CITROEN JUMPY - SPACETOURER 16/06/2016 - 31/01/2017 de handleiding

Add to My manuals
774 Pages

advertisement

CITROEN JUMPY - SPACETOURER 16/06/2016 - 31/01/2017 de handleiding | Manualzz

SpaceTourer

InstructIeboekje

Spacetourer-VP_nl_Chap00_couv-imprimeur_ed01-2016

Het online-instructieboekje

Kies een van de volgende manieren om uw instructieboekje online te raadplegen...

Uw instructieboekje is te vinden op de website van CITROËN, in de rubriek "MyCITROËN".

Op deze persoonlijke pagina vindt u informatie over onze producten en diensten en kunt u rechtstreeks contact opnemen met het merk.

Als u de gebruiksaanwijzing online raadpleegt, hebt u tevens toegang tot de meest recente informatie. Deze informatie is gemakkelijk te herkennen aan de paginamarkering die wordt weergegeven met dit pictogram:

Als de rubriek "MyCITROËN" niet beschikbaar is op de website van CITROËN voor uw land, kunt u uw instructieboekje op het volgende internetadres raadplegen: http://service.citroen.com/ddb/

Selecteer: de taal, het model van uw auto en de carrosserievariant, de uitgifteperiode van uw gebruiksaanwijzing die overeenkomt met de eerste registratiedatum van uw auto.

Scan deze code voor directe toegang tot uw instructieboekje.

Spacetourer-VP_nl_Chap00_couv-imprimeur_ed01-2016

Dit instructieboekje is ontwikkeld om u in de gelegenheid te stellen onder alle omstandigheden optimaal en in alle veiligheid gebruik te maken van de mogelijkheden van uw auto.

Neem de tijd om het aandachtig door te lezen zodat u vertrouwd raakt met uw nieuwe auto.

In dit instructieboekje worden alle beschikbare uitrustingen van het gamma van dit model behandeld.

Uw auto kan, afhankelijk van het uitrustingsniveau, het type, de uitvoering en de

specifieke kenmerken voor het land waarvoor

uw auto bestemd is, slechts van een deel van de in dit boekje vermelde uitrustingen zijn voorzien.

Aan de beschrijvingen en afbeeldingen kunnen geen rechten worden ontleend.

Automobile CITROËN houdt zich het recht voor de technische kenmerken, uitrusting en accessoires te wijzigen zonder verplicht te zijn dit dit boekje bij te werken.

Dit instructieboekje behoort tot de uitrusting van de auto.

Overhandig het dus bij verkoop van de auto aan de nieuwe eigenaar.

Symbolen veiligheidswaarschuwing aanvullende informatie adviezen met betrekking tot de bescherming van het milieu.

CITROËN beschikt wereldwijd over een uitgebreid gamma modellen dat wordt gekenmerkt door

een geraffineerde mix van hoogwaardige techniek en constante innovatie,

evenals een moderne en creatieve benadering van het begrip mobiliteit.

Wij danken u voor uw keuze en wensen u veel plezier met uw auto.

Achter het stuur van uw nieuwe auto geniet u optimaal als u elke uitrusting, elke schakelaar en elke instelling kent.

Goede reis!

Inhoudsopgave

Overzicht

Eco-rijden

.

.

Stickers 10

Instrumentenpaneel

Instrumentenpanelen 13

Verklikkerlampjes 15

Kilometerteller en dagteller 36

Dimmer dashboardverlichting 37

Boordcomputer 38

Touchscreen 41

Datum en tijd instellen 44

Toegang tot de auto

Sleutel 45

Sleutel, afstandsbediening 45

"Keyless entry and start" 52

Vergrendelen/ontgrendelen van binnenuit 64

Voorportieren 65

Handbediende schuifdeur(en) 66

Elektrisch bedienbare schuifdeur(en) 68

Handsfree-functie schuifdeur(en) 75

Achterdeuren 79

Achterklep 81

Ruit van de achterklep 82

Alarm 83

Elektrisch bedienbare ruiten 86

Ergonomie en comfort

Stuurwielverstelling 87

Voorstoelen 87

Tweezitsbank vóór 93

Vaste eendelige bank

Vaste stoel en bank achter

95

98

Achterstoel en -bank op rails

Achterstoel(en) op rails

101

105

Voorzieningen in het interieur 110

Voorzieningen in het passagierscompartiment 115

Panoramadak 120

Verschuifbare en uitklapbare tafel 121

125 Handbediende airconditioning

Automatische airconditioning met gescheiden regeling 127

Ontwasemen - Ontdooien voorruit en zijruiten 131

Buitenspiegelverwarming 132

Achterruitverwarming 133

Verwarming - Airconditioning achter 136

Programmeerbaar verwarmings-/ ventilatiesysteem 137

Plafonniers 140

Verlichting en zicht

Spiegels 141

Lichtschakelaar 144

Dagrijverlichting 147

Automatische verlichting 147

Grootlichtassistent 151

Sfeerverlichting 153

Koplampen handmatig in hoogte verstellen 153

Ruitenwisserschakelaar 154

Automatische ruitenwissers 155

Veiligheid

Alarmknipperlichten 158

Urgence-oproep of Assistance-oproep

Claxon

158

159

Elektronische stabiliteitscontrole

(ESP) 159

Grip control 162

Veiligheidsgordels 164

Airbags 168

Kinderzitjes 173

Uitschakelen van de airbag vóór aan passagierszijde 176

ISOFIX-bevestigingen 183

Mechanisch kinderslot 190

Elektrische kinderbeveiliging 190

Kinderbeveiliging van de ruitbediening achter 191

Spacetourer-VP_nl_Chap00a_sommaire_ed01-2016

Inhoudsopgave

Rijden

Rijadviezen 192

Starten - afzetten van de motor, normale sleutel, sleutel met afstandsbediening 195

Starten - afzetten van de motor "Keyless entry and start" 198

Parkeerrem 201

Hill Start Assist

Handgeschakelde 5-versnellingsbak

Handgeschakelde 6-versnellingsbak

202

203

203

Opschakelindicator 204

Automatische transmissie 205

Elektronisch gestuurde versnellingsbak 210

Stop & Start 214

Head-up display

Snelheden opslaan

218

220

Snelheidslimietherkenning 221

Snelheidsbegrenzer 225

Snelheidsregelaar 228

Adaptieve snelheidsregelaar 232

Waarschuwing kans op aanrijding en

Active Safety Brake 239

Lane Departure Warning

System (LDWS)

Detectie verslapping aandacht

245

247

Dodehoekbewaking 249

Parkeerhulp 252

Achteruitrijcamera, binnenspiegel 254

180°-camerasysteem achter 255

Bandenspanningscontrolesysteem 258

Praktische informatie

Brandstoftank 261

Tankbeveiliging diesel 262

Sneeuwkettingen 264

Trekken van een aanhanger 265

Eco-mode 266

Accessoires 267

Dakstangen/imperiaal 268

Wisserbladen vervangen 269

Motorkap 271

Dieselmotor 272

Niveaus controleren 273

Controles 276

AdBlue ® en SCR-systeem

(BlueHDi-dieselmotor) 278

Storingen verhelpen

Gevarendriehoek (opbergen) 282

Gereedschapskist 282

Bandenreparatieset 285

Wiel verwisselen

Een lamp vervangen

291

298

Zekering vervangen 311

12V-accu 316

Slepen 320

Brandstoftank leeg (diesel) 322

Technische gegevens

Afmetingen 323

Motoren 324

Gewichten 324

Identificatie 327

Audio en datacommunicatie

Noodoproep of Pechhulp

CITROËN Connect Nav

Trefwoordenregister

.

.

328

331

CITROËN Connect Radio 419

Autoradio met Bluetooth ® 473

Spacetourer-VP_nl_Chap00a_sommaire_ed01-2016

Overzicht

Exterieur

Panoramadak 120

Accessoires 267-268

Snelheidslimietherkenning 221-224

Waarschuwing kans op

aanrijding 239-242

Active Safety Brake

242-244

Ruitenwisserbladen

vervangen 269

Automatische ruitenwissers

155-156

Voorruitontwaseming 131

Motorkap openen

271

Automatische verlichting

147

Grootlichtassistent

151-152

Richtingaanwijzers 146

Handmatige

koplamphoogteverstelling 153

Lampen voor vervangen

298-304

Koplampsproeiers 156

Parkeerhulp vóór

252-253

Slepen 320-321

4

Spacetourer-VP_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2016

Mistlampen vóór

Dagrijverlichting

Statische bochtverlichting

145, 299, 304

147, 300

150

Sleutel 45

Sleutel, afstandsbediening

45-50

Batterijen vervangen,

synchroniseren 51

Keyless entry and start

52-62

Batterijen vervangen,

synchroniseren 62

Starten/afzetten van de motor

198-200

- sleutel, afstandsbediening

- Keyless entry and startafstandsbediening

Vergrendeling/ontgrendeling van

binnenuit 64

Alarm 83-85

Brandstofvuldop, brandstoftank

261-262

Tankbeveiliging 262-263

Brandstoftank leeg, handopvoerpomp diesel

322

Voorportieren 65

AdBlue ®

-reservoir 278-281

Gereedschapskist 282-284

Bandenspanningscontrolesysteem 258-260

Banden, spanning

259-260, 327

ESC-systeem 159-161

ABS, remdrukregelaar (EBD)

159-160

CDS, ASR

Grip control

161

161, 162-163

Sneeuwkettingen 264

Overzicht

.

Exterieur (vervolg)

Achterdeuren 79-80

Achterklep 81

Achterklepruit 82

Achterruitverwarming 133

Lampen achter vervangen 298, 305-310

Achterlichten

(achterdeuren)

298, 305-307

Achterlichten (achterklep) 298, 308-310

Derde remlicht

- achterdeuren

- achterklep

306, 309

Kentekenplaatverlichting

- achterdeuren

- achterklep

306, 309

Achteruitrijcamera 254

180°-camerasysteem achter

255-257

Slepen 320-321

Trekken van een aanhanger

194, 265

Parkeerhulp achter

252-253

Accessoires 267-268

Allesdragers/imperiaal 268

Gevarendriehoek 282

Bandenreparatieset 285-290

Reservewiel, krik, wiel verwisselen 291-297

Bandenspanning

297, 327

Elektrisch verstelbare

buitenspiegels 141-142

Buitenspiegelverwarming 132

Dodehoekbewakingssysteem

249-251

Detectie verslapping aandacht 247-248

Lane Departure Warning

System 245-246

Zijknipperlicht 300

Handbediend(e)

schuifdeur(en) 66-67

Elektrisch bedienbare

schuifdeur(en) 68-71

Handsfree-functie

schuifdeuren 75-78

Mechanische kinderbeveiliging

190

Elektrische kinderbeveiliging

Kinderbeveiliging zijruiten achter

190

191

5

Spacetourer-VP_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2016

Overzicht

Cockpit

Ventilatieroosters 134

Zekeringen dashboard

311-314

Motorkapontgrendeling 271

Handgeschakelde vijf-/

zesversnellingsbak 203

Schakelindicator 204

Automatische transmissie

205-209

Elektronisch gestuurde

versnellingsbak 210-213

Stop & Start-systeem

Hill Start Assist

214-217

202

6

Spacetourer-VP_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2016

Plafonnier 140

Sfeerverlichting 153

- plafonnier

- panoramadak

Binnenspiegel 143

Achteruitrijcamera op binnenspiegel

254

Urgence- of Assistanceoproep

158, 328-329

Parkeerrem 201

Touchscreen (CITROËN

Connect Nav)

41-43, 331-418

Touchscreen (CITROËN

Connect Radio)

41-43, 419-472

Bluetooth ® -autoradio

Datum en tijd instellen

44, 473-495

44

Handbediende airconditioning

125-126

Automatische airconditioning met gescheiden regeling

127-130

Verwarming/airconditioning

achter 136

Luchtrecirculatie

Ontwasemen/ontdooien voor

125, 130

131

Ontwasemen/ontdooien

achterruit 133

12V-aansluiting 113

USB/JACK-aansluiting 113-114

Uitschakeling airbag vóór aan passagierszijde

170, 176

Overzicht

.

Cockpit (vervolg)

Instrumentenpanelen 13-14

Verklikkerlampjes 15-28

Koelvloeistoftemperatuur 29

Onderhoudsindicator 29-31

Motorolieniveaumeter 32

AdBlue ®

-actieradiusindicatoren 33-35

Kilometerteller 36

Schakelindicator 204

Dimmer dashboardverlichting

37

Boordcomputer 38-40

Datum en tijd instellen

44

Detectie verslapping

aandacht 247-248

Elektrisch bedienbare ruiten

86

Elektrische

buitenspiegelverstelling 141

Lichtschakelaar 144-147

Richtingaanwijzers 146

Grip control

161, 162-163

Programmeerbare

verwarming/ventilatie 137-139

Alarm 83-85

Handmatige

koplamphoogteverstelling 153

Lane Departure Warning

System

245-246

Dodehoekbewakingssysteem

249-251

Grootlichtassistent

151-152

Head-up display

218-219

Opslaan van snelheden

220

Snelheidsbegrenzer 225-227

Snelheidsregelaar 228-231

Adaptieve cruise

control 232-238

Datum/tijd instellen (touchscreen)

Datum/tijd instellen (autoradio)

44

44

Achteruitrijcamera 255-257

Opslaan van snelheden

220

Snelheidslimietherkenning

221-224,

227, 230, 234

Waarschuwing kans op aanrijding 239-242

Active Safety Brake

242-244

Stop & Start uitschakelen

216

Ruitenwisserschakelaar 154-156

Boordcomputer 38-40

Vergrendelen/ontgrendelen vanuit het interieur

Elektrische schuifdeur(en)

64

68-71

Elektrische kinderbeveiliging

190

Alarmknipperlichten 158

Bandenspanningscontrolesysteem resetten

Stop & Start uitschakelen

CDS/ASR uitschakelen

258-260

216

161

Stuurwiel verstellen

Claxon

87

159

7

Spacetourer-VP_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2016

Overzicht

Interieur

Voorzieningen interieur

- bekerhouder

- mat

- zonneklep

- dashboardkastje

- opbergvak

- bovenste opbergvak

- accessoire-aansluitingen,

USB, JACK

- 230 V-aansluitingen

110-114

Gereedschapskist 282-283

Voorstoelen 87-92

- handmatige verstelling

- elektrische verstelling

- hoofdsteun

- stoelverwarming

Veiligheidsgordels 164-166

Vaste eendelige achterbank

Vaste stoel en bank achter

95-97

98-100

Achterstoel en -bank op rails

101-104

Achterstoel(en) op rails

105-108

10, 102, 103, 109

Stickers stoelen

Verschuifbare en wegklapbare tafel

121-124

Voorzieningen passagierscompartiment 115-118

- bagagenet

- bagagenet voor hoge belading

- bagageafdekking

- zijruiten achter

- zonneschermen zijruiten

Accessoires 267-268

8

Spacetourer-VP_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2016

Binnenspiegel 143

Kinderspiegel 143

140

Plafonnier vóór

Lampen plafonnier vervangen

307, 310

Uitneembare lamp

119

Bandenreparatieset

282-284, 285-290

Reservewiel, krik, wiel verwisselen

282-284, 291-297

Airbags vóór, zij-airbags,

window-airbags 168-172

Uitschakelen airbag vóór aan passagierszijde

170, 176

12V-aansluiting 113

USB-aansluiting 113

JACK-aansluiting 114

Passagiersbank vóór met 2 zitplaatsen

93-94

Passagiersbankverwarming 94

Uitklaptafeltje 112

230V-aansluiting 114

Verwarming/ventilatie achter

136

Panoramadak 120

Kinderzitjes

173-175, 179-182, 189

ISOFIX-bevestigingen 183-189

Zijruiten achter

Zonneschermen zijruiten

118, 291

118

Vaste eendelige bank

95-97

Vaste stoel en bank achter

98-100

Achterstoel en -bank op rails

101-104

Achterstoel(en) op rails

Stickers stoelen

105-108

10, 102, 103, 109

Plafonniers achter

Lampen plafonnier vervangen

140

307, 310

Onderhoud - Gegevens

Brandstoftank leeg

(handopvoerpomp) 322

Niveaus controleren

- olie

- remvloeistof

- stuurbekrachtigingsvloeistof

273-275

- koelvloeistof

- ruitensproeiervloeistof, koplampsproeiers

- brandstofadditief (diesel met roetfilter)

276-277

Controle van onderdelen

- accu

- luchtfilter/interieurfilter

- oliefilter

- roetfilter

- remblokken/-schijven

Overzicht

.

12V-accu 316-320

Spaarfase accu, eco-mode

Zekeringen motorruimte

266

311-312, 315

Gewichten 324-326

Lampen vervangen

- voor

- achter

298-310

Motorkapontgrendeling 271

Onder de motorkap

272

Motoren 324-326

AdBlue ®

278-281

Afmetingen 323

Identificatie 327

9

Spacetourer-VP_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2016

Overzicht

Stickers

80

102-103

109

10

Spacetourer-VP_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2016

109

124

139

176

183

190

271

318

Eco-rijden

.

Eco-rijden

Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO

2

-uitstoot van uw auto verminderen.

Maak optimaal gebruik van de versnellingsbak

Als uw auto is voorzien van een handgeschakelde versnellingsbak, rijd dan rustig weg, schakel zo snel mogelijk de tweede versnelling in en schakel bij het accelereren bij voorkeur relatief snel over naar een hogere versnelling.

Kies voor een soepele rijstijl

Houd afstand van de auto's voor u, rem bij voorkeur af op de motor in plaats van het rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaal geleidelijk in. Als u deze aanwijzingen naleeft, neemt het brandstofverbruik en de CO

2

-uitstoot af en wordt de geluidsoverlast door het verkeer beperkt.

Als het verkeer goed doorstroomt, gebruik dan vanaf een snelheid van ongeveer 40 km/h de snelheidsregelaar (indien aanwezig).

Als uw auto is voorzien van een automatische transmissie of een elektronisch gestuurde versnellingsbak, gebruik dan bij voorkeur de automatische stand en trap het gaspedaal niet bruusk of diep in.

De schakelindicator adviseert u de versnelling in te schakelen die het best geschikt is voor de rijomstandigheden: volg het op het instrumentenpaneel weergegeven schakeladvies zo snel mogelijk op.

Bij auto's met een elektronisch gestuurde versnellingsbak of een automatische transmissie wordt de schakelindicator uitsluitend in de handmatige stand weergegeven.

Gebruik op slimme wijze de elektrische voorzieningen

Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur in de auto hoog is opgelopen, open dan alle ruiten en de ventilatieroosters alvorens de airconditioning in te schakelen.

Sluit vanaf een snelheid van 50 km/h de ruiten, maar laat de ventilatieroosters geopend.

Gebruik de voorzieningen in het interieur die de temperatuurstijging kunnen beperken (blinderingspaneel van het panoramadak, zonneschermen, enz.).

Schakel de airconditioning uit zodra de gewenste temperatuur is bereikt (behalve bij auto's met een automatische airconditioning).

Schakel de achterruitverwarming en de ontwaseming uit zodra deze niet meer nodig zijn als deze niet automatisch worden aangestuurd.

Schakel de stoelverwarming zo snel mogelijk uit.

Schakel de verlichting en de mistlampen uit als het zicht voldoende is.

Laat de motor vooral 's winters na het starten niet stationair warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg: uw auto warmt sneller op als u rijdt.

Sluit als passagier zo min mogelijk multimediaapparatuur (DVD-speler,

MP3-speler, spelcomputer, enz.) op de auto aan om het elektriciteitsverbruik, en dus het brandstofverbruik, te beperken.

Koppel externe apparatuur los als u de auto verlaat.

11

Spacetourer-VP_nl_Chap00c_eco-conduite_ed01-2016

Eco-rijden

Beperk de oorzaken van een hoger brandstofverbruik

Verdeel het gewicht evenwichtig over de auto: plaats de zwaarste voorwerpen in de bagageruimte, zo dicht mogelijk bij de achterbank.

Beperk de belading en de luchtweerstand

(dakdragers, imperiaal, fietsendrager, aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik liever een dakkoffer.

Verwijder na gebruik de dakdragers en het imperiaal.

Houd u aan de onderhoudsvoorschriften

Controleer regelmatig de bandenspanning

(bij koude banden), houd u daarbij aan de bandenspanning die staat vermeld op de sticker op de portiersponning aan bestuurderszijde.

Controleer de bandenspanning met name:

- voor een lange rit,

- bij de wisseling van de seizoenen,

- als de auto gedurende langere tijd niet is gebruikt.

Vergeet niet de bandenspanning van het reservewiel en van de wielen van de aanhanger of de caravan te controleren.

Laat bij het tanken het vulpistool niet meer dan drie keer afslaan; zo voorkomt u dat brandstof uit de tank stroomt.

U zult bij een nieuwe auto merken dat pas na

3000 km het gemiddelde brandstofverbruik zich stabiliseert.

Vervang na de winter zo snel mogelijk de winterbanden door zomerbanden.

Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie verversen, oliefilter, luchtfilter en interieurfilter vervangen, enz.) en houd u daarbij aan het aan uw situatie aangepaste onderhoudsschema van de fabrikant.

Uitvoeringen met een BlueHDi-dieselmotor: bij een storing in het SCR-systeem stoot de auto schadelijke stoffen uit. Ga zo spoedig mogelijk naar het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om de uitstoot van stikstofoxiden terug te brengen tot onder de wettelijke normen.

12

Spacetourer-VP_nl_Chap00c_eco-conduite_ed01-2016

Instrumentenpaneel met LCD Tekst-display

Instrumentenpaneel 1

Meters en displays

1.

Analoge snelheidsmeter (km/h of mph).

2.

Brandstofniveaumeter.

3.

Koelvloeistoftemperatuurmeter.

4.

Aanwijzingen van de snelheidsregelaar of de snelheidsbegrenzer.

5.

Digitale snelheidsmeter (km/h of mph).

6.

Opschakelindicator.

Ingeschakelde versnelling automatische transmissie of elektronisch gestuurde versnellingsbak.

7.

Onderhoudsindicator en vervolgens kilometerteller (km of miles), dagteller

(km of miles), weergave van meldingen, ...

8.

Toerenteller (x 1000 t/min of rpm).

Bedieningstoetsen

A.

Resetten van de onderhoudsindicator.

Tijdelijk weergegeven informatie:

- onderhoud,

- actieradius vloeistof emissieregeling

(AdBlue ® ).

B.

Dimmer verlichting.

C.

Resetten dagteller en tripmeter.

Spacetourer-VP_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016

13

Instrumentenpaneel

Instrumentenpaneel met matrixdisplay

14

Meters en displays

1.

Analoge snelheidsmeter (km/h of mph).

2.

Brandstofniveaumeter.

3.

Koelvloeistoftemperatuurmeter.

4.

Aanwijzingen van de snelheidsregelaar of de snelheidsbegrenzer.

5.

Opschakelindicator.

Ingeschakelde versnelling automatische transmissie of elektronisch gestuurde versnellingsbak.

6.

Zone voor het weergeven van: waarschuwingsmeldingen of meldingen over de status van functies, boordcomputer, digitale snelheidsmeter

(km/h of mph), ...

7.

Onderhoudsindicator en vervolgens kilometerteller (km of miles).

Deze functies worden achtereenvolgend weergegeven na het aanzetten van het contact.

8.

Dagteller (km of miles).

9.

Toerenteller (x 1000 t/min of rpm).

Bedieningstoetsen

A.

Resetten van de onderhoudsindicator.

Weergave logboek waarschuwingsmeldingen.

Weergave van de volgende informatie:

- onderhoud,

- actieradius vloeistof emissieregeling

(AdBlue ® ).

B.

Dimmer verlichting.

C.

Resetten van de dagteller.

Verklikkerlampjes

De verklikkerlampjes geven de bestuurder informatie over de werking van een systeem (ingeschakeld of uitgeschakeld) of waarschuwen de bestuurder in het geval van een storing (waarschuwingslampje).

Bij het aanzetten van het contact

Als het contact wordt aangezet, gaan bepaalde waarschuwingslampjes enkele seconden branden.

Zodra de motor wordt gestart, moeten deze lampjes weer uitgaan.

Als een lampje blijft branden, controleer dan voordat u gaat rijden welke functie het betreft.

Bijbehorende waarschuwingen

Een aantal verklikkerlampjes kan op twee manieren oplichten: permanent of knipperend.

Aan de manier van oplichten in combinatie met het functioneren van de auto valt af te lezen of er sprake is van een normale situatie of een storing. Bij een storing kan het lampje gaan branden in combinatie met een geluidssignaal en/of een melding.

Waarschuwingslampjes

Als bij draaiende motor of tijdens het rijden een van de volgende verklikkerlampjes gaat branden, wijst dit op een storing in het desbetreffende systeem en moet de bestuurder actie ondernemen.

Lees in het geval van een storing waarbij een waarschuwingslampje gaat branden de aanvullende informatie, die via een bijbehorende melding wordt weergegeven.

Raadpleeg indien nodig het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Instrumentenpaneel

Verklikkerlampjes ingeschakelde functies

De volgende verklikkerlampjes op het instrumentenpaneel en/of op het display van het instrumentenpaneel geven aan dat de desbetreffende functie is ingeschakeld.

1

Verklikkerlampjes uitgeschakelde functies

De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld.

Soms klinkt er ook een geluidssignaal en verschijnt er een melding.

15

Spacetourer-VP_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016

16

Instrumentenpaneel

+

Controlelampje

STOP

Parkeerrem

Remsysteem

Status Oorzaak permanent, in combinatie met een ander waarschuwingslampje, een geluidssignaal en een melding.

Dit waarschuwingslampje gaat branden in het geval van een ernstige storing van de motor, het remsysteem, de stuurbekrachtiging enz. of een ernstige elektrische storing.

permanent.

De parkeerrem is aangetrokken of niet goed vrijgezet.

Acties / Opmerkingen

Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.

Zet het contact af en raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Zet de parkeerrem vrij zodat het verklikkerlampje uitgaat; trap het rempedaal in.

Houd u aan de veiligheidsvoorschriften.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de parkeerrem .

permanent.

Het remvloeistofniveau is te laag.

permanent, in combinatie met het waarschuwingslampje

ABS.

Er is een storing in de elektronische remdrukregelaar (REF).

Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.

Vul het niveau bij met een vloeistof voorzien van een artikelnummer van CITROËN.

Als het probleem zich blijft voordoen, laat het systeem dan controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.

Laat het systeem controleren door het CITROËNnetwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

Controlelampje Status

Autogordel(s) niet vastgemaakt of weer losgemaakt permanent of knippert in combinatie met een geluidssignaal.

Oorzaak

Een van de autogordels is niet vastgemaakt of weer losgemaakt.

Instrumentenpaneel

Acties / Opmerkingen

Trek aan de gordel en klik de gesp vast in de gesphouder.

1

Laadstroom accu *

Motoroliedruk permanent.

permanent.

Er is een storing in het laadstroomcircuit van de accu (vervuilde of losgeraakte accuklemmen, aandrijfriem dynamo niet correct gespannen of gebroken...).

Het lampje moet bij het starten van de motor uitgaan.

Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.

Er is een storing in de motorsmering.

Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.

Parkeer de auto, zet het contact af en raadpleeg het

CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Te hoge koelvloeistoftemperatuur permanent, met de wijzer in het rode gebied.

De temperatuur van de koelvloeistof is te hoog.

Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.

Wacht met het eventueel bijvullen van de koelvloeistof tot de motor is afgekoeld.

Als het probleem zich blijft voordoen, raadpleeg dan het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

* Volgens land van bestemming.

Spacetourer-VP_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016

17

18

Instrumentenpaneel

Controlelampje

Een of meer portieren geopend

Status Oorzaak Acties / Opmerkingen permanent, in combinatie met een melding die het desbetreffende carrosseriedeel aangeeft, bij een snelheid lager dan 10 km/h.

Een voorportier, een schuifdeur of de linker achterdeur/de achterklep is niet goed gesloten.

De ruit van de achterklep (indien aanwezig) is niet goed gesloten.

Sluit het desbetreffende carrosseriedeel.

Dit verklikkerlampje gaat niet branden als de rechter achterdeur (indien aanwezig) niet goed is gesloten.

Laag brandstofniveau permanent, in combinatie met een melding die het desbetreffende carrosseriedeel aangeeft en een geluidssignaal, bij een snelheid hoger dan

10 km/h.

permanent, met de naald in het rode gebied.

Als het lampje gaat branden zit er nog minder dan 8 liter brandstof in de tank.

Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat u met een lege tank strandt.

Dit controlelampje gaat elke keer na het aanzetten van het contact branden zolang er niet voldoende brandstof getankt is.

Inhoud brandstoftank: ongeveer 69 liter .

Rijd nooit door tot de tank helemaal leeg is, hierdoor kunnen het emissieregelsysteem en het injectiesysteem beschadigd raken.

+

Controlelampje

Zelfdiagnose motor

+

Zelfdiagnose motor

Voorgloeien dieselmotor

Status permanent, in combinatie met het verklikkerlampje

STOP.

permanent.

Oorzaak

Er is sprake van een ernstige motorstoring.

Er is een storing in de emissieregeling.

knippert.

Er is een storing in het motormanagementsysteem.

Instrumentenpaneel 1

Acties / Opmerkingen

Zet de auto zo snel mogelijk op een veilige plaats stil.

Parkeer de auto, zet het contact af en neem contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Het verklikkerlampje moet doven als de motor wordt gestart.

Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.

Kans op beschadiging van de katalysator.

Laat dit controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Laat dit controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

permanent, in combinatie met het verklikkerlampje

SERVICE.

permanent.

Er is sprake van een lichte motorstoring.

Het contact staat in de 2 e stand

(contact).

Of

De knop " START/STOP " is ingedrukt.

Wacht met starten tot het controlelampje uitgaat.

Wanneer het lampje uitgaat, wordt de motor onmiddellijk gestart, op voorwaarde dat:

- het koppelingspedaal is ingetrapt bij een auto met een handgeschakelde versnellingsbak,

- het rempedaal ingetrapt wordt gehouden bij een auto met een automatische transmissie of een elektronisch gestuurde versnellingsbak.

De wachttijd is afhankelijk van de weersomstandigheden (in extreme gevallen

30 seconden).

Als de motor niet wil aanslaan, zet dan het contact af. Zet het contact vervolgens weer aan en wacht opnieuw tot het lampje uitgaat voordat u de motor start.

19

Spacetourer-VP_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016

20

Instrumentenpaneel

Controlelampje Status

Bandenspanning te laag permanent, in combinatie met een geluidssignaal en een melding.

Oorzaak

De bandenspanning van een of meerdere wielen is te laag.

Acties / Opmerkingen

Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning.

De controle dient bij voorkeur bij koude banden te worden uitgevoerd.

Elke keer nadat u een of meer banden op spanning hebt gebracht en na het verwisselen van een of meer wielen, moet u het systeem resetten.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het bandenspanningscontrolesysteem .

+

Voet op het rempedaal

Voet op het koppelingspedaal knippert en brandt vervolgens permanent, in combinatie met het verklikkerlampje Service.

Er zit een storing in de functie: de bandenspanning wordt niet meer gecontroleerd.

permanent.

Het rempedaal moet worden ingetrapt.

permanent.

Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning.

Laat het systeem controleren door het CITROËNnetwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

Bij de automatische transmissie of elektronisch gestuurde versnellingsbak moet u bij een draaiende motor en voordat u de parkeerrem vrijzet het rempedaal intrappen om de selectiehendel vanuit stand P of N in een andere stand te kunnen zetten.

Als u de parkeerrem vrijzet zonder het rempedaal in te trappen, zal dit verklikkerlampje blijven branden.

In de STOP-stand van het Stop &

Start-systeem wordt de motor niet gestart als u het koppelingspedaal slechts gedeeltelijk intrapt.

Trap bij een auto met een handgeschakelde versnellingsbak het koppelingspedaal volledig in zodat de motor gestart kan worden.

Controlelampje Status

Antiblokkeersysteem

(ABS) permanent.

Oorzaak

Er is een storing in het antiblokkeersysteem.

Instrumentenpaneel 1

Acties / Opmerkingen

De normale remwerking blijft behouden.

Rijd voorzichtig met lage snelheid en raadpleeg zo snel mogelijk het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Waarschuwing kans op aanrijding/

Active Safety

Brake knippert.

Roetfilter

(Diesel)

Het systeem wordt geactiveerd.

Het systeem remt de auto kort af om de snelheid van de aanrijding met de voorligger te beperken.

permanent, in combinatie met een melding en een geluidssignaal.

permanent, in combinatie met een melding.

permanent, in combinatie met een geluidssignaal en het bericht "Kans op verstopping van het roetfilter".

Storing in het systeem.

Laat het systeem controleren door het CITROËNnetwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

Het systeem is uitgeschakeld (via het menu).

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de Waarschuwing kans op aanrijding / Active Safety Brake .

Geeft aan dat het roetfilter verstopt begint te raken.

permanent, in combinatie met een geluidssignaal en het bericht "Additiefniveau roetfilter te laag.

Geeft aan dat het minimumniveau van het brandstofadditief is bereikt.

Ga als de omstandigheden het toelaten het roetfilter regenereren door met een snelheid van meer dan

60 km/h te rijden tot het lampje dooft.

Laat het additiefreservoir zo snel mogelijk bijvullen door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

21

Spacetourer-VP_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016

22

Instrumentenpaneel

Controlelampje

Airbags tijdelijk.

Status Oorzaak

Het lampje brandt gedurende enkele seconden en dooft als het contact wordt aangezet.

Acties / Opmerkingen

Het lampje moet doven zodra de motor wordt gestart.

Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.

permanent.

Er is een storing in een van de airbags of de pyrotechnische gordelspanners.

Laat dit controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Airbag vóór aan passagierszijde permanent, op het display van de verklikkerlampjes voor de veiligheidsgordels en de airbag vóór aan passagierszijde.

De schakelaar op de zijkant van het dashboard aan passagierszijde staat in de stand " OFF ".

De airbag vóór aan passagierszijde is uitgeschakeld.

U kunt een kinderzitje met de "rug in de rijrichting" plaatsen, behalve in het geval van een storing in het airbagsysteem (verklikkerlampje airbags brandt).

Zet de schakelaar in de stand " ON " om de airbag vóór aan passagierszijde in te schakelen. Bevestig in dit geval op deze zitplaats geen kinderzitje met de "rug in de rijrichting".

Passagiersairbag permanent.

De schakelaar in het dashboard aan passagierszijde staat in de stand " ON ".

De passagiersairbag is ingeschakeld.

Plaats in dit geval geen kinderzitje met de "rug in de rijrichting" op de voorpassagiersstoel.

Zet de schakelaar in de stand " OFF " om de passagiersairbag uit te schakelen.

U kunt een kinderzitje met de "rug in de rijrichting" plaatsen, behalve in het geval van een storing in het airbagsysteem (verklikkerlampje airbags brandt).

Controlelampje Status

Elektronisch stabiliteitsprogramma

(ESP /ASR ) permanent.

Dynamische stabiliteitscontrole

(ESP/ASR) knippert.

permanent.

Stuurbekrachtiging permanent.

Instrumentenpaneel 1

Oorzaak Acties / Opmerkingen

De toets is ingedrukt en het verklikkerlampje brandt.

De functie ESP/ASR is uitgeschakeld.

ESP: dynamische stabiliteitscontrole.

ASR: antislipregeling.

Druk op de toets om de functie ESP/ASR in te schakelen.

Het verklikkerlampje dooft.

De functie ESP/ASR wordt automatisch ingeschakeld als de motor wordt gestart.

Na uitschakelen van het systeem wordt het automatisch opnieuw ingeschakeld bij snelheden hoger dan ongeveer

50 km/h.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het elektronisch stabiliteitsprogramma

(ESC) en in het bijzonder de CDS/ASR.

De ESP-/ASR-regeling is actief.

Deze functie verbetert de aandrijving en zorgt voor een betere koersstabiliteit als de wielen te weinig grip hebben of de auto uit de koers dreigt te raken.

Storing in het ESP-/ASR-systeem.

Laat het systeem controleren door het CITROËNnetwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

Er is een storing met betrekking tot de stuurbekrachtiging.

Rijd voorzichtig en met lage snelheid.

Laat het systeem nakijken door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

23

Spacetourer-VP_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016

Instrumentenpaneel

Controlelampje

AdBlue ®

(BlueHDidieselmotor)

Status Oorzaak permanent zodra het contact is aangezet, in combinatie met een geluidssignaal en een melding van het aantal kilometers dat u nog kunt rijden.

De actieradius ligt tussen de 600 en 2400 km.

knippert, in combinatie met een geluidssignaal en een melding van het aantal kilometers dat u nog kunt rijden.

De actieradius ligt tussen de 0 en 600 km.

Acties / Opmerkingen

Laat het AdBlue ® -reservoir snel bijvullen: neem contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats of vul zelf het reservoir bij.

Laat het AdBlue ® -reservoir zo snel mogelijk bijvullen om storingen te voorkomen : neem contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats of vul zelf het reservoir bij.

knippert, in combinatie met een geluidssignaal en een melding dat starten niet is toegestaan.

Het AdBlue ® -reservoir is leeg: het starten van de motor wordt geblokkeerd door het wettelijk verplichte startblokkeringssysteem.

Om de motor te kunnen starten moet u het AdBlue ® reservoir (laten) bijvullen: neem contact op met het

CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats of vul zelf het reservoir bij.

U moet het vloeistofreservoir bijvullen met minimaal

3,8 liter AdBlue ® .

24

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor het bijvullen van AdBlue ® of voor meer informatie over AdBlue ® .

Instrumentenpaneel 1

+

Controlelampje

SCRemissieregelsysteem

(BlueHDidieselmotor)

+

Status Oorzaak Acties / Opmerkingen permanent zodra het contact is aangezet, in combinatie met het branden van het verklikkerlampje SERVICE en het verklikkerlampje zelfdiagnose motor, een geluidssignaal en een melding.

knippert zodra het contact is aangezet, in combinatie met het branden van het verklikkerlampje

SERVICE en het verklikkerlampje zelfdiagnose motor, een geluidssignaal en een melding met betrekking tot de actieradius.

Er is een storing in het SCRemissieregelsysteem.

Na bevestiging van de storing in het emissieregelsysteem kunt u maximaal 1100 km afleggen voordat het systeem het starten van de motor blokkeert.

Deze waarschuwing verdwijnt zodra de uitstoot van uitlaatgassen weer aan de normen voldoet.

Raadpleeg zo snel mogelijk het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om storingen te voorkomen .

knippert zodra het contact is aangezet, in combinatie met het branden van het verklikkerlampje

SERVICE en het verklikkerlampje zelfdiagnose motor, een geluidssignaal en een melding.

U hebt de actieradius overschreden die is toegestaan na de bevestiging van de storing in het emissieregelsysteem: het starten van de motor wordt geblokkeerd door het startblokkeringssysteem.

Neem verplicht contact op met het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats om de motor weer te kunnen starten.

25

Spacetourer-VP_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016

26

Instrumentenpaneel

Controlelampje

Service

Status brandt tijdelijk.

permanent.

Oorzaak

Er is een kleine storing opgetreden waarbij geen specifiek verklikkerlampje gaat branden.

Acties / Opmerkingen

Identificeer de storing met behulp van de bijbehorende melding, bijvoorbeeld:

- een te laag motorolieniveau,

- een te laag niveau van de ruiten-/ koplampsproeiervloeistof,

- een bijna lege batterij van de afstandsbediening,

- een te lage bandenspanning,

- een vervuild roetfilter bij auto's met dieselmotor.

- ...

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de controles , in het bijzonder van het roetfilter.

Raadpleeg in andere gevallen het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Er is een ernstige storing opgetreden waarbij geen specifiek verklikkerlampje gaat branden.

Identificeer de storing met behulp van de melding en raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

+ permanent, waarbij de sleutel van de onderhoudsindicator eerst knippert en vervolgens permanent brandt.

Mistachterlichten permanent.

Het interval voor de onderhoudsbeurt is overschreden.

Uitsluitend bij uitvoeringen met een BlueHDidieselmotor.

Laat de onderhoudsbeurt van uw auto zo snel mogelijk uitvoeren.

De mistachterlichten zijn ingeschakeld.

Draai de ring naar achteren om de mistachterlichten uit te schakelen.

Controlelampje

Automatische ruitenwissers

Status permanent.

Grootlichtassistent permanent.

Oorzaak

De ruitenwisserschakelaar is naar beneden bewogen.

De lichtschakelaar staat in de stand " AUTO " en de functie is ingeschakeld.

Het grootlicht gaat branden als de hoeveelheid omgevingslicht en de verkeerssituatie het toestaan.

Instrumentenpaneel 1

Acties / Opmerkingen

De automatische stand van de ruitenwissers vóór is geactiveerd.

Beweeg om de automatische stand van de ruitenwissers te deactiveren de hendel omlaag of zet de hendel in een andere stand.

De camera boven aan de voorruit stuurt het in- en uitschakelen van het grootlicht aan, afhankelijk van de hoeveelheid omgevingslicht en de verkeerssituatie.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de grootlichtassistent .

Stop & Start

Dodehoekbewaking permanent.

knippert enkele seconden en gaat dan uit.

permanent.

Het Stop & Start-systeem heeft de motor in de STOP-stand gezet (verkeerslicht, stopbord, opstopping, enz.).

Het lampje gaat uit en de motor wordt automatisch gestart (START-stand) als u wilt wegrijden.

De STOP-stand is nu niet beschikbaar.

of

De motor wordt automatisch in de

START-stand gezet.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het Stop & Start -systeem.

De functie dodehoekbewaking is geactiveerd.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de dodehoekbewaking .

27

Spacetourer-VP_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016

28

Instrumentenpaneel

Controlelampje

Lane Departure

Warning System

Status permanent.

Mistlampen vóór

Parkeerlichten

Richtingaanwijzer links

Grootlicht permanent.

permanent.

knippert, met geluidssignaal.

Richtingaanwijzer rechts knippert, met geluidssignaal.

Dimlicht permanent.

permanent.

Oorzaak Acties / Opmerkingen

Het Lane Departure Warning System is geactiveerd.

Het Lane Departure Warning System is ingeschakeld.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het Lane Departure Warning

System .

De mistlampen vóór zijn ingeschakeld met de ring van de lichtschakelaar.

Draai de ring van de lichtschakelaar één stand naar achteren om de mistlampen vóór uit te schakelen.

De lichtschakelaar staat in de stand

"Parkeerlichten".

Als u de lichtschakelaar omlaag beweegt.

Als u de lichtschakelaar omhoog beweegt.

De lichtschakelaar staat in de stand

"Dimlicht".

Als u de lichtschakelaar naar u toe trekt.

Trek aan de lichtschakelaar om terug te schakelen naar dimlicht.

Raadpleeg voor meer informatie over de lichtschakelaar de desbetreffende rubriek.

Koelvloeistoftemperatuur

Als bij draaiende motor de wijzer zich bevindt in: orde, te hoog. Het waarschuwingslampje maximumtemperatuur en het waarschuwingslampje STOP gaan branden, in combinatie met een geluidssignaal en een waarschuwingsmelding op het touchscreen.

Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.

Wacht enkele minuten voordat u de motor afzet.

Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Controle

De temperatuur en de druk in het koelcircuit beginnen na enkele minuten rijden te stijgen.

Om koelvloeistof bij te vullen:

F laat de motor ten minste één uur afkoelen,

F draai de dop twee omwentelingen los om de druk te laten dalen,

F verwijder vervolgens de dop,

F vul bij tot aan het merkteken "MAXI".

Wees voorzichtig bij het bijvullen van de koelvloeistof: kans op brandwonden. Vul niet bij tot boven het maximumniveau (aangegeven op het reservoir).

Instrumentenpaneel

Onderhoudsindicator

De onderhoudsindicator geeft aan hoeveel kilometer u nog verwijderd bent van de eerstvolgende onderhoudsbeurt volgens het onderhoudsschema van de fabrikant.

1

Deze termijn wordt berekend op basis van de laatste reset van de onderhoudsindicator en is afhankelijk van het aantal afgelegde kilometers en de verstreken tijd sinds de laatste onderhoudsbeurt.

Bij de BlueHDi-uitvoeringen met dieselmotor heeft de mate van vervuiling van de motorolie ook invloed op de berekening (volgens land van bestemming).

29

Spacetourer-VP_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016

30

Instrumentenpaneel

De afstand tot de eerstvolgende beurt is meer dan 3000 km

Als het contact wordt aangezet, verschijnt er geen onderhoudsinformatie op het display.

De afstand tot de eerstvolgende beurt is 1000 tot 3000 km

Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende

5 seconden de onderhoudssleutel branden. De kilometerteller geeft de resterende kilometers tot de eerstvolgende onderhoudsbeurt aan.

Voorbeeld: de afstand tot de eerstvolgende onderhoudsbeurt bedraagt 2800 km.

Als het contact wordt aangezet, geeft het display gedurende 5 seconden het volgende aan:

De afstand tot de eerstvolgende beurt is minder dan 1000 km

Voorbeeld: de afstand tot de eerstvolgende onderhoudsbeurt bedraagt 900 km.

Als het contact wordt aangezet, geeft het display gedurende 5 seconden het volgende aan:

5 seconden na het aanzetten van het contact treedt de kilometerteller weer in werking en blijft de sleutel branden om aan te geven dat er binnenkort onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd moeten worden.

De afstand tot de eerstvolgende beurt is overschreden

Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende

5 seconden de sleutel knipperen om aan te geven dat de onderhoudswerkzaamheden zo spoedig mogelijk uitgevoerd moeten worden.

Voorbeeld: u hebt de afstand tot de eerstvolgende onderhoudsbeurt met 300 km overschreden.

Als het contact wordt aangezet, geeft het display gedurende 5 seconden het volgende aan:

5 seconden na het aanzetten van het contact, verdwijnt de sleutel ; de teller geeft de kilometerstand aan.

5 seconden na het aanzetten van het contact treedt de kilometerteller weer in werking en blijft de sleutel branden .

Bij de BlueHDi-uitvoeringen met dieselmotor wordt deze waarschuwing, zodra het contact is aangezet, gecombineerd met het permanent branden van het verklikkerlampje Service.

Bij de berekening van de resterende hoeveelheid af te leggen kilometers kan ook de factor tijd worden meegewogen, afhankelijk van de rijgewoontes van de bestuurder.

De sleutel kan dus ook gaan branden als het interval in tijd sinds de laatste onderhoudsbeurt, zoals vermeld in het onderhoudsschema van de fabrikant, is overschreden.

Bij de BlueHDi-uitvoeringen met dieselmotor kan de sleutel ook eerder gaan branden, afhankelijk van de kwaliteit van de motorolie (volgens land van bestemming).

De afname van de kwaliteit van de motorolie is afhankelijk van de rijomstandigheden van de auto.

Op 0 zetten van de onderhoudsindicator

De onderhoudsindicator moet na elke onderhoudsbeurt op 0 gezet worden.

Als u zelf het onderhoud van uw auto uitvoert, zet dan het contact af en:

Instrumentenpaneel

Als u na deze handeling de accu wilt loskoppelen, vergrendel dan de auto en wacht minimaal 5 minuten. Het op

0 zetten van de onderhoudsindicator zal anders niet worden opgeslagen.

Opnieuw weergeven van de onderhoudsinformatie

U kunt op elk moment de onderhoudsinformatie weergeven.

F Druk op deze knop.

1

F Druk op deze knop en houd deze ingedrukt,

F

Zet het contact aan; de kilometerteller begint terug te tellen,

F Laat de knop los als het display "=0" aangeeft; de sleutel verdwijnt.

De onderhoudsinformatie wordt enkele seconden weergegeven en verdwijnt vervolgens weer.

31

Spacetourer-VP_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016

32

Instrumentenpaneel

Motorolieniveaumeter

Bij uitvoeringen met een motorolieniveaumeter wordt bij het aanzetten van het contact het motorolieniveau enkele seconden weergegeven, gelijktijdig met de onderhoudsindicator.

Een controle van het olieniveau is alleen betrouwbaar als de auto op een vlakke, horizontale ondergrond staat en de motor minstens 30 minuten niet heeft gedraaid.

Te weinig olie

Als het motorolieniveau te laag is, wordt een melding op het instrumentenpaneel weergegeven.

Controleer het olieniveau met de peilstok. Als blijkt dat het olieniveau te laag is, moet olie worden bijgevuld om te voorkomen dat ernstige motorschade ontstaat.

Oliepeilstok

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor de plaats van de peilstok en het bijvullen van motorolie bij de dieselmotor .

2 merktekens op de peilstok:

- A

= maxi; het olieniveau mag nooit boven dit niveau uitkomen,

- B = mini; als het olieniveau niet boven het niveau B uitkomt, moet het voor de motor van uw auto voorgeschreven type motorolie worden bijgevuld via de vulopening.

Olieniveau correct

Als het motorolieniveau in orde is, wordt een melding op het instrumentenpaneel weergegeven.

Storing motorolieniveaumeter

Als de motorolieniveaumeter defect is, wordt een melding op het instrumentenpaneel weergegeven. Raadpleeg het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Instrumentenpaneel

Actieradiusindicatoren

AdBlue

®

Zodra de reservevoorraad van het AdBlue ® reservoir is aangesproken of een storing in het

SCR-systeem is gesignaleerd, verschijnt bij het aanzetten van het contact een indicator die aangeeft hoeveel kilometer u nog ongeveer kunt rijden voordat het opnieuw starten van de motor automatisch wordt geblokkeerd.

Als gelijktijdig een storing wordt gesignaleerd en het AdBlue ® -niveau laag is, wordt de laagste actieradius weergegeven.

Het wettelijk verplichte startblokkeringssysteem wordt automatisch geactiveerd zodra het

AdBlue ® -reservoir leeg is.

Als de motor mogelijk niet opnieuw kan worden gestart door een te laag AdBlue ® -niveau

Actieradius tussen 600 en 2400 km Actieradius groter dan 2400 km

Als het contact wordt aangezet, wordt er niet automatisch een melding over de actieradius weergegeven op het instrumentenpaneel.

Druk op deze knop om de actieradius tijdelijk weer te geven.

Afhankelijk van de uitrusting van uw auto kunt u deze informatie bekijken op het touchscreen.

F Selecteer het menu Rijden .

Zodra het contact wordt aangezet, gaat dit verklikkerlampje branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding

(bijvoorbeeld "Vul brandstofadditief bij: Starten geblokkeerd binnen 1500 km") die aangeeft hoeveel kilometer of mijl u nog kunt rijden met de resterende hoeveelheid vloeistof.

Tijdens het rijden wordt de melding elke

300 km weergegeven zolang er geen vloeistof is bijgevuld.

Neem contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om AdBlue ® te laten bijvullen.

U kunt het bijvullen ook zelf uitvoeren.

F Selecteer " OPTIES ".

F Selecteer vervolgens

" Diagnose ".

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over AdBlue ® , het

SCR-systeem en in het bijzonder het bijvullen van AdBlue ® .

De actieradius wordt tijdelijk weergegeven.

1

Bij een actieradius van meer dan 5000 km wordt er geen exacte waarde weergegeven.

33

Spacetourer-VP_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016

34

Instrumentenpaneel

Actieradius tussen 0 en 600 km

Zodra het contact wordt aangezet, knippert dit verklikkerlampje in combinatie met een geluidssignaal en een melding (bijvoorbeeld

"Vul brandstofadditief bij: Starten geblokkeerd binnen 600 km") die aangeeft hoeveel kilometer of mijl u nog kunt rijden met de resterende hoeveelheid vloeistof.

Tijdens het rijden wordt de melding elke

30 seconden weergegeven zolang er geen vloeistof is bijgevuld.

Neem contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om AdBlue ® te laten bijvullen.

U kunt het bijvullen ook zelf uitvoeren.

Als niet op tijd vloeistof wordt bijgevuld, kan de motor niet meer worden gestart.

Storing in verband met een te laag AdBlue ® -niveau

Als het contact wordt aangezet, knippert dit verklikkerlampje in combinatie met een geluidssignaal en de melding "Vul brandstofadditief bij: Starten geblokkeerd".

Het AdBlue ® -reservoir is leeg: het wettelijk verplichte startblokkeringssysteem voorkomt dat de motor opnieuw wordt gestart.

Om de motor weer opnieuw te kunnen starten, raden wij u aan contact op te nemen met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om de benodigde hoeveelheid vloeistof te laten bijvullen.

Als u zelf vloeistof bijvult, moet het reservoir met minimaal 3,8 liter AdBlue ® worden gevuld.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over AdBlue ® , het

SCR-systeem en in het bijzonder het bijvullen van AdBlue ® .

Instrumentenpaneel

Als een storing in het SCR-systeem wordt gedetecteerd

Er wordt automatisch een startblokkeringssysteem geactiveerd als meer dan 1100 km is gereden nadat de storing in het SCR-systeem is bevestigd. Laat het systeem zo snel mogelijk controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

1

Als een storing wordt gedetecteerd Tijdens de geautoriseerde rijfase

(tussen 1100 km en 0 km)

Starten geblokkeerd

Deze verklikkerlampjes gaan branden in combinatie met een geluidssignaal en de melding "Storing emissieregeling".

De waarschuwing wordt tijdens het rijden gegeven als de storing voor de eerste keer wordt gedetecteerd en vervolgens steeds bij het aanzetten van het contact zolang de storing niet is verholpen.

In het geval van een tijdelijke storing verdwijnt de waarschuwing tijdens de volgende rit na controle van de zelfdiagnose van het SCR-systeem.

Als een storing in het SCR-systeem is bevestigd (nadat 50 km is gereden terwijl de melding van de storing permanent wordt weergegeven), gaan deze verklikkerlampjes branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding (bijvoorbeeld "Storing emissieregeling: Starten geblokkeerd binnen

300 km") die aangeeft hoeveel kilometer of mijl u nog met de resterende hoeveelheid additief kunt rijden.

Tijdens het rijden wordt de melding elke

30 seconden weergegeven zolang de storing in het SCR-systeem niet is verholpen.

De waarschuwing wordt opnieuw weergegeven zodra het contact wordt aangezet.

Neem zo snel mogelijk contact op met het

CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Als u dit niet doet, kan de motor niet meer worden gestart.

Elke keer dat het contact wordt aangezet, gaan deze verklikkerlampjes branden in combinatie met een geluidssignaal en de melding "Storing emissieregeling: Starten geblokkeerd".

U hebt de limiet van de geautoriseerde rijfase overschreden: het startblokkerringssysteem voorkomt dat de motor opnieuw wordt gestart.

Om de motor weer te kunnen starten, is het noodzakelijk dat u contact opneemt met het

CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

35

Spacetourer-VP_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016

36

Instrumentenpaneel

Kilometerteller en dagteller

De kilometerteller en dagteller worden gedurende 30 seconden weergegeven bij het afzetten van het contact, bij het openen van het bestuurdersportier en bij het vergrendelen en ontgrendelen van de auto.

Voor reizen in het buitenland kan de eenheid van de afstand worden aangepast: de snelheid moet namelijk worden weergegeven in de officiële eenheid van het land (km of mijl). De eenheid kan bij stilstaande auto worden gewijzigd via het configuratiemenu van het display.

Kilometerteller

Deze teller geeft de totale kilometerstand van de auto aan.

Dagteller

Deze teller geeft het aantal gereden kilometers weer sinds de bestuurder de teller op 0 heeft gezet.

F Druk bij aangezet contact op deze knop tot de dagteller op 0 staat.

Dimmer dashboardverlichting

Met dit systeem kunt u de lichtsterkte van de dashboardverlichting handmatig aanpassen aan het licht van de omgeving.

Instrumentenpaneel

U kunt het scherm ook uitschakelen. Dit gaat als volgt:

1

F Druk op de toets Instellingen .

Op het instrumentenpaneel Met touchscreen

F Druk op de toets Instellingen .

F Selecteer uitschakelen .

F Selecteer " OPTIES ".

F Selecteer " Schermconfiguratie ".

Het scherm wordt volledig uitgeschakeld.

Druk nogmaals op het scherm (op een willekeurig gedeelte) om het weer in te schakelen.

F

Druk bij ingeschakelde verlichting op deze knop om de lichtsterkte te verhogen.

F

Druk bij ingeschakelde verlichting op deze knop om de lichtsterkte te verlagen.

Laat de knop los zodra de gewenste lichtsterkte is bereikt.

F Selecteer het tabblad

" Lichtsterkte ".

F Regel de lichtsterkte door de cursor te verschuiven.

F Druk op " Bevestigen " om de instelling op te slaan en het scherm te sluiten.

37

Spacetourer-VP_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016

38

Instrumentenpaneel

Boordcomputer

De boordcomputer geeft actuele informatie over het rijden (actieradius, brandstofverbruik...).

Weergave van de informatie

F Of druk op de rolknop op het stuurwiel

(volgens uitvoering).

- Actuele informatie:

● actieradius,

● actueel brandstofverbruik,

● de teller van het Stop & Startsysteem.

- Traject :

● gemiddelde snelheid,

● gemiddeld brandstofverbruik,

● de afgelegde afstand,

voor het eerste traject.

Afhankelijk van de uitvoering van uw auto kan een 2e traject worden weergegeven.

- Traject :

● gemiddelde snelheid,

● gemiddeld brandstofverbruik,

● de afgelegde afstand,

voor het tweede traject.

F Druk herhaaldelijk op deze toets op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar om de verschillende onderwerpen weer te geven.

De trajecten "1" en "2" zijn onafhankelijk en hebben dezelfde eigenschappen.

Traject "1" kan bijvoorbeeld gebruikt worden voor een dagelijks verbruik en traject "2" voor een maandelijks verbruik.

Traject resetten

Instrumentenpaneel met LCD-tekstdisplay

F Druk zodra het gewenste traject wordt aangegeven de resettoets van het instrumentenpaneel langer dan twee seconden in.

F Of druk langer dan twee seconden op de rolknop op het stuurwiel (volgens uitvoering).

Instrumentenpaneel met LCDtekst- of matrixdisplay

F Druk zodra het gewenste traject wordt aangegeven de toets op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar langer dan twee seconden in.

Spacetourer-VP_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016

Instrumentenpaneel 1

39

40

Instrumentenpaneel

Enkele definities

Actieradius

(km of miles)

Aantal kilometers dat u nog met de resterende hoeveelheid brandstof kunt rijden (berekend op basis van het gemiddelde verbruik over de laatste afgelegde kilometers).

Deze waarde kan variëren door een gewijzigde rijstijl of het rijden op een helling, waardoor het momentele brandstofverbruik aanzienlijk kan wijzigen.

Als de actieradius minder dan 30 km bedraagt, verschijnen streepjes op het display. Na het tanken van minimaal

8 liter brandstof wordt de actieradius opnieuw berekend en weergegeven als deze meer dan 100 km bedraagt.

Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als tijdens het rijden de streepjes continu worden weergegeven.

Huidig verbruik

(l/100 km, km/l of mpg)

Berekend over de laatste verstreken seconden.

Afgelegde afstand

(km of miles)

Berekend sinds de laatste nulstelling van de trajectgegevens.

Deze functie wordt alleen weergegeven bij snelheden vanaf 30 km/h.

Stop & Start-teller

(minuten/seconden of uren/minuten)

Gemiddeld verbruik

(l/100 km, km/l of mpg)

Berekend sinds de laatste nulstelling van de trajectgegevens.

Als uw auto is uitgerust met het Stop & Startsysteem, registreert een teller hoelang de

STOP-stand tijdens een traject is geactiveerd.

De teller wordt elke keer als u het contact aanzet weer op nul gezet.

Gemiddelde snelheid

(km/h of mph)

Berekend sinds de laatste nulstelling van de trajectgegevens.

Instrumentenpaneel

Touchscreen

Gebruik de toetsen aan weerszijden van het touchscreen om de menu's te openen en druk vervolgens op de toetsen op het touchscreen.

Menu's

Gebruik deze toets om uw keuze te bevestigen.

Gebruik deze toets om de pagina te verlaten.

Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die veel aandacht vergen alleen uitvoeren als de auto stilstaat.

Rijden .

Hiermee kunnen bepaalde functies worden geactiveerd, gedeactiveerd en geconfigureerd.

Radio Media .

Online navigatie .

Instellen van het geluidsvolume/ onderbreken van het geluid.

Aan/uit.

Instellingen .

Hiermee kunnen de weergave en het systeem worden geconfigureerd.

Connectiviteit .

Telefoon .

Zie voor meer informatie over het touchscreen de rubriek Audio en telematica .

1

41

Spacetourer-VP_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016

42

Instrumentenpaneel

Menu "Rijden"

De te configureren functies zijn in de volgende tabel weergegeven.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over een bepaalde functie van de rijhulpsystemen.

Toets Desbetreffende functie

Initialisatie bandenspanningscontrole

Aanwijzingen

Resetten van het bandenspanningscontrolesysteem.

Dodehoekbewaking Inschakelen/uitschakelen van de functie.

Stop and Start-systeem Uitschakelen/inschakelen van de functie.

Lane Departure Warning

System (LDWS)

Inschakelen/uitschakelen van de functie.

of

Automatisch uitschakelen van het grootlicht

Inschakelen/uitschakelen van de functie.

Toets Desbetreffende functie

Configuratie auto

Druk op OFF/ON om een functie in of uit te schakelen.

Druk op het pictogram van de functie om een instelling

(verlichtingsduur, enz.) te wijzigen of aanvullende informatie weer te geven.

Instrumentenpaneel

Aanwijzingen

Toegang tot de te configureren functies.

Selecteer of deselecteer de tabs onder aan het touchscreen om de weergegeven functies te sorteren.

- Verlichting:

- "Bochtverlichting": inschakelen/uitschakelen van de statische bochtverlichting.

- "Follow me home-verlichting": inschakelen/uitschakelen van de automatische follow me homeverlichting.

- "Instapverlichting": inschakelen/uitschakelen van de automatische instapverlichting.

- "Sfeerverlichting": inschakelen/uitschakelen van de sfeerverlichting.

- Toegang:

- "Handsfree toegang": inschakelen/uitschakelen van het elektrisch openen/sluiten van een schuifdeur via het handsfree-systeem.

- "Uw auto vergrendelen na het elektrisch sluiten van een schuifdeur via het handsfreesysteem.": inschakelen/uitschakelen van het automatisch vergrendelen van de auto na het elektrisch sluiten van een schuifdeur via het handsfree-systeem,

- Assistentie (hulp bij het rijden)

- "Ruitenwisser achter bij inschakelen achteruit": inschakelen/uitschakelen van de automatische werking van de ruitenwisser achter bij het inschakelen van de achteruitversnelling.

- "Weergave adviessnelheid": inschakelen/uitschakelen van de snelheidslimietherkenning en mogelijkheid om de snelheid in te stellen voor de snelheidsregelaar of -begrenzer.

- "Waarschuwing kans op aanrijding en automatisch remmen": inschakelen/uitschakelen van de waarschuwing bij kans op een aanrijding.

- "Detectie verslapping aandacht": inschakelen/uitschakelen van de waarschuwing bij het verslappen van de aandacht van de bestuurder.

Overzicht van de actieve waarschuwingen.

1

Diagnose

Parkeerhulp Inschakelen/uitschakelen van de functie.

Instellen snelheidslimieten Opslaan van snelheden voor de snelheidsbegrenzer of de actieve snelheidsregelaar.

43

Spacetourer-VP_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016

Instrumentenpaneel

Datum en tijd instellen

Met autoradio Met touchscreen

F Druk op de toets Instellingen om de verschillende menu's weer te geven.

F Selecteer " OPTIES ".

U kunt de datum en tijd synchroniseren met het GPS-navigatiesysteem (indien aanwezig); deze instellingen worden dan automatisch geregeld.

44

F Druk op de toets MENU om het algemene menu weer te geven.

F Druk op de toetsen " 7 " of " 8 " om het menu

Persoonlijke instellingen - configuratie te selecteren en bevestig uw keuze door op de toets "OK" te drukken.

F Druk op de toets " 5 " of " 6 " om het menu

Configuratie display , te selecteren en bevestig uw keuze door op de knop "OK" te drukken.

F Druk op de toetsen " 5 " of " 6 " en " 7 " of " 8 " om de gewenste waarden voor de datum en de tijd in te stellen en druk op de toets "OK" om uw keuze te bevestigen.

F Selecteer " Instellen tijd-datum ".

F Selecteer het tabblad " Datum " of " Tijd ".

F Wijzig de instellingen in de desbetreffende velden " Datum " of " Tijd " en druk vervolgens op " Bevestigen ".

F Druk op " Bevestigen " om de instellingen op te slaan en het menu te verlaten.

Sleutel

De sleutel kunt u gebruiken om de centrale vergrendeling via het slot te bedienen om de auto te ontgrendelen of vergrendelen.

Dezelfde sleutel dient ook voor het openen en sluiten van de tankdop en het starten of afzetten van de motor.

Sleutel, afstandsbediening

Met de sleutel met afstandsbediening kunt de auto ontgrendelen of vergrendelen door de centrale vergrendeling te bedienen via het portierslot of met de afstandsbediening.

De sleutel met afstandsbediening dient tevens voor de lokalisatie van de auto, het openen en sluiten van de tankdop en het starten of afzetten van de motor, en maakt deel uit van de diefstalbeveiliging.

De knoppen van de afstandsbediening werken niet meer als het contact aan staat.

Toegang tot de auto

2

Uitklappen/inklappen van de sleutel

F Druk op deze knop om de sleutel uit of in te klappen.

Wanneer u deze knop niet indrukt, kan de afstandsbediening beschadigd raken.

Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016

45

Toegang tot de auto

Ontgrendelen

Met de sleutel

Met de afstandsbediening

F Druk op deze knop om de auto te ontgrendelen.

F Draai om de auto te ontgrendelen de sleutel in de richting van de voorzijde van de auto.

F Trek vervolgens aan de portiergreep om het portier te openen.

Het alarmsysteem (indien aanwezig) wordt niet uitgeschakeld. Het alarm zal worden geactiveerd door het openen van een portier en kan worden uitgeschakeld door het contact aan te zetten.

Met de afstandsbediening, uitvoeringen met elektrisch bedienbare schuifdeur(en)

F Druk op deze knop en houd de knop ingedrukt tot de schuifdeur opengaat om zowel de auto te ontgrendelen als de schuifdeur te openen.

Het ontgrendelen wordt bevestigd door het gedurende ongeveer

2 seconden snel knipperen van de richtingaanwijzers.

Afhankelijk van de uitvoering worden gelijktijdig de buitenspiegels uitgeklapt.

46

Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016

Vergrendelen

Met de sleutel

F Draai de sleutel rechtsom om de auto volledig te vergrendelen.

Het alarmsysteem (indien aanwezig) wordt niet ingeschakeld.

Met de afstandsbediening

F Druk op deze knop om de auto volledig te vergrendelen.

Als u deze knop ingedrukt houdt, worden de ruiten gesloten

(afhankelijk van de uitvoering).

Als u de knop loslaat, stopt de beweging van de ruit.

Let erop dat niets of niemand het correcte sluiten van de ruiten in de weg staat.

Zorg er met name voor dat kinderen zich tijdens het bedienen van de ruiten niet kunnen bezeren.

Als een portier, deur of achterklep niet goed is gesloten (behalve de rechter achterdeur):

- gaat, bij stilstaande auto en draaiende motor, dit verklikkerlampje branden in combinatie met een waarschuwingsmelding die enkele seconden wordt weergegeven,

- gaat, als de auto rijdt

(wagensnelheid hoger dan 10 km/h), dit verklikkerlampje branden in combinatie met een geluidssignaal en een waarschuwingsmelding die enkele seconden wordt weergegeven.

Het rijden met vergrendelde portieren kan in noodgevallen de toegang tot het interieur voor de hulpdiensten bemoeilijken.

Verlaat om veiligheidsredenen

(kinderen in de auto) de auto nooit, zelfs niet voor een korte tijd, zonder de afstandsbediening mee te nemen.

Toegang tot de auto

Als uw auto niet is voorzien van het alarmsysteem, wordt het vergrendelen bevestigd door het gedurende ongeveer 2 seconden branden van de richtingaanwijzers.

Tegelijkertijd worden, afhankelijk van de uitvoering van de auto, de buitenspiegels ingeklapt.

2

Als een van de portieren of deuren, of de achterklep geopend is, werkt de centrale vergrendeling niet.

Als de auto is vergrendeld en per ongeluk wordt ontgrendeld zonder dat binnen ongeveer 30 seconden een van de portieren wordt geopend, wordt de auto automatisch weer vergrendeld.

Het alarmsysteem (indien aanwezig) wordt in dat geval weer ingeschakeld

(inclusief de interieurbeveiliging, zelfs als u deze had uitgeschakeld).

Het in- en uitklappen van de buitenspiegels kan worden uitgeschakeld door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

47

Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016

Toegang tot de auto

Supervergrendeling

De supervergrendeling blokkeert het van buitenaf en van binnenuit openen van de portieren.

Als de supervergrendeling is ingeschakeld, is ook de vergrendelingsschakelaar in het interieur buiten werking.

Schakel daarom nooit de supervergrendeling in als er zich iemand in de auto bevindt.

Met de afstandsbediening

Vergrendelen van de auto:

F Druk op deze knop.

Tegelijkertijd worden, afhankelijk van de uitvoering, de buitenspiegels elektrisch ingeklapt.

Met de sleutel Inschakelen van de supervergrendeling van de auto:

F Druk na het vergrendelen nogmaals op deze knop.

Als uw auto niet is uitgerust met het alarmsysteem, wordt de supervergrendeling bevestigd door het gedurende ongeveer 2 seconden branden van de richtingaanwijzers.

Inschakelen van de supervergrendeling van de auto:

F Draai de sleutel richting de achterzijde van de auto.

F Draai vervolgens binnen 5 seconden de sleutel nogmaals richting de achterzijde van de auto.

48

Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016

Afhankelijk van de uitvoering worden de ruiten gesloten als deze knop ingedrukt wordt gehouden.

Zodra u de knop loslaat, stopt het sluiten van de ruiten.

Zorg ervoor dat het sluiten van de ruiten niet gehinderd wordt door voorwerpen of personen.

Zorg er met name voor dat kinderen zich tijdens het bedienen van de ruiten niet kunnen bezeren.

Lokaliseren van de auto

Met deze functie kunt u uw auto op afstand lokaliseren, wat vooral praktisch is bij weinig licht. De auto dient hiervoor wel gedurende ten minste 5 seconden vergrendeld te zijn.

F Druk op deze knop.

Hierna zullen gedurende ongeveer tien seconden de plafonniers gaan branden en de richtingaanwijzers gaan knipperen.

Verlichting via de afstandsbediening

Afhankelijk van de uitvoering van uw auto.

Druk kort op deze knop om de verlichting via de afstandsbediening te activeren (inschakelen van het parkeerlicht, het dimlicht en de kentekenplaatverlichting).

Door deze knop een tweede keer in te drukken terwijl de verlichting nog brandt, wordt de verlichting via de afstandsbediening weer uitgeschakeld.

Diefstalbeveiliging

Elektronische startblokkering

In de afstandsbediening is een chip aangebracht die over een specifieke code beschikt. Om te kunnen starten, moet bij het aanzetten van het contact deze code worden herkend door de startblokkering.

Deze elektronische startblokkering blokkeert het motormanagementsysteem zodra het contact wordt afgezet en voorkomt zo het starten van de motor bij een inbraak.

Bij een storing in het systeem wordt u gewaarschuwd door dit verklikkerlampje in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display.

De auto kan dan niet gestart worden.

Raadpleeg zo snel mogelijk het CITROËNnetwerk.

Bewaar de sticker die u bij de aflevering van uw auto samen met de sleutels is overhandigd zorgvuldig op een plaats buiten de auto.

Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016

Toegang tot de auto

2

49

Toegang tot de auto

Noodbediening(en)

Hiermee kunt u de portieren mechanisch vergrendelen en ontgrendelen in het geval van een storing in de centrale vergrendeling of van de accu.

Vergrendelen van het bestuurdersportier

Vergrendelen van het voorpassagiersportier

F Open het portier.

Vergrendelen van de schuifdeur

F Controleer of de elektrische kinderbeveiliging (indien aanwezig) niet is ingeschakeld.

F Open de deur.

F Steek de sleutel in het portierslot en draai de sleutel rechtsom.

Ontgrendelen

F Steek de sleutel in het portierslot en draai de sleutel linksom.

Het alarmsysteem (indien aanwezig) wordt niet uit-/ingeschakeld als u de auto met de sleutel opent/sluit.

Het alarm wordt geactiveerd als een portier wordt geopend en kan worden uitgeschakeld door het contact aan te zetten.

F Verwijder de dop op de zijkant van het portier.

F Steek de sleutel (zonder te forceren) in het vergrendelingssysteem en draai het geheel.

F Verwijder de sleutel en plaats de dop terug.

F Sluit het portier en controleer van buitenaf of de auto correct is vergrendeld.

Ontgrendelen

Gebruik de binnenportiergreep.

F Verwijder de dop op de zijkant van de deur.

F Steek de sleutel (zonder te forceren) in het vergrendelingssysteem en draai het geheel.

F Verwijder de sleutel en plaats de dop terug.

F Sluit de deur en controleer van buitenaf of de auto correct is vergrendeld.

Ontgrendelen

F Gebruik de binnenportiergreep.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de

Kinderbeveiliging .

50

Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016

Toegang tot de auto

Vergrendelen van de achterdeuren

F Controleer of de elektrische kinderbeveiliging (indien aanwezig) niet is ingeschakeld.

F Open de linker achterdeur.

F Steek de sleutel (zonder te forceren) in het vergrendelingssysteem op de zijkant van de deur en schuif het geheel omhoog.

F Verwijder de sleutel.

F Sluit de deur en controleer van buitenaf of de auto correct is vergrendeld.

Ontgrendelen

F Gebruik de binnenportiergreep.

Storing afstandsbediening

Na het losnemen en weer aansluiten van de accukabels, het vervangen van de batterij van de afstandsbediening of een storing in de afstandsbediening kan de auto niet meer met de afstandsbediening ontgrendeld, vergrendeld en gelokaliseerd worden.

F Ontgrendel of vergrendel de auto eerst met de sleutel in het slot.

F Synchroniseer vervolgens de afstandsbediening.

Raadpleeg zo snel mogelijk het CITROËNnetwerk als de storing niet is verholpen.

Synchroniseren

F Ontgrendel het bestuurdersportier met de sleutel.

F Druk op een van de knoppen van de afstandsbediening.

Batterij vervangen

Batterij ref.: CR1620 / 3 V.

Als de batterij van de afstandsbediening leeg is, wordt u gewaarschuwd door dit lampje op het dashboard, een geluidssignaal, en een melding op het display.

F Wip het deksel los door een kleine schroevendraaier in de uitsparing te steken.

F Til de deksel op.

F Verwijder de lege batterij.

F Plaats de nieuwe batterij in de juiste richting.

F

Klik het deksel vast.

2

F Zet de sleutel in de stand 2 (Contact) .

F Zet het contact af en verwijder de sleutel uit het contactslot.

De afstandsbediening werkt nu weer.

Gooi de lege batterijen van de afstandsbediening niet weg: ze bevatten metalen die schadelijk zijn voor het milieu.

Lever lege batterijen in bij een speciaal verzamelpunt.

51

Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016

Toegang tot de auto

"Keyless entry and start"

Afstandsbediening

Met de afstandsbediening kunt u de centrale vergrendeling bedienen om de auto op afstand te ontgrendelen of vergrendelen.

De afstandsbediening dient tevens voor de lokalisatie en het starten van de auto en maakt deel uit van de diefstalbeveiliging.

Ontgrendelen

F Druk op deze knop om de auto te ontgrendelen.

Met elektrisch bedienbare schuifdeur(en)

F Houd om de auto te ontgrendelen en ook de schuifdeur te openen de knop ingedrukt tot de schuifdeur opengaat.

Vergrendelen

F Druk op deze knop om de auto volledig te vergrendelen.

Afhankelijk van de uitvoering worden de ruiten gesloten als deze knop ingedrukt wordt gehouden.

Zodra u de knop loslaat, stopt het sluiten van de ruiten.

Het ontgrendelen wordt bevestigd door het gedurende ongeveer twee seconden snel knipperen van de richtingaanwijzers.

Afhankelijk van de uitvoering worden gelijktijdig de buitenspiegels uitgeklapt.

Zorg ervoor dat het sluiten van de ruiten niet gehinderd wordt door voorwerpen of personen.

Zorg er met name voor dat kinderen zich tijdens het bedienen van de ruiten niet kunnen bezeren.

Als een van de te openen carrosseriedelen niet goed is gesloten (behalve de rechter achterdeur bij uitvoeringen met achterdeuren):

- bij stilstaande auto en draaiende motor gaat dit verklikkerlampje branden, in combinatie met een waarschuwingsmelding die gedurende enkele seconden wordt weergegeven,

- tijdens het rijden (wagensnelheid hoger dan 10 km/h) gaat dit verklikkerlampje branden in combinatie met een geluidssignaal en een waarschuwingsmelding die gedurende enkele seconden wordt weergegeven.

52

Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016

Het rijden met vergrendelde portieren kan in noodgevallen de toegang tot het interieur voor de hulpdiensten bemoeilijken.

Verlaat om veiligheidsredenen (kinderen in de auto) de auto nooit, zelfs niet voor een korte tijd, zonder de sleutel met afstandsbediening mee te nemen.

Als uw auto niet is uitgerust met een alarmsysteem, wordt het vergrendelen bevestigd door het gedurende ongeveer twee seconden blijven branden van de richtingaanwijzers.

Tegelijkertijd worden de buitenspiegels automatisch ingeklapt (afhankelijk van de uitvoering).

Als een van de portieren of deuren is geopend of niet goed is gesloten, werkt de centrale vergrendeling niet.

Als de auto is vergrendeld en per ongeluk wordt ontgrendeld zonder dat een van de portieren of deuren wordt geopend, wordt de auto na ongeveer

30 seconden automatisch weer vergrendeld.

Het alarmsysteem (indien aanwezig) wordt in dat geval ook weer ingeschakeld (met de interieurbeveiliging, ook als u deze had uitgeschakeld).

Het automatisch in- en uitklappen van de buitenspiegels kan worden uitgeschakeld door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats

Supervergrendeling

De supervergrendeling blokkeert het van buitenaf en van binnenuit openen van de portieren.

Als de supervergrendeling is ingeschakeld, is ook de vergrendelingsschakelaar in het interieur buiten werking.

Schakel daarom nooit de supervergrendeling in als er zich iemand in de auto bevindt.

Vergrendelen van de auto:

F Druk op deze knop.

Tegelijkertijd worden, afhankelijk van de uitvoering, de buitenspiegels elektrisch ingeklapt.

Toegang tot de auto

Inschakelen van de supervergrendeling van de auto:

F Druk het vergrendelen van de auto nogmaals op deze knop.

2

Als uw auto niet is uitgerust met het alarmsysteem, wordt de supervergrendeling bevestigd door het gedurende ongeveer 2 seconden branden van de richtingaanwijzers.

Afhankelijk van de uitvoering worden de ruiten gesloten als deze knop ingedrukt wordt gehouden.

Zodra u de knop loslaat, stopt het sluiten van de ruiten.

Zorg ervoor dat het sluiten van de ruiten niet gehinderd wordt door voorwerpen of personen.

Zorg er met name voor dat kinderen zich tijdens het bedienen van de ruiten niet kunnen bezeren.

53

Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016

Toegang tot de auto

"Keyless entry and start" met de elektronische sleutel op zak

Met dit systeem kunt u de auto ontgrendelen, vergrendelen en starten terwijl u de afstandsbediening op zak houdt.

De functie handsfree-toegang werkt niet als het contact AAN (stand

Accessoires) is gezet met de knop

"START/STOP".

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het starten en afzetten van de motor , het Keyless entry and start -systeem en in het bijzonder de standen van het contact.

De centrale vergrendeling/ontgrendeling en supervergrendeling werken niet:

- als het contact is aangezet,

- als een van de te openen carrosseriedelen nog geopend is,

- als een sleutel van het Keyless entry and start-systeem zich nog in de auto bevindt.

Als de auto is vergrendeld en per ongeluk wordt ontgrendeld (met de afstandsbediening of via het Keyless entry and start-systeem), wordt de auto binnen 30 seconden automatisch weer vergrendeld tenzij binnen deze tijd een portier wordt geopend.

Het alarmsysteem (indien aanwezig) wordt dan weer ingeschakeld (inclusief de interieurbeveiliging, ook als u deze had uitgeschakeld).

Het in- en uitklappen van de buitenspiegels met de afstandsbediening kan worden uitgeschakeld door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Verlaat om veiligheidsredenen (kinderen in de auto) de auto nooit, zelfs niet voor een korte tijd, zonder de Keyless entry and start-afstandsbediening mee te nemen.

Wees bedacht op diefstal als de Keyless entry and start-afstandsbediening zich binnen het detectiebereik bevindt terwijl uw auto ontgrendeld is.

Om te voorkomen dat de batterij van de elektronische sleutel ontladen raakt, gaan de "Keyless entry"-functies over in de waakfase als de auto langer dan

21 dagen niet is gebruikt.

Om de functies weer te activeren, dient u op een van de knoppen van de afstandsbediening te drukken of de motor te starten terwijl u de afstandsbediening tegen de noodlezer houdt.

54

Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016

Ontgrendelen

Met elektrisch bedienbare schuifdeur(en)

Met achterklep

Toegang tot de auto

2

F Leg, om de auto te ontgrendelen, terwijl u de afstandsbediening op zak hebt binnen de detectiezone A , uw hand op de achterzijde van een van de handgrepen

(voorportier, handbediende schuifdeur of achterdeur).

F Trek aan de handgreep om de desbetreffende deur te openen.

F Trek, om de auto te ontgrendelen, terwijl u de afstandsbediening op zak hebt binnen de detectiezone A , aan de handgreep en laat hem weer los om de desbetreffende elektrisch bedienbare schuifdeur in beweging te zetten.

F Trek, om de auto te ontgrendelen, terwijl u de afstandsbediening op zak hebt binnen de detectiezone A , aan de handgreep van de achterklep.

F Beweeg de achterklep omhoog.

Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016

55

Toegang tot de auto

Met te openen achterruit

(achterklep)

Vergrendelen

Met elektrisch bedienbare schuifdeur(en)

F Druk, terwijl u de afstandsbediening op zak hebt binnen de detectiezone A , op de ontgrendelknop van de te openen achterruit.

De achterruit wordt op een kier gezet.

Het ontgrendelen wordt bevestigd door het gedurende enkele seconden snel knipperen van de richtingaanwijzers.

Afhankelijk van de uitvoering worden de buitenspiegels uitgeklapt en wordt het alarmsysteem uitgeschakeld.

F Druk, als de afstandsbediening zich binnen het detectiegebied A bevindt, met uw vinger op de merktekens van een van de portiergrepen (voorportier(en), handmatig bedienbare schuifdeur(en)) om de auto volledig te vergrendelen.

F Druk, als de afstandsbediening zich binnen het detectiegebied A bevindt, met uw vinger op de merktekens van een van de voorportiergrepen om de auto volledig te vergrendelen.

Als een portier of deur, of de achterklep niet goed is gesloten (behalve de rechter achterdeur):

- gaat, bij stilstaande auto en draaiende motor, dit verklikkerlampje branden in combinatie met een waarschuwingsmelding die enkele seconden wordt weergegeven,

- gaat, als de auto rijdt (wagensnelheid hoger dan 10 km/h), dit verklikkerlampje branden in combinatie met een geluidssignaal en een waarschuwingsmelding die enkele seconden wordt weergegeven.

56

Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016

Met achterdeuren Met achterklep

F Druk, als de afstandsbediening zich binnen het detectiegebied A bevindt, op de vergrendelknop van de linker achterdeur om de auto te vergrendelen.

F Druk, als de afstandsbediening zich binnen het detectiegebied A bevindt, op de vergrendelknop van de achterklep om de auto te vergrendelen.

Als u een van de vergrendelknoppen ingedrukt houdt, worden de ruiten gesloten

(afhankelijk van de uitvoering). Als u de knop loslaat, stopt de beweging van de ruit.

Toegang tot de auto

Let erop dat niets of niemand het correcte sluiten van de ruiten in de weg staat.

Zorg er met name voor dat kinderen zich tijdens het bedienen van de ruiten niet kunnen bezeren.

2

Als uw auto niet is voorzien van het alarmsysteem, wordt het vergrendelen bevestigd door het gedurende ongeveer 2 seconden branden van de richtingaanwijzers.

Tegelijkertijd worden, afhankelijk van de uitvoering van de auto, de buitenspiegels ingeklapt.

Het rijden met vergrendelde portieren kan in noodgevallen de toegang tot het interieur voor de hulpdiensten bemoeilijken.

57

Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016

Toegang tot de auto

Supervergrendeling

Met elektrisch bedienbare schuifdeur(en)

Met achterdeuren

Als de supervergrendeling is ingeschakeld, werken de binnen- en buitenportiergrepen niet.

Ook de knop van de centrale portiervergrendeling in het interieur werkt dan niet.

Schakel daarom nooit de supervergrendeling in als er zich iemand in de auto bevindt.

F Druk, als de afstandsbediening zich binnen het detectiegebied A bevindt, met uw vinger op de merktekens van een van de portiergrepen (voorportier(en) en handmatig bedienbare schuifdeur(en)) om de auto volledig te vergrendelen.

F Druk nogmaals op de merktekens om de supervergrendeling in te schakelen.

F Druk, als de afstandsbediening zich binnen het detectiegebied A bevindt, met uw vinger op de merktekens van een van de voorportiergrepen om de auto volledig te vergrendelen.

F Druk nogmaals op de merktekens om de supervergrendeling in te schakelen.

F Druk, als de afstandsbediening zich binnen het detectiegebied A bevindt, op de vergrendelknop van de linker achterdeur om de auto te vergrendelen.

F Druk nogmaals op de knop om de supervergrendeling in te schakelen.

58

Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016

Toegang tot de auto

Met achterklep

Lokaliseren van de auto

Met deze functie kunt u uw auto op afstand lokaliseren, wat vooral praktisch is bij weinig licht. De auto dient hiervoor wel gedurende ten minste 5 seconden vergrendeld te zijn.

F Druk op deze knop.

Diefstalbeveiliging

Elektronische startblokkering

In de afstandsbediening is een chip aangebracht die over een specifieke code beschikt. Om te kunnen starten, moet bij het aanzetten van het contact deze code worden herkend door de startblokkering.

Deze elektronische startblokkering blokkeert het motormanagementsysteem zodra het contact wordt afgezet en voorkomt zo het starten van de motor bij een inbraak.

Hierna zullen gedurende ongeveer tien seconden de plafonniers gaan branden en de richtingaanwijzers gaan knipperen.

F Druk, als de afstandsbediening zich binnen het detectiegebied A bevindt, op de vergrendelknop van de achterklep om de auto te vergrendelen.

F Druk nogmaals op de knop om de supervergrendeling in te schakelen.

Verlichting via de afstandsbediening

Afhankelijk van de uitvoering van uw auto.

Druk kort op deze knop om de verlichting via de afstandsbediening te activeren (inschakelen van het parkeerlicht, het dimlicht en de kentekenplaatverlichting).

Als uw auto niet is voorzien van het alarmsysteem, wordt het inschakelen van de supervergrendeling bevestigd door het gedurende ongeveer 2 seconden branden van de richtingaanwijzers.

Door deze knop een tweede keer in te drukken terwijl de verlichting nog brandt, wordt de verlichting via de afstandsbediening weer uitgeschakeld.

Bij een storing in het systeem wordt u gewaarschuwd door dit verklikkerlampje in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display.

De auto kan dan niet gestart worden.

Raadpleeg zo snel mogelijk het CITROËNnetwerk.

Bewaar de sticker die u bij de aflevering van uw auto samen met de sleutels is overhandigd zorgvuldig op een plaats buiten de auto.

2

59

Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016

Toegang tot de auto

Noodbediening

Geïntegreerde sleutel

Hiermee kan de auto vergrendeld en ontgrendeld worden als de afstandsbediening niet werkt:

- lege batterij, 12V-accu ontladen of losgekoppeld, ...

- auto bevindt zich in een omgeving met veel elektromagnetische straling.

Vergrendelen van het bestuurdersportier

Vergrendelen van het voorpassagiersportier

F Open het portier.

F Trek aan de knop 1 om de geïntegreerde sleutel 2 te verwijderen.

Als het inbraakalarm is geactiveerd, zal het geluidssignaal dat klinkt bij het met de sleutel (geïntegreerd in de afstandsbediening) openen van een portier, bij het aanzetten van het contact stoppen.

F Steek de geïntegreerde sleutel in het portierslot en draai deze rechtsom.

Ontgrendelen

F Steek de geïntegreerde sleutel in het portierslot en draai deze linksom.

Het alarmsysteem (indien aanwezig) wordt niet uit-/ingeschakeld als u de auto met de sleutel opent/sluit.

Het alarm wordt geactiveerd als een portier wordt geopend en kan worden uitgeschakeld door het contact aan te zetten.

Draai om de supervergrendeling van de auto te activeren de sleutel binnen 5 seconden na het vergrendelen nogmaals rechtsom.

F Verwijder de dop op de zijkant van het portier.

F Steek de geïntegreerde sleutel (zonder te forceren) in het vergrendelingssysteem en draai het geheel.

F Verwijder de sleutel en plaats de dop terug.

F Sluit het portier en controleer van buitenaf of de auto goed is vergrendeld.

Ontgrendelen

F Gebruik de binnenportiergreep.

60

Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016

Vergrendelen van de schuifdeur

F Controleer of de elektrische kinderbeveiliging (indien aanwezig) niet is ingeschakeld.

F Open de deur.

Vergrendelen van de achterdeuren

F Controleer of de elektrische kinderbeveiliging (indien aanwezig) niet is ingeschakeld.

F Open de linker achterdeur.

Toegang tot de auto

2

F Verwijder de dop op de zijkant van de deur.

F Steek de geïntegreerde sleutel (zonder te forceren) in het vergrendelingssysteem en draai het geheel.

F Verwijder de sleutel en plaats de dop terug.

F Sluit de deur en controleer van buitenaf of de auto goed is vergrendeld.

F Steek de geïntegreerde sleutel (zonder te forceren) in het vergrendelingssysteem aan de zijkant van de deur en schuif het omhoog.

F Verwijder de sleutel.

F Sluit de deur en controleer van buitenaf of de auto goed is vergrendeld.

Ontgrendelen

F Gebruik de binnenportiergreep.

Ontgrendelen

F Gebruik de binnenportiergreep.

Zie de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de kinderbeveiliging .

Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016

61

Toegang tot de auto

Probleem met de afstandsbediening

Na het losnemen en weer aansluiten van de accukabels, het vervangen van de batterij van de afstandsbediening of een storing in de afstandsbediening kan de auto niet meer met de afstandsbediening worden ontgrendeld, vergrendeld en gelokaliseerd.

F Steek eerst de geïntegreerde sleutel in het slot om de auto te openen of te sluiten.

F Synchroniseer vervolgens de afstandsbediening.

Batterij vervangen

Batterij ref.: CR2032 / 3 V.

Deze batterij is via het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats verkrijgbaar.

Als de batterij vervangen moet worden, wordt u gewaarschuwd door een melding op het display van het instrumentenpaneel.

Synchroniseren

F Ontgrendel het bestuurdersportier met de geïntegreerde sleutel.

F Druk op een van de knoppen van de afstandsbediening.

F Houd de afstandsbediening tegen de lezer.

F Houd hem in deze positie en zet het contact aan door op de knop "START/

STOP" te drukken.

De afstandsbediening werkt nu weer.

F Steek de geïntegreerde sleutel in het slot om de auto te openen.

F Wip het deksel met een kleine schroevendraaier bij de uitsparing los.

F Verwijder het deksel.

F Verwijder de lege batterij.

F Plaats een nieuwe batterij in de juiste richting in de houder.

F Druk het deksel vast.

Raadpleeg zo snel mogelijk het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als het probleem niet is verholpen.

Gooi de lege batterijen van de afstandsbediening niet weg: ze bevatten metalen die schadelijk zijn voor het milieu.

Lever lege batterijen in bij een speciaal verzamelpunt.

62

Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016

Toegang tot de auto

Sleutels of afstandsbediening verloren

Ga met het kentekenbewijs van de auto, uw legitimatiebewijs en indien mogelijk de sticker met de sleutelcode naar het

CITROËN-netwerk.

Het CITROËN-netwerk kan de speciale code van de sleutel en de transponder opzoeken en een nieuwe sleutel bestellen.

Vergrendelen van de auto

Het rijden met vergrendelde portieren kan in geval van nood de toegang tot het interieur belemmeren.

Haal uit veiligheidsoverwegingen (kinderen in de auto) de sleutel uit het contact of neem de afstandsbediening mee als u de auto verlaat, zelfs al is dit voor korte duur.

Bij het aanschaffen van een gebruikte auto

Laat uw sleutels door het CITROËN-netwerk in het elektronische geheugen van de auto opslaan, zodat u er zeker van kunt zijn dat de in uw bezit zijnde sleutels de enige zijn waarmee de auto kan worden gestart.

2

Afstandsbediening

De radiografische afstandsbediening is een systeem met een groot bereik. Het is raadzaam om niet met de knop van de afstandsbediening te spelen om te voorkomen dat de portieren per ongeluk ontgrendeld worden.

Druk nooit op de knoppen van uw afstandsbediening buiten het bereik en het zicht van uw auto. De afstandsbediening kan dan onbruikbaar worden en moet in dat geval opnieuw worden gesynchroniseerd.

De afstandsbediening kan niet functioneren als de sleutel in het contactslot zit, zelfs als het contact uitstaat.

Elektrische storingen

De afstandsbediening van het Keyless entry and start-systeem werkt in sommige gevallen niet correct in de nabijheid van elektronische apparatuur: telefoon, laptop, sterke magnetische velden, ...

Diefstalbeveiliging

Breng geen wijzigingen aan in de elektronische startblokkering; dit kan tot storingen leiden.

Vergeet niet aan het stuurwiel te draaien om het stuurslot te activeren.

Vuil (vocht, stof, modder, zout, ...) op de binnenzijde van de portiergreep kan de detectie negatief beïnvloeden.

Als na het reinigen van de binnenzijde van de portiergreep met een doek de detectie niet verbetert, raadpleeg dan het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Plotseling contact met water

(waterstraal, hogedrukspuit, ...) kan door het systeem worden beschouwd als een verzoek om ontgrendelen van de auto.

63

Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016

Toegang tot de auto

Vergrendelen/ontgrendelen van binnenuit

Vergrendelen van de auto

Handmatig

F Druk op deze knop.

Ontgrendelen van de auto

F Druk op deze knop.

Deze toets werkt niet als van buitenaf de auto is vergrendeld of de supervergrendeling is ingeschakeld (afhankelijk van de uitvoering met de sleutel, met de afstandsbediening of via het Keyless entry and start-systeem) of als een van de te openen carrosseriedelen niet is gesloten.

Automatisch

De portieren van de cabine worden tijdens het rijden automatisch vergrendeld (bij een snelheid hoger dan 10 km/h).

Het verklikkerlampje gaat branden ter bevestiging.

F Houd om deze functie in of uit te schakelen bij aangezet contact deze knop ingedrukt tot een melding op het scherm verschijnt.

Het verklikkerlampje gaat branden om het vergrendelen te bevestigen.

Als u vanwege het vervoer van grote lading met de achterklep of de achterdeuren geopend rijdt, kunt u op de knop drukken om uitsluitend de portieren van de cabine te vergrendelen.

Bij het van binnenuit vergrendelen worden de buitenspiegels niet ingeklapt.

Het rijden met vergrendelde portieren kan bij een noodgeval de toegang tot de auto voor de hulpdiensten belemmeren.

Als de supervergrendeling is ingeschakeld of als de auto is vergrendeld met de afstandsbediening of de portiergrepen, is de knop buiten werking. Gebruik in dat geval de sleutel of de afstandsbediening om de auto te ontgrendelen.

Het verklikkerlampje gaat uit om het ontgrendelen te bevestigen.

Dit verklikkerlampje gaat ook uit als één of meer te openen carrosseriedelen afzonderlijk worden ontgrendeld.

64

Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016

Voorportieren

Openen

Van buitenaf

Van binnenuit

F Ontgrendel de auto (afhankelijk van de uitvoering met de sleutel, met de afstandsbediening of via het Keyless entry and start-systeem) en trek aan de portiergreep.

Auto vergrendeld.

F Trek aan de binnenportiergreep van een portier om de auto volledig te ontgrendelen, en open het portier.

Trek als het portier is ontgrendeld aan de handgreep om het portier te openen.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de sleutel , de afstandsbediening of het Keyless entry and start -systeem en in het bijzonder het ontgrendelen van de auto.

De portieren kunnen niet van binnenuit worden geopend als de supervergrendeling is ingeschakeld.

Toegang tot de auto

Sluiten

F Duw of trek het portier dicht om het te sluiten en vergrendel het portier vervolgens.

Als een van de portieren niet goed is gesloten:

- brandt bij stilstaande auto en draaiende motor dit verklikkerlampje in combinatie met een waarschuwingsmelding die gedurende enkele seconden wordt weergegeven,

- brandt tijdens het rijden (wagensnelheid hoger dan 10 km/h) dit verklikkerlampje in combinatie met een geluidssignaal en een waarschuwingsmelding die gedurende enkele seconden wordt weergegeven.

2

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de sleutel , de afstandsbediening of het Keyless entry and start -systeem en in het bijzonder het vergrendelen van de auto.

65

Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016

Toegang tot de auto

Handbediende schuifdeur(en)

Van buitenaf Van binnenuit

F Trek, als de auto is ontgrendeld (afhankelijk van de uitvoering met de sleutel, met de afstandsbediening of via het Keyless entry and start-systeem), aan de handgreep van de schuifdeur.

Om de schuifdeur open te houden moet hij volledig worden geopend, zodat hij wordt geblokkeerd door het blokkeersysteem (aan de onderzijde van de deur).

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de sleutel , de afstandsbediening of het Keyless entry and start -systeem en in het bijzonder het ontgrendelen van de auto.

Controleer of de rail op de vloer vrij is van voorwerpen die het openen of sluiten van de schuifdeur in de weg kunnen staan.

Ga om veiligheidsredenen en om storingen te voorkomen niet rijden met geopende schuifdeuren.

Auto ontgrendeld en kinderbeveiliging uitgeschakeld.

F Trek de handgreep naar achteren om de schuifdeur te openen.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de kinderbeveiliging .

66

Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016

Sluiten

Van buitenaf Van binnenuit

F Trek de handgreep naar u toe en vervolgens naar voren, en vergrendel de auto indien nodig.

F Duw de handgreep naar voren om de schuifdeur te sluiten en vergrendel de auto indien nodig.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de sleutel , de afstandsbediening of het Keyless entry and start -systeem en in het bijzonder het vergrendelen van de auto.

Toegang tot de auto

Als een van de schuifdeuren niet goed is gesloten:

- brandt bij stilstaande auto en draaiende motor dit verklikkerlampje in combinatie met een waarschuwingsmelding die gedurende enkele seconden wordt weergegeven,

- brandt tijdens het rijden

(wagensnelheid hoger dan

10 km/h) dit verklikkerlampje in combinatie met een geluidssignaal en een waarschuwingsmelding die gedurende enkele seconden wordt weergegeven.

2

Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016

67

Toegang tot de auto

Elektrisch bedienbare schuifdeur(en)

Met de handgrepen aan de buitenzijde en de handgrepen en knoppen in het interieur kan de schuifdeur elektrisch in beweging gezet worden.

Bij het openen en sluiten van de schuifdeuren klinkt een geluidssignaal.

Openen

Van buitenaf

Met de afstandsbediening Met de handgreep

Van binnenuit

Met de handgreep

F Houd als de schuifdeur is ontgrendeld deze knop ingedrukt tot de desbetreffende schuifdeur opengaat.

F Druk nogmaals op deze knop om de bewegingsrichting van de schuifdeur om te keren.

F Trek als de schuifdeur is ontgrendeld aan de handgreep en laat deze weer los om de schuifdeur elektrisch te laten openen.

F Trek nogmaals aan de handgreep om de bewegingsrichting van de schuifdeur om te keren.

Auto ontgrendeld en kinderbeveiliging uitgeschakeld.

F Trek de handgreep naar achteren om de schuifdeur elektrisch te laten openen.

De knoppen van de afstandsbediening werken niet meer als het contact aan staat.

68

Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016

Van binnenuit, ontgrendelen en vervolgens openen

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de kinderbeveiliging .

Met de knop(pen) voorin

Toegang tot de auto

Met de knop(pen) op de deurstijl

2

F Druk als de kinderbeveiliging is uitgeschakeld op de knop van een schuifdeur om de auto te ontgrendelen en de desbetreffende schuifdeur elektrisch te laten openen.

F Druk nogmaals op de knop om de bewegingsrichting van de schuifdeur om te keren.

De knop werkt niet en er klinkt bij het indrukken een geluidssignaal als:

- de auto rijdt,

- van buitenaf de auto is vergrendeld of de supervergrendeling is ingeschakeld

(afhankelijk van de uitvoering met de sleutel, met de afstandsbediening of via het Keyless entry and start-systeem),

- de kinderbeveiliging is ingeschakeld.

De knop van de linker schuifdeur werkt niet en er klinkt bij het indrukken een geluidssignaal als de brandstofvulklep is geopend.

F Druk als de kinderbeveiliging is uitgeschakeld op de knop van een schuifdeur om de auto te ontgrendelen en de desbetreffende schuifdeur elektrisch te laten openen.

F Druk nogmaals op de knop om de bewegingsrichting van de schuifdeur om te keren.

De knop werkt niet en er klinkt bij het indrukken een geluidssignaal als:

- de auto rijdt,

- van buitenaf de auto is vergrendeld of de supervergrendeling is ingeschakeld

(afhankelijk van de uitvoering met de sleutel, met de afstandsbediening of via het Keyless entry and start-systeem),

- de kinderbeveiliging is ingeschakeld.

De knop van de linker schuifdeur werkt niet en er klinkt bij het indrukken een geluidssignaal als de brandstofvulklep is geopend.

69

Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016

Toegang tot de auto

Sluiten

Van buitenaf

Met de afstandsbediening

Met de handgreep

Van binnenuit

Met de knop(pen) voorin

F Houd deze knop ingedrukt tot de schuifdeur zich in beweging zet om te sluiten.

F Trek aan de handgreep en laat hem weer los om de schuifdeur elektrisch te laten sluiten.

F Trek nogmaals aan de handgreep om de bewegingsrichting van de schuifdeur om te keren.

F Druk op de knop van een van de schuifdeuren om de desbetreffende schuifdeur elektrisch te laten sluiten.

F Druk nogmaals op de knop om de bewegingsrichting van de schuifdeur om te keren.

F Druk nogmaals op deze knop om de bewegingsrichting van de schuifdeur om te keren.

De knop werkt niet en er klinkt bij het indrukken een geluidssignaal als de wagensnelheid hoger is dan 30 km/h.

De knoppen van de afstandsbediening werken niet meer als het contact aan staat.

70

Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016

Met de knop(pen) op de deurstijl

F

Druk op de knop van een schuifdeur om de desbetreffende schuifdeur elektrisch te laten openen of sluiten.

F Druk nogmaals op de knop om de bewegingsrichting van de schuifdeur om te keren.

Als een van de schuifdeuren niet goed is gesloten:

- brandt bij stilstaande auto en draaiende motor dit verklikkerlampje in combinatie met een waarschuwingsmelding die gedurende enkele seconden wordt weergegeven,

- brandt tijdens het rijden

(wagensnelheid hoger dan

10 km/h) dit verklikkerlampje in combinatie met een geluidssignaal en een waarschuwingsmelding die gedurende enkele seconden wordt weergegeven.

De knop werkt niet en er klinkt bij het indrukken een geluidssignaal als de wagensnelheid hoger is dan 30 km/h.

Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016

Toegang tot de auto

2

71

Toegang tot de auto

Handbediende of elektrisch bediende schuifdeur(en)

Algemene tips

Bedien de schuifdeuren uitsluitend bij stilstaande auto.

Omwille van de veiligheid van uzelf en uw passagiers en voor een goede werking van de schuifdeuren is het raadzaam niet te gaan rijden met geopende schuifdeuren.

Controleer voordat u een schuifdeur bedient altijd of de omstandigheden veilig zijn, en zorg ervoor dat kinderen en huisdieren zich niet onbewaakt in de omgeving van de bediening van de schuifdeurenschakelaars kunnen bevinden.

U wordt u hierop geattendeerd door een geluidssignaal, het branden van het verklikkerlampje "portier geopend" en een melding op het scherm. Neem contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om deze waarschuwing uit te schakelen.

Vergrendel uw auto tijdens het wassen in een wasstraat.

Controleer voordat u een schuifdeur opent of sluit en gedurende de beweging van de schuifdeur of er, zowel in als buiten de auto, geen personen, huisdieren of voorwerpen zijn die door de geopende ruit steken of de beweging van de schuifdeur kunnen hinderen.

Het niet in acht nemen van dit veiligheidsvoorschrift kan leiden tot schade aan voorwerpen en letsel aan lichaamsdelen indien deze tijdens het bewegen van de schuifdeur bekneld raken.

Zodra sneller wordt gereden dan 3 km/h, kunnen de schuifdeuren niet meer elektrisch geopend worden:

- Als wordt weggereden met (een) geopende schuifdeur(en), kan/kunnen deze worden gesloten zodra de snelheid weer lager dan 30 km/h is.

- Als tijdens het rijden wordt geprobeerd de schuifdeur elektrisch te openen met de binnenportiergreep, wordt de schuifdeur handmatig geopend.

- Hierbij klinkt een geluidssignaal, gaat het verklikkerlampje "portier geopend" branden en verschijnt de bijbehorende melding op het scherm. Pas als de auto stilstaat, wordt de deur ontgrendeld en kan hij weer worden bediend.

Bij een aanrijding wordt de elektrische bediening uitgeschakeld. Het handmatig openen en sluiten blijft mogelijk.

Tijdens het starten van de motor wordt de beweging van de deur onderbroken.

De beweging wordt hervat als de motor is aangeslagen.

Afhankelijk van de motoruitvoering: als u, terwijl de Stop-stand van het

Stop & Start-systeem is geactiveerd, de gesloten deur wilt openen, gaat de deur een klein beetje open waarna hij tot stilstand komt. Op het moment dat de motor automatisch overgaat op de Start-stand, gaat de deur verder open.

72

Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016

Schuifdeuren en breedte van uw auto

Beveiliging / Detectie van obstakels elektrisch bedienbare schuifdeur(en)

Brandstofvulklep

Toegang tot de auto

2

Een geopende schuifdeur steekt uit. Houd hier rekening mee wanneer u de auto langs een muur, een paaltje of een hoge stoeprand parkeert.

De achterzijde van een geopende schuifdeur zal nooit voorbij de achterbumper van de auto komen.

Het obstakeldetectiesysteem wordt geactiveerd op het moment dat de schuifdeur tijdens het bewegen tegen een obstakel met een bepaalde weerstand komt.

- Als bij het sluiten van de schuifdeur een obstakel wordt gedetecteerd, stopt de schuifdeur met bewegen en wordt deze vervolgens volledig geopend.

- Als bij het openen van de schuifdeur een obstakel wordt gedetecteerd, stopt de schuifdeur met bewegen en wordt deze vervolgens gesloten.

- Als tijdens de beweging van de deur twee keer achter elkaar een obstakel wordt gedetecteerd, wordt de deur niet meer elektrisch gesloten. Sluit de deur volledig met de hand om de deur te resetten.

Open niet de linker schuifdeur (indien aanwezig) als de brandstofvulklep is geopend: risico van beschadiging van de brandstofvulklep en de schuifdeur.

Bovendien kan de persoon die aan het tanken is gewond raken.

Als de brandstofvulklep is geopend en uw auto is uitgerust met een elektrisch bedienbare schuifdeur links, kan deze schuifdeur niet elektrisch worden geopend. Indien nodig kan deze schuifdeur handmatig gedeeltelijk worden geopend. De schuifdeur kan alleen normaal worden geopend als de brandstofvulklep is gesloten.

73

Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016

Toegang tot de auto

Op een steile helling

Het elektrisch openen en sluiten van de schuifdeuren is mogelijk bij hellingen tot 20%.

Als de auto met de voorzijde naar boven op een helling staat, is echter voorzichtigheid geboden bij het bedienen van de schuifdeuren.

De helling kan een versnelde beweging van de schuifdeuren veroorzaken.

Als de auto op een steile helling staat, begeleid de schuifdeur dan bij het sluiten met de hand.

Als de auto met de achterzijde naar boven op een helling staat, kan het zijn dat de schuifdeur niet in de geopende stand blijft staan, schoksgewijs weer sluit en daardoor letsel veroorzaakt.

Op een steile helling kan de schuifdeur zich door zijn eigen gewicht schoksgewijs in beweging zetten.

De beweging van de schuifdeur kan niet worden gestopt door de schakelaar te bedienen door de tijd die nodig is om het bedieningssignaal te verwerken.

Het obstakeldetectiesysteem heeft onvoldoende tijd om te kunnen reageren.

Zorg ervoor dat de schuifdeur op een steile helling niet onbewaakt geopend blijft. Het niet in acht nemen van dit veiligheidsvoorschrift kan leiden tot schade aan voorwerpen en letsel aan lichaamsdelen indien deze tijdens het bewegen van de schuifdeur bekneld raken.

Resetten elektrisch bedienbare schuifdeur(en)

Nadat de accukabels zijn aangesloten terwijl de deuren zijn geopend, moeten de schuifdeuren mogelijk handmatig worden gesloten om ze te resetten.

Als de elektrische bediening niet meer werkt, moet(en) de schuifdeur(en) als volgt worden gereset:

F Sluit handmatig de schuifdeur(en) tot deze volledig is/zijn gesloten.

F Open handmatig de schuifdeur(en) tot deze volledig is/zijn geopend.

F Sluit de schuifdeur(en) handmatig.

F Open handmatig de schuifdeur(en) tot deze volledig is/zijn geopend.

F Sluit de schuifdeur(en) handmatig.

Na het uitvoeren van deze procedure kunnen de schuifdeuren weer elektrisch worden bediend.

Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als het probleem niet is verholpen.

74

Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016

Toegang tot de auto

Handsfree-functie schuifdeur(en)

Zorg dat u stabiel en op de juiste positie ten opzichte van de auto staat alvorens de voetbeweging te maken, om te voorkomen dat u uw evenwicht verliest (vooral bij regen, sneeuw, ijzel, modder, enz.).

Voorkom dat u bij de voetbeweging de uitlaat raakt, u kunt hierdoor brandwonden oplopen.

Deze functie biedt de mogelijkheid om, met de afstandsbediening op zak, de schuifdeur met een voetbeweging te openen, of sluiten en vervolgens vergrendelen.

De afstandsbediening moet zich in de achterste detectiezone van de auto bevinden, op een afstand van tussen ongeveer 30 cm en 2 m van de auto.

Het automatisch vergrendelen na het sluiten van de schuifdeur kan worden geprogrammeerd in het configuratiemenu van de auto.

F Beweeg uw voet onder de achterbumper en haal hem er weer vandaan, alsof u een trap geeft (beweeg uw voet daarbij omlaag).

De sensor signaleert de schoppende beweging van uw voet en activeert het openen of sluiten van de schuifdeur.

Maak de schoppende beweging één keer, zonder deze te onderbreken.

Als de schuifdeur niet opengaat, wacht dan ongeveer 2 seconden en probeer het daarna nogmaals.

Houd uw voet niet omhoog.

2

75

Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016

Toegang tot de auto

Openen

Functie " Handsfree toegang " geactiveerd via het configuratiemenu van de auto.

F Beweeg, terwijl u de afstandsbediening op zak hebt binnen de detectiezone A , uw voet onder de zijkant van de achterbumper aan de zijde van de schuifdeur die u wilt openen.

Het openen wordt bevestigd door het gedurende enkele seconden knipperen van de richtingaanwijzers in combinatie met een geluidssignaal.

De bewegingsrichting wordt omgekeerd als tijdens de beweging van de schuifdeur de voetbeweging nogmaals wordt gemaakt.

Afhankelijk van de uitvoering van de auto worden de buitenspiegels bij het ontgrendelen elektrisch uitgeklapt.

76

Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016

Als de auto is vergrendeld, wordt deze ontgrendeld voordat de schuifdeur wordt geopend.

Sluiten

Functie " Handsfree toegang " geactiveerd via het configuratiemenu van de auto.

F Beweeg, terwijl u de afstandsbediening op zak hebt binnen de detectiezone A , uw voet onder de zijkant van de achterbumper aan de zijde van de schuifdeur die u wilt sluiten.

Zodra de schuifdeur is gesloten, wordt de auto automatisch vergrendeld als de functie " Automatische vergrendeling handsfree-functie " is geselecteerd in het configuratiemenu van de auto.

Het sluiten wordt bevestigd door het gedurende enkele seconden knipperen van de richtingaanwijzers in combinatie met een geluidssignaal.

De bewegingsrichting wordt omgekeerd als tijdens de beweging van de schuifdeur de voetbeweging nogmaals wordt gemaakt.

Afhankelijk van de uitvoering van de auto worden de buitenspiegels bij het vergrendelen elektrisch ingeklapt.

Uitschakelen

De handsfree-functie is standaard ingeschakeld.

De functie kan worden uitgeschakeld via het configuratiemenu van de auto.

Automatische vergrendeling

De auto wordt automatisch vergrendeld nadat de schuifdeur via de handsfree-functie is gesloten.

De automatische vergrendeling kan worden uitgeschakeld via het configuratiemenu van de auto.

Met autoradio

Activeer of deactiveer in het menu

" Persoonlijke instelling - configuratie " de functie " Handsfree toegang ".

Met touchscreen

Activeer of deactiveer in het configuratiemenu van de auto de functie " Handsfree toegang ".

Als uw auto niet is voorzien van het alarmsysteem, wordt het vergrendelen bevestigd door het gedurende ongeveer 2 seconden branden van de richtingaanwijzers.

Tegelijkertijd worden, afhankelijk van de uitvoering van de auto, de buitenspiegels ingeklapt.

Als u wilt dat de schuifdeuren na het sluiten automatisch worden vergrendeld of juist niet, activeer of deactiveer dan de functie

" Handsfree toegang automatische vergrendeling ".

Toegang tot de auto

Storing

Als tijdens het gebruik van de functie een geluidssignaal bestaande uit drie piepjes is te horen, is er een storing in het systeem.

Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten controleren.

2

77

Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016

Toegang tot de auto

Als de optie " Automatische vergrendeling handsfree-functie " is geselecteerd in het menu van de auto, controleer dan na het sluiten van de schuifdeur zorgvuldig of de auto is vergrendeld.

De auto wordt namelijk niet vergrendeld:

- als het contact aan staat,

- als een van de deuren of de achterklep geopend of niet goed gesloten is,

- als zich een "Keyless entry and start"-afstandsbediening in de auto bevindt.

Als uw voetbeweging meerdere keren geen effect heeft, wacht dan enkele seconden alvorens het opnieuw te proberen.

De functie wordt automatisch uitgeschakeld bij zware neerslag of opeenhoping van sneeuw.

Als de functie niet werkt, controleer dan of uw afstandsbediening niet blootstaat aan elektromagnetische straling

(smartphone, enz.).

De functie werkt mogelijk minder goed bij het gebruik van een beenprothese.

Ook als een trekhaakkogel is gemonteerd, werkt de functie mogelijk niet correct.

78

Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016

De schuifdeur kan mogelijk plotseling worden geopend of gesloten:

- als een trekhaakkogel is gemonteerd,

- bij het aan- of afkoppelen van een aanhanger,

- bij het bevestigen of verwijderen van een fietsendrager,

- bij het op een fietsendrager zetten of er van af halen van fietsen,

- wanneer u iets achter de auto neerzet of oppakt,

- als een dier de bumper nadert,

- bij het wassen van de auto,

- bij werkzaamheden aan de auto,

- bij het verwisselen van een wiel.

Om een plotselinge werking van de functie te voorkomen, is het raadzaam om de sleutel uit de buurt van de detectiezone (en uit de bagageruimte) te houden of de functie uit te schakelen via het configuratiemenu van de auto.

Zorg ervoor dat het sluiten of openen van de schuifdeuren niet gehinderd wordt door voorwerpen of personen.

Zorg er met name voor dat kinderen zich tijdens het bedienen van de schuifdeuren niet kunnen bezeren.

Achterdeuren

De twee achterdeuren zijn symmetrisch.

De linker achterdeur is voorzien van een slot.

Van buitenaf

Toegang tot de auto

Sluiten

F Sluit eerst de rechter en vervolgens de linker achterdeur.

Als eerst de linker achterdeur wordt gesloten, voorkomt een aanslag op de zijkant van de rechter achterdeur dat deze kan worden gesloten.

2

F Trek, als de achterdeuren zijn ontgrendeld

(afhankelijk van de uitvoering met de sleutel, met de afstandsbediening of via het Keyless entry and startsysteem), aan de handgreep van de achterdeur.

F Trek nadat u de linker achterdeur hebt geopend de hendel A naar u toe om de rechter achterdeur te openen.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de sleutel , de afstandsbediening of het Keyless entry and start -systeem en in het bijzonder het ontgrendelen van de auto.

Als de linker achterdeur niet goed is gesloten (bij de rechter achterdeur wordt dit niet gesignaleerd):

- brandt bij stilstaande auto en draaiende motor dit verklikkerlampje in combinatie met een waarschuwingsmelding die gedurende enkele seconden wordt weergegeven,

- brandt tijdens het rijden

(wagensnelheid hoger dan

10 km/h) dit verklikkerlampje in combinatie met een geluidssignaal en een waarschuwingsmelding die gedurende enkele seconden wordt weergegeven.

79

Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016

Toegang tot de auto

Openen tot ongeveer 180°

De deurvangers (afhankelijk van de uitvoering) maken het mogelijk de achterdeuren met een hoek van ongeveer 90° tot 180° te openen.

Van binnenuit

Openen

Auto vergrendeld en kinderbeveiliging uitgeschakeld.

Als de kinderbeveiliging is ingeschakeld, werkt de hendel niet.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de kinderbeveiliging .

F Trek als de deur is geopend aan de gele hendel.

Bij het sluiten van de deur komt de deurvanger automatisch in zijn oorspronkelijke stand terug.

Bij het parkeren van de auto met de achterdeuren 90° geopend, bedekken de deuren de achterlichten. Gebruik een gevarendriehoek of een andere signalering die door de regelgeving en wetten van uw land voorgeschreven is om andere weggebruikers, die in dezelfde richting rijden en anders niet opmerken dat u stilstaat, te waarschuwen.

F Beweeg deze hendel omlaag om de auto volledig te ontgrendelen en de rechter achterdeur te openen.

Auto ontgrendeld en kinderbeveiliging uitgeschakeld.

F Beweeg deze hendel omlaag om de rechter achterdeur te openen.

80

Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016

Sluiten

F Sluit eerst de rechter achterdeur en vervolgens de linker achterdeur.

Achterklep

Openen

F Trek, als de achterklep is ontgrendeld

(afhankelijk van de uitvoering met de sleutel, met de afstandsbediening of via het Keyless entry and start-systeem), aan de handgreep en beweeg de achterklep vervolgens omhoog.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de sleutel , de afstandsbediening of het Keyless entry and start -systeem en in het bijzonder het ontgrendelen van de auto.

Sluiten

Toegang tot de auto

Noodbediening

Hiermee kan bij een lege accu of een eventuele storing in het systeem van de centrale vergrendeling de achterklep mechanisch ontgrendeld worden.

2

Ontgrendelen

F Klap indien nodig de achterbank (indien aanwezig) naar voren om van binnenuit bij het slot te komen.

F Trek de achterklep omlaag met behulp van de lus aan de binnenzijde en vergrendel de achterklep.

Als de achterklep niet goed is gesloten:

- brandt bij stilstaande auto en draaiende motor dit verklikkerlampje in combinatie met een waarschuwingsmelding die gedurende enkele seconden wordt weergegeven,

- brandt tijdens het rijden (wagensnelheid hoger dan

10 km/h) dit verklikkerlampje in combinatie met een geluidssignaal en een waarschuwingsmelding die gedurende enkele seconden wordt weergegeven.

F Steek een kleine schroevendraaier in de opening A van het slot om de achterklep te ontgrendelen.

F Verplaats de nok naar rechts.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de sleutel , de afstandsbediening of het Keyless entry and start-systeem en in het bijzonder het vergrendelen van de auto.

Vergrendeling na het sluiten

Wanneer de achterklep weer wordt gesloten, wordt deze weer vergrendeld als het probleem niet is verholpen.

81

Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016

Toegang tot de auto

Ruit van de achterklep

De ruit van de achterklep kunt u openen, zodat u het achtercompartiment rechtstreeks kunt bereiken zonder dat u de achterklep hoeft te openen.

Sluiten

Openen

Druk, nadat u de auto hebt ontgrendeld

(afhankelijk van de uitvoering met de sleutel, de afstandsbediening of het Keyless entry and start-systeem), op deze knop en til de achterruit op om hem te openen.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de de afstandsbediening entry and start sleutel

of het

,

Keyless

-systeem en in het bijzonder het ontgrendelen van de auto.

Sluit de achterruit door op het midden van de ruit te drukken totdat deze volledig gesloten is.

Als de ruit van de achterklep niet goed is gesloten:

- bij stilstaande auto en draaiende motor brandt dit verklikkerlampje in combinatie met een waarschuwingsmelding die enkele seconden wordt weergegeven,

- tijdens het rijden (wagensnelheid hoger dan 10 km/h) brandt dit verklikkerlampje in combinatie met een geluidssignaal en waarschuwingsmelding die enkele seconden wordt weergegeven.

82

Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de sleutel , de afstandsbediening of het Keyless entry and start -systeem en in het bijzonder het vergrendelen van de auto.

De achterklep en de achterruit kunnen niet gelijktijdig worden geopend. Ze zouden anders beschadigd kunnen raken.

Alarm

Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en diefstal.

Automatische beveiligingsfunctie

Dit systeem treedt in werking als iemand probeert het alarm te saboteren.

Het alarm gaat af als iemand probeert de accu, de knop of de kabels van de sirene uit te schakelen of te beschadigen.

Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats alvorens wijzigingen aan het alarmsysteem aan te brengen.

Toegang tot de auto

Omtrekbeveiliging

Dit systeem houdt de te openen carrosseriedelen van de auto in de gaten.

Het alarm gaat af als iemand een van de te openen carrosseriedelen (waaronder ook de motorkap) probeert te openen.

Interieurbeveiliging

Dit systeem treedt in werking als er bewegingen in het interieur worden waargenomen.

Het alarm gaat af als er een ruit wordt ingeslagen, als iets of iemand de auto binnendringt of als iets of iemand in de auto beweegt.

Als uw auto is uitgerust met een programmeerbaar verwarmings-/ ventilatiesysteem en dit systeem is ingeschakeld, kan de interieurbeveiliging niet worden gebruikt.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het programmeerbare verwarmings-/ ventilatiesysteem .

Totale beveiliging

Inschakelen

F Zet het contact af en verlaat de auto.

F Vergrendel de auto met de afstandsbediening.

of

F Vergrendel de auto met het "Keyless entry and start"-systeem.

Het alarmsysteem is geactiveerd: het verklikkerlampje van de knop zal één keer per seconde knipperen en de richtingaanwijzers knipperen gedurende ongeveer 2 seconden.

Na het vergrendelverzoek met de afstandsbediening of met het "Keyless entry and start"-systeem wordt de omtrekbeveiliging na 5 seconden en de interieurbeveiliging na

45 seconden geactiveerd.

Indien een van de te openen carrosseriedelen

(portier, schuifdeur, achterklep/achterdeur, motorkap) niet goed is gesloten, wordt de auto niet vergrendeld, maar wordt de beveiliging na

45 seconden wel ingeschakeld.

2

83

Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016

Toegang tot de auto

Uitschakelen

F Druk op deze ontgrendelknop van de afstandsbediening.

of

F Ontgrendel de auto met het "Keyless entry and start"-systeem.

Het alarmsysteem is uitgeschakeld: het verklikkerlampje van de knop is uit en de richtingaanwijzers knipperen gedurende ongeveer 2 seconden.

Als de auto automatisch opnieuw wordt vergrendeld (als 30 seconden zijn verstreken zonder dat een van de te openen carrosseriedelen is geopend), wordt het alarmsysteem automatisch weer ingeschakeld.

Beveiliging - met alleen de omtrekbeveiliging ingeschakeld

Schakel de interieurbeveiliging uit om te voorkomen dat het alarm onnodig wordt ingeschakeld als bijvoorbeeld:

- iemand in de auto aanwezig is,

- een ruit op een kier blijft staan,

- de auto wordt gewassen,

- een wiel wordt verwisseld,

- de auto wordt gesleept,

- de auto op een boot wordt vervoerd.

Interieurbeveiliging

Uitschakelen

F Zet het contact af en druk binnen

10 seconden op deze toets en houd deze ingedrukt tot het verklikkerlampje blijft branden.

F Stap uit.

F Vergrendel onmiddellijk de auto met de afstandsbediening of met het "Keyless entry and start"systeem.

Alleen de omtrekbeveiliging wordt ingeschakeld: het verklikkerlampje van de knop zal één keer per seconde knipperen.

Om de interieurbeveiliging uit te schakelen moet deze procedure elke keer na het afzetten van het contact worden uitgevoerd.

Inschakelen

F Schakel de omtrekbeveiliging uit door de auto te ontgrendelen met de afstandsbediening of met het "Keyless entry and start"systeem.

