Toshiba Equium U400 Owner Manual

Add to My manuals
189 Pages

advertisement

Toshiba Equium U400 Owner Manual | Manualzz

Gebruikershandleiding

U400 computers.toshiba-europe.com

U400

Copyright

© 2008 by TOSHIBA Corporation. Alle rechten voorbehouden. Volgens de auteurswetten mag deze handleiding op geen enkele wijze worden verveelvoudigd zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van

TOSHIBA. Met betrekking tot het gebruik van de informatie in deze handleiding wordt geen octrooirechtelijke aansprakelijkheid aanvaard.

Gebruikershandleiding voor de TOSHIBA U400 draagbare personal computer

Eerste editie, maart 2008

Eigendom en auteursrecht van muziek, video's, computerprogramma's, databases etc. zijn beschermd onder de auteursrechtelijke wetgeving.

Deze auteursrechtelijk beschermde materialen mogen uitsluitend worden gekopieerd voor persoonlijk gebruik thuis. Indien u buiten de bovengenoemde beperking om deze materialen kopieert of bewerkt

(hieronder valt tevens het transformeren van gegevensindelingen), via internet verzendt of verspreidt zonder toestemming van de houder van het auteursrecht, kan dit leiden tot schadeclaims en/of strafrechtelijke vervolging wegens schending van het auteursrecht of de persoonlijke rechten van de auteur. Houd u daarom aan de auteurswetten wanneer u dit product gebruikt om auteursrechtelijk beschermde werken te kopiëren of andere bewerkingen uit te voeren.

Houd er rekening mee dat u de auteursrechtelijk beschermde rechten van de eigenaar kunt schenden als u de functies voor het schakelen tussen beeldschermmodi (zoals breedbeeld of zoomen) van dit product gebruikt om beelden/video vergroot weer te geven in een café of hotel met als doel winst te maken of deze beelden aan het publiek aan te bieden.

Afwijzing van aansprakelijkheid

Deze handleiding is zorgvuldig gevalideerd en nagekeken. De aanwijzingen en beschrijvingen waren correct voor draagbare personal computers uit de U400 op het tijdstip waarop deze handleiding ter perse ging. Navolgende computers en handleidingen kunnen echter zonder kennisgeving worden gewijzigd. TOSHIBA aanvaardt dientengevolge geen aansprakelijkheid voor schade die direct of indirect voortvloeit uit fouten of omissies in de handleiding, of uit discrepanties tussen computer en handleiding.

Handelsmerken

Microsoft, Windows en Windows Vista zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation.

DirectX, ActiveDesktop, DirectShow en Windows Media zijn gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation.

Intel, Intel Core, Celeron, Centrino en Pentium zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Intel Corporation.

Adobe en Photoshop zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Adobe Systems Incorporated.

Gebruikershandleiding ii

U400

Bluetooth™ is een gedeponeerd handelsmerk in eigendom van de eigenaar en wordt door TOSHIBA onder licentie gebruikt.

ConfigFree is een handelsmerk van TOSHIBA Corporation.

DVD MovieFactory is een handelsmerk van Ulead Systems. Inc.

BizCard is een handelsmerk van NewSoft Technology Corporation.

Dolby is een gedeponeerd handelsmerk van Dolby Laboratories.

ExpressCard is een handelsmerk van PCMCIA.

HDMI, het HDMI-logo en High-Definition Multimedia Interface zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van HDMI Licensing LLC.

Labelflash™ is een handelsmerk van YAMAHA CORPORATION.

Memory Stick, Memory Stick PRO en i.LINK zijn gedeponeerde handelsmerken en i.LINK is een handelsmerk van Sony Corporation.

MultiMediaCard en MMC zijn handelsmerken van MultiMediaCard

Association.

Photo CD is een handelsmerk van Eastman Kodak.

Secure Digital en SD zijn handelsmerken van SD Card Association.

xD-Picture Card is een handelsmerk van Fuji Photo Film, Co., Ltd.

Wi-Fi is een gedeponeerd handelsmerk van de Wi-Fi Alliance.

In deze handleiding wordt mogelijk verwezen naar andere handelsmerken en gedeponeerde handelsmerken die hierboven niet zijn vermeld.

Veiligheidsinstructies

Volg de onderstaande veiligheidsinstructies om uzelf en uw computer te beschermen.

Tijdens het gebruik van de computer

Laat de portable tijdens gebruik niet lange tijd achtereen op uw lichaam rusten. Bij intensief gebruik kan er zich warmte in de basis opbouwen.

Langdurig contact met de huid kan een onaangenaam gevoel of zelfs brandwonden veroorzaken.

■ Probeer niet de computer zelf te repareren. Volg de installatieinstructies nauwgezet.

■ Draag een accu niet in uw zak, handtas of een andere houder waar metalen objecten (zoals sleutels) de accucontactpunten kunnen kortsluiten. Hierdoor kunnen extreem hoge temperaturen ontstaan, met het risico van brandwonden.

■ Zorg dat er geen voorwerpen op het snoer van de netadapter rusten en dat het snoer niet op een locatie ligt waar regelmatig mensen lopen of staan.

Gebruikershandleiding iii

U400

■ Plaats de netadapter op een positie met voldoende ventilatie, bijvoorbeeld op een bureaublad of op de vloer, wanneer u de computer op de netvoeding gebruikt of de accu oplaadt. Bedek de netadapter niet met papier of andere voorwerpen die afkoeling belemmeren, en gebruik de netadapter niet terwijl deze in een draagtas zit.

■ Gebruik uitsluitend de netadapter en accu's die zijn goedgekeurd voor gebruik met deze computer. Gebruik van een ander type accu of netadapter resulteert in brand- of ontploffingsgevaar.

■ Controleer alvorens de computer op een voedingsbron aan te sluiten of de spanningsspecificatie van de netadapter overeenkomt met die van de beschikbare voedingsbron. 115 V/60 Hz in het merendeel van

Noord- en Zuid-Amerika en een aantal landen in het Verre Oosten

(zoals Taiwan). 100 V/50 Hz in het oosten van Japan en 100 V/60 Hz in het westen van Japan. 230 V/50 Hz in de meeste landen van Europa, het Midden Oosten en het Verre Oosten.

■ Als u de netadapter met een verlengsnoer gebruikt, zorg dan dat de totale stroomsterkte van de op het verlengsnoer aangesloten apparaten niet hoger is dan de stroomspecificatie van het verlengsnoer.

■ Om de stroomvoorziening naar de computer stop te zetten schakelt u de computer uit, verwijdert u de accu en verwijdert u de stekker van de netadapter uit het stopcontact.

■ Tijdens onweer dient u geen kabels aan de computer te koppelen of ervan te ontkoppelen, of onderhouds- of configuratiewerkzaamheden op de computer uit te voeren. Hierdoor loopt u het risico van een elektrische schok.

■ Plaats de computer op een vlak oppervlak wanneer u ermee gaat werken.

Conformiteitverklaring EU

Dit product draagt het CE-keurmerk in overeenstemming met de richtlijn voor radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur 1999/5/EC die naleving van de richtlijn voor Elektromagnetische Compatibiliteit

2004/108/EC en de laagspanningsrichtlijn 2006/95/EC omvat.

De verantwoording voor de toewijzing van CE-keurmerken ligt bij TOSHIBA

EUROPE GmbH, Hammfelddamm 8, 41460 Neuss, Duitsland, telefoon

+49-(0)-2131-158-01.

Raadpleeg voor een exemplaar van de betreffende CE-verklaring van overeenstemming de volgende website: http://epps.toshiba-teg.com

.

Dit product en de meegeleverde accessoires zijn ontworpen conform de relevante EMC-normen (elektromagnetische compatibiliteit). Toshiba garandeert echter niet dat dit product nog steeds aan deze EMC-normen voldoet indien kabels of accessoires van andere leveranciers of distributeurs zijn aangesloten of geïmplementeerd. Ter voorkoming van

EMC-problemen moeten in het algemeen de volgende richtlijnen in acht worden genomen:

■ Alleen accessoires met het CE-keurmerk mogen worden aangesloten/ geïmplementeerd.

■ Alleen hoogwaardige afgeschermde gegevenskabels mogen worden aangesloten.

Gebruikershandleiding iv

U400

GOST

Modemwaarschuwing

Verklaring van overeenstemming

De apparatuur is goedgekeurd (conform raadsbesluit 98/482/EC -

"TBR 21") voor aansluiting van één toestel op het PSTN (Public Switched

Telephone Network: openbaar geschakeld telefoonnetwerk) in alle

Europese landen.

Als gevolg van variaties tussen de individuele PSTN’s in verschillende landen/regio's biedt deze goedkeuring niet per se een garantie voor storingsvrije werking op elke telefoonaansluiting.

Wend u in het geval van problemen in eerste instantie tot uw leverancier.

Netwerkcompatibiliteit

Dit product is ontworpen voor gebruik met de volgende netwerken en is compatibel met deze netwerken. Het is getest en voldoet aan de aanvullende voorschriften in EG 201 121.

Duitsland

Griekenland

Portugal

Spanje

Zwitserland

Alle overige landen/ regio's

ATAAB AN005, AN006, AN007, AN009, AN010 en DE03, 04, 05, 08, 09, 12, 14, 17

ATAAB AN005, AN006 en GR01, 02, 03, 04

ATAAB AN001, 005, 006, 007, 011 en P03, 04, 08,

10

ATAAB AN005, 007, 012 en ES01

ATAAB AN002

ATAAB AN003, 004

Voor elk netwerk zijn specifieke switchinstellingen of een specifieke softwareconfiguratie vereist; raadpleeg de relevante gedeelten van de gebruikershandleiding voor nadere informatie.

De hookflash-functie is onderhevig aan afzonderlijke nationale goedkeuring. Deze functie is niet getest op conformiteit met nationale voorschriften, en correcte werking van deze functie op nationale netwerken kan niet worden gegarandeerd.

Gebruikershandleiding v

U400

De volgende informatie is alleen bedoeld voor lidstaten van de EU:

Het symbool geeft aan dat dit product niet als huishoudelijk afval mag worden behandeld. Zorg ervoor dat dit product op correcte wijze wordt weggegooid. Doet u dit niet, dan kan dit gevaar opleveren voor het milieu en de gezondheid van de mens.

Neem voor meer informatie over de recyclage van dit product contact op met uw gemeentekantoor, uw vuilnisdienst of de winkel waar u het product hebt gekocht.

Afhankelijk van in welk land of welke regio u dit product hebt aangeschaft, is dit symbool mogelijk niet aanwezig.

EnergyStar

®

Program

Uw computermodel voldoet mogelijk aan de EnergyStar

®

-richtlijnen.

Als het aangeschafte model hieraan voldoet, is de computer voorzien van het ENERGY STAR-logo en is de volgende informatie van toepassing.

TOSHIBA neemt deel aan het ENERGY STAR nieuwste ENERGY STAR ®

®

Program van de

Environmental Protection Agency (EPA). Deze computer voldoet aan de

-richtlijnen voor energiebesparing. Uw computer wordt geleverd met de energiebeheeropties vooraf geconfigureerd waardoor de computer de meest stabiele gebruiksomgeving en optimale systeemprestaties biedt in zowel de netvoedingsmodus als de accumodus.

Om energie te besparen, wordt uw computer in de energiebesparende slaapstand gezet die het systeem en het beeldscherm uitschakelt als er gedurende 15 minuten in de netvoedingsmodus geen activiteiten hebben plaatsgevonden. TOSHIBA raadt u aan deze en andere energiebesparende functies actief te laten, zodat uw computer functioneert met optimale energiebesparing. U kunt de slaapstand uitschakelen door op de aan/uitknop te drukken.

Producten die voldoen aan de ENERGY STAR ® -richtlijnen voorkomen

CO2-uitstoot omdat ze voldoen aan de strenge richtlijnen voor energiebesparing die zijn opgesteld door de EPA (VS) en de Europese

Commissie. Volgens de EPA verbruikt een computer die voldoet aan de nieuwe ENERGY STAR ® -specificaties tussen de 20% en 50% minder energie, afhankelijk van het gebruik. Ga naar http://www.eu-energystar.org

of http://www.energystar.gov

voor meer informatie over het ENERGY STAR

Program.

Veiligheidsinstructies voor optisch schijfstation

Vergeet niet de internationale voorzorgsmaatregelen aan het einde van deze paragraaf te lezen.

Gebruikershandleiding vi

U400

Panasonic

DVD Super Multi UJ-862B/862F

■ Het DVD Super Multi-station gebruikt een lasersysteem. Lees met het oog op een veilig en correct gebruik van dit product eerst deze gebruikershandleiding zorgvuldig door. Bewaar deze handleiding altijd in de nabijheid van het product, zodat u deze handleiding eenvoudig kunt naslaan. Als het apparaat ooit moet worden gerepareerd, neemt u contact op met een Authorized Toshiba Service Center.

■ Het gebruik van regelaars, instellingen of procedures die hier niet zijn vermeld, kan resulteren in blootstelling aan gevaarlijke straling.

■ Open nooit de behuizing, zodat rechtstreekse blootstelling aan de laserstraal wordt voorkomen.

Gebruikershandleiding vii

U400

Hitachi-LG Data Storage

DVD Super Multi GSA-U10N/10F

■ Het DVD Super Multi-station gebruikt een lasersysteem. Lees met het oog op een veilig en correct gebruik van dit product eerst deze gebruikershandleiding zorgvuldig door. Bewaar deze handleiding altijd in de nabijheid van het product, zodat u deze handleiding eenvoudig kunt naslaan. Als het apparaat ooit moet worden gerepareerd, neemt u contact op met een Authorized Toshiba Service Center.

■ Het gebruik van regelaars, instellingen of procedures die hier niet zijn vermeld, kan resulteren in blootstelling aan gevaarlijke straling.

■ Open nooit de behuizing, zodat rechtstreekse blootstelling aan de laserstraal wordt voorkomen.

Gebruikershandleiding viii

U400

Internationale voorzorgsmaatregelen

CAUTION: This appliance contains a laser system and is classified as a "CLASS 1

LASER PRODUCT." To use this model properly, read the instruction manual carefully and keep this manual for your future reference. In case of any trouble with this model, please contact your nearest "AUTHORIZED service station."

To prevent direct exposure to the laser beam, do not try to open the enclosure.

VORSICHT: Dieses Gerät enthält ein

Laser-System und ist als

"LASERSCHUTZKLASSE 1 PRODUKT" klassifiziert. Für den richtigen Gebrauch dieses Modells lesen Sie bitte die

Bedienungsanleitung sorgfältig durch und bewahren diese bitte als Referenz auf.

Falls Probleme mit diesem Modell auftreten, benachrichtigen Sie bitte die nächste "autorisierte Service-Vertretung".

Um einen direkten Kontakt mit dem

Laserstrahl zu vermeiden darf das Gerät nicht geöffnet werden.

ADVARSEL: Denne mærking er anbragt udvendigt på apparatet og indikerer, at apparatet arbejder med laserstråler af klasse 1, hviket betyder, at der anvendes laserstrlier af svageste klasse, og at man ikke på apparatets yderside kan bilve udsat for utilladellg kraftig stråling.

APPARATET BOR KUN ÅBNES AF

FAGFOLK MED SÆRLIGT KENDSKAB

TIL APPARATER MED LASERSTRÅLER!

Indvendigt i apparatet er anbragt den her gengivne advarselsmækning, som advarer imod at foretage sådanne indgreb i apparatet, at man kan komme til at udsatte sig for laserstråling.

Gebruikershandleiding ix

U400

OBS!

Apparaten innehåller laserkomponent som avger laserstråining

överstigande gränsen för laserklass 1.

VAROITUS.

Suojakoteloa si saa avata.

Laite sisältää laserdiodin, joka lähetää näkymätöntä silmilie vaarallista lasersäteilyä.

CAUTION: USE OF CONTROLS OR

ADJUSTMENTS OR PERFORMANCE OF

PROCEDURES OTHER THAN THOSE

SPECIFIED IN THE OWNER’S MANUAL

MAY RESULT IN HAZARDOUS

RADIATION EXPOSURE.

VORSICHT: DIE VERWENDUNG

VON ANDEREN STEURUNGEN

ODER EINSTELLUNGEN ODER DAS

DURCHFÜHREN VON ANDEREN

VORGÄNGEN ALS IN DER

BEDIENUNGSANLEITUNG

BESCHRIEBEN KÖNNEN GEFÄHRLICHE

STRAHLENEXPOSITIONEN

ZUR FOLGE HABEN.

Belangrijke mededeling

Auteursrechtelijk beschermd materiaal zoals - maar niet alleen - muziek, video, computerprogramma's en databases zijn beschermd onder de auteursrechtelijke wetgeving. Tenzij u specifiek toestemming hebt volgens het auteursrecht dat van toepassing is, mag u auteursrechtelijk beschermd materiaal zonder de toestemming van de eigenaar van de auteursrechten niet kopiëren, bewerken, toewijzen, overdragen of gebruiken. Overtreding van dit verbod kan resulteren in gerechtelijke vervolging.

■ Telefoneer niet tijdens onweer (behalve als u een draadloze telefoon gebruikt). Bliksem kan elektrische schokken veroorzaken.

■ Gebruik de telefoon niet om een gaslek te rapporteren in de nabijheid van het lek.

■ Gebruik alleen het in deze handleiding vermelde netsnoer.

■ Vervang de accu uitsluitend door een accu van hetzelfde type of van een gelijkwaardig, door de fabrikant aanbevolen type.

■ Houd u bij het afdanken van gebruikte accu's aan de voorschriften van de fabrikant.

Gebruik alleen de accu-eenheid die bij de computer is geleverd of een optionele, door de fabrikant aanbevolen accu-eenheid. Gebruik van de verkeerde accu kan resulteren in beschadiging van de computer.

TOSHIBA aanvaardt in een dergelijk geval geen aansprakelijkheid voor eventuele schade.

Gebruikershandleiding x

Algemene voorzorgsmaatregelen

TOSHIBA-computers bieden optimale veiligheid en optimaal gebruikerscomfort; bovendien zijn ze robuust, een belangrijke eigenschap voor draagbare computers. U moet echter bepaalde voorzorgsmaatregelen nemen om het risico van lichamelijk letsel of beschadiging van de computer verder te beperken.

Lees de onderstaande algemene aanwijzigen en let op de waarschuwingen die in de handleiding worden gegeven.

Een gebruiksvriendelijke omgeving inrichten

Plaats de computer op een egaal oppervlak dat groot genoeg is voor de computer en eventuele andere apparaten die u nodig hebt, zoals een printer.

Laat voldoende ruimte vrij rondom de computer en andere apparatuur voor een adequate ventilatie. De apparaten kunnen anders oververhit raken.

Houd uw computer in optimale werkconditie door de werkplek niet bloot te stellen aan:

■ stof, vocht en direct zonlicht;

■ apparatuur met sterke magnetische velden, zoals luidsprekers (andere dan die op de computer zijn aangesloten) of een hoofdtelefoon;

■ plotselinge veranderingen in temperatuur of vochtigheid, en warmtebronnen zoals radiatoren en airconditioningroosters;

■ extreme hitte, koude of vochtigheid;

■ vloeistoffen en bijtende chemicaliën.

Blessures door overbelasting

Lees de instructiehandleiding met betrekking tot veiligheid en gebruikomstandigheden . Hierin wordt toegelicht hoe u hand- en polsblessures als gevolg van langdurig toetsenbordgebruik kunt

voorkomen. Hoofdstuk 3, Aan de slag

, bevat eveneens informatie over het inrichten van de werkplek, de lichaamshouding en de verlichting, met behulp waarvan u lichamelijke overbelasting kunt reduceren.

Gebruikershandleiding xi

Letsel door verhitting van computeroppervlakken

■ Vermijd langdurig lichamelijk contact met de computer. Indien de computer gedurende een langere periode is gebruikt, kan het oppervlak zeer heet worden. Zelfs als de computer niet heet aanvoelt, kan langdurig lichamelijk contact - bijvoorbeeld wanneer u de computer op uw schoot of uw handen op de polssteun laat rusten - resulteren in rode plekken op de huid.

■ De metalen plaat die de interfacepoorten ondersteunt, kan heet worden. Vermijd daarom rechtstreeks contact met deze plaat na langdurig computergebruik.

■ Het oppervlak van de netadapter kan bij gebruik heet worden, maar dit is normaal. Als u de netadapter wilt vervoeren, koppelt u deze los en laat u deze eerst afkoelen.

■ Plaats de netadapter niet op materiaal dat hittegevoelig is, deze kan namelijk schade veroorzaken.

Schade door druk of stoten

Zorg dat de computer niet wordt blootgesteld aan zware druk of harde stoten, hierdoor kunnen onderdelen van de computer worden beschadigd of storingen optreden.

Oververhitting van de ExpressCard

Sommige ExpressCards kunnen bij langdurig gebruik heet worden, wat kan leiden tot instabiliteit in de werking van het apparaat in kwestie. Ga ook voorzichtig te werk bij het verwijderen van een PC-kaart of ExpressCard die langdurig is gebruikt.

Mobiele telefoons

Let erop dat het gebruik van mobiele telefoons kan leiden tot storingen in het audiosysteem. Hoewel de werking van de computer hierdoor niet wordt beïnvloed, verdient het aanbeveling om tijdens telefoongesprekken een afstand van minimaal 30 cm in acht te nemen tussen de computer en de mobiele telefoon.

Instructiehandleiding voor veiligheid en comfort

Alle belangrijke informatie voor veilig en juist gebruik van deze computer wordt beschreven in de bijgesloten Instructiegids voor veiligheid en comfort. Lees deze gids voordat u de computer gebruikt.

Gebruikershandleiding xii

U400

Inhoud

Hoofdstuk 1

Hoofdstuk 2

Hoofdstuk 3

Inleiding

Controlelijst van apparatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-1

Voorzieningen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-2

Speciale voorzieningen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-9

TOSHIBA Value Added Package . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-11

Hulpprogramma's en toepassingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-12

Opties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-15

Rondleiding

Voorkant met gesloten beeldscherm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-1

Linkerkant . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-3

Rechterkant. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-4

Achterkant. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-5

Onderkant . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-6

Voorkant met geopend beeldscherm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-7

Optisch station . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-9

Netadapter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-11

Afstandsbediening (optioneel) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-12

Aan de slag

De accu-eenheid installeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-1

De netadapter aansluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-2

Het beeldscherm openen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-4

De computer inschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-5

Windows Vista™ installeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-5

De computer uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-5

Computer opnieuw opstarten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-9

Opties voor systeemherstel en de vooraf geïnstalleerde software herstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-10

Gebruikershandleiding xiii

U400

Hoofdstuk 4

Hoofdstuk 5

Hoofdstuk 6

Hoofdstuk 7

Basisbeginselen

Touchpad gebruiken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-1

De sensor voor vingerafdrukken (optioneel) gebruiken. . . . . . . . . . 4-2

De webcamera (optioneel) gebruiken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-11

De microfoon (optioneel) gebruiken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-13

Het optische station gebruiken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-13

CD's/DVD's schrijven met het DVD Super Multi-station met ondersteuning voor DVD±R DL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-18

TOSHIBA Disc Creator . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-22

Ulead DVD MovieFactory voor TOSHIBA gebruiken . . . . . . . . . . . . 4-23

Behandeling van schijven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-26

Modem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-26

De FM-tuner gebruiken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-29

Lampje voor draadloze communicatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-30

LAN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-32

De computer reinigen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-34

De computer verplaatsen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-34

De vasteschijfbeveiliging gebruiken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4-35

Het toetsenbord

Typemachinetoetsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-1

Functietoetsen F1 ... F12 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-2

Softkeys: Fn-toetscombinaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-2

Sneltoetsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-3

Speciale Windows

®

-toetsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-5

Geïntegreerde numerieke toetsen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-5

ASCII-tekens genereren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5-7

Stroomvoorziening en spaarstanden

Omstandigheden bij stroomvoorziening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-1

Voedingslampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-2

Accutypen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-3

Onderhoud en gebruik van de accu-eenheid. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-5

De accu-eenheid vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-11

De computer opstarten met een wachtwoord . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-13

Spaarstanden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-13

Uit/Inschakelen via LCD. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-14

Systeem automatisch uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-14

HW Setup

HW Setup starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-1

Het HW Setup-venster . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7-1

Gebruikershandleiding xiv

U400

Hoofdstuk 8

Hoofdstuk 9

Bijlagen A

Bijlagen B

Bijlagen C

Bijlagen D

Bijlagen E

Bijlagen F

Optionele apparaten

ExpressCard-sleuf . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8-2

Geheugenkaarten van het type SD/SDHC/MMC/

MEMORY STICK/MEMORY STICK PRO/xD. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8-4

Geheugenuitbreiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8-7

Extra accu-eenheid. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8-10

Extra netadapter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8-10

Externe monitor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8-11

HDMI . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8-11

i.LINK (IEEE1394) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8-12

Beveiligingsslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8-14

Problemen oplossen

Handelwijze bij probleemoplossing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9-1

Controlelijst voor hardware en systeem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9-3

TOSHIBA-ondersteuning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9-19

Specificaties

Beeldschermcontroller en videomodi

Draadloos LAN

Het netsnoer en de voedingsaansluitingen

Juridische verklaring

Als uw computer wordt gestolen

Woordenlijst

Index

Gebruikershandleiding xv

Voorwoord

Gefeliciteerd met uw nieuwe computer uit de U400. Deze krachtige, hoogpresterende notebook staat garant voor jarenlang betrouwbaar computergebruik en biedt uitstekende uitbreidingsmogelijkheden, bijvoorbeeld voor multimedia-apparaten.

In deze handleiding wordt uitgelegd hoe u uw computer uit de U400 gebruiksklaar maakt en ermee aan de slag gaat. Verder wordt gedetailleerde informatie gegeven over het configureren van de computer, elementaire bewerkingen en onderhoud, het gebruik van optionele apparaten en probleemoplossing.

Als u nog nooit een computer hebt gebruikt of nog nooit met een draagbare

computer hebt gewerkt, lees dan eerst de hoofdstukken Inleiding en

Rondleiding om uzelf vertrouwd te maken met de voorzieningen, onderdelen

en accessoires van de computer. Lees vervolgens Aan de slag

voor stapsgewijze instructies voor het gebruiksklaar maken van de computer.

Als u een ervaren computergebruiker bent, dient u dit voorwoord te lezen om inzicht te krijgen in de indeling van deze handleiding. Blader daarna de handleiding door om ermee vertrouwd te raken. Besteed met name

aandacht aan de paragraaf Specificaties in de Inleiding om kennis te

maken met de voorzieningen die bijzonder of uniek zijn voor de computers.

Als u ExpressCards gaat installeren of externe apparaten zoals een monitor gaat aansluiten, dient u hoofdstuk 8,

Optionele apparaten te lezen.

Inhoud van de handleiding

Deze handleiding bestaat uit de volgende negen hoofdstukken, zes bijlagen, een woordenlijst en een index.

Hoofdstuk 1, Inleiding

, biedt een overzicht van de voorzieningen, mogelijkheden en opties van de computer.

In hoofdstuk 2,

Rondleiding , worden de onderdelen van de computer

geïdentificeerd en kort toegelicht.

In hoofdstuk 3,

Aan de slag

, wordt beknopt uitgelegd hoe u met de computer aan de slag kunt gaan en worden tips gegeven over veiligheid en het inrichten van uw werkplek.

In hoofdstuk 4,

Basisbeginselen , staan instructies voor het gebruik van de

volgende apparaten: touchpad, geluidssysteem, optische stations, modem, draadloze communicatie en LAN. U krijgt ook tips voor het onderhoud van de computer en het omgaan met CD's/DVD’s.

Gebruikershandleiding xvi

In hoofdstuk 5,

Het toetsenbord , worden speciale toetsenbordfuncties

beschreven zoals de geïntegreerde numerieke toetsen en de sneltoetsen.

In hoofdstuk 6,

Stroomvoorziening en spaarstanden

, vindt u informatie over de voedingsbronnen en energiebesparingsmodi van de computer.

In hoofdstuk 7,

HW Setup , wordt uitgelegd hoe u de computer configureert

met het programma HW Setup.

Hoofdstuk 8, Optionele apparaten

, beschrijft welke optionele hardware beschikbaar is.

Hoofdstuk 9, Problemen oplossen , verschaft nuttige informatie over het

uitvoeren van diagnostische tests en suggesties voor de beste handelwijze als de computer niet correct lijkt te werken.

De

Bijlagen verschaffen technische informatie over de computer.

De

Woordenlijst bevat definities van algemene computertermen en

acroniemen die in de tekst worden gebruikt.

Met behulp van de Index

kunt u snel informatie in deze handleiding opzoeken.

Conventies

In deze handleiding worden de volgende notatieconventies gebruikt voor het beschrijven, identificeren en markeren van termen en bedieningsprocedures.

Afkortingen

Wanneer een afkorting voor het eerst wordt gebruikt, wordt deze gevolgd door een verklaring tussen haakjes. Bijvoorbeeld: ROM (Read Only

Memory). Acroniemen worden tevens gedefinieerd in de Woordenlijst.

Pictogrammen

Pictogrammen identificeren poorten, regelaars en andere delen van de computer. Het paneel met systeemlampjes gebruikt tevens pictogrammen ter aanduiding van de onderdelen waarover het informatie verschaft.

Toetsen

De toetsenbordtoetsen worden in de tekst gebruikt ter beschrijving van een aantal computerbewerkingen. De toetsopschriften die op het toetsenbord te zien zijn, worden in een ander lettertype gedrukt. Enter duidt bijvoorbeeld de Enter-toets aan.

Gebruikershandleiding xvii

Gebruik van toetsen

Voor sommige bewerkingen moet u tegelijkertijd twee of meer toetsen indrukken. Dergelijke bewerkingen worden aangeduid door een plusteken ( + ) tussen de toetsopschriften. Zo betekent Ctrl + C dat u op C moet drukken terwijl u Ctrl ingedrukt houdt. Als er drie toetsen worden gebruikt, dient u de eerste twee toetsen ingedrukt te houden en tegelijkertijd op de derde toets te drukken.

ABC Als in procedures een actie moet worden uitgevoerd, zoals het klikken op een pictogram of het invoeren van tekst, wordt de naam van het pictogram of wordt de tekst die moet worden ingevoerd, weergegeven in het lettertype dat hier links is afgebeeld.

Beeldscherm

ABC

De namen van vensters en pictogrammen, en door de computer gegenereerde tekst die op het beeldscherm verschijnt, worden in het links weergegeven lettertype gedrukt.

Mededelingen

Mededelingen worden in deze handleiding gebruikt om u attent te maken op belangrijke informatie. Elk type mededeling wordt aangeduid zoals hieronder wordt geïllustreerd.

Attentie! In dit soort mededelingen wordt u gewaarschuwd dat incorrect gebruik van apparatuur of het negeren van instructies kan resulteren in gegevensverlies of beschadiging van de apparatuur.

Opmerking. Een opmerking is een tip of aanwijzing die u helpt de apparatuur optimaal te gebruiken.

Duidt op een potentieel gevaarlijke situatie die bij veronachtzaming van de instructies kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel.

Terminologie

Deze term is in dit document als volgt gedefinieerd:

Start Het woord "Start" verwijst naar de knop

Microsoft

®

Windows Vista™.

in

Gebruikershandleiding xviii

Inleiding

Hoofdstuk 1

Inleiding

Dit hoofdstuk bevat een controlelijst van de apparatuur en beschrijft de voorzieningen, opties en accessoires van de computer.

Sommige voorzieningen die in deze handleiding worden toegelicht, functioneren wellicht niet correct als u een besturingssysteem gebruikt dat niet vooraf door TOSHIBA is geïnstalleerd.

Controlelijst van apparatuur

Verwijder de computer voorzichtig uit de verpakking. Berg de doos en het verpakkingsmateriaal op voor toekomstig gebruik.

Hardware

Controleer of u de volgende items hebt:

■ TOSHIBA U400 draagbare personal computer

■ Universele netadapter en netsnoer

Software

Microsoft

®

Windows Vista™

De volgende software is vooraf geïnstalleerd:

■ Microsoft

®

Windows Vista™

■ Microsoft Internet Explorer

■ TOSHIBA Value Added Package

■ TOSHIBA Hardware Setup

■ TOSHIBA Supervisor Password

■ TOSHIBA Assist

■ TOSHIBA ConfigFree

■ TOSHIBA DVD-speler

■ TOSHIBA-hulpprogramma voor vingerafdrukken*

■ Hulpprogramma's voor TOSHIBA SD-geheugens

■ TOSHIBA Disc Creator

Gebruikershandleiding 1-1

Inleiding

■ TOSHIBA-gezichtsherkenning*

■ TOSHIBA Acoustic Silencer

■ Ulead DVD MovieFactory

®

voor TOSHIBA*

■ Presto! BizCard 5*

■ Onlinehandleiding

* is voorgeïnstalleerd afhankelijk van het gekochte model.

Documentatie

■ U400 Gebruikershandleiding voor de personal computer

■ U400 Aan de slag

■ Instructiehandleiding voor veiligheid en comfort

■ Garantie-informatie

Als een of meer items ontbreken of beschadigd zijn, neemt u onmiddellijk contact op met uw dealer.

Voorzieningen

Ga naar de website voor uw gebied voor de configuratiegegevens van het model dat u hebt aangeschaft.

Processor

Ingebouwd

Chipset

Afhankelijk van het aangeschafte model.

Ga naar de website voor uw gebied voor de configuratiegegevens van het model dat u hebt aangeschaft.

Mobile Intel

®

GM965/GL960 Express-chipset

Gebruikershandleiding 1-2

Inleiding

Geheugen

Sleuven PC2-5300 (GM965)/PC2-4200 (GL960) 512 MB,

1024 MB of 2048 MB.

In de geheugensleuf kunnen geheugenmodules van maximaal 2 GB worden geïnstalleerd voor een systeemgeheugen van maximaal

4 GB (GM965) of 2 GB (GL960).

Afwijzing van aansprakelijkheid met betrekking tot het hoofdgeheugen

Een deel van het hoofdgeheugen van de computer kan worden gebruikt door het grafische systeem om de grafische prestaties te verbeteren. Dit vermindert de hoeveelheid hoofdgeheugen die voor andere computeractiviteiten beschikbaar is.

De hoeveelheid hoofdgeheugen die wordt toegewezen om de graphics te ondersteunen, hangt af van het grafische systeem, de gebruikte toepassingen, de grootte van het systeemgeheugen en andere factoren.

Voor PC's die zijn geconfigureerd met 4 GB systeemgeheugen is de totale geheugenruimte voor computeractiviteiten aanzienlijk kleiner en varieert deze per model en systeemconfiguratie.

Als uw computer is geconfigureerd met twee geheugenmodules van 2 GB, wordt het geheugen mogelijk weergegeven als maar 3 GB (afhankelijk van de hardwarespecificaties van de computer).

Dit is juist omdat het besturingssysteem gewoonlijk het beschikbare geheugen weergeeft in plaats van het fysieke geheugen (RAM) dat in de computer is ingebouwd.

Verschillende systeemonderdelen (zoals de GPU van de grafische adapter en PCI-apparaten zoals draadloos LAN, enz.) vereisen eigen geheugenruimte. Omdat een 32-bits besturingssysteem niet meer dan

4 GB geheugen kan adresseren, overlappen deze systeembronnen het fysieke geheugen. Het is een technische beperking dat het overlapte geheugen niet beschikbaar is voor het besturingssysteem.

Ook al geeft een aantal hulpmiddelen het werkelijke fysieke geheugen van uw computer weer, het beschikbare geheugen voor het besturingssysteem blijft maar 3 GB.

Video-RAM Afhankelijk van het gekochte model:

Mobile Intel

®

Intel

®

GM965 Express-chipset/Mobile

GL960 Express-chipset-model: De video-

RAM-capaciteit wordt gedeeld met het hoofdgeheugen en de verdeling hangt af van

Dynamic Video Memory Technology.

Gebruikershandleiding 1-3

Inleiding

Voeding

Accu-eenheid

RTC-batterij

Netadapter

De computer wordt van stroom voorzien door een oplaadbare lithium-ion accu-eenheid.

De computer bevat een interne batterij voor de interne RTC (Real Time Clock) en kalender.

De universele netadapter voorziet het systeem van stroom en laadt de accu’s op wanneer deze opraken. De adapter wordt geleverd met een verwisselbaar netsnoer.

Aangezien de netadapter universeel is, ondersteunt hij netspanningen tussen 100 en 240 volt; de uitgangsstroom varieert echter al naar gelang het model. Gebruik van het verkeerde model netadapter kan resulteren in beschadiging van de computer. Raadpleeg het

gedeelte Netadapter in Hoofdstuk 2,

Rondleiding

.

Stations/schijven

Vaste schijf Verkrijgbaar in 1 x 2,5" vaste schijf (9,5 mm/SATA)

■ 80 GB

■ 120 GB

■ 160 GB

■ 200 GB

■ 250 GB

■ 320 GB

Gebruikershandleiding 1-4

Inleiding

DVD Super Multistation (met ondersteuning voor DVD±R DL)

Uw computer is uitgerust met een DVD Super

Multi-stationsmodule van volledige grootte waarmee u zonder adapter gegevens op herschrijfbare CD's/DVD's kunt vastleggen en CD's/DVD's van 12 cm (4,72 inch) of 8 cm

(3,15 inch) kunt lezen. De maximale leessnelheid is 8-speed voor DVD-ROM’s en 24-speed voor

CD-ROM’s. De maximale schrijfsnelheid bedraagt

24-speed voor CD-R, 16-speed voor CD-RW,

8-speed voor DVD-R, 6-speed voor DVD-RW,

8-speed voor DVD+R, 8-speed voor DVD+RW,

4-speed voor DVD+R (DL), 4-speed voor DVD-R

(DL) en 5-speed voor DVD-RAM. De volgende indelingen worden ondersteund:

■ DVD-ROM

■ DVD-Video

■ DVD-R

■ DVD-RW

■ DVD+R

■ DVD+RW

■ DVD-RAM

■ DVD+R DL

■ DVD-R DL

■ CD-DA

■ CD-Text

■ Photo CD (single/multi-session)

■ CD-ROM Mode 1, Mode 2

■ CD-ROM XA Mode 2 (Form1, Form2)

■ Enhanced CD (CD-EXTRA)

■ CD-G (alleen audio-CD)

■ Adresseringsmethode 2

Beeldscherm

Het LCD-scherm van de computer ondersteunt videobeelden met hoge resolutie. Het scherm kan in diverse standen worden gezet voor maximaal comfort en optimale leesbaarheid.

Ingebouwd 13,3-inch WXGA, 16 miljoen kleuren, met de volgende resolutie: 1280 horizontale ×

800 verticale pixels.

Grafische controller Grafische controller voor optimale beeldschermprestaties. Raadpleeg bijlage B,

Beeldschermcontroller en videomodi

, voor nadere informatie.

Gebruikershandleiding 1-5

Inleiding

Toetsenbord

Ingebouwd TOSHIBA Vista-toetsenbord, 85 of 86 toetsen, compatibel met IBM uitgebreid toetsenbord, geïntegreerde numerieke toetsen, vaste cursorbesturingstoetsen, en de toetsen en

. Zie hoofdstuk 5, Het toetsenbord ,

voor meer informatie.

Aanwijsapparaat

Ingebouwd touchpad Met het touchpad en de besturingsknoppen in de polssteun kunt u de schermaanwijzer verplaatsen en door de inhoud van vensters schuiven.

Poorten

HDMI

Externe monitor

Universal Serial Bus

(USB 2.0) i.LINK (IEEE1394a)

Infraroodontvangstvenster

Met deze HDMI-aansluiting kunt u externe weergave- en audioapparaten aansluiten.

(Aanwezig op sommige modellen.)

Op deze 15-pins poort kunt u een extern beeldscherm aansluiten.

De USB 2.0-compatibele poorten van de computer ondersteunen gegevensoverdrachtsnelheden die veertigmaal hoger liggen dan die van de USB 1.1-norm.

(De poorten ondersteunen tevens USB 1.1.)

Deze poort ondersteunt snelle, rechtstreekse gegevensoverdracht vanaf externe apparaten zoals digitale videocamera’s.

Dit venster ontvangt signalen van de afstandsbediening die bij uw computer wordt geleverd.

Sleuven

ExpressCard-sleuf

Sleuf voor meerdere digitale mediakaarten

De ExpressCard-sleuf biedt ruimte aan twee standaardmodules: een ExpressCard/34-module en een ExpressCard/54-module. Een

ExpressCard is een kleine, modulaire, toevoegbare kaart met een PCI Express- en Universal Serial Bus (USB)-interface.

Biedt ondersteuning voor een SD-/SDHCgeheugenkaart, MMC-, MEMORY STICK-,

MEMORY STICK PRO- en xD-Picture-kaart.

Gebruikershandleiding 1-6

Inleiding

Multimedia

Webcamera

Geluidssysteem

Foto's of videobeelden opnemen/verzenden met deze geïntegreerde webcam. (Aanwezig op sommige modellen.)

Het Windows

®

Sound System bestaat uit luidsprekers en aansluitingen voor een externe microfoon en hoofdtelefoon.

Aansluiting voor hoofdtelefoon

(S/P DIF)

Via deze bus worden analoge audiosignalen uitgevoerd. Deze bus kan ook worden gebruikt als S/P DIF-bus en voor aansluiting van optische digitale apparatuur.

Microfoonaansluiting Op de 3,5-mm mini-microfoonaansluiting kan een drie-aderige miniplug voor mono-microfooninvoer worden aangesloten.

Communicatie

Modem

LAN

De ingebouwde modem voorziet in gegevens- en faxcommunicatie. Raadpleeg bijlage E.

De snelheid van gegevensverzending en faxcommunicatie is afhankelijk van de omstandigheden van de analoge telefoonlijn.

De computer heeft een modempoort voor aansluiting op een telefoonlijn. V.90 en V.92 worden uitsluitend in de VS, Canada, het

Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland ondersteund. In andere gebieden wordt V.90 ondersteund. (Aanwezig op sommige modellen.)

De computer is voorzien van een LAN-kaart die

Fast Ethernet LAN (100 Mbit/s, 100BASE-TX) of Gigabit Ethernet LAN (1 Gbit/s, 1000BASE-T) ondersteunt.

Gebruikershandleiding 1-7

Inleiding

Draadloos LAN

Bluetooth

Schakelaar voor draadloze communicatie

Sommige computers in deze serie zijn uitgerust met een WLAN-functie die de standaarden A, B, G en concept-N ondersteunt.

De functie is ook compatibel met andere

LAN-systemen op basis van Direct Sequence

Spread Spectrum/Orthogonal Frequency Division

Multiplexing-radiotechnologie die voldoet aan de IEEE 802.11-standaard.

