Gecorrigeerde afbeeldingen kunnen alleen worden opgeslagen in de bestandsindeling JPEG/

Exif.

6.

Klik op Afsluiten (Exit).

Belangrijk

De correcties gaan verloren als u het programma afsluit voordat u gecorrigeerde afbeeldingen hebt opgeslagen.

Naar boven

De functie Correctie rode ogen gebruiken

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Foto's corrigeren en verbeteren > De functie Correctie rode ogen gebruiken

De functie Correctie rode ogen gebruiken

U kunt rode ogen, die kunnen voorkomen wanneer een flitser is gebruikt, corrigeren.

U kunt de functie voor het corrigeren van rode ogen handmatig of automatisch uitvoeren.

Opmerking

Met Photo Print kunt u rode ogen automatisch corrigeren tijdens het afdrukken. Als u rode ogen automatisch wilt corrigeren, selecteert u Automatische fotocorrectie inschakelen (Enable Auto

Photo Fix) in Kleurcorrectie voor afdrukken (Color correction for printing) op het tabblad

Geavanceerd (Advanced) van het dialoogvenster Voorkeuren (Preferences) en schakelt u het selectievakje Correctie rode ogen inschakelen (Enable Red-Eye Correction) in.

1.

Selecteer foto's in het venster Afbeeldingen selecteren (Select Images) en klik op

(Afbeeldingen corrigeren/verbeteren).

Het venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images) wordt weergegeven.

Opmerking

U kunt het venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images) ook weergeven door te klikken op (Afbeeldingen corrigeren/verbeteren) in het venster Opmaak/

Afdrukken (Layout/Print) of Bewerken (Edit). In dat geval kan alleen de afbeelding worden gecorrigeerd/verbeterd die in het voorbeeld wordt weergegeven.

Zie ' Venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images) ' voor meer informatie over het venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images).

2.

Selecteer de afbeelding die u wilt corrigeren in de lijst onder in het venster

Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images).

De afbeelding wordt weergegeven in Voorbeeld.

De functie Correctie rode ogen gebruiken

Opmerking

Als slechts één afbeelding is geselecteerd, verschijnt de miniatuur niet in het voorbeeldgedeelte.

Automatische correctie

3.

Zorg dat Auto is geselecteerd.

4.

Klik op Correctie rode ogen (Red-Eye Correction).

5.

Klik op OK.

Het rode-ogeneffect wordt verwijderd en de aanduiding (Correctie/verbetering) wordt weergegeven in de linkerbovenhoek van de afbeelding.

Belangrijk

Afhankelijk van de afbeelding is het mogelijk dat ook gebieden buiten de ogen worden gecorrigeerd.

Opmerking

Klik op (Vergelijken) om de afbeeldingen van voor en na de correctie naast elkaar weer te geven, zodat u het verschil kunt zien.

Klik op Geselecteerde afbeelding herstellen (Reset Selected Image) als u de bewerking ongedaan wilt maken.

Als u de correctie op alle geselecteerde afbeeldingen tegelijk wilt toepassen, schakelt u het selectievakje Toepassen op alle afbeeldingen (Apply to all images) in.

Handmatige correctie

3.

Klik op Handmatig (Manual) en vervolgens op Corrigeren/verbeteren (Correct/

Enhance).

4.

Klik op Correctie rode ogen (Red-Eye Correction).

Opmerking

U kunt het niveau van het effect wijzigen met de schuifregelaar onder Correctie rode ogen

(Red-Eye Correction).

De functie Correctie rode ogen gebruiken

Beweeg de cursor over de afbeelding. De vorm van de muisaanwijzer verandert in

(Penseel).

5.

Versleep de cursor om het gebied te selecteren dat u wilt corrigeren en klik op de knop OK die op de afbeelding verschijnt.

Het rode-ogeneffect wordt verwijderd en de aanduiding (Correctie/verbetering) wordt weergegeven in de linkerbovenhoek van de afbeelding.

Opmerking

Klik op Ongedaan maken (Undo) als u de bewerking ongedaan wilt maken.

6.

Klik op Geselecteerde afbeelding opslaan (Save Selected Image) of op Alle gecorrigeerde afbeeldingen opslaan (Save All Corrected Images).

U kunt gecorrigeerde afbeeldingen opslaan als nieuwe bestanden.

Opmerking

Als u alleen de gewenste afbeelding wilt opslaan, klikt u op Geselecteerde afbeelding opslaan

(Save Selected Image). Als u alle afbeeldingen wilt opslaan, klikt u op Alle gecorrigeerde afbeeldingen opslaan (Save All Corrected Images).

Gecorrigeerde afbeeldingen kunnen alleen worden opgeslagen in de bestandsindeling JPEG/

Exif.

7.

Klik op Afsluiten (Exit).

Belangrijk

De correcties gaan verloren als u het programma afsluit voordat u gecorrigeerde afbeeldingen hebt opgeslagen.

Naar boven

De functie Helderheid gezicht gebruiken

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Foto's corrigeren en verbeteren > De functie Helderheid gezicht gebruiken

De functie Helderheid gezicht gebruiken

U kunt gezichten die als gevolg van een lichte achtergrond donker lijken, helderder maken.

Opmerking

U kunt donkere foto's als gevolg van een lichte achtergrond automatisch lichter maken door

Automatische fotocorrectie te selecteren.

Als de correctie niet voldoende is uitgevoerd, wordt aanbevolen om de functie Helderheid gezicht toe te passen.

De functie Automatische fotocorrectie gebruiken

1.

Selecteer foto's in het venster Afbeeldingen selecteren (Select Images) en klik op

(Afbeeldingen corrigeren/verbeteren).

Het venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images) wordt weergegeven.

Opmerking

U kunt het venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images) ook weergeven door te klikken op (Afbeeldingen corrigeren/verbeteren) in het venster Opmaak/

Afdrukken (Layout/Print) of Bewerken (Edit). In dat geval kan alleen de afbeelding worden gecorrigeerd/verbeterd die in het voorbeeld wordt weergegeven.

Zie ' Venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images) ' voor meer informatie over het venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images).

2.

Selecteer de afbeelding die u wilt corrigeren in de lijst onder in het venster

Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images).

De afbeelding wordt weergegeven in Voorbeeld.

Opmerking

De functie Helderheid gezicht gebruiken

Als slechts één afbeelding is geselecteerd, verschijnt de miniatuur niet in het voorbeeldgedeelte.

3.

Klik op Handmatig (Manual) en vervolgens op Corrigeren/verbeteren (Correct/

Enhance).

4.

Klik op Helderheid gezicht (Face Brightener).

Opmerking

U kunt het niveau van het effect wijzigen met de schuifregelaar onder Helderheid gezicht (Face

Brightener).

Beweeg de cursor over de afbeelding. De vorm van de muisaanwijzer verandert in (Kruis).

5.

Versleep de cursor om het gebied te selecteren dat u wilt corrigeren en klik op de knop OK die op de afbeelding verschijnt.

De gehele afbeelding wordt bijgewerkt zodat het geselecteerde gedeelte met het gezicht helderder wordt en de aanduiding (Correctie/verbetering) wordt weergegeven in de linkerbovenhoek van de afbeelding.

Opmerking

U kunt de rechthoek ook draaien door het geselecteerde gedeelte te verslepen.

Klik op Ongedaan maken (Undo) als u de bewerking ongedaan wilt maken.

6.

Klik op Geselecteerde afbeelding opslaan (Save Selected Image) of op Alle gecorrigeerde afbeeldingen opslaan (Save All Corrected Images).

U kunt gecorrigeerde afbeeldingen opslaan als nieuwe bestanden.

Opmerking

Als u alleen de gewenste afbeelding wilt opslaan, klikt u op Geselecteerde afbeelding opslaan

(Save Selected Image). Als u alle afbeeldingen wilt opslaan, klikt u op Alle gecorrigeerde

De functie Helderheid gezicht gebruiken

afbeeldingen opslaan (Save All Corrected Images).

Gecorrigeerde afbeeldingen kunnen alleen worden opgeslagen in de bestandsindeling JPEG/

Exif.

7.

Klik op Afsluiten (Exit).

Belangrijk

De correcties gaan verloren als u het programma afsluit voordat u gecorrigeerde afbeeldingen hebt opgeslagen.

Naar boven

De functie Gezicht scherper maken gebruiken

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Foto's corrigeren en verbeteren > De functie Gezicht scherper maken gebruiken

De functie Gezicht scherper maken gebruiken

U kunt onscherpe gezichten op een foto scherper maken.

U kunt de functie voor het verscherpen van gezichten handmatig of automatisch uitvoeren.

1.

Selecteer foto's in het venster Afbeeldingen selecteren (Select Images) en klik op

(Afbeeldingen corrigeren/verbeteren).

Het venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images) wordt weergegeven.

Opmerking

U kunt het venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images) ook weergeven door te klikken op (Afbeeldingen corrigeren/verbeteren) in het venster Opmaak/

Afdrukken (Layout/Print) of Bewerken (Edit). In dat geval kan alleen de afbeelding worden gecorrigeerd/verbeterd die in het voorbeeld wordt weergegeven.

Zie ' Venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images) ' voor meer informatie over het venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images).

2.

Selecteer de afbeelding die u wilt corrigeren in de lijst onder in het venster

Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images).

De afbeelding wordt weergegeven in Voorbeeld.

Opmerking

Als slechts één afbeelding is geselecteerd, verschijnt de miniatuur niet in het voorbeeldgedeelte.

Automatische correctie

De functie Gezicht scherper maken gebruiken

3.

Zorg dat Auto is geselecteerd.

4.

Klik op Gezicht scherper maken (Face Sharpener).

Opmerking

U kunt het niveau van het effect wijzigen met de schuifregelaar onder Gezicht scherper maken

(Face Sharpener).

5.

Klik op OK.

Het gezicht wordt scherper gemaakt en de aanduiding (Correctie/Verbetering) wordt weergegeven in de linkerbovenhoek van de afbeelding.

Opmerking

Klik op (Vergelijken) om de afbeeldingen van voor en na de correctie naast elkaar weer te geven, zodat u het verschil kunt zien.

Klik op Geselecteerde afbeelding herstellen (Reset Selected Image) als u de bewerking ongedaan wilt maken.

Als u de correctie op alle geselecteerde afbeeldingen tegelijk wilt toepassen, schakelt u het selectievakje Toepassen op alle afbeeldingen (Apply to all images) in.

Handmatige correctie

3.

Klik op Handmatig (Manual) en vervolgens op Corrigeren/verbeteren (Correct/

Enhance).

4.

Klik op Gezicht scherper maken (Face Sharpener).

Opmerking

U kunt het niveau van het effect wijzigen met de schuifregelaar onder Gezicht scherper maken

(Face Sharpener).

Beweeg de cursor over de afbeelding. De vorm van de muisaanwijzer verandert in (Kruis).

5.

Versleep de cursor om het gebied te selecteren dat u wilt corrigeren en klik op de knop OK die op de afbeelding verschijnt.

De functie Gezicht scherper maken gebruiken

De gezichtsdelen in en rond het geselecteerde gebied worden scherper gemaakt en de aanduiding (Correctie/Verbetering) wordt weergegeven in de linkerbovenhoek van de afbeelding.

Opmerking

U kunt de rechthoek ook draaien door het geselecteerde gedeelte te verslepen.

Klik op Ongedaan maken (Undo) als u de bewerking ongedaan wilt maken.

6.

Klik op Geselecteerde afbeelding opslaan (Save Selected Image) of op Alle gecorrigeerde afbeeldingen opslaan (Save All Corrected Images).

U kunt gecorrigeerde afbeeldingen opslaan als nieuwe bestanden.

Opmerking

Als u alleen de gewenste afbeelding wilt opslaan, klikt u op Geselecteerde afbeelding opslaan

(Save Selected Image). Als u alle afbeeldingen wilt opslaan, klikt u op Alle gecorrigeerde afbeeldingen opslaan (Save All Corrected Images).

Gecorrigeerde afbeeldingen kunnen alleen worden opgeslagen in de bestandsindeling JPEG/

Exif.

7.

Klik op Afsluiten (Exit).

Belangrijk

De correcties gaan verloren als u het programma afsluit voordat u gecorrigeerde afbeeldingen hebt opgeslagen.

Naar boven

De functie Gezicht digitaal effenen gebruiken

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Foto's corrigeren en verbeteren > De functie Gezicht digitaal effenen gebruiken

De functie Gezicht digitaal effenen gebruiken

U kunt de huid verbeteren door oneffenheden en rimpels te verwijderen.

U kunt de functie voor het digitaal effenen van het gezicht handmatig of automatisch uitvoeren.

1.

Selecteer foto's in het venster Afbeeldingen selecteren (Select Images) en klik op

(Afbeeldingen corrigeren/verbeteren).

Het venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images) wordt weergegeven.

Opmerking

U kunt het venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images) ook weergeven door te klikken op (Afbeeldingen corrigeren/verbeteren) in het venster Opmaak/

Afdrukken (Layout/Print) of Bewerken (Edit). In dat geval kan alleen de afbeelding worden gecorrigeerd/verbeterd die in het voorbeeld wordt weergegeven.

Zie ' Venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images) ' voor meer informatie over het venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images).

2.

Selecteer de afbeelding die u wilt verbeteren in de lijst onder in het venster

Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images).

De afbeelding wordt weergegeven in Voorbeeld.

Opmerking

Als slechts één afbeelding is geselecteerd, verschijnt de miniatuur niet in het voorbeeldgedeelte.

Automatisch verbeteren

De functie Gezicht digitaal effenen gebruiken

3.

Zorg dat Auto is geselecteerd.

4.

Klik op Gezicht digitaal effenen (Digital Face Smoothing).

Opmerking

U kunt het niveau van het effect wijzigen met de schuifregelaar onder Gezicht digitaal effenen

(Digital Face Smoothing).

5.

Klik op OK.

Het gezicht wordt bijgewerkt en de aanduiding (Correctie/verbetering) wordt weergegeven in de linkerbovenhoek van de afbeelding.

Opmerking

Klik op (Vergelijken) om de afbeeldingen van voor en na de verbetering naast elkaar weer te geven, zodat u het verschil kunt zien.

Klik op Geselecteerde afbeelding herstellen (Reset Selected Image) als u de verbetering ongedaan wilt maken.

Als u de verbetering op alle geselecteerde afbeeldingen tegelijk wilt toepassen, schakelt u het selectievakje Toepassen op alle afbeeldingen (Apply to all images) in.

Handmatig verbeteren

3.

Klik op Handmatig (Manual) en vervolgens op Corrigeren/verbeteren (Correct/

Enhance).

4.

Klik op Gezicht digitaal effenen (Digital Face Smoothing).

Opmerking

U kunt het niveau van het effect wijzigen met de schuifregelaar onder Gezicht digitaal effenen

(Digital Face Smoothing).

Beweeg de cursor over de afbeelding. De vorm van de muisaanwijzer verandert in (Kruis).

5.

Versleep de cursor om het gebied te selecteren dat u wilt verbeteren en klik op de knop OK die op de afbeelding verschijnt.

De functie Gezicht digitaal effenen gebruiken

Het deel van het gezicht in en rond het geselecteerde gedeelte wordt bijgewerkt en de aanduiding

(Correctie/verbetering) wordt weergegeven in de linkerbovenhoek van de afbeelding.

Opmerking

U kunt de rechthoek ook draaien door het geselecteerde gedeelte te verslepen.

Klik op Ongedaan maken (Undo) als u de bewerking ongedaan wilt maken.

6.

Klik op Geselecteerde afbeelding opslaan (Save Selected Image) of op Alle gecorrigeerde afbeeldingen opslaan (Save All Corrected Images).

U kunt verbeterde afbeeldingen opslaan als nieuwe bestanden.

Opmerking

Als u alleen de gewenste afbeelding wilt opslaan, klikt u op Geselecteerde afbeelding opslaan

(Save Selected Image). Als u alle afbeeldingen wilt opslaan, klikt u op Alle gecorrigeerde afbeeldingen opslaan (Save All Corrected Images).

Verbeterde afbeeldingen kunnen alleen worden opgeslagen in de bestandsindeling JPEG/Exif.

7.

Klik op Afsluiten (Exit).

Belangrijk

De verbeteringen gaan verloren als u het programma afsluit voordat u verbeterde afbeeldingen hebt opgeslagen.

Naar boven

De functie Vlekken verwijderen gebruiken

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Foto's corrigeren en verbeteren > De functie Vlekken verwijderen gebruiken

De functie Vlekken verwijderen gebruiken

U kunt moedervlekjes verwijderen.

1.

Selecteer foto's in het venster Afbeeldingen selecteren (Select Images) en klik op

(Afbeeldingen corrigeren/verbeteren).

Het venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images) wordt weergegeven.

Opmerking

U kunt het venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images) ook weergeven door te klikken op (Afbeeldingen corrigeren/verbeteren) in het venster Opmaak/

Afdrukken (Layout/Print) of Bewerken (Edit). In dat geval kan alleen de afbeelding worden gecorrigeerd/verbeterd die in het voorbeeld wordt weergegeven.

Zie ' Venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images) ' voor meer informatie over het venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images).

2.

Selecteer de afbeelding die u wilt verbeteren in de lijst onder in het venster

Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images).

De afbeelding wordt weergegeven in Voorbeeld.

Opmerking

Als slechts één afbeelding is geselecteerd, verschijnt de miniatuur niet in het voorbeeldgedeelte.

3.

Klik op Handmatig (Manual) en vervolgens op Corrigeren/verbeteren (Correct/

Enhance).

4.

Klik Vlekken verwijderen (Blemish Remover).

De functie Vlekken verwijderen gebruiken

Opmerking

Beweeg de cursor over de afbeelding. De vorm van de muisaanwijzer verandert in (Kruis).

5.

Versleep de cursor om het gebied te selecteren dat u wilt verbeteren en klik op de knop OK die op de afbeelding verschijnt.

Vlekjes in en rond het geselecteerde gebied worden bijgewerkt en de aanduiding verbetering) wordt weergegeven in de linkerbovenhoek van de afbeelding.

Opmerking

Klik op Ongedaan maken (Undo) als u de bewerking ongedaan wilt maken.

(Correctie/

6.

Klik op Geselecteerde afbeelding opslaan (Save Selected Image) of op Alle gecorrigeerde afbeeldingen opslaan (Save All Corrected Images).

U kunt verbeterde afbeeldingen opslaan als nieuwe bestanden.

Opmerking

Als u alleen de gewenste afbeelding wilt opslaan, klikt u op Geselecteerde afbeelding opslaan

(Save Selected Image). Als u alle afbeeldingen wilt opslaan, klikt u op Alle gecorrigeerde afbeeldingen opslaan (Save All Corrected Images).

Verbeterde afbeeldingen kunnen alleen worden opgeslagen in de bestandsindeling JPEG/Exif.

7.

Klik op Afsluiten (Exit).

Belangrijk

De verbeteringen gaan verloren als u het programma afsluit voordat u verbeterde afbeeldingen hebt opgeslagen.

Naar boven

Afbeeldingen aanpassen

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Foto's corrigeren en verbeteren > Afbeeldingen aanpassen

Afbeeldingen aanpassen

U kunt de helderheid, het contrast en dergelijke van afbeeldingen aanpassen.

1.

Selecteer foto's in het venster Afbeeldingen selecteren (Select Images) en klik op

(Afbeeldingen corrigeren/verbeteren).

Het venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images) wordt weergegeven.

Opmerking

U kunt het venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images) ook weergeven door te klikken op (Afbeeldingen corrigeren/verbeteren) in het venster Opmaak/

Afdrukken (Layout/Print) of Bewerken (Edit). In dat geval kan alleen de afbeelding worden gecorrigeerd/verbeterd die in het voorbeeld wordt weergegeven.

Zie ' Venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images) ' voor meer informatie over het venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images).

2.

Selecteer de afbeelding die u wilt aanpassen in de lijst onder in het venster

Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images).

De afbeelding wordt weergegeven in Voorbeeld.

Opmerking

Als slechts één afbeelding is geselecteerd, verschijnt de miniatuur niet in het voorbeeldgedeelte.

3.

Klik op Handmatig (Manual) en vervolgens op Aanpassen (Adjust).

4.

Verplaats de schuifregelaar van het item dat u wilt aanpassen en stel het niveau van het effect in.

Afbeeldingen aanpassen

U kunt de volgende eigenschappen aanpassen:

Helderheid (Brightness)

Contrast

Scherpte (Sharpness)

Vervagen (Blur)

Doorschijnendheid verwijderen (Show-through Removal)

Opmerking

Klik op Standaard (Defaults) als u aanpassingen ongedaan wilt maken.

5.

Klik op Geselecteerde afbeelding opslaan (Save Selected Image) of op Alle gecorrigeerde afbeeldingen opslaan (Save All Corrected Images).

U kunt aangepaste afbeeldingen opslaan als nieuwe bestanden.

Opmerking

Als u alleen de gewenste afbeelding wilt opslaan, klikt u op Geselecteerde afbeelding opslaan

(Save Selected Image). Als u alle afbeeldingen wilt opslaan, klikt u op Alle gecorrigeerde afbeeldingen opslaan (Save All Corrected Images).

Aangepaste afbeeldingen kunnen alleen worden opgeslagen in de bestandsindeling JPEG/

Exif.

6.

Klik op Afsluiten (Exit).

Belangrijk

De aanpassingen gaan verloren als u het programma afsluit voordat u aangepaste afbeeldingen hebt opgeslagen.

Naar boven

Venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images)

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Foto's corrigeren en verbeteren > Venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images)

Venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance

Images)

In dit venster kunt u afbeeldingen corrigeren en verbeteren.

Klik om het venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images) weer te geven op

(Afbeeldingen corrigeren/verbeteren) in het venster Afbeeldingen selecteren (Select Images) of

Bewerken (Edit) of in het venster Opmaak/Afdrukken (Layout/Print) van Photo Print.

(1)Werkbalk

Werkbalk

(Inzoomen/Uitzoomen)

Hiermee vergroot of verkleint u het voorbeeld van de pagina.

(Volledig scherm)

Hiermee geeft u de hele afbeelding weer in Voorbeeld.

(Vergelijken)

Hiermee geeft u het venster Afbeeldingen vergelijken (Compare Images) weer. U kunt hier de afbeeldingen van voor en na de correctie/verbetering naast elkaar vergelijken.

De afbeelding voor de correctie/verbetering wordt links weergegeven en de afbeelding na de correctie/verbetering wordt rechts weergegeven.

Venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images)

(2)Taakgebied

Op de tabbladen Auto en Handmatig (Manual) zijn verschillende taken en instellingen beschikbaar.

Klik op Auto of Handmatig (Manual) om het betreffende tabblad te openen.

Tabblad Auto

Selecteer dit tabblad om correcties automatisch toe te passen.

Automatische fotocorrectie (Auto Photo Fix)

Hiermee worden automatische fotocorrecties toegepast.

Belangrijk

De functie Automatische fotocorrectie (Auto Photo Fix) is niet beschikbaar voor Photo Print. Met

Photo Print kunt u automatisch correcties toepassen op alle foto's die u afdrukt. Selecteer deze optie bij Kleurcorrectie voor afdrukken (Color correction for printing) op het tabblad

Geavanceerd (Advanced) in het dialoogvenster Voorkeuren (Preferences). Als u het dialoogvenster Voorkeuren (Preferences) wilt weergeven, klikt u op de knop (Instellingen) in het venster Opmaak/afdrukken (Layout/Print) of selecteert u Voorkeuren... (Preferences...) uit het menu Bestand (File).

Venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images)

Voorrang geven aan Exif-info (Prioritize Exif Info)

Schakel dit selectievakje in om correcties toe te passen die voornamelijk zijn gebaseerd op de instellingen die waren geselecteerd op het moment van vastleggen.

Schakel dit selectievakje uit om correcties toe te passen op basis van de resultaten van de afbeeldingsanalyse. Deze instelling wordt aanbevolen.

Opmerking

Exif is een standaardindeling waarmee u verschillende opnamegegevens kunt toevoegen aan afbeeldingen van digitale camera's (JPEG).

Bij Photo Print kunt u geschikte correcties ook toepassen op basis van Exif-informatie door

Automatische fotocorrectie inschakelen (Enable Auto Photo Fix) te selecteren bij

Kleurcorrectie voor afdrukken (Color correction for printing) op het tabblad Geavanceerd

(Advanced) van het dialoogvenster Voorkeuren (Preferences) en het selectievakje Voorrang geven aan Exif-info (Prioritize Exif Info) aan te vinken.

Correctie rode ogen (Red-Eye Correction)

Hiermee worden rode ogen gecorrigeerd.

Opmerking

Voor Photo Print kunt u rode ogen ook corrigeren door Automatische fotocorrectie inschakelen

(Enable Auto Photo Fix) te selecteren bij Kleurcorrectie voor afdrukken (Color correction for printing) op het tabblad Geavanceerd (Advanced) van het dialoogvenster Voorkeuren

(Preferences) en het selectievakje Correctie rode ogen inschakelen (Enable Red-Eye

Correction) aan te vinken.

Gezicht scherper maken (Face Sharpener)

Hiermee kunt u onscherpe gezichten verscherpen.

Geef met de schuifregelaar het niveau van het effect op.

Gezicht digitaal effenen (Digital Face Smoothing)

Hiermee kunt u de huid verbeteren door oneffenheden en rimpels te verwijderen.

Geef met de schuifregelaar het niveau van het effect op.

Toepassen op alle afbeeldingen (Apply to all images)

Wanneer u deze optie selecteert, worden alle afbeeldingen in de lijst automatisch gecorrigeerd.

OK

Hiermee past u het geselecteerde effect toe op de geselecteerde afbeelding of op alle afbeeldingen.

Geselecteerde afbeelding herstellen (Reset Selected Image)

Hiermee annuleert u alle correcties en verbeteringen die u op de geselecteerde afbeelding hebt toegepast.

Geselecteerde afbeelding opslaan (Save Selected Image)

Hiermee wordt de geselecteerde afbeelding met correcties en verbeteringen opgeslagen.

Alle gecorrigeerde afbeeldingen opslaan (Save All Corrected Images)

Hiermee worden alle afbeeldingen met correcties en verbeteringen die worden weergegeven in de lijst opgeslagen.

Afsluiten (Exit)

Klik hierop om het venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images) af te sluiten.

Tabblad Handmatig

Selecteer dit tabblad om afbeeldingen handmatig te corrigeren.

Gebruik Aanpassen (Adjust) om de helderheid en het contrast aan te passen of om de hele afbeelding scherper te maken.

Gebruik Corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance) als u specifieke gedeelten wilt corrigeren/verbeteren.

Aanpassen

Venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images)

Helderheid (Brightness)

De algemene helderheid van de afbeelding wordt aangepast.

Verplaats de schuifregelaar naar links om de afbeelding donkerder te maken en naar rechts om deze lichter te maken.

Contrast

Het contrast van de afbeelding wordt aangepast. Als de afbeelding flets is vanwege gebrek aan contrast, kunt u het contrastniveau aanpassen.

Verplaats de schuifregelaar naar links om het contrast van de afbeelding te verlagen en naar rechts om het te verhogen.

Scherpte (Sharpness)

Versterkt de contouren van onderwerpen om de afbeelding scherper te maken. Pas de scherpte aan als de foto onscherp is of tekst vaag leesbaar is.

Verplaats de schuifregelaar naar rechts om de afbeelding scherper te maken.

Vervagen (Blur)

Vervaagt de contouren van onderwerpen om de afbeelding een zachtere uitstraling te geven.

Verplaats de schuifregelaar naar rechts om de afbeelding te vervagen.

Doorschijnendheid verwijderen (Show-through Removal)

Verwijdert doorschijnendheid van tekst of de basiskleur door de achterkant. Pas het niveau van doorschijnendheid aan om te voorkomen dat tekst of de basiskleur van de achterkant van een dun document doorschijnt op de voorkant.

Verplaats de schuifregelaar naar rechts om doorschijnendheid meer te verwijderen.

Standaard (Defaults)

Hiermee herstelt u de standaardwaarden voor alle aanpassingen (helderheid, contrast, scherpte, vervagen en doorschijnendheid verwijderen).

Geselecteerde afbeelding herstellen (Reset Selected Image)

Hiermee annuleert u alle aanpassingen die u op de geselecteerde afbeelding hebt toegepast.

Geselecteerde afbeelding opslaan (Save Selected Image)

Hiermee wordt de geselecteerde afbeelding in de lijst met toegepaste verbeteringen opgeslagen.

Alle gecorrigeerde afbeeldingen opslaan (Save All Corrected Images)

Hiermee worden alle afbeeldingen met verbeteringen die worden weergegeven in de lijst opgeslagen.

Afsluiten (Exit)

Klik hierop om het venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images) af te sluiten.

Venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images)

Corrigeren/verbeteren

Correctie rode ogen (Red-Eye Correction)

Hiermee worden rode ogen gecorrigeerd.

U kunt het gedeelte opgeven waarop u het effect wilt toepassen. Geef met de schuifregelaar het niveau van het effect op.

Opmerking

Voor Photo Print worden rode ogen automatisch gecorrigeerd als Automatische fotocorrectie inschakelen (Enable Auto Photo Fix) is geselecteerd in Kleurcorrectie voor afdrukken (Color correction for printing) op het tabblad Geavanceerd (Advanced) van het dialoogvenster

Voorkeuren (Preferences) en het selectievakje Correctie rode ogen inschakelen (Enable Red-

Eye Correction) is ingeschakeld. Schakel het selectievakje uit als u de automatische correctie wilt uitschakelen.

Helderheid gezicht (Face Brightener)

Hiermee wordt de hele afbeelding gecorrigeerd, zodat het geselecteerde deel van het gezicht helderder wordt.

Geef met de schuifregelaar het niveau van het effect op.

Gezicht scherper maken (Face Sharpener)

Hiermee kunt u onscherpe gezichten verscherpen.

U kunt het gedeelte opgeven waarop u het effect wilt toepassen. Geef met de schuifregelaar het niveau van het effect op.

Gezicht digitaal effenen (Digital Face Smoothing)

Hiermee kunt u de huid verbeteren door oneffenheden en rimpels te verwijderen.

U kunt het gedeelte opgeven waarop u het effect wilt toepassen. Geef met de schuifregelaar het niveau van het effect op.

Vlekken verwijderen (Blemish Remover)

Hiermee kunt u moedervlekjes verwijderen.

U kunt het gedeelte opgeven waarop u het effect wilt toepassen.

OK

Hiermee past u het geselecteerde effect toe op het opgegeven gebied.

Ongedaan maken (Undo)

Hiermee wordt de laatste correctie/verbetering geannuleerd.

Geselecteerde afbeelding herstellen (Reset Selected Image)

Hiermee annuleert u alle correcties en verbeteringen die u op de geselecteerde afbeelding hebt

Venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images)

toegepast.

Geselecteerde afbeelding opslaan (Save Selected Image)

Hiermee wordt de geselecteerde afbeelding met correcties en verbeteringen opgeslagen.

Alle gecorrigeerde afbeeldingen opslaan (Save All Corrected Images)

Hiermee worden alle afbeeldingen met correcties en verbeteringen die worden weergegeven in de lijst opgeslagen.

Afsluiten (Exit)

Klik hierop om het venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images) af te sluiten.

Naar boven

Vragen en antwoorden

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Vragen en antwoorden

Vragen en antwoorden

Hoe kan ik het opgeslagen bestand verplaatsen (of kopiëren)?

Welke zijde van de weergegeven afbeelding wordt het eerst afgedrukt?

Hoe kan ik met gelijke marges afdrukken?

Wat is O1 of O4?

Naar boven

Hoe kan ik het opgeslagen bestand verplaatsen (of kopiëren)?

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Vragen en antwoorden > Hoe kan ik het opgeslagen bestand verplaatsen (of kopiëren)?

Hoe kan ik het opgeslagen bestand verplaatsen (of kopiëren)?

Als u een bestand dat is gemaakt en opgeslagen met Easy-PhotoPrint EX wilt verplaatsen (of kopiëren) van de ene map naar de andere, moet u ook de map verplaatsen (of kopiëren) die automatisch is gemaakt toen het bestand werd opgeslagen.

Als u bijvoorbeeld een bestand opslaat met de naam "MijnAlbum.el1", wordt automatisch een map

"MijnAlbum.el1.Data" gemaakt in de map waarin het bestand "MijnAlbum.el1" zich bevindt. Als u het bestand "MijnAlbum.el1" naar een andere map wilt verplaatsen (of kopiëren), moet u ook de map

"MijnAlbum.el1.Data" verplaatsen. De map "MijnAlbum.el1.Data" bevat de foto's die in het album worden gebruikt.

Opmerking

De pictogrammen variëren, afhankelijk van de items.

Belangrijk

Wijzig de naam van de map Data niet, anders kunt u geen foto's weergeven die u hebt bewerkt met

Easy-PhotoPrint EX.

Naar boven

Welke zijde van de weergegeven afbeelding wordt het eerst afgedrukt?

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Vragen en antwoorden > Welke zijde van de weergegeven afbeelding wordt het eerst afgedrukt?

Welke zijde van de weergegeven afbeelding wordt het eerst afgedrukt?

Zoals hieronder wordt weergegeven, wordt het afdrukken gestart aan de linkerkant van de afbeelding die in het venster Opmaak/Afdrukken (Layout/Print) wordt weergegeven.

Het papier wordt uitgevoerd in de richting die door de pijl wordt aangegeven.

Raadpleeg de handleiding van de printer voor meer informatie over het plaatsen van papier voor afdrukken op de voorzijde/achterzijde en dergelijke.

Naar boven

Hoe kan ik met gelijke marges afdrukken?

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Vragen en antwoorden > Hoe kan ik met gelijke marges afdrukken?

Hoe kan ik met gelijke marges afdrukken?

Wanneer u een indeling met randen kiest, is het mogelijk dat de marges links en rechts of boven en onder niet gelijk zijn, afhankelijk van de afbeelding en de printer.

Als u altijd wilt afdrukken met gelijke marges, schakelt u het selectievakje Altijd bijsnijden wanneer u een indeling met marges selecteert (Always crop images when selecting a layout with margins) in op het tabblad Geavanceerd (Advanced) van het dialoogvenster Voorkeuren (Preferences).

Als u het dialoogvenster Voorkeuren (Preferences) wilt weergeven, klikt u op de knop (Instellingen) in het venster Opmaak/afdrukken (Layout/Print) of selecteert u Voorkeuren... (Preferences...) uit het menu

Bestand (File).

Snijd de foto bij om gelijke marges te krijgen.

Foto's bijsnijden (Photo Print)

Opmerking

Deze instelling is alleen beschikbaar voor Photo Print.

Naar boven

Wat is O1 of O4?

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Vragen en antwoorden > Wat is O1 of O4?

Wat is O1 of O4?

Wanneer een album wordt afgedrukt, worden labels als O1 en O4 afgedrukt als paginanummers.

De O1 en O4 staan respectievelijk voor voorblad en achteromslag.

O1: Voorblad

O2: Binnenkant voorblad

O3: Binnenzijde achteromslag

O4: Achteromslag

Naar boven

Instellingen voor Photo Print

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Instellingen voor Photo Print

Instellingen voor Photo Print

Levendige foto's afdrukken

Ruis in foto's reduceren

Foto's bijsnijden (Photo Print)

Een datum op foto's afdrukken (Photo Print)

Meerdere foto's op één pagina afdrukken

Een index afdrukken

Pasfoto's afdrukken (ID Photo Print)

Fotogegevens afdrukken

Foto's opslaan

Opgeslagen bestanden openen

Naar boven

Levendige foto's afdrukken

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Instellingen voor Photo Print > Levendige foto's afdrukken

Levendige foto's afdrukken

Schakel het selectievakje Vivid Photo in het venster Papier selecteren (Select Paper) in als u de kleuren in een foto wilt verlevendigen voordat u deze afdrukt.

Belangrijk

Deze functie is alleen beschikbaar voor printers die Vivid Photo ondersteunen.

Deze functie is niet beschikbaar als ICC-profiel inschakelen (Enable ICC Profile) is geselecteerd op het tabblad Geavanceerd (Advanced) van het dialoogvenster Voorkeuren (Preferences).

Opmerking

Als u Vivid Photo selecteert, is dit alleen van invloed op de afdruk. De oorspronkelijke afbeelding of het afdrukvoorbeeld blijft ongewijzigd.

Naar boven

Ruis in foto's reduceren

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Instellingen voor Photo Print > Ruis in foto's reduceren

Ruis in foto's reduceren

Een foto die op een donkere locatie (bijvoorbeeld 's nachts) met een digitale camera is gemaakt, kan ruis bevatten.

Schakel het selectievakje Ruisreductie in foto (Photo Noise Reduction) in het venster Papier selecteren

(Select Paper) in om ruis in de foto te verminderen en de afgedrukte foto's helderder te maken.

Belangrijk

Deze functie is niet beschikbaar als ICC-profiel inschakelen (Enable ICC Profile) is geselecteerd op het tabblad Geavanceerd (Advanced) van het dialoogvenster Voorkeuren (Preferences).

Opmerking

Bij veel ruis wijzigt u Normaal (Normal) in Krachtig (Strong).

Deze functie heeft alleen effect op het afdrukresultaat. De oorspronkelijke afbeelding of het afdrukvoorbeeld blijft ongewijzigd.

Naar boven

Foto's bijsnijden (Photo Print)

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Instellingen voor Photo Print > Foto's bijsnijden (Photo Print)

Foto's bijsnijden (Photo Print)

Bij het bijsnijden van foto's selecteert u het deel dat u wilt behouden en wordt de rest verwijderd.

Klik op (Afbeelding bijsnijden) in het scherm Opmaak/Afdrukken (Layout/Print) of dubbelklik op de voorbeeldafbeelding.

Plaats het witte kader over het gedeelte dat u wilt afdrukken en klik op OK.

Opmerking

U kunt het bijsnijdgebied ook verplaatsen door de cursor in het witte kader te plaatsen en dit te verslepen. Versleep de witte lijnen om het bijsnijdgebied te vergroten of verkleinen.

Schakel het selectievakje De regel van drie (The Rule of Thirds) in om witte streepjeslijnen weer te geven. U kunt een evenwichtige compositie maken door een van de kruispunten (witte vierkantjes) of witte streepjeslijnen naar het hoofdonderwerp van de foto te verslepen.

Foto's bijsnijden (Photo Print)

Het bijsnijden heeft alleen effect op het afdrukresultaat. De oorspronkelijke afbeelding wordt niet bijgesneden.

Raadpleeg de Help voor meer informatie over het venster Bijsnijden (Crop).

Naar boven

Een datum op foto's afdrukken (Photo Print)

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Instellingen voor Photo Print > Een datum op foto's afdrukken (Photo Print)

Een datum op foto's afdrukken (Photo Print)

Als u de datum waarop de foto is gemaakt op de foto wilt afdrukken, klikt u op de knop

(Datuminstellingen) in het venster Opmaak/afdrukken (Layout/Print) en schakelt u vervolgens het selectievakje Afdrukdatum (Print Date) in het dialoogvenster Datuminstellingen (Date Settings) in.

Opmerking

De datum wordt weergegeven volgens de datumnotatie die is ingesteld in uw besturingssysteem

(mm-dd-jjjj, enzovoort).

Raadpleeg de Help voor meer informatie over het instellen van de datum.

Naar boven

Meerdere foto's op één pagina afdrukken

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Instellingen voor Photo Print > Meerdere foto's op één pagina afdrukken

Meerdere foto's op één pagina afdrukken

U kunt meerdere foto's op één pagina afdrukken door een indeling met meerdere foto's te selecteren in het venster Opmaak/Afdrukken (Layout/Print).

Opmerking

Zie het volgende onderwerp voor meer informatie over het selecteren van foto's.

Een foto selecteren

De aantallen foto's en indelingen kunnen per mediumtype variëren.

De foto's worden als volgt gerangschikt.

Voorbeeld: Geen randen (x4)

U kunt de afdrukvolgorde wijzigen bij Afdrukvolgorde (Printing Order) op het tabblad Afdrukken

(Print) in het dialoogvenster Voorkeuren (Preferences).

U kunt hier kiezen uit Op datum (By Date), Op naam (By Name) en Op selectie (By Selection).

Als u het dialoogvenster Voorkeuren (Preferences) wilt weergeven, klikt u op selecteert u Voorkeuren... (Preferences...) in het menu Bestand (File).

(Instellingen) of

Naar boven

Een index afdrukken

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Instellingen voor Photo Print > Een index afdrukken

Een index afdrukken

U kunt een index afdrukken van geselecteerde foto's. Op een indexafdruk worden de miniaturen van de foto's weergegeven op één pagina. Dit is een handige manier om uw foto's te beheren.

Als u een index wilt afdrukken, selecteert u Index uit de indelingen in het venster Opmaak/Afdrukken

(Layout/Print).

Belangrijk

U kunt geen index afdrukken als u een van de volgende papierformaten hebt geselecteerd.

- Creditcard

U kunt maximaal 80 afbeeldingen afdrukken op één pagina.

Opmerking

Zie het volgende onderwerp voor meer informatie over het selecteren van foto's.

Een foto selecteren

De foto's worden als volgt gerangschikt.

Voorbeeld: Index (x20)

U kunt de afdrukvolgorde wijzigen bij Afdrukvolgorde (Printing Order) op het tabblad Afdrukken

(Print) in het dialoogvenster Voorkeuren (Preferences).

U kunt hier kiezen uit Op datum (By Date), Op naam (By Name) en Op selectie (By Selection).

Als u het dialoogvenster Voorkeuren (Preferences) wilt weergeven, klikt u op (Instellingen) of

Een index afdrukken

selecteert u Voorkeuren... (Preferences...) in het menu Bestand (File).

Naar boven

Pasfoto's afdrukken (ID Photo Print)

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Instellingen voor Photo Print > Pasfoto's afdrukken (ID Photo Print)

Pasfoto's afdrukken (ID Photo Print)

U kunt verschillende pasfoto's afdrukken.

Belangrijk

De foto is mogelijk niet geschikt als een officiële pasfoto.

Raadpleeg voor meer informatie de instantie waarvoor u de foto wilt gebruiken.

Als u pasfoto's wilt afdrukken, selecteert u 4"x6" 10x15cm bij Papierformaat (Paper Size) in het venster

Papier selecteren (Select Paper) en selecteert u een indeling voor de pasfoto uit de indelingen in het venster Opmaak/Afdrukken (Layout/Print).

Opmerking

Zie het volgende onderwerp voor meer informatie over het selecteren van foto's.

Een foto selecteren

De foto's worden als volgt gerangschikt.

Voorbeeld: ID-foto 3.5 x 4.5cm

U kunt de afdrukvolgorde wijzigen bij Afdrukvolgorde (Printing Order) op het tabblad Afdrukken

(Print) in het dialoogvenster Voorkeuren (Preferences).

U kunt hier kiezen uit Op datum (By Date), Op naam (By Name) en Op selectie (By Selection).

Als u het dialoogvenster Voorkeuren (Preferences) wilt weergeven, klikt u op selecteert u Voorkeuren... (Preferences...) in het menu Bestand (File).

(Instellingen) of

Pasfoto's afdrukken (ID Photo Print)

Pasfoto's kunnen alleen worden afgedrukt op papier van 10x15 cm.

Naar boven

Fotogegevens afdrukken

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Instellingen voor Photo Print > Fotogegevens afdrukken

Fotogegevens afdrukken

U kunt de foto en de Exif-informatie naast elkaar afdrukken.

Als u ze wilt afdrukken, selecteert u Letter 8,5"x11" of A4 bij Papierformaat (Paper Size) in het venster

Papier selecteren (Select Paper) en selecteert u Opnamegegevens (Captured Info) uit de indelingen in het venster Opmaak/Afdrukken (Layout/Print).

Opmerking

Zie het volgende onderwerp voor meer informatie over het selecteren van foto's.

Een foto selecteren

Deze functie is alleen beschikbaar voor de papierformaten Letter 8,5"x11" en A4.

Naar boven

Foto's opslaan

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Instellingen voor Photo Print > Foto's opslaan

Foto's opslaan

U kunt bewerkte foto's opslaan. De gegevens over het bijsnijden en de indeling kunnen worden opgeslagen.

Klik op Opslaan (Save) in het venster Opmaak/Afdrukken (Layout/Print).

Wanneer het dialoogvenster Opslaan als (Save As) wordt weergegeven, geeft u de locatie en de bestandsnaam op en klikt u op Opslaan (Save).

Belangrijk

Als u een opgeslagen bestand bewerkt en opnieuw opslaat, wordt het bestand overschreven.

Als u een bestand opnieuw wilt opslaan onder een nieuwe naam of op een andere locatie, selecteert u Opslaan als... (Save As...) in het menu Bestand (File) en slaat u het bestand op.

Opmerking

Opslaan (Save) wordt niet weergegeven in de vensters Afbeeldingen selecteren (Select Images) en

Papier selecteren (Select Paper).

Naar boven

Opgeslagen bestanden openen

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Instellingen voor Photo Print > Opgeslagen bestanden openen

Opgeslagen bestanden openen

U kunt bestanden openen die zijn gemaakt met Easy-PhotoPrint EX.

1.

Klik bij Menu op Bibliotheek (Library).

Het dialoogvenster Openen (Open) wordt weergegeven.

U kunt bestanden die zijn gemaakt en opgeslagen met Easy-PhotoPrint EX bekijken in de pictogramweergave (alleen voor Windows Vista) of de miniatuurweergave.

Belangrijk

Wanneer u de 64-bits versie van Windows Vista of Windows XP gebruikt, kan de inhoud van bestanden niet worden weergegeven in de Verkenner.

2.

Selecteer het bestand dat u wilt openen en klik op Openen (Open).

Het venster Opmaak/Afdrukken (Layout/Print) wordt weergegeven.

Opmerking

De volgende bestandsindeling (extensie) wordt ondersteund door Easy-PhotoPrint EX.

- Easy-PhotoPrint EX Photo Print-bestand (.el6)

3.

Bewerk het bestand indien nodig.

Opmerking

U kunt bestanden die zijn gemaakt met Easy-PhotoPrint EX niet alleen openen via Bibliotheek

(Library) in Menu, maar ook op de volgende manieren.

- Dubbelklik of klik op het bestand.

- Klik in het menu Bestand (File) op Openen... (Open...) en selecteer het bestand dat u wilt

Opgeslagen bestanden openen

bewerken.

U kunt een onlangs geopend bestand ook openen door op de bestandsnaam te klikken in het menu Bestand (File).

Naar boven

Overige instellingen

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Overige instellingen

Overige instellingen

Indeling wijzigen

Achtergrond wijzigen

Foto's toevoegen

Positie van foto's verwisselen

Foto's vervangen

Positie, hoek en formaat van foto's wijzigen

Foto's bijsnijden

Foto's in kader plaatsen

Een datum op foto's afdrukken

Opmerkingen aan foto's toevoegen

Tekst aan foto's toevoegen

Opslaan

Feestdagen instellen

Kalenderweergave instellen

Opgeslagen bestanden openen

Naar boven

Indeling wijzigen

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Overige instellingen > Indeling wijzigen

Indeling wijzigen

U kunt de indeling van elke pagina afzonderlijk wijzigen.

Selecteer de pagina waarvan u de opmaak wilt veranderen in het venster Bewerken (Edit), en klik vervolgens op (Opmaak wijzigen).

Selecteer de opmaak die u wilt gebruiken in het dialoogvenster Opmaak wijzigen (Change Layout) en klik op OK.

Album

Belangrijk

Als de nieuwe opmaak een ander aantal kaders bevat dan de huidige opmaak, gebeurt het volgende:

Als het aantal kaders is verhoogd

: De afbeeldingen van de volgende pagina's worden naar voren gehaald om alle kaders in de nieuwe opmaak te vullen.

Als het aantal kaders is verlaagd

: Pagina's met de nieuwe opmaak worden toegevoegd tot alle afbeeldingen op de pagina's met de huidige opmaak passen.

Als u voor het voorblad of de achteromslag een andere indeling kiest die minder kaders bevat, worden afbeeldingen die niet in de nieuwe opmaak passen verwijderd, te beginnen met de afbeelding die als laatste is toegevoegd aan de eerdere opmaakpagina.

Opmerking

De indelingen die u kunt selecteren, zijn afhankelijk van Papierformaat (Paper Size), Afdrukstand

(Orientation) of het type pagina dat u hebt geselecteerd (voorblad, binnenste pagina's of achteromslag).

Schakel het selectievakje Toepassen op alle pagina's (Apply to all pages) in als u de indeling van alle pagina's wilt wijzigen in de nieuwe indeling.

Kalender

Indeling wijzigen

Belangrijk

De opmaak van alle pagina's wordt gewijzigd in de geselecteerde opmaak.

Alle afbeeldingen die niet in de nieuwe opmaak passen, worden op de laatste pagina verzameld.

Opmerking

De indelingen die u kunt selecteren, zijn afhankelijk van het Papierformaat (Paper Size) en de

Afdrukstand (Orientation).

Opmaak afdrukken

Belangrijk

Als de nieuwe opmaak een ander aantal kaders bevat dan de huidige opmaak, gebeurt het volgende:

Als het aantal kaders is verhoogd

: De afbeeldingen van de volgende pagina's worden naar voren gehaald om alle kaders in de nieuwe opmaak te vullen.

Als het aantal kaders is verlaagd

: Pagina's met de nieuwe opmaak worden toegevoegd tot alle afbeeldingen op de pagina's met de huidige opmaak passen.

Opmerking

De indelingen die u kunt selecteren, zijn afhankelijk van het Papierformaat (Paper Size) en de

Afdrukstand (Orientation).

Schakel het selectievakje Toepassen op alle pagina's (Apply to all pages) in als u de indeling van alle pagina's wilt wijzigen in de nieuwe indeling.

Indeling wijzigen

Naar boven

Achtergrond wijzigen

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Overige instellingen > Achtergrond wijzigen

Achtergrond wijzigen

U kunt de achtergrond van elke pagina wijzigen.

Belangrijk

U kunt de achtergrond voor Photo Print, Stickers en Opmaak afdrukken (Layout Print) niet wijzigen.

Klik op Achtergrond... (Background...) in het scherm Pagina-instelling (Page Setup) of selecteer de pagina waarvan u de achtergrond wilt veranderen in het venster Bewerken (Edit) en klik vervolgens op

(Achtergrond wijzigen).

Opmerking

De vensters voor het afdrukken van albums worden gebruikt als voorbeelden in de volgende beschrijvingen. De vensters kunnen verschillen afhankelijk van wat u maakt.

Selecteer het gewenste achtergrondtype in het dialoogvenster Achtergrond wijzigen (Change

Background).

Als Selecteren uit voorbeelden (Select from samples) is geselecteerd

Selecteer de afbeelding die wilt gebruiken bij Voorbeelden (Samples) en klik op OK.

Opmerking

Achtergrond wijzigen

Selecteren uit voorbeelden (Select from samples) wordt alleen weergegeven als Album is geselecteerd.

Op onze website zijn verschillende achtergronden beschikbaar naast de opgeslagen achtergronden in de toepassing.

Klik op Achtergronden zoeken... (Search backgrounds...) om naar de Canon-website te gaan waar u gratis extra materiaal kunt downloaden.

Voor toegang tot de website is een internetverbinding vereist. Aan de internetverbinding zijn de gebruikelijke kosten verbonden.

De functie is mogelijk niet beschikbaar in sommige regio's.

Sluit Easy-PhotoPrint EX af voordat u achtergronden installeert.

Als Enkele kleur (Single color) is geselecteerd

Selecteer de gewenste kleur bij Standaardkleur (Standard color) of Aangepaste kleur (Custom color) en klik op OK.

Als Afbeeldingsbestand (Image file) is geselecteerd

Stel Pad afbeeldingsbestand (Image File Path) en Indeling afbeelding (Image Layout) in en klik op OK.

Achtergrond wijzigen

Opmerking

Raadpleeg de Help voor meer informatie over het instellen van de achtergrond in het dialoogvenster Achtergrond wijzigen (Change Background).

Naar boven

Foto's toevoegen

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Overige instellingen > Foto's toevoegen

Foto's toevoegen

U kunt foto's aan pagina's toevoegen.

Selecteer de pagina waaraan u foto's wilt toevoegen in het venster Bewerken (Edit) en klik vervolgens op

(Afbeelding toevoegen).

Opmerking

De vensters voor het afdrukken van albums worden gebruikt als voorbeelden in de volgende beschrijvingen. De vensters kunnen verschillen afhankelijk van wat u maakt.

Selecteer de map met de afbeelding die u wilt toevoegen in de mappenstructuur links in het dialoogvenster Afbeelding toevoegen (Add Image) en selecteer de afbeelding die u wilt toevoegen in het venster met miniaturen aan de rechterkant.

Opmerking

Klik op een afbeelding om die te selecteren (de achtergrond wordt blauw) of om de selectie op te heffen (de achtergrond wordt wit). U kunt ook meerdere afbeeldingen selecteren.

Selecteer een optie bij Toevoegen aan (Add to) en klik op OK.

Belangrijk

U kunt maximaal 20 afbeeldingen tegelijk toevoegen aan één pagina.

U kunt maximaal 99 identieke afbeeldingen aan alle pagina's samen toevoegen.

U kunt dezelfde afbeelding niet meerdere malen tegelijk toevoegen. Voeg de afbeeldingen een voor een toe.

Als het aantal pagina's toeneemt doordat u afbeeldingen toevoegt, kunt u geen afbeeldingen toevoegen na pagina 400.

Opmerking

U kunt alle afbeeldingen tegelijk selecteren of het weergaveformaat en de volgorde van de miniaturen wijzigen in het dialoogvenster Afbeelding toevoegen (Add Image). Raadpleeg de Help voor meer informatie.

Naar boven

Positie van foto's verwisselen

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Overige instellingen > Positie van foto's verwisselen

Positie van foto's verwisselen

U kunt de positie van afbeeldingen verwisselen.

Klik op (Afbeeldingsposities wisselen) in het venster Bewerken (Edit).

Opmerking

De vensters voor het afdrukken van albums worden gebruikt als voorbeelden in de volgende beschrijvingen. De vensters kunnen verschillen afhankelijk van wat u maakt.

Selecteer de twee afbeeldingen die u wilt verwisselen en klik op Wisselen (Swap).

Wanneer u klaar bent met het verwisselen van foto's, klikt u op Terug naar Bewerken (Back to Edit).

Naar boven

Foto's vervangen

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Overige instellingen > Foto's vervangen

Foto's vervangen

U kunt een afbeelding vervangen door een andere afbeelding.

Selecteer de afbeelding die u wilt vervangen in het venster Bewerken (Edit) en klik vervolgens op

(Geselecteerde afbeelding vervangen).

Selecteer de map met de vervangende afbeelding in de mappenstructuur links in het dialoogvenster

Afbeelding vervangen (Replace Image).

Selecteer de vervangende afbeelding in het venster met miniaturen rechts in het venster en klik op OK.

Als u een afbeelding wilt kiezen die al is geïmporteerd, klikt u op de tab Geïmporteerde afbeeldingen

(Imported Images), selecteert u de gewenste afbeelding in het venster met miniaturen en klikt u op OK.

Belangrijk

Het is niet mogelijk meerdere afbeeldingen te selecteren in het dialoogvenster Afbeelding vervangen (Replace Image).

Opmerking

Als u meerdere afbeeldingen selecteert in het venster Bewerken (Edit) en de vervangingsfunctie gebruikt, worden alle afbeeldingen die zijn geselecteerd in het venster Bewerken (Edit) vervangen door de afbeelding die is geselecteerd in het dialoogvenster Afbeelding vervangen (Replace

Image).

Wanneer afbeeldingen worden vervangen, worden de volgende instellingen van de oude afbeelding overgenomen in de nieuwe afbeelding.

- Positie

- Formaat

- Kader

- Positie en formaat van de datum

Informatie over uitsnede en stand wordt niet overgenomen.

U kunt in het dialoogvenster Afbeelding vervangen (Replace Image) het weergaveformaat en de volgorde van de miniaturen wijzigen. Raadpleeg de Help voor meer informatie.

Naar boven

Positie, hoek en formaat van foto's wijzigen

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Overige instellingen > Positie, hoek en formaat van foto's wijzigen

Positie, hoek en formaat van foto's wijzigen

U kunt de positie, de hoek en het formaat van foto's wijzigen.

Selecteer de afbeelding waarvan u de positie of afmetingen wilt wijzigen in het venster Bewerken (Edit) en klik op de knop (Afbeelding bewerken) of dubbelklik op de afbeelding.

Stel de opties Middenpositie (Center Position), Draaien (Rotation) en Formaat (Size) in en klik op OK.

Opmerking

U kunt de positie en het formaat van een afbeelding ook wijzigen door de afbeelding te verslepen in het venster Bewerken (Edit).

Selecteer een afbeelding in het venster Bewerken (Edit), klik op hoek van de afbeelding om deze te draaien.

(Vrij draaien) en versleep een

Raadpleeg de Help voor meer informatie over de positie en afmetingen van afbeeldingen.

Naar boven

Foto's bijsnijden

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Overige instellingen > Foto's bijsnijden

Foto's bijsnijden

Wanneer u een afbeelding bijsnijdt, selecteert u het deel dat u wilt behouden en wordt de rest verwijderd.

Selecteer de afbeelding die u wilt bijsnijden in het venster Bewerken (Edit) en klik vervolgens op

(Afbeelding bewerken) of dubbelklik op de afbeelding.

Klik op de tab Bijsnijden (Crop) in het dialoogvenster Afbeelding bewerken (Edit Image).

Versleep de witte vierkantjes in de afbeelding om het gedeelte dat u wilt bijsnijden te wijzigen en klik op

OK.

Opmerking

Raadpleeg de Help voor meer informatie over bijsnijden.

Naar boven

Foto's in kader plaatsen

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Overige instellingen > Foto's in kader plaatsen

Foto's in kader plaatsen

U kunt kaders toevoegen aan afbeeldingen.

Belangrijk

U kunt geen kaders om foto's plaatsen voor Photo Print, Stickers en Opmaak afdrukken (Layout

Print).

Selecteer de afbeelding die u in een kader wilt plaatsen in het venster Bewerken (Edit) en klik vervolgens op (Afbeelding bewerken) of dubbelklik op de afbeelding.

Klik op de tab Kader (Frame) in het dialoogvenster Afbeelding bewerken (Edit Image).

Selecteer het kader dat u wilt gebruiken bij Kaders (Frames) en klik op OK.

Belangrijk

U kunt geen datums afdrukken op omkaderde foto's.

Opmerking

Foto's in kader plaatsen

Schakel het selectievakje Toepassen op alle afbeeldingen op de pagina (Apply to all images in the page) in als u hetzelfde kader tegelijkertijd wilt toevoegen aan alle foto's op een geselecteerde pagina.

Op onze website zijn verschillende kaders beschikbaar naast de opgeslagen kaders in de toepassing.

Klik op Kaders zoeken... (Search frames...) om naar de Canon-website te gaan waar u gratis extra materiaal kunt downloaden.

Voor toegang tot de website is een internetverbinding vereist. Aan de internetverbinding zijn de gebruikelijke kosten verbonden.

De functie is mogelijk niet beschikbaar in sommige regio's.

Sluit Easy-PhotoPrint EX af voordat u kaders installeert.

Kaders zoeken... (Search frames...) wordt alleen weergegeven als Album is geselecteerd.

Raadpleeg de Help voor meer informatie over kaders.

Naar boven

Een datum op foto's afdrukken

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Overige instellingen > Een datum op foto's afdrukken

Een datum op foto's afdrukken

U kunt een datum afdrukken op afbeeldingen.

Selecteer de afbeelding waarop u een datum wilt afdrukken in het venster Bewerken (Edit) en klik op de knop (Afbeelding bewerken) of dubbelklik op de afbeelding.

Klik op de tab Datum (Date) in het dialoogvenster Afbeelding bewerken (Edit Image).

Schakel het selectievakje Datum weergeven (Show date) in.

Stel Tekstrichting (Text Orientation), Positie (Position), Lettertypeformaat (Font Size) en Kleur (Color) in en klik op OK.

Belangrijk

U kunt geen datums afdrukken op omkaderde afbeeldingen.

Opmerking

De datum wordt weergegeven volgens de datumnotatie die is ingesteld in uw besturingssysteem

(mm-dd-jjjj, enzovoort).

Een datum op foto's afdrukken

Raadpleeg de Help voor meer informatie over het instellen van de datum.

Naar boven

Opmerkingen aan foto's toevoegen

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Overige instellingen > Opmerkingen aan foto's toevoegen

Opmerkingen aan foto's toevoegen

U kunt opmerkingen toevoegen aan foto's en deze in uw album weergeven. De naam van de foto, de opnamedatum en opmerkingen worden weergegeven (van boven naar beneden) in een opmerkingenvak.

Belangrijk

U kunt geen opmerkingen toevoegen bij Photo Print, Kalender (Calendar), Stickers en Opmaak afdrukken (Layout Print).

Selecteer de afbeelding waaraan u een opmerking wilt toevoegen in het venster Bewerken (Edit) en klik op de knop (Afbeelding bewerken) of dubbelklik op de afbeelding.

Klik op de tab Opmerkingen (Comments) in het dialoogvenster Afbeelding bewerken (Edit Image).

Opmerkingen aan foto's toevoegen

Schakel het selectievakje Opmerkingenvak weergeven (Show comment box) in.

Schakel de selectievakjes in van de items die u wilt weergeven en voer de opmerkingen in.

Selecteer de tekengrootte, kleur, positie en dergelijke van de opmerkingen en klik op OK.

Opmerking

Raadpleeg de Help voor meer informatie over opmerkingen.

Naar boven

Tekst aan foto's toevoegen

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Overige instellingen > Tekst aan foto's toevoegen

Tekst aan foto's toevoegen

U kunt tekst aan foto's toevoegen.

Klik op (Tekst toevoegen) in het venster Bewerken (Edit) en sleep de muis over het gedeelte waar u de tekst wilt plaatsen.

Opmerking

De vensters voor het afdrukken van albums worden gebruikt als voorbeelden in de volgende beschrijvingen. De vensters kunnen verschillen afhankelijk van wat u maakt.

Selecteer de tab Tekst (Text) in het dialoogvenster Tekstvak bewerken (Edit Text Box) en voer de tekst in.

Opmerking

In het dialoogvenster Tekstvak bewerken (Edit Text Box) kunt u de positie, hoek en grootte van de tekst wijzigen. U kunt ook de kleur en omlijning van het tekstvak instellen. Raadpleeg de Help voor meer informatie.

Als u de ingevoerde tekst wilt wijzigen, selecteert u de tekst en klikt u op (Tekstvak bewerken).

Het dialoogvenster Tekstvak bewerken (Edit Text Box) wordt weergegeven. U kunt de tekst nu wijzigen.

Naar boven

Opslaan

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Overige instellingen > Opslaan

Opslaan

U kunt bewerkte items opslaan.

Klik op Opslaan (Save) in het venster Bewerken (Edit) of het venster Afdrukinstellingen (Print Settings).

Opmerking

De vensters voor het afdrukken van albums worden gebruikt als voorbeelden in de volgende beschrijvingen. De vensters kunnen verschillen afhankelijk van wat u maakt.

Wanneer het dialoogvenster Opslaan als (Save As) wordt weergegeven, geeft u de locatie en de bestandsnaam op en klikt u op Opslaan (Save).

Belangrijk

Als u een opgeslagen bestand bewerkt en opnieuw opslaat, wordt het bestand overschreven.

Als u een bestand opnieuw wilt opslaan onder een nieuwe naam of op een andere locatie, selecteert u Opslaan als... (Save As...) in het menu Bestand (File) en slaat u het bestand op.

Opmerking

Opslaan (Save) wordt niet weergegeven in de vensters Pagina-instelling (Page Setup) en

Afbeeldingen selecteren (Select Images).

Naar boven

Feestdagen instellen

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Overige instellingen > Feestdagen instellen

Feestdagen instellen

U kunt feestdagen aan uw kalender toevoegen.

Klik op Feestdgn instellen... (Set Holidays...) in het venster Pagina-instelling (Page Setup) van Kalender

(Calendar) of klik op (Periode/Feestdagen instellen) in het venster Bewerken (Edit) en klik op

Feestdgn instellen... (Set Holidays...) in het dialoogvenster Algemene kalenderinstellingen (Calendar

General Settings) om het dialoogvenster Instellingen feestdag (Holiday Settings) weer te geven.

Als u een feestdag wilt toevoegen, klikt u op Toevoegen... (Add...). Het dialoogvenster Feestdag toevoegen/bewerken (Add/Edit Holiday) wordt weergegeven. Als u een opgeslagen feestdag wilt bewerken, selecteert u deze en klikt u op Bewerken... (Edit...).

Als u een feestdag wilt verwijderen, selecteert u deze en klikt u op Verwijderen (Delete). Als u alle opgeslagen feestdagen in uw kalenderperiode wilt verwijderen, klikt u op Wissen (Clear).

Feestdagen instellen

Voer de naam in bij Naam feestdag (Holiday Name) en geef de datum op.

Schakel het selectievakje Instellen als feestdag (Set as Holiday) in om die dag als feestdag weer te geven in uw kalender.

Opmerking

Raadpleeg de Help voor meer informatie over elk dialoogvenster.

Naar boven

Kalenderweergave instellen

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Overige instellingen > Kalenderweergave instellen

Kalenderweergave instellen

U kunt de weergave van de kalender (lettertypen, lijnen, kleuren, positie, grootte en dergelijke) aanpassen.

Klik op Instellingen... (Settings...) in het venster Pagina-instelling (Page Setup) van Kalender (Calendar), of selecteer een kalender in het venster Bewerken (Edit) en klik op dialoogvenster Kalenderinstellingen (Calendar Settings) weer te geven.

(Kalender instellen) om het

Belangrijk

Het tabblad Positie en formaat (Position & Size) wordt alleen weergegeven als het dialoogvenster

Kalenderinstellingen (Calendar Settings) wordt geopend vanuit het venster Bewerken (Edit).

Opmerking

Raadpleeg de Help voor meer informatie over het dialoogvenster Kalenderinstellingen (Calendar

Settings).

Naar boven

Opgeslagen bestanden openen

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware >

Overige instellingen > Opgeslagen bestanden openen

Opgeslagen bestanden openen

U kunt bestanden openen die zijn gemaakt met Easy-PhotoPrint EX.

1.

Klik bij Menu op Bibliotheek (Library).

Het dialoogvenster Openen (Open) wordt weergegeven.

U kunt bestanden die zijn gemaakt en opgeslagen met Easy-PhotoPrint EX bekijken in de pictogramweergave (alleen voor Windows Vista) of de miniatuurweergave.

Belangrijk

Wanneer u de 64-bits versie van Windows Vista of Windows XP gebruikt, kan de inhoud van bestanden niet worden weergegeven in de Verkenner.

2.

Selecteer het bestand dat u wilt openen en klik op Openen (Open).

Het venster Bewerken (Edit) verschijnt.

Opmerking

De volgende bestandsindelingen (extensies) worden ondersteund door Easy-PhotoPrint EX.

- Easy-PhotoPrint EX Albumbestand (.el1)

- Easy-PhotoPrint EX Stickerbestand (.el2)

- Easy-PhotoPrint EX Kalenderbestand (.el4)

- Easy-PhotoPrint EX Indelingsbestand (.el5)

3.

Bewerk het bestand indien nodig.

Opmerking

Zie de volgende onderwerpen voor meer informatie over bewerkingsprocedures.

Opgeslagen bestanden openen

Album bewerken

Kalender bewerken

Stickers bewerken

Opmaak afdrukken bewerken

Opmerking

U kunt bestanden die zijn gemaakt met Easy-PhotoPrint EX niet alleen openen via Bibliotheek

(Library) in Menu, maar ook op de volgende manieren.

- Dubbelklik of klik op het bestand.

- Klik in het menu Bestand (File) op Openen... (Open...) en selecteer het bestand dat u wilt bewerken.

U kunt een onlangs geopend bestand ook openen door op de bestandsnaam te klikken in het menu Bestand (File).

Naar boven

Afdrukken met andere toepassingen

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met andere toepassingen

Afdrukken met andere toepassingen

Verschillende afdrukmethoden

De afdrukkwaliteit wijzigen en afbeeldingsgegevens corrigeren

Overzicht van het printerstuurprogramma

Naar boven

Verschillende afdrukmethoden

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met andere toepassingen > Verschillende afdrukmethoden

Verschillende afdrukmethoden

Afdrukken met de basisinstellingen

Een paginaformaat en afdrukstand opgeven

Instellingen voor aantal en afdrukvolgorde opgeven

De nietmarge instellen

Afdrukken zonder marges

Passend op papier afdrukken

Afdrukken op schaal

Pagina-indeling afdrukken

Poster afdrukken

Boekje afdrukken

Dubbelzijdig afdrukken

Stempel/achtergrond afdrukken

Een stempel registreren

Afbeeldingsgegevens registreren die u als achtergrond wilt gebruiken

Een envelop afdrukken

Afdrukresultaten weergeven vóór het afdrukken

Papierformaat instellen (aangepast formaat)

Naar boven

Afdrukken met de basisinstellingen

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met andere toepassingen > Verschillende afdrukmethoden > Afdrukken met de basisinstellingen

Afdrukken met de basisinstellingen

U kunt de volgende eenvoudige instelprocedure gebruiken om op de juiste manier af te drukken met dit apparaat:

1.

Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma

2.

Selecteer een veelgebruikt profiel

Selecteer een geschikt afdrukprofiel bij Veelgebruikte instellingen (Commonly Used Settings) op het tabblad Snel instellen (Quick Setup).

Wanneer u een afdrukprofiel selecteert, worden voor Extra functies (Additional Features),

Mediumtype (Media Type) en Papierformaat printer (Printer Paper Size) automatisch de vooraf ingestelde waarden toegepast.

3.

Selecteer de afdrukkwaliteit

Selecteer bij Afdrukkwaliteit (Print Quality) Hoog (High), Standaard (Standard) of Snel (Fast), afhankelijk van het gewenste afdrukresultaat.

4.

Voltooi de configuratie

Klik op OK.

Wanneer u het document afdrukt, worden de gewenste instellingen voor het document gebruikt.

Belangrijk

Als u het selectievakje Altijd afdrukken met huidige instellingen (Always Print with Current Settings) inschakelt, worden alle instellingen op de tabbladen Snel instellen (Quick Setup), Afdruk (Main),

Pagina-instelling (Page Setup) en Effecten (Effects) opgeslagen en kunt u de volgende keer afdrukken met dezelfde instellingen.

Klik op Opslaan... (Save...) om de aangebrachte instellingen op te slaan. Raadpleeg ' Een veelgebruikt afdrukprofiel registreren ' voor instructies over het opslaan van instellingen.

Naar boven

Een paginaformaat en afdrukstand opgeven

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met andere toepassingen > Verschillende afdrukmethoden > Een paginaformaat en afdrukstand opgeven

Een paginaformaat en afdrukstand opgeven

Het papierformaat en de afdrukstand worden in principe bepaald door de toepassing. Als de instellingen voor Paginaformaat (Page Size) en Afdrukstand (Orientation) op het tabblad Pagina-instelling (Page

Setup) hetzelfde zijn als de instellingen in de toepassing, hoeft u deze niet te wijzigen op het tabblad

Pagina-instelling (Page Setup).

Als u deze instellingen niet in de toepassing kunt opgeven, geeft u als volgt een paginaformaat en afdrukstand op:

U kunt het paginaformaat en de Afdrukstand (Orientation) ook instellen op het tabblad Snel instellen

(Quick Setup).

1.

Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma

2.

Selecteer het papierformaat

Selecteer een paginaformaat in de lijst Paginaformaat (Page Size) op het tabblad Pagina-instelling

(Page Setup).

3.

Afdrukstand (Orientation)instellen

Selecteer Staand (Portrait) of Liggend (Landscape) voor Afdrukstand (Orientation). Schakel het selectievakje 180 graden roteren (Rotate 180 degrees) in als u de afdrukgegevens 180 graden wilt draaien.

4.

Voltooi de configuratie

Klik op OK.

Het document wordt met het geselecteerde paginaformaat en de geselecteerde afdrukstand afgedrukt.

Naar boven

Instellingen voor aantal en afdrukvolgorde opgeven

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met andere toepassingen > Verschillende afdrukmethoden > Instellingen voor aantal en afdrukvolgorde opgeven

Instellingen voor aantal en afdrukvolgorde opgeven

Standaardinstelling Vanaf de laatste pagina afdrukken (Print from Last Page)

Sorteren (Collate) Vanaf de laatste pagina afdrukken (Print from Last Page) + Sorteren (Collate)

U geeft als volgt het aantal afdrukken en de afdrukvolgorde op:

U kunt ook het aantal exemplaren instellen op het tabblad Snel instellen (Quick Setup).

1.

Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma

2.

Geef het aantal exemplaren op dat u wilt afdrukken

Geef bij Aantal (Copies) op het tabblad Pagina-instelling (Page Setup) het aantal af te drukken exemplaren op.

3.

Geef de afdrukvolgorde op

Schakel het selectievakje Vanaf de laatste pagina afdrukken (Print from Last Page) in als u wilt dat bij het afdrukken met de laatste pagina wordt begonnen. Als u dit doet, hoeft u de pagina's na het afdrukken niet meer in de juiste volgorde te leggen.

Instellingen voor aantal en afdrukvolgorde opgeven

4.

Stel gesorteerd afdrukken in als u meerdere exemplaren opgeeft in het vak Aantal

(Copies)

Schakel het selectievakje Sorteren (Collate) in als u meerdere pagina’s tegelijk opgeeft.

Selecteer deze optie niet als u het document zo wilt afdrukken dat alle pagina’s met hetzelfde nummer bij elkaar worden gegroepeerd.

5.

Voltooi de configuratie

Klik op OK.

Het opgegeven aantal exemplaren wordt in de gekozen volgorde afgedrukt.

Belangrijk

Als de toepassing waarmee het document is gemaakt dezelfde functie heeft, geeft u voorrang aan de instellingen van het printerstuurprogramma. Als de afdrukresultaten echter niet naar wens zijn, geeft u de functie-instellingen op in de toepassing. Als u het aantal exemplaren en de afdrukvolgorde in zowel de toepassing als dit stuurprogramma opgeeft, is het mogelijk dat de waarden van deze twee instellingen voor het aantal exemplaren worden vermenigvuldigd of dat de opgegeven afdrukvolgorde niet wordt ingeschakeld.

Vanaf de laatste pagina afdrukken (Print from Last Page) en Sorteren (Collate) zijn niet beschikbaar voor selectie als Boekje (Booklet) bij Pagina-indeling (Page Layout) is geselecteerd.

Vanaf de laatste pagina afdrukken (Print from Last Page) is niet beschikbaar voor selectie als

Poster bij Pagina-indeling (Page Layout) is geselecteerd.

Opmerking

Als u zowel Vanaf de laatste pagina afdrukken (Print from Last Page) als Sorteren (Collate) inschakelt, worden de exemplaren van een document vanaf de laatste pagina en per exemplaar afgedrukt.

Deze instellingen kunnen worden gebruikt in combinatie met Zonder marges (Borderless),Normaal formaat (Normal-size), Passend op papier (Fit-to-Page), Op schaal (Scaled), Pagina-indeling (Page

Layout) en Dubbelzijdig afdrukken (Duplex Printing).

Naar boven

De nietmarge instellen

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met andere toepassingen > Verschillende afdrukmethoden > De nietmarge instellen

De nietmarge instellen

De procedure voor het instellen van de nietzijde en de breedte van de marge is als volgt:

1.

Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma

2.

Geef op aan welke zijde de nietjes moeten komen

Controleer de positie van de nietmarge met Zijkant nieten (Staple Side) op het tabblad Paginainstelling (Page Setup).

De printer selecteert automatisch de beste nietpositie op basis van de instellingen voor Afdrukstand

(Orientation) en Pagina-indeling (Page Layout). Als u de instelling wilt wijzigen, selecteert u een andere instelling in de lijst.

3.

Stel de breedte van de marge in

Klik zo nodig op Marge instellen... (Specify Margin...) om de breedte van de marge in te stellen en klik vervolgens op OK.

De nietmarge instellen

4.

Voltooi de configuratie

Klik op OK op het tabblad Pagina-instelling (Page Setup).

Wanneer u een document afdrukt, worden de opgegeven nietzijde en breedte van de marge toegepast.

Belangrijk

Zijkant nieten (Staple Side) en Marge instellen... (Specify Margin...) zijn niet beschikbaar voor selectie als:

Zonder marges (Borderless), Poster of Boekje (Booklet) is geselecteerd voor Pagina-indeling

(Page Layout).

Op schaal (Scaled) is geselecteerd bij Pagina-indeling (Page Layout). (Als Dubbelzijdig afdrukken (Duplex Printing) ook is geselecteerd, is alleen Zijkant nieten (Staple Side) beschikbaar voor selectie).

Naar boven

Afdrukken zonder marges

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met andere toepassingen > Verschillende afdrukmethoden > Afdrukken zonder marges

Afdrukken zonder marges

Met de functie voor afdrukken zonder marges kunt u gegevens randloos afdrukken door de gegevens te vergroten, zodat ze net buiten de randen van het papier vallen. Zonder deze functie worden de gegevens met een marge afgedrukt. Als u gegevens, zoals een foto, zonder lege rand eromheen wilt afdrukken, selecteert u Afdrukken zonder marges.

De procedure voor het afdrukken zonder marges is als volgt:

U kunt afdrukken zonder marges ook instellen bij Extra functies (Additional Features) op het tabblad Snel instellen (Quick Setup).

Afdrukken zonder marges instellen

1.

Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma

2.

Stel afdrukken zonder marges in

Selecteer Zonder marges (Borderless) in de lijst Pagina-indeling (Page Layout) op het tabblad

Pagina-instelling (Page Setup).

Klik op OK in het bevestigingsbericht.

Wanneer een bericht verschijnt dat aangeeft dat u het mediumtype moet wijzigen, selecteert u een mediumtype in de lijst en klikt u op OK.

Afdrukken zonder marges

3.

Controleer het papierformaat

Controleer de lijst Paginaformaat (Page Size). Als u het paginaformaat wilt wijzigen, selecteert u een ander formaat in de lijst. In de lijst worden alleen formaten weergegeven die kunnen worden gebruikt voor afdrukken zonder marge.

4.

Pas de hoeveelheid uitbreiding van het papier aan

Pas indien nodig met de schuifregelaar Hoeveelheid uitbreiding (Amount of Extension) de hoeveelheid uitbreiding aan.

Wanneer u de schuifregelaar naar rechts schuift, wordt de hoeveelheid groter en wanneer u hem naar links schuift wordt de hoeveelheid kleiner.

De tweede positie van rechts is geschikt voor de meeste situaties.

Belangrijk

Als u de schuifregelaar helemaal rechts zet, is het mogelijk dat er vegen op de achterzijde van het papier terechtkomen.

5.

Voltooi de configuratie

Klik op OK.

Het document wordt zonder marges op het papier afgedrukt.

Belangrijk

Als een paginaformaat is geselecteerd dat niet kan worden gebruikt voor het afdrukken zonder marges, wordt het formaat automatisch gewijzigd in een formaat dat geschikt is voor het afdrukken zonder marges.

U kunt niet zonder marges afdrukken als High Resolution Paper, T-Shirt Transfers of Envelop

(Envelope) is geselecteerd in de lijst Mediumtype (Media Type) op het tabblad Afdruk (Main).

Als Zonder marges (Borderless) is geselecteerd, zijn de instellingen Papierformaat printer (Printer

Paper Size) en Zijkant nieten (Staple Side) (indien Dubbelzijdig afdrukken (Duplex Printing) niet is geselecteerd) en de knop Stempel/Achtergrond... (Stamp/Background...) op het tabblad Paginainstelling (Page Setup) niet beschikbaar voor selectie.

Het is mogelijk dat de kwaliteit van de afdruk afneemt of het papier aan de boven- en onderkant vlekken bevat, afhankelijk van het gebruikte type medium.

Wanneer de hoogte-breedteverhouding afwijkt van de afbeeldingsgegevens, is het mogelijk dat een gedeelte niet wordt afgedrukt, afhankelijk van het formaat van het medium.

In dit geval verkleint u de afbeeldingsgegevens in de toepassingssoftware, zodat deze op het papierformaat passen.

Opmerking

Als Gewoon papier (Plain Paper) is geselecteerd bij Mediumtype (Media Type) op het tabblad

Afdruk (Main), wordt afdrukken zonder marges niet aanbevolen. Daarom verschijnt in dit geval het dialoogvenster voor het selecteren van een mediumtype.

Als u gewoon papier gebruikt voor testafdrukken, selecteert u Gewoon papier (Plain Paper) en klikt u op OK.

Het bereik van het af te drukken document vergroten

Als u een grote hoeveelheid uitbreiding opgeeft, kunt u probleemloos afdrukken zonder marges. Het gedeelte van het document dat buiten het papier valt, wordt echter niet afgedrukt. Onderwerpen aan de rand van een foto worden daardoor mogelijk niet afgedrukt.

Maak eerst een proefafdruk zonder marges. Als u niet tevreden bent met het resultaat, vermindert u de hoeveelheid uitbreiding. De hoeveelheid uitbreiding wordt kleiner wanneer u de schuifregelaar

Hoeveelheid uitbreiding (Amount of Extension) naar links schuift.

Belangrijk

Als de hoeveelheid uitbreiding wordt verkleind, kan een onverwachte marge ontstaan, afhankelijk

Afdrukken zonder marges

van het papierformaat.

Opmerking

Als de schuifregelaar Hoeveelheid uitbreiding (Amount of Extension) helemaal naar links is geschoven, worden de afbeeldingsgegevens volledig afgedrukt.

Als u Afdrukvoorbeeld (Preview before printing) selecteert op het tabblad Afdruk (Main), kunt u controleren of u zonder marges wilt afdrukken voordat daadwerkelijk wordt afgedrukt.

Naar boven

Passend op papier afdrukken

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met andere toepassingen > Verschillende afdrukmethoden > Passend op papier afdrukken

Passend op papier afdrukken

De procedure voor het afdrukken van een document dat automatisch is verkleind of vergroot in overeenstemming met het paginaformaat, is als volgt:

1.

Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma

2.

Stel Passend op papierformaat in

Selecteer Passend op papier (Fit-to-Page) in de lijst Pagina-indeling (Page Layout) op het tabblad

Pagina-instelling (Page Setup).

3.

Selecteer het papierformaat voor de gegevens

Geef bij Paginaformaat (Page Size) het paginaformaat op dat in de toepassing is ingesteld.

4.

Selecteer het papierformaat

Selecteer in de lijst Papierformaat printer (Printer Paper Size) het formaat van het papier dat voor het afdrukken wordt gebruikt.

Als Papierformaat printer (Printer Paper Size) kleiner is dan het Paginaformaat (Page Size), wordt de afbeelding van de pagina kleiner. Als Papierformaat printer (Printer Paper Size) groter is dan het

Passend op papier afdrukken

Paginaformaat (Page Size), wordt de afbeelding van de pagina groter.

De huidige instellingen worden weergegeven in het instellingenvoorbeeld aan de linkerkant van het printerstuurprogramma.

5.

Voltooi de configuratie

Klik op OK.

Het document wordt bij het afdrukken vergroot of verkleind, zodat dit op het paginaformaat past.

Naar boven

Afdrukken op schaal

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met andere toepassingen > Verschillende afdrukmethoden > Afdrukken op schaal

Afdrukken op schaal

De procedure voor het afdrukken van een document met pagina’s die zijn vergroot of verkleind is als volgt:

1.

Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma

2.

Stel afdrukken op schaal in

Selecteer Op schaal (Scaled) in de lijst Pagina-indeling (Page Layout) op het tabblad Paginainstelling (Page Setup).

3.

Selecteer het papierformaat voor de gegevens

Geef bij Paginaformaat (Page Size) het paginaformaat op dat in de toepassing is ingesteld.

4.

Stel de schaalverhouding op een van de volgende manieren in:

Selecteer een instelling voor Papierformaat printer (Printer Paper Size)

Als het papierformaat voor de printer kleiner is dan het Paginaformaat (Page Size), wordt de afbeelding van de pagina kleiner. Als het papierformaat voor de printer groter is dan het

Afdrukken op schaal

paginaformaat, wordt de afbeelding van de pagina groter.

Geef een schaalfactor op

Typ een waarde in het vak Schaling (Scaling).

De huidige instellingen worden weergegeven in het instellingenvoorbeeld aan de linkerkant van het printerstuurprogramma.

5.

Voltooi de configuratie

Klik op OK.

De afbeelding wordt met de opgegeven schaal afgedrukt.

Belangrijk

Als de toepassing waarin u het origineel hebt gemaakt een functie heeft voor afdrukken op schaal, geeft u de instelling in deze toepassing op. U hoeft deze instelling dan niet in het printerstuurprogramma op te geven.

Als Op schaal (Scaled) is geselecteerd, is Zijkant nieten (Staple Side) niet beschikbaar voor selectie (als Dubbelzijdig afdrukken (Duplex Printing) niet is geselecteerd).

Afdrukken op schaal

Opmerking

Als u Op schaal (Scaled) selecteert, wordt het afdrukgebied van het document gewijzigd.

Naar boven

Pagina-indeling afdrukken

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met andere toepassingen > Verschillende afdrukmethoden > Pagina-indeling afdrukken

Pagina-indeling afdrukken

U kunt met de functie voor het afdrukken van een pagina-indeling meer dan een paginabeeld op een enkel vel papier afdrukken.

De procedure voor het afdrukken van een pagina-indeling is als volgt:

1.

Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma

2.

Stel Pagina-indeling afdrukken in

Selecteer Pagina-indeling (Page Layout) in de lijst Pagina-indeling (Page Layout) op het tabblad

Pagina-instelling (Page Setup).

De huidige instellingen worden weergegeven in het instellingenvoorbeeld aan de linkerkant van het printerstuurprogramma.

3.

Selecteer het papierformaat

Selecteer in de lijst Papierformaat printer (Printer Paper Size) het formaat van het papier dat voor het afdrukken wordt gebruikt.

Het instellen van de indeling van twee pagina's in het document van links naar rechts is nu voltooid.

4.

Stel het aantal af te drukken pagina’s op één vel en de paginavolgorde in

Pagina-indeling afdrukken

Klik zo nodig op Opgeven... (Specify...), geef de volgende instellingen op in het dialoogvenster

Pagina-indeling afdrukken (Page Layout Printing) en klik op OK.

Pagina's (Pages)

Selecteer het gewenste aantal pagina’s in de lijst om het aantal pagina’s op één vel te verhogen.

U kunt ook 2 pagina-afdruk (2-Page Print) of 4 pagina-afdruk (4-Page Print) instellen op het tabblad

Snel instellen (Quick Setup).

Paginavolgorde (Page Order)

Selecteer een pictogram in de lijst om de volgorde van de pagina's te wijzigen.

Paginarand (Page Border)

Schakel dit selectievakje in als u een paginarand rond elke documentpagina wilt afdrukken.

5.

Voltooi de configuratie

Klik op OK op het tabblad Pagina-instelling (Page Setup).

Als u het afdrukken start, wordt het opgegeven aantal pagina’s in de opgegeven volgorde op elk vel papier gerangschikt.

Naar boven

Poster afdrukken

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met andere toepassingen > Verschillende afdrukmethoden > Poster afdrukken

Poster afdrukken

Met deze functie kunt u de afbeeldingsgegevens vergroten, over meerdere pagina's verdelen en deze pagina's op afzonderlijke vellen papier afdrukken. Wanneer de pagina’s aan elkaar worden geplakt, vormen ze één grote afdruk zoals die van een poster.

De procedure voor het afdrukken van een poster is als volgt:

Instellingen opgeven voor Poster afdrukken

1.

Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma

2.

Stel poster afdrukken in

Selecteer Poster in de lijst Pagina-indeling (Page Layout) op het tabblad Pagina-instelling (Page

Setup).

De huidige instellingen worden weergegeven in het instellingenvoorbeeld aan de linkerkant van het printerstuurprogramma.

3.

Selecteer het papierformaat

Selecteer in de lijst Papierformaat printer (Printer Paper Size) het formaat van het papier dat voor het

Poster afdrukken

afdrukken wordt gebruikt.

Het instellen van het afdrukken van een poster in de indeling 2 bij 2 is nu voltooid.

4.

Stel het aantal af te drukken beeldscheidingen en het aantal af te drukken pagina’s in

Klik zo nodig op Opgeven... (Specify...), geef de volgende instellingen op in het dialoogvenster

Poster afdrukken (Poster Printing) en klik op OK.

Beeldscheidingen (Image Divisions)

Selecteer het aantal scheidingen (verticaal x horizontaal). Naarmate het aantal scheidingen toeneemt, neemt ook aantal af te drukken pagina’s toe zodat er een grotere poster kan worden gemaakt.

"Knippen/Plakken" afdrukken in marges (Print "Cut/Paste" in margins)

Schakel dit selectievakje uit om de woorden "Knippen" en "Plakken" weg te laten.

Belangrijk

Deze functie is niet beschikbaar als de 64-bits versie van het printerstuurprogramma wordt gebruikt.

Lijnen "Knippen/Plakken" afdrukken in marges (Print "Cut/Paste" lines in margins)

Schakel dit selectievakje uit om de kniplijnen weg te laten.

Pagina's (Pages)

Als u alleen specifieke pagina's opnieuw wilt afdrukken, voert u het nummer in van de pagina's die u wilt afdrukken. U kunt meerdere pagina's afdrukken door de paginanummers te scheiden door een komma of koppelteken.

Opmerking

U kunt ook het afdrukbereik opgeven door op de pagina’s in het instellingenvoorbeeld te klikken.

5.

Voltooi de configuratie

Klik op OK op het tabblad Pagina-instelling (Page Setup).

Het document wordt bij het afdrukken over meerdere pagina's verdeeld.

Als alles is afgedrukt, plakt u de pagina's aan elkaar om zo een poster te maken.

Alleen bepaalde pagina's afdrukken

Als de inkt vager wordt of opraakt tijdens het afdrukken, kunt u als volgt bepaalde pagina's opnieuw afdrukken:

1.

Stel het afdrukbereik in

Klik in het instellingenvoorbeeld links op het tabblad Pagina-instelling (Page Setup) achtereenvolgens op de pagina's die u niet wilt afdrukken.

De pagina's waarop u hebt geklikt, worden verborgen en alleen de af te drukken pagina's worden weergegeven.

Poster afdrukken

Opmerking

U kunt de pagina's weer weergeven door er nogmaals op te klikken.

Klik met de rechtermuisknop op het instellingenvoorbeeld om Alle pagina’s afdrukken (Print all pages) of Alle pagina’s verwijderen (Delete all pages) te selecteren.

2.

Voltooi de configuratie

Klik op OK wanneer u de gewenste pagina's hebt geselecteerd.

Alleen de opgegeven pagina's worden afgedrukt.

Belangrijk

Als Poster is geselecteerd, zijn Dubbelzijdig afdrukken (Duplex Printing), Zijkant nieten (Staple

Side), en Vanaf de laatste pagina afdrukken (Print from Last Page) in grijze letters weergegeven en niet beschikbaar.

Omdat het document wordt vergroot bij het afdrukken van posters, kan het resultaat korrelig zijn.

Naar boven

Boekje afdrukken

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met andere toepassingen > Verschillende afdrukmethoden > Boekje afdrukken

Boekje afdrukken

Met de functie voor boekjes kunt u afbeeldingsgegevens voor een boekje afdrukken. De gegevens worden afgedrukt op beide zijden van het papier. Bij dit afdruktype wordt ervoor gezorgd dat de pagina's in de juiste volgorde liggen (op paginanummer) wanneer het papier in het midden wordt gevouwen en geniet.

De procedure voor het afdrukken van een boekje is als volgt:

1.

Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma

2.

Stel het afdrukken van een boekje in

Selecteer Boekje (Booklet) in de lijst Pagina-indeling (Page Layout) op het tabblad Pagina-instelling

(Page Setup).

De huidige instellingen worden weergegeven in het instellingenvoorbeeld links op het scherm.

3.

Selecteer het papierformaat

Selecteer in de lijst Papierformaat printer (Printer Paper Size) het formaat van het papier dat voor het afdrukken wordt gebruikt.

4.

Stel de nietmarge en de breedte van de marge in

Klik op Opgeven... (Specify...), geef de volgende instellingen op in het dialoogvenster Boekje afdrukken (Booklet Printing) en klik op OK.

Boekje afdrukken

Nietmarge (Margin for stapling)

Selecteer aan welke zijde de nietmarge moet komen wanneer het boekje wordt voltooid.

Lege pagina invoegen (Insert blank page)

Als u één bladzijde leeg wilt laten, schakelt u het selectievakje in en selecteert u de pagina die u leeg wilt laten.

Marge (Margin)

Voer de breedte van de marge in. De opgegeven breedte vanaf het midden van de pagina wordt de nietmarge voor één pagina.

Paginarand (Page Border)

Schakel het selectievakje in als u een paginarand rond elke pagina van het document wilt afdrukken.

5.

Voltooi de configuratie

Klik op OK op het tabblad Pagina-instelling (Page Setup).

Wanneer u het document afdrukt, wordt dit afgedrukt op één zijde van een vel papier. Wanneer het afdrukken van de ene zijde is voltooid, stelt u het papier correct in aan de hand van het weergegeven bericht en klikt u op OK.

Wanneer het afdrukken van de andere zijde is voltooid, vouwt u het papier in het midden van de marge om het boekje te maken.