Het verklikkerlampje van de knop gaat uit.

F Schakel het alarmsysteem weer volledig in door de auto te vergrendelen met de afstandsbediening of met het

"Keyless entry and start"-systeem.

Het verklikkerlampje van de knop knippert weer

één keer per seconde.

Afgaan van het alarm

Als het alarm afgaat, treedt de sirene in werking en knipperen de richtingaanwijzers gedurende dertig seconden.

Als het alarm voor de 11 e keer afgaat, worden de alarmsystemen uitgeschakeld.

Als het verklikkerlampje van de knop snel knippert bij het ontgrendelen van de auto met de afstandsbediening of met het "Keyless entry and start"systeem, is het alarm tijdens uw afwezigheid afgegaan.

Het lampje stopt met knipperen als het contact wordt aangezet.

84

Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016

Storing afstandsbediening

Om de alarmsystemen uit te schakelen:

F Ontgrendel de auto met de sleutel (in de afstandsbediening bij uitvoeringen met

Keyless entry and start) in het slot van het bestuurdersportier.

F Open het portier; het alarm gaat af.

F Zet het contact aan, het alarm stopt. Het verklikkerlampje van de knop gaat uit.

Storing

Als bij het aanzetten van het contact het verklikkerlampje van de knop blijft branden, duidt dit op een storing in het systeem.

Laat het systeem controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

Automatisch inschakelen

Vergrendelen van de auto zonder het alarm in te schakelen

F Vergrendel de auto of schakel de supervergrendeling in met de sleutel (in de afstandsbediening bij uitvoeringen met

Keyless entry and start) in het slot van het bestuurdersportier.

Deze functie is niet beschikbaar, optioneel of standaard.

Het systeem wordt 2 minuten nadat het laatste te openen carrosseriedeel is gesloten, automatisch ingeschakeld.

F Om het afgaan van het alarm bij het openen van een portier of de achterklep te voorkomen, moet eerst op de ontgrendelknop van de afstandsbediening worden gedrukt of moet de auto ontgrendeld worden met het "Keyless entry and start"-systeem.

Toegang tot de auto

2

Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016

85

Toegang tot de auto

Elektrisch bedienbare ruiten

1.

Schakelaar ruitbediening bestuurderszijde

2.

Schakelaar ruitbediening passagierszijde

Automatische bediening

Duw of trek de schakelaar voorbij het zware punt. Als u de schakelaar hebt losgelaten, opent of sluit de ruit volledig. Druk nogmaals op de schakelaar om het openen of sluiten te stoppen.

De elektrische ruitbediening wordt uitgeschakeld:

- ongeveer 45 seconden na het afzetten van het contact.

- als bij afgezet contact een voorportier wordt geopend.

Resetten

Nadat de accukabels los zijn geweest, moet de ruitbediening opnieuw gereset worden.

F Open de ruit volledig en sluit de ruit.

Telkens als de schakelaar omhoog wordt getrokken, sluit de ruit enkele centimeters.

F Laat de schakelaar los en trek hem opnieuw omhoog totdat de ruit volledig is gesloten.

F Houd de schakelaar na het sluiten nog minimaal één seconde vast.

Tijdens deze handelingen is de beveiliging tegen beknellen uitgeschakeld.

U kunt de ruiten op twee manieren bedienen:

Handbediening

Duw of trek de schakelaar tot aan het zware punt om de ruit te openen of te sluiten. De ruit stopt zodra de schakelaar wordt losgelaten.

Beveiliging tegen beknellen

(volgens uitvoering)

Als de ruit sluit en tegen een obstakel stuit, stopt de ruit en gaat deze direct gedeeltelijk weer open.

Als de ruit niet wil sluiten, druk dan op de schakelaar om de ruit helemaal te openen. Trek vervolgens binnen 4 seconden de schakelaar omhoog tot de ruit volledig is gesloten.

Tijdens deze handelingen is de beveiliging tegen beknellen uitgeschakeld.

Neem bij het verlaten van de auto, zelfs voor een korte periode, altijd de sleutel mee.

Wanneer tijdens het bedienen van de ruit iets tussen de ruit en de sponning bekneld raakt, moet de ruit weer worden geopend.

Druk daarvoor op de desbetreffende schakelaar.

Wanneer de bestuurder de ruiten van de passagiers bedient, moet hij er zeker van zijn dat niets het correcte sluiten van de ruiten hindert.

De bestuurder moet er zeker van zijn dat de passagiers op de juiste manier gebruik maken van de elektrische ruitbediening.

Let er goed op dat kinderen zich tijdens het bedienen van de ruiten niet kunnen bezeren.

86

Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016

Stuurwielverstelling

Ergonomie en comfort

Handmatig verstelbare voorstoelen

Uit veiligheidsoverwegingen mogen de stoelen uitsluitend bij stilstaande auto worden versteld.

Verstelling in lengterichting Hoogteverstelling (volgens uitvoering)

3

F Zorg dat de auto stilstaat en duw de hendel omlaag om het stuurwiel te ontgrendelen.

F Verstel het stuurwiel in hoogte en diepte voor een optimale zithouding.

F Trek aan de hendel om het stuurwiel te vergrendelen.

Voer deze handelingen om veiligheidsredenen uitsluitend uit bij stilstaande auto.

F Til de beugel op en schuif de stoel in de gewenste stand.

F Trek de hendel omhoog of duw deze omlaag tot de gewenste stand bereikt is.

Zorg er bij het verstellen van de stoel naar achteren voor dat het schuiven van de stoel niet wordt verhinderd door personen of hinderlijke voorwerpen op de vloer achter de stoel om te voorkomen dat de stoel wordt geblokkeerd. Onderbreek het schuiven van de stoel meteen als dit het geval is.

87

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

Ergonomie en comfort

Rugleuningverstelling Lendensteun

F Draai aan de draaiknop om de rugleuning te verstellen.

F Trek de hendel zo ver mogelijk omhoog en kantel de rugleuning naar voren of naar achteren.

F Draai aan de knop om de lendensteun in de gewenste stand te zetten.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de veiligheidsgordels .

88

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

Tafelstand van de rugleuning van de bestuurders- en/of voorpassagiersstoel

Als de rugleuning van de voorpassagiersstoel in de tafelstand is gezet, kunnen lange voorwerpen worden vervoerd.

Als de rugleuning van de bestuurdersstoel in de tafelstand is gezet, kunnen de achterpassagiers door de hulpdiensten uit de auto worden gehaald.

Controleer of er geen voorwerpen boven of onder een stoel de beweging van de stoel kunnen hinderen.

F Zet de hoofdsteun in de laagste stand, zet de armsteun (indien aanwezig) rechtop en klap het uitklaptafeltje aan de achterzijde van de rugleuning in.

F Trek de hendel zo ver mogelijk omhoog en kantel de rugleuning naar voren.

Om de stoel weer in de normale stand te zetten moet u de hendel omhoog trekken om de rugleuning te ontgrendelen en vervolgens de rugleuning rechtop zetten.

Ergonomie en comfort

3

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

89

Ergonomie en comfort

Elektrisch verstelbare voorstoel

In lengterichting Rugleuninghoek

Zittinghoogte

F Duw de schakelaar naar voren of naar achteren om de gewenste stand te verkrijgen.

F Duw de schakelaar naar voren of naar achteren om de gewenste hoek te verkrijgen.

Zorg er bij het verstellen van de stoel naar achteren voor dat het schuiven van de stoel niet wordt verhinderd door personen of hinderlijke voorwerpen op de vloer achter de stoel om te voorkomen dat de stoel wordt geblokkeerd. Onderbreek het schuiven van de stoel meteen als dit het geval is.

90

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

F Beweeg de schakelaar omhoog of omlaag om de gewenste hoogte in te stellen.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de veiligheidsgordels .

Voer deze elektrische verstellingen alleen bij draaiende motor uit om te voorkomen dat de accu leegraakt.

Ergonomie en comfort

Aanvullende instellingen

Hoogteverstelling hoofdsteun

Voor de veiligheid is het frame van de hoofdsteun gekarteld om te voorkomen dat de hoofdsteun zakt in het geval van een aanrijding.

De juiste stand van de hoofdsteun is als de bovenzijde van de hoofdsteun zich ter hoogte van de bovenzijde van het hoofd bevindt.

Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn verwijderd. De hoofdsteunen moeten zijn geplaatst en correct zijn afgesteld.

Armsteun

Bediening stoelverwarming

Bij draaiende motor is de stoelverwarming voor beide voorstoelen afzonderlijk regelbaar.

3

Volgens uitvoering.

F Trek de hoofdsteun omhoog om hem hoger te zetten.

F Druk op de pal A en trek de hoofdsteun omhoog om hem te verwijderen.

F Steek om de hoofdsteun terug te zetten de pennen van de hoofdsteun recht in de openingen van de rugleuning tot de hoofdsteun op zijn plaats blijft.

F Druk gelijktijdig op de pal A en op de hoofdsteun om deze lager te zetten.

De armsteun heeft verschillende standen.

F Beweeg de armsteun zo ver mogelijk omhoog.

F Beweeg hem zo ver mogelijk omlaag.

F Beweeg de armsteun omhoog tot de gewenste stand is bereikt.

F Met de draaiknop kan de stoelverwarming ingeschakeld worden en kan een verwarmingsstand worden geselecteerd:

0 : Uit.

1 : Laag.

2 : Gemiddeld.

3 : Hoog.

91

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

Ergonomie en comfort

Elektrisch verstelbare lendensteun Massagefunctie

Uitschakelen

U kunt de massagefunctie op elk gewenst moment uitschakelen door op deze knop te drukken, het controlelampje gaat dan uit.

F Druk de schakelaar in om de lendensteun naar wens in te stellen.

Deze functie zorgt voor een massage ter hoogte van de lendenen van de bestuurder en de voorpassagier. De functie werkt alleen bij draaiende motor en als de STOP-stand van het Stop & Start-systeem is geactiveerd.

Inschakelen

F Druk op deze knop.

92

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

Het controlelampje van de functie gaat branden en de massagefunctie wordt voor een tijdsduur van 1 uur ingeschakeld.

Gedurende deze tijdsduur wordt de massage in 6 cycli van 10 minuten uitgevoerd (6 minuten massage worden gevolgd door 4 minuten rust).

Na een uur wordt de functie uitgeschakeld, het controlelampje gaat dan uit.

Intensiteit instellen

Druk op deze knop om de intensiteit van de massage in te stellen.

U hebt de keuze uit twee standen voor de intensiteit van de massage.

Tweezitsbank vóór

De tweezitsbank (volgens uitvoering) is niet verstelbaar en voorzien van een aan de rugleuning bevestigde veiligheidsgordel voor de zitplaats aan de zijde van de bestuurdersstoel.

Hoogteverstelling hoofdsteun

Ergonomie en comfort

Voor de veiligheid is het frame van de hoofdsteun gekarteld om te voorkomen dat de hoofdsteun zakt in het geval van een aanrijding.

De juiste stand van de hoofdsteun is als de bovenzijde van de hoofdsteun zich ter hoogte van de bovenzijde van het hoofd bevindt.

Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn verwijderd. De hoofdsteunen moeten zijn geplaatst en correct zijn afgesteld.

3

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de veiligheidsgordels .

F Trek de hoofdsteun omhoog om hem hoger te zetten.

F Druk op de pal A en trek de hoofdsteun omhoog om hem te verwijderen.

F Steek om de hoofdsteun terug te zetten de pennen van de hoofdsteun recht in de openingen van de rugleuning tot de hoofdsteun op zijn plaats blijft.

F Druk gelijktijdig op de pal A en op de hoofdsteun om deze lager te zetten.

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

93

Ergonomie en comfort

Verwarming tweezitsbank vóór

Opbergruimte onder de zitting

Bij draaiende motor kunnen de zittingen van de bank worden verwarmd.

F Met de draaiknop kan de stoelverwarming ingeschakeld worden en kan een verwarmingsstand worden geselecteerd:

0 : Uit.

1 : Laag.

2 : Gemiddeld.

3 : Hoog.

Afhankelijk van de uitvoering van uw auto bevindt zich onder de zitting een opbergruimte.

F Trek de riem naar u toe om de zitting omhoog te klappen.

94

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

Ergonomie en comfort

Vaste eendelige bank

De aanwezigheid van de hieronder beschreven voorzieningen en verstellingsmogelijkheden is afhankelijk van de uitvoering en configuratie van uw auto.

Kommavormige hoofdsteun De rugleuning neerklappen en als tafeltje gebruiken

F Zet de hoofdsteunen in de laagste stand.

3

De bank is voorzien van een eendelige rugleuning die vast of neerklapbaar (tafelstand) is.

F De hoofdsteun omhoog zetten: trek hem omhoog tot hij in de vergrendeling klikt.

F De hoofdsteun verwijderen: trek de hoofdsteun omhoog terwijl u de nok A ingedrukt houdt.

F De hoofdsteun terugzetten: steek de pennen recht in de openingen van de rugleuning.

F De hoofdsteun omlaag zetten: duw de hoofdsteun omlaag terwijl u de nok A ingedrukt houdt.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de veiligheidsgordels .

F Aan de voorzijde: beweeg de hendel omhoog om de rugleuning te ontgrendelen.

F Aan de achterzijde: beweeg de hendel omlaag om de rugleuning te ontgrendelen.

F Kantel de rugleuning op de zitting.

F Trek om de rugleuning weer rechtop te zetten nogmaals aan de hendel en beweeg de rugleuning omhoog.

95

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

Ergonomie en comfort

Opklappen, toegang tot de 3e zitrij Verwijderen

F Zet de rugleuning in de tafelstand (volgens uitvoering).

F Zet de rugleuning in de tafelstand (volgens uitvoering).

F Klap de bank naar voren.

Wanneer u de bank uit de auto verwijdert, bewaar hem dan op een schone plaats om te voorkomen dat er troep in de mechanismen terechtkomt.

De bank is niet bedoeld voor gebruik buiten de auto. Als de bank oneigenlijk gebruikt wordt of valt, kunnen de mechanismen en functies ervan beschadigd raken.

F Trek aan de hendel om de achterste verankeringen van de bank te ontgrendelen en kantel de bank vervolgens naar voren.

F Kantel de bank om hem weer te gebruiken naar achteren tot de achterste verankeringen zijn vergrendeld.

F Ontgrendel de voorste verankeringen met behulp van de hendels.

F Verwijder de bank uit de verankeringspunten.

F Haal de bank uit de auto.

Het is niet noodzakelijk om de rugleuning neer te klappen (tafelstand) en de bank vervolgens naar voren te klappen voor toegang tot de 3e zitrij.

96

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

Ergonomie en comfort

Terugplaatsen

F Controleer of er geen voorwerpen in de verankeringspunten liggen waardoor het correct vergrendelen van de verankeringen wordt verhinderd.

F Breng de voorste verankeringen van de bank aan in de verankeringspunten op de vloer (zoals hierboven afgebeeld).

F Trek aan de hendel en zet de rugleuning rechtop (volgens uitvoering. Aan de achterzijde: duw de hendel omlaag).

Controleer de correcte vergrendeling op de vloer van de bank als hij is teruggeklapt.

Let erop dat het vergrendelen niet wordt verhinderd door voorwerpen of voeten van passagiers achterin die zich op de verankeringspunten bevinden.

3

F Vergrendel de verankeringen met de hendels.

F Kantel de bank naar achteren tot de achterste verankeringen zijn vergrendeld.

Houd bij het kantelen rekening met de voeten van eventuele passagiers.

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

97

Ergonomie en comfort

Vaste stoel en bank achter

De aanwezigheid van de hieronder beschreven uitrusting en verstellingsmogelijkheden is afhankelijk van de uitvoering en configuratie van uw auto.

Kommavormige hoofdsteun

De rugleuning neerklappen en als tafeltje gebruiken

F Zet de hoofdsteunen in de laagste stand.

De rugleuning van de stoel kan vast of neerklapbaar (tafelstand) zijn.

De rugleuning van de bank is eendelig en kan vast of neerklapbaar (tafelstand) zijn.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de veiligheidsgordels .

98

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

F De hoofdsteun omhoog zetten: trek hem omhoog tot hij in de vergrendeling klikt.

F De hoofdsteun verwijderen: trek de hoofdsteun omhoog terwijl u de nok A ingedrukt houdt.

F De hoofdsteun terugzetten: steek de pennen recht in de openingen van de rugleuning.

F De hoofdsteun omlaag zetten: duw de hoofdsteun omlaag terwijl u de nok A ingedrukt houdt.

F Aan de voorzijde: trek de hendel omhoog om de rugleuning te ontgrendelen.

F Aan de achterzijde: duw de hendel omlaag om de rugleuning te ontgrendelen.

Ergonomie en comfort

Opklappen, toegang tot de 3e zitrij

(voorbeeld: individuele stoel)

F Zet de rugleuning in de tafelstand (volgens uitvoering).

Verwijderen

(voorbeeld: individuele stoel)

F Zet de rugleuning in de tafelstand (volgens uitvoering).

F Klap de stoel naar voren.

3

F Kantel de rugleuning op de zitting.

F Trek om de rugleuning weer rechtop te zetten nogmaals aan de hendel en beweeg de rugleuning omhoog (aan de achterzijde: duw de hendel omlaag).

F Trek aan de hendel om de achterste verankeringen van de stoel te ontgrendelen en kantel de stoel vervolgens naar voren.

F Kantel de stoel om hem weer te gebruiken naar achteren tot de achterste verankeringen zijn vergrendeld.

Het is niet noodzakelijk om de rugleuning neer te klappen (tafelstand) en de bank vervolgens naar voren te klappen voor toegang tot de 3e zitrij.

F Ontgrendel de voorste verankeringen met behulp van de hendels.

F Verwijder de stoel uit de verankeringspunten.

F Haal de stoel uit de auto via de opening van de schuifdeur voor de 2e zitrij of via de bagageruimte voor de 3e zitrij.

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

99

Ergonomie en comfort

Wanneer u de stoel (of de bank) uit de auto verwijdert, bewaar hem dan op een schone plaats om te voorkomen dat er troep in de mechanismen terechtkomt.

Terugplaatsen

(voorbeeld: individuele stoel)

F Controleer of er geen voorwerpen het vergrendelen van de verankeringen hinderen.

De stoel (of bank) is niet bedoeld voor gebruik buiten de auto. Als de stoel (of bank) oneigenlijk gebruikt wordt of valt, kunnen de mechanismen en functies ervan beschadigd raken.

F Plaats de voorste verankeringen in de verankeringspunten op de vloer (zoals hierboven afgebeeld).

F Trek aan de hendel en zet de rugleuning rechtop (volgens uitvoering. Aan de achterzijde: duw de hendel omlaag).

Controleer de correcte vergrendeling op de vloer van de bank als hij is teruggeklapt.

100

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

F Vergrendel de voorste verankeringen met behulp van de hendels.

F Kantel de stoel naar achteren tot de achterste verankeringen zijn vergrendeld.

Houd bij het kantelen rekening met de voeten van eventuele passagiers.

Let erop dat het vergrendelen niet wordt verhinderd door voorwerpen of voeten van passagiers achterin die zich op de verankeringspunten bevinden.

Achterstoel en -bank op rails

De verschillende hieronder beschreven voorzieningen en instellingen verschillen afhankelijk van de uitvoering en de configuratie van uw auto.

Hoofdsteun

Ergonomie en comfort

Verstellen van de rugleuning

De verstelbare rugleuning kan in meerdere standen worden gezet.

3

De stoel bevindt zich altijd aan de rechter kant en de bank aan de linker kant (in de richting van de auto).

De bank is voorzien van twee individuele rugleuningen.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de veiligheidsgordels .

F Omhoog zetten: trek de hoofdsteun omhoog tot deze de vergrendelde stand heeft bereikt.

F Verwijderen: druk op de nok A en trek de hoofdsteun omhoog.

F Plaatsen: steek de pennen van de hoofdsteun evenwijdig aan de rugleuning in de openingen.

F Omlaag zetten: druk tegelijkertijd op de nok A en de hoofdsteun.

F Trek de hendel omhoog om de rugleuning naar achteren te bewegen (aan de achterzijde: duw de hendel omlaag).

F Laat de hendel los wanneer de gewenste positie is bereikt.

101

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

Ergonomie en comfort

Naar voren of achteren schuiven

(voorbeeld voor de stoel)

De stoel volledig naar voren of achteren schuiven

De rugleuning neerklappen en als tafeltje gebruiken

(voorbeel voor een stoel)

F Zet de hoofdsteun in de lage stand.

De stoel kan op twee manieren naar voren of naar achteren worden geschoven:

F Aan de voorzijde: beweeg de hendel omhoog en schuif de stoel naar voren of naar achteren.

F Aan de achterzijde: trek aan de riem, zonder daarbij het zware punt te passeren, en duw de stoel naar voren of trek de stoel naar achteren.

102

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

F Zet de rugleuning in de tafelstand.

F Trek aan de riem aan de achterzijde en verschuif de stoel.

F Aan de voorzijde: beweeg de hendel omhoog om de rugleuning te ontgrendelen.

F Aan de achterzijde: beweeg de hendel omlaag om de rugleuning te ontgrendelen.

F Klap de rugleuning op de zitting.

Laat geen voorwerpen (bijvoorbeeld een tas of speelgoed) op de zitting liggen bij het neerklappen van de rugleuning.

Rechtop zetten van de rugleuning

(tussen de merktekens)

Verwijderen

(voorbeeld voor een individuele stoel)

F Schuif de stoel naar voren om bij de riem te kunnen komen.

F Zet de rugleuning in de tafelstand.

Ergonomie en comfort

Wanneer u de stoel (of de bank) uit de auto verwijdert, bewaar hem dan op een schone plaats om te voorkomen dat er troep in het mechanisme terechtkomt.

De stoel (of bank) is niet bedoeld voor gebruik buiten de auto. Als de stoel (of bank) oneigenlijk gebruikt wordt of valt, kunnen de mechanismen en functies ervan beschadigd raken.

3

De rugleuning kan alleen rechtop worden gezet als de stoel tussen de merktekens is geplaatst.

De pijl mag zich niet buiten de merktekens bevinden.

F Gebruik de hendel aan de voorzijde om de stoel tussen de merktekens te zetten.

F Trek aan de achterzijde de riem helemaal uit om de verankeringspunten te ontgrendelen, klap de stoel naar voren en zet hem in de verticale stand.

F Verwijder de stoel via de schuifdeur (tweede zitrij) of via de bagageruimte (derde zitrij).

Til de stoel of de bank niet aan de riem op.

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

103

Ergonomie en comfort

Terugplaatsen

(voorbeeld voor een stoel)

F Controleer of er geen voorwerpen op de rails liggen.

Trek voordat u de stoel of bank terugplaatst in de auto de riem helemaal naar buiten om er zeker van te zijn dat het vergrendelingsmechanisme ver genoeg is ingetrokken.

F Schuif de stoel naar voren of naar achteren tot deze een vergrendelde stand heeft bereikt.

F Zet de rugleuning rechtop.

Controleer of de stoel goed op de vloer is verankerd wanneer deze weer in de normale zitstand staat.

Til de stoel of de bank niet aan de riem op.

104

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

F Plaats het voorste deel van de geleiders op de rails.

F Klap de stoel naar achteren om het achterste deel van de geleiders op de rails te plaatsen.

Let erop dat het vergrendelen niet wordt verhinderd door voorwerpen of voeten van passagiers achterin die zich op de verankeringspunten bevinden.

Achterstoel(en) op rails

De verschillende hieronder beschreven voorzieningen en instellingen verschillen afhankelijk

Hoofdsteun

van de uitvoering en de configuratie van uw auto.

Ergonomie en comfort

Armleuning(en)

3

De achterstoel is voorzien van een driepuntsveiligheidsgordel met oprolautomaat.

De stoel kan met het gezicht of met de rug in de rijrichting worden geplaatst.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de veiligheidsgordels .

F Omhoog zetten: trek de hoofdsteun omhoog tot deze de vergrendelde stand heeft bereikt.

F Verwijderen: druk op de nok A en trek de hoofdsteun omhoog.

F Plaatsen: steek de pennen van de hoofdsteun evenwijdig aan de rugleuning in de openingen.

F Omlaag zetten: druk tegelijkertijd op de nok A en op de hoofdsteun.

De armleuning kan in meerdere standen worden gezet.

F Beweeg de armleuning zo ver mogelijk omhoog.

F Beweeg de armleuning zo ver mogelijk omlaag.

F Beweeg de armleuning omhoog tot de gewenste stand is bereikt.

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

105

Ergonomie en comfort

Verstellen van de rugleuning

De verstelbare rugleuning kan in meerdere standen worden gezet.

Naar voren of achteren schuiven De rugleuning neerklappen en als tafeltje gebruiken

F Zet de hoofdsteun in de lage stand.

F Trek de hendel omhoog om de rugleuning naar achteren te bewegen (aan de achterzijde: duw de hendel omlaag).

F

Laat de hendel los wanneer de gewenste positie is bereikt.

De stoel kan op twee manieren naar voren of naar achteren worden geschoven:

F Aan de voorzijde: til de hendel op en schuif de stoel naar voren of naar achteren.

F Aan de achterzijde: trek aan de riem, zonder daarbij het zware punt te passeren, en duw de stoel naar voren of trek de stoel naar achteren.

F Aan de voorzijde: beweeg de hendel omhoog om de rugleuning te ontgrendelen.

F Aan de achterzijde: beweeg de hendel omlaag om de rugleuning te ontgrendelen.

F Klap de rugleuning op de zitting.

106

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

Verwijderen

F Schuif de stoel naar voren om bij de riem te kunnen komen.

F Zet de rugleuning in de tafelstand.

Wanneer u de stoelen uit de auto verwijdert, bewaar ze dan op een schone plaats om te voorkomen dat er troep in de mechanismen terechtkomt.

Terugplaatsen

Ergonomie en comfort

3

De stoelen zijn niet bedoeld voor gebruik buiten de auto. Als de stoelen oneigenlijk gebruikt worden of vallen, kunnen de mechanismen en functies ervan beschadigd raken.

Trek voordat u de stoel terugplaatst in de auto de riem helemaal naar buiten om er zeker van te zijn dat het vergrendelingsmechanisme ver genoeg is ingetrokken.

F Trek van achteren aan de riem, tot voorbij het zware punt, om de verankeringspunten te ontgrendelen, klap de stoel naar voren en zet hem in de verticale stand.

F Verwijder de stoel via de schuifdeur (tweede zitrij) of via de bagageruimte (derde zitrij).

Til de stoel niet aan de riem op.

Til de stoel niet aan de riem op.

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

107

Ergonomie en comfort

F Controleer of er geen voorwerpen op de rails liggen.

F Plaats het voorste deel op de rails.

F Klap de stoel naar achteren om het achterste deel van de geleiders op de rails te plaatsen.

F Schuif de stoel naar voren of naar achteren tot deze een vergrendelde stand heeft bereikt.

F Zet de rugleuning rechtop.

Controleer of de stoel goed op de vloer is verankerd wanneer deze weer in de normale zitstand staat.

Let erop dat het vergrendelen niet wordt verhinderd door voorwerpen of voeten van passagiers achterin die zich op de verankeringspunten bevinden.

108

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

Ergonomie en comfort

Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de stoelen en banken

Vervoeren van bagage of voorwerpen achter de stoelen en de bank van de

3e zitrij

Na de verschillende handelingen:

- verwijder een hoofdsteun niet zonder deze op te bergen en aan een steun te bevestigen,

- controleer of de veiligheidsgordels bereikbaar blijven en gemakkelijk door de passagier kunnen worden vastgemaakt,

- ga niet rijden voordat alle passagiers hun hoofdsteun correct hebben afgesteld en hun veiligheidsgordel hebben vastgemaakt en afgesteld.

Wanneer u voor het vervoeren van bagage de rugleuningen van de 3e zitrij in de tafelstand hebt geklapt, moeten ook de rugleuningen van de 2e zitrij in de tafelstand worden geklapt.

Voorschriften

Er mogen geen passagiers vervoerd worden:

- op de 3e zitrij als de rugleuning ervoor

(2e zitrij) in de tafelstand staat,

- op de 3e zitrij als de stoel/bank ervoor

(2e zitrij) is opgeklapt,

- op de stoel aan de rechterzijde van de

2e en 3e zitrij als de bank is opgeklapt,

- op de middelste zitplaats als de stoel rechts ernaast is opgeklapt.

3

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

109

Ergonomie en comfort

Voorzieningen in het interieur

Matten

Verwijderen

Bevestigen

Verwijderen van de mat aan de bestuurderszijde:

F zet de stoel in de achterste stand,

F maak de bevestigingen los,

F verwijder vervolgens de mat.

Terugplaatsen

Terugplaatsen van de mat aan de bestuurderszijde:

F leg de mat goed op zijn plaats,

F druk de bevestigingen vast,

F controleer of de mat goed vastzit.

Gebruik, wanneer u een nieuwe mat bevestigt aan bestuurderszijde, uitsluitend de bevestigingen uit het bijgeleverde zakje.

Om te voorkomen dat de pedalen blijven hangen:

- gebruik uitsluitend matten die op de bevestigingen van de auto passen; het gebruik van deze bevestigingen is verplicht.

- gebruik nooit meer dan één mat per plaats.

Bij gebruik van niet door CITROËN goedgekeurde matten kan de bediening van de pedalen worden gehinderd en kan de werking van de snelheidsregelaar/begrenzer negatief worden beïnvloed.

De door CITROËN goedgekeurde matten zijn voorzien van twee bevestigingen onder de stoel.

2e en 3e zitrij

Gebruik het klittenband om de dwarsgeplaatste mat van de 2e zitrij met de in lengterichting geplaatste matten van de 2e en 3e zitrij vast te zetten.

110

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

Zonneklep

De zonneklep beschermt tegen zonlicht dat van voren of van de zijkant komt en is voorzien van een make-upspiegel met verlichting (afhankelijk van de uitvoering).

De zonneklep aan bestuurderszijde is voorzien van een opbergmogelijkheid voor tolkaarten, tickets, ...

Dashboardkastje

In het dashboardkastje bevindt zich de schakelaar voor het uitschakelen van de passagiersairbag en kunnen een fles mineraalwater, de boorddocumentatie enz. worden opgeborgen.

Ergonomie en comfort

Opbergvak

In dit vak kunnen een fles water, de boorddocumentatie enz. worden opgeborgen.

3

F Open als het contact aan is het afdekkapje.

De verlichting van de make-upspiegel gaat automatisch branden.

F Trek de hendel naar u toe om het dashboardkastje te openen.

Houd tijdens het rijden het opbergvak gesloten om verwondingen bij een aanrijding of een noodstop te voorkomen.

F Druk op het linker gedeelte van de knop om het opbergvak te openen en begeleid het deksel met de hand tot een klik aangeeft dat het volledig is geopend.

Afhankelijk van de uitvoering treedt de verlichting in werking zodra het opbergvak wordt geopend.

Als de auto is voorzien van airconditioning, beschikt het kastje over een luchttoevoerkanaal waaruit dezelfde

(gekoelde) lucht stroomt als uit de ventilatieroosters van het interieur.

111

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

Ergonomie en comfort

Opbergvakken in de voorportieren

Bovenste opbergvak

Het opbergvak bevindt zich bovenop het dashboard, achter het stuurwiel.

Tafeltjes

Op de opklaptafeltjes aan de achterzijde van de rugleuning van beide voorstoelen kunnen voorwerpen gelegd worden.

Vloeistof die in de bekerhouder wordt vervoerd (bijvoorbeeld in een mok) en wordt gemorst, kan bij contact met schakelaars op het dashboard en de middenconsole storingen veroorzaken.

Wees daarom voorzichtig bij het gebruik van de bekerhouder.

Druk op de knop om het deksel (volgens uitvoering) te openen en beweeg het deksel omhoog tot het open blijft staan.

Beweeg om het opbergvak te sluiten het deksel omlaag en druk vervolgens kort op het midden van het deksel.

Het morsen van vloeistof kan kortsluiting veroorzaken, wat tot brand kan leiden.

F Gebruiken: beweeg het tafeltje zo ver mogelijk naar beneden, tot het in de laagste stand vergrendeld is.

F Opbergen: klap het tafeltje omhoog, voorbij het zware punt, tot in de hoogste stand.

Vergeet niet het tafeltje aan passagierszijde in te klappen alvorens de stoel in de "tafelstand" te zetten.

Leg geen zware of harde voorwerpen op de opklaptafeltjes; deze kunnen bij een noodstop of een aanrijding veranderen in gevaarlijke projectielen.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de voorstoelen en in het bijzonder de

"tafelstand" van de rugleuning.

112

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

12V-aansluiting(en)

(afhankelijk van de uitvoering)

F Open, wanneer u een 12V-accessoire

(maximaal vermogen: 120 W) wilt aansluiten, het kapje en sluit een geschikte adapter aan.

Houd u aan het maximaal toegestane vermogen om schade aan uw apparatuur te voorkomen.

Ergonomie en comfort

USB-aansluiting

Het aansluiten van elektrische apparatuur die niet door CITROËN is goedgekeurd, zoals een lader met USBaansluitingen, kan leiden tot storingen in de werking van de elektrische componenten van de auto, zoals een slechte radio-ontvangst of storingen in de weergave van de displays.

Hierop kunt u draagbare apparatuur aansluiten, zoals een iPod ® of een USB-stick.

Via deze aansluiting kunt u de audiobestanden op uw draagbare apparatuur beluisteren via de luidsprekers van uw audiosysteem.

U kunt deze bestanden beheren met de toetsen op het stuurwiel of de toetsen van de autoradio.

Tijdens het gebruik van de USBaansluiting kan de draagbare apparatuur automatisch worden opgeladen.

Tijdens het laden wordt een melding weergegeven als het stroomverbruik van de draagbare apparatuur hoger is dan de door de auto geleverde stroomsterkte.

Raadpleeg de rubriek Audio en datacommunicatie voor meer informatie over het gebruik van deze voorziening.

3

113

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

Ergonomie en comfort

JACK-aansluiting 230V-stopcontact (50 Hz)

Afhankelijk van de uitvoering van uw auto bevindt zich in het opbergvak onder de stoel rechts voor, dat vanaf de 2e zitrij bereikbaar is, een

230V-stopcontact (50 Hz) (max. vermogen: 150 W).

Dit stopcontact werkt als de motor draait, maar ook in de

STOP-stand bij auto's met een Stop & Start-systeem.

Sluit hoogstens één apparaat op het stopcontact aan (verlengsnoeren of dubbelstekkers niet toegestaan).

Sluit alleen apparaten aan die voldoen aan isolatieklasse II (op het apparaat aangegeven).

Gebruik geen apparaten met een metalen behuizing.

De stroomtoevoer naar dit stopcontact wordt bij overbelasting automatisch onderbroken; dit gebeurt ook als er andere omstandigheden zijn die daar aanleiding toe geven (bijzondere weersomstandigheden, zware belasting van de elektrische installatie van de auto enz.).

Het groene verklikkerlampje gaat dan uit.

Hierop kunt u draagbare apparatuur aansluiten om muziekbestanden via de geluidsinstallatie van de auto te kunnen beluisteren.

De muziekbestanden worden beheerd via het draagbare apparaat.

Raadpleeg voor meer informatie over het gebruik van deze voorziening de rubriek Audio en datacommunicatie .

F Beweeg het klepje omhoog.

F Controleer of het groene verklikkerlampje brandt.

F Sluit uw elektrische apparaat

(telefoonlader, laptop, CD/DVD-speler, flessenwarmer enz.) aan.

114

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

Bij een storing in het systeem gaat het groene lampje knipperen.

Laat dit controleren door het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Voorzieningen in het passagierscompartiment

Afhankelijk van de uitvoering is het passagierscompartiment voorzien van de volgende voorzieningen.

Handgreep (lus) Bekerhouder

(volgens uitvoering)

Ergonomie en comfort

Opbergnetten op de rugleuning van de voorstoelen

3

Kledinghaken

Wees voorzichtig met het gebruik van de bekerhouder om morsen te voorkomen.

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

115

Ergonomie en comfort

Sjorogen Bagagenet

Bevestig uw bagage of lading met de sjorogen op de vloer achter in de auto.

Het bagagenet kan worden vastgemaakt aan de sjorogen. Hiermee kunt u achterin voorwerpen op de vloer vastzetten.

Om veiligheidsredenen (noodstop) is het raadzaam de zwaarste lading zo ver mogelijk voorin te zetten.

Om er voor te zorgen dat de lading niet kan schuiven wordt aanbevolen deze stevig vast te zetten met behulp van de sjorogen op de vloer.

In verband met de veiligheid bij een noodstop wordt aanbevolen om zware voorwerpen zo dicht mogelijk bij de rugleuning van de stoel(en) of de achterbank te plaatsen.

Bagagenet voor hoge belading

Met dit bagagenet kan de auto tot aan het dak worden beladen:

- achter de voorstoelen (1e zitrij) als de stoelen (en banken) op de 2e en 3e zitrij zijn neergeklapt of verwijderd,

- achter de stoelen (en banken) op de

2e zitrij, als de stoelen (en banken) op de

3e zitrij zijn neergeklapt of verwijderd.

116

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

Bovenste bevestigingspunten

F Maak aan beide zijden van het dak

(bovenaan) de sierkapjes los.

Onderste bevestigingspunten

(achter de 1e zitrij)

Als uw auto is uitgerust met eendelige banken of vaste stoelen en banken:

Ergonomie en comfort

Als uw auto is uitgerust met stoelen en banken of individuele stoelen op rails :

F Breng aan beide zijden van de 2e zitrij de bevestigingspunten aan in de verankeringen op de vloer en draai deze een kwart omwenteling om ze te vergrendelen (zoals hierboven afgebeeld).

Plaats ze zo dicht mogelijk bij het uiteinde van de rail.

Onderste bevestigingspunten

(achter de 2e zitrij)

F Gebruik de sjorogen.

Plaatsen van het net

Maak aan de bovenzijde de sierkapjes los en breng aan de onderzijde de bevestigingspunten aan (zoals hiervoor reeds beschreven).

F Klap de stoelen en banken op de 2e en

3e zitrij (volgens uitvoering) neer (in de tafelstand) of verwijder ze.

F Rol het bagagenet voor hoge belading uit.

F Bevestig de haken aan de bovenzijde van het net in de daarvoor bestemde bevestigingspunten in het dak (eerst de ene en vervolgens de andere zijde).

F Laat de riemen maximaal ontspannen.

F Bevestig het net aan de onderste bevestigingspunten aan beide zijden achter de 1e zitrij of aan de sjorogen aan beide zijden achter de 2e zitrij.

F Span het net met behulp van de riemen.

F Controleer of het net goed is bevestigd en gespannen.

3

F Breng aan beide zijden van de 2e zitrij de bevestigingspunten aan in de verankeringen op de vloer (zoals hierboven afgebeeld).

Gebruik hiervoor nooit de ISOFIX-bevestiging die is bedoeld voor de bovenste riem van een kinderzitje met Top Tether-bevestiging.

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

117

Ergonomie en comfort

Bagageafdekking Zijruiten 2e zitrij

De zijruiten van de 2e zitrij (volgens uitvoering) kunnen worden geopend.

Tijdens het rijden moeten deze ruiten zijn gesloten of in een van de standen zijn vastgezet.

Zonneschermen voor de zijruiten

De zonneschermen voor de zijruiten van de

2e zitrij beschermen het interieur tegen de zon.

F Til de bagageafdekking op om hem te verwijderen.

F Steek om de bagageafdekking weer aan te brengen de geleiders in de uitsparingen.

F Knijp de twee knoppen in en schuif de ruit open.

F Trek het zonnescherm aan de lip A uit en bevestig deze aan de haak B .

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de kinderbeveiliging van de zijruiten achter .

Beweeg het zonnescherm altijd voorzichtig met de lip omhoog of omlaag.

118

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

Ergonomie en comfort

Uitneembare lamp

Gebruik

F Verwijder de lamp door deze aan de bovenzijde uit de houder te trekken.

F Druk de schakelaar op de achterzijde in om de lamp in of uit te schakelen.

F Klap de steun aan de achterzijde uit om de lamp neer te zetten en de lichtbundel te richten, bijvoorbeeld tijdens het verwisselen van een wiel.

Deze achterin aangebrachte lamp kan als verlichting van de ruimte achterin en als zaklamp gebruikt worden.

De lamp werkt op oplaadbare batterijen van het type NiMH.

De lamp kan ongeveer 45 minuten branden en wordt tijdens het rijden weer opgeladen.

Opbergen

F Breng de lamp aan door eerst de onderzijde in de houder te steken.

Hierdoor wordt de lamp automatisch uitgeschakeld als dat al niet het geval was.

Als de lamp niet op de juiste wijze is aangebracht, wordt deze mogelijk niet opgeladen en gaat niet branden bij het openen van de achterklep.

Let bij het aanbrengen van de oplaadbare batterijen op de plus- en de minpolen.

Gebruik nooit niet-oplaadbare batterijen in plaats van de oplaadbare batterijen.

3

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

119

Ergonomie en comfort

Panoramadak

Het panoramadak is voorzien van twee onafhankelijke handbediende zonneschermen om het thermische en akoestische comfort te verbeteren.

Zonneschermen

Openen Sluiten

F Schuif het zonnescherm dat u wilt openen met behulp van de handgreep naar achteren tot aan de gewenste stand.

F Schuif het zonnescherm dat u wilt sluiten met behulp van de handgreep naar voren tot aan de gewenste stand.

120

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

Ergonomie en comfort

Naar voren of achteren schuiven

Verschuifbare en uitklapbare tafel

Opbergruimte

3

De tafel bevat een centrale opbergruimte met deksel. In de uitgeklapte stand beschikt u over twee tafelbladen waarop u voorwerpen kunt leggen. In het middelste gedeelte zijn twee bekerhouders aangebracht, bovendien kunt u hier kleine voorwerpen (creditcard, pen enz.) neerleggen.

Het geheel is op een rail gemonteerd en kan zowel op de tweede als de derde zitrij worden geplaatst.

F Schuif het deksel van de opbergruimte met een inhoud van 11 liter open.

F Beweeg deze hendel omhoog (zonder het zware punt te overschrijden) en verschuif het geheel naar voren of naar achteren.

F Laat de hendel los zodra de gewenste positie is bereikt.

F Controleer of de tafel goed is vergrendeld op de rail. Is dat niet het geval, verschuif hem dan iets over de rail tot de volgende stand is bereikt.

U kunt de tafel zowel ingeklapt als uitgeklapt verschuiven, maar voor een optimale veiligheid is het raadzaam het geheel ingeklapt te verschuiven.

De maximale belasting van de opbergruimte bedraagt 3 kg; overschrijd deze limiet niet.

Controleer of er geen voorwerpen op de rail op de vloer liggen die het verschuiven kunnen hinderen.

Controleer voordat u de tafel verplaatst of er niets op de tafel ligt.

121

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

Ergonomie en comfort

Uitklappen Inklappen Bekerhouders

F Bedien de hendel aan de bovenzijde en beweeg de complete tafel omhoog tot deze wordt vergrendeld.

F Beweeg beide tafelbladen omhoog tot voorbij het zware punt en zet ze in de verticale stand.

F Druk beide tafelbladen zo ver mogelijk in hun behuizing tot ze worden vergrendeld.

F Druk op de hendel en kantel de complete tafel omlaag tot deze wordt vergrendeld.

U kunt 2 bekers of blikjes plaatsen en kleine voorwerpen (creditcard, uitneembare asbak, pen enz.) opbergen op het middelste gedeelte van de uitgeklapte tafel.

F Trek beide tafelbladen zo ver mogelijk omhoog, klap ze vervolgens opzij en zet ze in de horizontale stand.

Controleer voordat u de tafelbladen inklapt of er niets opligt. Controleer voordat u het geheel kantelt of de twee tafelbladen correct zijn vergrendeld in de lage stand en dat er zich geen voorwerpen (blikje, pen enz.) in de bekerhouder bevinden.

122

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

Vloeistof in een beker die kan omvallen, vormt altijd een risico. Wees daarom voorzichtig.

Gebruik deze stand van de tafel nooit als de auto rijdt.

Verwijderen Richting omdraaien

Ergonomie en comfort

Terugplaatsen

F Controleer of er geen voorwerpen op de rail liggen die het vergrendelen kunnen hinderen.

3

F Beweeg de hendel helemaal omhoog om de verankeringspunten te ontgrendelen en kantel de complete tafel naar voren.

F Haal de complete tafel naar buiten via de schuifdeur bij de tweede zitrij.

U kunt de verwijderde tafel 180 graden draaien.

Controleer of er geen voorwerpen aanwezig zijn bij de rail op de vloer zodat de tafel probleemloos kan worden verwijderd.

Verwijder voor meer gemak een stoel.

F Controleer of de hendel in de hoge stand staat (vergrendelmechanisme geactiveerd).

Zo niet, beweeg deze hendel dan helemaal omhoog om het mechanisme te activeren.

F Plaats het voorste deel van de tafel op de rail.

F Klap het geheel naar achteren tot u hoort dat de tafel is vergrendeld; zorg ervoor dat de bewegingen van de hendel niet gehinderd worden.

F Controleer of het geheel goed is vergrendeld op de rail. Zo niet, verschuif dan het geheel iets tot de volgende stand is bereikt.

F Laat de hendel los als de geleider in de rail is vergrendeld.

123

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

Ergonomie en comfort

Let bij het kantelen op de voeten van de passagiers.

Buiten de auto opslaan

Wanneer u de tafel uit de auto verwijdert en opslaat, bewaar hem dan op een schone plaats om te voorkomen dat er troep in de mechanismen terechtkomt.

Buiten de auto moet de tafel op een horizontale ondergrond op de geleider worden gezet, zodat de zichtbare delen niet beschadigd raken.

Onjuist gebruik van de tafel kan ernstig letsel veroorzaken.

Gebruik de tafel nooit geopend of uitgeklapt wanneer de auto rijdt. Bij hard remmen kan elk voorwerp op de tafel een gevaarlijk projectiel worden.

Controleer voordat u gaat rijden of de tafel zich in de lage stand bevindt.

Gebruik de tafelbladen nooit als zitplaats en druk er niet op.

Op een sticker op de zijkant van de tafel staat hetzelfde advies vermeld.

Plaats nooit warme voorwerpen zoals pannen of branders op de tafel; het oppervlak van de tafel kan hierdoor beschadigd raken (kans op brand).

In de uitgeklapte stand kan elk tafelblad maximaal 10 kg dragen.

Als deze maximale belasting wordt overschreden, kan de tafel geheel of gedeeltelijk beschadigd raken.

Beweeg de tafel niet omhoog als deze tussen twee stoelen is geplaatst, de tafelbladen kunnen dan beschadigd raken.

Let op: als de tafel buiten de auto wordt neergezet, maakt hij een hoek naar rechts of naar links.

124

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

Handbediende airconditioning

De airconditioning werkt alleen als de motor draait.

Luchtopbrengst

F Draai de knop om de gewenste luchtopbrengst te verkrijgen.

Luchtverdeling

Voorruit en zijruiten.

Wanneer de knop van de luchtopbrengstregeling in de minimumstand staat (uitschakeling van het systeem), wordt het thermische comfort niet meer geregeld. Er blijft door de rijwind echter nog wel een kleine luchtstroom gehandhaafd.

Temperatuur

F Draai de knop van " LO "

(koel) naar " HI " (warm) om de temperatuur naar behoefte in te stellen.

Middelste ventilatieroosters en zijventilatieroosters.

Beenruimte.

De luchtstroom kan worden verdeeld door meerdere toetsen in te drukken.

Ergonomie en comfort

Toevoer van buitenlucht/ luchtrecirculatie

Door de toevoer van buitenlucht wordt voorkomen dat de voorruit en de zijruiten beslaan.

De recirculatiestand dient om de luchttoevoer af te sluiten bij stank en stofoverlast.

3

U kunt deze stand bovendien tijdelijk gebruiken om sneller warme of koele lucht te verkrijgen.

F Druk op deze toets om deze lucht in het interieur te laten recirculeren. Het verklikkerlampje gaat branden.

F Druk nogmaals op deze toets om de toevoer van buitenlucht weer in te schakelen. Het verklikkerlampje gaat uit.

Schakel zo snel mogelijk de toevoer van buitenlucht weer in om te voorkomen dat de luchtkwaliteit in het interieur achteruitgaat en de ruiten beslaan.

125

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

Ergonomie en comfort

Airconditioning

De airconditioning werkt doeltreffend in elk jaargetijde, bij draaiende motor en mits de ruiten zijn gesloten.

Het systeem stelt u in staat:

- de temperatuur in het interieur 's zomers te verlagen,

- in de winter bij temperaturen boven 3°C beslagen ruiten snel te ontwasemen.

Aan

F Druk op deze toets. Het verklikkerlampje gaat branden.

Uit

F Druk nogmaals op deze toets.

Het verklikkerlampje gaat uit.

Als de airconditioning is uitgeschakeld, kunnen onaangename verschijnselen optreden (vocht, beslagen ruiten).

De airconditioning werkt niet als de regeling voor de luchtopbrengst is uitgeschakeld.

Om sneller koele lucht te verkrijgen kunt u gedurende enige tijd de recirculatiestand inschakelen.

Schakel daarna de toevoer van buitenlucht weer in.

126

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

Automatische airconditioning met gescheiden regeling

Automatisch programma

"comfort"

F

Druk herhaaldelijk op de toets "AUTO" .

Om bij koude motor de toevoer van koude lucht te beperken, wordt de ventilatie geleidelijk op het optimale niveau gebracht.

Bij koud weer wordt de warme lucht uitsluitend naar de voorruit, de zijruiten en de beenruimte van de passagiers verdeeld.

Het geactiveerde programma wordt zoals hieronder beschreven weergegeven op het display:

Voor een doeltreffende en dynamische luchttoevoer.

Voor het beste compromis tussen thermisch comfort en een laag geluidsniveau.

Voor een aangenaam comfort en een zo laag mogelijk geluidsniveau, aangezien de aanjagersnelheid beperkt wordt.

Handmatige stand

Het is mogelijk één of meer functies van de airconditioning handmatig in te stellen, terwijl de overige functies automatisch worden geregeld.

Zodra u een instelling wijzigt, verdwijnt het symbool " AUTO ".

Ergonomie en comfort

Temperatuur

De bestuurder en voorpassagier kunnen de temperatuur afzonderlijk naar wens instellen.

De op het display weergegeven waarde heeft betrekking op een bepaald comfortniveau en niet op de temperatuur in graden Celsius of

Fahrenheit.

F Duw de impulstoets omlaag om de waarde te verlagen of omhoog om de waarde te verhogen.

3

Instelling op een waarde van ongeveer

21 biedt een optimaal comfort. Desgewenst kunt u een andere waarde instellen, die gebruikelijk tussen 18 en 24 ligt.

Het is raadzaam het verschil tussen de instellingen links en rechts niet meer dan 3 te laten bedragen.

127

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

Ergonomie en comfort

Als de temperatuur in de auto bij het instappen veel lager of hoger is dan de ingestelde waarde, heeft het geen zin om voor een optimale temperatuur de ingestelde waarde te wijzigen. Het systeem compenseert automatisch en zo snel mogelijk het temperatuurverschil.

Voor een maximale afkoeling of opwarming van het interieur kan de temperatuurregeling op een waarde lager dan 14 of hoger dan 28 worden ingesteld.

F Duw de toets omlaag tot "LO" wordt weergegeven of omhoog tot "HI" wordt weergegeven.

Functie "Mono"

Het comfortniveau aan passagierszijde kan worden aangepast aan het comfortniveau aan bestuurderszijde (monozone).

Programma zicht

F Druk op de toets " zicht " om de voorruit en zijruiten sneller te ontwasemen of te ontdooien.

De functie wordt automatisch uitgeschakeld als (een van) de passagier(s) de temperatuurregeling aan passagierszijde bedient.

F Druk op deze toets om de functie in of uit te schakelen.

Het lampje van de toets brandt als de functie is ingeschakeld.

Het systeem regelt automatisch de airconditioning, de luchtopbrengst, de luchttoevoer en de luchtverdeling naar de luchtroosters voor een optimale ontwaseming van de voorruit en zijruiten.

F Druk nogmaals op de toets

" zicht " om het programma uit te schakelen.

Of

F Druk op de toets " AUTO " om terug te keren naar het automatische programma

"comfort".

128

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

Airconditioning

De airconditioning werkt doeltreffend in elk jaargetijde, bij draaiende motor en mits de ruiten zijn gesloten.

Het systeem stelt u in staat:

- de temperatuur in het interieur 's zomers te verlagen,

- in de winter bij temperaturen boven 3°C beslagen ruiten snel te ontwasemen.

Aan

F Druk op deze toets. Het verklikkerlampje gaat branden.

De airconditioning werkt niet als de regeling voor de luchtopbrengst is uitgeschakeld.

Om sneller koele lucht te verkrijgen kunt u gedurende enige tijd de recirculatiestand inschakelen.

Schakel daarna de toevoer van buitenlucht weer in.

Luchtverdeling

F Druk deze toets herhaaldelijk in om de luchtstroom te verdelen naar hetzij:

- de voorruit, de zijruiten en de voeten van de inzittenden,

- de voeten van de inzittenden,

- de middelste ventilatieroosters, de zijventilatieroosters en de voeten van de inzittenden,

- de voorruit, de zijruiten, de middelste ventilatieroosters, de zijventilatieroosters en de voeten van de inzittenden,

- de middelste ventilatieroosters en de zijventilatieroosters,

- de voorruit en de zijruiten (ontwasemen of ontdooien).

Uit

F

Druk nogmaals op deze toets.

Het verklikkerlampje gaat uit.

Ergonomie en comfort

Luchtopbrengst

F Druk op deze toets om de luchtopbrengst te verhogen.

F Druk op deze toets om de luchtopbrengst te verlagen.

Het symbool van de luchtopbrengst (propeller) verschijnt. Het symbool wordt, afhankelijk van de ingestelde waarde, geleidelijk voller of leger.

3

Als de airconditioning is uitgeschakeld, kunnen onaangename verschijnselen optreden (vocht, beslagen ruiten).

129

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

Ergonomie en comfort

Toevoer van buitenlucht/ luchtrecirculatie

Door de toevoer van buitenlucht wordt voorkomen dat de voorruit en de zijruiten beslaan.

De recirculatiestand dient om de luchttoevoer af te sluiten bij stank en stofoverlast.

Uitschakelen van het systeem

F Druk op deze toets tot het symbool van de propeller is verdwenen.

U kunt deze stand bovendien tijdelijk gebruiken om sneller warme of koele lucht te verkrijgen.

F Druk op deze toets om de lucht in het interieur te laten recirculeren.

Het symbool wordt weergegeven.

Alle functies van de airconditioning worden dan uitgeschakeld.

Het thermische comfort wordt niet meer geregeld. Een zwakke luchtstroom, veroorzaakt door de rijwind, blijft echter voelbaar.

Vermijd het te lang rijden met een uitgeschakeld systeem (kans op beslagen ruiten en een verminderde luchtkwaliteit).

F Druk op deze toets om het systeem weer in te schakelen.

F Druk nogmaals op deze toets om de toevoer van buitenlucht weer in te schakelen. Het symbool wordt niet meer weergegeven.

Schakel zo snel mogelijk de toevoer van buitenlucht weer in om te voorkomen dat de luchtkwaliteit in het interieur achteruitgaat en de ruiten beslaan.

130

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

Ergonomie en comfort

Ontwasemen - Ontdooien voorruit en zijruiten

Deze opdruk op het bedieningspaneel geeft aan in welke stand de knoppen moeten staan om de voorruit en de zijruiten snel te ontwasemen of te ontdooien.

Handbediende airconditioning

Automatische airconditioning met gescheiden regeling

3

F Zet de knoppen van de aanjagersnelheid, de temperatuur en de luchtverdeling in de met de desbetreffende opdruk weergegeven stand.

F Inschakelen van de airconditioning: druk op deze toets, het lampje van de toets gaat branden.

F Druk op deze toets om de voorruit en de zijruiten snel te ontwasemen of te ontdooien.

Het systeem werkt volledig automatisch en regelt de luchttemperatuur, de aanjagersnelheid, de luchttoevoer en stelt de luchtverdeling zodanig in dat de voorruit en de zijruiten zo snel mogelijk schoon worden.

F Druk nogmaals op deze toets of op "AUTO" om deze functie uit te schakelen.

Het systeem keert terug naar dezelfde instellingen als die van vóór het uitschakelen.

Verwarmde voorruit en ruitensproeierkoppen

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de ruitenwissers en in het bijzonder de voorruitverwarming en de verwarmde ruitensproeierkoppen.

Bij auto's met een Stop & Start-systeem geldt dat zolang de voorruitontwaseming in werking is, de STOP-functie niet beschikbaar is.

131

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

Ergonomie en comfort

Buitenspiegelverwarming

Uit

De buitenspiegelverwarming wordt automatisch uitgeschakeld om onnodig stroomverbruik te voorkomen.

F U kunt de buitenspiegelverwarming ook eerder uitschakelen door nogmaals op deze toets te drukken. Het lampje van de toets gaat dan uit.

Schakel, zodra de omstandigheden het toelaten, de achterruit- en buitenspiegelverwarming uit, omdat een geringer stroomverbruik leidt tot een verlaging van het brandstofverbruik.

Aan

F Druk op deze toets om de buitenspiegels te ontwasemen.

Het lampje van de toets gaat branden.

De buitenspiegelverwarming werkt uitsluitend bij draaiende motor.

132

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

Achterruitverwarming

Uit

De achterruit- en buitenspiegelverwarming wordt automatisch uitgeschakeld om onnodig stroomverbruik te voorkomen.

F U kunt de achterruit- en buitenspiegelverwarming ook eerder uitschakelen door nogmaals op deze toets te drukken. Het lampje van de toets gaat dan uit.

Schakel, zodra de omstandigheden het toelaten, de achterruit- en buitenspiegelverwarming uit omdat een geringer stroomverbruik leidt tot een verlaging van het brandstofverbruik.

Aan

F Druk op deze toets om de achterruit en de buitenspiegels

(afhankelijk van de uitvoering van uw auto) te ontwasemen. Het lampje van de toets gaat branden.

De achterruitverwarming werkt uitsluitend bij draaiende motor.

Ergonomie en comfort

3

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

133

Ergonomie en comfort

Gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie en airconditioning

Neem voor een optimale werking van de verwarming, ventilatie en airconditioning de volgende gebruiksadviezen in acht:

F Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur de uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters en overige uitstroomopeningen alsmede de ventilatieopening achterin vrij blijven.

F Let erop dat de zonnesensor aan de bovenzijde van de voorruit niet wordt afgedekt.

Deze sensor dient voor de regeling van de automatische airconditioning.

F Zet de airconditioning minstens één tot twee keer per maand vijf tot tien minuten aan om het systeem in perfecte staat te houden.

F Controleer regelmatig de staat van het interieurfilter en laat de filterelementen periodiek vervangen.

Wij raden u een gecombineerd interieurfilter aan. Dankzij het toegevoegde speciale actieve middel draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor de inzittenden en een schoon interieur (vermindering van allergische reacties, stank en vetaanslag).

F Laat om de perfecte werking van de airconditioning te garanderen het systeem regelmatig controleren zoals voorgeschreven in het garantie- en onderhoudsboekje.

F Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Als de auto lange tijd in de zon heeft gestaan en de temperatuur in het interieur hoog is opgelopen, zet dan de ruiten enige tijd open.

Zorg ervoor dat de aanjagersnelheid voldoende hoog is ingesteld, zodat de lucht in het interieur goed ververst wordt.

Het airconditioningssysteem is chloorvrij en is niet schadelijk voor de ozonlaag.

Condensvorming in de airconditioning kan ertoe leiden dat zich een klein plasje water onder de auto vormt. Dit is een normaal verschijnsel.

Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een steile helling bij een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld voor een optimale trekkracht van de motor.

Ventilatieroosters

Beweeg de knop in de richting van de buitenzijde van de auto om het ventilatierooster te sluiten. Er kan enige weerstand voelbaar zijn.

Stop & Start-systeem

De verwarming en de airconditioning werken uitsluitend bij draaiende motor.

Als u het thermische comfort in de auto op het door u gewenste niveau wilt houden, kunt u tijdelijk de functie Stop &

Start uitschakelen.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het Stop &

Start -systeem.

134

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

Ergonomie en comfort

Geadviseerde instellingen

Gewenste werking

Luchtverdeling

Verwarming of handbediende airconditioning

Luchtopbrengst

Recirculatie interieurlucht /

Toevoer van buitenlucht

Temperatuur

Handbediende airconditioning

3

WARM

KOUD

ONTWASEMEN

ONTDOOIEN

Airconditioning met gescheiden regeling: gebruik bij voorkeur de volledig automatische stand door op de toets "AUTO" te drukken.

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

135

Ergonomie en comfort

Verwarming - Airconditioning achter

Inschakelen/uitschakelen

Luchtopbrengst

F Draai aan de knop om de luchtopbrengst te vergroten of te verkleinen.

Afhankelijk van de uitvoering kan uw auto zijn voorzien van airconditioning achter met een luchtverdelingskanaal en afzonderlijke uitstroomopeningen in het dak voor een optimale verdeling van koele of warme lucht achter in de auto.

136

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

Deze toets bevindt zich voorin op het bedieningspaneel van de airconditioning.

F Druk op deze toets om de bedieningsfuncties achterin in te schakelen. Het lampje van de toets gaat branden.

F Druk nogmaals op deze toets om de bedieningsfuncties achterin uit te schakelen. Het lampje van de toets gaat uit.

Comforttemperatuur

- Draai de knop naar blauw

(koel) of rood (warm) om de temperatuur naar wens in te stellen.

Met deze knop wordt zowel de temperatuur als de luchtverdeling geregeld:

- blauw: de lucht stroomt voornamelijk uit de uitstroomopeningen in het dak,

- rood: de lucht stroomt voornamelijk uit de uitstroomopeningen op de

3e zitrij en rechts in het interieur.

Ergonomie en comfort

Programmeerbaar verwarmings-/ventilatiesysteem

Programmeren

Autoradio

F Druk op de toets MENU om het hoofdmenu weer te geven.

Verwarming

Dit is een aanvullend en afzonderlijk systeem dat het koelvloeistofcircuit van de motor opwarmt, zodat het interieur voorverwarmd kan worden en de ruiten sneller ontdooid kunnen worden.

Dit verklikkerlampje brandt permanent als het systeem is geprogrammeerd om te verwarmen.

Dit verklikkerlampje knippert gedurende de werking van de verwarming.

Ventilatie

Dit systeem ventileert het interieur, zodat onder zomerse omstandigheden bij het instappen een aangenamere temperatuur in het interieur heerst.

F Selecteer " Voorverw./Voorventil ".

F Vink " Activering " aan en selecteer voor het programmeren indien nodig

" Parameters ",

F Selecteer " Verwarm.

" om de motor en het interieur te verwarmen of " Ventilatie " om het interieur te ventileren,

F Selecteer:

- het 1e klokje om het gewenste inschakeltijdstip te programmeren/op te slaan,

- het 2e klokje om een tweede inschakeltijdstip te programmeren/op te slaan.

Met de twee klokjes kunt u, bijvoorbeeld afhankelijk van het seizoen, een keuze maken uit twee inschakeltijdstippen.

Via een melding op het scherm wordt uw keuze bevestigd.

3

137

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

Ergonomie en comfort

Long Rangeafstandsbediening

Het bereik van de afstandsbediening is ongeveer 1 km, in een onbeschutte omgeving.

Het lampje van de afstandsbediening knippert gedurende ongeveer 2 seconden als de auto het signaal niet heeft ontvangen.

Probeer het in dat geval vanaf een andere plaats opnieuw.

Gooi de lege batterijen van de afstandsbediening niet weg: ze bevatten metalen die schadelijk zijn voor het milieu.

Lever lege batterijen in bij een speciaal verzamelpunt.

Batterij vervangen

Als het lampje van de afstandsbediening oranje gaat branden, is de batterij bijna leeg.

Als het lampje niet meer brandt, is de batterij leeg.

Inschakelen

F Houd deze toets ingedrukt om de verwarming direct in te schakelen.

Het lampje van de afstandsbediening licht gedurende ongeveer 2 seconden groen op om te bevestigen dat het signaal door de auto is ontvangen.

Uitschakelen

F

Houd deze toets ingedrukt om de verwarming direct uit te schakelen.

Het lampje van de afstandsbediening licht gedurende ongeveer 2 seconden rood op om te bevestigen dat het signaal door de auto is ontvangen.

F Draai de knop met een muntstuk los en vervang de batterij.

Tijdens de verwarming

Dit lampje blijft knipperen zolang de verwarming in werking is.

Het lampje gaat uit als de verwarmingscyclus is beëindigd of als de verwarming met de afstandsbediening wordt uitgeschakeld.

De maximale werkingsduur van de verwarming bedraagt ongeveer 45 min, afhankelijk van de weersomstandigheden.

138

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

De programmeerbare verwarming werkt op brandstof uit de brandstoftank van de auto.

Verzeker u er vóór gebruik voor dat er voldoende brandstof in de tank zit.

Als de brandstoftank bijna leeg is, is het raadzaam om het systeem niet te gebruiken.

De ventilatie wordt alleen geactiveerd als de laadtoestand van de accu dat toelaat.

De verwarming wordt geactiveerd als:

- de laadtoestand van de accu dat toelaat,

- het brandstofniveau dat toelaat,

- de motor na het vorige gebruik van de programmeerbare verwarming een keer is gestart.

Zorg ervoor dat de programmeerbare verwarming altijd is uitgeschakeld tijdens het bijvullen van brandstof, om brand- en explosiegevaar te voorkomen.

Gebruik om koolmonoxidevergiftiging te voorkomen de programmeerbare verwarming nooit, zelfs niet voor korte tijd, in een afgesloten ruimte zoals een garage of werkplaats zonder afzuiginstallatie.

Parkeer om brandgevaar te voorkomen de auto niet op een brandbare ondergrond (dor gras, dode bladeren, papier...).

Glazen oppervlakken zoals de achterruit en voorruit kunnen plaatselijk zeer warm worden.

Plaats geen voorwerpen tegen deze oppervlakken en raak ze niet aan.

Ergonomie en comfort

3

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

139

Ergonomie en comfort

Plafonniers

Vóór

Achter

140

Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016

Automatisch inschakelen/uitschakelen

De plafonnier vóór gaat automatisch branden als de sleutel uit het contact wordt gehaald.

Bij het ontgrendelen van de auto, zodra een portier wordt geopend of als de auto wordt gelokaliseerd met de afstandsbediening, gaan alle plafonniers branden.

De plafonniers gaan geleidelijk uit nadat het contact is aangezet en nadat de auto is vergrendeld.

Voorstoelen: de plafonniers gaan branden zodra een van de portieren of deuren (schuifdeur en afhankelijk van de uitvoering de linker achterdeur of de achterklep) wordt geopend.

Blijft branden, bij aangezet contact.

Leeslampjes (volgens uitvoering)

Deze kunnen worden in- en uitgeschakeld met behulp van een schakelaar.

Bedien bij aangezet contact de desbetreffende schakelaar.

Zorg ervoor dat er geen voorwerpen tegen de plafonnier aan komen.

2e en 3e zitrij: de plafonnier gaat branden zodra een van de deuren achter (schuifdeur en afhankelijk van de uitvoering de linker achterdeur of de achterklep) wordt geopend.

Blijft uit.

Spiegels

Buitenspiegels

Elektrisch verstellen

Verlichting en zicht

Elektrisch inklappen (volgens uitvoering)

Bij stilstaande auto en aangezet contact kunnen de buitenspiegels van binnenuit elektrisch worden ingeklapt:

F Zet de knop A in de middelste stand.

F Trek de knop A naar achteren.

Vergrendel om de spiegels van buitenaf in te klappen met de afstandsbediening of de sleutel.

Elektrisch uitklappen

De spiegels worden weer elektrisch uitgeklapt zodra de auto ontgrendeld wordt met de afstandsbediening of de sleutel. Trek als de spiegels zijn ingeklapt met behulp van de schakelaar A nogmaals aan de schakelaar.

Het automatisch in- en uitklappen van de buitenspiegels bij het vergrendelen/ontgrendelen kan worden gedeactiveerd. Raadpleeg het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Indien nodig kunnen de buitenspiegels handmatig worden ingeklapt.

4

F Zet de knop A naar links of rechts om de desbetreffende spiegel te selecteren.

F Duw de knop B in de 4 richtingen om de spiegel af te stellen.

F Zet de knop A weer in het midden.

Spacetourer-VP_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016

141

Verlichting en zicht

Buitenspiegels met verwarming

Afhankelijk van de uitvoering van uw auto:

F Druk op de toets van de achterruitverwarming.

Of

F Druk op de toets van de buitenspiegelverwarming.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de

Achterruitverwarming .

Stel om veiligheidsredenen de spiegels zo af dat de dode hoek zo klein mogelijk is.

De waargenomen objecten in de buitenspiegels lijken verder af dan ze in werkelijkheid zijn.

Hiermee moet rekening worden gehouden om de afstand ten opzichte van achteropkomend verkeer goed in te schatten.

142

Spacetourer-VP_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016

Verlichting en zicht

Binnenspiegel

De binnenspiegel is voorzien van een antiverblindingsstand waardoor de spiegel donkerder wordt en de bestuurder minder hinder ondervindt van bijvoorbeeld de zon en van de koplampen van achteropkomend verkeer.

Handmatige binnenspiegel "Elektrochromatische" binnenspiegel

Spiegel naar achterpassagiers

4

Verstellen

F Stel de spiegel af als deze in de dagstand staat.

Dag-/nachtstand

F Trek aan het hendeltje om de spiegel in de nachtstand te zetten.

F Duw het hendeltje naar voren om de spiegel terug te zetten in de dagstand.

Dankzij een sensor die de hoeveelheid licht die vanaf de achterzijde van de auto op de spiegel valt meet, gaat de binnenspiegel geleidelijk en automatisch over van de dag- in de nachtstand.

Zodra de achteruitversnelling wordt ingeschakeld, wordt de spiegel in de dagstand gezet voor een maximaal zicht naar achteren.

Deze spiegel, die boven de binnenspiegel is geplaatst, biedt de bestuurder of voorpassagier de mogelijkheid om de zitplaatsen achterin in de gaten te houden.

Doordat de spiegel kan worden gedraaid, kan deze eenvoudig handmatig worden afgesteld en is het mogelijk een goed zicht te krijgen op de ruimte achter in de auto.

De spiegel kan ook zo worden afgesteld dat deze een beter overzicht geeft bij parkeren of inhalen.

Spacetourer-VP_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016

143

Verlichting en zicht

Lichtschakelaar

Ring voor de hoofdverlichting

Draai aan de ring om het symbool van de gewenste stand tegenover het merkteken te zetten.

Uitvoering zonder automatische inschakeling

Lichten uit (afgezet contact) / dagrijverlichting vóór (draaiende motor).

Automatische verlichting.

Overschakelen van dim- naar grootlicht en terug

Alleen parkeerlicht.

Dimlicht of grootlicht.

Uitvoering met automatische inschakeling

Het branden van het desbetreffende verklikkerlampje op het instrumentenpaneel geeft aan dat de geselecteerde verlichting is ingeschakeld.

Trek de hendel naar u toe om over te schakelen van dim- naar grootlicht en terug.

Als de verlichting is uitgeschakeld of wanneer alleen de parkeerlichten zijn ingeschakeld, kunt u een lichtsignaal geven door de hendel naar u toe te trekken.

Onder bepaalde weersomstandigheden

(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich een laagje condens aan de binnenzijde van de koplampen en de achterlichten vormen; dit verdwijnt enkele minuten na het ontsteken van de koplampen.

144

Spacetourer-VP_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016

Verlichting en zicht

Ring voor de mistverlichting

Alleen mistachterlicht Mistlampen vóór en mistachterlicht

Het mistachterlicht werkt als minimaal de parkeerlichten zijn ingeschakeld.

F Draai de ring naar voren om het mistachterlicht in te schakelen.

Wanneer de verlichting automatisch wordt uitgeschakeld (uitvoeringen met de stand AUTO), blijven het mistachterlicht en het dimlicht branden.

F Draai de ring naar achteren om het mistachterlicht uit te schakelen.

De mistlampen vóór werken als de dimlichten zijn ingeschakeld (handmatig of in de stand AUTO).

Verdraai de ring:

F één stand naar voren om de mistlampen vóór in te schakelen,

F twee standen naar voren om de mistachterlichten in te schakelen,

F één stand naar achteren om de mistachterlichten uit te schakelen,

F twee standen naar achteren om de mistlampen vóór uit te schakelen.

Als de verlichting automatisch wordt uitgeschakeld (uitvoeringen met automatische verlichting) of als het dimlicht handmatig wordt uitgeschakeld, blijven de mistverlichting en de parkeerlichten branden.

F Draai de ring naar achteren om de mistverlichting uit te schakelen.

De parkeerlichten worden dan ook uitgeschakeld.

4

145

Spacetourer-VP_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016

Verlichting en zicht

Vergeten verlichting

Als het contact is afgezet, de verlichting handmatig is ingeschakeld en een van de voorportieren wordt geopend, klinkt een geluidssignaal om aan te geven dat de verlichting nog brandt.

Het geluidssignaal stopt zodra de verlichting wordt uitgeschakeld.

Als het contact wordt afgezet, wordt de verlichting gedoofd, maar kunt u de verlichting altijd weer inschakelen met de lichtschakelaar.

Reizen naar het buitenland

Wanneer u uw auto gaat gebruiken in een land waarin het verkeer aan de andere kant van de weg rijdt, moet de afstelling van de koplampen worden gewijzigd om te voorkomen dat tegemoetkomend verkeer wordt verblind.

Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Bij helder of regenachtig weer, zowel overdag als 's nachts, zijn de mistlampen vóór en de mistachterlichten verblindend voor medeweggebruikers en daarom niet toegestaan. Gebruik de mistlampen vóór en de mistachterlichten uitsluitend bij mist of sneeuwval.

Onder deze weersomstandigheden dient u de mistlampen en het dimlicht handmatig in te schakelen, omdat de lichtsensor voldoende licht kan waarnemen.

Vergeet niet de mistlampen uit te zetten zodra ze niet meer nodig zijn.

Richtingaanwijzers

(knipperlichten)

F Links: beweeg de verlichtingsschakelaar omlaag voorbij het zware punt.

F Rechts: beweeg de verlichtingsschakelaar omhoog voorbij het zware punt.

Drie keer knipperen

F Beweeg de schakelaar kort omhoog of omlaag, zonder deze door de weerstand te drukken. De desbetreffende richtingaanwijzers zullen drie keer knipperen.

146

Spacetourer-VP_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016

Dagrijverlichting vóór

(LED-verlichting)

Bij het starten van de motor wordt deze verlichting (indien aanwezig) automatisch ingeschakeld als de lichtschakelaar in de stand " 0 " of " AUTO " staat.

Inschakelen

Verlichting en zicht

Automatische verlichting

Met behulp van een lichtsensor worden de kentekenplaatverlichting, het achterlicht en het dimlicht automatisch ingeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is.

De verlichting kan ook, in geval van neerslag, gelijktijdig met het automatisch inschakelen van de ruitenwissers vóór worden ingeschakeld.

De verlichting wordt uitgeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is of nadat het wissen is gestopt.

Uitschakelen

F Draai de ring in een andere stand.

Het uitschakelen van de functie wordt bevestigd door een melding.

Storing

Bij een storing in de lichtsensor gaat de verlichting branden, wordt dit pictogram weergegeven op het instrumentenpaneel in combinatie met een geluidssignaal en/of een melding.

Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Bij mist of sneeuw kan de lichtsensor ten onrechte voldoende licht waarnemen; de verlichting wordt dan niet automatisch ingeschakeld.

Dek de met de regensensor gecombineerde lichtsensor, die zich in aan de bovenzijde van de voorruit achter de binnenspiegel bevindt, niet af.

De aan de sensor gekoppelde functies worden dan niet meer bediend.

4

F Draai de ring in de stand "AUTO" . Het activeren van de functie wordt bevestigd door een melding.

147

Spacetourer-VP_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016

Verlichting en zicht

Handbediende follow me home-verlichting

Deze functie zorgt ervoor dat na het afzetten van het contact de dimlichten nog even blijven branden om het uitstappen in het donker te vergemakkelijken.

Inschakelen

Automatische follow me home- verlichting

Als de functie automatische verlichting is geactiveerd, wordt onder donkere omstandigheden het dimlicht automatisch ingeschakeld bij het afzetten van het contact.

Instellen

Het in- of uitschakelen van de functie en de tijdsduur van het branden van de follow me home-verlichting kunnen worden ingesteld.

Met autoradio

Activeer of deactiveer in het menu

" Persoonlijke instelling - configuratie " de functie " Follow-me-home verlichting ".

Met touchscreen

Activeer of deactiveer in het configuratiemenu van de auto de functie " Follow me homeverlichting ".

F Geef bij afgezet contact een "lichtsignaal" met de lichtschakelaar.

F Geef nogmaals een "lichtsignaal" om de functie uit te schakelen.

Uitschakelen

Na het vergrendelen van de auto wordt de handbediende follow me home-verlichting na een bepaalde tijd automatisch uitgeschakeld.

148

Spacetourer-VP_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016

Verlichting en zicht

Instapverlichting buitenzijde

De instapverlichting is bedoeld om op donkere plaatsen het lokaliseren van de auto en het instappen te vergemakkelijken. De instapverlichting is actief als de lichtschakelaar in de stand " AUTO " staat en de lichtsensor weinig omgevingslicht detecteert.

Programmeren

Het in- en uitschakelen van de functie instapverlichting en de duur van het branden van de instapverlichting kunnen worden ingesteld.

Met autoradio

Met touchscreen

Activeer of deactiveer in het configuratiemenu van de auto de functie " Instapverlichting ".

Inschakelen

F Druk op het geopende hangslot van de afstandsbediening of op de portiergreep van een van de voorportieren met het "Keyless entry and start"-systeem.

Het dimlicht en het parkeerlicht gaan branden en uw auto wordt gelijktijdig ontgrendeld.

Activeer of deactiveer in het menu

" Persoonlijke instelling - configuratie " de functie " Instapverlichting ".

4

Uitschakelen

De instapverlichting buitenzijde gaat na een bepaalde tijd automatisch uit of gaat uit na het afzetten van het contact of het vergrendelen van de auto.

Spacetourer-VP_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016

149

Verlichting en zicht

Statische bochtverlichting

Programmeren

U kunt de statische bochtverlichting desgewenst uitschakelen via het configuratiemenu van de auto.

Standaard is de statische bochtverlichting ingeschakeld.

Met autoradio

Tijdens het rijden met dim- of grootlicht wordt de mistlamp vóór ingeschakeld om de binnenkant van de bocht extra te verlichten bij snelheden tot 40 km/h (handig in de stad, op bochtige wegen, kruispunten, parkeergarages enz.).

Zonder statische bochtverlichting

150

Spacetourer-VP_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016

Met statische bochtverlichting

Activeer of deactiveer in het menu

" Persoonlijke instelling - configuratie " de functie " Rijverlichting ".

Statische bochtverlichting ingeschakeld

De bochtverlichting wordt in de volgende gevallen ingeschakeld:

- bij het inschakelen van een richtingaanwijzer, of

- als het stuurwiel ver genoeg wordt verdraaid.

Met touchscreen

Statische bochtverlichting werkt niet

De verlichting werkt in de volgende gevallen niet:

- bij een geringe stuuruitslag,

- bij snelheden boven 40 km/h,

- als de achteruit is ingeschakeld.

Activeer of deactiveer in het configuratiemenu de functie " Rijverlichting ".

Verlichting en zicht

Grootlichtassistent

Dit systeem schakelt automatisch om tussen dim- en grootlicht, afhankelijk van de lichtsterkte van de omgeving en de aanwezigheid van overig verkeer op de weg die worden geregistreerd door een camera aan de bovenzijde van de voorruit.

De grootlichtassistent is een hulpsysteem bij het rijden.

Het blijft de verantwoordelijkheid van de bestuurder om de verlichting van zijn auto aan te passen aan de lichtsterkte van de omgeving, het zicht en het verkeer.

Inschakelen/uitschakelen

F Zet de ring van de lichtschakelaar in de stand "AUTO" of "dimlicht/grootlicht".

Het systeem wordt geactiveerd vanaf

25 km/h.

Als de snelheid lager dan 15 km/h wordt, werkt de functie niet meer.

F Geef een lichtsignaal (door de lichtschakelaar voorbij het zware punt te bewegen) om de functie in te schakelen.

Onderbreken

De bestuurder kan indien nodig op elk moment zelf overschakelen op grootlicht of dimlicht.

F Geef nogmaals een lichtsignaal om de werking van de functie te onderbreken, waarna het systeem overschakelt op de modus "automatische verlichting".

De bestuurder kan indien nodig op elk moment zelf de verlichting omschakelen door de lichtschakelaar naar zich toe te trekken.

4

Bij het geven van een lichtsignaal wordt het systeem niet uitgeschakeld.

De status van het systeem blijft na het afzetten van het contact in het geheugen opgeslagen.

Spacetourer-VP_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016

151

Verlichting en zicht

Met autoradio

Uitschakelen van het systeem:

F Druk op deze knop: het lampje ervan gaat branden, het systeem is uitgeschakeld.

Inschakelen van het systeem:

F Druk op deze knop: het lampje ervan dooft, het systeem is ingeschakeld.

Met touchscreen

Er kunnen storingen in de werking van het systeem optreden:

- als het zicht slecht is (bijvoorbeeld bij sneeuwval, zware regenval of dichte mist, ...),

- als het gedeelte van de voorruit voor de camera vuil, beslagen of bedekt is (bijvoorbeeld met een sticker),

- als de verlichting van uw auto wordt weerkaatst door spiegelende of reflecterende panelen (bijvoorbeeld verkeersborden).

Bij te dichte mist wordt het systeem automatisch uitgeschakeld.

Het systeem signaleert geen:

- weggebruikers die geen verlichting voeren, zoals voetgangers,

- weggebruikers van wie de verlichting wordt afgeschermd

(bijvoorbeeld door een vangrail op de snelweg),

- weggebruikers die zich aan de top of de voet van een steile helling, in een bocht of op een zijweg bevinden.

Activeer of deactiveer in het menu Rijden de functie " Automatisch uitschakelen van het grootlicht ".

152

Spacetourer-VP_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016

Sfeerverlichting

Inschakelen

Als het buiten donker is, gaat de verlichting van de plafonnier vóór en het panoramadak

(indien aanwezig) automatisch branden als de parkeerlichten worden ingeschakeld.

De sfeerverlichting gaat automatisch uit als de parkeerlichten worden uitgeschakeld.

Verlichting en zicht

Koplampen handmatig in hoogte verstellen

Programmeren

Het in- en uitschakelen van de functie sfeerverlichting en de lichtsterkte van de sfeerverlichting kunnen worden ingesteld.

Met autoradio

Activeer of deactiveer in het menu

" Persoonlijke instelling - configuratie " de functie " Sfeerverlichting ".

Met touchscreen

De gedempte interieurverlichting verbetert het zicht in de auto als deze zich in een donkere omgeving bevindt.

Activeer of deactiveer in het configuratiemenu van de auto de functie " Sfeerverlichting ".

Verstel de halogeenkoplampen afhankelijk van de belading van uw auto om verblinding van medeweggebruikers te voorkomen.

0 - 1 of 2 personen voorin.

1 - 5 personen.

2 - 6 - 9 personen.

3

- Bestuurder + maximaal toegestane belading.

Stand "0" : basisinstelling.

4

153

Spacetourer-VP_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016

Verlichting en zicht

Ruitenwisserschakelaar

Instellen

Afhankelijk van de uitvoering van uw auto zijn verschillende instellingen mogelijk:

- automatische werking van de ruitenwissers vóór,

- automatisch inschakelen van de ruitenwisser achter bij het inschakelen van de achteruitversnelling.

Verwijder onder winterse omstandigheden sneeuw, ijs of rijp van de voorruit, van het gebied rondom de ruitenwisserarmen en de ruitenwisserbladen en van het voorruitrubber alvorens de ruitenwissers in te schakelen.

Schakel de ruitenwissers niet in als de voorruit droog is. Controleer voordat u bij extreem koud of warm weer de ruitenwissers inschakelt of de ruitenwisserbladen niet vastzitten aan de voorruit.

Handmatige functies

De bestuurder schakelt de ruitenwissers handmatig in.

Uitvoering met handbediende ruitenwissers (interval)

Uitvoering met automatische ruitenwissers

Ruitenwissers vóór

Selectiehendel wissnelheid: zet de hendel in de gewenste stand.

Hoge snelheid (hevige neerslag).

Normale snelheid (matige regenval).

Interval (wissnelheid aangepast aan de wagensnelheid).

Uit.

Eén keer wissen (de hendel omlaag duwen of kort naar u toe trekken en vervolgens loslaten).

Of

Automatisch wissen (omlaag duwen en vervolgens loslaten).

Eén keer wissen (de hendel even naar u toe trekken).

154

Spacetourer-VP_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016

Automatische ruitenwissers vóór

De ruitenwissers worden automatisch ingeschakeld als de sensor achter de binnenspiegel regen detecteert. De snelheid van de ruitenwissers wordt aangepast aan de hoeveelheid neerslag.

Inschakelen

Elke keer als het contact meer dan 1 minuut is afgezet, moet u de automatische werking van de ruitenwissers opnieuw activeren door de hendel één keer omlaag te duwen.

Duw de hendel één keer omlaag.

De ruitenwissers maken één slag om het inschakelen te bevestigen.

Dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel gaat branden en er verschijnt een melding.

Uitschakelen

Duw de hendel nog een keer omlaag of zet de hendel in een andere stand

(Int., 1 of 2).

Dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel gaat uit en er verschijnt een melding.

Storing

In het geval van een storing in de automatische werking van de ruitenwissers werken deze in de intervalstand.

Laat het systeem controleren door het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Dek de regensensor, die zich gecombineerd met de lichtsensor aan de bovenzijde van de voorruit achter de binnenspiegel bevindt, niet af.

Schakel de automatische werking van de ruitenwissers uit als de auto wordt gewassen in een wasstraat.

Wacht 's winters met het inschakelen van de automatische ruitenwissers tot de voorruit ontdooid is.

Ruitenwisser achter

Verlichting en zicht

Uit.

Interval.

Wissen en sproeien (gedurende enige tijd).

4

155

Spacetourer-VP_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016

Verlichting en zicht

Achteruitversnelling

Als de ruitenwissers vóór zijn ingeschakeld op het moment dat u de achteruitversnelling inschakelt, wordt automatisch de ruitenwisser achter ingeschakeld.

Activeren/Deactiveren

Deze functie kan worden geactiveerd of gedeactiveerd via het configuratiemenu van de auto.

Deze functie is standaard geactiveerd.

Ruitensproeiers vóór en koplampsproeiers

Deactiveer de automatische werking van de ruitenwisser achter bij sneeuwval of strenge vorst en bij montage van een fietsendrager op de achterklep.

Met autoradio

F Trek de ruitenwisserschakelaar naar u toe. De ruitensproeiers treden in werking, waarna enige tijd de ruitenwissers worden ingeschakeld om de ruit schoon te wissen.

De koplamsproeiers worden alleen geactiveerd als de dimlichten branden en de auto rijdt .

Bij auto's met dagrijverlichting moet de lichtschakelaar in de stand dimlichten worden gezet om de koplampsproeiers te activeren.

Activeer of deactiveer in het menu

" Persoonlijke instelling - configuratie " de functie " Ruitenw. aan bij achteruit ".

Met touchscreen

Bij auto's met automatische airconditioning wordt tijdens het bedienen van de ruitensproeiers vóór automatisch de luchttoevoer afgesloten om stank in het interieur te voorkomen.

Activeer of deactiveer in het configuratiemenu van de auto de functie " Ruitenwisser achter bij inschakelen achteruit ".

156

Spacetourer-VP_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016

Te laag niveau ruiten-/ koplampsproeiervloeistof

Als uw auto is voorzien van koplampsproeiers en het niveau van het reservoir te laag is, verschijnt dit pictogram op het instrumentenpaneel in combinatie met een geluidssignaal en een melding.

Het pictogram verschijnt als het contact wordt aangezet of als de schakelaar wordt bediend, zolang het reservoir niet gevuld is.

Vul het ruiten-/koplampsproeierreservoir bij of laat het bijvullen.

Verlichting en zicht

Voorruit- en ruitensproeierverwarming*

Bij koud weer verwarmt deze functie de voorruit en de ruitensproeiers.

Inschakelen

F Druk bij draaiende motor op deze toets; het lampje van de toets gaat branden.

De werkingsduur is afhankelijk van de buitentemperatuur.

Druk nogmaals op deze toets om de functie weer uit te schakelen; het lampje van de toets gaat uit.

F Als de ruitenwisserschakelaar binnen een minuut nadat het contact is afgezet wordt bediend, worden de ruitenwissers in de verticale stand gezet.

F Zet het contact aan en bedien de ruitenwisserschakelaar om de ruitenwissers na de werkzaamheden weer in de ruststand te zetten.

Speciale stand van de ruitenwissers vóór

4

Om een goede werking van de ruitenwissers te behouden adviseren wij u:

- voorzichtig met de ruitenwissers om te gaan,

- de ruitenwissers regelmatig te reinigen met zeepsop,

- de ruitenwissers niet te gebruiken om een stuk karton tegen de voorruit te houden,

- de ruitenwissers te vervangen zodra ze tekenen van slijtage vertonen.

In zone 1 ontdooit de verwarming het gedeelte bij de ruitenwisserbladen als deze bij vorst of sneeuw zijn vastgevroren.

In zone 2 verbetert de verwarming het zicht door ophoping van sneeuw te voorkomen als de ruitenwissers in werking zijn.

* Volgens land van bestemming.

Deze stand maakt het mogelijk de ruitenwissers los te zetten van de voorruit.

In deze stand kunnen de ruitenwisserbladen worden gereinigd of de ruitenwissers worden vervangen. In de winter kan deze stand tevens worden gebruikt om de ruitenwissers los te zetten van de voorruit.

Spacetourer-VP_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016

157

Veiligheid

Alarmknipperlichten Urgence-oproep of

Assistance-oproep

Lichtsignaal van de richtingaanwijzers om het overige verkeer te waarschuwen in het geval van file, pech, slepen of een ongeval.

Automatisch inschakelen van de alarmknipperlichten

Bij een noodstop - afhankelijk van de mate van remvertraging, als het ABS ingrijpt, maar ook als er een aanrijding wordt gesignaleerd, worden de alarmknipperlichten automatisch ingeschakeld.

Zodra er weer gas wordt gegeven gaan de alarmknipperlichten uit.

F U kunt de alarmknipperlichten echter ook uitschakelen door de knop in te drukken.

Hiermee kunt u een noodoproep of hulpoproep doen naar de hulpdiensten of de desbetreffende CITROËN-helpdesk.

F Druk deze knop in: de richtingaanwijzers knipperen tegelijkertijd.

De alarmknipperlichten werken ook als het contact is afgezet.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de Audio en datacommunicatie en in het bijzonder over het gebruik van deze voorziening.

158

Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Claxon

F Druk op het middelste gedeelte van het stuurwiel.

Veiligheid

Elektronische stabiliteitscontrole (ESP)

Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP:

Electronic Stability Program) dat de volgende systemen omvat:

- het antiblokkeersysteem (ABS) en de elektronische remdrukregelaar (REF),

- de noodremassistentie (NRA),

- de antispinregeling (ASR),

- de dynamische stabiliteitscontrole.

Begrippen

Antiblokkeersysteem (ABS) en elektronische remdrukregelaar

(REF)

Deze systemen zorgen tijdens het remmen voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid van uw auto en dragen bij tot een betere controle in bochten, vooral op een slecht of glad wegdek.

Het ABS voorkomt het blokkeren van de wielen in het geval van een noodstop.

De elektronische remdrukregelaar verdeelt de remdruk over de wielen.

Noodremassistentie (NRA)

Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen de optimale remdruk sneller wordt bereikt, zodat de remafstand kleiner wordt.

Het systeem wordt ingeschakeld als het rempedaal snel wordt ingetrapt en zorgt ervoor dat de benodigde bedieningskracht wordt verminderd en de effectiviteit van het remmen wordt vergroot.

5

Antispinregeling (ASR)

De ASR past de aandrijfkracht aan om het doorspinnen van de wielen te beperken via de remmen van de aangedreven wielen en de motor. De ASR zorgt ook voor meer koersstabiliteit bij het accelereren.

Dynamische stabiliteitscontrole

De dynamische stabiliteitscontrole houdt de vier wielen in de gaten en grijpt, als de koers van de auto afwijkt van de door de bestuurder gewenste richting, automatisch in via de remmen van een of meerdere wielen en het motorkoppel om de auto voor zover mogelijk weer in de juiste koers te brengen.

159

Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Veiligheid

Intelligente tractiecontrole

Afhankelijk van de uitvoering is uw auto uitgerust met een systeem dat zorgt voor extra tractie op besneeuwde wegen: intelligente tractiecontrole .

Deze functie signaleert situaties met weinig grip, zoals wegrijden en voortbewegen van de auto in verse en diepe sneeuw of over platgereden sneeuw.

In dergelijke omstandigheden regelt de intelligente tractiecontrole het doorslippen van de voorwielen om voor een optimale grip te zorgen. Zo wordt de aandrijving en de bestuurbaarheid verbeterd.

Onder gladde omstandigheden is het raadzaam te rijden op winterbanden.

Antiblokkeersysteem

(ABS) en elektronische remdrukregelaar (REF)

Als dit lampje blijft branden, duidt dit op een storing in het ABS-systeem.

De normale remwerking van uw auto blijft behouden. Rijd wel voorzichtig en matig uw snelheid.

Als dit lampje gaat branden in combinatie met de verklikkerlampjes STOP en

ABS, een geluidssignaal en een melding op het display, duidt dit op een storing in de elektronische remdrukregelaar.

Zet de auto zo snel mogelijk op een veilige plaats stil.

Laat in beide gevallen zo snel mogelijk uw auto controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Zorg er bij vervanging van de wielen

(banden en velgen) voor dat wielen worden gemonteerd die voor uw auto zijn gehomologeerd.

De normale werking van het antiblokkeersysteem kan merkbaar zijn door het trillen van het rempedaal.

Trap het rempedaal bij een noodstop krachtig en volledig in en laat het niet los.

160

Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Veiligheid

Dynamische stabiliteitscontrole

(ESP) en antispinregeling (ASR)

F Druk op deze knop.

Of

F Zet de draaiknop in deze stand.

Als het lampje op de (draai)knop gaat branden, grijpt het CDS-systeem niet meer in op de werking van de motor.

Storing

Als dit verklikkerlampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display, duidt dit op een storing in het systeem.

Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten controleren.

Inschakelen

Deze systemen worden automatisch ingeschakeld zodra de motor wordt gestart.

Zodra deze systemen signaleren dat de wielen te weinig grip hebben of de koers van de auto afwijkt van de door de bestuurder gewenste richting, grijpen ze in op de werking van de motor en het remsysteem.

In dat geval gaat dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel knipperen.

Uitschakelen

In bijzondere omstandigheden (als de auto vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond, ...) kan het nuttig zijn het CDS-systeem uit te schakelen, zodat de wielen kunnen spinnen en weer grip kunnen krijgen.

Het is echter aanbevolen het systeem zo snel mogelijk weer in te schakelen.

Opnieuw inschakelen

Het systeem wordt automatisch weer ingeschakeld als het contact opnieuw wordt aangezet of vanaf snelheden boven 50 km/h.

Maar bij snelheden tot 50 km/h kunt u het systeem handmatig opnieuw inschakelen.

F Druk op deze knop.

Of

F Zet de draaiknop in deze stand.

Het lampje op de (draai)knop gaat uit.

Het CDS-systeem zorgt voor meer veiligheid tijdens het rijden. De bestuurder mag zich echter nooit laten verleiden tot het nemen van meer risico's of te hard rijden.

De goede werking van het systeem wordt verzekerd door de naleving van de voorschriften van de constructeur met betrekking tot de wielen (banden en velgen), onderdelen van het remsysteem, elektronische onderdelen alsmede de montageprocedure en het uitvoeren van werkzaamheden door het

CITROËN-netwerk.

Laat het systeem na een aanrijding controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

5

161

Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Veiligheid

Grip control

Specifieke en gepatenteerde antispinregeling waarmee de aandrijving wordt verbeterd op ondergronden met sneeuw, modder en zand.

Dit systeem werkt in elke situatie op optimale wijze en zorgt ervoor dat u ook onder omstandigheden met weinig grip, die u tijdens toeristisch gebruik kunt tegenkomen, uw weg kunt vervolgen.

Het gaspedaal dient voldoende te worden ingetrapt om het systeem optimaal gebruik te laten maken van het motorvermogen. De elektronica zorgt zelf voor de juiste instellingen. Tijdens de werking van het systeem draait de motor soms met hoge toerentallen, dit is normaal.

Met een draaiknop met vijf standen kunt u de stand selecteren die het meest geschikt is voor de rijomstandigheden die u tegenkomt.

Afhankelijk van de gekozen stand gaat een lampje branden om uw keuze te bevestigen.

U kunt uit verschillende standen kiezen:

Normaal (ESP)

Dit is de stand voor situaties waarin weinig wielslip optreedt, gebaseerd op de meest voorkomende omstandigheden tijdens het rijden op autowegen en snelwegen.

F Zet de draaiknop in deze stand.

Sneeuw

In deze stand past het systeem bij het wegrijden de regeling aan op de hoeveelheid grip die elk voorwiel op dat moment heeft.

(regeling actief tot 50 km/h)

F Zet de draaiknop in deze stand.

Als u het contact opnieuw aanzet, neemt het systeem automatisch deze stand weer aan.

In combinatie met de Peak Mountain

Snow Flake vierseizoenenbanden biedt dit systeem een optimaal compromis tussen veiligheid, grip en tractie. Deze banden leveren zowel 's zomers als 's winters uitstekende prestaties.

162

Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Veiligheid

Off road (modder, nat gras enz.)

In deze stand wordt bij het wegrijden veel wielslip toegestaan bij het wiel met de minste grip, zodat de modder van de band wordt verwijderd en het wiel vervolgens weer grip krijgt. Er wordt zo veel mogelijk koppel naat het wiel met de meeste grip overgebracht.

Tijdens het optrekken verdeelt het systeem de wielslip zodanig dat de handelingen van de bestuurder zo veel mogelijk effect hebben.

(regeling actief tot 80 km/h)

F Zet de draaiknop in deze stand.

Zand

In deze stand is het gelijktijdig licht doorslippen van de aangedreven wielen toegestaan, zodat de auto vooruit komt en het risico van ingraven wordt beperkt.

(regeling actief tot 120 km/h)

U kunt een aantal functies van het

ESP (antispinregeling en dynamische stabiliteitscontrole) uitschakelen door de draaiknop in de stand " OFF " te draaien.

Deze functies worden automatisch weer ingeschakeld vanaf 50 km/h of als het contact opnieuw wordt aangezet.

F

Zet de draaiknop in deze stand.

Activeer op zand geen andere standen, hierdoor bestaat de kans dat de auto vast komt te zitten in het terrein.

Tips voor het rijden

Uw auto is hoofdzakelijk ontworpen voor het gebruik op verharde wegen, maar u kunt er ook mee uit de voeten op minder goed begaanbare wegen.

Uw auto is echter geen terreinauto, en is niet ontworpen voor de volgende omstandigheden:

- het rijden in terreinen die de onderzijde van de auto zouden kunnen beschadigen of waarin onderdelen (brandstofleiding, brandstofkoeler, ...) geraakt zouden kunnen worden door stenen of andere objecten,

- het rijden in terrein met steile hellingen en weinig grip,

- het doorwaden van beekjes en stroompjes, enz.

5

163

Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Veiligheid

Veiligheidsgordels

Veiligheidsgordels vóór

Omdoen Hoogteverstelling

De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van een pyrotechnische gordelspanner en een spankrachtbegrenzer.

Deze systemen zorgen voor extra bescherming van de bestuurder en passagier bij frontale en zijdelingse aanrijdingen. Bij een krachtige aanrijding zorgen de pyrotechnische gordelspanners ervoor dat de veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen van de inzittenden worden getrokken.

De pyrotechnische gordelspanners zijn actief zodra het contact wordt aangezet.

De spankrachtbegrenzer beperkt de kracht waarmee de gordel tegen het lichaam van de inzittenden getrokken wordt en bevordert daarmee de veiligheid.

F Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting.

F Controleer of de gordel goed is vastgemaakt door even aan de riem te trekken.

Losmaken

F Druk op de rode knop van de gordelsluiting.

F Houd de gordel vast terwijl deze zich oprolt.

F Beweeg de knop A omlaag en schuif het bevestigingspunt omlaag om het lager te plaatsen.

F Schuif het bevestigingspunt omhoog om het hoger te plaatsen.

Het schoudergedeelte van de gordel moet in het holle gedeelte van de schouder vallen.

164

Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Veiligheid

Tweezitsbank vóór Veiligheidsgordels achter

Zorg er bij auto's met een voorbank voor dat de juiste veiligheidsgordel in de juiste gordelsluiting wordt gestoken.

Steek de veiligheidsgordel van de bestuurder niet in de gordelsluiting van de middelste veiligheidsgordel en andersom, en gebruik de gordel van de bestuurder niet voor de middelste zitplaats.

Bij auto's met een driezitsbank (eendelig of bestaande uit een stoel en een tweezitsbank) zijn de buitenste zitplaatsen voorzien van een driepuntsveiligheidsgordel met oprolautomaat.

De middelste zitplaats is voorzien van een gordelgeleider en een oprolautomaat die zijn bevestigd aan de rugleuning.

De oprolautomaten van de buitenste zitplaatsen van de 2e zitrij zijn voorzien van een spankrachtbegrenzer.

De zitplaatsen van de 3e zitrij zijn voorzien van een driepuntsveiligheidsgordel met oprolautomaat.

Zorg ervoor dat de gordels op de 2 e en

3 e zitrij in de juiste gordelsluiting worden vastgemaakt.

Bevestig de gordels van de buitenste zitplaatsen niet in de gordelsluiting van de middelste zitplaats en gebruik de gordels van de buitenste zitplaatsen niet op de middelste zitplaats.

Zorg er bij het neerklappen van de buitenste zitplaatsen of het in tafelstand zetten van de rugleuningen voor dat de veiligheidsgordel van de middelste zitplaats niet klem komt te zitten.

Controleer na het neerklappen of verplaatsen van een stoel of achterbank of de gordel correct is opgerold en de gordelsluiting gebruikt kan worden.

Let er bij het verplaatsen van de buitenste stoelen (verwijderen/ terugplaatsen) of bij het instappen naar de derde zitrij op dat er niets blijft haken aan de middelste veiligheidsgordel.

5

165

Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Veiligheid

Pictogram(men) veiligheidsgordel(s)

Als uw auto is uitgerust met individuele voorstoelen:

1.

Pictogram veiligheidsgordel bestuurder losgemaakt/niet vastgemaakt.

2.

Pictogram veiligheidsgordel voorpassagier losgemaakt/niet vastgemaakt.

Als uw auto is uitgerust met een tweezitsbank vóór:

A.

Pictogram veiligheidsgordel linker zitplaats

(bestuurder) losgemaakt/niet vastgemaakt.

B.

Pictogram veiligheidsgordel middelste en/ of buitenste zitplaats losgemaakt.

Bij auto's met individuele stoelen zijn de stoelen voorzien van een driepuntsveiligheidsgordel en een aan de rugleuning bevestigde geleider en oprolautomaat.

Als bij het aanzetten van het contact één of meer veiligheidsgordels niet zijn vastgemaakt of weer zijn losgemaakt, gaat op het instrumentenpaneel het pictogram van de desbetreffende veiligheidsgordel(s) branden.

Vanaf ongeveer 20 km/h en gedurende 2 minuten knippert het pictogram van de desbetreffende veiligheidsgordel(s) in combinatie met een geluidssignaal. Na deze

2 minuten blijft het pictogram van de desbetreffende veiligheidsgordel(s) branden zolang de bestuurder en/of de passagier zijn veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt.

Als het contact aan staat, gaat het pictogram A branden als de bestuurder zijn veiligheidsgordel heeft losgemaakt of niet heeft vastgemaakt.

Het pictogram B gaat branden als (een van) de desbetreffende veiligheidsgordels is/zijn losgemaakt.

166

Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Veiligheid

Adviezen

Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder te controleren of alle passagiers hun veiligheidsgordel goed hebben omgedaan en vastgemaakt.

Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al betreft het een korte rit.

Draai de gespen van de veiligheidsgordels niet om; de gordels zijn dan niet voldoende effectief.

De veiligheidsgordels zijn voorzien van een oprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengte van de gordel automatisch wordt aangepast aan de lichaamsbouw van de gebruiker. De gordel wordt automatisch opgerold als deze niet wordt gebruikt.

Controleer zowel voor en na het gebruik van de gordel of deze goed is opgerold.

De heupgordel moet zo laag mogelijk op het bekken worden geplaatst.

De schoudergordel moet langs het holle gedeelte van de schouder worden geplaatst.

De oprolautomaten zijn voorzien van een automatische blokkeerinrichting die in werking treedt bij een aanrijding, een noodstop of het over de kop slaan van de auto. U kunt de blokkeerinrichting deblokkeren door stevig aan de riem te trekken en deze weer los te laten, zodat de riem weer een stukje wordt opgerold.

Voor een effectieve werking van de veiligheidsgordel:

- dient deze strak om het lichaam te worden gedragen,

- moet deze in een vloeiende beweging naar voren worden getrokken, zonder dat de gordel gedraaid raakt,

- mag deze door niet meer dan één persoon worden gedragen,

- mag deze geen beschadigingen of rafels vertonen,

- mag er om te voorkomen dat de gordel niet goed werkt, niets aan worden gewijzigd.

Vanwege de wettelijke veiligheidsvoorschriften moeten werkzaamheden en controles aan de veiligheidsgordels worden uitgevoerd door het

CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats, die tevens voor de garantie zorgt en de werkzaamheden volgens de voorschriften uitvoert.

Laat de veiligheidsgordels van uw auto regelmatig controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats, vooral als de gordels beschadigingen vertonen.

Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar bij het

CITROËN-netwerk.

Controleer na het neerklappen of verstellen van een stoel of de achterbank of de gordel zich op de juiste plaats bevindt en goed is opgerold.

Voorschriften voor kinderen

Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan

1,50 m gebruik van een geschikt kinderzitje.

De veiligheidsgordel mag door niet meer dan

één persoon gedragen worden.

Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens het rijden.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over kinderzitjes .

Bij aanrijdingen

De gordelspanners kunnen, afhankelijk van de aard en de kracht van de aanrijding , vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan.

Het activeren van de gordelspanners gaat gepaard met wat onschadelijke rook en een knal, als gevolg van de activering van de pyrotechnische lading die in het systeem is geïntegreerd.

In alle gevallen gaat het verklikkerlampje van de airbag branden.

Laat het systeem na een aanrijding controleren en eventueel vervangen door het

CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

5

167

Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Veiligheid

Airbags

De airbags zijn speciaal ontworpen om de veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd de passagiers op de middelste zitplaats van zitrij 2 en, volgens uitvoering, zitrij 3) bij ernstige aanrijdingen te verbeteren. De airbags vormen een aanvulling op de werking van de veiligheidsgordels met spanbegrenzers.

De elektronische schoksensoren registreren de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan de registratiezones voor een aanrijding worden blootgesteld:

- bij een ernstige aanrijding gaan de airbags onmiddellijk af om de inzittenden van de auto (uitgezonderd de passagiers op de middelste zitplaats van zitrij 2 en, volgens uitvoering, zitrij 3) te helpen beschermen.

Direct na de aanrijding ontsnapt het gas snel uit de airbags, zodat het zicht niet wordt belemmerd en de inzittenden de auto eventueel kunnen verlaten,

- bij een minder ernstige aanrijding of een aanrijding van achteren en in bepaalde gevallen waarbij de auto over de kop slaat, treden de airbags niet in werking.

De veiligheidsgordels helpen u in deze situaties voldoende te beschermen.

De airbags werken alleen als het contact aan is.

De airbags werken slechts eenmaal.

Als er een tweede aanrijding plaatsvindt

(tijdens hetzelfde of een volgend ongeval), worden de airbags niet meer opgeblazen.

Registratiezones voor een aanrijding

A.

Impactzone vóór.

B.

Impactzone opzij.

Het activeren van (een van) de airbags gaat gepaard met wat rook en een knal, als gevolg van de activering van de pyrotechnische lading die in het systeem is geïntegreerd.

De rook is niet schadelijk, maar kan voor personen die hier gevoelig voor zijn, irriterend zijn.

De knal die bij het afgaan wordt geproduceerd, kan het gehoor gedurende een korte periode enigszins verminderen.

168

Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Veiligheid

Frontairbags

De frontairbags beschermen de bestuurder en voorpassagier(s) bij een ernstige frontale aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel te verkleinen.

De bestuurdersairbag is geïntegreerd in het stuurwiel en de passagiersairbag in het dashboard boven het dashboardkastje.

Activering

De airbags worden opgeblazen, behalve de airbag aan passagierszijde wanneer deze is uitgeschakeld, bij een ernstige frontale aanrijding binnen (een gedeelte van) de impactzone vóór (A) , waarbij de krachten in de horizontale lengterichting van de auto en vanaf de voorzijde richting de achterzijde op de auto inwerken.

De frontairbag wordt opgeblazen tussen de bestuurder en het stuur of tussen de passagier(s) voorin en het dashboard om te verhinderen dat deze naar voren wordt geslingerd.

Houd tijdens het rijden het opbergvak gesloten om verwondingen bij een aanrijding of een noodstop te voorkomen.

5

Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016

169

Veiligheid

Uitschakelen airbag aan passagierszijde

Alleen de airbag aan passagierszijde kan worden uitgeschakeld.

Schakel voor de veiligheid van uw kind de airbag aan passagierszijde altijd uit als u een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel plaatst.

Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.

Zijairbags

F Zet het contact af en steek de sleutel in de schakelaar voor het uitschakelen van de airbag aan passagierszijde.

F Draai deze in de stand "OFF" .

F Verwijder de sleutel zonder de stand van de schakelaar te veranderen.

Bij het aanzetten van het contact brandt dit waarschuwingslampje in het display met de waarschuwingslampjes voor de veiligheidsgordels. Het blijft branden zolang de airbag is uitgeschakeld.

Opnieuw inschakelen airbag aan passagierszijde

Als u het kinderzitje hebt verwijderd, zet dan met afgezet contact de schakelaar weer op

"ON" om de airbag opnieuw in te schakelen en zo de veiligheid van uw voorpassagier(s) te garanderen.

Bij het aanzetten van het contact gaat dit waarschuwingslampje in het display met de waarschuwingslampjes voor de veiligheidsgordels gedurende ongeveer één minuut branden om aan te geven dat de airbag aan passagierszijde weer is ingeschakeld.

Storing

Als dit lampje op het instrumentenpaneel gaat branden, laat het systeem dan altijd controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige aanrijding niet worden geactiveerd.

Indien uw auto is uitgerust met zijairbags, beschermen deze de bestuurder en de voorpassagier bij een ernstige zijdelingse aanrijding om de kans op letsel aan het bovenlichaam, tussen de buik en het hoofd, te verkleinen.

De zijairbags zijn aangebracht in het frame van de rugleuning, aan de portierzijde.

Activering

De zijairbags worden aan de desbetreffende zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse aanrijding binnen (een gedeelte van) de impactzone opzij, loodrecht op de lengteas van de auto en vanaf de buitenzijde richting de binnenzijde van de auto.

De zijairbag wordt opgeblazen tussen het bovenlichaam van de inzittende voorin en het desbetreffende portierpaneel.

170

Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Window-airbags (zitrij 2 en 3)

Indien uw auto is uitgerust met window-airbags, helpen deze de inzittenden (uitgezonderd de passagiers op de middelste zitplaatsen) te beschermen bij een ernstige zijdelingse aanrijding, om de kans op letsel aan de zijkant van het hoofd te verkleinen.

De window-airbags zijn aangebracht in de stijlen en in de hemelbekleding.

Activering

Storing

Als dit waarschuwingslampje gaat branden raadpleeg dan altijd het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten controleren.

De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige aanrijding niet worden geactiveerd.

Bij een lichte zijdelingse aanrijding of bij over de kop slaan kan het zijn dat de airbags niet worden geactiveerd.

Bij een aanrijding van achteren of een frontale aanrijding worden de zij- en window-airbags niet geactiveerd.

De window-airbag wordt opgeblazen bij een ernstige zijdelingse aanrijding binnen (een gedeelte van) de impactzone opzij ( B ), waarbij de krachten loodrecht op de lengterichting van de auto en vanaf de buitenzijde richting de binnenzijde van de auto worden uitgeoefend.

De window-airbag wordt opgeblazen tussen de passagiers op de buitenste zitplaatsen achterin en de ruiten.

Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Veiligheid

5

171

Veiligheid

Adviezen

Houd u aan de onderstaande veiligheidsvoorschriften voor een maximale effectiviteit van de airbags.

Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoelen te zitten.

Draag altijd een correct afgestelde veiligheidsgordel.

Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag en de inzittenden (kinderen, huisdieren, objecten...) en bevestig niets in de buurt van de airbags of in het gebied waar de airbags afgaan. Dit kan de inzittende bij het afgaan van de airbag verwonden.

Verander niets aan de oorspronkelijke uitvoering van uw auto, voer met name geen wijzigingen door aan de onderdelen in de directe nabijheid van de airbags.

Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen controleren.

Werkzaamheden aan airbagsystemen mogen uitsluitend door het CITROËNnetwerk of door een gekwalificeerde werkplaats worden uitgevoerd.

Zelfs als alle bovenstaande voorschriften worden nageleefd, blijft de kans bestaan op letsel of lichte brandwonden aan het hoofd, de borst of de armen als de airbag wordt geactiveerd.

De airbag wordt namelijk zeer snel opgeblazen (binnen enkele milliseconden) en loopt vervolgens even snel leeg, waarbij de warme gassen via de daarvoor bestemde openingen naar buiten stromen.

Airbags vóór

Houd het stuurwiel niet aan de spaken vast en laat uw handen niet op het stuurwielkussen rusten.

De voorpassagier mag zijn voeten niet op het dashboard laten rusten.

Rook niet in de auto. Als de airbag afgaat, kunnen brandende sigaretten of een pijp brandwonden of ander letsel veroorzaken.

Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuurwielbekleding en sla er niet op.

Bevestig geen voorwerpen of stickers op het stuurwiel of op het dashboard. Deze kunnen bij het afgaan van de airbags letsel veroorzaken.

Zijairbags

Bedek de stoelen uitsluitend met daarvoor goedgekeurde stoelhoezen, die in combinatie met actieve zijairbags gebruikt kunnen worden. Voor informatie over de stoelhoezen die geschikt zijn voor uw auto kunt u zich wenden tot het CITROËNnetwerk.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de accessoires .

Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de stoelen (kleding...): dit zou bij het afgaan van de airbags kunnen leiden tot verwondingen aan armen of borstkas.

Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.

Window-airbags

Bevestig nooit iets op de hemelbekleding; dit zou bij het afgaan van de window-airbags kunnen leiden tot hoofdletsel.

Demonteer nooit de handgrepen van het dak

(indien aanwezig); deze maken deel uit van de bevestiging van de window-airbags.

172

Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Algemene informatie met betrekking tot kinderzitjes

Hoewel CITROËN bij het ontwerp van uw auto veel aandacht heeft besteed aan veiligheidsvoorzieningen voor uw kinderen, is hun veiligheid natuurlijk ook afhankelijk van uzelf.

Volg voor een optimale veiligheid de volgende adviezen op:

- conform de Europese wetgeving dienen kinderen jonger dan 12 jaar of kleiner dan 1,50 m in gehomologeerde, aan het lichaamsgewicht aangepaste kinderzitjes op met veiligheidsgordels of

ISOFIX-bevestigingen uitgeruste plaatsen te worden vervoerd*,

- de veiligste plaats voor het vervoeren van een kind is volgens de statistieken een plaats op de achterbank van uw auto,

- kinderen tot 9 kg moeten zowel voor- als achterin met de rug in de rijrichting worden vervoerd.

CITROËN beveelt u aan kinderen op de achterzitplaatsen van uw auto te vervoeren:

- met de rug in de rijrichting tot 3 jaar,

- met het gezicht in de rijrichting vanaf 3 jaar.

Veiligheid

5

* De regelgeving met betrekking tot het vervoer van kinderen zijn per land verschillend.

Raadpleeg de in uw land geldende regels.

Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016

173

Veiligheid

Kinderzitje achterin

"Rug in de rijrichting" "Gezicht in de rijrichting" 3e zitrij (volgens uitvoering)

Schuif als u een kinderzitje "met de rug in de rijrichting" achterin plaatst de voorstoel naar voren en zet de rugleuning van de voorstoel rechtop, zodat het kinderzitje de voorstoel niet raakt.

Zet de zitplaats waarop u het kinderzitje plaatst in de achterste stand, met de rugleuning rechtop.

Schuif als u een kinderzitje "met het gezicht in de rijrichting" achterin plaatst de voorstoel naar voren en zet de rugleuning van de voorstoel rechtop, zodat de benen van het kind de voorstoel niet raken.

Zet de zitplaats waarop u het kinderzitje plaatst in de achterste stand, met de rugleuning rechtop.

Schuif als een kinderzitje op de 3e zitrij is geplaatst de zitplaats op de 2e zitrij naar voren en zet de rugleuning rechtop zodat het kinderzitje en de benen van het kind de zitplaats op de 2e zitrij niet raken.

Controleer of de veiligheidsgordel goed is aangetrokken.

Controleer bij kinderzitjes met een steun of deze steun stabiel op de vloer staat. Verzet indien nodig de voorstoel van de auto.

174

Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Veiligheid

Kinderzitje op de passagiersstoel voor*

"Met de rug in de rijrichting" "Met het gezicht in de rijrichting"

Wanneer een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de passagiersstoel voor wordt geplaatst, moet de stoel zo ver mogelijk naar achteren worden geschoven, en in de hoogste stand en met de rugleuning rechtop worden gezet.

De frontairbag aan passagierszijde moet zijn uitgeschakeld. Gebeurt dit niet, dan kan het kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken .

Wanneer een kinderzitje met het gezicht in de rijrichting op de passagiersstoel voor wordt geplaatst, moet de stoel zo ver mogelijk naar achteren worden geschoven, en in de hoogste stand en met de rugleuning rechtop worden gezet en mag de frontairbag aan passagierszijde niet worden uitgeschakeld.

Let erop dat de veiligheidsgordel goed aansgespannen is.

Zorg er bij kinderzitjes met een steun voor dat de steun goed contact maakt met de vloer. Verstel de passagiersstoel als dit niet het geval is.

* Raadpleeg de wetgeving in uw land alvorens u een kinderzitje op deze zitplaats bevestigt.

Passagiersstoel in de hoogste stand en zo ver mogelijk naar achteren.

5

175

Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Veiligheid

Uitschakelen van de airbag vóór aan passagierszijde

Plaats nooit een kind in een kinderzitje

"met de rug in de rijrichting" op de voorpassagiersstoel als de airbag vóór aan passagierszijde is ingeschakeld.

Het kind kan in dat geval bij een aanrijding levensgevaarlijk gewond raken.

Airbag aan passagierszijde OFF

176

Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Dit voorschrift wordt tevens vermeld op de waarschuwingssticker aan beide zijden van de zonneklep aan passagierszijde.

Conform de wettelijke voorschriften vindt u op de volgende tabellen deze waarschuwing in alle benodigde talen.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de airbags .

Veiligheid

AR

BG

НИКОГА НЕ инсталирайте детско столче на седалка с АКТИВИРАНА предна ВЪЗДУШНА ВЪЗГЛАВНИЦА. Това може да причини

СМЪРТ или СЕРИОЗНО НАРАНЯВАНЕ на детето.

CS

NIKDY neumisťujte dětské zádržné zařízení orientované směrem dozadu na sedadlo chráněné AKTIVOVANÝM čelním AIRBAGEM. Hrozí nebezpečí SMRTI DÍTĚTE nebo VÁŽNÉHO ZRANĚNÍ.

DA Brug ALDRIG en bagudvendt barnestol på et sæde, der er beskyttet af en AKTIV AIRBAG. BARNET risikerer at blive ALVORLIGT

KVÆSTET eller DRÆBT.

DE Montieren Sie auf einem Sitz mit AKTIVIERTEM Front-Airbag NIEMALS einen Kindersitz oder eine Babyschale entgegen der

Fahrtrichtung, das Kind könnte schwere oder sogar tödliche Verletzungen erleiden.

EL

Μη χρησιμοποιείτε ΠΟΤΕ παιδικό κάθισμα με την πλάτη του προς το εμπρός μέρος του αυτοκινήτου, σε μια θέση που προστατεύεται από

ΜΕΤΩΠΙΚΟ αερόσακο που είναι ΕΝΕΡΓΟΣ. Αυτό μπορεί να έχει σαν συνέπεια το ΘΑΝΑΤΟ ή το ΣΟΒΑΡΟ ΤΡΑΥΜΑΤΙΣΜΟ του ΠΑΙΔΙΟΥ

EN NEVER use a rearward facing child restraint on a seat protected by an ACTIVE AIRBAG in front of it, DEATH or SERIOUS INJURY to the

CHILD can occur

ES NO INSTALAR NUNCA un sistema de retención para niños de espaldas al sentido de la marcha en un asiento protegido mediante un

AIRBAG frontal ACTIVADO, ya que podría causar lesiones GRAVES o incluso la MUERTE del niño.

ET Ärge MITTE KUNAGI paigaldage “seljaga sõidusuunas“ lapseistet juhi kõrvalistmele, mille ESITURVAPADI on AKTIVEERITUD.

Turvapadja avanemine võib last TÕSISELT või ELUOHTLIKULT vigastada.

FI ÄLÄ KOSKAAN aseta lapsen turvaistuinta selkä ajosuuntaan istuimelle, jonka edessä suojana on käyttöön aktivoitu TURVATYYNY. Sen laukeaminen voi aiheuttaa LAPSEN KUOLEMAN tai VAKAVAN LOUKKAANTUMISEN.

FR NE JAMAIS installer de système de retenue pour enfants faisant face vers l’arrière sur un siège protégé par un COUSSIN GONFLABLE frontal ACTIVÉ.

Cela peut provoquer la MORT de l’ENFANT ou le BLESSER GRAVEMENT

HR

NIKADA ne postavljati dječju sjedalicu leđima u smjeru vožnje na sjedalo zaštićeno UKLJUČENIM prednjim ZRAČNIM JASTUKOM. To bi moglo uzrokovati SMRT ili TEŠKU OZLJEDU djeteta.

HU

SOHA ne használjon menetiránynak háttal beszerelt gyermekülést AKTIVÁLT (BEKAPCSOLT) FRONTLÉGZSÁKKAL védett ülésen. Ez a gyermek HALÁLÁT vagy SÚLYOS SÉRÜLÉSÉT okozhatja.

IT NON installare MAI seggiolini per bambini posizionati in senso contrario a quello di marcia su un sedile protetto da un AIRBAG frontale

ATTIVATO. Ciò potrebbe provocare la MORTE o FERITE GRAVI al bambino.

LT

NIEKADA neįrenkite vaiko prilaikymo priemonės su atgal atgręžtu vaiku ant sėdynės, kuri saugoma VEIKIANČIOS priekinės ORO

PAGALVĖS. Išsiskleidus oro pagalvei vaikas gali būti MIRTINAI arba SUNKIAI TRAUMUOTAS.

5

177

Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Veiligheid

LV

NEKAD NEuzstādiet uz aizmuguri vērstu bērnu sēdeklīti priekšējā pasažiera sēdvietā, kurā ir AKTIVIZĒTS priekšējais DROŠĪBAS GAISA

SPILVENS.

Tas var izraisīt BĒRNA NĀVI vai radīt NOPIETNUS IEVAINOJUMUS.

MT

Qatt m’ghandek thalli tifel/tifla marbut f’siggu dahru lejn l-Airbag attiva, ghaliex tista’ tikkawza korriment serju jew anke mewt lit-tifel/tifla

NL Plaats NOOIT een kinderzitje met de rug in de rijrichting op een zitplaats waarvan de AIRBAG is INGESCHAKELD. Bij het afgaan van de airbag kan het KIND LEVENSGEVAARLIJK GEWOND RAKEN

NO Installer ALDRI et barnesete med ryggen mot kjøreretningen i et sete som er beskyttet med en frontal AKTIVERT KOLLISJONSPUTE,

BARNET risikerer å bli DREPT eller HARDT SKADET.

PL

NIGDY nie instalować fotelika dziecięcego w pozycji "tyłem do kierunku jazdy" na siedzeniu wyposażonym w CZOŁOWĄ PODUSZKĘ

POWIETRZNĄ w stanie AKTYWNYM. Może to doprowadzić do ŚMIERCI DZIECKA lub spowodować u niego POWAŻNE OBRAŻENIA

CIAŁA.

PT NUNCA instale um sistema de retenção para crianças de costas para a estrada num banco protegido por um AIRBAG frontal ACTIVADO.

Esta instalação poderá provocar FERIMENTOS GRAVES ou a MORTE da CRIANÇA.

RO Nu instalati NICIODATA un sistem de retinere pentru copii, dispus cu spatele in directia de mers, pe un loc din vehicul protejat cu AIRBAG frontal ACTIVAT. Aceasta ar putea provoca MOARTEA COPILULUI sau RANIREA lui GRAVA.

