- Vehicles & accessories
- Motor vehicle electronics
- Car media receivers
- CITROEN
- JUMPY - SPACETOURER
- De handleiding
advertisement
![CITROEN JUMPY - SPACETOURER 16/06/2016 - 31/01/2017 de handleiding | Manualzz CITROEN JUMPY - SPACETOURER 16/06/2016 - 31/01/2017 de handleiding | Manualzz](http://s1.manualzz.com/store/data/067794356_1-6454cc96ead2fbb3dfecd4c27e0a6800-360x466.png)
SpaceTourer
InstructIeboekje
Spacetourer-VP_nl_Chap00_couv-imprimeur_ed01-2016
Het online-instructieboekje
Kies een van de volgende manieren om uw instructieboekje online te raadplegen...
Uw instructieboekje is te vinden op de website van CITROËN, in de rubriek "MyCITROËN".
Op deze persoonlijke pagina vindt u informatie over onze producten en diensten en kunt u rechtstreeks contact opnemen met het merk.
Als u de gebruiksaanwijzing online raadpleegt, hebt u tevens toegang tot de meest recente informatie. Deze informatie is gemakkelijk te herkennen aan de paginamarkering die wordt weergegeven met dit pictogram:
Als de rubriek "MyCITROËN" niet beschikbaar is op de website van CITROËN voor uw land, kunt u uw instructieboekje op het volgende internetadres raadplegen: http://service.citroen.com/ddb/
Selecteer: de taal, het model van uw auto en de carrosserievariant, de uitgifteperiode van uw gebruiksaanwijzing die overeenkomt met de eerste registratiedatum van uw auto.
Scan deze code voor directe toegang tot uw instructieboekje.
Spacetourer-VP_nl_Chap00_couv-imprimeur_ed01-2016
Dit instructieboekje is ontwikkeld om u in de gelegenheid te stellen onder alle omstandigheden optimaal en in alle veiligheid gebruik te maken van de mogelijkheden van uw auto.
Neem de tijd om het aandachtig door te lezen zodat u vertrouwd raakt met uw nieuwe auto.
In dit instructieboekje worden alle beschikbare uitrustingen van het gamma van dit model behandeld.
Uw auto kan, afhankelijk van het uitrustingsniveau, het type, de uitvoering en de
specifieke kenmerken voor het land waarvoor
uw auto bestemd is, slechts van een deel van de in dit boekje vermelde uitrustingen zijn voorzien.
Aan de beschrijvingen en afbeeldingen kunnen geen rechten worden ontleend.
Automobile CITROËN houdt zich het recht voor de technische kenmerken, uitrusting en accessoires te wijzigen zonder verplicht te zijn dit dit boekje bij te werken.
Dit instructieboekje behoort tot de uitrusting van de auto.
Overhandig het dus bij verkoop van de auto aan de nieuwe eigenaar.
Symbolen veiligheidswaarschuwing aanvullende informatie adviezen met betrekking tot de bescherming van het milieu.
CITROËN beschikt wereldwijd over een uitgebreid gamma modellen dat wordt gekenmerkt door
een geraffineerde mix van hoogwaardige techniek en constante innovatie,
evenals een moderne en creatieve benadering van het begrip mobiliteit.
Wij danken u voor uw keuze en wensen u veel plezier met uw auto.
Achter het stuur van uw nieuwe auto geniet u optimaal als u elke uitrusting, elke schakelaar en elke instelling kent.
Goede reis!
Inhoudsopgave
Overzicht
Eco-rijden
Instrumentenpaneel
Kilometerteller en dagteller 36
Dimmer dashboardverlichting 37
Toegang tot de auto
Vergrendelen/ontgrendelen van binnenuit 64
Handbediende schuifdeur(en) 66
Elektrisch bedienbare schuifdeur(en) 68
Handsfree-functie schuifdeur(en) 75
Elektrisch bedienbare ruiten 86
Ergonomie en comfort
Voorzieningen in het interieur 110
Voorzieningen in het passagierscompartiment 115
Verschuifbare en uitklapbare tafel 121
125 Handbediende airconditioning
Automatische airconditioning met gescheiden regeling 127
Ontwasemen - Ontdooien voorruit en zijruiten 131
Verwarming - Airconditioning achter 136
Programmeerbaar verwarmings-/ ventilatiesysteem 137
Verlichting en zicht
Koplampen handmatig in hoogte verstellen 153
Automatische ruitenwissers 155
Veiligheid
Urgence-oproep of Assistance-oproep
Elektronische stabiliteitscontrole
Uitschakelen van de airbag vóór aan passagierszijde 176
Elektrische kinderbeveiliging 190
Kinderbeveiliging van de ruitbediening achter 191
Spacetourer-VP_nl_Chap00a_sommaire_ed01-2016
Inhoudsopgave
Rijden
Starten - afzetten van de motor, normale sleutel, sleutel met afstandsbediening 195
Starten - afzetten van de motor "Keyless entry and start" 198
Handgeschakelde 5-versnellingsbak
Handgeschakelde 6-versnellingsbak
Elektronisch gestuurde versnellingsbak 210
Adaptieve snelheidsregelaar 232
Waarschuwing kans op aanrijding en
Achteruitrijcamera, binnenspiegel 254
Bandenspanningscontrolesysteem 258
Praktische informatie
Storingen verhelpen
Gevarendriehoek (opbergen) 282
Brandstoftank leeg (diesel) 322
Technische gegevens
Audio en datacommunicatie
Trefwoordenregister
Spacetourer-VP_nl_Chap00a_sommaire_ed01-2016
Overzicht
Exterieur
Snelheidslimietherkenning 221-224
Waarschuwing kans op
Active Safety Brake
Ruitenwisserbladen
Automatische ruitenwissers
Motorkap openen
Automatische verlichting
Grootlichtassistent
Handmatige
Lampen voor vervangen
Parkeerhulp vóór
4
Spacetourer-VP_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2016
Mistlampen vóór
Dagrijverlichting
Statische bochtverlichting
Sleutel, afstandsbediening
Batterijen vervangen,
Keyless entry and start
Batterijen vervangen,
Starten/afzetten van de motor
- sleutel, afstandsbediening
- Keyless entry and startafstandsbediening
Vergrendeling/ontgrendeling van
Brandstofvuldop, brandstoftank
Brandstoftank leeg, handopvoerpomp diesel
AdBlue ®
Bandenspanningscontrolesysteem 258-260
Banden, spanning
ABS, remdrukregelaar (EBD)
CDS, ASR
Grip control
Overzicht
.
Exterieur (vervolg)
Lampen achter vervangen 298, 305-310
Achterlichten
(achterdeuren)
Achterlichten (achterklep) 298, 308-310
Derde remlicht
- achterdeuren
- achterklep
Kentekenplaatverlichting
- achterdeuren
- achterklep
180°-camerasysteem achter
Trekken van een aanhanger
Parkeerhulp achter
Reservewiel, krik, wiel verwisselen 291-297
Bandenspanning
Elektrisch verstelbare
Dodehoekbewakingssysteem
Detectie verslapping aandacht 247-248
Lane Departure Warning
Handbediend(e)
Elektrisch bedienbare
Handsfree-functie
Mechanische kinderbeveiliging
Elektrische kinderbeveiliging
Kinderbeveiliging zijruiten achter
5
Spacetourer-VP_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2016
Overzicht
Cockpit
Zekeringen dashboard
Handgeschakelde vijf-/
Automatische transmissie
Elektronisch gestuurde
Stop & Start-systeem
Hill Start Assist
6
Spacetourer-VP_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2016
- plafonnier
- panoramadak
Achteruitrijcamera op binnenspiegel
Urgence- of Assistanceoproep
Touchscreen (CITROËN
Connect Nav)
Touchscreen (CITROËN
Connect Radio)
Bluetooth ® -autoradio
Datum en tijd instellen
Handbediende airconditioning
Automatische airconditioning met gescheiden regeling
Verwarming/airconditioning
Luchtrecirculatie
Ontwasemen/ontdooien voor
Ontwasemen/ontdooien
Uitschakeling airbag vóór aan passagierszijde
Overzicht
.
Cockpit (vervolg)
AdBlue ®
Dimmer dashboardverlichting
Datum en tijd instellen
Detectie verslapping
Elektrisch bedienbare ruiten
Elektrische
Grip control
Programmeerbare
Handmatige
Lane Departure Warning
System
Dodehoekbewakingssysteem
Grootlichtassistent
Head-up display
Opslaan van snelheden
Adaptieve cruise
Datum/tijd instellen (touchscreen)
Datum/tijd instellen (autoradio)
Opslaan van snelheden
Snelheidslimietherkenning
Waarschuwing kans op aanrijding 239-242
Active Safety Brake
Stop & Start uitschakelen
Ruitenwisserschakelaar 154-156
Vergrendelen/ontgrendelen vanuit het interieur
Elektrische schuifdeur(en)
Elektrische kinderbeveiliging
Bandenspanningscontrolesysteem resetten
Stop & Start uitschakelen
CDS/ASR uitschakelen
Stuurwiel verstellen
Claxon
7
Spacetourer-VP_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2016
Overzicht
Interieur
Voorzieningen interieur
- bekerhouder
- mat
- zonneklep
- dashboardkastje
- opbergvak
- bovenste opbergvak
- accessoire-aansluitingen,
USB, JACK
- 230 V-aansluitingen
- handmatige verstelling
- elektrische verstelling
- hoofdsteun
- stoelverwarming
Vaste eendelige achterbank
Vaste stoel en bank achter
Achterstoel en -bank op rails
Achterstoel(en) op rails
Stickers stoelen
Verschuifbare en wegklapbare tafel
Voorzieningen passagierscompartiment 115-118
- bagagenet
- bagagenet voor hoge belading
- bagageafdekking
- zijruiten achter
- zonneschermen zijruiten
8
Spacetourer-VP_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2016
Plafonnier vóór
Lampen plafonnier vervangen
Uitneembare lamp
Bandenreparatieset
Reservewiel, krik, wiel verwisselen
Airbags vóór, zij-airbags,
Uitschakelen airbag vóór aan passagierszijde
Passagiersbank vóór met 2 zitplaatsen
Verwarming/ventilatie achter
Kinderzitjes
Zijruiten achter
Zonneschermen zijruiten
Vaste eendelige bank
Vaste stoel en bank achter
Achterstoel en -bank op rails
Achterstoel(en) op rails
Stickers stoelen
Plafonniers achter
Lampen plafonnier vervangen
Onderhoud - Gegevens
Brandstoftank leeg
Niveaus controleren
- olie
- remvloeistof
- stuurbekrachtigingsvloeistof
- koelvloeistof
- ruitensproeiervloeistof, koplampsproeiers
- brandstofadditief (diesel met roetfilter)
Controle van onderdelen
- accu
- luchtfilter/interieurfilter
- oliefilter
- roetfilter
- remblokken/-schijven
Overzicht
.
Spaarfase accu, eco-mode
Zekeringen motorruimte
Lampen vervangen
- voor
- achter
Onder de motorkap
AdBlue ®
9
Spacetourer-VP_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2016
Overzicht
Stickers
10
Spacetourer-VP_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2016
Eco-rijden
.
Eco-rijden
Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO
2
-uitstoot van uw auto verminderen.
Maak optimaal gebruik van de versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van een handgeschakelde versnellingsbak, rijd dan rustig weg, schakel zo snel mogelijk de tweede versnelling in en schakel bij het accelereren bij voorkeur relatief snel over naar een hogere versnelling.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd afstand van de auto's voor u, rem bij voorkeur af op de motor in plaats van het rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaal geleidelijk in. Als u deze aanwijzingen naleeft, neemt het brandstofverbruik en de CO
2
-uitstoot af en wordt de geluidsoverlast door het verkeer beperkt.
Als het verkeer goed doorstroomt, gebruik dan vanaf een snelheid van ongeveer 40 km/h de snelheidsregelaar (indien aanwezig).
Als uw auto is voorzien van een automatische transmissie of een elektronisch gestuurde versnellingsbak, gebruik dan bij voorkeur de automatische stand en trap het gaspedaal niet bruusk of diep in.
De schakelindicator adviseert u de versnelling in te schakelen die het best geschikt is voor de rijomstandigheden: volg het op het instrumentenpaneel weergegeven schakeladvies zo snel mogelijk op.
Bij auto's met een elektronisch gestuurde versnellingsbak of een automatische transmissie wordt de schakelindicator uitsluitend in de handmatige stand weergegeven.
Gebruik op slimme wijze de elektrische voorzieningen
Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur in de auto hoog is opgelopen, open dan alle ruiten en de ventilatieroosters alvorens de airconditioning in te schakelen.
Sluit vanaf een snelheid van 50 km/h de ruiten, maar laat de ventilatieroosters geopend.
Gebruik de voorzieningen in het interieur die de temperatuurstijging kunnen beperken (blinderingspaneel van het panoramadak, zonneschermen, enz.).
Schakel de airconditioning uit zodra de gewenste temperatuur is bereikt (behalve bij auto's met een automatische airconditioning).
Schakel de achterruitverwarming en de ontwaseming uit zodra deze niet meer nodig zijn als deze niet automatisch worden aangestuurd.
Schakel de stoelverwarming zo snel mogelijk uit.
Schakel de verlichting en de mistlampen uit als het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het starten niet stationair warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg: uw auto warmt sneller op als u rijdt.
Sluit als passagier zo min mogelijk multimediaapparatuur (DVD-speler,
MP3-speler, spelcomputer, enz.) op de auto aan om het elektriciteitsverbruik, en dus het brandstofverbruik, te beperken.
Koppel externe apparatuur los als u de auto verlaat.
11
Spacetourer-VP_nl_Chap00c_eco-conduite_ed01-2016
Eco-rijden
Beperk de oorzaken van een hoger brandstofverbruik
Verdeel het gewicht evenwichtig over de auto: plaats de zwaarste voorwerpen in de bagageruimte, zo dicht mogelijk bij de achterbank.
Beperk de belading en de luchtweerstand
(dakdragers, imperiaal, fietsendrager, aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik liever een dakkoffer.
Verwijder na gebruik de dakdragers en het imperiaal.
Houd u aan de onderhoudsvoorschriften
Controleer regelmatig de bandenspanning
(bij koude banden), houd u daarbij aan de bandenspanning die staat vermeld op de sticker op de portiersponning aan bestuurderszijde.
Controleer de bandenspanning met name:
- voor een lange rit,
- bij de wisseling van de seizoenen,
- als de auto gedurende langere tijd niet is gebruikt.
Vergeet niet de bandenspanning van het reservewiel en van de wielen van de aanhanger of de caravan te controleren.
Laat bij het tanken het vulpistool niet meer dan drie keer afslaan; zo voorkomt u dat brandstof uit de tank stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merken dat pas na
3000 km het gemiddelde brandstofverbruik zich stabiliseert.
Vervang na de winter zo snel mogelijk de winterbanden door zomerbanden.
Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie verversen, oliefilter, luchtfilter en interieurfilter vervangen, enz.) en houd u daarbij aan het aan uw situatie aangepaste onderhoudsschema van de fabrikant.
Uitvoeringen met een BlueHDi-dieselmotor: bij een storing in het SCR-systeem stoot de auto schadelijke stoffen uit. Ga zo spoedig mogelijk naar het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om de uitstoot van stikstofoxiden terug te brengen tot onder de wettelijke normen.
12
Spacetourer-VP_nl_Chap00c_eco-conduite_ed01-2016
Instrumentenpaneel met LCD Tekst-display
Instrumentenpaneel 1
Meters en displays
1.
Analoge snelheidsmeter (km/h of mph).
2.
Brandstofniveaumeter.
3.
Koelvloeistoftemperatuurmeter.
4.
Aanwijzingen van de snelheidsregelaar of de snelheidsbegrenzer.
5.
Digitale snelheidsmeter (km/h of mph).
6.
Opschakelindicator.
Ingeschakelde versnelling automatische transmissie of elektronisch gestuurde versnellingsbak.
7.
Onderhoudsindicator en vervolgens kilometerteller (km of miles), dagteller
(km of miles), weergave van meldingen, ...
8.
Toerenteller (x 1000 t/min of rpm).
Bedieningstoetsen
A.
Resetten van de onderhoudsindicator.
Tijdelijk weergegeven informatie:
- onderhoud,
- actieradius vloeistof emissieregeling
(AdBlue ® ).
B.
Dimmer verlichting.
C.
Resetten dagteller en tripmeter.
Spacetourer-VP_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
13
Instrumentenpaneel
Instrumentenpaneel met matrixdisplay
14
Meters en displays
1.
Analoge snelheidsmeter (km/h of mph).
2.
Brandstofniveaumeter.
3.
Koelvloeistoftemperatuurmeter.
4.
Aanwijzingen van de snelheidsregelaar of de snelheidsbegrenzer.
5.
Opschakelindicator.
Ingeschakelde versnelling automatische transmissie of elektronisch gestuurde versnellingsbak.
6.
Zone voor het weergeven van: waarschuwingsmeldingen of meldingen over de status van functies, boordcomputer, digitale snelheidsmeter
(km/h of mph), ...
7.
Onderhoudsindicator en vervolgens kilometerteller (km of miles).
Deze functies worden achtereenvolgend weergegeven na het aanzetten van het contact.
8.
Dagteller (km of miles).
9.
Toerenteller (x 1000 t/min of rpm).
Bedieningstoetsen
A.
Resetten van de onderhoudsindicator.
Weergave logboek waarschuwingsmeldingen.
Weergave van de volgende informatie:
- onderhoud,
- actieradius vloeistof emissieregeling
(AdBlue ® ).
B.
Dimmer verlichting.
C.
Resetten van de dagteller.
Verklikkerlampjes
De verklikkerlampjes geven de bestuurder informatie over de werking van een systeem (ingeschakeld of uitgeschakeld) of waarschuwen de bestuurder in het geval van een storing (waarschuwingslampje).
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan bepaalde waarschuwingslampjes enkele seconden branden.
Zodra de motor wordt gestart, moeten deze lampjes weer uitgaan.
Als een lampje blijft branden, controleer dan voordat u gaat rijden welke functie het betreft.
Bijbehorende waarschuwingen
Een aantal verklikkerlampjes kan op twee manieren oplichten: permanent of knipperend.
Aan de manier van oplichten in combinatie met het functioneren van de auto valt af te lezen of er sprake is van een normale situatie of een storing. Bij een storing kan het lampje gaan branden in combinatie met een geluidssignaal en/of een melding.
Waarschuwingslampjes
Als bij draaiende motor of tijdens het rijden een van de volgende verklikkerlampjes gaat branden, wijst dit op een storing in het desbetreffende systeem en moet de bestuurder actie ondernemen.
Lees in het geval van een storing waarbij een waarschuwingslampje gaat branden de aanvullende informatie, die via een bijbehorende melding wordt weergegeven.
Raadpleeg indien nodig het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Instrumentenpaneel
Verklikkerlampjes ingeschakelde functies
De volgende verklikkerlampjes op het instrumentenpaneel en/of op het display van het instrumentenpaneel geven aan dat de desbetreffende functie is ingeschakeld.
1
Verklikkerlampjes uitgeschakelde functies
De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld.
Soms klinkt er ook een geluidssignaal en verschijnt er een melding.
15
Spacetourer-VP_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
16
Instrumentenpaneel
+
Controlelampje
STOP
Parkeerrem
Remsysteem
Status Oorzaak permanent, in combinatie met een ander waarschuwingslampje, een geluidssignaal en een melding.
Dit waarschuwingslampje gaat branden in het geval van een ernstige storing van de motor, het remsysteem, de stuurbekrachtiging enz. of een ernstige elektrische storing.
permanent.
De parkeerrem is aangetrokken of niet goed vrijgezet.
Acties / Opmerkingen
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.
Zet het contact af en raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Zet de parkeerrem vrij zodat het verklikkerlampje uitgaat; trap het rempedaal in.
Houd u aan de veiligheidsvoorschriften.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de parkeerrem .
permanent.
Het remvloeistofniveau is te laag.
permanent, in combinatie met het waarschuwingslampje
ABS.
Er is een storing in de elektronische remdrukregelaar (REF).
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.
Vul het niveau bij met een vloeistof voorzien van een artikelnummer van CITROËN.
Als het probleem zich blijft voordoen, laat het systeem dan controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.
Laat het systeem controleren door het CITROËNnetwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Controlelampje Status
Autogordel(s) niet vastgemaakt of weer losgemaakt permanent of knippert in combinatie met een geluidssignaal.
Oorzaak
Een van de autogordels is niet vastgemaakt of weer losgemaakt.
Instrumentenpaneel
Acties / Opmerkingen
Trek aan de gordel en klik de gesp vast in de gesphouder.
1
Laadstroom accu *
Motoroliedruk permanent.
permanent.
Er is een storing in het laadstroomcircuit van de accu (vervuilde of losgeraakte accuklemmen, aandrijfriem dynamo niet correct gespannen of gebroken...).
Het lampje moet bij het starten van de motor uitgaan.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.
Er is een storing in de motorsmering.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.
Parkeer de auto, zet het contact af en raadpleeg het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Te hoge koelvloeistoftemperatuur permanent, met de wijzer in het rode gebied.
De temperatuur van de koelvloeistof is te hoog.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.
Wacht met het eventueel bijvullen van de koelvloeistof tot de motor is afgekoeld.
Als het probleem zich blijft voordoen, raadpleeg dan het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
* Volgens land van bestemming.
Spacetourer-VP_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
17
18
Instrumentenpaneel
Controlelampje
Een of meer portieren geopend
Status Oorzaak Acties / Opmerkingen permanent, in combinatie met een melding die het desbetreffende carrosseriedeel aangeeft, bij een snelheid lager dan 10 km/h.
Een voorportier, een schuifdeur of de linker achterdeur/de achterklep is niet goed gesloten.
De ruit van de achterklep (indien aanwezig) is niet goed gesloten.
Sluit het desbetreffende carrosseriedeel.
Dit verklikkerlampje gaat niet branden als de rechter achterdeur (indien aanwezig) niet goed is gesloten.
Laag brandstofniveau permanent, in combinatie met een melding die het desbetreffende carrosseriedeel aangeeft en een geluidssignaal, bij een snelheid hoger dan
10 km/h.
permanent, met de naald in het rode gebied.
Als het lampje gaat branden zit er nog minder dan 8 liter brandstof in de tank.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat u met een lege tank strandt.
Dit controlelampje gaat elke keer na het aanzetten van het contact branden zolang er niet voldoende brandstof getankt is.
Inhoud brandstoftank: ongeveer 69 liter .
Rijd nooit door tot de tank helemaal leeg is, hierdoor kunnen het emissieregelsysteem en het injectiesysteem beschadigd raken.
+
Controlelampje
Zelfdiagnose motor
+
Zelfdiagnose motor
Voorgloeien dieselmotor
Status permanent, in combinatie met het verklikkerlampje
STOP.
permanent.
Oorzaak
Er is sprake van een ernstige motorstoring.
Er is een storing in de emissieregeling.
knippert.
Er is een storing in het motormanagementsysteem.
Instrumentenpaneel 1
Acties / Opmerkingen
Zet de auto zo snel mogelijk op een veilige plaats stil.
Parkeer de auto, zet het contact af en neem contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Het verklikkerlampje moet doven als de motor wordt gestart.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.
Kans op beschadiging van de katalysator.
Laat dit controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Laat dit controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
permanent, in combinatie met het verklikkerlampje
SERVICE.
permanent.
Er is sprake van een lichte motorstoring.
Het contact staat in de 2 e stand
(contact).
Of
De knop " START/STOP " is ingedrukt.
Wacht met starten tot het controlelampje uitgaat.
Wanneer het lampje uitgaat, wordt de motor onmiddellijk gestart, op voorwaarde dat:
- het koppelingspedaal is ingetrapt bij een auto met een handgeschakelde versnellingsbak,
- het rempedaal ingetrapt wordt gehouden bij een auto met een automatische transmissie of een elektronisch gestuurde versnellingsbak.
De wachttijd is afhankelijk van de weersomstandigheden (in extreme gevallen
30 seconden).
Als de motor niet wil aanslaan, zet dan het contact af. Zet het contact vervolgens weer aan en wacht opnieuw tot het lampje uitgaat voordat u de motor start.
19
Spacetourer-VP_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
20
Instrumentenpaneel
Controlelampje Status
Bandenspanning te laag permanent, in combinatie met een geluidssignaal en een melding.
Oorzaak
De bandenspanning van een of meerdere wielen is te laag.
Acties / Opmerkingen
Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning.
De controle dient bij voorkeur bij koude banden te worden uitgevoerd.
Elke keer nadat u een of meer banden op spanning hebt gebracht en na het verwisselen van een of meer wielen, moet u het systeem resetten.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het bandenspanningscontrolesysteem .
+
Voet op het rempedaal
Voet op het koppelingspedaal knippert en brandt vervolgens permanent, in combinatie met het verklikkerlampje Service.
Er zit een storing in de functie: de bandenspanning wordt niet meer gecontroleerd.
permanent.
Het rempedaal moet worden ingetrapt.
permanent.
Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning.
Laat het systeem controleren door het CITROËNnetwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Bij de automatische transmissie of elektronisch gestuurde versnellingsbak moet u bij een draaiende motor en voordat u de parkeerrem vrijzet het rempedaal intrappen om de selectiehendel vanuit stand P of N in een andere stand te kunnen zetten.
Als u de parkeerrem vrijzet zonder het rempedaal in te trappen, zal dit verklikkerlampje blijven branden.
In de STOP-stand van het Stop &
Start-systeem wordt de motor niet gestart als u het koppelingspedaal slechts gedeeltelijk intrapt.
Trap bij een auto met een handgeschakelde versnellingsbak het koppelingspedaal volledig in zodat de motor gestart kan worden.
Controlelampje Status
Antiblokkeersysteem
(ABS) permanent.
Oorzaak
Er is een storing in het antiblokkeersysteem.
Instrumentenpaneel 1
Acties / Opmerkingen
De normale remwerking blijft behouden.
Rijd voorzichtig met lage snelheid en raadpleeg zo snel mogelijk het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Waarschuwing kans op aanrijding/
Active Safety
Brake knippert.
Roetfilter
(Diesel)
Het systeem wordt geactiveerd.
Het systeem remt de auto kort af om de snelheid van de aanrijding met de voorligger te beperken.
permanent, in combinatie met een melding en een geluidssignaal.
permanent, in combinatie met een melding.
permanent, in combinatie met een geluidssignaal en het bericht "Kans op verstopping van het roetfilter".
Storing in het systeem.
Laat het systeem controleren door het CITROËNnetwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Het systeem is uitgeschakeld (via het menu).
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de Waarschuwing kans op aanrijding / Active Safety Brake .
Geeft aan dat het roetfilter verstopt begint te raken.
permanent, in combinatie met een geluidssignaal en het bericht "Additiefniveau roetfilter te laag.
Geeft aan dat het minimumniveau van het brandstofadditief is bereikt.
Ga als de omstandigheden het toelaten het roetfilter regenereren door met een snelheid van meer dan
60 km/h te rijden tot het lampje dooft.
Laat het additiefreservoir zo snel mogelijk bijvullen door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
21
Spacetourer-VP_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
22
Instrumentenpaneel
Controlelampje
Airbags tijdelijk.
Status Oorzaak
Het lampje brandt gedurende enkele seconden en dooft als het contact wordt aangezet.
Acties / Opmerkingen
Het lampje moet doven zodra de motor wordt gestart.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.
permanent.
Er is een storing in een van de airbags of de pyrotechnische gordelspanners.
Laat dit controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Airbag vóór aan passagierszijde permanent, op het display van de verklikkerlampjes voor de veiligheidsgordels en de airbag vóór aan passagierszijde.
De schakelaar op de zijkant van het dashboard aan passagierszijde staat in de stand " OFF ".
De airbag vóór aan passagierszijde is uitgeschakeld.
U kunt een kinderzitje met de "rug in de rijrichting" plaatsen, behalve in het geval van een storing in het airbagsysteem (verklikkerlampje airbags brandt).
Zet de schakelaar in de stand " ON " om de airbag vóór aan passagierszijde in te schakelen. Bevestig in dit geval op deze zitplaats geen kinderzitje met de "rug in de rijrichting".
Passagiersairbag permanent.
De schakelaar in het dashboard aan passagierszijde staat in de stand " ON ".
De passagiersairbag is ingeschakeld.
Plaats in dit geval geen kinderzitje met de "rug in de rijrichting" op de voorpassagiersstoel.
Zet de schakelaar in de stand " OFF " om de passagiersairbag uit te schakelen.
U kunt een kinderzitje met de "rug in de rijrichting" plaatsen, behalve in het geval van een storing in het airbagsysteem (verklikkerlampje airbags brandt).
Controlelampje Status
Elektronisch stabiliteitsprogramma
(ESP /ASR ) permanent.
Dynamische stabiliteitscontrole
(ESP/ASR) knippert.
permanent.
Stuurbekrachtiging permanent.
Instrumentenpaneel 1
Oorzaak Acties / Opmerkingen
De toets is ingedrukt en het verklikkerlampje brandt.
De functie ESP/ASR is uitgeschakeld.
ESP: dynamische stabiliteitscontrole.
ASR: antislipregeling.
Druk op de toets om de functie ESP/ASR in te schakelen.
Het verklikkerlampje dooft.
De functie ESP/ASR wordt automatisch ingeschakeld als de motor wordt gestart.
Na uitschakelen van het systeem wordt het automatisch opnieuw ingeschakeld bij snelheden hoger dan ongeveer
50 km/h.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het elektronisch stabiliteitsprogramma
(ESC) en in het bijzonder de CDS/ASR.
De ESP-/ASR-regeling is actief.
Deze functie verbetert de aandrijving en zorgt voor een betere koersstabiliteit als de wielen te weinig grip hebben of de auto uit de koers dreigt te raken.
Storing in het ESP-/ASR-systeem.
Laat het systeem controleren door het CITROËNnetwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Er is een storing met betrekking tot de stuurbekrachtiging.
Rijd voorzichtig en met lage snelheid.
Laat het systeem nakijken door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
23
Spacetourer-VP_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
Instrumentenpaneel
Controlelampje
AdBlue ®
(BlueHDidieselmotor)
Status Oorzaak permanent zodra het contact is aangezet, in combinatie met een geluidssignaal en een melding van het aantal kilometers dat u nog kunt rijden.
De actieradius ligt tussen de 600 en 2400 km.
knippert, in combinatie met een geluidssignaal en een melding van het aantal kilometers dat u nog kunt rijden.
De actieradius ligt tussen de 0 en 600 km.
Acties / Opmerkingen
Laat het AdBlue ® -reservoir snel bijvullen: neem contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats of vul zelf het reservoir bij.
Laat het AdBlue ® -reservoir zo snel mogelijk bijvullen om storingen te voorkomen : neem contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats of vul zelf het reservoir bij.
knippert, in combinatie met een geluidssignaal en een melding dat starten niet is toegestaan.
Het AdBlue ® -reservoir is leeg: het starten van de motor wordt geblokkeerd door het wettelijk verplichte startblokkeringssysteem.
Om de motor te kunnen starten moet u het AdBlue ® reservoir (laten) bijvullen: neem contact op met het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats of vul zelf het reservoir bij.
U moet het vloeistofreservoir bijvullen met minimaal
3,8 liter AdBlue ® .
24
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor het bijvullen van AdBlue ® of voor meer informatie over AdBlue ® .
Instrumentenpaneel 1
+
Controlelampje
SCRemissieregelsysteem
(BlueHDidieselmotor)
+
Status Oorzaak Acties / Opmerkingen permanent zodra het contact is aangezet, in combinatie met het branden van het verklikkerlampje SERVICE en het verklikkerlampje zelfdiagnose motor, een geluidssignaal en een melding.
knippert zodra het contact is aangezet, in combinatie met het branden van het verklikkerlampje
SERVICE en het verklikkerlampje zelfdiagnose motor, een geluidssignaal en een melding met betrekking tot de actieradius.
Er is een storing in het SCRemissieregelsysteem.
Na bevestiging van de storing in het emissieregelsysteem kunt u maximaal 1100 km afleggen voordat het systeem het starten van de motor blokkeert.
Deze waarschuwing verdwijnt zodra de uitstoot van uitlaatgassen weer aan de normen voldoet.
Raadpleeg zo snel mogelijk het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om storingen te voorkomen .
knippert zodra het contact is aangezet, in combinatie met het branden van het verklikkerlampje
SERVICE en het verklikkerlampje zelfdiagnose motor, een geluidssignaal en een melding.
U hebt de actieradius overschreden die is toegestaan na de bevestiging van de storing in het emissieregelsysteem: het starten van de motor wordt geblokkeerd door het startblokkeringssysteem.
Neem verplicht contact op met het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats om de motor weer te kunnen starten.
25
Spacetourer-VP_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
26
Instrumentenpaneel
Controlelampje
Service
Status brandt tijdelijk.
permanent.
Oorzaak
Er is een kleine storing opgetreden waarbij geen specifiek verklikkerlampje gaat branden.
Acties / Opmerkingen
Identificeer de storing met behulp van de bijbehorende melding, bijvoorbeeld:
- een te laag motorolieniveau,
- een te laag niveau van de ruiten-/ koplampsproeiervloeistof,
- een bijna lege batterij van de afstandsbediening,
- een te lage bandenspanning,
- een vervuild roetfilter bij auto's met dieselmotor.
- ...
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de controles , in het bijzonder van het roetfilter.
Raadpleeg in andere gevallen het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Er is een ernstige storing opgetreden waarbij geen specifiek verklikkerlampje gaat branden.
Identificeer de storing met behulp van de melding en raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
+ permanent, waarbij de sleutel van de onderhoudsindicator eerst knippert en vervolgens permanent brandt.
Mistachterlichten permanent.
Het interval voor de onderhoudsbeurt is overschreden.
Uitsluitend bij uitvoeringen met een BlueHDidieselmotor.
Laat de onderhoudsbeurt van uw auto zo snel mogelijk uitvoeren.
De mistachterlichten zijn ingeschakeld.
Draai de ring naar achteren om de mistachterlichten uit te schakelen.
Controlelampje
Automatische ruitenwissers
Status permanent.
Grootlichtassistent permanent.
Oorzaak
De ruitenwisserschakelaar is naar beneden bewogen.
De lichtschakelaar staat in de stand " AUTO " en de functie is ingeschakeld.
Het grootlicht gaat branden als de hoeveelheid omgevingslicht en de verkeerssituatie het toestaan.
Instrumentenpaneel 1
Acties / Opmerkingen
De automatische stand van de ruitenwissers vóór is geactiveerd.
Beweeg om de automatische stand van de ruitenwissers te deactiveren de hendel omlaag of zet de hendel in een andere stand.
De camera boven aan de voorruit stuurt het in- en uitschakelen van het grootlicht aan, afhankelijk van de hoeveelheid omgevingslicht en de verkeerssituatie.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de grootlichtassistent .
Stop & Start
Dodehoekbewaking permanent.
knippert enkele seconden en gaat dan uit.
permanent.
Het Stop & Start-systeem heeft de motor in de STOP-stand gezet (verkeerslicht, stopbord, opstopping, enz.).
Het lampje gaat uit en de motor wordt automatisch gestart (START-stand) als u wilt wegrijden.
De STOP-stand is nu niet beschikbaar.
of
De motor wordt automatisch in de
START-stand gezet.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het Stop & Start -systeem.
De functie dodehoekbewaking is geactiveerd.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de dodehoekbewaking .
27
Spacetourer-VP_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
28
Instrumentenpaneel
Controlelampje
Lane Departure
Warning System
Status permanent.
Mistlampen vóór
Parkeerlichten
Richtingaanwijzer links
Grootlicht permanent.
permanent.
knippert, met geluidssignaal.
Richtingaanwijzer rechts knippert, met geluidssignaal.
Dimlicht permanent.
permanent.
Oorzaak Acties / Opmerkingen
Het Lane Departure Warning System is geactiveerd.
Het Lane Departure Warning System is ingeschakeld.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het Lane Departure Warning
System .
De mistlampen vóór zijn ingeschakeld met de ring van de lichtschakelaar.
Draai de ring van de lichtschakelaar één stand naar achteren om de mistlampen vóór uit te schakelen.
De lichtschakelaar staat in de stand
"Parkeerlichten".
Als u de lichtschakelaar omlaag beweegt.
Als u de lichtschakelaar omhoog beweegt.
De lichtschakelaar staat in de stand
"Dimlicht".
Als u de lichtschakelaar naar u toe trekt.
Trek aan de lichtschakelaar om terug te schakelen naar dimlicht.
Raadpleeg voor meer informatie over de lichtschakelaar de desbetreffende rubriek.
Koelvloeistoftemperatuur
Als bij draaiende motor de wijzer zich bevindt in: orde, te hoog. Het waarschuwingslampje maximumtemperatuur en het waarschuwingslampje STOP gaan branden, in combinatie met een geluidssignaal en een waarschuwingsmelding op het touchscreen.
Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
Wacht enkele minuten voordat u de motor afzet.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Controle
De temperatuur en de druk in het koelcircuit beginnen na enkele minuten rijden te stijgen.
Om koelvloeistof bij te vullen:
F laat de motor ten minste één uur afkoelen,
F draai de dop twee omwentelingen los om de druk te laten dalen,
F verwijder vervolgens de dop,
F vul bij tot aan het merkteken "MAXI".
Wees voorzichtig bij het bijvullen van de koelvloeistof: kans op brandwonden. Vul niet bij tot boven het maximumniveau (aangegeven op het reservoir).
Instrumentenpaneel
Onderhoudsindicator
De onderhoudsindicator geeft aan hoeveel kilometer u nog verwijderd bent van de eerstvolgende onderhoudsbeurt volgens het onderhoudsschema van de fabrikant.
1
Deze termijn wordt berekend op basis van de laatste reset van de onderhoudsindicator en is afhankelijk van het aantal afgelegde kilometers en de verstreken tijd sinds de laatste onderhoudsbeurt.
Bij de BlueHDi-uitvoeringen met dieselmotor heeft de mate van vervuiling van de motorolie ook invloed op de berekening (volgens land van bestemming).
29
Spacetourer-VP_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
30
Instrumentenpaneel
De afstand tot de eerstvolgende beurt is meer dan 3000 km
Als het contact wordt aangezet, verschijnt er geen onderhoudsinformatie op het display.
De afstand tot de eerstvolgende beurt is 1000 tot 3000 km
Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende
5 seconden de onderhoudssleutel branden. De kilometerteller geeft de resterende kilometers tot de eerstvolgende onderhoudsbeurt aan.
Voorbeeld: de afstand tot de eerstvolgende onderhoudsbeurt bedraagt 2800 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft het display gedurende 5 seconden het volgende aan:
De afstand tot de eerstvolgende beurt is minder dan 1000 km
Voorbeeld: de afstand tot de eerstvolgende onderhoudsbeurt bedraagt 900 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft het display gedurende 5 seconden het volgende aan:
5 seconden na het aanzetten van het contact treedt de kilometerteller weer in werking en blijft de sleutel branden om aan te geven dat er binnenkort onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd moeten worden.
De afstand tot de eerstvolgende beurt is overschreden
Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende
5 seconden de sleutel knipperen om aan te geven dat de onderhoudswerkzaamheden zo spoedig mogelijk uitgevoerd moeten worden.
Voorbeeld: u hebt de afstand tot de eerstvolgende onderhoudsbeurt met 300 km overschreden.
Als het contact wordt aangezet, geeft het display gedurende 5 seconden het volgende aan:
5 seconden na het aanzetten van het contact, verdwijnt de sleutel ; de teller geeft de kilometerstand aan.
5 seconden na het aanzetten van het contact treedt de kilometerteller weer in werking en blijft de sleutel branden .
Bij de BlueHDi-uitvoeringen met dieselmotor wordt deze waarschuwing, zodra het contact is aangezet, gecombineerd met het permanent branden van het verklikkerlampje Service.
Bij de berekening van de resterende hoeveelheid af te leggen kilometers kan ook de factor tijd worden meegewogen, afhankelijk van de rijgewoontes van de bestuurder.
De sleutel kan dus ook gaan branden als het interval in tijd sinds de laatste onderhoudsbeurt, zoals vermeld in het onderhoudsschema van de fabrikant, is overschreden.
Bij de BlueHDi-uitvoeringen met dieselmotor kan de sleutel ook eerder gaan branden, afhankelijk van de kwaliteit van de motorolie (volgens land van bestemming).
De afname van de kwaliteit van de motorolie is afhankelijk van de rijomstandigheden van de auto.
Op 0 zetten van de onderhoudsindicator
De onderhoudsindicator moet na elke onderhoudsbeurt op 0 gezet worden.
Als u zelf het onderhoud van uw auto uitvoert, zet dan het contact af en:
Instrumentenpaneel
Als u na deze handeling de accu wilt loskoppelen, vergrendel dan de auto en wacht minimaal 5 minuten. Het op
0 zetten van de onderhoudsindicator zal anders niet worden opgeslagen.
Opnieuw weergeven van de onderhoudsinformatie
U kunt op elk moment de onderhoudsinformatie weergeven.
F Druk op deze knop.
1
F Druk op deze knop en houd deze ingedrukt,
F
Zet het contact aan; de kilometerteller begint terug te tellen,
F Laat de knop los als het display "=0" aangeeft; de sleutel verdwijnt.
De onderhoudsinformatie wordt enkele seconden weergegeven en verdwijnt vervolgens weer.
31
Spacetourer-VP_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
32
Instrumentenpaneel
Motorolieniveaumeter
Bij uitvoeringen met een motorolieniveaumeter wordt bij het aanzetten van het contact het motorolieniveau enkele seconden weergegeven, gelijktijdig met de onderhoudsindicator.
Een controle van het olieniveau is alleen betrouwbaar als de auto op een vlakke, horizontale ondergrond staat en de motor minstens 30 minuten niet heeft gedraaid.
Te weinig olie
Als het motorolieniveau te laag is, wordt een melding op het instrumentenpaneel weergegeven.
Controleer het olieniveau met de peilstok. Als blijkt dat het olieniveau te laag is, moet olie worden bijgevuld om te voorkomen dat ernstige motorschade ontstaat.
Oliepeilstok
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor de plaats van de peilstok en het bijvullen van motorolie bij de dieselmotor .
2 merktekens op de peilstok:
- A
= maxi; het olieniveau mag nooit boven dit niveau uitkomen,
- B = mini; als het olieniveau niet boven het niveau B uitkomt, moet het voor de motor van uw auto voorgeschreven type motorolie worden bijgevuld via de vulopening.
Olieniveau correct
Als het motorolieniveau in orde is, wordt een melding op het instrumentenpaneel weergegeven.
Storing motorolieniveaumeter
Als de motorolieniveaumeter defect is, wordt een melding op het instrumentenpaneel weergegeven. Raadpleeg het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Instrumentenpaneel
Actieradiusindicatoren
AdBlue
®
Zodra de reservevoorraad van het AdBlue ® reservoir is aangesproken of een storing in het
SCR-systeem is gesignaleerd, verschijnt bij het aanzetten van het contact een indicator die aangeeft hoeveel kilometer u nog ongeveer kunt rijden voordat het opnieuw starten van de motor automatisch wordt geblokkeerd.
Als gelijktijdig een storing wordt gesignaleerd en het AdBlue ® -niveau laag is, wordt de laagste actieradius weergegeven.
Het wettelijk verplichte startblokkeringssysteem wordt automatisch geactiveerd zodra het
AdBlue ® -reservoir leeg is.
Als de motor mogelijk niet opnieuw kan worden gestart door een te laag AdBlue ® -niveau
Actieradius tussen 600 en 2400 km Actieradius groter dan 2400 km
Als het contact wordt aangezet, wordt er niet automatisch een melding over de actieradius weergegeven op het instrumentenpaneel.
Druk op deze knop om de actieradius tijdelijk weer te geven.
Afhankelijk van de uitrusting van uw auto kunt u deze informatie bekijken op het touchscreen.
F Selecteer het menu Rijden .
Zodra het contact wordt aangezet, gaat dit verklikkerlampje branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding
(bijvoorbeeld "Vul brandstofadditief bij: Starten geblokkeerd binnen 1500 km") die aangeeft hoeveel kilometer of mijl u nog kunt rijden met de resterende hoeveelheid vloeistof.
Tijdens het rijden wordt de melding elke
300 km weergegeven zolang er geen vloeistof is bijgevuld.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om AdBlue ® te laten bijvullen.
U kunt het bijvullen ook zelf uitvoeren.
F Selecteer " OPTIES ".
F Selecteer vervolgens
" Diagnose ".
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over AdBlue ® , het
SCR-systeem en in het bijzonder het bijvullen van AdBlue ® .
De actieradius wordt tijdelijk weergegeven.
1
Bij een actieradius van meer dan 5000 km wordt er geen exacte waarde weergegeven.
33
Spacetourer-VP_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
34
Instrumentenpaneel
Actieradius tussen 0 en 600 km
Zodra het contact wordt aangezet, knippert dit verklikkerlampje in combinatie met een geluidssignaal en een melding (bijvoorbeeld
"Vul brandstofadditief bij: Starten geblokkeerd binnen 600 km") die aangeeft hoeveel kilometer of mijl u nog kunt rijden met de resterende hoeveelheid vloeistof.
Tijdens het rijden wordt de melding elke
30 seconden weergegeven zolang er geen vloeistof is bijgevuld.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om AdBlue ® te laten bijvullen.
U kunt het bijvullen ook zelf uitvoeren.
Als niet op tijd vloeistof wordt bijgevuld, kan de motor niet meer worden gestart.
Storing in verband met een te laag AdBlue ® -niveau
Als het contact wordt aangezet, knippert dit verklikkerlampje in combinatie met een geluidssignaal en de melding "Vul brandstofadditief bij: Starten geblokkeerd".
Het AdBlue ® -reservoir is leeg: het wettelijk verplichte startblokkeringssysteem voorkomt dat de motor opnieuw wordt gestart.
Om de motor weer opnieuw te kunnen starten, raden wij u aan contact op te nemen met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om de benodigde hoeveelheid vloeistof te laten bijvullen.
Als u zelf vloeistof bijvult, moet het reservoir met minimaal 3,8 liter AdBlue ® worden gevuld.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over AdBlue ® , het
SCR-systeem en in het bijzonder het bijvullen van AdBlue ® .
Instrumentenpaneel
Als een storing in het SCR-systeem wordt gedetecteerd
Er wordt automatisch een startblokkeringssysteem geactiveerd als meer dan 1100 km is gereden nadat de storing in het SCR-systeem is bevestigd. Laat het systeem zo snel mogelijk controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
1
Als een storing wordt gedetecteerd Tijdens de geautoriseerde rijfase
(tussen 1100 km en 0 km)
Starten geblokkeerd
Deze verklikkerlampjes gaan branden in combinatie met een geluidssignaal en de melding "Storing emissieregeling".
De waarschuwing wordt tijdens het rijden gegeven als de storing voor de eerste keer wordt gedetecteerd en vervolgens steeds bij het aanzetten van het contact zolang de storing niet is verholpen.
In het geval van een tijdelijke storing verdwijnt de waarschuwing tijdens de volgende rit na controle van de zelfdiagnose van het SCR-systeem.
Als een storing in het SCR-systeem is bevestigd (nadat 50 km is gereden terwijl de melding van de storing permanent wordt weergegeven), gaan deze verklikkerlampjes branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding (bijvoorbeeld "Storing emissieregeling: Starten geblokkeerd binnen
300 km") die aangeeft hoeveel kilometer of mijl u nog met de resterende hoeveelheid additief kunt rijden.
Tijdens het rijden wordt de melding elke
30 seconden weergegeven zolang de storing in het SCR-systeem niet is verholpen.
De waarschuwing wordt opnieuw weergegeven zodra het contact wordt aangezet.
Neem zo snel mogelijk contact op met het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Als u dit niet doet, kan de motor niet meer worden gestart.
Elke keer dat het contact wordt aangezet, gaan deze verklikkerlampjes branden in combinatie met een geluidssignaal en de melding "Storing emissieregeling: Starten geblokkeerd".
U hebt de limiet van de geautoriseerde rijfase overschreden: het startblokkerringssysteem voorkomt dat de motor opnieuw wordt gestart.
Om de motor weer te kunnen starten, is het noodzakelijk dat u contact opneemt met het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
35
Spacetourer-VP_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
36
Instrumentenpaneel
Kilometerteller en dagteller
De kilometerteller en dagteller worden gedurende 30 seconden weergegeven bij het afzetten van het contact, bij het openen van het bestuurdersportier en bij het vergrendelen en ontgrendelen van de auto.
Voor reizen in het buitenland kan de eenheid van de afstand worden aangepast: de snelheid moet namelijk worden weergegeven in de officiële eenheid van het land (km of mijl). De eenheid kan bij stilstaande auto worden gewijzigd via het configuratiemenu van het display.
Kilometerteller
Deze teller geeft de totale kilometerstand van de auto aan.
Dagteller
Deze teller geeft het aantal gereden kilometers weer sinds de bestuurder de teller op 0 heeft gezet.
F Druk bij aangezet contact op deze knop tot de dagteller op 0 staat.
Dimmer dashboardverlichting
Met dit systeem kunt u de lichtsterkte van de dashboardverlichting handmatig aanpassen aan het licht van de omgeving.
Instrumentenpaneel
U kunt het scherm ook uitschakelen. Dit gaat als volgt:
1
F Druk op de toets Instellingen .
Op het instrumentenpaneel Met touchscreen
F Druk op de toets Instellingen .
F Selecteer uitschakelen .
F Selecteer " OPTIES ".
F Selecteer " Schermconfiguratie ".
Het scherm wordt volledig uitgeschakeld.
Druk nogmaals op het scherm (op een willekeurig gedeelte) om het weer in te schakelen.
F
Druk bij ingeschakelde verlichting op deze knop om de lichtsterkte te verhogen.
F
Druk bij ingeschakelde verlichting op deze knop om de lichtsterkte te verlagen.
Laat de knop los zodra de gewenste lichtsterkte is bereikt.
F Selecteer het tabblad
" Lichtsterkte ".
F Regel de lichtsterkte door de cursor te verschuiven.
F Druk op " Bevestigen " om de instelling op te slaan en het scherm te sluiten.
37
Spacetourer-VP_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
38
Instrumentenpaneel
Boordcomputer
De boordcomputer geeft actuele informatie over het rijden (actieradius, brandstofverbruik...).
Weergave van de informatie
F Of druk op de rolknop op het stuurwiel
(volgens uitvoering).
- Actuele informatie:
● actieradius,
● actueel brandstofverbruik,
● de teller van het Stop & Startsysteem.
- Traject :
● gemiddelde snelheid,
● gemiddeld brandstofverbruik,
● de afgelegde afstand,
voor het eerste traject.
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto kan een 2e traject worden weergegeven.
- Traject :
● gemiddelde snelheid,
● gemiddeld brandstofverbruik,
● de afgelegde afstand,
voor het tweede traject.
F Druk herhaaldelijk op deze toets op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar om de verschillende onderwerpen weer te geven.
De trajecten "1" en "2" zijn onafhankelijk en hebben dezelfde eigenschappen.
Traject "1" kan bijvoorbeeld gebruikt worden voor een dagelijks verbruik en traject "2" voor een maandelijks verbruik.
Traject resetten
Instrumentenpaneel met LCD-tekstdisplay
F Druk zodra het gewenste traject wordt aangegeven de resettoets van het instrumentenpaneel langer dan twee seconden in.
F Of druk langer dan twee seconden op de rolknop op het stuurwiel (volgens uitvoering).
Instrumentenpaneel met LCDtekst- of matrixdisplay
F Druk zodra het gewenste traject wordt aangegeven de toets op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar langer dan twee seconden in.
Spacetourer-VP_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
Instrumentenpaneel 1
39
40
Instrumentenpaneel
Enkele definities
Actieradius
(km of miles)
Aantal kilometers dat u nog met de resterende hoeveelheid brandstof kunt rijden (berekend op basis van het gemiddelde verbruik over de laatste afgelegde kilometers).
Deze waarde kan variëren door een gewijzigde rijstijl of het rijden op een helling, waardoor het momentele brandstofverbruik aanzienlijk kan wijzigen.
Als de actieradius minder dan 30 km bedraagt, verschijnen streepjes op het display. Na het tanken van minimaal
8 liter brandstof wordt de actieradius opnieuw berekend en weergegeven als deze meer dan 100 km bedraagt.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als tijdens het rijden de streepjes continu worden weergegeven.
Huidig verbruik
(l/100 km, km/l of mpg)
Berekend over de laatste verstreken seconden.
Afgelegde afstand
(km of miles)
Berekend sinds de laatste nulstelling van de trajectgegevens.
Deze functie wordt alleen weergegeven bij snelheden vanaf 30 km/h.
Stop & Start-teller
(minuten/seconden of uren/minuten)
Gemiddeld verbruik
(l/100 km, km/l of mpg)
Berekend sinds de laatste nulstelling van de trajectgegevens.
Als uw auto is uitgerust met het Stop & Startsysteem, registreert een teller hoelang de
STOP-stand tijdens een traject is geactiveerd.
De teller wordt elke keer als u het contact aanzet weer op nul gezet.
Gemiddelde snelheid
(km/h of mph)
Berekend sinds de laatste nulstelling van de trajectgegevens.
Instrumentenpaneel
Touchscreen
Gebruik de toetsen aan weerszijden van het touchscreen om de menu's te openen en druk vervolgens op de toetsen op het touchscreen.
Menu's
Gebruik deze toets om uw keuze te bevestigen.
Gebruik deze toets om de pagina te verlaten.
Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die veel aandacht vergen alleen uitvoeren als de auto stilstaat.
Rijden .
Hiermee kunnen bepaalde functies worden geactiveerd, gedeactiveerd en geconfigureerd.
Radio Media .
Online navigatie .
Instellen van het geluidsvolume/ onderbreken van het geluid.
Aan/uit.
Instellingen .
Hiermee kunnen de weergave en het systeem worden geconfigureerd.
Connectiviteit .
Telefoon .
Zie voor meer informatie over het touchscreen de rubriek Audio en telematica .
1
41
Spacetourer-VP_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
42
Instrumentenpaneel
Menu "Rijden"
De te configureren functies zijn in de volgende tabel weergegeven.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over een bepaalde functie van de rijhulpsystemen.
Toets Desbetreffende functie
Initialisatie bandenspanningscontrole
Aanwijzingen
Resetten van het bandenspanningscontrolesysteem.
Dodehoekbewaking Inschakelen/uitschakelen van de functie.
Stop and Start-systeem Uitschakelen/inschakelen van de functie.
Lane Departure Warning
System (LDWS)
Inschakelen/uitschakelen van de functie.
of
Automatisch uitschakelen van het grootlicht
Inschakelen/uitschakelen van de functie.
Toets Desbetreffende functie
Configuratie auto
Druk op OFF/ON om een functie in of uit te schakelen.
Druk op het pictogram van de functie om een instelling
(verlichtingsduur, enz.) te wijzigen of aanvullende informatie weer te geven.
Instrumentenpaneel
Aanwijzingen
Toegang tot de te configureren functies.
Selecteer of deselecteer de tabs onder aan het touchscreen om de weergegeven functies te sorteren.
- Verlichting:
- "Bochtverlichting": inschakelen/uitschakelen van de statische bochtverlichting.
- "Follow me home-verlichting": inschakelen/uitschakelen van de automatische follow me homeverlichting.
- "Instapverlichting": inschakelen/uitschakelen van de automatische instapverlichting.
- "Sfeerverlichting": inschakelen/uitschakelen van de sfeerverlichting.
- Toegang:
- "Handsfree toegang": inschakelen/uitschakelen van het elektrisch openen/sluiten van een schuifdeur via het handsfree-systeem.
- "Uw auto vergrendelen na het elektrisch sluiten van een schuifdeur via het handsfreesysteem.": inschakelen/uitschakelen van het automatisch vergrendelen van de auto na het elektrisch sluiten van een schuifdeur via het handsfree-systeem,
- Assistentie (hulp bij het rijden)
- "Ruitenwisser achter bij inschakelen achteruit": inschakelen/uitschakelen van de automatische werking van de ruitenwisser achter bij het inschakelen van de achteruitversnelling.
- "Weergave adviessnelheid": inschakelen/uitschakelen van de snelheidslimietherkenning en mogelijkheid om de snelheid in te stellen voor de snelheidsregelaar of -begrenzer.
- "Waarschuwing kans op aanrijding en automatisch remmen": inschakelen/uitschakelen van de waarschuwing bij kans op een aanrijding.
- "Detectie verslapping aandacht": inschakelen/uitschakelen van de waarschuwing bij het verslappen van de aandacht van de bestuurder.
Overzicht van de actieve waarschuwingen.
1
Diagnose
Parkeerhulp Inschakelen/uitschakelen van de functie.
Instellen snelheidslimieten Opslaan van snelheden voor de snelheidsbegrenzer of de actieve snelheidsregelaar.
43
Spacetourer-VP_nl_Chap01_instruments-de-bord_ed01-2016
Instrumentenpaneel
Datum en tijd instellen
Met autoradio Met touchscreen
F Druk op de toets Instellingen om de verschillende menu's weer te geven.
F Selecteer " OPTIES ".
U kunt de datum en tijd synchroniseren met het GPS-navigatiesysteem (indien aanwezig); deze instellingen worden dan automatisch geregeld.
44
F Druk op de toets MENU om het algemene menu weer te geven.
F Druk op de toetsen " 7 " of " 8 " om het menu
Persoonlijke instellingen - configuratie te selecteren en bevestig uw keuze door op de toets "OK" te drukken.
F Druk op de toets " 5 " of " 6 " om het menu
Configuratie display , te selecteren en bevestig uw keuze door op de knop "OK" te drukken.
F Druk op de toetsen " 5 " of " 6 " en " 7 " of " 8 " om de gewenste waarden voor de datum en de tijd in te stellen en druk op de toets "OK" om uw keuze te bevestigen.
F Selecteer " Instellen tijd-datum ".
F Selecteer het tabblad " Datum " of " Tijd ".
F Wijzig de instellingen in de desbetreffende velden " Datum " of " Tijd " en druk vervolgens op " Bevestigen ".
F Druk op " Bevestigen " om de instellingen op te slaan en het menu te verlaten.
Sleutel
De sleutel kunt u gebruiken om de centrale vergrendeling via het slot te bedienen om de auto te ontgrendelen of vergrendelen.
Dezelfde sleutel dient ook voor het openen en sluiten van de tankdop en het starten of afzetten van de motor.
Sleutel, afstandsbediening
Met de sleutel met afstandsbediening kunt de auto ontgrendelen of vergrendelen door de centrale vergrendeling te bedienen via het portierslot of met de afstandsbediening.
De sleutel met afstandsbediening dient tevens voor de lokalisatie van de auto, het openen en sluiten van de tankdop en het starten of afzetten van de motor, en maakt deel uit van de diefstalbeveiliging.
De knoppen van de afstandsbediening werken niet meer als het contact aan staat.
Toegang tot de auto
2
Uitklappen/inklappen van de sleutel
F Druk op deze knop om de sleutel uit of in te klappen.
Wanneer u deze knop niet indrukt, kan de afstandsbediening beschadigd raken.
Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
45
Toegang tot de auto
Ontgrendelen
Met de sleutel
Met de afstandsbediening
F Druk op deze knop om de auto te ontgrendelen.
F Draai om de auto te ontgrendelen de sleutel in de richting van de voorzijde van de auto.
F Trek vervolgens aan de portiergreep om het portier te openen.
Het alarmsysteem (indien aanwezig) wordt niet uitgeschakeld. Het alarm zal worden geactiveerd door het openen van een portier en kan worden uitgeschakeld door het contact aan te zetten.
Met de afstandsbediening, uitvoeringen met elektrisch bedienbare schuifdeur(en)
F Druk op deze knop en houd de knop ingedrukt tot de schuifdeur opengaat om zowel de auto te ontgrendelen als de schuifdeur te openen.
Het ontgrendelen wordt bevestigd door het gedurende ongeveer
2 seconden snel knipperen van de richtingaanwijzers.
Afhankelijk van de uitvoering worden gelijktijdig de buitenspiegels uitgeklapt.
46
Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Vergrendelen
Met de sleutel
F Draai de sleutel rechtsom om de auto volledig te vergrendelen.
Het alarmsysteem (indien aanwezig) wordt niet ingeschakeld.
Met de afstandsbediening
F Druk op deze knop om de auto volledig te vergrendelen.
Als u deze knop ingedrukt houdt, worden de ruiten gesloten
(afhankelijk van de uitvoering).
Als u de knop loslaat, stopt de beweging van de ruit.
Let erop dat niets of niemand het correcte sluiten van de ruiten in de weg staat.
Zorg er met name voor dat kinderen zich tijdens het bedienen van de ruiten niet kunnen bezeren.
Als een portier, deur of achterklep niet goed is gesloten (behalve de rechter achterdeur):
- gaat, bij stilstaande auto en draaiende motor, dit verklikkerlampje branden in combinatie met een waarschuwingsmelding die enkele seconden wordt weergegeven,
- gaat, als de auto rijdt
(wagensnelheid hoger dan 10 km/h), dit verklikkerlampje branden in combinatie met een geluidssignaal en een waarschuwingsmelding die enkele seconden wordt weergegeven.
Het rijden met vergrendelde portieren kan in noodgevallen de toegang tot het interieur voor de hulpdiensten bemoeilijken.
Verlaat om veiligheidsredenen
(kinderen in de auto) de auto nooit, zelfs niet voor een korte tijd, zonder de afstandsbediening mee te nemen.
Toegang tot de auto
Als uw auto niet is voorzien van het alarmsysteem, wordt het vergrendelen bevestigd door het gedurende ongeveer 2 seconden branden van de richtingaanwijzers.
Tegelijkertijd worden, afhankelijk van de uitvoering van de auto, de buitenspiegels ingeklapt.
2
Als een van de portieren of deuren, of de achterklep geopend is, werkt de centrale vergrendeling niet.
Als de auto is vergrendeld en per ongeluk wordt ontgrendeld zonder dat binnen ongeveer 30 seconden een van de portieren wordt geopend, wordt de auto automatisch weer vergrendeld.
Het alarmsysteem (indien aanwezig) wordt in dat geval weer ingeschakeld
(inclusief de interieurbeveiliging, zelfs als u deze had uitgeschakeld).
Het in- en uitklappen van de buitenspiegels kan worden uitgeschakeld door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
47
Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Toegang tot de auto
Supervergrendeling
De supervergrendeling blokkeert het van buitenaf en van binnenuit openen van de portieren.
Als de supervergrendeling is ingeschakeld, is ook de vergrendelingsschakelaar in het interieur buiten werking.
Schakel daarom nooit de supervergrendeling in als er zich iemand in de auto bevindt.
Met de afstandsbediening
Vergrendelen van de auto:
F Druk op deze knop.
Tegelijkertijd worden, afhankelijk van de uitvoering, de buitenspiegels elektrisch ingeklapt.
Met de sleutel Inschakelen van de supervergrendeling van de auto:
F Druk na het vergrendelen nogmaals op deze knop.
Als uw auto niet is uitgerust met het alarmsysteem, wordt de supervergrendeling bevestigd door het gedurende ongeveer 2 seconden branden van de richtingaanwijzers.
Inschakelen van de supervergrendeling van de auto:
F Draai de sleutel richting de achterzijde van de auto.
F Draai vervolgens binnen 5 seconden de sleutel nogmaals richting de achterzijde van de auto.
48
Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Afhankelijk van de uitvoering worden de ruiten gesloten als deze knop ingedrukt wordt gehouden.
Zodra u de knop loslaat, stopt het sluiten van de ruiten.
Zorg ervoor dat het sluiten van de ruiten niet gehinderd wordt door voorwerpen of personen.
Zorg er met name voor dat kinderen zich tijdens het bedienen van de ruiten niet kunnen bezeren.
Lokaliseren van de auto
Met deze functie kunt u uw auto op afstand lokaliseren, wat vooral praktisch is bij weinig licht. De auto dient hiervoor wel gedurende ten minste 5 seconden vergrendeld te zijn.
F Druk op deze knop.
Hierna zullen gedurende ongeveer tien seconden de plafonniers gaan branden en de richtingaanwijzers gaan knipperen.
Verlichting via de afstandsbediening
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto.
Druk kort op deze knop om de verlichting via de afstandsbediening te activeren (inschakelen van het parkeerlicht, het dimlicht en de kentekenplaatverlichting).
Door deze knop een tweede keer in te drukken terwijl de verlichting nog brandt, wordt de verlichting via de afstandsbediening weer uitgeschakeld.
Diefstalbeveiliging
Elektronische startblokkering
In de afstandsbediening is een chip aangebracht die over een specifieke code beschikt. Om te kunnen starten, moet bij het aanzetten van het contact deze code worden herkend door de startblokkering.
Deze elektronische startblokkering blokkeert het motormanagementsysteem zodra het contact wordt afgezet en voorkomt zo het starten van de motor bij een inbraak.
Bij een storing in het systeem wordt u gewaarschuwd door dit verklikkerlampje in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display.
De auto kan dan niet gestart worden.
Raadpleeg zo snel mogelijk het CITROËNnetwerk.
Bewaar de sticker die u bij de aflevering van uw auto samen met de sleutels is overhandigd zorgvuldig op een plaats buiten de auto.
Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Toegang tot de auto
2
49
Toegang tot de auto
Noodbediening(en)
Hiermee kunt u de portieren mechanisch vergrendelen en ontgrendelen in het geval van een storing in de centrale vergrendeling of van de accu.
Vergrendelen van het bestuurdersportier
Vergrendelen van het voorpassagiersportier
F Open het portier.
Vergrendelen van de schuifdeur
F Controleer of de elektrische kinderbeveiliging (indien aanwezig) niet is ingeschakeld.
F Open de deur.
F Steek de sleutel in het portierslot en draai de sleutel rechtsom.
Ontgrendelen
F Steek de sleutel in het portierslot en draai de sleutel linksom.
Het alarmsysteem (indien aanwezig) wordt niet uit-/ingeschakeld als u de auto met de sleutel opent/sluit.
Het alarm wordt geactiveerd als een portier wordt geopend en kan worden uitgeschakeld door het contact aan te zetten.
F Verwijder de dop op de zijkant van het portier.
F Steek de sleutel (zonder te forceren) in het vergrendelingssysteem en draai het geheel.
F Verwijder de sleutel en plaats de dop terug.
F Sluit het portier en controleer van buitenaf of de auto correct is vergrendeld.
Ontgrendelen
Gebruik de binnenportiergreep.
F Verwijder de dop op de zijkant van de deur.
F Steek de sleutel (zonder te forceren) in het vergrendelingssysteem en draai het geheel.
F Verwijder de sleutel en plaats de dop terug.
F Sluit de deur en controleer van buitenaf of de auto correct is vergrendeld.
Ontgrendelen
F Gebruik de binnenportiergreep.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de
Kinderbeveiliging .
50
Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Toegang tot de auto
Vergrendelen van de achterdeuren
F Controleer of de elektrische kinderbeveiliging (indien aanwezig) niet is ingeschakeld.
F Open de linker achterdeur.
F Steek de sleutel (zonder te forceren) in het vergrendelingssysteem op de zijkant van de deur en schuif het geheel omhoog.
F Verwijder de sleutel.
F Sluit de deur en controleer van buitenaf of de auto correct is vergrendeld.
Ontgrendelen
F Gebruik de binnenportiergreep.
Storing afstandsbediening
Na het losnemen en weer aansluiten van de accukabels, het vervangen van de batterij van de afstandsbediening of een storing in de afstandsbediening kan de auto niet meer met de afstandsbediening ontgrendeld, vergrendeld en gelokaliseerd worden.
F Ontgrendel of vergrendel de auto eerst met de sleutel in het slot.
F Synchroniseer vervolgens de afstandsbediening.
Raadpleeg zo snel mogelijk het CITROËNnetwerk als de storing niet is verholpen.
Synchroniseren
F Ontgrendel het bestuurdersportier met de sleutel.
F Druk op een van de knoppen van de afstandsbediening.
Batterij vervangen
Batterij ref.: CR1620 / 3 V.
Als de batterij van de afstandsbediening leeg is, wordt u gewaarschuwd door dit lampje op het dashboard, een geluidssignaal, en een melding op het display.
F Wip het deksel los door een kleine schroevendraaier in de uitsparing te steken.
F Til de deksel op.
F Verwijder de lege batterij.
F Plaats de nieuwe batterij in de juiste richting.
F
Klik het deksel vast.
2
F Zet de sleutel in de stand 2 (Contact) .
F Zet het contact af en verwijder de sleutel uit het contactslot.
De afstandsbediening werkt nu weer.
Gooi de lege batterijen van de afstandsbediening niet weg: ze bevatten metalen die schadelijk zijn voor het milieu.
Lever lege batterijen in bij een speciaal verzamelpunt.
51
Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Toegang tot de auto
"Keyless entry and start"
Afstandsbediening
Met de afstandsbediening kunt u de centrale vergrendeling bedienen om de auto op afstand te ontgrendelen of vergrendelen.
De afstandsbediening dient tevens voor de lokalisatie en het starten van de auto en maakt deel uit van de diefstalbeveiliging.
Ontgrendelen
F Druk op deze knop om de auto te ontgrendelen.
Met elektrisch bedienbare schuifdeur(en)
F Houd om de auto te ontgrendelen en ook de schuifdeur te openen de knop ingedrukt tot de schuifdeur opengaat.
Vergrendelen
F Druk op deze knop om de auto volledig te vergrendelen.
Afhankelijk van de uitvoering worden de ruiten gesloten als deze knop ingedrukt wordt gehouden.
Zodra u de knop loslaat, stopt het sluiten van de ruiten.
Het ontgrendelen wordt bevestigd door het gedurende ongeveer twee seconden snel knipperen van de richtingaanwijzers.
Afhankelijk van de uitvoering worden gelijktijdig de buitenspiegels uitgeklapt.
Zorg ervoor dat het sluiten van de ruiten niet gehinderd wordt door voorwerpen of personen.
Zorg er met name voor dat kinderen zich tijdens het bedienen van de ruiten niet kunnen bezeren.
Als een van de te openen carrosseriedelen niet goed is gesloten (behalve de rechter achterdeur bij uitvoeringen met achterdeuren):
- bij stilstaande auto en draaiende motor gaat dit verklikkerlampje branden, in combinatie met een waarschuwingsmelding die gedurende enkele seconden wordt weergegeven,
- tijdens het rijden (wagensnelheid hoger dan 10 km/h) gaat dit verklikkerlampje branden in combinatie met een geluidssignaal en een waarschuwingsmelding die gedurende enkele seconden wordt weergegeven.
52
Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Het rijden met vergrendelde portieren kan in noodgevallen de toegang tot het interieur voor de hulpdiensten bemoeilijken.
Verlaat om veiligheidsredenen (kinderen in de auto) de auto nooit, zelfs niet voor een korte tijd, zonder de sleutel met afstandsbediening mee te nemen.
Als uw auto niet is uitgerust met een alarmsysteem, wordt het vergrendelen bevestigd door het gedurende ongeveer twee seconden blijven branden van de richtingaanwijzers.
Tegelijkertijd worden de buitenspiegels automatisch ingeklapt (afhankelijk van de uitvoering).
Als een van de portieren of deuren is geopend of niet goed is gesloten, werkt de centrale vergrendeling niet.
Als de auto is vergrendeld en per ongeluk wordt ontgrendeld zonder dat een van de portieren of deuren wordt geopend, wordt de auto na ongeveer
30 seconden automatisch weer vergrendeld.
Het alarmsysteem (indien aanwezig) wordt in dat geval ook weer ingeschakeld (met de interieurbeveiliging, ook als u deze had uitgeschakeld).
Het automatisch in- en uitklappen van de buitenspiegels kan worden uitgeschakeld door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats
Supervergrendeling
De supervergrendeling blokkeert het van buitenaf en van binnenuit openen van de portieren.
Als de supervergrendeling is ingeschakeld, is ook de vergrendelingsschakelaar in het interieur buiten werking.
Schakel daarom nooit de supervergrendeling in als er zich iemand in de auto bevindt.
Vergrendelen van de auto:
F Druk op deze knop.
Tegelijkertijd worden, afhankelijk van de uitvoering, de buitenspiegels elektrisch ingeklapt.
Toegang tot de auto
Inschakelen van de supervergrendeling van de auto:
F Druk het vergrendelen van de auto nogmaals op deze knop.
2
Als uw auto niet is uitgerust met het alarmsysteem, wordt de supervergrendeling bevestigd door het gedurende ongeveer 2 seconden branden van de richtingaanwijzers.
Afhankelijk van de uitvoering worden de ruiten gesloten als deze knop ingedrukt wordt gehouden.
Zodra u de knop loslaat, stopt het sluiten van de ruiten.
Zorg ervoor dat het sluiten van de ruiten niet gehinderd wordt door voorwerpen of personen.
Zorg er met name voor dat kinderen zich tijdens het bedienen van de ruiten niet kunnen bezeren.
53
Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Toegang tot de auto
"Keyless entry and start" met de elektronische sleutel op zak
Met dit systeem kunt u de auto ontgrendelen, vergrendelen en starten terwijl u de afstandsbediening op zak houdt.
De functie handsfree-toegang werkt niet als het contact AAN (stand
Accessoires) is gezet met de knop
"START/STOP".
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het starten en afzetten van de motor , het Keyless entry and start -systeem en in het bijzonder de standen van het contact.
De centrale vergrendeling/ontgrendeling en supervergrendeling werken niet:
- als het contact is aangezet,
- als een van de te openen carrosseriedelen nog geopend is,
- als een sleutel van het Keyless entry and start-systeem zich nog in de auto bevindt.
Als de auto is vergrendeld en per ongeluk wordt ontgrendeld (met de afstandsbediening of via het Keyless entry and start-systeem), wordt de auto binnen 30 seconden automatisch weer vergrendeld tenzij binnen deze tijd een portier wordt geopend.
Het alarmsysteem (indien aanwezig) wordt dan weer ingeschakeld (inclusief de interieurbeveiliging, ook als u deze had uitgeschakeld).
Het in- en uitklappen van de buitenspiegels met de afstandsbediening kan worden uitgeschakeld door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Verlaat om veiligheidsredenen (kinderen in de auto) de auto nooit, zelfs niet voor een korte tijd, zonder de Keyless entry and start-afstandsbediening mee te nemen.
Wees bedacht op diefstal als de Keyless entry and start-afstandsbediening zich binnen het detectiebereik bevindt terwijl uw auto ontgrendeld is.
Om te voorkomen dat de batterij van de elektronische sleutel ontladen raakt, gaan de "Keyless entry"-functies over in de waakfase als de auto langer dan
21 dagen niet is gebruikt.
Om de functies weer te activeren, dient u op een van de knoppen van de afstandsbediening te drukken of de motor te starten terwijl u de afstandsbediening tegen de noodlezer houdt.
54
Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Ontgrendelen
Met elektrisch bedienbare schuifdeur(en)
Met achterklep
Toegang tot de auto
2
F Leg, om de auto te ontgrendelen, terwijl u de afstandsbediening op zak hebt binnen de detectiezone A , uw hand op de achterzijde van een van de handgrepen
(voorportier, handbediende schuifdeur of achterdeur).
F Trek aan de handgreep om de desbetreffende deur te openen.
F Trek, om de auto te ontgrendelen, terwijl u de afstandsbediening op zak hebt binnen de detectiezone A , aan de handgreep en laat hem weer los om de desbetreffende elektrisch bedienbare schuifdeur in beweging te zetten.
F Trek, om de auto te ontgrendelen, terwijl u de afstandsbediening op zak hebt binnen de detectiezone A , aan de handgreep van de achterklep.
F Beweeg de achterklep omhoog.
Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
55
Toegang tot de auto
Met te openen achterruit
(achterklep)
Vergrendelen
Met elektrisch bedienbare schuifdeur(en)
F Druk, terwijl u de afstandsbediening op zak hebt binnen de detectiezone A , op de ontgrendelknop van de te openen achterruit.
De achterruit wordt op een kier gezet.
Het ontgrendelen wordt bevestigd door het gedurende enkele seconden snel knipperen van de richtingaanwijzers.
Afhankelijk van de uitvoering worden de buitenspiegels uitgeklapt en wordt het alarmsysteem uitgeschakeld.
F Druk, als de afstandsbediening zich binnen het detectiegebied A bevindt, met uw vinger op de merktekens van een van de portiergrepen (voorportier(en), handmatig bedienbare schuifdeur(en)) om de auto volledig te vergrendelen.
F Druk, als de afstandsbediening zich binnen het detectiegebied A bevindt, met uw vinger op de merktekens van een van de voorportiergrepen om de auto volledig te vergrendelen.
Als een portier of deur, of de achterklep niet goed is gesloten (behalve de rechter achterdeur):
- gaat, bij stilstaande auto en draaiende motor, dit verklikkerlampje branden in combinatie met een waarschuwingsmelding die enkele seconden wordt weergegeven,
- gaat, als de auto rijdt (wagensnelheid hoger dan 10 km/h), dit verklikkerlampje branden in combinatie met een geluidssignaal en een waarschuwingsmelding die enkele seconden wordt weergegeven.
56
Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Met achterdeuren Met achterklep
F Druk, als de afstandsbediening zich binnen het detectiegebied A bevindt, op de vergrendelknop van de linker achterdeur om de auto te vergrendelen.
F Druk, als de afstandsbediening zich binnen het detectiegebied A bevindt, op de vergrendelknop van de achterklep om de auto te vergrendelen.
Als u een van de vergrendelknoppen ingedrukt houdt, worden de ruiten gesloten
(afhankelijk van de uitvoering). Als u de knop loslaat, stopt de beweging van de ruit.
Toegang tot de auto
Let erop dat niets of niemand het correcte sluiten van de ruiten in de weg staat.
Zorg er met name voor dat kinderen zich tijdens het bedienen van de ruiten niet kunnen bezeren.
2
Als uw auto niet is voorzien van het alarmsysteem, wordt het vergrendelen bevestigd door het gedurende ongeveer 2 seconden branden van de richtingaanwijzers.
Tegelijkertijd worden, afhankelijk van de uitvoering van de auto, de buitenspiegels ingeklapt.
Het rijden met vergrendelde portieren kan in noodgevallen de toegang tot het interieur voor de hulpdiensten bemoeilijken.
57
Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Toegang tot de auto
Supervergrendeling
Met elektrisch bedienbare schuifdeur(en)
Met achterdeuren
Als de supervergrendeling is ingeschakeld, werken de binnen- en buitenportiergrepen niet.
Ook de knop van de centrale portiervergrendeling in het interieur werkt dan niet.
Schakel daarom nooit de supervergrendeling in als er zich iemand in de auto bevindt.
F Druk, als de afstandsbediening zich binnen het detectiegebied A bevindt, met uw vinger op de merktekens van een van de portiergrepen (voorportier(en) en handmatig bedienbare schuifdeur(en)) om de auto volledig te vergrendelen.
F Druk nogmaals op de merktekens om de supervergrendeling in te schakelen.
F Druk, als de afstandsbediening zich binnen het detectiegebied A bevindt, met uw vinger op de merktekens van een van de voorportiergrepen om de auto volledig te vergrendelen.
F Druk nogmaals op de merktekens om de supervergrendeling in te schakelen.
F Druk, als de afstandsbediening zich binnen het detectiegebied A bevindt, op de vergrendelknop van de linker achterdeur om de auto te vergrendelen.
F Druk nogmaals op de knop om de supervergrendeling in te schakelen.
58
Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Toegang tot de auto
Met achterklep
Lokaliseren van de auto
Met deze functie kunt u uw auto op afstand lokaliseren, wat vooral praktisch is bij weinig licht. De auto dient hiervoor wel gedurende ten minste 5 seconden vergrendeld te zijn.
F Druk op deze knop.
Diefstalbeveiliging
Elektronische startblokkering
In de afstandsbediening is een chip aangebracht die over een specifieke code beschikt. Om te kunnen starten, moet bij het aanzetten van het contact deze code worden herkend door de startblokkering.
Deze elektronische startblokkering blokkeert het motormanagementsysteem zodra het contact wordt afgezet en voorkomt zo het starten van de motor bij een inbraak.
Hierna zullen gedurende ongeveer tien seconden de plafonniers gaan branden en de richtingaanwijzers gaan knipperen.
F Druk, als de afstandsbediening zich binnen het detectiegebied A bevindt, op de vergrendelknop van de achterklep om de auto te vergrendelen.
F Druk nogmaals op de knop om de supervergrendeling in te schakelen.
Verlichting via de afstandsbediening
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto.
Druk kort op deze knop om de verlichting via de afstandsbediening te activeren (inschakelen van het parkeerlicht, het dimlicht en de kentekenplaatverlichting).
Als uw auto niet is voorzien van het alarmsysteem, wordt het inschakelen van de supervergrendeling bevestigd door het gedurende ongeveer 2 seconden branden van de richtingaanwijzers.
Door deze knop een tweede keer in te drukken terwijl de verlichting nog brandt, wordt de verlichting via de afstandsbediening weer uitgeschakeld.
Bij een storing in het systeem wordt u gewaarschuwd door dit verklikkerlampje in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display.
De auto kan dan niet gestart worden.
Raadpleeg zo snel mogelijk het CITROËNnetwerk.
Bewaar de sticker die u bij de aflevering van uw auto samen met de sleutels is overhandigd zorgvuldig op een plaats buiten de auto.
2
59
Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Toegang tot de auto
Noodbediening
Geïntegreerde sleutel
Hiermee kan de auto vergrendeld en ontgrendeld worden als de afstandsbediening niet werkt:
- lege batterij, 12V-accu ontladen of losgekoppeld, ...
- auto bevindt zich in een omgeving met veel elektromagnetische straling.
Vergrendelen van het bestuurdersportier
Vergrendelen van het voorpassagiersportier
F Open het portier.
F Trek aan de knop 1 om de geïntegreerde sleutel 2 te verwijderen.
Als het inbraakalarm is geactiveerd, zal het geluidssignaal dat klinkt bij het met de sleutel (geïntegreerd in de afstandsbediening) openen van een portier, bij het aanzetten van het contact stoppen.
F Steek de geïntegreerde sleutel in het portierslot en draai deze rechtsom.
Ontgrendelen
F Steek de geïntegreerde sleutel in het portierslot en draai deze linksom.
Het alarmsysteem (indien aanwezig) wordt niet uit-/ingeschakeld als u de auto met de sleutel opent/sluit.
Het alarm wordt geactiveerd als een portier wordt geopend en kan worden uitgeschakeld door het contact aan te zetten.
Draai om de supervergrendeling van de auto te activeren de sleutel binnen 5 seconden na het vergrendelen nogmaals rechtsom.
F Verwijder de dop op de zijkant van het portier.
F Steek de geïntegreerde sleutel (zonder te forceren) in het vergrendelingssysteem en draai het geheel.
F Verwijder de sleutel en plaats de dop terug.
F Sluit het portier en controleer van buitenaf of de auto goed is vergrendeld.
Ontgrendelen
F Gebruik de binnenportiergreep.
60
Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Vergrendelen van de schuifdeur
F Controleer of de elektrische kinderbeveiliging (indien aanwezig) niet is ingeschakeld.
F Open de deur.
Vergrendelen van de achterdeuren
F Controleer of de elektrische kinderbeveiliging (indien aanwezig) niet is ingeschakeld.
F Open de linker achterdeur.
Toegang tot de auto
2
F Verwijder de dop op de zijkant van de deur.
F Steek de geïntegreerde sleutel (zonder te forceren) in het vergrendelingssysteem en draai het geheel.
F Verwijder de sleutel en plaats de dop terug.
F Sluit de deur en controleer van buitenaf of de auto goed is vergrendeld.
F Steek de geïntegreerde sleutel (zonder te forceren) in het vergrendelingssysteem aan de zijkant van de deur en schuif het omhoog.
F Verwijder de sleutel.
F Sluit de deur en controleer van buitenaf of de auto goed is vergrendeld.
Ontgrendelen
F Gebruik de binnenportiergreep.
Ontgrendelen
F Gebruik de binnenportiergreep.
Zie de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de kinderbeveiliging .
Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
61
Toegang tot de auto
Probleem met de afstandsbediening
Na het losnemen en weer aansluiten van de accukabels, het vervangen van de batterij van de afstandsbediening of een storing in de afstandsbediening kan de auto niet meer met de afstandsbediening worden ontgrendeld, vergrendeld en gelokaliseerd.
F Steek eerst de geïntegreerde sleutel in het slot om de auto te openen of te sluiten.
F Synchroniseer vervolgens de afstandsbediening.
Batterij vervangen
Batterij ref.: CR2032 / 3 V.
Deze batterij is via het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats verkrijgbaar.
Als de batterij vervangen moet worden, wordt u gewaarschuwd door een melding op het display van het instrumentenpaneel.
Synchroniseren
F Ontgrendel het bestuurdersportier met de geïntegreerde sleutel.
F Druk op een van de knoppen van de afstandsbediening.
F Houd de afstandsbediening tegen de lezer.
F Houd hem in deze positie en zet het contact aan door op de knop "START/
STOP" te drukken.
De afstandsbediening werkt nu weer.
F Steek de geïntegreerde sleutel in het slot om de auto te openen.
F Wip het deksel met een kleine schroevendraaier bij de uitsparing los.
F Verwijder het deksel.
F Verwijder de lege batterij.
F Plaats een nieuwe batterij in de juiste richting in de houder.
F Druk het deksel vast.
Raadpleeg zo snel mogelijk het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als het probleem niet is verholpen.
Gooi de lege batterijen van de afstandsbediening niet weg: ze bevatten metalen die schadelijk zijn voor het milieu.
Lever lege batterijen in bij een speciaal verzamelpunt.
62
Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Toegang tot de auto
Sleutels of afstandsbediening verloren
Ga met het kentekenbewijs van de auto, uw legitimatiebewijs en indien mogelijk de sticker met de sleutelcode naar het
CITROËN-netwerk.
Het CITROËN-netwerk kan de speciale code van de sleutel en de transponder opzoeken en een nieuwe sleutel bestellen.
Vergrendelen van de auto
Het rijden met vergrendelde portieren kan in geval van nood de toegang tot het interieur belemmeren.
Haal uit veiligheidsoverwegingen (kinderen in de auto) de sleutel uit het contact of neem de afstandsbediening mee als u de auto verlaat, zelfs al is dit voor korte duur.
Bij het aanschaffen van een gebruikte auto
Laat uw sleutels door het CITROËN-netwerk in het elektronische geheugen van de auto opslaan, zodat u er zeker van kunt zijn dat de in uw bezit zijnde sleutels de enige zijn waarmee de auto kan worden gestart.
2
Afstandsbediening
De radiografische afstandsbediening is een systeem met een groot bereik. Het is raadzaam om niet met de knop van de afstandsbediening te spelen om te voorkomen dat de portieren per ongeluk ontgrendeld worden.
Druk nooit op de knoppen van uw afstandsbediening buiten het bereik en het zicht van uw auto. De afstandsbediening kan dan onbruikbaar worden en moet in dat geval opnieuw worden gesynchroniseerd.
De afstandsbediening kan niet functioneren als de sleutel in het contactslot zit, zelfs als het contact uitstaat.
Elektrische storingen
De afstandsbediening van het Keyless entry and start-systeem werkt in sommige gevallen niet correct in de nabijheid van elektronische apparatuur: telefoon, laptop, sterke magnetische velden, ...
Diefstalbeveiliging
Breng geen wijzigingen aan in de elektronische startblokkering; dit kan tot storingen leiden.
Vergeet niet aan het stuurwiel te draaien om het stuurslot te activeren.
Vuil (vocht, stof, modder, zout, ...) op de binnenzijde van de portiergreep kan de detectie negatief beïnvloeden.
Als na het reinigen van de binnenzijde van de portiergreep met een doek de detectie niet verbetert, raadpleeg dan het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Plotseling contact met water
(waterstraal, hogedrukspuit, ...) kan door het systeem worden beschouwd als een verzoek om ontgrendelen van de auto.
63
Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Toegang tot de auto
Vergrendelen/ontgrendelen van binnenuit
Vergrendelen van de auto
Handmatig
F Druk op deze knop.
Ontgrendelen van de auto
F Druk op deze knop.
Deze toets werkt niet als van buitenaf de auto is vergrendeld of de supervergrendeling is ingeschakeld (afhankelijk van de uitvoering met de sleutel, met de afstandsbediening of via het Keyless entry and start-systeem) of als een van de te openen carrosseriedelen niet is gesloten.
Automatisch
De portieren van de cabine worden tijdens het rijden automatisch vergrendeld (bij een snelheid hoger dan 10 km/h).
Het verklikkerlampje gaat branden ter bevestiging.
F Houd om deze functie in of uit te schakelen bij aangezet contact deze knop ingedrukt tot een melding op het scherm verschijnt.
Het verklikkerlampje gaat branden om het vergrendelen te bevestigen.
Als u vanwege het vervoer van grote lading met de achterklep of de achterdeuren geopend rijdt, kunt u op de knop drukken om uitsluitend de portieren van de cabine te vergrendelen.
Bij het van binnenuit vergrendelen worden de buitenspiegels niet ingeklapt.
Het rijden met vergrendelde portieren kan bij een noodgeval de toegang tot de auto voor de hulpdiensten belemmeren.
Als de supervergrendeling is ingeschakeld of als de auto is vergrendeld met de afstandsbediening of de portiergrepen, is de knop buiten werking. Gebruik in dat geval de sleutel of de afstandsbediening om de auto te ontgrendelen.
Het verklikkerlampje gaat uit om het ontgrendelen te bevestigen.
Dit verklikkerlampje gaat ook uit als één of meer te openen carrosseriedelen afzonderlijk worden ontgrendeld.
64
Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Voorportieren
Openen
Van buitenaf
Van binnenuit
F Ontgrendel de auto (afhankelijk van de uitvoering met de sleutel, met de afstandsbediening of via het Keyless entry and start-systeem) en trek aan de portiergreep.
Auto vergrendeld.
F Trek aan de binnenportiergreep van een portier om de auto volledig te ontgrendelen, en open het portier.
Trek als het portier is ontgrendeld aan de handgreep om het portier te openen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de sleutel , de afstandsbediening of het Keyless entry and start -systeem en in het bijzonder het ontgrendelen van de auto.
De portieren kunnen niet van binnenuit worden geopend als de supervergrendeling is ingeschakeld.
Toegang tot de auto
Sluiten
F Duw of trek het portier dicht om het te sluiten en vergrendel het portier vervolgens.
Als een van de portieren niet goed is gesloten:
- brandt bij stilstaande auto en draaiende motor dit verklikkerlampje in combinatie met een waarschuwingsmelding die gedurende enkele seconden wordt weergegeven,
- brandt tijdens het rijden (wagensnelheid hoger dan 10 km/h) dit verklikkerlampje in combinatie met een geluidssignaal en een waarschuwingsmelding die gedurende enkele seconden wordt weergegeven.
2
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de sleutel , de afstandsbediening of het Keyless entry and start -systeem en in het bijzonder het vergrendelen van de auto.
65
Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Toegang tot de auto
Handbediende schuifdeur(en)
Van buitenaf Van binnenuit
F Trek, als de auto is ontgrendeld (afhankelijk van de uitvoering met de sleutel, met de afstandsbediening of via het Keyless entry and start-systeem), aan de handgreep van de schuifdeur.
Om de schuifdeur open te houden moet hij volledig worden geopend, zodat hij wordt geblokkeerd door het blokkeersysteem (aan de onderzijde van de deur).
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de sleutel , de afstandsbediening of het Keyless entry and start -systeem en in het bijzonder het ontgrendelen van de auto.
Controleer of de rail op de vloer vrij is van voorwerpen die het openen of sluiten van de schuifdeur in de weg kunnen staan.
Ga om veiligheidsredenen en om storingen te voorkomen niet rijden met geopende schuifdeuren.
Auto ontgrendeld en kinderbeveiliging uitgeschakeld.
F Trek de handgreep naar achteren om de schuifdeur te openen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de kinderbeveiliging .
66
Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Sluiten
Van buitenaf Van binnenuit
F Trek de handgreep naar u toe en vervolgens naar voren, en vergrendel de auto indien nodig.
F Duw de handgreep naar voren om de schuifdeur te sluiten en vergrendel de auto indien nodig.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de sleutel , de afstandsbediening of het Keyless entry and start -systeem en in het bijzonder het vergrendelen van de auto.
Toegang tot de auto
Als een van de schuifdeuren niet goed is gesloten:
- brandt bij stilstaande auto en draaiende motor dit verklikkerlampje in combinatie met een waarschuwingsmelding die gedurende enkele seconden wordt weergegeven,
- brandt tijdens het rijden
(wagensnelheid hoger dan
10 km/h) dit verklikkerlampje in combinatie met een geluidssignaal en een waarschuwingsmelding die gedurende enkele seconden wordt weergegeven.
2
Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
67
Toegang tot de auto
Elektrisch bedienbare schuifdeur(en)
Met de handgrepen aan de buitenzijde en de handgrepen en knoppen in het interieur kan de schuifdeur elektrisch in beweging gezet worden.
Bij het openen en sluiten van de schuifdeuren klinkt een geluidssignaal.
Openen
Van buitenaf
Met de afstandsbediening Met de handgreep
Van binnenuit
Met de handgreep
F Houd als de schuifdeur is ontgrendeld deze knop ingedrukt tot de desbetreffende schuifdeur opengaat.
F Druk nogmaals op deze knop om de bewegingsrichting van de schuifdeur om te keren.
F Trek als de schuifdeur is ontgrendeld aan de handgreep en laat deze weer los om de schuifdeur elektrisch te laten openen.
F Trek nogmaals aan de handgreep om de bewegingsrichting van de schuifdeur om te keren.
Auto ontgrendeld en kinderbeveiliging uitgeschakeld.
F Trek de handgreep naar achteren om de schuifdeur elektrisch te laten openen.
De knoppen van de afstandsbediening werken niet meer als het contact aan staat.
68
Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Van binnenuit, ontgrendelen en vervolgens openen
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de kinderbeveiliging .
Met de knop(pen) voorin
Toegang tot de auto
Met de knop(pen) op de deurstijl
2
F Druk als de kinderbeveiliging is uitgeschakeld op de knop van een schuifdeur om de auto te ontgrendelen en de desbetreffende schuifdeur elektrisch te laten openen.
F Druk nogmaals op de knop om de bewegingsrichting van de schuifdeur om te keren.
De knop werkt niet en er klinkt bij het indrukken een geluidssignaal als:
- de auto rijdt,
- van buitenaf de auto is vergrendeld of de supervergrendeling is ingeschakeld
(afhankelijk van de uitvoering met de sleutel, met de afstandsbediening of via het Keyless entry and start-systeem),
- de kinderbeveiliging is ingeschakeld.
De knop van de linker schuifdeur werkt niet en er klinkt bij het indrukken een geluidssignaal als de brandstofvulklep is geopend.
F Druk als de kinderbeveiliging is uitgeschakeld op de knop van een schuifdeur om de auto te ontgrendelen en de desbetreffende schuifdeur elektrisch te laten openen.
F Druk nogmaals op de knop om de bewegingsrichting van de schuifdeur om te keren.
De knop werkt niet en er klinkt bij het indrukken een geluidssignaal als:
- de auto rijdt,
- van buitenaf de auto is vergrendeld of de supervergrendeling is ingeschakeld
(afhankelijk van de uitvoering met de sleutel, met de afstandsbediening of via het Keyless entry and start-systeem),
- de kinderbeveiliging is ingeschakeld.
De knop van de linker schuifdeur werkt niet en er klinkt bij het indrukken een geluidssignaal als de brandstofvulklep is geopend.
69
Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Toegang tot de auto
Sluiten
Van buitenaf
Met de afstandsbediening
Met de handgreep
Van binnenuit
Met de knop(pen) voorin
F Houd deze knop ingedrukt tot de schuifdeur zich in beweging zet om te sluiten.