Belangrijk

Boekje (Booklet) kan niet worden geselecteerd als een ander mediumtype dan Gewoon papier

(Plain Paper) is geselecteerd bij Mediumtype (Media Type).

Als Boekje (Booklet) is geselecteerd, zijn Dubbelzijdig afdrukken (Duplex Printing), Zijkant nieten

(Staple Side), Vanaf de laatste pagina afdrukken (Print from Last Page) en Sorteren (Collate) niet beschikbaar voor selectie.

Opmerking

De stempel en achtergrond worden niet afgedrukt op lege vellen die zijn ingevoegd met behulp van de functie Lege pagina invoegen (Insert blank page) van Boekje afdrukken.

Naar boven

Dubbelzijdig afdrukken

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met andere toepassingen > Verschillende afdrukmethoden > Dubbelzijdig afdrukken

Dubbelzijdig afdrukken

De procedure voor het afdrukken van gegevens op beide zijden van een vel papier is als volgt:

U kunt dubbelzijdig afdrukken ook instellen bij Extra functies (Additional Features) op het tabblad Snel instellen (Quick Setup).

1.

Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma

2.

Stel dubbelzijdig afdrukken in

Schakel het selectievakje Dubbelzijdig afdrukken (Duplex Printing) op het tabblad Pagina-instelling

(Page Setup) in.

3.

Selecteer de indeling

Selecteer Normaal formaat (Normal-size) (of Passend op papier (Fit-to-Page), Op schaal (Scaled) of Pagina-indeling (Page Layout)) in de lijst Pagina-indeling (Page Layout).

4.

Geef op aan welke zijde de nietjes moeten komen

De printer selecteert automatisch de beste optie voor Zijkant nieten (Staple Side) op basis van de instellingen voor Afdrukstand (Orientation) en Pagina-indeling (Page Layout). Als u de instelling wilt wijzigen, selecteert u een andere waarde in de lijst.

5.

Stel de breedte van de marge in

Dubbelzijdig afdrukken

Klik zo nodig op Marge instellen... (Specify Margin...) om de breedte van de marge in te stellen en klik vervolgens op OK.

6.

Voltooi de configuratie

Klik op OK op het tabblad Pagina-instelling (Page Setup).

Wanneer u het document afdrukt, wordt dit afgedrukt op één zijde van een vel papier. Wanneer het afdrukken van de ene zijde is voltooid, laadt u het papier correct aan de hand van het weergegeven bericht en klikt u op OK. Het document wordt afgedrukt op de andere zijde.

Belangrijk

Dubbelzijdig afdrukken (Duplex Printing) wordt in grijze letters weergegeven en is niet beschikbaar als:

Een ander mediumtype dan Gewoon papier (Plain Paper) is geselecteerd in de lijst Mediumtype

(Media Type).

Poster is geselecteerd in de lijst Pagina-indeling (Page Layout).

Als Boekje (Booklet) is geselecteerd in de lijst Pagina-indeling (Page Layout), zijn Dubbelzijdig afdrukken (Duplex Printing) en Zijkant nieten (Staple Side) niet beschikbaar voor selectie.

Opmerking

Als u dubbelzijdig afdrukken zonder marges selecteert, verschijnt er mogelijk een dialoogvenster voor het kiezen van een mediumtype. Selecteer in dat geval Gewoon papier (Plain Paper).

Als tijdens dubbelzijdig afdrukken vegen op de achterzijde van het papier ontstaan, voert u

Reiniging onderste plaat (Bottom Plate Cleaning) uit via het tabblad Onderhoud (Maintenance).

Naar boven

Stempel/achtergrond afdrukken

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met andere toepassingen > Verschillende afdrukmethoden > Stempel/achtergrond afdrukken

Stempel/achtergrond afdrukken

Deze functie is niet beschikbaar als de 64-bits versie van het printerstuurprogramma wordt gebruikt.

Met de functie Stempel (Stamp) kunt u een stempel bestaande uit tekst of een bitmap over of achter de documentgegevens afdrukken. Verder kunt u hiermee de datum, tijd en gebruikersnaam afdrukken. Met de functie Achtergrond (Background) kunt u een lichte illustratie achter de documentgegevens afdrukken.

De procedure voor het afdrukken van een stempel/achtergrond is als volgt:

Een stempel afdrukken

"VERTROUWELIJK", "BELANGRIJK" en andere stempels die vaak door bedrijven worden gebruikt, zijn standaard aanwezig.

1.

Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma

2.

Klik op Stempel/Achtergrond... (Stamp/Background...) op het tabblad Paginainstelling (Page Setup)

Het dialoogvenster Stempel/Achtergrond (Stamp/Background) wordt geopend.

Stempel/achtergrond afdrukken

3.

Selecteer een stempel

Schakel het selectievakje Stempel (Stamp) in en selecteer de gewenste stempel in de lijst.

De huidige instellingen worden weergegeven in het instellingenvoorbeeld links op het tabblad

Pagina-instelling (Page Setup).

4.

Stel de stempelinstellingen in

Geef desgewenst de volgende instellingen op en klik op OK.

Stempel over tekst plaatsen (Place stamp over text)

Schakel dit selectievakje in als u de stempel voorop het document wilt afdrukken.

Opmerking

De stempel krijgt prioriteit omdat deze over de documentgegevens heen wordt afgedrukt in de gedeelten waar de stempel en de documentgegevens elkaar overlappen. Als dit selectievakje niet is ingeschakeld, wordt de stempel achter de documentgegevens afgedrukt en in overlappende gedeelten mogelijk niet weergegeven (afhankelijk van de gebruikte toepassing).

Alleen eerste pagina (Stamp first page only)

Schakel dit selectievakje in als u de stempel alleen op de eerste pagina wilt afdrukken.

De knop Stempel definiëren... (Define Stamp...)

Klik op deze knop als u de tekst, bitmap of positie van de stempel wilt wijzigen (raadpleeg stempel registreren ).

Een

5.

Voltooi de configuratie

Klik op OK op het tabblad Pagina-instelling (Page Setup).

Wanneer u de gegevens afdrukt, worden deze met de opgegeven stempel afgedrukt.

Een achtergrond afdrukken

Het programma bevat twee bitmapbestanden die als voorbeeld dienen.

1.

Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma

2.

Klik op Stempel/Achtergrond... (Stamp/Background...) op het tabblad Paginainstelling (Page Setup)

Het dialoogvenster Stempel/Achtergrond (Stamp/Background) wordt geopend.

3.

Selecteer de achtergrond

Schakel het selectievakje Achtergrond (Background) in en selecteer de gewenste achtergrond in de lijst.

De huidige instellingen worden weergegeven in het instellingenvoorbeeld links op het tabblad

Pagina-instelling (Page Setup).

4.

Stel de achtergrondinstellingen in

Geef desgewenst de volgende instellingen op en klik op OK.

Achtergrond alleen op eerste pagina (Background first page only)

Schakel dit selectievakje in als u de achtergrond alleen op de eerste pagina wilt afdrukken.

De knop Achtergrond selecteren... (Select Background...)

Klik op deze knop als u een andere achtergrond wilt gebruiken of de opmaak of dichtheid van een achtergrond wilt wijzigen (raadpleeg Afbeeldingsgegevens registreren die u als achtergrond wilt gebruiken ).

5.

Voltooi de configuratie

Klik op OK op het tabblad Pagina-instelling (Page Setup).

Wanneer u de gegevens afdrukt, worden deze met de opgegeven achtergrond afgedrukt.

Stempel/achtergrond afdrukken

Belangrijk

Als Zonder marges (Borderless) is geselecteerd, is de knop Stempel/Achtergrond... (Stamp/

Background...) niet beschikbaar voor selectie.

Opmerking

De stempel en achtergrond worden niet afgedrukt op lege vellen die zijn ingevoegd met behulp van de functie Lege pagina invoegen (Insert blank page) van Boekje afdrukken.

Verwante onderwerpen

Een stempel registreren

Afbeeldingsgegevens registreren die u als achtergrond wilt gebruiken

Naar boven

Een stempel registreren

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met andere toepassingen > Verschillende afdrukmethoden > Stempel/achtergrond afdrukken > Een stempel registreren

Een stempel registreren

Deze functie is niet beschikbaar als de 64-bits versie van het printerstuurprogramma wordt gebruikt.

U kunt een nieuwe stempel maken en registreren. U kunt ook bepaalde instellingen van een bestaande stempel wijzigen en registreren. Stempels die u niet meer nodig hebt, kunt u op elk gewenst moment verwijderen.

De procedure voor het opslaan van een nieuwe stempel is als volgt:

Een nieuwe stempel registreren

1.

Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma

2.

Klik op Stempel/Achtergrond... (Stamp/Background...) op het tabblad Paginainstelling (Page Setup)

Het dialoogvenster Stempel/Achtergrond (Stamp/Background) wordt geopend.

3.

Klik op Stempel definiëren... (Define Stamp...)

Het dialoogvenster Stempelinstellingen (Stamp Settings) wordt geopend.

Een stempel registreren

4.

Configureer de stempel terwijl u het effect in het voorbeeldvenster bekijkt

Tabblad Stempel (Stamp)

Selecteer de gewenste Tekst (Text), Bitmap of Datum/tijd/gebruikersnaam (Date/Time/User

Name) voor Stempeltype (Stamp Type).

Als u Tekst (Text) registreert, moeten de tekens al zijn ingevoerd in Stempeltekst (Stamp

Text). Wijzig zo nodig de instellingen voor TrueType-lettertype (TrueType Font), Stijl (Style),

Grootte (Size) en Contour (Outline). U kunt de kleur van de stempel selecteren door op Kleur selecteren... (Select Color...) te klikken.

Klik voor Bitmap op Bestand selecteren... (Select File...) en selecteer het te gebruiken bitmapbestand (.bmp). Wijzig zo nodig de instellingen voor Grootte (Size) en Transparant wit gebied (Transparent white area).

Voor Datum/tijd/gebruikersnaam (Date/Time/User Name) worden de aanmaaktijd en -datum en de gebruikersnaam van het afgedrukte object weergegeven in Stempeltekst (Stamp Text).

Wijzig zo nodig de instellingen voor TrueType-lettertype (TrueType Font), Stijl (Style), Grootte

(Size) en Contour (Outline). U kunt de kleur van de stempel selecteren door op Kleur selecteren... (Select Color...) te klikken.

Belangrijk

Stempeltekst (Stamp Text) is niet beschikbaar als Datum/tijd/gebruikersnaam (Date/Time/

User Name) is geselecteerd.

Tabblad Plaatsing (Placement)

Selecteer de stempelpositie in de lijst Positie (Position). U kunt ook Aangepast (Custom) in de lijst Positie (Position) selecteren en de coördinaten opgeven voor X-positie (X-Position) en Ypositie (Y-Position).

Daarnaast kunt u de stempelpositie wijzigen door de stempel naar het voorbeeldscherm te slepen.

Als u de hoek van de stempelpositie wilt wijzigen, kunt u direct een waarde in het vak Afdrukstand

(Orientation) typen.

5.

Sla de stempel op

Klik op de tab Instellingen opslaan (Save settings), typ een naam in het vak Naam (Title) en klik vervolgens op Opslaan (Save).

Klik op OK in het bevestigingsbericht.

6.

Voltooi de configuratie

Klik op OK. Het dialoogvenster Stempel/Achtergrond (Stamp/Background) wordt opnieuw geopend.

Een stempel registreren

De geregistreerde naam wordt weergegeven in de lijst Stempel (Stamp).

Stempelinstellingen wijzigen en registreren

1.

Selecteer de stempel waarvoor u de instellingen wilt wijzigen

Schakel het selectievakje Stempel (Stamp) in het dialoogvenster Stempel/Achtergrond (Stamp/

Background) in en selecteer vervolgens de naam van te wijzigen stempel in de lijst Stempel

(Stamp).

2.

Klik op Stempel definiëren... (Define Stamp...)

Het dialoogvenster Stempelinstellingen (Stamp Settings) wordt geopend.

3.

Configureer de stempel terwijl u het effect in het voorbeeldvenster bekijkt

4.

Sla de stempel op met overschrijven

Klik op Opslaan overschrijven (Save overwrite) op het tabblad Instellingen opslaan (Save settings).

Als u de stempel onder een andere naam wilt opslaan, typt u deze naam in het vak Naam (Title) en klikt u op Opslaan (Save).

Klik op OK in het bevestigingsbericht.

5.

Voltooi de configuratie

Klik op OK. Het dialoogvenster Stempel/Achtergrond (Stamp/Background) wordt opnieuw geopend.

De geregistreerde naam wordt weergegeven in de lijst Stempel (Stamp).

Een stempel verwijderen

1.

Klik op Stempel definiëren... (Define Stamp...) in het dialoogvenster Stempel/

Achtergrond (Stamp/Background)

Het dialoogvenster Stempelinstellingen (Stamp Settings) wordt geopend.

2.

Selecteer de stempel die u wilt verwijderen

Selecteer de naam van de stempel die u wilt verwijderen in de lijst Stempels (Stamps) op het tabblad Instellingen opslaan (Save settings). Klik vervolgens op Verwijderen (Delete).

Klik op OK in het bevestigingsbericht.

3.

Voltooi de configuratie

Klik op OK. Het dialoogvenster Stempel/Achtergrond (Stamp/Background) wordt opnieuw geopend.

Naar boven

Afbeeldingsgegevens registreren die u als achtergrond wilt gebruiken

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met andere toepassingen > Verschillende afdrukmethoden > Stempel/achtergrond afdrukken > Afbeeldingsgegevens registreren die u als achtergrond wilt gebruiken

Afbeeldingsgegevens registreren die u als achtergrond wilt gebruiken

Deze functie is niet beschikbaar als de 64-bits versie van het printerstuurprogramma wordt gebruikt.

U kunt een bitmapbestand (.bmp) selecteren en als een nieuwe achtergrond registreren. U kunt ook bepaalde instellingen van een bestaande achtergrond wijzigen en registreren. Achtergronden die u niet meer nodig hebt, kunt u op elk gewenst moment verwijderen.

De procedure voor het opslaan van afbeeldingsgegevens voor een achtergrond is als volgt:

Een nieuwe achtergrond registreren

1.

Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma

2.

Klik op Stempel/Achtergrond... (Stamp/Background...) op het tabblad Paginainstelling (Page Setup)

Het dialoogvenster Stempel/Achtergrond (Stamp/Background) wordt geopend.

Afbeeldingsgegevens registreren die u als achtergrond wilt gebruiken

3.

Klik op Achtergrond selecteren... (Select Background...)

Het dialoogvenster Achtergrondinstellingen (Background Settings) wordt geopend.

4.

Selecteer de afbeeldingsgegevens die u wilt opslaan op de achtergrond

Klik op Bestand selecteren... (Select File...). Selecteer het gewenste bitmapbestand (.bmp) en klik op Openen (Open).

5.

Geef de volgende instellingen op wanneer u het voorbeeldvenster controleert:

Lay-outmethode (Layout Method)

Geef aan hoe de afbeeldingsgegevens moeten worden gerangschikt.

Als u Aangepast (Custom) selecteert, kunt u de coördinaten voor de X-positie (X-Position) en de Ypositie (Y-Position) opgeven.

U kunt ook de positie van de achtergrond wijzigen door de afbeelding in het voorbeeldscherm te verslepen.

Intensiteit (Intensity)

Stel de intensiteit van de achtergrond in met de schuifregelaar Intensiteit (Intensity). Voor een lichtere achtergrond schuift u de regelaar naar links. Voor een donkerder achtergrond schuift u de regelaar naar rechts. Als u de achtergrond wilt afdrukken met de intensiteit van de oorspronkelijke bitmap, sleept u de schuifregelaar helemaal naar rechts.

6.

Sla de achtergrond op

Klik op de tab Instellingen opslaan (Save settings), typ een naam in het vak Naam (Title) en klik vervolgens op Opslaan (Save).

Klik op OK in het bevestigingsbericht.

7.

Voltooi de configuratie

Klik op OK. Het dialoogvenster Stempel/Achtergrond (Stamp/Background) wordt opnieuw geopend.

De geregistreerde naam wordt weergegeven in de lijst Achtergrond (Background).

Achtergrondinstellingen wijzigen en registreren

1.

Selecteer de achtergrond waarvoor u de instellingen wilt wijzigen

Schakel het selectievakje Achtergrond (Background) in het dialoogvenster Stempel/Achtergrond

(Stamp/Background) in en kies vervolgens de naam van de achtergrond die u wilt wijzigen in de lijst

Achtergrond (Background).

2.

Klik op Achtergrond selecteren... (Select Background...)

Het dialoogvenster Achtergrondinstellingen (Background Settings) wordt geopend.

Afbeeldingsgegevens registreren die u als achtergrond wilt gebruiken

3.

Stel de items in op het tabblad Achtergrond (Background) terwijl u het voorbeeldvenster bekijkt.

4.

Sla de achtergrond op

Klik op Opslaan overschrijven (Save overwrite) op het tabblad Instellingen opslaan (Save settings).

Als u de achtergrond onder een andere naam wilt opslaan, voert u deze naam in het vak Naam

(Title) in en klikt u op Opslaan (Save).

Klik op OK in het bevestigingsbericht.

5.

Voltooi de configuratie

Klik op OK. Het dialoogvenster Stempel/Achtergrond (Stamp/Background) wordt opnieuw geopend.

De geregistreerde naam wordt weergegeven in de lijst Achtergrond (Background).

Een overbodige achtergrond verwijderen

1.

Klik op Achtergrond selecteren... (Select Background...) in het dialoogvenster

Stempel/Achtergrond (Stamp/Background)

Het dialoogvenster Achtergrondinstellingen (Background Settings) wordt geopend.

2.

Selecteer de achtergrond die u wilt verwijderen

Selecteer de naam van de achtergrond die u wilt verwijderen uit de lijst Achtergronden

(Backgrounds) op het tabblad Instellingen opslaan (Save settings) en klik op Verwijderen (Delete).

Klik op OK in het bevestigingsbericht.

3.

Voltooi de configuratie

Klik op OK. Het dialoogvenster Stempel/Achtergrond (Stamp/Background) wordt opnieuw geopend.

Naar boven

Een envelop afdrukken

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met andere toepassingen > Verschillende afdrukmethoden > Een envelop afdrukken

Een envelop afdrukken

Raadpleeg het hoofdstuk 'Papier plaatsen in de achterste lade' in de Basis Handleiding voor meer informatie over het plaatsen van enveloppen in het apparaat.

De procedure voor het afdrukken op enveloppen is als volgt:

1.

Klap de papiersteun uit.

2.

Plaats een envelop in het apparaat

Vouw de envelopflap naar beneden.

Plaats de envelop zo dat de klep naar links is gericht en het gevouwen oppervlak naar beneden is gericht, en laad de envelop in de achterste lade.

3.

Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma

4.

Selecteer het mediumtype

Selecteer Envelop (Envelope) bij Veelgebruikte instellingen (Commonly Used Settings) op het tabblad Snel instellen (Quick Setup).

Een envelop afdrukken

5.

Selecteer het papierformaat

Selecteer Youkei 4, Youkei 6, Comm. Env. #10 of DL Env. in het dialoogvenster Envelopformaat instellen (Envelope Size Setting) en klik op OK.

6.

Stel de afdrukstand in

Selecteer Liggend (Landscape) voor Afdrukstand (Orientation) om het adres horizontaal af te drukken.

7.

Selecteer de afdrukkwaliteit

Selecteer naar wens Hoog (High) of Standaard (Standard) bij Afdrukkwaliteit (Print Quality).

8.

Voltooi de configuratie

Klik op OK.

Wanneer u de afdruk uitvoert, worden de gegevens afgedrukt op de envelop.

Naar boven

Afdrukresultaten weergeven vóór het afdrukken

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met andere toepassingen > Verschillende afdrukmethoden > Afdrukresultaten weergeven vóór het afdrukken

Afdrukresultaten weergeven vóór het afdrukken

U kunt de afdrukresultaten vóór het afdrukken bekijken en controleren.

De procedure voor het bekijken van een afdrukvoorbeeld is als volgt:

U kunt de weergave van het afdrukresultaat ook instellen op het tabblad Snel instellen (Quick Setup).

1.

Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma

2.

Stel het voorbeeld in

Schakel het selectievakje Afdrukvoorbeeld (Preview before printing) in op het tabblad Afdruk (Main).

3.

Voltooi de configuratie

Klik op OK.

Het Canon IJ-voorbeeld wordt vóór het afdrukken weergegeven. U kunt hierin de afdrukresultaten zien.

Verwant onderwerp

Canon IJ-voorbeeld

Naar boven

Papierformaat instellen (aangepast formaat)

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met andere toepassingen > Verschillende afdrukmethoden > Papierformaat instellen (aangepast formaat)

Papierformaat instellen (aangepast formaat)

U kunt de hoogte en breedte van het papier opgeven als u het formaat niet kunt selecteren bij

Paginaformaat (Page Size). Een dergelijk papierformaat wordt een aangepast formaat genoemd.

De procedure voor het opgeven van een aangepast papierformaat is als volgt:

U kunt een aangepast formaat ook instellen bij Papierformaat printer (Printer Paper Size) op het tabblad

Snel instellen (Quick Setup).

1.

Stel het aangepaste formaat in de toepassing in

Gebruik de functie Papierformaat in de toepassing om het aangepaste papierformaat op te geven.

Belangrijk

Als de toepassing waarmee het document is gemaakt een functie heeft voor het opgeven van de hoogte en breedte, geeft u de waarden op met de toepassing. Als de toepassing deze functie niet heeft of als het document niet correct wordt afgedrukt, gebruikt u het printerstuurprogramma om de waarden in te stellen.

2.

Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma

3.

Selecteer het papierformaat

Selecteer Aangepast... (Custom...) voor Paginaformaat (Page Size) op het tabblad Pagina-instelling

(Page Setup).

Het dialoogvenster Aangepast papierformaat (Custom Paper Size) wordt geopend.

Papierformaat instellen (aangepast formaat)

4.

Stel het aangepaste papierformaat in

Geef de Eenheden (Units) op en voer de Breedte (Width) en Hoogte (Height) van het te gebruiken papier in. Klik vervolgens op OK.

5.

Voltooi de configuratie

Klik op OK op het tabblad Pagina-instelling (Page Setup).

Wanneer u de gegevens afdrukt, worden deze met het opgegeven papierformaat afgedrukt.

Naar boven

De afdrukkwaliteit wijzigen en afbeeldingsgegevens corrigeren

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met andere toepassingen > De afdrukkwaliteit wijzigen en afbeeldingsgegevens corrigeren

De afdrukkwaliteit wijzigen en afbeeldingsgegevens corrigeren

Een combinatie van afdrukkwaliteit en halftoningmethode selecteren

Een kleurendocument monochroom afdrukken

Kleurcorrectie opgeven

Een optimale foto van afbeeldingsgegevens afdrukken

De kleuren aanpassen met het printerstuurprogramma

Afdrukken met ICC-profielen

De kleurbalans aanpassen

De helderheid aanpassen

De intensiteit aanpassen

Het contrast aanpassen

Een illustratie simuleren

Afbeeldingsgegevens weergeven in een enkele kleur

Afbeeldingsgegevens weergeven in levendige kleuren

Gekartelde randen verwijderen

Kleureigenschappen wijzigen om kleuren te verbeteren

Ruis in foto's reduceren

Naar boven

Een combinatie van afdrukkwaliteit en halftoningmethode selecteren

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met andere toepassingen > De afdrukkwaliteit wijzigen en afbeeldingsgegevens corrigeren > Een combinatie van afdrukkwaliteit en halftoningmethode selecteren

Een combinatie van afdrukkwaliteit en halftoningmethode selecteren

U kunt de gecombineerde weergavemethode voor het kwaliteitsniveau en de halftoningmethode gebruikt afzonderlijk instellen.

De procedure voor het instellen van een afdrukkwaliteit en halftoningmethode is als volgt:

1.

Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma

2.

Selecteer de afdrukkwaliteit

Selecteer Aangepast (Custom) voor Afdrukkwaliteit (Print Quality) op het tabblad Afdruk (Main) en klik op Instellen... (Set...).

Het dialoogvenster Aangepast (Custom) wordt geopend.

Een combinatie van afdrukkwaliteit en halftoningmethode selecteren

3.

De afdrukkwaliteit en de halftoningmethode instellen

Verplaats de schuifregelaar Kwaliteit (Quality) naar het gewenste kwaliteitsniveau.

Selecteer de methode in Halftoning en klik op OK.

Opmerking

Halftonen zijn de kleurschakeringen tussen de donkerste kleur en de helderste kleur.

De kleurschakeringen worden bij het afdrukken vervangen door een verzameling kleine punten die de halftonen voorstellen. Bij Dithering (Dither) worden de punten volgens vaste regels gerangschikt om de halftonen te produceren. Bij Diffusie (Diffusion) worden de punten willekeurig gerangschikt om halftonen te produceren. Als u Auto selecteert, worden de gegevens afgedrukt met de optimale halftoningmethode voor de geselecteerde afdrukkwaliteit.

4.

Voltooi de configuratie

Klik op OK op het tabblad Afdruk (Main).

Wanneer u het document afdrukt, wordt de opgegeven halftoningmethode gebruikt.

Belangrijk

Bepaalde niveaus voor afdrukkwaliteit en halftoningmethoden kunnen niet worden geselecteerd bij bepaalde instellingen voor Mediumtype (Media Type).

Opmerking

Als een deel niet wordt afgedrukt, kunt u dit mogelijk oplossen door Diffusie (Diffusion) te selecteren bij Halftoning.

Verwante onderwerpen

Kleurcorrectie opgeven

De kleurbalans aanpassen

De helderheid aanpassen

De intensiteit aanpassen

Het contrast aanpassen

Naar boven

Een kleurendocument monochroom afdrukken

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met andere toepassingen > De afdrukkwaliteit wijzigen en afbeeldingsgegevens corrigeren > Een kleurendocument monochroom afdrukken

Een kleurendocument monochroom afdrukken

De procedure voor het monochroom afdrukken van een kleurendocument is als volgt:

U kunt afdrukken in grijstinten instellen ook bij Extra functies (Additional Features) op het tabblad Snel instellen (Quick Setup).

1.

Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma

2.

Stel afdrukken in grijstinten in

Schakel het selectievakje Afdrukken in grijstinten (Grayscale Printing) op het tabblad Afdruk (Main) in.

3.

Voltooi de configuratie

Klik op OK.

Wanneer u de afdruk uitvoert, wordt het document geconverteerd naar grijstinten. Hierdoor kunt u het kleurendocument monochroom afdrukken.

Belangrijk

Als het selectievakje Afdrukken in grijstinten (Grayscale Printing) is ingeschakeld, worden de afbeeldingsgegevens verwerkt als sRGB-gegevens. In dit geval kunnen de afgedrukte kleuren verschillen van de kleuren in de oorspronkelijke afbeelding.

Wanneer u de functie Afdrukken in grijstinten gebruikt om Adobe RGB-gegevens af te drukken, converteert u de gegevens naar sRGB-gegevens in een toepassing.

Een kleurendocument monochroom afdrukken

Opmerking

Bij Afdrukken in grijstinten (Grayscale Printing) kan zowel kleureninkt als zwarte inkt worden gebruikt.

Naar boven

Kleurcorrectie opgeven

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met andere toepassingen > De afdrukkwaliteit wijzigen en afbeeldingsgegevens corrigeren > Kleurcorrectie opgeven

Kleurcorrectie opgeven

U kunt de methode voor kleurcorrectie aanpassen aan het type document dat u wilt afdrukken.

Normaal gesproken worden de kleuren aangepast met behulp van Canon Digital Photo Color, zodat de gegevens worden afgedrukt met kleurtinten waaraan de meeste mensen de voorkeur geven. Deze methode is geschikt voor het afdrukken van sRGB-gegevens.

Als u zodanig wilt afdrukken dat de kleurruimte (Adobe RGB of sRGB) van de afbeeldingsgegevens effectief wordt gebruikt, selecteert u ICM. Als u een toepassing wilt gebruiken om een ICC-afdrukprofiel op te geven, selecteert u Geen (None).

De procedure voor het opgeven van de kleurcorrectie is als volgt:

U kunt kleurcorrectie ook instellen op het tabblad Snel instellen (Quick Setup) door Foto afdrukken

(Photo Printing) te kiezen onder Veelgebruikte instellingen (Commonly Used Settings) en vervolgens

Kleur/intensiteit handmatig aanpassen (Color/Intensity Manual Adjustment) te kiezen onder Extra functies (Additional Features).

1.

Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma

2.

Selecteer de handmatige kleuraanpassing

Selecteer op het tabblad Afdruk (Main) de optie Handmatig (Manual) voor Kleur/Intensiteit (Color/

Intensity) en klik op Instellen... (Set...).

Het dialoogvenster Handmatige kleuraanpassing (Manual Color Adjustment) wordt geopend.

3.

Selecteer de kleurcorrectie

Klik op de tab Afstemming (Matching), selecteer de instelling voor Kleurcorrectie (Color Correction) die overeenkomt met uw doel en klik op OK.

Kleurcorrectie opgeven

Driververgelijking (Driver Matching)

Door gebruik te maken van Canon Digital Photo Color kunt u sRGB-gegevens afdrukken met kleurtinten waaraan de meeste mensen de voorkeur geven.

Driververgelijking (Driver Matching) is de standaardinstelling voor Kleurcorrectie.

ICM

U kunt afdrukken door effectief gebruik te maken van de kleurruimte (Adobe RGB of sRGB) van de afbeeldingsgegevens.

Geen (None)

Er wordt geen kleurcorrectie uitgevoerd door het printerstuurprogramma. Selecteer deze instelling als u een afzonderlijk gemaakt ICC-afdrukprofiel of een profiel voor speciaal Canon-papier in een toepassing gebruikt om gegevens af te drukken.

4.

Voltooi de configuratie

Klik op OK op het tabblad Afdruk (Main).

Wanneer u de gegevens afdrukt, worden deze met de opgegeven methode voor kleurcorrectie afgedrukt.

Belangrijk

Als ICM in de toepassing is uitgeschakeld, is ICM niet beschikbaar voor Kleurcorrectie (Color

Correction) en is het mogelijk dat de afbeeldingsgegevens niet correct worden afgedrukt.

Als het selectievakje Afdrukken in grijstinten (Grayscale Printing) op het tabblad Afdruk (Main) is ingeschakeld, is Kleurcorrectie (Color Correction) niet beschikbaar voor selectie.

Verwante onderwerpen

Een optimale foto van afbeeldingsgegevens afdrukken

De kleuren aanpassen met het printerstuurprogramma

Afdrukken met ICC-profielen

Naar boven

Een optimale foto van afbeeldingsgegevens afdrukken

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met andere toepassingen > De afdrukkwaliteit wijzigen en afbeeldingsgegevens corrigeren > Kleurcorrectie opgeven > Een optimale foto van afbeeldingsgegevens afdrukken

Een optimale foto van afbeeldingsgegevens afdrukken

Wanneer mensen foto's afdrukken die met een digitale camera zijn gemaakt, krijgen zij soms het gevoel dat de afgedrukte kleuren anders zijn dan de kleuren in de oorspronkelijke foto of de kleuren op het scherm.

Om een afdruk te krijgen die de gewenste kleurtinten zo dicht mogelijk benadert, moet u een afdrukmethode kiezen die geschikt is voor de gebruikte software of het doel van de afdruk.

Kleurbeheer

Digitale camera's, scanners, beeldschermen en printers verwerken kleuren niet op dezelfde manier. Met kleurbeheer (kleurafstemming) kunnen 'kleuren' van verschillende apparaten via een gemeenschappelijke kleurruimte worden verwerkt. Windows heeft een ingebouwd kleurbeheersysteem,

ICM.

Adobe RGB en sRGB zijn veelgebruikte kleurruimten. Adobe RGB is een bredere kleurruimte dan sRGB.

Met ICC-profielen kunnen de 'kleuren' van verschillende apparaten naar een gemeenschappelijke kleurruimte worden geconverteerd. Door gebruik te maken van een ICC-profiel en kleurbeheer kunt u de kleurruimte van afbeeldingsgegevens afstemmen op het kleurreproductiegebied dat de printer kan produceren.

Een afdrukmethode kiezen die geschikt is voor de afbeeldingsgegevens

De aanbevolen afdrukmethode is afhankelijk van de kleurruimte (Adobe RGB of sRGB) van de afbeeldingsgegevens of de toepassing die wordt gebruikt. Er zijn twee afdrukmethoden die vaak worden gebruikt. Controleer de kleurruimte (Adobe GRB of sRGB) van de afbeeldingsgegevens en de toepassing die wordt gebruikt, en selecteer vervolgens de geschikte afdrukmethode.

De kleuren aanpassen met het printerstuurprogramma

In dit gedeelte wordt de procedure beschreven voor het afdrukken van sRGB-gegevens met behulp van de kleurcorrectiefunctie van het printerstuurprogramma.

Afdrukken met Canon Digital Photo Color

De printer drukt gegevens af in kleurtinten waaraan veel mensen de voorkeur geven; de originele kleuren van de afbeelding worden weergegeven en driedimensionale effecten en hoge, scherpe contrasten worden gegenereerd.

Afdrukken door de bewerkingen en verbeteringen van een toepassing rechtstreeks toe te passen

Wanneer de gegevens worden afgedrukt, benadrukt de printer subtiele kleurverschillen tussen donkere en lichte delen, waarbij de donkerste en lichtste gebieden intact blijven.

Wanneer de gegevens worden afgedrukt, past de printer het resultaat toe van gedetailleerde aanpassingen die zijn aangebracht met een toepassing, zoals aanpassingen in de helderheid.

Afdrukken met ICC-profielen

In dit gedeelte wordt de procedure beschreven voor het afdrukken door effectief gebruik te maken van de kleurruimte van Adobe RGB of sRGB.

U kunt afdrukken met een gemeenschappelijke kleurruimte door de toepassing en het printerstuurprogramma zo in te stellen dat het kleurbeheer overeenkomt met het ICC-invoerprofiel van de afbeeldingsgegevens.

De methode voor het instellen van het printerstuurprogramma verschilt, afhankelijk van de toepassing die wordt gebruikt.

Naar boven

De kleuren aanpassen met het printerstuurprogramma

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met andere toepassingen > De afdrukkwaliteit wijzigen en afbeeldingsgegevens corrigeren > Kleurcorrectie opgeven > De kleuren aanpassen met het printerstuurprogramma

De kleuren aanpassen met het printerstuurprogramma

U kunt de functie voor kleurcorrectie van het printerstuurprogramma zo instellen dat sRGB-gegevens worden afgedrukt met kleurtinten waaraan veel mensen de voorkeur geven, door het gebruik van Canon

Digital Photo Color.

Als u afdrukt vanuit een toepassing die ICC-profielen kan identificeren en waarvoor u deze kunt opgeven, gebruikt u een ICC-profiel voor afdrukken in de toepassing en selecteert u instellingen voor kleurbeheer.

De procedure voor het aanpassen van kleuren met het printerstuurprogramma is als volgt:

1.

Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma

2.

Selecteer het mediumtype

Selecteer het type papier dat in het apparaat is geplaatst in de lijst Mediumtype (Media Type) op het tabblad Afdruk (Main).

3.

Selecteer de afdrukkwaliteit

Selecteer bij Afdrukkwaliteit (Print Quality) Hoog (High), Standaard (Standard) of Snel (Fast), afhankelijk van het gewenste afdrukresultaat.

4.

Selecteer de handmatige kleuraanpassing

Selecteer Handmatig (Manual) voor Kleur/Intensiteit (Color/Intensity) en klik op Instellen... (Set...).

Het dialoogvenster Handmatige kleuraanpassing (Manual Color Adjustment) wordt geopend.

5.

Selecteer de kleurcorrectie

Klik op de tab Afstemming (Matching) en selecteer Driververgelijking (Driver Matching) voor

Kleurcorrectie (Color Correction).

De kleuren aanpassen met het printerstuurprogramma

6.

Stel de andere items in

Klik zo nodig op het tabblad Kleuraanpassing (Color Adjustment) en pas de kleurbalans van Cyaan

(Cyan), Magenta en Geel (Yellow) aan, pas de instellingen voor Helderheid (Brightness), Intensiteit

(Intensity) en Contrast aan en klik op OK.

7.

Voltooi de configuratie

Klik op OK op het tabblad Afdruk (Main).

De kleuren van de gegevens worden bij het afdrukken aangepast.

Verwante onderwerpen

Een combinatie van afdrukkwaliteit en halftoningmethode selecteren

Kleurcorrectie opgeven

De kleurbalans aanpassen

De helderheid aanpassen

De intensiteit aanpassen

Het contrast aanpassen

Naar boven

Afdrukken met ICC-profielen

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met andere toepassingen > De afdrukkwaliteit wijzigen en afbeeldingsgegevens corrigeren > Kleurcorrectie opgeven > Afdrukken met ICC-profielen

Afdrukken met ICC-profielen

Wanneer voor de afbeeldingsgegevens een ICC-invoerprofiel is opgegeven, kunt u afdrukken met effectief gebruik van de kleurruimte (Adobe RGB of sRGB) van de gegevens.

De procedure voor het instellen van het printerstuurprogramma is afhankelijk van de toepassing die voor het afdrukken wordt gebruikt.

Een ICC-profiel opgeven vanuit de toepassing en de gegevens afdrukken

Wanneer u het resultaat afdrukt van bewerkingen en verbeteringen die zijn aangebracht met Adobe

Photoshop, Canon Digital Photo Professional of een andere toepassing waarin u ICC-profielen voor invoer en afdrukken kunt opgeven, kunt u bij het afdrukken effectief gebruikmaken van de kleurruimte van het ICC-invoerprofiel dat in de afbeeldingsgegevens is opgegeven.

Als u deze afdrukmethode wilt gebruiken, moet u eerst met de toepassingopties voor kleurbeheer selecteren en een ICC-invoerprofiel en een ICC-afdrukprofiel opgeven voor de afbeeldingsgegevens.

Ook als u afdrukt met een ICC-afdrukprofiel dat u zelf hebt gemaakt of één voor speciaal Canon-papier in de toepassing, moet u de opties voor kleurbeheer selecteren in de toepassing.

Raadpleeg de gebruikershandleiding bij de toepassing voor instructies.

1.

Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma

2.

Selecteer het mediumtype

Selecteer het type papier dat in het apparaat is geplaatst in de lijst Mediumtype (Media Type) op het tabblad Afdruk (Main).

3.

Selecteer de afdrukkwaliteit

Selecteer bij Afdrukkwaliteit (Print Quality) Hoog (High), Standaard (Standard) of Snel (Fast), afhankelijk van het gewenste afdrukresultaat.

4.

Selecteer de handmatige kleuraanpassing

Selecteer Handmatig (Manual) voor Kleur/Intensiteit (Color/Intensity) en klik op Instellen... (Set...).

Afdrukken met ICC-profielen

Het dialoogvenster Handmatige kleuraanpassing (Manual Color Adjustment) wordt geopend.

5.

Selecteer de kleurcorrectie

Klik op de tab Afstemming (Matching) en selecteer Geen (None) voor Kleurcorrectie (Color

Correction).

6.

Stel de andere items in

Klik zo nodig op het tabblad Kleuraanpassing (Color Adjustment) en pas de kleurbalans van Cyaan

(Cyan), Magenta en Geel (Yellow) aan, pas de instellingen voor Helderheid (Brightness), Intensiteit

(Intensity) en Contrast aan en klik op OK.

7.

Voltooi de configuratie

Klik op OK op het tabblad Afdruk (Main).

Wanneer u afdrukt, wordt de kleurruimte van de afbeeldingsgegevens gebruikt.

Een ICC-profiel opgeven met het printerstuurprogramma en vervolgens afdrukken

Vanuit een programma dat geen ICC-invoerprofielen kan identificeren of waarin u geen ICC-profiel kunt opgeven kunt u afdrukken door de ICC-invoerprofielen uit de printerprofielen van het printerstuurprogramma op te geven. Wanneer u Adobe RGB-gegevens afdrukt, kunt u de gegevens met de Adobe RGB-kleurruimte afdrukken, zelfs als de toepassing Adobe RGB niet ondersteunt.

1.

Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma

2.

Selecteer het mediumtype

Selecteer het type papier dat in het apparaat is geplaatst in de lijst Mediumtype (Media Type) op het tabblad Afdruk (Main).

Afdrukken met ICC-profielen

3.

Selecteer de afdrukkwaliteit

Selecteer bij Afdrukkwaliteit (Print Quality) Hoog (High), Standaard (Standard) of Snel (Fast), afhankelijk van het gewenste afdrukresultaat.

4.

Selecteer de handmatige kleuraanpassing

Selecteer Handmatig (Manual) voor Kleur/Intensiteit (Color/Intensity) en klik op Instellen... (Set...).

Het dialoogvenster Handmatige kleuraanpassing (Manual Color Adjustment) wordt geopend.

5.

Selecteer de kleurcorrectie

Klik op de tab Afstemming (Matching) en selecteer ICM voor Kleurcorrectie (Color Correction).

6.

Selecteer het invoerprofiel

Selecteer een Invoerprofiel (Input Profile) dat overeenkomt met de kleurruimte van de afbeeldingsgegevens.

Voor sRGB-gegevens of gegevens zonder een ICC-invoerprofiel:

Selecteer Standaard (Standard).

Afdrukken met ICC-profielen

Voor Adobe RGB-gegevens:

Selecteer Adobe RGB (1998).

Belangrijk

Als er in de toepassing een invoerprofiel is opgegeven, wordt de instelling voor het invoerprofiel in het printerstuurprogramma ongeldig.

Als er geen ICC-invoerprofielen op uw computer zijn geïnstalleerd, wordt Adobe RGB (1998) niet weergegeven. U kunt ICC-profielen installeren vanaf de installatie-cd-rom die bij de printer wordt geleverd.

7.

Stel de andere items in

Klik zo nodig op het tabblad Kleuraanpassing (Color Adjustment) en pas de kleurbalans van Cyaan

(Cyan), Magenta en Geel (Yellow) aan, pas de instellingen voor Helderheid (Brightness), Intensiteit

(Intensity) en Contrast aan en klik op OK.

8.

Voltooi de configuratie

Klik op OK op het tabblad Afdruk (Main).

Wanneer u afdrukt, worden de gegevens afgedrukt met de kleurruimte van de geselecteerde afbeeldingsgegevens.

Verwante onderwerpen

Een combinatie van afdrukkwaliteit en halftoningmethode selecteren

Kleurcorrectie opgeven

De kleurbalans aanpassen

De helderheid aanpassen

De intensiteit aanpassen

Het contrast aanpassen

Naar boven

De kleurbalans aanpassen

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met andere toepassingen > De afdrukkwaliteit wijzigen en afbeeldingsgegevens corrigeren > De kleurbalans aanpassen

De kleurbalans aanpassen

U kunt de kleurtinten tijdens het afdrukken aanpassen.

Aangezien deze functie de kleurbalans van de afdruk aanpast door de inktverhoudingen van elke kleur te wijzigen, wordt de gehele kleurbalans van het document gewijzigd. Gebruik de toepassing als u uitgebreide wijzigingen wilt aanbrengen in de kleurbalans. Gebruik het printerstuurprogramma alleen als u kleine wijzigingen in de kleurbalans wilt aanbrengen.

In het volgende voorbeeld ziet u hoe de kleurbalans wordt gebruikt om de intensiteit van cyaan te verhogen en die van geel te verlagen zodat de kleuren beter op elkaar zijn afgestemd.

Geen aanpassing Pas Kleurbalans aan

De procedure voor het aanpassen van de kleurbalans is als volgt:

U kunt de kleurbalans ook instellen op het tabblad Snel instellen (Quick Setup) door Foto afdrukken

(Photo Printing) te kiezen onder Veelgebruikte instellingen (Commonly Used Settings) en vervolgens

Kleur/intensiteit handmatig aanpassen (Color/Intensity Manual Adjustment) te kiezen onder Extra functies (Additional Features).

1.

Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma

2.

Selecteer de handmatige kleuraanpassing

Selecteer op het tabblad Afdruk (Main) de optie Handmatig (Manual) voor Kleur/Intensiteit (Color/

Intensity) en klik op Instellen... (Set...).

Het dialoogvenster Handmatige kleuraanpassing (Manual Color Adjustment) wordt geopend.

De kleurbalans aanpassen

3.

Pas de kleurbalans aan

Er zijn afzonderlijke schuifregelaars voor Cyaan (Cyan), Magenta en Geel (Yellow). Elke kleur wordt krachtiger wanneer u de bijbehorende schuifregelaar naar rechts schuift en zwakker wanneer u de schuifregelaar naar links schuift. Als bijvoorbeeld cyaan zwakker wordt, wordt de kleur rood sterker.

U kunt ook rechtstreeks een waarde invoeren voor de schuifregelaar. Voer een waarde in tussen -

50 en 50.

Klik op OK nadat u alle kleuren hebt aangepast.

Belangrijk

Verschuif de schuifregelaar langzaam.

4.

Voltooi de configuratie

Klik op OK op het tabblad Afdruk (Main).

Wanneer u het document afdrukt, wordt de aangepaste kleurbalans gebruikt.

Belangrijk

Als het selectievakje Afdrukken in grijstinten (Grayscale Printing) op het tabblad Afdruk (Main) is ingeschakeld, zijn Cyaan (Cyan), Magenta en Geel (Yellow) niet beschikbaar voor selectie.

Verwante onderwerpen

Een combinatie van afdrukkwaliteit en halftoningmethode selecteren

Kleurcorrectie opgeven

De helderheid aanpassen

De intensiteit aanpassen

Het contrast aanpassen

Naar boven

De helderheid aanpassen

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met andere toepassingen > De afdrukkwaliteit wijzigen en afbeeldingsgegevens corrigeren > De helderheid aanpassen

De helderheid aanpassen

U kunt de helderheid van afbeeldingsgegevens tijdens het afdrukken aanpassen.

Puur wit en zwart worden niet veranderd, maar de helderheid van de tussenliggende kleuren wordt wel veranderd.

Het volgende voorbeeld toont het afdrukresultaat wanneer de helderheid is aangepast.

Licht (Light) is geselecteerd Normaal (Normal) is geselecteerd Donker (Dark) is geselecteerd

De procedure voor het aanpassen van de helderheid is als volgt:

U kunt de helderheid ook instellen op het tabblad Snel instellen (Quick Setup) door Foto afdrukken

(Photo Printing) te kiezen onder Veelgebruikte instellingen (Commonly Used Settings) en vervolgens

Kleur/intensiteit handmatig aanpassen (Color/Intensity Manual Adjustment) te kiezen onder Extra functies (Additional Features).

1.

Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma

2.

Selecteer de handmatige kleuraanpassing

Selecteer op het tabblad Afdruk (Main) de optie Handmatig (Manual) voor Kleur/Intensiteit (Color/

Intensity) en klik op Instellen... (Set...).

Het dialoogvenster Handmatige kleuraanpassing (Manual Color Adjustment) wordt geopend.

3.

Geef de helderheid op

Selecteer Licht (Light), Normaal (Normal) of Donker (Dark) bij Helderheid (Brightness) en klik op

OK.

De helderheid aanpassen

4.

Voltooi de configuratie

Klik op OK op het tabblad Afdruk (Main).

De opgegeven helderheid wordt bij het afdrukken gebruikt.

Verwante onderwerpen

Een combinatie van afdrukkwaliteit en halftoningmethode selecteren

Kleurcorrectie opgeven

De kleurbalans aanpassen

De intensiteit aanpassen

Het contrast aanpassen

Naar boven

De intensiteit aanpassen

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met andere toepassingen > De afdrukkwaliteit wijzigen en afbeeldingsgegevens corrigeren > De intensiteit aanpassen

De intensiteit aanpassen

U kunt de kleuren van de beeldgegevens helderder of donkerder maken tijdens het afdrukken.

Als u een scherpere afdruk wilt, moet u de intensiteit van de kleuren verhogen.

Het volgende voorbeeld laat zien wat er gebeurt wanneer de intensiteit wordt verhoogd: de kleuren van de afbeeldingsgegevens worden donkerder afgedrukt.

Geen aanpassing Hogere intensiteit

De procedure voor het aanpassen van de intensiteit is als volgt:

U kunt de intensiteit ook instellen op het tabblad Snel instellen (Quick Setup) door Foto afdrukken (Photo

Printing) te kiezen onder Veelgebruikte instellingen (Commonly Used Settings) en vervolgens Kleur/ intensiteit handmatig aanpassen (Color/Intensity Manual Adjustment) te kiezen onder Extra functies

(Additional Features).

1.

Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma

2.

Selecteer de handmatige kleuraanpassing

Selecteer Handmatig (Manual) voor Kleur/Intensiteit (Color/Intensity) op het tabblad Afdruk (Main) en klik op Instellen... (Set...).

Het dialoogvenster Handmatige kleuraanpassing (Manual Color Adjustment) wordt geopend.

3.

Pas de intensiteit aan

Wanneer u de schuifregelaar Intensiteit (Intensity) naar rechts verplaatst, worden de kleuren donkerder. Wanneer u de schuifregelaar naar links verplaatst, worden de kleuren helderder.

U kunt ook rechtstreeks een waarde invoeren voor de schuifregelaar. Voer een waarde in tussen -

De intensiteit aanpassen

50 en 50.

Klik op OK nadat u alle kleuren hebt aangepast.

Belangrijk

Verschuif de schuifregelaar langzaam.

4.

Voltooi de configuratie

Klik op OK op het tabblad Afdruk (Main).

Wanneer u het document afdrukt, wordt de aangepaste intensiteit gebruikt.

Verwante onderwerpen

Een combinatie van afdrukkwaliteit en halftoningmethode selecteren

Kleurcorrectie opgeven

De kleurbalans aanpassen

De helderheid aanpassen

Het contrast aanpassen

Naar boven

Het contrast aanpassen

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met andere toepassingen > De afdrukkwaliteit wijzigen en afbeeldingsgegevens corrigeren > Het contrast aanpassen

Het contrast aanpassen

U kunt het beeldcontrast tijdens het afdrukken aanpassen.

Wanneer u de verschillen tussen de lichte en donkere gebieden van afbeeldingen groter en duidelijker wilt maken, verhoogt u het contrast. Wanneer u echter de verschillen tussen de lichte en donkere gebieden van afbeeldingen kleiner en minder duidelijk wilt maken, verlaagt u het contrast.

Geen aanpassing Pas het contrast aan

De procedure voor het aanpassen van het contrast is als volgt:

U kunt het contrast ook instellen op het tabblad Snel instellen (Quick Setup) door Foto afdrukken (Photo

Printing) te kiezen onder Veelgebruikte instellingen (Commonly Used Settings) en vervolgens Kleur/ intensiteit handmatig aanpassen (Color/Intensity Manual Adjustment) te kiezen onder Extra functies

(Additional Features).

1.

Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma

2.

Selecteer de handmatige kleuraanpassing

Selecteer op het tabblad Afdruk (Main) de optie Handmatig (Manual) voor Kleur/Intensiteit (Color/

Intensity) en klik op Instellen... (Set...).

Het dialoogvenster Handmatige kleuraanpassing (Manual Color Adjustment) wordt geopend.

3.

Pas het contrast aan

Wanneer u de schuifregelaar Contrast naar rechts schuift, wordt het contrast groter en wanneer u de schuifregelaar naar links schuift, wordt het contrast kleiner.

Het contrast aanpassen

U kunt ook rechtstreeks een waarde invoeren voor de schuifregelaar. Voer een waarde in tussen -

50 en 50.

Klik op OK nadat u alle kleuren hebt aangepast.

Belangrijk

Verschuif de schuifregelaar langzaam.

4.

Voltooi de configuratie

Klik op OK op het tabblad Afdruk (Main).

Bij het afdrukken wordt het aangepaste contrast gebruikt.

Verwante onderwerpen

Een combinatie van afdrukkwaliteit en halftoningmethode selecteren

Kleurcorrectie opgeven

De kleurbalans aanpassen

De helderheid aanpassen

De intensiteit aanpassen

Naar boven

Een illustratie simuleren

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met andere toepassingen > De afdrukkwaliteit wijzigen en afbeeldingsgegevens corrigeren > Een illustratie simuleren

Een illustratie simuleren

Met de functie Illustratie simuleren (Simulate Illustration) kunt u een full-colour afbeelding of een afbeelding met 256 kleuren zo afdrukken dat het lijkt of deze met de hand is getekend. Deze functie voegt diverse effecten toe aan het profiel en de kleuren van de oorspronkelijke afbeelding.

De procedure voor het gebruik van Illustratie simuleren (Simulate Illustration) is als volgt:

1.

Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma

2.

Stel Illustratie simuleren (Simulate Illustration) in

Schakel zo nodig het selectievakje Illustratie simuleren (Simulate Illustration) op het tabblad

Effecten (Effects) in en pas het Contrast aan.

Wanneer u de schuifregelaar naar rechts schuift, wordt de afbeelding lichter en wanneer u de schuifregelaar naar links schuift, wordt de afbeelding donkerder.

De huidige instellingen worden weergegeven in het instellingenvoorbeeld aan de linkerkant van het printerstuurprogramma.

3.

Voltooi de configuratie

Klik op OK.

De afbeelding wordt als een met de hand getekende illustratie afgedrukt.

Naar boven

Afbeeldingsgegevens weergeven in een enkele kleur

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met andere toepassingen > De afdrukkwaliteit wijzigen en afbeeldingsgegevens corrigeren > Afbeeldingsgegevens weergeven in een enkele kleur

Afbeeldingsgegevens weergeven in een enkele kleur

Met de functie Monochroomeffecten (Monochrome Effects) kunt u kleureffecten toepassen, zoals een foto omzetten in sepiatinten.

De procedure voor het gebruik van Monochroomeffecten (Monochrome Effects) is als volgt:

1.

Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma

2.

Stel Monochroomeffecten (Monochrome Effects) in

Schakel het selectievakje Monochroomeffecten (Monochrome Effects) op het tabblad Effecten

(Effects) in en selecteer de gewenste kleur.

Als u Kleur selecteren (Select Color) kiest, kunt u met de schuifregelaar Kleur (Color) de gewenste kleur kiezen.

De huidige instellingen worden weergegeven in het instellingenvoorbeeld aan de linkerkant van het printerstuurprogramma.

3.

Voltooi de configuratie

Klik op OK.

Wanneer u de afbeelding afdrukt, wordt deze in een enkele kleur afgedrukt.

Afbeeldingsgegevens weergeven in een enkele kleur

Belangrijk

Als het selectievakje Afdrukken in grijstinten (Grayscale Printing) op het tabblad Afdruk (Main) is ingeschakeld, is Monochroomeffecten (Monochrome Effects) niet beschikbaar voor selectie.

Naar boven

Afbeeldingsgegevens weergeven in levendige kleuren

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met andere toepassingen > De afdrukkwaliteit wijzigen en afbeeldingsgegevens corrigeren > Afbeeldingsgegevens weergeven in levendige kleuren

Afbeeldingsgegevens weergeven in levendige kleuren

Met de functie Vivid Photo kunt u afbeeldingsgegevens afdrukken in levendige kleuren.

Door de functie Vivid Photo worden de kleuren in achtergronden benadrukt, terwijl de huidskleur van personen natuurlijk blijft. Met deze functie kunt u levendige kleuren nog levendiger maken.

De procedure voor het gebruik van Vivid Photo is als volgt:

U kunt levendige kleuren ook instellen op het tabblad Snel instellen (Quick Setup) door Foto afdrukken

(Photo Printing) te kiezen onder Veelgebruikte instellingen (Commonly Used Settings) en vervolgens

Extra functies (Additional Features) te kiezen.

1.

Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma

2.

Stel Vivid Photo in

Schakel het selectievakje Vivid Photo in op het tabblad Effecten (Effects).

3.

Voltooi de configuratie

Klik op OK.

Wanneer u de afbeelding afdrukt, wordt deze met levendige kleuren afgedrukt.

Naar boven

Gekartelde randen verwijderen

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met andere toepassingen > De afdrukkwaliteit wijzigen en afbeeldingsgegevens corrigeren > Gekartelde randen verwijderen

Gekartelde randen verwijderen

Met de functie Image Optimizer kunt u de gekartelde randen corrigeren van foto's en afbeeldingen die in de toepassing zijn vergroot. Deze functie is vooral handig wanneer u afbeeldingen met een lage resolutie uit webpagina's afdrukt.

De procedure voor het gebruik van Image Optimizer is als volgt:

1.

Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma

2.

Image Optimizer instellen

Schakel het selectievakje Image Optimizer in op het tabblad Effecten (Effects).

3.

Voltooi de configuratie

Klik op OK.

Foto's en afbeeldingen worden met vloeiende randen afgedrukt.

Opmerking

Afhankelijk van de toepassingssoftware of de resolutie van de afbeeldingsgegevens heeft Image

Optimizer mogelijk geen zichtbaar effect.

Bij het gebruik van Image Optimizer kan het afdrukken langzamer verlopen.

Gekartelde randen verwijderen

Naar boven

Kleureigenschappen wijzigen om kleuren te verbeteren

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met andere toepassingen > De afdrukkwaliteit wijzigen en afbeeldingsgegevens corrigeren > Kleureigenschappen wijzigen om kleuren te verbeteren

Kleureigenschappen wijzigen om kleuren te verbeteren

De functie Photo Optimizer PRO corrigeert de kleuren van afbeeldingen die zijn gemaakt met een digitale camera of van gescande afbeeldingen. De functie is speciaal ontworpen om kleurverschuiving, overbelichting en onderbelichting te corrigeren.

De procedure voor het gebruik van Photo Optimizer PRO is als volgt:

1.

Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma

2.

Photo Optimizer PRO instellen

Schakel het selectievakje Photo Optimizer PRO in op het tabblad Effecten (Effects).

Normaal gesproken is het niet nodig om het selectievakje Op hele pagina toepassen (Apply

Throughout Page) in te schakelen.

De afbeeldingen op een pagina worden afzonderlijk geoptimaliseerd.

Opmerking

Schakel het selectievakje Op hele pagina toepassen (Apply Throughout Page) in als de af te drukken afbeeldingsgegevens zijn bewerkt (bijvoorbeeld bijgesneden of geroteerd). In dit geval wordt de hele pagina gezien als één enkele afbeelding die moet worden geoptimaliseerd.

3.

Voltooi de configuratie

Kleureigenschappen wijzigen om kleuren te verbeteren

Klik op OK.

Wanneer u de afbeeldingen afdrukt, worden de kleuren van de afbeeldingen gecorrigeerd.

Belangrijk

Photo Optimizer PRO werkt niet als:

Achtergrond (Background) is ingesteld in het dialoogvenster Stempel/Achtergrond (Stamp/

Background) van het tabblad Pagina-instelling (Page Setup).

Stempel definiëren... (Define Stamp...) is geselecteerd in het dialoogvenster Stempel/

Achtergrond (Stamp/Background) op het tabblad Pagina-instelling (Page Setup) en een bitmap als stempel is opgegeven.

Opmerking

Afhankelijk van de afbeelding heeft Photo Optimizer PRO mogelijk geen zichtbaar effect.

Naar boven

Ruis in foto's reduceren

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met andere toepassingen > De afdrukkwaliteit wijzigen en afbeeldingsgegevens corrigeren > Ruis in foto's reduceren

Ruis in foto's reduceren

U kunt met Ruisreductie in foto (Photo Noise Reduction) de ruis in foto's reduceren die kan ontstaan bij het gebruik van een digitale camera. Op deze manier kunt u de kwaliteit van de digitale afdruk verbeteren.

De procedure voor het gebruik van Ruisreductie in foto (Photo Noise Reduction) is als volgt:

1.

Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma

2.

Stel Ruisreductie in foto (Photo Noise Reduction) in

Schakel het selectievakje Ruisreductie in foto (Photo Noise Reduction) op het tabblad Effecten

(Effects) in en selecteer Normaal (Normal) of Krachtig (Strong).

3.

Voltooi de configuratie

Klik op OK.

De afbeelding wordt met minder digitale cameraruis afgedrukt.

Opmerking

De aanbevolen instelling is in de meeste gevallen Normaal (Normal). Selecteer Krachtig (Strong)

Ruis in foto's reduceren

als u met Normaal (Normal) niet het gewenste resultaat krijgt.

Afhankelijk van de gebruikte toepassing of de resolutie van de afbeeldingsgegevens, is het mogelijk dat het reduceren van ruis geen zichtbaar effect heeft.

Wanneer u deze functie gebruikt voor andere afbeeldingen dan foto's gemaakt met een digitale camera, kan de afbeelding vervormen.

Naar boven

Overzicht van het printerstuurprogramma

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met andere toepassingen > Overzicht van het printerstuurprogramma

Overzicht van het printerstuurprogramma

Procedures van het printerstuurprogramma

Canon IJ-printerstuurprogramma

Het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma openen

Tabblad Onderhoud

Canon IJ-statusmonitor

Canon IJ-voorbeeld

Naar boven

Procedures van het printerstuurprogramma

MA-5391-V1.00

| Instructies voor gebruik (Printerstuurprogramma) | Deze handleiding gebruiken | Deze handleiding afdrukken |

Verschillende afdrukmethoden

Afdrukken met de basisinstellingen

Een paginaformaat en afdrukstand opgeven

Instellingen voor aantal en afdrukvolgorde opgeven

De nietmarge instellen

Afdrukken zonder marges

Passend op papier afdrukken

Afdrukken op schaal

Pagina-indeling afdrukken

Poster afdrukken

Boekje afdrukken

Dubbelzijdig afdrukken

Stempel/achtergrond afdrukken

Een envelop afdrukken

Afdrukresultaten weergeven vóór het afdrukken

Papierformaat instellen (aangepast formaat)

De afdrukkwaliteit wijzigen en afbeeldingsgegevens corrigeren

Een combinatie van afdrukkwaliteit en halftoningmethode selecteren

Een kleurendocument monochroom afdrukken

Kleurcorrectie opgeven

De kleurbalans aanpassen

De helderheid aanpassen

De intensiteit aanpassen

Het contrast aanpassen

Een illustratie simuleren

Afbeeldingsgegevens weergeven in een enkele kleur

Afbeeldingsgegevens weergeven in levendige kleuren

Gekartelde randen verwijderen

Kleureigenschappen wijzigen om kleuren te verbeteren

Ruis in foto's reduceren

Apparaatinstellingen vanaf uw computer wijzigen

Afdrukopties wijzigen

Een veelgebruikt afdrukprofiel registreren

De inktpatroon instellen

De stroomvoorziening van het apparaat beheren

Het geluidsvolume van het apparaat verlagen

De bedieningsmodus van het apparaat wijzigen

Onderhoud uitvoeren vanaf een computer

De printkoppen reinigen

De papierinvoerrollen reinigen

De positie van de printkop uitlijnen

De spuitopeningen van de printkop controleren

De binnenkant van het apparaat reinigen

Overzicht van het printerstuurprogramma

Canon IJ-printerstuurprogramma

Het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma openen

Tabblad Onderhoud

Canon IJ-statusmonitor

Canon IJ-voorbeeld

MP Drivers bijwerken

De nieuwste versie van MP Drivers ophalen

Onnodige MP Drivers verwijderen

Voordat u MP Drivers installeert

MP Drivers installeren

Bijlage

Een ongewenste afdruktaak verwijderen

De printer delen in een netwerk

Canon IJ-printerstuurprogramma

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met andere toepassingen > Overzicht van het printerstuurprogramma > Canon IJ-printerstuurprogramma

Canon IJ-printerstuurprogramma

Het Canon IJ-printerstuurprogramma is de software die op uw computer wordt geïnstalleerd voor het afdrukken van gegevens op het apparaat.

Het Canon IJ-printerstuurprogramma converteert de afdrukgegevens die in de Windows-toepassing zijn gemaakt, naar gegevens die de printer begrijpt en stuurt de geconverteerde gegevens naar de printer.

Aangezien de ondersteunde indeling van de afdrukgegevens per model verschilt, moet u een Canon IJprinterstuurprogramma gebruiken dat geschikt is voor het model dat u gebruikt.

Help voor het printerstuurprogramma gebruiken

In de Help worden de instellingen van het stuurprogramma beschreven. U kunt deze help openen via het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken van het Canon IJ-printerstuurprogramma.

Alle beschrijvingen van een tabblad weergeven...

Klik op de knop Help op een tabblad. Er wordt een dialoogvenster geopend met daarin een beschrijving van alle items op het tabblad.

U kunt ook op de koppeling in de beschrijving van een item klikken om een beschrijving van het gekoppelde dialoogvenster weer te geven.

Een beschrijving van elk item weergeven...

Klik met de rechtermuisknop op het item waarover u informatie wilt weergeven en klik op Help.

U kunt ook klikken op de knop Help rechts op de titelbalk en vervolgens klikken op het item waarover u meer informatie wilt weergeven.

Er wordt een beschrijving van het item weergegeven.

Verwant onderwerp

Het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma openen

Naar boven

Het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma openen

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met andere toepassingen > Overzicht van het printerstuurprogramma > Canon IJ-printerstuurprogramma > Het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma openen

Het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma openen

U kunt het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma openen via de toepassing waarin u werkt of via het menu Start van Windows.

Opmerking

In deze handleiding wordt de procedure voor Windows Vista beschreven. De procedure kan verschillen voor andere versies van Windows.

Het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma via de toepassing openen

Volg onderstaande procedure om het afdrukprofiel in te stellen bij het afdrukken.

1.

Selecteer de opdracht voor het afdrukken in het programma dat u gebruikt

Meestal doet u dit door Afdrukken (Print) te kiezen in het menu Bestand (File) waardoor het dialoogvenster Afdrukken (Print) wordt weergegeven.

2.

Selecteer de naam van uw printermodel en klik op Voorkeuren (Preferences) of

Eigenschappen (Properties)

Het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma verschijnt.

Opmerking

Afhankelijk van de toepassing die u gebruikt, kunnen de namen van opdrachten of menu's verschillen en kan de procedure uit meer stappen bestaan. Raadpleeg de gebruikershandleiding bij de toepassing voor meer informatie.

Het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma via het menu Start openen

Volg onderstaande procedure om onderhoudswerkzaamheden uit te voeren, zoals het reinigen van de printkop, of om een afdrukprofiel in te stellen dat in alle toepassingen vrijwel hetzelfde is.

1.

Selecteer items in het menu Start zoals hieronder aangegeven:

In Windows Vista selecteert u Start -> Configuratiescherm (Control Panel) -> Hardware en geluiden (Hardware and Sound) -> Printers.

In Windows XP selecteert u Start -> Configuratiescherm (Control Panel) -> Printers en andere hardware (Printers and Other Hardware) -> Printers en faxapparaten (Printers and Faxes).

In Windows 2000 selecteert u Start -> Instellingen (Settings) -> Printers.

2.

Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van uw model en selecteer

Voorkeursinstellingen voor afdrukken… (Printing Preferences…) in het weergegeven menu

Het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma verschijnt.

Belangrijk

Wanneer u het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma via Eigenschappen

(Properties) opent, worden Windows-tabbladen zoals Poorten (Ports) (of Geavanceerd

(Advanced)) weergegeven. Deze tabbladen verschijnen niet wanneer u het printerstuurprogramma opent via Voorkeursinstellingen voor afdrukken… (Printing Preferences

Het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma openen

…) of een toepassing. Raadpleeg de gebruikershandleiding bij Windows voor meer informatie over de tabbladen met Windows-functies.

Naar boven

Tabblad Onderhoud

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met andere toepassingen > Overzicht van het printerstuurprogramma > Canon IJ-printerstuurprogramma > Tabblad Onderhoud

Tabblad Onderhoud

Op het tabblad Onderhoud (Maintenance) kunt u onderhoudswerkzaamheden uitvoeren aan het apparaat of de instellingen van het apparaat wijzigen.

Functies

De printkoppen reinigen

De papierinvoerrollen reinigen

De positie van de printkop uitlijnen

De spuitopeningen van de printkop controleren

De binnenkant van het apparaat reinigen

De inktpatroon instellen

De stroomvoorziening van het apparaat beheren

Verwante functies

Het geluidsvolume van het apparaat verlagen

De bedieningsmodus van het apparaat wijzigen

Naar boven

Canon IJ-statusmonitor

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met andere toepassingen > Overzicht van het printerstuurprogramma > Canon IJ-statusmonitor

Canon IJ-statusmonitor

De Canon IJ-statusmonitor is een toepassing die de status van de printer en de voortgang van het afdrukken op het Windows-scherm weergeeft. U kunt aan de hand van de afbeeldingen, pictogrammen en berichten zien wat de status van de printer is.

De Canon IJ-statusmonitor starten

De Canon IJ-statusmonitor wordt automatisch gestart wanneer gegevens naar de printer worden gestuurd. De Canon IJ-statusmonitor wordt weergegeven als een knop op de taakbalk.

Klik op de knop Statusmonitor op de taakbalk. De Canon IJ-statusmonitor verschijnt.

Opmerking

U kunt de Canon IJ-statusmonitor openen wanneer er niet wordt afgedrukt door het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma te openen en op Printerstatus weergeven...

(View Printer Status...) op het tabblad Onderhoud (Maintenance) te klikken.

Wanneer fouten optreden

De Canon IJ-statusmonitor wordt automatisch weergegeven wanneer er een fout optreedt (bijvoorbeeld wanneer het papier op is of de inkt op raakt).

Voer in dergelijke gevallen de beschreven maatregelen uit.

Naar boven

Canon IJ-voorbeeld

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken vanaf een computer > Afdrukken met andere toepassingen > Overzicht van het printerstuurprogramma > Canon IJ-voorbeeld

Canon IJ-voorbeeld

Canon IJ-voorbeeld is een toepassing die de afdrukresultaten op het scherm laat zien, voordat er daadwerkelijk wordt afgedrukt.

Hierbij worden de instellingen gebruikt die in het printerstuurprogramma zijn opgegeven. Op deze manier kunt u de indeling, de afdrukvolgorde en het aantal pagina’s van een document controleren. U kunt ook de instellingen voor het mediumtype wijzigen.

Als u eerst een afdrukvoorbeeld wilt zien, opent u het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma , klikt u op het tabblad Snel instellen (Quick Setup) of het tabblad Afdruk (Main) en schakelt u het selectievakje Afdrukvoorbeeld (Preview before printing) in.

Als u niet eerst een afdrukvoorbeeld wilt zien, schakelt u het selectievakje uit.

Verwant onderwerp

Afdrukresultaten weergeven vóór het afdrukken

Naar boven

Afdrukken met het bedieningspaneel van het apparaat

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken met het bedieningspaneel van het apparaat

Afdrukken met het bedieningspaneel van het apparaat

Kopiëren

Naar boven

Kopiëren

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken met het bedieningspaneel van het apparaat > Kopiëren

Kopiëren

Kopieën maken

Handige kopieerfuncties gebruiken

Naar boven

Kopieën maken

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken met het bedieningspaneel van het apparaat > Kopiëren > Kopieën maken

Kopieën maken

Raadpleeg Kopiëren voor de basisprocedure voor kopiëren.

Kopieën verkleinen of vergroten

Handige kopieerfuncties gebruiken

Naar boven

Kopieën verkleinen of vergroten

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken met het bedieningspaneel van het apparaat > Kopiëren > Kopieën maken > Kopieën verkleinen of vergroten

Kopieën verkleinen of vergroten

1.

Zorg dat het apparaat is ingeschakeld.

2.

Plaats gewoon papier in de achterste lade.

3.

Plaats het origineel op de glasplaat.

4.

Druk op de knop Papier (Paper) en selecteer A4 of 8,5"x11" Gewoon papier.

Opmerking

In de achterste lade kunt u papier laden met het formaat A4 of Letter. Overschakelen tussen het papierformaat A4 en Letter

5.

Druk op de knop Passend op pag (Fit to Page) .

Het lampje Passend op pag (Fit to Page) gaat branden. Als u passend op pagina kopiëren wilt uitschakelen, drukt u nogmaals op de knop Passend op pag (Fit to Page) .

Opmerking

U kunt de knop Passend op pag (Fit to Page) alleen gebruiken in combinatie met de kopieerfunctie.

Gekopieerde afbeeldingen worden automatisch in de lengte/breedte vergroot of verkleind om op het geselecteerde papierformaat te passen.

6.

Druk enkele keren op de knop

+

om het aantal kopieën in te stellen.

Opmerking

Als u enkele keren op de knop + drukt, wordt F weergegeven op het LED-display. Het aantal kopieën wordt ingesteld op 20.

Wanneer u 10 tot 19 kopieën wilt maken, stelt u het aantal kopieën in op 20 en plaatst u het gewenste aantal vellen papier. Het apparaat zal stoppen met kopiëren en een fout weergeven.

Druk op de knop Stoppen/herstellen (Stop/Reset) om de fout op te heffen.

Als u op de knop Stoppen/herstellen (Stop/Reset) drukt, wordt het aantal kopieën weer ingesteld op 1.

7.

Druk op de knop Kleur (Color) als u in kleur wilt kopiëren of op de knop Zwart

(Black) als u in zwart-wit wilt kopiëren.

Het apparaat begint passend op het papierformaat te kopiëren.

Verwijder het origineel van de glasplaat wanneer het kopiëren is voltooid.

Versneld kopiëren

1.

Houd de knop Kleur (Color) of Zwart (Black) gedurende ten minste 2 seconden ingedrukt.

Het LED-display knippert één keer.

2.

Laat de knop los.

Het apparaat begint met versneld kopiëren.

Belangrijk

Kopieën verkleinen of vergroten

Open de documentklep niet en laat het origineel op de glasplaat liggen totdat het kopiëren is voltooid.

Opmerking

Versneld kopiëren is geschikt voor tekstdocumenten op gewoon papier. Als de kwaliteit niet aan uw verwachtingen voldoet, kunt u het document normaal kopiëren.

Wanneer u 10 tot 19 kopieën wilt maken, stelt u het aantal kopieën in op 20 en plaatst u het gewenste aantal vellen papier. Het apparaat zal stoppen met kopiëren en een fout weergeven.

Druk op de knop Stoppen/herstellen (Stop/Reset) om de fout op te heffen.

Druk op de knop Stoppen/herstellen (Stop/Reset) om het kopiëren te annuleren.

Naar boven

Handige kopieerfuncties gebruiken

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken met het bedieningspaneel van het apparaat > Kopiëren > Handige kopieerfuncties gebruiken

Handige kopieerfuncties gebruiken

Kopie zonder marges (Borderless copy)

U kunt afbeeldingen zo kopiëren dat deze de hele pagina vullen zonder marges.

Kopiëren zonder marges (Kopie zonder marges)

Naar boven

Overschakelen tussen het papierformaat A4 en Letter

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken met het bedieningspaneel van het apparaat > Kopiëren > Handige kopieerfuncties gebruiken > Overschakelen tussen het papierformaat A4 en Letter

Overschakelen tussen het papierformaat A4 en Letter

In de achterste lade kunt u papier laden met het formaat A4 of Letter.

1.

Druk enkele keren op de knop Onderhoud (Maintenance) tot dat d wordt weergegeven.

2.

Druk op de knop Zwart (Black) om A4 te selecteren of druk op de knop Kleur

(Color) om Letter te selecteren.

Opmerking

U kunt het geselecteerde papierformaat voor de achterste lade instellen op A4 of Letter wanneer het apparaat is ingeschakeld.

Naar boven

Kopiëren zonder marges (Kopie zonder marges)

Uitgebreide Handleiding > Afdrukken met het bedieningspaneel van het apparaat > Kopiëren > Handige kopieerfuncties gebruiken > Kopiëren zonder marges (Kopie zonder marges)

Kopiëren zonder marges (Kopie zonder marges)

U kunt afbeeldingen zo kopiëren dat deze de hele pagina vullen zonder marges.

1.

Plaats fotopapier in de achterste lade.

2.

Druk op de knop Papier (Paper) om het papierformaat in de achterste lade te selecteren.

Opmerking

In de achterste lade kunt u papier laden met het formaat A4 of Letter. Overschakelen tussen het papierformaat A4 en Letter

Wanneer gewoon papier met het formaat A4 of 8,5"x11" is geselecteerd, kunt u niet kopiëren zonder marges.

3.

Druk op de knop Passend op pag (Fit to Page) .

Het lampje

Passend op pag (Fit to Page)

gaat branden. Druk nogmaals op de knop Passend op pag (Fit to Page) om kopiëren zonder marges te annuleren.

Opmerking

U kunt de knop Passend op pag (Fit to Page) alleen gebruiken in combinatie met de kopieerfunctie.

Gekopieerde afbeeldingen worden automatisch vergroot of verkleind om op het geselecteerde papierformaat voor kopiëren zonder marges te passen.

4.

Druk enkele keren op de knop

+

om het aantal kopieën in te stellen.

Opmerking

Als u enkele keren op de knop + drukt, wordt F weergegeven op het LED-display. Het aantal kopieën wordt ingesteld op 20.

Wanneer u 10 tot 19 kopieën wilt maken, stelt u het aantal kopieën in op 20 en plaatst u het gewenste aantal vellen papier. Het apparaat zal stoppen met kopiëren en een fout weergeven.

Druk op de knop Stoppen/herstellen (Stop/Reset) om de fout op te heffen.

Als u op de knop Stoppen/herstellen (Stop/Reset) drukt, wordt het aantal kopieën weer ingesteld op 1.

5.

Druk op de knop Kleur (Color) als u in kleur wilt kopiëren of op de knop Zwart

(Black) als u in zwart-wit wilt kopiëren.

Het apparaat begint met kopiëren zonder marges.

Belangrijk

Open de documentklep niet en laat het origineel op de glasplaat liggen totdat het kopiëren is voltooid.

Opmerking

Kopiëren zonder marges (Kopie zonder marges)

De afbeelding kan aan de randen enigszins worden afgekapt omdat de gekopieerde afbeelding wordt vergroot om de hele pagina te vullen.

Druk op de knop Stoppen/herstellen (Stop/Reset) om het kopiëren te annuleren.

Naar boven

Scannen

Uitgebreide Handleiding > Scannen

Scannen

Afbeeldingen scannen

Gescande gegevens opslaan op de pc met het bedieningspaneel van het apparaat

Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware

Scannen met andere toepassingssoftware

Andere scanmethoden

Naar boven

Afbeeldingen scannen

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Afbeeldingen scannen

Afbeeldingen scannen

Afbeeldingen scannen

Voordat u gaat scannen

Documenten plaatsen

Naar boven

Afbeeldingen scannen

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Afbeeldingen scannen > Afbeeldingen scannen

Afbeeldingen scannen

U kunt afbeeldingen vanaf het apparaat naar een computer scannen zonder ze af te drukken. Vervolgens kunt u ze opslaan in gangbare bestandsindelingen zoals JPEG, TIFF, bitmap of PDF.

Selecteer de gewenste scanmethode.

Gescande gegevens opslaan op de pc met het bedieningspaneel van het apparaat

Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware

Scannen met andere toepassingssoftware

Naar boven

Voordat u gaat scannen

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Afbeeldingen scannen > Voordat u gaat scannen

Voordat u gaat scannen

Voordat u afbeeldingen gaat scannen, controleert u het volgende:

Voldoet het origineel dat u wilt scannen aan de eisen voor originelen die op de glasplaat worden geplaatst?

Raadpleeg Documenten plaatsen voor de eisen en aanwijzingen voor het plaatsen van originelen op de glazen plaat.

Naar boven

Documenten plaatsen

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Afbeeldingen scannen > Documenten plaatsen

Documenten plaatsen

Informatie over het plaatsen van documenten op de glasplaat van het apparaat. Plaats de documenten juist op de plaat, afhankelijk van het type document dat u wilt scannen. Anders worden de documenten mogelijk niet juist gescand.

Belangrijk

Leg geen voorwerpen op de documentklep. Deze kunnen in het apparaat vallen als de documentklep wordt geopend. Het apparaat kan hierdoor beschadigd raken.

Documenten plaatsen

Plaats de documenten zoals hieronder beschreven om te zorgen dat het apparaat het documenttype en formaat automatisch detecteert.

Belangrijk

Wanneer u scant terwijl u het documenttype of -formaat hebt opgegeven in MP Navigator EX of

ScanGear (scannerstuurprogramma), lijnt u een bovenhoek van het document uit met de hoek met de pijl (positiemarkering) op de glasplaat.

Foto's die in verschillende vormen zijn uitgesneden en documenten die kleiner zijn dan 3 cm² (1,18 inch) kunnen niet precies worden uitgesneden tijdens het scannen.

Reflecterende cd/dvd-labels worden mogelijk niet correct gescand.

Zorg dat de documentklep tijdens het scannen is gesloten.

Voor het scannen van foto's, ansichtkaarten, visitekaartjes of cd's/dvd's

Voor het scannen van tijdschriften, nieuwsbladen of tekstdocumenten

Eén document plaatsen

Plaats het document met de te scannen zijde naar beneden op de glasplaat, waarbij u 1 cm (3/8 inch) of meer ruimte vrij laat tussen de randen van de glasplaat en van het document. Delen die op het diagonaal gestreepte gebied zijn geplaatst kunnen niet worden gescand.

Plaats het document met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat en lijn een bovenhoek van het document uit met de hoek bij de pijl

(positiemakering) op de glasplaat. Delen die op het diagonaal gestreepte gebied zijn geplaatst kunnen niet worden gescand.

Documenten plaatsen

Belangrijk

Grote documenten (zoals foto's op A4formaat) die alleen tegen de randen/pijl

(positiemarkering) van de plaat kunnen worden geplaatst, worden mogelijk opgeslagen als PDF-bestanden. Als u bestanden in een ander formaat dan PDF wilt opslaan, scant u door het bestandsformaat op te geven.

Meerdere documenten plaatsen

Houd een ruimte vrij van 1 cm (3/8 inch) of meer tussen de rand van de glasplaat en het document en tussen de documenten. Delen die op het diagonaal gestreepte gebied zijn geplaatst kunnen niet worden gescand.

Opmerking

U kunt maximaal 12 documenten plaatsen.

Als u documenten iets scheef plaatst (10 graden of minder), wordt de positie automatisch gecorrigeerd.

Naar boven

Gescande gegevens opslaan op de pc met het bedieningspaneel van he...

Downloaded from www.vandenborre.be

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Gescande gegevens opslaan op de pc met het bedieningspaneel van het apparaat

Gescande gegevens opslaan op de pc met het bedieningspaneel van het apparaat

Gescande gegevens opslaan op de pc via het bedieningspaneel van het apparaat

Bijlage: Diverse scaninstellingen

Naar boven

Gescande gegevens opslaan op de pc met het bedieningspaneel van he...

Downloaded from www.vandenborre.be

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Gescande gegevens opslaan op de pc met het bedieningspaneel van het apparaat

> Gescande gegevens opslaan op de pc met het bedieningspaneel van het apparaat

Gescande gegevens opslaan op de pc met het bedieningspaneel van het apparaat

U kunt gescande gegevens opslaan op de pc met het bedieningspaneel van het apparaat.

Voordat u gescande gegevens op de pc gaat opslaan, controleert u het volgende:

Zijn de vereiste toepassingen geïnstalleerd (MP Drivers en MP Navigator

EX)?

Als de toepassingen (MP Drivers en MP Navigator EX) nog niet zijn geïnstalleerd, plaatst u de

installatie-cd-rom (Setup CD-ROM) in het schijfstation van de computer. Voer vervolgens een

Aangepaste installatie (Custom Install) uit en selecteer MP Drivers en MP Navigator EX.

Het apparaat is correct aangesloten op een computer.

Controleer of het apparaat correct is aangesloten op de computer.

Verwijder of plaats de USB-kabel niet wanneer u afbeeldingen scant met het apparaat of wanneer de computer zich in de slaapstand of de stand-bymodus bevindt.

De bewerking die u moet uitvoeren nadat u het origineel hebt gescand, wordt aangegeven in MP Navigator EX.

Met MP Navigator EX kunt u instellen wat er gebeurt wanneer u op de knop SCANNEN (SCAN)

op het apparaat drukt. U kunt de reactie voor elke gebeurtenis afzonderlijk opgeven. Raadpleeg Een reactie op opdrachten van het bedieningspaneel selecteren met MP Navigator EX voor meer informatie.

1.

Stel de starttoepassing in.

Als u Mac OS X v.10.5 of Mac OS X v.10.4.x gebruikt:

Deze bewerking is niet vereist.

Als u Mac OS X v.10.3.9 gebruikt:

U moet MP Navigator EX als starttoepassing instellen in Fotolader onder Programma's

(Applications) in Mac OS X.

Selecteer Programma's (Applications) in het menu Ga (Go) en dubbelklik op het pictogram

Fotolader (Image Capture). Klik links onder in het scanvenster op Opties (Options) en selecteer MP

Navigator EX 3 in Open bij indrukken scannerknop: (Application to launch when the scanner button is pressed:). Klik vervolgens op OK. Als u Fotolader wilt afsluiten, selecteert u Stop Fotolader (Quit

Image Capture) in het menu Fotolader (Image Capture).

Belangrijk

Als Opties (Options) niet wordt weergegeven, selecteert u Voorkeuren (Preferences) in het menu Fotolader (Image Capture), klikt u op Scanner en vervolgens op Gebruik TWAIN-software indien mogelijk (Use TWAIN software whenever possible) om de optie uit te schakelen. Sluit

Fotolader vervolgens af en start het opnieuw.

2.

Zorg dat het apparaat is ingeschakeld.

3.

Plaats het origineel op de glasplaat.

Opmerking

Raadpleeg Documenten plaatsen voor aanwijzingen voor het plaatsen van originelen op de glazen plaat.

Gescande gegevens opslaan op de pc met het bedieningspaneel van he...

Downloaded from www.vandenborre.be

4.

Druk op de knop SCANNEN.

De instellingen van MP Navigator EX worden toegepast bij het scannen.

5.

MP Navigator EX 3.0 instellen

Als u Windows Vista gebruikt:

Het programmakeuzescherm kan worden weergegeven wanneer u op de knop SCANNEN (SCAN) drukt. Selecteer in dit geval de optie MP Navigator EX Ver3.0 en klik vervolgens op OK.

U kunt MP Navigator EX zo instellen dat de toepassing telkens wordt geopend wanneer u op de knop SCANNEN (SCAN) drukt. Zie Voor Windows-gebruikers voor meer informatie.

Als u Windows XP gebruikt:

Het programmakeuzescherm kan worden weergegeven wanneer u voor het eerst op de knop

SCANNEN (SCAN) drukt. Selecteer in dit geval de optie MP Navigator EX Ver3.0 als het programma dat u wilt gebruiken en schakel het selectievakje Voor deze actie altijd dit programma gebruiken

(Always use this program for this action) in. Klik vervolgens op OK. Voortaan wordt MP Navigator EX automatisch gestart.

Belangrijk

Raadpleeg Foto's en documenten scannen als de positie of grootte van een afbeelding niet correct wordt gescand, afhankelijk van het type origineel, en pas de opties Documenttype

(Document Type) en Documentgrootte (Document Size) aan het te scannen origineel aan.

Als u de gescande afbeeldingen wilt bewerken of afdrukken

Met MP Navigator EX kunt u de gescande afbeeldingen bewerken. U kunt deze bijvoorbeeld optimaliseren of bijsnijden.

U kunt ook toepassingssoftware van MP Navigator EX gebruiken om de gescande afbeeldingen te bewerken of af te drukken.

Scannen

Als u originelen wilt scannen met geavanceerde instellingen

Met ScanGear kunt u originelen scannen met geavanceerde instellingen, bijvoorbeeld voor de resolutie.

Scannen met geavanceerde instellingen en ScanGear (scannerstuurprogramma)

Opmerking

U kunt ook toepassingssoftware die compatibel is met TWAIN of WIA (alleen Windows Vista en

Windows XP) en het Configuratiescherm (alleen Windows Vista en Windows XP) gebruiken om originelen te scannen met dit apparaat.

Raadpleeg Andere scanmethoden voor meer informatie.

Naar boven

Bijlage: Diverse scaninstellingen

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Gescande gegevens opslaan op de pc met het bedieningspaneel van het apparaat

> Bijlage: Diverse scaninstellingen

Bijlage: Diverse scaninstellingen

Opgeven hoe gereageerd moet worden bij gebruik van het bedieningspaneel om te scannen

Opgeven hoe gereageerd moet worden op opdrachten van het bedieningspaneel met gebruik van

MP Navigator EX

Naar boven

Opgeven hoe gereageerd moet worden op opdrachten van het bedienin...

Downloaded from www.vandenborre.be

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Gescande gegevens opslaan op de pc met het bedieningspaneel van het apparaat

> Bijlage: Diverse scaninstellingen > Opgeven hoe gereageerd moet worden op opdrachten van het bedieningspaneel met gebruik van MP Navigator EX

Opgeven hoe gereageerd moet worden op opdrachten van het bedieningspaneel met gebruik van MP Navigator EX

Met MP Navigator EX kunt u opgeven welke reactie moet volgen op het indrukken van een scanknop op het bedieningspaneel van het apparaat. U kunt de reactie voor elke gebeurtenis afzonderlijk opgeven.

1.

Start MP Navigator EX.

MP Navigator EX starten

2.

Klik op Voorkeuren (Preferences).

Het dialoogvenster Voorkeuren (Preferences) wordt geopend.

Opmerking

Het dialoogvenster Voorkeuren (Preferences) kan ook worden geopend door op Voorkeuren

(Preferences) te klikken in het scherm van de modus Eenmaal klikken.

3.

Geef op het tabblad Instellingen scannerknop (Scanner Button Settings) de optie

Acties (Actions) op.

Opgeven hoe gereageerd moet worden op opdrachten van het bedienin...

Downloaded from www.vandenborre.be

Opmerking

Zie het onderstaande onderwerp voor meer informatie.

Tabblad Instellingen scannerknop (Scanner Button Settings) (Opslaan)

4.

Klik op OK.

Wanneer u op de knop SCANNEN (SCAN) op het apparaat drukt, wordt de bewerking volgens de instellingen uitgevoerd.

Naar boven

Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware

Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware

Wat is MP Navigator EX (meegeleverde scannersoftware)?

We gaan scannen

Handige functies van MP Navigator EX

Afbeeldingen in MP Navigator EX gebruiken

Schermen van MP Navigator EX

Bijlage: Andere bestanden openen dan gescande afbeeldingen

Naar boven

Wat is MP Navigator EX (meegeleverde scannersoftware)?

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > Wat is MP Navigator EX

(meegeleverde scannersoftware)?

Wat is MP Navigator EX (meegeleverde scannersoftware)?

MP Navigator EX is een toepassing waarmee u op eenvoudige wijze foto's en documenten kunt scannen. De toepassing is ook geschikt voor beginners.

Belangrijk

MP Navigator EX kan wellicht niet worden gestart met het bedieningspaneel van het apparaat. Start in dit geval de computer opnieuw op.

Gebruik de standaardlettergrootte van het besturingssysteem. Als u een andere lettergrootte instelt, worden softwareschermen mogelijk niet correct weergegeven.

De mogelijkheden van deze software

Met deze software kunt u meerdere documenten tegelijk scannen of afbeeldingen scannen die groter zijn dan de glasplaat. U kunt gescande afbeeldingen ook opslaan, toevoegen aan een e-mail of afdrukken met de meegeleverde toepassingen.

Schermen

Hoofdmenu's

MP Navigator EX heeft twee soorten hoofdmenu's: het scherm voor de navigatiemodus en het scherm voor de modus Eenmaal klikken.

Scherm Navigatiemodus

U kunt verschillende taken starten vanaf het scherm voor de Navigatiemodus, waaronder eenvoudig scannen, scannen met ScanGear (scannerstuurprogramma) en afbeeldingen verbeteren/corrigeren.

Scherm voor modus Eenmaal klikken

U kunt scannen, opslaan, enzovoort. in één handeling door op het bijbehorende pictogram in het scherm voor de modus Eenmaal klikken te klikken.

Wat is MP Navigator EX (meegeleverde scannersoftware)?

Venster Scan/Import. (Scan/Import)

Gebruik het venster Scan/Import. (Scan/Import) om foto's en documenten te scannen.

Venster Toon & gebruik (View & Use)

In het venster Toon & gebruik (View & Use) kunt u bepalen wat u wilt doen met de gescande afbeeldingen.

Naar boven

We gaan scannen

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > We gaan scannen

We gaan scannen

Scannen met behulp van MP Navigator EX

MP Navigator EX starten

MP Navigator EX starten

Documenten, foto's, tijdschriften, enzovoort, scannen vanaf de plaat

Foto's en documenten scannen

Twee of meer foto's (kleine documenten) tegelijk scannen

Meerdere documenten tegelijk scannen

Afbeeldingen scannen die groter zijn dan de glasplaat

Afbeeldingen scannen die groter zijn dan de glasplaat (Assistent voor samenvoegen)

Eenvoudig scannen naar behoefte (scannen en opslaan, als bijlage aan e-mail toevoegen, enzovoort)

Eenvoudig scannen met eenmaal klikken

Naar boven

MP Navigator EX starten

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > We gaan scannen > MP

Navigator EX starten

MP Navigator EX starten

MP Navigator EX starten

1.

Dubbelklik op het pictogram Canon MP Navigator EX 3.0 op het bureaublad.

MP Navigator EX wordt gestart.

Opmerking

U kunt ook op het menu Start klikken en vervolgens op (Alle) Programma's ((All) Programs) >

Canon Utilities > MP Navigator EX 3.0 > MP Navigator EX 3.0.

Modus Eenmaal klikken starten

1.

Klik op (Modus wisselen) in de linkerbenedenhoek van het scherm.