RU

ВО ВСЕХ СЛУЧАЯХ ЗАПРЕЩАЕТСЯ использовать обращенное назад детское удерживающее устройство на сиденье, защищенном ФУНКЦИОНИРУЮЩЕЙ ПОДУШКОЙ БЕЗОПАСНОСТИ, установленной перед этим сиденьем.

Это может привести к ГИБЕЛИ РЕБЕНКА или НАНЕСЕНИЮ ЕМУ СЕРЬЕЗНЫХ ТЕЛЕСНЫХ ПОВРЕЖДЕНИЙ

SK

NIKDY neinštalujte detské zádržné zariadenie orientované smerom dozadu na sedadlo chránené AKTIVOVANÝM čelným AIRBAGOM.

Mohlo by dôjsť k SMRTEĽNÉMU alebo VÁŽNEMU PORANENIU DIEŤAŤA.

SL

NIKOLI ne nameščajte otroškega sedeža s hrbtom v smeri vožnje, če je VARNOSTNA BLAZINA pred sprednjim sopotnikovim sedežem

AKTIVIRANA. Takšna namestitev lahko povzroči SMRT OTROKA ali HUDE POŠKODBE.

SR

NIKADA ne koristite dečje sedište koje se okreće unazad na sedištu zaštićenim AKTIVNIM VAZDUŠNIM JASTUKOM ispred njega, jer mogu nastupiti SMRT ili OZBILJNA POVREDA DETETA.

SV Passagerarkrockkudden fram MÅSTE vara avaktiverad om en bakåtvänd bilbarnstol installeras på denna plats. Annars riskerar barnet att

DÖDAS eller SKADAS ALLVARLIGT.

TR

KESİNLKLE HAVA YASTIĞI AKTİF olan ön koltuğa yüzü arkaya dönük bir çocuk koltuğu yerleştirmeyiniz. Bu ÇOCUĞUN ÖLMESİNE veya

ÇOK AĞIR YARALANMASINA sebep olabilir.

178

Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Door CITROËN aanbevolen kinderzitjes

CITROËN levert een reeks kinderzitjes met artikelnummer die met een driepuntsveiligheidsgordel kunnen worden vastgemaakt:

Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg

Veiligheid

5

L1

"RÖMER Baby-Safe Plus"

Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst.

L2

"Takata Baby P2C Mini"

Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst.

Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016

179

Veiligheid

Groep 1: 9 18 kg

L3

"Fair Bimbofix"

Wordt met het gezicht in de rijrichting geplaatst.

L4

"RÖMER Duo Plus Isofix"

Wordt met het gezicht in de rijrichting geplaatst.

Groep 2 en 3: 15 - 36 kg

L5

"Kiddy Cruiserfix Pro"

Wordt met het gezicht in de rijrichting geplaatst.

L6

"KLIPPAN Optima"

Vanaf 22 kg (vanaf ongeveer 6 jaar): gebruik alleen de zitverhoging.

Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst.

L7

"RÖMER KIDFIX"

Kan aan de ISOFIX-verankeringen van de auto worden bevestigd.

Het kind wordt beschermd door de veiligheidsgordel.

Wordt met het gezicht in de rijrichting geplaatst.

180

Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Veiligheid

Bevestiging kinderzitjes met de veiligheidsgordel

Conform de Europese wetgeving geeft dit overzicht de mogelijkheden weer met betrekking tot het bevestigen, met een veiligheidsgordel, van een universeel (a) gehomologeerd kinderzitje, gerangschikt naar gewicht van het kind en de plaats in de auto:

Gewicht van het kind en leeftijdsindicatie

Zitplaatsen

Minder dan 13 kg

(Groep 0 (b) en

0+)

Tot ongeveer 1 jaar

Van 9 tot 18 kg

(Groep 1)

Van 1 tot ongeveer 3 jaar

Van 15 tot 25 kg

(Groep 2)

Van 3 tot ongeveer 6 jaar

Van 22 tot 36 kg

(Groep 3)

Van 6 tot ongeveer 10 jaar

Individuele voorpassagiersstoel

U U U U

1e zitrij (c) (d)

2e zitrij (e) (f)

3e zitrij (e) (f)

Tweezitsbank, buitenste zitplaats

Tweezitsbank, middelste zitplaats

Buitenste zitplaatsen

Middelste zitplaats

Buitenste zitplaatsen

Middelste zitplaats

U

X

U

U

U

U

U

X

U

U

U

U

U

X

U

U

U

U

U

X

U

U

U

U

5

181

Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Veiligheid

(a) Universeel kinderzitje: kinderzitje dat in alle auto's kan worden bevestigd met behulp van de veiligheidsgordel.

(b) Groep 0: vanaf de geboorte tot 10 kg.

Reiswiegen en "autobedjes" mogen niet op de passagiersstoel vóór worden bevestigd.

(c) Raadpleeg de huidige wetgeving in uw land alvorens een kinderzitje op deze plaats te bevestigen.

(d) Als een kinderzitje met de "rug in de rijrichting" op de voorstoel is bevestigd, moet de airbag vóór aan passagierszijde worden uitgeschakeld. Het kind kan anders bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.

Als een kinderzitje met het "gezicht in de rijrichting" op de voorstoel is bevestigd, moet de airbag vóór aan passagierszijde ingeschakeld blijven.

(e) Als u een kinderzitje op een zitplaats achterin bevestigt, schuif dan de zitplaats(en) ervoor naar voren en zet vervolgens de rugleuning rechtop om voldoende ruimte over te laten voor het kinderzitje en de benen van het kind.

(f) Schuif wanneer u een kinderzitje op een zitplaats achterin bevestigt "met de rug in de rijrichting" of "met het gezicht in de rijrichting" de zitplaats in de achterste stand en zet de rugleuning rechtop.

U: Zitplaats geschikt voor de bevestiging van een universeel gehomologeerd kinderzitje met een veiligheidsgordel, zowel met de

"rug in de rijrichting" als met het "gezicht in de rijrichting".

X: Zitplaats die niet geschikt is voor het plaatsen van een kinderzitje uit de aangegeven gewichtscategorie.

Verwijder de hoofdsteun en berg deze op alvorens een kinderzitje met rugleuning op een passagierszitplaats te bevestigen.

Vergeet niet de hoofdsteun weer te bevestigen nadat het kinderzitje weer is verwijderd.

182

Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Veiligheid

ISOFIX-bevestigingen

Uw auto voldoet aan de laatste ISOFIX-normen.

De plaats van de voorgeschreven ISOFIXbevestigingen (volgens uitvoering) wordt aangegeven met labels.

Elke zitplaats is voorzien van drie bevestigingsringen:

- Twee bevestigingsringen A vóór, die zich tussen de rugleuning en de zitting van de zitplaats bevinden en zijn voorzien van de aanduiding

"ISOFIX",

- Afhankelijk van de uitrusting van uw auto één bevestigingsring B achter, die zich achter de zitplaats van de auto bevindt en de Top Tether wordt genoemd, voor de bevestiging van de bovenste riem. Deze ring is voorzien van de aanduiding "Top Tether".

Aan de Top Tether kan de bovenste riem van een kinderzitje (indien aanwezig) worden vastgemaakt.

Dit systeem beperkt het naar voren kantelen van het kinderzitje bij een frontale aanrijding.

De ISOFIX-bevestigingen zorgen voor een veilige, degelijke en snelle montage van het kinderzitje in uw auto.

De ISOFIX-kinderzitjes beschikken over twee sloten die aan de twee bevestigingsringen A vóór kunnen worden verankerd.

Sommige kinderzitjes zijn bovendien voorzien van een bovenste bevestigingsriem die kan worden vastgemaakt aan de bevestigingsring B achter.

Kinderzitje vastmaken aan de Top Tether:

- verwijder de hoofdsteun en berg deze op alvorens het kinderzitje op deze plaats te bevestigen (vergeet niet de hoofdsteun weer aan te brengen nadat u het kinderzitje weer hebt verwijderd),

- haal de riem van het kinderzitje naar de achterzijde van de rugleuning van de stoel en zorg dat deze precies tussen de gaten voor de hoofdsteunpennen ligt,

- maak de haak van de bovenste riem vast aan de ring B achter,

- trek de bovenste riem strak.

Bij een onjuist geplaatst kinderzitje kan het kind bij een ongeval ernstig letsel oplopen.

Volg nauwkeurig de montagevoorschriften in de handleiding die bij het kinderzitje is geleverd.

Raadpleeg het schema voor meer informatie over de mogelijkheden van het plaatsen van ISOFIX-kinderzitjes in uw auto.

5

183

Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Veiligheid

Door CITROËN aanbevolen ISOFIX-kinderzitjes

Het CITROËN-netwerk levert een gamma ISOFIX-kinderzitjes. Deze kinderzitjes, die zijn voorzien van een onderdeelnummer, zijn goedgekeurd voor gebruik in uw auto.

Raadpleeg ook de montagehandleiding van de fabrikant van het kinderzitje voor meer informatie over het plaatsen en verwijderen van het zitje.

"Baby P2C Mini" met ISOFIX-basis

(lengtecategorie: C, D, E )

Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg

"RÖMER Baby-Safe Plus" met ISOFIX-basis

(lengtecategorie: E )

Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg

FAIR Bimbofix ISOFIX met ISOFIX-basis

(lengtecategorie: C of A )

Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg

Groep 1: 9 - 18 kg

Dit zitje dient te worden geplaatst met de rug in de rijrichting met behulp van een ISOFIXbasis, die wordt bevestigd aan de ringen A .

De basis is voorzien van een in hoogte verstelbare steun die op de vloer van de auto rust.

Dit kinderzitje kan ook worden bevestigd met een veiligheidsgordel.

In dat geval wordt het zitje zonder basis gebruikt en wordt het op de stoel van de auto bevestigd met de driepuntsveiligheidsgordel.

Dit zitje dient te worden geplaatst met de rug in de rijrichting met behulp van een ISOFIXbasis, die wordt bevestigd aan de ringen A .

De basis is voorzien van een in hoogte verstelbare steun die op de vloer van de auto rust.

Dit kinderzitje kan ook worden bevestigd met een veiligheidsgordel. In dat geval wordt het zitje zonder basis met de driepuntsgordel op de zitplaats van de auto bevestigd.

Dit zitje dient te worden geplaatst "met de rug in de rijrichting" of "met het gezicht in de rijrichting" met behulp van de ISOFIX-basis, die wordt bevestigd aan de ringen A .

De basis is voorzien van een steun die op de vloer van de auto rust.

Het zitje is voorzien van 6 kantelstanden.

Dit kinderzitje kan ook "met het gezicht in de rijrichting" worden bevestigd en worden bevestigd op zitplaatsen die niet zijn voorzien van ISOFIX-bevestigingen.

In dat geval is het verplicht het zitje te bevestigen met de driepunts veiligheidsgordel van de auto.

Stel de voorstoel zo af dat de voeten van het kind de rugleuning niet kunnen raken.

184

Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Veiligheid

"Baby P2C Midi" met ISOFIX-basis

(lengtecategorie: D, C, A, B, B1 )

Groep 1: 9 tot 18 kg

"RÖMER Duo Plus ISOFIX"

(lengtecategorie: B1 )

Groep 1: van 9 tot 18 kg

Dit zitje dient te worden geplaatst met de rug in de rijrichting met behulp van een ISOFIXbasis, die wordt bevestigd aan de ringen A .

De basis is voorzien van een in hoogte verstelbare steun die op de vloer van de auto rust.

Dit zitje kan ook met het gezicht in de rijrichting worden geplaatst.

Dit zitje kan niet worden bevestigd met een veiligheidsgordel.

We adviseren u het zitje voor kinderen tot

3 jaar met de rug in de rijrichting te plaatsen.

Dit zitje wordt uitsluitend met het gezicht in de rijrichting geplaatst.

Het wordt verankerd aan de ringen A en, met de bovenste riem, aan de ring B , de TOP

TETHER.

Drie standen: rechtop, ruststand en ligstand.

Dit kinderzitje kan ook worden gebruikt op zitplaatsen die niet zijn voorzien van ISOFIXbevestigingspunten. In dat geval moet het zitje met de driepuntsveiligheidsgordel op de stoel van de auto worden bevestigd. Stel de voorstoel zo af dat de voeten van het kind de rugleuning niet kunnen raken.

5

Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016

185

Veiligheid

Zitplaatsen geschikt voor ISOFIX-kinderzitjes

Overeenkomstig de Europese wetgeving geeft het overzicht de mogelijkheden aan voor het bevestigen van een ISOFIX-kinderzitje op een plaats in de auto voorzien van ISOFIX-bevestigingen.

Bij universele en semi-universele ISOFIX-kinderzitjes wordt de ISOFIX-maat op het kinderzitje naast het ISOFIX-logo aangegeven met een letter

( A t/m G ).

Tot 10 kg

(groep 0)

Tot ca. 6 maanden

Gewicht van het kind / leeftijdsindicatie

Tot 10 kg

(groep 0)

Tot 13 kg

(groep 0+)

Tot ca. 1 jaar

Van 9 tot 18 kg (groep 1)

Van 1 tot ca. 3 jaar

Type ISOFIX-kinderzitje

ISOFIX-maat

1e zitrij met tweezitsbank of indivuduele voorpassagiersstoel

Buitenste zitplaats rechts

2e zitrij met tweezitsbank op 1e zitrij

Middelste zitplaats

Buitenste zitplaats links

Reiswieg

F G

X

X

X

"rug in de rijrichting"

C D E

"rug in de rijrichting" "gezicht in de rijrichting"

C D A B B1

X

X

IL-SU

Geen ISOFIX

IL-SU

IL-SU

X

X

IL-SU

IUF, IL-SU

IUF, IL-SU

IUF, IL-SU

186

Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Type ISOFIX-kinderzitje

ISOFIX-maat

Buitenste zitplaats rechts

2e zitrij met tweezitsbank op 1e zitrij

Middelste zitplaats

Buitenste zitplaats links

3e zitrij

Veiligheid

Tot 10 kg

(groep 0)

Tot ca. 6 maanden

F

X

Reiswieg

G

IL-SU

Gewicht van het kind / leeftijds indicatie

Tot 10 kg

(groep 0)

Tot 13 kg

(groepe 0+)

Tot ca. 1 jaar

9 - 18 kg (groep 1)

Van 1 tot ca. 3 jaar

"rug in de rijrichting"

"rug in de rijrichting"

"gezicht in de rijrichting"

C D E C D A B B1 5

IL-SU IL-SU IUF, IL-SU

IL-SU IL-SU IL-SU IUF, IL-SU

X

X

IL-SU

X

IL-SU

X

IUF, IL-SU

IUF, IL-SU

187

Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Veiligheid

IUF Zitplaats geschikt voor de bevestiging van een universeel gehomologeerd ISOFIX- kinderzitje met het gezicht in de rijrichting en een bovenste riem.

IL-SU Zitplaats geschikt voor de bevestiging van een semi-universeel gehomologeerd ISOFIXkinderzitje:

- rug in de rijrichting voorzien van een bovenste riem of een steun,

- gezicht in de rijrichting voorzien van een steun,

- reiswieg voorzien van een bovenste riem of een steun.

X: Zitplaats die niet geschikt is voor een kinderzitje voor de aangegeven gewichtscategorie.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de ISOFIXbevestigingen en in het bijzonder de bovenste riem.

Verwijder de hoofdsteun en berg hem op alvorens een kinderzitje met een rugleuning op een passagiersstoel te bevestigen.

Plaats de hoofdsteun terug zodra het kinderzitje is verwijderd.

188

Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Veiligheid

Adviezen

Kinderzitjes

De onjuiste bevestiging van een kinderzitje brengt de veiligheid van het kind in gevaar bij een aanrijding.

Controleer of er geen veiligheidsgordel of gesp van de veiligheidsgordel onder het kinderzitje zit; dat zou de stabiliteit van het zitje in gevaar kunnen brengen.

Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels of het tuigje van het kinderzitje, zelfs bij korte ritten, worden vastgemaakt waarbij de speling ten opzichte van het lichaam van het kind zoveel mogelijk moet worden beperkt .

Zorg er bij het bevestigen van het kinderzitje met de veiligheidsgordel voor dat de veiligheidsgordel correct tegen het kinderzitje is gespannen en dat de gordel het kinderzitje stevig op zijn plaats houdt. Schuif de passagiersstoel, wanneer deze versteld kan worden, indien nodig naar voren.

Laat bij de achterzitplaatsen altijd voldoende ruimte tussen de voorstoel en:

- het kinderzitje "met de rug in de rijrichting",

- de voeten van het kind in het kinderzitje

"met het gezicht in de rijrichting".

Schuif daartoe de voorstoel naar voren en zet de rugleuning ervan, indien nodig, meer rechtop.

Voor een optimale bevestiging van het kinderzitje met "het gezicht in de rijrichting" is het noodzakelijk dat de afstand tussen de rugleuning van het kinderzitje en de rugleuning van de stoel van de auto zo klein mogelijk is.

Voordat u een kinderzitje met rugleuning op een passagiersstoel plaatst, moet u de hoofdsteun van de desbetreffende passagiersstoel verwijderen.

Zorg ervoor dat de hoofdsteun goed is opgeborgen of vastgemaakt om te voorkomen dat de hoofdsteun bij plotseling remmen een gevaarlijk projectiel wordt.

Vergeet niet de hoofdsteun weer aan te brengen nadat u het kinderzitje weer hebt verwijderd.

Kinderen voorin

De regelgeving met betrekking tot het vervoer van kinderen op de voorpassagiersstoel verschilt per land. Houd u aan de regels die gelden in het land waar u zich bevindt.

Schakel de passagiersairbag vóór uit zodra een kinderzitje "met de rug in de rijrichting" op de voorpassagiersstoel wordt geplaatst.

Het kind kan anders bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.

Plaatsen van een zitverhoger

Het bovenste gedeelte van de veiligheidsgordel moet over de schouder van het kind liggen zonder de hals te raken.

Controleer of de heupgordel goed over de bovenbenen van het kind ligt.

CITROËN beveelt aan een zitverhoger met rugleuning te gebruiken voorzien van een gordelgeleider ter hoogte van de schouder.

Laat uit veiligheidsoverwegingen:

- geen kinderen zonder toezicht achter in een auto,

- nooit een kind of een dier in een auto achter wanneer alle ruiten gesloten zijn en de auto in de zon staat,

- de sleutels nooit binnen bereik van de kinderen achter in de auto.

Gebruik de kindersloten om te voorkomen dat de achterportieren per ongeluk geopend worden.

Zorg er voor dat de achterportierruiten niet verder dan voor 1/3 deel geopend worden.

Plaats zonneschermen om jonge kinderen tegen de zon te beschermen.

5

189

Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Veiligheid

Mechanisch kinderslot

Beide schuifdeuren zijn voorzien van een kinderslot om het openen van binnenuit te verhinderen.

Elektrische kinderbeveiliging

De elektrische kinderbeveiliging, die met de afstandsbediening kan worden ingeschakeld, voorkomt dat de deuren achter (schuifdeuren en achterdeuren of achterklep) van binnenuit worden geopend.

Uitschakelen

F Druk nogmaals bij ingeschakeld contact op deze knop.

Het verklikkerlampje van de knop gaat uit in combinatie met een melding die het uitschakelen bevestigt.

Het lampje blijft uit zolang de elektrische kinderbeveiliging is uitgeschakeld.

Vergrendelen

F Draai de knop op de zijkant van de schuifdeur omhoog.

Ontgrendelen

F Draai de rode knop op de zijkant van de schuifdeur omlaag.

Inschakelen

F Druk bij ingeschakeld contact op deze knop.

Het verklikkerlampje van de knop gaat branden in combinatie met een melding die het inschakelen bevestigt.

Het lampje blijft branden zolang de elektrische kinderbeveiliging is ingeschakeld.

Het blijft mogelijk de portieren van buitenaf te openen.

190

Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016

Veiligheid

Bij een zware aanrijding wordt de elektrische kinderbeveiliging automatisch uitgeschakeld.

Als het lampje een ander signaal geeft, wijst dit op een storing in de elektrische kinderbeveiliging.

Laat het systeem controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

Kinderbeveiliging van de ruitbediening achter

Met dit mechanische systeem kan het openen van de zijruit links en/of rechts achter worden voorkomen.

Dit systeem werkt onafhankelijk van de centrale vergrendeling; gebruik het nooit in plaats daarvan.

Rijd niet met geopende schuifdeuren.

Controleer bij het aanzetten van het contact altijd de stand van de kinderbeveiliging.

Neem vóór het verlaten van de auto altijd de sleutel uit het contact, zelfs voor korte periodes.

F Vergrendel/ontgrendel het systeem met de sleutel met afstandsbediening of de noodsleutel van het Keyless entry and start-systeem.

5

Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016

191

Rijden

Rijadviezen

Houd u altijd aan de verkeersregels en let onder alle omstandigheden goed op.

Richt uw aandacht op het verkeer en houd uw handen op het stuurwiel, zodat u snel kunt reageren op onverwachte situaties.

Las tijdens een lange rit om de twee uur een pauze in.

Rijd bij slecht weer defensief, rem eerder af en houd meer afstand tot uw voorligger.

Bent u genoodzaakt over een overstroomd weggedeelte te rijden, doe dan het volgende:

Rijden op een overstroomde weg

Probeer het rijden over overstroomde wegen zo veel mogelijk te vermijden, want het water kan de motor, versnellingsbak en het elektrische systeem van uw auto ernstig beschadigen.

- kijk of het water niet meer dan 15 cm diep is, houd daarbij rekening met golven die door andere weggebruikers kunnen worden veroorzaakt,

- schakel het Stop & Start-systeem uit,

- rijd zo langzaam mogelijk zonder de motor te laten afslaan. Rijd in elk geval niet sneller dan 10 km/h,

- zet de auto niet stil en zet de motor niet af.

Als u het overstroomde weggedeelte achter u hebt gelaten, rem dan, zodra de verkeerssituatie dat toelaat, meerdere keren licht af om de remschijven en remblokken te drogen.

Als u twijfels hebt over de staat van uw auto, neem dan contact op met het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Belangrijk!

Rijd nooit met aangetrokken handrem - kans op oververhitting en beschadiging van het remsysteem!

Kans op brand!

Het uitlaatsysteem van uw auto wordt erg warm en blijft ook na het afzetten van de motor nog enige tijd warm.

Parkeer daarom uw auto niet en zet uw auto niet met draaiende motor stil op een plaats waar brandbaar materiaal

(gras, afgevallen blad enz.) in contact kan komen met het uitlaatsysteem.

Laat de auto nooit onbewaakt met draaiende motor achter. Als u uw auto met draaiende motor moet verlaten, trek dan de parkeerrem aan en zet de versnellingsbak in de neutraalstand of in de stand N of P , afhankelijk van het type versnellingsbak.

192

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Voor een lange levensduur van uw auto en voor uw eigen veiligheid is het raadzaam om de volgende voorzorgsmaatregelen te nemen bij het gebruik van de auto:

Manoeuvreer voorzichtig en met lage snelheid

De afmetingen van deze auto, in de breedte, hoogte en lengte, verschillen sterk van een personenauto.

Daardoor zijn bepaalde obstakels lastig te zien.

Rijd langzaam tijdens het manoeuvreren.

Controleer alvorens te draaien of er zich halverwege de hoogte van de auto geen obstakels bevinden naast de auto.

Controleer alvorens achteruit te rijden met name of er zich geen hooggeplaatste obstakels bevinden achter de auto.

Wees erop bedacht dat bijvoorbeeld ladders de buitenmaten van de auto vergroten.

Laad de auto op de juiste wijze

Het gewicht van de lading en de auto mag niet hoger zijn dan het maximaal toegestane treingewicht.

Om te voorkomen dat de auto uit balans raakt, moet de lading gecentreerd worden en moet de zwaarste lading op de vloer vóór de achterwielen, worden geplaatst.

Vervoer geen zware voorwerpen op het imperiaal.

Ook mag de maximale belasting van de verankeringspunten van het imperiaal niet worden overschreden. Houd u aan de maximaal toegestane belasting zoals die door het CITROËN-netwerk is gecommuniceerd.

De lading moet stevig zijn vastgezet.

Niet goed vastgezette lading in de laadruimte kan het rijgedrag van de auto negatief beïnvloeden en vergroot zo de kans op een ongeval.

Als uw auto is voorzien van een laadbak, zorg er dan voor dat de lading niet hoger of breder is dan de auto zelf.

Rijd voorzichtig en efficiënt

Neem de bochten met lage snelheid.

Anticipeer op het remmen, want de remweg is langer, met name op nat of glad wegdek.

Wees bedacht op zijwind.

Door milieuvriendelijk te rijden kunt u liters brandstof besparen: accelereer geleidelijk, anticipeer op het remmen en pas uw snelheid aan de situatie aan.

Geef ruim van te voren richting aan zodat andere weggebruikers hierop kunnen anticiperen.

Ga zorgvuldig om met de auto

De banden moeten minimaal de op de sticker aangegeven spanning hebben; op lange ritten is het raadzaam de bandenspanning met 0,2 -

0,3 bar te verhogen.

Controleer voordat u een portier sluit of het portier ongehinderd kan worden gesloten en begeleid vervolgens het portier door het met een gematigde snelheid te sluiten.

6

193

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Bij het trekken van een aanhanger

Gewichtsverdeling

F Verdeel het gewicht in de caravan/ aanhanger gelijkmatig, plaats zware voorwerpen zo dicht mogelijk bij de as en houd u aan de toegestane kogeldruk.

Door een geringere luchtdichtheid nemen de prestaties van de motor af als men op grotere hoogte boven de zeespiegel komt.

Trek boven de 1000 m 10% van het maximale aanhangergewicht af en herhaal dit voor elke volgende 1000 m.

Koeling

Het trekken van een aanhanger op een helling veroorzaakt een hogere koelvloeistoftemperatuur.

De koelventilator wordt elektrisch bediend en is niet afhankelijk van het motortoerental.

F Pas uw snelheid aan om het toerental te beperken.

Het maximale aanhangergewicht is afhankelijk van het hellingspercentage en de buitentemperatuur.

Let in elk geval goed op de aanwijzing van de koelvloeistoftemperatuurmeter.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de gewichten .

Zijwind

F Houd er rekening mee dat de zijwindgevoeligheid van de auto groter is.

F Als het waarschuwingslampje van de koelvloeistoftemperatuur gaat branden in combinatie met het waarschuwingslampje STOP , stop dan zo snel mogelijk en zet de motor af.

Remmen

Het trekken van een aanhanger verlengt de remweg.

Vermijd langdurig gebruik van de remmen om te voorkomen dat de remmen oververhit raken. In dat geval is het raadzaam om op de motor af te remmen.

Banden

F Controleer de bandenspanning van de auto en de aanhanger en breng deze indien nodig op de juiste waarde.

Verlichting

F Controleer de verlichting van de aanhanger en de hoogteverstelling van de koplampen van uw auto.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de handmatige hoogteverstelling van de koplampen .

Als de buitentemperatuur hoog is, is het raadzaam de motor, als de auto stilstaat, 1 - 2 minuten stationair te laten draaien om de koeling te vergemakkelijken.

Om bij het gebruik van een originele

CITROËN-trekhaak het onnodig activeren van het geluidssignaal te voorkomen, wordt de parkeerhulp achter hierbij automatisch uitgeschakeld.

194

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Starten - afzetten van de motor, normale sleutel, sleutel met afstandsbediening

Contactslot Starten met de sleutel

De parkeerrem moet zijn aangetrokken.

1.

Stand .

2.

Stand .

3.

Stand .

F Als uw auto is uitgerust met een handgeschakelde versnellingsbak, zet dan de versnellingshendel in de neutraalstand en trap vervolgens het koppelingspedaal volledig in.

F Als uw auto is uitgerust met een elektronisch gestuurde versnellingsbak, zet dan de selectiehendel in de stand N en trap vervolgens het rempedaal stevig in.

6

F Als uw auto is uitgerust met een automatische transmissie, zet dan de selectiehendel in de stand P en trap vervolgens het rempedaal stevig in.

F Steek de sleutel in het contactslot.

Het systeem herkent de code van de startblokkering.

F Ontgrendel het stuurslot door gelijktijdig aan het stuurwiel en de sleutel te draaien.

In bepaalde gevallen moet u flink aan het stuurwiel draaien om de wielen vrij te krijgen (bijvoorbeeld als de wielen naar het trottoir zijn gestuurd).

195

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

F

Draai de sleutel in de stand 2 , Contact, om de motor te laten voorgloeien.

F Zet, zodra dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel is gedoofd, de sleutel in de stand 3 om de startmotor te activeren; geef daarbij geen gas. Laat de sleutel los zodra de motor is aangeslagen.

Het verklikkerlampje gaat niet branden als de motor al op bedrijfstemperatuur is. Neem afhankelijk van de weersomstandigheden de volgende voorschriften in acht:

- Laat bij gematigde temperaturen de motor niet stationair warmdraaien, maar rijd direct weg zonder de motor veel toeren te laten maken.

- Wacht onder winterse omstandigheden na het aanzetten van het contact met starten tot het verklikkerlampje voorgloeien uit is.

- Om de goede werking en de levensduur van de mechanische onderdelen van de motor en de versnellingsbak van uw auto te garanderen moet u bij zeer koud weer (temperaturen lager dan -23°C) de motor gedurende

4 minuten stationair laten draaien alvorens weg te rijden.

Laat de motor nooit stationair draaien in een slecht geventileerde, afgesloten ruimte: verbrandingsmotoren stoten giftige uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide. Kans op (dodelijke) vergiftiging.

Als de motor niet onmiddellijk aanslaat, zet dan het contact uit.

Wacht enige tijd alvorens opnieuw te starten. Als na enkele startpogingen de motor nog steeds niet is aangeslagen, probeer dan niet langer de motor te starten: de startmotor en de motor zouden beschadigd kunnen raken.

Neem contact op met het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

196

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Om te voorkomen dat de pedalen blijven hangen:

- gebruik uitsluitend matten die op de bevestigingen van de auto passen; het gebruik van deze bevestigingen is verplicht.

- gebruik nooit meer dan één mat per plaats.

Bij gebruik van niet door CITROËN goedgekeurde matten kan de bediening van de pedalen worden gehinderd en kan de werking van de snelheidsregelaar/-begrenzer negatief worden beïnvloed.

De door CITROËN goedgekeurde matten zijn voorzien van twee bevestigingen onder de stoel.

Afzetten met de sleutel

F Zet de auto stil.

F Draai de sleutel linksom in de stand 1 (Stop) .

F Verwijder de sleutel uit het contactslot.

F Draai om het stuurslot te vergrendelen aan het stuurwiel tot het blokkeert.

Zet de wielen voor het afzetten van de motor in de rechtuitstand om het ontgrendelen van het stuurslot te vergemakkelijken.

F Controleer of de parkeerrem goed is aangetrokken, zeker als de auto op een helling staat.

Zet het contact pas uit als de auto volledig stilstaat.

Rijden

Neem bij het verlaten van de auto de sleutel mee en vergrendel de portieren.

Verlaat om veiligheidsredenen

(kinderen in de auto) de auto nooit, zelfs niet voor een korte tijd, zonder de sleutel mee te nemen.

Bij het afzetten van de motor is de rembekrachtiging niet meer actief.

Hang geen zware voorwerpen aan de sleutel: dit kan namelijk storingen aan het contactslot veroorzaken.

6

Sleutel vergeten

Als de sleutel onbedoeld in de stand 2 (Contact) van het contactslot blijft staan, zal het contact na een uur automatisch worden afgezet.

Draai de sleutel in de stand 1 (Stop) en vervolgens opnieuw in de stand 2 (Contact) om het contact weer aan te zetten.

197

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Starten - afzetten van de motor,

"Keyless entry and start"

Starten

F Druk vervolgens op de knop " START/STOP ".

F Zorg ervoor dat de afstandsbediening zich in de auto bevindt, in de detectiezone.

F Als uw auto is uitgerust met een automatische transmissie, zet dan de selectiehendel in de stand P en houd vervolgens het rempedaal stevig ingetrapt.

Het stuurslot wordt ontgrendeld en de motor wordt bijna onmiddellijk gestart.

F Als uw auto is uitgerust met een handgeschakelde versnellingsbak, houd dan het pedaal volledig ingetrapt tot de motor is aangeslagen.

F Zet bij een auto met een elektronisch gestuurde versnellingsbak de selectiehendel in de stand N en trap vervolgens het rempedaal volledig in.

Bij temperaturen onder het vriespunt wordt bij auto's met een dieselmotor de motor pas na het doven van het verklikkerlampje

"Voorgloeien" gestart.

Als dit verklikkerlampje gaat branden nadat u op de knop "START/STOP" hebt gedrukt, moet u het rem- of het koppelingspedaal ingetrapt houden tot het verklikkerlampje dooft. Druk niet nogmaals op de knop "START/STOP" voordat de motor draait.

198

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

De afstandsbediening van het "Keyless entry and start"-systeem moet zich in de detectiezone bevinden.

Verlaat de auto nooit bij draaiende motor terwijl u de afstandsbediening op zak hebt.

Als de afstandsbediening zich buiten de detectiezone bevindt, wordt een melding weergegeven.

Om de motor te kunnen starten moet u ervoor zorgen dat de afstandsbediening zich binnen de zone bevindt.

Afzetten

F Zet de auto stil.

F Druk op de knop " START/

STOP " terwijl de afstandsbediening zich in de detectiezone bevindt.

De motor wordt afgezet en het stuurslot wordt vergrendeld.

Als aan een van de voorwaarden voor het starten niet wordt voldaan, wordt een melding op het display van het instrumentenpaneel weergegeven. In sommige gevallen moet het stuurwiel heen en weer worden bewogen terwijl de knop

"START/STOP" wordt ingedrukt om het stuurslot te ontgrendelen; u wordt hiervan via een melding op de hoogte gebracht.

Contact aanzetten

(zonder te starten)

Als de auto niet stilstaat, wordt de motor niet afgezet.

Om te voorkomen dat de pedalen blijven hangen:

- gebruik uitsluitend matten die op de bevestigingen van de auto passen; het gebruik van deze bevestigingen is verplicht.

- gebruik nooit meer dan één mat per plaats.

Bij gebruik van niet door CITROËN goedgekeurde matten kan de bediening van de pedalen worden gehinderd en kan de werking van de snelheidsregelaar/-begrenzer negatief worden beïnvloed.

De door CITROËN goedgekeurde matten zijn voorzien van twee bevestigingen onder de stoel.

Het contact kan worden aangezet door, terwijl de elektronische sleutel van het

Keyless entry and start-systeem zich in de auto bevindt, zonder pedalen in te trappen op de knop "START/STOP" te drukken.

U kunt dan ook de verschillende accessoires activeren (radio, verlichting, enz.).

F Druk op de knop "START/STOP": de verlichting en lampjes van het instrumentenpaneel gaan branden zonder dat de motor wordt gestart.

F Druk nogmaals op de knop om het contact af te zetten en de auto te kunnen vergrendelen.

6

Als het contact aanstaat, gaat het systeem na een bepaalde tijd automatisch over op de eco-mode om de laadtoestand van de accu op peil te houden.

199

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Noodprocedure voor het starten

Als de auto de elektronische sleutel niet herkent in het detectiegebied doordat de batterij van de afstandsbediening leeg is, kan de noodsleutellezer links achter het stuurwiel worden gebruikt om de auto te starten.

F Houd de afstandsbediening tegen de noodsleutellezer.

F Als uw auto is uitgerust met een handgeschakelde versnellingsbak, zet dan de versnellingshendel in de neutraalstand en trap vervolgens het koppelingspedaal volledig in.

F Als uw auto is uitgerust met een automatische transmissie, zet dan de selectiehendel in de stand P en trap vervolgens het rempedaal stevig in.

F Als uw auto is uitgerust met een elektronisch gestuurde versnellingsbak, zet dan de selectiehendel in de stand N en trap vervolgens het rempedaal stevig in.

F Druk vervolgens op de knop "START/

STOP".

De motor wordt gestart.

Als de afstandsbediening niet wordt herkend

Als de afstandsbediening zich niet meer in het detectiegebied bevindt als u een portier sluit of wanneer u (op een later moment) de motor wilt afzetten, wordt een melding weergegeven op het display van het instrumentenpaneel.

Geforceerd afzetten van de motor

Uitsluitend in noodgevallen en bij stilstaande auto kunt u de motor geforceerd afzetten.

F Houd de knop "START/STOP" ongeveer drie seconden ingedrukt als u de motor geforceerd wilt afzetten en neem vervolgens contact op met het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Doe dit door de knop "START/STOP" ongeveer drie seconden ingedrukt te houden.

In dat geval wordt het stuurslot ingeschakeld zodra de auto stilstaat.

200

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Diefstalbeveiliging

Elektronische startbeveiliging

In de sleutels is een chip aangebracht die over een geheime code beschikt. Om te kunnen starten, moet bij het aanzetten van het contact de code van de sleutel worden herkend door de startbeveiliging.

Deze elektronische startbeveiliging blokkeert het motormanagementsysteem zodra het contact wordt afgezet en voorkomt zo het starten van de motor bij een inbraak.

Bij een storing in het systeem wordt u gewaarschuwd door een melding op het display van het instrumentenpaneel.

De auto kan dan niet gestart worden. Raadpleeg indien nodig het CITROËN-netwerk.

Parkeerrem

Aantrekken

F Trap het rempedaal in en trek de hefboom van de parkeerrem aan om uw auto stil te zetten.

Vrijzetten (op vlakke ondergrond)

Omwille van de veiligheid en ter voorkoming van diefstal: laat nooit de elektronische sleutel in de auto achter, ook niet wanneer u in de buurt bent.

Het is raadzaam de sleutel bij u te houden.

F Trap het rempedaal in en trek de hefboom van de parkeerrem iets omhoog, druk de ontgrendelknop in en duw de hefboom geheel omlaag.

Als tijdens het rijden dit verklikkerlampje brandt in combinatie met een geluidssignaal en een melding, geeft dit aan dat de parkeerrem nog (iets) is aangetrokken.

Stuur bij het parkeren van de auto, zeker wanneer deze zwaar is beladen, op een helling de voorwielen in de richting van het trottoir en trek vervolgens de parkeerrem aan.

Schakel bij een auto met een handgeschakelde versnellingsbak een versnelling in en zet het contact uit.

Zet bij een auto met een automatische transmissie de selectiehendel in de stand P en zet het contact uit.

Zet bij een auto met een elektronisch gestuurde versnellingsbak de selectiehendel in de stand A en zet het contact uit.

6

Door het rempedaal in te trappen kan de handbediende parkeerrem gemakkelijker worden aangetrokken en vrijgezet.

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

201

Rijden

Hill Start Assist

Dit systeem houdt bij het wegrijden op een helling uw auto ongeveer 2 seconden op zijn plaats. In die tijd kunt u uw voet van het rempedaal naar het gaspedaal verplaatsen.

Het systeem is alleen actief:

- als de auto volledig stilstaat met het rempedaal ingedrukt,

- als het bestuurdersportier is gesloten.

De Hill Start Assist kan niet worden uitgeschakeld.

Verlaat de auto niet in de korte periode dat u de Hill Start Assist gebruikt.

Als u de auto moet verlaten terwijl de motor draait, trek de parkeerrem dan handmatig aan en controleer of het verklikkerlampje van de parkeerrem brandt.

Wanneer uw auto is uitgerust met een automatische transmissie en u met een zwaar beladen auto moet wegrijden op een steile helling (hellingopwaarts of - afwaarts), houd dan het rempedaal ingetrapt , selecteer de stand D , zet de parkeerrem vrij en laat vervolgens het rempedaal weer los.

Als de auto bergopwaarts stilstaat, wordt deze even op zijn plaats gehouden wanneer u het rempedaal loslaat:

Als de auto bergafwaarts stilstaat en de achteruitversnelling ingeschakeld is, wordt de auto even op zijn plaats gehouden wanneer u het rempedaal loslaat.

F Zet als uw auto is uitgerust met een handgeschakelde versnellingsbak de versnellingshendel in de 1e versnelling of in de neutraalstand.

F Zet als uw auto is uitgerust met een automatische transmissie de selectiehendel in de stand D , of in de stand M voor sequentieel schakelen.

F Zet als uw auto is uitgerust met een elektronisch gestuurde versnellingsbak de selectiehendel in de stand A of M .

Storing

Bij een storing in de Hill Start Assist gaan deze verklikkerlampjes branden en wordt een melding weergegeven. Raadpleeg zo snel mogelijk het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten controleren.

202

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Handgeschakelde

5-versnellingsbak

Inschakelen van de achteruitversnelling

Handgeschakelde 6-versnellingsbak

Inschakelen van de 5

e

of de

6

e

versnelling

Inschakelen van de achteruitversnelling

Rijden

F Trap het koppelingspedaal volledig in en zet de versnellingshendel in de neutraalstand.

F Beweeg de versnellingshendel naar rechts en vervolgens naar achteren.

Schakel de achteruitversnelling alleen in als de auto stilstaat en de motor stationair draait.

F Beweeg de versnellingshendel zo ver mogelijk naar rechts om de 5 e of de

6 e versnelling in te schakelen.

Als u dit niet doet, kan de versnellingsbak onherstelbaar beschadigd raken (door per ongeluk inschakelen van de 3 e of 4 e versnelling).

Voor uw veiligheid en om het starten van de motor te vergemakkelijken:

- zet de versnellingshendel altijd in de neutraalstand,

- trap het koppelingspedaal in.

F Trek de ring onder de pookknop omhoog en beweeg de versnellingshendel eerst naar links en dan naar voren.

Schakel de achteruitversnelling alleen in als de auto stilstaat en de motor stationair draait.

Voor uw veiligheid en om het starten van de motor te vergemakkelijken:

-

- zet de versnellingshendel altijd in de neutraalstand, trap het koppelingspedaal in.

6

203

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Opschakelindicator

Dit systeem adviseert de bestuurder op te schakelen om het brandstofverbruik te verminderen.

Afhankelijk van de rijomstandigheden en de uitrusting van uw auto kan het systeem u adviseren één of meer versnellingen op te schakelen.

U kunt deze aanwijzingen opvolgen zonder de tussenliggende versnellingen in te hoeven schakelen.

Bij bepaalde BlueHDi-dieseluitvoeringen met handgeschakelde versnellingsbak kan het systeem u onder bepaalde rijomstandigheden verzoeken om de versnellingsbak in de neutraalstand te zetten (weergave van de letter N op het instrumentenpaneel), om het tijdelijk afzetten van de motor mogelijk te maken

(STOP-fase van het Stop & Start-systeem).

Het is niet verplicht om de aanbevolen versnellingen ook daadwerkelijk in te schakelen.

De keuze van de optimale versnelling hangt namelijk altijd af van de situatie op de weg, de verkeersdrukte en de veiligheid.

De bestuurder moet derhalve altijd waakzaam blijven.

Voorbeeld:

- U rijdt in de derde versnelling.

- U trapt het gaspedaal in.

- Het systeem kan u adviseren een hogere versnelling in te schakelen.

De informatie wordt in de vorm van een pijl op het instrumentenpaneel weergegeven.

Bij auto's met een handgeschakelde versnellingsbak kan behalve de pijl ook het nummer van de aanbevolen versnelling worden weergegeven.

Het systeem past het schakeladvies aan de rijomstandigheden (helling, belading van de auto, ...) en de rijstijl van de bestuurder (veel vermogen nodig, accelereren, remmen, ...) aan.

Het systeem zal u nooit adviseren om:

- de eerste versnelling in te schakelen,

- de achteruitversnelling in te schakelen.

De functie kan niet worden uitgeschakeld.

204

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Automatische transmissie

Bij deze automatische transmissie met

6 versnellingen kunt u kiezen voor automatisch of handmatig schakelen.

Deze transmissie heeft dus twee gebruiksmogelijkheden:

- automatisch schakelen : het schakelen wordt elektronisch aangestuurd,

- handmatig schakelen : deze stand maakt het zelf schakelen met de selectiehendel mogelijk.

Selectiehendel

Bij het bedienen van de selectiehendel is het om veiligheidsredenen raadzaam om het rempedaal ingetrapt te houden.

Bij de automatische bediening blijft het altijd mogelijk om zelf te schakelen met behulp van de flippers aan de stuurkolom, bijvoorbeeld om even snel in te halen.

De stand N kunt u gebruiken in een file of bij het wassen van de auto in een automatische wasstraat.

Flippers aan de stuurkolom

P.

Parkeerstand.

F Houd het rempedaal ingetrapt en draai de selectiehendel in deze stand om de auto te parkeren of om de motor te kunnen starten.

R.

Achteruitversnelling.

F Draai de selectiehendel in deze stand.

N.

Neutraalstand.

F Draai de selectiehendel in deze stand om de motor te kunnen starten.

D.

Automatische werking.

F Draai de selectiehendel in deze stand.

M.

Handmatige bediening, waarbij de bestuurder zelf sequentieel kan schakelen.

F Druk met de selectiehendel in de stand D op deze toets of schakel met de flippers aan de stuurkolom.

F Trek de rechter flipper " + " naar u toe om op te schakelen.

F Trek de linker flipper " " naar u toe om terug te schakelen.

6

Met de flippers is het niet mogelijk de neutraalstand en de achteruitversnelling in te schakelen of uit de achteruitversnelling te schakelen.

205

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Weergave op het instrumentenpaneel Wegrijden

P.

R .

N.

D.

Wanneer u de stand van de selectiehendel verandert of op de toets M drukt, verschijnt het desbetreffende pictogram op het instrumentenpaneel.

Parking (parkeerstand)

Reverse (achteruitversnelling)

Neutral (neutraalstand)

Drive (automatisch schakelen)

M.

Manual

1 - 6.

Ingeschakelde versnelling

Ongeldige waarde

F Als op het instrumentenpaneel de melding " Trap het rempedaal in " wordt weergegeven, moet u het rempedaal volledig intrappen.

F Trap het rempedaal in en selecteer de stand P .

F Start de motor.

Als niet aan de bovenstaande voorwaarden wordt voldaan, klinkt een geluidssignaal en verschijnt een melding op het display van het instrumentenpaneel.

F Zet de parkeerrem vrij.

F Selecteer de stand R , N of D .

Wanneer u met een zwaar beladen auto moet wegrijden op een steile helling, houd dan het rempedaal ingetrapt , selecteer de stand D , zet de parkeerrem vrij en laat vervolgens het rempedaal weer los.

F Laat het rempedaal geleidelijk los.

De auto begint te rijden.

206

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Als de aanduiding P wordt weergegeven op het instrumentenpaneel terwijl de selectiehendel in een andere stand staat, dient u de selectiehendel in de stand P te zetten om te kunnen starten.

Als tijdens het rijden per ongeluk de stand N wordt geselecteerd, laat het motortoerental dan zakken tot stationair toerental, zet de selectiehendel in de stand D en trap het gaspedaal weer in.

Als de motor stationair draait, het rempedaal is losgelaten en de stand R ,

D of M is geselecteerd, zet de auto zich zelfs al in beweging als het gaspedaal niet is ingetrapt.

Laat daarom geen kinderen alleen in de auto achter.

Verlaat om veiligheidsredenen de auto nooit, zelfs niet voor een korte tijd, zonder de sleutel of afstandsbediening mee te nemen.

Trek de parkeerrem aan en selecteer de stand P indien er onderhoudswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd bij draaiende motor.

Rijden

Automatisch schakelprogramma

F Selecteer de stand D om automatisch te laten schakelen tussen de zes versnellingen.

De versnellingsbak werkt dan in de autoadaptieve stand, zonder dat u zelf hoeft te schakelen. De versnellingsbak kiest voortdurend de meest geschikte versnelling, afhankelijk van de rijstijl, het profiel van de weg en de belading van de auto.

Voor een maximale acceleratie zonder de stand van de selectiehendel te wijzigen, moet het gaspedaal volledig worden ingetrapt (kickdown). De versnellingsbak schakelt automatisch terug of handhaaft de ingeschakelde versnelling totdat de motor het maximumtoerental bereikt.

Bij het remmen schakelt de versnellingsbak automatisch terug om sterker op de motor af te remmen.

Om de veiligheid te verbeteren schakelt de versnellingbak niet naar een hogere versnelling als u het gaspedaal plotseling loslaat.

Zet de selectiehendel nooit in de stand N als de auto rijdt.

Zet de selectiehendel nooit in de stand P of R als de auto niet volledig stilstaat.

Handmatig schakelen

U kunt tijdelijk het schakelen van de transmissie overnemen met de flippers " + " en " " aan de stuurkolom. Als het motortoerental het toelaat, kunt u op deze manier op- of terugschakelen.

Met deze functie kunt u anticiperen op bepaalde rijsituaties, zoals het inhalen van een voorligger of het naderen van een bocht.

Als de flippers enige tijd niet meer zijn gebruikt, gaat de transmissie weer over op de automatische stand.

Kruipfunctie (rijden zonder gasgeven)

Dankzij deze functie verloopt het rijden op lage snelheid soepeler (inparkeren, filerijden, ...).

Als de motor draait, de parkeerrem is vrijgezet en de stand D , M of R is geselecteerd, zet de auto zich langzaam in beweging zodra u het rempedaal loslaat (zelfs zonder dat u het gaspedaal bedient).

Verlaat om veiligheidsredenen

(kinderen in de auto) de auto nooit bij draaiende motor.

6

207

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Handmatig schakelen

F Zet de selectiehendel in de stand D en druk op de toets M om sequentieel te schakelen in de zes versnellingen.

Het lampje van de toets gaat branden.

Op het instrumentenpaneel verschijnt de aanduiding M en verschijnen achtereenvolgens de ingeschakelde versnellingen.

F U kunt op elk moment terugkeren naar automatisch schakelen door nogmaals op de toets M te drukken.

Het lampje van de toets gaat dan weer uit.

In een steile en/of lange afdaling is het om de remmen te ontzien raadzaam om af te remmen op de motor (schakel terug of blijf in een lage versnelling rijden).

Voortdurend remmen kan leiden tot oververhitting van de remmen waardoor het remsysteem beschadigd of buiten werking kan raken.

Rem alleen als dit noodzakelijk is om snelheid te minderen of te stoppen.

Bij handmatig schakelen is het niet noodzakelijk om bij het schakelen het gaspedaal los te laten.

Het schakelen naar een andere versnelling kan alleen als de snelheid van de auto en het toerental van de motor dit toestaan.

Op wegen met steile hellingen

(bijvoorbeeld een bergweg) is het raadzaam handmatig te schakelen.

Het automatische schakelprogramma werkt onder zulke omstandigheden niet optimaal en biedt geen mogelijkheid om op de motor af te remmen.

Als het motortoerental te laag of te hoog is, knippert de geselecteerde versnelling enkele seconden en vervolgens wordt de werkelijk ingeschakelde versnelling weergegeven.

Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest de automatische transmissie automatisch de stand M1 .

Onjuiste waarde bij handmatige bediening

Dit symbool verschijnt als een versnelling niet goed is ingeschakeld

(de selectiehendel bevindt zich tussen twee standen in).

F Zet de selectiehendel "goed" in de gewenste stand.

F Bedien de flipper " + " of " " aan de stuurkolom.

208

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Parkeren van de auto

Wanneer de auto zwaar beladen is en u deze op een steile helling parkeert, houd dan het rempedaal ingetrapt , selecteer de stand P , trek de parkeerrem aan en laat vervolgens het rempedaal weer los.

Controleer voordat u uitstapt altijd of de selectiehendel in de stand P staat.

Selecteer voordat u de motor afzet de stand P en trek vervolgens de parkeerrem aan om de auto te blokkeren.

Storing

U kunt bij het selecteren van de stand P een zwaar punt voelen.

Als de selectiehendel niet in de stand P staat, klinkt bij het openen van het bestuurdersportier of na ongeveer

45 seconden een geluidssignaal en verschijnt een melding op het display.

F Zet de selectiehendel in de stand P ; het geluidssignaal stopt en de melding verdwijnt.

Bij aangezet contact wordt een melding op het display van het instrumentenpaneel weergegeven die duidt op een storing in de transmissie.

In dit geval werkt de transmissie met een noodprogramma en blijft de 3e versnelling ingeschakeld. U kunt dan een hevige schok waarnemen bij het selecteren van R vanuit de stand P , of R vanuit de stand N . Dit is niet gevaarlijk voor de transmissie.

Rijd niet harder dan 100 km/h (afhankelijk van de geldende snelheidslimiet).

Laat het systeem controleren door het

CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

Rijden

De automatische transmissie kan beschadigd raken:

- als u het gaspedaal en het rempedaal gelijktijdig intrapt

(bedien deze pedalen uitsluitend met uw rechtervoet),

- als u, indien de accu geen stroom levert, de selectiehendel vanuit de stand P geforceerd naar een andere stand schakelt.

Zet, om het brandstofverbruik tijdens langdurig stilstaan met draaiende motor

(file...) te beperken, de selectiehendel in de stand N en trek de parkeerrem aan.

6

209

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Elektronisch gestuurde versnellingsbak

Selectiehendel

Bij deze elektronisch gestuurde versnellingsbak kunt u kiezen tussen het comfort van de automatische bediening en handmatig schakelen.

Deze transmissie heeft twee gebruiksmogelijkheden:

- automatische bediening, waarbij het op- en terugschakelen volledig automatisch wordt geregeld, zonder dat de bestuurder iets hoeft te doen,

- handmatige bediening, waarbij de bestuurder zelf sequentieel kan schakelen met de flippers aan het stuurwiel.

Tijdens de automatische bediening kunt u op elk gewenst moment tijdelijk zelf schakelen.

R.

Achteruit.

F Draai de selectiehendel in deze stand.

N.

Neutraalstand.

F Houd het rempedaal ingetrapt en draai de selectiehendel in deze stand om te kunnen starten.

A.

Automatische bediening.

F Draai de selectiehendel in deze stand.

M.

Handmatige bediening om sequentieel te schakelen.

F Draai de selectiehendel in deze stand en schakel vervolgens met behulp van de flippers aan de stuurkolom.

Bij het bedienen van de selectiehendel is het om veiligheidsredenen raadzaam om het rempedaal ingetrapt te houden.

Flippers aan de stuurkolom

F Trek de rechter flipper " + " naar u toe om op te schakelen.

F Trek de linker flipper " " naar u toe om terug te schakelen.

Het is niet mogelijk om de neutraalstand of de achteruitversnelling met behulp van de flippers te selecteren.

210

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Weergave op het instrumentenpaneel

Wanneer u de stand van de selectiehendel verandert, verschijnt het desbetreffende pictogram op het instrumentenpaneel.

R.

Reverse (achteruitversnelling)

N.

Neutral (neutraalstand)

AUTO of A.

Automatische bediening

M.

Manual (handmatige bediening)

1 - 6.

Ingeschakelde versnelling

Ongeldige waarde

Starten van de auto

F Selecteer de stand N .

F Houd het rempedaal ingetrapt.

F Start de motor.

Op het display van het instrumentenpaneel verschijnt de aanduiding N .

Als de motor niet kan worden gestart:

Als de aanduiding N op het display knippert in combinatie met een geluidssignaal en een melding, verplaats de selectiehendel dan naar de stand A en zet hem vervolgens in de stand N .

Als op het instrumentenpaneel het pictogram Voet op het rempedaal brandt in combinatie met een geluidssignaal en de melding "Voet op rempedaal", houd het rempedaal dan steviger ingetrapt.

F Selecteer de automatische bediening

(stand A ), de handmatige bediening

(stand M ) of de achteruitversnelling

(stand R ).

F Zet de parkeerrem vrij.

F Laat het rempedaal geleidelijk los, de auto zet zich direct in beweging.

Rijden

Automatisch schakelprogramma

F Selecteer bij draaiende motor de stand A om het automatische schakelprogramma in te schakelen.

Op het instrumentenpaneel worden de aanduiding AUTO en de ingeschakelde versnelling weergegeven.

De versnellingsbak werkt automatisch, zonder dat u zelf hoeft te schakelen. De versnellingsbak kiest voortdurend de meest geschikte versnelling, afhankelijk van de volgende parameters:

- rijstijl.

- profiel van de weg.

6

Trap om krachtig te accelereren

(bijvoorbeeld voor een inhaalmanoeuvre) het gaspedaal met kracht in, tot voorbij het zware punt.

211

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Zelf schakelen (tijdelijk)

Handmatig schakelen

Het is niet noodzakelijk om bij het schakelen het gaspedaal los te laten.

Bij het remmen of het verminderen van de snelheid schakelt de versnellingsbak automatisch terug, zodat de juiste versnelling is geselecteerd op het moment dat u het gaspedaal weer intrapt.

U kunt tijdelijk zelf schakelen met de flippers " + " en " ". Als het motortoerental het toestaat, wordt de gevraagde versnelling ingeschakeld.

Met deze functie kunt u anticiperen op bepaalde rijsituaties, zoals het inhalen van een auto of een bocht in de weg.

Als de flippers enige tijd niet meer gebruikt worden, gaat de versnellingsbak weer over op de automatische stand.

F Selecteer bij draaiende motor de stand M om handmatig te schakelen.

F Bedien de flipper " + " of " " aan de stuurkolom.

De aanduiding AUTO verdwijnt en de ingeschakelde versnellingen worden achtereenvolgens op het instrumentenpaneel weergegeven.

Het schakelen naar een andere versnelling kan alleen als de snelheid van de auto en het toerental van de motor dit toestaan, anders wordt er tijdelijk overgegaan op de automatische bediening.

212

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Bij krachtig accelereren wordt de hoogste versnelling niet ingeschakeld als de bestuurder de flippers achter het stuur niet bedient.

Selecteer de neutraalstand N nooit tijdens het rijden.

Zet de selectiehendel alleen in de stand R (achteruit) als de auto volledig stilstaat en het rempedaal is ingetrapt.

Rijden

Storing Achteruitversnelling

Selecteer de achteruitversnelling (stand R ) uitsluitend als de auto volledig stilstaat en de voet op het rempedaal wordt gehouden.

Stilzetten van de auto

F Selecteer de stand R .

Bij het inschakelen van de achteruitversnelling klinkt een geluidssignaal.

Voordat u de motor afzet, kunt u:

- de selectiehendel in de stand N zetten om de neutraalstand te selecteren, of

- een versnelling ingeschakeld laten. In dat geval kan de auto niet worden verplaatst.

Trek in beide gevallen altijd de parkeerrem aan om de auto volledig stil te zetten.

Als op lage snelheid de achteruitversnelling wordt ingeschakeld, knippert het lampje N en wordt automatisch de neutraalstand ingeschakeld. Houd het rempedaal ingetrapt en zet de selectiehendel in de stand N en vervolgens weer in de stand R om de achteruitversnelling in te schakelen.

Selecteer wanneer u de auto met draaiende motor stilzet altijd de neutraalstand N .

Controleer voordat u werkzaamheden onder de motorkap uitvoert altijd of de selectiehendel in de neutraalstand staat en de parkeerrem is aangetrokken.

N

Als de aanduiding A of AUTO bij het aanzetten van het contact gaat knipperen, in combinatie met een geluidssignaal en een melding, duidt dit op een storing in de versnellingsbak.

Laat dit zo snel mogelijk controleren door het CITROËNnetwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

Houd bij het starten van de motor altijd het rempedaal ingetrapt.

Trek bij het parkeren de parkeerrem altijd aan om de auto volledig te blokkeren.

6

213

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Stop & Start

Het Stop & Start-systeem zet de motor tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood licht, opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch gestart (START-stand) als u weer weg wilt rijden. Het starten gebeurt direct, snel en stil.

Het Stop & Start-systeem is perfect afgestemd op stadsgebruik en zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke stoffen en een aangename rust in het interieur tijdens het wachten.

Overgang naar de

STOP-stand

Stop & Start-teller

Bij auto's met een handgeschakelde versnellingsbak : wanneer de wagensnelheid lager is dan 20 km/h of de auto stilstaat (afhankelijk van de motor), gaat het verklikkerlampje "ECO" op het instrumentenpaneel branden en wordt de motor automatisch afgezet als de versnellingsbak in de neutraalstand wordt gezet en het koppelingspedaal wordt losgelaten.

(minuten/seconden of uren/minuten)

Als uw auto is uitgerust met het Stop & Start-systeem, registreert een teller hoelang de

STOP-stand tijdens een traject is geactiveerd.

De teller wordt elke keer als u het contact aanzet weer op nul gezet.

Bij auto's met een transmissie automatische

: wanneer de auto stilstaat, gaat het verklikkerlampje "ECO" op het instrumentenpaneel branden en wordt de motor automatisch afgezet als u het rempedaal intrapt of de selectiehendel in de stand N zet.

Het systeem werkt de eerste

10 seconden na het inschakelen van de achteruitversnelling niet.

Tijdens de werking van het Stop &

Start-systeem blijven alle andere componenten zoals de remmen en de stuurbekrachtiging normaal functioneren.

Nadat de auto tot stilstand is gekomen, kan het een ogenblik duren voordat de motor wordt afgezet.

Bij auto's met een elektronisch gestuurde versnellingsbak : wanneer de wagensnelheid lager is dan 8 km/h, gaat het verklikkerlampje

"ECO" op het instrumentenpaneel branden en wordt de motor automatisch afgezet als het rempedaal wordt ingetrapt of de selectiehendel in de stand N wordt gezet.

Tank nooit als de motor door het Stop &

Start-systeem in de STOP-stand is gezet. Zet in dat geval altijd het contact af.

214

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Bijzonderheden: STOP-stand niet beschikbaar

De STOP-stand wordt niet geactiveerd onder bepaalde bijzondere omstandigheden (met betrekking tot bijvoorbeeld de laadtoestand van de accu, de koelvloeistoftemperatuur, de werking van de rembekrachtiging of de buitentemperatuur) en in de volgende gevallen:

- de auto bevindt zich op een steile helling

(bergopwaarts of bergafwaarts),

- het bestuurderportier is geopend,

- een schuifdeur is geopend,

- de veiligheidsgordel van de bestuurder is losgemaakt,

- de auto heeft sinds de laatste start door de bestuurder niet sneller dan 10 km/h gereden,

- de elektrische parkeerrem wordt/is aangetrokken,

- de klimaatregeling in het interieur laat het niet toe,

- de voorruitontwaseming is ingeschakeld.

In dit geval knippert het verklikkerlampje "ECO" een paar seconden, waarna het uitgaat.

Deze werking van het systeem is volkomen normaal.

Overgang naar de

START-stand

Bij een auto met een handgeschakelde versnellingsbak dooft het verklikkerlampje

" ECO " op het instrumentenpaneel en wordt de motor automatisch opnieuw gestart als u het koppelingspedaal volledig intrapt.

Bij een auto met een automatische transmissie dooft het verklikkerlampje " ECO " op het instrumentenpaneel en wordt de motor automatisch opnieuw gestart als:

- u het rempedaal loslaat terwijl de selectiehendel in de stand D of M staat,

- u, met de selectiehendel in de stand N en het rempedaal niet ingetrapt, de selectiehendel in de stand D of M zet,

- u de achteruitversnelling inschakelt.

Bij een auto met een elektronisch gestuurde versnellingsbak dooft het verklikkerlampje " ECO " op het instrumentenpaneel en wordt de motor automatisch opnieuw gestart als:

- u het rempedaal loslaat terwijl de selectiehendel in de stand A of M staat,

- u, met de selectiehendel in de stand N en het rempedaal niet ingetrapt, de selectiehendel in de stand A of M zet,

- u de achteruitversnelling inschakelt.

Bijzonderheden: automatisch activeren van de START-stand

De START-stand wordt automatisch geactiveerd onder bepaalde bijzondere omstandigheden (met betrekking tot bijvoorbeeld de laadtoestand van de accu, de koelvloeistoftemperatuur, de werking van de rembekrachtiging of de regeling van de airconditioning) en in de volgende gevallen:

- het bestuurderportier wordt geopend,

- een schuifdeur wordt geopend,

- de veiligheidsgordel van de bestuurder wordt losgemaakt,

- de snelheid van de auto hoger is dan

25 km/h of 3 km/h (afhankelijk van de motoruitvoering) bij een handgeschakelde versnellingsbak,

- de snelheid van de auto hoger is dan

3 km/h bij een automatische transmissie.

Het verklikkerlampje "ECO" knippert een paar seconden en gaat dan uit.

Deze werking van het systeem is volkomen normaal.

6

215

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Uitschakelen / inschakelen

Met autoradio

Met touchscreen

Open het menu Rijden en activeer/deactiveer

" Stop and Start-systeem ".

Als u het systeem uitschakelt terwijl de motor in de STOP-stand staat, wordt de motor onmiddellijk opnieuw gestart.

Het systeem wordt automatisch weer ingeschakeld zodra u de motor opnieuw start.

Uitschakelen van het systeem:

F Druk op deze knop: het lampje ervan gaat branden, het systeem is uitgeschakeld.

Inschakelen van het systeem:

F Druk op deze knop: het lampje ervan dooft, het systeem is ingeschakeld.

Openen van de motorkap

Schakel omwille van uw veiligheid het

Stop & Start-systeem altijd uit alvorens werkzaamheden onder de motorkap uit te voeren om verwondingen als gevolg van het automatisch inschakelen van de

START-stand te voorkomen.

Rijden op een overstroomde weg

Schakel het Stop & Start-systeem uit wanneer u over een overstroomde weg moet rijden.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer rijadviezen , met name over het rijden op overstroomde wegen.

216

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Storing

Afhankelijk van de uitvoering van uw auto:

Bij een storing in het systeem gaat dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel knipperen.

Het lampje van deze knop knippert en er wordt een melding weergegeven in combinatie met een geluidssignaal.

Laat het systeem controleren door het

CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

Als er in de STOP-stand een storing zou optreden, kan het zijn dat de motor niet meer wil aanslaan of direct afslaat.

Alle verklikkerlampjes gaan branden.

Afhankelijk van de uitvoering kan er daarnaast een waarschuwingsmelding verschijnen, waarbij verzocht wordt om de selectiehendel in de stand N te zetten en opnieuw het rempedaal in te trappen.

U moet, bij stilstaande auto, het contact uitzetten en de motor opnieuw starten.

Het Stop & Start-systeem maakt gebruik van een speciale 12V-accu.

Laat werkzaamheden aan dit type accu uitsluitend uitvoeren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de 12V-accu .

6

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

217

Rijden

Head-up display

Systeem dat bepaalde informatie op een getint scherm projecteert, in het directe gezichtsveld van de bestuurder zodat deze zijn ogen niet van de weg hoeft af te wenden.

Informatie op het head-up display

Schakelaars

1.

Aan.

2.

Uit (lang indrukken).

3.

Regeling lichtsterkte.

4.

Hoogteverstelling weergave.

Inschakelen/uitschakelen

Als het head-up display is ingeschakeld, geeft het de volgende informatie weer:

A.

De snelheid van uw auto.

B.

De informatie van de snelheidsregelaar/begrenzer.

C.

Indien uw auto met deze systemen is uitgerust: informatie van de Distance Alert, het automatisch noodremsysteem en het navigatiesysteem.

D.

Indien uw auto met dit systeem is uitgerust: informatie van de snelheidsbegrenzer.

218

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Raadpleeg voor meer informatie over het navigatiesysteem de rubriek

" Audio en datacommunicatie ".

F Druk bij draaiende motor op de toets 1 om het systeem in te schakelen en het scherm uit te klappen.

F Houd de toets 2 ingedrukt om het systeem uit te schakelen en het scherm in te klappen.

De ingeschakelde/uitgeschakelde status van het head-up display blijft behouden als de motor opnieuw wordt gestart.

Hoogteverstelling Regelen van de lichtsterkte

Rijden

Het is raadzaam de toetsen uitsluitend bij stilstaande auto te bedienen.

Leg nooit voorwerpen rondom het scherm (of in de uitsparing) zodat het uitklappen en de goede werking van het scherm niet verhinderd worden.

F Stel het display bij draaiende motor op de gewenste hoogte af met de toetsen 4 :

- omhoog om het display hoger af te stellen,

- omlaag om het display lager af te stellen.

F Stel bij draaiende motor de lichtsterkte van het display in met de toetsen 3 :

- "zon" om de lichtsterkte te verhogen,

- "maan" om de lichtsterkte te verlagen.

Bij bepaalde weersomstandigheden

(regen en/of sneeuw, zeer zonnig weer, ...) kan de informatie op het head-up display tijdelijk minder goed leesbaar zijn.

Sommige zonnebrillen kunnen het lezen van de informatie hinderen.

Gebruik een schone en zachte doek

(bijvoorbeeld een brillendoekje of microvezeldoekje) om het projectiescherm te reinigen. Gebruik nooit een droge doek, een schuurspons, of een schoonmaak- of oplosmiddel om te voorkomen dat er krassen ontstaan op het scherm of de anti-reflecterende laag beschadigd raakt.

6

Dit systeem werkt bij draaiende motor en de instellingen worden opgeslagen bij het afzetten van het contact.

219

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Snelheden opslaan

Met behulp van deze functie kunt u snelheden opslaan die u vervolgens kunt gebruiken voor de configuratie van de twee functies snelheidsbegrenzer

(maximumsnelheid) en snelheidsregelaar

(kruissnelheid).

U kunt voor beide functies zes snelheden opslaan in het geheugen van het systeem.

F Selecteer de functie waarvoor u nieuwe snelheden wilt opslaan:

● snelheidsbegrenzer of

● snelheidsregelaar.

Programmeren

U kunt de snelheden programmeren via het touchscreen.

F Selecteer in het menu Rijden de optie

" Instellen snelheidslimieten ".

Voer deze handelingen omwille van de veiligheid alleen uit als de auto stilstaat.

F Druk op de toets van de snelheid die u wilt wijzigen.

F Voer de nieuwe waarde in met de nummertoetsen en bevestig.

F Bevestig om de wijzigingen op te slaan en sluit het menu af.

220

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

MEM

U kunt de opgeslagen snelheden weergeven door op deze toets te drukken.

Snelheidslimietherkenning

Werkingsprincipes

Afhankelijk van de uitvoering gebruikt het systeem de informatie over snelheidslimieten afkomstig van de kaartgegevens van het navigatiesysteem.

Dit systeem geeft de door de camera gedetecteerde toegestane maximumsnelheid weer op het instrumentenpaneel.

Specifieke snelheidslimieten, bijvoorbeeld die voor vrachtwagens, worden niet weergegeven.

De op het instrumentenpaneel weergegeven snelheidslimiet wordt bijgewerkt als u een bord met een snelheidslimiet bestemd voor personenauto's en lichte bedrijfswagens passeert.

De eenheid van de weergegeven snelheidslimiet (km/h of mph) is afhankelijk van het land waar u zich bevindt.

Houd hier rekening mee als u zich aan de toegestane maximumsnelheid wilt houden.

Als u in een ander land rijdt, werkt het systeem alleen correct als de eenheid van de snelheid op het instrumentenpaneel overeenkomt met de eenheid voor de snelheid die in dat land wordt gebruikt.

Afhankelijk van de uitvoering detecteert dit systeem met behulp van een boven aan de voorruit geplaatste camera de borden met snelheidslimieten en leest het de informatie op deze borden.

Afhankelijk van de uitvoering gebruikt dit systeem de informatie van de camera en van de kaartgegevens van het navigatiesysteem.

Rijden

De automatische snelheidslimietherkenning is een rijhulpsysteem. Het systeem geeft niet altijd de juiste snelheidslimiet aan.

De op de borden langs of boven de weg weergegeven snelheidslimieten gaan altijd voor de door het systeem weergegeven snelheden.

Ondanks de aanwezigheid van dit systeem moet de bestuurder altijd alert blijven.

De bestuurder moet zich aan de verkeersregels houden en zijn snelheid altijd aanpassen aan de weersomstandigheden en de verkeerssituatie.

Als het systeem niet binnen een vooraf bepaalde tijdsduur een bord met een snelheidslimiet detecteert, wordt mogelijk geen snelheid weergegeven.

Het systeem is ontwikkeld om borden te detecteren die voldoen aan de eisen van het

Verdrag van Wenen inzake verkeerstekens.

6

Om de goede werking van het systeem te garanderen is het raadzaam het gedeelte van de voorruit vóór de camera regelmatig te reinigen.

Om er zeker van te zijn dat de informatie over snelheidslimieten afkomstig van het navigatiesysteem adequaat is, dienen de kaartgegevens geregeld te worden geüpdatet.

221

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Weergave op het instrumentenpaneel Weergave van de snelheid Inschakelen/uitschakelen

Deze functie kan worden in- en uitgeschakeld via het configuratiemenu van de auto.

Het systeem is ingeschakeld maar ontvangt geen informatie over de snelheidslimiet.

Met autoradio

Weergave op het head-up display

Open het menu " Persoonlijke instelling - configuratie " en activeer/deactiveer

" Snelheidsadviezen ".

Zodra er informatie over de snelheidslimiet wordt ontvangen, geeft het systeem de waarde weer.

Met touchscreen

De bestuurder kan, als hij dat wil, zijn snelheid aanpassen op basis van de door het systeem geleverde gegevens.

Open het configuratiemenu van de auto en activeer/deactiveer " Weergave van de adviessnelheid.

".

1.

Weergave van de snelheidslimiet.

222

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Grenzen van het systeem

De regelgeving met betrekking tot snelheidslimieten verschilt per land.

Het systeem houdt geen rekening met lagere snelheidslimieten die in de volgende gevallen van kracht kunnen zijn:

- slecht weer (regen, sneeuw),

- luchtvervuiling,

- trekken van een aanhangwagen of caravan,

- rijden met sneeuwkettingen,

- rijden met een band die met een bandenreparatieset is gerepareerd,

- beginnende bestuurders,

Het systeem werkt in de volgende situaties mogelijk niet of minder goed:

- slecht zicht (onvoldoende verlichting van de weg, sneeuwval, regen, mist),

- gedeelte van de voorruit vóór de camera is vuil, beslagen, berijpt, beschadigd of bedekt met een sticker,

- storing van de camera,

- verouderde of onjuiste kaartgegevens,

- afgeschermde of onleesbare borden (door andere voertuigen, vegetatie, sneeuw),

- snelheidslimietborden die niet aan de norm voldoen, of die beschadigd of vervormd zijn.

Opslaan van de snelheidslimiet als ingestelde snelheid

Deze geheugenfunctie vormt een aanvulling op de weergave van de

Snelheidslimietherkenning .

Stuurkolomschakelaars

De bestuurder kan ervoor kiezen de ingestelde snelheid af te stemmen op de door de snelheidslimietherkenning aangegeven snelheidslimiet door op de knop voor het opslaan van de schakelaar van de snelheidsbegrenzer of de adaptieve snelheidsregelaar te drukken.

Deze snelheid vervangt dan de ingestelde snelheid voor de snelheidsbegrenzer en/of de snelheidsregelaar.

1.

Selecteren van de snelheidsbegrenzer/ snelheidsregelaar.

2.

Opslaan van de ingestelde snelheid.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de snelheidsbegrenzer , de snelheidsregelaar of de adaptieve snelheidsregelaar .

6

Zorg dat het gedeelte van de voorruit voor de camera regelmatig wordt gereinigd.

223

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Weergave op het instrumentenpaneel Opslaan

F Als de snelheidsbegrenzer/ snelheidsregelaar wordt ingeschakeld, worden de desbetreffende gegevens weergegeven.

MEM

F Druk op deze knop om deze nieuwe ingestelde snelheid te bevestigen.

Weergave op het head-up display

Als een verkeersbord wordt gedetecteerd, geeft het systeem de snelheidslimiet weer. U kunt dan deze snelheid als ingestelde snelheid opslaan.

De letters " MEM " knipperen enkele seconden op het display.

3.

Weergave van de snelheidslimiet.

4.

Verzoek om opslaan van de snelheid.

5.

Huidige ingestelde snelheid.

224

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

MEM

F Druk op deze knop om de voorgestelde snelheidslimiet weer te geven.

Snelheidsbegrenzer ("LIMIT")

De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de auto de door de bestuurder ingestelde maximumsnelheid overschrijdt.

Als de ingestelde maximumsnelheid is bereikt, heeft het dieper intrappen van het gaspedaal geen effect.

Bediening op het stuurwiel

De ingestelde maximumsnelheid blijft na het afzetten van het contact opgeslagen in het geheugen.

Rijden

Weergave op het instrumentenpaneel

Bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer moet de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht nemen en zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen.

GAP

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over deze toets en de adaptieve snelheidsregelaar .

MEM

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het opslaan van snelheden .

1.

Selecteren van de snelheidsbegrenzer.

2.

Verlagen van de ingestelde snelheid.

3.

Verhogen van de ingestelde snelheid.

4.

Inschakelen/onderbreken van de snelheidsbegrenzing.

5.

Weergeven van de lijst van opgeslagen snelheden of opslaan van de door de snelheidslimietherkenning weergegeven snelheidslimiet.

Head-up display

6

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de snelheidslimietherkenning en in het bijzonder het opslaan van de weergegeven snelheidslimiet.

6.

Snelheidsbegrenzer ingeschakeld/ onderbroken.

7.

Snelheidsbegrenzer geselecteerd.

8.

Ingestelde snelheid.

225

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Inschakelen / Pause

Om de snelheidsbegrenzer te kunnen inschakelen moet de ingestelde snelheid minimaal 30 km/h bedragen.

Het onderbreken van de snelheidsbegrenzer geschiedt eveneens via de toets.

Trap het gaspedaal voorbij de weerstand in om de ingestelde snelheid tijdelijk te overschrijden.

Laat om terug te keren naar de ingestelde maximumsnelheid het gaspedaal los tot de wagensnelheid weer beneden de ingestelde snelheid ligt.

Instellen van de maximumsnelheid (instelling)

Er kan een snelheid worden ingesteld zonder de begrenzer in te schakelen.

Als de functie is geselecteerd, kunt u als volgt de waarde van de snelheid wijzigen:

- druk op de toets 2 of 3 om de weergegeven snelheid te verhogen of te verlagen:

F herhaaldelijk kort indrukken om te wijzigen in stappen van + of - 1 km/h,

F ingedrukt houden om te wijzigen in stappen van + of - 5 km/h.

F Draai de rolknop 1 in de stand "LIMIT" : de snelheidsbegrenzer is geselecteerd, maar nog niet ingeschakeld (Pause).

F Schakel de snelheidsbegrenzer in door op de toets 4 te drukken, als de gewenste snelheid wordt weergegeven (standaard de laatste geprogrammeerde snelheid).

F U kunt de werking van de snelheidsbegrenzer tijdelijk onderbreken door nogmaals op de toets 4 te drukken: het onderbreken wordt bevestigd op het display (Pause).

226

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

- door, indien uw auto is uitgerust met snelheidslimietherkenning, op de toets 5 te drukken:

F de zes opgeslagen snelheden worden weergegeven op het touchscreen,

F druk op de toets van de door u gewenste snelheid.

De waarde wordt direct weergegeven op het instrumentenpaneel.

Het selectiescherm wordt na enkele seconden gesloten.

Rijden

- druk, indien uw auto is uitgerust met snelheidslimietherkenning, op de toets 5 :

F de opgeslagen snelheid verschijnt op het instrumentenpaneel,

F druk nogmaals op de toets 5 om de snelheid op te slaan.

De waarde wordt direct op het instrumentenpaneel weergegeven.

Tijdelijk overschrijden van de ingestelde snelheid

F Trap het gaspedaal met kracht in tot voorbij het zware punt om de ingestelde snelheid te overschrijden.

De werking van de snelheidsregelaar wordt tijdelijk onderbroken en de weergegeven ingestelde snelheid knippert.

Als de ingestelde snelheid zonder ingreep van de bestuurder wordt overschreden

(bijvoorbeeld in een steile afdaling), knippert de snelheid in combinatie met een geluidssignaal.

Zodra de wagensnelheid weer is gedaald tot beneden de ingestelde snelheid, werkt de snelheidsbegrenzer weer en stopt het knipperen van de snelheid.

Uitschakelen

Storing

Het knipperen van streepjes wijst op een storing in de snelheidsbegrenzer.

Laat het systeem controleren door het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Bij snel accelereren, bijvoorbeeld in een steile afdaling, kan de snelheidsbegrenzer niet altijd voorkomen dat de ingestelde snelheid wordt overschreden.

De snelheidsbegrenzer wordt dan tijdelijk uitgeschakeld en de ingestelde snelheid knippert op het display.

Als de ingestelde snelheid zonder ingreep van de bestuurder wordt overschreden, knippert de snelheid in combinatie met een geluidssignaal.

6

MEM

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de snelheidslimietherkenning .

F Draai de knop 1 in de stand "0" .

De informatie van de snelheidsbegrenzer wordt niet meer weergegeven.

Bij gebruik van matten die niet zijn goedgekeurd door CITROËN kan de werking van de snelheidsbegrenzer worden gehinderd.

Om te voorkomen dat de pedalen blijven hangen:

- controleer of de mat goed is bevestigd,

- gebruik nooit meer dan één mat per plaats.

227

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Snelheidsregelaar ("CRUISE")

Met behulp van de snelheidsregelaar kan de bestuurder met een constante ingestelde snelheid rijden zonder gas te hoeven geven.

Na het afzetten van het contact worden alle ingestelde snelheden gewist.

Bediening aan de stuurkolom

Bij het gebruik van de snelheidsregelaar moet de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht nemen en zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen.

Houd uw voeten altijd in de buurt van de pedalen.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over

MEM

het opslaan van snelheden .

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over

MEM

de snelheidslimietherkenning .

1.

Selecteren van de snelheidsregelaar.

2.

Instellen van een snelheid/Verlagen van de snelheid.

3.

Instellen van een snelheid/Verhogen van de snelheid.

4.

Onderbreken/hervatten van de snelheidsregeling.

5.

Weergeven van de lijst van opgeslagen snelheden of opslaan van de door de snelheidslimietherkenning weergegeven snelheidslimiet.

228

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Weergave op het instrumentenpaneel Inschakelen

Het inschakelen van de snelheidsregelaar geschiedt handmatig: daarvoor moet de auto met een snelheid van minstens 40 km/h rijden.

Bij een auto met handgeschakelde versnellingsbak moet minimaal de derde of vierde versnelling zijn ingeschakeld.

Als uw auto is uitgerust met een automatische transmissie of elektronisch gestuurde versnellingsbak, moet minimaal de tweede versnelling zijn ingeschakeld.

Weergave op het head-up display

Rijden

Door het gaspedaal in te trappen, kan de ingestelde snelheid tijdelijk worden overschreden.

Om weer terug te keren naar de ingestelde snelheid is het voldoende het gaspedaal los te laten tot de wagensnelheid weer gelijk is aan de geprogrammeerde snelheid.

6

6.

Snelheidsregeling onderbroken/hervat.

7.

Snelheidsregelaar geselecteerd.

8.

Ingestelde snelheid.

F Draai de rolknop 1 in de stand "CRUISE" : de snelheidsregelaar is geselecteerd, maar nog niet ingeschakeld (Pause).

F Druk op de toets 2 of 3 : de actuele snelheid van uw auto wordt de ingestelde snelheid.

De snelheidsregelaar is geactiveerd (ON).

229

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Wijzigen van de oorspronkelijke

(ingestelde) snelheid

Als de snelheidsregelaar is ingeschakeld, kunt u vervolgens de snelheid wijzigen:

- met behulp van de toetsen 2 of 3 :

F herhaaldelijk kort indrukken om te wijzigen in stappen van + of - 1 km/h,

F ingedrukt houden om te wijzigen in stappen van + of - 5 km/h.

Onderbreken

Het onderbreken van de snelheidsregelaar geschiedt handmatig met de toets, door het rem- of koppelingspedaal in te trappen of om veiligheidsredenen, door activering van de ESC.

- door, indien uw auto is uitgerust met snelheidslimietherkenning, op de toets 5 te drukken:

F de zes opgeslagen snelheden worden weergegeven op het touchscreen,

F selecteer een waarde: deze verschijnt op het instrumentenpaneel.

Het selectiescherm wordt na enkele seconden gesloten.

De wijziging is opgeslagen.

- druk, indien uw auto is uitgerust met snelheidslimietherkenning, op de toets 5 :

F de opgeslagen snelheid verschijnt op het instrumentenpaneel,

F druk nogmaals op de toets 5 om de snelheid op te slaan.

De waarde wordt direct op het instrumentenpaneel weergegeven.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de snelheidslimietherkenning .

Als de snelheidsregelaar is ingeschakeld, kunt de werking ervan tijdelijk onderbreken door op de toets 4 te drukken: op het display wordt de onderbreking aangegeven (Pause).

230

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Overschrijden van de ingestelde snelheid

Als de ingestelde snelheid wordt overschreden, gaat de weergegeven snelheid knipperen.

Het knipperen stopt als de snelheid weer is gedaald tot de ingestelde snelheid.

Uitschakelen

Storing

Als streepjes knipperen wijst dit op een storing in de snelheidsregelaar.

Laat dit controleren door het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

F Draai de knop 1 in de stand "0" .

De informatie van de snelheidsregelaar wordt niet meer weergegeven.

Rijden

Let tijdens het gebruik van de snelheidsregelaar op wanneer u de snelheid met de toetsen instelt; dit kan een plotselinge verandering van de wagensnelheid veroorzaken.

Gebruik de snelheidsregelaar niet op gladde wegen of bij zeer druk verkeer.

Bij een steile afdaling kan de snelheidsregelaar niet voorkomen dat de ingestelde snelheid wordt overschreden.

Op een steile helling of bij het trekken van een zware aanhanger kan het voorkomen dat de ingestelde snelheid niet wordt gehaald.

6

Matten die niet door CITROËN zijn goedgekeurd kunnen hinderlijk zijn bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer.

Om te voorkomen dat de pedalen blijven hangen:

- controleer of de mat goed op zijn plaats ligt,

- gebruik nooit meer dan één mat per plaats.

231

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Adaptieve snelheidsregelaar ("CRUISE")

Bediening aan de stuurkolom

Dit systeem zorgt ervoor dat de auto automatisch de door de bestuurder ingestelde snelheid aanhoudt.

Bovendien kan dit systeem (wanneer de situatie dit toelaat) een bepaalde afstand, die u zelf kunt selecteren, tussen uw auto en de voorligger aanhouden.

Inschakelen / uitschakelen

De rolknop voor de selectie van de snelheidsregelaar moet in de stand

"CRUISE" staan, anders wordt uw commando niet uitgevoerd.

De functie kan worden in- en uitgeschakeld via het configuratiemenu van de auto.

Met touchscreen

Open het menu Rijden en activeer/deactiveer

" Adaptieve snelheidsregelaar ".

1.

Selecteren van de snelheidsregelaar.

2.

Instellen van een snelheid/verlagen van de snelheid.

3.

Instellen van een snelheid/verhogen van de snelheid.

4.

Onderbreken/hervatten van de snelheidsregeling.

5.

Afhankelijk van de uitvoering van uw auto, weergave van het overzicht van de opgeslagen snelheden of opslaan van de snelheid die door de snelheidslimietherkenning is aangegeven.

6.

Selectie van de afstand tot de voorligger

(" Dichtb.

", " Normaal ", " Ver ")

Bij het afzetten van de motor wordt de status van de functie opgeslagen.

232

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Standaard is de afstand tot de voorligger ingesteld op " Normaal ".

Zo niet, dan wordt de laatst ingestelde waarde gebruikt bij het inschakelen van de functie.

Weergave op het instrumentenpaneel

Head-up display

7.

Snelheidsregeling onderbroken/hervat.

8.

Snelheidsregelaar geselecteerd of bijstelfase van de wagensnelheid.

9.

Ingestelde snelheid.

Rijden

Inschakelen

De adaptieve snelheidsregelaar moet handmatig worden ingeschakeld , daarbij moet de wagensnelheid tussen 40 km/h en 150 km/h liggen.

Als de ingestelde snelheid hoger is dan

150 km/h, gaat de adaptieve snelheidsregelaar automatisch over op een conventionele snelheidsregeling (zonder automatische regeling van de afstand tot de voorligger).

Bij een auto met handgeschakelde versnellingsbak moet minimaal de derde of vierde versnelling zijn ingeschakeld.

De adaptieve snelheidsregelaar moet worden geselecteerd in het menu Rijden .

Als uw auto is uitgerust met een automatische transmissie of elektronisch gestuurde versnellingsbak, moet minimaal de tweede versnelling zijn ingeschakeld.

F Draai de rolknop 1 in de stand " CRUISE ": de snelheidsregelaar is geselecteerd, maar nog niet ingeschakeld (Pause).

F Druk op een van de toetsen 2 of 3 : de actuele snelheid van uw auto wordt de ingestelde snelheid.

De snelheidsregelaar is geactiveerd (ON).

6

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de snelheidsregelaar .

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het head-up display .

233

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Wijzigen van alleen de kruissnelheid

Als de regelaar is ingeschakeld, kunt u vervolgens de ingestelde kruissnelheid op de volgende manieren wijzigen:

- met de toets 2 of 3 :

F herhaaldelijk kort indrukken om te wijzigen in stappen van + of - 1 km/h,

F ingedrukt houden om te wijzigen in stappen van + of - 5 km/h.

- als uw auto is voorzien van de functie opslaan van snelheden, door te drukken op de toets 5 :

F de zes opgeslagen snelheden worden weergegeven op het touchscreen,

F kies een snelheid: deze wordt op het instrumentenpaneel weergegeven.

Na enkele ogenblikken wordt het selectiescherm gesloten.

De wijziging is dan doorgevoerd.

- als uw auto is voorzien van de snelheidslimietherkenning, door te drukken op de toets 5 :

F de snelheid die moet worden opgeslagen, wordt weergegeven op het instrumentenpaneel,

F druk nogmaals op de toets 5 om deze snelheid op te slaan.

De waarde wordt direct weergegeven op het instrumentenpaneel.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de

MEM

snelheidslimietherkenning en in het bijzonder het opslaan van de door dit systeem aangegeven snelheid.

Om veiligheidsredenen is het raadzaam een snelheid te selecteren die dicht bij de actuele snelheid van uw auto ligt.

Afstand tot voorligger

Met behulp van een radar aan de voorzijde van de auto, die een bereik heeft van ongeveer

100 meter, signaleert het systeem een voorligger.

Het systeem past automatisch de snelheid van uw auto aan die van de voorligger aan.

Als uw voorligger langzamer rijdt, vermindert het systeem geleidelijk de snelheid van uw auto door alleen op de motor af te remmen

(hetzelfde effect als bij het indrukken van de mintoets " ").

Als uw auto de voorligger te dicht of te snel nadert, wordt de adaptieve snelheidsregelaar automatisch gedeactiveerd. De bestuurder wordt dan gewaarschuwd door een geluidssignaal en een melding.

Als de voorligger versnelt of een andere rijstrook kiest, verhoogt de adaptieve snelheidsregelaar geleidelijk de wagensnelheid tot de ingestelde snelheid weer is bereikt.

Als de bestuurder de richtingaanwijzer inschakelt om aan te geven dat hij een langzamer voertuig gaat inhalen, staat de adaptieve snelheidsregelaar tijdelijk toe dat hij de voorligger dichter nadert om het inhalen gemakkelijker te maken, zonder dat de ingestelde snelheid wordt overschreden.

234

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Wijzigen van de afstand tot de voorligger

F Druk op de toets 6 om een nieuwe waarde voor de afstand tot de voorligger te selecteren. U kunt kiezen uit drie instellingen

(" Dichtb.

", " Normaal ", " Ver ").

Deze waarde blijft in het geheugen opgeslagen, ongeacht de status van de functie.

Onderbreken

Als de afstandsradar een voorligger signaleert en de geselecteerde snelheid te hoog ligt ten opzichte van die van deze voorligger, wordt het systeem niet geactiveerd en wordt de waarschuwingsmelding "Inschakelen geweigerd, omstandigheden ongeschikt" weergegeven tot de omstandigheden voldoende veilig zijn voor de activering van het systeem.

De ingestelde waarde van de afstand tot de voorligger blijft na het afzetten van het contact in het geheugen opgeslagen.

Overschrijden van de ingestelde snelheid

De ingestelde tijd kan tijdelijk worden overschreden door het gaspedaal in te trappen.

Het onderbreken van de adaptieve snelheidsregelaar kan handmatig (met de toets) of automatisch worden uitgevoerd:

- door het rem- of koppelingspedaal in te trappen,

- om veiligheidsredenen bij een ingreep van het ESC-systeem,

- als een grenswaarde voor de afstand tot de voorligger wordt bereikt (berekend op basis van het snelheidsverschil tussen uw auto en uw voorligger en de ingestelde afstand tot de voorligger),

- als de afstand tussen uw auto en uw voorligger te klein wordt,

- als de snelheid van uw voorligger te laag is,

- als de snelheid van uw auto te laag wordt.

6

Het loslaten van het gaspedaal is voldoende om weer terug te keren naar de ingestelde snelheid.

Als de ingestelde snelheid wordt overschreden zonder dat u het gaspedaal intrapt, bijvoorbeeld in een steile afdaling, wordt u gewaarschuwd door het knipperen van de snelheid op het instrumentenpaneel.

235

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Rijomstandigheden en bijbehorende waarschuwingen

In de volgende tabel worden de bij bepaalde rijomstandigheden weergegeven waarschuwingen en meldingen beschreven.

Deze waarschuwingen worden niet opeenvolgend weergegeven.

Pictogram Bijbehorende melding Toelichting

Geen voertuig gedetecteerd: het systeem werkt als een normale snelheidsregelaar.

Detectie van een voertuig op de grens van het bereik van de radar: het systeem werkt als een normale snelheidsregelaar.

"AANGEPASTE SNELHEID" Detectie van een voertuig dat zich te dicht vóór de auto bevindt of waarvan de snelheid lager ligt dan de ingestelde snelheid.

Het systeem remt de auto af op de motor (max. 30 km/h) en houdt de wagensnelheid gelijk aan die van de voorligger om de ingestelde afstand in tijd tot de voorligger te bewaren.

Bij het automatisch afremmen achter een voorligger kan de werkelijke wagensnelheid hoger zijn dan de weergegeven "aangepaste snelheid".

"AANGEPASTE SNELHEID" Als de aangepaste snelheid de grens van het systeem (ingestelde snelheid - 30 km/h) bereikt, gaan de aangepaste snelheid en de waarde van de ingestelde snelheid knipperen om aan te geven dat de functie binnen enkele ogenblikken automatisch zal worden uitgeschakeld.

"Snelheidsregelaar op pauze".

Als het systeem de grens voor het aanpassen van de snelheid overschrijdt en als de bestuurder niet ingrijpt (inschakelen van de richtingaanwijzer, wisselen van rijstrook, snelheid minderen), wordt de werking van het systeem automatisch onderbroken.

Deze melding verschijnt in combinatie met een geluidssignaal.

236

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Als de adaptieve snelheidsregelaar automatisch wordt onderbroken, kan deze pas weer worden geactiveerd als weer aan alle veiligheidsvoorwaarden wordt voldaan. De melding "Inschakelen geweigerd, omstandigheden ongeschikt" wordt weergegeven zolang het niet mogelijk is om de adaptieve snelheidsregelaar weer te activeren.

Als het activeren weer mogelijk is, is het raadzaam de functie te activeren door de toets 2 (SET+) of 3 (SET-) in te drukken waarbij uw actuele snelheid als nieuwe ingestelde snelheid wordt opgeslagen.

Het indrukken van de toets 4 (inschakelen/ pauze) om de functie te activeren met de laatste ingestelde snelheid is ook mogelijk, maar daarbij kan deze snelheid sterk afwijken van uw actuele snelheid.

Beperkingen van de werking

Als het verschil tussen de ingestelde snelheid en de snelheid van de voorligger groter is dan 30 km/h, werkt het systeem niet.

De werking van het systeem wordt in dat geval onderbroken als de afstand met de voorligger te klein wordt.

De adaptieve snelheidsregelaar vermindert de wagensnelheid uitsluitend door af te remmen op de motor. Daardoor neemt de snelheid langzaam af, zoals dat ook gebeurt bij het loslaten van het gaspedaal.

De werking van het systeem wordt automatisch onderbroken:

- als de voorligger te sterk of te plotseling afremt en u zelf niet remt,

- als een voertuig invoegt tussen uw auto en uw voorligger,

- als het systeem de snelheid niet voldoende kan verminderen om een veilige afstand te bewaren, zoals in een steile afdaling.

Omdat het detectiegebied van de radar relatief smal is, is het mogelijk dat het systeem het volgende niet detecteert:

- voertuigen die niet in het midden van de rijstrook rijden,

- voertuigen die een bocht in rijden,

- voertuigen die plotseling van rijstrook wisselen.

De snelheidsregelaar houdt geen rekening met:

- stilstaande voertuigen,

- tegemoetkomende voertuigen.

6

- smalle voertuigen, bijvoorbeeld motorfietsen,

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

237

Rijden

Storing

In het geval van een storing van de adaptieve snelheidsregelaar wordt u gewaarschuwd door een geluidssignaal en de weergave van de melding "Storing functies hulp bij het rijden".

Laat het systeem controleren door het

CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

Bij het gebruik van de adaptieve snelheidsregelaar moet de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht nemen en zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen.

De adaptieve snelheidsregelaar werkt zowel overdag als 's nachts, ook bij mist en matige regen.

De functie remt de auto niet af via het remsysteem, maar alleen op de motor.

Het bereik van de adaptieve snelheidsregeling is beperkt: de snelheid wordt niet meer aangepast als het verschil tussen de ingestelde snelheid van uw auto en de snelheid van de voorligger te groot wordt.

Als het verschil tussen de ingestelde snelheid van uw auto en de snelheid van uw voorligger te groot wordt, kan het systeem de snelheid van uw auto niet meer aanpassen: de regelaar wordt automatisch uitgeschakeld.

Let tijdens het gebruik van de adaptieve snelheidsregelaar op wanneer u de snelheid met de toetsen instelt; dit kan een plotselinge verandering van de wagensnelheid veroorzaken.

Gebruik de adaptieve snelheidsregelaar niet op gladde wegen of bij zeer druk verkeer.

Bij een steile afdaling kan de snelheidsregelaar niet voorkomen dat de ingestelde snelheid wordt overschreden.

Op een steile helling of bij het trekken van een zware aanhanger kan het voorkomen dat de ingestelde snelheid niet wordt gehaald of niet kan worden vastgehouden.

Matten die niet door CITROËN zijn goedgekeurd kunnen hinderlijk zijn bij het gebruik van de adaptieve snelheidsregelaar.

Om te voorkomen dat de pedalen blijven hangen:

- controleer of de mat goed bevestigd is,

- gebruik nooit meer dan één mat per plaats.

Houd uw voeten altijd in de buurt van de pedalen.

238

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Waarschuwing kans op aanrijding en

Active Safety Brake

Rijden

Werkingsvoorwaarden

Het systeem Waarschuwing kans op aanrijding werkt:

- bij een van een kentekenplaat voorzien voertuig dat in dezelfde rijrichting rijdt of staat,

- bij voetgangers,

- als de wagensnelheid minimaal 7 km/h is (de functie wordt uitgeschakeld als de snelheid daalt tot 5 km/h).

Het systeem Waarschuwing kans op aanrijding waarschuwt de bestuurder wanneer er een risico bestaat op een aanrijding met een voorligger of een voetganger op de rijstrook.

Het systeem Active Safety Brake treedt in werking wanneer de bestuurder, na de waarschuwing, niet snel genoeg reageert en niet remt.

Dit systeem helpt, zonder ingrijpen van de bestuurder, een aanrijding te voorkomen of de zwaarte van de aanrijding te beperken door de snelheid van de auto te verminderen.

Deze systemen maken gebruik van een radar in de voorbumper en een camera boven aan de voorruit.

Deze systeem zijn ontwikkeld om de veiligheid te verbeteren.

De bestuurder moet zelf altijd het verkeer in de gaten blijven houden en zich aan de verkeersregels houden.

Deze systemen zijn een hulpmiddel voor de bestuurder die desondanks waakzaam moet blijven.

Het systeem Active Safety Brake werkt:

- wanneer de wagensnelheid tussen 5 en

140 km/h ligt bij rijdende voertuigen,

- wanneer de wagensnelheid lager is dan 80 km/h bij stilstaande voertuigen,

- wanneer de wagensnelheid lager is dan 60 km/h bij een voetganger,

- indien de passagiers hun veiligheidsgordel hebben omgedaan,

- indien de auto niet snel accelereert,

- indien de auto geen scherpe bocht maakt.

6

239

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Het systeem Active Safety Brake werkt niet:

- als de voorbumper van de auto is beschadigd,

- binnen 10 seconden na de laatste keer dat het systeem in werking is getreden,

- bij een storing in het elektronische stabiliteitsprogramma,

Na een aanrijding wordt de functie automatisch uitgeschakeld. Neem contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Werkingslimieten

In de volgende gevallen is het raadzaam de functie uit te schakelen via het configuratiemenu van de auto:

- bij een schok op de voorruit ter hoogte van de detectiecamera,

- als de auto een aanhanger of caravan trekt,

- als lading op de imperiaal boven de voorruit uitsteekt (bijvoorbeeld een ladder),

- als de auto wordt gesleept bij draaiende motor,

- als het noodreservewiel (indien aanwezig) is gemonteerd,

- als de auto tijdens onderhoud in de werkplaats op een rollenbank wordt getest,

- als de auto in een automatische wasstraat wordt gewassen,

- als de remlichten niet werken.

Waarschuwing kans op aanrijding

Afhankelijk van de door het systeem gedetecteerde kans op een aanrijding en de geselecteerde stand voor de waarschuwing kunnen meerdere waarschuwingsniveaus worden geactiveerd en weergegeven op het instrumentenpaneel.

Deze informatie wordt tevens weergegeven op het head-up display.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het head-up display .

Niveau 1 : waarschuwing door middel van visuele signalen die aangeeft dat de afstand tot de voorligger zeer klein is.

Wanneer de auto de voorligger nadert, wordt een melding weergegeven om de bestuurder aan te sporen op te letten.

Dit waarschuwingsniveau is gebaseerd op de afstand in tijd tussen uw auto en de voorligger.

240

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Niveau 2 : waarschuwing door middel van visuele signalen en geluidssignalen die aangeeft dat een aanrijding dreigt.

Er wordt een melding weergegeven om de bestuurder aan te sporen te remmen.

Dit waarschuwingsniveau is gebaseerd op de tijd vóór de aanrijding. Daarbij wordt rekening gehouden met de beweging van de auto, de snelheid van uw auto en die van de voorligger, de weersomstandigheden, de rijomstandigheden (in een bocht, intrappen van pedalen enz.) zodat de waarschuwing op het meest geschikte moment wordt geactiveerd.

Instellen van de stand voor de activering van de waarschuwing

De stand voor de activering van de waarschuwing is bepalend voor de manier waarop u wordt gewaarschuwd voor een rijdende of stilstaande voorligger, of een voetganger op uw rijstrook.

U kunt uit drie standen kiezen:

- " Ver " om vroeg gewaarschuwd te worden

(voorzichtige rijstijl).

- " Normaal ".

- " Dichtb.

" om later gewaarschuwd te worden.

Met autoradio

Open het menu " Persoonlijke instelling - configuratie " en activeer/deactiveer " Autom. noodremfunctie ".

Stel vervolgens het waarschuwingsniveau in.

Als uw auto een voorligger te snel nadert, wordt het eerste waarschuwingsniveau mogelijk niet weergegeven: in dat geval wordt waarschuwingsniveau 2 direct weergegeven.

Bovendien wordt waarschuwingsniveau 1 nooit weergegeven als de stand " Dichtb.

" is geselecteerd.

Slechte weersomstandigheden (zeer zware regenval, opgehoopte sneeuw voor de radar en de camera) kunnen de werking van het systeem verstoren.

In dat geval wordt een storingsmelding weergegeven. De functie is niet beschikbaar zolang deze melding wordt weergegeven.

Met touchscreen

Open het configuratiemenu van de auto en activeer/deactiveer " Waarschuwing kans op aanrijding en automatisch remmen ".

6

Stel vervolgens het waarschuwingsniveau in.

Druk op " Bevestigen " om de wijziging op te slaan.

241

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Active Safety Brake

Dit systeem, ook wel automatisch noodremsysteem genoemd, is bedoeld om de snelheid van de aanrijding te beperken of de frontale aanrijding met de voorligger te voorkomen (bij snelheden tussen 5 km/h en

140 km/h) wanneer de bestuurder niet ingrijpt.

Op basis van informatie van de radar en de camera activeert het systeem de remmen van de auto.

242

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Als de radar en de camera de aanwezigheid van een voertuig of een voetganger hebben bevestigd, knippert dit verklikkerlampje als het systeem wordt geactiveerd.

Belangrijk : als het automatische noodremsysteem in werking treedt, moet u de controle over uw auto weer overnemen door met het rempedaal te remmen en zo de automatische remactie aan te vullen en te voltooien.

De bestuurder kan op elk gewenst moment de controle over de auto weer overnemen door een ferme stuurbeweging te maken en/of het gaspedaal in te trappen.

Als het systeem in werking is, kunnen er lichte trillingen voelbaar zijn in het rempedaal.

Als de auto volledig tot stilstand is gekomen, blijven de remmen automatisch

1 tot 2 seconden geactiveerd.

Bij auto's met een handgeschakelde versnellingsbak kan de motor afslaan als de auto door het automatische noodremsysteem tot stilstand wordt gebracht.

Bij auto's met een automatische transmissie begint de auto weer te rijden nadat hij door het automatische noodremsysteem tot stilstand is gebracht.

Trap het rempedaal in als u dit wilt voorkomen.

Als het automatische noodremsysteem niet is ingeschakeld, wordt u hiervoor gewaarschuwd door het permanent branden van dit verklikkerlampje in combinatie met een melding.

Rijden

Intelligente noodremassistentie (AFUi)

Wanneer de bestuurder onvoldoende afremt om de aanrijding te voorkomen, zorgt het systeem voor voldoende remkracht.

Dit gebeurt alleen als de bestuurder zelf het rempedaal intrapt.

Uitschakelen / inschakelen van de waarschuwing en het remmen

Standaard wordt de functie automatisch ingeschakeld als de motor wordt gestart.

De functie kan worden uit- of ingeschakeld via het configuratiemenu van de auto.

Storing

Met autoradio

Open het menu " Persoonlijke instelling - configuratie " en activeer/deactiveer " Autom. noodremfunctie ".

Met touchscreen

In het geval van een storing wordt u gewaarschuwd door het branden van dit verklikkerlampje in combinatie met een geluidssignaal en een melding.

Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Onder de volgende omstandigheden werkt de camera mogelijk minder goed of helemaal niet:

- slecht zicht (slecht verlichte weg, sneeuwval of regen, mist, enz.),

- verblinding (verlichting van een tegenligger, laagstaande zon, reflectie op nat wegdek, uitrijden van een tunnel, sterke afwisseling van schaduw en licht, ...),

- als het gedeelte van de voorruit voor de camera vuil, dichtgevroren of beschadigd is of is bedekt met modder, sneeuw of een sticker.

Onder bepaalde weersomstandigheden van de werking van de in de voorbumper geplaatste radar verstoord raken, zoals bij opeenhoping van sneeuw, ijs, modder, enz.

6

Open het configuratiemenu van de auto en activeer/deactiveer " Waarschuwing kans op aanrijding en automatisch remmen ".

243

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Als een van de twee sensoren (camera of radar) is afgedekt of een beperkt bereik heeft terwijl de andere normaal werkt, blijft het systeem werken maar minder nauwkeurig dan normaal. U wordt hier niet over geïnformeerd door een melding of een verklikkerlampje.

Om storingen in de werking van de radar te voorkomen, mag de bumper niet worden gespoten.

Reinig het gedeelte van de voorruit voor de camera regelmatig.

Laat geen sneeuw op de motorkap of op het dak liggen, omdat de detectiecamera erdoor kan worden afgedekt.

Verwijder in dat geval de sneeuw, modder enz. van de voorbumper.

244

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Lane Departure Warning System (LDWS)

Detectie - Waarschuwing

U wordt gewaarschuwd door het knipperen van dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel in combinatie met een geluidssignaal.

Het systeem waarschuwt niet als de richtingaanwijzer is ingeschakeld en gedurende ongeveer 20 seconden nadat deze is uitgeschakeld.

Dit systeem signaleert, met behulp van een camera die doorgetrokken of onderbroken strepen herkent, het onvrijwillig overschrijden van een rijstrookmarkering en waarschuwt in dat geval de bestuurder.

De waarschuwing wordt geactiveerd als bij een wagensnelheid hoger dan 60 km/h een rijstrookmarkering wordt overschreden zonder dat de richtingaanwijzer wordt ingeschakeld.

Dit systeem werkt het meest effectief op autowegen en snelwegen.

Inschakelen/uitschakelen

Deze functie kan worden in- en uitgeschakeld via het configuratiemenu van de auto.

Met autoradio

Het Lane Departure Warning System is een hulpmiddel voor de bestuurder, die desondanks waakzaam moet blijven en verantwoordelijk is.

De bestuurder dient zich altijd aan de verkeersregels te houden en niet langer dan twee uur aaneengeschakeld achter het stuur te zitten.

Inschakelen van het systeem:

F Druk op deze knop, het verklikkerlampje ervan gaat branden; het systeem is ingeschakeld.

Uitschakelen van het systeem:

F Druk op deze knop, het verklikkerlampje ervan dooft; het systeem is uitgeschakeld.

6

245

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Met touchscreen

Open het menu Rijden en activeer/deactiveer

" Lane Departure Warning ".

Storing

Afhankelijk van de uitvoering van uw auto:

Het lampje van deze knop knippert.

of

De toets knippert en er wordt een storing weergegeven.

Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Er kunnen storingen in de signalering optreden:

- als de rijstrookmarkeringen weggesleten zijn en er weinig contrast is tussen het wegdek en de markeringen,

- als de voorruit vuil is,

-

onder bepaalde extreme weersomstandigheden: mist, zware regenval, sneeuw, schaduwen, sterke zonnestraling en direct zonlicht (zeer laagstaande zon, uitrijden van een tunnel, ...).

246

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Detectie verslapping aandacht

Het is raadzaam om een pauze te nemen wanneer u zich moe voelt. Pauzeer in elk geval elke twee uur.

Afhankelijk van de uitvoering bevat de functie alleen het systeem "Waarschuwing overschrijding rijtijd" of daarnaast ook het systeem

"Waarschuwing verslapping aandacht bestuurder".

Het systeem geeft een waarschuwing zodra het detecteert dat de bestuurder langer dan twee uur heeft gereden met een snelheid van meer dan 65 km/h zonder dat hij een pauze heeft genomen.

Waarschuwing overschrijding rijtijd

Het systeem wordt gereset als aan een van de volgende woorwaarden is voldaan:

- de auto staat gedurende meer dan

15 minuten stil met draaiende motor,

- sinds het afzetten van het contact zijn enkele minuten verstreken,

- de veiligheidsgordel van de bestuurder is losgemaakt en het portier is geopend.

Zodra de snelheid lager is dan 65 km/h, gaat het systeem over in de wachtstand.

De rijtijd wordt opnieuw berekend zodra de snelheid hoger is dan 65 km/h.

Rijden

Inschakelen/uitschakelen

Deze functie kan worden in- en uitgeschakeld via het configuratiemenu van de auto.

Met autoradio

Open het menu " Persoonlijke instelling - configuratie " en activeer/deactiveer " Detectie verslapping aandacht ".

Met touchscreen

Open het configuratiemenu van de auto en activeer/deactiveer " Detectie verslapping aandacht ".

Deze waarschuwing bestaat uit een melding die de bestuurder adviseert een pauze te nemen, en een geluidssignaal.

Als de bestuurder dit advies niet opvolgt, wordt de waarschuwing elk uur herhaald tot de motor wordt afgezet.

Deze systemen zijn hulpmiddelen voor de bestuurder die desondanks waakzaam moet blijven.

Ga niet rijden als u moe bent.

6

247

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Waarschuwing verslapping aandacht bestuurder

Afhankelijk van de uitvoering wordt het systeem

"Waarschuwing overschrijding rijtijd" aangevuld met het systeem "Waarschuwing verslapping aandacht bestuurder".

Zodra het systeem heeft bepaald dat de koers van de auto op een zekere mate van vermoeidheid of aandachtsverslapping van de bestuurder wijst, wordt het eerste waarschuwingsniveau geactiveerd.

Met behulp van een boven aan de voorruit geplaatste camera beoordeelt het systeem de waakzaamheid van de bestuurder door afwijkingen in de koers van de auto ten opzichte van de wegmarkeringen te signaleren.

Deze functie is bijzonder geschikt voor auto(snel)wegen (snelheid hoger dan 65 km/h).

De bestuurder wordt dan gewaarschuwd door de melding " Voorzichtig!

", in combinatie met een geluidssignaal.

Na drie waarschuwingen van het eerste niveau, activeert het systeem een nieuwe waarschuwing met de melding " Las een rustpauze in!

", in combinatie met een luider klinkend geluidssignaal.

Ondanks de aanwezigheid van dit systeem dient de bestuurder altijd waakzaam te blijven.

Ga niet rijden als u vermoeid bent of medicijnen hebt gebruikt die de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden.

248

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Onder bepaalde omstandigheden

(slecht wegdek of harde windstoten) kan het systeem waarschuwingen geven zonder dat er sprake is van vermoeidheid bij de bestuurder.

Het systeem werkt in de volgende situaties mogelijk minder goed of helemaal niet:

- slecht zicht (onvoldoende verlichting van het wegdek, sneeuwval, harde regen, dichte mist enz.),

- verblinding (koplampen van tegenliggers, laagstaande zon, reflecties op nat wegdek, uitrijden van een tunnel, snelle overgangen tussen schaduw en licht enz.),

- gedeelte van de voorruit voor de camera vuil, beslagen, bevroren, bedekt door sneeuw, beschadigd of bedekt door een sticker,

- wegmarkeringen afwezig, versleten, niet zichtbaar door sneeuw of modder, of meerdere wegmarkeringen (weggedeelte met werkzaamheden enz.),

- geringe afstand tot de voorligger (geen detectie van wegmarkeringen),

- smalle, bochtige wegen, ...

Rijden

Dodehoekbewaking

Deze rijhulp waarschuwt de bestuurder wanneer zich een ander voertuig in de dode hoek van zijn auto bevindt, dat een potentieel gevaar betekent.

Het systeem dient als hulp voor de bestuurder maar kan nooit een vervanging zijn voor de spiegels.

De bestuurder blijft te allen tijde verantwoordelijk voor het op tijd waarnemen wat er zich achter hem bevindt, het inschatten van de snelheid en afstand van achteropkomend verkeer en de beslissing of hij al dan niet veilig van rijstrook kan wisselen.

Het systeem voor dodehoekbewaking is een hulpmiddel voor de bestuurder die echter te allen tijde zijn aandacht op het verkeer moet blijven vestigen.

In de buitenspiegel aan de zijde waar zich dat voertuig bevindt, brandt dan permanent een lampje:

- direct, wanneer u wordt ingehaald,

- na circa een seconde, wanneer u langzaam een andere auto inhaalt.

Indien een voertuig - een (motor) fiets, een auto of een vrachtwagen - zich in de dode hoek van de auto bevindt, zal er een waarschuwingslampje gaan branden in de linker- of rechterbuitenspiegel (afhankelijk van de situatie) onder de volgende voorwaarden:

- alle voertuigen gaan dezelfde kant op en rijden op aangrenzende rijstroken,

- de snelheid van uw auto ligt tussen

12 km/h en 140 km/h,

- het snelheidsverschil met het voertuig dat u aan het inhalen bent, is kleiner dan 10 km/h,

- het snelheidsverschil met het voertuig dat u inhaalt, is kleiner dan 25 km/h,

- het verkeer stroomt vloeiend door,

- de inhaalmanoeuvre duurt langer dan normaal, doordat het ingehaalde voertuig weer terugkomt in de dode hoek,

- u rijdt in een rechte lijn of in een flauwe bocht,

- uw auto trekt geen aanhanger of caravan, enz.

6

249

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Inschakelen/uitschakelen

Deze functie kan worden in- en uitgeschakeld via het configuratiemenu van de auto.

Met autoradio

Er wordt geen waarschuwingssignaal afgegeven in de volgende situaties:

- voor stilstaande objecten (geparkeerde auto's, vangrails, lantaarnpalen, borden...),

- bij tegemoetkomende voertuigen,

- bij rijden over bochtige wegen of in zeer scherpe bochten,

- bij het inhalen van of ingehaald worden door een zeer lang voertuig (vrachtwagen, autobus...) die én in de dode hoek achter wordt gedetecteerd én zich in het gezichtsveld van de bestuurder bevindt,

- bij erg druk verkeer: de voertuigen die voor en achter worden gedetecteerd worden aangezien voor een vrachtwagen of een stilstaand object,

- bij snelle inhaalmanoeuvres.

Inschakelen van het systeem:

F Druk op deze knop, het verklikkerlampje ervan gaat branden; het systeem is ingeschakeld.

Uitschakelen van het systeem:

F Druk op deze knop, het verklikkerlampje ervan dooft; het systeem is uitgeschakeld.

250

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Met touchscreen

Storing

Afhankelijk van de uitrusting van uw auto:

Open het menu

"

Rijden

Dodehoekbewaking ".

en activeer/deactiveer

Bij het afzetten van het contact wordt de status van het systeem opgeslagen.

of

Een storing wordt aangegeven door het knipperen van dit (deze) verklikkerlampje(s).

Het lampje van deze toets knippert en er verschijnt een melding in combinatie met een geluidssignaal.

De dodehoekbewaking wordt automatisch uitgeschakeld als u een aanhanger trekt met een door het CITROËN-netwerk gehomologeeerde trekhaak.

Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Rijden

Bij slechte weersomstandigheden

(zware regen, hagel enz.) kan het systeem tijdelijk minder nauwkeurig werken.

Vooral het rijden op een nat wegdek of van een droog wegdek op een nat wegdek terechtkomen kan tot een vals alarm leiden (zo kan een wolk waterdruppels in de dode hoek worden aangezien voor een voertuig).

Let er bij slecht weer en in de winter altijd op dat de sensoren niet met modder, sneeuw of ijs bedekt zijn.

Plak geen stickers of andere zaken op het gedeelte onder de buitenspiegels waar de waarschuwingslampjes zitten, omdat de de dodehoekbewaking dan mogelijk niet goed werkt. Dit geldt ook voor de detectiezones op de voor- en achterbumper.

6

Wassen met hogedrukspuit

Houd tijdens het wassen van de auto het uiteinde van de hogedrukspuit op minimaal

30 centimeter van de sensoren, omdat ze anders beschadigd kunnen raken.

251

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Parkeerhulp

Grafische weergave

Parkeerhulp achter

De functie wordt geactiveerd zodra de achteruitversnelling wordt ingeschakeld.

Dit wordt bevestigd door een geluidssignaal.

Zodra de achteruitversnelling wordt uitgeschakeld, is de functie niet meer actief.

Geluidssignalen

Deze functie signaleert met behulp van sensoren in de bumper obstakels in de nabijheid van de auto (zoals voetgangers, auto's, bomen en slagbomen) die binnen het detectiebereik vallen.

Bepaalde obstakels (zoals paaltjes en pionnen) die aanvankelijk wel worden gedetecteerd, worden mogelijk niet meer gedetecteerd als ze zich in de dode hoek van het detectiebereik van de sensoren bevinden.

Deze functie is een hulpsysteem: de bestuurder dient altijd alert te blijven.

De bestuurder wordt via een onderbroken geluidssignaal gewaarschuwd bij het naderen van obstakels. De frequentie van het geluidssignaal neemt toe naarmate de auto het obstakel nadert.

Aan de weergave van het geluidssignaal via de luidspreker (rechts of links) is te herkennen aan welke zijde van de auto het obstakel zich bevindt.

Zodra de afstand tussen de auto en het obstakel kleiner wordt dan dertig centimeter, klinkt het geluidssignaal ononderbroken.

De grafische weergave is een aanvulling op het geluidssignaal. Op het scherm of op het instrumentenpaneel worden blokjes weergegeven die het pictogram van de auto steeds dichter naderen. Als de auto het obstakel zeer dicht genaderd is, verschijnt het symbool "Gevaar".

252

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Parkeerhulp vóór Uitschakelen/inschakelen

De functie kan worden uitgeschakeld of ingeschakeld via het configuratiemenu van de auto.

De functie wordt automatisch uitgeschakeld als een aanhanger wordt aangekoppeld of een fietsendrager op de trekhaak wordt bevestigd (indien de auto is uitgerust met een volgens de voorschriften van het

CITROËN-netwerk gemonteerde trekhaak).

Met autoradio

De parkeerhulp vóór is een aanvulling op de parkeerhulp achter en wordt geactiveerd zodra er bij een wagensnelheid van maximaal 10 km/h vóór de auto een obstakel wordt gedetecteerd.

De parkeerhulp vóór wordt uitgeschakeld zodra de auto langer dan drie seconden stilstaat met een ingeschakelde versnelling vooruit, als er geen obstakel meer wordt gedetecteerd of wanneer de wagensnelheid hoger wordt dan 10 km/h.

Aan de hand van het geluid dat via de luidspreker (voor of achter) wordt weergegeven, is te herkennen of het obstakel zich voor of achter de auto bevindt.

Open het menu " Persoonlijke instelling - configuratie " en activeer/deactiveer

" Parkeerhulp ".

Met touchscreen

Open het menu Rijden en activeer/deactiveer

" Parkeerhulp ".

Rijden

Storing

Als bij het inschakelen van de achteruitversnelling een storing wordt gesignaleerd, gebeurt afhankelijk van de uitvoering het volgende:

Dit verklikkerlampje gaat branden en er verschijnt een melding, in combinatie met een geluidssignaal.

Het lampje van deze toets gaat knipperen en er verschijnt een melding, in combinatie met een geluidssignaal.

Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Controleer bij slecht weer of in winterse omstandigheden of de sensoren soms bedekt zijn met modder, ijs of sneeuw. Bij het inschakelen van de achteruitversnelling geeft een geluidssignaal (lange pieptoon) aan dat de sensoren vuil kunnen zijn.

De parkeerhulp kan geluidssignalen geven als reactie op bepaalde omgevingsgeluiden (motoren, vrachtwagens, drilboren, enz.).

6

Wassen met hogedrukspuit

Houd tijdens het wassen van de auto het uiteinde van de hogedrukspuit op minimaal

30 centimeter van de sensoren, omdat ze anders beschadigd kunnen raken.

253

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Achteruitrijcamera met weergave op het binnenspiegelglas

Als de achterklep of de achterdeur (afhankelijk van de uitvoering) wordt geopend, kan de weergave worden verstoord.

Als een achterdeur is geopend, houd er dan rekening mee dat de deur uitsteekt achter de auto.

Het is normaal dat de beelden vervormd zijn.

De beelden worden weergegeven op het binnenspiegelglas.

De achteruitrijcamera wordt automatisch geactiveerd wanneer de versnellingsbak in de achteruit wordt gezet.

De functie kan zijn gecombineerd met het parkeerhulpsysteem.

De achteruitrijcamera is een hulpmiddel voor de bestuurder die desondanks waakzaam moet blijven.

De blauwe breedtelijnen geven de breedte van uw auto, inclusief buitenspiegels, weer.

De rode lijn geeft een afstand van 30 cm achter de achterbumper weer. De kleine blauwe lijnen geven een afstand van 1 m ( A ) en 2 m ( B ) achter de achterbumper weer.

Controleer regelmatig of de lens van de camera nog goed schoon is.

Maak de achteruitrijcamera regelmatig schoon met een zachte, droge doek.

Wassen met een hogedrukspuit (bijv. bij modder op de lens)

Houd tijdens het wassen van de auto het uiteinde van de hogedrukspuit op minimaal 30 centimeter van de camera, omdat hij anders beschadigd kan raken.

254

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

180°-camerasysteem achter

Met dit systeem kunt u op het scherm de nabije omgeving van uw auto zien dankzij camera's aan de achterzijde van de auto. Ter aanvulling wordt voor het beeld van bovenaf van de omgeving van uw auto (birdview-beeld, rechter gedeelte) gebruik gemaakt van de informatie van de parkeersensoren achter en/of voor.

Naast het birdview-beeld van de auto (rechter gedeelte) kunnen andere typen beelden worden weergegeven (linker gedeelte):

- standaardbeeld van de omgeving achter de auto,

- 180°-beeld van de omgeving achter de auto,

- ingezoomd beeld van de omgeving achter de auto (samengesteld).

Het systeem geeft een aan de omstandigheden aangepast beeld (linker gedeelte) en een birdview-beeld van de auto in zijn nabije omgeving weer.

Standaard is de modus auto (automatisch) geactiveerd.

In deze modus bepaalt het systeem zelf, op basis van de informatie van de parkeerhulp, welk beeld (standaard of ingezoomd) het beste kan worden weergegeven.

Het 180°-beeld kan alleen via de menu's worden geselecteerd.

Principe van de beeldsamenstelling

Tijdens het achteruitrijden registreert het systeem met behulp van de camera's achter de omgeving van de auto. Er wordt in realtime een birdview-beeld samengesteld van de nabije omgeving van de auto (tussen de blauwe haken) dat tijdens de manoeuvre permanent wordt aangepast.

Dit beeld maakt het correct inparkeren gemakkelijker en biedt u de mogelijkheid alle obstakels in de buurt van de auto te zien.

Dit samengestelde beeld verdwijnt automatisch als de auto langere tijd stilstaat.

Ondanks de aanwezigheid van dit visuele hulpsysteem moet de bestuurder altijd alert blijven.

De door de camera's geleverde beelden kunnen door het reliëf zijn vervormd.

Bij schaduwzones achter de auto (bij zonnig weer) of bij onvoldoende licht kan het beeld donkerder worden en het contrast afnemen.

6

De weergave verdwijnt bij een wagensnelheid van ongeveer 10 km/h.