F Trek aan de handgreep en laat hem weer los om de schuifdeur elektrisch te laten sluiten.
F Trek nogmaals aan de handgreep om de bewegingsrichting van de schuifdeur om te keren.
F Druk op de knop van een van de schuifdeuren om de desbetreffende schuifdeur elektrisch te laten sluiten.
F Druk nogmaals op de knop om de bewegingsrichting van de schuifdeur om te keren.
F Druk nogmaals op deze knop om de bewegingsrichting van de schuifdeur om te keren.
De knop werkt niet en er klinkt bij het indrukken een geluidssignaal als de wagensnelheid hoger is dan 30 km/h.
De knoppen van de afstandsbediening werken niet meer als het contact aan staat.
70
Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Met de knop(pen) op de deurstijl
F
Druk op de knop van een schuifdeur om de desbetreffende schuifdeur elektrisch te laten openen of sluiten.
F Druk nogmaals op de knop om de bewegingsrichting van de schuifdeur om te keren.
Als een van de schuifdeuren niet goed is gesloten:
- brandt bij stilstaande auto en draaiende motor dit verklikkerlampje in combinatie met een waarschuwingsmelding die gedurende enkele seconden wordt weergegeven,
- brandt tijdens het rijden
(wagensnelheid hoger dan
10 km/h) dit verklikkerlampje in combinatie met een geluidssignaal en een waarschuwingsmelding die gedurende enkele seconden wordt weergegeven.
De knop werkt niet en er klinkt bij het indrukken een geluidssignaal als de wagensnelheid hoger is dan 30 km/h.
Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Toegang tot de auto
2
71
Toegang tot de auto
Handbediende of elektrisch bediende schuifdeur(en)
Algemene tips
Bedien de schuifdeuren uitsluitend bij stilstaande auto.
Omwille van de veiligheid van uzelf en uw passagiers en voor een goede werking van de schuifdeuren is het raadzaam niet te gaan rijden met geopende schuifdeuren.
Controleer voordat u een schuifdeur bedient altijd of de omstandigheden veilig zijn, en zorg ervoor dat kinderen en huisdieren zich niet onbewaakt in de omgeving van de bediening van de schuifdeurenschakelaars kunnen bevinden.
U wordt u hierop geattendeerd door een geluidssignaal, het branden van het verklikkerlampje "portier geopend" en een melding op het scherm. Neem contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om deze waarschuwing uit te schakelen.
Vergrendel uw auto tijdens het wassen in een wasstraat.
Controleer voordat u een schuifdeur opent of sluit en gedurende de beweging van de schuifdeur of er, zowel in als buiten de auto, geen personen, huisdieren of voorwerpen zijn die door de geopende ruit steken of de beweging van de schuifdeur kunnen hinderen.
Het niet in acht nemen van dit veiligheidsvoorschrift kan leiden tot schade aan voorwerpen en letsel aan lichaamsdelen indien deze tijdens het bewegen van de schuifdeur bekneld raken.
Zodra sneller wordt gereden dan 3 km/h, kunnen de schuifdeuren niet meer elektrisch geopend worden:
- Als wordt weggereden met (een) geopende schuifdeur(en), kan/kunnen deze worden gesloten zodra de snelheid weer lager dan 30 km/h is.
- Als tijdens het rijden wordt geprobeerd de schuifdeur elektrisch te openen met de binnenportiergreep, wordt de schuifdeur handmatig geopend.
- Hierbij klinkt een geluidssignaal, gaat het verklikkerlampje "portier geopend" branden en verschijnt de bijbehorende melding op het scherm. Pas als de auto stilstaat, wordt de deur ontgrendeld en kan hij weer worden bediend.
Bij een aanrijding wordt de elektrische bediening uitgeschakeld. Het handmatig openen en sluiten blijft mogelijk.
Tijdens het starten van de motor wordt de beweging van de deur onderbroken.
De beweging wordt hervat als de motor is aangeslagen.
Afhankelijk van de motoruitvoering: als u, terwijl de Stop-stand van het
Stop & Start-systeem is geactiveerd, de gesloten deur wilt openen, gaat de deur een klein beetje open waarna hij tot stilstand komt. Op het moment dat de motor automatisch overgaat op de Start-stand, gaat de deur verder open.
72
Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Schuifdeuren en breedte van uw auto
Beveiliging / Detectie van obstakels elektrisch bedienbare schuifdeur(en)
Brandstofvulklep
Toegang tot de auto
2
Een geopende schuifdeur steekt uit. Houd hier rekening mee wanneer u de auto langs een muur, een paaltje of een hoge stoeprand parkeert.
De achterzijde van een geopende schuifdeur zal nooit voorbij de achterbumper van de auto komen.
Het obstakeldetectiesysteem wordt geactiveerd op het moment dat de schuifdeur tijdens het bewegen tegen een obstakel met een bepaalde weerstand komt.
- Als bij het sluiten van de schuifdeur een obstakel wordt gedetecteerd, stopt de schuifdeur met bewegen en wordt deze vervolgens volledig geopend.
- Als bij het openen van de schuifdeur een obstakel wordt gedetecteerd, stopt de schuifdeur met bewegen en wordt deze vervolgens gesloten.
- Als tijdens de beweging van de deur twee keer achter elkaar een obstakel wordt gedetecteerd, wordt de deur niet meer elektrisch gesloten. Sluit de deur volledig met de hand om de deur te resetten.
Open niet de linker schuifdeur (indien aanwezig) als de brandstofvulklep is geopend: risico van beschadiging van de brandstofvulklep en de schuifdeur.
Bovendien kan de persoon die aan het tanken is gewond raken.
Als de brandstofvulklep is geopend en uw auto is uitgerust met een elektrisch bedienbare schuifdeur links, kan deze schuifdeur niet elektrisch worden geopend. Indien nodig kan deze schuifdeur handmatig gedeeltelijk worden geopend. De schuifdeur kan alleen normaal worden geopend als de brandstofvulklep is gesloten.
73
Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Toegang tot de auto
Op een steile helling
Het elektrisch openen en sluiten van de schuifdeuren is mogelijk bij hellingen tot 20%.
Als de auto met de voorzijde naar boven op een helling staat, is echter voorzichtigheid geboden bij het bedienen van de schuifdeuren.
De helling kan een versnelde beweging van de schuifdeuren veroorzaken.
Als de auto op een steile helling staat, begeleid de schuifdeur dan bij het sluiten met de hand.
Als de auto met de achterzijde naar boven op een helling staat, kan het zijn dat de schuifdeur niet in de geopende stand blijft staan, schoksgewijs weer sluit en daardoor letsel veroorzaakt.
Op een steile helling kan de schuifdeur zich door zijn eigen gewicht schoksgewijs in beweging zetten.
De beweging van de schuifdeur kan niet worden gestopt door de schakelaar te bedienen door de tijd die nodig is om het bedieningssignaal te verwerken.
Het obstakeldetectiesysteem heeft onvoldoende tijd om te kunnen reageren.
Zorg ervoor dat de schuifdeur op een steile helling niet onbewaakt geopend blijft. Het niet in acht nemen van dit veiligheidsvoorschrift kan leiden tot schade aan voorwerpen en letsel aan lichaamsdelen indien deze tijdens het bewegen van de schuifdeur bekneld raken.
Resetten elektrisch bedienbare schuifdeur(en)
Nadat de accukabels zijn aangesloten terwijl de deuren zijn geopend, moeten de schuifdeuren mogelijk handmatig worden gesloten om ze te resetten.
Als de elektrische bediening niet meer werkt, moet(en) de schuifdeur(en) als volgt worden gereset:
F Sluit handmatig de schuifdeur(en) tot deze volledig is/zijn gesloten.
F Open handmatig de schuifdeur(en) tot deze volledig is/zijn geopend.
F Sluit de schuifdeur(en) handmatig.
F Open handmatig de schuifdeur(en) tot deze volledig is/zijn geopend.
F Sluit de schuifdeur(en) handmatig.
Na het uitvoeren van deze procedure kunnen de schuifdeuren weer elektrisch worden bediend.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als het probleem niet is verholpen.
74
Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Toegang tot de auto
Handsfree-functie schuifdeur(en)
Zorg dat u stabiel en op de juiste positie ten opzichte van de auto staat alvorens de voetbeweging te maken, om te voorkomen dat u uw evenwicht verliest (vooral bij regen, sneeuw, ijzel, modder, enz.).
Voorkom dat u bij de voetbeweging de uitlaat raakt, u kunt hierdoor brandwonden oplopen.
Deze functie biedt de mogelijkheid om, met de afstandsbediening op zak, de schuifdeur met een voetbeweging te openen, of sluiten en vervolgens vergrendelen.
De afstandsbediening moet zich in de achterste detectiezone van de auto bevinden, op een afstand van tussen ongeveer 30 cm en 2 m van de auto.
Het automatisch vergrendelen na het sluiten van de schuifdeur kan worden geprogrammeerd in het configuratiemenu van de auto.
F Beweeg uw voet onder de achterbumper en haal hem er weer vandaan, alsof u een trap geeft (beweeg uw voet daarbij omlaag).
De sensor signaleert de schoppende beweging van uw voet en activeert het openen of sluiten van de schuifdeur.
Maak de schoppende beweging één keer, zonder deze te onderbreken.
Als de schuifdeur niet opengaat, wacht dan ongeveer 2 seconden en probeer het daarna nogmaals.
Houd uw voet niet omhoog.
2
75
Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Toegang tot de auto
Openen
Functie " Handsfree toegang " geactiveerd via het configuratiemenu van de auto.
F Beweeg, terwijl u de afstandsbediening op zak hebt binnen de detectiezone A , uw voet onder de zijkant van de achterbumper aan de zijde van de schuifdeur die u wilt openen.
Het openen wordt bevestigd door het gedurende enkele seconden knipperen van de richtingaanwijzers in combinatie met een geluidssignaal.
De bewegingsrichting wordt omgekeerd als tijdens de beweging van de schuifdeur de voetbeweging nogmaals wordt gemaakt.
Afhankelijk van de uitvoering van de auto worden de buitenspiegels bij het ontgrendelen elektrisch uitgeklapt.
76
Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Als de auto is vergrendeld, wordt deze ontgrendeld voordat de schuifdeur wordt geopend.
Sluiten
Functie " Handsfree toegang " geactiveerd via het configuratiemenu van de auto.
F Beweeg, terwijl u de afstandsbediening op zak hebt binnen de detectiezone A , uw voet onder de zijkant van de achterbumper aan de zijde van de schuifdeur die u wilt sluiten.
Zodra de schuifdeur is gesloten, wordt de auto automatisch vergrendeld als de functie " Automatische vergrendeling handsfree-functie " is geselecteerd in het configuratiemenu van de auto.
Het sluiten wordt bevestigd door het gedurende enkele seconden knipperen van de richtingaanwijzers in combinatie met een geluidssignaal.
De bewegingsrichting wordt omgekeerd als tijdens de beweging van de schuifdeur de voetbeweging nogmaals wordt gemaakt.
Afhankelijk van de uitvoering van de auto worden de buitenspiegels bij het vergrendelen elektrisch ingeklapt.
Uitschakelen
De handsfree-functie is standaard ingeschakeld.
De functie kan worden uitgeschakeld via het configuratiemenu van de auto.
Automatische vergrendeling
De auto wordt automatisch vergrendeld nadat de schuifdeur via de handsfree-functie is gesloten.
De automatische vergrendeling kan worden uitgeschakeld via het configuratiemenu van de auto.
Met autoradio
Activeer of deactiveer in het menu
" Persoonlijke instelling - configuratie " de functie " Handsfree toegang ".
Met touchscreen
Activeer of deactiveer in het configuratiemenu van de auto de functie " Handsfree toegang ".
Als uw auto niet is voorzien van het alarmsysteem, wordt het vergrendelen bevestigd door het gedurende ongeveer 2 seconden branden van de richtingaanwijzers.
Tegelijkertijd worden, afhankelijk van de uitvoering van de auto, de buitenspiegels ingeklapt.
Als u wilt dat de schuifdeuren na het sluiten automatisch worden vergrendeld of juist niet, activeer of deactiveer dan de functie
" Handsfree toegang automatische vergrendeling ".
Toegang tot de auto
Storing
Als tijdens het gebruik van de functie een geluidssignaal bestaande uit drie piepjes is te horen, is er een storing in het systeem.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten controleren.
2
77
Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Toegang tot de auto
Als de optie " Automatische vergrendeling handsfree-functie " is geselecteerd in het menu van de auto, controleer dan na het sluiten van de schuifdeur zorgvuldig of de auto is vergrendeld.
De auto wordt namelijk niet vergrendeld:
- als het contact aan staat,
- als een van de deuren of de achterklep geopend of niet goed gesloten is,
- als zich een "Keyless entry and start"-afstandsbediening in de auto bevindt.
Als uw voetbeweging meerdere keren geen effect heeft, wacht dan enkele seconden alvorens het opnieuw te proberen.
De functie wordt automatisch uitgeschakeld bij zware neerslag of opeenhoping van sneeuw.
Als de functie niet werkt, controleer dan of uw afstandsbediening niet blootstaat aan elektromagnetische straling
(smartphone, enz.).
De functie werkt mogelijk minder goed bij het gebruik van een beenprothese.
Ook als een trekhaakkogel is gemonteerd, werkt de functie mogelijk niet correct.
78
Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
De schuifdeur kan mogelijk plotseling worden geopend of gesloten:
- als een trekhaakkogel is gemonteerd,
- bij het aan- of afkoppelen van een aanhanger,
- bij het bevestigen of verwijderen van een fietsendrager,
- bij het op een fietsendrager zetten of er van af halen van fietsen,
- wanneer u iets achter de auto neerzet of oppakt,
- als een dier de bumper nadert,
- bij het wassen van de auto,
- bij werkzaamheden aan de auto,
- bij het verwisselen van een wiel.
Om een plotselinge werking van de functie te voorkomen, is het raadzaam om de sleutel uit de buurt van de detectiezone (en uit de bagageruimte) te houden of de functie uit te schakelen via het configuratiemenu van de auto.
Zorg ervoor dat het sluiten of openen van de schuifdeuren niet gehinderd wordt door voorwerpen of personen.
Zorg er met name voor dat kinderen zich tijdens het bedienen van de schuifdeuren niet kunnen bezeren.
Achterdeuren
De twee achterdeuren zijn symmetrisch.
De linker achterdeur is voorzien van een slot.
Van buitenaf
Toegang tot de auto
Sluiten
F Sluit eerst de rechter en vervolgens de linker achterdeur.
Als eerst de linker achterdeur wordt gesloten, voorkomt een aanslag op de zijkant van de rechter achterdeur dat deze kan worden gesloten.
2
F Trek, als de achterdeuren zijn ontgrendeld
(afhankelijk van de uitvoering met de sleutel, met de afstandsbediening of via het Keyless entry and startsysteem), aan de handgreep van de achterdeur.
F Trek nadat u de linker achterdeur hebt geopend de hendel A naar u toe om de rechter achterdeur te openen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de sleutel , de afstandsbediening of het Keyless entry and start -systeem en in het bijzonder het ontgrendelen van de auto.
Als de linker achterdeur niet goed is gesloten (bij de rechter achterdeur wordt dit niet gesignaleerd):
- brandt bij stilstaande auto en draaiende motor dit verklikkerlampje in combinatie met een waarschuwingsmelding die gedurende enkele seconden wordt weergegeven,
- brandt tijdens het rijden
(wagensnelheid hoger dan
10 km/h) dit verklikkerlampje in combinatie met een geluidssignaal en een waarschuwingsmelding die gedurende enkele seconden wordt weergegeven.
79
Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Toegang tot de auto
Openen tot ongeveer 180°
De deurvangers (afhankelijk van de uitvoering) maken het mogelijk de achterdeuren met een hoek van ongeveer 90° tot 180° te openen.
Van binnenuit
Openen
Auto vergrendeld en kinderbeveiliging uitgeschakeld.
Als de kinderbeveiliging is ingeschakeld, werkt de hendel niet.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de kinderbeveiliging .
F Trek als de deur is geopend aan de gele hendel.
Bij het sluiten van de deur komt de deurvanger automatisch in zijn oorspronkelijke stand terug.
Bij het parkeren van de auto met de achterdeuren 90° geopend, bedekken de deuren de achterlichten. Gebruik een gevarendriehoek of een andere signalering die door de regelgeving en wetten van uw land voorgeschreven is om andere weggebruikers, die in dezelfde richting rijden en anders niet opmerken dat u stilstaat, te waarschuwen.
F Beweeg deze hendel omlaag om de auto volledig te ontgrendelen en de rechter achterdeur te openen.
Auto ontgrendeld en kinderbeveiliging uitgeschakeld.
F Beweeg deze hendel omlaag om de rechter achterdeur te openen.
80
Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Sluiten
F Sluit eerst de rechter achterdeur en vervolgens de linker achterdeur.
Achterklep
Openen
F Trek, als de achterklep is ontgrendeld
(afhankelijk van de uitvoering met de sleutel, met de afstandsbediening of via het Keyless entry and start-systeem), aan de handgreep en beweeg de achterklep vervolgens omhoog.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de sleutel , de afstandsbediening of het Keyless entry and start -systeem en in het bijzonder het ontgrendelen van de auto.
Sluiten
Toegang tot de auto
Noodbediening
Hiermee kan bij een lege accu of een eventuele storing in het systeem van de centrale vergrendeling de achterklep mechanisch ontgrendeld worden.
2
Ontgrendelen
F Klap indien nodig de achterbank (indien aanwezig) naar voren om van binnenuit bij het slot te komen.
F Trek de achterklep omlaag met behulp van de lus aan de binnenzijde en vergrendel de achterklep.
Als de achterklep niet goed is gesloten:
- brandt bij stilstaande auto en draaiende motor dit verklikkerlampje in combinatie met een waarschuwingsmelding die gedurende enkele seconden wordt weergegeven,
- brandt tijdens het rijden (wagensnelheid hoger dan
10 km/h) dit verklikkerlampje in combinatie met een geluidssignaal en een waarschuwingsmelding die gedurende enkele seconden wordt weergegeven.
F Steek een kleine schroevendraaier in de opening A van het slot om de achterklep te ontgrendelen.
F Verplaats de nok naar rechts.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de sleutel , de afstandsbediening of het Keyless entry and start-systeem en in het bijzonder het vergrendelen van de auto.
Vergrendeling na het sluiten
Wanneer de achterklep weer wordt gesloten, wordt deze weer vergrendeld als het probleem niet is verholpen.
81
Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Toegang tot de auto
Ruit van de achterklep
De ruit van de achterklep kunt u openen, zodat u het achtercompartiment rechtstreeks kunt bereiken zonder dat u de achterklep hoeft te openen.
Sluiten
Openen
Druk, nadat u de auto hebt ontgrendeld
(afhankelijk van de uitvoering met de sleutel, de afstandsbediening of het Keyless entry and start-systeem), op deze knop en til de achterruit op om hem te openen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de de afstandsbediening entry and start sleutel
of het
,
Keyless
-systeem en in het bijzonder het ontgrendelen van de auto.
Sluit de achterruit door op het midden van de ruit te drukken totdat deze volledig gesloten is.
Als de ruit van de achterklep niet goed is gesloten:
- bij stilstaande auto en draaiende motor brandt dit verklikkerlampje in combinatie met een waarschuwingsmelding die enkele seconden wordt weergegeven,
- tijdens het rijden (wagensnelheid hoger dan 10 km/h) brandt dit verklikkerlampje in combinatie met een geluidssignaal en waarschuwingsmelding die enkele seconden wordt weergegeven.
82
Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de sleutel , de afstandsbediening of het Keyless entry and start -systeem en in het bijzonder het vergrendelen van de auto.
De achterklep en de achterruit kunnen niet gelijktijdig worden geopend. Ze zouden anders beschadigd kunnen raken.
Alarm
Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en diefstal.
Automatische beveiligingsfunctie
Dit systeem treedt in werking als iemand probeert het alarm te saboteren.
Het alarm gaat af als iemand probeert de accu, de knop of de kabels van de sirene uit te schakelen of te beschadigen.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats alvorens wijzigingen aan het alarmsysteem aan te brengen.
Toegang tot de auto
Omtrekbeveiliging
Dit systeem houdt de te openen carrosseriedelen van de auto in de gaten.
Het alarm gaat af als iemand een van de te openen carrosseriedelen (waaronder ook de motorkap) probeert te openen.
Interieurbeveiliging
Dit systeem treedt in werking als er bewegingen in het interieur worden waargenomen.
Het alarm gaat af als er een ruit wordt ingeslagen, als iets of iemand de auto binnendringt of als iets of iemand in de auto beweegt.
Als uw auto is uitgerust met een programmeerbaar verwarmings-/ ventilatiesysteem en dit systeem is ingeschakeld, kan de interieurbeveiliging niet worden gebruikt.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het programmeerbare verwarmings-/ ventilatiesysteem .
Totale beveiliging
Inschakelen
F Zet het contact af en verlaat de auto.
F Vergrendel de auto met de afstandsbediening.
of
F Vergrendel de auto met het "Keyless entry and start"-systeem.
Het alarmsysteem is geactiveerd: het verklikkerlampje van de knop zal één keer per seconde knipperen en de richtingaanwijzers knipperen gedurende ongeveer 2 seconden.
Na het vergrendelverzoek met de afstandsbediening of met het "Keyless entry and start"-systeem wordt de omtrekbeveiliging na 5 seconden en de interieurbeveiliging na
45 seconden geactiveerd.
Indien een van de te openen carrosseriedelen
(portier, schuifdeur, achterklep/achterdeur, motorkap) niet goed is gesloten, wordt de auto niet vergrendeld, maar wordt de beveiliging na
45 seconden wel ingeschakeld.
2
83
Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Toegang tot de auto
Uitschakelen
F Druk op deze ontgrendelknop van de afstandsbediening.
of
F Ontgrendel de auto met het "Keyless entry and start"-systeem.
Het alarmsysteem is uitgeschakeld: het verklikkerlampje van de knop is uit en de richtingaanwijzers knipperen gedurende ongeveer 2 seconden.
Als de auto automatisch opnieuw wordt vergrendeld (als 30 seconden zijn verstreken zonder dat een van de te openen carrosseriedelen is geopend), wordt het alarmsysteem automatisch weer ingeschakeld.
Beveiliging - met alleen de omtrekbeveiliging ingeschakeld
Schakel de interieurbeveiliging uit om te voorkomen dat het alarm onnodig wordt ingeschakeld als bijvoorbeeld:
- iemand in de auto aanwezig is,
- een ruit op een kier blijft staan,
- de auto wordt gewassen,
- een wiel wordt verwisseld,
- de auto wordt gesleept,
- de auto op een boot wordt vervoerd.
Interieurbeveiliging
Uitschakelen
F Zet het contact af en druk binnen
10 seconden op deze toets en houd deze ingedrukt tot het verklikkerlampje blijft branden.
F Stap uit.
F Vergrendel onmiddellijk de auto met de afstandsbediening of met het "Keyless entry and start"systeem.
Alleen de omtrekbeveiliging wordt ingeschakeld: het verklikkerlampje van de knop zal één keer per seconde knipperen.
Om de interieurbeveiliging uit te schakelen moet deze procedure elke keer na het afzetten van het contact worden uitgevoerd.
Inschakelen
F Schakel de omtrekbeveiliging uit door de auto te ontgrendelen met de afstandsbediening of met het "Keyless entry and start"systeem.
Het verklikkerlampje van de knop gaat uit.
F Schakel het alarmsysteem weer volledig in door de auto te vergrendelen met de afstandsbediening of met het
"Keyless entry and start"-systeem.
Het verklikkerlampje van de knop knippert weer
één keer per seconde.
Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in werking en knipperen de richtingaanwijzers gedurende dertig seconden.
Als het alarm voor de 11 e keer afgaat, worden de alarmsystemen uitgeschakeld.
Als het verklikkerlampje van de knop snel knippert bij het ontgrendelen van de auto met de afstandsbediening of met het "Keyless entry and start"systeem, is het alarm tijdens uw afwezigheid afgegaan.
Het lampje stopt met knipperen als het contact wordt aangezet.
84
Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Storing afstandsbediening
Om de alarmsystemen uit te schakelen:
F Ontgrendel de auto met de sleutel (in de afstandsbediening bij uitvoeringen met
Keyless entry and start) in het slot van het bestuurdersportier.
F Open het portier; het alarm gaat af.
F Zet het contact aan, het alarm stopt. Het verklikkerlampje van de knop gaat uit.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact het verklikkerlampje van de knop blijft branden, duidt dit op een storing in het systeem.
Laat het systeem controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Automatisch inschakelen
Vergrendelen van de auto zonder het alarm in te schakelen
F Vergrendel de auto of schakel de supervergrendeling in met de sleutel (in de afstandsbediening bij uitvoeringen met
Keyless entry and start) in het slot van het bestuurdersportier.
Deze functie is niet beschikbaar, optioneel of standaard.
Het systeem wordt 2 minuten nadat het laatste te openen carrosseriedeel is gesloten, automatisch ingeschakeld.
F Om het afgaan van het alarm bij het openen van een portier of de achterklep te voorkomen, moet eerst op de ontgrendelknop van de afstandsbediening worden gedrukt of moet de auto ontgrendeld worden met het "Keyless entry and start"-systeem.
Toegang tot de auto
2
Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
85
Toegang tot de auto
Elektrisch bedienbare ruiten
1.
Schakelaar ruitbediening bestuurderszijde
2.
Schakelaar ruitbediening passagierszijde
Automatische bediening
Duw of trek de schakelaar voorbij het zware punt. Als u de schakelaar hebt losgelaten, opent of sluit de ruit volledig. Druk nogmaals op de schakelaar om het openen of sluiten te stoppen.
De elektrische ruitbediening wordt uitgeschakeld:
- ongeveer 45 seconden na het afzetten van het contact.
- als bij afgezet contact een voorportier wordt geopend.
Resetten
Nadat de accukabels los zijn geweest, moet de ruitbediening opnieuw gereset worden.
F Open de ruit volledig en sluit de ruit.
Telkens als de schakelaar omhoog wordt getrokken, sluit de ruit enkele centimeters.
F Laat de schakelaar los en trek hem opnieuw omhoog totdat de ruit volledig is gesloten.
F Houd de schakelaar na het sluiten nog minimaal één seconde vast.
Tijdens deze handelingen is de beveiliging tegen beknellen uitgeschakeld.
U kunt de ruiten op twee manieren bedienen:
Handbediening
Duw of trek de schakelaar tot aan het zware punt om de ruit te openen of te sluiten. De ruit stopt zodra de schakelaar wordt losgelaten.
Beveiliging tegen beknellen
(volgens uitvoering)
Als de ruit sluit en tegen een obstakel stuit, stopt de ruit en gaat deze direct gedeeltelijk weer open.
Als de ruit niet wil sluiten, druk dan op de schakelaar om de ruit helemaal te openen. Trek vervolgens binnen 4 seconden de schakelaar omhoog tot de ruit volledig is gesloten.
Tijdens deze handelingen is de beveiliging tegen beknellen uitgeschakeld.
Neem bij het verlaten van de auto, zelfs voor een korte periode, altijd de sleutel mee.
Wanneer tijdens het bedienen van de ruit iets tussen de ruit en de sponning bekneld raakt, moet de ruit weer worden geopend.
Druk daarvoor op de desbetreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder de ruiten van de passagiers bedient, moet hij er zeker van zijn dat niets het correcte sluiten van de ruiten hindert.
De bestuurder moet er zeker van zijn dat de passagiers op de juiste manier gebruik maken van de elektrische ruitbediening.
Let er goed op dat kinderen zich tijdens het bedienen van de ruiten niet kunnen bezeren.
86
Spacetourer-VP_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Stuurwielverstelling
Ergonomie en comfort
Handmatig verstelbare voorstoelen
Uit veiligheidsoverwegingen mogen de stoelen uitsluitend bij stilstaande auto worden versteld.
Verstelling in lengterichting Hoogteverstelling (volgens uitvoering)
3
F Zorg dat de auto stilstaat en duw de hendel omlaag om het stuurwiel te ontgrendelen.
F Verstel het stuurwiel in hoogte en diepte voor een optimale zithouding.
F Trek aan de hendel om het stuurwiel te vergrendelen.
Voer deze handelingen om veiligheidsredenen uitsluitend uit bij stilstaande auto.
F Til de beugel op en schuif de stoel in de gewenste stand.
F Trek de hendel omhoog of duw deze omlaag tot de gewenste stand bereikt is.
Zorg er bij het verstellen van de stoel naar achteren voor dat het schuiven van de stoel niet wordt verhinderd door personen of hinderlijke voorwerpen op de vloer achter de stoel om te voorkomen dat de stoel wordt geblokkeerd. Onderbreek het schuiven van de stoel meteen als dit het geval is.
87
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Ergonomie en comfort
Rugleuningverstelling Lendensteun
F Draai aan de draaiknop om de rugleuning te verstellen.
F Trek de hendel zo ver mogelijk omhoog en kantel de rugleuning naar voren of naar achteren.
F Draai aan de knop om de lendensteun in de gewenste stand te zetten.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de veiligheidsgordels .
88
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Tafelstand van de rugleuning van de bestuurders- en/of voorpassagiersstoel
Als de rugleuning van de voorpassagiersstoel in de tafelstand is gezet, kunnen lange voorwerpen worden vervoerd.
Als de rugleuning van de bestuurdersstoel in de tafelstand is gezet, kunnen de achterpassagiers door de hulpdiensten uit de auto worden gehaald.
Controleer of er geen voorwerpen boven of onder een stoel de beweging van de stoel kunnen hinderen.
F Zet de hoofdsteun in de laagste stand, zet de armsteun (indien aanwezig) rechtop en klap het uitklaptafeltje aan de achterzijde van de rugleuning in.
F Trek de hendel zo ver mogelijk omhoog en kantel de rugleuning naar voren.
Om de stoel weer in de normale stand te zetten moet u de hendel omhoog trekken om de rugleuning te ontgrendelen en vervolgens de rugleuning rechtop zetten.
Ergonomie en comfort
3
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
89
Ergonomie en comfort
Elektrisch verstelbare voorstoel
In lengterichting Rugleuninghoek
Zittinghoogte
F Duw de schakelaar naar voren of naar achteren om de gewenste stand te verkrijgen.
F Duw de schakelaar naar voren of naar achteren om de gewenste hoek te verkrijgen.
Zorg er bij het verstellen van de stoel naar achteren voor dat het schuiven van de stoel niet wordt verhinderd door personen of hinderlijke voorwerpen op de vloer achter de stoel om te voorkomen dat de stoel wordt geblokkeerd. Onderbreek het schuiven van de stoel meteen als dit het geval is.
90
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
F Beweeg de schakelaar omhoog of omlaag om de gewenste hoogte in te stellen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de veiligheidsgordels .
Voer deze elektrische verstellingen alleen bij draaiende motor uit om te voorkomen dat de accu leegraakt.
Ergonomie en comfort
Aanvullende instellingen
Hoogteverstelling hoofdsteun
Voor de veiligheid is het frame van de hoofdsteun gekarteld om te voorkomen dat de hoofdsteun zakt in het geval van een aanrijding.
De juiste stand van de hoofdsteun is als de bovenzijde van de hoofdsteun zich ter hoogte van de bovenzijde van het hoofd bevindt.
Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn verwijderd. De hoofdsteunen moeten zijn geplaatst en correct zijn afgesteld.
Armsteun
Bediening stoelverwarming
Bij draaiende motor is de stoelverwarming voor beide voorstoelen afzonderlijk regelbaar.
3
Volgens uitvoering.
F Trek de hoofdsteun omhoog om hem hoger te zetten.
F Druk op de pal A en trek de hoofdsteun omhoog om hem te verwijderen.
F Steek om de hoofdsteun terug te zetten de pennen van de hoofdsteun recht in de openingen van de rugleuning tot de hoofdsteun op zijn plaats blijft.
F Druk gelijktijdig op de pal A en op de hoofdsteun om deze lager te zetten.
De armsteun heeft verschillende standen.
F Beweeg de armsteun zo ver mogelijk omhoog.
F Beweeg hem zo ver mogelijk omlaag.
F Beweeg de armsteun omhoog tot de gewenste stand is bereikt.
F Met de draaiknop kan de stoelverwarming ingeschakeld worden en kan een verwarmingsstand worden geselecteerd:
0 : Uit.
1 : Laag.
2 : Gemiddeld.
3 : Hoog.
91
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Ergonomie en comfort
Elektrisch verstelbare lendensteun Massagefunctie
Uitschakelen
U kunt de massagefunctie op elk gewenst moment uitschakelen door op deze knop te drukken, het controlelampje gaat dan uit.
F Druk de schakelaar in om de lendensteun naar wens in te stellen.
Deze functie zorgt voor een massage ter hoogte van de lendenen van de bestuurder en de voorpassagier. De functie werkt alleen bij draaiende motor en als de STOP-stand van het Stop & Start-systeem is geactiveerd.
Inschakelen
F Druk op deze knop.
92
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Het controlelampje van de functie gaat branden en de massagefunctie wordt voor een tijdsduur van 1 uur ingeschakeld.
Gedurende deze tijdsduur wordt de massage in 6 cycli van 10 minuten uitgevoerd (6 minuten massage worden gevolgd door 4 minuten rust).
Na een uur wordt de functie uitgeschakeld, het controlelampje gaat dan uit.
Intensiteit instellen
Druk op deze knop om de intensiteit van de massage in te stellen.
U hebt de keuze uit twee standen voor de intensiteit van de massage.
Tweezitsbank vóór
De tweezitsbank (volgens uitvoering) is niet verstelbaar en voorzien van een aan de rugleuning bevestigde veiligheidsgordel voor de zitplaats aan de zijde van de bestuurdersstoel.
Hoogteverstelling hoofdsteun
Ergonomie en comfort
Voor de veiligheid is het frame van de hoofdsteun gekarteld om te voorkomen dat de hoofdsteun zakt in het geval van een aanrijding.
De juiste stand van de hoofdsteun is als de bovenzijde van de hoofdsteun zich ter hoogte van de bovenzijde van het hoofd bevindt.
Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn verwijderd. De hoofdsteunen moeten zijn geplaatst en correct zijn afgesteld.
3
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de veiligheidsgordels .
F Trek de hoofdsteun omhoog om hem hoger te zetten.
F Druk op de pal A en trek de hoofdsteun omhoog om hem te verwijderen.
F Steek om de hoofdsteun terug te zetten de pennen van de hoofdsteun recht in de openingen van de rugleuning tot de hoofdsteun op zijn plaats blijft.
F Druk gelijktijdig op de pal A en op de hoofdsteun om deze lager te zetten.
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
93
Ergonomie en comfort
Verwarming tweezitsbank vóór
Opbergruimte onder de zitting
Bij draaiende motor kunnen de zittingen van de bank worden verwarmd.
F Met de draaiknop kan de stoelverwarming ingeschakeld worden en kan een verwarmingsstand worden geselecteerd:
0 : Uit.
1 : Laag.
2 : Gemiddeld.
3 : Hoog.
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto bevindt zich onder de zitting een opbergruimte.
F Trek de riem naar u toe om de zitting omhoog te klappen.
94
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Ergonomie en comfort
Vaste eendelige bank
De aanwezigheid van de hieronder beschreven voorzieningen en verstellingsmogelijkheden is afhankelijk van de uitvoering en configuratie van uw auto.
Kommavormige hoofdsteun De rugleuning neerklappen en als tafeltje gebruiken
F Zet de hoofdsteunen in de laagste stand.
3
De bank is voorzien van een eendelige rugleuning die vast of neerklapbaar (tafelstand) is.
F De hoofdsteun omhoog zetten: trek hem omhoog tot hij in de vergrendeling klikt.
F De hoofdsteun verwijderen: trek de hoofdsteun omhoog terwijl u de nok A ingedrukt houdt.
F De hoofdsteun terugzetten: steek de pennen recht in de openingen van de rugleuning.
F De hoofdsteun omlaag zetten: duw de hoofdsteun omlaag terwijl u de nok A ingedrukt houdt.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de veiligheidsgordels .
F Aan de voorzijde: beweeg de hendel omhoog om de rugleuning te ontgrendelen.
F Aan de achterzijde: beweeg de hendel omlaag om de rugleuning te ontgrendelen.
F Kantel de rugleuning op de zitting.
F Trek om de rugleuning weer rechtop te zetten nogmaals aan de hendel en beweeg de rugleuning omhoog.
95
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Ergonomie en comfort
Opklappen, toegang tot de 3e zitrij Verwijderen
F Zet de rugleuning in de tafelstand (volgens uitvoering).
F Zet de rugleuning in de tafelstand (volgens uitvoering).
F Klap de bank naar voren.
Wanneer u de bank uit de auto verwijdert, bewaar hem dan op een schone plaats om te voorkomen dat er troep in de mechanismen terechtkomt.
De bank is niet bedoeld voor gebruik buiten de auto. Als de bank oneigenlijk gebruikt wordt of valt, kunnen de mechanismen en functies ervan beschadigd raken.
F Trek aan de hendel om de achterste verankeringen van de bank te ontgrendelen en kantel de bank vervolgens naar voren.
F Kantel de bank om hem weer te gebruiken naar achteren tot de achterste verankeringen zijn vergrendeld.
F Ontgrendel de voorste verankeringen met behulp van de hendels.
F Verwijder de bank uit de verankeringspunten.
F Haal de bank uit de auto.
Het is niet noodzakelijk om de rugleuning neer te klappen (tafelstand) en de bank vervolgens naar voren te klappen voor toegang tot de 3e zitrij.
96
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Ergonomie en comfort
Terugplaatsen
F Controleer of er geen voorwerpen in de verankeringspunten liggen waardoor het correct vergrendelen van de verankeringen wordt verhinderd.
F Breng de voorste verankeringen van de bank aan in de verankeringspunten op de vloer (zoals hierboven afgebeeld).
F Trek aan de hendel en zet de rugleuning rechtop (volgens uitvoering. Aan de achterzijde: duw de hendel omlaag).
Controleer de correcte vergrendeling op de vloer van de bank als hij is teruggeklapt.
Let erop dat het vergrendelen niet wordt verhinderd door voorwerpen of voeten van passagiers achterin die zich op de verankeringspunten bevinden.
3
F Vergrendel de verankeringen met de hendels.
F Kantel de bank naar achteren tot de achterste verankeringen zijn vergrendeld.
Houd bij het kantelen rekening met de voeten van eventuele passagiers.
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
97
Ergonomie en comfort
Vaste stoel en bank achter
De aanwezigheid van de hieronder beschreven uitrusting en verstellingsmogelijkheden is afhankelijk van de uitvoering en configuratie van uw auto.
Kommavormige hoofdsteun
De rugleuning neerklappen en als tafeltje gebruiken
F Zet de hoofdsteunen in de laagste stand.
De rugleuning van de stoel kan vast of neerklapbaar (tafelstand) zijn.
De rugleuning van de bank is eendelig en kan vast of neerklapbaar (tafelstand) zijn.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de veiligheidsgordels .
98
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
F De hoofdsteun omhoog zetten: trek hem omhoog tot hij in de vergrendeling klikt.
F De hoofdsteun verwijderen: trek de hoofdsteun omhoog terwijl u de nok A ingedrukt houdt.
F De hoofdsteun terugzetten: steek de pennen recht in de openingen van de rugleuning.
F De hoofdsteun omlaag zetten: duw de hoofdsteun omlaag terwijl u de nok A ingedrukt houdt.
F Aan de voorzijde: trek de hendel omhoog om de rugleuning te ontgrendelen.
F Aan de achterzijde: duw de hendel omlaag om de rugleuning te ontgrendelen.
Ergonomie en comfort
Opklappen, toegang tot de 3e zitrij
(voorbeeld: individuele stoel)
F Zet de rugleuning in de tafelstand (volgens uitvoering).
Verwijderen
(voorbeeld: individuele stoel)
F Zet de rugleuning in de tafelstand (volgens uitvoering).
F Klap de stoel naar voren.
3
F Kantel de rugleuning op de zitting.
F Trek om de rugleuning weer rechtop te zetten nogmaals aan de hendel en beweeg de rugleuning omhoog (aan de achterzijde: duw de hendel omlaag).
F Trek aan de hendel om de achterste verankeringen van de stoel te ontgrendelen en kantel de stoel vervolgens naar voren.
F Kantel de stoel om hem weer te gebruiken naar achteren tot de achterste verankeringen zijn vergrendeld.
Het is niet noodzakelijk om de rugleuning neer te klappen (tafelstand) en de bank vervolgens naar voren te klappen voor toegang tot de 3e zitrij.
F Ontgrendel de voorste verankeringen met behulp van de hendels.
F Verwijder de stoel uit de verankeringspunten.
F Haal de stoel uit de auto via de opening van de schuifdeur voor de 2e zitrij of via de bagageruimte voor de 3e zitrij.
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
99
Ergonomie en comfort
Wanneer u de stoel (of de bank) uit de auto verwijdert, bewaar hem dan op een schone plaats om te voorkomen dat er troep in de mechanismen terechtkomt.
Terugplaatsen
(voorbeeld: individuele stoel)
F Controleer of er geen voorwerpen het vergrendelen van de verankeringen hinderen.
De stoel (of bank) is niet bedoeld voor gebruik buiten de auto. Als de stoel (of bank) oneigenlijk gebruikt wordt of valt, kunnen de mechanismen en functies ervan beschadigd raken.
F Plaats de voorste verankeringen in de verankeringspunten op de vloer (zoals hierboven afgebeeld).
F Trek aan de hendel en zet de rugleuning rechtop (volgens uitvoering. Aan de achterzijde: duw de hendel omlaag).
Controleer de correcte vergrendeling op de vloer van de bank als hij is teruggeklapt.
100
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
F Vergrendel de voorste verankeringen met behulp van de hendels.
F Kantel de stoel naar achteren tot de achterste verankeringen zijn vergrendeld.
Houd bij het kantelen rekening met de voeten van eventuele passagiers.
Let erop dat het vergrendelen niet wordt verhinderd door voorwerpen of voeten van passagiers achterin die zich op de verankeringspunten bevinden.
Achterstoel en -bank op rails
De verschillende hieronder beschreven voorzieningen en instellingen verschillen afhankelijk van de uitvoering en de configuratie van uw auto.
Hoofdsteun
Ergonomie en comfort
Verstellen van de rugleuning
De verstelbare rugleuning kan in meerdere standen worden gezet.
3
De stoel bevindt zich altijd aan de rechter kant en de bank aan de linker kant (in de richting van de auto).
De bank is voorzien van twee individuele rugleuningen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de veiligheidsgordels .
F Omhoog zetten: trek de hoofdsteun omhoog tot deze de vergrendelde stand heeft bereikt.
F Verwijderen: druk op de nok A en trek de hoofdsteun omhoog.
F Plaatsen: steek de pennen van de hoofdsteun evenwijdig aan de rugleuning in de openingen.
F Omlaag zetten: druk tegelijkertijd op de nok A en de hoofdsteun.
F Trek de hendel omhoog om de rugleuning naar achteren te bewegen (aan de achterzijde: duw de hendel omlaag).
F Laat de hendel los wanneer de gewenste positie is bereikt.
101
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Ergonomie en comfort
Naar voren of achteren schuiven
(voorbeeld voor de stoel)
De stoel volledig naar voren of achteren schuiven
De rugleuning neerklappen en als tafeltje gebruiken
(voorbeel voor een stoel)
F Zet de hoofdsteun in de lage stand.
De stoel kan op twee manieren naar voren of naar achteren worden geschoven:
F Aan de voorzijde: beweeg de hendel omhoog en schuif de stoel naar voren of naar achteren.
F Aan de achterzijde: trek aan de riem, zonder daarbij het zware punt te passeren, en duw de stoel naar voren of trek de stoel naar achteren.
102
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
F Zet de rugleuning in de tafelstand.
F Trek aan de riem aan de achterzijde en verschuif de stoel.
F Aan de voorzijde: beweeg de hendel omhoog om de rugleuning te ontgrendelen.
F Aan de achterzijde: beweeg de hendel omlaag om de rugleuning te ontgrendelen.
F Klap de rugleuning op de zitting.
Laat geen voorwerpen (bijvoorbeeld een tas of speelgoed) op de zitting liggen bij het neerklappen van de rugleuning.
Rechtop zetten van de rugleuning
(tussen de merktekens)
Verwijderen
(voorbeeld voor een individuele stoel)
F Schuif de stoel naar voren om bij de riem te kunnen komen.
F Zet de rugleuning in de tafelstand.
Ergonomie en comfort
Wanneer u de stoel (of de bank) uit de auto verwijdert, bewaar hem dan op een schone plaats om te voorkomen dat er troep in het mechanisme terechtkomt.
De stoel (of bank) is niet bedoeld voor gebruik buiten de auto. Als de stoel (of bank) oneigenlijk gebruikt wordt of valt, kunnen de mechanismen en functies ervan beschadigd raken.
3
De rugleuning kan alleen rechtop worden gezet als de stoel tussen de merktekens is geplaatst.
De pijl mag zich niet buiten de merktekens bevinden.
F Gebruik de hendel aan de voorzijde om de stoel tussen de merktekens te zetten.
F Trek aan de achterzijde de riem helemaal uit om de verankeringspunten te ontgrendelen, klap de stoel naar voren en zet hem in de verticale stand.
F Verwijder de stoel via de schuifdeur (tweede zitrij) of via de bagageruimte (derde zitrij).
Til de stoel of de bank niet aan de riem op.
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
103
Ergonomie en comfort
Terugplaatsen
(voorbeeld voor een stoel)
F Controleer of er geen voorwerpen op de rails liggen.
Trek voordat u de stoel of bank terugplaatst in de auto de riem helemaal naar buiten om er zeker van te zijn dat het vergrendelingsmechanisme ver genoeg is ingetrokken.
F Schuif de stoel naar voren of naar achteren tot deze een vergrendelde stand heeft bereikt.
F Zet de rugleuning rechtop.
Controleer of de stoel goed op de vloer is verankerd wanneer deze weer in de normale zitstand staat.
Til de stoel of de bank niet aan de riem op.
104
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
F Plaats het voorste deel van de geleiders op de rails.
F Klap de stoel naar achteren om het achterste deel van de geleiders op de rails te plaatsen.
Let erop dat het vergrendelen niet wordt verhinderd door voorwerpen of voeten van passagiers achterin die zich op de verankeringspunten bevinden.
Achterstoel(en) op rails
De verschillende hieronder beschreven voorzieningen en instellingen verschillen afhankelijk
Hoofdsteun
van de uitvoering en de configuratie van uw auto.
Ergonomie en comfort
Armleuning(en)
3
De achterstoel is voorzien van een driepuntsveiligheidsgordel met oprolautomaat.
De stoel kan met het gezicht of met de rug in de rijrichting worden geplaatst.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de veiligheidsgordels .
F Omhoog zetten: trek de hoofdsteun omhoog tot deze de vergrendelde stand heeft bereikt.
F Verwijderen: druk op de nok A en trek de hoofdsteun omhoog.
F Plaatsen: steek de pennen van de hoofdsteun evenwijdig aan de rugleuning in de openingen.
F Omlaag zetten: druk tegelijkertijd op de nok A en op de hoofdsteun.
De armleuning kan in meerdere standen worden gezet.
F Beweeg de armleuning zo ver mogelijk omhoog.
F Beweeg de armleuning zo ver mogelijk omlaag.
F Beweeg de armleuning omhoog tot de gewenste stand is bereikt.
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
105
Ergonomie en comfort
Verstellen van de rugleuning
De verstelbare rugleuning kan in meerdere standen worden gezet.
Naar voren of achteren schuiven De rugleuning neerklappen en als tafeltje gebruiken
F Zet de hoofdsteun in de lage stand.
F Trek de hendel omhoog om de rugleuning naar achteren te bewegen (aan de achterzijde: duw de hendel omlaag).
F
Laat de hendel los wanneer de gewenste positie is bereikt.
De stoel kan op twee manieren naar voren of naar achteren worden geschoven:
F Aan de voorzijde: til de hendel op en schuif de stoel naar voren of naar achteren.
F Aan de achterzijde: trek aan de riem, zonder daarbij het zware punt te passeren, en duw de stoel naar voren of trek de stoel naar achteren.
F Aan de voorzijde: beweeg de hendel omhoog om de rugleuning te ontgrendelen.
F Aan de achterzijde: beweeg de hendel omlaag om de rugleuning te ontgrendelen.
F Klap de rugleuning op de zitting.
106
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Verwijderen
F Schuif de stoel naar voren om bij de riem te kunnen komen.
F Zet de rugleuning in de tafelstand.
Wanneer u de stoelen uit de auto verwijdert, bewaar ze dan op een schone plaats om te voorkomen dat er troep in de mechanismen terechtkomt.
Terugplaatsen
Ergonomie en comfort
3
De stoelen zijn niet bedoeld voor gebruik buiten de auto. Als de stoelen oneigenlijk gebruikt worden of vallen, kunnen de mechanismen en functies ervan beschadigd raken.
Trek voordat u de stoel terugplaatst in de auto de riem helemaal naar buiten om er zeker van te zijn dat het vergrendelingsmechanisme ver genoeg is ingetrokken.
F Trek van achteren aan de riem, tot voorbij het zware punt, om de verankeringspunten te ontgrendelen, klap de stoel naar voren en zet hem in de verticale stand.
F Verwijder de stoel via de schuifdeur (tweede zitrij) of via de bagageruimte (derde zitrij).
Til de stoel niet aan de riem op.
Til de stoel niet aan de riem op.
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
107
Ergonomie en comfort
F Controleer of er geen voorwerpen op de rails liggen.
F Plaats het voorste deel op de rails.
F Klap de stoel naar achteren om het achterste deel van de geleiders op de rails te plaatsen.
F Schuif de stoel naar voren of naar achteren tot deze een vergrendelde stand heeft bereikt.
F Zet de rugleuning rechtop.
Controleer of de stoel goed op de vloer is verankerd wanneer deze weer in de normale zitstand staat.
Let erop dat het vergrendelen niet wordt verhinderd door voorwerpen of voeten van passagiers achterin die zich op de verankeringspunten bevinden.
108
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Ergonomie en comfort
Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de stoelen en banken
Vervoeren van bagage of voorwerpen achter de stoelen en de bank van de
3e zitrij
Na de verschillende handelingen:
- verwijder een hoofdsteun niet zonder deze op te bergen en aan een steun te bevestigen,
- controleer of de veiligheidsgordels bereikbaar blijven en gemakkelijk door de passagier kunnen worden vastgemaakt,
- ga niet rijden voordat alle passagiers hun hoofdsteun correct hebben afgesteld en hun veiligheidsgordel hebben vastgemaakt en afgesteld.
Wanneer u voor het vervoeren van bagage de rugleuningen van de 3e zitrij in de tafelstand hebt geklapt, moeten ook de rugleuningen van de 2e zitrij in de tafelstand worden geklapt.
Voorschriften
Er mogen geen passagiers vervoerd worden:
- op de 3e zitrij als de rugleuning ervoor
(2e zitrij) in de tafelstand staat,
- op de 3e zitrij als de stoel/bank ervoor
(2e zitrij) is opgeklapt,
- op de stoel aan de rechterzijde van de
2e en 3e zitrij als de bank is opgeklapt,
- op de middelste zitplaats als de stoel rechts ernaast is opgeklapt.
3
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
109
Ergonomie en comfort
Voorzieningen in het interieur
Matten
Verwijderen
Bevestigen
Verwijderen van de mat aan de bestuurderszijde:
F zet de stoel in de achterste stand,
F maak de bevestigingen los,
F verwijder vervolgens de mat.
Terugplaatsen
Terugplaatsen van de mat aan de bestuurderszijde:
F leg de mat goed op zijn plaats,
F druk de bevestigingen vast,
F controleer of de mat goed vastzit.
Gebruik, wanneer u een nieuwe mat bevestigt aan bestuurderszijde, uitsluitend de bevestigingen uit het bijgeleverde zakje.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven hangen:
- gebruik uitsluitend matten die op de bevestigingen van de auto passen; het gebruik van deze bevestigingen is verplicht.
- gebruik nooit meer dan één mat per plaats.
Bij gebruik van niet door CITROËN goedgekeurde matten kan de bediening van de pedalen worden gehinderd en kan de werking van de snelheidsregelaar/begrenzer negatief worden beïnvloed.
De door CITROËN goedgekeurde matten zijn voorzien van twee bevestigingen onder de stoel.
2e en 3e zitrij
Gebruik het klittenband om de dwarsgeplaatste mat van de 2e zitrij met de in lengterichting geplaatste matten van de 2e en 3e zitrij vast te zetten.
110
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Zonneklep
De zonneklep beschermt tegen zonlicht dat van voren of van de zijkant komt en is voorzien van een make-upspiegel met verlichting (afhankelijk van de uitvoering).
De zonneklep aan bestuurderszijde is voorzien van een opbergmogelijkheid voor tolkaarten, tickets, ...
Dashboardkastje
In het dashboardkastje bevindt zich de schakelaar voor het uitschakelen van de passagiersairbag en kunnen een fles mineraalwater, de boorddocumentatie enz. worden opgeborgen.
Ergonomie en comfort
Opbergvak
In dit vak kunnen een fles water, de boorddocumentatie enz. worden opgeborgen.
3
F Open als het contact aan is het afdekkapje.
De verlichting van de make-upspiegel gaat automatisch branden.
F Trek de hendel naar u toe om het dashboardkastje te openen.
Houd tijdens het rijden het opbergvak gesloten om verwondingen bij een aanrijding of een noodstop te voorkomen.
F Druk op het linker gedeelte van de knop om het opbergvak te openen en begeleid het deksel met de hand tot een klik aangeeft dat het volledig is geopend.
Afhankelijk van de uitvoering treedt de verlichting in werking zodra het opbergvak wordt geopend.
Als de auto is voorzien van airconditioning, beschikt het kastje over een luchttoevoerkanaal waaruit dezelfde
(gekoelde) lucht stroomt als uit de ventilatieroosters van het interieur.
111
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Ergonomie en comfort
Opbergvakken in de voorportieren
Bovenste opbergvak
Het opbergvak bevindt zich bovenop het dashboard, achter het stuurwiel.
Tafeltjes
Op de opklaptafeltjes aan de achterzijde van de rugleuning van beide voorstoelen kunnen voorwerpen gelegd worden.
Vloeistof die in de bekerhouder wordt vervoerd (bijvoorbeeld in een mok) en wordt gemorst, kan bij contact met schakelaars op het dashboard en de middenconsole storingen veroorzaken.
Wees daarom voorzichtig bij het gebruik van de bekerhouder.
Druk op de knop om het deksel (volgens uitvoering) te openen en beweeg het deksel omhoog tot het open blijft staan.
Beweeg om het opbergvak te sluiten het deksel omlaag en druk vervolgens kort op het midden van het deksel.
Het morsen van vloeistof kan kortsluiting veroorzaken, wat tot brand kan leiden.
F Gebruiken: beweeg het tafeltje zo ver mogelijk naar beneden, tot het in de laagste stand vergrendeld is.
F Opbergen: klap het tafeltje omhoog, voorbij het zware punt, tot in de hoogste stand.
Vergeet niet het tafeltje aan passagierszijde in te klappen alvorens de stoel in de "tafelstand" te zetten.
Leg geen zware of harde voorwerpen op de opklaptafeltjes; deze kunnen bij een noodstop of een aanrijding veranderen in gevaarlijke projectielen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de voorstoelen en in het bijzonder de
"tafelstand" van de rugleuning.
112
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
12V-aansluiting(en)
(afhankelijk van de uitvoering)
F Open, wanneer u een 12V-accessoire
(maximaal vermogen: 120 W) wilt aansluiten, het kapje en sluit een geschikte adapter aan.
Houd u aan het maximaal toegestane vermogen om schade aan uw apparatuur te voorkomen.
Ergonomie en comfort
USB-aansluiting
Het aansluiten van elektrische apparatuur die niet door CITROËN is goedgekeurd, zoals een lader met USBaansluitingen, kan leiden tot storingen in de werking van de elektrische componenten van de auto, zoals een slechte radio-ontvangst of storingen in de weergave van de displays.
Hierop kunt u draagbare apparatuur aansluiten, zoals een iPod ® of een USB-stick.
Via deze aansluiting kunt u de audiobestanden op uw draagbare apparatuur beluisteren via de luidsprekers van uw audiosysteem.
U kunt deze bestanden beheren met de toetsen op het stuurwiel of de toetsen van de autoradio.
Tijdens het gebruik van de USBaansluiting kan de draagbare apparatuur automatisch worden opgeladen.
Tijdens het laden wordt een melding weergegeven als het stroomverbruik van de draagbare apparatuur hoger is dan de door de auto geleverde stroomsterkte.
Raadpleeg de rubriek Audio en datacommunicatie voor meer informatie over het gebruik van deze voorziening.
3
113
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Ergonomie en comfort
JACK-aansluiting 230V-stopcontact (50 Hz)
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto bevindt zich in het opbergvak onder de stoel rechts voor, dat vanaf de 2e zitrij bereikbaar is, een
230V-stopcontact (50 Hz) (max. vermogen: 150 W).
Dit stopcontact werkt als de motor draait, maar ook in de
STOP-stand bij auto's met een Stop & Start-systeem.
Sluit hoogstens één apparaat op het stopcontact aan (verlengsnoeren of dubbelstekkers niet toegestaan).
Sluit alleen apparaten aan die voldoen aan isolatieklasse II (op het apparaat aangegeven).
Gebruik geen apparaten met een metalen behuizing.
De stroomtoevoer naar dit stopcontact wordt bij overbelasting automatisch onderbroken; dit gebeurt ook als er andere omstandigheden zijn die daar aanleiding toe geven (bijzondere weersomstandigheden, zware belasting van de elektrische installatie van de auto enz.).
Het groene verklikkerlampje gaat dan uit.
Hierop kunt u draagbare apparatuur aansluiten om muziekbestanden via de geluidsinstallatie van de auto te kunnen beluisteren.
De muziekbestanden worden beheerd via het draagbare apparaat.
Raadpleeg voor meer informatie over het gebruik van deze voorziening de rubriek Audio en datacommunicatie .
F Beweeg het klepje omhoog.
F Controleer of het groene verklikkerlampje brandt.
F Sluit uw elektrische apparaat
(telefoonlader, laptop, CD/DVD-speler, flessenwarmer enz.) aan.
114
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Bij een storing in het systeem gaat het groene lampje knipperen.
Laat dit controleren door het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Voorzieningen in het passagierscompartiment
Afhankelijk van de uitvoering is het passagierscompartiment voorzien van de volgende voorzieningen.
Handgreep (lus) Bekerhouder
(volgens uitvoering)
Ergonomie en comfort
Opbergnetten op de rugleuning van de voorstoelen
3
Kledinghaken
Wees voorzichtig met het gebruik van de bekerhouder om morsen te voorkomen.
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
115
Ergonomie en comfort
Sjorogen Bagagenet
Bevestig uw bagage of lading met de sjorogen op de vloer achter in de auto.
Het bagagenet kan worden vastgemaakt aan de sjorogen. Hiermee kunt u achterin voorwerpen op de vloer vastzetten.
Om veiligheidsredenen (noodstop) is het raadzaam de zwaarste lading zo ver mogelijk voorin te zetten.
Om er voor te zorgen dat de lading niet kan schuiven wordt aanbevolen deze stevig vast te zetten met behulp van de sjorogen op de vloer.
In verband met de veiligheid bij een noodstop wordt aanbevolen om zware voorwerpen zo dicht mogelijk bij de rugleuning van de stoel(en) of de achterbank te plaatsen.
Bagagenet voor hoge belading
Met dit bagagenet kan de auto tot aan het dak worden beladen:
- achter de voorstoelen (1e zitrij) als de stoelen (en banken) op de 2e en 3e zitrij zijn neergeklapt of verwijderd,
- achter de stoelen (en banken) op de
2e zitrij, als de stoelen (en banken) op de
3e zitrij zijn neergeklapt of verwijderd.
116
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Bovenste bevestigingspunten
F Maak aan beide zijden van het dak
(bovenaan) de sierkapjes los.
Onderste bevestigingspunten
(achter de 1e zitrij)
Als uw auto is uitgerust met eendelige banken of vaste stoelen en banken:
Ergonomie en comfort
Als uw auto is uitgerust met stoelen en banken of individuele stoelen op rails :
F Breng aan beide zijden van de 2e zitrij de bevestigingspunten aan in de verankeringen op de vloer en draai deze een kwart omwenteling om ze te vergrendelen (zoals hierboven afgebeeld).
Plaats ze zo dicht mogelijk bij het uiteinde van de rail.
Onderste bevestigingspunten
(achter de 2e zitrij)
F Gebruik de sjorogen.
Plaatsen van het net
Maak aan de bovenzijde de sierkapjes los en breng aan de onderzijde de bevestigingspunten aan (zoals hiervoor reeds beschreven).
F Klap de stoelen en banken op de 2e en
3e zitrij (volgens uitvoering) neer (in de tafelstand) of verwijder ze.
F Rol het bagagenet voor hoge belading uit.
F Bevestig de haken aan de bovenzijde van het net in de daarvoor bestemde bevestigingspunten in het dak (eerst de ene en vervolgens de andere zijde).
F Laat de riemen maximaal ontspannen.
F Bevestig het net aan de onderste bevestigingspunten aan beide zijden achter de 1e zitrij of aan de sjorogen aan beide zijden achter de 2e zitrij.
F Span het net met behulp van de riemen.
F Controleer of het net goed is bevestigd en gespannen.
3
F Breng aan beide zijden van de 2e zitrij de bevestigingspunten aan in de verankeringen op de vloer (zoals hierboven afgebeeld).
Gebruik hiervoor nooit de ISOFIX-bevestiging die is bedoeld voor de bovenste riem van een kinderzitje met Top Tether-bevestiging.
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
117
Ergonomie en comfort
Bagageafdekking Zijruiten 2e zitrij
De zijruiten van de 2e zitrij (volgens uitvoering) kunnen worden geopend.
Tijdens het rijden moeten deze ruiten zijn gesloten of in een van de standen zijn vastgezet.
Zonneschermen voor de zijruiten
De zonneschermen voor de zijruiten van de
2e zitrij beschermen het interieur tegen de zon.
F Til de bagageafdekking op om hem te verwijderen.
F Steek om de bagageafdekking weer aan te brengen de geleiders in de uitsparingen.
F Knijp de twee knoppen in en schuif de ruit open.
F Trek het zonnescherm aan de lip A uit en bevestig deze aan de haak B .
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de kinderbeveiliging van de zijruiten achter .
Beweeg het zonnescherm altijd voorzichtig met de lip omhoog of omlaag.
118
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Ergonomie en comfort
Uitneembare lamp
Gebruik
F Verwijder de lamp door deze aan de bovenzijde uit de houder te trekken.
F Druk de schakelaar op de achterzijde in om de lamp in of uit te schakelen.
F Klap de steun aan de achterzijde uit om de lamp neer te zetten en de lichtbundel te richten, bijvoorbeeld tijdens het verwisselen van een wiel.
Deze achterin aangebrachte lamp kan als verlichting van de ruimte achterin en als zaklamp gebruikt worden.
De lamp werkt op oplaadbare batterijen van het type NiMH.
De lamp kan ongeveer 45 minuten branden en wordt tijdens het rijden weer opgeladen.
Opbergen
F Breng de lamp aan door eerst de onderzijde in de houder te steken.
Hierdoor wordt de lamp automatisch uitgeschakeld als dat al niet het geval was.
Als de lamp niet op de juiste wijze is aangebracht, wordt deze mogelijk niet opgeladen en gaat niet branden bij het openen van de achterklep.
Let bij het aanbrengen van de oplaadbare batterijen op de plus- en de minpolen.
Gebruik nooit niet-oplaadbare batterijen in plaats van de oplaadbare batterijen.
3
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
119
Ergonomie en comfort
Panoramadak
Het panoramadak is voorzien van twee onafhankelijke handbediende zonneschermen om het thermische en akoestische comfort te verbeteren.
Zonneschermen
Openen Sluiten
F Schuif het zonnescherm dat u wilt openen met behulp van de handgreep naar achteren tot aan de gewenste stand.
F Schuif het zonnescherm dat u wilt sluiten met behulp van de handgreep naar voren tot aan de gewenste stand.
120
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Ergonomie en comfort
Naar voren of achteren schuiven
Verschuifbare en uitklapbare tafel
Opbergruimte
3
De tafel bevat een centrale opbergruimte met deksel. In de uitgeklapte stand beschikt u over twee tafelbladen waarop u voorwerpen kunt leggen. In het middelste gedeelte zijn twee bekerhouders aangebracht, bovendien kunt u hier kleine voorwerpen (creditcard, pen enz.) neerleggen.
Het geheel is op een rail gemonteerd en kan zowel op de tweede als de derde zitrij worden geplaatst.
F Schuif het deksel van de opbergruimte met een inhoud van 11 liter open.
F Beweeg deze hendel omhoog (zonder het zware punt te overschrijden) en verschuif het geheel naar voren of naar achteren.
F Laat de hendel los zodra de gewenste positie is bereikt.
F Controleer of de tafel goed is vergrendeld op de rail. Is dat niet het geval, verschuif hem dan iets over de rail tot de volgende stand is bereikt.
U kunt de tafel zowel ingeklapt als uitgeklapt verschuiven, maar voor een optimale veiligheid is het raadzaam het geheel ingeklapt te verschuiven.
De maximale belasting van de opbergruimte bedraagt 3 kg; overschrijd deze limiet niet.
Controleer of er geen voorwerpen op de rail op de vloer liggen die het verschuiven kunnen hinderen.
Controleer voordat u de tafel verplaatst of er niets op de tafel ligt.
121
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Ergonomie en comfort
Uitklappen Inklappen Bekerhouders
F Bedien de hendel aan de bovenzijde en beweeg de complete tafel omhoog tot deze wordt vergrendeld.
F Beweeg beide tafelbladen omhoog tot voorbij het zware punt en zet ze in de verticale stand.
F Druk beide tafelbladen zo ver mogelijk in hun behuizing tot ze worden vergrendeld.
F Druk op de hendel en kantel de complete tafel omlaag tot deze wordt vergrendeld.
U kunt 2 bekers of blikjes plaatsen en kleine voorwerpen (creditcard, uitneembare asbak, pen enz.) opbergen op het middelste gedeelte van de uitgeklapte tafel.
F Trek beide tafelbladen zo ver mogelijk omhoog, klap ze vervolgens opzij en zet ze in de horizontale stand.
Controleer voordat u de tafelbladen inklapt of er niets opligt. Controleer voordat u het geheel kantelt of de twee tafelbladen correct zijn vergrendeld in de lage stand en dat er zich geen voorwerpen (blikje, pen enz.) in de bekerhouder bevinden.
122
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Vloeistof in een beker die kan omvallen, vormt altijd een risico. Wees daarom voorzichtig.
Gebruik deze stand van de tafel nooit als de auto rijdt.
Verwijderen Richting omdraaien
Ergonomie en comfort
Terugplaatsen
F Controleer of er geen voorwerpen op de rail liggen die het vergrendelen kunnen hinderen.
3
F Beweeg de hendel helemaal omhoog om de verankeringspunten te ontgrendelen en kantel de complete tafel naar voren.
F Haal de complete tafel naar buiten via de schuifdeur bij de tweede zitrij.
U kunt de verwijderde tafel 180 graden draaien.
Controleer of er geen voorwerpen aanwezig zijn bij de rail op de vloer zodat de tafel probleemloos kan worden verwijderd.
Verwijder voor meer gemak een stoel.
F Controleer of de hendel in de hoge stand staat (vergrendelmechanisme geactiveerd).
Zo niet, beweeg deze hendel dan helemaal omhoog om het mechanisme te activeren.
F Plaats het voorste deel van de tafel op de rail.
F Klap het geheel naar achteren tot u hoort dat de tafel is vergrendeld; zorg ervoor dat de bewegingen van de hendel niet gehinderd worden.
F Controleer of het geheel goed is vergrendeld op de rail. Zo niet, verschuif dan het geheel iets tot de volgende stand is bereikt.
F Laat de hendel los als de geleider in de rail is vergrendeld.
123
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Ergonomie en comfort
Let bij het kantelen op de voeten van de passagiers.
Buiten de auto opslaan
Wanneer u de tafel uit de auto verwijdert en opslaat, bewaar hem dan op een schone plaats om te voorkomen dat er troep in de mechanismen terechtkomt.
Buiten de auto moet de tafel op een horizontale ondergrond op de geleider worden gezet, zodat de zichtbare delen niet beschadigd raken.
Onjuist gebruik van de tafel kan ernstig letsel veroorzaken.
Gebruik de tafel nooit geopend of uitgeklapt wanneer de auto rijdt. Bij hard remmen kan elk voorwerp op de tafel een gevaarlijk projectiel worden.
Controleer voordat u gaat rijden of de tafel zich in de lage stand bevindt.
Gebruik de tafelbladen nooit als zitplaats en druk er niet op.
Op een sticker op de zijkant van de tafel staat hetzelfde advies vermeld.
Plaats nooit warme voorwerpen zoals pannen of branders op de tafel; het oppervlak van de tafel kan hierdoor beschadigd raken (kans op brand).
In de uitgeklapte stand kan elk tafelblad maximaal 10 kg dragen.
Als deze maximale belasting wordt overschreden, kan de tafel geheel of gedeeltelijk beschadigd raken.
Beweeg de tafel niet omhoog als deze tussen twee stoelen is geplaatst, de tafelbladen kunnen dan beschadigd raken.
Let op: als de tafel buiten de auto wordt neergezet, maakt hij een hoek naar rechts of naar links.
124
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Handbediende airconditioning
De airconditioning werkt alleen als de motor draait.
Luchtopbrengst
F Draai de knop om de gewenste luchtopbrengst te verkrijgen.
Luchtverdeling
Voorruit en zijruiten.
Wanneer de knop van de luchtopbrengstregeling in de minimumstand staat (uitschakeling van het systeem), wordt het thermische comfort niet meer geregeld. Er blijft door de rijwind echter nog wel een kleine luchtstroom gehandhaafd.
Temperatuur
F Draai de knop van " LO "
(koel) naar " HI " (warm) om de temperatuur naar behoefte in te stellen.
Middelste ventilatieroosters en zijventilatieroosters.
Beenruimte.
De luchtstroom kan worden verdeeld door meerdere toetsen in te drukken.
Ergonomie en comfort
Toevoer van buitenlucht/ luchtrecirculatie
Door de toevoer van buitenlucht wordt voorkomen dat de voorruit en de zijruiten beslaan.
De recirculatiestand dient om de luchttoevoer af te sluiten bij stank en stofoverlast.
3
U kunt deze stand bovendien tijdelijk gebruiken om sneller warme of koele lucht te verkrijgen.
F Druk op deze toets om deze lucht in het interieur te laten recirculeren. Het verklikkerlampje gaat branden.
F Druk nogmaals op deze toets om de toevoer van buitenlucht weer in te schakelen. Het verklikkerlampje gaat uit.
Schakel zo snel mogelijk de toevoer van buitenlucht weer in om te voorkomen dat de luchtkwaliteit in het interieur achteruitgaat en de ruiten beslaan.
125
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Ergonomie en comfort
Airconditioning
De airconditioning werkt doeltreffend in elk jaargetijde, bij draaiende motor en mits de ruiten zijn gesloten.
Het systeem stelt u in staat:
- de temperatuur in het interieur 's zomers te verlagen,
- in de winter bij temperaturen boven 3°C beslagen ruiten snel te ontwasemen.
Aan
F Druk op deze toets. Het verklikkerlampje gaat branden.
Uit
F Druk nogmaals op deze toets.
Het verklikkerlampje gaat uit.
Als de airconditioning is uitgeschakeld, kunnen onaangename verschijnselen optreden (vocht, beslagen ruiten).
De airconditioning werkt niet als de regeling voor de luchtopbrengst is uitgeschakeld.
Om sneller koele lucht te verkrijgen kunt u gedurende enige tijd de recirculatiestand inschakelen.
Schakel daarna de toevoer van buitenlucht weer in.
126
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Automatische airconditioning met gescheiden regeling
Automatisch programma
"comfort"
F
Druk herhaaldelijk op de toets "AUTO" .
Om bij koude motor de toevoer van koude lucht te beperken, wordt de ventilatie geleidelijk op het optimale niveau gebracht.
Bij koud weer wordt de warme lucht uitsluitend naar de voorruit, de zijruiten en de beenruimte van de passagiers verdeeld.
Het geactiveerde programma wordt zoals hieronder beschreven weergegeven op het display:
Voor een doeltreffende en dynamische luchttoevoer.
Voor het beste compromis tussen thermisch comfort en een laag geluidsniveau.
Voor een aangenaam comfort en een zo laag mogelijk geluidsniveau, aangezien de aanjagersnelheid beperkt wordt.
Handmatige stand
Het is mogelijk één of meer functies van de airconditioning handmatig in te stellen, terwijl de overige functies automatisch worden geregeld.
Zodra u een instelling wijzigt, verdwijnt het symbool " AUTO ".
Ergonomie en comfort
Temperatuur
De bestuurder en voorpassagier kunnen de temperatuur afzonderlijk naar wens instellen.
De op het display weergegeven waarde heeft betrekking op een bepaald comfortniveau en niet op de temperatuur in graden Celsius of
Fahrenheit.
F Duw de impulstoets omlaag om de waarde te verlagen of omhoog om de waarde te verhogen.
3
Instelling op een waarde van ongeveer
21 biedt een optimaal comfort. Desgewenst kunt u een andere waarde instellen, die gebruikelijk tussen 18 en 24 ligt.
Het is raadzaam het verschil tussen de instellingen links en rechts niet meer dan 3 te laten bedragen.
127
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Ergonomie en comfort
Als de temperatuur in de auto bij het instappen veel lager of hoger is dan de ingestelde waarde, heeft het geen zin om voor een optimale temperatuur de ingestelde waarde te wijzigen. Het systeem compenseert automatisch en zo snel mogelijk het temperatuurverschil.
Voor een maximale afkoeling of opwarming van het interieur kan de temperatuurregeling op een waarde lager dan 14 of hoger dan 28 worden ingesteld.
F Duw de toets omlaag tot "LO" wordt weergegeven of omhoog tot "HI" wordt weergegeven.
Functie "Mono"
Het comfortniveau aan passagierszijde kan worden aangepast aan het comfortniveau aan bestuurderszijde (monozone).
Programma zicht
F Druk op de toets " zicht " om de voorruit en zijruiten sneller te ontwasemen of te ontdooien.
De functie wordt automatisch uitgeschakeld als (een van) de passagier(s) de temperatuurregeling aan passagierszijde bedient.
F Druk op deze toets om de functie in of uit te schakelen.
Het lampje van de toets brandt als de functie is ingeschakeld.
Het systeem regelt automatisch de airconditioning, de luchtopbrengst, de luchttoevoer en de luchtverdeling naar de luchtroosters voor een optimale ontwaseming van de voorruit en zijruiten.
F Druk nogmaals op de toets
" zicht " om het programma uit te schakelen.
Of
F Druk op de toets " AUTO " om terug te keren naar het automatische programma
"comfort".
128
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Airconditioning
De airconditioning werkt doeltreffend in elk jaargetijde, bij draaiende motor en mits de ruiten zijn gesloten.
Het systeem stelt u in staat:
- de temperatuur in het interieur 's zomers te verlagen,
- in de winter bij temperaturen boven 3°C beslagen ruiten snel te ontwasemen.
Aan
F Druk op deze toets. Het verklikkerlampje gaat branden.
De airconditioning werkt niet als de regeling voor de luchtopbrengst is uitgeschakeld.
Om sneller koele lucht te verkrijgen kunt u gedurende enige tijd de recirculatiestand inschakelen.
Schakel daarna de toevoer van buitenlucht weer in.
Luchtverdeling
F Druk deze toets herhaaldelijk in om de luchtstroom te verdelen naar hetzij:
- de voorruit, de zijruiten en de voeten van de inzittenden,
- de voeten van de inzittenden,
- de middelste ventilatieroosters, de zijventilatieroosters en de voeten van de inzittenden,
- de voorruit, de zijruiten, de middelste ventilatieroosters, de zijventilatieroosters en de voeten van de inzittenden,
- de middelste ventilatieroosters en de zijventilatieroosters,
- de voorruit en de zijruiten (ontwasemen of ontdooien).
Uit
F
Druk nogmaals op deze toets.
Het verklikkerlampje gaat uit.
Ergonomie en comfort
Luchtopbrengst
F Druk op deze toets om de luchtopbrengst te verhogen.
F Druk op deze toets om de luchtopbrengst te verlagen.
Het symbool van de luchtopbrengst (propeller) verschijnt. Het symbool wordt, afhankelijk van de ingestelde waarde, geleidelijk voller of leger.
3
Als de airconditioning is uitgeschakeld, kunnen onaangename verschijnselen optreden (vocht, beslagen ruiten).
129
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Ergonomie en comfort
Toevoer van buitenlucht/ luchtrecirculatie
Door de toevoer van buitenlucht wordt voorkomen dat de voorruit en de zijruiten beslaan.
De recirculatiestand dient om de luchttoevoer af te sluiten bij stank en stofoverlast.
Uitschakelen van het systeem
F Druk op deze toets tot het symbool van de propeller is verdwenen.
U kunt deze stand bovendien tijdelijk gebruiken om sneller warme of koele lucht te verkrijgen.
F Druk op deze toets om de lucht in het interieur te laten recirculeren.
Het symbool wordt weergegeven.
Alle functies van de airconditioning worden dan uitgeschakeld.
Het thermische comfort wordt niet meer geregeld. Een zwakke luchtstroom, veroorzaakt door de rijwind, blijft echter voelbaar.
Vermijd het te lang rijden met een uitgeschakeld systeem (kans op beslagen ruiten en een verminderde luchtkwaliteit).
F Druk op deze toets om het systeem weer in te schakelen.
F Druk nogmaals op deze toets om de toevoer van buitenlucht weer in te schakelen. Het symbool wordt niet meer weergegeven.
Schakel zo snel mogelijk de toevoer van buitenlucht weer in om te voorkomen dat de luchtkwaliteit in het interieur achteruitgaat en de ruiten beslaan.
130
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Ergonomie en comfort
Ontwasemen - Ontdooien voorruit en zijruiten
Deze opdruk op het bedieningspaneel geeft aan in welke stand de knoppen moeten staan om de voorruit en de zijruiten snel te ontwasemen of te ontdooien.
Handbediende airconditioning
Automatische airconditioning met gescheiden regeling
3
F Zet de knoppen van de aanjagersnelheid, de temperatuur en de luchtverdeling in de met de desbetreffende opdruk weergegeven stand.
F Inschakelen van de airconditioning: druk op deze toets, het lampje van de toets gaat branden.
F Druk op deze toets om de voorruit en de zijruiten snel te ontwasemen of te ontdooien.
Het systeem werkt volledig automatisch en regelt de luchttemperatuur, de aanjagersnelheid, de luchttoevoer en stelt de luchtverdeling zodanig in dat de voorruit en de zijruiten zo snel mogelijk schoon worden.
F Druk nogmaals op deze toets of op "AUTO" om deze functie uit te schakelen.
Het systeem keert terug naar dezelfde instellingen als die van vóór het uitschakelen.
Verwarmde voorruit en ruitensproeierkoppen
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de ruitenwissers en in het bijzonder de voorruitverwarming en de verwarmde ruitensproeierkoppen.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem geldt dat zolang de voorruitontwaseming in werking is, de STOP-functie niet beschikbaar is.
131
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Ergonomie en comfort
Buitenspiegelverwarming
Uit
De buitenspiegelverwarming wordt automatisch uitgeschakeld om onnodig stroomverbruik te voorkomen.
F U kunt de buitenspiegelverwarming ook eerder uitschakelen door nogmaals op deze toets te drukken. Het lampje van de toets gaat dan uit.
Schakel, zodra de omstandigheden het toelaten, de achterruit- en buitenspiegelverwarming uit, omdat een geringer stroomverbruik leidt tot een verlaging van het brandstofverbruik.
Aan
F Druk op deze toets om de buitenspiegels te ontwasemen.
Het lampje van de toets gaat branden.
De buitenspiegelverwarming werkt uitsluitend bij draaiende motor.
132
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Achterruitverwarming
Uit
De achterruit- en buitenspiegelverwarming wordt automatisch uitgeschakeld om onnodig stroomverbruik te voorkomen.
F U kunt de achterruit- en buitenspiegelverwarming ook eerder uitschakelen door nogmaals op deze toets te drukken. Het lampje van de toets gaat dan uit.
Schakel, zodra de omstandigheden het toelaten, de achterruit- en buitenspiegelverwarming uit omdat een geringer stroomverbruik leidt tot een verlaging van het brandstofverbruik.
Aan
F Druk op deze toets om de achterruit en de buitenspiegels
(afhankelijk van de uitvoering van uw auto) te ontwasemen. Het lampje van de toets gaat branden.
De achterruitverwarming werkt uitsluitend bij draaiende motor.
Ergonomie en comfort
3
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
133
Ergonomie en comfort
Gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie en airconditioning
Neem voor een optimale werking van de verwarming, ventilatie en airconditioning de volgende gebruiksadviezen in acht:
F Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur de uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters en overige uitstroomopeningen alsmede de ventilatieopening achterin vrij blijven.
F Let erop dat de zonnesensor aan de bovenzijde van de voorruit niet wordt afgedekt.
Deze sensor dient voor de regeling van de automatische airconditioning.
F Zet de airconditioning minstens één tot twee keer per maand vijf tot tien minuten aan om het systeem in perfecte staat te houden.
F Controleer regelmatig de staat van het interieurfilter en laat de filterelementen periodiek vervangen.
Wij raden u een gecombineerd interieurfilter aan. Dankzij het toegevoegde speciale actieve middel draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor de inzittenden en een schoon interieur (vermindering van allergische reacties, stank en vetaanslag).
F Laat om de perfecte werking van de airconditioning te garanderen het systeem regelmatig controleren zoals voorgeschreven in het garantie- en onderhoudsboekje.
F Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Als de auto lange tijd in de zon heeft gestaan en de temperatuur in het interieur hoog is opgelopen, zet dan de ruiten enige tijd open.
Zorg ervoor dat de aanjagersnelheid voldoende hoog is ingesteld, zodat de lucht in het interieur goed ververst wordt.
Het airconditioningssysteem is chloorvrij en is niet schadelijk voor de ozonlaag.
Condensvorming in de airconditioning kan ertoe leiden dat zich een klein plasje water onder de auto vormt. Dit is een normaal verschijnsel.
Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een steile helling bij een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld voor een optimale trekkracht van de motor.
Ventilatieroosters
Beweeg de knop in de richting van de buitenzijde van de auto om het ventilatierooster te sluiten. Er kan enige weerstand voelbaar zijn.
Stop & Start-systeem
De verwarming en de airconditioning werken uitsluitend bij draaiende motor.
Als u het thermische comfort in de auto op het door u gewenste niveau wilt houden, kunt u tijdelijk de functie Stop &
Start uitschakelen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het Stop &
Start -systeem.
134
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Ergonomie en comfort
Geadviseerde instellingen
Gewenste werking
Luchtverdeling
Verwarming of handbediende airconditioning
Luchtopbrengst
Recirculatie interieurlucht /
Toevoer van buitenlucht
Temperatuur
Handbediende airconditioning
3
WARM
KOUD
ONTWASEMEN
ONTDOOIEN
Airconditioning met gescheiden regeling: gebruik bij voorkeur de volledig automatische stand door op de toets "AUTO" te drukken.
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
135
Ergonomie en comfort
Verwarming - Airconditioning achter
Inschakelen/uitschakelen
Luchtopbrengst
F Draai aan de knop om de luchtopbrengst te vergroten of te verkleinen.
Afhankelijk van de uitvoering kan uw auto zijn voorzien van airconditioning achter met een luchtverdelingskanaal en afzonderlijke uitstroomopeningen in het dak voor een optimale verdeling van koele of warme lucht achter in de auto.
136
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Deze toets bevindt zich voorin op het bedieningspaneel van de airconditioning.
F Druk op deze toets om de bedieningsfuncties achterin in te schakelen. Het lampje van de toets gaat branden.
F Druk nogmaals op deze toets om de bedieningsfuncties achterin uit te schakelen. Het lampje van de toets gaat uit.
Comforttemperatuur
- Draai de knop naar blauw
(koel) of rood (warm) om de temperatuur naar wens in te stellen.
Met deze knop wordt zowel de temperatuur als de luchtverdeling geregeld:
- blauw: de lucht stroomt voornamelijk uit de uitstroomopeningen in het dak,
- rood: de lucht stroomt voornamelijk uit de uitstroomopeningen op de
3e zitrij en rechts in het interieur.
Ergonomie en comfort
Programmeerbaar verwarmings-/ventilatiesysteem
Programmeren
Autoradio
F Druk op de toets MENU om het hoofdmenu weer te geven.
Verwarming
Dit is een aanvullend en afzonderlijk systeem dat het koelvloeistofcircuit van de motor opwarmt, zodat het interieur voorverwarmd kan worden en de ruiten sneller ontdooid kunnen worden.
Dit verklikkerlampje brandt permanent als het systeem is geprogrammeerd om te verwarmen.
Dit verklikkerlampje knippert gedurende de werking van de verwarming.
Ventilatie
Dit systeem ventileert het interieur, zodat onder zomerse omstandigheden bij het instappen een aangenamere temperatuur in het interieur heerst.
F Selecteer " Voorverw./Voorventil ".
F Vink " Activering " aan en selecteer voor het programmeren indien nodig
" Parameters ",
F Selecteer " Verwarm.
" om de motor en het interieur te verwarmen of " Ventilatie " om het interieur te ventileren,
F Selecteer:
- het 1e klokje om het gewenste inschakeltijdstip te programmeren/op te slaan,
- het 2e klokje om een tweede inschakeltijdstip te programmeren/op te slaan.
Met de twee klokjes kunt u, bijvoorbeeld afhankelijk van het seizoen, een keuze maken uit twee inschakeltijdstippen.
Via een melding op het scherm wordt uw keuze bevestigd.
3
137
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Ergonomie en comfort
Long Rangeafstandsbediening
Het bereik van de afstandsbediening is ongeveer 1 km, in een onbeschutte omgeving.
Het lampje van de afstandsbediening knippert gedurende ongeveer 2 seconden als de auto het signaal niet heeft ontvangen.
Probeer het in dat geval vanaf een andere plaats opnieuw.
Gooi de lege batterijen van de afstandsbediening niet weg: ze bevatten metalen die schadelijk zijn voor het milieu.
Lever lege batterijen in bij een speciaal verzamelpunt.
Batterij vervangen
Als het lampje van de afstandsbediening oranje gaat branden, is de batterij bijna leeg.
Als het lampje niet meer brandt, is de batterij leeg.
Inschakelen
F Houd deze toets ingedrukt om de verwarming direct in te schakelen.
Het lampje van de afstandsbediening licht gedurende ongeveer 2 seconden groen op om te bevestigen dat het signaal door de auto is ontvangen.
Uitschakelen
F
Houd deze toets ingedrukt om de verwarming direct uit te schakelen.
Het lampje van de afstandsbediening licht gedurende ongeveer 2 seconden rood op om te bevestigen dat het signaal door de auto is ontvangen.
F Draai de knop met een muntstuk los en vervang de batterij.
Tijdens de verwarming
Dit lampje blijft knipperen zolang de verwarming in werking is.
Het lampje gaat uit als de verwarmingscyclus is beëindigd of als de verwarming met de afstandsbediening wordt uitgeschakeld.
De maximale werkingsduur van de verwarming bedraagt ongeveer 45 min, afhankelijk van de weersomstandigheden.
138
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
De programmeerbare verwarming werkt op brandstof uit de brandstoftank van de auto.
Verzeker u er vóór gebruik voor dat er voldoende brandstof in de tank zit.
Als de brandstoftank bijna leeg is, is het raadzaam om het systeem niet te gebruiken.
De ventilatie wordt alleen geactiveerd als de laadtoestand van de accu dat toelaat.
De verwarming wordt geactiveerd als:
- de laadtoestand van de accu dat toelaat,
- het brandstofniveau dat toelaat,
- de motor na het vorige gebruik van de programmeerbare verwarming een keer is gestart.
Zorg ervoor dat de programmeerbare verwarming altijd is uitgeschakeld tijdens het bijvullen van brandstof, om brand- en explosiegevaar te voorkomen.
Gebruik om koolmonoxidevergiftiging te voorkomen de programmeerbare verwarming nooit, zelfs niet voor korte tijd, in een afgesloten ruimte zoals een garage of werkplaats zonder afzuiginstallatie.
Parkeer om brandgevaar te voorkomen de auto niet op een brandbare ondergrond (dor gras, dode bladeren, papier...).
Glazen oppervlakken zoals de achterruit en voorruit kunnen plaatselijk zeer warm worden.
Plaats geen voorwerpen tegen deze oppervlakken en raak ze niet aan.
Ergonomie en comfort
3
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
139
Ergonomie en comfort
Plafonniers
Vóór
Achter
140
Spacetourer-VP_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Automatisch inschakelen/uitschakelen
De plafonnier vóór gaat automatisch branden als de sleutel uit het contact wordt gehaald.
Bij het ontgrendelen van de auto, zodra een portier wordt geopend of als de auto wordt gelokaliseerd met de afstandsbediening, gaan alle plafonniers branden.
De plafonniers gaan geleidelijk uit nadat het contact is aangezet en nadat de auto is vergrendeld.
Voorstoelen: de plafonniers gaan branden zodra een van de portieren of deuren (schuifdeur en afhankelijk van de uitvoering de linker achterdeur of de achterklep) wordt geopend.
Blijft branden, bij aangezet contact.
Leeslampjes (volgens uitvoering)
Deze kunnen worden in- en uitgeschakeld met behulp van een schakelaar.
Bedien bij aangezet contact de desbetreffende schakelaar.
Zorg ervoor dat er geen voorwerpen tegen de plafonnier aan komen.
2e en 3e zitrij: de plafonnier gaat branden zodra een van de deuren achter (schuifdeur en afhankelijk van de uitvoering de linker achterdeur of de achterklep) wordt geopend.
Blijft uit.
Spiegels
Buitenspiegels
Elektrisch verstellen
Verlichting en zicht
Elektrisch inklappen (volgens uitvoering)
Bij stilstaande auto en aangezet contact kunnen de buitenspiegels van binnenuit elektrisch worden ingeklapt:
F Zet de knop A in de middelste stand.
F Trek de knop A naar achteren.
Vergrendel om de spiegels van buitenaf in te klappen met de afstandsbediening of de sleutel.
Elektrisch uitklappen
De spiegels worden weer elektrisch uitgeklapt zodra de auto ontgrendeld wordt met de afstandsbediening of de sleutel. Trek als de spiegels zijn ingeklapt met behulp van de schakelaar A nogmaals aan de schakelaar.
Het automatisch in- en uitklappen van de buitenspiegels bij het vergrendelen/ontgrendelen kan worden gedeactiveerd. Raadpleeg het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Indien nodig kunnen de buitenspiegels handmatig worden ingeklapt.
4
F Zet de knop A naar links of rechts om de desbetreffende spiegel te selecteren.
F Duw de knop B in de 4 richtingen om de spiegel af te stellen.
F Zet de knop A weer in het midden.
Spacetourer-VP_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016
141
Verlichting en zicht
Buitenspiegels met verwarming
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto:
F Druk op de toets van de achterruitverwarming.
Of
F Druk op de toets van de buitenspiegelverwarming.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de
Achterruitverwarming .
Stel om veiligheidsredenen de spiegels zo af dat de dode hoek zo klein mogelijk is.
De waargenomen objecten in de buitenspiegels lijken verder af dan ze in werkelijkheid zijn.
Hiermee moet rekening worden gehouden om de afstand ten opzichte van achteropkomend verkeer goed in te schatten.
142
Spacetourer-VP_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016
Verlichting en zicht
Binnenspiegel
De binnenspiegel is voorzien van een antiverblindingsstand waardoor de spiegel donkerder wordt en de bestuurder minder hinder ondervindt van bijvoorbeeld de zon en van de koplampen van achteropkomend verkeer.
Handmatige binnenspiegel "Elektrochromatische" binnenspiegel
Spiegel naar achterpassagiers
4
Verstellen
F Stel de spiegel af als deze in de dagstand staat.
Dag-/nachtstand
F Trek aan het hendeltje om de spiegel in de nachtstand te zetten.
F Duw het hendeltje naar voren om de spiegel terug te zetten in de dagstand.
Dankzij een sensor die de hoeveelheid licht die vanaf de achterzijde van de auto op de spiegel valt meet, gaat de binnenspiegel geleidelijk en automatisch over van de dag- in de nachtstand.
Zodra de achteruitversnelling wordt ingeschakeld, wordt de spiegel in de dagstand gezet voor een maximaal zicht naar achteren.
Deze spiegel, die boven de binnenspiegel is geplaatst, biedt de bestuurder of voorpassagier de mogelijkheid om de zitplaatsen achterin in de gaten te houden.
Doordat de spiegel kan worden gedraaid, kan deze eenvoudig handmatig worden afgesteld en is het mogelijk een goed zicht te krijgen op de ruimte achter in de auto.
De spiegel kan ook zo worden afgesteld dat deze een beter overzicht geeft bij parkeren of inhalen.
Spacetourer-VP_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016
143
Verlichting en zicht
Lichtschakelaar
Ring voor de hoofdverlichting
Draai aan de ring om het symbool van de gewenste stand tegenover het merkteken te zetten.
Uitvoering zonder automatische inschakeling
Lichten uit (afgezet contact) / dagrijverlichting vóór (draaiende motor).
Automatische verlichting.
Overschakelen van dim- naar grootlicht en terug
Alleen parkeerlicht.
Dimlicht of grootlicht.
Uitvoering met automatische inschakeling
Het branden van het desbetreffende verklikkerlampje op het instrumentenpaneel geeft aan dat de geselecteerde verlichting is ingeschakeld.
Trek de hendel naar u toe om over te schakelen van dim- naar grootlicht en terug.
Als de verlichting is uitgeschakeld of wanneer alleen de parkeerlichten zijn ingeschakeld, kunt u een lichtsignaal geven door de hendel naar u toe te trekken.
Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich een laagje condens aan de binnenzijde van de koplampen en de achterlichten vormen; dit verdwijnt enkele minuten na het ontsteken van de koplampen.
144
Spacetourer-VP_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016
Verlichting en zicht
Ring voor de mistverlichting
Alleen mistachterlicht Mistlampen vóór en mistachterlicht
Het mistachterlicht werkt als minimaal de parkeerlichten zijn ingeschakeld.
F Draai de ring naar voren om het mistachterlicht in te schakelen.
Wanneer de verlichting automatisch wordt uitgeschakeld (uitvoeringen met de stand AUTO), blijven het mistachterlicht en het dimlicht branden.
F Draai de ring naar achteren om het mistachterlicht uit te schakelen.
De mistlampen vóór werken als de dimlichten zijn ingeschakeld (handmatig of in de stand AUTO).
Verdraai de ring:
F één stand naar voren om de mistlampen vóór in te schakelen,
F twee standen naar voren om de mistachterlichten in te schakelen,
F één stand naar achteren om de mistachterlichten uit te schakelen,
F twee standen naar achteren om de mistlampen vóór uit te schakelen.
Als de verlichting automatisch wordt uitgeschakeld (uitvoeringen met automatische verlichting) of als het dimlicht handmatig wordt uitgeschakeld, blijven de mistverlichting en de parkeerlichten branden.
F Draai de ring naar achteren om de mistverlichting uit te schakelen.
De parkeerlichten worden dan ook uitgeschakeld.
4
145
Spacetourer-VP_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016
Verlichting en zicht
Vergeten verlichting
Als het contact is afgezet, de verlichting handmatig is ingeschakeld en een van de voorportieren wordt geopend, klinkt een geluidssignaal om aan te geven dat de verlichting nog brandt.
