8.4 Elektrische schakelschema. Remko SKT1060DCAT, SKT790DCAT, SKT520DCAT

Add to My manuals
64 Pages

advertisement

8.4  Elektrische schakelschema. Remko SKT1060DCAT, SKT790DCAT, SKT520DCAT | Manualzz

REMKO serie SKT

8.4 Elektrische schakelschema

Overzichtsschema SKT 520 AT

A

1

B

3

4

5

AT

L(B) N(B) S(B)

IT

6 7 8 2 9

Afb. 24: Overzichtsschema SKT 520 AT

A: Besturingsprintplaat

B: Inverterprintplaat

AT: Netaansluiting buitenunit 230V / 1~ / 50Hz

IT: Aansluiting binnenunit 1-2

1: Compressor

2: Condensor ventilatormotor

3: 4-wegklep

4: Carterverwarming

5: Verwarming condensaatreservoir

6: Temperatuursensor condensoruitlaat T3

7: Temperatuursensor condensorinlaat T4

8: Temperatuursensor heetgasleiding TP

9: Expansiekleppen

10: Temperatuursensoren zuigleiding

9

10

28

Overzichtsschema SKT 790 ATR

9 10

13

B

A

2

3 1

AT IT 4 5 6

Afb. 25: Overzichtsschema SKT 790 AT

A: Besturingsprintplaat

B: Inverterprintplaat

AT: Netaansluiting buitenunit 230V / 1~ / 50Hz

IT: Aansluiting binnenunit 1-3

1: Compressor

2: Condensor ventilatormotor

3: Transformator

4: 4-wegklep

5: Carterverwarming

6: Verwarming condensaatreservoir

7: Temperatuursensor condensoruitlaat T3

8: Temperatuursensor condensorinlaat T4

9: Hogedruksensor

10: Lagedruksensor

11: Temperatuursensor heetgasleiding TP

12: Expansiekleppen

13: Temperatuursensoren zuigleiding

8

7

11

12

29

REMKO serie SKT

Overzichtsschema SKT 1060 AT

2

1

11

13

B

7

8

9

10

5

6

4

A 12

3

Afb. 26: Overzichtsschema SKT 1060 AT

A: Besturingsprintplaat

B: Inverterprintplaat

C: Com-printplaat

AT: Netaansluiting buitenunit 230V / 1~ / 50Hz

IT: Aansluiting binnenunit 1-4

1: Compressor

2: Condensor ventilatormotor

3: Transformator

4: 4-wegklep

AT IT

5: Carterverwarming

6: Verwarming condensaatreservoir

7: Temperatuursensor condensoruitlaat T3

8: Temperatuursensor condensorinlaat T4

9: Hogedruksensor

10: Lagedruksensor

11: Temperatuursensor heetgasleiding TP

12: Expansiekleppen

13: Temperatuursensoren zuigleiding

C

30

9 Vóór de inbedrijfstelling

Na succesvolle lekdichtheidscontrole moet de vacuümpomp via het manometerstation worden aangesloten op de klepaansluitingen van de buitenunit (zie hoofdstuk "Lekdichtheidscontrole") en moet daarna worden gezorgd voor een vacuüm.

Vóór de eerste inbedrijfstelling van het apparaat en na ingrepen in de koudekringloop moeten de volgende controles worden uitgevoerd en in het inbedrijfstellingsprotocol worden gedocumenteerd: n Controle van alle koudemiddelleidingen en kleppen met lekzoekspray of zeepwater op lekdichtheid.

n Controle van de koudemiddelleidingen en de isolatie op beschadigingen.

n Controleer de elektrische verbinding tussen binnen- en buitenunit op de juiste polariteit.

n Controleer alle bevestigingen, ophangingen etc. op correcte houding en correct niveau.

10 Inbedrijfstelling

AANWIJZING!

De inbedrijfstelling mag alleen door speciaal geschoold vakpersoneel en volgens de certificeringseisen worden uitgevoerd en moet worden gedocumenteerd. Voor de inbedrijfstelling van de totale installatie moeten de gebruikshandleidingen van de binnenunit en de buitenunit worden opgevolgd.