De functie wordt automatisch uitgeschakeld ongeveer 7 seconden na het uit de achteruitversnelling schakelen of als een achterdeur of de achterklep wordt geopend.

255

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Beelden van de omgeving achter de auto

Als de achteruitversnelling wordt ingeschakeld, wordt de camera op de achterklep of de achterdeur geactiveerd.

"180°-beeld"

"Standaardbeeld"

"Ingezoomd beeld" (samengesteld)

Het gebied achter uw auto wordt op het scherm weergegeven.

De blauwe lijnen geven de breedte van uw auto

(met buitenspiegels) weer: ze verplaatsen zich afhankelijk van de stand van het stuurwiel.

De rode lijn geeft een afstand van 30 cm achter de achterbumper weer, de twee blauwe lijnen een afstand van 1 m en 2 m.

Dankzij het 180°-beeld kunt u bij het achteruit uit een parkeerplaats rijden anticiperen op kruisende voertuigen, voetgangers of fietsers.

Het is niet raadzaam dit beeld te gebruiken tijdens de volledige manoeuvre.

Het is als volgt samengesteld:

Tijdens het achteruitrijden slaat de camera de beelden van de omgeving op. Aan de hand van deze informatie kan een birdview-beeld van het gebied vlak achter de auto worden samengesteld zodat u tijdens de manoeuvre de obstakels in de omgeving van de auto kunt zien.

Dit beeld is beschikbaar in de modus AUTO en kan worden geselecteerd in het menu voor het veranderen van het beeld.

De parkeerhulp achter kan u daarbij helpen.

De obstakels kunnen verder weg lijken dan ze in werkelijkheid zijn.

Houd tijdens het achteruitrijden de omgeving van de auto in de gaten met behulp van de spiegels.

256

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

"Modus AUTO"

Deze modus is standaard geactiveerd.

Dankzij de sensoren in de achterbumper kan, wanneer de auto een obstakel nadert, automatisch worden overgeschakeld van het beeld van de omgeving achter de auto naar het birdview-beeld.

Snelstartmodus

Een melding (in het Engels) geeft aan dat u de omgeving van de auto moet controleren voordat u de manoeuvre uitvoert.

Inschakelen

Het systeem wordt automatisch ingeschakeld als de achteruitversnelling wordt ingeschakeld.

De functie wordt weergegeven op het touchscreen. Druk op het rode kruis links boven op het venster om het weergegeven venster te sluiten.

Rijden

Wanneer het submenu wordt weergegeven, kunt u een van de vier beeldopties kiezen:

"Standaardbeeld".

"180°-beeld".

"Ingezoomd beeld".

"Modus AUTO".

Door op deze zone te drukken kunt u op elk gewenst moment de weergavemodus kiezen.

Controleer regelmatig of de lenzen van de camera's schoon zijn.

Reinig regelmatig de achteruitrijcamera met een zachte en droge doek.

Wassen met hogedrukspuit (bijv. bij modder op de camera's)

Houd tijdens het wassen van de auto het uiteinde van de hogedrukspuit op minimaal

30 cm van de lenzen van de camera's, omdat deze anders beschadigd kunnen raken.

6

Met de snelstartmodus kan zo snel mogelijk de omgeving van de auto (linker gedeelte) en de bovenzijde van de auto worden weergegeven.

De functie wordt automatisch uitgeschakeld als een aanhanger wordt getrokken of als een fietsendrager op de trekhaak is gemonteerd (auto met een volgens de voorschriften van de fabrikant gemonteerde trekhaak).

257

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Bandenspanningscontrolesysteem

Dit systeem controleert automatisch de bandenspanning tijdens het rijden.

Het systeem bewaakt de spanning van de vier banden zodra de auto begint te rijden.

Het systeem vergelijkt de signalen van de snelheidssensoren van de wielen met de referentiewaarden die elke keer nadat de banden op spanning zijn gebracht of na het verwisselen van een wiel moeten worden gereset .

Het systeem geeft een waarschuwing zodra wordt gesignaleerd dat de spanning van een of meer banden te laag is.

Het bandenspanningscontrolesysteem is niet meer dan een hulpmiddel, hetgeen inhoudt dat de waakzaamheid van de bestuurder niet door het systeem kan worden vervangen.

Het systeem onthoudt u niet van de verantwoordelijkheid om elke maand de bandenspanning te controleren (ook die van het reservewiel). Doe dit ook voordat u een lange rit gaat maken.

Het rijden met een te lage bandenspanning heeft een nadelige invloed op het weggedrag en de remweg van de auto en veroorzaakt vroegtijdige bandenslijtage, vooral onder zware omstandigheden (zware belading, hoge snelheden, een lange rit).

Het rijden met een te lage bandenspanning veroorzaakt bovendien een hoger brandstofverbruik.

De voor uw auto voorgeschreven bandenspanning vindt u op de sticker met de bandenspanningen.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de identificatie van de auto .

De bandenspanning moet worden gecontroleerd als de banden "koud" zijn

(de auto staat langer dan een uur stil of er is minder dan 10 km gereden met een beperkte snelheid).

Onder andere omstandigheden (bij warme banden) moet de bandenspanning ten opzichte van de op de sticker vermelde spanning met 0,3 bar worden verhoogd.

Sneeuwkettingen

Het systeem hoeft niet gereset te worden na het aanbrengen of verwijderen van sneeuwkettingen.

Reservewiel

Het stalen reservewiel is niet voorzien van een bandenspanningssensor.

258

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Waarschuwing te lage bandenspanning

U krijgt deze waarschuwing als dit lampje blijft branden in combinatie met een geluidssignaal en, volgens uitvoering, een melding.

F Verminder onmiddellijk uw snelheid en vermijd plotselinge stuurbewegingen en krachtig remmen.

F Stop zodra dit mogelijk is op een veilige plaats.

Een te lage bandenspanning is niet altijd aan de band te zien. Een visuele controle is dus niet voldoende.

Rijden

F Gebruik in het geval van een lekke band de bandenreparatieset of het reservewiel

(volgens uitvoering), of

F controleer als u een compressor in de auto hebt, bijvoorbeeld die van de set voor tijdelijke bandenreparatie, de spanning van de vier banden als deze zijn afgekoeld, of

F rijd voorzichtig verder als het niet mogelijk is om deze controle onmiddellijk uit te voeren.

De waarschuwing blijft actief tot het systeem is gereset.

Resetten

Elke keer nadat u een of meer banden op spanning hebt gebracht en na het verwisselen van een of meer wielen, moet u het systeem resetten.

Controleer voordat u het systeem gaat resetten of de spanning van de vier banden overeenkomstig de gebruiksomstandigheden van de auto en de voorschriften op de sticker met de bandenspanningen is.

Het waarschuwingssysteem voor te lage bandenspanning is alleen betrouwbaar als de vier banden tijdens het resetten de juiste spanning hebben.

Het bandenspanningscontrolesysteem geeft geen meldingen als de bandenspanning bij het resetten onjuist is.

6

Het resetten van het systeem moet gebeuren bij aangezet contact en stilstaande auto.

De nieuw opgeslagen waarden van de bandenspanning worden door het systeem beschouwd als referentiewaarden.

259

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Rijden

Met autoradio

Storing

Selecteer in het menu " Persoonlijke instelling - configuratie

"

Met touchscreen

" de optie

Initialisatie bandenspanningscontrole ".

Selecteer in het menu Rijden de optie

" Initialisatie bandenspanningscontrole ".

Druk op " Ja " om het resetten te bevestigen .

Als het resetten is voltooid, klinkt een geluidssignaal en wordt een melding weergegeven.

Als het waarschuwingslampje te lage bandenspanning gaat knipperen en vervolgens blijft branden in combinatie met het lampje

Service, wijst dit op een storing in het systeem.

In dat geval werkt de bandenspanningscontrole mogelijk niet goed.

Laat het systeem controleren door het

CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

Controleer na werkzaamheden aan het systeem altijd de spanning van de vier banden en reset het systeem vervolgens.

260

Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016

Praktische informatie

Brandstoftank

Inhoud van de brandstoftank: ongeveer 69 liter.

Openen Tanken

Tank meer dan 8 liter brandstof om er voor te zorgen dat de stijging van het brandstofniveau wordt weergegeven op de brandstofmeter.

Tijdens het openen van de tankdop kan een geluid van aangezogen lucht hoorbaar zijn.

Dit wordt veroorzaakt door de onderdruk die ontstaat door de afdichting van het brandstofcircuit. Dit geluid is normaal.

F Kies bij het tankstation de juiste brandstof

(deze staat vermeld op de sticker aan de binnenzijde van de brandstofvulklep van uw auto).

- Zet altijd eerst de motor af.

- Ontgrendel de auto als deze is voorzien van het Keyless entry and start-systeem.

- Open de brandstofvulklep.

F Draai de vuldop open en plaats deze op de steun (aan de klep).

F Steek het vulpistool zo ver mogelijk in de vulopening en druk hierbij de metalen klep A in.

F Vul de brandstoftank. Laat het vulpistool maximaal drie keer afslaan, aangezien er anders storingen kunnen optreden.

F Plaats de vuldop terug en sluit deze door de dop rechtsom te draaien.

F Druk de brandstofvulklep dicht (uw auto moet ontgrendeld zijn).

7

Indien uw auto is voorzien van het

Stop & Start-systeem, tank dan nooit wanneer de motor zich in de STOPstand bevindt; zet in dat geval altijd het contact af met de sleutel of met de knop

"START/STOP" bij een auto met het

Keyless entry and start-systeem.

F Als uw auto is voorzien van een conventionele sleutel, steek deze dan in de vuldop en draai de sleutel linksom.

261

Spacetourer-VP_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016

Praktische informatie

Als uw auto is voorzien van een schuifdeur aan de linkerzijde, open deze dan niet tijdens het tanken omdat hierbij de brandstofvulklep beschadigd kan raken.

Uw auto is voorzien van een katalysator, die de schadelijke bestanddelen in de uitlaatgassen vermindert.

Indien u per vergissing de verkeerde brandstof voor uw auto tankt, moet de tank beslist worden afgetapt voordat de motor kan worden gestart.

Tankbeveiliging diesel

Dit mechanisme is aangebracht in auto's met een dieselmotor, waardoor het onmogelijk is om benzine te tanken. Hiermee wordt schade aan de motor, ontstaan door het tanken van de verkeerde brandstof, voorkomen.

Deze voorziening, die in de tankopening is ingebouwd, wordt geactiveerd zodra u de brandstoftankdop verwijdert.

Minimumbrandstofniveau

Als het minimumbrandstofniveau is bereikt, gaat dit waarschuwingslampje branden, in combinatie met een geluidssignaal en een melding.

Als dit lampje gaat branden, zit er nog minder dan 8 liter brandstof in de tank.

Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat u zonder brandstof komt te staan.

Onderbreking brandstoftoevoer

Uw auto is voorzien van een beveiliging die bij een aanrijding onmiddellijk de brandstoftoevoer afsluit.

Wanneer u bij een dieseluitvoering een benzinetankpistool in de tankopening plaatst, wordt dit tegengehouden door een klep, waardoor het vergrendeld blijft en er dus niet getankt kan worden.

Probeer in dat geval niet toch te tanken maar kies een dieseltankpistool.

262

Spacetourer-VP_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016

Praktische informatie

Het vullen van de brandstoftank met behulp van een jerrycan is wel mogelijk, maar doe dit met beleid.

Houd de tuit van de jerrycan recht en druk deze niet tegen de klep van de tankbeveiliging, om ervoor te zorgen dat de brandstof netjes in de vulopening stroomt.

Brandstof voor dieselmotoren

Reizen naar het buitenland

Omdat de tankpistolen voor het tanken van

Diesel per land kunnen verschillen, kan de aanwezigheid van een tankbeveiliging op de auto er toe leiden dat tanken niet mogelijk is.

Wij adviseren u daarom voordat u naar het buitenland afreist bij het CITROËN-netwerk te informeren of uw auto geschikt is om in het desbetreffende land te kunnen tanken.

De dieselmotoren zijn geschikt voor biobrandstoffen die aan de huidige en toekomstige Europese richtlijnen voldoen en die aan de pomp getankt kunnen worden:

- Diesel die voldoet aan de richtlijn EN590 gemengd met biobrandstof die voldoet aan de richtlijn EN14214,

- Diesel die voldoet aan de richtlijn EN16734 gemengd met biobrandstof die voldoet aan de richtlijn EN14214 (met een gehalte aan methyl-estervetzuren van 0 tot 10%),

- Paraffinehoudende diesel die voldoet aan de richtlijn EN15940 gemengd met biobrandstof die voldoet aan de richtlijn

EN14214 (met een gehalte aan methylestervetzuren van 0 tot 7%).

De brandstof B20 of B30 die voldoet aan de richtlijn EN16709 is ook geschikt voor de dieselmotor van uw auto. Maar als deze brandstof, ook al is het slechts incidenteel, wordt gebruikt, moeten de bijzondere onderhoudsvoorschriften (voor "Zware rijomstandigheden") strikt worden nageleefd.

Raadpleeg voor meer informatie het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Het gebruik van elk ander type (bio)brandstof

(zuivere of verdunde plantaardige of dierlijke olie, stookolie...) is nadrukkelijk verboden

(kans op schade aan de motor en het brandstofcircuit).

Alleen het gebruik van dieseladditieven die voldoen aan de norm B715000 is toegestaan.

7

Spacetourer-VP_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016

263

Praktische informatie

Sneeuwkettingen

Onder winterse omstandigheden verbeteren sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag van de auto.

Uitsluitend de voorwielen mogen van sneeuwkettingen worden voorzien.

Gebruik uitsluitend kettingen die geschikt zijn voor het type velg van uw auto.

Maat van de af fabriek gemonteerde banden

Type sneeuwketting schakel 12 mm 215/65 R16

215/60 R17

-

225/55 R17

Het gebruik van sneeuwsokken is eveneens mogelijk.

Neem voor meer informatie contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Houd u altijd aan de ter plekke geldende regelgeving over het gebruik van sneeuwkettingen en de maximaal toegestane snelheid.

Montagetips

F Als u onderweg sneeuwkettingen moet monteren, zet de auto dan langs de kant van de weg stil op een vlakke ondergrond.

F Trek de handrem aan en plaats eventueel wielblokken voor of achter de wielen om te voorkomen dat de auto wegglijdt.

F Monteer de sneeuwkettingen, volg daarbij de aanwijzingen van de fabrikant.

F Rijd langzaam weg en rijd een klein stukje met een snelheid van maximaal 50 km/h.

F Zet de auto stil en controleer of de kettingen correct gespannen zijn.

Rijd niet met sneeuwkettingen op een sneeuwvrij gemaakte weg om schade aan de banden en het wegdek te voorkomen. Als uw auto is voorzien van lichtmetalen velgen, controleer dan of de ketting en de bevestigingen de velg niet raken.

Het is bijzonder raadzaam voor vertrek het monteren van de sneeuwkettingen te oefenen; doe dit op een vlakke en droge ondergrond.

264

Spacetourer-VP_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016

Praktische informatie

Trekken van een aanhanger

Wij raden u aan gebruik te maken van een speciaal door CITROËN geteste en goedgekeurde trekhaak inclusief bedrading en deze door het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats te laten monteren.

Als de trekhaak wordt gemonteerd door een bedrijf dat niet tot het CITROËNnetwerk behoort, moet de montage altijd volgens de voorschriften van de fabrikant worden uitgevoerd.

Uw auto is hoofdzakelijk bedoeld voor het vervoer van personen en bagage, maar is tevens geschikt voor het trekken van een aanhanger.

Het rijden met een aanhanger heeft veel invloed op het rijgedrag van de auto en vergt daarom extra aandacht van de bestuurder.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer rijtips , in het bijzonder met betrekking tot het trekken van een aanhanger.

7

Spacetourer-VP_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016

265

Praktische informatie

Eco-mode

De eco-mode bepaalt de maximale gebruiksduur van een aantal functies om te voorkomen dat de accu ontladen raakt.

Nadat de motor is afgezet, kunt u een aantal elektrische functies zoals het audio- en telematicasysteem, de ruitenwissers, dimlichten, plafonniers, ... nog in totaal maximaal 40 minuten gebruiken.

Inschakelen van de eco-mode

Een melding op het display van het instrumentenpaneel geeft aan dat de eco-mode is ingeschakeld en worden de actieve functies in de ruststand gezet.

Als u op het moment dat de eco-mode wordt ingeschakeld aan het telefoneren bent, kan het gesprek nog gedurende ongeveer 10 minuten worden voortgezet via de handsfree set van uw autoradio.

Uitschakelen van de eco-mode

De functies worden automatisch weer ingeschakeld als de motor gestart wordt.

Start om de functies direct weer te kunnen gebruiken de motor en laat deze draaien:

- minder dan tien minuten om de functies ongeveer vijf minuten te kunnen gebruiken,

- meer dan tien minuten om de functies ongeveer dertig minuten te kunnen gebruiken.

Neem de tijd die nodig is voor het starten van de motor in acht om een juiste lading van de accu te garanderen.

Vermijd het herhaaldelijk en continu starten van de motor om de accu bij te laden.

Als de accu ontladen is, kan de motor niet gestart worden.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de 12V-accu .

Spaarfase

De spaarfase stuurt de elektrische functies van de auto aan om het ontladen van de accu te voorkomen.

Tijdens het rijden kunnen in verband met de laadtoestand van de accu enkele functies

(airconditioning, achterruitverwarming, ...) tijdelijk worden uitgeschakeld.

Deze functies worden automatisch ingeschakeld zodra de laadtoestand van de accu dit toelaat.

266

Spacetourer-VP_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016

Praktische informatie

Accessoires

Een ruime keuze aan accessoires en originele onderdelen wordt u aangeboden door het CITROËN-netwerk.

Deze accessoires en onderdelen zijn volledig aangepast aan uw auto, zijn voorzien van een artikelnummer en beschikken over de garantie van CITROËN.

Installeren van radiocommunicatiezenders

Voordat u radiozenders met buitenantenne als uitrusting achteraf monteert, kunt u bij het

CITROËN-netwerk de technische gegevens (frequentieband, maximaal uitgangsvermogen, positie antenne, specifieke installatievoorschriften) van de voor montage geschikte zenders opvragen, conform de Richtlijn

Elektromagnetische Compatibiliteit

(2004/104/EG).

Het monteren van elektrische apparatuur of accessoires die niet onder een artikelnummer in het assortiment van CITROËN voorkomen, kan leiden tot storingen in het elektronisch systeem van uw auto en een verhoogd stroomverbruik veroorzaken.

Neem contact op met een vertegenwoordiger van het merk CITROËN om u te laten informeren over het assortiment uitrustingen en accessoires voorzien van een artikelnummer.

"Comfort"

Windgeleiders, aansteker, bagagestoppers, kledinghanger voor bevestiging aan de hoofdsteun, parkeerhulp voor en achter, gestileerde spatlappen, indelingssysteem bagageruimte, ...

Afhankelijk van de lokale wetgeving kan de aanwezigheid van bepaalde veiligheidsuitrusting verplicht zijn: veiligheidsvesten, gevarendriehoeken, alcoholtests, een set reservelampen, reservezekeringen, een brandblusser, een verbandtrommel, spatlappen aan de achterzijde van de auto.

"Styling"

Wieldoppen, sierdoppen voor velgen, dorpellijsten, pookknoppen, ...

"Veiligheid"

Inbraakalarm, graveren van ruiten, wielbouten met slot, kinderzitjes, alcolholtest, verbandtrommel, gevarendriehoek, veiligheidsvest, lokalisatiesysteem gestolen auto, wagenparkbeheermodule, sneeuwkettingen, sneeuwsokken, mistlampen vóór, ...

"Bescherming"

Matten*, stoelhoezen geschikt voor stoelen met zij-airbags, spatlappen, zijstootlijsten, bumperbeschermers, beschermingsset voor de laadruimte (hout of kunststof), dorpellijsten achter, matten achter, ...

"Transportoplossingen"

Kunststof bak bagageruimte, bagagenet, allesdragers, fietsendrager voor bevestiging op de trekhaak, fietsendrager voor bevestiging op de allesdragers, skidrager, dakkoffer, trekhaakkabelset...

De trekhaak moet door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats worden gemonteerd.

* Om te voorkomen dat de pedalen blijven hangen:

- controleer of de mat goed op zijn plaats ligt en goed is bevestigd,

- leg nooit meerdere matten boven op elkaar.

7

267

Spacetourer-VP_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016

Praktische informatie

"Multimedia"

Smartphonehouder, semi geïntegreerde tablethouder of navigatiesysteemhouder, gamma autoradio's en portable navigatiesystemen, zwarte doos, Bluetooth handsfree set, DVD-speler, multimediahouder, rijhulpsystemen, voertuigvolgsysteem, ...

Dakstangen/imperiaal

U kunt bij het CITROËN-netwerk ook terecht voor het aanschaffen van producten voor reiniging, onderhoud

(interieur en exterieur), waaronder de ecologische producten uit het gamma "TECHNATURE", en bijvullen

(ruitensproeiervloeistof, ...), lakstiften en spuitbussen met de kleur die exact overeenkomt met die van uw auto en producten voor navullen (flacon voor bandenreparatieset...), ...

Neem voor alle werkzaamheden aan uw auto contact op met een gekwalificeerde werkplaats die beschikt over de juiste technische informatie, vakkennis en apparatuur.

Het CITROËN-netwerk is in staat u dit te bieden.

268

Spacetourer-VP_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016

Gebruik bij het monteren van dakstangen de hiervoor bestemde bevestigingspunten:

F open de afdekkapjes van de bevestigingspunten van beide dakstangen,

F breng de bevestigingspunten van de dakstangen aan en vergrendel ze één voor

één op het dak,

F controleer of de dakstangen goed zijn bevestigd (door eraan te schudden),

F sluit de afdekkapjes van beide dakstangen.

De dakstangen zijn verwisselbaar en kunnen voor elk paar bevestigingspunten worden afgesteld.

Raadpleeg de wetgeving van uw land met betrekking tot het vervoeren van voorwerpen die langer zijn dan de auto.

Monteer een imperiaal op de daarvoor bestemde bevestigingspunten:

F breng de bevestigingspunten van het imperiaal aan en vergrendel ze één voor

één op het dak,

F controleer of het imperiaal goed is bevestigd (door eraan te schudden).

Max. toegestaan gewicht per bevestigingspunt

, bij een maximale laadhoogte van 40 cm: 25 kg .

Max. toegestane daklast afhankelijk van de lengte van de auto:

- compact (L1) met

8 bevestigingspunten: 200 kg

- standaard (L2) en lang (L3) met

10 bevestigingspunten: 250 kg

Pas bij een belading hoger dan 40 cm de wagensnelheid aan de rijomstandigheden aan om schade aan de dakstangen of het imperiaal en de bevestigingsplaatsen op het dak te voorkomen.

Praktische informatie

Wisserbladen vervangen

Voordat u een wisserblad demonteert

Monteren

F Breng het nieuwe wisserblad aan en klik het vast.

F Zet de ruitenwisserarm voorzichtig terug.

Na het monteren van een wisserblad vóór

F Zet het contact aan.

F Bedien nogmaals de ruitenwisserschakelaar om de ruitenwissers in de ruststand te zetten.

F

Bedien de ruitenwisserschakelaar binnen

één minuut na het afzetten van het contact om de ruitenwissers naar het midden van de voorruit te verplaatsen.

Demonteren

F Til de desbetreffende ruitenwisserarm op.

F Maak het wisserblad los en verwijder het.

7

Spacetourer-VP_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016

269

Praktische informatie

TOTAL & CITROËN

Partners in prestaties en respect voor het milieu

Innovatie voor nog betere prestaties

Sinds meer dan 40 jaar ontwikkelen de Research

& Development-teams van TOTAL voor CITROËN smeermiddelen die geschikt zijn voor de nieuwste technologieën die in auto’s van het merk CITROËN worden toegepast, zowel voor wedstrijddoeleinden als gebruik in het dagelijkse leven.

Zo kunt u rekenen op de beste prestaties van de motor.

Een optimale bescherming van uw motor

Het gebruik van TOTAL smeermiddelen bij het onderhoud van uw CITROËN zorgt voor een langere levensduur en betere prestaties van de motor, waarbij het milieu zo min mogelijk wordt belast.

270

Spacetourer-VP_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016

Praktische informatie

Motorkap

Openen

F Open het portier.

Schakel het Stop&Start-systeem altijd uit als u handelingen onder de motorkap wilt uitvoeren, om letsel door het automatisch activeren van de

START-stand te voorkomen.

Open de motorkap niet als het hard waait.

Wees bij warme motor voorzichtig met het bedienen van de veiligheidshaak en de motorkapsteun (kans op brandwonden).

Gebruik nooit een hogedrukreiniger om de motorruimte schoon te maken: de elektrische componenten kunnen dan beschadigd raken.

F Trek de hendel aan de onderzijde van het portierkader naar u toe.

F Beweeg de hendel omhoog en til de motorkap op.

De koelventilator kan ook nog gaan draaien nadat de motor is afgezet: houd daarom voorwerpen en kleding uit de buurt van de ventilator.

F Neem de motorkapsteun uit de houder en bevestig deze in de uitsparing om de motorkap geopend te houden.

Sluiten

F Haal de motorkapsteun uit de uitsparing.

F Bevestig de motorkapsteun in de houder.

F Laat de motorkap voorzichtig zakken en laat deze aan het einde van de slag in het slot vallen.

F Trek aan de motorkap om te controleren of deze goed vergrendeld is.

7

271

Spacetourer-VP_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016

Praktische informatie

Dieselmotor

1.

Reservoir ruiten- en koplampsproeiers.

2.

Reservoir koelvloeistof.

3.

Motorolie (bij)vullen.

4.

Oliepeilstok.

5.

Handopvoerpomp*.

6.

Vulopening remvloeistof.

7.

Accu.

8.

Afzonderlijk massapunt (aansluiting "-").

9.

Zekeringkast.

10.

Reservoir stuurbekrachtigingsvloeistof.

11.

Luchtfilter.

Het brandstofcircuit staat onder hoge druk:

- Voer nooit werkzaamheden aan dit circuit uit.

- In de HDi-motoren is veel hoogwaardige technologie toegepast.

Laat werkzaamheden aan deze motoren daarom altijd over aan het personeel van het CITROËN-netwerk, dat daar speciaal voor is opgeleid.

* Volgens motoruitvoering.

272

Spacetourer-VP_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016

De afbeelding van deze motor dient als voorbeeld. De plaats van de oliepeilstok en de olievuldop is afhankelijk van de motoruitvoering.

Praktische informatie

Niveaus controleren

Controleer deze niveaus regelmatig en respecteer de voorwaarden zoals vermeld in het onderhoudsschema van de fabrikant. Vul indien nodig bij, tenzij anders aangegeven.

Laat in het geval van een sterk gedaald niveau het desbetreffende circuit controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

Let bij werkzaamheden onder de motorkap goed op, want bepaalde delen van de motor kunnen zeer heet zijn (kans op brandwonden) en de motorventilateur kan ieder moment aanslaan (zelfs bij afgezet contact).

Motorolieniveau

Het motorolieniveau kan bij aangezet contact worden gecontroleerd via de motorolieniveaumeter op het instrumentenpaneel (volgens uitvoering) of met de oliepeilstok.

De controle van het motorolieniveau is alleen betrouwbaar als de auto op een horizontale ondergrond staat en de motor ten minste

30 minuten niet heeft gedraaid.

Het is normaal dat u tussen twee onderhoudsbeurten door olie moet bijvullen.

CITROËN adviseert u om elke 5000 km het olieniveau te controleren en, indien nodig, olie bij te vullen.

Controle met de oliepeilstok

De plaats van de oliepeilstok is aangegeven op de desbetreffende afbeelding van de motorruimte.

F Trek aan het gekleurde uiteinde om de oliepeilstok volledig uit de schacht te trekken.

F Veeg de peilstok af met een schone, niet pluizende doek.

F Steek de oliepeilstok weer volledig in de schacht en trek hem er weer uit om het oliepeil te controleren: het oliepeil is correct als het tussen de merktekens A en B ligt.

A = MAXI

B = MINI

Als u ziet dat het oliepeil boven het merkteken A of onder het merkteken B ligt, start de motor dan niet .

- Als het oliepeil boven het merkteken MAXI ligt (kans op motorschade), neem dan contact op met het CITROËN-netwerk of met een gekwalificeerde werkplaats.

- Als het oliepeil lager is dan het merkteken

MINI , vul dan altijd motorolie bij.

7

273

Spacetourer-VP_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016

Praktische informatie

Eigenschappen van de olie

Controleer voordat u olie bijvult of ververst of de motorolie die u wilt gebruiken overeenkomt met de door de fabrikant aanbevolen motorolie voor uw auto en motoruitvoering.

Motorolie bijvullen

De plaats van de vulopening voor de motorolie is aangegeven op de desbetreffende afbeelding van de motorruimte.

F Draai de dop van de vulopening.

F Giet de olie voorzichtig in de opening om morsen op motoronderdelen te voorkomen

(dit kan brand veroorzaken).

F Wacht enkele minuten en controleer vervolgens nogmaals het oliepeil met de peilstok.

F Vul indien nodig nog olie bij.

F Draai nadat u het oliepeil nogmaals hebt gecontroleerd de dop zorgvuldig op de vulopening en steek de peilstok weer in de schacht.

Na het bijvullen zal de olieniveaumeter op het dashboard bij het aanzetten van het contact na 30 minuten de juiste waarde aangeven.

Olie verversen

Raadpleeg het onderhoudsschema van de fabrikant voor het verversingsinterval voor uw auto.

Maak om een verminderde betrouwbaarheid van de motor en de emissieregeling te voorkomen nooit gebruik van additieven in de motorolie.

Remvloeistofniveau

Het remvloeistofniveau dient zich zo dicht mogelijk bij het merkteken "MAXI" te bevinden. Controleer indien dit niet het geval is of de remblokken van uw auto zijn versleten.

Remvloeistof verversen

Raadpleeg het onderhoudsschema van de fabrikant voor het voorgeschreven verversingsinterval.

Type remvloeistof

Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven remvloeistof.

Stuurbekrachtigingsvloeistofniveau

Het stuurbekrachtigingsvloeistofniveau dient zich zo dicht mogelijk bij het merkteken "MAXI" te bevinden. Draai bij koude motor de dop open om het niveau te controleren.

Koelvloeistofniveau

Het koelvloeistofniveau dient zich zo dicht mogelijk bij het merkteken "MAXI" te bevinden, maar mag beslist niet hoger zijn.

Als de motor warm is, wordt de temperatuur van de koelvloeistof geregeld door de koelventilator.

De koelventilator kan ook nog gaan draaien nadat de motor is afgezet: houd daarom voorwerpen en kleding uit de buurt van de ventilator.

Wacht bovendien alvorens werkzaamheden aan het koelsysteem uit te voeren ten minste

1 uur nadat de motor gedraaid heeft, omdat het koelsysteem onder druk staat.

Draai om brandwonden te voorkomen de dop eerst 2 omwentelingen los om de druk te laten dalen. Verwijder, als de druk eenmaal gedaald is, de dop en vul koelvloeistof bij.

Controleer het koelvloeistofniveau van uw auto regelmatig, afhankelijk van de gebruiksomstandigheden (elke

5000 km/3 maanden); vul indien nodig bij met de door de fabrikant voorgeschreven koelvloeistof.

Het is normaal om tussen twee onderhoudsbeurten koelvloeistof te moeten bijvullen.

274

Spacetourer-VP_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016

Het controleren en bijvullen moet altijd worden uitgevoerd bij koude motor.

Een te laag koelvloeistofniveau kan leiden tot ernstige motorschade.

Als de buitentemperatuur hoog is, is het raadzaam de motor, als de auto stilstaat, 1 - 2 minuten stationair te laten draaien om de koeling te vergemakkelijken.

Aftappen van het systeem

Deze koelvloeistof hoeft niet ververst te worden.

Type koelvloeistof

Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven koelvloeistof.

Praktische informatie

Niveau ruiten- en koplampsproeiervloeistof

Wanneer uw auto is voorzien van koplampsproeiers, wordt een te laag vloeistofniveau van de ruiten- en koplampsproeiers aangegeven door een geluidssignaal en een melding op het display van het instrumentenpaneel.

Vul bij de eerstvolgende gelegenheid het reservoir bij.

Type ruiten- en koplampsproeiervloeistof

Voor een optimale reiniging en om het bevriezen van de sproeiers te voorkomen is het (bij)vullen van het reservoir met water niet toegestaan.

Niveau brandstofadditief

(diesel met roetfilter)

Een te laag additiefniveau wordt aangegeven door dit verklikkerlampje in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display van het instrumentenpaneel.

Bijvullen

Laat het bijvullen zo spoedig mogelijk uitvoeren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

Onder winterse omstandigheden is het raadzaam ruitensproeiervloeistof op basis van ethanol of methanol te gebruiken.

Afgewerkte producten

Vermijd langdurig huidcontact met afgewerkte olie en andere vloeistoffen.

De meeste van deze vloeistoffen zijn bijtend en schadelijk voor de gezondheid.

7

Gooi afgewerkte olie en andere vloeistoffen niet in het riool, in het water of op de grond.

Deponeer afgewerkte olie in de daarvoor bestemde containers bij het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

275

Spacetourer-VP_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016

Praktische informatie

Controles

Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, het onderhoudsschema van de fabrikant dat betrekking heeft op de motoruitvoering van uw auto voor het controleren van bepaalde onderdelen.

Laat de controles eventueel uitvoeren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

12V-accu

De accu is onderhoudsvrij.

Niettemin is het raadzaam om regelmatig te controleren of de accupoolklemmen goed vastzitten (bij uitvoeringen zonder snelsluiting voor de accupoolklemmen) en of de aansluitingen schoon zijn.

Raadpleeg voordat u werkzaamheden uitvoert aan de 12V-accu de desbetreffende rubriek voor meer informatie en de te nemen voorzorgsmaatregelen.

Uitvoeringen met het Stop & Startsysteem zijn voorzien van een speciale

12V-loodaccu.

Deze accu mag uitsluitend worden vervangen door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

Luchtfilter en interieurfilter

Laat de filters periodiek vervangen volgens de in het onderhoudsschema van de fabrikant aangegeven intervallen.

Als de omgeving (veel stof...) en het gebruik

(veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding geven, moeten de filters twee keer zo vaak worden vervangen .

Een verstopt interieurfilter kan de prestaties van de airconditioning verstoren en onaangename geuren veroorzaken.

Oliefilter

Laat bij het olie verversen tevens het oliefilter vervangen.

Raadpleeg het onderhoudsschema van de fabrikant voor het vervangingsinterval van dit onderdeel.

Roetfilter (diesel)

Als het roetfilter vervuild is, wordt u hierop geattendeerd door het tijdelijk branden van dit lampje in combinatie met een melding op het multifunctionele display.

Ga om het roetfilter te regenereren, zodra de omstandigheden het toelaten, met een snelheid van minimaal 60 km/h rijden tot het lampje dooft.

Als het lampje blijft branden, is het minimum brandstofadditiefniveau bereikt.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het controleren van niveaus .

Bij een nieuwe auto kunt u de eerste paar keer dat het roetfilter geregenereerd wordt een brandlucht ruiken; dit is volkomen normaal.

Als langdurig met zeer lage snelheid wordt gereden of de motor langdurig stationair draait, kan bij gasgeven soms rook uit de uitlaat waargenomen worden. Dit heeft geen invloed op de prestaties en heeft geen gevolgen voor het milieu.

276

Spacetourer-VP_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016

Praktische informatie

Handgeschakelde versnellingsbak

De versnellingsbak is onderhoudsvrij

(olie verversen niet noodzakelijk).

Raadpleeg het onderhoudsschema van de fabrikant voor de periodieke onderhoudscontrole.

Automatische transmissie

Handrem

Als de handrem een te grote slag heeft of als het systeem minder goed werkt, moet de handrem, zelfs tussen twee onderhoudsbeurten door, worden afgesteld.

Laat het systeem controleren door het

CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Staat van remschijven

Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats voor informatie over het controleren van de slijtage van de remschijven.

De automatische transmissie is onderhoudsvrij (olie verversen niet noodzakelijk).

Raadpleeg het onderhoudsschema van de fabrikant voor het interval van de niveaucontrole.

Elektronisch gestuurde versnellingsbak

De versnellingsbak is onderhoudsvrij

(olie verversen niet noodzakelijk).

Raadpleeg het onderhoudsschema van de fabrikant voor het interval van de niveaucontrole.

Remblokken

De slijtage van de remblokken is sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral bij stadsverkeer en veel korte ritten. Hierdoor kan het noodzakelijk blijken om de remblokken vaker, tussen twee onderhoudscontroles door, te laten controleren.

Als het remsysteem vrij is van lekkages, duidt een te laag remvloeistofniveau erop dat de remblokken versleten zijn.

Gebruik uitsluitend door CITROËN aanbevolen producten of gelijkwaardige kwaliteitsproducten.

Om de werking van belangrijke organen als het remsysteem te optimaliseren, selecteert en biedt CITROËN specifieke producten aan.

Na het wassen kan er zich een laagje vocht of onder winterse omstandigheden ijs vormen op de remschijven en remblokken: de remwerking kan daardoor afnemen.

Rem een paar keer lichtjes om de remmen vocht- en ijsvrij te maken.

7

277

Spacetourer-VP_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016

Praktische informatie

AdBlue

®

en SCR-systeem voor BlueHDi-dieselmotoren

De AdBlue ® bevindt zich in een specifiek reservoir. Het reservoir heeft een inhoud van 22 liter, goed voor een actieradius van ongeveer 20.000 km voordat een waarschuwingssysteem u meldt dat u met de resterende hoeveelheid vloeistof nog maximaal

2400 km kunt rijden.

Als het AdBlue ® -reservoir leeg is, zorgt een wettelijk verplicht systeem ervoor dat de motor niet opnieuw kan worden gestart.

Als het SCR-systeem niet goed werkt, stoot uw auto te veel schadelijke stoffen uit, waardoor hij niet meer aan de

Euro 6-emissienorm voldoet.

Neem bij een storing in het SCRsysteem zo snel mogelijk contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats: na 1100 km wordt een systeem geactiveerd dat het opnieuw starten van de motor blokkeert.

Om het milieu zo min mogelijk te belasten en om aan de nieuwe Euro 6-norm te voldoen, heeft CITROËN ervoor gekozen zijn auto's met dieselmotor te voorzien van een systeem waarbij het roetfilter (FAP) wordt gecombineerd met een SCR-systeem (Selective Catalytic

Reduction) voor de behandeling van de uitlaatgassen zonder dat de prestaties veranderen of het brandstofverbruik toeneemt.

Tijdens het vullen mag de opbrengst niet groter zijn dan 40 liter per minuut.

Om ervoor te zorgen dat het SCR-systeem goed blijft werken, wordt bij elke periodieke onderhoudscontrole aan uw auto in het

CITROËN-netwerk of bij een gekwalificeerde werkplaats het AdBlue ® -reservoir bijgevuld.

SCR-systeem

Met behulp van de vloeistof AdBlue ® , die ureum bevat, zet een katalysator tot 85% van de stikstofoxides (NOx) om in stikstof en water, stoffen die onschadelijk zijn voor de gezondheid en het milieu.

Als u verwacht tussen twee periodieke onderhoudscontroles meer dan 20.000 km te rijden, raden wij u aan het reservoir tussentijds te laten bijvullen door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

278

Spacetourer-VP_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016

Praktische informatie

Bijvullen van AdBlue

®

Het AdBlue ® -reservoir moet bij elke periodieke onderhoudscontrole worden gevuld door het

CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Vanwege de inhoud van het reservoir kan het echter noodzakelijk zijn om het reservoir tussentijds bij te vullen, zeker als u hier door een waarschuwing (verklikkerlampjes en melding) op wordt geattendeerd.

Dit kunt u laten uitvoeren door het CITROËNnetwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

Als u zelf het reservoir wilt bijvullen, lees dan eerst aandachtig de volgende waarschuwingen.

Belangrijk

Als het AdBlue ® -reservoir van uw auto helemaal leeg is (dit wordt aangegeven door de waarschuwingsmeldingen en u kunt in dat geval de motor niet meer starten) moet u het reservoir vullen met minimaal 3,8 liter additief (twee flacons van 1,89 liter).

Gebruiksvoorschriften

AdBlue ® is een oplossing op ureumbasis.

Deze vloeistof is onontvlambaar, kleurloos en geurloos (indien koel bewaard).

Als het additief in contact komt met de huid, moet u de huid wassen met kraanwater en met zeep. Als additief in de ogen komt, spoel de ogen dan onmiddellijk en grondig gedurende ten minste 15 minuten met kraanwater of met een oogspoelmiddel. Raadpleeg een arts bij een branderig gevoel of blijvende irritatie.

Als additief AdBlue ® wordt ingeslikt, spoel de mond dan met schoon water en drink vervolgens een ruime hoeveelheid water.

Onder bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld bij een hoge omgevingstemperatuur) kan het risico van het vrijkomen van ammoniakdampen niet worden uitgesloten: adem deze niet in.

Deze ammoniakdampen werken irriterend op de slijmvliezen (ogen, neus en keel).

Bewaar AdBlue ® buiten het bereik van kinderen, in de originele flacon.

Als het AdBlue ® niet in de originele flacon wordt bewaard, verliest het zijn zuiverheid.

Gebruik uitsluitend AdBlue ® die aan de norm

ISO 22241 voldoet.

Verdun de AdBlue ® nooit met water.

Giet nooit AdBlue ® in de brandstoftank.

De verpakking in flacons met een antidruppelsysteem vergemakkelijkt het bijvullen.

De flacons met een inhoud van 1,89 liter

(1/2 gallon) zijn verkrijgbaar bij het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Vul nooit AdBlue ® bij vanuit een vulsysteem dat is bedoeld voor vrachtwagens.

7

279

Spacetourer-VP_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016

Praktische informatie

Voorschriften voor opslag

AdBlue ® bevriest bij temperaturen lager dan ongeveer -11°C en verliest zijn kwaliteit bij temperaturen vanaf 25°C. Het is raadzaam de flacons koel en buiten direct zonlicht te bewaren.

Onder deze omstandigheden is de vloeistof ten minste één jaar houdbaar.

Als de vloeistof bevroren is geweest, kan deze weer worden gebruikt nadat deze bij kamertemperatuur volledig is ontdooid.

Procedure

Controleer voordat u gaat bijvullen of de auto op een vlakke en horizontale ondergrond staat.

F Zet het contact af en verwijder de sleutel of druk, als uw auto daarmee is uitgerust, op de START/STOP-knop om de motor af te zetten.

Bewaar de flacons AdBlue ® niet in uw auto.

F Draai de blauwe dop een zesde omwenteling linksom.

F Trek de knop omhoog om hem te verwijderen.

Voer de lege AdBlue ® -flacons niet als huisvuil af, maar deponeer ze in een daartoe bestemde container of breng de flacons naar uw verkooppunt.

F Open voor toegang tot het AdBlue ® reservoir het linker voorportier.

F Trek van onderen aan de zwarte dop.

Controleer 's winters of de omgevingstemperatuur van de auto hoger is dan -11°C. Als het kouder is, bevriest het AdBlue ® waardoor u het niet in het reservoir kunt gieten. Laat uw auto enkele uren op een warmere plaats staan en vul vervolgens het reservoir bij.

280

Spacetourer-VP_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016

F Pak een flacon AdBlue ® . Controleer de houdbaarheidsdatum en lees vervolgens aandachtig de gebruiksaanwijzing op het etiket voordat u de inhoud van de flacon in het AdBlue ® -reservoir van uw auto giet.

Spoel gemorst additief onmiddellijk weg met koud water of veeg het weg met een vochtige doek.

Als het additief is gekristalliseerd, verwijder het dan met een spons en warm water.

F Breng de blauwe dop aan op de vulopening van het reservoir en draai de dop een zesde omwenteling rechtsom tot hij stuit.

F Veeg nadat u de flacon leeg hebt gegoten met behulp van een vochtige doek eventuele vloeistofsporen van de rand van de vulopening van het reservoir.

Bevriezing van AdBlue ®

AdBlue ® bevriest bij temperaturen lager dan ongeveer -11°C.

Het SCR-systeem is voorzien van een voorverwarmingssysteem voor het

AdBlue ® -reservoir waardoor u ook in zeer koude omstandigheden kunt blijven rijden.

F Breng de zwarte afdekplaat van bovenaf aan.

F Sluit het portier.

Praktische informatie

Belangrijk: als u additief hebt bijgevuld nadat het reservoir leeg is geraakt , aangegeven door de melding "Vul brandstof- additief bij:

Starten geblokkeerd", dient u ongeveer

5 minuten te wachten voordat u het contact weer aanzet, zonder het bestuurdersportier te openen, de auto te ontgrendelen, de sleutel in het contactslot te steken of de sleutel van het "Keyless entry and start"systeem in het interieur te leggen.

Zet vervolgens het contact aan en start na 10 seconden wachten de motor.

7

281

Spacetourer-VP_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016

Storingen verhelpen

Gevarendriehoek (opbergen)

Deze veiligheidsuitrusting vormt een aanvulling op de alarmknipperlichten.

Elke auto moet zijn voorzien van een gevarendriehoek.

Op de weg plaatsen van de gevarendriehoek

Voordat u uit de auto stapt om de gevarendriehoek uit te vouwen en te plaatsen moet u de alarmknipperlichten inschakelen en uw reflecterende veiligheidsvest aantrekken.

Gereedschapskist

Toegang

De gereedschapskist bevindt zich onder de linker voorstoel.

282

Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

F Plaats de gevarendriehoek achter de auto, houd u daarbij aan de ter plaatse geldende regels.

Raadpleeg voor het uit- en invouwen van de gevarendriehoek de gebruiksaanwijzing van de fabrikant.

De gevarendriehoek is als accessoire leverbaar. Neem hiervoor contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

De stangen 1 en 2 zorgen ervoor dat de gereedschapskist niet uit zijn behuizing kan komen als hij niet goed is vastgezet.

Verwijderen

Openen

Storingen verhelpen

F Om de gereedschapskist langs de stang 1 te bewegen: beweeg de gereedschapskist iets omhoog en duw hem vervolgens helemaal naar achteren.

F Druk op de grendels A en schuif ze naar het midden om de gereedschapskist te ontgrendelen.

F Beweeg de gereedschapskist om hem langs de stang 1 te halen iets omhoog en trek hem er vervolgens helemaal langs.

F Maak de haakjes B van het deksel los en open het deksel om bij het gereedschap te kunnen komen.

Opbergen

F Breng het deksel weer aan op de gereedschapskit en maak de haakjes B vast.

F Als de gereedschapskist helemaal in zijn behuizing zit, duw hem dan tegen de vloerbekleding en schuif vervolgens de grendels A naar buiten om de gereedschapskist vast te zetten.

Trek aan de gereedschapskist om te controleren of hij goed in zijn behuizing is vastgezet.

8

F Beweeg vervolgens de gereedschapskist omhoog om hem langs de stang 2 te halen.

F Houd de gereedschapskist met de voorzijde schuin omhoog en breng hem aan.

F Om de gereedschapskist langs de stang 2 te bewegen: duw de gereedschapskist naar achteren en laat hem gelijktijdig zakken.

Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

283

Storingen verhelpen

Bij auto's met een bandenreparatieset

Bij auto's met een reservewiel

Dit gereedschap is specifiek voor uw auto en is afhankelijk van de uitrusting. Gebruik het niet voor andere doeleinden.

1.

12V-compressor.

De compressor bevat een afdichtingsproduct voor het tijdelijk repareren van een band. Bovendien kan hiermee de bandenspanning worden geregeld.

2.

Sleepoog.

284

Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

1.

Wielsleutel.

Hiermee kunnen de wielbouten worden verwijderd en kan de krik worden uit- en ingedraaid.

2.

Krik.

Hiermee kan de auto worden opgekrikt.

3.

Gereedschap voor het verwijderen van sier-/wieldoppen.

Hiermee kunnen, indien aanwezig, de sierdoppen van de wielbouten van een lichtmetalen velg of de wieldop van een stalen velg worden verwijderd.

4.

Dop voor het verwijderen van slotbouten.

Hiermee kunnen met behulp van de wielsleutel de speciale slotbouten worden verwijderd.

5.

Sleepoog.

Storingen verhelpen

Bandenreparatieset

Deze set bestaat uit een compressor en een flacon met afdichtmiddel.

Hiermee kunt u de band tijdelijk repareren .

U kunt vervolgens naar de dichtstbijzijnde garage rijden.

Met deze reparatieset kunnen de meeste lekke banden worden gerepareerd, als het lek zich in het loopvlak of de hiel van de band bevindt.

Met de compressor kunt u de bandenspanning controleren en aanpassen.

Beschikbaar gereedschap

Dit gereedschap is specifiek bestemd voor uw auto, gebruik het niet voor andere doeleinden. Afhankelijk van de uitvoering is uw auto voorzien van het volgende gereedschap.

Toegang tot de set

Deze set bevindt zich in een gereedschapskist.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de gereedschapskist .

1.

12V-compressor.

De compressor bevat een afdichtingsproduct voor het tijdelijk repareren van een band.

Bovendien kan met de compressor de bandenspanning worden aangepast.

2.

Sleepoog.

Zie de desbetreffende rubriek voor meer informatie over slepen .

Op deze sticker staat de bandenspanning aangegeven.

De elektrische installatie van de auto biedt de mogelijkheid een compressor aan te sluiten en te gebruiken voor de duur die nodig is om een gerepareerde lekke band op spanning te brengen of om een klein opblaasartikel op te blazen.

8

285

Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Storingen verhelpen

Beschrijving van de set

A.

Schakelaar stand "Reparatie" of "Op spanning brengen".

B.

Aan/uit schakelaar "I/O" .

C.

Knop voor leeg laten lopen.

D.

Manometer (bar en psi).

E.

Opbergvak met een kabel + adapter voor een 12V-aansluiting.

F.

Flacon met afdichtmiddel.

G.

Witte slang met dop voor de reparatie.

H.

Zwarte slang voor het op spanning brengen.

I.

Sticker met snelheidslimiet.

De sticker met snelheidslimiet I moet op het stuurwiel worden geplakt om u te herinneren aan het feit dat de band tijdelijk is gerepareerd.

Rijd na het repareren met behulp van de bandenreparatieset niet sneller dan

80 km/h.

286

Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Storingen verhelpen

Reparatiemethode

1. Afdichting van het lek

F Zet het contact af.

F Zet de schakelaar A in de stand

"Reparatie".

F Controleer of de schakelaar B in de stand "O" staat.

Verwijder het voorwerp dat de lekkage heeft veroorzaakt niet uit de band.

F Rol de witte slang G volledig uit.

F Draai de dop van de witte slang los.

F Sluit de witte slang aan op het ventiel van de lekke band.

F Sluit de stekker van de compressor aan op de 12V-aansluiting in de auto.

F Start de motor en laat deze draaien.

Let op: dit product is schadelijk bij inname en irriterend voor de ogen.

Houd het middel buiten het bereik van kinderen.

Schakel de compressor niet in voordat de witte slang is aangesloten op het ventiel van de band: het afdichtmiddel wordt anders buiten de band gespoten.

8

Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

287

Storingen verhelpen

F Verwijder de set en draai de dop van de witte slang vast.

Zorg ervoor dat restanten van de vloeistof niet op of in de auto terecht kunnen komen.

Houd de set binnen handbereik.

2. Op spanning brengen

F Activeer de compressor door de schakelaar B in de stand "I" te zetten, tot de bandenspanning 2,0 bar bedraagt.

Het afdichtmiddel wordt onder druk in de band gespoten; neem gedurende deze handeling de slang niet los van de aansluiting (kans op spatten).

Als na vijf tot zeven minuten de gewenste bandenspanning niet is bereikt, is de band niet te repareren met de bandenreparatieset; neem contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om u verder te helpen.

F Zet de schakelaar A in de stand

"Bandenspanning".

F Maak direct een rit van ongeveer vijf kilometer met matige snelheid (tussen

20 en 60 km/h), zodat het afdichtmiddel het lek kan dichten.

F Zet de auto stil en controleer de reparatie en de bandenspanning met de set.

F Rol de zwarte slang H volledig uit.

F Sluit de zwarte slang aan op het ventiel van de gerepareerde band.

288

Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Storingen verhelpen

Uitnemen van de flacon

F Berg de zwarte slang op.

F Neem het gebogen aansluitstuk van de witte slang los.

F Houd de compressor rechtop.

F Sluit de stekker van de compressor weer aan op de 12V-aansluiting in de auto.

F Start de motor opnieuw en laat de motor draaien.

Ga zo snel mogelijk naar een servicepunt van het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Vergeet niet de technicus te vertellen dat u de set hebt gebruikt. Na nadere inspectie kan de technicus u vertellen of de band gerepareerd kan worden of moet worden vervangen.

F Breng de band met behulp van de compressor op de voorgeschreven spanning (spanning verhogen: schakelaar B in stand "I" ; spanning verlagen: schakelaar B in stand "O" en knop C indrukken), zoals vermeld op de bandenspanningssticker in de portieropening aan bestuurderszijde.

Als de bandenspanning sterk daalt, is het lek niet goed gedicht; neem contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om u verder te helpen.

F Verwijder de set en berg deze op.

F Rijd niet harder dan 80 km/h en niet verder dan 200 km.

F Draai de flacon aan de onderzijde los.

Let op dat er geen afdichtmiddel uit de flacon stroomt.

De uiterste gebruiksdatum staat op de patroon vermeld.

De patroon met afdichtmiddel kan slechts één keer gebruikt worden en moet daarna worden vervangen, ook als hij niet leeg is.

Werp de patroon na gebruik niet weg, maar lever deze in bij het CITROËNnetwerk of een officieel inzamelpunt.

Vergeet niet om bij het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats een nieuwe patroon met afdichtmiddel te kopen.

8

289

Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Storingen verhelpen

Controle / aanpassen bandenspanning

U kunt de compressor, zonder inspuiting van het afdichtmiddel, ook gebruiken om uw bandenspanning te controleren of uw banden op spanning te brengen.

F Draai de schakelaar A in de stand

"Op spanning brengen".

F Rol de zwarte slang H volledig uit.

F Sluit de zwarte slang aan op het ventiel van de band.

F Sluit de stekker van de compressor aan op de 12V-aansluiting van de auto.

F Start de auto en laat de motor draaien.

F Breng de band op spanning met behulp van de compressor (op spanning brengen: schakelaar B in stand "I" ; leeg laten lopen: schakelaar B in stand "O" en druk op de knop C ), zoals staat aangegeven op de bandenspanningssticker van de auto.

F Verwijder de set en berg deze op.

Als de spanning van een of meer banden is aangepast, moet het bandenspanningscontrolesysteem worden gereset.

Zie de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het bandenspanningscontrolesysteem .

290

Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Storingen verhelpen

Wiel verwisselen

Toegang tot het gereedschap

Beschikbaar gereedschap

Dit gereedschap is specifiek voor uw auto en kan, afhankelijk van de uitvoering van uw auto, verschillen. Gebruik het niet voor andere doeleinden.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over slepen .

Het gereedschap bevindt zich in een gereedschapskist.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de gereedschapskist .

1.

Wielsleutel.

Hiermee kunnen de wielbouten worden verwijderd en kan de krik worden uit- en ingedraaid.

2.

Krik.

Hiermee kan de auto worden opgekrikt.

3.

Gereedschap voor het verwijderen van sier-/ wieldoppen.

Hiermee kunnen, indien aanwezig, de sierdoppen van de wielbouten van een lichtmetalen velg of de wieldop van een stalen velg worden verwijderd.

4.

Dop voor het verwijderen van slotbouten.

Hiermee kunnen met behulp van de wielsleutel de speciale slotbouten worden verwijderd.

5.

Sleepoog.

De krik mag uitsluitend worden gebruikt voor het verwisselen van een wiel met een beschadigde band.

De krik is onderhoudsvrij.

De krik voldoet aan de Europese regelgeving zoals deze is vastgelegd in de Richtlijn 2006/42/EG over machines.

Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

8

291

Storingen verhelpen

Toegang tot het reservewiel

Verwijderen

F Het reservewiel is bereikbaar vanaf de achterzijde van de auto.

F Open de achterdeuren of de achterklep

(volgens uitvoering).

F Als uw auto is uitgerust met een trekhaak, krik de auto dan aan de achterzijde op

(uitsluitend bij punt B ) tot er voldoende ruimte is om het reservewiel te kunnen verwijderen.

F Open de achterdeuren (of achterklep) om bij de in de dorpel geplaatste bout van de reservewielhouder te komen.

Om te voorkomen dat de elektrisch bedienbare schuifdeur(en) ongewild wordt (worden) geopend, moet u de functie " Handsfree toegang " uitschakelen via het configuratiemenu van de auto.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de schuifdeur met handsfree-functie .

292

Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

F Draai de bout los met behulp van de wielsleutel (ongeveer 14 omwentelingen), tot de reservewielhouder laag genoeg hangt om de haak van de reservewielhouder los te maken.

Storingen verhelpen

Terugplaatsen

F Haal de reservewielhouder los van de haak en plaats het reservewiel in de nabijheid van het te vervangen wiel.

F Plaats het wiel voor de reservewielhouder.

F Beweeg het reservewiel geleidelijk in de reservewielhouder door hem heen en weer

(van links naar rechts) te bewegen tot het bevestigingsgedeelte van de haak vrij komt.

F Bevestig de reservewielhouder aan de haak en draai de bout weer vast met de wielsleutel.

8

Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

293

Storingen verhelpen

Demonteren van het wiel

Stilzetten van de auto

Zet de auto op een plaats waar het verkeer niet gehinderd wordt en zorg ervoor dat de auto op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond staat.

Schakel bij een auto met een handgeschakelde versnellingsbak de eerste versnelling in en zet vervolgens het contact uit om de wielen te blokkeren.

Zet bij een auto met een automatische transmissie de selectiehendel in de stand P en zet vervolgens het contact uit om de wielen te blokkeren.

Zet bij een auto met een elektronisch gestuurde versnellingsbak de selectiehendel in de stand A en zet vervolgens het contact uit om de wielen te blokkeren.

Trek de parkeerrem aan en controleer of het verklikkerlampje op het instrumentenpaneel brandt.

Controleer of de inzittenden de auto hebben verlaten en zich op een veilige plaats bevinden.

Ga nooit onder een auto liggen die alleen op de krik steunt; gebruik een bok.

F Als uw auto is uitgerust met stalen velgen, verwijder dan de wieldop met het gereedschap 3 .

F Als uw auto is uitgerust met lichtmetalen velgen, verwijder dan de sierdoppen van de wielbouten met het gereedschap 3 .

F Als uw auto is uitgerust met slotbouten, zet dan de dop 4 op de wielsleutel 1 om de slotbout los te draaien.

F Het van de andere bouten

(zonder ze te verwijderen) mag uitsluitend worden uitgevoerd met de wielsleutel 1 .

F Plaats het voetstuk van de krik op de grond en zorg ervoor dat het voetstuk loodrecht onder één van de twee steunpunten onder de carrosserie A of B is geplaatst. Gebruik het steunpunt dat zich het dichtste bij het te verwisselen wiel bevindt.

Gebruik niet:

- de krik voor andere doeleinden dan het opkrikken van de auto,

- een andere krik dan de door de fabrikant geleverde krik.

294

Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Storingen verhelpen

F Draai de krik 2 met de draaiknop uit tot de kop van de krik het steunpunt A of B raakt; het contactvlak van het steunpunt A of B moet goed in het middelste deel van de kop van de krik steken.

F Krik met behulp van de wielsleutel 1 de auto op tot er voldoende ruimte tussen het wiel en de grond is om het (niet lekke) reservewiel te monteren.

F Verwijder de wielbouten en leg ze op een schone plaats weg.

F Verwijder het wiel.

Zorg ervoor dat de krik stabiel staat. Op een gladde of losse ondergrond kan de krik wegglijden of wegzakken - Kans op letsel!

Plaats de krik uitsluitend onder de steunpunten A of B onder de auto en zorg ervoor dat het contactvlak van het steunpunt goed in het middelste deel van de kop van de krik steekt. Zo niet, dan kan de auto beschadigd raken en/of de de krik wegzakken - Kans op letsel!

8

Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

295

Storingen verhelpen

Monteren van het wiel

296

Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

F Plaats het wiel op de naaf.

F Draai de wielbouten met de hand vast.

F Draai met de wielsleutel 1 en de dop 4 de slotbout (indien aanwezig) enigszins vast.

F Draai met alleen de wielsleutel 1 de overige wielbouten enigszins vast.

F Laat de krik zakken.

F Vouw de krik 2 op en verwijder hem.

F Draai met de wielsleutel 1 en de dop 4 de slotbout (indien aanwezig) vast.

F Draai met alleen de wielsleutel 1 de overige wielbouten vast .

F Berg het gereedschap op in de gereedschapskist.

Detectie te lage bandenspanning

Het stalen reservewiel is niet voorzien van een bandenspanningssensor.

Storingen verhelpen

Na het verwisselen van het wiel

Berg het wiel met de lekke band correct op in de reservewielhouder.

Laat zo snel mogelijk het aanhaalmoment van de wielbouten en de bandenspanning van het reservewiel controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Laat de lekke band zo spoedig mogelijk repareren en verwissel hem met het reservewiel.

Controleer als uw auto is uitgerust met een bandenspanningscontrolesysteem de bandenspanning en reset het systeem.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het bandenspanningscontrolesysteem .

Op deze sticker staat de bandenspanning aangegeven.

Wiel met full-cover wieldop

Bij het monteren van het wiel: bevestig de wieldop door de opening ervan ter hoogte van het ventiel te houden en druk vervolgens met de handpalm tegen de gehele omtrek van de wieldop.

8

297

Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Storingen verhelpen

Een lamp vervangen

Lampen

Uw auto is voorzien van verschillende typen lampen. Verwijder ze als volgt:

Type C

Type A

Type E

Glassokkellamp: de lamp is gemonteerd met een drukbevestiging. Trek de lamp daarom voorzichtig los.

Type B

Halogeenlamp: duw de borgveer open en verwijder de lamp uit de lamphouder.

Type D

Lamp met bajonetsluiting: druk de lamp iets in en draai hem linksom.

Halogeenlamp: draai de lamp linksom.

Wacht na het uitschakelen van de verlichting enkele minuten alvorens een halogeenlamp te vervangen (om brandwonden te voorkomen). Raak de lamp niet met de hand aan, maar gebruik een droge, pluisvrije doek.

298

Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Xenonlamp: het vervangen van een xenonlamp moet worden uitgevoerd door het CITROËNnetwerk of door een gekwalificeerde werkplaats in verband met elektrocutiegevaar.

Controleer na het vervangen of de verlichting goed werkt.

Verlichting vóór

Halogeenlampen

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het vervangen van lampen en in het bijzonder de typen lampen.

Xenonlampen

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het vervangen van lampen en in het bijzonder de typen lampen.

Mistlampen vóór

Type D , H11-55W

Storingen verhelpen

1.

Parkeerlicht.

Type A , W5W-5W

2.

Grootlicht.

Type C , H1-55W

3.

Dimlicht.

Type C , H7-55W

4.

Dagrijverlichting.

Type A , W21W LL-21W

5.

Richtingaanwijzers.

Type B , PY21W-21W (amberkleurig)

Let er bij het monteren van H7-lampen met nokjes op dat deze nokjes goed in de uitsparingen komen, zodat het licht in de juiste richting schijnt.

1.

Grootlicht.

Type C , H1-55W

2.

Dimlicht.

Type E , D8S 25W

3.

Richtingaanwijzers.

Type B , PY21W-21W (amberkleurig)

Onder bepaalde weersomstandigheden

(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich een laagje condens aan de binnenzijde van de koplampen en de achterlichten vormen; dit verdwijnt enkele minuten na het ontsteken van de koplampen.

8

299

Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Storingen verhelpen

Dagrijverlichting / parkeerlicht

Zijknipperlicht

Type A , WY5W-5W (amberkleurig)

Neem voor het vervangen van dit type lamp

(indien aanwezig) met LED’s en lichtgeleiders contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Het CITROËN-netwerk kan u voor de LED's een vervangingsset leveren.

- Druk het zijknipperlicht naar achteren en trek het los.

- Breng het zijknipperlicht vanaf de achterzijde aan en duw hem vervolgens naar achteren.

De amberkleurige lampen (richtingaanwijzers en zijknipperlichten) moeten worden vervangen door lampen met dezelfde kleur en eigenschappen.

De koplampunits zijn voorzien van glas van polycarbonaat met een speciale vernislaag:

F reinig de koplampen nooit met een droge of schurende doek en gebruik geen oplosmiddelen,

F gebruik een spons met zeepwater of een pH-neutraal product,

F wanneer u met een hogedrukreiniger hardnekkig vuil probeert te verwijderen, houd de straal dan nooit langdurig op de koplampen, de achterlichten en de randen ervan gericht, om beschadiging van de vernislaag en de afdichtrubbers te voorkomen.

Bij het vervangen van lampen moet de verlichting minstens enkele minuten uitgeschakeld zijn (risico van ernstige verbranding).

F Raak de lamp niet met de vingers aan, maar gebruik een nietpluizende doek.

In verband met het behoud van de kwaliteit van de koplampen mogen uitsluitend anti-UV-lampen worden gebruikt.

Vervang een kapotte lamp altijd door een nieuwe lamp met dezelfde specificaties.

300

Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Dimlicht

(uitvoering met halogeenlampen)

Type C , H7-55W

Dagrijverlichting

(uitvoering met halogeenlampen)

Type A , W21W LL-21W

Storingen verhelpen

Parkeerlicht

(uitvoering met halogeenlampen)

Type A , W5W

F Druk op de bovenste clip van het deksel en kantel het deksel naar achteren om het te verwijderen.

F Druk op de onderste clip van de stekker en verwijder de stekker samen met de lamp.

F Trek de lamp uit de lamphouder en vervang de lamp.

Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.

F Druk op de bovenste clip van het deksel en kantel het deksel naar achteren om het te verwijderen.

F Druk op de twee clips aan de zijkant van de stekker en verwijder de stekker samen met de lamp.

F Trek de lamp uit de lamphouder en vervang de lamp.

Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.

F Druk op de bovenste clip van het deksel en kantel het deksel naar achteren om het te verwijderen.

F Druk op de twee clips aan de zijkant van de stekker en verwijder de stekker samen met de lamp.

F Trek de lamp uit de lamphouder en vervang de lamp.

Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.

8

Zorg er bij het monteren voor dat de stekker en de lamp goed in de lichtunit worden vastgeklikt.

301

Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Storingen verhelpen

Grootlicht

(uitvoering met halogeenlampen)

Type C , H1-55W

Richtingaanwijzers

(uitvoering met halogeenlampen)

Type B , PY21W-21W (amber)

F Druk op de bovenste clip van het deksel en kantel het deksel naar achteren om het te verwijderen.

F Druk op de onderste clip van de stekker en verwijder de stekker samen met de lamp.

F Trek de lamp uit de lamphouder en vervang de lamp.

Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.

F Druk op de bovenste clip van het deksel en kantel het deksel naar achteren om het te verwijderen.

F Draai de lamphouder los door hem een kwart omwenteling linksom te draaien.

F Verwijder de lamphouder.

F Vervang de defecte lamp.

Voer voor de montage dezelfde handelingen in omgekeerde volgorde uit.

Let op het gedeelte achter de rechter lamp, dat zo heet kan zijn dat u zich eraan kunt branden

(ontluchtingsleidingen).

302

Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Als een verklikkerlampje (rechts of links) van de richtingaanwijzers sneller knippert, is een van de lampen aan de desbetreffende zijde defect.

Dimlicht

(xenonlampen)

Type E , D8S 25W

Grootlicht

(uitvoering met xenonlampen)

Type C , H1-55W

Storingen verhelpen

Richtingaanwijzers

(uitvoering met xenonlampen)

Type B , PY21W-21W (amber)

Het vervangen van een xenonlamp van het type D8S moet door het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats worden uitgevoerd: risico van elektrocutie!

Als een van de D8S-lampen defect is, is het raadzaam beide lampen te laten vervangen.

F Druk op de bovenste clip van het deksel en kantel het deksel naar achteren om het te verwijderen.

F Druk op de onderste clip van de stekker en verwijder de stekker samen met de lamp.

F Trek de lamp uit de lamphouder en vervang de lamp.

Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.

F Druk op de bovenste clip van het deksel en kantel het deksel naar achteren om het te verwijderen.

F Draai de lamphouder los door hem een kwart omwenteling linksom te draaien.

F Vervang de defecte lamp.

Voer voor de montage dezelfde handelingen in omgekeerde volgorde uit.

8

Zorg er bij het monteren voor dat de stekker en de lamp goed in de lichtunit worden vastgeklikt.

Als een verklikkerlampje (rechts of links) van de richtingaanwijzers sneller knippert, is een van de lampen aan de desbetreffende zijde defect.

303

Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Storingen verhelpen

Mistlampen

Type C , H11-55W

F Draai de bouten van de luchtgeleider A aan de onderzijde van de voorbumper los.

F Verwijder de luchtgeleider A .

F Druk op de borgklem en maak de stekker los.

F Draai de lamphouder los door deze een kwart omwenteling linksom te draaien.

F Verwijder de lamphouder.

F Vervang de defecte lamp.

Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.

304

Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Voor het vervangen van deze lampen kunt u ook het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats raadplegen.

Storingen verhelpen

Achterlichten

(achterdeuren)

Zie de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het vervangen van lampen en in het bijzonder de typen lampen.

F Controleer welke lamp defect is en open vervolgens de achterdeuren.

F Verwijder aan de binnenzijde het ventilatierooster, indien aanwezig.

F Draai aan de buitenzijde de twee bevestigingsbouten los.

1.

Remlicht / parkeerlicht.

Type B , P21/5W-21/5W

2.

Richtingaanwijzers.

Type B , PY21W-21W (amberkleurig)

3.

Achteruitrijlicht.

Type B , P21W-21W

4.

Mistachterlicht / parkeerlicht.

Type B , P21/4W-21/4W

Raadpleeg voor auto's met binnenbekleding het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om de werkzaamheden te laten uitvoeren.

F Houd de lichtunit vast, druk op de clip aan de binnenzijde en verwijder de lichtunit vervolgens voorzichtig.

F Neem de stekker los.

F Druk de 3 borglippen iets naar buiten en verwijder vervolgens de lamphouder.

F Druk de defecte lamp iets in en draai hem een kwart omwenteling rechtsom om hem te verwijderen.

F Vervang de lamp.

Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.

8

305

Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Storingen verhelpen

Derde remlicht

(achterdeuren)

Type A , W5W-5W

Kentekenplaatsverlichting

(achterdeuren)

Type A , W5W-5W

F Open de linker achterdeur.

F Verwijder de kunststof kap met behulp van een kleine schroevendraaier.

F Steek een schroevendraaier door de opening en druk de lamp naar buiten.

F Maak de stekker los.

F Verwijder de lamp.

F Draai de lamphouder los door hem een kwart omwenteling linksom te draaien.

F Vervang de defecte lamp.

Druk op de lamp tot hij vastklikt om hem weer te bevestigen.

F Steek een kleine schroevendraaier in een van de buitenste openingen van het lampglas.

F Duw de schroevendraaier naar buiten om het lampglas los te maken.

F Verwijder het lampglas.

F Vervang de defecte lamp.

Druk het lampglas vast in de houder om het weer te monteren.

306

Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Storingen verhelpen

Plafonniers

(voor en achter)

Type A , W5W-5W

F Maak het lampglas los door een kleine schroevendraaier in de openingen aan de buitenzijde van de plafonnier te steken.

F Trek de lamp uit de houder en vervang de lamp.

F Bevestig het lampglas in de behuizing en controleer of het goed is vastgeklikt.

8

Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

307

Storingen verhelpen

Achterlichten

(achterklep)

Zie de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het vervangen van lampen en in het bijzonder de typen lampen.

F Controleer welke lamp defect is en open vervolgens de achterklep.

F Houd de lichtunit vast, druk op de clip aan de binnenzijde en verwijder de lichtunit vervolgens voorzichtig.

F Maak de stekker los.

F Verwijder aan de binnenzijde het deksel, indien aanwezig.

1.

Remlicht / parkeerlicht.

Type B , P21/5W-21/5W

2.

Richtingaanwijzers.

Type B , PY21W-21W (amberkleurig)

3.

Achteruitrijlicht.

Type B , P21W-21W

4.

Mistachterlicht / parkeerlicht.

Type B , P21/4W-21/4W

Raadpleeg voor auto's met binnenbekleding het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om de werkzaamheden te laten uitvoeren.

F Druk de 3 borglippen iets naar buiten en verwijder vervolgens de lamphouder.

F Druk de defecte lamp iets in en draai hem een kwart omwenteling rechtsom om hem te verwijderen.

F Vervang de lamp.

F Druk aan de buitenzijde op de binnenste clips van het kunststof sierdeel en kantel dit naar buiten om het te verwijderen.

F Draai de twee bevestigingsbouten los.

Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.

308

Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Derde remlicht

(achterklep)

Type A , W5W-5W

F Open de achterklep.

Storingen verhelpen

Kentekenplaatverlichting

(achterklep)

Type A , W5W-5W

F Maak het bekledingspaneel aan beide uiteinden los door het omhoog te kantelen.

F Trek aan het bekledingspaneel om de middelste bevestigingen los te maken en verwijder het vervolgens.

F Steek een schroevendraaier door de opening en druk de lamp naar buiten.

F Maak de stekker los.

F Verwijder de lamp.

F Draai de lamphouder los door hem een kwart omwenteling linksom te draaien.

F Vervang de defecte lamp.

Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.

Druk op de lamp en het bekledingspaneel tot ze vastklikken om ze weer te bevestigen.

F Steek een kleine schroevendraaier in een van de buitenste openingen van het lampglas.

F Duw de schroevendraaier naar buiten om het lampglas los te maken.

F Verwijder het lampglas.

F Vervang de defecte lamp.

Druk het lampglas vast in de houder om het weer te monteren.

8

309

Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Storingen verhelpen

Plafonniers

(voor en achter)

Neem voor het vervangen van dit type lamp met LED’s en lichtgeleiders contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Het CITROËN-netwerk kan u voor de LED's een vervangingsset leveren.

310

Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Storingen verhelpen

Zekering vervangen

Toegang tot het gereedschap Vervangen van een zekering

Voordat u een zekering vervangt, dient u:

F de oorzaak van de storing te achterhalen om deze te verhelpen,

F stroomverbruikers uit te schakelen,

F de auto stil te zetten met het contact uit,

F de defecte zekering te achterhalen met behulp van de zekeringtabel en de schema's op de volgende bladzijden.

Goed Defect

De tang voor het verwijderen van zekeringen bevindt zich achter het deksel van de zekeringkast, tegen de dashboardstijl.

F Trek het deksel eerst linksboven en dan rechtsboven los.

F Maak het deksel volledig los.

F Haal de tang uit de houder.

Voor ingrepen aan een zekering geldt:

F gebruik een speciale tang om de zekering uit de zekeringkast te verwijderen en te controleren of het smeltdraadje van de zekering intact is,

F vervang een defecte zekering altijd door een zekering met dezelfde stroomsterkte (zelfde kleur): een afwijkende stroomsterkte kan storingen veroorzaken (brand).

Mocht de storing kort na het vervangen van de zekering terugkeren, laat dan de elektrische uitrusting controleren door het

CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

Tang

Het vervangen van een zekering door een andere dan in de volgende tabellen genoemd, kan tot ernstige storingen leiden. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

8

311

Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Storingen verhelpen

Montage van elektrische accessoires

Bij het ontwerp van het elektrische circuit van uw auto is reeds rekening gehouden met de montage van zowel de standaarduitrusting als eventuele opties.

Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats voordat u andere elektrische voorzieningen of accessoires in de auto monteert of laat monteren.

Zekeringen dashboard

De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde van het dashboard (linkerzijde).

Toegang tot de zekeringen

CITROËN is niet aansprakelijk voor kosten die voortvloeien uit storingen veroorzaakt door het monteren van extra accessoires die niet door

CITROËN aanbevolen en geleverd worden, en niet volgens haar voorschriften zijn gemonteerd. Dit geldt met name als het totale stroomverbruik van alle extra accessoires meer dan

10 milliampère bedraagt.

F Maak het deksel los door het aan de bovenzijde eerst links en vervolgens rechts los te trekken.

Neem voor meer informatie over de montage van een trekhaak of een taxiuitrusting contact op met het CITROËNnetwerk.

312

Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Versie 1 (Eco)

De aanwezigheid van de hieronder beschreven zekeringen is afhankelijk van de uitrusting van uw auto.

F22

F23

F24

F25

F29

F31

F32

F34

Zekering nr.

F1

F4

F5

F6

F7

F8

F10/F11

F13

F14

F17

F19

F21

F35

F36

Storingen verhelpen

3

5

5

5

20

15

15

5

10

3

3

5

5

Ampère

(A)

10

15

20

20

10

20

30

5

5

Functies

Elektrische stuurbekrachtiging, koppelingspedaalschakelaar.

Claxon.

Ruitensproeierpomp voor/achter.

Ruitensproeierpomp voor/achter.

12V-aansluiting achter.

Ruitenwisser(s) achter.

Sloten binnen- en buitenzijde, voor en achter.

Bediening airconditioning vóór, bediening autoradio, selectiehendel, head-up display.

Inbraakalarm, Urgence- en Assistance-oproep.

Instrumentenpaneel.

Stuurkolomschakelaars.

"Keyless entry and start"-systeem of contactslot.

Regen-/lichtsensor, multifunctionele detectiecamera.

Pictogrammendisplay veiligheidsgordels losgemaakt/niet vastgemaakt.

Touchscreen, achteruitrijcamera en parkeerhulp.

Airbags.

Autoradio, touchscreen, CD-speler, navigatiesysteem.

Autoradio (+ accu).

12V-aansluiting vóór.

Dodehoekbewaking, elektrische functies buitenspiegels.

Ruitensproeierverwarming, hoogteverstelling koplampen.

Opladen uitneembare lamp, plafonnier achter.

8

313

Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Storingen verhelpen

Versie 2 (Full)

De aanwezigheid van de hieronder beschreven zekeringen is afhankelijk van de uitrusting van uw auto.

Zekering nr.

F1

F5

F7

F8

F10/F11

F12

F17

F18

F21

F22

F23

F24

F25

F26

F27

F28

F30A of B

F31

F33

F35

F36

Ampère

(A)

3

3

10

5

3

5

10

20

30

3

5

5

5

3

3

10

15

5

15

5

20

Functies

"Keyless entry and start"-systeem of contactslot.

Touchscreen, achteruitrijcamera en parkeerhulp.

Bediening airconditioning achter, hifi-versterker.

Ruitenwisser(s) achter.

Sloten binnen- en buitenzijde, voor en achter.

Inbraakalarm.

12V-aansluiting achter.

Urgence- en Assistance-oproep.

Opladen uitneembare lamp, plafonnier achter.

Verlichting dashboardkastje, plafonniers achter.

Dodehoekbewaking, elektrische functies buitenspiegels.

Stuurkolomschakelaars.

Hoogteverstelling koplampen.

Pictogrammendisplay veiligheidsgordels losgemaakt/niet vastgemaakt.

Regen-/lichtsensor, multifunctionele detectiecamera.

Bediening airconditioning vóór, bediening autoradio, selectiehendel, head-up display.

Autoradio (+ accu).

Airbags.

12V-aansluiting vóór.

Instrumentenpaneel.

Autoradio, touchscreen, CDs-speler, navigatiesysteem.

314

Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Zekeringkast in de motorruimte

De zekeringkast bevindt zich onder de motorkap, naast de accu.

Toegang tot de zekeringen

F Maak de twee vergrendelingen A los.

F Verwijder het deksel.

F Vervang de zekering.

F Sluit na het vervangen van de zekering zorgvuldig het deksel en zet de twee vergrendelingen A vast voor een goede afdichting van de zekeringkast.

Storingen verhelpen

De aanwezigheid van de hieronder beschreven zekeringen is afhankelijk van de uitrusting van uw auto.

Zekering nr.

F12

F14

F15

F17

F19

F20

F21

F22

F23

F24

Ampère

(A)

5

25

5

10

30

15

20

15

15

15

Ruitensproeierverwarming.

Ruitensproeierpomp voor en achter.

Radar vóór automatisch noodremsysteem, elektrische stuurbekrachtiging.

Intelligente servicecentrale (BSI).

Ruitenwissermotor vóór.

Ruitensproeierpomp voor en achter.

Koplampsproeierpomp.

Claxon.

Grootlicht rechts.

Grootlicht links.

Functies

8

Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

315

Storingen verhelpen

12V-accu

Procedure voor het gebruik van een hulpaccu voor het starten van de motor met behulp van startkabels en voor het laden van een lege accu.

Algemeen

12V-loodaccu

Accu's bevatten giftige stoffen zoals zwavelzuur en lood.

Ze moeten worden verwerkt conform de regelgeving en mogen in geen geval met het huishoudelijke afval worden weggegooid.

Breng de gebruikte batterijen en accu's naar een speciaal inzamelpunt.

Uitvoeringen met het Stop & Startsysteem zijn voorzien van een speciale

12V-loodaccu.

Deze accu mag uitsluitend worden vervangen door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.

Toegang tot de accu

De accu bevindt zich in de motorruimte.

F Open de motorkap via hendel in het interieur en gebruik vervolgens de veiligheidshaak aan de buitenzijde.

F Bevestig de motorkapsteun.

Bescherm uw ogen en gezicht voordat u handelingen aan de accu uitvoert.

Voer ingrepen aan de accu uitsluitend uit in een goed geventileerde ruimte, ver van open vuur of vonken veroorzakende bronnen, om elk risico van brand- of explosiegevaar uit te sluiten.

Was uw handen als de werkzaamheden beëindigd zijn.

Het aanduwen om de motor te starten is bij een auto met een automatische transmissie niet toegestaan.

F Verwijder de kunststof afdekkap voor toegang tot de pluspool.

De minpool van de accu is niet bereikbaar.

In plaats daarvan kunt u gebruikmaken van een massapunt aan de voorzijde van de auto.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek(en) voor meer informatie over de motorkap en de motor .

316

Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Starten van de motor met een hulpaccu en startkabels

Als de accu van uw auto ontladen is, kan de motor worden gestart met een hulpaccu

(externe accu of een accu van een andere auto) en startkabels of een startbooster.

Start de motor nooit door een acculader aan te sluiten.

Gebruik nooit een startbooster van 24 V of hoger.

Controleer eerst of de nominale spanning van de hulpaccu 12 V bedraagt en of de capaciteit van de hulpaccu minimaal gelijk is aan die van de ontladen accu.

De twee auto's mogen elkaar niet raken.

Schakel alle stroomverbruikers

(autoradio, ruitenwissers, verlichting enz.) van beide auto's uit.

Zorg ervoor dat de startkabels zich niet in de buurt van bewegende delen van de motor (ventilateur, riem enz.) bevinden.

Koppel de pluspool (+) van de accu niet los terwijl de motor draait.

F Beweeg, indien uw auto hiermee is uitgerust, het kunststof kapje van de pluspool (+) omhoog.

F Sluit de rode kabel aan op de pluspool (+) van de ontladen accu A (bij het gebogen metalen gedeelte) en vervolgens op de pluspool (+) van de hulpaccu B of de startbooster.

F Sluit de groene of zwarte kabel aan op de minpool (-) van de hulpaccu B of de startbooster (of op het massapunt van de auto met de hulpaccu).

F Sluit het andere uiteinde van de groene of zwarte kabel aan op het massapunt C van de auto met de lege accu.

F Start de motor van de auto met de hulpaccu en laat deze gedurende enkele minuten draaien.

F Stel de startmotor in werking van de auto met de lege accu en laat de motor draaien.

Als de motor niet direct start, zet dan het contact af en wacht even alvorens een nieuwe poging te doen.

Storingen verhelpen

F Wacht tot de motor stationair draait en neem dan de kabels in omgekeerde volgorde los.

F Breng, indien uw auto hiermee is uitgerust, het kunststof kapje aan op de pluspool (+).

F Laat de motor minimaal 30 minuten draaien, rijdend of stilstaand, om het laadniveau van de accu op een correct peil te krijgen.

Een aantal functies, waaronder het Stop & Start-systeem, is niet beschikbaar als de laadtoestand van de accu onvoldoende is.

8

317

Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Storingen verhelpen

12V-accu opladen met een acculader

Voor een optimale levensduur van de accu is het noodzakelijk om het laadniveau van de accu op een voldoende peil te houden.

In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn om de accu op te laden:

- als u voornamelijk korte ritten maakt,

- voordat de auto meerdere weken niet wordt gebruikt.

Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Volg de door de fabrikant van de lader geleverde instructies.

Sluit de kabels nooit aan op de verkeerde polen.

De accu hoeft niet te worden losgekoppeld.

F Zet het contact uit.

F Schakel alle stroomverbruikers (autoradio, verlichting, ruitenwissers enz.) uit.

F Sluit de kabels van de lader B als volgt aan:

- de rode pluskabel (+) op de pluspool (+) van de accu A ,

- de zwarte minkabel (-) op het massapunt

C van de auto.

F Schakel na het laden de lader B uit alvorens de kabels los te maken van de accu A .

Als u zelf de accu van uw auto gaat opladen, gebruik dan uitsluitend een lader die geschikt is voor loodaccu's en die een nominale spanning van 12 V heeft.

Probeer niet een bevroren accu op te laden. Risico van explosie!

Als de accu bevroren is geweest, laat deze dan door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats controleren op beschadigingen van de inwendige delen en op scheuren in de behuizing (kans op lekkage van giftig en corrosief zuur).

Als deze sticker is aangebracht, mag uitsluitend een 12V-lader worden gebruikt. Anders kan de elektrische uitrusting van het Stop & Start-systeem ernstig beschadigd raken.

F Schakel om gevaarlijke vonken te voorkomen de lader B uit alvorens de kabels op de accu aan te sluiten.

F Controleer of de kabels van de lader in goede staat zijn.

F Beweeg het kunststof kapje van de pluspool omhoog (indien aanwezig).

318

Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Loskoppelen van de accu

Als u de auto gedurende langere tijd niet gaat gebruiken, koppel dan de 12V-accu los. Op deze manier blijft het laadniveau van de accu voldoende om de motor weer te starten.

Voer de volgende handelingen uit alvorens de accu los te koppelen:

F sluit alle te openen carrosseriedelen

(portieren, achterklep, ruiten, dak),

F schakel alle stroomverbruikers (autoradio, ruitenwissers, verlichting enz.) uit,

F zet het contact uit en wacht vier minuten.

U hoeft slechts de klem van de pluspool (+) los te nemen.

Storingen verhelpen

Accupoolklem met snelsluiting

De (+) klem loskoppelen

F Trek de hendel A zo ver mogelijk omhoog om de accupoolklem B te ontgrendelen.

Weer aansluiten van de (+) klem

F Plaats de geopende accupoolklem B op de pluspool (+) van de accu.

F Druk verticaal op de accupoolklem om deze goed tegen de accu aan te drukken.

F Zet de accupoolklem vast door de hendel A omlaag te bewegen.

Forceer de hendel niet door erop te duwen, aangezien de accupoolklem niet kan worden vergrendeld als deze niet correct is geplaatst; herhaal de procedure.

Na het weer aansluiten van de accukabels

Zet na het weer aansluiten van de accu het contact aan en wacht 1 minuut alvorens de motor te starten, zodat de elektronische systemen geïnitialiseerd kunnen worden.

Mochten er zich na deze handeling kleine storingen blijven voordoen, raadpleeg dan het

CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor het zelf opnieuw initialiseren van de elektronische systemen zoals:

- de sleutel met afstandsbediening of de elektronische sleutel (volgens uitvoering),

- de elektrische ruitbediening,

- de datum en de tijd,

- de voorkeuzezenders.

Tijdens de rit die volgt op het de eerste keer starten van de motor, werkt het

Stop & Start-systeem mogelijk niet.

In dat geval werkt de functie pas weer als de auto gedurende een bepaalde periode, die afhankelijk is van de omgevingstemperatuur en de laadtoestand van de accu

(maximaal 8 uur), niet is gebruikt.

8

319

Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Storingen verhelpen

Capaciteit accu

Lengte auto

Compact (L1)

Standaard (L2)

Lang (L3)

Capaciteit in Ah

(ampère-uur)

480

640

720 / 800

Slepen

U kunt uw auto laten slepen door een andere auto of een andere auto slepen met behulp van het sleepoog.

Toegang tot het gereedschap

De accu mag uitsluitend worden vervangen door een exemplaar met dezelfde eigenschappen.

Zet bij een auto met een handgeschakelde versnellingsbak de versnellingshendel in de neutraalstand.

Zet bij een auto met een automatische transmissie of een elektronisch gestuurde versnellingsbak de selectiehendel in de stand N .

Als u dit niet doet, is het mogelijk dat bepaalde onderdelen van het remsysteem beschadigd raken en dat de rembekrachtiger na het starten niet meer werkt.

Het sleepoog bevindt zich in de gereedschapskist.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de gereedschapskist .

320

Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Storingen verhelpen

Slepen van uw auto Slepen van een andere auto

F Druk op het klepje in de voorbumper (zoals hierboven aangegeven) om het los te maken.

F Draai het sleepoog vast tot de aanslag.

F Bevestig de sleepstang.

F Schakel de alarmknipperlichten van uw auto in.

F Rijd voorzichtig weg, rijd met lage snelheid en houd de afstand waarover de auto wordt gesleept beperkt.

F

Druk op het klepje in de achterbumper

(zoals hierboven aangegeven) om het los te maken.

F Draai het sleepoog vast tot de aanslag.

F Bevestig de sleepstang.

F Schakel de alarmknipperlichten van de te slepen auto in.

F Rijd voorzichtig weg, rijd met lage snelheid en houd de afstand waarover de auto wordt gesleept beperkt.

Algemene aanwijzingen

Volg de huidige wetgeving in uw land op.

Controleer of het gewicht van de trekkende auto hoger is dan van de auto die wordt gesleept.

Er moet iemand achter het stuur van de gesleepte auto blijven zitten. Deze persoon moet beschikken over een geldig rijbewijs.

Gebruik bij het slepen met 4 wielen op de grond altijd een goedgekeurde sleepstang; touwen en riemen zijn verboden.

De bestuurder van de slepende auto moet voorzichtig wegrijden.

Bij het slepen van de auto met stilstaande motor zijn de rem- en stuurbekrachtiging uitgeschakeld.

Laat uw auto in de volgende gevallen slepen door een professioneel bergingsbedrijf:

- als de auto is gestrand op de autosnelweg,

- bij auto's met vierwielaandrijving,

- als het niet mogelijk is de versnellingsbak in de neutraalstand te zetten, het stuurslot te ontgrendelen of de handrem los te zetten,

- bij takelen met slechts twee wielen op de grond,

- bij het ontbreken van een goedgekeurde sleepstang...

8

321

Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Storingen verhelpen

Brandstoftank leeg (diesel)

Bij auto's met dieselmotor is het in het geval van een lege brandstoftank noodzakelijk om het brandstofsysteem te ontluchten.

Raadpleeg voor alle uitvoeringen, uitgezonderd die met een BlueHDi-motor, de afbeelding van de desbetreffende motorruimte.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de dieseltankbeveiliging .

Als de motor niet direct aanslaat, beëindig dan uw startpoging en herhaal de procedure.

1.6 HDi-motor

(behalve BlueHDi)

F Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter diesel.

F Open de motorkap.

F Maak indien nodig de sierkap los om de handopvoerpomp te kunnen bereiken.

F Bedien de handopvoerpomp totdat er weerstand wordt gevoeld (de eerste keer indrukken kan zwaar zijn).

F Bedien de startmotor om de motor te starten (als de motor niet gelijk aanslaat, wacht dan ongeveer 15 seconden en start de motor opnieuw).

F Als de motor na meerdere pogingen niet aanslaat, bedien dan de handopvoerpomp en vervolgens de startmotor opnieuw.

F Plaats de sierkap terug en klem deze vast.

F Sluit de motorkap.

BlueHDi-motor

F Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter diesel.

F Zet het contact aan (zonder de motor te starten).

F Wacht ongeveer 6 seconden en zet het contact af.

F Herhaal de handelingen 10 keer.

F Bedien de startmotor om de motor te starten.

Overige motoren

F

Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter diesel.

F

Open de motorkap.

F

Maak indien nodig de sierkap los om de handopvoerpomp te kunnen bereiken.

F

Bedien de handopvoerpomp totdat er weerstand wordt gevoeld (de eerste keer indrukken kan zwaar zijn).

F

Bedien de startmotor om de motor te starten (als de motor niet gelijk aanslaat, wacht dan ongeveer 15 seconden en start de motor opnieuw).

F Als de motor na meerdere pogingen niet aanslaat, bedien dan de handopvoerpomp en vervolgens de startmotor opnieuw.

F Plaats de sierkap terug en klem deze vast.

F Sluit de motorkap.

322

Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016

Technische gegevens

Compact (L1)

Afmetingen (in mm)

Deze afmetingen zijn gemeten met een niet beladen auto.

Ingeklapte buitenspiegels

Standaard (L2)

Achterdeuren Achterklep

* Vergroot laadvermogen.

** Vergroot laadvermogen met verhoogd dak.

*** Volgens land van bestemming.

Lang (L3)

9

Spacetourer-VP_nl_Chap09_caracteristiques-techniques_ed01-2016

323

Technische gegevens

Motoren

Technische gegevens van de motoren

De technische gegevens van de motor

(cilinderinhoud, maximumvermogen, maximaal toerental, brandstof, CO

2

-uitstoot...) van uw auto staan vermeld op het kentekenbewijs en in de commerciële documentatie.

Deze gegevens komen overeen met de op de motortestbank gehomologeerde waarden, onder de omstandigheden die zijn vastgelegd in de

Europese regelgeving (richtlijn 1999/99/CE).

Raadpleeg voor meer informatie het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Gewichten

Gewichten en aanhangergewichten

De gewichten een aanhangergewichten van uw auto staan vermeld op het kentekenbewijs van uw auto en in de commerciële documentatie.

U vindt deze waarden ook op het plaatje of de sticker van de constructeur.

Raadpleeg voor meer informatie het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Het rijklaar gewicht is gelijk aan het ledig gewicht + de bestuurder (75 kg).

Het maximaal toegestane treingewicht en de aanhangergewichten gelden tot een hoogte van maximaal 1000 meter. Het opgegeven aanhangergewicht dient voor elke extra

1000 meter met 10% te worden verminderd.

Het totale gewicht van de aanhanger kan, binnen het maximaal toegestane treingewicht, worden verhoogd indien de belading van de auto wordt verminderd.

De aanbevolen kogeldruk komt overeen met het maximale gewicht op de (zonder of met gereedschap afneembare) trekhaakkogel.

MTAC

: maximaal technisch toegestaan totaalgewicht.

MTRA

: maximaal toegestaan treingewicht.

324

Spacetourer-VP_nl_Chap09_caracteristiques-techniques_ed01-2016

Bij hoge buitentemperaturen kunnen de prestaties van de auto minder worden om de motor te beschermen. Als de buitentemperatuur meer dan 37°C bedraagt, moet het treingewicht worden verminderd.

Het trekken van een aanhanger met een licht beladen auto heeft een negatieve invloed op het weggedrag.

Met een aangekoppelde aanhanger heeft de auto een langere remweg.

Bij het trekken van een aanhanger mag nooit harder worden gereden dan 100 km/h of de plaatselijk geldende snelheidslimiet

(in Nederland wettelijk 90 km/h).

Als de buitentemperatuur hoog is, is het raadzaam de motor, als de auto stilstaat, 1 - 2 minuten stationair te laten draaien om de koeling te vergemakkelijken.

Technische gegevens

Dieselmotoren EURO 6

Motor Motorcode Versnellingsbak

Inhoud carter, met vervangen filter

(liter)

1.6

BlueHDi 95

BHV

(DV6FDU)

Handgeschakeld,

5 versnellingen

(BVM5)

1.6

BlueHDi 95

S&S

BHS

(DV6FDU)

Elektronisch gestuurd,

6 versnellingen

(ETG6)

1.6

BlueHDi 115

S&S

BHX

(DV6FCU)

Handgeschakeld,

6 versnellingen

(BVM6)

* Verhoogd nuttig laadvermogen.

5,6

5,6

5,6

Lengte

L1, L2, L3

L2*, L3*

L1, L2, L3

L2*, L3*

Aanhanger ongeremd (kg)

8-9 plaatsen

Aanbevolen kogeldruk (kg)

8-9 plaatsen

72

80

750

72

80

L1, L2, L3 72

9

L2*, L3* 80

Spacetourer-VP_nl_Chap09_caracteristiques-techniques_ed01-2016

325

Technische gegevens

Motor Motorcodes Versnellingsbak

Inhoud carter, met vervangen filter

(liter)

2.0 BlueHDi

150 S&S

AHX

(DW10FD)

Handgeschakeld,

6 versnellingen

(BVM6)

2.0 BlueHDi

180 S&S

AHH

(DW10FC)

Automatisch,

6 versnellingen

(EAT6)

6,1

5,1

Lengte

L1, L2, L3

L2*, L3*

L1, L2, L3

L2*, L3*

Aanhanger ongeremd (kg)

8-9 plaatsen

Aanbevolen kogeldruk (kg)

8-9 plaatsen

92

100

750

80

88

* Verhoogd nuttig laadvermogen.

326

Spacetourer-VP_nl_Chap09_caracteristiques-techniques_ed01-2016

Technische gegevens

Identificatie

De auto is voorzien van verschillende zichtbare merktekens voor de identificatie en registratie van de auto.

D.

Sticker bandenspanning/kleurcode van de lak.

Deze sticker, die op de middenstijl aan bestuurderszijde is bevestigd, bevat de volgende informatie:

- bandenspanning zonder en met volle belading,

- bandenmaat (met de belastingsindex en de snelheidsaanduiding van de band),

- bandenspanning van het reservewiel,

- kleurcode van de lak.

A.

Voertuigidentificatienummer (VIN) onder de motorkap .

Dit nummer is ingeslagen in de carrosserie, bij de wielkast rechts voor.

B.

Voertuigidentificatienummer (VIN) op de onderste voorruittraverse.

Dit nummer staat op een sticker en is zichtbaar door de voorruit.

C.

Constructeurssticker.

Deze eenmalige sticker, die rechts of links op de middenstijl is aangebracht, bevat de volgende informatie:

- de naam van de fabrikant,

- het Europese typegoedkeuringsnummer,

- het voertuigidentificatienummer (VIN),

- het maximaal technisch toelaatbare totaalgewicht,

- het maximaal toelaatbare treingewicht,

- de maximale belasting op de vooras,

- de maximale belasting op de achteras.

Controleer de bandenspanning minimaal één keer per maand, bij koude banden.

Een te lage bandenspanning veroorzaakt een hoger brandstofverbruik.

9

327

Spacetourer-VP_nl_Chap09_caracteristiques-techniques_ed01-2016

Audio en telematica

Noodoproep of Pechhulp

Noodoproep met lokalisatiefunctie

Druk in geval van nood langer dan

2 seconden op deze toets.

Het knipperen van het groene LEDlampje en een gesproken bericht bevestigen dat de oproep naar de helpdesk van "Noodoproep met lokalisatiefunctie" is verstuurd*.

Wanneer de elektronische eenheid airbags een botsing heeft gedetecteerd, wordt onafhankelijk van het eventueel afgaan van de airbags, automatisch een noodoproep gedaan.

Door deze toets meteen opnieuw in te drukken, wordt de oproep geannuleerd.

Het groene LED-lampje dooft.

De oproep wordt ook geannuleerd door, op ieder willekeurig moment, de toets langer dan 8 seconden in te drukken.

Het groene LED-lampje blijft branden (zonder te knipperen) wanneer de verbinding tot stand is gebracht.

Aan het einde van het gesprek gaat het lampje uit.

Deze oproep wordt beheerd door de helpdesk van "Noodoproep met lokalisatiefunctie" die de informatie over de lokalisatie van de auto ontvangt en een waarschuwing kan zenden naar de gekwalificeerde hulpdiensten.

In landen waar de helpdesk niet operationeel is of wanneer de lokalisatie uitdrukkelijk is geweigerd, wordt de oproep meteen doorgestuurd naar de hulpdiensten (112), zonder lokalisatie.

Indien u gebruikmaakt van de dienst

CITROËN Connect Box met SOSpakket en pechhulpservice, beschikt u over aanvullende diensten via uw persoonlijke pagina MyCITROËN op de internetsite voor uw land.

* Deze diensten zijn afhankelijk van bepaalde voorwaarden en beschikbaarheid.

Raadpleeg het CITROËN-netwerk.

328

Spacetourer-VP_nl_Chap10a_BTA_ed01-2016

Audio en telematica

Werking van het systeem

Bij het aanzetten van het contact gaat het groene lampje

3 seconden branden. Dit duidt op een goede werking van het systeem.

Pechhulp met lokalisatiefunctie

Druk langer dan 2 seconden op deze toets voor het aanvragen van hulp bij het stranden van de auto.

Een gesproken bericht bevestigt dat de oproep is verstuurd*.

Door deze toets meteen opnieuw in te drukken, wordt de aanvraag geannuleerd.

Dit wordt bevestigd door een gesproken bericht.

Het knipperen en vervolgens doven van het oranje lampje duidt op een storing in het systeem.

Als het oranje lampje blijft branden, moet de noodbatterij worden vervangen.

In beide gevallen kan er mogelijk geen noodoproep of pechhulpoproep worden verstuurd.

Raadpleeg zo snel mogelijk een erkend reparateur.

Bij een storing in het systeem kan er wel met de auto worden gereden.

Geolokalisatie

U kunt de geolokalisatie uitschakelen door gelijktijdig op de toetsen "Noodoproep met lokalisatiefunctie" en "Pechhulp met lokalisatiefunctie" te drukken en vervolgens op "Pechhulp met lokalisatiefunctie" te drukken om te bevestigen.

Druk om de geolokalisatie weer in te schakelen nogmaals gelijktijdig op de toetsen "Noodoproep met lokalisatiefunctie" en "Pechhulp met lokalisatiefunctie" en vervolgens op "Pechhulp met lokalisatiefunctie" om te bevestigen.

Wanneer u uw auto buiten het

CITROËN-netwerk hebt gekocht, raden wij u aan de aanwezigheid van deze diensten bij het netwerk te laten controleren en eventueel configureren.

In een meertalig land kunt u het systeem laten configureren in de officiële landstaal van uw voorkeur.

Om technische redenenen, zoals het verbeteren van de telematicadiensten aan de klant, behoudt de fabrikant zich het recht voor om op elk willekeurig moment het telematicasysteem in de auto te wijzigen.

* Deze dienst is afhankelijk van bepaalde voorwaarden en beschikbaarheid.

Raadpleeg het CITROËN-netwerk.

.

329

Spacetourer-VP_nl_Chap10a_BTA_ed01-2016

Audio en telematica

CITROËN Connect Nav

GPS-navigatie - Connectiviteit - Multimedia-autoradio - Bluetooth

®

-telefoon

Inhoud

Basisfuncties 332

Stuurkolomschakelaars 334

Menu's 335

Gesproken commando's 336

Navigatie 342

Online navigatie 358

Connectiviteit 368

Radio Media 378

Telefoon 390

Instellingen 402

Veelgestelde vragen 412

Dit systeem is zodanig gecodeerd dat het uitsluitend in uw auto functioneert.

Hieronder vindt u de link naar de OSS (Open Source Software)broncodes voor het systeem.

http://www.psa-peugeot-citroen.com/oss

Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die zijn volledige aandacht vragen, zoals het koppelen van een

Bluetooth-telefoon aan het Bluetooth-handsfree systeem van de autoradio, uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto en aangezet contact.

De overgang naar de waakfase wordt aangekondigd door een melding over de eco-mode. Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de eco-mode .

.

331

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Basisfuncties

Als bij draaiende motor op de toets wordt gedrukt, wordt het geluid onderbroken.

Als bij afgezet contact op de toets wordt gedrukt, wordt het systeem ingeschakeld.

Volumeregeling.

Gebruik de toetsen aan weerszijden van het touchscreen om de menu's te openen en druk vervolgens op de op het touchscreen weergegeven toetsen. Alle aanraakfuncties op het touchscreen zijn wit.

Elk menu wordt op één pagina of op twee pagina's (hoofdpagina en secundaire pagina) weergegeven.

Het touchscreen is van het

"capacitieve" type.

Voor het schoonmaken van het scherm is het raadzaam gebruik te maken van een niet schurende zachte doek (bijvoorbeeld een brillendoekje), zonder schoonmaakmiddel.

Raak het scherm niet aan met scherpe voorwerpen.

Raak het scherm niet aan met natte handen.

23 °C

Hoofdpagina

87.5 MHz

FM/87.5 MHz

87.5MHz

12:13

Secundaire pagina

332

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Sneltoetsen: de toetsen in de bovenste balk van het touchscreen bieden rechtstreeks toegang tot de keuze van de geluidsbron, de lijst met zenders (of titels afhankelijk van de geluidsbron), notificaties van meldingen, e-mailberichten, updates van kaartgegevens en afhankelijk van de beschikbaarheid de aanwijzingen van het navigatiesysteem.

23 °C

Audio en telematica

531 kHz 12:13

Via het menu "Instellingen" kunt u een profiel voor één persoon of voor een groep personen met gemeenschappelijke instellingen aanmaken, waarbij vele instellingen mogelijk zijn (voorkeuzezenders radio, audio-instellingen, geschiedenis navigatiesysteem, favoriete contacten, enz.). De instellingen worden automatisch aangepast.

Selecteren van de geluidsbron (volgens uitvoering):

- Radio "FM"/"DAB"*/"AM"*.

- Smartphone via MirrorLink TM of CarPlay ® .

- "USB"-stick.

- Mediaspeler aangesloten via de AUXaansluiting (Jack, kabel niet meegeleverd).

- Telefoon aangesloten via Bluetooth* met

Bluetooth* multimedia-streaming.

* Volgens uitrusting.

Bij zeer hoge temperaturen kan het geluidsvolume worden beperkt om het systeem te beschermen. Het systeem kan gedurende ten minste

5 minuten stand-by (scherm en geluid uitgeschakeld) worden gezet.

Zodra de temperatuur in het interieur is gezakt, zal de oorspronkelijke instelling weer worden gebruikt.

.

333

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Stuurkolomschakelaars

Gesproken commando's :

Kort indrukken: gesproken commando's van het systeem.

Ingedrukt houden: gesproken commando's van de smartphone via het systeem.

Verhogen van het volume.

Geluid onderbreken/herstellen.

Verlagen van het volume.

Media (kort indrukken): veranderen van multimediabron.

Telefoon (kort indrukken): gesprek aannemen.

Tijdens telefoongesprek (kort indrukken): toegang tot het telefoonmenu.

Telefoon (ingedrukt houden): inkomend gesprek weigeren, gesprek beëindigen; als de telefoon niet wordt gebruikt: toegang tot het menu

Telefoon.

Radio (draaien): automatisch zoeken van de vorige/volgende zender.

Media (draaien): vorige/volgende track, scrollen door lijsten.

Kort indrukken : bevestigen van een selectie. Indien niets geselecteerd: toegang tot de geheugens.

Radio : weergeven van de zenderlijst.

Media : weergeven van de track list.

Radio, ingedrukt houden : bijwerken van de zenderlijst.

334

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Menu's

Online navigatie

23 °C 12:13

Connectiviteit

23 °C 531 kHz 12:13

Audio en telematica

Radio Media

23 °C 87.5 MHz

FM/87.5 MHz

87.5MHz

12:13

Instellen van de navigatie en kiezen van de bestemming.

Gebruiken van de beschikbare realtimediensten, afhankelijk van de uitrusting.

Telefoon

23 °C 531 kHz 12:13

Gebruiken van bepaalde apps van de smartphone met internetverbinding, via MirrorLink TM of CarPlay ® .

Controleer de Bluetooth- et Wifi-verbinding van uw smartphone.

Instellingen

Selecteren van een geluidsbron of een zender, weergeven van foto's.

Rijden

23 °C 12:13

Via Bluetooth ® verbinden van een telefoon, berichten en e-mails lezen en sms-berichten versturen.

Instellen van een persoonlijk profiel en/of instellen van het geluid (balans, geluidssfeer, ...) en de weergave

(taal, eenheden, datum, tijd, ...).

Inschakelen, uitschakelen en instellen van bepaalde functies van de auto.

.

335

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Gesproken commando's

Stuurwieltoetsen

Druk kort op deze toets om de functie gesproken commando's te activeren.

Basisfuncties

Voorbeeld van een "gesproken commando" voor het navigatiesysteem:

"Navigeer naar adres,

Kerkstraat 11, Amsterdam" .

Neem de volgende aanwijzingen in acht om ervoor te zorgen dat het systeem uw gesproken commando's altijd herkent:

- spreek met een normale stem de woorden volledig uit, zonder uw stem te verheffen.

- wacht voordat u spreekt altijd op de

"piep" (geluidssignaal),

- houd voor een optimale werking de ruiten en, indien aanwezig, het schuifdak gesloten om storende geluiden van buitenaf te voorkomen,

- vraag uw passagiers voordat u gesproken commando's geeft om even niet te praten.

Voorbeeld van een "gesproken commando" voor de radio en de multimediafuncties:

"Artiest "Madonna afspelen" .

Voorbeeld van een "gesproken commando" voor de telefoon:

"Bel Jan" .

De gesproken commando's zijn beschikbaar in 12 talen (Engels, Frans,

Italiaans, Spaans, Duits, Nederlands,

Portugees, Pools, Turks, Russisch,

Arabisch en Braziliaans). De taal van uw keuze kan van tevoren in het systeem worden ingesteld.

Informatie - gebruik

Druk op de spraaktoets en zeg wat u wilt na de pieptoon. U kunt mij altijd onderbreken door op deze toets te drukken. Als u er nogmaals op drukt terwijl ik op een commando wacht, wordt ons gesprek beëindigd.

Als u opnieuw wilt beginnen, zegt u

"annuleren". Als u iets ongedaan wilt maken, zegt u "terug". Om te allen tijde informatie en tips te krijgen, zegt u "help". Als u mij vraagt iets te doen en er mist informatie, zal ik u een paar voorbeelden geven om u er stap voor stap doorheen te lopen. U krijgt meer informatie in "dialoogmodus beginner".

U kunt de dialoogmodus op "expert" zetten als u zich zeker voelt.

De gesproken commando's voor

"Navigeer naar adres" en "POI weergeven in de stad" zijn niet beschikbaar voor het Arabisch.

336

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Algemene gesproken commando's

Deze commando's kunnen vanaf elke schermpagina worden gegeven nadat op de stuurwieltoets voor de gesproken commando's of de telefoon is gedrukt, behalve als er een telefoongesprek bezig is.

Aanwijzingen "Gesproken commando's"

Help

Help voor gesproken commando's

Help voor navigatie

Help voor radio

Help voor multimedia

Help voor telefoon

Zet dialoogmodus op <...>

Selecteer profiel <...>

Ja

Nee

Ik kan u met allerlei onderwerpen helpen.

U kunt bijvoorbeeld zeggen: "hulp bij telefoon", "hulp bij navigatie", "hulp bij media" of

"hulp bij radio". Om een overzicht te krijgen over hoe de spraakdialoog werkt, kunt u zeggen "hulp bij spraakcommando's".

Selecteer de modus "beginner" of "expert".

Selecteer profiel 1, 2 of 3.

Zeg "ja" als het klopt. Anders zegt u "nee" en dan beginnen we opnieuw.

.

337

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Gesproken commando's "Navigatie"

Deze commando's kunnen vanaf elke schermpagina worden gegeven nadat op de stuurwieltoets voor de gesproken commando's of de telefoon is gedrukt, behalve als er een telefoongesprek bezig is.

"Gesproken commando's" Aanwijzingen

Navigeer naar huis

Navigeer naar het werk

Navigeer naar favoriet adres <...>

Navigeer naar contact <...>

Navigeer naar adres <...>

Toon POI <...> in de buurt

Af te leggen afstand

Af te leggen tijd

Aankomsttijd

Stop navigatie

Om de navigatie te starten of een routepunt toe te voegen, zegt u "navigeer naar" en dan het adres of de naam van de contactpersoon.

Bijvoorbeeld "navigeer naar adres Kerkstraat 11 Amsterdam" of "navigeer naar contactpersoon Jan Janssen".

U kunt aangeven of het een favoriete of recente bestemming is. Bijvoorbeeld "navigeer naar favoriet adres Tennisclub" of "navigeer naar recente bestemming Kerkstraat 11

Amsterdam". U kunt ook "navigeer naar huis" zeggen. Om POI's op een kaart te zien, kunt u bijvoorbeeld "toon hotels in Rotterdam" of "toon POI tankstation in de buurt" zeggen.

Voor meer informatie kunt u "hulp bij routebegeleiding" zeggen.

Om informatie over uw huidige route te krijgen, kunt u zeggen "wat is de nog af te leggen tijd" of "afstand", of "aankomsttijd".

Om meer commando's te leren, kunt u "hulp bij navigatie" zeggen.

Geef de gesproken commando's voor de bestemming (adres) in de taal die in het systeem is ingesteld.

338

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Gesproken commando's "Radio Media"

Deze commando's kunnen vanaf elke schermpagina worden gegeven nadat op de stuurwieltoets voor de gesproken commando's of de telefoon is gedrukt, behalve als er een telefoongesprek bezig is.

"Gesproken commando's" Aanwijzingen

Stem af op zender <...>

U kunt een radiozender uitkiezen door "stem af op" en dan de zendernaam of frequentie te zeggen. Bijvoorbeeld "stem af op zender

Talksport", of "stem af op 98. 5 FM". Om naar een voorkeuze radiozender te luisteren, zegt u bijvoorbeeld "stem af op voorkeuze nummer vijf".

Wat speelt er nu

Om de details van het "nummer", de "artiest" en het "album" van de afgespeelde muziek weer te geven, zegt u Wat speelt er nu

Speel nummer <...> af

Speel artiest <...> af

Gebruik het commando "speel" om het type muziek dat u wilt luisteren af te spelen.

U kunt selecteren via "nummer", "artiest" of "album". Zeg bijvoorbeeld "artiest Madonna afspelen", "nummer 'Te Laat' afspelen", of "album Hotel New York afspelen".

Speel album <...> af

De gesproken commando's voor multimedia zijn uitsluitend beschikbaar bij gebruik van de USB-aansluiting.

.

339

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Gesproken commando's "Telefoon"

Als er een telefoon is verbonden met het systeem, kunnen deze gesproken commando's vanaf elke primaire schermpagina worden gegeven nadat op de stuurwieltoets voor de telefoon is gedrukt, behalve als er een telefoongesprek bezig is.

Als er geen Bluetooth-verbinding is met een telefoon, wordt de melding "Koppel alstublieft eerst een telefoon" uitgesproken, waarna de sessie van gesproken commando's wordt afgebroken.

"Gesproken commando's" Aanwijzingen

Bel <...> *

Bel <...>*

Toon contacten *

Toon oproepen *

Om te telefoneren, zegt u "bel" en dan de naam van de contactpersoon, bijvoorbeeld

"Bel Jan".

U kunt ook het telefoontype noemen, bijvoorbeeld "Bel Jan thuis".

Om een nummer te kiezen, zegt u "kies" gevolgd door het telefoonnummer, bijvoorbeeld

"Kies 0123 4567890".

U kunt uw voicemail afluisteren door "bel voicemail" te zeggen.

Om een SMS te sturen, zegt u "verstuur standaard SMS naar" gevolgd door het contact en de naam van het standaardbericht dat u wilt verzenden.

Bijvoorbeeld, "verstuur standaard SMS naar Jan, Ik kom te laat".

Om een lijst met contacten of oproepen weer te geven, zegt u "contacten weergeven" of

"oproepen weergeven".

Voor meer informatie over SMS berichten, zegt u "hulp bij SMS".

Bel voicemail *

* Deze functie is alleen beschikbaar als de met het systeem verbonden telefoon geschikt is voor het downloaden van het telefoonboek en de lijst van recente oproepen, en als deze gegevens werkelijk zijn gedownload.

340

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Gesproken commando's "Tekstberichten"

Als er een telefoon is verbonden met het systeem, kunnen deze gesproken commando's vanaf elke primaire schermpagina worden gegeven nadat op de stuurwieltoets voor de telefoon is gedrukt, behalve als er een telefoongesprek bezig is.

Als er geen Bluetooth-verbinding is met een telefoon, wordt de melding "Koppel alstublieft eerst een telefoon" uitgesproken, waarna de sessie van gesproken commando's wordt afgebroken.

"Gesproken commando's" Aanwijzingen

Stuur SMS naar <...>

Lees nieuwste bericht *

Om uw berichten af te luisteren, kunt u bijvoorbeeld zeggen "lees nieuwste SMS".

Als u een SMS wilt versturen, staan er ook een aantal standaard berichten ter beschikking. Gebruik dan de naam van het standaard bericht en zeg bijvoorbeeld

"verstuur standaard SMS naar Jan Jansen, ik kom te laat".

Zie het telefoonmenu voor de beschikbare standaard berichten.

Zeg "bel" of "verstuur standaard SMS naar" en dan een regelnummer.

Om door een lijst op het scherm te navigeren, zegt u "ga naar begin", "ga naar einde",

"volgende pagina" of "vorige pagina".

Om uw selectie ongedaan te maken, zegt u "terug".

En om de huidige actie te annuleren en opnieuw te beginnen, zegt u "annuleren".

Het systeem verstuurt uitsluitend vooraf opgestelde "snelberichten".

* Deze functie is uitsluitend beschikbaar als de aan het systeem gekoppelde telefoon de overdracht van het telefoonboek en de laatste gesprekken ondersteunt en deze overdracht heeft plaatsgevonden.

.

341

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Navigatie

Niveau 1

23 °C

1

12:13

23 °C

Niveau 2

12:13

Niveau 3

342

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Niveau 1

Navigatie

Navigatie

Niveau 2

Navigatie

Wereldkaart

Omgeving auto

Omgeving thuis

Omgeving bestemming

2D-weergave

Niveau 3

Audio en telematica

Aanwijzingen

De oriëntatie van de kaart selecteren; noorden boven, rijrichting boven of vogelvluchtperspectief.

Beschikbare verkeersinformatie weergeven.

Handmatig een gebied selecteren op de wereldkaart of de lengte- en breedtegraad invoeren.

De geselecteerde lokalisatiecriteria weergeven.

Overschakelen op een 2D-kaart.

Uitzoomen.

Inzoomen.

De navigatie naar het actieve adres starten.

Het actieve adres opslaan.

Uitzoomen.

Inzoomen.

.

343

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Niveau 1 Niveau 2

23 °C

1

12:13

23 °C 12:13

Niveau 3

POI op kaart

2 3 4 5 6

7

344

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Niveau 1

Navigatie

Niveau 2

Tankstations

Parkeerplaats

Gevarenzone

Kaartkleur

POI op kaart

Kaart raadplegen

Niveau 3

Audio en telematica

Aanwijzingen

Inschakelen of uitschakelen van de beschikbare gegevens (tankstations, parkeergelegenheden, risicozones en gevarenzones).

De kaartweergave instellen op de dag-/nachtmodus.

5

6

2

3

4

7

Reizen

Activiteiten

Winkelcentrum

Openbaar

Geografisch

Alles selecteren

Bevestigen

Plaats wijzigen

Weer

Tankstations

Parking

Verkeer

Gevarenzone

Selecteer POI

De beschikbare POI's selecteren.

Alles selecteren of deselecteren.

Uw keuze of selectie bevestigen.

De plaats selecteren of wijzigen.

Offline beschikbare informatie weergeven op de kaart.

De beschikbare POI's selecteren.

Uitzoomen.

Inzoomen.

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

.

345

Audio en telematica

Niveau 3 Niveau 4 Niveau 5

Lijst tankstations

Parkeerplaats in omgeving auto

346

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Niveau 3

Inzoomen

Omgeving auto

Op route

Op bestemming

Weer

Tankstations

Parkeerplaats

Niveau 4

Bevestigen

Niveau 5

Audio en telematica

Aanwijzingen

Inzoomen op het gebied rondom de geselecteerde plaats.

Het lokalisatiecriterium selecteren.

Via TMC verzonden weerinformatie.

Tankstations in de omgeving van de auto

Tankstations op de route

Tankstations in de omgeving van de bestemming

Parkeerplaats in de omgeving van de auto

De POI-lijst weergeven.

Parkeerplaats op de route

Parkeerplaats in de omgeving van de bestemming

Uitzoomen.

Inzoomen.

.

347

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Niveau 3 Niveau 4 Niveau 5

Geconstateerde verkeersdrukte

Lijst van gevarenzones

POI selecteren

348

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Niveau 3

Verkeer

Gevarenzone

POI selecteren

Niveau 4 Niveau 5

Geconstateerde verkeersdrukte

Lijst van gevarenzones

Audio en telematica

Aanwijzingen

Realtime informatie over de verkeersdrukte.

De lijst van gevarenzones (werkzaamheden, pechgevallen, ongevallen, enz.) weergeven.

Een weer te geven POI-categorie configureren.

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

.

349

Audio en telematica

Niveau 1

1

Navigatiemenu

Niveau 2

350

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Mijn bestemmingen

8 9

Een POI vinden

10

11 12 13 14 15

16

17

18

Niveau 3

1

1

Niveau 1

Navigatie

Secundaire pagina

Niveau 2

Adres invoeren

8

Bevestigen

Recent

Navigatie

9 Favorieten

Secundaire pagina

Mijn bestemmingen

10 Contact

1

1

Navigatie

Secundaire pagina

Points of interest

Navigatie

11

12

13

14

15

Reizen

Activiteiten

Winkelcentrum

Openbaar

Geografisch

Zoeken

16

17

Point of Interest

Adres

Secundaire pagina

18

Lokaal / Verbonden

Zoeken

Bevestigen

Thuis

Werk

Niveau 3

Audio en telematica

Aanwijzingen

Het land selecteren.

Het actieve adres opslaan.

Het actieve adres bevestigen.

De lijsten met bestemingen weergeven en de navigatie starten.

Eén of meer bestemmingen verwijderen.

Lijst van de beschikbare categorieën.

Selecteer eerst de categorie en vervolgens het

POI.

Een POI zoeken.

Een POI invoeren.

Het adres van een POI invoeren.

Instellen van de wijze van zoeken naar POI's in een lokale of online database, afhankelijk van de voor u beschikbare diensten.

De ingevoerde gegevens bevestigen.

.

351

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Niveau 1

1

Menu navigatie

Niveau 2

Navigatiecriteria

Route en etappes

19 20

Instellingen

21 22 23 24 25

Niveau 3

Stop inlassen

Route en etappes

Instellingen

352

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

1

1

Niveau 1

Navigatie

Secundaire pagina

Navigatiecriteria

Navigatie

Secundaire pagina

Routes / stopplaatsen

Niveau 2

Snelste

Kortste

Compromis

Ecologisch

Op kaart tonen

Bevestigen

19

20

Etappes

Route

Stop inlassen

Weergeven

Afsluiten

1

Navigatie

Secundaire pagina

Instellingen

21

22

23

24

25

Weergave

Opties

Config. waarsch.

Vocaal

Kaartgegevens

Bevestigen

Niveau 3

Audio en telematica

Aanwijzingen

De navigatiecriteria selecteren (snelwegen en/of tolwegen vermijden en rekening houden met de verkeersdrukte).

De route weergeven op basis van de geselecteerde criteria.

Uw selecties opslaan.

De opgeslagen stopplaatsen weergeven.

De details van de route weergeven.

Een stopplaats toevoegen Een uit een lijst geselecteerde stopplaats toevoegen.

De kaart weergeven.

Op de toets drukken om de route te berekenen.

Eén of meer stopplaatsen verwijderen.

Een stopplaats verplaatsen in de lijst.

De geselecteerde functie instellen, het stemvolume instellen en het uitspreken van straatnamen in- of uitschakelen.

Uw selecties opslaan.

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

.

353

Audio en telematica

Een bestemming kiezen

Naar een nieuwe bestemming

Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.

1

Druk op de toets " MENU " om de secundaire pagina weer te geven.

Selecteer " Adres invoeren ".

Selecteer het " Land ".

Voer de eerste letters van de " Plaats " en de " Straat " in en bevestig deze zodra de juiste naam wordt weergegeven en voer vervolgens het " Nummer " in en bevestig dit.

Druk op " Bevestigen " om de

" Navigatiecriteria " te selecteren.

En/of

Selecteer " Op kaart tonen " om de

" Navigatiecriteria " te selecteren.

Druk op " Bevestigen " om de navigatie te starten.

354

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Om de navigatie te kunnen gebruiken moet een " Plaats ", " Straat " en

" Nummer " zijn ingevoerd met het virtuele toetsenbord of moet een adres zijn geselecteerd in de " Contacten " of in de " Geschiedenis ".

Naar een van de meest recente bestemmingen

Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.

1

Druk op de toets " MENU " om de secundaire pagina weer te geven.

Selecteer " Mijn bestemmingen ".

Wanneer u geen nummer bevestigt, leidt de navigatie u naar een van de uiteinden van de straat.

Selecteer het tabblad " Recent ".

8

Selecteer het adres in de lijst om de

" Navigatiecriteria " weer te geven.

Druk op " Bevestigen " om de navigatie te starten.

Selecteer " Positie " om de bestemming op de kaart weer te geven.

Audio en telematica

Naar "Thuis" of "Werk"

Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.

1

Druk op de toets " MENU " om de secundaire pagina weer te geven.

Selecteer " Mijn bestemmingen ".

Of

9

Selecteer het tabblad " Favorieten ".