Het scherm voor de modus Eenmaal klikken wordt weergegeven.

MP Navigator EX starten

Opmerking

Schakel het selectievakje Dit venster bij het opstarten weergeven (Show this window at startup) in het scherm Navigatiemodus in als u de Navigatiemodus altijd wilt openen bij het opstarten.

Als dit selectievakje niet is ingeschakeld, wordt het laatstgebruikte scherm geopend bij het opstarten.

Naar boven

Foto's en documenten scannen

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > We gaan scannen > Foto's en documenten scannen

Foto's en documenten scannen

Foto's en documenten scannen die op de glasplaat zijn gelegd.

1.

Start MP Navigator EX en open het venster voor de navigatiemodus.

MP Navigator EX starten

2.

Wijs Scan/Import. (Scan/Import) aan en klik op Foto's/documenten (plaat) (Photos/

Documents (Platen)).

3.

Plaats het document op de glasplaat en selecteer Documenttype (Document Type).

Documenten plaatsen

Opmerking

Als u Tijdschrift (kleur) (Magazine(Color)) selecteert, wordt de functie Moiré-reductie

Foto's en documenten scannen

geactiveerd en duurt het scannen langer dan normaal. U kunt de functie Moiré-reductie uitschakelen door het selectievakje Moiré-reductie (Descreen) in het dialoogvenster Scaninstellingen (Scan Settings) uit te schakelen.

Selecteer Tekst (OCR) (Text(OCR)) om de tekst uit de afbeelding te halen en te converteren naar tekst die u kunt bewerken met MP Navigator EX.

In kleur scannen in niet beschikbaar voor Tekst (OCR) (Text(OCR)). Als u in kleur wilt scannen, moet u OCR gebruiken voor Eenmaal klikken (One-click) en scannen terwijl Kleurenmodus

(Color Mode) is ingesteld op Kleur (Color).

4.

Klik op Opgeven... (Specify...) om het gewenste documentformaat en de gewenste scanresolutie in te stellen.

Als u klaar bent met het opgeven van de instellingen, klikt u op OK.

Dialoogvenster Scan-instellingen (Scan Settings) (Foto's/documenten)

Belangrijk

Lijn bij het scannen van een groot document (zoals een foto op A4-formaat) de hoek van het document uit met de hoek bij de pijl (positiemarkering) van de glasplaat en geef de documentgrootte op in het dialoogvenster Scan-instellingen (Scan Settings).

5.

Klik op Scannen (Scan).

Het scannen begint.

Wanneer het scannen is voltooid, wordt het dialoogvenster Scan voltooid (Scan Complete) geopend. Selecteer Scannen (Scan) of Afsluiten (Exit). Selecteer Scannen (Scan) om het volgende document te scannen of selecteer Afsluiten (Exit) om te eindigen.

De gescande afbeeldingen worden weergegeven in het venster met miniaturen.

Foto's en documenten scannen

6.

Bewerk desgewenst de gescande afbeeldingen.

Gebruik de hulpmiddelen voor bijwerken om afbeeldingen te draaien, een deel van een afbeelding te selecteren, enzovoort.

Raadpleeg de informatie over de bewerkingshulpmiddelen in het scherm ' Foto’s/documenten

(plaat) (Photos/Documents (Platen)) (Venster Scan/Import. (Scan/Import)) ' voor meer informatie.

Opmerking

Selecteer eerst de afbeeldingen die u wilt bewerken. (Geselecteerde afbeeldingen worden in een oranje kader geplaatst.) U kunt de muis verslepen of Shift + pijltoetsen gebruiken om meerdere afbeeldingen te selecteren.

7.

Sla de gescande afbeeldingen op.

Opslaan

Opslaan als PDF-bestanden

Naar boven

Meerdere documenten tegelijk scannen

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > We gaan scannen >

Meerdere documenten tegelijk scannen

Meerdere documenten tegelijk scannen

U kunt twee of meer foto's (kleine documenten) tegelijk scannen door het Documentformaat (Document

Size) in te stellen op Autom. detecteren (meer documenten) (Auto Detect (Multiple Documents)) in het dialoogvenster Scan-instellingen (Scan Settings) van MP Navigator EX.

Belangrijk

De volgende typen documenten worden mogelijk niet goed bijgesneden. Start in dat geval

ScanGear (scannerstuurprogramma), pas de bijsnijdkaders (scangebieden) aan in de volledige afbeeldingsweergave en voer de scan opnieuw uit.

- Foto's die een witte (lichte) rand hebben

- Documenten die op wit papier zijn afgedrukt, handgeschreven tekst, visitekaartjes enzovoort.

- Dunne documenten

- Dikke documenten

Meerdere documenten scannen in de volledige afbeeldingsweergave

1.

Plaats het document op de glasplaat.

Documenten plaatsen

2.

Start MP Navigator EX en open het venster voor de navigatiemodus.

MP Navigator EX starten

3.

Wijs Scan/Import. (Scan/Import) aan en klik op Foto's/documenten (plaat) (Photos/

Documents (Platen)).

4.

Selecteer bij Documenttype (Document Type) het type document dat u wilt scannen.

Meerdere documenten tegelijk scannen

5.

Klik op Opgeven... (Specify...).

Selecteer Autom. detecteren (meer documenten) (Auto Detect (Multiple Documents)) voor

Documentformaat (Document Size).

Als u klaar bent met het opgeven van de instellingen, klikt u op OK.

Dialoogvenster Scan-instellingen (Scan Settings) (Foto's/documenten)

6.

Klik op Scannen (Scan).

Meerdere documenten tegelijk scannen

Er worden meerdere documenten tegelijk gescand.

Wanneer het scannen is voltooid, wordt het dialoogvenster Scan voltooid (Scan Complete) geopend. Selecteer Scannen (Scan) of Afsluiten (Exit). Selecteer Scannen (Scan) om het volgende document te scannen of selecteer Afsluiten (Exit) om te eindigen.

De gescande afbeeldingen worden weergegeven in het venster met miniaturen.

7.

Bewerk desgewenst de gescande afbeeldingen.

Gebruik de hulpmiddelen voor bijwerken om afbeeldingen te draaien, een deel van een afbeelding te selecteren, enzovoort.

Raadpleeg de informatie over de bewerkingshulpmiddelen in het scherm ' Foto’s/documenten

(plaat) (Photos/Documents (Platen)) (Venster Scan/Import. (Scan/Import)) ' voor meer informatie.

Opmerking

Selecteer eerst de afbeeldingen die u wilt bewerken. (Geselecteerde afbeeldingen worden in een oranje kader geplaatst.) U kunt de muis verslepen of Shift + pijltoetsen gebruiken om meerdere afbeeldingen te selecteren.

8.

Sla de gescande afbeeldingen op.

Opslaan

Opslaan als PDF-bestanden

Meerdere documenten tegelijk scannen

Opmerking

Als u de afbeeldingen wilt bekijken voordat u gaat scannen, gebruikt u ScanGear

(scannerstuurprogramma).

Meerdere documenten tegelijk scannen met ScanGear (scannerstuurprogramma)

Naar boven

Afbeeldingen scannen die groter zijn dan de glasplaat (Assistent voor sa...

Downloaded from www.vandenborre.be

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > We gaan scannen >

Afbeeldingen scannen die groter zijn dan de glasplaat (Assistent voor samenvoegen)

Afbeeldingen scannen die groter zijn dan de glasplaat

(Assistent voor samenvoegen)

U kunt met de Assistent voor samenvoegen de linker- en rechterhelft van een groot document afzonderlijk scannen en deze tot één afbeelding samenvoegen. U kunt documenten scannen die maximaal twee keer zo groot zijn als de glasplaat.

1.

Start MP Navigator EX en open het venster voor de navigatiemodus.

MP Navigator EX starten

Opmerking

U kunt scannen, opslaan, enzovoort. in één handeling door op het bijbehorende pictogram in het scherm voor de modus Eenmaal klikken te klikken. De Assistent voor samenvoegen is ook beschikbaar in het scherm voor de modus Eenmaal klikken, door het documentformaat te wijzigen. Klik op het bijbehorende pictogram en selecteer de Assistent voor samenvoegen voor

Documentformaat (Document Size). Ga vervolgens verder met stap 5.

2.

Wijs Scan/Import. (Scan/Import) aan en klik op Foto's/documenten (plaat) (Photos/

Documents (Platen)).

3.

Selecteer bij Documenttype (Document Type) het type document dat u wilt scannen.

Afbeeldingen scannen die groter zijn dan de glasplaat (Assistent voor sa...

Downloaded from www.vandenborre.be

4.

Klik op Opgeven... (Specify...).

Selecteer Assistent voor samenvoegen bij Documentformaat (Document Size) en geef de gewenste scanresolutie op.

Als u klaar bent met het opgeven van de instellingen, klikt u op OK.

Dialoogvenster Scan-instellingen (Scan Settings) (Foto's/documenten)

5.

Klik op Scannen (Scan).

Afbeeldingen scannen die groter zijn dan de glasplaat (Assistent voor sa...

Downloaded from www.vandenborre.be

Het venster Assistent voor samenvoegen (Stitch-assist) wordt geopend.

6.

Plaats de linkerhelft van het document met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.

7.

Klik op Scannen (Scan).

De linkerhelft van het document wordt gescand en weergegeven in het dialoogvenster Assistent voor samenvoegen (Stitch-assist).

Afbeeldingen scannen die groter zijn dan de glasplaat (Assistent voor sa...

Downloaded from www.vandenborre.be

8.

Plaats de rechterhelft van het document met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.

9.

Klik op Scannen (Scan).

De rechterhelft van het document wordt gescand.

10.

Pas de gescande afbeelding desgewenst aan.

Gebruik de pictogrammen om de linker- en rechterhelft te wisselen, de afbeelding 180 graden te draaien of de afbeelding te vergroten of verkleinen.

(Links en rechts wisselen)

De linker- en rechterhelft worden omgewisseld.

Belangrijk

Deze functie is niet beschikbaar tijdens het vergroten/verkleinen van de afbeelding.

180° roteren (Rotate 180°)

Hiermee word de rechter helft van de afbeelding 180 graden gedraaid.

Belangrijk

Afbeeldingen scannen die groter zijn dan de glasplaat (Assistent voor sa...

Downloaded from www.vandenborre.be

Deze functie is niet beschikbaar tijdens het vergroten/verkleinen van de afbeelding.

(Vergroten)

De weergegeven afbeelding wordt vergroot.

(Verkleinen)

De weergegeven afbeelding wordt verkleind.

(Volledig scherm)

De afbeelding wordt vergroot/verkleind voor weergave op een volledig scherm.

Opmerking

Vergroten/verkleinen heeft geen gevolgen voor het daadwerkelijke formaat van de gescande afbeelding.

Als het document ondersteboven wordt gescand, wordt de afbeelding in het dialoogvenster

Assistent voor samenvoegen (Stitch-assist) ook ondersteboven weergegeven. Klik op 180°

Stitch Assist (Rotate 180°) om de afbeelding naar de juiste positie te draaien.

U kunt de rechterhelft van de afbeelding van rechts naar links of omhoog/omlaag slepen om de positie aan te passen.

Als de linker- en rechterhelft niet overeenkomen omdat een document scheef ligt, plaatst u het document correct en klikt u op Terug (Back) en scant u opnieuw.

11.

Klik op Volgende (Next).

12.

Sleep met de muis om het gebied dat moet worden opgeslagen te selecteren en klik op OK.

De gecombineerde afbeelding wordt weergegeven in het venster met miniaturen.

Wanneer het scannen is voltooid, wordt het dialoogvenster Scan voltooid (Scan Complete) geopend. Selecteer Scannen (Scan) of Afsluiten (Exit). Selecteer Scannen (Scan) om het volgende document te scannen of selecteer Afsluiten (Exit) om te eindigen.

Afbeeldingen scannen die groter zijn dan de glasplaat (Assistent voor sa...

Downloaded from www.vandenborre.be

13.

Sla de gescande afbeeldingen op.

Opslaan

Opslaan als PDF-bestanden

Naar boven

Eenvoudig scannen met eenmaal klikken

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > We gaan scannen >

Eenvoudig scannen met eenmaal klikken

Eenvoudig scannen met eenmaal klikken

U kunt scannen, opslaan, enzovoort. in één handeling, door op het bijbehorende pictogram te klikken.

1.

Plaats het document op de glasplaat.

Documenten plaatsen

2.

Start MP Navigator EX.

MP Navigator EX starten

Het scherm voor de navigatiemodus of de modus voor eenmaal klikken van MP Navigator EX wordt geopend.

Scherm Navigatiemodus

Scherm voor modus Eenmaal klikken

Opmerking

Als het scherm voor de modus Eenmaal klikken is geopend, gaat u door naar stap 4.

3.

Wijs Eenmaal klikken (One-click) aan.

Eenvoudig scannen met eenmaal klikken

4.

Klik op het bijbehorende pictogram.

Tabblad Aangepaste scan met eenmaal klikken (Custom Scan with One-click)

Scherm voor modus Eenmaal klikken

5.

Selecteer bij Documenttype (Document Type) het type document dat u wilt scannen.

6.

Stel het gewenste documentformaat en de gewenste scanresolutie in.

7.

Start het scannen.

Het scannen begint.

Naar boven

Handige functies van MP Navigator EX

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > Handige functies van MP

Navigator EX

Handige functies van MP Navigator EX

Met MP Navigator EX kunt u gescande afbeeldingen op een mooie manier corrigeren/verbeteren en opgeslagen afbeeldingen snel vinden.

Afbeeldingen automatisch corrigeren/verbeteren

Afbeeldingen automatisch corrigeren/verbeteren

Afbeeldingen handmatig corrigeren/verbeteren

Afbeeldingen handmatig corrigeren/verbeteren

Kleurkenmerken zoals helderheid en contrast aanpassen

Afbeeldingen aanpassen

Zoeken naar verloren afbeeldingen

Afbeeldingen zoeken

Afbeeldingen classificeren en sorteren

Afbeeldingen classificeren in categorieën

Naar boven

Afbeeldingen automatisch corrigeren/verbeteren

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > Handige functies van MP

Navigator EX > Afbeeldingen automatisch corrigeren/verbeteren

Afbeeldingen automatisch corrigeren/verbeteren

Met MP Navigator EX kunt u gescande afbeeldingen automatisch analyseren en corrigeren/verbeteren.

1.

Scan documenten in MP Navigator EX en sla ze op. Open vervolgens het venster

Toon & gebruik (View & Use) vanuit het scherm voor de Navigatiemodus en selecteer de foto's die u wilt corrigeren/verbeteren

Opmerking

Zie ' We gaan scannen ' voor meer informatie over het scannen van afbeeldingen in MP

Navigator EX.

U kunt ook afbeeldingen selecteren die zijn opgeslagen op een computer.

Afbeeldingen openen die op een computer zijn opgeslagen

2.

Klik op Bewerken/converteren (Edit/Convert) en klik op Foto Afbeeldingen herstellen

(Fix photo images) in de lijst.

Het venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images) wordt geopend.

Opmerking

U kunt het venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images) ook openen door te klikken op (Afbeeldingen corrigeren/verbeteren) op de werkbalk of in het dialoogvenster Inzoomen (Zoom in). In dit geval kan alleen de doelafbeelding (met een oranje kader) worden gecorrigeerd/verbeterd.

Zie ' Venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images) ' voor meer informatie over het venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images).

3.

Selecteer de afbeelding die u wilt corrigeren/verbeteren in het venster met miniaturen.

Afbeeldingen automatisch corrigeren/verbeteren

De geselecteerde afbeelding wordt weergegeven in het voorbeeldgebied.

Opmerking

Als u één afbeelding hebt geselecteerd in het venster Toon & gebruik (View & Use), wordt de lijst met miniaturen niet weergegeven en verschijnt alleen de voorbeeldafbeelding.

4.

Zorg dat Auto is geselecteerd.

5.

Klik op Automatische fotocorrectie (Auto Photo Fix), Gezicht scherper maken (Face

Sharpener) of Gezicht digitaal effenen (Digital Face Smoothing).

Belangrijk

Als u de afbeelding hebt gecorrigeerd met Automatische fotocorrectie (Auto Photo Fix) en hebt opgeslagen, kunt u de afbeelding niet nogmaals corrigeren met Automatische fotocorrectie

(Auto Photo Fix). Automatische fotocorrectie (Auto Photo Fix) is mogelijk niet beschikbaar voor afbeeldingen die zijn bewerkt met een toepassing, digitale camera enzovoort van andere bedrijven.

Opmerking

De effectniveaus van Gezicht scherper maken (Face Sharpener) en Gezicht digitaal effenen

(Digital Face Smoothing) kunt u aanpassen met de schuifknop die wordt weergegeven wanneer u op de betreffende knoppen drukt.

Afbeeldingen automatisch corrigeren/verbeteren

Als u Automatische fotocorrectie (Auto Photo Fix) toepast, worden donkere foto's met tegenlicht automatisch gecorrigeerd. Als de foto onvoldoende wordt gecorrigeerd met Automatische fotocorrectie (Auto Photo Fix), wordt aanbevolen Helderheid gezicht (Face Brightener) toe te passen op het tabblad Handmatig (Manual).

Afbeeldingen handmatig corrigeren/verbeteren

6.

Klik op OK.

De gehele afbeelding wordt automatisch gecorrigeerd/verbeterd en (Corrigeren/verbeteren

(Correct/Enhance)) wordt weergegeven in de linkerbovenhoek van de miniatuur en de voorbeeldafbeelding.

Opmerking

Klik op Geselecteerde afbeelding herstellen (Reset Selected Image) om de correctie/ verbetering ongedaan te maken.

Selecteer Op alle afbeeldingen toepassen (Apply to all images) om alle geselecteerde afbeeldingen te corrigeren/verbeteren.

7.

Klik op Geselecteerde afbeelding opslaan (Save Selected Image) of op Alle gecorrigeerde afbeeldingen opslaan (Save All Corrected Images).

U kunt gecorrigeerde/verbeterde afbeeldingen opslaan als nieuwe bestanden.

Opmerking

Als u alleen bepaalde afbeeldingen wilt opslaan, selecteert u deze en klikt u op Geselecteerde afbeelding opslaan (Save Selected Image). Als u alle afbeeldingen wilt opslaan, klikt u op Alle gecorrigeerde afbeeldingen opslaan (Save All Corrected Images).

De bestandsindeling van gecorrigeerde/verbeterde afbeeldingen is JPEG/Exif.

Adobe RGB-afbeeldingen worden opgeslagen als sRGB-afbeeldingen.

8.

Klik op Afsluiten (Exit).

Belangrijk

De correcties/verbeteringen gaan verloren als u afsluit voordat de gecorrigeerde/verbeterde afbeeldingen zijn opgeslagen.

Naar boven

Afbeeldingen handmatig corrigeren/verbeteren

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > Handige functies van MP

Navigator EX > Afbeeldingen handmatig corrigeren/verbeteren

Afbeeldingen handmatig corrigeren/verbeteren

U kunt gescande afbeeldingen handmatig corrigeren of verbeteren.

1.

Scan documenten in MP Navigator EX en sla ze op. Open vervolgens het venster

Toon & gebruik (View & Use) vanuit het scherm voor de Navigatiemodus en selecteer de foto's die u wilt corrigeren/verbeteren.

Opmerking

Zie ' We gaan scannen ' voor meer informatie over het scannen van afbeeldingen in MP

Navigator EX.

U kunt ook afbeeldingen selecteren die zijn opgeslagen op een computer.

Afbeeldingen openen die op een computer zijn opgeslagen

2.

Klik op Bewerken/converteren (Edit/Convert) en klik op Foto Afbeeldingen herstellen

(Fix photo images) in de lijst.

Het venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images) wordt geopend.

Opmerking

U kunt het venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images) ook openen door te klikken op (Afbeeldingen corrigeren/verbeteren) op de werkbalk of in het dialoogvenster Inzoomen (Zoom in). In dit geval kan alleen de doelafbeelding (met een oranje kader) worden gecorrigeerd/verbeterd.

Zie ' Venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images) ' voor meer informatie over het venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images).

3.

Selecteer de afbeelding die u wilt corrigeren/verbeteren in het venster met miniaturen.

Afbeeldingen handmatig corrigeren/verbeteren

De geselecteerde afbeelding wordt weergegeven in het voorbeeldgebied.

Opmerking

Als u één afbeelding hebt geselecteerd in het venster Toon & gebruik (View & Use), wordt de lijst met miniaturen niet weergegeven en verschijnt alleen de voorbeeldafbeelding.

4.

Klik op Handmatig (Manual) en vervolgens op Corrigeren/verbeteren (Correct/

Enhance).

5.

Klik op Helderheid gezicht (Face Brightener), Gezicht scherper maken (Face

Sharpener), Gezicht digitaal effenen (Digital Face Smoothing) of Vlekken verwijderen

(Blemish Remover).

Opmerking

Het niveau van de effecten Helderheid gezicht (Face Brightener), Gezicht scherper maken

(Face Sharpener) en Gezicht digitaal effenen (Digital Face Smoothing) kan worden gewijzigd met de schuifknop die verschijnt wanneer u op de betreffende knoppen klikt.

Beweeg de cursor over de afbeelding. De vorm van de muisaanwijzer verandert in (Kruis)

6.

Sleep om het gebied te selecteren dat u wilt corrigeren/verbeteren en klik op OK (dit wordt op de afbeelding weergegeven).

Afbeeldingen handmatig corrigeren/verbeteren

Het gedeelte binnen en rond het geselecteerde gebied wordt gecorrigeerd/verbeterd en

(corrigeren/verbeteren) wordt links boven de miniatuur en voorbeeldafbeelding weergegeven.

Opmerking

U kunt de rechthoek ook draaien door deze te verslepen.

Klik op Ongedaan maken (Undo) om de laatste correctie/verbetering ongedaan te maken.

Klik op Geselecteerde afbeelding herstellen (Reset Selected Image) om alle correcties, verbeteringen en aanpassingen te annuleren die op de geselecteerde afbeelding zijn toegepast.

7.

Klik op Geselecteerde afbeelding opslaan (Save Selected Image) of op Alle gecorrigeerde afbeeldingen opslaan (Save All Corrected Images).

U kunt gecorrigeerde/verbeterde afbeeldingen opslaan als nieuwe bestanden.

Opmerking

Als u alleen bepaalde afbeeldingen wilt opslaan, selecteert u deze en klikt u op Geselecteerde afbeelding opslaan (Save Selected Image). Als u alle afbeeldingen wilt opslaan, klikt u op Alle gecorrigeerde afbeeldingen opslaan (Save All Corrected Images).

De bestandsindeling van gecorrigeerde/verbeterde afbeeldingen is JPEG/Exif.

8.

Klik op Afsluiten (Exit).

Belangrijk

De correcties/verbeteringen gaan verloren als u afsluit voordat de gecorrigeerde/verbeterde afbeeldingen zijn opgeslagen.

Naar boven

Afbeeldingen aanpassen

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > Handige functies van MP

Navigator EX > Afbeeldingen aanpassen

Afbeeldingen aanpassen

U kunt de helderheid, het contrast en dergelijke van afbeeldingen aanpassen.

1.

Scan documenten in MP Navigator EX en sla ze op. Open het venster Toon & gebruik (View & Use) vanuit het scherm voor de navigatiemodus en selecteer de foto's die u wilt aanpassen.

Opmerking

Zie ' We gaan scannen ' voor meer informatie over het scannen van afbeeldingen in MP

Navigator EX.

U kunt ook afbeeldingen selecteren die zijn opgeslagen op een computer.

Afbeeldingen openen die op een computer zijn opgeslagen

2.

Klik op Bewerken/converteren (Edit/Convert) en klik op Foto Afbeeldingen herstellen

(Fix photo images) in de lijst.

Het venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images) wordt geopend.

Opmerking

U kunt het venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images) ook openen door te klikken op (Afbeeldingen corrigeren/verbeteren) op de werkbalk of in het dialoogvenster Inzoomen (Zoom in). In dit geval kan alleen de doelafbeelding (met een oranje kader) worden gecorrigeerd/verbeterd.

Zie ' Venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images) ' voor meer informatie over het venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images).

3.

Selecteer de afbeelding die u wilt aanpassen in het venster met miniaturen.

De geselecteerde afbeelding wordt weergegeven in het voorbeeldgebied.

Afbeeldingen aanpassen

Opmerking

Als u één afbeelding hebt geselecteerd in het venster Toon & gebruik (View & Use), wordt de lijst met miniaturen niet weergegeven en verschijnt alleen de voorbeeldafbeelding.

4.

Klik op Handmatig (Manual) en vervolgens op Aanpassen (Adjust).

5.

Verplaats de schuifregelaar van het item dat u wilt aanpassen en stel het niveau van het effect in.

Als u een schuifregelaar verplaatst, wordt (corrigeren/verbeteren) weergegeven in de linkerbovenhoek van de miniatuur en de voorbeeldafbeelding.

Opmerking

Klik op Standaard (Defaults) als u aanpassingen ongedaan wilt maken.

Klik op Geselecteerde afbeelding herstellen (Reset Selected Image) om alle correcties, verbeteringen en aanpassingen te annuleren die op de geselecteerde afbeelding zijn toegepast.

6.

Klik op Geselecteerde afbeelding opslaan (Save Selected Image) of op Alle gecorrigeerde afbeeldingen opslaan (Save All Corrected Images).

U kunt aangepaste afbeeldingen opslaan als nieuwe bestanden.

Afbeeldingen aanpassen

Opmerking

Als u alleen bepaalde afbeeldingen wilt opslaan, selecteert u deze en klikt u op Geselecteerde afbeelding opslaan (Save Selected Image). Als u alle afbeeldingen wilt opslaan, klikt u op Alle gecorrigeerde afbeeldingen opslaan (Save All Corrected Images).

De aangepaste afbeeldingen hebben de bestandsindeling JPEG/Exif.

7.

Klik op Afsluiten (Exit).

Belangrijk

De aanpassingen gaan verloren als u het programma afsluit voordat u aangepaste afbeeldingen hebt opgeslagen.

Naar boven

Afbeeldingen zoeken

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > Handige functies van MP

Navigator EX > Afbeeldingen zoeken

Afbeeldingen zoeken

In het venster Toon & gebruik (View & Use) van het scherm in de navigatiemodus kunt u zoeken naar gescande afbeeldingen die op uw computer zijn opgeslagen, en deze openen in MP Navigator EX.

Geopende afbeeldingen kunt u afdrukken, bewerken, enzovoort.

Opmerking

U kunt afbeeldingen zoeken in Mijn vak (gesc./geïmp. afb.) (My Box (Scanned/Imported Images)),

Recent opgesl. afbeeldingen (Recently Saved Images) of een geselecteerde map en de submappen daarvan. U kunt ook een map opgeven en zoeken in Map opgeven (Specify Folder).

Zie ' MP Navigator EX starten ' om MP Navigator EX te starten.

Snel zoeken

In (Tekstvak) op de werkbalk kunt u een woord of zin die in de bestandsnaam voorkomt, Exif-informatie of PDF-tekst van de afbeelding die u wilt opzoeken invoeren.

Klik vervolgens op (Zoekknop). Voor Exif-informatie wordt de tekst in Gemaakt door (Maker), Model,

Beschrijving (Description) enOpmerking gebruiker (User Comment) doorzocht.

Geavanceerd zoeken

Klik op Zoeken (Search) links op het scherm om de zoekopties te openen. Geef informatie op over de afbeelding die u wilt zoeken en klik op Zoeken starten (Start Search).

Afbeeldingen zoeken

Zoeken in (Search in)

Selecteer het station, de map of het netwerk bij Map opgeven (Specify Folder) als u weet waar u moet zoeken.

Bestandsnaam (File Name)

Als u de bestandsnaam weet, geeft u deze op.

Woord of woordgroep in het bestand (A word or phrase in the file)

Voer een woord of een woordgroep in die voorkomt in de items die u hebt geselecteerd in Meer geavanceerde opties (More Advanced Options).

Belangrijk

U kunt alleen zoeken naar PDF-bestanden die zijn gemaakt met MP Navigator EX. U kunt geen

PDF-bestanden zoeken die in andere toepassingen zijn gemaakt of bewerkt. Ook is het zoeken naar PDF-bestanden alleen mogelijk wanneer het zoeken op sleutelwoorden is ingeschakeld.

Zie ' Dialoogvenster PDF-instellingen (PDF Settings) ' voor meer informatie over het maken van

PDF-bestanden waarin zoeken op sleutelwoorden is ingeschakeld.

U kunt niet zoeken in PDF-bestanden die met een wachtwoord zijn beveiligd.

Categorie (Category)

U kunt zoeken naar afbeeldingen op categorie.

Datum gewijzigd (Modified Date)

Voer de eerste en de laatste datum van een periode in als u wilt zoeken naar afbeeldingen die in een bepaalde periode zijn bijgewerkt.

Datum opname (Shooting Date)

Als u wilt zoeken naar bestanden die in een bepaalde periode zijn opgenomen, geeft u de eerste en laatste datum van de periode op.

Opmerking

De opnamedatum is de datum en de tijd waarop de gegevens tot stand zijn gekomen. Deze informatie maakt deel uit van de Exif-informatie van het document.

Afbeeldingen zoeken

Meer geavanceerde opties (More Advanced Options)

Woord of woordgroep in het bestand (A word or phrase in the file)

Selecteer in Woord of woordgroep in het bestand (A word or phrase in the file) de items die u wilt zoeken. Als u het selectievakje Exif-informatie (Exif information) inschakelt, wordt gezocht naar tekst in Gemaakt door (Maker), Model, Beschrijving (Description) en Opmerking gebruiker

(User Comment). Als u het selectievakje PDF-tekst (PDF text) inschakelt, wordt gezocht naar tekst in PDF-bestanden.

Belangrijk

U kunt niet zoeken in PDF-bestanden die met een wachtwoord zijn beveiligd.

In submappen zoeken (Search subfolders)

Schakel dit selectievakje in als u wilt zoeken in submappen.

Hoofdlettergevoelig (Case sensitive)

Schakel dit selectievakje in als u wilt zoeken naar tekst waarvan de hoofdletters en kleine letters overeenkomen.

Aan alle criteria voldoen (Match all criteria)

Er wordt gezocht naar bestanden die voldoen aan alle opgegeven criteria.

Aan een van de criteria voldoen (Match any criteria)

Er wordt gezocht naar bestanden die voldoen aan ten minste een van de opgegeven criteria.

Zoeken starten (Start Search)

Hiermee start u het zoeken.

Verwant onderwerp

Venster Toon & gebruik (View & Use)

Naar boven

Afbeeldingen classificeren in categorieën

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > Handige functies van MP

Navigator EX > Afbeeldingen classificeren in categorieën

Afbeeldingen classificeren in categorieën

U kunt afbeeldingen die met MP Navigator EX zijn gescand, weergeven per categorie. U kunt nietgeclassificeerde afbeeldingen automatisch classificeren en aangepaste categorieën maken. U kunt een afbeelding slepen als u deze van de ene categorie naar de andere wilt verplaatsen.

Opmerking

Als u de afbeeldingen hebt geclassificeerd in MP Navigator EX 2.0 of hoger en de toepassing vervolgens bijwerkt naar de meest recente versie, worden de classificatiegegevens over de een-nalaatste versie overgebracht wanneer u de toepassing voor het eerst opstart. Na de eerste keer opstarten kunnen de classificatiegegevens niet meer worden overgezet.

1.

Scan documenten met MP Navigator EX en sla ze op. Vervolgens opent u het venster Toon & gebruik (View & Use) in het scherm voor de navigatiemodus.

Opmerking

Zie ' We gaan scannen ' voor meer informatie over het scannen van afbeeldingen in MP

Navigator EX.

U kunt ook afbeeldingen selecteren die zijn opgeslagen op een computer.

Afbeeldingen openen die op een computer zijn opgeslagen

2.

Selecteer in (Sorteren op) Categorieën (Categories).

Afbeeldingen worden automatisch gesorteerd op categorie en weergegeven in het venster met miniaturen.

Afbeeldingen classificeren in categorieën

Afbeeldingen worden gesorteerd in de volgende categorieën.

Foto's: Staand (Portrait), Overig (Others)

Documenten: Visitekaartje (Business Card), Ansichtkaart (Postcard), Standaardformaat (Standard

Size), PDF-bestand (PDF File) en Overig (Others)

Aangepaste categorieën: hiermee geeft u uw aangepaste categorieën weer.

Zie ' Aangepaste categorieën maken ' voor meer informatie over het maken van aangepaste categorieën.

Niet-geclassificeerd: hiermee geeft u afbeeldingen weer die niet zijn geclassificeerd.

Opmerking

Klik op Afbeeldingen classificeren (Classify Images) om de afbeeldingen die worden weergegeven in Niet-geclassificeerd (Unclassified) automatisch te classificeren. Klik opAnnuleren (Cancel) als u wilt stoppen.

Het classificeren kan even duren als er veel afbeeldingen geclassificeerd moeten worden.

Belangrijk

Als u afbeeldingen classificeert die zijn opgeslagen op verwijderbare media zoals een USBflashdrive of een externe hard disk, wordt de informatie over de classificatie verwijderd zodra u de media verwijderd. De volgende keer worden deze afbeeldingen geclassificeerd als Nietgeclassificeerd (Unclassified).

Afbeeldingen kunnen niet worden geclassificeerd wanneer Recent opgesl. afbeeldingen (Recently

Saved Images) is geselecteerd in het venster Toon & gebruik (View & Use).

Opmerking

Sommige afbeeldingen worden mogelijk niet juist gedetecteerd en daardoor niet in de juiste categorieën geclassificeerd. Sleep in dat geval de afbeelding naar de juiste categorie.

Afbeeldingen die zijn opgeslagen in netwerkmappen, worden niet ingedeeld.

U kunt zoeken naar afbeeldingen op categorie. Zie ' Afbeeldingen zoeken ' voor meer informatie.

Afbeeldingen classificeren in categorieën

Aangepaste categorieën maken

1.

Sorteer in het venster Toon & gebruik (View & Use) de afbeeldingen op categorie en klik op Aangepaste categorieën bewerken (Edit Custom Categories).

Het dialoogvenster Aangepaste categorieën bewerken (Edit Custom Categories) wordt geopend.

2.

Klik op Toevoegen aan lijst (Add to List).

Het dialoogvenster Categorie toevoegen (Add Category) wordt geopend.

3.

Voer de Categorienaam (Category name) in en klik op OK.

Opmerking

U kunt maximaal 20 aangepaste categorieën maken.

Een categorienaam kan maximaal 50 enkelbyte-tekens lang zijn.

Dubbelklik op een gemaakte categorie om het dialoogvenster Categorienaam wijzigen

(Change Category Name) te openen, waarin u de categorienaam kunt wijzigen.

Als u een aangepaste categorie wilt verwijderen, selecteert u de categorie en klikt u op

Verwijderen (Delete).

Verwant onderwerp

Venster Toon & gebruik (View & Use)

Naar boven

Afbeeldingen in MP Navigator EX gebruiken

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > Afbeeldingen in MP

Navigator EX gebruiken

Afbeeldingen in MP Navigator EX gebruiken

U kunt afbeeldingen scannen met MP Navigator EX en de opgeslagen afbeeldingen bewerken of afdrukken.

Zie onderstaande onderwerpen voor meer informatie over het opslaan van gescande afbeeldingen.

Gescande afbeeldingen opslaan op een computer

Opslaan

Gescande afbeeldingen opslaan als PDF-bestand

Opslaan als PDF-bestanden

Zie onderstaande onderwerpen voor meer informatie over het gebruiken van afbeeldingen/bestanden.

PDF-bestanden maken van gescande afbeeldingen en deze bewerken

PDF-bestanden maken/bewerken

Meerdere gescande afbeeldingen tegelijk afdrukken of afdrukken met een bepaald formaat, een bepaalde kwaliteit, enzovoort.

Documenten afdrukken

Gescande foto's afdrukken

Foto's afdrukken

Gescande afbeeldingen via e-mail verzenden

Via e-mail verzenden

Gescande afbeeldingen corrigeren/verbeteren of converteren naar tekst

Bestanden bewerken

Wachtwoorden instellen voor PDF-bestanden die u hebt gemaakt

Wachtwoorden voor PDF-bestanden instellen

PDF-bestanden die met een wachtwoord zijn beveiligd openen of bewerken

Naar boven

Opslaan

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > Afbeeldingen in MP

Navigator EX gebruiken > Opslaan

Opslaan

U kunt afbeeldingen die met MP Navigator EX zijn gescand, opslaan op een computer.

1.

Schakel de selectievakjes in van de afbeeldingen die u wilt opslaan en klik op

Opslaan (Save).

2.

Geef de instellingen voor opslaan op in het dialoogvenster Opslaan (Save).

Geef de doelmap, de bestandsnaam en het bestandstype op.

Dialoogvenster Opslaan (Save)

Belangrijk

Wanneer Documenttype (Document Type) is ingesteld op Tekst (OCR) (Text(OCR)), kunt u geen JPEG/Exif selecteren.

Opmerking

Standaard zijn de volgende mappen opgegeven als doelmappen.

Windows Vista: map MP Navigator EX in de map Afbeeldingen (Pictures)

Windows XP: map MP Navigator EX in de map Mijn afbeeldingen (My Pictures)

Windows 2000: map MP Navigator EX in de map Mijn afbeeldingen (My Pictures)

Opslaan

3.

Klik op Opslaan (Save).

De gescande afbeeldingen worden volgens de instellingen opgeslagen.

Als u de gescande afbeeldingen verder wilt gebruiken/bewerken met MP Navigator EX, klikt u op

Opslaglocatie openen (Open saved location) in het dialoogvenster Opslaan voltooid (Save

Complete).

PDF-bestanden maken/bewerken

Documenten afdrukken

Foto's afdrukken

Via e-mail verzenden

Bestanden bewerken

Naar boven

Opslaan als PDF-bestanden

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > Afbeeldingen in MP

Navigator EX gebruiken > Opslaan als PDF-bestanden

Opslaan als PDF-bestanden

U kunt afbeeldingen die zijn gescand met MP Navigator EX, opslaan als PDF-bestanden.

1.

Schakel de selectievakjes in van de afbeeldingen die u wilt opslaan en klik op

Opslaan als PDF-bestand (Save as PDF file).

2.

Geef in het dialoogvenster Opslaan als PDF-bestand (Save as PDF file) de instellingen op voor het opslaan.

Geef de bestandsnaam, het bestandstype en de doelmap op.

Dialoogvenster Opslaan als PDF-bestand (Save as PDF file)

Opslaan als PDF-bestanden

Selecteer een PDF-bestandstype uit de volgende opties:

PDF

Sla elk van de geselecteerde afbeeldingen op als afzonderlijk PDF-bestand.

PDF (meerdere pagina's) (PDF(Multiple Pages))

Meerdere afbeeldingen als één PDF-bestand opslaan.

Opmerking

PDF (meerdere pagina's) (PDF(Multiple Pages)) wordt weergegeven wanneer er meerdere afbeeldingen zijn geselecteerd.

PDF (pagina toevoegen) (PDF(Add Page))

De gescande afbeeldingen toevoegen aan een PDF-bestand. De afbeeldingen worden toegevoegd aan het eind van het PDF-bestand. U kunt de pagina's van het PDF-bestand waaraan de afbeeldingen worden toegevoegd, niet opnieuw rangschikken.

Belangrijk

Afbeeldingen kunnen alleen worden toegevoegd aan PDF-bestanden die zijn gemaakt met

MP Navigator EX. U kunt geen PDF-bestanden opgeven die met andere toepassingen zijn gemaakt. Het is evenmin mogelijk PDF-bestanden op te geven die in andere toepassingen zijn bewerkt.

Als een met wachtwoord beveiligd PDF-bestand wordt bewerkt, worden de wachtwoorden verwijderd. Stel de wachtwoorden opnieuw in.

Opmerking

Standaard zijn de volgende mappen opgegeven als doelmappen.

Windows Vista: map MP Navigator EX in de map Afbeeldingen (Pictures)

Windows XP: map MP Navigator EX in de map Mijn afbeeldingen (My Pictures)

Windows 2000: map MP Navigator EX in de map Mijn afbeeldingen (My Pictures)

U kunt wachtwoorden instellen voor PDF-bestanden.

Wachtwoorden voor PDF-bestanden instellen

3.

Klik op Opslaan (Save).

De gescande afbeeldingen worden volgens de instellingen opgeslagen.

Als u de gescande afbeeldingen verder wilt gebruiken/bewerken met MP Navigator EX, klikt u op

Opslaglocatie openen (Open saved location) in het dialoogvenster Opslaan voltooid (Save

Complete).

PDF-bestanden maken/bewerken

Documenten afdrukken

Foto's afdrukken

Via e-mail verzenden

Bestanden bewerken

Naar boven

PDF-bestanden maken/bewerken

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > Afbeeldingen in MP

Navigator EX gebruiken > PDF-bestanden maken/bewerken

PDF-bestanden maken/bewerken

U kunt PDF-bestanden maken/bewerken met MP Navigator EX. Scan documenten en sla ze op. Open daarna het venster Toon & gebruik (View & Use) om PDF-bestanden te maken en pagina's toe te voegen of te verwijderen, de paginavolgorde aan te passen, enzovoort.

Belangrijk

U kunt maximaal 99 pagina's maken of bewerken met MP Navigator EX.

Opmerking

Zie ' We gaan scannen ' voor meer informatie over het scannen van afbeeldingen in MP Navigator

EX.

U kunt ook afbeeldingen selecteren die zijn opgeslagen op een computer.

Afbeeldingen openen die op een computer zijn opgeslagen

PDF-bestanden met MP Navigator EX maken/bewerken

1.

Selecteer afbeeldingen en klik op PDF.

Opmerking

U kunt PDF-, JPEG-, TIFF- en BMP-bestanden selecteren.

2.

Klik op PDF-bestand maken/bewerken (Create/Edit PDF file) in de lijst.

Belangrijk

U kunt alleen PDF-bestanden bewerken die zijn gemaakt met MP Navigator EX. U kunt geen

PDF-bestanden bewerken die in andere toepassingen zijn gemaakt. Het is evenmin mogelijk

PDF-bestanden te bewerken die in andere toepassingen zijn bewerkt.

PDF-bestanden maken/bewerken

Opmerking

Als u een PDF-bestand selecteert dat met een wachtwoord is beveiligd, wordt u gevraagd het wachtwoord op te geven.

PDF-bestanden die met een wachtwoord zijn beveiligd openen of bewerken

3.

Voeg naar behoefte pagina's toe of verwijder deze.

Klik op Pagina toevoegen (Add Page) als u een bestaand bestand wilt toevoegen en selecteer het bestand. Als u een pagina wilt verwijderen, selecteert u de pagina en klikt u op Geselecteerde pagina's verwijderen (Delete Selected Pages).

Opmerking

U kunt PDF-, JPEG-, TIFF- en BMP-bestanden toevoegen.

Als u een PDF-bestand toevoegt dat met een wachtwoord is beveiligd, wordt u gevraagd het wachtwoord op te geven.

4.

Wijzig naar behoefte de volgorde van de pagina's.

Gebruik de pictogrammen om de volgorde te wijzigen. U kunt ook de miniatuurafbeelding slepen en neerzetten op de doellocatie.

Opmerking

Zie ' Venster PDF-bestand maken/bewerken (Create/Edit PDF file) ' voor meer informatie over het venster PDF-bestand maken/bewerken (Create/Edit PDF file).

5.

Klik op Geselecteerde pagina's opslaan (Save Selected Pages) of Alle pagina's opslaan (Save All Pages).

Het dialoogvenster Opslaan als PDF-bestand (Save as PDF file) wordt geopend.

Dialoogvenster Opslaan als PDF-bestand (Save as PDF file)

Belangrijk

U kunt afbeeldingen die gescand zijn met 10501 of meer pixels in verticale en horizontale richting niet opslaan.

Als een met wachtwoord beveiligd PDF-bestand wordt bewerkt, worden de wachtwoorden verwijderd. In het dialoogvenster Opslaan als PDF-bestand (Save as PDF file) kunt u de wachtwoorden opnieuw instellen.

Wachtwoorden voor PDF-bestanden instellen

6.

Geef de instellingen voor opslaan op in het dialoogvenster Opslaan als PDF-bestand

(Save as PDF file) en klik op Opslaan (Save).

Afbeeldingen worden volgens de opgegeven instellingen opgeslagen.

PDF-bestanden maken/bewerken

PDF-bestanden in een toepassing openen

U kunt PDF-bestanden die met MP Navigator EX zijn gemaakt openen in een aan PDF-bestanden gekoppelde toepassing en ze bewerken of afdrukken.

1.

Selecteer de PDF-bestanden en klik op PDF.

Belangrijk

U kunt alleen PDF-bestanden selecteren die zijn gemaakt met MP Navigator EX. U kunt geen

PDF-bestanden selecteren die met andere toepassingen zijn gemaakt. Het is evenmin mogelijk PDF-bestanden te selecteren die in andere toepassingen zijn bewerkt.

2.

Klik op PDF-bestand openen (Open PDF file) in de lijst.

De toepassing die in het besturingssysteem aan de extensie .pdf is gekoppeld, wordt gestart.

Belangrijk

U kunt PDF-bestanden die met een wachtwoord zijn beveiligd, niet openen in toepassingen die geen PDF-beveiliging ondersteunen.

Bestanden kunnen mogelijk niet worden geopend als er geen toepassing is geïnstalleerd die kan worden gekoppeld aan PDF-bestanden.

3.

Gebruik de toepassing om het bestand te bewerken of af te drukken.

Raadpleeg de handleiding van de toepassing voor meer informatie

Belangrijk

In sommige toepassingen kunnen de opdrachten (afdrukken, bewerken, enzovoort) die alleen met een wachtwoord kunnen worden uitgevoerd, verschillen van die in MP Navigator EX.

Naar boven

Documenten afdrukken

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > Afbeeldingen in MP

Navigator EX gebruiken > Documenten afdrukken

Documenten afdrukken

U kunt meerdere gescande afbeeldingen tegelijk afdrukken, afdrukken met een bepaalde kwaliteit, enzovoort, met MP Navigator EX.

1.

Scan documenten in MP Navigator EX en sla ze op. Open het venster Toon & gebruik (View & Use) vanuit het scherm voor de navigatiemodus en selecteer de gewenste afbeeldingen.

Opmerking

Zie ' We gaan scannen ' voor meer informatie over het scannen van afbeeldingen in MP

Navigator EX.

U kunt ook afbeeldingen selecteren die zijn opgeslagen op een computer.

Afbeeldingen openen die op een computer zijn opgeslagen

2.

Klik op Afdrukken (Print) en klik op Document afdrukken (Print Document) in de lijst.

Belangrijk

Als u een PDF-bestand selecteert dat met een wachtwoord is beveiligd, wordt u gevraagd het wachtwoord op te geven.

PDF-bestanden die met een wachtwoord zijn beveiligd openen of bewerken

3.

Geef de gewenste afdrukinstellingen op.

Geef in het dialoogvenster het aantal afdrukken, de kwaliteit, schaal, enzovoort op.

Dialoogvenster Document afdrukken

Documenten afdrukken

Belangrijk

Bij normaal formaat (100%) is het mogelijk dat bepaalde afbeeldingen klein worden afgedrukt of dat sommige stukken zijn afgekapt. Selecteer in dit geval Auto om het formaat van de afdruk in verhouding te brengen met het papierformaat.

4.

Klik op Afdrukken (Print).

Het afdrukken wordt gestart.

Opmerking

Wanneer u een PDF-bestand met meer pagina's afdrukt met behulp van Document afdrukken

(Print Document), kan het afdrukken enige tijd duren. Dit is afhankelijk van uw computer. Volg in dat geval de onderstaande stappen en wijzig de instellingen.

1. Selecteer in het menu Start de optie Configuratiescherm (Control Panel).

2. Klik op Printers.

3. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de printer en klik op Eigenschappen

(Properties).

Het eigenschappenvenster van de printer wordt geopend.

4. Klik op het tabblad Geavanceerd (Advanced).

5. Selecteer Afdrukdocumenten in wachtrij plaatsen (programma is eerder gereed) (Spool print documents so program finishes printing faster).

6. Selecteer Afdrukken zodra de laatste pagina in de wachtrij is geplaatst (Start printing after last page is spooled).

7. Nadat het document is afgedrukt, stelt u de instelling op het tabblad Geavanceerd

(Advanced) weer in op Afdrukken starten (Start printing immediately).

Als u wilt annuleren tijdens het spoolen, klikt u op Annuleren (Cancel). Als u het afdrukken wilt annuleren, klikt u op Afdrukken annuleren (Cancel Printing) in het bevestigingsvenster voor de printerstatus. Als u het bevestigingsvenster voor de printerstatus wilt openen, klikt u op het printerpictogram op de taakbalk.

Naar boven

Foto's afdrukken

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > Afbeeldingen in MP

Navigator EX gebruiken > Foto's afdrukken

Foto's afdrukken

U kunt foto's afdrukken met MP Navigator EX of een toepassing die bij het apparaat is geleverd. Scan documenten en sla ze op. Open daarna het venster Toon & gebruik (View & Use) om aan te geven hoe u de foto's wilt afdrukken.

Opmerking

Zie ' We gaan scannen ' voor meer informatie over het scannen van afbeeldingen in MP Navigator

EX.

U kunt ook afbeeldingen selecteren die zijn opgeslagen op een computer.

Afbeeldingen openen die op een computer zijn opgeslagen

Wanneer u foto's afdrukt met Easy-PhotoPrint EX

U kunt Easy-PhotoPrint EX gebruiken om gescande foto's met hoge kwaliteit af te drukken of afbeeldingen op te maken en af te drukken.

1.

Selecteer afbeeldingen en klik op Afdrukken (Print).

2.

Klik op Foto afdrukken (Print Photo) of Album afdrukken (Print Album) in de lijst.

Easy-PhotoPrint EX wordt gestart. Zie ' Foto's afdrukken ' voor meer informatie

Opmerking

Als Easy-PhotoPrint EX niet is geïnstalleerd, kunt u afdrukken met MP Navigator EX.

Wanneer u foto's afdrukt met MP Navigator EX

1.

Selecteer afbeeldingen en klik op Afdrukken (Print).

Foto's afdrukken

2.

Klik op Foto afdrukken (Print Photo) in de lijst.

3.

Geef de gewenste afdrukinstellingen op.

Geef in het weergegeven dialoogvenster het papierformaat, het aantal afdrukken enz. op.

Dialoogvenster Foto afdrukken (Print Photo)

4.

Klik op Afdrukken (Print).

Het afdrukken wordt gestart.

Opmerking

Als u wilt annuleren tijdens het spoolen, klikt u op Annuleren (Cancel). Als u het afdrukken wilt annuleren, klikt u op Afdrukken annuleren (Cancel Printing) in het bevestigingsvenster voor de printerstatus. Als u het bevestigingsvenster voor de printerstatus wilt openen, klikt u op het printerpictogram op de taakbalk.

Naar boven

Via e-mail verzenden

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > Afbeeldingen in MP

Navigator EX gebruiken > Via e-mail verzenden

Via e-mail verzenden

U kunt gescande afbeeldingen via e-mail verzenden.

Belangrijk

MP Navigator EX is compatibel met de volgende e-mailprogramma's:

- Windows Mail (Windows Vista)

- Outlook Express (Windows XP/Windows 2000)

- Microsoft Outlook

(Als een e-mailprogramma niet naar behoren functioneert, controleert u of de MAPI-instelling van het mailprogramma is ingeschakeld. Raadpleeg de handleiding van het e-mailprogramma voor meer informatie.)

1.

Scan documenten in MP Navigator EX en sla ze op. Open het venster Toon & gebruik (View & Use) vanuit het scherm voor de navigatiemodus en selecteer de gewenste afbeeldingen.

Opmerking

Zie ' We gaan scannen ' voor meer informatie over het scannen van afbeeldingen in MP

Navigator EX.

U kunt ook afbeeldingen selecteren die zijn opgeslagen op een computer.

Afbeeldingen openen die op een computer zijn opgeslagen

2.

Klik op Verzenden (Send) en klik vervolgens op Toevoegen aan e-mail (Attach to Email) in de lijst.

3.

Stel de opties voor opslaan in zoals gewenst.

Geef de doelmap en bestandsnaam op.

Dialoogvenster Via e-mail verzenden (Send via E-mail)

Via e-mail verzenden

Opmerking

U kunt een compressietype selecteren als u JPEG-afbeeldingen via e-mail verzendt. Klik op

Instellen... (Set...) om een dialoogvenster te openen en selecteer een van de volgende compressietypes:Hoog (lage compressie) (High(Low Compression)), Standaard (Standard) of

Laag (hoge compressie) (Low(High Compression)).

4.

Klik op OK.

De bestanden worden opgeslagen volgens de instellingen en het e-mailprogramma start.

5.

Geef de geadresseerde op, voer het onderwerp en de berichttekst in en verzend het bericht.

Raadpleeg de handleiding van het e-mailprogramma voor meer informatie.

Naar boven

Bestanden bewerken

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > Afbeeldingen in MP

Navigator EX gebruiken > Bestanden bewerken

Bestanden bewerken

U kunt afbeeldingen bewerken of ze converteren naar tekst met MP Navigator EX of een toepassing bij het apparaat. Scan documenten en sla ze op. Open daarna het venster Toon & gebruik (View & Use) om aan te geven wat u wilt doen met de afbeeldingen.

Opmerking

Zie ' We gaan scannen ' voor meer informatie over het scannen van afbeeldingen in MP Navigator

EX.

U kunt ook afbeeldingen selecteren die zijn opgeslagen op een computer.

Afbeeldingen openen die op een computer zijn opgeslagen

Foto's corrigeren

U kunt afbeeldingen corrigeren en verbeteren in het venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/

Enhance Images).

1.

Selecteer afbeeldingen en klik op Bewerken/converteren (Edit/Convert).

2.

Klik op Foto Afbeeldingen herstellen (Fix photo images) in de lijst.

Het venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images) wordt geopend.

3.

Afbeeldingen corrigeren/verbeteren in het venster Afbeeldingen corrigeren/ verbeteren (Correct/Enhance Images).

Opmerking

Zie ' Venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images) ' voor meer informatie over het venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images).

Zie de betreffende onderstaande onderwerpen voor het corrigeren/verbeteren van

Bestanden bewerken

afbeeldingen.

Afbeeldingen automatisch corrigeren/verbeteren

Afbeeldingen handmatig corrigeren/verbeteren

Documenten converteren naar tekst

Tekst scannen in gescande tijdschriften en kranten en weergeven in Kladblok (geleverd bij Windows).

Belangrijk

PDF-bestanden kunnen niet worden omgezet in tekst.

1.

Selecteer afbeeldingen en klik op Bewerken/converteren (Edit/Convert).

2.

Klik op Converteren naar tekstbestand (Convert to text file) in de lijst.

Textedit (geleverd bij Windows) wordt gestart en bewerkbare tekst wordt weergegeven.

Opmerking

U kunt alleen teksten in talen exporteren naar Kladblok (geleverd bij Windows)die geselecteerd kunnen worden op het tabblad Algemeen (General) Klik op Instellen... (Set...) op het tabblad Algemeen (General) en geef de taal op van het document dat u wilt scannen.

Als u meerdere documenten scant, kunt u de geëxporteerde tekst in één bestand verzamelen.

Tabblad Algemeen (General)

Tekst die wordt weergegeven in Kladblok (geleverd bij Windows) kan alleen als leidraad worden gebruikt. Tekst in de afbeeldingen van de volgende documenttypen wordt mogelijk niet correct gelezen.

- Documenten die tekst bevatten met een tekengrootte kleiner dan 8 of groter dan 40 punten

(op 300 dpi)

- Scheve documenten

- Documenten die omgekeerd zijn geplaatst of documenten met een onjuiste afdrukstand

(gedraaide tekens)

- Documenten met speciale lettertypen, effecten, cursieve letters of met de hand geschreven tekst

- Documenten met een smalle regelafstand

- Documenten met kleuren op de achtergrond van tekst

- Documenten met meerdere talen

Naar boven

Wachtwoorden voor PDF-bestanden instellen

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > Afbeeldingen in MP

Navigator EX gebruiken > Wachtwoorden voor PDF-bestanden instellen

Wachtwoorden voor PDF-bestanden instellen

U kunt wachtwoorden instellen voor het openen, bewerken en afdrukken van PDF-bestanden.

U kunt twee wachtwoorden instellen: een om het bestand te openen en een om het bestand te bewerken of af te drukken.

Belangrijk

In Windows 2000 is voor deze functie is Internet Explorer 5.5 Service Pack 2 of hoger vereist.

Als u het wachtwoord vergeet, kunt u het bestand niet meer openen of bewerken. Bewaar uw wachtwoorden op een veilige plaats, zodat u ze altijd kunt raadplegen.

U kunt PDF-bestanden die met een wachtwoord zijn beveiligd, niet openen in toepassingen die geen PDF-beveiliging ondersteunen.

In sommige toepassingen kunnen de opdrachten (afdrukken, bewerken, enzovoort) die alleen met een wachtwoord kunnen worden uitgevoerd, verschillen van die in MP Navigator EX.

U kunt in PDF-bestanden die met een wachtwoord zijn beveiligd geen tekst zoeken via het ' Venster

Toon & gebruik (View & Use) '.

1.

Scan documenten in MP Navigator EX en klik vervolgens op Opslaan als PDFbestand (Save as PDF file).

U kunt ook bestaande bestanden bewerken in het venster PDF-bestand maken/ bewerken (Create/Edit PDF file) en vervolgens klikken op Geselecteerde pagina's opslaan (Save Selected Pages) of Alle pagina's opslaan (Save All Pages).

Het dialoogvenster Opslaan als PDF-bestand (Save as PDF file) wordt geopend.

Belangrijk

U kunt geen wachtwoorden instellen als afbeeldingen automatisch worden opgeslagen nadat ze zijn gescand, bijvoorbeeld wanneer u scant vanuit het scherm in de modus voor eenmaal klikken of met het bedieningspaneel van het apparaat.

Opmerking

Zie ' We gaan scannen ' voor informatie over het scannen van afbeeldingen.

Zie ' PDF-bestanden maken/bewerken ' als u PDF-bestanden wilt maken van bestaande bestanden of als u bestanden wilt bewerken.

2.

Schakel het selectievakje Instellingen wachtwoordbeveiliging (Password security settings) in.

Wachtwoorden voor PDF-bestanden instellen

Het dialoogvenster Wachtwoordbeveiliging - Instellingen (Password Security -Settings) wordt geopend.

Opmerking

U kunt het dialoogvenster Wachtwoordbeveiliging - Instellingen (Password Security -Settings) ook openen door op Instellen... (Set...) te klikken en vervolgens Wachtwoordbeveiliging

(Password Security) te selecteren bij Beveiliging (Security) in het dialoogvenster PDFinstellingen (PDF Settings).

3.

Schakel het selectievakje Wachtwoord vereist om document te openen (Require a password to open the document) of Wachtwoord gebruiken om afdrukken en bewerken van document en beveiligingsinstellingen te beperken (Use a password to restrict printing and editing of the document and its security settings) in en geef een

Wachtwoorden voor PDF-bestanden instellen

wachtwoord op.

Belangrijk

U kunt een wachtwoord van maximaal 32 alfanumerieke enkele-bytetekens opgeven.

Wachtwoorden zijn hoofdlettergevoelig.

Schakel beide selectievakjes in om het Wachtwoord voor openen document (Document Open

Password) en het Wachtwoord machtigingen (Permissions Password) in te stellen. U kunt niet hetzelfde wachtwoord voor beide doeleinden gebruiken.

4.

Klik op OK.

Het dialoogvenster Het wachtwoord voor het openen van het document bevestigen (Confirm

Document Open Password) of Bevestig toestemmingenwachtwoord (Confirm Permissions

Password) wordt geopend.

Wachtwoord voor openen document

Wachtwoord machtigingen

5.

Geef het wachtwoord opnieuw op en klik op OK.

Het dialoogvenster Opslaan als PDF-bestand (Save as PDF file) wordt opnieuw weergegeven.

Belangrijk

Als u het dialoogvenster Opslaan als PDF-bestand (Save as PDF file) sluit zonder op Opslaan

(Save) te klikken, worden de instellingen in het dialoogvenster Wachtwoordbeveiliging -

Instellingen (Password Security -Settings) verwijderd.

Wachtwoorden worden verwijderd zodra het bestand wordt bewerkt. Als u een bewerkt bestand opslaat, moet u het wachtwoord opnieuw instellen.

Wachtwoorden voor PDF-bestanden instellen

Opmerking

Als u de wachtwoorden instelt via het dialoogvenster PDF-instellingen (PDF Settings), gaat u terug naar het dialoogvenster PDF-instellingen (PDF Settings). Klik op OK. Het dialoogvenster

Opslaan als PDF-bestand (Save as PDF file) wordt opnieuw weergegeven.

6.

Klik op Opslaan (Save).

Bestanden worden volgens de instellingen opgeslagen.

Verwant onderwerp

PDF-bestanden die met een wachtwoord zijn beveiligd openen of bewerken

Naar boven

PDF-bestanden die met een wachtwoord zijn beveiligd openen of bewer...

Downloaded from www.vandenborre.be

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > Afbeeldingen in MP

Navigator EX gebruiken > PDF-bestanden die met een wachtwoord zijn beveiligd openen of bewerken

PDF-bestanden die met een wachtwoord zijn beveiligd openen of bewerken

Als u een PDF-bestand dat met een wachtwoord is beveiligd wilt openen of bewerken/afdrukken, moet u een wachtwoord opgeven.

Hoe u het wachtwoord moet opgeven, hangt af van de bewerking. De volgende procedures dienen alleen als voorbeeld.

Belangrijk

U kunt alleen PDF-bestanden openen, bewerken of afdrukken waarbij het wachtwoord is ingesteld met MP Navigator EX. U kunt geen PDF-bestanden bewerken die in andere toepassingen zijn bewerkt, of waarvan het wachtwoord is ingesteld met andere toepassingen. Alleen MP Navigator EX versie 1.1 en 2.0 or later ondersteunt het openen, bewerken en afdrukken van PDF-bestanden die met een wachtwoord zijn beveiligd.

In Windows 2000 hebt u Internet Explorer 5.5 Service Pack 2 of hoger nodig om PDF-bestanden met een wachtwoord te kunnen openen, bewerken of afdrukken.

Wachtwoorden zijn hoofdlettergevoelig.

U kunt maximaal 99 pagina's maken of bewerken met MP Navigator EX.

Een wachtwoord opgeven om een bestand te openen

1.

Selecteer in het venster Toon & gebruik View & Use het PDF-bestand dat u wilt openen en klik op Inzoomen.

U kunt ook dubbelklikken op het PDF-bestand.

Opmerking

Alleen het Wachtwoord voor openen document (Document Open Password) is vereist. U hoeft het Wachtwoord machtigingen (Permissions Password) niet op te geven.

Als het dialoogvenster Inzoomen (Zoom in) wordt geopend met een slotpictogram, klikt u op

PDF-bestanden die met een wachtwoord zijn beveiligd openen of bewer...

Downloaded from www.vandenborre.be

Wachtwoord invoeren (Enter Password).

2.

Het dialoogvenster Wachtwoord (Password) wordt geopend. Geef het wachtwoord op en klik op OK.

Het PDF-bestand wordt geopend in het dialoogvenster Inzoomen (Zoom in).

Opmerking

Als u het bestand opnieuw wilt openen nadat u het dialoogvenster Inzoomen (Zoom in) hebt gesloten, geeft u het wachtwoord opnieuw op.

Een wachtwoord (Wachtwoord machtigingen) opgeven om een bestand te bewerken of af te drukken

1.

Selecteer PDF-bestanden in het venster Toon & gebruik (View & Use) en klik op

PDF of Afdrukken (Print).

PDF-bestanden die met een wachtwoord zijn beveiligd openen of bewer...

Downloaded from www.vandenborre.be

2.

Als u een PDF-bestand wilt maken of het bestand wilt bewerken, selecteert u PDFbestand maken/bewerken (Create/Edit PDF file) in de lijst. Als u het bestand wilt afdrukken, klikt u op Document afdrukken (Print Document).

In het dialoogvenster Wachtwoord (Password) wordt u gevraagd een wachtwoord op te geven.

Opmerking

Als het Wachtwoord voor openen document (Document Open Password) ook is ingesteld, moet u eerst het Wachtwoord voor openen document (Document Open Password) opgeven en vervolgens het Wachtwoord machtigingen (Permissions Password).

3.

Geef het wachtwoord op en klik op OK.

Het bijbehorende dialoogvenster wordt geopend.

Belangrijk

Als een met wachtwoord beveiligd PDF-bestand wordt bewerkt, worden de wachtwoorden verwijderd. Stel de wachtwoorden opnieuw in.

Wachtwoorden voor PDF-bestanden instellen

Verwant onderwerp

Wachtwoorden voor PDF-bestanden instellen

Naar boven

Schermen van MP Navigator EX

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > Schermen van MP

Navigator EX

Schermen van MP Navigator EX

Informatie over de schermen en functies van MP Navigator EX.

Tabblad Documenten of afbeeldingen scannen/importeren (Scan/Import Documents or

Images)

Scherm Foto's/documenten (plaat) (Photos/Documents (Platen)) (Venster Scan/Import. (Scan/Import))

Dialoogvenster Scan-instellingen (Scan Settings) (Foto's/documenten)

Dialoogvenster Opslaan (Save)

Dialoogvenster Opslaan als PDF-bestand (Save as PDF file)

Tabblad Afbeeldingen op de computer weergeven en gebruiken (View & Use Images on your Computer)

Venster Toon & gebruik (View & Use)

Venster PDF-bestand maken/bewerken (Create/Edit PDF file)

Dialoogvenster Document afdrukken

Dialoogvenster Foto afdrukken (Print Photo)

Dialoogvenster Via e-mail verzenden (Send via E-mail)

Venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images)

Tabblad Aangepast scannen met eenmaal klikken (Custom Scan with One-click) voor modus Eenmaal klikken

Dialoogvenster Automatische scan (Auto Scan)

Dialoogvenster Opslaan (Save) (Scherm voor modus Eenmaal klikken)

Dialoogvenster PDF

Dialoogvenster Verzenden (Mail)

Dialoogvenster OCR

Dialoogvenster Aangepast (Custom)

/ Scherm

Dialoogvenster Voorkeuren (Preferences)

Tabblad Algemeen (General)

Tabblad Instellingen scannerknop (Scanner Button Settings) (Opslaan)

Naar boven

Scherm Navigatiemodus

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > Schermen van MP

Navigator EX > Scherm Navigatiemodus

Scherm Navigatiemodus

Dit is een van de opstartschermen van MP Navigator EX.

Plaats de muisaanwijzer op een pictogram boven aan het scherm om het bijbehorende tabblad weer te geven. Gebruik de tabbladen op basis van de handelingen die u wilt uitvoeren.

Scan/Import. (Scan/Import)

Foto's en documenten scannen.

Tabblad Documenten of afbeeldingen scannen/importeren (Scan/Import Documents or Images)

Toon & gebruik (View & Use)

U kunt afbeeldingen openen die op een computer zijn opgeslagen en deze afdrukken of aan een email toevoegen. U kunt ze ook bewerken met een toepassing die bij het apparaat is geleverd.

Tabblad Afbeeldingen op de computer weergeven en gebruiken (View & Use Images on your

Computer)

Eenmaal klikken (One-click)

U kunt scannen, opslaan, enzovoort. in één handeling, door op het bijbehorende pictogram te klikken.

Tabblad Aangepaste scan met eenmaal klikken (Custom Scan with One-click)

(Modus schakelen)

Ga naar het scherm voor de modus Eenmaal klikken. In het scherm voor de modus Eenmaal klikken kunt u scannen, opslaan, enzovoort in één handeling, door op het bijbehorende pictogram te klikken.

Scherm voor modus Eenmaal klikken

Dit venster bij het opstarten weergeven (Show this window at startup)

Schakel dit selectievakje in om het hoofdmenu bij het opstarten te openen. Het laatst gebruikte scherm wordt geopend als dit selectievakje niet is ingeschakeld.

Voorkeuren (Preferences)

Het dialoogvenster Voorkeuren (Preferences) wordt geopend. In het dialoogvenster Voorkeuren

(Preferences) kunt u geavanceerde instellingen definiëren voor MP Navigator EX-functies.

Dialoogvenster Voorkeuren (Preferences)

Handleiding

Deze handleiding openen.

Naar boven

Tabblad Documenten of afbeeldingen scannen/importeren (Scan/Import...

Downloaded from www.vandenborre.be

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > Schermen van MP

Navigator EX > Tabblad Documenten of afbeeldingen scannen/importeren (Scan/Import Documents or Images)

Tabblad Documenten of afbeeldingen scannen/importeren

(Scan/Import Documents or Images)

Wijs in het scherm navigatiemodus Scan/Import. (Scan/Import) aan om het tabblad Documenten of afbeeldingen scannen/importeren (Scan/Import Documents or Images) weer te geven.

Foto's en documenten scannen.

Foto's/documenten (plaat) (Photos/Documents (Platen))

Het venster Scan/Import. (Scan/Import) openen. Foto's en documenten scannen die op de glasplaat zijn gelegd.

Scherm Foto's/documenten (plaat) (Photos/Documents (Platen)) (Venster Scan/Import. (Scan/

Import))

(Modus schakelen)

Ga naar het scherm voor de modus Eenmaal klikken. In het scherm voor de modus Eenmaal klikken kunt u scannen, opslaan, enzovoort in één handeling, door op het bijbehorende pictogram te klikken.

Scherm voor modus Eenmaal klikken

Dit venster bij het opstarten weergeven (Show this window at startup)

Schakel dit selectievakje in om het hoofdmenu bij het opstarten te openen. Het laatst gebruikte scherm wordt geopend als dit selectievakje niet is ingeschakeld.

Voorkeuren (Preferences)

Het dialoogvenster Voorkeuren (Preferences) wordt geopend. In het dialoogvenster Voorkeuren

(Preferences) kunt u geavanceerde instellingen definiëren voor MP Navigator EX-functies.

Dialoogvenster Voorkeuren (Preferences)

Handleiding

Deze handleiding openen.

Naar boven

Tabblad Afbeeldingen op de computer weergeven en gebruiken (View ...

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > Schermen van MP

Navigator EX > Tabblad Afbeeldingen op de computer weergeven en gebruiken (View & Use Images on your Computer)

Tabblad Afbeeldingen op de computer weergeven en gebruiken (View & Use Images on your Computer)

Wijs Toon & gebruik (View & Use) aan op het scherm voor de navigatiemodus om het tabblad

Afbeeldingen op de computer weergeven en gebruiken (View & Use Images on your Computer) weer te geven.

U kunt afbeeldingen openen die op een computer zijn opgeslagen en deze afdrukken of aan een e-mail toevoegen. U kunt ze ook bewerken met een toepassing die bij het apparaat is geleverd.

Mijn vak (gesc./geïmp. afb.) (My Box (Scanned/Imported Images))

Het venster Toon & gebruik (View & Use) openen met Mijn vak (gesc./geïmp. afb.) (My Box (Scanned/

Imported Images)) geselecteerd.

U kunt afbeeldingen die zijn opgeslagen in Mijn vak openen en gebruiken.

Mijn vak is een speciale map voor het opslaan van afbeeldingen die met MP Navigator EX zijn gescand.

Opmerking

Standaard zijn de volgende mappen opgegeven.

Windows Vista: map MP Navigator EX in de map Afbeeldingen (Pictures)

Windows XP: map MP Navigator EX in de map Mijn afbeeldingen (My Pictures)

Windows 2000: map MP Navigator EX in de map Mijn afbeeldingen (My Pictures)

Map opgeven (Specify Folder)

Het venster Toon & gebruik (View & Use) openen met Map opgeven (Specify Folder) geselecteerd.

U kunt afbeeldingen die zijn opgeslagen in specifieke mappen openen en gebruiken.

Recent opgesl. afbeeldingen (Recently Saved Images)

Het venster Toon & gebruik (View & Use) openen met Recent opgesl. afbeeldingen (Recently Saved

Images) geselecteerd.

U kunt 'Gescande/geïmporteerde afbeeldingen' en afbeeldingen die zijn 'Toegevoegd aan e-mail' of

'Verzonden naar toepassing' openen en gebruiken.

Venster Toon & gebruik (View & Use)

(Modus schakelen)

Ga naar het scherm voor de modus Eenmaal klikken. In het scherm voor de modus Eenmaal klikken kunt u scannen, opslaan, enzovoort in één handeling, door op het bijbehorende pictogram te klikken.

Scherm voor modus Eenmaal klikken

Tabblad Afbeeldingen op de computer weergeven en gebruiken (View ...

Dit venster bij het opstarten weergeven (Show this window at startup)

Schakel dit selectievakje in om het hoofdmenu bij het opstarten te openen. Het laatst gebruikte scherm wordt geopend als dit selectievakje niet is ingeschakeld.

Voorkeuren (Preferences)

Het dialoogvenster Voorkeuren (Preferences) wordt geopend. In het dialoogvenster Voorkeuren

(Preferences) kunt u geavanceerde instellingen definiëren voor MP Navigator EX-functies.

Dialoogvenster Voorkeuren (Preferences)

Handleiding

Deze handleiding openen.

Verwant onderwerp

Afbeeldingen openen die op een computer zijn opgeslagen

Naar boven

Tabblad Aangepaste scan met eenmaal klikken (Custom Scan with One-...

Downloaded from www.vandenborre.be

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > Schermen van MP

Navigator EX > Tabblad Aangepaste scan met eenmaal klikken (Custom Scan with One-click)

Tabblad Aangepaste scan met eenmaal klikken (Custom Scan with One-click)

Wijs Eenmaal klikken (One-click) in het scherm voor de navigatiemodus aan om het tabblad Aangepaste scan met eenmaal klikken (Custom Scan with One-click) weer te geven.

U kunt scannen, opslaan, enzovoort. in één handeling, door op het bijbehorende pictogram te klikken.

Automatische scan (Auto Scan)

Documenten scannen door automatisch het documenttype te detecteren. De bestandsindeling wordt automatisch ingesteld. Bestanden worden opgeslagen naar een computer. U kunt desgewenst

Automatische fotocorrectie toepassen.

Wanneer u op dit pictogram klikt, wordt het dialoogvenster Automatische scan (Auto Scan) geopend en kunt u de instellingen voor opslaan opgeven.

Dialoogvenster Automatische scan (Auto Scan)

Opslaan naar computer (Save to PC)

Hiermee kunt u documenten en foto's scannen en ze opslaan op een computer. Het documenttype kan automatisch worden gedetecteerd.

Wanneer u op dit pictogram klikt, wordt het dialoogvenster Opslaan (Save) geopend en kunt u de instellingen voor scannen en opslaan opgeven.

Dialoogvenster Opslaan (Save) (Scherm voor modus Eenmaal klikken)

Opslaan als PDF-bestand (Save as PDF file)

Documenten scannen en opslaan als PDF-bestanden.

Wanneer u op dit pictogram klikt, wordt het dialoogvenster PDF geopend en kunt u de instellingen voor de toepassing en voor scannen/opslaan opgeven.

Dialoogvenster PDF

Toevoegen aan e-mail (Attach to E-mail)

Documenten of foto's scannen en ze toevoegen aan een e-mailbericht.

Wanneer u op dit pictogram klikt, wordt het dialoogvenster Verzenden (Mail) geopend en kunt u de instellingen voor scannen/opslaan en voor het e-mailprogramma opgeven.

Dialoogvenster Verzenden (Mail)

OCR

Tekstdocumenten scannen en de tekst in de afbeelding weergeven in Kladblok (geleverd bij

Windows).

Wanneer u op dit pictogram klikt, wordt het dialoogvenster OCR geopend en kunt u de instellingen voor de toepassing en voor scannen/opslaan opgeven.

Tabblad Aangepaste scan met eenmaal klikken (Custom Scan with One-...

Downloaded from www.vandenborre.be

Dialoogvenster OCR

Opmerking

Raadpleeg de handleiding van de toepassing voor de verdere procedure.

Aangepast (Custom)

Documenten scannen en openen in een opgegeven toepassing. Het documenttype wordt automatisch gedetecteerd.

Wanneer u op dit pictogram klikt, wordt het dialoogvenster Aangepast (Custom) geopend en kunt u de instellingen voor de toepassing en voor scannen/opslaan opgeven.

Dialoogvenster Aangepast (Custom)

Opmerking

Raadpleeg de handleiding van de toepassing voor de verdere procedure.

Het scannen starten door op de knop te klikken (Start scanning by clicking the button)

Schakel dit selectievakje in en klik op een pictogram om meteen te beginnen met scannen

(Modus schakelen)

Overschakelen op de modus Eenmaal klikken. Het scherm voor de modus Eenmaal klikken wordt weergegeven.

Scherm voor modus Eenmaal klikken

Dit venster bij het opstarten weergeven (Show this window at startup)

Schakel dit selectievakje in om het hoofdmenu bij het opstarten te openen. Het laatst gebruikte scherm wordt geopend als dit selectievakje niet is ingeschakeld.

Voorkeuren (Preferences)

Het dialoogvenster Voorkeuren (Preferences) wordt geopend. In het dialoogvenster Voorkeuren

(Preferences) kunt u geavanceerde instellingen definiëren voor MP Navigator EX-functies.

Dialoogvenster Voorkeuren (Preferences)

Handleiding

Deze handleiding openen.

Belangrijk

De volgende beperkingen zijn van toepassing wanneer u scant met Documenttype (Document

Type) ingesteld op Auto-mode (Auto Mode) in het dialoogvenster Opslaan (Save) of Aangepast

(Custom).

Als u tekst in de gescande afbeelding wilt omzetten in tekstgegevens, geeft u het Documenttype

(Document Type) op (selecteer niet de Auto-mode).

Verwant onderwerp

Eenvoudig scannen met eenmaal klikken

Naar boven

Scherm Foto's/documenten (plaat) (Photos/Documents (Platen)) (venst...

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > Schermen van MP

Navigator EX > Scherm Foto's/documenten (plaat) (Photos/Documents (Platen)) (Venster Scan/Import. (Scan/Import))

Scherm Foto's/documenten (plaat) (Photos/Documents

(Platen)) (Venster Scan/Import. (Scan/Import))

Wijs Scan/Import. (Scan/Import) aan in het scherm van de navigatiemodus en klik op Foto's/documenten

(plaat) (Photos/Documents (Platen)) om het scherm Foto's/documenten (plaat) (Photos/Documents

(Platen)) te openen (venster Scan/Import. (Scan/Import)).

Open dit venster om documenten te scannen vanaf de glasplaat.

(1) Knoppen voor instellingen en bewerkingen

(2) Werkbalk

(3) Venster met miniaturen

(4) Gebied met geselecteerde afbeeldingen

Knoppen voor instellingen en bewerkingen

(Toon & gebruik)

Klik hierop als u afbeeldingen en PDF-bestanden die op uw computer zijn opgeslagen wilt openen.

Het scherm Toon & gebruik (View & Use) wordt geopend.

Venster Toon & gebruik (View & Use)

Foto's/documenten (plaat) (Photos/Documents (Platen))

Hiermee opent u het scherm voor het scannen van foto's, documenten, tijdschriften ander drukwerk.

Documenttype (Document Type)

Selecteer het type document dat u wilt scannen.

Foto's scannen: Kleurenfoto (Color Photo) of Zwart-wit foto (Black and White Photo)

Tekstdocumenten scannen: Kleurendocument (Color Document), Zwart-wit document (Black and

White Document) of Tekst (OCR) (Text (OCR))

Tijdschriften scannen: Tijdschrift (kleur) (Magazine(Color))

Belangrijk

U kunt Documenttype (Document Type) niet selecteren als het selectievakje Scannerstuurpr.

Scherm Foto's/documenten (plaat) (Photos/Documents (Platen)) (venst...

gebruiken (Use the scanner driver) is ingeschakeld.

Opgeven... (Specify...)

Het documentformaat, de resolutie en andere geavanceerde scaninstellingen opgeven.

Dialoogvenster Scan-instellingen (Scan Settings) (Foto's/documenten)

Belangrijk

Opgeven... (Specify...) is niet beschikbaar als het selectievakje Scannerstuurpr. gebruiken (Use the scanner driver) geselecteerd is.

Scannerstuurpr. gebruiken (Use the scanner driver)

Schakel dit selectievakje in als u wilt scannen met ScanGear (scannerstuurprogramma). Gebruik

ScanGear (scannerstuurprogramma) om tijdens het scannen afbeeldingen te corrigeren en kleuren aan te passen.

Scannen (Scan)

Het scannen begint.

Opmerking

Deze knop verandert in Scannerstuurprogramma openen (Open Scanner Driver) als u het selectievakje Scannerstuurpr. gebruiken (Use the scanner driver) inschakelt.

Scannerstuurprogramma openen (Open Scanner Driver)

ScanGear (scannerstuurprogramma) wordt gestart.

Zie ' Schermen van ScanGear (Scannerstuurprogramma ' voor meer informatie over de schermen van ScanGear (scannerstuurprogramma).

Opmerking

Deze knop verandert in Scannen (Scan) als u het selectievakje Scannerstuurpr. gebruiken

(Use the scanner driver) inschakelt.

Wissen (Clear)

Alle afbeeldingen in het venster voor miniaturen verwijderen.

Opmerking

Afbeeldingen die niet op de computer zijn opgeslagen, worden verwijderd. Gebruik Opslaan

(Save) of een andere methode als u belangrijke afbeeldingen op de computer wilt opslaan, voordat u op Wissen (Clear) klikt.

Opslaan (Save)

Sla de geselecteerde afbeeldingen op. Klik hierop om het dialoogvenster Opslaan (Save) te openen en de instellingen voor opslaan op te geven.

Dialoogvenster Opslaan (Save)

Opslaan als PDF-bestand (Save as PDF file)

Sla de geselecteerde afbeeldingen als PDF-bestanden op. Klik hierop om het dialoogvenster

Opslaan als PDF-bestand (Save as PDF file) te openen en de instellingen voor opslaan op te geven.

Dialoogvenster Opslaan als PDF-bestand (Save as PDF file)

Naar het hoofdmenu gaan (Jump to Main Menu)

Naar het hoofdmenu gaan

Werkbalk

Voorkeuren (Preferences)

Het dialoogvenster Voorkeuren (Preferences) wordt geopend. In het dialoogvenster Voorkeuren

(Preferences) kunt u geavanceerde instellingen definiëren voor MP Navigator EX-functies.

Dialoogvenster Voorkeuren (Preferences)

Scherm Foto's/documenten (plaat) (Photos/Documents (Platen)) (venst...

Handleiding

Deze handleiding openen.

Bewerkingshulpmiddelen

(Alles selecteren (Select All))

Hiermee selecteert u alle afbeeldingen in het venster met miniaturen.

(Alles annuleren (Cancel All))

Hiermee annuleert u alle selecties in het venster met miniaturen.

(Linksom roteren)

Hiermee draait u de doelafbeelding (in het oranje kader) 90 graden linksom.

(Rechtsom roteren)

Hiermee draait u de doelafbeelding (in het oranje kader) 90 graden rechtsom.

(Omkeren (Invert))

Hiermee keert u de doelafbeelding (in het oranje kader) horizontaal om.

(Bijsnijden)

Hiermee snijdt u de doelafbeelding bij (in het oranje kader) in het venster voor miniaturen. Met bijsnijden selecteert u het gebied in een foto dat u wilt behouden en verwijdert u de rest. Klik op deze knop om het scherm Uitsnijden (Crop) te openen en het bijsnijdkader aan te geven.

Inzoomen (Zoom in)

Hiermee vergroot u de doelafbeelding (in het oranje kader). U kunt de afbeelding ook vergroten door erop te dubbelklikken.

(Weergaveformaat (Display Size))

Hiermee wijzigt u het formaat van afbeeldingen in het venster voor miniaturen.

(Sorteren op)

Hiermee sorteert u de afbeeldingen in het venster voor miniaturen op categorie of op datum

(oplopend of aflopend).

Venster met miniaturen

Venster met miniaturen

Gescande afbeeldingen worden weergegeven.

Wanneer u het selectievakje van een afbeelding inschakelt, wordt de afbeelding weergegeven in het gebied met geselecteerde afbeeldingen.

Opmerking

Miniaturen kunnen worden weergegeven als '?' wanneer er onvoldoende geheugen is om de afbeeldingen weer te geven.

Wanneer afbeeldingen worden gesorteerd op Categorieën (Categories)

Alles sluiten (Close All) / Alles openen (Open All)

Alles sluiten (Close All)

Hiermee verbergt u alle afbeeldingen.

Alles openen (Open All)

Hiermee geeft u alle afbeeldingen weer.

Opmerking

Scherm Foto's/documenten (plaat) (Photos/Documents (Platen)) (venst...

Klik op Alles sluiten (Close All) om te schakelen naar Alles openen (Open All).

Gebied met geselecteerde afbeeldingen

(Alles annuleren (Cancel All))

Hiermee maakt u de selectie ongedaan van alle afbeeldingen in het gebied met geselecteerde afbeeldingen.

(Selectie annuleren (Cancel Selection))

Hiermee maakt u de selectie ongedaan van de doelafbeelding (in het oranje kader) in het gebied met geselecteerde afbeeldingen.

Gebied met geselecteerde afbeeldingen

Hier worden de afbeeldingen weergegeven die in het venster met miniaturen zijn geselecteerd.

Verwant onderwerp

Foto's en documenten scannen

Naar boven

Dialoogvenster Scan-instellingen (Scan Settings) (Foto's/documenten)

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > Schermen van MP

Navigator EX > Dialoogvenster Scan-instellingen (Scan Settings) (Foto's/documenten)

Dialoogvenster Scan-instellingen (Scan Settings) (Foto's/ documenten)

Het dialoogvenster Scan-instellingen (Scan Settings)wordt geopend wanneer u klikt op Opgeven...

(Specify...) in het venster Scan/Import. (Scan/Import).

In het dialoogvenster Scan-instellingen (Scan Settings) kunt u geavanceerde instellingen voor scannen opgeven.

Documenttype (Document Type)

Selecteer het type document dat u wilt scannen.

Foto's scannen: Kleurenfoto (Color Photo) of Zwart-wit foto (Black and White Photo)

Tekstdocumenten scannen: Kleurendocument (Color Document), Zwart-wit document (Black and

White Document) of Tekst (OCR) (Text (OCR))

Tijdschriften scannen: Tijdschrift (kleur) (Magazine(Color))

Belangrijk

Voor een correcte scan moet u een documenttype selecteren dat overeenkomt met het document dat u wilt scannen.

Documentformaat (Document Size)

Selecteer het formaat van het document dat u wilt scannen.

Wanneer u Aangepast (Custom) selecteert, wordt een dialoogvenster geopend waarin u het documentformaat kunt opgeven. Selecteer een van de Eenheden (Units), voer de Breedte (Width) en

Hoogte (Height) in en klik op OK.

Belangrijk

Wanneer u Automatisch detecteren (Auto Detect) selecteert, wordt de afbeelding mogelijk niet gescand op de juiste positie en het juiste formaat. Wijzig het formaat in dat geval in het werkelijke documentformaat (A4, Letter enz.). Lijn een hoek van het document uit met de hoek bij de pijl

(positiemarkering) van de glasplaat.

U kunt Autom. detecteren (meer documenten) (Auto Detect (Multiple Documents)) of Automatisch

Dialoogvenster Scan-instellingen (Scan Settings) (Foto's/documenten)

detecteren (Auto Detect) niet selecteren wanneer het Documenttype (Document Type) is ingesteld op Tekst (OCR) (Text(OCR)).

Scanresolutie (Scanning Resolution)

Hier kunt u de resolutie selecteren waarmee documenten moeten worden gescand.

Resolutie

Opmerking

Wanneer Documenttype (Document Type) is ingesteld op Tekst (OCR) (Text(OCR)), kunt u de volgende scanresoluties opgeven.

300 dpi / 400 dpi

Moiré-reductie (Descreen)

Schakel dit selectievakje in om Moiré-patronen te reduceren.

Afgedrukte foto's en afbeeldingen worden weergegeven als een verzameling kleine puntjes. Moiré is een verschijnsel waarbij ongelijkmatige gradatie of een streeppatroon zichtbaar is als foto’s of afbeeldingen met fijne punten worden gescand. Moiré-reductie (Descreen) is de functie waarmee u dit effect kunt verkleinen.

Belangrijk

U kunt dit selectievakje niet inschakelen wanneer Documenttype (Document Type) is ingesteld op Kleurenfoto (Color Photo), Zwart-wit foto (Black and White Photo) of Tekst (OCR) (Text(OCR)).

Opmerking

Het scannen neemt meer tijd in beslag als u Moiré-reductie (Descreen) inschakelt.

Doorschijnendheid beperken (Reduce Show-through)

Schakel dit selectievakje in om tekst in een document scherper te maken of om het doorschijnen van tekst in en te voorkomen.

Belangrijk

U kunt dit selectievakje niet inschakelen wanneer Documenttype (Document Type) is ingesteld op Kleurenfoto (Color Photo), Zwart-wit foto (Black and White Photo) of Tekst (OCR) (Text(OCR)).

Opmerking

Schakel dit selectievakje in als het Documenttype (Document Type) een tekstdocument is en als de gescande afbeelding doorschijnend is.

Beeld verscherpen (Unsharp Mask)

Schakel dit selectievakje in als u de contouren van de onderwerpen wilt benadrukken en het beeld wilt verscherpen.

Belangrijk

Wanneer Documenttype (Document Type) is ingesteld op Tekst (OCR) (Text(OCR)), kunt u deze instelling niet selecteren.

Schaduw van rugmarge verwijderen (Remove gutter shadow)

Schakel dit selectievakje in om schaduwen tussen pagina's bij het scannen van open boekjes te corrigeren

Belangrijk

U kunt dit selectievakje niet inschakelen als Documentformaat (Document Size) is ingesteld op

Automatisch detecteren (Auto Detect), Autom. detecteren (meer documenten) (Auto Detect

(Multiple Documents)) of als de Assistent voor samenvoegen is geselecteerd.

Lijn het document goed uit met de positiemarkering op de plaat.

Opmerking

Gebruik het tabblad Geavanceerde modus (Advanced Mode) van ScanGear om schaduwen van rugmarges te corrigeren bij het scannen van documenten die geen standaardformaat hebben of

Dialoogvenster Scan-instellingen (Scan Settings) (Foto's/documenten)

wanneer u aangepaste bijsnijdkaders hebt ingesteld.

Zie Schaduwcorrectie van rugmarge (Gutter Shadow Correction) in ' Instellingen voor afbeeldingen (Image Settings) ' (tabblad Geavanceerde modus (Advanced Mode) van ScanGear).

Scheve documenten corrigeren (Correct slanted document)

Schakel dit selectievakje in als u de gescande tekst wilt detecteren en de hoek van het document te corrigeren (binnen -0,1 en -10 graden of +0,1 en +10 graden)

Belangrijk

U kunt dit selectievakje niet inschakelen wanneer het Documenttype (Document Type) is ingesteld op Kleurenfoto (Color Photo) of Zwart-wit foto (Black and White Photo).

U kunt dit selectievakje niet inschakelen als de Assistent voor samenvoegen is geselecteerd bij

Documentformaat (Document Size).

De helling van de volgende typen documenten wordt mogelijk niet gecorrigeerd wanneer de tekst niet correct kan worden gedetecteerd.

- Documenten waarvan de tekstregels een hellingspercentage hebben van meer dan 10 graden of waarvan de regels niet hetzelfde hellingspercentage hebben

- Documenten met zowel verticale als horizontale tekst

- Documenten met een zeer groot of zeer klein lettertype

- Documenten met weinig tekst

- Documenten met illustraties/afbeeldingen of met de hand geschreven tekst

- Documenten met zowel verticale als horizontale lijnen (tabellen)

Opmerking

Het scannen neemt meer tijd in beslag als u Scheve documenten corrigeren (Correct slanted document) inschakelt.

Afdrukstand van tekstdocumenten detecteren en afbeeldingen roteren (Detect the orientation of text documents and rotate images)

Schakel dit selectievakje in om de afdrukstand van het document af te leiden uit de gescande tekst en de gescande afbeelding te roteren in de juiste afdrukstand. Selecteer de taal van het te scannen document bij Documenttaal (Document Language).

Belangrijk

U kunt dit selectievakje niet inschakelen wanneer het Documenttype (Document Type) is ingesteld op Kleurenfoto (Color Photo) of Zwart-wit foto (Black and White Photo).

U kunt dit selectievakje niet inschakelen als de Assistent voor samenvoegen is geselecteerd bij

Documentformaat (Document Size).

Afhankelijk van de taal van het document is het mogelijk dat deze functie niet goed werkt. Alleen tekstdocumenten geschreven in een taal die beschikbaar is voor selectie bij Documenttaal

(Document Language), worden ondersteund.

De afdrukstand van de volgende typen documenten wordt mogelijk niet gecorrigeerd wanneer de tekst niet correct kan worden gedetecteerd. Selecteer in dat geval de gescande afbeelding in het venster met miniaturen van het scherm ' Foto's/documenten (plaat) (Photos/Documents (Platen))

(venster Scan/Import. (Scan/Import)) ' en roteer de afbeelding met de bewerkingshulpmiddelen.

- Resolutie ligt buiten het bereik van 300 dpi tot 600 dpi

- Tekengrootte ligt buiten het bereik van 8 punten tot 48 punten

- Documenten met speciale lettertypen, effecten, cursieve letters of met de hand geschreven tekst

- Documenten met achtergrondpatronen

Opmerking

Het scannen duurt langer dan gebruikelijk wanneer u Afdrukstand van tekstdocumenten detecteren en afbeeldingen roteren (Detect the orientation of text documents and rotate images) inschakelt.