Nadat alle onderdelen zijn aangesloten en getest, kan de installatie in bedrijf worden genomen. Voor een correcte werking moet voor de overdracht aan de exploitant een functiecontrole worden uitgevoerd, om eventuele onregelmatigheden tijdens bedrijf te kunnen constateren.

Deze controle is afhankelijk van de gemonteerde binnenunit. In de gebruikshandleiding van de in bedrijf te nemen binnenunit is de werkwijze vastgelegd.

AANWIJZING!

Let beslist op de juiste combinaties en aansluitposities van elektrische- en koudemiddelleidingen! De aansluitingen van de individuele kringlopen mogen niet onderling verwisseld worden. Een verwisseling van de besturings- en koudemiddelleidingen kan fatale gevolgen hebben (schade aan de compressor)!

De inbedrijfstelling van de individuele circuits moet na elkaar gebeuren.

Functiecontrole en proefdraaien

Controleer de volgende punten: n Lekdichtheid van de koudemiddelleidingen.

n Gelijkmatige loop van compressor en ventilator.

n Afgifte van koude lucht aan binnenunit en verwarmde lucht aan buitenunit in koelbedrijf.

n Functiecontrole van de binnenunit en het correcte verloop van alle programma's.

n Controle van de oppervlaktetemperatuur van de zuigleiding en bepaling van de verdamperoververhitting. Houd voor een temperatuurmeting de thermometer op de zuigleiding en trek van de gemeten temperatuur, de op manometer afgelezen kookpunttemperatuur af.

n De gemeten temperaturen in het inbedrijfstellingsprotocol noteren.

31

REMKO serie SKT

Werkingstest van de bedrijfsmodus koelen

1.

Neem de afsluitdopen van de kleppen.

2.

Begin de inbedrijfstelling, door de afsluiters van de buitenunit kort te openen, tot de manometer een druk van ca. 2 bar aangeeft.

3.

Controleer de lekdichtheid van alle gemaakte aansluitingen met lekzoekspray en geschikte lekzoekapparatuur.

4.

Heeft u geen lekkages gevonden, draai dan de afsluiters met een zeskantsleutel linksom tot de aanslag open. Zijn lekkages geconstateerd, moet het koudemiddel worden afgezogen en de defecte aansluiting opnieuw tot stand worden gebracht. Het opnieuw tot stand brengen van een vacuüm en een droging is daarbij verplicht!

5.

Schakel de aanwezige hoofdschakelaar resp.

de zekering in.

6.

Stel de instelwaarde op de binnenunit met de afstandsbediening in op een lagere waarde dan de actuele ruimtetemperatuur.

Door de inschakelvertraging loopt de compressor pas enkele minuten later aan.

7.

Schakel het binnentoestel in de koelmodus.

8.

Controleer tijdens het proefdraaien alle regel-, besturings- en veiligheidsinrichtingen op werking en correcte instellingen.

9.

Controleer de apparaatbesturing van de binnenunit op basis van de in de bedieningshandleiding beschreven functies (timer, temperatuurinstellingen en alle modusinstellingen).

Controleer zoals in het volgende hoofdstuk "Functiecontrole en testrun" beschreven de individuele bedrijfsparameters met behulp van de display op de buitenunit en noteer deze in het inbedrijfstellingsrapport.

10.

Meet de oververhitting, buiten-, binnen-, uitgangs- en verdampingstemperaturen en vermeld de meetgegevens in het inbedrijfstellingsprotocol.

11.

Verwijder de manometer.

12.

Ga bij alle andere koudecircuits te werk zoals eerder beschreven.

Afsluitende maatregelen n Stel de insteltemperatuur in op de gewenste waarde met de afstandsbediening.

n Monteer alle gedemonteerde onderdelen.

n Leg de werking van de installatie uit aan de gebruiker.

AANWIJZING!

Controleer na elke ingreep in de koudekringloop de afsluitkleppen en de afsluitdoppen op lekkages. Gebruik eventueel geschikt afdichtmateriaal.