■ Automatische selectie van de verzendsnelheid in het verzendbereik 54, 48,

36, 24, 18, 12, 9 en 6 Mbit/s. (IEEE 802.11a/g)

■ Automatische selectie van verzendsnelheid in het verzendbereik 11, 5,5, 2 en 1 Mbit/s

(IEEE 802.11b)

■ Zwerven (roaming) over meerdere kanalen

■ Kaartenergiebeheer

■ WEP-gegevenscodering (WEP = Wired

Equivalent Privacy), gebaseerd op 128-bits coderingsalgoritme

■ AES-gegevenscodering (AES = Advanced

Encryption Standard), gebaseerd op het

128-bits coderingsalgoritme

Sommige computers in deze serie hebben

Bluetooth-functies. De draadloze Bluetoothtechnologie maakt kabels tussen elektronische apparaten zoals computer en printers overbodig.

Bluetooth zorgt voor snelle, betrouwbare en veilige draadloze communicatie in een kleine ruimte. (Aanwezig op sommige modellen.)

Met deze schakelaar zet u de draadloos LAN- en Bluetooth-functies aan en uit. (Aanwezig op sommige modellen.)

Beveiliging

Sleuf beveiligingsslot Hierop kan een optioneel veiligheidsslot op de computer worden aangesloten om deze aan een bureau of ander groot voorwerp te verankeren.

Wachtwoord Wachtwoordbeveiliging voor opstarten

Wachtwoordarchitectuur met twee niveaus

Wachtwoordbeveiliging voor harde schijf

Vingerafdrukverificatie (aanwezig op sommige modellen)

Gebruikershandleiding 1-8

Inleiding

Speciale voorzieningen

De volgende functies zijn ofwel uniek voor Toshiba-computers ofwel geavanceerde functies, waardoor de computer handiger is in gebruik.

Sneltoetsen

Geïntegreerde numerieke toetsen

Instant Security

(directe beveiliging)

Beeldscherm automatisch uitschakelen *1

Vaste schijf automatisch uitschakelen *1

Automatische slaapstand/zuinige slaapstand *1

Intelligente stroomvoorziening *1

Door middel van deze zogeheten hotkeys kunt u de systeemconfiguratie snel wijzigen zonder een systeemconfiguratieprogramma te hoeven gebruiken.

Het toetsenbord heeft tien geïntegreerde numerieke toetsen. Raadpleeg de paragraaf

Geïntegreerde numerieke toetsen

in hoofdstuk 5,

Het toetsenbord , voor informatie over het gebruik

van deze toetsen.

Met de sneltoets Fn + F1 kunt u het scherm leegmaken en de computer blokkeren; deze functie dient voor gegevensbeveiliging.

Met deze functie wordt de stroom naar het interne beeldscherm automatisch stopgezet als het toetsenbord een bepaalde tijd niet is gebruikt.

De stroomvoorziening wordt hersteld zodra een toets wordt ingedrukt of het aanwijsapparaat wordt gebruikt.

Dit kan worden opgegeven in Power Options

(Energiebeheer).

Met deze functie wordt de stroom naar de vaste schijf automatisch stopgezet als gedurende een bepaalde tijd geen activiteit op de vaste schijf heeft plaatsgevonden. De stroomvoorziening wordt hersteld zodra de vaste schijf wordt gebruikt.

Dit kan worden opgegeven in Power Options

(Energiebeheer).

Met deze functie wordt het systeem automatisch in de (zuinige) slaapstand gezet als een bepaalde tijd lang geen invoer of hardwareactiviteit heeft plaatsgevonden.

Dit kan worden opgegeven in Power Options

(Energiebeheer).

Een microprocessor in de intelligente stroomvoorziening van de computer detecteert de acculading en berekent de resterende accucapaciteit. De microprocessor beschermt de elektronische onderdelen tevens tegen ongewone omstandigheden, zoals extreme spanningspieken vanuit een voedingsbron.

Dit kan worden opgegeven in Power Options

(Energiebeheer).

Gebruikershandleiding 1-9

Inleiding

Energiebesparingsmodus *1

In-/uitschakelen via LCD *1

Met deze voorziening kunt u accuenergie besparen.

Dit kan worden opgegeven in Power Options

(Energiebeheer).

Met deze functie wordt de stroom naar de computer uitgeschakeld wanneer de LCD wordt gesloten, en weer ingeschakeld zodra de LCD wordt geopend.

Dit kan worden opgegeven in Power Options

(Energiebeheer).

Automatische zuinige slaapstand bij lage acculading *1

Als de acculading zover is gedaald dat u de computer niet meer kunt gebruiken, wordt automatisch de slaapstand geactiveerd en wordt het systeem afgesloten.

Dit kan worden opgegeven in Power Options

(Energiebeheer).

TOSHIBAvasteschijfbeveiliging

Deze functie gebruikt de ingebouwde sensor in de computer om trillingen en schokken te detecteren en automatisch de kop van de vaste schijf in een veilige stand te plaatsen. Hiermee wordt het risico verkleind dat de schijf beschadigt doordat deze in aanraking komt met de kop.

Raadpleeg de paragraaf De vasteschijfbeveiliging gebruiken

in hoofdstuk 4, Basisbeginselen , voor

bijzonderheden.

De TOSHIBA-functie voor vasteschijfbeveiliging garandeert echter niet dat de vaste schijf niet beschadigt.

Zuinige slaapstand Met deze functie kunt u de stroom uitschakelen zonder de software te hoeven sluiten. De inhoud van het hoofdgeheugen wordt op de vaste schijf opgeslagen zodat u uw werk kunt hervatten op de plaats waar u was opgehouden wanneer u de computer weer aanzet. Raadpleeg de paragraaf

De computer uitschakelen

in hoofdstuk 3, Aan de slag , voor bijzonderheden.

Sleep Mode

(Slaapstand)

Als u uw werk moet onderbreken, kunt u de computer uitschakelen zonder de software te hoeven sluiten. De gegevens worden in het hoofdgeheugen van de computer bewaard zodat u uw werk kunt hervatten op de plaats waar u was opgehouden wanneer u de computer weer aanzet.

*1 Klik op , Control Panel (Configuratiescherm) , System and

Maintenance (Systeem en onderhoud) en klik vervolgens op Power

Options (Energiebeheer) .

Gebruikershandleiding 1-10

Inleiding

TOSHIBA Value Added Package

In dit gedeelte worden de functies van TOSHIBA Component beschreven die vooraf zijn geïnstalleerd op de computer.

TOSHIBA Power

Saver

TOSHIBA Power Saver voorziet u van de functies voor het beheer van de stroomvoorziening.

TOSHIBAhulpprogramma Zoom

Met dit hulpprogramma kunt u de pictogrammen op het bureaublad vergroten of verkleinen en het zoompercentage instellen voor specifieke toepassingen.

TOSHIBA PC

Diagnostic Tool

TOSHIBAflashkaarten

TOSHIBA PC Diagnostic Tool toont gegevens over de configuratie van de computer en biedt de mogelijkheid de functionaliteit van bepaalde ingebouwde apparaten te testen.

Dit hulpprogramma ondersteunt de volgende functies.

■ Sneltoetsfunctie

■ Functie voor het starten van het TOSHIBAhulpprogramma.

TOSHIBA

Components

Common Driver

TOSHIBA

Accessibility

(Toegankelijkheid)

TOSHIBA Button

Support

TOSHIBA Components Common Driver bevat de module die nodig is voor het hulpprogramma dat TOSHIBA biedt.

Het hulpprogramma TOSHIBA Accessibility biedt ondersteuning voor gebruikers met bewegingsbeperkingen wanneer ze de

TOSHIBA-sneltoetsfuncties willen gebruiken.

Met dit hulpprogramma kunt u de Fn -toets vastzetten. U drukt dan eenmaal op de Fn -toets, laat de toets los en drukt op een van de functietoetsen (" F "-toetsen) om de functie ervan te activeren. De Fn -toets blijft in dit geval actief totdat een andere toets wordt ingedrukt.

Met dit hulpprogramma kunt u de knoppen van de computer gebruiken.

U kunt instellen welke toepassing met de knop wordt gestart.

Gebruikershandleiding 1-11

Inleiding

Hulpprogramma's en toepassingen

In dit gedeelte worden vooraf geïnstalleerde hulpprogramma’s beschreven en wordt toegelicht hoe u de programma’s start. Raadpleeg de onlinehandleiding, Help of readme-bestanden bij elk hulpprogramma voor informatie over bewerkingen.

TOSHIBA Assist

HW Setup

Wachtwoord voor opstarten

Geluiddemper voor cd/dvd-station

Ulead DVD

MovieFactory

® voor TOSHIBA

TOSHIBA Assist is een grafische gebruikersinterface waarmee u gemakkelijk toegang tot Help en services kunt verkrijgen.

Met dit programma kunt u uw hardwareinstellingen aanpassen aan uw werkwijzen en de randapparaten die u gebruikt. U start het hulpprogramma door te dubbelklikken op TOSHIBA Assist op het bureaublad.

Klik vervolgens op het tabblad OPTIMIZE

(OPTIMALISEREN) en klik op TOSHIBA

Hardware Settings (TOSHIBA-hardwareinstellingen) .

Er zijn twee niveaus voor het beveiligen van wachtwoorden beschikbaar om ongeoorloofd gebruik van uw computer te voorkomen.

Als u een supervisorwachtwoord wilt instellen, dubbelklikt u op TOSHIBA Assist op het bureaublad. Klik op het tabblad SECURE

(BEVEILIGING) en start het hulpprogramma

Supervisor Password .

Als u een gebruikerswachtwoord wilt instellen, klikt u op het tabblad SECURE (Beveiliging) in

TOSHIBA Assist en start u het hulpprogramma

User Password . Op het tabblad Password

(Wachtwoord) kunt u een gebruikerswachtwoord instellen.

Met dit hulpprogramma kunt u de leessnelheid van het optische station configureren. U kunt de normale modus of de stille modus configureren.

In de normale modus werkt het station op maximale snelheid voor een snelle toegang tot gegevens en in de stille modus kunt u op single speed geruislozer naar CD's luisteren. Het heeft geen invloed in de DVD-modus.

U kunt digitale video's bewerken en een

DVD-video maken. De Labelflash™-functie wordt tevens ondersteund. (Aanwezig op sommige modellen.)

*1 Klik op , Control Panel (Configuratiescherm) , System and

Maintenance (Systeem en onderhoud) en klik vervolgens op Power

Options (Energiebeheer) .

Gebruikershandleiding 1-12

Inleiding

Hulpprogramma voor vingerafdrukken

TOSHIBA

DVD-speler

Afhankelijk van het aangeschafte model is er op uw computer een hulpprogramma voor vingerafdrukken geïnstalleerd waarmee vingerafdrukken kunnen worden vastgelegd en herkend. Als u de id en het wachtwoord vastlegt in het apparaat voor vingerafdrukverificatie, hoeft u het wachtwoord niet meer via het toetsenbord in te voeren. Houd eenvoudig uw vinger tegen de vingerafdruksensor, waarna de volgende functies worden ingeschakeld:

■ Aanmelden bij Windows en toegang tot een beveiligde webpagina via IE

(Internet Explorer).

■ Bestanden en mappen kunnen worden gecodeerd/gedecodeerd, zodat andere gebruikers er geen toegang toe hebben.

■ De wachtwoordbeveiliging van de schermbeveiliging uitschakelen bij terugkeer uit de energiebesparende stand (slaapstand).

■ Verificatie tijdens de systeemstart en de functie Single Touch Boot.

■ Opstartbeveiliging en functie voor enkelvoudige aanmelding.

De DVD-speler wordt gebruikt om DVD-video’s af te spelen. Het programma bestaat uit een interface met functies op het scherm. Klik op , wijs All Programs (Alle programma's) aan, wijs

TOSHIBA DVD Player (TOSHIBA DVD-speler) aan en klik vervolgens op TOSHIBA DVD Player

(TOSHIBA DVD-speler) .

TOSHIBA Disc

Creator

U kunt CD's/DVD's in verschillende indelingen maken: audio-CD's die op een gewone stereo-

CD-speler kunnen worden afgespeeld, en data-

CD's/-DVD's voor het opslaan van multimedia- en/of documentbestanden op uw vaste schijf.

Deze software kan worden gebruikt op een model met een CD-RW-/DVD-ROM-station,

DVD-R/-RW-station, DVD+R/+RW-station of DVD Super Multi-station.

Als u TOSHIBA Disc Creator wilt starten, klikt u op , selecteert u All Programs

(Alle programma's) , TOSHIBA , CD&DVD

Applications (CD- & DVD-toepassingen) en klikt u vervolgens op Disc Creator .

Gebruikershandleiding 1-13

Inleiding

TOSHIBA DVD-RAM

Utility

TOSHIBA DVD-RAM-hulpprogramma biedt de functie Fysiek formatteren en een schrijfbeveiligingsfunctie voor DVD-RAM.

Dit hulpprogramma maakt deel uit van de module

TOSHIBA Disc Creator.

U start TOSHIBA DVD-RAM-hupprogramma door te klikken op , Alle programma's , TOSHIBA ,

CD&DVD-toepassingen te selecteren en op

DVD-RAM-hulpprogramma te klikken.

TOSHIBA ConfigFree ConfigFree is een programmapakket waarmee communicatieapparaten en netwerkverbindingen eenvoudig kunnen worden beheerd.

Met ConfigFree kunt u tevens communicatieproblemen opsporen en profielen maken, waarmee u eenvoudig schakelt tussen locaties en communicatienetwerken.

U voert ConfigFree uit door te klikken op ,

All Programs (Alle programma's) , TOSHIBA ,

Networking (Netwerken) te selecteren en vervolgens te klikken op ConfigFree .

TOSHIBAgezichtsherkenning

Presto! BizCard 5

TOSHIBA-gezichtsherkenning gebruikt een gezichtsherkenningsbibliotheek om de gezichtsgegevens van gebruikers te verifiëren als deze zich aanmelden bij Windows. Als de verificatie geslaagd is, wordt de gebruiker automatisch aangemeld bij Windows. Op deze manier hoeft de gebruiker geen wachtwoord in te voeren, wat het aanmeldproces eenvoudiger maakt. (Aanwezig op sommige modellen.)

Presto! BizCard houdt namen, bedrijven, postadressen, telefoon-/faxnummers, e-mailadressen en meer bij. Scan gewoon uw visitekaartjes en presto! BizCard slaat automatisch de gegevens en de afbeelding van elk kaartje op. Er zijn verschillende weergavemodi beschikbaar waarmee u eenvoudig kaartjes kunt zoeken, bewerken, maken en sorteren. U kunt informatie delen met bureaubladagenda's, contactmanagers,

PIM's (personal information managers) en PDA's

(personal digital assistants). Ook kunt u idbadges, postetiketten en stickers afdrukken.

(Aanwezig op sommige modellen.)

Gebruikershandleiding 1-14

Inleiding

Windows Mobility

Center

In dit gedeelte wordt Windows Mobility Center beschreven. Mobility Center is een hulpprogramma voor een snelle toegang tot verscheidene mobielepc-instellingen in één venster. Er zijn maximaal acht tegels beschikbaar voor de standaardinstelling van het besturingssysteem. Er worden echter twee aanvullende groepen toegevoegd aan het

Mobiliteitscentrum.

Als u het pakket "TOSHIBA Extended Tiles for

Windows Mobility Center" installeert, worden de volgende functies toegevoegd.

■ Computer vergrendelen:

Vergrendel uw computer zonder deze uit te schakelen. Dit is dezelfde functie als de vergrendelknop onder in het rechterdeelvenster van het menu Start.

■ TOSHIBA Assist:

Open TOSHIBA Assist als dit programma al is geïnstalleerd op uw computer.

Opties

U kunt uw computer nog krachtiger en gebruikersvriendelijker maken door een aantal opties toe te voegen. Raadpleeg hoofdstuk 8,

Optionele apparaten

, voor meer informatie. De volgende opties zijn beschikbaar:

Geheugenuitbreiding Er kunnen twee geheugenmodules in de computer worden geïnstalleerd.

Gebruik alleen PC5300*-compatibele DDRII-geheugenmodules.

Neem contact op met uw TOSHIBA-dealer voor nadere informatie.

* De beschikbaarheid van DDRII is afhankelijk van het aangeschafte model.

Accu-eenheid

Netadapter

U kunt een extra accu-eenheid aanschaffen bij uw TOSHIBA-dealer. U kunt deze als reserveexemplaar gebruiken, zodat u langer met uw computer kunt werken.

Indien u uw computer vaak op verschillende plekken gebruikt, is het wellicht handig om een extra netadapter per werkplek aan te schaffen, zodat u deze niet hoeft mee te nemen.

Gebruikershandleiding 1-15

Rondleiding

Hoofdstuk 2

Rondleiding

In dit hoofdstuk worden de verschillende onderdelen van de computer beschreven. Maak uzelf vertrouwd met elk onderdeel voordat u met de computer aan de slag gaat.

Voorkant met gesloten beeldscherm

De volgende afbeelding geeft de voorkant van de computer weer, met het beeldscherm gesloten.

Sleuf voor meerdere digitale mediakaarten

Schakelaar voor draadloze communicatie

Lampje voor draadloze activiteit

Aan/uitlampje

Lampje voor schijf

Volumeregelaar Infraroodontvangstvenster DC-INlampje

Acculampje

Voorkant van de computer met gesloten beeldscherm

Lampje voor kaartsleuf voor meerdere digitale media

Sleuf voor meerdere digitale mediakaarten

Schakelaar voor draadloze communicatie

Biedt ondersteuning voor een SD-/SDHCgeheugenkaart, MMC-, MEMORY STICK-,

MEMORY STICK PRO- en xD-Picture-kaart.

Met de schakelaar voor draadloze communicatie wordt de zender/ontvanger van het draadloze netwerk in- of uitgeschakeld.

Zet de schakelaar in vliegtuigen en ziekenhuizen op uit. Controleer het lampje voor draadloze activiteit. Het lampje brandt niet wanneer de functie voor draadloze communicatie is uitgeschakeld.

Gebruikershandleiding 2-1

Rondleiding

Volumeregelaar

Infraroodontvangstvenster

Lampje voor draadloze activiteit

DC-IN-lampje

Aan/uit-lampje

Accu-lampje

Lampje voor schijf

Lampje voor kaartsleuf voor meerdere digitale media

Gebruik deze regelaar om het volume van de stereoluidsprekers of hoofdtelefoon in te stellen.

Sommige modellen zijn met een infraroodontvangstvenster uitgerust.

Dit is een sensorvenster dat signalen ontvangt van de afstandsbediening die bij sommige modellen is geleverd.

Geeft aan of het draadloze LAN of Bluetooth actief is. (Aanwezig op sommige modellen.)

Het DC-IN-lampje brandt wanneer de computer is aangesloten op de netadapter, die op zijn beurt aan een voedingsbron is gekoppeld.

Het aan/uit-lampje brandt blauw als de computer aan is. Als u bij Turn Off Computer (Computer uitschakelen) klikt op Sleep Mode (Slaapstand), knippert dit lampje oranje (één seconde aan, twee seconden uit) terwijl de computer in de slaapstand wordt gezet.

Het accu-lampje toont het ladingsniveau van de accu: blauw betekent volledig opgeladen, oranje betekent dat de accu wordt opgeladen en knipperend oranje betekent dat de accu bijna leeg is. Raadpleeg hoofdstuk 6,

Stroomvoorziening en spaarstanden .

Het lampje voor de schijf geeft aan dat de vaste schijf of het optische schijfstation wordt gebruikt.

Lampje voor kaartsleuf voor meerdere digitale mediakaarten gaat branden als er toegang tot de kaartsleuf voor meerdere digitale mediakaarten wordt gezocht.

Gebruikershandleiding 2-2

Rondleiding

Linkerkant

De volgende afbeelding illustreert de linkerkant van de computer.

Poort voor externe monitor HDMI USB-poorten ExpressCard-sleuf

Luchtopeningen i.LINK-poort

(IEEE1394a)

Linkerkant van de computer

Microfoonaansluiting

Aansluiting voor hoofdtelefoon

(S/P DIF)

Poort voor externe monitor

Luchtopeningen

HDMI i.LINK-poort

(IEEE1394a)

ExpressCard-sleuf

Op deze 15-pins poort kunt u een extern beeldscherm aansluiten.

De luchtopeningen dienen om de CPU te beschermen tegen oververhitting.

Met behulp van een poort kunt u de toepassingen van High Definition Multimedia Interface aansluiten, zoals een DVD-speler, LCD-scherm,

LCD-TV, HDTV, set-top-box of projector.

(Aanwezig op sommige modellen.)

Op deze poort kunt u een extern apparaat aansluiten, bijvoorbeeld een digitale videocamera, voor snelle gegevensoverdracht.

(Aanwezig op sommige modellen.)

In deze sleuf kunt u een ExpressCard plaatsen.

Een ExpressCard is een kleine, modulaire, uitbreidingskaart met een PCI Express- en Universal Serial Bus (USB)-interface.

De maximale overdrachtssnelheid is 2,5 Gbps.

ExpressCard/34- en Express-kaart/54-typen worden ondersteund.

U mag de luchtopeningen niet blokkeren. Zorg er ook voor dat er geen voorwerpen, zoals spelden of soortgelijke voorwerpen, in de luchtopeningen terechtkomen die de schakelingen van de computer kunnen beschadigen.

Gebruikershandleiding 2-3

Rondleiding

Universal Serial Buspoorten (USB 2.0)

Het apparaat is voorzien van Universal Serial

Bus-poorten die voldoen aan de USB 2.0standaard. Met de poorten met het pictogram ( ) kan in de slaapstand via USB worden geladen.

Microfoonaansluiting Op de 3,5-mm mini-microfoonaansluiting kan een drie-aderige miniplug voor mono-microfooninvoer worden aangesloten.

Aansluiting voor hoofdtelefoon

(S/P DIF)

Via deze bus worden analoge audiosignalen uitgevoerd. Deze bus kan ook worden gebruikt als S/P DIF-bus en voor aansluiting van optische digitale apparatuur.

Rechterkant

De volgende afbeelding illustreert de rechterkant van de computer.

ODD-lampje Ejectknop Aansluiting voor modem of FM-antenne*

Beveiligingsslot

Noodejectgaatje USB-poort LAN-poort

Rechterkant van de computer

* Op de afbeelding wordt de aansluiting voor de FM-antenne weergegeven.

ODD-lampje

Noodejectgaatje

Ejectknop

Universal Serial Buspoorten (USB 2.0)

LAN-poort

Het ODD-lampje brand oranje wanneer de computer toegang heeft tot het optische station.

Druk op deze knop om de stationslade handmatig te openen indien het station op onverklaarbare wijze blokkeert of niet meer reageert.

Druk op deze knop om de stationslade te openen.

Het apparaat is voorzien van Universal Serial

Bus-poorten die voldoen aan de USB 2.0standaard. Met de poorten met het pictogram ( ) kan in de slaapstand via USB worden geladen.

Via deze poort kunt u de computer op een LAN aansluiten. De adapter heeft ingebouwde ondersteuning voor Ethernet LAN (10 megabits per seconde, 10BASE-T) en Fast Ethernet LAN

(100 megabits per seconde, 100BASE-Tx). Zie

hoofdstuk 4, Basisbeginselen

, voor meer informatie.

Gebruikershandleiding 2-4

Rondleiding

Modemaansluiting

Aansluiting voor

FM-antenne

Beveiligingsslot

Met de modemaansluiting kunt u de modem door middel van een modulaire kabel direct met een telefoonlijn verbinden. (Aanwezig op sommige modellen)

■ Bij onweer dient u de modemkabel uit de telefoonaansluiting te verwijderen.

■ Sluit de modem niet op een digitale telefoonlijn aan. Hierdoor zal het modem schade oplopen.

Hier kunt u een FM-antenne op aansluiten.

(Aanwezig op sommige modellen.)

Aan deze poort kan een beveiligingskabel worden bevestigd. Met de optionele beveiligingskabel kunt u de computer aan een bureau of ander groot voorwerp verankeren en tegen diefstal beschermen.

Achterkant

De volgende afbeelding geeft het achterpaneel van de computer weer.

Gelijkstroomingang (19 V)

Achterkant van de computer

Gelijkstroomingang

(19 V)

Op deze ingang wordt de netadapter aangesloten. Gebruik alleen het model netadapter dat bij de computer is geleverd.

Gebruik van een verkeerd model netadapter kan resulteren in beschadiging van de computer.

Gebruikershandleiding 2-5

Rondleiding

Onderkant

De volgende afbeelding illustreert de onderkant van de computer. Zorg dat het beeldscherm gesloten is voordat u de computer ondersteboven zet.

Vergren deling van de accueenheid

Afdekpl aatje vaste schijf

Luchtopeningen

Geheugenmodule en afdekplaatje voor draadloos LAN

De onderkant van de computer

Geheugenmodule en afdekplaatje voor draadloos LAN

Vergrendeling van de accu-eenheid

Accu-eenheid

Vergrendeling accuhouder

Luchtopeningen

Afdekplaatje vaste schijf

Dit plaatje beschermt de twee sleuven voor geheugenmodules; een of twee modules zijn vooraf geïnstalleerd. Raadpleeg de paragraaf

Geheugenuitbreiding

in hoofdstuk 8, Optionele apparaten

.

Duw deze schuif opzij, zodat de accu-eenheid verwijderd kan worden.

De accu-eenheid voorziet de computer van stroom wanneer de netadapter niet is aangesloten. Raadpleeg hoofdstuk 6

Stroomvoorziening en spaarstanden voor

uitgebreide informatie over de accu-eenheid.

Duw deze schuif opzij en houd de schuif vast om de accu-eenheid vrij te geven. Raadpleeg

hoofdstuk 6, Stroomvoorziening en spaarstanden

, voor uitgebreide informatie over het verwijderen van de accu-eenheid.

De luchtopeningen dienen om de CPU te beschermen tegen oververhitting.

Dit plaatje beschermt de vaste schijf.

Gebruikershandleiding 2-6

Rondleiding

Voorkant met geopend beeldscherm

Deze paragraaf beschrijft de voorkant van de computer met geopend beeldscherm. Raadpleeg de desbetreffende illustratie voor details. Als u het beeldscherm wilt openen, tilt u de voorkant van het scherm omhoog.

Zet het scherm in een stand waar u er goed zicht op hebt.

Lampje van webcamera* Webcamera*

Ingebouwde microfoon*

Beeldscherm

Aan/uit-knop

Knop Dempen of knop met aan-/uitlampje*

CD/DVD-knop*

Knop Afspelen/Pauze*

Knop Stop*

Knop Vorige*

Knop Volgende*

Luidspreker

TouchPad

Luidspreker

De voorkant van de computer met geopend beeldscherm

* Aanwezig op sommige modellen

Wees voorzichtig met uw computer om krassen of andere schade te voorkomen.

Sensor voor vingerafdrukken*

Bedieningsknoppen voor touchpad

Luidsprekers

Beeldscherm

Lampje van webcamera

Via de luidsprekers kunt u het geluid horen dat door uw software wordt gegenereerd, en de geluidssignalen die door het systeem worden gegenereerd, bijvoorbeeld als de accu bijna leeg is.

De LCD toont contrastrijke tekst en afbeeldingen.

Raadpleeg bijlage B,

Beeldschermcontroller en videomodi

. Als de computer door de netadapter wordt gevoed, ziet het scherm er minder helder uit dan bij gebruik van de accu. Het lagere helderheidsniveau dient om accu-energie te besparen.

Het lampje van de webcamera geeft aan of de webcamera werkt of niet. (Aanwezig op sommige modellen.)

Gebruikershandleiding 2-7

Rondleiding

Webcamera

Ingebouwde microfoon

Maak een foto of verzend de afbeelding naar internetcontactpersonen. (Aanwezig op sommige modellen.)

De microfoon wordt gebruikt met de webcamera om te praten met andere webcameragebruikers en om berichten op te nemen op Windows Media.

(Aanwezig op sommige modellen.)

Aan/uit-knop Schakelt de computer in en uit en stelt de

(zuinige) slaapstand in en uit.

Knop Dempen of knop met aan-/uitlampje

Afhankelijk van het gekochte model, drukt u op deze knop om het geluid te dempen of om de verlichting van het TouchPad, het logo en de knoppen in of uit te schakelen. (Aanwezig op sommige modellen.)

CD/DVD-knop Als u op deze knop drukt, wordt er een toepassingsprogramma gestart waarmee u CD's of DVD's kunt afspelen. De toepassing die wordt gestart, verschilt per model: Windows Media

Player/TOSHIBA DVD PLAYER. (Aanwezig op sommige modellen.)

Knop Afspelen/Pauze Druk op deze knop om te beginnen met het afspelen van een audio-CD, DVD-film of digitaal audiobestand. Deze knop fungeert tevens als pauzeknop. (Aanwezig op sommige modellen.)

Knop Stop

Knop Vorige

Knop Volgende

TouchPad

Hiermee wordt het afspelen van de CD, DVD of digitale audio stopgezet. (Aanwezig op sommige modellen.)

Hiermee gaat u terug naar het vorige nummer, hoofdstuk of digitale bestand. Zie hoofdstuk 4,

Basisbeginselen

, voor meer informatie.

(Aanwezig op sommige modellen.)

Hiermee gaat u vooruit naar het volgende nummer, hoofdstuk of digitale bestand. Zie

hoofdstuk 4, Basisbeginselen

, voor meer informatie. (Aanwezig op sommige modellen.)

Met het touchpad in het midden van de polssteun kunt u de schermaanwijzer verplaatsen.

Gebruikershandleiding 2-8

Rondleiding

Sensor voor vingerafdrukken

Bedieningsknoppen voor touchpad

Door uw vinger langs de vingerafdruksensor te bewegen, schakelt u de volgende functies in: aanmelden bij Windows en toegang tot een beveiligde webpagina via IE (Internet Explorer).

Bestanden en mappen kunnen worden gecodeerd/ gedecodeerd, zodat andere gebruikers er geen toegang toe hebben. De wachtwoordbeveiliging van de schermbeveiliging uitschakelen bij terugkeer uit de energiebesparende stand

(slaapstand). Verificatie tijdens de systeemstart en de functie Single Touch Boot. Verificatie van gebruikerswachtwoord en vasteschijfwachtwoord terwijl de computer wordt opgestart. Raadpleeg de paragraaf

De sensor voor vingerafdrukken

(optioneel) gebruiken in Hoofdstuk 4,

Basisbeginselen

. (Aanwezig op sommige modellen.)

Hiermee kunt u menuopties selecteren en bewerkingen uitvoeren op tekst en afbeeldingen die u met de schermaanwijzer hebt geselecteerd.

Raadpleeg de paragraaf

Touchpad gebruiken

in

Hoofdstuk 4, Basisbeginselen .

Optisch station

Voor het aansturen van CD-/DVD-ROM's wordt een ATAPIinterfacecontroller gebruikt. Zodra de computer toegang verkrijgt tot een CD/DVD, gaat het lampje op het station branden.

Regiocodes voor DVD-station en media

Optische schijfstations en de bijbehorende media worden vervaardigd conform de specificaties van zes verkoopgebieden. Om problemen bij het afspelen van DVD-video's te voorkomen dient u bij de aanschaf van DVD-Video-schijven te controleren of de schijven geschikt zijn voor de regio van uw station.

3

4

Code

1

2

5

6

Regio

Canada, Verenigde Staten

Japan, Europa, Zuid-Afrika, Midden-Oosten

Zuidoost-Azië, Oost-Azië

Australië, Nieuw-Zeeland, Stille-Oceaaneilanden,

Midden-Amerika, Zuid-Amerika, Caraïbisch gebied

Rusland, Indisch subcontinent, Afrika, Noord-

Korea, Mongolië

China

Gebruikershandleiding 2-9

Rondleiding

Beschrijfbare schijven

In deze paragraaf worden de verschillende soorten beschrijfbare CD's en DVD's beschreven. Controleer in de specificaties voor uw station welke schijftypen kunnen worden beschreven. Gebruik TOSHIBA Disc Creator voor het beschrijven van CD's. Raadpleeg hoofdstuk 4,

Basisbeginselen .

CD's

■ CD-R-schijven kunnen slechts eenmaal worden beschreven.

De opgenomen gegevens kunnen niet worden gewist of veranderd.

■ CD-RW- ofwel CD-Rewritable-schijven kunnen meer dan één keer worden beschreven. Gebruik multispeed CD-RW's (1x, 2x of 4x) of high-speed 4- tot 10-speed schijven. De schrijfsnelheid van ultra-speed

CD-RW's is maximaal 24-speed. (Ultra-speed wordt alleen ondersteund door het DVD-ROM- en CD-R/RW-station.)

DVD's

■ DVD-R's, DVD+R's, DVD-R DL- en DVD+R DL-schijven kunnen slechts

één keer worden beschreven. De opgenomen gegevens kunnen niet worden gewist of veranderd.

■ DVD-RW-, DVD+RW- en DVD-RAM-schijven kunnen meermaals worden beschreven.

DVD Super Multi-station (met ondersteuning voor DVD±R DL)

In de DVD Super Multi-stationsmodule van volledige grootte kunt u zonder adapter gegevens op beschrijfbare CD's/DVD's vastleggen en CD’s/DVD’s van 12 cm (4,72 inch) of 8 cm (3,15 inch) lezen.

In het midden van een schijf is de leessnelheid lager dan aan de buitenrand.

DVD lezen

DVD-R schrijven

8-speed (maximaal)

8-speed (maximaal)

DVD-RW schrijven

DVD+R schrijven

6-speed (maximaal)

8-speed (maximaal)

DVD+RW schrijven 8-speed (maximaal)

DVD-R (DL) schrijven 4-speed (maximaal)

DVD+R (DL) schrijven 4-speed (maximaal)

DVD-RAM schrijven 5-speed (maximaal)

CD lezen

CD-R schrijven

CD-RW schrijven

24-speed (maximaal)

24-speed (maximaal)

16-speed (maximaal, ultra-speed media)

Gebruikershandleiding 2-10

Rondleiding

Netadapter

De netadapter zet wisselstroom om in gelijkstroom en reduceert de spanning die aan de computer wordt geleverd. De netadapter kan zich automatisch aanpassen aan elke spanning tussen 100 en 240 Volt en aan een frequentie van 50 of 60 Hertz, waardoor u de computer in praktisch elk land of gebied kunt gebruiken.

Als u de accu wilt opladen, dient u de netadapter op een voedingsbron

en op de computer aan te sluiten. Zie hoofdstuk 6, Stroomvoorziening en spaarstanden , voor meer informatie.

De netadapter

■ Gebruik alleen de netadapter die bij de computer is geleverd of een equivalente optionele adapter. Gebruik van een onjuiste netadapter kan leiden tot beschadiging van de computer. TOSHIBA aanvaardt in een dergelijk geval geen aansprakelijkheid voor eventuele schade.

■ Gebruik alleen de netadapter die bij de computer is geleverd, of een equivalente, compatibele netadapter. Gebruik van andere typen netadapters (mogelijk met een andere spanning) kan resulteren in beschadiging van de computer, storingen en/of gegevensverlies.

TOSHIBA aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade, computerstoringen of gegevensverlies veroorzaakt door het gebruik van een incompatibele adapter.

Gebruik alleen de netadapter die als accessoire is meegeleverd. Andere netadapters hebben een ander voltage en een andere uitgangspolariteit, en kunnen heet worden, rook produceren of zelfs beschadigingen of brand veroorzaken.

Gebruikershandleiding 2-11

Rondleiding

Afstandsbediening (optioneel)

Met een afstandsbediening, die bij sommige modellen is geleverd, kunt u een aantal functies van de computer op afstand bedienen.

De afstandsbediening kan worden gebruikt in combinatie met Media Center voor het afspelen van CD's, DVD's en video's, en voor het bekijken van foto's.

Met de afstandsbediening kunt u het afspelen van een film via Media

Center regelen.

Gebruiksmogelijkheden voor de afstandsbediening:

■ Alle schermen in Media Center navigeren en bedienen.

■ De video bedienen.

■ Zet de computer in de slaapstand en weer terug.

Slanke afstandsbediening

CD/DVD-knop

LCDhelderheid verlagen

LCD-helderheid verhogen

DVD Menu

Volume +

Volume -

OK

Dempen

Back

Start

Rewind

Terugspelen

Voeding

Lampje aan/uit

Pijlen

Verdere bijzonderheden

Snel vooruitspoelen

Afspelen/pauze

Overslaan

Stop

CD/DVD-knop Met een druk op deze knop start u een toepassing waarmee u Windows Media Player/

DVD Video Player kunt gebruiken.

Helderheid verlagen Hiermee wordt de helderheid van het

LCD-scherm stapsgewijs verlaagd.

Helderheid verhogen Hiermee wordt de helderheid van het

LCD-scherm stapsgewijs verhoogd.

Gebruikershandleiding 2-12

Voeding

Volume +

Volume -

DVD-menu

Pijlen

OK

Lampje aan/uit

Dempen

Back

Meer informatie

Start

Rewind

Rondleiding

Hiermee wordt het besturingssysteem gestart of afgesloten. Deze knop werkt net als de aanuitknop van uw computer. De slaapstand werkt standaard net zo als het uitschakelen van uw computer. Als u de instelling wilt wijzigen, klikt u op

Start Control panel (Configuratiescherm)

System and Maintenance (Systeem en onderhoud) Power Options

(Energiebeheer) en Choose what the Power button does (Kies wat de aan/uit-knop doet) .

U kunt kiezen uit de volgende vier opties:

Do nothing (Niets doen), Sleep (Slaapstand),

Hibernate (Zuinige slaapstand) en Shut down

(Uitschakelen).

Hiermee verhoogt u het volume tijdens het bekijken van DVD's of het terugspelen van CD's.

Hiermee verlaagt u het volume tijdens het bekijken van DVD's of het terugspelen van CD's.

Hiermee opent u het hoofdmenu van een

DVD-film, indien beschikbaar.

Hiermee beweegt u de cursor voor navigatie binnen de Media Center-vensters.

Hiermee selecteert u de gewenste actie of schermoptie. Dezelfde functie als ENTER .

Druk op deze knop om de verlichting van de lampjes in of uit te schakelen.

Hiermee schakelt het geluid van de computer uit.

Hiermee wordt het vorige scherm weergegeven.

Via deze knop krijgt u meer informatie.

Hiermee opent u Media Center in het hoofdscherm.

Hiermee spoelt u het medium (video, DVD, muziek, enzovoort) terug.

Gebruikershandleiding 2-13

Rondleiding

Afspelen/pauze

Snel vooruitspoelen Hiermee spoelt u het medium (video, DVD, muziek, enzovoort) vooruit.

Terugspelen

Stop

Hiermee springt het medium terug (zeven seconden bij video's, één muzieknummer of één DVD-hoofdstuk per keer).

Hiermee stopt u het medium dat op dat moment speelt.

Overslaan

Hiermee speelt u het geselecteerde medium af.

Deze knop fungeert tevens als pauzeknop.

Hiermee springt het medium vooruit

(30 seconden bij video's, één muzieknummer of één DVD-hoofdstuk).

Gebruik van de afstandsbediening

Sommige computers worden geleverd met een afstandsbediening, waarmee een aantal functies van de computer op afstand kan worden bediend.

■ De afstandsbediening is speciaal ontworpen voor deze computer.

■ De afstandsbediening ondersteunt mogelijk een aantal toepassingen niet.

Gebruiksbereik van de afstandsbediening

Richt de afstandsbediening op de computer en druk op een toets.

De werkzame hoek en afstand staan hierna beschreven.

Afstand

Hoek

Binnen 5 meter van het infraroodontvangstvenster.

Tussen ongeveer 30 graden horizontaal en ongeveer 15 graden verticaal loodrecht op het infraroodontvangstvenster.

Gebruikershandleiding 2-14

Rondleiding

30 graden

15 graden

(verticaal)

30 graden

5 m

Infraroodontvangstvenster

Afstandsbediening

Gebruiksbereik van de afstandsbediening

Zelfs binnen de effectieve afstand zoals hierboven beschreven, kan in de volgende gevallen de afstandsbediening niet of niet goed werken.

■ Wanneer tussen het infraroodontvangstvenster van de computer en de afstandsbediening een obstakel staat.

■ Wanneer direct zonlicht of sterk fluorescerend licht op het infraroodontvangstvenster valt.

■ Als het infraroodontvangstvenster of het infrarood straaldeel van de afstandsbediening vuil is.

■ Wanneer er in de buurt van uw computer wordt gewerkt met andere computers die een infraroodafstandsbediening gebruiken.

■ Als de batterijen bijna leeg zijn.

Plaatsen/Verwijderen van batterijen

Zorg dat u de meegeleverde batterijen van het type CR2016 plaatst voordat u de afstandsbediening gebruikt. De procedure voor het plaatsen en verwijderen van de batterijen verschilt per type afstandsbediening.

Controleer het type en plaats of verwijder dan de batterijen volgens de instructies.

Bewaar de batterij voor de afstandsbediening buiten het bereik van kinderen.

Een kind kan stikken als het een batterij inslikt. Mocht dit gebeuren, waarschuw dan direct een arts.

Gebruikershandleiding 2-15

Rondleiding

Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht wanneer u de batterij van de afstandsbediening gebruikt.

■ Gebruik geen andere batterijen dan de aangegeven batterijen.

■ Plaats de batterijen met de positieve (+) en negatieve pool (-) in de juiste richting.

■ De batterij niet herladen, verhitten, uit elkaar halen of kortsluiten, of aan vuur blootstellen.

■ Gebruik geen batterijen waarvan de houdbaarheidsdatum is verstreken of die geheel leeg zijn.

■ Gebruik geen verschillende soorten batterijen of oude en nieuwe batterijen door elkaar.

■ Vervoer de batterij niet samen met metalen kettingen, haarspelden of metalen onderdelen.

■ Bij het opbergen of weggooien van batterijen dient u de polen (+ en -) met isolatietape te bedekken om kortsluiting te voorkomen.

Bij het niet naleven van deze voorzorgsmaatregelen kan verhitting, lekkage of ontploffing voorkomen. Hierdoor kunnen brandwonden of ander letsel ontstaan. Wanneer de huid of kleding aan batterijvloeistoffen wordt blootgesteld, moet u die onmiddellijk wassen met schoon water. Wanneer batterijvloeistof in de ogen komt, moet u onmiddellijk spoelen met schoon water en een arts consulteren. Raak de batterijvloeistof op instrumenten of apparaten niet met blote handen aan. Veeg de vloeistof af met een doek of papieren handdoek.

Het soort batterij dat kan worden gebruikt voor de afstandsbediening

Wanneer de meegeleverde batterijen leeg zijn, vervangt u deze door de juiste batterijen. U kunt batterijen van het type CR2016 gebruiken.

Andere soorten batterijen mogen niet worden gebruikt.

De batterijen plaatsen

1. Open de batterijklep aan de achterzijde van de afstandsbediening.

Batterijklep

Open de batterijklep

Gebruikershandleiding 2-16

Rondleiding

2. Plaats de batterijen met de polariteiten in de juiste positie. Druk de batterij naar beneden tot het klemmetje en duw de batterij naar voren, zodat deze in de batterijhouder past.