Documenttaal (Document Language)

Selecteer de taal van het document dat u wilt scannen.

Belangrijk

U kunt dit selectievakje niet inschakelen wanneer het Documenttype (Document Type) is ingesteld op Kleurenfoto (Color Photo) of Zwart-wit foto (Black and White Photo).

Dialoogvenster Scan-instellingen (Scan Settings) (Foto's/documenten)

U kunt dit selectievakje niet inschakelen als de Assistent voor samenvoegen is geselecteerd bij

Documentformaat (Document Size).

Standaard (Defaults)

Standaardinstellingen herstellen.

Naar boven

Dialoogvenster Opslaan (Save)

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > Schermen van MP

Navigator EX > Dialoogvenster Opslaan (Save)

Dialoogvenster Opslaan (Save)

Het dialoogvenster Opslaan (Save) wordt geopend wanneer u klikt op Opslaan (Save) in het venster

Scan/Import. (Scan/Import).

In het dialoogvenster Opslaan (Save) kunt u instellingen opgeven voor het opslaan van afbeeldingen op een computer.

Opslaan in (Save in)

Hiermee wordt de map weergegeven waarin de gescande documenten moeten worden opgeslagen.

Als u de map wilt wijzigen, klikt u op Bladeren... (Browse...) om een andere map op te geven.

Standaard zijn de volgende mappen opgegeven.

Windows Vista: map MP Navigator EX in de map Afbeeldingen (Pictures)

Windows XP: map MP Navigator EX in de map Mijn afbeeldingen (My Pictures)

Windows 2000: map MP Navigator EX in de map Mijn afbeeldingen (My Pictures)

Bestandsnaam (File name)

Voer een bestandsnaam in voor de afbeelding die u wilt opslaan (maximaal 64 tekens). Wanneer u meerdere bestanden opslaat, worden 4 cijfers aan elke bestandsnaam toegevoegd.

Type bestanden (Save as type)

Selecteer een bestandstype om de gescande afbeeldingen op te slaan.

Selecteer JPEG/Exif, TIFF of BMP.

Belangrijk

Wanneer Documenttype (Document Type) is ingesteld op Tekst (OCR) (Text(OCR)), kunt u geen

JPEG/Exif selecteren.

Instellen... (Set...)

Wanneer Type bestanden (Save as type) is ingesteld op JPEG/Exif

U kunt een compressietype opgeven voor JPEG-bestanden. Selecteer Hoog (lage compressie)

(High(Low Compression)), Standaard (Standard) of Laag (hoge compressie) (Low(High

Compression)).

Opslaan in een submap met huidige datum (Save to a Subfolder with Current Date)

Hiermee maakt u een submap in de map die is opgegeven in Opslaan in (Save in) met de huidige datum. Sla in deze submap gescande afbeeldingen op. Er wordt een submap met een naam als

'2009_01_01' (Jaar_Maand_Dag) gemaakt.

Als dit selectievakje niet is ingeschakeld, worden bestanden rechtstreeks opgeslagen in de map die is opgegeven in Opslaan in (Save in).

Naar boven

Dialoogvenster Opslaan als PDF-bestand (Save as PDF file)

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > Schermen van MP

Navigator EX > Dialoogvenster Opslaan als PDF-bestand (Save as PDF file)

Dialoogvenster Opslaan als PDF-bestand (Save as PDF file)

In het dialoogvenster Opslaan als PDF-bestand (Save as PDF file) kunt u geavanceerde instellingen opgeven voor het opslaan van gescande afbeeldingen als PDF-bestand. U kunt meerdere documenten opslaan als één PDF-bestand of u kunt pagina's toevoegen aan een PDF-bestand dat is gemaakt met

MP Navigator EX.

Belangrijk

U kunt afbeeldingen die gescand zijn met 10501 of meer pixels in verticale en horizontale richting niet opslaan.

Dialoogvenster dat wordt geopend wanneer u op Opslaan als PDF-bestand (Save as PDF file) in het venster Scan/Import. (Scan/Import) klikt.

Dialoogvenster dat wordt geopend wanneer u klikt op Geselecteerde pagina's opslaan

(Save Selected Pages) of Alle pagina's opslaan (Save All Pages) in het venster PDFbestand maken/bewerken (Create/Edit PDF file)

Dialoogvenster Opslaan als PDF-bestand (Save as PDF file)

Type bestanden (Save as type)

Selecteer een PDF-bestandstype om de gescande afbeeldingen op te slaan.

PDF

Sla elk van de geselecteerde afbeeldingen op als afzonderlijk PDF-bestand.

PDF (meerdere pagina's) (PDF(Multiple Pages))

Meerdere afbeeldingen als één PDF-bestand opslaan.

Opmerking

PDF (meerdere pagina's) (PDF(Multiple Pages)) wordt weergegeven wanneer er meerdere afbeeldingen zijn geselecteerd.

PDF (pagina toevoegen) (PDF(Add Page))

De gescande afbeeldingen toevoegen aan een PDF-bestand. De afbeeldingen worden toegevoegd aan het eind van het PDF-bestand. U kunt de pagina's van het PDF-bestand waaraan de afbeeldingen worden toegevoegd, niet opnieuw rangschikken.

Belangrijk

Afbeeldingen kunnen alleen worden toegevoegd aan PDF-bestanden die zijn gemaakt met

MP Navigator EX. U kunt geen PDF-bestanden opgeven die met andere toepassingen zijn gemaakt. Het is evenmin mogelijk PDF-bestanden op te geven die in andere toepassingen zijn bewerkt.

Als een met wachtwoord beveiligd PDF-bestand wordt bewerkt, worden de wachtwoorden verwijderd. Stel de wachtwoorden opnieuw in.

Wachtwoorden voor PDF-bestanden instellen

Instellen... (Set...)

Geef geavanceerde instellingen voor het maken van PDF-bestanden op. Zie ' Dialoogvenster PDFinstellingen (PDF Settings) ' voor meer informatie.

Instellingen wachtwoordbeveiliging (Password security settings)

Schakel dit selectievakje in om het dialoogvenster Wachtwoordbeveiliging - Instellingen (Password

Security -Settings) te openen, waarin u wachtwoorden kunt instellen voor het openen, bewerken en afdrukken van PDF-bestanden.

Wachtwoorden voor PDF-bestanden instellen

Toevoegen aan (Add to)

Dit wordt weergegeven wanneer u PDF (pagina toevoegen) (PDF(Add Page)) selecteert bij Type bestanden (Save as type) en het PDF-bestand opgeeft waaraan afbeeldingen worden toegevoegd.

Als u het bestand wilt wijzigen, klikt u op Bladeren... (Browse...) om een ander bestand op te geven.

Belangrijk

Afbeeldingen kunnen alleen worden toegevoegd aan PDF-bestanden die zijn gemaakt met MP

Navigator EX. U kunt geen PDF-bestanden opgeven die met andere toepassingen zijn gemaakt. Het is evenmin mogelijk PDF-bestanden op te geven die in andere toepassingen zijn bewerkt.

Bestandsnaam (File name)

Voer een bestandsnaam in voor de afbeelding die u wilt opslaan (maximaal 64 tekens). Wanneer u meerdere bestanden opslaat, worden 4 cijfers aan elke bestandsnaam toegevoegd.

Opslaan in (Save in)

Hier wordt de map weergegeven waarin de PDF-bestanden moeten worden opgeslagen. Als u de map wilt wijzigen, klikt u op Bladeren... (Browse...) om een andere map op te geven.

Standaard zijn de volgende mappen opgegeven.

Windows Vista: map MP Navigator EX in de map Afbeeldingen (Pictures)

Windows XP: map MP Navigator EX in de map Mijn afbeeldingen (My Pictures)

Windows 2000: map MP Navigator EX in de map Mijn afbeeldingen (My Pictures)

Opslaan in een submap met huidige datum (Save to a Subfolder with Current Date)

Hiermee maakt u een submap in de map die is opgegeven in Opslaan in (Save in) met de huidige datum. Sla in deze submap gescande afbeeldingen op. Er wordt een submap met een naam als

Dialoogvenster Opslaan als PDF-bestand (Save as PDF file)

'2009_01_01' (Jaar_Maand_Dag) gemaakt.

Als dit selectievakje niet is ingeschakeld, worden bestanden rechtstreeks opgeslagen in de map die is opgegeven in Opslaan in (Save in).

Naar boven

Dialoogvenster PDF-instellingen (PDF Settings)

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > Schermen van MP

Navigator EX > Dialoogvenster PDF-instellingen (PDF Settings)

Dialoogvenster PDF-instellingen (PDF Settings)

In het dialoogvenster PDF-instellingen (PDF Settings) kunt u het PDF-compressietype en andere geavanceerde instellingen voor het maken van PDF-bestanden opgeven.

Zoeken op sleutelwoorden inschakelen (Enable keyword search)

Schakel dit selectievakje in als u tekens in een document wilt converteren naar tekstgegevens. U kunt dan gemakkelijk zoeken op sleutelwoorden.

Documenttaal (Document Language)

Selecteer de taal van het document dat u wilt scannen.

Afdrukstand van tekstdocumenten detecteren en afbeeldingen roteren (Detect the orientation of text documents and rotate images)

Schakel dit selectievakje in om de afdrukstand van het document af te leiden uit de gescande tekst en de gescande afbeelding te roteren in de juiste afdrukstand.

Belangrijk

Afhankelijk van de taal van het document is het mogelijk dat deze functie niet goed werkt. Alleen tekstdocumenten geschreven in een taal die beschikbaar is voor selectie bij Documenttaal

(Document Language), worden ondersteund.

De afdrukstand van de volgende typen documenten wordt mogelijk niet gecorrigeerd wanneer de tekst niet correct kan worden gedetecteerd.

- Resolutie ligt buiten het bereik van 300 dpi tot 600 dpi

- Tekengrootte ligt buiten het bereik van 8 punten tot 48 punten

- Documenten met speciale lettertypen, effecten, cursieve letters of met de hand geschreven tekst

- Documenten met achtergrondpatronen

Scheve documenten corrigeren (Correct slanted document)

Schakel dit selectievakje in als u de gescande tekst wilt detecteren en de hoek van het document te corrigeren (binnen -0,1 en -10 graden of +0,1 en +10 graden)

Belangrijk

De helling van de volgende typen documenten wordt mogelijk niet gecorrigeerd wanneer de tekst niet correct kan worden gedetecteerd.

- Documenten waarvan de tekstregels een hellingspercentage hebben van meer dan 10 graden of waarvan de regels niet hetzelfde hellingspercentage hebben

- Documenten met zowel verticale als horizontale tekst

- Documenten met een zeer groot of zeer klein lettertype

- Documenten met weinig tekst

- Documenten met illustraties/afbeeldingen of met de hand geschreven tekst

- Documenten met zowel verticale als horizontale lijnen (tabellen)

Dialoogvenster PDF-instellingen (PDF Settings)

PDF-compressie (PDF Compression)

Selecteer een type compressie voor het opslaan.

Standaard (Standard)

Deze instelling wordt aanbevolen.

Hoog (High)

Hiermee wordt het bestand gecomprimeerd tijdens het opslaan, waardoor u de netwerk-/ serverbelasting kunt verminderen.

Belangrijk

Sterk gecomprimeerde PDF-afbeeldingen kunnen in kwaliteit afnemen als u ze herhaaldelijk met een hoge compressie opslaat.

Opmerking

De volgende afbeeldingen kunnen efficiënt worden gecomprimeerd.

- Afbeeldingen met een resolutie in het bereik van 75 dpi tot 600 dpi.

Beveiliging (Security)

Hiermee kunt u wachtwoorden instellen voor het openen, bewerken en afdrukken van de gemaakte

PDF-bestanden.

Belangrijk

In Windows 2000 is voor deze functie is Internet Explorer 5.5 Service Pack 2 of hoger vereist.

Deze functie is niet beschikbaar als afbeeldingen automatisch worden opgeslagen nadat ze zijn gescand, bijvoorbeeld wanneer u scant vanuit het scherm in de modus voor eenmaal klikken of met het bewerkingspaneel van het apparaat.

Opmerking

Selecteer Wachtwoordbeveiliging (Password Security) en geef wachtwoorden op in het dialoogvenster Wachtwoordbeveiliging - Instellingen (Password Security -Settings).

Wachtwoorden voor PDF-bestanden instellen

Naar boven

Venster Toon gebruik (View Use)

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > Schermen van MP

Navigator EX > Venster Toon & gebruik (View & Use)

Venster Toon & gebruik (View & Use)

Wijs Toon & gebruik (View & Use) aan in het scherm voor de navigatiemodus en klik op Mijn vak (gesc./ geïmp. afb.) (My Box (Scanned/Imported Images)), Map opgeven (Specify Folder) of Recent opgesl.

afbeeldingen (Recently Saved Images) om het venster Toon & gebruik (View & Use) te openen.

Open dit venster om gescande afbeeldingen of op een computer opgeslagen afbeeldingen weer te geven of te gebruiken.

Belangrijk

Alleen PDF-bestanden die zijn gemaakt met MP Navigator EX worden weergegeven. U kunt geen

PDF-bestanden weergeven die met andere toepassingen zijn gemaakt. Het is evenmin mogelijk

PDF-bestanden weer te geven die in andere toepassingen zijn bewerkt.

(1) Items voor weergave-instellingen

(2) Knoppen voor afbeeldingsverwerking

(3) Werkbalk

(4) Venster met miniaturen

(5) Gebied met geselecteerde afbeeldingen

Items voor weergave-instellingen

Venster Toon gebruik (View Use)

Scan/Import. (Scan/Import)

Klik hierop als u foto's, documenten, tijdschriften en andere materialen wilt scannen. Het venster

Scan/Import. (Scan/Import) wordt geopend.

Scherm Foto's/documenten (plaat) (Photos/Documents (Platen)) (Venster Scan/Import. (Scan/

Import))

Mijn vak (gesc./geïmp. afb.) (My Box (Scanned/Imported Images))

Hiermee geeft u de mappen met afbeeldingen (gerangschikt op jaar, jaar/maand en jaar/maand/ datum) in Mijn vak weer in een mapstructuur. Selecteer een map om de inhoud weer te geven in het miniaturenvenster aan de rechterkant.

De datum van de afbeelding is de datum waarop deze is gescand, opgenomen of bijgewerkt.

Map opgeven (Specify Folder)

Geeft alle vaste schijven en mappen in een mapstructuur weer. Selecteer een map om de afbeeldingen weer te geven in het venster met miniaturen rechts op het scherm.

Als u een map selecteert en aanklikt, wordt de mapnaam gemarkeerd en kunt u deze wijzigen.

Recent opgesl. afbeeldingen (Recently Saved Images)

Gescande/geïmporteerde afbeeldingen' en afbeeldingen die zijn 'toegevoegd aan e-mail' of

'verzonden naar toepassing', worden in een mapstructuur weergegeven, gesorteerd op datum.

Selecteer een maand/dag/jaar-map om de afbeeldingen op datum weer te geven in het venster met miniaturen rechts.

De datum van de afbeelding is de datum waarop deze is gescand of verzonden.

Zoeken (Search)

De geavanceerde zoekopties worden geopend.

Afbeeldingen zoeken

Naar het hoofdmenu gaan (Jump to Main Menu)

Naar het hoofdmenu gaan

Knoppen voor afbeeldingsverwerking

Knoppen voor afbeeldingsverwerking

Hier kunt u opgeven wat er moet gebeuren met de geselecteerde afbeeldingen. Zie de onderstaande onderwerpen voor meer informatie over elke knop.

PDF-bestanden maken/bewerken

Documenten afdrukken

Foto's afdrukken

Via e-mail verzenden

Bestanden bewerken

Opmerking

De knoppen in het gebied met knoppen voor afbeeldingsverwerking worden weergegeven wanneer de bijbehorende toepassingen zijn geïnstalleerd.

Werkbalk

Voorkeuren (Preferences)

Het dialoogvenster Voorkeuren (Preferences) wordt geopend. In het dialoogvenster Voorkeuren

(Preferences) kunt u geavanceerde instellingen definiëren voor MP Navigator EX-functies.

Dialoogvenster Voorkeuren (Preferences)

Handleiding

Deze handleiding openen.

Bewerkingshulpmiddelen

(Alles selecteren (Select All))

Venster Toon gebruik (View Use)

Hiermee selecteert u alle afbeeldingen in het venster met miniaturen.

(Alles annuleren (Cancel All))

Hiermee annuleert u alle selecties in het venster met miniaturen.

(Afbeeldingen corrigeren/verbeteren)

Hiermee kunt u de doelafbeelding corrigeren (in het oranje kader) Klik op deze knop om het dialoogvenster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images) te openen waarin u afbeeldingen kunt corrigeren/verbeteren en de helderheid, het contrast, enzovoort kunt aanpassen.

Venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images)

Belangrijk

Het corrigeren/verbeteren van afbeeldingen kan niet worden toegepast op PDF-bestanden of zwart-wit binaire bestanden.

Inzoomen (Zoom in)

Hiermee vergroot u de doelafbeelding (in het oranje kader). U kunt de afbeelding ook vergroten door erop te dubbelklikken. U kunt alle pagina's selecteren wanneer u een PDF-bestand selecteert.

U kunt ook bestandsinformatie selecteren zoals de bestandsnaam, datum, grootte en beveiligingsinstellingen. Voor PDF-bestanden waarvoor een Wachtwoord voor openen document (Document Open Password) is ingesteld, wordt een vergrendelingspictogram weergegeven.

PDF-bestanden die met een wachtwoord zijn beveiligd openen of bewerken

(Zoeken)

Voer een woord of een aantal woorden in uit de bestandsnaam, de Exif-informatie of de PDFtekst van de afbeelding waar u naar op zoek bent en klik op (zoekknop) Voor Exif-informatie wordt de tekst in Gemaakt door (Maker), Model, Beschrijving (Description) enOpmerking gebruiker (User Comment) doorzocht.

Opmerking

U kunt afbeeldingen zoeken in Mijn vak (gesc./geïmp. afb.) (My Box (Scanned/Imported

Images)), Recent opgesl. afbeeldingen (Recently Saved Images) of een geselecteerde map en de submappen daarvan.

(Vernieuwen)

Hiermee vernieuwt u de inhoud van het venster met miniaturen.

(Weergaveformaat (Display Size))

Hiermee wijzigt u het formaat van afbeeldingen in het venster voor miniaturen.

(Sorteren op)

Hiermee sorteert u de afbeeldingen in het venster voor miniaturen op categorie, datum

(oplopend of aflopend) of naam (oplopend of aflopend).

Afbeeldingen kunnen alleen op categorie worden gesorteerd als Mijn vak (gesc./geïmp. afb.)

(My Box (Scanned/Imported Images)) of Map opgeven (Specify Folder) wordt weergegeven.

Venster met miniaturen

Venster met miniaturen

Gescande afbeeldingen worden weergegeven.

Wanneer u het selectievakje van een afbeelding inschakelt, wordt de afbeelding weergegeven in het gebied met geselecteerde afbeeldingen.

Als u een afbeelding selecteert en de bestandsnaam aanklikt, wordt deze gemarkeerd en kunt u de naam wijzigen.

Venster Toon gebruik (View Use)

U kunt een afbeelding verslepen om de volgende bewerkingen uit te voeren.

- Verplaatsen tussen categorieën binnen het venster met miniaturen

- Verplaatsen naar een categoriemap die wordt weergegeven in Mijn vak (gesc./geïmp. afb.) (My Box

(Scanned/Imported Images))

- Kopiëren naar een map die wordt weergegeven in Map opgeven (Specify Folder)

Belangrijk

In Windows 2000 hebt u Internet Explorer 5.5 Service Pack 2 of hoger nodig om PDFbestanden met een wachtwoord te kunnen openen.

U kunt de extensie (.jpg, .pdf enz.) niet wijzigen als u een bestandsnaam wijzigt.

U kunt afbeeldingen niet verplaatsen of kopiëren naar de datummappen die worden weergegeven in de mapstructuur in Mijn vak (gesc./geïmp. afb.) (My Box (Scanned/Imported

Images)) of Recent opgesl. afbeeldingen (Recently Saved Images).

Opmerking

Voor PDF-bestanden waarvoor een Wachtwoord voor openen document (Document Open

Password) is ingesteld, wordt een vergrendelingspictogram weergegeven.

Miniaturen kunnen worden weergegeven als '?' in de volgende gevallen.

- U opent niet-ondersteunde afbeeldingen

- Het bestandsformaat is te groot en er is onvoldoende geheugen beschikbaar om de afbeelding weer te geven

- Het bestand is beschadigd

Wanneer afbeeldingen worden gesorteerd op Categorieën (Categories)

Gescande afbeeldingen worden per categorie weergegeven.

Opmerking

Sommige afbeeldingen worden mogelijk niet juist gedetecteerd en daardoor niet in de juiste categorieën geclassificeerd. In dat geval versleept u de afbeelding van de ene naar de andere categorie.

Categorienaam afbeeldingen: N (Geselecteerd: N)

Categorienaam

U beschikt over de volgende categorieën.

Foto's: Staand (Portrait), Overig (Others)

Documenten: Visitekaartje (Business Card), Ansichtkaart (Postcard), Standaardformaat

(Standard Size), PDF-bestand (PDF File) en Overig (Others)

Aangepaste categorieën: hiermee geeft u uw aangepaste categorieën weer.

Niet-geclassificeerd: hiermee geeft u afbeeldingen weer die niet zijn geclassificeerd.

Afbeeldingen: N (Images: N)

Het aantal afbeeldingen dat in die categorie is geclassificeerd wordt weergegeven.

(Geselecteerd: n) ((Selected: n))

Het aantal afbeeldingen waarvan het selectievakje is ingeschakeld wordt weergegeven.

Opmerking

Dit gedeelte wordt alleen weergegeven als een of meer afbeeldingen zijn geselecteerd.

Alles sluiten (Close All) / Alles openen (Open All)

Alles sluiten (Close All)

Venster Toon gebruik (View Use)

Hiermee verbergt u alle afbeeldingen.

Alles openen (Open All)

Hiermee geeft u alle afbeeldingen weer.

Opmerking

Direct nadat u het venster Toon & gebruik (View & Use) hebt geopend of afbeeldingen hebt gesorteerd, worden alle afbeeldingen weergegeven en wordt Alles sluiten (Close All) weergegeven.

Klik op Alles sluiten (Close All) om te schakelen naar Alles openen (Open All).

Spec. categorieën (Specific Categories) / Alle categorieën (All Categories)

U kunt de weergave van categorieën verfijnen, zodat alleen categorieën met afbeeldingen worden weergegeven. Als u de categorieweergave verfijnt, worden meer afbeeldingen weergegeven in het gebied met de miniaturenlijst. Hierdoor kunt u afbeeldingen eenvoudiger vinden en verplaatsen.

Deze knop wordt alleen weergegeven als Mijn vak (gesc./geïmp. afb.) (My Box (Scanned/

Imported Images)) of Map opgeven (Specify Folder) wordt weergegeven.

Spec. categorieën (Specific Categories)

Hiermee worden categorieën met afbeeldingen en de afbeeldingen in deze categorieën weergegeven.

Alle categorieën (All Categories)

Hiermee worden alle categorieën en afbeeldingen weergegeven.

Opmerking

Klik op Spec. categorieën (Specific Categories) om te schakelen naar Alle categorieën (All

Categories).

Aangepaste categorieën bewerken (Edit Custom Categories)

Als Mijn vak (gesc./geïmp. afb.) (My Box (Scanned/Imported Images)) of Map opgeven (Specify

Folder) is weergegeven, opent u het dialoogvenster Aangepaste categorieën bewerken (Edit

Custom Categories).

In het dialoogvenster Aangepaste categorieën bewerken (Edit Custom Categories) kunt u categorieën toevoegen of verwijderen die worden weergegeven in Aangepaste categorieën

(Custom Categories).

Zie ' Afbeeldingen classificeren in categorieën ' voor meer informatie.

Afbeeldingen classificeren (Classify Images)

Van vaste schijven geïmporteerde afbeeldingen verschijnen in Niet-geclassificeerd

(Unclassified). Klik op Afbeeldingen classificeren (Classify Images) om ze automatisch in te delen.

Deze knop wordt alleen weergegeven als Mijn vak (gesc./geïmp. afb.) (My Box (Scanned/

Imported Images)) of Map opgeven (Specify Folder) wordt weergegeven.

Opmerking

Het classificeren kan even duren als er veel afbeeldingen geclassificeerd moeten worden.

Gebied met geselecteerde afbeeldingen

(Alles annuleren (Cancel All))

Hiermee maakt u de selectie ongedaan van alle afbeeldingen in het gebied met geselecteerde afbeeldingen.

(Selectie annuleren (Cancel Selection))

Hiermee maakt u de selectie ongedaan van de doelafbeelding (in het oranje kader) in het gebied met geselecteerde afbeeldingen.

Venster Toon gebruik (View Use)

Gebied met geselecteerde afbeeldingen

Hier worden de afbeeldingen weergegeven die in het venster met miniaturen zijn geselecteerd.

Verwant onderwerp

Afbeeldingen openen die op een computer zijn opgeslagen

Naar boven

Venster PDF-bestand maken/bewerken (Create/Edit PDF file)

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > Schermen van MP

Navigator EX > Venster PDF-bestand maken/bewerken (Create/Edit PDF file)

Venster PDF-bestand maken/bewerken (Create/Edit PDF file)

Klik op PDF in het scherm Toon & gebruik (View & Use) en klik op PDF-bestand maken/bewerken

(Create/Edit PDF file) in de lijst om het dialoogvenster PDF-bestand maken/bewerken (Create/Edit PDF file) te openen.

In het dialoogvenster PDF-bestand maken/bewerken (Create/Edit PDF file) kunt u pagina's toevoegen of verwijderen en de volgorde wijzigen van pagina's in PDF-bestanden die zijn gemaakt met MP Navigator

EX.

Belangrijk

U kunt afbeeldingen die gescand zijn met 10501 of meer pixels in verticale en horizontale richting niet opslaan.

Als een met wachtwoord beveiligd PDF-bestand wordt bewerkt, worden de wachtwoorden verwijderd. Stel de wachtwoorden opnieuw in.

Wachtwoorden voor PDF-bestanden instellen

U kunt maximaal 99 pagina's maken of bewerken met MP Navigator EX.

Pagina's opnieuw schikken (Rearrange Pages)

U kunt de geselecteerde afbeelding (in een oranje kader) verplaatsen.

Hiermee verplaatst u de geselecteerde afbeelding naar het begin.

Hiermee verplaatst u de geselecteerde afbeelding één pagina omhoog.

Hiermee verplaatst u de geselecteerde afbeelding één pagina omlaag.

Hiermee verplaatst u de geselecteerde afbeelding naar het einde.

Opmerking

U kunt de afbeelding ook slepen om de volgorde te wijzigen.

Venster PDF-bestand maken/bewerken (Create/Edit PDF file)

Geselecteerde pagina's verwijderen (Delete Selected Pages)

Hiermee verwijdert u de geselecteerde afbeelding.

Pagina toevoegen (Add Page)

Hiermee kunt u een bestaand PDF-bestand selecteren en toevoegen.

Opmerking

Als u een met wachtwoord beveiligd PDF-bestand wilt toevoegen, hebt u het wachtwoord nodig.

Ongedaan maken (Undo)

Hiermee annuleert u de laatste wijziging.

Herstellen (Reset)

Hiermee annuleert u alle aangebrachte wijzigingen.

Geselecteerde pagina's opslaan (Save Selected Pages)

Opent het dialoogvenster Opslaan als PDF-bestand (Save as PDF file). Geef de gewenste instellingen op. Alleen de geselecteerde pagina wordt opgeslagen.

Opmerking

Wanneer er meerdere pagina's zijn geselecteerd, wordt een PDF-bestand met meerdere pagina's gemaakt.

Zie ' Dialoogvenster Opslaan als PDF-bestand (Save as PDF file) ' voor meer informatie over het dialoogvenster Opslaan als PDF-bestand (Save as PDF file).

Alle pagina's opslaan (Save All Pages)

Opent het dialoogvenster Opslaan als PDF-bestand (Save as PDF file). Geef de gewenste instellingen op. Hiermee slaat u alle PDF-bestanden in de lijst op als één PDF-bestand.

Voltooien (Finish)

Hiermee sluit u het dialoogvenster PDF-bestand maken/bewerken (Create/Edit PDF file).

Werkbalk

(Linksom roteren)

De pagina wordt 90 graden tegen de klok in gedraaid.

(Rechtsom roteren)

De pagina wordt 90 graden met de klok mee gedraaid.

(Voorbeeldmodus)

Hiermee schakelt u over op de voorbeeldmodus.

Het geselecteerde bestand wordt weergegeven bij Voorbeeld.

(Vergroten)

Venster PDF-bestand maken/bewerken (Create/Edit PDF file)

De afbeelding in het voorbeeldgebied wordt vergroot.

(Verkleinen)

De afbeelding in het voorbeeldgebied wordt verkleind.

(Volledig scherm)

De afbeelding wordt vergroot of verkleind zodat deze in het voorbeeldgebied in volledig scherm wordt weergegeven.

(Miniatuurmodus)

Hiermee schakelt u over op de miniatuurmodus. Er worden miniaturenweergaven van bestanden weergegeven.

Naar boven

Dialoogvenster Document afdrukken

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > Schermen van MP

Navigator EX > Dialoogvenster Document afdrukken

Dialoogvenster Document afdrukken

Klik op Afdrukken (Print) in het scherm Toon & gebruik (View & Use), en klik vervolgens op Document afdrukken (Print Document) in de lijst om het dialoogvenster Document afdrukken te openen.

In het dialoogvenster Document afdrukken kunt u geavanceerde instellingen opgeven voor het afdrukken van meerdere gescande afbeeldingen tegelijk.

Opmerking

De mogelijke instellingen in het dialoogvenster Document afdrukken variëren per printer.

Printer

Selecteer de printer die u wilt gebruiken.

Papierbron (Paper Source)

Selecteer de papierbron.

Pagina-indeling (Page Layout)

Selecteer een afdruktype.

Afdrukken op normaal formaat (Normal-size Printing)

Er wordt één afbeelding per vel afgedrukt.

Afdrukken op schaal (Scaled Printing)

U kunt afbeeldingen afdrukken op de geselecteerde schaal (vergroot of verkleind).

Passend op papierformaat (Fit-to-Page Printing)

De afbeelding wordt aangepast aan het papierformaat (vergroot of verkleind).

Afdrukken zonder marges (Borderless Printing)

De afbeelding wordt afgedrukt op een volledig vel papier, zonder marges.

Pagina-ind. afdr. (2 op 1) (Page Layout Printing (2 on 1))

Twee pagina's indelen en op een vel papier afdrukken.

Pagina-ind. afdr. (4 op 1) (Page Layout Printing (4 on 1))

Vier pagina's indelen en op een vel papier afdrukken.

Vergroten/verkleinen

Afbeeldingen bij het afdrukken vergroten of verkleinen.

Dialoogvenster Document afdrukken

(Vergroten/verkleinen)

Een vergrote of verkleinde afbeelding afdrukken door een schaal op te geven in stappen van 1%.

Auto

Schaal wordt automatisch aangepast op basis van de gedetecteerde papierbreedte en het geselecteerde papierformaat. De afbeelding kan 90 graden gedraaid worden afgedrukt, afhankelijk van het formaat.

Schaal (Scale)

Selecteer een factor in de lijst.

Belangrijk

Bij normaal formaat (100%) is het mogelijk dat bepaalde afbeeldingen klein worden afgedrukt of dat sommige stukken zijn afgekapt. Selecteer in dit geval Auto om het formaat van de afdruk in verhouding te brengen met het papierformaat.

Papierformaat (Paper Size)

Selecteer het formaat van het papier waarop u afdrukt. Stel het formaat in op het formaat van het papier dat in de printer is geladen.

Opmerking

De mogelijke papierformaten hangen af van de geselecteerde printer.

Mediumtype (Media Type)

Selecteer het type papier waarop u afdrukt. De geboden afdrukkwaliteit kan afhankelijk zijn van het ingestelde papiertype.

Opmerking

De mogelijke papiersoorten zijn afhankelijk van de geselecteerde printer.

Afdrukkwaliteit (Print Quality)

Selecteer de afdrukkwaliteit.

Dichtheid

Klik op

Aantal

(dichtheidsaanpassing) om de afdrukdichtheid te selecteren.

Klik op worden afgedrukt.

(kopieerinstelling) om het aantal exemplaren te selecteren dat moet

Afdrukken in grijstinten (Grayscale Printing)

Schakel dit selectievakje in wanneer u het document in zwart-wit wilt afdrukken.

Afdrukvoorbeeld (Preview before printing)

Schakel dit selectievakje in om voorafgaand aan het afdrukken het resultaat weer te geven.

Standaard (Defaults)

Standaardinstellingen herstellen.

Afdrukken (Print)

Afdrukken starten met de opgegeven instellingen.

Opmerking

Als u wilt annuleren tijdens het spoolen, klikt u op Annuleren (Cancel). Als u het afdrukken wilt annuleren, klikt u op Afdrukken annuleren (Cancel Printing) in het bevestigingsvenster voor de printerstatus. Als u het bevestigingsvenster voor de printerstatus wilt openen, klikt u op het printerpictogram op de taakbalk.

Naar boven

Dialoogvenster Foto afdrukken (Print Photo)

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > Schermen van MP

Navigator EX > Dialoogvenster Foto afdrukken (Print Photo)

Dialoogvenster Foto afdrukken (Print Photo)

Klik op Afdrukken (Print) in het scherm Toon & gebruik (View & Use) en klik op Foto afdrukken (Print

Photo) in de lijst om het dialoogvenster Foto afdrukken (Print Photo) te openen.

Belangrijk

Het dialoogvenster Foto afdrukken (Print Photo) wordt niet geopend als Easy-PhotoPrint EX is geïnstalleerd. In dat geval wordt Easy-PhotoPrint EX gestart.

PDF-bestanden kunnen niet worden afgedrukt.

Opmerking

Dubbelklik op een afbeelding om deze weer te geven in een ander venster.

Printer

Selecteer de printer die u wilt gebruiken.

Eigenschappen... (Properties...)

Hiermee geeft u het scherm met geavanceerde printerinstellingen weer.

Papierformaat (Paper Size)

Selecteer het formaat van het papier waarop u afdrukt. Stel het formaat in op het formaat van het papier dat in de printer is geladen.

Mediumtype (Media Type)

Selecteer het type papier waarop u afdrukt. De geboden afdrukkwaliteit kan afhankelijk zijn van het ingestelde papiertype.

Pagina-indeling (Page Layout)

Selecteer een afdruktype.

Afdrukken op normaal formaat (Normal-size Printing)

Er wordt één afbeelding per vel afgedrukt.

Passend op papierformaat (Fit-to-Page Printing)

Dialoogvenster Foto afdrukken (Print Photo)

De afbeelding wordt aangepast aan het papierformaat (vergroot of verkleind).

Afdrukken zonder marges (Borderless Printing)

Schakel dit selectievakje in om de afbeelding op een gehele pagina, zonder kader, af te drukken.

Belangrijk

De instelling Pagina-indeling (Page Layout) wordt uitgeschakeld als u Afdrukken zonder marges

(Borderless Printing) selecteert.

Deze instelling is alleen beschikbaar voor printers die afdrukken zonder marges ondersteunen.

Afdrukstand (Orientation)

Geef de afdrukstand op.

Belangrijk

Deze instelling is alleen beschikbaar wanneer Pagina-indeling (Page Layout) is ingesteld op

Afdrukken op normaal formaat (Normal-size Printing). Bij andere instellingen wordt de afbeelding automatisch geroteerd zodat deze goed op het papier past.

Aantal (Copies)

Geef het aantal af te drukken exemplaren op.

Vivid Photo

Schakel dit selectievakje in om de afbeelding af te drukken met levendige kleuren.

Afdrukvoorbeeld (Preview before printing)

Schakel dit selectievakje in om voorafgaand aan het afdrukken het resultaat weer te geven.

Afdrukken (Print)

Starten met afdrukken.

Opmerking

Alleen de afbeeldingen waarbij het selectievakje in het venster met miniaturen is ingeschakeld, worden afgedrukt.

Sluiten (Close)

Hiermee sluit u het dialoogvenster zonder de foto af te drukken.

Naar boven

Dialoogvenster Via e-mail verzenden (Send via E-mail)

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > Schermen van MP

Navigator EX > Dialoogvenster Via e-mail verzenden (Send via E-mail)

Dialoogvenster Via e-mail verzenden (Send via E-mail)

Klik Op Verzenden (Send) in het scherm Toon & gebruik (View & Use) en klik op Toevoegen aan e-mail

(Attach to E-mail) in de lijst om het dialoogvenster Via e-mail verzenden (Send via E-mail) te openen.

In het dialoogvenster Via e-mail verzenden (Send via E-mail) kunt u geavanceerde instellingen opgeven voor het bijvoegen van afbeeldingen aan e-mailberichten.

Belangrijk

MP Navigator EX is compatibel met de volgende e-mailprogramma's:

- Windows Mail (Windows Vista)

- Outlook Express (Windows XP/Windows 2000)

- Microsoft Outlook

(Als een e-mailprogramma niet naar behoren functioneert, controleert u of de MAPI-instelling van het mailprogramma is ingeschakeld. Raadpleeg de handleiding van het e-mailprogramma voor meer informatie.)

E-mailprogramma (Mail Program)

Het e-mailprogrammma dat is ingesteld via Voorkeuren (Preferences) in het scherm voor de navigatiemodus wordt weergegeven. Selecteer het gewenste e-mailprogramma.

Bestandsgrootte van bijlage aanpassen (Adjust attachment file size)

Als Type bestanden (Save as type) is ingesteld op JPEG, kunt u het formaat van afbeeldingen wijzigen door dit selectievakje in te schakelen. Selecteer een formaat bij Grootte (Size).

Opslaan in (Save in)

Hier wordt de map weergegeven waarin de afbeeldingen moeten worden opgeslagen. Als u de map wilt wijzigen, klikt u op Bladeren... (Browse...) om een andere map op te geven. Indien het formaat is gewijzigd, worden de afbeeldingen met het nieuwe formaat opgeslagen.

Standaard zijn de volgende mappen opgegeven.

Windows Vista: map MP Navigator EX in de map Afbeeldingen (Pictures)

Windows XP: map MP Navigator EX in de map Mijn afbeeldingen (My Pictures)

Windows 2000: map MP Navigator EX in de map Mijn afbeeldingen (My Pictures)

Bestandsnaam (File name)

Voer een bestandsnaam in voor de afbeelding die u wilt toevoegen (maximaal 64 tekens). Wanneer u meerdere bestanden opslaat, worden 4 cijfers aan elke bestandsnaam toegevoegd.

Instellen... (Set...)

U kunt een compressietype opgeven voor JPEG-bestanden.

Selecteer Hoog (lage compressie) (High(Low Compression)), Standaard (Standard) of Laag (hoge compressie) (Low(High Compression)).

Dialoogvenster Via e-mail verzenden (Send via E-mail)

Naar boven

Venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images)

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > Schermen van MP

Navigator EX > Venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images)

Venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance

Images)

Klik op (Afbeeldingen corrigeren/verbeteren) in het scherm Toon & Gebruik (View & Use) of klik op

Foto Afbeeldingen herstellen (Fix photo images) in het gebied met taakknoppen om het dialoogvenster

Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images) te openen.

U kunt in het dialoogvenster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images) geavanceerde instellingen definiëren, zoals instellingen voor het corrigeren en verbeteren van afbeeldingen en het aanpassen van de helderheid en het contrast.

U kunt ook de bronafbeelding naast de bijgewerkte afbeelding weergeven om deze te vergelijken.

Belangrijk

Het corrigeren/verbeteren van afbeeldingen kan niet worden toegepast op PDF-bestanden of zwartwit binaire bestanden.

Opmerking

U kunt het venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images) ook openen door op (Afbeeldingen corrigeren/verbeteren) in het dialoogvenster Inzoomen (Zoom in) te klikken.

Het corrigeren van grote afbeeldingen kan enige tijd duren.

Raadpleeg ' Venster Toon & gebruik (View & Use) ' voor meer informatie over het venster Toon & gebruik (View & Use).

(1) Taakgebied

(2) Werkbalk

Taakgebied

Beschikbare taken en instellingen zijn verschillend op de tabbladen Auto en Handmatig (Manual).

Klik op Auto of Handmatig (Manual) om het bijbehorende tabblad te openen.

Venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images)

Tabblad Auto

Met de functies op het tabblad Auto kunt u correcties en verbeteringen op de afbeelding in zijn geheel toepassen.

Zie ' Afbeeldingen automatisch corrigeren/verbeteren ' voor meer informatie.

Automatische fotocorrectie (Auto Photo Fix)

Hiermee worden automatische fotocorrecties toegepast.

Voorrang geven aan Exif-info (Prioritize Exif Info)

Schakel dit selectievakje in om correcties toe te passen die voornamelijk zijn gebaseerd op de instellingen die waren geselecteerd op het moment van vastleggen.

Schakel dit selectievakje uit om correcties toe te passen op basis van de resultaten van de afbeeldingsanalyse. Deze instelling wordt aanbevolen.

Opmerking

Exif is een standaardindeling waarmee u verschillende opnamegegevens kunt toevoegen aan afbeeldingen van digitale camera's (JPEG).

Gezicht scherper maken (Face Sharpener)

Hiermee kunt u onscherpe gezichten verscherpen.

Geef met de schuifregelaar het niveau van het effect op.

Gezicht digitaal effenen (Digital Face Smoothing)

Hiermee kunt u de huid verbeteren door oneffenheden en rimpels te verwijderen.

Geef met de schuifregelaar het niveau van het effect op.

Toepassen op alle afbeeldingen (Apply to all images)

Hiermee wordt de correctie toegepast op alle afbeeldingen die worden weergegeven in de miniaturenlijst.

OK

Hiermee past u het geselecteerde effect toe op de geselecteerde afbeelding of op alle afbeeldingen.

Geselecteerde afbeelding herstellen (Reset Selected Image)

Hiermee annuleert u alle correcties en verbeteringen die u op de geselecteerde afbeelding hebt toegepast.

Geselecteerde afbeelding opslaan (Save Selected Image)

Hiermee slaat u de geselecteerde gecorrigeerde afbeeldingen op.

Alle gecorrigeerde afbeeldingen opslaan (Save All Corrected Images)

Hiermee slaat u alle gecorrigeerde afbeeldingen op die worden weergegeven in het venster met miniaturen.

Afsluiten (Exit)

Venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images)

Het venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images) sluiten.

Tabblad Handmatig

Gebruik Aanpassen (Adjust) om de helderheid en het contrast aan te passen of om de hele afbeelding scherper te maken.

Gebruik Corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance) als u specifieke gedeelten wilt corrigeren/verbeteren.

Zie ' Afbeeldingen handmatig corrigeren/verbeteren ' voor meer informatie.

Aanpassing

Helderheid (Brightness)

De algemene helderheid van de afbeelding wordt aangepast.

Verplaats de schuifregelaar naar links om de afbeelding donkerder te maken en naar rechts om deze lichter te maken.

Contrast

Het contrast van de afbeelding wordt aangepast. Als de afbeelding flets is vanwege gebrek aan contrast, kunt u het contrastniveau aanpassen.

Verplaats de schuifregelaar naar links om het contrast van de afbeelding te verlagen en naar rechts om het te verhogen.

Scherpte (Sharpness)

Versterkt de contouren van onderwerpen om de afbeelding scherper te maken. Pas de scherpte aan als de foto onscherp is of tekst vaag leesbaar is.

Verplaats de schuifregelaar naar rechts om de afbeelding scherper te maken.

Vervagen (Blur)

Vervaagt de contouren van onderwerpen om de afbeelding een zachtere uitstraling te geven.

Verplaats de schuifregelaar naar rechts om de afbeelding te vervagen.

Doorschijnendheid verwijderen (Show-through Removal)

Verwijdert doorschijnendheid van tekst of de basiskleur door de achterkant. Pas het niveau van doorschijnendheid aan om te voorkomen dat tekst of de basiskleur van de achterkant van een dun document doorschijnt op de voorkant.

Verplaats de schuifregelaar naar rechts om doorschijnendheid meer te verwijderen.

Standaard (Defaults)

Hiermee zet u helderheid, contrast, scherpte, vervaging en doorschijnendheid terug op de standaardwaarden.

Geselecteerde afbeelding herstellen (Reset Selected Image)

Hiermee annuleert u alle correcties, verbeteringen en aanpassingen die op de geselecteerde afbeelding zijn toegepast.

Venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images)

Geselecteerde afbeelding opslaan (Save Selected Image)

Hiermee slaat u de geselecteerde gecorrigeerde afbeeldingen op.

Alle gecorrigeerde afbeeldingen opslaan (Save All Corrected Images)

Hiermee slaat u alle gecorrigeerde afbeeldingen op die worden weergegeven in het venster met miniaturen.

Afsluiten (Exit)

Het venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images) sluiten.

Correctie/verbetering

Helderheid gezicht (Face Brightener)

Hiermee wordt de hele afbeelding gecorrigeerd, zodat het geselecteerde deel van het gezicht helderder wordt.

Geef met de schuifregelaar het niveau van het effect op.

Gezicht scherper maken (Face Sharpener)

Hiermee corrigeert u de gehele afbeelding om het gezicht scherper weer te geven. U kunt het gedeelte opgeven waarop u het effect wilt toepassen.

Geef met de schuifregelaar het niveau van het effect op.

Gezicht digitaal effenen (Digital Face Smoothing)

Hiermee kunt u de huid verbeteren door oneffenheden en rimpels te verwijderen. U kunt het gedeelte opgeven waarop u het effect wilt toepassen.

Geef met de schuifregelaar het niveau van het effect op.

Vlekken verwijderen (Blemish Remover)

Hiermee kunt u moedervlekjes verwijderen. U kunt het gedeelte opgeven waarop u het effect wilt toepassen.

OK

Hiermee past u het geselecteerde effect toe op het opgegeven gebied.

Ongedaan maken (Undo)

Hiermee annuleert u de laatste correctie.

Geselecteerde afbeelding herstellen (Reset Selected Image)

Hiermee annuleert u alle correcties, verbeteringen en aanpassingen die op de geselecteerde afbeelding zijn toegepast.

Geselecteerde afbeelding opslaan (Save Selected Image)

Hiermee slaat u de geselecteerde gecorrigeerde afbeeldingen op.

Alle gecorrigeerde afbeeldingen opslaan (Save All Corrected Images)

Hiermee slaat u alle gecorrigeerde afbeeldingen op die worden weergegeven in het venster met

Venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images)

miniaturen.

Afsluiten (Exit)

Het venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images) sluiten.

Werkbalk

Werkbalk

(Linksom roteren)

De afbeelding wordt 90 graden tegen de klok in gedraaid.

(Rechtsom roteren)

De afbeelding wordt 90 graden met de klok mee gedraaid.

(Omkeren)

De afbeelding wordt horizontaal omgekeerd.

(Bijsnijden)

Met bijsnijden selecteert u het gebied in een foto dat u wilt behouden en verwijdert u de rest.

Sleep het witte kader in het weergegeven venster om het te behouden gebied aan te geven.

Verplaats de cursor binnen het witte kader en sleep de aanwijzer om het gebied te verplaatsen.

Opmerking

Plaats de hoofdonderwerpen langs de witte stippellijnen of op de snijpunten om een evenwichtig beeld te maken.

(Vergroten)

De weergegeven afbeelding wordt vergroot.

(Verkleinen)

De weergegeven afbeelding wordt verkleind.

(Volledig scherm)

De afbeelding wordt vergroot/verkleind voor weergave op een volledig scherm.

(Vergelijken)

De bronafbeelding wordt geopend voor vergelijkingsdoeleinden.

De bronafbeelding wordt links weergegeven en de gecorrigeerde afbeelding rechts.

Venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images)

Naar boven

Scherm voor modus Eenmaal klikken

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > Schermen van MP

Navigator EX > Scherm voor modus Eenmaal klikken

Scherm voor modus Eenmaal klikken

Klik op de knop (Modus schakelen) links onder in het scherm voor de navigatiemodus om het scherm voor de modus Eenmaal klikken weer te geven.

U kunt scannen, opslaan, enzovoort. in één handeling, door op het bijbehorende pictogram te klikken.

Auto

Documenten scannen door automatisch het documenttype te detecteren. De bestandsindeling wordt automatisch ingesteld. Bestanden worden opgeslagen naar een computer. U kunt desgewenst

Automatische fotocorrectie toepassen.

Wanneer u op dit pictogram klikt, wordt het dialoogvenster Automatische scan (Auto Scan) geopend en kunt u de instellingen voor opslaan opgeven.

Dialoogvenster Automatische scan (Auto Scan)

Opslaan (Save)

Hiermee kunt u documenten en foto's scannen en ze opslaan op een computer. Het documenttype kan automatisch worden gedetecteerd.

Wanneer u op dit pictogram klikt, wordt het dialoogvenster Opslaan (Save) geopend en kunt u de instellingen voor scannen en opslaan opgeven.

Dialoogvenster Opslaan (Save) (Scherm voor modus Eenmaal klikken)

PDF

Documenten scannen en opslaan als PDF-bestanden.

Wanneer u op dit pictogram klikt, wordt het dialoogvenster PDF geopend en kunt u de instellingen voor de toepassing en voor scannen/opslaan opgeven.

Dialoogvenster PDF

Verzenden (Mail)

Documenten of foto's scannen en ze toevoegen aan een e-mailbericht.

Wanneer u op dit pictogram klikt, wordt het dialoogvenster Verzenden (Mail) geopend en kunt u de instellingen voor scannen/opslaan en voor het e-mailprogramma opgeven.

Dialoogvenster Verzenden (Mail)

OCR

Tekstdocumenten scannen en de tekst in de afbeelding weergeven in Kladblok (geleverd bij

Windows).

Wanneer u op dit pictogram klikt, wordt het dialoogvenster OCR geopend en kunt u de instellingen voor de toepassing en voor scannen/opslaan opgeven.

Dialoogvenster OCR

Opmerking

Raadpleeg de handleiding van de toepassing voor de verdere procedure.

Aangepast (Custom)

Documenten scannen en openen in een opgegeven toepassing. Het documenttype wordt automatisch gedetecteerd.

Wanneer u op dit pictogram klikt, wordt het dialoogvenster Aangepast (Custom) geopend en kunt u de instellingen voor de toepassing en voor scannen/opslaan opgeven.

Dialoogvenster Aangepast (Custom)

Scherm voor modus Eenmaal klikken

Opmerking

Raadpleeg de handleiding van de toepassing voor de verdere procedure.

(Modus schakelen)

Naar navigatiemode schakelen. Het scherm van de navigatiemodus wordt weergegeven.

Tabblad Aangepaste scan met eenmaal klikken (Custom Scan with One-click)

Voorkeuren (Preferences)

Het dialoogvenster Voorkeuren (Preferences) wordt geopend. In het dialoogvenster Voorkeuren

(Preferences) kunt u geavanceerde instellingen definiëren voor MP Navigator EX-functies.

Dialoogvenster Voorkeuren (Preferences)

Handleiding

Deze handleiding openen.

Belangrijk

De volgende beperkingen zijn van toepassing wanneer u scant met Documenttype (Document

Type) ingesteld op Auto-mode (Auto Mode) in het dialoogvenster Opslaan (Save) of Aangepast

(Custom).

Als u tekst in de gescande afbeelding wilt omzetten in tekstgegevens, geeft u het Documenttype

(Document Type) op (selecteer niet de Auto-mode).

Verwant onderwerp

Eenvoudig scannen met eenmaal klikken

Naar boven

Dialoogvenster Automatische scan (Auto Scan)

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > Schermen van MP

Navigator EX > Dialoogvenster Automatische scan (Auto Scan)

Dialoogvenster Automatische scan (Auto Scan)

Klik op Automatische scan (Auto Scan) op het tabblad Aangepaste scan met eenmaal klikken (Custom

Scan with One-click) of klik op Auto in het scherm voor de modus Eenmaal klikken om het dialoogvenster Automatische scan (Auto Scan) te openen.

Belangrijk

De volgende documenttypen kunnen niet correct worden gescand. Klik in dat geval op een ander pictogram in de modus Eenmaal klikken of op het tabblad Aangepaste scan met eenmaal klikken

(Custom Scan with One-click) en geef het documenttype of -formaat op.

- Andere documenten dan foto's, ansichtkaarten, visitekaartjes, tijdschriften, tekstdocumenten en cd's/dvd's

- Foto's op A4-formaat

- Tekstdocumenten kleiner dan 2L (127 x 178 mm) (5 x 7 inch), zoals pagina's van een pocket waarvan de rug is afgesneden

- Documenten die zijn afgedrukt op dun wit papier

- Lange, smalle documenten, zoals panoramafoto's

Reflecterende cd/dvd-labels worden mogelijk niet correct gescand.

Plaats de documenten juist op de plaat, afhankelijk van het type document dat u wilt scannen.

Anders worden de documenten mogelijk niet juist gescand.

Zie ' Documenten plaatsen ' voor meer informatie over het plaatsen van documenten.

Opmerking

Als u moiré wilt beperken, klikt u op een ander pictogram in de modus Eenmaal klikken of op het tabblad Aangepaste scan met eenmaal klikken (Custom Scan with One-click) en stelt u

Documenttype (Document Type) in op Tijdschrift (Magazine).

Scan-instellingen (Scan Settings)

Automatische fotocorrectie inschakelen (Enable Auto Photo Fix)

Schakel dit selectievakje in om de foto te analyseren en geschikte correcties automatisch toe te passen.

Deze instelling is alleen beschikbaar wanneer Auto of JPEG/Exif is geselecteerd voor Type bestanden (Save as type) in Instellingen opslaan (Save Settings).

Belangrijk

Dialoogvenster Automatische scan (Auto Scan)

Als voor Type bestanden (Save as type) de optie Auto is geselecteerd, kan de basiskleurtint van de volgende documenttypen worden gewijzigd ten opzichte van de brontint, aangezien de documenten worden gecorrigeerd als foto's. Schakel in dat geval het selectievakje uit en voer de scan uit.

- Ansichtkaarten en visitekaartjes

Tekstdocumenten worden mogelijk niet correct gescand, aangezien deze worden gecorrigeerd als foto's, afhankelijk van de plaatsing van het document. Schakel in dat geval het selectievakje uit en voer de scan uit.

Opmerking

Als u een andere indeling dan JPEG/Exif selecteert voor Type bestanden (Save as type) en vervolgens dit selectievakje inschakelt, wordt er een bericht weergegeven en wordt Type bestanden (Save as type) ingesteld op Auto.

Instellingen opslaan (Save Settings)

Bestandsnaam (File name)

Voer een bestandsnaam in voor de afbeelding die u wilt opslaan (maximaal 64 tekens). Wanneer u meerdere bestanden opslaat, worden 4 cijfers aan elke bestandsnaam toegevoegd.

Type bestanden (Save as type)

Selecteer een bestandstype om de gescande afbeeldingen op te slaan.

Selecteer Auto, JPEG/Exif, TIFF, BMP of PDF.

Belangrijk

Als Type bestanden (Save as type) is ingesteld op Auto, kan de bestandsindeling verschillen, afhankelijk van hoe u het document plaatst.

Zie ' Documenten plaatsen ' voor meer informatie over het plaatsen van documenten.

Grote documenten (zoals foto's op A4-formaat) die alleen tegen de randen/pijl

(positiemarkering) van de plaat kunnen worden geplaatst, worden mogelijk niet in de juiste bestandsindeling opgeslagen als Type bestanden (Save as type) is ingesteld op Auto.

Selecteer in dat geval een bestandsindeling die geschikt is voor het te scannen document

U kunt geen afbeeldingen toevoegen aan PDF-bestanden die met een wachtwoord zijn beveiligd.

Opmerking

Wanneer u Auto selecteert, worden bestanden opgeslagen in de volgende indelingen, volgens het documenttype.

Foto's, ansichtkaarten, cd's/dvd's en visitekaartjes: JPEG

Tijdschriften, kranten en tekstdocumenten: PDF

U kunt de bestandsindeling wijzigen via Instellen... (Set...).

Instellen... (Set...)

Wanneer Type bestanden (Save as type) is ingesteld op Auto

U kunt opgeven in welke bestandsindeling afbeeldingen moeten worden opgeslagen. Selecteer een bestandsindeling voor een Document en een Foto (Photo).

Wanneer Type bestanden (Save as type) is ingesteld op JPEG/Exif

U kunt een compressietype opgeven voor JPEG-bestanden. Selecteer Hoog (lage compressie)

(High(Low Compression)), Standaard (Standard) of Laag (hoge compressie) (Low(High

Compression)).

Als Type bestanden (Save as type) is ingesteld op PDF

Geef geavanceerde instellingen voor het maken van PDF-bestanden op. Zie ' Dialoogvenster PDFinstellingen (PDF Settings) ' voor meer informatie.

Opslaan in (Save in)

Hiermee wordt de map weergegeven waarin de gescande documenten moeten worden opgeslagen. Als u de map wilt wijzigen, klikt u op Bladeren... (Browse...) om een andere map op te

Dialoogvenster Automatische scan (Auto Scan)

geven.

Standaard zijn de volgende mappen opgegeven.

Windows Vista: map MP Navigator EX in de map Afbeeldingen (Pictures)

Windows XP: map MP Navigator EX in de map Mijn afbeeldingen (My Pictures)

Windows 2000: map MP Navigator EX in de map Mijn afbeeldingen (My Pictures)

Opslaan in een submap met huidige datum (Save to a Subfolder with Current Date)

Hiermee maakt u een submap in de map die is opgegeven in Opslaan in (Save in) met de huidige datum. Sla in deze submap gescande afbeeldingen op. Er wordt een submap met een naam als

'2009_01_01' (Jaar_Maand_Dag) gemaakt.

Als dit selectievakje niet is ingeschakeld, worden bestanden rechtstreeks opgeslagen in de map die is opgegeven in Opslaan in (Save in).

Scannen starten door op de eenmaal-klikken-knop te klikken (Start scanning by clicking the oneclick button)

Schakel dit selectievakje in om het scannen te starten wanneer u op een pictogram klikt.

Toepassen (Apply)

Hiermee worden de opgegeven instellingen opgeslagen en toegepast.

Klik op Annuleren (Cancel) in plaats van Toepassen (Apply) om de opgegeven instellingen te annuleren.

Annuleren (Cancel)

Hiermee worden de opgegeven instellingen geannuleerd. Het huidige scherm wordt gesloten.

Standaard (Defaults)

Hiermee zet u alle instellingen in het scherm terug op hun standaardwaarde.

Scannen (Scan)

Hiermee kunt u documenten scannen en opslaan met de opgegeven instellingen.

Wanneer Type bestanden (Save as type) is ingesteld op Auto, wordt een bevestiging weergegeven.

Klik op Handleiding openen (Open Manual) om deze handleiding te openen (als deze is geïnstalleerd).

Naar boven

Dialoogvenster Opslaan (Save) (Scherm voor modus Eenmaal klikken)

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > Schermen van MP

Navigator EX > Dialoogvenster Opslaan (Save) (Scherm voor modus Eenmaal klikken)

Dialoogvenster Opslaan (Save) (Scherm voor modus Eenmaal klikken)

Klik op Opslaan naar computer (Save to PC) op het tabblad Aangepaste scan met eenmaal klikken

(Custom Scan with One-click) of klik op Opslaan (Save) in het scherm voor de modus Eenmaal klikken om het dialoogvenster Opslaan (Save) te openen.

Scan-instellingen (Scan Settings)

Documenttype (Document Type)

Selecteer het type document dat u wilt scannen. Als Auto-mode (Auto Mode) geselecteerd is, wordt het documenttype automatisch herkend. In dat geval worden de Kleurenmodus (Color Mode), het

Documentformaat (Document Size) en de Resolutie (Resolution) ook automatisch ingesteld.

Belangrijk

De volgende documenttypen kunnen niet goed worden gescand in de Auto-mode (Auto Mode).

In dat geval moet u het documenttype of -formaat opgeven.

- Andere documenten dan foto's, ansichtkaarten, visitekaartjes, tijdschriften, tekstdocumenten en cd's/dvd's

- Foto's op A4-formaat

- Tekstdocumenten kleiner dan 2L (127 x 178 mm) (5 x 7 inch), zoals pagina's van een pocket waarvan de rug is afgesneden

- Documenten die zijn afgedrukt op dun wit papier

- Lange, smalle documenten, zoals panoramafoto's

Reflecterende cd/dvd-labels worden mogelijk niet correct gescand.

Plaats de documenten juist op de plaat, afhankelijk van het type document dat u wilt scannen.

Anders worden de documenten mogelijk niet juist gescand.

Zie ' Documenten plaatsen ' voor meer informatie over het plaatsen van documenten.

Dialoogvenster Opslaan (Save) (Scherm voor modus Eenmaal klikken)

Opmerking

Voor Moiré-reductie stelt u het Documenttype (Document Type) in op Tijdschrift (Magazine).

Kleurenmodus (Color Mode)

Selecteer hoe u het document wilt scannen.

Documentformaat (Document Size)

Selecteer het formaat van het document dat u wilt scannen.

Wanneer u Aangepast (Custom) selecteert, wordt een dialoogvenster geopend waarin u het documentformaat kunt opgeven. Selecteer een van de Eenheden (Units), voer de Breedte (Width) en

Hoogte (Height) in en klik op OK.

Belangrijk

Wanneer u Automatisch detecteren (Auto Detect) selecteert, wordt de afbeelding mogelijk niet gescand op de juiste positie en het juiste formaat. Wijzig het formaat in dat geval in het werkelijke documentformaat (A4, Letter enz.). Lijn een hoek van het document uit met de hoek bij de pijl (positiemarkering) van de glasplaat.

Resolutie (Resolution)

Hier kunt u de resolutie selecteren waarmee documenten moeten worden gescand.

Resolutie

Scannerstuurpr. gebruiken (Use the scanner driver)

Schakel dit selectievakje in om het scherm van ScanGear (scannerstuurprogramma) weer te geven en geavanceerde instellingen voor het scannen te definiëren.

De instellingen Kleurenmodus (Color Mode), Documentformaat (Document Size), Resolutie

(Resolution) en andere instellingen in het dialoogvenster Opslaan (Save) worden uitgeschakeld.

Geef deze instellingen op in het scherm van ScanGear (scannerstuurprogramma).

Opgeven... (Specify...)

Klik hierop om het dialoogvenster Scan-instellingen (Scan Settings) te openen, waarin u geavanceerde scaninstellingen kunt opgeven.

Dialoogvenster Scan-instellingen (Scan Settings)

Instellingen opslaan (Save Settings)

De afbeelding na het scannen automatisch opslaan op de computer (Automatically save the image to your computer after scanning it)

Selecteer deze optie om de afbeeldingen na het scannen op de opgegeven manier op de computer op te slaan.

De instellingen Bestandsnaam (File name), Type bestanden (Save as type) en Opslaan in (Save in) worden weergegeven.

Belangrijk

Als u deze functie selecteert, kunt u geen wachtwoorden voor PDF-bestanden instellen.

Bestandsnaam (File name)

Voer een bestandsnaam in voor de afbeelding die u wilt opslaan (maximaal 64 tekens). Wanneer u meerdere bestanden opslaat, worden 4 cijfers aan elke bestandsnaam toegevoegd.

Type bestanden (Save as type)

Selecteer een bestandstype om de gescande afbeeldingen op te slaan.

Selecteer Auto, JPEG/Exif, TIFF of BMP. Auto wordt weergegeven wanneer Documenttype (Document

Dialoogvenster Opslaan (Save) (Scherm voor modus Eenmaal klikken)

Type) is ingesteld op Auto-mode (Auto Mode). Wanneer u afbeeldingen opslaat als PDF-bestand, selecteert u PDF, PDF (meerdere pagina's) (PDF(Multiple Pages)) of PDF (pagina toevoegen)

(PDF(Add Page)).

Belangrijk

Als Documenttype (Document Type) is ingesteld op Auto-mode (Auto Mode) en Type bestanden (Save as type) op Auto, kan de bestandsindeling verschillen, afhankelijk van hoe u het document plaatst.

Zie ' Documenten plaatsen ' voor meer informatie over het plaatsen van documenten.

Grote documenten (zoals foto's op A4-formaat) die alleen tegen de randen/pijl

(positiemarkering) van de plaat kunnen worden geplaatst, worden mogelijk niet in de juiste bestandsindeling opgeslagen als Type bestanden (Save as type) is ingesteld op Auto.

Selecteer in dat geval een bestandsindeling die geschikt is voor het te scannen document

U kunt geen afbeeldingen toevoegen aan PDF-bestanden die met een wachtwoord zijn beveiligd.

U kunt JPEG/Exif niet selecteren als Kleurenmodus (Color Mode) is ingesteld op Zwart-wit

(Black and White).

Opmerking

Wanneer u Auto selecteert, worden bestanden opgeslagen in de volgende indelingen, volgens het documenttype.

Foto's, ansichtkaarten, cd's/dvd's en visitekaartjes: JPEG

Tijdschriften, kranten en tekstdocumenten: PDF

U kunt de bestandsindeling wijzigen via Instellen... (Set...).

Afbeeldingen die als PDF-bestand zijn opgeslagen, worden in sommige toepassingen mogelijk niet geopend. Selecteer in dat geval een andere optie dan Auto bij Type bestanden

(Save as type).

Als u JPEG/Exif selecteert en Documenttype (Document Type) niet is ingesteld op Auto-mode

(Auto Mode), kunt u het selectievakje JPEG/Exif-bestand in AdobeRGB opslaan (Save the JPEG

/Exif file in AdobeRGB) inschakelen.

Instellen... (Set...)

Wanneer Type bestanden (Save as type) is ingesteld op Auto

U kunt opgeven in welke bestandsindeling afbeeldingen moeten worden opgeslagen. Selecteer een bestandsindeling voor een Document en een Foto (Photo).

Wanneer Type bestanden (Save as type) is ingesteld op JPEG/Exif

U kunt een compressietype opgeven voor JPEG-bestanden. Selecteer Hoog (lage compressie)

(High(Low Compression)), Standaard (Standard) of Laag (hoge compressie) (Low(High

Compression)).

Als Type bestanden (Save as type) is PDF, PDF(meerdere pagina's) (PDF(Multiple

Pages)) of PDF(pagina toevoegen) (PDF(Add Page))

Geef geavanceerde instellingen voor het maken van PDF-bestanden op. Zie ' Dialoogvenster PDFinstellingen (PDF Settings) ' voor meer informatie.

Opslaan in (Save in)

Hiermee wordt de map weergegeven waarin de gescande documenten moeten worden opgeslagen. Als u de map wilt wijzigen, klikt u op Bladeren... (Browse...) om een andere map op te geven.

Standaard zijn de volgende mappen opgegeven.

Windows Vista: map MP Navigator EX in de map Afbeeldingen (Pictures)

Windows XP: map MP Navigator EX in de map Mijn afbeeldingen (My Pictures)

Windows 2000: map MP Navigator EX in de map Mijn afbeeldingen (My Pictures)

Opslaan in een submap met huidige datum (Save to a Subfolder with Current Date)

Hiermee maakt u een submap in de map die is opgegeven in Opslaan in (Save in) met de huidige datum. Sla in deze submap gescande afbeeldingen op. Er wordt een submap met een naam als

'2009_01_01' (Jaar_Maand_Dag) gemaakt.

Als dit selectievakje niet is ingeschakeld, worden bestanden rechtstreeks opgeslagen in de map die is opgegeven in Opslaan in (Save in).

Dialoogvenster Opslaan (Save) (Scherm voor modus Eenmaal klikken)

JPEG/Exif-bestand in AdobeRGB opslaan (Save the JPEG/Exif file in AdobeRGB)

Schakel dit selectievakje in om de afbeeldingen op te slaan met kleuren die overeenkomen met

Adobe RGB.

Belangrijk

Deze functie is alleen beschikbaar als Type bestanden (Save as type) is ingesteld op JPEG/

Exif en Documenttype (Document Type) niet is ingesteld op Auto-mode (Auto Mode).

Deze functie is niet beschikbaar wanneer het Adobe RGB-profiel niet is geïnstalleerd.

Opmerking

U kunt deze instelling niet selecteren als het selectievakje Scannerstuurpr. gebruiken (Use the scanner driver) is ingeschakeld.

Als u een afbeelding opslaat terwijl het selectievakje JPEG/Exif-bestand in AdobeRGB opslaan

(Save the JPEG/Exif file in AdobeRGB) is ingeschakeld, wordt aan het begin van de bestandsnaam een onderstrepingsteken toegevoegd. (Voorbeeld: _Image0001.JPG)

Dialoogvenster Opslaan openen na scannen van afbeelding (Exif-informatie invoeren) (Open the save dialog box after scanning the image (Input Exif information))

Hiermee opent u het dialoogvenster Opslaan (Save) nadat de afbeeldingen zijn gescand en geeft u instellingen voor opslaan op als de doelmap, bestandsnaam en Exif-informatie.

Dialoogvenster Opslaan (Save)

Opmerking

Als u wachtwoorden voor PDF-bestanden wilt instellen, selecteert u Dialoogvenster Opslaan openen na scannen van afbeelding (Exif-informatie invoeren) (Open the save dialog box after scanning the image (Input Exif information)). Nadat de afbeelding is gescand, kunt u de wachtwoorden instellen in het dialoogvenster Opslaan (Save).

Wachtwoorden voor PDF-bestanden instellen

Instellingen voor de toepassing (Application Settings)

Openen met (Open with)

U kunt selecteren of u nadat de afbeeldingen zijn opgeslagen het venster Toon & gebruik (View &

Use) of de Verkenner wilt openen.

Scannen starten door op de eenmaal-klikken-knop te klikken (Start scanning by clicking the oneclick button)

Schakel dit selectievakje in om het scannen te starten wanneer u op een pictogram klikt.

Toepassen (Apply)

Hiermee worden de opgegeven instellingen opgeslagen en toegepast.

Klik op Annuleren (Cancel) in plaats van Toepassen (Apply) om de opgegeven instellingen te annuleren.

Annuleren (Cancel)

Hiermee worden de opgegeven instellingen geannuleerd. Het huidige scherm wordt gesloten.

Standaard (Defaults)

Hiermee zet u alle instellingen in het scherm terug op hun standaardwaarde.

Scannen (Scan)

Hiermee kunt u documenten scannen en opslaan met de opgegeven instellingen.

Wanneer Type bestanden (Save as type) is ingesteld op Auto, wordt een bevestiging weergegeven.

Klik op Handleiding openen (Open Manual) om deze handleiding te openen (als deze is geïnstalleerd).

Naar boven

Dialoogvenster Scan-instellingen (Scan Settings)

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > Schermen van MP

Navigator EX > Dialoogvenster Scan-instellingen (Scan Settings)

Dialoogvenster Scan-instellingen (Scan Settings)

Geavanceerde instellingen opgeven voor scannen met Eenmaal klikken of scannen via het bedieningspaneel van het apparaat.

Het dialoogvenster Scan-instellingen (Scan Settings) wordt geopend als u in een dialoogvenster voor het maken van scaninstellingen op Opgeven… (Specify...) klikt.

Opmerking

De weergegeven items zijn afhankelijk van het documenttype en de manier waarop het scherm is geopend.

Documenttype (Document Type)

Selecteer het type document dat u wilt scannen. Als Auto-mode (Auto Mode) of Automatische scan

(Auto Scan) is geselecteerd, wordt het documenttype automatisch gedetecteerd.

In dat geval worden de Kleurenmodus (Color Mode), het Documentformaat (Document Size) enzovoort, ook automatisch ingesteld.

Belangrijk

Voor een correcte scan moet u een documenttype selecteren dat overeenkomt met het document dat u wilt scannen.

Wanneer u het documenttype opent via het tabblad Instellingen scannerknop (Scanner Button

Settings) in het dialoogvenster Voorkeuren (Preferences), wordt het Documenttype (Document

Type) dat is opgegeven op het tabblad Instellingen scannerknop (Scanner Button Settings) weergegeven en kunt u de instellingen niet wijzigen in dit dialoogvenster.

Kleurenmodus (Color Mode)

Selecteer hoe u het document wilt scannen.

Kleur (Color)

In deze modus wordt de afbeelding opgebouwd met 256 niveaus (8-bits) van R(ood), G(roen) en

B(lauw).

Grijswaarden (Grayscale)

In deze modus wordt de afbeelding opgebouwd met 256 niveaus (8-bits) van zwart-wit.

Zwart-wit (Black and White)

In deze modus wordt de afbeelding opgebouwd uit zwart en wit. Het contrast in de afbeelding is op bepaalde niveaus (drempelniveau) verdeeld in zwart en wit en wordt met twee kleuren

Dialoogvenster Scan-instellingen (Scan Settings)

opgebouwd.

Opmerking

Kleurenmodus (Color Mode) wordt niet weergegeven in het dialoogvenster Scan-instellingen

(Scan Settings) dat wordt geopend via het tabblad Instellingen scannerknop (Scanner Button

Settings) in het dialoogvenster Voorkeuren (Preferences).

Documentformaat (Document Size)

Selecteer het formaat van het document dat u wilt scannen.

Wanneer u Aangepast (Custom) selecteert, wordt een dialoogvenster geopend waarin u het documentformaat kunt opgeven. Selecteer een van de Eenheden (Units), voer de Breedte (Width) en

Hoogte (Height) in en klik op OK.

Belangrijk

Wanneer u Automatisch detecteren (Auto Detect) selecteert, wordt de afbeelding mogelijk niet gescand op de juiste positie en het juiste formaat. Wijzig het formaat in dat geval in het werkelijke documentformaat (A4, Letter enz.). Lijn een hoek van het document uit met de hoek bij de pijl

(positiemarkering) van de glasplaat.

Scanresolutie (Scanning Resolution)

Hier kunt u de resolutie selecteren waarmee documenten moeten worden gescand.

Resolutie

Moiré-reductie (Descreen)

Schakel dit selectievakje in om Moiré-patronen te reduceren.

Afgedrukte foto's en afbeeldingen worden weergegeven als een verzameling kleine puntjes. Moiré is een verschijnsel waarbij ongelijkmatige gradatie of een streeppatroon zichtbaar is als foto’s of afbeeldingen met fijne punten worden gescand. Moiré-reductie (Descreen) is de functie waarmee u dit effect kunt verkleinen.

Opmerking

Het scannen neemt meer tijd in beslag als u Moiré-reductie (Descreen) inschakelt.

Doorschijnendheid beperken (Reduce Show-through)

Schakel dit selectievakje in om tekst in een document scherper te maken of om het doorschijnen van tekst in en te voorkomen.

Opmerking

Schakel dit selectievakje in als het Documenttype (Document Type) een tekstdocument is en als de gescande afbeelding doorschijnend is.

Beeld verscherpen (Unsharp Mask)

Schakel dit selectievakje in als u de contouren van de onderwerpen wilt benadrukken en het beeld wilt verscherpen.

Schaduw van rugmarge verwijderen (Remove gutter shadow)

Schakel dit selectievakje in om schaduwen tussen pagina's bij het scannen van open boekjes te corrigeren

Belangrijk

U kunt dit selectievakje niet inschakelen als Documentformaat (Document Size) is ingesteld op

Automatisch detecteren (Auto Detect), Autom. detecteren (meer documenten) (Auto Detect

(Multiple Documents)) of als de Assistent voor samenvoegen is geselecteerd.

Lijn het document goed uit met de positiemarkering op de plaat.

Dialoogvenster Scan-instellingen (Scan Settings)

Opmerking

Gebruik het tabblad Geavanceerde modus (Advanced Mode) van ScanGear om schaduwen van rugmarges te corrigeren bij het scannen van documenten die geen standaardformaat hebben of wanneer u aangepaste bijsnijdkaders hebt ingesteld.

Zie Schaduwcorrectie van rugmarge (Gutter Shadow Correction) in ' Instellingen voor afbeeldingen (Image Settings) ' (tabblad Geavanceerde modus (Advanced Mode) van ScanGear).

Scheve documenten corrigeren (Correct slanted document)

Schakel dit selectievakje in als u de gescande tekst wilt detecteren en de hoek van het document te corrigeren (binnen -0,1 en -10 graden of +0,1 en +10 graden)

Belangrijk

U kunt dit selectievakje niet inschakelen als de Assistent voor samenvoegen is geselecteerd bij

Documentformaat (Document Size).

De helling van de volgende typen documenten wordt mogelijk niet gecorrigeerd wanneer de tekst niet correct kan worden gedetecteerd.

- Documenten waarvan de tekstregels een hellingspercentage hebben van meer dan 10 graden of waarvan de regels niet hetzelfde hellingspercentage hebben

- Documenten met zowel verticale als horizontale tekst

- Documenten met een zeer groot of zeer klein lettertype

- Documenten met weinig tekst

- Documenten met illustraties/afbeeldingen of met de hand geschreven tekst

- Documenten met zowel verticale als horizontale lijnen (tabellen)

Opmerking

Het scannen neemt meer tijd in beslag als u Scheve documenten corrigeren (Correct slanted document) inschakelt.

Automatische fotocorrectie inschakelen (Enable Auto Photo Fix) (wanneer u scant met

Automatische scan (Auto Scan) via het bedieningspaneel)

Schakel dit selectievakje in om de foto te analyseren en geschikte correcties automatisch toe te passen.

Deze functie is beschikbaar als Auto of JPEG/Exif is geselecteerd voor Type bestanden (Save as type) bij Instellingen opslaan (Save Settings) op het tabblad Instellingen scannerknop (Scanner Button

Settings) van het dialoogvenster Voorkeuren (Preferences).

Belangrijk

Als voor Type bestanden (Save as type) de optie Auto is geselecteerd, kan de basiskleurtint van de volgende documenttypen worden gewijzigd ten opzichte van de brontint, aangezien de documenten worden gecorrigeerd als foto's. Schakel in dat geval het selectievakje uit en voer de scan uit.

- Ansichtkaarten en visitekaartjes

Tekstdocumenten worden mogelijk niet correct gescand, aangezien deze worden gecorrigeerd als foto's, afhankelijk van de plaatsing van het document. Schakel in dat geval het selectievakje uit en voer de scan uit.

Opmerking

Als u een andere indeling dan JPEG/Exif selecteert voor Type bestanden (Save as type) en vervolgens dit selectievakje inschakelt, wordt er een bericht weergegeven en wordt Type bestanden (Save as type) ingesteld op Auto.

Afdrukstand van tekstdocumenten detecteren en afbeeldingen roteren (Detect the orientation of text documents and rotate images)

Schakel dit selectievakje in om de afdrukstand van het document af te leiden uit de gescande tekst en de gescande afbeelding te roteren in de juiste afdrukstand. Selecteer de taal van het te scannen document bij Documenttaal (Document Language).

Belangrijk

U kunt dit selectievakje niet inschakelen als de Assistent voor samenvoegen is geselecteerd bij

Documentformaat (Document Size).

Dialoogvenster Scan-instellingen (Scan Settings)

Afhankelijk van de taal van het document is het mogelijk dat deze functie niet goed werkt. Alleen tekstdocumenten geschreven in een taal die beschikbaar is voor selectie bij Documenttaal

(Document Language), worden ondersteund.

De afdrukstand van de volgende typen documenten wordt mogelijk niet gecorrigeerd wanneer de tekst niet correct kan worden gedetecteerd.

- Resolutie ligt buiten het bereik van 300 dpi tot 600 dpi

- Tekengrootte ligt buiten het bereik van 8 punten tot 48 punten

- Documenten met speciale lettertypen, effecten, cursieve letters of met de hand geschreven tekst

- Documenten met achtergrondpatronen

Opmerking

Het scannen duurt langer dan gebruikelijk wanneer u Afdrukstand van tekstdocumenten detecteren en afbeeldingen roteren (Detect the orientation of text documents and rotate images) inschakelt.

Documenttaal (Document Language)

Selecteer de taal van het document dat u wilt scannen.

Belangrijk

U kunt dit selectievakje niet inschakelen als de Assistent voor samenvoegen is geselecteerd bij

Documentformaat (Document Size).

Standaard (Defaults)

Standaardinstellingen herstellen.

Naar boven

Dialoogvenster Opslaan (Save)

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > Schermen van MP

Navigator EX > Dialoogvenster Opslaan (Save)

Dialoogvenster Opslaan (Save)

Het dialoogvenster Opslaan (Save) wordt geopend wanneer u scant vanuit Opslaan naar computer

(Save to PC) op het tabblad Aangepaste scan met eenmaal klikken (Custom Scan with One-click) of vanuit Opslaan (Save) in het scherm voor de modus Eenmaal klikken nadat u Dialoogvenster Opslaan openen na scannen van afbeelding (Exif-informatie invoeren) (Open the save dialog box after scanning the image (Input Exif information)) hebt geselecteerd.

U kunt het bestandstype en de bestemming opgeven terwijl u de miniaturen weergeeft.

Type bestanden (Save as type)

Selecteer een bestandstype om de gescande afbeeldingen op te slaan.

Selecteer JPEG/Exif, TIFF, BMP, PDF, PDF (meerdere pagina's) (PDF(Multiple Pages)) of PDF (pagina toevoegen) (PDF(Add Page)).

PDF

Sla elk van de geselecteerde afbeeldingen op als afzonderlijk PDF-bestand.

PDF (meerdere pagina's) (PDF(Multiple Pages))

Meerdere afbeeldingen als één PDF-bestand opslaan.

Opmerking

PDF (meerdere pagina's) (PDF(Multiple Pages)) wordt weergegeven wanneer er meerdere afbeeldingen zijn geselecteerd.

PDF (pagina toevoegen) (PDF(Add Page))

De gescande afbeeldingen toevoegen aan een PDF-bestand. De afbeeldingen worden toegevoegd aan het eind van het PDF-bestand. U kunt de pagina's van het PDF-bestand waaraan de afbeeldingen worden toegevoegd, niet opnieuw rangschikken.

Belangrijk

Afbeeldingen kunnen alleen worden toegevoegd aan PDF-bestanden die zijn gemaakt met

Dialoogvenster Opslaan (Save)

MP Navigator EX. U kunt geen PDF-bestanden opgeven die met andere toepassingen zijn gemaakt. Het is evenmin mogelijk PDF-bestanden op te geven die in andere toepassingen zijn bewerkt.

Als een met wachtwoord beveiligd PDF-bestand wordt bewerkt, worden de wachtwoorden verwijderd. Stel de wachtwoorden opnieuw in.

Wachtwoorden voor PDF-bestanden instellen

Belangrijk

PDF, PDF (meerdere pagina's) (PDF(Multiple Pages)) en PDF (pagina toevoegen) (PDF(Add

Page)) kan niet worden geselecteerd voor afbeeldingen die zijn gescand met het bedieningspaneel van het apparaat.

U kunt JPEG/Exif niet selecteren als Kleurenmodus (Color Mode) is ingesteld op Zwart-wit (Black and White).

Instellen... (Set...)

Wanneer Type bestanden (Save as type) is ingesteld op JPEG/Exif

U kunt een compressietype opgeven voor JPEG-bestanden. Selecteer Hoog (lage compressie)

(High(Low Compression)), Standaard (Standard) of Laag (hoge compressie) (Low(High

Compression)).

Als Type bestanden (Save as type) is PDF, PDF(meerdere pagina's) (PDF(Multiple

Pages)) of PDF(pagina toevoegen) (PDF(Add Page))

Geef geavanceerde instellingen voor het maken van PDF-bestanden op. Zie ' Dialoogvenster PDFinstellingen (PDF Settings) ' voor meer informatie.

Exif-instellingen... (Exif Settings...)

Wanneer Type bestanden (Save as type) is ingesteld op JPEG/Exif, kunt u Exif-informatie opgeven voor het bestand dat wordt opgeslagen.

Dialoogvenster Exif-instellingen (Exif Settings)

Instellingen wachtwoordbeveiliging (Password security settings)

Schakel dit selectievakje in om het dialoogvenster Wachtwoordbeveiliging - Instellingen (Password

Security -Settings) te openen, waarin u wachtwoorden kunt instellen voor het openen, bewerken en afdrukken van PDF-bestanden.

Wachtwoorden voor PDF-bestanden instellen

Opmerking

Deze functie is alleen beschikbaar wanneer Type bestanden (Save as type) is ingesteld op PDF,

PDF (meerdere pagina's) (PDF(Multiple Pages)) of PDF (pagina toevoegen) (PDF(Add Page)).

Toevoegen aan (Add to)

Dit wordt weergegeven wanneer u PDF (pagina toevoegen) (PDF(Add Page)) selecteert bij Type bestanden (Save as type) en het PDF-bestand opgeeft waaraan afbeeldingen worden toegevoegd. Als u het bestand wilt wijzigen, klikt u op Bladeren... (Browse...) om een ander bestand op te geven.

Belangrijk

Afbeeldingen kunnen alleen worden toegevoegd aan PDF-bestanden die zijn gemaakt met MP

Navigator EX. U kunt geen PDF-bestanden opgeven die met andere toepassingen zijn gemaakt.

Het is evenmin mogelijk PDF-bestanden op te geven die in andere toepassingen zijn bewerkt.

90° links roteren (Rotate Left 90°)/90° rechts roteren (Rotate Right 90°)

Gescande afbeeldingen 90 graden linksom of rechtsom draaien.

Selecteer de afbeelding die u wilt draaien en klik op 90° links roteren (Rotate Left 90°) of 90° rechts roteren (Rotate Right 90°).

Bestandsnaam (File name)

Voer een bestandsnaam in voor de afbeelding die u wilt opslaan (maximaal 64 tekens). Wanneer u meerdere bestanden opslaat, worden 4 cijfers aan elke bestandsnaam toegevoegd.

Opslaan in (Save in)

Hiermee wordt de map weergegeven waarin de gescande documenten moeten worden opgeslagen.

Als u de map wilt wijzigen, klikt u op Bladeren... (Browse...) om een andere map op te geven.

Standaard zijn de volgende mappen opgegeven.

Dialoogvenster Opslaan (Save)

Windows Vista: map MP Navigator EX in de map Afbeeldingen (Pictures)

Windows XP: map MP Navigator EX in de map Mijn afbeeldingen (My Pictures)

Windows 2000: map MP Navigator EX in de map Mijn afbeeldingen (My Pictures)

Opslaan in een submap met huidige datum (Save to a Subfolder with Current Date)

Hiermee maakt u een submap in de map die is opgegeven in Opslaan in (Save in) met de huidige datum. Sla in deze submap gescande afbeeldingen op. Er wordt een submap met een naam als

'2009_01_01' (Jaar_Maand_Dag) gemaakt.

Als dit selectievakje niet is ingeschakeld, worden bestanden rechtstreeks opgeslagen in de map die is opgegeven in Opslaan in (Save in).

Naar boven

Dialoogvenster Exif-instellingen (Exif Settings)

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > Schermen van MP

Navigator EX > Dialoogvenster Exif-instellingen (Exif Settings)

Dialoogvenster Exif-instellingen (Exif Settings)

U kunt Exif-informatie toevoegen aan het bestand dat u wilt opslaan. Exif is een standaardindeling waarmee u verschillende opnamegegevens kunt toevoegen aan afbeeldingen van digitale camera's

(JPEG). Wanneer u Exif-informatie opneemt in gescande afbeeldingen, kunt u deze samen met afbeeldingen van digitale camera's organiseren en afdrukken.

Het dialoogvenster Exif-instellingen (Exif Settings) kan worden geopend wanneer bij Type bestanden

(Save as type) JPEG/Exif is geselecteerd.

Basisinformatie (Basic Information)

Hier wordt de informatie weergegeven die automatisch worden opgehaald vanaf het apparaat of uit de software.

Geavanceerde informatie (Advanced Information)

Geeft informatie weer die wordt opgegeven aan de rechterkant van het scherm.

Gebied voor instellingen voor Geavanceerde informatie (Advanced Information)

U kunt Exif-informatie zoals de titel en de opnamedatum opgeven. Schakel de selectievakjes in van de items die u wilt opgeven en selecteer informatie of geef deze op.

Deze instelling voor invoeritems automatisch toepassen (Apply the Same Setting of Input Items

Automatically)

Schakel dit selectievakje in om automatisch de informatie weer te geven die u voor de vorige afbeelding hebt opgegeven.

Toepassen (Apply)

Klik nadat u de gewenste informatie hebt opgegeven op Toepassen (Apply) om deze aan de afbeelding toe te voegen. De informatie verschijnt in Geavanceerde informatie (Advanced Information).

OK

De opgegeven informatie wordt aan de afbeelding toegevoegd en het scherm wordt gesloten. De opgegeven informatie wordt opgeslagen.

Annuleren (Cancel)

Hiermee annuleert u de instellingen en sluit u het scherm.

Informatie is opgeslagen wanneer u op Annuleren (Cancel) klikt nadat u op Toepassen (Apply) hebt geklikt.

Naar boven

Dialoogvenster PDF

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > Schermen van MP

Navigator EX > Dialoogvenster PDF

Dialoogvenster PDF

Klik op Opslaan als PDF-bestand (Save as PDF file) op het tabblad Aangepaste scan met eenmaal klikken (Custom Scan with One-click) of klik op PDF in het scherm voor de modus Eenmaal klikken om het dialoogvenster PDF te openen.

Scan-instellingen (Scan Settings)

Documenttype (Document Type)

Selecteer het type document dat u wilt scannen.

Kleurenmodus (Color Mode)

Selecteer hoe u het document wilt scannen.

Documentformaat (Document Size)

Selecteer het formaat van het document dat u wilt scannen.

Wanneer u Aangepast (Custom) selecteert, wordt een dialoogvenster geopend waarin u het documentformaat kunt opgeven. Selecteer een van de Eenheden (Units), voer de Breedte (Width) en

Hoogte (Height) in en klik op OK.

Belangrijk

Dialoogvenster PDF

Wanneer u Automatisch detecteren (Auto Detect) selecteert, wordt de afbeelding mogelijk niet gescand op de juiste positie en het juiste formaat. Wijzig het formaat in dat geval in het werkelijke documentformaat (A4, Letter enz.). Lijn een hoek van het document uit met de hoek bij de pijl (positiemarkering) van de glasplaat.

Resolutie (Resolution)

Hier kunt u de resolutie selecteren waarmee documenten moeten worden gescand.

Resolutie

Opgeven... (Specify...)

Klik hierop om het dialoogvenster Scan-instellingen (Scan Settings) te openen, waarin u geavanceerde scaninstellingen kunt opgeven.

Dialoogvenster Scan-instellingen (Scan Settings)

Instellingen opslaan (Save Settings)

De afbeelding na het scannen automatisch opslaan op de computer (Automatically save the image to your computer after scanning it)

Selecteer deze optie om de afbeeldingen na het scannen op de opgegeven manier op de computer op te slaan.

De instellingen Bestandsnaam (File name), Type bestanden (Save as type) en Opslaan in (Save in) worden weergegeven.

Belangrijk

Als u deze functie selecteert, kunt u geen wachtwoorden voor PDF-bestanden instellen.

Bestandsnaam (File name)

Voer een bestandsnaam in voor de afbeelding die u wilt opslaan (maximaal 64 tekens). Wanneer u meerdere bestanden opslaat, worden 4 cijfers aan elke bestandsnaam toegevoegd.

Type bestanden (Save as type)

Selecteer een bestandstype om de gescande afbeeldingen op te slaan.

Selecteer PDF, PDF (meerdere pagina's) (PDF(Multiple Pages)) of PDF (pagina toevoegen)

(PDF(Add Page)).

PDF

Sla elk van de geselecteerde afbeeldingen op als afzonderlijk PDF-bestand.

PDF (meerdere pagina's) (PDF(Multiple Pages))

Meerdere afbeeldingen als één PDF-bestand opslaan.

PDF (pagina toevoegen) (PDF(Add Page))

De gescande afbeeldingen toevoegen aan een PDF-bestand. De afbeeldingen worden toegevoegd aan het eind van het PDF-bestand. U kunt de pagina's van het PDF-bestand waaraan de afbeeldingen worden toegevoegd, niet opnieuw rangschikken.

Belangrijk

U kunt geen afbeeldingen toevoegen aan PDF-bestanden die met een wachtwoord zijn beveiligd.

Opmerking

Klik op Instellen... (Set...) om het dialoogvenster PDF-instellingen (PDF Settings) te openen, waarin u het PDF-compressietype en andere geavanceerde instellingen voor het maken van

PDF-bestanden kunt opgeven.

Dialoogvenster PDF-instellingen (PDF Settings)

Zie ' PDF-bestanden maken/bewerken ' voor informatie over het verwijderen of opnieuw ordenen van pagina's in opgeslagen PDF-bestanden.

Opslaan in (Save in)

Hiermee wordt de map weergegeven waarin de gescande documenten moeten worden opgeslagen. Als u de map wilt wijzigen, klikt u op Bladeren... (Browse...) om een andere map op te geven.

Dialoogvenster PDF

Standaard zijn de volgende mappen opgegeven.

Windows Vista: map MP Navigator EX in de map Afbeeldingen (Pictures)

Windows XP: map MP Navigator EX in de map Mijn afbeeldingen (My Pictures)

Windows 2000: map MP Navigator EX in de map Mijn afbeeldingen (My Pictures)

Opslaan in een submap met huidige datum (Save to a Subfolder with Current Date)

Hiermee maakt u een submap in de map die is opgegeven in Opslaan in (Save in) met de huidige datum. Sla in deze submap gescande afbeeldingen op. Er wordt een submap met een naam als

'2009_01_01' (Jaar_Maand_Dag) gemaakt.

