Papier en originelen plaatsen. Samsung Samsung SCX-4300 Laser Multifunction Printer series, Samsung SCX-4310 Laser Multifunction Printer series, Samsung SCX-4315 Laser Multifunction Printer series, SCX-4300

Add to My manuals
96 Pages

advertisement

Papier en originelen plaatsen. Samsung Samsung SCX-4300 Laser Multifunction Printer series, Samsung SCX-4310 Laser Multifunction Printer series, Samsung SCX-4315 Laser Multifunction Printer series, SCX-4300 | Manualzz

3

Papier en originelen plaatsen

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de manier waarop u documenten en afdrukmateriaal in het apparaat moet plaatsen.

In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:

• Document plaatsen

• Afdrukmateriaal kiezen

• Papier plaatsen

• Papierformaat en -type instellen

• Uitvoer kiezen

Document plaatsen

U plaatst een origineel document dat u wilt kopiëren of scannen op de glasplaat.

1

Open de documentklep door deze omhoog te klappen.

2

Plaats het document met de bedrukte zijde omlaag op de glasplaat en leg het gelijk met de markering in de linkerbovenhoek van de glasplaat.

3

Sluit de documentklep. Zorg dat het document niet wordt verplaatst.

NB

:

• Als u tijdens het kopiëren de documentklep open laat, kan de kwaliteit van de kopie achteruitgaan en wordt er mogelijk meer toner gebruikt.

• Als er stof op de glasplaat zit, verschijnen er mogelijk zwarte puntjes op de kopie. Houd de glasplaat altijd schoon.

• Als u een bladzijde uit een boek of tijdschrift kopieert, opent u de documentklep volledig tot de scharnieren tegen de aanslag komen, plaatst u het origineel en sluit u de klep. Als het boek of tijdschrift dikker is dan 30 mm, laat u de klep open tijdens het kopiëren.

3.1

Papier en originelen plaatsen

Afdrukmateriaal kiezen

U kunt afdrukken op verschillende afdrukmaterialen, zoals normaal papier, enveloppen, etiketten en transparanten.

Gebruik uitsluitend afdrukmaterialen die voldoen aan de richtlijnen voor dit apparaat. Gebruik van papier dat niet aan de richtlijnen uit deze gebruiksaanwijzing voldoet, kan tot de volgende problemen leiden:

• slechte afdrukkwaliteit;

• vastlopen van het papier;

• versnelde slijtage van het apparaat.

De eigenschappen van het papier, zoals gewicht, samenstelling, vezelstructuur en vochtgehalte, zijn van grote invloed op de prestaties en de afdrukkwaliteit. Houd bij de keuze van het afdrukmateriaal rekening met het volgende:

• Gewenst resultaat: het papier dat u kiest, moet geschikt zijn voor het project.

• Formaat: u kunt elk papierformaat gebruiken dat makkelijk tussen de papiergeleiders van de papierinvoerlade past.

• Gewicht: de printer ondersteunt de volgende papiergewichten:

- 60 tot 90 g/m

2

bankpostpapier voor de papierinvoerlade;

- 60 tot 165 g/m

2 invoer.

bankpostpapier voor de handmatige

• Helderheid: sommige papiersoorten zijn witter dan andere, wat resulteert in scherpere en fraaiere afbeeldingen.

• Gladheid van het oppervlak: de gladheid van het papier bepaalt hoe scherp de afdruk er uitziet op papier.

NB

:

• Het is mogelijk dat bepaalde soorten papier geen bevredigend resultaat geven hoewel ze voldoen aan alle specificaties in deze handleiding. Dit kan het gevolg zijn van een onjuiste behandeling, een ongeoorloofd temperatuur- en vochtigheidsniveau of andere variabele omstandigheden waarover Samsung geen controle heeft.

• Vooraleer u beslist om een grote partij papier te kopen, dient u eerst te controleren of het papier voldoet aan de vereisten in deze gebruikershandleiding.

O

PGELET

: als u papier gebruikt dat niet voldoet aan deze specificaties, kan dit problemen veroorzaken die een reparatie vereisen. Deze reparaties worden niet gedekt door de garantie- of onderhoudscontracten van Samsung.