Het geluidssignaal stopt zodra de verlichting wordt uitgeschakeld.
Als het contact wordt afgezet, wordt de verlichting gedoofd, maar kunt u de verlichting altijd weer inschakelen met de lichtschakelaar.
Reizen naar het buitenland
Wanneer u uw auto gaat gebruiken in een land waarin het verkeer aan de andere kant van de weg rijdt, moet de afstelling van de koplampen worden gewijzigd om te voorkomen dat tegemoetkomend verkeer wordt verblind.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Bij helder of regenachtig weer, zowel overdag als 's nachts, zijn de mistlampen vóór en de mistachterlichten verblindend voor medeweggebruikers en daarom niet toegestaan. Gebruik de mistlampen vóór en de mistachterlichten uitsluitend bij mist of sneeuwval.
Onder deze weersomstandigheden dient u de mistlampen en het dimlicht handmatig in te schakelen, omdat de lichtsensor voldoende licht kan waarnemen.
Vergeet niet de mistlampen uit te zetten zodra ze niet meer nodig zijn.
Richtingaanwijzers
(knipperlichten)
F Links: beweeg de verlichtingsschakelaar omlaag voorbij het zware punt.
F Rechts: beweeg de verlichtingsschakelaar omhoog voorbij het zware punt.
Drie keer knipperen
F Beweeg de schakelaar kort omhoog of omlaag, zonder deze door de weerstand te drukken. De desbetreffende richtingaanwijzers zullen drie keer knipperen.
146
Spacetourer-VP_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016
Dagrijverlichting vóór
(LED-verlichting)
Bij het starten van de motor wordt deze verlichting (indien aanwezig) automatisch ingeschakeld als de lichtschakelaar in de stand " 0 " of " AUTO " staat.
Inschakelen
Verlichting en zicht
Automatische verlichting
Met behulp van een lichtsensor worden de kentekenplaatverlichting, het achterlicht en het dimlicht automatisch ingeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is.
De verlichting kan ook, in geval van neerslag, gelijktijdig met het automatisch inschakelen van de ruitenwissers vóór worden ingeschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is of nadat het wissen is gestopt.
Uitschakelen
F Draai de ring in een andere stand.
Het uitschakelen van de functie wordt bevestigd door een melding.
Storing
Bij een storing in de lichtsensor gaat de verlichting branden, wordt dit pictogram weergegeven op het instrumentenpaneel in combinatie met een geluidssignaal en/of een melding.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Bij mist of sneeuw kan de lichtsensor ten onrechte voldoende licht waarnemen; de verlichting wordt dan niet automatisch ingeschakeld.
Dek de met de regensensor gecombineerde lichtsensor, die zich in aan de bovenzijde van de voorruit achter de binnenspiegel bevindt, niet af.
De aan de sensor gekoppelde functies worden dan niet meer bediend.
4
F Draai de ring in de stand "AUTO" . Het activeren van de functie wordt bevestigd door een melding.
147
Spacetourer-VP_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016
Verlichting en zicht
Handbediende follow me home-verlichting
Deze functie zorgt ervoor dat na het afzetten van het contact de dimlichten nog even blijven branden om het uitstappen in het donker te vergemakkelijken.
Inschakelen
Automatische follow me home- verlichting
Als de functie automatische verlichting is geactiveerd, wordt onder donkere omstandigheden het dimlicht automatisch ingeschakeld bij het afzetten van het contact.
Instellen
Het in- of uitschakelen van de functie en de tijdsduur van het branden van de follow me home-verlichting kunnen worden ingesteld.
Met autoradio
Activeer of deactiveer in het menu
" Persoonlijke instelling - configuratie " de functie " Follow-me-home verlichting ".
Met touchscreen
Activeer of deactiveer in het configuratiemenu van de auto de functie " Follow me homeverlichting ".
F Geef bij afgezet contact een "lichtsignaal" met de lichtschakelaar.
F Geef nogmaals een "lichtsignaal" om de functie uit te schakelen.
Uitschakelen
Na het vergrendelen van de auto wordt de handbediende follow me home-verlichting na een bepaalde tijd automatisch uitgeschakeld.
148
Spacetourer-VP_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016
Verlichting en zicht
Instapverlichting buitenzijde
De instapverlichting is bedoeld om op donkere plaatsen het lokaliseren van de auto en het instappen te vergemakkelijken. De instapverlichting is actief als de lichtschakelaar in de stand " AUTO " staat en de lichtsensor weinig omgevingslicht detecteert.
Programmeren
Het in- en uitschakelen van de functie instapverlichting en de duur van het branden van de instapverlichting kunnen worden ingesteld.
Met autoradio
Met touchscreen
Activeer of deactiveer in het configuratiemenu van de auto de functie " Instapverlichting ".
Inschakelen
F Druk op het geopende hangslot van de afstandsbediening of op de portiergreep van een van de voorportieren met het "Keyless entry and start"-systeem.
Het dimlicht en het parkeerlicht gaan branden en uw auto wordt gelijktijdig ontgrendeld.
Activeer of deactiveer in het menu
" Persoonlijke instelling - configuratie " de functie " Instapverlichting ".
4
Uitschakelen
De instapverlichting buitenzijde gaat na een bepaalde tijd automatisch uit of gaat uit na het afzetten van het contact of het vergrendelen van de auto.
Spacetourer-VP_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016
149
Verlichting en zicht
Statische bochtverlichting
Programmeren
U kunt de statische bochtverlichting desgewenst uitschakelen via het configuratiemenu van de auto.
Standaard is de statische bochtverlichting ingeschakeld.
Met autoradio
Tijdens het rijden met dim- of grootlicht wordt de mistlamp vóór ingeschakeld om de binnenkant van de bocht extra te verlichten bij snelheden tot 40 km/h (handig in de stad, op bochtige wegen, kruispunten, parkeergarages enz.).
Zonder statische bochtverlichting
150
Spacetourer-VP_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016
Met statische bochtverlichting
Activeer of deactiveer in het menu
" Persoonlijke instelling - configuratie " de functie " Rijverlichting ".
Statische bochtverlichting ingeschakeld
De bochtverlichting wordt in de volgende gevallen ingeschakeld:
- bij het inschakelen van een richtingaanwijzer, of
- als het stuurwiel ver genoeg wordt verdraaid.
Met touchscreen
Statische bochtverlichting werkt niet
De verlichting werkt in de volgende gevallen niet:
- bij een geringe stuuruitslag,
- bij snelheden boven 40 km/h,
- als de achteruit is ingeschakeld.
Activeer of deactiveer in het configuratiemenu de functie " Rijverlichting ".
Verlichting en zicht
Grootlichtassistent
Dit systeem schakelt automatisch om tussen dim- en grootlicht, afhankelijk van de lichtsterkte van de omgeving en de aanwezigheid van overig verkeer op de weg die worden geregistreerd door een camera aan de bovenzijde van de voorruit.
De grootlichtassistent is een hulpsysteem bij het rijden.
Het blijft de verantwoordelijkheid van de bestuurder om de verlichting van zijn auto aan te passen aan de lichtsterkte van de omgeving, het zicht en het verkeer.
Inschakelen/uitschakelen
F Zet de ring van de lichtschakelaar in de stand "AUTO" of "dimlicht/grootlicht".
Het systeem wordt geactiveerd vanaf
25 km/h.
Als de snelheid lager dan 15 km/h wordt, werkt de functie niet meer.
F Geef een lichtsignaal (door de lichtschakelaar voorbij het zware punt te bewegen) om de functie in te schakelen.
Onderbreken
De bestuurder kan indien nodig op elk moment zelf overschakelen op grootlicht of dimlicht.
F Geef nogmaals een lichtsignaal om de werking van de functie te onderbreken, waarna het systeem overschakelt op de modus "automatische verlichting".
De bestuurder kan indien nodig op elk moment zelf de verlichting omschakelen door de lichtschakelaar naar zich toe te trekken.
4
Bij het geven van een lichtsignaal wordt het systeem niet uitgeschakeld.
De status van het systeem blijft na het afzetten van het contact in het geheugen opgeslagen.
Spacetourer-VP_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016
151
Verlichting en zicht
Met autoradio
Uitschakelen van het systeem:
F Druk op deze knop: het lampje ervan gaat branden, het systeem is uitgeschakeld.
Inschakelen van het systeem:
F Druk op deze knop: het lampje ervan dooft, het systeem is ingeschakeld.
Met touchscreen
Er kunnen storingen in de werking van het systeem optreden:
- als het zicht slecht is (bijvoorbeeld bij sneeuwval, zware regenval of dichte mist, ...),
- als het gedeelte van de voorruit voor de camera vuil, beslagen of bedekt is (bijvoorbeeld met een sticker),
- als de verlichting van uw auto wordt weerkaatst door spiegelende of reflecterende panelen (bijvoorbeeld verkeersborden).
Bij te dichte mist wordt het systeem automatisch uitgeschakeld.
Het systeem signaleert geen:
- weggebruikers die geen verlichting voeren, zoals voetgangers,
- weggebruikers van wie de verlichting wordt afgeschermd
(bijvoorbeeld door een vangrail op de snelweg),
- weggebruikers die zich aan de top of de voet van een steile helling, in een bocht of op een zijweg bevinden.
Activeer of deactiveer in het menu Rijden de functie " Automatisch uitschakelen van het grootlicht ".
152
Spacetourer-VP_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016
Sfeerverlichting
Inschakelen
Als het buiten donker is, gaat de verlichting van de plafonnier vóór en het panoramadak
(indien aanwezig) automatisch branden als de parkeerlichten worden ingeschakeld.
De sfeerverlichting gaat automatisch uit als de parkeerlichten worden uitgeschakeld.
Verlichting en zicht
Koplampen handmatig in hoogte verstellen
Programmeren
Het in- en uitschakelen van de functie sfeerverlichting en de lichtsterkte van de sfeerverlichting kunnen worden ingesteld.
Met autoradio
Activeer of deactiveer in het menu
" Persoonlijke instelling - configuratie " de functie " Sfeerverlichting ".
Met touchscreen
De gedempte interieurverlichting verbetert het zicht in de auto als deze zich in een donkere omgeving bevindt.
Activeer of deactiveer in het configuratiemenu van de auto de functie " Sfeerverlichting ".
Verstel de halogeenkoplampen afhankelijk van de belading van uw auto om verblinding van medeweggebruikers te voorkomen.
0 - 1 of 2 personen voorin.
1 - 5 personen.
2 - 6 - 9 personen.
3
- Bestuurder + maximaal toegestane belading.
Stand "0" : basisinstelling.
4
153
Spacetourer-VP_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016
Verlichting en zicht
Ruitenwisserschakelaar
Instellen
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto zijn verschillende instellingen mogelijk:
- automatische werking van de ruitenwissers vóór,
- automatisch inschakelen van de ruitenwisser achter bij het inschakelen van de achteruitversnelling.
Verwijder onder winterse omstandigheden sneeuw, ijs of rijp van de voorruit, van het gebied rondom de ruitenwisserarmen en de ruitenwisserbladen en van het voorruitrubber alvorens de ruitenwissers in te schakelen.
Schakel de ruitenwissers niet in als de voorruit droog is. Controleer voordat u bij extreem koud of warm weer de ruitenwissers inschakelt of de ruitenwisserbladen niet vastzitten aan de voorruit.
Handmatige functies
De bestuurder schakelt de ruitenwissers handmatig in.
Uitvoering met handbediende ruitenwissers (interval)
Uitvoering met automatische ruitenwissers
Ruitenwissers vóór
Selectiehendel wissnelheid: zet de hendel in de gewenste stand.
Hoge snelheid (hevige neerslag).
Normale snelheid (matige regenval).
Interval (wissnelheid aangepast aan de wagensnelheid).
Uit.
Eén keer wissen (de hendel omlaag duwen of kort naar u toe trekken en vervolgens loslaten).
Of
Automatisch wissen (omlaag duwen en vervolgens loslaten).
Eén keer wissen (de hendel even naar u toe trekken).
154
Spacetourer-VP_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016
Automatische ruitenwissers vóór
De ruitenwissers worden automatisch ingeschakeld als de sensor achter de binnenspiegel regen detecteert. De snelheid van de ruitenwissers wordt aangepast aan de hoeveelheid neerslag.
Inschakelen
Elke keer als het contact meer dan 1 minuut is afgezet, moet u de automatische werking van de ruitenwissers opnieuw activeren door de hendel één keer omlaag te duwen.
Duw de hendel één keer omlaag.
De ruitenwissers maken één slag om het inschakelen te bevestigen.
Dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel gaat branden en er verschijnt een melding.
Uitschakelen
Duw de hendel nog een keer omlaag of zet de hendel in een andere stand
(Int., 1 of 2).
Dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel gaat uit en er verschijnt een melding.
Storing
In het geval van een storing in de automatische werking van de ruitenwissers werken deze in de intervalstand.
Laat het systeem controleren door het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Dek de regensensor, die zich gecombineerd met de lichtsensor aan de bovenzijde van de voorruit achter de binnenspiegel bevindt, niet af.
Schakel de automatische werking van de ruitenwissers uit als de auto wordt gewassen in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen van de automatische ruitenwissers tot de voorruit ontdooid is.
Ruitenwisser achter
Verlichting en zicht
Uit.
Interval.
Wissen en sproeien (gedurende enige tijd).
4
155
Spacetourer-VP_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016
Verlichting en zicht
Achteruitversnelling
Als de ruitenwissers vóór zijn ingeschakeld op het moment dat u de achteruitversnelling inschakelt, wordt automatisch de ruitenwisser achter ingeschakeld.
Activeren/Deactiveren
Deze functie kan worden geactiveerd of gedeactiveerd via het configuratiemenu van de auto.
Deze functie is standaard geactiveerd.
Ruitensproeiers vóór en koplampsproeiers
Deactiveer de automatische werking van de ruitenwisser achter bij sneeuwval of strenge vorst en bij montage van een fietsendrager op de achterklep.
Met autoradio
F Trek de ruitenwisserschakelaar naar u toe. De ruitensproeiers treden in werking, waarna enige tijd de ruitenwissers worden ingeschakeld om de ruit schoon te wissen.
De koplamsproeiers worden alleen geactiveerd als de dimlichten branden en de auto rijdt .
Bij auto's met dagrijverlichting moet de lichtschakelaar in de stand dimlichten worden gezet om de koplampsproeiers te activeren.
Activeer of deactiveer in het menu
" Persoonlijke instelling - configuratie " de functie " Ruitenw. aan bij achteruit ".
Met touchscreen
Bij auto's met automatische airconditioning wordt tijdens het bedienen van de ruitensproeiers vóór automatisch de luchttoevoer afgesloten om stank in het interieur te voorkomen.
Activeer of deactiveer in het configuratiemenu van de auto de functie " Ruitenwisser achter bij inschakelen achteruit ".
156
Spacetourer-VP_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016
Te laag niveau ruiten-/ koplampsproeiervloeistof
Als uw auto is voorzien van koplampsproeiers en het niveau van het reservoir te laag is, verschijnt dit pictogram op het instrumentenpaneel in combinatie met een geluidssignaal en een melding.
Het pictogram verschijnt als het contact wordt aangezet of als de schakelaar wordt bediend, zolang het reservoir niet gevuld is.
Vul het ruiten-/koplampsproeierreservoir bij of laat het bijvullen.
Verlichting en zicht
Voorruit- en ruitensproeierverwarming*
Bij koud weer verwarmt deze functie de voorruit en de ruitensproeiers.
Inschakelen
F Druk bij draaiende motor op deze toets; het lampje van de toets gaat branden.
De werkingsduur is afhankelijk van de buitentemperatuur.
Druk nogmaals op deze toets om de functie weer uit te schakelen; het lampje van de toets gaat uit.
F Als de ruitenwisserschakelaar binnen een minuut nadat het contact is afgezet wordt bediend, worden de ruitenwissers in de verticale stand gezet.
F Zet het contact aan en bedien de ruitenwisserschakelaar om de ruitenwissers na de werkzaamheden weer in de ruststand te zetten.
Speciale stand van de ruitenwissers vóór
4
Om een goede werking van de ruitenwissers te behouden adviseren wij u:
- voorzichtig met de ruitenwissers om te gaan,
- de ruitenwissers regelmatig te reinigen met zeepsop,
- de ruitenwissers niet te gebruiken om een stuk karton tegen de voorruit te houden,
- de ruitenwissers te vervangen zodra ze tekenen van slijtage vertonen.
In zone 1 ontdooit de verwarming het gedeelte bij de ruitenwisserbladen als deze bij vorst of sneeuw zijn vastgevroren.
In zone 2 verbetert de verwarming het zicht door ophoping van sneeuw te voorkomen als de ruitenwissers in werking zijn.
* Volgens land van bestemming.
Deze stand maakt het mogelijk de ruitenwissers los te zetten van de voorruit.
In deze stand kunnen de ruitenwisserbladen worden gereinigd of de ruitenwissers worden vervangen. In de winter kan deze stand tevens worden gebruikt om de ruitenwissers los te zetten van de voorruit.
Spacetourer-VP_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016
157
Veiligheid
Alarmknipperlichten Urgence-oproep of
Assistance-oproep
Lichtsignaal van de richtingaanwijzers om het overige verkeer te waarschuwen in het geval van file, pech, slepen of een ongeval.
Automatisch inschakelen van de alarmknipperlichten
Bij een noodstop - afhankelijk van de mate van remvertraging, als het ABS ingrijpt, maar ook als er een aanrijding wordt gesignaleerd, worden de alarmknipperlichten automatisch ingeschakeld.
Zodra er weer gas wordt gegeven gaan de alarmknipperlichten uit.
F U kunt de alarmknipperlichten echter ook uitschakelen door de knop in te drukken.
Hiermee kunt u een noodoproep of hulpoproep doen naar de hulpdiensten of de desbetreffende CITROËN-helpdesk.
F Druk deze knop in: de richtingaanwijzers knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het contact is afgezet.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de Audio en datacommunicatie en in het bijzonder over het gebruik van deze voorziening.
158
Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Claxon
F Druk op het middelste gedeelte van het stuurwiel.
Veiligheid
Elektronische stabiliteitscontrole (ESP)
Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP:
Electronic Stability Program) dat de volgende systemen omvat:
- het antiblokkeersysteem (ABS) en de elektronische remdrukregelaar (REF),
- de noodremassistentie (NRA),
- de antispinregeling (ASR),
- de dynamische stabiliteitscontrole.
Begrippen
Antiblokkeersysteem (ABS) en elektronische remdrukregelaar
(REF)
Deze systemen zorgen tijdens het remmen voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid van uw auto en dragen bij tot een betere controle in bochten, vooral op een slecht of glad wegdek.
Het ABS voorkomt het blokkeren van de wielen in het geval van een noodstop.
De elektronische remdrukregelaar verdeelt de remdruk over de wielen.
Noodremassistentie (NRA)
Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen de optimale remdruk sneller wordt bereikt, zodat de remafstand kleiner wordt.
Het systeem wordt ingeschakeld als het rempedaal snel wordt ingetrapt en zorgt ervoor dat de benodigde bedieningskracht wordt verminderd en de effectiviteit van het remmen wordt vergroot.
5
Antispinregeling (ASR)
De ASR past de aandrijfkracht aan om het doorspinnen van de wielen te beperken via de remmen van de aangedreven wielen en de motor. De ASR zorgt ook voor meer koersstabiliteit bij het accelereren.
Dynamische stabiliteitscontrole
De dynamische stabiliteitscontrole houdt de vier wielen in de gaten en grijpt, als de koers van de auto afwijkt van de door de bestuurder gewenste richting, automatisch in via de remmen van een of meerdere wielen en het motorkoppel om de auto voor zover mogelijk weer in de juiste koers te brengen.
159
Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Veiligheid
Intelligente tractiecontrole
Afhankelijk van de uitvoering is uw auto uitgerust met een systeem dat zorgt voor extra tractie op besneeuwde wegen: intelligente tractiecontrole .
Deze functie signaleert situaties met weinig grip, zoals wegrijden en voortbewegen van de auto in verse en diepe sneeuw of over platgereden sneeuw.
In dergelijke omstandigheden regelt de intelligente tractiecontrole het doorslippen van de voorwielen om voor een optimale grip te zorgen. Zo wordt de aandrijving en de bestuurbaarheid verbeterd.
Onder gladde omstandigheden is het raadzaam te rijden op winterbanden.
Antiblokkeersysteem
(ABS) en elektronische remdrukregelaar (REF)
Als dit lampje blijft branden, duidt dit op een storing in het ABS-systeem.
De normale remwerking van uw auto blijft behouden. Rijd wel voorzichtig en matig uw snelheid.
Als dit lampje gaat branden in combinatie met de verklikkerlampjes STOP en
ABS, een geluidssignaal en een melding op het display, duidt dit op een storing in de elektronische remdrukregelaar.
Zet de auto zo snel mogelijk op een veilige plaats stil.
Laat in beide gevallen zo snel mogelijk uw auto controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Zorg er bij vervanging van de wielen
(banden en velgen) voor dat wielen worden gemonteerd die voor uw auto zijn gehomologeerd.
De normale werking van het antiblokkeersysteem kan merkbaar zijn door het trillen van het rempedaal.
Trap het rempedaal bij een noodstop krachtig en volledig in en laat het niet los.
160
Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Veiligheid
Dynamische stabiliteitscontrole
(ESP) en antispinregeling (ASR)
F Druk op deze knop.
Of
F Zet de draaiknop in deze stand.
Als het lampje op de (draai)knop gaat branden, grijpt het CDS-systeem niet meer in op de werking van de motor.
Storing
Als dit verklikkerlampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display, duidt dit op een storing in het systeem.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten controleren.
Inschakelen
Deze systemen worden automatisch ingeschakeld zodra de motor wordt gestart.
Zodra deze systemen signaleren dat de wielen te weinig grip hebben of de koers van de auto afwijkt van de door de bestuurder gewenste richting, grijpen ze in op de werking van de motor en het remsysteem.
In dat geval gaat dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel knipperen.
Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond, ...) kan het nuttig zijn het CDS-systeem uit te schakelen, zodat de wielen kunnen spinnen en weer grip kunnen krijgen.
Het is echter aanbevolen het systeem zo snel mogelijk weer in te schakelen.
Opnieuw inschakelen
Het systeem wordt automatisch weer ingeschakeld als het contact opnieuw wordt aangezet of vanaf snelheden boven 50 km/h.
Maar bij snelheden tot 50 km/h kunt u het systeem handmatig opnieuw inschakelen.
F Druk op deze knop.
Of
F Zet de draaiknop in deze stand.
Het lampje op de (draai)knop gaat uit.
Het CDS-systeem zorgt voor meer veiligheid tijdens het rijden. De bestuurder mag zich echter nooit laten verleiden tot het nemen van meer risico's of te hard rijden.
De goede werking van het systeem wordt verzekerd door de naleving van de voorschriften van de constructeur met betrekking tot de wielen (banden en velgen), onderdelen van het remsysteem, elektronische onderdelen alsmede de montageprocedure en het uitvoeren van werkzaamheden door het
CITROËN-netwerk.
Laat het systeem na een aanrijding controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
5
161
Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Veiligheid
Grip control
Specifieke en gepatenteerde antispinregeling waarmee de aandrijving wordt verbeterd op ondergronden met sneeuw, modder en zand.
Dit systeem werkt in elke situatie op optimale wijze en zorgt ervoor dat u ook onder omstandigheden met weinig grip, die u tijdens toeristisch gebruik kunt tegenkomen, uw weg kunt vervolgen.
Het gaspedaal dient voldoende te worden ingetrapt om het systeem optimaal gebruik te laten maken van het motorvermogen. De elektronica zorgt zelf voor de juiste instellingen. Tijdens de werking van het systeem draait de motor soms met hoge toerentallen, dit is normaal.
Met een draaiknop met vijf standen kunt u de stand selecteren die het meest geschikt is voor de rijomstandigheden die u tegenkomt.
Afhankelijk van de gekozen stand gaat een lampje branden om uw keuze te bevestigen.
U kunt uit verschillende standen kiezen:
Normaal (ESP)
Dit is de stand voor situaties waarin weinig wielslip optreedt, gebaseerd op de meest voorkomende omstandigheden tijdens het rijden op autowegen en snelwegen.
F Zet de draaiknop in deze stand.
Sneeuw
In deze stand past het systeem bij het wegrijden de regeling aan op de hoeveelheid grip die elk voorwiel op dat moment heeft.
(regeling actief tot 50 km/h)
F Zet de draaiknop in deze stand.
Als u het contact opnieuw aanzet, neemt het systeem automatisch deze stand weer aan.
In combinatie met de Peak Mountain
Snow Flake vierseizoenenbanden biedt dit systeem een optimaal compromis tussen veiligheid, grip en tractie. Deze banden leveren zowel 's zomers als 's winters uitstekende prestaties.
162
Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Veiligheid
Off road (modder, nat gras enz.)
In deze stand wordt bij het wegrijden veel wielslip toegestaan bij het wiel met de minste grip, zodat de modder van de band wordt verwijderd en het wiel vervolgens weer grip krijgt. Er wordt zo veel mogelijk koppel naat het wiel met de meeste grip overgebracht.
Tijdens het optrekken verdeelt het systeem de wielslip zodanig dat de handelingen van de bestuurder zo veel mogelijk effect hebben.
(regeling actief tot 80 km/h)
F Zet de draaiknop in deze stand.
Zand
In deze stand is het gelijktijdig licht doorslippen van de aangedreven wielen toegestaan, zodat de auto vooruit komt en het risico van ingraven wordt beperkt.
(regeling actief tot 120 km/h)
U kunt een aantal functies van het
ESP (antispinregeling en dynamische stabiliteitscontrole) uitschakelen door de draaiknop in de stand " OFF " te draaien.
Deze functies worden automatisch weer ingeschakeld vanaf 50 km/h of als het contact opnieuw wordt aangezet.
F
Zet de draaiknop in deze stand.
Activeer op zand geen andere standen, hierdoor bestaat de kans dat de auto vast komt te zitten in het terrein.
Tips voor het rijden
Uw auto is hoofdzakelijk ontworpen voor het gebruik op verharde wegen, maar u kunt er ook mee uit de voeten op minder goed begaanbare wegen.
Uw auto is echter geen terreinauto, en is niet ontworpen voor de volgende omstandigheden:
- het rijden in terreinen die de onderzijde van de auto zouden kunnen beschadigen of waarin onderdelen (brandstofleiding, brandstofkoeler, ...) geraakt zouden kunnen worden door stenen of andere objecten,
- het rijden in terrein met steile hellingen en weinig grip,
- het doorwaden van beekjes en stroompjes, enz.
5
163
Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Veiligheid
Veiligheidsgordels
Veiligheidsgordels vóór
Omdoen Hoogteverstelling
De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van een pyrotechnische gordelspanner en een spankrachtbegrenzer.
Deze systemen zorgen voor extra bescherming van de bestuurder en passagier bij frontale en zijdelingse aanrijdingen. Bij een krachtige aanrijding zorgen de pyrotechnische gordelspanners ervoor dat de veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen van de inzittenden worden getrokken.
De pyrotechnische gordelspanners zijn actief zodra het contact wordt aangezet.
De spankrachtbegrenzer beperkt de kracht waarmee de gordel tegen het lichaam van de inzittenden getrokken wordt en bevordert daarmee de veiligheid.
F Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting.
F Controleer of de gordel goed is vastgemaakt door even aan de riem te trekken.
Losmaken
F Druk op de rode knop van de gordelsluiting.
F Houd de gordel vast terwijl deze zich oprolt.
F Beweeg de knop A omlaag en schuif het bevestigingspunt omlaag om het lager te plaatsen.
F Schuif het bevestigingspunt omhoog om het hoger te plaatsen.
Het schoudergedeelte van de gordel moet in het holle gedeelte van de schouder vallen.
164
Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Veiligheid
Tweezitsbank vóór Veiligheidsgordels achter
Zorg er bij auto's met een voorbank voor dat de juiste veiligheidsgordel in de juiste gordelsluiting wordt gestoken.
Steek de veiligheidsgordel van de bestuurder niet in de gordelsluiting van de middelste veiligheidsgordel en andersom, en gebruik de gordel van de bestuurder niet voor de middelste zitplaats.
Bij auto's met een driezitsbank (eendelig of bestaande uit een stoel en een tweezitsbank) zijn de buitenste zitplaatsen voorzien van een driepuntsveiligheidsgordel met oprolautomaat.
De middelste zitplaats is voorzien van een gordelgeleider en een oprolautomaat die zijn bevestigd aan de rugleuning.
De oprolautomaten van de buitenste zitplaatsen van de 2e zitrij zijn voorzien van een spankrachtbegrenzer.
De zitplaatsen van de 3e zitrij zijn voorzien van een driepuntsveiligheidsgordel met oprolautomaat.
Zorg ervoor dat de gordels op de 2 e en
3 e zitrij in de juiste gordelsluiting worden vastgemaakt.
Bevestig de gordels van de buitenste zitplaatsen niet in de gordelsluiting van de middelste zitplaats en gebruik de gordels van de buitenste zitplaatsen niet op de middelste zitplaats.
Zorg er bij het neerklappen van de buitenste zitplaatsen of het in tafelstand zetten van de rugleuningen voor dat de veiligheidsgordel van de middelste zitplaats niet klem komt te zitten.
Controleer na het neerklappen of verplaatsen van een stoel of achterbank of de gordel correct is opgerold en de gordelsluiting gebruikt kan worden.
Let er bij het verplaatsen van de buitenste stoelen (verwijderen/ terugplaatsen) of bij het instappen naar de derde zitrij op dat er niets blijft haken aan de middelste veiligheidsgordel.
5
165
Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Veiligheid
Pictogram(men) veiligheidsgordel(s)
Als uw auto is uitgerust met individuele voorstoelen:
1.
Pictogram veiligheidsgordel bestuurder losgemaakt/niet vastgemaakt.
2.
Pictogram veiligheidsgordel voorpassagier losgemaakt/niet vastgemaakt.
Als uw auto is uitgerust met een tweezitsbank vóór:
A.
Pictogram veiligheidsgordel linker zitplaats
(bestuurder) losgemaakt/niet vastgemaakt.
B.
Pictogram veiligheidsgordel middelste en/ of buitenste zitplaats losgemaakt.
Bij auto's met individuele stoelen zijn de stoelen voorzien van een driepuntsveiligheidsgordel en een aan de rugleuning bevestigde geleider en oprolautomaat.
Als bij het aanzetten van het contact één of meer veiligheidsgordels niet zijn vastgemaakt of weer zijn losgemaakt, gaat op het instrumentenpaneel het pictogram van de desbetreffende veiligheidsgordel(s) branden.
Vanaf ongeveer 20 km/h en gedurende 2 minuten knippert het pictogram van de desbetreffende veiligheidsgordel(s) in combinatie met een geluidssignaal. Na deze
2 minuten blijft het pictogram van de desbetreffende veiligheidsgordel(s) branden zolang de bestuurder en/of de passagier zijn veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt.
Als het contact aan staat, gaat het pictogram A branden als de bestuurder zijn veiligheidsgordel heeft losgemaakt of niet heeft vastgemaakt.
Het pictogram B gaat branden als (een van) de desbetreffende veiligheidsgordels is/zijn losgemaakt.
166
Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Veiligheid
Adviezen
Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder te controleren of alle passagiers hun veiligheidsgordel goed hebben omgedaan en vastgemaakt.
Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al betreft het een korte rit.
Draai de gespen van de veiligheidsgordels niet om; de gordels zijn dan niet voldoende effectief.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van een oprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengte van de gordel automatisch wordt aangepast aan de lichaamsbouw van de gebruiker. De gordel wordt automatisch opgerold als deze niet wordt gebruikt.
Controleer zowel voor en na het gebruik van de gordel of deze goed is opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het holle gedeelte van de schouder worden geplaatst.
De oprolautomaten zijn voorzien van een automatische blokkeerinrichting die in werking treedt bij een aanrijding, een noodstop of het over de kop slaan van de auto. U kunt de blokkeerinrichting deblokkeren door stevig aan de riem te trekken en deze weer los te laten, zodat de riem weer een stukje wordt opgerold.
Voor een effectieve werking van de veiligheidsgordel:
- dient deze strak om het lichaam te worden gedragen,
- moet deze in een vloeiende beweging naar voren worden getrokken, zonder dat de gordel gedraaid raakt,
- mag deze door niet meer dan één persoon worden gedragen,
- mag deze geen beschadigingen of rafels vertonen,
- mag er om te voorkomen dat de gordel niet goed werkt, niets aan worden gewijzigd.
Vanwege de wettelijke veiligheidsvoorschriften moeten werkzaamheden en controles aan de veiligheidsgordels worden uitgevoerd door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats, die tevens voor de garantie zorgt en de werkzaamheden volgens de voorschriften uitvoert.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto regelmatig controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats, vooral als de gordels beschadigingen vertonen.
Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar bij het
CITROËN-netwerk.
Controleer na het neerklappen of verstellen van een stoel of de achterbank of de gordel zich op de juiste plaats bevindt en goed is opgerold.
Voorschriften voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan
1,50 m gebruik van een geschikt kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet meer dan
één persoon gedragen worden.
Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens het rijden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over kinderzitjes .
Bij aanrijdingen
De gordelspanners kunnen, afhankelijk van de aard en de kracht van de aanrijding , vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan.
Het activeren van de gordelspanners gaat gepaard met wat onschadelijke rook en een knal, als gevolg van de activering van de pyrotechnische lading die in het systeem is geïntegreerd.
In alle gevallen gaat het verklikkerlampje van de airbag branden.
Laat het systeem na een aanrijding controleren en eventueel vervangen door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
5
167
Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Veiligheid
Airbags
De airbags zijn speciaal ontworpen om de veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd de passagiers op de middelste zitplaats van zitrij 2 en, volgens uitvoering, zitrij 3) bij ernstige aanrijdingen te verbeteren. De airbags vormen een aanvulling op de werking van de veiligheidsgordels met spanbegrenzers.
De elektronische schoksensoren registreren de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan de registratiezones voor een aanrijding worden blootgesteld:
- bij een ernstige aanrijding gaan de airbags onmiddellijk af om de inzittenden van de auto (uitgezonderd de passagiers op de middelste zitplaats van zitrij 2 en, volgens uitvoering, zitrij 3) te helpen beschermen.
Direct na de aanrijding ontsnapt het gas snel uit de airbags, zodat het zicht niet wordt belemmerd en de inzittenden de auto eventueel kunnen verlaten,
- bij een minder ernstige aanrijding of een aanrijding van achteren en in bepaalde gevallen waarbij de auto over de kop slaat, treden de airbags niet in werking.
De veiligheidsgordels helpen u in deze situaties voldoende te beschermen.
De airbags werken alleen als het contact aan is.
De airbags werken slechts eenmaal.
Als er een tweede aanrijding plaatsvindt
(tijdens hetzelfde of een volgend ongeval), worden de airbags niet meer opgeblazen.
Registratiezones voor een aanrijding
A.
Impactzone vóór.
B.
Impactzone opzij.
Het activeren van (een van) de airbags gaat gepaard met wat rook en een knal, als gevolg van de activering van de pyrotechnische lading die in het systeem is geïntegreerd.
De rook is niet schadelijk, maar kan voor personen die hier gevoelig voor zijn, irriterend zijn.
De knal die bij het afgaan wordt geproduceerd, kan het gehoor gedurende een korte periode enigszins verminderen.
168
Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Veiligheid
Frontairbags
De frontairbags beschermen de bestuurder en voorpassagier(s) bij een ernstige frontale aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel te verkleinen.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in het stuurwiel en de passagiersairbag in het dashboard boven het dashboardkastje.
Activering
De airbags worden opgeblazen, behalve de airbag aan passagierszijde wanneer deze is uitgeschakeld, bij een ernstige frontale aanrijding binnen (een gedeelte van) de impactzone vóór (A) , waarbij de krachten in de horizontale lengterichting van de auto en vanaf de voorzijde richting de achterzijde op de auto inwerken.
De frontairbag wordt opgeblazen tussen de bestuurder en het stuur of tussen de passagier(s) voorin en het dashboard om te verhinderen dat deze naar voren wordt geslingerd.
Houd tijdens het rijden het opbergvak gesloten om verwondingen bij een aanrijding of een noodstop te voorkomen.
5
Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016
169
Veiligheid
Uitschakelen airbag aan passagierszijde
Alleen de airbag aan passagierszijde kan worden uitgeschakeld.
Schakel voor de veiligheid van uw kind de airbag aan passagierszijde altijd uit als u een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.
Zijairbags
F Zet het contact af en steek de sleutel in de schakelaar voor het uitschakelen van de airbag aan passagierszijde.
F Draai deze in de stand "OFF" .
F Verwijder de sleutel zonder de stand van de schakelaar te veranderen.
Bij het aanzetten van het contact brandt dit waarschuwingslampje in het display met de waarschuwingslampjes voor de veiligheidsgordels. Het blijft branden zolang de airbag is uitgeschakeld.
Opnieuw inschakelen airbag aan passagierszijde
Als u het kinderzitje hebt verwijderd, zet dan met afgezet contact de schakelaar weer op
"ON" om de airbag opnieuw in te schakelen en zo de veiligheid van uw voorpassagier(s) te garanderen.
Bij het aanzetten van het contact gaat dit waarschuwingslampje in het display met de waarschuwingslampjes voor de veiligheidsgordels gedurende ongeveer één minuut branden om aan te geven dat de airbag aan passagierszijde weer is ingeschakeld.
Storing
Als dit lampje op het instrumentenpaneel gaat branden, laat het systeem dan altijd controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige aanrijding niet worden geactiveerd.
Indien uw auto is uitgerust met zijairbags, beschermen deze de bestuurder en de voorpassagier bij een ernstige zijdelingse aanrijding om de kans op letsel aan het bovenlichaam, tussen de buik en het hoofd, te verkleinen.
De zijairbags zijn aangebracht in het frame van de rugleuning, aan de portierzijde.
Activering
De zijairbags worden aan de desbetreffende zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse aanrijding binnen (een gedeelte van) de impactzone opzij, loodrecht op de lengteas van de auto en vanaf de buitenzijde richting de binnenzijde van de auto.
De zijairbag wordt opgeblazen tussen het bovenlichaam van de inzittende voorin en het desbetreffende portierpaneel.
170
Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Window-airbags (zitrij 2 en 3)
Indien uw auto is uitgerust met window-airbags, helpen deze de inzittenden (uitgezonderd de passagiers op de middelste zitplaatsen) te beschermen bij een ernstige zijdelingse aanrijding, om de kans op letsel aan de zijkant van het hoofd te verkleinen.
De window-airbags zijn aangebracht in de stijlen en in de hemelbekleding.
Activering
Storing
Als dit waarschuwingslampje gaat branden raadpleeg dan altijd het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten controleren.
De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige aanrijding niet worden geactiveerd.
Bij een lichte zijdelingse aanrijding of bij over de kop slaan kan het zijn dat de airbags niet worden geactiveerd.
Bij een aanrijding van achteren of een frontale aanrijding worden de zij- en window-airbags niet geactiveerd.
De window-airbag wordt opgeblazen bij een ernstige zijdelingse aanrijding binnen (een gedeelte van) de impactzone opzij ( B ), waarbij de krachten loodrecht op de lengterichting van de auto en vanaf de buitenzijde richting de binnenzijde van de auto worden uitgeoefend.
De window-airbag wordt opgeblazen tussen de passagiers op de buitenste zitplaatsen achterin en de ruiten.
Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Veiligheid
5
171
Veiligheid
Adviezen
Houd u aan de onderstaande veiligheidsvoorschriften voor een maximale effectiviteit van de airbags.
Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoelen te zitten.
Draag altijd een correct afgestelde veiligheidsgordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag en de inzittenden (kinderen, huisdieren, objecten...) en bevestig niets in de buurt van de airbags of in het gebied waar de airbags afgaan. Dit kan de inzittende bij het afgaan van de airbag verwonden.
Verander niets aan de oorspronkelijke uitvoering van uw auto, voer met name geen wijzigingen door aan de onderdelen in de directe nabijheid van de airbags.
Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen controleren.
Werkzaamheden aan airbagsystemen mogen uitsluitend door het CITROËNnetwerk of door een gekwalificeerde werkplaats worden uitgevoerd.
Zelfs als alle bovenstaande voorschriften worden nageleefd, blijft de kans bestaan op letsel of lichte brandwonden aan het hoofd, de borst of de armen als de airbag wordt geactiveerd.
De airbag wordt namelijk zeer snel opgeblazen (binnen enkele milliseconden) en loopt vervolgens even snel leeg, waarbij de warme gassen via de daarvoor bestemde openingen naar buiten stromen.
Airbags vóór
Houd het stuurwiel niet aan de spaken vast en laat uw handen niet op het stuurwielkussen rusten.
De voorpassagier mag zijn voeten niet op het dashboard laten rusten.
Rook niet in de auto. Als de airbag afgaat, kunnen brandende sigaretten of een pijp brandwonden of ander letsel veroorzaken.
Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuurwielbekleding en sla er niet op.
Bevestig geen voorwerpen of stickers op het stuurwiel of op het dashboard. Deze kunnen bij het afgaan van de airbags letsel veroorzaken.
Zijairbags
Bedek de stoelen uitsluitend met daarvoor goedgekeurde stoelhoezen, die in combinatie met actieve zijairbags gebruikt kunnen worden. Voor informatie over de stoelhoezen die geschikt zijn voor uw auto kunt u zich wenden tot het CITROËNnetwerk.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de accessoires .
Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de stoelen (kleding...): dit zou bij het afgaan van de airbags kunnen leiden tot verwondingen aan armen of borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.
Window-airbags
Bevestig nooit iets op de hemelbekleding; dit zou bij het afgaan van de window-airbags kunnen leiden tot hoofdletsel.
Demonteer nooit de handgrepen van het dak
(indien aanwezig); deze maken deel uit van de bevestiging van de window-airbags.
172
Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Algemene informatie met betrekking tot kinderzitjes
Hoewel CITROËN bij het ontwerp van uw auto veel aandacht heeft besteed aan veiligheidsvoorzieningen voor uw kinderen, is hun veiligheid natuurlijk ook afhankelijk van uzelf.
Volg voor een optimale veiligheid de volgende adviezen op:
- conform de Europese wetgeving dienen kinderen jonger dan 12 jaar of kleiner dan 1,50 m in gehomologeerde, aan het lichaamsgewicht aangepaste kinderzitjes op met veiligheidsgordels of
ISOFIX-bevestigingen uitgeruste plaatsen te worden vervoerd*,
- de veiligste plaats voor het vervoeren van een kind is volgens de statistieken een plaats op de achterbank van uw auto,
- kinderen tot 9 kg moeten zowel voor- als achterin met de rug in de rijrichting worden vervoerd.
CITROËN beveelt u aan kinderen op de achterzitplaatsen van uw auto te vervoeren:
- met de rug in de rijrichting tot 3 jaar,
- met het gezicht in de rijrichting vanaf 3 jaar.
Veiligheid
5
* De regelgeving met betrekking tot het vervoer van kinderen zijn per land verschillend.
Raadpleeg de in uw land geldende regels.
Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016
173
Veiligheid
Kinderzitje achterin
"Rug in de rijrichting" "Gezicht in de rijrichting" 3e zitrij (volgens uitvoering)
Schuif als u een kinderzitje "met de rug in de rijrichting" achterin plaatst de voorstoel naar voren en zet de rugleuning van de voorstoel rechtop, zodat het kinderzitje de voorstoel niet raakt.
Zet de zitplaats waarop u het kinderzitje plaatst in de achterste stand, met de rugleuning rechtop.
Schuif als u een kinderzitje "met het gezicht in de rijrichting" achterin plaatst de voorstoel naar voren en zet de rugleuning van de voorstoel rechtop, zodat de benen van het kind de voorstoel niet raken.
Zet de zitplaats waarop u het kinderzitje plaatst in de achterste stand, met de rugleuning rechtop.
Schuif als een kinderzitje op de 3e zitrij is geplaatst de zitplaats op de 2e zitrij naar voren en zet de rugleuning rechtop zodat het kinderzitje en de benen van het kind de zitplaats op de 2e zitrij niet raken.
Controleer of de veiligheidsgordel goed is aangetrokken.
Controleer bij kinderzitjes met een steun of deze steun stabiel op de vloer staat. Verzet indien nodig de voorstoel van de auto.
174
Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Veiligheid
Kinderzitje op de passagiersstoel voor*
"Met de rug in de rijrichting" "Met het gezicht in de rijrichting"
Wanneer een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de passagiersstoel voor wordt geplaatst, moet de stoel zo ver mogelijk naar achteren worden geschoven, en in de hoogste stand en met de rugleuning rechtop worden gezet.
De frontairbag aan passagierszijde moet zijn uitgeschakeld. Gebeurt dit niet, dan kan het kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken .
Wanneer een kinderzitje met het gezicht in de rijrichting op de passagiersstoel voor wordt geplaatst, moet de stoel zo ver mogelijk naar achteren worden geschoven, en in de hoogste stand en met de rugleuning rechtop worden gezet en mag de frontairbag aan passagierszijde niet worden uitgeschakeld.
Let erop dat de veiligheidsgordel goed aansgespannen is.
Zorg er bij kinderzitjes met een steun voor dat de steun goed contact maakt met de vloer. Verstel de passagiersstoel als dit niet het geval is.
* Raadpleeg de wetgeving in uw land alvorens u een kinderzitje op deze zitplaats bevestigt.
Passagiersstoel in de hoogste stand en zo ver mogelijk naar achteren.
5
175
Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Veiligheid
Uitschakelen van de airbag vóór aan passagierszijde
Plaats nooit een kind in een kinderzitje
"met de rug in de rijrichting" op de voorpassagiersstoel als de airbag vóór aan passagierszijde is ingeschakeld.
Het kind kan in dat geval bij een aanrijding levensgevaarlijk gewond raken.
Airbag aan passagierszijde OFF
176
Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Dit voorschrift wordt tevens vermeld op de waarschuwingssticker aan beide zijden van de zonneklep aan passagierszijde.
Conform de wettelijke voorschriften vindt u op de volgende tabellen deze waarschuwing in alle benodigde talen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de airbags .
Veiligheid
AR
BG
НИКОГА НЕ инсталирайте детско столче на седалка с АКТИВИРАНА предна ВЪЗДУШНА ВЪЗГЛАВНИЦА. Това може да причини
СМЪРТ или СЕРИОЗНО НАРАНЯВАНЕ на детето.
CS
NIKDY neumisťujte dětské zádržné zařízení orientované směrem dozadu na sedadlo chráněné AKTIVOVANÝM čelním AIRBAGEM. Hrozí nebezpečí SMRTI DÍTĚTE nebo VÁŽNÉHO ZRANĚNÍ.
DA Brug ALDRIG en bagudvendt barnestol på et sæde, der er beskyttet af en AKTIV AIRBAG. BARNET risikerer at blive ALVORLIGT
KVÆSTET eller DRÆBT.
DE Montieren Sie auf einem Sitz mit AKTIVIERTEM Front-Airbag NIEMALS einen Kindersitz oder eine Babyschale entgegen der
Fahrtrichtung, das Kind könnte schwere oder sogar tödliche Verletzungen erleiden.
EL
Μη χρησιμοποιείτε ΠΟΤΕ παιδικό κάθισμα με την πλάτη του προς το εμπρός μέρος του αυτοκινήτου, σε μια θέση που προστατεύεται από
ΜΕΤΩΠΙΚΟ αερόσακο που είναι ΕΝΕΡΓΟΣ. Αυτό μπορεί να έχει σαν συνέπεια το ΘΑΝΑΤΟ ή το ΣΟΒΑΡΟ ΤΡΑΥΜΑΤΙΣΜΟ του ΠΑΙΔΙΟΥ
EN NEVER use a rearward facing child restraint on a seat protected by an ACTIVE AIRBAG in front of it, DEATH or SERIOUS INJURY to the
CHILD can occur
ES NO INSTALAR NUNCA un sistema de retención para niños de espaldas al sentido de la marcha en un asiento protegido mediante un
AIRBAG frontal ACTIVADO, ya que podría causar lesiones GRAVES o incluso la MUERTE del niño.
ET Ärge MITTE KUNAGI paigaldage “seljaga sõidusuunas“ lapseistet juhi kõrvalistmele, mille ESITURVAPADI on AKTIVEERITUD.
Turvapadja avanemine võib last TÕSISELT või ELUOHTLIKULT vigastada.
FI ÄLÄ KOSKAAN aseta lapsen turvaistuinta selkä ajosuuntaan istuimelle, jonka edessä suojana on käyttöön aktivoitu TURVATYYNY. Sen laukeaminen voi aiheuttaa LAPSEN KUOLEMAN tai VAKAVAN LOUKKAANTUMISEN.
FR NE JAMAIS installer de système de retenue pour enfants faisant face vers l’arrière sur un siège protégé par un COUSSIN GONFLABLE frontal ACTIVÉ.
Cela peut provoquer la MORT de l’ENFANT ou le BLESSER GRAVEMENT
HR
NIKADA ne postavljati dječju sjedalicu leđima u smjeru vožnje na sjedalo zaštićeno UKLJUČENIM prednjim ZRAČNIM JASTUKOM. To bi moglo uzrokovati SMRT ili TEŠKU OZLJEDU djeteta.
HU
SOHA ne használjon menetiránynak háttal beszerelt gyermekülést AKTIVÁLT (BEKAPCSOLT) FRONTLÉGZSÁKKAL védett ülésen. Ez a gyermek HALÁLÁT vagy SÚLYOS SÉRÜLÉSÉT okozhatja.
IT NON installare MAI seggiolini per bambini posizionati in senso contrario a quello di marcia su un sedile protetto da un AIRBAG frontale
ATTIVATO. Ciò potrebbe provocare la MORTE o FERITE GRAVI al bambino.
LT
NIEKADA neįrenkite vaiko prilaikymo priemonės su atgal atgręžtu vaiku ant sėdynės, kuri saugoma VEIKIANČIOS priekinės ORO
PAGALVĖS. Išsiskleidus oro pagalvei vaikas gali būti MIRTINAI arba SUNKIAI TRAUMUOTAS.
5
177
Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Veiligheid
LV
NEKAD NEuzstādiet uz aizmuguri vērstu bērnu sēdeklīti priekšējā pasažiera sēdvietā, kurā ir AKTIVIZĒTS priekšējais DROŠĪBAS GAISA
SPILVENS.
Tas var izraisīt BĒRNA NĀVI vai radīt NOPIETNUS IEVAINOJUMUS.
MT
Qatt m’ghandek thalli tifel/tifla marbut f’siggu dahru lejn l-Airbag attiva, ghaliex tista’ tikkawza korriment serju jew anke mewt lit-tifel/tifla
NL Plaats NOOIT een kinderzitje met de rug in de rijrichting op een zitplaats waarvan de AIRBAG is INGESCHAKELD. Bij het afgaan van de airbag kan het KIND LEVENSGEVAARLIJK GEWOND RAKEN
NO Installer ALDRI et barnesete med ryggen mot kjøreretningen i et sete som er beskyttet med en frontal AKTIVERT KOLLISJONSPUTE,
BARNET risikerer å bli DREPT eller HARDT SKADET.
PL
NIGDY nie instalować fotelika dziecięcego w pozycji "tyłem do kierunku jazdy" na siedzeniu wyposażonym w CZOŁOWĄ PODUSZKĘ
POWIETRZNĄ w stanie AKTYWNYM. Może to doprowadzić do ŚMIERCI DZIECKA lub spowodować u niego POWAŻNE OBRAŻENIA
CIAŁA.
PT NUNCA instale um sistema de retenção para crianças de costas para a estrada num banco protegido por um AIRBAG frontal ACTIVADO.
Esta instalação poderá provocar FERIMENTOS GRAVES ou a MORTE da CRIANÇA.
RO Nu instalati NICIODATA un sistem de retinere pentru copii, dispus cu spatele in directia de mers, pe un loc din vehicul protejat cu AIRBAG frontal ACTIVAT. Aceasta ar putea provoca MOARTEA COPILULUI sau RANIREA lui GRAVA.
RU
ВО ВСЕХ СЛУЧАЯХ ЗАПРЕЩАЕТСЯ использовать обращенное назад детское удерживающее устройство на сиденье, защищенном ФУНКЦИОНИРУЮЩЕЙ ПОДУШКОЙ БЕЗОПАСНОСТИ, установленной перед этим сиденьем.
Это может привести к ГИБЕЛИ РЕБЕНКА или НАНЕСЕНИЮ ЕМУ СЕРЬЕЗНЫХ ТЕЛЕСНЫХ ПОВРЕЖДЕНИЙ
SK
NIKDY neinštalujte detské zádržné zariadenie orientované smerom dozadu na sedadlo chránené AKTIVOVANÝM čelným AIRBAGOM.
Mohlo by dôjsť k SMRTEĽNÉMU alebo VÁŽNEMU PORANENIU DIEŤAŤA.
SL
NIKOLI ne nameščajte otroškega sedeža s hrbtom v smeri vožnje, če je VARNOSTNA BLAZINA pred sprednjim sopotnikovim sedežem
AKTIVIRANA. Takšna namestitev lahko povzroči SMRT OTROKA ali HUDE POŠKODBE.
SR
NIKADA ne koristite dečje sedište koje se okreće unazad na sedištu zaštićenim AKTIVNIM VAZDUŠNIM JASTUKOM ispred njega, jer mogu nastupiti SMRT ili OZBILJNA POVREDA DETETA.
SV Passagerarkrockkudden fram MÅSTE vara avaktiverad om en bakåtvänd bilbarnstol installeras på denna plats. Annars riskerar barnet att
DÖDAS eller SKADAS ALLVARLIGT.
TR
KESİNLKLE HAVA YASTIĞI AKTİF olan ön koltuğa yüzü arkaya dönük bir çocuk koltuğu yerleştirmeyiniz. Bu ÇOCUĞUN ÖLMESİNE veya
ÇOK AĞIR YARALANMASINA sebep olabilir.
178
Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Door CITROËN aanbevolen kinderzitjes
CITROËN levert een reeks kinderzitjes met artikelnummer die met een driepuntsveiligheidsgordel kunnen worden vastgemaakt:
Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg
Veiligheid
5
L1
"RÖMER Baby-Safe Plus"
Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst.
L2
"Takata Baby P2C Mini"
Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst.
Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016
179
Veiligheid
Groep 1: 9 18 kg
L3
"Fair Bimbofix"
Wordt met het gezicht in de rijrichting geplaatst.
L4
"RÖMER Duo Plus Isofix"
Wordt met het gezicht in de rijrichting geplaatst.
Groep 2 en 3: 15 - 36 kg
L5
"Kiddy Cruiserfix Pro"
Wordt met het gezicht in de rijrichting geplaatst.
L6
"KLIPPAN Optima"
Vanaf 22 kg (vanaf ongeveer 6 jaar): gebruik alleen de zitverhoging.
Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst.
L7
"RÖMER KIDFIX"
Kan aan de ISOFIX-verankeringen van de auto worden bevestigd.
Het kind wordt beschermd door de veiligheidsgordel.
Wordt met het gezicht in de rijrichting geplaatst.
180
Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Veiligheid
Bevestiging kinderzitjes met de veiligheidsgordel
Conform de Europese wetgeving geeft dit overzicht de mogelijkheden weer met betrekking tot het bevestigen, met een veiligheidsgordel, van een universeel (a) gehomologeerd kinderzitje, gerangschikt naar gewicht van het kind en de plaats in de auto:
Gewicht van het kind en leeftijdsindicatie
Zitplaatsen
Minder dan 13 kg
(Groep 0 (b) en
0+)
Tot ongeveer 1 jaar
Van 9 tot 18 kg
(Groep 1)
Van 1 tot ongeveer 3 jaar
Van 15 tot 25 kg
(Groep 2)
Van 3 tot ongeveer 6 jaar
Van 22 tot 36 kg
(Groep 3)
Van 6 tot ongeveer 10 jaar
Individuele voorpassagiersstoel
U U U U
1e zitrij (c) (d)
2e zitrij (e) (f)
3e zitrij (e) (f)
Tweezitsbank, buitenste zitplaats
Tweezitsbank, middelste zitplaats
Buitenste zitplaatsen
Middelste zitplaats
Buitenste zitplaatsen
Middelste zitplaats
U
X
U
U
U
U
U
X
U
U
U
U
U
X
U
U
U
U
U
X
U
U
U
U
5
181
Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Veiligheid
(a) Universeel kinderzitje: kinderzitje dat in alle auto's kan worden bevestigd met behulp van de veiligheidsgordel.
(b) Groep 0: vanaf de geboorte tot 10 kg.
Reiswiegen en "autobedjes" mogen niet op de passagiersstoel vóór worden bevestigd.
(c) Raadpleeg de huidige wetgeving in uw land alvorens een kinderzitje op deze plaats te bevestigen.
(d) Als een kinderzitje met de "rug in de rijrichting" op de voorstoel is bevestigd, moet de airbag vóór aan passagierszijde worden uitgeschakeld. Het kind kan anders bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.
Als een kinderzitje met het "gezicht in de rijrichting" op de voorstoel is bevestigd, moet de airbag vóór aan passagierszijde ingeschakeld blijven.
(e) Als u een kinderzitje op een zitplaats achterin bevestigt, schuif dan de zitplaats(en) ervoor naar voren en zet vervolgens de rugleuning rechtop om voldoende ruimte over te laten voor het kinderzitje en de benen van het kind.
(f) Schuif wanneer u een kinderzitje op een zitplaats achterin bevestigt "met de rug in de rijrichting" of "met het gezicht in de rijrichting" de zitplaats in de achterste stand en zet de rugleuning rechtop.
U: Zitplaats geschikt voor de bevestiging van een universeel gehomologeerd kinderzitje met een veiligheidsgordel, zowel met de
"rug in de rijrichting" als met het "gezicht in de rijrichting".
X: Zitplaats die niet geschikt is voor het plaatsen van een kinderzitje uit de aangegeven gewichtscategorie.
Verwijder de hoofdsteun en berg deze op alvorens een kinderzitje met rugleuning op een passagierszitplaats te bevestigen.
Vergeet niet de hoofdsteun weer te bevestigen nadat het kinderzitje weer is verwijderd.
182
Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Veiligheid
ISOFIX-bevestigingen
Uw auto voldoet aan de laatste ISOFIX-normen.
De plaats van de voorgeschreven ISOFIXbevestigingen (volgens uitvoering) wordt aangegeven met labels.
Elke zitplaats is voorzien van drie bevestigingsringen:
- Twee bevestigingsringen A vóór, die zich tussen de rugleuning en de zitting van de zitplaats bevinden en zijn voorzien van de aanduiding
"ISOFIX",
- Afhankelijk van de uitrusting van uw auto één bevestigingsring B achter, die zich achter de zitplaats van de auto bevindt en de Top Tether wordt genoemd, voor de bevestiging van de bovenste riem. Deze ring is voorzien van de aanduiding "Top Tether".
Aan de Top Tether kan de bovenste riem van een kinderzitje (indien aanwezig) worden vastgemaakt.
Dit systeem beperkt het naar voren kantelen van het kinderzitje bij een frontale aanrijding.
De ISOFIX-bevestigingen zorgen voor een veilige, degelijke en snelle montage van het kinderzitje in uw auto.
De ISOFIX-kinderzitjes beschikken over twee sloten die aan de twee bevestigingsringen A vóór kunnen worden verankerd.
Sommige kinderzitjes zijn bovendien voorzien van een bovenste bevestigingsriem die kan worden vastgemaakt aan de bevestigingsring B achter.
Kinderzitje vastmaken aan de Top Tether:
- verwijder de hoofdsteun en berg deze op alvorens het kinderzitje op deze plaats te bevestigen (vergeet niet de hoofdsteun weer aan te brengen nadat u het kinderzitje weer hebt verwijderd),
- haal de riem van het kinderzitje naar de achterzijde van de rugleuning van de stoel en zorg dat deze precies tussen de gaten voor de hoofdsteunpennen ligt,
- maak de haak van de bovenste riem vast aan de ring B achter,
- trek de bovenste riem strak.
Bij een onjuist geplaatst kinderzitje kan het kind bij een ongeval ernstig letsel oplopen.
Volg nauwkeurig de montagevoorschriften in de handleiding die bij het kinderzitje is geleverd.
Raadpleeg het schema voor meer informatie over de mogelijkheden van het plaatsen van ISOFIX-kinderzitjes in uw auto.
5
183
Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Veiligheid
Door CITROËN aanbevolen ISOFIX-kinderzitjes
Het CITROËN-netwerk levert een gamma ISOFIX-kinderzitjes. Deze kinderzitjes, die zijn voorzien van een onderdeelnummer, zijn goedgekeurd voor gebruik in uw auto.
Raadpleeg ook de montagehandleiding van de fabrikant van het kinderzitje voor meer informatie over het plaatsen en verwijderen van het zitje.
"Baby P2C Mini" met ISOFIX-basis
(lengtecategorie: C, D, E )
Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg
"RÖMER Baby-Safe Plus" met ISOFIX-basis
(lengtecategorie: E )
Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg
FAIR Bimbofix ISOFIX met ISOFIX-basis
(lengtecategorie: C of A )
Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg
Groep 1: 9 - 18 kg
Dit zitje dient te worden geplaatst met de rug in de rijrichting met behulp van een ISOFIXbasis, die wordt bevestigd aan de ringen A .
De basis is voorzien van een in hoogte verstelbare steun die op de vloer van de auto rust.
Dit kinderzitje kan ook worden bevestigd met een veiligheidsgordel.
In dat geval wordt het zitje zonder basis gebruikt en wordt het op de stoel van de auto bevestigd met de driepuntsveiligheidsgordel.
Dit zitje dient te worden geplaatst met de rug in de rijrichting met behulp van een ISOFIXbasis, die wordt bevestigd aan de ringen A .
De basis is voorzien van een in hoogte verstelbare steun die op de vloer van de auto rust.
Dit kinderzitje kan ook worden bevestigd met een veiligheidsgordel. In dat geval wordt het zitje zonder basis met de driepuntsgordel op de zitplaats van de auto bevestigd.
Dit zitje dient te worden geplaatst "met de rug in de rijrichting" of "met het gezicht in de rijrichting" met behulp van de ISOFIX-basis, die wordt bevestigd aan de ringen A .
De basis is voorzien van een steun die op de vloer van de auto rust.
Het zitje is voorzien van 6 kantelstanden.
Dit kinderzitje kan ook "met het gezicht in de rijrichting" worden bevestigd en worden bevestigd op zitplaatsen die niet zijn voorzien van ISOFIX-bevestigingen.
In dat geval is het verplicht het zitje te bevestigen met de driepunts veiligheidsgordel van de auto.
Stel de voorstoel zo af dat de voeten van het kind de rugleuning niet kunnen raken.
184
Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Veiligheid
"Baby P2C Midi" met ISOFIX-basis
(lengtecategorie: D, C, A, B, B1 )
Groep 1: 9 tot 18 kg
"RÖMER Duo Plus ISOFIX"
(lengtecategorie: B1 )
Groep 1: van 9 tot 18 kg
Dit zitje dient te worden geplaatst met de rug in de rijrichting met behulp van een ISOFIXbasis, die wordt bevestigd aan de ringen A .
De basis is voorzien van een in hoogte verstelbare steun die op de vloer van de auto rust.
Dit zitje kan ook met het gezicht in de rijrichting worden geplaatst.
Dit zitje kan niet worden bevestigd met een veiligheidsgordel.
We adviseren u het zitje voor kinderen tot
3 jaar met de rug in de rijrichting te plaatsen.
Dit zitje wordt uitsluitend met het gezicht in de rijrichting geplaatst.
Het wordt verankerd aan de ringen A en, met de bovenste riem, aan de ring B , de TOP
TETHER.
Drie standen: rechtop, ruststand en ligstand.
Dit kinderzitje kan ook worden gebruikt op zitplaatsen die niet zijn voorzien van ISOFIXbevestigingspunten. In dat geval moet het zitje met de driepuntsveiligheidsgordel op de stoel van de auto worden bevestigd. Stel de voorstoel zo af dat de voeten van het kind de rugleuning niet kunnen raken.
5
Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016
185
Veiligheid
Zitplaatsen geschikt voor ISOFIX-kinderzitjes
Overeenkomstig de Europese wetgeving geeft het overzicht de mogelijkheden aan voor het bevestigen van een ISOFIX-kinderzitje op een plaats in de auto voorzien van ISOFIX-bevestigingen.
Bij universele en semi-universele ISOFIX-kinderzitjes wordt de ISOFIX-maat op het kinderzitje naast het ISOFIX-logo aangegeven met een letter
( A t/m G ).
Tot 10 kg
(groep 0)
Tot ca. 6 maanden
Gewicht van het kind / leeftijdsindicatie
Tot 10 kg
(groep 0)
Tot 13 kg
(groep 0+)
Tot ca. 1 jaar
Van 9 tot 18 kg (groep 1)
Van 1 tot ca. 3 jaar
Type ISOFIX-kinderzitje
ISOFIX-maat
1e zitrij met tweezitsbank of indivuduele voorpassagiersstoel
Buitenste zitplaats rechts
2e zitrij met tweezitsbank op 1e zitrij
Middelste zitplaats
Buitenste zitplaats links
Reiswieg
F G
X
X
X
"rug in de rijrichting"
C D E
"rug in de rijrichting" "gezicht in de rijrichting"
C D A B B1
X
X
IL-SU
Geen ISOFIX
IL-SU
IL-SU
X
X
IL-SU
IUF, IL-SU
IUF, IL-SU
IUF, IL-SU
186
Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Type ISOFIX-kinderzitje
ISOFIX-maat
Buitenste zitplaats rechts
2e zitrij met tweezitsbank op 1e zitrij
Middelste zitplaats
Buitenste zitplaats links
3e zitrij
Veiligheid
Tot 10 kg
(groep 0)
Tot ca. 6 maanden
F
X
Reiswieg
G
IL-SU
Gewicht van het kind / leeftijds indicatie
Tot 10 kg
(groep 0)
Tot 13 kg
(groepe 0+)
Tot ca. 1 jaar
9 - 18 kg (groep 1)
Van 1 tot ca. 3 jaar
"rug in de rijrichting"
"rug in de rijrichting"
"gezicht in de rijrichting"
C D E C D A B B1 5
IL-SU IL-SU IUF, IL-SU
IL-SU IL-SU IL-SU IUF, IL-SU
X
X
IL-SU
X
IL-SU
X
IUF, IL-SU
IUF, IL-SU
187
Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Veiligheid
IUF Zitplaats geschikt voor de bevestiging van een universeel gehomologeerd ISOFIX- kinderzitje met het gezicht in de rijrichting en een bovenste riem.
IL-SU Zitplaats geschikt voor de bevestiging van een semi-universeel gehomologeerd ISOFIXkinderzitje:
- rug in de rijrichting voorzien van een bovenste riem of een steun,
- gezicht in de rijrichting voorzien van een steun,
- reiswieg voorzien van een bovenste riem of een steun.
X: Zitplaats die niet geschikt is voor een kinderzitje voor de aangegeven gewichtscategorie.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de ISOFIXbevestigingen en in het bijzonder de bovenste riem.
Verwijder de hoofdsteun en berg hem op alvorens een kinderzitje met een rugleuning op een passagiersstoel te bevestigen.
Plaats de hoofdsteun terug zodra het kinderzitje is verwijderd.
188
Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Veiligheid
Adviezen
Kinderzitjes
De onjuiste bevestiging van een kinderzitje brengt de veiligheid van het kind in gevaar bij een aanrijding.
Controleer of er geen veiligheidsgordel of gesp van de veiligheidsgordel onder het kinderzitje zit; dat zou de stabiliteit van het zitje in gevaar kunnen brengen.
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels of het tuigje van het kinderzitje, zelfs bij korte ritten, worden vastgemaakt waarbij de speling ten opzichte van het lichaam van het kind zoveel mogelijk moet worden beperkt .
Zorg er bij het bevestigen van het kinderzitje met de veiligheidsgordel voor dat de veiligheidsgordel correct tegen het kinderzitje is gespannen en dat de gordel het kinderzitje stevig op zijn plaats houdt. Schuif de passagiersstoel, wanneer deze versteld kan worden, indien nodig naar voren.
Laat bij de achterzitplaatsen altijd voldoende ruimte tussen de voorstoel en:
- het kinderzitje "met de rug in de rijrichting",
- de voeten van het kind in het kinderzitje
"met het gezicht in de rijrichting".
Schuif daartoe de voorstoel naar voren en zet de rugleuning ervan, indien nodig, meer rechtop.
Voor een optimale bevestiging van het kinderzitje met "het gezicht in de rijrichting" is het noodzakelijk dat de afstand tussen de rugleuning van het kinderzitje en de rugleuning van de stoel van de auto zo klein mogelijk is.
Voordat u een kinderzitje met rugleuning op een passagiersstoel plaatst, moet u de hoofdsteun van de desbetreffende passagiersstoel verwijderen.
Zorg ervoor dat de hoofdsteun goed is opgeborgen of vastgemaakt om te voorkomen dat de hoofdsteun bij plotseling remmen een gevaarlijk projectiel wordt.
Vergeet niet de hoofdsteun weer aan te brengen nadat u het kinderzitje weer hebt verwijderd.
Kinderen voorin
De regelgeving met betrekking tot het vervoer van kinderen op de voorpassagiersstoel verschilt per land. Houd u aan de regels die gelden in het land waar u zich bevindt.
Schakel de passagiersairbag vóór uit zodra een kinderzitje "met de rug in de rijrichting" op de voorpassagiersstoel wordt geplaatst.
Het kind kan anders bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.
Plaatsen van een zitverhoger
Het bovenste gedeelte van de veiligheidsgordel moet over de schouder van het kind liggen zonder de hals te raken.
Controleer of de heupgordel goed over de bovenbenen van het kind ligt.
CITROËN beveelt aan een zitverhoger met rugleuning te gebruiken voorzien van een gordelgeleider ter hoogte van de schouder.
Laat uit veiligheidsoverwegingen:
- geen kinderen zonder toezicht achter in een auto,
- nooit een kind of een dier in een auto achter wanneer alle ruiten gesloten zijn en de auto in de zon staat,
- de sleutels nooit binnen bereik van de kinderen achter in de auto.
Gebruik de kindersloten om te voorkomen dat de achterportieren per ongeluk geopend worden.
Zorg er voor dat de achterportierruiten niet verder dan voor 1/3 deel geopend worden.
Plaats zonneschermen om jonge kinderen tegen de zon te beschermen.
5
189
Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Veiligheid
Mechanisch kinderslot
Beide schuifdeuren zijn voorzien van een kinderslot om het openen van binnenuit te verhinderen.
Elektrische kinderbeveiliging
De elektrische kinderbeveiliging, die met de afstandsbediening kan worden ingeschakeld, voorkomt dat de deuren achter (schuifdeuren en achterdeuren of achterklep) van binnenuit worden geopend.
Uitschakelen
F Druk nogmaals bij ingeschakeld contact op deze knop.
Het verklikkerlampje van de knop gaat uit in combinatie met een melding die het uitschakelen bevestigt.
Het lampje blijft uit zolang de elektrische kinderbeveiliging is uitgeschakeld.
Vergrendelen
F Draai de knop op de zijkant van de schuifdeur omhoog.
Ontgrendelen
F Draai de rode knop op de zijkant van de schuifdeur omlaag.
Inschakelen
F Druk bij ingeschakeld contact op deze knop.
Het verklikkerlampje van de knop gaat branden in combinatie met een melding die het inschakelen bevestigt.
Het lampje blijft branden zolang de elektrische kinderbeveiliging is ingeschakeld.
Het blijft mogelijk de portieren van buitenaf te openen.
190
Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Veiligheid
Bij een zware aanrijding wordt de elektrische kinderbeveiliging automatisch uitgeschakeld.
Als het lampje een ander signaal geeft, wijst dit op een storing in de elektrische kinderbeveiliging.
Laat het systeem controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Kinderbeveiliging van de ruitbediening achter
Met dit mechanische systeem kan het openen van de zijruit links en/of rechts achter worden voorkomen.
Dit systeem werkt onafhankelijk van de centrale vergrendeling; gebruik het nooit in plaats daarvan.
Rijd niet met geopende schuifdeuren.
Controleer bij het aanzetten van het contact altijd de stand van de kinderbeveiliging.
Neem vóór het verlaten van de auto altijd de sleutel uit het contact, zelfs voor korte periodes.
F Vergrendel/ontgrendel het systeem met de sleutel met afstandsbediening of de noodsleutel van het Keyless entry and start-systeem.
5
Spacetourer-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016
191
Rijden
Rijadviezen
Houd u altijd aan de verkeersregels en let onder alle omstandigheden goed op.
Richt uw aandacht op het verkeer en houd uw handen op het stuurwiel, zodat u snel kunt reageren op onverwachte situaties.
Las tijdens een lange rit om de twee uur een pauze in.
Rijd bij slecht weer defensief, rem eerder af en houd meer afstand tot uw voorligger.
Bent u genoodzaakt over een overstroomd weggedeelte te rijden, doe dan het volgende:
Rijden op een overstroomde weg
Probeer het rijden over overstroomde wegen zo veel mogelijk te vermijden, want het water kan de motor, versnellingsbak en het elektrische systeem van uw auto ernstig beschadigen.
- kijk of het water niet meer dan 15 cm diep is, houd daarbij rekening met golven die door andere weggebruikers kunnen worden veroorzaakt,
- schakel het Stop & Start-systeem uit,
- rijd zo langzaam mogelijk zonder de motor te laten afslaan. Rijd in elk geval niet sneller dan 10 km/h,
- zet de auto niet stil en zet de motor niet af.
Als u het overstroomde weggedeelte achter u hebt gelaten, rem dan, zodra de verkeerssituatie dat toelaat, meerdere keren licht af om de remschijven en remblokken te drogen.
Als u twijfels hebt over de staat van uw auto, neem dan contact op met het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Belangrijk!
Rijd nooit met aangetrokken handrem - kans op oververhitting en beschadiging van het remsysteem!
Kans op brand!
Het uitlaatsysteem van uw auto wordt erg warm en blijft ook na het afzetten van de motor nog enige tijd warm.
Parkeer daarom uw auto niet en zet uw auto niet met draaiende motor stil op een plaats waar brandbaar materiaal
(gras, afgevallen blad enz.) in contact kan komen met het uitlaatsysteem.
Laat de auto nooit onbewaakt met draaiende motor achter. Als u uw auto met draaiende motor moet verlaten, trek dan de parkeerrem aan en zet de versnellingsbak in de neutraalstand of in de stand N of P , afhankelijk van het type versnellingsbak.
192
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Rijden
Voor een lange levensduur van uw auto en voor uw eigen veiligheid is het raadzaam om de volgende voorzorgsmaatregelen te nemen bij het gebruik van de auto:
Manoeuvreer voorzichtig en met lage snelheid
De afmetingen van deze auto, in de breedte, hoogte en lengte, verschillen sterk van een personenauto.
Daardoor zijn bepaalde obstakels lastig te zien.
Rijd langzaam tijdens het manoeuvreren.
Controleer alvorens te draaien of er zich halverwege de hoogte van de auto geen obstakels bevinden naast de auto.
Controleer alvorens achteruit te rijden met name of er zich geen hooggeplaatste obstakels bevinden achter de auto.
Wees erop bedacht dat bijvoorbeeld ladders de buitenmaten van de auto vergroten.
Laad de auto op de juiste wijze
Het gewicht van de lading en de auto mag niet hoger zijn dan het maximaal toegestane treingewicht.
Om te voorkomen dat de auto uit balans raakt, moet de lading gecentreerd worden en moet de zwaarste lading op de vloer vóór de achterwielen, worden geplaatst.
Vervoer geen zware voorwerpen op het imperiaal.
Ook mag de maximale belasting van de verankeringspunten van het imperiaal niet worden overschreden. Houd u aan de maximaal toegestane belasting zoals die door het CITROËN-netwerk is gecommuniceerd.
De lading moet stevig zijn vastgezet.
Niet goed vastgezette lading in de laadruimte kan het rijgedrag van de auto negatief beïnvloeden en vergroot zo de kans op een ongeval.
Als uw auto is voorzien van een laadbak, zorg er dan voor dat de lading niet hoger of breder is dan de auto zelf.
Rijd voorzichtig en efficiënt
Neem de bochten met lage snelheid.
Anticipeer op het remmen, want de remweg is langer, met name op nat of glad wegdek.
Wees bedacht op zijwind.
Door milieuvriendelijk te rijden kunt u liters brandstof besparen: accelereer geleidelijk, anticipeer op het remmen en pas uw snelheid aan de situatie aan.
Geef ruim van te voren richting aan zodat andere weggebruikers hierop kunnen anticiperen.
Ga zorgvuldig om met de auto
De banden moeten minimaal de op de sticker aangegeven spanning hebben; op lange ritten is het raadzaam de bandenspanning met 0,2 -
0,3 bar te verhogen.
Controleer voordat u een portier sluit of het portier ongehinderd kan worden gesloten en begeleid vervolgens het portier door het met een gematigde snelheid te sluiten.
6
193
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Rijden
Bij het trekken van een aanhanger
Gewichtsverdeling
F Verdeel het gewicht in de caravan/ aanhanger gelijkmatig, plaats zware voorwerpen zo dicht mogelijk bij de as en houd u aan de toegestane kogeldruk.
Door een geringere luchtdichtheid nemen de prestaties van de motor af als men op grotere hoogte boven de zeespiegel komt.
Trek boven de 1000 m 10% van het maximale aanhangergewicht af en herhaal dit voor elke volgende 1000 m.
Koeling
Het trekken van een aanhanger op een helling veroorzaakt een hogere koelvloeistoftemperatuur.
De koelventilator wordt elektrisch bediend en is niet afhankelijk van het motortoerental.
F Pas uw snelheid aan om het toerental te beperken.
Het maximale aanhangergewicht is afhankelijk van het hellingspercentage en de buitentemperatuur.
Let in elk geval goed op de aanwijzing van de koelvloeistoftemperatuurmeter.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de gewichten .
Zijwind
F Houd er rekening mee dat de zijwindgevoeligheid van de auto groter is.
F Als het waarschuwingslampje van de koelvloeistoftemperatuur gaat branden in combinatie met het waarschuwingslampje STOP , stop dan zo snel mogelijk en zet de motor af.
Remmen
Het trekken van een aanhanger verlengt de remweg.
Vermijd langdurig gebruik van de remmen om te voorkomen dat de remmen oververhit raken. In dat geval is het raadzaam om op de motor af te remmen.
Banden
F Controleer de bandenspanning van de auto en de aanhanger en breng deze indien nodig op de juiste waarde.
Verlichting
F Controleer de verlichting van de aanhanger en de hoogteverstelling van de koplampen van uw auto.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de handmatige hoogteverstelling van de koplampen .
Als de buitentemperatuur hoog is, is het raadzaam de motor, als de auto stilstaat, 1 - 2 minuten stationair te laten draaien om de koeling te vergemakkelijken.
Om bij het gebruik van een originele
CITROËN-trekhaak het onnodig activeren van het geluidssignaal te voorkomen, wordt de parkeerhulp achter hierbij automatisch uitgeschakeld.
194
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Rijden
Starten - afzetten van de motor, normale sleutel, sleutel met afstandsbediening
Contactslot Starten met de sleutel
De parkeerrem moet zijn aangetrokken.
1.
Stand .
2.
Stand .
3.
Stand .
F Als uw auto is uitgerust met een handgeschakelde versnellingsbak, zet dan de versnellingshendel in de neutraalstand en trap vervolgens het koppelingspedaal volledig in.
F Als uw auto is uitgerust met een elektronisch gestuurde versnellingsbak, zet dan de selectiehendel in de stand N en trap vervolgens het rempedaal stevig in.
6
F Als uw auto is uitgerust met een automatische transmissie, zet dan de selectiehendel in de stand P en trap vervolgens het rempedaal stevig in.
F Steek de sleutel in het contactslot.
Het systeem herkent de code van de startblokkering.
F Ontgrendel het stuurslot door gelijktijdig aan het stuurwiel en de sleutel te draaien.
In bepaalde gevallen moet u flink aan het stuurwiel draaien om de wielen vrij te krijgen (bijvoorbeeld als de wielen naar het trottoir zijn gestuurd).
195
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Rijden
F
Draai de sleutel in de stand 2 , Contact, om de motor te laten voorgloeien.
F Zet, zodra dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel is gedoofd, de sleutel in de stand 3 om de startmotor te activeren; geef daarbij geen gas. Laat de sleutel los zodra de motor is aangeslagen.
Het verklikkerlampje gaat niet branden als de motor al op bedrijfstemperatuur is. Neem afhankelijk van de weersomstandigheden de volgende voorschriften in acht:
- Laat bij gematigde temperaturen de motor niet stationair warmdraaien, maar rijd direct weg zonder de motor veel toeren te laten maken.
- Wacht onder winterse omstandigheden na het aanzetten van het contact met starten tot het verklikkerlampje voorgloeien uit is.
- Om de goede werking en de levensduur van de mechanische onderdelen van de motor en de versnellingsbak van uw auto te garanderen moet u bij zeer koud weer (temperaturen lager dan -23°C) de motor gedurende
4 minuten stationair laten draaien alvorens weg te rijden.
Laat de motor nooit stationair draaien in een slecht geventileerde, afgesloten ruimte: verbrandingsmotoren stoten giftige uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide. Kans op (dodelijke) vergiftiging.
Als de motor niet onmiddellijk aanslaat, zet dan het contact uit.
Wacht enige tijd alvorens opnieuw te starten. Als na enkele startpogingen de motor nog steeds niet is aangeslagen, probeer dan niet langer de motor te starten: de startmotor en de motor zouden beschadigd kunnen raken.
Neem contact op met het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
196
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Om te voorkomen dat de pedalen blijven hangen:
- gebruik uitsluitend matten die op de bevestigingen van de auto passen; het gebruik van deze bevestigingen is verplicht.
- gebruik nooit meer dan één mat per plaats.
Bij gebruik van niet door CITROËN goedgekeurde matten kan de bediening van de pedalen worden gehinderd en kan de werking van de snelheidsregelaar/-begrenzer negatief worden beïnvloed.
De door CITROËN goedgekeurde matten zijn voorzien van twee bevestigingen onder de stoel.
Afzetten met de sleutel
F Zet de auto stil.
F Draai de sleutel linksom in de stand 1 (Stop) .
F Verwijder de sleutel uit het contactslot.
F Draai om het stuurslot te vergrendelen aan het stuurwiel tot het blokkeert.
Zet de wielen voor het afzetten van de motor in de rechtuitstand om het ontgrendelen van het stuurslot te vergemakkelijken.
F Controleer of de parkeerrem goed is aangetrokken, zeker als de auto op een helling staat.
Zet het contact pas uit als de auto volledig stilstaat.
Rijden
Neem bij het verlaten van de auto de sleutel mee en vergrendel de portieren.
Verlaat om veiligheidsredenen
(kinderen in de auto) de auto nooit, zelfs niet voor een korte tijd, zonder de sleutel mee te nemen.
Bij het afzetten van de motor is de rembekrachtiging niet meer actief.
Hang geen zware voorwerpen aan de sleutel: dit kan namelijk storingen aan het contactslot veroorzaken.
6
Sleutel vergeten
Als de sleutel onbedoeld in de stand 2 (Contact) van het contactslot blijft staan, zal het contact na een uur automatisch worden afgezet.
Draai de sleutel in de stand 1 (Stop) en vervolgens opnieuw in de stand 2 (Contact) om het contact weer aan te zetten.
197
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Rijden
Starten - afzetten van de motor,
"Keyless entry and start"
Starten
F Druk vervolgens op de knop " START/STOP ".
F Zorg ervoor dat de afstandsbediening zich in de auto bevindt, in de detectiezone.
F Als uw auto is uitgerust met een automatische transmissie, zet dan de selectiehendel in de stand P en houd vervolgens het rempedaal stevig ingetrapt.
Het stuurslot wordt ontgrendeld en de motor wordt bijna onmiddellijk gestart.
F Als uw auto is uitgerust met een handgeschakelde versnellingsbak, houd dan het pedaal volledig ingetrapt tot de motor is aangeslagen.
F Zet bij een auto met een elektronisch gestuurde versnellingsbak de selectiehendel in de stand N en trap vervolgens het rempedaal volledig in.
Bij temperaturen onder het vriespunt wordt bij auto's met een dieselmotor de motor pas na het doven van het verklikkerlampje
"Voorgloeien" gestart.
Als dit verklikkerlampje gaat branden nadat u op de knop "START/STOP" hebt gedrukt, moet u het rem- of het koppelingspedaal ingetrapt houden tot het verklikkerlampje dooft. Druk niet nogmaals op de knop "START/STOP" voordat de motor draait.
198
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Rijden
De afstandsbediening van het "Keyless entry and start"-systeem moet zich in de detectiezone bevinden.
Verlaat de auto nooit bij draaiende motor terwijl u de afstandsbediening op zak hebt.
Als de afstandsbediening zich buiten de detectiezone bevindt, wordt een melding weergegeven.
Om de motor te kunnen starten moet u ervoor zorgen dat de afstandsbediening zich binnen de zone bevindt.
Afzetten
F Zet de auto stil.
F Druk op de knop " START/
STOP " terwijl de afstandsbediening zich in de detectiezone bevindt.
De motor wordt afgezet en het stuurslot wordt vergrendeld.
Als aan een van de voorwaarden voor het starten niet wordt voldaan, wordt een melding op het display van het instrumentenpaneel weergegeven. In sommige gevallen moet het stuurwiel heen en weer worden bewogen terwijl de knop
"START/STOP" wordt ingedrukt om het stuurslot te ontgrendelen; u wordt hiervan via een melding op de hoogte gebracht.
Contact aanzetten
(zonder te starten)
Als de auto niet stilstaat, wordt de motor niet afgezet.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven hangen:
- gebruik uitsluitend matten die op de bevestigingen van de auto passen; het gebruik van deze bevestigingen is verplicht.
- gebruik nooit meer dan één mat per plaats.
Bij gebruik van niet door CITROËN goedgekeurde matten kan de bediening van de pedalen worden gehinderd en kan de werking van de snelheidsregelaar/-begrenzer negatief worden beïnvloed.
De door CITROËN goedgekeurde matten zijn voorzien van twee bevestigingen onder de stoel.
Het contact kan worden aangezet door, terwijl de elektronische sleutel van het
Keyless entry and start-systeem zich in de auto bevindt, zonder pedalen in te trappen op de knop "START/STOP" te drukken.
U kunt dan ook de verschillende accessoires activeren (radio, verlichting, enz.).
F Druk op de knop "START/STOP": de verlichting en lampjes van het instrumentenpaneel gaan branden zonder dat de motor wordt gestart.
F Druk nogmaals op de knop om het contact af te zetten en de auto te kunnen vergrendelen.
6
Als het contact aanstaat, gaat het systeem na een bepaalde tijd automatisch over op de eco-mode om de laadtoestand van de accu op peil te houden.
199
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Rijden
Noodprocedure voor het starten
Als de auto de elektronische sleutel niet herkent in het detectiegebied doordat de batterij van de afstandsbediening leeg is, kan de noodsleutellezer links achter het stuurwiel worden gebruikt om de auto te starten.
F Houd de afstandsbediening tegen de noodsleutellezer.
F Als uw auto is uitgerust met een handgeschakelde versnellingsbak, zet dan de versnellingshendel in de neutraalstand en trap vervolgens het koppelingspedaal volledig in.
F Als uw auto is uitgerust met een automatische transmissie, zet dan de selectiehendel in de stand P en trap vervolgens het rempedaal stevig in.
F Als uw auto is uitgerust met een elektronisch gestuurde versnellingsbak, zet dan de selectiehendel in de stand N en trap vervolgens het rempedaal stevig in.
F Druk vervolgens op de knop "START/
STOP".
De motor wordt gestart.
Als de afstandsbediening niet wordt herkend
Als de afstandsbediening zich niet meer in het detectiegebied bevindt als u een portier sluit of wanneer u (op een later moment) de motor wilt afzetten, wordt een melding weergegeven op het display van het instrumentenpaneel.
Geforceerd afzetten van de motor
Uitsluitend in noodgevallen en bij stilstaande auto kunt u de motor geforceerd afzetten.
F Houd de knop "START/STOP" ongeveer drie seconden ingedrukt als u de motor geforceerd wilt afzetten en neem vervolgens contact op met het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Doe dit door de knop "START/STOP" ongeveer drie seconden ingedrukt te houden.
In dat geval wordt het stuurslot ingeschakeld zodra de auto stilstaat.
200
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Rijden
Diefstalbeveiliging
Elektronische startbeveiliging
In de sleutels is een chip aangebracht die over een geheime code beschikt. Om te kunnen starten, moet bij het aanzetten van het contact de code van de sleutel worden herkend door de startbeveiliging.
Deze elektronische startbeveiliging blokkeert het motormanagementsysteem zodra het contact wordt afgezet en voorkomt zo het starten van de motor bij een inbraak.
Bij een storing in het systeem wordt u gewaarschuwd door een melding op het display van het instrumentenpaneel.
De auto kan dan niet gestart worden. Raadpleeg indien nodig het CITROËN-netwerk.
Parkeerrem
Aantrekken
F Trap het rempedaal in en trek de hefboom van de parkeerrem aan om uw auto stil te zetten.
Vrijzetten (op vlakke ondergrond)
Omwille van de veiligheid en ter voorkoming van diefstal: laat nooit de elektronische sleutel in de auto achter, ook niet wanneer u in de buurt bent.
Het is raadzaam de sleutel bij u te houden.
F Trap het rempedaal in en trek de hefboom van de parkeerrem iets omhoog, druk de ontgrendelknop in en duw de hefboom geheel omlaag.
Als tijdens het rijden dit verklikkerlampje brandt in combinatie met een geluidssignaal en een melding, geeft dit aan dat de parkeerrem nog (iets) is aangetrokken.
Stuur bij het parkeren van de auto, zeker wanneer deze zwaar is beladen, op een helling de voorwielen in de richting van het trottoir en trek vervolgens de parkeerrem aan.
Schakel bij een auto met een handgeschakelde versnellingsbak een versnelling in en zet het contact uit.
Zet bij een auto met een automatische transmissie de selectiehendel in de stand P en zet het contact uit.
Zet bij een auto met een elektronisch gestuurde versnellingsbak de selectiehendel in de stand A en zet het contact uit.
6
Door het rempedaal in te trappen kan de handbediende parkeerrem gemakkelijker worden aangetrokken en vrijgezet.
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
201
Rijden
Hill Start Assist
Dit systeem houdt bij het wegrijden op een helling uw auto ongeveer 2 seconden op zijn plaats. In die tijd kunt u uw voet van het rempedaal naar het gaspedaal verplaatsen.
Het systeem is alleen actief:
- als de auto volledig stilstaat met het rempedaal ingedrukt,
- als het bestuurdersportier is gesloten.
De Hill Start Assist kan niet worden uitgeschakeld.
Verlaat de auto niet in de korte periode dat u de Hill Start Assist gebruikt.
Als u de auto moet verlaten terwijl de motor draait, trek de parkeerrem dan handmatig aan en controleer of het verklikkerlampje van de parkeerrem brandt.
Wanneer uw auto is uitgerust met een automatische transmissie en u met een zwaar beladen auto moet wegrijden op een steile helling (hellingopwaarts of - afwaarts), houd dan het rempedaal ingetrapt , selecteer de stand D , zet de parkeerrem vrij en laat vervolgens het rempedaal weer los.
Als de auto bergopwaarts stilstaat, wordt deze even op zijn plaats gehouden wanneer u het rempedaal loslaat:
Als de auto bergafwaarts stilstaat en de achteruitversnelling ingeschakeld is, wordt de auto even op zijn plaats gehouden wanneer u het rempedaal loslaat.
F Zet als uw auto is uitgerust met een handgeschakelde versnellingsbak de versnellingshendel in de 1e versnelling of in de neutraalstand.
F Zet als uw auto is uitgerust met een automatische transmissie de selectiehendel in de stand D , of in de stand M voor sequentieel schakelen.
F Zet als uw auto is uitgerust met een elektronisch gestuurde versnellingsbak de selectiehendel in de stand A of M .
Storing
Bij een storing in de Hill Start Assist gaan deze verklikkerlampjes branden en wordt een melding weergegeven. Raadpleeg zo snel mogelijk het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten controleren.
202
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Handgeschakelde
5-versnellingsbak
Inschakelen van de achteruitversnelling
Handgeschakelde 6-versnellingsbak
Inschakelen van de 5
e
of de
6
e
versnelling
Inschakelen van de achteruitversnelling
Rijden
F Trap het koppelingspedaal volledig in en zet de versnellingshendel in de neutraalstand.
F Beweeg de versnellingshendel naar rechts en vervolgens naar achteren.
Schakel de achteruitversnelling alleen in als de auto stilstaat en de motor stationair draait.
F Beweeg de versnellingshendel zo ver mogelijk naar rechts om de 5 e of de
6 e versnelling in te schakelen.
Als u dit niet doet, kan de versnellingsbak onherstelbaar beschadigd raken (door per ongeluk inschakelen van de 3 e of 4 e versnelling).
Voor uw veiligheid en om het starten van de motor te vergemakkelijken:
- zet de versnellingshendel altijd in de neutraalstand,
- trap het koppelingspedaal in.
F Trek de ring onder de pookknop omhoog en beweeg de versnellingshendel eerst naar links en dan naar voren.
Schakel de achteruitversnelling alleen in als de auto stilstaat en de motor stationair draait.
Voor uw veiligheid en om het starten van de motor te vergemakkelijken:
-
- zet de versnellingshendel altijd in de neutraalstand, trap het koppelingspedaal in.
6
203
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Rijden
Opschakelindicator
Dit systeem adviseert de bestuurder op te schakelen om het brandstofverbruik te verminderen.
Afhankelijk van de rijomstandigheden en de uitrusting van uw auto kan het systeem u adviseren één of meer versnellingen op te schakelen.
U kunt deze aanwijzingen opvolgen zonder de tussenliggende versnellingen in te hoeven schakelen.
Bij bepaalde BlueHDi-dieseluitvoeringen met handgeschakelde versnellingsbak kan het systeem u onder bepaalde rijomstandigheden verzoeken om de versnellingsbak in de neutraalstand te zetten (weergave van de letter N op het instrumentenpaneel), om het tijdelijk afzetten van de motor mogelijk te maken
(STOP-fase van het Stop & Start-systeem).
Het is niet verplicht om de aanbevolen versnellingen ook daadwerkelijk in te schakelen.
De keuze van de optimale versnelling hangt namelijk altijd af van de situatie op de weg, de verkeersdrukte en de veiligheid.
De bestuurder moet derhalve altijd waakzaam blijven.
Voorbeeld:
- U rijdt in de derde versnelling.
- U trapt het gaspedaal in.
- Het systeem kan u adviseren een hogere versnelling in te schakelen.
De informatie wordt in de vorm van een pijl op het instrumentenpaneel weergegeven.
Bij auto's met een handgeschakelde versnellingsbak kan behalve de pijl ook het nummer van de aanbevolen versnelling worden weergegeven.
Het systeem past het schakeladvies aan de rijomstandigheden (helling, belading van de auto, ...) en de rijstijl van de bestuurder (veel vermogen nodig, accelereren, remmen, ...) aan.
Het systeem zal u nooit adviseren om:
- de eerste versnelling in te schakelen,
- de achteruitversnelling in te schakelen.
De functie kan niet worden uitgeschakeld.
204
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Rijden
Automatische transmissie
Bij deze automatische transmissie met
6 versnellingen kunt u kiezen voor automatisch of handmatig schakelen.
Deze transmissie heeft dus twee gebruiksmogelijkheden:
- automatisch schakelen : het schakelen wordt elektronisch aangestuurd,
- handmatig schakelen : deze stand maakt het zelf schakelen met de selectiehendel mogelijk.