Als dit selectievakje niet is ingeschakeld, worden bestanden rechtstreeks opgeslagen in de map die is opgegeven in Opslaan in (Save in).

Het dialoogvenster voor opslaan openen na het scannen van de afbeelding (Open the save dialog box after scanning the image)

Hiermee opent u het dialoogvenster Opslaan als PDF-bestand (Save as PDF file) nadat de afbeeldingen zijn gescand en geeft u instellingen op als de doelmap en bestandsnaam.

Dialoogvenster Opslaan als PDF-bestand (Save as PDF file)

Opmerking als u wachtwoorden voor PDF-bestanden wilt instellen, selecteert u Het dialoogvenster voor opslaan openen na het scannen van de afbeelding (Open the save dialog box after scanning the image). Nadat de afbeelding is gescand, kunt u de wachtwoorden instellen in het dialoogvenster Opslaan als PDF-bestand (Save as PDF file).

Wachtwoorden voor PDF-bestanden instellen

Instellingen voor de toepassing (Application Settings)

Openen met (Open with)

Geef een toepassing op waarmee u de gescande afbeelding wilt openen. Sleep het pictogram van een toepassing naar dit vak die de bestandsindeling ondersteunt die wordt weergegeven in Type bestanden (Save as type). De opgegeven toepassing wordt gestart nadat de afbeeldingen zijn gescand.

Belangrijk

Afhankelijk van de opgegeven toepassing worden de afbeeldingen mogelijk niet correct weergegeven of wordt de toepassing niet gestart.

Herstellen (Reset)

De toepassingsinstelling annuleren.

Instellen... (Set...)

Hiermee kunt u een toepassing instellen die moet worden gestart.

Scannen starten door op de eenmaal-klikken-knop te klikken (Start scanning by clicking the oneclick button)

Schakel dit selectievakje in om het scannen te starten wanneer u op een pictogram klikt.

Toepassen (Apply)

Hiermee worden de opgegeven instellingen opgeslagen en toegepast.

Klik op Annuleren (Cancel) in plaats van Toepassen (Apply) om de opgegeven instellingen te annuleren.

Annuleren (Cancel)

Hiermee worden de opgegeven instellingen geannuleerd. Het huidige scherm wordt gesloten.

Standaard (Defaults)

Hiermee zet u alle instellingen in het scherm terug op hun standaardwaarde.

Scannen (Scan)

Hiermee kunt u documenten als PDF-bestanden scannen en opslaan met de opgegeven instellingen.

Dialoogvenster PDF

Naar boven

Dialoogvenster Opslaan als PDF-bestand (Save as PDF file)

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > Schermen van MP

Navigator EX > Dialoogvenster Opslaan als PDF-bestand (Save as PDF file)

Dialoogvenster Opslaan als PDF-bestand (Save as PDF file)

Het dialoogvenster Opslaan als PDF-bestand (Save as PDF file) wordt geopend wanneer u scant vanuit

Opslaan als PDF-bestand (Save as PDF file) op het tabblad Aangepaste scan met eenmaal klikken

(Custom Scan with One-click) of vanuit PDF in het scherm voor de modus Eenmaal klikken nadat u Het dialoogvenster voor opslaan openen na het scannen van de afbeelding (Open the save dialog box after scanning the image) hebt geselecteerd.

In het dialoogvenster Opslaan als PDF-bestand (Save as PDF file) kunt u instellingen opgeven voor het opslaan van afbeeldingen op een computer.

Belangrijk

U kunt afbeeldingen die gescand zijn met 10501 of meer pixels in verticale en horizontale richting niet opslaan.

Type bestanden (Save as type)

Selecteer een PDF-bestandstype om de gescande afbeeldingen op te slaan.

PDF

Sla elk van de geselecteerde afbeeldingen op als afzonderlijk PDF-bestand.

PDF (meerdere pagina's) (PDF(Multiple Pages))

Meerdere afbeeldingen als één PDF-bestand opslaan.

Opmerking

PDF (meerdere pagina's) (PDF(Multiple Pages)) wordt weergegeven wanneer er meerdere afbeeldingen zijn geselecteerd.

PDF (pagina toevoegen) (PDF(Add Page))

De gescande afbeeldingen toevoegen aan een PDF-bestand. De afbeeldingen worden toegevoegd aan het eind van het PDF-bestand. U kunt de pagina's van het PDF-bestand waaraan de afbeeldingen worden toegevoegd, niet opnieuw rangschikken.

Dialoogvenster Opslaan als PDF-bestand (Save as PDF file)

Belangrijk

Afbeeldingen kunnen alleen worden toegevoegd aan PDF-bestanden die zijn gemaakt met

MP Navigator EX. U kunt geen PDF-bestanden opgeven die met andere toepassingen zijn gemaakt. Het is evenmin mogelijk PDF-bestanden op te geven die in andere toepassingen zijn bewerkt.

PDF (pagina toevoegen) (PDF(Add Page)) kan niet worden geselecteerd voor gescande afbeeldingen via het bedieningspaneel van het apparaat.

Als een met wachtwoord beveiligd PDF-bestand wordt bewerkt, worden de wachtwoorden verwijderd. Stel de wachtwoorden opnieuw in.

Wachtwoorden voor PDF-bestanden instellen

Instellen... (Set...)

Geef geavanceerde instellingen voor het maken van PDF-bestanden op. Zie ' Dialoogvenster PDFinstellingen (PDF Settings) ' voor meer informatie.

Instellingen wachtwoordbeveiliging (Password security settings)

Schakel dit selectievakje in om het dialoogvenster Wachtwoordbeveiliging - Instellingen (Password

Security -Settings) te openen, waarin u wachtwoorden kunt instellen voor het openen, bewerken en afdrukken van PDF-bestanden.

Wachtwoorden voor PDF-bestanden instellen

90° links roteren (Rotate Left 90°)/90° rechts roteren (Rotate Right 90°)

Gescande afbeeldingen 90 graden linksom of rechtsom draaien.

Selecteer de afbeelding die u wilt draaien en klik op 90° links roteren (Rotate Left 90°) of 90° rechts roteren (Rotate Right 90°).

Bestandsnaam (File name)

Voer een bestandsnaam in voor de afbeelding die u wilt opslaan (maximaal 64 tekens). Wanneer u meerdere bestanden opslaat, worden 4 cijfers aan elke bestandsnaam toegevoegd.

Opslaan in (Save in)

Hier wordt de map weergegeven waarin de PDF-bestanden moeten worden opgeslagen. Als u de map wilt wijzigen, klikt u op Bladeren... (Browse...) om een andere map op te geven.

Standaard zijn de volgende mappen opgegeven.

Windows Vista: map MP Navigator EX in de map Afbeeldingen (Pictures)

Windows XP: map MP Navigator EX in de map Mijn afbeeldingen (My Pictures)

Windows 2000: map MP Navigator EX in de map Mijn afbeeldingen (My Pictures)

Opslaan in een submap met huidige datum (Save to a Subfolder with Current Date)

Hiermee maakt u een submap in de map die is opgegeven in Opslaan in (Save in) met de huidige datum. Sla in deze submap gescande afbeeldingen op. Er wordt een submap met een naam als

'2009_01_01' (Jaar_Maand_Dag) gemaakt.

Als dit selectievakje niet is ingeschakeld, worden bestanden rechtstreeks opgeslagen in de map die is opgegeven in Opslaan in (Save in).

Naar boven

Dialoogvenster Verzenden (Mail)

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > Schermen van MP

Navigator EX > Dialoogvenster Verzenden (Mail)

Dialoogvenster Verzenden (Mail)

Klik op Toevoegen aan e-mail (Attach to E-mail) op het tabblad Aangepaste scan met eenmaal klikken

(Custom Scan with One-click) of klik op Verzenden (Mail) in het scherm Modus om het dialoogvenster

Verzenden (Mail) te openen.

Scan-instellingen (Scan Settings)

Documenttype (Document Type)

Selecteer het type document dat u wilt scannen.

Kleurenmodus (Color Mode)

Selecteer hoe u het document wilt scannen.

Documentformaat (Document Size)

Selecteer het formaat van het document dat u wilt scannen.

Wanneer u Aangepast (Custom) selecteert, wordt een dialoogvenster geopend waarin u het documentformaat kunt opgeven. Selecteer een van de Eenheden (Units), voer de Breedte (Width) en

Hoogte (Height) in en klik op OK.

Belangrijk

Wanneer u Automatisch detecteren (Auto Detect) selecteert, wordt de afbeelding mogelijk niet gescand op de juiste positie en het juiste formaat. Wijzig het formaat in dat geval in het

Dialoogvenster Verzenden (Mail)

werkelijke documentformaat (A4, Letter enz.). Lijn een hoek van het document uit met de hoek bij de pijl (positiemarkering) van de glasplaat.

Resolutie (Resolution)

Hier kunt u de resolutie selecteren waarmee documenten moeten worden gescand.

Resolutie

Scannerstuurpr. gebruiken (Use the scanner driver)

Schakel dit selectievakje in om het scherm van ScanGear (scannerstuurprogramma) weer te geven en geavanceerde instellingen voor het scannen te definiëren.

De instellingen Kleurenmodus (Color Mode), Documentformaat (Document Size), Resolutie

(Resolution) en andere instellingen in het dialoogvenster Verzenden (Mail) worden uitgeschakeld.

Geef deze instellingen op in het scherm van ScanGear (scannerstuurprogramma).

Opgeven... (Specify...)

Klik hierop om het dialoogvenster Scan-instellingen (Scan Settings) te openen, waarin u geavanceerde scaninstellingen kunt opgeven.

Dialoogvenster Scan-instellingen (Scan Settings)

Instellingen opslaan (Save Settings)

Bestandsgrootte (File Size)

Maak een keuze uit de formaten Klein (past in 640 bij 480-venster) (Small (fits in a 640 by 480 window)), Medium (past in 800 bij 600-venster) (Medium (fits in a 800 by 600 window)), Groot (past in 1024 bij 768-venster) (Large (fits in a 1024 by 768 window)) en Origineel (Original).

Bestandsnaam (File name)

Voer een bestandsnaam in voor de afbeelding die u wilt opslaan (maximaal 64 tekens). Wanneer u meerdere bestanden opslaat, worden 4 cijfers aan elke bestandsnaam toegevoegd.

Type bestanden (Save as type)

Selecteer een bestandstype om de gescande afbeeldingen op te slaan.

Selecteer JPEG/Exif, PDF of PDF (meerdere pagina's) (PDF(Multiple Pages)).

Belangrijk

U kunt geen wachtwoorden instellen voor PDF-bestanden.

U kunt JPEG/Exif niet selecteren als Kleurenmodus (Color Mode) is ingesteld op Zwart-wit

(Black and White).

Instellen... (Set...)

Wanneer Type bestanden (Save as type) is ingesteld op JPEG/Exif

U kunt een compressietype opgeven voor JPEG-bestanden. Selecteer Hoog (lage compressie)

(High(Low Compression)), Standaard (Standard) of Laag (hoge compressie) (Low(High

Compression)).

Als Type bestanden (Save as type) is ingesteld op PDF of PDF (meerdere pagina's)

(PDF(Multiple Pages)).

Geef geavanceerde instellingen voor het maken van PDF-bestanden op. Zie ' Dialoogvenster PDFinstellingen (PDF Settings) ' voor meer informatie.

Opslaan in (Save in)

Hiermee wordt de map weergegeven waarin de gescande documenten moeten worden opgeslagen. Als u de map wilt wijzigen, klikt u op Bladeren... (Browse...) om een andere map op te geven.

Standaard zijn de volgende mappen opgegeven.

Windows Vista: map MP Navigator EX in de map Afbeeldingen (Pictures)

Windows XP: map MP Navigator EX in de map Mijn afbeeldingen (My Pictures)

Windows 2000: map MP Navigator EX in de map Mijn afbeeldingen (My Pictures)

Opslaan in een submap met huidige datum (Save to a Subfolder with Current Date)

Hiermee maakt u een submap in de map die is opgegeven in Opslaan in (Save in) met de huidige

Dialoogvenster Verzenden (Mail)

datum. Sla in deze submap gescande afbeeldingen op. Er wordt een submap met een naam als

'2009_01_01' (Jaar_Maand_Dag) gemaakt.

Als dit selectievakje niet is ingeschakeld, worden bestanden rechtstreeks opgeslagen in de map die is opgegeven in Opslaan in (Save in).

Instellingen voor bijlagen (Attachment Settings)

E-mailprogramma (Mail Program)

Hiermee geeft u een e-mailprogramma op.

Opmerking

Selecteer Toevoegen... (Add...) om het dialoogvenster E-mailprogramma selecteren (Select

Mail Program) te openen. Hier kunt u een e-mailprogramma selecteren. Als het gewenste emailprogramma niet wordt weergegeven, klikt u op Toevoegen aan lijst (Add to List) en selecteert u het programma.

Scannen starten door op de eenmaal-klikken-knop te klikken (Start scanning by clicking the oneclick button)

Schakel dit selectievakje in om het scannen te starten wanneer u op een pictogram klikt.

Toepassen (Apply)

Hiermee worden de opgegeven instellingen opgeslagen en toegepast.

Klik op Annuleren (Cancel) in plaats van Toepassen (Apply) om de opgegeven instellingen te annuleren.

Annuleren (Cancel)

Hiermee worden de opgegeven instellingen geannuleerd. Het huidige scherm wordt gesloten.

Standaard (Defaults)

Hiermee zet u alle instellingen in het scherm terug op hun standaardwaarde.

Scannen (Scan)

Hiermee scant u documenten met de opgegeven instellingen.

Na afloop van het scannen wordt het e-mailprogramma automatisch gestart en wordt een nieuw berichtscherm geopend met de afbeelding toegevoegd.

Naar boven

Dialoogvenster OCR

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > Schermen van MP

Navigator EX > Dialoogvenster OCR

Dialoogvenster OCR

Klik op OCR op het tabblad Aangepaste scan met eenmaal klikken (Custom Scan with One-click) of in het scherm voor de modus Eenmaal klikken om het dialoogvenster OCR te openen.

Scan-instellingen (Scan Settings)

Documenttype (Document Type)

Selecteer het type document dat u wilt scannen.

Kleurenmodus (Color Mode)

Selecteer hoe u het document wilt scannen.

Documentformaat (Document Size)

Selecteer het formaat van het document dat u wilt scannen.

Wanneer u Aangepast (Custom) selecteert, wordt een dialoogvenster geopend waarin u het documentformaat kunt opgeven. Selecteer een van de Eenheden (Units), voer de Breedte (Width) en

Hoogte (Height) in en klik op OK.

Resolutie (Resolution)

Hier kunt u de resolutie selecteren waarmee documenten moeten worden gescand.

Resolutie

Scannerstuurpr. gebruiken (Use the scanner driver)

Dialoogvenster OCR

Schakel dit selectievakje in om het scherm van ScanGear (scannerstuurprogramma) weer te geven en geavanceerde instellingen voor het scannen te definiëren.

Kleurenmodus (Color Mode), Documentformaat (Document Size), Resolutie (Resolution) en andere instellingen in het dialoogvenster OCR worden uitgeschakeld. Geef deze instellingen op in het scherm van ScanGear (scannerstuurprogramma).

Opgeven... (Specify...)

Klik hierop om het dialoogvenster Scan-instellingen (Scan Settings) te openen, waarin u geavanceerde scaninstellingen kunt opgeven.

Dialoogvenster Scan-instellingen (Scan Settings)

Opmerking

Wanneer u scheve documenten wilt corrigeren, selecteert u het selectievakje Scheve documenten corrigeren (Correct slanted document) om de nauwkeurigheid van tekstherkenning te verbeteren

Instellingen opslaan (Save Settings)

Bestandsnaam (File name)

Voer een bestandsnaam in voor de afbeelding die u wilt opslaan (maximaal 64 tekens). Wanneer u meerdere bestanden opslaat, worden 4 cijfers aan elke bestandsnaam toegevoegd.

Type bestanden (Save as type)

Selecteer een bestandstype om de gescande afbeeldingen op te slaan.

Selecteer JPEG/Exif, TIFF of BMP.

Belangrijk

U kunt JPEG/Exif niet selecteren als Kleurenmodus (Color Mode) is ingesteld op Zwart-wit

(Black and White).

Instellen... (Set...)

Wanneer Type bestanden (Save as type) is ingesteld op JPEG/Exif

U kunt een compressietype opgeven voor JPEG-bestanden. Selecteer Hoog (lage compressie)

(High(Low Compression)), Standaard (Standard) of Laag (hoge compressie) (Low(High

Compression)).

Opslaan in (Save in)

Hiermee wordt de map weergegeven waarin de gescande documenten moeten worden opgeslagen. Als u de map wilt wijzigen, klikt u op Bladeren... (Browse...) om een andere map op te geven.

Standaard zijn de volgende mappen opgegeven.

Windows Vista: map MP Navigator EX in de map Afbeeldingen (Pictures)

Windows XP: map MP Navigator EX in de map Mijn afbeeldingen (My Pictures)

Windows 2000: map MP Navigator EX in de map Mijn afbeeldingen (My Pictures)

Opslaan in een submap met huidige datum (Save to a Subfolder with Current Date)

Hiermee maakt u een submap in de map die is opgegeven in Opslaan in (Save in) met de huidige datum. Sla in deze submap gescande afbeeldingen op. Er wordt een submap met een naam als

'2009_01_01' (Jaar_Maand_Dag) gemaakt.

Als dit selectievakje niet is ingeschakeld, worden bestanden rechtstreeks opgeslagen in de map die is opgegeven in Opslaan in (Save in).

Instellingen voor de toepassing (Application Settings)

OCR met (OCR with)

Een OCR-toepassing opgeven.

Als u MP Navigator EX opgeeft, wordt de tekst nadat de afbeelding gescand is in de afbeelding geëxporteerd naar en weergegeven in Kladblok (geleverd bij Windows)

Opmerking

Dialoogvenster OCR

U kunt alleen teksten in talen exporteren naar Kladblok (geleverd bij Windows)die geselecteerd kunnen worden op het tabblad Algemeen (General) Klik op Instellen... (Set...) op het tabblad

Algemeen (General) en geef de taal op van het document dat u wilt scannen.

Als u meerdere documenten scant, kunt u de geëxporteerde tekst in één bestand verzamelen.

Tabblad Algemeen (General)

Tekst die wordt weergegeven in Kladblok (geleverd bij Windows) kan alleen als leidraad worden gebruikt. Tekst in de afbeeldingen van de volgende documenttypen wordt mogelijk niet correct gelezen.

- Documenten die tekst bevatten met een tekengrootte kleiner dan 8 of groter dan 40 punten

(op 300 dpi)

- Scheve documenten

- Documenten die omgekeerd zijn geplaatst of documenten met een onjuiste afdrukstand

(gedraaide tekens)

- Documenten met speciale lettertypen, effecten, cursieve letters of met de hand geschreven tekst

- Documenten met een smalle regelafstand

- Documenten met kleuren op de achtergrond van tekst

- Documenten met meerdere talen

Herstellen (Reset)

De toepassingsinstelling annuleren.

Instellen... (Set...)

Hiermee kunt u een toepassing selecteren.

Belangrijk

Afhankelijk van de opgegeven toepassing wordt de tekst mogelijk niet juist geëxporteerd of wordt de toepassing niet gestart.

Scannen starten door op de eenmaal-klikken-knop te klikken (Start scanning by clicking the oneclick button)

Schakel dit selectievakje in om het scannen te starten wanneer u op een pictogram klikt.

Toepassen (Apply)

Hiermee worden de opgegeven instellingen opgeslagen en toegepast.

Klik op Annuleren (Cancel) in plaats van Toepassen (Apply) om de opgegeven instellingen te annuleren.

Annuleren (Cancel)

Hiermee worden de opgegeven instellingen geannuleerd. Het huidige scherm wordt gesloten.

Standaard (Defaults)

Hiermee zet u alle instellingen in het scherm terug op hun standaardwaarde.

Scannen (Scan)

Hiermee scant u documenten met de opgegeven instellingen.

Naar boven

Dialoogvenster Aangepast (Custom)

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > Schermen van MP

Navigator EX > Dialoogvenster Aangepast (Custom)

Dialoogvenster Aangepast (Custom)

Klik op Aangepast (Custom) op het tabblad Aangepaste scan met eenmaal klikken (Custom Scan with

One-click) of klik op Aangepast (Custom) in het scherm voor de modus Eenmaal klikken om het dialoogvenster Aangepast te openen.

Scan-instellingen (Scan Settings)

Documenttype (Document Type)

Selecteer het type document dat u wilt scannen. Als Auto-mode (Auto Mode) geselecteerd is, wordt het documenttype automatisch herkend. In dat geval worden de Kleurenmodus (Color Mode), het

Documentformaat (Document Size) en de Resolutie (Resolution) ook automatisch ingesteld.

Belangrijk

De volgende documenttypen kunnen niet goed worden gescand in de Auto-mode (Auto Mode).

In dat geval moet u het documenttype of -formaat opgeven.

- Andere documenten dan foto's, ansichtkaarten, visitekaartjes, tijdschriften, tekstdocumenten en cd's/dvd's

- Foto's op A4-formaat

- Tekstdocumenten kleiner dan 2L (127 x 178 mm) (5 x 7 inch), zoals pagina's van een pocket waarvan de rug is afgesneden

- Documenten die zijn afgedrukt op dun wit papier

- Lange, smalle documenten, zoals panoramafoto's

Reflecterende cd/dvd-labels worden mogelijk niet correct gescand.

Plaats de documenten juist op de plaat, afhankelijk van het type document dat u wilt scannen.

Anders worden de documenten mogelijk niet juist gescand.

Zie ' Documenten plaatsen ' voor meer informatie over het plaatsen van documenten.

Dialoogvenster Aangepast (Custom)

Opmerking

Voor Moiré-reductie stelt u het Documenttype (Document Type) in op Tijdschrift (Magazine).

Kleurenmodus (Color Mode)

Selecteer hoe u het document wilt scannen.

Documentformaat (Document Size)

Selecteer het formaat van het document dat u wilt scannen.

Wanneer u Aangepast (Custom) selecteert, wordt een dialoogvenster geopend waarin u het documentformaat kunt opgeven. Selecteer een van de Eenheden (Units), voer de Breedte (Width) en

Hoogte (Height) in en klik op OK.

Belangrijk

Wanneer u Automatisch detecteren (Auto Detect) selecteert, wordt de afbeelding mogelijk niet gescand op de juiste positie en het juiste formaat. Wijzig het formaat in dat geval in het werkelijke documentformaat (A4, Letter enz.). Lijn een hoek van het document uit met de hoek bij de pijl (positiemarkering) van de glasplaat.

Resolutie (Resolution)

Hier kunt u de resolutie selecteren waarmee documenten moeten worden gescand.

Resolutie

Scannerstuurpr. gebruiken (Use the scanner driver)

Schakel dit selectievakje in om het scherm van ScanGear (scannerstuurprogramma) weer te geven en geavanceerde instellingen voor het scannen te definiëren.

De instellingen Kleurenmodus (Color Mode), Documentformaat (Document Size), Resolutie

(Resolution) en andere instellingen in het dialoogvenster Aangepast (Custom) worden uitgeschakeld. Geef deze instellingen op in het scherm van ScanGear (scannerstuurprogramma).

Opgeven... (Specify...)

Klik hierop om het dialoogvenster Scan-instellingen (Scan Settings) te openen, waarin u geavanceerde scaninstellingen kunt opgeven.

Dialoogvenster Scan-instellingen (Scan Settings)

Instellingen opslaan (Save Settings)

De afbeelding na het scannen automatisch opslaan op de computer (Automatically save the image to your computer after scanning it)

Selecteer deze optie om de afbeeldingen na het scannen op de opgegeven manier op de computer op te slaan.

De instellingen Bestandsnaam (File name), Type bestanden (Save as type) en Opslaan in (Save in) worden weergegeven.

Belangrijk

Als u deze functie selecteert, kunt u geen wachtwoorden voor PDF-bestanden instellen.

Opmerking

Als in Instellingen voor de toepassing (Application Settings) is aangegeven welke toepassing wordt gestart, wordt de gescande afbeelding in die toepassing geopend.

Bestandsnaam (File name)

Voer een bestandsnaam in voor de afbeelding die u wilt opslaan (maximaal 64 tekens). Wanneer u meerdere bestanden opslaat, worden 4 cijfers aan elke bestandsnaam toegevoegd.

Dialoogvenster Aangepast (Custom)

Type bestanden (Save as type)

Selecteer een bestandstype om de gescande afbeeldingen op te slaan.

Selecteer Auto, JPEG/Exif, TIFF of BMP. Auto wordt weergegeven en is standaard geselecteerd wanneer het Documenttype (Document Type) is ingesteld op Auto-mode (Auto Mode).

Belangrijk

Als Documenttype (Document Type) is ingesteld op Auto-mode (Auto Mode) en Type bestanden (Save as type) op Auto, kan de bestandsindeling verschillen, afhankelijk van hoe u het document plaatst.

Zie ' Documenten plaatsen ' voor meer informatie over het plaatsen van documenten.

Grote documenten (zoals foto's op A4-formaat) die alleen tegen de randen/pijl

(positiemarkering) van de plaat kunnen worden geplaatst, worden mogelijk niet in de juiste bestandsindeling opgeslagen als Type bestanden (Save as type) is ingesteld op Auto.

Selecteer in dat geval een bestandsindeling die geschikt is voor het te scannen document

U kunt JPEG/Exif niet selecteren als Kleurenmodus (Color Mode) is ingesteld op Zwart-wit

(Black and White).

Opmerking

Wanneer u Auto selecteert, worden bestanden opgeslagen in de volgende indelingen, volgens het documenttype.

Foto's, ansichtkaarten, cd's/dvd's en visitekaartjes: JPEG

Tijdschriften, kranten en tekstdocumenten: PDF

U kunt de bestandsindeling wijzigen via Instellen... (Set...).

Afbeeldingen die als PDF-bestand zijn opgeslagen, worden in sommige toepassingen mogelijk niet geopend. Selecteer in dat geval een andere optie dan Auto bij Type bestanden

(Save as type).

Als u JPEG/Exif selecteert en Documenttype (Document Type) niet is ingesteld op Auto-mode

(Auto Mode), kunt u het selectievakje JPEG/Exif-bestand in AdobeRGB opslaan (Save the JPEG

/Exif file in AdobeRGB) inschakelen.

Instellen... (Set...)

Wanneer Type bestanden (Save as type) is ingesteld op Auto

U kunt opgeven in welke bestandsindeling afbeeldingen moeten worden opgeslagen. Selecteer een bestandsindeling voor een Document en een Foto (Photo).

Wanneer Type bestanden (Save as type) is ingesteld op JPEG/Exif

U kunt een compressietype opgeven voor JPEG-bestanden. Selecteer Hoog (lage compressie)

(High(Low Compression)), Standaard (Standard) of Laag (hoge compressie) (Low(High

Compression)).

Opslaan in (Save in)

Hiermee wordt de map weergegeven waarin de gescande documenten moeten worden opgeslagen. Als u de map wilt wijzigen, klikt u op Bladeren... (Browse...) om een andere map op te geven.

Standaard zijn de volgende mappen opgegeven.

Windows Vista: map MP Navigator EX in de map Afbeeldingen (Pictures)

Windows XP: map MP Navigator EX in de map Mijn afbeeldingen (My Pictures)

Windows 2000: map MP Navigator EX in de map Mijn afbeeldingen (My Pictures)

Opslaan in een submap met huidige datum (Save to a Subfolder with Current Date)

Hiermee maakt u een submap in de map die is opgegeven in Opslaan in (Save in) met de huidige datum. Sla in deze submap gescande afbeeldingen op. Er wordt een submap met een naam als

'2009_01_01' (Jaar_Maand_Dag) gemaakt.

Als dit selectievakje niet is ingeschakeld, worden bestanden rechtstreeks opgeslagen in de map die is opgegeven in Opslaan in (Save in).

JPEG/Exif-bestand in AdobeRGB opslaan (Save the JPEG/Exif file in AdobeRGB)

Schakel dit selectievakje in om de afbeeldingen op te slaan met kleuren die overeenkomen met

Adobe RGB.

Belangrijk

Dialoogvenster Aangepast (Custom)

Deze functie is alleen beschikbaar als Type bestanden (Save as type) is ingesteld op JPEG/

Exif en Documenttype (Document Type) niet is ingesteld op Auto-mode (Auto Mode).

Deze functie is niet beschikbaar wanneer het Adobe RGB-profiel niet is geïnstalleerd.

Opmerking

U kunt deze instelling niet selecteren als het selectievakje Scannerstuurpr. gebruiken (Use the scanner driver) is ingeschakeld.

Als u een afbeelding opslaat terwijl het selectievakje JPEG/Exif-bestand in AdobeRGB opslaan

(Save the JPEG/Exif file in AdobeRGB) is ingeschakeld, wordt aan het begin van de bestandsnaam een onderstrepingsteken toegevoegd. (Voorbeeld: _Image0001.JPG)

Dialoogvenster Opslaan openen na scannen van afbeelding (Exif-informatie invoeren) (Open the save dialog box after scanning the image (Input Exif information))

Hiermee opent u het dialoogvenster Opslaan (Save) nadat de afbeeldingen zijn gescand en geeft u instellingen voor opslaan op als de doelmap, bestandsnaam en Exif-informatie.

Dialoogvenster Opslaan (Save)

Instellingen voor de toepassing (Application Settings)

Openen met (Open with)

Geef een toepassing op waarmee u de gescande afbeelding wilt openen. Sleep het pictogram van een toepassing naar dit vak die de bestandsindeling ondersteunt die wordt weergegeven in Type bestanden (Save as type). De opgegeven toepassing wordt gestart nadat de afbeeldingen zijn gescand.

Belangrijk

Afhankelijk van de opgegeven toepassing worden de afbeeldingen mogelijk niet correct weergegeven of wordt de toepassing niet gestart.

Herstellen (Reset)

De toepassingsinstelling annuleren.

Instellen... (Set...)

Hiermee kunt u een toepassing instellen die moet worden gestart.

Scannen starten door op de eenmaal-klikken-knop te klikken (Start scanning by clicking the oneclick button)

Schakel dit selectievakje in om het scannen te starten wanneer u op een pictogram klikt.

Toepassen (Apply)

Hiermee worden de opgegeven instellingen opgeslagen en toegepast.

Klik op Annuleren (Cancel) in plaats van Toepassen (Apply) om de opgegeven instellingen te annuleren.

Annuleren (Cancel)

Hiermee worden de opgegeven instellingen geannuleerd. Het huidige scherm wordt gesloten.

Standaard (Defaults)

Hiermee zet u alle instellingen in het scherm terug op hun standaardwaarde.

Scannen (Scan)

Hiermee kunt u documenten scannen en opslaan met de opgegeven instellingen.

Wanneer Type bestanden (Save as type) is ingesteld op Auto, wordt een bevestiging weergegeven.

Klik op Handleiding openen (Open Manual) om deze handleiding te openen (als deze is geïnstalleerd).

Naar boven

Dialoogvenster Voorkeuren (Preferences)

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > Schermen van MP

Navigator EX > Dialoogvenster Voorkeuren (Preferences)

Dialoogvenster Voorkeuren (Preferences)

Klik op Voorkeuren (Preferences) om het dialoogvenster Voorkeuren (Preferences) te openen.

In het dialoogvenster Voorkeuren (Preferences) kunt u geavanceerde instellingen opgeven voor functies van MP Navigator EX. U doet dit op de tabbladen Algemeen (General) en Instellingen scannerknop

(Scanner Button Settings).

Opmerking

Zie de onderstaande gedeelten voor meer informatie over elk tabblad.

Tabblad Algemeen (General)

Tabblad Instellingen scannerknop (Scanner Button Settings) (Opslaan)

Naar boven

Tabblad Algemeen (General)

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > Schermen van MP

Navigator EX > Tabblad Algemeen (General)

Tabblad Algemeen (General)

Op het tabblad Algemeen (General) kunt u algemene instellingen voor MP Navigator EX opgeven.

Productnaam (Product Name)

Hier wordt de productnaam weergegeven van het apparaat waarvoor MP Navigator EX momenteel is geconfigureerd.

Als het weergegeven product niet het gewenste product is, selecteert u het gewenste product in de lijst.

Opslaan in (Mijn vak) (Save in (My Box))

Hier wordt de map weergegeven waarin de gescande documenten moeten worden opgeslagen. Als u de map wilt wijzigen, klikt u op Bladeren... (Browse...) om een andere map op te geven.

Standaard zijn de volgende mappen opgegeven.

Windows Vista: map MP Navigator EX in de map Afbeeldingen (Pictures)

Windows XP: map MP Navigator EX in de map Mijn afbeeldingen (My Pictures)

Windows 2000: map MP Navigator EX in de map Mijn afbeeldingen (My Pictures)

Locatie van tijdelijke bestanden (Location of Temporary Files)

Hier wordt de map weergegeven waarin de afbeeldingen tijdelijk moeten worden opgeslagen. Als u de map wilt wijzigen, klikt u op Bladeren... (Browse...) om een andere map op te geven.

Belangrijk

Er kan een fout optreden als u de hoofdmap van het station waarin het besturingssysteem is geïnstalleerd, opgeeft als bestemming. Zorg dat u een andere map opgeeft.

Er kan een fout optreden als u een netwerkmap opgeeft als bestemming. Zorg dat u een lokale map opgeeft.

Uit te voeren toepassing (Application to run)

Hier worden de toepassingen weergegeven die vanuit MP Navigator EX kunnen worden gestart.

Installeer de toepassingen vanaf de installatie-cd-rom (Setup CD-ROM) die u bij het apparaat hebt

Tabblad Algemeen (General)

ontvangen.

Bij Toevoegen aan e-mail (Attach to E-mail) kunt u een e-mailprogramma selecteren dat moet worden gestart.

Bij PDF-bestand openen (Open PDF file) wordt de toepassing weergegeven die in het besturingssysteem is gekoppeld aan de bestandsextensie .pdf.

Belangrijk

U kunt kiezen welke items worden geïnstalleerd vanaf de installatie-cd-rom (Setup CD-ROM) door Aangepaste installatie (Custom Install) te selecteren. Als u via Aangepaste installatie

(Custom Install) aangeeft dat u enkele toepassingen niet wilt installeren, zijn de bijbehorende functies van MP Navigator EX niet beschikbaar. Als u die functies wilt gebruiken, moet u de bijbehorende toepassingen installeren.

Opmerking

Voor Converteren naar tekstbestand (Convert to text file) wordt Kladblok (geleverd bij Windows) weergegeven. Klik op Instellen… (Set...) om een dialoogvenster te openen en geef vervolgens de

Documenttaal (Document Language) op en geef aan hoe u meerdere documenten wilt scannen.

Documenttaal (Document Language)

Geef de taal op van het document dat u wilt scannen. Alleen tekst geschreven in talen die kunnen worden geselecteerd onder Documenttaal (Document Language) kunnen worden geëxporteerd naar Kladblok.

Meerdere resultaten tekstconversie combineren (Combine multiple text conversion results)

Als u meerdere documenten scant, kunt u het selectievakje inschakelen om de resultaten van de conversie (tekst) in één bestand te verzamelen. Dit selectievakje is standaard ingeschakeld.

Als het selectievakje is ingeschakeld, kunt u maximaal 99 pagina's tegelijk scannen.

Schakel het selectievakje uit als u elk resultaat van de conversie (tekst) in een apart bestand wilt weergeven.

Als het selectievakje niet is ingeschakeld, kunt u maximaal 10 pagina's tegelijk scannen.

Naar boven

Tabblad Instellingen scannerknop (Scanner Button Settings) (Opslaan)

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > Schermen van MP

Navigator EX > Tabblad Instellingen scannerknop (Scanner Button Settings) (Opslaan)

Tabblad Instellingen scannerknop (Scanner Button Settings)

(Opslaan)

Op het tabblad Instellingen scannerknop (Scanner Button Settings) kunt u de volgende instellingen opgeven.

U kunt opgeven hoe gereageerd moet worden bij gebruik van het bedieningspaneel om te scannen

Gebeurtenis (Event)

Selecteer gebeurtenis (Select Event)

Opslaan naar computer (Save to PC) is ingesteld.

Documenttype (Document Type)

Automatische scan (Auto Scan) is ingesteld. Het documenttype wordt automatisch gedetecteerd.

Belangrijk

De volgende documenttypen kunnen niet goed worden gescand met Automatische scan (Auto

Scan). Geef in dat geval het documenttype of -formaat op in MP Navigator EX.

Raadpleeg ' Foto's en documenten scannen ' als u afbeeldingen wilt scannen met MP Navigator

EX.

- Andere documenten dan foto's, ansichtkaarten, visitekaartjes, tijdschriften, tekstdocumenten en cd's/dvd's

- Foto's op A4-formaat

- Tekstdocumenten kleiner dan 2L (127 x 178 mm) (5 x 7 inch), zoals pagina's van een pocket waarvan de rug is afgesneden

- Documenten die zijn afgedrukt op dun wit papier

- Lange, smalle documenten, zoals panoramafoto's

Reflecterende cd/dvd-labels worden mogelijk niet correct gescand.

Plaats de documenten juist op de plaat, afhankelijk van het type document dat u wilt scannen.

Tabblad Instellingen scannerknop (Scanner Button Settings) (Opslaan)

Anders worden de documenten mogelijk niet juist gescand.

Zie ' Documenten plaatsen ' voor meer informatie over het plaatsen van documenten.

Acties (Actions)

Scan-instellingen (Scan Settings)

Documentformaat (Document Size)

Deze instelling wordt automatisch ingesteld.

Resolutie (Resolution)

Deze instelling wordt automatisch ingesteld.

Opgeven... (Specify...)

Klik hierop om het dialoogvenster Scan-instellingen (Scan Settings) te openen, waarin u geavanceerde scaninstellingen kunt opgeven.

Dialoogvenster Scan-instellingen (Scan Settings)

Instellingen opslaan (Save Settings)

De afbeelding na het scannen automatisch opslaan op de computer (Automatically save the image to your computer after scanning it)

Selecteer deze optie om de afbeeldingen na het scannen op de opgegeven manier op de computer op te slaan.

De instellingen Bestandsnaam (File Name), Type bestanden (Save as type) en Opslaan in (Save in) worden weergegeven.

Belangrijk

Als u deze functie selecteert, kunt u geen wachtwoorden voor PDF-bestanden instellen.

Bestandsnaam (File Name)

Voer een bestandsnaam in voor de afbeelding die u wilt opslaan (maximaal 64 tekens).

Type bestanden (Save as type)

Selecteer een bestandstype om de gescande afbeeldingen op te slaan.

Selecteer Auto, JPEG/Exif, TIFF of BMP. Standaard wordt Auto weergegeven.

Belangrijk

Als Documenttype (Document Type) is ingesteld op Automatische scan (Auto Scan) en

Type bestanden (Save as type) op Auto kan de bestandsindeling verschillen, afhankelijk van hoe u het document plaatst.

Zie ' Documenten plaatsen ' voor meer informatie over het plaatsen van documenten.

Grote documenten (zoals foto's op A4-formaat) die alleen tegen de randen/pijl

(positiemarkering) van de plaat kunnen worden geplaatst, worden mogelijk niet in de juiste bestandsindeling opgeslagen als Type bestanden (Save as type) is ingesteld op

Auto. Selecteer in dat geval een bestandsindeling die geschikt is voor het te scannen document

Opmerking

Als u het selectievakje Automatische fotocorrectie inschakelen (Enable Auto Photo Fix) inschakelt in het dialoogvenster Scan-instellingen (Scan Settings) en vervolgens een andere indeling dan JPEG/Exif selecteert voor Type bestanden (Save as type), wordt er een bericht weergegeven en wordt het selectievakje Automatische fotocorrectie inschakelen

(Enable Auto Photo Fix) uitgeschakeld.

Wanneer u Auto selecteert, worden bestanden opgeslagen in de volgende indelingen, volgens het documenttype.

Foto's, ansichtkaarten, cd's/dvd's en visitekaartjes: JPEG

Tijdschriften, kranten en tekstdocumenten: PDF

U kunt de bestandsindeling wijzigen via Instellen... (Set...).

Instellen... (Set...)

Wanneer Type bestanden (Save as type) is ingesteld op Auto

Tabblad Instellingen scannerknop (Scanner Button Settings) (Opslaan)

U kunt opgeven in welke bestandsindeling afbeeldingen moeten worden opgeslagen.

Selecteer een bestandsindeling om een Document en een Foto (Photo) op te slaan.

Wanneer Type bestanden (Save as type) is ingesteld op JPEG/Exif

U kunt een compressietype opgeven voor JPEG-bestanden. Selecteer Hoog (lage compressie)

(High(Low Compression)), Standaard (Standard) of Laag (hoge compressie) (Low(High

Compression)).

Opslaan in (Save in)

Hiermee wordt de map weergegeven waarin de gescande documenten moeten worden opgeslagen. Als u de map wilt wijzigen, klikt u op Bladeren... (Browse...) om een andere map op te geven.

Standaard zijn de volgende mappen opgegeven.

Windows Vista: map MP Navigator EX in de map Afbeeldingen (Pictures)

Windows XP: map MP Navigator EX in de map Mijn afbeeldingen (My Pictures)

Windows 2000: map MP Navigator EX in de map Mijn afbeeldingen (My Pictures)

Opslaan in een submap met huidige datum (Save to a Subfolder with Current Date)

Hiermee maakt u een submap in de map die is opgegeven in Opslaan in (Save in) met de huidige datum. Sla in deze submap gescande afbeeldingen op. Er wordt een submap met een naam als '2009_01_01' (Jaar_Maand_Dag) gemaakt.

Als dit selectievakje niet is ingeschakeld, worden bestanden rechtstreeks opgeslagen in de map die is opgegeven in Opslaan in (Save in).

Het dialoogvenster voor opslaan openen na het scannen van de afbeelding (Open the save dialog box after scanning the image)

Hiermee opent u het dialoogvenster Opslaan nadat de afbeeldingen zijn gescand en geeft u instellingen voor opslaan op als de doelmap, bestandsnaam en Exif-informatie.

Opmerking

Raadpleeg ' Dialoogvenster Opslaan (Save) ' voor meer informatie.

Naar boven

Bijlage: Andere bestanden openen dan gescande afbeeldingen

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > Bijlage: Andere bestanden openen dan gescande afbeeldingen

Bijlage: Andere bestanden openen dan gescande afbeeldingen

U kunt gescande afbeeldingen met behulp van MP Navigator EX opslaan of afdrukken.

Afbeeldingen gebruiken die op een computer zijn opgeslagen

Afbeeldingen openen die op een computer zijn opgeslagen

Naar boven

Afbeeldingen openen die op een computer zijn opgeslagen

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met de meegeleverde toepassingssoftware > Bijlage: Andere bestanden openen dan gescande afbeeldingen > Afbeeldingen openen die op een computer zijn opgeslagen

Afbeeldingen openen die op een computer zijn opgeslagen

U kunt met MP Navigator EX afbeeldingen openen die op een computer zijn opgeslagen en deze afdrukken of aan een e-mail toevoegen. U kunt ze ook bewerken met een toepassing die bij het apparaat is geleverd.

1.

Start MP Navigator EX en open het venster voor de navigatiemodus.

MP Navigator EX starten

2.

Wijs Toon & gebruik (View & Use) aan in het scherm voor de navigatiemodus en klik op Mijn vak (gesc./geïmp. afb.) (My Box (Scanned/Imported Images)), Map opgeven

(Specify Folder) of Recent opgesl. afbeeldingen (Recently Saved Images).

Klik op Mijn vak (gesc./geïmp. afb.) (My Box (Scanned/Imported Images)) als u afbeeldingen wilt openen die zijn opgeslagen in Mijn vak (gesc./geïmp. afb.) (My Box (Scanned/Imported Images)), klik op Map opgeven (Specify Folder) als u afbeeldingen wilt openen die in een bepaalde map zijn opgeslagen of klik op Recent opgesl. afbeeldingen (Recently Saved Images) als u recent opgeslagen afbeeldingen wilt openen.

Opmerking

Als het selectievakje Dit venster bij het opstarten weergeven (Show this window at startup) niet is ingeschakeld, wordt het laatst gebruikte scherm geopend. Als het venster Scan/Import.

(Scan/Import) wordt weergegeven, klik dan op (Toon & gebruik) linksboven op het scherm.

Het scherm Toon & gebruik (View & Use) wordt geopend.

Zie ' Tabblad Afbeeldingen op de computer weergeven en gebruiken (View & Use Images on your Computer) ' voor meer informatie over het tabblad Afbeeldingen op de computer weergeven en gebruiken (View & Use Images on your Computer).

3.

Klik op de map met de afbeeldingen die u wilt openen.

De afbeeldingen die in de map zijn opgeslagen, worden weergegeven in het venster met miniaturen.

Afbeeldingen openen die op een computer zijn opgeslagen

4.

Selecteer de afbeeldingen die u wilt gebruiken en selecteer vervolgens wat u ermee wilt doen.

Zie onderstaande onderwerpen voor meer informatie over het gebruiken van afbeeldingen.

PDF-bestanden maken/bewerken

Documenten afdrukken

Foto's afdrukken

Via e-mail verzenden

Bestanden bewerken

Naar boven

Scannen met andere toepassingssoftware

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met andere toepassingssoftware

Scannen met andere toepassingssoftware

Wat is ScanGear (scannerstuurprogramma)?

Scannen met geavanceerde instellingen met ScanGear (scannerstuurprogramma)

Afbeeldingen corrigeren en kleuren aanpassen met ScanGear (Scannerstuurprogramma)

Schermen van ScanGear (scannerstuurprogramma)

Bijlage: handige informatie over scannen

Naar boven

Wat is ScanGear (scannerstuurprogramma)?

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met andere toepassingssoftware > Wat is ScanGear

(scannerstuurprogramma)?

Wat is ScanGear (scannerstuurprogramma)?

ScanGear (scannerstuurprogramma) is software die nodig is voor het scannen van documenten. U kunt hiermee het uitvoerformaat opgeven en afbeeldingen corrigeren wanneer u documenten scant.

ScanGear (scannerstuurprogramma) kan worden gestart vanuit MP Navigator EX of andere toepassingen die compatibel zijn met de standaardinterface die TWAIN wordt genoemd. (ScanGear

(scannerstuurprogramma) is een TWAIN-compatibel stuurprogramma.)

De mogelijkheden van deze software

Met deze software kunt u een voorbeeld van de scanresultaten bekijken of het documenttype en uitvoerformaat instellen, enzovoort, tijdens het scannen van documenten. Het is handig als u in een bepaalde kleurtint wilt scannen. U kunt namelijk voor het scannen diverse correcties aanbrengen en de helderheid, het contrast, enzovoort, aanpassen.

Schermen

Er zijn drie modi: Basismodus, Geavanceerde modus en Automatische scanmodus.

U kunt tussen de modi schakelen door op een tabblad rechts boven op het scherm te klikken.

Opmerking

ScanGear (scannerstuurprogramma) wordt gestart in de laatst gebruikte modus.

De instellingen blijven niet behouden als u schakelt tussen modi.

Basismodus

In de Basismodus (Basic Mode) kunt u gemakkelijk scannen aan de hand van drie eenvoudige stappen

( , en ).

Geavanceerde modus

Gebruik Geavanceerde modus (Advanced Mode) om bij het scannen de kleurenmodus, uitvoerresolutie,

Wat is ScanGear (scannerstuurprogramma)?

helderheid, kleurtint en dergelijke in te stellen.

Automatische scanmodus

In de Automatische scanmodus (Auto Scan Mode) kunt u gemakkelijk scannen door het document op de glasplaat te leggen en op Scannen (Scan) te klikken.

Naar boven

Scannen met geavanceerde instellingen met ScanGear (scannerstuurpro...

Downloaded from www.vandenborre.be

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met andere toepassingssoftware > Scannen met geavanceerde instellingen met ScanGear (scannerstuurprogramma)

Scannen met geavanceerde instellingen met ScanGear

(scannerstuurprogramma)

ScanGear (scannerstuurprogramma) starten

ScanGear (scannerstuurprogramma) starten

Documenten scannen nadat u eenvoudige afbeeldingscorrecties hebt aangebracht

Scannen in de Basismodus

Documenten scannen nadat u geavanceerde afbeeldingscorrecties hebt toegepast en de helderheid/kleur hebt aangepast

Scannen in de Geavanceerde modus

Scannen met eenvoudige bediening

Scannen in de Automatische scanmodus

Meerdere documenten tegelijk scannen nadat u afbeeldingscorrecties en kleuraanpassingen hebt aangebracht

Meerdere documenten tegelijk scannen met ScanGear (scannerstuurprogramma)

Naar boven

ScanGear (scannerstuurprogramma) starten

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met andere toepassingssoftware > Scannen met geavanceerde instellingen met ScanGear (scannerstuurprogramma) > ScanGear (scannerstuurprogramma) starten

ScanGear (scannerstuurprogramma) starten

Met ScanGear (scannerstuurprogramma) kunt u bij het scannen afbeeldingscorrecties en kleuraanpassingen aanbrengen. ScanGear (scannerstuurprogramma) kan vanuit MP Navigator EX of een toepassing worden gestart.

Starten vanuit MP Navigator EX

Scherm Navigatiemodus

Volg deze stappen om ScanGear (scannerstuurprogramma) te starten vanuit het scherm voor de navigatiemodus van MP Navigator EX.

1.

Start MP Navigator EX en open het venster voor de navigatiemodus.

MP Navigator EX starten

2.

Wijs Scan/Import. (Scan/Import) aan en klik op Foto's/documenten (plaat) (Photos/

Documents (Platen)).

Het venster Scan/Import. (Scan/Import) wordt geopend.

3.

Schakel het selectievakje Scannerstuurpr. gebruiken (Use the scanner driver) in en klik op Scannerstuurprogramma openen (Open Scanner Driver).

Het scherm van ScanGear (scannerstuurprogramma) wordt weergegeven.

Scherm voor modus Eenmaal klikken

Volg deze stappen om ScanGear (scannerstuurprogramma) te starten vanuit het scherm voor de modus

Eenmaal klikken van MP Navigator EX.

1.

Start MP Navigator EX en open het scherm voor de modus Eenmaal klikken.

MP Navigator EX starten

ScanGear (scannerstuurprogramma) starten

2.

Klik op het bijbehorende pictogram.

Het bijbehorende dialoogvenster wordt geopend.

3.

Schakel het selectievakje Scannerstuurpr. gebruiken (Use the scanner driver) in bij

Scan-instellingen (Scan Settings) en klik op Scannen (Scan).

Het scherm van ScanGear (scannerstuurprogramma) wordt weergegeven.

Belangrijk

Scannerstuurpr. gebruiken (Use the scanner driver) wordt niet weergegeven in de dialoogvensters PDF en Automatische scan (Auto Scan).

Starten vanuit een toepassing

Ga (bijvoorbeeld) als volgt te werk om ScanGear (scannerstuurprogramma) te starten vanuit een toepassing.

De procedure varieert, afhankelijk van de toepassing. Raadpleeg de handleiding van de toepassing voor meer informatie

1.

Start de toepassing.

2.

Selecteer Bron selecteren (Select Source) in het menu Bestand (File) van de toepassing en selecteer het apparaat.

3.

Selecteer de opdracht voor het scannen van een document (bijvoorbeeld Scan/

Import. (Scan/Import) of Beeld inlezen (Acquire image) enz.

Het scherm van ScanGear (scannerstuurprogramma) wordt weergegeven.

Naar boven

Scannen in de Basismodus

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met andere toepassingssoftware > Scannen met geavanceerde instellingen met ScanGear (scannerstuurprogramma) > Scannen in de Basismodus

Scannen in de Basismodus

In de Basismodus kunt u gemakkelijk scannen door de stappen op het scherm uit te voeren.

In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u een afzonderlijk document scant.

Raadpleeg ' Meerdere documenten tegelijk scannen met ScanGear (scannerstuurprogramma) ' voor informatie over het scannen van meerdere documenten tegelijk.

Belangrijk

De volgende typen documenten worden mogelijk niet goed bijgesneden. Klik in dat geval op

(miniatuur) op de werkbalk om te schakelen naar de volledige weergave en te scannen.

- Foto's die een witte (lichte) rand hebben

- Documenten die op wit papier zijn afgedrukt, handgeschreven tekst, visitekaartjes enzovoort.

- Dunne documenten

- Dikke documenten

De volgende typen documenten kunnen niet goed worden bijgesneden.

- Documenten die kleiner zijn dan 3 vierkante cm

- Foto's die in verschillende vormen zijn uitgesneden

1.

Plaats het document op de glasplaat en start ScanGear (scannerstuurprogramma).

ScanGear (scannerstuurprogramma) starten

Belangrijk

Plaats het document met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat en lijn een bovenhoek van het document uit met de hoek bij de pijl (positiemakering) op de glasplaat.

2.

Selecteer bij Bron selecteren (Select Source) het type document dat u wilt scannen.

Opmerking

Wanneer u tijdschriften scant die veel kleurenfoto's bevatten, selecteert u Tijdschrift (kleur)

(Magazine(Color)).

Scannen in de Basismodus

3.

Klik op Voorbeeld (Preview).

Er verschijnt een scanvoorbeeld van het document in het voorbeeldgebied

Opmerking

De kleuren worden aangepast aan het documenttype dat bij Bron selecteren (Select Source) is geselecteerd.

4.

Selecteer Doel (Destination).

5.

Selecteer Uitvoerformaat (Output Size).

De beschikbare opties voor het uitvoerformaat zijn afhankelijk van wat u onder Bron selecteren

(Select Source) en Doel (Destination) hebt geselecteerd.

6.

Geef naar wens het scangebied (bijsnijdkader) op.

Pas de grootte en de positie van het bijsnijdkader (scangebied) aan in het voorbeeldgebied.

Bijsnijdkaders aanpassen

7.

Stel de gewenste Afbeeldingscorrecties (Image corrections) in.

8.

Klik op Scannen (Scan).

Het scannen begint.

Opmerking

Klik op (Informatie) om een dialoogvenster te openen waarin u de huidige scan-instellingen

(documenttype etc.) kunt controleren.

Wat er met ScanGear (stuurprogramma) gebeurt na het scannen kan worden opgegeven bij Status van dialoogvenster ScanGear na het scannen (Status of ScanGear dialog after scanning) op het tabblad Scannen (Scan) van het dialoogvenster Voorkeuren (Preferences).

Tabblad Scannen (Scan)

Verwant onderwerp

Tabblad Basismodus (Basic Mode)

Naar boven

Scannen in de Geavanceerde modus

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met andere toepassingssoftware > Scannen met geavanceerde instellingen met ScanGear (scannerstuurprogramma) > Scannen in de Geavanceerde modus

Scannen in de Geavanceerde modus

In de Geavanceerde modus kunt u bij het scannen zelf de kleurenmodus, uitvoerresolutie, helderheid, kleurtint, enzovoort, instellen.

In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u een afzonderlijk document scant.

Raadpleeg ' Meerdere documenten tegelijk scannen met ScanGear (scannerstuurprogramma) ' voor informatie over het scannen van meerdere documenten tegelijk.

Belangrijk

De volgende typen documenten worden mogelijk niet goed bijgesneden. Klik in dat geval op

(miniatuur) op de werkbalk om te schakelen naar de volledige weergave en te scannen.

- Foto's die een witte (lichte) rand hebben

- Documenten die op wit papier zijn afgedrukt, handgeschreven tekst, visitekaartjes enzovoort.

- Dunne documenten

- Dikke documenten

De volgende typen documenten kunnen niet goed worden bijgesneden.

- Documenten die kleiner zijn dan 3 vierkante cm

- Foto's die in verschillende vormen zijn uitgesneden

1.

Plaats het document op de glasplaat en start ScanGear (scannerstuurprogramma).

ScanGear (scannerstuurprogramma) starten

Belangrijk

Plaats het document met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat en lijn een bovenhoek van het document uit met de hoek bij de pijl (positiemakering) op de glasplaat.

2.

Klik op Geavanceerde modus (Advanced Mode).

Het tabblad Geavanceerde modus (Advanced Mode) wordt weergegeven.

Opmerking

Scannen in de Geavanceerde modus

De instellingen blijven niet behouden als u schakelt tussen modi.

3.

Stel Kleurenmodus (Color Mode) in.

Instellingen voor invoer (Input Settings)

4.

Klik op Voorbeeld (Preview).

Er verschijnt een scanvoorbeeld van het document in het voorbeeldgebied

Opmerking

Als u scant zonder een voorbeeld weer te geven, wordt de functie voor het verminderen van het doorschijnen van het document ingeschakeld. Deze functie is handig bij het scannen van tijdschriften. Wanneer u echter foto's scant, kan de kleurtint van de gescande afbeelding afwijken van die van het origineel, vanwege de functie voor het verminderen van het doorschijnen van het document. Bekijk in dat geval eerst een voorbeeld.

5.

Stel de Instellingen voor uitvoer (Output Settings) in.

Instellingen voor uitvoer (Output Settings)

6.

Stel het bijsnijdkader (scangebied) in en breng desgewenst afbeeldingscorrecties en kleuraanpassingen aan.

Bijsnijdkaders aanpassen

Instellingen voor afbeeldingen (Image Settings)

Knoppen voor kleuraanpassing

7.

Klik op Scannen (Scan).

Het scannen begint.

Opmerking

Klik op (Informatie) om een dialoogvenster te openen waarin u de huidige scan-instellingen

(documenttype etc.) kunt controleren.

Wat er met ScanGear (stuurprogramma) gebeurt na het scannen kan worden opgegeven bij Status van dialoogvenster ScanGear na het scannen (Status of ScanGear dialog after scanning) op het tabblad Scannen (Scan) van het dialoogvenster Voorkeuren (Preferences).

Tabblad Scannen (Scan)

Scannen in de Geavanceerde modus

Verwant onderwerp

Tabblad Geavanceerde modus (Advanced Mode)

Naar boven

Scannen in de Automatische scanmodus

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met andere toepassingssoftware > Scannen met geavanceerde instellingen met ScanGear (scannerstuurprogramma) > Scannen in de Automatische scanmodus

Scannen in de Automatische scanmodus

U kunt gemakkelijk scannen in de Automatische scanmodus (Auto Scan Mode) van ScanGear

(scannerstuurprogramma) door het programma automatisch te laten bepalen welk type document op de plaat ligt.

Opmerking

De ondersteunde documenttypen zijn foto's, ansichtkaarten, visitekaartjes, tijdschriften, tekstdocumenten en cd's/dvd's. Als u andere documenten wilt scannen, moet u het documenttype opgeven op het tabblad Basismodus (Basic Mode) of Geavanceerde modus (Advanced Mode).

Scannen in de Basismodus

Scannen in de Geavanceerde modus

1.

Plaats het document op de glasplaat en start ScanGear (scannerstuurprogramma).

Documenten plaatsen

ScanGear (scannerstuurprogramma) starten

2.

Klik op Automatische scanmodus (Auto Scan Mode).

Het tabblad Automatische scanmodus (Auto Scan Mode) wordt weergegeven.

3.

Klik op Scannen (Scan).

Het scannen begint.

Opmerking

Wat er met ScanGear (stuurprogramma) gebeurt na het scannen kan worden opgegeven bij Status van dialoogvenster ScanGear na het scannen (Status of ScanGear dialog after scanning) op het tabblad Scannen (Scan) van het dialoogvenster Voorkeuren (Preferences).

Tabblad Scannen (Scan)

Verwant onderwerp

Scannen in de Automatische scanmodus

Tabblad Automatische scanmodus (Auto Scan Mode)

Naar boven

Meerdere documenten tegelijk scannen met ScanGear (scannerstuurpro...

Downloaded from www.vandenborre.be

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met andere toepassingssoftware > Scannen met geavanceerde instellingen met ScanGear (scannerstuurprogramma) > Meerdere documenten tegelijk scannen met ScanGear

(scannerstuurprogramma)

Meerdere documenten tegelijk scannen met ScanGear

(scannerstuurprogramma)

U kunt twee of meer foto's (kleine documenten) tegelijk op de glasplaat scannen in de Basismodus

(Basic Mode) en de Geavanceerde modus (Advanced Mode) van ScanGear (scannerstuurprogramma).

In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u meerdere documenten kunt scannen vanaf het tabblad

Basismodus (Basic Mode).

Belangrijk

Als u meerdere documenten als één afbeelding wilt scannen, scant u in de volledige afbeeldingsweergave.

De volgende typen documenten worden mogelijk niet goed bijgesneden. Pas in dat geval de bijsnijdkaders (scangebieden) aan in de volledige afbeeldingsweergave en voer de scan uit.

- Foto's die een witte (lichte) rand hebben

- Documenten die op wit papier zijn afgedrukt, handgeschreven tekst, visitekaartjes enzovoort.

- Dunne documenten

- Dikke documenten

Meerdere documenten scannen in de volledige afbeeldingsweergave

De volgende typen documenten kunnen niet goed worden bijgesneden.

- Documenten die kleiner zijn dan 3 vierkante cm

- Foto's die in verschillende vormen zijn uitgesneden

Opmerking

Raadpleeg ' Scannen in de Automatische scanmodus ' om eenvoudig te scannen door het documenttype automatisch te detecteren.

U kunt ook meerdere documenten tegelijk scannen vanaf het tabblad Geavanceerde modus

(Advanced Mode). Gebruik het tabblad Geavanceerde modus (Advanced Mode) als u geavanceerde scaninstellingen wilt opgeven, zoals de kleurenmodus, uitvoerresolutie, helderheid van de afbeelding en kleurtint.

Raadpleeg de toepasselijke gedeelten hieronder voor meer informatie over de tabbladen

Basismodus (Basic Mode) en Geavanceerde modus (Advanced Mode).

Tabblad Basismodus (Basic Mode)

Tabblad Geavanceerde modus (Advanced Mode)

1.

Plaats het document op de glasplaat en start ScanGear (scannerstuurprogramma).

Documenten plaatsen

ScanGear (scannerstuurprogramma) starten

2.

Selecteer bij Bron selecteren (Select Source) het type document dat u wilt scannen.

Meerdere documenten tegelijk scannen met ScanGear (scannerstuurpro...

Downloaded from www.vandenborre.be

3.

Klik op Voorbeeld (Preview).

In het voorbeeldgebied worden miniaturen van de voorbeeldafbeeldingen weergegeven. De afbeeldingen worden automatisch naar gelang het documentformaat bijgesneden (de scangebieden worden aangegeven).

4.

Selecteer Doel (Destination).

5.

Selecteer Uitvoerformaat (Output Size).

6.

Pas de scangebieden (bijsnijdkaders) aan en stel indien gewenst

Afbeeldingscorrecties (Image Corrections) in.

Opmerking

U kunt elke afbeelding afzonderlijk corrigeren. Selecteer het kader dat u wilt corrigeren.

U kunt in de miniaturenweergave maar één bijsnijdkader (scangebied) per afbeelding maken.

Als u meerdere bijsnijdkaders in een afbeelding wilt maken, moet u de scan in de volledige afbeeldingsweergave uitvoeren.

Meerdere documenten scannen in de volledige afbeeldingsweergave

Meerdere documenten tegelijk scannen met ScanGear (scannerstuurpro...

Downloaded from www.vandenborre.be

7.

Selecteer de afbeeldingen die u wilt scannen.

Schakel de selectievakjes in voor de afbeeldingen die u wilt scannen.

8.

Klik op Scannen (Scan).

Meerdere documenten scannen in de volledige afbeeldingsweergave

Volg deze stappen als miniaturen niet correct worden weergegeven in de voorbeeldweergave of als u meerdere documenten als één afbeelding wilt scannen.

Opmerking

De positie van scheef geplaatste documenten wordt niet gecorrigeerd in de volledige afbeeldingsweergave.

1.

Nadat u een voorbeeld van de afbeeldingen hebt bekeken, klikt u op (miniatuur) op de werkbalk.

Schakel naar de volledige afbeeldingsweergave.

Opmerking

Als de volledige afbeelding wordt weergegeven, wordt het pictogram gewijzigd in

(volledige afbeelding).

2.

Pas de scangebieden (bijsnijdkaders) aan.

Pas de grootte en de positie van het bijsnijdkader (scangebied) aan in het voorbeeldgebied. U kunt ook twee of meer bijsnijdkaders maken.

Als een gebied niet is opgegeven, wordt het document gescand op documentformaat (Automatisch bijsnijden). Wanneer een gebied is geselecteerd, wordt alleen het geselecteerde gebied gescand.

Bijsnijdkaders aanpassen

3.

Selecteer Doel (Destination).

Meerdere documenten tegelijk scannen met ScanGear (scannerstuurpro...

Downloaded from www.vandenborre.be

4.

Selecteer Uitvoerformaat (Output Size).

5.

Stel de gewenste Afbeeldingscorrecties (Image corrections) in.

6.

Klik op Scannen (Scan).

De gebieden die zijn omkaderd door onderbroken lijnen, worden gescand.

Opmerking

Wat er met ScanGear (stuurprogramma) gebeurt na het scannen kan worden opgegeven bij Status van dialoogvenster ScanGear na het scannen (Status of ScanGear dialog after scanning) op het tabblad Scannen (Scan) van het dialoogvenster Voorkeuren (Preferences).

Tabblad Scannen (Scan)

Naar boven

Afbeeldingen corrigeren en kleuren aanpassen met ScanGear (scannerst...

Downloaded from www.vandenborre.be

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met andere toepassingssoftware > Afbeeldingen corrigeren en kleuren aanpassen met ScanGear (scannerstuurprogramma)

Afbeeldingen corrigeren en kleuren aanpassen met ScanGear

(scannerstuurprogramma)

In de volgende onderwerpen vindt u tips en weetjes over geavanceerde scantechnieken voor het aanpassen van kleuren, helderheid, enzovoort.

Onscherpe foto's scherper maken, stof en krassen reduceren en vervaagde kleuren corrigeren

Afbeeldingen corrigeren (Beeld verscherpen, Stof en krassen reduceren, Correctie van vervaging, enzovoort)

Een voorbeeld bekijken en de kleur wijzigen van de afbeelding die wordt gescand

Kleuren aanpassen met een kleurenpatroon

Kleuren helderder maken die in de loop der tijd of als gevolg van overkleuring zijn vervaagd

Verzadiging en kleurbalans aanpassen

Afbeeldingen aanpassen die te donker of te licht zijn of te weinig contrast vertonen

Helderheid en contrast aanpassen

De kleurtint aanpassen met een histogram (een grafiek waarop de verdeling van de helderheid wordt weergegeven)

Histogram aanpassen

De helderheid van de afbeelding aanpassen met een tintcurve (een grafiek waarop de balans van de helderheid wordt weergegeven)

Tintcurve aanpassen

Tekens in tekstdocumenten verscherpen of doorschijneffecten reduceren

Drempel instellen

Naar boven

Afbeeldingen corrigeren (Beeld verscherpen, Stof en krassen reduceren,...

Downloaded from www.vandenborre.be

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met andere toepassingssoftware > Afbeeldingen corrigeren en kleuren aanpassen met ScanGear (scannerstuurprogramma) > Afbeeldingen corrigeren (Beeld verscherpen, Stof en krassen reduceren, Correctie van vervaging, enzovoort)

Afbeeldingen corrigeren (Beeld verscherpen, Stof en krassen reduceren, Correctie van vervaging, enzovoort)

Met de functies voor Instellingen voor afbeeldingen (Image Settings) op het tabblad Geavanceerde modus (Advanced Mode) van ScanGear (scannerstuurprogramma) kunt u bij het scannen van afbeeldingen de contouren van het onderwerp verscherpen, stof en krassen verminderen en vervaagde kleuren corrigeren.

Items instellen

Klik op (pijl) van een functie en selecteer een item in het keuzemenu.

Belangrijk

Gebruik deze functies niet voor afbeeldingen zonder moiré, stof/krassen of vervaagde kleuren. De kleurtint kan dan nadelig beïnvloed worden.

Zie ' Instellingen voor afbeeldingen (Image Settings) ' voor bijzonderheden en voorzorgsmaatregelen van elke functie.

Opmerking

Raadpleeg ' Scannen in de Geavanceerde modus ' voor meer informatie over het starten van

ScanGear (scannerstuurprogramma) op het tabblad Geavanceerde modus (Advanced Mode) en informatie over het scannen.

Afbeeldingen corrigeren (Beeld verscherpen, Stof en krassen reduceren,...

Downloaded from www.vandenborre.be

De helderheid en kleurtint aanpassen

Stel Beeldaanpassing (Image Adjustment) in op Automatisch (Auto), Foto (Photo), Tijdschrift (Magazine),

Krant (Newspaper) of Document, afhankelijk van het documenttype.

Geen Auto

Afbeeldingen verscherpen die niet helemaal scherp zijn

Stel Beeld verscherpen (Unsharp Mask) in op AAN (ON).

UIT AAN

Gradaties en streeppatronen verminderen

Stel Moiré-reductie (Descreen) in op AAN (ON).

UIT AAN

Opmerking

Moiré is een verschijnsel waarbij ongelijkmatige gradatie of een streeppatroon zichtbaar is als foto’ s of afbeeldingen met fijne punten worden gescand. Moiré-reductie (Descreen) is de functie waarmee u dit effect kunt verkleinen.

Stof en krassen reduceren

Stel Stof en krassen reduceren (Reduce Dust and Scratches) in op Laag (Low), Middel (Medium) of

Hoog (High), afhankelijk van de hoeveelheid stof en krassen.

Geen Middel

Foto's corrigeren die in de loop der tijd of als gevolg van overkleuring zijn vervaagd

Afbeeldingen corrigeren (Beeld verscherpen, Stof en krassen reduceren,...

Downloaded from www.vandenborre.be

Stel Correctie van vervaging (Fading Correction) in op Laag (Low), Middel (Medium) of Hoog (High), afhankelijk van de mate van vervaging of overkleuring.

Geen Middel

Korreligheid verminderen

Stel Correctie van korreligheid (Grain Correction) in op Laag (Low), Middel (Medium) of Hoog (High), afhankelijk van de mate van de korreligheid.

Geen Middel

Tegenlicht in afbeeldingen corrigeren

Stel Correctie van tegenlicht (Backlight Correction) in op Laag (Low), Middel (Medium) of Hoog (High), afhankelijk van de mate van tegenlicht.

Geen Middel

Schaduwen tussen pagina's corrigeren die zichtbaar zijn wanneer geopende boekjes worden gescand

Stel Schaduwcorrectie van rugmarge (Gutter Shadow Correction) in op Laag (Low), Middel (Medium) of

Hoog (High), afhankelijk van de grootte van de schaduwen.

Geen Middel

Naar boven

Kleuren aanpassen met een kleurenpatroon

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met andere toepassingssoftware > Afbeeldingen corrigeren en kleuren aanpassen met ScanGear (scannerstuurprogramma) > Kleuren aanpassen met een kleurenpatroon

Kleuren aanpassen met een kleurenpatroon

Met de functie Kleurenpatroon in de Basismodus (Basic Mode) van ScanGear kunt u voorbeelden van kleurwijzigingen bekijken en natuurlijke kleuren reproduceren.

Kleuraanpassing

Hiermee kunt u kleuren corrigeren die in de loop der tijd of als gevolg van overkleuring zijn vervaagd.

Overkleuring is het fenomeen waarbij een bepaalde kleur de gehele foto beïnvloedt als gevolg van weersomstandigheden of sterke omgevingskleuren.

Klik op een pijl bij Kleuraanpassing (Color Adjustment) om de bijbehorende kleur te benadrukken.

Cyaan & rood, magenta & groen en geel & blauw zijn complementaire kleuren (als de twee kleuren van een kleurenpaar worden gemengd, ontstaat een grijstint). U kunt de natuurlijke kleuren van een

Kleuren aanpassen met een kleurenpatroon

fotosituatie reproduceren door de te veel benadrukte kleur te verminderen en de complementaire kleur te verhogen.

Het beste kunt u een gedeelte op de foto zoeken dat wit zou moeten zijn, en de kleuren zo aanpassen dat dit gedeelte wit wordt.

Er verschijnt een scanvoorbeeld van het document in het midden. De kleuren van het voorbeeld veranderen met uw aanpassingen mee.

Hieronder ziet u een voorbeeld van het corrigeren van een blauwige afbeelding.

Omdat Blauw (Blue) en Groen (Green) te sterk zijn, klikt u op de pijlen bij de kleuren Geel (Yellow) en

Magenta om de kleur te corrigeren.

Voor Na

Opmerking

Kleuraanpassingen worden alleen toegepast op het scangebied (bijsnijdkader) of het kader dat is geselecteerd in de miniaturenweergave.

U kunt meerdere frames of bijsnijdkaders selecteren door de ctrl-toets ingedrukt te houden terwijl u deze selecteert.

U kunt ook een kleurtint kiezen uit het kleurenpatroon dat links in het scherm Kleurenpatroon (Color

Pattern) wordt weergegeven.

U kunt deze functie ook gebruiken om een afbeelding een bepaalde tint te geven. Met meer magenta creëert u een warme tint, terwijl de afbeelding koeler wordt als u meer blauw toevoegt.

Naar boven

Verzadiging en kleurbalans aanpassen

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met andere toepassingssoftware > Afbeeldingen corrigeren en kleuren aanpassen met ScanGear (scannerstuurprogramma) > Verzadiging en kleurbalans aanpassen

Verzadiging en kleurbalans aanpassen

Klik op het tabblad Geavanceerde modus (Advanced Mode) van ScanGear op kleurbalans).

(Verzadiging/

Opmerking

Klik op Standaard (Defaults) om alle aanpassingen in het huidige venster ongedaan te maken.

Verzadiging

De verzadiging (levendigheid) van de afbeelding aanpassen. U kunt kleuren helderder maken die in de loop der tijd of door andere oorzaken zijn vervaagd.

Sleep (schuifregelaar) onder Verzadiging (Saturation) naar links om de verzadiging van de afbeelding te verminderen (de afbeelding donkerder te maken) of naar rechts om de verzadiging te vergroten (de afbeelding lichter te maken). U kunt ook een waarde invoeren (-127 tot 127).

Minder verzadiging Originele afbeelding Meer verzadiging

Opmerking

Als u de verzadiging te veel vergroot, kan de natuurlijke kleurtint van de originele afbeelding verloren gaan.

Verzadiging en kleurbalans aanpassen

Kleurbalans

Afbeeldingen met overkleuring aanpassen. Overkleuring is het fenomeen waarbij een bepaalde kleur de gehele foto beïnvloedt als gevolg van weersomstandigheden of sterke omgevingskleuren.

Sleep (schuifregelaar) onder Kleurbalans (Color Balance) naar links of naar rechts om de bijbehorende kleur te benadrukken.

Cyaan en rood

Magenta en groen

Geel en blauw

Dit zijn de complementaire kleuren (als de twee kleuren van een kleurenpaar worden gemengd, ontstaat een grijstint). U kunt de natuurlijke kleuren van een fotosituatie reproduceren door de te veel benadrukte kleur te verminderen en de complementaire kleur te verhogen.

Het is vaak lastig om de afbeelding helemaal te corrigeren door slechts één kleurenpaar aan te passen.

Het beste kunt u een gedeelte op de foto zoeken dat wit zou moeten zijn, en alle drie de kleurenparen zo aanpassen dat dit gedeelte wit wordt.

U kunt ook een waarde invoeren (-127 tot 127).

Hieronder ziet u een voorbeeld van een afbeelding waarin het kleurenpaar Cyaan en voor meer informatie over bijsnijdkaders is aangepast.

Meer cyaan Meer rood

Naar boven

Helderheid en contrast aanpassen

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met andere toepassingssoftware > Afbeeldingen corrigeren en kleuren aanpassen met ScanGear (scannerstuurprogramma) > Helderheid en contrast aanpassen

Helderheid en contrast aanpassen

Klik op het tabblad Geavanceerde modus (Advanced Mode) van ScanGear op contrast).

(Helderheid/

Opmerking

Klik op (pijl omlaag) om over te schakelen naar de gedetailleerde weergave. Klik op omhoog) om terug te keren naar de vorige weergave.

(pijl

Klik op Standaard (Defaults) om alle aanpassingen in het huidige venster ongedaan te maken.

Kanaal

Iedere punt van een afbeelding is een mengsel van rood, groen en blauw in verschillende verhoudingen

(gradaties). Deze kleuren kunnen afzonderlijk worden aangepast als een 'kanaal'.

Model (Master)

Rood, groen en blauw aanpassen.

Rood (Red)

Het rode kanaal aanpassen.

Groen (Green)

Het groene kanaal aanpassen.

Blauw (Blue)

Helderheid en contrast aanpassen

Het blauwe kanaal aanpassen.

Opmerking

Alleen Grijswaarden (Grayscale) wordt weergegeven Kanaal (Channel) als de Kleurenmodus is ingesteld op Grijswaarden (Grayscale).

Helderheid

Pas de helderheid van de afbeelding aan. Sleep de schuifknop onder Helderheid (Brightness) naar links om de afbeelding donkerder te maken en naar rechts om deze lichter te maken. U kunt ook een waarde invoeren (-127 tot 127).

Donkerder Originele afbeelding Lichter

Opmerking

Als u de afbeelding te licht maakt kunnen de lichte gebieden verloren gaan, en als u de afbeelding te donker maakt kan dit ten koste gaan van de schaduwgebieden.

Contrast

Het contrast is de mate van verschil tussen de lichte en donkere delen van een afbeelding. Wanneer u het contrast verhoogt, verhoogt u het verschil, waardoor de afbeelding scherper wordt. Wanneer u het contrast verlaagt, verlaagt u het verschil, waardoor de afbeelding zachter wordt.

Sleep de schuifknop onder Contrast naar links om het contrast van de afbeelding te verlagen en naar rechts om dit te verhogen. U kunt ook een waarde invoeren (-127 tot 127).

Minder contrast Originele afbeelding Meer contrast

Opmerking

Door het contrast te verhogen, geeft u zachte afbeeldingen een meer driedimensionale uitstraling.

Als u het contrast echter te veel verhoogt, kan dit ten koste gaan van lichte gebieden en schaduwgebieden.

Naar boven

Histogram aanpassen

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met andere toepassingssoftware > Afbeeldingen corrigeren en kleuren aanpassen met ScanGear (scannerstuurprogramma) > Histogram aanpassen

Histogram aanpassen

Klik op het tabblad Geavanceerde modus (Advanced Mode) van ScanGear op (Histogram).

Opmerking

Klik op Standaard (Defaults) om alle aanpassingen in het huidige venster ongedaan te maken.

Kanaal

Iedere punt van een afbeelding is een mengsel van rood, groen en blauw in verschillende verhoudingen

(gradaties). Deze kleuren kunnen afzonderlijk worden aangepast als een 'kanaal'.

Model (Master)

Rood, groen en blauw aanpassen.

Rood (Red)

Het rode kanaal aanpassen.

Groen (Green)

Het groene kanaal aanpassen.

Blauw (Blue)

Het blauwe kanaal aanpassen.

Opmerking

Alleen Grijswaarden (Grayscale) wordt weergegeven Kanaal (Channel) als de Kleurenmodus is ingesteld op Grijswaarden (Grayscale).

Histogrammen lezen

U kunt een Histogram van een bepaald gebied openen voor elk Kanaal (Channel). Hoe hoger de piek van het Histogram, hoe meer gegevens er op dat niveau zijn verspreid.

Histogram aanpassen

(1) Helder gebied (2) Donker gebied (3) Hele afbeelding

In het lichte gebied zijn meer gegevens verdeeld.

In het schaduwgebied zijn meer gegevens verdeeld.

De gegevens zijn gelijk verdeeld tussen het lichte gebied en het schaduwgebied.

Histogrammen aanpassen (met de schuifknop)

Selecteer een Kanaal (Channel) en versleep de (schuifknop voor zwartpunt) of de (schuifknop voor witpunt) om het niveau op te geven dat moet worden ingesteld als schaduwgebied of licht gebied.

- Alle gedeelten links van (schuifknop voor zwartpunt) worden zwart (niveau 0).

- De gedeelten bij (schuifknop voor middenpunt) krijgen de kleur die exact tussen het zwartpunt en het witpunt ligt.

- Alle gedeelten rechts van (schuifknop voor witpunt) worden wit (niveau 255).

Beeldaanpassing (Image Adjustment) is standaard ingesteld op Automatisch (Auto). De hieronder weergegeven aanpassingen zijn automatisch uitgevoerd.

De schuifknoppen voor zwartpunt en witpunt verslepen

Versleep de schuifknop voor zwartpunt of de schuifknop voor witpunt om de helderheid aan te passen.

Afbeeldingen waarin in het lichte gebied meer gegevens zijn verdeeld

Sleep de schuifknop zwartpunt naar het lichte gebied.

Afbeeldingen waarin in het schaduwgebied meer gegevens zijn verdeeld

Sleep de schuifknop witpunt naar het schaduwgebied.

Afbeeldingen waarin de gegevens gelijk zijn verdeeld

Sleep de schuifknop zwartpunt naar het lichte gebied en de schuifknop witpunt naar het schaduwgebied.

Histogram aanpassen

De schuifknop voor middenpunt verslepen

Versleep de schuifknop voor middenpunt om het niveau op te geven dat moet worden ingesteld als het midden van het tintbereik.

Afbeeldingen waarin in het lichte gebied meer gegevens zijn verdeeld

Sleep de schuifknop voor middenpunt naar het lichte gebied.

Afbeeldingen waarin in het schaduwgebied meer gegevens zijn verdeeld

Sleep de schuifknop voor middenpunt naar het schaduwgebied.

Histogrammen aanpassen (met de pipetten)

Als u een Kanaal (Channel) selecteert en op de pipet voor zwartpunt, middenpunt of witpunt klikt, verandert de muisaanwijzer in de voorbeeldweergave in een pipet. Klik op een van de pipetten onder het histogram om de instelling te wijzigen.

- Het punt waarop u klikt met invoeren (0 tot 245).

(pipet voor zwartpunt) wordt het donkerste punt. U kunt ook een waarde

- Het punt waarop u klikt met (pipet voor middenpunt) wordt het midden van het toonbereik. U kunt ook een waarde invoeren (5 tot 250).

- Het punt waarop u klikt met invoeren (10 tot 255).

(pipet voor witpunt) wordt het helderste punt. U kunt ook een waarde

- Klik op (pipet) voor Grijsbalans (Gray Balance) en klik op het gebied waarvan u de kleur in de voorbeeldafbeelding wilt aanpassen.

Het punt waarop u klikt, wordt ingesteld als achromatische kleurreferentie en de rest van de afbeelding wordt hieraan aangepast. Als sneeuw er op een foto bijvoorbeeld blauwig uitziet, kunt u op het blauwige gedeelte klikken om de hele afbeelding aan te passen en de natuurlijke kleuren te reproduceren.

Naar boven

Tintcurve aanpassen

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met andere toepassingssoftware > Afbeeldingen corrigeren en kleuren aanpassen met ScanGear (scannerstuurprogramma) > Tintcurve aanpassen

Tintcurve aanpassen

Klik op het tabblad Geavanceerde modus (Advanced Mode) van ScanGear op instellingen).

(Tintcurve-

Opmerking

Klik op Standaard (Defaults) om alle aanpassingen in het huidige venster ongedaan te maken.

Kanaal

Iedere punt van een afbeelding is een mengsel van rood, groen en blauw in verschillende verhoudingen

(gradaties). Deze kleuren kunnen afzonderlijk worden aangepast als een 'kanaal'.

Model (Master)

Rood, groen en blauw aanpassen.

Rood (Red)

Het rode kanaal aanpassen.

Groen (Green)

Het groene kanaal aanpassen.

Blauw (Blue)

Het blauwe kanaal aanpassen.

Opmerking

Alleen Grijswaarden (Grayscale) wordt weergegeven Kanaal (Channel) als de Kleurenmodus is ingesteld op Grijswaarden (Grayscale).

Tintcurves lezen

Met ScanGear (scannerstuurprogramma) is het scannen van afbeeldingen via een scanner de invoer en de weergave op een monitor de uitvoer. De tintcurve laat de balans van de tintinvoer en -uitvoer zien voor elk Kanaal (Channel).

Tintcurve aanpassen

Tintcurve aanpassen

Selecteer een tintcurve in Tintcurve selecteren (Select Tone Curve). Kies uit Geen correctie (No correction), Overbelichting (Overexposure), Onderbelichting (Underexposure), Veel contrast (High contrast), Negatief/positief beeld omdraaien (Reverse the negative/positive image) en Aangepaste curve bewerken (Edit custom curve).

Geen correctie (No correction) (geen aanpassing)

Overbelichting (Overexposure) (bolle curve)

De middentoongegevens van de invoerzijde worden naar het lichte gebied van de uitvoerzijde uitgerekt.

Dit geeft een beeld met heldere tinten bij weergave op een monitor.

Onderbelichting (Underexposure) (Holle curve)

De middentoongegevens van de invoerzijde worden naar het schaduwgebied van de uitvoerzijde uitgerekt. Dit geeft een beeld met donkere tinten bij weergave op een monitor.

Veel contrast (High contrast) (S-curve)

De lichte en schaduwgebieden van de invoerzijde verscherpt. Dit geeft een beeld met veel contrast.

Negatief/positief beeld omdraaien (Reverse the negative/positive image) (aflopende lijn)

De invoer- en uitvoerzijden worden omgedraaid. Dit geeft een beeld met negatief en positief omgekeerd.

Tintcurve aanpassen

Aangepaste curve bewerken (Edit custom curve)

U kunt bepaalde punten op de tintcurve slepen, zodat u de helderheid van de bijbehorende gebieden naar wens kunt aanpassen.

Naar boven

Drempel instellen

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met andere toepassingssoftware > Afbeeldingen corrigeren en kleuren aanpassen met ScanGear (scannerstuurprogramma) > Drempel instellen

Drempel instellen

De helderheid van kleurenafbeeldingen en afbeeldingen in grijswaarden wordt uitgedrukt in een waarde tussen 0 en 255. Bij het maken van zwart-wit afbeeldingen worden echter alle kleuren omgezet in zwart

(0) of wit (255). De drempel is de grenswaarde die bepaalt of een kleur zwart of wit wordt. Door het drempelniveau aan te passen, kunt u de tekst in een document scherper maken en voorkomen dat tekst op de achterzijde van het papier doorschijnt (wat vooral bij en gebeurt).

Deze functie is beschikbaar wanneer Kleurenmodus (Color Mode) is ingesteld op Zwart-wit (Black and

White).

Klik op het tabblad Geavanceerde modus (Advanced Mode) van ScanGear op (Drempel).

Opmerking

Klik op Standaard (Defaults) om alle aanpassingen in het huidige venster ongedaan te maken.

Drempel aanpassen

Sleep (schuifknop) naar rechts om de drempel te verhogen en zo het aantal zwarte gebieden te vergroten. Sleep de schuifknop naar links om de waarde te verlagen en zo het aantal witte gebieden te verhogen. U kunt ook een waarde invoeren (0 tot 255).

Naar boven

Schermen van ScanGear (scannerstuurprogramma)

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met andere toepassingssoftware > Schermen van ScanGear

(scannerstuurprogramma)

Schermen van ScanGear (scannerstuurprogramma)

In de volgende onderwerpen worden de schermen en functies en het gebruik van ScanGear

(scannerstuurprogramma) beschreven.

Tabblad Basismodus (Basic Mode)

Tabblad Geavanceerde modus (Advanced Mode)

Instellingen voor invoer (Input Settings)

Instellingen voor uitvoer (Output Settings)

Instellingen voor afbeeldingen (Image Settings)

Knoppen voor kleuraanpassing

Tabblad Automatische scanmodus (Auto Scan Mode)

Dialoogvenster Voorkeuren (Preferences)

Tabblad Scanner

Tabblad Voorbeeld (Preview)

Tabblad Scannen (Scan)

Tabblad Kleurinstellingen (Color Settings)

Naar boven

Tabblad Basismodus (Basic Mode)

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met andere toepassingssoftware > Schermen van ScanGear

(scannerstuurprogramma) > Tabblad Basismodus (Basic Mode)

Tabblad Basismodus (Basic Mode)

In deze modus kunt u eenvoudig scannen door de instructies op het scherm te volgen.

In dit gedeelte worden instellingen en functies beschreven die beschikbaar zijn in de Basismodus

(Basic Mode).

(1) Knoppen voor instellingen en bewerkingen

(2) Werkbalk

(3) Voorbeeldgebied

Opmerking

De weergegeven items zijn afhankelijk van het documenttype en de manier waarop het scherm is geopend.

Knoppen voor instellingen en bewerkingen

Bron selecteren (Select Source)

Foto (kleur) (Photo(Color))

Kleurenfoto's scannen.

Tijdschrift (kleur) (Magazine(Color))

Kleurentijdschriften scannen.

Krant (grijswaarden) (Newspaper(Grayscale))

Tekst en lijntekeningen in zwart-wit scannen.

Document (grijswaarden) (Document(Grayscale))

Documenten en foto's in zwart-wit scannen.

Selecteer deze modus om zwart-witafbeeldingen met een hoge resolutie te maken.

Opmerking

Als u een documenttype selecteert, worden de kleuren aangepast op basis van de functie

Beeld verscherpen of het documenttype.

Als u Tijdschrift (kleur) (Magazine(Color)) selecteert, wordt de functie Moiré-reductie

Tabblad Basismodus (Basic Mode)

geactiveerd.

Voorbeeldafbeelding weergeven (Display Preview Image)

Voorbeeld (Preview)

Een proefscan uitvoeren.

Opmerking

Wanneer u het apparaat voor de eerste keer gebruikt, wordt de scanner automatisch gekalibreerd. Wacht even tot de voorbeeldafbeelding wordt weergegeven.

Doel (Destination)

Selecteer wat u wilt doen met de gescande afbeelding.

Afdrukken (Print)

Selecteer deze optie om de gescande afbeelding op een printer af te drukken.

Afbeeldingsweergave (Image display)

Selecteer deze optie om de gescande afbeelding weer te geven op het beeldscherm.

OCR

Selecteer deze optie om de gescande afbeelding te gebruiken in combinatie met OCRsoftware.

OCR-software is software waarmee een als afbeelding gescande tekst wordt geconverteerd naar een tekstbestand, zodat deze kan worden bewerkt in tekstverwerkers en andere programma's.

Uitvoerformaat (Output Size)

Selecteer een uitvoerformaat.

De beschikbare opties voor het uitvoerformaat zijn afhankelijk van wat u onder Doel (Destination) hebt geselecteerd.

Aanpasbaar (Flexible)

Hiermee kunt u de bijsnijdkaders naar wens aanpassen.

In miniaturenweergave

Sleep de muis over een miniatuur om een bijsnijdkader weer te geven. Wanneer een bijsnijdkader wordt weergegeven, wordt het gedeelte in het bijsnijdkader gescand. Als er geen bijsnijdkader wordt weergegeven, wordt elk kader afzonderlijk gescand.

In volledige afbeeldingsweergave

Wanneer er geen bijsnijdkader wordt weergegeven, wordt het hele voorbeeldgebied gescand.

Wanneer een bijsnijdkader wordt weergegeven, wordt het gedeelte in het bijsnijdkader gescand.

Tabblad Basismodus (Basic Mode)

Papierformaat (L, A4 enz.)

Papierformaat voor de uitvoer selecteren. Het gedeelte in het bijsnijdkader wordt gescand op het formaat van het geselecteerde papierformaat. U kunt het bijsnijdkader vergroten of verkleinen door dit te verslepen. Hierbij blijft de verhouding bewaard.

Beeldschermformaat (bijvoorbeeld 1024 x 768 pixels)

Het uitvoerformaat in pixels selecteren.

Een bijsnijdkader van het geselecteerde beeldschermformaat wordt weergegeven en alleen het gedeelte in het bijsnijdkader wordt gescand. U kunt het bijsnijdkader vergroten of verkleinen door dit te verslepen. Hierbij blijft de verhouding bewaard.

Toevoegen/verwijderen... (Add/Delete...)

Hiermee wordt het dialoogvenster Uitvoerformaat toevoegen/verwijderen (Add/Delete the Output

Size) geopend. Hierin kunt u aangepaste uitvoerformaten opgeven. U kunt deze optie selecteren wanneer Doel (Destination) is ingesteld op Afdrukken (Print) of Afbeeldingsweergave (Image display).

In het dialoogvenster Uitvoerformaat toevoegen/verwijderen (Add/Delete the Output Size) kunt u meerdere uitvoerformaten opgeven en gelijktijdig opslaan. Opgeslagen items worden toegevoegd aan de lijst Uitvoerformaat (Output Size) en kunnen samen met de vooraf gedefinieerde items worden geselecteerd.

Toevoegen

Als u een formaat wilt toevoegen, geeft u de Naam van uitvoerformaat (Output Size Name),

Breedte (Width) en Hoogte (Height) op en klikt u vervolgens op Toevoegen (Add). U kunt voor

Eenheid (Unit) mm of inch (inches) selecteren als Doel (Destination) is ingesteld op Afdrukken

(Print), maar u kunt alleen pixels selecteren als Doel (Destination) is ingesteld op

Afbeeldingsweergave (Image display). De naam van het toegevoegde formaat wordt weergegeven in de Lijst van uitvoerformaten (Output Size List). Klik op Opslaan (Save) om de uitvoerformaten in de Lijst van uitvoerformaten (Output Size List) op te slaan.

Verwijderen (Delete)

Als u een item wilt verwijderen, selecteert u het in de Lijst van uitvoerformaten (Output Size List) en klikt u op Verwijderen (Delete). Klik op Opslaan (Save) om de uitvoerformaten in de Lijst van uitvoerformaten (Output Size List) op te slaan.