Beschrijving van de sensor

T1 Temperatuursensor ruimtetemperatuur binnenunit

T2 Temperatuursensor ruimtetemperatuur condensor midden

T2B Temperatuursensor zuigleiding (in de buitenunit geïntegreerd)

T3 Temperatuursensor condensoruitgang

T4 Temperatuursensor luchtinlaat condensor

T5 Temperatuursensor heetgasleiding compressor

Ts Instelwaarde

Display van de buitenunit

Op de besturingsprintplaat van de buitenunit vindt u het digitale display. Met dit display kan de actuele bedrijfsmodus worden weergegeven.

n In stand-by geeft het display "- -" weer n Als de compressor draait, geeft het display de actuele bedrijfsfrequentie weer.

n Bij ontdooien geeft het display “dF” weer of afwisselend "df" en de actuele compressorfrequentie (elke 0,5 sec.) n Als de compressor in de functie Voorverwarmen staat, geeft het display “PH” weer of afwisselend "PH" en de actuele compressorfrequentie (elke 0,5 sec.) n Als de olieretourfunctie van het systeem actief is, geeft het display "RO" weer of schakelt afwisselend tussen "RO" en de actuele compressorfrequentie (elke 0,5 sec.) n Als door lage buitentemperaturen de winterregeling actief is, geeft het display "LC" weer of afwisselend de compressorfrequentie en "LC"

(elke 0,5 sec.)

32

n In "Force Cool Mode – geforceerde besturing", geeft het display "FC" of afwisselend "FC" en de actuele compressorfrequentie (elke 0,5 sec.) n Als binnen 15 minuten de compressor in een onjuist frequentiebereik komt, wordt deze uitgeschakeld en geeft het apparaat "E6" weer n Als een storing is opgetreden, wordt de storing gecodeerd weergegeven. Zie tabel "Storingsweergave buitenunit"

1

Afb. 27: Check-knop op de printplaat van de buitenunit

1: Check-knop

Bedrijfsmodi opvragen

Op de besturingsprintplaat in de buitenunit bevindt zich een "Check"-toets SW1. Door het indrukken van deze toets kunnen de verschillende bedrijfsmodi worden opgevraagd. Door herhaaldelijk indrukken komt u in de verschillende parameterniveaus (zie onderstaande tabel):

Pos. Display

0

1

2

Standaardaanduiding

Aantal gedetecteerde binnenunits

Bedrijfsmodus (gecodeerd)

Beschrijving

Actuele compressorfrequentie of storingsweergave

Actuele waarde

Stand-by:0, Circulatiemodus:1, Koelmodus:2,

Verwarmingsmodus:3 Geforceerde modus voor testdoeleinden:4 Ontdooien:5

3 Aansluitleiding binnenunit A

4

5

6

Aansluiting binnenmodule B

Aansluiting binnenmodule C

Aansluiting binnenmodule D

Het vermogen wordt in PS weergegeven. Als er geen apparaat is aangesloten of wordt gedetecteerd, geeft het display het volgende weer:

“――” (2,0 kW=0.8 PS, 2,6kW=1,0 PS, 3,5 kW=1.2 PS, 5kW=1.5 PS)

7 Aansluiting binnenmodule E

8 Vermogenscapaciteit binnenunit A

9 Vermogenscapaciteit binnenunit B

10 Vermogenscapaciteit binnenunit C

11 Vermogenscapaciteit binnenunit D

12 Vermogenscapaciteit binnenunit E

13 Totale vermogenscapaciteit van alle binnenunits

14 Actuele frequentieaanvraag afhankelijk van de totale vermogenscapaciteit

15 Frequentielimiet

16 Frequentie die moet worden overgedragen aan de verdichter

Actuele waarde* PS 2,0 kW=0.8 PS, 2,6kW=1,0

PS, 3,5 kW=1.2 PS, 5kW=1.5 PS)

33

REMKO serie SKT

Weer voortzetten

Pos. Display

17 Temperatuur zuigleiding binnenunit A (T

2B

A)

18 Temperatuur zuigleiding binnenunit B (T

2B

B)

19 Temperatuur zuigleiding binnenunit C (T

2B

C)

20 Temperatuur zuigleiding binnenunit D (T

2B

D)

21 Temperatuur zuigleiding binnenunit E (T

2B

E)

22 Ruimtetemperatuur binnenunit A (T

1

A)

23 Ruimtetemperatuur binnenunit B (T

1

B)

24 Ruimtetemperatuur binnenunit C (T

1

C)

25 Ruimtetemperatuur binnenunit D (T

1

D)

26 Ruimtetemperatuur binnenunit E (T

1

E)

27 Temperatuur condensor binnenunit A (T

2

A)

28 Temperatuur condensor binnenunit B (T

2

B)

29 Temperatuur condensor binnenunit C (T

2

C)

30 Temperatuur condensor binnenunit D (T

2

D)

31 Temperatuur condensor binnenunit E (T

2

E)

32 Temperatuur condensoruitlaat (T3)

33 Temperatuur luchtinlaat condensor (T4)

Beschrijving

Actuele waarde Is de temperatuur lager dan

-9 °C geeft het display "-9". Is de temperatuur hoger dan 70 °C, geeft het display "70" weer.