Klemmetje Accu

De batterijen plaatsen

3. Sluit de batterijklep Sluit de klep goed tot het klikt.

De batterijklep sluiten

De batterijen vervangen

Wanneer de batterijen in de afstandsbediening bijna leeg zijn, is het mogelijk dat de afstandsbediening niet goed of alleen op korte afstand van de computer werkt. In dat geval dient u de batterijen te vervangen door nieuwe.

Slanke afstandsbediening

1. Open de batterijklep aan de achterzijde van de afstandsbediening.

2. Houd het klemmetje ingedrukt en schuif de batterij uit de batterijhouder.

Klemmetje Accu

De batterijen verwijderen

3. Plaats de batterij op de juiste plaats. Plaats de batterijen met de polariteiten in de juiste positie. Druk de batterij naar beneden tot het klemmetje en duw de batterij naar voren, zodat deze in de batterijhouder past.

4. Sluit de batterijklep Sluit de klep goed tot het klikt.

Gebruikershandleiding 2-17

Rondleiding

De slanke afstandsbediening plaatsen

Een slanke afstandsbediening in het apparaat plaatsen

Volg de onderstaande stappen als u de slanke afstandsbediening wilt plaatsen.

1. Zorg ervoor dat de ExpressCard-sleuf leeg is.

2. Zorg dat de voorkant naar boven wijst en plaats de slanke afstandsbediening.

Slanke afstandsbediening

De slanke afstandsbediening in het apparaat plaatsen

3. Duw de kaart voorzichtig aan tot deze vastzit.

Een slanke afstandsbediening verwijderen

Volg de onderstaande stappen als u de slanke afstandsbediening wilt verwijderen.

1. Druk de slanke afstandsbediening licht in om de kaart een stukje uit te schuiven.

2. Trek de slanke afstandsbediening uit de sleuf.

Gebruikershandleiding 2-18

Aan de slag

Hoofdstuk 3

Aan de slag

Dit hoofdstuk verschaft basisinformatie aan de hand waarvan u met uw computer aan de slag kunt. De volgende onderwerpen worden behandeld:

Lees ook de Instructiegids voor veiligheid en comfort. In deze gids wordt productaansprakelijkheid toegelicht.

■ De accu-eenheid installeren

■ De netadapter aansluiten

■ Het beeldscherm openen

■ De computer inschakelen

■ Windows Vista™ installeren

■ De computer uitschakelen

■ Computer opnieuw opstarten

■ Opties voor systeemherstel en de vooraf geïnstalleerde software herstellen

Lees in elk geval de paragraaf Windows Vista™ installeren .

De accu-eenheid installeren

Als de accu-eenheid reeds is geïnstalleerd op uw computer, kunt u dit gedeelte overslaan. Om een accu te installeren voert u de volgende stappen uit.

■ De accu-eenheid bestaat uit een lithium-ion-batterij. Indien de batterij onjuist wordt vervangen, gebruikt, gehanteerd of afgedankt, bestaat ontploffingsgevaar. Houd u bij het afdanken van de accu aan de plaatselijke verordeningen of voorschriften. Gebruik alleen accu's die door TOSHIBA zijn aanbevolen.

■ Raak de ontgrendelingsschuif van de accuhouder niet aan wanneer u de computer vasthoudt. Als u de schuif per ongeluk opzij duwt, komt de accu te vallen en kunt u zich bezeren.

■ Druk niet op de Aan/uit-knop voordat u de accu-eenheid installeert.

1. Schakel de computer uit.

2. Ontkoppel alle kabels van de computer.

Gebruikershandleiding 3-1

Aan de slag

3. Plaats de accu-eenheid. De accu-ontgrendelingsschuif klikt op zijn plaats.

4. Zet de vergrendeling van de accu-eenheid vast om ervoor te zorgen dat de accu op zijn plaats wordt vastgezet. Als u de accu later wilt verwijderen, moet u eerst deze vergrendeling opheffen.

Accuontgrendelingsschuif

Vergrendeling van de accueenheid

De accu-eenheid vastzetten

Raadpleeg het gedeelte

De accu-eenheid verwijderen

in hoofdstuk 6,

Stroomvoorziening en spaarstanden ,

voor informatie over het verwijderen van de accu-eenheid.

De netadapter aansluiten

Sluit de netadapter aan wanneer u de accu moet opladen of via de netvoeding wilt werken. Dit is tevens de snelste manier om met de computer aan de slag te gaan, omdat de accu-eenheid eerst moet worden opgeladen voordat u de computer hiermee van stroom kunt voorzien.

De netadapter kan worden aangesloten op elke voedingsbron van 100 tot 240 V en 50 of 60 Hz. Raadpleeg hoofdstuk 6,

Stroomvoorziening en spaarstanden , voor informatie over het opladen van de accu-eenheid

met de netadapter.

Gebruik alleen de netadapter die als accessoire is geleverd. Andere netadapters hebben een ander voltage en andere uitgangspolariteit, en kunnen heet worden, rook produceren of zelfs beschadigd raken of brand veroorzaken.

Gebruikershandleiding 3-2

Aan de slag

■ Gebruik alleen de netadapter die bij de computer is geleverd, of een soortgelijke, compatibele netadapter. Gebruik van een incompatibele adapter kan resulteren in beschadiging van de computer. TOSHIBA aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade die is veroorzaakt door het gebruik van een incompatibele adapter.

■ Wanneer u de netadapter op de computer aansluit, dient u de stappen exact in de hier beschreven volgorde uit te voeren. Het aansluiten van het netsnoer op een stopcontact moet de laatste stap zijn. Als u deze handeling in een eerder stadium verricht, kan de gelijkstroomuitgangsstekker van de netadapter onder stroom komen te staan, waardoor u het risico van een elektrische schok of persoonlijk letsel loopt. Raak voor de veiligheid geen metalen onderdelen aan.

1. Sluit het netsnoer aan op de netadapter.

Het netsnoer aansluiten op de netadapter

2. Plaats de gelijkstroomuitgangsstekker van de netadapter in de gelijkstroomingang ( DC IN 19V ) op de achterkant van de computer.

De adapter op de computer aansluiten

3. Sluit het netsnoer op een wandcontactdoos aan.

Gebruikershandleiding 3-3

Aan de slag

Het beeldscherm openen

Het LCD-scherm kan in een aantal standen worden gezet voor optimaal kijkgemak.

1. Kantel het scherm omhoog en zet het in de stand waar u er het beste zicht op hebt.

Wees voorzichtig wanneer u het beeldscherm opent en sluit. Als u het te ruw opent of dichtklapt, bestaat het risico dat u de computer beschadigt.

Het beeldscherm openen

Gebruikershandleiding 3-4

Aan de slag

De computer inschakelen

In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de computer inschakelt.

Nadat u de computer voor het eerst hebt ingeschakeld, dient u hem niet uit te zetten voordat het besturingssysteem is geïnstalleerd. Raadpleeg

de paragraaf Windows Vista™ installeren

.

Houd de Aan/uit-knop van de computer twee tot drie seconden ingedrukt.

De computer inschakelen

Windows Vista™ installeren

Wanneer u de computer voor het eerst inschakelt, verschijnt het opstartscherm van Microsoft

®

Windows Vista™.

Volg de aanwijzingen op het scherm.

Lees de

Licentie-overeenkomst voor eindgebruikers van Windows

zorgvuldig door.

De computer uitschakelen

U kunt de computer uitschakelen in een van de volgende modi: afsluitmodus (ofwel opstartmodus), zuinige slaapstand of slaapstand.

Afsluitmodus (opstartmodus)

Wanneer u de computer uitschakelt in de afsluitmodus, worden er geen gegevens opgeslagen; bij het opstarten van de computer wordt het hoofdscherm van het besturingssysteem weergegeven.

1. Als u gegevens hebt ingevoerd, slaat u deze op op de vaste schijf.

2. Controleer of er geen schijfactiviteit meer plaatsvindt en verwijder vervolgens eventuele schijfmedia (CD/DVD).

Gebruikershandleiding 3-5

Aan de slag

Controleer of de lampjes van de schijf en het optische station uit zijn.

Als u de computer uitzet terwijl er nog schijfactiviteit plaatsvindt, loopt u het risico dat gegevens verloren gaan of de schijf beschadigd raakt.

3. Klik op en vervolgens op de pijl op de knop voor energiebeheer

. Selecteer Shut Down (Afsluiten) in het menu.

4. Schakel eventuele randapparaten uit.

Schakel de computer of randapparaten niet meteen weer in. Wacht even tot alle condensatoren volledig zijn ontladen.

Sleep Mode (Slaapstand)

Als u uw werk moet onderbreken, kunt u de computer uitschakelen zonder de software te hoeven sluiten. De gegevens worden in het hoofdgeheugen van de computer bewaard. Wanneer u de computer weer aanzet, kunt u uw werk hervatten op de plaats waar u was opgehouden.

■ Wanneer de netadapter is aangesloten, wordt de computer in de slaapstand gezet conform de instellingen in het dialoogvenster

Power Options (Energiebeheer).

■ Als u de computer uit de slaapstand wilt halen, drukt u op de Aan/uitknop of op een willekeurige toets. Laatstbeschreven handeling werkt alleen als de optie Wake-up on Keyboard is ingeschakeld in HW Setup.

■ Als de computer automatisch in de slaapstand wordt gezet terwijl een netwerktoepassing actief is, wordt deze toepassing mogelijk niet hersteld wanneer de computer uit de slaapstand wordt gehaald.

■ Als u wilt voorkomen dat de computer automatisch in de slaapstand wordt gezet, schakelt u de slaapstand uit in Power Options

(Energiebeheer). Hierna voldoet de computer echter niet langer aan de Energy Star-richtlijnen.

■ Vergeet niet uw gegevens op te slaan alvorens de computer in de slaapstand te zetten.

■ Wanneer de computer in de slaapstand staat, dient u geen geheugenmodule te installeren of te verwijderen. Doet u dit toch, dan bestaat het risico dat de computer of de module schade oploopt.

■ Verwijder de accu-eenheid niet terwijl de computer in de slaapstand staat (tenzij de computer op een stopcontact is aangesloten). In dat geval zullen gegevens in het geheugen verloren gaan.

Voordelen van de slaapstand

De slaapstand biedt de volgende voordelen:

■ De vorige werkomgeving wordt sneller hersteld dan met de slaapstand.

■ De functie bespaart energie door het systeem af te sluiten wanneer geen hardwareactiviteit plaatsvindt of de computer geen invoer ontvangt in de tijdsduur die is ingesteld met de slaapstandfunctie van het systeem.

■ U kunt de functie Uitschakelen via LCD gebruiken.

Gebruikershandleiding 3-6

Aan de slag

De slaapstand inschakelen

U kunt de slaapstand op een van de volgende drie manieren activeren:

■ Klik op Start en vervolgens op de aan/uit-knop ( voor energiebeheer ( ).

) bij de knoppen

Let erop dat deze functie moet worden ingeschakeld via Energiebeheer

(klik hiervoor op Control Panel (Configuratiescherm)

System and Maintenance (Systeem en onderhoud) Power

Options (Energiebeheer) ).

■ Klik op , klik op de aan/uit-knop energiebeheer

(Slaapstand) in het menu.

bij de knoppen voor

of klik op de pijl en selecteer Sleep

■ Sluit het venster met beeldscherminstellingen. Deze functie moet ingeschakeld zijn. Zie Power Options (Energiebeheer)

(klik hiervoor op Control Panel (Configuratiescherm)

System and Maintenance (Systeem en onderhoud)

Power Options (Energiebeheer) ).

Wanneer u de computer opnieuw inschakelt, kunt u uw werk hervatten op het punt waar u was opgehouden toen u de computer afsloot.

U kunt de slaapstand ook activeren door op Fn + F3 te drukken.

Raadpleeg hoofdstuk 5,

Het toetsenbord , voor meer informatie.

■ Wanneer de computer in de slaapstand wordt afgesloten, gaat het aan/uit-lampje oranje knipperen.

■ Als u de computer via de accu gebruikt, kunt u de gebruiksduur verlengen door af te sluiten in de zuinige slaapstand, aangezien de slaapstand meer energie gebruikt.

Beperkingen van de slaapstand

In de volgende omstandigheden werkt de slaapstand niet:

■ De computer wordt onmiddellijk na het afsluitproces weer aangezet.

■ Geheugenschakelingen zijn blootgesteld aan statische elektriciteit of elektrische ruis.

Gebruikershandleiding 3-7

Aan de slag

Zuinige slaapstand

De zuinige slaapstand zorgt ervoor dat de inhoud van het geheugen wordt opgeslagen wanneer de computer wordt uitgeschakeld. De volgende keer dat de computer wordt aangezet, wordt de vorige toestand hersteld.

De status van randapparaten wordt bij het inschakelen van de zuinige slaapstand niet opgeslagen.

■ Sla uw gegevens op. Wanneer de zuinige slaapstand wordt geactiveerd, wordt de inhoud van het geheugen op de vaste schijf opgeslagen. U kunt uw gegevens voor de zekerheid echter het beste handmatig opslaan.

■ Als u de accu verwijdert of de netadapter ontkoppelt voordat het opslagproces is voltooid, gaan gegevens verloren. Wacht tot het schijflampje uitgaat.

■ Wanneer de computer in de slaapstand is, dient u geen geheugenmodule te installeren of te verwijderen. Doet u dit toch, dan gaan de gegevens verloren.

Voordelen van de slaapstand

De slaapstand biedt de volgende voordelen.

■ Wanneer de computer automatisch wordt afgesloten omdat de accu bijna leeg is, worden gegevens op de vaste schijf opgeslagen.

■ Na het inschakelen van de computer kunt u direct naar uw vorige werkomgeving terugkeren.

■ De functie bespaart stroom doordat het systeem wordt afgesloten wanneer er geen hardwareactiviteit plaatsvindt of de computer geen invoer ontvangt in de tijdsduur die op het tabblad Zuinige slaapstand van het onderdeel Systeem is ingesteld.

■ U kunt de functie Uitschakelen via LCD gebruiken.

De zuinige slaapstand starten

U kunt de zuinige slaapstand ook activeren door op Fn + F4 te drukken.

Raadpleeg hoofdstuk 5,

Het toetsenbord , voor meer informatie.

Voer de volgende stappen uit om de slaapstand in te schakelen:

1. Klik op .

2. Klik op de pijl bij de knoppen voor energiebeheer

3. Selecteer Hibernate (Zuinige slaapstand) in het menu.

.

Gebruikershandleiding 3-8

Aan de slag

Automatische slaapstand

Wanneer u op de aan/uit-knop drukt of het beeldscherm sluit, wordt de computer automatisch in de zuinige slaapstand gezet. Eerst dient u echter de juiste instellingen te definiëren door de volgende stappen uit te voeren.

1. Open het Configuratiescherm .

2. Open System and Maintenance (Systeem en onderhoud) en vervolgens Power Options (Energiebeheer) .

3. Selecteer Kies wat de aan/uit-knop doet .

4. Activeer de gewenste slaapstandinstelling voor Als ik op de Aan/uitknop druk en Als ik het scherm sluit .

5. Klik op de knop Save changes (Wijzigingen opslaan) .

Gegevensopslag in de zuinige slaapstand

Zodra u de computer in de zuinige slaapstand afsluit, worden de gegevens uit het geheugen op de vaste schijf opgeslagen, wat enkele ogenblikken zal duren. Gedurende deze tijd brandt het schijflampje .

Nadat u de computer hebt uitgeschakeld en het geheugen op de vaste schijf is opgeslagen, dient u eventuele randapparaten uit te schakelen.

Schakel de computer of randapparaten niet meteen weer in. Wacht even tot alle condensatoren volledig zijn ontladen.

Computer opnieuw opstarten

In bepaalde omstandigheden moet u het systeem opnieuw instellen (ofwel een reset uitvoeren), bijvoorbeeld: Bijvoorbeeld:

■ als u bepaalde computerinstellingen hebt gewijzigd;

■ als er een fout optreedt en de computer niet reageert op toetsenbordopdrachten.

Er zijn drie manieren om de computer opnieuw in te stellen:

1. klik op en vervolgens op de pijl bij de knoppen voor energiebeheer en selecteer Restart (Opnieuw opstarten) in het menu.

2. Druk op Ctrl + Alt + Del om het menuvenster weer te geven en selecteer vervolgens Restart (Opnieuw opstarten) in de opties voor Shut Down (Afsluiten) .

3. Druk op de Aan/uit-knop en houd deze knop circa 5 seconden ingedrukt. Als de computer zichzelf heeft uitgeschakeld, wacht u 10 tot

15 seconden voordat u de computer weer inschakelt door op de aan/ uit-knop te drukken.

Gebruikershandleiding 3-9

Aan de slag

Opties voor systeemherstel en de vooraf geïnstalleerde software herstellen

Opties voor systeemherstel

Een verborgen partitie van circa 1,5 GB op de vaste schijf is toegewezen voor de opties voor systeemherstel.

Deze partitie herstelt bestanden die kunnen worden gebruikt om het systeem te herstellen in geval van problemen.

De opties voor systeemherstel worden onbruikbaar zodra deze partitie is verwijderd.

De functie System Recovery Options (Opties voor systeemherstel) is geïnstalleerd op de vaste schijf waneer deze door de fabriek wordt geleverd. Het menu voor systeemherstel bevat opties waarmee opstartproblemen kunnen worden gerepareerd, een diagnose kan worden uitgevoerd of het systeem kan worden hersteld.

Raadpleeg Windows Help en ondersteuning voor meer informatie over

Opstartherstel .

Bij het oplossen van problemen kunnen de opties voor systeemherstel kunnen ook handmatig worden uitgevoerd.

Ga hierbij als volgt te werk: Volg de aanwijzingen op het scherm.

1. Schakel de computer uit.

2. Schakel de computer in en druk op de toets F8 als het TOSHIBAscherm herhaaldelijk wordt weergegeven.

3. Het menu Advanced Boot Options (Geavanceerde opstartopties) wordt weergegeven. Selecteer Uw computer repareren met behulp van de pijltoetsen en druk op ENTER .

4. Volg de aanwijzingen op het scherm.

De Windows Vista ® -functie voor volledige back-up van de pc kan alleen worden gebruik in Windows Vista ® Business Edition en Ultimate Edition.

De vooraf geïnstalleerde software herstellen

Afhankelijk van het gekochte model worden er verschillende manieren geboden om de vooraf geïnstalleerde software te herstellen:

■ Optische herstelschijven maken.

■ De vooraf geïnstalleerde software herstellen met de gemaakte herstelschijven.

■ De vooraf geïnstalleerde software herstellen met de herstelschijf.

Gebruikershandleiding 3-10

Aan de slag

Optische herstelschijven maken

In dit gedeelte wordt beschreven hoe u herstelschijven maakt.

■ Vergeet niet de netadapter aan te sluiten wanneer u herstelschijven maakt.

■ Sluit alle softwareprogramma's behalve de Herstelschijf maken.

■ Voer geen programma's uit die de processor zwaar belasten, zoals een schermbeveiliging.

■ Zorg dat de computer met een volledige stroomvoorziening werkt.

■ Gebruik geen energiebesparingsfuncties.

■ Schrijf niet naar de schijf terwijl anti-virussoftware actief is. Wacht tot het programma klaar is en schakel vervolgens de anti-virussoftware uit en andere programma's die automatisch bestanden controleren op de achtergrond.

■ Gebruik geen hulpprogramma's, met inbegrip van hulpprogramma's voor snelle schijftoegang. Doet u dit toch, dan loopt u het risico van storingen of gegevensverlies.

■ Gebruik tijdens het (her)schrijven van de schijf niet de afsluit-/ afmeldprocedure of de slaapstand/sluimerstand.

■ Plaats de computer op een vlak, horizontaal oppervlak en vermijd plaatsen waar trillingen waarneembaar zijn, zoals auto's, treinen en vliegtuigen.

■ Plaats uw computer niet op een onstabiele tafel of een ander onstabiel oppervlak.

Er wordt een herstelimage van de software op uw computer opgeslagen op de vaste schijf, en deze kan worden gekopieerd naar een DVD door middel van de volgende stappen:

1. Zorg dat u een lege DVD hebt.

2. De toepassing biedt u de mogelijkheid om uit een groot aantal verschillende media te kiezen waarnaar de herstelimage kan worden gekopieerd, zoals DVD-R, DVD-RW, DVD+R, DVD+RW.

Sommige van de bovenstaande media zijn mogelijk niet compatibel met het optische schijfstation van uw computer. Daarom dient u, voordat u verder gaat, te controleren of het optische schijfstation het lege medium ondersteunt dat u hebt gekozen.

3. Schakel uw computer in en wacht totdat het Windows Vista ® besturingssysteem op de vaste schijf op de gebruikelijke manier is opgestart.

4. Plaats het eerste lege medium in de lade van het optische schijfstation.

5. Dubbelklik op het pictogram voor het maken van herstelschijven op het bureaublad van Windows Vista menu Start .

® of selecteer de toepassing in het

6. Kies nadat de toepassing is gestart het type medium en de titel die u naar het medium wilt kopiëren. Klik vervolgens op de knop Maken .

7. Volg de aanwijzingen op het scherm.

Uw herstelschijven worden gemaakt.

Gebruikershandleiding 3-11

Aan de slag

De vooraf geïnstalleerde software herstellen met de gemaakte herstelschijven

Als de vooraf geïnstalleerde bestanden zijn beschadigd, kunt u de gemaakte herstelschijven gebruiken om de fabrieksinstellingen van de computer te herstellen. Volg de onderstaande stappen als u deze herstelbewerking wilt uitvoeren:

Als u het geluid hebt gedempt door op Fn + ESC te drukken, schakel het geluid dan in, zodat geluiden hoorbaar zijn voordat u het herstelproces start. Raadpleeg hoofdstuk 5,

Het toetsenbord

, van de onlinehandleiding voor meer informatie.

Wanneer u het Windows-besturingssysteem opnieuw installeert, wordt de vaste schijf opnieuw geformatteerd, waardoor alle gegevens erop verloren gaan.

1. Plaats de herstelschijf in het optische station en schakel de computer uit.

2. Houd de toets F12 op het toetsenbord ingedrukt en schakel de computer in. Wanneer het scherm met het TOSHIBA -logo verschijnt, laat u de toets F12 los.

3. Gebruik de cursortoetsen om het CD-ROM-pictogram te selecteren in het menu. Raadpleeg de paragraaf

Opstartprioriteit

in hoofdstuk 7,

HW Setup

voor meer informatie.

4. Er wordt een menu weergegeven waarin u de instructies moet uitvoeren.

De vooraf geïnstalleerde software herstellen met de herstelschijf

Op uw gegevensstation vindt u mogelijk de map "HDDRecovery".

Deze map bevat bestanden waarmee u uw systeem kunt herstellen naar de oorspronkelijk geïnstalleerde fabrieksstand.

Als u vervolgens uw vaste schijf opnieuw gebruiksklaar maakt, dient u geen partities te wijzigen, verwijderen of toe te voegen op een andere manier dan wordt vermeld in de handleiding. Als u dit wel doet, is er mogelijk geen ruimte beschikbaar voor de vereiste software.

Bovendien kunt u mogelijk uw computer niet installeren als u een partitieprogramma van derden gebruikt om partities op uw vaste schijf opnieuw te configureren.

Als u het geluid hebt gedempt door op Fn + ESC te drukken, schakel het geluid dan in, zodat geluiden hoorbaar zijn voordat u het herstelproces start. Raadpleeg hoofdstuk 5, voor meer informatie.

Vergeet niet de netadapter aan te sluiten. U hebt anders mogelijk niet genoeg accuvermogen tijdens de herstelprocedure.

Wanneer u het Windows-besturingssysteem opnieuw installeert, wordt de vaste schijf opnieuw geformatteerd, waardoor alle gegevens erop verloren gaan.

Gebruikershandleiding 3-12

Aan de slag

1. Schakel de computer uit.

2. Schakel de computer in en druk op de toets F8 als het TOSHIBAscherm herhaaldelijk wordt weergegeven.

3. Het menu Advanced Boot Options (Geavanceerde opstartopties) wordt weergegeven. Selecteer Uw computer repareren met behulp van de pijltoetsen en druk op ENTER .

4. Selecteer de gewenste toetsenbordindeling en druk vervolgens op Next

(Volgende) .

5. Voor de herstelprocedure dient u zich aan te melden als bevoegd gebruiker met voldoende rechten.

6. Klik op TOSHIBA HDD Recovery (TOSHIBA harde-schijfherstel) op het scherm System Recovery Options (Opties voor systeemherstel).

7. Volg de aanwijzingen op het scherm van het dialoogvenster TOSHIBA

HDD Recovery (TOSHIBA harde-schijfherstel).

De computer wordt hersteld naar de fabrieksstand.

Gebruikershandleiding 3-13

Basisbeginselen

Hoofdstuk 4

Basisbeginselen

In dit hoofdstuk worden de grondbeginselen van computergebruik toegelicht, zoals het gebruik van het TouchPad, de optionele vingerafdruksensor, de optionele webcamera, optionele interne microfoon, optische mediastations, geluidssysteem, modem, het draadloze LAN en

LAN. Verder worden tips gegeven voor het onderhoud van de computer.

Touchpad gebruiken

U gebruikt het touchpad door eenvoudig uw vingertop op het touchpad te plaatsen en te schuiven in de richting waarin u de schermaanwijzer wilt verplaatsen.

Gebruikershandleiding

TouchPad

Touchpad en besturingsknoppen

TouchPadbesturingsknoppen

4-1

Basisbeginselen

De twee knoppen onder het touchpad worden op dezelfde wijze gebruikt als de knoppen op een muis. Druk op de linkerknop om een menuoptie te selecteren of om tekst of afbeeldingen te bewerken die u met de aanwijzer hebt geselecteerd. Druk op de rechterknop om een menu of andere functie weer te geven, afhankelijk van de gebruikte software.

Druk niet te hard op het touchpad en gebruik geen spitse voorwerpen zoals ballpoints. Hierdoor kan het touchpad beschadigd raken.

Sommige functies kunt u activeren door het touchpad zachtjes aan te tikken in plaats van op een besturingsknop te drukken.

Klikken: tik één keer op het touchpad.

Dubbelklikken: tik twee keer op het touchpad.

Slepen en neerzetten: 1. Houd de linkerbesturingsknop ingedrukt en beweeg de cursor om het te verplaatsen item te verslepen.

Schuiven:

2. Til uw vinger op om het item op de gewenste plaats te zetten.

Verticaal: schuif uw vinger aan de rechterkant van het touchpad omhoog of omlaag.

Horizontaal: schuif uw vinger aan de onderkant van het touchpad naar links of rechts.

De sensor voor vingerafdrukken (optioneel) gebruiken

Op uw computer is een vingerafdrukhulpprogramma geïnstalleerd waarmee vingerafdrukken kunnen worden vastgelegd en herkend.

Als u de id en het wachtwoord vastlegt in het apparaat voor vingerafdrukverificatie, hoeft u het wachtwoord niet meer via het toetsenbord in te voeren. Houd eenvoudig uw vinger tegen de vingerafdruksensor, waarna de volgende functies worden ingeschakeld:

■ Aanmelden bij Windows en toegang tot een beveiligde webpagina via IE (Internet Explorer).

■ Bestanden en mappen kunnen worden gecodeerd/gedecodeerd, zodat andere gebruikers er geen toegang toe hebben.

■ De wachtwoordbeveiliging van de schermbeveiliging uitschakelen bij terugkeer uit de energiebesparende stand (slaapstand).

■ Functie voor opstartbeveiliging en functie voor enkelvoudige aanmelding.

■ Verificatie van gebruikerswachtwoord en vasteschijfwachtwoord terwijl de computer wordt opgestart.

Als u uw vinger langs de sensor haalt, leest deze uw vingerafdruk.

Gebruikershandleiding 4-2

Basisbeginselen

Uw vinger laten lezen

Als u de volgende stappen uitvoert wanneer u uw vingers over de sensor haalt voor vingerafdrukregistratie of -verificatie om zo fouten te voorkomen:

1. Plaats het eerste vingerkootje op dezelfde hoogte als het midden van de sensor Raak de sensor zachtjes aan en beweeg uw vinger horizontaal naar u toe.

2. Terwijl u de sensor zachtjes aanraakt, beweegt u uw vinger naar u toe tot het sensoroppervlak zichtbaar wordt.

3. Zorg dat het midden van de vingerafdruk zich op de sensor bevindt wanneer u uw vinger langs de sensor haalt.

Beweeg uw vinger over de herkenningssensor

■ Houd uw vinger niet stijf en druk niet te hard op de sensor:

De vingerafdruk wordt mogelijk niet correct gelezen als het midden van uw vingertop de sensor niet raakt of als u te hard drukt. Zorg dat het midden van de vingertop de sensor raakt voordat u uw vinger over de sensor beweegt.

■ Controleer waar het midden van de krul op de vingerafdruk zich bevindt:

De vingerafdruk van de duim bevat een grotere krul, zodat de kans op afwijkingen en vervormingen groter is. Hierdoor wordt de registratie moeilijker en zal het verificatiepercentage afnamen. Controleer altijd waar het midden van de krul in de vingerafdruk zich bevindt, voordat u uw vinger over het midden van de sensor haalt.

■ Als de vingerafdruk niet wordt gelezen:

Er kunnen verificatiefouten optreden als u uw vinger te snel of te langzaam over de sensor haalt. Volg de instructies op het scherm om de snelheid van de beweging aan te passen.

Gebruikershandleiding 4-3

Basisbeginselen

Aandachtspunten met betrekking tot de sensor voor vingerafdrukken

Als u zich niet aan deze richtlijnen houdt, kant dit leiden tot (1) beschadiging of storing van de sensor, of (2) problemen met de vingerafdrukherkenning of een lager herkenningspercentage.

■ Kras of duw niet met uw nagels of andere harde of scherpe voorwerpen op de sensor.

■ Drukt niet hard op de sensor.

■ Raak de sensor niet aan met een natte vinger of natte voorwerpen.

Houd het sensoroppervlak droog en vrij van waterdamp.

■ Raak de sensor niet aan met een vuile vinger. Kleine vuildeeltjes op een smerige vinger kunnen krassen op de sensor veroorzaken.

■ Plak geen stickers op de sensor en schrijft er niet op.

■ Raak de sensor niet aan met een vinger of een voorwerp met opgebouwde statische elektriciteit.

Let op het volgende voordat u uw vinger op de sensor plaatst voor opslag, registratie of herkenning van de vingerafdruk.

■ Was uw handen en droog ze grondig.

■ Verwijder statische elektriciteit van uw vingers door een metalen oppervlak aan te raken. Statische elektriciteit is een gangbare oorzaak van sensorstoringen, met name bij droog weer.

■ Reinig de sensor met een pluisvrije doek. Gebruik geen reinigingsmiddel om de sensor te reinigen.

■ Vermijd het volgende wanneer u uw vingerafdruk vastlegt of wilt laten herkennen aangezien dit kan leiden tot fouten in de opslag of een afname in het herkenningspercentage

■ Weke of gezwollen vinger (bijvoorbeeld nadat u een bad hebt genomen)

■ Verwonde vinger

■ Natte vinger

■ Vuile of vettige vinger

■ Zeer droge huid op de vinger

Doe het volgende als u het slagingspercentage van de vingerafdrukherkenning wilt verbeteren.

■ Let twee of meer vingers vast.

■ Leg aanvullende vingers vast als de herkenning vaak mislukt met de opgeslagen vingers.

■ Controleer de staat van uw vingers. Het herkenningspercentage neemt af bij veranderingen in de vinger, zoals verwondingen of ruwe, zeer droge, natte, vuile, vettige, weke of gezwollen vingers. Ook als de vingerafdruk is verzwakt of als de vinger dunner of dikker wordt, kan het herkenningspercentage afnemen.

■ De vingerafdruk van elke vinger is verschillend en uniek. Let erop dat u alleen de geregistreerde of opgeslagen vingerafdruk(ken) voor identificatie gebruikt.

■ Controleer de positie en de snelheid van uw vinger tijdens het bewegen.

Gebruikershandleiding 4-4

Basisbeginselen

■ Vingerafdrukgegevens kunnen maximaal 30-34 keer worden opgeslagen.

■ De vingerafdrukgegevens worden opgeslagen in het niet-vluchtige geheugen van de sensor voor vingerafdrukken. Het wordt aangeraden om vingerafdrukgegevens te verwijderen met behulp van het menu

Delete (Verwijderen) in Fingerprint Software Management

(Vingerafdrukbeheer) voordat u de computer weggooit.

De vingerafdrukgegevens verwijderen

Opgeslagen vingerafdrukgegevens worden opgeslagen in het niet-vluchtige geheugen in de vingerafdruksensor. Als u de pc aan een ander geeft of weggooit, wordt aanbevolen de volgende bewerkingen uit te voeren.

1. Klik op Start , wijs All Programs (Alle programma's) aan en vervolgens TrueSuite Access Manager en klik hierop.

2. Het scherm voor de TrueSuite Access Manager -vingerafdruksoftware wordt weergegeven.

3. Voer uw Windows-wachtwoord in en klik op Next (Volgende) om het

Control Center te openen. U kunt ook uw opgeslagen vinger langs de sensor halen om het Control Center te openen.

4. Klik op Delete All Fingerprints (Alle vingerafdrukken verwijderen) .

Beperkingen van de sensor voor vingerafdrukken

■ De sensor voor vingerafdrukken vergelijkt en analyseert de unieke eigenschappen van een vingerafdruk.

■ Er wordt een waarschuwing weergegeven als de herkenning afwijkend is of binnen een bepaalde tijd niet is geslaagd.

■ Het herkenningspercentage kan per gebruiker verschillen.

■ Toshiba garandeert niet dat de technologie voor vingerafdrukherkenning foutloos is.

■ Toshiba garandeert niet dat de sensor voor vingerafdrukken de opgeslagen gebruiker altijd herkent of onbevoegde gebruikers altijd de toegang weigert. Toshiba is niet aansprakelijk voor fouten of beschadigingen die het gevolg kunnen zijn van het gebruik van de software of het hulpprogramma voor vingerafdrukherkenning.

Aandachtspunten met betrekking tot het hulpprogramma voor vingerafdrukken

■ Als de bestandscoderingsfunctie EFS (Encryption File System) van

Windows Vista™ wordt gebruikt om een bestand te coderen, kan het bestand niet worden gecodeerd met de coderingsfunctie van deze software.

■ U kunt een reservekopie maken van de vingerafdrukgegevens of de informatie die is opgeslagen in de Password Bank.

■ Gebruik het menu Import/Export (Importeren/Exporteren) in Fingerprint

Software Management (Vingerafdrukbeheer).

Gebruikershandleiding 4-5

Basisbeginselen

■ Raadpleeg tevens het Help -bestand in het hulpprogramma voor vingerafdrukken voor meer informatie. Dit kunt u op de volgende manier starten:

■ Klik op Start , wijs All Programs (Alle programma's) aan en vervolgens TrueSuite Access Manager en klik op Document .

■ Klik op Start , wijs All Programs (Alle programma's) aan en vervolgens TrueSuite Access Manager en klik hierop.

Het hoofdscherm wordt weergegeven. Klik in de rechterbovenhoek van het scherm op Help .

Configuratieprocedure

Voer de volgende stappen uit als u voor het eerst vingerafdrukverificatie gebruikt.

Registratie van vingerafdrukken

Sla de vereiste verificatiegegevens op met de Fingerprints Enrollment

Wizard (Wizard voor vastlegging van vingerafdrukken).

■ De vingerafdrukverificatie gebruikt dezelfde aanmeldings-id en hetzelfde wachtwoord dat u Windows gebruikt. Als u geen aanmeldingswachtwoord voor Windows hebt ingesteld, doet u dat voorafgaand aan de registratie.

■ Er kunnen maximaal 30-34 vingerafdrukpatronen worden geregistreerd.

1. Klik op Start , wijs All Programs (Alle programma's) aan en vervolgens TrueSuite Access Manager en klik hierop. U kunt ook dubbelklikken op het pictogram in de taakbalk.

2. Het scherm Enter Windows Password (Voer Windows-wachtwoord in) wordt weergegeven. Voer een wachtwoord in het veld Enter Windows

Password (Voer Windows-wachtwoord in) in. Klik op Volgende .

3. Het scherm van het Control Center wordt weergegeven. Klik op het pictogram voor niet-opgeslagen vingers boven de vinger.

4. Het venster Fingerprint Enrollment (Vingerafdruk vastleggen) wordt weergegeven. Bevestig het bericht en klik op Volgende .

5. Het venster Scanning Practice (Scanoefening) wordt weergegeven.

U kunt nu oefenen en uw vinger over de sensor halen. Wanneer u klaar bent met oefenen, klikt u op Volgende .

6. Het scherm Fingerprint Image Capture (Afbeelding vingerafdruk vastleggen) wordt weergegeven. Volg de instructies op het scherm en beweeg dezelfde vinger die u hebt geselecteerd in het Control Center

(met goede afbeeldingen) drie keer langs de sensor zodat er een vingerafdruksjabloon kan worden gemaakt.

7. Ingeval van een verwonde vinger of een verificatiefout wordt aanbevolen ook andere vingerafdrukken te registreren. Het volgende bericht wordt weergegeven:

[We recommended enrolling at least two fingerprint images.]

(Wij raden u aan om ten minste twee afbeeldingen van uw vingerafdruk vast te leggen. Klik op

OK en herhaal stap 3, 4, 5 en 6 met een andere vinger.

Gebruikershandleiding 4-6

Basisbeginselen

Aanmelden bij Windows via vingerafdrukverificatie

In plaats van de gebruikelijke Windows-aanmelding met een id en een wachtwoord, kunt u zich ook bij Windows aanmelden via vingerafdrukverificatie.

Dit is met name handig als de pc door veel gebruikers wordt gebruikt, aangezien hierbij de gebruikersselectie kan worden overgeslagen.

Procedure voor vingerafdrukverificatie

1. Start de computer op.

2. Het venster Logon Authorization (Aanmeldingsverificatie) wordt weergegeven. Haal een van de geregistreerde vingers over de sensor.

Als de verificatie is gelukt, wordt de gebruiker aangemeld bij Windows.

■ Als de vingerafdrukverificatie mislukt, dient u zich aan te melden met het Windows-wachtwoord.

■ Meld u aan met het Windows-wachtwoord als de vingerafdrukverificatie vijfmaal mislukt. Als u zich wilt aanmelden met het Windowswachtwoord, voert u dit wachtwoord op de gebruikelijke manier in het

welkomstscherm

in.

■ Er wordt een waarschuwing weergegeven als de verificatie afwijkend is of binnen een bepaalde tijd niet is geslaagd.

Vingerafdrukverificatie tijdens het opstarten van het systeem

Algemeen

Het systeem voor vingerafdrukverificatie kan worden gebruikt als vervanging van het wachtwoordverificatiesysteem via het toetsenbord tijdens het opstarten.

Als u het vingerafdrukverificatiesysteem niet wilt gebruiken tijdens het opstarten, maar liever een wachtwoord invoert met behulp van het toetsenbord, drukt u op de toets BACKSPACE wanneer het venster

Fingerprint System Boot Authentication (Vingerafdrukverificatie bij opstarten) wordt weergegeven. Het scherm waarin u een wachtwoord met het toetsenbord kunt invoeren wordt nu weergegeven.

■ U moet een gebruikerswachtwoord registreren voordat u opstartbeveiliging via vingerafdrukken en de aanvullende functie, enkelvoudige aanmelding via vingerafdrukken, kunt gebruiken. Registreer het gebruikerswachtwoord met behulp van TOSHIBA HW Setup.

■ Als de vingerafdrukverificatie vaker dan vijfmaal mislukt, moet u het gebruikers- of supervisorwachtwoord handmatig invoeren om de computer te starten.

■ Haal uw vinger langzaam en met een constante snelheid langs de sensor. Als het verificatiepercentage hierdoor niet toeneemt, pas dan de snelheid aan.

■ Als er wijzigingen zijn in de omgeving of instellingen die te maken hebben met verificatie, moet u de verificatiegegevens opgeven, zoals het gebruikerswachtwoord of het wachtwoord voor de vaste schijf.

Gebruikershandleiding 4-7

Basisbeginselen

De instellingen voor vingerafdrukverificatie tijdens het opstarten inschakelen

U moet uw vingerafdruk vastleggen met TrueSuite Access Manager voordat u opstartbeveiliging via vingerafdrukken kunt inschakelen en configureren.

Controleer of uw vingerafdruk is vastgelegd voordat u de instellingen configureert.

1. Haal uw vinger over de sensor voor vingerafdrukken. U kunt ook uw Windows-wachtwoord invoeren en op Next (Volgende) klikken.

2. Klik op Settings (Instellingen) .

3. Het scherm Administrator Settings (Beheerdersinstellingen) wordt weergegeven. Zet een vinkje in "Enable Pre-OS Fingerprint

Authentication" (Opstartbeveiliging via vingerafdrukverificatie inschakelen) en klik op OK .

De gewijzigde configuratie voor opstartbeveiliging via vingerafdrukken wordt toegepast wanneer u het systeem opnieuw opstart.

De functie voor enkelvoudige aanmelding via vingerafdrukken

Algemeen

Via deze functie kan de gebruiker zowel de verificatie van het gebruikerswachtwoord (en desgewenst het wachtwoord voor de vaste schijf) uitvoeren als hij zich aanmeldt bij Windows met slechts één vingerafdrukverificatie tijdens het opstarten. De gebruiker moet het gebruikerswachtwoord en het aanmeldingswachtwoord voor Windows registreren voordat de opstartbeveiliging via vingerafdrukken en de functie voor enkelvoudige aanmelding via vingerafdrukken kunnen worden gebruikt.

Registreer uw gebruikerswachtwoord met behulp van TOSHIBA HW Setup.

Er is slechts één vingerafdrukverificatie vereist ter vervanging van het gebruikerswachtwoord (en het wachtwoord voor de vaste schijf, indien geselecteerd) en het wachtwoord voor de Windows-aanmelding.

Gebruikershandleiding 4-8

Basisbeginselen

De functie voor enkelvoudige aanmelding via vingerafdrukken inschakelen

U moet uw vingerafdruk vastleggen met het programma TrueSuite Access

Manager voordat u enkelvoudige aanmelding via vingerafdrukken kunt inschakelen en configureren. Controleer of de vingerafdruk is geregistreerd voordat u de instellingen configureert.

1. Haal uw vinger over de sensor voor vingerafdrukken. U kunt ook uw

Windows-wachtwoord invoeren en op Next (Volgende) klikken.

2. Klik op Settings (Instellingen) .

3. Het scherm Administrator Settings (Beheerdersinstellingen) wordt weergegeven. Zet een vinkje in "Enable Pre-OS Fingerprint

Authentication" (Opstartbeveiliging via vingerafdrukverificatie inschakelen).

4. Zet vervolgens een vinkje in "Enable Single Sign-On Fingerprint

Authentication" (Enkelvoudige aanmelding via vingerafdrukverificatie inschakelen) en klik op OK .