Belangrijk

Vooraf gedefinieerde uitvoerformaten, zoals A4 en 1024 x 768 pixels, kunnen niet worden verwijderd.

Opmerking

U kunt maximaal 10 items opslaan.

Er verschijnt een foutmelding als u een waarde buiten het instellingenbereik opgeeft. Geef een waarde binnen het instellingenbereik op.

Opmerking

Of en hoe het bijsnijdkader aanvankelijk wordt weergegeven voor een voorbeeldweergave, kan worden opgegeven op het tabblad Voorbeeld (Preview) in het dialoogvenster Voorkeuren

(Preferences). Zie Kader van voorbeeldafbeelding bijsnijden (Cropping Frame on Previewed

Images) in ' Tabblad Voorbeeld (Preview) '.

Verhouding omkeren (Invert aspect ratio)

Deze knop is beschikbaar wanneer een andere optie dan Aanpasbaar (Output Size) is geselecteerd

Tabblad Basismodus (Basic Mode)

bij Uitvoerformaat (Flexible).

Klik op deze knop om het bijsnijdkader te draaien. Klik nogmaals op de knop om de oorspronkelijke richting weer te herstellen.

Bijsnijdkaders aanpassen (Adjust cropping frames)

U kunt het scangebied aanpassen in het voorbeeldgebied.

Als een gebied niet is opgegeven, wordt het document gescand op documentformaat (Automatisch bijsnijden). Als er een gebied is opgegeven, wordt alleen het gedeelte in het bijsnijdkader gescand.

Bijsnijdkaders aanpassen

Afbeeldingscorrecties (Image corrections)

Correctie van vervaging (Fading correction)

Vervaagde foto's of foto's met een overkleuring corrigeren en scannen.

Tegenlichtcorrectie (Backlight correction)

Hiermee worden foto's gecorrigeerd die met tegenlicht zijn gemaakt.

Schaduwcorrectie van rugmarge (Gutter shadow correction)

Deze instelling wordt gebruikt om schaduwen tussen pagina's te corrigeren die kunnen optreden wanneer geopende boekjes worden gescand.

Belangrijk

Zie Schaduwcorrectie van rugmarge (Gutter Shadow Correction) in ' Instellingen voor afbeeldingen (Image Settings) ' op het tabblad Geavanceerde modus (Advanced Mode) voor voorzorgsmaatregelen aangaande het gebruik van deze functie.

Kleurenpatroon... (Color Pattern...)

Hiermee kunt u de algehele kleur van de afbeelding aanpassen. U kunt vervaagde kleuren vanwege overkleuring, enzovoort corrigeren en de natuurlijke kleuren herstellen en hier een voorbeeld van weergeven.

Kleuren aanpassen met een kleurenpatroon

Scannen (Perform Scan)

Scannen (Scan)

Het scannen begint.

Opmerking

Wanneer het scannen begint, wordt de voortgang weergegeven. Klik op Annuleren

(Cancel) om de scan te annuleren.

Voorkeuren... (Preferences...)

Het dialoogvenster Voorkeuren (Preferences) wordt geopend. Hier kunt u scan- en voorbeeldinstellingen opgeven.

Dialoogvenster Voorkeuren (Preferences)

Sluiten (Close)

ScanGear (scannerstuurprogramma) sluiten.

Werkbalk

Tabblad Basismodus (Basic Mode)

Werkbalk

U kunt voorbeeldafbeeldingen aanpassen of roteren. De knoppen die worden weergegeven op de werkbalk, verschillen per weergave.

In miniaturenweergave

In volledige afbeeldingsweergave

(Miniatuur)/ (Volledige afbeeldingsweergave)

Hiermee wordt geschakeld tussen weergaven in het voorbeeldgebied.

Voorbeeldgebied

(Linksom roteren)

De voorbeeldafbeelding wordt 90 graden tegen de klok in gedraaid.

- Het resultaat is zichtbaar in de gescande afbeelding.

- Wanneer u de afbeelding opnieuw als voorbeeld weergeeft, wordt de oorspronkelijke staat hersteld.

(Rechtsom roteren)

De afbeelding wordt 90 graden met de klok mee gedraaid.

- Het resultaat is zichtbaar in de gescande afbeelding.

- Wanneer u de afbeelding opnieuw als voorbeeld weergeeft, wordt de oorspronkelijke staat hersteld.

(Automatisch bijsnijden)

Het bijsnijdkader weergeven en automatisch aanpassen aan de grootte van het document dat wordt weergegeven in het voorbeeldgebied. Het scangebied wordt verkleind telkens wanneer u op deze knop klikt als er in het bijsnijdkader een bijsnijdgebied is.

(Alle kaders selecteren)

Deze knop is beschikbaar wanneer twee of meer kaders worden weergegeven.

Het selectievakje van de afbeelding in de miniaturenweergave wordt ingeschakeld.

(Selectie alle kaders opheffen)

Deze knop is beschikbaar wanneer twee of meer kaders worden weergegeven.

Het selectievakje van de afbeelding in de miniaturenweergave wordt uitgeschakeld.

(Alle kaders selecteren)

Deze knop is beschikbaar wanneer twee of meer kaders worden weergegeven.

Hiermee kunt u de afbeelding in de miniaturenweergave selecteren en de afbeelding wordt omlijnd met een blauw kader.

(Alle bijsnijdkaders selecteren)

Deze knop is beschikbaar wanneer er twee of meer bijsnijdkaders zijn.

Alle bijsnijdkaders worden weergegeven met dikke onderbroken lijnen. De instellingen worden toegepast op alle bijsnijdkaders.

(Bijsnijdkader verwijderen)

Hiermee verwijdert u het geselecteerde bijsnijdkader.

(Informatie)

Tabblad Basismodus (Basic Mode)

Hier worden de versie van ScanGear (scannerstuurprogramma) en de huidige scaninstellingen

(documenttype enz.) weergegeven.

(Handleiding openen)

Deze pagina wordt weergegeven.

Voorbeeldgebied

Voorbeeldgebied

Hier wordt een testafbeelding weergegeven nadat u op Voorbeeld (Preview) hebt geklikt. U kunt ook de resultaten controleren van de instellingen (afbeeldingscorrecties, kleuraanpassingen en dergelijke) die zijn geconfigureerd in ' Knoppen voor instellingen en bewerkingen '.

Als (miniatuur) wordt weergegeven op de werkbalk

Er worden miniaturen weergegeven van afbeeldingen die zijn bijgesneden tot het documentformaat.

Alleen afbeeldingen waarvoor het selectievakje is ingeschakeld, worden gescand.

Opmerking

Als er van meerdere afbeeldingen een voorbeeld wordt weergegeven, worden verschillende selectiestatussen met verschillende randen aangeduid.

- Kader met focus (dikke blauwe rand): de weergegeven instellingen worden toegepast.

- Geselecteerd kader (dunne blauwe rand): de instellingen worden gelijktijdig toegepast op het kader met focus en het geselecteerde kader. U kunt meerdere afbeeldingen selecteren door de Ctrl-toets ingedrukt te houden terwijl u ze selecteert.

- Niet geselecteerd (geen rand): de instellingen worden niet toegepast.

Dubbelklik op een kader om in te zoomen op de afbeelding. Klik op (volgend/vorig kader) onder aan het scherm om het vorige of volgende kader weer te geven. Dubbelklik opnieuw op het kader om terug te keren naar de weergave op de oorspronkelijke grootte.

Als (volledige afbeelding) wordt weergegeven op de werkbalk

De items op de glasplaat worden als één afbeelding weergegeven. Alle gedeelten binnen de bijsnijdkaders worden gescand.

Tabblad Basismodus (Basic Mode)

Opmerking

U kunt het scangebied (bijsnijdkader) opgeven op de weergegeven afbeelding. U kunt in de miniaturenweergave maar één bijsnijdkader per afbeelding maken. In de volledige afbeeldingsweergave kunt u meerdere bijsnijdkaders maken.

Bijsnijdkaders aanpassen

Verwant onderwerp

Scannen in de Basismodus

Naar boven

Tabblad Geavanceerde modus (Advanced Mode)

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met andere toepassingssoftware > Schermen van ScanGear

(scannerstuurprogramma) > Tabblad Geavanceerde modus (Advanced Mode)

Tabblad Geavanceerde modus (Advanced Mode)

In deze modus kunt u geavanceerde scaninstellingen opgeven, zoals de kleurenmodus, uitvoerresolutie, helderheid van de afbeelding en kleurtint.

In dit gedeelte worden instellingen en functies beschreven die beschikbaar zijn in de Geavanceerde modus (Advanced Mode).

(1) Knoppen voor instellingen en bewerkingen

(2) Werkbalk

(3) Voorbeeldgebied

Opmerking

De weergegeven items zijn afhankelijk van het documenttype en de manier waarop het scherm is geopend.

Knoppen voor instellingen en bewerkingen

Voorkeursinstellingen (Favorite Settings)

U kunt een groep instellingen (instellingen voor invoer of uitvoer, instellingen voor afbeeldingen en knoppen voor kleuraanpassing) een naam geven en opslaan op het tabblad Geavanceerde modus

(Advanced Mode). Vervolgens kunt u deze instellingen laden wanneer u ze nodig hebt. Als u een groep instellingen vaak gebruikt, is het handig deze op te slaan. U kunt hiermee ook de standaardinstellingen opnieuw laden.

Selecteer Toevoegen/verwijderen... (Add/Delete...) in het keuzemenu. Het dialoogvenster Favoriete instellingen toevoegen/verwijderen (Add/Delete Favorite Settings).

Tabblad Geavanceerde modus (Advanced Mode)

Geef een naam op bij Naam instelling (Setting Name) en klik op Toevoegen (Add). De naam wordt weergegeven in de Lijst met voorkeursinstellingen (Favorite Settings List).

Wanneer u op Opslaan (Save) klikt, wordt het item weergegeven in de lijst Voorkeursinstellingen

(Favorite Settings) en kan het worden geselecteerd, samen met de vooraf gedefinieerde items.

Als u een item wilt verwijderen, selecteert u het item in de Lijst met voorkeursinstellingen (Favorite

Settings List) en klikt u op Verwijderen (Delete). Klik op Opslaan (Save) als u instellingen wilt weergeven in de Lijst met voorkeursinstellingen (Favorite Settings List).

Opmerking

U kunt Toevoegen/verwijderen... (Add/Delete...) instellen in Voorkeursinstellingen (Favorite

Settings) nadat het voorbeeld is weergegeven.

U kunt maximaal 10 items opslaan.

Instellingen voor invoer (Input Settings)

Geef de instellingen voor invoer op, zoals het documenttype en -formaat.

Instellingen voor invoer (Input Settings)

Instellingen voor uitvoer (Output Settings)

Geef de instellingen voor uitvoer op, zoals de uitvoerresolutie en het formaat.

Instellingen voor uitvoer (Output Settings)

Instellingen voor afbeeldingen (Image Settings)

Hier kunt u diverse functies voor afbeeldingscorrectie in- of uitschakelen.

Instellingen voor afbeeldingen (Image Settings)

Knoppen voor kleuraanpassing

Met deze knoppen kunt u nauwkeurige correcties aanbrengen in de helderheid en de kleurtonen van de afbeelding. U kunt de algemene helderheid of het contrast van de afbeelding aanpassen en de waarden (histogram) of balans (tintcurve) aanpassen voor de lichte en donkere gedeelten.

Knoppen voor kleuraanpassing

In-/uitzoomen (Zoom)

Hiermee wordt ingezoomd op een afbeelding of het gedeelte binnen het bijsnijdkader. Wanneer op de afbeelding is ingezoomd, verandert In-/uitzoomen (Zoom) in Ongedaan maken (Undo). Klik op

Ongedaan maken (Undo) om terug te keren naar de weergave op de oorspronkelijke grootte.

In miniaturenweergave

Hiermee wordt ingezoomd op de geselecteerde afbeelding. Klik op onder aan het scherm om het vorige of volgende kader weer te geven.

(volgend/vorig kader)

Opmerking

U kunt ook op een afbeelding inzoomen door op het kader te dubbelklikken. Dubbelklik opnieuw op het kader om terug te keren naar de weergave op de oorspronkelijke grootte.

In volledige afbeeldingsweergave

Het gedeelte binnen het bijsnijdkader wordt opnieuw gescand met een sterkere vergroting.

Opmerking

Met In-/uitzoomen (Zoom) wordt de afbeelding opnieuw gescand en wordt er in het voorbeeld een afbeelding met een hoge resolutie weergegeven.

Tabblad Geavanceerde modus (Advanced Mode)

Vergroten/Verkleinen (Enlarge/Reduce) op de werkbalk biedt u de mogelijkheid snel in of uit te zoomen op de voorbeeldafbeelding. De resolutie van de afbeelding die wordt weergegeven, is echter laag.

Voorbeeld (Preview)

Een proefscan uitvoeren.

Scannen (Scan)

Starten met scannen.

Opmerking

Wanneer het scannen begint, wordt de voortgang weergegeven. Klik op Annuleren (Cancel) om de scan te annuleren.

Wanneer het scannen is voltooid, wordt er mogelijk een dialoogvenster weergegeven waarin u wordt gevraagd de volgende acties te selecteren. Volg de aanwijzingen om te voltooien. Zie

Status van dialoogvenster ScanGear na het scannen (Status of ScanGear dialog after scanning) in ' Tabblad Scannen (Scan) ' voor meer informatie (dialoogvenster Voorkeuren

(Preferences)).

De verwerking van afbeeldingen kan enige tijd in beslag nemen als het totale formaat van de gescande afbeeldingen een bepaalde grootte overschrijdt. In dat geval wordt er een waarschuwingsbericht weergegeven. Het wordt aanbevolen de totale grootte te beperken. Voer een scan uit in de volledige afbeeldingsweergave om door te gaan.

Voorkeuren... (Preferences...)

Het dialoogvenster Voorkeuren (Preferences) wordt geopend. Hier kunt u scan- en voorbeeldinstellingen opgeven.

Dialoogvenster Voorkeuren (Preferences)

Sluiten (Close)

ScanGear (scannerstuurprogramma) sluiten.

Werkbalk

Werkbalk

U kunt voorbeeldafbeeldingen aanpassen of roteren. De knoppen die worden weergegeven op de werkbalk, verschillen per weergave.

Tabblad Geavanceerde modus (Advanced Mode)

In miniaturenweergave

In volledige afbeeldingsweergave

(Miniatuur)/ (Volledige afbeeldingsweergave)

Hiermee wordt geschakeld tussen weergaven in het voorbeeldgebied.

Voorbeeldgebied

(Wissen)

Klik op deze knop om de voorbeeldafbeelding te verwijderen.

Hiermee worden ook de instellingen die met de werkbalk en kleuraanpassing zijn gemaakt, ingesteld op de standaardwaarden.

(Bijsnijden)

Hiermee kunt u het scangebied bepalen door met de muis te slepen.

(Afbeelding verplaatsen)

Als een vergrote afbeelding te groot is om in het voorbeeldgebied te passen, kunt u op deze knop klikken en de afbeelding op het scherm verplaatsen tot het gedeelte wordt weergegeven dat u wilt bekijken. U kunt de afbeelding ook verplaatsen met de schuifbalken.

(Vergroten/verkleinen)

Klik op deze knop en klik vervolgens op de afbeelding om deze te vergroten (inzoomen). Rechtsklik op de afbeelding om deze te verkleinen (uitzoomen).

(Linksom roteren)

De voorbeeldafbeelding wordt 90 graden tegen de klok in gedraaid.

- Het resultaat is zichtbaar in de gescande afbeelding.

- Wanneer u de afbeelding opnieuw als voorbeeld weergeeft, wordt de oorspronkelijke staat hersteld.

(Rechtsom roteren)

De afbeelding wordt 90 graden met de klok mee gedraaid.

- Het resultaat is zichtbaar in de gescande afbeelding.

- Wanneer u de afbeelding opnieuw als voorbeeld weergeeft, wordt de oorspronkelijke staat hersteld.

(Automatisch bijsnijden)

Het bijsnijdkader weergeven en automatisch aanpassen aan de grootte van het document dat wordt weergegeven in het voorbeeldgebied. Het scangebied wordt verkleind telkens wanneer u op deze knop klikt als er in het bijsnijdkader een bijsnijdgebied is.

(Alle kaders selecteren)

Deze knop is beschikbaar wanneer twee of meer kaders worden weergegeven.

Het selectievakje van de afbeelding in de miniaturenweergave wordt ingeschakeld.

(Selectie alle kaders opheffen)

Deze knop is beschikbaar wanneer twee of meer kaders worden weergegeven.

Het selectievakje van de afbeelding in de miniaturenweergave wordt uitgeschakeld.

(Alle kaders selecteren)

Tabblad Geavanceerde modus (Advanced Mode)

Deze knop is beschikbaar wanneer twee of meer kaders worden weergegeven.

Hiermee kunt u de afbeelding in de miniaturenweergave selecteren en de afbeelding wordt omlijnd met een blauw kader.

(Alle bijsnijdkaders selecteren)

Deze knop is beschikbaar wanneer er twee of meer bijsnijdkaders zijn.

Alle bijsnijdkaders worden weergegeven met dikke onderbroken lijnen. De instellingen worden toegepast op alle bijsnijdkaders.

(Bijsnijdkader verwijderen)

Hiermee verwijdert u het geselecteerde bijsnijdkader.

(Informatie)

Hier worden de versie van ScanGear (scannerstuurprogramma) en de huidige scaninstellingen

(documenttype enz.) weergegeven.

(Handleiding openen)

Deze pagina wordt weergegeven.

Voorbeeldgebied

Voorbeeldgebied

Hier wordt een testafbeelding weergegeven nadat u op Voorbeeld (Preview) hebt geklikt. U kunt ook de resultaten controleren van de instellingen (afbeeldingscorrecties, kleuraanpassingen en dergelijke) die zijn geconfigureerd in ' Knoppen voor instellingen en bewerkingen '.

Als (miniatuur) wordt weergegeven op de werkbalk

Er worden miniaturen weergegeven van afbeeldingen die zijn bijgesneden tot het documentformaat.

Alleen afbeeldingen waarvoor het selectievakje is ingeschakeld, worden gescand.

Opmerking

Als er van meerdere afbeeldingen een voorbeeld wordt weergegeven, worden verschillende selectiestatussen met verschillende randen aangeduid.

- Kader met focus (dikke blauwe rand): de weergegeven instellingen worden toegepast.

- Geselecteerd kader (dunne blauwe rand): de instellingen worden gelijktijdig toegepast op het kader met focus en het geselecteerde kader. U kunt meerdere afbeeldingen selecteren door de Ctrl-toets ingedrukt te houden terwijl u ze selecteert.

- Niet geselecteerd (geen rand): de instellingen worden niet toegepast.

Als (volledige afbeelding) wordt weergegeven op de werkbalk

Tabblad Geavanceerde modus (Advanced Mode)

De items op de glasplaat worden als één afbeelding weergegeven. Alle gedeelten binnen de bijsnijdkaders worden gescand.

Opmerking

U kunt het scangebied (bijsnijdkader) opgeven op de weergegeven afbeelding. U kunt in de miniaturenweergave maar één bijsnijdkader per afbeelding maken. In de volledige afbeeldingsweergave kunt u meerdere bijsnijdkaders maken.

Bijsnijdkaders aanpassen

Verwant onderwerp

Scannen in de Geavanceerde modus

Naar boven

Instellingen voor invoer (Input Settings)

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met andere toepassingssoftware > Schermen van ScanGear

(scannerstuurprogramma) > Instellingen voor invoer (Input Settings)

Instellingen voor invoer (Input Settings)

Bij Instellingen voor invoer (Input Settings) kunt u de volgende opties instellen:

Bron selecteren (Select Source)

Het type document dat wordt gescand wordt weergegeven.

Papierformaat (Paper Size)

Selecteer het formaat van het document dat u wilt scannen. Deze instelling is alleen beschikbaar in de weergave van de volledige film.

Als u een formaat selecteert, wordt het formaat van het voorbeeldgebied daaraan aangepast.

Belangrijk

Bepaalde toepassingen kunnen maar een beperkte hoeveelheid scangegevens ontvangen. Met

ScanGear (scannerstuurprogramma) kunt gegevens scannen van:

- 21000 pixels x 30000 pixels of minder

Als u het Papierformaat (Paper Size) wijzigt nadat het voorbeeld is weergegeven, wordt de voorbeeldafbeelding verwijderd.

Opmerking

Als u niet zeker weet welk formaat u moet selecteren bij Papierformaat (Paper Size), stelt u het

Papierformaat (Paper Size) in op Volledige plaat (Full Platen), meet u het formaat van het document en geeft u de waarden op bij (Breedte) en (Hoogte).

Kleurenmodus (Color Mode)

Selecteer hoe u het document wilt scannen.

Kleur (Color)

Selecteer deze modus om kleurendocumenten te scannen en kleurenafbeeldingen te maken. In deze modus wordt de afbeelding opgebouwd met 256 niveaus (8-bits) van R(ood), G(roen) en

Instellingen voor invoer (Input Settings)

B(lauw).

Grijswaarden (Grayscale)

Selecteer deze modus om zwart-wit foto's te scannen of om zwart-wit afbeeldingen te maken. In deze modus wordt de afbeelding opgebouwd met 256 niveaus (8-bits) van zwart-wit.

Zwart-wit (Black and White)

Selecteer deze modus om foto's en documenten in zwart-wit te scannen. In deze modus wordt de afbeelding opgebouwd uit zwart en wit. Het contrast in de afbeelding is op bepaalde niveaus

(drempelniveau) verdeeld in zwart en wit en wordt met twee kleuren opgebouwd. Het drempelniveau kan worden ingesteld met de knop (Drempel).

Invoerformaat

In de miniaturenweergave wordt de grootte van het bijgesneden document weergegeven nadat u een voorbeeld hebt bekeken.

In de volledige afbeeldingsweergave wordt Papierformaat (Paper Size) weergegeven voordat u een voorbeeld hebt bekeken, en wordt het formaat van het bijsnijdkader (scangebied) weergegeven nadat u een voorbeeld hebt bekeken.

U kunt het formaat van het bijsnijdkader aanpassen door de waarden op te geven bij (Breedte) en

(Hoogte).

Klik op (Verhouding behouden) en wijzig dit in wanneer u het formaat van het bijsnijdkader opgeeft.

(Vergrendeld) om de verhouding te behouden

Belangrijk

Instellingen voor het invoerformaat zijn alleen beschikbaar wanneer het Uitvoerformaat (Output

Size) in Instellingen voor uitvoer (Output Settings) is ingesteld op Aanpasbaar (Flexible) . Als u een ander formaat dan Aanpasbaar (Flexible) selecteert, wordt een bijsnijdkader weergegeven dat is berekend op basis van Uitvoerformaat (Output Size) en Uitvoerresolutie (Output Resolution) en met een vaste verhouding.

Opmerking

U kunt alleen waarden invoeren die binnen het bereik van het geselecteerde documentformaat vallen. Het minimumformaat is 96 x 96 pixels wanneer Uitvoerresolutie (Output Resolution) 600 dpi is, geschaald op 100%.

Als u de afbeelding automatisch bijsnijdt in de volledige afbeeldingsweergave, wordt de verhouding niet behouden, omdat het formaat prioriteit heeft.

Zie ' Bijsnijdkaders aanpassen ' voor meer informatie over bijsnijdkaders.

Naar boven

Instellingen voor uitvoer (Output Settings)

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met andere toepassingssoftware > Schermen van ScanGear

(scannerstuurprogramma) > Instellingen voor uitvoer (Output Settings)

Instellingen voor uitvoer (Output Settings)

Bij Instellingen voor uitvoer (Output Settings) kunt u de volgende opties instellen:

Uitvoerresolutie (Output Resolution)

Selecteer de resolutie waarmee u wilt scannen.

Hoe hoger de resolutie (waarde), hoe gedetailleerder de afbeelding.

Selecteer een resolutie uit de weergegeven opties door op de knop te klikken, of voer een waarde in tussen 25 dpi en 19200 dpi (met verhogingen van 1 dpi).

Resolutie

Uitvoerformaat (Output Size)

Selecteer een uitvoerformaat.

Selecteer Aanpasbaar (Flexible) om aangepaste afmetingen op te geven of selecteer een formaat voor het afdrukken of weergeven van de afbeelding. Selecteer Toevoegen/verwijderen... (Add/Delete...) om een aangepast formaat in te stellen en dit op te slaan als een nieuwe optie voor het uitvoerformaat.

Aanpasbaar (Flexible)

U kunt de uitvoerresolutie en schaal opgeven en het bijsnijdkader aanpassen.

In miniaturenweergave

Sleep de muis over een miniatuur om een bijsnijdkader weer te geven. Wanneer een bijsnijdkader wordt weergegeven, wordt het gedeelte in het bijsnijdkader gescand. Als er geen bijsnijdkader wordt weergegeven, wordt elk kader afzonderlijk gescand.

In volledige afbeeldingsweergave

Wanneer er geen bijsnijdkader wordt weergegeven, wordt het hele voorbeeldgebied gescand.

Wanneer een bijsnijdkader wordt weergegeven, wordt het gedeelte in het bijsnijdkader gescand.

Opmerking

Instellingen voor uitvoer (Output Settings)

Als u de gescande afbeelding wilt vergroten/verkleinen, voert u waarden in bij (Breedte) en (Hoogte) bij Instellingen voor uitvoer (Output Settings) of geeft u een waarde op in procenten bij %. De maximumwaarde die beschikbaar is voor % is afhankelijk van wat er voor Uitvoerresolutie (Output Resolution) is opgegeven. U kunt een % opgeven voor maximaal 19200 dpi (de maximaal beschikbare uitvoerresolutie).

Papierformaat (Paper Size) (bijvoorbeeld L) & Beeldschermformaat (Monitor Size)

(bijvoorbeeld 1024 x 768 pixels)

De breedte, de hoogte en de schaal kunnen niet worden opgegeven. De voorbeeldafbeelding wordt bijgesneden op basis van het geselecteerde uitvoerformaat en de opgegeven resolutie. Het gedeelte in het bijsnijdkader wordt gescand met het formaat van het geselecteerde papier-/ beeldschermformaat. U kunt het bijsnijdkader vergroten of verkleinen door dit te verslepen. Hierbij blijft de verhouding bewaard.

Toevoegen/verwijderen... (Add/Delete...)

Hiermee wordt het dialoogvenster Uitvoerformaat toevoegen/verwijderen (Add/Delete the Output

Size) geopend. Hierin kunt u aangepaste uitvoerformaten opgeven.

In het dialoogvenster Uitvoerformaat toevoegen/verwijderen (Add/Delete the Output Size) kunt u meerdere uitvoerformaten opgeven en gelijktijdig opslaan. Opgeslagen items worden toegevoegd aan de lijst Uitvoerformaat (Output Size) en kunnen samen met de vooraf gedefinieerde items worden geselecteerd.

Toevoegen

Als u een formaat wilt toevoegen, selecteert u Afdrukken (Print) of Afbeeldingsweergave (Image display) voor Doel (Destination), geeft u de Naam van uitvoerformaat (Output Size Name), Breedte

(Width) en Hoogte (Height) op en klikt u op Toevoegen (Add). De naam van het toegevoegde formaat wordt weergegeven in de Lijst van uitvoerformaten (Output Size List).

Klik op Opslaan (Save) om de uitvoerformaten in de Lijst van uitvoerformaten (Output Size List) op te slaan.

Verwijderen (Delete)

Als u een item wilt verwijderen, selecteert u het in de Lijst van uitvoerformaten (Output Size List) en klikt u op Verwijderen (Delete). Klik op Opslaan (Save) om de uitvoerformaten in de Lijst van uitvoerformaten (Output Size List) op te slaan.

Belangrijk

Vooraf gedefinieerde uitvoerformaten, zoals A4 en 1024 x 768 pixels, kunnen niet worden verwijderd.

Opmerking

U kunt maximaal 10 items opslaan voor elk doel.

Er verschijnt een foutmelding als u een waarde buiten het instellingenbereik opgeeft. Voer een waarde in binnen het bereik dat in het bericht wordt vermeld.

Eenheid (Unit) varieert, afhankelijk van het Doel (Destination). Selecteer voor Afdrukken

(Print) mm of inch (inches). Voor Afbeeldingsweergave (Image display) is de eenheid pixels.

Opmerking

Zie ' Bijsnijdkaders aanpassen ' voor meer informatie over bijsnijdkaders.

Of en hoe het bijsnijdkader aanvankelijk wordt weergegeven voor een voorbeeldweergave, kan worden opgegeven op het tabblad Voorbeeld (Preview) in het dialoogvenster Voorkeuren

Instellingen voor uitvoer (Output Settings)

(Preferences). Zie Kader van voorbeeldafbeelding bijsnijden (Cropping Frame on Previewed

Images) in ' Tabblad Voorbeeld (Preview) '.

(Lengte-breedteverhouding schakelen (Switch Aspect Ratio))

Klik op deze knop om het bijsnijdkader te draaien. Klik nogmaals op de knop om de oorspronkelijke richting weer te herstellen.

Gegevensgrootte (Data Size)

Wanneer de voorbeeldafbeelding wordt gescand, wordt een afbeeldingsbestand gemaakt. De grootte voor een BMP-indeling wordt weergegeven.

Opmerking

Wanneer de bestandsgrootte een bepaald formaat overschrijdt, wordt de waarde rood weergegeven. In dat geval wordt er een waarschuwingsbericht weergegeven wanneer u op

Scannen (Scan) klikt. Het wordt aanbevolen de instellingen aan te passen om Gegevensgrootte

(Data Size) te beperken. Voer een scan uit in de volledige afbeeldingsweergave om door te gaan.

Naar boven

Instellingen voor afbeeldingen (Image Settings)

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met andere toepassingssoftware > Schermen van ScanGear

(scannerstuurprogramma) > Instellingen voor afbeeldingen (Image Settings)

Instellingen voor afbeeldingen (Image Settings)

Belangrijk

Gebruik deze functies niet voor afbeeldingen zonder moiré, stof/krassen of vervaagde kleuren. De kleurtint kan dan nadelig beïnvloed worden.

Resultaten van afbeeldingscorrecties worden mogelijk niet weergegeven in de voorbeeldafbeelding.

Opmerking

Welke instellingen u kunt selecteren, is afhankelijk van de instellingen voor de kleurenmodus.

Wanneer u Instellingen voor afbeeldingen (Image Settings) gebruikt, kan het scannen langer duren.

Bij Instellingen voor afbeeldingen (Image Settings) kunt u de volgende opties instellen:

Beeldaanpassing (Image Adjustment)

Wanneer Beeldaanpassing is ingeschakeld, wordt de helderheid van het opgegeven deel van de afbeelding geoptimaliseerd. Afbeeldingen kunnen worden aangepast aan de hand van het automatisch gedetecteerde documenttype of het opgegeven documenttype. Het resultaat van de aanpassing is in de gehele afbeelding te zien. De standaardinstelling is Automatisch (Auto).

Geen (None)

Beeldaanpassing wordt niet toegepast.

Auto

Beeldaanpassing wordt toegepast door automatisch het documenttype te detecteren. Deze instelling wordt aanbevolen.

Foto (Photo)

Selecteer deze optie om Beeldaanpassing toe te passen op foto's.

Instellingen voor afbeeldingen (Image Settings)

Tijdschrift (Magazine)

Selecteer deze optie om Beeldaanpassing toe te passen op tijdschriften.

Krant (Newspaper)

Selecteer deze optie om Beeldaanpassing toe te passen op kranten.

Document

Selecteer deze optie om Beeldaanpassing toe te passen op tekstdocumenten.

Belangrijk

U kunt Beeldaanpassing (Image Adjustment) instellen nadat u het voorbeeld hebt bekeken.

U kunt deze instelling selecteren wanneer u Aanbevolen (Recommended) selecteert op het tabblad Kleurinstellingen (Color Settings) van het dialoogvenster Voorkeuren (Preferences).

Opmerking

Als de afbeelding niet correct wordt aangepast met Automatisch (Auto), moet u het documenttype opgeven.

De kleurtint kan afwijken van de bronafbeelding na toepassing van de functie Beeldaanpassing.

Stel in dat geval Beeldaanpassing (Image Adjustment) in op Geen (None).

Beeld verscherpen (Unsharp Mask)

Als deze optie is ingesteld op AAN (ON), worden de contouren van de onderwerpen benadrukt om de afbeelding te verscherpen. Deze instelling is standaard AAN (ON).

Moiré-reductie (Descreen)

Afgedrukte foto's en afbeeldingen worden weergegeven als een verzameling kleine puntjes. Moiré is een verschijnsel waarbij ongelijkmatige gradatie of een streeppatroon zichtbaar is als foto’s of afbeeldingen met fijne punten worden gescand. Moiré-reductie (Descreen) is de functie waarmee u dit effect kunt verkleinen. Deze functie staat standaard UIT (OFF).

Opmerking

Zelfs wanneer Moiré-reductie (Descreen) is ingesteld op AAN (ON), is het mogelijk dat dit effect niet helemaal wordt verwijderd als Beeld verscherpen (Unsharp Mask) ook is ingesteld op AAN

(ON). In dat geval moet u Beeld verscherpen (Unsharp Mask) instellen op UIT (OFF).

Wanneer u Tijdschrift (kleur) (Magazine(Color)) selecteert bij Bron selecteren (Select Source) op het tabblad Basismodus (Basic Mode), heeft dit hetzelfde effect als wanneer u Moiré-reductie

(Descreen) instelt op AAN (ON) op het tabblad Geavanceerde modus (Advanced Mode).

Stof en krassen reduceren (Reduce Dust and Scratches)

Een gescande foto kan witte puntjes bevatten. Dit wordt veroorzaakt door stof of krassen. Gebruik deze functie om dergelijke ruis te reduceren. Deze instelling is standaard Geen (None).

Geen (None)

Stof en krassen worden niet gereduceerd.

Laag (Low)

Selecteer deze optie om kleine stofdeeltjes en krasjes te verminderen. Grotere deeltjes en krassen blijven mogelijk achter.

Middel (Medium)

Deze instelling wordt aanbevolen.

Hoog (High)

Selecteer deze optie om kleine en grote stofdeeltjes en krassen te reduceren. Het is echter mogelijk dat het reductieproces zichtbaar blijft en dat ook fijnere delen van de afbeelding worden verwijderd.

Belangrijk

Deze instelling heeft mogelijk geen effect bij bepaalde typen foto's.

Opmerking

Instellingen voor afbeeldingen (Image Settings)

U wordt aanbevolen deze optie in te stellen op Geen (None) wanneer u gedrukte materialen scant.

Correctie van vervaging (Fading Correction)

Gebruik deze functie om foto's te corrigeren die in de loop der tijd zijn vervaagd of waarbij overkleuring is opgetreden. Overkleuring is het fenomeen waarbij een bepaalde kleur de gehele foto beïnvloedt als gevolg van weersomstandigheden of sterke omgevingskleuren. Deze instelling is standaard Geen

(None).

Geen (None)

Er wordt geen correctie van vervaging toegepast.

Laag (Low)

Selecteer deze instelling om een lichte mate van vervaging of overkleuring te corrigeren.

Middel (Medium)

Deze instelling wordt aanbevolen.

Hoog (High)

Selecteer deze instelling om een hoge mate van vervaging en overkleuring te corrigeren. Dit kan van invloed zijn op de tint van de afbeelding.

Belangrijk

U kunt Correctie van vervaging (Fading Correction) instellen nadat u het voorbeeld hebt bekeken.

Correctie van vervaging (Fading Correction) heeft mogelijk weinig effect als het scangebied te klein is.

U kunt deze instelling selecteren wanneer u Aanbevolen (Recommended) selecteert op het tabblad Kleurinstellingen (Color Settings) van het dialoogvenster Voorkeuren (Preferences).

Correctie van korreligheid (Grain Correction)

Gebruik deze functie om korreligheid (grofheid) te reduceren in foto's die met hoge snelheid of gevoelige film zijn genomen. Deze instelling is standaard Geen (None).

Geen (None)

Korreligheid wordt niet gereduceerd.

Laag (Low)

Selecteer deze instelling wanneer de foto iets korrelig is.

Middel (Medium)

Deze instelling wordt aanbevolen.

Hoog (High)

Selecteer deze instelling als de foto zeer korrelig is. Dit kan van invloed zijn op de gradatie en de scherpte van de afbeelding.

Belangrijk

Correctie van korreligheid (Grain Correction) heeft mogelijk weinig effect als het scangebied te klein is.

Tegenlichtcorrectie (Backlight Correction)

Gebruik deze functie om foto's te corrigeren die met tegenlicht zijn genomen.

Wanneer u de instelling voor Tegenlichtcorrectie (Backlight Correction) wijzigt, is het resultaat daarvan zichtbaar in de voorbeeldweergave. Deze instelling is standaard Geen (None).

Geen (None)

Er wordt geen tegenlichtcorrectie toegepast.

Laag (Low)

Selecteer deze instelling om foto's met weinig tegenlicht te corrigeren. Dit heeft geen invloed op het contrast van de afbeelding.

Middel (Medium)

Instellingen voor afbeeldingen (Image Settings)

Deze instelling wordt aanbevolen.

Hoog (High)

Selecteer deze instelling om foto's met sterk tegenlicht te corrigeren. Dit kan van invloed zijn op het contrast van de afbeelding.

Belangrijk

U kunt Tegenlichtcorrectie (Backlight Correction) instellen nadat u het voorbeeld hebt bekeken.

U kunt deze instelling selecteren wanneer u Aanbevolen (Recommended) selecteert op het tabblad Kleurinstellingen (Color Settings) van het dialoogvenster Voorkeuren (Preferences).

Tegenlichtcorrectie (Backlight Correction) heeft mogelijk weinig effect als het scangebied te klein is.

Opmerking

Mogelijk is er ruis zichtbaar als Tegenlichtcorrectie (Backlight Correction) wordt toegepast. Als u

Correctie van korreligheid (Grain Correction) toepast en Beeld verscherpen (Unsharp Mask) instelt op UIT (OFF), kunt u de ruispatronen mogelijk reduceren.

Schaduwcorrectie van rugmarge (Gutter Shadow Correction)

Gebruik deze functie om schaduw tussen pagina's te corrigeren wanneer u geopende boeken scant.

Wanneer u Schaduwcorrectie van rugmarge (Gutter Shadow Correction) instelt in de voorbeeldweergave, is het resultaat van de instelling zichtbaar. Bekijk eerst een afdrukresultaat voordat u gaat scannen. Afhankelijk van het type document en hoe hierop wordt gedrukt, kan het afdrukresultaat namelijk variëren.

Onduidelijke of vervaagde tekst/lijnen als gevolg van gebogen pagina's, worden niet gecorrigeerd.

Deze instelling is standaard Geen (None).

Geen (None)

Schaduw van rugmarge wordt niet gecorrigeerd.

Laag (Low)

Selecteer deze instelling wanneer het effectniveau met de instelling Middel (Medium) te sterk is.

Middel (Medium)

Deze instelling wordt aanbevolen.

Hoog (High)

Selecteer deze instelling wanneer het effectniveau met de instelling Middel (Medium) te zwak is.

Belangrijk

Plaats geen items op de glasplaat van 2 kg of meer. Oefen ook geen druk van meer dan 2 kg uit op het document. Als u te hard drukt, werkt de scanner mogelijk niet goed of kunt u het glas breken.

Lijn het document uit met de rand van de glasplaat. Wanneer u dit niet doet, wordt de schaduw niet goed gecorrigeerd.

Afhankelijk van het document is het mogelijk dat schaduwen niet goed worden gecorrigeerd. Als de pagina geen witte achtergrond heeft, is het mogelijk dat schaduwen niet goed worden gedetecteerd of helemaal niet worden gedetecteerd.

Druk bij het scannen net zo hard op de rug als bij de voorbeeldscan. Als het boek niet gelijkmatig is gebonden, wordt de schaduw niet goed gecorrigeerd.

Instellingen voor afbeeldingen (Image Settings)

Hoe u het document moet plaatsen, is afhankelijk van het model en het document dat u wilt scannen.

Opmerking

Bedek het document met een zwarte doek als er punten, strepen of gekleurde patronen op de scan voorkomen. Dit kan het resultaat zijn van omgevingslicht dat tussen het document en de glasplaat is binnengedrongen.

Als de schaduw niet goed is gecorrigeerd, past u het bijsnijdkader op de voorbeeldafbeelding aan.

Bijsnijdkaders aanpassen

Naar boven

Knoppen voor kleuraanpassing

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met andere toepassingssoftware > Schermen van ScanGear

(scannerstuurprogramma) > Knoppen voor kleuraanpassing

Knoppen voor kleuraanpassing

Met de knoppen voor kleuraanpassing kunt u fijne correcties aanbrengen aan de helderheid en kleurtonen va de afbeelding. U kunt de algemene helderheid of het contrast van de afbeelding aanpassen en de waarden (histogram) of balans (tintcurve) aanpassen voor de lichte en donkere gedeelten.

Belangrijk

De knoppen voor kleuraanpassing zijn niet beschikbaar wanneer u Kleurafstemming (Color

Matching) selecteert op het tabblad Kleurinstellingen (Color Settings) in het dialoogvenster

Voorkeuren (Preferences).

Opmerking

Welke instellingen u kunt selecteren, is afhankelijk van de instellingen voor de kleurenmodus.

Wanneer u de afbeelding aanpast met de knoppen voor kleuraanpassing, is het resultaat daarvan zichtbaar in de voorbeeldweergave

Klik op een knop voor kleuraanpassing om de volgende opties in te stellen:

(Verzadiging/kleurbalans (Saturation/Color Balance))

Hiermee past u de levendigheid en kleurtoon van de afbeelding aan. Gebruik deze functie om kleuren die in de loop van de tijd zijn vervaagd of overkleuringen te corrigeren. Overkleuring is het fenomeen waarbij een bepaalde kleur de gehele foto beïnvloedt als gevolg van weersomstandigheden of sterke omgevingskleuren.

Verzadiging en kleurbalans aanpassen

(Helderheid/contrast (Brightness/Contrast))

De helderheid en het contrast van een afbeelding aanpassen. Als de afbeelding te donker of te licht is of als de beeldkwaliteit te vlak is door gebrek aan contrast, kunt u de helderheid en het contrast

Knoppen voor kleuraanpassing

aanpassen.

Helderheid en contrast aanpassen

(Histogram)

In een histogram kunt u de gegevensconcentratie zien op elk helderheidsniveau van een afbeelding. U kunt de donkerste (schaduw) en helderste (oplichtende) niveaus in een afbeelding opgeven, de niveaus verlagen en de middentinten van een afbeelding uitbreiden.

Histogram aanpassen

(Tintcurve-instellingen (Tone Curve Settings))

De helderheid van een afbeelding aanpassen door het type grafiek (tintcurve) te selecteren die de balans van de tintinvoer en -uitvoer aangeeft. U kunt subtiele aanpassingen opgeven voor de helderheid van een bepaald gebied.

Tintcurve aanpassen

(Laatste controle (Final Review))

De kleuraanpassingen voor een laatste keer controleren. De definitieve gesynthetiseerde tintcurve en het histogram dat is afgeleid van de navolgende beeldverwerking worden weergegeven. U kunt geen instellingen opgeven in dit scherm.

Voor een kleurenafbeelding selecteert u een kleur bij Kanaal (Channel) om alleen Rood (Red),

Groen (Green) of Blauw (Blue) in te schakelen. Selecteer Model (Master) om de drie kleuren samen in te schakelen.

Als u de muisaanwijzer op de voorbeeldafbeelding plaatst, wordt het gedeelte vergroot en worden de RGB-waarden (alleen K wanneer Kleurenmodus (Color Mode) is ingesteld op Grijswaarden

(Grayscale)) van voor en na de aanpassingen aan het gebied weergegeven.

(Drempel)

Stel de grens (de drempel) in waar zwart en wit worden gescheiden. Door het drempelniveau aan te passen, kunt u de tekst in een document scherper maken en voorkomen dat tekst op de achterzijde van het papier doorschijnt (wat vooral bij en gebeurt).

Drempel instellen

Aangepast (Custom)

U kunt een set met tintcurve- en drempelinstellingen voor de knoppen voor kleuraanpassing een naam geven en deze set opslaan.

Selecteer Toevoegen/verwijderen... (Add/Delete...) in het keuzemenu. Als Kleurenmodus (Color Mode) is ingesteld op een andere waarde dan Zwart-wit (Black and White), wordt het dialoogvenster Tintcurve

-instellingen toevoegen/verwijderen (Add/Delete Tone Curve Settings) geopend. Als Kleurenmodus

(Color Mode) is ingesteld op Zwart-wit (Black and White), wordt het dialoogvenster

Drempelinstellingen toevoegen/verwijderen (Add/Delete Threshold Settings) geopend.

Knoppen voor kleuraanpassing

Geef een naam op bij Naam instelling (Setting Name) en klik op Toevoegen (Add). De naam wordt weergegeven in de Lijst met tintcurve-instellingen (Tone Curve Settings List) of de Lijst met drempelinstellingen (Threshold Settings List).

Klik op Opslaan (Save) om op te slaan.

U kunt de opgeslagen tintcurve- en drempelinstellingen ook toepassen op een voorbeeldafbeelding.

Selecteer hiervoor het opgeslagen item in het vervolgkeuzemenu.

Als u een item wilt verwijderen, selecteert u het in de Lijst met tintcurve-instellingen (Tone Curve

Settings List) of de Lijst met drempelinstellingen (Threshold Settings List) en klikt u op Verwijderen

(Delete). Klik op Opslaan (Save) om de instellingen op te slaan die worden weergegeven in Lijst met tintcurve-instellingen (Tone Curve Settings List) of Lijst met drempelinstellingen (Threshold Settings

List).

Opmerking

U kunt maximaal 20 items opslaan.

Standaard (Defaults)

Hiermee maakt u alle aanpassingen ongedaan (verzadiging/kleurbalans, helderheid/contrast, histogram en tintcurve).

Naar boven

Tabblad Automatische scanmodus (Auto Scan Mode)

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met andere toepassingssoftware > Schermen van ScanGear

(scannerstuurprogramma) > Tabblad Automatische scanmodus (Auto Scan Mode)

Tabblad Automatische scanmodus (Auto Scan Mode)

In deze modus kunt u gemakkelijk scannen door eenvoudig documenten op de glasplaat te plaatsen en op een knop te klikken.

In Automatische scanmodus (Auto Scan Mode) worden documenten automatisch gedetecteerd. U hoeft geen bijsnijdkaders op te geven of afbeeldingen te corrigeren.

Ondersteunde documenten

Foto's, ansichtkaarten, visitekaartjes, tijdschriften, kranten, tekstdocumenten en cd's/dvd's.

Belangrijk

De volgende documenttypen kunnen niet correct worden gescand. In dat geval geeft u het documenttype of -formaat op het tabblad Basismodus (Basic Mode) of het tabblad Geavanceerde modus (Advanced Mode) op en scant u het document opnieuw.

- Andere documenten dan foto's, ansichtkaarten, visitekaartjes, tijdschriften, tekstdocumenten en cd's/dvd's

- Tekstdocumenten kleiner dan 2L (127 x 178 mm) (5 x 7 inch), zoals pagina's van een pocket waarvan de rug is afgesneden

- Documenten die zijn afgedrukt op dun wit papier

- Lange, smalle documenten, zoals panoramafoto's

Scannen in de Basismodus

Scannen in de Geavanceerde modus

Reflecterende cd/dvd-labels worden mogelijk niet correct gescand.

Plaats de documenten juist op de plaat, afhankelijk van het type document dat u wilt scannen.

Anders worden de documenten mogelijk niet juist gescand.

Zie ' Documenten plaatsen ' voor meer informatie over het plaatsen van documenten.

Opmerking

Voer de scan uit vanaf het tabblad ' Basismodus (Basic Mode) ' of het tabblad ' Geavanceerde modus (Advanced Mode) ' om moiré te reduceren.

Documenten plaatsen

Documenten plaatsen wordt weergegeven.

Tabblad Automatische scanmodus (Auto Scan Mode)

Gescande beelden weergeven (View scanned images)

Schakel dit selectievakje in om de miniaturen van de gescande afbeeldingen weer te geven in een ander venster.

Scannen (Scan)

Het scannen begint.

Opmerking

Wanneer het scannen begint, wordt de voortgang weergegeven. Klik op Annuleren (Cancel) om de scan te annuleren.

Wanneer het scannen is voltooid, wordt er mogelijk een dialoogvenster weergegeven waarin u wordt gevraagd de volgende acties te selecteren. Volg de aanwijzingen om te voltooien. Zie

Status van dialoogvenster ScanGear na het scannen (Status of ScanGear dialog after scanning) in ' Tabblad Scannen (Scan) ' voor meer informatie (dialoogvenster Voorkeuren (Preferences)).

Instructies (Instructions)

Deze pagina wordt weergegeven.

Voorkeuren... (Preferences...)

Het dialoogvenster Voorkeuren (Preferences) wordt geopend. Hier kunt u scan- en voorbeeldinstellingen opgeven.

Dialoogvenster Voorkeuren (Preferences)

Sluiten (Close)

ScanGear (scannerstuurprogramma) sluiten.

Verwant onderwerp

Scannen in de Automatische scanmodus

Naar boven

Dialoogvenster Voorkeuren (Preferences)

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met andere toepassingssoftware > Schermen van ScanGear

(scannerstuurprogramma) > Dialoogvenster Voorkeuren (Preferences)

Dialoogvenster Voorkeuren (Preferences)

Klik op Voorkeuren... (Preferences...) in het scherm van ScanGear (scannerstuurprogramma) op het dialoogvenster Voorkeuren (Preferences) te openen.

In het dialoogvenster Voorkeuren (Preferences) kunt u geavanceerde instellingen opgeven voor functies van ScanGear (scannerstuurprogramma) via de tabbladen Scanner, Voorbeeld (Preview), Scannen

(Scan) en Kleurinstellingen (Color Settings).

Tabblad Scanner

Hier kunt u een map opgeven waarin de afbeeldingen tijdelijk worden opgeslagen. Daarnaast kunt u hier een muziekbestand selecteren dat moet worden afgespeeld tijdens het scannen of wanneer het scannen is voltooid.

Tabblad Scanner

Tabblad Voorbeeld (Preview)

Hier kunt u selecteren hoe u het voorbeeld wilt gebruiken wanneer ScanGear (scannerstuurprogramma) wordt gestart en hoe bijsnijdkaders worden weergegeven nadat voorbeelden van afbeeldingen zijn weergegeven. U kunt ook het bijsnijdformaat selecteren voor miniaturen van gescande documenten.

Tabblad Voorbeeld (Preview)

Tabblad Scannen (Scan)

Hier kunt u selecteren wat u met ScanGear (scannerstuurprogramma) wilt doen nadat u afbeeldingen hebt gescand.

Tabblad Scannen (Scan)

Tabblad Kleurinstellingen (Color Settings)

Hier kunt u aangeven hoe de kleuren moeten worden aangepast en de gammawaarde voor de monitor opgeven.

Tabblad Kleurinstellingen (Color Settings)

Naar boven

Tabblad Scanner

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met andere toepassingssoftware > Schermen van ScanGear

(scannerstuurprogramma) > Tabblad Scanner

Tabblad Scanner

Op het tabblad Scanner kunt u de volgende instellingen opgeven.

Stille modus (Quiet Mode)

Schakel dit selectievakje in om het geluid van de scanner te reduceren door de scannerkop te vertragen wanneer u documenten scant of een voorbeeld weergeeft. Dit selectievakje is standaard uitgeschakeld.

Opmerking

Het scannen neemt meer tijd in beslag als u deze functie inschakelt.

Map voor tijdelijke bestanden (Select Folder Where Temporary Files are Saved)

Hier wordt de map weergegeven waarin de afbeeldingen tijdelijk moeten worden opgeslagen. Als u de map wilt wijzigen, klikt u op Bladeren... (Browse...) om een andere map op te geven.

Geluidsinstellingen (Sound Settings)

U kunt het apparaat zodanig instellen dat er een geluidsbestand wordt afgespeeld tijdens het scannen of wanneer het scannen is voltooid.

Schakel het selectievakje Muziek afspelen tijdens scannen (Play Music During Scanning) of

Geluidssignaal na voltooiing scan (Play Sound When Scanning is Completed) in, klik op Bladeren...

(Browse...) en geef een geluidsbestand op.

U kunt de volgende bestanden opgeven.

- MIDI-bestand (*.mid, *.rmi, *.midi)

- Audiobestand (*.wav, *.aif, *.aiff)

- MP3-bestand (*.mp3)

Kalibratie-instellingen (Calibration Settings)

Wanneer u voor Uitvoeren bij elke scan (Execute at Every Scan) AAN (ON) selecteert, wordt de scanner telkens voor een voorbeeldweergave en scan gekalibreerd zodat de juiste kleurtinten in de gescande afbeeldingen worden weergegeven.

Opmerking

Zelfs als Uitvoeren bij elke scan (Execute at Every Scan) is ingesteld op Uit (OFF), wordt de

Tabblad Scanner

scanner mogelijk automatisch gekalibreerd in bepaalde gevallen (bijvoorbeeld meteen nadat u het apparaat hebt ingeschakeld).

Kalibratie kan enige tijd duren, afhankelijk van uw computer.

Naar boven

Tabblad Voorbeeld (Preview)

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met andere toepassingssoftware > Schermen van ScanGear

(scannerstuurprogramma) > Tabblad Voorbeeld (Preview)

Tabblad Voorbeeld (Preview)

Op het tabblad Voorbeeld (Preview) kunt u de volgende instellingen opgeven.

Voorbeeld bij starten van ScanGear (Preview at Start of ScanGear)

Selecteer wat u wilt doen met Voorbeeld wanneer ScanGear (scannerstuurprogramma) wordt gestart.

Opgeslagen voorbeeldafbeelding weergeven (Display Saved Preview Image) is standaard geselecteerd.

Voorbeeld automatisch uitvoeren (Automatically Execute Preview)

ScanGear (scannerstuurprogramma) begint automatisch met een voorbeeldweergave bij het opstarten.

Opgeslagen voorbeeldafbeelding weergeven (Display Saved Preview Image)

De eerder bekeken voorbeeldafbeelding wordt weergegeven.

De instellingen voor de knoppen voor kleuraanpassing, de werkbalkinstellingen en de instellingen voor het tabblad Geavanceerde modus (Advanced Mode) worden ook opgeslagen.

Geen (None)

Bij het opstarten wordt geen voorbeeldafbeelding weergegeven.

Opmerking

Selecteer Geen (None) als u de voorbeeldafbeelding niet wilt opslaan.

Kader van voorbeeldafbeelding bijsnijden (Cropping Frame on Previewed Images)

Selecteer hoe u het bijsnijdkader wilt weergeven nadat u een voorbeeld van de afbeelding hebt bekeken. Voorbeeldafbeeldingen automatisch bijsnijden (Execute Auto Cropping on Previewed

Images) is standaard geselecteerd.

Voorbeeldafbeeldingen automatisch bijsnijden (Execute Auto Cropping on Previewed Images)

Het bijsnijdkader wordt automatisch weergegeven in het documentformaat na de voorbeeldweergave.

Het laatste kader van voorbeeldafbeeldingen weergeven (Display the Last Frame on Previewed

Tabblad Voorbeeld (Preview)

Images)

Na de voorbeeldweergave wordt er een bijsnijdkader weergegeven met dezelfde afmetingen als het vorige bijsnijdkader dat u hebt gebruikt.

Geen (None)

Nadat het voorbeeld is bekeken, wordt er geen bijsnijdkader weergegeven.

Uitsnedeformaat voor filmminiatuur (Cropping Size for Thumbnail View)

Hiermee kunt u het bijsnijdformaat selecteren voor miniaturen van gescande documenten. Standaard

(Standard) is standaard geselecteerd.

Groter (Larger)

Hiermee wordt 105% (in breedte en hoogte) weergegeven van het gedeelte dat voor het standaardformaat wordt weergegeven.

Standaard (Standard)

Het standaardformaat.

Kleiner (Smaller)

Hiermee wordt 95% (in breedte en hoogte) weergegeven van het gedeelte dat wordt weergegeven voor het standaardformaat.

Opmerking

Als u de instelling Uitsnedeformaat voor filmminiatuur (Cropping Size for Thumbnail View) wijzigt, worden de voorbeeldafbeeldingen vernieuwd en bijgesneden tot het nieuwe formaat. Wanneer de voorbeeldafbeeldingen worden vernieuwd, worden de kleuraanpassingen en andere instellingen die zijn toegepast, hersteld naar de standaardwaarden.

Naar boven

Tabblad Scannen (Scan)

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met andere toepassingssoftware > Schermen van ScanGear

(scannerstuurprogramma) > Tabblad Scannen (Scan)

Tabblad Scannen (Scan)

Op het tabblad Scannen (Scan) kunt u de volgende instellingen opgeven.

Status van dialoogvenster ScanGear na het scannen (Status of ScanGear dialog after scanning)

Selecteer wat u wilt doen met ScanGear (scannerstuurprogramma) nadat afbeeldingen zijn gescand.

ScanGear automatisch sluiten (Close ScanGear automatically) is standaard ingeschakeld.

ScanGear automatisch sluiten (Close ScanGear automatically)

Selecteer deze optie wanneer u na het scannen wilt teruggaan naar de oorspronkelijke toepassing.

ScanGear niet automatisch sluiten (Do not close ScanGear automatically)

Selecteer deze optie wanneer u na het scannen wilt teruggaan naar het scherm ScanGear

(scannerstuurprogramma) om nog een scan te maken.

Dialoogvenster weergeven om volgende actie te selecteren (Display the dialog to select next action)

Selecteer deze optie om een scherm te openen en te selecteren wat er moet gebeuren als het scannen is voltooid.

Opmerking

De instellingen ScanGear niet automatisch sluiten (Do not close ScanGear automatically) of

Dialoogvenster weergeven om volgende actie te selecteren (Display the dialog to select next

Tabblad Scannen (Scan)

action) worden mogelijk niet door alle toepassingen ondersteund.

Naar boven

Tabblad Kleurinstellingen (Color Settings)

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met andere toepassingssoftware > Schermen van ScanGear

(scannerstuurprogramma) > Tabblad Kleurinstellingen (Color Settings)

Tabblad Kleurinstellingen (Color Settings)

Op het tabblad Kleurinstellingen (Color Settings) kunt u de volgende instellingen opgeven.

Kleuraanpassing

Selecteer een van de volgende opties. Standaard is Aanbevolen (Recommended) geselecteerd.

Deze functie is beschikbaar wanneer de Kleurenmodus (Color Mode) is ingesteld op Kleur (Color) of

Grijswaarden (Grayscale).

Aanbevolen (Recommended)

Gebruik deze optie om een levendige reproductie van de tint van een document weer te geven op het scherm. Deze instelling wordt aanbevolen.

Kleurafstemming (Color Matching)

Selecteer deze optie om de kleuren van de scanner, de monitor en de kleurenprinter op elkaar af te stemmen, waardoor u de tijd en moeite bespaart van het handmatig afstemmen van de kleuren van de printer en de monitor.

De knoppen voor kleuraanpassing zijn niet beschikbaar.

Deze functie is beschikbaar wanneer de Kleurenmodus (Color Mode) is ingesteld op Kleur

(Color) .

- Bron (scanner) (Source(Scanner)): een scannerprofiel selecteren.

- Doel (Target): een doelprofiel selecteren.

- Monitor: selecteer deze optie om een voorbeeldafbeelding weer te geven met een optimale correctie voor het beeldscherm.

- Standaard (Defaults): hiermee worden de standaardinstellingen voor Kleurafstemming (Color

Matching) hersteld.

Geen (None)

Selecteer deze optie om de kleurcorrectie van ScanGear (scannerstuurprogramma) uit te schakelen.

Opmerking

Kleurafstemming is beschikbaar wanneer ScanGear (scannerstuurprogramma), de monitor, een toepassing die kleurbeheer ondersteunt (zoals Adobe Photoshop) en de printer correct zijn

Tabblad Kleurinstellingen (Color Settings)

ingesteld.

Raadpleeg de handleiding bij de monitor, printer en toepassing voor de instellingen.

Monitorgamma (Monitor Gamma)

Als u de gammawaarde van een beeldscherm instelt, kunt u de invoergegevens aanpassen aan de helderheidskenmerken van het beeldscherm. Pas de waarde aan als de gammawaarde van uw monitor niet overeenkomt met de standaardwaarde in ScanGear (scannerstuurprogramma) en de kleuren van de oorspronkelijke afbeelding niet goed worden weergegeven op de monitor.

Klik op Standaard (Defaults) om de gammawaarde terug te zetten op de standaardwaarde (2.20).

Opmerking

Raadpleeg de handleiding van uw monitor voor de gammawaarde. Neem contact op met de fabrikant als de gammawaarde niet in de handleiding staat vermeld.

Naar boven

Bijlage: handige informatie over scannen

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met andere toepassingssoftware > Bijlage: handige informatie over scannen

Bijlage: handige informatie over scannen

Het bijsnijdkader (scangebied) aanpassen

Bijsnijdkaders aanpassen

De beste resolutie selecteren

Resolutie

Informatie over bestandsindelingen

Bestandsindelingen

Informatie over kleurafstemming

Kleurafstemming

De kleuren van het document en de monitor op elkaar afstemmen

Zie Monitorgamma (Monitor Gamma) in het volgende onderwerp.

Tabblad Kleurinstellingen (Color Settings)

Naar boven

Bijsnijdkaders aanpassen

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met andere toepassingssoftware > Bijlage: handige informatie over scannen > Bijsnijdkaders aanpassen

Bijsnijdkaders aanpassen

U kunt het scangebied opgeven door een bijsnijdkader te maken op de afbeelding die wordt weergegeven in het voorbeeldgebied van het scherm van ScanGear (scannerstuurprogramma).

Wanneer u op de knop Scannen (Scan) klikt, wordt alleen het gedeelte binnen het bijsnijdkader gescand en doorgestuurd naar de toepassing.

Soorten bijsnijdkaders

(1) Bijsnijdkader met focus (bewegende dikke stippellijnen)

De instellingen in Basismodus (Basic Mode) of Geavanceerde modus (Advanced Mode) worden toegepast.

(2) Geselecteerd bijsnijdkader (stilstaande dikke stippellijnen)

De instellingen worden gelijktijdig toegepast op het bijsnijdkader met focus en het geselecteerde bijsnijdkader. U kunt meerdere bijsnijdkaders selecteren door de Ctrl-toets ingedrukt te houden terwijl u ze selecteert.

(3) Niet-geselecteerd bijsnijdkader (stilstaande dunne stippellijnen)

De instellingen worden niet toegepast.

Opmerking

Het bijsnijdkader met focus en het geselecteerde bijsnijdkader worden weergegeven in de volledige afbeeldingsweergave.

Oorspronkelijk bijsnijdkader

In miniaturenweergave

Bijsnijdkader wordt aanvankelijk niet weergegeven. Sleep de muis over een kader om een bijsnijdkader te maken.

In volledige afbeeldingsweergave

Er wordt automatisch een bijsnijdkader (bijsnijdkader met focus) rondom de voorbeeldafbeelding weergegeven op basis van het documentformaat. U kunt het bijsnijdkader ook opgeven door de muis in het voorbeeldgebied te slepen.

Opmerking

Bijsnijdkaders worden standaard ingesteld op basis van het documentformaat (Automatisch uitsnijden). Zie Kader van voorbeeldafbeelding bijsnijden (Cropping Frame on Previewed Images) in ' Tabblad Voorbeeld (Preview) ' (Dialoogvenster Voorkeuren (Preferences) voor meer informatie.

Een bijsnijdkader aanpassen

De aanwijzer verandert in (pijl) wanneer deze boven een bijsnijdkader wordt geplaatst.

Als u nu op de muisknop klikt en de muisaanwijzer in de richting van de pijl sleept, wordt het

Bijsnijdkaders aanpassen

bijsnijdkader dienovereenkomstig vergroot of verkleind.

De aanwijzer verandert in (vierrichtingspijl) wanneer deze binnen een bijsnijdkader wordt geplaatst.

Klik op de muisknop en sleep de muis om het hele bijsnijdkader te verplaatsen.

Opmerking

In de Geavanceerde modus (Advanced Mode) kunt u de grootte van het bijsnijdkader opgeven door waarden in te voeren voor Breedte (Width) en Hoogte (Height) in Instellingen voor invoer (Input

Settings).

Instellingen voor invoer (Input Settings)

U kunt een bijsnijdkader 90 graden roteren door te klikken op (Lengte-breedteverhouding schakelen). (Lengte-breedteverhouding schakelen) is echter niet beschikbaar wanneer

Uitvoerformaat (Output Size) is ingesteld op Aanpasbaar (Flexible).

Meerdere bijsnijdkaders maken

In miniaturenweergave

U kunt maar één bijsnijdkader per afbeelding maken.

In volledige afbeeldingsweergave

Klik en sleep de muisaanwijzer buiten de grenzen van het bestaande bijsnijdkader om een nieuw bijsnijdkader in het voorbeeldgebied te maken. Het nieuwe bijsnijdkader wordt het bijsnijdkader met focus en het eerste bijsnijdkader wordt het niet-geselecteerde bijsnijdkader.

Bijsnijdkaders aanpassen

U kunt meerdere bijsnijdkaders maken en op elk daarvan verschillende scaninstellingen toepassen.

U kunt ook meerdere bijsnijdkaders selecteren door de Ctrl-toets ingedrukt te houden terwijl u ze selecteert.

Als u meerdere bijsnijdkaders selecteert en de instellingen op het tabblad aan de rechterkant van

ScanGear (scannerstuurprogramma) wijzigt, worden deze instellingen op alle geselecteerde bijsnijdkaders toegepast.

Wanneer u een nieuw bijsnijdkader maakt, behoudt het kader de kenmerken van het laatste bijsnijdkader.

Opmerking

U kunt maximaal 12 bijsnijdkaders maken.

Het scannen duurt langer dan gebruikelijk wanneer er meerdere bijsnijdkaders zijn geselecteerd.

Bijsnijdkaders verwijderen

In miniaturenweergave

Als u een bijsnijdkader wilt verwijderen, klikt u buiten het bijsnijdkader of op een afbeelding.

In volledige afbeeldingsweergave

U verwijdert een bijsnijdkader door het kader te selecteren en te klikken op verwijderen) op de werkbalk. U kunt ook op de Delete-toets drukken.

(Bijsnijdkader

Als er meerdere bijsnijdkaders zijn, worden alle geselecteerde bijsnijdkaders (bijsnijdkader met focus en geselecteerd bijsnijdkader) gelijktijdig verwijderd.

Naar boven

Resolutie

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met andere toepassingssoftware > Bijlage: handige informatie over scannen > Resolutie

Resolutie

Wat is resolutie?

De gegevens in de door u gescande afbeelding zijn een verzameling puntjes die informatie over helderheid en kleur bevatten. De dichtheid van deze puntjes wordt 'resolutie' genoemd. De resolutie bepaalt hoeveel details de afbeelding bevat. De resolutie wordt uitgedrukt in het aantal puntjes per inch

(dpi). Dpi is het aantal puntjes per vierkante inch (2,54 vierkante cm).

Hoe hoger de resolutie (waarde), des te gedetailleerder de afbeelding. Hoe lager de resolutie (waarde), des te minder details in de afbeelding.

De resolutie instellen in MP Navigator EX

In MP Navigator EX kunt u de resolutie instellen met de optie Scanresolutie (Scanning Resolution) in het dialoogvenster Scan-instellingen (Scan Settings).

Afbeeldingen die worden afgedrukt

Afbeeldingen die worden afgedrukt, moeten worden gescand met een resolutie die overeenkomt met de resolutie van de printer.

Voorbeeld: Stel de resolutie in op 600 dpi als u wilt afdrukken op een zwart-witprinter van 600 dpi.

Als u een kleurenprinter gebruikt, kunt u de resolutie instellen op de helft van de resolutie van de printer.

Voorbeeld: Stel de resolutie in op 300 dpi als u gescand papier/foto's wilt afdrukken op een kleurenprinter van 600 dpi. Het afdrukken duurt echter langer dan gewoonlijk als u op een printer met een hoge resolutie de helft van de resolutie instelt voor het afdrukken.

Voorbeeld van de juiste resolutie bij afdrukken op schaal

Wanneer u een document zowel verticaal als horizontaal tweemaal zo groot afdrukt, wordt de resolutie van het document gehalveerd. Als de resolutie van het oorspronkelijke document 300 dpi is, is de resolutie van het vergrote document 150 dpi. Als u het document afdrukt op een 600 dpi kleurenprinter, is het gebrek aan details duidelijk zichtbaar. In dat geval wordt, zelfs wanneer u het document tweemaal zo groot afdrukt, de resolutie 300 dpi gebruikt wanneer u scant met een Scanresolutie (Scanning

Resolution) van 600 dpi en kunt u het document met voldoende kwaliteit afdrukken. Omgekeerd is het zo dat als u een document op de helft van de grootte wilt afdrukken, het voldoende moet zijn om te scannen met de helft van de resolutie.

Kleurenfoto's tweemaal zo groot afdrukken

Documentresolutie: 300 dpi

Scanresolutie: 600 dpi

Schaal: 200%

Afdrukken op dubbel formaat

Scanresolutie/werkelijke scanresolutie: 600 dpi

Afdrukresolutie: 300 dpi

De resolutie instellen in ScanGear (scannerstuurprogramma)

Resolutie

In ScanGear (scannerstuurprogramma) kunt u de resolutie opgeven bij Uitvoerresolutie (Output

Resolution) bij Instellingen uitvoer (Output Settings) op het tabblad Geavanceerde modus (Advanced

Mode).

Voorbeeld van de juiste resolutie bij afdrukken op schaal

De scanresolutie wordt automatisch ingesteld, zodat de waarde die bij Uitvoerresolutie (Output

Resolution) is ingesteld als resolutie van de gescande afbeelding wordt gebruikt. Als u de

Uitvoerresolutie (Output Resolution) instelt op 300 dpi en op dubbele grootte scant, dan wordt het document automatisch gescand op 600 dpi en zal de resolutie van de gescande afbeelding 300 dpi zijn.

U kunt het document met voldoende kwaliteit afdrukken op een 600 dpi kleurenprinter.

Foto's op L-formaat (8,9 cm x 12,7 cm) tweemaal zo groot afdrukken

Documentresolutie: 300 dpi

Uitvoerresolutie: 300 dpi

Schaal: 200%

Scannen op dubbel formaat

Werkelijke scanresolutie: 600 dpi

Afbeeldingsresolutie/afdrukresolutie: 300 dpi

Correcte resolutie-instellingen

Stel de resolutie in die hoort bij het gebruik van de gescande afbeelding.

Voor weergave op een beeldscherm: 150 dpi

Voor afdrukken: 300 dpi

Wanneer het Uitvoerformaat (Output Size) is ingesteld op Aanpasbaar (Flexible) op het tabblad

Geavanceerde modus (Advanced Mode) van ScanGear (Bron selecteren (Select Source) is Glasplaat

(Platen) en de schaal is 100%):

Kleurenmodus

Kleur

Uitvoerresolutie

300 dpi

Document

Kleurenfoto

Gebruik

Kopiëren

(Afdrukken)

Een briefkaart maken

Zwart-wit foto

Op een computer opslaan

Op een website gebruiken of toevoegen aan een e-mail

Op een computer opslaan

Op een website gebruiken of toevoegen aan een e-mail

Tekstdocument Kopiëren

Toevoegen aan e-mail

Kleur

Kleur

Kleur

Grijswaarden

Grijswaarden

Kleur, Grijswaarden of

Zwart-wit

Kleur, Grijswaarden of

Zwart-wit

300 dpi

75 dpi - 300 dpi

75 dpi - 150 dpi

75 dpi - 300 dpi

75 dpi - 300 dpi

300 dpi

300 dpi

Belangrijk

Als u de resolutie verdubbelt, wordt het bestand viermaal zo groot. Als het bestand te groot is, vermindert de uitvoersnelheid aanzienlijk en kan er bijvoorbeeld een gebrek aan geheugen ontstaan. Stel minimaal de resolutie in die hoort bij het gebruik van de gescande afbeelding.

Opmerking

Hoewel u de Uitvoerresolutie (Output Resolution) in ScanGear (scannerstuurprogramma) kunt

Resolutie

wijzigen, kunt u het beste scannen met de standaardwaarde.

Naar boven

Bestandsindelingen

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met andere toepassingssoftware > Bijlage: handige informatie over scannen > Bestandsindelingen

Bestandsindelingen

Bij het opslaan van gescande afbeeldingen kunt u een bestandsindeling kiezen. Geef de meest geschikte indeling op, in overeenstemming met het gebruik van de afbeelding in een bepaalde toepassing.

De beschikbare bestandsindelingen zijn afhankelijk van de toepassing en de computer (Windows of

Macintosh).

Zie hieronder voor de eigenschappen van iedere indeling voor afbeeldingsbestanden.

BMP (standaardbestandsextensie: .bmp)

Een standaardbestandsindeling van Windows.

BMP wordt vaak geselecteerd voor afbeeldingen die alleen in Windows worden gebruikt.

JPEG (standaardbestandsextensie: .jpg)

Een bestandsindeling die vaak wordt gebruikt op websites en voor digitale camera's.

JPEG beschikt over een hoge compressiegraad. De kwaliteit van JPEG-afbeeldingen neemt echter enigszins af elke keer wanneer de afbeelding opnieuw wordt opgeslagen. De oorspronkelijke kwaliteit kan dan niet meer worden hersteld.

JPEG is niet beschikbaar voor zwart-wit afbeeldingen.

Exif (standaardbestandsextensie: .jpg)

Een bestandsindeling die door veel digitale camera's wordt ondersteund.

Met deze indeling worden ook gegevens zoals de opnamedatum, het cameramodel, de sluitertijd, de opnamemodus en opmerkingen opgeslagen in de JPEG-bestanden.

De versie van de bestandsindeling moet Exif 2.2 of hoger zijn voor afdrukken op een printer die compatibel is met Direct Print.

TIFF (standaardbestandsextensie: .tif)

Een bestandsindeling met een relatief hoge mate van compatibiliteit tussen verschillende computers en toepassingen. (Sommige TIFF-bestanden zijn niet compatibel.) TIFF is geschikt voor het bewerken van opgeslagen afbeeldingen.

Opmerking

MP Navigator EX ondersteunt de volgende TIFF-bestandsindelingen.

- Binair zwart-wit zonder compressie

- RGB (8 bits per kanaal) zonder compressie

- YCC (8 bits per component) zonder compressie

- RGB (16 bits per kanaal) zonder compressie

- YCC (16 bits per component) zonder compressie

- Grijswaarden zonder compressie

PDF (standaardbestandsextensie: .pdf)

Een bestandsindeling die is ontwikkeld door Adobe Systems. Deze indeling is geschikt voor diverse computers en besturingssystemen. PDF-bestanden kunnen daardoor worden uitgewisseld tussen personen met verschillende besturingssystemen, lettertypen, enzovoort, ongeacht de verschillen.

Belangrijk

Alleen PDF-bestanden die met MP Navigator EX zijn gemaakt, worden ondersteund. PDF-

Bestandsindelingen

bestanden die met andere toepassingen zijn gemaakt of bewerkt worden niet ondersteund.

Naar boven

Kleurafstemming

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Scannen met andere toepassingssoftware > Bijlage: handige informatie over scannen > Kleurafstemming

Kleurafstemming

Met kleurafstemming (Color Matching) worden apparaten aangepast (zie onderstaande afbeelding) om ervoor te zorgen dat de kleuren van een afbeelding op een beeldscherm of een gedrukte afbeelding overeenkomen met de kleuren van het originele document.

Voorbeeld: sRGB is geselecteerd als uitvoerprofiel (doel)

Invoerprofiel (Bron)

Scanner

ScanGear (scannerstuurprogramma)

Uitvoerprofiel (Doel) sRGB

Besturingssysteem

Toepassing

Toepassing

Printerstuurprogramma

Monitor Printer

ScanGear (scannerstuurprogramma) converteert de kleurruimte van de afbeelding van de kleurruimte van de scanner naar sRGB.

Wanneer de afbeelding wordt weergegeven op een monitor, wordt de kleurruimte van de afbeelding op basis van de monitorinstellingen van het besturingssysteem en de instellingen voor de werkruimte van de toepassing geconverteerd van sRGB naar de kleurruimte van de monitor.

Wanneer de afbeelding wordt afgedrukt, wordt de kleurruimte van de afbeelding op basis van de afdrukinstellingen van de toepassing en de instellingen van het printerstuurprogramma geconverteerd van sRGB naar de kleurruimte van de printer.

Naar boven

Andere scanmethoden

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Andere scanmethoden

Andere scanmethoden

Scannen met WIA-stuurprogramma

Scannen via het Configuratiescherm (alleen Windows XP)

Naar boven

Scannen met WIA-stuurprogramma

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Overige scanmethoden > Scannen met WIA-stuurprogramma

Scannen met WIA-stuurprogramma

U kunt een afbeelding scannen vanuit een toepassing die compatibel is met WIA en de afbeelding in die toepassing gebruiken.

De procedure varieert, afhankelijk van de toepassing. De volgende procedures dienen alleen als voorbeeld.

Raadpleeg de handleiding van de toepassing voor meer informatie

Belangrijk

In Windows 2000 kunt u niet scannen met het WIA-stuurprogramma.

Scannen met WIA-stuurprogramma 2.0

Hieronder wordt een voorbeeld gegeven van scannen met Windows Fotogalerie.

1.

Plaats het document op de glasplaat.

Documenten plaatsen

2.

Klik in Bestand (File) op Van camera of scanner importeren... (Import from Camera or Scanner...) en dubbelklik op WIA Canon (modelnaam) (WIA Canon (model name)).

Het scherm met scaninstellingen wordt geopend.

3.

Geef de instellingen op.

Scanner

De momenteel ingestelde productnaam wordt weergegeven. Als u de scanner wilt wijzigen, klikt u op Wijzigen... (Change...) en selecteert u het product dat u wilt gebruiken.

Profiel (Profile)

Selecteer de standaardwaarde, Foto (Photo (Default)), of Documenten (Documents), afhankelijk van het document dat u wilt scannen. Als u een nieuw Profiel (Profile) wilt opslaan, selecteert u

Profiel toevoegen... (Add profile...). U kunt de details opgeven in het dialoogvenster Nieuw profiel toevoegen (Add New Profile).

Bron (Source)

Selecteer een scannertype.

Scannen met WIA-stuurprogramma

Papierformaat (Paper size)

Deze instelling is niet beschikbaar voor dit apparaat.

Kleurindeling (Color format)

Selecteer hoe u het document wilt scannen.

Bestandstype (File type)

Selecteer een bestandstype uit JPEG, BMP, PNG en TIFF.

Resolutie: (DPI) (Resolution (DPI))

Geef de resolutie op. Geef een waarde op tussen 50 en 600 dpi. 300 dpi is standaard ingesteld.

Resolutie

Helderheid (Brightness)

Pas de helderheid aan met de schuifknop. Sleep de schuifknop naar links om de afbeelding donkerder te maken en naar rechts om de afbeelding lichter te maken. U kunt ook een waarde invoeren (-100 tot 100).

Contrast

Pas het contrast aan met de schuifknop. Als u de schuifknop naar links verplaatst wordt het contrast van de afbeelding lager, waardoor de afbeelding zachter wordt. Als u de schuifknop naar rechts verplaatst wordt het contrast van de afbeelding groter, waardoor de afbeelding scherper wordt. U kunt ook een waarde invoeren (-100 tot 100).

Afbeeldingen als voorbeeld weergeven of afbeeldingen scannen als afzonderlijke bestanden

(Preview or scan images as separate files)

Schakel dit selectievakje in wanneer u meerdere afbeeldingen als afzonderlijke bestanden wilt bekijken (in een voorbeeld) of scannen.

Meer informatie over het scannen van een afbeelding (See how to scan a picture)

Klik hierop om Windows Help en ondersteuning te openen.

4.

Klik op Voorbeeld (Preview) om een voorbeeld van de afbeelding te bekijken.

De afbeelding wordt aan de rechterkant weergegeven.

5.

Klik op Scannen (Scan).

Wanneer het scannen is voltooid, verschijnt de gescande afbeelding in de toepassing.

Scannen met WIA-stuurprogramma 1.0

Hieronder wordt een voorbeeld gegeven van scannen met Paint.

1.

Plaats het document op de glasplaat.

Documenten plaatsen

2.

Klik bij Bestand (File) op Van scanner of camera... (From Scanner or Camera...).

(Selecteer de opdracht om een document naar de toepassing te scannen.)

3.

Selecteer een afbeeldingstype dat overeenkomt met het document dat u wilt scannen.

Scannen met WIA-stuurprogramma

Opmerking

Als u wilt scannen met de waarden die zijn ingesteld bij De kwaliteit van de gescande foto aanpassen (Adjust the quality of the scanned picture), selecteert u Aangepaste instellingen

(Custom Settings).

4.

Klik op De kwaliteit van de gescande foto aanpassen (Adjust the quality of the scanned picture) en stel de gewenste voorkeuren in.

Helderheid (Brightness)

Pas de helderheid aan met de schuifknop. Sleep de schuifknop naar links om de afbeelding donkerder te maken en naar rechts om de afbeelding lichter te maken. U kunt ook een waarde invoeren (-127 tot 127).

Contrast

Pas het contrast aan met de schuifknop. Als u de schuifknop naar links verplaatst wordt het contrast van de afbeelding lager, waardoor de afbeelding zachter wordt. Als u de schuifknop naar rechts verplaatst wordt het contrast van de afbeelding groter, waardoor de afbeelding scherper wordt. U kunt ook een waarde invoeren (-127 tot 127).

Resolutie: (DPI) (Resolution (DPI))

Geef de resolutie op. Geef een waarde op tussen 50 en 600 dpi.

Resolutie

Type afbeelding (Picture type)

Selecteer het gewenste type scan voor uw document.

Herstellen (Reset)

Klik hierop om terug te gaan naar de oorspronkelijke instellingen.

5.

Klik op Voorbeeld (Preview) om een voorbeeld van de afbeelding te bekijken.

De afbeelding wordt aan de rechterkant weergegeven. Sleep om het scangebied op te geven.

6.

Klik op Scannen (Scan).

Wanneer het scannen is voltooid, verschijnt de gescande afbeelding in de toepassing.

Scannen met WIA-stuurprogramma

Naar boven

Scannen via het Configuratiescherm (alleen Windows XP)

Uitgebreide Handleiding > Scannen > Overige scanmethoden > Scannen via het Configuratiescherm (alleen Windows

XP)

Scannen via het Configuratiescherm (alleen Windows XP)

U kunt afbeeldingen scannen via het Configuratiescherm van Windows XP met het WIAstuurprogramma.

WIA (Windows Imaging Acquisition) is een stuurprogrammamodel dat onderdeel is van Windows XP.

Hiermee kunt u documenten scannen zonder een toepassing te gebruiken. Scan documenten vanuit een toepassing die compatibel is met TWAIN om geavanceerde instellingen voor het scannen op te geven.

1.

Klik op Start en selecteer Configuratiescherm (Control Panel).

2.

Klik op Printers en andere hardware (Printers and Other Hardware) > Scanners en camera's (Scanners and Cameras) en dubbelklik op WIA Canon (modelnaam) (WIA

Canon (model name)).

Het dialoogvenster Wizard Scanner en camera (Scanner and Camera Wizard) verschijnt.

3.

Klik op Volgende (Next).

4.

Selecteer bij Type afbeelding (Picture type) het type document dat u wilt scannen.

Opmerking

Selecteer Aangepast (Custom Settings) om te scannen met de waarden die eerder zijn ingesteld bij Aangepaste instellingen (Custom).

5.

Klik op Aangepaste instellingen (Custom Settings) en stel de gewenste voorkeuren in.

Scannen via het Configuratiescherm (alleen Windows XP)

Helderheid (Brightness)

Pas de helderheid aan met de schuifknop. Sleep de schuifknop naar links om de afbeelding donkerder te maken en naar rechts om de afbeelding lichter te maken. U kunt ook een waarde invoeren (-127 tot 127).

Contrast

Pas het contrast aan met de schuifknop. Als u de schuifknop naar links verplaatst wordt het contrast van de afbeelding lager, waardoor de afbeelding zachter wordt. Als u de schuifknop naar rechts verplaatst wordt het contrast van de afbeelding groter, waardoor de afbeelding scherper wordt. U kunt ook een waarde invoeren (-127 tot 127).

Resolutie: (DPI) (Resolution (DPI))

Geef de resolutie op. Geef een waarde op tussen 50 en 600 dpi.

Resolutie

Type afbeelding (Picture type)

Selecteer het gewenste type scan voor uw document.

Herstellen (Reset)

Klik hierop om terug te gaan naar de oorspronkelijke instellingen.

6.

Klik op Voorbeeld (Preview) om een voorbeeld van de afbeelding te bekijken.

De afbeelding wordt aan de rechterkant weergegeven. Sleep om het scangebied op te geven.

7.

Klik op Volgende (Next) en volg de instructies.

Naar boven

Foto's rechtstreeks afdrukken vanaf een compatibel apparaat (alleen MP...

Downloaded from www.vandenborre.be

Uitgebreide Handleiding > Foto's rechtstreeks afdrukken vanaf een compatibel apparaat (alleen MP270 series)

Foto's rechtstreeks afdrukken vanaf een compatibel apparaat

(alleen MP270 series)

Foto's rechtstreeks afdrukken vanaf een compatibel apparaat (alleen MP270 series)

Naar boven

Foto's rechtstreeks afdrukken vanaf een compatibel apparaat (alleen MP...

Downloaded from www.vandenborre.be

Uitgebreide Handleiding > Foto's rechtstreeks afdrukken vanaf een compatibel apparaat (alleen MP270 series) > Foto's rechtstreeks afdrukken vanaf een compatibel apparaat (alleen MP270 series)

Foto's rechtstreeks afdrukken vanaf een compatibel apparaat

(alleen MP270 series)

Foto's rechtstreeks afdrukken vanaf een compatibel apparaat (alleen MP270 series)

Informatie over PictBridge-afdrukinstellingen (alleen MP270 series)

Naar boven

Foto's rechtstreeks afdrukken vanaf een compatibel apparaat (alleen MP...

Downloaded from www.vandenborre.be

Uitgebreide Handleiding > Foto's rechtstreeks afdrukken vanaf een compatibel apparaat (alleen MP270 series) > Foto's rechtstreeks afdrukken vanaf een compatibel apparaat (alleen MP270 series) compatibel apparaat (alleen MP270 series)

> Foto's rechtstreeks afdrukken vanaf een

Foto's rechtstreeks afdrukken vanaf een compatibel apparaat

(alleen MP270 series)

U kunt een PictBridge-compatibel apparaat, zoals een digitale camera, een camcorder of een mobiele telefoon, aansluiten met een door de fabrikant van het apparaat aanbevolen USB-kabel, zodat u opgeslagen foto's rechtstreeks kunt afdrukken zonder daarbij een computer te gebruiken.

Opmerking

Wanneer u foto's afdrukt terwijl het PictBridge-compatibele apparaat is aangesloten, raden we u aan de netspanningsadapter te gebruiken die bij het apparaat is geleverd. Als u de accu van het apparaat gebruikt, moet die volledig zijn opgeladen.

Afhankelijk van het merk en het type van het apparaat moet u mogelijk een afdrukmodus selecteren die compatibel is met PictBridge voordat u het apparaat aansluit. U moet het apparaat mogelijk ook handmatig inschakelen of de afspeelmodus selecteren nadat u het apparaat hebt aangesloten.

Voer de benodigde handelingen uit op het PictBridge-compatibele apparaat voordat u het aansluit op de printer. Raadpleeg hiervoor de instructiehandleiding van het apparaat.

1.

Zorg dat het apparaat is ingeschakeld.

2.

Plaats papier in de achterste lade.

3.

Controleer of het PictBridge-compatibele apparaat is uitgeschakeld.

4.

Sluit het PictBridge-compatibele apparaat aan op de printer met een USB-kabel (A) die wordt aanbevolen door de fabrikant van het apparaat.

Het PictBridge-compatibele apparaat wordt automatisch ingeschakeld.

Zet het apparaat handmatig aan als het niet automatisch wordt ingeschakeld.

Wanneer het apparaat correct is aangesloten op een met PictBridge-compatibel apparaat, verschijnt c op het LED-display en wordt op het LCD-display van het apparaat een bericht weergegeven dat het apparaat is verbonden. Raadpleeg de instructiehandleiding van het apparaat.

Foto's rechtstreeks afdrukken vanaf een compatibel apparaat (alleen MP...

Downloaded from www.vandenborre.be

5.

Geef de afdrukinstellingen zoals de papiersoort en indeling op.

U kunt instellingen opgeven via het menu op het LCD-scherm van uw PictBridge-compatibele apparaat. Selecteer het papierformaat en de papiersoort die u in de printer hebt geplaatst.

Instellingen op een PictBridge-compatibel apparaat

6.

Begin met afdrukken vanaf uw PictBridge-compatibele apparaat.

Belangrijk

Koppel de USB-kabel nooit los tijdens het afdrukken, tenzij dat expliciet is toegestaan voor het

PictBridge-compatibele apparaat. Volg de aanwijzingen in de instructiehandleiding van het apparaat wanneer u de USB-kabel tussen het PictBridge-compatibele apparaat en de printer loskoppelt.

Naar boven

Informatie over PictBridge-afdrukinstellingen (alleen MP270 series)

Uitgebreide Handleiding > Foto's rechtstreeks afdrukken vanaf een compatibel apparaat (alleen MP270 series) > Foto's rechtstreeks afdrukken vanaf een compatibel apparaat (alleen MP270 series) > Informatie over PictBridgeafdrukinstellingen (alleen MP270 series)

Informatie over PictBridge-afdrukinstellingen (alleen MP270 series)

Instellingen op een PictBridge-compatibel apparaat

In dit gedeelte wordt de PictBridge-functie van de printer beschreven. Raadpleeg de instructiehandleiding van het apparaat voor informatie over de afdrukinstellingen van een met

PictBridge-compatibel apparaat.

Opmerking

In de volgende beschrijving worden de namen van instellingen gebruikt van PictBridgecompatibele apparaten van het merk Canon. De namen van de instellingen kunnen afwijken, afhankelijk van het merk of model van uw apparaat.

Mogelijk zijn niet alle hieronder beschreven instellingen beschikbaar op bepaalde apparaten.

Wanneer u geen afdrukinstellingen kunt wijzigen op het apparaat, worden afbeeldingen als volgt afgedrukt:

Papierformaat: 4 x 6 inch/101,6 x 152,4 mm

Papiersoort: Foto

Met marges/Zonder marges: volgens de instellingen van de camera

Indeling: 1-up

Afdrukkwaliteit: normaal

Afbeelding optimaliseren: De functie Photo Optimizer Pro wordt gebruikt om foto's optimaal af te drukken.

In dit gedeelte worden de afdrukinstellingen van met PictBridge-compatibele apparaten beschreven. Volg bij de bediening de aanwijzingen in de instructiehandleiding van het apparaat.

Papierformaat

Papiersoort

Indeling

4 x 6 inch/10 x 15 cm, 5 x 7 inch*1, 8 x 10 inch/ 20 x 25 cm, A4, 8,5 x 11 inch (Letter), 4 x 7,1 inch / 10,1 x 18 cm*2

*1 Kan alleen worden geselecteerd op bepaalde PictBridgecompatibele apparaten van het merk Canon. (Kan mogelijk niet worden geselecteerd, afhankelijk van het apparaat.)

*2 Op een PictBridge-compatibel apparaat van een ander merk dan

Canon kan Hi Vision worden weergegeven.

Standaard: Glossy Foto Papier Extra II PP-201

Foto:

Glossy Foto Papier Extra II PP-201/Glanzend Fotopapier 'voor frequent gebruik' GP-501/Glossy Foto Papier GP-502/Photo Paper

Plus Halfglans SG-201

Fast Photo:

Professioneel Fotopapier II PR-201

Gewoon:

A4/Letter

Als Papiersoort (Paper type) is ingesteld op Gewoon (Plain), is afdrukken zonder marges uitgeschakeld, ook al is Indeling (Layout) ingesteld op Zonder marges (Borderless).

Standaard (zonder marges), Index, Met marges, Zonder marges, 4-up*

* Indeling compatibel met papier van A4/Letter-formaat

Standaard (Uit: Niet afdrukken), Datum, Bestandsnummer, Beide, Uit Afdrukdatum en bestandsnummer

Afbeelding optimaliseren

Standaard*1, Aan (Exif Print), Uit, Gezicht*2, Rode ogen*2

*1 Foto's worden geoptimaliseerd voor afdrukken met de functie Photo

Optimizer Pro.

*2 Kan alleen worden geselecteerd op bepaalde PictBridgecompatibele apparaten van het merk Canon. (Kan mogelijk niet worden geselecteerd, afhankelijk van het apparaat.)

Informatie over PictBridge-afdrukinstellingen (alleen MP270 series)

Bijsnijden Standaard (Uit: niet bijsnijden), Aan (instellingen van camera volgen),

Uit

Naar boven

Onderhoud

Uitgebreide Handleiding > Onderhoud

Onderhoud

Het apparaat reinigen

De printkop uitlijnen

Onderhoud uitvoeren vanaf een computer

Naar boven

Het apparaat reinigen

Uitgebreide Handleiding > Onderhoud > Het apparaat reinigen

Het apparaat reinigen

Reiniging

De buitenkant van het apparaat reinigen

De glasplaat en de documentklep reinigen

Naar boven

Reiniging

Uitgebreide Handleiding > Onderhoud > Het apparaat reinigen > Reiniging

Reiniging

In dit gedeelte wordt de reinigingsprocedure beschreven die noodzakelijk is voor het onderhoud van het apparaat.