Type

Normaal papier

Ondersteunde papiertypen en -formaten

Formaat

Letter

Legal

Folio

A4

Oficio

JIS B5

ISO B5

Afmetingen Gewicht a

Capaciteit b

215,9 x 279 mm • 60 tot 90 g/m

2

215,9 x 355,6 mm

216 x 330,2 mm bankpostpapier voor de papierinvoerlade

210 x 297 mm

216 x 343 mm

182 x 257 mm

• 60 tot

165 g/m

2 bankpostpapier voor de handmatige invoer

• 250 vel

80 g/m

2 bankpostpapier voor de papierinvoerlade

• 1 vel papier voor de handmatige invoer

176 x 250 mm

Executive

A5

184,2 x 266,7 mm

148,5 x 210 mm

A6 105 x 148,5 mm

Enveloppen Envelop B5 176 x 250 mm

Envelop

Monarch

98,4 x 190,5 mm

60 tot 90 g/m

2

Envelop

COM-10

105 x 241 mm

Envelop DL 110 x 220 mm

Envelop C5 162 x 229 mm

Envelop C6 114 x 162 mm

1 vel papier voor de handmatige invoer

Transparante n

Etiketten

Kaarten

Letter, A4 Zie de informatie onder Normaal papier

138 tot

148 g/m

2

1 vel papier voor de handmatige invoer

Letter,

Legal, Folio,

A4, JIS B5,

ISO B5,

Executive,

A5, A6

Zie de informatie onder Normaal papier

120 tot

150 g/m

2

Letter,

Legal, Folio,

A4, JIS B5,

ISO B5,

Executive,

A5, A6

Zie de informatie onder Normaal papier

1 vel papier voor de handmatige invoer

60 tot 165 g/m

2

1 vel papier voor de handmatige invoer

3.2

Papier en originelen plaatsen

Type

Minimumformaat

(aangepast)

Formaat Afmetingen

76 x 127 mm

Gewicht a

Capaciteit b

60 tot 165 g/m

2 bankpostpapier

1 vel papier voor de handmatige invoer Maximumformaat

(aangepast)

215,9 x 356 mm a Als het papier zwaarder is dan 90 g/m handmatige invoer te plaatsen.

2,

dient u één vel papier tegelijk in de b De maximumcapaciteit verschilt afhankelijk van het gewicht en de dikte van het afdrukmateriaal en de omgevingsvoorwaarden.

Modus

Kopieermodus

Ondersteunde papierformaten per modus

Afdrukken op één zijde

Formaat

Letter, A4, Legal, Folio,

Executive, ISO B5, JIS

B5, A5, A6

Alle formaten die door het apparaat worden ondersteund

Invoer

• papierinvoerlade

• handmatige invoer

• papierinvoerlade

• handmatige invoer

Richtlijnen voor het kiezen en bewaren van afdrukmateriaal

Volg de onderstaande richtlijnen bij het kiezen of plaatsen van papier, enveloppen of ander afdrukmateriaal:

• Gebruik altijd papier of ander materiaal dat voldoet aan de

specificaties op pagina 3.2.

• Als u probeert af te drukken op vochtig, gekruld, verkreukeld of gescheurd papier, kan dit papierstoringen en een slechte afdrukkwaliteit tot gevolg hebben.

• Gebruik voor een optimale afdrukkwaliteit alleen hoogwaardig papier van kopieerkwaliteit dat aanbevolen wordt voor gebruik in laserprinters.

• Vermijd het gebruik van de volgende papiersoorten:

- papier met reliëf, perforaties of een structuur die te glad of te ruw is;

- uitgombaar bankpostpapier;

- papier dat uit verschillende pagina's bestaat;

- synthetisch papier en thermisch papier;

- zelfdoorschrijvend papier en calqueerpapier.

• Als u deze papiersoorten gebruikt, kan het papier vastlopen, kunnen er chemicaliën vrijkomen en kan het apparaat schade oplopen.

• Bewaar papier in de originele verpakking tot u het gaat gebruiken. Bewaar de dozen op pallets of planken, niet op de vloer. Zet geen zware voorwerpen op het papier, ongeacht of het zich in de verpakking bevindt. Stel het papier niet bloot aan vocht of andere omstandigheden waardoor het kan verkreukelen of krullen.

• Bewaar ongebruikt materiaal bij een temperatuur tussen

15 o

C en 30 o

C. De relatieve luchtvochtigheid moet tussen

10 en 70% liggen.

• Bewaar het papier in een vochtbestendige verpakking, bijvoorbeeld een plastic zak of tas, om te voorkomen dat uw papier verontreinigd raakt door stof of vocht zolang u het niet gebruikt.