De gewijzigde configuratie voor opstartbeveiliging via vingerafdrukken wordt toegepast wanneer u het systeem opnieuw opstart.

Beperkingen van het hulpprogramma voor vingerafdrukken

TOSHIBA garandeert niet dat de technologie voor het vingerafdrukhulpprogramma volledig veilig of foutloos werkt. TOSHIBA garandeert niet dat het vingerafdrukprogramma onbevoegde gebruikers altijd de toegang weigert. TOSHIBA is niet aansprakelijk voor fouten of beschadigingen die het gevolg kunnen zijn van het gebruik van de software of het hulpprogramma voor vingerafdrukken.

Functie voor USB-slaapstand en laden

Uw computer kan de USB-poort van stroom (5 V) voorzien, zelfs als de computer is uitgeschakeld. Met uitgeschakeld wordt bedoeld dat de computer in de slaapstand of de sluimerstand staat of volledig is uitgeschakeld.

Deze functie kan alleen worden gebruikt voor poorten die de functie voor laden via USB in slaapstand ondersteunen (hierna "compatibele poorten" genoemd).

Compatibele poorten zijn USB-poorten met het symbool ( ).

U kunt de functie "Laden via USB in slaapstand" gebruiken om bepaalde externe USB-compatibele apparaten op te laden, zoals mobiele telefoons of draagbare digitale muziekspelers.

De functie "Laden via USB in slaapstand" werkt echter mogelijk niet bij bepaalde externe apparaten, zelfs als deze compatibel zijn met de USB-specificatie. Zet in die gevallen de computer aan om het apparaat op te laden.

Gebruikershandleiding 4-9

Basisbeginselen

■ De functie "Laden via USB in slaapstand" werkt alleen voor compatibele poorten. Deze functie is standaard uitgeschakeld.

U schakelt de functie in door in HW Setup [Disabled] (Uitgeschakeld) te veranderen in [Enabled] (Ingeschakeld).

■ Als de functie "Laden via USB in slaapstand" in HW Setup is ingesteld op [Enabled] (Ingeschakeld), krijgen compatibele USB-poorten stroom

(5 V gelijkstroom), zelfs als de computer is uitgeschakeld.

Er wordt ook stroom (5 V) geleverd aan externe apparaten die op de compatibele USB-poorten zijn aangesloten. Sommige externe apparaten kunnen echter niet alleen via USB-stroom (5 V) worden opgeladen. Neem voor de specificaties van de externe apparaten contact op met de fabrikant van het apparaat of raadpleeg de specificaties van het apparaat voordat u dit gebruikt.

■ Externe apparaten opladen via de functie 'USB-slaapstand en laden' duurt langer dan wanneer u de eigen lader van het apparaat gebruikt.

■ Als externe apparaten zijn aangesloten op compatibele poorten terwijl de netadapter niet op de computer is aangesloten, zal de accu van de computer leeg raken, zelfs als de computer is uitgeschakeld. Daarom raden wij aan de netadapter op de computer aan te sluiten wanneer u de functie 'USB-slaapstand en laden' gebruikt.

■ Externe apparaten die stroom (5 V) krijgen via de USB-poorten van de computer, kunnen altijd worden gebruikt.

■ Als de externe apparaten die op de compatibele poorten zijn aangesloten, te veel stroom trekken, kan de toevoer van USB-stroom

(5 V) uit veiligheidsoverwegingen worden gestopt.

■ Metalen paperclips of haarspelden genereren warmte als ze in contact komen met een USB-poort. Voorkom daarom dat USB-poorten in contact komen met metalen voorwerpen, bijvoorbeeld wanneer u de computer in een tas draagt.

De functie voor laden via USB in slaapstand in-/uitschakelen

U kunt de functie voor laden via USB in slaapstand in- en uitschakelen in HW Setup. Raadpleeg

Functie voor USB-slaapstand en laden

in hoofdstuk 7 Basisbeginselen

.

Gebruikershandleiding 4-10

Basisbeginselen

De webcamera (optioneel) gebruiken

In deze paragraaf wordt het hulpprogramma voor webcams beschreven.

Hiermee kunnen foto's en videobeelden worden vastgelegd. De webcamera wordt automatisch ingeschakeld als Windows wordt opgestart.

Verwijder het plastic beschermfolie voordat u de webcamera gaat gebruiken.

Ingebouwde microfoon*

Lens van de webcamera*

Lampje van webcamera*

* Aanwezig op sommige modellen

Gebruikershandleiding 4-11

Basisbeginselen

De software gebruiken

De software voor de webcamera is vooraf geconfigureerd om te worden gestart als u Windows Vista inschakelt; als u de software opnieuw moet starten, gaat u naar Start All Programs (Alle programma's) Camera

Assistant Software (Software camerahulp) Camera Assistant

Software (Software camerahulp) .

Foto's vastleggen Video opnemen Audio opnemen

Functie

Weergavevenster

Cameraresolutie

Effecten

Foto's vastleggen

Video opnemen

Audio opnemen

Functie

About

Player

Effecten

Eigenschappen

Dempen

Klik hier als u een voorbeeld van de vastgelegde foto wilt zien; u kunt de foto ook per e-mail verzenden.

Klik hier als u video wilt opnemen. Klik opnieuw om te beginnen met opnemen. Klik nogmaals om te stoppen met opnemen en een voorbeeld van de video te zien.

Klik hier om te beginnen met opnemen.

Klik nogmaals om te stoppen en te luisteren naar een voorbeeld van de audio.

Toegang tot extra functies: About, Player,

Effecten, Eigenschappen, Instellingen en Help.

Hier worden de gegevens van de softwarefabrikant weergegeven.

Hiermee speelt u videobestanden af.

Kies beelden die moeten worden weergegeven op het vastlegscherm.

Kies het tabblad Options (Opties) voor omdraaien, zoomen, knippersnelheid, nachtmodus en compensatie achtergrondverlichting; wijzig de kleurinstellingen in het tabblad Image

(Afbeelding) ; wijzig de lichtomstandigheden in het tabblad Profiles (Profielen) .

Gebruikershandleiding 4-12

Basisbeginselen

Instellingen

Help

Kies het tabblad Options (Opties) om de positie van het hulpprogramma te wijzigen; kies het tabblad Picture (Afbeelding) om de opties voor afbeeldingsuitvoer zoals grootte, exportbestand en opslagpad te selecteren; kies het tabblad

Video voor video-uitvoerinstellingen zoals framesnelheid, grootte, compressie en framesnelheid, grootte, opnamecompressor en opslagpad te kiezen; kies het tabblad Audio om audioapparaat, audiocompressor, volume en opslagpad te wijzigen.

Hier worden de Help-bestanden voor de software weergegeven.

De microfoon (optioneel) gebruiken

Sommige modellen in deze serie hebben een ingebouwde microfoon waarmee u monogeluid voor uw toepassingen kunt opnemen. Deze kan ook worden gebruikt om spraakopdrachten te geven aan toepassingen die dergelijke functies ondersteunen. (Sommige modellen zijn voorzien van een ingebouwde microfoon)

Omdat de computer een ingebouwde microfoon en luidspreker heeft, kan er onder bepaalde omstandigheden "rondzingen" optreden. Rondzingen doet zich voor wanneer het geluid van de luidspreker door de microfoon wordt opgevangen en versterkt wordt doorgegeven naar de luidspreker, die het geluid verder versterkt naar de microfoon doorgeeft.

Dit rondzingen herhaalt zich en veroorzaakt een hard, hoogtonig geluid.

Dit is een veelvoorkomend verschijnsel dat zich voordoet in elk geluidssysteem wanneer het in de microfoon ingesproken geluid naar de luidspreker wordt doorgegeven en de luidspreker te hard staat of zich te dicht bij de microfoon bevindt. U kunt de doorvoer regelen door het volume van de luidspreker aan te passen of met de functie Dempen in het deelvenster Hoofdvolume. Raadpleeg de Windows-documentatie voor informatie over het gebruik van het deelvenster Hoofdvolume

(Master Volume).

Het optische station gebruiken

Het station ondersteunt een snelle uitvoering van CD- en DVDprogramma's. U kunt CD's van 12 cm (4,72 inch) of 8 cm (3,15 inch) zonder adapter gebruiken. Voor het aansturen van CD/DVD wordt een ATAPIinterface-controller gebruikt. Zodra de computer toegang verkrijgt tot een

CD/DVD, gaat het lampje op het station branden.

Raadpleeg ook het gedeelte

CD's/DVD's schrijven met het DVD Super

Multi-station met ondersteuning voor DVD±R DL voor

voorzorgsmaatregelen wanneer u CD's/DVD's beschrijft.

Gebruikershandleiding 4-13

Basisbeginselen

Schijven laden

Voer de volgende stappen uit en raadpleeg de bijbehorende afbeeldingen om een schijf te laden.

1. a. Zorg dat de computer is ingeschakeld en druk op de uitwerpknop om de lade een stukje te openen.

Ejectknop

De uitwerpknop indrukken b. U kunt de lade niet met de ejectknop openen als het station geen stroom krijgt. In dat geval kunt u de lade openen door een dun voorwerp (ongeveer 15 mm lang) zoals een rechtgebogen paperclip in het ejectgaatje rechts van de ejectknop te steken.

Gebruikershandleiding

De lade door middel van het ejectgaatje openen

4-14

Basisbeginselen

2. Trek de lade voorzichtig uit totdat deze volledig is geopend.

De lade opentrekken

3. Leg de schijf met het label omhoog in de lade.

Gebruikershandleiding

Een schijf plaatsen

4-15

Basisbeginselen

Wanneer de lade volledig is uitgeschoven, steekt de rand van de computer iets uit over de lade. Wanneer u de schijf in de lade plaatst, moet u de schijf daarom schuin houden. Zorg na het plaatsen van de schijf echter dat deze plat ligt (zie de vorige afbeelding).

■ Raak de laserlens niet aan. Hierdoor kunt u de uitlijning van de toetsen verstoren.

■ Zorg dat er geen stof, vuil of voorwerpen in het station terechtkomen.

Controleer alvorens het station te sluiten of de achterkant van de lade vrij is van ongerechtigheden.

4. Druk voorzichtig in het midden van de schijf tot deze vastklikt. De schijf moet onder de bovenkant van de as liggen, vlak op het ladeoppervlak.

5. Duw zachtjes tegen het midden van de lade tot deze dichtklikt.

Duw zachtjes tot de lade zich vergrendelt.

Als de schijf niet goed zit wanneer de lade gesloten is, bestaat het risico dat de schijf beschadigd raakt. Bovendien kan het dan gebeuren dat de lade niet volledig wordt geopend wanneer u op de ejectknop drukt.

Gebruikershandleiding

De lade sluiten

4-16

Basisbeginselen

Schijven verwijderen

Voer de volgende stappen uit om de schijf te verwijderen.

Druk niet op de uitwerpknop terwijl de computer toegang heeft tot het schijfstation. Wacht tot het lampje van het optische stations uitgaat voor u de lade opent. Neem de schijf pas uit de lade nadat deze is opgehouden met draaien.

1. Druk op de ejectknop om de lade een stukje te openen. Trek de lade voorzichtig open.

■ Wanneer de lade een stukje wordt geopend, moet u even wachten tot de schijf is opgehouden met draaien voordat u de lade volledig opentrekt.

■ Als u de lade handmatig wilt openen door middel van het gaatje naast de ejectknop, dient u de computer eerst uit te schakelen. Als de schijf nog draait terwijl u de lade opent, kan de schijf van de as vliegen en letsel veroorzaken.

2. De schijf steekt iets uit over de zijkanten van de lade, zodat u deze kunt pakken. Pak de schijf voorzichtig aan de randen uit de lade.

Een schijf verwijderen

3. Duw zachtjes tegen het midden van de lade tot deze dichtklikt.

Duw zachtjes tot de lade zich vergrendelt.

Gebruikershandleiding 4-17

Basisbeginselen

CD's/DVD's schrijven met het DVD Super Multi-station met ondersteuning voor DVD±R DL

Op sommige modellen in deze serie kunt u CD's/DVD's schrijven met het

DVD Super Multi-station (met ondersteuning voor DVD±R DL).

Met het DVD Super Multi-station kunt u gegevens schrijven naar CD-R-/CD-RW-schijven en naar DVD-R/-RW/+R/+RW/-RAMschijven. De volgende toepassingen voor schrijven zijn voorgeïnstalleerd:

TOSHIBA Disc Creator en Ulead DVD MovieFactory for TOSHIBA.

Belangrijk bericht (DVD Super Multi-station met ondersteuning voor DVD±R DL)

Lees deze paragraaf vóór het beschrijven van CD-R-/RW-schijven of DVD-R-/RW-/+R-/+RW-/-RAM-schijven grondig door en volg alle configuratie- en gebruiksaanwijzingen. Doet u dit niet, dan kan het gebeuren dat het DVD Super Multi-station niet correct werkt en krijgt u mogelijk te maken met schrijf- of herschrijffouten, gegevensverlies of materiële schade.

Voordat u gaat schrijven of herschrijven

■ Op grond van TOSHIBA’s beperkte compatibiliteitstests worden de volgende fabrikanten van CD-R-/CD-RW-schijven en DVD-R-/DVD-

RW-, DVD+R-/DVD+RW- en DVD-RAM-schijven aanbevolen.

TOSHIBA staat echter niet in voor de werking, kwaliteit of prestaties van enigerlei schijven. De schijfkwaliteit kan het schrijf- of herschrijfproces beïnvloeden.

CD-R:

CD-RW:

TAIYO YUDEN Co., Ltd.

MITSUBISHI KAGAKU MEDIA CO, LTD.

Ricoh Co., Ltd.

Hitachi Maxell Ltd.

MITSUBISHI KAGAKU MEDIA CO, LTD.

Ricoh Co., Ltd.

High-speed CD-RW: MITSUBISHI KAGAKU MEDIA CO, LTD.

Ricoh Co., Ltd.

Ultra-speed CD-RW: MITSUBISHI KAGAKU MEDIA CO, LTD.

DVD-R:

DVD-R (DL):

DVD+R:

DVD-specificaties voor beschrijfbare schijven voor algemene versie 2.0

TAIYO YUDEN Co., Ltd.

Matsushita Electric Industrial Co., Ltd.

MITSUBISHI KAGAKU MEDIA CO, LTD.

DVD+R (DL):

MITSUBISHI KAGAKU MEDIA CO, LTD.

Ricoh Co., Ltd.

MITSUBISHI KAGAKU MEDIA CO, LTD.

Gebruikershandleiding 4-18

Basisbeginselen

DVD-RW:

DVD+RW:

DVD-RAM:

DVD-specificaties voor herschrijfbare schijven voor versie 1.1 of versie 1.2

Victor Company of Japan, Ltd. (JVC)

MITSUBISHI KAGAKU MEDIA CO, LTD.

MITSUBISHI KAGAKU MEDIA CO, LTD.

DVD-specificaties voor DVD-RAM-schijven voor versie 2.0, versie 2.1 of versie 2.2

Hitachi Maxell Ltd.

Matsushita Electric Industrial Co., Ltd.

Dit station is niet geschikt voor schijven die schrijfsnelheden van 8-speed of hoger (DVD-R, DVD+R, DVD+RW) of schrijfsnelheden van 6-speed of hoger (DVD-RW) ondersteunen.

■ Controleer of de disc van goede kwaliteit, schoon en onbeschadigd is. Is dit niet het geval, dan kunnen fouten optreden tijdens het (her)schrijven.

Controleer de schijf op vuil of beschadiging voor u deze gebruikt.

■ Hoe vaak een CD-RW, DVD-RW, DVD+RW of DVD-RAM kan worden beschreven, is afhankelijk van de schijfkwaliteit en de manier waarop de schijf wordt gebruikt.

■ Er bestaan twee soorten DVD-R's: voor authoring en voor algemeen gebruik. Gebruik geen zogeheten authoring-schijven. Alleen schijven voor algemeen gebruik kunnen met een computerstation worden beschreven.

■ Alleen Format 1 wordt ondersteund voor DVD-R DL. Daarom kunt u niets extra schrijven. Als uw gegevens minder dan 4,7 GB zijn, raden wij aan DVD-R (SL)-schijven te gebruiken.

■ U kunt DVD-RAM-schijven gebruiken die u uit hun omhulsel kunt verwijderen en DVD-RAM-schijven die geen omhulsel bevatten.

U kunt schijven met een capaciteit van 2,6 GB enkelzijdig of 5,2 GB dubbelzijdig niet gebruiken.

■ DVD-R-/RW-schijven en DVD+R-/+RW-schijven kunnen wellicht niet worden gelezen op andere DVD-spelers of andere DVD-ROM-stations voor computers.

■ Gegevens die naar een CD-R, DVD-R of DVD+R zijn geschreven, kunnen niet gedeeltelijk of volledig worden verwijderd.

■ Gegevens die van een CD-RW, DVD-RW, DVD+RW of DVD-RAM zijn gewist, kunnen niet worden teruggehaald. Controleer de inhoud van een schijf zorgvuldig voordat u deze verwijdert. Als er meerdere stations zijn aangesloten die gegevens naar schijven kunnen schrijven, dient u op te letten dat u niet de gegevens van het verkeerde station verwijdert.

■ Bij het schrijven naar een DVD-R/-RW, DVD+R/+RW of DVD-RAM is schijfruimte nodig voor bestandsbeheer, wat inhoudt dat schijven mogelijk niet tot de maximale capaciteit kunnen worden beschreven.

Gebruikershandleiding 4-19

Basisbeginselen

■ De schijf functioneert volgens de DVD-norm en wordt mogelijk opgevuld met dummygegevens als er gegevens naar worden geschreven die minder dan 1 GB in beslag nemen. Zelfs als u een kleine hoeveelheid gegevens schrijft, kan het even duren om de schijf met dummygegevens te vullen.

■ Een DVD-RAM die met FAT32 is geformatteerd, kan onder Windows

®

2000 alleen met een DVD-RAM-stuurprogramma worden gelezen.

■ Als er meerdere stations zijn aangesloten die gegevens naar schijven kunnen schrijven, dient u op te letten dat u niet naar het verkeerde station schrijft.

■ Vergeet niet de netadapter aan te sluiten voordat u begint met schrijven of herschrijven.

■ Als u wilt overschakelen naar de (zuinige) slaapstand, moet u eerst controleren of het schrijven naar DVD-RAM is voltooid. Het schrijven is voltooid wanneer u de DVD-RAM-schijf kunt uitwerpen.

■ Sluit alle softwareprogramma's behalve de schrijfsoftware.

■ Voer geen programma's uit die de processor belasten, zoals een schermbeveiliging.

■ Gebruik de computer met het energiebeheerschema High Performance

(Hoge prestaties) . Gebruik geen energiebesparingsfuncties.

■ Schrijf niet terwijl anti-virussoftware actief is. Wacht tot de viruscontrole is beëindigd en schakel vervolgens de antivirussoftware (en eventuele op de achtergrond uitgevoerde bestandscontroleprogramma's) uit.

■ Gebruik geen hulpprogramma's voor vaste schijven, met inbegrip van hulpprogramma's voor snelle schijftoegang. Doet u dit toch, dan loopt u het risico van storingen en gegevensverlies.

■ Schrijf vanaf de vaste schijf van de computer naar de CD/DVD. Probeer niet te schrijven vanaf gedeelde apparaten zoals een LAN-server of andere netwerkapparaten.

■ Schrijven met andere software dan TOSHIBA Disc Creator wordt niet aangeraden.

Schrijven of herschrijven

Neem de volgende punten in acht wanneer u CD-R-/CD-RW-schijven,

DVD-R-/DVD-RW-/DVD-RAM-schijven of DVD+R-/DVD+RW-schijven beschrijft of herschrijft.

■ Vermijd de volgende handelingen tijdens het schrijf-/herschrijfproces:

■ Wisselen van gebruiker in het besturingssysteem Windows

®

Vista.

■ Gebruik van de computer zoals het hanteren van het aanwijsapparaat (muis of touchpad) en het sluiten/openen van het LCD-scherm.

■ Communicatietoepassingen starten (bijvoorbeeld een modemprogramma).

■ Handelingen waardoor de pc wordt blootgesteld aan schokken of trillingen.

Gebruikershandleiding 4-20

Basisbeginselen

■ Het installeren, verwijderen of aansluiten van externe apparaten zoals: PC-kaart, USB-apparaten, extern beeldscherm, optische digitale apparaten.

■ Gebruik van de audio-/videobedieningsknoppen om geluid te reproduceren.

■ Het DVD Super Multi-station openen.

■ Gebruik tijdens het schrijven of herschrijven niet de afsluit-/ afmeldprocedure en (zuinige) slaapstand.

■ Zorg ervoor dat het schrijven of herschrijven is voltooid voordat u overschakelt naar de (zuinige) slaapstand. Het schrijfproces is voltooid als u de lade van het DVD Super Multi-station kunt openen.

■ Plaats de PC op een vlak, horizontaal oppervlak en vermijd plaatsen waar trillingen waarneembaar zijn, bijvoorbeeld auto's, treinen en vliegtuigen. Gebruik geen instabiele plekken zoals een wankele tafel.

■ Houd mobiele telefoons en andere draadloze-communicatieapparaten uit de buurt van de computer.

■ Kopieer altijd gegevens van de vaste schijf naar de CD-R/-RW-,

DVD-R/-RW/-RAM- of DVD+R/+RW-schijf. Gebruik geen functies voor knippen en plakken. In het geval van schrijffouten gaan de originele gegevens verloren.

Vrijwaringsverklaring (DVD Super Multi-station met ondersteuning voor DVD±R DL)

TOSHIBA is niet aansprakelijk voor:

■ beschadiging van CD-R-/RW-schijven of DVD-R-/RW-/+R-/+RW-/RAMschijven als gevolg van het (her)schrijfproces;

■ wijziging of verlies van de opgenomen inhoud van CD-R-/RW-schijven en DVD-R-/RW-/+R-/+RW-/RAM-schijven als gevolg van het schrijf- of herschrijfproces, of hieruit voortvloeiende winstderving of bedrijfsonderbreking;

■ schade die is veroorzaakt door het gebruik van hardware of software van andere leveranciers. Hedendaagse optische stations zijn onderhevig aan dusdanige technologische beperkingen dat er onverwachte schijf- of herschrijffouten kunnen optreden als gevolg van de schijfkwaliteit of problemen met de gebruikte apparaten.

Het is dan ook raadzaam om ten minste twee kopieën te maken van belangrijke gegevens, voor het geval de opgenomen inhoud onverhoopt wordt veranderd of verloren gaat.

Gebruikershandleiding 4-21

Basisbeginselen

TOSHIBA Disc Creator

Opmerking: let op de volgende beperkingen wanneer u TOSHIBA Disc

Creator gebruikt:

■ TOSHIBA Disc Creator kan niet worden gebruikt voor het maken van DVD-video.

■ TOSHIBA Disc Creator kan niet worden gebruikt voor het maken van DVD-audio.

■ De functie Audio CD van TOSHIBA Disc Creator kan niet worden gebruikt voor het opnemen van muziek op DVD-R/-RW of DVD+R/

+RW.

■ Gebruik de functie Disc Backup van TOSHIBA Disc Creator niet voor het kopiëren

■ van auteursrechtelijk beschermde DVD-video's en DVD-ROM's.

Met de functie Disc Backup van TOSHIBA Disc Creator kunt u geen back-up maken van DVD-RAM-media.

■ U kunt de inhoud van een CD-ROM of CD-R/RW niet naar een DVD-R/

DVD-RW of DVD+R/DVD+RW kopiëren met de functie Disc Backup van TOSHIBA Disc Creator.

■ U kunt de inhoud van een DVD-ROM, DVD-video-schijf, DVD-R/

DVD-RW of DVD+R/DVD+RW niet naar een CD-R/CD-RW kopiëren met TOSHIBA Disc Creator.

■ TOSHIBA Disc Creator kan niet in pakketindeling opnemen.

■ Met de functie Disc Backup van TOSHIBA Disc Creator kunt u wellicht geen back-up maken van een DVD-R-/-RW of DVD+R/+RW die met andere software op een andere DVD-R/-RW- of DVD+R/+RW-recorder is gemaakt.

■ Als u gegevens toevoegt aan een DVD-R of DVD+R waarop reeds gegevens zijn opgenomen, kunnen de toegevoegde gegevens in bepaalde omstandigheden niet worden gelezen. Er kan niets worden gelezen vanuit 16-bits besturingsystemen zoals Windows ® 98SE en

Windows ® ME. In Windows ® NT4 hebt u Service Pack 6 of hoger nodig om gegevens te kunnen lezen en in Windows

®

2000 hebt u hiervoor

Service Pack 2 of hoger nodig. Sommige optische stations kunnen geen toegevoegde gegevens lezen, ongeacht het besturingssysteem.

■ Opname op DVD-RAM-schijven wordt niet ondersteund door TOSHIBA

Disc Creator. Als u op een DVD-RAM wilt opnemen, dient u Verkenner of een ander hulpprogramma te gebruiken.

■ Controleer alvorens een back-up van een DVD te maken of het bronstation ondersteuning biedt voor opnemen op DVD-R-/DVD-RW- of DVD+R-/DVD+RW-schijven. Is dit niet het geval, dan wordt de DVD mogelijk niet correct gekopieerd.

■ Wanneer u een back-up maakt van een DVD-R, DVD-RW, DVD+R of DVD+RW, dient u hetzelfde type schijf te gebruiken.

■ Gegevens die naar een CD-RW, DVD-RW of DVD+RW zijn geschreven, kunnen niet gedeeltelijk worden verwijderd.

Gebruikershandleiding 4-22

Basisbeginselen

Gegevensverificatie

Om te controleren of het schrijf-/herschrijfproces correct verloopt, voert u de volgende stappen uit voordat u gegevens naar een data-CD of -DVD schrijft.

1. Geef het dialoogvenster Instellingen op een van de volgende twee manieren weer:

■ Klik op de instelknop ( ) voor het schrijven op de belangrijkste werkbalk in de modus Data Disc (Gegevensschijf) .

■ Selecteer Settings for Each Mode (Instellingen voor elke modus) in het menu Settings (Instellingen) en selecteer vervolgens Data Disc (Gegevens-CD/DVD) .

2. Schakel het selectievakje Verify Written Data (Geschreven gegevens controleren) in.

3. Selecteer de modus File Open (Bestand openen) of Full Compare

(Volledige vergelijking) .

4. Klik op OK .

Ulead DVD MovieFactory voor TOSHIBA gebruiken

Een Labelflash-DVD maken

Eenvoudige stappen voor het maken van een Labelflash-DVD:

1. Plaats een Labelflash-schijf in het DVD-station.

Stel AFDRUKBARE OPPERVLAK voor onderkant in.

2. Klik op All Programs (Alle programma's) DVD

MovieFactory for TOSHIBA Ulead DVD MovieFactory for

TOSHIBA Launcher om DVD MovieFactory te starten.

3. Klik op Print Disc Label Label Printing.

Ulead Label@Once wordt gestart.

4. Klik op het tabblad General (Algemeen) .

5. Kies DVD-station voor printer. bijv. < E: > PIONEER DVD…

6. Voeg dit toe en pas de weergave van uw beelden en tekst aan.

7. Klik op Labelflash setting (Labelflash-instelling) en kies Draw

Quality (Tekenkwaliteit) .

8. Klik op Print (Afdrukken) .

Een DVD-video maken

Vereenvoudigde stappen om een DVD-video te maken van videogegevens die zijn vastgelegd met een DV-camera:

1. Klik op All Programs (Alle programma's) DVD

MovieFactory for TOSHIBA Ulead DVD MovieFactory for

TOSHIBA Launcher om DVD MovieFactory te starten.

2. Plaats een DVD-RW of DVD+RW in de brander.

Gebruikershandleiding 4-23

Basisbeginselen

3. Klik op Video Disc (Videoschijf) Burn Video to Disc (Video op schijf branden) om het dialoogvenster Direct Recording (Direct opnemen) te starten, selecteer DVD-Video/+VR om de pagina Straight

Capture to Disc (Rechtstreeks vastleggen op schijf) te openen.

4. Selecteer DVD-Video (DVD-video-indeling) .

5. Controleer of de bron DV is.

6. Druk op de knop Capture (Opnemen) .

Eenvoudige stappen voor het maken van een DVD-video door een videobron toe te voegen.

1. Klik op All Programs (Alle programma's) DVD

MovieFactory for TOSHIBA Ulead DVD MovieFactory for

TOSHIBA Launcher om DVD MovieFactory te starten.

2. Klik op Video Disc New Project (Nieuw project) om de 2 e te starten, kies het projecttype en open DVD MovieFactory.

Launcher

3. Voeg bron toe van HD-schijf door op de knop Add Video files

(Videobestanden toevoegen) te klikken en het dialoogvenster van de browser te openen.

4. Selecteer de bronvideo en ga naar de volgende pagina om het menu toe te passen.

5. Nadat u een menusjabloon hebt geselecteerd, drukt u op de knop Next

(Volgende) om naar de Burning Page (Branden-pagina) te gaan.

6. Selecteer het invoertype en druk vervolgens op de knop Burn

(Branden) .

Meer informatie over Ulead DVD MovieFactory

Raadpleeg de Help-bestanden en de handleiding voor aanvullende informatie over Ulead DVD MovieFactory.

Belangrijke informatie over het gebruik

Houd rekening met de volgende beperkingen wanneer u een video-DVD maakt:

1. Digitale video bewerken

■ Meld u aan met beheerdersrechten om DVD MovieFactory te kunnen gebruiken.

■ Zorg dat de computer op de netadapter werkt wanneer u DVD

MovieFactory gebruikt.

■ Zorg dat de computer met een volledige stroomvoorziening werkt.

Gebruik geen energiebesparingsfuncties.

■ U kunt een voorbeeld weergeven terwijl u een DVD bewerkt.

Als echter een andere toepassing actief is, worden voorbeelden mogelijk niet correct weergegeven.

■ Met DVD MovieFactory kunt u geen auteursrechtelijk beschermde inhoud bewerken of afspelen.

■ Activeer de slaapstand of de sluimerstand niet terwijl u DVD

MovieFactory gebruikt.

Gebruikershandleiding 4-24

Basisbeginselen

■ Gebruik DVD MovieFactory niet direct nadat u de computer hebt ingeschakeld. Wacht tot alle schijfactiviteit is geëindigd.

■ Als u opneemt naar een DV-camera, laat de camera dan gedurende enkele seconden opnemen voor u de daadwerkelijke gegevens opneemt om ervoor te zorgen dat alle gegevens worden vastgelegd.

■ Deze versie ondersteunt geen CD-recorder-, JPEG-, DVD-audio-, mini-DVD- en video-CD-functies.

■ Sluit alle andere programma’s terwijl u video opneemt op DVD.

■ Voer geen programma's uit die de CPU belasten, zoals een schermbeveiliging.

■ Ondersteunt geen mp3-decodering en -codering.

2. Voor u de video opneemt op DVD

■ Als u opneemt op DVD, gebruik dan alleen schijven die worden aanbevolen door de fabrikant van het station.

■ Stel de werkschijf niet in op een traag apparaat, zoals een vaste schijf met USB 1.1, omdat anders geen DVD’s geschreven kunnen worden.

■ Vermijd de volgende handelingen:

■ gebruik van de computer zoals het hanteren van het aanwijsapparaat (muis of touchpad) en het sluiten/openen van het LCD-scherm.

■ Handelingen waardoor de computer wordt blootgesteld aan schokken of trillingen.

■ gebruik van de modusschakelaar en audio-/ videobedieningsknoppen om muziek of spraak af te spelen;

■ het DVD-station openen;

■ Het installeren, verwijderen of aansluiten van externe apparaten zoals: PC-kaart, SD-kaart, USB-apparaten, extern beeldscherm, i.LINK- apparaten, optische digitale apparaten.

■ Controleer de schijf nadat u belangrijke gegevens hebt opgenomen.

■ Een DVD-R/+R/+RW kan niet in VR-indeling worden beschreven.

■ Ondersteunt geen weergave van VCD- SVCD-indeling.

3. Over Rechtstreeks naar schijf

■ Ondersteunt geen opnamen op DVD-R/+R

■ Ondersteunt geen opnamen in DVD+VR-indeling door HDV

■ HDV-ondersteuning voor alleen branden van DVD-video

■ In de DVD-VR-indeling kan geen menu worden toegevoegd.

4. Over opgenomen DVD’s

■ DVD-R's, DVD+R's, DVD-RW's en DVD-RAM's kunnen wellicht niet worden gelezen op bepaalde DVD-spelers of op DVD-ROM-stations voor PC's.

■ Als u een opgenomen schijf afspeelt op uw computer, gebruik dan de toepassing WinDVD.

■ Als u een vaak gebruikte herschrijfbare schijf gebruikt, is een volledige formattering wellicht niet mogelijk. Gebruik een nieuwe schijf.

Gebruikershandleiding 4-25

Basisbeginselen

Behandeling van schijven

Dit gedeelte bevat tips voor het beschermen van de gegevens die u op CD's of DVD's hebt opgeslagen. Ga voorzichtig om met schijven en diskettes. Door de volgende eenvoudige richtlijnen in acht te nemen kunt u de levensduur van uw media verlengen en de erop opgeslagen gegevens beschermen:

CD’s/DVD’s

1. Bewaar uw CD's/DVD's in hun originele houders om ze te beschermen en schoon te houden.

2. Buig een CD/DVD niet.

3. Beschadig het oppervlak van een CD/DVD die gegevens bevat niet door er bijvoorbeeld een etiket op te plakken of erop te schrijven.

4. Houd een CD/DVD bij de rand of bij het gat in het midden vast.

Vingerafdrukken op het oppervlak van een CD/DVD kunnen de schijf onleesbaar maken.

5. Stel de schijven niet bloot aan direct zonlicht, extreme hitte of extreme koude. Plaats geen zware voorwerpen op uw CD's/DVD's.

6. Als uw CD's/DVD's stoffig of vuil raken, kunt u ze afvegen met een schone, droge doek. Veeg vanuit het midden van de CD/ DVD naar buiten (niet in een cirkel). Gebruik zo nodig een doek die is bevochtigd met water of een neutraal schoonmaakmiddel. Gebruik geen benzine, verdunningsmiddel of soortgelijke schoonmaakmiddelen.

Modem

In deze paragraaf wordt beschreven hoe u het interne modem aan een telefoonaansluiting koppelt en ervan ontkoppelt.

Spraakfuncties worden niet door de interne modem ondersteund.

De data- en faxfuncties worden wel ondersteund.

■ Bij onweer dient u de modemkabel uit de telefoonaansluiting te verwijderen.

■ Sluit de modem niet op een digitale telefoonlijn aan. Hierdoor zal het modem schade oplopen.

Regioselectie

Telecommunicatievoorschriften variëren per regio, en u moet er dus voor zorgen dat de modeminstellingen correct zijn voor de regio waarin u het modem gaat gebruiken.

Om een regio te selecteren voert u de volgende stappen uit.

1. Klik op Start , wijs All Programs (Alle programma's) TOSHIBA en Networking (Netwerken) aan en klik Modem Regio Select

(Modemregioselectie) .

Gebruikershandleiding 4-26

Basisbeginselen

Als in het hulpprogramma voor de modem van het Configuratiescherm een functie voor regio-/landselectie beschikbaar is, dient u deze niet te gebruiken. Als u het land/de regio in het Configuratiescherm wijzigt, wordt deze wijziging mogelijk niet doorgevoerd.

2. Het pictogram Regioselectie wordt weergegeven in de taakbalk. Klik met de primaire knop op het pictogram om een lijst van ondersteunde regio's weer te geven. U ziet tevens een submenu met telefoonlocatieinformatie. Naast de geselecteerde regio en de geselecteerde telefoonlocatie staat een kruisje.

3. Selecteer een regio in het regiomenu of een telefoonlocatie uit het submenu.

■ Wanneer u op een regio klikt, wordt dit de regioselectie van het modem en wordt automatisch de nieuwe telefoonlocatie ingesteld.

■ Wanneer u een telefoonlocatie selecteert, wordt automatisch de corresponderende regio geselecteerd en wordt dit de huidige regioinstelling van het modem.

Het menu met eigenschappen

Klik met de secundaire knop op het pictogram om het menu met eigenschappen op het scherm weer te geven.

Instellingen

U kunt de volgende instellingen in- of uitschakelen:

AutoRun Mode

Het hulpprogramma voor regioselectie wordt automatisch gestart wanneer u het besturingssysteem start.

Dialoogvenster Open the Dialling Properties (Keuze-opties openen) na selectie van de regio

Het dialoogvenster met kiesopties wordt automatisch geopend nadat u de regio hebt geselecteerd.

Locatielijst voor regioselectie

Er wordt een submenu met informatie over telefoonlocaties weergegeven.

Dialoogvenster openen als modem en huidige telefoonlocatie niet overeenkomen

Er verschijnt een waarschuwingsvenster als de huidige instellingen voor het regionummer en de telefoonlocatie incorrect zijn.

Gebruikershandleiding 4-27

Basisbeginselen

Modemselectie

Als de computer de interne modem niet herkent, wordt er een dialoogvenster weergegeven. Selecteer de COM-poort die u voor de modem wilt gebruiken.

Kiesopties

Als u Dialing Properties selecteert, worden de kiesopties weergegeven.

Als u de computer in Japan gebruikt, bent u wettelijk verplicht Japan als regio te selecteren. Het is niet toegestaan de modem in Japan met een andere selectie te gebruiken.

Aansluiten

Voer de volgende stappen uit om de modemkabel aan te sluiten.

■ Voor het aansluiten van een modem moet gebruik worden gemaakt van de bij de computer geleverde modemkabel. Koppel het kabeluiteinde met de kern aan de computer.

■ Bij onweer dient u de modemkabel uit de telefoonaansluiting te verwijderen.

■ Sluit de modem niet op een digitale telefoonlijn aan. Hierdoor zal het modem schade oplopen.

1. Steek één uiteinde van de modemkabel in de modempoort.

2. Steek het andere uiteinde van de modemkabel in een telefoonaansluiting.

De interne modem aansluiten

U dient niet aan de kabel te trekken of de computer te verplaatsen terwijl de kabel is aangesloten.

Gebruikershandleiding 4-28

Basisbeginselen

Als u gebruik maakt van een opslagapparaat (bijvoorbeeld een optisch station of een vaste schijf) dat aan een 16-bits PC-kaart is gekoppeld, kunt u te maken krijgen met de volgende modemproblemen:

■ de modemsnelheid is laag of de communicatie wordt onderbroken;

■ geluidsstoringen.

Loskoppelen

Voer de volgende stappen uit om de kabel van de interne modem te los te koppelen.

1. Knijp het palletje op de connector in de telefoonaansluiting in en trek de connector eruit.

2. Trek de andere kabelconnector op dezelfde manier uit de computer.

De FM-tuner gebruiken

De beschikbaarheid van deze functie is afhankelijk van het aangeschafte model.

1. Sluit de antenne van de FM-tuner aan op de poort voor de FM-antenne.

Aansluiting voor

FM-antenne

Antenne voor

FM-tuner

Sluit de antenne van de FM-tuner aan op de poort.

Selecteer Start All Programs (Alle programma's) FM Tuner Utility

(Hulpprogramma voor FM-tuner) om de FM-software te starten.

Gebruikershandleiding 4-29

Basisbeginselen

Lampje voor draadloze communicatie

De functie voor draadloze communicatie van de computer ondersteunt zowel Wireless LAN- als Bluetooth-apparaten.

Alleen sommige modellen zijn voorzien van functies voor draadloos LAN en Bluetooth.

■ Gebruik de draadloos LAN (Wi-Fi)- of Bluetooth-functies niet in de buurt van een magnetron of in gebieden met radiostoring of magnetische velden. Storing van een magnetron of andere bron kan tot onderbreking van de draadloos Wi-Fi- of Bluetooth-functie leiden.

■ Schakel Wi-Fi- en Bluetooth-functies uit in de buurt van mensen waarbij mogelijk een pacemaker of een ander medisch elektrisch apparaat is geïmplanteerd. Radiogolven kunnen de werking van de pacemaker of het medische apparaat beïnvloeden met mogelijk ernstig letsel tot gevolg. Volg de instructies bij uw medische apparaat als u gebruikmaakt van een Wi-Fi- of Bluetooth-functie.

■ Schakel altijd de Wi-Fi- of Bluetooth-functie uit als de computer in de buurt komt van automatische besturingsapparatuur of -toestellen, zoals automatische deuren of brandmelders. Radiogolven kunnen storingen veroorzaken in dergelijke apparatuur met mogelijk ernstig letsel tot gevolg.

■ Het is wellicht niet mogelijk om een netwerkverbinding met een opgegeven netwerknaam tot stand te brengen door middel van de ad-hoc-netwerkfunctie.

Om de netwerkverbindingen weer in te schakelen, moet het nieuwe netwerk (*) worden geconfigureerd voor alle computers die zijn aangesloten op hetzelfde netwerk.

* Controleer of u de nieuwe netwerknaam gebruikt.

Draadloos LAN

De functie voor draadloos LAN is niet op alle modellen beschikbaar.

Als deze functie wel aanwezig is, ondersteunt deze de A-, B-, G- en

N-standaard, maar is deze ook compatibel met andere LAN-systemen die zijn gebaseerd op de Direct Sequence Spread Spectrum/Orthogonal

Frequency Division Multiplexing-radiotechnologie die voldoet aan de IEEE 802.11-standaard voor draadloze LAN's.

■ automatische selectie van de verzendsnelheid in het verzendbereik 54,

48, 36, 24, 18, 12, 9 en 6 Mbit/s. (IEEE 802.11g)

■ Automatische selectie van verzendsnelheid in het verzendbereik 11,

5,5, 2 en 1 Mbit/s (IEEE 802.11b)

■ Zwerven (roaming) over meerdere kanalen

■ Kaartenergiebeheer

■ WEP-gegevenscodering (WEP = Wired Equivalent Privacy), gebaseerd op het 128-bits coderingsalgoritme

■ AES-gegevenscodering (AES = Advanced Encryption Standard), gebaseerd op het 128-bits coderingsalgoritme

Gebruikershandleiding 4-30

Basisbeginselen

Beveiliging

■ Schakel de coderingsfunctie in om te voorkomen dat anderen zich via het draadloos LAN onrechtmatig toegang tot uw computer verschaffen, wat kan leiden tot wederrechtelijke toe-eigening, afluisterpraktijken en verlies of vernietiging van opgeslagen gegevens. TOSHIBA raadt u daarom met klem aan de coderingsfunctie in te schakelen.

■ TOSHIBA is niet verantwoordelijk voor onrechtmatige toegang tot gegevens via het draadloos LAN of voor beschadiging van die gegevens.

Bluetooth-stack voor Windows van Toshiba (afhankelijk van het aangeschafte model)

Denk eraan dat deze software speciaal ontworpen is voor de volgende besturingssystemen:

■ Microsoft

®

Windows Vista™

U vindt hieronder gedetailleerde informatie over het gebruik met deze besturingssystemen. Raadpleeg ook de elektronische informatie die bij deze software is inbegrepen.