Belangrijk

Gebruik geen tissues, papieren handdoekjes, doeken met een grove structuur of soortgelijk materiaal om de buitenkant van het apparaat te reinigen. Deze kunnen krassen veroorzaken.

Gebruik altijd een zachte doek.

Gebruik nooit vluchtige vloeistoffen zoals verdunners, wasbenzine, aceton of andere chemische reinigingsmiddelen om het apparaat te reinigen. Deze kunnen de onderdelen van het apparaat beschadigen.

De buitenkant van het apparaat reinigen

De glasplaat en de documentklep reinigen

Naar boven

De buitenkant van het apparaat reinigen

Uitgebreide Handleiding > Onderhoud > Het apparaat reinigen > De buitenkant van het apparaat reinigen

De buitenkant van het apparaat reinigen

Gebruik altijd een zachte doek, bijvoorbeeld een brillendoekje, en veeg vuilresten voorzichtig van het oppervlak. Strijk eventuele kreukels in de doek zo nodig glad voordat u de doek gebruikt.

Belangrijk

Schakel het apparaat altijd uit en haal de stekker uit het stopcontact voordat u het apparaat gaat reinigen.

Gebruik geen tissues, papieren handdoekjes, doeken met een grove structuur of soortgelijk materiaal omdat deze krassen kunnen veroorzaken.

Naar boven

De glasplaat en de documentklep reinigen

Uitgebreide Handleiding > Onderhoud > Het apparaat reinigen > De glasplaat en de documentklep reinigen

De glasplaat en de documentklep reinigen

Belangrijk

Schakel het apparaat altijd uit en haal de stekker uit het stopcontact voordat u het apparaat gaat reinigen.

Veeg de glasplaat (A) en de binnenkant van de documentklep (het witte gebied) (B) voorzichtig af met een schone, zachte, pluisvrije doek. Zorg ervoor dat er geen restanten achterblijven, vooral niet op de glasplaat.

Belangrijk

De binnenzijde van de documentklep (witte plaat) (B) raakt snel beschadigd. Veeg deze dus voorzichtig af.

Naar boven

De printkop uitlijnen

Uitgebreide Handleiding > Onderhoud > De printkop uitlijnen

De printkop uitlijnen

De printkop uitlijnen

Naar boven

De printkop uitlijnen

Uitgebreide Handleiding > Onderhoud > De printkop uitlijnen > De printkop uitlijnen

De printkop uitlijnen

Als de afgedrukte lijnen niet evenwijdig zijn of als u niet tevreden bent over de afdrukresultaten, dient u de positie van de printkop aan te passen.

Opmerking

Als de inkt bijna op is, wordt het uitlijningsblad niet correct afgedrukt. Vervang de FINE-inktpatroon die bijna leeg is.

Routineonderhoud

1.

Zorg dat het apparaat is ingeschakeld.

2.

Plaats een vel gewoon papier van A4- of Letter-formaat in de achterste lade.

3.

Open de papieruitvoerlade voorzichtig en trek de verlenging van de uitvoerlade uit.

4.

Druk het uitlijningsblad af.

1. Druk enkele keren op de knop Onderhoud (Maintenance) tot dat u (kleine letter 'u') wordt weergegeven.

2. Druk op de knop Zwart (Black) of Kleur (Color).

Het uitlijningsblad wordt afgedrukt.

Belangrijk

Raak de afdruk op het uitlijningsblad niet aan.

Voorkom dat het uitlijningsblad vuil wordt. Als het blad vlekken vertoont of gekreukt is, wordt het patroon mogelijk niet juist gescand.

5.

Scan het blad om de stand van printkop aan te passen.

De printkop uitlijnen

1. Plaats het uitlijningsblad op de glazen plaat en sluit de documentklep voorzichtig.

Plaats het uitlijningsblad met de bedrukte zijde OMLAAG en zorg dat de markering of de linkerbovenhoek van het blad is uitgelijnd met de uitlijnmarkering ( ).

2. Controleer of U (hoofdletter 'U') wordt weergegeven op het LED-display en druk vervolgens op de knop Zwart (Black) of Kleur (Color).

Het uitlijningsblad wordt gescand en de stand van de printkoppen wordt automatisch aangepast.

Wanneer de stand van de printkoppen is aangepast, keert het LED-display terug naar de standbymodus voor kopiëren. Verwijder het blad van de glasplaat.

Belangrijk

Open de documentklep of verplaats het uitlijningsblad pas wanneer het scannen is voltooid.

Als de stand van de printkoppen niet automatisch kon worden aangepast, wordt de foutcode weergegeven op het LED-display.

Er wordt een foutcode weergegeven op het LED-display

Opmerking

Als u nog steeds niet tevreden bent over de afdrukresultaten nadat de printkoppositie is aangepast op de hiervoor omschreven wijze, kunt u de printkoppositie aanpassen vanaf de computer.

De printkop uitlijnen

Zorg dat L wordt weergegeven op het LED-display en druk vervolgens op de knop Zwart

(Black)

of Kleur (Color) om de huidige instelwaarden van de printkoppen af te drukken.

Naar boven

Onderhoud uitvoeren vanaf een computer

Uitgebreide Handleiding > Onderhoud > Onderhoud uitvoeren vanaf een computer

Onderhoud uitvoeren vanaf een computer

De printkoppen reinigen

De papierinvoerrollen reinigen

De positie van de printkop uitlijnen

De spuitopeningen van de printkop controleren

De binnenkant van het apparaat reinigen

Naar boven

De printkoppen reinigen

Uitgebreide Handleiding > Onderhoud > Onderhoud uitvoeren vanaf een computer > De printkoppen reinigen

De printkoppen reinigen

Met de functie Reiniging printkop kunt u verstopte spuitopeningen in de printkop weer vrijmaken. Reinig de printkoppen wanneer de afdruk vaag is of een bepaalde kleur niet wordt afgedrukt, ook al is er genoeg inkt.

De procedure voor het reinigen van de printkoppen is als volgt:

Reiniging

1.

Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma

2.

Klik op Reiniging (Cleaning) op het tabblad Onderhoud (Maintenance).

Het dialoogvenster Reiniging printkop (Print Head Cleaning) wordt geopend. Volg de instructies in het dialoogvenster op.

Klik op Initiële controle-items (Initial Check Items) om de items te bekijken die u moet controleren voordat u Reiniging (Cleaning) uitvoert.

3.

Voor de reiniging uit

Zorg dat het apparaat aan staat en klik vervolgens op Uitvoeren (Execute).

Het reinigen van de printkop wordt gestart.

4.

Voltooi de reiniging

Het dialoogvenster Controle spuitopening (Nozzle Check) wordt geopend na het bevestigingsbericht.

5.

Controleer de resultaten

Klik op de knop Controleraster afdrukken (Print Check Pattern) om te controleren of de afdrukkwaliteit is verbeterd. Klik op Annuleren (Cancel) als u deze controle niet wilt uitvoeren.

Als het eenmaal reinigen van de printkop het probleem niet oplost, herhaalt u het reinigingsproces.

Diepte-reiniging

Diepte-reiniging (Deep Cleaning) is grondiger dan een normale reiniging. U gebruikt deze functie als een probleem met de printkop niet wordt opgelost nadat u de functie Reiniging (Cleaning) tweemaal hebt uitgevoerd.

1.

Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma

2.

Klik op Diepte-reiniging (Deep Cleaning) op het tabblad Onderhoud (Maintenance)

Het dialoogvenster Diepte-reiniging (Deep Cleaning) wordt geopend. Volg de instructies in het dialoogvenster op.

Klik op Initiële controle-items (Initial Check Items) om de items te bekijken die u moet controleren voordat u Diepte-reiniging (Deep Cleaning) uitvoert.

3.

Voer de diepte-reiniging uit

De printkoppen reinigen

Zorg dat het apparaat aan staat en klik vervolgens op Uitvoeren (Execute).

Klik op OK in het bevestigingsbericht.

De diepte-reiniging wordt gestart.

4.

Voltooi de diepte-reiniging

Het dialoogvenster Controle spuitopening (Nozzle Check) wordt geopend na het bevestigingsbericht.

5.

Controleer de resultaten

Klik op de knop Controleraster afdrukken (Print Check Pattern) om te controleren of de afdrukkwaliteit is verbeterd. Klik op Annuleren (Cancel) als u deze controle niet wilt uitvoeren.

Belangrijk

Bij Reiniging (Cleaning) wordt een kleine hoeveelheid inkt gebruikt. Bij Diepte-reiniging (Deep

Cleaning) wordt meer inkt gebruikt dan bij Reiniging (Cleaning).

Wanneer u de printkoppen vaak reinigt, zal de inktvoorraad snel slinken. Voer daarom alleen een reiniging uit wanneer dit noodzakelijk is.

Opmerking

Als na Diepte-reiniging (Deep Cleaning) geen verbetering optreedt, schakelt u het apparaat uit, wacht u 24 uur en voert u Diepte-reiniging (Deep Cleaning) opnieuw uit. Raadpleeg " Het apparaat beweegt maar er wordt geen inkt toegevoerd " als er nog steeds geen verbetering optreedt.

Verwant onderwerp

De spuitopeningen van de printkop controleren

Naar boven

De papierinvoerrollen reinigen

Uitgebreide Handleiding > Onderhoud > Onderhoud uitvoeren vanaf een computer > De papierinvoerrollen reinigen

De papierinvoerrollen reinigen

Hiermee reinigt u de papierinvoerrol. U doet dit als er stukjes papier aan de papierinvoerrol vastzitten en het papier niet goed wordt ingevoerd.

De procedure voor het reinigen van de papierinvoerrol is als volgt:

Reiniging rollen

1.

Bereid het apparaat voor

Verwijder al het papier uit de achterste lade.

2.

Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma

3.

Klik op Reiniging rollen (Roller Cleaning) op het tabblad Onderhoud (Maintenance)

Er wordt een bevestigingsbericht weergegeven.

4.

Voer het reinigen van de papierinvoerrollen uit

Zorg dat het apparaat is ingeschakeld en klik op OK.

Het reinigen van de papierinvoerrol wordt gestart.

5.

Voltooi het reinigen van de papierinvoerrollen

Wanneer de rollen zijn gestopt, volgt u de aanwijzingen in het bericht, plaatst u drie vellen gewoon papier in de achterste lade en klikt u op OK.

Het papier wordt uitgevoerd en het reinigen van de invoerrollen wordt voltooid.

Naar boven

De positie van de printkop uitlijnen

Uitgebreide Handleiding > Onderhoud > Onderhoud uitvoeren vanaf een computer > De positie van de printkop uitlijnen

De positie van de printkop uitlijnen

Bij het uitlijnen van de printkoppen worden de installatieposities van de printkop gecorrigeerd waardoor kleuren en lijnen beter worden afgedrukt.

Dit apparaat ondersteunt twee methoden voor het uitlijnen van de printkop: automatische uitlijning en handmatige uitlijning.

Zie voor automatische uitlijning "De printkop uitlijnen" in de Basis Handleiding en voer vervolgens de functie uit op het bedieningspaneel van het apparaat.

De procedure voor het handmatig uitlijnen van de printkop is als volgt:

Uitlijning printkop

1.

Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma

2.

Klik op Aangepaste instellingen (Custom Settings) op het tabblad Onderhoud

(Maintenance).

Het dialoogvenster Aangepaste instellingen (Custom Settings) wordt geopend.

3.

Uitlijning printkop wijzigen in handmatig

Schakel het selectievakje Koppen handmatig uitlijnen (Align heads manually) in.

4.

Verzend de instellingen

Klik op Verzenden (Send) en vervolgens op OK in het bevestigingsbericht.

5.

Klik op Uitlijning printkop (Print Head Alignment) op het tabblad Onderhoud

(Maintenance)

Het dialoogvenster Uitlijning printkop starten (Start Print Head Alignment) wordt geopend.

6.

Plaats papier in het apparaat

Plaats drie vellen gewoon papier van A4- of Letter-formaat in de achterste lade.

7.

Voer het uitlijnen van de printkop uit

Zorg dat het apparaat is ingeschakeld en klik op Printkop uitlijnen (Align Print Head).

Volg de instructie in het bericht.

8.

Controleer het afgedrukte patroon

Voer de nummers van de patronen met de minste streepvorming in de bijbehorende vakken in.

Als u op de patronen met de minste streepvorming klikt in het voorbeeldvenster, worden automatisch de nummers in de bijbehorende vakken geplaatst.

De positie van de printkop uitlijnen

Klik op OK nadat u alle benodigde waarden hebt ingevoerd.

Opmerking

Als het moeilijk is het beste raster te kiezen, selecteert u de instelling waarbij de verticale witte strepen het minst duidelijk zichtbaar zijn.

(A) Minder duidelijk zichtbare verticale witte strepen

(B) Duidelijk zichtbare verticale witte strepen

Als het moeilijk is het beste raster te kiezen, kiest u de instelling waarbij de horizontale witte strepen het minst duidelijk zichtbaar zijn.

(A) Minder duidelijk zichtbare horizontale witte strepen

(B) Duidelijk zichtbare horizontale witte strepen

9.

Bevestig het weergegeven bericht en klik op OK

Het tweede raster wordt afgedrukt.

Belangrijk

Open de scannereenheid (klep) niet wanneer er een afdruktaak wordt uitgevoerd.

10.

Controleer het afgedrukte patroon

Voer de nummers van de patronen met de minste streepvorming in de bijbehorende vakken in.

Als u op de patronen met de minste streepvorming klikt in het voorbeeldvenster, worden automatisch de nummers in de bijbehorende vakken geplaatst.

De positie van de printkop uitlijnen

Klik op OK nadat u alle benodigde waarden hebt ingevoerd.

Opmerking

Als het moeilijk is het beste raster te kiezen, selecteert u de instelling waarbij de verticale witte strepen het minst duidelijk zichtbaar zijn.

(A) Minder duidelijk zichtbare verticale witte strepen

(B) Duidelijk zichtbare verticale witte strepen

11.

Bevestig het weergegeven bericht en klik op OK

Het derde raster wordt afgedrukt.

Belangrijk

Open de scannereenheid (klep) niet wanneer er een afdruktaak wordt uitgevoerd.

12.

Controleer het afgedrukte patroon

Voer de nummers van de patronen met de minst zichtbare horizontale strepen in de bijbehorende vakken in.

Als u op de patronen met de minst zichtbare horizontale strepen klikt in het voorbeeldvenster, worden automatisch de nummers in de bijbehorende vakken geplaatst.

De positie van de printkop uitlijnen

Klik op OK nadat u alle benodigde waarden hebt ingevoerd.

Opmerking

Als het moeilijk is het beste raster te kiezen, kiest u de instelling waarbij de horizontale witte strepen het minst duidelijk zichtbaar zijn.

(A) Minder duidelijk zichtbare horizontale witte strepen

(B) Duidelijk zichtbare horizontale witte strepen

Opmerking

Als u de huidige instelling wilt afdrukken en controleren, opent u het dialoogvenster Uitlijning printkop starten (Start Print Head Alignment) en klikt u op Uitlijningswaarde afdrukken (Print

Alignment Value).

Naar boven

De spuitopeningen van de printkop controleren

Uitgebreide Handleiding > Onderhoud > Onderhoud uitvoeren vanaf een computer > De spuitopeningen van de printkop controleren

De spuitopeningen van de printkop controleren

Met de functie Controle spuitopening kunt u controleren of de printkoppen goed functioneren. Hierbij wordt een controleraster afgedrukt. Druk een controleraster af wanneer de afdruk vaag is of een bepaalde kleur niet wordt afgedrukt.

De procedure voor het afdrukken van een controleraster is als volgt:

Controle spuitopening

1.

Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma

2.

Klik op Controle spuitopening (Nozzle Check) op het tabblad Onderhoud

(Maintenance)

Het dialoogvenster Controle spuitopening (Nozzle Check) wordt weergegeven.

Als u een lijst wilt weergeven van de items die u moet controleren voordat u het controleraster afdrukt, klikt u op Initiële controle-items (Initial Check Items).

3.

Plaats papier in het apparaat

Plaats een vel gewoon papier van A4- of Letter-formaat in de achterste lade.

4.

Druk een controleraster voor de spuitopeningen af

Zorg dat het apparaat is ingeschakeld en klik op Controleraster afdrukken (Print Check Pattern).

Het controleraster voor de spuitopening wordt afgedrukt.

Klik op OK in het bevestigingsbericht.

Het dialoogvenster Rastercontrole (Pattern Check) wordt geopend.

5.

Controleer het afdrukresultaat

Controleer het afdrukresultaat. Klik op Afsluiten (Exit) als het afdrukresultaat normaal is.

Klik op Reiniging (Cleaning) om de printkop te reinigen als de afdruk vegen bevat of bepaalde secties niet zijn afgedrukt.

Verwant onderwerp

De printkoppen reinigen

Naar boven

De binnenkant van het apparaat reinigen

Uitgebreide Handleiding > Onderhoud > Onderhoud uitvoeren vanaf een computer > De binnenkant van het apparaat reinigen

De binnenkant van het apparaat reinigen

Voer een reiniging van de onderste plaat uit voordat u dubbelzijdig afdrukt, om te voorkomen dat er vegen op de achterzijde van het papier ontstaan.

Voer ook een reiniging van de onderste plaat uit als er inktvegen op een afdruk voorkomen die niet worden veroorzaakt door de afdrukgegevens.

De procedure voor het reinigen van de onderste plaat is als volgt:

Reiniging onderste plaat

1.

Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma

2.

Klik op Reiniging onderste plaat (Bottom Plate Cleaning) op het tabblad Onderhoud

(Maintenance)

Het dialoogvenster Reiniging onderste plaat (Bottom Plate Cleaning) wordt geopend.

3.

Plaats papier in het apparaat

Vouw het normale papier van A4- of Letter-formaat horizontaal doormidden en vervolgens weer uit, zoals aangegeven in het dialoogvenster.

Plaats het papier in de lengte en met de punt van de vouw naar beneden gericht in de achterste lade.

4.

Voer de reiniging van de onderste plaat uit

Zorg dat het apparaat is ingeschakeld en klik op Uitvoeren (Execute).

Het reinigen van de onderste plaat wordt gestart.

Naar boven

De apparaatinstellingen wijzigen

Uitgebreide Handleiding > De apparaatinstellingen wijzigen

De apparaatinstellingen wijzigen

Apparaatinstellingen vanaf uw computer wijzigen

Naar boven

Apparaatinstellingen vanaf uw computer wijzigen

Uitgebreide Handleiding > De apparaatinstellingen wijzigen > Apparaatinstellingen vanaf uw computer wijzigen

Apparaatinstellingen vanaf uw computer wijzigen

Afdrukopties wijzigen

Een veelgebruikt afdrukprofiel registreren

De inktpatroon instellen

De stroomvoorziening van het apparaat beheren

Het geluidsvolume van het apparaat verlagen

De bedieningsmodus van het apparaat wijzigen

Naar boven

Afdrukopties wijzigen

Uitgebreide Handleiding > De apparaatinstellingen wijzigen > Apparaatinstellingen vanaf uw computer wijzigen >

Afdrukopties wijzigen

Afdrukopties wijzigen

U kunt de gedetailleerde instellingen voor het printerstuurprogramma wijzigen voor afdrukgegevens die worden verzonden vanuit een toepassing.

Geef deze optie aan als u te maken hebt met afdrukproblemen, zoals een deel van beeldgegevens dat wordt afgesneden.

De procedure voor het wijzigen van de afdrukopties is als volgt:

1.

Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma

2.

Klik op Afdrukopties... (Print Options...) op het tabblad Pagina-instelling (Page Setup)

Het dialoogvenster Afdrukopties (Print Options) wordt geopend.

3.

Wijzig de individuele instellingen

Wijzig desgewenst de instelling van elk item en klik op OK.

Het tabblad Pagina-instelling (Page Setup) wordt opnieuw weergegeven.

Naar boven

Een veelgebruikt afdrukprofiel registreren

Uitgebreide Handleiding > De apparaatinstellingen wijzigen > Apparaatinstellingen vanaf uw computer wijzigen > Een veelgebruikt afdrukprofiel registreren

Een veelgebruikt afdrukprofiel registreren

U kunt een veelgebruikt afdrukprofiel registreren bij Veelgebruikte instellingen (Commonly Used

Settings) op het tabblad Snel instellen (Quick Setup). Afdrukprofielen die u niet meer nodig hebt, kunt u op elk gewenst moment verwijderen.

De procedure voor het opslaan van een afdrukprofiel is als volgt:

Een afdrukprofiel registreren

1.

Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma

2.

Stel de benodigde items in

Selecteer het afdrukprofiel dat u wilt gebruiken bij Veelgebruikte instellingen (Commonly Used

Settings) op het tabblad Snel instellen (Quick Setup) en wijzig zo nodig de instellingen onder Extra functies (Additional Features).

U kunt ook de gewenste items instellen op de tabbladen Afdruk (Main), Pagina-instelling (Page

Setup) en Effecten (Effects).

3.

Klik op Opslaan... (Save...)

Het dialoogvenster Veelgebruikte instellingen opslaan (Save Commonly Used Settings) wordt geopend.

Een veelgebruikt afdrukprofiel registreren

4.

Sla de instellingen op

Geef een Naam (Name) op en klik op OK. Stel de items zo nodig in Opties... (Options...) in. Het afdrukprofiel wordt opgeslagen en het tabblad Snel instellen (Quick Setup) wordt opnieuw weergegeven.

De naam en het pictogram worden toegevoegd aan de lijst Veelgebruikte instellingen (Commonly

Used Settings).

Belangrijk

Klik op Opties... (Options...) om het paginaformaat, de afdrukstand en het aantal exemplaren dat u hebt ingesteld op te slaan, en controleer elk item.

Opmerking

Wanneer u het printerstuurprogramma opnieuw installeert of een upgrade van het stuurprogramma uitvoert, worden de geregistreerde afdrukinstellingen verwijderd uit Veelgebruikte instellingen

(Commonly Used Settings).

U kunt de geregistreerde afdrukinstellingen niet opslaan en behouden. Als een profiel wordt verwijderd, moet u de afdrukinstellingen opnieuw registreren.

Een afdrukprofiel verwijderen

1.

Selecteer het afdrukprofiel dat u wilt verwijderen

Selecteer het afdrukprofiel dat u wilt verwijderen uit de lijst Veelgebruikte instellingen (Commonly

Used Settings) op het tabblad Snel instellen (Quick Setup).

2.

Verwijder het afdrukprofiel

Klik op Verwijderen (Delete). Klik op OK in het bevestigingsbericht.

Het geselecteerde afdrukprofiel wordt verwijderd uit de lijst Veelgebruikte instellingen (Commonly

Used Settings).

Opmerking

Afdrukprofielen die in de begininstellingen zijn geregistreerd, kunnen niet worden verwijderd.

Naar boven

De inktpatroon instellen

Uitgebreide Handleiding > De apparaatinstellingen wijzigen > Apparaatinstellingen vanaf uw computer wijzigen > De inktpatroon instellen

De inktpatroon instellen

Met deze functie kunt u de meeste toepasselijke inktpatroon van de geïnstalleerde inktpatronen opgeven voor een bepaald doel.

Als een van de inktpatronen leegraakt en niet onmiddellijk vervangen kan worden door een nieuwe, kunt u de andere inktpatroon opgeven die nog inkt bevat en doorgaan met afdrukken.

U geeft als volgt de inktpatroon op:

Inktcartridge-instellingen

1.

Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma

2.

Klik op Inktcartridge-instellingen (Ink Cartridge Settings) op het tabblad Onderhoud

(Maintenance).

Het dialoogvenster Inktcartridge-instellingen (Ink Cartridge Settings) wordt weergegeven.

3.

Selecteer de te gebruiken inktpatroon

Selecteer de inktpatroon die u wilt gebruiken voor afdrukken en klik op OK.

De opgegeven inktpatroon wordt voor de volgende afdruktaak gebruikt.

Belangrijk

Als de volgende instellingen worden opgegeven, werkt Alleen zwart (Black Only) niet, doordat het apparaat de kleurinktpatroon gebruikt om documenten af te drukken.

Iets anders dan Gewoon papier (Plain Paper), Hagaki A, Hagaki of Envelop (Envelope) is geselecteerd bij Mediumtype (Media Type) op het tabblad Afdruk (Main)

Zonder marges (Borderless) is geselecteerd in de lijst Pagina-indeling (Page Layout) op het tabblad Pagina-instelling (Page Setup)

Koppel een niet gebruikte inktpatroon niet los. Er kan niet worden afgedrukt als een van beide inktpatronen losgekoppeld is.

Naar boven

De stroomvoorziening van het apparaat beheren

Uitgebreide Handleiding > De apparaatinstellingen wijzigen > Apparaatinstellingen vanaf uw computer wijzigen > De stroomvoorziening van het apparaat beheren

De stroomvoorziening van het apparaat beheren

Met deze functie kunt u de stroomvoorziening van het apparaat vanuit het printerstuurprogramma beheren.

De procedure voor het beheren van de stroomvoorziening is als volgt:

Printer uit

Met de functie Printer uit (Power Off) schakelt u het apparaat uit. Als u deze functie gebruikt, kunt u het apparaat niet inschakelen vanuit het printerstuurprogramma.

1.

Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma

2.

Voer het uitzetten van de printer uit

Klik op Printer uit (Power Off) op het tabblad Onderhoud (Maintenance). Klik op OK in het bevestigingsbericht.

Het apparaat wordt uitgeschakeld en het tabblad Onderhoud (Maintenance) wordt opnieuw weergegeven.

Naar boven

Het geluidsvolume van het apparaat verlagen

Uitgebreide Handleiding > De apparaatinstellingen wijzigen > Apparaatinstellingen vanaf uw computer wijzigen > Het geluidsvolume van het apparaat verlagen

Het geluidsvolume van het apparaat verlagen

U kunt er met deze functie voor zorgen dat het apparaat minder geluid maakt. Selecteer deze functie als u wilt dat de printer 's nachts of in andere omstandigheden minder geluid maakt.

Wanneer u deze functie selecteert, kan het afdrukken langzamer verlopen.

De procedure voor het gebruiken van de stille modus is als volgt:

Stille modus

1.

Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma

2.

Klik op Stille modus (Quiet Mode) op het tabblad Onderhoud (Maintenance).

Het dialoogvenster Stille modus (Quiet Mode) wordt geopend.

3.

Stel de stille modus in

Geef desgewenst een van de volgende items op:

Stille modus niet gebruiken (Do not use quiet mode)

Het geluid van het apparaat blijft op het normale volume staan.

Stille modus altijd gebruiken (Always use quiet mode)

Selecteer deze optie als u wilt dat het apparaat minder geluid maakt.

Stille modus gebruiken binnen de opgegeven tijd (Use quiet mode within specified time)

Het geluid van het apparaat wordt gedurende de opgegeven periode in stille modus gezet.

Geef de Begintijd (Start time) en de Eindtijd (End time) op van de periode waarin de stille modus actief moet zijn.

Belangrijk

U moet voor Begintijd (Start time) en Eindtijd (End time) verschillende tijden opgeven.

4.

Verzend de instellingen

Zorg dat het apparaat aan staat en klik op Verzenden (Send).

Klik op OK in het bevestigingsbericht.

De instellingen zijn geactiveerd.

Opmerking

Afhankelijk van de instellingen voor afdrukkwaliteit, kan de stille modus minder effect hebben.

Naar boven

De bedieningsmodus van het apparaat wijzigen

Uitgebreide Handleiding > De apparaatinstellingen wijzigen > Apparaatinstellingen vanaf uw computer wijzigen > De bedieningsmodus van het apparaat wijzigen

De bedieningsmodus van het apparaat wijzigen

Indien nodig kunt u schakelen tussen verschillende bedieningsmodi van het apparaat.

De procedure voor het configureren van instellingen is als volgt:

Aangepaste instellingen

1.

Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma

2.

Zorg dat het apparaat is ingeschakeld en klik op Aangepaste instellingen (Custom

Settings) op het tabblad Onderhoud (Maintenance)

Het dialoogvenster Aangepaste instellingen (Custom Settings) wordt geopend.

Opmerking

Als het apparaat is uitgeschakeld of bi-directionele communicatie is uitgeschakeld, kan een bericht verschijnen omdat de computer de apparaatstatus niet kan vaststellen.

Als dit gebeurt, klikt u op OK om de meest recente instellingen op de computer weer te geven.

3.

Geef desgewenst de volgende instellingen op:

Schuring van papier voorkomen (Prevent paper abrasion)

Bij het gebruik van een hoge dichtheid kan de ruimte tussen de printkop en het papier worden vergroot om schuring van het papier te voorkomen.

Selecteer deze optie als u deze functie wilt gebruiken.

Koppen handmatig uitlijnen (Align heads manually)

De functie Uitlijning printkop (Print Head Alignment) op het tabblad Onderhoud (Maintenance) is normaal gesproken ingesteld op automatische uitlijning. U kunt dit echter wijzigen in handmatige uitlijning. Als u een automatische printkopuitlijning uitvoert en het afdrukresultaat nog steeds niet naar wens is, kunt u 'De positie van de printkop uitlijnen' raadplegen en handmatige uitlijning uitvoeren.

Schakel dit selectievakje in om de printkop handmatig uit te lijnen.

Droogtijd inkt (Ink Drying Wait Time)

U kunt instellen hoe lang het apparaat moet wachten tot het afdrukken van de volgende pagina begint. Wanneer u de schuifregelaar naar rechts schuift, is de wachttijd langer en wanneer u de schuifregelaar naar links schuift, is de wachttijd korter.

Als het papier inktvlekken bevat, omdat de volgende pagina wordt uitgeworpen voordat de inkt op de afgedrukte pagina heeft kunnen drogen, verhoogt u de droogtijd voor de inkt.

Wanneer u de droogtijd verlaagt, verloopt het afdrukken sneller.

4.

Verzend de instellingen

Klik op Verzenden (Send) en vervolgens op OK in het bevestigingsbericht.

Daarna worden de aangepaste instellingen in het apparaat gebruikt.

Naar boven

Problemen oplossen

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen

Problemen oplossen

Als er een fout optreedt

Het apparaat kan niet worden ingeschakeld

Er wordt een foutcode weergegeven op het LED-display

LED-display geeft geen beeld

Kan MP Drivers niet installeren

Kan geen goede verbinding maken met de computer

Afdrukresultaten niet naar behoren

De afdruktaak wordt niet gestart

Kopieer-/afdruktaak wordt beëindigd voordat deze is voltooid

Het apparaat beweegt maar er wordt geen inkt toegevoerd

De afdruksnelheid is lager dan verwacht

FINE-patroonhouder schuift niet naar de vervangingspositie

Het papier wordt niet correct ingevoerd

Papierstoringen

Er wordt een bericht weergegeven op het computerscherm

Voor Windows-gebruikers

Er wordt een foutbericht weergegeven op een met PictBridge-compatibel apparaat (Alleen MP270 series)

Problemen met scannen

Problemen met software

Problemen met MP Navigator EX

Als u het probleem niet kunt oplossen

Veelgestelde vragen

Instructies voor gebruik (Printerstuurprogramma)

Algemene opmerkingen (scannerstuurprogramma)

Naar boven

Als er een fout optreedt

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > Als er een fout optreedt

Als er een fout optreedt

Als er een fout optreedt tijdens het afdrukken (het papier is bijvoorbeeld op of vastgelopen), wordt automatisch een probleemoplossingsbericht weergegeven. Neem de maatregelen die in het bericht worden beschreven. Afhankelijk van de versie van uw besturingssysteem kan het bericht er enigszins anders uitzien.

In Mac OS X v.10.5.x:

In Mac OS X v.10.4.x of Mac OS X v.10.3.9:

Als er een fout optreedt

Naar boven

Het apparaat kan niet worden ingeschakeld

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > Het apparaat kan niet worden ingeschakeld

Het apparaat kan niet worden ingeschakeld

Controle 1: Druk op de knop [ON] (Aan)

.

Controle 2: Controleer of de stekker goed in de netsnoeraansluiting is bevestigd en zet vervolgens het apparaat weer aan.

Controle 3: Trek de stekker van het apparaat uit het stopcontact en laat het apparaat ten minste 2 minuten uit. Steek de stekker vervolgens weer terug en schakel het apparaat opnieuw in.

Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum.

Naar boven

Er wordt een foutcode weergegeven op het LED-display

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > Er wordt een foutcode weergegeven op het LED-display

Er wordt een foutcode weergegeven op het LED-display

Alarm-lampje brandt oranje

Wanneer er een fout optreedt in het apparaat, gaat het Alarm-lampje oranje branden en wordt afwisselend E en een getal (de foutcode) weergegeven op het LED-display. Controleer welke foutcode op het LED-display wordt weergegeven en neem de benodigde maatregelen om de fout te herstellen.

* Afhankelijk van de fout die zich heeft voorgedaan, brandt het lampje Alarm mogelijk niet.

Foutcode Oorzaak Actie

E, 0, 2

E, 0, 3

E, 0, 4

E, 0, 5

E, 0, 7

E, 0, 8

E, 0, 9

(Alleen MP270 series)

Het papier is op. / Het papier wordt niet ingevoerd.

Plaats het papier correct in de achterste lade en druk vervolgens op de knop Zwart (Black) of

Kleur (Color).

De papieruitvoerlade is gesloten./Papierstoring.

De FINE-inktpatroon wordt niet herkend.

Open de papieruitvoerlade als deze gesloten is. Het apparaat gaat verder met afdrukken.

Als het probleem niet is verholpen nadat u de papieruitvoerlade hebt geopend of als de lade al open was, kan er zich een papierstoring hebben voorgedaan. Verwijder het vastgelopen papier, plaats papier op correcte wijze in de achterste lade en druk vervolgens op de knop

Zwart (Black)

of Kleur (Color).

Papierstoringen

De FINE-inktpatroon is mogelijk niet correct geplaatst of is niet geschikt voor dit apparaat.

Open de scaneenheid (klep) en plaats de juiste FINE-inktpatroon.

Als de fout hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum.

De FINE-inktpatroon is niet in de juiste positie geplaatst.

Het absorptiekussen voor inkt is bijna vol.

Het apparaat heeft geen reactie ontvangen van de digitale camera. De aangesloten digitale camera of camcorder is niet compatibel met dit apparaat.

Controleer of de FINE-inktpatronen in de juiste positie zijn geplaatst.

Routineonderhoud

Druk op de knop Zwart (Black) of Kleur (Color) op het apparaat om verder te gaan met afdrukken. Neem contact op met het ondersteuningscentrum.

Controleer het aangesloten apparaat.

Rechtstreeks afdrukken van foto's is alleen mogelijk met een PictBridge-compatibel apparaat.

Er treedt een time-out in de communicatie op als het afdrukken of het verzenden van gegevens te lang duurt. Het afdrukken kan hierdoor worden afgebroken. Als dat het geval is, koppelt u de USB-kabel los en

Er wordt een foutcode weergegeven op het LED-display

E, 1, 3

E, 1, 4

E, 1, 5

E, 1, 6

E, 1, 9

(Alleen MP270 series)

E, 3, 0

De inktvoorraad kan niet worden gedetecteerd.

sluit u deze weer aan.

Wanneer u afdrukt vanaf een PictBridgecompatibel apparaat, moet u, afhankelijk van het merk en het type van het apparaat, mogelijk een afdrukmodus selecteren die compatibel is met PictBridge voordat u het apparaat aansluit op deze printer. U moet het apparaat mogelijk ook handmatig inschakelen of de afspeelmodus selecteren nadat u het apparaat hebt aangesloten. Voer de vereiste bewerkingen uit volgens de handleiding bij het apparaat voordat u het apparaat aansluit.

Indien de fout zich blijft voordoen, controleert u of u een andere foto kunt afdrukken.

De inkt is wellicht op.

De functie voor het bepalen van de resterende inktvoorraad wordt uitgeschakeld aangezien de inktvoorraad niet correct kan worden bepaald.

Als u wilt doorgaan met afdrukken zonder deze functie, drukt u minstens 5 seconden op de knop [Stop/Reset] (Stoppen/Herstellen) op de printer.

Voor de beste kwaliteit beveelt Canon het gebruik van nieuwe, originele Canoncartridges aan.

Canon is niet aansprakelijk voor een slechte werking of problemen veroorzaakt door het voortzetten van het afdrukken met een lege inkttank.

De FINE-inktpatroon wordt niet herkend.

De FINE-inktpatroon wordt niet herkend.

De inkt is op.

Een PictBridge-compatibel apparaat is aangesloten via een USB-hub.

De grootte van het origineel kan niet juist worden gedetecteerd of het

De FINE-inktpatroon is mogelijk niet geschikt voor dit apparaat.

Installeer de juiste FINE-inktpatroon.

Routineonderhoud

De FINE-inktpatroon is mogelijk niet correct geïnstalleerd.

Open de scaneenheid (klep) en plaats de FINE

-inktpatroon volgens de aanwijzingen.

Routineonderhoud

De inkt is op.

Vervang de inktpatroon en sluit de scannereenheid (klep).

Als er wordt afgedrukt en u wilt doorgaan met afdrukken, drukt u minstens 5 seconden op de knop [Stop/Reset] (Stoppen/Herstellen) terwijl de inktpatroon is geïnstalleerd. Het afdrukken kan worden voortgezet terwijl de inkt op is.

De functie voor het bepalen van de resterende inktvoorraad wordt uitgeschakeld.

Vervang de lege inktpatroon direct na het afdrukken. De afdrukkwaliteit is niet voldoende als u de printer blijft gebruiken wanneer de inkt op is.

Als een PictBridge-compatibel apparaat is aangesloten via een USB-hub, verwijdert u de hub en sluit u het apparaat rechtstreeks aan.

Zorg dat het origineel aan de eisen voldoet en correct is geplaatst op de glasplaat.

Controleer of het origineel correct en in de

Er wordt een foutcode weergegeven op het LED-display

E, 3, 1

E, 5, 0 document is te klein wanneer de kopieerfunctie

Passend op pagina is ingeschakeld.

Het apparaat is niet aangesloten op de computer.

Het uitlijningsblad voor de printkop kan niet worden gescand.

juiste richting op de glasplaat is geplaatst.

Sluit het apparaat aan op de computer met een

USB-kabel.

Druk op de knop Stoppen/herstellen (Stop/

Reset) om de fout op te heffen en voer de volgende stappen uit.

Controleer of het uitlijningsblad correct en in de juiste richting op de glasplaat is geplaatst.

Controleer of de glasplaat en het uitlijningsblad niet vuil zijn.

Controleer of het type en formaat van het geplaatste papier geschikt is voor het automatische uitlijnen van de printkop.

Plaats voor het automatisch uitlijnen van de printkop altijd één vel gewoon papier in het formaat A4 of Letter.

Controleer of de spuitopeningen van de printkop verstopt zijn.

Druk het controleraster voor spuitopeningen af om de status van de printkop te controleren.

Routineonderhoud

Indien de fout zich blijft voordoen, sluit u het apparaat aan op de computer en lijnt u de printkop uit met behulp van het printerstuurprogramma.

De printkop uitlijnen

Het groene aan/uit-lampje en oranje alarm-lampje knipperen beurtelings

Wanneer de lampjes AAN/UIT (Power) en Alarm afwisselend knipperen zoals hieronder wordt getoond, en P en een getal (foutcode) afwisselend worden weergegeven op het LED-display, is er mogelijk een fout opgetreden waarvoor reparatie noodzakelijk is.

P, 0, 2

Foutcode Actie

Annuleer het afdrukken en zet het apparaat uit. Verwijder het vastgelopen papier of beschermende materiaal waardoor de beweging van de FINE-patroonhouder wordt belemmerd en zet het apparaat weer aan.

Belangrijk

Raak de interne onderdelen van het apparaat niet aan. Als u deze toch aanraakt, drukt de printer mogelijk niet goed meer af.

Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum.

Er wordt een foutcode weergegeven op het LED-display

P, *, * "*, *" is afhankelijk van de opgetreden fout.

"P, 1, 0" wordt weergegeven:

Zet het apparaat uit en trek de stekker van het apparaat uit het stopcontact.

Neem contact op met het ondersteuningscentrum.

"P, 0, 3" wordt weergegeven:

Verwijder eventuele objecten die voor het apparaat zijn geplaatst.

Open de papieruitvoerlade voorzichtig en schakel het apparaat vervolgens uit en aan.

In andere gevallen:

Zet het apparaat uit en trek de stekker van het apparaat uit het stopcontact.

Steek de stekker van het apparaat weer in het stopcontact en zet het apparaat weer aan.

Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum.

Naar boven

LED-display geeft geen beeld

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > LED-display geeft geen beeld

LED-display geeft geen beeld

Als het aan/uit-lampje niet brandt:

Het apparaat is niet ingeschakeld. Sluit het netsnoer aan en druk op de knop AAN .

Als het aan/uit-lampje brandt:

Mogelijk bevindt het LED-scherm zich in de schermbeveiligingsmodus. Druk op het bedieningspaneel op een andere knop dan AAN.

Naar boven

Kan MP Drivers niet installeren

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > Kan MP Drivers niet installeren

Kan MP Drivers niet installeren

Indien de installatie ook niet wordt gestart nadat de installatie-cd-rom

(Setup CD-ROM) in het cd-rom-station van uw computer is geplaatst:

Start de installatie met behulp van de volgende procedure.

1.

Klik op Start en vervolgens op Computer.

Klik in Windows XP op Start en klik vervolgens op Deze computer.

Dubbelklik in Windows 2000 op het pictogram Deze computer op het bureaublad.

2.

Dubbelklik in het weergegeven venster op het pictogram voor het cdromstation.

Als de inhoud van de cd-rom wordt weergegeven, dubbelklikt u op MSETUP4.EXE.

Dubbelklik op het pictogram voor het cd-romstation op het bureaublad.

Opmerking

Probeer het volgende als het cd-rom-pictogram niet wordt weergegeven:

Verwijder de cd-rom uit de computer en plaats de cd-rom opnieuw.

Start de computer opnieuw op.

Als het pictogram nog steeds niet wordt weergegeven, plaatst u een andere cd en controleert u of deze wordt weergegeven. Als andere cd's wel worden weergegeven, is er een probleem met de installatie-cd-rom (Setup CD-ROM). Neem in dat geval contact op met het ondersteuningscentrum.

Als u niet verder komt dan het scherm Printerverbinding (Printer

Connection):

Kan MP Drivers niet installeren

Als u niet verder komt dan het scherm Printerverbinding (Printer Connection), controleert u of de

USB-kabel goed is aangesloten op de USB-poort van het apparaat en is aangesloten op de computer. Volg daarna de onderstaande procedure om MP Drivers opnieuw te installeren.

Opmerking

In Windows Vista kan de melding De printer wordt niet herkend. Controleer de verbinding. (The printer is not detected. Check the connection.) worden weergegeven, afhankelijk van de computer die u gebruikt. Wacht in dit geval enige tijd. Als u niet kunt verdergaan met de volgende stap, voert u de volgende procedure uit om MP Drivers opnieuw te installeren.

1.

Klik op Annuleren (Cancel) in het scherm Printerverbinding (Printer Connection).

2.

Klik op Opnieuw (Start Over) in het scherm Installatie mislukt (Installation

Failure).

3.

Klik in het volgende scherm op Terug (Back).

4.

Klik op Afsluiten (Exit) in het scherm PIXMA XXX en verwijder vervolgens de cdrom.

5.

Zet het apparaat uit.

6.

start de computer opnieuw op.

7.

Zorg ervoor dat er geen andere toepassingen worden uitgevoerd.

8.

Plaats de cd-rom opnieuw en voer vervolgens een Eenvoudige installatie (Easy

Install) uit om de MP Drivers te installeren.

In andere gevallen:

Volg de procedure in de installatiehandleiding om MP Drivers opnieuw te installeren.

Kan MP Drivers niet installeren

Als MP Drivers niet op de juiste wijze is geïnstalleerd, verwijdert u MP Drivers, start u de computer opnieuw op en installeert u MP Drivers opnieuw.

Onnodige MP Drivers verwijderen

Als u MP Drivers opnieuw installeert, voert u een Aangepaste installatie (Custom Install) uit vanaf de

installatie-cd-rom (Setup CD-ROM) en selecteert u de optie MP Drivers.

Opmerking

Als het installatieprogramma werd beëindigd als gevolg van een fout in Windows, is het systeem mogelijk instabiel en kunnen de stuurprogramma's wellicht niet worden geïnstalleerd. Start uw computer opnieuw op voordat u de installatie opnieuw uitvoert.

Naar boven

Kan geen goede verbinding maken met de computer

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > Kan geen goede verbinding maken met de computer

Kan geen goede verbinding maken met de computer

Afdruk- of scansnelheid is laag/USB Hi-Speed-verbinding werkt niet/

'Dit apparaat kan sneller werken' wordt weergegeven

Het bericht

Als uw systeemomgeving niet volledig compatibel is met Hi-Speed USB, werkt het apparaat langzamer, op de snelheid van USB 1.1. In dit geval werkt het apparaat goed, maar kan de afdruksnelheid afnemen door de lagere communicatiesnelheid.

Controle: Controleer het volgende om na te gaan of uw systeemomgeving een

Hi-Speed USB-verbinding ondersteunt.

Ondersteunt de USB-poort op uw computer Hi-Speed USB-verbindingen?

Ondersteunt de USB-kabel, en eventueel de USB-hub als u daar gebruik van maakt,

Hi-Speed USB-verbindingen?

Gebruik een voor Hi-Speed USB goedgekeurde kabel. Het is verstandig om geen kabel te gebruiken die langer is dan 3 meter/10 feet.

Ondersteunt het besturingssysteem van uw computer Hi-Speed USB-verbindingen?

Zorg ervoor dat de meeste recente update voor uw computer is geïnstalleerd.

Werkt het Hi-Speed USB-stuurprogramma naar behoren?

Zorg ervoor dat de meest recente versie van het Hi-Speed USB-stuurprogramma dat compatibel is met uw hardware op uw computer is geïnstalleerd.

Belangrijk

Voor meer informatie over Hi-Speed USB in uw systeemomgeving neemt u contact op met de fabrikant van uw computer, USB-kabel of USB-hub.

Naar boven

Afdrukresultaten niet naar behoren

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > Afdrukresultaten niet naar behoren

Afdrukresultaten niet naar behoren

Als de afdrukresultaten witte strepen, verkeerd afgedrukte lijnen of ongelijkmatige kleuren vertonen, kunt u het beste eerst controleren of de instellingen voor papier en afdrukkwaliteit correct zijn.

Controle 1: Komen de instellingen voor het paginaformaat en mediumtype overeen met het formaat en type papier dat is geplaatst?

Als deze instellingen onjuist zijn, kunt u geen goed afdrukresultaat verkrijgen.

Als u een foto of illustratie wilt afdrukken, kan de kwaliteit van de afgedrukte kleuren afnemen wanneer de papiersoort onjuist is ingesteld.

Wanneer u afdrukt met een onjuiste instelling voor de papiersoort, kan het afgedrukte oppervlak bovendien worden bekrast.

Wanneer u afdrukt zonder marges, kunnen de kleuren ongelijkmatig zijn, afhankelijk van de combinatie van de instelling voor de papiersoort en het geplaatste papier.

Alleen MP270 series

Kopiëren met de bediening van het apparaat

Rechtstreeks afdrukken vanaf een

PictBridge-compatibel apparaat

Afdrukken vanaf een computer

Controleren met het bedieningspaneel van het apparaat.

Kopiëren

Bevestig de instellingen via het PictBridgecompatibele apparaat.

Foto's rechtstreeks afdrukken vanaf een compatibel apparaat (alleen MP270 series)

Bevestig de instellingen via het printerstuurprogramma.

Afdrukken met de basisinstellingen

Alleen MP250 series

Kopiëren met de bediening van het apparaat

Afdrukken vanaf een computer

Controleren met het bedieningspaneel van het apparaat.

Kopiëren

Bevestig de instellingen via het printerstuurprogramma.

Afdrukken met de basisinstellingen

Controle 2: Controleer met het printerstuurprogramma of de juiste afdrukkwaliteit is geselecteerd voor het mediumtype en het type afdrukgegevens.

Selecteer een optie voor de afdrukkwaliteit die geschikt is voor het papier en de afbeelding die u afdrukt. Als de afdruk vlekken of ongelijkmatige kleuren vertoont, verhoogt u de instelling voor de afdrukkwaliteit en probeert u het opnieuw.

Controleer de instelling voor de afdrukkwaliteit via het printerstuurprogramma.

De afdrukkwaliteit wijzigen en afbeeldingsgegevens corrigeren

Opmerking

Alleen MP270 series:

U kunt de instelling voor de afdrukkwaliteit niet wijzigen wanneer u afdrukt vanaf een PictBridge

-compatibel apparaat.

Controle 3: Als het probleem nog niet is opgelost, kunnen er andere

Afdrukresultaten niet naar behoren oorzaken zijn.

Zie ook de volgende gedeelten:

De afdruktaak wordt niet voltooid

Geen afdrukresultaten/Onduidelijke afdrukken/Onjuiste kleuren/Witte strepen

Kleuren zijn onduidelijk

Lijnen worden verkeerd afgedrukt

Afgedrukt papier krult om of vertoont inktvlekken

Papier vertoont vlekken/Papieroppervlak vertoont krassen

Vegen op de achterzijde van het papier

Er worden verticale lijnen afgedrukt op de zijde van de afdruk

Kleuren zijn ongelijkmatig of vertonen strepen

Naar boven

De afdruktaak wordt niet voltooid

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > Afdrukresultaten niet naar behoren > De afdruktaak wordt niet voltooid

De afdruktaak wordt niet voltooid

Controle 1: Is de omvang van de afdrukgegevens extreem groot?

Klik op Afdrukopties (Print Options) op het tabblad Pagina-instelling (Page Setup). Schakel in het dialoogvenster dat wordt geopend het selectievakje Verlies van afdrukgegevens voorkomen (Prevent loss of print data) in.

Controle 2: Is er voldoende ruimte op de vaste schijf van uw computer?

Verwijder onnodige bestanden om schijfruimte vrij te maken.

Naar boven

Geen afdrukresultaten/Onduidelijke afdrukken/Onjuiste kleuren/Witte st...

Downloaded from www.vandenborre.be

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > Afdrukresultaten niet naar behoren > Geen afdrukresultaten/

Onduidelijke afdrukken/Onjuiste kleuren/Witte strepen

Geen afdrukresultaten/Onduidelijke afdrukken/Onjuiste kleuren

/Witte strepen

Geen afdrukresultaten/Onduidelijke afdrukken/Onjuiste kleuren/Witte st...

Downloaded from www.vandenborre.be

Controle 1: Hebt u de instellingen voor papier en afdrukkwaliteit gecontroleerd?

Afdrukresultaten niet naar behoren

Controle 2: Is de FINE-inktpatroon correct geplaatst?

Als het vergrendelingsklepje van de inktpatroon niet goed is gesloten, wordt de inkt mogelijk niet goed uitgespoten.

Open de scaneenheid (klep), open het vergrendelingsklepje van de inktpatroon en sluit het vergrendelingsklepje.

Als u het vergrendelingsklepje van de inktpatroon sluit, drukt u op het vergrendelingsklepje tot het vastklikt.

Controle 3: Druk het controleraster voor de spuitopeningen af en voer eventueel noodzakelijk onderhoud uit, zoals het reinigen van de printkop.

Druk het controleraster voor de spuitopeningen af om te bepalen of de inkt op de juiste wijze uit de spuitopeningen van de printkop wordt gespoten.

Raadpleeg Routineonderhoud voor het afdrukken van het controleraster voor de spuitopeningen, het reinigen van de printkop en het uitvoeren van een diepte-reiniging van de printkop.

Als het controleraster voor de spuitopeningen niet correct wordt afgedrukt:

Controleer het patroon van het controleraster nadat u de printkop hebt gereinigd.

Als het probleem niet is opgelost nadat u de printkop tweemaal hebt gereinigd:

Voer een diepte-reiniging van de printkop uit.

Als het probleem niet is opgelost na de diepte-reiniging van de printkop, zet u het apparaat uit en voert u na 24 uur nogmaals een diepte-reiniging van de printkop uit.

Als het probleem niet is opgelost nadat u de diepte-reiniging van de printkop tweemaal hebt uitgevoerd:

De inkt is wellicht op. Vervang de FINE-inktpatroon.

Controle 4: Vervang een eventuele lege FINE-inktpatroon door een nieuwe inktpatroon.

Controle 5: Als u papier met één bedrukbare zijde gebruikt, controleer dan of het paper met de bedrukbare zijde naar boven is geplaatst.

Als u afdrukt op de verkeerde zijde van dit soort papier, kunnen de afdrukken onduidelijk worden of kan de kwaliteit minder worden.

Raadpleeg de instructiehandleiding bij het papier voor meer informatie over de bedrukbare zijde.

Controle 6: Is de glasplaat vuil?

Reinig de glasplaat.

De glasplaat en de documentklep reinigen

Geen afdrukresultaten/Onduidelijke afdrukken/Onjuiste kleuren/Witte st...

Downloaded from www.vandenborre.be

Raadpleeg ook de volgende gedeelten als u gaat kopiëren:

Controle 7: Zorg dat het origineel correct op de glasplaat is geplaatst.

Papier/originelen plaatsen

Controle 8: Is het origineel met de te kopiëren zijde omlaag op de glasplaat geplaatst?

Controle 9: Hebt u een afdruk gekopieerd die met dit apparaat is gemaakt?

Alleen MP270 series: druk nogmaals af vanaf de digitale camera of vanaf de computer.

Alleen MP250 series: druk nogmaals af vanaf de computer.

De afdrukkwaliteit kan minder zijn als u een afdruk kopieert die met dit apparaat is gemaakt.

Naar boven

Kleuren zijn onduidelijk

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > Afdrukresultaten niet naar behoren > Kleuren zijn onduidelijk

Kleuren zijn onduidelijk

Controle 1: Is de kleurcorrectie ingeschakeld?

Bij het afdrukken van foto’s of andere afbeeldingen kan het inschakelen van de kleurcorrectie (in het printerstuurprogramma) de kleuren verbeteren.

Selecteer in het dialoogvenster met printereigenschappen de optie Vivid Photo op het tabblad

Effecten (Effects).

Selecteer Kleuropties (Color Options) in het pop-upmenu in het dialoogvenster Afdrukken en selecteer vervolgens Vivid Photo voor Kleurenmodus (Color Mode).

Selecteer in Mac OS X v.10.4.x of Mac OS X v.10.3.9 de optie Speciale effecten (Special Effects) in het dialoogvenster Afdrukken en selecteer vervolgens Vivid Photo.

Controle 2: Is de FINE-inktpatroon correct geplaatst?

Als het vergrendelingsklepje van de inktpatroon niet goed is gesloten, wordt de inkt mogelijk niet goed uitgespoten.

Open de scaneenheid (klep), open het vergrendelingsklepje van de inktpatroon en sluit het vergrendelingsklepje.

Als u het vergrendelingsklepje van de inktpatroon sluit, drukt u op het vergrendelingsklepje tot het vastklikt.

Controle 3: Vervang een eventuele lege FINE-inktpatroon door een nieuwe inktpatroon.

Controle 4: Wordt het controleraster voor de spuitopeningen correct afgedrukt?

Druk het controleraster voor de spuitopeningen af om te bepalen of de inkt op de juiste wijze uit de spuitopeningen van de printkop wordt gespoten.

Raadpleeg Routineonderhoud voor het afdrukken van het controleraster voor de spuitopeningen, het reinigen van de printkop en het uitvoeren van een diepte-reiniging van de printkop.

Als het controleraster voor de spuitopeningen niet correct wordt afgedrukt: nadat u de printkop hebt gereinigd, controleert u het patroon van het controleraster.

Als het probleem niet is opgelost nadat u de printkop tweemaal hebt gereinigd: voert u de diepte-reiniging van de printkop uit.

Als het probleem niet is opgelost na de diepte-reiniging van de printkop, zet u het apparaat uit en voert u na 24 uur nogmaals een diepte-reiniging van de printkop uit.

Als het probleem niet is opgelost nadat u de diepte-reiniging van de printkop tweemaal hebt uitgevoerd:

Kleuren zijn onduidelijk

De inkt is wellicht op. Vervang de FINE-inktpatroon.

Opmerking

De afgedrukte kleuren komen mogelijk niet overeen met de schermkleuren als gevolg van fundamentele verschillen in de methoden die worden gebruikt om kleuren te produceren.

Instellingen voor kleurbeheer en omgevingsverschillen kunnen tevens de weergave van de kleuren op het scherm beïnvloeden.

Naar boven

Lijnen worden verkeerd afgedrukt

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > Afdrukresultaten niet naar behoren > Lijnen worden verkeerd afgedrukt

Lijnen worden verkeerd afgedrukt

Controle 1: Hebt u de instellingen voor papier en afdrukkwaliteit gecontroleerd?

Afdrukresultaten niet naar behoren

Controle 2: Lijn de printkop uit.

Als u de printkop na de installatie niet hebt uitgelijnd, kunnen rechte lijnen verkeerd worden afgedrukt.

De printkop uitlijnen

Opmerking

Als het probleem niet is opgelost na het uitlijnen van de printkop, voert u een handmatige uitlijning van de printkop uit aan de hand van de aanwijzingen in Handmatig uitlijnen van de printkop .

Controle 3: Is de omvang van de afdrukgegevens extreem groot?

Klik op Afdrukopties (Print Options) op het tabblad Pagina-instelling (Page Setup). Schakel in het dialoogvenster dat wordt geopend het selectievakje Verlies van afdrukgegevens voorkomen (Prevent loss of print data) in.

Controle 4: Wordt de functie Pagina-indeling afdrukken of Bindmarge gebruikt?

Als de functie Pagina-indeling afdrukken of Bindmarge wordt gebruikt, worden dunne lijnen mogelijk niet afgedrukt. Probeer de lijnen in het document dikker te maken.

Naar boven

Afgedrukt papier krult om of vertoont inktvlekken

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > Afdrukresultaten niet naar behoren > Afgedrukt papier krult om of vertoont inktvlekken

Afgedrukt papier krult om of vertoont inktvlekken

Controle 1: Hebt u de instellingen voor papier en afdrukkwaliteit gecontroleerd?

Afdrukresultaten niet naar behoren

Controle 2: Als de intensiteit te hoog is ingesteld, verlaagt u de instelling

Intensiteit (Intensity) in het printerstuurprogramma en probeert u opnieuw af te drukken.

Als u gewoon papier gebruikt voor het afdrukken van afbeeldingen met een hoge intensiteit, absorbeert het papier mogelijk te veel inkt. Hierdoor kan het gaan golven en kan er papierschuring ontstaan.

Controleer de intensiteit via het printerstuurprogramma.

De intensiteit aanpassen

Controle 3: Wordt er fotopapier gebruikt voor het afdrukken van foto's?

Als u gegevens afdrukt met een hoge kleurverzadiging, zoals foto's of afbeeldingen met diepe kleuren, raden wij het gebruik van Glossy Foto Papier Extra II (Photo Paper Plus Glossy II) of ander speciaal papier van Canon aan.

Papier/originelen plaatsen

Naar boven

Papier vertoont vlekken/Papieroppervlak vertoont krassen

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > Afdrukresultaten niet naar behoren > Papier vertoont vlekken/

Papieroppervlak vertoont krassen

Papier vertoont vlekken/Papieroppervlak vertoont krassen

Controle 1: Hebt u de instellingen voor papier en afdrukkwaliteit gecontroleerd?

Afdrukresultaten niet naar behoren

Controle 2: Wordt de juiste papiersoort gebruikt? Controleer het volgende:

Controleer of het papier waarop u afdrukt geschikt is voor het doel waarvoor het gebruikt wordt.

Papier/originelen plaatsen

Controleer als u afdrukt zonder marges of het gebruikte papier voor dit doel geschikt is.

Als het gebruikte papier niet geschikt is voor afdrukken zonder marges, kan de afdrukkwaliteit aan de boven- en onderkant van het papier afnemen.

Afdrukgebied

Controle 3: Herstel het gekrulde papier en plaats het papier opnieuw.

Voor gewoon papier

Draai het papier om en plaats het zodanig dat het aan de andere kant bedrukt wordt.

Als het papier lange tijd in de achterste lade ligt, kan het ook gaan omkrullen. In dat geval kunt u het papier het beste met de andere zijde naar boven in de lade plaatsen. Hiermee is het probleem mogelijk verholpen.

Het is raadzaam ongebruikt papier weer in het pak te doen en het pak op een vlak oppervlak neer te leggen.

Voor ander papier

Als het papier in de vier hoeken meer dan 0,1 inch / 3 mm (A) omhoog krult, kan de afdruk vlekken vertonen of kan het papier onjuist worden ingevoerd. Volg in zulke gevallen de onderstaande procedure om het gekrulde papier te corrigeren.

Papier vertoont vlekken/Papieroppervlak vertoont krassen

1. Rol het papier op tegen de richting van de krul in, zoals hieronder wordt weergegeven.

2. Controleer of het papier nu vlak is.

Het is raadzaam om teruggekruld papier met een vel tegelijk in te voeren.

Opmerking

Er zijn bepaalde mediumtypen die snel besmeurd raken of niet goed kunnen worden ingevoerd, ook al krullen ze niet naar binnen. Volg in zulke gevallen de onderstaande procedure om het papier maximaal 0,1 inch / 3 mm naar buiten te krullen (B) voordat u begint met afdrukken. Hiermee wordt het afdrukresultaat mogelijk verbeterd.

(C) Afdrukzijde

Het is raadzaam om papier dat naar buiten krult met een vel tegelijk in te voeren.

Controle 4: Als u op dik papier afdrukt, selecteert u de instelling

Schuring van papier voorkomen (Prevent paper abrasion).

Schakel de instelling Schuring van papier voorkomen (Prevent paper abrasion) in om de afstand tussen de printkop en het geplaatste papier groter te maken. Als u merkt dat de printkop over het papier schuurt, zelfs wanneer het mediumtype juist is ingesteld voor het geladen papier, stelt u het apparaat in op het voorkomen van papierschuring. U doet dit via het bedieningspaneel of het printerstuurprogramma.

De afdruksnelheid neemt af als u de instelling Papierschuring voorkomen (Prevent paper abrasion) inschakelt.

* Schakel de instelling Papierschuring voorkomen (Prevent paper abrasion) uit nadat het afdrukken is voltooid. Als u de instelling niet uitschakelt, blijft deze ingeschakeld voor alle volgende afdruktaken.

Instellen met het bedieningspaneel

Druk enkele keren op de knop Onderhoud (Maintenance) totdat r wordt weergegeven op het

LED-display. Druk vervolgens op de knop Zwart (Black) om de functie Schuring van papier in te schakelen.

Als u de functie Schuring van papier wilt uitschakelen, drukt u enkele keren op de knop

Onderhoud (Maintenance) totdat r wordt weergegeven op het LED-display. Druk vervolgens op de knop Kleur (Color).

Instellen via het printerstuurprogramma

Open het dialoogvenster Printereigenschappen en ga naar het tabblad Onderhoud

(Maintenance). Schakel vervolgens onder Aangepaste instellingen (Custom Settings) het selectievakje Schuring van papier voorkomen (Prevent paper abrasion) in en klik op Verzenden

Papier vertoont vlekken/Papieroppervlak vertoont krassen

(Send).

Zie Het dialoogvenster Printereigenschappen openen (Windows) voor het openen van het dialoogvenster Printereigenschappen.

Selecteer in Canon IJ Printer Utility de optie Aangepaste instellingen (Custom Settings) in het pop-upmenu, schakel het selectievakje Schuring van papier voorkomen (Prevent paper abrasion) in en klik vervolgens op Verzenden (Send).

Zie Canon IJ Printer Utility openen (Macintosh) voor het openen van de Canon IJ Printer Utility.

Controle 5: Als de intensiteit te hoog is ingesteld, verlaagt u de instelling

Intensiteit (Intensity) in het printerstuurprogramma en probeert u opnieuw af te drukken.

Als u gewoon papier gebruikt voor het afdrukken van afbeeldingen met een hoge intensiteit, absorbeert het papier mogelijk te veel inkt. Hierdoor kan het gaan golven en kan er papierschuring ontstaan.

Verlaag de Intensiteit (Intensity) in het printerstuurprogramma en probeer opnieuw af te drukken.

1.

Open het dialoogvenster Printereigenschappen.

Het dialoogvenster Printereigenschappen openen (Windows)

Klik hier voor de MP270 series: printerstuurprogramma

Klik hier voor de MP250 series: printerstuurprogramma

* Voordat u hier klikt om het dialoogvenster met printereigenschappen te openen, sluit u de actieve toepassing.

2.

Selecteer op het tabblad Afdruk (Main) de optie Handmatig (Manual) voor Kleur/

Intensiteit (Color/Intensity) en klik vervolgens op Instellen (Set).

3.

Pas de intensiteit aan met behulp van de schuifregelaar Intensiteit (Intensity) op het tabblad Kleuraanpassing (Color Adjustment).

1.

Open het dialoogvenster Afdrukken.

De dialoogvensters Pagina-instelling en Afdrukken openen (Macintosh)

2.

Selecteer Kleuropties (Color Options) in het pop-upmenu.

3.

Stel de gewenste intensiteit in met behulp van de schuifregelaar Intensiteit

(Intensity).

Controle 6: Wordt het afdrukken uitgevoerd buiten het aanbevolen afdrukgebied?

Als u buiten het aanbevolen afdrukgebied van het papier afdrukt, kunnen er vlekken ontstaan op de onderste rand van het papier.

Wijzig het formaat van het origineel in uw toepassing.

Afdrukgebied

Controle 7: Is de glasplaat vuil?

Reinig de glasplaat.

Papier vertoont vlekken/Papieroppervlak vertoont krassen

De glasplaat en de documentklep reinigen

Controle 8: Is het binnenste van het apparaat vuil?

Als u dubbelzijdig afdrukt, kunnen er inktvlekken in het binnenste van het apparaat achterblijven waardoor de afdrukken besmeurd kunnen raken.

Maak de binnenzijde van het apparaat schoon door een reiniging van de onderste plaat uit te voeren.

Routineonderhoud

Opmerking

Stel het paginaformaat correct in om te voorkomen dat er vlekken aan de binnenkant van het apparaat ontstaan.

Controle 9: Stel bij Droogtijd inkt (Ink Drying Wait Time) een langere wachttijd in.

Op die manier geeft u het afgedrukte oppervlak voldoende tijd om te drogen, zodat er geen inktvlekken en krassen ontstaan.

1.

Zorg dat het apparaat is ingeschakeld.

2.

Open het dialoogvenster Printereigenschappen.

Het dialoogvenster Printereigenschappen openen (Windows)

3.

Klik op het tabblad Onderhoud (Maintenance) en vervolgens op Aangepaste instellingen (Custom Settings).

4.

Stel de gewenste wachttijd in met behulp van de schuifregelaar Droogtijd inkt

(Ink Drying Wait Time) en klik op Verzenden (Send).

5.

Bevestig het bericht en klik op OK.

1.

Zorg dat het apparaat is ingeschakeld.

2.

Open Canon IJ Printer Utility.

Canon IJ Printer Utility openen (Macintosh)

3.

Selecteer Aangepaste instellingen (Custom Settings) in het pop-upmenu.

4.

Stel de gewenste wachttijd in met behulp van de schuifregelaar Droogtijd inkt

(Ink Drying Wait Time) en klik op Verzenden (Send).

5.

Bevestig het bericht en klik op OK.

Controle 10: Wordt het papier bekrast door ander geplaatst papier?

Afhankelijk van het mediumtype kan het papier door ander geplaatst papier worden bekrast tijdens de invoer vanuit de achterste lade. Plaats in dat geval maar een vel tegelijk.

Naar boven

Vegen op de achterzijde van het papier

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > Afdrukresultaten niet naar behoren > Vegen op de achterzijde van het papier

Vegen op de achterzijde van het papier

Controle 1: Hebt u de instellingen voor papier en afdrukkwaliteit gecontroleerd?

Afdrukresultaten niet naar behoren

Controle 2: Maak de binnenzijde van het apparaat schoon door een reiniging van de onderste plaat uit te voeren.

Routineonderhoud

Opmerking

Als u zonder marges, dubbelzijdig of teveel afdrukt, kunnen er inktvlekken in het binnenste van de printer achterblijven.

Naar boven

Er worden verticale lijnen afgedrukt op de zijden van de afdruk

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > Afdrukresultaten niet naar behoren > Er worden verticale lijnen afgedrukt op de zijden van de afdruk

Er worden verticale lijnen afgedrukt op de zijden van de afdruk

Controle 1: Hebt u de instellingen voor papiersoort en afdrukkwaliteit gecontroleerd?

Afdrukresultaten niet naar behoren

Controle 2: Is het juiste papierformaat geplaatst?

De verticale lijnen worden mogelijk afgedrukt in de marge wanneer het formaat van het geplaatste papier groter is dan is opgegeven in het printerstuurprogramma.

Stel het juiste papierformaat in voor het geplaatste papier.

Afdrukresultaten niet naar behoren

Opmerking

De richting van het verticale lijnenpatroon hangt af van de afbeeldingsgegevens en de afdrukinstelling.

Dit apparaat voert indien nodig een automatische reiniging uit om te voorkomen dat afdrukken vuil worden. Bij het reinigen wordt een klein beetje inkt uitgespoten.

De inkt wordt gewoonlijk op het absorptiekussen gespoten. Als u echter papier plaatst dat groter is dan is opgegeven met het printerstuurprogramma, kan de inkt op het papier terechtkomen.

Naar boven

Kleuren zijn ongelijkmatig of vertonen strepen

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > Afdrukresultaten niet naar behoren > Kleuren zijn ongelijkmatig of vertonen strepen

Kleuren zijn ongelijkmatig of vertonen strepen

Controle 1: Hebt u de instellingen voor papier en afdrukkwaliteit gecontroleerd?

Afdrukresultaten niet naar behoren

Controle 2: Druk het controleraster voor de spuitopeningen af en voer eventueel noodzakelijk onderhoud uit, zoals het reinigen van de printkop.

Druk het controleraster voor de spuitopeningen af om te bepalen of de inkt op de juiste wijze uit de spuitopeningen van de printkop wordt gespoten.

Raadpleeg Routineonderhoud voor het afdrukken van het controleraster voor de spuitopeningen, het reinigen van de printkop en het uitvoeren van een diepte-reiniging van de printkop.

Als het controleraster voor de spuitopeningen niet correct wordt afgedrukt:

Controleer het patroon van het controleraster nadat u de printerkop hebt gereinigd.

Als het probleem niet is opgelost nadat u de printkop tweemaal hebt gereinigd:

Voer een diepte-reiniging van de printkop uit.

Als het probleem niet is opgelost na de diepte-reiniging van de printkop, zet u het apparaat uit en voert u na 24 uur nogmaals een diepte-reiniging van de printkop uit.

Als het probleem niet is opgelost nadat u de diepte-reiniging van de printkop tweemaal hebt uitgevoerd:

De inkt is wellicht op. Vervang de FINE-inktpatroon.

Kleuren zijn ongelijkmatig of vertonen strepen

Controle 3: Lijn de printkop uit.

De printkop uitlijnen

Opmerking

Als het probleem niet is opgelost na het uitlijnen van de printkop, voert u een handmatige uitlijning van de printkop uit aan de hand van de aanwijzingen in Handmatig uitlijnen van de printkop .

Naar boven

De afdruktaak wordt niet gestart

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > De afdruktaak wordt niet gestart

De afdruktaak wordt niet gestart

Controle 1: Controleer of de stekker goed is aangesloten en zet het apparaat vervolgens aan.

Het apparaat is bezig met initialiseren zolang het aan/uit-lampje groen knippert. Wacht totdat het lampje AAN/UIT (Power) niet meer knippert en continue groen blijft branden.

Opmerking

Als u omvangrijke gegevens afdrukt, bijvoorbeeld een foto of afbeelding, kan het langer duren voordat met afdrukken wordt gestart. Zolang het aan/uit-lampje groen knippert, is de computer bezig met het verwerken van gegevens en het versturen van gegevens naar het apparaat.

Wacht totdat het afdrukken wordt gestart.

Controle 2: Controleer of de USB-kabel goed is aangesloten op het apparaat en de computer en controleer daarna het volgende:

Als u een doorschakelapparaat zoals een USB-hub gebruikt, maakt u dit los en sluit u het apparaat rechtstreeks aan op de computer. Probeer opnieuw af te drukken. Als het afdrukken normaal wordt gestart, is er een probleem met het doorschakelapparaat. Neem contact op met de verkoper van uw doorschakelapparaat voor meer informatie.

Er kan ook een probleem met de USB-kabel zijn. Vervang de USB-kabel en probeer nogmaals af te drukken.

Controle 3: Start de computer opnieuw op als u afdrukt vanaf de computer.

Verwijder eventuele overbodige afdruktaken.

Een ongewenste afdruktaak verwijderen

Controle 4: Controleer of de naam van het apparaat is geselecteerd in het dialoogvenster Afdrukken.

Het apparaat drukt niet goed af als u een stuurprogramma voor een andere printer gebruikt.

Controleer in Windows of de naam van uw apparaat is geselecteerd in het dialoogvenster

Afdrukken.

Controleer op een Macintosh of de naam van uw printer is geselecteerd bij Printer in het dialoogvenster Afdrukken.

Opmerking

Als u het apparaat wilt instellen als standaardprinter, schakelt u Als standaardprinter instellen

(Set as Default Printer) (Windows), Standaardprinter (Default Printer) of Maak standaard (Make

Default) (Macintosh) in.

Controle 5: Configureer de printerpoort op de juiste wijze.

Configureer 'USBnnn' (waarbij 'n' een getal is) als de printerpoort.

1.

Meld u aan bij een gebruikersaccount met beheerdersrechten.

2.

Klik op Configuratiescherm (Control Panel) en vervolgens op Printer onder

Hardware en geluiden (Hardware and Sound).

De afdruktaak wordt niet gestart

Klik in Windows XP op Configuratiescherm (Control Panel), Printers en andere hardware

(Printers and Other Hardware) en vervolgens op Printers en faxapparaten (Printers and Faxes).

Klik in Windows 2000 op Configuratiescherm (Control Panel) en vervolgens op Printers.

3.

Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Canon XXX Printer en selecteer vervolgens Eigenschappen (Properties).

4.

Klik op het tabblad Poorten (Ports) om de poortinstellingen te bevestigen.

Zorg dat voor Afdrukken naar de volgende poort(en) (Print to the following port(s)) een poort met de naam USBnnn (waarbij 'n' een getal is) is geselecteerd, waarbij Canon XXX Printer wordt weergegeven in de kolom Printer.

Als de instelling niet juist is, moet u MP Drivers opnieuw installeren of de printerpoort wijzigen in de juiste poort.

Controle 6: Is de omvang van de afdrukgegevens extreem groot?

Klik op Afdrukopties (Print Options) op het tabblad Pagina-instelling (Page Setup). Schakel in het dialoogvenster dat wordt geopend het selectievakje Verlies van afdrukgegevens voorkomen (Prevent loss of print data) in.

Naar boven

Kopieer-/afdruktaak wordt beëindigd voordat deze is voltooid

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > Kopieer-/afdruktaak wordt beëindigd voordat deze is voltooid

Kopieer-/afdruktaak wordt beëindigd voordat deze is voltooid

Controle 1: Heeft het apparaat gedurende lange tijd voortdurend afgedrukt?

Als het apparaat gedurende langere tijd doorlopend heeft afgedrukt, kan de printkop oververhit raken. Om de printkop te beschermen, kan het apparaat aan het einde van een regel gedurende een bepaalde tijd stoppen en vervolgens het afdrukken weer hervatten.

Onderbreek in dit geval de afdruktaak op een geschikt moment en schakel het apparaat vervolgens gedurende ten minste 15 minuten uit.

Ook als het apparaat gedurende een bepaalde periode doorlopend afbeeldingen of foto's met felle kleuren heeft afgedrukt, kan het afdrukken worden stopgezet om de printkop te beschermen. In dat geval wordt het afdrukken niet automatisch hervat. Schakel het apparaat ten minste 15 minuten uit.

Let op

De printkop en het omringende gebied kunnen extreem heet worden in het apparaat. Raak de printkop en de nabijgelegen onderdelen niet aan.

Controle 2: Is er papier geplaatst?

Controleer of er papier in de achterste lade geplaatst is.

Plaats nieuw papier als het papier op is.

Controle 3: Bevatten de af te drukken documenten veel foto's of illustraties?

Als u omvangrijke gegevens afdrukt zoals foto's of afbeeldingen, hebben het apparaat en de computer tijd nodig om deze te verwerken, zodat het soms lijkt alsof het apparaat is gestopt.

Ook als u gegevens afdrukt waarbij voortdurend veel inkt op normaal papier wordt gebruikt, zal het apparaat af en toe een pauze inlassen. Wacht in beide gevallen totdat dit proces is voltooid.

Opmerking

Als u een document afdrukt met een groot afdrukgebied of meerdere exemplaren van een document, wordt het afdrukken soms stopgezet om de inkt te laten drogen.

Controle 4: Als de kopieertaak stopt voordat deze is voltooid, probeert u opnieuw te kopiëren.

Als er tijdens het kopiëren enkele fouten zijn opgetreden, stopt het apparaat na enige tijd met de kopieertaak.

Naar boven

Het apparaat beweegt maar er wordt geen inkt toegevoerd

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > Het apparaat beweegt maar er wordt geen inkt toegevoerd

Het apparaat beweegt maar er wordt geen inkt toegevoerd

Controle 1: Zijn de spuitopeningen van de printkop verstopt?

Druk het controleraster voor de spuitopeningen af om te bepalen of de inkt op de juiste wijze uit de spuitopeningen van de printkop wordt gespoten.

Raadpleeg Routineonderhoud voor het afdrukken van het controleraster voor de spuitopeningen, het reinigen van de printkop en het uitvoeren van een diepte-reiniging van de printkop.

Als het controleraster voor de spuitopeningen niet correct wordt afgedrukt:

Controleer het patroon van het controleraster nadat u de printerkop hebt gereinigd.

Als het probleem niet is opgelost nadat u de printkop tweemaal hebt gereinigd:

Voer een diepte-reiniging van de printkop uit.

Als het probleem niet is opgelost na de diepte-reiniging van de printkop, zet u het apparaat uit en voert u na 24 uur nogmaals een diepte-reiniging van de printkop uit.

Als het probleem niet is opgelost nadat u de diepte-reiniging van de printkop tweemaal hebt uitgevoerd:

De inkt is wellicht op. Vervang de FINE-inktpatroon.

Controle 2: Is de FINE-inktpatroon correct geplaatst?

Als het vergrendelingsklepje van de inktpatroon niet goed is gesloten, wordt de inkt mogelijk niet goed uitgespoten.

Open de scaneenheid (klep), open het vergrendelingsklepje van de inktpatroon en sluit het vergrendelingsklepje.

Als u het vergrendelingsklepje van de inktpatroon sluit, drukt u op het vergrendelingsklepje tot het vastklikt.

Controle 3: Vervang een eventuele lege FINE-inktpatroon door een nieuwe inktpatroon.

Naar boven

De afdruksnelheid is lager dan verwacht

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > De afdruksnelheid is lager dan verwacht

De afdruksnelheid is lager dan verwacht

Controle 1: Wordt het afdrukken uitgevoerd in de Stille modus (Quiet

Mode)?

De afdruksnelheid wordt verlaagd als u de Stille modus (Quiet Mode) hebt ingeschakeld in het printerstuurprogramma. Schakel de Stille modus (Quiet Mode) uit als u sneller wilt printen.

Het geluid van het apparaat verminderen

Controle 2: Is de afdrukkwaliteit te hoog ingesteld?

Verhoog de instellingen voor de afdruksnelheid in het printerstuurprogramma. Als u de snelheid verhoogt, verloopt het afdrukken sneller.

1.

Open het dialoogvenster Printereigenschappen.

Het dialoogvenster Printereigenschappen openen (Windows)

Klik hier voor de MP270 series: printerstuurprogramma

Klik hier voor de MP250 series: printerstuurprogramma

* Voordat u hier klikt om het dialoogvenster met printereigenschappen te openen, sluit u de actieve toepassing.

2.

Selecteer op het tabblad Afdruk (Main) de optie Snel (Fast) voor de instelling

Afdrukkwaliteit (Print Quality).

Afhankelijk van het mediumtype is het mogelijk dat de optie Snel (Fast) niet beschikbaar is.

1.

Open het dialoogvenster Afdrukken.

De dialoogvensters Pagina-instelling en Afdrukken openen (Macintosh)

2.

Selecteer Kwaliteit en media (Quality & Media) in het pop-upmenu en selecteer vervolgens Snel (Fast) voor de instelling Afdrukkwaliteit (Print Quality).

Afhankelijk van het mediumtype is het mogelijk dat de optie Snel (Fast) niet beschikbaar is.

Opmerking

De afdruksnelheid zal niet altijd merkbaar verbeteren als u de bovenstaande instructies volgt. Dit is afhankelijk van uw systeemomgeving.

Naar boven

FINE-patroonhouder schuift niet naar de vervangingspositie

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > FINE-patroonhouder schuift niet naar de vervangingspositie

FINE-patroonhouder schuift niet naar de vervangingspositie

Controle 1: Is het aan/uit-lampje uit?

Controleer of het aan/uit -lampje groen brandt.

De FINE-patroonhouder kan zich uitsluitend verplaatsen wanneer de printer is ingeschakeld. Als het aan/uit -lampje uit is, sluit u de scaneenheid (klep) en zet u het apparaat aan.

Het apparaat is bezig met initialiseren zolang het aan/uit-lampje groen knippert. Wacht totdat het aan/uit -lampje stopt met knipperen en continu groen blijft branden voordat u de scaneenheid (klep) weer opent.

Controle 2: Wordt er een foutcode weergegeven op het LED-display?

Sluit de scaneenheid (klep), controleer welke foutcode wordt weergegeven en neem de juiste maatregelen om het probleem op te lossen. Open de klep vervolgens opnieuw. Raadpleeg Er wordt een foutcode weergegeven op het LED-display voor meer informatie over het oplossen van problemen.

Controle 3: Heeft de scaneenheid (klep) langer dan 10 minuten opengestaan?

Als de scaneenheid (klep) langer dan 10 minuten heeft opengestaan, wordt de FINE-patroonhouder naar de rechterzijde verplaatst om te voorkomen dat de printkop uitdroogt. Sluit de scaneenheid

(klep) en open deze opnieuw zodat de FINE-patroonhouder weer naar links beweegt.

Controle 4: Heeft het apparaat gedurende lange tijd voortdurend afgedrukt?

Sluit de scaneenheid (klep), wacht een tijdje en open de scaneenheid opnieuw.

Als het apparaat gedurende lange tijd voortdurend heeft afgedrukt, beweegt de FINE-patroonhouder mogelijk niet naar het midden omdat de printkop oververhit kan raken.

Opmerking

Als de scaneenheid (klep) tijdens het afdrukken wordt geopend, wordt de FINE-patroonhouder naar rechts verplaatst. Sluit de scaneenheid (klep) en open deze pas weer nadat het afdrukken is voltooid.

Naar boven

Het papier wordt niet correct ingevoerd

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > Het papier wordt niet correct ingevoerd

Het papier wordt niet correct ingevoerd

Controle 1: Let op het volgende bij het plaatsen van papier in de printer.

Als u twee of meer vellen papier plaatst, moet u het papier uitwaaieren voordat u het papier plaatst.

Als u twee of meer vellen papier plaatst, moet u ervoor zorgen dat de stapel papier de maximumcapaciteit van het apparaat niet overschrijdt.

Bij de maximumcapaciteit kan het papier mogelijk niet correct worden ingevoerd, afhankelijk van de papiersoort of de omgevingsomstandigheden (zeer hoge of lage temperaturen en luchtvochtigheid). Plaats in dergelijke gevallen per keer niet meer vellen dan de helft van de maximumcapaciteit.

Plaats het papier altijd in de lengterichting, ongeacht de afdrukrichting.

Wanneer u het papier in de achterste lade laadt, plaatst u het papier met de afdrukzijde naar

BOVEN en schuift u de papiergeleiders tegen de zijkanten van het papier.

Papier/originelen plaatsen

Controle 2: Controleer of het papier waarop u afdrukt, niet te dik of gekruld is.

Papier/originelen plaatsen

Controle 3: Let op het volgende bij het plaatsen van enveloppen in de printer.

Raadpleeg Papier/originelen plaatsen wanneer u enveloppen afdrukt, en bereid de enveloppen voor voordat u begint met afdrukken.

Plaats de enveloppen nadat u deze hebt voorbereid in de lengterichting in de printer. Als u de enveloppen in de breedterichting plaatst, worden ze niet goed ingevoerd.

Controle 4: Controleer of zich geen vreemde voorwerpen in de achterste lade bevinden.

Het papier wordt niet correct ingevoerd

Als het papier in de achterste lade scheurt, raadpleegt u Papierstoringen voor het verwijderen ervan.

Als er vreemde voorwerpen in de achterste lade zitten, zet u het apparaat uit, haalt u de stekker uit het stopcontact en verwijdert u het voorwerp.

Naar boven

Papierstoringen

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > Papierstoringen

Papierstoringen

Opmerking

Als u het apparaat uit moet schakelen om papier te verwijderen dat tijdens het afdrukken is vastgelopen, drukt u op de knop Stoppen/herstellen (Stop/Reset) om afdruktaken te annuleren voordat u het apparaat uitschakelt.

Papier is vastgelopen in de papieruitvoeropening of de achterste lade

In andere gevallen

Naar boven

Papier is vastgelopen in de papieruitvoeropening of de achterste lade

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > Papierstoringen > Papier is vastgelopen in de papieruitvoeropening of de achterste lade

Papier is vastgelopen in de papieruitvoeropening of de achterste lade

Verwijder het papier aan de hand van de volgende procedure.

1.

Trek het papier langzaam uit de achterste lade of de papieruitvoeropening. (Kies de manier die het gemakkelijkst is.)

Opmerking

Als het papier scheurt en er een stuk papier in het apparaat achterblijft, schakelt u het apparaat uit, opent u de scaneenheid (klep) en verwijdert u het stuk papier.

Raak de interne onderdelen van het apparaat niet aan.

Nadat u al het papier hebt verwijderd, sluit u de scaneenheid (klep) en schakelt u het apparaat weer in.

Als u het papier niet kunt verwijderen, schakelt u het apparaat uit en vervolgens weer in. Het papier wordt dan mogelijk automatisch uitgevoerd.

2.

Plaats het papier opnieuw en druk op de knop Stoppen/herstellen (Stop/Reset) op het apparaat.

Als u het apparaat bij stap 1 hebt uitgeschakeld, zijn alle afdruktaken in de wachtrij geannuleerd.

Druk de taken zo nodig opnieuw af.

Opmerking

Let er tijdens het opnieuw plaatsen van het papier op of u de juiste papiersoort gebruikt en het papier correct wordt geplaatst.

Papier/originelen plaatsen

Papier van A5-formaat is geschikt om documenten af te drukken die voornamelijk uit tekst bestaan. Het is niet raadzaam om op dit soort papier documenten met foto's of afbeeldingen af te drukken, omdat de afdruk kan omkrullen en kan vastlopen tijdens het uitvoeren.

Neem contact op met het ondersteuningscentrum als u het papier niet kunt verwijderen, het papier in het apparaat scheurt of het foutbericht niet verdwijnt nadat u het vastgelopen papier hebt verwijderd.

Naar boven

In andere gevallen

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > Papierstoringen > In andere gevallen

In andere gevallen

Voer de volgende controles uit:

Controle 1: Bevinden zich vreemde voorwerpen bij de papieruitvoeropening?

Controle 2: Bevinden zich vreemde voorwerpen in de achterste lade?

Als er vreemde voorwerpen in de achterste lade zitten, zet u het apparaat uit, haalt u de stekker uit het stopcontact en verwijdert u het voorwerp.

Controle 3: Is het papier gekruld?

Controle 3: Herstel het gekrulde papier en plaats het papier opnieuw.

Naar boven

Er wordt een bericht weergegeven op het computerscherm

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > Er wordt een bericht weergegeven op het computerscherm

Er wordt een bericht weergegeven op het computerscherm

Foutcode: B200 Er is een printerfout opgetreden. Zet de printer uit en verwijder het netsnoer van de printer uit het stopcontact. Neem vervolgens contact op met het ondersteuningscentrum. wordt weergegeven

Foutcode: **** Er is een printerfout opgetreden. Zet de printer uit en weer aan. Als de fout zich blijft voordoen, raadpleegt u de gebruikershandleiding voor meer informatie. wordt weergegeven

Schrijffout/Uitvoerfout/Communicatiefout

Foutcode: 300 wordt weergegeven

Foutcode: 1700 wordt weergegeven

Inktinformatienummer: 1688 wordt weergegeven

Inktinfonummer: 1686 wordt weergegeven

Foutcode: 2001 wordt weergegeven (alleen MP270 series)

Foutcode: 2002 wordt weergegeven (alleen MP270 series)

Andere foutberichten

Het venster Inkjetprinter/Scanner/Fax - Extended Survey Program wordt weergegeven

Het pictogram Inkjetprinter/Scanner/Fax - Extended Survey Program wordt weergegeven

Foutcode: B200 Er is een printerfout opgetreden. Zet de printer uit en verwijder het netsnoer van de printer uit het stopcontact. Neem vervolgens contact op met het ondersteuningscentrum. wordt weergegeven

Zet het apparaat uit en trek de stekker van het apparaat uit het stopcontact.

Neem contact op met het ondersteuningscentrum.

Foutcode: **** Er is een printerfout opgetreden. Zet de printer uit en weer aan. Als de fout zich blijft voordoen, raadpleegt u de gebruikershandleiding voor meer informatie. wordt weergegeven

****' staat voor een alfanumerieke tekencombinatie en is afhankelijk van de opgetreden fout.

5100 wordt weergegeven

Controleer of de beweging van de FINE-patroonhouder wordt geblokkeerd.

Annuleer het afdrukken vanaf de computer en zet het apparaat uit. Verwijder het vastgelopen papier of beschermende materiaal waardoor de beweging van de FINE-patroonhouder wordt belemmerd en zet het apparaat weer aan.

Belangrijk

Raak de interne onderdelen van het apparaat niet aan. Als u deze toch aanraakt, drukt de printer mogelijk niet goed meer af.

Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum.

6000 wordt weergegeven

Verwijder eventuele objecten die voor het apparaat zijn geplaatst.

Open de papieruitvoerlade voorzichtig en schakel het apparaat vervolgens uit en aan.

Een viercijferige alfanumerieke code en 'Er is een printerfout opgetreden' wordt weergegeven

Er wordt een bericht weergegeven op het computerscherm

Zet het apparaat uit en trek de stekker van het apparaat uit het stopcontact.

Steek de stekker van het apparaat weer in het stopcontact en zet het apparaat weer aan.

Als het probleem hiermee niet is verholpen, neemt u contact op met het ondersteuningscentrum.

Schrijffout/Uitvoerfout/Communicatiefout

Controle 1: Als het aan/uit -lampje uit is, controleert u of de stekker in het stopcontact zit en zet u het apparaat vervolgens aan.

Het apparaat is bezig met initialiseren zolang het aan/uit-lampje groen knippert. Wacht totdat het lampje AAN/UIT (Power) niet meer knippert en continue groen blijft branden.

Controle 2: Controleer of de printerpoort correct is geconfigureerd in het printerstuurprogramma.

* In de volgende instructies verwijst "XXX" naar de naam van uw apparaat.

1.

Meld u aan bij een gebruikersaccount met beheerdersrechten.

2.

Klik op Configuratiescherm (Control Panel) en vervolgens op Printer onder Hardware en geluiden (Hardware and Sound).

Klik in Windows XP op Configuratiescherm (Control Panel), Printers en andere hardware

(Printers and Other Hardware) en vervolgens op Printers en faxapparaten (Printers and

Faxes).

Klik in Windows 2000 op Configuratiescherm (Control Panel) en vervolgens op Printers.

3.

Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Canon XXX Printer en selecteer vervolgens Eigenschappen (Properties).

4.

Klik op het tabblad Poorten (Ports) om de poortinstellingen te bevestigen.

Zorg dat voor Afdrukken naar de volgende poort(en) (Print to the following port(s)) een poort met de naam USBnnn (waarbij 'n' een getal is) is geselecteerd, waarbij Canon XXX

Printer wordt weergegeven in de kolom Printer.

Als de poortinstellingen onjuist zijn, wijzigt u de poortinstellingen al naar gelang de interface die u gebruikt of installeert u MP Drivers opnieuw.

Controle 3: Controleer of de USB-kabel goed is aangesloten op het apparaat en de computer.

Als u een doorschakelapparaat zoals een USB-hub gebruikt, maakt u dit los en sluit u het apparaat rechtstreeks aan op de computer. Probeer opnieuw af te drukken. Als het afdrukken normaal wordt gestart, is er een probleem met het doorschakelapparaat.

Neem contact op met de verkoper van uw doorschakelapparaat voor meer informatie.

Er kan ook een probleem met de USB-kabel zijn. Vervang de USB-kabel en probeer nogmaals af te drukken.

Controle 4: Controleer of MP Drivers correct is geïnstalleerd.