• Speciaal papier voert u vel voor vel in via de handmatige invoer om te voorkomen dat het vastloopt.

• U kunt voorkomen dat materiaal zoals transparanten en vellen met etiketten aan elkaar gaan plakken door elk vel te verwijderen zodra het is afgedrukt.

3.3

Papier en originelen plaatsen

Richtlijnen voor speciale materialen

Papiersoort

Enveloppen

Richtlijnen

• Of enveloppen behoorlijk worden bedrukt, is afhankelijk van de kwaliteit van de enveloppen.

Houd rekening met de volgende factoren wanneer u enveloppen kiest:

- Gewicht: het enveloppapier mag niet meer wegen dan 90 g/m

2

omdat er anders papierstoringen kunnen optreden.

- Ontwerp: voordat u afdrukt, moeten de enveloppen plat liggen met een krul van minder dan 6 mm en mogen ze geen lucht bevatten.

- Toestand: gebruik geen enveloppen die gekruld, verkreukeld of beschadigd zijn.

- Temperatuur: gebruik enveloppen die bestand zijn tegen de warmte en de druk van het apparaat tijdens gebruik.

• Gebruik alleen goed gevormde enveloppen met scherpe vouwen.

• Gebruik geen enveloppen met postzegels.

• Gebruik geen enveloppen met haakjes, knipsluitingen of vensters, gevoerde of zelfklevende enveloppen of enveloppen van andere synthetische materialen.

• Gebruik geen enveloppen van slechte kwaliteit of beschadigde exemplaren.

• Kies alleen enveloppen waarvan de naad aan beide uiteinden van de envelop reikt tot de hoek van de envelop.

Goed

Niet goed

• Het zelfklevende materiaal van enveloppen met een plakstrook of met meer dan één klep moet bestand zijn tegen de fixeertemperatuur van het apparaat van 208 °C gedurende 0,1 seconde. De extra kleppen en kleefstrippen kunnen vouwen, kreukels of papierstoringen veroorzaken en kunnen zelfs de fixeereenheid beschadigen.

• Voor de beste afdrukkwaliteit moeten de marges minimaal 15 mm van de rand van de envelop blijven.

• Druk niet af op de plaats waar de naden van de envelop samenkomen.

Papiersoort

Transparanten

Etiketten

Kaarten of afdrukmaterialen met aangepaste formaten

Richtlijnen

• Gebruik alleen transparanten die ontworpen zijn voor gebruik in laserprinters om schade aan het apparaat te voorkomen.

• Transparanten die in het apparaat worden gebruikt, moeten bestand zijn tegen een temperatuur van

208 °C, de fixeertemperatuur van het apparaat.

• Plaats transparanten op een vlak oppervlak nadat u ze uit het apparaat hebt gehaald.

• Laat transparanten niet te lang in de papierlade liggen. Er kan zich dan stof of vuil ophopen, wat tot vlekken bij het afdrukken kan leiden.

• Let op dat u geen vingerafdrukken maakt.

• Bescherm transparanten na het afdrukken tegen langdurige blootstelling aan zonlicht om vervagen te voorkomen.

• Zorg dat de transparanten niet kreukelen, krullen of gescheurde hoeken krijgen.

• Gebruik alleen etiketten die ontworpen zijn voor gebruik in laserprinters om schade aan het apparaat te voorkomen.

• Houd rekening met de volgende factoren wanneer u etiketten kiest:

- Kleefstoffen: de kleefstof moet stabiel zijn op

208 °C, de fixeertemperatuur van het apparaat.

- Complete vellen: gebruik alleen vellen waarvan nog geen etiketten zijn verwijderd. Etiketten kunnen loskomen van vellen met tussenruimten, hetgeen ernstige papierstoringen kan veroorzaken.

- Krul: voordat u afdrukt, moeten de etiketten plat liggen met een krul van maximaal 13 mm in om het even welke richting.

- Toestand: gebruik geen etiketten met kreuken, bellen of andere verschijnselen die erop wijzen dat de etiketten loskomen.

• Let op: er mag tussen de etiketten geen kleefstof blootliggen. Hierdoor kunnen de etiketten tijdens het afdrukken losraken, waardoor het vel etiketten kan vastlopen. Ook kunnen hierdoor onderdelen van het apparaat beschadigd raken.

• Plaats een vel etiketten nooit meer dan één keer in het apparaat. De kleefstof op de achterzijde is daar niet op berekend.

• Gebruik geen etiketten die loskomen van de achterzijde, blaasjes vertonen of gekreukt of anderszins beschadigd zijn.