Deze Bluetooth-stack is gebaseerd op Bluetooth-specificatie versie 1.1/

1.2/2.0+EDR. TOSHIBA kan de compatibiliteit tussen pc-producten en/of andere elektronische apparaten met Bluetooth alleen garanderen voor notebookcomputers van TOSHIBA.

Release-informatie voor de Bluetooth-stack voor Windows van TOSHIBA

1. Faxtoepassingen:

Sommige faxtoepassingen kunnen niet met deze Bluetooth-stack worden gebruikt.

2. Meerdere gebruikers:

In Windows Vista™ wordt Bluetooth niet ondersteund in een omgeving met meerdere gebruikers. Dit houdt in dat als u Bluetooth gebruikt, andere gebruikers die op dezelfde computer zijn aangemeld de

Bluetooth-functionaliteit niet kunnen gebruiken.

Productondersteuning

De meest recente informatie over de ondersteuning van besturingssystemen, taalondersteuning of beschikbare upgrades vindt u op onze website in Europa http://www.toshiba-europe.com/computers/tnt/bluetooth.htm

in Europa of http://www.pcsupport.toshiba.com) in de Verenigde Staten.

Gebruikershandleiding 4-31

Basisbeginselen

Schakelaar voor draadloze communicatie

U kunt de functie voor draadloos LAN in- of uitschakelen met de schakelaar voor draadloze communicatie. Als de schakelaar op uit staat, kunnen geen gegevens worden verzonden of ontvangen. Verschuif de schakelaar om de functie in en uit te schakelen.

Zet de schakelaar in vliegtuigen en ziekenhuizen op uit. Controleer het lampje. Het lampje brandt niet wanneer de functie voor draadloze communicatie is uitgeschakeld.

Lampje voor draadloze activiteit

Het lampje voor draadloze activiteit geeft de status van de functies voor draadloze communicatie aan.

Lampje

Lampje uit

Lampje brandt

Aanduiding

Schakelaar voor draadloze communicatie staat op uit. Automatisch uitgeschakeld wegens oververhitting. Stroomstoring

Schakelaar voor draadloze communicatie staat op aan. Het draadloos LAN is ingeschakeld door een toepassing.

Als u draadloos LAN uitschakelt via de taakbalk, moet u de computer opnieuw opstarten om deze functie weer in te schakelen. U kunt in plaats daarvan ook de volgende stappen uitvoeren:

1. Klik in het Configuratiescherm op Systeem en onderhoud .

2. Klik op Apparaatbeheer . Het venster Apparaatbeheer wordt geopend.

Klik op Network adaptors (Netwerkadapters) .

3. Selecteer de gewenste netwerkadapter en klik op de knop Inschakelen op de werkbalk.

LAN

De computer heeft ingebouwde ondersteuning voor Fast Ethernet LAN of Gigabit Ethernet LAN (afhankelijk van het aangeschafte model). In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de computer koppelt aan en ontkoppelt van een LAN.

LAN-kabeltypen

De computer moet correct worden geconfigureerd alvorens verbinding met een

LAN te maken. Als u zich bij een LAN aanmeldt terwijl de standaardinstellingen van de computer van kracht zijn, kunnen storingen op het LAN optreden. Vraag de LAN-beheerder naar de juiste configuratieprocedures.

Als u Fast Ethernet LAN (100 megabits per seconde, 100BASE-TX) gebruikt, dient u de computer met een CAT5-kabel of hoger aan te sluiten.

U kunt geen CAT3-kabel gebruiken.

Als u Gigabit Ethernet LAN gebruikt, dient u de computer met een CAT5-Ekabel of hoger aan te sluiten. U kunt hiervoor geen CAT5- of CAT3-kabel gebruiken.

Gebruikershandleiding 4-32

Basisbeginselen

De LAN-kabel aansluiten

Voer de volgende stappen uit om de LAN-kabel aan te sluiten.

1. Schakel de computer en alle erop aangesloten externe apparaten uit.

2. Koppel één uiteinde van de kabel aan de LAN-aansluiting.

Duw voorzichtig tot de vergrendeling vastklikt.

De LAN-kabel aansluiten

3. Koppel het andere uiteinde van de kabel aan een LAN-hubconnector.

Raadpleeg de LAN-beheerder voordat u de kabel op een hub aansluit.

De LAN-kabel loskoppelen

Voer de volgende stappen uit om de LAN-kabel los te koppelen.

1. Knijp het palletje op de connector in de LAN-aansluiting van de computer in en trek de connector eruit.

2. Koppel de kabel op dezelfde wijze los van de LAN-hub. Raadpleeg de LAN-beheerder voordat u de kabel van de hub loskoppelt.

Gebruikershandleiding 4-33

Basisbeginselen

De computer reinigen

Om een lange levensduur en storingsvrij gebruik te waarborgen dient u de computer stofvrij te houden en voorzichtig te zijn met vloeistoffen in de buurt van de computer.

■ Mors geen vloeistoffen in de computer. Als de computer toch nat wordt, schakelt u onmiddellijk de stroom uit; laat de computer volledig drogen voordat u hem weer aanzet.

■ Reinig de computer met een licht (met water) bevochtigde doek.

Voor het beeldscherm kunt u een glasreinigingsmiddel gebruiken.

Sproei een kleine hoeveelheid reinigingsmiddel op een zachte, schone doek en veeg het scherm hiermee voorzichtig af.

Sproei schoonmaakmiddel nooit rechtstreeks op de computer en laat er geen vloeistof inlopen. Gebruik nooit bijtende chemicaliën om de computer te reinigen.

■ Verwijder regelmatig met een stofzuiger het stof uit de luchtopeningen

aan de linkerkant van de computer. Zie hoofdstuk 2, Rondleiding

,

Linkerkant

.

De computer verplaatsen

De computer is een robuust apparaat. Wanneer u de computer verplaatst, dient u echter enkele eenvoudige voorzorgsmaatregelen te treffen om te zorgen dat het systeem probleemloos blijft werken.

■ Het wordt aanbevolen TOSHIBA-vasteschijfbeveiliging in te schakelen voordat u de computer verplaatst. Raadpleeg de paragraaf

De vasteschijfbeveiliging gebruiken

in dit hoofdstuk.

■ Zorg dat alle schijfactiviteit is gestopt voor u de computer verplaatst.

Controleer het Vaste-schijf -lampje op de computer.

■ Als er een CD/DVD in het station zit, dient u deze te verwijderen.

Zorg tevens dat de stationslade goed is gesloten.

■ Schakel de computer uit (afsluiten).

■ Koppel de universele netadapter en alle randapparaten los alvorens de computer te verplaatsen.

■ Sluit het LCD-scherm. Til de computer niet op bij het beeldscherm.

■ Voordat u de computer gaat verplaatsen, schakelt u deze uit, koppelt u het netsnoer los en wacht u totdat de computer is afgekoeld. Als u zich niet aan deze instructie houdt, kan dit resulteren in licht letsel.

■ Schakel altijd de stroom uit als u de computer gaat verplaatsen.

Als de aan/uit-knop een blokkeringsstand heeft, activeert u deze blokkeringsstand. Zorg ervoor dat de computer nergens tegenaan stoot. Als u zich niet aan deze instructie houdt, kan de computer beschadigd raken, kunnen er in de computer storingen optreden of kunnen er gegevens verloren gaan.

■ Vervoer de computer nooit terwijl PC-kaarten zijn geïnstalleerd. Dit kan tot schade aan computer en/of PC-kaart leiden, waardoor het product niet meer werkt.

Gebruikershandleiding 4-34

Basisbeginselen

■ Gebruik een draagtas wanneer u de computer vervoert.

■ Houd de computer goed vast tijdens het dragen, zodat deze niet kan vallen of iets kan raken.

■ Til de computer niet op aan uitstekende delen.

De vasteschijfbeveiliging gebruiken

Deze computer bevat een functie die de kans op beschadiging van de vaste schijf verkleint.

Via een ingebouwde sensor in de computer detecteert de TOSHIBAvasteschijfbeveiliging trillingen, schokken en dergelijke en plaatst vervolgens automatisch de kop van de vaste schijf in de veilige stand.

Zo wordt het risico verkleind dat de schijf beschadigt doordat deze in aanraking komt met de kop.

Deze functie garandeert echter niet dat de vaste schijf niet beschadigt.

Als trillingen worden gedetecteerd, wordt een bericht weergegeven en verandert het pictogram in het systeemvak van de taakbalk in de beveiligde status. Dit bericht wordt weergegeven totdat op OK wordt gedrukt of er

30 seconden zijn verstreken. Wanneer de trillingen verdwijnen, wordt de normale status van het pictogram hersteld.

Pictogram op taakbalk

Status

Normaal

Beveiliging

UIT

Pictogram Beschrijving

TOSHIBA-vasteschijfbeveiliging is ingeschakeld.

TOSHIBA-vasteschijfbeveiliging is ingeschakeld. De kop van de vaste schijf staat op een veilige positie.

TOSHIBA-vasteschijfbeveiliging is uitgeschakeld.

TOSHIBA beveiliging van de vaste schijf - Eigenschappen

U kunt de TOSHIBA-vasteschijfbeveiliging instellen in het venster

Eigenschappen voor TOSHIBA-vasteschijfbeveiliging. U opent dit venster door te klikken op Start All Programs (Alle programma's)

TOSHIBA Utilities (Hulpprogramma's) HDD Protection Setting

(Vasteschijfbeveiliging instellen) . U kunt dit venster ook openen via het pictogram op de taakbalk of via Configuratiescherm .

Beveiliging van de vaste schijf

U kunt de TOSHIBA-vasteschijfbeveiliging in- of uitschakelen

Gebruikershandleiding 4-35

Basisbeginselen

Detectieniveau

Deze functie kan worden ingesteld op vier niveaus. De gevoeligheid waarmee trillingen, schokken en dergelijke worden gedetecteerd kan worden ingesteld op UIT, 1, 2 en 3. Niveau 3 wordt aanbevolen voor de beste bescherming van de computer. Als de computer echter in een mobiele omgeving of in andere onstabiele omstandigheden wordt gebruikt, wordt de TOSHIBA-vasteschijfbeveiliging mogelijk zeer vaak uitgevoerd als u detectieniveau 3 instelt. Hierdoor neemt de lees- en schrijfsnelheid van de vaste schijf af. Stel een lager detectieniveau in als de lees- en schrijfsnelheid van de vaste schijf van belang is.

U kunt verschillende detectieniveaus instellen, afhankelijk van het feit of u de computer als handheld of draagbare pc gebruikt of in een stabiele omgeving, zoals op een tafel op kantoor of thuis. Als u verschillende detectieniveaus voor de computer instelt afhankelijk van het gebruik met de netadapter (bureau) of met de accu (handheld of draagbaar), wordt het detectieniveau automatisch gewijzigd op basis van de stroomvoorziening.

Details

U opent het venster Details door te klikken op de knop Details instellen in het venster Eigenschappen voor TOSHIBA-vasteschijfbeveiliging.

Verhoging van het detectieniveau

Als de netadapter niet is aangesloten of het scherm is gesloten, gaat de vasteschijfbeveiliging ervan uit dat de computer wordt gedragen en wordt het detectieniveau gedurende 10 seconden op het maximum ingesteld.

TOSHIBA-bericht voor vasteschijfbeveiliging

Geeft aan of er een bericht wordt weergegeven wanneer de TOSHIBAvasteschijfbeveiliging wordt geactiveerd.

■ Deze functie werkt niet terwijl de computer wordt opgestart, in de slaapstand of de sluimerstand staat, overgaat naar de sluimerstand, wordt geactiveerd uit de sluimerstand of is uitgeschakeld. Let erop dat u de computer niet blootstelt aan trillingen of schokken terwijl deze functie is uitgeschakeld.

■ Deze functie werkt alleen met Windows Vista ™ .

Gebruikershandleiding 4-36

Het toetsenbord

Hoofdstuk 5

Het toetsenbord

Het toetsenbord van de computer is compatibel met een uitgebreid toetsenbord met 101/102 toetsen. Door bepaalde toetsen tegelijkertijd in te drukken, kunt u alle functies uitvoeren die op een toetsenbord met 101/102 toetsen beschikbaar zijn.

Het aantal toetsen op uw toetsenbord is afhankelijk van de toetsenbordindeling waarmee uw computer is geconfigureerd.

Er zijn toetsenborden voor verschillende talen beschikbaar.

Er zijn zes soorten toetsenbordtoetsen: typemachinetoetsen, geïntegreerde numerieke toetsen, functietoetsen, zogenoemde "softkeys", speciale Windows

®

-toetsen en cursorbesturingstoetsen.

Typemachinetoetsen

De typemachinetoetsen produceren de hoofdletters en kleine letters, cijfers, leestekens en speciale symbolen die op het scherm verschijnen.

Er zijn echter enkele verschillen tussen het gebruik van een typemachine en het gebruik van een computertoetsenbord:

■ Letters en cijfers die met de computer zijn geproduceerd, verschillen van breedte. Spaties, die door een "spatieteken" worden gecreëerd, kunnen ook variëren, al naar gelang uitlijning en andere factoren.

■ Op computers zijn de kleine letter l (el) en het cijfer 1 (één) niet verwisselbaar.

■ Hoofdletter O en 0 (nul) zijn niet verwisselbaar.

■ Caps Lock , de functietoets voor hoofdlettervergrendeling, is alleen van invloed op de lettertoetsen, niet (zoals op typemachines) op de cijfer- en symbooltoetsen.

■ De Shift -toetsen (of hoofdlettertoetsen), de Tab -toets en de BackSpace toets hebben dezelfde functie als de gelijknamige typemachinetoetsen maar hebben bovendien speciale computerfuncties.

Gebruikershandleiding 5-1

Het toetsenbord

Functietoetsen F1 ... F12

De functietoetsen, niet te verwarren met de Fn -toets, zijn de 12 toetsen bovenaan op het toetsenbord. Deze toetsen werken anders dan de overige toetsen.

F1 tot en met F12 worden aangeduid als functietoetsen, omdat u hiermee geprogrammeerde functies kunt uitvoeren. Als u pictogramtoetsen in combinatie met de Fn -toets gebruikt, worden specifieke functies

op de computer uitgevoerd. Raadpleeg de paragraaf Softkeys: Fntoetscombinaties in dit hoofdstuk. De werking van individuele toetsen

is afhankelijk van de software die u gebruikt.

Softkeys: Fn-toetscombinaties

De toets Fn (functie) vormt in combinatie met andere toetsen "softkeys".

Softkeys zijn toetscombinaties die specifieke voorzieningen activeren, uitschakelen of configureren.

In sommige softwareprogramma’s werken softkeys niet naar behoren of werken ze in het geheel niet. De softkey-instellingen worden niet hersteld door de slaapstandfunctie.

Toetsen op een uitgebreid toetsenbord emuleren

Een uitgebreid toetsenbord met 101 toetsen

Het toetsenbord is zodanig ontworpen dat het voorziet in alle functies van het uitgebreide toetsenbord met 101 toetsen, zoals geïllustreerd in de vorige afbeelding. Het uitgebreide toetsenbord met 101/102 toetsen heeft een apart numeriek toetsenblok, een Scroll Lock-toets. Het heeft bovendien een extra Enter - en Ctrl -toets rechts van het hoofdtoetsenbord. Aangezien dit toetsenbord kleiner is en minder toetsen heeft, moet een aantal van de functies van het uitgebreide toetsenbord worden gesimuleerd door middel van toetscombinaties.

Het is mogelijk dat uw softwaretoepassing een toets vereist die niet op het toetsenbord voorkomt. Door de Fn -toets in combinatie met een van de volgende toetsen in te drukken emuleert u de functies van het uitgebreide toetsenbord.

Gebruikershandleiding 5-2

Het toetsenbord

Druk op Fn + F11 om de geïntegreerde numerieke toetsen te activeren.

Als deze functie is geactiveerd, veranderen toetsen met een grijze markering op de onderrand in numerieke toetsen. Raadpleeg de paragraaf

Geïntegreerde numerieke toetsen

in dit hoofdstuk voor meer informatie over het gebruik van deze toetsen. Standaard zijn beide functies bij het opstarten van de computer uitgeschakeld.

Druk op Fn + F12 om de cursor op een bepaalde regel te vergrendelen.

Bij het opstarten is deze functie standaard uitgeschakeld.

Sneltoetsen

+

Mute (Dempen): hiermee schakelt u het volume in of uit.

+

Lock (Vergrendelen): hier komt u terecht in de modus "Lock computer"

(Computer vergrendelen). U kunt uw bureaublad alleen herstellen door u opnieuw aan te melden.

+

Power Plan (Energieplan): hiermee worden de energiebesparingsmodi weergegeven, waarna u wijzigingen in de energie-instellingen kunt aanbrengen.

+

Sleep (Slaapstand): hiermee wordt het systeem in de slaapstand gezet.

+

Hibernate (Zuinige slaapstand): hiermee wordt het systeem in de zuinige slaapstand gezet.

+

Output (Uitvoer): hiermee kunt u een ander weergaveapparaat kiezen.

De standaardresolutie voor de simultaanmodus is 1024 × 768. Als u een RGB-monitor aansluit die deze resolutie niet ondersteunt, dient u de resolutie te wijzigen in het onderdeel "Display Properties"

(Eigenschappen voor beeldscherm).

Gebruikershandleiding 5-3

Het toetsenbord

+

Brightness (decrease) (Helderheid (verlagen)): hiermee verlaagt u de helderheid van de monitor.

+

Brightness (increase) (Helderheid (verhogen)): hiermee verhoogt u de helderheid van de monitor.

+

Wireless (Draadloos): hiermee schakelt u tussen de actieve draadloze apparaten als de schakelaar voor draadloze communicatie is ingeschakeld.

+

Touchpad: hiermee kunt u het touchpad in- of uitschakelen.

+

Enable Keypad (Toetsenblok inschakelen): hiermee schakelt u de toetsenblokfunctie in of uit.

+

NumLock: hiermee schakelt u de NumLock-functie in of uit.

+

Scroll Lock: hiermee schakelt u de Scroll Lock-functie in of uit.

+

Zoom: hiermee kunt u de beeldschermresolutie wijzigen.

+

TOSHIBA Zooming Utility (reduce): hiermee verkleint u de grootte van het pictogram op het bureaublad of de lettergrootte in een van de ondersteunde toepassingen.

Gebruikershandleiding 5-4

Het toetsenbord

+

TOSHIBA Zooming Utility (enlarge): hiermee vergroot u de grootte van het pictogram op het bureaublad of de lettergrootte in een van de ondersteunde toepassingen.

Voordat u Fn + 1 en Fn + 2 gebruikt, dient u het TOSHIBA-hulpprogramma

Zooming te installeren. Dit hulpprogramma ondersteunt uitsluitend de volgende toepassingen: Microsoft Internet Explorer, Microsoft Office,

Windows Media Player, Adobe Reader en de pictogrammen op het bureaublad.

Fn-plaktoets (afhankelijk van het aangeschafte model)

Met het hulpprogramma TOSHIBA Accessibility (Toegankelijkheid) kunt u de Fn -toets vergrendelen, zodat u deze toets bij het gebruik van toetscombinaties niet ingedrukt hoeft te houden. In plaats hiervan drukt u eenmaal op de Fn -toets, laat u de toets los en drukt u op een functietoets

(dat wil zeggen F1 t/m F12). Om het hulpprogramma TOSHIBA Accessibility te starten klikt u op Start , wijst u achtereenvolgens Alle programma’s ,

TOSHIBA en Hulpprogramma’s aan en klikt u op Accessibility .

Speciale Windows

®

-toetsen

Het toetsenbord is voorzien van twee toetsen die in Windows

® hebben: de toets met het Windows

®

-logo activeert het menu

speciale functies

Start en de andere, de toepassingstoets, heeft dezelfde functie als de rechtermuisknop.

Deze toets activeert het Windows

®

-menu Start .

Deze toets heeft dezelfde functie als de secundaire muisknop.

Geïntegreerde numerieke toetsen

In plaats van een apart numeriek toetsenblok heeft het toetsenbord van uw computer geïntegreerde numerieke toetsen.

De toetsen met de grijze opschriften in het midden van het toetsenbord zijn de geïntegreerde numerieke toetsen. Deze toetsen hebben dezelfde functie als de numerieke toetsen van het uitgebreide toetsenbord met 101/102 toetsen, zoals eerder beschreven.

Gebruikershandleiding 5-5

Het toetsenbord

De geïntegreerde numerieke toetsen inschakelen

U kunt de geïntegreerde numerieke toetsen gebruiken voor het invoeren van cijfers.

Numerieke modus

Om de numerieke modus te activeren drukt u op Fn + F11 . Nu kunt u cijfers invoeren met de toetsen die in de volgende afbeelding worden geïllustreerd. Druk nogmaals op Fn + F11 om de geïntegreerde numerieke toetsen uit te schakelen.

De geïntegreerde numerieke toetsen

Tijdelijk het gewone toetsenbord gebruiken

(geïntegreerde numerieke toetsen aan)

Tijdens het gebruik van de geïntegreerde numerieke toetsen kunt u tijdelijk met het gewone toetsenbord werken zonder de geïntegreerde numerieke toetsen uit te schakelen:

1. Houd Fn ingedrukt en druk op een andere toets. Alle toetsen werken alsof de geïntegreerde numerieke toetsen zijn uitgeschakeld.

2. U typt hoofdletters door Fn + Shift ingedrukt te houden en op een lettertoets te drukken.

3. Laat Fn los om de geïntegreerde numerieke toetsen weer in gebruik te nemen.

Gebruikershandleiding 5-6

Het toetsenbord

ASCII-tekens genereren

Niet alle ASCII-tekens kunnen via het gewone toetsenbord worden gegenereerd. U kunt deze tekens echter door middel van hun ASCII-codes genereren.

Voer de volgende stappen uit met de geïntegreerde numerieke toetsen ingeschakeld:

1. Houd Alt ingedrukt.

2. Typ de ASCII-code met behulp van de geïntegreerde numerieke toetsen.

3. Laat Alt los; het ASCII-teken verschijnt op het scherm.

Als de geïntegreerde numerieke toetsen zijn uitgeschakeld, voert u de volgende stappen uit:

1. Houd Alt + Fn ingedrukt.

2. Typ de ASCII-code met behulp van de geïntegreerde numerieke toetsen.

3. Laat Alt + Fn los; het ASCII-teken verschijnt op het scherm.

Gebruikershandleiding 5-7

Stroomvoorziening en spaarstanden

Hoofdstuk 6

Stroomvoorziening en spaarstanden

De computer kan via de netadapter of via de interne accu’s van stroom worden voorzien. In dit hoofdstuk leest u hoe u deze energiebronnen optimaal gebruikt en hoe u de accu oplaadt en vervangt. Verder worden tips gegeven voor het besparen van accu-energie en krijgt u informatie over spaarstanden.

Omstandigheden bij stroomvoorziening

De bedrijfscapaciteit en de energiestatus van de accu in de computer worden beïnvloed door de stroomvoorzieningsomstandigheden: of er een netadapter is aangesloten, of er een accu is geïnstalleerd en wat het ladingsniveau van de accu is.

Stroom ingeschakeld

Netadapter aangesloten

Accu volledig opgeladen

Accu gedeeltelijk opgeladen of leeg

Geen accu geïnstalleerd

• In werking

• Lampje: Accu wit/groen

• In werking

• Snel opladen

• Lampje: Accu oranje

• In werking

• Geen lading

• Lampje: Accu uit

• In werking

• Lampje: Accu uit

Universele netadapter niet aangesloten

Acculading is boven activeringsniveau lage acculading

Acculading is onder activeringsniveau lage acculading

• In werking

• Lampje: Accu knippert oranje

Stroom uitgeschakeld

(buiten werking)

• Lampje: Accu wit/groen

• Wordt snel opgeladen

• Lampje: Accu oranje

• Geen lading

• Lampje: Accu uit

Accu is leeg

Geen accu geïnstalleerd

De computer wordt uitgezet

• Buiten werking

• Lampje: Accu uit

Gebruikershandleiding 6-1

Stroomvoorziening en spaarstanden

Voedingslampjes

Zoals in de vorige tabel wordt aangegeven, maken het Accu en

Aan/uitlampje op het lampjespaneel u attent op de bedrijfscapaciteit en de accuspanningsstatus van de computer.

Accu-lampje

Aan de hand van het Accu -lampje kunt u de status van de accu controleren. De accustatus wordt als volgt aangeduid:

Knipperend oranje licht

De accu is bijna leeg. De netadapter moet worden aangesloten om de accu op te laden.

Lampje brandt oranje Geeft aan dat de netadapter is aangesloten en dat de accu wordt opgeladen.

Wit/groen Geeft aan dat de netadapter is aangesloten en dat de accu volledig is opgeladen.

Brandt niet In alle andere omstandigheden is het lampje uit.

Als de accu tijdens het opladen te heet wordt, wordt het opladen stopgezet en gaat het Accu-lampje uit. Zodra de accu een normale temperatuur heeft bereikt, wordt verder gegaan met opladen. Dit gebeurt wanneer de stroom naar de computer is in- of uitgeschakeld.

Aan/uit-lampje

Aan de hand van het aan/uit -lampje kunt u de algemene stroomvoorzieningsstatus controleren:

Wit/groen

Lampje knippert oranje

Brandt niet

Geeft aan dat de computer van stroom wordt voorzien en is ingeschakeld.

Geeft aan dat de computer van stroom wordt voorzien en in de slaapstand staat. Het lampje is één seconde aan en twee seconden uit.

In alle andere omstandigheden is het lampje uit.

Gebruikershandleiding 6-2

Stroomvoorziening en spaarstanden

Accutypen

De computer bevat de volgende accu's en batterijen:

■ Accu-eenheid (3 cellen, 6 cellen of 9 cellen, afhankelijk van het model.)

■ RTC-batterij (batterij voor de realtime klok)

■ De accu-eenheid bestaat uit een lithium-ion-batterij. Indien de batterij onjuist wordt vervangen, gebruikt, gehanteerd of afgedankt, bestaat ontploffingsgevaar. Houd u bij het afdanken van de accu aan de plaatselijke verordeningen of voorschriften. Gebruik alleen accu's die door TOSHIBA zijn aanbevolen.

■ Verwijder de accu-eenheid niet terwijl de computer in de slaapstand staat. Gegevens worden in het RAM opgeslagen, dus als de stroomvoorziening naar de computer wordt afgebroken, gaan de gegevens verloren. Wanneer de computer wordt uitgeschakeld in de slaapstand en de netadapter niet is aangesloten, levert de hoofdaccueenheid stroom ter handhaving van de gegevens en programma's in het geheugen. Als de accu-eenheid leeg raakt, functioneert de slaapstand niet en gaan alle gegevens in het geheugen verloren.

Accu-eenheid

De verwisselbare lithium-ion accu-eenheid, in deze handleiding aangeduid als de hoofdaccu, is de voornaamste energiebron van de computer wanneer de netadapter niet is aangesloten. U kunt extra accu-eenheden kopen voor langdurig computergebruik zonder netstroom.

Alvorens de accu-eenheid te verwijderen dient u de computer in de slaapstand te zetten, of uw gegevens op te slaan en de computer af te sluiten. Verwissel de accu-eenheid niet terwijl de netadapter is aangesloten.

Accu-eenheid

Gebruikershandleiding 6-3

Stroomvoorziening en spaarstanden

Om de maximale capaciteit van de accu-eenheid te handhaven, dient u de computer ten minste eenmaal per maand op accu-energie te gebruiken tot

de accu totaal leeg is. Raadpleeg Gebruiksduur van de accu verlengen in

dit hoofdstuk voor procedures. Als de computer geruime tijd (langer dan een maand) continu via de netadapter op netstroom wordt gebruikt, bestaat het risico dat de accucapaciteit wordt aangetast. De accu zal dan niet langer efficiënt functioneren, zelfs als de verwachte levensduur nog niet is verstreken. Bovendien kunt u er niet langer op vertrouwen dat het Accu lampje gaat branden ter aanduiding van een laag accu-energieniveau.

RTC-batterij

De RTC- ofwel Real Time Clock-batterij voorziet de interne realtime klok en kalender van stroom en handhaaft de systeemconfiguratie. Deze batterij handhaaft tevens de systeemconfiguratie.

Als de RTC-batterij leeg is, gaan deze gegevens verloren en werken de realtime klok en kalender niet meer.

De RTC-batterij van de computer is een lithium-ion-batterij en dient uitsluitend door uw dealer of een TOSHIBA-service-vertegenwoordiger te worden vervangen. Indien de batterij onjuist wordt vervangen, gebruikt, gehanteerd of afgedankt, bestaat ontploffingsgevaar. Houd u bij het afdanken van de accu aan de plaatselijke verordeningen of voorschriften.

■ U kunt de instellingen van de Real Time Clock wijzigen door tijdens de POST op F2 te drukken.

■ Nadat u de datum en tijd voor de RTC-batterij hebt ingesteld, kunt u de computer het beste inschakelen, zodat de RTC-batterij wordt opgeladen. Zie hoofdstuk 9

Problemen oplossen ,

voor meer informatie.

Als het volgende bericht op het LCD-scherm wordt weergegeven:

ERROR 0271: Check date and time settings.

WARNING 0251: System CMOS checksum bad -

Default configuration used.

Press [F1] to resume, [F2] to setup.

is de RTC-batterij leeg of bijna leeg. In dat geval dient u de datum en tijd in te stellen in het scherm BIOS Setup. Voer de volgende stappen uit:

1. Druk op F2 . Het scherm BIOS Setup wordt weergegeven.

2. Geef de datum op met System Date .

3. Geef de tijd op met System Time .

4. Druk op F10 . U ziet een bevestigingsbericht.

Druk op Enter . BIOS Setup wordt gesloten en de computer wordt opnieuw opgestart.

Het verdient aanbeveling om de computer na het instellen van de datum en tijd in te schakelen en vervolgens aan te laten, zodat de RTC-batterij kan worden opgeladen.

Gebruikershandleiding 6-4

Stroomvoorziening en spaarstanden

Onderhoud en gebruik van de accu-eenheid

De accu-eenheid is een essentieel onderdeel van de draagbare computer.

Door de eenheid naar behoren te gebruiken en te onderhouden zorgt u ervoor dat deze langer stroom levert en langer meegaat. Volg de aanwijzingen in dit gedeelte zorgvuldig ter waarborging van veilig gebruik en maximale prestaties.

Voorzorgsmaatregelen

Verkeerde behandeling van accu's kan resulteren in ernstig of dodelijk letsel of materiële schade. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht:

Gevaar: duidt op een dreigend gevaarlijke situatie die bij veronachtzaming van de veiligheidsinstructie in ernstig of dodelijk letsel kan resulteren.

Waarschuwing: duidt op een potentieel gevaarlijke situatie die bij veronachtzaming van de veiligheidsinstructie in ernstig of dodelijk letsel kan resulteren.

Let op: duidt op een potentieel gevaarlijke situatie die bij veronachtzaming van de veiligheidsinstructie in lichte verwondingen of lichte schade aan eigendommen kan resulteren.

Opmerking: verschaft belangrijke informatie.

Gevaar

1. Probeer niet om een gebruikte accu-eenheid te verbranden of te verwarmen, bijvoorbeeld in een magnetronoven. Hierdoor kan de accueenheid ontploffen en persoonlijk letsel veroorzaken.

2. Probeer een accu-eenheid nooit te openen, te repareren of anderszins aan te passen. Hierdoor zal de accu-eenheid oververhit raken en vlam vatten. Lekken van bijtende alkalineoplossing of andere elektrolytische stoffen veroorzaakt brand of verwondingen, mogelijk resulterend in ernstig of dodelijk letsel.

3. Houd metalen voorwerpen uit de buurt van de accupolen ter voorkoming van kortsluiting. Kortsluiting kan brand veroorzaken of de accu-eenheid anderszins beschadigen en in verwondingen resulteren. Wanneer u de accu-eenheid opbergt, dient u deze altijd in plastic te wikkelen en de polen met isolatieband te bedekken om kortsluiting te voorkomen.

4. Prik nooit in de accu-eenheid met spijkers of andere scherpe voorwerpen. Sla nooit met een hamer of een ander voorwerp op de accu-eenheid. Ga niet op de accu staan.

5. Probeer de accu-eenheid nooit op te laden op een andere wijze dan wordt beschreven in de gebruikershandleiding. Koppel de accu-eenheid nooit aan een contactdoos of aan het aanstekercontact in een auto.

Hierdoor kan de eenheid barsten of vlam vatten.

Gebruikershandleiding 6-5

Stroomvoorziening en spaarstanden

6. Gebruik alleen de accu-eenheid die bij de computer of andere hardware is geleverd, of een accu-eenheid die is goedgekeurd door de computer- of hardwarefabrikant. Voltage en polariteit variëren per accu-eenheid.

Gebruik van een incorrecte accu kan resulteren in beschadiging van de accu-eenheid of in rookontwikkeling of brand.

7. Stel een accu-eenheid nooit bloot aan warmte door deze bijvoorbeeld in de buurt van een radiator op te bergen. Door blootstelling aan warmte kan de accu-eenheid vlam vatten, ontploffen of lek raken, en zodoende ernstig of dodelijk letsel teweegbrengen. De werking van de accu-eenheid kan hierdoor tevens geheel of gedeeltelijk worden onderbroken, hetgeen kan leiden tot gegevensverlies.

8. Stel de accu-eenheid nooit bloot aan abnormale schokken, trillingen of druk. Hierdoor zal het interne beschermende apparaat van de accueenheid defect raken, waardoor de eenheid oververhit of lek kan raken, vlam kan vatten of ontploffen, met ernstig of dodelijk letsel als gevolg.

9. Laat een accu-eenheid nooit vochtig worden. Een vochtige accueenheid zal oververhit raken, vlam vatten of barsten, en zodoende ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.

Waarschuwing

1. Vermijd contact tussen de bijtende elektrolytvloeistof uit een batterij en uw ogen, huid of kleding. Indien u toch elektrolytvloeistof in uw ogen krijgt, dient u onmiddellijk uw ogen te wassen met veel stromend water en medische hulp te zoeken om schade aan de ogen te voorkomen.

Als elektrolytische vloeistof in contact komt met uw huid, dient u deze onmiddellijk onder stromend water af te spoelen. Als elektrolytische vloeistof op uw kleren terechtkomt, dient u deze direct uit te trekken teneinde contact met uw huid of ogen te voorkomen.

2. Schakel de computer onmiddellijk uit, ontkoppel de netadapter en verwijder de accu-eenheid als de eenheid een van de volgende verschijnselen vertoont: vreemde geur, extreme hitte, verkleuring of vervorming. Laat de computer vervolgens nakijken door een Authorized

Toshiba Service Center voordat u er weer mee aan de slag gaat.

Als u deze waarschuwing negeert, zal de accu-eenheid mogelijk rook gaan afgeven, vlam vatten of barsten.

3. Zorg dat de accu-eenheid correct in de computer is geïnstalleerd voordat u probeert de eenheid op te laden. Onjuiste installatie kan resulteren in beschadiging van de accu-eenheid of in rookontwikkeling of brand.

4. Houd de accu-eenheid buiten het bereik van kinderen. De accu kan letsel veroorzaken.

Gebruikershandleiding 6-6

Stroomvoorziening en spaarstanden

Let op

1. Wanneer de oplaadcapaciteit van de accu-eenheid is aangetast of u via een waarschuwingsbericht wordt meegedeeld dat de accu-eenheid leeg is, dient u het gebruik van de eenheid te staken. Als u een lege of aangetaste accu-eenheid blijft gebruiken, kan gegevensverlies optreden.

2. Gooi accu-eenheden nooit samen met het gewone afval weg.

Retourneer ze aan uw TOSHIBA-dealer of een ander recyclingbedrijf voor hergebruik en om schade aan het milieu te voorkomen.

Dek de contactpunten af met isolatietape om kortsluiting te voorkomen, anders kan de batterij ontvlammen of scheuren.

3. Gebruik alleen accu-eenheden die door TOSHIBA zijn aanbevolen.

4. Controleer altijd of de accu-eenheid correct is geïnstalleerd en stevig vastzit. Is dit niet het geval, dan kan de accu-eenheid uit de computer vallen en letsel teweegbrengen.

5. Laad de accu-eenheid op bij een omgevingstemperatuur tussen 5º en 35º Celsius Als u de accu-eenheid bij hogere of lagere temperaturen oplaadt, kan elektrolytische vloeistof ontsnappen en kunnen de werking en de levensduur van de eenheid achteruitgaan.

6. Vergeet niet de resterende accucapaciteit te controleren. Als de accueenheid en de RTC-batterij hun lading volledig verliezen, werkt de slaapstand niet meer en zullen de gegevens in het geheugen verloren gaan. Verder zijn de datum- en tijdaanduiding van de computer hierna mogelijk incorrect. In dat geval sluit u de netadapter aan om de accueenheid op te laden.

7. Schakel altijd eerst de computer uit en koppel de netadapter los voordat u de accu-eenheid installeert of verwijdert. Verwijder de accu-eenheid nooit terwijl de computer in de sluimerstand of op de slaapstand staat.

Doet u dit toch, dan gaan de gegevens verloren.

Opmerking

1. Verwijder de accu-eenheid nooit terwijl de functie Activering op LAN ingeschakeld is. Doet u dit toch, dan gaan de gegevens verloren.

Schakel de functie Activering op LAN uit alvorens de accu-eenheid te verwijderen.

2. Nadat u de accu-eenheid hebt opgeladen, dient u de computer niet meerdere uren achtereen uitgeschakeld te laten terwijl deze op het lichtnet is aangesloten. Als u doorgaat met opladen terwijl de accu reeds volledig is opgeladen, kan de accu beschadigd raken.

De accu’s opladen

Als de lading in de accu-eenheid opraakt, gaat het Accu -lampje oranje knipperen om aan te geven dat er slechts acculading voor enkele minuten resteert. Als u de computer blijft gebruiken terwijl het Accu -lampje knippert, wordt de zuinige slaapstand geactiveerd (zodat u geen gegevens verliest) en wordt de computer automatisch afgesloten.

U moet een accu-eenheid opladen wanneer deze leeg raakt.

Gebruikershandleiding 6-7

Stroomvoorziening en spaarstanden

Procedures

Om een accu-eenheid op te laden terwijl deze in de computer is geïnstalleerd, steekt u het ene uiteinde van de netadapter in de gelijkstroomingang ( DC IN 19V ) en het andere uiteinde in een functionerend stopcontact.

Tijdens het opladen van de accu brandt het Accu -lampje oranje.

Laad de accu-eenheid alleen op via de computer terwijl deze is aangesloten op het elektriciteitsnet. Probeer nooit om de accu-eenheid met een andere oplader op te laden.

Tijd

In de volgende tabel wordt aangegeven hoe lang het ongeveer duurt om een lege accu volledig op te laden.

Oplaadtijd (uren)

Type accu/batterij

Accu-eenheid (6 cellen, 9 cellen)

RTC-batterij

Stroom ingeschakeld

4 - 10 uur

Circa 24 uur

Stroom uitgeschakeld max. 4 uur

Circa 24 uur

De oplaadtijd wanneer de computer aan is, wordt beïnvloed door de omgevingstemperatuur, de temperatuur van de computer en de manier waarop u de computer gebruikt. Als u bijvoorbeeld intensief gebruik maakt van externe apparaten, wordt de accu tijdens gebruik wellicht nauwelijks opgeladen. Raadpleeg ook het gedeelte

Gebruiksduur van de accu maximaliseren .

Accu: aanwijzingen voor het opladen

In de volgende omstandigheden kan het gebeuren dat de accu niet direct wordt opgeladen:

■ De accu is extreem heet of koud. Bij extreem hoge temperaturen kan het gebeuren dat de accu in het geheel niet wordt opgeladen.

Om te zorgen dat de accu maximaal wordt opgeladen, dient u deze op te laden bij een kamertemperatuur van 10 °C tot 30 °C.

■ De accu is praktisch leeg. Laat de netadapter enkele minuten aangesloten; hierna begint het opladen.

Als u een accu in de volgende omstandigheden probeert op te laden, kan het gebeuren dat het accu lampje een snelle daling in de accubedrijfstijd aangeeft:

■ De accu is lange tijd niet gebruikt.

■ De accu is na verlies van zijn lading lange tijd in de computer gelaten.

■ Een koele accu is in een warme computer geïnstalleerd.

Gebruikershandleiding 6-8

Stroomvoorziening en spaarstanden

Voer in dergelijke gevallen de volgende stappen uit.

1. Ontlaad de accu volledig door deze in de ingeschakelde computer te laten tot de stroom automatisch wordt uitgeschakeld.

2. Sluit de netadapter aan.

3. Laad de accu op tot het Accu -lampje blauw gaat branden.

Herhaal deze stappen twee à drie keer tot de accucapaciteit het normale niveau heeft bereikt.

U verkort de levensduur van de accu als u de netadapter aangesloten laat.

Laat ten minste één keer per maand de computer aan staan totdat de accu volledig leeg is en laad de accu vervolgens weer op.

Accucapaciteit controleren

De resterende accuspanning kan op de volgende manieren worden gecontroleerd.

■ Op het accupictogram op de taakbalk klikken

■ Via het Windows Mobility Center-venster

■ Wacht ten minste zestien seconden na het inschakelen van de computer voordat u probeert de resterende gebruiksduur te controleren. De computer heeft deze tijd nodig om de resterende accucapaciteit te controleren en de resterende bedrijfstijd te berekenen op basis van het huidige stroomverbruik en de resterende accucapaciteit. De werkelijke resterende bedrijfstijd kan enigszins afwijken van de berekende tijd.

■ Bij herhaald ontladen en opladen zal de capaciteit van de accu geleidelijk afnemen. Een veelgebruikte oudere accu zal derhalve niet zo lang werken als een nieuwe accu, zelfs indien beide volledig opgeladen zijn.

Gebruiksduur van de accu maximaliseren

De bruikbaarheid van een accu is afhankelijk van de bedrijfstijd die

één acculading levert.

Hoe lang de lading van een accu meegaat, hangt af van de volgende factoren:

■ CPU-verwerkingssnelheid (afhankelijk van het aangeschafte model)

■ Helderheid van scherm

■ Koelmethode (afhankelijk van het aangeschafte model)

■ Slaapstand

■ Systeem in slaapstand

■ Monitor uit

■ Frequentie en duur van het gebruik van de vaste schijf en het optische schijfstation

■ Het oorspronkelijke ladingsniveau van de accu

Gebruikershandleiding 6-9

Stroomvoorziening en spaarstanden

■ De wijze waarop u gebruik maakt van optionele apparaten (zoals een

PC-kaart) die door de accu van stroom worden voorzien

■ U bespaart accu-energie door de slaapstand in te schakelen als u de computer vaak in- en uitschakelt

■ De locatie waar u uw programma’s en gegevens opslaat

■ Het sluiten van het beeldscherm wanneer u het toetsenbord niet gebruikt om energie te besparen

■ De omgevingstemperatuur (de bedrijfstijd neemt af bij lage temperaturen)

■ De toestand van de accupolen. Zorg dat de polen schoon blijven door ze met een schone, droge doek af te vegen voordat u de accu-eenheid installeert.