Selectiehendel
Bij het bedienen van de selectiehendel is het om veiligheidsredenen raadzaam om het rempedaal ingetrapt te houden.
Bij de automatische bediening blijft het altijd mogelijk om zelf te schakelen met behulp van de flippers aan de stuurkolom, bijvoorbeeld om even snel in te halen.
De stand N kunt u gebruiken in een file of bij het wassen van de auto in een automatische wasstraat.
Flippers aan de stuurkolom
P.
Parkeerstand.
F Houd het rempedaal ingetrapt en draai de selectiehendel in deze stand om de auto te parkeren of om de motor te kunnen starten.
R.
Achteruitversnelling.
F Draai de selectiehendel in deze stand.
N.
Neutraalstand.
F Draai de selectiehendel in deze stand om de motor te kunnen starten.
D.
Automatische werking.
F Draai de selectiehendel in deze stand.
M.
Handmatige bediening, waarbij de bestuurder zelf sequentieel kan schakelen.
F Druk met de selectiehendel in de stand D op deze toets of schakel met de flippers aan de stuurkolom.
F Trek de rechter flipper " + " naar u toe om op te schakelen.
F Trek de linker flipper " " naar u toe om terug te schakelen.
6
Met de flippers is het niet mogelijk de neutraalstand en de achteruitversnelling in te schakelen of uit de achteruitversnelling te schakelen.
205
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Rijden
Weergave op het instrumentenpaneel Wegrijden
P.
R .
N.
D.
Wanneer u de stand van de selectiehendel verandert of op de toets M drukt, verschijnt het desbetreffende pictogram op het instrumentenpaneel.
Parking (parkeerstand)
Reverse (achteruitversnelling)
Neutral (neutraalstand)
Drive (automatisch schakelen)
M.
Manual
1 - 6.
Ingeschakelde versnelling
Ongeldige waarde
F Als op het instrumentenpaneel de melding " Trap het rempedaal in " wordt weergegeven, moet u het rempedaal volledig intrappen.
F Trap het rempedaal in en selecteer de stand P .
F Start de motor.
Als niet aan de bovenstaande voorwaarden wordt voldaan, klinkt een geluidssignaal en verschijnt een melding op het display van het instrumentenpaneel.
F Zet de parkeerrem vrij.
F Selecteer de stand R , N of D .
Wanneer u met een zwaar beladen auto moet wegrijden op een steile helling, houd dan het rempedaal ingetrapt , selecteer de stand D , zet de parkeerrem vrij en laat vervolgens het rempedaal weer los.
F Laat het rempedaal geleidelijk los.
De auto begint te rijden.
206
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Als de aanduiding P wordt weergegeven op het instrumentenpaneel terwijl de selectiehendel in een andere stand staat, dient u de selectiehendel in de stand P te zetten om te kunnen starten.
Als tijdens het rijden per ongeluk de stand N wordt geselecteerd, laat het motortoerental dan zakken tot stationair toerental, zet de selectiehendel in de stand D en trap het gaspedaal weer in.
Als de motor stationair draait, het rempedaal is losgelaten en de stand R ,
D of M is geselecteerd, zet de auto zich zelfs al in beweging als het gaspedaal niet is ingetrapt.
Laat daarom geen kinderen alleen in de auto achter.
Verlaat om veiligheidsredenen de auto nooit, zelfs niet voor een korte tijd, zonder de sleutel of afstandsbediening mee te nemen.
Trek de parkeerrem aan en selecteer de stand P indien er onderhoudswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd bij draaiende motor.
Rijden
Automatisch schakelprogramma
F Selecteer de stand D om automatisch te laten schakelen tussen de zes versnellingen.
De versnellingsbak werkt dan in de autoadaptieve stand, zonder dat u zelf hoeft te schakelen. De versnellingsbak kiest voortdurend de meest geschikte versnelling, afhankelijk van de rijstijl, het profiel van de weg en de belading van de auto.
Voor een maximale acceleratie zonder de stand van de selectiehendel te wijzigen, moet het gaspedaal volledig worden ingetrapt (kickdown). De versnellingsbak schakelt automatisch terug of handhaaft de ingeschakelde versnelling totdat de motor het maximumtoerental bereikt.
Bij het remmen schakelt de versnellingsbak automatisch terug om sterker op de motor af te remmen.
Om de veiligheid te verbeteren schakelt de versnellingbak niet naar een hogere versnelling als u het gaspedaal plotseling loslaat.
Zet de selectiehendel nooit in de stand N als de auto rijdt.
Zet de selectiehendel nooit in de stand P of R als de auto niet volledig stilstaat.
Handmatig schakelen
U kunt tijdelijk het schakelen van de transmissie overnemen met de flippers " + " en " " aan de stuurkolom. Als het motortoerental het toelaat, kunt u op deze manier op- of terugschakelen.
Met deze functie kunt u anticiperen op bepaalde rijsituaties, zoals het inhalen van een voorligger of het naderen van een bocht.
Als de flippers enige tijd niet meer zijn gebruikt, gaat de transmissie weer over op de automatische stand.
Kruipfunctie (rijden zonder gasgeven)
Dankzij deze functie verloopt het rijden op lage snelheid soepeler (inparkeren, filerijden, ...).
Als de motor draait, de parkeerrem is vrijgezet en de stand D , M of R is geselecteerd, zet de auto zich langzaam in beweging zodra u het rempedaal loslaat (zelfs zonder dat u het gaspedaal bedient).
Verlaat om veiligheidsredenen
(kinderen in de auto) de auto nooit bij draaiende motor.
6
207
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Rijden
Handmatig schakelen
F Zet de selectiehendel in de stand D en druk op de toets M om sequentieel te schakelen in de zes versnellingen.
Het lampje van de toets gaat branden.
Op het instrumentenpaneel verschijnt de aanduiding M en verschijnen achtereenvolgens de ingeschakelde versnellingen.
F U kunt op elk moment terugkeren naar automatisch schakelen door nogmaals op de toets M te drukken.
Het lampje van de toets gaat dan weer uit.
In een steile en/of lange afdaling is het om de remmen te ontzien raadzaam om af te remmen op de motor (schakel terug of blijf in een lage versnelling rijden).
Voortdurend remmen kan leiden tot oververhitting van de remmen waardoor het remsysteem beschadigd of buiten werking kan raken.
Rem alleen als dit noodzakelijk is om snelheid te minderen of te stoppen.
Bij handmatig schakelen is het niet noodzakelijk om bij het schakelen het gaspedaal los te laten.
Het schakelen naar een andere versnelling kan alleen als de snelheid van de auto en het toerental van de motor dit toestaan.
Op wegen met steile hellingen
(bijvoorbeeld een bergweg) is het raadzaam handmatig te schakelen.
Het automatische schakelprogramma werkt onder zulke omstandigheden niet optimaal en biedt geen mogelijkheid om op de motor af te remmen.
Als het motortoerental te laag of te hoog is, knippert de geselecteerde versnelling enkele seconden en vervolgens wordt de werkelijk ingeschakelde versnelling weergegeven.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest de automatische transmissie automatisch de stand M1 .
Onjuiste waarde bij handmatige bediening
Dit symbool verschijnt als een versnelling niet goed is ingeschakeld
(de selectiehendel bevindt zich tussen twee standen in).
F Zet de selectiehendel "goed" in de gewenste stand.
F Bedien de flipper " + " of " " aan de stuurkolom.
208
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Parkeren van de auto
Wanneer de auto zwaar beladen is en u deze op een steile helling parkeert, houd dan het rempedaal ingetrapt , selecteer de stand P , trek de parkeerrem aan en laat vervolgens het rempedaal weer los.
Controleer voordat u uitstapt altijd of de selectiehendel in de stand P staat.
Selecteer voordat u de motor afzet de stand P en trek vervolgens de parkeerrem aan om de auto te blokkeren.
Storing
U kunt bij het selecteren van de stand P een zwaar punt voelen.
Als de selectiehendel niet in de stand P staat, klinkt bij het openen van het bestuurdersportier of na ongeveer
45 seconden een geluidssignaal en verschijnt een melding op het display.
F Zet de selectiehendel in de stand P ; het geluidssignaal stopt en de melding verdwijnt.
Bij aangezet contact wordt een melding op het display van het instrumentenpaneel weergegeven die duidt op een storing in de transmissie.
In dit geval werkt de transmissie met een noodprogramma en blijft de 3e versnelling ingeschakeld. U kunt dan een hevige schok waarnemen bij het selecteren van R vanuit de stand P , of R vanuit de stand N . Dit is niet gevaarlijk voor de transmissie.
Rijd niet harder dan 100 km/h (afhankelijk van de geldende snelheidslimiet).
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Rijden
De automatische transmissie kan beschadigd raken:
- als u het gaspedaal en het rempedaal gelijktijdig intrapt
(bedien deze pedalen uitsluitend met uw rechtervoet),
- als u, indien de accu geen stroom levert, de selectiehendel vanuit de stand P geforceerd naar een andere stand schakelt.
Zet, om het brandstofverbruik tijdens langdurig stilstaan met draaiende motor
(file...) te beperken, de selectiehendel in de stand N en trek de parkeerrem aan.
6
209
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Rijden
Elektronisch gestuurde versnellingsbak
Selectiehendel
Bij deze elektronisch gestuurde versnellingsbak kunt u kiezen tussen het comfort van de automatische bediening en handmatig schakelen.
Deze transmissie heeft twee gebruiksmogelijkheden:
- automatische bediening, waarbij het op- en terugschakelen volledig automatisch wordt geregeld, zonder dat de bestuurder iets hoeft te doen,
- handmatige bediening, waarbij de bestuurder zelf sequentieel kan schakelen met de flippers aan het stuurwiel.
Tijdens de automatische bediening kunt u op elk gewenst moment tijdelijk zelf schakelen.
R.
Achteruit.
F Draai de selectiehendel in deze stand.
N.
Neutraalstand.
F Houd het rempedaal ingetrapt en draai de selectiehendel in deze stand om te kunnen starten.
A.
Automatische bediening.
F Draai de selectiehendel in deze stand.
M.
Handmatige bediening om sequentieel te schakelen.
F Draai de selectiehendel in deze stand en schakel vervolgens met behulp van de flippers aan de stuurkolom.
Bij het bedienen van de selectiehendel is het om veiligheidsredenen raadzaam om het rempedaal ingetrapt te houden.
Flippers aan de stuurkolom
F Trek de rechter flipper " + " naar u toe om op te schakelen.
F Trek de linker flipper " " naar u toe om terug te schakelen.
Het is niet mogelijk om de neutraalstand of de achteruitversnelling met behulp van de flippers te selecteren.
210
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Weergave op het instrumentenpaneel
Wanneer u de stand van de selectiehendel verandert, verschijnt het desbetreffende pictogram op het instrumentenpaneel.
R.
Reverse (achteruitversnelling)
N.
Neutral (neutraalstand)
AUTO of A.
Automatische bediening
M.
Manual (handmatige bediening)
1 - 6.
Ingeschakelde versnelling
Ongeldige waarde
Starten van de auto
F Selecteer de stand N .
F Houd het rempedaal ingetrapt.
F Start de motor.
Op het display van het instrumentenpaneel verschijnt de aanduiding N .
Als de motor niet kan worden gestart:
Als de aanduiding N op het display knippert in combinatie met een geluidssignaal en een melding, verplaats de selectiehendel dan naar de stand A en zet hem vervolgens in de stand N .
Als op het instrumentenpaneel het pictogram Voet op het rempedaal brandt in combinatie met een geluidssignaal en de melding "Voet op rempedaal", houd het rempedaal dan steviger ingetrapt.
F Selecteer de automatische bediening
(stand A ), de handmatige bediening
(stand M ) of de achteruitversnelling
(stand R ).
F Zet de parkeerrem vrij.
F Laat het rempedaal geleidelijk los, de auto zet zich direct in beweging.
Rijden
Automatisch schakelprogramma
F Selecteer bij draaiende motor de stand A om het automatische schakelprogramma in te schakelen.
Op het instrumentenpaneel worden de aanduiding AUTO en de ingeschakelde versnelling weergegeven.
De versnellingsbak werkt automatisch, zonder dat u zelf hoeft te schakelen. De versnellingsbak kiest voortdurend de meest geschikte versnelling, afhankelijk van de volgende parameters:
- rijstijl.
- profiel van de weg.
6
Trap om krachtig te accelereren
(bijvoorbeeld voor een inhaalmanoeuvre) het gaspedaal met kracht in, tot voorbij het zware punt.
211
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Rijden
Zelf schakelen (tijdelijk)
Handmatig schakelen
Het is niet noodzakelijk om bij het schakelen het gaspedaal los te laten.
Bij het remmen of het verminderen van de snelheid schakelt de versnellingsbak automatisch terug, zodat de juiste versnelling is geselecteerd op het moment dat u het gaspedaal weer intrapt.
U kunt tijdelijk zelf schakelen met de flippers " + " en " ". Als het motortoerental het toestaat, wordt de gevraagde versnelling ingeschakeld.
Met deze functie kunt u anticiperen op bepaalde rijsituaties, zoals het inhalen van een auto of een bocht in de weg.
Als de flippers enige tijd niet meer gebruikt worden, gaat de versnellingsbak weer over op de automatische stand.
F Selecteer bij draaiende motor de stand M om handmatig te schakelen.
F Bedien de flipper " + " of " " aan de stuurkolom.
De aanduiding AUTO verdwijnt en de ingeschakelde versnellingen worden achtereenvolgens op het instrumentenpaneel weergegeven.
Het schakelen naar een andere versnelling kan alleen als de snelheid van de auto en het toerental van de motor dit toestaan, anders wordt er tijdelijk overgegaan op de automatische bediening.
212
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Bij krachtig accelereren wordt de hoogste versnelling niet ingeschakeld als de bestuurder de flippers achter het stuur niet bedient.
Selecteer de neutraalstand N nooit tijdens het rijden.
Zet de selectiehendel alleen in de stand R (achteruit) als de auto volledig stilstaat en het rempedaal is ingetrapt.
Rijden
Storing Achteruitversnelling
Selecteer de achteruitversnelling (stand R ) uitsluitend als de auto volledig stilstaat en de voet op het rempedaal wordt gehouden.
Stilzetten van de auto
F Selecteer de stand R .
Bij het inschakelen van de achteruitversnelling klinkt een geluidssignaal.
Voordat u de motor afzet, kunt u:
- de selectiehendel in de stand N zetten om de neutraalstand te selecteren, of
- een versnelling ingeschakeld laten. In dat geval kan de auto niet worden verplaatst.
Trek in beide gevallen altijd de parkeerrem aan om de auto volledig stil te zetten.
Als op lage snelheid de achteruitversnelling wordt ingeschakeld, knippert het lampje N en wordt automatisch de neutraalstand ingeschakeld. Houd het rempedaal ingetrapt en zet de selectiehendel in de stand N en vervolgens weer in de stand R om de achteruitversnelling in te schakelen.
Selecteer wanneer u de auto met draaiende motor stilzet altijd de neutraalstand N .
Controleer voordat u werkzaamheden onder de motorkap uitvoert altijd of de selectiehendel in de neutraalstand staat en de parkeerrem is aangetrokken.
N
Als de aanduiding A of AUTO bij het aanzetten van het contact gaat knipperen, in combinatie met een geluidssignaal en een melding, duidt dit op een storing in de versnellingsbak.
Laat dit zo snel mogelijk controleren door het CITROËNnetwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Houd bij het starten van de motor altijd het rempedaal ingetrapt.
Trek bij het parkeren de parkeerrem altijd aan om de auto volledig te blokkeren.
6
213
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Rijden
Stop & Start
Het Stop & Start-systeem zet de motor tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood licht, opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch gestart (START-stand) als u weer weg wilt rijden. Het starten gebeurt direct, snel en stil.
Het Stop & Start-systeem is perfect afgestemd op stadsgebruik en zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke stoffen en een aangename rust in het interieur tijdens het wachten.
Overgang naar de
STOP-stand
Stop & Start-teller
Bij auto's met een handgeschakelde versnellingsbak : wanneer de wagensnelheid lager is dan 20 km/h of de auto stilstaat (afhankelijk van de motor), gaat het verklikkerlampje "ECO" op het instrumentenpaneel branden en wordt de motor automatisch afgezet als de versnellingsbak in de neutraalstand wordt gezet en het koppelingspedaal wordt losgelaten.
(minuten/seconden of uren/minuten)
Als uw auto is uitgerust met het Stop & Start-systeem, registreert een teller hoelang de
STOP-stand tijdens een traject is geactiveerd.
De teller wordt elke keer als u het contact aanzet weer op nul gezet.
Bij auto's met een transmissie automatische
: wanneer de auto stilstaat, gaat het verklikkerlampje "ECO" op het instrumentenpaneel branden en wordt de motor automatisch afgezet als u het rempedaal intrapt of de selectiehendel in de stand N zet.
Het systeem werkt de eerste
10 seconden na het inschakelen van de achteruitversnelling niet.
Tijdens de werking van het Stop &
Start-systeem blijven alle andere componenten zoals de remmen en de stuurbekrachtiging normaal functioneren.
Nadat de auto tot stilstand is gekomen, kan het een ogenblik duren voordat de motor wordt afgezet.
Bij auto's met een elektronisch gestuurde versnellingsbak : wanneer de wagensnelheid lager is dan 8 km/h, gaat het verklikkerlampje
"ECO" op het instrumentenpaneel branden en wordt de motor automatisch afgezet als het rempedaal wordt ingetrapt of de selectiehendel in de stand N wordt gezet.
Tank nooit als de motor door het Stop &
Start-systeem in de STOP-stand is gezet. Zet in dat geval altijd het contact af.
214
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Rijden
Bijzonderheden: STOP-stand niet beschikbaar
De STOP-stand wordt niet geactiveerd onder bepaalde bijzondere omstandigheden (met betrekking tot bijvoorbeeld de laadtoestand van de accu, de koelvloeistoftemperatuur, de werking van de rembekrachtiging of de buitentemperatuur) en in de volgende gevallen:
- de auto bevindt zich op een steile helling
(bergopwaarts of bergafwaarts),
- het bestuurderportier is geopend,
- een schuifdeur is geopend,
- de veiligheidsgordel van de bestuurder is losgemaakt,
- de auto heeft sinds de laatste start door de bestuurder niet sneller dan 10 km/h gereden,
- de elektrische parkeerrem wordt/is aangetrokken,
- de klimaatregeling in het interieur laat het niet toe,
- de voorruitontwaseming is ingeschakeld.
In dit geval knippert het verklikkerlampje "ECO" een paar seconden, waarna het uitgaat.
Deze werking van het systeem is volkomen normaal.
Overgang naar de
START-stand
Bij een auto met een handgeschakelde versnellingsbak dooft het verklikkerlampje
" ECO " op het instrumentenpaneel en wordt de motor automatisch opnieuw gestart als u het koppelingspedaal volledig intrapt.
Bij een auto met een automatische transmissie dooft het verklikkerlampje " ECO " op het instrumentenpaneel en wordt de motor automatisch opnieuw gestart als:
- u het rempedaal loslaat terwijl de selectiehendel in de stand D of M staat,
- u, met de selectiehendel in de stand N en het rempedaal niet ingetrapt, de selectiehendel in de stand D of M zet,
- u de achteruitversnelling inschakelt.
Bij een auto met een elektronisch gestuurde versnellingsbak dooft het verklikkerlampje " ECO " op het instrumentenpaneel en wordt de motor automatisch opnieuw gestart als:
- u het rempedaal loslaat terwijl de selectiehendel in de stand A of M staat,
- u, met de selectiehendel in de stand N en het rempedaal niet ingetrapt, de selectiehendel in de stand A of M zet,
- u de achteruitversnelling inschakelt.
Bijzonderheden: automatisch activeren van de START-stand
De START-stand wordt automatisch geactiveerd onder bepaalde bijzondere omstandigheden (met betrekking tot bijvoorbeeld de laadtoestand van de accu, de koelvloeistoftemperatuur, de werking van de rembekrachtiging of de regeling van de airconditioning) en in de volgende gevallen:
- het bestuurderportier wordt geopend,
- een schuifdeur wordt geopend,
- de veiligheidsgordel van de bestuurder wordt losgemaakt,
- de snelheid van de auto hoger is dan
25 km/h of 3 km/h (afhankelijk van de motoruitvoering) bij een handgeschakelde versnellingsbak,
- de snelheid van de auto hoger is dan
3 km/h bij een automatische transmissie.
Het verklikkerlampje "ECO" knippert een paar seconden en gaat dan uit.
Deze werking van het systeem is volkomen normaal.
6
215
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Rijden
Uitschakelen / inschakelen
Met autoradio
Met touchscreen
Open het menu Rijden en activeer/deactiveer
" Stop and Start-systeem ".
Als u het systeem uitschakelt terwijl de motor in de STOP-stand staat, wordt de motor onmiddellijk opnieuw gestart.
Het systeem wordt automatisch weer ingeschakeld zodra u de motor opnieuw start.
Uitschakelen van het systeem:
F Druk op deze knop: het lampje ervan gaat branden, het systeem is uitgeschakeld.
Inschakelen van het systeem:
F Druk op deze knop: het lampje ervan dooft, het systeem is ingeschakeld.
Openen van de motorkap
Schakel omwille van uw veiligheid het
Stop & Start-systeem altijd uit alvorens werkzaamheden onder de motorkap uit te voeren om verwondingen als gevolg van het automatisch inschakelen van de
START-stand te voorkomen.
Rijden op een overstroomde weg
Schakel het Stop & Start-systeem uit wanneer u over een overstroomde weg moet rijden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer rijadviezen , met name over het rijden op overstroomde wegen.
216
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Rijden
Storing
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto:
Bij een storing in het systeem gaat dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel knipperen.
Het lampje van deze knop knippert en er wordt een melding weergegeven in combinatie met een geluidssignaal.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Als er in de STOP-stand een storing zou optreden, kan het zijn dat de motor niet meer wil aanslaan of direct afslaat.
Alle verklikkerlampjes gaan branden.
Afhankelijk van de uitvoering kan er daarnaast een waarschuwingsmelding verschijnen, waarbij verzocht wordt om de selectiehendel in de stand N te zetten en opnieuw het rempedaal in te trappen.
U moet, bij stilstaande auto, het contact uitzetten en de motor opnieuw starten.
Het Stop & Start-systeem maakt gebruik van een speciale 12V-accu.
Laat werkzaamheden aan dit type accu uitsluitend uitvoeren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de 12V-accu .
6
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
217
Rijden
Head-up display
Systeem dat bepaalde informatie op een getint scherm projecteert, in het directe gezichtsveld van de bestuurder zodat deze zijn ogen niet van de weg hoeft af te wenden.
Informatie op het head-up display
Schakelaars
1.
Aan.
2.
Uit (lang indrukken).
3.
Regeling lichtsterkte.
4.
Hoogteverstelling weergave.
Inschakelen/uitschakelen
Als het head-up display is ingeschakeld, geeft het de volgende informatie weer:
A.
De snelheid van uw auto.
B.
De informatie van de snelheidsregelaar/begrenzer.
C.
Indien uw auto met deze systemen is uitgerust: informatie van de Distance Alert, het automatisch noodremsysteem en het navigatiesysteem.
D.
Indien uw auto met dit systeem is uitgerust: informatie van de snelheidsbegrenzer.
218
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Raadpleeg voor meer informatie over het navigatiesysteem de rubriek
" Audio en datacommunicatie ".
F Druk bij draaiende motor op de toets 1 om het systeem in te schakelen en het scherm uit te klappen.
F Houd de toets 2 ingedrukt om het systeem uit te schakelen en het scherm in te klappen.
De ingeschakelde/uitgeschakelde status van het head-up display blijft behouden als de motor opnieuw wordt gestart.
Hoogteverstelling Regelen van de lichtsterkte
Rijden
Het is raadzaam de toetsen uitsluitend bij stilstaande auto te bedienen.
Leg nooit voorwerpen rondom het scherm (of in de uitsparing) zodat het uitklappen en de goede werking van het scherm niet verhinderd worden.
F Stel het display bij draaiende motor op de gewenste hoogte af met de toetsen 4 :
- omhoog om het display hoger af te stellen,
- omlaag om het display lager af te stellen.
F Stel bij draaiende motor de lichtsterkte van het display in met de toetsen 3 :
- "zon" om de lichtsterkte te verhogen,
- "maan" om de lichtsterkte te verlagen.
Bij bepaalde weersomstandigheden
(regen en/of sneeuw, zeer zonnig weer, ...) kan de informatie op het head-up display tijdelijk minder goed leesbaar zijn.
Sommige zonnebrillen kunnen het lezen van de informatie hinderen.
Gebruik een schone en zachte doek
(bijvoorbeeld een brillendoekje of microvezeldoekje) om het projectiescherm te reinigen. Gebruik nooit een droge doek, een schuurspons, of een schoonmaak- of oplosmiddel om te voorkomen dat er krassen ontstaan op het scherm of de anti-reflecterende laag beschadigd raakt.
6
Dit systeem werkt bij draaiende motor en de instellingen worden opgeslagen bij het afzetten van het contact.
219
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Rijden
Snelheden opslaan
Met behulp van deze functie kunt u snelheden opslaan die u vervolgens kunt gebruiken voor de configuratie van de twee functies snelheidsbegrenzer
(maximumsnelheid) en snelheidsregelaar
(kruissnelheid).
U kunt voor beide functies zes snelheden opslaan in het geheugen van het systeem.
F Selecteer de functie waarvoor u nieuwe snelheden wilt opslaan:
● snelheidsbegrenzer of
● snelheidsregelaar.
Programmeren
U kunt de snelheden programmeren via het touchscreen.
F Selecteer in het menu Rijden de optie
" Instellen snelheidslimieten ".
Voer deze handelingen omwille van de veiligheid alleen uit als de auto stilstaat.
F Druk op de toets van de snelheid die u wilt wijzigen.
F Voer de nieuwe waarde in met de nummertoetsen en bevestig.
F Bevestig om de wijzigingen op te slaan en sluit het menu af.
220
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
MEM
U kunt de opgeslagen snelheden weergeven door op deze toets te drukken.
Snelheidslimietherkenning
Werkingsprincipes
Afhankelijk van de uitvoering gebruikt het systeem de informatie over snelheidslimieten afkomstig van de kaartgegevens van het navigatiesysteem.
Dit systeem geeft de door de camera gedetecteerde toegestane maximumsnelheid weer op het instrumentenpaneel.
Specifieke snelheidslimieten, bijvoorbeeld die voor vrachtwagens, worden niet weergegeven.
De op het instrumentenpaneel weergegeven snelheidslimiet wordt bijgewerkt als u een bord met een snelheidslimiet bestemd voor personenauto's en lichte bedrijfswagens passeert.
De eenheid van de weergegeven snelheidslimiet (km/h of mph) is afhankelijk van het land waar u zich bevindt.
Houd hier rekening mee als u zich aan de toegestane maximumsnelheid wilt houden.
Als u in een ander land rijdt, werkt het systeem alleen correct als de eenheid van de snelheid op het instrumentenpaneel overeenkomt met de eenheid voor de snelheid die in dat land wordt gebruikt.
Afhankelijk van de uitvoering detecteert dit systeem met behulp van een boven aan de voorruit geplaatste camera de borden met snelheidslimieten en leest het de informatie op deze borden.
Afhankelijk van de uitvoering gebruikt dit systeem de informatie van de camera en van de kaartgegevens van het navigatiesysteem.
Rijden
De automatische snelheidslimietherkenning is een rijhulpsysteem. Het systeem geeft niet altijd de juiste snelheidslimiet aan.
De op de borden langs of boven de weg weergegeven snelheidslimieten gaan altijd voor de door het systeem weergegeven snelheden.
Ondanks de aanwezigheid van dit systeem moet de bestuurder altijd alert blijven.
De bestuurder moet zich aan de verkeersregels houden en zijn snelheid altijd aanpassen aan de weersomstandigheden en de verkeerssituatie.
Als het systeem niet binnen een vooraf bepaalde tijdsduur een bord met een snelheidslimiet detecteert, wordt mogelijk geen snelheid weergegeven.
Het systeem is ontwikkeld om borden te detecteren die voldoen aan de eisen van het
Verdrag van Wenen inzake verkeerstekens.
6
Om de goede werking van het systeem te garanderen is het raadzaam het gedeelte van de voorruit vóór de camera regelmatig te reinigen.
Om er zeker van te zijn dat de informatie over snelheidslimieten afkomstig van het navigatiesysteem adequaat is, dienen de kaartgegevens geregeld te worden geüpdatet.
221
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Rijden
Weergave op het instrumentenpaneel Weergave van de snelheid Inschakelen/uitschakelen
Deze functie kan worden in- en uitgeschakeld via het configuratiemenu van de auto.
Het systeem is ingeschakeld maar ontvangt geen informatie over de snelheidslimiet.
Met autoradio
Weergave op het head-up display
Open het menu " Persoonlijke instelling - configuratie " en activeer/deactiveer
" Snelheidsadviezen ".
Zodra er informatie over de snelheidslimiet wordt ontvangen, geeft het systeem de waarde weer.
Met touchscreen
De bestuurder kan, als hij dat wil, zijn snelheid aanpassen op basis van de door het systeem geleverde gegevens.
Open het configuratiemenu van de auto en activeer/deactiveer " Weergave van de adviessnelheid.
".
1.
Weergave van de snelheidslimiet.
222
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Rijden
Grenzen van het systeem
De regelgeving met betrekking tot snelheidslimieten verschilt per land.
Het systeem houdt geen rekening met lagere snelheidslimieten die in de volgende gevallen van kracht kunnen zijn:
- slecht weer (regen, sneeuw),
- luchtvervuiling,
- trekken van een aanhangwagen of caravan,
- rijden met sneeuwkettingen,
- rijden met een band die met een bandenreparatieset is gerepareerd,
- beginnende bestuurders,
Het systeem werkt in de volgende situaties mogelijk niet of minder goed:
- slecht zicht (onvoldoende verlichting van de weg, sneeuwval, regen, mist),
- gedeelte van de voorruit vóór de camera is vuil, beslagen, berijpt, beschadigd of bedekt met een sticker,
- storing van de camera,
- verouderde of onjuiste kaartgegevens,
- afgeschermde of onleesbare borden (door andere voertuigen, vegetatie, sneeuw),
- snelheidslimietborden die niet aan de norm voldoen, of die beschadigd of vervormd zijn.
Opslaan van de snelheidslimiet als ingestelde snelheid
Deze geheugenfunctie vormt een aanvulling op de weergave van de
Snelheidslimietherkenning .
Stuurkolomschakelaars
De bestuurder kan ervoor kiezen de ingestelde snelheid af te stemmen op de door de snelheidslimietherkenning aangegeven snelheidslimiet door op de knop voor het opslaan van de schakelaar van de snelheidsbegrenzer of de adaptieve snelheidsregelaar te drukken.
Deze snelheid vervangt dan de ingestelde snelheid voor de snelheidsbegrenzer en/of de snelheidsregelaar.
1.
Selecteren van de snelheidsbegrenzer/ snelheidsregelaar.
2.
Opslaan van de ingestelde snelheid.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de snelheidsbegrenzer , de snelheidsregelaar of de adaptieve snelheidsregelaar .
6
Zorg dat het gedeelte van de voorruit voor de camera regelmatig wordt gereinigd.
223
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Rijden
Weergave op het instrumentenpaneel Opslaan
F Als de snelheidsbegrenzer/ snelheidsregelaar wordt ingeschakeld, worden de desbetreffende gegevens weergegeven.
MEM
F Druk op deze knop om deze nieuwe ingestelde snelheid te bevestigen.
Weergave op het head-up display
Als een verkeersbord wordt gedetecteerd, geeft het systeem de snelheidslimiet weer. U kunt dan deze snelheid als ingestelde snelheid opslaan.
De letters " MEM " knipperen enkele seconden op het display.
3.
Weergave van de snelheidslimiet.
4.
Verzoek om opslaan van de snelheid.
5.
Huidige ingestelde snelheid.
224
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
MEM
F Druk op deze knop om de voorgestelde snelheidslimiet weer te geven.
Snelheidsbegrenzer ("LIMIT")
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de auto de door de bestuurder ingestelde maximumsnelheid overschrijdt.
Als de ingestelde maximumsnelheid is bereikt, heeft het dieper intrappen van het gaspedaal geen effect.
Bediening op het stuurwiel
De ingestelde maximumsnelheid blijft na het afzetten van het contact opgeslagen in het geheugen.
Rijden
Weergave op het instrumentenpaneel
Bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer moet de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht nemen en zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen.
GAP
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over deze toets en de adaptieve snelheidsregelaar .
MEM
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het opslaan van snelheden .
1.
Selecteren van de snelheidsbegrenzer.
2.
Verlagen van de ingestelde snelheid.
3.
Verhogen van de ingestelde snelheid.
4.
Inschakelen/onderbreken van de snelheidsbegrenzing.
5.
Weergeven van de lijst van opgeslagen snelheden of opslaan van de door de snelheidslimietherkenning weergegeven snelheidslimiet.
Head-up display
6
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de snelheidslimietherkenning en in het bijzonder het opslaan van de weergegeven snelheidslimiet.
6.
Snelheidsbegrenzer ingeschakeld/ onderbroken.
7.
Snelheidsbegrenzer geselecteerd.
8.
Ingestelde snelheid.
225
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Rijden
Inschakelen / Pause
Om de snelheidsbegrenzer te kunnen inschakelen moet de ingestelde snelheid minimaal 30 km/h bedragen.
Het onderbreken van de snelheidsbegrenzer geschiedt eveneens via de toets.
Trap het gaspedaal voorbij de weerstand in om de ingestelde snelheid tijdelijk te overschrijden.
Laat om terug te keren naar de ingestelde maximumsnelheid het gaspedaal los tot de wagensnelheid weer beneden de ingestelde snelheid ligt.
Instellen van de maximumsnelheid (instelling)
Er kan een snelheid worden ingesteld zonder de begrenzer in te schakelen.
Als de functie is geselecteerd, kunt u als volgt de waarde van de snelheid wijzigen:
- druk op de toets 2 of 3 om de weergegeven snelheid te verhogen of te verlagen:
F herhaaldelijk kort indrukken om te wijzigen in stappen van + of - 1 km/h,
F ingedrukt houden om te wijzigen in stappen van + of - 5 km/h.
F Draai de rolknop 1 in de stand "LIMIT" : de snelheidsbegrenzer is geselecteerd, maar nog niet ingeschakeld (Pause).
F Schakel de snelheidsbegrenzer in door op de toets 4 te drukken, als de gewenste snelheid wordt weergegeven (standaard de laatste geprogrammeerde snelheid).
F U kunt de werking van de snelheidsbegrenzer tijdelijk onderbreken door nogmaals op de toets 4 te drukken: het onderbreken wordt bevestigd op het display (Pause).
226
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
- door, indien uw auto is uitgerust met snelheidslimietherkenning, op de toets 5 te drukken:
F de zes opgeslagen snelheden worden weergegeven op het touchscreen,
F druk op de toets van de door u gewenste snelheid.
De waarde wordt direct weergegeven op het instrumentenpaneel.
Het selectiescherm wordt na enkele seconden gesloten.
Rijden
- druk, indien uw auto is uitgerust met snelheidslimietherkenning, op de toets 5 :
F de opgeslagen snelheid verschijnt op het instrumentenpaneel,
F druk nogmaals op de toets 5 om de snelheid op te slaan.
De waarde wordt direct op het instrumentenpaneel weergegeven.
Tijdelijk overschrijden van de ingestelde snelheid
F Trap het gaspedaal met kracht in tot voorbij het zware punt om de ingestelde snelheid te overschrijden.
De werking van de snelheidsregelaar wordt tijdelijk onderbroken en de weergegeven ingestelde snelheid knippert.
Als de ingestelde snelheid zonder ingreep van de bestuurder wordt overschreden
(bijvoorbeeld in een steile afdaling), knippert de snelheid in combinatie met een geluidssignaal.
Zodra de wagensnelheid weer is gedaald tot beneden de ingestelde snelheid, werkt de snelheidsbegrenzer weer en stopt het knipperen van de snelheid.
Uitschakelen
Storing
Het knipperen van streepjes wijst op een storing in de snelheidsbegrenzer.
Laat het systeem controleren door het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Bij snel accelereren, bijvoorbeeld in een steile afdaling, kan de snelheidsbegrenzer niet altijd voorkomen dat de ingestelde snelheid wordt overschreden.
De snelheidsbegrenzer wordt dan tijdelijk uitgeschakeld en de ingestelde snelheid knippert op het display.
Als de ingestelde snelheid zonder ingreep van de bestuurder wordt overschreden, knippert de snelheid in combinatie met een geluidssignaal.
6
MEM
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de snelheidslimietherkenning .
F Draai de knop 1 in de stand "0" .
De informatie van de snelheidsbegrenzer wordt niet meer weergegeven.
Bij gebruik van matten die niet zijn goedgekeurd door CITROËN kan de werking van de snelheidsbegrenzer worden gehinderd.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven hangen:
- controleer of de mat goed is bevestigd,
- gebruik nooit meer dan één mat per plaats.
227
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Rijden
Snelheidsregelaar ("CRUISE")
Met behulp van de snelheidsregelaar kan de bestuurder met een constante ingestelde snelheid rijden zonder gas te hoeven geven.
Na het afzetten van het contact worden alle ingestelde snelheden gewist.
Bediening aan de stuurkolom
Bij het gebruik van de snelheidsregelaar moet de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht nemen en zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen.
Houd uw voeten altijd in de buurt van de pedalen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over
MEM
het opslaan van snelheden .
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over
MEM
de snelheidslimietherkenning .
1.
Selecteren van de snelheidsregelaar.
2.
Instellen van een snelheid/Verlagen van de snelheid.
3.
Instellen van een snelheid/Verhogen van de snelheid.
4.
Onderbreken/hervatten van de snelheidsregeling.
5.
Weergeven van de lijst van opgeslagen snelheden of opslaan van de door de snelheidslimietherkenning weergegeven snelheidslimiet.
228
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Weergave op het instrumentenpaneel Inschakelen
Het inschakelen van de snelheidsregelaar geschiedt handmatig: daarvoor moet de auto met een snelheid van minstens 40 km/h rijden.
Bij een auto met handgeschakelde versnellingsbak moet minimaal de derde of vierde versnelling zijn ingeschakeld.
Als uw auto is uitgerust met een automatische transmissie of elektronisch gestuurde versnellingsbak, moet minimaal de tweede versnelling zijn ingeschakeld.
Weergave op het head-up display
Rijden
Door het gaspedaal in te trappen, kan de ingestelde snelheid tijdelijk worden overschreden.
Om weer terug te keren naar de ingestelde snelheid is het voldoende het gaspedaal los te laten tot de wagensnelheid weer gelijk is aan de geprogrammeerde snelheid.
6
6.
Snelheidsregeling onderbroken/hervat.
7.
Snelheidsregelaar geselecteerd.
8.
Ingestelde snelheid.
F Draai de rolknop 1 in de stand "CRUISE" : de snelheidsregelaar is geselecteerd, maar nog niet ingeschakeld (Pause).
F Druk op de toets 2 of 3 : de actuele snelheid van uw auto wordt de ingestelde snelheid.
De snelheidsregelaar is geactiveerd (ON).
229
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Rijden
Wijzigen van de oorspronkelijke
(ingestelde) snelheid
Als de snelheidsregelaar is ingeschakeld, kunt u vervolgens de snelheid wijzigen:
- met behulp van de toetsen 2 of 3 :
F herhaaldelijk kort indrukken om te wijzigen in stappen van + of - 1 km/h,
F ingedrukt houden om te wijzigen in stappen van + of - 5 km/h.
Onderbreken
Het onderbreken van de snelheidsregelaar geschiedt handmatig met de toets, door het rem- of koppelingspedaal in te trappen of om veiligheidsredenen, door activering van de ESC.
- door, indien uw auto is uitgerust met snelheidslimietherkenning, op de toets 5 te drukken:
F de zes opgeslagen snelheden worden weergegeven op het touchscreen,
F selecteer een waarde: deze verschijnt op het instrumentenpaneel.
Het selectiescherm wordt na enkele seconden gesloten.
De wijziging is opgeslagen.
- druk, indien uw auto is uitgerust met snelheidslimietherkenning, op de toets 5 :
F de opgeslagen snelheid verschijnt op het instrumentenpaneel,
F druk nogmaals op de toets 5 om de snelheid op te slaan.
De waarde wordt direct op het instrumentenpaneel weergegeven.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de snelheidslimietherkenning .
Als de snelheidsregelaar is ingeschakeld, kunt de werking ervan tijdelijk onderbreken door op de toets 4 te drukken: op het display wordt de onderbreking aangegeven (Pause).
230
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Overschrijden van de ingestelde snelheid
Als de ingestelde snelheid wordt overschreden, gaat de weergegeven snelheid knipperen.
Het knipperen stopt als de snelheid weer is gedaald tot de ingestelde snelheid.
Uitschakelen
Storing
Als streepjes knipperen wijst dit op een storing in de snelheidsregelaar.
Laat dit controleren door het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
F Draai de knop 1 in de stand "0" .
De informatie van de snelheidsregelaar wordt niet meer weergegeven.
Rijden
Let tijdens het gebruik van de snelheidsregelaar op wanneer u de snelheid met de toetsen instelt; dit kan een plotselinge verandering van de wagensnelheid veroorzaken.
Gebruik de snelheidsregelaar niet op gladde wegen of bij zeer druk verkeer.
Bij een steile afdaling kan de snelheidsregelaar niet voorkomen dat de ingestelde snelheid wordt overschreden.
Op een steile helling of bij het trekken van een zware aanhanger kan het voorkomen dat de ingestelde snelheid niet wordt gehaald.
6
Matten die niet door CITROËN zijn goedgekeurd kunnen hinderlijk zijn bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven hangen:
- controleer of de mat goed op zijn plaats ligt,
- gebruik nooit meer dan één mat per plaats.
231
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Rijden
Adaptieve snelheidsregelaar ("CRUISE")
Bediening aan de stuurkolom
Dit systeem zorgt ervoor dat de auto automatisch de door de bestuurder ingestelde snelheid aanhoudt.
Bovendien kan dit systeem (wanneer de situatie dit toelaat) een bepaalde afstand, die u zelf kunt selecteren, tussen uw auto en de voorligger aanhouden.
Inschakelen / uitschakelen
De rolknop voor de selectie van de snelheidsregelaar moet in de stand
"CRUISE" staan, anders wordt uw commando niet uitgevoerd.
De functie kan worden in- en uitgeschakeld via het configuratiemenu van de auto.
Met touchscreen
Open het menu Rijden en activeer/deactiveer
" Adaptieve snelheidsregelaar ".
1.
Selecteren van de snelheidsregelaar.
2.
Instellen van een snelheid/verlagen van de snelheid.
3.
Instellen van een snelheid/verhogen van de snelheid.
4.
Onderbreken/hervatten van de snelheidsregeling.
5.
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto, weergave van het overzicht van de opgeslagen snelheden of opslaan van de snelheid die door de snelheidslimietherkenning is aangegeven.
6.
Selectie van de afstand tot de voorligger
(" Dichtb.
", " Normaal ", " Ver ")
Bij het afzetten van de motor wordt de status van de functie opgeslagen.
232
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Standaard is de afstand tot de voorligger ingesteld op " Normaal ".
Zo niet, dan wordt de laatst ingestelde waarde gebruikt bij het inschakelen van de functie.
Weergave op het instrumentenpaneel
Head-up display
7.
Snelheidsregeling onderbroken/hervat.
8.
Snelheidsregelaar geselecteerd of bijstelfase van de wagensnelheid.
9.
Ingestelde snelheid.
Rijden
Inschakelen
De adaptieve snelheidsregelaar moet handmatig worden ingeschakeld , daarbij moet de wagensnelheid tussen 40 km/h en 150 km/h liggen.
Als de ingestelde snelheid hoger is dan
150 km/h, gaat de adaptieve snelheidsregelaar automatisch over op een conventionele snelheidsregeling (zonder automatische regeling van de afstand tot de voorligger).
Bij een auto met handgeschakelde versnellingsbak moet minimaal de derde of vierde versnelling zijn ingeschakeld.
De adaptieve snelheidsregelaar moet worden geselecteerd in het menu Rijden .
Als uw auto is uitgerust met een automatische transmissie of elektronisch gestuurde versnellingsbak, moet minimaal de tweede versnelling zijn ingeschakeld.
F Draai de rolknop 1 in de stand " CRUISE ": de snelheidsregelaar is geselecteerd, maar nog niet ingeschakeld (Pause).
F Druk op een van de toetsen 2 of 3 : de actuele snelheid van uw auto wordt de ingestelde snelheid.
De snelheidsregelaar is geactiveerd (ON).
6
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de snelheidsregelaar .
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het head-up display .
233
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Rijden
Wijzigen van alleen de kruissnelheid
Als de regelaar is ingeschakeld, kunt u vervolgens de ingestelde kruissnelheid op de volgende manieren wijzigen:
- met de toets 2 of 3 :
F herhaaldelijk kort indrukken om te wijzigen in stappen van + of - 1 km/h,
F ingedrukt houden om te wijzigen in stappen van + of - 5 km/h.
- als uw auto is voorzien van de functie opslaan van snelheden, door te drukken op de toets 5 :
F de zes opgeslagen snelheden worden weergegeven op het touchscreen,
F kies een snelheid: deze wordt op het instrumentenpaneel weergegeven.
Na enkele ogenblikken wordt het selectiescherm gesloten.
De wijziging is dan doorgevoerd.
- als uw auto is voorzien van de snelheidslimietherkenning, door te drukken op de toets 5 :
F de snelheid die moet worden opgeslagen, wordt weergegeven op het instrumentenpaneel,
F druk nogmaals op de toets 5 om deze snelheid op te slaan.
De waarde wordt direct weergegeven op het instrumentenpaneel.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de
MEM
snelheidslimietherkenning en in het bijzonder het opslaan van de door dit systeem aangegeven snelheid.
Om veiligheidsredenen is het raadzaam een snelheid te selecteren die dicht bij de actuele snelheid van uw auto ligt.
Afstand tot voorligger
Met behulp van een radar aan de voorzijde van de auto, die een bereik heeft van ongeveer
100 meter, signaleert het systeem een voorligger.
Het systeem past automatisch de snelheid van uw auto aan die van de voorligger aan.
Als uw voorligger langzamer rijdt, vermindert het systeem geleidelijk de snelheid van uw auto door alleen op de motor af te remmen
(hetzelfde effect als bij het indrukken van de mintoets " ").
Als uw auto de voorligger te dicht of te snel nadert, wordt de adaptieve snelheidsregelaar automatisch gedeactiveerd. De bestuurder wordt dan gewaarschuwd door een geluidssignaal en een melding.
Als de voorligger versnelt of een andere rijstrook kiest, verhoogt de adaptieve snelheidsregelaar geleidelijk de wagensnelheid tot de ingestelde snelheid weer is bereikt.
Als de bestuurder de richtingaanwijzer inschakelt om aan te geven dat hij een langzamer voertuig gaat inhalen, staat de adaptieve snelheidsregelaar tijdelijk toe dat hij de voorligger dichter nadert om het inhalen gemakkelijker te maken, zonder dat de ingestelde snelheid wordt overschreden.
234
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Rijden
Wijzigen van de afstand tot de voorligger
F Druk op de toets 6 om een nieuwe waarde voor de afstand tot de voorligger te selecteren. U kunt kiezen uit drie instellingen
(" Dichtb.
", " Normaal ", " Ver ").
Deze waarde blijft in het geheugen opgeslagen, ongeacht de status van de functie.
Onderbreken
Als de afstandsradar een voorligger signaleert en de geselecteerde snelheid te hoog ligt ten opzichte van die van deze voorligger, wordt het systeem niet geactiveerd en wordt de waarschuwingsmelding "Inschakelen geweigerd, omstandigheden ongeschikt" weergegeven tot de omstandigheden voldoende veilig zijn voor de activering van het systeem.
De ingestelde waarde van de afstand tot de voorligger blijft na het afzetten van het contact in het geheugen opgeslagen.
Overschrijden van de ingestelde snelheid
De ingestelde tijd kan tijdelijk worden overschreden door het gaspedaal in te trappen.
Het onderbreken van de adaptieve snelheidsregelaar kan handmatig (met de toets) of automatisch worden uitgevoerd:
- door het rem- of koppelingspedaal in te trappen,
- om veiligheidsredenen bij een ingreep van het ESC-systeem,
- als een grenswaarde voor de afstand tot de voorligger wordt bereikt (berekend op basis van het snelheidsverschil tussen uw auto en uw voorligger en de ingestelde afstand tot de voorligger),
- als de afstand tussen uw auto en uw voorligger te klein wordt,
- als de snelheid van uw voorligger te laag is,
- als de snelheid van uw auto te laag wordt.
6
Het loslaten van het gaspedaal is voldoende om weer terug te keren naar de ingestelde snelheid.
Als de ingestelde snelheid wordt overschreden zonder dat u het gaspedaal intrapt, bijvoorbeeld in een steile afdaling, wordt u gewaarschuwd door het knipperen van de snelheid op het instrumentenpaneel.
235
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Rijden
Rijomstandigheden en bijbehorende waarschuwingen
In de volgende tabel worden de bij bepaalde rijomstandigheden weergegeven waarschuwingen en meldingen beschreven.
Deze waarschuwingen worden niet opeenvolgend weergegeven.
Pictogram Bijbehorende melding Toelichting
Geen voertuig gedetecteerd: het systeem werkt als een normale snelheidsregelaar.
Detectie van een voertuig op de grens van het bereik van de radar: het systeem werkt als een normale snelheidsregelaar.
"AANGEPASTE SNELHEID" Detectie van een voertuig dat zich te dicht vóór de auto bevindt of waarvan de snelheid lager ligt dan de ingestelde snelheid.
Het systeem remt de auto af op de motor (max. 30 km/h) en houdt de wagensnelheid gelijk aan die van de voorligger om de ingestelde afstand in tijd tot de voorligger te bewaren.
Bij het automatisch afremmen achter een voorligger kan de werkelijke wagensnelheid hoger zijn dan de weergegeven "aangepaste snelheid".
"AANGEPASTE SNELHEID" Als de aangepaste snelheid de grens van het systeem (ingestelde snelheid - 30 km/h) bereikt, gaan de aangepaste snelheid en de waarde van de ingestelde snelheid knipperen om aan te geven dat de functie binnen enkele ogenblikken automatisch zal worden uitgeschakeld.
"Snelheidsregelaar op pauze".
Als het systeem de grens voor het aanpassen van de snelheid overschrijdt en als de bestuurder niet ingrijpt (inschakelen van de richtingaanwijzer, wisselen van rijstrook, snelheid minderen), wordt de werking van het systeem automatisch onderbroken.
Deze melding verschijnt in combinatie met een geluidssignaal.
236
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Rijden
Als de adaptieve snelheidsregelaar automatisch wordt onderbroken, kan deze pas weer worden geactiveerd als weer aan alle veiligheidsvoorwaarden wordt voldaan. De melding "Inschakelen geweigerd, omstandigheden ongeschikt" wordt weergegeven zolang het niet mogelijk is om de adaptieve snelheidsregelaar weer te activeren.
Als het activeren weer mogelijk is, is het raadzaam de functie te activeren door de toets 2 (SET+) of 3 (SET-) in te drukken waarbij uw actuele snelheid als nieuwe ingestelde snelheid wordt opgeslagen.
Het indrukken van de toets 4 (inschakelen/ pauze) om de functie te activeren met de laatste ingestelde snelheid is ook mogelijk, maar daarbij kan deze snelheid sterk afwijken van uw actuele snelheid.
Beperkingen van de werking
Als het verschil tussen de ingestelde snelheid en de snelheid van de voorligger groter is dan 30 km/h, werkt het systeem niet.
De werking van het systeem wordt in dat geval onderbroken als de afstand met de voorligger te klein wordt.
De adaptieve snelheidsregelaar vermindert de wagensnelheid uitsluitend door af te remmen op de motor. Daardoor neemt de snelheid langzaam af, zoals dat ook gebeurt bij het loslaten van het gaspedaal.
De werking van het systeem wordt automatisch onderbroken:
- als de voorligger te sterk of te plotseling afremt en u zelf niet remt,
- als een voertuig invoegt tussen uw auto en uw voorligger,
- als het systeem de snelheid niet voldoende kan verminderen om een veilige afstand te bewaren, zoals in een steile afdaling.
Omdat het detectiegebied van de radar relatief smal is, is het mogelijk dat het systeem het volgende niet detecteert:
- voertuigen die niet in het midden van de rijstrook rijden,
- voertuigen die een bocht in rijden,
- voertuigen die plotseling van rijstrook wisselen.
De snelheidsregelaar houdt geen rekening met:
- stilstaande voertuigen,
- tegemoetkomende voertuigen.
6
- smalle voertuigen, bijvoorbeeld motorfietsen,
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
237
Rijden
Storing
In het geval van een storing van de adaptieve snelheidsregelaar wordt u gewaarschuwd door een geluidssignaal en de weergave van de melding "Storing functies hulp bij het rijden".
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Bij het gebruik van de adaptieve snelheidsregelaar moet de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht nemen en zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen.
De adaptieve snelheidsregelaar werkt zowel overdag als 's nachts, ook bij mist en matige regen.
De functie remt de auto niet af via het remsysteem, maar alleen op de motor.
Het bereik van de adaptieve snelheidsregeling is beperkt: de snelheid wordt niet meer aangepast als het verschil tussen de ingestelde snelheid van uw auto en de snelheid van de voorligger te groot wordt.
Als het verschil tussen de ingestelde snelheid van uw auto en de snelheid van uw voorligger te groot wordt, kan het systeem de snelheid van uw auto niet meer aanpassen: de regelaar wordt automatisch uitgeschakeld.
Let tijdens het gebruik van de adaptieve snelheidsregelaar op wanneer u de snelheid met de toetsen instelt; dit kan een plotselinge verandering van de wagensnelheid veroorzaken.
Gebruik de adaptieve snelheidsregelaar niet op gladde wegen of bij zeer druk verkeer.
Bij een steile afdaling kan de snelheidsregelaar niet voorkomen dat de ingestelde snelheid wordt overschreden.
Op een steile helling of bij het trekken van een zware aanhanger kan het voorkomen dat de ingestelde snelheid niet wordt gehaald of niet kan worden vastgehouden.
Matten die niet door CITROËN zijn goedgekeurd kunnen hinderlijk zijn bij het gebruik van de adaptieve snelheidsregelaar.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven hangen:
- controleer of de mat goed bevestigd is,
- gebruik nooit meer dan één mat per plaats.
Houd uw voeten altijd in de buurt van de pedalen.
238
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Waarschuwing kans op aanrijding en
Active Safety Brake
Rijden
Werkingsvoorwaarden
Het systeem Waarschuwing kans op aanrijding werkt:
- bij een van een kentekenplaat voorzien voertuig dat in dezelfde rijrichting rijdt of staat,
- bij voetgangers,
- als de wagensnelheid minimaal 7 km/h is (de functie wordt uitgeschakeld als de snelheid daalt tot 5 km/h).
Het systeem Waarschuwing kans op aanrijding waarschuwt de bestuurder wanneer er een risico bestaat op een aanrijding met een voorligger of een voetganger op de rijstrook.
Het systeem Active Safety Brake treedt in werking wanneer de bestuurder, na de waarschuwing, niet snel genoeg reageert en niet remt.
Dit systeem helpt, zonder ingrijpen van de bestuurder, een aanrijding te voorkomen of de zwaarte van de aanrijding te beperken door de snelheid van de auto te verminderen.
Deze systemen maken gebruik van een radar in de voorbumper en een camera boven aan de voorruit.
Deze systeem zijn ontwikkeld om de veiligheid te verbeteren.
De bestuurder moet zelf altijd het verkeer in de gaten blijven houden en zich aan de verkeersregels houden.
Deze systemen zijn een hulpmiddel voor de bestuurder die desondanks waakzaam moet blijven.
Het systeem Active Safety Brake werkt:
- wanneer de wagensnelheid tussen 5 en
140 km/h ligt bij rijdende voertuigen,
- wanneer de wagensnelheid lager is dan 80 km/h bij stilstaande voertuigen,
- wanneer de wagensnelheid lager is dan 60 km/h bij een voetganger,
- indien de passagiers hun veiligheidsgordel hebben omgedaan,
- indien de auto niet snel accelereert,
- indien de auto geen scherpe bocht maakt.
6
239
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Rijden
Het systeem Active Safety Brake werkt niet:
- als de voorbumper van de auto is beschadigd,
- binnen 10 seconden na de laatste keer dat het systeem in werking is getreden,
- bij een storing in het elektronische stabiliteitsprogramma,
Na een aanrijding wordt de functie automatisch uitgeschakeld. Neem contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Werkingslimieten
In de volgende gevallen is het raadzaam de functie uit te schakelen via het configuratiemenu van de auto:
- bij een schok op de voorruit ter hoogte van de detectiecamera,
- als de auto een aanhanger of caravan trekt,
- als lading op de imperiaal boven de voorruit uitsteekt (bijvoorbeeld een ladder),
- als de auto wordt gesleept bij draaiende motor,
- als het noodreservewiel (indien aanwezig) is gemonteerd,
- als de auto tijdens onderhoud in de werkplaats op een rollenbank wordt getest,
- als de auto in een automatische wasstraat wordt gewassen,
- als de remlichten niet werken.
Waarschuwing kans op aanrijding
Afhankelijk van de door het systeem gedetecteerde kans op een aanrijding en de geselecteerde stand voor de waarschuwing kunnen meerdere waarschuwingsniveaus worden geactiveerd en weergegeven op het instrumentenpaneel.
Deze informatie wordt tevens weergegeven op het head-up display.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het head-up display .
Niveau 1 : waarschuwing door middel van visuele signalen die aangeeft dat de afstand tot de voorligger zeer klein is.
Wanneer de auto de voorligger nadert, wordt een melding weergegeven om de bestuurder aan te sporen op te letten.
Dit waarschuwingsniveau is gebaseerd op de afstand in tijd tussen uw auto en de voorligger.
240
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Rijden
Niveau 2 : waarschuwing door middel van visuele signalen en geluidssignalen die aangeeft dat een aanrijding dreigt.
Er wordt een melding weergegeven om de bestuurder aan te sporen te remmen.
Dit waarschuwingsniveau is gebaseerd op de tijd vóór de aanrijding. Daarbij wordt rekening gehouden met de beweging van de auto, de snelheid van uw auto en die van de voorligger, de weersomstandigheden, de rijomstandigheden (in een bocht, intrappen van pedalen enz.) zodat de waarschuwing op het meest geschikte moment wordt geactiveerd.
Instellen van de stand voor de activering van de waarschuwing
De stand voor de activering van de waarschuwing is bepalend voor de manier waarop u wordt gewaarschuwd voor een rijdende of stilstaande voorligger, of een voetganger op uw rijstrook.
U kunt uit drie standen kiezen:
- " Ver " om vroeg gewaarschuwd te worden
(voorzichtige rijstijl).
- " Normaal ".
- " Dichtb.
" om later gewaarschuwd te worden.
Met autoradio
Open het menu " Persoonlijke instelling - configuratie " en activeer/deactiveer " Autom. noodremfunctie ".
Stel vervolgens het waarschuwingsniveau in.
Als uw auto een voorligger te snel nadert, wordt het eerste waarschuwingsniveau mogelijk niet weergegeven: in dat geval wordt waarschuwingsniveau 2 direct weergegeven.
Bovendien wordt waarschuwingsniveau 1 nooit weergegeven als de stand " Dichtb.
" is geselecteerd.
Slechte weersomstandigheden (zeer zware regenval, opgehoopte sneeuw voor de radar en de camera) kunnen de werking van het systeem verstoren.
In dat geval wordt een storingsmelding weergegeven. De functie is niet beschikbaar zolang deze melding wordt weergegeven.
Met touchscreen
Open het configuratiemenu van de auto en activeer/deactiveer " Waarschuwing kans op aanrijding en automatisch remmen ".
6
Stel vervolgens het waarschuwingsniveau in.
Druk op " Bevestigen " om de wijziging op te slaan.
241
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Rijden
Active Safety Brake
Dit systeem, ook wel automatisch noodremsysteem genoemd, is bedoeld om de snelheid van de aanrijding te beperken of de frontale aanrijding met de voorligger te voorkomen (bij snelheden tussen 5 km/h en
140 km/h) wanneer de bestuurder niet ingrijpt.
Op basis van informatie van de radar en de camera activeert het systeem de remmen van de auto.
242
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Als de radar en de camera de aanwezigheid van een voertuig of een voetganger hebben bevestigd, knippert dit verklikkerlampje als het systeem wordt geactiveerd.
Belangrijk : als het automatische noodremsysteem in werking treedt, moet u de controle over uw auto weer overnemen door met het rempedaal te remmen en zo de automatische remactie aan te vullen en te voltooien.
De bestuurder kan op elk gewenst moment de controle over de auto weer overnemen door een ferme stuurbeweging te maken en/of het gaspedaal in te trappen.
Als het systeem in werking is, kunnen er lichte trillingen voelbaar zijn in het rempedaal.
Als de auto volledig tot stilstand is gekomen, blijven de remmen automatisch
1 tot 2 seconden geactiveerd.
Bij auto's met een handgeschakelde versnellingsbak kan de motor afslaan als de auto door het automatische noodremsysteem tot stilstand wordt gebracht.
Bij auto's met een automatische transmissie begint de auto weer te rijden nadat hij door het automatische noodremsysteem tot stilstand is gebracht.
Trap het rempedaal in als u dit wilt voorkomen.
Als het automatische noodremsysteem niet is ingeschakeld, wordt u hiervoor gewaarschuwd door het permanent branden van dit verklikkerlampje in combinatie met een melding.
Rijden
Intelligente noodremassistentie (AFUi)
Wanneer de bestuurder onvoldoende afremt om de aanrijding te voorkomen, zorgt het systeem voor voldoende remkracht.
Dit gebeurt alleen als de bestuurder zelf het rempedaal intrapt.
Uitschakelen / inschakelen van de waarschuwing en het remmen
Standaard wordt de functie automatisch ingeschakeld als de motor wordt gestart.
De functie kan worden uit- of ingeschakeld via het configuratiemenu van de auto.
Storing
Met autoradio
Open het menu " Persoonlijke instelling - configuratie " en activeer/deactiveer " Autom. noodremfunctie ".
Met touchscreen
In het geval van een storing wordt u gewaarschuwd door het branden van dit verklikkerlampje in combinatie met een geluidssignaal en een melding.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Onder de volgende omstandigheden werkt de camera mogelijk minder goed of helemaal niet:
- slecht zicht (slecht verlichte weg, sneeuwval of regen, mist, enz.),
- verblinding (verlichting van een tegenligger, laagstaande zon, reflectie op nat wegdek, uitrijden van een tunnel, sterke afwisseling van schaduw en licht, ...),
- als het gedeelte van de voorruit voor de camera vuil, dichtgevroren of beschadigd is of is bedekt met modder, sneeuw of een sticker.
Onder bepaalde weersomstandigheden van de werking van de in de voorbumper geplaatste radar verstoord raken, zoals bij opeenhoping van sneeuw, ijs, modder, enz.
6
Open het configuratiemenu van de auto en activeer/deactiveer " Waarschuwing kans op aanrijding en automatisch remmen ".
243
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Rijden
Als een van de twee sensoren (camera of radar) is afgedekt of een beperkt bereik heeft terwijl de andere normaal werkt, blijft het systeem werken maar minder nauwkeurig dan normaal. U wordt hier niet over geïnformeerd door een melding of een verklikkerlampje.
Om storingen in de werking van de radar te voorkomen, mag de bumper niet worden gespoten.
Reinig het gedeelte van de voorruit voor de camera regelmatig.
Laat geen sneeuw op de motorkap of op het dak liggen, omdat de detectiecamera erdoor kan worden afgedekt.
Verwijder in dat geval de sneeuw, modder enz. van de voorbumper.
244
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Rijden
Lane Departure Warning System (LDWS)
Detectie - Waarschuwing
U wordt gewaarschuwd door het knipperen van dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel in combinatie met een geluidssignaal.
Het systeem waarschuwt niet als de richtingaanwijzer is ingeschakeld en gedurende ongeveer 20 seconden nadat deze is uitgeschakeld.
Dit systeem signaleert, met behulp van een camera die doorgetrokken of onderbroken strepen herkent, het onvrijwillig overschrijden van een rijstrookmarkering en waarschuwt in dat geval de bestuurder.
De waarschuwing wordt geactiveerd als bij een wagensnelheid hoger dan 60 km/h een rijstrookmarkering wordt overschreden zonder dat de richtingaanwijzer wordt ingeschakeld.
Dit systeem werkt het meest effectief op autowegen en snelwegen.
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie kan worden in- en uitgeschakeld via het configuratiemenu van de auto.
Met autoradio
Het Lane Departure Warning System is een hulpmiddel voor de bestuurder, die desondanks waakzaam moet blijven en verantwoordelijk is.
De bestuurder dient zich altijd aan de verkeersregels te houden en niet langer dan twee uur aaneengeschakeld achter het stuur te zitten.
Inschakelen van het systeem:
F Druk op deze knop, het verklikkerlampje ervan gaat branden; het systeem is ingeschakeld.
Uitschakelen van het systeem:
F Druk op deze knop, het verklikkerlampje ervan dooft; het systeem is uitgeschakeld.
6
245
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Rijden
Met touchscreen
Open het menu Rijden en activeer/deactiveer
" Lane Departure Warning ".
Storing
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto:
Het lampje van deze knop knippert.
of
De toets knippert en er wordt een storing weergegeven.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Er kunnen storingen in de signalering optreden:
- als de rijstrookmarkeringen weggesleten zijn en er weinig contrast is tussen het wegdek en de markeringen,
- als de voorruit vuil is,
-
onder bepaalde extreme weersomstandigheden: mist, zware regenval, sneeuw, schaduwen, sterke zonnestraling en direct zonlicht (zeer laagstaande zon, uitrijden van een tunnel, ...).
246
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Detectie verslapping aandacht
Het is raadzaam om een pauze te nemen wanneer u zich moe voelt. Pauzeer in elk geval elke twee uur.
Afhankelijk van de uitvoering bevat de functie alleen het systeem "Waarschuwing overschrijding rijtijd" of daarnaast ook het systeem
"Waarschuwing verslapping aandacht bestuurder".
Het systeem geeft een waarschuwing zodra het detecteert dat de bestuurder langer dan twee uur heeft gereden met een snelheid van meer dan 65 km/h zonder dat hij een pauze heeft genomen.
Waarschuwing overschrijding rijtijd
Het systeem wordt gereset als aan een van de volgende woorwaarden is voldaan:
- de auto staat gedurende meer dan
15 minuten stil met draaiende motor,
- sinds het afzetten van het contact zijn enkele minuten verstreken,
- de veiligheidsgordel van de bestuurder is losgemaakt en het portier is geopend.
Zodra de snelheid lager is dan 65 km/h, gaat het systeem over in de wachtstand.
De rijtijd wordt opnieuw berekend zodra de snelheid hoger is dan 65 km/h.
Rijden
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie kan worden in- en uitgeschakeld via het configuratiemenu van de auto.
Met autoradio
Open het menu " Persoonlijke instelling - configuratie " en activeer/deactiveer " Detectie verslapping aandacht ".
Met touchscreen
Open het configuratiemenu van de auto en activeer/deactiveer " Detectie verslapping aandacht ".
Deze waarschuwing bestaat uit een melding die de bestuurder adviseert een pauze te nemen, en een geluidssignaal.
Als de bestuurder dit advies niet opvolgt, wordt de waarschuwing elk uur herhaald tot de motor wordt afgezet.
Deze systemen zijn hulpmiddelen voor de bestuurder die desondanks waakzaam moet blijven.
Ga niet rijden als u moe bent.
6
247
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Rijden
Waarschuwing verslapping aandacht bestuurder
Afhankelijk van de uitvoering wordt het systeem
"Waarschuwing overschrijding rijtijd" aangevuld met het systeem "Waarschuwing verslapping aandacht bestuurder".
Zodra het systeem heeft bepaald dat de koers van de auto op een zekere mate van vermoeidheid of aandachtsverslapping van de bestuurder wijst, wordt het eerste waarschuwingsniveau geactiveerd.
Met behulp van een boven aan de voorruit geplaatste camera beoordeelt het systeem de waakzaamheid van de bestuurder door afwijkingen in de koers van de auto ten opzichte van de wegmarkeringen te signaleren.
Deze functie is bijzonder geschikt voor auto(snel)wegen (snelheid hoger dan 65 km/h).
De bestuurder wordt dan gewaarschuwd door de melding " Voorzichtig!
", in combinatie met een geluidssignaal.
Na drie waarschuwingen van het eerste niveau, activeert het systeem een nieuwe waarschuwing met de melding " Las een rustpauze in!
", in combinatie met een luider klinkend geluidssignaal.
Ondanks de aanwezigheid van dit systeem dient de bestuurder altijd waakzaam te blijven.
Ga niet rijden als u vermoeid bent of medicijnen hebt gebruikt die de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden.
248
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Onder bepaalde omstandigheden
(slecht wegdek of harde windstoten) kan het systeem waarschuwingen geven zonder dat er sprake is van vermoeidheid bij de bestuurder.
Het systeem werkt in de volgende situaties mogelijk minder goed of helemaal niet:
- slecht zicht (onvoldoende verlichting van het wegdek, sneeuwval, harde regen, dichte mist enz.),
- verblinding (koplampen van tegenliggers, laagstaande zon, reflecties op nat wegdek, uitrijden van een tunnel, snelle overgangen tussen schaduw en licht enz.),
- gedeelte van de voorruit voor de camera vuil, beslagen, bevroren, bedekt door sneeuw, beschadigd of bedekt door een sticker,
- wegmarkeringen afwezig, versleten, niet zichtbaar door sneeuw of modder, of meerdere wegmarkeringen (weggedeelte met werkzaamheden enz.),
- geringe afstand tot de voorligger (geen detectie van wegmarkeringen),
- smalle, bochtige wegen, ...
Rijden
Dodehoekbewaking
Deze rijhulp waarschuwt de bestuurder wanneer zich een ander voertuig in de dode hoek van zijn auto bevindt, dat een potentieel gevaar betekent.
Het systeem dient als hulp voor de bestuurder maar kan nooit een vervanging zijn voor de spiegels.
De bestuurder blijft te allen tijde verantwoordelijk voor het op tijd waarnemen wat er zich achter hem bevindt, het inschatten van de snelheid en afstand van achteropkomend verkeer en de beslissing of hij al dan niet veilig van rijstrook kan wisselen.
Het systeem voor dodehoekbewaking is een hulpmiddel voor de bestuurder die echter te allen tijde zijn aandacht op het verkeer moet blijven vestigen.
In de buitenspiegel aan de zijde waar zich dat voertuig bevindt, brandt dan permanent een lampje:
- direct, wanneer u wordt ingehaald,
- na circa een seconde, wanneer u langzaam een andere auto inhaalt.
Indien een voertuig - een (motor) fiets, een auto of een vrachtwagen - zich in de dode hoek van de auto bevindt, zal er een waarschuwingslampje gaan branden in de linker- of rechterbuitenspiegel (afhankelijk van de situatie) onder de volgende voorwaarden:
- alle voertuigen gaan dezelfde kant op en rijden op aangrenzende rijstroken,
- de snelheid van uw auto ligt tussen
12 km/h en 140 km/h,
- het snelheidsverschil met het voertuig dat u aan het inhalen bent, is kleiner dan 10 km/h,
- het snelheidsverschil met het voertuig dat u inhaalt, is kleiner dan 25 km/h,
- het verkeer stroomt vloeiend door,
- de inhaalmanoeuvre duurt langer dan normaal, doordat het ingehaalde voertuig weer terugkomt in de dode hoek,
- u rijdt in een rechte lijn of in een flauwe bocht,
- uw auto trekt geen aanhanger of caravan, enz.
6
249
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Rijden
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie kan worden in- en uitgeschakeld via het configuratiemenu van de auto.
Met autoradio
Er wordt geen waarschuwingssignaal afgegeven in de volgende situaties:
- voor stilstaande objecten (geparkeerde auto's, vangrails, lantaarnpalen, borden...),
- bij tegemoetkomende voertuigen,
- bij rijden over bochtige wegen of in zeer scherpe bochten,
- bij het inhalen van of ingehaald worden door een zeer lang voertuig (vrachtwagen, autobus...) die én in de dode hoek achter wordt gedetecteerd én zich in het gezichtsveld van de bestuurder bevindt,
- bij erg druk verkeer: de voertuigen die voor en achter worden gedetecteerd worden aangezien voor een vrachtwagen of een stilstaand object,
- bij snelle inhaalmanoeuvres.
Inschakelen van het systeem:
F Druk op deze knop, het verklikkerlampje ervan gaat branden; het systeem is ingeschakeld.
Uitschakelen van het systeem:
F Druk op deze knop, het verklikkerlampje ervan dooft; het systeem is uitgeschakeld.
250
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Met touchscreen
Storing
Afhankelijk van de uitrusting van uw auto:
Open het menu
"
Rijden
Dodehoekbewaking ".
en activeer/deactiveer
Bij het afzetten van het contact wordt de status van het systeem opgeslagen.
of
Een storing wordt aangegeven door het knipperen van dit (deze) verklikkerlampje(s).
Het lampje van deze toets knippert en er verschijnt een melding in combinatie met een geluidssignaal.
De dodehoekbewaking wordt automatisch uitgeschakeld als u een aanhanger trekt met een door het CITROËN-netwerk gehomologeeerde trekhaak.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Rijden
Bij slechte weersomstandigheden
(zware regen, hagel enz.) kan het systeem tijdelijk minder nauwkeurig werken.
Vooral het rijden op een nat wegdek of van een droog wegdek op een nat wegdek terechtkomen kan tot een vals alarm leiden (zo kan een wolk waterdruppels in de dode hoek worden aangezien voor een voertuig).
Let er bij slecht weer en in de winter altijd op dat de sensoren niet met modder, sneeuw of ijs bedekt zijn.
Plak geen stickers of andere zaken op het gedeelte onder de buitenspiegels waar de waarschuwingslampjes zitten, omdat de de dodehoekbewaking dan mogelijk niet goed werkt. Dit geldt ook voor de detectiezones op de voor- en achterbumper.
6
Wassen met hogedrukspuit
Houd tijdens het wassen van de auto het uiteinde van de hogedrukspuit op minimaal
30 centimeter van de sensoren, omdat ze anders beschadigd kunnen raken.
251
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Rijden
Parkeerhulp
Grafische weergave
Parkeerhulp achter
De functie wordt geactiveerd zodra de achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
Dit wordt bevestigd door een geluidssignaal.
Zodra de achteruitversnelling wordt uitgeschakeld, is de functie niet meer actief.
Geluidssignalen
Deze functie signaleert met behulp van sensoren in de bumper obstakels in de nabijheid van de auto (zoals voetgangers, auto's, bomen en slagbomen) die binnen het detectiebereik vallen.
Bepaalde obstakels (zoals paaltjes en pionnen) die aanvankelijk wel worden gedetecteerd, worden mogelijk niet meer gedetecteerd als ze zich in de dode hoek van het detectiebereik van de sensoren bevinden.
Deze functie is een hulpsysteem: de bestuurder dient altijd alert te blijven.
De bestuurder wordt via een onderbroken geluidssignaal gewaarschuwd bij het naderen van obstakels. De frequentie van het geluidssignaal neemt toe naarmate de auto het obstakel nadert.
Aan de weergave van het geluidssignaal via de luidspreker (rechts of links) is te herkennen aan welke zijde van de auto het obstakel zich bevindt.
Zodra de afstand tussen de auto en het obstakel kleiner wordt dan dertig centimeter, klinkt het geluidssignaal ononderbroken.
De grafische weergave is een aanvulling op het geluidssignaal. Op het scherm of op het instrumentenpaneel worden blokjes weergegeven die het pictogram van de auto steeds dichter naderen. Als de auto het obstakel zeer dicht genaderd is, verschijnt het symbool "Gevaar".
252
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Parkeerhulp vóór Uitschakelen/inschakelen
De functie kan worden uitgeschakeld of ingeschakeld via het configuratiemenu van de auto.
De functie wordt automatisch uitgeschakeld als een aanhanger wordt aangekoppeld of een fietsendrager op de trekhaak wordt bevestigd (indien de auto is uitgerust met een volgens de voorschriften van het
CITROËN-netwerk gemonteerde trekhaak).
Met autoradio
De parkeerhulp vóór is een aanvulling op de parkeerhulp achter en wordt geactiveerd zodra er bij een wagensnelheid van maximaal 10 km/h vóór de auto een obstakel wordt gedetecteerd.
De parkeerhulp vóór wordt uitgeschakeld zodra de auto langer dan drie seconden stilstaat met een ingeschakelde versnelling vooruit, als er geen obstakel meer wordt gedetecteerd of wanneer de wagensnelheid hoger wordt dan 10 km/h.
Aan de hand van het geluid dat via de luidspreker (voor of achter) wordt weergegeven, is te herkennen of het obstakel zich voor of achter de auto bevindt.
Open het menu " Persoonlijke instelling - configuratie " en activeer/deactiveer
" Parkeerhulp ".
Met touchscreen
Open het menu Rijden en activeer/deactiveer
" Parkeerhulp ".
Rijden
Storing
Als bij het inschakelen van de achteruitversnelling een storing wordt gesignaleerd, gebeurt afhankelijk van de uitvoering het volgende:
Dit verklikkerlampje gaat branden en er verschijnt een melding, in combinatie met een geluidssignaal.
Het lampje van deze toets gaat knipperen en er verschijnt een melding, in combinatie met een geluidssignaal.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Controleer bij slecht weer of in winterse omstandigheden of de sensoren soms bedekt zijn met modder, ijs of sneeuw. Bij het inschakelen van de achteruitversnelling geeft een geluidssignaal (lange pieptoon) aan dat de sensoren vuil kunnen zijn.
De parkeerhulp kan geluidssignalen geven als reactie op bepaalde omgevingsgeluiden (motoren, vrachtwagens, drilboren, enz.).
6
Wassen met hogedrukspuit
Houd tijdens het wassen van de auto het uiteinde van de hogedrukspuit op minimaal
30 centimeter van de sensoren, omdat ze anders beschadigd kunnen raken.
253
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Rijden
Achteruitrijcamera met weergave op het binnenspiegelglas
Als de achterklep of de achterdeur (afhankelijk van de uitvoering) wordt geopend, kan de weergave worden verstoord.
Als een achterdeur is geopend, houd er dan rekening mee dat de deur uitsteekt achter de auto.
Het is normaal dat de beelden vervormd zijn.
De beelden worden weergegeven op het binnenspiegelglas.
De achteruitrijcamera wordt automatisch geactiveerd wanneer de versnellingsbak in de achteruit wordt gezet.
De functie kan zijn gecombineerd met het parkeerhulpsysteem.
De achteruitrijcamera is een hulpmiddel voor de bestuurder die desondanks waakzaam moet blijven.
De blauwe breedtelijnen geven de breedte van uw auto, inclusief buitenspiegels, weer.
De rode lijn geeft een afstand van 30 cm achter de achterbumper weer. De kleine blauwe lijnen geven een afstand van 1 m ( A ) en 2 m ( B ) achter de achterbumper weer.
Controleer regelmatig of de lens van de camera nog goed schoon is.
Maak de achteruitrijcamera regelmatig schoon met een zachte, droge doek.
Wassen met een hogedrukspuit (bijv. bij modder op de lens)
Houd tijdens het wassen van de auto het uiteinde van de hogedrukspuit op minimaal 30 centimeter van de camera, omdat hij anders beschadigd kan raken.
254
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Rijden
180°-camerasysteem achter
Met dit systeem kunt u op het scherm de nabije omgeving van uw auto zien dankzij camera's aan de achterzijde van de auto. Ter aanvulling wordt voor het beeld van bovenaf van de omgeving van uw auto (birdview-beeld, rechter gedeelte) gebruik gemaakt van de informatie van de parkeersensoren achter en/of voor.
Naast het birdview-beeld van de auto (rechter gedeelte) kunnen andere typen beelden worden weergegeven (linker gedeelte):
- standaardbeeld van de omgeving achter de auto,
- 180°-beeld van de omgeving achter de auto,
- ingezoomd beeld van de omgeving achter de auto (samengesteld).
Het systeem geeft een aan de omstandigheden aangepast beeld (linker gedeelte) en een birdview-beeld van de auto in zijn nabije omgeving weer.
Standaard is de modus auto (automatisch) geactiveerd.
In deze modus bepaalt het systeem zelf, op basis van de informatie van de parkeerhulp, welk beeld (standaard of ingezoomd) het beste kan worden weergegeven.
Het 180°-beeld kan alleen via de menu's worden geselecteerd.
Principe van de beeldsamenstelling
Tijdens het achteruitrijden registreert het systeem met behulp van de camera's achter de omgeving van de auto. Er wordt in realtime een birdview-beeld samengesteld van de nabije omgeving van de auto (tussen de blauwe haken) dat tijdens de manoeuvre permanent wordt aangepast.
Dit beeld maakt het correct inparkeren gemakkelijker en biedt u de mogelijkheid alle obstakels in de buurt van de auto te zien.
Dit samengestelde beeld verdwijnt automatisch als de auto langere tijd stilstaat.
Ondanks de aanwezigheid van dit visuele hulpsysteem moet de bestuurder altijd alert blijven.
De door de camera's geleverde beelden kunnen door het reliëf zijn vervormd.
Bij schaduwzones achter de auto (bij zonnig weer) of bij onvoldoende licht kan het beeld donkerder worden en het contrast afnemen.
6
De weergave verdwijnt bij een wagensnelheid van ongeveer 10 km/h.
De functie wordt automatisch uitgeschakeld ongeveer 7 seconden na het uit de achteruitversnelling schakelen of als een achterdeur of de achterklep wordt geopend.
255
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Rijden
Beelden van de omgeving achter de auto
Als de achteruitversnelling wordt ingeschakeld, wordt de camera op de achterklep of de achterdeur geactiveerd.
"180°-beeld"
"Standaardbeeld"
"Ingezoomd beeld" (samengesteld)
Het gebied achter uw auto wordt op het scherm weergegeven.
De blauwe lijnen geven de breedte van uw auto
(met buitenspiegels) weer: ze verplaatsen zich afhankelijk van de stand van het stuurwiel.
De rode lijn geeft een afstand van 30 cm achter de achterbumper weer, de twee blauwe lijnen een afstand van 1 m en 2 m.
Dankzij het 180°-beeld kunt u bij het achteruit uit een parkeerplaats rijden anticiperen op kruisende voertuigen, voetgangers of fietsers.
Het is niet raadzaam dit beeld te gebruiken tijdens de volledige manoeuvre.
Het is als volgt samengesteld:
Tijdens het achteruitrijden slaat de camera de beelden van de omgeving op. Aan de hand van deze informatie kan een birdview-beeld van het gebied vlak achter de auto worden samengesteld zodat u tijdens de manoeuvre de obstakels in de omgeving van de auto kunt zien.
Dit beeld is beschikbaar in de modus AUTO en kan worden geselecteerd in het menu voor het veranderen van het beeld.
De parkeerhulp achter kan u daarbij helpen.
De obstakels kunnen verder weg lijken dan ze in werkelijkheid zijn.
Houd tijdens het achteruitrijden de omgeving van de auto in de gaten met behulp van de spiegels.
256
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
"Modus AUTO"
Deze modus is standaard geactiveerd.
Dankzij de sensoren in de achterbumper kan, wanneer de auto een obstakel nadert, automatisch worden overgeschakeld van het beeld van de omgeving achter de auto naar het birdview-beeld.
Snelstartmodus
Een melding (in het Engels) geeft aan dat u de omgeving van de auto moet controleren voordat u de manoeuvre uitvoert.
Inschakelen
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld als de achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
De functie wordt weergegeven op het touchscreen. Druk op het rode kruis links boven op het venster om het weergegeven venster te sluiten.
Rijden
Wanneer het submenu wordt weergegeven, kunt u een van de vier beeldopties kiezen:
"Standaardbeeld".
"180°-beeld".
"Ingezoomd beeld".
"Modus AUTO".
Door op deze zone te drukken kunt u op elk gewenst moment de weergavemodus kiezen.
Controleer regelmatig of de lenzen van de camera's schoon zijn.
Reinig regelmatig de achteruitrijcamera met een zachte en droge doek.
Wassen met hogedrukspuit (bijv. bij modder op de camera's)
Houd tijdens het wassen van de auto het uiteinde van de hogedrukspuit op minimaal
30 cm van de lenzen van de camera's, omdat deze anders beschadigd kunnen raken.
6
Met de snelstartmodus kan zo snel mogelijk de omgeving van de auto (linker gedeelte) en de bovenzijde van de auto worden weergegeven.
De functie wordt automatisch uitgeschakeld als een aanhanger wordt getrokken of als een fietsendrager op de trekhaak is gemonteerd (auto met een volgens de voorschriften van de fabrikant gemonteerde trekhaak).
257
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Rijden
Bandenspanningscontrolesysteem
Dit systeem controleert automatisch de bandenspanning tijdens het rijden.
Het systeem bewaakt de spanning van de vier banden zodra de auto begint te rijden.
Het systeem vergelijkt de signalen van de snelheidssensoren van de wielen met de referentiewaarden die elke keer nadat de banden op spanning zijn gebracht of na het verwisselen van een wiel moeten worden gereset .
Het systeem geeft een waarschuwing zodra wordt gesignaleerd dat de spanning van een of meer banden te laag is.
Het bandenspanningscontrolesysteem is niet meer dan een hulpmiddel, hetgeen inhoudt dat de waakzaamheid van de bestuurder niet door het systeem kan worden vervangen.
Het systeem onthoudt u niet van de verantwoordelijkheid om elke maand de bandenspanning te controleren (ook die van het reservewiel). Doe dit ook voordat u een lange rit gaat maken.
Het rijden met een te lage bandenspanning heeft een nadelige invloed op het weggedrag en de remweg van de auto en veroorzaakt vroegtijdige bandenslijtage, vooral onder zware omstandigheden (zware belading, hoge snelheden, een lange rit).
Het rijden met een te lage bandenspanning veroorzaakt bovendien een hoger brandstofverbruik.
De voor uw auto voorgeschreven bandenspanning vindt u op de sticker met de bandenspanningen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de identificatie van de auto .
De bandenspanning moet worden gecontroleerd als de banden "koud" zijn
(de auto staat langer dan een uur stil of er is minder dan 10 km gereden met een beperkte snelheid).
Onder andere omstandigheden (bij warme banden) moet de bandenspanning ten opzichte van de op de sticker vermelde spanning met 0,3 bar worden verhoogd.
Sneeuwkettingen
Het systeem hoeft niet gereset te worden na het aanbrengen of verwijderen van sneeuwkettingen.
Reservewiel
Het stalen reservewiel is niet voorzien van een bandenspanningssensor.
258
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Waarschuwing te lage bandenspanning
U krijgt deze waarschuwing als dit lampje blijft branden in combinatie met een geluidssignaal en, volgens uitvoering, een melding.
F Verminder onmiddellijk uw snelheid en vermijd plotselinge stuurbewegingen en krachtig remmen.
F Stop zodra dit mogelijk is op een veilige plaats.
Een te lage bandenspanning is niet altijd aan de band te zien. Een visuele controle is dus niet voldoende.
Rijden
F Gebruik in het geval van een lekke band de bandenreparatieset of het reservewiel
(volgens uitvoering), of
F controleer als u een compressor in de auto hebt, bijvoorbeeld die van de set voor tijdelijke bandenreparatie, de spanning van de vier banden als deze zijn afgekoeld, of
F rijd voorzichtig verder als het niet mogelijk is om deze controle onmiddellijk uit te voeren.
De waarschuwing blijft actief tot het systeem is gereset.
Resetten
Elke keer nadat u een of meer banden op spanning hebt gebracht en na het verwisselen van een of meer wielen, moet u het systeem resetten.
Controleer voordat u het systeem gaat resetten of de spanning van de vier banden overeenkomstig de gebruiksomstandigheden van de auto en de voorschriften op de sticker met de bandenspanningen is.
Het waarschuwingssysteem voor te lage bandenspanning is alleen betrouwbaar als de vier banden tijdens het resetten de juiste spanning hebben.
Het bandenspanningscontrolesysteem geeft geen meldingen als de bandenspanning bij het resetten onjuist is.
6
Het resetten van het systeem moet gebeuren bij aangezet contact en stilstaande auto.
De nieuw opgeslagen waarden van de bandenspanning worden door het systeem beschouwd als referentiewaarden.
259
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Rijden
Met autoradio
Storing
Selecteer in het menu " Persoonlijke instelling - configuratie
"
Met touchscreen
" de optie
Initialisatie bandenspanningscontrole ".
Selecteer in het menu Rijden de optie
" Initialisatie bandenspanningscontrole ".
Druk op " Ja " om het resetten te bevestigen .
Als het resetten is voltooid, klinkt een geluidssignaal en wordt een melding weergegeven.
Als het waarschuwingslampje te lage bandenspanning gaat knipperen en vervolgens blijft branden in combinatie met het lampje
Service, wijst dit op een storing in het systeem.
In dat geval werkt de bandenspanningscontrole mogelijk niet goed.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Controleer na werkzaamheden aan het systeem altijd de spanning van de vier banden en reset het systeem vervolgens.
260
Spacetourer-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Praktische informatie
Brandstoftank
Inhoud van de brandstoftank: ongeveer 69 liter.
Openen Tanken
Tank meer dan 8 liter brandstof om er voor te zorgen dat de stijging van het brandstofniveau wordt weergegeven op de brandstofmeter.
Tijdens het openen van de tankdop kan een geluid van aangezogen lucht hoorbaar zijn.
Dit wordt veroorzaakt door de onderdruk die ontstaat door de afdichting van het brandstofcircuit. Dit geluid is normaal.
F Kies bij het tankstation de juiste brandstof
(deze staat vermeld op de sticker aan de binnenzijde van de brandstofvulklep van uw auto).
- Zet altijd eerst de motor af.
- Ontgrendel de auto als deze is voorzien van het Keyless entry and start-systeem.
- Open de brandstofvulklep.
F Draai de vuldop open en plaats deze op de steun (aan de klep).
F Steek het vulpistool zo ver mogelijk in de vulopening en druk hierbij de metalen klep A in.
F Vul de brandstoftank. Laat het vulpistool maximaal drie keer afslaan, aangezien er anders storingen kunnen optreden.
F Plaats de vuldop terug en sluit deze door de dop rechtsom te draaien.
F Druk de brandstofvulklep dicht (uw auto moet ontgrendeld zijn).
7
Indien uw auto is voorzien van het
Stop & Start-systeem, tank dan nooit wanneer de motor zich in de STOPstand bevindt; zet in dat geval altijd het contact af met de sleutel of met de knop
"START/STOP" bij een auto met het
Keyless entry and start-systeem.
F Als uw auto is voorzien van een conventionele sleutel, steek deze dan in de vuldop en draai de sleutel linksom.
261
Spacetourer-VP_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
Praktische informatie
Als uw auto is voorzien van een schuifdeur aan de linkerzijde, open deze dan niet tijdens het tanken omdat hierbij de brandstofvulklep beschadigd kan raken.
Uw auto is voorzien van een katalysator, die de schadelijke bestanddelen in de uitlaatgassen vermindert.
Indien u per vergissing de verkeerde brandstof voor uw auto tankt, moet de tank beslist worden afgetapt voordat de motor kan worden gestart.
Tankbeveiliging diesel
Dit mechanisme is aangebracht in auto's met een dieselmotor, waardoor het onmogelijk is om benzine te tanken. Hiermee wordt schade aan de motor, ontstaan door het tanken van de verkeerde brandstof, voorkomen.
Deze voorziening, die in de tankopening is ingebouwd, wordt geactiveerd zodra u de brandstoftankdop verwijdert.
Minimumbrandstofniveau
Als het minimumbrandstofniveau is bereikt, gaat dit waarschuwingslampje branden, in combinatie met een geluidssignaal en een melding.
Als dit lampje gaat branden, zit er nog minder dan 8 liter brandstof in de tank.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat u zonder brandstof komt te staan.
Onderbreking brandstoftoevoer
Uw auto is voorzien van een beveiliging die bij een aanrijding onmiddellijk de brandstoftoevoer afsluit.
Wanneer u bij een dieseluitvoering een benzinetankpistool in de tankopening plaatst, wordt dit tegengehouden door een klep, waardoor het vergrendeld blijft en er dus niet getankt kan worden.
Probeer in dat geval niet toch te tanken maar kies een dieseltankpistool.
262
Spacetourer-VP_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
Praktische informatie
Het vullen van de brandstoftank met behulp van een jerrycan is wel mogelijk, maar doe dit met beleid.
Houd de tuit van de jerrycan recht en druk deze niet tegen de klep van de tankbeveiliging, om ervoor te zorgen dat de brandstof netjes in de vulopening stroomt.
Brandstof voor dieselmotoren
Reizen naar het buitenland
Omdat de tankpistolen voor het tanken van
Diesel per land kunnen verschillen, kan de aanwezigheid van een tankbeveiliging op de auto er toe leiden dat tanken niet mogelijk is.
Wij adviseren u daarom voordat u naar het buitenland afreist bij het CITROËN-netwerk te informeren of uw auto geschikt is om in het desbetreffende land te kunnen tanken.
De dieselmotoren zijn geschikt voor biobrandstoffen die aan de huidige en toekomstige Europese richtlijnen voldoen en die aan de pomp getankt kunnen worden:
- Diesel die voldoet aan de richtlijn EN590 gemengd met biobrandstof die voldoet aan de richtlijn EN14214,
- Diesel die voldoet aan de richtlijn EN16734 gemengd met biobrandstof die voldoet aan de richtlijn EN14214 (met een gehalte aan methyl-estervetzuren van 0 tot 10%),
- Paraffinehoudende diesel die voldoet aan de richtlijn EN15940 gemengd met biobrandstof die voldoet aan de richtlijn
EN14214 (met een gehalte aan methylestervetzuren van 0 tot 7%).
De brandstof B20 of B30 die voldoet aan de richtlijn EN16709 is ook geschikt voor de dieselmotor van uw auto. Maar als deze brandstof, ook al is het slechts incidenteel, wordt gebruikt, moeten de bijzondere onderhoudsvoorschriften (voor "Zware rijomstandigheden") strikt worden nageleefd.
Raadpleeg voor meer informatie het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Het gebruik van elk ander type (bio)brandstof
(zuivere of verdunde plantaardige of dierlijke olie, stookolie...) is nadrukkelijk verboden
(kans op schade aan de motor en het brandstofcircuit).
Alleen het gebruik van dieseladditieven die voldoen aan de norm B715000 is toegestaan.
7
Spacetourer-VP_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
263
Praktische informatie
Sneeuwkettingen
Onder winterse omstandigheden verbeteren sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag van de auto.
Uitsluitend de voorwielen mogen van sneeuwkettingen worden voorzien.
Gebruik uitsluitend kettingen die geschikt zijn voor het type velg van uw auto.
Maat van de af fabriek gemonteerde banden
Type sneeuwketting schakel 12 mm 215/65 R16
215/60 R17
-
225/55 R17
Het gebruik van sneeuwsokken is eveneens mogelijk.
Neem voor meer informatie contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Houd u altijd aan de ter plekke geldende regelgeving over het gebruik van sneeuwkettingen en de maximaal toegestane snelheid.
Montagetips
F Als u onderweg sneeuwkettingen moet monteren, zet de auto dan langs de kant van de weg stil op een vlakke ondergrond.
F Trek de handrem aan en plaats eventueel wielblokken voor of achter de wielen om te voorkomen dat de auto wegglijdt.
F Monteer de sneeuwkettingen, volg daarbij de aanwijzingen van de fabrikant.