Als er geen binnenunit is aangesloten, geeft het display het volgende weer: "――"

Actuele waarde Is de temperatuur lager dan

0 °C geeft het display "0". Is de temperatuur hoger dan 70 °C, geeft het display "70" weer.

Als er geen binnenunit is aangesloten, geeft het display het volgende weer: "――"

Actuele waarde Is de temperatuur lager dan

-9 °C geeft het display "-9". Is de temperatuur hoger dan 70 °C, geeft het display "70" weer.

Als er geen binnenunit is aangesloten, geeft het display het volgende weer: "――"

34 Heetgastemperatuur condensoruitlaat (T5)

35 Stroomopname

36 Actuele netspanning

37 Openingsgraden inspuitklep A

38 Openingsgraden inspuitklep B

39 Openingsgraden inspuitklep C

40 Openingsgraden inspuitklep D

41 Openingsgraden inspuitklep E

42 Frequentielimiet

43 Gemiddelde waarde sensor T2

44 Actueel toerental ventilatormotor condensor

45 Laatste foutmelding

De weergegeven waarde ligt tussen 30-129 °C.

Als de temperatuur lager is dan 30 °C, geeft het display "30" weer. Als de temperatuur hoger is dan 99 °C, geeft het display de waarde zonder

"1" weer. Als het display bijv "0.5" toont, wordt

105 °C gemeten.

De weergegeven waarde is een hexadecimaal cijfer. Geeft het display bijv. de waarde "Cd" weer, is de gemeten waarde 205.

Actuele waarde X 4. Als de waarde hoger is dan 99, geeft het display de 2e en 3e positie van de waarde weer. Geeft het display bijv.

"2.0" weer, zijn de openingsgraden 120x4=480 stappen.)

Geen toepassing

(Som T2 van alle binnenunits)/(Aantal aangesloten binnenunits) (in de koelmodus: T2B, in de verwarmingsmodus: T2)

UIT:0, Hoog:1, Medium:2, Laag hoog:3 Laag medium 4, Laag laag:5

00 betekent geen foutmelding opgetreden

34

(3) Koelvermogen - Verwarmingscapacit. AT/IT

Display

7

8

5

6

9

10

3

4

1

2

Koelvermogen (kW)

2,0-2,5

2,0-2,5

3,0-3,8

4,5-5,0

5,0

5,5-6,1

6,1-7,0

7,0-7,5

7,5-8,0

>8,0

Verwarmingsvermogen (kW)

2,0-2,5

2,0-2,5

3,0-3,8

4,5-5,0

5,5-6,1

6,1-7,0

6,1-7,0

7,0-7,5

7,5-8,0

>8,0

(6) Temperatuur sensor heetgas

Display

10

11

12

13

14

15

16

Temperatuur (°C)

35-40

40-45

45-50

50-55

55-60

60-65

65-70

(5) Temperatuursensor luchtinlaat

Display

15

20

25

30

35

40

45

50

55

60

65

70

Temperatuur (°C)

-7,5

-5,0

-2,5

0

2,5

5,0

7,5

10,0

12,5

15,0

17,5

20,0

Display

75

80

85

90

95

99

Temperatuur (°C)

22,5

25,0

27,5

30,0

32,5

34,5

(7) Stroomopname buitenunit

76

78

80

82

67

68

70

72

Display

44

46

54

55

58

62

66

84

88

92

94

Stroomopname (A)

6,0

6,2

7,4

7,6

7,8

8,0

8,6

10,0

10,2

10,4

10,6

8,8

9,0

9,2

9,5

11,0

11,6

12,0

12,2

35

advertisement

Related manuals

advertisement

Table of contents