Behoud van gegevens bij het uitschakelen van de computer

Als u de computer uitschakelt terwijl de accu en RTC-batterij volledig zijn opgeladen, zorgen de accu en batterij dat gegevens gedurende de volgende tijdsperiodes behouden blijven.

Accu-eenheid

(3 cellen, 6 cellen,

9 cellen)

RTC-batterij

Circa anderhalve dag (slaapstand, 3 cellen)

Circa 3 dagen (slaapstand, 6 cellen)

Circa 5 dagen (slaapstand, 9 cellen)

Circa 1 maand (afsluitmodus, alle soorten accu-eenheden)

Circa 1 maand

Gebruiksduur van de accu verlengen

U kunt de levensduur van de accu-eenheid als volgt verlengen:

■ Ontkoppel de computer ten minste eenmaal per maand van de netstroom en gebruik het systeem op accu-energie tot de accu-eenheid totaal leeg is. Voer eerst de volgende stappen uit:

1. Schakel de computer uit.

2. Ontkoppel de netadapter en schakel de computer in. Als de computer niet wordt opgestart, gaat u naar stap 4.

3. Laat de computer vijf minuten aanstaan. Als de accu-eenheid voldoende capaciteit heeft voor vijf minuten, laat u de computer aanstaan tot de accu-eenheid totaal leeg is. Als het Accu -lampje gaat knipperen of als u op een andere manier wordt geattendeerd op een laag accu-energieniveau, gaat u verder met stap 4.

4. Sluit de netadapter op de computer aan en steek de stekker in het stopcontact. Het Accu -lampje moet oranje branden om aan te geven dat de accu-eenheid wordt geladen. Als de Accu -lampje niet brandt, wordt de computer niet van stroom voorzien. Controleer in dat geval of de netadapter en het netsnoer correct zijn aangesloten.

Gebruikershandleiding 6-10

Stroomvoorziening en spaarstanden

5. Laad de accu-eenheid op tot het acculampje wit/groen brandt.

■ Als u extra accu-eenheden hebt, gebruik deze dan afwisselend.

■ Verwijder de accu-eenheid als u het systeem geruime tijd (langer dan een maand) niet gebruikt.

■ Bewaar reserve-accu-eenheden op een koele, droge plek zonder rechtstreeks zonlicht.

De accu-eenheid vervangen

Als de accu-eenheid volledig versleten is, moet u een nieuwe eenheid installeren. Normaal gesproken is dit aan de orde nadat de accu-eenheid ongeveer 500 maal opnieuw is opgeladen. Als het Accu -lampje kort na het opladen van de accu oranje knippert, betekent dit dat de accu-eenheid versleten is en dat u een nieuwe eenheid moet installeren.

U kunt een lege accu-eenheid ook vervangen door een reserve-accu als u de computer niet op het elektriciteitsnet hebt aangesloten. In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de accu-eenheid verwijdert en installeert.

De accu-eenheid verwijderen

Om een lege accu te vervangen voert u de volgende stappen uit.

■ Wees bij het hanteren van accu-eenheden voorzichtig dat u de accupolen niet kortsluit. Laat de eenheid niet vallen en vermijd schokken; kras of breek het accuoppervlak niet en buig of verdraai de accu-eenheid niet.

■ Verwijder de accu-eenheid niet terwijl de computer in de slaapstand staat. Gegevens worden in het RAM opgeslagen, dus als de stroomvoorziening naar de computer wordt afgebroken, gaan de gegevens verloren.

■ In de slaapstand gaan gegevens verloren als u de accu verwijdert of de netadapter ontkoppelt voordat het opslagproces is voltooid.

Wacht tot het ingebouwde vaste-schijflampje uitgaat.

■ Raak de ontgrendelingsschuif van de accuhouder niet aan wanneer u de computer vasthoudt. Als u de schuif per ongeluk opzij duwt, komt de accu te vallen en kunt u zich bezeren.

1. Sla uw werk op.

2. Schakel de computer uit. Controleer of het Aan/uit -lampje uit is.

3. Verwijder alle kabels die op de computer zijn aangesloten.

4. Zet computer ondersteboven.

5. Zet de accu-ontgrendelingsschuif in de ontgrendelde stand, duw de accuvergrendeling opzij en houd deze vast, en schuif de accu-eenheid uit de computer.

Gebruikershandleiding 6-11

Accu-eenheid

Stroomvoorziening en spaarstanden

Vergrendeling accuhouder

Vergrendeling van de accu-eenheid

De accu-eenheid vrijgeven

De accu-eenheid installeren

Om een accu te installeren voert u de volgende stappen uit.

■ De accu-eenheid bestaat uit een lithium-ion-batterij. Indien de batterij onjuist wordt vervangen, gebruikt, gehanteerd of afgedankt, bestaat ontploffingsgevaar. Houd u bij het afdanken van de accu aan de plaatselijke verordeningen of voorschriften. Gebruik alleen accu's die door TOSHIBA zijn aanbevolen.

■ Raak de ontgrendelingsschuif van de accuhouder niet aan wanneer u de computer vasthoudt. Als u de schuif per ongeluk opzij duwt, komt de accu te vallen en kunt u zich bezeren.

1. Schakel de computer uit.

2. Ontkoppel alle kabels van de computer.

3. Plaats de accu-eenheid.

4. Zorg dat de accuvergrendeling in de vergrendelde stand wordt gezet.

Accu-eenheid

Vergrendeling van de accu-eenheid

De accu-eenheid vastzetten

Gebruikershandleiding 6-12

Stroomvoorziening en spaarstanden

De computer opstarten met een wachtwoord

Voer de volgende stappen uit om de computer op te starten met het gebruikerswachtwoord:

1. Schakel de computer in volgens de aanwijzingen in hoofdstuk 3,

Aan de slag

. De volgende melding verschijnt:

Wachtwoord=

Op dit moment werken de sneltoetsen Fn + F1 t/m F9 niet. U kunt ze pas weer gebruiken nadat u het wachtwoord hebt ingevoerd.

2. Voer het wachtwoord in.

3. Druk op Enter .

Als u het wachtwoord driemaal achtereen onjuist invoert, wordt de computer afgesloten. In dat geval schakelt u de computer opnieuw in en probeert u opnieuw het wachtwoord in te voeren.

of indien beschikbaar

Haal uw vinger over de sensor als u uw vingerafdruk al hebt geregistreerd met het hulpprogramma voor vingerafdrukken en de opstartbeveiliging via vingerafdrukken hebt ingeschakeld. Als u uw vinger niet wilt gebruiken of als de vingerafdruk om een of andere reden niet kan worden geverifieerd, drukt u op de toets Backspace om het venster voor vingerafdrukverificatie over te slaan. U kunt maximaal vijfmaal proberen uw vingerafdruk te laten verifiëren. Als de vingerafdrukverificatie vaker dan vijfmaal mislukt, moet u het wachtwoord handmatig invoeren om de computer te starten.

Spaarstanden

De computer heeft de volgende spaarstanden:

■ Opstartmodus: in deze modus wordt de computer afgesloten zonder gegevens op te slaan. Sla uw werk altijd op voordat u de computer uitschakelt in de opstartmodus.

■ Hibernation Mode: in deze zuinige slaapstand worden de gegevens in het geheugen op de vaste schijf opgeslagen.

■ Slaapstand: in deze modus worden de gegevens bewaard in het hoofdgeheugen van de computer.

Raadpleeg tevens de gedeelten

De computer inschakelen en De computer uitschakelen

in hoofdstuk 3, Aan de slag

.

Sneltoetsen

U kunt de slaapstand inschakelen met de sneltoets Fn + F3 en de zuinige slaapstand met Fn + F4

. Zie hoofdstuk 5, Het toetsenbord voor meer

informatie.

Gebruikershandleiding 6-13

Stroomvoorziening en spaarstanden

Uit/Inschakelen via LCD

U kunt de computer zo instellen dat de stroom automatisch wordt uitgeschakeld als u het LCD-scherm sluit. Als u het scherm vervolgens opent terwijl de computer zich in de slaapstand of de zuinige slaapstand bevindt, wordt de stroom ingeschakeld.

Als de functie Uitschakelen via LCD is geactiveerd en u Windows afsluiten gebruikt, dient u het scherm niet te sluiten voordat de afsluitfunctie is voltooid.

®

Systeem automatisch uitschakelen

Met deze functie wordt het systeem automatisch uitgeschakeld zodra de ingestelde tijdlimiet voor systeeminactiviteit verstrijkt. Het systeem wordt afgesloten in de slaapstand of in de zuinige slaapstand in Windows

®

.

Gebruikershandleiding 6-14

HW Setup

Hoofdstuk 7

HW Setup

In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u de computer met behulp van het programma TOSHIBA HW Setup configureert. Met behulp van Toshiba

HW Setup kunt u instellingen opgeven voor de volgende categorieën: algemeen, wachtwoord, beeldscherm, opstartprioriteit, toetsenbord,

LAN en USB.

HW Setup starten

Als u HW Setup wilt starten, klikt u op , All Programs (Alle programma's) , TOSHIBA , Utilities (Hulpprogramma's) , HWSetup .

Het HW Setup-venster

Het HW Setup-venster bestaat uit de volgende tabbladen: General,

Password, Display, Boot Priority, Keyboard, USB en LAN.

Er zijn ook deze drie knoppen:

OK

Cancel

Apply

Bevestigt uw wijzigingen en sluit het HW Setupvenster.

Sluit het venster zonder uw wijzigingen door te voeren.

Bevestigt al uw wijzigingen zonder het HW Setupvenster te sluiten.

Algemeen

Dit tabblad toont de BIOS-versie en bevat twee knoppen:

Default

About

De fabrieksinstellingen van alle HW Setup-opties herstellen.

Hiermee geeft u versiegegevens van HW Setup weer.

Setup

Dit veld toont de BIOS-versie met de datum.

Gebruikershandleiding 7-1

HW Setup

Wachtwoord

Met deze tab kunt u het gebruikerswachtwoord voor opstarten instellen of wijzigen.

User Password

Hiermee kunt een nieuw wachtwoord registreren of een bestaand wachtwoord verwijderen.

Niet geregistreerd

Geregistreerd

Verwijderd een bestaande wachtwoorden

Registreer een nieuw wachtwoord door de aanwijzingen op het scherm uit te voeren

Eigenaarstekenreeks

Dit lege veld wordt gebruikt om een bericht weer te geven als bij het opstarten het veld voor het wachtwoord wordt weergegeven. Als een wachtwoord niet is geregistreerd, wordt dit bericht niet weergegeven.

De maximale lengte is 256 tekens.

Beeldscherm

Op dit tabblad geeft u aan of het interne LCD-scherm en/of de externe monitor wordt gebruikt wanneer u de computer opstart.

Power On Display

Hiermee kunt u opgeven welk beeldscherm bij het opstarten van de computer moet worden gebruikt. (Deze optie kan alleen worden ingesteld in de SVGA-modus en is niet beschikbaar op het Windows

®

-bureaublad.)

Autom. geselecteerd Selecteert een externe monitor, als er een is aangesloten. Anders selecteert u met deze optie het interne LCD-scherm (dit is de standaardinstelling).

LCD + Analoog RGB Selecteert zowel de interne LCD als de externe monitor voor gelijktijdige weergave.

Opstartprioriteit

Opstartprioriteitsopties

Hier kunt u de prioriteit voor het opstarten van de computer instellen.

Voer de volgende stappen uit om het gewenste opstartstation te selecteren:

1. Start de computer op en druk op F12 om het opstartmenu te openen.

2. Het opstartselectiescherm wordt weergegeven: HDD, CD/DVD,

FDD en LAN.

3. Gebruik de pijltoets omhoog/omlaag om het gewenste opstartapparaat te markeren en pas deze toe.

Gebruikershandleiding 7-2

HW Setup

Toetsenbord

Activering op toetsenbord

Als deze functie actief is en de computer zich in de slaapstand bevindt, kunt u de computer inschakelen door op een willekeurige toets te drukken.

De functie is alleen van toepassing op het interne toetsenbord en werkt alleen wanneer de computer zich in de slaapstand bevindt.

Enabled

Uitgeschakeld

Schakelt Activering op toetsenbord in.

Schakelt Activering op toetsenbord uit

(standaardinstelling).

USB

Emulatie USB Legacy-toetsenborden/muizen/diskettestations

Gebruik deze optie om Legacy USB-ondersteuning in of uit te schakelen.

Als uw besturingssysteem geen USB ondersteunt, kunt u toch een

USB-muis, -toetsenbord en diskettestation gebruiken door Legacy

USB-ondersteuning in te schakelen.

LAN

Intern LAN

Met deze functie wordt het interne LAN in- of uitgeschakeld.

Enabled

Uitgeschakeld

Schakelt functie voor het geïntegreerde LAN in (standaardinstelling).

Schakelt functie voor intern LAN uit.

Gebruikershandleiding 7-3

Optionele apparaten

Hoofdstuk 8

Optionele apparaten

Optionele apparaten kunnen de capaciteiten en de veelzijdigheid van de computer vergroten. Dit hoofdstuk beschrijft hoe de volgende apparaten worden aangesloten of geïnstalleerd. Deze apparaten zijn bij uw TOSHIBAdealer verkrijgbaar.

Kaarten/geheugen

■ ExpressCard

■ Kaarten van het type SD (Secure Digital)/SDHC (Secure Digital High

Capacity)/MMC (Multi Media Card)/MEMORY STICK/MEMORY STICK

PRO/xD (xD-Picture Card)

■ Geheugenuitbreiding

Voedingsapparaten

■ Extra accu-eenheid

■ Extra netadapter

Randapparaten

■ Externe monitor

■ HDMI

■ i.LINK

Overig

■ Beveiligingsslot

Gebruikershandleiding 8-1

Optionele apparaten

ExpressCard-sleuf

Sommige modellen in deze serie zijn uitgerust met een ExpressCard-sleuf die ruimte biedt aan één ExpressCard.

Een ExpressCard aanbrengen

De ExpressCard-connector bevindt zich aan de linkerkant van de computer.

Dankzij de computervoorziening voor directe installatie kunt u

ExpressCards installeren terwijl de computer is ingeschakeld.

Voer de volgende stappen uit om een ExpressCard te installeren.

1. Plaats de ExpressCard.

2. Duw de kaart voorzichtig aan tot deze vastzit.

ExpressCard

De ExpressCard aanbrengen

Raadpleeg na het installeren van de kaart de documentatie bij de PC-kaart en controleer in Windows

®

of de configuratie juist is voor uw kaart.

Gebruikershandleiding 8-2

Optionele apparaten

Een ExpressCard verwijderen

■ Controleer alvorens een ExpressCard te verwijderen of de kaart wordt gebruikt door toepassingen of systeemservices.

■ Verwijder de ExpressCard pas nadat u deze hebt uitgeschakeld.

Anders kan het systeem onherstelbare schade oplopen.

Voer de volgende stappen uit om de Express te verwijderen.

1. Klik op het pictogram Safety Remove Hardware op de taakbalk.

2. Klik op de ExpressCard die u wilt verwijderen.

3. Druk één keer op de uitwerpknop van de ExpressCard. De knop steekt nu uit.

4. Verwijder de ExpressCard-kaart.

Gebruikershandleiding

ExpressCard

De ExpressCard verwijderen

Uitwerpknop

8-3

Optionele apparaten

Geheugenkaarten van het type SD/SDHC/MMC/MEMORY

STICK/MEMORY STICK PRO/xD

Sommige modellen in deze serie zijn voorzien van een kaartsleuf voor meerdere digitale media die ruimte biedt voor geheugenkaarten van het type SD/SDHC/MMC/MEMORY STICK/MEMORY STICK PRO/xD. Door middel van deze geheugenkaarten kunt u gemakkelijk gegevens overbrengen van apparaten, bijvoorbeeld digitale camera’s en PDA’s

(Personal Digital Assistants), die gebruik maken van flashgeheugen.

Kaarttype

SD

SDHC

MMC

Capaciteiten maximaal 2 GB maximaal 16 GB maximaal 2 GB

MEMORY STICK-

KAART maximaal 128 MB, 256 MB (128 MB x 2)

MEMORY STICK PRO maximaal 4 GB xD maximaal 2 GB

Zorg dat er geen voorwerpen in de geheugenkaartsleuf terechtkomen.

Een speld of soortgelijk voorwerp kan de elektronica van de computer beschadigen.

Formatteer geheugenkaarten niet met Windows methode ertoe kan leiden dat dergelijk geformatteerde kaarten bij sommige randapparaten niet goed werken.

®

aangezien deze

Plaats geen Memory Stick Duo/PRO Duo in de sleuf zonder de MEMORY

STICK-adapter. Gegevens gaan mogelijk verloren of raken beschadigd als u kaarten gebruikt die niet worden ondersteund.

De kaart kan slechts op één manier worden geplaatst. Gebruik geen overmatige kracht om de kaart in de sleuf te duwen.

Raadpleeg de handleiding bij de geheugenkaarten voor nadere informatie.

Het logo van de SD-geheugenkaart is .

Het logo van de SDHC-geheugenkaart is .

Gebruikershandleiding 8-4

Een geheugenkaart installeren

Een geheugenkaart installeren:

1. Plaats de geheugenkaart in de sleuf.

2. Duw de kaart voorzichtig aan tot deze vastzit.

Optionele apparaten

Een geheugenkaart inbrengen

Zorg ervoor dat u de geheugenkaart niet verkeerd om plaatst.

Als Windows

®

de kaart niet kan lezen, dient u de kaart te verwijderen en opnieuw in te brengen.

De kaartsleuf voor meerdere digitale media accepteert slechts één type kaart tegelijk. Probeer niet meerdere kaarten tegelijk in de sleuf te plaatsen aangezien u hiermee de kaarten en de computer kunt beschadigen.

Een geheugenkaart verwijderen

Voer de volgende stappen uit om een geheugenkaart te verwijderen:

1. Klik op het pictogram Hardware veilig verwijderen op de taakbalk.

2. Selecteer het te verwijderen apparaat en klik op de knop Stoppen .

Mogelijk wordt er een venster weergegeven waarin u om bevestiging van uw keuze wordt gevraagd. Dit hangt af van het besturingssysteem dat u gebruikt. Bevestig uw keuze.

3. Druk voorzichtig op de geheugenkaart in de opening om de kaart te kunnen verwijderen.

4. De kaart komt een stukje naar buiten, zodat u deze kunt verwijderen.

Gebruikershandleiding

Een geheugenkaart verwijderen

8-5

Optionele apparaten

■ Zorg dat het lampje van de geheugenkaart uit is voordat u de kaart verwijdert of de computer uitschakelt. Als u de kaart verwijdert of de computer uitzet terwijl de computer toegang verkrijgt tot de kaart, loopt u het risico dat gegevens verloren gaan of de kaart beschadigd raakt.

■ Verwijder de kaart niet wanneer de computer in de slaapstand of sluimerstand staat. Hierdoor kan de computer instabiel raken of kunnen gegevens op de geheugenkaart verloren gaan.

■ Schakel de computer niet uit en plaats de computer niet in de (zuinige) slaapstand wanneer er gegevens naar de geheugenkaart worden verplaatst of er vandaan worden gekopieerd. Hierdoor kan de computer instabiel raken of kunnen gegevens op de geheugenkaart verloren gaan.

Behandeling van geheugenkaarten

Zet de schrijfbeveiligingsschakelaar in de vergrendelde stand als u geen gegevens wilt vastleggen.

1. Schrijf niet naar een geheugenkaart als de accu bijna leeg is.

Een laag energieniveau kan de schrijfkwaliteit aantasten.

2. Verwijder een geheugenkaart niet tijdens het lezen of schrijven van gegevens.

3. De geheugenkaart kan slechts op één manier worden ingebracht.

Gebruik geen overmatige kracht om de kaart in de sleuf te duwen.

4. Laat een geheugenkaart niet gedeeltelijk in de sleuf gestoken.

Duw de kaart in de sleuf tot deze vastklikt.

5. Buig geheugenkaarten niet.

6. Houd geheugenkaarten uit de buurt van vloeistoffen en bewaar de kaarten niet op een vochtige plaats.

7. Plaats de geheugenkaart na gebruik terug in de houder.

8. Raak het metalen vlak niet aan en laat het niet vochtig of vuil worden.

Gebruikershandleiding 8-6

Optionele apparaten

Geheugenuitbreiding

U kunt het RAM van de computer uitbreiden door extra geheugenmodules te plaatsen. In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een geheugenmodule installeert en verwijdert.

■ Gebruik alleen geheugenmodules die zijn goedgekeurd door TOSHIBA.

■ Probeer niet onder de volgende omstandigheden een geheugenmodule te installeren of verwijderen. Hierdoor kunt u de computer en de module beschadigen. Bovendien gaan dan gegevens verloren. a. Als de computer is ingeschakeld. b. Als de computer is afgesloten in de slaapstand of de zuinige slaapstand.

■ Raadpleeg het gedeelte

Geheugenuitbreiding

in hoofdstuk 9,

Problemen oplossen ,

voor meer informatie als er een onjuist geheugen is geïnstalleerd.

■ Geheugenmodules zijn elektronische precisiecomponenten die onherstelbaar kunnen worden beschadigd door statische elektriciteit.

Aangezien het menselijk lichaam een kleine hoeveelheid statische elektriciteit heeft, dient u deze te laten afvloeien voordat u een geheugenmodule installeert. Raak eenvoudig met blote handen een metalen voorwerp aan om de statische elektriciteit van uw lichaam te laten afvloeien.

Gebruik kruiskopschroevendraaier nummer 1 om de schroeven te verwijderen en vast te draaien. Als u een incorrecte schroevendraaier gebruikt, bestaat het risico dat de schroefkoppen beschadigd raken.

Een geheugenmodule installeren

Voer de volgende stappen uit om een geheugenmodule te installeren.

1. Zet de computer in de opstartmodus en schakel de stroom uit.

2. Verwijder alle kabels die op de computer zijn aangesloten.

3. Zet de computer ondersteboven en verwijder de accu-eenheid

(zie hoofdstuk 6,

Stroomvoorziening en spaarstanden

.

4. Draai de schroeven waarmee het afdekplaatje van de geheugenmodules is bevestigd, los.

5. Schuif uw nagel of een dun voorwerp onder het plaatje en til het op.

Gebruikershandleiding 8-7

Optionele apparaten

Afdekplaatje geheugenmodule

Het afdekplaatje van de geheugenmodules verwijderen

6. Til het isolatieblad aan één kant op en plaats de moduleconnectoren met een hoek van circa 45 graden in de computerconnectoren.

Duw voorzichtig tot de module vastzit.

Raak de connectoren op de geheugenmodule en op de computer niet aan.

Vuil op de connectoren kan problemen met de toegang tot het geheugen veroorzaken.

Sleuf A is gereserveerd voor het hoofdgeheugen. Gebruik sleuf B voor het uitbreidingsgeheugen. Als er slechts één kaart is geïnstalleerd, gebruikt u sleuf A.

7. Duw de module omlaag, zodat deze vlak ligt. Veertjes aan weerszijden van de module zorgen ervoor dat deze op zijn plaats klikt.

Gebruikershandleiding

Een geheugenmodule installeren

Sleuf B

Sleuf A

8-8

Optionele apparaten

8. Plaats het beschermplaatje terug en bevestig het met de schroeven.

9. Plaats de accu-eenheid terug volgens de instructies in hoofdstuk 6,

Stroomvoorziening en spaarstanden .

10. Schakel de computer in en controleer of het toegevoegde geheugen wordt herkend. Open Systeem in Configuratiescherm en klik op de tab Algemeen .

Een opmerking over een foutmelding aangaande de geheugenmodule

Als u een geheugenmodule installeert die niet compatibel is met de computer, gaat het aan/uit-lampje knipperen (0,5 seconde aan,

0,5 seconde uit) op de volgende manieren:

■ Als er alleen een fout in Sleuf A is: knippert herhaaldelijk tweemaal oranje, daarna blauw.

■ Als er alleen een fout in Sleuf B is: knippert herhaaldelijk oranje, daarna tweemaal blauw.

■ Als er een fout in Sleuf A en Sleuf B is: knippert herhaaldelijk tweemaal oranje, daarna tweemaal blauw.

Schakel de computer in elk van deze gevallen uit en verwijder de incompatibele module(s).

Een geheugenmodule verwijderen

Als u de geheugenmodule wilt verwijderen, zorgt u dat de computer in de opstartmodus is. Doe daarna het volgende:

1. Zorg dat de computer is uitgeschakeld en alle kabels zijn ontkoppeld.

2. Zet de computer ondersteboven en verwijder de accu en de schroeven waarmee het afdekplaatje van de geheugenmodules is bevestigd.

3. Schuif uw nagel of een dun voorwerp onder het plaatje en til het op.

4. Til het isolatieblad aan één kant op en duw de klemmetjes naar buiten om de module los te maken. Eén uiteinde van de module komt omhoog.

5. Pak de module aan weerszijden vast en trek de module eruit.

■ Bij langdurig computergebruik worden de geheugenmodules heet.

Laat de geheugenmodules in dat geval afkoelen tot kamertemperatuur alvorens de modules te vervangen. Als u de modules eerder aanraakt, kunt u zich branden.

■ Raak de connectoren op de geheugenmodule en op de computer niet aan. Vuil op de connectoren kan problemen met de toegang tot het geheugen veroorzaken.

Gebruikershandleiding 8-9

Optionele apparaten

Klemmetjes

1

2

1

De geheugenmodule verwijderen

6. Plaats het beschermplaatje terug, bevestig het met schroeven en plaats de accu-eenheid terug.

Extra accu-eenheid

U kunt de draagbaarheid van de computer verbeteren met extra accueenheden. Als er geen stopcontact in de buurt is en uw accu leeg raakt, kunt u de accu vervangen door een volledig opgeladen accu. Raadpleeg hoofdstuk 6,

Stroomvoorziening en spaarstanden .

Extra netadapter

Als u de computer regelmatig op verschillende locaties gebruikt, bijvoorbeeld thuis en op kantoor, kunt u het vervoer vergemakkelijken door op elke locatie een netadapter achter de hand te houden.

Gebruikershandleiding 8-10

Optionele apparaten

Externe monitor

Op de computerpoort voor de externe monitor kan een externe analoge monitor worden aangesloten. De computer ondersteunt verscheidene videomodi. Raadpleeg bijlage B,

Beeldschermcontroller en videomodi .

Voer de volgende stappen uit om een monitor aan te sluiten.

1. Schakel de computer uit.

2. Sluit de monitor aan op de poort voor de externe monitor.

3. Schakel de monitor in.

4. Schakel de computer in.

Wanneer u de computer inschakelt, verschijnt het opstartscherm van

Windows

®

(Windows

®

-logo) op het beeldscherm.

Het Windows

®

-bureaublad wordt echter weergegeven op het beeldscherm dat u gebruikte toen u de pc uitzette, indien dit beeldscherm aanwezig is wanneer u de computer aanzet.

Als u de beeldscherminstellingen wilt wijzigen, drukt u op Fn + F5 . Indien u de monitor ontkoppelt alvorens de computer uit te schakelen, dient u op

Fn + F5 te drukken om over te schakelen naar het interne beeldscherm.

Raadpleeg hoofdstuk 5,

Het toetsenbord

, voor details over het wijzigen van de beeldscherminstelling met sneltoetsen.

HDMI

Op de HDMI-uit-poort van de computer kunt u een HDMI-monitor aansluiten.

De signaalindelingen 1080p, 1080i, 720p, 576p en 480p worden ondersteund.

De werkelijke signaalindeling die u kunt gebruiken is afhankelijk van de HDMImonitor. Voer de volgende stappen uit om een monitor aan te sluiten.

■ Aangezien de poortwerking niet van alle HDMI-monitoren

(High-Definition Multimedia Interface) is gecontroleerd, werken sommige HDMI-monitoren mogelijk niet correct.

1. Sluit het ene uiteinde van de HDMI-kabel aan op de HDMI-poort van het HDMI-apparaat.

Een HDMI-kabel aansluiten

2. Sluit het andere uiteinde van de HDMI-kabel aan op de HDMI-uit-poort van de computer.

Gebruikershandleiding 8-11

Optionele apparaten

Instellingen voor videoweergave op HDMI

Als u beelden op een HDMI-apparaat wilt weergeven, dient u de volgende instellingen te configureren. Als u dit niet doet, wordt er mogelijk niets weergegeven.

■ Gebruik vóór u met afspelen begint de sneltoets Fn + F5 om het weergaveapparaat te selecteren. Kies tijdens het afspelen geen ander weergaveapparaat.

■ Kies geen ander weergaveapparaat in de volgende situaties:

■ Terwijl er gegevens worden gelezen of weggeschreven.

■ Terwijl er communicatie plaatsvindt.

Instellingen voor audio op HDMI

Ga als volgt te werk als u het audioapparaat HDMI wilt laten gebruiken.

1. Klik op Start.

2. Klik op Control Panel (Configuratiescherm).

3. Klik op Hardware and Sound (Hardware en geluid).

4. Klik op Sound (Geluid).

5. Klik op Digital Output Device (HDMI) (Digitaal uitvoerapparaat [HDMI]).

6. Klik op de knop Set Default Device (Instellen als standaardapparaat).

Volg de onderstaande stappen om het audioapparaat zo in te stellen dat het de interne luidspreker gebruikt.

1. Klik op Start.

2. Klik op Control Panel (Configuratiescherm).

3. Klik op Hardware and Sound (Hardware en geluid).

4. Klik op Sound (Geluid).

5. Klik op Speakers (Luidsprekers).

6. Klik op de knop Set Default Device (Instellen als standaardapparaat).

i.LINK (IEEE1394)

i.LINK (IEEE 1394) wordt gebruikt voor snelle gegevensoverdracht voor een scala van compatibele apparaten zoals:

1. Digitale videocamera’s

2. Vaste schijven

3. MO-stations

4. CD-RW-stations i.LINK gebruikt een 4-pins connector, die geen elektrische stroom geleidt.

Externe apparaten moeten apart van stroom worden voorzien.

Gebruikershandleiding 8-12

Optionele apparaten

Voorzorgsmaatregelen

1. Maak een back-up van uw gegevens voordat u deze naar de computer overbrengt. Het gevaar bestaat dat de originele gegevens beschadigd raken. Bij digitale video-overdracht kan het met name gebeuren dat bepaalde frames worden verwijderd. TOSHIBA aanvaardt geen aansprakelijkheid voor dergelijk gegevensverlies.

2. Verricht geen gegevensoverdracht op plaatsen waar gemakkelijk statische elektriciteit wordt gegenereerd of op plaatsen die onderhevig zijn aan elektronische ruis. Hierdoor kunnen gegevens verloren gaan.

3. Als u gegevens overdraagt via een IEEE 1394-hub, zorg dan dat er tijdens de gegevensoverdracht geen andere apparaten aan de hub worden gekoppeld of ervan worden ontkoppeld. Hierdoor zullen gegevens waarschijnlijk beschadigd raken. Sluit alle apparaten op de hub aan voordat u de computer inschakelt.

4. U mag auteursrechtelijk beschermde video- of muziekopnamen alleen kopiëren voor privégebruik.

5. Als u een iLINK-apparaat aansluit op/loskoppelt van een ander iLINK-apparaat dat gegevens met de computer uitwisselt, kunnen er gegevens verloren gaan.

6. Controleer of de gegevensoverdracht is voltooid of schakel de computer uit voordat u: a. een iLINK-apparaat aansluit op/loskoppelt van de computer; b. een i.LINK-apparaat aansluit op/loskoppelt van een ander i.LINK-apparaat dat is aangesloten op de computer.

Aansluiten

1. Zorg dat de connectoren goed ineengrijpen en koppel de i.LINK-

(IEEE 1394-)kabel aan de computer.

2. Koppel het andere uiteinde van de kabel aan het apparaat.

Neem bij het gebruik van i.LINK de volgende punten in acht: a. U zult wellicht stuurprogramma’s voor uw i.LINK-apparaten moeten installeren.

b. Niet alle i.LINK-apparaten zijn getest. De compatibiliteit met alle i.LINK-apparaten kan daarom niet worden gegarandeerd.

c. Gebruik een S100-, S200- of S400-kabel van maximaal drie meter.

d. De slaapfunctie en de functie voor automatisch uitschakelen worden wellicht niet door alle apparaten ondersteund.

e. Koppel of ontkoppel een i.LINK-apparaat niet terwijl het een toepassing gebruikt of wanneer het door de computer wordt uitgezet om energie te besparen. Hierdoor kunnen gegevens verloren gaan.

f. Wanneer meerdere IEEE1394-apparaten op een PC zijn aangesloten, worden de apparaten mogelijk niet correct geïdentificeerd. Dit probleem kan optreden wanneer Windows

Vista™ opnieuw wordt gestart terwijl de apparaten aangesloten zijn of wanneer de IEEE1394-apparaten worden ingeschakeld voordat de PC is aangezet. Als dit probleem zich voordoet, ontkoppelt u de

IEEE1394-kabels en sluit u deze opnieuw aan.

Gebruikershandleiding 8-13

Optionele apparaten

Loskoppelen

1. Open het pictogram Safely Remove Hardware (Hardware veilig verwijderen) op de taakbalk.

2. Wijs i.LINK (IEEE1394) device (i.Link-apparaat (IEEE1394)) aan en klik hierop.

3. Ontkoppel de kabel van de computer en vervolgens van het i.LINKapparaat.

Raadpleeg tevens de documentatie die bij uw i.LINK-apparaat is geleverd.

Beveiligingsslot

Met een beveiligingsslot kunt u de computer aan een bureau of ander groot voorwerp verankeren om te voorkomen dat de computer door onbevoegden wordt verwijderd.

De computer heeft een beveiligingsslot aan de linkerkant. Bevestig één uiteinde van de kabel aan een bureau en het andere uiteinde aan de sleuf voor het beveiligingsslot.

1. Zet de computer met de linkerkant naar u toe.

2. Koppel het beveiligingsslot aan de hiervoor bestemde sleuf.

Beveiligingsslot

Gebruikershandleiding 8-14

Problemen oplossen

Hoofdstuk 9

Problemen oplossen

TOSHIBA-computers hebben een duurzaam ontwerp. Mochten er echter problemen optreden, dan kunt u aan de hand van de procedures in dit hoofdstuk bepalen wat er aan de hand is.

Alle gebruikers dienen dit hoofdstuk te lezen. Als u weet wat er fout kan gaan, kunt u bepaalde problemen wellicht vermijden.

Handelwijze bij probleemoplossing

Het oplossen van problemen zal u veel gemakkelijker afgaan als u de volgende richtlijnen in acht neemt:

■ Houd onmiddellijk op met werken als u beseft dat er iets niet in orde is.

Als u doorgaat, loopt u het risico van gegevensverlies of materiële schade. Misschien vernietigt u informatie die waardevolle aanwijzingen voor het oplossen van het probleem kan verschaffen.

■ Let op wat er gebeurt. Noteer wat het systeem doet en welke handelingen u verrichtte vlak vóór het probleem zich voordeed.

Als er een printer is aangesloten, maakt u met de PrtSc-toets een afdruk van het scherm.

De vragen en procedures in dit hoofdstuk zijn bedoeld als leidraad, niet als onfeilbare probleemoplossingstechnieken. Veel problemen kunnen op eenvoudige wijze worden opgelost, maar in bepaalde gevallen zult u uw dealer moeten inschakelen. Als u uw dealer of anderen wilt raadplegen, dient u bereid te zijn het probleem zo gedetailleerd mogelijk te beschrijven.

Algemene controlepunten

Overweeg eerst de eenvoudigste oplossing. De punten in deze lijst zijn eenvoudig te controleren maar kunnen ten grondslag liggen aan schijnbaar ernstige problemen.

■ Zet alle randapparatuur aan alvorens u de computer aanzet. Hiertoe behoren ook de printer en alle externe apparatuur waarvan u gebruik maakt.

■ Schakel de computer uit voordat u een extern apparaat aansluit. Het nieuwe apparaat wordt automatisch herkend wanneer u de computer weer inschakelt.

■ Zorg dat alle opties correct zijn ingesteld in het Setup-programma.

Gebruikershandleiding 9-1

Problemen oplossen

■ Controleer alle kabels. Zijn ze correct en stevig aangesloten? Losse kabels kunnen signaalfouten veroorzaken.

■ Inspecteer alle verbindingskabels op losse draden en alle connectoren op losse pennen.

■ Controleer of uw CD/DVD/CD-RW juist is ingebracht.

Maak notities van uw waarnemingen in een permanent foutenlogboek.

Hierdoor kunt u gemakkelijker aan uw dealer uitleggen wat de problemen zijn. Als een probleem zich nogmaals voordoet, kunt u het probleem aan de hand van dit logboek sneller identificeren.

Het probleem analyseren

Soms geeft het systeem aanwijzingen aan de hand waarvan u kunt bepalen wat er aan de hand is. Stel uzelf bij het oplossen van problemen de volgende vragen:

■ Welk deel van het systeem werkt niet naar behoren: toetsenbord, vaste schijf, station voor optische media, beeldscherm? De symptomen die u waarneemt, geven aan om welk apparaat het gaat.

■ Is het besturingssysteem correct geconfigureerd? Controleer de configuratie-opties.

■ Wat is er op het beeldscherm te zien? Zijn er berichten, of tekens in willekeurige volgorde? Maak een afdruk van het scherm als er een printer is aangesloten. Zoek de berichten op in de documentatie bij de software en het besturingssysteem. Controleer of alle kabels correct zijn aangesloten en goed vastzitten. Losse kabels kunnen foutieve of onderbroken signalen veroorzaken.

■ Branden er lampjes? Welke? Welke kleur hebben ze? Branden ze ononderbroken of knipperen ze? Noteer wat u ziet.

■ Hoort u pieptonen? Hoeveel? Zijn ze lang of kort? Zijn het hoge of lage pieptonen? Maakt de computer ongebruikelijke geluiden? Noteer wat u hoort.

Registreer uw waarnemingen, zodat u ze aan uw dealer kunt beschrijven.

Software De problemen worden wellicht door de software of schijf veroorzaakt. Als u een softwarepakket niet kunt laden is het medium of het programma misschien beschadigd. Probeer een andere kopie van de software te laden.

Als tijdens het gebruik van een softwarepakket een foutbericht verschijnt, raadpleegt u de softwaredocumentatie. Deze documentatie bevat meestal een gedeelte over probleemoplossing of een samenvatting van foutberichten.

Vervolgens leest u de documentatie bij het besturingssysteem op foutberichten na.

Gebruikershandleiding 9-2

Problemen oplossen

Hardware Controleer de hardware als u geen softwareprobleem kunt vinden.

Werk eerst de eerder genoemde controlelijst af.

Kunt u het probleem nog steeds niet kunt verhelpen, dan probeert u de bron van het probleem vast te stellen. Het volgende gedeelte bevat controlelijsten voor afzonderlijke onderdelen en randapparaten.

Controlelijst voor hardware en systeem

In dit gedeelte wordt ingegaan op problemen die worden veroorzaakt door de computerhardware of de aangesloten randapparaten. In de volgende gebieden kunnen zich elementaire problemen voordoen:

■ Opstartprocedure van het systeem

■ Zelftest

■ Voeding

■ RTC (Real Time Clock)

■ Toetsenbord

■ LCD-scherm

■ Vaste schijf

■ DVD Super Multi-station

■ Aanwijsapparaat

■ USB

■ Geheugenuitbreiding

■ Geluidssysteem

■ Monitor

■ Modem

■ LAN

■ Draadloos LAN

■ Sensor voor vingerafdrukken

■ ExpressCard

Opstartprocedure van het systeem

Als de computer niet correct wordt opgestart, controleert u het volgende:

■ zelftest

■ voedingsbronnen

■ wachtwoord voor opstarten

Zelftest

Wanneer de computer wordt opgestart, wordt de zelftest automatisch uitgevoerd en wordt het volgende bericht op het scherm weergegeven:

TOSHIBA Leading Innovation >>>

Dit bericht blijft enkele seconden zichtbaar.

Als de zelftest slaagt, probeert de computer het besturingssysteem te laden, afhankelijk van de instelling voor Opstartprioriteit in het programma

TOSHIBA HW Setup.

Gebruikershandleiding 9-3

Problemen oplossen

Als een van de volgende situaties optreedt, is de zelftest mislukt:

■ De computer stopt en toont afgezien van het TOSHIBA-logo geen informatie of berichten.

■ Er verschijnen willekeurige tekens op het scherm en het systeem functioneert niet normaal.

■ Er wordt een foutbericht op het scherm weergegeven.

Schakel de computer uit en controleer alle kabelaansluitingen. Als de test hierna weer mislukt, neemt u contact op met de dealer.

Voeding

Als de computer niet op een stopcontact is aangesloten, is de accueenheid de voornaamste voedingsbron. De computer heeft echter een aantal andere voedingsbronnen, zoals de intelligente stroomvoorziening en de RTC-batterij. Deze bronnen staan met elkaar in verband en kunnen elk ten grondslag liggen aan schijnbare stroomvoorzieningsproblemen.

Dit gedeelte bevat controlelijsten voor de netvoeding en de accu. Als u een probleem niet kunt oplossen aan de hand van deze lijsten, ligt de oorzaak misschien bij een andere voedingsbron. Neem in dat geval contact op met uw dealer.

Uitschakelen bij oververhitting

Als de interne temperatuur van de computer te hoog oploopt, wordt de computer automatisch in de zuinige slaapstand of de slaapstand gezet en afgesloten. Als u de computer na het bereiken van kamertemperatuur nog steeds niet kunt opstarten, of als de notebook na opstarten meteen wordt uitgeschakeld, neemt u contact op met uw dealer.

Netvoeding

Als zich bij het inschakelen van de computer problemen voordoen terwijl de netadapter is aangesloten, controleert u het Accu -lampje. Raadpleeg hoofdstuk 6,

Stroomvoorziening en spaarstanden voor meer informatie.

Probleem

Netadapter voorziet de computer niet van stroom

Procedure

Controleer de aansluitingen. Zorg dat het snoer stevig is verbonden met de computer en een stopcontact.

Controleer de toestand van het snoer en de aansluitpunten. Is het snoer versleten of beschadigd, dan vervangt u het. Als de aansluitpunten vuil zijn, veegt u deze af met een schone, droge doek.

Als de netadapter de computer nog steeds niet van stroom voorziet, neem dan contact op met uw dealer.

Gebruikershandleiding 9-4

Problemen oplossen

Accu

Als u vermoedt dat er een probleem met de accu is, controleer dan het

Accu

-lampje. Raadpleeg hoofdstuk 6, Stroomvoorziening en spaarstanden

voor informatie over de lampjes en de werking van de accu.