F Rijd langzaam weg en rijd een klein stukje met een snelheid van maximaal 50 km/h.
F Zet de auto stil en controleer of de kettingen correct gespannen zijn.
Rijd niet met sneeuwkettingen op een sneeuwvrij gemaakte weg om schade aan de banden en het wegdek te voorkomen. Als uw auto is voorzien van lichtmetalen velgen, controleer dan of de ketting en de bevestigingen de velg niet raken.
Het is bijzonder raadzaam voor vertrek het monteren van de sneeuwkettingen te oefenen; doe dit op een vlakke en droge ondergrond.
264
Spacetourer-VP_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
Praktische informatie
Trekken van een aanhanger
Wij raden u aan gebruik te maken van een speciaal door CITROËN geteste en goedgekeurde trekhaak inclusief bedrading en deze door het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats te laten monteren.
Als de trekhaak wordt gemonteerd door een bedrijf dat niet tot het CITROËNnetwerk behoort, moet de montage altijd volgens de voorschriften van de fabrikant worden uitgevoerd.
Uw auto is hoofdzakelijk bedoeld voor het vervoer van personen en bagage, maar is tevens geschikt voor het trekken van een aanhanger.
Het rijden met een aanhanger heeft veel invloed op het rijgedrag van de auto en vergt daarom extra aandacht van de bestuurder.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer rijtips , in het bijzonder met betrekking tot het trekken van een aanhanger.
7
Spacetourer-VP_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
265
Praktische informatie
Eco-mode
De eco-mode bepaalt de maximale gebruiksduur van een aantal functies om te voorkomen dat de accu ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een aantal elektrische functies zoals het audio- en telematicasysteem, de ruitenwissers, dimlichten, plafonniers, ... nog in totaal maximaal 40 minuten gebruiken.
Inschakelen van de eco-mode
Een melding op het display van het instrumentenpaneel geeft aan dat de eco-mode is ingeschakeld en worden de actieve functies in de ruststand gezet.
Als u op het moment dat de eco-mode wordt ingeschakeld aan het telefoneren bent, kan het gesprek nog gedurende ongeveer 10 minuten worden voortgezet via de handsfree set van uw autoradio.
Uitschakelen van de eco-mode
De functies worden automatisch weer ingeschakeld als de motor gestart wordt.
Start om de functies direct weer te kunnen gebruiken de motor en laat deze draaien:
- minder dan tien minuten om de functies ongeveer vijf minuten te kunnen gebruiken,
- meer dan tien minuten om de functies ongeveer dertig minuten te kunnen gebruiken.
Neem de tijd die nodig is voor het starten van de motor in acht om een juiste lading van de accu te garanderen.
Vermijd het herhaaldelijk en continu starten van de motor om de accu bij te laden.
Als de accu ontladen is, kan de motor niet gestart worden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de 12V-accu .
Spaarfase
De spaarfase stuurt de elektrische functies van de auto aan om het ontladen van de accu te voorkomen.
Tijdens het rijden kunnen in verband met de laadtoestand van de accu enkele functies
(airconditioning, achterruitverwarming, ...) tijdelijk worden uitgeschakeld.
Deze functies worden automatisch ingeschakeld zodra de laadtoestand van de accu dit toelaat.
266
Spacetourer-VP_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
Praktische informatie
Accessoires
Een ruime keuze aan accessoires en originele onderdelen wordt u aangeboden door het CITROËN-netwerk.
Deze accessoires en onderdelen zijn volledig aangepast aan uw auto, zijn voorzien van een artikelnummer en beschikken over de garantie van CITROËN.
Installeren van radiocommunicatiezenders
Voordat u radiozenders met buitenantenne als uitrusting achteraf monteert, kunt u bij het
CITROËN-netwerk de technische gegevens (frequentieband, maximaal uitgangsvermogen, positie antenne, specifieke installatievoorschriften) van de voor montage geschikte zenders opvragen, conform de Richtlijn
Elektromagnetische Compatibiliteit
(2004/104/EG).
Het monteren van elektrische apparatuur of accessoires die niet onder een artikelnummer in het assortiment van CITROËN voorkomen, kan leiden tot storingen in het elektronisch systeem van uw auto en een verhoogd stroomverbruik veroorzaken.
Neem contact op met een vertegenwoordiger van het merk CITROËN om u te laten informeren over het assortiment uitrustingen en accessoires voorzien van een artikelnummer.
"Comfort"
Windgeleiders, aansteker, bagagestoppers, kledinghanger voor bevestiging aan de hoofdsteun, parkeerhulp voor en achter, gestileerde spatlappen, indelingssysteem bagageruimte, ...
Afhankelijk van de lokale wetgeving kan de aanwezigheid van bepaalde veiligheidsuitrusting verplicht zijn: veiligheidsvesten, gevarendriehoeken, alcoholtests, een set reservelampen, reservezekeringen, een brandblusser, een verbandtrommel, spatlappen aan de achterzijde van de auto.
"Styling"
Wieldoppen, sierdoppen voor velgen, dorpellijsten, pookknoppen, ...
"Veiligheid"
Inbraakalarm, graveren van ruiten, wielbouten met slot, kinderzitjes, alcolholtest, verbandtrommel, gevarendriehoek, veiligheidsvest, lokalisatiesysteem gestolen auto, wagenparkbeheermodule, sneeuwkettingen, sneeuwsokken, mistlampen vóór, ...
"Bescherming"
Matten*, stoelhoezen geschikt voor stoelen met zij-airbags, spatlappen, zijstootlijsten, bumperbeschermers, beschermingsset voor de laadruimte (hout of kunststof), dorpellijsten achter, matten achter, ...
"Transportoplossingen"
Kunststof bak bagageruimte, bagagenet, allesdragers, fietsendrager voor bevestiging op de trekhaak, fietsendrager voor bevestiging op de allesdragers, skidrager, dakkoffer, trekhaakkabelset...
De trekhaak moet door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats worden gemonteerd.
* Om te voorkomen dat de pedalen blijven hangen:
- controleer of de mat goed op zijn plaats ligt en goed is bevestigd,
- leg nooit meerdere matten boven op elkaar.
7
267
Spacetourer-VP_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
Praktische informatie
"Multimedia"
Smartphonehouder, semi geïntegreerde tablethouder of navigatiesysteemhouder, gamma autoradio's en portable navigatiesystemen, zwarte doos, Bluetooth handsfree set, DVD-speler, multimediahouder, rijhulpsystemen, voertuigvolgsysteem, ...
Dakstangen/imperiaal
U kunt bij het CITROËN-netwerk ook terecht voor het aanschaffen van producten voor reiniging, onderhoud
(interieur en exterieur), waaronder de ecologische producten uit het gamma "TECHNATURE", en bijvullen
(ruitensproeiervloeistof, ...), lakstiften en spuitbussen met de kleur die exact overeenkomt met die van uw auto en producten voor navullen (flacon voor bandenreparatieset...), ...
Neem voor alle werkzaamheden aan uw auto contact op met een gekwalificeerde werkplaats die beschikt over de juiste technische informatie, vakkennis en apparatuur.
Het CITROËN-netwerk is in staat u dit te bieden.
268
Spacetourer-VP_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
Gebruik bij het monteren van dakstangen de hiervoor bestemde bevestigingspunten:
F open de afdekkapjes van de bevestigingspunten van beide dakstangen,
F breng de bevestigingspunten van de dakstangen aan en vergrendel ze één voor
één op het dak,
F controleer of de dakstangen goed zijn bevestigd (door eraan te schudden),
F sluit de afdekkapjes van beide dakstangen.
De dakstangen zijn verwisselbaar en kunnen voor elk paar bevestigingspunten worden afgesteld.
Raadpleeg de wetgeving van uw land met betrekking tot het vervoeren van voorwerpen die langer zijn dan de auto.
Monteer een imperiaal op de daarvoor bestemde bevestigingspunten:
F breng de bevestigingspunten van het imperiaal aan en vergrendel ze één voor
één op het dak,
F controleer of het imperiaal goed is bevestigd (door eraan te schudden).
Max. toegestaan gewicht per bevestigingspunt
, bij een maximale laadhoogte van 40 cm: 25 kg .
Max. toegestane daklast afhankelijk van de lengte van de auto:
- compact (L1) met
8 bevestigingspunten: 200 kg
- standaard (L2) en lang (L3) met
10 bevestigingspunten: 250 kg
Pas bij een belading hoger dan 40 cm de wagensnelheid aan de rijomstandigheden aan om schade aan de dakstangen of het imperiaal en de bevestigingsplaatsen op het dak te voorkomen.
Praktische informatie
Wisserbladen vervangen
Voordat u een wisserblad demonteert
Monteren
F Breng het nieuwe wisserblad aan en klik het vast.
F Zet de ruitenwisserarm voorzichtig terug.
Na het monteren van een wisserblad vóór
F Zet het contact aan.
F Bedien nogmaals de ruitenwisserschakelaar om de ruitenwissers in de ruststand te zetten.
F
Bedien de ruitenwisserschakelaar binnen
één minuut na het afzetten van het contact om de ruitenwissers naar het midden van de voorruit te verplaatsen.
Demonteren
F Til de desbetreffende ruitenwisserarm op.
F Maak het wisserblad los en verwijder het.
7
Spacetourer-VP_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
269
Praktische informatie
TOTAL & CITROËN
Partners in prestaties en respect voor het milieu
Innovatie voor nog betere prestaties
Sinds meer dan 40 jaar ontwikkelen de Research
& Development-teams van TOTAL voor CITROËN smeermiddelen die geschikt zijn voor de nieuwste technologieën die in auto’s van het merk CITROËN worden toegepast, zowel voor wedstrijddoeleinden als gebruik in het dagelijkse leven.
Zo kunt u rekenen op de beste prestaties van de motor.
Een optimale bescherming van uw motor
Het gebruik van TOTAL smeermiddelen bij het onderhoud van uw CITROËN zorgt voor een langere levensduur en betere prestaties van de motor, waarbij het milieu zo min mogelijk wordt belast.
270
Spacetourer-VP_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
Praktische informatie
Motorkap
Openen
F Open het portier.
Schakel het Stop&Start-systeem altijd uit als u handelingen onder de motorkap wilt uitvoeren, om letsel door het automatisch activeren van de
START-stand te voorkomen.
Open de motorkap niet als het hard waait.
Wees bij warme motor voorzichtig met het bedienen van de veiligheidshaak en de motorkapsteun (kans op brandwonden).
Gebruik nooit een hogedrukreiniger om de motorruimte schoon te maken: de elektrische componenten kunnen dan beschadigd raken.
F Trek de hendel aan de onderzijde van het portierkader naar u toe.
F Beweeg de hendel omhoog en til de motorkap op.
De koelventilator kan ook nog gaan draaien nadat de motor is afgezet: houd daarom voorwerpen en kleding uit de buurt van de ventilator.
F Neem de motorkapsteun uit de houder en bevestig deze in de uitsparing om de motorkap geopend te houden.
Sluiten
F Haal de motorkapsteun uit de uitsparing.
F Bevestig de motorkapsteun in de houder.
F Laat de motorkap voorzichtig zakken en laat deze aan het einde van de slag in het slot vallen.
F Trek aan de motorkap om te controleren of deze goed vergrendeld is.
7
271
Spacetourer-VP_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
Praktische informatie
Dieselmotor
1.
Reservoir ruiten- en koplampsproeiers.
2.
Reservoir koelvloeistof.
3.
Motorolie (bij)vullen.
4.
Oliepeilstok.
5.
Handopvoerpomp*.
6.
Vulopening remvloeistof.
7.
Accu.
8.
Afzonderlijk massapunt (aansluiting "-").
9.
Zekeringkast.
10.
Reservoir stuurbekrachtigingsvloeistof.
11.
Luchtfilter.
Het brandstofcircuit staat onder hoge druk:
- Voer nooit werkzaamheden aan dit circuit uit.
- In de HDi-motoren is veel hoogwaardige technologie toegepast.
Laat werkzaamheden aan deze motoren daarom altijd over aan het personeel van het CITROËN-netwerk, dat daar speciaal voor is opgeleid.
* Volgens motoruitvoering.
272
Spacetourer-VP_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
De afbeelding van deze motor dient als voorbeeld. De plaats van de oliepeilstok en de olievuldop is afhankelijk van de motoruitvoering.
Praktische informatie
Niveaus controleren
Controleer deze niveaus regelmatig en respecteer de voorwaarden zoals vermeld in het onderhoudsschema van de fabrikant. Vul indien nodig bij, tenzij anders aangegeven.
Laat in het geval van een sterk gedaald niveau het desbetreffende circuit controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Let bij werkzaamheden onder de motorkap goed op, want bepaalde delen van de motor kunnen zeer heet zijn (kans op brandwonden) en de motorventilateur kan ieder moment aanslaan (zelfs bij afgezet contact).
Motorolieniveau
Het motorolieniveau kan bij aangezet contact worden gecontroleerd via de motorolieniveaumeter op het instrumentenpaneel (volgens uitvoering) of met de oliepeilstok.
De controle van het motorolieniveau is alleen betrouwbaar als de auto op een horizontale ondergrond staat en de motor ten minste
30 minuten niet heeft gedraaid.
Het is normaal dat u tussen twee onderhoudsbeurten door olie moet bijvullen.
CITROËN adviseert u om elke 5000 km het olieniveau te controleren en, indien nodig, olie bij te vullen.
Controle met de oliepeilstok
De plaats van de oliepeilstok is aangegeven op de desbetreffende afbeelding van de motorruimte.
F Trek aan het gekleurde uiteinde om de oliepeilstok volledig uit de schacht te trekken.
F Veeg de peilstok af met een schone, niet pluizende doek.
F Steek de oliepeilstok weer volledig in de schacht en trek hem er weer uit om het oliepeil te controleren: het oliepeil is correct als het tussen de merktekens A en B ligt.
A = MAXI
B = MINI
Als u ziet dat het oliepeil boven het merkteken A of onder het merkteken B ligt, start de motor dan niet .
- Als het oliepeil boven het merkteken MAXI ligt (kans op motorschade), neem dan contact op met het CITROËN-netwerk of met een gekwalificeerde werkplaats.
- Als het oliepeil lager is dan het merkteken
MINI , vul dan altijd motorolie bij.
7
273
Spacetourer-VP_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
Praktische informatie
Eigenschappen van de olie
Controleer voordat u olie bijvult of ververst of de motorolie die u wilt gebruiken overeenkomt met de door de fabrikant aanbevolen motorolie voor uw auto en motoruitvoering.
Motorolie bijvullen
De plaats van de vulopening voor de motorolie is aangegeven op de desbetreffende afbeelding van de motorruimte.
F Draai de dop van de vulopening.
F Giet de olie voorzichtig in de opening om morsen op motoronderdelen te voorkomen
(dit kan brand veroorzaken).
F Wacht enkele minuten en controleer vervolgens nogmaals het oliepeil met de peilstok.
F Vul indien nodig nog olie bij.
F Draai nadat u het oliepeil nogmaals hebt gecontroleerd de dop zorgvuldig op de vulopening en steek de peilstok weer in de schacht.
Na het bijvullen zal de olieniveaumeter op het dashboard bij het aanzetten van het contact na 30 minuten de juiste waarde aangeven.
Olie verversen
Raadpleeg het onderhoudsschema van de fabrikant voor het verversingsinterval voor uw auto.
Maak om een verminderde betrouwbaarheid van de motor en de emissieregeling te voorkomen nooit gebruik van additieven in de motorolie.
Remvloeistofniveau
Het remvloeistofniveau dient zich zo dicht mogelijk bij het merkteken "MAXI" te bevinden. Controleer indien dit niet het geval is of de remblokken van uw auto zijn versleten.
Remvloeistof verversen
Raadpleeg het onderhoudsschema van de fabrikant voor het voorgeschreven verversingsinterval.
Type remvloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven remvloeistof.
Stuurbekrachtigingsvloeistofniveau
Het stuurbekrachtigingsvloeistofniveau dient zich zo dicht mogelijk bij het merkteken "MAXI" te bevinden. Draai bij koude motor de dop open om het niveau te controleren.
Koelvloeistofniveau
Het koelvloeistofniveau dient zich zo dicht mogelijk bij het merkteken "MAXI" te bevinden, maar mag beslist niet hoger zijn.
Als de motor warm is, wordt de temperatuur van de koelvloeistof geregeld door de koelventilator.
De koelventilator kan ook nog gaan draaien nadat de motor is afgezet: houd daarom voorwerpen en kleding uit de buurt van de ventilator.
Wacht bovendien alvorens werkzaamheden aan het koelsysteem uit te voeren ten minste
1 uur nadat de motor gedraaid heeft, omdat het koelsysteem onder druk staat.
Draai om brandwonden te voorkomen de dop eerst 2 omwentelingen los om de druk te laten dalen. Verwijder, als de druk eenmaal gedaald is, de dop en vul koelvloeistof bij.
Controleer het koelvloeistofniveau van uw auto regelmatig, afhankelijk van de gebruiksomstandigheden (elke
5000 km/3 maanden); vul indien nodig bij met de door de fabrikant voorgeschreven koelvloeistof.
Het is normaal om tussen twee onderhoudsbeurten koelvloeistof te moeten bijvullen.
274
Spacetourer-VP_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
Het controleren en bijvullen moet altijd worden uitgevoerd bij koude motor.
Een te laag koelvloeistofniveau kan leiden tot ernstige motorschade.
Als de buitentemperatuur hoog is, is het raadzaam de motor, als de auto stilstaat, 1 - 2 minuten stationair te laten draaien om de koeling te vergemakkelijken.
Aftappen van het systeem
Deze koelvloeistof hoeft niet ververst te worden.
Type koelvloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven koelvloeistof.
Praktische informatie
Niveau ruiten- en koplampsproeiervloeistof
Wanneer uw auto is voorzien van koplampsproeiers, wordt een te laag vloeistofniveau van de ruiten- en koplampsproeiers aangegeven door een geluidssignaal en een melding op het display van het instrumentenpaneel.
Vul bij de eerstvolgende gelegenheid het reservoir bij.
Type ruiten- en koplampsproeiervloeistof
Voor een optimale reiniging en om het bevriezen van de sproeiers te voorkomen is het (bij)vullen van het reservoir met water niet toegestaan.
Niveau brandstofadditief
(diesel met roetfilter)
Een te laag additiefniveau wordt aangegeven door dit verklikkerlampje in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display van het instrumentenpaneel.
Bijvullen
Laat het bijvullen zo spoedig mogelijk uitvoeren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Onder winterse omstandigheden is het raadzaam ruitensproeiervloeistof op basis van ethanol of methanol te gebruiken.
Afgewerkte producten
Vermijd langdurig huidcontact met afgewerkte olie en andere vloeistoffen.
De meeste van deze vloeistoffen zijn bijtend en schadelijk voor de gezondheid.
7
Gooi afgewerkte olie en andere vloeistoffen niet in het riool, in het water of op de grond.
Deponeer afgewerkte olie in de daarvoor bestemde containers bij het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
275
Spacetourer-VP_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
Praktische informatie
Controles
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, het onderhoudsschema van de fabrikant dat betrekking heeft op de motoruitvoering van uw auto voor het controleren van bepaalde onderdelen.
Laat de controles eventueel uitvoeren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
12V-accu
De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om regelmatig te controleren of de accupoolklemmen goed vastzitten (bij uitvoeringen zonder snelsluiting voor de accupoolklemmen) en of de aansluitingen schoon zijn.
Raadpleeg voordat u werkzaamheden uitvoert aan de 12V-accu de desbetreffende rubriek voor meer informatie en de te nemen voorzorgsmaatregelen.
Uitvoeringen met het Stop & Startsysteem zijn voorzien van een speciale
12V-loodaccu.
Deze accu mag uitsluitend worden vervangen door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Luchtfilter en interieurfilter
Laat de filters periodiek vervangen volgens de in het onderhoudsschema van de fabrikant aangegeven intervallen.
Als de omgeving (veel stof...) en het gebruik
(veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding geven, moeten de filters twee keer zo vaak worden vervangen .
Een verstopt interieurfilter kan de prestaties van de airconditioning verstoren en onaangename geuren veroorzaken.
Oliefilter
Laat bij het olie verversen tevens het oliefilter vervangen.
Raadpleeg het onderhoudsschema van de fabrikant voor het vervangingsinterval van dit onderdeel.
Roetfilter (diesel)
Als het roetfilter vervuild is, wordt u hierop geattendeerd door het tijdelijk branden van dit lampje in combinatie met een melding op het multifunctionele display.
Ga om het roetfilter te regenereren, zodra de omstandigheden het toelaten, met een snelheid van minimaal 60 km/h rijden tot het lampje dooft.
Als het lampje blijft branden, is het minimum brandstofadditiefniveau bereikt.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het controleren van niveaus .
Bij een nieuwe auto kunt u de eerste paar keer dat het roetfilter geregenereerd wordt een brandlucht ruiken; dit is volkomen normaal.
Als langdurig met zeer lage snelheid wordt gereden of de motor langdurig stationair draait, kan bij gasgeven soms rook uit de uitlaat waargenomen worden. Dit heeft geen invloed op de prestaties en heeft geen gevolgen voor het milieu.
276
Spacetourer-VP_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
Praktische informatie
Handgeschakelde versnellingsbak
De versnellingsbak is onderhoudsvrij
(olie verversen niet noodzakelijk).
Raadpleeg het onderhoudsschema van de fabrikant voor de periodieke onderhoudscontrole.
Automatische transmissie
Handrem
Als de handrem een te grote slag heeft of als het systeem minder goed werkt, moet de handrem, zelfs tussen twee onderhoudsbeurten door, worden afgesteld.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Staat van remschijven
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats voor informatie over het controleren van de slijtage van de remschijven.
De automatische transmissie is onderhoudsvrij (olie verversen niet noodzakelijk).
Raadpleeg het onderhoudsschema van de fabrikant voor het interval van de niveaucontrole.
Elektronisch gestuurde versnellingsbak
De versnellingsbak is onderhoudsvrij
(olie verversen niet noodzakelijk).
Raadpleeg het onderhoudsschema van de fabrikant voor het interval van de niveaucontrole.
Remblokken
De slijtage van de remblokken is sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral bij stadsverkeer en veel korte ritten. Hierdoor kan het noodzakelijk blijken om de remblokken vaker, tussen twee onderhoudscontroles door, te laten controleren.
Als het remsysteem vrij is van lekkages, duidt een te laag remvloeistofniveau erop dat de remblokken versleten zijn.
Gebruik uitsluitend door CITROËN aanbevolen producten of gelijkwaardige kwaliteitsproducten.
Om de werking van belangrijke organen als het remsysteem te optimaliseren, selecteert en biedt CITROËN specifieke producten aan.
Na het wassen kan er zich een laagje vocht of onder winterse omstandigheden ijs vormen op de remschijven en remblokken: de remwerking kan daardoor afnemen.
Rem een paar keer lichtjes om de remmen vocht- en ijsvrij te maken.
7
277
Spacetourer-VP_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
Praktische informatie
AdBlue
®
en SCR-systeem voor BlueHDi-dieselmotoren
De AdBlue ® bevindt zich in een specifiek reservoir. Het reservoir heeft een inhoud van 22 liter, goed voor een actieradius van ongeveer 20.000 km voordat een waarschuwingssysteem u meldt dat u met de resterende hoeveelheid vloeistof nog maximaal
2400 km kunt rijden.
Als het AdBlue ® -reservoir leeg is, zorgt een wettelijk verplicht systeem ervoor dat de motor niet opnieuw kan worden gestart.
Als het SCR-systeem niet goed werkt, stoot uw auto te veel schadelijke stoffen uit, waardoor hij niet meer aan de
Euro 6-emissienorm voldoet.
Neem bij een storing in het SCRsysteem zo snel mogelijk contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats: na 1100 km wordt een systeem geactiveerd dat het opnieuw starten van de motor blokkeert.
Om het milieu zo min mogelijk te belasten en om aan de nieuwe Euro 6-norm te voldoen, heeft CITROËN ervoor gekozen zijn auto's met dieselmotor te voorzien van een systeem waarbij het roetfilter (FAP) wordt gecombineerd met een SCR-systeem (Selective Catalytic
Reduction) voor de behandeling van de uitlaatgassen zonder dat de prestaties veranderen of het brandstofverbruik toeneemt.
Tijdens het vullen mag de opbrengst niet groter zijn dan 40 liter per minuut.
Om ervoor te zorgen dat het SCR-systeem goed blijft werken, wordt bij elke periodieke onderhoudscontrole aan uw auto in het
CITROËN-netwerk of bij een gekwalificeerde werkplaats het AdBlue ® -reservoir bijgevuld.
SCR-systeem
Met behulp van de vloeistof AdBlue ® , die ureum bevat, zet een katalysator tot 85% van de stikstofoxides (NOx) om in stikstof en water, stoffen die onschadelijk zijn voor de gezondheid en het milieu.
Als u verwacht tussen twee periodieke onderhoudscontroles meer dan 20.000 km te rijden, raden wij u aan het reservoir tussentijds te laten bijvullen door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
278
Spacetourer-VP_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
Praktische informatie
Bijvullen van AdBlue
®
Het AdBlue ® -reservoir moet bij elke periodieke onderhoudscontrole worden gevuld door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Vanwege de inhoud van het reservoir kan het echter noodzakelijk zijn om het reservoir tussentijds bij te vullen, zeker als u hier door een waarschuwing (verklikkerlampjes en melding) op wordt geattendeerd.
Dit kunt u laten uitvoeren door het CITROËNnetwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Als u zelf het reservoir wilt bijvullen, lees dan eerst aandachtig de volgende waarschuwingen.
Belangrijk
Als het AdBlue ® -reservoir van uw auto helemaal leeg is (dit wordt aangegeven door de waarschuwingsmeldingen en u kunt in dat geval de motor niet meer starten) moet u het reservoir vullen met minimaal 3,8 liter additief (twee flacons van 1,89 liter).
Gebruiksvoorschriften
AdBlue ® is een oplossing op ureumbasis.
Deze vloeistof is onontvlambaar, kleurloos en geurloos (indien koel bewaard).
Als het additief in contact komt met de huid, moet u de huid wassen met kraanwater en met zeep. Als additief in de ogen komt, spoel de ogen dan onmiddellijk en grondig gedurende ten minste 15 minuten met kraanwater of met een oogspoelmiddel. Raadpleeg een arts bij een branderig gevoel of blijvende irritatie.
Als additief AdBlue ® wordt ingeslikt, spoel de mond dan met schoon water en drink vervolgens een ruime hoeveelheid water.
Onder bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld bij een hoge omgevingstemperatuur) kan het risico van het vrijkomen van ammoniakdampen niet worden uitgesloten: adem deze niet in.
Deze ammoniakdampen werken irriterend op de slijmvliezen (ogen, neus en keel).
Bewaar AdBlue ® buiten het bereik van kinderen, in de originele flacon.
Als het AdBlue ® niet in de originele flacon wordt bewaard, verliest het zijn zuiverheid.
Gebruik uitsluitend AdBlue ® die aan de norm
ISO 22241 voldoet.
Verdun de AdBlue ® nooit met water.
Giet nooit AdBlue ® in de brandstoftank.
De verpakking in flacons met een antidruppelsysteem vergemakkelijkt het bijvullen.
De flacons met een inhoud van 1,89 liter
(1/2 gallon) zijn verkrijgbaar bij het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Vul nooit AdBlue ® bij vanuit een vulsysteem dat is bedoeld voor vrachtwagens.
7
279
Spacetourer-VP_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
Praktische informatie
Voorschriften voor opslag
AdBlue ® bevriest bij temperaturen lager dan ongeveer -11°C en verliest zijn kwaliteit bij temperaturen vanaf 25°C. Het is raadzaam de flacons koel en buiten direct zonlicht te bewaren.
Onder deze omstandigheden is de vloeistof ten minste één jaar houdbaar.
Als de vloeistof bevroren is geweest, kan deze weer worden gebruikt nadat deze bij kamertemperatuur volledig is ontdooid.
Procedure
Controleer voordat u gaat bijvullen of de auto op een vlakke en horizontale ondergrond staat.
F Zet het contact af en verwijder de sleutel of druk, als uw auto daarmee is uitgerust, op de START/STOP-knop om de motor af te zetten.
Bewaar de flacons AdBlue ® niet in uw auto.
F Draai de blauwe dop een zesde omwenteling linksom.
F Trek de knop omhoog om hem te verwijderen.
Voer de lege AdBlue ® -flacons niet als huisvuil af, maar deponeer ze in een daartoe bestemde container of breng de flacons naar uw verkooppunt.
F Open voor toegang tot het AdBlue ® reservoir het linker voorportier.
F Trek van onderen aan de zwarte dop.
Controleer 's winters of de omgevingstemperatuur van de auto hoger is dan -11°C. Als het kouder is, bevriest het AdBlue ® waardoor u het niet in het reservoir kunt gieten. Laat uw auto enkele uren op een warmere plaats staan en vul vervolgens het reservoir bij.
280
Spacetourer-VP_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
F Pak een flacon AdBlue ® . Controleer de houdbaarheidsdatum en lees vervolgens aandachtig de gebruiksaanwijzing op het etiket voordat u de inhoud van de flacon in het AdBlue ® -reservoir van uw auto giet.
Spoel gemorst additief onmiddellijk weg met koud water of veeg het weg met een vochtige doek.
Als het additief is gekristalliseerd, verwijder het dan met een spons en warm water.
F Breng de blauwe dop aan op de vulopening van het reservoir en draai de dop een zesde omwenteling rechtsom tot hij stuit.
F Veeg nadat u de flacon leeg hebt gegoten met behulp van een vochtige doek eventuele vloeistofsporen van de rand van de vulopening van het reservoir.
Bevriezing van AdBlue ®
AdBlue ® bevriest bij temperaturen lager dan ongeveer -11°C.
Het SCR-systeem is voorzien van een voorverwarmingssysteem voor het
AdBlue ® -reservoir waardoor u ook in zeer koude omstandigheden kunt blijven rijden.
F Breng de zwarte afdekplaat van bovenaf aan.
F Sluit het portier.
Praktische informatie
Belangrijk: als u additief hebt bijgevuld nadat het reservoir leeg is geraakt , aangegeven door de melding "Vul brandstof- additief bij:
Starten geblokkeerd", dient u ongeveer
5 minuten te wachten voordat u het contact weer aanzet, zonder het bestuurdersportier te openen, de auto te ontgrendelen, de sleutel in het contactslot te steken of de sleutel van het "Keyless entry and start"systeem in het interieur te leggen.
Zet vervolgens het contact aan en start na 10 seconden wachten de motor.
7
281
Spacetourer-VP_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2016
Storingen verhelpen
Gevarendriehoek (opbergen)
Deze veiligheidsuitrusting vormt een aanvulling op de alarmknipperlichten.
Elke auto moet zijn voorzien van een gevarendriehoek.
Op de weg plaatsen van de gevarendriehoek
Voordat u uit de auto stapt om de gevarendriehoek uit te vouwen en te plaatsen moet u de alarmknipperlichten inschakelen en uw reflecterende veiligheidsvest aantrekken.
Gereedschapskist
Toegang
De gereedschapskist bevindt zich onder de linker voorstoel.
282
Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
F Plaats de gevarendriehoek achter de auto, houd u daarbij aan de ter plaatse geldende regels.
Raadpleeg voor het uit- en invouwen van de gevarendriehoek de gebruiksaanwijzing van de fabrikant.
De gevarendriehoek is als accessoire leverbaar. Neem hiervoor contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
De stangen 1 en 2 zorgen ervoor dat de gereedschapskist niet uit zijn behuizing kan komen als hij niet goed is vastgezet.
Verwijderen
Openen
Storingen verhelpen
F Om de gereedschapskist langs de stang 1 te bewegen: beweeg de gereedschapskist iets omhoog en duw hem vervolgens helemaal naar achteren.
F Druk op de grendels A en schuif ze naar het midden om de gereedschapskist te ontgrendelen.
F Beweeg de gereedschapskist om hem langs de stang 1 te halen iets omhoog en trek hem er vervolgens helemaal langs.
F Maak de haakjes B van het deksel los en open het deksel om bij het gereedschap te kunnen komen.
Opbergen
F Breng het deksel weer aan op de gereedschapskit en maak de haakjes B vast.
F Als de gereedschapskist helemaal in zijn behuizing zit, duw hem dan tegen de vloerbekleding en schuif vervolgens de grendels A naar buiten om de gereedschapskist vast te zetten.
Trek aan de gereedschapskist om te controleren of hij goed in zijn behuizing is vastgezet.
8
F Beweeg vervolgens de gereedschapskist omhoog om hem langs de stang 2 te halen.
F Houd de gereedschapskist met de voorzijde schuin omhoog en breng hem aan.
F Om de gereedschapskist langs de stang 2 te bewegen: duw de gereedschapskist naar achteren en laat hem gelijktijdig zakken.
Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
283
Storingen verhelpen
Bij auto's met een bandenreparatieset
Bij auto's met een reservewiel
Dit gereedschap is specifiek voor uw auto en is afhankelijk van de uitrusting. Gebruik het niet voor andere doeleinden.
1.
12V-compressor.
De compressor bevat een afdichtingsproduct voor het tijdelijk repareren van een band. Bovendien kan hiermee de bandenspanning worden geregeld.
2.
Sleepoog.
284
Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
1.
Wielsleutel.
Hiermee kunnen de wielbouten worden verwijderd en kan de krik worden uit- en ingedraaid.
2.
Krik.
Hiermee kan de auto worden opgekrikt.
3.
Gereedschap voor het verwijderen van sier-/wieldoppen.
Hiermee kunnen, indien aanwezig, de sierdoppen van de wielbouten van een lichtmetalen velg of de wieldop van een stalen velg worden verwijderd.
4.
Dop voor het verwijderen van slotbouten.
Hiermee kunnen met behulp van de wielsleutel de speciale slotbouten worden verwijderd.
5.
Sleepoog.
Storingen verhelpen
Bandenreparatieset
Deze set bestaat uit een compressor en een flacon met afdichtmiddel.
Hiermee kunt u de band tijdelijk repareren .
U kunt vervolgens naar de dichtstbijzijnde garage rijden.
Met deze reparatieset kunnen de meeste lekke banden worden gerepareerd, als het lek zich in het loopvlak of de hiel van de band bevindt.
Met de compressor kunt u de bandenspanning controleren en aanpassen.
Beschikbaar gereedschap
Dit gereedschap is specifiek bestemd voor uw auto, gebruik het niet voor andere doeleinden. Afhankelijk van de uitvoering is uw auto voorzien van het volgende gereedschap.
Toegang tot de set
Deze set bevindt zich in een gereedschapskist.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de gereedschapskist .
1.
12V-compressor.
De compressor bevat een afdichtingsproduct voor het tijdelijk repareren van een band.
Bovendien kan met de compressor de bandenspanning worden aangepast.
2.
Sleepoog.
Zie de desbetreffende rubriek voor meer informatie over slepen .
Op deze sticker staat de bandenspanning aangegeven.
De elektrische installatie van de auto biedt de mogelijkheid een compressor aan te sluiten en te gebruiken voor de duur die nodig is om een gerepareerde lekke band op spanning te brengen of om een klein opblaasartikel op te blazen.
8
285
Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Storingen verhelpen
Beschrijving van de set
A.
Schakelaar stand "Reparatie" of "Op spanning brengen".
B.
Aan/uit schakelaar "I/O" .
C.
Knop voor leeg laten lopen.
D.
Manometer (bar en psi).
E.
Opbergvak met een kabel + adapter voor een 12V-aansluiting.
F.
Flacon met afdichtmiddel.
G.
Witte slang met dop voor de reparatie.
H.
Zwarte slang voor het op spanning brengen.
I.
Sticker met snelheidslimiet.
De sticker met snelheidslimiet I moet op het stuurwiel worden geplakt om u te herinneren aan het feit dat de band tijdelijk is gerepareerd.
Rijd na het repareren met behulp van de bandenreparatieset niet sneller dan
80 km/h.
286
Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Storingen verhelpen
Reparatiemethode
1. Afdichting van het lek
F Zet het contact af.
F Zet de schakelaar A in de stand
"Reparatie".
F Controleer of de schakelaar B in de stand "O" staat.
Verwijder het voorwerp dat de lekkage heeft veroorzaakt niet uit de band.
F Rol de witte slang G volledig uit.
F Draai de dop van de witte slang los.
F Sluit de witte slang aan op het ventiel van de lekke band.
F Sluit de stekker van de compressor aan op de 12V-aansluiting in de auto.
F Start de motor en laat deze draaien.
Let op: dit product is schadelijk bij inname en irriterend voor de ogen.
Houd het middel buiten het bereik van kinderen.
Schakel de compressor niet in voordat de witte slang is aangesloten op het ventiel van de band: het afdichtmiddel wordt anders buiten de band gespoten.
8
Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
287
Storingen verhelpen
F Verwijder de set en draai de dop van de witte slang vast.
Zorg ervoor dat restanten van de vloeistof niet op of in de auto terecht kunnen komen.
Houd de set binnen handbereik.
2. Op spanning brengen
F Activeer de compressor door de schakelaar B in de stand "I" te zetten, tot de bandenspanning 2,0 bar bedraagt.
Het afdichtmiddel wordt onder druk in de band gespoten; neem gedurende deze handeling de slang niet los van de aansluiting (kans op spatten).
Als na vijf tot zeven minuten de gewenste bandenspanning niet is bereikt, is de band niet te repareren met de bandenreparatieset; neem contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om u verder te helpen.
F Zet de schakelaar A in de stand
"Bandenspanning".
F Maak direct een rit van ongeveer vijf kilometer met matige snelheid (tussen
20 en 60 km/h), zodat het afdichtmiddel het lek kan dichten.
F Zet de auto stil en controleer de reparatie en de bandenspanning met de set.
F Rol de zwarte slang H volledig uit.
F Sluit de zwarte slang aan op het ventiel van de gerepareerde band.
288
Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Storingen verhelpen
Uitnemen van de flacon
F Berg de zwarte slang op.
F Neem het gebogen aansluitstuk van de witte slang los.
F Houd de compressor rechtop.
F Sluit de stekker van de compressor weer aan op de 12V-aansluiting in de auto.
F Start de motor opnieuw en laat de motor draaien.
Ga zo snel mogelijk naar een servicepunt van het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Vergeet niet de technicus te vertellen dat u de set hebt gebruikt. Na nadere inspectie kan de technicus u vertellen of de band gerepareerd kan worden of moet worden vervangen.
F Breng de band met behulp van de compressor op de voorgeschreven spanning (spanning verhogen: schakelaar B in stand "I" ; spanning verlagen: schakelaar B in stand "O" en knop C indrukken), zoals vermeld op de bandenspanningssticker in de portieropening aan bestuurderszijde.
Als de bandenspanning sterk daalt, is het lek niet goed gedicht; neem contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om u verder te helpen.
F Verwijder de set en berg deze op.
F Rijd niet harder dan 80 km/h en niet verder dan 200 km.
F Draai de flacon aan de onderzijde los.
Let op dat er geen afdichtmiddel uit de flacon stroomt.
De uiterste gebruiksdatum staat op de patroon vermeld.
De patroon met afdichtmiddel kan slechts één keer gebruikt worden en moet daarna worden vervangen, ook als hij niet leeg is.
Werp de patroon na gebruik niet weg, maar lever deze in bij het CITROËNnetwerk of een officieel inzamelpunt.
Vergeet niet om bij het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats een nieuwe patroon met afdichtmiddel te kopen.
8
289
Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Storingen verhelpen
Controle / aanpassen bandenspanning
U kunt de compressor, zonder inspuiting van het afdichtmiddel, ook gebruiken om uw bandenspanning te controleren of uw banden op spanning te brengen.
F Draai de schakelaar A in de stand
"Op spanning brengen".
F Rol de zwarte slang H volledig uit.
F Sluit de zwarte slang aan op het ventiel van de band.
F Sluit de stekker van de compressor aan op de 12V-aansluiting van de auto.
F Start de auto en laat de motor draaien.
F Breng de band op spanning met behulp van de compressor (op spanning brengen: schakelaar B in stand "I" ; leeg laten lopen: schakelaar B in stand "O" en druk op de knop C ), zoals staat aangegeven op de bandenspanningssticker van de auto.
F Verwijder de set en berg deze op.
Als de spanning van een of meer banden is aangepast, moet het bandenspanningscontrolesysteem worden gereset.
Zie de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het bandenspanningscontrolesysteem .
290
Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Storingen verhelpen
Wiel verwisselen
Toegang tot het gereedschap
Beschikbaar gereedschap
Dit gereedschap is specifiek voor uw auto en kan, afhankelijk van de uitvoering van uw auto, verschillen. Gebruik het niet voor andere doeleinden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over slepen .
Het gereedschap bevindt zich in een gereedschapskist.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de gereedschapskist .
1.
Wielsleutel.
Hiermee kunnen de wielbouten worden verwijderd en kan de krik worden uit- en ingedraaid.
2.
Krik.
Hiermee kan de auto worden opgekrikt.
3.
Gereedschap voor het verwijderen van sier-/ wieldoppen.
Hiermee kunnen, indien aanwezig, de sierdoppen van de wielbouten van een lichtmetalen velg of de wieldop van een stalen velg worden verwijderd.
4.
Dop voor het verwijderen van slotbouten.
Hiermee kunnen met behulp van de wielsleutel de speciale slotbouten worden verwijderd.
5.
Sleepoog.
De krik mag uitsluitend worden gebruikt voor het verwisselen van een wiel met een beschadigde band.
De krik is onderhoudsvrij.
De krik voldoet aan de Europese regelgeving zoals deze is vastgelegd in de Richtlijn 2006/42/EG over machines.
Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
8
291
Storingen verhelpen
Toegang tot het reservewiel
Verwijderen
F Het reservewiel is bereikbaar vanaf de achterzijde van de auto.
F Open de achterdeuren of de achterklep
(volgens uitvoering).
F Als uw auto is uitgerust met een trekhaak, krik de auto dan aan de achterzijde op
(uitsluitend bij punt B ) tot er voldoende ruimte is om het reservewiel te kunnen verwijderen.
F Open de achterdeuren (of achterklep) om bij de in de dorpel geplaatste bout van de reservewielhouder te komen.
Om te voorkomen dat de elektrisch bedienbare schuifdeur(en) ongewild wordt (worden) geopend, moet u de functie " Handsfree toegang " uitschakelen via het configuratiemenu van de auto.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de schuifdeur met handsfree-functie .
292
Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
F Draai de bout los met behulp van de wielsleutel (ongeveer 14 omwentelingen), tot de reservewielhouder laag genoeg hangt om de haak van de reservewielhouder los te maken.
Storingen verhelpen
Terugplaatsen
F Haal de reservewielhouder los van de haak en plaats het reservewiel in de nabijheid van het te vervangen wiel.
F Plaats het wiel voor de reservewielhouder.
F Beweeg het reservewiel geleidelijk in de reservewielhouder door hem heen en weer
(van links naar rechts) te bewegen tot het bevestigingsgedeelte van de haak vrij komt.
F Bevestig de reservewielhouder aan de haak en draai de bout weer vast met de wielsleutel.
8
Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
293
Storingen verhelpen
Demonteren van het wiel
Stilzetten van de auto
Zet de auto op een plaats waar het verkeer niet gehinderd wordt en zorg ervoor dat de auto op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond staat.
Schakel bij een auto met een handgeschakelde versnellingsbak de eerste versnelling in en zet vervolgens het contact uit om de wielen te blokkeren.
Zet bij een auto met een automatische transmissie de selectiehendel in de stand P en zet vervolgens het contact uit om de wielen te blokkeren.
Zet bij een auto met een elektronisch gestuurde versnellingsbak de selectiehendel in de stand A en zet vervolgens het contact uit om de wielen te blokkeren.
Trek de parkeerrem aan en controleer of het verklikkerlampje op het instrumentenpaneel brandt.
Controleer of de inzittenden de auto hebben verlaten en zich op een veilige plaats bevinden.
Ga nooit onder een auto liggen die alleen op de krik steunt; gebruik een bok.
F Als uw auto is uitgerust met stalen velgen, verwijder dan de wieldop met het gereedschap 3 .
F Als uw auto is uitgerust met lichtmetalen velgen, verwijder dan de sierdoppen van de wielbouten met het gereedschap 3 .
F Als uw auto is uitgerust met slotbouten, zet dan de dop 4 op de wielsleutel 1 om de slotbout los te draaien.
F Het van de andere bouten
(zonder ze te verwijderen) mag uitsluitend worden uitgevoerd met de wielsleutel 1 .
F Plaats het voetstuk van de krik op de grond en zorg ervoor dat het voetstuk loodrecht onder één van de twee steunpunten onder de carrosserie A of B is geplaatst. Gebruik het steunpunt dat zich het dichtste bij het te verwisselen wiel bevindt.
Gebruik niet:
- de krik voor andere doeleinden dan het opkrikken van de auto,
- een andere krik dan de door de fabrikant geleverde krik.
294
Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Storingen verhelpen
F Draai de krik 2 met de draaiknop uit tot de kop van de krik het steunpunt A of B raakt; het contactvlak van het steunpunt A of B moet goed in het middelste deel van de kop van de krik steken.
F Krik met behulp van de wielsleutel 1 de auto op tot er voldoende ruimte tussen het wiel en de grond is om het (niet lekke) reservewiel te monteren.
F Verwijder de wielbouten en leg ze op een schone plaats weg.
F Verwijder het wiel.
Zorg ervoor dat de krik stabiel staat. Op een gladde of losse ondergrond kan de krik wegglijden of wegzakken - Kans op letsel!
Plaats de krik uitsluitend onder de steunpunten A of B onder de auto en zorg ervoor dat het contactvlak van het steunpunt goed in het middelste deel van de kop van de krik steekt. Zo niet, dan kan de auto beschadigd raken en/of de de krik wegzakken - Kans op letsel!
8
Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
295
Storingen verhelpen
Monteren van het wiel
296
Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
F Plaats het wiel op de naaf.
F Draai de wielbouten met de hand vast.
F Draai met de wielsleutel 1 en de dop 4 de slotbout (indien aanwezig) enigszins vast.
F Draai met alleen de wielsleutel 1 de overige wielbouten enigszins vast.
F Laat de krik zakken.
F Vouw de krik 2 op en verwijder hem.
F Draai met de wielsleutel 1 en de dop 4 de slotbout (indien aanwezig) vast.
F Draai met alleen de wielsleutel 1 de overige wielbouten vast .
F Berg het gereedschap op in de gereedschapskist.
Detectie te lage bandenspanning
Het stalen reservewiel is niet voorzien van een bandenspanningssensor.
Storingen verhelpen
Na het verwisselen van het wiel
Berg het wiel met de lekke band correct op in de reservewielhouder.
Laat zo snel mogelijk het aanhaalmoment van de wielbouten en de bandenspanning van het reservewiel controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Laat de lekke band zo spoedig mogelijk repareren en verwissel hem met het reservewiel.
Controleer als uw auto is uitgerust met een bandenspanningscontrolesysteem de bandenspanning en reset het systeem.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het bandenspanningscontrolesysteem .
Op deze sticker staat de bandenspanning aangegeven.
Wiel met full-cover wieldop
Bij het monteren van het wiel: bevestig de wieldop door de opening ervan ter hoogte van het ventiel te houden en druk vervolgens met de handpalm tegen de gehele omtrek van de wieldop.
8
297
Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Storingen verhelpen
Een lamp vervangen
Lampen
Uw auto is voorzien van verschillende typen lampen. Verwijder ze als volgt:
Type C
Type A
Type E
Glassokkellamp: de lamp is gemonteerd met een drukbevestiging. Trek de lamp daarom voorzichtig los.
Type B
Halogeenlamp: duw de borgveer open en verwijder de lamp uit de lamphouder.
Type D
Lamp met bajonetsluiting: druk de lamp iets in en draai hem linksom.
Halogeenlamp: draai de lamp linksom.
Wacht na het uitschakelen van de verlichting enkele minuten alvorens een halogeenlamp te vervangen (om brandwonden te voorkomen). Raak de lamp niet met de hand aan, maar gebruik een droge, pluisvrije doek.
298
Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Xenonlamp: het vervangen van een xenonlamp moet worden uitgevoerd door het CITROËNnetwerk of door een gekwalificeerde werkplaats in verband met elektrocutiegevaar.
Controleer na het vervangen of de verlichting goed werkt.
Verlichting vóór
Halogeenlampen
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het vervangen van lampen en in het bijzonder de typen lampen.
Xenonlampen
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het vervangen van lampen en in het bijzonder de typen lampen.
Mistlampen vóór
Type D , H11-55W
Storingen verhelpen
1.
Parkeerlicht.
Type A , W5W-5W
2.
Grootlicht.
Type C , H1-55W
3.
Dimlicht.
Type C , H7-55W
4.
Dagrijverlichting.
Type A , W21W LL-21W
5.
Richtingaanwijzers.
Type B , PY21W-21W (amberkleurig)
Let er bij het monteren van H7-lampen met nokjes op dat deze nokjes goed in de uitsparingen komen, zodat het licht in de juiste richting schijnt.
1.
Grootlicht.
Type C , H1-55W
2.
Dimlicht.
Type E , D8S 25W
3.
Richtingaanwijzers.
Type B , PY21W-21W (amberkleurig)
Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich een laagje condens aan de binnenzijde van de koplampen en de achterlichten vormen; dit verdwijnt enkele minuten na het ontsteken van de koplampen.
8
299
Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Storingen verhelpen
Dagrijverlichting / parkeerlicht
Zijknipperlicht
Type A , WY5W-5W (amberkleurig)
Neem voor het vervangen van dit type lamp
(indien aanwezig) met LED’s en lichtgeleiders contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Het CITROËN-netwerk kan u voor de LED's een vervangingsset leveren.
- Druk het zijknipperlicht naar achteren en trek het los.
- Breng het zijknipperlicht vanaf de achterzijde aan en duw hem vervolgens naar achteren.
De amberkleurige lampen (richtingaanwijzers en zijknipperlichten) moeten worden vervangen door lampen met dezelfde kleur en eigenschappen.
De koplampunits zijn voorzien van glas van polycarbonaat met een speciale vernislaag:
F reinig de koplampen nooit met een droge of schurende doek en gebruik geen oplosmiddelen,
F gebruik een spons met zeepwater of een pH-neutraal product,
F wanneer u met een hogedrukreiniger hardnekkig vuil probeert te verwijderen, houd de straal dan nooit langdurig op de koplampen, de achterlichten en de randen ervan gericht, om beschadiging van de vernislaag en de afdichtrubbers te voorkomen.
Bij het vervangen van lampen moet de verlichting minstens enkele minuten uitgeschakeld zijn (risico van ernstige verbranding).
F Raak de lamp niet met de vingers aan, maar gebruik een nietpluizende doek.
In verband met het behoud van de kwaliteit van de koplampen mogen uitsluitend anti-UV-lampen worden gebruikt.
Vervang een kapotte lamp altijd door een nieuwe lamp met dezelfde specificaties.
300
Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Dimlicht
(uitvoering met halogeenlampen)
Type C , H7-55W
Dagrijverlichting
(uitvoering met halogeenlampen)
Type A , W21W LL-21W
Storingen verhelpen
Parkeerlicht
(uitvoering met halogeenlampen)
Type A , W5W
F Druk op de bovenste clip van het deksel en kantel het deksel naar achteren om het te verwijderen.
F Druk op de onderste clip van de stekker en verwijder de stekker samen met de lamp.
F Trek de lamp uit de lamphouder en vervang de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.
F Druk op de bovenste clip van het deksel en kantel het deksel naar achteren om het te verwijderen.
F Druk op de twee clips aan de zijkant van de stekker en verwijder de stekker samen met de lamp.
F Trek de lamp uit de lamphouder en vervang de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.
F Druk op de bovenste clip van het deksel en kantel het deksel naar achteren om het te verwijderen.
F Druk op de twee clips aan de zijkant van de stekker en verwijder de stekker samen met de lamp.
F Trek de lamp uit de lamphouder en vervang de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.
8
Zorg er bij het monteren voor dat de stekker en de lamp goed in de lichtunit worden vastgeklikt.
301
Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Storingen verhelpen
Grootlicht
(uitvoering met halogeenlampen)
Type C , H1-55W
Richtingaanwijzers
(uitvoering met halogeenlampen)
Type B , PY21W-21W (amber)
F Druk op de bovenste clip van het deksel en kantel het deksel naar achteren om het te verwijderen.
F Druk op de onderste clip van de stekker en verwijder de stekker samen met de lamp.
F Trek de lamp uit de lamphouder en vervang de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.
F Druk op de bovenste clip van het deksel en kantel het deksel naar achteren om het te verwijderen.
F Draai de lamphouder los door hem een kwart omwenteling linksom te draaien.
F Verwijder de lamphouder.
F Vervang de defecte lamp.
Voer voor de montage dezelfde handelingen in omgekeerde volgorde uit.
Let op het gedeelte achter de rechter lamp, dat zo heet kan zijn dat u zich eraan kunt branden
(ontluchtingsleidingen).
302
Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Als een verklikkerlampje (rechts of links) van de richtingaanwijzers sneller knippert, is een van de lampen aan de desbetreffende zijde defect.
Dimlicht
(xenonlampen)
Type E , D8S 25W
Grootlicht
(uitvoering met xenonlampen)
Type C , H1-55W
Storingen verhelpen
Richtingaanwijzers
(uitvoering met xenonlampen)
Type B , PY21W-21W (amber)
Het vervangen van een xenonlamp van het type D8S moet door het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats worden uitgevoerd: risico van elektrocutie!
Als een van de D8S-lampen defect is, is het raadzaam beide lampen te laten vervangen.
F Druk op de bovenste clip van het deksel en kantel het deksel naar achteren om het te verwijderen.
F Druk op de onderste clip van de stekker en verwijder de stekker samen met de lamp.
F Trek de lamp uit de lamphouder en vervang de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.
F Druk op de bovenste clip van het deksel en kantel het deksel naar achteren om het te verwijderen.
F Draai de lamphouder los door hem een kwart omwenteling linksom te draaien.
F Vervang de defecte lamp.
Voer voor de montage dezelfde handelingen in omgekeerde volgorde uit.
8
Zorg er bij het monteren voor dat de stekker en de lamp goed in de lichtunit worden vastgeklikt.
Als een verklikkerlampje (rechts of links) van de richtingaanwijzers sneller knippert, is een van de lampen aan de desbetreffende zijde defect.
303
Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Storingen verhelpen
Mistlampen
Type C , H11-55W
F Draai de bouten van de luchtgeleider A aan de onderzijde van de voorbumper los.
F Verwijder de luchtgeleider A .
F Druk op de borgklem en maak de stekker los.
F Draai de lamphouder los door deze een kwart omwenteling linksom te draaien.
F Verwijder de lamphouder.
F Vervang de defecte lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.
304
Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Voor het vervangen van deze lampen kunt u ook het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats raadplegen.
Storingen verhelpen
Achterlichten
(achterdeuren)
Zie de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het vervangen van lampen en in het bijzonder de typen lampen.
F Controleer welke lamp defect is en open vervolgens de achterdeuren.
F Verwijder aan de binnenzijde het ventilatierooster, indien aanwezig.
F Draai aan de buitenzijde de twee bevestigingsbouten los.
1.
Remlicht / parkeerlicht.
Type B , P21/5W-21/5W
2.
Richtingaanwijzers.
Type B , PY21W-21W (amberkleurig)
3.
Achteruitrijlicht.
Type B , P21W-21W
4.
Mistachterlicht / parkeerlicht.
Type B , P21/4W-21/4W
Raadpleeg voor auto's met binnenbekleding het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om de werkzaamheden te laten uitvoeren.
F Houd de lichtunit vast, druk op de clip aan de binnenzijde en verwijder de lichtunit vervolgens voorzichtig.
F Neem de stekker los.
F Druk de 3 borglippen iets naar buiten en verwijder vervolgens de lamphouder.
F Druk de defecte lamp iets in en draai hem een kwart omwenteling rechtsom om hem te verwijderen.
F Vervang de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.
8
305
Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Storingen verhelpen
Derde remlicht
(achterdeuren)
Type A , W5W-5W
Kentekenplaatsverlichting
(achterdeuren)
Type A , W5W-5W
F Open de linker achterdeur.
F Verwijder de kunststof kap met behulp van een kleine schroevendraaier.
F Steek een schroevendraaier door de opening en druk de lamp naar buiten.
F Maak de stekker los.
F Verwijder de lamp.
F Draai de lamphouder los door hem een kwart omwenteling linksom te draaien.
F Vervang de defecte lamp.
Druk op de lamp tot hij vastklikt om hem weer te bevestigen.
F Steek een kleine schroevendraaier in een van de buitenste openingen van het lampglas.
F Duw de schroevendraaier naar buiten om het lampglas los te maken.
F Verwijder het lampglas.
F Vervang de defecte lamp.
Druk het lampglas vast in de houder om het weer te monteren.
306
Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Storingen verhelpen
Plafonniers
(voor en achter)
Type A , W5W-5W
F Maak het lampglas los door een kleine schroevendraaier in de openingen aan de buitenzijde van de plafonnier te steken.
F Trek de lamp uit de houder en vervang de lamp.
F Bevestig het lampglas in de behuizing en controleer of het goed is vastgeklikt.
8
Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
307
Storingen verhelpen
Achterlichten
(achterklep)
Zie de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het vervangen van lampen en in het bijzonder de typen lampen.
F Controleer welke lamp defect is en open vervolgens de achterklep.
F Houd de lichtunit vast, druk op de clip aan de binnenzijde en verwijder de lichtunit vervolgens voorzichtig.
F Maak de stekker los.
F Verwijder aan de binnenzijde het deksel, indien aanwezig.
1.
Remlicht / parkeerlicht.
Type B , P21/5W-21/5W
2.
Richtingaanwijzers.
Type B , PY21W-21W (amberkleurig)
3.
Achteruitrijlicht.
Type B , P21W-21W
4.
Mistachterlicht / parkeerlicht.
Type B , P21/4W-21/4W
Raadpleeg voor auto's met binnenbekleding het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om de werkzaamheden te laten uitvoeren.
F Druk de 3 borglippen iets naar buiten en verwijder vervolgens de lamphouder.
F Druk de defecte lamp iets in en draai hem een kwart omwenteling rechtsom om hem te verwijderen.
F Vervang de lamp.
F Druk aan de buitenzijde op de binnenste clips van het kunststof sierdeel en kantel dit naar buiten om het te verwijderen.
F Draai de twee bevestigingsbouten los.
Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.
308
Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Derde remlicht
(achterklep)
Type A , W5W-5W
F Open de achterklep.
Storingen verhelpen
Kentekenplaatverlichting
(achterklep)
Type A , W5W-5W
F Maak het bekledingspaneel aan beide uiteinden los door het omhoog te kantelen.
F Trek aan het bekledingspaneel om de middelste bevestigingen los te maken en verwijder het vervolgens.
F Steek een schroevendraaier door de opening en druk de lamp naar buiten.
F Maak de stekker los.
F Verwijder de lamp.
F Draai de lamphouder los door hem een kwart omwenteling linksom te draaien.
F Vervang de defecte lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde volgorde.
Druk op de lamp en het bekledingspaneel tot ze vastklikken om ze weer te bevestigen.
F Steek een kleine schroevendraaier in een van de buitenste openingen van het lampglas.
F Duw de schroevendraaier naar buiten om het lampglas los te maken.
F Verwijder het lampglas.
F Vervang de defecte lamp.
Druk het lampglas vast in de houder om het weer te monteren.
8
309
Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Storingen verhelpen
Plafonniers
(voor en achter)
Neem voor het vervangen van dit type lamp met LED’s en lichtgeleiders contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Het CITROËN-netwerk kan u voor de LED's een vervangingsset leveren.
310
Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Storingen verhelpen
Zekering vervangen
Toegang tot het gereedschap Vervangen van een zekering
Voordat u een zekering vervangt, dient u:
F de oorzaak van de storing te achterhalen om deze te verhelpen,
F stroomverbruikers uit te schakelen,
F de auto stil te zetten met het contact uit,
F de defecte zekering te achterhalen met behulp van de zekeringtabel en de schema's op de volgende bladzijden.
Goed Defect
De tang voor het verwijderen van zekeringen bevindt zich achter het deksel van de zekeringkast, tegen de dashboardstijl.
F Trek het deksel eerst linksboven en dan rechtsboven los.
F Maak het deksel volledig los.
F Haal de tang uit de houder.
Voor ingrepen aan een zekering geldt:
F gebruik een speciale tang om de zekering uit de zekeringkast te verwijderen en te controleren of het smeltdraadje van de zekering intact is,
F vervang een defecte zekering altijd door een zekering met dezelfde stroomsterkte (zelfde kleur): een afwijkende stroomsterkte kan storingen veroorzaken (brand).
Mocht de storing kort na het vervangen van de zekering terugkeren, laat dan de elektrische uitrusting controleren door het
CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Tang
Het vervangen van een zekering door een andere dan in de volgende tabellen genoemd, kan tot ernstige storingen leiden. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
8
311
Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Storingen verhelpen
Montage van elektrische accessoires
Bij het ontwerp van het elektrische circuit van uw auto is reeds rekening gehouden met de montage van zowel de standaarduitrusting als eventuele opties.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats voordat u andere elektrische voorzieningen of accessoires in de auto monteert of laat monteren.
Zekeringen dashboard
De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde van het dashboard (linkerzijde).
Toegang tot de zekeringen
CITROËN is niet aansprakelijk voor kosten die voortvloeien uit storingen veroorzaakt door het monteren van extra accessoires die niet door
CITROËN aanbevolen en geleverd worden, en niet volgens haar voorschriften zijn gemonteerd. Dit geldt met name als het totale stroomverbruik van alle extra accessoires meer dan
10 milliampère bedraagt.
F Maak het deksel los door het aan de bovenzijde eerst links en vervolgens rechts los te trekken.
Neem voor meer informatie over de montage van een trekhaak of een taxiuitrusting contact op met het CITROËNnetwerk.
312
Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Versie 1 (Eco)
De aanwezigheid van de hieronder beschreven zekeringen is afhankelijk van de uitrusting van uw auto.
F22
F23
F24
F25
F29
F31
F32
F34
Zekering nr.
F1
F4
F5
F6
F7
F8
F10/F11
F13
F14
F17
F19
F21
F35
F36
Storingen verhelpen
3
5
5
5
20
15
15
5
10
3
3
5
5
Ampère
(A)
10
15
20
20
10
20
30
5
5
Functies
Elektrische stuurbekrachtiging, koppelingspedaalschakelaar.
Claxon.
Ruitensproeierpomp voor/achter.
Ruitensproeierpomp voor/achter.
12V-aansluiting achter.
Ruitenwisser(s) achter.
Sloten binnen- en buitenzijde, voor en achter.
Bediening airconditioning vóór, bediening autoradio, selectiehendel, head-up display.
Inbraakalarm, Urgence- en Assistance-oproep.
Instrumentenpaneel.
Stuurkolomschakelaars.
"Keyless entry and start"-systeem of contactslot.
Regen-/lichtsensor, multifunctionele detectiecamera.
Pictogrammendisplay veiligheidsgordels losgemaakt/niet vastgemaakt.
Touchscreen, achteruitrijcamera en parkeerhulp.
Airbags.
Autoradio, touchscreen, CD-speler, navigatiesysteem.
Autoradio (+ accu).
12V-aansluiting vóór.
Dodehoekbewaking, elektrische functies buitenspiegels.
Ruitensproeierverwarming, hoogteverstelling koplampen.
Opladen uitneembare lamp, plafonnier achter.
8
313
Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Storingen verhelpen
Versie 2 (Full)
De aanwezigheid van de hieronder beschreven zekeringen is afhankelijk van de uitrusting van uw auto.
Zekering nr.
F1
F5
F7
F8
F10/F11
F12
F17
F18
F21
F22
F23
F24
F25
F26
F27
F28
F30A of B
F31
F33
F35
F36
Ampère
(A)
3
3
10
5
3
5
10
20
30
3
5
5
5
3
3
10
15
5
15
5
20
Functies
"Keyless entry and start"-systeem of contactslot.
Touchscreen, achteruitrijcamera en parkeerhulp.
Bediening airconditioning achter, hifi-versterker.
Ruitenwisser(s) achter.
Sloten binnen- en buitenzijde, voor en achter.
Inbraakalarm.
12V-aansluiting achter.
Urgence- en Assistance-oproep.
Opladen uitneembare lamp, plafonnier achter.
Verlichting dashboardkastje, plafonniers achter.
Dodehoekbewaking, elektrische functies buitenspiegels.
Stuurkolomschakelaars.
Hoogteverstelling koplampen.
Pictogrammendisplay veiligheidsgordels losgemaakt/niet vastgemaakt.
Regen-/lichtsensor, multifunctionele detectiecamera.
Bediening airconditioning vóór, bediening autoradio, selectiehendel, head-up display.
Autoradio (+ accu).
Airbags.
12V-aansluiting vóór.
Instrumentenpaneel.
Autoradio, touchscreen, CDs-speler, navigatiesysteem.
314
Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Zekeringkast in de motorruimte
De zekeringkast bevindt zich onder de motorkap, naast de accu.
Toegang tot de zekeringen
F Maak de twee vergrendelingen A los.
F Verwijder het deksel.
F Vervang de zekering.
F Sluit na het vervangen van de zekering zorgvuldig het deksel en zet de twee vergrendelingen A vast voor een goede afdichting van de zekeringkast.
Storingen verhelpen
De aanwezigheid van de hieronder beschreven zekeringen is afhankelijk van de uitrusting van uw auto.
Zekering nr.
F12
F14
F15
F17
F19
F20
F21
F22
F23
F24
Ampère
(A)
5
25
5
10
30
15
20
15
15
15
Ruitensproeierverwarming.
Ruitensproeierpomp voor en achter.
Radar vóór automatisch noodremsysteem, elektrische stuurbekrachtiging.
Intelligente servicecentrale (BSI).
Ruitenwissermotor vóór.
Ruitensproeierpomp voor en achter.
Koplampsproeierpomp.
Claxon.
Grootlicht rechts.
Grootlicht links.
Functies
8
Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
315
Storingen verhelpen
12V-accu
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu voor het starten van de motor met behulp van startkabels en voor het laden van een lege accu.
Algemeen
12V-loodaccu
Accu's bevatten giftige stoffen zoals zwavelzuur en lood.
Ze moeten worden verwerkt conform de regelgeving en mogen in geen geval met het huishoudelijke afval worden weggegooid.
Breng de gebruikte batterijen en accu's naar een speciaal inzamelpunt.
Uitvoeringen met het Stop & Startsysteem zijn voorzien van een speciale
12V-loodaccu.
Deze accu mag uitsluitend worden vervangen door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Toegang tot de accu
De accu bevindt zich in de motorruimte.
F Open de motorkap via hendel in het interieur en gebruik vervolgens de veiligheidshaak aan de buitenzijde.
F Bevestig de motorkapsteun.
Bescherm uw ogen en gezicht voordat u handelingen aan de accu uitvoert.
Voer ingrepen aan de accu uitsluitend uit in een goed geventileerde ruimte, ver van open vuur of vonken veroorzakende bronnen, om elk risico van brand- of explosiegevaar uit te sluiten.
Was uw handen als de werkzaamheden beëindigd zijn.
Het aanduwen om de motor te starten is bij een auto met een automatische transmissie niet toegestaan.
F Verwijder de kunststof afdekkap voor toegang tot de pluspool.
De minpool van de accu is niet bereikbaar.
In plaats daarvan kunt u gebruikmaken van een massapunt aan de voorzijde van de auto.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek(en) voor meer informatie over de motorkap en de motor .
316
Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Starten van de motor met een hulpaccu en startkabels
Als de accu van uw auto ontladen is, kan de motor worden gestart met een hulpaccu
(externe accu of een accu van een andere auto) en startkabels of een startbooster.
Start de motor nooit door een acculader aan te sluiten.
Gebruik nooit een startbooster van 24 V of hoger.
Controleer eerst of de nominale spanning van de hulpaccu 12 V bedraagt en of de capaciteit van de hulpaccu minimaal gelijk is aan die van de ontladen accu.
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers
(autoradio, ruitenwissers, verlichting enz.) van beide auto's uit.
Zorg ervoor dat de startkabels zich niet in de buurt van bewegende delen van de motor (ventilateur, riem enz.) bevinden.
Koppel de pluspool (+) van de accu niet los terwijl de motor draait.
F Beweeg, indien uw auto hiermee is uitgerust, het kunststof kapje van de pluspool (+) omhoog.
F Sluit de rode kabel aan op de pluspool (+) van de ontladen accu A (bij het gebogen metalen gedeelte) en vervolgens op de pluspool (+) van de hulpaccu B of de startbooster.
F Sluit de groene of zwarte kabel aan op de minpool (-) van de hulpaccu B of de startbooster (of op het massapunt van de auto met de hulpaccu).
F Sluit het andere uiteinde van de groene of zwarte kabel aan op het massapunt C van de auto met de lege accu.
F Start de motor van de auto met de hulpaccu en laat deze gedurende enkele minuten draaien.
F Stel de startmotor in werking van de auto met de lege accu en laat de motor draaien.
Als de motor niet direct start, zet dan het contact af en wacht even alvorens een nieuwe poging te doen.
Storingen verhelpen
F Wacht tot de motor stationair draait en neem dan de kabels in omgekeerde volgorde los.
F Breng, indien uw auto hiermee is uitgerust, het kunststof kapje aan op de pluspool (+).
F Laat de motor minimaal 30 minuten draaien, rijdend of stilstaand, om het laadniveau van de accu op een correct peil te krijgen.
Een aantal functies, waaronder het Stop & Start-systeem, is niet beschikbaar als de laadtoestand van de accu onvoldoende is.
8
317
Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Storingen verhelpen
12V-accu opladen met een acculader
Voor een optimale levensduur van de accu is het noodzakelijk om het laadniveau van de accu op een voldoende peil te houden.
In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn om de accu op te laden:
- als u voornamelijk korte ritten maakt,
- voordat de auto meerdere weken niet wordt gebruikt.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Volg de door de fabrikant van de lader geleverde instructies.
Sluit de kabels nooit aan op de verkeerde polen.
De accu hoeft niet te worden losgekoppeld.
F Zet het contact uit.
F Schakel alle stroomverbruikers (autoradio, verlichting, ruitenwissers enz.) uit.
F Sluit de kabels van de lader B als volgt aan:
- de rode pluskabel (+) op de pluspool (+) van de accu A ,
- de zwarte minkabel (-) op het massapunt
C van de auto.
F Schakel na het laden de lader B uit alvorens de kabels los te maken van de accu A .
Als u zelf de accu van uw auto gaat opladen, gebruik dan uitsluitend een lader die geschikt is voor loodaccu's en die een nominale spanning van 12 V heeft.
Probeer niet een bevroren accu op te laden. Risico van explosie!
Als de accu bevroren is geweest, laat deze dan door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats controleren op beschadigingen van de inwendige delen en op scheuren in de behuizing (kans op lekkage van giftig en corrosief zuur).
Als deze sticker is aangebracht, mag uitsluitend een 12V-lader worden gebruikt. Anders kan de elektrische uitrusting van het Stop & Start-systeem ernstig beschadigd raken.
F Schakel om gevaarlijke vonken te voorkomen de lader B uit alvorens de kabels op de accu aan te sluiten.
F Controleer of de kabels van de lader in goede staat zijn.
F Beweeg het kunststof kapje van de pluspool omhoog (indien aanwezig).
318
Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Loskoppelen van de accu
Als u de auto gedurende langere tijd niet gaat gebruiken, koppel dan de 12V-accu los. Op deze manier blijft het laadniveau van de accu voldoende om de motor weer te starten.
Voer de volgende handelingen uit alvorens de accu los te koppelen:
F sluit alle te openen carrosseriedelen
(portieren, achterklep, ruiten, dak),
F schakel alle stroomverbruikers (autoradio, ruitenwissers, verlichting enz.) uit,
F zet het contact uit en wacht vier minuten.
U hoeft slechts de klem van de pluspool (+) los te nemen.
Storingen verhelpen
Accupoolklem met snelsluiting
De (+) klem loskoppelen
F Trek de hendel A zo ver mogelijk omhoog om de accupoolklem B te ontgrendelen.
Weer aansluiten van de (+) klem
F Plaats de geopende accupoolklem B op de pluspool (+) van de accu.
F Druk verticaal op de accupoolklem om deze goed tegen de accu aan te drukken.
F Zet de accupoolklem vast door de hendel A omlaag te bewegen.
Forceer de hendel niet door erop te duwen, aangezien de accupoolklem niet kan worden vergrendeld als deze niet correct is geplaatst; herhaal de procedure.
Na het weer aansluiten van de accukabels
Zet na het weer aansluiten van de accu het contact aan en wacht 1 minuut alvorens de motor te starten, zodat de elektronische systemen geïnitialiseerd kunnen worden.
Mochten er zich na deze handeling kleine storingen blijven voordoen, raadpleeg dan het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor het zelf opnieuw initialiseren van de elektronische systemen zoals:
- de sleutel met afstandsbediening of de elektronische sleutel (volgens uitvoering),
- de elektrische ruitbediening,
- de datum en de tijd,
- de voorkeuzezenders.
Tijdens de rit die volgt op het de eerste keer starten van de motor, werkt het
Stop & Start-systeem mogelijk niet.
In dat geval werkt de functie pas weer als de auto gedurende een bepaalde periode, die afhankelijk is van de omgevingstemperatuur en de laadtoestand van de accu
(maximaal 8 uur), niet is gebruikt.
8
319
Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Storingen verhelpen
Capaciteit accu
Lengte auto
Compact (L1)
Standaard (L2)
Lang (L3)
Capaciteit in Ah
(ampère-uur)
480
640
720 / 800
Slepen
U kunt uw auto laten slepen door een andere auto of een andere auto slepen met behulp van het sleepoog.
Toegang tot het gereedschap
De accu mag uitsluitend worden vervangen door een exemplaar met dezelfde eigenschappen.
Zet bij een auto met een handgeschakelde versnellingsbak de versnellingshendel in de neutraalstand.
Zet bij een auto met een automatische transmissie of een elektronisch gestuurde versnellingsbak de selectiehendel in de stand N .
Als u dit niet doet, is het mogelijk dat bepaalde onderdelen van het remsysteem beschadigd raken en dat de rembekrachtiger na het starten niet meer werkt.
Het sleepoog bevindt zich in de gereedschapskist.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de gereedschapskist .
320
Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Storingen verhelpen
Slepen van uw auto Slepen van een andere auto
F Druk op het klepje in de voorbumper (zoals hierboven aangegeven) om het los te maken.
F Draai het sleepoog vast tot de aanslag.
F Bevestig de sleepstang.
F Schakel de alarmknipperlichten van uw auto in.
F Rijd voorzichtig weg, rijd met lage snelheid en houd de afstand waarover de auto wordt gesleept beperkt.
F
Druk op het klepje in de achterbumper
(zoals hierboven aangegeven) om het los te maken.
F Draai het sleepoog vast tot de aanslag.
F Bevestig de sleepstang.
F Schakel de alarmknipperlichten van de te slepen auto in.
F Rijd voorzichtig weg, rijd met lage snelheid en houd de afstand waarover de auto wordt gesleept beperkt.
Algemene aanwijzingen
Volg de huidige wetgeving in uw land op.
Controleer of het gewicht van de trekkende auto hoger is dan van de auto die wordt gesleept.
Er moet iemand achter het stuur van de gesleepte auto blijven zitten. Deze persoon moet beschikken over een geldig rijbewijs.
Gebruik bij het slepen met 4 wielen op de grond altijd een goedgekeurde sleepstang; touwen en riemen zijn verboden.
De bestuurder van de slepende auto moet voorzichtig wegrijden.
Bij het slepen van de auto met stilstaande motor zijn de rem- en stuurbekrachtiging uitgeschakeld.
Laat uw auto in de volgende gevallen slepen door een professioneel bergingsbedrijf:
- als de auto is gestrand op de autosnelweg,
- bij auto's met vierwielaandrijving,
- als het niet mogelijk is de versnellingsbak in de neutraalstand te zetten, het stuurslot te ontgrendelen of de handrem los te zetten,
- bij takelen met slechts twee wielen op de grond,
- bij het ontbreken van een goedgekeurde sleepstang...
8
321
Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Storingen verhelpen
Brandstoftank leeg (diesel)
Bij auto's met dieselmotor is het in het geval van een lege brandstoftank noodzakelijk om het brandstofsysteem te ontluchten.
Raadpleeg voor alle uitvoeringen, uitgezonderd die met een BlueHDi-motor, de afbeelding van de desbetreffende motorruimte.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de dieseltankbeveiliging .
Als de motor niet direct aanslaat, beëindig dan uw startpoging en herhaal de procedure.
1.6 HDi-motor
(behalve BlueHDi)
F Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter diesel.
F Open de motorkap.
F Maak indien nodig de sierkap los om de handopvoerpomp te kunnen bereiken.
F Bedien de handopvoerpomp totdat er weerstand wordt gevoeld (de eerste keer indrukken kan zwaar zijn).
F Bedien de startmotor om de motor te starten (als de motor niet gelijk aanslaat, wacht dan ongeveer 15 seconden en start de motor opnieuw).
F Als de motor na meerdere pogingen niet aanslaat, bedien dan de handopvoerpomp en vervolgens de startmotor opnieuw.
F Plaats de sierkap terug en klem deze vast.
F Sluit de motorkap.
BlueHDi-motor
F Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter diesel.
F Zet het contact aan (zonder de motor te starten).
F Wacht ongeveer 6 seconden en zet het contact af.
F Herhaal de handelingen 10 keer.
F Bedien de startmotor om de motor te starten.
Overige motoren
F
Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter diesel.
F
Open de motorkap.
F
Maak indien nodig de sierkap los om de handopvoerpomp te kunnen bereiken.
F
Bedien de handopvoerpomp totdat er weerstand wordt gevoeld (de eerste keer indrukken kan zwaar zijn).
F
Bedien de startmotor om de motor te starten (als de motor niet gelijk aanslaat, wacht dan ongeveer 15 seconden en start de motor opnieuw).
F Als de motor na meerdere pogingen niet aanslaat, bedien dan de handopvoerpomp en vervolgens de startmotor opnieuw.
F Plaats de sierkap terug en klem deze vast.
F Sluit de motorkap.
322
Spacetourer-VP_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2016
Technische gegevens
Compact (L1)
Afmetingen (in mm)
Deze afmetingen zijn gemeten met een niet beladen auto.
Ingeklapte buitenspiegels
Standaard (L2)
Achterdeuren Achterklep
* Vergroot laadvermogen.
** Vergroot laadvermogen met verhoogd dak.
*** Volgens land van bestemming.
Lang (L3)
9
Spacetourer-VP_nl_Chap09_caracteristiques-techniques_ed01-2016
323
Technische gegevens
Motoren
Technische gegevens van de motoren
De technische gegevens van de motor
(cilinderinhoud, maximumvermogen, maximaal toerental, brandstof, CO
2
-uitstoot...) van uw auto staan vermeld op het kentekenbewijs en in de commerciële documentatie.
Deze gegevens komen overeen met de op de motortestbank gehomologeerde waarden, onder de omstandigheden die zijn vastgelegd in de
Europese regelgeving (richtlijn 1999/99/CE).
Raadpleeg voor meer informatie het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Gewichten
Gewichten en aanhangergewichten
De gewichten een aanhangergewichten van uw auto staan vermeld op het kentekenbewijs van uw auto en in de commerciële documentatie.
U vindt deze waarden ook op het plaatje of de sticker van de constructeur.
Raadpleeg voor meer informatie het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Het rijklaar gewicht is gelijk aan het ledig gewicht + de bestuurder (75 kg).
Het maximaal toegestane treingewicht en de aanhangergewichten gelden tot een hoogte van maximaal 1000 meter. Het opgegeven aanhangergewicht dient voor elke extra
1000 meter met 10% te worden verminderd.
Het totale gewicht van de aanhanger kan, binnen het maximaal toegestane treingewicht, worden verhoogd indien de belading van de auto wordt verminderd.
De aanbevolen kogeldruk komt overeen met het maximale gewicht op de (zonder of met gereedschap afneembare) trekhaakkogel.
MTAC
: maximaal technisch toegestaan totaalgewicht.
MTRA
: maximaal toegestaan treingewicht.
324
Spacetourer-VP_nl_Chap09_caracteristiques-techniques_ed01-2016
Bij hoge buitentemperaturen kunnen de prestaties van de auto minder worden om de motor te beschermen. Als de buitentemperatuur meer dan 37°C bedraagt, moet het treingewicht worden verminderd.
Het trekken van een aanhanger met een licht beladen auto heeft een negatieve invloed op het weggedrag.
Met een aangekoppelde aanhanger heeft de auto een langere remweg.
Bij het trekken van een aanhanger mag nooit harder worden gereden dan 100 km/h of de plaatselijk geldende snelheidslimiet
(in Nederland wettelijk 90 km/h).
Als de buitentemperatuur hoog is, is het raadzaam de motor, als de auto stilstaat, 1 - 2 minuten stationair te laten draaien om de koeling te vergemakkelijken.
Technische gegevens
Dieselmotoren EURO 6
Motor Motorcode Versnellingsbak
Inhoud carter, met vervangen filter
(liter)
1.6
BlueHDi 95
BHV
(DV6FDU)
Handgeschakeld,
5 versnellingen
(BVM5)
1.6
BlueHDi 95
S&S
BHS
(DV6FDU)
Elektronisch gestuurd,
6 versnellingen
(ETG6)
1.6
BlueHDi 115
S&S
BHX
(DV6FCU)
Handgeschakeld,
6 versnellingen
(BVM6)
* Verhoogd nuttig laadvermogen.
5,6
5,6
5,6
Lengte
L1, L2, L3
L2*, L3*
L1, L2, L3
L2*, L3*
Aanhanger ongeremd (kg)
8-9 plaatsen
Aanbevolen kogeldruk (kg)
8-9 plaatsen
72
80
750
72
80
L1, L2, L3 72
9
L2*, L3* 80
Spacetourer-VP_nl_Chap09_caracteristiques-techniques_ed01-2016
325
Technische gegevens
Motor Motorcodes Versnellingsbak
Inhoud carter, met vervangen filter
(liter)
2.0 BlueHDi
150 S&S
AHX
(DW10FD)
Handgeschakeld,
6 versnellingen
(BVM6)
2.0 BlueHDi
180 S&S
AHH
(DW10FC)
Automatisch,
6 versnellingen
(EAT6)
6,1
5,1
Lengte
L1, L2, L3
L2*, L3*
L1, L2, L3
L2*, L3*
Aanhanger ongeremd (kg)
8-9 plaatsen
Aanbevolen kogeldruk (kg)
8-9 plaatsen
92
100
750
80
88
* Verhoogd nuttig laadvermogen.
326
Spacetourer-VP_nl_Chap09_caracteristiques-techniques_ed01-2016
Technische gegevens
Identificatie
De auto is voorzien van verschillende zichtbare merktekens voor de identificatie en registratie van de auto.
D.
Sticker bandenspanning/kleurcode van de lak.
Deze sticker, die op de middenstijl aan bestuurderszijde is bevestigd, bevat de volgende informatie:
- bandenspanning zonder en met volle belading,
- bandenmaat (met de belastingsindex en de snelheidsaanduiding van de band),
- bandenspanning van het reservewiel,
- kleurcode van de lak.
A.
Voertuigidentificatienummer (VIN) onder de motorkap .
Dit nummer is ingeslagen in de carrosserie, bij de wielkast rechts voor.
B.
Voertuigidentificatienummer (VIN) op de onderste voorruittraverse.
Dit nummer staat op een sticker en is zichtbaar door de voorruit.
C.
Constructeurssticker.
Deze eenmalige sticker, die rechts of links op de middenstijl is aangebracht, bevat de volgende informatie:
- de naam van de fabrikant,
- het Europese typegoedkeuringsnummer,
- het voertuigidentificatienummer (VIN),
- het maximaal technisch toelaatbare totaalgewicht,
- het maximaal toelaatbare treingewicht,
- de maximale belasting op de vooras,
- de maximale belasting op de achteras.
Controleer de bandenspanning minimaal één keer per maand, bij koude banden.
Een te lage bandenspanning veroorzaakt een hoger brandstofverbruik.
9
327
Spacetourer-VP_nl_Chap09_caracteristiques-techniques_ed01-2016
Audio en telematica
Noodoproep of Pechhulp
Noodoproep met lokalisatiefunctie
Druk in geval van nood langer dan
2 seconden op deze toets.
Het knipperen van het groene LEDlampje en een gesproken bericht bevestigen dat de oproep naar de helpdesk van "Noodoproep met lokalisatiefunctie" is verstuurd*.
Wanneer de elektronische eenheid airbags een botsing heeft gedetecteerd, wordt onafhankelijk van het eventueel afgaan van de airbags, automatisch een noodoproep gedaan.
Door deze toets meteen opnieuw in te drukken, wordt de oproep geannuleerd.
Het groene LED-lampje dooft.
De oproep wordt ook geannuleerd door, op ieder willekeurig moment, de toets langer dan 8 seconden in te drukken.
Het groene LED-lampje blijft branden (zonder te knipperen) wanneer de verbinding tot stand is gebracht.
Aan het einde van het gesprek gaat het lampje uit.
Deze oproep wordt beheerd door de helpdesk van "Noodoproep met lokalisatiefunctie" die de informatie over de lokalisatie van de auto ontvangt en een waarschuwing kan zenden naar de gekwalificeerde hulpdiensten.
In landen waar de helpdesk niet operationeel is of wanneer de lokalisatie uitdrukkelijk is geweigerd, wordt de oproep meteen doorgestuurd naar de hulpdiensten (112), zonder lokalisatie.
Indien u gebruikmaakt van de dienst
CITROËN Connect Box met SOSpakket en pechhulpservice, beschikt u over aanvullende diensten via uw persoonlijke pagina MyCITROËN op de internetsite voor uw land.
* Deze diensten zijn afhankelijk van bepaalde voorwaarden en beschikbaarheid.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk.
328
Spacetourer-VP_nl_Chap10a_BTA_ed01-2016
Audio en telematica
Werking van het systeem
Bij het aanzetten van het contact gaat het groene lampje
3 seconden branden. Dit duidt op een goede werking van het systeem.
Pechhulp met lokalisatiefunctie
Druk langer dan 2 seconden op deze toets voor het aanvragen van hulp bij het stranden van de auto.
Een gesproken bericht bevestigt dat de oproep is verstuurd*.
Door deze toets meteen opnieuw in te drukken, wordt de aanvraag geannuleerd.
Dit wordt bevestigd door een gesproken bericht.
Het knipperen en vervolgens doven van het oranje lampje duidt op een storing in het systeem.
Als het oranje lampje blijft branden, moet de noodbatterij worden vervangen.
In beide gevallen kan er mogelijk geen noodoproep of pechhulpoproep worden verstuurd.
Raadpleeg zo snel mogelijk een erkend reparateur.
Bij een storing in het systeem kan er wel met de auto worden gereden.
Geolokalisatie
U kunt de geolokalisatie uitschakelen door gelijktijdig op de toetsen "Noodoproep met lokalisatiefunctie" en "Pechhulp met lokalisatiefunctie" te drukken en vervolgens op "Pechhulp met lokalisatiefunctie" te drukken om te bevestigen.
Druk om de geolokalisatie weer in te schakelen nogmaals gelijktijdig op de toetsen "Noodoproep met lokalisatiefunctie" en "Pechhulp met lokalisatiefunctie" en vervolgens op "Pechhulp met lokalisatiefunctie" om te bevestigen.
Wanneer u uw auto buiten het
CITROËN-netwerk hebt gekocht, raden wij u aan de aanwezigheid van deze diensten bij het netwerk te laten controleren en eventueel configureren.
In een meertalig land kunt u het systeem laten configureren in de officiële landstaal van uw voorkeur.
Om technische redenenen, zoals het verbeteren van de telematicadiensten aan de klant, behoudt de fabrikant zich het recht voor om op elk willekeurig moment het telematicasysteem in de auto te wijzigen.
* Deze dienst is afhankelijk van bepaalde voorwaarden en beschikbaarheid.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk.
.
329
Spacetourer-VP_nl_Chap10a_BTA_ed01-2016
Audio en telematica
CITROËN Connect Nav
GPS-navigatie - Connectiviteit - Multimedia-autoradio - Bluetooth
®
-telefoon
Inhoud
Dit systeem is zodanig gecodeerd dat het uitsluitend in uw auto functioneert.
Hieronder vindt u de link naar de OSS (Open Source Software)broncodes voor het systeem.
http://www.psa-peugeot-citroen.com/oss
Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die zijn volledige aandacht vragen, zoals het koppelen van een
Bluetooth-telefoon aan het Bluetooth-handsfree systeem van de autoradio, uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto en aangezet contact.
De overgang naar de waakfase wordt aangekondigd door een melding over de eco-mode. Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de eco-mode .
.
331
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Basisfuncties
Als bij draaiende motor op de toets wordt gedrukt, wordt het geluid onderbroken.
Als bij afgezet contact op de toets wordt gedrukt, wordt het systeem ingeschakeld.
Volumeregeling.
Gebruik de toetsen aan weerszijden van het touchscreen om de menu's te openen en druk vervolgens op de op het touchscreen weergegeven toetsen. Alle aanraakfuncties op het touchscreen zijn wit.
Elk menu wordt op één pagina of op twee pagina's (hoofdpagina en secundaire pagina) weergegeven.
Het touchscreen is van het
"capacitieve" type.
Voor het schoonmaken van het scherm is het raadzaam gebruik te maken van een niet schurende zachte doek (bijvoorbeeld een brillendoekje), zonder schoonmaakmiddel.
Raak het scherm niet aan met scherpe voorwerpen.
Raak het scherm niet aan met natte handen.
23 °C
Hoofdpagina
87.5 MHz
FM/87.5 MHz
87.5MHz
12:13
Secundaire pagina
332
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Sneltoetsen: de toetsen in de bovenste balk van het touchscreen bieden rechtstreeks toegang tot de keuze van de geluidsbron, de lijst met zenders (of titels afhankelijk van de geluidsbron), notificaties van meldingen, e-mailberichten, updates van kaartgegevens en afhankelijk van de beschikbaarheid de aanwijzingen van het navigatiesysteem.
23 °C
Audio en telematica
531 kHz 12:13
Via het menu "Instellingen" kunt u een profiel voor één persoon of voor een groep personen met gemeenschappelijke instellingen aanmaken, waarbij vele instellingen mogelijk zijn (voorkeuzezenders radio, audio-instellingen, geschiedenis navigatiesysteem, favoriete contacten, enz.). De instellingen worden automatisch aangepast.
Selecteren van de geluidsbron (volgens uitvoering):
- Radio "FM"/"DAB"*/"AM"*.
- Smartphone via MirrorLink TM of CarPlay ® .
- "USB"-stick.
- Mediaspeler aangesloten via de AUXaansluiting (Jack, kabel niet meegeleverd).
- Telefoon aangesloten via Bluetooth* met
Bluetooth* multimedia-streaming.
* Volgens uitrusting.
Bij zeer hoge temperaturen kan het geluidsvolume worden beperkt om het systeem te beschermen. Het systeem kan gedurende ten minste
5 minuten stand-by (scherm en geluid uitgeschakeld) worden gezet.
Zodra de temperatuur in het interieur is gezakt, zal de oorspronkelijke instelling weer worden gebruikt.
.
333
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Stuurkolomschakelaars
Gesproken commando's :
Kort indrukken: gesproken commando's van het systeem.
Ingedrukt houden: gesproken commando's van de smartphone via het systeem.
Verhogen van het volume.
Geluid onderbreken/herstellen.
Verlagen van het volume.
Media (kort indrukken): veranderen van multimediabron.
Telefoon (kort indrukken): gesprek aannemen.
Tijdens telefoongesprek (kort indrukken): toegang tot het telefoonmenu.
Telefoon (ingedrukt houden): inkomend gesprek weigeren, gesprek beëindigen; als de telefoon niet wordt gebruikt: toegang tot het menu
Telefoon.
Radio (draaien): automatisch zoeken van de vorige/volgende zender.
Media (draaien): vorige/volgende track, scrollen door lijsten.
Kort indrukken : bevestigen van een selectie. Indien niets geselecteerd: toegang tot de geheugens.
Radio : weergeven van de zenderlijst.
Media : weergeven van de track list.
Radio, ingedrukt houden : bijwerken van de zenderlijst.
334
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Menu's
Online navigatie
23 °C 12:13
Connectiviteit
23 °C 531 kHz 12:13
Audio en telematica
Radio Media
23 °C 87.5 MHz
FM/87.5 MHz
87.5MHz
12:13
Instellen van de navigatie en kiezen van de bestemming.
Gebruiken van de beschikbare realtimediensten, afhankelijk van de uitrusting.
Telefoon
23 °C 531 kHz 12:13
Gebruiken van bepaalde apps van de smartphone met internetverbinding, via MirrorLink TM of CarPlay ® .
Controleer de Bluetooth- et Wifi-verbinding van uw smartphone.
Instellingen
Selecteren van een geluidsbron of een zender, weergeven van foto's.
Rijden
23 °C 12:13
Via Bluetooth ® verbinden van een telefoon, berichten en e-mails lezen en sms-berichten versturen.
Instellen van een persoonlijk profiel en/of instellen van het geluid (balans, geluidssfeer, ...) en de weergave
(taal, eenheden, datum, tijd, ...).
Inschakelen, uitschakelen en instellen van bepaalde functies van de auto.
.
335
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Gesproken commando's
Stuurwieltoetsen
Druk kort op deze toets om de functie gesproken commando's te activeren.
Basisfuncties
Voorbeeld van een "gesproken commando" voor het navigatiesysteem:
"Navigeer naar adres,
Kerkstraat 11, Amsterdam" .
Neem de volgende aanwijzingen in acht om ervoor te zorgen dat het systeem uw gesproken commando's altijd herkent:
- spreek met een normale stem de woorden volledig uit, zonder uw stem te verheffen.
- wacht voordat u spreekt altijd op de
"piep" (geluidssignaal),
- houd voor een optimale werking de ruiten en, indien aanwezig, het schuifdak gesloten om storende geluiden van buitenaf te voorkomen,
- vraag uw passagiers voordat u gesproken commando's geeft om even niet te praten.
Voorbeeld van een "gesproken commando" voor de radio en de multimediafuncties:
"Artiest "Madonna afspelen" .
Voorbeeld van een "gesproken commando" voor de telefoon:
"Bel Jan" .
De gesproken commando's zijn beschikbaar in 12 talen (Engels, Frans,
Italiaans, Spaans, Duits, Nederlands,
Portugees, Pools, Turks, Russisch,
Arabisch en Braziliaans). De taal van uw keuze kan van tevoren in het systeem worden ingesteld.
Informatie - gebruik
Druk op de spraaktoets en zeg wat u wilt na de pieptoon. U kunt mij altijd onderbreken door op deze toets te drukken. Als u er nogmaals op drukt terwijl ik op een commando wacht, wordt ons gesprek beëindigd.
Als u opnieuw wilt beginnen, zegt u
"annuleren". Als u iets ongedaan wilt maken, zegt u "terug". Om te allen tijde informatie en tips te krijgen, zegt u "help". Als u mij vraagt iets te doen en er mist informatie, zal ik u een paar voorbeelden geven om u er stap voor stap doorheen te lopen. U krijgt meer informatie in "dialoogmodus beginner".
U kunt de dialoogmodus op "expert" zetten als u zich zeker voelt.
De gesproken commando's voor
"Navigeer naar adres" en "POI weergeven in de stad" zijn niet beschikbaar voor het Arabisch.
336
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Algemene gesproken commando's
Deze commando's kunnen vanaf elke schermpagina worden gegeven nadat op de stuurwieltoets voor de gesproken commando's of de telefoon is gedrukt, behalve als er een telefoongesprek bezig is.