• Druk niet af op materialen die minder dan 76 mm breed en 127 mm lang zijn.

• Stel de marges in de softwaretoepassing in op ten minste 6,4 mm van de randen van het afdrukmateriaal.

3.4

Papier en originelen plaatsen

Papiersoort Richtlijnen

Voorbedrukt papier • Papier met briefhoofd moet bedrukt zijn met hittebestendige inkt die niet smelt, verdampt of gevaarlijke stoffen vrijgeeft als deze gedurende

0,1 seconde wordt blootgesteld aan de fixeertemperatuur van het apparaat (208 °C).

• Inkt op papier met briefhoofd mag niet ontvlambaar zijn en mag de printerrollen niet beschadigen.

• Bewaar formulieren en papier met briefhoofd in een vochtbestendige verpakking om vervorming tijdens de opslagperiode te vermijden.

• Controleer voordat u voorbedrukt papier, zoals formulieren of papier met briefhoofd, plaatst of de inkt op het papier droog is. Tijdens het fixeerproces kan er vochtige inkt van het voorbedrukte papier afkomen, wat de afdrukkwaliteit vermindert.

Papier plaatsen

In de papierinvoerlade

Plaats het afdrukmateriaal dat u voor de meeste afdruktaken gebruikt in de papierinvoerlade. De papierinvoerlade kan maximaal 250 vel normaal papier (80 g/m

2

) bevatten.

Trek de papierinvoerlade open en plaats het papier met de te bedrukken kant omlaag in de lade.

NB

:

• Als het papier regelmatig vastloopt, plaatst u slechts één vel tegelijk in de handmatige invoer.

• U kunt ook papier laden waarop al is afgedrukt. Laad het papier met de bedrukte kant omhoog en de niet gekrulde kant naar de printer gericht. Bij invoerproblemen draait u het papier 180 graden. Merk op dat de afdrukkwaliteit hierbij niet gegarandeerd is.

In de handmatige invoer

Via de handmatige invoer kunt u afdrukken op transparanten, etiketten, enveloppen of kaarten. Bovendien kunt u deze lade gebruiken om snel af te drukken op een ander papiertype of

-formaat dan zich op dat moment in de papierinvoerlade bevindt.

Ga als volgt te werk om afdrukmateriaal in de handmatige invoer te plaatsen:

1

Plaats een vel afdrukmateriaal met de te bedrukken

zijde naar boven in het midden van de handmatige invoer.

Papier met briefhoofd plaatst u met de bedrukte kant omlaag in het apparaat. De bovenrand van het vel met het logo moet voorin de papierinvoerlade worden geplaatst.

Zie pagina 2.3 voor meer informatie over het laden van papier

in de lade.

3.5

Papier en originelen plaatsen

Plaats het papier, afhankelijk van het soort dat u gebruikt, op de volgende manier:

• Enveloppen: plaats een envelop met de klep omlaag en de plaats voor de postzegel linksboven.

• Transparanten: plaats een vel met de te bedrukken zijde omhoog en de bovenkant met de zelfklevende strip in de richting van het apparaat.

• Etiketten: plaats een vel met de te bedrukken zijde omhoog en de korte bovenkant in de richting van het apparaat.

• Voorbedrukt papier: plaats een vel met de bedrukte zijde omhoog en de bovenrand in de richting van het apparaat.

• Kaarten: plaats een kaart met de te bedrukken zijde omhoog en de korte kant in de richting van het apparaat.

• Reeds bedrukt papier: plaats een vel met de reeds bedrukte zijde omlaag en met een niet gekrulde kant in de richting van het apparaat.

2

Stel bij de handmatige invoer de geleiders in op de breedte van het afdrukmateriaal zonder het materiaal te buigen.

3

Nadat u het papier in de handmatige invoer hebt geplaatst,

moet u het papiertype en -formaat instellen. Zie pagina 3.6

voor informatie over kopiëren of de informatie onder

Software voor afdrukken vanaf een computer.

O

PMERKING

: instellingen die via het printerstuurprogramma zijn gemaakt, krijgen voorrang op de instellingen die via het bedieningspaneel worden gemaakt.

4

Open de achterklep als u deze wilt gebruiken.

Tips voor het gebruik van de handmatige invoer

• Plaats het afdrukmateriaal met de te bedrukken zijde omhoog en de bovenrand voorin de handmatige invoer en zorg ervoor dat het materiaal in het midden van de lade ligt.