Maak de installatie van MP Drivers ongedaan volgens de procedure die is beschreven in

Onnodige MP Drivers verwijderen . Plaats de installatie-cd-rom (Setup CD-ROM) in het schijfstation van de computer, voer een Aangepaste installatie (Custom Install) uit en selecteer vervolgens MP Drivers om deze opnieuw te installeren.

Controle 5: Controleer de status van het apparaat op uw computer.

Volg de onderstaande procedure om de status van het apparaat te controleren.

1.

Klik achtereenvolgens op Configuratiescherm (Control Panel), Hardware en geluiden

(Hardware and Sound) en Apparaatbeheer (Device Manager).

Als het venster Gebruikersaccountbeheer (User Account Control) wordt geopend, volgt u

Er wordt een bericht weergegeven op het computerscherm

de aanwijzingen op het scherm.

Klik in Windows XP achtereenvolgens opConfiguratiescherm (Control Panel), Prestaties en onderhoud (Performance and Maintenance) en Systeem (System). Klik vervolgens op

Apparaatbeheer (Device Manager) op het tabblad Hardware.

Klik in Windows 2000 op Configuratiescherm (Control Panel) en op Systeem (System).

Klik vervolgens op Apparaatbeheer (Device Manager) op het tabblad Hardware.

2.

Dubbelklik op USB-controllers (Universal Serial Bus controllers) en vervolgens op

Ondersteuning voor USB-afdrukken (USB Printing Support).

Als Ondersteuning voor USB-afdrukken (USB Printing Support) niet wordt weergegeven, controleert u of het apparaat goed op de computer is aangesloten.

Controle 3: Controleer of de USB-kabel goed is aangesloten op het apparaat en de computer.

3.

Klik op de tab Algemeen (General) en controleer of er geen problemen met het apparaat worden weergegeven.

Als er een apparaatfout wordt weergegeven, raadpleegt u de Windows Help om de fout te verhelpen.

Foutcode: 300 wordt weergegeven

Controle 1: Als het aan/uit -lampje uit is, controleert u of de stekker in het stopcontact zit en zet u het apparaat vervolgens aan.

Het apparaat is bezig met initialiseren zolang het aan/uit-lampje groen knippert. Wacht totdat het lampje AAN/UIT (Power) niet meer knippert en continue groen blijft branden.

Controle 2: Controleer of de USB-kabel goed is aangesloten op het apparaat en de computer.

Als u een doorschakelapparaat zoals een USB-hub gebruikt, maakt u dit los en sluit u het apparaat rechtstreeks aan op de computer. Probeer opnieuw af te drukken. Als het afdrukken normaal wordt gestart, is er een probleem met het doorschakelapparaat.

Neem contact op met de verkoper van uw doorschakelapparaat voor meer informatie.

Er kan ook een probleem met de USB-kabel zijn. Vervang de USB-kabel en probeer nogmaals af te drukken.

Controle 3: Controleer of de naam van het apparaat is geselecteerd in het dialoogvenster Afdrukken.

De dialoogvensters Pagina-instelling en Afdrukken openen (Macintosh)

Foutcode: 1700 wordt weergegeven

Zie E, 0, 8 in Er wordt een foutcode weergegeven op het LED-display en neem de juiste maatregelen.

Inktinfonummer: 1688 wordt weergegeven

Zie E, 1, 6 in Er wordt een foutcode weergegeven op het LED-display en neem de juiste maatregelen.

Inktinfonummer: 1686 wordt weergegeven

Zie E, 1, 3 in Er wordt een foutcode weergegeven op het LED-display en neem de juiste maatregelen.

Er wordt een bericht weergegeven op het computerscherm

Foutcode: 2001 wordt weergegeven (alleen MP270 series)

Zie E, 0, 9 in Er wordt een foutcode weergegeven op het LED-display en neem de juiste maatregelen.

Foutcode: 2002 wordt weergegeven (alleen MP270 series)

Zie E, 1, 9 in Er wordt een foutcode weergegeven op het LED-display en neem de juiste maatregelen.

Andere foutberichten

Controle: Controleer het volgende als er een foutbericht buiten de printerstatusmonitor wordt weergegeven.

'Kan niet spoolen wegens onvoldoende schijfruimte' ("Could not spool successfully due to insufficient disk space")

Verwijder onnodige bestanden om schijfruimte vrij te maken.

'Kan niet spoolen wegens onvoldoende geheugen' ("Could not spool successfully due to insufficient memory")

Verhoog de hoeveelheid geheugen door andere actieve toepassingen te sluiten.

Als u nog steeds niet kunt afdrukken, start u uw computer opnieuw op en probeert u vervolgens nogmaals af te drukken.

'Kan printerstuurprogramma niet vinden' ("Printer driver could not be found")

Verwijder het printerstuurprogramma volgens de procedure in Onnodige MP Drivers verwijderen en installeer het stuurprogramma opnieuw.

'Afdrukken Toepassingsnaam – Bestandsnaam mislukt' ("Could not print Application name - File name")

Probeer nogmaals af te drukken nadat de huidige taak is voltooid.

Het venster Inkjetprinter/Scanner/Fax - Extended Survey Program wordt weergegeven

Als Inkjetprinter/Scanner/Fax - Extended Survey Program is geïnstalleerd, verschijnt er een bevestigingsvenster waarin wordt gevraagd of u ermee akkoord gaat dat drie maanden en zes maanden na de installatie gegevens over het printergebruik worden verzonden. Daarna verschijnt het bevestigingsvenster gedurende ongeveer vier jaar om de zes maanden.

Lees de instructies op het scherm en voer de onderstaande procedure uit.

Er wordt een bericht weergegeven op het computerscherm

Indien u wilt deelnemen aan het enquêteprogramma:

Klik op Akkoord (Agree) en volg de aanwijzingen op het scherm. De gebruiksgegevens van de printer worden via internet verstuurd. Als u de aanwijzingen op het scherm hebt opgevolgd, worden de gegevens vanaf de volgende keer automatisch verzonden en wordt het bevestigingsvenster niet meer weergegeven.

Opmerking

Wanneer deze gegevens worden verzonden, kan een waarschuwingsvenster voor internetbeveiliging worden weergegeven. Controleer in dit geval of de programmanaam

'IJPLMUI.exe' is en geef vervolgens toestemming.

Als u het selectievakje Vanaf de volgende keer automatisch verzenden (Send automatically from the next time) uitschakelt, worden de gegevens de volgende keer niet automatisch verzonden en wordt de volgende keer een bevestigingsvenster weergegeven. Zie De instelling voor het bevestigingsvenster wijzigen: als u de informatie automatisch wilt verzenden.

Indien u niet wilt deelnemen aan het enquêteprogramma:

Klik op Niet akkoord (Do not agree). Het bevestigingsvenster wordt gesloten en de enquête wordt overgeslagen. Het bevestigingsvenster wordt na drie maanden opnieuw weergegeven.

Inkjetprinter/Scanner/Fax - Extended Survey Program verwijderen:

Als u Inkjetprinter/Scanner/Fax - Extended Survey Program wilt verwijderen, klikt u op

Verwijderen (Uninstall) en volgt u de aanwijzingen op het scherm.

De instelling voor het bevestigingsvenster wijzigen:

1. Selecteer items in het menu Start zoals hieronder wordt aangegeven.

In Windows Vista selecteert u het menu Start > Configuratiescherm (Control

Panel) > Een programma verwijderen (Uninstall a program).

In Windows XP selecteert u het menu Start > Configuratiescherm (Control Panel)

> Software (Add or Remove Programs).

In Windows 2000 selecteert u het menu Start > Instellingen (Settings) >

Configuratiescherm (Control Panel) > Software (Add/Remove Programs).

Opmerking

In Windows Vista wordt mogelijk een bevestigings- of waarschuwingsvenster weergegeven wanneer u software installeert, verwijdert of start.

Dit dialoogvenster verschijnt wanneer beheerdersrechten zijn vereist voor het uitvoeren van een taak.

Als u bent ingelogd met een beheerdersaccount, klikt u op Doorgaan (Continue) of

Er wordt een bericht weergegeven op het computerscherm

Toestaan (Allow).

2. Selecteer Canon Inkjetprinter/Scanner/Fax - Extended Survey Program.

3. Selecteer Wijzigen (Change).

Als u Ja (Yes) selecteert nadat u de aanwijzingen op het scherm hebt opgevolgd, wordt het bevestigingsvenster weergegeven bij de volgende enquête.

Als u Nee (No) selecteert, worden de gegevens automatisch verzonden.

Opmerking

Als u Verwijderen (Uninstall) (of (Remove)) selecteert, wordt Inkjetprinter/Scanner/

Fax - Extended Survey Program verwijderd. Volg de aanwijzingen op het scherm.

Het pictogram Inkjetprinter/Scanner/Fax - Extended Survey Program wordt weergegeven

Als Inkjetprinter/Scanner/Fax - Extended Survey Program is geïnstalleerd, worden de gegevens over het printergebruik drie maanden en zes maanden na de installatie verzonden. Daarna worden de gegevens gedurende ongeveer vier jaar om de zes maanden verzonden. Het pictogram Inkjetprinter/Scanner/Fax - Extended Survey Program verschijnt in het Dock wanneer de gegevens over het printerverbruik worden verzonden.

In Mac OS X v.10.3.9 wordt Inkjetprinter/Scanner/Fax - Extended Survey Program niet geïnstalleerd.

Klik op het pictogram, lees de aanwijzingen op het scherm en voer de onderstaande procedure uit.

Indien u wilt deelnemen aan het enquêteprogramma:

Klik op Akkoord (Agree) en volg de aanwijzingen op het scherm. De gebruiksgegevens van de printer worden via internet verstuurd. Als u de aanwijzingen op het scherm hebt opgevolgd, worden de gegevens vanaf de volgende keer automatisch verzonden en wordt het

Er wordt een bericht weergegeven op het computerscherm

bevestigingsvenster niet meer weergegeven.

Opmerking

Als u het selectievakje Vanaf de volgende keer automatisch verzenden (Send automatically from the next time) uitschakelt, worden de gegevens de volgende keer niet automatisch verzonden en wordt Inkjetprinter/Scanner/Fax - Extended Survey Program bij de volgende enquête in het Dock weergegeven.

Indien u niet wilt deelnemen aan het enquêteprogramma:

Klik op Niet akkoord (Do not agree). Het bevestigingsvenster wordt gesloten en de enquête wordt overgeslagen. Het bevestigingsvenster wordt na drie maanden opnieuw weergegeven.

Het verzenden van gegevens stoppen:

Klik op Uitschakelen (Turn off). Inkjetprinter/Scanner/Fax - Extended Survey Program wordt gestopt en de gegevens worden niet verzonden. Zie De instelling wijzigen: als u de enquête wilt hervatten.

Inkjetprinter/Scanner/Fax - Extended Survey Program verwijderen:

1. Stop Inkjetprinter/Scanner/Fax - Extended Survey Program.

De instelling wijzigen:

2. Selecteer de optie Toepassingen (Applications) in het menu Ga (Go). Dubbelklik op de map Canon Utilities en dubbelklik vervolgens op de map Inkjet Extended Survey

Program.

3. Plaats het bestand Canon Inkjetprinter/Scanner/Fax - Extended Survey Program.app in de

Prullenmand (Trash).

4. Start de computer opnieuw op.

Maak de Prullenmand (Trash) leeg en start de computer opnieuw op.

De instelling wijzigen:

Als u het bevestigingsvenster altijd wilt weergegeven wanneer de gegevens over het printergebruik worden verzonden of als u de enquête wilt hervatten, voert u de volgende procedure uit.

1. Selecteer de optie Toepassingen (Applications) in het menu Ga (Go). Dubbelklik op de map Canon Utilities en dubbelklik vervolgens op de map Inkjet Extended Survey

Program.

2. Dubbelklik op het pictogram Canon Inkjetprinter/Scanner/Fax - Extended Survey Program.

Het bevestigingsvenster niet weergeven wanneer gegevens worden verzonden

(Do not display the confirmation screen when information is sent):

Als dit selectievakje is ingeschakeld, worden de gegevens automatisch verzonden.

Als het selectievakje niet is ingeschakeld, wordt het pictogram Inkjetprinter/

Scanner/Fax - Extended Survey Program bij de volgende enquête weergegeven in het Dock. Klik op het pictogram en volg de aanwijzingen op het scherm.

De knop Uitschakelen (Turn off)/Inschakelen (Turn on):

Klik op de knop Uitschakelen (Turn off) als u Inkjetprinter/Scanner/Fax - Extended

Er wordt een bericht weergegeven op het computerscherm

Survey Program wilt stoppen.

Klik op de knop Inschakelen (Turn on) als u Inkjetprinter/Scanner/Fax - Extended

Survey Program opnieuw wilt starten.

Naar boven

Voor Windows-gebruikers

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > Voor Windows-gebruikers

Voor Windows-gebruikers

De printerstatusmonitor wordt niet weergegeven

Controle: Is de printerstatusmonitor ingeschakeld?

Controleer of Statusmonitor inschakelen (Enable Status Monitor) is geselecteerd in het menu

Optie (Option) van de printerstatusmonitor.

1.

Open het dialoogvenster Printereigenschappen.

Het dialoogvenster Printereigenschappen openen (Windows)

2.

Ga naar het tabblad Onderhoud (Maintenance) en klik op Printerstatus weergeven

(View Printer Status).

3.

Selecteer Statusmonitor inschakelen (Enable Status Monitor) in het menu Optie

(Option) als dit nog niet is geselecteerd.

Als u Windows Vista gebruikt:

Altijd MP Navigator EX starten wanneer de knop SCANNEN (SCAN) op het apparaat wordt ingedrukt

Controle: Controleer wat er gebeurt wanneer u op de knop SCANNEN (SCAN) op het apparaat drukt.

Volg de onderstaande procedure om de reactie van uw computer te controleren.

1.

Meld u aan bij een gebruikersaccount met beheerdersrechten.

2.

Klik achtereenvolgens op Configuratiescherm (Control Panel), Hardware en geluiden

(Hardware and Sound) en Scanners en camera's (Scanners and Cameras).

3.

Selecteer WIA Canon XXX ser en klik vervolgens op de knop Eigenschappen

(Properties).

Als het scherm Gebruikersaccountbeheer (User Account Control) verschijnt, klikt u op

Doorgaan (Continue).

4.

Ga in het venster Eigenschappen WIA Canon XXX ser (WIA Canon XXX ser Properties) naar het tabblad Gebeurtenissen (Events).

5.

Selecteer bij Acties (Actions) de optie Uitvoeren (Start this program) en selecteer vervolgens MP Navigator EX Ver3.0 in het keuzemenu.

Selecteer een gebeurtenis in het keuzemenu Selecteer een gebeurtenis (Select an event) en selecteer vervolgens MP Navigator EX Ver3.0 voor elke gebeurtenis. Klik op

Annuleren (Cancel) als MP Navigator EX Ver3.0 al is ingesteld voor elke gebeurtenis.

6.

Klik op OK.

Naar boven

Er wordt een foutbericht weergegeven op een met PictBridge-compatib...

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > Er wordt een foutbericht weergegeven op een met PictBridgecompatibel apparaat (Alleen MP270 series)

Er wordt een foutbericht weergegeven op een met PictBridgecompatibel apparaat (Alleen MP270 series)

Hieronder volgen de foutberichten die kunnen worden weergegeven wanneer u rechtstreeks vanaf een

PictBridge-compatibel apparaat afdrukt, evenals de maatregelen die u kunt nemen om de problemen op te lossen.

Opmerking

In dit gedeelte worden de fouten beschreven die kunnen worden weergegeven op PictBridgecompatibele apparaten van het merk Canon. De foutberichten en procedures kunnen afwijken, afhankelijk van het apparaat dat u gebruikt. Controleer bij fouten op een PictBridge-compatibel apparaat van een ander merk dan Canon welke foutcode op het LED-display wordt weergegeven en neem de benodigde maatregelen om het probleem op te lossen. Zie Er wordt een foutcode weergegeven op het LED-display voor meer informatie.

Raadpleeg ook de gebruikershandleiding van het PictBridge-compatibele apparaat voor informatie over de fouten die op dit apparaat worden weergegeven en de bijbehorende oplossingen. Neem contact op met de fabrikant voor andere problemen met het apparaat.

Foutbericht op het PictBridgecompatibele apparaat

Printer bezig

Geen Papier

Papierfout

Papierstoring

Printerklep open

Geen printkop

Afvaltank vol/Absorptiekussen inkt vol

Geen inkt'/Fout met inktcassette

Actie

Als de printer afdrukt vanaf de computer of bezig is met opwarmen, wacht u totdat deze taak is voltooid.

De printer begint automatisch met afdrukken zodra de afdruktaak is voltooid.

Plaats papier in de achterste lade en selecteer Doorgaan

(Continue)* op het scherm van het PictBridge-compatibele apparaat.

* Als u het afdrukken wilt hervatten, kunt u ook op de knop

Zwart (Black)

of Kleur (Color) op het apparaat drukken in plaats van Doorgaan (Continue) op het PictBridge-apparaat.

De papieruitvoerlade is gesloten.

Open de papieruitvoerlade en druk vervolgens op de knop

Zwart (Black)

of Kleur (Color) op het apparaat.

Selecteer Stoppen (Stop) op het scherm van het PictBridgecompatibele apparaat om te stoppen met afdrukken.

Verwijder het vastgelopen papier, plaats nieuw papier en druk op de knop Zwart (Black) of Kleur (Color) op het apparaat. Probeer vervolgens nogmaals af te drukken.

Sluit de scaneenheid (klep) van het apparaat.

De FINE-inktpatroon is mogelijk niet geplaatst of is niet geschikt voor dit apparaat.

Zie E, 0, 4 / E, 0, 5 in Er wordt een foutcode weergegeven op het LED-display en neem de juiste maatregelen.

Het absorptiekussen is bijna vol.

Zie E, 0, 9 in Er wordt een foutcode weergegeven op het LED

-display en neem de juiste maatregelen.

De FINE-inktpatroon is bijna of helemaal leeg.

De FINE-inktpatroon is mogelijk niet correct geplaatst of is niet geschikt voor dit apparaat.

Controleer welke foutcode op het LED-display wordt weergegeven en neem de benodigde maatregelen om het probleem op te lossen.

Er wordt een foutbericht weergegeven op een met PictBridge-compatib...

Hardwarefout

Er wordt een foutcode weergegeven op het LED-display

Er zijn fouten opgetreden met de FINE-inktpatroon.

Vervang de FINE-inktpatroon.

Routineonderhoud

Naar boven

Problemen met scannen

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > Problemen met scannen

Problemen met scannen

De scanner werkt niet

ScanGear (scannerstuurprogramma) start niet

Er verschijnt een foutbericht en het scherm van ScanGear (scannerstuurprogramma) wordt niet weergegeven

Scankwaliteit (afbeelding op het scherm) is slecht

De gescande afbeelding wordt omringd door extra witruimte

Er kunnen niet meerdere documenten tegelijk worden gescand

Scannen in de Automatische scanmodus werkt niet goed

Langzame scansnelheid

Er wordt een bericht weergegeven dat er onvoldoende geheugen is

De computer loopt vast tijdens het scannen

De scanner werkt niet nadat een upgrade van Windows is uitgevoerd

Naar boven

De scanner werkt niet

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > Problemen met scannen > De scanner werkt niet

De scanner werkt niet

Controle 1: zorg dat het apparaat is ingeschakeld.

Controle 2: sluit de USB-kabel aan op een andere USB-poort van de computer.

Controle 3: als de USB-kabel is aangesloten op een hub, maakt u de kabel los en sluit u deze aan op een USB-poort van de computer.

Controle 4: start de computer opnieuw op.

Naar boven

ScanGear (scannerstuurprogramma) start niet

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > Problemen met scannen > ScanGear (scannerstuurprogramma) start niet

ScanGear (scannerstuurprogramma) start niet

Controle 1: zorg dat MP Drivers is geïnstalleerd.

Als deze niet zijn geïnstalleerd, plaatst u de installatie-cd-rom (Setup CD-ROM) in het schijfstation van de computer. Selecteer vervolgens Aangepaste installatie (Custom Install) en installeer MP Drivers.

Controle 2: selecteer Bron selecteren (Select Source) in het menu Bestand

(File) van de toepassing en selecteer het apparaat.

Belangrijk

Selecteer niet de modelnaam waar WIA in staat.

Opmerking

Deze bewerking kan per toepassing verschillen.

Controle 3: start vanuit een TWAIN-compatibele toepassing.

Naar boven

Er verschijnt een foutbericht en het scherm van ScanGear (scannerstuu...

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > Problemen met scannen > Er verschijnt een foutbericht en het scherm van ScanGear (scannerstuurprogramma) wordt niet weergegeven

Er verschijnt een foutbericht en het scherm van ScanGear

(scannerstuurprogramma) wordt niet weergegeven

Controle 1: zorg dat het apparaat is ingeschakeld.

Controle 2: sluit de USB-kabel aan op een andere USB-poort van de computer.

Controle 3: als de USB-kabel is aangesloten op een hub, maakt u de kabel los en sluit u deze aan op een USB-poort van de computer.

Controle 4: zorg dat MP Drivers is geïnstalleerd.

Als deze niet zijn geïnstalleerd, plaatst u de installatie-cd-rom (Setup CD-ROM) in het schijfstation van de computer. Selecteer vervolgens Aangepaste installatie (Custom Install) en installeer MP Drivers.

Controle 5: selecteer Bron selecteren (Select Source) in het menu Bestand

(File) van de toepassing en selecteer het apparaat.

Opmerking

Deze bewerking kan per toepassing verschillen.

Controle 6: zorg dat u een toepassing gebruikt die compatibel is met

TWAIN.

U kunt ScanGear (scannerstuurprogramma) niet openen vanuit toepassingen die TWAIN niet ondersteunen.

Controle 7: sluit ScanGear (scannerstuurprogramma) af als het met een andere toepassing wordt uitgevoerd.

Naar boven

Scankwaliteit (afbeelding op het scherm) is slecht

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > Problemen met scannen > Scankwaliteit (afbeelding op het scherm) is slecht

Scankwaliteit (afbeelding op het scherm) is slecht

Controle 1: verhoog de scanresolutie.

Resolutie

Controle 2: stel de schaal in op 100%.

In bepaalde toepassingen worden te kleine afbeeldingen niet duidelijk weergegeven.

Controle 3: als moiré (streeppatroon) ontstaat, neemt u de volgende maatregelen en probeert u het opnieuw.

Selecteer op het tabblad Basismodus (Basic Mode) van ScanGear (scannerstuurprogramma) bij

Bron selecteren (Magazine(Color)) de optie Tijdschrift (kleur) (Select Source).

Stel op het tabblad Geavanceerde modus (Advanced Mode) van ScanGear

(scannerstuurprogramma) de optie Moiré-reductie (Descreen) in Instellingen voor afbeeldingen

(Image Settings) in op AAN (ON).

Instellingen voor afbeeldingen (Image Settings)

Opmerking

Als moiré optreedt wanneer u een afgedrukte digitale foto scant, neemt u de bovenstaande maatregelen en scant u opnieuw.

Als u MP Navigator EX gebruikt, stelt u Documenttype (Document Type) in op Tijdschrift (kleur)

(Magazine(Color)) of schakelt u in het dialoogvenster Scan-instellingen (Descreen) de optie Moiréreductie (Scan Settings) in en scant u opnieuw.

Dialoogvenster Scan-instellingen (Scan Settings) (Foto's/documenten)

Controle 4: controleer de kleurdiepte van het beeldscherm.

Selecteer in het menu Start de optie Configuratiescherm (Control Panel) > Vormgeving aan persoonlijke voorkeur aanpassen (Appearance and Personalization) > Schermresolutie aanpassen (Adjust screen resolution) om het dialoogvenster Beeldscherminstellingen (Display Settings) te openen. Stel de kleurdiepte in op Gemiddeld (16 bits) (Medium (16 bit)) of Hoogst (32 bits) (Highest (32 bit)).

Windows XP:

Selecteer in het menu Start de optie Configuratiescherm (Control Panel) > Beeldscherm (Display) om het dialoogvenster Beeldschermeigenschappen (Display Properties) te openen. Stel op het tabblad Instellingen (Settings) Kleuren (Colors) in op Gemiddeld (16 bits) (Medium (16 bit)) of

Hoogst (32 bits) (Highest (32 bit)).

Windows 2000:

Selecteer in het menu Start de optie Instellingen (Settings) > Configuratiescherm (Control Panel) >

Beeld (Display) om het dialoogvenster Beeldschermeigenschappen (Display Properties) te openen.

Stel op het tabblad Instellingen (Settings) Kleuren (Colors) in op Hoge kleuren (16 bits) (High Color

(16 bit)) of Ware kleuren (32 bits) (True Color (32 bit)).

Controle 5: maak de glasplaat en de documentklep schoon.

De glasplaat en de documentklep reinigen

Controle 6: als het document in slechte staat is (vuil, vervaagd), gebruikt u

Stof en krassen reduceren (Reduce Dust and Scratches), Correctie van vervaging (Fading Correction), Correctie van korreligheid (Grain

Correction) en dergelijke in Instellingen voor afbeeldingen (Image Settings) op het tabblad Geavanceerde modus (Advanced Mode) van ScanGear

(scannerstuurprogramma).

Scankwaliteit (afbeelding op het scherm) is slecht

Instellingen voor afbeeldingen (Image Settings)

Controle 7: als de kleurtint van afbeeldingen afwijkt van het originele document, neemt u de volgende maatregelen en probeert u het opnieuw.

Stel op het tabblad Geavanceerde modus (Advanced Mode) van ScanGear

(scannerstuurprogramma) de optie Beeldaanpassing (Image Adjustment) in Instellingen voor afbeeldingen (Image Settings) in op Geen (None).

Instellingen voor afbeeldingen (Image Settings)

Open het dialoogvenster Voorkeuren (Preferences) op het tabblad Geavanceerde modus (Advanced

Mode) van ScanGear (scannerstuurprogramma) en schakel Kleurafstemming (Color Matching) in op het tabblad Kleurinstellingen (Color Settings).

Tabblad Kleurinstellingen (Color Settings)

Naar boven

De gescande afbeelding wordt omringd door extra witruimte

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > Problemen met scannen > De gescande afbeelding wordt omringd door extra witruimte

De gescande afbeelding wordt omringd door extra witruimte

Controle: geef het scangebied op.

Klik op (automatisch bijsnijden) in ScanGear (scannerstuurprogramma) om automatisch het bijsnijdkader (scangebied) voor het toepasselijke documentformaat weer te geven. U kunt het scangebied ook handmatig opgeven, bijvoorbeeld wanneer er witte marges rond het document zijn of wanneer u aangepaste bijsnijdkaders wilt maken.

Bijsnijdkaders aanpassen

Naar boven

Er kunnen niet meerdere documenten tegelijk worden gescand

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > Problemen met scannen > Er kunnen niet meerdere documenten tegelijk worden gescand

Er kunnen niet meerdere documenten tegelijk worden gescand

Controle 1: controleer of de documenten correct op de glasplaat zijn geplaatst.

Documenten plaatsen

Controle 2: scan elk item afzonderlijk.

Bepaalde toepassingen bieden geen ondersteuning voor het scannen van meerdere documenten.

Naar boven

Scannen in de Automatische scanmodus werkt niet goed

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > Problemen met scannen > Scannen in de Automatische scanmodus werkt niet goed

Scannen in de Automatische scanmodus werkt niet goed

Controle 1: controleer of de documenten correct op de glasplaat zijn geplaatst.

Documenten plaatsen

Controle 2: mogelijk wordt scannen van meerdere afbeeldingen niet ondersteund.

Bepaalde toepassingen bieden geen ondersteuning voor het scannen van meerdere documenten. Scan in dat geval elk document afzonderlijk.

Naar boven

Langzame scansnelheid

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > Problemen met scannen > Langzame scansnelheid

Langzame scansnelheid

Controle 1: als u de afbeelding wilt weergeven op een monitor, stelt u de uitvoerresolutie in op ongeveer 150 dpi. Voor afdrukken stelt u de resolutie in op ongeveer 300 dpi.

Resolutie

Controle 2: stel Correctie van vervaging (Fading Correction), Correctie van korreligheid (Grain Correction) en dergelijke in op Geen (None).

Instellingen voor afbeeldingen (Image Settings)

Controle 3: schakel in MP Navigator EX het selectievakje Scheve documenten corrigeren (Correct slanted document) uit en scan het document opnieuw.

Dialoogvenster Scan-instellingen (Scan Settings)

Controle 4: schakel in MP Navigator EX het selectievakje Afdrukstand van tekstdocumenten detecteren en afbeeldingen roteren (Detect the orientation of text documents and rotate images) uit en scan het document opnieuw.

Dialoogvenster Scan-instellingen (Scan Settings)

Naar boven

Er wordt een bericht weergegeven dat er onvoldoende geheugen is

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > Problemen met scannen > Er wordt een bericht weergegeven dat er onvoldoende geheugen is

Er wordt een bericht weergegeven dat er onvoldoende geheugen is

Controle 1: sluit andere toepassingen en probeer het opnieuw.

Controle 2: verlaag de resolutie of het uitvoerformaat en voer de scan opnieuw uit.

Resolutie

Naar boven

De computer loopt vast tijdens het scannen

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > Problemen met scannen > De computer loopt vast tijdens het scannen

De computer loopt vast tijdens het scannen

Controle 1: start de computer opnieuw op, verlaag de uitvoerresolutie in

ScanGear (scannerstuurprogramma) en scan het document nogmaals.

Controle 2: verwijder onnodige bestanden om voldoende ruimte op de vaste schijf vrij te maken en voer de scan opnieuw uit.

Er kan een foutbericht worden weergegeven als er onvoldoende vasteschijfruimte is om de afbeelding te scannen en op te slaan doordat de afbeelding te groot is (bijvoorbeeld bij het scannen van een groot document bij een hoge resolutie).

Controle 3: geef bij Locatie van tijdelijke bestanden (Location of Temporary

Files) in MP Navigator EX een map op een station met voldoende vrije ruimte op.

Tabblad Algemeen (General)

Controle 4: mogelijk zijn er meerdere apparaten aangesloten op USBpoorten.

Verbreek de verbinding van andere apparaten.

Naar boven

De scanner werkt niet nadat een upgrade van Windows is uitgevoerd

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > Problemen met scannen > De scanner werkt niet nadat een upgrade van Windows is uitgevoerd

De scanner werkt niet nadat een upgrade van Windows is uitgevoerd

Controle: verbreek de verbinding van de scanner met de computer.

Verwijder vervolgens MP Drivers en MP Navigator EX en installeer deze opnieuw.

Stap 1: verwijder MP Drivers.

Raadpleeg ' Onnodige MP Drivers verwijderen ' voor meer informatie.

Stap 2: verwijder MP Navigator EX.

1.

Selecteer in het menu Start de optie (Alle) programma's ((All) Programs) > Canon Utilities > MP

Navigator EX 3.0 > MP Navigator EX verwijderen (MP Navigator EX Uninstall).

2.

Klik op Ja (Yes) wanneer u om bevestiging wordt gevraagd.

3.

Klik op OK wanneer het verwijderen is voltooid.

MP Navigator EX is verwijderd.

Stap 3: installeer MP Drivers en MP Navigator EX opnieuw.

Plaats de installatie-cd-rom (Setup CD-ROM) in het schijfstation van de computer en selecteer

Aangepaste installatie (Custom Install) en installeer MP Drivers en MP Navigator EX opnieuw.

Naar boven

Problemen met software

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > Problemen met software

Problemen met software

Het e-mailprogramma dat u wilt gebruiken, wordt niet weergegeven in het scherm waarin u emailprogramma's kunt selecteren

De gescande afbeelding wordt vergroot of verkleind afgedrukt

De gescande afbeelding wordt vergroot of verkleind weergegeven op het computerscherm

De gescande afbeelding kan niet worden geopend

Naar boven

Het e-mailprogramma dat u wilt gebruiken, wordt niet weergegeven in ...

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > Problemen met software > Het e-mailprogramma dat u wilt gebruiken, wordt niet weergegeven in het scherm waarin u e-mailprogramma's kunt selecteren

Het e-mailprogramma dat u wilt gebruiken, wordt niet weergegeven in het scherm waarin u e-mailprogramma's kunt selecteren

Controle 1: mogelijk ondersteunt MP Navigator EX het e-mailprogramma niet.

De volgende e-mailprogramma's worden ondersteund. (Afbeeldingen worden automatisch aan het emailbericht toegevoegd.)

- Windows Mail (Windows Vista)

- Outlook Express (Windows XP/Windows 2000)

- Microsoft Outlook

Controle 2: als een e-mailprogramma niet naar behoren functioneert, controleert u of de MAPI-instelling van het e-mailprogramma is ingeschakeld.

Raadpleeg de handleiding van het e-mailprogramma voor meer informatie.

Controle 3: als u een ander e-mailprogramma gebruikt dan de bovenstaande programma's, selecteert u Geen (handmatig toevoegen)

(None (Attach Manually)) wanneer u wordt gevraagd een programma te kiezen en voegt u de gescande afbeelding handmatig toe.

Naar boven

De gescande afbeelding wordt vergroot of verkleind afgedrukt

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > Problemen met software > De gescande afbeelding wordt vergroot of verkleind afgedrukt

De gescande afbeelding wordt vergroot of verkleind afgedrukt

Controle: geef de afdrukgrootte op in de toepassing.

Naar boven

De gescande afbeelding wordt vergroot of verkleind weergegeven op he...

Downloaded from www.vandenborre.be

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > Problemen met software > De gescande afbeelding wordt vergroot of verkleind weergegeven op het computerscherm

De gescande afbeelding wordt vergroot of verkleind weergegeven op het computerscherm

Controle 1: wijzig de weergave-instelling in de toepassing.

U kunt het weergaveformaat niet verkleinen in Paint. Als u het weergaveformaat wilt verkleinen, opent u de afbeeldingen in een toepassing.

Raadpleeg de handleiding van de toepassing voor meer informatie Als u vragen hebt, kunt u contact opnemen met de fabrikant van de toepassing.

Controle 2: wijzig de resolutie-instelling in ScanGear

(scannerstuurprogramma) en voer de scan opnieuw uit.

Hoe hoger de resolutie, hoe groter de afbeelding.

Resolutie

Naar boven

De gescande afbeelding kan niet worden geopend

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > Problemen met software > De gescande afbeelding kan niet worden geopend

De gescande afbeelding kan niet worden geopend

Controle: als de bestandsindeling niet door de toepassing wordt ondersteund, scant u de afbeelding opnieuw en slaat u deze op in een veelgebruikte bestandsindeling, zoals JPEG.

Raadpleeg de handleiding van de toepassing voor meer informatie Als u vragen hebt, kunt u contact opnemen met de fabrikant van de toepassing.

Naar boven

Problemen met MP Navigator EX

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > Problemen met MP Navigator EX

Problemen met MP Navigator EX

Kan niet scannen met de juiste afmetingen

Bij scannen vanaf het bedieningspaneel kan de positie of het formaat van de afbeelding niet goed worden vastgesteld

Document is juist geplaatst, maar de gescande afbeelding is scheef

Document is juist geplaatst, maar de afdrukstand in de gescande afbeelding is gewijzigd

Naar boven

Kan niet scannen met de juiste afmetingen

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > Problemen met MP Navigator EX > Kan niet scannen met de juiste afmetingen

Kan niet scannen met de juiste afmetingen

Controle 1: controleer of de documenten correct op de glasplaat zijn geplaatst.

Documenten plaatsen

Controle 2: stel Documentformaat (Document size) in op het daadwerkelijke documentformaat en probeer het opnieuw.

Als u geen overeenkomend formaat kunt vinden, scant u het document op een groter formaat en snijdt u de afbeelding bij.

Zie de werkbalk (Bijsnijden) in ' Venster Afbeeldingen corrigeren/verbeteren (Correct/Enhance Images) ' voor meer informatie.

Naar boven

Bij scannen vanaf het bedieningspaneel kan de positie of het formaat v...

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > Problemen met MP Navigator EX > Bij scannen vanaf het bedieningspaneel kan de positie of het formaat van de afbeelding niet goed worden vastgesteld

Bij scannen vanaf het bedieningspaneel kan de positie of het formaat van de afbeelding niet goed worden vastgesteld

Controle 1: controleer of de documenten correct op de glasplaat zijn geplaatst.

Documenten plaatsen

Controle 2: controleer of de instellingen van MP Navigator EX correct zijn voor het document.

Als u niet goed kunt scannen met Automatische scan (Auto Scan) met het bedieningspaneel, geeft u het documenttype of -formaat op in MP Navigator EX.

Foto's en documenten scannen

Naar boven

Document is juist geplaatst, maar de gescande afbeelding is scheef

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > Problemen met MP Navigator EX > Document is juist geplaatst, maar de gescande afbeelding is scheef

Document is juist geplaatst, maar de gescande afbeelding is scheef

Controle: schakel in MP Navigator EX het selectievakje Scheve documenten corrigeren (Correct slanted document) uit en scan het document opnieuw.

Dialoogvenster Scan-instellingen (Scan Settings) (Foto's/documenten)

Naar boven

Document is juist geplaatst, maar de afdrukstand in de gescande afbeel...

Downloaded from www.vandenborre.be

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > Problemen met MP Navigator EX > Document is juist geplaatst, maar de afdrukstand in de gescande afbeelding is gewijzigd

Document is juist geplaatst, maar de afdrukstand in de gescande afbeelding is gewijzigd

Controle: schakel in MP Navigator EX het selectievakje Afdrukstand van tekstdocumenten detecteren en afbeeldingen roteren (Detect the orientation of text documents and rotate images) uit en scan het document opnieuw.

Dialoogvenster Scan-instellingen (Scan Settings) (Foto's/documenten)

Naar boven

Als u het probleem niet kunt oplossen

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > Als u het probleem niet kunt oplossen

Als u het probleem niet kunt oplossen

Als u het probleem niet kunt oplossen met een van de suggesties in dit hoofdstuk, neemt u contact op met de verkoper van het apparaat of met het ondersteuningscentrum.

Het ondersteuningspersoneel van Canon is opgeleid voor het verschaffen van technische ondersteuning aan klanten.

Let op

Schakel het apparaat onmiddellijk uit als het een ongewoon geluid, rook of geur produceert. Trek de stekker uit het stopcontact en neem contact op met de verkoper of het ondersteuningscentrum.

Probeer het apparaat nooit zelf te repareren of uit elkaar te halen.

Als klanten proberen het apparaat te repareren of uit elkaar te halen, vervalt elke garantie, ongeacht de geldigheidsduur van de garantie.

Verzamel de volgende gegevens voordat u contact opneemt met het ondersteuningscentrum:

Productnaam:

* De naam van het apparaat staat vermeld op het voorblad van de installatiehandleiding.

Serienummer: raadpleeg de installatiehandleiding

Details van het probleem

Wat u hebt gedaan om het probleem op te lossen en wat daarvan het resultaat was

Naar boven

Veelgestelde vragen

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > Veelgestelde vragen

Veelgestelde vragen

Geen afdrukresultaten/Onduidelijke afdrukken/Onjuiste kleuren/Witte strepen

Het apparaat beweegt maar er wordt geen inkt toegevoerd

Kan MP Drivers niet installeren

De afdruktaak wordt niet gestart

Kopieer-/afdruktaak wordt beëindigd voordat deze is voltooid

Schrijffout/Uitvoerfout/Communicatiefout

Afdrukresultaten niet naar behoren

Papierstoringen

Het papier wordt niet correct ingevoerd

Naar boven

Instructies voor gebruik (Printerstuurprogramma)

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > Instructies voor gebruik (Printerstuurprogramma)

Instructies voor gebruik (Printerstuurprogramma)

Voor deze versie van het printerstuurprogramma gelden de volgende beperkingen. Houd bij het gebruik van het printerstuurprogramma rekening met het volgende.

Beperkingen van het printerstuurprogramma

In sommige toepassingen is de instelling Aantal (Copies) op het tabblad Pagina-instelling (Page

Setup) van het printerstuurprogramma niet beschikbaar voor selectie.

Gebruik in dit geval de instelling voor het aantal exemplaren in het dialoogvenster Afdrukken (Print) van de toepassing.

Als de geselecteerde Taal (Language) in het dialoogvenster Info (About) niet overeenkomt met de taal van het besturingssysteem, wordt het venster van het stuurprogramma mogelijk niet goed weergegeven.

Wijzig geen instellingen van de items op het tabblad Geavanceerd (Advanced) van de printereigenschappen. Als u deze wijzigt, werken de volgende functies niet goed.

Als Afdrukken naar bestand (Print to file) in het dialoogvenster Afdrukken (Print) van de toepassing is geselecteerd en EMF-spooling met deze toepassing (bijvoorbeeld Adobe PhotoShop LE en MS

Photo Editor) niet mogelijk is, werken de volgende functies ook niet.

Afdrukvoorbeeld (Preview before printing) op het tabblad Afdruk (Main)

Verlies van afdrukgegevens voorkomen (Prevent loss of print data) in het dialoogvenster

Afdrukopties (Print Options)

Pagina-indeling (Page Layout), Poster, Boekje (Booklet), Dubbelzijdig afdrukken (Duplex Printing),

Marge instellen... (Specify Margin...), Vanaf de laatste pagina afdrukken (Print from Last Page),

Sorteren (Collate) en Stempel/Achtergrond... (Stamp/Background...) op het tabblad Paginainstelling (Page Setup)

Aangezien de resolutie in het voorbeeld afwijkt van de resolutie in de afdruk, kunnen tekst en lijnen in het voorbeeld er anders uitzien dan in de uiteindelijke afdruk.

In sommige toepassingen wordt het afdrukken in meerdere afdruktaken onderverdeeld.

Verwijder al deze taken als u het afdrukken wilt annuleren.

Als afbeeldingsgegevens niet correct worden weergegeven, opent u het dialoogvenster Afdrukopties

(Print Options) en wijzigt u de instelling van ICM uitschakelen in de toepassingssoftware vereist

(Disable ICM required from the application software). Hiermee kunt u het probleem mogelijk verhelpen.

Softwarevensters worden wellicht niet correct weergegeven in Windows Vista als de lettertypen zijn ingesteld op Grotere schaal (Larger scale). Als u de vensters wilt weergeven met lettertypen met de instelling Grotere schaal (Larger scale), moet u het bureaubladthema als volgt op Windowsklassiek (Windows Classic) instellen:

1. Selecteer Configuratiescherm (Control Panel) in het menu Start.

2. Selecteer Vormgeving aan persoonlijke voorkeur aanpassen (Appearance and Personalization)

-> Persoonlijke instellingen (Personalization) -> Thema (Theme).

Het dialoogvenster Instellingen voor thema's (Theme Settings) wordt geopend.

3. Klik in het dialoogvenster Instellingen voor thema's (Theme Settings) op het tabblad Thema's

(Themes) en selecteer Windows-klassiek (Windows Classic) bij Thema (Theme).

4. Klik op OK.

Het bureaublad wordt gewijzigd in de klassieke weergave van Windows.

Opmerkingen over toepassingen

Instructies voor gebruik (Printerstuurprogramma)

Voor Microsoft Word (Microsoft Corporation) gelden de volgende beperkingen.

Als Microsoft Word dezelfde afdrukfuncties heeft als het printerstuurprogramma, stelt u deze in

Word in.

Als u Op schaal (Scaled), Passend op papier (Fit-to-Page) of Pagina-indeling (Page Layout) in de lijst Pagina-indeling (Page Layout) op het tabblad Pagina-instelling (Page Setup) selecteert, heeft de geselecteerde functie mogelijk geen effect. Dit is afhankelijk van de versie van Word.

Als dit gebeurt, volgt u onderstaande procedure.

1. Open het dialoogvenster Afdrukken (Print) van Word.

2. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma, geef de Pagina-indeling

(Page Layout) op het tabblad Pagina-instelling (Page Setup) op en klik op OK.

3. Sluit het dialoogvenster Afdrukken (Print) zonder het afdrukken te starten.

4. Open het dialoogvenster Afdrukken (Print) van Word opnieuw.

5. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma opnieuw en klik op OK.

6. Start het afdrukken.

Illustrator/Adobe Systems Inc.

Als Bitmap afdrukken is ingeschakeld, kan het afdrukken lang duren of worden bepaalde gegevens mogelijk niet afgedrukt. Start het afdrukken pas nadat u het selectievakje Bitmap afdrukken (Bitmap

Printing) in het dialoogvenster Afdrukken (Print) hebt uitgeschakeld.

Naar boven

Algemene opmerkingen (scannerstuurprogramma)

Uitgebreide Handleiding > Problemen oplossen > Algemene opmerkingen (scannerstuurprogramma)

Algemene opmerkingen (scannerstuurprogramma)

ScanGear (scannerstuurprogramma) kent de volgende beperkingen. Denk hieraan wanneer u het programma gebruikt.

Beperkingen scannerstuurprogramma

Als u het NTFS-bestandssysteem gebruikt, wordt de TWAIN-gegevensbron wellicht niet opgeroepen. Dit komt doordat de TWAIN-module niet naar de winnt-map kan worden geschreven vanwege beveiligingsredenen. Neem contact op met de beheerder voor meer informatie.

Sommige computers (waaronder laptops) die zijn aangesloten op het apparaat, worden wellicht niet correct geactiveerd vanuit de stand-by-modus. Start in dit geval de computer opnieuw op.

Sluit niet twee of meer apparaten of multifunctionele printers met een scannerfunctie tegelijk aan op dezelfde computer. Wanneer meerdere scanapparaten zijn aangesloten, kunt u niet scannen vanaf het bedieningspaneel en kunnen fouten optreden bij de toegang tot de apparaten.

Softwareschermen worden wellicht niet correct weergegeven in Windows Vista als de lettergrootte is ingesteld op Grotere schaal (Larger scale). Als u de schermen wilt weergeven met lettertypen met de instelling Grotere schaal (Larger scale), moet u het Bureaubladthema (Appearance and

Personalization) als volgt op Windows-klassiek (Windows Classic) instellen:

1. Selecteer in het menu Start de optie Configuratiescherm (Control Panel).

2. Selecteer Vormgeving aan persoonlijke voorkeur aanpassen (Appearance and Personalization) >

Persoonlijke instellingen (Personalization) > Thema (Theme).

Het dialoogvenster Instellingen voor thema's (Theme Settings) wordt geopend.

3. Selecteer op het tabblad Thema (Theme) van het dialoogvenster Instellingen voor thema's

(Theme Settings) de optie Windows-klassiek (Windows Classic) onder Thema (Theme).

4. Klik op OK.

Het bureaublad wordt gewijzigd in de weergave Windows-klassiek.

Gebruik de standaardlettergrootte van het besturingssysteem. Als u een andere lettergrootte instelt, worden softwareschermen mogelijk niet correct weergegeven.

Het scannen kan mislukken als de computer uit de slaap- of standby-stand is gehaald. Volg in dat geval de onderstaande stappen en probeer het opnieuw.

1. Zet het apparaat uit.

2. Sluit ScanGear (scannerstuurprogramma), maak de USB-kabel los van de computer en sluit deze opnieuw aan.

3. Schakel het apparaat in.

ScanGear (scannerstuurprogramma) kan niet vanuit meerdere toepassingen tegelijk worden geopend. ScanGear (scannerstuurprogramma) kan niet twee keer worden geopend binnen een toepassing als het al is geopend.

Sluit het venster van ScanGear (scannerstuurprogramma) voordat u de toepassing sluit.

Zorg dat bij het scannen van grote afbeeldingen met een hoge resolutie voldoende schijfruimte beschikbaar is. Er is bijvoorbeeld ten minste 300 MB vrije ruimte vereist om een A4-document in kleur te scannen met 600 dpi.

ScanGear (scannerstuurprogramma) en WIA-stuurprogramma kunnen niet tegelijkertijd worden gebruikt.

Zet de computer niet in de slaapmodus of slaapstand tijdens het scannen.

De kalibratie kan even duren als het apparaat is aangesloten via USB 1.1.

Toepassingen met beperkingen in het gebruik

Als u Media Center (meegeleverd met Windows XP Media Center Edition 2005) start, kunt u mogelijk het bedieningspaneel op het apparaat niet gebruiken. Start in dit geval de computer opnieuw op.

Algemene opmerkingen (scannerstuurprogramma)

U kunt geen afbeeldingen scannen met de versie van Media Center in Windows Vista™ en

Windows XP Media Center Edition 2005. Scan met andere toepassingen, zoals MP Navigator EX.

In sommige toepassingen kan er een probleem optreden wanneer u naar de miniaturenweergave schakelt op het tabblad Geavanceerde modus (Advanced Mode) van ScanGear

(scannerstuurprogramma). Scan in dat geval elk document afzonderlijk en pas het Papierformaat

(Paper Size) aan elk document aan.

In sommige toepassingen wordt het venster met de miniaturen van de gescande afbeeldingen automatisch gesloten als u het selectievakje Gescande beelden weergeven (View scanned images) op het tabblad Automatische scanmodus (Auto Scan Mode) van ScanGear

(scannerstuurprogramma) inschakelt.

De TWAIN-gebruikersinterface wordt in bepaalde programma's verborgen. Raadpleeg in dat geval de handleiding van de toepassing en wijzig de instellingen naar wens.

Sommige toepassingen bieden geen ondersteuning voor het doorlopend scannen van meerdere documenten. In sommige gevallen wordt alleen de eerste afbeelding geaccepteerd, of meerdere afbeeldingen worden gescand als één afbeelding.

Als u afbeeldingen die net zo groot zijn als de glasplaat scant in een Microsoft Office-toepassing

(zoals Word, Excel of PowerPoint), klikt u op Aangepast (Custom Insert) in het venster Afbeelding van scanner of camera invoegen (Insert Picture from Scanner or Camera). Anders worden de afbeeldingen mogelijk niet goed gescand.

Het is mogelijk dat afbeeldingen in bepaalde toepassingen niet goed worden gescand. Vergroot in dat geval het virtuele geheugen van het besturingssysteem en probeer het opnieuw.

Als het afbeeldingsformaat te groot is (zoals wanneer u grote afbeeldingen scant met een hoge resolutie), reageert de computer wellicht niet of blijft de voortgangsbalk op 0% staan afhankelijk van de toepassing. Annuleer in dat geval de bewerking (bijvoorbeeld door op Annuleren (Cancel) te klikken op de voortgangsbalk) en vergroot het virtuele geheugen van het besturingssysteem of verklein de afbeeldingsgrootte/resolutie en probeer het opnieuw. U kunt ook proberen de afbeelding eerst te scannen met MP Navigator EX en vervolgens op te slaan en te openen in de toepassing.

Naar boven

Bijlage

Uitgebreide Handleiding > Bijlage

Bijlage

Afdrukgebied

De documentklep loskoppelen/vastmaken

Een ongewenste afdruktaak verwijderen

MP Drivers bijwerken

On line handleidingen verwijderen

Het apparaat vervoeren

Het dialoogvenster Printereigenschappen openen (Windows)

De dialoogvensters Pagina-instelling en Afdrukken openen (Macintosh)

Canon IJ Printer Utility openen (Macintosh)

De printer delen in een netwerk

Naar boven

Afdrukgebied

Uitgebreide Handleiding > Bijlage > Afdrukgebied

Afdrukgebied

Voor de beste afdrukkwaliteit wordt door het apparaat een marge aan iedere zijde van het papier vrijgelaten. Het eigenlijke afdrukgebied is het gebied binnen deze marges.

Aanbevolen afdrukgebied : Canon raadt u aan binnen dit gebied af te drukken.

Afdrukgebied : In dit gebied is afdrukken mogelijk.

Als u hier afdrukt, kan de afdrukkwaliteit of de precisie van de papierinvoer echter afnemen.

Opmerking

Afdrukken zonder marges

U kunt afdrukken zonder marges maken met behulp van de functie Afdrukken zonder marges.

Als u afdrukt zonder marges, wordt de afbeelding aan de randen mogelijk enigszins bijgesneden omdat de afgedrukte afbeelding zodanig is vergroot dat de hele pagina wordt gevuld.

Gebruik voor afdrukken zonder marges het volgende papier:

Glanzend Fotopapier 'voor frequent gebruik' GP-501

Glossy Foto Papier GP-502

Photo Paper Plus Halfglans SG-201

Professioneel Foto Platinum PT-101*

Glossy Foto Papier Extra II PP-201

Professioneel Fotopapier II PR-201

Matglans Foto Papier MP-101

* Met de MP270 series kan dit papier uitsluitend worden gebruikt bij het afdrukken vanaf een computer.

Als u zonder marges afdrukt op een andere papiersoort, kan de afdrukkwaliteit aanzienlijk afnemen en/of kunnen afdrukken een andere kleurtint krijgen.

Zonder marges afdrukken op gewoon papier kan de kwaliteit van afdrukken negatief beïnvloeden. Gebruik gewoon papier alleen voor testafdrukken. Zonder marges afdrukken op gewoon papier is alleen mogelijk wanneer u afdrukt vanaf uw computer.

Afdrukken zonder marges is niet mogelijk op enveloppen en papier van het formaat Legal, A5 of

B5.

Afhankelijk van het type papier bestaat bij afdrukken zonder marges de kans dat de afdrukkwaliteit aan de boven- en onderrand van het papier afneemt of dat er vlekken op het papier ontstaan.

Letter, Legal

Enveloppen

Andere formaten dan Letter, Legal, Enveloppen

Naar boven

Andere formaten dan Letter, Legal, Enveloppen

Uitgebreide Handleiding > Bijlage > Afdrukgebied > Andere formaten dan Letter, Legal, Enveloppen

Andere formaten dan Letter, Legal, Enveloppen

Formaat

A5*

A4

B5*

4 x 6 inch / 10 x 15 cm

4 x 8 inch / 10 x 20 cm*

5 x 7 inch / 13 x 18 cm

8 x 10 inch / 20 x 25 cm

Breed

Afdrukgebied (breedte x hoogte)

5,56 x 7,95 inch / 141,2 x 202,0 mm

8,00 x 11,38 inch / 203,2 x 289,0 mm

6,90 x 9,80 inch / 175,2 x 249,0 mm

3,73 x 5,69 inch / 94,8 x 144,4 mm

3,73 x 7,69 inch / 94,8 x 195,2 mm

4,73 x 6,69 inch / 120,2 x 169,8 mm

7,73 x 9,69 inch / 196,4 x 246,0 mm

3,73 x 6,80 inch / 94,8 x 172,6 mm

* Met de MP270 series kan dit paginaformaat uitsluitend worden gebruikt bij het afdrukken vanaf een computer.

Aanbevolen afdrukgebied

Afdrukgebied

Naar boven

Letter, Legal

Uitgebreide Handleiding > Bijlage > Afdrukgebied > Letter, Legal

Letter, Legal

Formaat

Letter

Legal*

Afdrukgebied (breedte x hoogte)

8,00 x 10,69 inch / 203,2 x 271,4 mm

8,00 x 13,69 inch / 203,2 x 347,6 mm

* Dit paginaformaat kan uitsluitend worden gebruikt bij het afdrukken vanaf een computer.

Aanbevolen afdrukgebied

Afdrukgebied

Naar boven

Enveloppen

Uitgebreide Handleiding > Bijlage > Afdrukgebied > Enveloppen

Enveloppen

Formaat

Europees DL*

US Comm. Env. #10*

Aanbevolen afdrukgebied (breedte x hoogte)

4,06 x 7,07 inch / 103,2 x 179,5 mm

3,86 x 7,91 inch / 98,0 x 200,8 mm

* Dit paginaformaat kan uitsluitend worden gebruikt bij het afdrukken vanaf een computer.

Aanbevolen afdrukgebied

Naar boven

De documentklep loskoppelen/vastmaken

Uitgebreide Handleiding > Bijlage > De documentklep loskoppelen/vastmaken

De documentklep loskoppelen/vastmaken

De documentklep loskoppelen:

Houd de documentklep verticaal.

De documentklep vastmaken:

Plaats beide scharnieren (A) van de documentklep verticaal in de houder (B) om de documentklep vast te maken, zoals hieronder is aangegeven.

Naar boven

Een ongewenste afdruktaak verwijderen

Uitgebreide Handleiding > Bijlage > Een ongewenste afdruktaak verwijderen

Een ongewenste afdruktaak verwijderen

Wanneer de printer niet start met afdrukken, is het mogelijk dat de geannuleerde of niet-uitgevoerde afdrukgegevens in de wachtrij blijven staan.

U kunt de ongewenste afdruktaak met behulp van de Canon IJ-statusmonitor verwijderen.

1.

Geef de Canon IJ-statusmonitor weer

Klik op de knop Statusmonitor op de taakbalk.

De Canon IJ-statusmonitor verschijnt.

2.

Geef de afdruktaken weer

Klik op Afdrukrij weergeven... (Display Print Queue...).

Het venster met de afdrukwachtrij wordt geopend.

3.

Verwijder de afdruktaken

Selecteer Alle documenten annuleren (Cancel All Documents) in het menu Printer.

Klik op Ja (Yes) in het bevestigingsbericht.

Het verwijderen van de afdruktaak is voltooid.

Belangrijk

Gebruikers die geen toegangsrechten hebben voor printerbeheer, kunnen de afdruktaak van een andere gebruiker niet verwijderen.

Opmerking

Als u deze bewerking uitvoert, worden alle afdruktaken verwijderd. Als de afdrukwachtrij ook gewenste afdruktaken bevatte, moet u het afdrukproces opnieuw starten.

Naar boven

MP Drivers bijwerken

Uitgebreide Handleiding > Bijlage > MP Drivers bijwerken

MP Drivers bijwerken

De nieuwste versie van MP Drivers ophalen

Onnodige MP Drivers verwijderen

Voordat u MP Drivers installeert

MP Drivers installeren

Naar boven

De nieuwste versie van MP Drivers ophalen

Uitgebreide Handleiding > Bijlage > MP Drivers bijwerken > De nieuwste versie van MP Drivers ophalen

De nieuwste versie van MP Drivers ophalen

De MP Drivers omvatten een printerstuurprogramma en een scannerstuurprogramma (ScanGear).

Door MP Drivers bij te werken naar de nieuwste versie, kunt u onopgeloste problemen mogelijk verhelpen.

U kunt vanaf onze website de nieuwste versie van MP Drivers voor uw model downloaden.

Belangrijk

U kunt MP Drivers gratis downloaden, maar de kosten van de internetverbinding zijn voor uw eigen rekening.

Verwijder de oudere versie voordat u de nieuwste versie van MP Drivers installeert.

Zie Onnodige MP Drivers verwijderen voor informatie over het verwijderen van de MP Drivers.

Verwante onderwerpen

Voordat u MP Drivers installeert

MP Drivers installeren

Naar boven

Onnodige MP Drivers verwijderen

Uitgebreide Handleiding > Bijlage > MP Drivers bijwerken > Onnodige MP Drivers verwijderen

Onnodige MP Drivers verwijderen

Wanneer u MP Drivers niet meer nodig hebt, kunt u dit verwijderen.

Sluit alle actieve toepassingen voordat u MP Drivers gaat verwijderen.

De procedure voor het verwijderen van MP Drivers is als volgt:

Als er een verwijderprogramma is

1.

Start het verwijderprogramma

Selecteer in Windows Vista of Windows XP het menu Start -> Alle programma's (All Programs) ->

'Naam van uw apparaatmodel' ("Your model name") -> Verwijderprogramma voor MP Drivers (MP

Drivers Uninstaller).

Selecteer in Windows 2000 het menu Start -> Programma's (Programs) -> 'Naam van uw apparaatmodel' ("Your model name") -> Verwijderprogramma voor MP Drivers (MP Drivers

Uninstaller).

Het dialoogvenster Verwijderprogramma voor MP Drivers (MP Drivers Uninstaller) wordt weergegeven.

Belangrijk

In Windows Vista wordt wellicht een bevestigings-/waarschuwingsvenster weergegeven bij het installeren, verwijderen of starten van software.

Dit dialoogvenster verschijnt wanneer beheerdersrechten zijn vereist voor het uitvoeren van een taak.

Als u bent aangemeld bij een beheerdersaccount, klikt u op Doorgaan (Continue) of Toestaan

(Allow) om door te gaan.

Voor sommige toepassingen is een beheerdersaccount vereist om door te gaan. Als u bent aangemeld bij een standaardaccount, schakelt u over naar een beheerdersaccount en start u de bewerking opnieuw.

2.

Voer het verwijderprogramma uit

Klik op Uitvoeren (Execute). Klik op Ja (Yes) in het bevestigingsbericht.

Klik op Voltooien (Complete) wanneer alle bestanden zijn verwijderd.

De MP Drivers zijn verwijderd.

Belangrijk

Wanneer u de MP Drivers verwijdert, worden het printerstuurprogramma en het scannerstuurprogramma (ScanGear) verwijderd.

Als er geen verwijderprogramma is

Volg deze stappen als er geen verwijderprogramma in het menu Start van Windows Vista aanwezig is:

1.

Selecteer de printer die u wilt verwijderen

Selecteer Start -> Configuratiescherm (Control Panel) -> Hardware en geluiden (Hardware and

Sound) -> Printers.

Klik op het model dat u wilt verwijderen en druk op de Alt-toets op het toetsenbord. Klik in het menu

Bestand (File) op Verwijderen (Delete).

2.

Verwijder de printer

Als het dialoogvenster Gebruikersaccountbeheer (User Account Control) wordt weergegeven, klikt u

Onnodige MP Drivers verwijderen

op Doorgaan (Continue). Klik vervolgens op Ja (Yes) in het bevestigingsbericht.

Het pictogram wordt verwijderd.

3.

Selecteer het printerstuurprogramma dat u wilt verwijderen

Druk op de Alt-toets. Selecteer in het menu Bestand (File) de optie Als administrator uitvoeren (Run as administrator) en klik op Eigenschappen van server... (Server Properties...).

Als het dialoogvenster Gebruikersaccountbeheer (User Account Control) wordt weergegeven, klikt u op Doorgaan (Continue).

Klik op de tab Stuurprogramma's (Drivers). Klik in de lijst Geïnstalleerde printerstuurprogramma's

(Installed printer drivers) op de printer die u wilt verwijderen.

4.

Verwijder het printerstuurpogramma

Als u op Verwijderen... (Remove...) klikt, wordt het dialoogvenster Stuurprogramma en pakket verwijderen (Remove Driver And Package) weergegeven.

Selecteer Stuurprogramma en pakket verwijderen (Remove driver and driver package) en klik op

OK.

Klik op Ja (Yes) in het bevestigingsbericht.

Nadat de gegevens zijn verzameld, klikt u in het dialoogvenster Stuurprogrammapakket verwijderen

(Remove Driver Package) op Verwijderen (Delete).

5.

Klik op OK

Het verwijderen van het printerstuurprogramma is voltooid.

Belangrijk

U kunt het printerstuurprogramma mogelijk niet verwijderen uit de lijst Geïnstalleerde printerstuurprogramma's (Installed printer drivers).

In dit geval moet u de computer opnieuw opstarten en het nogmaals proberen.

Naar boven

Voordat u MP Drivers installeert

Uitgebreide Handleiding > Bijlage > MP Drivers bijwerken > Voordat u MP Drivers installeert

Voordat u MP Drivers installeert

In dit onderwerp worden de items beschreven die u moet controleren voordat u MP Drivers installeert. U moet dit gedeelte ook raadplegen als MP Drivers niet kan worden geïnstalleerd.

Controleer de apparaatstatus

Sluit het apparaat aan op de computer. Voor meer informatie over het aansluiten raadpleegt u het hoofdstuk 'De software installeren' in: Aan de Slag-gids.

Schakel het apparaat uit.

De instellingen van de computer controleren

Sluit alle actieve toepassingen.

Meld u in Windows Vista aan als gebruiker met beheerdersrechten.

Meld u in Windows XP aan als de beheerder van de computer.

Meld u in Windows 2000 aan als een lid van de groep Beheerders.

Opmerking

Als er een oudere versie van MP Drivers op de computer is geïnstalleerd, verwijdert u die versie eerst. Raadpleeg Onnodige MP Drivers verwijderen voor informatie over het verwijderen van MP

Drivers.

Verwante onderwerpen

De nieuwste versie van MP Drivers ophalen

MP Drivers installeren

Naar boven

MP Drivers installeren

Uitgebreide Handleiding > Bijlage > MP Drivers bijwerken > MP Drivers installeren

MP Drivers installeren

U kunt vanaf onze website de nieuwste versie van MP Drivers voor uw model downloaden.

De procedure voor het installeren van MP Drivers is als volgt:

1.

Schakel het apparaat uit

Belangrijk

Wanneer u de computer inschakelt terwijl het apparaat is ingeschakeld, wordt de Windows

Plug en Play-functie automatisch uitgevoerd en wordt het venster Nieuwe hardware gevonden

(Found New Hardware) (Windows Vista) of Wizard Nieuwe hardware gevonden (Found New

Hardware Wizard) (Windows XP, Windows 2000) weergegeven. Klik in dit geval op Annuleren

(Cancel).

2.

Start het installatieprogramma

Dubbelklik op het pictogram van het bestand dat u hebt gedownload.

Het installatieprogramma wordt gestart.

Belangrijk

In Windows Vista wordt wellicht een bevestigings-/waarschuwingsvenster weergegeven bij het installeren, verwijderen of starten van software.

Dit dialoogvenster verschijnt wanneer beheerdersrechten zijn vereist voor het uitvoeren van een taak.

Als u bent aangemeld bij een beheerdersaccount, klikt u op Doorgaan (Continue) of Toestaan

(Allow) om door te gaan.

Voor sommige toepassingen is een beheerdersaccount vereist om door te gaan. Als u bent aangemeld bij een standaardaccount, schakelt u over naar een beheerdersaccount en start u de bewerking opnieuw.

3.

Installeer het stuurprogramma

Klik in het venster Welkom (Welcome) op Volgende (Next).

Lees de inhoud van het venster Licentieovereenkomst (License Agreement). Klik op Ja (Yes) nadat u de inhoud hebt gecontroleerd.

De installatie van MP Drivers wordt gestart.

Wanneer het venster Installatie voltooid (Installation Complete) wordt weergegeven, controleert u of het apparaat met een kabel op de computer is aangesloten.

Als u de verbindingspoort voor het apparaat handmatig wilt selecteren, schakelt u het selectievakje

Printerpoort selecteren (Select printer port) in en klikt u op Handmatige selectie (Manual selection).

Selecteer de bestemming van de verbinding in het venster Printerpoort selecteren (Select printer port) en klik op OK.

4.

Voltooi de installatie

Klik op Voltooien (Complete).

Schakel het apparaat in en wacht totdat de verbinding wordt herkend.

Hiermee is de installatie van de MP Drivers voltooid.

Afhankelijk van de omgeving die u gebruikt, wordt wellicht een bericht weergegeven dat u de computer opnieuw moet opstarten. Start de computer opnieuw op om de installatie te voltooien.

Belangrijk

U kunt MP Drivers gratis downloaden, maar de kosten van de internetverbinding zijn voor uw eigen rekening.

MP Drivers installeren

Verwante onderwerpen

De nieuwste versie van MP Drivers ophalen

Voordat u MP Drivers installeert

Naar boven

On line handleidingen verwijderen

Uitgebreide Handleiding > Bijlage > On line handleidingen verwijderen

On line handleidingen verwijderen

Voer de volgende procedure uit als u alle geïnstalleerde on line handleidingen van de computer wilt verwijderen.

Sluit alle geopende on line handleidingen voordat u de on line handleidingen verwijdert.

Alle geïnstalleerde on line handleidingen worden tegelijkertijd verwijderd.

1.

Klik op Start > Alle programma's (All Programs) (Programma's (Programs) in

Windows 2000) > Canon XXX handleiding (Canon XXX Manual) (waarbij XXX de naam van uw apparaat is) > Verwijderen (Uninstall).

2.

Klik op OK in het bevestigingsbericht.

Opmerking

Klik bij de vraag of u de computer opnieuw wilt opstarten op OK. De computer wordt opnieuw opgestart.

On line handleidingen, anders dan de Help van het printerstuurprogramma en van het scannerstuurprogramma, worden tegelijk verwijderd.

1.

Selecteer Programma’s (Applications) in het menu Ga (Go).

2.

Dubbelklik achtereenvolgens op de map Canon Utilities en de map IJ-handleiding (IJ

Manual).

3.

Sleep de map met de naam van uw apparaat naar de prullenbak.

4.

Sleep het bureaubladpictogram Online handleiding Canon XXX Canon XXX

On-screen Manual (waarbij XXX de naam van het apparaat is) naar de prullenbak.

Naar boven

Het apparaat vervoeren

Uitgebreide Handleiding > Bijlage > Het apparaat vervoeren

Het apparaat vervoeren

Als u het apparaat verplaatst, moet u het apparaat weer inpakken met het oorspronkelijke verpakkingsmateriaal.

Als u het originele verpakkingsmateriaal niet meer hebt, verpakt u het apparaat voorzichtig en zorgvuldig met beschermend materiaal in een stevige doos.

Belangrijk

Het apparaat mag nooit schuin, verticaal of ondersteboven worden opgeslagen of vervoerd, omdat er anders inkt kan lekken en het apparaat beschadigd kan raken.

1.

Zet het apparaat uit.

2.

Controleer of het aan/uit-lampje uit is en haal de stekker uit het stopcontact.

Belangrijk

Als het aan/uit-lampje brandt of groen knippert, mag u de stekker niet uit het stopcontact halen.

Dit kan namelijk storingen of schade veroorzaken waardoor u niet meer met de printer kunt afdrukken.

3.

Trek de papiersteun uit en sluit vervolgens de papieruitvoerlade.

4.

Koppel de printerkabel los van de computer en van het apparaat en trek vervolgens de stekker van het apparaat uit het stopcontact.

5.

Zet met plakband alle kleppen van het apparaat vast, zodat deze tijdens het vervoer niet kunnen opengaan. Verpak het apparaat vervolgens in de plastic zak.

6.

Bevestig het beschermend materiaal aan het apparaat.

Belangrijk

U kunt de reeds geplaatste FINE-inktpatronen beter niet uit het apparaat verwijderen.

Opmerking

Markeer de doos met de tekst BREEKBAAR of VOORZICHTIG.

Naar boven

Het dialoogvenster Printereigenschappen openen (Windows)

Uitgebreide Handleiding > Bijlage > Het dialoogvenster Printereigenschappen openen (Windows)

Het dialoogvenster Printereigenschappen openen (Windows)

U kunt het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma openen via de toepassing waarin u werkt of via het menu Start van Windows.

Het dialoogvenster printereigenschappen via de toepassing openen

Volg onderstaande procedure om de afdrukinstellingen op te geven voor het afdrukken.

1.

Selecteer de opdracht voor het afdrukken in het programma dat u gebruikt.

Meestal doet u dit door Afdrukken (Print) te kiezen in het menu Bestand (File) waardoor het dialoogvenster Afdrukken (Print) wordt weergegeven.

2.

Selecteer de naam van uw printermodel en klik op Voorkeuren (Preferences) of

Eigenschappen (Properties).

Het eigenschappenvenster van de printer wordt geopend.

Opmerking

Afhankelijk van de toepassing die u gebruikt, kunnen de namen van opdrachten of menu's verschillen en kan de procedure uit meer stappen bestaan. Raadpleeg de gebruikershandleiding bij de toepassing voor meer informatie.

Het dialoogvenster printereigenschappen via het menu Start openen

Volg onderstaande procedure om onderhoudswerkzaamheden uit te voeren, zoals het reinigen van de printkop, of afdrukinstellingen op te geven die in alle toepassingen vrijwel hetzelfde zijn.

1.

Selecteer items in het menu Start zoals hieronder wordt aangegeven.

In Windows Vista selecteert u het menu Start > Configuratiescherm (Control Panel) >

Hardware en geluid (Hardware and Sound) > Printers.

In Windows XP selecteert u Start > Configuratiescherm (Control Panel) > Printers en andere hardware (Printers and Other Hardware) > Printers en faxapparaten (Printers and Faxes).

In Windows 2000 selecteert u Start > Instellingen (Settings) > Printers.

2.

Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van uw model en selecteer

Voorkeursinstellingen voor afdrukken (Printing Preferences) in het weergegeven menu.

Het eigenschappenvenster van de printer wordt geopend.

Belangrijk

Wanneer u het dialoogvenster met printereigenschappen via Eigenschappen

(Properties) opent, worden tabbladen met Windows-functies weergegeven, zoals

Poorten (Ports) of Geavanceerd (Advanced). Deze tabbladen verschijnen niet wanneer u het printerstuurprogramma opent via Voorkeursinstellingen voor afdrukken (Printing

Preferences) of een toepassing. Raadpleeg de gebruikershandleiding bij Windows voor meer informatie over de tabbladen met Windows-functies.

Naar boven

De dialoogvensters Pagina-instelling en Afdrukken openen (Macintosh)

Uitgebreide Handleiding > Bijlage > De dialoogvensters Pagina-instelling en Afdrukken openen (Macintosh)

De dialoogvensters Pagina-instelling en Afdrukken openen

(Macintosh)

U kunt het dialoogvenster Pagina-instelling en Afdrukken openen vanuit de toepassing die u gebruikt.

Het dialoogvenster Pagina-instelling openen

Open het dialoogvenster Pagina-instelling als u de pagina- of papierinstellingen wilt opgeven voordat u gaat afdrukken.

1.

Selecteer Pagina-instelling... (Page Setup...) in het menu Bestand (File) van uw toepassing.

Het dialoogvenster Pagina-instelling wordt geopend.

Het dialoogvenster Afdrukken openen

Open het dialoogvenster Afdrukken als u de afdrukinstellingen wilt opgeven voordat u gaat afdrukken.

1.

Selecteer Afdrukken... (Print...) in het menu Bestand (File) van uw toepassing.

Het dialoogvenster Afdrukken wordt geopend.

Naar boven

Canon IJ Printer Utility openen (Macintosh)

Uitgebreide Handleiding > Bijlage > Canon IJ Printer Utility openen (Macintosh)

Canon IJ Printer Utility openen (Macintosh)

Volg de onderstaande procedure om Canon IJ Printer Utility te openen.

In Mac OS X v.10.5.x

1.

Selecteer Systeemvoorkeuren (System Preferences) in het Apple-menu.

2.

Klik op Afdrukken en faxen (Print & Fax).

3.

Selecteer de naam van uw apparaat in de lijst Printers en klik op Open afdrukwachtrij...

(Open Print Queue...).

De taaklijst van uw apparaat wordt weergegeven.

4.

Klik op Hulpprogramma (Utility).

De Printerlijst (Printer List) wordt geopend.

5.

Selecteer de naam van uw apparaat in de lijst Product en klik op Onderhoud

(Maintenance).

Canon IJ Printer Utility openen (Macintosh)

Canon IJ Printer Utility wordt gestart.

In Mac OS X v.10.4.x of Mac OS X v 10.3.9

1.

Selecteer Programma’s (Applications) in het menu Ga (Go).

2.

Dubbelklik op de map Hulpprogramma's (Utilities) en dubbelklik vervolgens op het pictogram Printer Setup Utility.

De Printerlijst (Printer List) wordt geopend.

3.

Selecteer de naam van uw apparaat in de lijst Naam (Name) en klik op Hulpprogramma

(Utility).

4.

Selecteer de naam van uw apparaat in de lijst Product en klik op Onderhoud

(Maintenance).

Canon IJ Printer Utility openen (Macintosh)

Canon IJ Printer Utility wordt gestart.

Naar boven

De printer delen in een netwerk

Uitgebreide Handleiding > Bijlage > De printer delen in een netwerk

De printer delen in een netwerk

Wanneer meerdere computers in een netwerkomgeving worden gebruikt, kunt u de printer aansluiten op

één computer en de printer vanaf de andere computers in het netwerk gebruiken.

De computers in een netwerk hoeven niet noodzakelijkerwijs dezelfde versie van Windows te hebben.

Instellingen op de afdrukserver

Dit is de procedure voor het instellen van een computer waarop een printer direct met een USBkabel is aangesloten:

Instellingen op de client-pc

Dit is de procedure voor het instellen van computers die deze printer via het netwerk gebruiken:

Bij het uitvoeren van een afdruktaak worden de gegevens via de afdrukserver naar de printer verzonden.

Belangrijk

Wanneer een document vanaf een clientsysteem naar een gedeelde printer wordt afgedrukt en een fout optreedt, wordt het foutbericht van de Canon IJ-statusmonitor zowel op het clientsysteem als de afdrukserver weergegeven. Bij normale afdruktaken wordt de Canon IJ-statusmonitor alleen op het clientsysteem weergegeven.

Opmerking

Installeer het stuurprogramma van de installatie-cd-rom die bij het apparaat wordt geleverd op het afdrukserversysteem en op elk van de clientsystemen volgens de methode voor het besturingssysteem.

U kunt deze printer niet delen met Macintosh-computers.

Verwant onderwerp

Beperkingen bij het delen van printers

Naar boven

Instellingen op de afdrukserver

Uitgebreide Handleiding > Bijlage > De printer delen in een netwerk > Instellingen op de afdrukserver

Instellingen op de afdrukserver

Wanneer u de printer in een netwerk wilt gebruiken, moet u de printer op het afdrukserversysteem op delen instellen.

De procedure voor het instellen van de afdrukserversystemen is als volgt:

1.

Installeer het printerstuurprogramma op het afdrukserversysteem

Voor meer informatie over de installatie raadpleegt u het hoofdstuk 'De software installeren' in Aan de Slag-gids.

2.

Selecteer items in het menu Start zoals hieronder aangegeven:

In Windows Vista selecteert u Start -> Configuratiescherm (Control Panel) -> Hardware en geluiden (Hardware and Sound) -> Printers.

In Windows XP selecteert u Start -> Configuratiescherm (Control Panel) -> Printers en andere hardware (Printers and Other Hardware) -> Printers en faxapparaten (Printers and Faxes).

In Windows 2000 selecteert u Start -> Instellingen (Settings) -> Printers.

Het venster Printers (Windows Vista, Windows 2000) of Printers en faxapparaten (Printers and

Faxes) (Windows XP) wordt weergegeven.

3.

Klik op het pictogram van het printermodel dat moet worden gedeeld

Druk in Windows Vista op de Alt-toets op uw toetsenbord en selecteer Als administrator uitvoeren (Run as administrator) -> Delen... (Sharing...) in het menu Bestand (File) dat wordt weergegeven.

Selecteer in Windows XP of Windows 2000 de optie Delen... (Sharing...) in het menu Bestand

(File).

Belangrijk

In Windows Vista wordt wellicht een bevestigings-/waarschuwingsvenster weergegeven bij het installeren, verwijderen of starten van software.

Dit dialoogvenster verschijnt wanneer beheerdersrechten zijn vereist voor het uitvoeren van een taak.

Als u bent aangemeld bij een beheerdersaccount, klikt u op Doorgaan (Continue) of Toestaan

(Allow) om door te gaan.

Voor sommige toepassingen is een beheerdersaccount vereist om door te gaan. Als u bent aangemeld bij een standaardaccount, schakelt u over naar een beheerdersaccount en start u de bewerking opnieuw.

Opmerking

In Windows XP wordt wellicht een bericht weergegeven dat de gebruiker het beste de wizard

Netwerk instellen kan gebruiken om de functie voor delen in te stellen.

Als dit bericht wordt weergegeven, selecteert u de optie dat u de wizard niet wilt gebruiken en stelt u delen in.

4.

Stel delen in

Selecteer Deze printer delen (Share this printer) (Windows Vista, Windows XP) of Gedeeld (Shared as) (Windows 2000) op het tabblad Delen (Sharing) om zo nodig een gedeelde naam in te stellen en klik op OK.

Het instellen van het afdrukserversysteem voltooid. Vervolgens stelt u de clientsystemen in.

Instellingen op de afdrukserver

Naar boven

Instellingen op de client-pc

Uitgebreide Handleiding > Bijlage > De printer delen in een netwerk > Instellingen op de client-pc

Instellingen op de client-pc

Na het instellen van het afdrukserversysteem, stelt u het clientsysteem in.

De procedure voor het instellen van de clientsystemen is als volgt:

In Windows Vista

1.

Installeer het printerstuurprogramma op de clientsystemen

Als u het stuurprogramma wilt installeren, plaatst u de installatie-cd-rom die bij het apparaat is geleverd en selecteert u Aangepaste installatie (Custom Install).

Voor meer informatie over het aansluiten raadpleegt u het hoofdstuk 'De software installeren' in: Aan de Slag-gids.

Opmerking

Tijdens de installatie wordt een venster weergegeven met het verzoek de printer in te schakelen. Klik op Handmatige selectie (Manual Selection) en selecteer de juiste poort om de installatie te voltooien.

2.

Start de wizard

Selecteer Start -> Netwerk (Network) -> Een printer toevoegen (Add a printer).

Het venster Printer toevoegen (Add Printer) wordt weergegeven.

3.

Voeg een printer toe

Selecteer Netwerkprinter, draadloze printer of Bluetooth-printer toevoegen (Add a network, wireless or Bluetooth printer), klik op het pictogram van de printer die u op het afdrukserversysteem als gedeelde printer hebt ingesteld en klik opVolgende (Next).

Opmerking

Als het pictogram van de printer niet wordt weergegeven, controleert u of de printer is aangesloten op de afdrukserver.

Het kan enige tijd duren voordat het pictogram van de printer wordt weergegeven.

4.

Voltooi de configuratie

Voer de bewerking uit die wordt beschreven op het scherm en klik op Voltooien (Finish).

In het venster Printers wordt het pictogram voor de gedeelde printer weergegeven.

Het instellen van de clientsystemen is voltooid. U kunt de printer nu in het netwerk delen.

In Windows XP/Windows 2000

1.

Installeer het printerstuurprogramma op de clientsystemen

Als u het stuurprogramma wilt installeren, plaatst u de installatie-cd-rom die bij het apparaat is geleverd en selecteert u Aangepaste installatie (Custom Install).

Voor meer informatie over het aansluiten raadpleegt u het hoofdstuk 'De software installeren' in: Aan de Slag-gids.

Opmerking

Tijdens de installatie wordt een venster weergegeven met het verzoek de printer in te schakelen. Klik op Handmatige selectie (Manual Selection) en selecteer de juiste poort om de installatie te voltooien.

Instellingen op de client-pc

2.

Start de wizard

In Windows XP selecteert u Start -> Configuratiescherm (Control Panel) -> Printers en andere hardware (Printers and Other Hardware) -> Printers en faxapparaten (Printers and Faxes) ->

Printer toevoegen (Add a printer).

In Windows 2000 selecteert u Start -> Instellingen (Settings) -> Printers -> Een printer toevoegen

(Add a printer).

Klik in het venster De wizard Printer toevoegen (Welcome to the Add Printer Wizard) op Volgende

(Next).

3.

Voeg een printer toe

Selecteer Netwerkprinter, of een printer die met een andere computer is verbonden (A network printer, or a printer attached to another computer) (Windows XP) of Netwerkprinter (Network printer)

(Windows 2000) en klik op Volgende (Next).

Klik in het venster Geef een printer op (Specify a Printer) (Windows XP) of het venster De printer zoeken (Locate Your Printer) (Windows 2000) op Volgende (Next) en zoek naar het afdrukserversysteem.

Klik op het pictogram van de printer die u op het afdrukserversysteem als gedeelde printer hebt ingesteld en klik op Volgende (Next).

Opmerking

Als het pictogram van de printer niet wordt weergegeven, controleert u of de printer is aangesloten op de afdrukserver.

4.

Voltooi de configuratie

Voer de bewerking uit die wordt beschreven op het scherm en klik op Voltooien (Finish).

Het pictogram voor de gedeelde printer wordt gemaakt in het venster Printers en faxapparaten

(Printers and Faxes) (Windows XP) of het venster Printers (Windows 2000).

Het instellen van de clientsystemen is voltooid. U kunt de printer nu in het netwerk delen.

Naar boven

Beperkingen bij het delen van printers

Uitgebreide Handleiding > Bijlage > De printer delen in een netwerk > Beperkingen bij het delen van printers

Beperkingen bij het delen van printers

Bij het gebruik van een printer in een netwerk gelden bepaalde beperkingen. Lees de beperkingen voor de omgeving waarin u werkt.

Als u een printer in een netwerk deelt

Er kan een bericht worden weergegeven dat het afdrukken is voltooid. Als u wilt dat het bericht niet meer wordt weergegeven, volgt u de onderstaande procedure.

In Windows Vista:

Druk op de Alt-toets vanuit het venster Printers op het clientsysteem. Open Als administrator uitvoeren (Run as administrator) -> Eigenschappen van server... (Server Properties...) vanuit het menu Bestand (File) dat wordt weergegeven.

Schakel Informatieve meldingen voor netwerkprinters weergeven (Show informational notifications for network printers) op het tabblad Geavanceerd (Advanced) uit en start de computer opnieuw op.

In Windows XP of Windows 2000:

Open Eigenschappen van server (Server Properties) vanuit het menu Bestand (File) van het venster Printers en faxapparaten (Printer and Faxes) (Windows XP) of het venster Printers

(Windows 2000) op het afdrukserversysteem.

Schakel Waarschuwing geven als er externe documenten worden afgedrukt (Notify when remote documents are printed) op het tabblad Geavanceerd (Advanced) uit en start de computer opnieuw op.

De functie voor bidirectionele communicatie is uitgeschakeld en de juiste printerstatus wordt wellicht niet herkend.

Wanneer de gebruiker van een clientcomputer de eigenschappen van het printerstuurprogramma opent en op OK klikt terwijl Bidirectionele ondersteuning inschakelen (Enable bidirectional support) op het tabblad Poorten (Ports) is uitgeschakeld, wordt de bidirectionele functie op het afdrukserversysteem mogelijk ook uitgeschakeld.

Controleer in dit geval of het selectievakje Bidirectionele ondersteuning inschakelen (Enable bidirectional support) is ingeschakeld op het afdrukserversysteem en het clientsysteem.

Als u afdrukt vanaf een clientsysteem, kunt u Canon IJ-afdrukvoorbeeld niet gebruiken.

Als de functies op het tabblad Onderhoud (Maintenance) niet goed kunnen worden ingesteld vanaf een clientsysteem, zijn deze functies mogelijk niet voor selectie beschikbaar. Wijzig de instellingen in dit geval vanaf de afdrukserver.

Als u de instellingen van de afdrukserver wijzigt, moet u het pictogram van de gedeelde printer verwijderen van het clientsysteem en geef de gedeelde instellingen opnieuw op in het clientsysteem.

Wanneer hetzelfde printerstuurprogramma op het afdrukserversysteem en het clientsysteem (als de lokale printer) is geïnstalleerd

Het is mogelijk dat de "net crawl"-functie automatisch een netwerkprinterpictogram op het clientsysteem maakt.

Naar boven

Easy-PhotoPrint EX gebruiken

Uitgebreide Handleiding > Easy-PhotoPrint EX gebruiken

Easy-PhotoPrint EX gebruiken

--- Creatieve kunstwerken maken van uw foto's ---

U kunt met Easy-PhotoPrint EX op eenvoudige wijze albums, kalenders en stickers maken door foto's te selecteren die met een digitale camera zijn gemaakt.

U kunt ook heel gemakkelijk foto's zonder rand afdrukken.

Easy-PhotoPrint EX openen

Klik hier: Easy-PhotoPrint EX

Opmerking

Raadpleeg het volgende gedeelte voor meer informatie over het gebruik van Easy-PhotoPrint EX.

Afdrukken met de meegeleverde toepassingssoftware

Maak een persoonlijk fotoalbum

Met Easy-PhotoPrint EX maakt u heel gemakkelijk een persoonlijk fotoalbum.

U hoeft alleen maar de gewenste foto's te selecteren, een indeling te selecteren, het papier in de printer te plaatsen en af te drukken. Nadat u de afgedrukte pagina's hebt ingebonden, hebt u een uniek album met uw herinneringen.

U kunt de indeling en de achtergrond wijzigen en opmerkingen aan de foto's toevoegen.

U kunt ook de grootte en de afdrukstand selecteren.

U kunt foto's schikken op de linker- en rechterpagina's.

KIJK!

Selecteer een thema (achtergrondontwerp) om een album met één thema te maken.

Decoreer onderdelen met tekst en kaders

U kunt tekst aan foto's toevoegen. Voeg een beschrijving toe aan een foto in een album en plaats er een kader omheen om de sfeer van de foto te versterken.

Easy-PhotoPrint EX gebruiken

KIJK!

Selecteer Album om tekst en kaders toe te voegen. U kunt geen foto's decoreren met Photo Print.

Maak een kalender met uw favoriete foto's

Met Easy-PhotoPrint EX maakt u heel gemakkelijk kalenders. Maak uw eigen kalender met uw favoriete foto's. Dan wordt het pas spannend om de kalenderpagina's om te slaan.

U kunt alle soorten foto's gebruiken.

U kunt ook kalenders maken voor twee, zes of twaalf maanden.

Maak stickers

Met Easy-PhotoPrint EX maakt u heel gemakkelijk stickers.

Maak stickers van uw favoriete foto's en deel ze uit aan uw vrienden.

KIJK!

U kunt tekst aan foto's toevoegen.

Easy-PhotoPrint EX gebruiken

Naar boven

MP Navigator EX gebruiken

Uitgebreide Handleiding > MP Navigator EX gebruiken

MP Navigator EX gebruiken

MP Navigator EX is een toepassing waarmee u op eenvoudige wijze foto's en documenten kunt scannen. De toepassing is ook geschikt voor beginners.

MP Navigator EX starten

Klik hier voor: MP Navigator EX

Opmerking

Zie ' We gaan scannen ' voor meer informatie over scannen met MP Navigator EX.

Foto's en documenten scannen

U kunt eenvoudig scannen door te navigeren door de schermen van MP Navigator EX. U kunt gescande afbeeldingen ook opslaan of afdrukken met behulp van MP Navigator EX.

Kleine documenten tegelijkertijd scannen

U kunt een aantal kleine documenten (foto's, kaarten en dergelijke) tegelijkertijd scannen. Dit is handig, omdat u dan niet meerdere keren hoeft te scannen.

Grote documenten scannen

Met MP Navigator EX kunt u gemakkelijk documenten scannen die groter zijn dan de Foto's/documenten

(plaat). U kunt de linker- en rechterhelft van een document afzonderlijk scannen en deze tot één afbeelding.

MP Navigator EX gebruiken

Scannen met eenmaal klikken

In de modus voor eenmaal klikken wordt MP Navigator EX uitgevoerd van scannen tot opslaan, met één klik op een pictogram. Met de modus voor eenmaal klikken kunt u ook afbeeldingen scannen en opslaan als PDF-bestand, of afbeeldingen automatisch als e-mailbijlage toevoegen.

Scannen en foto's corrigeren/verbeteren

Met MP Navigator EX kunt u eenvoudig foto's corrigeren/verbeteren. U hoeft geen andere toepassingen te gebruiken.

Zie ' Scannen met meegeleverde toepassingssoftware ' voor meer informatie over het gebruik van MP

Navigator EX.

Naar boven

Informatie over Solution Menu

Uitgebreide Handleiding > Informatie over Solution Menu

Informatie over Solution Menu

Snelkoppelingen via Solution Menu

Vanuit het venster Solution Menu hebt u vanaf het bureaublad snel toegang tot Canon-toepassingen, handleidingen en online productinformatie.

Belangrijk

Hoeveel en welke knoppen worden weergegeven in het venster varieert, afhankelijk van uw printer en uw regio.

Solution Menu openen

Klik hier: Solution Menu

Raadpleeg het gedeelte hieronder voor informatie over hoe u Solution Menu kunt openen vanaf het bureaublad.

Dubbelklik op het pictogram Canon Solution Menu op het bureaublad. U kunt ook op Start klikken en vervolgens op Alle programma's (All Programs) > Canon Utilities > Solution Menu > Solution Menu.

De volgende keer wordt Solution Menu gestart wanneer Windows start.

Als het selectievakje Solution Menu weergeven wanneer Windows start (Start Solution Menu when

Windows starts) in de linkerbenedenhoek van het venster niet is ingeschakeld, wordt Solution Menu niet gestart wanneer Windows start.

Opmerking

Solution Menu wordt automatisch gestart wanneer u het installeert met de installatie-cd-rom die bij de printer is geleverd.

Vensterformaat wijzigen

Informatie over Solution Menu

Klik op (vensterformaat: groot) of wijzigen (groot of klein).

(vensterformaat: klein) op de titelbalk om het vensterformaat te

Solution Menu wordt de volgende keer geopend met het laatstgebruikte vensterformaat.

Als het vensterformaat klein is

Een toepassing starten

1.

Wijs een knop in het venster aan om de beschrijving van de toepassing weer te geven.

2.

Als u op de knop klikt, wordt de toepassing geopend.

Voer dezelfde procedure uit om de handleidingen of online productinformatie weer te geven.

Belangrijk

Voor toegang tot de online informatie is een internetverbinding vereist. Aan de internetverbinding zijn de gebruikelijke kosten verbonden.

Solution Menu sluiten

Klik op (Sluiten) op de titelbalk.

Beperking voor het gebruik van Solution Menu

Bij het gebruik van deze software geldt de volgende beperking. Houd hier rekening mee wanneer u de software gebruikt.

Alle pictogrammen van de geïnstalleerde toepassingen die Solution Menu ondersteunen worden in het venster weergegeven. Na de installatie kunt u de pictogrammen niet herschikken of alleen de pictogrammen verwijderen.

Naar boven

advertisement

Was this manual useful for you? Yes No
Thank you for your participation!

* Your assessment is very important for improving the workof artificial intelligence, which forms the content of this project

Related manuals

Download PDF

advertisement