Aanwijzingen "Gesproken commando's"
Help
Help voor gesproken commando's
Help voor navigatie
Help voor radio
Help voor multimedia
Help voor telefoon
Zet dialoogmodus op <...>
Selecteer profiel <...>
Ja
Nee
Ik kan u met allerlei onderwerpen helpen.
U kunt bijvoorbeeld zeggen: "hulp bij telefoon", "hulp bij navigatie", "hulp bij media" of
"hulp bij radio". Om een overzicht te krijgen over hoe de spraakdialoog werkt, kunt u zeggen "hulp bij spraakcommando's".
Selecteer de modus "beginner" of "expert".
Selecteer profiel 1, 2 of 3.
Zeg "ja" als het klopt. Anders zegt u "nee" en dan beginnen we opnieuw.
.
337
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Gesproken commando's "Navigatie"
Deze commando's kunnen vanaf elke schermpagina worden gegeven nadat op de stuurwieltoets voor de gesproken commando's of de telefoon is gedrukt, behalve als er een telefoongesprek bezig is.
"Gesproken commando's" Aanwijzingen
Navigeer naar huis
Navigeer naar het werk
Navigeer naar favoriet adres <...>
Navigeer naar contact <...>
Navigeer naar adres <...>
Toon POI <...> in de buurt
Af te leggen afstand
Af te leggen tijd
Aankomsttijd
Stop navigatie
Om de navigatie te starten of een routepunt toe te voegen, zegt u "navigeer naar" en dan het adres of de naam van de contactpersoon.
Bijvoorbeeld "navigeer naar adres Kerkstraat 11 Amsterdam" of "navigeer naar contactpersoon Jan Janssen".
U kunt aangeven of het een favoriete of recente bestemming is. Bijvoorbeeld "navigeer naar favoriet adres Tennisclub" of "navigeer naar recente bestemming Kerkstraat 11
Amsterdam". U kunt ook "navigeer naar huis" zeggen. Om POI's op een kaart te zien, kunt u bijvoorbeeld "toon hotels in Rotterdam" of "toon POI tankstation in de buurt" zeggen.
Voor meer informatie kunt u "hulp bij routebegeleiding" zeggen.
Om informatie over uw huidige route te krijgen, kunt u zeggen "wat is de nog af te leggen tijd" of "afstand", of "aankomsttijd".
Om meer commando's te leren, kunt u "hulp bij navigatie" zeggen.
Geef de gesproken commando's voor de bestemming (adres) in de taal die in het systeem is ingesteld.
338
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Gesproken commando's "Radio Media"
Deze commando's kunnen vanaf elke schermpagina worden gegeven nadat op de stuurwieltoets voor de gesproken commando's of de telefoon is gedrukt, behalve als er een telefoongesprek bezig is.
"Gesproken commando's" Aanwijzingen
Stem af op zender <...>
U kunt een radiozender uitkiezen door "stem af op" en dan de zendernaam of frequentie te zeggen. Bijvoorbeeld "stem af op zender
Talksport", of "stem af op 98. 5 FM". Om naar een voorkeuze radiozender te luisteren, zegt u bijvoorbeeld "stem af op voorkeuze nummer vijf".
Wat speelt er nu
Om de details van het "nummer", de "artiest" en het "album" van de afgespeelde muziek weer te geven, zegt u Wat speelt er nu
Speel nummer <...> af
Speel artiest <...> af
Gebruik het commando "speel" om het type muziek dat u wilt luisteren af te spelen.
U kunt selecteren via "nummer", "artiest" of "album". Zeg bijvoorbeeld "artiest Madonna afspelen", "nummer 'Te Laat' afspelen", of "album Hotel New York afspelen".
Speel album <...> af
De gesproken commando's voor multimedia zijn uitsluitend beschikbaar bij gebruik van de USB-aansluiting.
.
339
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Gesproken commando's "Telefoon"
Als er een telefoon is verbonden met het systeem, kunnen deze gesproken commando's vanaf elke primaire schermpagina worden gegeven nadat op de stuurwieltoets voor de telefoon is gedrukt, behalve als er een telefoongesprek bezig is.
Als er geen Bluetooth-verbinding is met een telefoon, wordt de melding "Koppel alstublieft eerst een telefoon" uitgesproken, waarna de sessie van gesproken commando's wordt afgebroken.
"Gesproken commando's" Aanwijzingen
Bel <...> *
Bel <...>*
Toon contacten *
Toon oproepen *
Om te telefoneren, zegt u "bel" en dan de naam van de contactpersoon, bijvoorbeeld
"Bel Jan".
U kunt ook het telefoontype noemen, bijvoorbeeld "Bel Jan thuis".
Om een nummer te kiezen, zegt u "kies" gevolgd door het telefoonnummer, bijvoorbeeld
"Kies 0123 4567890".
U kunt uw voicemail afluisteren door "bel voicemail" te zeggen.
Om een SMS te sturen, zegt u "verstuur standaard SMS naar" gevolgd door het contact en de naam van het standaardbericht dat u wilt verzenden.
Bijvoorbeeld, "verstuur standaard SMS naar Jan, Ik kom te laat".
Om een lijst met contacten of oproepen weer te geven, zegt u "contacten weergeven" of
"oproepen weergeven".
Voor meer informatie over SMS berichten, zegt u "hulp bij SMS".
Bel voicemail *
* Deze functie is alleen beschikbaar als de met het systeem verbonden telefoon geschikt is voor het downloaden van het telefoonboek en de lijst van recente oproepen, en als deze gegevens werkelijk zijn gedownload.
340
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Gesproken commando's "Tekstberichten"
Als er een telefoon is verbonden met het systeem, kunnen deze gesproken commando's vanaf elke primaire schermpagina worden gegeven nadat op de stuurwieltoets voor de telefoon is gedrukt, behalve als er een telefoongesprek bezig is.
Als er geen Bluetooth-verbinding is met een telefoon, wordt de melding "Koppel alstublieft eerst een telefoon" uitgesproken, waarna de sessie van gesproken commando's wordt afgebroken.
"Gesproken commando's" Aanwijzingen
Stuur SMS naar <...>
Lees nieuwste bericht *
Om uw berichten af te luisteren, kunt u bijvoorbeeld zeggen "lees nieuwste SMS".
Als u een SMS wilt versturen, staan er ook een aantal standaard berichten ter beschikking. Gebruik dan de naam van het standaard bericht en zeg bijvoorbeeld
"verstuur standaard SMS naar Jan Jansen, ik kom te laat".
Zie het telefoonmenu voor de beschikbare standaard berichten.
Zeg "bel" of "verstuur standaard SMS naar" en dan een regelnummer.
Om door een lijst op het scherm te navigeren, zegt u "ga naar begin", "ga naar einde",
"volgende pagina" of "vorige pagina".
Om uw selectie ongedaan te maken, zegt u "terug".
En om de huidige actie te annuleren en opnieuw te beginnen, zegt u "annuleren".
Het systeem verstuurt uitsluitend vooraf opgestelde "snelberichten".
* Deze functie is uitsluitend beschikbaar als de aan het systeem gekoppelde telefoon de overdracht van het telefoonboek en de laatste gesprekken ondersteunt en deze overdracht heeft plaatsgevonden.
.
341
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Navigatie
Niveau 1
23 °C
1
12:13
23 °C
Niveau 2
12:13
Niveau 3
342
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Niveau 1
Navigatie
Navigatie
Niveau 2
Navigatie
Wereldkaart
Omgeving auto
Omgeving thuis
Omgeving bestemming
2D-weergave
Niveau 3
Audio en telematica
Aanwijzingen
De oriëntatie van de kaart selecteren; noorden boven, rijrichting boven of vogelvluchtperspectief.
Beschikbare verkeersinformatie weergeven.
Handmatig een gebied selecteren op de wereldkaart of de lengte- en breedtegraad invoeren.
De geselecteerde lokalisatiecriteria weergeven.
Overschakelen op een 2D-kaart.
Uitzoomen.
Inzoomen.
De navigatie naar het actieve adres starten.
Het actieve adres opslaan.
Uitzoomen.
Inzoomen.
.
343
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Niveau 1 Niveau 2
23 °C
1
12:13
23 °C 12:13
Niveau 3
POI op kaart
2 3 4 5 6
7
344
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Niveau 1
Navigatie
Niveau 2
Tankstations
Parkeerplaats
Gevarenzone
Kaartkleur
POI op kaart
Kaart raadplegen
Niveau 3
Audio en telematica
Aanwijzingen
Inschakelen of uitschakelen van de beschikbare gegevens (tankstations, parkeergelegenheden, risicozones en gevarenzones).
De kaartweergave instellen op de dag-/nachtmodus.
5
6
2
3
4
7
Reizen
Activiteiten
Winkelcentrum
Openbaar
Geografisch
Alles selecteren
Bevestigen
Plaats wijzigen
Weer
Tankstations
Parking
Verkeer
Gevarenzone
Selecteer POI
De beschikbare POI's selecteren.
Alles selecteren of deselecteren.
Uw keuze of selectie bevestigen.
De plaats selecteren of wijzigen.
Offline beschikbare informatie weergeven op de kaart.
De beschikbare POI's selecteren.
Uitzoomen.
Inzoomen.
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
.
345
Audio en telematica
Niveau 3 Niveau 4 Niveau 5
Lijst tankstations
Parkeerplaats in omgeving auto
346
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Niveau 3
Inzoomen
Omgeving auto
Op route
Op bestemming
Weer
Tankstations
Parkeerplaats
Niveau 4
Bevestigen
Niveau 5
Audio en telematica
Aanwijzingen
Inzoomen op het gebied rondom de geselecteerde plaats.
Het lokalisatiecriterium selecteren.
Via TMC verzonden weerinformatie.
Tankstations in de omgeving van de auto
Tankstations op de route
Tankstations in de omgeving van de bestemming
Parkeerplaats in de omgeving van de auto
De POI-lijst weergeven.
Parkeerplaats op de route
Parkeerplaats in de omgeving van de bestemming
Uitzoomen.
Inzoomen.
.
347
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Niveau 3 Niveau 4 Niveau 5
Geconstateerde verkeersdrukte
Lijst van gevarenzones
POI selecteren
348
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Niveau 3
Verkeer
Gevarenzone
POI selecteren
Niveau 4 Niveau 5
Geconstateerde verkeersdrukte
Lijst van gevarenzones
Audio en telematica
Aanwijzingen
Realtime informatie over de verkeersdrukte.
De lijst van gevarenzones (werkzaamheden, pechgevallen, ongevallen, enz.) weergeven.
Een weer te geven POI-categorie configureren.
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
.
349
Audio en telematica
Niveau 1
1
Navigatiemenu
Niveau 2
350
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Mijn bestemmingen
8 9
Een POI vinden
10
11 12 13 14 15
16
17
18
Niveau 3
1
1
Niveau 1
Navigatie
Secundaire pagina
Niveau 2
Adres invoeren
8
Bevestigen
Recent
Navigatie
9 Favorieten
Secundaire pagina
Mijn bestemmingen
10 Contact
1
1
Navigatie
Secundaire pagina
Points of interest
Navigatie
11
12
13
14
15
Reizen
Activiteiten
Winkelcentrum
Openbaar
Geografisch
Zoeken
16
17
Point of Interest
Adres
Secundaire pagina
18
Lokaal / Verbonden
Zoeken
Bevestigen
Thuis
Werk
Niveau 3
Audio en telematica
Aanwijzingen
Het land selecteren.
Het actieve adres opslaan.
Het actieve adres bevestigen.
De lijsten met bestemingen weergeven en de navigatie starten.
Eén of meer bestemmingen verwijderen.
Lijst van de beschikbare categorieën.
Selecteer eerst de categorie en vervolgens het
POI.
Een POI zoeken.
Een POI invoeren.
Het adres van een POI invoeren.
Instellen van de wijze van zoeken naar POI's in een lokale of online database, afhankelijk van de voor u beschikbare diensten.
De ingevoerde gegevens bevestigen.
.
351
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Niveau 1
1
Menu navigatie
Niveau 2
Navigatiecriteria
Route en etappes
19 20
Instellingen
21 22 23 24 25
Niveau 3
Stop inlassen
Route en etappes
Instellingen
352
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
1
1
Niveau 1
Navigatie
Secundaire pagina
Navigatiecriteria
Navigatie
Secundaire pagina
Routes / stopplaatsen
Niveau 2
Snelste
Kortste
Compromis
Ecologisch
Op kaart tonen
Bevestigen
19
20
Etappes
Route
Stop inlassen
Weergeven
Afsluiten
1
Navigatie
Secundaire pagina
Instellingen
21
22
23
24
25
Weergave
Opties
Config. waarsch.
Vocaal
Kaartgegevens
Bevestigen
Niveau 3
Audio en telematica
Aanwijzingen
De navigatiecriteria selecteren (snelwegen en/of tolwegen vermijden en rekening houden met de verkeersdrukte).
De route weergeven op basis van de geselecteerde criteria.
Uw selecties opslaan.
De opgeslagen stopplaatsen weergeven.
De details van de route weergeven.
Een stopplaats toevoegen Een uit een lijst geselecteerde stopplaats toevoegen.
De kaart weergeven.
Op de toets drukken om de route te berekenen.
Eén of meer stopplaatsen verwijderen.
Een stopplaats verplaatsen in de lijst.
De geselecteerde functie instellen, het stemvolume instellen en het uitspreken van straatnamen in- of uitschakelen.
Uw selecties opslaan.
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
.
353
Audio en telematica
Een bestemming kiezen
Naar een nieuwe bestemming
Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.
1
Druk op de toets " MENU " om de secundaire pagina weer te geven.
Selecteer " Adres invoeren ".
Selecteer het " Land ".
Voer de eerste letters van de " Plaats " en de " Straat " in en bevestig deze zodra de juiste naam wordt weergegeven en voer vervolgens het " Nummer " in en bevestig dit.
Druk op " Bevestigen " om de
" Navigatiecriteria " te selecteren.
En/of
Selecteer " Op kaart tonen " om de
" Navigatiecriteria " te selecteren.
Druk op " Bevestigen " om de navigatie te starten.
354
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Om de navigatie te kunnen gebruiken moet een " Plaats ", " Straat " en
" Nummer " zijn ingevoerd met het virtuele toetsenbord of moet een adres zijn geselecteerd in de " Contacten " of in de " Geschiedenis ".
Naar een van de meest recente bestemmingen
Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.
1
Druk op de toets " MENU " om de secundaire pagina weer te geven.
Selecteer " Mijn bestemmingen ".
Wanneer u geen nummer bevestigt, leidt de navigatie u naar een van de uiteinden van de straat.
Selecteer het tabblad " Recent ".
8
Selecteer het adres in de lijst om de
" Navigatiecriteria " weer te geven.
Druk op " Bevestigen " om de navigatie te starten.
Selecteer " Positie " om de bestemming op de kaart weer te geven.
Audio en telematica
Naar "Thuis" of "Werk"
Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.
1
Druk op de toets " MENU " om de secundaire pagina weer te geven.
Selecteer " Mijn bestemmingen ".
Of
9
Selecteer het tabblad " Favorieten ".
Selecteer " Thuis ".
Selecteer " Werk ".
Of
Selecteer een van tevoren opgeslagen favoriete bestemming.
Naar een contact uit het telefoonboek
Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.
1
Druk op de toets " MENU " om de secundaire pagina weer te geven.
Selecteer " Mijn bestemmingen ".
Naar Points of Interest (POI)
De Points of Interest (POI) zijn onderverdeeld in verschillende categorieën.
Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.
1
Druk op de toets " MENU " om de secundaire pagina weer te geven.
Selecteer " Points of interest ".
10
Selecteer het tabblad " Contact ".
Selecteer een contact in de lijst om de navigatie te starten.
Selecteer het tabblad " Reizen ",
" Activiteiten ", " Winkelcentrum ",
" Openbaar " of " Geografisch .
Of
Selecteer " Zoeken " om de naam en het adres van een "POI" in te voeren,
Druk op " Bevestigen " om de routeberekening te starten.
.
355
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Naar een punt op de kaart
Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.
Versleep de kaart met uw vinger naar de gewenste locatie.
Selecteer de bestemming door op de kaart te drukken.
Tik op het scherm om een markeerpunt te plaatsen en een submenu weer te geven.
Druk op deze toets om de navigatie te starten.
Of
Druk op deze toets om het weergegeven adres op te slaan.
Naar GPS-coördinaten
Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.
Versleep de kaart met uw vinger naar de gewenste locatie.
Druk op deze toets om de wereldkaart weer te geven.
Zoom met behulp van het raster in op het gewenste land of de gewenste regio.
Druk op deze toets om de GPScoördinaten in te voeren.
Of
OF
En
Er verschijnt een markeerpunt in het midden van het scherm, met de
" Breedtegraad " en de " Lengtegraad ".
Druk op deze toets om de navigatie te starten.
Druk op deze toets om het weergegeven adres op te slaan.
Druk op deze toets om met het virtuele toetsenbord de
" Breedtegraad " in te voeren.
Druk op deze toets om met het virtuele toetsenbord de
" Lengtegraad " in te voeren.
Door enige tijd op een punt te drukken wordt een lijst van POI's in de omgeving geopend.
356
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Audio en telematica
TMC (Traffic Message
Channel)
TMC (Trafic Message Channel) is een Europese standaard voor verkeersinformatieberichten die via het
RDS-systeem van FM-radio's in realtime worden ontvangen.
De door deze TMC-berichten doorgegeven locaties worden vervolgens weergegeven op een
GPS-navigatiekaart en onmiddellijk verwerkt in de aanwijzingen van het navigatiesysteem, zodat ongevallen, files en wegafsluitingen worden vermeden.
De weergave van gevarenzones is afhankelijk van de lokale wetgeving en het afsluiten van een abonnement op de dienst.
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
.
357
Audio en telematica
Online navigatie
Afhankelijk van het uitrustingsniveau van de auto
Internetverbinding via het systeem van de auto
OF
Internetverbinding via de mobiele telefoon van de gebruiker
358
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
23 °C 12:13
Audio en telematica
Verbinding voor online navigatie
Om veiligheidsredenen is het gebruik van een smartphone tijdens het rijden verboden. Het gebruik van de smartphone vraagt namelijk veel aandacht van de bestuurder.
De handelingen moeten dan ook bij stilstaande auto worden uitgevoerd.
Internetverbinding via de mobiele telefoon van de gebruiker
USB-verbinding
Sluit de USB-kabel aan.
De smartphone bevindt zich in de laadmodus als hij via de USB-kabel is verbonden.
Bluetooth-verbinding
Voor de online navigatie kunt u gebruikmaken van de internetverbinding van de auto (via de diensten "Urgence- of Assistance-oproep") of uw smartphone als modem gebruiken.
Activeer en configureer het delen van de internetverbinding van uw smartphone.
Activeer de Bluetooth-functie van de telefoon en maak hem "zichtbaar"
(zie de rubriek "Connectiviteit").
Wifi-verbinding
Selecteer een door het systeem gevonden wifi-netwerk en maak hier verbinding mee (zie de rubriek
"Connectiviteit").
Internetverbinding via het systeem van de auto
Beperkingen m.b.t. het gebruik:
- Met CarPlay ® kan uitsluitend de wifiverbinding worden gedeeld.
- Met MirrorLink TM kan uitsluitend de
USB-verbinding worden gedeeld.
Het systeem is automatisch verbonden met het geïntegreerde modem voor de diensten "Urgence- en Assistance-oproep", een verbinding maken via de smartphone van de gebruiker is niet nodig.
De kwaliteit van de diensten is afhankelijk van de kwaliteit van het netwerk.
Als "TOMTOM TRAFFIC" wordt weergegeven, zijn de diensten beschikbaar.
Met online navigatie beschikt u over de volgende diensten.
Een pack online diensten:
- Weer,
- Tankstations,
- Parkeerplaatsen,
- Verkeer,
- zoaken naar lokale POI's.
Een pack "Gevarenzones".
Werkingsprincipes en normen zijn permanent aan verandering onderhevig. Om te zorgen voor een optimale communicatie tussen de smartphone en het systeem, adviseren wij u om het besturingssysteem van uw smartphone en de datum en tijd op zowel de smartphone als het systeem up to date te houden.
.
359
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Niveau 1
23 °C
Niveau 2
12:13
Niveau 3
POI op kaart
26 27 28 29 30
23 °C
1
12:13
23 °C 12:13
23 °C 12:13
7
360
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Niveau 1
Navigatie
Navigatie
TOMTOM TRAFFIC
Navigatie
Niveau 2
Weer
Tankstations
Parkeerplaatsen
Verkeer
Gevarenzone
Kaartkleur
POI op kaart
Kaart raadplegen
Niveau 3
Audio en telematica
Aanwijzingen
De oriëntatie van de kaart selecteren; noorden boven, rijrichting boven of vogelvluchtperspectief.
Zodra het systeem verbinding heeft met de netwerken wordt "TOMTOM TRAFFIC" in plaats van "TMC" weergegeven. U kunt dan in realtime gebruikmaken van alle beschikbare opties.
De opties selecteren.
De kaart geeft de route weer aan de hand van de geselecteerde opties.
De kaartweergave selecteren.
26
27
28
29
30
Winkelcentrum
Geografisch
Activiteiten
Openbaar
Reizen
Bevestigen
7 Plaats wijzigen
De beschikbare POI's selecteren.
De instellingen van de opties opslaan.
Een plaats selecteren of wijzigen.
Uitzoomen.
Inzoomen.
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
.
361
Audio en telematica
Niveau 3 Niveau 4 Niveau 5
Weerbericht
Lijst tankstations
31
Sorteren op plaats
32
362
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Niveau 3
Plaats selecteren
Omgeving auto
Op route
Op bestemming
Weer
Tankstations
Parkeerplaatsen
Niveau 4
Bevestigen
Niveau 5
Audio en telematica
Aanwijzingen
Een plaats selecteren of wijzigen.
Een plaats selecteren of wijzigen.
Weerbericht
Het weerbericht voor vandaag of de komende dagen weergeven.
Tankstations in de omgeving van de auto
Tankstations op de route
Tankstations in de omgeving van de bestemming
De lijst van tankstations en bijbehorende informatie weergeven (adres, prijzen, brandstoffen, enz.).
Op afstand 31
32 Op prijs
Parkeerplaats in de omgeving van de auto
Parkeerplaats op de route
Parkeerplaats in de omgeving van de bestemming
Sorteren op afstand
De lijst van parkeerplaatsen en bijbehorende informatie weergeven (adres, afstand, aantal vrije plaatsen, tarieven, enz.).
Sorteren op aantal plaatsen
Sorteren op tarief
Uitzoomen.
Inzoomen.
.
363
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Niveau 3 Niveau 4 Niveau 5
Geconstateerde verkeersdrukte
Lijst van gevarenzones
POI selecteren
364
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Niveau 3
Verkeer
Gevarenzones
Points of interest
Niveau 4
Points of interest
Niveau 5
Geconstateerde verkeersdrukte
Lijst van gevarenzones
POI selecteren
Audio en telematica
Aanwijzingen
In realtime weergeven van verkeersinformatie: type, beschrijving en duur van de vertraging
(in minuten).
In realtime weergeven van de gevarenzones
(werkzaamheden, pechgevallen, ongevallen, enz.).
De POI-lijst voor de geselecteerde plaats weergeven.
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
.
365
Audio en telematica
Het weerbericht weergeven
Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op deze toets om de lijst van beschikbare diensten weer te geven.
Selecteer " Kaart raadplegen ".
Specifieke instellingen voor de online navigatie
Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.
1
Druk op de toets " MENU " om de secundaire pagina weer te geven.
Selecteer " Instellingen ".
Selecteer " Weer ".
Druk op deze toets voor de weergave van een beknopt weerbericht.
Druk op deze toets voor de weergave van een uitgebreid weerbericht.
De temperatuur die om 6 uur 's ochtends wordt weergegeven, geldt als de maximumtemperatuur van de dag.
De temperatuur die om 18 uur 's avonds wordt weergegeven, geldt als de minimumtemperatuur van de nacht.
22
Selecteer " Opties "
Schakel de volgende functies in of uit:
- " Waarschuwingen voor risicozones toestaan ".
- " Adviesroute om eindbestemming te voet te bereiken "
- " Versturen van gegevens toestaan.
"
23
Selecteer " Config. waarsch.
".
Schakel " Waarschuwen voor gevarenzones " in of uit.
366
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Als u gebruik wilt maken van online navigatie, moet u de optie " Versturen van gegevens toestaan.
" aanvinken.
De weergave van gevarenzones is afhankelijk van de lokale wetgeving en het afsluiten van een abonnement op de dienst.
Audio en telematica
Doorgeven van
"Gevarenzones"
Om het doorgeven van gevarenzones toe te staan moet u de optie
" Doorgeven van gevarenzones toestaan " aanvinken.
Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op de toets "Een nieuwe gevarenzone doorgeven" in de bovenste balk van het touchscreen.
Selecteer de optie " Type " om het type "Gevarenzone" te selecteren.
Selecteer de optie " Snelheid " en vul deze in met het virtuele toetsenbord.
Druk op " Bevestigen " om de gegevens op te slaan en te verzenden.
U kunt updates voor het systeem, gevarenzones en kaartgegevens downloaden vanaf de website van het merk.
U vindt daar ook de procedure voor het updaten.
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
.
367
Audio en telematica
Connectiviteit
De beschikbare functies zijn afhankelijk van de uitrusting.
Niveau 1 Niveau 2
23 °C 531 kHz 12:13
1
Netwerken
Niveau 3
Bluetooth-verbinding
2 3
Verbinding wifi-netwerk
4 5 6
Verbindingen en Contracten Services
Wifi-verbinding delen
7 8
368
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
De beschikbare functies zijn afhankelijk van de uitrusting.
Niveau 2 Niveau 3
2 Alle
Connectiviteit
1 Secundaire pagina
Bluetoothverbinding
3 Verbonden
Zoeken
Connectiviteit
1 Secundaire pagina
Verbinding wifinetwerk
4 Beveiligd
5 Niet beveiligd
6 Opgeslagen
Connectiviteit
1 Secundaire pagina
Verbinding beheren
Connectiviteit
1 Secundaire pagina
Wifi-verbinding delen
7 Activering
8 Instellingen
Audio en telematica
Aanwijzingen
Alle gekoppelde of niet gekoppelde telefoons weergeven.
Alle gekoppelde telefoons weergeven.
Zoeken naar te koppelen randapparatuur.
De beveiligde wifi-netwerken weergeven.
De onbeveiligde wifi-netwerken weergeven.
De opgeslagen wifi-netwerken weergeven.
De status van het abonnement op de online diensten, de status van de netwerkverbinding en het type verbinding weergeven.
Het delen van de wifi-verbinding in- of uitschakelen.
Een door het systeem gevonden wifi-netwerk selecteren en er verbinding mee maken.
De instellingen opslaan.
.
369
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Bluetooth
®
-verbinding
Het koppelen van de Bluetoothtelefoon aan de handsfree set mag om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling de volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd als de auto stilstaat en bij aangezet contact.
Activeer de Bluetooth-functie van uw telefoon en stel deze zo in dat de telefoon "zichtbaar" is voor alle apparaten in de buurt (instelling van de telefoon).
Procedure via de telefoon
Selecteer de naam van het systeem in de lijst van gedetecteerde apparaten.
Accepteer op het systeem het verzoek om een verbinding met de telefoon te maken.
Voltooien van het koppelen, ongeacht of dit vanaf de telefoon of het systeem wordt gedaan: controleer of de door het telefoon en het systeem weergegeven code identiek zijn en bevestig de code zowel op de telefoon als op het systeem.
370
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Procedure via het systeem
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.
1
Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.
Druk op " Bluetooth-verbinding ".
Selecteer " Zoeken ".
Er verschijnt een overzicht van de waargenomen telefoon(s).
Als dit niet is gelukt, wordt geadviseerd de
Bluetooth-functie van uw telefoon even uit te zetten en opnieuw te activeren.
Verbinding delen
Het systeem stelt 3 verbindingsprofielen voor de telefoon voor:
- " Telefoon " (handsfree set, uitsluitend telefoon),
- " Streaming " (streaming: draadloos afspelen van audiobestanden vanaf de telefoon),
- " ".
Om gebruik te kunnen maken van online navigatie moet het profiel
" Gegevens mobiel internet " zijn geselecteerd (indien uw auto niet beschikt over de diensten "Urgence- en Assistance-oproep"), nadat u eerst op uw smartphone het delen van de mobiele dataverbinding hebt geactiveerd.
Selecteer één of meer profielen.
Selecteer in het overzicht de naam van de telefoon die u wilt gebruiken.
Druk op " Bevestigen ".
Afhankelijk van het type telefoon wordt u gevraagd om de overdracht van uw contacten en berichten te accepteren.
Audio en telematica
Wifi-verbinding
Verbinding met het Wifi-netwerk van de smartphone.
Druk op Connectiviteit om de hoofdpagina weer te geven.
1
Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.
Selecteer " Verbinding Wifinetwerk ".
Wifi-verbinding delen
Aanmaken van een lokaal Wifi-netwerk door het systeem.
Druk op Connectiviteit om de hoofdpagina weer te geven.
1
Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.
Selecteer " Wifi-verbinding delen ".
Verbindingen beheren
Druk op Connectiviteit om de hoofdpagina weer te geven.
1
Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.
Selecteer " Verbinding beheren ".
Selecteer het tabblad " Beveiligd ",
" Niet beveiligd " of " Opgeslagen ".
Selecteer een netwerk.
Voer met het virtuele toetsenbord de
" Sleutel " van het Wifi-netwerk en het
" Wachtwoord " in.
Druk op " Bevestigen " om de verbinding tot stand te brengen.
7
En/of
8
Selecteer het tabblad " Activering " om het delen van de Wifi-verbinding in of uit te schakelen.
Selecteer het tabblad " Instellingen " om de naam van het netwerk van het systeem en het wachtwoord te wijzigen.
Druk op " Bevestigen ".
U kunt alleen gebruikmaken van de Wifi-verbinding en het delen van de Wifi-internetverbinding via het netwerk van de smartphone.
Om al uw systemen te beschermen tegen hackers en optimaal te beveiligen is het raadzaam ervoor te zorgen dat uw beveiligingscode of wachtwoord niet gemakkelijk te raden is.
Via deze functie kunt u zien welke online diensten u gebruikt en welke beschikbaar zijn en kunt u de verbindingsmethode wijzigen.
.
371
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Audio en telematica
MirrorLink
TM
-verbinding voor smartphones
372
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
23 °C 531 kHz 12:13
Audio en telematica
Om veiligheidsredenen is het gebruik van een smartphone tijdens het rijden verboden. Het gebruik van de smartphone vraagt namelijk veel aandacht van de bestuurder.
De handelingen moeten dan ook bij stilstaande auto worden uitgevoerd.
Door de smartphone met het systeem te synchroniseren kunnen apps van de smartphone op het scherm van de auto worden weergegeven. Deze apps moeten compatibel zijn met de
MirrorLink TM -technologie.
Werkingsprincipes en normen zijn permanent aan verandering onderhevig.
Om te zorgen voor een optimale communicatie tussen de smartphone en het systeem moet de smartphone in ieder geval worden ontgrendeld.
Houd het besturingssysteem van uw smartphone en de datum en tijd op zowel de smartphone als het systeem up to date.
Ga naar de landelijke internetsite van het merk van uw auto om te zien welke smartphones compatibel zijn.
Om veiligheidsredenen zijn bepaalde apps alleen te gebruiken als de auto stilstaat. Zodra de auto gaat rijden, wordt de weergave ervan onderbroken.
Voor het gebruik van de functie
" MirrorLink TM " dienen de smartphone en de apps compatibel te zijn.
Tijdens het aansluiten van de smartphone op het systeem is het raadzaam de Bluetooth functie van de smartphone te activeren
® -
Sluit de USB-kabel aan. De smartphone bevindt zich in de laadmodus als hij via de USB-kabel is verbonden.
Druk op " Connectiviteit " op het scherm van het systeem om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op " MirrorLink TM " om de functie in het systeem te activeren.
Bij bepaalde smartphones is het noodzakelijk om de functie " MirrorLink TM " te activeren.
Tijdens de procedure worden verschillende schermen weergegeven waarin u wordt gevraagd de koppeling met bepaalde functionaliteiten te accepteren.
Accepteer deze om de verbinding tot stand te brengen en te voltooien.
Nadat de verbinding tot stand is gebracht, wordt een scherm weergegeven met daarop de eerder op uw smartphone gedownloade apps die compatibel zijn met de
MirrorLink TM -technologie.
Tijdens de MirrorLink TM -weergave blijft het selecteren van de audiobron mogelijk via de schermtoetsen in de bovenste balk van het scherm.
De menu's van het systeem kunnen op elk moment worden geopend via de menutoetsen.
Afhankelijk van de kwaliteit van het netwerk kan het even duren voordat de apps beschikbaar zijn.
.
373
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3
23 °C 531 kHz 12:13
374
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Niveau 1 Niveau 2
Connectiviteit
MirrorLink TM
Niveau 3
Audio en telematica
Aanwijzingen
Weergeven van of terugkeren naar de eerder op uw smartphone gedownloade apps die compatibel zijn met de MirrorLink TM -technologie.
Een menulijst weergeven afhankelijk van de eerder geselecteerde app.
"Back": huidige bewerking annuleren, omhooggaan in de menustructuur.
"Home": weergeven of terugkeren naar de pagina
"Modus auto" van de smartphone.
De hoofdpagina van de "Connectiviteit" weergeven.
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
.
375
Audio en telematica
CarPlay
®
-verbinding voor smartphones
376
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
23 °C 531 kHz 12:13
Audio en telematica
Om veiligheidsredenen is het gebruik van een smartphone tijdens het rijden verboden. Het gebruik van de smartphone vraagt namelijk veel aandacht van de bestuurder.
De handelingen moeten dan ook bij stilstaande auto worden uitgevoerd.
Door de smartphone met het systeem te synchroniseren kunnen apps van de smartphone op het scherm van de auto worden weergegeven. Deze apps moeten compatibel zijn met de CarPlay ® -technologie en op uw smartphone moet de functie CarPlay ® zijn geactiveerd.
Werkingsprincipes en normen zijn permanent aan verandering onderhevig. Houd daarom het besturingssysteem van uw smartphone up to date.
Ga naar de landelijke internetsite van het merk van uw auto om te zien welke smartphones compatibel zijn.
Of
Sluit de USB-kabel aan. De smartphone bevindt zich in de laadmodus als hij via de USB-kabel is verbonden.
Druk op " Telefoon " om de CarPlay ® interface weer te geven.
Sluit de USB-kabel aan. De smartphone bevindt zich in de laadmodus als hij via de USB-kabel is verbonden.
Druk op het scherm van het systeem op " Connectiviteit " om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op " CarPlay " om de CarPlay ® interface weer te geven.
Bij het aansluiten van de USB-kabel verbreekt de CarPlay ® -functie de
Bluetooth ® -verbinding van het systeem.
.
377
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Radio Media
Niveau 1 Niveau 2
23 °C 87.5 MHz
FM/87.5 MHz
87.5MHz
12:13
1 2 3 4
23 °C 87.5 MHz
FM/87.5 MHz
87.5MHz
12:13
23 °C 531 kHz
AM/531 kHz
PO kHz
12:13
1 2 3
Zenderlijst
4
378
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Aanwijzingen Niveau 1
Radio Media
Bron
2
3
Radio Media
Frequentie /
Geheugen
Radio Media
Band
4
Radio Media
Lijst
Radio
USB iPod
AUX
Bluetooth
Frequentie
Geheugen
FM
DAB
AM
Zenderlijst
Niveau 2
Een andere geluidsbron selecteren.
Automatisch of handmatig zoeken naar radiozenders.
Opslaan van een zender door een nog vrije toets lang ingedrukt te houden.
Op de gewenste frequentieband drukken om deze te selecteren.
De zenderlijst openen en op een radiozender drukken om deze te selecteren.
.
379
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Niveau 1
1
Opties radio-media
Niveau 2
Audio-instellingen
5 6 7 8 9
Radio-instellingen
10
Zenderlijst
11
12 13 14 15
380
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Audio-instellingen
5 6 7 8 9
Audio-instellingen
5 6 7 8 9
1
1
1
Niveau 1
Radio Media
Secundaire pagina
Audio-instellingen
7
8
9
5
6
Geluidssfeer
Verdeling
Geluid
Spraak
Beltonen
Radio Media
Secundaire pagina
Bevestigen
10
Algemeen
11
Berichten
Radioinstellingen
Radio Media
Secundaire pagina
Bevestigen
12
FM
13
DAB
14
AM
15
Geheugen
Zenderlijst Frequentie
Niveau 2
Audio en telematica
Aanwijzingen
De geluidssfeer selecteren.
Geluidsverdeling volgens Arkamys ® -systeem.
Het geluidsvolume instellen of de snelheidsafhankelijke volumeregeling activeren.
Het volume van de stem instellen.
Het volume van de beltoon instellen.
De instellingen opslaan.
De instellingen activeren of deactiveren.
De instellingen opslaan.
De zenderlijst van de geselecteerde frequentieband weergeven.
Een opgeslagen radiozender selecteren.
Handmatig een frequentie invoeren.
De weergave op het scherm wijzigen.
De lijst bijwerken, afhankelijk van de ontvangst.
.
381
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Niveau 1
1
Opties radio-media
Niveau 2
USB
16 17 18 19 20
Beheer foto's
21
382
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
1
Niveau 1
16 Albums
17 Artiesten
Radio Media
Secundaire pagina 18 Genres
Muziekbestanden 19 Afspeellijsten
1
20 Mappen
Radio Media
Secundaire pagina 21 USB
Beheer foto's
Niveau 2
Audio en telematica
Aanwijzingen
Een selectiecriterium selecteren.
Foto's weergeven.
Het systeem ondersteunt de volgende afbeeldingsformaten: .gif, .jpg, .jpeg, .bmp, .png,
.raw en .tiff, met een maximale bestandsgrootte van 10 MB per afbeelding.
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
.
383
Audio en telematica
Radio
Selecteren van een zender
Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven.
Of
2
Druk op " Frequentie ".
Druk op een van de toetsen om automatisch te zoeken naar een radiozender met een hogere of lagere frequentie.
Verplaats de cursor om handmatig naar een radiozender met een hogere of lagere frequentie te zoeken.
Of
Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven.
1
Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.
Selecteer " Zenderlijst " op de secundaire pagina.
384
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
2
Druk op " Frequentie ".
Voer de frequentie in met het virtuele toetsenbord.
Voer eerst de cijfers voor de komma in en klik vervolgens in de zone van de decimalen om de cijfers achter de komma in te voeren.
Druk op " Bevestigen ".
Een zender opslaan
Selecteer een zender of een frequentie (zie de desbetreffende rubriek).
Druk op " Geheugen ".
2
Houd de toets waaronder u de zender wilt opslaan lang ingedrukt.
De radio-ontvangst kan worden verstoord door het gebruik van elektrische apparatuur die niet door het merk is goedgekeurd, zoals een op de
12V-aansluiting aangesloten lader met
USB-aansluiting.
De omgeving waarin u rijdt (bergen, hoge gebouwen, bruggen, tunnels enz.) kan leiden tot een slechte ontvangst, ook als de RDS-functie is ingeschakeld. Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de radio.
Audio en telematica
RDS inschakelen en uitschakelen
Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven.
1
Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.
Selecteer " Radio-instellingen ".
Tekstberichten weergeven
Met de functie "radiotekst" worden door de radiozender meegestuurde tekstberichten weergegeven, die betrekking hebben op het radiostation of de muziek waarnaar geluisterd wordt.
Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven.
10
Selecteer " Algemeen ".
Schakel " Volgen van zenders " in of uit.
Druk op " Bevestigen ".
1
Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.
Selecteer " Radio-instellingen ".
Als de RDS-functie is ingeschakeld, zoekt de radio steeds naar de sterkste frequentie van een zender, zodat u ernaar kunt blijven luisteren zonder dat u zelf de frequentie hoeft te wijzigen. Sommige RDS-zenders zijn echter niet in het hele land te ontvangen, omdat de frequenties van de zender niet het hele land dekken. Dit verklaart dat de zender tijdens het rijden kan wegvallen.
10
Selecteer " Algemeen ".
Schakel " Weergeven radiotekst " in/uit.
Druk op " Bevestigen ".
TA-berichten beluisteren
De functie TA (Traffic Announcement) geeft voorrang aan het luisteren naar
TA-verkeersinformatieberichten. Om te worden geactiveerd moet deze functie een radiozender die deze berichten uitzendt, goed kunnen ontvangen. Zodra een verkeersinformatiebericht wordt uitgezonden, wordt de geluidsbron die op dat moment wordt weergegeven automatisch onderbroken voor de weergave van het TA-verkeersinformatiebericht. Zodra dit bericht is afgelopen, wordt de weergave van de oorspronkelijke geluidsbron hervat.
11
Selecteer " Berichten ".
Schakel " Verkeersinfo " in/uit.
Druk op " Bevestigen ".
.
385
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Audio en telematica
DAB-radio (Digital Audio Broadcasting)
Digital Terrestrial Radio
Weergave van de naam van de beluisterde radiozender en de beluisterde "multiplex" (naam en mummer), ook wel "bundel" genoemd.
Vorige "multiplex".
Vorige radiozender.
Weergave van de opties: grijs indien actief maar niet beschikbaar, wit indien actief en beschikbaar.
Secundaire pagina.
Wisselen tussen de pagina met voorkeuzezenders en de pagina met frequenties.
386
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Selectie van de audiobron.
Weergave van de
"Radiotext" van de beluisterde zender.
Volgende "multiplex".
Volgende radiozender.
Weergave van de lijst met radiozenders.
Wijzigen van de frequentieband.
Als de beluisterde "DAB"-radiozender niet beschikbaar is in "FM", wordt de optie "DABFM" grijs weergegeven.
Audio en telematica
Digitale radio
Digitale radio zorgt voor een betere geluidskwaliteit.
Via "multiplex/bundel" hebt u de keuze uit een aantal radiozenders die in alfabetische volgorde zijn gerangschikt.
Volgsysteem DAB/FM
"DAB" is niet overal beschikbaar.
Als het digitale signaal niet goed is, kunt u met "Automatisch volgen DAB/
FM" dezelfde zender blijven beluisteren doordat het systeem automatisch overschakelt op de desbetreffende analoge "FM"-zender (indien beschikbaar).
Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven.
Selecteer de geluidsbron.
3
Druk op " Band: " en selecteer de frequentieband " DAB ".
Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven.
1
Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.
Selecteer " Radioinstellingen ".
10
Selecteer " Algemeen ".
Schakel " Volgen van zenders " in of uit.
Druk op " Bevestigen ".
Als "Automatisch volgen DAB / FM" is geactiveerd, kan er sprake zijn van een verschil van enkele seconden als het systeem overschakelt op de analoge
"FM"-zender en kan het geluidsvolume veranderen.
Als het digitale signaal weer goed is, schakelt het systeem automatisch weer over op "DAB".
Als de "DAB"-zender waarnaar wordt geluisterd niet beschikbaar is als
"FM"-zender (optie " DAB/FM " grijs weergegeven) of als "Automatisch volgen DAB/FM" niet is geactiveerd, wordt het geluid onderbroken als het digitale signaal te zwak wordt.
.
387
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Media
USB-speler AUX-aansluiting (AUX-ingang) Geluidsbron kiezen
Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven.
Selecteer " Bron ".
Steek de USB-stick in de USB-aansluiting of sluit de USB-apparatuur via een kabel (niet meegeleverd) op de USB-aansluiting aan.
Het systeem maakt gebruik van afspeellijsten
(in het tijdelijke geheugen). Het maken van deze lijsten kan enkele seconden of soms enkele minuten duren nadat het apparaat voor de eerste keer is aangesloten.
Het verwijderen van alle andere dan muziekbestanden en het verminderen van het aantal afspeellijsten zal het aanmaken van deze afspeellijsten versnellen.
De afspeellijsten worden iedere keer na het opnieuw aanzetten van het contact of het aansluiten van een USB-stick vernieuwd. De lijsten worden in het geheugen opgeslagen: als de lijsten niet zijn gewijzigd, is de laadtijd korter.
Selecteer de geluidsbron.
Deze geluidsbron is uitsluitend beschikbaar als de "AUX-ingang" is aangevinkt in de audioinstellingen.
Sluit het externe apparaat (MP3-speler enz.) met een audiokabel (niet meegeleverd) aan op de Jack-aansluiting.
Stel eerst het volume van het externe apparaat in (luid). Regel daarna het volume van de autoradio.
De bediening gebeurt via het externe apparaat.
Bluetooth ® streaming audio
Streaming audio biedt de mogelijkheid om naar door de smartphone verzonden audiostreams te luisteren.
Zorg dat het Bluetooth-profiel is geactiveerd en stel eerst het volume van het externe apparaat in (op een hoog volume).
Stel vervolgens het volume van de autoradio in.
Als de weergave niet automatisch begint, kan het zijn dat u de audioweergave moet starten via de telefoon.
Het bedienen is mogelijk via de randapparatuur of met de toetsen van de autoradio.
Als de streaming audio eenmaal is gestart, wordt uw telefoon als een geluidsbron beschouwd.
388
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Apple ® -speler aansluiten
Sluit een Apple ® -speler met behulp van een geschikte kabel (niet meegeleverd) aan op de USB-aansluiting.
Het afspelen begint automatisch.
De bediening gebeurt via de audio-installatie in de auto.
De beschikbare indeling is die van het aangesloten apparaat (artiesten / albums / genres / playlists / audiobooks / podcasts).
De standaardindeling is de indeling per artiest. Om dit te veranderen moet u terug naar het eerste niveau in de structuur om vervolgens een andere indeling te selecteren (bijvoorbeeld playlists). Bevestig uw keuze voordat u in de structuur weer afzakt naar de gewenste track.
De softwareversie van de autoradio kan incompatibel zijn met de generatie van uw
Apple ® -speler.
Informatie en adviezen
De autoradio speelt bestanden met de extensie
"wma, .aac, .flac, .ogg, .mp3" met een bitrate van 32 kbps tot 320 kbps af.
Ook bestanden met een VBR (Variable Bit
Rate) kunnen worden afgespeeld.
Geluidsbestanden met een andere extensie
(.mp4, ...) kunnen niet worden afgespeeld.
Bestanden met de extensie ".wma" moeten van het type wma 9 standaard zijn.
De bemonsteringsfrequenties (sampling rates) zijn 32, 44 en 48 kHz.
Het systeem is geschikt voor externe
USB-geluidsdragers, BlackBerry's ® of apparatuur van Apple ® die op de
USB-aansluitingen kunnen worden aangesloten (kabel niet meegeleverd).
U kunt deze apparatuur bedienen via de audio-installatie van de auto.
Andere randapparatuur, die bij het aansluiten niet door het systeem wordt herkend, moet met een kabel (niet meegeleverd) op de Jack-plug worden aangesloten of via Bluetooth streaming worden gekoppeld (indien compatibel).
Gebruik voor bestandsnamen maximaal
20 karakters en vermijd speciale tekens
(bijv.: " " ? . ; ù) om problemen met het afspelen of de weergave te voorkomen.
Gebruik uitsluitend USB-sticks met de bestandsindeling FAT32 (File Allocation Table).
Gebruik bij voorkeur de originele
USB-kabels van het externe apparaat.
.
389
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Telefoon
Niveau 1
23 °C 531 kHz 12:13
1
Bekende apparaten
23 °C 531 kHz 12:13
1 2 3
390
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Niveau 2
Contacten en favorieten
4 5 6 7
Laatste gesprekken
8 9 10 11
Niveau 3
12 13 14
Niveau 1
4
5
6
7
Niveau 2
Alle
Telefoon
Adres
Favorieten
2
Telefoon
Bluetooth
Contact Zoeken
Aanmaken
3
Telefoon
Bluetooth
Oproepen
8
9
Alle
Ontvangen
10 Verzonden
11 Gemist
Niveau 3
Audio en telematica
Aanwijzingen
De contacten in de geselecteerde categorie weergeven.
Selecteer een in het systeem opgeslagen contact of favoriet via het geselecteerde profiel om het contact te bellen.
De contacten sorteren op Achternaam-voornaam of Voornaam-achternaam.
De contacten van de telefoon bijwerken.
Een contact opzoeken in de contactenlijst.
Bevestigen
12
13
Telefoon
Adres
14 Email
Bevestigen
Een contact aanmaken in het systeem.
De oproepen in de geselecteerde categorie weergeven.
Selecteer een contact om dit contact te bellen.
De details van het contact weergeven.
.
391
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Niveau 1
1
Instellingen - Bluetooth
Niveau 2
Bluetooth-verbinding
15
Berichten
16
17 18
19
20 21 22
392
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Niveau 1
15 Alle
Telefoon
1 Secundaire pagina
16 Verbonden
Bluetoothverbinding
Zoeken
17 Alle
Telefoon
1 Secundaire pagina 18 Ontvangen
Berichten
19 Verzonden
20 Ontvangen
Telefoon
21 Verzonden
1 Secundaire pagina
22 Ongelezen
Mailbox
Niveau 2
Audio en telematica
Aanwijzingen
Alle gekoppelde telefoons of niet-gekoppelde en door het systeem waargenomen telefoons weergeven.
Alle gekoppelde telefoons weergeven.
Zoeken naar te koppelen randapparatuur.
De berichten in de geselecteerde categorie weergeven.
De e-mailberichten in de geselecteerde categorie weergeven.
.
393
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Niveau 1
1
Instellingen - Bluetooth
Niveau 2
Opties
23 24 25 26
Snelberichten
27 28 29 30
Opties
23 24 25 26
394
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Niveau 1
23 Beveiliging
1
24 Voicemail
Telefoon
Secundaire pagina 25 Beltonen
Opties
26 Statistieken
Bevestigen
27 Te laat
28 Aangekomen
Telefoon
1 Secundaire pagina 29 Niet beschikbaar
Snelberichten
30 Overig
Aanmaken
Niveau 2
Audio en telematica
Aanwijzingen
Het rijden veiliger maken.
Het nummer van de voicemailbox van de telefoon invoeren en opslaan.
Het volume van de beltoon opslaan.
De statistieken van de gekoppelde telefoon weergeven.
De instellingen van de opties opslaan.
Een snelbericht selecteren in de gewenste categorie.
Een nieuw snelbericht aanmaken.
.
395
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Bluetooth
®
-telefoon koppelen
Het koppelen van de Bluetooth-telefoon aan de Bluetooth handsfree set van uw autoradio mag om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling de volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd als de auto stilstaat en bij aangezet contact.
Procedure via het systeem
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op " Telefoon koppelen ".
Of
Activeer de Bluetooth-functie van uw telefoon en stel deze zo in dat de telefoon "zichtbaar" is voor alle apparaten in de buurt (instelling van de telefoon).
Selecteer " Zoeken ".
Er verschijnt een overzicht van de waargenomen telefoon(s).
Als dit niet is gelukt, wordt geadviseerd de
Bluetooth-functie van uw telefoon even uit te zetten en opnieuw te activeren.
Procedure via de telefoon
Selecteer de naam van het systeem in de lijst van gedetecteerde apparaten.
Accepteer op het systeem het verzoek om een verbinding met de telefoon te maken.
Selecteer in het overzicht de naam van de telefoon die u wilt gebruiken.
Voltooien van het koppelen, ongeacht of dit vanaf de telefoon of het systeem wordt gedaan: controleer of de door het telefoon en het systeem weergegeven code identiek zijn en bevestig de code zowel op de telefoon als op het systeem.
396
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Verbinding delen
Het systeem stelt 3 verbindingsprofielen voor de telefoon voor:
- " Telefoon " (handsfree set, alleen telefoon),
- " Streaming " (streaming: draadloos afspelen van audiobestanden van de telefoon),
- " ".
Om gebruik te kunnen maken van online navigatie moet het profiel
" Gegevens mobiel internet " zijn geselecteerd, nadat u eerst op uw smartphone het delen van de mobiele dataverbinding hebt geactiveerd.
Selecteer één of meer profielen.
Druk op " Bevestigen ".
Afhankelijk van het type telefoon wordt u gevraagd om de overdracht van uw contacten en berichten te accepteren.
Audio en telematica
Automatisch opnieuw verbinding maken
Wanneer u terugkomt in uw auto met de telefoon waarmee het laatst verbinding is gemaakt, wordt deze automatisch herkend en wordt er binnen ongeveer 30 seconden na het aanzetten van het contact automatisch verbinding gemaakt met te telefoon
(indien Bluetooth is ingeschakeld).
Wijzigen van het verbindingsprofiel:
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.
1
Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.
Selecteer " Bluetooth-verbinding " om het overzicht van gekoppelde apparaten weer te geven.
Druk op de toets "details".
Selecteer één of meer profielen.
Druk op " Bevestigen ".
De mogelijkheid om slechts één verbindingsprofiel te selecteren is afhankelijk van het type telefoon.
Als dit niet mogelijk is, worden standaard alle drie de verbindingsprofielen geselecteerd.
De beschikbare diensten zijn afhankelijk van het netwerk, de simkaart en de compatibiliteit van de gebruikte Bluetooth-apparaten.
Controleer in de handleiding van uw telefoon en in de informatie van uw provider over welke diensten u beschikt.
Profielen die compatibel zijn met het systeem: HFP, OPP, PBAP, A2DP,
AVRCP, MAP en PAN.
Kijk op de website van het merk voor meer informatie (compatibiliteit, aanvullende instructies, enz.).
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
.
397
Audio en telematica
Beheer van telefoonverbindingen
Met behulp van deze functie kan randapparatuur worden gekoppeld of losgekoppeld en kan randapparatuur uit de lijst van gelinkte randapparatuur worden verwijderd.
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.
Verwijderen van een telefoon
Selecteer de prullenbak rechts boven op het scherm om een prullenbak naast de geselecteerde telefoon weer te geven.
Druk op de prullenbak naast de geselecteerde telefoon om deze telefoon te verwijderen.
Een gesprek aannemen
Als u gebeld wordt, klinkt een beltoon en verschijnt een pop-upvenster op het scherm.
Druk kort op de toets TEL op het stuur om het gesprek aan te nemen.
En
Houd de toets 1
Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.
Selecteer " Bluetooth-verbinding " om de lijst van gekoppelde apparatuur weer te geven.
TEL op het stuurwiel langer ingedrukt om het gesprek te weigeren
Of
Druk in deze lijst op de naam van een telefoon om deze telefoon los te koppelen.
Druk er nogmaals op om de telefoon weer te koppelen.
Selecteer " Ophangen ".
398
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Bellen
Gebruik de telefoon bij voorkeur niet onder het rijden.
Parkeer de auto.
Gebruik de toetsen op het stuurwiel om te bellen.
Een contact bellen
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.
Of houd de toets
TEL op het stuurwiel enige tijd ingedrukt.
Een nieuw nummer bellen
Druk op " Telefoon " om de hoofdpagina weer te geven.
Voer het nummer in via het digitale toetsenbord.
Druk op " Bellen " om het nummer te bellen.
Selecteer " Contact ".
2
Selecteer het gewenste contact in de weergegeven lijst.
Selecteer " Bellen ".
Laatste nummers bellen
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.
Of
Houd de toets op het stuurwiel enige tijd ingedrukt.
Selecteer " Oproepen ".
3
Selecteer het contact in de weergegeven lijst.
U kunt altijd rechtstreeks met uw telefoon bellen. Zet in dat geval de auto uit veiligheidsoverwegingen stil.
.
399
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Contacten / items beheren
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.
2
Selecteer " Contact ".
Selecteer " Aanmaken " om een nieuw contact toe te voegen.
12
Voer op het tabblad " Telefoon " de telefoonnummers van het contact in.
13
Voer op het tabblad " Adres " de adresgegevens van het contact in.
14
Voer op het tabblad " E-mail " de e-mailadressen van het contact in.
Met de functie " E-mail " kunt u de e-mailadressen van uw contacten invoeren, maar u kunt met het systeem geen e-mailberichten versturen.
Berichten beheren
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.
1
Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.
Selecteer " Berichten " om de berichtenlijst weer te geven.
Selecteer het tabblad " Alle ",
" Ontvangen " of " Verzonden ".
Selecteer de detailweergave van het bericht dat u in een van deze lijsten hebt geselecteerd.
Druk op " Beantwoorden " om een door het systeem opgesteld snelbericht te versturen.
Druk op " Bellen " om de afzender te bellen.
Druk op " Beluisteren " om het bericht te beluisteren.
De toegang tot de " Berichten " is afhankelijk van de compatibiliteit van de smartphone met het systeem van de auto.
De benodigde tijd voor het ophalen van uw berichten of e-mailberichten is afhankelijk van de smartphone.
De beschikbaarheid van de diensten is afhankelijk van het netwerk, de simkaart en de compatibiliteit van de gebruikte
Bluetooth-apparaten.
Controleer in de handleiding van uw telefoon en in de informatie van uw provider over welke diensten u beschikt.
400
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Snelberichten beheren
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.
1
Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.
Selecteer " Berichten " om de berichtenlijst weer te geven.
Selecteer " Te laat ", " Aankomst ",
" Niet beschikbaar " of " Overig ".
U kunt ook nieuwe berichten aanmaken.
Druk op " Aanmaken " om een nieuw bericht te schrijven.
Selecteer de detailweergave van het bericht dat u in een van deze lijsten hebt geselecteerd.
Druk op " Overbrengen " om de ontvanger(s) te selecteren.
Druk op " Beluisteren " om het bericht te beluisteren.
Druk op " Wijzigen " om het (de) aangemaakte nieuwe bericht(en) te wijzigen.
De functie " Wijzigen " is niet beschikbaar voor de standaard snelberichten van het systeem.
E-mailberichten beheren
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.
1
Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.
Selecteer " E-mail " om de berichtenlijst weer te geven.
Selecteer het tabblad " Ontvangen ",
" Verzonden " of " Ongelezen ".
Selecteer de detailweergave van het bericht dat u in een van deze lijsten hebt geselecteerd.
Druk op " Beluisteren " om het bericht te beluisteren.
De toegang tot " E-mail " is afhankelijk van de compatibiliteit van de smartphone met het systeem van de auto.
.
401
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Instellingen
Niveau 1
23 °C
1 2
12:13
Niveau 2
Audio-instellingen
3 4 5 6 7
Audio-instellingen
3 4 5 6 7
Audio-instellingen
3 4 5 6 7
402
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
2
Niveau 1
3 Geluidssfeer
Instellingen
Audio-instellingen
4 Verdeling
5
6
Geluid
Spraak
7 Beltonen
Bevestigen
Instellingen
Scherm uit
Instellingen
Profiel (1, 2, 3)
Niveau 2
Audio en telematica
Aanwijzingen
De geluidssfeer selecteren.
Geluidsverdeling volgens Arkamys ® -systeem.
Het geluidsvolume instellen of de snelheidsafhankelijke volumeregeling activeren.
Het volume van de stem instellen.
Het volume van de beltoon instellen.
De instellingen opslaan.
Functie waarmee het scherm kan worden uitgeschakeld.
Druk op het scherm om het weer in te schakelen.
Het geselecteerde profiel activeren.
.
403
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Niveau 1
1
Parameters en tools
Niveau 2
Schermconfiguratie
8 9
Systeemparameters
10 11
Talen
12
13 14 15 16
404
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Niveau 3
Schermconfiguratie
8
Informatie
9
1
Niveau 1
Instellingen
Secundaire pagina
Schermconfiguratie
8
Niveau 2
Animatie
9 Lichtsterkte
Bevestigen
1
10 Eenheden
Instellingen
Secundaire pagina
11 Fabrieksparameters
Systeemparameters
12 Systeeminfo
Bevestigen
1
13 Alle
14 Europa
Instellingen
Secundaire pagina 15 Azië
Talen
16 Amerika
Bevestigen
Niveau 3
Afstand en verbruik
Temperatuur
Resetten
Raadplegen
Audio en telematica
Aanwijzingen
De instellingen activeren of deactiveren.
De lichtsterkte instellen.
De instellingen opslaan.
De eenheden voor de afstand, het brandstofverbruik en de temperatuur instellen.
Terugkeren naar de fabrieksinstellingen.
De versie van de in het systeem geïnstalleerde modules controleren (versie van het systeem, de kaartgegevens, de risicozones) en controleren of er updates beschikbaar zijn.
De instellingen opslaan.
De taal selecteren en vervolgens bevestigen.
Na het selecteren van de taal de instelling opslaan.
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
.
405
Audio en telematica
Niveau 1
1
Parameters en tools
Niveau 2
Instellen tijd-datum
17 18
Configuratie van de profielen
19 20 21 22
406
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Niveau 3
Niveau 1 Niveau 2
17 Datum
1
Instellingen
Secundaire pagina
Instellen tijddatum
18 Tijd
Bevestigen
1
19 Profiel 1
Instellingen
20 Profiel 2
Secundaire pagina
Configuratie van de profielen
21 Profiel 3
22
Gemeenschappelijk profiel
Bevestigen
Audio en telematica
Niveau 3
Datum
Aanwijzingen
De datum en het weergaveformaat instellen.
Formaat datum:
Tijd De tijd instellen.
De tijdzone instellen.
Tijdzone
Formaat tijd: Het weergaveformaat instellen: 12h/24h.
Synchronisatie met GPS
(UTC):
De GPS-synchronisatie in- of uitschakelen.
De instellingen opslaan.
De profielen instellen.
De instellingen opslaan.
.
407
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Audio-instellingen
Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.
Selecteer " Audio-instellingen ".
Selecteer " Thema's "
Of
3
Of
4
Of
5
Of
6
7
" Verdeling ".
" Geluid ".
" Spraak ".
" Beltonen ".
Druk op " Bevestigen " om de instellingen op te slaan.
408
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
De verdeling van het geluid (of de ruimtelijke verdeling dankzij het Arkamys © systeem) in de auto is belangrijk voor de kwaliteit van de weergave en biedt de mogelijkheid de weergave af te stemmen op het aantal inzittenden.
Uitsluitend beschikbaar in de configuratie met 6 luidsprekers.
De audio-instellingen ( Equalizer (keuze uit 6 thema's), Bass , Medium en
Treble ) zijn voor elke geluidsbron apart in te stellen.
Schakel " Loudness " in of uit.
Configuratie van de profielen
Het configureren van de profielen mag, om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd bij stilstaande auto .
1
Druk op " Instellingen " om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.
Selecteer " Configuratie van de profielen ".
De instellingen voor " Verdeling " ("Alle passagiers", "Bestuurder" en "Alleen vóór") zijn voor alle geluidsbronnen gelijk.
Schakel " Geluiden touchscreen ",
" Snelheidsafhankelijke volumeregeling " en " AUX-ingang " in of uit.
Audio-installatie: Sound Staging van Arkamys © optimaliseert de geluidsverdeling in het interieur.
19
Selecteer " Profiel 1 ", " Profiel 2 ",
" Profiel 3 " of " Gemeenschappelijk profiel ".
Druk op deze toets om een profielnaam in te voeren met het virtuele toetsenbord.
Druk op " Bevestigen ".
Audio en telematica
Druk op deze toets om een profielfoto toe te voegen.
Plaats de USB-stick waar de foto op staat in de USB -aansluiting.
Selecteer de foto.
Druk op " Bevestigen " om toestemming te geven voor de overdracht van de foto.
Druk nogmaals op " Bevestigen " om de instellingen op te slaan.
Het kader voor de profielfoto heeft een vierkante vorm, het systeem vervormt de oorspronkelijke foto als deze een andere vorm heeft.
Druk op deze toets om het geselecteerde profiel te resetten.
Bij het resetten van een profiel wordt
Engels als taal ingesteld.
2
Selecteer een " Profiel " (1, 2 of 3) om dit te koppelen aan de " Audioinstellingen ".
Selecteer " Audio-instellingen ".
Selecteer " Thema's ".
Of
3
Of
4
Of
5
Of
6
7
" Verdeling ".
" Geluid ".
" Spraak ".
" Beltonen ".
Druk op " Bevestigen " om de instellingen op te slaan.
.
409
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Instellingen van het systeem wijzigen
Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.
De taal selecteren
Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.
1
Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.
Selecteer " Schermconfiguratie ".
1
Druk op de toets " OPTIES " om de secudaire pagina weer te geven.
Selecteer " Systeemparameters ".
1
Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.
Selecteer " Talen " om de taal te wijzigen.
8
Selecteer " Animatie ".
Schakel " Automatische tekstweergave " in of uit.
9
Selecteer " Lichtsterkte ".
Stel de lichtsterkte van het scherm in.
10
Selecteer " Eenheden " om de eenheden voor de afstand, het brandstofverbruik en de temperatuur te wijzigen.
11
Selecteer " Fabrieksparameters " om terug te keren naar de fabrieksinstellingen.
Datum instellen
Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.
Als het systeem wordt teruggezet op de fabrieksinstellingen, wordt Engels als taal ingesteld.
1
Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.
Selecteer " Instellen tijd-datum ".
12
Selecteer " Systeeminfo " om de versie van de in het systeem geïnstalleerde modules te controleren.
410
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Audio en telematica
17
Selecteer " Datum ".
Druk op deze toets om de datum in te stellen.
Druk op " Bevestigen ".
Tijd instellen
Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.
1
Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.
Selecteer " Instellen tijd-datum ".
Selecteer het weergaveformaat voor de datum.
Het instellen van de datum en tijd is alleen mogelijk als de GPSsynchronisatie is uitgeschakeld.
Overschakelen naar zomer- of wintertijd is mogelijk door de tijdzone te wijzigen.
18
Selecteer " Tijd ".
Druk op deze toets om de tijd in te stellen met het virtuele toetsenbord.
Druk op " Bevestigen ".
Druk op deze toets om de tijdzone in te stellen.
Selecteer het weergaveformaat voor de tijd (12h/24h).
Schakel de GPS-synchronisatie
(UTC) in of uit.
Druk op " Bevestigen ".
Het systeem schakelt niet automatisch over op zomertijd/wintertijd (volgens land van bestemming).
.
411
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Veelgestelde vragen
In de volgende tabel vindt u de antwoorden op de meest gestelde vragen over uw radio.
Navigatie
VRAAG
De route wordt niet berekend.
ANTWOORD
De criteria kunnen tegenstrijdig zijn met de huidige plaatsbepaling
(bijv. geen tolwegen terwijl de auto zich op een autosnelweg met tol bevindt).
OPLOSSING
Controleer de criteria in het menu "Navigatie".
De POI's zijn niet geselecteerd.
Selecteer de POI's in de lijst met POI's.
De POI's worden niet aangegeven.
Het geluidssignaal van de "Gevarenzones" functioneert niet.
Het systeem stelt bij belemmeringen geen alternatieve routes voor.
Het geluidssignaal is niet geactiveerd.
Er wordt geen rekening gehouden met de actuele verkeersinformatie.
Activeer het geluidssignaal in het menu
"Navigatie" (het geluidsvolume kan niet worden gewijzigd).
Configureer de functie "Verkeersinfo" in het overzicht met criteria (Zonder, Handmatig of
Automatisch).
Ik word gewaarschuwd voor een "Gevarenzone" die niet op mijn route ligt.
Het systeem meldt alle "Gevarenzones" die zich buiten de route in een bepaalde zone rondom de auto bevinden. Hierdoor worden ook
"Gevarenzones" gesignaleerd die zich op nabij gelegen wegen of op parallelwegen bevinden.
Zoom in op de kaart om de exacte positie van de "Gevarenzones" te kunnen bepalen. Selecteer "Op de route" om de waarschuwingen buiten de route uit te schakelen of om de tijdsduur tussen het moment van de melding en het passeren van de gevarenzone te verkorten.
412
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Audio en telematica
VRAAG
Sommige files op de route worden niet direct gemeld.
De hoogte wordt niet weergegeven.
ANTWOORD
Bij het opstarten heeft het systeem enkele minuten nodig om de verkeersinformatie te ontvangen.
In bepaalde landen is alleen voor de hoofdwegen
(autosnelwegen...) verkeersinformatie beschikbaar.
OPLOSSING
Wacht tot de verkeersinformatie goed wordt ontvangen (weergave van de icoontjes van de verkeersinformatie op de kaart).
Dit is een normaal verschijnsel. Het systeem is afhankelijk van de beschikbare verkeersinformatie.
Bij het opstarten kan de initialisatie van het GPS tot 3 minuten duren voordat er meer dan 4 satellieten correct worden ontvangen.
Wacht tot het systeem volledig is opgestart zodat het signaal van ten minste 4 satellieten wordt ontvangen.
De kwaliteit van de GPS-ontvangst kan worden beïnvloed door de omgeving (tunnel...) en het weer.
Dit is een normaal verschijnsel. De werking van het systeem is afhankelijk van de ontvangst van het GPS-signaal.
.
413
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Radio
VRAAG ANTWOORD
De ontvangstkwaliteit van de beluisterde radiozender neemt geleidelijk af of de voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen
(geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...).
De auto bevindt zich te ver van de zender van het beluisterde radiostation of er bevindt zich geen zender in het gebied waarin de auto zich bevindt.
De omgeving waarin u rijdt (bergen, hoge gebouwen, bruggen, tunnels enz.) kan leiden tot een slechte ontvangst, ook als de RDS-functie is ingeschakeld.
De antenne is niet aanwezig of beschadigd (bijvoorbeeld in een wasstraat of een parkeergarage).
OPLOSSING
Activeer de functie "RDS" via het snelmenu om het systeem te laten controleren of er een sterkere zender in het gebied aanwezig is.
Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de radio.
Laat de antenne controleren door het netwerk van het merk.
Ik kan sommige opgeslagen zenders uit de lijst niet ontvangen.
De zender wordt niet meer ontvangen of de naam van de zender in de lijst is veranderd.
De naam van de zender verandert.
Sommige zenders sturen in plaats van een naam andere informatie mee (titel van het actuele nummer enz.).
Het systeem beschouwt deze informatie als de naam van de zender.
Druk op de toets "Lijst updaten" in het secundaire menu van de "Zenderlijst".
414
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Media
VRAAG
Het afspelen van de muziek op mijn USB-stick begint pas na lang wachten (ongeveer
2 tot 3 minuten).
Soms wordt de informatie tijdens de weergave van een mediaspeler niet correct weergegeven.
ANTWOORD
Door bepaalde bestanden die standaard op een USB-stick kunnen staan kan het erg lang duren tot de muziek op de USB-stick wordt afgespeeld (tot 10 keer de fabrieksopgave).
De audio-installatie kan sommige karakters niet weergeven.
OPLOSSING
Wis de bestanden die standaard op de USB-stick staan en beperk het aantal submappen in de mappenstructuur van de USB-stick.
Gebruik standaard karakters voor de benaming van nummers en afspeellijsten.
Bij streaming audio start het lezen van bestanden niet.
De aangesloten randapparatuur biedt geen mogelijkheid om het lezen automatisch te starten.
Start het afspelen via de aangesloten randapparatuur.
De namen van de nummers en de speelduur verschijnen niet op het scherm bij streaming audio.
De Bluetooth-verbinding biedt deze mogelijkheid niet.
.
415
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Telefoon
VRAAG
Het lukt me niet om mijn
Bluetooth-telefoon te koppelen.
ANTWOORD
Het is mogelijk dat de Bluetooth-functie van de telefoon is uitgeschakeld of dat uw telefoon niet zichtbaar is voor het systeem.
OPLOSSING
Controleer of de Bluetooth-functie van uw telefoon is ingeschakeld.
Controleer bij de instellingen van uw telefoon of deze op "Vind mij" staat.
De Bluetooth-telefoon is niet compatibel met het systeem.
Op de website van het merk (services) kunt u bekijken of uw mobiele telefoon compatibel is.
Het signaal van de aangesloten Bluetoothtelefoon is niet hoorbaar.
Het geluid is afhankelijk van zowel het systeem als de telefoon.
Verhoog het volume van de radio eventueel tot het maximum en verhoog het geluidsniveau van de telefoon indien nodig.
Het geluid wordt verstoord door omgevingsgeluiden.
Sommige contacten komen dubbel voor in de lijst.
Bij het synchroniseren worden de contacten op de simkaart en/ of die in het geheugen van de telefoon overgenomen. Als beide geheugens worden gesynchroniseerd kan het voorkomen dat sommige contacten dubbel worden overgenomen.
De contacten worden niet in alfabetische volgorde weergegeven.
Het systeem ontvangt geen SMS-berichten.
Sommige telefoons hebben speciale weergave-opties. Afhankelijk van de instellingen kunnen contacten in een bepaalde volgorde worden overgenomen.
De Bluetooth-functie stuurt geen SMS-berichten door naar het systeem.
Beperk het omgevingsgeluid (ramen sluiten, aanjager lager zetten, snelheid verminderen enz.).
Kies "Contacten van simkaart weergeven" of
"Contacten van telefoon weergeven".
Verander de instellingen voor de weergave van contacten in de telefoon.
416
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Instellingen
VRAAG
Na het instellen van de bassen en hoge tonen is de geluidssfeer niet meer geselecteerd.
ANTWOORD
De geluidssfeer is gekoppeld aan de bassen en hoge tonen.
Na het selecteren van een geluidssfeer staan de bassen en hoge tonen weer op 0.
Bij het veranderen van de balans wordt de gekozen geluidsverdeling uitgeschakeld.
De geluidsverdeling is gekoppeld aan de balans.
Bij het veranderen van de geluidsverdeling worden de instellingen van de balans uitgeschakeld.
OPLOSSING
Wijzig de instelling van de bassen en de hoge tonen of de geluidssfeer om de gewenste geluidskwaliteit te verkrijgen.
Wijzig de instelling van de balans of de geluidsverdeling om de gewenste geluidskwaliteit te verkrijgen.
.
417
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Audio en telematica
VRAAG
Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen de verschillende geluidsbronnen.
ANTWOORD
Voor een optimaal luistergenot kunt u de audio-instellingen
(Volume:, Bass:, Treble:, Geluid, Loudness) voor elke geluidsbron afzonderlijk instellen. Hierdoor kunnen bij het selecteren van een andere geluidsbron verschillen in de geluidskwaliteit hoorbaar zijn.
OPLOSSING
Controleer of de audio-instellingen (Volume:,
Bass:, Treble:, Geluid, Loudness) zijn afgestemd op de verschillende geluidsbronnen. Het is raadzaam de audiofuncties (Bass:, Treble:,
Balans) in de middelste stand te zetten, de klankkleur "Geen" te selecteren en de functie
Loudness AAN te zetten als de CD-speler is geselecteerd en UIT te zetten als de radio is geselecteerd.
Na het afzetten van de motor wordt het systeem na enkele minuten automatisch uitgeschakeld.
Als de motor is afgezet, blijft het systeem nog werken zolang de laadtoestand van de accu dat toestaat.
Het automatisch uitschakelen duidt erop dat de eco-mode van het systeem is geactiveerd om te voorkomen dat de accu van de auto ontladen raakt.
Start de motor om de accu op te laden.
418
Spacetourer-VP_nl_Chap10b_NAC-1_ed01-2016
Audio en telematica
CITROËN Connect Radio
Connectiviteit - Multimedia-autoradio - Bluetooth
®
-telefoon
Inhoud
Dit systeem is zodanig gecodeerd dat het uitsluitend in uw auto functioneert.
Hieronder vindt u de link naar de OSS (Open Source Software)broncodes voor het systeem.
http://www.psa-peugeot-citroen.com/oss
Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die zijn volledige aandacht vragen, zoals het koppelen van een
Bluetooth-telefoon aan het Bluetooth-handsfree systeem van de autoradio, uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto en aangezet contact.
De overgang naar de waakfase wordt aangekondigd door een melding over de eco-mode. Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de eco-mode .
.
419
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Basisfuncties
Als bij draaiende motor op de toets wordt gedrukt, wordt het geluid onderbroken.
Als bij afgezet contact op de toets wordt gedrukt, wordt het systeem ingeschakeld.
Volumeregeling.
Gebruik de toetsen aan weerszijden van het touchscreen om de menu's te openen en druk vervolgens op de op het touchscreen weergegeven toetsen. Alle aanraakfuncties op het touchscreen zijn wit.
Elk menu wordt op één pagina of op twee pagina's (hoofdpagina en secundaire pagina) weergegeven.
Het touchscreen is van het "capacitieve" type.
Voor het schoonmaken van het scherm is het raadzaam gebruik te maken van een niet schurende zachte doek (bijvoorbeeld een brillendoekje), zonder schoonmaakmiddel.
Raak het scherm niet aan met scherpe voorwerpen.
Raak het scherm niet aan met natte handen.
Hoofdpagina Secundaire pagina
420
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
Sneltoetsen: de toetsen in de bovenste balk van het touchscreen bieden rechtstreeks toegang tot de keuze van de geluidsbron, de lijst met zenders (of titels afhankelijk van de geluidsbron), notificaties van meldingen en e-mailberichten.
23 °C
Audio en telematica
531 kHz 12:13
Via het menu "Instellingen" kunt u een profiel voor één persoon of voor een groep personen met gemeenschappelijke instellingen aanmaken, waarbij vele instellingen mogelijk zijn (voorkeuzezenders radio, audio-instellingen, favoriete contacten, enz.). De instellingen worden automatisch aangepast.
Selecteren van de geluidsbron (volgens uitvoering):
- Radio "FM"/"DAB"*/"AM"*.
- Smartphone via MirrorLink TM of CarPlay ® .
- "USB"-stick.
- Mediaspeler aangesloten via de AUXaansluiting (Jack, kabel niet meegeleverd).
- Telefoon aangesloten via Bluetooth* met
Bluetooth* multimedia-streaming.
* Volgens uitrusting.
Bij zeer hoge temperaturen kan het geluidsvolume worden beperkt om het systeem te beschermen. Het systeem kan gedurende ten minste
5 minuten stand-by (scherm en geluid uitgeschakeld) worden gezet.
Zodra de temperatuur in het interieur is gezakt, zal de oorspronkelijke instelling weer worden gebruikt.
.
421
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Stuurkolomschakelaars
Gesproken commando's :
Ingedrukt houden: gesproken commando's van de smartphone via het systeem.
Verhogen van het volume.
Geluid onderbreken/herstellen.
Verlagen van het volume.
Media (kort indrukken): veranderen van multimediabron.
Telefoon (kort indrukken): gesprek aannemen.
Tijdens telefoongesprek (kort indrukken): toegang tot het telefoonmenu.
Telefoon (ingedrukt houden): inkomend gesprek weigeren, gesprek beëindigen; als de telefoon niet wordt gebruikt: toegang tot het menu
Telefoon.
Radio (draaien): automatisch zoeken van de vorige/volgende zender.
Media (draaien): vorige/volgende track, scrollen door lijsten.
Kort indrukken : bevestigen van een selectie. Indien niets geselecteerd: toegang tot de geheugens.
Radio : weergeven van de zenderlijst.
Media : weergeven van de track list.
Radio, ingedrukt houden : bijwerken van de zenderlijst.
422
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
Menu's
Connectiviteit
23 °C 531 kHz 12:13
Radio Media
23 °C 87.5 MHz
FM/87.5 MHz
87.5MHz
12:13
Telefoon
23 °C
Audio en telematica
531 kHz 12:13
Gebruiken van bepaalde apps van de smartphone met internetverbinding, via MirrorLink TM of CarPlay ® .
Controleer de Bluetooth- et Wifi-verbinding van uw smartphone.
Instellingen
Selecteren van een geluidsbron of een zender, weergeven van foto's.
Via Bluetooth ® verbinden van een telefoon, berichten en e-mails lezen en sms-berichten versturen.
Rijden
23 °C 12:13
Instellen van een persoonlijk profiel en/ of instellen van het geluid (balans, geluidssfeer, ...) en de weergave (taal, eenheden, datum, tijd, ...).
Inschakelen, uitschakelen en instellen van bepaalde functies van de auto.
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
.
423
Audio en telematica
Connectiviteit
De beschikbare functies zijn afhankelijk van de uitrusting.
Niveau 1 Niveau 2
23 °C 531 kHz 12:13
1
Netwerken
Niveau 3
Bluetooth-verbinding
2 3
Verbinding wifi-netwerk
4 5 6
Verbindingen en Contracten Services
Wifi-verbinding delen
7 8
424
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
De beschikbare functies zijn afhankelijk van de uitrusting.
Niveau 2 Niveau 3
Connectiviteit
2 Alle
1
Secundaire pagina
Bluetoothverbinding
3 Verbonden
Zoeken
Connectiviteit
1 Secundaire pagina
Verbinding wifinetwerk
4 Beveiligd
5 Niet beveiligd
6 Opgeslagen
Connectiviteit
1 Secundaire pagina
Verbinding beheren
Connectiviteit
1 Secundaire pagina
Wifi-verbinding delen
7 Activering
8 Instellingen
Audio en telematica
Aanwijzingen
Alle gekoppelde of niet gekoppelde telefoons weergeven.
Alle gekoppelde telefoons weergeven.
Zoeken naar te koppelen randapparatuur.
De beveiligde wifi-netwerken weergeven.
De onbeveiligde wifi-netwerken weergeven.
De opgeslagen wifi-netwerken weergeven.
De status van het abonnement op de online diensten, de status van de netwerkverbinding en het type verbinding weergeven.
Het delen van de wifi-verbinding in- of uitschakelen.
Een door het systeem gevonden wifi-netwerk selecteren en er verbinding mee maken.
De instellingen opslaan.
.
425
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Bluetooth
®
-verbinding
Het koppelen van de Bluetoothtelefoon aan de handsfree set mag om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling de volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd als de auto stilstaat en bij aangezet contact.
Procedure via het systeem
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.
1
Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.
Druk op " Bluetooth-verbinding ".
Activeer de Bluetooth-functie van uw telefoon en stel deze zo in dat de telefoon "zichtbaar" is voor alle apparaten in de buurt (instelling van de telefoon).
Procedure via de telefoon
Selecteer de naam van het systeem in de lijst van gedetecteerde apparaten.
Accepteer op het systeem het verzoek om een verbinding met de telefoon te maken.
Voltooien van het koppelen, ongeacht of dit vanaf de telefoon of het systeem wordt gedaan: controleer of de door het telefoon en het systeem weergegeven code identiek zijn en bevestig de code zowel op de telefoon als op het systeem.
426
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
Selecteer " Zoeken ".
Er verschijnt een overzicht van de waargenomen telefoon(s).
Als dit niet is gelukt, wordt geadviseerd de
Bluetooth-functie van uw telefoon even uit te zetten en opnieuw te activeren.
Selecteer in het overzicht de naam van de telefoon die u wilt gebruiken.
Afhankelijk van het type telefoon wordt u gevraagd om de overdracht van uw contacten en berichten te accepteren.
Verbinding delen
Het systeem stelt 3 verbindingsprofielen voor de telefoon voor:
- " Telefoon " (handsfree set, uitsluitend telefoon),
- " Streaming " (streaming: draadloos afspelen van audiobestanden vanaf de telefoon),
- " Gegevens mobiel internet ".
Selecteer één of meer profielen.
Druk op " Bevestigen ".
Audio en telematica
Wifi-verbinding
Verbinding met het Wifi-netwerk van de smartphone.
Druk op Connectiviteit om de hoofdpagina weer te geven.
1
Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.
Selecteer " Verbinding Wifinetwerk ".
Wifi-verbinding delen
Aanmaken van een lokaal Wifi-netwerk door het systeem.
Druk op Connectiviteit om de hoofdpagina weer te geven.
1
Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.
Selecteer " Wifi-verbinding delen ".
Selecteer het tabblad " Beveiligd ",
" Niet beveiligd " of " Opgeslagen ".
Selecteer een netwerk.
Voer met het virtuele toetsenbord de
" Sleutel " van het Wifi-netwerk en het
" Wachtwoord " in.
Druk op " Bevestigen " om de verbinding tot stand te brengen.
7
En/Of
8
Selecteer het tabblad " Activering " om het delen van de Wifi-verbinding in of uit te schakelen.
Selecteer het tabblad " Instellingen " om de naam van het netwerk van het systeem en het wachtwoord te wijzigen.
Druk op " Bevestigen ".
U kunt alleen gebruikmaken van de Wifi-verbinding en het delen van de Wifi-internetverbinding via het netwerk van de smartphone.
Om al uw systemen te beschermen tegen hackers en optimaal te beveiligen is het raadzaam ervoor te zorgen dat uw beveiligingscode of wachtwoord niet gemakkelijk te raden is.
Verbindingen beheren
Druk op Connectiviteit om de hoofdpagina weer te geven.
1
Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.
Selecteer " Verbinding beheren ".
Via deze functie kunt u zien welke online diensten u gebruikt en welke beschikbaar zijn en kunt u de verbindingsmethode wijzigen.
.
427
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
Audio en telematica
MirrorLink
TM
-verbinding voor smartphones
428
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
23 °C 531 kHz 12:13
Audio en telematica
Om veiligheidsredenen is het gebruik van een smartphone tijdens het rijden verboden.
Het gebruik van de smartphone vraagt namelijk veel aandacht van de bestuurder.
De handelingen moeten dan ook bij stilstaande auto worden uitgevoerd.
Door de smartphone met het systeem te synchroniseren kunnen apps van de smartphone op het scherm van de auto worden weergegeven. Deze apps moeten compatibel zijn met de
MirrorLink TM -technologie.
Werkingsprincipes en normen zijn permanent aan verandering onderhevig.
Om te zorgen voor een optimale communicatie tussen de smartphone en het systeem moet de smartphone in ieder geval worden ontgrendeld.
Houd het besturingssysteem van uw smartphone en de datum en tijd op zowel de smartphone als het systeem up to date.
Ga naar de landelijke internetsite van het merk van uw auto om te zien welke smartphones compatibel zijn.
Om veiligheidsredenen zijn bepaalde apps alleen te gebruiken als de auto stilstaat. Zodra de auto gaat rijden, wordt de weergave ervan onderbroken.
Voor het gebruik van de functie
" MirrorLink TM " dienen de smartphone en de apps compatibel te zijn.
Tijdens het aansluiten van de smartphone op het systeem is het raadzaam de Bluetooth ® functie van de smartphone te activeren.
Sluit de USB-kabel aan. De smartphone bevindt zich in de laadmodus als hij via de USB-kabel is verbonden.
Druk op " Connectiviteit " op het scherm van het systeem om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op " MirrorLink TM " om de functie in het systeem te activeren.
Nadat de verbinding tot stand is gebracht, wordt een scherm weergegeven met daarop de eerder op uw smartphone gedownloade apps die compatibel zijn met de MirrorLink TM -technologie.
Tijdens de MirrorLink TM -weergave blijft het selecteren van de audiobron mogelijk via de schermtoetsen in de bovenste balk van het scherm.
De menu's van het systeem kunnen op elk moment worden geopend via de menutoetsen.
Afhankelijk van de kwaliteit van het netwerk kan het even duren voordat de apps beschikbaar zijn.
Bij bepaalde smartphones is het noodzakelijk om de functie " MirrorLink TM " te activeren.
Tijdens de procedure worden verschillende schermen weergegeven waarin u wordt gevraagd de koppeling met bepaalde functionaliteiten te accepteren.
Accepteer deze om de verbinding tot stand te brengen en te voltooien.
.
429
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3
23 °C 531 kHz 12:13
430
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
Niveau 1 Niveau 2
Connectiviteit
MirrorLink TM
Niveau 3
Audio en telematica
Aanwijzingen
Weergeven van of terugkeren naar de eerder op uw smartphone gedownloade apps die compatibel zijn met de MirrorLink TM -technologie.
Een menulijst weergeven afhankelijk van de eerder geselecteerde app.
"Back": huidige bewerking annuleren, omhooggaan in de menustructuur.
"Home": weergeven of terugkeren naar de pagina
"Modus auto" van de smartphone.
De hoofdpagina van de "Connectiviteit" weergeven.
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
.
431
Audio en telematica
CarPlay
®
-verbinding voor smartphones
432
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
23 °C 531 kHz 12:13
Audio en telematica
Om veiligheidsredenen is het gebruik van een smartphone tijdens het rijden verboden.
Het gebruik van de smartphone vraagt namelijk veel aandacht van de bestuurder.
De handelingen moeten dan ook bij stilstaande auto worden uitgevoerd.
Door de smartphone met het systeem te synchroniseren kunnen apps van de smartphone op het scherm van de auto worden weergegeven. Deze apps moeten compatibel zijn met de CarPlay ® -technologie en op uw smartphone moet de functie CarPlay ® zijn geactiveerd.
Werkingsprincipes en normen zijn permanent aan verandering onderhevig. Houd daarom het besturingssysteem van uw smartphone up to date .
Ga naar de landelijke internetsite van het merk van uw auto om te zien welke smartphones compatibel zijn.
Of
Sluit de USB-kabel aan. De smartphone bevindt zich in de laadmodus als hij via de USB-kabel is verbonden.
Druk op " Telefoon " om de CarPlay ® interface weer te geven.
Sluit de USB-kabel aan. De smartphone bevindt zich in de laadmodus als hij via de USB-kabel is verbonden.
Druk op het scherm van het systeem op " Connectiviteit " om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op " CarPlay " om de CarPlay ® interface weer te geven.
Bij het aansluiten van de USB-kabel verbreekt de CarPlay ® -functie de
Bluetooth ® -verbinding van het systeem.
.
433
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Radio Media
Niveau 1 Niveau 2
23 °C 87.5 MHz
FM/87.5 MHz
87.5MHz
12:13
1 2 3 3
23 °C 87.5 MHz
FM/87.5 MHz
87.5MHz
12:13
23 °C 531 kHz
AM/531 kHz
PO kHz
12:13
1 2 3
Zenderlijst
4
434
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Aanwijzingen Niveau 1
Radio Media
Bron
2
3
Radio Media
Frequentie /
Geheugen
Radio Media
Band
4
Radio Media
Lijst
Radio
USB iPod
AUX
Bluetooth
Frequentie
Geheugen
FM
DAB
AM
Zenderlijst
Niveau 2
Een andere geluidsbron selecteren.
Automatisch of handmatig zoeken naar radiozenders.
Opslaan van een zender door een nog vrije toets lang ingedrukt te houden.
Op de gewenste frequentieband drukken om deze te selecteren.
De zenderlijst openen en op een radiozender drukken om deze te selecteren.
.
435
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Niveau 1
1
Opties radio-media
Niveau 2
Audio-instellingen
5 6 7 8 9
Radio-instellingen
10
Zenderlijst
11
12 13 14 15
436
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
Audio-instellingen
5 6 7 8 9
Audio-instellingen
5 6 7 8 9
1
1
1
Niveau 1
Radio Media
Secundaire pagina
Audio-instellingen
Radio Media
Secundaire pagina
7
8
9
5
6
Geluidssfeer
Verdeling
Geluid
Spraak
Beltonen
Bevestigen
10 Algemeen
11 Berichten
Radioinstellingen
Radio Media
Secundaire pagina
Zenderlijst
Bevestigen
12 FM
13 DAB
14 AM
15 Geheugen
Frequentie
Niveau 2
Audio en telematica
Aanwijzingen
De geluidssfeer selecteren.
Geluidsverdeling volgens Arkamys ® -systeem.
Het geluidsvolume instellen of de snelheidsafhankelijke volumeregeling activeren.
Het volume van de stem instellen.
Het volume van de beltoon instellen.
De instellingen opslaan.
De instellingen activeren of deactiveren.
De instellingen opslaan.
De zenderlijst van de geselecteerde frequentieband weergeven.
Een opgeslagen radiozender selecteren.
Handmatig een frequentie invoeren.
De weergave op het scherm wijzigen.
De lijst bijwerken, afhankelijk van de ontvangst.
.
437
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Niveau 1
1
Opties radio-media
Niveau 2
USB
16 17 18 19 20
Beheer foto's
21
438
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
1
Niveau 1
16 Albums
17 Artiesten
Radio Media
Secundaire pagina 18 Genres
Muziekbestanden 19 Afspeellijsten
1
20 Mappen
Radio Media
Secundaire pagina 21 USB
Beheer foto's
Niveau 2
Audio en telematica
Aanwijzingen
Een selectiecriterium selecteren.
Foto's weergeven.
Het systeem ondersteunt de volgende afbeeldingsformaten: .gif, .jpg, .jpeg, .bmp, .png,
.raw en .tiff, met een maximale bestandsgrootte van 10 MB per afbeelding.
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
.
439
Audio en telematica
Radio
Selecteren van een zender
Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven.
2
Druk op " Frequentie ".
Druk op een van de toetsen om automatisch te zoeken naar een radiozender met een hogere of lagere frequentie.
Of
Verplaats de cursor om handmatig naar een radiozender met een hogere of lagere frequentie te zoeken.
Of
Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven.
1
Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.
Selecteer " Zenderlijst " op de secundaire pagina.
440
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
2
Druk op " Frequentie ".
Voer de frequentie in met het virtuele toetsenbord.
Voer eerst de cijfers voor de komma in en klik vervolgens in de zone van de decimalen om de cijfers achter de komma in te voeren.
Een zender opslaan
Selecteer een zender of een frequentie (zie de desbetreffende rubriek).
Druk op " Geheugen ".
2
Houd de toets waaronder u de zender wilt opslaan lang ingedrukt.
Druk op " Bevestigen ".
De radio-ontvangst kan worden verstoord door het gebruik van elektrische apparatuur die niet door het merk is goedgekeurd, zoals een op de
12V-aansluiting aangesloten lader met
USB-aansluiting.
De omgeving waarin u rijdt (bergen, hoge gebouwen, bruggen, tunnels enz.) kan leiden tot een slechte ontvangst, ook als de RDS-functie is ingeschakeld. Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de radio.
Audio en telematica
RDS inschakelen en uitschakelen
Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven.
1
Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.
Selecteer " Radio-instellingen ".
Tekstberichten weergeven
Met de functie "radiotekst" worden door de radiozender meegestuurde tekstberichten weergegeven, die betrekking hebben op het radiostation of de muziek waarnaar geluisterd wordt.
Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven.
10
Selecteer " Algemeen ".
Schakel " Volgen van zenders " in of uit.
Druk op " Bevestigen ".
1
Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.
Selecteer " Radio-instellingen ".
Als de RDS-functie is ingeschakeld, zoekt de radio steeds naar de sterkste frequentie van een zender, zodat u ernaar kunt blijven luisteren zonder dat u zelf de frequentie hoeft te wijzigen. Sommige RDS-zenders zijn echter niet in het hele land te ontvangen, omdat de frequenties van de zender niet het hele land dekken. Dit verklaart dat de zender tijdens het rijden kan wegvallen.
10
Selecteer " Algemeen ".
Schakel " Weergeven radiotekst " in/uit.
Druk op " Bevestigen ".
TA-berichten beluisteren
De functie TA (Traffic Announcement) geeft voorrang aan het luisteren naar TAverkeersinformatieberichten. Om te worden geactiveerd moet deze functie een radiozender die deze berichten uitzendt, goed kunnen ontvangen.
Zodra een verkeersinformatiebericht wordt uitgezonden, wordt de geluidsbron die op dat moment wordt weergegeven automatisch onderbroken voor de weergave van het TA-verkeersinformatiebericht.
Zodra dit bericht is afgelopen, wordt de weergave van de oorspronkelijke geluidsbron hervat.
11
Selecteer " Berichten ".
Schakel " Verkeersinfo " in/uit.
Druk op " Bevestigen ".
.
441
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
Audio en telematica
DAB-radio (Digital Audio Broadcasting)
Digital Terrestrial Radio
Weergave van de naam van de beluisterde radiozender en de beluisterde "multiplex" (naam en mummer), ook wel "bundel" genoemd.
Vorige "multiplex".
Vorige radiozender.
Weergave van de opties: grijs indien actief maar niet beschikbaar, wit indien actief en beschikbaar.
Secundaire pagina.
Wisselen tussen de pagina met voorkeuzezenders en de pagina met frequenties.
442
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
Selectie van de audiobron.
Weergave van de "Radiotext" van de beluisterde zender.
Volgende "multiplex".
Volgende radiozender.
Weergave van de lijst met radiozenders.
Wijzigen van de frequentieband.