Selecteer " Thuis ".

Selecteer " Werk ".

Of

Selecteer een van tevoren opgeslagen favoriete bestemming.

Naar een contact uit het telefoonboek

Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.

1

Druk op de toets " MENU " om de secundaire pagina weer te geven.

Selecteer " Mijn bestemmingen ".

Naar Points of Interest (POI)

De Points of Interest (POI) zijn onderverdeeld in verschillende categorieën.

Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.

1

Druk op de toets " MENU " om de secundaire pagina weer te geven.

Selecteer " Points of interest ".

10

Selecteer het tabblad " Contact ".

Selecteer een contact in de lijst om de navigatie te starten.

Selecteer het tabblad " Reizen ",

" Activiteiten ", " Winkelcentrum ",

" Openbaar " of " Geografisch .

Of

Selecteer " Zoeken " om de naam en het adres van een "POI" in te voeren,

Druk op " Bevestigen " om de routeberekening te starten.

.

355

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Naar een punt op de kaart

Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.

Versleep de kaart met uw vinger naar de gewenste locatie.

Selecteer de bestemming door op de kaart te drukken.

Tik op het scherm om een markeerpunt te plaatsen en een submenu weer te geven.

Druk op deze toets om de navigatie te starten.

Of

Druk op deze toets om het weergegeven adres op te slaan.

Naar GPS-coördinaten

Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.

Versleep de kaart met uw vinger naar de gewenste locatie.

Druk op deze toets om de wereldkaart weer te geven.

Zoom met behulp van het raster in op het gewenste land of de gewenste regio.

Druk op deze toets om de GPScoördinaten in te voeren.

Of

OF

En

Er verschijnt een markeerpunt in het midden van het scherm, met de

" Breedtegraad " en de " Lengtegraad ".

Druk op deze toets om de navigatie te starten.

Druk op deze toets om het weergegeven adres op te slaan.

Druk op deze toets om met het virtuele toetsenbord de

" Breedtegraad " in te voeren.

Druk op deze toets om met het virtuele toetsenbord de

" Lengtegraad " in te voeren.

Door enige tijd op een punt te drukken wordt een lijst van POI's in de omgeving geopend.

356

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Audio en telematica

TMC (Traffic Message

Channel)

TMC (Trafic Message Channel) is een Europese standaard voor verkeersinformatieberichten die via het

RDS-systeem van FM-radio's in realtime worden ontvangen.

De door deze TMC-berichten doorgegeven locaties worden vervolgens weergegeven op een

GPS-navigatiekaart en onmiddellijk verwerkt in de aanwijzingen van het navigatiesysteem, zodat ongevallen, files en wegafsluitingen worden vermeden.

De weergave van gevarenzones is afhankelijk van de lokale wetgeving en het afsluiten van een abonnement op de dienst.

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

.

357

Audio en telematica

Online navigatie

Afhankelijk van het uitrustingsniveau van de auto

Internetverbinding via het systeem van de auto

OF

Internetverbinding via de mobiele telefoon van de gebruiker

358

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

23 °C 12:13

Audio en telematica

Verbinding voor online navigatie

Om veiligheidsredenen is het gebruik van een smartphone tijdens het rijden verboden. Het gebruik van de smartphone vraagt namelijk veel aandacht van de bestuurder.

De handelingen moeten dan ook bij stilstaande auto worden uitgevoerd.

Internetverbinding via de mobiele telefoon van de gebruiker

USB-verbinding

Sluit de USB-kabel aan.

De smartphone bevindt zich in de laadmodus als hij via de USB-kabel is verbonden.

Bluetooth-verbinding

Voor de online navigatie kunt u gebruikmaken van de internetverbinding van de auto (via de diensten "Urgence- of Assistance-oproep") of uw smartphone als modem gebruiken.

Activeer en configureer het delen van de internetverbinding van uw smartphone.

Activeer de Bluetooth-functie van de telefoon en maak hem "zichtbaar"

(zie de rubriek "Connectiviteit").

Wifi-verbinding

Selecteer een door het systeem gevonden wifi-netwerk en maak hier verbinding mee (zie de rubriek

"Connectiviteit").

Internetverbinding via het systeem van de auto

Beperkingen m.b.t. het gebruik:

- Met CarPlay ® kan uitsluitend de wifiverbinding worden gedeeld.

- Met MirrorLink TM kan uitsluitend de

USB-verbinding worden gedeeld.

Het systeem is automatisch verbonden met het geïntegreerde modem voor de diensten "Urgence- en Assistance-oproep", een verbinding maken via de smartphone van de gebruiker is niet nodig.

De kwaliteit van de diensten is afhankelijk van de kwaliteit van het netwerk.

Als "TOMTOM TRAFFIC" wordt weergegeven, zijn de diensten beschikbaar.

Met online navigatie beschikt u over de volgende diensten.

Een pack online diensten:

- Weer,

- Tankstations,

- Parkeerplaatsen,

- Verkeer,

- zoaken naar lokale POI's.

Een pack "Gevarenzones".

Werkingsprincipes en normen zijn permanent aan verandering onderhevig. Om te zorgen voor een optimale communicatie tussen de smartphone en het systeem, adviseren wij u om het besturingssysteem van uw smartphone en de datum en tijd op zowel de smartphone als het systeem up to date te houden.

.

359

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Niveau 1

23 °C

Niveau 2

12:13

Niveau 3

POI op kaart

26 27 28 29 30

23 °C

1

12:13

23 °C 12:13

23 °C 12:13

7

360

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Niveau 1

Navigatie

Navigatie

TOMTOM TRAFFIC

Navigatie

Niveau 2

Weer

Tankstations

Parkeerplaatsen

Verkeer

Gevarenzone

Kaartkleur

POI op kaart

Kaart raadplegen

Niveau 3

Audio en telematica

Aanwijzingen

De oriëntatie van de kaart selecteren; noorden boven, rijrichting boven of vogelvluchtperspectief.

Zodra het systeem verbinding heeft met de netwerken wordt "TOMTOM TRAFFIC" in plaats van "TMC" weergegeven. U kunt dan in realtime gebruikmaken van alle beschikbare opties.

De opties selecteren.

De kaart geeft de route weer aan de hand van de geselecteerde opties.

De kaartweergave selecteren.

26

27

28

29

30

Winkelcentrum

Geografisch

Activiteiten

Openbaar

Reizen

Bevestigen

7 Plaats wijzigen

De beschikbare POI's selecteren.

De instellingen van de opties opslaan.

Een plaats selecteren of wijzigen.

Uitzoomen.

Inzoomen.

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

.

361

Audio en telematica

Niveau 3 Niveau 4 Niveau 5

Weerbericht

Lijst tankstations

31

Sorteren op plaats

32

362

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Niveau 3

Plaats selecteren

Omgeving auto

Op route

Op bestemming

Weer

Tankstations

Parkeerplaatsen

Niveau 4

Bevestigen

Niveau 5

Audio en telematica

Aanwijzingen

Een plaats selecteren of wijzigen.

Een plaats selecteren of wijzigen.

Weerbericht

Het weerbericht voor vandaag of de komende dagen weergeven.

Tankstations in de omgeving van de auto

Tankstations op de route

Tankstations in de omgeving van de bestemming

De lijst van tankstations en bijbehorende informatie weergeven (adres, prijzen, brandstoffen, enz.).

Op afstand 31

32 Op prijs

Parkeerplaats in de omgeving van de auto

Parkeerplaats op de route

Parkeerplaats in de omgeving van de bestemming

Sorteren op afstand

De lijst van parkeerplaatsen en bijbehorende informatie weergeven (adres, afstand, aantal vrije plaatsen, tarieven, enz.).

Sorteren op aantal plaatsen

Sorteren op tarief

Uitzoomen.

Inzoomen.

.

363

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Niveau 3 Niveau 4 Niveau 5

Geconstateerde verkeersdrukte

Lijst van gevarenzones

POI selecteren

364

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Niveau 3

Verkeer

Gevarenzones

Points of interest

Niveau 4

Points of interest

Niveau 5

Geconstateerde verkeersdrukte

Lijst van gevarenzones

POI selecteren

Audio en telematica

Aanwijzingen

In realtime weergeven van verkeersinformatie: type, beschrijving en duur van de vertraging

(in minuten).

In realtime weergeven van de gevarenzones

(werkzaamheden, pechgevallen, ongevallen, enz.).

De POI-lijst voor de geselecteerde plaats weergeven.

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

.

365

Audio en telematica

Het weerbericht weergeven

Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op deze toets om de lijst van beschikbare diensten weer te geven.

Selecteer " Kaart raadplegen ".

Specifieke instellingen voor de online navigatie

Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.

1

Druk op de toets " MENU " om de secundaire pagina weer te geven.

Selecteer " Instellingen ".

Selecteer " Weer ".

Druk op deze toets voor de weergave van een beknopt weerbericht.

Druk op deze toets voor de weergave van een uitgebreid weerbericht.

De temperatuur die om 6 uur 's ochtends wordt weergegeven, geldt als de maximumtemperatuur van de dag.

De temperatuur die om 18 uur 's avonds wordt weergegeven, geldt als de minimumtemperatuur van de nacht.

22

Selecteer " Opties "

Schakel de volgende functies in of uit:

- " Waarschuwingen voor risicozones toestaan ".

- " Adviesroute om eindbestemming te voet te bereiken "

- " Versturen van gegevens toestaan.

"

23

Selecteer " Config. waarsch.

".

Schakel " Waarschuwen voor gevarenzones " in of uit.

366

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Als u gebruik wilt maken van online navigatie, moet u de optie " Versturen van gegevens toestaan.

" aanvinken.

De weergave van gevarenzones is afhankelijk van de lokale wetgeving en het afsluiten van een abonnement op de dienst.

Audio en telematica

Doorgeven van

"Gevarenzones"

Om het doorgeven van gevarenzones toe te staan moet u de optie

" Doorgeven van gevarenzones toestaan " aanvinken.

Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op de toets "Een nieuwe gevarenzone doorgeven" in de bovenste balk van het touchscreen.

Selecteer de optie " Type " om het type "Gevarenzone" te selecteren.

Selecteer de optie " Snelheid " en vul deze in met het virtuele toetsenbord.

Druk op " Bevestigen " om de gegevens op te slaan en te verzenden.

U kunt updates voor het systeem, gevarenzones en kaartgegevens downloaden vanaf de website van het merk.

U vindt daar ook de procedure voor het updaten.

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

.

367

Audio en telematica

Connectiviteit

De beschikbare functies zijn afhankelijk van de uitrusting.

Niveau 1 Niveau 2

23 °C 531 kHz 12:13

1

Netwerken

Niveau 3

Bluetooth-verbinding

2 3

Verbinding wifi-netwerk

4 5 6

Verbindingen en Contracten Services

Wifi-verbinding delen

7 8

368

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

De beschikbare functies zijn afhankelijk van de uitrusting.

Niveau 2 Niveau 3

2 Alle

Connectiviteit

1 Secundaire pagina

Bluetoothverbinding

3 Verbonden

Zoeken

Connectiviteit

1 Secundaire pagina

Verbinding wifinetwerk

4 Beveiligd

5 Niet beveiligd

6 Opgeslagen

Connectiviteit

1 Secundaire pagina

Verbinding beheren

Connectiviteit

1 Secundaire pagina

Wifi-verbinding delen

7 Activering

8 Instellingen

Audio en telematica

Aanwijzingen

Alle gekoppelde of niet gekoppelde telefoons weergeven.

Alle gekoppelde telefoons weergeven.

Zoeken naar te koppelen randapparatuur.

De beveiligde wifi-netwerken weergeven.

De onbeveiligde wifi-netwerken weergeven.

De opgeslagen wifi-netwerken weergeven.

De status van het abonnement op de online diensten, de status van de netwerkverbinding en het type verbinding weergeven.

Het delen van de wifi-verbinding in- of uitschakelen.

Een door het systeem gevonden wifi-netwerk selecteren en er verbinding mee maken.

De instellingen opslaan.

.

369

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Bluetooth

®

-verbinding

Het koppelen van de Bluetoothtelefoon aan de handsfree set mag om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling de volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd als de auto stilstaat en bij aangezet contact.

Activeer de Bluetooth-functie van uw telefoon en stel deze zo in dat de telefoon "zichtbaar" is voor alle apparaten in de buurt (instelling van de telefoon).

Procedure via de telefoon

Selecteer de naam van het systeem in de lijst van gedetecteerde apparaten.

Accepteer op het systeem het verzoek om een verbinding met de telefoon te maken.

Voltooien van het koppelen, ongeacht of dit vanaf de telefoon of het systeem wordt gedaan: controleer of de door het telefoon en het systeem weergegeven code identiek zijn en bevestig de code zowel op de telefoon als op het systeem.

370

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Procedure via het systeem

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

1

Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.

Druk op " Bluetooth-verbinding ".

Selecteer " Zoeken ".

Er verschijnt een overzicht van de waargenomen telefoon(s).

Als dit niet is gelukt, wordt geadviseerd de

Bluetooth-functie van uw telefoon even uit te zetten en opnieuw te activeren.

Verbinding delen

Het systeem stelt 3 verbindingsprofielen voor de telefoon voor:

- " Telefoon " (handsfree set, uitsluitend telefoon),

- " Streaming " (streaming: draadloos afspelen van audiobestanden vanaf de telefoon),

- " ".

Om gebruik te kunnen maken van online navigatie moet het profiel

" Gegevens mobiel internet " zijn geselecteerd (indien uw auto niet beschikt over de diensten "Urgence- en Assistance-oproep"), nadat u eerst op uw smartphone het delen van de mobiele dataverbinding hebt geactiveerd.

Selecteer één of meer profielen.

Selecteer in het overzicht de naam van de telefoon die u wilt gebruiken.

Druk op " Bevestigen ".

Afhankelijk van het type telefoon wordt u gevraagd om de overdracht van uw contacten en berichten te accepteren.

Audio en telematica

Wifi-verbinding

Verbinding met het Wifi-netwerk van de smartphone.

Druk op Connectiviteit om de hoofdpagina weer te geven.

1

Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.

Selecteer " Verbinding Wifinetwerk ".

Wifi-verbinding delen

Aanmaken van een lokaal Wifi-netwerk door het systeem.

Druk op Connectiviteit om de hoofdpagina weer te geven.

1

Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.

Selecteer " Wifi-verbinding delen ".

Verbindingen beheren

Druk op Connectiviteit om de hoofdpagina weer te geven.

1

Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.

Selecteer " Verbinding beheren ".

Selecteer het tabblad " Beveiligd ",

" Niet beveiligd " of " Opgeslagen ".

Selecteer een netwerk.

Voer met het virtuele toetsenbord de

" Sleutel " van het Wifi-netwerk en het

" Wachtwoord " in.

Druk op " Bevestigen " om de verbinding tot stand te brengen.

7

En/of

8

Selecteer het tabblad " Activering " om het delen van de Wifi-verbinding in of uit te schakelen.

Selecteer het tabblad " Instellingen " om de naam van het netwerk van het systeem en het wachtwoord te wijzigen.

Druk op " Bevestigen ".

U kunt alleen gebruikmaken van de Wifi-verbinding en het delen van de Wifi-internetverbinding via het netwerk van de smartphone.

Om al uw systemen te beschermen tegen hackers en optimaal te beveiligen is het raadzaam ervoor te zorgen dat uw beveiligingscode of wachtwoord niet gemakkelijk te raden is.

Via deze functie kunt u zien welke online diensten u gebruikt en welke beschikbaar zijn en kunt u de verbindingsmethode wijzigen.

.

371

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Audio en telematica

MirrorLink

TM

-verbinding voor smartphones

372

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

23 °C 531 kHz 12:13

Audio en telematica

Om veiligheidsredenen is het gebruik van een smartphone tijdens het rijden verboden. Het gebruik van de smartphone vraagt namelijk veel aandacht van de bestuurder.

De handelingen moeten dan ook bij stilstaande auto worden uitgevoerd.

Door de smartphone met het systeem te synchroniseren kunnen apps van de smartphone op het scherm van de auto worden weergegeven. Deze apps moeten compatibel zijn met de

MirrorLink TM -technologie.

Werkingsprincipes en normen zijn permanent aan verandering onderhevig.

Om te zorgen voor een optimale communicatie tussen de smartphone en het systeem moet de smartphone in ieder geval worden ontgrendeld.

Houd het besturingssysteem van uw smartphone en de datum en tijd op zowel de smartphone als het systeem up to date.

Ga naar de landelijke internetsite van het merk van uw auto om te zien welke smartphones compatibel zijn.

Om veiligheidsredenen zijn bepaalde apps alleen te gebruiken als de auto stilstaat. Zodra de auto gaat rijden, wordt de weergave ervan onderbroken.

Voor het gebruik van de functie

" MirrorLink TM " dienen de smartphone en de apps compatibel te zijn.

Tijdens het aansluiten van de smartphone op het systeem is het raadzaam de Bluetooth functie van de smartphone te activeren

® -

Sluit de USB-kabel aan. De smartphone bevindt zich in de laadmodus als hij via de USB-kabel is verbonden.

Druk op " Connectiviteit " op het scherm van het systeem om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op " MirrorLink TM " om de functie in het systeem te activeren.

Bij bepaalde smartphones is het noodzakelijk om de functie " MirrorLink TM " te activeren.

Tijdens de procedure worden verschillende schermen weergegeven waarin u wordt gevraagd de koppeling met bepaalde functionaliteiten te accepteren.

Accepteer deze om de verbinding tot stand te brengen en te voltooien.

Nadat de verbinding tot stand is gebracht, wordt een scherm weergegeven met daarop de eerder op uw smartphone gedownloade apps die compatibel zijn met de

MirrorLink TM -technologie.

Tijdens de MirrorLink TM -weergave blijft het selecteren van de audiobron mogelijk via de schermtoetsen in de bovenste balk van het scherm.

De menu's van het systeem kunnen op elk moment worden geopend via de menutoetsen.

Afhankelijk van de kwaliteit van het netwerk kan het even duren voordat de apps beschikbaar zijn.

.

373

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3

23 °C 531 kHz 12:13

374

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Niveau 1 Niveau 2

Connectiviteit

MirrorLink TM

Niveau 3

Audio en telematica

Aanwijzingen

Weergeven van of terugkeren naar de eerder op uw smartphone gedownloade apps die compatibel zijn met de MirrorLink TM -technologie.

Een menulijst weergeven afhankelijk van de eerder geselecteerde app.

"Back": huidige bewerking annuleren, omhooggaan in de menustructuur.

"Home": weergeven of terugkeren naar de pagina

"Modus auto" van de smartphone.

De hoofdpagina van de "Connectiviteit" weergeven.

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

.

375

Audio en telematica

CarPlay

®

-verbinding voor smartphones

376

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

23 °C 531 kHz 12:13

Audio en telematica

Om veiligheidsredenen is het gebruik van een smartphone tijdens het rijden verboden. Het gebruik van de smartphone vraagt namelijk veel aandacht van de bestuurder.

De handelingen moeten dan ook bij stilstaande auto worden uitgevoerd.

Door de smartphone met het systeem te synchroniseren kunnen apps van de smartphone op het scherm van de auto worden weergegeven. Deze apps moeten compatibel zijn met de CarPlay ® -technologie en op uw smartphone moet de functie CarPlay ® zijn geactiveerd.

Werkingsprincipes en normen zijn permanent aan verandering onderhevig. Houd daarom het besturingssysteem van uw smartphone up to date.

Ga naar de landelijke internetsite van het merk van uw auto om te zien welke smartphones compatibel zijn.

Of

Sluit de USB-kabel aan. De smartphone bevindt zich in de laadmodus als hij via de USB-kabel is verbonden.

Druk op " Telefoon " om de CarPlay ® interface weer te geven.

Sluit de USB-kabel aan. De smartphone bevindt zich in de laadmodus als hij via de USB-kabel is verbonden.

Druk op het scherm van het systeem op " Connectiviteit " om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op " CarPlay " om de CarPlay ® interface weer te geven.

Bij het aansluiten van de USB-kabel verbreekt de CarPlay ® -functie de

Bluetooth ® -verbinding van het systeem.

.

377

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Radio Media

Niveau 1 Niveau 2

23 °C 87.5 MHz

FM/87.5 MHz

87.5MHz

12:13

1 2 3 4

23 °C 87.5 MHz

FM/87.5 MHz

87.5MHz

12:13

23 °C 531 kHz

AM/531 kHz

PO kHz

12:13

1 2 3

Zenderlijst

4

378

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Aanwijzingen Niveau 1

Radio Media

Bron

2

3

Radio Media

Frequentie /

Geheugen

Radio Media

Band

4

Radio Media

Lijst

Radio

USB iPod

AUX

Bluetooth

Frequentie

Geheugen

FM

DAB

AM

Zenderlijst

Niveau 2

Een andere geluidsbron selecteren.

Automatisch of handmatig zoeken naar radiozenders.

Opslaan van een zender door een nog vrije toets lang ingedrukt te houden.

Op de gewenste frequentieband drukken om deze te selecteren.

De zenderlijst openen en op een radiozender drukken om deze te selecteren.

.

379

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Niveau 1

1

Opties radio-media

Niveau 2

Audio-instellingen

5 6 7 8 9

Radio-instellingen

10

Zenderlijst

11

12 13 14 15

380

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Audio-instellingen

5 6 7 8 9

Audio-instellingen

5 6 7 8 9

1

1

1

Niveau 1

Radio Media

Secundaire pagina

Audio-instellingen

7

8

9

5

6

Geluidssfeer

Verdeling

Geluid

Spraak

Beltonen

Radio Media

Secundaire pagina

Bevestigen

10

Algemeen

11

Berichten

Radioinstellingen

Radio Media

Secundaire pagina

Bevestigen

12

FM

13

DAB

14

AM

15

Geheugen

Zenderlijst Frequentie

Niveau 2

Audio en telematica

Aanwijzingen

De geluidssfeer selecteren.

Geluidsverdeling volgens Arkamys ® -systeem.

Het geluidsvolume instellen of de snelheidsafhankelijke volumeregeling activeren.

Het volume van de stem instellen.

Het volume van de beltoon instellen.

De instellingen opslaan.

De instellingen activeren of deactiveren.

De instellingen opslaan.

De zenderlijst van de geselecteerde frequentieband weergeven.

Een opgeslagen radiozender selecteren.

Handmatig een frequentie invoeren.

De weergave op het scherm wijzigen.

De lijst bijwerken, afhankelijk van de ontvangst.

.

381

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Niveau 1

1

Opties radio-media

Niveau 2

USB

16 17 18 19 20

Beheer foto's

21

382

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

1

Niveau 1

16 Albums

17 Artiesten

Radio Media

Secundaire pagina 18 Genres

Muziekbestanden 19 Afspeellijsten

1

20 Mappen

Radio Media

Secundaire pagina 21 USB

Beheer foto's

Niveau 2

Audio en telematica

Aanwijzingen

Een selectiecriterium selecteren.

Foto's weergeven.

Het systeem ondersteunt de volgende afbeeldingsformaten: .gif, .jpg, .jpeg, .bmp, .png,

.raw en .tiff, met een maximale bestandsgrootte van 10 MB per afbeelding.

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

.

383

Audio en telematica

Radio

Selecteren van een zender

Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven.

Of

2

Druk op " Frequentie ".

Druk op een van de toetsen om automatisch te zoeken naar een radiozender met een hogere of lagere frequentie.

Verplaats de cursor om handmatig naar een radiozender met een hogere of lagere frequentie te zoeken.

Of

Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven.

1

Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.

Selecteer " Zenderlijst " op de secundaire pagina.

384

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

2

Druk op " Frequentie ".

Voer de frequentie in met het virtuele toetsenbord.

Voer eerst de cijfers voor de komma in en klik vervolgens in de zone van de decimalen om de cijfers achter de komma in te voeren.

Druk op " Bevestigen ".

Een zender opslaan

Selecteer een zender of een frequentie (zie de desbetreffende rubriek).

Druk op " Geheugen ".

2

Houd de toets waaronder u de zender wilt opslaan lang ingedrukt.

De radio-ontvangst kan worden verstoord door het gebruik van elektrische apparatuur die niet door het merk is goedgekeurd, zoals een op de

12V-aansluiting aangesloten lader met

USB-aansluiting.

De omgeving waarin u rijdt (bergen, hoge gebouwen, bruggen, tunnels enz.) kan leiden tot een slechte ontvangst, ook als de RDS-functie is ingeschakeld. Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de radio.

Audio en telematica

RDS inschakelen en uitschakelen

Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven.

1

Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.

Selecteer " Radio-instellingen ".

Tekstberichten weergeven

Met de functie "radiotekst" worden door de radiozender meegestuurde tekstberichten weergegeven, die betrekking hebben op het radiostation of de muziek waarnaar geluisterd wordt.

Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven.

10

Selecteer " Algemeen ".

Schakel " Volgen van zenders " in of uit.

Druk op " Bevestigen ".

1

Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.

Selecteer " Radio-instellingen ".

Als de RDS-functie is ingeschakeld, zoekt de radio steeds naar de sterkste frequentie van een zender, zodat u ernaar kunt blijven luisteren zonder dat u zelf de frequentie hoeft te wijzigen. Sommige RDS-zenders zijn echter niet in het hele land te ontvangen, omdat de frequenties van de zender niet het hele land dekken. Dit verklaart dat de zender tijdens het rijden kan wegvallen.

10

Selecteer " Algemeen ".

Schakel " Weergeven radiotekst " in/uit.

Druk op " Bevestigen ".

TA-berichten beluisteren

De functie TA (Traffic Announcement) geeft voorrang aan het luisteren naar

TA-verkeersinformatieberichten. Om te worden geactiveerd moet deze functie een radiozender die deze berichten uitzendt, goed kunnen ontvangen. Zodra een verkeersinformatiebericht wordt uitgezonden, wordt de geluidsbron die op dat moment wordt weergegeven automatisch onderbroken voor de weergave van het TA-verkeersinformatiebericht. Zodra dit bericht is afgelopen, wordt de weergave van de oorspronkelijke geluidsbron hervat.

11

Selecteer " Berichten ".

Schakel " Verkeersinfo " in/uit.

Druk op " Bevestigen ".

.

385

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Audio en telematica

DAB-radio (Digital Audio Broadcasting)

Digital Terrestrial Radio

Weergave van de naam van de beluisterde radiozender en de beluisterde "multiplex" (naam en mummer), ook wel "bundel" genoemd.

Vorige "multiplex".

Vorige radiozender.

Weergave van de opties: grijs indien actief maar niet beschikbaar, wit indien actief en beschikbaar.

Secundaire pagina.

Wisselen tussen de pagina met voorkeuzezenders en de pagina met frequenties.

386

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Selectie van de audiobron.

Weergave van de

"Radiotext" van de beluisterde zender.

Volgende "multiplex".

Volgende radiozender.

Weergave van de lijst met radiozenders.

Wijzigen van de frequentieband.

Als de beluisterde "DAB"-radiozender niet beschikbaar is in "FM", wordt de optie "DABFM" grijs weergegeven.

Audio en telematica

Digitale radio

Digitale radio zorgt voor een betere geluidskwaliteit.

Via "multiplex/bundel" hebt u de keuze uit een aantal radiozenders die in alfabetische volgorde zijn gerangschikt.

Volgsysteem DAB/FM

"DAB" is niet overal beschikbaar.

Als het digitale signaal niet goed is, kunt u met "Automatisch volgen DAB/

FM" dezelfde zender blijven beluisteren doordat het systeem automatisch overschakelt op de desbetreffende analoge "FM"-zender (indien beschikbaar).

Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven.

Selecteer de geluidsbron.

3

Druk op " Band: " en selecteer de frequentieband " DAB ".

Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven.

1

Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.

Selecteer " Radioinstellingen ".

10

Selecteer " Algemeen ".

Schakel " Volgen van zenders " in of uit.

Druk op " Bevestigen ".

Als "Automatisch volgen DAB / FM" is geactiveerd, kan er sprake zijn van een verschil van enkele seconden als het systeem overschakelt op de analoge

"FM"-zender en kan het geluidsvolume veranderen.

Als het digitale signaal weer goed is, schakelt het systeem automatisch weer over op "DAB".

Als de "DAB"-zender waarnaar wordt geluisterd niet beschikbaar is als

"FM"-zender (optie " DAB/FM " grijs weergegeven) of als "Automatisch volgen DAB/FM" niet is geactiveerd, wordt het geluid onderbroken als het digitale signaal te zwak wordt.

.

387

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Media

USB-speler AUX-aansluiting (AUX-ingang) Geluidsbron kiezen

Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven.

Selecteer " Bron ".

Steek de USB-stick in de USB-aansluiting of sluit de USB-apparatuur via een kabel (niet meegeleverd) op de USB-aansluiting aan.

Het systeem maakt gebruik van afspeellijsten

(in het tijdelijke geheugen). Het maken van deze lijsten kan enkele seconden of soms enkele minuten duren nadat het apparaat voor de eerste keer is aangesloten.

Het verwijderen van alle andere dan muziekbestanden en het verminderen van het aantal afspeellijsten zal het aanmaken van deze afspeellijsten versnellen.

De afspeellijsten worden iedere keer na het opnieuw aanzetten van het contact of het aansluiten van een USB-stick vernieuwd. De lijsten worden in het geheugen opgeslagen: als de lijsten niet zijn gewijzigd, is de laadtijd korter.

Selecteer de geluidsbron.

Deze geluidsbron is uitsluitend beschikbaar als de "AUX-ingang" is aangevinkt in de audioinstellingen.

Sluit het externe apparaat (MP3-speler enz.) met een audiokabel (niet meegeleverd) aan op de Jack-aansluiting.

Stel eerst het volume van het externe apparaat in (luid). Regel daarna het volume van de autoradio.

De bediening gebeurt via het externe apparaat.

Bluetooth ® streaming audio

Streaming audio biedt de mogelijkheid om naar door de smartphone verzonden audiostreams te luisteren.

Zorg dat het Bluetooth-profiel is geactiveerd en stel eerst het volume van het externe apparaat in (op een hoog volume).

Stel vervolgens het volume van de autoradio in.

Als de weergave niet automatisch begint, kan het zijn dat u de audioweergave moet starten via de telefoon.

Het bedienen is mogelijk via de randapparatuur of met de toetsen van de autoradio.

Als de streaming audio eenmaal is gestart, wordt uw telefoon als een geluidsbron beschouwd.

388

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Apple ® -speler aansluiten

Sluit een Apple ® -speler met behulp van een geschikte kabel (niet meegeleverd) aan op de USB-aansluiting.

Het afspelen begint automatisch.

De bediening gebeurt via de audio-installatie in de auto.

De beschikbare indeling is die van het aangesloten apparaat (artiesten / albums / genres / playlists / audiobooks / podcasts).

De standaardindeling is de indeling per artiest. Om dit te veranderen moet u terug naar het eerste niveau in de structuur om vervolgens een andere indeling te selecteren (bijvoorbeeld playlists). Bevestig uw keuze voordat u in de structuur weer afzakt naar de gewenste track.

De softwareversie van de autoradio kan incompatibel zijn met de generatie van uw

Apple ® -speler.

Informatie en adviezen

De autoradio speelt bestanden met de extensie

"wma, .aac, .flac, .ogg, .mp3" met een bitrate van 32 kbps tot 320 kbps af.

Ook bestanden met een VBR (Variable Bit

Rate) kunnen worden afgespeeld.

Geluidsbestanden met een andere extensie

(.mp4, ...) kunnen niet worden afgespeeld.

Bestanden met de extensie ".wma" moeten van het type wma 9 standaard zijn.

De bemonsteringsfrequenties (sampling rates) zijn 32, 44 en 48 kHz.

Het systeem is geschikt voor externe

USB-geluidsdragers, BlackBerry's ® of apparatuur van Apple ® die op de

USB-aansluitingen kunnen worden aangesloten (kabel niet meegeleverd).

U kunt deze apparatuur bedienen via de audio-installatie van de auto.

Andere randapparatuur, die bij het aansluiten niet door het systeem wordt herkend, moet met een kabel (niet meegeleverd) op de Jack-plug worden aangesloten of via Bluetooth streaming worden gekoppeld (indien compatibel).

Gebruik voor bestandsnamen maximaal

20 karakters en vermijd speciale tekens

(bijv.: " " ? . ; ù) om problemen met het afspelen of de weergave te voorkomen.

Gebruik uitsluitend USB-sticks met de bestandsindeling FAT32 (File Allocation Table).

Gebruik bij voorkeur de originele

USB-kabels van het externe apparaat.

.

389

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Telefoon

Niveau 1

23 °C 531 kHz 12:13

1

Bekende apparaten

23 °C 531 kHz 12:13

1 2 3

390

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Niveau 2

Contacten en favorieten

4 5 6 7

Laatste gesprekken

8 9 10 11

Niveau 3

12 13 14

Niveau 1

4

5

6

7

Niveau 2

Alle

Telefoon

Adres

Favorieten

2

Telefoon

Bluetooth

Contact Zoeken

Aanmaken

3

Telefoon

Bluetooth

Oproepen

8

9

Alle

Ontvangen

10 Verzonden

11 Gemist

Niveau 3

Audio en telematica

Aanwijzingen

De contacten in de geselecteerde categorie weergeven.

Selecteer een in het systeem opgeslagen contact of favoriet via het geselecteerde profiel om het contact te bellen.

De contacten sorteren op Achternaam-voornaam of Voornaam-achternaam.

De contacten van de telefoon bijwerken.

Een contact opzoeken in de contactenlijst.

Bevestigen

12

13

Telefoon

Adres

14 Email

Bevestigen

Een contact aanmaken in het systeem.

De oproepen in de geselecteerde categorie weergeven.

Selecteer een contact om dit contact te bellen.

De details van het contact weergeven.

.

391

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Niveau 1

1

Instellingen - Bluetooth

Niveau 2

Bluetooth-verbinding

15

Berichten

16

17 18

E-mail

19

20 21 22

392

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Niveau 1

15 Alle

Telefoon

1 Secundaire pagina

16 Verbonden

Bluetoothverbinding

Zoeken

17 Alle

Telefoon

1 Secundaire pagina 18 Ontvangen

Berichten

19 Verzonden

20 Ontvangen

Telefoon

21 Verzonden

1 Secundaire pagina

E-mail

22 Ongelezen

Mailbox

Niveau 2

Audio en telematica

Aanwijzingen

Alle gekoppelde telefoons of niet-gekoppelde en door het systeem waargenomen telefoons weergeven.

Alle gekoppelde telefoons weergeven.

Zoeken naar te koppelen randapparatuur.

De berichten in de geselecteerde categorie weergeven.

De e-mailberichten in de geselecteerde categorie weergeven.

.

393

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Niveau 1

1

Instellingen - Bluetooth

Niveau 2

Opties

23 24 25 26

Snelberichten

27 28 29 30

Opties

23 24 25 26

394

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Niveau 1

23 Beveiliging

1

24 Voicemail

Telefoon

Secundaire pagina 25 Beltonen

Opties

26 Statistieken

Bevestigen

27 Te laat

28 Aangekomen

Telefoon

1 Secundaire pagina 29 Niet beschikbaar

Snelberichten

30 Overig

Aanmaken

Niveau 2

Audio en telematica

Aanwijzingen

Het rijden veiliger maken.

Het nummer van de voicemailbox van de telefoon invoeren en opslaan.

Het volume van de beltoon opslaan.

De statistieken van de gekoppelde telefoon weergeven.

De instellingen van de opties opslaan.

Een snelbericht selecteren in de gewenste categorie.

Een nieuw snelbericht aanmaken.

.

395

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Bluetooth

®

-telefoon koppelen

Het koppelen van de Bluetooth-telefoon aan de Bluetooth handsfree set van uw autoradio mag om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling de volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd als de auto stilstaat en bij aangezet contact.

Procedure via het systeem

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op " Telefoon koppelen ".

Of

Activeer de Bluetooth-functie van uw telefoon en stel deze zo in dat de telefoon "zichtbaar" is voor alle apparaten in de buurt (instelling van de telefoon).

Selecteer " Zoeken ".

Er verschijnt een overzicht van de waargenomen telefoon(s).

Als dit niet is gelukt, wordt geadviseerd de

Bluetooth-functie van uw telefoon even uit te zetten en opnieuw te activeren.

Procedure via de telefoon

Selecteer de naam van het systeem in de lijst van gedetecteerde apparaten.

Accepteer op het systeem het verzoek om een verbinding met de telefoon te maken.

Selecteer in het overzicht de naam van de telefoon die u wilt gebruiken.

Voltooien van het koppelen, ongeacht of dit vanaf de telefoon of het systeem wordt gedaan: controleer of de door het telefoon en het systeem weergegeven code identiek zijn en bevestig de code zowel op de telefoon als op het systeem.

396

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Verbinding delen

Het systeem stelt 3 verbindingsprofielen voor de telefoon voor:

- " Telefoon " (handsfree set, alleen telefoon),

- " Streaming " (streaming: draadloos afspelen van audiobestanden van de telefoon),

- " ".

Om gebruik te kunnen maken van online navigatie moet het profiel

" Gegevens mobiel internet " zijn geselecteerd, nadat u eerst op uw smartphone het delen van de mobiele dataverbinding hebt geactiveerd.

Selecteer één of meer profielen.

Druk op " Bevestigen ".

Afhankelijk van het type telefoon wordt u gevraagd om de overdracht van uw contacten en berichten te accepteren.

Audio en telematica

Automatisch opnieuw verbinding maken

Wanneer u terugkomt in uw auto met de telefoon waarmee het laatst verbinding is gemaakt, wordt deze automatisch herkend en wordt er binnen ongeveer 30 seconden na het aanzetten van het contact automatisch verbinding gemaakt met te telefoon

(indien Bluetooth is ingeschakeld).

Wijzigen van het verbindingsprofiel:

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

1

Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.

Selecteer " Bluetooth-verbinding " om het overzicht van gekoppelde apparaten weer te geven.

Druk op de toets "details".

Selecteer één of meer profielen.

Druk op " Bevestigen ".

De mogelijkheid om slechts één verbindingsprofiel te selecteren is afhankelijk van het type telefoon.

Als dit niet mogelijk is, worden standaard alle drie de verbindingsprofielen geselecteerd.

De beschikbare diensten zijn afhankelijk van het netwerk, de simkaart en de compatibiliteit van de gebruikte Bluetooth-apparaten.

Controleer in de handleiding van uw telefoon en in de informatie van uw provider over welke diensten u beschikt.

Profielen die compatibel zijn met het systeem: HFP, OPP, PBAP, A2DP,

AVRCP, MAP en PAN.

Kijk op de website van het merk voor meer informatie (compatibiliteit, aanvullende instructies, enz.).

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

.

397

Audio en telematica

Beheer van telefoonverbindingen

Met behulp van deze functie kan randapparatuur worden gekoppeld of losgekoppeld en kan randapparatuur uit de lijst van gelinkte randapparatuur worden verwijderd.

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

Verwijderen van een telefoon

Selecteer de prullenbak rechts boven op het scherm om een prullenbak naast de geselecteerde telefoon weer te geven.

Druk op de prullenbak naast de geselecteerde telefoon om deze telefoon te verwijderen.

Een gesprek aannemen

Als u gebeld wordt, klinkt een beltoon en verschijnt een pop-upvenster op het scherm.

Druk kort op de toets TEL op het stuur om het gesprek aan te nemen.

En

Houd de toets 1

Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.

Selecteer " Bluetooth-verbinding " om de lijst van gekoppelde apparatuur weer te geven.

TEL op het stuurwiel langer ingedrukt om het gesprek te weigeren

Of

Druk in deze lijst op de naam van een telefoon om deze telefoon los te koppelen.

Druk er nogmaals op om de telefoon weer te koppelen.

Selecteer " Ophangen ".

398

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Bellen

Gebruik de telefoon bij voorkeur niet onder het rijden.

Parkeer de auto.

Gebruik de toetsen op het stuurwiel om te bellen.

Een contact bellen

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

Of houd de toets

TEL op het stuurwiel enige tijd ingedrukt.

Een nieuw nummer bellen

Druk op " Telefoon " om de hoofdpagina weer te geven.

Voer het nummer in via het digitale toetsenbord.

Druk op " Bellen " om het nummer te bellen.

Selecteer " Contact ".

2

Selecteer het gewenste contact in de weergegeven lijst.

Selecteer " Bellen ".

Laatste nummers bellen

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

Of

Houd de toets op het stuurwiel enige tijd ingedrukt.

Selecteer " Oproepen ".

3

Selecteer het contact in de weergegeven lijst.

U kunt altijd rechtstreeks met uw telefoon bellen. Zet in dat geval de auto uit veiligheidsoverwegingen stil.

.

399

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Contacten / items beheren

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

2

Selecteer " Contact ".

Selecteer " Aanmaken " om een nieuw contact toe te voegen.

12

Voer op het tabblad " Telefoon " de telefoonnummers van het contact in.

13

Voer op het tabblad " Adres " de adresgegevens van het contact in.

14

Voer op het tabblad " E-mail " de e-mailadressen van het contact in.

Met de functie " E-mail " kunt u de e-mailadressen van uw contacten invoeren, maar u kunt met het systeem geen e-mailberichten versturen.

Berichten beheren

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

1

Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.

Selecteer " Berichten " om de berichtenlijst weer te geven.

Selecteer het tabblad " Alle ",

" Ontvangen " of " Verzonden ".

Selecteer de detailweergave van het bericht dat u in een van deze lijsten hebt geselecteerd.

Druk op " Beantwoorden " om een door het systeem opgesteld snelbericht te versturen.

Druk op " Bellen " om de afzender te bellen.

Druk op " Beluisteren " om het bericht te beluisteren.

De toegang tot de " Berichten " is afhankelijk van de compatibiliteit van de smartphone met het systeem van de auto.

De benodigde tijd voor het ophalen van uw berichten of e-mailberichten is afhankelijk van de smartphone.

De beschikbaarheid van de diensten is afhankelijk van het netwerk, de simkaart en de compatibiliteit van de gebruikte

Bluetooth-apparaten.

Controleer in de handleiding van uw telefoon en in de informatie van uw provider over welke diensten u beschikt.

400

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Snelberichten beheren

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

1

Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.

Selecteer " Berichten " om de berichtenlijst weer te geven.

Selecteer " Te laat ", " Aankomst ",

" Niet beschikbaar " of " Overig ".

U kunt ook nieuwe berichten aanmaken.

Druk op " Aanmaken " om een nieuw bericht te schrijven.

Selecteer de detailweergave van het bericht dat u in een van deze lijsten hebt geselecteerd.

Druk op " Overbrengen " om de ontvanger(s) te selecteren.

Druk op " Beluisteren " om het bericht te beluisteren.

Druk op " Wijzigen " om het (de) aangemaakte nieuwe bericht(en) te wijzigen.

De functie " Wijzigen " is niet beschikbaar voor de standaard snelberichten van het systeem.

E-mailberichten beheren

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

1

Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.

Selecteer " E-mail " om de berichtenlijst weer te geven.

Selecteer het tabblad " Ontvangen ",

" Verzonden " of " Ongelezen ".

Selecteer de detailweergave van het bericht dat u in een van deze lijsten hebt geselecteerd.

Druk op " Beluisteren " om het bericht te beluisteren.

De toegang tot " E-mail " is afhankelijk van de compatibiliteit van de smartphone met het systeem van de auto.

.

401

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Instellingen

Niveau 1

23 °C

1 2

12:13

Niveau 2

Audio-instellingen

3 4 5 6 7

Audio-instellingen

3 4 5 6 7

Audio-instellingen

3 4 5 6 7

402

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

2

Niveau 1

3 Geluidssfeer

Instellingen

Audio-instellingen

4 Verdeling

5

6

Geluid

Spraak

7 Beltonen

Bevestigen

Instellingen

Scherm uit

Instellingen

Profiel (1, 2, 3)

Niveau 2

Audio en telematica

Aanwijzingen

De geluidssfeer selecteren.

Geluidsverdeling volgens Arkamys ® -systeem.

Het geluidsvolume instellen of de snelheidsafhankelijke volumeregeling activeren.

Het volume van de stem instellen.

Het volume van de beltoon instellen.

De instellingen opslaan.

Functie waarmee het scherm kan worden uitgeschakeld.

Druk op het scherm om het weer in te schakelen.

Het geselecteerde profiel activeren.

.

403

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Niveau 1

1

Parameters en tools

Niveau 2

Schermconfiguratie

8 9

Systeemparameters

10 11

Talen

12

13 14 15 16

404

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Niveau 3

Schermconfiguratie

8

Informatie

9

1

Niveau 1

Instellingen

Secundaire pagina

Schermconfiguratie

8

Niveau 2

Animatie

9 Lichtsterkte

Bevestigen

1

10 Eenheden

Instellingen

Secundaire pagina

11 Fabrieksparameters

Systeemparameters

12 Systeeminfo

Bevestigen

1

13 Alle

14 Europa

Instellingen

Secundaire pagina 15 Azië

Talen

16 Amerika

Bevestigen

Niveau 3

Afstand en verbruik

Temperatuur

Resetten

Raadplegen

Audio en telematica

Aanwijzingen

De instellingen activeren of deactiveren.

De lichtsterkte instellen.

De instellingen opslaan.

De eenheden voor de afstand, het brandstofverbruik en de temperatuur instellen.

Terugkeren naar de fabrieksinstellingen.

De versie van de in het systeem geïnstalleerde modules controleren (versie van het systeem, de kaartgegevens, de risicozones) en controleren of er updates beschikbaar zijn.

De instellingen opslaan.

De taal selecteren en vervolgens bevestigen.

Na het selecteren van de taal de instelling opslaan.

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

.

405

Audio en telematica

Niveau 1

1

Parameters en tools

Niveau 2

Instellen tijd-datum

17 18

Configuratie van de profielen

19 20 21 22

406

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Niveau 3

Niveau 1 Niveau 2

17 Datum

1

Instellingen

Secundaire pagina

Instellen tijddatum

18 Tijd

Bevestigen

1

19 Profiel 1

Instellingen

20 Profiel 2

Secundaire pagina

Configuratie van de profielen

21 Profiel 3

22

Gemeenschappelijk profiel

Bevestigen

Audio en telematica

Niveau 3

Datum

Aanwijzingen

De datum en het weergaveformaat instellen.

Formaat datum:

Tijd De tijd instellen.

De tijdzone instellen.

Tijdzone

Formaat tijd: Het weergaveformaat instellen: 12h/24h.

Synchronisatie met GPS

(UTC):

De GPS-synchronisatie in- of uitschakelen.

De instellingen opslaan.

De profielen instellen.

De instellingen opslaan.

.

407

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Audio-instellingen

Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.

Selecteer " Audio-instellingen ".

Selecteer " Thema's "

Of

3

Of

4

Of

5

Of

6

7

" Verdeling ".

" Geluid ".

" Spraak ".

" Beltonen ".

Druk op " Bevestigen " om de instellingen op te slaan.

408

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

De verdeling van het geluid (of de ruimtelijke verdeling dankzij het Arkamys © systeem) in de auto is belangrijk voor de kwaliteit van de weergave en biedt de mogelijkheid de weergave af te stemmen op het aantal inzittenden.

Uitsluitend beschikbaar in de configuratie met 6 luidsprekers.

De audio-instellingen ( Equalizer (keuze uit 6 thema's), Bass , Medium en

Treble ) zijn voor elke geluidsbron apart in te stellen.

Schakel " Loudness " in of uit.

Configuratie van de profielen

Het configureren van de profielen mag, om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd bij stilstaande auto .

1

Druk op " Instellingen " om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.

Selecteer " Configuratie van de profielen ".

De instellingen voor " Verdeling " ("Alle passagiers", "Bestuurder" en "Alleen vóór") zijn voor alle geluidsbronnen gelijk.

Schakel " Geluiden touchscreen ",

" Snelheidsafhankelijke volumeregeling " en " AUX-ingang " in of uit.

Audio-installatie: Sound Staging van Arkamys © optimaliseert de geluidsverdeling in het interieur.

19

Selecteer " Profiel 1 ", " Profiel 2 ",

" Profiel 3 " of " Gemeenschappelijk profiel ".

Druk op deze toets om een profielnaam in te voeren met het virtuele toetsenbord.

Druk op " Bevestigen ".

Audio en telematica

Druk op deze toets om een profielfoto toe te voegen.

Plaats de USB-stick waar de foto op staat in de USB -aansluiting.

Selecteer de foto.

Druk op " Bevestigen " om toestemming te geven voor de overdracht van de foto.

Druk nogmaals op " Bevestigen " om de instellingen op te slaan.

Het kader voor de profielfoto heeft een vierkante vorm, het systeem vervormt de oorspronkelijke foto als deze een andere vorm heeft.

Druk op deze toets om het geselecteerde profiel te resetten.

Bij het resetten van een profiel wordt

Engels als taal ingesteld.

2

Selecteer een " Profiel " (1, 2 of 3) om dit te koppelen aan de " Audioinstellingen ".

Selecteer " Audio-instellingen ".

Selecteer " Thema's ".

Of

3

Of

4

Of

5

Of

6

7

" Verdeling ".

" Geluid ".

" Spraak ".

" Beltonen ".

Druk op " Bevestigen " om de instellingen op te slaan.

.

409

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Instellingen van het systeem wijzigen

Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.

De taal selecteren

Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.

1

Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.

Selecteer " Schermconfiguratie ".

1

Druk op de toets " OPTIES " om de secudaire pagina weer te geven.

Selecteer " Systeemparameters ".

1

Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.

Selecteer " Talen " om de taal te wijzigen.

8

Selecteer " Animatie ".

Schakel " Automatische tekstweergave " in of uit.

9

Selecteer " Lichtsterkte ".

Stel de lichtsterkte van het scherm in.

10

Selecteer " Eenheden " om de eenheden voor de afstand, het brandstofverbruik en de temperatuur te wijzigen.

11

Selecteer " Fabrieksparameters " om terug te keren naar de fabrieksinstellingen.

Datum instellen

Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.

Als het systeem wordt teruggezet op de fabrieksinstellingen, wordt Engels als taal ingesteld.

1

Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.

Selecteer " Instellen tijd-datum ".

12

Selecteer " Systeeminfo " om de versie van de in het systeem geïnstalleerde modules te controleren.

410

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Audio en telematica

17

Selecteer " Datum ".

Druk op deze toets om de datum in te stellen.

Druk op " Bevestigen ".

Tijd instellen

Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.

1

Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.

Selecteer " Instellen tijd-datum ".

Selecteer het weergaveformaat voor de datum.

Het instellen van de datum en tijd is alleen mogelijk als de GPSsynchronisatie is uitgeschakeld.

Overschakelen naar zomer- of wintertijd is mogelijk door de tijdzone te wijzigen.

18

Selecteer " Tijd ".

Druk op deze toets om de tijd in te stellen met het virtuele toetsenbord.

Druk op " Bevestigen ".

Druk op deze toets om de tijdzone in te stellen.

Selecteer het weergaveformaat voor de tijd (12h/24h).

Schakel de GPS-synchronisatie

(UTC) in of uit.

Druk op " Bevestigen ".

Het systeem schakelt niet automatisch over op zomertijd/wintertijd (volgens land van bestemming).

.

411

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Veelgestelde vragen

In de volgende tabel vindt u de antwoorden op de meest gestelde vragen over uw radio.

Navigatie

VRAAG

De route wordt niet berekend.

ANTWOORD

De criteria kunnen tegenstrijdig zijn met de huidige plaatsbepaling

(bijv. geen tolwegen terwijl de auto zich op een autosnelweg met tol bevindt).

OPLOSSING

Controleer de criteria in het menu "Navigatie".

De POI's zijn niet geselecteerd.

Selecteer de POI's in de lijst met POI's.

De POI's worden niet aangegeven.

Het geluidssignaal van de "Gevarenzones" functioneert niet.

Het systeem stelt bij belemmeringen geen alternatieve routes voor.

Het geluidssignaal is niet geactiveerd.

Er wordt geen rekening gehouden met de actuele verkeersinformatie.

Activeer het geluidssignaal in het menu

"Navigatie" (het geluidsvolume kan niet worden gewijzigd).

Configureer de functie "Verkeersinfo" in het overzicht met criteria (Zonder, Handmatig of

Automatisch).

Ik word gewaarschuwd voor een "Gevarenzone" die niet op mijn route ligt.

Het systeem meldt alle "Gevarenzones" die zich buiten de route in een bepaalde zone rondom de auto bevinden. Hierdoor worden ook

"Gevarenzones" gesignaleerd die zich op nabij gelegen wegen of op parallelwegen bevinden.

Zoom in op de kaart om de exacte positie van de "Gevarenzones" te kunnen bepalen. Selecteer "Op de route" om de waarschuwingen buiten de route uit te schakelen of om de tijdsduur tussen het moment van de melding en het passeren van de gevarenzone te verkorten.

412

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Audio en telematica

VRAAG

Sommige files op de route worden niet direct gemeld.

De hoogte wordt niet weergegeven.

ANTWOORD

Bij het opstarten heeft het systeem enkele minuten nodig om de verkeersinformatie te ontvangen.

In bepaalde landen is alleen voor de hoofdwegen

(autosnelwegen...) verkeersinformatie beschikbaar.

OPLOSSING

Wacht tot de verkeersinformatie goed wordt ontvangen (weergave van de icoontjes van de verkeersinformatie op de kaart).

Dit is een normaal verschijnsel. Het systeem is afhankelijk van de beschikbare verkeersinformatie.

Bij het opstarten kan de initialisatie van het GPS tot 3 minuten duren voordat er meer dan 4 satellieten correct worden ontvangen.

Wacht tot het systeem volledig is opgestart zodat het signaal van ten minste 4 satellieten wordt ontvangen.

De kwaliteit van de GPS-ontvangst kan worden beïnvloed door de omgeving (tunnel...) en het weer.

Dit is een normaal verschijnsel. De werking van het systeem is afhankelijk van de ontvangst van het GPS-signaal.

.

413

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Radio

VRAAG ANTWOORD

De ontvangstkwaliteit van de beluisterde radiozender neemt geleidelijk af of de voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen

(geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...).

De auto bevindt zich te ver van de zender van het beluisterde radiostation of er bevindt zich geen zender in het gebied waarin de auto zich bevindt.

De omgeving waarin u rijdt (bergen, hoge gebouwen, bruggen, tunnels enz.) kan leiden tot een slechte ontvangst, ook als de RDS-functie is ingeschakeld.

De antenne is niet aanwezig of beschadigd (bijvoorbeeld in een wasstraat of een parkeergarage).

OPLOSSING

Activeer de functie "RDS" via het snelmenu om het systeem te laten controleren of er een sterkere zender in het gebied aanwezig is.

Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de radio.

Laat de antenne controleren door het netwerk van het merk.

Ik kan sommige opgeslagen zenders uit de lijst niet ontvangen.

De zender wordt niet meer ontvangen of de naam van de zender in de lijst is veranderd.

De naam van de zender verandert.

Sommige zenders sturen in plaats van een naam andere informatie mee (titel van het actuele nummer enz.).

Het systeem beschouwt deze informatie als de naam van de zender.

Druk op de toets "Lijst updaten" in het secundaire menu van de "Zenderlijst".

414

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Media

VRAAG

Het afspelen van de muziek op mijn USB-stick begint pas na lang wachten (ongeveer

2 tot 3 minuten).

Soms wordt de informatie tijdens de weergave van een mediaspeler niet correct weergegeven.

ANTWOORD

Door bepaalde bestanden die standaard op een USB-stick kunnen staan kan het erg lang duren tot de muziek op de USB-stick wordt afgespeeld (tot 10 keer de fabrieksopgave).

De audio-installatie kan sommige karakters niet weergeven.

OPLOSSING

Wis de bestanden die standaard op de USB-stick staan en beperk het aantal submappen in de mappenstructuur van de USB-stick.

Gebruik standaard karakters voor de benaming van nummers en afspeellijsten.

Bij streaming audio start het lezen van bestanden niet.

De aangesloten randapparatuur biedt geen mogelijkheid om het lezen automatisch te starten.

Start het afspelen via de aangesloten randapparatuur.

De namen van de nummers en de speelduur verschijnen niet op het scherm bij streaming audio.

De Bluetooth-verbinding biedt deze mogelijkheid niet.

.

415

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Telefoon

VRAAG

Het lukt me niet om mijn

Bluetooth-telefoon te koppelen.

ANTWOORD

Het is mogelijk dat de Bluetooth-functie van de telefoon is uitgeschakeld of dat uw telefoon niet zichtbaar is voor het systeem.

OPLOSSING

Controleer of de Bluetooth-functie van uw telefoon is ingeschakeld.

Controleer bij de instellingen van uw telefoon of deze op "Vind mij" staat.

De Bluetooth-telefoon is niet compatibel met het systeem.

Op de website van het merk (services) kunt u bekijken of uw mobiele telefoon compatibel is.

Het signaal van de aangesloten Bluetoothtelefoon is niet hoorbaar.

Het geluid is afhankelijk van zowel het systeem als de telefoon.

Verhoog het volume van de radio eventueel tot het maximum en verhoog het geluidsniveau van de telefoon indien nodig.

Het geluid wordt verstoord door omgevingsgeluiden.

Sommige contacten komen dubbel voor in de lijst.

Bij het synchroniseren worden de contacten op de simkaart en/ of die in het geheugen van de telefoon overgenomen. Als beide geheugens worden gesynchroniseerd kan het voorkomen dat sommige contacten dubbel worden overgenomen.

De contacten worden niet in alfabetische volgorde weergegeven.

Het systeem ontvangt geen SMS-berichten.

Sommige telefoons hebben speciale weergave-opties. Afhankelijk van de instellingen kunnen contacten in een bepaalde volgorde worden overgenomen.

De Bluetooth-functie stuurt geen SMS-berichten door naar het systeem.

Beperk het omgevingsgeluid (ramen sluiten, aanjager lager zetten, snelheid verminderen enz.).

Kies "Contacten van simkaart weergeven" of

"Contacten van telefoon weergeven".

Verander de instellingen voor de weergave van contacten in de telefoon.

416

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Instellingen

VRAAG

Na het instellen van de bassen en hoge tonen is de geluidssfeer niet meer geselecteerd.

ANTWOORD

De geluidssfeer is gekoppeld aan de bassen en hoge tonen.

Na het selecteren van een geluidssfeer staan de bassen en hoge tonen weer op 0.

Bij het veranderen van de balans wordt de gekozen geluidsverdeling uitgeschakeld.

De geluidsverdeling is gekoppeld aan de balans.

Bij het veranderen van de geluidsverdeling worden de instellingen van de balans uitgeschakeld.

OPLOSSING

Wijzig de instelling van de bassen en de hoge tonen of de geluidssfeer om de gewenste geluidskwaliteit te verkrijgen.

Wijzig de instelling van de balans of de geluidsverdeling om de gewenste geluidskwaliteit te verkrijgen.

.

417

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Audio en telematica

VRAAG

Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen de verschillende geluidsbronnen.

ANTWOORD

Voor een optimaal luistergenot kunt u de audio-instellingen

(Volume:, Bass:, Treble:, Geluid, Loudness) voor elke geluidsbron afzonderlijk instellen. Hierdoor kunnen bij het selecteren van een andere geluidsbron verschillen in de geluidskwaliteit hoorbaar zijn.

OPLOSSING

Controleer of de audio-instellingen (Volume:,

Bass:, Treble:, Geluid, Loudness) zijn afgestemd op de verschillende geluidsbronnen. Het is raadzaam de audiofuncties (Bass:, Treble:,

Balans) in de middelste stand te zetten, de klankkleur "Geen" te selecteren en de functie

Loudness AAN te zetten als de CD-speler is geselecteerd en UIT te zetten als de radio is geselecteerd.

Na het afzetten van de motor wordt het systeem na enkele minuten automatisch uitgeschakeld.

Als de motor is afgezet, blijft het systeem nog werken zolang de laadtoestand van de accu dat toestaat.

Het automatisch uitschakelen duidt erop dat de eco-mode van het systeem is geactiveerd om te voorkomen dat de accu van de auto ontladen raakt.

Start de motor om de accu op te laden.

418

Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016

Audio en telematica

CITROËN Connect Radio

Connectiviteit - Multimedia-autoradio - Bluetooth

®

-telefoon

Inhoud

Basisfuncties 420

Stuurkolomschakelaars 422

Menu's 423

Connectiviteit 424

Radio Media 434

Telefoon 446

Instellingen 458

Veelgestelde vragen 468

Dit systeem is zodanig gecodeerd dat het uitsluitend in uw auto functioneert.

Hieronder vindt u de link naar de OSS (Open Source Software)broncodes voor het systeem.

http://www.psa-peugeot-citroen.com/oss

Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die zijn volledige aandacht vragen, zoals het koppelen van een

Bluetooth-telefoon aan het Bluetooth-handsfree systeem van de autoradio, uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto en aangezet contact.

De overgang naar de waakfase wordt aangekondigd door een melding over de eco-mode. Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de eco-mode .

.

419

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Basisfuncties

Als bij draaiende motor op de toets wordt gedrukt, wordt het geluid onderbroken.

Als bij afgezet contact op de toets wordt gedrukt, wordt het systeem ingeschakeld.

Volumeregeling.

Gebruik de toetsen aan weerszijden van het touchscreen om de menu's te openen en druk vervolgens op de op het touchscreen weergegeven toetsen. Alle aanraakfuncties op het touchscreen zijn wit.

Elk menu wordt op één pagina of op twee pagina's (hoofdpagina en secundaire pagina) weergegeven.

Het touchscreen is van het "capacitieve" type.

Voor het schoonmaken van het scherm is het raadzaam gebruik te maken van een niet schurende zachte doek (bijvoorbeeld een brillendoekje), zonder schoonmaakmiddel.

Raak het scherm niet aan met scherpe voorwerpen.

Raak het scherm niet aan met natte handen.

Hoofdpagina Secundaire pagina

420

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

Sneltoetsen: de toetsen in de bovenste balk van het touchscreen bieden rechtstreeks toegang tot de keuze van de geluidsbron, de lijst met zenders (of titels afhankelijk van de geluidsbron), notificaties van meldingen en e-mailberichten.

23 °C

Audio en telematica

531 kHz 12:13

Via het menu "Instellingen" kunt u een profiel voor één persoon of voor een groep personen met gemeenschappelijke instellingen aanmaken, waarbij vele instellingen mogelijk zijn (voorkeuzezenders radio, audio-instellingen, favoriete contacten, enz.). De instellingen worden automatisch aangepast.

Selecteren van de geluidsbron (volgens uitvoering):

- Radio "FM"/"DAB"*/"AM"*.

- Smartphone via MirrorLink TM of CarPlay ® .

- "USB"-stick.

- Mediaspeler aangesloten via de AUXaansluiting (Jack, kabel niet meegeleverd).

- Telefoon aangesloten via Bluetooth* met

Bluetooth* multimedia-streaming.

* Volgens uitrusting.

Bij zeer hoge temperaturen kan het geluidsvolume worden beperkt om het systeem te beschermen. Het systeem kan gedurende ten minste

5 minuten stand-by (scherm en geluid uitgeschakeld) worden gezet.

Zodra de temperatuur in het interieur is gezakt, zal de oorspronkelijke instelling weer worden gebruikt.

.

421

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Stuurkolomschakelaars

Gesproken commando's :

Ingedrukt houden: gesproken commando's van de smartphone via het systeem.

Verhogen van het volume.

Geluid onderbreken/herstellen.

Verlagen van het volume.

Media (kort indrukken): veranderen van multimediabron.

Telefoon (kort indrukken): gesprek aannemen.

Tijdens telefoongesprek (kort indrukken): toegang tot het telefoonmenu.

Telefoon (ingedrukt houden): inkomend gesprek weigeren, gesprek beëindigen; als de telefoon niet wordt gebruikt: toegang tot het menu

Telefoon.

Radio (draaien): automatisch zoeken van de vorige/volgende zender.

Media (draaien): vorige/volgende track, scrollen door lijsten.

Kort indrukken : bevestigen van een selectie. Indien niets geselecteerd: toegang tot de geheugens.

Radio : weergeven van de zenderlijst.

Media : weergeven van de track list.

Radio, ingedrukt houden : bijwerken van de zenderlijst.

422

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

Menu's

Connectiviteit

23 °C 531 kHz 12:13

Radio Media

23 °C 87.5 MHz

FM/87.5 MHz

87.5MHz

12:13

Telefoon

23 °C

Audio en telematica

531 kHz 12:13

Gebruiken van bepaalde apps van de smartphone met internetverbinding, via MirrorLink TM of CarPlay ® .

Controleer de Bluetooth- et Wifi-verbinding van uw smartphone.

Instellingen

Selecteren van een geluidsbron of een zender, weergeven van foto's.

Via Bluetooth ® verbinden van een telefoon, berichten en e-mails lezen en sms-berichten versturen.

Rijden

23 °C 12:13

Instellen van een persoonlijk profiel en/ of instellen van het geluid (balans, geluidssfeer, ...) en de weergave (taal, eenheden, datum, tijd, ...).

Inschakelen, uitschakelen en instellen van bepaalde functies van de auto.

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

.

423

Audio en telematica

Connectiviteit

De beschikbare functies zijn afhankelijk van de uitrusting.

Niveau 1 Niveau 2

23 °C 531 kHz 12:13

1

Netwerken

Niveau 3

Bluetooth-verbinding

2 3

Verbinding wifi-netwerk

4 5 6

Verbindingen en Contracten Services

Wifi-verbinding delen

7 8

424

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

De beschikbare functies zijn afhankelijk van de uitrusting.

Niveau 2 Niveau 3

Connectiviteit

2 Alle

1

Secundaire pagina

Bluetoothverbinding

3 Verbonden

Zoeken

Connectiviteit

1 Secundaire pagina

Verbinding wifinetwerk

4 Beveiligd

5 Niet beveiligd

6 Opgeslagen

Connectiviteit

1 Secundaire pagina

Verbinding beheren

Connectiviteit

1 Secundaire pagina

Wifi-verbinding delen

7 Activering

8 Instellingen

Audio en telematica

Aanwijzingen

Alle gekoppelde of niet gekoppelde telefoons weergeven.

Alle gekoppelde telefoons weergeven.

Zoeken naar te koppelen randapparatuur.

De beveiligde wifi-netwerken weergeven.

De onbeveiligde wifi-netwerken weergeven.

De opgeslagen wifi-netwerken weergeven.

De status van het abonnement op de online diensten, de status van de netwerkverbinding en het type verbinding weergeven.

Het delen van de wifi-verbinding in- of uitschakelen.

Een door het systeem gevonden wifi-netwerk selecteren en er verbinding mee maken.

De instellingen opslaan.

.

425

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Bluetooth

®

-verbinding

Het koppelen van de Bluetoothtelefoon aan de handsfree set mag om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling de volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd als de auto stilstaat en bij aangezet contact.

Procedure via het systeem

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

1

Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.

Druk op " Bluetooth-verbinding ".

Activeer de Bluetooth-functie van uw telefoon en stel deze zo in dat de telefoon "zichtbaar" is voor alle apparaten in de buurt (instelling van de telefoon).

Procedure via de telefoon

Selecteer de naam van het systeem in de lijst van gedetecteerde apparaten.

Accepteer op het systeem het verzoek om een verbinding met de telefoon te maken.

Voltooien van het koppelen, ongeacht of dit vanaf de telefoon of het systeem wordt gedaan: controleer of de door het telefoon en het systeem weergegeven code identiek zijn en bevestig de code zowel op de telefoon als op het systeem.

426

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

Selecteer " Zoeken ".

Er verschijnt een overzicht van de waargenomen telefoon(s).

Als dit niet is gelukt, wordt geadviseerd de

Bluetooth-functie van uw telefoon even uit te zetten en opnieuw te activeren.

Selecteer in het overzicht de naam van de telefoon die u wilt gebruiken.

Afhankelijk van het type telefoon wordt u gevraagd om de overdracht van uw contacten en berichten te accepteren.

Verbinding delen

Het systeem stelt 3 verbindingsprofielen voor de telefoon voor:

- " Telefoon " (handsfree set, uitsluitend telefoon),

- " Streaming " (streaming: draadloos afspelen van audiobestanden vanaf de telefoon),

- " Gegevens mobiel internet ".

Selecteer één of meer profielen.

Druk op " Bevestigen ".

Audio en telematica

Wifi-verbinding

Verbinding met het Wifi-netwerk van de smartphone.

Druk op Connectiviteit om de hoofdpagina weer te geven.

1

Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.

Selecteer " Verbinding Wifinetwerk ".

Wifi-verbinding delen

Aanmaken van een lokaal Wifi-netwerk door het systeem.

Druk op Connectiviteit om de hoofdpagina weer te geven.

1

Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.

Selecteer " Wifi-verbinding delen ".

Selecteer het tabblad " Beveiligd ",

" Niet beveiligd " of " Opgeslagen ".

Selecteer een netwerk.

Voer met het virtuele toetsenbord de

" Sleutel " van het Wifi-netwerk en het

" Wachtwoord " in.

Druk op " Bevestigen " om de verbinding tot stand te brengen.

7

En/Of

8

Selecteer het tabblad " Activering " om het delen van de Wifi-verbinding in of uit te schakelen.

Selecteer het tabblad " Instellingen " om de naam van het netwerk van het systeem en het wachtwoord te wijzigen.

Druk op " Bevestigen ".

U kunt alleen gebruikmaken van de Wifi-verbinding en het delen van de Wifi-internetverbinding via het netwerk van de smartphone.

Om al uw systemen te beschermen tegen hackers en optimaal te beveiligen is het raadzaam ervoor te zorgen dat uw beveiligingscode of wachtwoord niet gemakkelijk te raden is.

Verbindingen beheren

Druk op Connectiviteit om de hoofdpagina weer te geven.

1

Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.

Selecteer " Verbinding beheren ".

Via deze functie kunt u zien welke online diensten u gebruikt en welke beschikbaar zijn en kunt u de verbindingsmethode wijzigen.

.

427

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

Audio en telematica

MirrorLink

TM

-verbinding voor smartphones

428

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

23 °C 531 kHz 12:13

Audio en telematica

Om veiligheidsredenen is het gebruik van een smartphone tijdens het rijden verboden.

Het gebruik van de smartphone vraagt namelijk veel aandacht van de bestuurder.

De handelingen moeten dan ook bij stilstaande auto worden uitgevoerd.

Door de smartphone met het systeem te synchroniseren kunnen apps van de smartphone op het scherm van de auto worden weergegeven. Deze apps moeten compatibel zijn met de

MirrorLink TM -technologie.

Werkingsprincipes en normen zijn permanent aan verandering onderhevig.

Om te zorgen voor een optimale communicatie tussen de smartphone en het systeem moet de smartphone in ieder geval worden ontgrendeld.

Houd het besturingssysteem van uw smartphone en de datum en tijd op zowel de smartphone als het systeem up to date.

Ga naar de landelijke internetsite van het merk van uw auto om te zien welke smartphones compatibel zijn.

Om veiligheidsredenen zijn bepaalde apps alleen te gebruiken als de auto stilstaat. Zodra de auto gaat rijden, wordt de weergave ervan onderbroken.

Voor het gebruik van de functie

" MirrorLink TM " dienen de smartphone en de apps compatibel te zijn.

Tijdens het aansluiten van de smartphone op het systeem is het raadzaam de Bluetooth ® functie van de smartphone te activeren.

Sluit de USB-kabel aan. De smartphone bevindt zich in de laadmodus als hij via de USB-kabel is verbonden.

Druk op " Connectiviteit " op het scherm van het systeem om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op " MirrorLink TM " om de functie in het systeem te activeren.

Nadat de verbinding tot stand is gebracht, wordt een scherm weergegeven met daarop de eerder op uw smartphone gedownloade apps die compatibel zijn met de MirrorLink TM -technologie.

Tijdens de MirrorLink TM -weergave blijft het selecteren van de audiobron mogelijk via de schermtoetsen in de bovenste balk van het scherm.

De menu's van het systeem kunnen op elk moment worden geopend via de menutoetsen.

Afhankelijk van de kwaliteit van het netwerk kan het even duren voordat de apps beschikbaar zijn.

Bij bepaalde smartphones is het noodzakelijk om de functie " MirrorLink TM " te activeren.

Tijdens de procedure worden verschillende schermen weergegeven waarin u wordt gevraagd de koppeling met bepaalde functionaliteiten te accepteren.

Accepteer deze om de verbinding tot stand te brengen en te voltooien.

.

429

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3

23 °C 531 kHz 12:13

430

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

Niveau 1 Niveau 2

Connectiviteit

MirrorLink TM

Niveau 3

Audio en telematica

Aanwijzingen

Weergeven van of terugkeren naar de eerder op uw smartphone gedownloade apps die compatibel zijn met de MirrorLink TM -technologie.

Een menulijst weergeven afhankelijk van de eerder geselecteerde app.

"Back": huidige bewerking annuleren, omhooggaan in de menustructuur.

"Home": weergeven of terugkeren naar de pagina

"Modus auto" van de smartphone.

De hoofdpagina van de "Connectiviteit" weergeven.

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

.

431

Audio en telematica

CarPlay

®

-verbinding voor smartphones

432

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

23 °C 531 kHz 12:13

Audio en telematica

Om veiligheidsredenen is het gebruik van een smartphone tijdens het rijden verboden.

Het gebruik van de smartphone vraagt namelijk veel aandacht van de bestuurder.

De handelingen moeten dan ook bij stilstaande auto worden uitgevoerd.

Door de smartphone met het systeem te synchroniseren kunnen apps van de smartphone op het scherm van de auto worden weergegeven. Deze apps moeten compatibel zijn met de CarPlay ® -technologie en op uw smartphone moet de functie CarPlay ® zijn geactiveerd.

Werkingsprincipes en normen zijn permanent aan verandering onderhevig. Houd daarom het besturingssysteem van uw smartphone up to date .

Ga naar de landelijke internetsite van het merk van uw auto om te zien welke smartphones compatibel zijn.

Of

Sluit de USB-kabel aan. De smartphone bevindt zich in de laadmodus als hij via de USB-kabel is verbonden.

Druk op " Telefoon " om de CarPlay ® interface weer te geven.

Sluit de USB-kabel aan. De smartphone bevindt zich in de laadmodus als hij via de USB-kabel is verbonden.

Druk op het scherm van het systeem op " Connectiviteit " om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op " CarPlay " om de CarPlay ® interface weer te geven.

Bij het aansluiten van de USB-kabel verbreekt de CarPlay ® -functie de

Bluetooth ® -verbinding van het systeem.

.

433

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Radio Media

Niveau 1 Niveau 2

23 °C 87.5 MHz

FM/87.5 MHz

87.5MHz

12:13

1 2 3 3

23 °C 87.5 MHz

FM/87.5 MHz

87.5MHz

12:13

23 °C 531 kHz

AM/531 kHz

PO kHz

12:13

1 2 3

Zenderlijst

4

434

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Aanwijzingen Niveau 1

Radio Media

Bron

2

3

Radio Media

Frequentie /

Geheugen

Radio Media

Band

4

Radio Media

Lijst

Radio

USB iPod

AUX

Bluetooth

Frequentie

Geheugen

FM

DAB

AM

Zenderlijst

Niveau 2

Een andere geluidsbron selecteren.

Automatisch of handmatig zoeken naar radiozenders.

Opslaan van een zender door een nog vrije toets lang ingedrukt te houden.

Op de gewenste frequentieband drukken om deze te selecteren.

De zenderlijst openen en op een radiozender drukken om deze te selecteren.

.

435

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Niveau 1

1

Opties radio-media

Niveau 2

Audio-instellingen

5 6 7 8 9

Radio-instellingen

10

Zenderlijst

11

12 13 14 15

436

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

Audio-instellingen

5 6 7 8 9

Audio-instellingen

5 6 7 8 9

1

1

1

Niveau 1

Radio Media

Secundaire pagina

Audio-instellingen

Radio Media

Secundaire pagina

7

8

9

5

6

Geluidssfeer

Verdeling

Geluid

Spraak

Beltonen

Bevestigen

10 Algemeen

11 Berichten

Radioinstellingen

Radio Media

Secundaire pagina

Zenderlijst

Bevestigen

12 FM

13 DAB

14 AM

15 Geheugen

Frequentie

Niveau 2

Audio en telematica

Aanwijzingen

De geluidssfeer selecteren.

Geluidsverdeling volgens Arkamys ® -systeem.

Het geluidsvolume instellen of de snelheidsafhankelijke volumeregeling activeren.

Het volume van de stem instellen.

Het volume van de beltoon instellen.

De instellingen opslaan.

De instellingen activeren of deactiveren.

De instellingen opslaan.

De zenderlijst van de geselecteerde frequentieband weergeven.

Een opgeslagen radiozender selecteren.

Handmatig een frequentie invoeren.

De weergave op het scherm wijzigen.

De lijst bijwerken, afhankelijk van de ontvangst.

.

437

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Niveau 1

1

Opties radio-media

Niveau 2

USB

16 17 18 19 20

Beheer foto's

21

438

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

1

Niveau 1

16 Albums

17 Artiesten

Radio Media

Secundaire pagina 18 Genres

Muziekbestanden 19 Afspeellijsten

1

20 Mappen

Radio Media

Secundaire pagina 21 USB

Beheer foto's

Niveau 2

Audio en telematica

Aanwijzingen

Een selectiecriterium selecteren.

Foto's weergeven.

Het systeem ondersteunt de volgende afbeeldingsformaten: .gif, .jpg, .jpeg, .bmp, .png,

.raw en .tiff, met een maximale bestandsgrootte van 10 MB per afbeelding.

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

.

439

Audio en telematica

Radio

Selecteren van een zender

Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven.

2

Druk op " Frequentie ".

Druk op een van de toetsen om automatisch te zoeken naar een radiozender met een hogere of lagere frequentie.

Of

Verplaats de cursor om handmatig naar een radiozender met een hogere of lagere frequentie te zoeken.

Of

Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven.

1

Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.

Selecteer " Zenderlijst " op de secundaire pagina.

440

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

2

Druk op " Frequentie ".

Voer de frequentie in met het virtuele toetsenbord.

Voer eerst de cijfers voor de komma in en klik vervolgens in de zone van de decimalen om de cijfers achter de komma in te voeren.

Een zender opslaan

Selecteer een zender of een frequentie (zie de desbetreffende rubriek).

Druk op " Geheugen ".

2

Houd de toets waaronder u de zender wilt opslaan lang ingedrukt.

Druk op " Bevestigen ".

De radio-ontvangst kan worden verstoord door het gebruik van elektrische apparatuur die niet door het merk is goedgekeurd, zoals een op de

12V-aansluiting aangesloten lader met

USB-aansluiting.

De omgeving waarin u rijdt (bergen, hoge gebouwen, bruggen, tunnels enz.) kan leiden tot een slechte ontvangst, ook als de RDS-functie is ingeschakeld. Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de radio.

Audio en telematica

RDS inschakelen en uitschakelen

Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven.

1

Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.

Selecteer " Radio-instellingen ".

Tekstberichten weergeven

Met de functie "radiotekst" worden door de radiozender meegestuurde tekstberichten weergegeven, die betrekking hebben op het radiostation of de muziek waarnaar geluisterd wordt.

Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven.

10

Selecteer " Algemeen ".

Schakel " Volgen van zenders " in of uit.

Druk op " Bevestigen ".

1

Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.

Selecteer " Radio-instellingen ".

Als de RDS-functie is ingeschakeld, zoekt de radio steeds naar de sterkste frequentie van een zender, zodat u ernaar kunt blijven luisteren zonder dat u zelf de frequentie hoeft te wijzigen. Sommige RDS-zenders zijn echter niet in het hele land te ontvangen, omdat de frequenties van de zender niet het hele land dekken. Dit verklaart dat de zender tijdens het rijden kan wegvallen.

10

Selecteer " Algemeen ".

Schakel " Weergeven radiotekst " in/uit.

Druk op " Bevestigen ".

TA-berichten beluisteren

De functie TA (Traffic Announcement) geeft voorrang aan het luisteren naar TAverkeersinformatieberichten. Om te worden geactiveerd moet deze functie een radiozender die deze berichten uitzendt, goed kunnen ontvangen.

Zodra een verkeersinformatiebericht wordt uitgezonden, wordt de geluidsbron die op dat moment wordt weergegeven automatisch onderbroken voor de weergave van het TA-verkeersinformatiebericht.

Zodra dit bericht is afgelopen, wordt de weergave van de oorspronkelijke geluidsbron hervat.

11

Selecteer " Berichten ".

Schakel " Verkeersinfo " in/uit.

Druk op " Bevestigen ".

.

441

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

Audio en telematica

DAB-radio (Digital Audio Broadcasting)

Digital Terrestrial Radio

Weergave van de naam van de beluisterde radiozender en de beluisterde "multiplex" (naam en mummer), ook wel "bundel" genoemd.

Vorige "multiplex".

Vorige radiozender.

Weergave van de opties: grijs indien actief maar niet beschikbaar, wit indien actief en beschikbaar.

Secundaire pagina.

Wisselen tussen de pagina met voorkeuzezenders en de pagina met frequenties.

442

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

Selectie van de audiobron.

Weergave van de "Radiotext" van de beluisterde zender.

Volgende "multiplex".

Volgende radiozender.

Weergave van de lijst met radiozenders.

Wijzigen van de frequentieband.

Als de beluisterde "DAB"-radiozender niet beschikbaar is in "FM", wordt de optie "DABFM" grijs weergegeven.

Audio en telematica

Digitale radio

Digitale radio zorgt voor een betere geluidskwaliteit.

Via "multiplex/bundel" hebt u de keuze uit een aantal radiozenders die in alfabetische volgorde zijn gerangschikt.

Volgsysteem DAB/FM

"DAB" is niet overal beschikbaar.

Als het digitale signaal niet goed is, kunt u met "Automatisch volgen DAB/

FM" dezelfde zender blijven beluisteren doordat het systeem automatisch overschakelt op de desbetreffende analoge "FM"-zender (indien beschikbaar).

Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven.

Selecteer de geluidsbron.

Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven.

1

Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.

Selecteer " Radioinstellingen ".

3

Druk op " Band: " en selecteer de frequentieband " DAB ".

10

Selecteer " Algemeen ".

Schakel " Volgen van zenders " in of uit.

Druk op " Bevestigen ".

Als "Automatisch volgen DAB / FM" is geactiveerd, kan er sprake zijn van een verschil van enkele seconden als het systeem overschakelt op de analoge "FM"-zender en kan het geluidsvolume veranderen.

Als het digitale signaal weer goed is, schakelt het systeem automatisch weer over op "DAB".

Als de "DAB "-zender waarnaar wordt geluisterd niet beschikbaar is als "FM"zender (optie " DAB/FM " grijs weergegeven) of als "Automatisch volgen DAB/FM" niet is geactiveerd, wordt het geluid onderbroken als het digitale signaal te zwak wordt.

.

443

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Media

USB-speler AUX-aansluiting (AUX-ingang) Geluidsbron kiezen

Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven.

Selecteer " Bron ".

Steek de USB-stick in de USB-aansluiting of sluit de USB-apparatuur via een kabel (niet meegeleverd) op de USB-aansluiting aan.

Het systeem maakt gebruik van afspeellijsten

(in het tijdelijke geheugen). Het maken van deze lijsten kan enkele seconden of soms enkele minuten duren nadat het apparaat voor de eerste keer is aangesloten.

Het verwijderen van alle andere dan muziekbestanden en het verminderen van het aantal afspeellijsten zal het aanmaken van deze afspeellijsten versnellen.

De afspeellijsten worden iedere keer na het opnieuw aanzetten van het contact of het aansluiten van een USB-stick vernieuwd. De lijsten worden in het geheugen opgeslagen: als de lijsten niet zijn gewijzigd, is de laadtijd korter.

Selecteer de geluidsbron.

Deze geluidsbron is uitsluitend beschikbaar als de "AUX-ingang" is aangevinkt in de audioinstellingen.

Sluit het externe apparaat (MP3-speler enz.) met een audiokabel (niet meegeleverd) aan op de Jack-aansluiting.

Stel eerst het volume van het externe apparaat in (luid). Regel daarna het volume van de autoradio.

De bediening gebeurt via het externe apparaat.

Bluetooth ® streaming audio

Streaming audio biedt de mogelijkheid om naar door de smartphone verzonden audiostreams te luisteren.

Zorg dat het Bluetooth-profiel is geactiveerd en stel eerst het volume van het externe apparaat in (op een hoog volume).

Stel vervolgens het volume van de autoradio in.

Als de weergave niet automatisch begint, kan het zijn dat u de audioweergave moet starten via de telefoon.

Het bedienen is mogelijk via de randapparatuur of met de toetsen van de autoradio.

Als de streaming audio eenmaal is gestart, wordt uw telefoon als een geluidsbron beschouwd.

444

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Apple ® -speler aansluiten

Sluit een Apple ® -speler met behulp van een geschikte kabel (niet meegeleverd) aan op de USB-aansluiting.

Het afspelen begint automatisch.

De bediening gebeurt via de audio-installatie in de auto.

De beschikbare indeling is die van het aangesloten apparaat (artiesten / albums / genres / playlists / audiobooks / podcasts).

De standaardindeling is de indeling per artiest. Om dit te veranderen moet u terug naar het eerste niveau in de structuur om vervolgens een andere indeling te selecteren (bijvoorbeeld playlists). Bevestig uw keuze voordat u in de structuur weer afzakt naar de gewenste track.

De softwareversie van de autoradio kan incompatibel zijn met de generatie van uw

Apple ® -speler.

Informatie en adviezen

De autoradio speelt bestanden met de extensie

"wma, .aac, .flac, .ogg, .mp3" met een bitrate van 32 kbps tot 320 kbps af.

Ook bestanden met een VBR (Variable Bit Rate) kunnen worden afgespeeld.

Geluidsbestanden met een andere extensie

(.mp4, ...) kunnen niet worden afgespeeld.

Bestanden met de extensie ".wma" moeten van het type wma 9 standaard zijn.

De bemonsteringsfrequenties (sampling rates) zijn 32, 44 en 48 kHz.

Het systeem is geschikt voor externe

USB-geluidsdragers, BlackBerry's ® of apparatuur van Apple ® die op de

USB-aansluitingen kunnen worden aangesloten (kabel niet meegeleverd).

U kunt deze apparatuur bedienen via de audio-installatie van de auto.

Andere randapparatuur, die bij het aansluiten niet door het systeem wordt herkend, moet met een kabel (niet meegeleverd) op de Jack-plug worden aangesloten of via Bluetooth streaming worden gekoppeld (indien compatibel).

Gebruik voor bestandsnamen maximaal

20 karakters en vermijd speciale tekens

(bijv.: " " ? . ; ù) om problemen met het afspelen of de weergave te voorkomen.

Gebruik uitsluitend USB-sticks met de bestandsindeling FAT32 (File Allocation Table).

Gebruik bij voorkeur de originele USBkabels van het externe apparaat.

.

445

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Telefoon

Niveau 1

23 °C 531 kHz 12:13

1

Bekende apparaten

23 °C 531 kHz 12:13

1 2 3

446

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

Niveau 2

Contacten en favorieten

4 5 6 7

Laatste gesprekken

8 9 10 11

Niveau 3

12 13 14

Niveau 1

4

5

6

7

Niveau 2

Alle

Telefoon

Adres

Favorieten

2

Telefoon

Bluetooth

Contact Zoeken

Aanmaken

3

Telefoon

Bluetooth

Oproepen

8

9

Alle

Ontvangen

10 Verzonden

11 Gemist

Niveau 3

Audio en telematica

Aanwijzingen

De contacten in de geselecteerde categorie weergeven.

Selecteer een in het systeem opgeslagen contact of favoriet via het geselecteerde profiel om het contact te bellen.

De contacten sorteren op Achternaam-voornaam of Voornaam-achternaam.

De contacten van de telefoon bijwerken.

Een contact opzoeken in de contactenlijst.

Bevestigen

12

13

Telefoon

Adres

14 Email

Bevestigen

Een contact aanmaken in het systeem.

De oproepen in de geselecteerde categorie weergeven.

Selecteer een contact om dit contact te bellen.

De details van het contact weergeven.

.

447

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Niveau 1

1

Instellingen - Bluetooth

Niveau 2

Bluetooth-verbinding

15

Berichten

16

17 18

E-mail

19

20 21 22

448

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

Niveau 1

15 Alle

Telefoon

1 Secundaire pagina

16 Verbonden

Bluetoothverbinding

Zoeken

17 Alle

Telefoon

1 Secundaire pagina 18 Ontvangen

Berichten

19 Verzonden

20 Ontvangen

Telefoon

21 Verzonden

1 Secundaire pagina

E-mail

22 Ongelezen

Mailbox

Niveau 2

Audio en telematica

Aanwijzingen

Alle gekoppelde telefoons of niet-gekoppelde en door het systeem waargenomen telefoons weergeven.

Alle gekoppelde telefoons weergeven.

Zoeken naar te koppelen randapparatuur.

De berichten in de geselecteerde categorie weergeven.

De e-mailberichten in de geselecteerde categorie weergeven.

.

449

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Niveau 1

1

Instellingen - Bluetooth

Niveau 2

Opties

23 24 25 26

Snelberichten

27 28 29 30

Opties

23 24 25 26

450

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

Niveau 1

23 Beveiliging

1

24 Voicemail

Telefoon

Secundaire pagina 25 Beltonen

Opties

26 Statistieken

Bevestigen

27 Te laat

28 Aangekomen

Telefoon

1 Secundaire pagina 29 Niet beschikbaar

Snelberichten

30 Overig

Aanmaken

Niveau 2

Audio en telematica

Aanwijzingen

Het rijden veiliger maken.

Het nummer van de voicemailbox van de telefoon invoeren en opslaan.

Het volume van de beltoon opslaan.

De statistieken van de gekoppelde telefoon weergeven.

De instellingen van de opties opslaan.

Een snelbericht selecteren in de gewenste categorie.

Een nieuw snelbericht aanmaken.

.

451

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Bluetooth

®

-telefoon koppelen

Het koppelen van de Bluetooth-telefoon aan de Bluetooth handsfree set van uw autoradio mag om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling de volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd als de auto stilstaat en bij aangezet contact.

Procedure via het systeem

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op " Telefoon koppelen ".

Of

Activeer de Bluetooth-functie van uw telefoon en stel deze zo in dat de telefoon "zichtbaar" is voor alle apparaten in de buurt (instelling van de telefoon).

Selecteer " Zoeken ".

Er verschijnt een overzicht van de waargenomen telefoon(s).

Als dit niet is gelukt, wordt geadviseerd de

Bluetooth-functie van uw telefoon even uit te zetten en opnieuw te activeren.

Procedure via de telefoon

Selecteer de naam van het systeem in de lijst van gedetecteerde apparaten.

Accepteer op het systeem het verzoek om een verbinding met de telefoon te maken.

Selecteer in het overzicht de naam van de telefoon die u wilt gebruiken.

Voltooien van het koppelen, ongeacht of dit vanaf de telefoon of het systeem wordt gedaan: controleer of de door het telefoon en het systeem weergegeven code identiek zijn en bevestig de code zowel op de telefoon als op het systeem.

452

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

Verbinding delen

Het systeem stelt 3 verbindingsprofielen voor de telefoon voor:

- " Telefoon " (handsfree set, alleen telefoon),

- " Streaming " (streaming: draadloos afspelen van audiobestanden van de telefoon),

- " Gegevens mobiel internet ".

Selecteer één of meer profielen.

Druk op " Bevestigen ".

Afhankelijk van het type telefoon wordt u gevraagd om de overdracht van uw contacten en berichten te accepteren.

Audio en telematica

Automatisch opnieuw verbinding maken

Wanneer u terugkomt in uw auto met de telefoon waarmee het laatst verbinding is gemaakt, wordt deze automatisch herkend en wordt er binnen ongeveer 30 seconden na het aanzetten van het contact automatisch verbinding gemaakt met te telefoon (indien Bluetooth is ingeschakeld).

Wijzigen van het verbindingsprofiel:

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

1

Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.

Selecteer " Bluetooth-verbinding " om het overzicht van gekoppelde apparaten weer te geven.

Druk op de toets "details".

Selecteer één of meer profielen.

Druk op " Bevestigen ".

De mogelijkheid om slechts één verbindingsprofiel te selecteren is afhankelijk van het type telefoon.

Als dit niet mogelijk is, worden standaard alle drie de verbindingsprofielen geselecteerd.

De beschikbare diensten zijn afhankelijk van het netwerk, de simkaart en de compatibiliteit van de gebruikte Bluetoothapparaten. Controleer in de handleiding van uw telefoon en in de informatie van uw provider over welke diensten u beschikt.

Profielen die compatibel zijn met het systeem: HFP, OPP, PBAP, A2DP,

AVRCP, MAP en PAN.

Kijk op de website van het merk voor meer informatie (compatibiliteit, aanvullende instructies, enz.).

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

.

453

Audio en telematica

Beheer van telefoonverbindingen

Met behulp van deze functie kan randapparatuur worden gekoppeld of losgekoppeld en kan randapparatuur uit de lijst van gelinkte randapparatuur worden verwijderd.

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

Verwijderen van een telefoon

Selecteer de prullenbak rechts boven op het scherm om een prullenbak naast de geselecteerde telefoon weer te geven.

Een gesprek aannemen

Als u gebeld wordt, klinkt een beltoon en verschijnt een pop-upvenster op het scherm.

Druk kort op de toets TEL op het stuur om het gesprek aan te nemen.

Druk op de prullenbak naast de geselecteerde telefoon om deze telefoon te verwijderen.

En

Houd de toets 1

Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.

Selecteer " Bluetooth-verbinding " om de lijst van gekoppelde apparatuur weer te geven.

TEL op het stuurwiel langer ingedrukt om het gesprek te weigeren

Of

Druk in deze lijst op de naam van een telefoon om deze telefoon los te koppelen.

Druk er nogmaals op om de telefoon weer te koppelen.

Selecteer " Ophangen ".

454

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Bellen

Gebruik de telefoon bij voorkeur niet onder het rijden.

Parkeer de auto.

Gebruik de toetsen op het stuurwiel om te bellen.

Een contact bellen

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

Of houd de toets

TEL op het stuurwiel enige tijd ingedrukt.

Een nieuw nummer bellen

Druk op " Telefoon " om de hoofdpagina weer te geven.

Voer het nummer in via het digitale toetsenbord.

Druk op " Bellen " om het nummer te bellen.

Selecteer " Contact ".

2

Selecteer het gewenste contact in de weergegeven lijst.

Selecteer " Bellen ".

Laatste nummers bellen

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

Of

Houd de toets op het stuurwiel enige tijd ingedrukt.

Selecteer " Oproepen ".

3

Selecteer het contact in de weergegeven lijst.

U kunt altijd rechtstreeks met uw telefoon bellen. Zet in dat geval de auto uit veiligheidsoverwegingen stil.

.

455

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Contacten / items beheren

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

2

Selecteer " Contact ".

Selecteer " Aanmaken " om een nieuw contact toe te voegen.

12

Voer op het tabblad " Telefoon " de telefoonnummers van het contact in.

13

Voer op het tabblad " Adres " de adresgegevens van het contact in.

14

Voer op het tabblad " E-mail " de e-mailadressen van het contact in.

Met de functie " E-mail " kunt u de e-mailadressen van uw contacten invoeren, maar u kunt met het systeem geen e-mailberichten versturen.

Berichten beheren

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

1

Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.

Selecteer " Berichten " om de berichtenlijst weer te geven.

Selecteer het tabblad " Alle ",

" Ontvangen " of " Verzonden ".

Selecteer de detailweergave van het bericht dat u in een van deze lijsten hebt geselecteerd.

Druk op " Beantwoorden " om een door het systeem opgesteld snelbericht te versturen.

Druk op " Bellen " om de afzender te bellen.

Druk op " Beluisteren " om het bericht te beluisteren.

De toegang tot de " Berichten " is afhankelijk van de compatibiliteit van de smartphone met het systeem van de auto.

De benodigde tijd voor het ophalen van uw berichten of e-mailberichten is afhankelijk van de smartphone.

De beschikbaarheid van de diensten is afhankelijk van het netwerk, de simkaart en de compatibiliteit van de gebruikte

Bluetooth-apparaten.

Controleer in de handleiding van uw telefoon en in de informatie van uw provider over welke diensten u beschikt.

456

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Snelberichten beheren

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

1

Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.

Selecteer " Berichten " om de berichtenlijst weer te geven.

Selecteer " Te laat ", " Aankomst ",

" Niet beschikbaar " of " Overig ".

U kunt ook nieuwe berichten aanmaken.

Druk op " Aanmaken " om een nieuw bericht te schrijven.

Selecteer de detailweergave van het bericht dat u in een van deze lijsten hebt geselecteerd.

Druk op " Overbrengen " om de ontvanger(s) te selecteren.

Druk op " Beluisteren " om het bericht te beluisteren.

Druk op " Wijzigen " om het (de) aangemaakte nieuwe bericht(en) te wijzigen.

De functie " Wijzigen " is niet beschikbaar voor de standaard snelberichten van het systeem.

E-mailberichten beheren

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

1

Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.

Selecteer " E-mail " om de berichtenlijst weer te geven.

Selecteer het tabblad " Ontvangen ",

" Verzonden " of " Ongelezen ".

Selecteer de detailweergave van het bericht dat u in een van deze lijsten hebt geselecteerd.

Druk op " Beluisteren " om het bericht te beluisteren.

De toegang tot " E-mail " is afhankelijk van de compatibiliteit van de smartphone met het systeem van de auto.

.

457

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Instellingen

Niveau 1

23 °C

1 2

12:13

Niveau 2

Audio-instellingen

3 4 5 6 7

Audio-instellingen

3 4 5 6 7

Audio-instellingen

3 4 5 6 7

458

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

2

Niveau 1

3 Geluidssfeer

Instellingen

Audio-instellingen

4 Verdeling

5

6

Geluid

Spraak

7 Beltonen

Bevestigen

Instellingen

Scherm uit

Instellingen

Profiel (1, 2, 3)

Niveau 2

Audio en telematica

Aanwijzingen

De geluidssfeer selecteren.

Geluidsverdeling volgens Arkamys ® -systeem.

Het geluidsvolume instellen of de snelheidsafhankelijke volumeregeling activeren.

Het volume van de stem instellen.

Het volume van de beltoon instellen.

De instellingen opslaan.

Functie waarmee het scherm kan worden uitgeschakeld.

Druk op het scherm om het weer in te schakelen.

Het geselecteerde profiel activeren.

.

459

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Niveau 1

1

Parameters en tools

Niveau 2

Schermconfiguratie

8 9

Systeemparameters

10 11

Talen

12

13 14 15 16

460

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

Niveau 3

Schermconfiguratie

8

Informatie

9

1

Niveau 1

Instellingen

Secundaire pagina

Schermconfiguratie

8

Niveau 2

Animatie

9 Lichtsterkte

Bevestigen

1

10 Eenheden

Instellingen

Secundaire pagina

11 Fabrieksparameters

Systeemparameters

12 Systeeminfo

Bevestigen

1

13 Alle

14 Europa

Instellingen

Secundaire pagina 15 Azië

Talen

16 Amerika

Bevestigen

Niveau 3

Afstand en verbruik

Temperatuur

Resetten

Raadplegen

Audio en telematica

Aanwijzingen

De instellingen activeren of deactiveren.

De lichtsterkte instellen.

De instellingen opslaan.

De eenheden voor de afstand, het brandstofverbruik en de temperatuur instellen.

Terugkeren naar de fabrieksinstellingen.

De versie van de in het systeem geïnstalleerde modules controleren (versie van het systeem, de kaartgegevens, de risicozones) en controleren of er updates beschikbaar zijn.

De instellingen opslaan.

De taal selecteren en vervolgens bevestigen.

Na het selecteren van de taal de instelling opslaan.

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

.

461

Audio en telematica

Niveau 1

1

Parameters en tools

Niveau 2

Instellen tijd-datum

17 18

Configuratie van de profielen

19 20 21 22

462

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

Niveau 3

Niveau 1 Niveau 2

17 Datum

1

Instellingen

Secundaire pagina

Instellen tijd-datum

18 Tijd

Bevestigen

1

19 Profiel 1

Instellingen

20 Profiel 2

Secundaire pagina

Configuratie van de profielen

21 Profiel 3

22 Gemeenschappelijk profiel

Bevestigen

Audio en telematica

Niveau 3

Datum

Aanwijzingen

De datum en het weergaveformaat instellen.

Formaat datum:

Tijd De tijd instellen.

De tijdzone instellen.

Tijdzone

Formaat tijd: Het weergaveformaat instellen: 12h/24h.

Synchronisatie met GPS

(UTC):

De GPS-synchronisatie in- of uitschakelen.

De instellingen opslaan.

De profielen instellen.

De instellingen opslaan.

.

463

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Audio-instellingen

Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.

Selecteer " Audio-instellingen ".

Selecteer " Thema's "

Of

3

Of

4

Of

5

Of

6

7

" Verdeling ".

" Geluid ".

" Spraak ".

" Beltonen ".

Druk op " Bevestigen " om de instellingen op te slaan.

464

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

De verdeling van het geluid (of de ruimtelijke verdeling dankzij het Arkamys © -systeem) in de auto is belangrijk voor de kwaliteit van de weergave en biedt de mogelijkheid de weergave af te stemmen op het aantal inzittenden.

Uitsluitend beschikbaar in de configuratie met

6 luidsprekers.

De audio-instellingen ( Equalizer (keuze uit 6 thema's), Bass , Medium en

Treble ) zijn voor elke geluidsbron apart in te stellen.

Schakel " Loudness " in of uit.

Configuratie van de profielen

Het configureren van de profielen mag, om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd bij stilstaande auto .

Druk op " Instellingen " om de hoofdpagina weer te geven.

1

Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.

Selecteer " Configuratie van de profielen ".

De instellingen voor " Verdeling " ("Alle passagiers", "Bestuurder" en "Alleen vóór") zijn voor alle geluidsbronnen gelijk.

Schakel " Geluiden touchscreen ",

" Snelheidsafhankelijke volumeregeling " en " AUX-ingang " in of uit.

Audio-installatie: Sound Staging van Arkamys © optimaliseert de geluidsverdeling in het interieur.

19

Selecteer " Profiel 1 ", " Profiel 2 ",

" Profiel 3 " of " Gemeenschappelijk profiel ".

Druk op deze toets om een profielnaam in te voeren met het virtuele toetsenbord.

Druk op " Bevestigen ".

Audio en telematica

Druk op deze toets om een profielfoto toe te voegen.

Plaats de USB-stick waar de foto op staat in de USB -aansluiting.

Selecteer de foto.

Druk op " Bevestigen " om toestemming te geven voor de overdracht van de foto.

Druk nogmaals op " Bevestigen " om de instellingen op te slaan.

Het kader voor de profielfoto heeft een vierkante vorm, het systeem vervormt de oorspronkelijke foto als deze een andere vorm heeft.

Druk op deze toets om het geselecteerde profiel te resetten.

Bij het resetten van een profiel wordt

Engels als taal ingesteld.

2

Selecteer een " Profiel " (1, 2 of 3) om dit te koppelen aan de " Audioinstellingen ".

Selecteer " Audio-instellingen ".

Selecteer " Thema's ".

Of

3

Of

4

Of

5

Of

6

7

" Verdeling ".

" Geluid ".

" Spraak ".

" Beltonen ".

Druk op " Bevestigen " om de instellingen op te slaan.

.

465

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Instellingen van het systeem wijzigen

Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.

De taal selecteren

Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.

1

Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.

Selecteer " Schermconfiguratie ".

1

Druk op de toets " OPTIES " om de secudaire pagina weer te geven.

Selecteer " Systeemparameters ".

1

Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.

Selecteer " Talen " om de taal te wijzigen.

8

Selecteer " Animatie ".

Schakel " Automatische tekstweergave " in of uit.

9

Selecteer " Lichtsterkte ".

Stel de lichtsterkte van het scherm in.

10

Selecteer " Eenheden " om de eenheden voor de afstand, het brandstofverbruik en de temperatuur te wijzigen.

11

Selecteer " Fabrieksparameters " om terug te keren naar de fabrieksinstellingen.

Datum instellen

Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.

Als het systeem wordt teruggezet op de fabrieksinstellingen, wordt Engels als taal ingesteld.

1

Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.

Selecteer " Instellen tijd-datum ".

12

Selecteer " Systeeminfo " om de versie van de in het systeem geïnstalleerde modules te controleren.

466

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

Audio en telematica

17

Selecteer " Datum ".

Druk op deze toets om de datum in te stellen.

Druk op " Bevestigen ".

Tijd instellen

Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.

1

Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.

Selecteer " Instellen tijd-datum ".

Selecteer het weergaveformaat voor de datum.

Het instellen van de datum en tijd is alleen mogelijk als de GPSsynchronisatie is uitgeschakeld.

Overschakelen naar zomer- of wintertijd is mogelijk door de tijdzone te wijzigen.

18

Selecteer " Tijd ".

Druk op deze toets om de tijd in te stellen met het virtuele toetsenbord.

Druk op " Bevestigen ".

Druk op deze toets om de tijdzone in te stellen.

Selecteer het weergaveformaat voor de tijd (12h/24h).

Schakel de GPS-synchronisatie

(UTC) in of uit.

Druk op " Bevestigen ".

Het systeem schakelt niet automatisch over op zomertijd/wintertijd (volgens land van bestemming).

.

467

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Veelgestelde vragen

In de volgende tabel vindt u de antwoorden op de meest gestelde vragen over uw radio.

Radio

VRAAG

De ontvangstkwaliteit van de beluisterde radiozender neemt geleidelijk af of de voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen

(geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...).

ANTWOORD

De auto bevindt zich te ver van de zender van het beluisterde radiostation of er bevindt zich geen zender in het gebied waarin de auto zich bevindt.

De omgeving waarin u rijdt (bergen, hoge gebouwen, bruggen, tunnels enz.) kan leiden tot een slechte ontvangst, ook als de RDS-functie is ingeschakeld.

De antenne is niet aanwezig of beschadigd (bijvoorbeeld in een wasstraat of een parkeergarage).

OPLOSSING

Activeer de functie "RDS" via het snelmenu om het systeem te laten controleren of er een sterkere zender in het gebied aanwezig is.

Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de radio.

Laat de antenne controleren door het netwerk van het merk.

Ik kan sommige opgeslagen zenders uit de lijst niet ontvangen.

De zender wordt niet meer ontvangen of de naam van de zender in de lijst is veranderd.

De naam van de zender verandert.

Sommige zenders sturen in plaats van een naam andere informatie mee (titel van het actuele nummer enz.).

Het systeem beschouwt deze informatie als de naam van de zender.

Druk op de toets "Lijst updaten" in het secundaire menu van de "Zenderlijst".

468

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Media

VRAAG

Het afspelen van de muziek op mijn USBstick begint pas na lang wachten (ongeveer 2 tot

3 minuten).

Soms wordt de informatie tijdens de weergave van een mediaspeler niet correct weergegeven.

ANTWOORD

Door bepaalde bestanden die standaard op een USB-stick kunnen staan kan het erg lang duren tot de muziek op de USB-stick wordt afgespeeld (tot 10 keer de fabrieksopgave).

OPLOSSING

Wis de bestanden die standaard op de USB-stick staan en beperk het aantal submappen in de mappenstructuur van de USB-stick.

De audio-installatie kan sommige karakters niet weergeven.

Gebruik standaard karakters voor de benaming van nummers en afspeellijsten.

Bij streaming audio start het lezen van bestanden niet.

De aangesloten randapparatuur biedt geen mogelijkheid om het lezen automatisch te starten.

Start het afspelen via de aangesloten randapparatuur.

De namen van de nummers en de speelduur verschijnen niet op het scherm bij streaming audio.

De Bluetooth-verbinding biedt deze mogelijkheid niet.

.

469

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Telefoon

VRAAG

Het lukt me niet om mijn

Bluetooth-telefoon te koppelen.

ANTWOORD

Het is mogelijk dat de Bluetooth-functie van de telefoon is uitgeschakeld of dat uw telefoon niet zichtbaar is voor het systeem.

OPLOSSING

Controleer of de Bluetooth-functie van uw telefoon is ingeschakeld.

Controleer bij de instellingen van uw telefoon of deze op "Vind mij" staat.

De Bluetooth-telefoon is niet compatibel met het systeem.

Op de website van het merk (services) kunt u bekijken of uw mobiele telefoon compatibel is.

Het signaal van de aangesloten Bluetoothtelefoon is niet hoorbaar.

Het geluid is afhankelijk van zowel het systeem als de telefoon.

Verhoog het volume van de radio eventueel tot het maximum en verhoog het geluidsniveau van de telefoon indien nodig.

Het geluid wordt verstoord door omgevingsgeluiden.

Sommige contacten komen dubbel voor in de lijst.

Bij het synchroniseren worden de contacten op de simkaart en/ of die in het geheugen van de telefoon overgenomen. Als beide geheugens worden gesynchroniseerd kan het voorkomen dat sommige contacten dubbel worden overgenomen.

De contacten worden niet in alfabetische volgorde weergegeven.

Het systeem ontvangt geen SMS-berichten.

Sommige telefoons hebben speciale weergave-opties. Afhankelijk van de instellingen kunnen contacten in een bepaalde volgorde worden overgenomen.

De Bluetooth-functie stuurt geen SMS-berichten door naar het systeem.

Beperk het omgevingsgeluid (ramen sluiten, aanjager lager zetten, snelheid verminderen enz.).

Kies "Contacten van simkaart weergeven" of

"Contacten van telefoon weergeven".

Verander de instellingen voor de weergave van contacten in de telefoon.

470

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

Audio en telematica

Instellingen

VRAAG

Na het instellen van de bassen en hoge tonen is de geluidssfeer niet meer geselecteerd.

ANTWOORD

De geluidssfeer is gekoppeld aan de bassen en hoge tonen.

Na het selecteren van een geluidssfeer staan de bassen en hoge tonen weer op 0.

Bij het veranderen van de balans wordt de gekozen geluidsverdeling uitgeschakeld.

De geluidsverdeling is gekoppeld aan de balans.

Bij het veranderen van de geluidsverdeling worden de instellingen van de balans uitgeschakeld.

OPLOSSING

Wijzig de instelling van de bassen en de hoge tonen of de geluidssfeer om de gewenste geluidskwaliteit te verkrijgen.

Wijzig de instelling van de balans of de geluidsverdeling om de gewenste geluidskwaliteit te verkrijgen.

.

471

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

Audio en telematica

VRAAG

Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen de verschillende geluidsbronnen.

ANTWOORD

Voor een optimaal luistergenot kunt u de audio-instellingen

(Volume:, Bass:, Treble:, Geluid, Loudness) voor elke geluidsbron afzonderlijk instellen. Hierdoor kunnen bij het selecteren van een andere geluidsbron verschillen in de geluidskwaliteit hoorbaar zijn.

OPLOSSING

Controleer of de audio-instellingen (Volume:,

Bass:, Treble:, Geluid, Loudness) zijn afgestemd op de verschillende geluidsbronnen. Het is raadzaam de audiofuncties (Bass:, Treble:,

Balans) in de middelste stand te zetten, de klankkleur "Geen" te selecteren en de functie

Loudness AAN te zetten als de CD-speler is geselecteerd en UIT te zetten als de radio is geselecteerd.

Na het afzetten van de motor wordt het systeem na enkele minuten automatisch uitgeschakeld.

Als de motor is afgezet, blijft het systeem nog werken zolang de laadtoestand van de accu dat toestaat.

Het automatisch uitschakelen duidt erop dat de eco-mode van het systeem is geactiveerd om te voorkomen dat de accu van de auto ontladen raakt.

Start de motor om de accu op te laden.

472

Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016

Autoradio met Bluetooth

®

Audio en telematica

Inhoud

Basisfuncties 474

Stuurkolomschakelaars - Type 1 475

Stuurkolomschakelaars - Type 2 476

Menu's 477

Radio 478

Digitale radio (DAB, Digital Audio Broadcasting) 480

Media 482

Telefoon 487

Veelgestelde vragen 492

De beschreven functies en instellingen kunnen verschillen afhankelijk van de uitvoering en configuratie van uw auto.

Uw autoradio is zodanig gecodeerd dat deze uitsluitend in uw auto functioneert.

Spacetourer-VP_nl_Chap10d_RD6_ed01-2016

Om veiligheidsredenen mag de Bluetooth-telefoon uitsluitend aan het handsfree Bluetooth-systeem van de autoradio worden gekoppeld als de auto stilstaat en het contact is aangezet: deze handelingen vragen namelijk de volledige aandacht van de bestuurder.

Enkele minuten na het afzetten van de motor kan de autoradio zichzelf uitschakelen om te voorkomen dat de accu ontladen raakt.

.

473

474

Audio en telematica

Basisfuncties

Indrukken: aan/uit.

Draaien: instellen van het geluidsvolume.

Kort indrukken: veranderen van geluidsbron (Radio; USB; AUX (als een apparaat is aangesloten); CD;

Streaming).

Lang indrukken: weergave van het telefoonmenu (als de telefoon is verbonden).

Instellen van de geluidsweergave:

Geluidsverdeling voor/achter;

Geluidsverdeling links/rechts; Lage/ hoge tonen; Loudness; Geluidssferen.

Inschakelen/uitschakelen van de automatische regeling van het geluidsvolume (afhankelijk van de wagensnelheid).

Radio:

Kort indrukken: weergave van de zenderlijst.

Lang indrukken: bijwerken van de lijst.

Media:

Kort indrukken: weergave van de track list.

Lang indrukken: weergave van de beschikbare sorteeropties.

Selecteren van de weergave op het scherm:

Datum; Audiofuncties;

Boordcomputer; Telefoon.

Bevestigen of weergave van het snelmenu.

Toetsen 1 t/m 6

Kort indrukken: selecteren van de opgeslagen radiozender.

Lang indrukken: opslaan van een zender als voorkeuzezender.

Radio:

Automatisch stapsgewijs zoeken naar zenders met een lagere/hogere frequentie.

Media:

Selecteren van het vorige/volgende nummer van de CD, USB, streaming.

Snel navigeren in een lijst.

Radio:

Handmatig stapsgewijs zoeken naar een radiozender met een lagere/ hogere frequentie.

Selecteren van de vorige/volgende

MP3-afspeellijst.

Media:

Selecteren van de vorige/volgende map/muziekstijl/artiest/playlist van het USB-apparaat.

Navigeren in een lijst.

Huidige bewerking annuleren.

Omhoog in de menustructuur (menu of afspeellijst).

Toegang tot het hoofdmenu.

Activeren/deactiveren van de TAfunctie (verkeersinformatie).

Lang indrukken: selecteren van het type melding.

Selecteren van het golfbereik FM/

DAB/AM.

Audio en telematica

Stuurkolomschakelaars - Type 1

Radio:

Selecteren van de vorige/volgende voorkeuzezender.

Selecteren van het vorige/volgende item van een menu of een lijst.

Media:

Selecteren van de vorige/volgende track

Selecteren van het vorige/volgende item van een menu of een lijst.

Radio:

Kort indrukken: weergave van de zenderlijst.

Lang indrukken: bijwerken van de lijst.

Media:

Kort indrukken: weergave van de tracklist.

Lang indrukken: weergave van de beschikbare sorteeropties.

Als de telefoon niet wordt gebruikt:

Kort indrukken: veranderen van geluidsbron (Radio; USB; AUX (als een apparaat is aangesloten); CD;

Streaming), bevestigen als het menu

" Telefoon " is geopend.

Lang indrukken: openen van het menu " Telefoon ".

Bij een binnenkomend gesprek:

Kort indrukken: aannemen van het gesprek.

Lang indrukken: weigeren van het gesprek.

Tijdens het gebruik van de telefoon:

Kort indrukken: openen van het snelmenu Telefoon.

Lang indrukken: beëindigen van het gesprek.

Bevestigen van een selectie.

Verhogen van het volume.

Verlagen van het volume.

Geluid onderbreken/weer inschakelen door het gelijktijdig indrukken van de volumetoetsen.

.

475

Spacetourer-VP_nl_Chap10d_RD6_ed01-2016

476

Audio en telematica

Stuurkolomschakelaars - Type 2

Toegang tot het hoofdmenu.

Verhogen van het volume.

Geluidsweergave onderbreken/weer inschakelen.

Verlagen van het volume.

Als de telefoon niet wordt gebruikt:

Kort indrukken: veranderen van geluidsbron (Radio; USB; AUX (als er een apparaat is aangesloten); CD;

Streaming), bevestigen als het menu

" Telefoon " is geopend.

Lang indrukken: openen van het menu " Telefoon ".

Bij een binnenkomend gesprek:

Kort indrukken: aannemen van het gesprek.

Lang indrukken: weigeren van het gesprek.

Tijdens het gebruik van de telefoon:

Kort indrukken: openen van het snelmenu Telefoon.

Lang indrukken: beëindigen van het gesprek.

Starten van de spraakherkenning van uw smartphone via het systeem.

Radio:

Kort indrukken: weergave van de zenderlijst.

Lang indrukken: bijwerken van de lijst.

Media:

Kort indrukken: weergave van de tracklist.

Lang indrukkken: weergave van de beschikbare sorteeropties.

Radio:

Selecteren van vorige/volgende voorkeuzezender.

Selecteren van het vorige/volgende item van een menu of een lijst.

Media:

Selecteren van de vorige/volgende track

Selecteren van het vorige/volgende item van een menu of een lijst.

Indrukken van de draaiknop: bevestigen.

Menu's

Volgens uitvoering.

" Multimedia ": Parameters media,

Radio-instellingen.

" Telefoon ": Bellen, Beheer index, Instelling telefoon, Gespr. beëindigen.

" Boordcomputer ".

" Onderhoud ": Diagnose, Logboek waarschuw., ...

" Verbindingen ": Beheer van de verbindingen, Een apparaat zoeken.

" Persoonlijke instelling - configuratie ": Parameters van de auto definiëren, Taalkeuze,

Configuratie beeldscherm, Keuze van eenheden, Datum en tijd instellen.

Druk op de toets " MENU ".

Scrollen tussen de menu's.

Toegang tot een menu.

Spacetourer-VP_nl_Chap10d_RD6_ed01-2016

Audio en telematica

.

477

478

Audio en telematica

Radio

Selecteren van een zender

Druk herhaalde malen op de toets

SOURCE om de radiofunctie te selecteren.

Druk op deze toets om het golfbereik te selecteren (FM/DAB/AM).

RDS

Er kunnen storingen in de ontvangst optreden door obstakels in de omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages, enz.), ook als de

RDS-functie is ingeschakeld. Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de autoradio.

Druk op een van de toetsen om automatisch naar zenders te zoeken.

Korte procedure

Als de modus " Radio " is ingeschakeld, druk dan direct op OK om de RDS-functie in of uit te schakelen.

Lange procedure

Druk op de toets MENU .

Selecteer " Audiofuncties ".

Als de RDS-functie niet beschikbaar is, worden de letters RDS doorgestreept weergegeven op het display.

Druk op OK .

Druk op een van de toetsen om handmatig naar hogere/lagere frequenties te zoeken.

Druk op deze toets voor een lijst van de beschikbare zenders in het gebied waar u zich bevindt.

Druk langer dan 2 seconden op de toets om deze lijst bij te werken. Tijdens het bijwerken is de geluidsweergave uitgeschakeld.

Als de RDS-functie is ingeschakeld, zoekt de radio steeds naar de sterkste frequentie van een zender, zodat u ernaar kunt blijven luisteren. Sommige

RDS-zenders zijn echter niet in het hele land te ontvangen, omdat de frequenties van de zender niet het hele land dekken.

Daardoor kan de ontvangst van de zender tijdens de reis wegvallen.

Selecteer de functie " Voorkeuze

FM-band ".

Druk op OK .

Selecteer " Zender volgen activeren

(RDS) ".

Druk op OK , RDS wordt weergegeven op het scherm.

Audio en telematica

Verkeersinformatie (TA) beluisteren

De functie TA (Traffic Announcement) geeft voorrang aan het luisteren naar de verkeersinformatie. Om te worden geactiveerd moet deze functie een radiozender die deze berichten uitzendt, goed kunnen ontvangen.

Zodra er een bericht wordt uitgezonden, wordt de geluidsbron die op dat moment wordt weergegeven (Radio, CD, ...) automatisch onderbroken en wordt de verkeersinformatie doorgegeven. Zodra het bericht is afgelopen, wordt de weergave van de oorspronkelijke geluidsbron hervat.

Berichten beluisteren

De functie INFO geeft voorrang aan de verkeersinformatie. Om te kunnen functioneren moet er op een zender die dit soort informatie meestuurt, afgestemd zijn en moet het signaal sterk genoeg zijn. Zodra er een bericht verschijnt, wordt de weergave van de geluidsbron (Radio, CD, USB...) automatisch onderbroken om het bericht weer te geven. Na afloop van het bericht wordt de geluidsweergave weer hervat.

Wees voorzichtig met het verhogen van het geluidsvolume tijdens het beluisteren van de verkeersinformatie: als wordt teruggegaan naar de normale weergave, kan het geluidsvolume te hoog zijn.

Houd deze toets lang ingedrukt voor een overzicht van categorieën.

Druk op de toets TA om de weergave van verkeersinformatie te activeren of uit te schakelen.

Selecteer één of meerdere categorieën of maak een selectie ongedaan.

Schakel de ontvangst van de desbetreffende berichten in of uit.

Tekstberichten weergeven

Tekstberichten worden door de radiozender meegestuurd en hebben betrekking op de radiozender of de muziek waar naar geluisterd wordt.

Druk als de radiogegevens op het scherm worden weergegeven op OK om naar het contextmenu te gaan.

Selecteer " Zenderinfo (TXT) " en bevestig uw keuze met OK .

.

479

Spacetourer-VP_nl_Chap10d_RD6_ed01-2016

480

Audio en telematica

Digitale radio (DAB, Digital Audio Broadcasting)

Weergave van de opties: doorgestreept indien actief maar niet beschikbaar.

Als de "DAB"-zender waarop is afgestemd, niet beschikbaar is in "FM", is de optie "DAB FM" doorgestreept.

Geeft de kwaliteit van het signaal op de beluisterde band weer.

Weergave van RadioText (TXT) van de radiozender waarop is afgestemd.

Weergave van de naam van de radiozender waarop is afgestemd.

Opgeslagen radiozenders, toetsen 1 t/m 6.

Kort indrukken: selecteren van de opgeslagen radiozender.

Lang indrukken: opslaan van een radiozender.

Weergave van de naam van de beluisterde "multiplex" (ook wel

"bundel" genoemd).

Als u in een andere regio komt, is het raadzaam de lijst van opgeslagen zenders bij te werken.

Weergave van de lijst van alle radiozenders en alle "multiplexen"

(bundels).

Audio en telematica

Digitale radio

Dankzij de digitale radio kunt u genieten van een optimale geluidskwaliteit en van extra categorieën informatie (TA INFO).

Via "multiplex/bundel" kunt u kiezen uit radiozenders die op alfabetische volgorde zijn gerangschikt.

Druk op " OK " zodra de radio op het display wordt weergegeven om het contextuele menu weer te geven.

(Zendervolgsysteem (RDS),

Volgsysteem digitale zender / FM,

Zenderinfo (TXT), Zenderinformatie, ...)

Druk op de toets " Menu ".

Selecteer " Multimedia " en bevestig.

Wijzigen van het golfbereik (FM1,

FM2, DAB, ...)

Wijzigen van een zender binnen dezelfde "multiplex/bundel".

Zoeken naar de vorige/volgende

"multiplex/bundel".

Lang indrukken: selecteren van de gewenste categorie berichten uit Transport, Actualiteiten,

Entertainment en Speciale Flashberichten (afhankelijk van de zender).

Volgsysteem digitale zender

DAB/FM

"DAB" dekt niet het hele land.

Het "Volgsysteem digitale zender / FM" biedt de mogelijkheid om bij slechte ontvangst van het digitale signaal automatisch over te schakelen op de analoge radio "FM" (indien beschikbaar) zodat u naar uw favoriete zender kunt blijven luisteren.

Als het "Volgsysteem digitale zender / FM" is ingeschakeld, wordt automatisch de DAB-zender geselecteerd.

Selecteer " Volgsysteem digitale zender / FM " en bevestig.

Na het inschakelen van het "Volgsysteem digitale zender / FM" kan het enkele seconden duren voordat het systeem overschakelt op de analoge radio "FM" en kan het volume veranderen.

Als de beluisterde "DAB"-zender niet beschikbaar is via de analoge radio "FM"

(optie " DAB/FM " doorgestreept), of als het

"Volgsysteem digitale zender / FM" niet is ingeschakeld, zal het geluid wegvallen als de ontvangst van het digitale signaal slecht wordt.

.

481

Spacetourer-VP_nl_Chap10d_RD6_ed01-2016

482

Audio en telematica

Media

USB-speler

Afhankelijk van de uitvoering bestaat deze module uit een USB-aansluiting en een Jackaansluiting.

Het systeem stelt playlists samen

(tijdelijk geheugen). Dit kost enkele seconden tot enkele minuten bij een eerste aansluiting.

Deze wachttijd kan worden bekort door andere bestanden dan muziekbestanden te verwijderen en het aantal mappen te beperken. Elke keer dat een nieuwe USB-stick wordt aangesloten, worden de playlists bijgewerkt.

Steek de USB-stick in de USB-aansluiting of sluit het externe USB-apparaat met een geschikte kabel (niet meegeleverd) aan op de

USB-aansluiting.

Het systeem schakelt automatisch over op de bron "USB".

Het draagbare apparaat kan tijdens het gebruik via de USB-aansluiting automatisch worden opgeladen.

Afspeelmethode

Er zijn verschillende afspeelmethodes:

- Normaal : de tracks worden in de normale volgorde volgens de afspeellijst afgespeeld.

- Shuffle : de tracks van een album of een map worden in een willekeurige volgorde afgespeeld.