(

Probleem

Accu voorziet de computer niet van stroom

Accu wordt niet opgeladen wanneer de netadapter is aangesloten

Accu -lampje brandt niet oranje)

Procedure

De accu is wellicht ontladen. Sluit de netadapter aan om de accu op te laden.

Als de accu volledig ontladen is, begint het oplaadproces niet meteen. Wacht enkele minuten.

Wordt de accu nog steeds niet opgeladen, dan controleert u of het stopcontact waaraan de netadapter is gekoppeld, stroom levert.

Sluit een ander apparaat op het stopcontact aan en kijk of het werkt.

Controleer of de accu heet of koud aanvoelt:

Een te hete of te koude accu wordt niet correct opgeladen. Laat de accu op kamertemperatuur komen.

Verwijder de netadapter en de accu om te controleren of de accuklemmen schoon zijn.

Veeg de polen zo nodig af met een schone, droge doek die is bevochtigd met alcohol.

Sluit de netadapter aan en plaats de accu terug.

Zorg dat de accu goed vastzit.

Controleer het Accu -lampje. Als dit niet brandt, laat u de accu minimaal 20 minuten opladen via de computer. Indien het Accu -lampje hierna brandt, laat u de accu nog minstens 20 minuten opladen alvorens de computer in te schakelen.

Als het lampje nog steeds niet brandt, is de accu misschien versleten. Vervang de accu.

Als de accu volgens u nog niet aan vervanging toe is, raadpleegt u de dealer.

Accu levert minder lang stroom dan verwacht

Als u een gedeeltelijk opgeladen accu herhaaldelijk oplaadt, wordt de accu mogelijk niet optimaal opgeladen. Ontlaad de accu volledig en probeer deze vervolgens op te laden.

Controleer de instellingen voor stroomverbruik in

Energiebeheer. Misschien is het een goed idee om een energiebesparingsfunctie te gebruiken.

Gebruikershandleiding 9-5

Problemen oplossen

Pc en pc-accu verwijderen

■ Verwijder deze pc overeenkomstig de toepasselijke wetten en voorschriften. Raadpleeg uw lokale overheid voor nadere informatie.

■ Deze pc is uitgerust met een oplaadbare accu. Na herhaaldelijk gebruik zal de accu uiteindelijk niet meer kunnen worden opgeladen en moet deze worden vervangen. Volgens de geldende wetten en voorschriften is het mogelijk niet toegestaan om oude accu's weg te gooien met het huisvuil.

■ Denk om het milieu. Raadpleeg de lokale overheden voor nadere details met betrekking tot de recycling van oude accu's of het op de juiste wijze weggooien hiervan. Dit product bevat kwik. Om milieuredenen kunnen er regels gelden voor de verwijdering van dit materiaal. Raadpleeg uw lokale overheid voor nadere informatie over verwijdering, hergebruik of recycling.

■ Als uw vaste schijf of andere opslagmedia vertrouwelijke gegevens bevatten, moet u zich ervan bewust zijn dat bij standaard verwijderingsprocedures geen gegevens van de media worden verwijderd.

Tot de standaard verwijderingsprocedures behoren onder andere:

■ Optie Verwijderen selecteren voor het gewenste bestand.

■ Bestanden in de Prullenbak plaatsen en de Prullenbak legen.

■ Het medium opnieuw formatteren.

■ Een besturingssysteem opnieuw installeren vanaf de herstel-cd-rom.

Tijdens de bovengenoemde procedures wordt alleen het eerste deel van de gegevens gewist dat wordt gebruikt voor bestandsbeheer.

Hierdoor wordt het bestand onzichtbaar voor het besturingssysteem.

De gegevens kunnen echter nog steeds worden gelezen met speciale hulpprogramma's. Als u de pc wegdoet, verwijdert u alle gegevens van de vaste schijf. Op die manier kunt u onbevoegd gebruik van dergelijke gegevens voorkomen. U kunt er als volgt voor zorgen dat uw gegevens niet worden gebruikt voor onbevoegde doeleinden:

■ Vernietig de vaste schijf.

■ Gebruik een betrouwbaar, gespecialiseerd hulpprogramma om alle gegevens te overschrijven.

■ Breng de vaste schijf naar een professionele verwijderservice.

RTC (Real Time Clock)

Probleem

De BIOS-instelling en systeemdatum/-tijd zijn verloren gegaan

Procedure

De RTC-batterij is leeg of bijna leeg. U dient de datum en tijd in te stellen in het scherm

BIOS Setup.

1. Druk op F2 . BIOS Setup wordt geopend.

2. Geef de datum op met System Date .

3. Geef de tijd op met System Time .

4. Druk op F10 . U ziet een bevestigingsbericht.

5. Druk op Enter . BIOS Setup wordt gesloten en de computer wordt opnieuw opgestart.

Gebruikershandleiding 9-6

Problemen oplossen

Nadat u de datum en tijd voor de RTC-batterij hebt ingesteld, kunt u de computer het beste inschakelen, zodat de RTC-batterij wordt opgeladen.

Toetsenbord

Toetsenbordproblemen kunnen worden veroorzaakt door de computerconfiguratie. Raadpleeg hoofdstuk 5,

Het toetsenbord

, voor meer informatie.

Probleem

Sommige lettertoetsen produceren cijfers

De tekens worden niet correct weergegeven op het scherm

Procedure

Controleer of de geïntegreerde numerieke toetsen zijn geselecteerd. Druk op Fn + F11 en typ opnieuw.

Controleer of de software opnieuw wordt ingedeeld door het toetsenbord. Dat wil zeggen dat de betekenis van de toetsen door de software opnieuw wordt toegewezen. Raadpleeg de softwaredocumentatie.

Als u het toetsenbord nog steeds niet kunt gebruiken, raadpleegt u uw dealer.

LCD-scherm

Problemen met het LCD-beeldscherm kunnen te maken hebben met de computerconfiguratie.

Probleem Procedure

Het scherm blijft leeg Druk op de sneltoets Fn + F5 om de beeldschermprioriteit te wijzigen, zodat deze niet op een externe monitor is ingesteld.

De zojuist genoemde problemen kunnen niet worden opgelost of er treden andere problemen op

Raadpleeg de documentatie bij de software om te bepalen of het probleem wordt veroorzaakt door de software.

Voer de diagnostische test uit.

Neem contact op met uw dealer als de problemen aanhouden.

Gebruikershandleiding 9-7

Problemen oplossen

Vaste schijf

Probleem

Computer wordt niet opgestart vanaf de vaste schijf

Procedure

Er is mogelijk een probleem met uw besturingssysteembestanden. Raadpleeg de documentatie bij het besturingssysteem.

Computer werkt traag Uw bestanden zijn misschien gefragmenteerd.

Voer Schijfdefragmentatie uit om de toestand van uw bestanden en schijf te controleren. Raadpleeg de documentatie bij het besturingssysteem of de online Help voor informatie over het uitvoeren van Schijfdefragmentatie.

Als niets helpt, formatteert u de vaste schijf opnieuw. Vervolgens laadt u het besturingssysteem en andere bestanden opnieuw.

Als de problemen aanhouden, neemt u contact op met uw dealer.

DVD Super Multi-station (met ondersteuning voor DVD±R DL)

Raadpleeg hoofdstuk 4,

Basisbeginselen , voor meer informatie.

Probleem Procedure

U kunt geen toegang krijgen tot een CD/DVD in het station

Controleer of de stationslade goed dicht zit.

Duw zachtjes tot de lade zich vergrendelt.

Open de lade en controleer of de CD/DVD goed ligt: vlak op het ladeoppervlak, met het opschrift omhoog.

Een vreemd voorwerp in de lade kan leesactiviteit verhinderen. Zorg dat er geen obstructies zijn. Verwijder eventuele voorwerpen.

Controleer of de CD/DVD vuil is. Neem de schijf zo nodig af met een schone doek die is bevochtigd met water of een neutraal schoonmaakmiddel.

Raadpleeg de paragraaf

Behandeling van schijven in hoofdstuk 4,

Basisbeginselen ,

voor meer informatie over reiniging.

Gebruikershandleiding 9-8

Problemen oplossen

Probleem

Sommige CD's/DVD’s draaien goed, maar andere niet

Problemen met het schrijven

Procedure

Mogelijk veroorzaakt de software- of hardwareconfiguratie een probleem. Controleer of de hardware juist is geconfigureerd voor de software. Lees de documentatie bij de CD/DVD na.

Controleer welk type CD/DVD u gebruikt.

Het station ondersteunt:

DVD-ROM: DVD-ROM, DVD-Video,

DVD-R, DVD-RW, DVD+R,

DVD+RW, DVD-RAM

CD-ROM: CD-DA, CD-Text, Photo CD

(single/multi-sessie),

CD-ROM Mode 1, Mode 2,

CD-ROM XA Mode 2 (Form1,

Form2), Enhanced CD

(CD EXTRA)

Beschrijfbare CD: CD-R, CD-RW, DVD-R,

DVD-R(DL), DVD-RW,

DVD+R, DVD+R(DL),

DVD+RW, DVD-RAM

Controleer de regiocode op de DVD. Deze moet overeenkomen met de regiocode op het DVD

Super Multi-station. Regiocodes worden vermeld

in de paragraaf Optisch station

in hoofdstuk 2,

Rondleiding

.

Indien er problemen zijn met schrijven, controleert u of u de volgende voorschriften in acht hebt genomen:

■ Gebruik alleen media die worden aanbevolen door TOSHIBA. Gebruik de muis en het toetsenbord niet tijdens het schrijven.

■ Gebruik alleen de software die bij de computer is geleverd voor het opnemen van gegevens.

■ Gebruik of start geen andere software tijdens het schrijven.

■ Stoot niet tegen de computer tijdens het schrijven.

■ Koppel of ontkoppel geen externe apparaten en installeer/verwijder geen interne kaarten tijdens het schrijven.

Als de problemen aanhouden, neemt u contact op met uw dealer.

Gebruikershandleiding 9-9

Problemen oplossen

Aanwijsapparaat

Als u een USB-muis gebruikt, raadpleeg dan tevens de paragraaf USB in dit hoofdstuk, en de documentatie bij de muis.

TouchPad

Probleem

Schermaanwijzer reageert niet wanneer het touchpad wordt gebruikt

Procedure

Misschien is het systeem bezet. Heeft de aanwijzer de vorm van een zandloper, wacht dan tot de aanwijzer weer de normale vorm heeft en probeer het opnieuw.

Dubbel aantikken werkt niet

Wijzig de dubbelkliksnelheid in het hulpprogramma voor muisbesturing.

1. U opent dit hulpprogramma door te klikken op , Control Panel (Configuratiescherm)

Hardware and Sound (Hardware en geluid) en tot slot op het pictogram Mouse (Muis) .

2. Klik in het venster Mouse Properties

(Muiseigenschappen) op het tabblad Buttons

(Knoppen) .

3. Stel de dubbelkliksnelheid naar wens in en klik op OK .

Schermaanwijzer wordt te snel of te traag verplaatst

Wijzig de snelheid van de aanwijzer in het hulpprogramma voor muisbesturing.

1. U opent dit hulpprogramma door te klikken op , Control Panel (Configuratiescherm)

Hardware and Sound (Hardware en geluid) en tot slot op het pictogram Mouse (Muis) .

2. Klik in het venster Muiseigenschappen op het tabblad Aanwijzeropties .

3. Stel de snelheid van de aanwijzer naar wens in en klik op OK .

Gebruikershandleiding 9-10

Problemen oplossen

Probleem

Het touchpad reageert te gevoelig

Procedure

Wijzig de gevoeligheid van het touchpad.

1. Klik op , Control Panel

(Configuratiescherm) , Hardware and

Sound (Hardware en geluid) en vervolgens op het pictogram Mouse (Muis) .

2. Klik in het venster Mouse Properties

(Muiseigenschappen) op het tabblad Device

Settings (Apparaatinstellingen) .

3. Klik op de knop Settings (Instellingen) .

4. Het eigenschappenvenster van het

Synaptics-touchpad op de PS/2-poort wordt geopend. Dubbelklik op Sensitivity

(Gevoeligheid) in het selectiegedeelte aan de linkerkant van het scherm.

5. PalmCheck en Touch Sensitivity worden weergegeven. Klik op Touch Sensitivity

(Aanraakgevoeligheid) .

6. Sleep de schuifknop van Touch Sensitivity naar de gewenste positie. Klik op OK .

7. Klik op OK in het tabblad Apparaatinstelling.

USB-muis

Probleem

Schermaanwijzer reageert niet wanneer de muis wordt gebruikt

Dubbelklikken werkt niet

Procedure

Misschien is het systeem bezet. Als de aanwijzer de vorm van een zandloper heeft, wacht dan tot de aanwijzer weer de normale vorm heeft en probeer het opnieuw.

Controleer of de muis correct op de USB-poort is aangesloten.

Wijzig de dubbelkliksnelheid in het hulpprogramma voor muisbesturing.

1. U opent dit hulpprogramma door te klikken op , Control Panel (Configuratiescherm)

Hardware and Sound (Hardware en geluid) en tot slot op het pictogram Mouse (Muis) .

2. Klik in het venster Mouse Properties

(Muiseigenschappen) op het tabblad

Buttons (Knoppen) .

3. Stel de dubbelkliksnelheid naar wens in en klik op OK .

Gebruikershandleiding 9-11

Problemen oplossen

Probleem Procedure

Schermaanwijzer wordt te snel of te traag verplaatst

Wijzig de snelheid van de aanwijzer in het hulpprogramma voor muisbesturing.

1. U opent dit hulpprogramma door te klikken op , Control Panel (Configuratiescherm)

Hardware and Sound (Hardware en geluid) en tot slot op het pictogram Mouse (Muis) .

2. Klik in het venster Muiseigenschappen op het tabblad Aanwijzeropties .

3. Stel de snelheid van de aanwijzer naar wens in en klik op OK .

U kunt de muisaanwijzer niet normaal verplaatsen

Misschien is de muis vuil. Raadpleeg de documentatie bij de muis voor informatie over schoonmaken.

Als de problemen aanhouden, neemt u contact op met uw dealer.

USB

Raadpleeg tevens de documentatie bij uw USB-apparaat.

Probleem

USB-apparaat werkt niet

Procedure

Controleer of de kabelverbinding tussen de USB-poorten op de computer en het

USB-apparaat in orde is.

Ga na of de USB-apparaatstuurprogramma’s correct zijn geïnstalleerd. Raadpleeg de documentatie van Windows stuurprogramma’s.

®

Vista voor informatie over het controleren van de

Als de problemen aanhouden, neemt u contact op met uw dealer.

Gebruikershandleiding 9-12

Problemen oplossen

Functie Laden via USB in slaapstand

Probleem Procedure

Ik kan de functie 'Laden via USB in slaapstand' niet gebruiken.

De functie "Laden via USB in slaapstand" is mogelijk ingesteld op [Disabled] (Uitgeschakeld).

Wijzig de instelling in [Enabled] (Ingeschakeld) in de HW Setup.

Als het externe apparaat dat op de compatibele poort is aangesloten, te veel stroom trekt, kan de toevoer van USB-stroom (5 V) uit veiligheidsoverwegingen worden gestopt. Als dit gebeurt, koppelt u een extern apparaat los als meerdere externe apparaten zijn aangesloten. Zet vervolgens de computer aan om de functie te herstellen. Als deze functie nog steeds niet kan worden gebruikt terwijl slechts

één extern apparaat is aangesloten, dient u dit externe apparaat niet te gebruiken aangezien het stroomverbruik boven de aanvaardbare waarde van deze computer ligt.

Sommige externe apparaten kunnen de functie

'Laden via USB in slaapstand' niet gebruiken.

Probeer in dat geval een of meer van de volgende methoden.

■ Wijzig de modusinstelling in [Enabled]

(Ingeschakeld) in de HW Setup.

■ Zet de computer uit terwijl externe apparaten zijn aangesloten.

■ Sluit de externe apparaten aan nadat u de computer hebt uitgezet.

Als deze functie nog steeds niet kan worden gebruikt, wijzig de instelling dan in [Disabled] in BIOS Setup en gebruik de functie niet.

Gebruikershandleiding 9-13

Problemen oplossen

Probleem Procedure

De accu raakt snel leeg, zelfs nadat ik de computer heb uitgeschakeld

Als de functie "Laden via USB in slaapstand" in de HW Setup is ingesteld op [Enabled]

(Ingeschakeld), krijgen externe apparaten die zijn aangesloten op compatibele poorten stroom

(5 V gelijkstroom) via USB. Als een extern apparaat is aangesloten op een compatibele poort terwijl de netadapter niet op de computer is aangesloten, zal de accu van de computer leeg raken, zelfs als de computer is uitgeschakeld.

Sluit de netadapter op de computer aan of wijzig de instelling voor de functie "Laden via USB in slaapstand" in HW Setup in [Disabled]

(Uitgeschakeld).

Gebruik in plaats daarvan een USB-poort zonder pictogram voor de functie "Laden via USB in slaapstand" ( ).

Externe apparaten die zijn aangesloten op een compatibele poort werken in dit geval niet

Sommige externe apparaten werken niet als ze zijn aangesloten op een compatibele poort terwijl de functie "Laden via USB in slaapstand" in de HW Setup is ingesteld op [Enabled]

(Ingeschakeld).

Sluit het externe apparaat opnieuw aan nadat u de computer hebt aangezet.

Als het externe apparaat nog steeds niet werkt, sluit u het apparaat aan op een USB-poort zonder pictogram voor de functie "Laden via USB in slaapstand" ( ) of wijzigt u de instelling voor deze functie in de HW Setup in [Disabled]

(Uitgeschakeld).

De functie "USBactivering" werkt niet.

Als de functie "Laden via USB in slaapstand" in de HW Setup is ingesteld op [Enabled]

(Ingeschakeld), werkt de functie "USB-activering" niet voor poorten die de functie "Laden via USB in slaapstand" ondersteunen.

Gebruik in dat geval een USB-poort zonder pictogram voor de functie "Laden via USB in slaapstand" ( ) of wijzig de instelling voor deze functie in de HW Setup in [Disabled]

(Uitgeschakeld).

Gebruikershandleiding 9-14

Problemen oplossen

Geheugenuitbreiding

Raadpleeg ook hoofdstuk 8, Optionele apparaten

, voor informatie over het installeren van geheugenmodules.

Probleem Procedure

De computer loopt vast Controleer of de geheugenmodule die in de uitbreidingssleuf is geïnstalleerd, compatibel is met de computer.

Als een incompatibele module is geïnstalleerd, voer dan de volgende stappen uit.

1. Schakel de computer uit.

2. Koppel de netadapter en alle randapparaten los.

3. Verwijder de accu-eenheid.

4. Verwijder de geheugenmodule.

5. Plaats de accu-eenheid terug en/of sluit de netadapter aan.

6. Schakel de stroom in.

Als de problemen aanhouden, neemt u contact op met uw dealer.

Geluidssysteem

Raadpleeg tevens de documentatie bij uw geluidsapparatuur.

Probleem Procedure

Geen geluid hoorbaar Controleer de volume-instellingen in de software.

Ga na of de hoofdtelefoon stevig is aangesloten.

Als de problemen aanhouden, neemt u contact op met uw dealer.

Monitor

Raadpleeg tevens hoofdstuk 8, Optionele apparaten

, en de documentatie bij uw monitor.

Probleem Procedure

Monitor kan niet worden ingeschakeld

Controleer of de aan/uit-schakelaar van de externe monitor op aan staat. Ga na of het netsnoer van de monitor op het stopcontact is aangesloten.

Het scherm blijft leeg Stel het contrast en de helderheid op de externe monitor bij.

Druk op de sneltoets Fn + F5 om de beeldschermprioriteit te wijzigen, zodat deze niet op het interne beeldscherm is ingesteld.

Gebruikershandleiding 9-15

Problemen oplossen

Probleem

Beeldschermfout

Procedure

Controleer of de kabel tussen de monitor en de externe computer stevig is bevestigd.

Als de problemen aanhouden, neemt u contact op met uw dealer.

Modem

Probleem

Communicatiesoftware kan de modem niet initialiseren

U hoort een kiestoon maar u kunt niet bellen

Procedure

Controleer of de modeminstellingen van de computer correct zijn. Raadpleeg Telefoon- en modemopties in Configuratiescherm.

Als u een PBX-verbinding gebruikt, dient u te zorgen dat de functie voor toonkeuzedetectie van de toepassing is uitgeschakeld.

U kunt tevens de opdracht ATX gebruiken.

U hebt een nummer gebeld, maar er kan geen verbinding worden gemaakt

Controleer of de instellingen in de communicatietoepassing correct zijn.

U hoort geen belsignaal na het bellen van een nummer.

Controleer of de keuzemethode (toon/puls) in de communicatietoepassing correct is ingesteld.

U kunt tevens de opdracht ATD gebruiken.

De communicatie wordt plotseling afgebroken

De communicatie wordt automatisch afgebroken wanneer een bepaalde tijd lang geen draaggolf is waargenomen. Probeer de tijdlimiet voor draaggolfdetectie te verlengen.

Een wordt snel opgevolgd door

CONNECT

-bericht

NO CARRIER

Verstoorde tekenweergave tijdens communicatie

Controleer de instelling voor foutcontrole

(error control) in de communicatietoepassing.

U kunt ook de opdracht AT\N gebruiken.

Controleer of de instellingen voor het pariteitsbit en het stopbit (voor gegevenstransmissie) corresponderen met die van de remote computer.

Controleer de transportbesturing (flow control) en het communicatieprotocol.

U kunt een binnenkomende oproep niet ontvangen

Controleer in de communicatie-toepassing na hoeveel belsignalen een oproep automatisch wordt beantwoord.

U kunt tevens de opdracht ATS0 gebruiken.

Als de problemen aanhouden, neemt u contact op met uw dealer.

Gebruikershandleiding 9-16

Problemen oplossen

LAN

Probleem

Kan geen toegang krijgen tot het LAN

Procedure

Controleer of de kabel tussen de LAN-poort en de LAN-hub stevig is aangesloten.

Als de problemen aanhouden, raadpleeg dan de LAN-beheerder.

Draadloos LAN

Als u na het uitvoeren van de volgende procedure nog steeds geen toegang tot het LAN hebt, neemt u contact op met de netwerkbeheerder.

Raadpleeg hoofdstuk 4,

Basisbeginselen , voor meer informatie over

draadloze communicatie.

Probleem

Kan geen toegang krijgen tot draadloos

LAN

Procedure

Controleer of de schakelaar voor draadloze communicatie van de computer op aan staat.

Als de problemen aanhouden, neem dan contact op met de LAN-beheerder.

De functie voor draadloos LAN is niet op alle modellen beschikbaar.

Sensor voor vingerafdrukken

Probleem

De vingerafdruk wordt niet correct gelezen

Procedure

Probeer het opnieuw op de juiste manier.

Raadpleeg

De sensor voor vingerafdrukken

(optioneel) gebruiken in hoofdstuk 4,

Basisbeginselen

.

Voer het herkenningsproces opnieuw uit met een andere opgeslagen vinger.

De vingerafdruk kan niet worden gelezen vanwege verwondingen aan de vinger

Voer het herkenningsproces opnieuw uit met een andere opgeslagen vinger.

Als de vingerafdruk van geen enkele opgeslagen vinger kan worden gelezen, meldt u zich ditmaal aan door het wachtwoord in te voeren via het toetsenbord.

Als de problemen aanhouden, neemt u contact op met uw dealer.

Gebruikershandleiding 9-17

Problemen oplossen

Probleem

Opstartbeveiliging via vingerafdrukken of enkelvoudige aanmelding via vingerafdrukken kan niet worden ingeschakeld

Opstartbeveiliging via vingerafdrukken werkt niet

Procedure

Gebruik TOSHIBA HW Setup om uw gebruikerswachtwoord te registreren, als dat nog niet was gebeurd.

Controleer of u uw vingerafdruk hebt geregistreerd in het Windows-account.

Stel het gebruikerswachtwoord in via het

TOSHIBA HW Setup en start het systeem opnieuw op.

Plaats een vinkje in "Opstartbeveiliging via vingerafdrukverificatie inschakelen" bij de instelling voor de TrueSuite Access Manager.

ExpressCard

Raadpleeg ook hoofdstuk 8, Optionele apparaten

.

Probleem

ExpressCard-fout

Procedure

Plaats de ExpressCard opnieuw om te zorgen dat deze stevig vastzit.

Controleer of er een stevige verbinding is tussen het externe apparaat en de kaart.

Lees de documentatie bij de kaart na.

Als de problemen aanhouden, neemt u contact op met uw dealer.

Gebruikershandleiding 9-18

Problemen oplossen

TOSHIBA-ondersteuning

Als u extra technische hulp nodig hebt of als u problemen hebt bij het gebruik van de computer, kunt u contact opnemen met TOSHIBA.

Voordat u opbelt

Aangezien sommige problemen wellicht te wijten zijn aan het besturingssysteem of het programma dat u gebruikt, is het belangrijk om eerst andere hulpbronnen te raadplegen. Probeer voordat u contact met

TOSHIBA opneemt eerst het volgende:

■ Bestudeer de informatie over probleemoplossing in de documentatie bij de software en randapparaten.

■ Als een probleem optreedt tijdens de uitvoering van softwareprogramma’s, zoekt u in de softwaredocumentatie naar suggesties voor het oplossen van problemen. Neem zo nodig contact op met de afdeling voor technische support van het softwarebedrijf.

■ Neem contact op met de dealer waarbij u de computer en/of software hebt gekocht. Uw dealer is de aangewezen bron van up-to-date informatie.

Schrijven naar TOSHIBA

Kunt u het probleem nog altijd niet verhelpen en vermoedt u dat het te maken heeft met de hardware, schrijf dan een brief aan TOSHIBA.

Het adres vindt u in de bijgeleverde garantie-informatie of op http://www.toshiba-europe.com

.

Gebruikershandleiding 9-19

Specificaties

Bijlagen A

Specificaties

Deze bijlage verschaft een overzicht van de technische kenmerken van de computer.

Werkomgeving

Hoogte (vanaf zeeniveau)

In werking

Omgevingstemperatuur

5 °C tot 35 °C

Relatieve vochtigheid 20% tot 80%

0 tot 3000 meter

Buiten werking

-20 °C tot 60 °C

10% tot 90%

-60 tot 10000 meter

Stroomvoorziening

Netadapter

Computer

100-240 volt AC

50 of 60 hertz (cycli per seconde)

19 V DC (gelijkstroom)

Ingebouwd modem

Network control unit (NCU)

Type NCU

Type lijn

AA

Telefoonlijn (alleen analoog)

Keuzesysteem Puls

Toon

Besturingsopdracht AT-opdrachten

EIA-578-opdrachten

Controlefunctie Luidspreker van de computer

Gebruikershandleiding A-1

Specificaties

Communicatiespecificaties

Communicatiesysteem

Data: Fullduplex

Fax: Halfduplex

Communicatieprotocol

Communicatiesnelheid

Verzendniveau

Gegevens

ITU-T-Rec

(voorheen CCITT)

Bell

Fax:

ITU-T-Rec

(voorheen CCITT)

V.21/V.22/V.22bis/V.32/

V.32bis/V.34/V.90/V.92

103/212A

V.17/V.29/V.27ter/V.21 ch2

Gegevensverzending en -ontvangst

300/1200/2400/4800/7200/9600/12000/14400/

16800/19200/21600/24000/26400/28800/ 31200/

33600 bps

Gegevensontvangst alleen met V.90

28000/29333/30666/32000/33333/34666/ 36000/

37333/38666/40000/41333/42666/ 44000/45333/

46666/48000/49333/50666/ 52000/53333/54666/

56000 bps

Fax

2400/4800/7200/9600/12000/14400 bps

-10 dBm

Ontvangstniveau

Invoer-/ uitvoerimpedantie

-10 tot -40 dBm

600 ohm ±30%

Foutcorrectie

Datacompressie

Voeding

MNP klasse 4 en ITU-T V.42

MNP klasse 5 en ITU-T V.42bis

+3,3 V (geleverd door computer)

Gebruikershandleiding A-2

Beeldschermcontroller en videomodi

Bijlagen B

Beeldschermcontroller en videomodi

Beeldschermcontroller

De beeldschermcontroller zet software-opdrachten om in hardwareopdrachten die bepaalde pixels in- of uitschakelen.

De controller is een geavanceerde VGA (Video Graphics Array)-kaart die

SVGA (Super VGA) en XGA (Extended Graphics Array) ondersteunt voor het interne LCD-scherm en externe monitors.

Een externe monitor met hoge resolutie die op de computer is aangesloten, kan maximaal 2048 horizontale en 1536 verticale pixels met 16 miljoen kleuren weergeven.

De schermcontroller bestuurt tevens de videomodus, die de schermresolutie en het maximum aantal kleuren op het beeldscherm bepaalt op basis van industriestandaardregels.

Software die voor een bepaalde videomodus is geschreven, kan worden gebruikt op elke computer die deze modus ondersteunt.

De schermcontroller van de computer ondersteunt alle SVGA- en XGAmodi, de meest gangbare industrienormen.

Videomodi

De computer ondersteunt de videomodi die zijn gedefinieerd in de volgende tabel. Als uw toepassing de keuze biedt uit een aantal modusnummers die niet overeenstemmen met de nummers in de tabel, selecteert u een modus op basis van resolutie, aantal kleuren en verversingsfrequenties.

Gebruikershandleiding B-1

Beeldschermcontroller en videomodi

Resolutie van CRTscherm

800 × 600

1024 × 768

1280 × 800

1

1280 × 1024

1600 × 1200

1920 × 1440

2048 × 1538

16 bpp

32 bpp

16 bpp

32 bpp

16 bpp

32 bpp

16 bpp

32 bpp

Kleurdiepte

(bpp)

16 bpp

32 bpp

16 bpp

32 bpp

16 bpp

32 bpp

Verversingsfrequentie

(Hz)

60, 75, 85, 100

60, 75, 85, 100

60, 75, 85, 100

60, 75, 85, 100

60

60

60, 75, 85, 100

60, 75, 85, 100

60, 75, 85, 100

60, 75, 85, 100

60, 75

60, 75

60

60

1. Alleen voor Intel/LCD-scherm

* Alleen de externe monitor kan de vernieuwingsfrequentie wijzigen (Hz).

■ Mogelijk worden afhankelijk van de externe monitor die u gebruikt bepaalde weergavemodi niet ondersteund.

■ Als u bepaalde toepassingen uitvoert (zoals een 3D-toepassing, videoweergave of iets dergelijks), kunt u storingen op het scherm zien, zoals flikkering of weggevallen frames. Als dat het geval is, past u de schermresolutie aan: u verlaagt de resolutie tot het beeld goed wordt weergegeven. U zou dit probleem ook kunnen verhelpen door

Windows Aero™ uit te schakelen.

Gebruikershandleiding B-2

Draadloos LAN

Bijlagen C

Draadloos LAN

Kaartspecificaties

Type kaart

Compatibiliteit

Mini PCI TypeIII

■ IEEE 802.11-norm voor draadloze LAN’s

■ Wi-Fi (Wireless Fidelity), gecertificeerd door de Wi-Fi Alliance.

Het logo "Wi-Fi CERTIFIED" is een keurmerk van de Wi-Fi Alliance.

■ Microsoft

®

Windows

®

Networking Netwerkbesturingssysteem

Media Access

Protocol

■ CSMA/CA (Collision Avoidance) met

Acknowledgement (ACK)

Gegevenssnelheid ■ 54/48/36/24/18/12/9/6 Mb/s (IEEE 802.11a/g)

■ 11/5,5/2/1 Mb/s (IEEE 802.11b)

De functie voor draadloos LAN is niet op alle modellen beschikbaar.

Radiospecificaties

De radiospecificaties van Wireless LAN-kaarten kunnen variëren per:

■ land/regio waarin het product is aangeschaft

■ type product

Draadloze communicatie is vaak gebonden aan plaatselijke voorschriften voor radiocommunicatie. Hoewel de Wireless LAN-netwerkproducten zijn ontworpen voor gebruik op de vrij toegankelijk band 2,4 GHz en 5 GHz, is het mogelijk dat onder plaatselijke radiovoorschriften beperkingen worden gesteld aan het gebruik van apparatuur voor draadloze communicatie.

RF-frequentie ■ Band 2,4 GHz (2400-2497 MHz) voor

802.11b/g/n (conceptversie)

■ Band 5 GHz (5150-5850 MHz) voor

802.11a/n (conceptversie)

Gebruikershandleiding C-1

Draadloos LAN

Modulatietechniek ■ DSSS-CCK, DSSS-DQPSK, DSSS-DBPSK

(IEEE 802.11b)

■ OFDM-BPSK, OFDM-QPSK, OFDM-

16QAMOFDM-16QAM (IEEE802.11a/g)

Het bereik van het draadloze signaal is afhankelijk van de verzendsnelheid van het apparaat met draadloze communicatie. Communicatie bij lagere verzendsnelheden kan langere afstanden overbruggen.

■ Het bereik van uw draadloze apparaten kan worden aangetast wanneer de antennes in de buurt van metalen oppervlakken en materialen met een hoge dichtheid worden geplaatst.

■ Het bereik kan eveneens afnemen als gevolg van obstakels op het pad van het radiosignaal. Deze obstakels kunnen het radiosignaal namelijk absorberen of reflecteren.

Ondersteunde subfrequenties

Afhankelijk van de radiovoorschriften die in uw land/regio van kracht zijn, is het mogelijk dat uw Wireless LAN-kaart een afwijkende groep 2,4 GHzkanalen ondersteunt. Neem contact op met een bevoegde dealer in draadloze LAN-artikelen of TOSHIBA-dealer voor informatie over de radiovoorschriften die in uw land/regio van kracht zijn.

Wireless IEEE 802.11-kanalen (Revisie B, G en N [concept])

5

6

3

4

Frequentiebereik Kanaal-id 2400-2483,5 MHz

1

2

2412

2417

2422

2427

2432

2437

7

8

9

10

2442

2447

2452

2457

11

12

13

2462

2467*

1

2472*

1

*1 Controleer of deze kanalen in uw land/regio kunnen worden gebruikt.

Gebruikershandleiding C-2

Draadloos LAN

Tijdens de installatie van Wireless LAN-kaarten worden de kanalen als volgt geconfigureerd:

■ Voor draadloze clients in een Wireless LAN-infrastructuur start de

Wireless LAN-kaart automatisch met het kanaal dat wordt aangeduid door het Wireless LAN-accesspoint. Wanneer u wisselt tussen verschillende accesspoints, kan het station zo nodig automatisch overschakelen op een ander kanaal.

■ In een Wireless LAN-accesspoint gebruikt de Wireless LAN-kaart het door de fabrikant ingestelde standaardkanaal (vetgedrukt), tenzij de

LAN-beheerder tijdens de configuratie van het Wireless LANaccesspoint een ander kanaal heeft geselecteerd.

Gebruikershandleiding C-3

Het netsnoer en de voedingsaansluitingen

Bijlagen D

Het netsnoer en de voedingsaansluitingen

De stekker van het netsnoer moet compatibel zijn met de diverse internationale wandcontactaansluitingen en het netsnoer moet voldoen aan de normen van het land/gebied waarin het wordt gebruikt. Alle snoeren moeten voldoen aan de volgende specificaties:

Lengte:

Kabeldikte:

Stroomsterktespecificatie:

Spanningsspecificatie:

Minimaal 1,7 meter

Minimaal 0,75 mm

2

Minimaal 2,5 ampère

125 of 250 VAC (wisselstroom) (al naar gelang de netspanning die in het land/gebied wordt gebruikt)

Keurmerken

V.S. en Canada: Goedgekeurd door UL en CSA

No. 18 AWG, Type SVT of SPT-2 dubbelgeleider

Australië: AS

Japan: DENANHO

Europa:

Oostenrijk:

België:

Denemarken:

Finland:

Frankrijk:

Duitsland

OVE

CEBEC

DEMKO

SETI

UTE

VDE

Italië:

Nederland:

Noorwegen:

Zweden:

Zwitserland:

IMQ

KEMA

NEMKO

SEMKO

SEV

Verenigd Koninkrijk: BSI

In Europa moet gebruik worden gemaakt van netsnoeren van het type

VDE, H05VVH2-F (dubbelgeleider).

Gebruikershandleiding D-1

Het netsnoer en de voedingsaansluitingen

Voor de Verenigde Staten en Canada moeten stekkers de configuratie

2-15P (250 V) of 1-15P (125 V) hebben, conform het U.S. National

Electrical Code Handbook en de Canadian Electrical Code Part II.

Hieronder worden de netstekkers weergegeven die u nodig hebt in de

Verenigde Staten en Canada, het Verenigd Koninkrijk, Australië en Europa.

VS en Canada Verenigd Koninkrijk

Conform UL

Conform CSA

Australië

Goedgekeurd door BS

Europa

Goedgekeurd door AS Goedgekeurd door de desbetreffende instantie

Gebruikershandleiding D-2

Juridische verklaring

Bijlagen E

Juridische verklaring

In dit hoofdstuk vindt u informatie over de juridische verklaring met betrekking tot TOSHIBA-computers. In de tekst in deze handleiding wordt

*XX gebruikt om aan te geven welke beschrijving van een juridische verklaring betrekking heeft op TOSHIBA-computers.

Beschrijvingen met betrekking tot deze computer zijn in deze handleiding gemarkeerd met een blauwe *XX. Als u op *XX klikt, wordt de betreffende beschrijving weergegeven.

Pictogrammen die niet van toepassing zijn

Bepaalde computerchassis zijn zodanig ontworpen dat deze alle mogelijke configuraties voor een volledige productserie kunnen huisvesten.

Uw geselecteerde model heeft mogelijk niet alle voorzieningen en specificaties die corresponderen met de pictogrammen of schakelaars op het computerchassis.

CPU

Juridische verklaring met betrekking tot CPU-prestaties.

De prestaties van de CPU (Central Processing Unit ofwel Centrale

Verwerkingseenheid) in uw computer kunnen afwijken van de specificaties, onder invloed van de volgende factoren:

■ gebruik van bepaalde externe randapparaten

■ gebruik van de accu in plaats van netstroom

■ gebruik van bepaalde multimedia, door de computer gegenereerde afbeeldingen of videotoepassingen

■ gebruik van standaardtelefoonlijnen of langzame netwerkverbindingen

■ gebruik van complexe ontwerpsoftware, bijvoorbeeld geavanceerde

CAD-toepassingen

■ gelijktijdig gebruik van verschillende toepassingen of functies

■ gebruik van de computer in gebieden met lage luchtdruk

(grote hoogte >1000 meter boven zeeniveau)

Gebruikershandleiding E-1

Juridische verklaring

■ gebruik van de computer bij temperaturen onder 5 °C of boven 30 °C of boven 25 °C op grote hoogte (deze temperatuurlimieten zijn niet nauwkeurig en kunnen per model verschillen. Raadpleeg voor meer informatie de documentatie bij uw pc of de website van TOSHIBA op http://www.pcsupport.toshiba.com

).

De CPU-prestaties kunnen bovendien afwijken van de specificaties als gevolg van de ontwerpconfiguratie.

In bepaalde omstandigheden kan het gebeuren dat de computer wordt uitgeschakeld. Dit is een normale beschermende maatregel ter voorkoming van gegevensverlies of beschadiging van het product bij gebruik buiten de aanbevolen omstandigheden. Vermijd het risico van gegevensverlies door altijd back-ups van gegevens te maken. Dit doet u door de gegevens van tijd tot tijd op een extern opslagmedium op te slaan. Voor optimale prestaties dient u uw computer alleen onder de aanbevolen omstandigheden te gebruiken. Raadpleeg de documentatie van het product voor verdere beperkingen. Neem voor meer informatie contact op met de TOSHIBA-afdeling voor service en ondersteuning. Raadpleeg het

gedeelte TOSHIBA-ondersteuning

in hoofdstuk 9, Problemen oplossen ,

voor meer informatie.

64-bits computergebruik

64-bits processors zijn geschikt voor gebruik in 32- en 64-bits computers.

64-bits computers moeten voldoen aan de volgende hardware- en softwarevereisten:

■ 64-bits besturingssysteem

■ 64-bits processor, chipset en BIOS (Basic Input/Output System, basis invoer-uitvoersysteem)

■ 64-bits apparaatstuurprogramma's

■ 64-bits toepassingen

Bepaalde apparaatstuurprogramma's en/of toepassingen zijn mogelijk niet compatibel met 64-bits processors en werken daarom niet correct.

Een 32-bits versie van het besturingssysteem is vooraf geïnstalleerd op uw computer tenzij expliciet wordt vermeld dat het besturingssysteem

64-bits is.

Hoofdgeheugen

Een deel van het hoofdgeheugen van de computer kan worden gebruikt door het grafische systeem om de grafische prestaties te verbeteren.

Dit vermindert de hoeveelheid hoofdgeheugen die voor andere computeractiviteiten beschikbaar is. De hoeveelheid hoofdgeheugen die wordt toegewezen om de graphics te ondersteunen, hangt af van het grafische systeem, de gebruikte toepassingen, de grootte van het systeemgeheugen en andere factoren. Voor computers die zijn geconfigureerd met 4 GB systeemgeheugen is de totale geheugenruimte voor computeractiviteiten aanzienlijk kleiner en varieert deze per model en systeemconfiguratie.

Gebruikershandleiding E-2

Juridische verklaring

Levensduur van de accu

De levensduur van de accu is sterk afhankelijk van het productmodel, de configuratie, de toepassingen, de instellingen en functies voor energiebeheer en de natuurlijke prestatieverschillen die afhankelijk zijn van het ontwerp van individuele onderdelen. Bepaalde modellen en configuraties die door TOSHIBA vóór het tijdstip van publicatie zijn getest, worden geleverd met een classificatie voor de gebruiksduur van de accu.

De tijd die benodigd is voor het opladen is afhankelijk van het gebruik.

De accu wordt mogelijk niet opgeladen als de computer maximale stroom verbruikt.

Als de accu vaak is opgeladen, worden de capaciteit en de prestaties minder en moet de accu worden vervangen. Dit is gebruikelijk bij alle accu's. Raadpleeg de informatie over accessoires die is meegeleverd met de computer als u een nieuwe accu-eenheid wilt aanschaffen.

Capaciteit van vasteschijfstation (HDD)

1 Gigabyte (GB) is 10 9 = 1.000.000.000 bytes, genoteerd als een macht van 10. Het besturingssysteem van de computer gebruikt echter het binaire talstelsel en definieert de opslagcapaciteit dus als volgt: 1 GB = 2 30

1.073.741.824 bytes. Hierdoor wordt een lagere opslagcapaciteit weergegeven. De beschikbare opslagcapaciteit is minder als er op

= het product een of meer besturingssystemen al geïnstalleerd zijn, zoals Microsoft Windows, en/of een of meer toepassingen vooraf zijn geïnstalleerd. De werkelijke capaciteit na formatteren kan per model verschillen.

LCD

Na verloop van tijd en afhankelijk van het gebruik van de computer, neemt de helderheid van het LCD-scherm af. Dit is een bekend kenmerk van de LCD-technologie.