Als de beluisterde "DAB"-radiozender niet beschikbaar is in "FM", wordt de optie "DABFM" grijs weergegeven.
Audio en telematica
Digitale radio
Digitale radio zorgt voor een betere geluidskwaliteit.
Via "multiplex/bundel" hebt u de keuze uit een aantal radiozenders die in alfabetische volgorde zijn gerangschikt.
Volgsysteem DAB/FM
"DAB" is niet overal beschikbaar.
Als het digitale signaal niet goed is, kunt u met "Automatisch volgen DAB/
FM" dezelfde zender blijven beluisteren doordat het systeem automatisch overschakelt op de desbetreffende analoge "FM"-zender (indien beschikbaar).
Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven.
Selecteer de geluidsbron.
Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven.
1
Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.
Selecteer " Radioinstellingen ".
3
Druk op " Band: " en selecteer de frequentieband " DAB ".
10
Selecteer " Algemeen ".
Schakel " Volgen van zenders " in of uit.
Druk op " Bevestigen ".
Als "Automatisch volgen DAB / FM" is geactiveerd, kan er sprake zijn van een verschil van enkele seconden als het systeem overschakelt op de analoge "FM"-zender en kan het geluidsvolume veranderen.
Als het digitale signaal weer goed is, schakelt het systeem automatisch weer over op "DAB".
Als de "DAB "-zender waarnaar wordt geluisterd niet beschikbaar is als "FM"zender (optie " DAB/FM " grijs weergegeven) of als "Automatisch volgen DAB/FM" niet is geactiveerd, wordt het geluid onderbroken als het digitale signaal te zwak wordt.
.
443
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Media
USB-speler AUX-aansluiting (AUX-ingang) Geluidsbron kiezen
Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven.
Selecteer " Bron ".
Steek de USB-stick in de USB-aansluiting of sluit de USB-apparatuur via een kabel (niet meegeleverd) op de USB-aansluiting aan.
Het systeem maakt gebruik van afspeellijsten
(in het tijdelijke geheugen). Het maken van deze lijsten kan enkele seconden of soms enkele minuten duren nadat het apparaat voor de eerste keer is aangesloten.
Het verwijderen van alle andere dan muziekbestanden en het verminderen van het aantal afspeellijsten zal het aanmaken van deze afspeellijsten versnellen.
De afspeellijsten worden iedere keer na het opnieuw aanzetten van het contact of het aansluiten van een USB-stick vernieuwd. De lijsten worden in het geheugen opgeslagen: als de lijsten niet zijn gewijzigd, is de laadtijd korter.
Selecteer de geluidsbron.
Deze geluidsbron is uitsluitend beschikbaar als de "AUX-ingang" is aangevinkt in de audioinstellingen.
Sluit het externe apparaat (MP3-speler enz.) met een audiokabel (niet meegeleverd) aan op de Jack-aansluiting.
Stel eerst het volume van het externe apparaat in (luid). Regel daarna het volume van de autoradio.
De bediening gebeurt via het externe apparaat.
Bluetooth ® streaming audio
Streaming audio biedt de mogelijkheid om naar door de smartphone verzonden audiostreams te luisteren.
Zorg dat het Bluetooth-profiel is geactiveerd en stel eerst het volume van het externe apparaat in (op een hoog volume).
Stel vervolgens het volume van de autoradio in.
Als de weergave niet automatisch begint, kan het zijn dat u de audioweergave moet starten via de telefoon.
Het bedienen is mogelijk via de randapparatuur of met de toetsen van de autoradio.
Als de streaming audio eenmaal is gestart, wordt uw telefoon als een geluidsbron beschouwd.
444
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Apple ® -speler aansluiten
Sluit een Apple ® -speler met behulp van een geschikte kabel (niet meegeleverd) aan op de USB-aansluiting.
Het afspelen begint automatisch.
De bediening gebeurt via de audio-installatie in de auto.
De beschikbare indeling is die van het aangesloten apparaat (artiesten / albums / genres / playlists / audiobooks / podcasts).
De standaardindeling is de indeling per artiest. Om dit te veranderen moet u terug naar het eerste niveau in de structuur om vervolgens een andere indeling te selecteren (bijvoorbeeld playlists). Bevestig uw keuze voordat u in de structuur weer afzakt naar de gewenste track.
De softwareversie van de autoradio kan incompatibel zijn met de generatie van uw
Apple ® -speler.
Informatie en adviezen
De autoradio speelt bestanden met de extensie
"wma, .aac, .flac, .ogg, .mp3" met een bitrate van 32 kbps tot 320 kbps af.
Ook bestanden met een VBR (Variable Bit Rate) kunnen worden afgespeeld.
Geluidsbestanden met een andere extensie
(.mp4, ...) kunnen niet worden afgespeeld.
Bestanden met de extensie ".wma" moeten van het type wma 9 standaard zijn.
De bemonsteringsfrequenties (sampling rates) zijn 32, 44 en 48 kHz.
Het systeem is geschikt voor externe
USB-geluidsdragers, BlackBerry's ® of apparatuur van Apple ® die op de
USB-aansluitingen kunnen worden aangesloten (kabel niet meegeleverd).
U kunt deze apparatuur bedienen via de audio-installatie van de auto.
Andere randapparatuur, die bij het aansluiten niet door het systeem wordt herkend, moet met een kabel (niet meegeleverd) op de Jack-plug worden aangesloten of via Bluetooth streaming worden gekoppeld (indien compatibel).
Gebruik voor bestandsnamen maximaal
20 karakters en vermijd speciale tekens
(bijv.: " " ? . ; ù) om problemen met het afspelen of de weergave te voorkomen.
Gebruik uitsluitend USB-sticks met de bestandsindeling FAT32 (File Allocation Table).
Gebruik bij voorkeur de originele USBkabels van het externe apparaat.
.
445
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Telefoon
Niveau 1
23 °C 531 kHz 12:13
1
Bekende apparaten
23 °C 531 kHz 12:13
1 2 3
446
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
Niveau 2
Contacten en favorieten
4 5 6 7
Laatste gesprekken
8 9 10 11
Niveau 3
12 13 14
Niveau 1
4
5
6
7
Niveau 2
Alle
Telefoon
Adres
Favorieten
2
Telefoon
Bluetooth
Contact Zoeken
Aanmaken
3
Telefoon
Bluetooth
Oproepen
8
9
Alle
Ontvangen
10 Verzonden
11 Gemist
Niveau 3
Audio en telematica
Aanwijzingen
De contacten in de geselecteerde categorie weergeven.
Selecteer een in het systeem opgeslagen contact of favoriet via het geselecteerde profiel om het contact te bellen.
De contacten sorteren op Achternaam-voornaam of Voornaam-achternaam.
De contacten van de telefoon bijwerken.
Een contact opzoeken in de contactenlijst.
Bevestigen
12
13
Telefoon
Adres
14 Email
Bevestigen
Een contact aanmaken in het systeem.
De oproepen in de geselecteerde categorie weergeven.
Selecteer een contact om dit contact te bellen.
De details van het contact weergeven.
.
447
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Niveau 1
1
Instellingen - Bluetooth
Niveau 2
Bluetooth-verbinding
15
Berichten
16
17 18
19
20 21 22
448
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
Niveau 1
15 Alle
Telefoon
1 Secundaire pagina
16 Verbonden
Bluetoothverbinding
Zoeken
17 Alle
Telefoon
1 Secundaire pagina 18 Ontvangen
Berichten
19 Verzonden
20 Ontvangen
Telefoon
21 Verzonden
1 Secundaire pagina
22 Ongelezen
Mailbox
Niveau 2
Audio en telematica
Aanwijzingen
Alle gekoppelde telefoons of niet-gekoppelde en door het systeem waargenomen telefoons weergeven.
Alle gekoppelde telefoons weergeven.
Zoeken naar te koppelen randapparatuur.
De berichten in de geselecteerde categorie weergeven.
De e-mailberichten in de geselecteerde categorie weergeven.
.
449
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Niveau 1
1
Instellingen - Bluetooth
Niveau 2
Opties
23 24 25 26
Snelberichten
27 28 29 30
Opties
23 24 25 26
450
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
Niveau 1
23 Beveiliging
1
24 Voicemail
Telefoon
Secundaire pagina 25 Beltonen
Opties
26 Statistieken
Bevestigen
27 Te laat
28 Aangekomen
Telefoon
1 Secundaire pagina 29 Niet beschikbaar
Snelberichten
30 Overig
Aanmaken
Niveau 2
Audio en telematica
Aanwijzingen
Het rijden veiliger maken.
Het nummer van de voicemailbox van de telefoon invoeren en opslaan.
Het volume van de beltoon opslaan.
De statistieken van de gekoppelde telefoon weergeven.
De instellingen van de opties opslaan.
Een snelbericht selecteren in de gewenste categorie.
Een nieuw snelbericht aanmaken.
.
451
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Bluetooth
®
-telefoon koppelen
Het koppelen van de Bluetooth-telefoon aan de Bluetooth handsfree set van uw autoradio mag om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling de volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd als de auto stilstaat en bij aangezet contact.
Procedure via het systeem
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op " Telefoon koppelen ".
Of
Activeer de Bluetooth-functie van uw telefoon en stel deze zo in dat de telefoon "zichtbaar" is voor alle apparaten in de buurt (instelling van de telefoon).
Selecteer " Zoeken ".
Er verschijnt een overzicht van de waargenomen telefoon(s).
Als dit niet is gelukt, wordt geadviseerd de
Bluetooth-functie van uw telefoon even uit te zetten en opnieuw te activeren.
Procedure via de telefoon
Selecteer de naam van het systeem in de lijst van gedetecteerde apparaten.
Accepteer op het systeem het verzoek om een verbinding met de telefoon te maken.
Selecteer in het overzicht de naam van de telefoon die u wilt gebruiken.
Voltooien van het koppelen, ongeacht of dit vanaf de telefoon of het systeem wordt gedaan: controleer of de door het telefoon en het systeem weergegeven code identiek zijn en bevestig de code zowel op de telefoon als op het systeem.
452
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
Verbinding delen
Het systeem stelt 3 verbindingsprofielen voor de telefoon voor:
- " Telefoon " (handsfree set, alleen telefoon),
- " Streaming " (streaming: draadloos afspelen van audiobestanden van de telefoon),
- " Gegevens mobiel internet ".
Selecteer één of meer profielen.
Druk op " Bevestigen ".
Afhankelijk van het type telefoon wordt u gevraagd om de overdracht van uw contacten en berichten te accepteren.
Audio en telematica
Automatisch opnieuw verbinding maken
Wanneer u terugkomt in uw auto met de telefoon waarmee het laatst verbinding is gemaakt, wordt deze automatisch herkend en wordt er binnen ongeveer 30 seconden na het aanzetten van het contact automatisch verbinding gemaakt met te telefoon (indien Bluetooth is ingeschakeld).
Wijzigen van het verbindingsprofiel:
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.
1
Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.
Selecteer " Bluetooth-verbinding " om het overzicht van gekoppelde apparaten weer te geven.
Druk op de toets "details".
Selecteer één of meer profielen.
Druk op " Bevestigen ".
De mogelijkheid om slechts één verbindingsprofiel te selecteren is afhankelijk van het type telefoon.
Als dit niet mogelijk is, worden standaard alle drie de verbindingsprofielen geselecteerd.
De beschikbare diensten zijn afhankelijk van het netwerk, de simkaart en de compatibiliteit van de gebruikte Bluetoothapparaten. Controleer in de handleiding van uw telefoon en in de informatie van uw provider over welke diensten u beschikt.
Profielen die compatibel zijn met het systeem: HFP, OPP, PBAP, A2DP,
AVRCP, MAP en PAN.
Kijk op de website van het merk voor meer informatie (compatibiliteit, aanvullende instructies, enz.).
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
.
453
Audio en telematica
Beheer van telefoonverbindingen
Met behulp van deze functie kan randapparatuur worden gekoppeld of losgekoppeld en kan randapparatuur uit de lijst van gelinkte randapparatuur worden verwijderd.
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.
Verwijderen van een telefoon
Selecteer de prullenbak rechts boven op het scherm om een prullenbak naast de geselecteerde telefoon weer te geven.
Een gesprek aannemen
Als u gebeld wordt, klinkt een beltoon en verschijnt een pop-upvenster op het scherm.
Druk kort op de toets TEL op het stuur om het gesprek aan te nemen.
Druk op de prullenbak naast de geselecteerde telefoon om deze telefoon te verwijderen.
En
Houd de toets 1
Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.
Selecteer " Bluetooth-verbinding " om de lijst van gekoppelde apparatuur weer te geven.
TEL op het stuurwiel langer ingedrukt om het gesprek te weigeren
Of
Druk in deze lijst op de naam van een telefoon om deze telefoon los te koppelen.
Druk er nogmaals op om de telefoon weer te koppelen.
Selecteer " Ophangen ".
454
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Bellen
Gebruik de telefoon bij voorkeur niet onder het rijden.
Parkeer de auto.
Gebruik de toetsen op het stuurwiel om te bellen.
Een contact bellen
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.
Of houd de toets
TEL op het stuurwiel enige tijd ingedrukt.
Een nieuw nummer bellen
Druk op " Telefoon " om de hoofdpagina weer te geven.
Voer het nummer in via het digitale toetsenbord.
Druk op " Bellen " om het nummer te bellen.
Selecteer " Contact ".
2
Selecteer het gewenste contact in de weergegeven lijst.
Selecteer " Bellen ".
Laatste nummers bellen
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.
Of
Houd de toets op het stuurwiel enige tijd ingedrukt.
Selecteer " Oproepen ".
3
Selecteer het contact in de weergegeven lijst.
U kunt altijd rechtstreeks met uw telefoon bellen. Zet in dat geval de auto uit veiligheidsoverwegingen stil.
.
455
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Contacten / items beheren
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.
2
Selecteer " Contact ".
Selecteer " Aanmaken " om een nieuw contact toe te voegen.
12
Voer op het tabblad " Telefoon " de telefoonnummers van het contact in.
13
Voer op het tabblad " Adres " de adresgegevens van het contact in.
14
Voer op het tabblad " E-mail " de e-mailadressen van het contact in.
Met de functie " E-mail " kunt u de e-mailadressen van uw contacten invoeren, maar u kunt met het systeem geen e-mailberichten versturen.
Berichten beheren
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.
1
Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.
Selecteer " Berichten " om de berichtenlijst weer te geven.
Selecteer het tabblad " Alle ",
" Ontvangen " of " Verzonden ".
Selecteer de detailweergave van het bericht dat u in een van deze lijsten hebt geselecteerd.
Druk op " Beantwoorden " om een door het systeem opgesteld snelbericht te versturen.
Druk op " Bellen " om de afzender te bellen.
Druk op " Beluisteren " om het bericht te beluisteren.
De toegang tot de " Berichten " is afhankelijk van de compatibiliteit van de smartphone met het systeem van de auto.
De benodigde tijd voor het ophalen van uw berichten of e-mailberichten is afhankelijk van de smartphone.
De beschikbaarheid van de diensten is afhankelijk van het netwerk, de simkaart en de compatibiliteit van de gebruikte
Bluetooth-apparaten.
Controleer in de handleiding van uw telefoon en in de informatie van uw provider over welke diensten u beschikt.
456
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Snelberichten beheren
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.
1
Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.
Selecteer " Berichten " om de berichtenlijst weer te geven.
Selecteer " Te laat ", " Aankomst ",
" Niet beschikbaar " of " Overig ".
U kunt ook nieuwe berichten aanmaken.
Druk op " Aanmaken " om een nieuw bericht te schrijven.
Selecteer de detailweergave van het bericht dat u in een van deze lijsten hebt geselecteerd.
Druk op " Overbrengen " om de ontvanger(s) te selecteren.
Druk op " Beluisteren " om het bericht te beluisteren.
Druk op " Wijzigen " om het (de) aangemaakte nieuwe bericht(en) te wijzigen.
De functie " Wijzigen " is niet beschikbaar voor de standaard snelberichten van het systeem.
E-mailberichten beheren
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.
1
Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.
Selecteer " E-mail " om de berichtenlijst weer te geven.
Selecteer het tabblad " Ontvangen ",
" Verzonden " of " Ongelezen ".
Selecteer de detailweergave van het bericht dat u in een van deze lijsten hebt geselecteerd.
Druk op " Beluisteren " om het bericht te beluisteren.
De toegang tot " E-mail " is afhankelijk van de compatibiliteit van de smartphone met het systeem van de auto.
.
457
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Instellingen
Niveau 1
23 °C
1 2
12:13
Niveau 2
Audio-instellingen
3 4 5 6 7
Audio-instellingen
3 4 5 6 7
Audio-instellingen
3 4 5 6 7
458
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
2
Niveau 1
3 Geluidssfeer
Instellingen
Audio-instellingen
4 Verdeling
5
6
Geluid
Spraak
7 Beltonen
Bevestigen
Instellingen
Scherm uit
Instellingen
Profiel (1, 2, 3)
Niveau 2
Audio en telematica
Aanwijzingen
De geluidssfeer selecteren.
Geluidsverdeling volgens Arkamys ® -systeem.
Het geluidsvolume instellen of de snelheidsafhankelijke volumeregeling activeren.
Het volume van de stem instellen.
Het volume van de beltoon instellen.
De instellingen opslaan.
Functie waarmee het scherm kan worden uitgeschakeld.
Druk op het scherm om het weer in te schakelen.
Het geselecteerde profiel activeren.
.
459
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Niveau 1
1
Parameters en tools
Niveau 2
Schermconfiguratie
8 9
Systeemparameters
10 11
Talen
12
13 14 15 16
460
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
Niveau 3
Schermconfiguratie
8
Informatie
9
1
Niveau 1
Instellingen
Secundaire pagina
Schermconfiguratie
8
Niveau 2
Animatie
9 Lichtsterkte
Bevestigen
1
10 Eenheden
Instellingen
Secundaire pagina
11 Fabrieksparameters
Systeemparameters
12 Systeeminfo
Bevestigen
1
13 Alle
14 Europa
Instellingen
Secundaire pagina 15 Azië
Talen
16 Amerika
Bevestigen
Niveau 3
Afstand en verbruik
Temperatuur
Resetten
Raadplegen
Audio en telematica
Aanwijzingen
De instellingen activeren of deactiveren.
De lichtsterkte instellen.
De instellingen opslaan.
De eenheden voor de afstand, het brandstofverbruik en de temperatuur instellen.
Terugkeren naar de fabrieksinstellingen.
De versie van de in het systeem geïnstalleerde modules controleren (versie van het systeem, de kaartgegevens, de risicozones) en controleren of er updates beschikbaar zijn.
De instellingen opslaan.
De taal selecteren en vervolgens bevestigen.
Na het selecteren van de taal de instelling opslaan.
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
.
461
Audio en telematica
Niveau 1
1
Parameters en tools
Niveau 2
Instellen tijd-datum
17 18
Configuratie van de profielen
19 20 21 22
462
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
Niveau 3
Niveau 1 Niveau 2
17 Datum
1
Instellingen
Secundaire pagina
Instellen tijd-datum
18 Tijd
Bevestigen
1
19 Profiel 1
Instellingen
20 Profiel 2
Secundaire pagina
Configuratie van de profielen
21 Profiel 3
22 Gemeenschappelijk profiel
Bevestigen
Audio en telematica
Niveau 3
Datum
Aanwijzingen
De datum en het weergaveformaat instellen.
Formaat datum:
Tijd De tijd instellen.
De tijdzone instellen.
Tijdzone
Formaat tijd: Het weergaveformaat instellen: 12h/24h.
Synchronisatie met GPS
(UTC):
De GPS-synchronisatie in- of uitschakelen.
De instellingen opslaan.
De profielen instellen.
De instellingen opslaan.
.
463
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Audio-instellingen
Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.
Selecteer " Audio-instellingen ".
Selecteer " Thema's "
Of
3
Of
4
Of
5
Of
6
7
" Verdeling ".
" Geluid ".
" Spraak ".
" Beltonen ".
Druk op " Bevestigen " om de instellingen op te slaan.
464
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
De verdeling van het geluid (of de ruimtelijke verdeling dankzij het Arkamys © -systeem) in de auto is belangrijk voor de kwaliteit van de weergave en biedt de mogelijkheid de weergave af te stemmen op het aantal inzittenden.
Uitsluitend beschikbaar in de configuratie met
6 luidsprekers.
De audio-instellingen ( Equalizer (keuze uit 6 thema's), Bass , Medium en
Treble ) zijn voor elke geluidsbron apart in te stellen.
Schakel " Loudness " in of uit.
Configuratie van de profielen
Het configureren van de profielen mag, om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd bij stilstaande auto .
Druk op " Instellingen " om de hoofdpagina weer te geven.
1
Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.
Selecteer " Configuratie van de profielen ".
De instellingen voor " Verdeling " ("Alle passagiers", "Bestuurder" en "Alleen vóór") zijn voor alle geluidsbronnen gelijk.
Schakel " Geluiden touchscreen ",
" Snelheidsafhankelijke volumeregeling " en " AUX-ingang " in of uit.
Audio-installatie: Sound Staging van Arkamys © optimaliseert de geluidsverdeling in het interieur.
19
Selecteer " Profiel 1 ", " Profiel 2 ",
" Profiel 3 " of " Gemeenschappelijk profiel ".
Druk op deze toets om een profielnaam in te voeren met het virtuele toetsenbord.
Druk op " Bevestigen ".
Audio en telematica
Druk op deze toets om een profielfoto toe te voegen.
Plaats de USB-stick waar de foto op staat in de USB -aansluiting.
Selecteer de foto.
Druk op " Bevestigen " om toestemming te geven voor de overdracht van de foto.
Druk nogmaals op " Bevestigen " om de instellingen op te slaan.
Het kader voor de profielfoto heeft een vierkante vorm, het systeem vervormt de oorspronkelijke foto als deze een andere vorm heeft.
Druk op deze toets om het geselecteerde profiel te resetten.
Bij het resetten van een profiel wordt
Engels als taal ingesteld.
2
Selecteer een " Profiel " (1, 2 of 3) om dit te koppelen aan de " Audioinstellingen ".
Selecteer " Audio-instellingen ".
Selecteer " Thema's ".
Of
3
Of
4
Of
5
Of
6
7
" Verdeling ".
" Geluid ".
" Spraak ".
" Beltonen ".
Druk op " Bevestigen " om de instellingen op te slaan.
.
465
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Instellingen van het systeem wijzigen
Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.
De taal selecteren
Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.
1
Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.
Selecteer " Schermconfiguratie ".
1
Druk op de toets " OPTIES " om de secudaire pagina weer te geven.
Selecteer " Systeemparameters ".
1
Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.
Selecteer " Talen " om de taal te wijzigen.
8
Selecteer " Animatie ".
Schakel " Automatische tekstweergave " in of uit.
9
Selecteer " Lichtsterkte ".
Stel de lichtsterkte van het scherm in.
10
Selecteer " Eenheden " om de eenheden voor de afstand, het brandstofverbruik en de temperatuur te wijzigen.
11
Selecteer " Fabrieksparameters " om terug te keren naar de fabrieksinstellingen.
Datum instellen
Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.
Als het systeem wordt teruggezet op de fabrieksinstellingen, wordt Engels als taal ingesteld.
1
Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.
Selecteer " Instellen tijd-datum ".
12
Selecteer " Systeeminfo " om de versie van de in het systeem geïnstalleerde modules te controleren.
466
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
Audio en telematica
17
Selecteer " Datum ".
Druk op deze toets om de datum in te stellen.
Druk op " Bevestigen ".
Tijd instellen
Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.
1
Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.
Selecteer " Instellen tijd-datum ".
Selecteer het weergaveformaat voor de datum.
Het instellen van de datum en tijd is alleen mogelijk als de GPSsynchronisatie is uitgeschakeld.
Overschakelen naar zomer- of wintertijd is mogelijk door de tijdzone te wijzigen.
18
Selecteer " Tijd ".
Druk op deze toets om de tijd in te stellen met het virtuele toetsenbord.
Druk op " Bevestigen ".
Druk op deze toets om de tijdzone in te stellen.
Selecteer het weergaveformaat voor de tijd (12h/24h).
Schakel de GPS-synchronisatie
(UTC) in of uit.
Druk op " Bevestigen ".
Het systeem schakelt niet automatisch over op zomertijd/wintertijd (volgens land van bestemming).
.
467
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Veelgestelde vragen
In de volgende tabel vindt u de antwoorden op de meest gestelde vragen over uw radio.
Radio
VRAAG
De ontvangstkwaliteit van de beluisterde radiozender neemt geleidelijk af of de voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen
(geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...).
ANTWOORD
De auto bevindt zich te ver van de zender van het beluisterde radiostation of er bevindt zich geen zender in het gebied waarin de auto zich bevindt.
De omgeving waarin u rijdt (bergen, hoge gebouwen, bruggen, tunnels enz.) kan leiden tot een slechte ontvangst, ook als de RDS-functie is ingeschakeld.
De antenne is niet aanwezig of beschadigd (bijvoorbeeld in een wasstraat of een parkeergarage).
OPLOSSING
Activeer de functie "RDS" via het snelmenu om het systeem te laten controleren of er een sterkere zender in het gebied aanwezig is.
Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de radio.
Laat de antenne controleren door het netwerk van het merk.
Ik kan sommige opgeslagen zenders uit de lijst niet ontvangen.
De zender wordt niet meer ontvangen of de naam van de zender in de lijst is veranderd.
De naam van de zender verandert.
Sommige zenders sturen in plaats van een naam andere informatie mee (titel van het actuele nummer enz.).
Het systeem beschouwt deze informatie als de naam van de zender.
Druk op de toets "Lijst updaten" in het secundaire menu van de "Zenderlijst".
468
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Media
VRAAG
Het afspelen van de muziek op mijn USBstick begint pas na lang wachten (ongeveer 2 tot
3 minuten).
Soms wordt de informatie tijdens de weergave van een mediaspeler niet correct weergegeven.
ANTWOORD
Door bepaalde bestanden die standaard op een USB-stick kunnen staan kan het erg lang duren tot de muziek op de USB-stick wordt afgespeeld (tot 10 keer de fabrieksopgave).
OPLOSSING
Wis de bestanden die standaard op de USB-stick staan en beperk het aantal submappen in de mappenstructuur van de USB-stick.
De audio-installatie kan sommige karakters niet weergeven.
Gebruik standaard karakters voor de benaming van nummers en afspeellijsten.
Bij streaming audio start het lezen van bestanden niet.
De aangesloten randapparatuur biedt geen mogelijkheid om het lezen automatisch te starten.
Start het afspelen via de aangesloten randapparatuur.
De namen van de nummers en de speelduur verschijnen niet op het scherm bij streaming audio.
De Bluetooth-verbinding biedt deze mogelijkheid niet.
.
469
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Telefoon
VRAAG
Het lukt me niet om mijn
Bluetooth-telefoon te koppelen.
ANTWOORD
Het is mogelijk dat de Bluetooth-functie van de telefoon is uitgeschakeld of dat uw telefoon niet zichtbaar is voor het systeem.
OPLOSSING
Controleer of de Bluetooth-functie van uw telefoon is ingeschakeld.
Controleer bij de instellingen van uw telefoon of deze op "Vind mij" staat.
De Bluetooth-telefoon is niet compatibel met het systeem.
Op de website van het merk (services) kunt u bekijken of uw mobiele telefoon compatibel is.
Het signaal van de aangesloten Bluetoothtelefoon is niet hoorbaar.
Het geluid is afhankelijk van zowel het systeem als de telefoon.
Verhoog het volume van de radio eventueel tot het maximum en verhoog het geluidsniveau van de telefoon indien nodig.
Het geluid wordt verstoord door omgevingsgeluiden.
Sommige contacten komen dubbel voor in de lijst.
Bij het synchroniseren worden de contacten op de simkaart en/ of die in het geheugen van de telefoon overgenomen. Als beide geheugens worden gesynchroniseerd kan het voorkomen dat sommige contacten dubbel worden overgenomen.
De contacten worden niet in alfabetische volgorde weergegeven.
Het systeem ontvangt geen SMS-berichten.
Sommige telefoons hebben speciale weergave-opties. Afhankelijk van de instellingen kunnen contacten in een bepaalde volgorde worden overgenomen.
De Bluetooth-functie stuurt geen SMS-berichten door naar het systeem.
Beperk het omgevingsgeluid (ramen sluiten, aanjager lager zetten, snelheid verminderen enz.).
Kies "Contacten van simkaart weergeven" of
"Contacten van telefoon weergeven".
Verander de instellingen voor de weergave van contacten in de telefoon.
470
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
Audio en telematica
Instellingen
VRAAG
Na het instellen van de bassen en hoge tonen is de geluidssfeer niet meer geselecteerd.
ANTWOORD
De geluidssfeer is gekoppeld aan de bassen en hoge tonen.
Na het selecteren van een geluidssfeer staan de bassen en hoge tonen weer op 0.
Bij het veranderen van de balans wordt de gekozen geluidsverdeling uitgeschakeld.
De geluidsverdeling is gekoppeld aan de balans.
Bij het veranderen van de geluidsverdeling worden de instellingen van de balans uitgeschakeld.
OPLOSSING
Wijzig de instelling van de bassen en de hoge tonen of de geluidssfeer om de gewenste geluidskwaliteit te verkrijgen.
Wijzig de instelling van de balans of de geluidsverdeling om de gewenste geluidskwaliteit te verkrijgen.
.
471
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
Audio en telematica
VRAAG
Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen de verschillende geluidsbronnen.
ANTWOORD
Voor een optimaal luistergenot kunt u de audio-instellingen
(Volume:, Bass:, Treble:, Geluid, Loudness) voor elke geluidsbron afzonderlijk instellen. Hierdoor kunnen bij het selecteren van een andere geluidsbron verschillen in de geluidskwaliteit hoorbaar zijn.
OPLOSSING
Controleer of de audio-instellingen (Volume:,
Bass:, Treble:, Geluid, Loudness) zijn afgestemd op de verschillende geluidsbronnen. Het is raadzaam de audiofuncties (Bass:, Treble:,
Balans) in de middelste stand te zetten, de klankkleur "Geen" te selecteren en de functie
Loudness AAN te zetten als de CD-speler is geselecteerd en UIT te zetten als de radio is geselecteerd.
Na het afzetten van de motor wordt het systeem na enkele minuten automatisch uitgeschakeld.
Als de motor is afgezet, blijft het systeem nog werken zolang de laadtoestand van de accu dat toestaat.
Het automatisch uitschakelen duidt erop dat de eco-mode van het systeem is geactiveerd om te voorkomen dat de accu van de auto ontladen raakt.
Start de motor om de accu op te laden.
472
Spacetourer-VP_nl_Chap10c_RCC-1_ed01-2016
Autoradio met Bluetooth
®
Audio en telematica
Inhoud
Stuurkolomschakelaars - Type 1 475
Stuurkolomschakelaars - Type 2 476
Digitale radio (DAB, Digital Audio Broadcasting) 480
De beschreven functies en instellingen kunnen verschillen afhankelijk van de uitvoering en configuratie van uw auto.
Uw autoradio is zodanig gecodeerd dat deze uitsluitend in uw auto functioneert.
Spacetourer-VP_nl_Chap10d_RD6_ed01-2016
Om veiligheidsredenen mag de Bluetooth-telefoon uitsluitend aan het handsfree Bluetooth-systeem van de autoradio worden gekoppeld als de auto stilstaat en het contact is aangezet: deze handelingen vragen namelijk de volledige aandacht van de bestuurder.
Enkele minuten na het afzetten van de motor kan de autoradio zichzelf uitschakelen om te voorkomen dat de accu ontladen raakt.
.
473
474
Audio en telematica
Basisfuncties
Indrukken: aan/uit.
Draaien: instellen van het geluidsvolume.
Kort indrukken: veranderen van geluidsbron (Radio; USB; AUX (als een apparaat is aangesloten); CD;
Streaming).
Lang indrukken: weergave van het telefoonmenu (als de telefoon is verbonden).
Instellen van de geluidsweergave:
Geluidsverdeling voor/achter;
Geluidsverdeling links/rechts; Lage/ hoge tonen; Loudness; Geluidssferen.
Inschakelen/uitschakelen van de automatische regeling van het geluidsvolume (afhankelijk van de wagensnelheid).
Radio:
Kort indrukken: weergave van de zenderlijst.
Lang indrukken: bijwerken van de lijst.
Media:
Kort indrukken: weergave van de track list.
Lang indrukken: weergave van de beschikbare sorteeropties.
Selecteren van de weergave op het scherm:
Datum; Audiofuncties;
Boordcomputer; Telefoon.
Bevestigen of weergave van het snelmenu.
Toetsen 1 t/m 6
Kort indrukken: selecteren van de opgeslagen radiozender.
Lang indrukken: opslaan van een zender als voorkeuzezender.
Radio:
Automatisch stapsgewijs zoeken naar zenders met een lagere/hogere frequentie.
Media:
Selecteren van het vorige/volgende nummer van de CD, USB, streaming.
Snel navigeren in een lijst.
Radio:
Handmatig stapsgewijs zoeken naar een radiozender met een lagere/ hogere frequentie.
Selecteren van de vorige/volgende
MP3-afspeellijst.
Media:
Selecteren van de vorige/volgende map/muziekstijl/artiest/playlist van het USB-apparaat.
Navigeren in een lijst.
Huidige bewerking annuleren.
Omhoog in de menustructuur (menu of afspeellijst).
Toegang tot het hoofdmenu.
Activeren/deactiveren van de TAfunctie (verkeersinformatie).
Lang indrukken: selecteren van het type melding.
Selecteren van het golfbereik FM/
DAB/AM.
Audio en telematica
Stuurkolomschakelaars - Type 1
Radio:
Selecteren van de vorige/volgende voorkeuzezender.
Selecteren van het vorige/volgende item van een menu of een lijst.
Media:
Selecteren van de vorige/volgende track
Selecteren van het vorige/volgende item van een menu of een lijst.
Radio:
Kort indrukken: weergave van de zenderlijst.
Lang indrukken: bijwerken van de lijst.
Media:
Kort indrukken: weergave van de tracklist.
Lang indrukken: weergave van de beschikbare sorteeropties.
Als de telefoon niet wordt gebruikt:
Kort indrukken: veranderen van geluidsbron (Radio; USB; AUX (als een apparaat is aangesloten); CD;
Streaming), bevestigen als het menu
" Telefoon " is geopend.
Lang indrukken: openen van het menu " Telefoon ".
Bij een binnenkomend gesprek:
Kort indrukken: aannemen van het gesprek.
Lang indrukken: weigeren van het gesprek.
Tijdens het gebruik van de telefoon:
Kort indrukken: openen van het snelmenu Telefoon.
Lang indrukken: beëindigen van het gesprek.
Bevestigen van een selectie.
Verhogen van het volume.
Verlagen van het volume.
Geluid onderbreken/weer inschakelen door het gelijktijdig indrukken van de volumetoetsen.
.
475
Spacetourer-VP_nl_Chap10d_RD6_ed01-2016
476
Audio en telematica
Stuurkolomschakelaars - Type 2
Toegang tot het hoofdmenu.
Verhogen van het volume.
Geluidsweergave onderbreken/weer inschakelen.
Verlagen van het volume.
Als de telefoon niet wordt gebruikt:
Kort indrukken: veranderen van geluidsbron (Radio; USB; AUX (als er een apparaat is aangesloten); CD;
Streaming), bevestigen als het menu
" Telefoon " is geopend.
Lang indrukken: openen van het menu " Telefoon ".
Bij een binnenkomend gesprek:
Kort indrukken: aannemen van het gesprek.
Lang indrukken: weigeren van het gesprek.
Tijdens het gebruik van de telefoon:
Kort indrukken: openen van het snelmenu Telefoon.
Lang indrukken: beëindigen van het gesprek.
Starten van de spraakherkenning van uw smartphone via het systeem.
Radio:
Kort indrukken: weergave van de zenderlijst.
Lang indrukken: bijwerken van de lijst.
Media:
Kort indrukken: weergave van de tracklist.
Lang indrukkken: weergave van de beschikbare sorteeropties.
Radio:
Selecteren van vorige/volgende voorkeuzezender.
Selecteren van het vorige/volgende item van een menu of een lijst.
Media:
Selecteren van de vorige/volgende track
Selecteren van het vorige/volgende item van een menu of een lijst.
Indrukken van de draaiknop: bevestigen.
Menu's
Volgens uitvoering.
" Multimedia ": Parameters media,
Radio-instellingen.
" Telefoon ": Bellen, Beheer index, Instelling telefoon, Gespr. beëindigen.
" Boordcomputer ".
" Onderhoud ": Diagnose, Logboek waarschuw., ...
" Verbindingen ": Beheer van de verbindingen, Een apparaat zoeken.
" Persoonlijke instelling - configuratie ": Parameters van de auto definiëren, Taalkeuze,
Configuratie beeldscherm, Keuze van eenheden, Datum en tijd instellen.
Druk op de toets " MENU ".
Scrollen tussen de menu's.
Toegang tot een menu.
Spacetourer-VP_nl_Chap10d_RD6_ed01-2016
Audio en telematica
.
477
478
Audio en telematica
Radio
Selecteren van een zender
Druk herhaalde malen op de toets
SOURCE om de radiofunctie te selecteren.
Druk op deze toets om het golfbereik te selecteren (FM/DAB/AM).
RDS
Er kunnen storingen in de ontvangst optreden door obstakels in de omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages, enz.), ook als de
RDS-functie is ingeschakeld. Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de autoradio.
Druk op een van de toetsen om automatisch naar zenders te zoeken.
Korte procedure
Als de modus " Radio " is ingeschakeld, druk dan direct op OK om de RDS-functie in of uit te schakelen.
Lange procedure
Druk op de toets MENU .
Selecteer " Audiofuncties ".
Als de RDS-functie niet beschikbaar is, worden de letters RDS doorgestreept weergegeven op het display.
Druk op OK .
Druk op een van de toetsen om handmatig naar hogere/lagere frequenties te zoeken.
Druk op deze toets voor een lijst van de beschikbare zenders in het gebied waar u zich bevindt.
Druk langer dan 2 seconden op de toets om deze lijst bij te werken. Tijdens het bijwerken is de geluidsweergave uitgeschakeld.
Als de RDS-functie is ingeschakeld, zoekt de radio steeds naar de sterkste frequentie van een zender, zodat u ernaar kunt blijven luisteren. Sommige
RDS-zenders zijn echter niet in het hele land te ontvangen, omdat de frequenties van de zender niet het hele land dekken.
Daardoor kan de ontvangst van de zender tijdens de reis wegvallen.
Selecteer de functie " Voorkeuze
FM-band ".
Druk op OK .
Selecteer " Zender volgen activeren
(RDS) ".
Druk op OK , RDS wordt weergegeven op het scherm.
Audio en telematica
Verkeersinformatie (TA) beluisteren
De functie TA (Traffic Announcement) geeft voorrang aan het luisteren naar de verkeersinformatie. Om te worden geactiveerd moet deze functie een radiozender die deze berichten uitzendt, goed kunnen ontvangen.
Zodra er een bericht wordt uitgezonden, wordt de geluidsbron die op dat moment wordt weergegeven (Radio, CD, ...) automatisch onderbroken en wordt de verkeersinformatie doorgegeven. Zodra het bericht is afgelopen, wordt de weergave van de oorspronkelijke geluidsbron hervat.
Berichten beluisteren
De functie INFO geeft voorrang aan de verkeersinformatie. Om te kunnen functioneren moet er op een zender die dit soort informatie meestuurt, afgestemd zijn en moet het signaal sterk genoeg zijn. Zodra er een bericht verschijnt, wordt de weergave van de geluidsbron (Radio, CD, USB...) automatisch onderbroken om het bericht weer te geven. Na afloop van het bericht wordt de geluidsweergave weer hervat.
Wees voorzichtig met het verhogen van het geluidsvolume tijdens het beluisteren van de verkeersinformatie: als wordt teruggegaan naar de normale weergave, kan het geluidsvolume te hoog zijn.
Houd deze toets lang ingedrukt voor een overzicht van categorieën.
Druk op de toets TA om de weergave van verkeersinformatie te activeren of uit te schakelen.
Selecteer één of meerdere categorieën of maak een selectie ongedaan.
Schakel de ontvangst van de desbetreffende berichten in of uit.
Tekstberichten weergeven
Tekstberichten worden door de radiozender meegestuurd en hebben betrekking op de radiozender of de muziek waar naar geluisterd wordt.
Druk als de radiogegevens op het scherm worden weergegeven op OK om naar het contextmenu te gaan.
Selecteer " Zenderinfo (TXT) " en bevestig uw keuze met OK .
.
479
Spacetourer-VP_nl_Chap10d_RD6_ed01-2016
480
Audio en telematica
Digitale radio (DAB, Digital Audio Broadcasting)
Weergave van de opties: doorgestreept indien actief maar niet beschikbaar.
Als de "DAB"-zender waarop is afgestemd, niet beschikbaar is in "FM", is de optie "DAB FM" doorgestreept.
Geeft de kwaliteit van het signaal op de beluisterde band weer.
Weergave van RadioText (TXT) van de radiozender waarop is afgestemd.
Weergave van de naam van de radiozender waarop is afgestemd.
Opgeslagen radiozenders, toetsen 1 t/m 6.
Kort indrukken: selecteren van de opgeslagen radiozender.
Lang indrukken: opslaan van een radiozender.
Weergave van de naam van de beluisterde "multiplex" (ook wel
"bundel" genoemd).
Als u in een andere regio komt, is het raadzaam de lijst van opgeslagen zenders bij te werken.
Weergave van de lijst van alle radiozenders en alle "multiplexen"
(bundels).
Audio en telematica
Digitale radio
Dankzij de digitale radio kunt u genieten van een optimale geluidskwaliteit en van extra categorieën informatie (TA INFO).
Via "multiplex/bundel" kunt u kiezen uit radiozenders die op alfabetische volgorde zijn gerangschikt.
Druk op " OK " zodra de radio op het display wordt weergegeven om het contextuele menu weer te geven.
(Zendervolgsysteem (RDS),
Volgsysteem digitale zender / FM,
Zenderinfo (TXT), Zenderinformatie, ...)
Druk op de toets " Menu ".
Selecteer " Multimedia " en bevestig.
Wijzigen van het golfbereik (FM1,
FM2, DAB, ...)
Wijzigen van een zender binnen dezelfde "multiplex/bundel".
Zoeken naar de vorige/volgende
"multiplex/bundel".
Lang indrukken: selecteren van de gewenste categorie berichten uit Transport, Actualiteiten,
Entertainment en Speciale Flashberichten (afhankelijk van de zender).
Volgsysteem digitale zender
DAB/FM
"DAB" dekt niet het hele land.
Het "Volgsysteem digitale zender / FM" biedt de mogelijkheid om bij slechte ontvangst van het digitale signaal automatisch over te schakelen op de analoge radio "FM" (indien beschikbaar) zodat u naar uw favoriete zender kunt blijven luisteren.
Als het "Volgsysteem digitale zender / FM" is ingeschakeld, wordt automatisch de DAB-zender geselecteerd.
Selecteer " Volgsysteem digitale zender / FM " en bevestig.
Na het inschakelen van het "Volgsysteem digitale zender / FM" kan het enkele seconden duren voordat het systeem overschakelt op de analoge radio "FM" en kan het volume veranderen.
Als de beluisterde "DAB"-zender niet beschikbaar is via de analoge radio "FM"
(optie " DAB/FM " doorgestreept), of als het
"Volgsysteem digitale zender / FM" niet is ingeschakeld, zal het geluid wegvallen als de ontvangst van het digitale signaal slecht wordt.
.
481
Spacetourer-VP_nl_Chap10d_RD6_ed01-2016
482
Audio en telematica
Media
USB-speler
Afhankelijk van de uitvoering bestaat deze module uit een USB-aansluiting en een Jackaansluiting.
Het systeem stelt playlists samen
(tijdelijk geheugen). Dit kost enkele seconden tot enkele minuten bij een eerste aansluiting.
Deze wachttijd kan worden bekort door andere bestanden dan muziekbestanden te verwijderen en het aantal mappen te beperken. Elke keer dat een nieuwe USB-stick wordt aangesloten, worden de playlists bijgewerkt.
Steek de USB-stick in de USB-aansluiting of sluit het externe USB-apparaat met een geschikte kabel (niet meegeleverd) aan op de
USB-aansluiting.
Het systeem schakelt automatisch over op de bron "USB".
Het draagbare apparaat kan tijdens het gebruik via de USB-aansluiting automatisch worden opgeladen.
Afspeelmethode
Er zijn verschillende afspeelmethodes:
- Normaal : de tracks worden in de normale volgorde volgens de afspeellijst afgespeeld.
- Shuffle : de tracks van een album of een map worden in een willekeurige volgorde afgespeeld.
- Shuffle op volledig medium : alle tracks op de mediaspeler worden in een willekeurige volgorde afgespeeld.
- Herhaling : alleen de tracks van dit album of deze map worden afgespeeld.
Druk op deze toets om naar het contextmenu van de functie Media te gaan.
Druk op deze toets om de gekozen afspeelmethode te selecteren.
Druk op deze toets om te bevestigen.
De keuze wordt weergegeven op het bovenste deel van het scherm.
Audio en telematica
Selecteren van een track
Druk op een van deze toetsen om naar de vorige/volgende track te gaan.
Druk op een van deze toetsen om naar de vorige/volgende map te gaan.
Indelen van bestanden
Houd deze toets enige tijd ingedrukt om de verschillende indelingsmogelijkheden te bekijken.
Kies per " Map " / " Artiest " / " Genre " /
" Playlist "*.
Afspelen van bestanden
Druk deze toets kort in om de gekozen indeling weer te geven.
Scroll door de lijst met de toetsen links/rechts en omhoog/omlaag.
Druk op OK om de gekozen indeling te selecteren en vervolgens opnieuw op OK om de keuze te bevestigen.
Bevestig de selectie door op OK te drukken.
Druk op een van deze toetsen om naar de vorige/volgende track van de lijst te gaan.
Houd een van de toetsen ingedrukt voor snel vooruit/achteruit spoelen.
* Afhankelijk van de beschikbaarheid en het type randapparatuur.
Druk op een van deze toetsen om naar volgende/vorige " Map " /
" Artiest " / " Genre " / " Playlist "* van de lijst te gaan.
.
483
Spacetourer-VP_nl_Chap10d_RD6_ed01-2016
Audio en telematica
484
AUX-aansluiting (AUX-ingang) CD-speler
Gebruik alleen CD's met een ronde vorm.
Bepaalde beveiligingssystemen op de originele
CD of zelfgebrande CD's kunnen storingen veroorzaken, ongeacht de kwaliteit van de
CD-brander.
Plaats een CD in de CD-speler; deze zal de CD automatisch afspelen.
Een MP3-CD afspelen
Plaats een MP3-CD in de CD-speler.
De CD-speler scant vervolgens de CD tot alle nummers zijn gevonden, hierdoor kan het enkele tot enkele tientallen seconden duren voordat het afspelen begint.
Sluit het externe apparaat (MP3-speler enz.) met een audiokabel (niet meegeleverd) aan op de Jack-aansluiting.
Druk herhaalde malen op de toets
SOURCE om " AUX " te selecteren.
Stel eerst het volume van het externe apparaat af (hoog geluidsniveau). Stel vervolgens het volume van de autoradio af. Het externe apparaat moet worden aangestuurd met de bedieningstoetsen van het apparaat.
Sluit eenzelfde extern apparaat niet tegelijkertijd aan via de Jackaansluiting en de USB-aansluiting.
Op de USB-aansluiting aangesloten externe CD-spelers worden niet door het systeem herkend.
Als er al een CD in het apparaat zit die u wilt beluisteren, druk dan herhaalde malen op de toets
SOURCE om " CD " te selecteren.
Druk op een van de toetsen om een nummer van de CD te selecteren.
Druk op de toets LIST om de tracklist van de CD weer te geven.
De CD-speler kan CD's met maximaal
255 MP3-bestanden, verdeeld over
8 speellijsten, afspelen.
Het is echter raadzaam het aantal afspeellijsten tot twee te beperken om een lange laadtijd van de CD te voorkomen.
Bij het afspelen wordt geen rekening gehouden met de mappenstructuur.
Alle bestanden worden op hetzelfde niveau weergegeven.
Houd een van toetsen ingedrukt om snel vooruit of achteruit te spoelen.
Audio en telematica
Als er al een CD in het apparaat zit die u wilt beluisteren, druk dan herhaalde malen op de toets
SOURCE om " CD " te selecteren.
Druk op een van de toetsen om een map van de CD te selecteren.
Druk op een van de toetsen om een track van de CD te kiezen.
Druk op de toets LIST om de speellijsten van de MP3-CD weer te geven.
Houd een van de toetsen ingedrukt om snel vooruit of terug te spoelen.
Bluetooth
®
streaming audio
Streaming biedt de mogelijkheid audiobestanden van de telefoon via de luidsprekers van de auto te beluisteren.
Koppel de telefoon.
(Zie de rubriek " Koppelen van een telefoon ").
Apple
®
-speler aansluiten
Sluit een Apple ® -speler met behulp van een geschikte kabel (niet meegeleverd) aan op de USB-aansluiting.
Het afspelen begint automatisch.
De bediening gebeurt via de audio-installatie in de auto.
Activeer de bron Streaming door op de toets SOURCE * te drukken.
De beschikbare indeling is die van het aangesloten apparaat (artiesten / albums / genres / playlists).
Via de toetsen op het bedieningspaneel van de radio en de bediening op het stuurwiel kunt u op de gebruikelijke wijze de muziekstukken aansturen**. De informatie over de muziekstukken kan op het scherm worden weergegeven.
De softwareversie van de autoradio kan incompatibel zijn met de generatie van uw
Apple ® -speler.
* In sommige gevallen moet het afspelen van audiobestanden via het toetsenbord worden geactiveerd.
** Als de telefoon deze functie ondersteunt. De kwaliteit van de weergave is afhankelijk van de kwaliteit van het signaal van de telefoon.
.
485
Spacetourer-VP_nl_Chap10d_RD6_ed01-2016
486
Audio en telematica
Informatie en adviezen
De CD-speler speelt audiobestanden met de extensie .mp3, .wma, .wav en .aac met een bitrate tussen 32 kbps en 320 kbps af.
De CD-speler is ook compatibel met de modus
TAG (ID3 tag, WMA TAG).
Bestanden met een andere extensie (.mp4, ...) kunnen niet worden afgespeeld.
".wma"-bestanden moeten van het type WMA 9
Standaard zijn.
De bemonsteringsfrequenties (sampling rates) zijn 11, 22, 44 en 48 kHz.
Selecteer bij het branden van een CD-R of CD-
RW de standaard ISO 9660 niveau 1, 2 of bij voorkeur Joliet om deze te kunnen afspelen.
Als de CD in een ander formaat is gebrand, kan het zijn dat deze niet goed wordt afgespeeld.
Het is raadzaam voor een CD niet meer dan
één standaard voor het branden te gebruiken.
Stel de laagst mogelijke snelheid (maximaal 4) in voor een optimale geluidskwaliteit.
Voor het branden van een multisessie-CD is het raadzaam de standaard Joliet te gebruiken.
Geadviseerd wordt om voor bestandsnamen maximaal 20 karakters te gebruiken; vermijd daarbij speciale tekens (bijv.: " ? ; ù) om problemen met het afspelen of de weergave te voorkomen.
Gebruik uitsluitend USB-sticks met FAT32formaat (File Allocation Table).
Gebruik voor een correcte werking de originele USB-kabels van Apple ® .
Audio en telematica
Telefoon
Koppelen van een Bluetooth
®
-telefoon
Het koppelen van de Bluetooth-telefoon aan het handsfree Bluetooth-systeem van uw autoradio mag om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling de volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd bij stilstaande auto en met aangezet contact.
Activeer de Bluetooth-functie van uw telefoon en zorg ervoor dat deze "zichtbaar is voor iedereen" (configuratie van de telefoon).
Procedure vanaf de telefoon
Selecteer de naam van het systeem in de lijst van gedetecteerde apparaten.
Procedure vanaf het systeem
Druk op de toets MENU .
Selecteer " Verbindingen ".
Bevestig met OK .
Selecteer " Extern apparaat zoeken via Bluetooth ".
Bevestig met OK .
Voltooien van de koppeling
Ongeacht of u de procedure vanaf de telefoon of die vanaf het systeem hebt gebruikt, moet u, om de koppeling te voltooien, de weergegeven code correct in het systeem en in uw telefoon invoeren en vervolgens bevestigen.
Mocht de koppeling niet gelukt zijn, dan kunt u het nogmaals proberen. Dit kan een onbeperkt aantal keren.
Op het scherm wordt een melding weergegeven ter bevestiging dat de koppeling is geslaagd.
Informatie en adviezen
Via het menu " Telefoon " hebt u onder andere toegang tot de volgende functies:
" Telefoonboek "*, " Logboek gesprekken ",
" Raadplegen van gekoppelde apparaten ".
Afhankelijk van het type telefoon kan het nodig zijn toestemming te geven voor de toegang van het systeem tot de verschillende functies.
Welke diensten beschikbaar zijn, is afhankelijk van het netwerk, de simkaart en de compatibiliteit van de gebruikte Bluetoothapparaten.
Bekijk de handleiding van uw telefoon en neem contact op met uw provider om te weten welke diensten voor u beschikbaar zijn.
Er wordt een venster geopend met de melding
"Bezig te zoeken".
Selecteer in de lijst van gedetecteerde randapparatuur de te koppelen telefoon. U kunt slechts één telefoon per keer koppelen.
Raadpleeg de website van het merk voor meer informatie (compatibiliteit, extra informatie, ...).
* Als uw telefoon volledig compatibel is.
.
487
Spacetourer-VP_nl_Chap10d_RD6_ed01-2016
488
Audio en telematica
Beheer van de verbindingen
De verbinding van de telefoon is automatisch geschikt voor de profielen handsfree set en streaming audio.
De mogelijkheid van het systeem om
één profiel te koppelen hangt af van de telefoon. Het is mogelijk dat standaard beide profielen worden verbonden.
Druk op MENU .
Selecteer " Verbindingen ".
Bevestig met OK .
Selecteer " Beheer Bluetoothverbindingen " en bevestig. De lijst van de gekoppelde telefoons wordt weergegeven.
Bevestig met OK .
Geeft aan dat een apparaat is verbonden.
Het cijfer geeft aan hoeveel profielen met het systeem zijn verbonden:
- 1 voor media of 1 voor telefoon.
- 2 voor media en telefoon.
Geeft aan dat het profiel streaming audio is verbonden.
Geeft aan dat het profiel handsfree telefoon is verbonden.
Selecteer een telefoon.
Bevestig met OK .
Vervolgens selecteert en bevestigt u:
- " Aansluiten telefoon "/" Telefoon afsluiten ": om alleen de telefoon of de handsfree set te verbinden/de verbinding ervan te verbreken.
- " Aansluiten mediaspeler "/" Mediaspeler afsluiten ": om alleen de streaming-verbinding te realiseren/te verbreken.
- " Aansluiten telefoon en mediaspeler "/" Telefoon + mediaspeler afsluiten ": om de telefoon (handsfree set en streaming) te verbinden/de verbinding ervan te verbreken.
- " Verbinding verwijderen ": om de koppeling ongedaan te maken.
Als u in het systeem een koppeling hebt ongedaan gemaakt, vergeet dan niet deze koppeling ook in uw telefoon ongedaan te maken.
Bevestig met OK .
Audio en telematica
Aannemen van een gesprek
Een binnenkomend gesprek wordt aangekondigd door een beltoon en de weergave van een bovenliggend venster op het scherm.
Selecteer met de toetsen het tabblad
" JA " op het scherm.
Bevestig met OK .
Bellen
Via het menu " Telefoon ".
Selecteer " Bellen ".
Selecteer " Nummer kiezen ".
Of
Selecteer " Telefoonboek ".
Of
Selecteer " Logboek ".
Druk op deze stuurwieltoets om het gesprek aan te nemen.
Bevestig met OK .
Houd een van deze toetsen langer dan twee seconden ingedrukt om het telefoonboek te openen. Vervolgens kunt u met de draaiknop door het telefoonboek scrollen.
Beëindigen van een gesprek
Via het menu " Telefoon ".
Selecteer " Ophangen ".
Bevestig met OK om het gesprek te beëindigen.
Druk tijdens een telefoongesprek langer dan twee seconden op een van deze toetsen.
Het systeem opent het telefoonboek van de telefoon (afhankelijk van de compatibiliteit) wanneer deze via
Bluetooth is verbonden.
U kunt vanaf bepaalde Bluetoothtelefoons een contact importeren naar het telefoonboek van de autoradio.
De op deze wijze geïmporteerde contacten worden opgeslagen in een telefoonboek dat u altijd kunt openen, ongeacht welke telefoon met het systeem is verbonden.
Het menu van het telefoonboek is niet beschikbaar zolang het telefoonboek leeg is.
.
489
Spacetourer-VP_nl_Chap10d_RD6_ed01-2016
490
Audio en telematica
Beheer van de gesprekken
Druk tijdens het gesprek op OK om naar het contextmenu te gaan.
Ophangen
Selecteer in het contextmenu
" Gespr. beëindigen " om het gesprek te beëindigen.
Bevestig met OK .
Doorschakelfunctie
In het contextmenu:
- vink " Doorschakelfunctie " aan om het gesprek via de telefoon voort te zetten (bijv.: om tijdens het uitstappen het gesprek te kunnen voortzetten).
- vink " Doorschakelfunctie " uit om het gesprek via de auto voort te zetten.
Uitschakelen van de microfoon
(de gesprekspartner kan dan niet meeluisteren)
In het contextmenu:
- vink " Micro OFF " aan om de microfoon uit te schakelen.
- vink " Micro OFF " uit om de microfoon weer in te schakelen.
Bevestig met OK .
Spraakserver
Selecteer in het contextmenu "
Toon
DTMF " en bevestig uw keuze om het digitale toetsenbord te kunnen gebruiken om door het menu van de interactieve spraakserver te surfen.
Bevestig met OK .
Bevestig met OK .
Als het contact is afgezet, wordt de Bluetoothverbinding automatisch weer tot stand gebracht als u in de auto stapt en wordt het geluid weer weergegeven via het systeem (afhankelijk van de specificaties van de telefoon).
In sommige gevallen moet u de doorschakelfunctie via de telefoon activeren.
Wisselgesprek
Selecteer in het contextmenu
" Verwisselen " en bevestig uw keuze om een in de wacht gezet gesprek weer voort te zetten.
Bevestig met OK .
Telefoonboek
Het systeem heeft, afhankelijk van de compatibiliteit van de telefoon en gedurende de Bluetooth-verbinding, toegang tot het telefoonboek van de telefoon.
Vanaf bepaalde typen gekoppelde
Bluetooth-telefoons kunt u contacten vanuit de telefoon opslaan in het geheugen van de autoradio.
De op deze manier geïmporteerde contacten worden opgeslagen in een telefoonboek dat, ongeacht welke telefoon is gekoppeld, vrij toegankelijk is.
Het menu van het telefoonboek is niet beschikbaar als het telefoonboek leeg is.
Houd SRC/TEL enige tijd ingedrukt om het telefoonboek te openen.
Audio en telematica
Selecteer " Telefoonboek " voor een overzicht van alle contacten.
Bevestig met OK .
Spraakherkenning
Dankzij deze functie kunt u de spraakherkenning van uw smartphone via het systeem gebruiken.
Starten van de spraakherkenning (afhankelijk van het type stuurkolomschakelaars):
Druk op MENU als u gegevens van contacten wilt veranderen, selecteer dan " Telefoon " en bevestig uw keuze.
Selecteer " Beheer index " en bevestig uw keuze.
U kunt kiezen uit:
- " Een bestand raadplegen ",
- " Een bestand verwijderen ",
- " Alle bestanden verwijderen ".
Houd het uiteinde van de lichtschakelaar enige tijd ingedrukt.
OF
Druk op deze toets.
Voor de spraakherkenning is een compatibele smartphone nodig die via
Bluetooth met de auto is verbonden.
.
491
Spacetourer-VP_nl_Chap10d_RD6_ed01-2016
Audio en telematica
Veelgestelde vragen
In de volgende tabel vindt u de antwoorden op de meest gestelde vragen over uw autoradio.
VRAAG
Na het afzetten van de motor wordt de radio na enkele minuten automatisch uitgeschakeld.
ANTWOORD
Als de motor is afgezet, blijft de radio nog werken zolang de laadtoestand van de accu dat toestaat.
Het automatisch uitschakelen duidt erop dat de eco-modus van de autoradio is geactiveerd om te voorkomen dat de accu van de auto ontladen raakt.
De melding "het audiosysteem is oververhit" verschijnt op het display.
Om het audiosysteem te beschermen tegen een te hoge omgevingstemperatuur, activeert de autoradio automatisch een thermische beveiliging die het geluidsvolume verlaagt of de CDspeler uitschakelt.
OPLOSSING
Start de motor om de accu op te laden.
Schakel het audiosysteem enkele minuten uit om het systeem te laten afkoelen.
492
Radio
VRAAG
Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen de verschillende geluidsbronnen (radio,
CD...).
ANTWOORD OPLOSSING
Voor een optimaal luistergenot kunt u de audio-instellingen (Volume,
Bass, Hoge tonen, Geluidseffect, Loudness) voor elke geluidsbron afzonderlijk instellen. Hierdoor kunnen bij het selecteren van een andere geluidsbron (radio, CD...) verschillen in de geluidskwaliteit hoorbaar zijn.
Controleer of de audio-instellingen (Volume,
Bass, Hoge tonen, Geluidseffect, Loudness) zijn afgestemd op de verschillende geluidsbronnen. Het is raadzaam de audiofuncties (Bass, Hoge tonen,
Balans V-A, Balans L-R) in de middelste stand te zetten, de geluidssfeer "Geen" te selecteren en de functie Loudness in de stand "Actief" te zetten als de
CD-speler is geselecteerd en in de stand "Inactief" te zetten als de radio is geselecteerd.
Audio en telematica
VRAAG ANTWOORD
De voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen
(geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...).
Het verkeerde golfbereik is geselecteerd.
OPLOSSING
Druk op de toets BAND AST om het golfbereik
(FM, FM2, DAB, AM) terug te vinden waarin de voorkeuzezenders zijn opgeslagen.
De functie TA
(verkeersinformatie) is ingeschakeld, maar ik krijg geen verkeersinformatie te horen.
De geselecteerde radiozender maakt geen deel uit van het regionale netwerk van zenders die verkeersinformatie uitzenden.
Stem af op een zender die wel verkeersinformatie uitzendt.
De ontvangstkwaliteit van de beluisterde radiozender neemt geleidelijk af of de voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen
(geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...).
De auto bevindt zich te ver van de zender van het beluisterde radiostation of er bevindt zich geen zender in het gebied waarin de auto zich bevindt.
De omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages enz.) veroorzaakt storingen in de ontvangst, ook als de RDS-functie is ingeschakeld.
De antenne is niet aanwezig of beschadigd (bijvoorbeeld in een wasstraat of ondergrondse parkeergarage).
Activeer de functie RDS om het systeem te laten controleren of er een sterkere zender in het gebied aanwezig is.
Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de autoradio.
Laat de antenne controleren door het netwerk van het Merk.
Het geluid van de radio valt
1 tot 2 seconden weg.
Het RDS zoekt tijdens deze korte onderbreking van het geluid naar een andere, sterkere zender voor een betere ontvangst van het radiostation.
Schakel de RDS-functie uit als dit verschijnsel zich te vaak en steeds op hetzelfde traject voordoet.
.
493
Spacetourer-VP_nl_Chap10d_RD6_ed01-2016
494
Audio en telematica
Media
VRAAG
De Bluetooth-verbinding wordt onderbroken.
ANTWOORD
Het laadniveau van de batterij van de randapparatuur is mogelijk te laag.
OPLOSSING
Laad de batterij van de randapparatuur op.
Op het scherm wordt de melding "Storing USBrandapparatuur" weergegeven.
De USB-stick wordt niet herkend.
De USB-stick is mogelijk defect.
Formateer de USB-stick opnieuw.
De CD wordt steeds uitgeworpen of kan niet worden afgespeeld door de
CD-speler.
De CD-speler levert een slechte geluidskwaliteit.
De CD is ondersteboven in de speler geplaatst, kan niet worden gelezen, bevat geen audiobestanden of bevat audiobestanden die niet door de autoradio gelezen kunnen worden.
De CD is voorzien van een beveiligingssysteem dat niet door de autoradio wordt herkend.
De gebruikte CD is gekrast of van slechte kwaliteit.
- Controleer of de CD met de juiste zijde boven in de speler is geplaatst.
- Controleer de staat van de CD: de CD kan niet worden gelezen als deze te veel is beschadigd.
- Controleer de inhoud van de CD als deze zelf is gebrand: raadpleeg de tips in de rubriek "Audio".
- De kwaliteit van sommige zelfgebrande CD's is onvoldoende om deze door de autoradio te laten afspelen.
Gebruik alleen CD's van goede kwaliteit en berg ze zorgvuldig op.
De audio-instellingen (bassen, hoge tonen, geluidseffecten) zijn niet op de CD afgestemd.
Zet het niveau van de bassen of de hoge tonen op 0, zonder een geluidseffect te selecteren.
De op een smartphone opgeslagen muziek kan niet worden afgespeeld via de USB-aansluiting.
Afhankelijk van het type smartphone moet de autoradio toestemming krijgen van de smartphone voor toegang tot de muziekbestanden.
Activeer handmatig het profiel MTP van de smartphone (menu USB-instellingen).
Audio en telematica
Telefoon
VRAAG
Ik heb geen toegang tot mijn voicemail.
ANTWOORD
Er zijn slechts weinig telefoons en providers die deze functionaliteit ondersteunen.
OPLOSSING
Bel uw voicemail via het telefoonmenu, gebruik het nummer dat u van uw provider hebt gekregen.
Ik kan mijn telefoonboek niet openen.
Het gesprek wordt onderbroken als ik in de auto stap.
Controleer of uw telefoon compatibel is.
U hebt tijdens de koppeling het systeem geen toestemming gegeven voor toegang tot het telefoonboek.
Geef het systeem toegang tot het telefoonboek van uw telefoon.
De doorschakelfunctie is ingeschakeld.
Vink de doorschakelfunctie uit om het gesprek over te schakelen op het systeem van de auto.
Het lukt niet om mijn telefoon via Bluetooth te koppelen.
De koppelingsprocedure kan afhankelijk van de telefoon (model, besturingssysteem) verschillen en bepaalde telefoons zijn niet compatibel.
Alvorens te proberen de telefoon te koppelen moet u vanaf het systeem de huidige koppeling met de telefoon EN vanaf de telefoon de koppeling met het systeem ongedaan maken om te zien of de telefoon compatibel is.
.
495
Spacetourer-VP_nl_Chap10d_RD6_ed01-2016
Trefwoordenregister
180° te openen ................................................79
180° zicht naar achteren ...............................255
A
Aanhanger.............................................194, 265
Aanhangergewichten ............................325, 326
Aanjager, regeling ......................................... 127
Aansluiten MirrorLink ............372, 374, 428, 430
Aansluiting 12V ............................................. 113
Aansluiting 230V ........................................... 114
ABS ...............................................................159
Accessoires...........................................199, 267
Accu ...................................... 266, 276, 316-320
Accucapaciteit ...............................................320
Accu laden .................................................... 318
Achterbank ................................95, 98, 101, 109
Achterdeuren ...............56, 58, 79, 80, 305, 306
Achterklep .......................... 56, 58, 81, 308, 309
Achterportieren ...............................................79
Achterruit openen ...........................................82
Achterruitverwarming ...........................132, 133
Achterstoel en -bank op rails ................ 101, 109
Achteruitrijcamera .........................................255
Achteruitrijcamera (op binnenspiegel) .........254
Achteruitrijlicht ..................................... 305, 308
Actieradius ......................................................40
Actieradius AdBlue ®
........................................33
Active Safety Brake.........................21, 239, 242
Adaptieve snelheidsregelaar ................223, 232
AdBlue ®
..................................... 24, 33, 278-280
Additief AdBlue .......................................24, 280
Afmetingen ....................................................323
Afstandsbediening ..................45-47, 49, 52-54,
Afstandsbediening, batterij .........51, 62, 63, 138
Afstandsbediening, batterij vervangen ..... 51, 62
Afstandsbediening synchroniseren .......... 51, 62
Afstellen van de koplamphoogte ..................153
AFU ...............................................................159
Afzetten van de motor ...................................195
Airbags ............................................22, 168, 176
Airbags vóór ..........................................169, 172
Airconditioning ................................ 11, 126, 129
Airconditioning, automatische ......................134
Airconditioning
(handbediend) .................... 125, 131, 134, 135
Airconditioning met gescheiden
regeling ............................................... 131, 135
Alarmknipperlichten ..............................158, 282
Alarmsysteem .................................................83
Algemeen menu ............................................477
Allesdragers ..................................................268
Allesdragers monteren .................................268
Antiblokkeersysteem (ABS) ..........................159
Antislipregeling .......................................23, 159
Apple ®
-speler ............................... 389, 445, 485
Armleuning vóór ..............................................91
ASR ...............................................................159
Audio-aansluitingen .............................. 113, 114
Audiokabel ........................................... 388, 444
Automatische airconditioning met
gescheiden regeling ...................................127
Automatische ruitenwissers ..................154, 155
Automatisch grootlicht ..................................152
Automatisch inschakelen
alarmknipperlichten ....................................158
Automatisch inschakelen
verlichting ................................... 144, 147, 148
Automatisch
noodremsysteem ...................21, 239, 241-243
Autoradio .........77, 148-150, 152, 153, 156, 216,
222, 241, 243, 245, 247, 250, 253, 260, 473
Autoradio, bedieningen aan
stuurkolom ..........................334, 422, 475, 476
AUX-aansluiting ........................... 388, 444, 484
B
Bagageafdekking .................................. 115, 118
Bagagenet ..................................................... 116
Bagagenet voor hoge belading............. 115, 116
Bagageruimte ..................................................81
Bagageruimte openen ........................45, 54, 81
Banden ............................................................ 11
Bandencompressor ......................................285
Banden, noodreparatie .................................285
Bandenreparatieset ......................................285
Bandenspanning ............. 11, 285, 290, 297, 327
Bandenspanning,
detectie ........................ 20, 258, 260, 290, 297
Bandenspanningscontrole (met set) .............285
Bandenspanning te laag (detectie) ...............258
Bandreparatieset ................................. 284, 285
Bekerhouder ................................................. 115
Beladen ................................................... 11, 268
496
Spacetourer-VP_nl_Chap11_index-alpha_ed01-2016
Bijvullen additief AdBlue ®
.............................280
Binnenspiegel ...............................................143
BlueHDi .................................... 29, 33, 204, 278
Bluetooth
(handsfree set)........... 396, 397, 452, 453, 487
Bluetooth (telefoon) ............... 396-398, 452-454
Bluetooth-telefoon met spraakherkenning ...491
Bluetooth-
verbinding ...370, 396-398, 426, 452-454, 488
Bochtverlichting, statisch ..............................150
Boordcomputer ......................................... 38-40
Boordgereedschap ...............................282, 284
Brake Assist System (BAS) ..................159, 243
Brandstof ................................................. 11, 263
Brandstofadditief ...................................275, 276
Brandstofaddititiefniveau ......................275, 276
Brandstofniveau ......................................18, 261
Brandstofniveaumeter ...................................261
Brandstofsysteem ontluchten .......................322
Brandstoftank ..........................................18, 261
Brandstoftankdop ..........................................261
Brandstof tanken ...................................261, 263
Brandstoftank (inhoud) .................................261
Brandstoftankklep .........................................261
Brandstoftank leeg (diesel) ...........................322
Brandstofverbruik ..................................... 11, 40
Buitenlandse reizen ......................................146
Buitenspiegels............... 132, 133, 141, 142, 249
C
CarPlay verbinding ...............................376, 432
CD ................................................ 388, 444, 484
CD MP3 ........................................ 388, 444, 484
CD-/MP3 -speler ...........................................484
Centrale vergrendeling .............................54, 56
CITROËN
Connect Box
...............................328
CITROËN Connect Nav ................................331
CITROËN Connect Radio ............................. 419
CITROËN Noodoproep gelocaliseerd ..........328
Claxon
...........................................................159
Connectiviteit ........................................368, 424
Contact ..................................197, 199, 400, 456
Contact aangezet ..........................................199
Controlelampjes .............................................. 15
Controles .......................................272, 276, 277
Trefwoordenregister
Dieselmotor ............ 19, 263, 272, 322, 325, 326
Digitale radio - DAB (Digital Audio
Broadcasting) .................... 386, 387, 442, 443
Dimlicht ...........................27, 144, 299, 301, 303
Display
instrumentenpaneel ............13, 14, 38, 39, 204
Dodehoekbewaking ..............................249, 251
Dodehoekdetectie ...........................................27
D
DAB (Digital Audio Broadcasting) - Digitale
radio ................... 386, 387, 442, 443, 480, 481
Dagrijverlichting .................... 144, 147, 299-301
Dagteller ..........................................................36
Dagteller resetten ...........................................36
Dashboardkastje ........................................... 111
Dashboardverlichting (dimmer) ......................37
Datum (instellen) .............................44, 410, 466
Datum instellen ...............................44, 410, 466
Derde remlicht ...................................... 306, 309
Diesel ............................................................263
E
Eco-modus ....................................................266
Eco-rijden (adviezen) ...................................... 11
Eendelige vaste bank ......................................95
Een lamp vervangen (achterdeuren) ............305
Een lamp vervangen (kofferklep)..................308
Electronic Brake Force Distribution (EBD) ...159
Electronic Stability Program
(ESC) .................................... 23, 159, 161, 162
Elektrisch bedienbare
schuifdeur .......................46, 52, 56, 58, 68-72
Elektrisch kinderslot .....................................190
Elektrisch verstelbare stoelen ........................90
Elektronische remdrukregelaar (REF) .........159
Elektronische sleutel .............................. 45, 200
Elektronisch gestuurde
versnellingsbak ........................ 11, 13, 14, 198,
Elektronisch Stabiliteits Programma
(ESP).....................................................23, 159
.
497
Spacetourer-VP_nl_Chap11_index-alpha_ed01-2016
Trefwoordenregister
ESP ...............................................................159
ESP/ASR .......................................................159
ESP (Elektronisch Stabiliteits
Programma) ..................................................23
ESP-systeem ..................................................23
Extra verwarming
....................................83, 137
F
Follow me home-verlichting ..............49, 59, 148
Frequentie (radio) ..................................385, 441
Functie snelweg
(richtingaanwijzers).....................................146
G
Gekoppeld navigatiesysteem ...... 360, 362, 364
Gereedschap ........................................285, 291
Gereedschapskist ................ 282, 284, 285, 291
Gevarendriehoek ..........................................282
Gewichten ............................................. 324-326
Gewichten, overzicht ............................325, 326
Gordel (lampje) .............................................166
Gordellampje .................................................166
Gordelverstelling ...........................................164
GPS ...............................................................356
Grip control ...................................................162
Grootlicht ........................ 27, 144, 299, 302, 303
Grootlichtassistent .................................. 27, 151
I
Identificatie auto............................................327
Identificatiegegevens ....................................327
Identificatieplaatjes constructeur .................327
Identificatie (stickers) ....................................327
Imperiaal .......................................................268
Indeling achter .............................................. 115
Individuele achterstoel(en) op rails .......105, 166
Instapverlichting ............................................149
Instellingen ...........402, 404, 406, 458, 460, 462
Instellingen van het systeem ................410, 466
Instrumentenpaneel .................................. 13, 14
Intelligente tractiecontrole ............................160
Interieurfilter ..................................................276
Interieurfilter (vervangen) .............................276
Interieurindeling .....................................111, 115
Interieur ontgrendelen ........................64, 69, 71
Interieurverlichting ................................ 119, 153
ISOFIX .................................................. 184-186
ISOFIX bevestigingen ...........................183, 186
ISOFIX kinderzitjes ............................... 184-186
H
Halogeenlampen ...................................299, 301
Handbediende schuifdeur.........................66, 67
Handgeschakelde versnellingsbak .......202, 215
Handgrepen .................................................. 115
Handopvoerpomp .........................................322
Handrem .........................................16, 201, 277
Handsfree-schuifdeur ............................... 75-78
Handsfree set ............... 396, 397, 452, 453, 487
Head-up display ............................218, 219, 240
Het opslaan van de snelheid ........................220
Hill Start Assist ..............................................202
Hoedenplank ................................................. 112
Hoofdsteunen verstellen ...........................91, 93
Hoofdsteunen vóór....................................91, 93
Hulpoproep ...........................................158, 328
Hulpoproep gelokaliseerd .............................328
J
Jack ...............................................114, 388, 444
Jack-aansluiting ................... 114, 388, 444, 484
Jack-kabel ............................................ 388, 444
498
Spacetourer-VP_nl_Chap11_index-alpha_ed01-2016
Trefwoordenregister
K
Kentekenplaatverlichting ..................... 306, 309
Keyless entry and start ................52, 54-56, 58,
Kilometerteller .................................................36
Kinderbeveiliging ..................................190, 191
Kinderbeveiliging achterportierruiten ........... 191
Kinderen .........................................181, 184-186
Kinderen (veiligheid) .....................................190
Kinderen
(veiligheidsvoorzieningen) ..........169, 173-175,
Kinderzitjes ............. 167, 173-175, 179-181, 189
Kinderzitjes (conventioneel) ..................179-181
Kledinghaak .................................................. 115
Klembeveiliging .............................................120
Kleurcode lak ................................................327
Klimaatregeling .....................................128, 136
Klokje (instellen) .............................. 44, 411, 467
Koelvloeistofniveau .................................29, 274
Koelvloeistoftemperatuur .......................... 17, 29
Koelvloeistoftemperatuurmeter ......................29
Kofferdeksel sluiten ........................................81
Koplampsproeiers .........................................156
Koplampsproeiervloeistofniveau ..........156, 275
Koplampverstelling .......................................153
Krik ................................................................291
L
Lampen (vervangen) ............ 298, 299, 305, 308
Lampen vervangen ............................. 298, 299,
Lampen (vervangen, referenties) .................298
Lane Departure Warning System
(LDWS) ........................................ 28, 245, 246
LCD-instrumentenpaneel tekst ....................... 13
Lekke band ....................................................285
Lendensteun .............................................88, 92
Lendensteun, verstelling .................................88
Lichtschakelaar .......................................28, 144
Lokaliseren van de auto ............................49, 59
Luchtfilter ......................................................276
Luchtfilter (vervangen) ..................................276
Luchtrecirculatie............................ 125, 127, 130
Luchttoevoer (bediening) .............. 125, 127, 130
Luchtverdeling...............................................127
Menu .................. 342, 344, 346, 348, 350, 352,
360, 362, 364, 368, 374, 376, 378, 380, 382,
390, 392, 394, 402, 404, 406, 424, 430, 432,
434, 436, 438, 446, 448, 450, 458, 460, 462
Menu's (audio) .......................................335, 423
Menustructuren display .............. 342, 344, 346,
348, 350, 352, 360, 362, 364, 368, 374,
376, 378, 380, 382, 390, 392, 394, 402,
404, 406, 424, 430, 432, 434, 436,
438, 446, 448, 450, 458, 460, 462
Milieu ........................................... 11, 51, 62, 138
Mistachterlicht .............................. 145, 305, 308
Mistlampen ....................................................299
Mistlampen vóór ................... 145, 150, 299, 304
Motorkap ....................................................... 271
Motorkap, openen ......................................... 271
Motorkapsteun .............................................. 271
Motorolie .......................................................273
Motorolieniveau, controle ...............................32
Motorolieniveaumeter .....................................32
Motorruimte ...................................................272
MP3 (CD) ......................................................484
Multifunctioneel display (met autoradio) .......477
M
Make-upspiegel ............................................ 111
Massagefunctie ...............................................92
Mat bevestigen .............................................. 110
Matrix-instrumentenpaneel
............................. 14
Matten ................................................... 110, 198
Mat verwijderen ............................................ 110
Meldingen............................................. 400, 456
.
499
Spacetourer-VP_nl_Chap11_index-alpha_ed01-2016
Trefwoordenregister
N
Navigatiesysteem ...342, 344, 346, 348, 350, 352
Niveaus controleren .............................. 273-275
Niveaus en controles .............................272-275
Noodbediening achterklep ..............................81
Noodbediening portieren ..........................50, 60
P
Panoramadak ................................................120
Parkeerhulp achter ...............................252, 253
Parkeerhulp achter met grafische
weergave en geluidssignalen .....................253
Parkeerhulp vóór ...........................................253
Parkeerlichten ...............144, 299-301, 305, 308
Passagiersairbag uitschakelen ............ 169, 176
Plafonnier achter ........................... 140, 307, 310
Plafonnier voor .............................. 140, 307, 310
Plafonniers .................................... 140, 307, 310
Plancher cabine ............................................324
Portieren .........................................................65
Portieren ontgrendelen .............................69, 71
Portieren openen ....... 45, 54, 65, 68, 69, 71, 80
Portieren sluiten ......... 54, 56, 65, 67, 70, 79, 80
Profielen ............................................... 408, 464
Programmeerbare verwarming ..............83, 137
Pyrotechnische gordelspanners ...................167
Remlampje ......................................................16
Remlichten ...........................305, 306, 308, 309
Remmen ............................................16, 20, 277
Remschijven..................................................277
Remvloeistofniveau ...................................... 274
Reservewiel ................. 258, 284, 291, 292, 297
Reservoir koplampsproeiers .........................275
Resetten
bandenspanningscontrolesysteem ............259
Richtingaanwijzers ...............................146, 299,
Rijadviezen ............................................192-194
Roetfilter ................................................275, 276
Ruitensproeier achter ...................................155
Ruitensproeierreservoir ................................275
Ruitensproeiers .............................................156
Ruitensproeiervloeistofniveau ..............156, 275
Ruitenwisser achter ..............................155, 156
Ruitenwisserbladen (vervangen) .......... 157, 269
Ruitenwissers .................................. 27, 154, 155
Ruitenwisserschakelaar ........................154, 155
O
Oliefilter .........................................................276
Oliefilter (vervangen) ....................................276
Olieniveau ...............................................32, 273
Oliepeilstok .............................................32, 273
Olieverbruik ...................................................273
Onderhoudscontroles ..................................... 11
Onderhoudsintervalindicator ....................29, 31
Onderhoudsintervalindicator resetten ............ 31
Ontdooien.............................................. 131, 142
Ontgrendelen ......................... 45, 46, 52, 54, 55
Ontwasemen ................................................. 131
Opbergnet ..................................................... 115
Opbergvak..............................................111, 112
Opbergvakken ..................................94, 111, 112
Opbergvakken portieren ............................... 112
Opschakelindicator .......................................204
R
Radio ....................384, 388, 440, 444, 478, 479
Radio Media .........378, 380, 382, 434, 436, 438
Radiozender ......................... 384, 385, 440, 441
RDS .......................................................385, 441
Regelmatig onderhoud ................................... 11
Regeneratie roetfilter ....................................276
Remblokken ..................................................277
S
Schakelaar koplampverstelling .....................153
Schakelen automatische versnellingsbak ....205
Schakelen elektronisch bediende
versnellingsbak ..........................................203
500
Spacetourer-VP_nl_Chap11_index-alpha_ed01-2016
Trefwoordenregister
Schakel sneeuwketting .................................264
SCR (Selective Catalytic Reduction) ............278
SCR-systeem ..........................................25, 278
Selectiehendel .............................................. 210
Selectiehendel elektronisch gestuurde
versnellingsbak ...........................................277
Serienummer auto ........................................327
Service ............................................................26
Service (verklikkerlampje) ..............................26
Sfeerverlichting .............................................153
Sierdeel .........................................................297
Signalering onoplettendheid ................. 247, 248
Sjorogen ........................................................ 115
Sleepoog .......................................................320
Slepen van een auto .............................320, 321
Sleutel ................................... 45-47, 63, 65, 195
Sleutel met afstandsbediening ... 47, 56, 195, 201
SMS .......................................................401, 457
Sneeuwkettingen ................................. 258, 264
Snelheidsbegrenzer ..................... 220, 223, 225
Snelheidslimietherkenning ..................221, 222,
Snelheidsregelaar ........ 220, 223, 228, 229, 233
Snelheidsregeling met
snelheidslimietherkenning ..........................223
Soort lamp .....................................................298
Spaarfase ......................................................266
Spraakcommando's .............................. 336-341
Sproeiers, verwarmd ............................ 131, 157
Startblokkering, elektronische ....49, 59, 63, 201
Starten van de auto...... 198, 200, 202, 205, 210
Starten van de motor ....................................195
Stickers ...................................................10, 109
Stilzetten van de auto .......... 198, 200, 205, 210
Stoelen verstellen ..................................... 87, 90
Stoelverwarming .......................................91, 94
Stoelverwarming, schakelaars .................91, 94
Stop & Start ........................ 20, 27, 40, 131, 134,
214, 216, 261, 271, 276, 316, 319
Stop (verklikkerlampje) ...................................16
Streaming audio Bluetooth .......... 388, 444, 485
Stuurbekrachtigingsvloeistofniveau ............. 274
Stuurslot ............................................49, 59, 201
Stuurverstelling ...............................................87
Stuurwiel (verstellen) ......................................87
Supervergrendeling ........................... 48, 53, 58
Synchroniseren afstandsbediening .......... 51, 62
T
Tafelstand ........................................................89
Tafeltjes ......................................................... 112
Tankbeveiliging .............................................262
Technische gegevens ...........................325, 326
Telefoon ...................... 390, 392, 394, 396-401,
446, 448, 450, 452-457, 487, 488, 490
Teller .......................................................... 13, 14
Temperatuurregeling.....................................127
Tijd instellen .................................... 44, 411, 467
TMC (verkeersinformatie) .............................357
Toegang AdBlue-tank ...................................280
Toegang tot het reservewiel .........................292
Toerenteller ............................................... 13, 14
Touchscreen ................. 37, 41, 42, 77, 148-150,
152, 153, 156, 216, 222, 232, 241, 243,
246, 247, 251, 253, 260, 331, 419
Trekhaak ...............................................194, 265
Tweepersoons voorbank ........................93, 165
Tweezitsbank vóór ..........................................94
U
Uitschakelen ESP ......................................... 161
Urgence-oproep ....................................158, 328
USB ...............................................113, 388, 444
USB-aansluiting ................... 113, 388, 444, 482
V
Vaste achterstoel en -bank .....................98, 109
Veiligheidsgordels ......... 164, 166, 167, 179, 180
Veiligheidsgordels achter .............................165
Veiligheidsvoorzieningen
voor kinderen ..............................169, 173-175,
Ventilatie ......................... 11, 125, 130, 134, 135
Vergrendelen................................. 47, 52, 56, 63
Vergrendeling van binnenuit ...........................64
Verkeersinformatie (TA) ................................479
Verkeersinformatie (TMC) ............................357
Verklikkerlampje geopend portier...................18
Verklikkerlampje SCR-systeem ......................25
Verklikkerlampje service .................................26
Verklikkerlampje stop ......................................16
Verklikkerlampje voorgloeien (diesel) ............19
Verklikkerlampjes ............................................15
Verlichting ...............................................28, 144
Versnellingsbak, automatische .......... 11, 13, 14,
.
501
Spacetourer-VP_nl_Chap11_index-alpha_ed01-2016
Trefwoordenregister
Versnellingsbak,
handgeschakeld ................ 11, 13, 14, 19, 202,
Versnellingshendel ......................................... 11
Verversen ......................................................273
Vervuiling van het roetfilter (diesel) ..............276
Verwarmde bank .............................................94
Verwarming .............................. 11, 125, 134-137
Voorruitverwarming .............................. 131, 157
Voorstoelen .........................................87, 89, 90
X
Xenonlampen ....................................... 299, 303
W
Waarschuwing bij kans op aanrijding ... 241, 243
Waarschuwing geopend bestuurdersportier .....65
Waarschuwing kans op aanrijding
(ARC) ............................................21, 239, 240
Waarschuwing oplettendheid
bestuurder........................................... 247, 248
Waarschuwing rijtijd .............................. 247, 248
Waarschuwingslampjes ..................................15
Waarschuwingssignaal sleutel in contact ....197
Waarschuwing vergeten verlichting .............146
Wegklapbare verschuifbare tafel .................. 121
Wiel demonteren ...........................................294
Wiel monteren ...............................................294
Wiel verwisselen ...........................................291
Wifi-netwerkverbinding ......................... 371, 427
Window-airbags .................................... 171, 172
Z
Zaklamp ........................................................ 119
Zekeringen .....................................311, 312, 315
Zekeringentabel .............................311, 312, 315
Zekeringen vervangen ...................311, 312, 315
Zekeringkast motorruimte ............................. 315
Zelfdiagnosesysteem motor ...........................19
Zij-airbags ............................................. 170, 172
Zijknipperlicht ................................................300
Zijruiten achter ...................................... 115, 118
Zijschuifruit .................................................... 118
Zonneklep ..................................................... 111
Zonnescherm (panoramadak) ......................120
Zonwering ............................................. 115, 118
Zuinig rijden .................................................... 11
502
Spacetourer-VP_nl_Chap11_index-alpha_ed01-2016
Spacetourer-VP_nl_Chap11_index-alpha_ed01-2016
503
504
Spacetourer-VP_nl_Chap11_index-alpha_ed01-2016
Op verschillende plaatsen in uw auto zijn stickers aangebracht. Ze bevatten veiligheidswaarschuwingen en
informatie over de identificatie van uw auto. Verwijder ze
niet: ze horen namelijk bij de auto.
Automobiles CITROËN verklaart dat, door toepassing van de voorschriften in de Europese regelgeving
(Richtlijn 2000/53) met betrekking tot autowrakken, wordt voldaan aan de in deze richtlijn gestelde doelen en dat recycleerbare materialen worden gebruikt voor de fabricage van producten die door haar worden verkocht.
Reproductie of vertaling van dit document, zelfs gedeeltelijk, is verboden zonder schriftelijke toestemming van Automobiles CITROËN.
Neem voor alle werkzaamheden aan uw auto contact op
met een gekwalificeerde werkplaats die beschikt over de
juiste technische informatie, vakkennis en apparatuur. Het
CITROËN-netwerk is in staat u dit te bieden.
Belangrijke informatie:
- Het monteren van elektrische uitrustingen of accessoires die niet onder een artikelnummer in het assortiment van
Automobiles CITROËN voorkomen, kan storingen in het elektronische systeem van uw auto veroorzaken. Ga naar het CITROËN-netwerk voor meer informatie over het aanbod aan accessoires met een artikelnummer.
- Uit veiligheidsoverwegingen is toegang tot de diagnoseaansluiting, die is gekoppeld aan de elektronische systemen in de auto, uitsluitend voorbehouden aan het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats
waar de beschikking is over geschikt gereedschap (kans op storingen in de elektronische systemen die kunnen leiden tot pech of ernstige ongevallen). De fabrikant kan niet aansprakelijk worden gesteld als deze aanwijzing niet wordt opgevolgd.
- Wijzigingen of aanpassingen die niet door Automobiles
CITROËN zijn voorzien of toegestaan, of die niet volgens de technische voorschriften van de fabrikant zijn uitgevoerd, leiden tot het vervallen van de wettelijke en contractuele garanties.
4DconcepT
DiaDeiS interak
Gedrukt in de EU
Néerlandais
03-16
Spacetourer-VP_nl_Chap00_couv-imprimeur_Fin_ed01-2016
*16K0C.0070*
Néerlandais
16K0C.0070
Spacetourer-VP_nl_Chap00_couv-imprimeur_Fin_ed01-2016
SpaceTourer
AANVULLING MET BETREKKING TOT DE KINDERZITJES
ERRATUM
Symbolen
Deze symbolen wijzen op de specifieke kenmerken van uw type auto:
Business
Feel
Shine
Business Lounge
Dit document bevat de laatste updates van het instructieboekje van uw auto.
Deze informatie vormt een aanvulling op het instructieboekje of vervangt een gedeelte hiervan.
Raadpleeg eerst het instructieboekje van uw auto.
Bevestiging kinderzitjes met de veiligheidsgordel
Conform de Europese wetgeving geeft het overzicht de mogelijkheden weer met betrekking tot het bevestigen, met een veiligheidsgordel, van een universeel gehomologeerd kinderzitje, gerangschikt naar gewicht van het kind en de plaats in de auto.
Veiligheid
1 e zitrij
(c)
2 e zitrij
3 e zitrij
Zitplaatsen
Individuele voorpassagiersstoel
Tweezitsbank, buitenste zitplaats
Tweezitsbank, middelste zitplaats
met passagiersairbag uitgeschakeld " OFF "
met passagiersairbag ingeschakeld " "
met passagiersairbag uitgeschakeld " OFF "
met passagiersairbag ingeschakeld " "
met passagiersairbag uitgeschakeld " OFF "
met passagiersairbag ingeschakeld " "
Zitplaats achter de bestuurder
Minder dan 13 kg
(Groep 0 (b) en 0+)
Tot ongeveer 1 jaar
Gewicht van het kind en leeftijdsindicatie
Van 9 tot 18 kg
(Groep 1)
Van 1 tot ongeveer 3 jaar
Van 15 tot 25 kg
(Groep 2)
Van 3 tot ongeveer 6 jaar
Van 22 tot 36 kg
(Groep 3)
Van 6 tot ongeveer 10 jaar
U U U U
X
X
X
U
X
U
UF
X
X
U
UF
U
UF
X
X
U
UF
U
UF
X
X
U
U
UF
Middelste zitplaats U U U U
Zitplaats achter de passagier
Buitenste zitplaatsen
Middelste zitplaats
Buitenste zitplaats rechts
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
5
3
4
Veiligheid
1 e zitrij
(c)
2 e zitrij
(d)
3 e zitrij
(d)
Zitplaatsen
Individuele elektrisch verstelbare voorpassagiersstoel
met passagiersairbag uitgeschakeld " OFF "
met passagiersairbag ingeschakeld " "
Passagiersstoel zonder hoogteverstelling
met passagiersairbag uitgeschakeld " OFF "
met passagiersairbag ingeschakeld " "
Minder dan 13 kg
(Groep 0 (b) en 0+)
Tot ongeveer 1 jaar
Gewicht van het kind en leeftijdsindicatie
Van 9 tot 18 kg
(Groep 1)
Van 1 tot ongeveer 3 jaar
Van 15 tot 25 kg
(Groep 2)
Van 3 tot ongeveer 6 jaar
Van 22 tot 36 kg
(Groep 3)
Van 6 tot ongeveer 10 jaar
U U U U
X
U
X
UF
U
UF
UF
U
UF
UF
U
UF
Zitplaats achter de bestuurder U U U U
Middelste zitplaats
Zitplaats achter de voorpassagier
U
U
U
U
U
U
U
U
Buitenste zitplaatsen
Middelste zitplaats
Buitenste zitplaats rechts
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
Veiligheid
1 e zitrij
(c)
2 e zitrij
(d)
3 e zitrij
(d)
Zitplaatsen
Individuele elektrisch verstelbare voorpassagiersstoel
met passagiersairbag uitgeschakeld " OFF "
met passagiersairbag ingeschakeld " "
Minder dan 13 kg
(Groep 0 (b) en 0+)
Tot ongeveer 1 jaar
Gewicht van het kind en leeftijdsindicatie
Van 9 tot 18 kg
(Groep 1)
Van 1 tot ongeveer 3 jaar
Van 15 tot 25 kg
(Groep 2)
Van 3 tot ongeveer 6 jaar
Van 22 tot 36 kg
(Groep 3)
Van 6 tot ongeveer 10 jaar
U U U U
X UF UF UF
Zitplaats achter de bestuurder U U U U
Middelste zitplaats (e)
Zitplaats achter de voorpassagier
U
U
U
U
U
U
U
U
Buitenste zitplaatsen
Middelste zitplaats (e)
Buitenste zitplaats rechts
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
5
5
6
Veiligheid
Symbolen
(a) Universeel kinderzitje: kinderzitje dat in alle auto's kan worden bevestigd met behulp van de veiligheidsgordel.