- Shuffle op volledig medium : alle tracks op de mediaspeler worden in een willekeurige volgorde afgespeeld.

- Herhaling : alleen de tracks van dit album of deze map worden afgespeeld.

Druk op deze toets om naar het contextmenu van de functie Media te gaan.

Druk op deze toets om de gekozen afspeelmethode te selecteren.

Druk op deze toets om te bevestigen.

De keuze wordt weergegeven op het bovenste deel van het scherm.

Audio en telematica

Selecteren van een track

Druk op een van deze toetsen om naar de vorige/volgende track te gaan.

Druk op een van deze toetsen om naar de vorige/volgende map te gaan.

Indelen van bestanden

Houd deze toets enige tijd ingedrukt om de verschillende indelingsmogelijkheden te bekijken.

Kies per " Map " / " Artiest " / " Genre " /

" Playlist "*.

Afspelen van bestanden

Druk deze toets kort in om de gekozen indeling weer te geven.

Scroll door de lijst met de toetsen links/rechts en omhoog/omlaag.

Druk op OK om de gekozen indeling te selecteren en vervolgens opnieuw op OK om de keuze te bevestigen.

Bevestig de selectie door op OK te drukken.

Druk op een van deze toetsen om naar de vorige/volgende track van de lijst te gaan.

Houd een van de toetsen ingedrukt voor snel vooruit/achteruit spoelen.

* Afhankelijk van de beschikbaarheid en het type randapparatuur.

Druk op een van deze toetsen om naar volgende/vorige " Map " /

" Artiest " / " Genre " / " Playlist "* van de lijst te gaan.

.

483

Spacetourer-VP_nl_Chap10d_RD6_ed01-2016

Audio en telematica

484

AUX-aansluiting (AUX-ingang) CD-speler

Gebruik alleen CD's met een ronde vorm.

Bepaalde beveiligingssystemen op de originele

CD of zelfgebrande CD's kunnen storingen veroorzaken, ongeacht de kwaliteit van de

CD-brander.

Plaats een CD in de CD-speler; deze zal de CD automatisch afspelen.

Een MP3-CD afspelen

Plaats een MP3-CD in de CD-speler.

De CD-speler scant vervolgens de CD tot alle nummers zijn gevonden, hierdoor kan het enkele tot enkele tientallen seconden duren voordat het afspelen begint.

Sluit het externe apparaat (MP3-speler enz.) met een audiokabel (niet meegeleverd) aan op de Jack-aansluiting.

Druk herhaalde malen op de toets

SOURCE om " AUX " te selecteren.

Stel eerst het volume van het externe apparaat af (hoog geluidsniveau). Stel vervolgens het volume van de autoradio af. Het externe apparaat moet worden aangestuurd met de bedieningstoetsen van het apparaat.

Sluit eenzelfde extern apparaat niet tegelijkertijd aan via de Jackaansluiting en de USB-aansluiting.

Op de USB-aansluiting aangesloten externe CD-spelers worden niet door het systeem herkend.

Als er al een CD in het apparaat zit die u wilt beluisteren, druk dan herhaalde malen op de toets

SOURCE om " CD " te selecteren.

Druk op een van de toetsen om een nummer van de CD te selecteren.

Druk op de toets LIST om de tracklist van de CD weer te geven.

De CD-speler kan CD's met maximaal

255 MP3-bestanden, verdeeld over

8 speellijsten, afspelen.

Het is echter raadzaam het aantal afspeellijsten tot twee te beperken om een lange laadtijd van de CD te voorkomen.

Bij het afspelen wordt geen rekening gehouden met de mappenstructuur.

Alle bestanden worden op hetzelfde niveau weergegeven.

Houd een van toetsen ingedrukt om snel vooruit of achteruit te spoelen.

Audio en telematica

Als er al een CD in het apparaat zit die u wilt beluisteren, druk dan herhaalde malen op de toets

SOURCE om " CD " te selecteren.

Druk op een van de toetsen om een map van de CD te selecteren.

Druk op een van de toetsen om een track van de CD te kiezen.

Druk op de toets LIST om de speellijsten van de MP3-CD weer te geven.

Houd een van de toetsen ingedrukt om snel vooruit of terug te spoelen.

Bluetooth

®

streaming audio

Streaming biedt de mogelijkheid audiobestanden van de telefoon via de luidsprekers van de auto te beluisteren.

Koppel de telefoon.

(Zie de rubriek " Koppelen van een telefoon ").

Apple

®

-speler aansluiten

Sluit een Apple ® -speler met behulp van een geschikte kabel (niet meegeleverd) aan op de USB-aansluiting.

Het afspelen begint automatisch.

De bediening gebeurt via de audio-installatie in de auto.

Activeer de bron Streaming door op de toets SOURCE * te drukken.

De beschikbare indeling is die van het aangesloten apparaat (artiesten / albums / genres / playlists).

Via de toetsen op het bedieningspaneel van de radio en de bediening op het stuurwiel kunt u op de gebruikelijke wijze de muziekstukken aansturen**. De informatie over de muziekstukken kan op het scherm worden weergegeven.

De softwareversie van de autoradio kan incompatibel zijn met de generatie van uw

Apple ® -speler.

* In sommige gevallen moet het afspelen van audiobestanden via het toetsenbord worden geactiveerd.

** Als de telefoon deze functie ondersteunt. De kwaliteit van de weergave is afhankelijk van de kwaliteit van het signaal van de telefoon.

.

485

Spacetourer-VP_nl_Chap10d_RD6_ed01-2016

486

Audio en telematica

Informatie en adviezen

De CD-speler speelt audiobestanden met de extensie .mp3, .wma, .wav en .aac met een bitrate tussen 32 kbps en 320 kbps af.

De CD-speler is ook compatibel met de modus

TAG (ID3 tag, WMA TAG).

Bestanden met een andere extensie (.mp4, ...) kunnen niet worden afgespeeld.

".wma"-bestanden moeten van het type WMA 9

Standaard zijn.

De bemonsteringsfrequenties (sampling rates) zijn 11, 22, 44 en 48 kHz.

Selecteer bij het branden van een CD-R of CD-

RW de standaard ISO 9660 niveau 1, 2 of bij voorkeur Joliet om deze te kunnen afspelen.

Als de CD in een ander formaat is gebrand, kan het zijn dat deze niet goed wordt afgespeeld.

Het is raadzaam voor een CD niet meer dan

één standaard voor het branden te gebruiken.

Stel de laagst mogelijke snelheid (maximaal 4) in voor een optimale geluidskwaliteit.

Voor het branden van een multisessie-CD is het raadzaam de standaard Joliet te gebruiken.

Geadviseerd wordt om voor bestandsnamen maximaal 20 karakters te gebruiken; vermijd daarbij speciale tekens (bijv.: " ? ; ù) om problemen met het afspelen of de weergave te voorkomen.

Gebruik uitsluitend USB-sticks met FAT32formaat (File Allocation Table).

Gebruik voor een correcte werking de originele USB-kabels van Apple ® .

Audio en telematica

Telefoon

Koppelen van een Bluetooth

®

-telefoon

Het koppelen van de Bluetooth-telefoon aan het handsfree Bluetooth-systeem van uw autoradio mag om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling de volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd bij stilstaande auto en met aangezet contact.

Activeer de Bluetooth-functie van uw telefoon en zorg ervoor dat deze "zichtbaar is voor iedereen" (configuratie van de telefoon).

Procedure vanaf de telefoon

Selecteer de naam van het systeem in de lijst van gedetecteerde apparaten.

Procedure vanaf het systeem

Druk op de toets MENU .

Selecteer " Verbindingen ".

Bevestig met OK .

Selecteer " Extern apparaat zoeken via Bluetooth ".

Bevestig met OK .

Voltooien van de koppeling

Ongeacht of u de procedure vanaf de telefoon of die vanaf het systeem hebt gebruikt, moet u, om de koppeling te voltooien, de weergegeven code correct in het systeem en in uw telefoon invoeren en vervolgens bevestigen.

Mocht de koppeling niet gelukt zijn, dan kunt u het nogmaals proberen. Dit kan een onbeperkt aantal keren.

Op het scherm wordt een melding weergegeven ter bevestiging dat de koppeling is geslaagd.

Informatie en adviezen

Via het menu " Telefoon " hebt u onder andere toegang tot de volgende functies:

" Telefoonboek "*, " Logboek gesprekken ",

" Raadplegen van gekoppelde apparaten ".

Afhankelijk van het type telefoon kan het nodig zijn toestemming te geven voor de toegang van het systeem tot de verschillende functies.

Welke diensten beschikbaar zijn, is afhankelijk van het netwerk, de simkaart en de compatibiliteit van de gebruikte Bluetoothapparaten.

Bekijk de handleiding van uw telefoon en neem contact op met uw provider om te weten welke diensten voor u beschikbaar zijn.

Er wordt een venster geopend met de melding

"Bezig te zoeken".

Selecteer in de lijst van gedetecteerde randapparatuur de te koppelen telefoon. U kunt slechts één telefoon per keer koppelen.

Raadpleeg de website van het merk voor meer informatie (compatibiliteit, extra informatie, ...).

* Als uw telefoon volledig compatibel is.

.

487

Spacetourer-VP_nl_Chap10d_RD6_ed01-2016

488

Audio en telematica

Beheer van de verbindingen

De verbinding van de telefoon is automatisch geschikt voor de profielen handsfree set en streaming audio.

De mogelijkheid van het systeem om

één profiel te koppelen hangt af van de telefoon. Het is mogelijk dat standaard beide profielen worden verbonden.

Druk op MENU .

Selecteer " Verbindingen ".

Bevestig met OK .

Selecteer " Beheer Bluetoothverbindingen " en bevestig. De lijst van de gekoppelde telefoons wordt weergegeven.

Bevestig met OK .

Geeft aan dat een apparaat is verbonden.

Het cijfer geeft aan hoeveel profielen met het systeem zijn verbonden:

- 1 voor media of 1 voor telefoon.

- 2 voor media en telefoon.

Geeft aan dat het profiel streaming audio is verbonden.

Geeft aan dat het profiel handsfree telefoon is verbonden.

Selecteer een telefoon.

Bevestig met OK .

Vervolgens selecteert en bevestigt u:

- " Aansluiten telefoon "/" Telefoon afsluiten ": om alleen de telefoon of de handsfree set te verbinden/de verbinding ervan te verbreken.

- " Aansluiten mediaspeler "/" Mediaspeler afsluiten ": om alleen de streaming-verbinding te realiseren/te verbreken.

- " Aansluiten telefoon en mediaspeler "/" Telefoon + mediaspeler afsluiten ": om de telefoon (handsfree set en streaming) te verbinden/de verbinding ervan te verbreken.

- " Verbinding verwijderen ": om de koppeling ongedaan te maken.

Als u in het systeem een koppeling hebt ongedaan gemaakt, vergeet dan niet deze koppeling ook in uw telefoon ongedaan te maken.

Bevestig met OK .

Audio en telematica

Aannemen van een gesprek

Een binnenkomend gesprek wordt aangekondigd door een beltoon en de weergave van een bovenliggend venster op het scherm.

Selecteer met de toetsen het tabblad

" JA " op het scherm.

Bevestig met OK .

Bellen

Via het menu " Telefoon ".

Selecteer " Bellen ".

Selecteer " Nummer kiezen ".

Of

Selecteer " Telefoonboek ".

Of

Selecteer " Logboek ".

Druk op deze stuurwieltoets om het gesprek aan te nemen.

Bevestig met OK .

Houd een van deze toetsen langer dan twee seconden ingedrukt om het telefoonboek te openen. Vervolgens kunt u met de draaiknop door het telefoonboek scrollen.

Beëindigen van een gesprek

Via het menu " Telefoon ".

Selecteer " Ophangen ".

Bevestig met OK om het gesprek te beëindigen.

Druk tijdens een telefoongesprek langer dan twee seconden op een van deze toetsen.

Het systeem opent het telefoonboek van de telefoon (afhankelijk van de compatibiliteit) wanneer deze via

Bluetooth is verbonden.

U kunt vanaf bepaalde Bluetoothtelefoons een contact importeren naar het telefoonboek van de autoradio.

De op deze wijze geïmporteerde contacten worden opgeslagen in een telefoonboek dat u altijd kunt openen, ongeacht welke telefoon met het systeem is verbonden.

Het menu van het telefoonboek is niet beschikbaar zolang het telefoonboek leeg is.

.

489

Spacetourer-VP_nl_Chap10d_RD6_ed01-2016

490

Audio en telematica

Beheer van de gesprekken

Druk tijdens het gesprek op OK om naar het contextmenu te gaan.

Ophangen

Selecteer in het contextmenu

" Gespr. beëindigen " om het gesprek te beëindigen.

Bevestig met OK .

Doorschakelfunctie

In het contextmenu:

- vink " Doorschakelfunctie " aan om het gesprek via de telefoon voort te zetten (bijv.: om tijdens het uitstappen het gesprek te kunnen voortzetten).

- vink " Doorschakelfunctie " uit om het gesprek via de auto voort te zetten.

Uitschakelen van de microfoon

(de gesprekspartner kan dan niet meeluisteren)

In het contextmenu:

- vink " Micro OFF " aan om de microfoon uit te schakelen.

- vink " Micro OFF " uit om de microfoon weer in te schakelen.

Bevestig met OK .

Spraakserver

Selecteer in het contextmenu "

Toon

DTMF " en bevestig uw keuze om het digitale toetsenbord te kunnen gebruiken om door het menu van de interactieve spraakserver te surfen.

Bevestig met OK .

Bevestig met OK .

Als het contact is afgezet, wordt de Bluetoothverbinding automatisch weer tot stand gebracht als u in de auto stapt en wordt het geluid weer weergegeven via het systeem (afhankelijk van de specificaties van de telefoon).

In sommige gevallen moet u de doorschakelfunctie via de telefoon activeren.

Wisselgesprek

Selecteer in het contextmenu

" Verwisselen " en bevestig uw keuze om een in de wacht gezet gesprek weer voort te zetten.

Bevestig met OK .

Telefoonboek

Het systeem heeft, afhankelijk van de compatibiliteit van de telefoon en gedurende de Bluetooth-verbinding, toegang tot het telefoonboek van de telefoon.

Vanaf bepaalde typen gekoppelde

Bluetooth-telefoons kunt u contacten vanuit de telefoon opslaan in het geheugen van de autoradio.

De op deze manier geïmporteerde contacten worden opgeslagen in een telefoonboek dat, ongeacht welke telefoon is gekoppeld, vrij toegankelijk is.

Het menu van het telefoonboek is niet beschikbaar als het telefoonboek leeg is.

Houd SRC/TEL enige tijd ingedrukt om het telefoonboek te openen.

Audio en telematica

Selecteer " Telefoonboek " voor een overzicht van alle contacten.

Bevestig met OK .

Spraakherkenning

Dankzij deze functie kunt u de spraakherkenning van uw smartphone via het systeem gebruiken.

Starten van de spraakherkenning (afhankelijk van het type stuurkolomschakelaars):

Druk op MENU als u gegevens van contacten wilt veranderen, selecteer dan " Telefoon " en bevestig uw keuze.

Selecteer " Beheer index " en bevestig uw keuze.

U kunt kiezen uit:

- " Een bestand raadplegen ",

- " Een bestand verwijderen ",

- " Alle bestanden verwijderen ".

Houd het uiteinde van de lichtschakelaar enige tijd ingedrukt.

OF

Druk op deze toets.

Voor de spraakherkenning is een compatibele smartphone nodig die via

Bluetooth met de auto is verbonden.

.

491

Spacetourer-VP_nl_Chap10d_RD6_ed01-2016

Audio en telematica

Veelgestelde vragen

In de volgende tabel vindt u de antwoorden op de meest gestelde vragen over uw autoradio.

VRAAG

Na het afzetten van de motor wordt de radio na enkele minuten automatisch uitgeschakeld.

ANTWOORD

Als de motor is afgezet, blijft de radio nog werken zolang de laadtoestand van de accu dat toestaat.

Het automatisch uitschakelen duidt erop dat de eco-modus van de autoradio is geactiveerd om te voorkomen dat de accu van de auto ontladen raakt.

De melding "het audiosysteem is oververhit" verschijnt op het display.

Om het audiosysteem te beschermen tegen een te hoge omgevingstemperatuur, activeert de autoradio automatisch een thermische beveiliging die het geluidsvolume verlaagt of de CDspeler uitschakelt.

OPLOSSING

Start de motor om de accu op te laden.

Schakel het audiosysteem enkele minuten uit om het systeem te laten afkoelen.

492

Radio

VRAAG

Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen de verschillende geluidsbronnen (radio,

CD...).

ANTWOORD OPLOSSING

Voor een optimaal luistergenot kunt u de audio-instellingen (Volume,

Bass, Hoge tonen, Geluidseffect, Loudness) voor elke geluidsbron afzonderlijk instellen. Hierdoor kunnen bij het selecteren van een andere geluidsbron (radio, CD...) verschillen in de geluidskwaliteit hoorbaar zijn.

Controleer of de audio-instellingen (Volume,

Bass, Hoge tonen, Geluidseffect, Loudness) zijn afgestemd op de verschillende geluidsbronnen. Het is raadzaam de audiofuncties (Bass, Hoge tonen,

Balans V-A, Balans L-R) in de middelste stand te zetten, de geluidssfeer "Geen" te selecteren en de functie Loudness in de stand "Actief" te zetten als de

CD-speler is geselecteerd en in de stand "Inactief" te zetten als de radio is geselecteerd.

Audio en telematica

VRAAG ANTWOORD

De voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen

(geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...).

Het verkeerde golfbereik is geselecteerd.

OPLOSSING

Druk op de toets BAND AST om het golfbereik

(FM, FM2, DAB, AM) terug te vinden waarin de voorkeuzezenders zijn opgeslagen.

De functie TA

(verkeersinformatie) is ingeschakeld, maar ik krijg geen verkeersinformatie te horen.

De geselecteerde radiozender maakt geen deel uit van het regionale netwerk van zenders die verkeersinformatie uitzenden.

Stem af op een zender die wel verkeersinformatie uitzendt.

De ontvangstkwaliteit van de beluisterde radiozender neemt geleidelijk af of de voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen

(geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...).

De auto bevindt zich te ver van de zender van het beluisterde radiostation of er bevindt zich geen zender in het gebied waarin de auto zich bevindt.

De omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages enz.) veroorzaakt storingen in de ontvangst, ook als de RDS-functie is ingeschakeld.

De antenne is niet aanwezig of beschadigd (bijvoorbeeld in een wasstraat of ondergrondse parkeergarage).

Activeer de functie RDS om het systeem te laten controleren of er een sterkere zender in het gebied aanwezig is.

Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de autoradio.

Laat de antenne controleren door het netwerk van het Merk.

Het geluid van de radio valt

1 tot 2 seconden weg.

Het RDS zoekt tijdens deze korte onderbreking van het geluid naar een andere, sterkere zender voor een betere ontvangst van het radiostation.

Schakel de RDS-functie uit als dit verschijnsel zich te vaak en steeds op hetzelfde traject voordoet.

.

493

Spacetourer-VP_nl_Chap10d_RD6_ed01-2016

494

Audio en telematica

Media

VRAAG

De Bluetooth-verbinding wordt onderbroken.

ANTWOORD

Het laadniveau van de batterij van de randapparatuur is mogelijk te laag.

OPLOSSING

Laad de batterij van de randapparatuur op.

Op het scherm wordt de melding "Storing USBrandapparatuur" weergegeven.

De USB-stick wordt niet herkend.

De USB-stick is mogelijk defect.

Formateer de USB-stick opnieuw.

De CD wordt steeds uitgeworpen of kan niet worden afgespeeld door de

CD-speler.

De CD-speler levert een slechte geluidskwaliteit.

De CD is ondersteboven in de speler geplaatst, kan niet worden gelezen, bevat geen audiobestanden of bevat audiobestanden die niet door de autoradio gelezen kunnen worden.

De CD is voorzien van een beveiligingssysteem dat niet door de autoradio wordt herkend.

De gebruikte CD is gekrast of van slechte kwaliteit.

- Controleer of de CD met de juiste zijde boven in de speler is geplaatst.

- Controleer de staat van de CD: de CD kan niet worden gelezen als deze te veel is beschadigd.

- Controleer de inhoud van de CD als deze zelf is gebrand: raadpleeg de tips in de rubriek "Audio".

- De kwaliteit van sommige zelfgebrande CD's is onvoldoende om deze door de autoradio te laten afspelen.

Gebruik alleen CD's van goede kwaliteit en berg ze zorgvuldig op.

De audio-instellingen (bassen, hoge tonen, geluidseffecten) zijn niet op de CD afgestemd.

Zet het niveau van de bassen of de hoge tonen op 0, zonder een geluidseffect te selecteren.

De op een smartphone opgeslagen muziek kan niet worden afgespeeld via de USB-aansluiting.

Afhankelijk van het type smartphone moet de autoradio toestemming krijgen van de smartphone voor toegang tot de muziekbestanden.

Activeer handmatig het profiel MTP van de smartphone (menu USB-instellingen).

Audio en telematica

Telefoon

VRAAG

Ik heb geen toegang tot mijn voicemail.

ANTWOORD

Er zijn slechts weinig telefoons en providers die deze functionaliteit ondersteunen.

OPLOSSING

Bel uw voicemail via het telefoonmenu, gebruik het nummer dat u van uw provider hebt gekregen.

Ik kan mijn telefoonboek niet openen.

Het gesprek wordt onderbroken als ik in de auto stap.

Controleer of uw telefoon compatibel is.

U hebt tijdens de koppeling het systeem geen toestemming gegeven voor toegang tot het telefoonboek.

Geef het systeem toegang tot het telefoonboek van uw telefoon.

De doorschakelfunctie is ingeschakeld.

Vink de doorschakelfunctie uit om het gesprek over te schakelen op het systeem van de auto.

Het lukt niet om mijn telefoon via Bluetooth te koppelen.

De koppelingsprocedure kan afhankelijk van de telefoon (model, besturingssysteem) verschillen en bepaalde telefoons zijn niet compatibel.

Alvorens te proberen de telefoon te koppelen moet u vanaf het systeem de huidige koppeling met de telefoon EN vanaf de telefoon de koppeling met het systeem ongedaan maken om te zien of de telefoon compatibel is.

.

495

Spacetourer-VP_nl_Chap10d_RD6_ed01-2016

Trefwoordenregister

180° te openen ................................................79

180° zicht naar achteren ...............................255

A

Aanhanger.............................................194, 265

Aanhangergewichten ............................325, 326

Aanjager, regeling ......................................... 127

Aansluiten MirrorLink ............372, 374, 428, 430

Aansluiting 12V ............................................. 113

Aansluiting 230V ........................................... 114

ABS ...............................................................159

Accessoires...........................................199, 267

Accu ...................................... 266, 276, 316-320

Accucapaciteit ...............................................320

Accu laden .................................................... 318

Achterbank ................................95, 98, 101, 109

Achterdeuren ...............56, 58, 79, 80, 305, 306

Achterklep .......................... 56, 58, 81, 308, 309

Achterportieren ...............................................79

Achterruit openen ...........................................82

Achterruitverwarming ...........................132, 133

Achterstoel en -bank op rails ................ 101, 109

Achteruitrijcamera .........................................255

Achteruitrijcamera (op binnenspiegel) .........254

Achteruitrijlicht ..................................... 305, 308

Actieradius ......................................................40

Actieradius AdBlue ®

........................................33

Active Safety Brake.........................21, 239, 242

Adaptieve snelheidsregelaar ................223, 232

AdBlue ®

..................................... 24, 33, 278-280

Additief AdBlue .......................................24, 280

Afmetingen ....................................................323

Afstandsbediening ..................45-47, 49, 52-54,

59, 60, 63, 65

Afstandsbediening, batterij .........51, 62, 63, 138

Afstandsbediening, batterij vervangen ..... 51, 62

Afstandsbediening synchroniseren .......... 51, 62

Afstellen van de koplamphoogte ..................153

AFU ...............................................................159

Afzetten van de motor ...................................195

Airbags ............................................22, 168, 176

Airbags vóór ..........................................169, 172

Airconditioning ................................ 11, 126, 129

Airconditioning, automatische ......................134

Airconditioning

(handbediend) .................... 125, 131, 134, 135

Airconditioning met gescheiden

regeling ............................................... 131, 135

Alarmknipperlichten ..............................158, 282

Alarmsysteem .................................................83

Algemeen menu ............................................477

Allesdragers ..................................................268

Allesdragers monteren .................................268

Antiblokkeersysteem (ABS) ..........................159

Antislipregeling .......................................23, 159

Apple ®

-speler ............................... 389, 445, 485

Armleuning vóór ..............................................91

ASR ...............................................................159

Audio-aansluitingen .............................. 113, 114

Audiokabel ........................................... 388, 444

Automatische airconditioning met

gescheiden regeling ...................................127

Automatische ruitenwissers ..................154, 155

Automatisch grootlicht ..................................152

Automatisch inschakelen

alarmknipperlichten ....................................158

Automatisch inschakelen

verlichting ................................... 144, 147, 148

Automatisch

noodremsysteem ...................21, 239, 241-243

Autoradio .........77, 148-150, 152, 153, 156, 216,

222, 241, 243, 245, 247, 250, 253, 260, 473

Autoradio, bedieningen aan

stuurkolom ..........................334, 422, 475, 476

AUX-aansluiting ........................... 388, 444, 484

B

Bagageafdekking .................................. 115, 118

Bagagenet ..................................................... 116

Bagagenet voor hoge belading............. 115, 116

Bagageruimte ..................................................81

Bagageruimte openen ........................45, 54, 81

Banden ............................................................ 11

Bandencompressor ......................................285

Banden, noodreparatie .................................285

Bandenreparatieset ......................................285

Bandenspanning ............. 11, 285, 290, 297, 327

Bandenspanning,

detectie ........................ 20, 258, 260, 290, 297

Bandenspanningscontrole (met set) .............285

Bandenspanning te laag (detectie) ...............258

Bandreparatieset ................................. 284, 285

Bekerhouder ................................................. 115

Beladen ................................................... 11, 268

496

Spacetourer-VP_nl_Chap11_index-alpha_ed01-2016

Bijvullen additief AdBlue ®

.............................280

Binnenspiegel ...............................................143

BlueHDi .................................... 29, 33, 204, 278

Bluetooth

(handsfree set)........... 396, 397, 452, 453, 487

Bluetooth (telefoon) ............... 396-398, 452-454

Bluetooth-telefoon met spraakherkenning ...491

Bluetooth-

verbinding ...370, 396-398, 426, 452-454, 488

Bochtverlichting, statisch ..............................150

Boordcomputer ......................................... 38-40

Boordgereedschap ...............................282, 284

Brake Assist System (BAS) ..................159, 243

Brandstof ................................................. 11, 263

Brandstofadditief ...................................275, 276

Brandstofaddititiefniveau ......................275, 276

Brandstofniveau ......................................18, 261

Brandstofniveaumeter ...................................261

Brandstofsysteem ontluchten .......................322

Brandstoftank ..........................................18, 261

Brandstoftankdop ..........................................261

Brandstof tanken ...................................261, 263

Brandstoftank (inhoud) .................................261

Brandstoftankklep .........................................261

Brandstoftank leeg (diesel) ...........................322

Brandstofverbruik ..................................... 11, 40

Buitenlandse reizen ......................................146

Buitenspiegels............... 132, 133, 141, 142, 249

C

CarPlay verbinding ...............................376, 432

CD ................................................ 388, 444, 484

CD MP3 ........................................ 388, 444, 484

CD-/MP3 -speler ...........................................484

Centrale vergrendeling .............................54, 56

CITROËN

Connect Box

...............................328

CITROËN Connect Nav ................................331

CITROËN Connect Radio ............................. 419

CITROËN Noodoproep gelocaliseerd ..........328

Claxon

...........................................................159

Connectiviteit ........................................368, 424

Contact ..................................197, 199, 400, 456

Contact aangezet ..........................................199

Controlelampjes .............................................. 15

Controles .......................................272, 276, 277

Trefwoordenregister

Dieselmotor ............ 19, 263, 272, 322, 325, 326

Digitale radio - DAB (Digital Audio

Broadcasting) .................... 386, 387, 442, 443

Dimlicht ...........................27, 144, 299, 301, 303

Display

instrumentenpaneel ............13, 14, 38, 39, 204

Dodehoekbewaking ..............................249, 251

Dodehoekdetectie ...........................................27

D

DAB (Digital Audio Broadcasting) - Digitale

radio ................... 386, 387, 442, 443, 480, 481

Dagrijverlichting .................... 144, 147, 299-301

Dagteller ..........................................................36

Dagteller resetten ...........................................36

Dashboardkastje ........................................... 111

Dashboardverlichting (dimmer) ......................37

Datum (instellen) .............................44, 410, 466

Datum instellen ...............................44, 410, 466

Derde remlicht ...................................... 306, 309

Diesel ............................................................263

E

Eco-modus ....................................................266

Eco-rijden (adviezen) ...................................... 11

Eendelige vaste bank ......................................95

Een lamp vervangen (achterdeuren) ............305

Een lamp vervangen (kofferklep)..................308

Electronic Brake Force Distribution (EBD) ...159

Electronic Stability Program

(ESC) .................................... 23, 159, 161, 162

Elektrisch bedienbare

schuifdeur .......................46, 52, 56, 58, 68-72

Elektrisch kinderslot .....................................190

Elektrisch verstelbare stoelen ........................90

Elektronische remdrukregelaar (REF) .........159

Elektronische sleutel .............................. 45, 200

Elektronisch gestuurde

versnellingsbak ........................ 11, 13, 14, 198,

202, 210, 214, 215, 277

Elektronisch Stabiliteits Programma

(ESP).....................................................23, 159

.

497

Spacetourer-VP_nl_Chap11_index-alpha_ed01-2016

Trefwoordenregister

ESP ...............................................................159

ESP/ASR .......................................................159

ESP (Elektronisch Stabiliteits

Programma) ..................................................23

ESP-systeem ..................................................23

Extra verwarming

....................................83, 137

F

Follow me home-verlichting ..............49, 59, 148

Frequentie (radio) ..................................385, 441

Functie snelweg

(richtingaanwijzers).....................................146

G

Gekoppeld navigatiesysteem ...... 360, 362, 364

Gereedschap ........................................285, 291

Gereedschapskist ................ 282, 284, 285, 291

Gevarendriehoek ..........................................282

Gewichten ............................................. 324-326

Gewichten, overzicht ............................325, 326

Gordel (lampje) .............................................166

Gordellampje .................................................166

Gordelverstelling ...........................................164

GPS ...............................................................356

Grip control ...................................................162

Grootlicht ........................ 27, 144, 299, 302, 303

Grootlichtassistent .................................. 27, 151

I

Identificatie auto............................................327

Identificatiegegevens ....................................327

Identificatieplaatjes constructeur .................327

Identificatie (stickers) ....................................327

Imperiaal .......................................................268

Indeling achter .............................................. 115

Individuele achterstoel(en) op rails .......105, 166

Instapverlichting ............................................149

Instellingen ...........402, 404, 406, 458, 460, 462

Instellingen van het systeem ................410, 466

Instrumentenpaneel .................................. 13, 14

Intelligente tractiecontrole ............................160

Interieurfilter ..................................................276

Interieurfilter (vervangen) .............................276

Interieurindeling .....................................111, 115

Interieur ontgrendelen ........................64, 69, 71

Interieurverlichting ................................ 119, 153

ISOFIX .................................................. 184-186

ISOFIX bevestigingen ...........................183, 186

ISOFIX kinderzitjes ............................... 184-186

H

Halogeenlampen ...................................299, 301

Handbediende schuifdeur.........................66, 67

Handgeschakelde versnellingsbak .......202, 215

Handgrepen .................................................. 115

Handopvoerpomp .........................................322

Handrem .........................................16, 201, 277

Handsfree-schuifdeur ............................... 75-78

Handsfree set ............... 396, 397, 452, 453, 487

Head-up display ............................218, 219, 240

Het opslaan van de snelheid ........................220

Hill Start Assist ..............................................202

Hoedenplank ................................................. 112

Hoofdsteunen verstellen ...........................91, 93

Hoofdsteunen vóór....................................91, 93

Hulpoproep ...........................................158, 328

Hulpoproep gelokaliseerd .............................328

J

Jack ...............................................114, 388, 444

Jack-aansluiting ................... 114, 388, 444, 484

Jack-kabel ............................................ 388, 444

498

Spacetourer-VP_nl_Chap11_index-alpha_ed01-2016

Trefwoordenregister

K

Kentekenplaatverlichting ..................... 306, 309

Keyless entry and start ................52, 54-56, 58,

60, 62, 63, 65, 198, 201

Kilometerteller .................................................36

Kinderbeveiliging ..................................190, 191

Kinderbeveiliging achterportierruiten ........... 191

Kinderen .........................................181, 184-186

Kinderen (veiligheid) .....................................190

Kinderen

(veiligheidsvoorzieningen) ..........169, 173-175,

181, 184-186, 189

Kinderzitjes ............. 167, 173-175, 179-181, 189

Kinderzitjes (conventioneel) ..................179-181

Kledinghaak .................................................. 115

Klembeveiliging .............................................120

Kleurcode lak ................................................327

Klimaatregeling .....................................128, 136

Klokje (instellen) .............................. 44, 411, 467

Koelvloeistofniveau .................................29, 274

Koelvloeistoftemperatuur .......................... 17, 29

Koelvloeistoftemperatuurmeter ......................29

Kofferdeksel sluiten ........................................81

Koplampsproeiers .........................................156

Koplampsproeiervloeistofniveau ..........156, 275

Koplampverstelling .......................................153

Krik ................................................................291

L

Lampen (vervangen) ............ 298, 299, 305, 308

Lampen vervangen ............................. 298, 299,

305, 306, 308, 309

Lampen (vervangen, referenties) .................298

Lane Departure Warning System

(LDWS) ........................................ 28, 245, 246

LCD-instrumentenpaneel tekst ....................... 13

Lekke band ....................................................285

Lendensteun .............................................88, 92

Lendensteun, verstelling .................................88

Lichtschakelaar .......................................28, 144

Lokaliseren van de auto ............................49, 59

Luchtfilter ......................................................276

Luchtfilter (vervangen) ..................................276

Luchtrecirculatie............................ 125, 127, 130

Luchttoevoer (bediening) .............. 125, 127, 130

Luchtverdeling...............................................127

Menu .................. 342, 344, 346, 348, 350, 352,

360, 362, 364, 368, 374, 376, 378, 380, 382,

390, 392, 394, 402, 404, 406, 424, 430, 432,

434, 436, 438, 446, 448, 450, 458, 460, 462

Menu's (audio) .......................................335, 423

Menustructuren display .............. 342, 344, 346,

348, 350, 352, 360, 362, 364, 368, 374,

376, 378, 380, 382, 390, 392, 394, 402,

404, 406, 424, 430, 432, 434, 436,

438, 446, 448, 450, 458, 460, 462

Milieu ........................................... 11, 51, 62, 138

Mistachterlicht .............................. 145, 305, 308

Mistlampen ....................................................299

Mistlampen vóór ................... 145, 150, 299, 304

Motorkap ....................................................... 271

Motorkap, openen ......................................... 271

Motorkapsteun .............................................. 271

Motorolie .......................................................273

Motorolieniveau, controle ...............................32

Motorolieniveaumeter .....................................32

Motorruimte ...................................................272

MP3 (CD) ......................................................484

Multifunctioneel display (met autoradio) .......477

M

Make-upspiegel ............................................ 111

Massagefunctie ...............................................92

Mat bevestigen .............................................. 110

Matrix-instrumentenpaneel

............................. 14

Matten ................................................... 110, 198

Mat verwijderen ............................................ 110

Meldingen............................................. 400, 456

.

499

Spacetourer-VP_nl_Chap11_index-alpha_ed01-2016

Trefwoordenregister

N

Navigatiesysteem ...342, 344, 346, 348, 350, 352

Niveaus controleren .............................. 273-275

Niveaus en controles .............................272-275

Noodbediening achterklep ..............................81

Noodbediening portieren ..........................50, 60

P

Panoramadak ................................................120

Parkeerhulp achter ...............................252, 253

Parkeerhulp achter met grafische

weergave en geluidssignalen .....................253

Parkeerhulp vóór ...........................................253

Parkeerlichten ...............144, 299-301, 305, 308

Passagiersairbag uitschakelen ............ 169, 176

Plafonnier achter ........................... 140, 307, 310

Plafonnier voor .............................. 140, 307, 310

Plafonniers .................................... 140, 307, 310

Plancher cabine ............................................324

Portieren .........................................................65

Portieren ontgrendelen .............................69, 71

Portieren openen ....... 45, 54, 65, 68, 69, 71, 80

Portieren sluiten ......... 54, 56, 65, 67, 70, 79, 80

Profielen ............................................... 408, 464

Programmeerbare verwarming ..............83, 137

Pyrotechnische gordelspanners ...................167

Remlampje ......................................................16

Remlichten ...........................305, 306, 308, 309

Remmen ............................................16, 20, 277

Remschijven..................................................277

Remvloeistofniveau ...................................... 274

Reservewiel ................. 258, 284, 291, 292, 297

Reservoir koplampsproeiers .........................275

Resetten

bandenspanningscontrolesysteem ............259

Richtingaanwijzers ...............................146, 299,

302, 303, 305, 308

Rijadviezen ............................................192-194

Roetfilter ................................................275, 276

Ruitensproeier achter ...................................155

Ruitensproeierreservoir ................................275

Ruitensproeiers .............................................156

Ruitensproeiervloeistofniveau ..............156, 275

Ruitenwisser achter ..............................155, 156

Ruitenwisserbladen (vervangen) .......... 157, 269

Ruitenwissers .................................. 27, 154, 155

Ruitenwisserschakelaar ........................154, 155

O

Oliefilter .........................................................276

Oliefilter (vervangen) ....................................276

Olieniveau ...............................................32, 273

Oliepeilstok .............................................32, 273

Olieverbruik ...................................................273

Onderhoudscontroles ..................................... 11

Onderhoudsintervalindicator ....................29, 31

Onderhoudsintervalindicator resetten ............ 31

Ontdooien.............................................. 131, 142

Ontgrendelen ......................... 45, 46, 52, 54, 55

Ontwasemen ................................................. 131

Opbergnet ..................................................... 115

Opbergvak..............................................111, 112

Opbergvakken ..................................94, 111, 112

Opbergvakken portieren ............................... 112

Opschakelindicator .......................................204

R

Radio ....................384, 388, 440, 444, 478, 479

Radio Media .........378, 380, 382, 434, 436, 438

Radiozender ......................... 384, 385, 440, 441

RDS .......................................................385, 441

Regelmatig onderhoud ................................... 11

Regeneratie roetfilter ....................................276

Remblokken ..................................................277

S

Schakelaar koplampverstelling .....................153

Schakelen automatische versnellingsbak ....205

Schakelen elektronisch bediende

versnellingsbak ..........................................203

500

Spacetourer-VP_nl_Chap11_index-alpha_ed01-2016

Trefwoordenregister

Schakel sneeuwketting .................................264

SCR (Selective Catalytic Reduction) ............278

SCR-systeem ..........................................25, 278

Selectiehendel .............................................. 210

Selectiehendel elektronisch gestuurde

versnellingsbak ...........................................277

Serienummer auto ........................................327

Service ............................................................26

Service (verklikkerlampje) ..............................26

Sfeerverlichting .............................................153

Sierdeel .........................................................297

Signalering onoplettendheid ................. 247, 248

Sjorogen ........................................................ 115

Sleepoog .......................................................320

Slepen van een auto .............................320, 321

Sleutel ................................... 45-47, 63, 65, 195

Sleutel met afstandsbediening ... 47, 56, 195, 201

SMS .......................................................401, 457

Sneeuwkettingen ................................. 258, 264

Snelheidsbegrenzer ..................... 220, 223, 225

Snelheidslimietherkenning ..................221, 222,

225, 228, 232

Snelheidsregelaar ........ 220, 223, 228, 229, 233

Snelheidsregeling met

snelheidslimietherkenning ..........................223

Soort lamp .....................................................298

Spaarfase ......................................................266

Spraakcommando's .............................. 336-341

Sproeiers, verwarmd ............................ 131, 157

Startblokkering, elektronische ....49, 59, 63, 201

Starten van de auto...... 198, 200, 202, 205, 210

Starten van de motor ....................................195

Stickers ...................................................10, 109

Stilzetten van de auto .......... 198, 200, 205, 210

Stoelen verstellen ..................................... 87, 90

Stoelverwarming .......................................91, 94

Stoelverwarming, schakelaars .................91, 94

Stop & Start ........................ 20, 27, 40, 131, 134,

214, 216, 261, 271, 276, 316, 319

Stop (verklikkerlampje) ...................................16

Streaming audio Bluetooth .......... 388, 444, 485

Stuurbekrachtigingsvloeistofniveau ............. 274

Stuurslot ............................................49, 59, 201

Stuurverstelling ...............................................87

Stuurwiel (verstellen) ......................................87

Supervergrendeling ........................... 48, 53, 58

Synchroniseren afstandsbediening .......... 51, 62

T

Tafelstand ........................................................89

Tafeltjes ......................................................... 112

Tankbeveiliging .............................................262

Technische gegevens ...........................325, 326

Telefoon ...................... 390, 392, 394, 396-401,

446, 448, 450, 452-457, 487, 488, 490

Teller .......................................................... 13, 14

Temperatuurregeling.....................................127

Tijd instellen .................................... 44, 411, 467

TMC (verkeersinformatie) .............................357

Toegang AdBlue-tank ...................................280

Toegang tot het reservewiel .........................292

Toerenteller ............................................... 13, 14

Touchscreen ................. 37, 41, 42, 77, 148-150,

152, 153, 156, 216, 222, 232, 241, 243,

246, 247, 251, 253, 260, 331, 419

Trekhaak ...............................................194, 265

Tweepersoons voorbank ........................93, 165

Tweezitsbank vóór ..........................................94

U

Uitschakelen ESP ......................................... 161

Urgence-oproep ....................................158, 328

USB ...............................................113, 388, 444

USB-aansluiting ................... 113, 388, 444, 482

V

Vaste achterstoel en -bank .....................98, 109

Veiligheidsgordels ......... 164, 166, 167, 179, 180

Veiligheidsgordels achter .............................165

Veiligheidsvoorzieningen

voor kinderen ..............................169, 173-175,

181, 184-186, 189

Ventilatie ......................... 11, 125, 130, 134, 135

Vergrendelen................................. 47, 52, 56, 63

Vergrendeling van binnenuit ...........................64

Verkeersinformatie (TA) ................................479

Verkeersinformatie (TMC) ............................357

Verklikkerlampje geopend portier...................18

Verklikkerlampje SCR-systeem ......................25

Verklikkerlampje service .................................26

Verklikkerlampje stop ......................................16

Verklikkerlampje voorgloeien (diesel) ............19

Verklikkerlampjes ............................................15

Verlichting ...............................................28, 144

Versnellingsbak, automatische .......... 11, 13, 14,

19, 195, 200, 202, 205, 214,

215, 229, 233, 277, 316

.

501

Spacetourer-VP_nl_Chap11_index-alpha_ed01-2016

Trefwoordenregister

Versnellingsbak,

handgeschakeld ................ 11, 13, 14, 19, 202,

203, 214, 229, 233, 277

Versnellingshendel ......................................... 11

Verversen ......................................................273

Vervuiling van het roetfilter (diesel) ..............276

Verwarmde bank .............................................94

Verwarming .............................. 11, 125, 134-137

Voorruitverwarming .............................. 131, 157

Voorstoelen .........................................87, 89, 90

X

Xenonlampen ....................................... 299, 303

W

Waarschuwing bij kans op aanrijding ... 241, 243

Waarschuwing geopend bestuurdersportier .....65

Waarschuwing kans op aanrijding

(ARC) ............................................21, 239, 240

Waarschuwing oplettendheid

bestuurder........................................... 247, 248

Waarschuwing rijtijd .............................. 247, 248

Waarschuwingslampjes ..................................15

Waarschuwingssignaal sleutel in contact ....197

Waarschuwing vergeten verlichting .............146

Wegklapbare verschuifbare tafel .................. 121

Wiel demonteren ...........................................294

Wiel monteren ...............................................294

Wiel verwisselen ...........................................291

Wifi-netwerkverbinding ......................... 371, 427

Window-airbags .................................... 171, 172

Z

Zaklamp ........................................................ 119

Zekeringen .....................................311, 312, 315

Zekeringentabel .............................311, 312, 315

Zekeringen vervangen ...................311, 312, 315

Zekeringkast motorruimte ............................. 315

Zelfdiagnosesysteem motor ...........................19

Zij-airbags ............................................. 170, 172

Zijknipperlicht ................................................300

Zijruiten achter ...................................... 115, 118

Zijschuifruit .................................................... 118

Zonneklep ..................................................... 111

Zonnescherm (panoramadak) ......................120

Zonwering ............................................. 115, 118

Zuinig rijden .................................................... 11

502

Spacetourer-VP_nl_Chap11_index-alpha_ed01-2016

Spacetourer-VP_nl_Chap11_index-alpha_ed01-2016

503

504

Spacetourer-VP_nl_Chap11_index-alpha_ed01-2016

Op verschillende plaatsen in uw auto zijn stickers aangebracht. Ze bevatten veiligheidswaarschuwingen en

informatie over de identificatie van uw auto. Verwijder ze

niet: ze horen namelijk bij de auto.

Automobiles CITROËN verklaart dat, door toepassing van de voorschriften in de Europese regelgeving

(Richtlijn 2000/53) met betrekking tot autowrakken, wordt voldaan aan de in deze richtlijn gestelde doelen en dat recycleerbare materialen worden gebruikt voor de fabricage van producten die door haar worden verkocht.

Reproductie of vertaling van dit document, zelfs gedeeltelijk, is verboden zonder schriftelijke toestemming van Automobiles CITROËN.

Neem voor alle werkzaamheden aan uw auto contact op

met een gekwalificeerde werkplaats die beschikt over de

juiste technische informatie, vakkennis en apparatuur. Het

CITROËN-netwerk is in staat u dit te bieden.

Belangrijke informatie:

- Het monteren van elektrische uitrustingen of accessoires die niet onder een artikelnummer in het assortiment van

Automobiles CITROËN voorkomen, kan storingen in het elektronische systeem van uw auto veroorzaken. Ga naar het CITROËN-netwerk voor meer informatie over het aanbod aan accessoires met een artikelnummer.

- Uit veiligheidsoverwegingen is toegang tot de diagnoseaansluiting, die is gekoppeld aan de elektronische systemen in de auto, uitsluitend voorbehouden aan het

CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats

waar de beschikking is over geschikt gereedschap (kans op storingen in de elektronische systemen die kunnen leiden tot pech of ernstige ongevallen). De fabrikant kan niet aansprakelijk worden gesteld als deze aanwijzing niet wordt opgevolgd.

- Wijzigingen of aanpassingen die niet door Automobiles

CITROËN zijn voorzien of toegestaan, of die niet volgens de technische voorschriften van de fabrikant zijn uitgevoerd, leiden tot het vervallen van de wettelijke en contractuele garanties.

4DconcepT

DiaDeiS interak

Gedrukt in de EU

Néerlandais

03-16

Spacetourer-VP_nl_Chap00_couv-imprimeur_Fin_ed01-2016

*16K0C.0070*

Néerlandais

16K0C.0070

Spacetourer-VP_nl_Chap00_couv-imprimeur_Fin_ed01-2016

SpaceTourer

AANVULLING MET BETREKKING TOT DE KINDERZITJES

ERRATUM

Symbolen

Deze symbolen wijzen op de specifieke kenmerken van uw type auto:

Business

Feel

Shine

Business Lounge

Dit document bevat de laatste updates van het instructieboekje van uw auto.

Deze informatie vormt een aanvulling op het instructieboekje of vervangt een gedeelte hiervan.

Raadpleeg eerst het instructieboekje van uw auto.

Bevestiging kinderzitjes met de veiligheidsgordel

Conform de Europese wetgeving geeft het overzicht de mogelijkheden weer met betrekking tot het bevestigen, met een veiligheidsgordel, van een universeel gehomologeerd kinderzitje, gerangschikt naar gewicht van het kind en de plaats in de auto.

Veiligheid

1 e zitrij

(c)

2 e zitrij

3 e zitrij

Zitplaatsen

Individuele voorpassagiersstoel

Tweezitsbank, buitenste zitplaats

Tweezitsbank, middelste zitplaats

met passagiersairbag uitgeschakeld " OFF "

met passagiersairbag ingeschakeld " "

met passagiersairbag uitgeschakeld " OFF "

met passagiersairbag ingeschakeld " "

met passagiersairbag uitgeschakeld " OFF "

met passagiersairbag ingeschakeld " "

Zitplaats achter de bestuurder

Minder dan 13 kg

(Groep 0 (b) en 0+)

Tot ongeveer 1 jaar

Gewicht van het kind en leeftijdsindicatie

Van 9 tot 18 kg

(Groep 1)

Van 1 tot ongeveer 3 jaar

Van 15 tot 25 kg

(Groep 2)

Van 3 tot ongeveer 6 jaar

Van 22 tot 36 kg

(Groep 3)

Van 6 tot ongeveer 10 jaar

U U U U

X

X

X

U

X

U

UF

X

X

U

UF

U

UF

X

X

U

UF

U

UF

X

X

U

U

UF

Middelste zitplaats U U U U

Zitplaats achter de passagier

Buitenste zitplaatsen

Middelste zitplaats

Buitenste zitplaats rechts

U

U

U

U

U

U

U

U

U

U

U

U

U

U

U

U

5

3

4

Veiligheid

1 e zitrij

(c)

2 e zitrij

(d)

3 e zitrij

(d)

Zitplaatsen

Individuele elektrisch verstelbare voorpassagiersstoel

met passagiersairbag uitgeschakeld " OFF "

met passagiersairbag ingeschakeld " "

Passagiersstoel zonder hoogteverstelling

met passagiersairbag uitgeschakeld " OFF "

met passagiersairbag ingeschakeld " "

Minder dan 13 kg

(Groep 0 (b) en 0+)

Tot ongeveer 1 jaar

Gewicht van het kind en leeftijdsindicatie

Van 9 tot 18 kg

(Groep 1)

Van 1 tot ongeveer 3 jaar

Van 15 tot 25 kg

(Groep 2)

Van 3 tot ongeveer 6 jaar

Van 22 tot 36 kg

(Groep 3)

Van 6 tot ongeveer 10 jaar

U U U U

X

U

X

UF

U

UF

UF

U

UF

UF

U

UF

Zitplaats achter de bestuurder U U U U

Middelste zitplaats

Zitplaats achter de voorpassagier

U

U

U

U

U

U

U

U

Buitenste zitplaatsen

Middelste zitplaats

Buitenste zitplaats rechts

U

U

U

U

U

U

U

U

U

U

U

U

Veiligheid

1 e zitrij

(c)

2 e zitrij

(d)

3 e zitrij

(d)

Zitplaatsen

Individuele elektrisch verstelbare voorpassagiersstoel

met passagiersairbag uitgeschakeld " OFF "

met passagiersairbag ingeschakeld " "

Minder dan 13 kg

(Groep 0 (b) en 0+)

Tot ongeveer 1 jaar

Gewicht van het kind en leeftijdsindicatie

Van 9 tot 18 kg

(Groep 1)

Van 1 tot ongeveer 3 jaar

Van 15 tot 25 kg

(Groep 2)

Van 3 tot ongeveer 6 jaar

Van 22 tot 36 kg

(Groep 3)

Van 6 tot ongeveer 10 jaar

U U U U

X UF UF UF

Zitplaats achter de bestuurder U U U U

Middelste zitplaats (e)

Zitplaats achter de voorpassagier

U

U

U

U

U

U

U

U

Buitenste zitplaatsen

Middelste zitplaats (e)

Buitenste zitplaats rechts

U

U

U

U

U

U

U

U

U

U

U

U

5

5

6

Veiligheid

Symbolen

(a) Universeel kinderzitje: kinderzitje dat in alle auto's kan worden bevestigd met behulp van de veiligheidsgordel.

(b) Groep 0: vanaf de geboorte tot 10 kg.

Reiswiegen en "autobedjes" mogen niet op de passagierszitplaats(en) vóór of op de zitplaatsen van de 3 e zitrij worden bevestigd.

(c) Raadpleeg de wetgeving in uw land alvorens een kinderzitje op deze plaats te bevestigen.

(d) Als u een kinderzitje met de rug of met het gezicht in de rijrichting op de zitplaats achter bevestigt, schuif dan de voorstoel naar voren en zet vervolgens de rugleuning rechtop om voldoende ruimte over te laten voor het kinderzitje en de benen van het kind.

(e) Het kinderzitje kan op de middelste zitplaats worden bevestigd, maar dan kunnen de buitenste zitplaatsen niet worden gebruikt.

U : Zitplaats geschikt voor de bevestiging van een universeel gehomologeerd kinderzitje met een veiligheidsgordel, zowel met de

"rug in de rijrichting" als met het "gezicht in de rijrichting".

UF Zitplaats geschikt voor de bevestiging van een universeel gehomologeerd kinderzitje met een veiligheidsgordel, met het "gezicht in de rijrichting".

X Zitplaats die niet geschikt is voor het plaatsen van een kinderzitje uit de aangegeven gewichtscategorie.

Vergeet niet de hoofdsteun weer te bevestigen nadat het kinderzitje weer is verwijderd.

Veiligheid

Door CITROËN aanbevolen kinderzitjes

CITROËN levert een reeks kinderzitjes met artikelnummer die met een driepuntsveiligheidsgordel kunnen worden vastgemaakt.

Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg Groep 2 en 3: 15 - 36 kg

L1

"RÖMER Baby-Safe Plus"

Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst.

L5

"RÖMER KIDFIX XP"

Kan aan de ISOFIX-verankeringen van de auto worden bevestigd.

Het kind wordt beschermd door de veiligheidsgordel.

L6

"BOOSTER GRACO"

Het kind wordt beschermd door de veiligheidsgordel.

5

7

8

Veiligheid

Zitplaatsen geschikt voor ISOFIX-kinderzitjes

Overeenkomstig de Europese wetgeving geeft het overzicht de mogelijkheden aan voor het bevestigen van een ISOFIX-kinderzitje op een plaats in de auto voorzien van ISOFIX-bevestigingen.

Bij universele en semi-universele ISOFIX-kinderzitjes wordt de ISOFIX-maat op het kinderzitje naast het ISOFIX-logo aangegeven met een letter

( A t/m G ).

Veiligheid

1 e zitrij

(a)

Type ISOFIX-kinderzitje

ISOFIX-maat

Individuele passagiersstoel of tweezitsbank

met passagiersairbag uitgeschakeld

" OFF "

met passagiersairbag ingeschakeld " ON "

Zitplaats achter de bestuurder

2 e zitrij Middelste zitplaats

Zitplaats achter de voorpassagier

Buitenste zitplaats links

3 e zitrij Middelste zitplaats

Buitenste zitplaats rechts

Tot 10 kg

(groep 0)

Tot ca. 6 maanden

Reiswieg (1)

F G

X

X

X

X

X

X

IL (1-3)

IL (1-3)

IL (1-3)

Gewicht van het kind / leeftijdsindicatie

Tot 10 kg

(groep 0)

Tot 13 kg

(groep 0+)

Tot ca. 1 jaar

Van 9 tot 18 kg (groep 1)

Van 1 tot ca. 3 jaar

"rug in de rijrichting"

C D E

"rug in de rijrichting"

C D

"gezicht in de rijrichting"

A B B1

IL

IL

IL

(2)

(2)

(2)

X

X

X

Geen ISOFIX

Geen ISOFIX

IL

IL

IL

IL

IL

IL

(2)

(2)

(2)

X

X

X

IUF, IL

IUF, IL

IUF, IL

IUF, IL

IUF, IL

IUF, IL

5

9

10

Veiligheid

1 e zitrij

(a)

Type ISOFIX-kinderzitje

ISOFIX-maat

Vaste ndividuele of elektrisch verstelbare passagiersstoel

met passagiersairbag uitgeschakeld

" OFF "

met passagiersairbag ingeschakeld " ON "

Zitplaats achter de bestuurder

2 e zitrij

3 e zitrij

Middelste zitplaats

Zitplaats achter de voorpassagier

Buitenste zitplaats links

Middelste zitplaats

Buitenste zitplaats rechts

Tot 10 kg

(groep 0)

Tot ca.

6 maanden

Reiswieg (1)

F G

IL

IL

IL

IL (1-4)

IL (1-4)

IL (1-4)

Gewicht van het kind / leeftijdsindicatie

Tot 10 kg

(groep 0)

Tot 13 kg

(groep 0+)

Tot ca. 1 jaar

Van 9 tot 18 kg (groep 1)

Van 1 tot ca. 3 jaar

"rug in de rijrichting" "rug in de rijrichting" "gezicht in de rijrichting"

C D E C D A B B1

X

X

X

IL

IL

IL

IL (4)

IL (4)

IL (4)

Geen ISOFIX

Geen ISOFIX

X

X

X

IL

IL

IL

IL (4)

IL (4)

IL (4)

IUF, IL

IUF, IL

IUF, IL

IUF, IL

IUF, IL

IUF, IL

Veiligheid

1 e zitrij

(a)

Type ISOFIX-kinderzitje

ISOFIX-maat

Passagiersstoel

met passagiersairbag uitgeschakeld

" OFF "

met passagiersairbag ingeschakeld " ON "

Zitplaats achter de bestuurder

2 e zitrij

Middelste zitplaats (b)

Zitplaats achter de voorpassagier

Zitplaats achter de bestuurder

Middelste zitplaats

Zitplaats achter de voorpassagier

Tot 10 kg

(groep 0)

Tot ca. 6 maanden

Reiswieg (1)

F G

X

X

X

IL (1-5)

IL (1-5)

IL (1-5)

IL (5)

IL (5)

IL (5)

Gewicht van het kind / leeftijdsindicatie

Tot 10 kg

(groep 0)

Tot 13 kg

(groep 0+)

Tot ca. 1 jaar

Van 9 tot 18 kg (groep 1)

Van 1 tot ca. 3 jaar

"rug in de rijrichting" "rug in de rijrichting" "gezicht in de rijrichting"

C D E C D A B B1

IL

IL

IL

IL

IL

IL

Geen ISOFIX

Geen ISOFIX

IL (5)

IL (5)

IL (5)

IL

IL

IL

IL

IL

IL

IUF, IL

IUF, IL

IUF, IL

IUF, IL

IUF, IL

IUF, IL

5

11

12

Rijden

3 e zitrij

Type ISOFIX-kinderzitje

ISOFIX-maat

Buitenste zitplaats links

Middelste zitplaats (b)

Buitenste zitplaats rechts

Buitenste zitplaats links

Middelste zitplaats

Buitenste zitplaats rechts

Tot 10 kg

(groep 0)

Tot ca. 6 maanden

Reiswieg (1)

F G

X

X

X

IL (1-4)

IL (1-4)

IL (1-4)

Gewicht van het kind / leeftijdsindicatie

Tot 10 kg

(groep 0)

Tot 13 kg

(groep 0+)

Tot c a. 1 jaar

Van 9 tot 18 kg (groep 1)

Van 1 tot ca. 3 jaar

"rug in de rijrichting" "rug in de rijrichting" "gezicht in de rijrichting"

C D E C D A B B1

IL (4) IL IL (4) IUF, IL

X

X

X

IL (4)

IL (4)

IL

IL

IL

(4)

(4)

(4)

IL

IL

X

X

X

IL (4)

IL (4)

IL (4)

IL

IL

(4)

(4)

IUF, IL

IUF, IL

IUF, IL

IUF, IL

IUF, IL

Veiligheid

Symbolen

(a) Raadpleeg de wetgeving in uw land alvorens een kinderzitje op deze zitplaats te bevestigen.

(b) Als een kinderzitje op de middelste zitplaats is bevestigd, kunnen de buitenste zitplaatsen niet worden gebruikt.

IUF Zitplaats geschikt voor de bevestiging van een universeel gehomologeerd ISOFIX- kinderzitje met het gezicht in de rijrichting en een bovenste riem.

IL Zitplaats geschikt voor de bevestiging van een semi-universeel gehomologeerd

ISOFIX-kinderzitje:

- rug in de rijrichting voorzien van een bovenste riem of een steun,

- gezicht in de rijrichting voorzien van een steun,

- reiswieg voorzien van een bovenste riem of een steun.

X Zitplaats die niet geschikt is voor een kinderzitje of ISOFIX-reiswieg voor de aangegeven gewichtscategorie.

(1) Als een reiswieg op deze zitplaats is bevestigd, kunnen één of beide andere zitplaatsen van dezelfde zitrij mogelijk niet meer worden gebruikt.

(2) Uitsluitend geschikt voor bevestiging achter de bestuurdersstoel.

(3) Uitsluitend geschikt voor bevestiging achter de bestuurdersstoel bij uitvoeringen met individuele passagiersstoel.

(4) De zitplaats van de 2 e zitrij moet zo zijn afgesteld dat het kind op de 3 e zitrij de zitplaats ervoor niet raakt.

(5) De voorstoel moet zo zijn afgesteld dat het kind op de 2 e zitrij de stoel niet raakt.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de ISOFIXbevestigingen en in het bijzonder de bovenste riem.

Plaats de hoofdsteun terug zodra het kinderzitje is verwijderd.

5

13

Veiligheid

Door CITROËN aanbevolen ISOFIX-kinderzitjes

Het CITROËN-netwerk levert een gamma ISOFIX-kinderzitjes. Deze kinderzitjes, die zijn voorzien van een onderdeelnummer, zijn goedgekeurd voor gebruik in uw auto.

Raadpleeg ook de montagehandleiding van de fabrikant van het kinderzitje voor meer informatie over het plaatsen en verwijderen van het zitje.

"RÖMER Baby-Safe Plus" met ISOFIX-basis

(lengtecategorie: E )

Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg

"RÖMER Duo Plus ISOFIX"

(lengtecategorie: B1 )

Groep 1: van 9 tot 18 kg

14

Dit zitje dient te worden geplaatst met de rug in de rijrichting met behulp van een ISOFIXbasis, die wordt bevestigd aan de ringen A .

De basis is voorzien van een in hoogte verstelbare steun die op de vloer van de auto rust.

Dit kinderzitje kan ook worden bevestigd met een veiligheidsgordel. In dat geval wordt het zitje zonder basis met de driepuntsgordel op de zitplaats van de auto bevestigd.

Dit zitje wordt uitsluitend met het gezicht in de rijrichting geplaatst.

Het wordt verankerd aan de ringen A en, met de bovenste riem, aan de ring , de TOP

TETHER.

Drie standen: rechtop, ruststand en ligstand.

Dit kinderzitje kan ook worden gebruikt op zitplaatsen die niet zijn voorzien van ISOFIXbevestigingspunten. In dat geval moet het zitje met de driepuntsveiligheidsgordel op de stoel van de auto worden bevestigd. Stel de voorstoel zo af dat de voeten van het kind de rugleuning niet kunnen raken.

Waarschuwing kans op aanrijding en

Active Safety Brake

Rijden

Werkingsvoorwaarden

Het systeem Waarschuwing kans op aanrijding werkt:

- bij een van een kentekenplaat voorzien voertuig dat in dezelfde rijrichting rijdt of staat,

- als de wagensnelheid minimaal 7 km/h is (de functie wordt uitgeschakeld als de snelheid daalt tot 5 km/h).

Het systeem Waarschuwing kans op aanrijding waarschuwt de bestuurder wanneer er een risico bestaat op een aanrijding met een voorligger of een voetganger op de rijstrook.

Het systeem Active Safety Brake treedt in werking wanneer de bestuurder, na de waarschuwing, niet snel genoeg reageert en niet remt.

Dit systeem helpt, zonder ingrijpen van de bestuurder, een aanrijding te voorkomen of de zwaarte van de aanrijding te beperken door de snelheid van de auto te verminderen.

Deze systemen maken gebruik van een radar in de voorbumper en een camera boven aan de voorruit.

Deze systeem zijn ontwikkeld om de veiligheid te verbeteren.

De bestuurder moet zelf altijd het verkeer in de gaten blijven houden en zich aan de verkeersregels houden.

Deze systemen zijn een hulpmiddel voor de bestuurder die desondanks waakzaam moet blijven.

Het systeem Active Safety Brake werkt:

- wanneer de wagensnelheid tussen 5 en

140 km/h ligt bij rijdende voertuigen,

- wanneer de wagensnelheid lager is dan

80 km/h bij stilstaande voertuigen,

- wanneer de wagensnelheid lager is dan

60 km/h bij een voetganger,

- indien de passagiers hun veiligheidsgordel hebben omgedaan,

- indien de auto niet snel accelereert,

- indien de auto geen scherpe bocht maakt,

6

15

16

Rijden

Het systeem Active Safety Brake werkt niet:

- als de voorbumper van de auto is beschadigd,

- binnen 10 seconden na de laatste keer dat het systeem in werking is getreden,

- bij een storing in het elektronische stabiliteitsprogramma.

Na een aanrijding wordt de functie automatisch uitgeschakeld. Neem contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Werkingslimieten

In de volgende gevallen is het raadzaam de functie uit te schakelen via het configuratiemenu van de auto:

- bij een schok op de voorruit ter hoogte van de detectiecamera,

- als de auto een aanhanger of caravan trekt,

- als lading op de imperiaal boven de voorruit uitsteekt (bijvoorbeeld een ladder),

- als de auto wordt gesleept bij draaiende motor,

- als het noodreservewiel (indien aanwezig) is gemonteerd,

- als de auto tijdens onderhoud in de werkplaats op een rollenbank wordt getest,

- als de auto in een automatische wasstraat wordt gewassen,

- als de remlichten niet werken.

Waarschuwing kans op aanrijding

Afhankelijk van de door het systeem gedetecteerde kans op een aanrijding en de geselecteerde stand voor de waarschuwing kunnen meerdere waarschuwingsniveaus worden geactiveerd en weergegeven op het instrumentenpaneel.

Deze informatie wordt tevens weergegeven op het head-up display.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het head-up display .

Niveau 1 : waarschuwing door middel van visuele signalen die aangeeft dat de afstand tot de voorligger zeer klein is.

Wanneer de auto de voorligger nadert, wordt een melding weergegeven om de bestuurder aan te sporen op te letten.

Dit waarschuwingsniveau is gebaseerd op de afstand in tijd tussen uw auto en de voorligger.

Rijden

Niveau 2 : waarschuwing door middel van visuele signalen en geluidssignalen die aangeeft dat een aanrijding dreigt.

Er wordt een melding weergegeven om de bestuurder aan te sporen te remmen.

Dit waarschuwingsniveau is gebaseerd op de tijd vóór de aanrijding. Daarbij wordt rekening gehouden met de beweging van de auto, de snelheid van uw auto en die van de voorligger, de weersomstandigheden, de rijomstandigheden (in een bocht, intrappen van pedalen enz.) zodat de waarschuwing op het meest geschikte moment wordt geactiveerd.

Als uw auto een voorligger te snel nadert, wordt het eerste waarschuwingsniveau mogelijk niet weergegeven: in dat geval wordt waarschuwingsniveau 2 direct weergegeven.

Bovendien wordt waarschuwingsniveau

1 nooit weergegeven als de stand

" Dichtb.

" is geselecteerd.

Slechte weersomstandigheden (zeer zware regenval, opgehoopte sneeuw voor de radar en de camera) kunnen de werking van het systeem verstoren.

In dat geval wordt een storingsmelding weergegeven. De functie is niet beschikbaar zolang deze melding wordt weergegeven.

Instellen van de stand voor de activering van de waarschuwing

De stand voor de activering van de waarschuwing is bepalend voor de manier waarop u wordt gewaarschuwd voor een rijdende of stilstaande voorligger, of een voetganger op uw rijstrook.

U kunt uit drie standen kiezen:

- " " om vroeg gewaarschuwd te worden

(voorzichtige rijstijl).

- " ".

- " " om later gewaarschuwd te worden.

Met autoradio

Open het menu " Persoonlijke instelling - configuratie " en activeer/deactiveer " Autom. noodremfunctie ".

Stel vervolgens het waarschuwingsniveau in.

Met touchscreen

Open het configuratiemenu van de auto en activeer/deactiveer " Waarschuwing kans op aanrijding en automatisch remmen ".

Stel vervolgens het waarschuwingsniveau in.

Druk op " Bevestigen " om de wijziging op te slaan.

6

17

18

Rijden

Active Safety Brake

Dit systeem, ook wel automatisch noodremsysteem genoemd, is bedoeld om de snelheid van de aanrijding te beperken of de frontale aanrijding met de voorligger te voorkomen (bij snelheden tussen 5 km/h en

140 km/h) wanneer de bestuurder niet ingrijpt.

Op basis van informatie van de radar en de camera activeert het systeem de remmen van de auto.

Als de radar en de camera de aanwezigheid van een voertuig of een voetganger hebben bevestigd, knippert dit verklikkerlampje als het systeem wordt geactiveerd.

Belangrijk : als het automatische noodremsysteem in werking treedt, moet u de controle over uw auto weer overnemen door met het rempedaal te en zo de automatische remactie aan te vullen en te voltooien.

De bestuurder kan op elk gewenst moment de controle over de auto weer overnemen door een ferme stuurbeweging te maken en/of het gaspedaal in te trappen.

Het activeren van het remmen kan worden aangepast aan het rijgedrag van de bestuurder, zoals bewegingen van het stuur of het intrappen of loslaten van het gaspedaal.

Als het automatische noodremsysteem niet is ingeschakeld, wordt u hiervoor gewaarschuwd door het permanent branden van dit verklikkerlampje in combinatie met een melding.

Als het systeem in werking is, kunnen er lichte trillingen voelbaar zijn in het rempedaal.

Als de auto volledig tot stilstand is gekomen, blijven de remmen automatisch 1 tot 2 seconden geactiveerd.

Bij auto's met een handgeschakelde versnellingsbak kan de motor afslaan als de auto door het automatische noodremsysteem tot stilstand wordt gebracht.

Bij auto's met een automatische transmissie begint de auto weer te rijden nadat hij door het automatische noodremsysteem tot stilstand is gebracht. Trap het rempedaal in als u dit wilt voorkomen.

Intelligente noodremassistentie

(AFUi)

Wanneer de bestuurder onvoldoende afremt om de aanrijding te voorkomen, zorgt het systeem voor voldoende remkracht.

Dit gebeurt alleen als de bestuurder zelf het rempedaal intrapt.

Rijden

Uitschakelen / inschakelen van de waarschuwing en het remmen

Standaard wordt de functie automatisch ingeschakeld als de motor wordt gestart.

De functie kan worden uit- of ingeschakeld via het configuratiemenu van de auto.

Met autoradio

Open het menu " Persoonlijke instelling - configuratie " en activeer/deactiveer " Autom. noodremfunctie ".

Met touchscreen

Open het configuratiemenu van de auto en activeer/deactiveer " Waarschuwing kans op aanrijding en automatisch remmen ".

Storing

In het geval van een storing wordt u gewaarschuwd door het branden van dit verklikkerlampje in combinatie met een geluidssignaal en een melding.

Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Onder de volgende omstandigheden werkt de camera mogelijk minder goed of helemaal niet:

- slecht zicht (slecht verlichte weg, sneeuwval of regen, mist, enz.),

- verblinding (verlichting van een tegenligger, laagstaande zon, reflectie op nat wegdek, uitrijden van een tunnel, sterke afwisseling van schaduw en licht, ...),

- als het gedeelte van de voorruit voor de camera vuil, dichtgevroren of beschadigd is of is bedekt met modder, sneeuw of een sticker.

Onder bepaalde weersomstandigheden van de werking van de in de voorbumper geplaatste radar verstoord raken, zoals bij opeenhoping van sneeuw, ijs, modder, enz.

Als een van de twee sensoren (camera of radar) is afgedekt of een beperkt bereik heeft terwijl de andere normaal werkt, blijft het systeem werken maar minder nauwkeurig dan normaal. U wordt hier niet over geïnformeerd door een melding of een verklikkerlampje.

Om storingen in de werking van de radar te voorkomen, mag de bumper niet worden gespoten.

6

Reinig het gedeelte van de voorruit voor de camera regelmatig.

Laat geen sneeuw op de motorkap of op het dak liggen, omdat de detectiecamera erdoor kan worden afgedekt.

Verwijder in dat geval de sneeuw, modder enz. van de voorbumper.

19

*16K0C.C070*

Néerlandais

16K0C.C070

Audio en telematica

CITROËN Connect Radio

Multimedia-autoradio - Applicaties - Bluetooth ® -telefoon

Inhoud

Basisfuncties 96

Stuurkolomschakelaars - Type 1 98

Stuurkolomschakelaars - Type 2 99

Menu's 100

Applicaties 102

Radio Media 106

Telefoon 118

Instellingen 132

Veelgestelde vragen 143

De beschreven functies en instellingen verschillen afhankelijk van de uitvoering en de configuratie van uw auto.

Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die zijn volledige aandacht vragen, zoals het koppelen van een Bluetooth-telefoon aan het Bluetooth-handsfree systeem van de autoradio, uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto en aangezet contact.

Dit systeem is zodanig gecodeerd dat het uitsluitend in uw auto functioneert.

De overgang naar de waakfase wordt aangekondigd door de melding

Eco-mode .

Hieronder vindt u de link naar de OSS

(Open Source Software)-broncodes voor het systeem.

http://www.psa-peugeot-citroen.com/ oss

.

95

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

Audio en telematica

Basisfuncties

Als bij draaiende motor op de toets wordt gedrukt, wordt het geluid onderbroken.

Als bij afgezet contact op de toets wordt gedrukt, wordt het systeem ingeschakeld.

Regeling van het geluidsvolume.

Gebruik de toetsen aan weerszijden van of onder het touchscreen om de menu's te openen en druk vervolgens op de op het touchscreen weergegeven toetsen. Alle aanraakfuncties op het touchscreen zijn wit.

Druk op het gearceerde gedeelte om terug te gaan naar één niveau hoger of om te bevestigen.

Druk op de pijl Terug om terug te gaan naar

één niveau hoger of om te bevestigen.

Het touchscreen is van het "capacitieve" type.

Voor het schoonmaken van het scherm is het raadzaam gebruik te maken van een niet schurende zachte doek (bijvoorbeeld een brillendoekje), zonder schoonmaakmiddel.

Raak het scherm niet aan met scherpe voorwerpen.

Raak het scherm niet aan met natte handen.

96

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

Audio en telematica

Bepaalde informatie wordt permanent weergegeven in de bovenste balk van het touchscreen:

- Informatie over de airconditioning, en rechtstreekse toegang tot het desbetreffende menu.

- Informatie over de menu's Radio Media en

Telefoon.

- Toegang tot de Instellingen van het touchscreen en het digitale instrumentenpaneel.

Selecteren van de geluidsbron (volgens uitvoering):

- Radio "FM"/"DAB"*/"AM"*.

- Telefoon aangesloten via Bluetooth* en via multimedia-streaming*.

- CD-speler.

- "USB"-stick.

- Mediaspeler aangesloten via de AUXaansluiting (jack, kabel niet meegeleverd).

Via het menu "Instellingen" kunt u een profiel voor één persoon of voor een groep personen met gemeenschappelijke instellingen aanmaken, waarbij vele instellingen mogelijk zijn (voorkeuzezenders radio, audio-instellingen, sferen enz.).

De instellingen worden automatisch aangepast.

Bij zeer hoge temperaturen kan het geluidsvolume worden beperkt om het systeem te beschermen. Het systeem kan gedurende ten minste

5 minuten stand-by (scherm en geluid uitgeschakeld) worden gezet.

Zodra de temperatuur in het interieur is gezakt, zal de oorspronkelijke instelling weer worden gebruikt.

* Volgens uitrusting.

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

.

97

Audio en telematica

Stuurkolomschakelaars - Type 1

Radio:

Selecteren van de vorige/volgende voorkeuzezender.

Selecteren van het vorige/volgende item van een menu of een lijst.

Media:

Selecteren van de vorige/volgende track

Selecteren van het vorige/volgende item van een menu of een lijst.

Radio:

Kort indrukken: weergave van de zenderlijst.

Lang indrukken: bijwerken van de lijst.

Media:

Kort indrukken: weergave van de tracklist.

Lang indrukken: weergave van de beschikbare sorteeropties.

Veranderen van geluidsbron (Radio;

USB; AUX, als een apparaat is aangesloten; CD; Streaming).

Bevestigen van een selectie.

Verhogen van het geluidsvolume.

Verlagen van het geluidsvolume.

Geluid onderbreken/weer inschakelen door het gelijktijdig indrukken van de volumetoetsen.

98

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

Audio en telematica

Stuurkolomschakelaars - Type 2

Verhogen van het geluidsvolume.

Gesproken commando's :

Kort indrukken: gesproken commando's van de smartphone via het systeem.

Verlagen van het geluidsvolume.

Geluid onderbreken/herstellen.

Of

Geluid onderbreken door tegelijkertijd op de toetsen voor het verhogen en het verlagen van het geluidsvolume te drukken.

Geluid herstellen door op een van de toetsen van het geluidsvolume te drukken.

Media (kort indrukken): veranderen van multimediabron.

Telefoon (kort indrukken): gesprek aannemen.

Tijdens telefoongesprek (kort indrukken): toegang tot het telefoonmenu.

Telefoon (ingedrukt houden): inkomend gesprek weigeren, gesprek beëindigen; als de telefoon niet wordt gebruikt: toegang tot het menu

Telefoon.

Radio (draaien): vorige/volgende opgeslagen zender.

Media (draaien): vorige/volgende track, scrollen door lijsten.

Kort indrukken : bevestigen van een selectie. Indien niets geselecteerd: toegang tot de geheugens.

Radio : weergeven van de zenderlijst.

Media : weergeven van de track list.

Radio (ingedrukt houden): bijwerken van de zenderlijst.

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

.

99

Audio en telematica

Menu's

Afhankelijk van de uitvoering

Airconditioning Applicaties Radio Media

18,5

Instellen van de temperatuur en de aanjagersnelheid.

Navigatie

21,5

Toegang tot de te configureren apparaten.

Selecteren van een audiobron of een radiozender.

Configureren van de navigatie en kiezen van de bestemming via MirrorLink TM of CarPlay ® .

100

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

Rijden

Audio en telematica

Telefoon Instellingen

Via Bluetooth ® verbinden van een telefoon.

Gebruiken van bepaalde apps van de smartphone met internetverbinding, via

MirrorLink TM of CarPlay ® .

Configureren van een persoonlijk profiel en/ of configureren van het geluid (balans, sfeer enz.) en de weergave (taal, eenheden, datum, tijd enz.).

Activeren, deactiveren en configureren van bepaalde functies van de auto.

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

.

101

Audio en telematica

Applicaties

Afhankelijk van de uitvoering/uitrusting

Niveau 1 Niveau 2

1

102

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

4 5 6

Niveau 3

2 3

Niveau 1

Connect-App

Programmering

2

3

Niveau 2

Status

Overige instellingen

Connect-App

Boordcomputer

4 Actueel

5 Traject 1

6 Traject 2

Niveau 3

Audio en telematica

Aanwijzingen

De programmeringen activeren/deactiveren.

De vooraf bepaalde instellingen configureren.

De parameters opslaan.

De instellingen bevestigen.

Systeem dat informatie geeft over de actuele rit

(actieradius, brandstofverbruik enz.).

Connect-App

Beheer foto's

1

Connect-App

OPTIES

Fotogalerij

Bluetooth-verbinding

Beheer foto's

Zoeken

Verwijderen

Terug naar de pagina Connect-App.

De fotogalerij openen.

Eén niveau omhoog gaan.

Zoeken naar een aan te sluiten extern apparaat.

Een of meer externe apparaten verwijderen.

.

103

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

Audio en telematica

Weergeven van foto's

Plaats een USB-stick in de USB-aansluiting.

Gebruik geen USB-verdeelstekker om beschadiging van het systeem te voorkomen.

Het systeem kan overweg met mappen en kan fotobestanden in de formaten.tiff,.gif,.jpg/jpeg,.

bmp en .png weergeven.

Druk op Connect-App om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op " Beheer foto's ".

Selecteer een map.

Selecteer een afbeelding om hem weer te geven.

Druk op deze toets om informatie over de foto weer te geven.

Druk op de pijl Terug om terug te gaan naar één niveau hoger.

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

.

105

Audio en telematica

Radio Media

Afhankelijk van de uitvoering

Niveau 1 Niveau 2

1 2 3 4 5

106

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

Niveau 1

1

RAD MEDIA

BRONNEN

2

3

4

RAD MEDIA

Frequentie

RAD MEDIA

Lijst

RAD MEDIA

Favorieten

5

RAD MEDIA

OPTIES

RAD MEDIA

87,5 MHz

Radio

Bluetooth

CD

AUX

USB iPod

FM/DAB/AM

Favorieten

Niveau 2

FM-band /DAB-band/AM-band

Audio-instellingen

INFO

TA

RDS

FM-DAB

Audio en telematica

Aanwijzingen

Een andere geluidsbron selecteren.

Informatie over de radiozender waarnaar wordt geluisterd weergeven.

De lijst bijwerken afhankelijk van de ontvangst.

Kort indrukken om de zender op te slaan.

Een opgeslagen zender selecteren of een zender opslaan.

Op de toets van de frequentieband drukken om deze te selecteren.

De audio-instellingen configureren.

De opties activeren of deactiveren.

Een frequentie van de frequentieband FM en AM invoeren op het virtuele toetsenbord.

.

107

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

Audio en telematica

Niveau 1

1

Niveau 2

108

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

2 3 4 5

5

5

Niveau 3

Niveau 1

1

Rad Media

BRONNEN

Radio

2 Live

Niveau 2

3

4

Lijst

Favorieten

5 OPTIES

1

1

Rad Media

BRONNEN

Bluetooth

Rad Media

BRONNEN

CD

5

OPTIES

5 OPTIES

Niveau 3

FM-band/DAB-band/

AM-band

Audio-instellingen

INFO

TA

RDS

FM-DAB

Audio en telematica

Aanwijzingen

De radiozender waarnaar wordt geluisterd weergeven.

De lijst van ontvangen zenders weergeven.

Een opgeslagen zender selecteren of een zender opslaan.

Op de toets van de frequentieband drukken om de frequentieband te selecteren.

De audio-instellingen configureren.

De opties activeren of deactiveren.

Audio-instellingen De audio-instellingen configureren.

Audio-instellingen

Informatie over de muziek waarnaar wordt geluisterd weergeven.

De audio-instellingen configureren.

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

.

109

Audio en telematica

Niveau 1

1

Niveau 2

5

110

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

6 7 8 5

Niveau 3

1

Niveau 1

Rad Media

BRONNEN

AUX

1

Rad Media

BRONNEN

USB

Niveau 2

5 OPTIES

6 Play

7

8

Huidige lijst

Bibliotheek

5 OPTIES

Niveau 3

Audio-instellingen

Audio en telematica

Aanwijzingen

De audio-instellingen configureren.

Audio-instellingen

Informatie over de muziek waarnaar wordt geluisterd weergeven.

De actuele selectie weergeven.

De muziekbibliotheek weergeven.

De audio-instellingen configureren.

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

.

111

Audio en telematica

Radio

Selecteren van een zender

Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven.

Of

Of

Druk op een van de toetsen om automatisch te zoeken naar een radiozender met een hogere of lagere frequentie.

Verplaats de cursor om handmatig naar een radiozender met een hogere of lagere frequentie te zoeken.

Druk op de frequentie.

Voer de waarden van de FM- en AMband in met het virtuele toetsenbord.

Druk op " OK " om te bevestigen.

De radio-ontvangst kan worden verstoord door het gebruik van elektrische apparatuur die niet door het merk is goedgekeurd, zoals een op de

12V-aansluiting aangesloten lader met

USB-aansluiting.

De omgeving waarin u rijdt (bergen, hoge gebouwen, bruggen, tunnels enz.) kan leiden tot een slechte ontvangst, ook als de RDS-functie is ingeschakeld. Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de radio.

Veranderen van frequentieband

Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven.

5 Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina te openen.

Druk op " Band " om de frequentieband te wijzigen.

Druk op het gearceerde gedeelte om te bevestigen.

Een zender opslaan

Selecteer een zender of een frequentie.

Druk kort op de lege ster. Als de ster is gevuld, is de radiozender al opgeslagen.

Of

Selecteer een zender of een frequentie.

Druk op " Favorieten ".

4

Houd de toets waaronder u de zender wilt opslaan lang ingedrukt.

112

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

Audio en telematica

RDS inschakelen en uitschakelen

Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven.

5 Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.

Schakel " RDS " in of uit.

Druk op het gearceerde gedeelte om te bevestigen.

Als de RDS-functie is ingeschakeld, zoekt de radio steeds naar de sterkste frequentie van een zender, zodat u ernaar kunt blijven luisteren zonder dat u zelf de frequentie hoeft te wijzigen.

Sommige RDS-zenders zijn echter niet in het hele land te ontvangen, omdat de frequenties van de zender niet het hele land dekken. Dit verklaart dat de zender tijdens het rijden kan wegvallen.

Tekstberichten weergeven

Met de functie "Radiotekst" worden door de radiozender meegestuurde tekstberichten weergegeven die betrekking hebben op het radiostation of de muziek waarnaar geluisterd wordt.

Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven.

5 Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.

Schakel " INFO " in/uit.

Druk op het gearceerde gedeelte om te bevestigen.

TA-berichten beluisteren

De functie TA (Traffic Announcement) geeft voorrang aan het luisteren naar

TA-verkeersinformatieberichten. Om te worden geactiveerd moet deze functie een radiozender die deze berichten uitzendt, goed kunnen ontvangen. Zodra een verkeersinformatiebericht wordt uitgezonden, wordt de geluidsbron die op dat moment wordt weergegeven automatisch onderbroken voor de weergave van het TA-verkeersinformatiebericht. Zodra dit bericht is afgelopen, wordt de weergave van de oorspronkelijke geluidsbron hervat.

Druk op Rad Media om de hoofdpagina weer te geven.

5 Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina te openen.

Schakel " TA " in/uit.

Druk op het gearceerde gedeelte om te bevestigen.

.

113

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

Audio en telematica

Audio-instellingen

Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven.

5 Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina te openen.

Druk op " Audio-instellingen ".

Selecteer het tabblad " Klank ",

" Verdeling ", " Geluid " of

" Beltonen " om de audioinstellingen te configureren.

Druk op de pijl Terug om te bevestigen.

In het tabblad " Klank " zijn de audioinstellingen ( Sfeer ), en Bass , Medium en Treble voor elke geluidsbron verschillend en apart in te stellen.

In het tabblad " Verdeling " zijn de instellingen Alle passagiers ,

Bestuurder en Alleen vóór voor alle geluidsbronnen gelijk.

Schakel in het tabblad " Geluid "

" Snelheidsafhankelijke volumeregeling ", " Extra ingang " en

" Geluiden touchscreen " in of uit.

De verdeling van het geluid (of de ruimtelijke verdeling dankzij het Arkamys © systeem) in de auto is belangrijk voor de kwaliteit van de weergave en biedt de mogelijkheid de weergave af te stemmen op het aantal inzittenden.

Audio-installatie: Sound Staging van Arkamys © optimaliseert de geluidsverdeling in het interieur.

114

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

Audio en telematica

DAB-radio (Digital Audio Broadcasting)

Digitale radio Volgsysteem FM-DAB

Digitale radio zorgt voor een betere geluidskwaliteit.

Via "multiplex/bundel" hebt u de keuze uit een aantal radiozenders die in alfabetische volgorde zijn gerangschikt.

"DAB" is niet overal beschikbaar.

Als het digitale signaal niet goed is, kunt u met "FM-DAB" dezelfde zender blijven beluisteren doordat het systeem automatisch overschakelt op de desbetreffende analoge "FM"-zender

(indien beschikbaar).

5

Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina te openen.

Druk op " Band " en selecteer

" DAB-band ".

Druk op het gearceerde gedeelte om te bevestigen.

5

Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.

Schakel " FM-DAB " in of uit.

Druk op het gearceerde gedeelte om te bevestigen.

Als "FM-DAB" is geactiveerd, kan er sprake zijn van een verschil van enkele seconden als het systeem overschakelt op de analoge "FM"-zender en kan het geluidsvolume veranderen.

Als het digitale signaal weer goed is, schakelt het systeem automatisch weer over op "DAB".

Als de " DAB"-zender waarnaar wordt geluisterd niet beschikbaar is als "FM"-zender of als "FM-DAB" niet is geactiveerd, wordt het geluid onderbroken als het digitale signaal te zwak wordt.

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

.

115

Audio en telematica

Media

USB-aansluiting

Steek de USB-stick in de USB-aansluiting of sluit het USB-apparaat via een kabel (niet meegeleverd) op de USB-aansluiting aan.

Gebruik geen USB-verdeelstekker om beschadiging van het systeem te voorkomen.

Het systeem maakt gebruik van afspeellijsten

(in het tijdelijke geheugen). Het maken van deze lijsten kan enkele seconden of soms enkele minuten duren nadat het apparaat voor de eerste keer is aangesloten.

Het verwijderen van alle andere dan muziekbestanden en het verminderen van het aantal afspeellijsten zal het aanmaken van deze afspeellijsten versnellen.

De afspeellijsten worden iedere keer na het opnieuw aanzetten van het contact of het aansluiten van een USB-stick vernieuwd. De lijsten worden in het geheugen opgeslagen: als de lijsten niet zijn gewijzigd, is de laadtijd korter.

AUX-aansluiting

Deze geluidsbron is uitsluitend beschikbaar als de "Extra ingang" is aangevinkt in de audioinstellingen.

Sluit het externe apparaat (MP3-speler enz.) met een audiokabel (niet meegeleverd) aan op de Jack-aansluiting.

Stel eerst het volume van het externe apparaat in (luid). Regel daarna het volume van de autoradio.

De bediening gebeurt via het externe apparaat.

Geluidsbron kiezen

Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven.

1 Druk op de toets " BRONNEN ".

Selecteer de geluidsbron.

Streaming via Bluetooth ®

Streaming biedt de mogelijkheid om naar door de smartphone verzonden audiostreams te luisteren.

Zorg dat het Bluetooth-profiel is geactiveerd en stel eerst het volume van het externe apparaat in (op een hoog volume).

Stel vervolgens het volume van het systeem in.

Als de weergave niet automatisch begint, kan het zijn dat u de audioweergave moet starten via de smartphone.

Het bedienen is mogelijk via de randapparatuur of met de aanraaktoetsen van het systeem.

Als de Streaming eenmaal is gestart, wordt uw smartphone als een geluidsbron beschouwd.

116

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

Audio en telematica

Apple ® -speler aansluiten

Sluit een Apple ® -speler met behulp van een geschikte kabel (niet meegeleverd) aan op de

USB-aansluiting.

Het afspelen begint automatisch.

De bediening gebeurt via de audio-installatie in de auto.

De beschikbare indeling is die van het aangesloten apparaat (artiesten

/ albums / genres / playlists / audiobooks / podcasts). U kunt ook een gestructureerde indeling in bibliotheekvorm gebruiken.

De standaardindeling is de indeling per artiest. Om dit te veranderen moet u terug naar het eerste niveau in de structuur om vervolgens een andere indeling te selecteren (bijvoorbeeld playlists). Bevestig uw keuze voordat u in de structuur weer afzakt naar de gewenste track.

De softwareversie van de autoradio kan incompatibel zijn met de generatie van uw

Apple ® -speler.

Informatie en adviezen

Het systeem is geschikt voor externe

USB-geluidsdragers, BlackBerry's ® of apparatuur van Apple ® die op de

USB-aansluitingen kunnen worden aangesloten (kabel niet meegeleverd).

U kunt deze apparatuur bedienen via de audio-installatie van de auto.

Andere randapparatuur, die bij het aansluiten niet door het systeem wordt herkend, moet met een kabel (niet meegeleverd) op de jack-plug worden aangesloten of via Bluetooth streaming worden gekoppeld (indien compatibel).

Gebruik geen USB-verdeelstekker om beschadiging van het systeem te voorkomen.

De autoradio speelt bestanden met de extensie

.wav, .wma, .aac,.flac,.ogg en .mp3 met een bitrate van 32 kbps tot 320 kbps af.

Ook bestanden met een VBR (Variable Bit

Rate) kunnen worden afgespeeld.

Geluidsbestanden met een andere extensie

(.mp4, ...) kunnen niet worden afgespeeld.

Bestanden met de extensie ".wma" moeten van het type WMA 9 Standaard zijn.

De bemonsteringsfrequenties (sampling rates) zijn 11, 22, 44 en 48 kHz.

Gebruik voor bestandsnamen maximaal

20 karakters en vermijd speciale tekens (bijv.:

" " ?. ; ù) om problemen met het afspelen of de weergave te voorkomen.

Gebruik uitsluitend USB-sticks met de bestandsindeling FAT32 (File Allocation Table).

Gebruik bij voorkeur de originele USBkabels van het externe apparaat.

Om een gebrande CDR of CDRW te kunnen afspelen moet bij het branden bij voorkeur de standaard ISO 9660 niveau 1, 2 of Joliet zijn geselecteerd.

Als de disc met een andere standaard is gebrand, kan deze mogelijk niet correct worden afgespeeld.

Gebruik bij één disc altijd dezelfde standaard voor het branden en selecteer bij het branden altijd de laagste snelheid (maximaal 4x) voor een optimale geluidskwaliteit.

Gebruik bij een multisessie-CD altijd de standaard Joliet.

.

117

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

Audio en telematica

Telefoon

Afhankelijk van de uitvoering

Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3

1 2 3 4 5

1 2 3 4 5

118

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

1 2 3 4 5

Niveau 1

1

Telefoon

Bluetooth zoeken

TEL

2

Telefoon

Bluetooth zoeken

Toetsenbord

3

Telefoon

Bluetooth zoeken

Gesprekkenlijst

4

Telefoon

Bluetooth zoeken

Contacten

Niveau 2

Bluetooth-verbinding

MirrorLink

CarPlay

Alle

Verzonden

Gemist

Ontvangen

Zoeken

Telefoon

Niveau 3

Zoeken

Verwijderen

Bevestigen

Audio en telematica

Aanwijzingen

Naar een aan te sluiten extern apparaat zoeken.

Een of meer externe apparaten verwijderen.

Toegang tot de functie MirrorLink.

Toegang tot de functie CarPlay.

Een telefoonnummer invoeren.

De gesprekken bekijken afhankelijk van de keuze voor de presentatie.

Een contact selecteren om te bellen.

Een contact zoeken in het telefoonboek.

Uitgebreide informatie over het contact bekijken.

.

119

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

Audio en telematica

Niveau 1

5

Niveau 2

120

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

5

5

5

Niveau 1

Telefoon

OPTIES

In wachtstand

(Auto)

Telefoon

OPTIES

Contacten sorteren op achternaam

Contacten sorteren op voornaam

Telefoon

OPTIES

Volume beltoon

ON - OFF

Niveau 2

Audio en telematica

Aanwijzingen

Het automatisch in de wachtstand zetten van het actuele gesprek activeren of deactiveren.

De contacten sorteren op achternaam-voornaam of voornaam-achternaam.

Het volume van de beltoon instellen.

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

.

121

Audio en telematica

MirrorLink TM -verbinding voor smartphones

122

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

1

Audio en telematica

Om veiligheidsredenen is het gebruik van een smartphone tijdens het rijden verboden. Het gebruik van de smartphone vraagt namelijk veel aandacht van de bestuurder.

De handelingen moeten dan ook bij stilstaande auto worden uitgevoerd.

Door de smartphone met het systeem te synchroniseren kunnen apps van de smartphone op het scherm van de auto worden weergegeven. Deze apps moeten compatibel zijn met de

MirrorLink TM -technologie.

Werkingsprincipes en normen zijn permanent aan verandering onderhevig.

Om te zorgen voor een optimale communicatie tussen de smartphone en het systeem moet de smartphone in ieder geval worden ontgrendeld.

Houd het besturingssysteem van uw smartphone en de datum en tijd op zowel de smartphone als het systeem up to date.

Ga naar de landelijke internetsite van het merk van uw auto om te zien welke smartphones compatibel zijn.

Om veiligheidsredenen zijn bepaalde apps alleen te gebruiken als de auto stilstaat. Zodra de auto gaat rijden, wordt de weergave ervan onderbroken.

De functie "MirrorLink TM " werkt alleen in combinatie met een compatibele smartphone en compatibele apps.

Tijdens het aansluiten van de smartphone op het systeem is het raadzaam de Bluetooth ® -functie van de smartphone te activeren

Via Bluetooth ® verbonden telefoon

1

Druk op " Telefoon " op het scherm van het systeem om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op de toets " TEL " om de secundaire pagina te openen.

Druk op " MirrorLink TM " om de functie in het systeem te activeren.

Niet via Bluetooth ® telefoon

verbonden

Sluit de USB-kabel aan. De smartphone bevindt zich in de laadmodus als hij via de USB-kabel is verbonden.

Druk op " Telefoon " op het scherm van het systeem om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op " MirrorLink TM " om de functie in het systeem te activeren.

Bij bepaalde smartphones is het noodzakelijk om de functie " MirrorLink TM " te activeren.

Tijdens de procedure worden verschillende schermen weergegeven waarin u wordt gevraagd de koppeling met bepaalde functionaliteiten te accepteren.

Accepteer deze om de verbinding tot stand te brengen en te voltooien.

Nadat de verbinding tot stand is gebracht, wordt een scherm weergegeven met daarop de eerder op uw smartphone gedownloade apps die compatibel zijn met de MirrorLink TM

-technologie.

Tijdens de MirrorLink TM -weergave blijft het selecteren van de audiobron mogelijk via de schermtoetsen in de bovenste balk van het scherm.

De menu's van het systeem kunnen op elk moment worden geopend via de menutoetsen.

Afhankelijk van de kwaliteit van het netwerk kan het even duren voordat de apps beschikbaar zijn.

.

123

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

Audio en telematica

Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3

124

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

Niveau 1 Niveau 2

Telefoon

MirrorLink TM

Niveau 3

Audio en telematica

Aanwijzingen

Weergeven van of terugkeren naar de eerder op uw smartphone gedownloade apps die compatibel zijn met de MirrorLink TM -technologie.

Een menulijst weergeven afhankelijk van de eerder geselecteerde app.

"Back": huidige bewerking annuleren, omhooggaan in de menustructuur.

"Home": weergeven of terugkeren naar de pagina

"Modus auto" van de smartphone.

De hoofdpagina van het menu "Telefoon" weergeven.

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

.

125

Audio en telematica

CarPlay ® -verbinding voor smartphones

126

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

Audio en telematica

Om veiligheidsredenen is het gebruik van een smartphone tijdens het rijden verboden. Het gebruik van de smartphone vraagt namelijk veel aandacht van de bestuurder.

De handelingen moeten dan ook bij stilstaande auto worden uitgevoerd.

Door de smartphone met het systeem te synchroniseren kunnen apps van de smartphone op het scherm van de auto worden weergegeven. Deze apps moeten compatibel zijn met de CarPlay ® technologie en op de smartphone moet de functie CarPlay ® zijn geactiveerd.

Werkingsprincipes en normen zijn permanent aan verandering onderhevig.

Houd daarom het besturingssysteem van uw smartphone up-to-date.

Ga naar de landelijke internetsite van het merk van uw auto om te zien welke smartphones compatibel zijn.

Of

Sluit de USB-kabel aan. De smartphone bevindt zich in de laadmodus als hij via de USB-kabel is verbonden.

Druk op Telefoon op het scherm van het systeem om de CarPlay ® interface weer te geven.

Als de smartphone al via Bluetooth ® is verbonden.

1

Sluit de USB-kabel aan. De smartphone bevindt zich in de laadmodus als hij via de USB-kabel is verbonden.

Druk op Telefoon op het scherm van het systeem om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op de toets " TEL " om de secundaire pagina te openen.

Druk op " CarPlay " om de CarPlay ® interface weer te geven.

-

Bij het aansluiten van de USB-kabel verbreekt de CarPlay ® -functie de

Bluetooth ® -verbinding van het systeem.

U kunt op elk gewenst moment de navigatie via CarPlay ® starten door te drukken op de toets Navigatie van het systeem.

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

.

127

Audio en telematica

Bluetooth ® -telefoon koppelen

Het koppelen van de Bluetooth-telefoon aan de Bluetooth handsfree set van uw autoradio mag om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling de volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd als de auto stilstaat en bij aangezet contact.

Procedure via de telefoon

Selecteer de naam van het systeem in de lijst van gedetecteerde apparaten.

Accepteer op het systeem het verzoek om een verbinding met de telefoon te maken.

Activeer de Bluetooth-functie van uw telefoon en stel deze zo in dat de telefoon

"zichtbaar" is voor alle apparaten in de buurt (instelling van de telefoon).

Voltooien van het koppelen, ongeacht of dit vanaf de telefoon of het systeem wordt gedaan: controleer of de door het telefoon en het systeem weergegeven code identiek zijn en bevestig de code zowel op de telefoon als op het systeem.

Procedure via het systeem

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op " Bluetooth zoeken ".

Er verschijnt een overzicht van de waargenomen telefoon(s).

Selecteer in het overzicht de naam van de telefoon die u wilt gebruiken.

Als dit niet is gelukt, wordt geadviseerd de

Bluetooth-functie van uw telefoon even uit te zetten en opnieuw te activeren.

Afhankelijk van het type telefoon wordt u gevraagd om de overdracht van uw contacten en berichten te accepteren.

128

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

Audio en telematica

Automatisch opnieuw verbinding maken

Wanneer u terugkomt in uw auto met de telefoon waarmee het laatst verbinding is gemaakt, wordt deze automatisch herkend en wordt er binnen ongeveer 30 seconden na het aanzetten van het contact automatisch verbinding gemaakt met te telefoon

(indien Bluetooth is ingeschakeld).

Wijzigen van het verbindingsprofiel:

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

1 Druk op de toets " TEL " om de secundaire pagina weer te geven.

Druk op " Bluetooth-verbinding " om het overzicht van gekoppelde apparaten weer te geven.

Druk op de toets "details" van een gekoppeld apparaat.

Het systeem biedt de keuze uit

3 verbindingsprofielen voor de telefoon:

- " " (handsfree set, uitsluitend telefoon),

- " " (streaming: draadloos afspelen van audiobestanden van de telefoon),

- " ".

Selecteer één of meer profielen.

Druk op " OK " om te bevestigen.

De mogelijkheid om slechts één verbindingsprofiel te selecteren is afhankelijk van het type telefoon.

Als dit niet mogelijk is, worden standaard alle drie de verbindingsprofielen geselecteerd.

De beschikbare diensten zijn afhankelijk van het netwerk, de simkaart en de compatibiliteit van de gebruikte Bluetooth-apparaten.

Controleer in de handleiding van uw telefoon en in de informatie van uw provider over welke diensten u beschikt.

Profielen die compatibel zijn met het systeem: HFP, OPP, PBAP, A2DP,

AVRCP, MAP en PAN.

Kijk op de website van het merk voor meer informatie (compatibiliteit, aanvullende instructies, enz.).

.

129

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

Audio en telematica

Beheer van telefoonverbindingen

Met behulp van deze functie kan randapparatuur worden gekoppeld of losgekoppeld en kan randapparatuur uit de lijst van gelinkte randapparatuur worden verwijderd.

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

1 Druk op de toets " TEL " om de secundaire pagina weer te geven.

Druk op " Bluetooth-verbinding " om de lijst van gekoppelde apparatuur weer te geven.

Druk in deze lijst op de naam van een telefoon om deze telefoon los te koppelen.

Druk er nogmaals op om de telefoon weer te koppelen.

Verwijderen van een telefoon

Druk op de prullenbak rechts boven op het scherm om een prullenbak naast de geselecteerde telefoon weer te geven.

Druk op de prullenbak naast de geselecteerde telefoon om deze telefoon te verwijderen.

En

Of

130

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

Een gesprek aannemen

Als u gebeld wordt, klinkt een beltoon en verschijnt een pop-upvenster op het scherm.

Druk kort op de toets TEL op het stuur om het gesprek aan te nemen.

Bellen

Gebruik de telefoon bij voorkeur niet onder het rijden.

Parkeer de auto.

Gebruik de toetsen op het stuurwiel om te bellen.

Houd de toets

TEL op het stuurwiel langer ingedrukt om het gesprek te weigeren

Een nieuw nummer bellen

Druk op " Telefoon " om de hoofdpagina weer te geven.

Voer het nummer in via het digitale toetsenbord.

Druk op " Ophangen ".

Druk op " Bellen " om het nummer te bellen.

Audio en telematica

Een contact bellen

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

Of houd de toets

TEL op het stuurwiel enige tijd ingedrukt.

Druk op " Contacten ".

4

Selecteer het gewenste contact in de weergegeven lijst.

Druk op " Bellen ".

Laatste nummers bellen

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

Of

Houd de toets op het stuurwiel enige tijd ingedrukt.

Instellen van de beltoon

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

5 Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina te openen.

Druk op " Volume beltoon " om het staafdiagram van het volume weer te geven.

Druk op de pijlen of verplaats de cursor om het volume van de beltoon in te stellen.

Druk op " Gesprekkenlijst ".

3

Selecteer het contact in de weergegeven lijst.

U kunt altijd rechtstreeks met uw telefoon bellen. Zet in dat geval de auto uit veiligheidsoverwegingen stil.

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

.

131

Audio en telematica

Instellingen

Afhankelijk van de uitvoering/uitrusting

Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3

132

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

1 2 3 4

Niveau 1

Instellingen

Lichtsterkte

Instellingen

Profielen

Niveau 2

Equalizer

1 Profiel 1

2

3

Profiel 2

Profiel 3

4 Gemeensch.prof.

Naam

Profiel resetten

Profiel geactiveerd

Instellingen

Dark

Niveau 3

Audio en telematica

Aanwijzingen

De cursor verplaatsen om de lichtsterkte van het scherm en/of het instrumentenpaneel in te stellen.

Een profiel kiezen.

Wijzig de naam van het profiel

De profielen configureren.

Ja/Nee

Het geselecteerde profiel activeren/deactiveren.

De instellingen opslaan.

Functie waarmee de verlichting van het scherm kan worden uitgeschakeld.

Door op het scherm te drukken wordt de verlichting ervan weer ingeschakeld.

.

133

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

Audio en telematica

Afhankelijk van de uitrusting

Niveau 1 Niveau 2

134

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

Niveau 1

Instellingen

Configuratie

Systeemconfiguratie

Niveau 2

Ambiance

Taal

Schermconfig.

Personalisatie

Datum en tijd

Audio en telematica

Aanwijzingen

Bepaalde parameters van het systeem configureren.

Een in het systeem geïntegreerde schermambiance kiezen.

De taal van de weergave op het scherm en/of het instrumentenpaneel kiezen.

Het scherm en/of het instrumentenpaneel configureren.

Het instrumentenpaneel configureren voor een gepersonaliseerde weergave.

De datum en tijd instellen en het formaat van de weergave kiezen.

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

.

135

Audio en telematica

Niveau 1 Niveau 2

5 6 7

Niveau 3

136

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

8 9 10 11

Niveau 1 Niveau 2

5 Eenheden

Instellingen

Configuratie

Systeemconfiguratie

6 Fabrieksparameters

7 Systeeminfo

Instellingen

Configuratie

Ambiance

Instellingen

Configuratie

Taal

8

9

10

11

Alle

Europa

Azië

Amerika

Niveau 3

Afstand en verbruik

Temperaturen

Resetten

Raadplegen

Audio en telematica

Aanwijzingen

De weergegeven eenheden voor de afstand, het brandstofverbruik en de temperatuur configureren.

De fabrieksinstellingen terugzetten.

De versie van de verschillende in het systeem geïnstalleerde modules bekijken.

De parameters opslaan.

Een in het systeem geïntegreerde schermambiance kiezen.

De keuze bevestigen en van ambiance veranderen.

De taal van de weegave op het scherm en/of het instrumentenpaneel kiezen.

De parameter opslaan.

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

.

137

Audio en telematica

Niveau 1 Niveau 2

12 13

Niveau 3

14 15

138

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

14 15

Niveau 1

12

Niveau 2

Lichtsterkte

Instellingen

Configuratie

Schermconfig.

13 Animatie

Instellingen

Configuratie

Programmering

Personalisatie

Bevestigen

Instellingen

Configuratie

Datum en tijd

14 Tijd

15 Datum

Niveau 3

Audio en telematica

Aanwijzingen

De lichtsterkte van het scherm kiezen.

Automatische tekstweergave

Overgangen met animaties

De parameters activeren of deactiveren.

Tijd

Tijdzone

AM

12h

GPS-synchronisatie

Datum

Instelling datum

De parameters opslaan.

De op het scherm weer te geven informatie kiezen en selecteren.

De keuzes bevestigen.

De tijd instellen.

De tijdzone bepalen.

Het formaat van de weergave kiezen.

De synchronisatie met de satellieten activeren of deactiveren.

De instellingen opslaan.

De datum bepalen en het formaat van de weergave kiezen.

De instellingen opslaan.

.

139

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

Audio en telematica

Configuratie van de profielen

Het configureren van de profielen mag, om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd bij stilstaande auto .

Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op " Profielen ".

1 Selecteer " Profiel 1 ", " Profiel 2 ",

" Profiel 3 " of " Gemeensch.prof.

".

Druk op deze toets om een profielnaam in te voeren met het virtuele toetsenbord.

Druk op " OK " om op te slaan.

Druk op de pijl Terug om te bevestigen.

140

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

Druk op deze toets om het profiel te activeren.

Druk nogmaals op de pijl Terug om te bevestigen.

Lichtsterkte instellen

Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op Lichtsterkte .

Druk op deze toets om het geselecteerde profiel te resetten.

Verplaats de cursor om de lichtsterkte van het scherm en/of het instrumentenpaneel (afhankelijk van de uitvoering) in te stellen.

Druk op het gearceerde gedeelte om te bevestigen.

Audio en telematica

Instellingen van het systeem wijzigen

Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op " Configuratie " om de secundaire pagina weer te geven.

Druk op " Systeemconfiguratie ".

Druk op " Configuratie " om de secundaire pagina te openen.

Druk op " Schermconfig.

".

5

6

7

Druk op " Eenheden " om de eenheden voor de afstand, het brandstofverbruik en de temperatuur te wijzigen.

Druk op " Fabrieksparameters " om terug te keren naar de fabrieksinstellingen.

Als het systeem wordt teruggezet op de fabrieksinstellingen, wordt Engels als taal ingesteld (afhankelijk van de uitvoering).

Druk op " Systeeminfo " om de versie van de in het systeem geïnstalleerde modules te controleren.

Druk op de pijl Terug om te bevestigen.

12 Druk op " Lichtsterkte ".

Verplaats de cursor om de lichtsterkte van het scherm en/of het instrumentenpaneel (afhankelijk van

Druk op " Animatie ".

13

Schakel " Automatische tekstweergave " in of uit.

Selecteer " Overgangen met animaties ".

Druk op de pijl Terug om te bevestigen.

De taal selecteren

Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op " Configuratie " om de secundaire pagina weer te geven.

Selecteer " Taal " om de taal te wijzigen.

Druk op de pijl Terug om te bevestigen.

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

.

141

Audio en telematica

Tijd instellen

Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op " Configuratie " om de secundaire pagina weer te geven.

Druk op " Datum en tijd ".

14 Selecteer " Tijd ".

Druk op deze toets om de tijd in te stellen met het virtuele toetsenbord.

Druk op " OK " om de tijd op te slaan.

Druk op de pijl Terug om de instellingen op te slaan.

Het systeem schakelt niet automatisch over op zomertijd/wintertijd (afhankelijk van het verkoopland).

Datum instellen

Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op " Configuratie " om de secundaire pagina weer te geven.

Druk op " Datum en tijd ".

Druk op deze toets om de tijdzone in te stellen.

Selecteer het weergaveformaat voor de tijd (12h/24h).

Schakel de synchronisatie met de satellieten (UTC) in of uit.

142

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

Het instellen van de datum en tijd is alleen mogelijk als de "GPSsynchronisatie" is uitgeschakeld.

Overschakelen naar zomer- of wintertijd is mogelijk door de tijdzone te wijzigen.

15 Selecteer " Datum ".

Druk op deze toets om de datum in te stellen.

Druk op de pijl Terug om de datum op te slaan.

Selecteer het weergaveformaat voor de datum.

Druk nogmaals op de pijl Terug om te bevestigen.

Audio en telematica

Veelgestelde vragen

In de volgende tabel vindt u de antwoorden op de meest gestelde vragen over uw radio.

Radio

VRAAG

De ontvangstkwaliteit van de beluisterde radiozender neemt geleidelijk af of de voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen

(geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...).

ANTWOORD

De auto bevindt zich te ver van de zender van het beluisterde radiostation of er bevindt zich geen zender in het gebied waarin de auto zich bevindt.

De omgeving waarin u rijdt (bergen, hoge gebouwen, bruggen, tunnels enz.) kan leiden tot een slechte ontvangst, ook als de RDSfunctie is ingeschakeld.

OPLOSSING

Activeer de functie "RDS" via de bovenste balk om het systeem te laten controleren of er een sterkere zender in het gebied aanwezig is.

Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de radio.

De antenne is niet aanwezig of beschadigd (bijvoorbeeld in een wasstraat of een parkeergarage).

Laat de antenne controleren door het netwerk van het merk.

Ik kan sommige opgeslagen zenders uit de lijst niet ontvangen.

De zender wordt niet meer ontvangen of de naam van de zender in de lijst is veranderd.

De naam van de zender verandert.

Sommige zenders sturen in plaats van een naam andere informatie mee (titel van het actuele nummer enz.).

Het systeem beschouwt deze informatie als de naam van de zender.

Druk op de ronde pijl in het tabblad "Lijst" van de pagina "Radio".

.

143

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

Audio en telematica

Media

VRAAG

Het afspelen van de muziek op mijn USB-stick begint pas na lang wachten

(ongeveer 2 tot 3 minuten).

ANTWOORD

Door bepaalde bestanden die standaard op een USB-stick kunnen staan kan het erg lang duren tot de muziek op de USB-stick wordt afgespeeld (tot 10 keer de fabrieksopgave).

OPLOSSING

Wis de bestanden die standaard op de USB-stick staan en beperk het aantal submappen in de mappenstructuur van de USB-stick.

Soms wordt de informatie tijdens de weergave van een mediaspeler niet correct weergegeven.

De audio-installatie kan sommige karakters niet weergeven.

Gebruik standaard karakters voor de benaming van nummers en afspeellijsten.

Bij streaming audio start het lezen van bestanden niet.

De aangesloten randapparatuur biedt geen mogelijkheid om het lezen automatisch te starten.

Start het afspelen via de aangesloten randapparatuur.

De namen van de nummers en de speelduur verschijnen niet op het scherm bij streaming audio.

De Bluetooth-verbinding biedt deze mogelijkheid niet.

144

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

Audio en telematica

Telefoon

VRAAG

Het lukt me niet om mijn

Bluetooth-telefoon te koppelen.

ANTWOORD

Het is mogelijk dat de Bluetooth-functie van de telefoon is uitgeschakeld of dat uw telefoon niet zichtbaar is voor het systeem.

De Bluetooth-telefoon is niet compatibel met het systeem.

OPLOSSING

Controleer of de Bluetooth-functie van uw telefoon is ingeschakeld.

Controleer bij de instellingen van uw telefoon of deze op "Vind mij" staat.

Op de website van het merk (services) kunt u bekijken of uw mobiele telefoon compatibel is.

Het signaal van de aangesloten Bluetoothtelefoon is niet hoorbaar.

Het geluid is afhankelijk van zowel het systeem als de telefoon.

Het geluid wordt verstoord door omgevingsgeluiden.

Verhoog het volume van de radio eventueel tot het maximum en verhoog het geluidsniveau van de telefoon indien nodig.

Beperk het omgevingsgeluid (ramen sluiten, aanjager lager zetten, snelheid verminderen enz.).

De contacten worden niet in alfabetische volgorde weergegeven.

Sommige telefoons hebben speciale weergave-opties. Afhankelijk van de instellingen kunnen contacten in een bepaalde volgorde worden overgenomen.

Verander de instellingen voor de weergave van contacten in de telefoon.

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

.

145

Audio en telematica

Instellingen

VRAAG

Na het instellen van de bassen en hoge tonen is de geluidssfeer niet meer geselecteerd.

Na het selecteren van een geluidssfeer staan de bassen en hoge tonen weer op 0.

Bij het veranderen van de balans wordt de gekozen geluidsverdeling uitgeschakeld.

ANTWOORD

De geluidssfeer is gekoppeld aan de bassen en hoge tonen.

De geluidsverdeling is gekoppeld aan de balans.

OPLOSSING

Wijzig de instelling van de bassen en de hoge tonen of de geluidssfeer om de gewenste geluidskwaliteit te verkrijgen.

Wijzig de instelling van de balans of de geluidsverdeling om de gewenste geluidskwaliteit te verkrijgen.

Bij het veranderen van de geluidsverdeling worden de instellingen van de balans uitgeschakeld.

Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen de verschillende geluidsbronnen.

Na het afzetten van de motor wordt het systeem na enkele minuten automatisch uitgeschakeld.

Voor een optimaal luistergenot kunt u de audio-instellingen voor elke geluidsbron afzonderlijk instellen. Hierdoor kunnen bij het selecteren van een andere geluidsbron verschillen in de geluidskwaliteit hoorbaar zijn.

Als de motor is afgezet, blijft het systeem nog werken zolang de laadtoestand van de accu dat toestaat.

Het automatisch uitschakelen duidt erop dat de eco-mode van het systeem is geactiveerd om te voorkomen dat de accu van de auto ontladen raakt.

Controleer of de audio-instellingen zijn afgestemd op de verschillende geluidsbronnen. Het is raadzaam de audiofuncties in de middelste stand te zetten.

Start de motor om de accu op te laden.

146

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

Audio en telematica

Autoradio met Bluetooth

®

Om veiligheidsredenen mag de

Bluetooth-telefoon uitsluitend aan het handsfree Bluetooth-systeem van de autoradio worden gekoppeld als de auto stilstaat en het contact is aangezet: deze handelingen vragen namelijk de volledige aandacht van de bestuurder.

Inhoud

Basisfuncties 148

Stuurkolomschakelaars - Type 1

Stuurkolomschakelaars - Type 2

149

150

Menu's 151

Radio 152

Digitale radio (DAB, Digital Audio

Broadcasting) 154

Media 156

Telefoon 161

Veelgestelde vragen 166

De beschreven functies en instellingen kunnen verschillen afhankelijk van de uitvoering en configuratie van uw auto.

Uw autoradio is zodanig gecodeerd dat deze uitsluitend in uw auto functioneert.

Om elektrocutie, brand en mechanische beschadigingen te voorkomen mogen werkzaamheden aan het systeem uitsluitend worden uitgevoerd door het netwerk van het merk of een gekwalificeerde werkplaats.

Enkele minuten na het afzetten van de motor kan de autoradio zichzelf uitschakelen om te voorkomen dat de accu ontladen raakt.

.

147

Transversal-Citroen_nl_Chap03_RD6_ed01-2016

148

Audio en telematica

Basisfuncties

Indrukken: aan/uit.

Draaien: instellen van het geluidsvolume.

Kort indrukken: veranderen van geluidsbron (Radio; USB; AUX (als een apparaat is aangesloten); CD;

Streaming).

Lang indrukken: weergave van het menu Telefoon (als de telefoon is verbonden).

Instellen van de geluidsweergave:

Geluidsverdeling voor/achter;

Geluidsverdeling links/rechts; Lage/ hoge tonen; Loudness; Geluidssferen.

Inschakelen/uitschakelen van de automatische regeling van het geluidsvolume (afhankelijk van de wagensnelheid).

Radio:

Kort indrukken: weergave van de zenderlijst.

Lang indrukken: bijwerken van de lijst.

Media:

Kort indrukken: weergave van de track list.

Lang indrukken: weergave van de beschikbare sorteeropties.

Selecteren van de weergave op het scherm:

Datum; Audiofuncties;

Boordcomputer; Telefoon.

Bevestigen of weergave van het snelmenu.

Toetsen 1 t/m 6

Kort indrukken: selecteren van de opgeslagen radiozender.

Lang indrukken: opslaan van een zender als voorkeuzezender.

Radio:

Automatisch stapsgewijs zoeken naar zenders met een lagere/hogere frequentie.

Media:

Selecteren van het vorige/volgende nummer van de CD, USB, streaming.

Snel navigeren in een lijst.

Radio:

Handmatig stapsgewijs zoeken naar een radiozender met een lagere/ hogere frequentie.

Selecteren van de vorige/volgende

MP3-afspeellijst.

Media:

Selecteren van de vorige/volgende map/muziekstijl/artiest/playlist van het USB-apparaat.

Navigeren in een lijst.

Huidige bewerking annuleren.

Omhoog in de menustructuur

(menu of afspeellijst).

Toegang tot het hoofdmenu.

Activeren/deactiveren van de TAfunctie (verkeersinformatie).

Lang indrukken: selecteren van het type melding.

Selecteren van het golfbereik FM/

DAB/AM.

Audio en telematica

Stuurkolomschakelaars - Type 1

Radio:

Selecteren van de vorige/volgende voorkeuzezender.

Selecteren van het vorige/volgende item van een menu of een lijst.

Media:

Selecteren van de vorige/volgende track

Selecteren van het vorige/volgende item van een menu of een lijst.

Radio:

Kort indrukken: weergave van de zenderlijst.

Lang indrukken: bijwerken van de lijst.

Media:

Kort indrukken: weergave van de tracklist.

Lang indrukken: weergave van de beschikbare sorteeropties.

Als de telefoon niet wordt gebruikt:

Kort indrukken: veranderen van geluidsbron (Radio; USB; AUX (als een apparaat is aangesloten); CD;

Streaming), bevestigen als het menu

" Telefoon " is geopend.

Lang indrukken: openen van het menu " Telefoon ".

Bij een binnenkomend gesprek:

Kort indrukken: aannemen van het gesprek.

Lang indrukken: weigeren van het gesprek.

Tijdens het gebruik van de telefoon:

Kort indrukken: openen van het snelmenu Telefoon.

Lang indrukken: beëindigen van het gesprek.

Bevestigen van een selectie.

Verhogen van het geluidsvolume.

Verlagen van het geluidsvolume.

Geluid onderbreken/weer inschakelen door het gelijktijdig indrukken van de volumetoetsen.

.

149

Transversal-Citroen_nl_Chap03_RD6_ed01-2016

150

Audio en telematica

Stuurkolomschakelaars - Type 2

Toegang tot het hoofdmenu.

Verhogen van het geluidsvolume.

Geluidsweergave onderbreken/weer inschakelen.

Verlagen van het geluidsvolume.

Als de telefoon niet wordt gebruikt:

Kort indrukken: veranderen van geluidsbron (Radio ; USB ; AUX (als er een apparaat is aangesloten) ;

CD ; Streaming), bevestigen als het menu " Telefoon " is geopend.

Lang indrukken: openen van het menu " Telefoon ".

Bij een binnenkomend gesprek:

Kort indrukken: aannemen van het gesprek.

Lang indrukken: weigeren van het gesprek.

Tijdens het gebruik van de telefoon:

Kort indrukken: openen van het snelmenu Telefoon.

Lang indrukken: beëindigen van het gesprek.

Starten van de spraakherkenning van uw smartphone via het systeem.

Radio:

Kort indrukken: weergave van de zenderlijst.

Lang indrukken: bijwerken van de lijst.

Media:

Kort indrukken: weergave van de tracklist.

Lang indrukkken: weergave van de beschikbare sorteeropties.

Radio:

Selecteren van vorige/volgende voorkeuzezender.

Selecteren van het vorige/volgende item van een menu of een lijst.

Media:

Selecteren van de vorige/volgende track

Selecteren van het vorige/volgende item van een menu of een lijst.

Indrukken van de draaiknop: bevestigen.

Menu's

Volgens uitvoering.

" Multimedia ": Parameters media,

Radio-instellingen.

" Telefoon ": Bellen, Beheer index, Instelling telefoon, Gespr. beëindigen.

" Boordcomputer ".

" Onderhoud ": Diagnose, Logboek waarschuw., ....

" Verbindingen ": Beheer van de verbindingen, Een apparaat zoeken.

" Persoonlijke instelling - configuratie " : Parameters van de auto definiëren, Taalkeuze,

Configuratie beeldscherm, Keuze van eenheden, Datum en tijd instellen.

Druk op de toets " MENU ".

Scrollen tussen de menu's.

Toegang tot een menu.

Transversal-Citroen_nl_Chap03_RD6_ed01-2016

Audio en telematica

.

151

152

Audio en telematica

Radio

Selecteren van een zender

Druk herhaalde malen op de toets

SOURCE om de radiofunctie te selecteren.

Druk op deze toets om het golfbereik te selecteren (FM/DAB/AM).

RDS

Er kunnen storingen in de ontvangst optreden door obstakels in de omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages, enz.), ook als de

RDS-functie is ingeschakeld. Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de autoradio.

Druk op een van de toetsen om automatisch naar zenders te zoeken.

Als de RDS-functie niet beschikbaar is, worden de letters RDS doorgestreept weergegeven op het display.

Druk op een van de toetsen om handmatig naar hogere/lagere frequenties te zoeken.

Druk op deze toets voor een lijst van de beschikbare zenders in het gebied waar u zich bevindt.

Druk langer dan 2 seconden op de toets om deze lijst bij te werken. Tijdens het bijwerken is de geluidsweergave uitgeschakeld.