Maximale helderheid is alleen beschikbaar wanneer de computer op netvoeding wordt gebruikt. Het beeldscherm wordt gedimd wanneer computer op accu-energie wordt gebruikt. Het is niet mogelijk de helderheid van het scherm te vergroten.

GPU (Graphics Processor Unit)

De prestaties van de Graphics Processing Unit ("GPU") wisselen al naar gelang het productmodel, de ontwerpconfiguratie, de toepassingen, de instellingen voor energiebeheer en de gebruikte instellingen en functies.

De GPU-prestaties worden alleen geoptimaliseerd wanneer het apparaat op netstroom werkt. De prestaties zijn aanzienlijk minder wanneer de accu wordt gebruikt.

Gebruikershandleiding E-3

Juridische verklaring

Draadloos LAN

De verzendsnelheid via het draadloos LAN en het maximale bereik van draadloos LAN kunnen variëren al naar gelang de elektromagnetische omgeving, obstakels, ontwerp en configuratie van toegangspunten, clientontwerp en software-/hardwareconfiguratie. [54 Mbps is de theoretische maximumsnelheid volgens de IEEE802.11-norm (a/b/g).]

De werkelijke verzendsnelheid zal lager zijn dan de theoretische maximumsnelheid.

Kopieerbeveiliging

Toepasselijke standaards ter bescherming van het auteursrecht in sommige media verhindert mogelijk het weergeven en opnemen van die media.

Afbeeldingen

Alle afbeeldingen zijn gesimuleerd voor illustratiedoeleinden.

Gebruikershandleiding E-4

Als uw computer wordt gestolen

Bijlagen F

Als uw computer wordt gestolen

Ga verantwoord met uw computer om en probeer diefstal te verhinderen.

U bent de eigenaar van een waardevol apparaat dat zeer aantrekkelijk is voor dieven. Laat het dus nooit onbeheerd achter. Extra bescherming tegen diefstal is verkrijgbaar in de vorm van beveiligingskabels, waarmee u de notebook thuis of op kantoor aan een zwaar voorwerp kunt verankeren.

Noteer het type, modelnummer en serienummer van uw computer en bewaar deze gegevens op een veilige plaats. Deze informatie is te vinden op de onderkant van de notebook. Bewaar tevens het ontvangstbewijs voor de computer.

Mocht de computer ondanks uw voorzorgsmaatregelen toch worden gestolen , dan zullen we u helpen hem terug te vinden. Ter identificatie van uw computer dient u de volgende informatie paraat te hebben wanneer u contact opneemt met TOSHIBA:

■ In welk land is uw computer gestolen?

■ Wat is het type van uw computer?

■ Wat is het modelnummer (PA-nummer)?

■ Wat is het serienummer (8 cijfers)?

■ Op welke datum is de computer gestolen?

■ Wat is uw adres, telefoonnummer en faxnummer?

Volg deze procedures om de diefstal op papier te registreren:

■ Op de volgende pagina vindt u het formulier voor TOSHIBAdiefstalregistratie: vul dit formulier (of een kopie hiervan) in.

■ Voeg een kopie van uw ontvangstbewijs bij waarop wordt aangegeven waar u de computer hebt gekocht.

■ Stuur het registratieformulier en ontvangstbewijs per fax of post naar

TOSHIBA (de adresgegevens vindt u op de volgende pagina).

Volg deze procedures om de diefstal online te registreren:

■ Ga naar http://www.toshiba-europe.com

op internet. Kies in de lijst met productcategorieën Computer Systems .

■ Open het menu Support & Downloads en kies de optie Stolen units database .

Gebruikershandleiding F-1

Als uw computer wordt gestolen

De gegevens die u invoert, worden in onze servicecenters gebruikt om uw computer op te sporen.

TOSHIBA-diefstalregistratie

Aan: TOSHIBA Europe GmbH

Technical Service and Support

Leibnizstr. 2

93055 Regensburg

Duitsland

Faxnummer: +49 (0) 941 7807 921

Land waarin computer is gestolen:

Type computer:

(bijv. Satellite U400)

Modelnummer:

(bijv. PSU40EYXT)

Serienummer:

(bijv. 12345678G)

Datum waarop computer is gestolen:

Jaar Maand Dag

Gegevens van eigenaar

Achternaam, voornaam:

Firma:

Adres:

Postcode/plaatsnaam:

Land:

Telefoon:

Fax:

Gebruikershandleiding F-2

Woordenlijst

Woordenlijst

In deze woordenlijst worden onderwerpen toegelicht die verband houden met deze handleiding. Alternatieve benamingen zijn ter referentie opgenomen.

Afkortingen

AACS: advanced access content system

AC: Alternating Current (wisselstroom)

ACPI: Advanced Configuration and Power Interface

AMT: Intel Active Management Technology

ASCII: American Standard Code for Information Interchange

BIOS: basic input output system bps: bits per seconde.

CD: compact disc

CD-ROM: Compact Disc Read-Only Memory

CD-RW: Compact Disc-ReWritable

CMOS: complementary metal-oxide semiconductor

CPU: central processing unit (centrale verwerkingseenheid)

CRT: cathode ray tube (kathodestraalbuis)

DC: direct current (gelijkstroom)

DDC: display data channel (schermgegevenskanaal)

DDR: double data rate

DIMM: dual inline memory module

DVD: digital versatile disc

DVD-R: Digital Versatile Disc-Recordable

DVD-RAM: Digital Versatile Disc Random Access Memory

DVD-R (Dual Layer): Digital Versatile Disc Recordable Dual Layer

DVD-ROM: Digital Versatile Disc-Read Only Memory

DVD-RW: Digital Versatile Disc ReWritable

DVD+R (Double Layer): Digital Versatile Disc Recordable Double Layer

FDD: Floppy Diskette Drive (diskettestation)

FIR: fast infrared

Gebruikershandleiding Woordenlijst-1

Woordenlijst

GB: gigabyte

HDD: hard disk drive (vasteschijfstation)

HD DVD: High Definition DVD

HDCP: high-bandwidth digital content protection

HDMI: high definition multimedia interface

HDMI-CEC: high definition multimedia interface consumer electronics control

IDE: integrated drive electronics

IEEE: Institute of Electrical and Electronics Engineers

IMSM: Intel Matrix Storage Manager

I/O: input/output (invoer/uitvoer)

IRQ: interrupt request (onderbrekingsinstructie)

KB: kilobyte

LAN: local area network (lokaal netwerk)

LCD: liquid crystal display

LED: light emitting diode (statuslampje)

MB: megabyte

MMC: multi media card

OCR: optical character recognition (optische tekenherkenning)

PC: personal computer

PCI: peripheral component interconnect

RAM: random access memory

RGB: rood, groen en blauw

ROM: read only memory (alleen lezen geheugen)

RTC: real time clock (realtime klok)

S/P DIF: Sony/Philips Digital Interface Format

SDRAM: synchronous dynamic random access memory

SLI: Scalable Link Interface

SO-DIMM: small-outline dual in-line memory module

SSD: Solid state drive (geheugenkaart)

TFT: thin film transistor (dunne-filmtransistor)

USB: universal serial bus

UXGA: Ultra Extended Graphics Array

VGA: video graphics array

WAN: wide area network

WSXGA: wide super extended graphics array

WSXGA+: wide super extended graphics array plus

WUXGA: Wide Ultra Extended Graphics Array

WXGA: wide extended graphics array

WXGA+: wide extended graphics array plus

XGA: Extended Graphics Array

Gebruikershandleiding Woordenlijst-2

Woordenlijst

A

AACS: een standaard voor kopieerbeveiliging die wordt gebruikt voor HD

DVD. Deze standaard beheert het kopiëren en de uitvoer.

aanwijsapparaat: een willekeurig apparaat, bijvoorbeeld een TouchPad of een muis, waarmee u de cursor op het scherm kunt bewegen.

AC (wisselstroom): elektrische stroom die periodiek van richting verandert.

adapter: een apparaat dat zorgt voor een compatibele verbinding tussen twee apparaten. De adapter van het ingebouwde scherm van de computer ontvangt bijvoorbeeld informatie van de software en vertaalt dit naar beelden op het scherm. Een adapter kan variëren van een microprocessor tot een eenvoudige connector: een intelligente adapter (die in staat is gegevens te verwerken) wordt ook wel een controller genoemd.

alfanumeriek: toetsenbordtekens met inbegrip van letters, cijfers en andere symbolen, zoals leestekens of rekenkundige symbolen.

analoog signaal: een signaal waarvan de kenmerken, zoals amplitude en frequentie, evenredig variëren met (analoog zijn met) de te verzenden waarde. In spraakcommunicatie worden analoge signalen gebruikt.

apparaatstuurprogramma: een programma ("driver" genoemd) waarmee een computer kan communiceren met een ander apparaat.

ASCII: American Standard Code for Information Interchange. ASCII is een reeks van 256 binaire codes die de meest gangbare letters, cijfers en symbolen vertegenwoordigen.

B back-up: een kopie van een bestand, gewoonlijk op een verwisselbare schijf, die wordt bewaard in het geval dat het originele bestand beschadigd of zoek raakt.

beeldscherm: een CRT-scherm, LCD-scherm of ander weergaveapparaat dat wordt gebruikt om de computeruitvoer op weer te geven.

bestand: een verzameling verwante gegevens, programma's of beide.

besturingssysteem: een groep programma’s die bepaalt hoe een computer werkt. Het besturingssysteem zorgt bijvoorbeeld voor het interpreteren van programma's, het maken van gegevensbestanden en het besturen van de gegevensoverdracht (invoer/uitvoer) tussen het geheugen en het randapparaat.

binair: talstelsel met grondtal twee dat door de meeste digitale computers wordt gebruikt en waarin de getallen door nullen en enen worden voorgesteld. Het meest rechtse cijfer van een binair getal heeft de waarde 1, en de respectievelijke cijfers daarnaast 2, 4, 8, 16 enzovoort. Bijvoorbeeld: het getal 5 wordt in het binaire stelsel als 101 voorgesteld. Zie ook ASCII.

Gebruikershandleiding Woordenlijst-3

Woordenlijst

BIOS: Basic Input/Output System. De firmware die de gegevensstroom binnen de computer reguleert. Zie ook firmware.

bit: afgeleid van "binary digit" (binair cijfer), de basiseenheid van informatie die de computer gebruikt. Een bit kan de waarde 0 of 1 hebben.

Acht bits vormen samen één byte. Zie ook byte en megabyte.

Bluetooth: Een radiotechnologie met een kort bereik die is ontworpen om draadloze communicatie tussen computers, communicatieapparatuur en internet te vereenvoudigen.

boot disk: zie systeemschijf.

bootable disk: zie systeemschijf.

bps: bits per seconde. Meestal gebruikt ter aanduiding van de gegevensoverdrachtsnelheid van een modem.

buffer: het gedeelte van het computergeheugen waarin gegevens tijdelijk worden opgeslagen. Bij gegevensoverdracht dienen buffers vaak ter compensatie voor het verschil in stroomsnelheid tussen twee apparaten.

bus: Een interface voor verzending van signalen, gegevens of elektrische stroom.

byte: de weergave van één teken. Een reeks van acht bits die als een eenheid wordt behandeld; tevens de kleinste adresseerbare eenheid in het systeem.

C cachegeheugen: een deel van een zeer snel geheugen waarin veelgebruikte informatie wordt gekopieerd voor snelle toegang.

Gegevens openen vanuit cache gaat sneller dan vanuit het hoofdgeheugen van de computer. Zie ook L1 cache, L2 cache.

capaciteit: de hoeveelheid gegevens die kan worden opgeslagen op een magnetisch opslagmedium zoals een diskette of vaste schijf. De capaciteit wordt doorgaans uitgedrukt in kilobytes (KB), megabytes

(MB) en gigabytes (GB), waarbij KB = 1024 bytes, 1 MB = 1024 KB en 1 GB = 1024 MB.

CardBus: een standaardbus voor 32-bits PC-kaarten.

CD: een afzonderlijke compact disc. Zie ook CD-ROM.

CD-R: een Compact Disc-Recordable-schijf, die eenmaal kan worden beschreven en meermaals kan worden gelezen. Zie ook CD-ROM.

CD-ROM: een Compact Disc-Read Only Memory-schijf is een schijf met een hoge capaciteit die kan worden gelezen maar niet kan worden beschreven. Het CD-ROM-station gebruikt een laserstraal om gegevens van de disc te lezen.

CD-RW: een Compact Disc-Read/Write-schijf, die vele malen opnieuw kan worden beschreven en waar meermaals van kan worden gelezen.

Zie ook CD-ROM.

chassis: de behuizing waarin de computer is gemonteerd.

chip: een kleine halfgeleider waarop schakelingen zijn aangebracht ten behoeve van gegevensverwerking, geheugen, I/O-functies en het besturen van andere chips.

Gebruikershandleiding Woordenlijst-4

Woordenlijst

CMOS: Complementary Metal-Oxide Semiconductor. Een elektronische schakeling die op een stukje silicone is aangebracht en die heel weinig stroom nodig heeft. Geïntegreerde schakelingen die compatibel zijn met de CMOS-technologie, kunnen dicht bijeen worden geplaatst en zijn uiterst betrouwbaar.

COM1, COM2, COM3 en COM4: de namen voor de seriële en communicatiepoorten.

compatibiliteit: 1) het vermogen van een computer om gegevens op dezelfde manier te gebruiken als een andere computer zonder deze gegevens of de gegevensindeling te hoeven wijzigen. 2) de mogelijkheid om een apparaat aan te sluiten op of te laten communiceren met een ander systeem of onderdeel.

computerprogramma: een reeks instructies die de computer uitvoert om een bepaald resultaat te bereiken.

computersysteem: een combinatie van hardware, software, firmware en randapparaten die dient voor het verwerken van gegevens.

configuratie: de specifieke onderdelen van het systeem (zoals de terminal, printer en schijfstations) en de instellingen die bepalen hoe het systeem werkt. De systeemconfiguratie kan met het programma

HW Setup worden beheerd.

controller: ingebouwde hardware en software die de functies van een specifiek intern of randapparaat besturen (bijvoorbeeld een toetsenbordcontroller).

CPU: Central Processing Unit (centrale verwerkingseenheid). Het onderdeel van de computer dat instructies interpreteert en uitvoert.

CRT: Cathode Ray Tube. Een vacuümbuis waarin een elektronenbundel een scherm aftast dat met een fluorescerend laagje is bedekt, waardoor lichtpuntjes ontstaan. De CRT-techniek wordt bijvoorbeeld gebruikt in TV's.

cursor: een klein, knipperend blokje of streepje dat de huidige invoerpositie op het beeldscherm aanduidt.

D

DC: Direct Current (gelijkstroom). Elektrische stroom die in één richting loopt. Dit type stroom wordt normaal gesproken door accu’s en batterijen geleverd.

dialoogvenster: een venster dat invoer van de gebruiker accepteert om systeeminstellingen te maken of andere gegevens vast te leggen.

diskette: een verwisselbare schijf voor het opslaan van magnetisch gecodeerde gegevens.

diskettestation: een elektromechanisch apparaat dat gegevens van een diskette leest en ernaar wegschrijft.

documentatie: de handleidingen en/of andere schriftelijke instructies voor de gebruikers van een computersysteem of -toepassing.

De documentatie bij computersystemen omvat normaal gesproken zowel informatie over systeemfuncties als stapsgewijze instructies en zelfstudiemateriaal.

Gebruikershandleiding Woordenlijst-5

Woordenlijst dubbelklikken: het snel twee keer achter elkaar indrukken en loslaten van de primaire knop op het aanwijsapparaat zonder het te bewegen. In het Windows

®

-besturingssysteem verwijst dit naar de linkerknop op het aanwijsapparaat, tenzij anders aangegeven.

DVD: een afzonderlijk digital versatile (of video) disc. Zie ook DVD-ROM.

DVD-R (+R, -R): een Digital Versatile Disc-Recordable-schijf kan eenmaal worden beschreven en vele malen worden gelezen. Een DVD-Rstation gebruikt een laserstraal om gegevens vanaf schijf te lezen.

DVD-RAM: een Digital Versatile Disc Random Access Memory-schijf is een hoogwaardige schijf met grote capaciteit waarop u grote hoeveelheden gegevens kunt opslaan. Een DVD-ROM-station gebruikt een laserstraal om gegevens vanaf schijf te lezen.

DVD-ROM: een Digital Versatile Disc Read Only Memory-schijf is een hoogwaardige schijf met grote capaciteit, geschikt voor weergave van video en andere bestanden met hoge gegevensdichtheid. Een

DVD-ROM-station gebruikt een laserstraal om gegevens vanaf schijf te lezen.

DVD-RW (+RW, -RW): een Digital Versatile Disc-ReWritable-schijf, die vele malen opnieuw kan worden beschreven.

E echo: techniek waarbij ontvangen gegevens worden teruggezonden naar het apparaat van oorsprong. U kunt de informatie op het scherm weergeven, naar de printer sturen of beide. Wanneer een computer gegevens terugontvangt die naar een CRT (of een ander randapparaat) zijn verzonden, en de gegevens vervolgens opnieuw verzendt naar de printer, wordt de CRT door de printer "geëchood".

escape: een code (ASCII-code 27) die de computer meedeelt dat hetgeen volgt, opdrachten zijn; wordt gebruikt bij randapparaten zoals printers en modems.

2) Een manier om de actieve taak af te breken.

escapewachttijd: de tijd vóór en na verzending van een escape-code naar het modem; hierdoor worden de escapes die deel uitmaken van de verzonden gegevens, onderscheiden van de escapes die zijn bedoeld als opdrachten voor het modem.

F fast infrared: een industriestandaard voor gegevensoverdracht die voorziet in draadloze seriële infraroodtransmissie met een snelheid van maximaal 4 Mbps.

firmware: een reeks instructies die in de hardware is ingebouwd en die de activiteiten van de microprocessors bestuurt.

flashgeheugen: niet-vluchtig geheugen dat kan worden gelezen en beschreven. Informatie in het flash-geheugen blijft bewaard, ook als de computer niet van voeding wordt voorzien. Dit type geheugen wordt gebruikt voor het behouden van vingerafdrukgegevens.

Zie ook geheugen. Vergelijk RAM en ROM.

Gebruikershandleiding Woordenlijst-6

Woordenlijst formatteren: het proces waarmee een lege schijf wordt gereedgemaakt voor gegevensopslag. Bij het formatteren wordt de schijf voorzien van een structuur die het besturingssysteem nodig heeft om bestanden of programma’s naar de schijf te kunnen schrijven.

functietoetsen: de toetsen F1 t/m F12 waarmee u de computer opdracht geeft bepaalde functies uit te voeren.

G geïntegreerde numerieke toetsen: een functie waarmee u bepaalde toetsen op het toetsenbord kunt gebruiken voor invoer van numerieke gegevens of cursor- en paginabesturing.

gegevens: feitelijke, meetbare of statistische gegevens die de computer kan verwerken, opslaan of ophalen.

gegevensbits: een parameter voor gegevenscommunicatie die het aantal bits bestuurt waaruit een byte bestaat. Als databits = 7, kan de computer 128 unieke tekens genereren. Als een databit 8 is, kan de computer 256 unieke tekens genereren.

geheugen: verwijst naar het hoofdgeheugen van de computer, van waaruit programma's worden uitgevoerd en waarin gegevens tijdelijk worden opgeslagen en verwerkt. Het geheugen kan vluchtig zijn en gegevens tijdelijk opslaan (RAM), en het kan niet-vluchtig zijn en gegevens permanent opslaan (ROM). Het hoofdgeheugen van de computer is RAM. Zie RAM, ROM.

gigabyte (GB): een eenheid van gegevensopslag die gelijk is aan

1024 megabytes. Zie ook byte en megabyte.

graphics: informatie in de vorm van tekeningen, figuren of andere beelden, zoals diagrammen of grafieken.

H hardware: de fysieke elektronische en mechanische onderdelen van een computersysteem: meestal de computer zelf, externe schijfstations enzovoort. Zie ook software en firmware.

hertz: een eenheid voor frequentie die overeenkomt met 1 cyclus per seconde.

hoofdkaart: zie systeemkaart.

host: de computer die informatie bestuurt en naar apparaten of andere computers verzendt.

HW Setup: een TOSHIBA-hulpprogramma waarmee u de parameters voor verschillende hardwareonderdelen kunt instellen.

I i.LINK (IEEE 1394): Deze poort ondersteunt snelle, rechtstreekse gegevens-overdracht vanaf externe apparaten zoals digitale videocamera’s.

Gebruikershandleiding Woordenlijst-7

Woordenlijst

I/O: Input/output. Heeft betrekking op gegevensoverdracht van en naar de computer.

I/O-apparaten: apparaten die worden gebruikt om met de computer te communiceren en om gegevens van en naar de computer over te dragen.

inschakelen: hiermee schakelt u een optie op de computer in.

Zie ook uitschakelen.

instructie: opdracht die aangeeft hoe een bepaalde taak moet worden uitgevoerd.

interface: 1) hardware- en/of softwareonderdelen van een systeem die specifiek dienen voor het aansluiten van het ene op het andere systeem of apparaat.

2) Fysieke verbinding tussen het ene en het andere systeem of apparaat door middel waarvan gegevens worden uitgewisseld.

3) de elementen die de gebruiker in staat stellen te communiceren met de computer en het programma, bijvoorbeeld het toetsenbord of een menu.

interrupt request: een onderbrekingsaanvraag. Een signaal door middel waarvan een onderdeel toegang tot de processor probeert te krijgen.

invoer: de gegevens of instructies die de gebruiker via het toetsenbord of een intern/extern gegevensopslagapparaat doorgeeft aan een computer, een communicatieapparaat of een ander randapparaat.

De gegevens van de verzendende computer (ofwel de uitvoer) zijn de invoer van de ontvangende computer.

K k: afkorting van het Griekse woord kilo, dat 1000 betekent; vaak gebruikt als equivalent van 1024, ofwel 2 tot de tiende macht. Zie ook byte en kilobyte.

kaart: een printplaat. Een interne kaart waarop elektronische componenten, chips genaamd, zijn aangebracht die een specifieke functie uitvoeren of de mogelijkheden van het systeem uitbreiden.

kilobyte (kB): een eenheid van gegevensopslag die gelijk is aan

1024 bytes. Zie ook byte en megabyte.

klikken: het indrukken en loslaten van de primaire knop op het aanwijsapparaat zonder het te bewegen. In het Windows

®

besturingssysteem verwijst dit naar de linkerknop op het aanwijsapparaat, tenzij anders aangegeven. Zie ook dubbelklikken.

koude start: het opstarten van de computer wanneer deze is uitgeschakeld (de stroomvoorziening inschakelen).

L

L1 cache: niveau 1 cache. Cachegeheugen dat is ingebouwd in de processor om de processorsnelheid te verbeteren. Zie ook cachegeheugen, L2 cache.

Gebruikershandleiding Woordenlijst-8

Woordenlijst

L2 cache: cachegeheugen dat is geïnstalleerd op het moederbord om de processorsnelheid te verbeteren. Dit geheugen is langzamer dan L1 cache, maar sneller dan het hoofdgeheugen. Zie ook cachegeheugen, L1 cache.

LAN: een groep computers of andere apparaten verspreid over een relatief kleine omgeving en verbonden door een communicatiekoppeling waarmee de apparaten over het netwerk met elkaar kunnen communiceren.

Light Emitting Diode (LED): een lichtgevende diode. Een halfgeleiderapparaat dat licht uitstraalt als er stroom op wordt gezet.

Liquid Crystal Display (LCD): Liquid Crystal Display ofwel vloeibarekristallenscherm. Vloeibare kristallen tussen twee glasplaten die met doorzichtig, geleidend materiaal zijn bedekt. Op de zichtbare kant van het glas is een matrix van tekenvormende segmenten aangebracht. Een spanning aanbrengen tussen de glasplaten.

M map: een pictogram in Windows dat dient voor het opslaan van documenten of andere mappen.

megabyte (MB): een eenheid van gegevensopslag die gelijk is aan

1024 kilobytes. Zie ook byte en kilobyte.

megahertz: een eenheid voor frequentie die overeenkomt met 1 miljoen cyclussen per seconde. Zie ook hertz.

menu: een software-interface die een lijst met opties op het scherm weergeeft. Ook wel scherm genoemd.

microprocessor: een geïntegreerd circuit dat instructies uitvoert; een van de belangrijkste hardwareonderdelen van de computer.

Ook wel CPU of centrale verwerkingseenheid genoemd.

modem: afgeleid van modulator/demodulator. Een apparaat dat digitale gegevens omzet (moduleert) voor transmissie via telefoonlijnen en de gemoduleerde gegevens bij aankomst weer omzet

(demoduleert) naar het digitale formaat.

modus: een werkwijze, bijvoorbeeld de opstartmodus, de slaapstand of de zuinige slaapstand.

monitor: een apparaat dat rijen en kolommen pixels gebruikt om alfanumerieke tekens of grafische beelden weer te geven. Zie ook

CRT.

N netwerk: een verzameling computers en bijbehorende apparaten die verbonden zijn door communicatiefaciliteiten. Met een netwerk kunt u gegevens en randapparaten, zoals printers, delen met andere gebruikers en e-mail uitwisselen.

niet-systeemschijf: een schijf voor het opslaan van programma's en gegevens die niet kunnen worden gebruikt voor het opstarten van de computer. Vergelijk systeemschijf.

Gebruikershandleiding Woordenlijst-9

Woordenlijst niet-vluchtig geheugen: geheugen dat permanent gegevens kan opslaan.

De gegevens in het niet-vluchtige geheugen blijven bewaard wanneer de computer wordt uitgeschakeld.

O

OCR: Optical Character Recognition ofwel optische tekenherkenning. Een techniek waarbij tekens door middel van lichtgevoelige apparatuur worden geïdentificeerd en in de computer worden ingevoerd.

onderdelen: de componenten van een systeem waaruit het geheel is opgebouwd.

onlinestand: de stand waarin een randapparaat gereed is voor het ontvangen of verzenden van gegevens.

opdrachten: instructies die u via het toetsenbord invoert om de acties van de computer of de randapparatuur te besturen.

opnieuw opstarten: een procedure waarbij de computer opnieuw wordt opgestart zonder de stroom uit te schakelen (ook wel "warme start",

"soft reset" of "reboot" genoemd). Zie ook opstartprogramma.

opstarten: ook bootstrap genoemd. Een programma dat de computer opstart of opnieuw opstart. Het programma leest instructies van een opslagapparaat in het computergeheugen.

P parallel: processen die gelijktijdig plaatsvinden. Wat communicatie betreft, betekent dit de overdracht van meer dan één bit aan informatie tegelijk. Op uw computer biedt de parallelle poort een parallelle communicatie-interface tussen de computer en een geschikt apparaat. Vergelijk serieel.

pariteit: 1) de symmetrische verhouding tussen twee parameterwaarden

(gehele getallen) die allebei hetzij aan of uit, hetzij even of oneven, hetzij 0 of 1 zijn.

2) in seriële communicatie: een foutdetectiebit dat aan een groep databits wordt toegevoegd om de som van de bits even of oneven te maken. De pariteit kan op Even, Odd (oneven) of None (geen) worden ingesteld.

PCI: Peripheral Component Interconnect Een 32-bits bus conform de industriestandaard.

PC-kaart: een uitbreidingsleuf van creditcard-formaat die is ontworpen om de capaciteit van notebookcomputers te verhogen. PC-kaarten bieden functies, bijvoorbeeld een modem, fax/modem, vaste schijf, netwerkadapter, geluidskaart of SCSI-adapter.

pictogram: een klein grafisch figuurtje op het scherm of in het paneel met systeemlampjes. In Windows is een pictogram een object waarmee de gebruiker kan werken.

pixel: een beeldelement. De kleinste punt die op een beeldscherm kan worden weergegeven of op een printer kan worden afgedrukt.

Ook wel pel genoemd.

Gebruikershandleiding Woordenlijst-10

Woordenlijst plug and play: Een capaciteit van Windows waarmee het systeem automatisch aansluitingen van externe apparaten kan herkennen en de nodige configuraties op de computer maakt.

poort: de elektrische verbinding door middel waarvan de computer gegevens van en naar apparaten of andere computers ontvangt en verzendt.

Power Saver: een TOSHIBA-hulpprogramma waarmee u de parameters voor diverse energiebesparingsfuncties kunt instellen.

programma: een reeks instructies die een computer kan uitvoeren om een bepaald resultaat te bewerkstelligen. Zie ook toepassing.

prompt: een schermbericht dat aangeeft dat de computer wacht op gegevensinvoer of een handeling van de kant van de gebruiker.

R randapparaat: een willekeurig apparaat, bijvoorbeeld een printer of joystick, dat is aangesloten op de computer en wordt aangestuurd door de CPU van de computer.

Random Access Memory (RAM): vluchtig geheugen dat kan worden gelezen en beschreven. Vluchtig betekent hier dat informatie in

RAM verloren gaat wanneer u de computer uitschakelt. Dit type geheugen wordt gebruikt voor het hoofdgeheugen van uw computer. Zie ook geheugen. Vergelijk ROM.

Read Only Memory (ROM): niet-vluchtig geheugen dat kan worden gelezen maar niet kan worden beschreven. Niet-vluchtig betekent dat informatie in ROM bewaard blijft, ook als de computer niet wordt gevoed. Dit type geheugen wordt gebruikt om de BIOS van uw computer op te slaan. Dit zijn belangrijke instructies die de computer leest tijdens het opstarten. Zie ook BIOS, geheugen. Vergelijk RAM.

resolutie: een eenheid van de scherpte van de beelden die door een printer kunnen worden geproduceerd of op een scherm kunnen worden weergegeven. Voor een printer wordt de resolutie uitgedrukt in dots per inch (dpi). Voor een scherm wordt de resolutie uitgedrukt in het aantal horizontaal en verticaal beschikbare pixels

RFI-afscherming (Radio Frequency Interference): een metalen afscherming rond de printplaten van de printer of computer ter voorkoming van radio- en TV-storing. Alle computerapparatuur genereert hoogfrequente signalen. De FCC-voorschriften bepalen hoeveel signalen een computerapparaat buiten de afscherming mag doorlaten. Een apparaat van klasse A is geschikt voor kantoorgebruik. Apparaten van klasse B zijn aan strengere voorschriften onderworpen en zijn veilig voor gebruik in woongebieden. Draagbare TOSHIBA-computers voldoen aan de voorschriften voor klasse B.

RGB: rood, groen, blauw. Een RGB-apparaat gebruikt drie invoersignalen die elk een elektronenkanon voor een van deze drie primaire kleuren activeren. Een RGB-apparaat wordt aangesloten op een

RGB-poort. Zie ook CRT.

RJ45: een modulaire LAN-poort.

Gebruikershandleiding Woordenlijst-11

Woordenlijst

S

S/P DIF: een standaard van een digitale interface voor audio.

schijfopslag: het opslaan van gegevens op een magneetschijf. Gegevens worden in concentrische sporen vastgelegd, zoals op een grammofoonplaat.

schijfstation: een apparaat dat informatie van een schijf naar het computergeheugen kopieert en vice versa. Het apparaat schrijft ook gegevens uit het geheugen naar de schijf. Hiertoe draait het apparaat de schijf op hoge snelheid langs een lees-/schrijfkop.

schrijfbeveiliging: een methode om de gegevens op een diskette te beschermen tegen abusievelijk wissen.

SCSI: Small Computer System Interface. Een industriestandaard voor de aansluiting van verscheidene randapparaten.

SD/SDHC-kaart: SD- ofwel Secure Digital-kaarten zijn flashgeheugenkaarten die worden gebruikt in uiteenlopende digitale apparaten, zoals digitale camera's en PDA's (Personal Digital

Assistants).

sensor voor vingerafdrukken: de sensor voor vingerafdrukken vergelijkt en analyseert de unieke eigenschappen van een vingerafdruk.

serieel: processen die gelijktijdig worden uitgevoerd. In communicatie betekent dit de overdracht van één bit tegelijk en na elkaar over een enkel kanaal. Op uw computer biedt de seriële poort een seriële interface tussen de computer en een geschikt apparaat. Vergelijk parallel.

SIO: Serial Input/Output (seriële ingang/uitgang). De elektronische methodologie die bij seriële gegevensoverdracht wordt gebruikt.

sneltoets: een toetscombinatie met de functietoets Fn die dient voor het instellen van systeemparameters, zoals het luidsprekervolume.

softkey: toetscombinaties waarmee toetsen op het IBM-toetsenbord worden geëmuleerd, een aantal configuratieopties worden gewijzigd, programma's worden gestaakt en de geïntegreerde numerieke toetsen worden geactiveerd.

software: de reeks programma's, procedures en bijbehorende documentatie die bij het computersysteem hoort. Heeft vooral betrekking op de computerprogramma's die de activiteiten van het computersysteem regelen en besturen. Zie ook hardware.

standaardinstelling: de parameterwaarde die automatisch door het systeem wordt geselecteerd als de gebruiker of het programma geen instructies verschaffen. Ook wel een vooraf ingestelde waarde genoemd.

stopbit: een of meer bits van een byte die in asynchrone seriële communicatie het verzonden teken volgen of codes groeperen.

stuurprogramma: een softwareprogramma dat een specifiek apparaat bestuurt (vaak een randapparaat zoals een printer of muis) en dat meestal deel uitmaakt van het besturingssysteem.

Stuurprogramma's worden ook wel drivers genoemd.

Gebruikershandleiding Woordenlijst-12

Woordenlijst systeemkaart: de belangrijkste printplaat in gegevensverwerkende apparatuur. Het moederbord bevat meestal geïntegreerde schakelingen die voorzien in de basisfuncties van de computer en aansluitingen voor het toevoegen van andere kaarten die speciale functies verrichten. systeemschijf: een diskette met besturingssysteembestanden die nodig zijn voor het opstarten van de computer. Elke diskette kan worden geformatteerd tot systeemschijf. Een systeemschijf wordt ook wel

"bootable disk", "boot disk" of "startup disk" genoemd. Vergelijk nietsysteemschijf.

T teken: elke letter en elk cijfer, leesteken of symbool waarvan de computer gebruikmaakt. Ook synoniem voor byte.

terminal: een toetsenbord (zoals dat van een schrijfmachine) en een CRTbeeldscherm die op de computer zijn aangesloten en waarmee gegevens worden ingevoerd/weergegeven.

TFT-beeldscherm: LCD-scherm met een reeks vloeibare-kristallencellen.

Gebruikt actieve-matrixtechnologie met dunne-laagtransistors (TFT's).

toepassing: een reeks programma's die gezamenlijk voor een specifieke taak worden gebruikt, zoals boekhouding, financiële planning, spreadsheets, tekstverwerking en games.

toetsenbord: een invoerapparaat met schakelaars die worden geactiveerd door het indrukken van toetsen met opschriften. Elke toetsaanslag activeert een schakelaar die een specifieke code naar de computer zendt. De code die via een toets wordt verzonden, vertegenwoordigt het (ASCII-)teken dat op deze toets is aangegeven.

touchpad: een aanwijsapparaat dat in de polssteun van de TOSHIBAcomputer is geïntegreerd.

U uitschakelen: hiermee schakelt u een optie op de computer uit. Zie ook inschakelen.

uitvoer: de resultaten van een computerbewerking. Uitvoer verwijst gewoonlijk naar gegevens die

1) op papier is afgedrukt, 2) op een beeldscherm wordt weergegeven, 3) via de seriële poort of interne modem wordt verzonden of 4) op een magnetisch opslagmedium is vastgelegd.

uitvoeren: een instructie interpreteren en ten uitvoer brengen.

USB: Universal Serial Bus. Via deze seriële interface kunt u communiceren met verschillende apparaten die in een keten op één computerpoort zijn aangesloten.

Gebruikershandleiding Woordenlijst-13

Woordenlijst

V vaste schijf: een opslagapparaat bestaande uit een harde plaat of harde platen die magnetisch gecodeerd kan worden met gegevens. Vaste schijven bevatten veel meer informatie dan diskettes en worden gebruikt voor het langdurig opslaan van programma's en gegevens.

De primaire (of enige) vaste schijf in een computer is gewoonlijk vast, maar sommige computers hebben secundaire vaste schijven die verwisselbaar zijn. Standaard heeft de vaste schijf de letter C.

vasteschijfstation: een elektromechanisch apparaat dat gegevens van een vaste schijf leest en ernaar schrijft. Zie ook vaste schijf.

venster: een deel van het beeldscherm waarin een toepassing of document wordt weergegeven. Vaak gebruikt als synoniem van

Microsoft Windows-venster.

verwijderen: het verwijderen van gegevens van een schijf of ander opslagmedium. Synoniem van wissen.

VGA: Video Graphics Array. Een industriestandaard voor grafische adapters die alle populaire software ondersteunen.

vluchtig geheugen: RAM (Random Access Memory) waarin informatie bewaard blijft zolang de computer van stroom wordt voorzien.

W wachtwoord: een unieke reeks tekens die ter identificatie van een specifieke gebruiker dient. De computer biedt verschillende niveaus van wachtwoordbeveiliging, zoals gebruiker, supervisor.

warme start: een computer opnieuw opstarten zonder deze uit te schakelen.

Wi-Fi

®

: een gedeponeerd handelsmerk van de Wi-Fi Alliance dat staat voor Wireless Fidelity. Het is een andere term voor het communicatieprotocol dat een Ethernet-verbinding toestaat draadloze communicatiecomponenten te gebruiken.

Wireless LAN: een lokaal netwerk (LAN of Local Area Network) waarin draadloos wordt gecommuniceerd.

Wireless WAN: een uitgebreid netwerk (WAN of Wide Area Network) waarin draadloos wordt gecommuniceerd.

wissen: zie verwijderen.

Gebruikershandleiding Woordenlijst-14

Index

Index

A

Accu

capaciteit controleren, 6-9

energiebesparingsmodus, 1-10

levensduur verlengen, 6-10

locatie, 2-6

opladen, 6-7

problemen, 9-5

RTC-batterij, 1-4, 6-4

typen, 6-3

voorzorgsmaatregelen, 6-5

Accu-eenheid, 1-4

extra, 8-10

vervangen, 6-11

ASCII-tekens, 5-7

B

Beeldscherm, 1-5

automatisch uitschakelen, 1-9

controller, 1-5

helderheidsafname, 5-4

openen, 3-4

Beeldschermcontroller, B-1

Behandeling van discs/diskettes

CD's/DVD's, 4-26

Behandeling van schijven, 4-26

Beveiligingsslot

bevestigen, 8-14

Gebruikershandleiding

C

Computer opnieuw opstarten, 3-9

Controlelijst van apparatuur, 1-1

D

De computer reinigen, 4-34

De slaapstand inschakelen, 3-6

Diskettestation

gebruiken, 4-13

Display

helderheid verhogen, 5-4

Draadloos LAN, 1-8

gebruiken, 4-30

F

Fn + Esc (geluid dempen), 5-3

Fn + F1 (directe beveiliging), 5-3

Fn + F2 (energiebesparingsmodus), 5-3

Fn + F3 (slaapstand), 5-3

Fn + F4 (sluimerstand), 5-3

Fn + F5 (beeldschermselectie), 5-3

Fn + F6 (schermhelderheid verlagen), 5-4

Fn + F7 (schermhelderheid verhogen), 5-4

Fn + F8 (draadloze communicatie), 5-4

Fn + F9 (touchpad), 5-4

Fn-plaktoets, 5-5

Functietoetsen, 5-2

Index-1

Index

G

Geheugen, 1-3

uitbreiding, 1-15, 8-7

geheugen

installeren, 8-7

verwijderen, 8-9

Geïntegreerde numerieke

toetsen, 1-9, 5-5

inschakelen, 5-6 numerieke modus, 5-6 tijdelijk gewone toetsenbord gebruiken

(geïntegreerde numerieke toetsen aan), 5-6

Geluidssysteem, 1-7, 4-26

hoofdtelefoonaansluiting,

1-7 microfoonaansluiting, 1-7

sneltoets voor dempen van geluid, 5-3

Grafische controller, 1-5

H

Herstelschijf, 3-10, 3-12

Herstelschijven, 3-12

HW Setup, 1-12

I

Inschakelen

computer, 3-5

L

Lampjes

aan/uit, 6-2

accu, 6-1

LAN, 1-7, 4-32 kabeltypen, 4-32

verbindingen maken, 4-33 verbindingen verbreken, 4-33

M

Modem, 1-7, 4-26

aansluiten, 4-28

menu met eigenschappen,

4-27

regioselectie, 4-26

verwijderen, 4-29

Monitor, extern, 1-6, 8-11

N

Netadapter, 1-4

aansluiten, 3-2

optioneel, 1-15

P

PC-kaart, 8-2 plaatsen, 8-2

verwijderen, 8-3

Poorten, 1-6 externe monitor, 1-6

USB, 1-6

Problemen

Aanwijsapparaat, 9-10

analyseren, 9-2

controlelijst voor hardware en systeem, 9-3

draadloos LAN, 9-17

DVD Super Multi-station,

9-8

geheugen, 9-15 geluidssysteem, 9-15

LAN, 9-17

LCD-scherm, 9-7

modem, 9-16

monitor, 9-15

ondersteuning door

Toshiba, 9-19

opstartprocedure van systeem, 9-3

PC-kaart, 9-18

Real Time Clock, 9-6

toetsenbord, 9-7

Gebruikershandleiding Index-2

Index

uitschakelen bij oververhitting, 9-4

USB, 9-12

vaste schijf, 9-8

voeding, 9-4 wisselstroom, 9-4

zelftest, 9-3

Processor, 1-2

S

Schakelaar voor draadloze communicatie, 4-32 lampje, 4-32

Slaapstand

instelling, 3-6

systeem automatisch, 1-9

Sleep Mode (Slaapstand), 1-10

Softkeys

ScrLock, 5-3

toetsen emuleren op uitgebreid toetsenbord, 5-2

Spaarstanden, 6-13

Stroomvoorziening

afsluitmodus

(opstartmodus), 3-5

beeldscherm uit-/ inschakelen, 1-10,

6-14

omstandigheden, 6-1

systeem automatisch uit,

6-14

zuinige slaapstand, 3-8

T

Toetsenbord, 1-6, 5-1

functietoetsen

F1 t/m F12, 5-2

sneltoetsen, 5-3

speciale Windows®toetsen, 5-5

toetsen emuleren op uitgebreid toetsenbord, 5-2

typemachinetoetsen, 5-1

TOSHIBA ConfigFree, 1-14

TOSHIBA Disc Creator, 1-13

TOSHIBAdiefstalregistratie, F-2

Touchpad, 1-6

gebruiken, 4-1

locatie, 2-7

U

Uitschakelen

computer, 3-5

USB, 1-6

V

Vaste schijf, 1-4

Vasteschijf

automatisch uitschakelen, 1-9

Videomodi, B-1

Video-RAM, 1-3

Z

Zuinige slaapstand, 1-10, 5-3

Gebruikershandleiding Index-3

advertisement

Related manuals

Download PDF

advertisement

Table of contents