• Plaats alleen afdrukmateriaal dat voldoet aan de specificaties

op pagina 3.2. Zo voorkomt u dat het papier vastloopt en er

problemen ontstaan met de afdrukkwaliteit.

• Als u afdrukt op materiaal van 76 x 127 mm in de handmatige invoer, dient u de achterklep te openen om deze te kunnen gebruiken.

• Maak altijd de achterklep open wanneer u op transparanten afdrukt. Hiermee voorkomt u dat de transparanten bij het uitvoeren scheuren.

Papierformaat en -type instellen

Als u papier in de papierinvoerlade hebt geplaatst, dient u het papierformaat en -type in te stellen met de toetsen van het bedieningspaneel. Deze instellingen hebben betrekking op de kopieermodus. Als u afdrukt vanaf een computer, selecteert u het papierformaat en -type in het desbetreffende programma van uw computer.

3.6

Papier en originelen plaatsen

1

Druk op Menu tot Papier inst. verschijnt op de bovenste regel van het display.

2

Druk op OK als Papierformaat verschijnt.

3

Druk op of om de papierlade te selecteren die u wilt gebruiken en druk op OK.

4

Druk op wilt gebruiken en druk op OK.

5

Druk op Back om terug te keren naar het bovenliggende menu.

6

Druk op of om Papiersoort te selecteren en druk op OK.

7

Druk op gebruiken en druk op OK.

8

Druk op Stop/Clear om terug te keren naar de standbymodus.

Uitvoer kiezen

Het apparaat heeft twee uitvoermogelijkheden: de achterklep

(bedrukte zijde omhoog) en de uitvoerlade (bedrukte zijde omlaag).

Als u de uitvoerlade wilt gebruiken, dient u ervoor te zorgen dat de achterklep gesloten is. Open de achterklep als u deze wilt gebruiken.

NB

:

• Als er bij gebruik van de uitvoerlade problemen optreden met het papier, bijvoorbeeld als het teveel krult, helpt het misschien als u de achterklep gebruikt.

• Om te voorkomen dat het papier vastloopt, mag u de achterklep niet openen of sluiten als de printer bezig is met afdrukken.

Afdrukken naar de uitvoerlade

(bedrukte zijde omlaag)

De uitvoerlade verzamelt de afdrukken met de bedrukte zijde omlaag in de volgorde waarin de afdrukken zijn gemaakt. De uitvoerlade kan voor de meeste afdruktaken worden gebruikt.

Als u papier gebruikt dat niet lang genoeg is om de uitvoerlade te bereiken, kunt u gebruik maken van de scanner.

De scanner gebruiken:

1

Til de scanner op. Er springt automatisch een lipje omhoog om de klep te ondersteunen.

Afdrukken naar de achterklep

(bedrukte zijde omhoog)

Als de achterklep wordt gebruikt, komt het papier uit het apparaat met de bedrukte zijde naar boven.

Als u afdrukt van de handmatige invoer naar de achterklep, beschikt u over een rechte papierbaan. Als u de achterklep gebruikt, kan de afdrukkwaliteit bij speciale materialen verbeteren.

Als u de achterklep wilt gebruiken, dient u de klep te openen door deze omhoog te trekken

2

Haal het papier met de hand weg.

3

Sluit de scanner. Om de klep te sluiten, drukt u het lipje naar links en houdt u het naar beneden gedrukt. Breng de klep vervolgens langzaam omlaag tot deze het lipje naar beneden drukt. Neem uw hand vervolgens weg en druk de klep helemaal naar beneden.

Zorg dat uw vingers niet klem raken!

O

PGELET

: Tijdens het gebruik kan het fixeergebied in de achterklep van het apparaat zeer heet worden. Wees voorzichtig in de buurt van dit gedeelte.

NB

:

• Als u vaak veel pagina’s afdrukt, kan het oppervlak van de uitvoerlade heet worden. Raak het oppervlak niet aan en houd kinderen uit de buurt van het oppervlak.

• De uitvoerlade kan tot 50 vellen papier bevatten. Verwijder de vellen zodat de lade niet overbeladen raakt.

3.7

Papier en originelen plaatsen

advertisement

Key Features

  • Home & office Laser
  • 600 x 600 DPI
  • A4 18 ppm
  • Mono copying Mono scanning
  • USB port
  • Internal memory: 8 MB
  • 9.65 kg

Related manuals

advertisement

Table of contents