Als de RDS-functie is ingeschakeld, zoekt de radio steeds naar de sterkste frequentie van een zender, zodat u ernaar kunt blijven luisteren. Sommige

RDS-zenders zijn echter niet in het hele land te ontvangen, omdat de frequenties van de zender niet het hele land dekken.

Daardoor kan de ontvangst van de zender tijdens de reis wegvallen.

Korte procedure

Als de modus " Radio " is ingeschakeld, druk dan direct op OK om de RDS-functie in of uit te schakelen.

Lange procedure

Druk op de toets MENU .

Selecteer " Audiofuncties ".

Druk op OK .

Selecteer de functie " Voorkeuze

FM-band ".

Druk op OK .

Selecteer " Zender volgen activeren

(RDS) ".

Druk op OK , RDS wordt weergegeven op het scherm.

Audio en telematica

Verkeersinformatie (TA) beluisteren

De functie TA (Traffic Announcement) geeft voorrang aan het luisteren naar de verkeersinformatie. Om te worden geactiveerd moet deze functie een radiozender die deze berichten uitzendt, goed kunnen ontvangen. Zodra er een bericht wordt uitgezonden, wordt de geluidsbron die op dat moment wordt weergegeven (Radio, CD, ...) automatisch onderbroken en wordt de verkeersinformatie doorgegeven. Zodra het bericht is afgelopen, wordt de weergave van de oorspronkelijke geluidsbron hervat.

Wees voorzichtig met het verhogen van het geluidsvolume tijdens het beluisteren van de verkeersinformatie: als wordt teruggegaan naar de normale weergave, kan het geluidsvolume te hoog zijn.

Druk op de toets TA om de weergave van verkeersinformatie te activeren of uit te schakelen.

Berichten beluisteren

De functie INFO geeft voorrang aan de verkeersinformatie. Om te kunnen functioneren moet er op een zender die dit soort informatie meestuurt, afgestemd zijn en moet het signaal sterk genoeg zijn. Zodra er een bericht verschijnt, wordt de weergave van de geluidsbron (Radio, CD, USB ...) automatisch onderbroken om het bericht weer te geven. Na afloop van het bericht wordt de geluidsweergave weer hervat.

Houd deze toets lang ingedrukt voor een overzicht van categorieën.

Selecteer één of meerdere categorieën of maak een selectie ongedaan.

Schakel de ontvangst van de desbetreffende berichten in of uit.

Tekstberichten weergeven

Tekstberichten worden door de radiozender meegestuurd en hebben betrekking op de radiozender of de muziek waar naar geluisterd wordt.

Druk als de radiogegevens op het scherm worden weergegeven op OK om naar het contextmenu te gaan.

Selecteer " Zenderinfo (TXT) " en bevestig uw keuze met OK .

.

153

Transversal-Citroen_nl_Chap03_RD6_ed01-2016

154

Audio en telematica

Digitale radio (DAB, Digital Audio Broadcasting)

Afhankelijk van de uitvoering

Digitale radio

Als de "DAB"-zender waarop is afgestemd, niet beschikbaar is in "FM", is de optie "DAB FM" doorgestreept.

1 2

4

5

6

Weergave van de naam van de beluisterde "multiplex" (ook wel

"bundel" genoemd).

Weergave van RadioText (TXT) van de radiozender waarop is afgestemd.

Geeft de kwaliteit van het signaal op de beluisterde band weer.

Dankzij de digitale radio kunt u genieten van een optimale geluidskwaliteit en van extra categorieën informatie (TA INFO).

Via "multiplex/bundel" kunt u kiezen uit radiozenders die op alfabetische volgorde zijn gerangschikt.

Wijzigen van het golfbereik (FM1,

FM2, DAB,...)

6 5 4 3

Als u in een andere regio komt, is het raadzaam de lijst van opgeslagen zenders bij te werken.

1 Weergave van de opties: doorgestreept indien actief maar niet beschikbaar.

Wijzigen van een zender binnen dezelfde "multiplex/bundel".

Zoeken naar de vorige/volgende

"multiplex/bundel".

2 Weergave van de naam van de radiozender waarop is afgestemd.

3 Opgeslagen radiozenders, toetsen

1 t/m 6.

Kort indrukken: selecteren van de opgeslagen radiozender.

Lang indrukken: opslaan van een radiozender.

Weergave van de lijst van alle radiozenders en alle "multiplexen"

(bundels).

Lang indrukken : selecteren van de gewenste categorie berichten uit Transport, Actualiteiten,

Entertainment en Speciale Flashberichten (afhankelijk van de zender).

Audio en telematica

Druk op " OK " zodra de radio op het display wordt weergegeven om het contextuele menu weer te geven.

(Zendervolgsysteem (RDS),

Volgsysteem digitale zender / FM,

Zenderinfo (TXT), Zenderinformatie, ...)

Volgsysteem digitale zender

DAB/FM

"DAB" dekt niet het hele land.

Het "Volgsysteem digitale zender /

FM" biedt de mogelijkheid om bij slechte ontvangst van het digitale signaal automatisch over te schakelen op de analoge radio "FM" (indien beschikbaar) zodat u naar uw favoriete zender kunt blijven luisteren.

Als het "Volgsysteem digitale zender / FM" is ingeschakeld, wordt automatisch de DAB-zender geselecteerd.

Druk op de toets MENU .

Selecteer " Multimedia " en bevestig.

Selecteer " Volgsysteem digitale zender / FM " en bevestig.

Na het inschakelen van het

"Volgsysteem digitale zender / FM" kan het enkele seconden duren voordat het systeem overschakelt op de analoge radio "FM" en kan het volume veranderen.

Als de beluisterde "DAB"-zender niet beschikbaar is via de analoge radio

"FM" (optie " DAB/FM " doorgestreept), of als het "Volgsysteem digitale zender

/ FM" niet is ingeschakeld, zal het geluid wegvallen als de ontvangst van het digitale signaal slecht wordt.

.

155

Transversal-Citroen_nl_Chap03_RD6_ed01-2016

156

Audio en telematica

Media

USB-aansluiting

Afhankelijk van de uitvoering bestaat deze module uit een USB-aansluiting en een jackaansluiting.

Gebruik geen USB-verdeelstekker om beschadiging van het systeem te voorkomen.

Elk apparaat dat op het systeem wordt aangesloten, moet voldoen aan de norm van het product of aan de norm

IEC 60950-1.

Het systeem stelt playlists samen (tijdelijk geheugen). Dit kost enkele seconden tot enkele minuten bij een eerste aansluiting.

Deze wachttijd kan worden bekort door andere bestanden dan muziekbestanden te verwijderen en het aantal mappen te beperken. Elke keer dat een nieuwe USBstick wordt aangesloten, worden de playlists bijgewerkt.

Steek de USB-stick in de USB-aansluiting of sluit het externe USB-apparaat met een geschikte kabel (niet meegeleverd) aan op de

USB-aansluiting.

Het systeem schakelt automatisch over op de bron "USB".

Het draagbare apparaat kan tijdens het gebruik via de USB-aansluiting automatisch worden opgeladen.

Afspeelmethode

Er zijn verschillende afspeelmethodes:

- Normaal : de tracks worden in de normale volgorde volgens de afspeellijst afgespeeld.

- Shuffle : de tracks van een album of een map worden in een willekeurige volgorde afgespeeld.

- Shuffle op volledig medium : alle tracks op de mediaspeler worden in een willekeurige volgorde afgespeeld.

- Herhaling : alleen de tracks van dit album of deze map worden afgespeeld.

Druk op deze toets om naar het contextmenu van de functie Media te gaan.

Druk op deze toets om de gekozen afspeelmethode te selecteren.

Druk op deze toets om te bevestigen.

De keuze wordt weergegeven op het bovenste deel van het scherm.

Audio en telematica

Selecteren van een track

Druk op een van deze toetsen om naar de vorige/volgende track te gaan.

Druk op een van deze toetsen om naar de vorige/volgende map te gaan.

Indelen van bestanden

Houd deze toets enige tijd ingedrukt om de verschillende indelingsmogelijkheden te bekijken.

Kies per " Map " / " Artiest " / " Genre " /

" Playlist "*.

Afspelen van bestanden

Druk deze toets kort in om de gekozen indeling weer te geven.

Scroll door de lijst met de toetsen links/rechts en omhoog/omlaag.

Druk op OK om de gekozen indeling te selecteren en vervolgens opnieuw op OK om de keuze te bevestigen.

Bevestig de selectie door op OK te drukken.

Druk op een van deze toetsen om naar de vorige/volgende track van de lijst te gaan.

Houd een van de toetsen ingedrukt voor snel vooruit/achteruit spoelen.

* Afhankelijk van de beschikbaarheid en het type randapparatuur.

Druk op een van deze toetsen om naar volgende/vorige " Map " /

" Artiest " / " Genre " / " Playlist "* van de lijst te gaan.

.

157

Transversal-Citroen_nl_Chap03_RD6_ed01-2016

158

Audio en telematica

AUX-aansluiting

(AUX-ingang)

Sluit het externe apparaat (MP3-speler enz.) met een audiokabel (niet meegeleverd) aan op de Jack-aansluiting.

Elk apparaat dat op het systeem wordt aangesloten moet voldoen aan de norm van het product of aan de norm

IEC 60950-1.

Druk herhaalde malen op de toets

SOURCE om " AUX " te selecteren.

Stel eerst het volume van het externe apparaat af (hoog geluidsniveau). Stel vervolgens het volume van de autoradio af. Het externe apparaat moet worden aangestuurd met de bedieningstoetsen van het apparaat.

Sluit eenzelfde extern apparaat niet tegelijkertijd aan via de Jackaansluiting en de USB-aansluiting.

CD-speler

Gebruik alleen CD's met een ronde vorm.

Bepaalde beveiligingssystemen op de originele

CD of zelfgebrande CD's kunnen storingen veroorzaken, ongeacht de kwaliteit van de

CD-brander.

Plaats een CD in de CD-speler; deze zal de CD automatisch afspelen.

Een MP3-CD afspelen

Plaats een MP3-CD in de CD-speler.

De CD-speler scant vervolgens de CD tot alle nummers zijn gevonden, hierdoor kan het enkele tot enkele tientallen seconden duren voordat het afspelen begint.

Op de USB-aansluiting aangesloten externe CD-spelers worden niet door het systeem herkend.

Als er al een CD in het apparaat zit die u wilt beluisteren, druk dan herhaalde malen op de toets

SOURCE om " CD " te selecteren.

Druk op een van de toetsen om een nummer van de CD te selecteren.

Druk op de toets LIST om de tracklist van de CD weer te geven.

Houd een van toetsen ingedrukt om snel vooruit of achteruit te spoelen.

De CD-speler kan CD's met maximaal

255 MP3-bestanden, verdeeld over

8 speellijsten, afspelen.

Het is echter raadzaam het aantal afspeellijsten tot twee te beperken om een lange laadtijd van de CD te voorkomen.

Bij het afspelen wordt geen rekening gehouden met de mappenstructuur.

Alle bestanden worden op hetzelfde niveau weergegeven.

Audio en telematica

Als er al een CD in het apparaat zit die u wilt beluisteren, druk dan herhaalde malen op de toets

SOURCE om " CD " te selecteren.

Druk op een van de toetsen om een map van de CD te selecteren.

Druk op een van de toetsen om een track van de CD te kiezen.

Druk op de toets LIST om de speellijsten van de MP3-CD weer te geven.

Houd een van de toetsen ingedrukt om snel vooruit of terug te spoelen.

Bluetooth

®

streaming audio

Streaming biedt de mogelijkheid audiobestanden van de telefoon via de luidsprekers van de auto te beluisteren.

Koppel de telefoon.

(Zie de rubriek " Koppelen van een telefoon ").

Activeer de bron Streaming door op de toets SOURCE * te drukken.

Via de toetsen op het bedieningspaneel van de radio en de bediening op het stuurwiel kunt u op de audiobestanden selecteren**. De informatie over de muziekstukken kan op het scherm worden weergegeven.

Apple

®

-speler aansluiten

Sluit een Apple ® -speler met behulp van een geschikte kabel (niet meegeleverd) aan op de

USB-aansluiting.

Het afspelen begint automatisch.

De bediening gebeurt via de audio-installatie in de auto.

De beschikbare indeling is die van het aangesloten apparaat (artiesten / albums / genres / playlists).

De softwareversie van de autoradio kan incompatibel zijn met de generatie van uw

Apple ® -speler.

* In sommige gevallen moet het afspelen van audiobestanden via het toetsenbord worden geactiveerd.

** Als de telefoon deze functie ondersteunt. De kwaliteit van de weergave is afhankelijk van de kwaliteit van het signaal van de telefoon.

.

159

Transversal-Citroen_nl_Chap03_RD6_ed01-2016

Audio en telematica

160

Informatie en adviezen

De CD-speler speelt audiobestanden met de extensie .mp3, .wma, .wav en .aac met een bitrate tussen 32 kbps en 320 kbps af.

De CD-speler is ook compatibel met de modus

TAG (ID3 tag, WMA TAG).

Bestanden met een andere extensie (.mp4, ...) kunnen niet worden afgespeeld.

".wma"-bestanden moeten van het type WMA

9 Standaard zijn.

De bemonsteringsfrequenties (sampling rates) zijn 11, 22, 44 en 48 kHz.

Via de USB-aansluiting speelt het systeem audiobestanden met de extensie .mp3, .wma,

.wav,.cbr en .vbr met een bitrate tussen

32 Kbps en 320 Kbps af.

Andere typen audiobestanden (.mp4, ...) kunnen niet worden afgespeeld.

Bestanden met de extensie .wma moeten van het type WMA 9 Standaard zijn.

De bemonsteringsfrequenties (sampling rates) zijn 11, 22, 44 en 48 KHz.

Selecteer bij het branden van een CD-R of CD-

RW de standaard ISO 9660 niveau 1, 2 of bij voorkeur Joliet om deze te kunnen afspelen.

Als de CD in een ander formaat is gebrand, kan het zijn dat deze niet goed wordt afgespeeld.

Het is raadzaam voor een CD niet meer dan

één standaard voor het branden te gebruiken.

Stel de laagst mogelijke snelheid (maximaal 4) in voor een optimale geluidskwaliteit.

Voor het branden van een multisessie-CD is het raadzaam de standaard Joliet te gebruiken.

Gebruik geen USB-verdeelstekker om beschadiging van het systeem te voorkomen.

Gebruik uitsluitend USB-sticks met

FAT32-formaat (File Allocation Table).

Geadviseerd wordt om voor bestandsnamen maximaal 20 karakters te gebruiken; vermijd daarbij speciale tekens (bijv. : " ? ; ù) om problemen met het afspelen of de weergave te voorkomen.

Gebruik voor een correcte werking de originele USB-kabels van Apple ® .

Audio en telematica

Telefoon

Koppelen van een Bluetooth

®

-telefoon

Het koppelen van de Bluetooth-telefoon aan het handsfree Bluetooth-systeem van uw autoradio mag om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling de volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd bij stilstaande auto en met aangezet contact.

Activeer de Bluetooth-functie van uw telefoon en zorg ervoor dat deze "zichtbaar is voor iedereen"

(configuratie van de telefoon).

Welke diensten beschikbaar zijn, is afhankelijk van het netwerk, de simkaart en de compatibiliteit van de gebruikte Bluetooth-apparaten.

Bekijk de handleiding van uw telefoon en neem contact op met uw provider om te weten welke diensten voor u beschikbaar zijn.

Procedure vanaf de telefoon

Selecteer de naam van het systeem in de lijst van gedetecteerde apparaten.

Procedure vanaf het systeem

Druk op de toets MENU .

Selecteer " Verbindingen ".

Bevestig met OK .

Selecteer " Extern apparaat zoeken via Bluetooth ".

Bevestig met OK .

Er wordt een venster geopend met de melding

"Bezig te zoeken".

Selecteer in de lijst van gedetecteerde randapparatuur de te koppelen telefoon. U kunt slechts één telefoon per keer koppelen.

Voltooien van de koppeling

Ongeacht of u de procedure vanaf de telefoon of die vanaf het systeem hebt gebruikt, moet u, om de koppeling te voltooien, de weergegeven code correct in het systeem en in uw telefoon invoeren en vervolgens bevestigen.

Mocht de koppeling niet gelukt zijn, dan kunt u het nogmaals proberen. Dit kan een onbeperkt aantal keren.

Op het scherm wordt een melding weergegeven ter bevestiging dat de koppeling is geslaagd.

Informatie en adviezen

Via het menu " Telefoon " hebt u onder andere toegang tot de volgende functies:

" Telefoonboek "*, " Logboek gesprekken ",

" Raadplegen van gekoppelde apparaten ".

Afhankelijk van het type telefoon kan het nodig zijn toestemming te geven voor de toegang van het systeem tot de verschillende functies.

Raadpleeg de website van het merk voor meer informatie (compatibiliteit, extra informatie, ...).

* Als uw telefoon volledig compatibel is.

.

161

Transversal-Citroen_nl_Chap03_RD6_ed01-2016

162

Audio en telematica

Beheer van de verbindingen

De verbinding van de telefoon is automatisch geschikt voor de profielen handsfree set en streaming audio.

De mogelijkheid van het systeem om

één profiel te koppelen hangt af van de telefoon. Het is mogelijk dat standaard beide profielen worden verbonden.

Druk op de toets MENU .

Selecteer " Verbindingen ".

Bevestig met OK .

Selecteer " Beheer Bluetoothverbindingen " en bevestig. De lijst van de gekoppelde telefoons wordt weergegeven.

Bevestig met OK .

Geeft aan dat een apparaat is verbonden.

Het cijfer geeft aan hoeveel profielen met het systeem zijn verbonden:

- 1 voor media of 1 voor telefoon.

- 2 voor media en telefoon.

Geeft aan dat het profiel streaming audio is verbonden.

Geeft aan dat het profiel handsfree telefoon is verbonden.

Selecteer een telefoon.

Bevestig met OK .

Vervolgens selecteert en bevestigt u:

- "

" Telefoon afsluiten ":

"/ om alleen de telefoon of de handsfree set te verbinden/de verbinding ervan te verbreken.

- " Aansluiten mediaspeler "/

" Mediaspeler afsluiten ": om alleen de streaming-verbinding te realiseren/te verbreken.

Aansluiten telefoon en mediaspeler "/" Telefoon + mediaspeler afsluiten ": om de telefoon (handsfree set en streaming) te verbinden/de verbinding ervan te verbreken.

- " ": om de koppeling ongedaan te maken.

Als u in het systeem een koppeling hebt ongedaan gemaakt, vergeet dan niet deze koppeling ook in uw telefoon ongedaan te maken.

Bevestig met OK .

Audio en telematica

Aannemen van een gesprek

Een binnenkomend gesprek wordt aangekondigd door een beltoon en de weergave van een bovenliggend venster op het scherm.

Selecteer met de toetsen het tabblad

" JA " op het scherm.

Bevestig met OK .

Druk op deze stuurwieltoets om het gesprek aan te nemen.

Bellen

Via het menu " Telefoon ".

Selecteer " Bellen ".

Selecteer " Nummer kiezen ".

Of

Selecteer " Telefoonboek ".

Of

Selecteer " Logboek ".

Bevestig met OK .

Houd een van deze toetsen langer dan twee seconden ingedrukt om het telefoonboek te openen. Vervolgens kunt u met de draaiknop door het telefoonboek scrollen.

Beëindigen van een gesprek

Via het menu " Telefoon ".

Selecteer " Ophangen ".

Bevestig met OK om het gesprek te beëindigen.

Druk tijdens een telefoongesprek langer dan twee seconden op een van deze toetsen.

Het systeem opent het telefoonboek van de telefoon (afhankelijk van de compatibiliteit) wanneer deze via

Bluetooth is verbonden.

U kunt vanaf bepaalde Bluetoothtelefoons een contact importeren naar het telefoonboek van de autoradio.

De op deze wijze geïmporteerde contacten worden opgeslagen in een telefoonboek dat u altijd kunt openen, ongeacht welke telefoon met het systeem is verbonden.

Het menu van het telefoonboek is niet beschikbaar zolang het telefoonboek leeg is.

.

163

Transversal-Citroen_nl_Chap03_RD6_ed01-2016

164

Audio en telematica

Beheer van de gesprekken

Druk tijdens het gesprek op OK om naar het contextmenu te gaan.

Ophangen

Selecteer in het contextmenu

" Gespr. beëindigen " om het gesprek te beëindigen.

Bevestig met OK .

Doorschakelfunctie

In het contextmenu:

- vink " Doorschakelfunctie " aan om het gesprek via de telefoon voort te zetten (bijv.: om tijdens het uitstappen het gesprek te kunnen voortzetten).

- vink " Doorschakelfunctie " uit om het gesprek via de auto voort te zetten.

Spraakserver

Selecteer in het contextmenu " Toon

DTMF " en bevestig uw keuze om het digitale toetsenbord te kunnen gebruiken om door het menu van de interactieve spraakserver te surfen.

Bevestig met OK .

Uitschakelen van de microfoon

(de gesprekspartner kan dan niet meeluisteren)

In het contextmenu:

- vink " Micro OFF " aan om de microfoon uit te schakelen.

- vink " Micro OFF " uit om de microfoon weer in te schakelen.

Bevestig met OK .

Bevestig met OK .

Als het contact is afgezet, wordt de Bluetoothverbinding automatisch weer tot stand gebracht als u in de auto stapt en wordt het geluid weer weergegeven via het systeem (afhankelijk van de specificaties van de telefoon).

In sommige gevallen moet u de doorschakelfunctie via de telefoon activeren.

Wisselgesprek

Selecteer in het contextmenu

" Verwisselen " en bevestig uw keuze om een in de wacht gezet gesprek weer voort te zetten.

Bevestig met OK .

Telefoonboek

Het systeem heeft, afhankelijk van de compatibiliteit van de telefoon en gedurende de Bluetooth-verbinding, toegang tot het telefoonboek van de telefoon.

Vanaf bepaalde typen gekoppelde

Bluetooth-telefoons kunt u contacten vanuit de telefoon opslaan in het geheugen van de autoradio.

De op deze manier geïmporteerde contacten worden opgeslagen in een telefoonboek dat, ongeacht welke telefoon is gekoppeld, vrij toegankelijk is.

Het menu van het telefoonboek is niet beschikbaar als het telefoonboek leeg is.

Houd SRC/TEL enige tijd ingedrukt om het telefoonboek te openen.

Audio en telematica

Selecteer " Telefoonboek " voor een overzicht van alle contacten.

Bevestig met OK .

Spraakherkenning

Dankzij deze functie kunt u de spraakherkenning van uw smartphone via het systeem gebruiken.

Starten van de spraakherkenning (afhankelijk van het type stuurkolomschakelaars):

Druk op MENU als u gegevens van contacten wilt veranderen, selecteer dan " Telefoon " en bevestig uw keuze.

Selecteer " Beheer index " en bevestig uw keuze.

U kunt kiezen uit:

Een bestand raadplegen

- "

- "

",

",

Alle bestanden verwijderen ".

Houd het uiteinde van de lichtschakelaar enige tijd ingedrukt.

OF

Druk op deze toets.

Voor de spraakherkenning is een compatibele smartphone nodig die via

Bluetooth met de auto is verbonden.

.

165

Transversal-Citroen_nl_Chap03_RD6_ed01-2016

Audio en telematica

Veelgestelde vragen

In de volgende tabel vindt u de antwoorden op de meest gestelde vragen over uw autoradio.

VRAAG

Na het afzetten van de motor wordt de radio na enkele minuten automatisch uitgeschakeld.

ANTWOORD

Als de motor is afgezet, blijft de radio nog werken zolang de laadtoestand van de accu dat toestaat.

Het automatisch uitschakelen duidt erop dat de eco-modus van de autoradio is geactiveerd om te voorkomen dat de accu van de auto ontladen raakt.

De melding "het audiosysteem is oververhit" verschijnt op het display.

Om het audiosysteem te beschermen tegen een te hoge omgevingstemperatuur, activeert de autoradio automatisch een thermische beveiliging die het geluidsvolume verlaagt of de

CD-speler uitschakelt.

OPLOSSING

Start de motor om de accu op te laden.

Schakel het audiosysteem enkele minuten uit om het systeem te laten afkoelen.

166

Radio

VRAAG

Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen de verschillende geluidsbronnen (radio,

CD...).

ANTWOORD

Voor een optimaal luistergenot kunt u de audio-instellingen (Volume,

Bass, Hoge tonen, Geluidseffect, Loudness) voor elke geluidsbron afzonderlijk instellen. Hierdoor kunnen bij het selecteren van een andere geluidsbron (radio, CD...) verschillen in de geluidskwaliteit hoorbaar zijn.

OPLOSSING

Controleer of de audio-instellingen (Volume,

Bass, Hoge tonen, Geluidseffect, Loudness) zijn afgestemd op de verschillende geluidsbronnen.

Het is raadzaam de audiofuncties (Bass, Hoge tonen, Balans V-A, Balans L-R) in de middelste stand te zetten, de geluidssfeer "Geen" te selecteren en de functie Loudness in de stand

"Actief" te zetten als de CD-speler is geselecteerd en in de stand "Inactief" te zetten als de radio is geselecteerd.

Audio en telematica

VRAAG

De voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen

(geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...).

ANTWOORD

Het verkeerde golfbereik is geselecteerd.

OPLOSSING

Druk op de toets BAND om het golfbereik

(FM, FM2, DAB, AM) terug te vinden waarin de voorkeuzezenders zijn opgeslagen.

De functie TA

(verkeersinformatie) is ingeschakeld, maar ik krijg geen verkeersinformatie te horen.

De ontvangstkwaliteit van de beluisterde radiozender neemt geleidelijk af of de voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen

(geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...).

De geselecteerde radiozender maakt geen deel uit van het regionale netwerk van zenders die verkeersinformatie uitzenden.

Stem af op een zender die wel verkeersinformatie uitzendt.

De auto bevindt zich te ver van de zender van het beluisterde radiostation of er bevindt zich geen zender in het gebied waarin de auto zich bevindt.

De omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages enz.) veroorzaakt storingen in de ontvangst, ook als de RDS-functie is ingeschakeld.

De antenne is niet aanwezig of beschadigd (bijvoorbeeld in een wasstraat of ondergrondse parkeergarage).

Activeer de functie RDS om het systeem te laten controleren of er een sterkere zender in het gebied aanwezig is.

Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de autoradio.

Laat de antenne controleren door het netwerk van het merk.

Het geluid van de radio valt

1 tot 2 seconden weg.

Het RDS zoekt tijdens deze korte onderbreking van het geluid naar een andere, sterkere zender voor een betere ontvangst van het radiostation.

Schakel de RDS-functie uit als dit verschijnsel zich te vaak en steeds op hetzelfde traject voordoet.

.

167

Transversal-Citroen_nl_Chap03_RD6_ed01-2016

168

Audio en telematica

Media

VRAAG

De Bluetooth-verbinding wordt onderbroken.

ANTWOORD

Het laadniveau van de batterij van de randapparatuur is mogelijk te laag.

Op het scherm wordt de melding "Storing USBrandapparatuur" weergegeven.

De USB-stick wordt niet herkend.

De USB-stick is mogelijk defect.

OPLOSSING

Laad de batterij van de randapparatuur op.

Formateer de USB-stick opnieuw.

De CD wordt steeds uitgeworpen of kan niet worden afgespeeld door de

CD-speler.

De CD-speler levert een slechte geluidskwaliteit.

De CD is ondersteboven in de speler geplaatst, kan niet worden gelezen, bevat geen audiobestanden of bevat audiobestanden die niet door de autoradio worden herkend.

De CD is voorzien van een beveiligingssysteem dat niet door de autoradio wordt herkend.

De gebruikte CD is gekrast of van slechte kwaliteit.

- Controleer of de CD met de juiste zijde boven in de speler is geplaatst.

- Controleer de staat van de CD: de CD kan niet worden gelezen als deze te veel is beschadigd.

- Controleer de inhoud van de CD als deze zelf is gebrand: raadpleeg de tips in de rubriek "Audio".

- De kwaliteit van sommige zelfgebrande CD's is onvoldoende om deze door de autoradio te laten afspelen.

Gebruik alleen CD's van goede kwaliteit en berg ze zorgvuldig op.

De op een smartphone opgeslagen muziek kan niet worden afgespeeld via de USB-aansluiting.

De audio-instellingen (bassen, hoge tonen, geluidseffecten) zijn niet op de CD afgestemd.

Zet het niveau van de bassen of de hoge tonen op

0, zonder een geluidseffect te selecteren.

Afhankelijk van het type smartphone moet de autoradio toestemming krijgen van de smartphone voor toegang tot de muziekbestanden.

Activeer handmatig het profiel MTP van de smartphone (menu USB-instellingen).

Audio en telematica

Telefoon

VRAAG

Ik heb geen toegang tot mijn voicemail.

ANTWOORD

Er zijn slechts weinig telefoons en providers die deze functionaliteit ondersteunen.

OPLOSSING

Bel uw voicemail via het telefoonmenu, gebruik het nummer dat u van uw provider hebt gekregen.

Ik kan mijn telefoonboek niet openen.

Het gesprek wordt onderbroken als ik in de auto stap.

Controleer of uw telefoon compatibel is.

U hebt tijdens de koppeling het systeem geen toestemming gegeven voor toegang tot het telefoonboek.

Geef het systeem toegang tot het telefoonboek van uw telefoon.

De doorschakelfunctie is ingeschakeld.

Vink de doorschakelfunctie uit om het gesprek over te schakelen op het systeem van de auto.

Het lukt niet om mijn telefoon via Bluetooth te koppelen.

De koppelingsprocedure kan afhankelijk van de telefoon (model, besturingssysteem) verschillen en bepaalde telefoons zijn niet compatibel.

Alvorens te proberen de telefoon te koppelen moet u vanaf het systeem de huidige koppeling met de telefoon en vanaf de telefoon de koppeling met het systeem ongedaan maken om te zien of de telefoon compatibel is.

.

169

Transversal-Citroen_nl_Chap03_RD6_ed01-2016

Welke brandstoffen zijn geschikt?

benzinemotoren

De uitvoeringen met benzinemotor kunnen rijden op biobrandstoffen die voldoen aan de huidige en toekomstige Europese richtlijnen en verkrijgbaar zijn bij tankstations.

Benzine die voldoet aan de norm

EN228 en is gemengd met een biobrandstof die voldoet aan de norm

EN15376.

Alleen brandstofadditieven die voldoen aan de norm B715001 mogen worden gebruikt.

De dieselmotoren zijn geschikt voor biobrandstoffen die aan de huidige en toekomstige Europese richtlijnen voldoen en die aan de pomp getankt kunnen worden.

Diesel die voldoet aan de richtlijn

EN590 gemengd met biobrandstof die voldoet aan de richtlijn EN14214 (met een gehalte aan methyl-estervetzuren van 0 tot 7%),

Diesel die voldoet aan de richtlijn

EN16734 gemengd met biobrandstof die voldoet aan de richtlijn EN14214

(met een gehalte aan methylestervetzuren van 0 tot 10%),

Paraffinehoudende diesel die voldoet aan de richtlijn EN15940 gemengd met biobrandstof die voldoet aan de richtlijn

EN14214 (met een gehalte aan methylestervetzuren van 0 tot 7%).

Alleen het gebruik van dieseladditieven die voldoen aan de norm B715000 is toegestaan.

Diesel voor lage temperaturen

Bij temperaturen lager dan 0°C (+32°F) kan de stolling van paraffine in zomerdiesel storingen in het brandstofsysteem veroorzaken. Om dat te voorkomen is het raadzaam winterdiesel te tanken en de brandstoftank voor minimaal 50% gevuld te houden.

Als desondanks bij temperaturen lager dan -15°C (+5°F) de motor moeilijk aanslaat, is het raadzaam de auto enige tijd in een verwarmde garage of werkplaats te laten staan.

De brandstof B20 of B30 die voldoet aan de richtlijn EN16709 is ook geschikt voor de dieselmotor van uw auto. Maar als deze brandstof, ook al is het slechts incidenteel, wordt gebruikt, moeten de bijzondere onderhoudsvoorschriften

(voor "Zware rijomstandigheden") strikt worden nageleefd.

Neem voor meer informatie contact op met het netwerk van het merk of een gekwalificeerde werkplaats.

Het gebruik van elk ander type (bio) brandstof (zuivere of verdunde plantaardige of dierlijke olie, stookolie...) is nadrukkelijk verboden

(kans op schade aan de motor en het brandstofcircuit).

Reizen naar het buitenland

Bepaalde brandstoffen kunnen de motor beschadigen. In bepaalde landen kan het nodig zijn een specifieke brandstofsoort te gebruiken (specifiek octaangetal, specifieke commerciële benaming enz.) om de goede werking van de motor te garanderen.

Neem voor meer informatie contact op met uw dealer.

*16CAR.A070*

16CAR.A070

SpaceTourer

AANVULLING MET BETREKKING TOT DE KINDERZITJES

ERRATUM

Symbolen

Deze symbolen wijzen op de specifieke kenmerken van uw type auto:

Business

Feel

Shine

Business Lounge

Dit document bevat de laatste updates van het instructieboekje van uw auto.

Deze informatie vormt een aanvulling op het instructieboekje of vervangt een gedeelte hiervan.

Raadpleeg eerst het instructieboekje van uw auto.

Bevestiging kinderzitjes met de veiligheidsgordel

Conform de Europese wetgeving geeft het overzicht de mogelijkheden weer met betrekking tot het bevestigen, met een veiligheidsgordel, van een universeel gehomologeerd kinderzitje, gerangschikt naar gewicht van het kind en de plaats in de auto.

Veiligheid

1 e zitrij

(c)

2 e zitrij

3 e zitrij

Zitplaatsen

Individuele voorpassagiersstoel

Tweezitsbank, buitenste zitplaats

Tweezitsbank, middelste zitplaats

met passagiersairbag uitgeschakeld " OFF "

met passagiersairbag ingeschakeld " "

met passagiersairbag uitgeschakeld " OFF "

met passagiersairbag ingeschakeld " "

met passagiersairbag uitgeschakeld " OFF "

met passagiersairbag ingeschakeld " "

Zitplaats achter de bestuurder

Minder dan 13 kg

(Groep 0 (b) en 0+)

Tot ongeveer 1 jaar

Gewicht van het kind en leeftijdsindicatie

Van 9 tot 18 kg

(Groep 1)

Van 1 tot ongeveer 3 jaar

Van 15 tot 25 kg

(Groep 2)

Van 3 tot ongeveer 6 jaar

Van 22 tot 36 kg

(Groep 3)

Van 6 tot ongeveer 10 jaar

U U U U

X

X

X

U

X

U

UF

X

X

U

UF

U

UF

X

X

U

UF

U

UF

X

X

U

U

UF

Middelste zitplaats U U U U

Zitplaats achter de passagier

Buitenste zitplaatsen

Middelste zitplaats

Buitenste zitplaats rechts

U

U

U

U

U

U

U

U

U

U

U

U

U

U

U

U

5

3

4

Veiligheid

1 e zitrij

(c)

2 e zitrij

(d)

3 e zitrij

(d)

Zitplaatsen

Individuele elektrisch verstelbare voorpassagiersstoel

met passagiersairbag uitgeschakeld " OFF "

met passagiersairbag ingeschakeld " "

Passagiersstoel zonder hoogteverstelling

met passagiersairbag uitgeschakeld " OFF "

met passagiersairbag ingeschakeld " "

Minder dan 13 kg

(Groep 0 (b) en 0+)

Tot ongeveer 1 jaar

Gewicht van het kind en leeftijdsindicatie

Van 9 tot 18 kg

(Groep 1)

Van 1 tot ongeveer 3 jaar

Van 15 tot 25 kg

(Groep 2)

Van 3 tot ongeveer 6 jaar

Van 22 tot 36 kg

(Groep 3)

Van 6 tot ongeveer 10 jaar

U U U U

X

U

X

UF

U

UF

UF

U

UF

UF

U

UF

Zitplaats achter de bestuurder U U U U

Middelste zitplaats

Zitplaats achter de voorpassagier

U

U

U

U

U

U

U

U

Buitenste zitplaatsen

Middelste zitplaats

Buitenste zitplaats rechts

U

U

U

U

U

U

U

U

U

U

U

U

Veiligheid

1 e zitrij

(c)

2 e zitrij

(d)

3 e zitrij

(d)

Zitplaatsen

Individuele elektrisch verstelbare voorpassagiersstoel

met passagiersairbag uitgeschakeld " OFF "

met passagiersairbag ingeschakeld " "

Minder dan 13 kg

(Groep 0 (b) en 0+)

Tot ongeveer 1 jaar

Gewicht van het kind en leeftijdsindicatie

Van 9 tot 18 kg

(Groep 1)

Van 1 tot ongeveer 3 jaar

Van 15 tot 25 kg

(Groep 2)

Van 3 tot ongeveer 6 jaar

Van 22 tot 36 kg

(Groep 3)

Van 6 tot ongeveer 10 jaar

U U U U

X UF UF UF

Zitplaats achter de bestuurder U U U U

Middelste zitplaats (e)

Zitplaats achter de voorpassagier

U

U

U

U

U

U

U

U

Buitenste zitplaatsen

Middelste zitplaats (e)

Buitenste zitplaats rechts

U

U

U

U

U

U

U

U

U

U

U

U

5

5

6

Veiligheid

Symbolen

(a) Universeel kinderzitje: kinderzitje dat in alle auto's kan worden bevestigd met behulp van de veiligheidsgordel.

(b) Groep 0: vanaf de geboorte tot 10 kg.

Reiswiegen en "autobedjes" mogen niet op de passagierszitplaats(en) vóór of op de zitplaatsen van de 3 e zitrij worden bevestigd.

(c) Raadpleeg de wetgeving in uw land alvorens een kinderzitje op deze plaats te bevestigen.

(d) Als u een kinderzitje met de rug of met het gezicht in de rijrichting op de zitplaats achter bevestigt, schuif dan de voorstoel naar voren en zet vervolgens de rugleuning rechtop om voldoende ruimte over te laten voor het kinderzitje en de benen van het kind.

(e) Het kinderzitje kan op de middelste zitplaats worden bevestigd, maar dan kunnen de buitenste zitplaatsen niet worden gebruikt.

U : Zitplaats geschikt voor de bevestiging van een universeel gehomologeerd kinderzitje met een veiligheidsgordel, zowel met de

"rug in de rijrichting" als met het "gezicht in de rijrichting".

UF Zitplaats geschikt voor de bevestiging van een universeel gehomologeerd kinderzitje met een veiligheidsgordel, met het "gezicht in de rijrichting".

X Zitplaats die niet geschikt is voor het plaatsen van een kinderzitje uit de aangegeven gewichtscategorie.

Vergeet niet de hoofdsteun weer te bevestigen nadat het kinderzitje weer is verwijderd.

Veiligheid

Door CITROËN aanbevolen kinderzitjes

CITROËN levert een reeks kinderzitjes met artikelnummer die met een driepuntsveiligheidsgordel kunnen worden vastgemaakt.

Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg Groep 2 en 3: 15 - 36 kg

L1

"RÖMER Baby-Safe Plus"

Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst.

L5

"RÖMER KIDFIX XP"

Kan aan de ISOFIX-verankeringen van de auto worden bevestigd.

Het kind wordt beschermd door de veiligheidsgordel.

L6

"BOOSTER GRACO"

Het kind wordt beschermd door de veiligheidsgordel.

5

7

8

Veiligheid

Zitplaatsen geschikt voor ISOFIX-kinderzitjes

Overeenkomstig de Europese wetgeving geeft het overzicht de mogelijkheden aan voor het bevestigen van een ISOFIX-kinderzitje op een plaats in de auto voorzien van ISOFIX-bevestigingen.

Bij universele en semi-universele ISOFIX-kinderzitjes wordt de ISOFIX-maat op het kinderzitje naast het ISOFIX-logo aangegeven met een letter

( A t/m G ).

Veiligheid

1 e zitrij

(a)

Type ISOFIX-kinderzitje

ISOFIX-maat

Individuele passagiersstoel of tweezitsbank

met passagiersairbag uitgeschakeld

" OFF "

met passagiersairbag ingeschakeld " ON "

Zitplaats achter de bestuurder

2 e zitrij Middelste zitplaats

Zitplaats achter de voorpassagier

Buitenste zitplaats links

3 e zitrij Middelste zitplaats

Buitenste zitplaats rechts

Tot 10 kg

(groep 0)

Tot ca. 6 maanden

Reiswieg (1)

F G

X

X

X

X

X

X

IL (1-3)

IL (1-3)

IL (1-3)

Gewicht van het kind / leeftijdsindicatie

Tot 10 kg

(groep 0)

Tot 13 kg

(groep 0+)

Tot ca. 1 jaar

Van 9 tot 18 kg (groep 1)

Van 1 tot ca. 3 jaar

"rug in de rijrichting"

C D E

"rug in de rijrichting"

C D

"gezicht in de rijrichting"

A B B1

IL

IL

IL

(2)

(2)

(2)

X

X

X

Geen ISOFIX

Geen ISOFIX

IL

IL

IL

IL

IL

IL

(2)

(2)

(2)

X

X

X

IUF, IL

IUF, IL

IUF, IL

IUF, IL

IUF, IL

IUF, IL

5

9

10

Veiligheid

1 e zitrij

(a)

Type ISOFIX-kinderzitje

ISOFIX-maat

Vaste ndividuele of elektrisch verstelbare passagiersstoel

met passagiersairbag uitgeschakeld

" OFF "

met passagiersairbag ingeschakeld " ON "

Zitplaats achter de bestuurder

2 e zitrij

3 e zitrij

Middelste zitplaats

Zitplaats achter de voorpassagier

Buitenste zitplaats links

Middelste zitplaats

Buitenste zitplaats rechts

Tot 10 kg

(groep 0)

Tot ca.

6 maanden

Reiswieg (1)

F G

IL

IL

IL

IL (1-4)

IL (1-4)

IL (1-4)

Gewicht van het kind / leeftijdsindicatie

Tot 10 kg

(groep 0)

Tot 13 kg

(groep 0+)

Tot ca. 1 jaar

Van 9 tot 18 kg (groep 1)

Van 1 tot ca. 3 jaar

"rug in de rijrichting" "rug in de rijrichting" "gezicht in de rijrichting"

C D E C D A B B1

X

X

X

IL

IL

IL

IL (4)

IL (4)

IL (4)

Geen ISOFIX

Geen ISOFIX

X

X

X

IL

IL

IL

IL (4)

IL (4)

IL (4)

IUF, IL

IUF, IL

IUF, IL

IUF, IL

IUF, IL

IUF, IL

Veiligheid

1 e zitrij

(a)

Type ISOFIX-kinderzitje

ISOFIX-maat

Passagiersstoel

met passagiersairbag uitgeschakeld

" OFF "

met passagiersairbag ingeschakeld " ON "

Zitplaats achter de bestuurder

2 e zitrij

Middelste zitplaats (b)

Zitplaats achter de voorpassagier

Zitplaats achter de bestuurder

Middelste zitplaats

Zitplaats achter de voorpassagier

Tot 10 kg

(groep 0)

Tot ca. 6 maanden

Reiswieg (1)

F G

X

X

X

IL (1-5)

IL (1-5)

IL (1-5)

IL (5)

IL (5)

IL (5)

Gewicht van het kind / leeftijdsindicatie

Tot 10 kg

(groep 0)

Tot 13 kg

(groep 0+)

Tot ca. 1 jaar

Van 9 tot 18 kg (groep 1)

Van 1 tot ca. 3 jaar

"rug in de rijrichting" "rug in de rijrichting" "gezicht in de rijrichting"

C D E C D A B B1

IL

IL

IL

IL

IL

IL

Geen ISOFIX

Geen ISOFIX

IL (5)

IL (5)

IL (5)

IL

IL

IL

IL

IL

IL

IUF, IL

IUF, IL

IUF, IL

IUF, IL

IUF, IL

IUF, IL

5

11

12

Rijden

3 e zitrij

Type ISOFIX-kinderzitje

ISOFIX-maat

Buitenste zitplaats links

Middelste zitplaats (b)

Buitenste zitplaats rechts

Buitenste zitplaats links

Middelste zitplaats

Buitenste zitplaats rechts

Tot 10 kg

(groep 0)

Tot ca. 6 maanden

Reiswieg (1)

F G

X

X

X

IL (1-4)

IL (1-4)

IL (1-4)

Gewicht van het kind / leeftijdsindicatie

Tot 10 kg

(groep 0)

Tot 13 kg

(groep 0+)

Tot c a. 1 jaar

Van 9 tot 18 kg (groep 1)

Van 1 tot ca. 3 jaar

"rug in de rijrichting" "rug in de rijrichting" "gezicht in de rijrichting"

C D E C D A B B1

IL (4) IL IL (4) IUF, IL

X

X

X

IL (4)

IL (4)

IL

IL

IL

(4)

(4)

(4)

IL

IL

X

X

X

IL (4)

IL (4)

IL (4)

IL

IL

(4)

(4)

IUF, IL

IUF, IL

IUF, IL

IUF, IL

IUF, IL

Veiligheid

Symbolen

(a) Raadpleeg de wetgeving in uw land alvorens een kinderzitje op deze zitplaats te bevestigen.

(b) Als een kinderzitje op de middelste zitplaats is bevestigd, kunnen de buitenste zitplaatsen niet worden gebruikt.

IUF Zitplaats geschikt voor de bevestiging van een universeel gehomologeerd ISOFIX- kinderzitje met het gezicht in de rijrichting en een bovenste riem.

IL Zitplaats geschikt voor de bevestiging van een semi-universeel gehomologeerd

ISOFIX-kinderzitje:

- rug in de rijrichting voorzien van een bovenste riem of een steun,

- gezicht in de rijrichting voorzien van een steun,

- reiswieg voorzien van een bovenste riem of een steun.

X Zitplaats die niet geschikt is voor een kinderzitje of ISOFIX-reiswieg voor de aangegeven gewichtscategorie.

(1) Als een reiswieg op deze zitplaats is bevestigd, kunnen één of beide andere zitplaatsen van dezelfde zitrij mogelijk niet meer worden gebruikt.

(2) Uitsluitend geschikt voor bevestiging achter de bestuurdersstoel.

(3) Uitsluitend geschikt voor bevestiging achter de bestuurdersstoel bij uitvoeringen met individuele passagiersstoel.

(4) De zitplaats van de 2 e zitrij moet zo zijn afgesteld dat het kind op de 3 e zitrij de zitplaats ervoor niet raakt.

(5) De voorstoel moet zo zijn afgesteld dat het kind op de 2 e zitrij de stoel niet raakt.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de ISOFIXbevestigingen en in het bijzonder de bovenste riem.

Plaats de hoofdsteun terug zodra het kinderzitje is verwijderd.

5

13

Veiligheid

Door CITROËN aanbevolen ISOFIX-kinderzitjes

Het CITROËN-netwerk levert een gamma ISOFIX-kinderzitjes. Deze kinderzitjes, die zijn voorzien van een onderdeelnummer, zijn goedgekeurd voor gebruik in uw auto.

Raadpleeg ook de montagehandleiding van de fabrikant van het kinderzitje voor meer informatie over het plaatsen en verwijderen van het zitje.

"RÖMER Baby-Safe Plus" met ISOFIX-basis

(lengtecategorie: E )

Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg

"RÖMER Duo Plus ISOFIX"

(lengtecategorie: B1 )

Groep 1: van 9 tot 18 kg

14

Dit zitje dient te worden geplaatst met de rug in de rijrichting met behulp van een ISOFIXbasis, die wordt bevestigd aan de ringen A .

De basis is voorzien van een in hoogte verstelbare steun die op de vloer van de auto rust.

Dit kinderzitje kan ook worden bevestigd met een veiligheidsgordel. In dat geval wordt het zitje zonder basis met de driepuntsgordel op de zitplaats van de auto bevestigd.

Dit zitje wordt uitsluitend met het gezicht in de rijrichting geplaatst.

Het wordt verankerd aan de ringen A en, met de bovenste riem, aan de ring , de TOP

TETHER.

Drie standen: rechtop, ruststand en ligstand.

Dit kinderzitje kan ook worden gebruikt op zitplaatsen die niet zijn voorzien van ISOFIXbevestigingspunten. In dat geval moet het zitje met de driepuntsveiligheidsgordel op de stoel van de auto worden bevestigd. Stel de voorstoel zo af dat de voeten van het kind de rugleuning niet kunnen raken.

Waarschuwing kans op aanrijding en

Active Safety Brake

Rijden

Werkingsvoorwaarden

Het systeem Waarschuwing kans op aanrijding werkt:

- bij een van een kentekenplaat voorzien voertuig dat in dezelfde rijrichting rijdt of staat,

- als de wagensnelheid minimaal 7 km/h is (de functie wordt uitgeschakeld als de snelheid daalt tot 5 km/h).

Het systeem Waarschuwing kans op aanrijding waarschuwt de bestuurder wanneer er een risico bestaat op een aanrijding met een voorligger of een voetganger op de rijstrook.

Het systeem Active Safety Brake treedt in werking wanneer de bestuurder, na de waarschuwing, niet snel genoeg reageert en niet remt.

Dit systeem helpt, zonder ingrijpen van de bestuurder, een aanrijding te voorkomen of de zwaarte van de aanrijding te beperken door de snelheid van de auto te verminderen.

Deze systemen maken gebruik van een radar in de voorbumper en een camera boven aan de voorruit.

Deze systeem zijn ontwikkeld om de veiligheid te verbeteren.

De bestuurder moet zelf altijd het verkeer in de gaten blijven houden en zich aan de verkeersregels houden.

Deze systemen zijn een hulpmiddel voor de bestuurder die desondanks waakzaam moet blijven.

Het systeem Active Safety Brake werkt:

- wanneer de wagensnelheid tussen 5 en

140 km/h ligt bij rijdende voertuigen,

- wanneer de wagensnelheid lager is dan

80 km/h bij stilstaande voertuigen,

- wanneer de wagensnelheid lager is dan

60 km/h bij een voetganger,

- indien de passagiers hun veiligheidsgordel hebben omgedaan,

- indien de auto niet snel accelereert,

- indien de auto geen scherpe bocht maakt,

6

15

16

Rijden

Het systeem Active Safety Brake werkt niet:

- als de voorbumper van de auto is beschadigd,

- binnen 10 seconden na de laatste keer dat het systeem in werking is getreden,

- bij een storing in het elektronische stabiliteitsprogramma.

Na een aanrijding wordt de functie automatisch uitgeschakeld. Neem contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Werkingslimieten

In de volgende gevallen is het raadzaam de functie uit te schakelen via het configuratiemenu van de auto:

- bij een schok op de voorruit ter hoogte van de detectiecamera,

- als de auto een aanhanger of caravan trekt,

- als lading op de imperiaal boven de voorruit uitsteekt (bijvoorbeeld een ladder),

- als de auto wordt gesleept bij draaiende motor,

- als het noodreservewiel (indien aanwezig) is gemonteerd,

- als de auto tijdens onderhoud in de werkplaats op een rollenbank wordt getest,

- als de auto in een automatische wasstraat wordt gewassen,

- als de remlichten niet werken.

Waarschuwing kans op aanrijding

Afhankelijk van de door het systeem gedetecteerde kans op een aanrijding en de geselecteerde stand voor de waarschuwing kunnen meerdere waarschuwingsniveaus worden geactiveerd en weergegeven op het instrumentenpaneel.

Deze informatie wordt tevens weergegeven op het head-up display.

Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het head-up display .

Niveau 1 : waarschuwing door middel van visuele signalen die aangeeft dat de afstand tot de voorligger zeer klein is.

Wanneer de auto de voorligger nadert, wordt een melding weergegeven om de bestuurder aan te sporen op te letten.

Dit waarschuwingsniveau is gebaseerd op de afstand in tijd tussen uw auto en de voorligger.

Rijden

Niveau 2 : waarschuwing door middel van visuele signalen en geluidssignalen die aangeeft dat een aanrijding dreigt.

Er wordt een melding weergegeven om de bestuurder aan te sporen te remmen.

Dit waarschuwingsniveau is gebaseerd op de tijd vóór de aanrijding. Daarbij wordt rekening gehouden met de beweging van de auto, de snelheid van uw auto en die van de voorligger, de weersomstandigheden, de rijomstandigheden (in een bocht, intrappen van pedalen enz.) zodat de waarschuwing op het meest geschikte moment wordt geactiveerd.

Als uw auto een voorligger te snel nadert, wordt het eerste waarschuwingsniveau mogelijk niet weergegeven: in dat geval wordt waarschuwingsniveau 2 direct weergegeven.

Bovendien wordt waarschuwingsniveau

1 nooit weergegeven als de stand

" Dichtb.

" is geselecteerd.

Slechte weersomstandigheden (zeer zware regenval, opgehoopte sneeuw voor de radar en de camera) kunnen de werking van het systeem verstoren.

In dat geval wordt een storingsmelding weergegeven. De functie is niet beschikbaar zolang deze melding wordt weergegeven.

Instellen van de stand voor de activering van de waarschuwing

De stand voor de activering van de waarschuwing is bepalend voor de manier waarop u wordt gewaarschuwd voor een rijdende of stilstaande voorligger, of een voetganger op uw rijstrook.

U kunt uit drie standen kiezen:

- " " om vroeg gewaarschuwd te worden

(voorzichtige rijstijl).

- " ".

- " " om later gewaarschuwd te worden.

Met autoradio

Open het menu " Persoonlijke instelling - configuratie " en activeer/deactiveer " Autom. noodremfunctie ".

Stel vervolgens het waarschuwingsniveau in.

Met touchscreen

Open het configuratiemenu van de auto en activeer/deactiveer " Waarschuwing kans op aanrijding en automatisch remmen ".

Stel vervolgens het waarschuwingsniveau in.

Druk op " Bevestigen " om de wijziging op te slaan.

6

17

18

Rijden

Active Safety Brake

Dit systeem, ook wel automatisch noodremsysteem genoemd, is bedoeld om de snelheid van de aanrijding te beperken of de frontale aanrijding met de voorligger te voorkomen (bij snelheden tussen 5 km/h en

140 km/h) wanneer de bestuurder niet ingrijpt.

Op basis van informatie van de radar en de camera activeert het systeem de remmen van de auto.

Als de radar en de camera de aanwezigheid van een voertuig of een voetganger hebben bevestigd, knippert dit verklikkerlampje als het systeem wordt geactiveerd.

Belangrijk : als het automatische noodremsysteem in werking treedt, moet u de controle over uw auto weer overnemen door met het rempedaal te en zo de automatische remactie aan te vullen en te voltooien.

De bestuurder kan op elk gewenst moment de controle over de auto weer overnemen door een ferme stuurbeweging te maken en/of het gaspedaal in te trappen.

Het activeren van het remmen kan worden aangepast aan het rijgedrag van de bestuurder, zoals bewegingen van het stuur of het intrappen of loslaten van het gaspedaal.

Als het automatische noodremsysteem niet is ingeschakeld, wordt u hiervoor gewaarschuwd door het permanent branden van dit verklikkerlampje in combinatie met een melding.

Als het systeem in werking is, kunnen er lichte trillingen voelbaar zijn in het rempedaal.

Als de auto volledig tot stilstand is gekomen, blijven de remmen automatisch 1 tot 2 seconden geactiveerd.

Bij auto's met een handgeschakelde versnellingsbak kan de motor afslaan als de auto door het automatische noodremsysteem tot stilstand wordt gebracht.

Bij auto's met een automatische transmissie begint de auto weer te rijden nadat hij door het automatische noodremsysteem tot stilstand is gebracht. Trap het rempedaal in als u dit wilt voorkomen.

Intelligente noodremassistentie

(AFUi)

Wanneer de bestuurder onvoldoende afremt om de aanrijding te voorkomen, zorgt het systeem voor voldoende remkracht.

Dit gebeurt alleen als de bestuurder zelf het rempedaal intrapt.

Rijden

Uitschakelen / inschakelen van de waarschuwing en het remmen

Standaard wordt de functie automatisch ingeschakeld als de motor wordt gestart.

De functie kan worden uit- of ingeschakeld via het configuratiemenu van de auto.

Met autoradio

Open het menu " Persoonlijke instelling - configuratie " en activeer/deactiveer " Autom. noodremfunctie ".

Met touchscreen

Open het configuratiemenu van de auto en activeer/deactiveer " Waarschuwing kans op aanrijding en automatisch remmen ".

Storing

In het geval van een storing wordt u gewaarschuwd door het branden van dit verklikkerlampje in combinatie met een geluidssignaal en een melding.

Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Onder de volgende omstandigheden werkt de camera mogelijk minder goed of helemaal niet:

- slecht zicht (slecht verlichte weg, sneeuwval of regen, mist, enz.),

- verblinding (verlichting van een tegenligger, laagstaande zon, reflectie op nat wegdek, uitrijden van een tunnel, sterke afwisseling van schaduw en licht, ...),

- als het gedeelte van de voorruit voor de camera vuil, dichtgevroren of beschadigd is of is bedekt met modder, sneeuw of een sticker.

Onder bepaalde weersomstandigheden van de werking van de in de voorbumper geplaatste radar verstoord raken, zoals bij opeenhoping van sneeuw, ijs, modder, enz.

Als een van de twee sensoren (camera of radar) is afgedekt of een beperkt bereik heeft terwijl de andere normaal werkt, blijft het systeem werken maar minder nauwkeurig dan normaal. U wordt hier niet over geïnformeerd door een melding of een verklikkerlampje.

Om storingen in de werking van de radar te voorkomen, mag de bumper niet worden gespoten.

6

Reinig het gedeelte van de voorruit voor de camera regelmatig.

Laat geen sneeuw op de motorkap of op het dak liggen, omdat de detectiecamera erdoor kan worden afgedekt.

Verwijder in dat geval de sneeuw, modder enz. van de voorbumper.

19

*16K0C.C070*

Néerlandais

16K0C.C070

Welke brandstoffen zijn geschikt?

benzinemotoren

De uitvoeringen met benzinemotor kunnen rijden op biobrandstoffen die voldoen aan de huidige en toekomstige Europese richtlijnen en verkrijgbaar zijn bij tankstations.

Benzine die voldoet aan de norm

EN228 en is gemengd met een biobrandstof die voldoet aan de norm

EN15376.

Alleen brandstofadditieven die voldoen aan de norm B715001 mogen worden gebruikt.

De dieselmotoren zijn geschikt voor biobrandstoffen die aan de huidige en toekomstige Europese richtlijnen voldoen en die aan de pomp getankt kunnen worden.

Diesel die voldoet aan de richtlijn

EN590 gemengd met biobrandstof die voldoet aan de richtlijn EN14214 (met een gehalte aan methyl-estervetzuren van 0 tot 7%),

Diesel die voldoet aan de richtlijn

EN16734 gemengd met biobrandstof die voldoet aan de richtlijn EN14214

(met een gehalte aan methylestervetzuren van 0 tot 10%),

Paraffinehoudende diesel die voldoet aan de richtlijn EN15940 gemengd met biobrandstof die voldoet aan de richtlijn

EN14214 (met een gehalte aan methylestervetzuren van 0 tot 7%).

Alleen het gebruik van dieseladditieven die voldoen aan de norm B715000 is toegestaan.

Diesel voor lage temperaturen

Bij temperaturen lager dan 0°C (+32°F) kan de stolling van paraffine in zomerdiesel storingen in het brandstofsysteem veroorzaken. Om dat te voorkomen is het raadzaam winterdiesel te tanken en de brandstoftank voor minimaal 50% gevuld te houden.

Als desondanks bij temperaturen lager dan -15°C (+5°F) de motor moeilijk aanslaat, is het raadzaam de auto enige tijd in een verwarmde garage of werkplaats te laten staan.

De brandstof B20 of B30 die voldoet aan de richtlijn EN16709 is ook geschikt voor de dieselmotor van uw auto. Maar als deze brandstof, ook al is het slechts incidenteel, wordt gebruikt, moeten de bijzondere onderhoudsvoorschriften

(voor "Zware rijomstandigheden") strikt worden nageleefd.

Neem voor meer informatie contact op met het netwerk van het merk of een gekwalificeerde werkplaats.

Het gebruik van elk ander type (bio) brandstof (zuivere of verdunde plantaardige of dierlijke olie, stookolie...) is nadrukkelijk verboden

(kans op schade aan de motor en het brandstofcircuit).

Reizen naar het buitenland

Bepaalde brandstoffen kunnen de motor beschadigen. In bepaalde landen kan het nodig zijn een specifieke brandstofsoort te gebruiken (specifiek octaangetal, specifieke commerciële benaming enz.) om de goede werking van de motor te garanderen.

Neem voor meer informatie contact op met uw dealer.

*16CAR.A070*

16CAR.A070

CITROËN Connect Nav

CITROËN Connect Nav

De beschreven functies en instellingen kunnen afwijken van die van het systeem in uw auto.

Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die de volle aandacht vragen, zoals het koppelen van een Bluetoothtelefoon aan het Bluetooth-handsfree systeem van het audiosysteem, uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto en ingeschakeld contact.

GPS-navigatie - Applicaties -

Multimedia- audio -

Bluetooth

®

-telefoon

Inhoud

De eerste stappen

Stuurwielflippers

Menu's

Gesproken commando's

Navigatie

Online navigatie

Applicaties

Radio

DAB-radio (Digital Audio Broadcasting) 25

Media

Telefoon

Configuratie

Veelgestelde vragen

26

28

33

37

11

15

18

23

4

5

2

3

Het systeem is zodanig beveiligd dat het uitsluitend in uw auto functioneert.

De overgang naar de waakfase wordt aangekondigd door de melding Eco-mode.

Hieronder vindt u de link naar de OSS

(Open Source Software)-broncodes voor het systeem.

https://www.groupe-psa.com/fr/oss/ https://www.groupe-psa.com/en/oss/

.

1

CITROËN Connect Nav

De eerste stappen

Als u bij draaiende motor op de toets drukt, wordt het geluid onderbroken.

Als u bij afgezet contact op de toets wordt drukt, wordt het systeem ingeschakeld.

Volumeregeling.

Het touchscreen is een capacitief scherm.

Voor het schoonmaken van het scherm is het raadzaam gebruik te maken van een niet schurende zachte doek (bijvoorbeeld een brillendoekje), zonder schoonmaakmiddel.

Raak het scherm niet aan met scherpe voorwerpen.

Raak het scherm niet aan met natte handen.

23 °C 18,5 21,5 12:13

Gebruik de toetsen aan weerszijden van of onder het touchscreen om de menu's te openen en druk vervolgens op de virtuele toetsen op het touchscreen.

Gebruik al naar gelang het model de toetsen

"Bron" of "Menu" aan weerszijden van het touchscreen om de menu's te openen en druk vervolgens op de op het touchscreen weergegeven toetsen.

U kunt op elk gewenst moment het menu oproepen door het scherm kort met drie vingers aan te raken.

Alle aanraakfuncties op het touchscreen zijn wit.

Druk op de "X" om een niveau lager te gaan.

Druk op "OK" om te bevestigen.

Bepaalde informatie wordt permanent weergegeven in de bovenste balk van het touchscreen:

- Basisinformatie van de airconditioning

(afhankelijk van de uitvoering) en rechtstreekse toegang tot het desbetreffende menu.

- Rechtstreekse toegang tot de keuze van de geluidsbron, de lijst met zenders (of titels, afhankelijk van de geluidsbron).

- Ga naar de notificaties van meldingen, e-mailberichten, updates van kaartgegevens en - afhankelijk van beschikbaarheid - de aanwijzingen van het navigatiesysteem

- Toegang tot de instellingen van het touchscreen en het digitale instrumentenpaneel.

Selecteren van de geluidsbron (afhankelijk van de uitvoering):

- FM-/DAB-radiozenders* / AM*.

- Toets USB.

- CD-speler (afhankelijk van het model).

- Via de AUX-aansluiting aangesloten mediaspeler (afhankelijk van het model).

- Telefoon verbonden via Bluetooth en multimedia-uitzending Bluetooth* (streaming).

2

* Afhankelijk van de apparatuur.

Via het menu "Instellingen" kunt u een profiel voor één persoon of voor een groep personen met gemeenschappelijke instellingen aanmaken, waarbij vele instellingen mogelijk zijn

(voorkeuzezenders radio, audio-instellingen, navigatiegeschiedenis, favoriete contacten, enz.). De instellingen worden automatisch aangepast.

Stuurkolomschakelaars

Afhankelijk van het model.

Gesproken commando's :

Deze knop bevindt zich op het stuurwiel of op het uiteinde van de lichtschakelaar (afhankelijk van de uitvoering).

Kort indrukken: gesproken commando's van het systeem.

Lang indrukken: gesproken commando's smartphone via het systeem.

Onder zeer warme onstandigheden kan het volume worden beperkt om het systeem te beschermen. Het systeem kan gedurende ten minste 5 minuten stand-by (scherm en geluid uitgeschakeld) worden gezet.

Zodra de temperatuur in het interieur is gezakt, zal de oorspronkelijke instelling weer worden gebruikt.

of

Geluidsvolume verhogen.

of

Geluid onderbreken/herstellen.

Of

Geluidsweergave onderbreken door gelijktijdig indrukken van de volumetoetsen.

Geluid weer inschakelen: druk op één van de twee volumetoetsen.

Geluidsvolume verlagen.

of

of

CITROËN Connect Nav

Media (kort indrukken): veranderen van multimediabron.

Telefoon (kort indrukken): start telefoongesprek.

Tijdens telefoongesprek (kort indrukken): toegang tot het telefoonmenu.

Telefoon (lang indrukken) : inkomend gesprek weigeren, einde gesprek; als de telefoon niet wordt gebruikt, toegang tot het telefoonmenu.

of

Radio (draaien): automatisch zoeken naar vorige/volgende zender.

Media (draaien): vorige/volgende nummer, scrollen door lijsten.

Kort indrukken : bevestigen van een selectie. Indien niets geselecteerd: toegang tot voorkeuzezenders.

Radio : weergeven van de zenderlijst.

Media : weergeven van de tracklijst.

Radio (ingedrukt houden): weergeven van de lijst met beschikbare radiozenders.

.

3

4

CITROËN Connect Nav

Menu's

Afhankelijk van uitvoering en uitrusting

Airconditioning

Instellen van de temperatuur en de aanjagersnelheid.

23 °C 18,5 21,5 12:13

Radiomedia

Een geluidsbron of radiozender selecteren, foto's weergeven.

of

23 °C 12:13

18,5 21,5

Applicaties

of

Gebruik van bepaalde apps van de smartphone met internetverbinding, via CarPlay ® , MirrorLink TM or Android

Auto.

Controleer de Bluetooth ® - en Wi-Fiverbinding van uw smartphone.

Online navigatie

of

Navigatiesysteem instellen en bestemming invoeren.

Gebruiken van de beschikbare realtime-diensten, afhankelijk van de uitrusting.

23 °C 18,5 21,5 12:13

23 °C 18,5

FM/87.5 MHz

87.5MHz

21,5 12:13

Telefoon

Via Bluetooth ® verbinden van een telefoon, berichten en e-mails lezen en snelberichten versturen.

of

23 °C 18,5 21,5 12:13

CITROËN Connect Nav

Gesproken commando's

Stuurwieltoetsen

Druk kort op deze toets om de functie gesproken commando's te activeren.

23 °C 18,5 21,5

Configuratie

of

Configureren van een persoonlijk profiel en/of configureren van het geluid (balans, sfeer enz.) en de weergave (taal, eenheden, datum, tijd, enz.).

12:13

Auto

Activeren, deactiveren en configureren van bepaalde voertuigfuncties.

of

23 °C 18,5 21,5 12:13

Neem de volgende aanwijzingen in acht om ervoor te zorgen dat het systeem uw gesproken commando's altijd herkent:

- spreek met een normale stem de woorden volledig uit, zonder uw stem te verheffen.

- wacht voordat u spreekt altijd op de

"piep" (geluidssignaal).

- houd voor een optimale werking de ruiten en het schuifdak (indien van toepassing) gesloten om storende geluiden van buitenaf te voorkomen,

- vraag uw passagiers voordat u gesproken commando's geeft om even niet te praten.

.

5

6

CITROËN Connect Nav

De eerste stappen

Voorbeeld van een "gesproken commando" voor het navigatiesysteem:

"Navigeer naar adres" "Kerkstraat

11 Amsterdam" .

Voorbeeld van een "gesproken commando" voor de radio en de multimediafuncties:

"Artiest" "Madonna" "afspelen" .

Voorbeeld van een "gesproken commando" voor de telefoon:

"Bel Jan" .

De gesproken commando's zijn beschikbaar in 12 talen (Engels, Frans, Italiaans,

Spaans, Duits, Nederlands, Portugees,

Pools, Turks, Russisch, Arabisch en

Braziliaans).

Voor bepaalde spraakcommando's bestaan er synoniemen.

Voorbeeld: Navigeer naar /

Routebegeleiding naar / Ga naar / ...

In het Arabisch zijn de gesproken commando's voor: "Navigeer naar adres" en "POI weergeven in de stad" niet beschikbaar.

Informatie - het systeem gebruiken

Druk op de toets Push To

Talk en vertel me wat u wilt na de toon. U kunt mij op elk moment onderbreken door op deze toets te drukken.

Als u opnieuw op deze toets drukt terwijl ik wacht tot u spreekt, wordt het gesprek beëindigd. Om opnieuw te beginnen, zegt u "annuleren".

Om uw selectie ongedaan te maken, zegt u "terug". En voor informatie en tips op elk gewenst moment, zegt u "hulp". Als u mij vraagt iets te doen en er ontbreekt informatie die ik nodig heb, dan geef ik u enkele voorbeelden of begeleid ik u stap voor stap. Er is meer informatiebeschikbaar in de

"novice" modus. U kunt de dialoogmodus instellen op

"expert" wanneer u zich op uw gemak met het systeem voelt.

Algemene gesproken commando's

Deze commando's kunnen vanaf elke schermpagina worden gegeven nadat op de stuurwieltoets "Gesproken commando's" of "Telefoon" is gedrukt, behalve als er een telefoongesprek bezig is.

Gesproken commando's

Help

Help voor gesproken commando's

Help voor navigatie

Help voor radio

Help voor multimedia

Help voor telefoon

Zet dialoogmodus op <...>

Selecteer profiel <...>

Ja

Nee

Helpberichten

Ik kan u met allerlei onderwerpen helpen. U kunt bijvoorbeeld zeggen: "hulp bij telefoon",

"hulp bij navigatie", "hulp bij media" of "hulp bij radio". Om een overzicht te krijgen over hoe de spraakdialoog werkt, kunt u zeggen "hulp bij spraakcommando's".

Kies de modus "beginner" of "expert".

Selecteer profiel 1, 2 of 3.

Zeg "ja" als het klopt. Anders zegt u "nee" en dan beginnen we opnieuw.

CITROËN Connect Nav

Gesproken commando's

"Navigatie"

Deze commando's kunnen vanaf elke schermpagina worden gegeven nadat op de stuurwieltoets "Gesproken commando's" of "Telefoon" is gedrukt, behalve als er een telefoongesprek bezig is.

.

7

8

CITROËN Connect Nav

Gesproken commando's

Navigeer naar huis

Navigeer naar het werk

Navigeer naar favoriet adres <...>

Navigeer naar contact <...>

Navigeer naar adres <...>

Toon POI <...> in de buurt

Af te leggen afstand

Af te leggen tijd

Aankomsttijd

Stop navigatie

Geef de gesproken commando's voor de bestemming (adres) in de taal die in het systeem is ingesteld.

Helpberichten

Om de navigatie te starten of een routepunt toe te voegen, zegt u "navigeer naar" en dan het adres of de naam van de contactpersoon.

Bijvoorbeeld "navigeer naar adres Kerkstraat 11

Amsterdam" of "navigeer naar contactpersoon

Jan Janssen". U kunt aangeven of het een favoriete of recente bestemming is. Bijvoorbeeld

"navigeer naar favoriet adres Tennisclub" of

"navigeer naar recente bestemming Kerkstraat

11 Amsterdam". U kunt ook "navigeer naar huis" zeggen. Om POI's op een kaart te zien, kunt u bijvoorbeeld "toon hotels in Rotterdam" of "toon

POI tankstation in de buurt" zeggen. Voor meer informatie kunt u "hulp bij routebegeleiding" zeggen.

Om informatie over uw huidige route te krijgen, kunt u zeggen "wat is de nog af te leggen tijd" of "afstand", of "aankomsttijd". Om meer commando's te leren, kunt u "hulp bij navigatie" zeggen.

Gesproken commando's

"Radio Media"

Deze commando's kunnen vanaf elke schermpagina worden gegeven nadat op de stuurwieltoets "Gesproken commando's" of "Telefoon" is gedrukt, behalve als er een telefoongesprek bezig is.

Gesproken commando's

Stem af op zender <...>

Wat speelt er nu

Speel nummer <...> af

Speel artiest <...> af

Speel album <...> af

De gesproken commando's voor multimedia zijn uitsluitend beschikbaar bij gebruik van de USB-aansluiting.

Helpberichten

U kunt een radiozender uitkiezen door "stem af op" en dan de zendernaam of frequentie te zeggen. Bijvoorbeeld "stem af op zender

Talksport", of "stem af op 98,5 FM". Om naar een voorkeuze radiozender te luisteren, zegt u bijvoorbeeld "stem af op voorkeuze nummer vijf".

CITROËN Connect Nav

Gesproken commando's

"Telefoon"

Als er een telefoon is verbonden met het systeem, kunnen deze gesproken commando's vanaf elke primaire schermpagina worden gegeven nadat op de stuurwieltoets "Telefoon" is gedrukt, behalve als er een telefoongesprek bezig is.

Als er geen telefoon is aangesloten door middel van Bluetooth, kondigt een gesproken bericht het volgende aan: "Maak a.u.b. eerst contact met een telefoon".

Hierna wordt de spraaksessie afgesloten.

Om de details van het "nummer", de "artiest" en het "album" van de afgespeelde muziek weer te geven, zegt u "Wat speelt er nu"

Gebruik het commando "speel" om het type muziek dat u wilt luisteren af te spelen. U kunt selecteren via "nummer", "artiest" of " album".

Zeg bijvoorbeeld "artiest Madonna afspelen",

"nummer 'Hey Jude' afspelen", of "album Thriller afspelen".

.

9

CITROËN Connect Nav

Gesproken commando's

Bel <...> *

Bel <...>*

Toon contacten*

Toon oproepen *

Bel voicemail *

10

* Deze functie is alleen beschikbaar als de met het systeem verbonden telefoon geschikt is voor het downloaden van het telefoonboek en de lijst van recente oproepen, en als deze gegevens werkelijk zijn gedownload.

Helpberichten

Om te telefoneren, zegt u "bel" en dan de naam van de contactpersoon, bijvoorbeeld

"Bel Jan". U kunt ook het telefoontype noemen, bijvoorbeeld "Bel Jan thuis".

Om een nummer te kiezen, zegt u "kies" gevolgd door het telefoonnummer, bijvoorbeeld

"Kies 0123 4567890". U kunt uw voicemail afluisteren door "bel voicemail" te zeggen. Om een SMS te sturen, zegt u "verstuur standaard

SMS naar" gevolgd door de contactpersoon en de naam van het standaardbericht dat u wilt verzenden. Bijvoorbeeld, "verstuur standaard

SMS naar Jan, ik kom te laat". Om een lijst met contactpersonen weer te geven, zegt u "toon contacten". Voor meer informatie over SMS berichten, zegt u "hulp bij SMS".

Gesproken commando's

"Tekstberichten"

Als er een telefoon is verbonden met het systeem, kunnen deze gesproken commando's vanaf elke primaire schermpagina worden gegeven nadat op de stuurwieltoets "Telefoon" is gedrukt, behalve als er een telefoongesprek bezig is.

Als er geen telefoon is aangesloten door middel van Bluetooth, kondigt een gesproken bericht het volgende aan: "Maak a.u.b. eerst contact met een telefoon".

Hierna wordt de spraaksessie afgesloten.

Gesproken commando's

Stuur SMS naar <...>

Lees nieuwste SMS *

Helpberichten

Om uw berichten af te luisteren, kunt u bijvoorbeeld zeggen "lees nieuwste SMS". Als u een SMS wilt versturen, staan er ook een aantal standaard berichten ter beschikking. Gebruik dan de naam van het standaard bericht en zeg bijvoorbeeld "verstuur standaard SMS naar Jan

Jansen, ik kom te laat". Zie het telefoonmenu voor de beschikbare standaard berichten.

Zeg "bel" of "verstuur standaard SMS naar" en dan een regelnummer. Om door een lijst op het scherm te navigeren, zegt u "ga naar begin", "ga naar einde", "volgende pagina" of "vorige pagina".

Om uw selectie ongedaan te maken, zegt u

"terug". En om de huidige actie te annuleren en opnieuw te beginnen, zegt u "annuleren".

CITROËN Connect Nav

Navigatie

Een profiel kiezen

Naar een nieuwe bestemming

of

Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op de toets " MENU " om de tweede pagina weer te geven.

Selecteer " Adres invoeren ".

* Deze functie is alleen beschikbaar als de met het systeem verbonden telefoon geschikt is voor het downloaden van het telefoonboek en de lijst van recente oproepen, en als deze gegevens werkelijk zijn gedownload.

Het systeem verstuurt uitsluitend vooraf opgenomen "snelberichten".

Selecteer het " Land ".

Voer de " Een plaatsnaam invoeren ", de " Een straatnaam invoeren " en de

" Nummer " in en bevestig uw keuze door op de getoonde suggesties te drukken.

.

11

12

CITROËN Connect Nav

Druk op " OK " om de

" Navigatiecriteria " te selecteren.

en/of

Selecteer " Op kaart tonen " om de

" Navigatiecriteria " te selecteren.

Naar een recente bestemming

of

Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.

Naar "My home" of "My work"

of

Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op " starten.

OK " om de navigatie te Druk op de toets " MENU " om de tweede pagina weer te geven.

Selecteer " Mijn bestemmingen ".

Druk op de toets " MENU " om de tweede pagina weer te geven.

Selecteer " Mijn bestemmingen ".

Uitzoomen/inzoomen met de aanraaktoetsen of met twee vingers op het scherm.

Om de navigatie te kunnen gebruiken, moet de " Een plaatsnaam invoeren ", de " Een straatnaam invoeren " en het

" Nummer " met het virtuele toetsenbord worden ingevoerd of de lijst van " Contact " of in " Historie " met adressen worden binnengehaald.

Wanneer u geen nummer bevestigt, leidt de navigatie u naar een van de uiteinden van de straat.

Selecteer het tabblad " Recent ".

Selecteer het adres in de lijst om de

" Navigatiecriteria " weer te geven.

Druk op " OK " om de navigatie te starten.

Selecteer " Positie " om de bestemming op de kaart weer te geven.

Selecteer het tabblad "

Of

Of

Selecteer "

Selecteer "

Favorieten

My home ".

".

Selecteer een vooraf ingestelde favoriete bestemming.

My work ".

Naar een contact uit het telefoonboek

Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.

of

Druk op de toets " MENU " om de tweede pagina weer te geven.

Selecteer " Mijn bestemmingen ".

Selecteer het tabblad " Contact ".

Selecteer een contact in de lijst om de navigatie te starten.

Naar nuttige plaatsen (POI)

De nuttige plaatsen (POI) zijn onderverdeeld in verschillende categorieën.

Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.

of

CITROËN Connect Nav

Naar een punt op de kaart

Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.

of

Druk op de toets " MENU " om de tweede pagina weer te geven.

Selecteer " Points of interest ".

"

Selecteer het tabblad "

Activiteiten ", "

Reizen ",

Winkelcentrum

" Openbaar " of " Geografisch ".

",

Versleep de kaart met uw vinger naar de gewenste locatie.

Selecteer de bestemming door op de kaart te drukken.

Tik op het scherm om een markeerpunt te plaatsen en een submenu weer te geven.

Druk op deze toets om de navigatie te starten.

Of

Of

Selecteer " Zoeken " om de naam en het adres van een "POI" in te voeren.

Druk op deze toets om het weergegeven adres op te slaan.

Druk op " OK " om de routeberekening te starten.

Door enige tijd op een punt te drukken wordt een lijst van POI's in de omgeving geopend.

.

13

14

CITROËN Connect Nav

Naar coördinaten GPS

Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.

of

Of

Versleep de kaart met uw vinger naar de gewenste locatie.

Druk op deze toets om de wereldkaart weer te geven.

Zoom met behulp van het raster in op het gewenste land of de gewenste regio.

OF

En

Druk op deze toets om de GPScoördinaten in te voeren.

Druk op deze toets om de navigatie te starten.

Druk op deze toets om het weergegeven adres op te slaan.

Druk op deze toets om met het virtuele toetsenbord de waarde voor

" Breedtegraad " in te voeren.

Druk op deze toets om met het virtuele toetsenbord de waarde voor

" Lengtegraad " in te voeren.

TMC (Traffic Message

Channel)

TMC (Trafic Message Channel) is een Europese standaard voor verkeersinformatieberichten die via het

RDS-systeem van FM-radio in realtime worden ontvangen.

De door deze TMC-berichten doorgegeven locaties worden vervolgens weergegeven op een GPS-navigatiekaart en onmiddellijk verwerkt in de aanwijzingen van het navigatiesysteem, zodat ongevallen, files en wegafsluitingen worden vermeden.

De weergave van gevarenzones is afhankelijk van de lokale wetgeving en het afsluiten van een abonnement op de dienst.

Er verschijnt een markeerpunt in het midden van het scherm, met de coördinaten "Breedtegraad" en

"Lengtegraad".

Online navigatie

Afhankelijk van de uitvoering

Afhankelijk van het uitrustingsniveau van de auto

OF

Voor de online navigatie kunt u gebruikmaken van de internetverbinding van de auto (via de diensten "Urgence- of

Assistance-oproep") of uw smartphone als modem gebruiken.

Activeer en configureer het delen van de internetverbinding van uw smartphone.

Verbinding Bluetooth

CITROËN Connect Nav

Activeer de Bluetooth-functie van de telefoon en maak deze 'zichtbaar' voor alle apparaten (zie de rubriek

"Connect-App").

Verbinding Wi-Fi

Selecteer een door het systeem gevonden Wi-Fi-netwerk en maak hier verbinding mee (zie de rubriek

"Connect-App").

Het systeem is automatisch verbonden met het geïntegreerde modem voor de diensten "Urgence- en Assistance-oproep", een verbinding maken via de smartphone van de gebruiker is niet nodig.

Beperkingen m.b.t. het gebruik:

- Met CarPlay ® kan uitsluitend de Wi-Fiverbinding worden gedeeld.

- Met MirrorLink TM kan uitsluitend de USBverbinding worden gedeeld.

De kwaliteit van de diensten is afhankelijk van de kwaliteit van de netwerkverbinding.

Verbinding voor online navigatie

Om veiligheidsredenen is het gebruik van een smartphone tijdens het rijden verboden.

Het gebruik van de smartphone vraagt namelijk veel aandacht van de bestuurder.

De handelingen moeten dan ook bij stilstaande auto worden uitgevoerd.

Verbinding USB

Sluit een USB-kabel aan.

De smartphone wordt opgeladen als deze via een USB-kabel is verbonden.

Als "TOMTOM TRAFFIC" wordt weergegeven, zijn de diensten beschikbaar.

.

15

16

CITROËN Connect Nav

Met online navigatie beschikt u over de volgende diensten.

Een pakket online services:

- Weer,

- Tankstations,

- Parking,

- Verkeer,

- POI lokaal zoeken.

Een pakket "Gevarenzone" (optioneel).

Werkingsprincipes en normen zijn permanent aan verandering onderhevig. Om te zorgen voor een optimale communicatie tussen de smartphone en het systeem, adviseren wij u om het besturingssysteem van uw smartphone en de datum en tijd op zowel de smartphone als het systeem up-to-date te houden.

Specifieke instellingen voor de online navigatie

Via het menu "Instellingen" kunt u een profiel voor één persoon of voor een groep personen met gemeenschappelijke instellingen aanmaken, waarbij vele instellingen mogelijk zijn

(voorkeuzezenders radio, audio-instellingen, navigatiegeschiedenis, favoriete contacten, enz.). De instellingen worden automatisch aangepast.

Inschakelen of uitschakelen:

- " Waarschuwingen voor risicozones toestaan ".

- "Adviesroute om eindbestemming te voet te bereiken"

- "Versturen van gegevens toestaan."

Dit moet per profiel worden ingesteld.

Selecteer " Config. waarsch.

".

Schakel " Waarschuwen voor gevarenzones " in of uit.

Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.

Selecteer deze knop.

of

Activeren: Geluidssignaal

Druk op de toets " MENU " om de tweede pagina weer te geven.

Selecteer " Instellingen ".

Als u gebruik wilt maken van online navigatie, moet u de optie " Versturen van gegevens toestaan.

" aanvinken.

Selecteer " Kaart ".

De weergave van gevarenzones is afhankelijk van de lokale wetgeving en het afsluiten van een abonnement op de dienst.

Doorgeven van

"Gevarenzones"

Om het doorgeven van gevarenzones toe te staan moet u de optie " Waarschuwingen voor risicozones toestaan " aanvinken.

Updaten van het pakket

"Gevarenzones"

Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.

Selecteer " Systeemparam.

".

of

Selecteer het tabblad " Systeeminfo ".

CITROËN Connect Nav

Het weerbericht weergeven

Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.

of

Druk op deze toets om de lijst van beschikbare diensten weer te geven.

Selecteer " Kaart raadplegen ".

Selecteer " Weer ".

Druk op de toets "Een nieuwe gevarenzone doorgeven" in de bovenste balk van het touchscreen.

Selecteer de optie " Type " om het type

"Gevarenzone" te selecteren.

Selecteer " Raadplegen " om de versie van de in het systeem geïnstalleerde modules te controleren.

Selecteer " Nog uit te voeren update(s) ".

Druk op deze knop om de belangrijkste informatie weer te geven.

Druk op deze toets voor de weergave van een uitgebreid weerbericht.

Selecteer de optie " Snelheid " en vul deze in met het virtuele toetsenbord.

Druk op " OK " om de gegevens op te slaan en te verzenden.

U kunt de updates van het systeem en de kaartgegevens downloaden vanaf de website van het merk.

U vindt daar ook de updateprocedure.

De temperatuur die om 6 uur 's ochtends wordt weergegeven, geldt als de maximumtemperatuur van de dag.

De temperatuur die om 6 uur 's avonds wordt weergegeven, geldt als de minimumtemperatuur van de nacht.

.

17

18

CITROËN Connect Nav

Applicaties

Internet-browser

Druk op Connect-App om de hoofdpagina weer te geven.

of

Connectiviteit

Druk op Connect-App om de hoofdpagina weer te geven.

of

Druk op " Connectiviteit " om naar de functie

" Internet-browser " te gaan.

Druk op " Internet-browser " om de startpagina van de browser te openen.

Selecteer uw thuisland.

Druk op " Connectiviteit " om naar de functie

CarPlay ® , MirrorLink TM of Android Auto te gaan.

Druk op " OK " om uw keuze op te slaan en de browser te starten.

Connect-App

Druk op Connect-App om de hoofdpagina weer te geven.

of

CarPlay

®

-verbinding voor smartphones

Om veiligheidsredenen is het gebruik van een smartphone tijdens het rijden verboden.

Het gebruik van de smartphone vraagt namelijk veel aandacht van de bestuurder.

De handelingen moeten dan ook bij stilstaande auto worden uitgevoerd.

Door de smartphone met het systeem te synchroniseren kunnen apps van de smartphone op het scherm van de auto worden weergegeven. Deze apps moeten compatibel zijn met de CarPlay ® technologie en op uw smartphone moet de functie CarPlay ® al zijn geactiveerd.

Werkingsprincipes en normen zijn permanent aan verandering onderhevig.

Houd daarom het besturingssysteem van uw smartphone up-to-date .

Ga naar de landelijke internetsite van het merk van uw auto om te zien welke smartphones compatibel zijn.

De internetverbinding komt tot stand via een van de netwerkverbindingen van de auto of van de gebruiker.

Druk op " Connect-App " om de startpagina van de apps te openen.

Sluit een USB-kabel aan. De smartphone wordt opgeladen als deze via een USB-kabel is verbonden.

Of

of

Druk op " Telefoon " om de CarPlay ® interface weer te geven.

-

Sluit een USB-kabel aan. De smartphone wordt opgeladen als deze via een USB-kabel is verbonden.

of

Druk op " Connect-App " op het scherm van het systeem om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op " Connectiviteit " om naar de functie

CarPlay ® te gaan.

Druk op " CarPlay " om de CarPlay ® interface weer te geven.

-

Bij het aansluiten van de USB-kabel verbreekt de CarPlay ® -functie de

Bluetooth ® -verbinding van het systeem.

MirrorLink

TM

-verbinding voor smartphones

Om veiligheidsredenen is het gebruik van een smartphone tijdens het rijden verboden.

Het gebruik van de smartphone vraagt namelijk veel aandacht van de bestuurder.

De handelingen moeten dan ook bij stilstaande auto worden uitgevoerd.

CITROËN Connect Nav

Om veiligheidsredenen zijn bepaalde apps alleen te gebruiken als de auto stilstaat.

Zodra de auto gaat rijden, wordt de weergave ervan onderbroken.

Door uw eigen smartphone te synchroniseren kunt u de met MirrorLink TM compatibele apps van uw smartphone weergeven op het scherm van uw auto.

Werkingsprincipes en normen zijn permanent aan verandering onderhevig.

Voor een goede communicatie tussen de smartphone en het systeem is het van essentieel belang dat de smartphone is ontgrendeld en is het raadzaam om het besturingssysteem van uw smartphone en de datum en tijd op zowel de smartphone als het systeem up-to-date te houden.

Ga naar de landelijke internetsite van het merk van uw auto om te zien welke smartphones compatibel zijn.

De functie " MirrorLink TM " werkt alleen in combinatie met een compatibele smartphone en compatibele apps.

of

Tijdens het aansluiten van de smartphone op het systeem is het raadzaam de Bluetooth ® -functie van de smartphone te activeren

Sluit een USB-kabel aan. De smartphone wordt opgeladen als deze via een USB-kabel is verbonden.

Druk op " Connect-App " op het scherm van het systeem om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op " Connectiviteit " om naar de functie

MirrorLink TM te gaan.

Druk op " MirrorLink TM " om de functie in het systeem te activeren.

.

19

20

CITROËN Connect Nav

Bij bepaalde smartphones is het noodzakelijk om de functie " MirrorLink " TM te activeren.

Tijdens de procedure verschijnen verschillende schermen gerelateerd aan bepaalde functies.

Accepteer deze om de verbinding tot stand te brengen en te voltooien.

Verbinding voor smartphones Android Auto

Om veiligheidsredenen is het gebruik van een smartphone tijdens het rijden verboden.

Het gebruik van de smartphone vraagt namelijk veel aandacht van de bestuurder.

De handelingen moeten dan ook bij stilstaande auto worden uitgevoerd.

Nadat de verbinding tot stand is gebracht, wordt een scherm weergegeven met daarop de eerder op uw smartphone gedownloade apps die compatibel zijn met de MirrorLink TM -technologie.

Tijdens de MirrorLink TM -weergave blijft het selecteren van de audiobron mogelijk via de schermtoetsen in de bovenste balk van het scherm.

De menu's van het systeem kunnen op elk moment worden geopend via de menutoetsen.

Afhankelijk van de kwaliteit van het netwerk kan het even duren voordat de apps beschikbaar zijn.

Door uw eigen smartphone te synchroniseren kunt u de met Android Auto compatibele apps van uw smartphone weergeven op het scherm van uw auto.

Werkingsprincipes en normen zijn permanent aan verandering onderhevig.

Voor een goede communicatie tussen de smartphone en het systeem is het van essentieel belang dat de smartphone is ontgrendeld en is het raadzaam om het besturingssysteem van uw smartphone en de datum en tijd op zowel de smartphone als het systeem up-to-date te houden .

Ga naar de landelijke internetsite van het merk van uw auto om te zien welke smartphones compatibel zijn.

Om veiligheidsredenen zijn bepaalde apps alleen te gebruiken als de auto stilstaat.

Zodra de auto gaat rijden, wordt de weergave ervan onderbroken.

De functie "Android Auto" werkt alleen in combinatie met een compatibele smartphone en compatibele apps.

of

Sluit een USB-kabel aan. De smartphone wordt opgeladen als deze via een USB-kabel is verbonden.

Druk op " Connect-App " op het scherm van het systeem om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op " Connectiviteit " om naar de functie

"Android Auto" te gaan.

Druk op " Android Auto " om de functie in het systeem te activeren.

Tijdens de procedure verschijnen verschillende schermen gerelateerd aan bepaalde functies.

Accepteer deze om de verbinding tot stand te brengen en te voltooien.

Tijdens de Android Auto-weergave blijft het selecteren van de audiobron mogelijk via de schermtoetsen in de bovenste balk van het scherm.

De menu's van het systeem kunnen op elk moment worden geopend via de menutoetsen.

Activeer de Bluetooth-functie van uw telefoon en zorg ervoor dat deze "zichtbaar is voor iedereen" (configuratie van de telefoon).

In de modus Android Auto is de functie voor het openen van het menu door het scherm kort met drie vingers aan te raken, uitgeschakeld.

Procedure via de telefoon

Selecteer de naam van het systeem in de lijst van gedetecteerde apparaten.

Afhankelijk van de kwaliteit van het netwerk kan het even duren voordat de apps beschikbaar zijn.

Accepteer op het systeem het verzoek om een verbinding met de telefoon te maken.

Voltooien van het koppelen, ongeacht of dit vanaf de telefoon of het systeem wordt gedaan: controleer of de door het telefoon en het systeem weergegeven code identiek zijn.

Bluetooth-verbinding

®

Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die de volle aandacht vragen, zoals het koppelen van een Bluetoothtelefoon aan het Bluetooth-handsfree systeem van het audiosysteem, uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto en ingeschakeld contact.

Procedure via het systeem

Druk op Connect-App om de hoofdpagina weer te geven.

of

CITROËN Connect Nav

Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.

Druk op " Bluetooth-verbinding ".

Selecteer " Zoeken ".

Er verschijnt een overzicht van de waargenomen telefoon(s).

Als het koppelen niet is gelukt, wordt geadviseerd de Bluetooth-functie van uw telefoon even uit te zetten en opnieuw te activeren.

Selecteer de naam van de telefoon in de lijst.

Afhankelijk van het type telefoon wordt u gevraagd om de overdracht van uw contacten en berichten wel of niet te accepteren.

.

21

22

CITROËN Connect Nav

Verbinding delen

Het systeem stelt 3 verbindingsprofielen voor de telefoon voor:

- " Telefoon " (handsfree-set, uitsluitend telefoon),

- " Streaming " (streaming: draadloos afspelen van audiobestanden van de telefoon),

- " Gegevens mobiel internet ".

Om gebruik te kunnen maken van online navigatie moet het profiel " Gegevens mobiel internet " zijn geselecteerd (indien uw auto niet beschikt over de diensten

"Urgence- en Assistance-oproep"), nadat u eerst op uw smartphone het delen van de mobiele dataverbinding hebt geactiveerd.

Selecteer één of meer profielen.

Druk op " OK " om te bevestigen.

Verbinding Wi-Fi

Verbinding met het Wi-Fi-netwerk van de smartphone.

Druk op Connect-App om de hoofdpagina weer te geven.

of

U kunt alleen gebruikmaken van de Wi-Fiverbinding en het delen van de Wi-Fiinternetverbinding via het netwerk van de smartphone.

Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.

Selecteer " Verbinding Wi-Finetwerk ".

Verbinding delen Wi-Fi

Aanmaken van een lokaal Wi-Fi-netwerk door het systeem.

Druk op Connect-App om de hoofdpagina weer te geven.

of

Selecteer het tabblad " Beveiligd " of

" Niet beveiligd " of " Opgeslagen ".

Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.

Selecteer " Wifi-verbinding delen ".

Selecteer een netwerk.

Voer met het virtuele toetsenbord de

" Sleutel " van het Wi-Fi-netwerk en het " Wachtwoord " in.

Druk op " OK " om de verbinding te starten.

Selecteer het tabblad " Activering " om het delen van de Wi-Fi-verbinding in of uit te schakelen.

en/of selecteer het tabblad " Instellingen " om de naam van het netwerk van het systeem en het wachtwoord te wijzigen.

Druk op " OK " om te bevestigen.

Om uzelf te beschermen tegen nietgeautoriseerde toegang en uw systeem zo veilig mogelijk te maken, wordt het gebruik van een complexe beveiligingscode of wachtwoord aanbevolen.

Radio

Een radiozender selecteren

Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven.

of

CITROËN Connect Nav

Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.

Selecteer " Zenderlijst " op de tweede pagina.

Druk op " Frequentie ".

Voer de frequentie in met het virtuele toetsenbord.

Voer eerst de eenheden in en klik dan op de decimale zone, om de cijfers achter het decimale punt in te voeren.

Druk op " OK " om te bevestigen.

Verbindingen beheren

of

Druk op Connect-App om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.

Selecteer " Verbinding beheren ".

Of

Druk op " Frequentie ".

Druk op een van de toetsen voor automatisch zoeken naar een radiozender.

Of

Verplaats de cursor om handmatig omhoog en omlaag te scrollen door de frequenties.

Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven.

Via deze functie kunt u zien welke online diensten u gebruikt en welke beschikbaar zijn en kunt u de verbindingsmethode wijzigen.

of

De radio-ontvangst kan worden verstoord door het gebruik van elektrische apparatuur die niet door het merk is goedgekeurd, zoals een op de 12V-aansluiting aangesloten lader met USB-aansluiting.

Er kunnen storingen in de ontvangst optreden door obstakels in de omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages, enz.), ook als de RDSfunctie is ingeschakeld. Dit is een normaal verschijnsel en duidt niet op een storing in het audiosysteem.

.

23

24

CITROËN Connect Nav

Een zender opslaan

Selecteer een zender of een frequentie.

(zie de desbetreffende rubriek)

Druk op " Geheugen ".

Houd de toets waaronder u de zender wilt opslaan lang ingedrukt.

RDS inschakelen en uitschakelen

of

Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op " OK " om te bevestigen.

Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.

Selecteer " Radioinstellingen ".

Als de RDS-functie is ingeschakeld, zoekt de radio steeds naar de sterkste frequentie van een zender, zodat u ernaar kunt blijven luisteren. Onder bepaalde omstandigheden zijn sommige RDS-zenders echter niet in het hele land te ontvangen doordat de zenders niet het hele land dekken. Dit verklaart dat de zender tijdens het rijden kan wegvallen.

Selecteer " Algemeen ".

Inschakelen / uitschakelen

" Weergeven radiotekst ".

Druk op " OK " om te bevestigen.

Tekstberichten weergeven

Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.

Selecteer " Radioinstellingen ".

Met de functie "Radiotekst" worden door de radiozender meegestuurde tekstberichten weergegeven die betrekking hebben op het radiostation of de muziek waarnaar geluisterd wordt.

Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven.

Selecteer " Algemeen ".

Inschakelen / uitschakelen " Volgen van zenders ".

of

TA-berichten beluisteren

De TA-functie (Traffic Announcement) geeft voorrang aan het luisteren naar de verkeersinformatie. Om te worden geactiveerd moet deze functie een radiozender die deze berichten uitzendt, goed kunnen ontvangen. Zodra een verkeersinformatiebericht wordt uitgezonden, wordt de geluidsbron die op dat moment wordt weergegeven automatisch onderbroken voor de weergave van het TA-verkeersinformatiebericht. Zodra dit bericht is afgelopen, wordt de weergave van de oorspronkelijke geluidsbron hervat.

Digitale radio

(DAB, Digital Audio

Broadcasting)

Digitale radio

Digitale radio zorgt voor een betere geluidskwaliteit.

De verschillende "multiplex/bundels" bieden keuze uit radiozenders die op alfabetische volgorde zijn gerangschikt.

Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven.

of

Selecteer " Berichten ".

Inschakelen / uitschakelen

" Verkeersinfo ".

Selecteer de geluidsbron.

Druk op " OK " om te bevestigen.

Druk op " Band " en selecteer de frequentieband

" DAB ".

CITROËN Connect Nav

DAB- automatisch volgen FM

"DAB" is niet overal beschikbaar.

Als het digitale signaal niet goed is, kunt u met "Automatisch volgen DAB-FM" dezelfde zender blijven beluisteren doordat het systeem automatisch overschakelt op de desbetreffende analoge "FM"-zender (indien beschikbaar).

of

Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.

Selecteer " Radioinstellingen ".

Selecteer " Algemeen ".

.

25

CITROËN Connect Nav

Inschakelen / uitschakelen " Volgen van zenders ".

Druk op " OK ".

Media

-aansluiting USB

Aansluiting AUX (AUX)

(afhankelijk van uitvoering en uitrusting)

26

Als "Automatisch volgen DAB-FM" is geactiveerd, kan er sprake zijn van een verschil van enkele seconden als het systeem overschakelt op de analoge

"FM"-zender en kan het geluidsvolume veranderen.

Als de kwaliteit van het digitale signaal weer goed is, schakelt het systeem automatisch weer over naar "DAB".

Als de "DAB"-zender waarnaar wordt geluisterd niet beschikbaar is als "FM"zender (optie " DAB-FM " grijs weergegeven) of als "Automatisch volgen DAB/FM" niet is geactiveerd, wordt het geluid onderbroken als het digitale signaal te zwak wordt.

Steek de USB-stick in de USB-aansluiting of sluit het USB-apparaat via een kabel (niet meegeleverd) op de USB-aansluiting aan.

Gebruik geen USB-verdeelstekker om beschadiging van het systeem te voorkomen.

Deze geluidsbron is uitsluitend beschikbaar als "Extra ingang" is aangevinkt in de audioinstellingen.

Sluit het externe apparaat (MP3-speler enz.) met een audiokabel (niet meegeleverd) aan op de

AUX-aansluiting.

Het systeem maakt gebruik van afspeellijsten

(in het tijdelijke geheugen). Het maken van deze lijsten kan enkele seconden of soms enkele minuten duren nadat het apparaat voor de eerste keer is aangesloten.

Het verwijderen van alle andere dan muziekbestanden en het verminderen van het aantal afspeellijsten zal het aanmaken van deze afspeellijsten versnellen.

De afspeellijsten worden telkens na inschakelen van het contact of het aansluiten van een USBgeheugenstick vernieuwd. De lijsten worden in het geheugen opgeslagen: als de lijsten niet zijn gewijzigd, is de laadtijd korter.

Stel eerst het volume van het externe apparaat af

(hoog geluidsniveau). Stel vervolgens het volume van het audiosysteem in.

De bediening gebeurt via het externe apparaat.

CD-speler

(afhankelijk van uitvoering en uitrusting)

Plaats de CD in de speler.

Geluidsbron kiezen

Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven.

of

Als de streaming audio eenmaal is gestart, wordt uw telefoon als een geluidsbron beschouwd.

Selecteer " Bron ".

Selecteer de geluidsbron.

Bluetooth

®

streaming audio

Streaming audio biedt de mogelijkheid om naar door de smartphone verzonden audiostreams te luisteren.

Zorg dat het Bluetooth-profiel is geactiveerd en stel eerst het volume van het externe apparaat in

(op een hoog volume).

Stel vervolgens het volume van het audiosysteem in.

Als de weergave niet automatisch begint, kan het zijn dat u de audioweergave moet starten via de telefoon.

Bediening verloopt via het externe apparaat of via de aanraaktoetsen van het systeem.

Apple

®

-speler aansluiten

Sluit een Apple ® -speler met behulp van een geschikte kabel (niet meegeleverd) aan op de

USB-aansluiting.

Het afspelen begint automatisch.

De bediening gebeurt via de audio-installatie in de auto.

De beschikbare indeling is die van het aangesloten apparaat (artiesten/albums/ genres/playlists/audiobooks/podcasts).

De standaardindeling is de indeling per artiest. Om dit te veranderen moet u terug naar het eerste niveau in de structuur om vervolgens een andere indeling te selecteren (bijvoorbeeld playlists). Bevestig uw keuze voordat u in de structuur weer afdaalt naar de gewenste track.

De softwareversie van de autoradio kan incompatibel zijn met de generatie van uw

Apple ® -speler.

CITROËN Connect Nav

Informatie en tips

Het systeem is geschikt voor externe USBgeluidsdragers, BlackBerry's ® of apparatuur van Apple ® die op de USB-aansluitingen kunnen worden aangesloten. De kabel is niet meegeleverd.

Het apparaatbeheer wordt uitgevoerd met bedieningselementen van het audiosysteem.

Andere randapparatuur, die bij het aansluiten niet door het systeem wordt herkend, moet met een kabel (niet meegeleverd) op de jack-plug worden aangesloten of via Bluetooth streaming worden gekoppeld (indien compatibel).

Gebruik geen USB-verdeelstekker om beschadiging van het systeem te voorkomen.

Het audiosysteem speelt bestanden af met de extensie ".wma, .aac, .flac, .ogg en .mp3" met een bitrate tussen 32 Kbps en 320 Kbps.

Ook bestanden met een VBR (Variable Bit Rate) kunnen worden afgespeeld.

Andere typen audiobestanden (.mp4, enz...) kunnen niet worden afgespeeld.

Bestanden met de extensie ".wma" moeten van het type WMA 9-standaard zijn.

De ondersteunde bemonsteringsfrequenties

(sampling rates) zijn 32, 44 en 48 kHz.

.

27

28

CITROËN Connect Nav

Gebruik voor bestandsnamen maximaal 20 karakters en vermijd speciale tekens (bijv.: " "

? . ; ù) om problemen met het afspelen of de weergave te voorkomen.

Gebruik uitsluitend USB-toetsen met de bestandsindeling FAT32 (File Allocation Table).

Gebruik bij voorkeur de originele USBkabels van het externe apparaat.

Telefoon

Koppelen van een

Bluetooth

®

-telefoon

Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die de volle aandacht vragen, zoals het koppelen van een Bluetoothtelefoon aan het Bluetooth-handsfree systeem van het audiosysteem, uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto en ingeschakeld contact.

Om een gebrande CDR of CDRW te kunnen afspelen moet bij het branden bij voorkeur de standaard ISO 9660 niveau 1, 2 of Joliet zijn geselecteerd.

Als de disc met een andere standaard is gebrand, kan deze mogelijk niet correct worden afgespeeld.

Gebruik bij één disc altijd dezelfde standaard voor het branden en selecteer bij het branden altijd de laagste snelheid (maximaal 4x) voor een optimale geluidskwaliteit.

Gebruik bij een multisessie-CD altijd de standaard Joliet.

Activeer de Bluetooth-functie van uw telefoon en zorg ervoor dat deze "zichtbaar is voor iedereen" (configuratie van de telefoon).

Procedure via de telefoon

Selecteer de naam van het systeem in de lijst van gedetecteerde apparaten.

Of

Voltooien van het koppelen, ongeacht of dit vanaf de telefoon of het systeem wordt gedaan: controleer of de door het telefoon en het systeem weergegeven code identiek zijn.

Procedure via het systeem

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

of

Druk op " Bluetooth zoeken ".

Selecteer " Zoeken ".

Er verschijnt een overzicht van de waargenomen telefoon(s).

Accepteer op het systeem het verzoek om een verbinding met de telefoon te maken.

Als het koppelen niet is gelukt, wordt geadviseerd de Bluetooth-functie van uw telefoon even uit te zetten en opnieuw te activeren.

Selecteer de naam van de telefoon in de lijst.

Verbinding delen

Het systeem stelt 3 verbindingsprofielen voor de telefoon voor:

- " Telefoon " (handsfree-set, uitsluitend telefoon),

- " Streaming " (streaming: draadloos afspelen van audiobestanden van de telefoon),

- " Gegevens mobiel internet ".

Selecteren van het profiel; " Gegevens mobiel internet " is vereist voor online navigatie, nadat u eerst op uw smartphone het delen van de mobiele dataverbinding hebt geactiveerd.

Selecteer één of meer profielen.

Druk op " OK " om te bevestigen.

Afhankelijk van het type telefoon wordt u gevraagd om de overdracht van uw contacten en berichten wel of niet te accepteren.

Automatisch opnieuw verbinden

Wanneer u terugkomt in uw auto met de telefoon waarmee het laatst verbinding is gemaakt, wordt deze automatisch herkend en wordt er binnen ongeveer 30 seconden na het aanzetten van het contact automatisch verbinding gemaakt met de telefoon (indien Bluetooth is ingeschakeld).

CITROËN Connect Nav

Selecteer één of meer profielen.

Druk op " OK " om te bevestigen.

Wijzigen van het verbindingsprofiel:

of

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

De mogelijkheid van het systeem om maar

één profiel te koppelen, hangt af van de telefoon.

Als dit niet mogelijk is, worden standaard alle drie de verbindingsprofielen geselecteerd.

De beschikbaarheid van de diensten is afhankelijk van het netwerk, de simkaart en de compatibiliteit van de gebruikte

Bluetooth-apparaten. Raadpleeg de handleiding van uw telefoon en neem contact op met uw provider voor meer informatie over de voor uw telefoon beschikbare diensten.

Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.

Selecteer " Bluetooth-verbinding " voor het weergeven van een lijst van gekoppelde apparatuur.

Druk op de toets "details".

Profielen die compatibel zijn met het systeem: HFP, OPP, PBAP, A2DP, AVRCP,

MAP en PAN.

Kijk op de website van het merk voor meer informatie (compatibiliteit, aanvullende instructies, enz.).

.

29

30

CITROËN Connect Nav

Beheer van telefoonverbindingen

Met behulp van deze functie kan een apparaat met het systeem worden verbonden of de verbinding worden verbroken, en kan een koppeling ongedaan worden gemaakt.

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

of

Verwijderen van een telefoon

Selecteer de prullenbak rechts boven op het scherm om een prullenbak naast de geselecteerde telefoon weer te geven.

Druk op de prullenbak naast de geselecteerde telefoon om deze telefoon te verwijderen.

Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.

Een gesprek aannemen

Als u gebeld wordt, klinkt een beltoon en verschijnt een pop-upvenster op het scherm.

Druk kort op de toets TEL op het stuur om het gesprek aan te nemen.

Bellen

Gebruik de telefoon bij voorkeur niet onder het rijden.

Parkeer de auto.

Gebruik de toetsen op het stuurwiel om te bellen.

Een nieuw nummer bellen

of

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

En

Selecteer " Bluetooth-verbinding " voor het weergeven van een lijst van gekoppelde apparatuur.

houd de toets

Voer het nummer in via het digitale toetsenbord.

Selecteer de naam van de telefoon in de lijst om de koppeling ongedaan te maken.

Druk er nogmaals op om de telefoon weer te koppelen.

of

TEL op het stuurwiel langer ingedrukt om het gesprek te weigeren

Druk op " Bellen " om het nummer te bellen.

Selecteer " Ophangen ".

Een contact bellen

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

of

Laatste nummers bellen

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

of

CITROËN Connect Nav

Contacten / items beheren

of

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

houd de toets

Of

TEL op het stuurwiel enige tijd ingedrukt.

Houd de toets

Selecteer " Contact ".

Selecteer " Aanmaken " om een nieuw contact toe te voegen.

op het stuurwiel enige tijd ingedrukt.

Selecteer " Contact ".

Selecteer het gewenste contact in de weergegeven lijst.

Selecteer " Bellen ".

Selecteer " Oproepen ".

Selecteer het gewenste contact in de weergegeven lijst.

U kunt altijd rechtstreeks met uw telefoon bellen. Zet in dat geval de auto uit veiligheidsoverwegingen stil.

Voer op het tabblad " Telefoon " de telefoonnummers van het contact in.

Voer op het tabblad " Adres " de adresgegevens van het contact in.

Voer op het tabblad " Email " de e-mailadressen van het contact in.

Met de functie " Email " kunt u de e-mailadressen van uw contacten invoeren, maar u kunt met het systeem geen e-mailberichten versturen.

.

31

32

CITROËN Connect Nav

Berichten beheren

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

of

Druk op " Bellen " om het nummer te bellen.

Snelberichten beheren

Druk op " Beluisteren " om het bericht te beluisteren.

of

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.

Selecteer " Berichten " om de berichtenlijst weer te geven.

Selecteer het tabblad " Alle " of

" Verzenden " of " Ontvangen ".

Selecteer de detailweergave van het bericht dat u in een van deze lijsten hebt geselecteerd.

Druk op " Beantwoorden " om een door het systeem opgesteld snelbericht te versturen.

De toegang tot " Berichten " is afhankelijk van de compatibiliteit van de smartphone met het systeem van de auto.

De benodigde tijd voor het ophalen van uw berichten of e-mailberichten is afhankelijk van de smartphone.

De beschikbaarheid van de diensten is afhankelijk van het netwerk, de simkaart en de compatibiliteit van de gebruikte Bluetoothapparaten.

Controleer in de handleiding van uw smartphone en in de informatie van uw provider over welke diensten u beschikt.

Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.

"

Selecteer " berichtenlijst weer te geven.

Selecteer "

SMS-berichten"

Te laat ", "

Niet beschikbaar

om de

Aangekomen

" of " Overig

",

" met de mogelijkheid voor het aanmaken van nieuwe berichten.

Druk op " Aanmaken " om een nieuw bericht te schrijven.

Selecteer het bericht dat u in een van deze lijsten hebt geselecteerd.

Druk op " Overbrengen " om de ontvanger(s) te selecteren.

Druk op " Beluisteren " om het bericht te beluisteren.

Selecteer " Email" om de berichtenlijst weer te geven.

Selecteer het tabblad " Ontvangen " of

" Verzenden " of " Ongelezen ".

Selecteer het bericht dat u in een van deze lijsten hebt geselecteerd.

Druk op " Beluisteren " om het bericht te beluisteren.

CITROËN Connect Nav

Configuratie

Audio-instellingen

Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.

of

Selecteer " Audio-instellingen ".

E-mailberichten beheren

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

of

Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.

De toegang tot " Email " is afhankelijk van de compatibiliteit van de smartphone met het systeem van de auto.

Selecteer " Equalizer ".

Of

" Verdeling ".

Of

" Geluid ".

Of

" Spraak ".

Of

" Beltonen ".

Druk op " OK " om de instellingen op te slaan.

.

33

34

CITROËN Connect Nav

De verdeling van het geluid (of de ruimtelijke verdeling dankzij het Arkamys © -systeem) in de auto is belangrijk voor de kwaliteit van de weergave en biedt de mogelijkheid de weergave af te stemmen op het aantal inzittenden.

Uitsluitend beschikbaar in de configuratie met luidsprekers voor en achter.

Configuratie van de profielen

Het configureren van de profielen mag, om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd bij stilstaande auto .

Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.

of

De audio-instellingen Equalizer (6 optionele geluidsprofielen) en Bass , Medium en Treble zijn voor elke geluidsbron verschillend.

Schakel " Loudness " in of uit.

De instellingen voor " Verdeling " (Alle passagiers, bestuurder en alleen vóór) zijn voor alle geluidsbronnen gelijk.

Schakel " Geluiden touchscreen ",

" Snelheidsafhankelijke volumeregeling " en " Extra ingang " in of uit.

Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.

Selecteer " Configuratie van de profielen ".

Geïntegreerd audiosysteem: Het Sound

Staging-systeem van Arkamys © zorgt voor een betere geluidsverdeling in het interieur.

Selecteer " Profiel 1 ", " Profiel 2 ", " Profiel 3 " of

" Gemeenschappelijk profiel ".

Druk op deze toets om een profielnaam in te voeren met het virtuele toetsenbord.

Druk op " OK " om te bevestigen.

Druk op deze toets om een profielfoto toe te voegen.

Plaats een USB-stick met daarop de foto in de USB-aansluiting.

Selecteer de foto.

Druk op " OK " om toestemming te geven voor de overdracht van de foto.

Druk nogmaals op " OK " om de instellingen op te slaan.

Het kader voor de profielfoto heeft een vierkante vorm, het systeem past de oorspronkelijke vorm van de foto aan dit vierkant aan.

Druk op deze toets om het geselecteerde profiel te initialiseren.

Bij de profielinitialisatie wordt Engels als taal ingesteld.

Selecteer een " Profiel " (1, 2 of 3) om dit te koppelen aan de " Audio-instellingen ".

Selecteer " Audio-instellingen ".

Selecteer " Equalizer ".

Of

" Verdeling ".

Of

" Geluid ".

Of

" Spraak ".

Of

" Beltonen ".

Druk op " OK " om de instellingen op te slaan.

Systeeminstellingen wijzigen

Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.

of

of

CITROËN Connect Nav

Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.

Selecteer " Schermconfiguratie ".

Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.

Selecteer " Systeemparameters ".

Selecteer " Animatie ".

Inschakelen of uitschakelen:

" Automatische tekstweergave ",

Selecteer " Eenheden " om de eenheden voor afstand, verbruik en temperatuur te wijzigen.

Selecteer " Fabrieksparameters " om terug te keren naar de fabrieksinstellingen.

Als het systeem wordt teruggezet op de fabrieksinstellingen, wordt Engels als taal ingesteld.

Selecteer " Lichtsterkte ".

Verplaats de cursor om de lichtsterkte van het scherm en/of het instrumentenpaneel in te stellen.

Selecteer " Systeeminfo controleren.

" om de versie van de in het systeem geïnstalleerde modules te

.

35

36

CITROËN Connect Nav

De taal selecteren

of

Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.

Selecteer " Talen " om de taal te wijzigen.

Datum instellen

of

Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.

Selecteer " Instellen tijd-datum ".

Tijd instellen

Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.

of

Selecteer " Datum ".

Druk op deze toets om de datum in te stellen.

Druk op " OK " om te bevestigen.

Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.

Selecteer " Instellen tijd-datum ".

Selecteer het weergaveformaat voor de datum.

Het instellen van de datum en tijd is alleen mogelijk als "GPS-synchronisatie" is uitgeschakeld.

Overschakelen naar zomer- of wintertijd is mogelijk door de tijdzone te wijzigen.

Selecteer " Tijd ".

Druk op deze toets om de tijd in te stellen met het virtuele toetsenbord.

Druk op " OK " om te bevestigen.

Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.

Druk op deze toets om de tijdzone in te stellen.

Selecteer het weergaveformaat voor de tijd (12h/24h).

Schakel de GPS-synchronisatie

(UTC) in of uit.

Druk op " OK " om te bevestigen.

Selecteer " Thema's ".

Selecteer het kleurthema in de lijst en druk vervolgens op " OK " om te bevestigen.

Bij elke wijziging van het kleurthema wordt het systeem opnieuw opgestart, waarbij het scherm tijdelijk zwart wordt.

CITROËN Connect Nav

Veelgestelde vragen

Hieronder vindt u de antwoorden op de meest gestelde vragen over uw audiosysteem.

Het systeem schakelt niet automatisch over op zomertijd/wintertijd (hangt af van land van bestemming).

Kleurthema's

Om veiligheidsredenen kan de procedure voor het wijzigen van het grafische thema uitsluitend worden uitgevoerd bij een stilstaande auto .

Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.

of .

37

38

CITROËN Connect Nav

Navigatie

VRAAG

De route wordt niet berekend.

ANTWOORD

De navigatiecriteria kunnen tegenstrijdig zijn met de huidige plaatsbepaling (bijv. geen tolwegen terwijl de auto zich op een tolweg bevindt).

De POI's worden niet aangegeven. De POI's zijn niet geselecteerd.

Het geluidssignaal van de

"Gevarenzones" functioneert niet.

Het geluidssignaal is niet geactiveerd of het volume is te laag.

OPLOSSING

Controleer de criteria in het menu "Navigatie".

Selecteer de POI's in de lijst met POI's.

Activeer het geluidssignaal in het menu "Navigatie" en controleer het stemvolume in de audio-instellingen.

Het systeem stelt bij belemmeringen geen alternatieve routes voor.

Er wordt geen rekening gehouden met de actuele verkeersinformatie.

Ik word gewaarschuwd voor een

"Gevarenzone" die niet op mijn route ligt.

Het systeem meldt alle "Gevarenzones" die zich buiten de route in een bepaalde zone rondom de auto bevinden.

Hierdoor worden ook "Gevarenzones" gesignaleerd die zich op nabij gelegen wegen of op parallelwegen bevinden.

Configureer de functie "Verkeersinfo" in het overzicht met criteria (Zonder, Handmatig of Automatisch).

Zoom in op de kaart om de exacte positie van de "Gevarenzone" te kunnen bepalen. Selecteer "Op de route" om de waarschuwingen buiten de route uit te schakelen of om de tijdsduur tussen het moment van de melding en het passeren van de gevarenzone te verkorten.

Sommige files op de route worden niet direct gemeld.

Bij het opstarten heeft het systeem enkele minuten nodig om de verkeersinformatie te ontvangen.

Wacht tot de verkeersinformatie goed wordt ontvangen (weergave van de icoontjes van de verkeersinformatie op de kaart).

In bepaalde landen is alleen voor de hoofdwegen

(autosnelwegen...) verkeersinformatie beschikbaar.

Dit is volkomen normaal. Het systeem is afhankelijk van de beschikbare verkeersinformatie.

De hoogteligging wordt niet weergegeven.

De verbinding van Mijn navigatie is verbroken.

Bij het opstarten kan de initialisatie van het GPS tot 3 minuten duren voordat er meer dan 4 satellieten correct worden ontvangen.

De kwaliteit van de GPS-ontvangst kan worden beïnvloed door de omgeving (tunnel...) en het weer.

Tijdens het opstarten en in bepaalde gebieden kan de verbinding niet beschikbaar zijn.

Wacht tot het systeem volledig is opgestart zodat het signaal van ten minste 4 satellieten wordt ontvangen.

Dit is een normaal verschijnsel. De werking van het systeem is afhankelijk van de ontvangst van het GPSsignaal.

Controleer of de verbonden diensten zijn geactiveerd

(instellingen, contract).

CITROËN Connect Nav

Radio

VRAAG ANTWOORD

De ontvangstkwaliteit van de gekozen radiozender neemt geleidelijk af of de opgeslagen zenders werken niet (geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...).

De auto is te ver verwijderd van de zender van het station of er is geen zender aanwezig in het geografische gebied.

OPLOSSING

Activeer de functie "RDS" via het snelmenu om het systeem te laten controleren of er een sterkere zender in het gebied aanwezig is.

Er kunnen storingen in de ontvangst optreden door obstakels in de omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages, enz.), ook als de RDS-functie is ingeschakeld.

De antenne is niet aanwezig of is beschadigd

(bijvoorbeeld in een wasstraat of parkeergarage).

Dit is een normaal verschijnsel en duidt niet op een storing in het audiosysteem.

Laat de antenne controleren door een merkdealer.

Ik kan sommige opgeslagen zenders uit de lijst niet ontvangen.

De naam van de zender verandert.

De zender wordt niet meer ontvangen of de naam van de zender in de lijst is veranderd.

Sommige zenders sturen in plaats van een naam andere informatie mee (bijv. titel van het afgespeelde nummer).

Het systeem interpreteert deze informatie als de naam van de zender.

Druk op de toets "Lijst updaten" in het tweede menu van de "Zenderlijst".

.

39

40

CITROËN Connect Nav

Media

VRAAG

Het afspelen van de muziek op mijn USB-stick begint pas na lang wachten (ongeveer 2 tot

3 minuten).

De CD wordt steeds uitgeworpen of wordt niet afgespeeld.

Na het laden van een CD of het aansluiten van een USB-stick moet u enige tijd wachten.

Het geluid van de CD is slecht.

Sommige informatietekens in de huidige afspeelmedia worden niet correct weergegeven.

ANTWOORD

Door bepaalde bestanden die standaard op een

USB-stick kunnen staan kan het erg lang duren tot de muziek op de USB-stick wordt afgespeeld (tot

10 keer de fabrieksopgave).

OPLOSSING

Wis de bestanden die standaard op de USB-stick staan en beperk het aantal submappen in de mappenstructuur van de USB-stick.

De CD is ondersteboven in de speler geplaatst, kan niet worden gelezen, bevat geen audiobestanden of bevat audiobestanden die niet door het audiosysteem worden herkend.

De CD is opgenomen in een formaat dat niet compatibel is met de speler (udf,...).

De CD is voorzien van een systeem voor kopieerbeveiliging dat niet door de audioinstallatie wordt herkend.

Na de invoer van een nieuwe sleutel, kan het systeem een bepaalde hoeveelheid aan gegevens lezen (directory, titel, artiest, enz.). Dit kan enkele seconden tot enkele minuten duren.

Controleer of de CD op correcte wijze in de speler is geplaatst.

Controleer de staat van de CD: de CD kan niet worden gelezen als deze te veel is beschadigd.

Controleer de inhoud in het geval van een opgenomen CD: raadpleeg het advies in het hoofdstuk "AUDIO".

Het CD-audiosysteem kan geen DVD's afspelen.

Door een te slechte kwaliteit, kunnen bepaalde gebrande CD's niet door het audiosysteem worden afgespeeld.

Dit is volkomen normaal.

De gebruikte CD is bekrast of van slechte kwaliteit.

De audio-instellingen (bassen, hoge tonen, klankkleur) zijn niet op de CD-speler afgestemd.

De audio-installatie kan sommige karakters niet weergeven.

Gebruik alleen CD's van goede kwaliteit en berg ze zorgvuldig op.

Zet het niveau van de bassen en de hoge tonen op 0, zonder een geluidseffect te selecteren.

Gebruik standaard karakters voor de benaming van nummers en afspeellijsten.

Het afspelen van streaming-bestanden start niet.

Het aangesloten apparaat start niet automatisch het afspelen.

Namen van nummers en de speelduur worden niet weergegeven op het audiostreamingscherm.

De Bluetooth-verbinding biedt deze mogelijkheid niet.

Het afspelen van het apparaat starten.

CITROËN Connect Nav

Telefoon

VRAAG

Het lukt me niet om mijn Bluetooth-telefoon te koppelen.

ANTWOORD

Het is mogelijk dat de Bluetooth-functie van de telefoon is uitgeschakeld of dat uw telefoon niet zichtbaar is voor het systeem.

OPLOSSING

Controleer of de Bluetooth-functie van uw telefoon is ingeschakeld.

Controleer bij de instellingen van uw telefoon of deze op "Vind mij" staat.

U kunt de compatibiliteit van uw telefoon controleren op de website van het merk (services).

Het signaal van de aangesloten Bluetoothtelefoon is niet hoorbaar.

De Bluetooth-telefoon is niet compatibel met het systeem.

Het geluid is afhankelijk van het systeem en de telefoon.

Omgevingsgeluiden hebben invloed op de kwaliteit van een telefoongesprek.

Verhoog het volume van het audiosysteem, indien nodig, tot maximaal en verhoog het volume van de telefoon indien nodig.

Beperk het omgevingsgeluid (ramen sluiten, aanjager lager zetten, snelheid verminderen enz.).

Sommige contacten komen dubbel voor in de lijst. Bij het synchroniseren worden de contacten op de simkaart en/of die in het geheugen van de telefoon overgenomen. Als beide geheugens worden gesynchroniseerd kan het voorkomen dat sommige contacten dubbel worden overgenomen.

Selecteer "Contacten van SIM-kaart weergeven" of "Contacten van telefoon weergeven".

De contacten staan in alfabetische volgorde.

Het systeem ontvangt geen SMS-berichten.

Sommige telefoons hebben speciale weergaveopties. Afhankelijk van de instellingen kunnen contacten in een bepaalde volgorde worden overgenomen.

De Bluetooth-modus staat geen verzending van

SMS-tekstberichten naar het systeem toe.

Verander de instellingen voor de weergave van contacten in de telefoon.

.

41

42

CITROËN Connect Nav

Instellingen

VRAAG ANTWOORD

Na het instellen van de bassen en hoge tonen wordt de instelling van de equalizer opgeheven.

Als u de instelling van de equalizer wijzigt, worden de instellingen van de bassen en de hoge tonen gereset.

Bij het veranderen van de balans wordt de geluidsverdeling uitgeschakeld.

Bij het veranderen van de geluidsverdeling worden de instellingen van de balans uitgeschakeld.

De instelling van de equalizer is gekoppeld aan de bassen en hoge tonen.

De geluidsverdeling is gekoppeld aan de balans.

OPLOSSING

Wijzig de instelling van de bassen en de hoge tonen of de equalizer om de gewenste geluidskwaliteit te verkrijgen.

Stel de balans in of kies een geluidsverdeling naar eigen wens.

Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen de verschillende geluidsbronnen.

Voor een optimale geluidskwaliteit kunnen de audio-instellingen worden aangepast aan verschillende geluidsbronnen, die hoorbare verschillen kunnen genereren bij het veranderen van de bron.

Controleer of de audio-instellingen zijn afgestemd op de geluidsbron die u gebruikt. Het is raadzaam de audiofuncties (Bass:, Treble:, Balans) in de middelste stand te zetten, de geluidssfeer "Geen" te selecteren en de functie Loudness in de stand

"Actief" te zetten bij gebruik van de CD-speler en in de stand "Inactief" bij gebruik van de radio.

Na uitzetten van de motor schakelt het systeem na enkele minuten automatisch uit.

Ik kan de datum en tijd niet instellen.

Als de motor is afgezet, blijft het audiosysteem nog werken zolang de laadtoestand van de accu dat toestaat.

In de normale uitgeschakelde stand, gaat het systeem na een bepaalde tijd automatisch over op de eco-mode om de laadtoestand van de accu op peil te houden.

Schakel het contact in om de laadstroom van de accu te verhogen.

De datum en tijd kunnen alleen worden ingesteld als u de synchronisatie met de satellieten deactiveert.

Menu instellingen / Opties / Datum en tijd instellen.

Selecteer het tabblad "Tijd" en deactiveer de

"GPS-synchronisatie" (UTC).

CITROËN Connect Nav

.

43

44

CITROËN Connect Nav

CITROËN Connect Nav

.

45

Audio en telematica

CITROËN Connect Radio

Multimedia-autoradio - Applicaties - Bluetooth ® -telefoon

Inhoud

Basisfuncties 96

Stuurkolomschakelaars - Type 1 98

Stuurkolomschakelaars - Type 2 99

Menu's 100

Applicaties 102

Radio Media 106

Telefoon 118

Instellingen 132

Veelgestelde vragen 143

De beschreven functies en instellingen verschillen afhankelijk van de uitvoering en de configuratie van uw auto.

Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die zijn volledige aandacht vragen, zoals het koppelen van een Bluetooth-telefoon aan het Bluetooth-handsfree systeem van de autoradio, uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto en aangezet contact.

Dit systeem is zodanig gecodeerd dat het uitsluitend in uw auto functioneert.

De overgang naar de waakfase wordt aangekondigd door de melding

Eco-mode .

Hieronder vindt u de link naar de OSS

(Open Source Software)-broncodes voor het systeem.

http://www.psa-peugeot-citroen.com/ oss

.

95

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

Audio en telematica

Basisfuncties

Als bij draaiende motor op de toets wordt gedrukt, wordt het geluid onderbroken.

Als bij afgezet contact op de toets wordt gedrukt, wordt het systeem ingeschakeld.

Regeling van het geluidsvolume.

Gebruik de toetsen aan weerszijden van of onder het touchscreen om de menu's te openen en druk vervolgens op de op het touchscreen weergegeven toetsen. Alle aanraakfuncties op het touchscreen zijn wit.

Druk op het gearceerde gedeelte om terug te gaan naar één niveau hoger of om te bevestigen.

Druk op de pijl Terug om terug te gaan naar

één niveau hoger of om te bevestigen.

Het touchscreen is van het "capacitieve" type.

Voor het schoonmaken van het scherm is het raadzaam gebruik te maken van een niet schurende zachte doek (bijvoorbeeld een brillendoekje), zonder schoonmaakmiddel.

Raak het scherm niet aan met scherpe voorwerpen.

Raak het scherm niet aan met natte handen.

96

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

Audio en telematica

Bepaalde informatie wordt permanent weergegeven in de bovenste balk van het touchscreen:

- Informatie over de airconditioning, en rechtstreekse toegang tot het desbetreffende menu.

- Informatie over de menu's Radio Media en

Telefoon.

- Toegang tot de Instellingen van het touchscreen en het digitale instrumentenpaneel.

Selecteren van de geluidsbron (volgens uitvoering):

- Radio "FM"/"DAB"*/"AM"*.

- Telefoon aangesloten via Bluetooth* en via multimedia-streaming*.

- CD-speler.

- "USB"-stick.

- Mediaspeler aangesloten via de AUXaansluiting (jack, kabel niet meegeleverd).

Via het menu "Instellingen" kunt u een profiel voor één persoon of voor een groep personen met gemeenschappelijke instellingen aanmaken, waarbij vele instellingen mogelijk zijn (voorkeuzezenders radio, audio-instellingen, sferen enz.).

De instellingen worden automatisch aangepast.

Bij zeer hoge temperaturen kan het geluidsvolume worden beperkt om het systeem te beschermen. Het systeem kan gedurende ten minste

5 minuten stand-by (scherm en geluid uitgeschakeld) worden gezet.

Zodra de temperatuur in het interieur is gezakt, zal de oorspronkelijke instelling weer worden gebruikt.

* Volgens uitrusting.

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

.

97

Audio en telematica

Stuurkolomschakelaars - Type 1

Radio:

Selecteren van de vorige/volgende voorkeuzezender.

Selecteren van het vorige/volgende item van een menu of een lijst.

Media:

Selecteren van de vorige/volgende track

Selecteren van het vorige/volgende item van een menu of een lijst.

Radio:

Kort indrukken: weergave van de zenderlijst.

Lang indrukken: bijwerken van de lijst.

Media:

Kort indrukken: weergave van de tracklist.

Lang indrukken: weergave van de beschikbare sorteeropties.

Veranderen van geluidsbron (Radio;

USB; AUX, als een apparaat is aangesloten; CD; Streaming).

Bevestigen van een selectie.

Verhogen van het geluidsvolume.

Verlagen van het geluidsvolume.

Geluid onderbreken/weer inschakelen door het gelijktijdig indrukken van de volumetoetsen.

98

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

Audio en telematica

Stuurkolomschakelaars - Type 2

Verhogen van het geluidsvolume.

Gesproken commando's :

Kort indrukken: gesproken commando's van de smartphone via het systeem.

Verlagen van het geluidsvolume.

Geluid onderbreken/herstellen.

Of

Geluid onderbreken door tegelijkertijd op de toetsen voor het verhogen en het verlagen van het geluidsvolume te drukken.

Geluid herstellen door op een van de toetsen van het geluidsvolume te drukken.

Media (kort indrukken): veranderen van multimediabron.

Telefoon (kort indrukken): gesprek aannemen.

Tijdens telefoongesprek (kort indrukken): toegang tot het telefoonmenu.

Telefoon (ingedrukt houden): inkomend gesprek weigeren, gesprek beëindigen; als de telefoon niet wordt gebruikt: toegang tot het menu

Telefoon.

Radio (draaien): vorige/volgende opgeslagen zender.

Media (draaien): vorige/volgende track, scrollen door lijsten.

Kort indrukken : bevestigen van een selectie. Indien niets geselecteerd: toegang tot de geheugens.

Radio : weergeven van de zenderlijst.

Media : weergeven van de track list.

Radio (ingedrukt houden): bijwerken van de zenderlijst.

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

.

99

Audio en telematica

Menu's

Afhankelijk van de uitvoering

Airconditioning Applicaties Radio Media

18,5

Instellen van de temperatuur en de aanjagersnelheid.

Navigatie

21,5

Toegang tot de te configureren apparaten.

Selecteren van een audiobron of een radiozender.

Configureren van de navigatie en kiezen van de bestemming via MirrorLink TM of CarPlay ® .

100

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

Rijden

Audio en telematica

Telefoon Instellingen

Via Bluetooth ® verbinden van een telefoon.

Gebruiken van bepaalde apps van de smartphone met internetverbinding, via

MirrorLink TM of CarPlay ® .

Configureren van een persoonlijk profiel en/ of configureren van het geluid (balans, sfeer enz.) en de weergave (taal, eenheden, datum, tijd enz.).

Activeren, deactiveren en configureren van bepaalde functies van de auto.

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

.

101

Audio en telematica

Applicaties

Afhankelijk van de uitvoering/uitrusting

Niveau 1 Niveau 2

1

102

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

4 5 6

Niveau 3

2 3

Niveau 1

Connect-App

Programmering

2

3

Niveau 2

Status

Overige instellingen

Connect-App

Boordcomputer

4 Actueel

5 Traject 1

6 Traject 2

Niveau 3

Audio en telematica

Aanwijzingen

De programmeringen activeren/deactiveren.

De vooraf bepaalde instellingen configureren.

De parameters opslaan.

De instellingen bevestigen.

Systeem dat informatie geeft over de actuele rit

(actieradius, brandstofverbruik enz.).

Connect-App

Beheer foto's

1

Connect-App

OPTIES

Fotogalerij

Bluetooth-verbinding

Beheer foto's

Zoeken

Verwijderen

Terug naar de pagina Connect-App.

De fotogalerij openen.

Eén niveau omhoog gaan.

Zoeken naar een aan te sluiten extern apparaat.

Een of meer externe apparaten verwijderen.

.

103

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

Audio en telematica

Weergeven van foto's

Plaats een USB-stick in de USB-aansluiting.

Gebruik geen USB-verdeelstekker om beschadiging van het systeem te voorkomen.

Het systeem kan overweg met mappen en kan fotobestanden in de formaten.tiff,.gif,.jpg/jpeg,.

bmp en .png weergeven.

Druk op Connect-App om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op " Beheer foto's ".

Selecteer een map.

Selecteer een afbeelding om hem weer te geven.

Druk op deze toets om informatie over de foto weer te geven.

Druk op de pijl Terug om terug te gaan naar één niveau hoger.

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

.

105

Audio en telematica

Radio Media

Afhankelijk van de uitvoering

Niveau 1 Niveau 2

1 2 3 4 5

106

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

Niveau 1

1

RAD MEDIA

BRONNEN

2

3

4

RAD MEDIA

Frequentie

RAD MEDIA

Lijst

RAD MEDIA

Favorieten

5

RAD MEDIA

OPTIES

RAD MEDIA

87,5 MHz

Radio

Bluetooth

CD

AUX

USB iPod

FM/DAB/AM

Favorieten

Niveau 2

FM-band /DAB-band/AM-band

Audio-instellingen

INFO

TA

RDS

FM-DAB

Audio en telematica

Aanwijzingen

Een andere geluidsbron selecteren.

Informatie over de radiozender waarnaar wordt geluisterd weergeven.

De lijst bijwerken afhankelijk van de ontvangst.

Kort indrukken om de zender op te slaan.

Een opgeslagen zender selecteren of een zender opslaan.

Op de toets van de frequentieband drukken om deze te selecteren.

De audio-instellingen configureren.

De opties activeren of deactiveren.

Een frequentie van de frequentieband FM en AM invoeren op het virtuele toetsenbord.

.

107

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

Audio en telematica

Niveau 1

1

Niveau 2

108

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

2 3 4 5

5

5

Niveau 3

Niveau 1

1

Rad Media

BRONNEN

Radio

2 Live

Niveau 2

3

4

Lijst

Favorieten

5 OPTIES

1

1

Rad Media

BRONNEN

Bluetooth

Rad Media

BRONNEN

CD

5

OPTIES

5 OPTIES

Niveau 3

FM-band/DAB-band/

AM-band

Audio-instellingen

INFO

TA

RDS

FM-DAB

Audio en telematica

Aanwijzingen

De radiozender waarnaar wordt geluisterd weergeven.

De lijst van ontvangen zenders weergeven.

Een opgeslagen zender selecteren of een zender opslaan.

Op de toets van de frequentieband drukken om de frequentieband te selecteren.

De audio-instellingen configureren.

De opties activeren of deactiveren.

Audio-instellingen De audio-instellingen configureren.

Audio-instellingen

Informatie over de muziek waarnaar wordt geluisterd weergeven.

De audio-instellingen configureren.

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

.

109

Audio en telematica

Niveau 1

1

Niveau 2

5

110

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

6 7 8 5

Niveau 3

1

Niveau 1

Rad Media

BRONNEN

AUX

1

Rad Media

BRONNEN

USB

Niveau 2

5 OPTIES

6 Play

7

8

Huidige lijst

Bibliotheek

5 OPTIES

Niveau 3

Audio-instellingen

Audio en telematica

Aanwijzingen

De audio-instellingen configureren.

Audio-instellingen

Informatie over de muziek waarnaar wordt geluisterd weergeven.

De actuele selectie weergeven.

De muziekbibliotheek weergeven.

De audio-instellingen configureren.

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

.

111

Audio en telematica

Radio

Selecteren van een zender

Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven.

Of

Of

Druk op een van de toetsen om automatisch te zoeken naar een radiozender met een hogere of lagere frequentie.

Verplaats de cursor om handmatig naar een radiozender met een hogere of lagere frequentie te zoeken.

Druk op de frequentie.

Voer de waarden van de FM- en AMband in met het virtuele toetsenbord.

Druk op " OK " om te bevestigen.

De radio-ontvangst kan worden verstoord door het gebruik van elektrische apparatuur die niet door het merk is goedgekeurd, zoals een op de

12V-aansluiting aangesloten lader met

USB-aansluiting.

De omgeving waarin u rijdt (bergen, hoge gebouwen, bruggen, tunnels enz.) kan leiden tot een slechte ontvangst, ook als de RDS-functie is ingeschakeld. Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de radio.

Veranderen van frequentieband

Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven.

5 Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina te openen.

Druk op " Band " om de frequentieband te wijzigen.

Druk op het gearceerde gedeelte om te bevestigen.

Een zender opslaan

Selecteer een zender of een frequentie.

Druk kort op de lege ster. Als de ster is gevuld, is de radiozender al opgeslagen.

Of

Selecteer een zender of een frequentie.

Druk op " Favorieten ".

4

Houd de toets waaronder u de zender wilt opslaan lang ingedrukt.

112

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

Audio en telematica

RDS inschakelen en uitschakelen

Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven.

5 Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.

Schakel " RDS " in of uit.

Druk op het gearceerde gedeelte om te bevestigen.

Als de RDS-functie is ingeschakeld, zoekt de radio steeds naar de sterkste frequentie van een zender, zodat u ernaar kunt blijven luisteren zonder dat u zelf de frequentie hoeft te wijzigen.

Sommige RDS-zenders zijn echter niet in het hele land te ontvangen, omdat de frequenties van de zender niet het hele land dekken. Dit verklaart dat de zender tijdens het rijden kan wegvallen.

Tekstberichten weergeven

Met de functie "Radiotekst" worden door de radiozender meegestuurde tekstberichten weergegeven die betrekking hebben op het radiostation of de muziek waarnaar geluisterd wordt.

Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven.

5 Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.

Schakel " INFO " in/uit.

Druk op het gearceerde gedeelte om te bevestigen.

TA-berichten beluisteren

De functie TA (Traffic Announcement) geeft voorrang aan het luisteren naar

TA-verkeersinformatieberichten. Om te worden geactiveerd moet deze functie een radiozender die deze berichten uitzendt, goed kunnen ontvangen. Zodra een verkeersinformatiebericht wordt uitgezonden, wordt de geluidsbron die op dat moment wordt weergegeven automatisch onderbroken voor de weergave van het TA-verkeersinformatiebericht. Zodra dit bericht is afgelopen, wordt de weergave van de oorspronkelijke geluidsbron hervat.

Druk op Rad Media om de hoofdpagina weer te geven.

5 Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina te openen.

Schakel " TA " in/uit.

Druk op het gearceerde gedeelte om te bevestigen.

.

113

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

Audio en telematica

Audio-instellingen

Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven.

5 Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina te openen.

Druk op " Audio-instellingen ".

Selecteer het tabblad " Klank ",

" Verdeling ", " Geluid " of

" Beltonen " om de audioinstellingen te configureren.

Druk op de pijl Terug om te bevestigen.

In het tabblad " Klank " zijn de audioinstellingen ( Sfeer ), en Bass , Medium en Treble voor elke geluidsbron verschillend en apart in te stellen.

In het tabblad " Verdeling " zijn de instellingen Alle passagiers ,

Bestuurder en Alleen vóór voor alle geluidsbronnen gelijk.

Schakel in het tabblad " Geluid "

" Snelheidsafhankelijke volumeregeling ", " Extra ingang " en

" Geluiden touchscreen " in of uit.

De verdeling van het geluid (of de ruimtelijke verdeling dankzij het Arkamys © systeem) in de auto is belangrijk voor de kwaliteit van de weergave en biedt de mogelijkheid de weergave af te stemmen op het aantal inzittenden.

Audio-installatie: Sound Staging van Arkamys © optimaliseert de geluidsverdeling in het interieur.

114

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

Audio en telematica

DAB-radio (Digital Audio Broadcasting)

Digitale radio Volgsysteem FM-DAB

Digitale radio zorgt voor een betere geluidskwaliteit.

Via "multiplex/bundel" hebt u de keuze uit een aantal radiozenders die in alfabetische volgorde zijn gerangschikt.

"DAB" is niet overal beschikbaar.

Als het digitale signaal niet goed is, kunt u met "FM-DAB" dezelfde zender blijven beluisteren doordat het systeem automatisch overschakelt op de desbetreffende analoge "FM"-zender

(indien beschikbaar).

5

Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina te openen.

Druk op " Band " en selecteer

" DAB-band ".

Druk op het gearceerde gedeelte om te bevestigen.

5

Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.

Schakel " FM-DAB " in of uit.

Druk op het gearceerde gedeelte om te bevestigen.

Als "FM-DAB" is geactiveerd, kan er sprake zijn van een verschil van enkele seconden als het systeem overschakelt op de analoge "FM"-zender en kan het geluidsvolume veranderen.

Als het digitale signaal weer goed is, schakelt het systeem automatisch weer over op "DAB".

Als de " DAB"-zender waarnaar wordt geluisterd niet beschikbaar is als "FM"-zender of als "FM-DAB" niet is geactiveerd, wordt het geluid onderbroken als het digitale signaal te zwak wordt.

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

.

115

Audio en telematica

Media

USB-aansluiting

Steek de USB-stick in de USB-aansluiting of sluit het USB-apparaat via een kabel (niet meegeleverd) op de USB-aansluiting aan.

Gebruik geen USB-verdeelstekker om beschadiging van het systeem te voorkomen.

Het systeem maakt gebruik van afspeellijsten

(in het tijdelijke geheugen). Het maken van deze lijsten kan enkele seconden of soms enkele minuten duren nadat het apparaat voor de eerste keer is aangesloten.

Het verwijderen van alle andere dan muziekbestanden en het verminderen van het aantal afspeellijsten zal het aanmaken van deze afspeellijsten versnellen.

De afspeellijsten worden iedere keer na het opnieuw aanzetten van het contact of het aansluiten van een USB-stick vernieuwd. De lijsten worden in het geheugen opgeslagen: als de lijsten niet zijn gewijzigd, is de laadtijd korter.

AUX-aansluiting

Deze geluidsbron is uitsluitend beschikbaar als de "Extra ingang" is aangevinkt in de audioinstellingen.

Sluit het externe apparaat (MP3-speler enz.) met een audiokabel (niet meegeleverd) aan op de Jack-aansluiting.

Stel eerst het volume van het externe apparaat in (luid). Regel daarna het volume van de autoradio.

De bediening gebeurt via het externe apparaat.

Geluidsbron kiezen

Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven.

1 Druk op de toets " BRONNEN ".

Selecteer de geluidsbron.

Streaming via Bluetooth ®

Streaming biedt de mogelijkheid om naar door de smartphone verzonden audiostreams te luisteren.

Zorg dat het Bluetooth-profiel is geactiveerd en stel eerst het volume van het externe apparaat in (op een hoog volume).

Stel vervolgens het volume van het systeem in.

Als de weergave niet automatisch begint, kan het zijn dat u de audioweergave moet starten via de smartphone.

Het bedienen is mogelijk via de randapparatuur of met de aanraaktoetsen van het systeem.

Als de Streaming eenmaal is gestart, wordt uw smartphone als een geluidsbron beschouwd.

116

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

Audio en telematica

Apple ® -speler aansluiten

Sluit een Apple ® -speler met behulp van een geschikte kabel (niet meegeleverd) aan op de

USB-aansluiting.

Het afspelen begint automatisch.

De bediening gebeurt via de audio-installatie in de auto.

De beschikbare indeling is die van het aangesloten apparaat (artiesten

/ albums / genres / playlists / audiobooks / podcasts). U kunt ook een gestructureerde indeling in bibliotheekvorm gebruiken.

De standaardindeling is de indeling per artiest. Om dit te veranderen moet u terug naar het eerste niveau in de structuur om vervolgens een andere indeling te selecteren (bijvoorbeeld playlists). Bevestig uw keuze voordat u in de structuur weer afzakt naar de gewenste track.

De softwareversie van de autoradio kan incompatibel zijn met de generatie van uw

Apple ® -speler.

Informatie en adviezen

Het systeem is geschikt voor externe

USB-geluidsdragers, BlackBerry's ® of apparatuur van Apple ® die op de

USB-aansluitingen kunnen worden aangesloten (kabel niet meegeleverd).

U kunt deze apparatuur bedienen via de audio-installatie van de auto.

Andere randapparatuur, die bij het aansluiten niet door het systeem wordt herkend, moet met een kabel (niet meegeleverd) op de jack-plug worden aangesloten of via Bluetooth streaming worden gekoppeld (indien compatibel).

Gebruik geen USB-verdeelstekker om beschadiging van het systeem te voorkomen.

De autoradio speelt bestanden met de extensie

.wav, .wma, .aac,.flac,.ogg en .mp3 met een bitrate van 32 kbps tot 320 kbps af.

Ook bestanden met een VBR (Variable Bit

Rate) kunnen worden afgespeeld.

Geluidsbestanden met een andere extensie

(.mp4, ...) kunnen niet worden afgespeeld.

Bestanden met de extensie ".wma" moeten van het type WMA 9 Standaard zijn.

De bemonsteringsfrequenties (sampling rates) zijn 11, 22, 44 en 48 kHz.

Gebruik voor bestandsnamen maximaal

20 karakters en vermijd speciale tekens (bijv.:

" " ?. ; ù) om problemen met het afspelen of de weergave te voorkomen.

Gebruik uitsluitend USB-sticks met de bestandsindeling FAT32 (File Allocation Table).

Gebruik bij voorkeur de originele USBkabels van het externe apparaat.

Om een gebrande CDR of CDRW te kunnen afspelen moet bij het branden bij voorkeur de standaard ISO 9660 niveau 1, 2 of Joliet zijn geselecteerd.

Als de disc met een andere standaard is gebrand, kan deze mogelijk niet correct worden afgespeeld.

Gebruik bij één disc altijd dezelfde standaard voor het branden en selecteer bij het branden altijd de laagste snelheid (maximaal 4x) voor een optimale geluidskwaliteit.

Gebruik bij een multisessie-CD altijd de standaard Joliet.

.

117

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

Audio en telematica

Telefoon

Afhankelijk van de uitvoering

Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3

1 2 3 4 5

1 2 3 4 5

118

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

1 2 3 4 5

Niveau 1

1

Telefoon

Bluetooth zoeken

TEL

2

Telefoon

Bluetooth zoeken

Toetsenbord

3

Telefoon

Bluetooth zoeken

Gesprekkenlijst

4

Telefoon

Bluetooth zoeken

Contacten

Niveau 2

Bluetooth-verbinding

MirrorLink

CarPlay

Alle

Verzonden

Gemist

Ontvangen

Zoeken

Telefoon

Niveau 3

Zoeken

Verwijderen

Bevestigen

Audio en telematica

Aanwijzingen

Naar een aan te sluiten extern apparaat zoeken.

Een of meer externe apparaten verwijderen.

Toegang tot de functie MirrorLink.

Toegang tot de functie CarPlay.

Een telefoonnummer invoeren.

De gesprekken bekijken afhankelijk van de keuze voor de presentatie.

Een contact selecteren om te bellen.

Een contact zoeken in het telefoonboek.

Uitgebreide informatie over het contact bekijken.

.

119

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

Audio en telematica

Niveau 1

5

Niveau 2

120

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

5

5

5

Niveau 1

Telefoon

OPTIES

In wachtstand

(Auto)

Telefoon

OPTIES

Contacten sorteren op achternaam

Contacten sorteren op voornaam

Telefoon

OPTIES

Volume beltoon

ON - OFF

Niveau 2

Audio en telematica

Aanwijzingen

Het automatisch in de wachtstand zetten van het actuele gesprek activeren of deactiveren.

De contacten sorteren op achternaam-voornaam of voornaam-achternaam.

Het volume van de beltoon instellen.

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

.

121

Audio en telematica

MirrorLink TM -verbinding voor smartphones

122

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

1

Audio en telematica

Om veiligheidsredenen is het gebruik van een smartphone tijdens het rijden verboden. Het gebruik van de smartphone vraagt namelijk veel aandacht van de bestuurder.

De handelingen moeten dan ook bij stilstaande auto worden uitgevoerd.

Door de smartphone met het systeem te synchroniseren kunnen apps van de smartphone op het scherm van de auto worden weergegeven. Deze apps moeten compatibel zijn met de

MirrorLink TM -technologie.

Werkingsprincipes en normen zijn permanent aan verandering onderhevig.

Om te zorgen voor een optimale communicatie tussen de smartphone en het systeem moet de smartphone in ieder geval worden ontgrendeld.

Houd het besturingssysteem van uw smartphone en de datum en tijd op zowel de smartphone als het systeem up to date.

Ga naar de landelijke internetsite van het merk van uw auto om te zien welke smartphones compatibel zijn.

Om veiligheidsredenen zijn bepaalde apps alleen te gebruiken als de auto stilstaat. Zodra de auto gaat rijden, wordt de weergave ervan onderbroken.

De functie "MirrorLink TM " werkt alleen in combinatie met een compatibele smartphone en compatibele apps.

Tijdens het aansluiten van de smartphone op het systeem is het raadzaam de Bluetooth ® -functie van de smartphone te activeren

Via Bluetooth ® verbonden telefoon

1

Druk op " Telefoon " op het scherm van het systeem om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op de toets " TEL " om de secundaire pagina te openen.

Druk op " MirrorLink TM " om de functie in het systeem te activeren.

Niet via Bluetooth ® telefoon

verbonden

Sluit de USB-kabel aan. De smartphone bevindt zich in de laadmodus als hij via de USB-kabel is verbonden.

Druk op " Telefoon " op het scherm van het systeem om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op " MirrorLink TM " om de functie in het systeem te activeren.

Bij bepaalde smartphones is het noodzakelijk om de functie " MirrorLink TM " te activeren.

Tijdens de procedure worden verschillende schermen weergegeven waarin u wordt gevraagd de koppeling met bepaalde functionaliteiten te accepteren.

Accepteer deze om de verbinding tot stand te brengen en te voltooien.

Nadat de verbinding tot stand is gebracht, wordt een scherm weergegeven met daarop de eerder op uw smartphone gedownloade apps die compatibel zijn met de MirrorLink TM

-technologie.

Tijdens de MirrorLink TM -weergave blijft het selecteren van de audiobron mogelijk via de schermtoetsen in de bovenste balk van het scherm.

De menu's van het systeem kunnen op elk moment worden geopend via de menutoetsen.

Afhankelijk van de kwaliteit van het netwerk kan het even duren voordat de apps beschikbaar zijn.

.

123

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

Audio en telematica

Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3

124

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

Niveau 1 Niveau 2

Telefoon

MirrorLink TM

Niveau 3

Audio en telematica

Aanwijzingen

Weergeven van of terugkeren naar de eerder op uw smartphone gedownloade apps die compatibel zijn met de MirrorLink TM -technologie.

Een menulijst weergeven afhankelijk van de eerder geselecteerde app.

"Back": huidige bewerking annuleren, omhooggaan in de menustructuur.

"Home": weergeven of terugkeren naar de pagina

"Modus auto" van de smartphone.

De hoofdpagina van het menu "Telefoon" weergeven.

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

.

125

Audio en telematica

CarPlay ® -verbinding voor smartphones

126

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

Audio en telematica

Om veiligheidsredenen is het gebruik van een smartphone tijdens het rijden verboden. Het gebruik van de smartphone vraagt namelijk veel aandacht van de bestuurder.

De handelingen moeten dan ook bij stilstaande auto worden uitgevoerd.

Door de smartphone met het systeem te synchroniseren kunnen apps van de smartphone op het scherm van de auto worden weergegeven. Deze apps moeten compatibel zijn met de CarPlay ® technologie en op de smartphone moet de functie CarPlay ® zijn geactiveerd.

Werkingsprincipes en normen zijn permanent aan verandering onderhevig.

Houd daarom het besturingssysteem van uw smartphone up-to-date.

Ga naar de landelijke internetsite van het merk van uw auto om te zien welke smartphones compatibel zijn.

Of

Sluit de USB-kabel aan. De smartphone bevindt zich in de laadmodus als hij via de USB-kabel is verbonden.

Druk op Telefoon op het scherm van het systeem om de CarPlay ® interface weer te geven.

Als de smartphone al via Bluetooth ® is verbonden.

1

Sluit de USB-kabel aan. De smartphone bevindt zich in de laadmodus als hij via de USB-kabel is verbonden.

Druk op Telefoon op het scherm van het systeem om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op de toets " TEL " om de secundaire pagina te openen.

Druk op " CarPlay " om de CarPlay ® interface weer te geven.

-

Bij het aansluiten van de USB-kabel verbreekt de CarPlay ® -functie de

Bluetooth ® -verbinding van het systeem.

U kunt op elk gewenst moment de navigatie via CarPlay ® starten door te drukken op de toets Navigatie van het systeem.

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

.

127

Audio en telematica

Bluetooth ® -telefoon koppelen

Het koppelen van de Bluetooth-telefoon aan de Bluetooth handsfree set van uw autoradio mag om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling de volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd als de auto stilstaat en bij aangezet contact.

Procedure via de telefoon

Selecteer de naam van het systeem in de lijst van gedetecteerde apparaten.

Accepteer op het systeem het verzoek om een verbinding met de telefoon te maken.

Activeer de Bluetooth-functie van uw telefoon en stel deze zo in dat de telefoon

"zichtbaar" is voor alle apparaten in de buurt (instelling van de telefoon).

Voltooien van het koppelen, ongeacht of dit vanaf de telefoon of het systeem wordt gedaan: controleer of de door het telefoon en het systeem weergegeven code identiek zijn en bevestig de code zowel op de telefoon als op het systeem.

Procedure via het systeem

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op " Bluetooth zoeken ".

Er verschijnt een overzicht van de waargenomen telefoon(s).

Selecteer in het overzicht de naam van de telefoon die u wilt gebruiken.

Als dit niet is gelukt, wordt geadviseerd de

Bluetooth-functie van uw telefoon even uit te zetten en opnieuw te activeren.

Afhankelijk van het type telefoon wordt u gevraagd om de overdracht van uw contacten en berichten te accepteren.

128

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

Audio en telematica

Automatisch opnieuw verbinding maken

Wanneer u terugkomt in uw auto met de telefoon waarmee het laatst verbinding is gemaakt, wordt deze automatisch herkend en wordt er binnen ongeveer 30 seconden na het aanzetten van het contact automatisch verbinding gemaakt met te telefoon

(indien Bluetooth is ingeschakeld).

Wijzigen van het verbindingsprofiel:

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

1 Druk op de toets " TEL " om de secundaire pagina weer te geven.

Druk op " Bluetooth-verbinding " om het overzicht van gekoppelde apparaten weer te geven.

Druk op de toets "details" van een gekoppeld apparaat.

Het systeem biedt de keuze uit

3 verbindingsprofielen voor de telefoon:

- " " (handsfree set, uitsluitend telefoon),

- " " (streaming: draadloos afspelen van audiobestanden van de telefoon),

- " ".

Selecteer één of meer profielen.

Druk op " OK " om te bevestigen.

De mogelijkheid om slechts één verbindingsprofiel te selecteren is afhankelijk van het type telefoon.

Als dit niet mogelijk is, worden standaard alle drie de verbindingsprofielen geselecteerd.

De beschikbare diensten zijn afhankelijk van het netwerk, de simkaart en de compatibiliteit van de gebruikte Bluetooth-apparaten.

Controleer in de handleiding van uw telefoon en in de informatie van uw provider over welke diensten u beschikt.

Profielen die compatibel zijn met het systeem: HFP, OPP, PBAP, A2DP,

AVRCP, MAP en PAN.

Kijk op de website van het merk voor meer informatie (compatibiliteit, aanvullende instructies, enz.).

.

129

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

Audio en telematica

Beheer van telefoonverbindingen

Met behulp van deze functie kan randapparatuur worden gekoppeld of losgekoppeld en kan randapparatuur uit de lijst van gelinkte randapparatuur worden verwijderd.

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

1 Druk op de toets " TEL " om de secundaire pagina weer te geven.

Druk op " Bluetooth-verbinding " om de lijst van gekoppelde apparatuur weer te geven.

Druk in deze lijst op de naam van een telefoon om deze telefoon los te koppelen.

Druk er nogmaals op om de telefoon weer te koppelen.

Verwijderen van een telefoon

Druk op de prullenbak rechts boven op het scherm om een prullenbak naast de geselecteerde telefoon weer te geven.

Druk op de prullenbak naast de geselecteerde telefoon om deze telefoon te verwijderen.

En

Of

130

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

Een gesprek aannemen

Als u gebeld wordt, klinkt een beltoon en verschijnt een pop-upvenster op het scherm.

Druk kort op de toets TEL op het stuur om het gesprek aan te nemen.

Bellen

Gebruik de telefoon bij voorkeur niet onder het rijden.

Parkeer de auto.

Gebruik de toetsen op het stuurwiel om te bellen.

Houd de toets

TEL op het stuurwiel langer ingedrukt om het gesprek te weigeren

Een nieuw nummer bellen

Druk op " Telefoon " om de hoofdpagina weer te geven.

Voer het nummer in via het digitale toetsenbord.

Druk op " Ophangen ".

Druk op " Bellen " om het nummer te bellen.

Audio en telematica

Een contact bellen

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

Of houd de toets

TEL op het stuurwiel enige tijd ingedrukt.

Druk op " Contacten ".

4

Selecteer het gewenste contact in de weergegeven lijst.

Druk op " Bellen ".

Laatste nummers bellen

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

Of

Houd de toets op het stuurwiel enige tijd ingedrukt.

Instellen van de beltoon

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

5 Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina te openen.

Druk op " Volume beltoon " om het staafdiagram van het volume weer te geven.

Druk op de pijlen of verplaats de cursor om het volume van de beltoon in te stellen.

Druk op " Gesprekkenlijst ".

3

Selecteer het contact in de weergegeven lijst.

U kunt altijd rechtstreeks met uw telefoon bellen. Zet in dat geval de auto uit veiligheidsoverwegingen stil.

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

.

131

Audio en telematica

Instellingen

Afhankelijk van de uitvoering/uitrusting

Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3

132

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

1 2 3 4

Niveau 1

Instellingen

Lichtsterkte

Instellingen

Profielen

Niveau 2

Equalizer

1 Profiel 1

2

3

Profiel 2

Profiel 3

4 Gemeensch.prof.

Naam

Profiel resetten

Profiel geactiveerd

Instellingen

Dark

Niveau 3

Audio en telematica

Aanwijzingen

De cursor verplaatsen om de lichtsterkte van het scherm en/of het instrumentenpaneel in te stellen.

Een profiel kiezen.

Wijzig de naam van het profiel

De profielen configureren.

Ja/Nee

Het geselecteerde profiel activeren/deactiveren.

De instellingen opslaan.

Functie waarmee de verlichting van het scherm kan worden uitgeschakeld.

Door op het scherm te drukken wordt de verlichting ervan weer ingeschakeld.

.

133

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

Audio en telematica

Afhankelijk van de uitrusting

Niveau 1 Niveau 2

134

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

Niveau 1

Instellingen

Configuratie

Systeemconfiguratie

Niveau 2

Ambiance

Taal

Schermconfig.

Personalisatie

Datum en tijd

Audio en telematica

Aanwijzingen

Bepaalde parameters van het systeem configureren.

Een in het systeem geïntegreerde schermambiance kiezen.

De taal van de weergave op het scherm en/of het instrumentenpaneel kiezen.

Het scherm en/of het instrumentenpaneel configureren.

Het instrumentenpaneel configureren voor een gepersonaliseerde weergave.

De datum en tijd instellen en het formaat van de weergave kiezen.

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

.

135

Audio en telematica

Niveau 1 Niveau 2

5 6 7

Niveau 3

136

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

8 9 10 11

Niveau 1 Niveau 2

5 Eenheden

Instellingen

Configuratie

Systeemconfiguratie

6 Fabrieksparameters

7 Systeeminfo

Instellingen

Configuratie

Ambiance

Instellingen

Configuratie

Taal

8

9

10

11

Alle

Europa

Azië

Amerika

Niveau 3

Afstand en verbruik

Temperaturen

Resetten

Raadplegen

Audio en telematica

Aanwijzingen

De weergegeven eenheden voor de afstand, het brandstofverbruik en de temperatuur configureren.

De fabrieksinstellingen terugzetten.

De versie van de verschillende in het systeem geïnstalleerde modules bekijken.

De parameters opslaan.

Een in het systeem geïntegreerde schermambiance kiezen.

De keuze bevestigen en van ambiance veranderen.

De taal van de weegave op het scherm en/of het instrumentenpaneel kiezen.

De parameter opslaan.

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

.

137

Audio en telematica

Niveau 1 Niveau 2

12 13

Niveau 3

14 15

138

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

14 15

Niveau 1

12

Niveau 2

Lichtsterkte

Instellingen

Configuratie

Schermconfig.

13 Animatie

Instellingen

Configuratie

Programmering

Personalisatie

Bevestigen

Instellingen

Configuratie

Datum en tijd

14 Tijd

15 Datum

Niveau 3

Audio en telematica

Aanwijzingen

De lichtsterkte van het scherm kiezen.

Automatische tekstweergave

Overgangen met animaties

De parameters activeren of deactiveren.

Tijd

Tijdzone

AM

12h

GPS-synchronisatie

Datum

Instelling datum

De parameters opslaan.

De op het scherm weer te geven informatie kiezen en selecteren.

De keuzes bevestigen.

De tijd instellen.

De tijdzone bepalen.

Het formaat van de weergave kiezen.

De synchronisatie met de satellieten activeren of deactiveren.

De instellingen opslaan.

De datum bepalen en het formaat van de weergave kiezen.

De instellingen opslaan.

.

139

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

Audio en telematica

Configuratie van de profielen

Het configureren van de profielen mag, om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd bij stilstaande auto .

Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op " Profielen ".

1 Selecteer " Profiel 1 ", " Profiel 2 ",

" Profiel 3 " of " Gemeensch.prof.

".

Druk op deze toets om een profielnaam in te voeren met het virtuele toetsenbord.

Druk op " OK " om op te slaan.

Druk op de pijl Terug om te bevestigen.

140

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

Druk op deze toets om het profiel te activeren.

Druk nogmaals op de pijl Terug om te bevestigen.

Lichtsterkte instellen

Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op Lichtsterkte .

Druk op deze toets om het geselecteerde profiel te resetten.

Verplaats de cursor om de lichtsterkte van het scherm en/of het instrumentenpaneel (afhankelijk van de uitvoering) in te stellen.

Druk op het gearceerde gedeelte om te bevestigen.

Audio en telematica

Instellingen van het systeem wijzigen

Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op " Configuratie " om de secundaire pagina weer te geven.

Druk op " Systeemconfiguratie ".

Druk op " Configuratie " om de secundaire pagina te openen.

Druk op " Schermconfig.

".

5

6

7

Druk op " Eenheden " om de eenheden voor de afstand, het brandstofverbruik en de temperatuur te wijzigen.

Druk op " Fabrieksparameters " om terug te keren naar de fabrieksinstellingen.

Als het systeem wordt teruggezet op de fabrieksinstellingen, wordt Engels als taal ingesteld (afhankelijk van de uitvoering).

Druk op " Systeeminfo " om de versie van de in het systeem geïnstalleerde modules te controleren.

Druk op de pijl Terug om te bevestigen.

12 Druk op " Lichtsterkte ".

Verplaats de cursor om de lichtsterkte van het scherm en/of het instrumentenpaneel (afhankelijk van

Druk op " Animatie ".

13

Schakel " Automatische tekstweergave " in of uit.

Selecteer " Overgangen met animaties ".

Druk op de pijl Terug om te bevestigen.

De taal selecteren

Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op " Configuratie " om de secundaire pagina weer te geven.

Selecteer " Taal " om de taal te wijzigen.

Druk op de pijl Terug om te bevestigen.

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

.

141

Audio en telematica

Tijd instellen

Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op " Configuratie " om de secundaire pagina weer te geven.

Druk op " Datum en tijd ".

14 Selecteer " Tijd ".

Druk op deze toets om de tijd in te stellen met het virtuele toetsenbord.

Druk op " OK " om de tijd op te slaan.

Druk op de pijl Terug om de instellingen op te slaan.

Het systeem schakelt niet automatisch over op zomertijd/wintertijd (afhankelijk van het verkoopland).

Datum instellen

Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op " Configuratie " om de secundaire pagina weer te geven.

Druk op " Datum en tijd ".

Druk op deze toets om de tijdzone in te stellen.

Selecteer het weergaveformaat voor de tijd (12h/24h).

Schakel de synchronisatie met de satellieten (UTC) in of uit.

142

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

Het instellen van de datum en tijd is alleen mogelijk als de "GPSsynchronisatie" is uitgeschakeld.

Overschakelen naar zomer- of wintertijd is mogelijk door de tijdzone te wijzigen.

15 Selecteer " Datum ".

Druk op deze toets om de datum in te stellen.

Druk op de pijl Terug om de datum op te slaan.

Selecteer het weergaveformaat voor de datum.

Druk nogmaals op de pijl Terug om te bevestigen.

Audio en telematica

Veelgestelde vragen

In de volgende tabel vindt u de antwoorden op de meest gestelde vragen over uw radio.

Radio

VRAAG

De ontvangstkwaliteit van de beluisterde radiozender neemt geleidelijk af of de voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen

(geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...).

ANTWOORD

De auto bevindt zich te ver van de zender van het beluisterde radiostation of er bevindt zich geen zender in het gebied waarin de auto zich bevindt.

De omgeving waarin u rijdt (bergen, hoge gebouwen, bruggen, tunnels enz.) kan leiden tot een slechte ontvangst, ook als de RDSfunctie is ingeschakeld.

OPLOSSING

Activeer de functie "RDS" via de bovenste balk om het systeem te laten controleren of er een sterkere zender in het gebied aanwezig is.

Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de radio.

De antenne is niet aanwezig of beschadigd (bijvoorbeeld in een wasstraat of een parkeergarage).

Laat de antenne controleren door het netwerk van het merk.

Ik kan sommige opgeslagen zenders uit de lijst niet ontvangen.

De zender wordt niet meer ontvangen of de naam van de zender in de lijst is veranderd.

De naam van de zender verandert.

Sommige zenders sturen in plaats van een naam andere informatie mee (titel van het actuele nummer enz.).

Het systeem beschouwt deze informatie als de naam van de zender.

Druk op de ronde pijl in het tabblad "Lijst" van de pagina "Radio".

.

143

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

Audio en telematica

Media

VRAAG

Het afspelen van de muziek op mijn USB-stick begint pas na lang wachten

(ongeveer 2 tot 3 minuten).

ANTWOORD

Door bepaalde bestanden die standaard op een USB-stick kunnen staan kan het erg lang duren tot de muziek op de USB-stick wordt afgespeeld (tot 10 keer de fabrieksopgave).

OPLOSSING

Wis de bestanden die standaard op de USB-stick staan en beperk het aantal submappen in de mappenstructuur van de USB-stick.

Soms wordt de informatie tijdens de weergave van een mediaspeler niet correct weergegeven.

De audio-installatie kan sommige karakters niet weergeven.

Gebruik standaard karakters voor de benaming van nummers en afspeellijsten.

Bij streaming audio start het lezen van bestanden niet.

De aangesloten randapparatuur biedt geen mogelijkheid om het lezen automatisch te starten.

Start het afspelen via de aangesloten randapparatuur.

De namen van de nummers en de speelduur verschijnen niet op het scherm bij streaming audio.

De Bluetooth-verbinding biedt deze mogelijkheid niet.

144

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

Audio en telematica

Telefoon

VRAAG

Het lukt me niet om mijn

Bluetooth-telefoon te koppelen.

ANTWOORD

Het is mogelijk dat de Bluetooth-functie van de telefoon is uitgeschakeld of dat uw telefoon niet zichtbaar is voor het systeem.

De Bluetooth-telefoon is niet compatibel met het systeem.

OPLOSSING

Controleer of de Bluetooth-functie van uw telefoon is ingeschakeld.

Controleer bij de instellingen van uw telefoon of deze op "Vind mij" staat.

Op de website van het merk (services) kunt u bekijken of uw mobiele telefoon compatibel is.

Het signaal van de aangesloten Bluetoothtelefoon is niet hoorbaar.

Het geluid is afhankelijk van zowel het systeem als de telefoon.

Het geluid wordt verstoord door omgevingsgeluiden.

Verhoog het volume van de radio eventueel tot het maximum en verhoog het geluidsniveau van de telefoon indien nodig.

Beperk het omgevingsgeluid (ramen sluiten, aanjager lager zetten, snelheid verminderen enz.).

De contacten worden niet in alfabetische volgorde weergegeven.

Sommige telefoons hebben speciale weergave-opties. Afhankelijk van de instellingen kunnen contacten in een bepaalde volgorde worden overgenomen.

Verander de instellingen voor de weergave van contacten in de telefoon.

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

.

145

Audio en telematica

Instellingen

VRAAG

Na het instellen van de bassen en hoge tonen is de geluidssfeer niet meer geselecteerd.

Na het selecteren van een geluidssfeer staan de bassen en hoge tonen weer op 0.

Bij het veranderen van de balans wordt de gekozen geluidsverdeling uitgeschakeld.

ANTWOORD

De geluidssfeer is gekoppeld aan de bassen en hoge tonen.

De geluidsverdeling is gekoppeld aan de balans.

OPLOSSING

Wijzig de instelling van de bassen en de hoge tonen of de geluidssfeer om de gewenste geluidskwaliteit te verkrijgen.

Wijzig de instelling van de balans of de geluidsverdeling om de gewenste geluidskwaliteit te verkrijgen.

Bij het veranderen van de geluidsverdeling worden de instellingen van de balans uitgeschakeld.

Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen de verschillende geluidsbronnen.

Na het afzetten van de motor wordt het systeem na enkele minuten automatisch uitgeschakeld.

Voor een optimaal luistergenot kunt u de audio-instellingen voor elke geluidsbron afzonderlijk instellen. Hierdoor kunnen bij het selecteren van een andere geluidsbron verschillen in de geluidskwaliteit hoorbaar zijn.

Als de motor is afgezet, blijft het systeem nog werken zolang de laadtoestand van de accu dat toestaat.

Het automatisch uitschakelen duidt erop dat de eco-mode van het systeem is geactiveerd om te voorkomen dat de accu van de auto ontladen raakt.

Controleer of de audio-instellingen zijn afgestemd op de verschillende geluidsbronnen. Het is raadzaam de audiofuncties in de middelste stand te zetten.

Start de motor om de accu op te laden.

146

Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016

CITROËN Connect Radio

CITROËN Connect Radio

De beschreven functies en instellingen kunnen afwijken van die van het systeem in uw auto.

Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die de volle aandacht vragen, zoals het koppelen van een Bluetoothtelefoon aan het Bluetooth-handsfree systeem van het audiosysteem, uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto en ingeschakeld contact.

Multimedia audiosysteem -

Applicaties - Bluetooth

®

telefoon

Inhoud

De eerste stappen

Stuurwielflippers

Menu's

Applicaties

Radio

DAB-radio (Digital Audio Broadcasting)

Media

Telefoon

Configuratie

Veelgestelde vragen

10

12

7

9

18

21

4

6

2

3

Het systeem is zodanig beveiligd dat het uitsluitend in uw auto functioneert.

De overgang naar de waakfase wordt aangekondigd door de melding Eco-mode.

Hieronder vindt u de link naar de OSS

(Open Source Software)-broncodes voor het systeem.

https://www.groupe-psa.com/fr/oss/ https://www.groupe-psa.com/en/oss/

.

1

CITROËN Connect Radio

De eerste stappen

Als u bij draaiende motor op de toets drukt, wordt het geluid onderbroken.

Als u bij afgezet contact op de toets wordt drukt, wordt het systeem ingeschakeld.

Volumeregeling.

Het touchscreen is een capacitief scherm.

Voor het schoonmaken van het scherm is het raadzaam gebruik te maken van een niet schurende zachte doek (bijvoorbeeld een brillendoekje), zonder schoonmaakmiddel.

Raak het scherm niet aan met scherpe voorwerpen.

Raak het scherm niet aan met natte handen.

Selecteren van de geluidsbron (afhankelijk van de uitvoering):

- FM- / DAB-radiozenders* / AM*.

- Telefoon verbonden via Bluetooth en multimedia-uitzending Bluetooth* (streaming).

- CD-speler (afhankelijk van het model).

- USB-toets.

- Via de AUX-aansluiting aangesloten mediaspeler (afhankelijk van het model).

Gebruik de toetsen aan weerszijden van of onder het touchscreen om de menu's te openen en druk vervolgens op de virtuele toetsen op het touchscreen.

Gebruik al naar gelang het model de toetsen

“Bron” of “Menu” aan weerszijden van het touchscreen om de menu's te openen en druk vervolgens op de op het touchscreen weergegeven toetsen.

U kunt op elk gewenst moment het menu oproepen door het scherm kort met drie vingers aan te raken.

Alle aanraakfuncties op het touchscreen zijn wit.

Druk op het gearceerde gedeelte om een niveau lager te gaan of om uw keuze te bevestigen.

Druk op de zwarte pijl om een niveau lager te gaan of om uw keuze te bevestigen.

Bepaalde informatie wordt permanent weergegeven in de bovenste balk van het touchscreen:

- Basisinformatie van de airconditioning

(afhankelijk van de uitvoering) en rechtstreekse toegang tot het desbetreffende menu.

- Informatie over de menu's Radio Media en

Telefoon.

- Toegang tot de Instellingen van het touchscreen en het digitale instrumentenpaneel.

Via het menu "Instellingen" kunt u een profiel voor één persoon of voor een groep personen met gemeenschappelijke instellingen aanmaken, waarbij vele instellingen mogelijk zijn (voorkeuzezenders radio, audio-instellingen, geluidssfeer enz.). De instellingen worden automatisch aangepast.

2

* Afhankelijk van de apparatuur.

Onder zeer warme onstandigheden kan het volume worden beperkt om het systeem te beschermen. Het systeem kan gedurende ten minste 5 minuten stand-by (scherm en geluid uitgeschakeld) worden gezet.

Zodra de temperatuur in het interieur is gezakt, zal de oorspronkelijke instelling weer worden gebruikt.

Stuurkolomschakelaars

Stuurkolomschakelaars -

Type 1

CITROËN Connect Radio

Een selectie bevestigen.

Verhogen van het geluidsvolume.

Verlagen van het geluidsvolume.

Radio:

Vorige/volgende voorkeuzezender selecteren.

Vorige/volgende item uit een menu of lijst selecteren.

Media:

Vorig/volgend nummer selecteren.

Vorige/volgende item uit een menu of lijst selecteren.

Geluid onderbreken/weer inschakelen door het gelijktijdig indrukken van de volumetoetsen.

Stuurkolomschakelaars -

Type 2

Radio:

Kort indrukken: zenderlijst weergeven.

Lang indrukken: zenderlijst bewerken.

Media:

Kort indrukken: bestandsoverzicht weergeven.

Lang indrukken: sorteermogelijkheden weergeven.

Geluidsbron wijzigen (radio,

USB-uitgang, AUX-uitgang (indien draagbaar apparaat is aangesloten,

CD-speler, audiostreaming).

Afhankelijk van het model.

Gesproken commando's :

Deze knop bevindt zich op het stuurwiel of op het uiteinde van de lichtschakelaar (afhankelijk van de uitvoering).

Kort indrukken: gesproken commando's smartphone via het systeem.

.

3

CITROËN Connect Radio

Geluidsvolume verhogen.

of

of

Geluid onderbreken/herstellen.

Of

Geluidsweergave onderbreken door gelijktijdig indrukken van de volumetoetsen.

Geluid weer inschakelen: druk op één van de twee volumetoetsen.

of

Radio (draaien): vorige/volgende voorkeuzezender.

Media (draaien): vorige/volgende nummer, scrollen door lijsten.

Kort indrukken : bevestigen van een selectie. Indien niets geselecteerd: toegang tot voorkeuzezenders.

Menu's

Afhankelijk van uitvoering en uitrusting

Airconditioning

Instellen van de temperatuur en de aanjagersnelheid.

Radio : weergeven van de zenderlijst.

Media : weergeven van de tracklijst.

Radio (ingedrukt houden): weergeven van de lijst met beschikbare radiozenders.

18,5 21,5

Geluidsvolume verlagen.

of

4

of

Media (kort indrukken): veranderen van multimediabron.

Telefoon (kort indrukken): start telefoongesprek.

Tijdens telefoongesprek (kort indrukken): toegang tot het telefoonmenu.

Telefoon (lang indrukken) : inkomend gesprek weigeren, einde gesprek; als de telefoon niet wordt gebruikt, toegang tot het telefoonmenu.

Applicaties

Toegang tot te configureren apparaten.

Telefoon

Verbinding maken met een telefoon via Bluetooth ® .

Gebruiken van bepaalde apps van de smartphone met internetverbinding, via MirrorLink TM , CarPlay ® of Android

Auto.

Instellingen

CITROËN Connect Radio

Configureren van een persoonlijk profiel en/of configureren van het geluid (balans, sfeer, enz.) en de weergave (taal, eenheden, datum, tijd, enz.).

Radiomedia

Een geluidsbron of radiozender selecteren.

Rijden

Activeren, deactiveren en configureren van bepaalde voertuigfuncties.

.

5

6

CITROËN Connect Radio

Navigatie

Configureren van de navigatieaanwijzingen en kiezen van de bestemming via MirrorLink TM ,

CarPlay ® of Android Auto.

Applicaties

Weergeven van foto's

Plaats een USB-stick in de USB-aansluiting.

Gebruik geen USB-verdeelstekker om beschadiging van het systeem te voorkomen.

Het systeem kan mappen en beeldbestanden lezen in de formaten: .tiff; .gif; .jpg/jpeg; .bmp;

.png.

Druk op Connect-App om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op " Beheer foto's ".

Selecteer een map.

Selecteer een afbeelding voor weergave.

Druk op deze toets voor informatie over de foto.

Druk op de pijl Terug om één niveau terug te gaan.

Berichten beheren

Druk op Connect-App om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op "SMS".

Selecteer het tabblad "SMS".

Druk op deze toets om de scherminstellingen voor berichten te selecteren.

Druk op deze toets om een contact te zoeken.

Selecteer het tabblad "SMSberichten".

Druk op deze toets om de scherminstellingen voor berichten te selecteren.

Radio

Een radiozender selecteren

Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op een van de toetsen voor automatisch zoeken naar een radiozender.

Of

Verplaats de cursor om handmatig omhoog en omlaag te scrollen door de frequenties.

Of

Druk op de frequentie.

Voer de waarden van de FM en

AM golfband in met het virtuele toetsenbord.

Druk op " OK " om te bevestigen.

De radio-ontvangst kan worden verstoord door het gebruik van elektrische apparatuur die niet door het merk is goedgekeurd, zoals een op de 12V-aansluiting aangesloten lader met USB-aansluiting.

Er kunnen storingen in de ontvangst optreden door obstakels in de omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages, enz.), ook als de RDSfunctie is ingeschakeld. Dit is een normaal verschijnsel en duidt niet op een storing in het audiosysteem.

CITROËN Connect Radio

Een zender opslaan

Selecteer een zender of een frequentie.

Druk kort op de lege ster. Als de ster is gevuld, is de radiozender al opgeslagen.

Of

Selecteer een zender of een frequentie.

Druk op " Favorieten ".

Houd de toets waaronder u de zender wilt opslaan lang ingedrukt.

Veranderen van frequentieband

Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven.

RDS inschakelen en uitschakelen

Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.

Druk op " Band " om de frequentieband te wijzigen.

Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.

Inschakelen / uitschakelen " RDS ".

Druk op het gearceerde gedeelte om te bevestigen.

Druk op het gearceerde gedeelte om te bevestigen.

.

7

8

CITROËN Connect Radio

Als de RDS-functie is ingeschakeld, zoekt de radio steeds naar de sterkste frequentie van een zender, zodat u ernaar kunt blijven luisteren. Onder bepaalde omstandigheden zijn sommige RDS-zenders echter niet in het hele land te ontvangen doordat de zenders niet het hele land dekken. Dit verklaart dat de zender tijdens het rijden kan wegvallen.

Tekstberichten weergeven

TA-berichten beluisteren

De TA-functie (Traffic Announcement) geeft voorrang aan het luisteren naar berichten met TA verkeersinformatie. Voor een correcte werking van deze functie is een goede ontvangst van een radiozender nodig die deze berichten uitzendt. Zodra een verkeersinformatiebericht wordt uitgezonden, wordt de geluidsbron die op dat moment wordt weergegeven automatisch onderbroken voor de weergave van het TA-verkeersinformatiebericht. Zodra dit bericht is afgelopen, wordt de weergave van de oorspronkelijke geluidsbron hervat.

Met de functie "Radiotekst" worden door de radiozender meegestuurde tekstberichten weergegeven die betrekking hebben op het radiostation of de muziek waarnaar geluisterd wordt.

Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.

Inschakelen / uitschakelen " INFO ".

Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.

Inschakelen / uitschakelen " TA ".

Druk op het gearceerde gedeelte om te bevestigen.

Druk op het gearceerde gedeelte om te bevestigen.

Audio-instellingen

Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.

Druk op " Audio-instellingen ".

Selecteer het tabblad " Klank ",

" Verdeling ", " Geluid " of " Beltonen " om de audio-instellingen te configureren.

Druk op de pijl Terug om te bevestigen.

In het tabblad " Klank " zijn de audioinstellingen ( Equalizer ), en Bass , Medium en Treble voor elke geluidsbron verschillend en apart in te stellen.

In het tabblad " Verdeling " zijn de instellingen Alle passagiers , Bestuurder en Alleen vóór voor alle geluidsbronnen gelijk.

Schakel in het tabblad " Geluid "

" Snelheidsafhankelijke volumeregeling ",

" Extra ingang " en " Geluiden touchscreen " in of uit.

De verdeling van het geluid (of de ruimtelijke verdeling dankzij het Arkamys © -systeem) in de auto is belangrijk voor de kwaliteit van de weergave en biedt de mogelijkheid de weergave af te stemmen op het aantal inzittenden.

Het Sound Staging-systeem van Arkamys © zorgt voor een betere geluidsverdeling in het interieur.

CITROËN Connect Radio

Digitale radio

(DAB, Digital Audio

Broadcasting)

Digitale radio

Digitale radio zorgt voor een betere geluidskwaliteit.

De verschillende "multiplex/bundels" bieden keuze uit radiozenders die op alfabetische volgorde zijn gerangschikt.

FM-DAB

"DAB" is niet overal beschikbaar.

Als het digitale signaal zwak is, kunt u met " FM-DAB" dezelfde zender blijven beluisteren doordat het systeem automatisch overschakelt op de desbetreffende analoge "FM"-zender (indien beschikbaar).

Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.

Druk op "Frequentieband" en selecteer " DAB-band ".

Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.

Inschakelen / uitschakelen " FM-DAB ".

Druk op het gearceerde gedeelte om te bevestigen.

Druk op het gearceerde gedeelte om te bevestigen.

.

9

10

CITROËN Connect Radio

Als "FM-DAB" is geactiveerd, kan er sprake zijn van een vertraging van enkele seconden als het systeem overschakelt op de analoge "FM"-radiozender en kan het geluidsvolume soms veranderen.

Als de kwaliteit van het digitale signaal weer goed is, schakelt het systeem automatisch weer over op "DAB".

Media

-aansluiting USB

AUX-aansluiting (AUX)

(afhankelijk van uitvoering en uitrusting)

Als de "DAB"-zender waarnaar u luistert niet beschikbaar is als “FM"-zender, of als

“FM-DAB" niet is geactiveerd, wordt het geluid onderbroken als het digitale signaal te zwak wordt.

Steek de USB-stick in de USB-aansluiting of sluit het USB-apparaat via een kabel (niet meegeleverd) op de USB-aansluiting aan.

Gebruik geen USB-verdeelstekker om beschadiging van het systeem te voorkomen.

Het systeem maakt gebruik van afspeellijsten

(in het tijdelijke geheugen). Het maken van deze lijsten kan enkele seconden of soms enkele minuten duren nadat het apparaat voor de eerste keer is aangesloten.

Het verwijderen van alle andere dan muziekbestanden en het verminderen van het aantal afspeellijsten zal het aanmaken van deze afspeellijsten versnellen.

De afspeellijsten worden telkens na inschakelen van het contact of het aansluiten van een USBgeheugenstick vernieuwd. De lijsten worden in het geheugen opgeslagen: als de lijsten niet zijn gewijzigd, is de laadtijd korter.

Deze geluidsbron is uitsluitend beschikbaar als "Extra ingang" is aangevinkt in de audioinstellingen.

Sluit het externe apparaat (MP3-speler enz.) met een audiokabel (niet meegeleverd) aan op de

AUX-aansluiting.

Stel eerst het volume van het externe apparaat af

(hoog geluidsniveau). Stel vervolgens het volume van het audiosysteem in.

De bediening gebeurt via het externe apparaat.

Geluidsbron kiezen

Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven.

Apple

®

-speler aansluiten

Sluit een Apple ® -speler met behulp van een geschikte kabel (niet meegeleverd) aan op de

USB-aansluiting.

Het afspelen begint automatisch.

De bediening gebeurt via de audio-installatie in de auto.

Druk op de toets " BRONNEN ".

Selecteer de geluidsbron.

Streaming Bluetooth

®

Streaming biedt de mogelijkheid om naar door de smartphone verzonden audiostreams te luisteren.

Zorg dat het Bluetooth-profiel is geactiveerd en stel eerst het volume van het externe apparaat in

(op een hoog volume).

Stel vervolgens het volume van het systeem in.

De beschikbare indeling is die van het aangesloten apparaat (artiesten / albums / genres / afspeellijsten / audiobooks / podcasts). U kunt ook een gestructureerde indeling in bibliotheekvorm gebruiken.

De standaardindeling is de indeling per artiest. Om dit te veranderen moet u terug naar het eerste niveau in de structuur en kiest u een andere indeling (bijvoorbeeld afspeellijsten). Bevestig uw keuze voordat u in de structuur weer afzakt naar het gewenste nummer.

Als de weergave niet automatisch begint, kan het zijn dat u de audioweergave moet starten via de smartphone.

Bediening verloopt via het externe apparaat of via de aanraaktoetsen van het systeem.

De softwareversie van het audiosysteem kan incompatibel zijn met de softwareversie van uw

Apple ® -speler.

Als de Streaming eenmaal is gestart, wordt uw smartphone als een geluidsbron beschouwd.

CITROËN Connect Radio

Informatie en tips

Het systeem is geschikt voor externe USBgeluidsdragers, BlackBerry's ® of apparatuur van Apple ® die op de USB-aansluitingen kunnen worden aangesloten. De kabel is niet meegeleverd.

Het apparaatbeheer wordt uitgevoerd met bedieningselementen van het audiosysteem.

Andere randapparatuur, die bij het aansluiten niet door het systeem wordt herkend, moet met een kabel (niet meegeleverd) op de jack-plug worden aangesloten of via Bluetooth streaming worden gekoppeld (indien compatibel).

Gebruik geen USB-verdeelstekker om beschadiging van het systeem te voorkomen.

Het audiosysteem speelt bestanden af met de extensie ".wav, .wma, .aac, .ogg en .mp3" met een bitrate tussen 32 Kbps en 320 Kbps.

Ook bestanden met een VBR (Variable Bit Rate) kunnen worden afgespeeld.

Andere typen audiobestanden (.mp4, enz...) kunnen niet worden afgespeeld.

Bestanden met de extensie ".wma" moeten van het type WMA 9-standaard zijn.

De ondersteunde bemonsteringsfrequenties

(sampling rates) zijn 11, 22, 44 en 48 kHz.

.

11

12

CITROËN Connect Radio

Gebruik voor bestandsnamen maximaal 20 karakters en vermijd speciale tekens (bijv.: " "

? . ; ù) om problemen met het afspelen of de weergave te voorkomen.

Gebruik uitsluitend USB-toetsen met de bestandsindeling FAT32 (File Allocation Table).

Gebruik bij voorkeur de originele USBkabels van het externe apparaat.

Om een gebrande CDR of CDRW te kunnen afspelen moet bij het branden bij voorkeur de standaard ISO 9660 niveau 1, 2 of Joliet zijn geselecteerd.

Als de disc met een andere standaard is gebrand, kan deze mogelijk niet correct worden afgespeeld.

Gebruik bij één disc altijd dezelfde standaard voor het branden en selecteer bij het branden altijd de laagste snelheid (maximaal 4x) voor een optimale geluidskwaliteit.

Gebruik bij een multisessie-CD altijd de standaard Joliet.

Telefoon

MirrorLink

TM

-verbinding voor smartphones

Om veiligheidsredenen zijn bepaalde apps alleen te gebruiken als de auto stilstaat.

Zodra de auto gaat rijden, wordt de weergave ervan onderbroken.

Om veiligheidsredenen is het gebruik van een smartphone tijdens het rijden verboden.

Het gebruik van de smartphone vraagt namelijk veel aandacht van de bestuurder.

De handelingen moeten dan ook bij stilstaande auto worden uitgevoerd.

De functie "MirrorLink TM " werkt alleen in combinatie met een compatibele smartphone en compatibele apps.

telefoon

®

verbonden

Sluit een USB-kabel aan. De smartphone wordt opgeladen als deze via een USB-kabel is verbonden.

Door uw eigen smartphone te synchroniseren kunt u de met MirrorLink TM compatibele apps van uw smartphone weergeven op het scherm van uw auto.

Werkingsprincipes en normen zijn permanent aan verandering onderhevig.

Voor een goede communicatie tussen de smartphone en het systeem is het van essentieel belang dat de smartphone is ontgrendeld en is het raadzaam om het besturingssysteem van uw smartphone en de datum en tijd op zowel de smartphone als het systeem up-to-date te houden.

Ga naar de landelijke internetsite van het merk van uw auto om te zien welke smartphones compatibel zijn.

Druk op " Telefoon " op het scherm van het systeem om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op " MirrorLink TM " om de applicatie in het systeem te activeren.

Bij bepaalde smartphones is het noodzakelijk om de functie " MirrorLink " TM te activeren.

Tijdens de procedure verschijnen verschillende schermen gerelateerd aan bepaalde functies.

Accepteer deze om de verbinding tot stand te brengen en te voltooien.

Tijdens de MirrorLink TM -weergave blijft het selecteren van de audiobron mogelijk via de schermtoetsen in de bovenste balk van het scherm.

De menu's van het systeem kunnen op elk moment worden geopend via de menutoetsen.

Tijdens het aansluiten van de smartphone op het systeem is het raadzaam de Bluetooth ® -functie van de smartphone te activeren

Afhankelijk van de kwaliteit van het netwerk kan het even duren voordat de apps beschikbaar zijn.

Via Bluetooth

®

verbonden telefoon

Druk op " Telefoon " op het scherm van het systeem om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op de toets " TEL " om de tweede pagina weer te geven.

Druk op " MirrorLink TM " om de applicatie in het systeem te activeren.

CarPlay

®

-verbinding voor smartphones

Om veiligheidsredenen is het gebruik van een smartphone tijdens het rijden verboden.

Het gebruik van de smartphone vraagt namelijk veel aandacht van de bestuurder.

De handelingen moeten dan ook bij stilstaande auto worden uitgevoerd.

Nadat de verbinding tot stand is gebracht, wordt een scherm weergegeven met daarop de eerder op uw smartphone gedownloade apps die compatibel zijn met de MirrorLink TM -technologie.

Of

CITROËN Connect Radio

Door de smartphone met het systeem te synchroniseren kunnen apps van de smartphone op het scherm van de auto worden weergegeven. Deze apps moeten compatibel zijn met de CarPlay ® technologie en op uw smartphone moet de functie CarPlay ® al zijn geactiveerd.

Werkingsprincipes en normen zijn permanent aan verandering onderhevig.

Houd daarom het besturingssysteem van uw smartphone up-to-date .

Ga naar de landelijke internetsite van het merk van uw auto om te zien welke smartphones compatibel zijn.

Sluit een USB-kabel aan. De smartphone wordt opgeladen als deze via een USB-kabel is verbonden.

Druk in het systeem opCarPlayom de

Telefoon ® interface weer te geven.

Als de smartphone al via Bluetooth ® is verbonden.

.

13

14

CITROËN Connect Radio

Sluit een USB-kabel aan. De smartphone wordt opgeladen als deze via een USB-kabel is verbonden.

Druk op " Telefoon " op het scherm van het systeem om de hoofdpagina weer te geven.

Verbinding voor smartphones Android Auto

Om veiligheidsredenen is het gebruik van een smartphone tijdens het rijden verboden.

Het gebruik van de smartphone vraagt namelijk veel aandacht van de bestuurder.

De handelingen moeten dan ook bij stilstaande auto worden uitgevoerd.

Druk op de toets " TEL " om de tweede pagina weer te geven.

Druk op " CarPlay " om de CarPlay ®interface weer te geven.

Download de Android Auto app op uw smartphone.

Bij het aansluiten van de USB-kabel verbreekt de CarPlay ® -functie de

Bluetooth ® -verbinding van het systeem.

Om veiligheidsredenen zijn bepaalde apps alleen te gebruiken als de auto stilstaat.

Zodra de auto gaat rijden, wordt de weergave ervan onderbroken.

De functie "Android Auto" werkt alleen in combinatie met een compatibele smartphone en compatibele apps.

telefoon

®

verbonden

Sluit een USB-kabel aan. De smartphone wordt opgeladen als deze via een USB-kabel is verbonden.

U kunt op elk gewenst moment de navigatie via CarPlay ® starten door te drukken op de toets Navigation van het systeem.

Door uw eigen smartphone te synchroniseren kunt u de met Android Auto compatibele apps van uw smartphone weergeven op het scherm van uw auto.

Werkingsprincipes en normen zijn permanent aan verandering onderhevig.

Voor een goede communicatie tussen de smartphone en het systeem is het van essentieel belang dat de smartphone is ontgrendeld en is het raadzaam om het besturingssysteem van uw smartphone en de datum en tijd op zowel de smartphone als het systeem up-to-date te houden .

Ga naar de landelijke internetsite van het merk van uw auto om te zien welke smartphones compatibel zijn.

Druk op " Telefoon " op het scherm van het systeem om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op " Android Auto " om de functie in het systeem te activeren.

Bij bepaalde smartphones is het noodzakelijk om de functie " Android Auto " te activeren.

Tijdens de procedure verschijnen verschillende schermen gerelateerd aan bepaalde functies.

Accepteer deze om de verbinding tot stand te brengen en te voltooien.

Tijdens het aansluiten van de smartphone op het systeem is het raadzaam de Bluetooth ® -functie van de smartphone te activeren

Afhankelijk van de kwaliteit van het netwerk kan het even duren voordat de apps beschikbaar zijn.

CITROËN Connect Radio

Procedure via de telefoon

Selecteer de naam van het systeem in de lijst van gedetecteerde apparaten.

Koppelen van een

Bluetooth

®

-telefoon

Accepteer op het systeem het verzoek om een verbinding met de telefoon te maken.

Via Bluetooth

®

verbonden telefoon

Druk op " Telefoon " op het scherm van het systeem om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op de toets " TEL " om de tweede pagina weer te geven.

Druk op " Android Auto " om de functie in het systeem te activeren.

Tijdens de Android Auto-weergave blijft het selecteren van de audiobron mogelijk via de schermtoetsen in de bovenste balk van het scherm.

De menu's van het systeem kunnen op elk moment worden geopend via de menutoetsen.

Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die de volle aandacht vragen, zoals het koppelen van een Bluetoothtelefoon aan het Bluetooth-handsfree systeem van het audiosysteem, uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto en ingeschakeld contact.

Voltooien van het koppelen, ongeacht of dit vanaf de telefoon of het systeem wordt gedaan: controleer of de door het telefoon en het systeem weergegeven code identiek zijn.

Activeer de Bluetooth-functie van uw telefoon en zorg ervoor dat deze "zichtbaar is voor iedereen" (configuratie van de telefoon).

Procedure via het systeem

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op " Bluetooth zoeken ".

Er verschijnt een overzicht van de waargenomen telefoon(s).

Selecteer de naam van de telefoon in de lijst.

.

15

16

CITROËN Connect Radio

Als dit niet is gelukt, wordt geadviseerd de

"Bluetooth"-functie van uw telefoon even uit te zetten en opnieuw te activeren.

Druk op " Bluetooth-verbinding " voor het weergeven van een lijst van gekoppelde apparatuur.

Druk op de toets "details” van een gekoppeld apparaat.

De beschikbaarheid van de diensten is afhankelijk van het netwerk, de simkaart en de compatibiliteit van de gebruikte

Bluetooth-apparaten. Controleer de handleiding van uw telefoon en de informatie van uw provider om te kijken tot welke diensten u toegang hebt.

Afhankelijk van het type telefoon wordt u gevraagd om de overdracht van uw contacten en berichten wel of niet te accepteren.

Automatisch opnieuw verbinden

Wanneer u terugkomt in uw auto met de telefoon waarmee het laatst verbinding is gemaakt, wordt deze automatisch herkend en wordt er binnen ongeveer 30 seconden na het aanzetten van het contact automatisch verbinding gemaakt met te telefoon (indien Bluetooth is ingeschakeld).

Wijzigen van het verbindingsprofiel:

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op de toets " TEL " om de tweede pagina weer te geven.

Het systeem stelt 3 verbindingsprofielen voor de telefoon voor:

- " Telefoon " (handsfree-set, uitsluitend telefoon),

- " Streaming " (streaming: draadloos afspelen van audiobestanden van de telefoon),

- " Internetgegevens ".

Selecteer één of meer profielen.

Profielen die compatibel zijn met het systeem: HFP, OPP, PBAP, A2DP, AVRCP,

MAP en PAN.

Kijk op de website van het merk voor meer informatie (compatibiliteit, aanvullende instructies, enz.).

Druk op " OK " om te bevestigen.

De mogelijkheid van het systeem om maar

één profiel te koppelen, hangt af van de telefoon.

Als dit niet mogelijk is, worden standaard alle drie de verbindingsprofielen geselecteerd.

Beheer van telefoonverbindingen

Met behulp van deze functie kan een apparaat met het systeem worden verbonden of de verbinding worden verbroken, en kan een koppeling ongedaan worden gemaakt.

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op de toets " TEL " om de tweede pagina weer te geven.

Druk op " Bluetooth-verbinding " voor het weergeven van een lijst van gekoppelde apparatuur.

En houd de toets

Selecteer de naam van de telefoon in de lijst om de koppeling ongedaan te maken.

Druk er nogmaals op om de telefoon weer te koppelen.

op TEL het stuurwiel langer ingedrukt om het gesprek te weigeren.

Of

Verwijderen van een telefoon

Druk op het prullenbaksymbool rechts boven op het scherm om een prullenbak naast de geselecteerde telefoon weer te geven.

Druk op het prullenbaksymbool naast de naam van de telefoon te verwijderen.

Druk op " Ophangen ".

Bellen

Gebruik de telefoon bij voorkeur niet onder het rijden.

Parkeer de auto.

Gebruik de toetsen op het stuurwiel om te bellen.

Een gesprek aannemen

Als u gebeld wordt, klinkt een beltoon en verschijnt een pop-upvenster op het scherm.

Druk kort op de toets TEL op het stuur om het gesprek aan te nemen.

Een nieuw nummer bellen

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

CITROËN Connect Radio

Voer het nummer in via het digitale toetsenbord.

Druk op " Bellen " om het nummer te bellen.

Een contact bellen

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

of houd de toets op TELhet stuurwiel langer ingedrukt.

Druk op " Contacten ".

Selecteer het gewenste contact in de getoonde lijst.

Druk op " Bellen ".

.

17

18

CITROËN Connect Radio

Laatste nummers bellen

Of

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

houd de toets op het stuurwiel langer ingedrukt.

Instellen van de beltoon

Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.

Configuratie

Configuratie van de profielen

Het configureren van de profielen mag, om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd bij stilstaande auto .

Druk op " Volume beltoon: " om het staafdiagram van het volume weer te geven.

Druk op de pijlen of verplaats de cursor om het volume van de beltoon in te stellen.

Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op " Profielen ".

Druk op " Gesprekkenlijst ".

Selecteer het gewenste contact in de getoonde lijst.

U kunt altijd rechtstreeks met uw telefoon bellen. Zet in dat geval de auto uit veiligheidsoverwegingen stil.

Selecteer " Profiel 1 ", " Profiel 2 ", " Profiel 3 " of

" Gemeensch.prof.

".

Druk op deze toets om een profielnaam in te voeren met het virtuele toetsenbord.

Druk op " OK " om op te slaan.

Druk op de pijl Terug om te bevestigen.

Druk op deze toets om het profiel te activeren.

Druk op de pijl Terug om te bevestigen.

Instellingen van het systeem wijzigen

Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op " Configuratie " om de secundaire pagina weer te geven.

Druk op deze toets om het geselecteerde profiel te initialiseren.

Druk op " Systeemconfiguratie ".

Lichtsterkte instellen

Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op Lichtsterkte .

Selecteer " Eenheden " om de eenheden voor afstand, verbruik en temperatuur te wijzigen.

Druk op " Fabrieksparameters " om terug te keren naar de fabrieksinstellingen.

Als het systeem wordt teruggezet op de fabrieksinstellingen, wordt Engels als taal ingesteld (afhankelijk van de uitvoering).

Verplaats de cursor om de lichtsterkte van het scherm en/of het instrumentenpaneel (afhankelijk van de uitvoering) in te stellen.

Druk op het gearceerde gedeelte om te bevestigen.

Selecteer " Systeeminfo " om de versie van de in het systeem geïnstalleerde modules te controleren.

CITROËN Connect Radio

Druk op de pijl Terug om te bevestigen.

Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op " Configuratie " om de secundaire pagina weer te geven.

Druk op " Schermconfig.

".

Druk op " Lichtsterkte ".

Verplaats de cursor om de lichtsterkte van het scherm en/of het instrumentenpaneel (afhankelijk van de uitvoering) in te stellen.

Druk op " Animatie ".

Inschakelen of uitschakelen:

" Automatische tekstweergave ",

Selecteer " Overgangen met animaties ".

Druk op de pijl Terug om te bevestigen.

.

19

20

CITROËN Connect Radio

De taal selecteren

Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op " Configuratie " om de secundaire pagina weer te geven.

Selecteer " Taal " om de taal te wijzigen.

Druk op de pijl Terug om te bevestigen.

Tijd instellen

Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op " Configuratie " om de secundaire pagina weer te geven.

Druk op " Datum en tijd ".

Selecteer " Tijd: ".

Druk op deze toets om de tijd in te stellen met het virtuele toetsenbord.

Druk op " OK " om de tijd op te slaan.

Datum instellen

Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.

Druk op deze toets om de tijdzone in te stellen.

Selecteer het weergaveformaat voor de tijd (12h/24h).

Schakel de GPS-synchronisatie

(UTC) in of uit.

Druk op " Configuratie " om de secundaire pagina weer te geven.

Druk op " Datum en tijd ".

Selecteer " Datum: ".

Druk op deze toets om de datum in te stellen.

Druk op de pijl Terug om te bevestigen.

Het systeem schakelt niet automatisch over op zomertijd/wintertijd (afhankelijk van het verkoopland).

Druk op de pijl Terug om te bevestigen.

Selecteer het weergaveformaat voor de datum.

Druk op de pijl Terug om te bevestigen.

Het instellen van de datum en tijd is alleen mogelijk als "GPS-synchronisatie" is uitgeschakeld.

Overschakelen naar zomer- of wintertijd is mogelijk door de tijdzone te wijzigen.

Veelgestelde vragen

Hieronder vindt u de antwoorden op de meest gestelde vragen over uw audiosysteem.

CITROËN Connect Radio

.

21

22

CITROËN Connect Radio

Radio

VRAAG

De ontvangstkwaliteit van de gekozen radiozender neemt geleidelijk af of de opgeslagen zenders werken niet (geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...).

ANTWOORD

De auto is te ver verwijderd van de zender van het station of er is geen zender aanwezig in het geografische gebied.

OPLOSSING

Activeer de functie "RDS" via de bovenste balk om het systeem te laten controleren of er een sterkere zender in het gebied aanwezig is.

Er kunnen storingen in de ontvangst optreden door obstakels in de omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages, enz.), ook als de RDS-functie is ingeschakeld.

De antenne is niet aanwezig of is beschadigd

(bijvoorbeeld in een wasstraat of parkeergarage).

Dit is een normaal verschijnsel en duidt niet op een storing in het audiosysteem.

Laat de antenne controleren door een merkdealer.

Ik kan sommige opgeslagen zenders uit de lijst niet ontvangen.

De naam van de zender verandert.

De zender wordt niet meer ontvangen of de naam van de zender in de lijst is veranderd.

Druk op de ronde pijl in het tabblad "Lijst" van de pagina "Radio".

Sommige zenders sturen in plaats van een naam andere informatie mee (bijv. titel van het afgespeelde nummer).

Het systeem interpreteert deze informatie als de naam van de zender.

CITROËN Connect Radio

Media

VRAAG

Het afspelen van de muziek op mijn USB-stick begint pas na lang wachten (ongeveer 2 tot

3 minuten).

ANTWOORD

Door bepaalde bestanden die standaard op een

USB-stick kunnen staan kan het erg lang duren tot de muziek op de USB-stick wordt afgespeeld (tot

10 keer de fabrieksopgave).

OPLOSSING

Wis de bestanden die standaard op de USB-stick staan en beperk het aantal submappen in de mappenstructuur van de USB-stick.

Sommige informatietekens in de huidige huidige afspeelmedia worden niet correct weergegeven.

Het audiosysteem kan sommige karakters niet weergeven.

Gebruik standaard karakters voor de benaming van nummers en afspeellijsten.

Het afspelen van streaming-bestanden start niet.

Het aangesloten apparaat start niet automatisch het afspelen.

Het afspelen van het apparaat starten.

Namen van nummers en de speelduur worden niet weergegeven op het audiostreamingscherm.

De Bluetooth-verbinding biedt deze mogelijkheid niet.

.

23

24

CITROËN Connect Radio

Telefoon

VRAAG

Het lukt me niet om mijn Bluetooth-telefoon te koppelen.

ANTWOORD

Het is mogelijk dat de Bluetooth-functie van de telefoon is uitgeschakeld of dat uw telefoon niet zichtbaar is voor het systeem.

OPLOSSING

Controleer of de Bluetooth-functie van uw telefoon is ingeschakeld.

Controleer bij de instellingen van uw telefoon of deze op "Vind mij" staat.

De Bluetooth-telefoon is niet compatibel met het systeem.

U kunt de compatibiliteit van uw telefoon controleren op de website van het merk (services).

Het signaal van de aangesloten Bluetoothtelefoon is niet hoorbaar.

Het geluid is afhankelijk van het systeem en de telefoon.

Verhoog het volume van het audiosysteem, indien nodig, tot maximaal en verhoog het volume van de telefoon indien nodig.

Omgevingsgeluid is van invloed op de kwaliteit van een telefoongesprek.

Beperk het omgevingsgeluid (ramen sluiten, aanjager lager zetten, snelheid verminderen enz.).

De contacten staan in alfabetische volgorde.

Sommige telefoons hebben speciale weergaveopties. Afhankelijk van de instellingen kunnen contacten in een bepaalde volgorde worden overgenomen.

Verander de instellingen voor de weergave van contacten in de telefoon.

CITROËN Connect Radio

Instellingen

VRAAG

Na het instellen van de bassen en hoge tonen wordt de instelling van de equalizer opgeheven.

Na het wijzigen van de instellingen voor de equalizer wordt de instelling van de bassen en hoge tonen gereset.

ANTWOORD

De instelling van de equalizer is gekoppeld aan de bassen en hoge tonen.

Bij het veranderen van de balans wordt de geluidsverdeling uitgeschakeld.

Bij het veranderen van de geluidsverdeling worden de instellingen van de balans uitgeschakeld.

De geluidsverdeling is gekoppeld aan de balans.

OPLOSSING

Wijzig de instelling van de bassen en de hoge tonen of de equalizer om de gewenste geluidskwaliteit te verkrijgen.

Stel de balans in of kies een geluidsverdeling naar eigen wens.

Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen de verschillende geluidsbronnen.

Voor een optimale geluidskwaliteit kunnen de audio-instellingen worden aangepast aan verschillende geluidsbronnen die hoorbare verschillen kunnen genereren bij het veranderen van de bron.

Controleer of de audio-instellingen zijn afgestemd op de geluidsbron die u gebruikt. Zet de audiofuncties in de middelste stand.

Na uitzetten van de motor schakelt het systeem na enkele minuten automatisch uit.

Als de motor is afgezet, blijft het audiosysteem nog werken zolang de laadtoestand van de accu dat toestaat.

In de normale uitgeschakelde stand, gaat het systeem na een bepaalde tijd automatisch over op de eco-mode om de laadtoestand van de accu op peil te houden.

Schakel het contact in om de laadstroom van de accu te verhogen.

.

25

26

CITROËN Connect Radio

CITROËN Connect Radio

.

27

Audio en telematica

Autoradio met Bluetooth

®

Om veiligheidsredenen mag de

Bluetooth-telefoon uitsluitend aan het handsfree Bluetooth-systeem van de autoradio worden gekoppeld als de auto stilstaat en het contact is aangezet: deze handelingen vragen namelijk de volledige aandacht van de bestuurder.

Inhoud

Basisfuncties 148

Stuurkolomschakelaars - Type 1

Stuurkolomschakelaars - Type 2

149

150

Menu's 151

Radio 152

Digitale radio (DAB, Digital Audio

Broadcasting) 154

Media 156

Telefoon 161

Veelgestelde vragen 166

De beschreven functies en instellingen kunnen verschillen afhankelijk van de uitvoering en configuratie van uw auto.

Uw autoradio is zodanig gecodeerd dat deze uitsluitend in uw auto functioneert.

Om elektrocutie, brand en mechanische beschadigingen te voorkomen mogen werkzaamheden aan het systeem uitsluitend worden uitgevoerd door het netwerk van het merk of een gekwalificeerde werkplaats.

Enkele minuten na het afzetten van de motor kan de autoradio zichzelf uitschakelen om te voorkomen dat de accu ontladen raakt.

.

147

Transversal-Citroen_nl_Chap03_RD6_ed01-2016

148

Audio en telematica

Basisfuncties

Indrukken: aan/uit.

Draaien: instellen van het geluidsvolume.

Kort indrukken: veranderen van geluidsbron (Radio; USB; AUX (als een apparaat is aangesloten); CD;

Streaming).

Lang indrukken: weergave van het menu Telefoon (als de telefoon is verbonden).

Instellen van de geluidsweergave:

Geluidsverdeling voor/achter;

Geluidsverdeling links/rechts; Lage/ hoge tonen; Loudness; Geluidssferen.

Inschakelen/uitschakelen van de automatische regeling van het geluidsvolume (afhankelijk van de wagensnelheid).

Radio:

Kort indrukken: weergave van de zenderlijst.

Lang indrukken: bijwerken van de lijst.

Media:

Kort indrukken: weergave van de track list.

Lang indrukken: weergave van de beschikbare sorteeropties.

Selecteren van de weergave op het scherm:

Datum; Audiofuncties;

Boordcomputer; Telefoon.

Bevestigen of weergave van het snelmenu.

Toetsen 1 t/m 6

Kort indrukken: selecteren van de opgeslagen radiozender.

Lang indrukken: opslaan van een zender als voorkeuzezender.

Radio:

Automatisch stapsgewijs zoeken naar zenders met een lagere/hogere frequentie.

Media:

Selecteren van het vorige/volgende nummer van de CD, USB, streaming.

Snel navigeren in een lijst.

Radio:

Handmatig stapsgewijs zoeken naar een radiozender met een lagere/ hogere frequentie.

Selecteren van de vorige/volgende

MP3-afspeellijst.

Media:

Selecteren van de vorige/volgende map/muziekstijl/artiest/playlist van het USB-apparaat.

Navigeren in een lijst.

Huidige bewerking annuleren.

Omhoog in de menustructuur

(menu of afspeellijst).

Toegang tot het hoofdmenu.

Activeren/deactiveren van de TAfunctie (verkeersinformatie).

Lang indrukken: selecteren van het type melding.

Selecteren van het golfbereik FM/

DAB/AM.

Audio en telematica

Stuurkolomschakelaars - Type 1

Radio:

Selecteren van de vorige/volgende voorkeuzezender.

Selecteren van het vorige/volgende item van een menu of een lijst.

Media:

Selecteren van de vorige/volgende track

Selecteren van het vorige/volgende item van een menu of een lijst.

Radio:

Kort indrukken: weergave van de zenderlijst.

Lang indrukken: bijwerken van de lijst.

Media:

Kort indrukken: weergave van de tracklist.

Lang indrukken: weergave van de beschikbare sorteeropties.

Als de telefoon niet wordt gebruikt:

Kort indrukken: veranderen van geluidsbron (Radio; USB; AUX (als een apparaat is aangesloten); CD;

Streaming), bevestigen als het menu

" Telefoon " is geopend.

Lang indrukken: openen van het menu " Telefoon ".

Bij een binnenkomend gesprek:

Kort indrukken: aannemen van het gesprek.

Lang indrukken: weigeren van het gesprek.

Tijdens het gebruik van de telefoon:

Kort indrukken: openen van het snelmenu Telefoon.

Lang indrukken: beëindigen van het gesprek.

Bevestigen van een selectie.

Verhogen van het geluidsvolume.

Verlagen van het geluidsvolume.

Geluid onderbreken/weer inschakelen door het gelijktijdig indrukken van de volumetoetsen.

.

149

Transversal-Citroen_nl_Chap03_RD6_ed01-2016

150

Audio en telematica

Stuurkolomschakelaars - Type 2

Toegang tot het hoofdmenu.

Verhogen van het geluidsvolume.

Geluidsweergave onderbreken/weer inschakelen.

Verlagen van het geluidsvolume.

Als de telefoon niet wordt gebruikt:

Kort indrukken: veranderen van geluidsbron (Radio ; USB ; AUX (als er een apparaat is aangesloten) ;

CD ; Streaming), bevestigen als het menu " Telefoon " is geopend.

Lang indrukken: openen van het menu " Telefoon ".

Bij een binnenkomend gesprek:

Kort indrukken: aannemen van het gesprek.

Lang indrukken: weigeren van het gesprek.

Tijdens het gebruik van de telefoon:

Kort indrukken: openen van het snelmenu Telefoon.

Lang indrukken: beëindigen van het gesprek.

Starten van de spraakherkenning van uw smartphone via het systeem.

Radio:

Kort indrukken: weergave van de zenderlijst.

Lang indrukken: bijwerken van de lijst.

Media:

Kort indrukken: weergave van de tracklist.

Lang indrukkken: weergave van de beschikbare sorteeropties.

Radio:

Selecteren van vorige/volgende voorkeuzezender.

Selecteren van het vorige/volgende item van een menu of een lijst.

Media:

Selecteren van de vorige/volgende track

Selecteren van het vorige/volgende item van een menu of een lijst.

Indrukken van de draaiknop: bevestigen.

Menu's

Volgens uitvoering.

" Multimedia ": Parameters media,

Radio-instellingen.

" Telefoon ": Bellen, Beheer index, Instelling telefoon, Gespr. beëindigen.

" Boordcomputer ".

" Onderhoud ": Diagnose, Logboek waarschuw., ....

" Verbindingen ": Beheer van de verbindingen, Een apparaat zoeken.

" Persoonlijke instelling - configuratie " : Parameters van de auto definiëren, Taalkeuze,

Configuratie beeldscherm, Keuze van eenheden, Datum en tijd instellen.

Druk op de toets " MENU ".

Scrollen tussen de menu's.

Toegang tot een menu.

Transversal-Citroen_nl_Chap03_RD6_ed01-2016

Audio en telematica

.

151

152

Audio en telematica

Radio

Selecteren van een zender

Druk herhaalde malen op de toets

SOURCE om de radiofunctie te selecteren.

Druk op deze toets om het golfbereik te selecteren (FM/DAB/AM).

RDS

Er kunnen storingen in de ontvangst optreden door obstakels in de omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages, enz.), ook als de

RDS-functie is ingeschakeld. Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de autoradio.

Druk op een van de toetsen om automatisch naar zenders te zoeken.

Als de RDS-functie niet beschikbaar is, worden de letters RDS doorgestreept weergegeven op het display.

Druk op een van de toetsen om handmatig naar hogere/lagere frequenties te zoeken.

Druk op deze toets voor een lijst van de beschikbare zenders in het gebied waar u zich bevindt.

Druk langer dan 2 seconden op de toets om deze lijst bij te werken. Tijdens het bijwerken is de geluidsweergave uitgeschakeld.

Als de RDS-functie is ingeschakeld, zoekt de radio steeds naar de sterkste frequentie van een zender, zodat u ernaar kunt blijven luisteren. Sommige

RDS-zenders zijn echter niet in het hele land te ontvangen, omdat de frequenties van de zender niet het hele land dekken.

Daardoor kan de ontvangst van de zender tijdens de reis wegvallen.

Korte procedure

Als de modus " Radio " is ingeschakeld, druk dan direct op OK om de RDS-functie in of uit te schakelen.

Lange procedure

Druk op de toets MENU .

Selecteer " Audiofuncties ".

Druk op OK .

Selecteer de functie " Voorkeuze

FM-band ".

Druk op OK .

Selecteer " Zender volgen activeren

(RDS) ".

Druk op OK , RDS wordt weergegeven op het scherm.

Audio en telematica

Verkeersinformatie (TA) beluisteren

De functie TA (Traffic Announcement) geeft voorrang aan het luisteren naar de verkeersinformatie. Om te worden geactiveerd moet deze functie een radiozender die deze berichten uitzendt, goed kunnen ontvangen. Zodra er een bericht wordt uitgezonden, wordt de geluidsbron die op dat moment wordt weergegeven (Radio, CD, ...) automatisch onderbroken en wordt de verkeersinformatie doorgegeven. Zodra het bericht is afgelopen, wordt de weergave van de oorspronkelijke geluidsbron hervat.

Wees voorzichtig met het verhogen van het geluidsvolume tijdens het beluisteren van de verkeersinformatie: als wordt teruggegaan naar de normale weergave, kan het geluidsvolume te hoog zijn.

Druk op de toets TA om de weergave van verkeersinformatie te activeren of uit te schakelen.

Berichten beluisteren

De functie INFO geeft voorrang aan de verkeersinformatie. Om te kunnen functioneren moet er op een zender die dit soort informatie meestuurt, afgestemd zijn en moet het signaal sterk genoeg zijn. Zodra er een bericht verschijnt, wordt de weergave van de geluidsbron (Radio, CD, USB ...) automatisch onderbroken om het bericht weer te geven. Na afloop van het bericht wordt de geluidsweergave weer hervat.

Houd deze toets lang ingedrukt voor een overzicht van categorieën.

Selecteer één of meerdere categorieën of maak een selectie ongedaan.

Schakel de ontvangst van de desbetreffende berichten in of uit.

Tekstberichten weergeven

Tekstberichten worden door de radiozender meegestuurd en hebben betrekking op de radiozender of de muziek waar naar geluisterd wordt.

Druk als de radiogegevens op het scherm worden weergegeven op OK om naar het contextmenu te gaan.

Selecteer " Zenderinfo (TXT) " en bevestig uw keuze met OK .

.

153

Transversal-Citroen_nl_Chap03_RD6_ed01-2016

154

Audio en telematica

Digitale radio (DAB, Digital Audio Broadcasting)

Afhankelijk van de uitvoering

Digitale radio

Als de "DAB"-zender waarop is afgestemd, niet beschikbaar is in "FM", is de optie "DAB FM" doorgestreept.

1 2

4

5

6

Weergave van de naam van de beluisterde "multiplex" (ook wel

"bundel" genoemd).

Weergave van RadioText (TXT) van de radiozender waarop is afgestemd.

Geeft de kwaliteit van het signaal op de beluisterde band weer.

Dankzij de digitale radio kunt u genieten van een optimale geluidskwaliteit en van extra categorieën informatie (TA INFO).

Via "multiplex/bundel" kunt u kiezen uit radiozenders die op alfabetische volgorde zijn gerangschikt.

Wijzigen van het golfbereik (FM1,

FM2, DAB,...)

6 5 4 3

Als u in een andere regio komt, is het raadzaam de lijst van opgeslagen zenders bij te werken.

1 Weergave van de opties: doorgestreept indien actief maar niet beschikbaar.

Wijzigen van een zender binnen dezelfde "multiplex/bundel".

Zoeken naar de vorige/volgende

"multiplex/bundel".

2 Weergave van de naam van de radiozender waarop is afgestemd.

3 Opgeslagen radiozenders, toetsen

1 t/m 6.

Kort indrukken: selecteren van de opgeslagen radiozender.

Lang indrukken: opslaan van een radiozender.

Weergave van de lijst van alle radiozenders en alle "multiplexen"

(bundels).

Lang indrukken : selecteren van de gewenste categorie berichten uit Transport, Actualiteiten,

Entertainment en Speciale Flashberichten (afhankelijk van de zender).

Audio en telematica

Druk op " OK " zodra de radio op het display wordt weergegeven om het contextuele menu weer te geven.

(Zendervolgsysteem (RDS),

Volgsysteem digitale zender / FM,

Zenderinfo (TXT), Zenderinformatie, ...)

Volgsysteem digitale zender

DAB/FM

"DAB" dekt niet het hele land.

Het "Volgsysteem digitale zender /

FM" biedt de mogelijkheid om bij slechte ontvangst van het digitale signaal automatisch over te schakelen op de analoge radio "FM" (indien beschikbaar) zodat u naar uw favoriete zender kunt blijven luisteren.

Als het "Volgsysteem digitale zender / FM" is ingeschakeld, wordt automatisch de DAB-zender geselecteerd.

Druk op de toets MENU .

Selecteer " Multimedia " en bevestig.

Selecteer " Volgsysteem digitale zender / FM " en bevestig.

Na het inschakelen van het

"Volgsysteem digitale zender / FM" kan het enkele seconden duren voordat het systeem overschakelt op de analoge radio "FM" en kan het volume veranderen.

Als de beluisterde "DAB"-zender niet beschikbaar is via de analoge radio

"FM" (optie " DAB/FM " doorgestreept), of als het "Volgsysteem digitale zender

/ FM" niet is ingeschakeld, zal het geluid wegvallen als de ontvangst van het digitale signaal slecht wordt.

.

155

Transversal-Citroen_nl_Chap03_RD6_ed01-2016

156

Audio en telematica

Media

USB-aansluiting

Afhankelijk van de uitvoering bestaat deze module uit een USB-aansluiting en een jackaansluiting.

Gebruik geen USB-verdeelstekker om beschadiging van het systeem te voorkomen.

Elk apparaat dat op het systeem wordt aangesloten, moet voldoen aan de norm van het product of aan de norm

IEC 60950-1.

Het systeem stelt playlists samen (tijdelijk geheugen). Dit kost enkele seconden tot enkele minuten bij een eerste aansluiting.

Deze wachttijd kan worden bekort door andere bestanden dan muziekbestanden te verwijderen en het aantal mappen te beperken. Elke keer dat een nieuwe USBstick wordt aangesloten, worden de playlists bijgewerkt.

Steek de USB-stick in de USB-aansluiting of sluit het externe USB-apparaat met een geschikte kabel (niet meegeleverd) aan op de

USB-aansluiting.

Het systeem schakelt automatisch over op de bron "USB".

Het draagbare apparaat kan tijdens het gebruik via de USB-aansluiting automatisch worden opgeladen.

Afspeelmethode

Er zijn verschillende afspeelmethodes:

- Normaal : de tracks worden in de normale volgorde volgens de afspeellijst afgespeeld.

- Shuffle : de tracks van een album of een map worden in een willekeurige volgorde afgespeeld.

- Shuffle op volledig medium : alle tracks op de mediaspeler worden in een willekeurige volgorde afgespeeld.

- Herhaling : alleen de tracks van dit album of deze map worden afgespeeld.

Druk op deze toets om naar het contextmenu van de functie Media te gaan.

Druk op deze toets om de gekozen afspeelmethode te selecteren.

Druk op deze toets om te bevestigen.

De keuze wordt weergegeven op het bovenste deel van het scherm.

Audio en telematica

Selecteren van een track

Druk op een van deze toetsen om naar de vorige/volgende track te gaan.

Druk op een van deze toetsen om naar de vorige/volgende map te gaan.

Indelen van bestanden

Houd deze toets enige tijd ingedrukt om de verschillende indelingsmogelijkheden te bekijken.

Kies per " Map " / " Artiest " / " Genre " /

" Playlist "*.

Afspelen van bestanden

Druk deze toets kort in om de gekozen indeling weer te geven.

Scroll door de lijst met de toetsen links/rechts en omhoog/omlaag.

Druk op OK om de gekozen indeling te selecteren en vervolgens opnieuw op OK om de keuze te bevestigen.

Bevestig de selectie door op OK te drukken.

Druk op een van deze toetsen om naar de vorige/volgende track van de lijst te gaan.

Houd een van de toetsen ingedrukt voor snel vooruit/achteruit spoelen.

* Afhankelijk van de beschikbaarheid en het type randapparatuur.

Druk op een van deze toetsen om naar volgende/vorige " Map " /

" Artiest " / " Genre " / " Playlist "* van de lijst te gaan.

.

157

Transversal-Citroen_nl_Chap03_RD6_ed01-2016

158

Audio en telematica

AUX-aansluiting

(AUX-ingang)

Sluit het externe apparaat (MP3-speler enz.) met een audiokabel (niet meegeleverd) aan op de Jack-aansluiting.

Elk apparaat dat op het systeem wordt aangesloten moet voldoen aan de norm van het product of aan de norm

IEC 60950-1.

Druk herhaalde malen op de toets

SOURCE om " AUX " te selecteren.

Stel eerst het volume van het externe apparaat af (hoog geluidsniveau). Stel vervolgens het volume van de autoradio af. Het externe apparaat moet worden aangestuurd met de bedieningstoetsen van het apparaat.

Sluit eenzelfde extern apparaat niet tegelijkertijd aan via de Jackaansluiting en de USB-aansluiting.

CD-speler

Gebruik alleen CD's met een ronde vorm.

Bepaalde beveiligingssystemen op de originele

CD of zelfgebrande CD's kunnen storingen veroorzaken, ongeacht de kwaliteit van de

CD-brander.

Plaats een CD in de CD-speler; deze zal de CD automatisch afspelen.

Een MP3-CD afspelen

Plaats een MP3-CD in de CD-speler.

De CD-speler scant vervolgens de CD tot alle nummers zijn gevonden, hierdoor kan het enkele tot enkele tientallen seconden duren voordat het afspelen begint.

Op de USB-aansluiting aangesloten externe CD-spelers worden niet door het systeem herkend.

Als er al een CD in het apparaat zit die u wilt beluisteren, druk dan herhaalde malen op de toets

SOURCE om " CD " te selecteren.

Druk op een van de toetsen om een nummer van de CD te selecteren.

Druk op de toets LIST om de tracklist van de CD weer te geven.

Houd een van toetsen ingedrukt om snel vooruit of achteruit te spoelen.

De CD-speler kan CD's met maximaal

255 MP3-bestanden, verdeeld over

8 speellijsten, afspelen.

Het is echter raadzaam het aantal afspeellijsten tot twee te beperken om een lange laadtijd van de CD te voorkomen.

Bij het afspelen wordt geen rekening gehouden met de mappenstructuur.

Alle bestanden worden op hetzelfde niveau weergegeven.

Audio en telematica

Als er al een CD in het apparaat zit die u wilt beluisteren, druk dan herhaalde malen op de toets

SOURCE om " CD " te selecteren.

Druk op een van de toetsen om een map van de CD te selecteren.

Druk op een van de toetsen om een track van de CD te kiezen.

Druk op de toets LIST om de speellijsten van de MP3-CD weer te geven.

Houd een van de toetsen ingedrukt om snel vooruit of terug te spoelen.

Bluetooth

®

streaming audio

Streaming biedt de mogelijkheid audiobestanden van de telefoon via de luidsprekers van de auto te beluisteren.

Koppel de telefoon.

(Zie de rubriek " Koppelen van een telefoon ").

Activeer de bron Streaming door op de toets SOURCE * te drukken.

Via de toetsen op het bedieningspaneel van de radio en de bediening op het stuurwiel kunt u op de audiobestanden selecteren**. De informatie over de muziekstukken kan op het scherm worden weergegeven.

Apple

®

-speler aansluiten

Sluit een Apple ® -speler met behulp van een geschikte kabel (niet meegeleverd) aan op de

USB-aansluiting.

Het afspelen begint automatisch.

De bediening gebeurt via de audio-installatie in de auto.

De beschikbare indeling is die van het aangesloten apparaat (artiesten / albums / genres / playlists).

De softwareversie van de autoradio kan incompatibel zijn met de generatie van uw

Apple ® -speler.

* In sommige gevallen moet het afspelen van audiobestanden via het toetsenbord worden geactiveerd.

** Als de telefoon deze functie ondersteunt. De kwaliteit van de weergave is afhankelijk van de kwaliteit van het signaal van de telefoon.

.

159

Transversal-Citroen_nl_Chap03_RD6_ed01-2016

Audio en telematica

160

Informatie en adviezen

De CD-speler speelt audiobestanden met de extensie .mp3, .wma, .wav en .aac met een bitrate tussen 32 kbps en 320 kbps af.

De CD-speler is ook compatibel met de modus

TAG (ID3 tag, WMA TAG).

Bestanden met een andere extensie (.mp4, ...) kunnen niet worden afgespeeld.

".wma"-bestanden moeten van het type WMA

9 Standaard zijn.

De bemonsteringsfrequenties (sampling rates) zijn 11, 22, 44 en 48 kHz.

Via de USB-aansluiting speelt het systeem audiobestanden met de extensie .mp3, .wma,

.wav,.cbr en .vbr met een bitrate tussen

32 Kbps en 320 Kbps af.

Andere typen audiobestanden (.mp4, ...) kunnen niet worden afgespeeld.

Bestanden met de extensie .wma moeten van het type WMA 9 Standaard zijn.

De bemonsteringsfrequenties (sampling rates) zijn 11, 22, 44 en 48 KHz.

Selecteer bij het branden van een CD-R of CD-

RW de standaard ISO 9660 niveau 1, 2 of bij voorkeur Joliet om deze te kunnen afspelen.

Als de CD in een ander formaat is gebrand, kan het zijn dat deze niet goed wordt afgespeeld.

Het is raadzaam voor een CD niet meer dan

één standaard voor het branden te gebruiken.

Stel de laagst mogelijke snelheid (maximaal 4) in voor een optimale geluidskwaliteit.

Voor het branden van een multisessie-CD is het raadzaam de standaard Joliet te gebruiken.

Gebruik geen USB-verdeelstekker om beschadiging van het systeem te voorkomen.

Gebruik uitsluitend USB-sticks met

FAT32-formaat (File Allocation Table).

Geadviseerd wordt om voor bestandsnamen maximaal 20 karakters te gebruiken; vermijd daarbij speciale tekens (bijv. : " ? ; ù) om problemen met het afspelen of de weergave te voorkomen.

Gebruik voor een correcte werking de originele USB-kabels van Apple ® .

Audio en telematica

Telefoon

Koppelen van een Bluetooth

®

-telefoon

Het koppelen van de Bluetooth-telefoon aan het handsfree Bluetooth-systeem van uw autoradio mag om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling de volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd bij stilstaande auto en met aangezet contact.

Activeer de Bluetooth-functie van uw telefoon en zorg ervoor dat deze "zichtbaar is voor iedereen"

(configuratie van de telefoon).

Welke diensten beschikbaar zijn, is afhankelijk van het netwerk, de simkaart en de compatibiliteit van de gebruikte Bluetooth-apparaten.

Bekijk de handleiding van uw telefoon en neem contact op met uw provider om te weten welke diensten voor u beschikbaar zijn.

Procedure vanaf de telefoon

Selecteer de naam van het systeem in de lijst van gedetecteerde apparaten.

Procedure vanaf het systeem

Druk op de toets MENU .

Selecteer " Verbindingen ".

Bevestig met OK .

Selecteer " Extern apparaat zoeken via Bluetooth ".

Bevestig met OK .

Er wordt een venster geopend met de melding

"Bezig te zoeken".

Selecteer in de lijst van gedetecteerde randapparatuur de te koppelen telefoon. U kunt slechts één telefoon per keer koppelen.

Voltooien van de koppeling

Ongeacht of u de procedure vanaf de telefoon of die vanaf het systeem hebt gebruikt, moet u, om de koppeling te voltooien, de weergegeven code correct in het systeem en in uw telefoon invoeren en vervolgens bevestigen.

Mocht de koppeling niet gelukt zijn, dan kunt u het nogmaals proberen. Dit kan een onbeperkt aantal keren.

Op het scherm wordt een melding weergegeven ter bevestiging dat de koppeling is geslaagd.

Informatie en adviezen

Via het menu " Telefoon " hebt u onder andere toegang tot de volgende functies:

" Telefoonboek "*, " Logboek gesprekken ",

" Raadplegen van gekoppelde apparaten ".

Afhankelijk van het type telefoon kan het nodig zijn toestemming te geven voor de toegang van het systeem tot de verschillende functies.

Raadpleeg de website van het merk voor meer informatie (compatibiliteit, extra informatie, ...).

* Als uw telefoon volledig compatibel is.

.

161

Transversal-Citroen_nl_Chap03_RD6_ed01-2016

162

Audio en telematica

Beheer van de verbindingen

De verbinding van de telefoon is automatisch geschikt voor de profielen handsfree set en streaming audio.

De mogelijkheid van het systeem om

één profiel te koppelen hangt af van de telefoon. Het is mogelijk dat standaard beide profielen worden verbonden.

Druk op de toets MENU .

Selecteer " Verbindingen ".

Bevestig met OK .

Selecteer " Beheer Bluetoothverbindingen " en bevestig. De lijst van de gekoppelde telefoons wordt weergegeven.

Bevestig met OK .

Geeft aan dat een apparaat is verbonden.

Het cijfer geeft aan hoeveel profielen met het systeem zijn verbonden:

- 1 voor media of 1 voor telefoon.

- 2 voor media en telefoon.

Geeft aan dat het profiel streaming audio is verbonden.

Geeft aan dat het profiel handsfree telefoon is verbonden.

Selecteer een telefoon.

Bevestig met OK .

Vervolgens selecteert en bevestigt u:

- "

" Telefoon afsluiten ":

"/ om alleen de telefoon of de handsfree set te verbinden/de verbinding ervan te verbreken.

- " Aansluiten mediaspeler "/

" Mediaspeler afsluiten ": om alleen de streaming-verbinding te realiseren/te verbreken.

Aansluiten telefoon en mediaspeler "/" Telefoon + mediaspeler afsluiten ": om de telefoon (handsfree set en streaming) te verbinden/de verbinding ervan te verbreken.

- " ": om de koppeling ongedaan te maken.

Als u in het systeem een koppeling hebt ongedaan gemaakt, vergeet dan niet deze koppeling ook in uw telefoon ongedaan te maken.

Bevestig met OK .

Audio en telematica

Aannemen van een gesprek

Een binnenkomend gesprek wordt aangekondigd door een beltoon en de weergave van een bovenliggend venster op het scherm.

Selecteer met de toetsen het tabblad

" JA " op het scherm.

Bevestig met OK .

Druk op deze stuurwieltoets om het gesprek aan te nemen.

Bellen

Via het menu " Telefoon ".

Selecteer " Bellen ".

Selecteer " Nummer kiezen ".

Of

Selecteer " Telefoonboek ".

Of

Selecteer " Logboek ".

Bevestig met OK .

Houd een van deze toetsen langer dan twee seconden ingedrukt om het telefoonboek te openen. Vervolgens kunt u met de draaiknop door het telefoonboek scrollen.

Beëindigen van een gesprek

Via het menu " Telefoon ".

Selecteer " Ophangen ".

Bevestig met OK om het gesprek te beëindigen.

Druk tijdens een telefoongesprek langer dan twee seconden op een van deze toetsen.

Het systeem opent het telefoonboek van de telefoon (afhankelijk van de compatibiliteit) wanneer deze via

Bluetooth is verbonden.

U kunt vanaf bepaalde Bluetoothtelefoons een contact importeren naar het telefoonboek van de autoradio.

De op deze wijze geïmporteerde contacten worden opgeslagen in een telefoonboek dat u altijd kunt openen, ongeacht welke telefoon met het systeem is verbonden.

Het menu van het telefoonboek is niet beschikbaar zolang het telefoonboek leeg is.

.

163

Transversal-Citroen_nl_Chap03_RD6_ed01-2016

164

Audio en telematica

Beheer van de gesprekken

Druk tijdens het gesprek op OK om naar het contextmenu te gaan.

Ophangen

Selecteer in het contextmenu

" Gespr. beëindigen " om het gesprek te beëindigen.

Bevestig met OK .

Doorschakelfunctie

In het contextmenu:

- vink " Doorschakelfunctie " aan om het gesprek via de telefoon voort te zetten (bijv.: om tijdens het uitstappen het gesprek te kunnen voortzetten).

- vink " Doorschakelfunctie " uit om het gesprek via de auto voort te zetten.

Spraakserver

Selecteer in het contextmenu " Toon

DTMF " en bevestig uw keuze om het digitale toetsenbord te kunnen gebruiken om door het menu van de interactieve spraakserver te surfen.

Bevestig met OK .

Uitschakelen van de microfoon

(de gesprekspartner kan dan niet meeluisteren)

In het contextmenu:

- vink " Micro OFF " aan om de microfoon uit te schakelen.

- vink " Micro OFF " uit om de microfoon weer in te schakelen.

Bevestig met OK .

Bevestig met OK .

Als het contact is afgezet, wordt de Bluetoothverbinding automatisch weer tot stand gebracht als u in de auto stapt en wordt het geluid weer weergegeven via het systeem (afhankelijk van de specificaties van de telefoon).

In sommige gevallen moet u de doorschakelfunctie via de telefoon activeren.

Wisselgesprek

Selecteer in het contextmenu

" Verwisselen " en bevestig uw keuze om een in de wacht gezet gesprek weer voort te zetten.

Bevestig met OK .

Telefoonboek

Het systeem heeft, afhankelijk van de compatibiliteit van de telefoon en gedurende de Bluetooth-verbinding, toegang tot het telefoonboek van de telefoon.

Vanaf bepaalde typen gekoppelde

Bluetooth-telefoons kunt u contacten vanuit de telefoon opslaan in het geheugen van de autoradio.

De op deze manier geïmporteerde contacten worden opgeslagen in een telefoonboek dat, ongeacht welke telefoon is gekoppeld, vrij toegankelijk is.

Het menu van het telefoonboek is niet beschikbaar als het telefoonboek leeg is.

Houd SRC/TEL enige tijd ingedrukt om het telefoonboek te openen.

Audio en telematica

Selecteer " Telefoonboek " voor een overzicht van alle contacten.

Bevestig met OK .

Spraakherkenning

Dankzij deze functie kunt u de spraakherkenning van uw smartphone via het systeem gebruiken.

Starten van de spraakherkenning (afhankelijk van het type stuurkolomschakelaars):

Druk op MENU als u gegevens van contacten wilt veranderen, selecteer dan " Telefoon " en bevestig uw keuze.

Selecteer " Beheer index " en bevestig uw keuze.

U kunt kiezen uit:

Een bestand raadplegen

- "

- "

",

",

Alle bestanden verwijderen ".

Houd het uiteinde van de lichtschakelaar enige tijd ingedrukt.

OF

Druk op deze toets.

Voor de spraakherkenning is een compatibele smartphone nodig die via

Bluetooth met de auto is verbonden.

.

165

Transversal-Citroen_nl_Chap03_RD6_ed01-2016

Audio en telematica

Veelgestelde vragen

In de volgende tabel vindt u de antwoorden op de meest gestelde vragen over uw autoradio.

VRAAG

Na het afzetten van de motor wordt de radio na enkele minuten automatisch uitgeschakeld.

ANTWOORD

Als de motor is afgezet, blijft de radio nog werken zolang de laadtoestand van de accu dat toestaat.

Het automatisch uitschakelen duidt erop dat de eco-modus van de autoradio is geactiveerd om te voorkomen dat de accu van de auto ontladen raakt.

De melding "het audiosysteem is oververhit" verschijnt op het display.

Om het audiosysteem te beschermen tegen een te hoge omgevingstemperatuur, activeert de autoradio automatisch een thermische beveiliging die het geluidsvolume verlaagt of de

CD-speler uitschakelt.

OPLOSSING

Start de motor om de accu op te laden.

Schakel het audiosysteem enkele minuten uit om het systeem te laten afkoelen.

166

Radio

VRAAG

Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen de verschillende geluidsbronnen (radio,

CD...).

ANTWOORD

Voor een optimaal luistergenot kunt u de audio-instellingen (Volume,

Bass, Hoge tonen, Geluidseffect, Loudness) voor elke geluidsbron afzonderlijk instellen. Hierdoor kunnen bij het selecteren van een andere geluidsbron (radio, CD...) verschillen in de geluidskwaliteit hoorbaar zijn.

OPLOSSING

Controleer of de audio-instellingen (Volume,

Bass, Hoge tonen, Geluidseffect, Loudness) zijn afgestemd op de verschillende geluidsbronnen.

Het is raadzaam de audiofuncties (Bass, Hoge tonen, Balans V-A, Balans L-R) in de middelste stand te zetten, de geluidssfeer "Geen" te selecteren en de functie Loudness in de stand

"Actief" te zetten als de CD-speler is geselecteerd en in de stand "Inactief" te zetten als de radio is geselecteerd.

Audio en telematica

VRAAG

De voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen

(geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...).

ANTWOORD

Het verkeerde golfbereik is geselecteerd.

OPLOSSING

Druk op de toets BAND om het golfbereik

(FM, FM2, DAB, AM) terug te vinden waarin de voorkeuzezenders zijn opgeslagen.

De functie TA

(verkeersinformatie) is ingeschakeld, maar ik krijg geen verkeersinformatie te horen.

De ontvangstkwaliteit van de beluisterde radiozender neemt geleidelijk af of de voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen

(geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...).

De geselecteerde radiozender maakt geen deel uit van het regionale netwerk van zenders die verkeersinformatie uitzenden.

Stem af op een zender die wel verkeersinformatie uitzendt.

De auto bevindt zich te ver van de zender van het beluisterde radiostation of er bevindt zich geen zender in het gebied waarin de auto zich bevindt.

De omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages enz.) veroorzaakt storingen in de ontvangst, ook als de RDS-functie is ingeschakeld.

De antenne is niet aanwezig of beschadigd (bijvoorbeeld in een wasstraat of ondergrondse parkeergarage).

Activeer de functie RDS om het systeem te laten controleren of er een sterkere zender in het gebied aanwezig is.

Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de autoradio.

Laat de antenne controleren door het netwerk van het merk.

Het geluid van de radio valt

1 tot 2 seconden weg.

Het RDS zoekt tijdens deze korte onderbreking van het geluid naar een andere, sterkere zender voor een betere ontvangst van het radiostation.

Schakel de RDS-functie uit als dit verschijnsel zich te vaak en steeds op hetzelfde traject voordoet.

.

167

Transversal-Citroen_nl_Chap03_RD6_ed01-2016

168

Audio en telematica

Media

VRAAG

De Bluetooth-verbinding wordt onderbroken.

ANTWOORD

Het laadniveau van de batterij van de randapparatuur is mogelijk te laag.

Op het scherm wordt de melding "Storing USBrandapparatuur" weergegeven.

De USB-stick wordt niet herkend.

De USB-stick is mogelijk defect.

OPLOSSING

Laad de batterij van de randapparatuur op.

Formateer de USB-stick opnieuw.

De CD wordt steeds uitgeworpen of kan niet worden afgespeeld door de

CD-speler.

De CD-speler levert een slechte geluidskwaliteit.

De CD is ondersteboven in de speler geplaatst, kan niet worden gelezen, bevat geen audiobestanden of bevat audiobestanden die niet door de autoradio worden herkend.

De CD is voorzien van een beveiligingssysteem dat niet door de autoradio wordt herkend.

De gebruikte CD is gekrast of van slechte kwaliteit.

- Controleer of de CD met de juiste zijde boven in de speler is geplaatst.

- Controleer de staat van de CD: de CD kan niet worden gelezen als deze te veel is beschadigd.

- Controleer de inhoud van de CD als deze zelf is gebrand: raadpleeg de tips in de rubriek "Audio".

- De kwaliteit van sommige zelfgebrande CD's is onvoldoende om deze door de autoradio te laten afspelen.

Gebruik alleen CD's van goede kwaliteit en berg ze zorgvuldig op.

De op een smartphone opgeslagen muziek kan niet worden afgespeeld via de USB-aansluiting.

De audio-instellingen (bassen, hoge tonen, geluidseffecten) zijn niet op de CD afgestemd.

Zet het niveau van de bassen of de hoge tonen op

0, zonder een geluidseffect te selecteren.

Afhankelijk van het type smartphone moet de autoradio toestemming krijgen van de smartphone voor toegang tot de muziekbestanden.

Activeer handmatig het profiel MTP van de smartphone (menu USB-instellingen).

Audio en telematica

Telefoon

VRAAG

Ik heb geen toegang tot mijn voicemail.

ANTWOORD

Er zijn slechts weinig telefoons en providers die deze functionaliteit ondersteunen.

OPLOSSING

Bel uw voicemail via het telefoonmenu, gebruik het nummer dat u van uw provider hebt gekregen.

Ik kan mijn telefoonboek niet openen.

Het gesprek wordt onderbroken als ik in de auto stap.

Controleer of uw telefoon compatibel is.

U hebt tijdens de koppeling het systeem geen toestemming gegeven voor toegang tot het telefoonboek.

Geef het systeem toegang tot het telefoonboek van uw telefoon.

De doorschakelfunctie is ingeschakeld.

Vink de doorschakelfunctie uit om het gesprek over te schakelen op het systeem van de auto.

Het lukt niet om mijn telefoon via Bluetooth te koppelen.

De koppelingsprocedure kan afhankelijk van de telefoon (model, besturingssysteem) verschillen en bepaalde telefoons zijn niet compatibel.

Alvorens te proberen de telefoon te koppelen moet u vanaf het systeem de huidige koppeling met de telefoon en vanaf de telefoon de koppeling met het systeem ongedaan maken om te zien of de telefoon compatibel is.

.

169

Transversal-Citroen_nl_Chap03_RD6_ed01-2016

advertisement

Related manuals

Download PDF

advertisement

Table of contents