(b) Groep 0: vanaf de geboorte tot 10 kg.
Reiswiegen en "autobedjes" mogen niet op de passagierszitplaats(en) vóór of op de zitplaatsen van de 3 e zitrij worden bevestigd.
(c) Raadpleeg de wetgeving in uw land alvorens een kinderzitje op deze plaats te bevestigen.
(d) Als u een kinderzitje met de rug of met het gezicht in de rijrichting op de zitplaats achter bevestigt, schuif dan de voorstoel naar voren en zet vervolgens de rugleuning rechtop om voldoende ruimte over te laten voor het kinderzitje en de benen van het kind.
(e) Het kinderzitje kan op de middelste zitplaats worden bevestigd, maar dan kunnen de buitenste zitplaatsen niet worden gebruikt.
U : Zitplaats geschikt voor de bevestiging van een universeel gehomologeerd kinderzitje met een veiligheidsgordel, zowel met de
"rug in de rijrichting" als met het "gezicht in de rijrichting".
UF Zitplaats geschikt voor de bevestiging van een universeel gehomologeerd kinderzitje met een veiligheidsgordel, met het "gezicht in de rijrichting".
X Zitplaats die niet geschikt is voor het plaatsen van een kinderzitje uit de aangegeven gewichtscategorie.
Vergeet niet de hoofdsteun weer te bevestigen nadat het kinderzitje weer is verwijderd.
Veiligheid
Door CITROËN aanbevolen kinderzitjes
CITROËN levert een reeks kinderzitjes met artikelnummer die met een driepuntsveiligheidsgordel kunnen worden vastgemaakt.
Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg Groep 2 en 3: 15 - 36 kg
L1
"RÖMER Baby-Safe Plus"
Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst.
L5
"RÖMER KIDFIX XP"
Kan aan de ISOFIX-verankeringen van de auto worden bevestigd.
Het kind wordt beschermd door de veiligheidsgordel.
L6
"BOOSTER GRACO"
Het kind wordt beschermd door de veiligheidsgordel.
5
7
8
Veiligheid
Zitplaatsen geschikt voor ISOFIX-kinderzitjes
Overeenkomstig de Europese wetgeving geeft het overzicht de mogelijkheden aan voor het bevestigen van een ISOFIX-kinderzitje op een plaats in de auto voorzien van ISOFIX-bevestigingen.
Bij universele en semi-universele ISOFIX-kinderzitjes wordt de ISOFIX-maat op het kinderzitje naast het ISOFIX-logo aangegeven met een letter
( A t/m G ).
Veiligheid
1 e zitrij
(a)
Type ISOFIX-kinderzitje
ISOFIX-maat
Individuele passagiersstoel of tweezitsbank
met passagiersairbag uitgeschakeld
" OFF "
met passagiersairbag ingeschakeld " ON "
Zitplaats achter de bestuurder
2 e zitrij Middelste zitplaats
Zitplaats achter de voorpassagier
Buitenste zitplaats links
3 e zitrij Middelste zitplaats
Buitenste zitplaats rechts
Tot 10 kg
(groep 0)
Tot ca. 6 maanden
Reiswieg (1)
F G
X
X
X
X
X
X
IL (1-3)
IL (1-3)
IL (1-3)
Gewicht van het kind / leeftijdsindicatie
Tot 10 kg
(groep 0)
Tot 13 kg
(groep 0+)
Tot ca. 1 jaar
Van 9 tot 18 kg (groep 1)
Van 1 tot ca. 3 jaar
"rug in de rijrichting"
C D E
"rug in de rijrichting"
C D
"gezicht in de rijrichting"
A B B1
IL
IL
IL
(2)
(2)
(2)
X
X
X
Geen ISOFIX
Geen ISOFIX
IL
IL
IL
IL
IL
IL
(2)
(2)
(2)
X
X
X
IUF, IL
IUF, IL
IUF, IL
IUF, IL
IUF, IL
IUF, IL
5
9
10
Veiligheid
1 e zitrij
(a)
Type ISOFIX-kinderzitje
ISOFIX-maat
Vaste ndividuele of elektrisch verstelbare passagiersstoel
met passagiersairbag uitgeschakeld
" OFF "
met passagiersairbag ingeschakeld " ON "
Zitplaats achter de bestuurder
2 e zitrij
3 e zitrij
Middelste zitplaats
Zitplaats achter de voorpassagier
Buitenste zitplaats links
Middelste zitplaats
Buitenste zitplaats rechts
Tot 10 kg
(groep 0)
Tot ca.
6 maanden
Reiswieg (1)
F G
IL
IL
IL
IL (1-4)
IL (1-4)
IL (1-4)
Gewicht van het kind / leeftijdsindicatie
Tot 10 kg
(groep 0)
Tot 13 kg
(groep 0+)
Tot ca. 1 jaar
Van 9 tot 18 kg (groep 1)
Van 1 tot ca. 3 jaar
"rug in de rijrichting" "rug in de rijrichting" "gezicht in de rijrichting"
C D E C D A B B1
X
X
X
IL
IL
IL
IL (4)
IL (4)
IL (4)
Geen ISOFIX
Geen ISOFIX
X
X
X
IL
IL
IL
IL (4)
IL (4)
IL (4)
IUF, IL
IUF, IL
IUF, IL
IUF, IL
IUF, IL
IUF, IL
Veiligheid
1 e zitrij
(a)
Type ISOFIX-kinderzitje
ISOFIX-maat
Passagiersstoel
met passagiersairbag uitgeschakeld
" OFF "
met passagiersairbag ingeschakeld " ON "
Zitplaats achter de bestuurder
2 e zitrij
Middelste zitplaats (b)
Zitplaats achter de voorpassagier
Zitplaats achter de bestuurder
Middelste zitplaats
Zitplaats achter de voorpassagier
Tot 10 kg
(groep 0)
Tot ca. 6 maanden
Reiswieg (1)
F G
X
X
X
IL (1-5)
IL (1-5)
IL (1-5)
IL (5)
IL (5)
IL (5)
Gewicht van het kind / leeftijdsindicatie
Tot 10 kg
(groep 0)
Tot 13 kg
(groep 0+)
Tot ca. 1 jaar
Van 9 tot 18 kg (groep 1)
Van 1 tot ca. 3 jaar
"rug in de rijrichting" "rug in de rijrichting" "gezicht in de rijrichting"
C D E C D A B B1
IL
IL
IL
IL
IL
IL
Geen ISOFIX
Geen ISOFIX
IL (5)
IL (5)
IL (5)
IL
IL
IL
IL
IL
IL
IUF, IL
IUF, IL
IUF, IL
IUF, IL
IUF, IL
IUF, IL
5
11
12
Rijden
3 e zitrij
Type ISOFIX-kinderzitje
ISOFIX-maat
Buitenste zitplaats links
Middelste zitplaats (b)
Buitenste zitplaats rechts
Buitenste zitplaats links
Middelste zitplaats
Buitenste zitplaats rechts
Tot 10 kg
(groep 0)
Tot ca. 6 maanden
Reiswieg (1)
F G
X
X
X
IL (1-4)
IL (1-4)
IL (1-4)
Gewicht van het kind / leeftijdsindicatie
Tot 10 kg
(groep 0)
Tot 13 kg
(groep 0+)
Tot c a. 1 jaar
Van 9 tot 18 kg (groep 1)
Van 1 tot ca. 3 jaar
"rug in de rijrichting" "rug in de rijrichting" "gezicht in de rijrichting"
C D E C D A B B1
IL (4) IL IL (4) IUF, IL
X
X
X
IL (4)
IL (4)
IL
IL
IL
(4)
(4)
(4)
IL
IL
X
X
X
IL (4)
IL (4)
IL (4)
IL
IL
(4)
(4)
IUF, IL
IUF, IL
IUF, IL
IUF, IL
IUF, IL
Veiligheid
Symbolen
(a) Raadpleeg de wetgeving in uw land alvorens een kinderzitje op deze zitplaats te bevestigen.
(b) Als een kinderzitje op de middelste zitplaats is bevestigd, kunnen de buitenste zitplaatsen niet worden gebruikt.
IUF Zitplaats geschikt voor de bevestiging van een universeel gehomologeerd ISOFIX- kinderzitje met het gezicht in de rijrichting en een bovenste riem.
IL Zitplaats geschikt voor de bevestiging van een semi-universeel gehomologeerd
ISOFIX-kinderzitje:
- rug in de rijrichting voorzien van een bovenste riem of een steun,
- gezicht in de rijrichting voorzien van een steun,
- reiswieg voorzien van een bovenste riem of een steun.
X Zitplaats die niet geschikt is voor een kinderzitje of ISOFIX-reiswieg voor de aangegeven gewichtscategorie.
(1) Als een reiswieg op deze zitplaats is bevestigd, kunnen één of beide andere zitplaatsen van dezelfde zitrij mogelijk niet meer worden gebruikt.
(2) Uitsluitend geschikt voor bevestiging achter de bestuurdersstoel.
(3) Uitsluitend geschikt voor bevestiging achter de bestuurdersstoel bij uitvoeringen met individuele passagiersstoel.
(4) De zitplaats van de 2 e zitrij moet zo zijn afgesteld dat het kind op de 3 e zitrij de zitplaats ervoor niet raakt.
(5) De voorstoel moet zo zijn afgesteld dat het kind op de 2 e zitrij de stoel niet raakt.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de ISOFIXbevestigingen en in het bijzonder de bovenste riem.
Plaats de hoofdsteun terug zodra het kinderzitje is verwijderd.
5
13
Veiligheid
Door CITROËN aanbevolen ISOFIX-kinderzitjes
Het CITROËN-netwerk levert een gamma ISOFIX-kinderzitjes. Deze kinderzitjes, die zijn voorzien van een onderdeelnummer, zijn goedgekeurd voor gebruik in uw auto.
Raadpleeg ook de montagehandleiding van de fabrikant van het kinderzitje voor meer informatie over het plaatsen en verwijderen van het zitje.
"RÖMER Baby-Safe Plus" met ISOFIX-basis
(lengtecategorie: E )
Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg
"RÖMER Duo Plus ISOFIX"
(lengtecategorie: B1 )
Groep 1: van 9 tot 18 kg
14
Dit zitje dient te worden geplaatst met de rug in de rijrichting met behulp van een ISOFIXbasis, die wordt bevestigd aan de ringen A .
De basis is voorzien van een in hoogte verstelbare steun die op de vloer van de auto rust.
Dit kinderzitje kan ook worden bevestigd met een veiligheidsgordel. In dat geval wordt het zitje zonder basis met de driepuntsgordel op de zitplaats van de auto bevestigd.
Dit zitje wordt uitsluitend met het gezicht in de rijrichting geplaatst.
Het wordt verankerd aan de ringen A en, met de bovenste riem, aan de ring , de TOP
TETHER.
Drie standen: rechtop, ruststand en ligstand.
Dit kinderzitje kan ook worden gebruikt op zitplaatsen die niet zijn voorzien van ISOFIXbevestigingspunten. In dat geval moet het zitje met de driepuntsveiligheidsgordel op de stoel van de auto worden bevestigd. Stel de voorstoel zo af dat de voeten van het kind de rugleuning niet kunnen raken.
Waarschuwing kans op aanrijding en
Active Safety Brake
Rijden
Werkingsvoorwaarden
Het systeem Waarschuwing kans op aanrijding werkt:
- bij een van een kentekenplaat voorzien voertuig dat in dezelfde rijrichting rijdt of staat,
- als de wagensnelheid minimaal 7 km/h is (de functie wordt uitgeschakeld als de snelheid daalt tot 5 km/h).
Het systeem Waarschuwing kans op aanrijding waarschuwt de bestuurder wanneer er een risico bestaat op een aanrijding met een voorligger of een voetganger op de rijstrook.
Het systeem Active Safety Brake treedt in werking wanneer de bestuurder, na de waarschuwing, niet snel genoeg reageert en niet remt.
Dit systeem helpt, zonder ingrijpen van de bestuurder, een aanrijding te voorkomen of de zwaarte van de aanrijding te beperken door de snelheid van de auto te verminderen.
Deze systemen maken gebruik van een radar in de voorbumper en een camera boven aan de voorruit.
Deze systeem zijn ontwikkeld om de veiligheid te verbeteren.
De bestuurder moet zelf altijd het verkeer in de gaten blijven houden en zich aan de verkeersregels houden.
Deze systemen zijn een hulpmiddel voor de bestuurder die desondanks waakzaam moet blijven.
Het systeem Active Safety Brake werkt:
- wanneer de wagensnelheid tussen 5 en
140 km/h ligt bij rijdende voertuigen,
- wanneer de wagensnelheid lager is dan
80 km/h bij stilstaande voertuigen,
- wanneer de wagensnelheid lager is dan
60 km/h bij een voetganger,
- indien de passagiers hun veiligheidsgordel hebben omgedaan,
- indien de auto niet snel accelereert,
- indien de auto geen scherpe bocht maakt,
6
15
16
Rijden
Het systeem Active Safety Brake werkt niet:
- als de voorbumper van de auto is beschadigd,
- binnen 10 seconden na de laatste keer dat het systeem in werking is getreden,
- bij een storing in het elektronische stabiliteitsprogramma.
Na een aanrijding wordt de functie automatisch uitgeschakeld. Neem contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Werkingslimieten
In de volgende gevallen is het raadzaam de functie uit te schakelen via het configuratiemenu van de auto:
- bij een schok op de voorruit ter hoogte van de detectiecamera,
- als de auto een aanhanger of caravan trekt,
- als lading op de imperiaal boven de voorruit uitsteekt (bijvoorbeeld een ladder),
- als de auto wordt gesleept bij draaiende motor,
- als het noodreservewiel (indien aanwezig) is gemonteerd,
- als de auto tijdens onderhoud in de werkplaats op een rollenbank wordt getest,
- als de auto in een automatische wasstraat wordt gewassen,
- als de remlichten niet werken.
Waarschuwing kans op aanrijding
Afhankelijk van de door het systeem gedetecteerde kans op een aanrijding en de geselecteerde stand voor de waarschuwing kunnen meerdere waarschuwingsniveaus worden geactiveerd en weergegeven op het instrumentenpaneel.
Deze informatie wordt tevens weergegeven op het head-up display.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het head-up display .
Niveau 1 : waarschuwing door middel van visuele signalen die aangeeft dat de afstand tot de voorligger zeer klein is.
Wanneer de auto de voorligger nadert, wordt een melding weergegeven om de bestuurder aan te sporen op te letten.
Dit waarschuwingsniveau is gebaseerd op de afstand in tijd tussen uw auto en de voorligger.
Rijden
Niveau 2 : waarschuwing door middel van visuele signalen en geluidssignalen die aangeeft dat een aanrijding dreigt.
Er wordt een melding weergegeven om de bestuurder aan te sporen te remmen.
Dit waarschuwingsniveau is gebaseerd op de tijd vóór de aanrijding. Daarbij wordt rekening gehouden met de beweging van de auto, de snelheid van uw auto en die van de voorligger, de weersomstandigheden, de rijomstandigheden (in een bocht, intrappen van pedalen enz.) zodat de waarschuwing op het meest geschikte moment wordt geactiveerd.
Als uw auto een voorligger te snel nadert, wordt het eerste waarschuwingsniveau mogelijk niet weergegeven: in dat geval wordt waarschuwingsniveau 2 direct weergegeven.
Bovendien wordt waarschuwingsniveau
1 nooit weergegeven als de stand
" Dichtb.
" is geselecteerd.
Slechte weersomstandigheden (zeer zware regenval, opgehoopte sneeuw voor de radar en de camera) kunnen de werking van het systeem verstoren.
In dat geval wordt een storingsmelding weergegeven. De functie is niet beschikbaar zolang deze melding wordt weergegeven.
Instellen van de stand voor de activering van de waarschuwing
De stand voor de activering van de waarschuwing is bepalend voor de manier waarop u wordt gewaarschuwd voor een rijdende of stilstaande voorligger, of een voetganger op uw rijstrook.
U kunt uit drie standen kiezen:
- " " om vroeg gewaarschuwd te worden
(voorzichtige rijstijl).
- " ".
- " " om later gewaarschuwd te worden.
Met autoradio
Open het menu " Persoonlijke instelling - configuratie " en activeer/deactiveer " Autom. noodremfunctie ".
Stel vervolgens het waarschuwingsniveau in.
Met touchscreen
Open het configuratiemenu van de auto en activeer/deactiveer " Waarschuwing kans op aanrijding en automatisch remmen ".
Stel vervolgens het waarschuwingsniveau in.
Druk op " Bevestigen " om de wijziging op te slaan.
6
17
18
Rijden
Active Safety Brake
Dit systeem, ook wel automatisch noodremsysteem genoemd, is bedoeld om de snelheid van de aanrijding te beperken of de frontale aanrijding met de voorligger te voorkomen (bij snelheden tussen 5 km/h en
140 km/h) wanneer de bestuurder niet ingrijpt.
Op basis van informatie van de radar en de camera activeert het systeem de remmen van de auto.
Als de radar en de camera de aanwezigheid van een voertuig of een voetganger hebben bevestigd, knippert dit verklikkerlampje als het systeem wordt geactiveerd.
Belangrijk : als het automatische noodremsysteem in werking treedt, moet u de controle over uw auto weer overnemen door met het rempedaal te en zo de automatische remactie aan te vullen en te voltooien.
De bestuurder kan op elk gewenst moment de controle over de auto weer overnemen door een ferme stuurbeweging te maken en/of het gaspedaal in te trappen.
Het activeren van het remmen kan worden aangepast aan het rijgedrag van de bestuurder, zoals bewegingen van het stuur of het intrappen of loslaten van het gaspedaal.
Als het automatische noodremsysteem niet is ingeschakeld, wordt u hiervoor gewaarschuwd door het permanent branden van dit verklikkerlampje in combinatie met een melding.
Als het systeem in werking is, kunnen er lichte trillingen voelbaar zijn in het rempedaal.
Als de auto volledig tot stilstand is gekomen, blijven de remmen automatisch 1 tot 2 seconden geactiveerd.
Bij auto's met een handgeschakelde versnellingsbak kan de motor afslaan als de auto door het automatische noodremsysteem tot stilstand wordt gebracht.
Bij auto's met een automatische transmissie begint de auto weer te rijden nadat hij door het automatische noodremsysteem tot stilstand is gebracht. Trap het rempedaal in als u dit wilt voorkomen.
Intelligente noodremassistentie
(AFUi)
Wanneer de bestuurder onvoldoende afremt om de aanrijding te voorkomen, zorgt het systeem voor voldoende remkracht.
Dit gebeurt alleen als de bestuurder zelf het rempedaal intrapt.
Rijden
Uitschakelen / inschakelen van de waarschuwing en het remmen
Standaard wordt de functie automatisch ingeschakeld als de motor wordt gestart.
De functie kan worden uit- of ingeschakeld via het configuratiemenu van de auto.
Met autoradio
Open het menu " Persoonlijke instelling - configuratie " en activeer/deactiveer " Autom. noodremfunctie ".
Met touchscreen
Open het configuratiemenu van de auto en activeer/deactiveer " Waarschuwing kans op aanrijding en automatisch remmen ".
Storing
In het geval van een storing wordt u gewaarschuwd door het branden van dit verklikkerlampje in combinatie met een geluidssignaal en een melding.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Onder de volgende omstandigheden werkt de camera mogelijk minder goed of helemaal niet:
- slecht zicht (slecht verlichte weg, sneeuwval of regen, mist, enz.),
- verblinding (verlichting van een tegenligger, laagstaande zon, reflectie op nat wegdek, uitrijden van een tunnel, sterke afwisseling van schaduw en licht, ...),
- als het gedeelte van de voorruit voor de camera vuil, dichtgevroren of beschadigd is of is bedekt met modder, sneeuw of een sticker.
Onder bepaalde weersomstandigheden van de werking van de in de voorbumper geplaatste radar verstoord raken, zoals bij opeenhoping van sneeuw, ijs, modder, enz.
Als een van de twee sensoren (camera of radar) is afgedekt of een beperkt bereik heeft terwijl de andere normaal werkt, blijft het systeem werken maar minder nauwkeurig dan normaal. U wordt hier niet over geïnformeerd door een melding of een verklikkerlampje.
Om storingen in de werking van de radar te voorkomen, mag de bumper niet worden gespoten.
6
Reinig het gedeelte van de voorruit voor de camera regelmatig.
Laat geen sneeuw op de motorkap of op het dak liggen, omdat de detectiecamera erdoor kan worden afgedekt.
Verwijder in dat geval de sneeuw, modder enz. van de voorbumper.
19
*16K0C.C070*
Néerlandais
16K0C.C070
Audio en telematica
CITROËN Connect Radio
Multimedia-autoradio - Applicaties - Bluetooth ® -telefoon
Inhoud
Stuurkolomschakelaars - Type 1 98
Stuurkolomschakelaars - Type 2 99
De beschreven functies en instellingen verschillen afhankelijk van de uitvoering en de configuratie van uw auto.
Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die zijn volledige aandacht vragen, zoals het koppelen van een Bluetooth-telefoon aan het Bluetooth-handsfree systeem van de autoradio, uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto en aangezet contact.
Dit systeem is zodanig gecodeerd dat het uitsluitend in uw auto functioneert.
De overgang naar de waakfase wordt aangekondigd door de melding
Eco-mode .
Hieronder vindt u de link naar de OSS
(Open Source Software)-broncodes voor het systeem.
http://www.psa-peugeot-citroen.com/ oss
.
95
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
Audio en telematica
Basisfuncties
Als bij draaiende motor op de toets wordt gedrukt, wordt het geluid onderbroken.
Als bij afgezet contact op de toets wordt gedrukt, wordt het systeem ingeschakeld.
Regeling van het geluidsvolume.
Gebruik de toetsen aan weerszijden van of onder het touchscreen om de menu's te openen en druk vervolgens op de op het touchscreen weergegeven toetsen. Alle aanraakfuncties op het touchscreen zijn wit.
Druk op het gearceerde gedeelte om terug te gaan naar één niveau hoger of om te bevestigen.
Druk op de pijl Terug om terug te gaan naar
één niveau hoger of om te bevestigen.
Het touchscreen is van het "capacitieve" type.
Voor het schoonmaken van het scherm is het raadzaam gebruik te maken van een niet schurende zachte doek (bijvoorbeeld een brillendoekje), zonder schoonmaakmiddel.
Raak het scherm niet aan met scherpe voorwerpen.
Raak het scherm niet aan met natte handen.
96
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
Audio en telematica
Bepaalde informatie wordt permanent weergegeven in de bovenste balk van het touchscreen:
- Informatie over de airconditioning, en rechtstreekse toegang tot het desbetreffende menu.
- Informatie over de menu's Radio Media en
Telefoon.
- Toegang tot de Instellingen van het touchscreen en het digitale instrumentenpaneel.
Selecteren van de geluidsbron (volgens uitvoering):
- Radio "FM"/"DAB"*/"AM"*.
- Telefoon aangesloten via Bluetooth* en via multimedia-streaming*.
- CD-speler.
- "USB"-stick.
- Mediaspeler aangesloten via de AUXaansluiting (jack, kabel niet meegeleverd).
Via het menu "Instellingen" kunt u een profiel voor één persoon of voor een groep personen met gemeenschappelijke instellingen aanmaken, waarbij vele instellingen mogelijk zijn (voorkeuzezenders radio, audio-instellingen, sferen enz.).
De instellingen worden automatisch aangepast.
Bij zeer hoge temperaturen kan het geluidsvolume worden beperkt om het systeem te beschermen. Het systeem kan gedurende ten minste
5 minuten stand-by (scherm en geluid uitgeschakeld) worden gezet.
Zodra de temperatuur in het interieur is gezakt, zal de oorspronkelijke instelling weer worden gebruikt.
* Volgens uitrusting.
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
.
97
Audio en telematica
Stuurkolomschakelaars - Type 1
Radio:
Selecteren van de vorige/volgende voorkeuzezender.
Selecteren van het vorige/volgende item van een menu of een lijst.
Media:
Selecteren van de vorige/volgende track
Selecteren van het vorige/volgende item van een menu of een lijst.
Radio:
Kort indrukken: weergave van de zenderlijst.
Lang indrukken: bijwerken van de lijst.
Media:
Kort indrukken: weergave van de tracklist.
Lang indrukken: weergave van de beschikbare sorteeropties.
Veranderen van geluidsbron (Radio;
USB; AUX, als een apparaat is aangesloten; CD; Streaming).
Bevestigen van een selectie.
Verhogen van het geluidsvolume.
Verlagen van het geluidsvolume.
Geluid onderbreken/weer inschakelen door het gelijktijdig indrukken van de volumetoetsen.
98
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
Audio en telematica
Stuurkolomschakelaars - Type 2
Verhogen van het geluidsvolume.
Gesproken commando's :
Kort indrukken: gesproken commando's van de smartphone via het systeem.
Verlagen van het geluidsvolume.
Geluid onderbreken/herstellen.
Of
Geluid onderbreken door tegelijkertijd op de toetsen voor het verhogen en het verlagen van het geluidsvolume te drukken.
Geluid herstellen door op een van de toetsen van het geluidsvolume te drukken.
Media (kort indrukken): veranderen van multimediabron.
Telefoon (kort indrukken): gesprek aannemen.
Tijdens telefoongesprek (kort indrukken): toegang tot het telefoonmenu.
Telefoon (ingedrukt houden): inkomend gesprek weigeren, gesprek beëindigen; als de telefoon niet wordt gebruikt: toegang tot het menu
Telefoon.
Radio (draaien): vorige/volgende opgeslagen zender.
Media (draaien): vorige/volgende track, scrollen door lijsten.
Kort indrukken : bevestigen van een selectie. Indien niets geselecteerd: toegang tot de geheugens.
Radio : weergeven van de zenderlijst.
Media : weergeven van de track list.
Radio (ingedrukt houden): bijwerken van de zenderlijst.
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
.
99
Audio en telematica
Menu's
Afhankelijk van de uitvoering
Airconditioning Applicaties Radio Media
18,5
Instellen van de temperatuur en de aanjagersnelheid.
Navigatie
21,5
Toegang tot de te configureren apparaten.
Selecteren van een audiobron of een radiozender.
Configureren van de navigatie en kiezen van de bestemming via MirrorLink TM of CarPlay ® .
100
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
Rijden
Audio en telematica
Telefoon Instellingen
Via Bluetooth ® verbinden van een telefoon.
Gebruiken van bepaalde apps van de smartphone met internetverbinding, via
MirrorLink TM of CarPlay ® .
Configureren van een persoonlijk profiel en/ of configureren van het geluid (balans, sfeer enz.) en de weergave (taal, eenheden, datum, tijd enz.).
Activeren, deactiveren en configureren van bepaalde functies van de auto.
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
.
101
Audio en telematica
Applicaties
Afhankelijk van de uitvoering/uitrusting
Niveau 1 Niveau 2
1
102
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
4 5 6
Niveau 3
2 3
Niveau 1
Connect-App
Programmering
2
3
Niveau 2
Status
Overige instellingen
Connect-App
Boordcomputer
4 Actueel
5 Traject 1
6 Traject 2
Niveau 3
Audio en telematica
Aanwijzingen
De programmeringen activeren/deactiveren.
De vooraf bepaalde instellingen configureren.
De parameters opslaan.
De instellingen bevestigen.
Systeem dat informatie geeft over de actuele rit
(actieradius, brandstofverbruik enz.).
Connect-App
Beheer foto's
1
Connect-App
OPTIES
Fotogalerij
Bluetooth-verbinding
Beheer foto's
Zoeken
Verwijderen
Terug naar de pagina Connect-App.
De fotogalerij openen.
Eén niveau omhoog gaan.
Zoeken naar een aan te sluiten extern apparaat.
Een of meer externe apparaten verwijderen.
.
103
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
Audio en telematica
Weergeven van foto's
Plaats een USB-stick in de USB-aansluiting.
Gebruik geen USB-verdeelstekker om beschadiging van het systeem te voorkomen.
Het systeem kan overweg met mappen en kan fotobestanden in de formaten.tiff,.gif,.jpg/jpeg,.
bmp en .png weergeven.
Druk op Connect-App om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op " Beheer foto's ".
Selecteer een map.
Selecteer een afbeelding om hem weer te geven.
Druk op deze toets om informatie over de foto weer te geven.
Druk op de pijl Terug om terug te gaan naar één niveau hoger.
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
.
105
Audio en telematica
Radio Media
Afhankelijk van de uitvoering
Niveau 1 Niveau 2
1 2 3 4 5
106
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
Niveau 1
1
RAD MEDIA
BRONNEN
2
3
4
RAD MEDIA
Frequentie
RAD MEDIA
Lijst
RAD MEDIA
Favorieten
5
RAD MEDIA
OPTIES
RAD MEDIA
87,5 MHz
Radio
Bluetooth
CD
AUX
USB iPod
FM/DAB/AM
Favorieten
Niveau 2
FM-band /DAB-band/AM-band
Audio-instellingen
INFO
TA
RDS
FM-DAB
Audio en telematica
Aanwijzingen
Een andere geluidsbron selecteren.
Informatie over de radiozender waarnaar wordt geluisterd weergeven.
De lijst bijwerken afhankelijk van de ontvangst.
Kort indrukken om de zender op te slaan.
Een opgeslagen zender selecteren of een zender opslaan.
Op de toets van de frequentieband drukken om deze te selecteren.
De audio-instellingen configureren.
De opties activeren of deactiveren.
Een frequentie van de frequentieband FM en AM invoeren op het virtuele toetsenbord.
.
107
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
Audio en telematica
Niveau 1
1
Niveau 2
108
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
2 3 4 5
5
5
Niveau 3
Niveau 1
1
Rad Media
BRONNEN
Radio
2 Live
Niveau 2
3
4
Lijst
Favorieten
5 OPTIES
1
1
Rad Media
BRONNEN
Bluetooth
Rad Media
BRONNEN
CD
5
OPTIES
5 OPTIES
Niveau 3
FM-band/DAB-band/
AM-band
Audio-instellingen
INFO
TA
RDS
FM-DAB
Audio en telematica
Aanwijzingen
De radiozender waarnaar wordt geluisterd weergeven.
De lijst van ontvangen zenders weergeven.
Een opgeslagen zender selecteren of een zender opslaan.
Op de toets van de frequentieband drukken om de frequentieband te selecteren.
De audio-instellingen configureren.
De opties activeren of deactiveren.
Audio-instellingen De audio-instellingen configureren.
Audio-instellingen
Informatie over de muziek waarnaar wordt geluisterd weergeven.
De audio-instellingen configureren.
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
.
109
Audio en telematica
Niveau 1
1
Niveau 2
5
110
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
6 7 8 5
Niveau 3
1
Niveau 1
Rad Media
BRONNEN
AUX
1
Rad Media
BRONNEN
USB
Niveau 2
5 OPTIES
6 Play
7
8
Huidige lijst
Bibliotheek
5 OPTIES
Niveau 3
Audio-instellingen
Audio en telematica
Aanwijzingen
De audio-instellingen configureren.
Audio-instellingen
Informatie over de muziek waarnaar wordt geluisterd weergeven.
De actuele selectie weergeven.
De muziekbibliotheek weergeven.
De audio-instellingen configureren.
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
.
111
Audio en telematica
Radio
Selecteren van een zender
Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven.
Of
Of
Druk op een van de toetsen om automatisch te zoeken naar een radiozender met een hogere of lagere frequentie.
Verplaats de cursor om handmatig naar een radiozender met een hogere of lagere frequentie te zoeken.
Druk op de frequentie.
Voer de waarden van de FM- en AMband in met het virtuele toetsenbord.
Druk op " OK " om te bevestigen.
De radio-ontvangst kan worden verstoord door het gebruik van elektrische apparatuur die niet door het merk is goedgekeurd, zoals een op de
12V-aansluiting aangesloten lader met
USB-aansluiting.
De omgeving waarin u rijdt (bergen, hoge gebouwen, bruggen, tunnels enz.) kan leiden tot een slechte ontvangst, ook als de RDS-functie is ingeschakeld. Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de radio.
Veranderen van frequentieband
Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven.
5 Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina te openen.
Druk op " Band " om de frequentieband te wijzigen.
Druk op het gearceerde gedeelte om te bevestigen.
Een zender opslaan
Selecteer een zender of een frequentie.
Druk kort op de lege ster. Als de ster is gevuld, is de radiozender al opgeslagen.
Of
Selecteer een zender of een frequentie.
Druk op " Favorieten ".
4
Houd de toets waaronder u de zender wilt opslaan lang ingedrukt.
112
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
Audio en telematica
RDS inschakelen en uitschakelen
Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven.
5 Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.
Schakel " RDS " in of uit.
Druk op het gearceerde gedeelte om te bevestigen.
Als de RDS-functie is ingeschakeld, zoekt de radio steeds naar de sterkste frequentie van een zender, zodat u ernaar kunt blijven luisteren zonder dat u zelf de frequentie hoeft te wijzigen.
Sommige RDS-zenders zijn echter niet in het hele land te ontvangen, omdat de frequenties van de zender niet het hele land dekken. Dit verklaart dat de zender tijdens het rijden kan wegvallen.
Tekstberichten weergeven
Met de functie "Radiotekst" worden door de radiozender meegestuurde tekstberichten weergegeven die betrekking hebben op het radiostation of de muziek waarnaar geluisterd wordt.
Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven.
5 Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.
Schakel " INFO " in/uit.
Druk op het gearceerde gedeelte om te bevestigen.
TA-berichten beluisteren
De functie TA (Traffic Announcement) geeft voorrang aan het luisteren naar
TA-verkeersinformatieberichten. Om te worden geactiveerd moet deze functie een radiozender die deze berichten uitzendt, goed kunnen ontvangen. Zodra een verkeersinformatiebericht wordt uitgezonden, wordt de geluidsbron die op dat moment wordt weergegeven automatisch onderbroken voor de weergave van het TA-verkeersinformatiebericht. Zodra dit bericht is afgelopen, wordt de weergave van de oorspronkelijke geluidsbron hervat.
Druk op Rad Media om de hoofdpagina weer te geven.
5 Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina te openen.
Schakel " TA " in/uit.
Druk op het gearceerde gedeelte om te bevestigen.
.
113
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
Audio en telematica
Audio-instellingen
Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven.
5 Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina te openen.
Druk op " Audio-instellingen ".
Selecteer het tabblad " Klank ",
" Verdeling ", " Geluid " of
" Beltonen " om de audioinstellingen te configureren.
Druk op de pijl Terug om te bevestigen.
In het tabblad " Klank " zijn de audioinstellingen ( Sfeer ), en Bass , Medium en Treble voor elke geluidsbron verschillend en apart in te stellen.
In het tabblad " Verdeling " zijn de instellingen Alle passagiers ,
Bestuurder en Alleen vóór voor alle geluidsbronnen gelijk.
Schakel in het tabblad " Geluid "
" Snelheidsafhankelijke volumeregeling ", " Extra ingang " en
" Geluiden touchscreen " in of uit.
De verdeling van het geluid (of de ruimtelijke verdeling dankzij het Arkamys © systeem) in de auto is belangrijk voor de kwaliteit van de weergave en biedt de mogelijkheid de weergave af te stemmen op het aantal inzittenden.
Audio-installatie: Sound Staging van Arkamys © optimaliseert de geluidsverdeling in het interieur.
114
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
Audio en telematica
DAB-radio (Digital Audio Broadcasting)
Digitale radio Volgsysteem FM-DAB
Digitale radio zorgt voor een betere geluidskwaliteit.
Via "multiplex/bundel" hebt u de keuze uit een aantal radiozenders die in alfabetische volgorde zijn gerangschikt.
"DAB" is niet overal beschikbaar.
Als het digitale signaal niet goed is, kunt u met "FM-DAB" dezelfde zender blijven beluisteren doordat het systeem automatisch overschakelt op de desbetreffende analoge "FM"-zender
(indien beschikbaar).
5
Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina te openen.
Druk op " Band " en selecteer
" DAB-band ".
Druk op het gearceerde gedeelte om te bevestigen.
5
Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.
Schakel " FM-DAB " in of uit.
Druk op het gearceerde gedeelte om te bevestigen.
Als "FM-DAB" is geactiveerd, kan er sprake zijn van een verschil van enkele seconden als het systeem overschakelt op de analoge "FM"-zender en kan het geluidsvolume veranderen.
Als het digitale signaal weer goed is, schakelt het systeem automatisch weer over op "DAB".
Als de " DAB"-zender waarnaar wordt geluisterd niet beschikbaar is als "FM"-zender of als "FM-DAB" niet is geactiveerd, wordt het geluid onderbroken als het digitale signaal te zwak wordt.
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
.
115
Audio en telematica
Media
USB-aansluiting
Steek de USB-stick in de USB-aansluiting of sluit het USB-apparaat via een kabel (niet meegeleverd) op de USB-aansluiting aan.
Gebruik geen USB-verdeelstekker om beschadiging van het systeem te voorkomen.
Het systeem maakt gebruik van afspeellijsten
(in het tijdelijke geheugen). Het maken van deze lijsten kan enkele seconden of soms enkele minuten duren nadat het apparaat voor de eerste keer is aangesloten.
Het verwijderen van alle andere dan muziekbestanden en het verminderen van het aantal afspeellijsten zal het aanmaken van deze afspeellijsten versnellen.
De afspeellijsten worden iedere keer na het opnieuw aanzetten van het contact of het aansluiten van een USB-stick vernieuwd. De lijsten worden in het geheugen opgeslagen: als de lijsten niet zijn gewijzigd, is de laadtijd korter.
AUX-aansluiting
Deze geluidsbron is uitsluitend beschikbaar als de "Extra ingang" is aangevinkt in de audioinstellingen.
Sluit het externe apparaat (MP3-speler enz.) met een audiokabel (niet meegeleverd) aan op de Jack-aansluiting.
Stel eerst het volume van het externe apparaat in (luid). Regel daarna het volume van de autoradio.
De bediening gebeurt via het externe apparaat.
Geluidsbron kiezen
Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven.
1 Druk op de toets " BRONNEN ".
Selecteer de geluidsbron.
Streaming via Bluetooth ®
Streaming biedt de mogelijkheid om naar door de smartphone verzonden audiostreams te luisteren.
Zorg dat het Bluetooth-profiel is geactiveerd en stel eerst het volume van het externe apparaat in (op een hoog volume).
Stel vervolgens het volume van het systeem in.
Als de weergave niet automatisch begint, kan het zijn dat u de audioweergave moet starten via de smartphone.
Het bedienen is mogelijk via de randapparatuur of met de aanraaktoetsen van het systeem.
Als de Streaming eenmaal is gestart, wordt uw smartphone als een geluidsbron beschouwd.
116
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
Audio en telematica
Apple ® -speler aansluiten
Sluit een Apple ® -speler met behulp van een geschikte kabel (niet meegeleverd) aan op de
USB-aansluiting.
Het afspelen begint automatisch.
De bediening gebeurt via de audio-installatie in de auto.
De beschikbare indeling is die van het aangesloten apparaat (artiesten
/ albums / genres / playlists / audiobooks / podcasts). U kunt ook een gestructureerde indeling in bibliotheekvorm gebruiken.
De standaardindeling is de indeling per artiest. Om dit te veranderen moet u terug naar het eerste niveau in de structuur om vervolgens een andere indeling te selecteren (bijvoorbeeld playlists). Bevestig uw keuze voordat u in de structuur weer afzakt naar de gewenste track.
De softwareversie van de autoradio kan incompatibel zijn met de generatie van uw
Apple ® -speler.
Informatie en adviezen
Het systeem is geschikt voor externe
USB-geluidsdragers, BlackBerry's ® of apparatuur van Apple ® die op de
USB-aansluitingen kunnen worden aangesloten (kabel niet meegeleverd).
U kunt deze apparatuur bedienen via de audio-installatie van de auto.
Andere randapparatuur, die bij het aansluiten niet door het systeem wordt herkend, moet met een kabel (niet meegeleverd) op de jack-plug worden aangesloten of via Bluetooth streaming worden gekoppeld (indien compatibel).
Gebruik geen USB-verdeelstekker om beschadiging van het systeem te voorkomen.
De autoradio speelt bestanden met de extensie
.wav, .wma, .aac,.flac,.ogg en .mp3 met een bitrate van 32 kbps tot 320 kbps af.
Ook bestanden met een VBR (Variable Bit
Rate) kunnen worden afgespeeld.
Geluidsbestanden met een andere extensie
(.mp4, ...) kunnen niet worden afgespeeld.
Bestanden met de extensie ".wma" moeten van het type WMA 9 Standaard zijn.
De bemonsteringsfrequenties (sampling rates) zijn 11, 22, 44 en 48 kHz.
Gebruik voor bestandsnamen maximaal
20 karakters en vermijd speciale tekens (bijv.:
" " ?. ; ù) om problemen met het afspelen of de weergave te voorkomen.
Gebruik uitsluitend USB-sticks met de bestandsindeling FAT32 (File Allocation Table).
Gebruik bij voorkeur de originele USBkabels van het externe apparaat.
Om een gebrande CDR of CDRW te kunnen afspelen moet bij het branden bij voorkeur de standaard ISO 9660 niveau 1, 2 of Joliet zijn geselecteerd.
Als de disc met een andere standaard is gebrand, kan deze mogelijk niet correct worden afgespeeld.
Gebruik bij één disc altijd dezelfde standaard voor het branden en selecteer bij het branden altijd de laagste snelheid (maximaal 4x) voor een optimale geluidskwaliteit.
Gebruik bij een multisessie-CD altijd de standaard Joliet.
.
117
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
Audio en telematica
Telefoon
Afhankelijk van de uitvoering
Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3
1 2 3 4 5
1 2 3 4 5
118
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
1 2 3 4 5
Niveau 1
1
Telefoon
Bluetooth zoeken
TEL
2
Telefoon
Bluetooth zoeken
Toetsenbord
3
Telefoon
Bluetooth zoeken
Gesprekkenlijst
4
Telefoon
Bluetooth zoeken
Contacten
Niveau 2
Bluetooth-verbinding
MirrorLink
CarPlay
Alle
Verzonden
Gemist
Ontvangen
Zoeken
Telefoon
Niveau 3
Zoeken
Verwijderen
Bevestigen
Audio en telematica
Aanwijzingen
Naar een aan te sluiten extern apparaat zoeken.
Een of meer externe apparaten verwijderen.
Toegang tot de functie MirrorLink.
Toegang tot de functie CarPlay.
Een telefoonnummer invoeren.
De gesprekken bekijken afhankelijk van de keuze voor de presentatie.
Een contact selecteren om te bellen.
Een contact zoeken in het telefoonboek.
Uitgebreide informatie over het contact bekijken.
.
119
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
Audio en telematica
Niveau 1
5
Niveau 2
120
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
5
5
5
Niveau 1
Telefoon
OPTIES
In wachtstand
(Auto)
Telefoon
OPTIES
Contacten sorteren op achternaam
Contacten sorteren op voornaam
Telefoon
OPTIES
Volume beltoon
ON - OFF
Niveau 2
Audio en telematica
Aanwijzingen
Het automatisch in de wachtstand zetten van het actuele gesprek activeren of deactiveren.
De contacten sorteren op achternaam-voornaam of voornaam-achternaam.
Het volume van de beltoon instellen.
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
.
121
Audio en telematica
MirrorLink TM -verbinding voor smartphones
122
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
1
Audio en telematica
Om veiligheidsredenen is het gebruik van een smartphone tijdens het rijden verboden. Het gebruik van de smartphone vraagt namelijk veel aandacht van de bestuurder.
De handelingen moeten dan ook bij stilstaande auto worden uitgevoerd.
Door de smartphone met het systeem te synchroniseren kunnen apps van de smartphone op het scherm van de auto worden weergegeven. Deze apps moeten compatibel zijn met de
MirrorLink TM -technologie.
Werkingsprincipes en normen zijn permanent aan verandering onderhevig.
Om te zorgen voor een optimale communicatie tussen de smartphone en het systeem moet de smartphone in ieder geval worden ontgrendeld.
Houd het besturingssysteem van uw smartphone en de datum en tijd op zowel de smartphone als het systeem up to date.
Ga naar de landelijke internetsite van het merk van uw auto om te zien welke smartphones compatibel zijn.
Om veiligheidsredenen zijn bepaalde apps alleen te gebruiken als de auto stilstaat. Zodra de auto gaat rijden, wordt de weergave ervan onderbroken.
De functie "MirrorLink TM " werkt alleen in combinatie met een compatibele smartphone en compatibele apps.
Tijdens het aansluiten van de smartphone op het systeem is het raadzaam de Bluetooth ® -functie van de smartphone te activeren
Via Bluetooth ® verbonden telefoon
1
Druk op " Telefoon " op het scherm van het systeem om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op de toets " TEL " om de secundaire pagina te openen.
Druk op " MirrorLink TM " om de functie in het systeem te activeren.
Niet via Bluetooth ® telefoon
verbonden
Sluit de USB-kabel aan. De smartphone bevindt zich in de laadmodus als hij via de USB-kabel is verbonden.
Druk op " Telefoon " op het scherm van het systeem om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op " MirrorLink TM " om de functie in het systeem te activeren.
Bij bepaalde smartphones is het noodzakelijk om de functie " MirrorLink TM " te activeren.
Tijdens de procedure worden verschillende schermen weergegeven waarin u wordt gevraagd de koppeling met bepaalde functionaliteiten te accepteren.
Accepteer deze om de verbinding tot stand te brengen en te voltooien.
Nadat de verbinding tot stand is gebracht, wordt een scherm weergegeven met daarop de eerder op uw smartphone gedownloade apps die compatibel zijn met de MirrorLink TM
-technologie.
Tijdens de MirrorLink TM -weergave blijft het selecteren van de audiobron mogelijk via de schermtoetsen in de bovenste balk van het scherm.
De menu's van het systeem kunnen op elk moment worden geopend via de menutoetsen.
Afhankelijk van de kwaliteit van het netwerk kan het even duren voordat de apps beschikbaar zijn.
.
123
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
Audio en telematica
Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3
124
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
Niveau 1 Niveau 2
Telefoon
MirrorLink TM
Niveau 3
Audio en telematica
Aanwijzingen
Weergeven van of terugkeren naar de eerder op uw smartphone gedownloade apps die compatibel zijn met de MirrorLink TM -technologie.
Een menulijst weergeven afhankelijk van de eerder geselecteerde app.
"Back": huidige bewerking annuleren, omhooggaan in de menustructuur.
"Home": weergeven of terugkeren naar de pagina
"Modus auto" van de smartphone.
De hoofdpagina van het menu "Telefoon" weergeven.
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
.
125
Audio en telematica
CarPlay ® -verbinding voor smartphones
126
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
Audio en telematica
Om veiligheidsredenen is het gebruik van een smartphone tijdens het rijden verboden. Het gebruik van de smartphone vraagt namelijk veel aandacht van de bestuurder.
De handelingen moeten dan ook bij stilstaande auto worden uitgevoerd.
Door de smartphone met het systeem te synchroniseren kunnen apps van de smartphone op het scherm van de auto worden weergegeven. Deze apps moeten compatibel zijn met de CarPlay ® technologie en op de smartphone moet de functie CarPlay ® zijn geactiveerd.
Werkingsprincipes en normen zijn permanent aan verandering onderhevig.
Houd daarom het besturingssysteem van uw smartphone up-to-date.
Ga naar de landelijke internetsite van het merk van uw auto om te zien welke smartphones compatibel zijn.
Of
Sluit de USB-kabel aan. De smartphone bevindt zich in de laadmodus als hij via de USB-kabel is verbonden.
Druk op Telefoon op het scherm van het systeem om de CarPlay ® interface weer te geven.
Als de smartphone al via Bluetooth ® is verbonden.
1
Sluit de USB-kabel aan. De smartphone bevindt zich in de laadmodus als hij via de USB-kabel is verbonden.
Druk op Telefoon op het scherm van het systeem om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op de toets " TEL " om de secundaire pagina te openen.
Druk op " CarPlay " om de CarPlay ® interface weer te geven.
-
Bij het aansluiten van de USB-kabel verbreekt de CarPlay ® -functie de
Bluetooth ® -verbinding van het systeem.
U kunt op elk gewenst moment de navigatie via CarPlay ® starten door te drukken op de toets Navigatie van het systeem.
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
.
127
Audio en telematica
Bluetooth ® -telefoon koppelen
Het koppelen van de Bluetooth-telefoon aan de Bluetooth handsfree set van uw autoradio mag om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling de volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd als de auto stilstaat en bij aangezet contact.
Procedure via de telefoon
Selecteer de naam van het systeem in de lijst van gedetecteerde apparaten.
Accepteer op het systeem het verzoek om een verbinding met de telefoon te maken.
Activeer de Bluetooth-functie van uw telefoon en stel deze zo in dat de telefoon
"zichtbaar" is voor alle apparaten in de buurt (instelling van de telefoon).
Voltooien van het koppelen, ongeacht of dit vanaf de telefoon of het systeem wordt gedaan: controleer of de door het telefoon en het systeem weergegeven code identiek zijn en bevestig de code zowel op de telefoon als op het systeem.
Procedure via het systeem
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op " Bluetooth zoeken ".
Er verschijnt een overzicht van de waargenomen telefoon(s).
Selecteer in het overzicht de naam van de telefoon die u wilt gebruiken.
Als dit niet is gelukt, wordt geadviseerd de
Bluetooth-functie van uw telefoon even uit te zetten en opnieuw te activeren.
Afhankelijk van het type telefoon wordt u gevraagd om de overdracht van uw contacten en berichten te accepteren.
128
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
Audio en telematica
Automatisch opnieuw verbinding maken
Wanneer u terugkomt in uw auto met de telefoon waarmee het laatst verbinding is gemaakt, wordt deze automatisch herkend en wordt er binnen ongeveer 30 seconden na het aanzetten van het contact automatisch verbinding gemaakt met te telefoon
(indien Bluetooth is ingeschakeld).
Wijzigen van het verbindingsprofiel:
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.
1 Druk op de toets " TEL " om de secundaire pagina weer te geven.
Druk op " Bluetooth-verbinding " om het overzicht van gekoppelde apparaten weer te geven.
Druk op de toets "details" van een gekoppeld apparaat.
Het systeem biedt de keuze uit
3 verbindingsprofielen voor de telefoon:
- " " (handsfree set, uitsluitend telefoon),
- " " (streaming: draadloos afspelen van audiobestanden van de telefoon),
- " ".
Selecteer één of meer profielen.
Druk op " OK " om te bevestigen.
De mogelijkheid om slechts één verbindingsprofiel te selecteren is afhankelijk van het type telefoon.
Als dit niet mogelijk is, worden standaard alle drie de verbindingsprofielen geselecteerd.
De beschikbare diensten zijn afhankelijk van het netwerk, de simkaart en de compatibiliteit van de gebruikte Bluetooth-apparaten.
Controleer in de handleiding van uw telefoon en in de informatie van uw provider over welke diensten u beschikt.
Profielen die compatibel zijn met het systeem: HFP, OPP, PBAP, A2DP,
AVRCP, MAP en PAN.
Kijk op de website van het merk voor meer informatie (compatibiliteit, aanvullende instructies, enz.).
.
129
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
Audio en telematica
Beheer van telefoonverbindingen
Met behulp van deze functie kan randapparatuur worden gekoppeld of losgekoppeld en kan randapparatuur uit de lijst van gelinkte randapparatuur worden verwijderd.
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.
1 Druk op de toets " TEL " om de secundaire pagina weer te geven.
Druk op " Bluetooth-verbinding " om de lijst van gekoppelde apparatuur weer te geven.
Druk in deze lijst op de naam van een telefoon om deze telefoon los te koppelen.
Druk er nogmaals op om de telefoon weer te koppelen.
Verwijderen van een telefoon
Druk op de prullenbak rechts boven op het scherm om een prullenbak naast de geselecteerde telefoon weer te geven.
Druk op de prullenbak naast de geselecteerde telefoon om deze telefoon te verwijderen.
En
Of
130
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
Een gesprek aannemen
Als u gebeld wordt, klinkt een beltoon en verschijnt een pop-upvenster op het scherm.
Druk kort op de toets TEL op het stuur om het gesprek aan te nemen.
Bellen
Gebruik de telefoon bij voorkeur niet onder het rijden.
Parkeer de auto.
Gebruik de toetsen op het stuurwiel om te bellen.
Houd de toets
TEL op het stuurwiel langer ingedrukt om het gesprek te weigeren
Een nieuw nummer bellen
Druk op " Telefoon " om de hoofdpagina weer te geven.
Voer het nummer in via het digitale toetsenbord.
Druk op " Ophangen ".
Druk op " Bellen " om het nummer te bellen.
Audio en telematica
Een contact bellen
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.
Of houd de toets
TEL op het stuurwiel enige tijd ingedrukt.
Druk op " Contacten ".
4
Selecteer het gewenste contact in de weergegeven lijst.
Druk op " Bellen ".
Laatste nummers bellen
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.
Of
Houd de toets op het stuurwiel enige tijd ingedrukt.
Instellen van de beltoon
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.
5 Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina te openen.
Druk op " Volume beltoon " om het staafdiagram van het volume weer te geven.
Druk op de pijlen of verplaats de cursor om het volume van de beltoon in te stellen.
Druk op " Gesprekkenlijst ".
3
Selecteer het contact in de weergegeven lijst.
U kunt altijd rechtstreeks met uw telefoon bellen. Zet in dat geval de auto uit veiligheidsoverwegingen stil.
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
.
131
Audio en telematica
Instellingen
Afhankelijk van de uitvoering/uitrusting
Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3
132
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
1 2 3 4
Niveau 1
Instellingen
Lichtsterkte
Instellingen
Profielen
Niveau 2
Equalizer
1 Profiel 1
2
3
Profiel 2
Profiel 3
4 Gemeensch.prof.
Naam
Profiel resetten
Profiel geactiveerd
Instellingen
Dark
Niveau 3
Audio en telematica
Aanwijzingen
De cursor verplaatsen om de lichtsterkte van het scherm en/of het instrumentenpaneel in te stellen.
Een profiel kiezen.
Wijzig de naam van het profiel
De profielen configureren.
Ja/Nee
Het geselecteerde profiel activeren/deactiveren.
De instellingen opslaan.
Functie waarmee de verlichting van het scherm kan worden uitgeschakeld.
Door op het scherm te drukken wordt de verlichting ervan weer ingeschakeld.
.
133
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
Audio en telematica
Afhankelijk van de uitrusting
Niveau 1 Niveau 2
134
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
Niveau 1
Instellingen
Configuratie
Systeemconfiguratie
Niveau 2
Ambiance
Taal
Schermconfig.
Personalisatie
Datum en tijd
Audio en telematica
Aanwijzingen
Bepaalde parameters van het systeem configureren.
Een in het systeem geïntegreerde schermambiance kiezen.
De taal van de weergave op het scherm en/of het instrumentenpaneel kiezen.
Het scherm en/of het instrumentenpaneel configureren.
Het instrumentenpaneel configureren voor een gepersonaliseerde weergave.
De datum en tijd instellen en het formaat van de weergave kiezen.
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
.
135
Audio en telematica
Niveau 1 Niveau 2
5 6 7
Niveau 3
136
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
8 9 10 11
Niveau 1 Niveau 2
5 Eenheden
Instellingen
Configuratie
Systeemconfiguratie
6 Fabrieksparameters
7 Systeeminfo
Instellingen
Configuratie
Ambiance
Instellingen
Configuratie
Taal
8
9
10
11
Alle
Europa
Azië
Amerika
Niveau 3
Afstand en verbruik
Temperaturen
Resetten
Raadplegen
Audio en telematica
Aanwijzingen
De weergegeven eenheden voor de afstand, het brandstofverbruik en de temperatuur configureren.
De fabrieksinstellingen terugzetten.
De versie van de verschillende in het systeem geïnstalleerde modules bekijken.
De parameters opslaan.
Een in het systeem geïntegreerde schermambiance kiezen.
De keuze bevestigen en van ambiance veranderen.
De taal van de weegave op het scherm en/of het instrumentenpaneel kiezen.
De parameter opslaan.
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
.
137
Audio en telematica
Niveau 1 Niveau 2
12 13
Niveau 3
14 15
138
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
14 15
Niveau 1
12
Niveau 2
Lichtsterkte
Instellingen
Configuratie
Schermconfig.
13 Animatie
Instellingen
Configuratie
Programmering
Personalisatie
Bevestigen
Instellingen
Configuratie
Datum en tijd
14 Tijd
15 Datum
Niveau 3
Audio en telematica
Aanwijzingen
De lichtsterkte van het scherm kiezen.
Automatische tekstweergave
Overgangen met animaties
De parameters activeren of deactiveren.
Tijd
Tijdzone
AM
12h
GPS-synchronisatie
Datum
Instelling datum
De parameters opslaan.
De op het scherm weer te geven informatie kiezen en selecteren.
De keuzes bevestigen.
De tijd instellen.
De tijdzone bepalen.
Het formaat van de weergave kiezen.
De synchronisatie met de satellieten activeren of deactiveren.
De instellingen opslaan.
De datum bepalen en het formaat van de weergave kiezen.
De instellingen opslaan.
.
139
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
Audio en telematica
Configuratie van de profielen
Het configureren van de profielen mag, om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd bij stilstaande auto .
Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op " Profielen ".
1 Selecteer " Profiel 1 ", " Profiel 2 ",
" Profiel 3 " of " Gemeensch.prof.
".
Druk op deze toets om een profielnaam in te voeren met het virtuele toetsenbord.
Druk op " OK " om op te slaan.
Druk op de pijl Terug om te bevestigen.
140
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
Druk op deze toets om het profiel te activeren.
Druk nogmaals op de pijl Terug om te bevestigen.
Lichtsterkte instellen
Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op Lichtsterkte .
Druk op deze toets om het geselecteerde profiel te resetten.
Verplaats de cursor om de lichtsterkte van het scherm en/of het instrumentenpaneel (afhankelijk van de uitvoering) in te stellen.
Druk op het gearceerde gedeelte om te bevestigen.
Audio en telematica
Instellingen van het systeem wijzigen
Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op " Configuratie " om de secundaire pagina weer te geven.
Druk op " Systeemconfiguratie ".
Druk op " Configuratie " om de secundaire pagina te openen.
Druk op " Schermconfig.
".
5
6
7
Druk op " Eenheden " om de eenheden voor de afstand, het brandstofverbruik en de temperatuur te wijzigen.
Druk op " Fabrieksparameters " om terug te keren naar de fabrieksinstellingen.
Als het systeem wordt teruggezet op de fabrieksinstellingen, wordt Engels als taal ingesteld (afhankelijk van de uitvoering).
Druk op " Systeeminfo " om de versie van de in het systeem geïnstalleerde modules te controleren.
Druk op de pijl Terug om te bevestigen.
12 Druk op " Lichtsterkte ".
Verplaats de cursor om de lichtsterkte van het scherm en/of het instrumentenpaneel (afhankelijk van
Druk op " Animatie ".
13
Schakel " Automatische tekstweergave " in of uit.
Selecteer " Overgangen met animaties ".
Druk op de pijl Terug om te bevestigen.
De taal selecteren
Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op " Configuratie " om de secundaire pagina weer te geven.
Selecteer " Taal " om de taal te wijzigen.
Druk op de pijl Terug om te bevestigen.
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
.
141
Audio en telematica
Tijd instellen
Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op " Configuratie " om de secundaire pagina weer te geven.
Druk op " Datum en tijd ".
14 Selecteer " Tijd ".
Druk op deze toets om de tijd in te stellen met het virtuele toetsenbord.
Druk op " OK " om de tijd op te slaan.
Druk op de pijl Terug om de instellingen op te slaan.
Het systeem schakelt niet automatisch over op zomertijd/wintertijd (afhankelijk van het verkoopland).
Datum instellen
Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op " Configuratie " om de secundaire pagina weer te geven.
Druk op " Datum en tijd ".
Druk op deze toets om de tijdzone in te stellen.
Selecteer het weergaveformaat voor de tijd (12h/24h).
Schakel de synchronisatie met de satellieten (UTC) in of uit.
142
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
Het instellen van de datum en tijd is alleen mogelijk als de "GPSsynchronisatie" is uitgeschakeld.
Overschakelen naar zomer- of wintertijd is mogelijk door de tijdzone te wijzigen.
15 Selecteer " Datum ".
Druk op deze toets om de datum in te stellen.
Druk op de pijl Terug om de datum op te slaan.
Selecteer het weergaveformaat voor de datum.
Druk nogmaals op de pijl Terug om te bevestigen.
Audio en telematica
Veelgestelde vragen
In de volgende tabel vindt u de antwoorden op de meest gestelde vragen over uw radio.
Radio
VRAAG
De ontvangstkwaliteit van de beluisterde radiozender neemt geleidelijk af of de voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen
(geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...).
ANTWOORD
De auto bevindt zich te ver van de zender van het beluisterde radiostation of er bevindt zich geen zender in het gebied waarin de auto zich bevindt.
De omgeving waarin u rijdt (bergen, hoge gebouwen, bruggen, tunnels enz.) kan leiden tot een slechte ontvangst, ook als de RDSfunctie is ingeschakeld.
OPLOSSING
Activeer de functie "RDS" via de bovenste balk om het systeem te laten controleren of er een sterkere zender in het gebied aanwezig is.
Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de radio.
De antenne is niet aanwezig of beschadigd (bijvoorbeeld in een wasstraat of een parkeergarage).
Laat de antenne controleren door het netwerk van het merk.
Ik kan sommige opgeslagen zenders uit de lijst niet ontvangen.
De zender wordt niet meer ontvangen of de naam van de zender in de lijst is veranderd.
De naam van de zender verandert.
Sommige zenders sturen in plaats van een naam andere informatie mee (titel van het actuele nummer enz.).
Het systeem beschouwt deze informatie als de naam van de zender.
Druk op de ronde pijl in het tabblad "Lijst" van de pagina "Radio".
.
143
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
Audio en telematica
Media
VRAAG
Het afspelen van de muziek op mijn USB-stick begint pas na lang wachten
(ongeveer 2 tot 3 minuten).
ANTWOORD
Door bepaalde bestanden die standaard op een USB-stick kunnen staan kan het erg lang duren tot de muziek op de USB-stick wordt afgespeeld (tot 10 keer de fabrieksopgave).
OPLOSSING
Wis de bestanden die standaard op de USB-stick staan en beperk het aantal submappen in de mappenstructuur van de USB-stick.
Soms wordt de informatie tijdens de weergave van een mediaspeler niet correct weergegeven.
De audio-installatie kan sommige karakters niet weergeven.
Gebruik standaard karakters voor de benaming van nummers en afspeellijsten.
Bij streaming audio start het lezen van bestanden niet.
De aangesloten randapparatuur biedt geen mogelijkheid om het lezen automatisch te starten.
Start het afspelen via de aangesloten randapparatuur.
De namen van de nummers en de speelduur verschijnen niet op het scherm bij streaming audio.
De Bluetooth-verbinding biedt deze mogelijkheid niet.
144
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
Audio en telematica
Telefoon
VRAAG
Het lukt me niet om mijn
Bluetooth-telefoon te koppelen.
ANTWOORD
Het is mogelijk dat de Bluetooth-functie van de telefoon is uitgeschakeld of dat uw telefoon niet zichtbaar is voor het systeem.
De Bluetooth-telefoon is niet compatibel met het systeem.
OPLOSSING
Controleer of de Bluetooth-functie van uw telefoon is ingeschakeld.
Controleer bij de instellingen van uw telefoon of deze op "Vind mij" staat.
Op de website van het merk (services) kunt u bekijken of uw mobiele telefoon compatibel is.
Het signaal van de aangesloten Bluetoothtelefoon is niet hoorbaar.
Het geluid is afhankelijk van zowel het systeem als de telefoon.
Het geluid wordt verstoord door omgevingsgeluiden.
Verhoog het volume van de radio eventueel tot het maximum en verhoog het geluidsniveau van de telefoon indien nodig.
Beperk het omgevingsgeluid (ramen sluiten, aanjager lager zetten, snelheid verminderen enz.).
De contacten worden niet in alfabetische volgorde weergegeven.
Sommige telefoons hebben speciale weergave-opties. Afhankelijk van de instellingen kunnen contacten in een bepaalde volgorde worden overgenomen.
Verander de instellingen voor de weergave van contacten in de telefoon.
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
.
145
Audio en telematica
Instellingen
VRAAG
Na het instellen van de bassen en hoge tonen is de geluidssfeer niet meer geselecteerd.
Na het selecteren van een geluidssfeer staan de bassen en hoge tonen weer op 0.
Bij het veranderen van de balans wordt de gekozen geluidsverdeling uitgeschakeld.
ANTWOORD
De geluidssfeer is gekoppeld aan de bassen en hoge tonen.
De geluidsverdeling is gekoppeld aan de balans.
OPLOSSING
Wijzig de instelling van de bassen en de hoge tonen of de geluidssfeer om de gewenste geluidskwaliteit te verkrijgen.
Wijzig de instelling van de balans of de geluidsverdeling om de gewenste geluidskwaliteit te verkrijgen.
Bij het veranderen van de geluidsverdeling worden de instellingen van de balans uitgeschakeld.
Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen de verschillende geluidsbronnen.
Na het afzetten van de motor wordt het systeem na enkele minuten automatisch uitgeschakeld.
Voor een optimaal luistergenot kunt u de audio-instellingen voor elke geluidsbron afzonderlijk instellen. Hierdoor kunnen bij het selecteren van een andere geluidsbron verschillen in de geluidskwaliteit hoorbaar zijn.
Als de motor is afgezet, blijft het systeem nog werken zolang de laadtoestand van de accu dat toestaat.
Het automatisch uitschakelen duidt erop dat de eco-mode van het systeem is geactiveerd om te voorkomen dat de accu van de auto ontladen raakt.
Controleer of de audio-instellingen zijn afgestemd op de verschillende geluidsbronnen. Het is raadzaam de audiofuncties in de middelste stand te zetten.
Start de motor om de accu op te laden.
146
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
Audio en telematica
Autoradio met Bluetooth
®
Om veiligheidsredenen mag de
Bluetooth-telefoon uitsluitend aan het handsfree Bluetooth-systeem van de autoradio worden gekoppeld als de auto stilstaat en het contact is aangezet: deze handelingen vragen namelijk de volledige aandacht van de bestuurder.
Inhoud
Stuurkolomschakelaars - Type 1
Stuurkolomschakelaars - Type 2
Digitale radio (DAB, Digital Audio
De beschreven functies en instellingen kunnen verschillen afhankelijk van de uitvoering en configuratie van uw auto.
Uw autoradio is zodanig gecodeerd dat deze uitsluitend in uw auto functioneert.
Om elektrocutie, brand en mechanische beschadigingen te voorkomen mogen werkzaamheden aan het systeem uitsluitend worden uitgevoerd door het netwerk van het merk of een gekwalificeerde werkplaats.
Enkele minuten na het afzetten van de motor kan de autoradio zichzelf uitschakelen om te voorkomen dat de accu ontladen raakt.
.
147
Transversal-Citroen_nl_Chap03_RD6_ed01-2016
148
Audio en telematica
Basisfuncties
Indrukken: aan/uit.
Draaien: instellen van het geluidsvolume.
Kort indrukken: veranderen van geluidsbron (Radio; USB; AUX (als een apparaat is aangesloten); CD;
Streaming).
Lang indrukken: weergave van het menu Telefoon (als de telefoon is verbonden).
Instellen van de geluidsweergave:
Geluidsverdeling voor/achter;
Geluidsverdeling links/rechts; Lage/ hoge tonen; Loudness; Geluidssferen.
Inschakelen/uitschakelen van de automatische regeling van het geluidsvolume (afhankelijk van de wagensnelheid).
Radio:
Kort indrukken: weergave van de zenderlijst.
Lang indrukken: bijwerken van de lijst.
Media:
Kort indrukken: weergave van de track list.
Lang indrukken: weergave van de beschikbare sorteeropties.
Selecteren van de weergave op het scherm:
Datum; Audiofuncties;
Boordcomputer; Telefoon.
Bevestigen of weergave van het snelmenu.
Toetsen 1 t/m 6
Kort indrukken: selecteren van de opgeslagen radiozender.
Lang indrukken: opslaan van een zender als voorkeuzezender.
Radio:
Automatisch stapsgewijs zoeken naar zenders met een lagere/hogere frequentie.
Media:
Selecteren van het vorige/volgende nummer van de CD, USB, streaming.
Snel navigeren in een lijst.
Radio:
Handmatig stapsgewijs zoeken naar een radiozender met een lagere/ hogere frequentie.
Selecteren van de vorige/volgende
MP3-afspeellijst.
Media:
Selecteren van de vorige/volgende map/muziekstijl/artiest/playlist van het USB-apparaat.
Navigeren in een lijst.
Huidige bewerking annuleren.
Omhoog in de menustructuur
(menu of afspeellijst).
Toegang tot het hoofdmenu.
Activeren/deactiveren van de TAfunctie (verkeersinformatie).
Lang indrukken: selecteren van het type melding.
Selecteren van het golfbereik FM/
DAB/AM.
Audio en telematica
Stuurkolomschakelaars - Type 1
Radio:
Selecteren van de vorige/volgende voorkeuzezender.
Selecteren van het vorige/volgende item van een menu of een lijst.
Media:
Selecteren van de vorige/volgende track
Selecteren van het vorige/volgende item van een menu of een lijst.
Radio:
Kort indrukken: weergave van de zenderlijst.
Lang indrukken: bijwerken van de lijst.
Media:
Kort indrukken: weergave van de tracklist.
Lang indrukken: weergave van de beschikbare sorteeropties.
Als de telefoon niet wordt gebruikt:
Kort indrukken: veranderen van geluidsbron (Radio; USB; AUX (als een apparaat is aangesloten); CD;
Streaming), bevestigen als het menu
" Telefoon " is geopend.
Lang indrukken: openen van het menu " Telefoon ".
Bij een binnenkomend gesprek:
Kort indrukken: aannemen van het gesprek.
Lang indrukken: weigeren van het gesprek.
Tijdens het gebruik van de telefoon:
Kort indrukken: openen van het snelmenu Telefoon.
Lang indrukken: beëindigen van het gesprek.
Bevestigen van een selectie.
Verhogen van het geluidsvolume.
Verlagen van het geluidsvolume.
Geluid onderbreken/weer inschakelen door het gelijktijdig indrukken van de volumetoetsen.
.
149
Transversal-Citroen_nl_Chap03_RD6_ed01-2016
150
Audio en telematica
Stuurkolomschakelaars - Type 2
Toegang tot het hoofdmenu.
Verhogen van het geluidsvolume.
Geluidsweergave onderbreken/weer inschakelen.
Verlagen van het geluidsvolume.
Als de telefoon niet wordt gebruikt:
Kort indrukken: veranderen van geluidsbron (Radio ; USB ; AUX (als er een apparaat is aangesloten) ;
CD ; Streaming), bevestigen als het menu " Telefoon " is geopend.
Lang indrukken: openen van het menu " Telefoon ".
Bij een binnenkomend gesprek:
Kort indrukken: aannemen van het gesprek.
Lang indrukken: weigeren van het gesprek.
Tijdens het gebruik van de telefoon:
Kort indrukken: openen van het snelmenu Telefoon.
Lang indrukken: beëindigen van het gesprek.
Starten van de spraakherkenning van uw smartphone via het systeem.
Radio:
Kort indrukken: weergave van de zenderlijst.
Lang indrukken: bijwerken van de lijst.
Media:
Kort indrukken: weergave van de tracklist.
Lang indrukkken: weergave van de beschikbare sorteeropties.
Radio:
Selecteren van vorige/volgende voorkeuzezender.
Selecteren van het vorige/volgende item van een menu of een lijst.
Media:
Selecteren van de vorige/volgende track
Selecteren van het vorige/volgende item van een menu of een lijst.
Indrukken van de draaiknop: bevestigen.
Menu's
Volgens uitvoering.
" Multimedia ": Parameters media,
Radio-instellingen.
" Telefoon ": Bellen, Beheer index, Instelling telefoon, Gespr. beëindigen.
" Boordcomputer ".
" Onderhoud ": Diagnose, Logboek waarschuw., ....
" Verbindingen ": Beheer van de verbindingen, Een apparaat zoeken.
" Persoonlijke instelling - configuratie " : Parameters van de auto definiëren, Taalkeuze,
Configuratie beeldscherm, Keuze van eenheden, Datum en tijd instellen.
Druk op de toets " MENU ".
Scrollen tussen de menu's.
Toegang tot een menu.
Transversal-Citroen_nl_Chap03_RD6_ed01-2016
Audio en telematica
.
151
152
Audio en telematica
Radio
Selecteren van een zender
Druk herhaalde malen op de toets
SOURCE om de radiofunctie te selecteren.
Druk op deze toets om het golfbereik te selecteren (FM/DAB/AM).
RDS
Er kunnen storingen in de ontvangst optreden door obstakels in de omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages, enz.), ook als de
RDS-functie is ingeschakeld. Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de autoradio.
Druk op een van de toetsen om automatisch naar zenders te zoeken.
Als de RDS-functie niet beschikbaar is, worden de letters RDS doorgestreept weergegeven op het display.
Druk op een van de toetsen om handmatig naar hogere/lagere frequenties te zoeken.
Druk op deze toets voor een lijst van de beschikbare zenders in het gebied waar u zich bevindt.
Druk langer dan 2 seconden op de toets om deze lijst bij te werken. Tijdens het bijwerken is de geluidsweergave uitgeschakeld.
Als de RDS-functie is ingeschakeld, zoekt de radio steeds naar de sterkste frequentie van een zender, zodat u ernaar kunt blijven luisteren. Sommige
RDS-zenders zijn echter niet in het hele land te ontvangen, omdat de frequenties van de zender niet het hele land dekken.
Daardoor kan de ontvangst van de zender tijdens de reis wegvallen.
Korte procedure
Als de modus " Radio " is ingeschakeld, druk dan direct op OK om de RDS-functie in of uit te schakelen.
Lange procedure
Druk op de toets MENU .
Selecteer " Audiofuncties ".
Druk op OK .
Selecteer de functie " Voorkeuze
FM-band ".
Druk op OK .
Selecteer " Zender volgen activeren
(RDS) ".
Druk op OK , RDS wordt weergegeven op het scherm.
Audio en telematica
Verkeersinformatie (TA) beluisteren
De functie TA (Traffic Announcement) geeft voorrang aan het luisteren naar de verkeersinformatie. Om te worden geactiveerd moet deze functie een radiozender die deze berichten uitzendt, goed kunnen ontvangen. Zodra er een bericht wordt uitgezonden, wordt de geluidsbron die op dat moment wordt weergegeven (Radio, CD, ...) automatisch onderbroken en wordt de verkeersinformatie doorgegeven. Zodra het bericht is afgelopen, wordt de weergave van de oorspronkelijke geluidsbron hervat.
Wees voorzichtig met het verhogen van het geluidsvolume tijdens het beluisteren van de verkeersinformatie: als wordt teruggegaan naar de normale weergave, kan het geluidsvolume te hoog zijn.
Druk op de toets TA om de weergave van verkeersinformatie te activeren of uit te schakelen.
Berichten beluisteren
De functie INFO geeft voorrang aan de verkeersinformatie. Om te kunnen functioneren moet er op een zender die dit soort informatie meestuurt, afgestemd zijn en moet het signaal sterk genoeg zijn. Zodra er een bericht verschijnt, wordt de weergave van de geluidsbron (Radio, CD, USB ...) automatisch onderbroken om het bericht weer te geven. Na afloop van het bericht wordt de geluidsweergave weer hervat.
Houd deze toets lang ingedrukt voor een overzicht van categorieën.
Selecteer één of meerdere categorieën of maak een selectie ongedaan.
Schakel de ontvangst van de desbetreffende berichten in of uit.
Tekstberichten weergeven
Tekstberichten worden door de radiozender meegestuurd en hebben betrekking op de radiozender of de muziek waar naar geluisterd wordt.
Druk als de radiogegevens op het scherm worden weergegeven op OK om naar het contextmenu te gaan.
Selecteer " Zenderinfo (TXT) " en bevestig uw keuze met OK .
.
153
Transversal-Citroen_nl_Chap03_RD6_ed01-2016
154
Audio en telematica
Digitale radio (DAB, Digital Audio Broadcasting)
Afhankelijk van de uitvoering
Digitale radio
Als de "DAB"-zender waarop is afgestemd, niet beschikbaar is in "FM", is de optie "DAB FM" doorgestreept.
1 2
4
5
6
Weergave van de naam van de beluisterde "multiplex" (ook wel
"bundel" genoemd).
Weergave van RadioText (TXT) van de radiozender waarop is afgestemd.
Geeft de kwaliteit van het signaal op de beluisterde band weer.
Dankzij de digitale radio kunt u genieten van een optimale geluidskwaliteit en van extra categorieën informatie (TA INFO).
Via "multiplex/bundel" kunt u kiezen uit radiozenders die op alfabetische volgorde zijn gerangschikt.
Wijzigen van het golfbereik (FM1,
FM2, DAB,...)
6 5 4 3
Als u in een andere regio komt, is het raadzaam de lijst van opgeslagen zenders bij te werken.
1 Weergave van de opties: doorgestreept indien actief maar niet beschikbaar.
Wijzigen van een zender binnen dezelfde "multiplex/bundel".
Zoeken naar de vorige/volgende
"multiplex/bundel".
2 Weergave van de naam van de radiozender waarop is afgestemd.
3 Opgeslagen radiozenders, toetsen
1 t/m 6.
Kort indrukken: selecteren van de opgeslagen radiozender.
Lang indrukken: opslaan van een radiozender.
Weergave van de lijst van alle radiozenders en alle "multiplexen"
(bundels).
Lang indrukken : selecteren van de gewenste categorie berichten uit Transport, Actualiteiten,
Entertainment en Speciale Flashberichten (afhankelijk van de zender).
Audio en telematica
Druk op " OK " zodra de radio op het display wordt weergegeven om het contextuele menu weer te geven.
(Zendervolgsysteem (RDS),
Volgsysteem digitale zender / FM,
Zenderinfo (TXT), Zenderinformatie, ...)
Volgsysteem digitale zender
DAB/FM
"DAB" dekt niet het hele land.
Het "Volgsysteem digitale zender /
FM" biedt de mogelijkheid om bij slechte ontvangst van het digitale signaal automatisch over te schakelen op de analoge radio "FM" (indien beschikbaar) zodat u naar uw favoriete zender kunt blijven luisteren.
Als het "Volgsysteem digitale zender / FM" is ingeschakeld, wordt automatisch de DAB-zender geselecteerd.
Druk op de toets MENU .
Selecteer " Multimedia " en bevestig.
Selecteer " Volgsysteem digitale zender / FM " en bevestig.
Na het inschakelen van het
"Volgsysteem digitale zender / FM" kan het enkele seconden duren voordat het systeem overschakelt op de analoge radio "FM" en kan het volume veranderen.
Als de beluisterde "DAB"-zender niet beschikbaar is via de analoge radio
"FM" (optie " DAB/FM " doorgestreept), of als het "Volgsysteem digitale zender
/ FM" niet is ingeschakeld, zal het geluid wegvallen als de ontvangst van het digitale signaal slecht wordt.
.
155
Transversal-Citroen_nl_Chap03_RD6_ed01-2016
156
Audio en telematica
Media
USB-aansluiting
Afhankelijk van de uitvoering bestaat deze module uit een USB-aansluiting en een jackaansluiting.
Gebruik geen USB-verdeelstekker om beschadiging van het systeem te voorkomen.
Elk apparaat dat op het systeem wordt aangesloten, moet voldoen aan de norm van het product of aan de norm
IEC 60950-1.
Het systeem stelt playlists samen (tijdelijk geheugen). Dit kost enkele seconden tot enkele minuten bij een eerste aansluiting.
Deze wachttijd kan worden bekort door andere bestanden dan muziekbestanden te verwijderen en het aantal mappen te beperken. Elke keer dat een nieuwe USBstick wordt aangesloten, worden de playlists bijgewerkt.
Steek de USB-stick in de USB-aansluiting of sluit het externe USB-apparaat met een geschikte kabel (niet meegeleverd) aan op de
USB-aansluiting.
Het systeem schakelt automatisch over op de bron "USB".
Het draagbare apparaat kan tijdens het gebruik via de USB-aansluiting automatisch worden opgeladen.
Afspeelmethode
Er zijn verschillende afspeelmethodes:
- Normaal : de tracks worden in de normale volgorde volgens de afspeellijst afgespeeld.
- Shuffle : de tracks van een album of een map worden in een willekeurige volgorde afgespeeld.
- Shuffle op volledig medium : alle tracks op de mediaspeler worden in een willekeurige volgorde afgespeeld.
- Herhaling : alleen de tracks van dit album of deze map worden afgespeeld.
Druk op deze toets om naar het contextmenu van de functie Media te gaan.
Druk op deze toets om de gekozen afspeelmethode te selecteren.
Druk op deze toets om te bevestigen.
De keuze wordt weergegeven op het bovenste deel van het scherm.
Audio en telematica
Selecteren van een track
Druk op een van deze toetsen om naar de vorige/volgende track te gaan.
Druk op een van deze toetsen om naar de vorige/volgende map te gaan.
Indelen van bestanden
Houd deze toets enige tijd ingedrukt om de verschillende indelingsmogelijkheden te bekijken.
Kies per " Map " / " Artiest " / " Genre " /
" Playlist "*.
Afspelen van bestanden
Druk deze toets kort in om de gekozen indeling weer te geven.
Scroll door de lijst met de toetsen links/rechts en omhoog/omlaag.
Druk op OK om de gekozen indeling te selecteren en vervolgens opnieuw op OK om de keuze te bevestigen.
Bevestig de selectie door op OK te drukken.
Druk op een van deze toetsen om naar de vorige/volgende track van de lijst te gaan.
Houd een van de toetsen ingedrukt voor snel vooruit/achteruit spoelen.
* Afhankelijk van de beschikbaarheid en het type randapparatuur.
Druk op een van deze toetsen om naar volgende/vorige " Map " /
" Artiest " / " Genre " / " Playlist "* van de lijst te gaan.
.
157
Transversal-Citroen_nl_Chap03_RD6_ed01-2016
158
Audio en telematica
AUX-aansluiting
(AUX-ingang)
Sluit het externe apparaat (MP3-speler enz.) met een audiokabel (niet meegeleverd) aan op de Jack-aansluiting.
Elk apparaat dat op het systeem wordt aangesloten moet voldoen aan de norm van het product of aan de norm
IEC 60950-1.
Druk herhaalde malen op de toets
SOURCE om " AUX " te selecteren.
Stel eerst het volume van het externe apparaat af (hoog geluidsniveau). Stel vervolgens het volume van de autoradio af. Het externe apparaat moet worden aangestuurd met de bedieningstoetsen van het apparaat.
Sluit eenzelfde extern apparaat niet tegelijkertijd aan via de Jackaansluiting en de USB-aansluiting.
CD-speler
Gebruik alleen CD's met een ronde vorm.
Bepaalde beveiligingssystemen op de originele
CD of zelfgebrande CD's kunnen storingen veroorzaken, ongeacht de kwaliteit van de
CD-brander.
Plaats een CD in de CD-speler; deze zal de CD automatisch afspelen.
Een MP3-CD afspelen
Plaats een MP3-CD in de CD-speler.
De CD-speler scant vervolgens de CD tot alle nummers zijn gevonden, hierdoor kan het enkele tot enkele tientallen seconden duren voordat het afspelen begint.
Op de USB-aansluiting aangesloten externe CD-spelers worden niet door het systeem herkend.
Als er al een CD in het apparaat zit die u wilt beluisteren, druk dan herhaalde malen op de toets
SOURCE om " CD " te selecteren.
Druk op een van de toetsen om een nummer van de CD te selecteren.
Druk op de toets LIST om de tracklist van de CD weer te geven.
Houd een van toetsen ingedrukt om snel vooruit of achteruit te spoelen.
De CD-speler kan CD's met maximaal
255 MP3-bestanden, verdeeld over
8 speellijsten, afspelen.
Het is echter raadzaam het aantal afspeellijsten tot twee te beperken om een lange laadtijd van de CD te voorkomen.
Bij het afspelen wordt geen rekening gehouden met de mappenstructuur.
Alle bestanden worden op hetzelfde niveau weergegeven.
Audio en telematica
Als er al een CD in het apparaat zit die u wilt beluisteren, druk dan herhaalde malen op de toets
SOURCE om " CD " te selecteren.
Druk op een van de toetsen om een map van de CD te selecteren.
Druk op een van de toetsen om een track van de CD te kiezen.
Druk op de toets LIST om de speellijsten van de MP3-CD weer te geven.
Houd een van de toetsen ingedrukt om snel vooruit of terug te spoelen.
Bluetooth
®
streaming audio
Streaming biedt de mogelijkheid audiobestanden van de telefoon via de luidsprekers van de auto te beluisteren.
Koppel de telefoon.
(Zie de rubriek " Koppelen van een telefoon ").
Activeer de bron Streaming door op de toets SOURCE * te drukken.
Via de toetsen op het bedieningspaneel van de radio en de bediening op het stuurwiel kunt u op de audiobestanden selecteren**. De informatie over de muziekstukken kan op het scherm worden weergegeven.
Apple
®
-speler aansluiten
Sluit een Apple ® -speler met behulp van een geschikte kabel (niet meegeleverd) aan op de
USB-aansluiting.
Het afspelen begint automatisch.
De bediening gebeurt via de audio-installatie in de auto.
De beschikbare indeling is die van het aangesloten apparaat (artiesten / albums / genres / playlists).
De softwareversie van de autoradio kan incompatibel zijn met de generatie van uw
Apple ® -speler.
* In sommige gevallen moet het afspelen van audiobestanden via het toetsenbord worden geactiveerd.
** Als de telefoon deze functie ondersteunt. De kwaliteit van de weergave is afhankelijk van de kwaliteit van het signaal van de telefoon.
.
159
Transversal-Citroen_nl_Chap03_RD6_ed01-2016
Audio en telematica
160
Informatie en adviezen
De CD-speler speelt audiobestanden met de extensie .mp3, .wma, .wav en .aac met een bitrate tussen 32 kbps en 320 kbps af.
De CD-speler is ook compatibel met de modus
TAG (ID3 tag, WMA TAG).
Bestanden met een andere extensie (.mp4, ...) kunnen niet worden afgespeeld.
".wma"-bestanden moeten van het type WMA
9 Standaard zijn.
De bemonsteringsfrequenties (sampling rates) zijn 11, 22, 44 en 48 kHz.
Via de USB-aansluiting speelt het systeem audiobestanden met de extensie .mp3, .wma,
.wav,.cbr en .vbr met een bitrate tussen
32 Kbps en 320 Kbps af.
Andere typen audiobestanden (.mp4, ...) kunnen niet worden afgespeeld.
Bestanden met de extensie .wma moeten van het type WMA 9 Standaard zijn.
De bemonsteringsfrequenties (sampling rates) zijn 11, 22, 44 en 48 KHz.
Selecteer bij het branden van een CD-R of CD-
RW de standaard ISO 9660 niveau 1, 2 of bij voorkeur Joliet om deze te kunnen afspelen.
Als de CD in een ander formaat is gebrand, kan het zijn dat deze niet goed wordt afgespeeld.
Het is raadzaam voor een CD niet meer dan
één standaard voor het branden te gebruiken.
Stel de laagst mogelijke snelheid (maximaal 4) in voor een optimale geluidskwaliteit.
Voor het branden van een multisessie-CD is het raadzaam de standaard Joliet te gebruiken.
Gebruik geen USB-verdeelstekker om beschadiging van het systeem te voorkomen.
Gebruik uitsluitend USB-sticks met
FAT32-formaat (File Allocation Table).
Geadviseerd wordt om voor bestandsnamen maximaal 20 karakters te gebruiken; vermijd daarbij speciale tekens (bijv. : " ? ; ù) om problemen met het afspelen of de weergave te voorkomen.
Gebruik voor een correcte werking de originele USB-kabels van Apple ® .
Audio en telematica
Telefoon
Koppelen van een Bluetooth
®
-telefoon
Het koppelen van de Bluetooth-telefoon aan het handsfree Bluetooth-systeem van uw autoradio mag om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling de volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd bij stilstaande auto en met aangezet contact.
Activeer de Bluetooth-functie van uw telefoon en zorg ervoor dat deze "zichtbaar is voor iedereen"
(configuratie van de telefoon).
Welke diensten beschikbaar zijn, is afhankelijk van het netwerk, de simkaart en de compatibiliteit van de gebruikte Bluetooth-apparaten.
Bekijk de handleiding van uw telefoon en neem contact op met uw provider om te weten welke diensten voor u beschikbaar zijn.
Procedure vanaf de telefoon
Selecteer de naam van het systeem in de lijst van gedetecteerde apparaten.
Procedure vanaf het systeem
Druk op de toets MENU .
Selecteer " Verbindingen ".
Bevestig met OK .
Selecteer " Extern apparaat zoeken via Bluetooth ".
Bevestig met OK .
Er wordt een venster geopend met de melding
"Bezig te zoeken".
Selecteer in de lijst van gedetecteerde randapparatuur de te koppelen telefoon. U kunt slechts één telefoon per keer koppelen.
Voltooien van de koppeling
Ongeacht of u de procedure vanaf de telefoon of die vanaf het systeem hebt gebruikt, moet u, om de koppeling te voltooien, de weergegeven code correct in het systeem en in uw telefoon invoeren en vervolgens bevestigen.
Mocht de koppeling niet gelukt zijn, dan kunt u het nogmaals proberen. Dit kan een onbeperkt aantal keren.
Op het scherm wordt een melding weergegeven ter bevestiging dat de koppeling is geslaagd.
Informatie en adviezen
Via het menu " Telefoon " hebt u onder andere toegang tot de volgende functies:
" Telefoonboek "*, " Logboek gesprekken ",
" Raadplegen van gekoppelde apparaten ".
Afhankelijk van het type telefoon kan het nodig zijn toestemming te geven voor de toegang van het systeem tot de verschillende functies.
Raadpleeg de website van het merk voor meer informatie (compatibiliteit, extra informatie, ...).
* Als uw telefoon volledig compatibel is.
.
161
Transversal-Citroen_nl_Chap03_RD6_ed01-2016
162
Audio en telematica
Beheer van de verbindingen
De verbinding van de telefoon is automatisch geschikt voor de profielen handsfree set en streaming audio.
De mogelijkheid van het systeem om
één profiel te koppelen hangt af van de telefoon. Het is mogelijk dat standaard beide profielen worden verbonden.
Druk op de toets MENU .
Selecteer " Verbindingen ".
Bevestig met OK .
Selecteer " Beheer Bluetoothverbindingen " en bevestig. De lijst van de gekoppelde telefoons wordt weergegeven.
Bevestig met OK .
Geeft aan dat een apparaat is verbonden.
Het cijfer geeft aan hoeveel profielen met het systeem zijn verbonden:
- 1 voor media of 1 voor telefoon.
- 2 voor media en telefoon.
Geeft aan dat het profiel streaming audio is verbonden.
Geeft aan dat het profiel handsfree telefoon is verbonden.
Selecteer een telefoon.
Bevestig met OK .
Vervolgens selecteert en bevestigt u:
- "
" Telefoon afsluiten ":
"/ om alleen de telefoon of de handsfree set te verbinden/de verbinding ervan te verbreken.
- " Aansluiten mediaspeler "/
" Mediaspeler afsluiten ": om alleen de streaming-verbinding te realiseren/te verbreken.
Aansluiten telefoon en mediaspeler "/" Telefoon + mediaspeler afsluiten ": om de telefoon (handsfree set en streaming) te verbinden/de verbinding ervan te verbreken.
- " ": om de koppeling ongedaan te maken.
Als u in het systeem een koppeling hebt ongedaan gemaakt, vergeet dan niet deze koppeling ook in uw telefoon ongedaan te maken.
Bevestig met OK .
Audio en telematica
Aannemen van een gesprek
Een binnenkomend gesprek wordt aangekondigd door een beltoon en de weergave van een bovenliggend venster op het scherm.
Selecteer met de toetsen het tabblad
" JA " op het scherm.
Bevestig met OK .
Druk op deze stuurwieltoets om het gesprek aan te nemen.
Bellen
Via het menu " Telefoon ".
Selecteer " Bellen ".
Selecteer " Nummer kiezen ".
Of
Selecteer " Telefoonboek ".
Of
Selecteer " Logboek ".
Bevestig met OK .
Houd een van deze toetsen langer dan twee seconden ingedrukt om het telefoonboek te openen. Vervolgens kunt u met de draaiknop door het telefoonboek scrollen.
Beëindigen van een gesprek
Via het menu " Telefoon ".
Selecteer " Ophangen ".
Bevestig met OK om het gesprek te beëindigen.
Druk tijdens een telefoongesprek langer dan twee seconden op een van deze toetsen.
Het systeem opent het telefoonboek van de telefoon (afhankelijk van de compatibiliteit) wanneer deze via
Bluetooth is verbonden.
U kunt vanaf bepaalde Bluetoothtelefoons een contact importeren naar het telefoonboek van de autoradio.
De op deze wijze geïmporteerde contacten worden opgeslagen in een telefoonboek dat u altijd kunt openen, ongeacht welke telefoon met het systeem is verbonden.
Het menu van het telefoonboek is niet beschikbaar zolang het telefoonboek leeg is.
.
163
Transversal-Citroen_nl_Chap03_RD6_ed01-2016
164
Audio en telematica
Beheer van de gesprekken
Druk tijdens het gesprek op OK om naar het contextmenu te gaan.
Ophangen
Selecteer in het contextmenu
" Gespr. beëindigen " om het gesprek te beëindigen.
Bevestig met OK .
Doorschakelfunctie
In het contextmenu:
- vink " Doorschakelfunctie " aan om het gesprek via de telefoon voort te zetten (bijv.: om tijdens het uitstappen het gesprek te kunnen voortzetten).
- vink " Doorschakelfunctie " uit om het gesprek via de auto voort te zetten.
Spraakserver
Selecteer in het contextmenu " Toon
DTMF " en bevestig uw keuze om het digitale toetsenbord te kunnen gebruiken om door het menu van de interactieve spraakserver te surfen.
Bevestig met OK .
Uitschakelen van de microfoon
(de gesprekspartner kan dan niet meeluisteren)
In het contextmenu:
- vink " Micro OFF " aan om de microfoon uit te schakelen.
- vink " Micro OFF " uit om de microfoon weer in te schakelen.
Bevestig met OK .
Bevestig met OK .
Als het contact is afgezet, wordt de Bluetoothverbinding automatisch weer tot stand gebracht als u in de auto stapt en wordt het geluid weer weergegeven via het systeem (afhankelijk van de specificaties van de telefoon).
In sommige gevallen moet u de doorschakelfunctie via de telefoon activeren.
Wisselgesprek
Selecteer in het contextmenu
" Verwisselen " en bevestig uw keuze om een in de wacht gezet gesprek weer voort te zetten.
Bevestig met OK .
Telefoonboek
Het systeem heeft, afhankelijk van de compatibiliteit van de telefoon en gedurende de Bluetooth-verbinding, toegang tot het telefoonboek van de telefoon.
Vanaf bepaalde typen gekoppelde
Bluetooth-telefoons kunt u contacten vanuit de telefoon opslaan in het geheugen van de autoradio.
De op deze manier geïmporteerde contacten worden opgeslagen in een telefoonboek dat, ongeacht welke telefoon is gekoppeld, vrij toegankelijk is.
Het menu van het telefoonboek is niet beschikbaar als het telefoonboek leeg is.
Houd SRC/TEL enige tijd ingedrukt om het telefoonboek te openen.
Audio en telematica
Selecteer " Telefoonboek " voor een overzicht van alle contacten.
Bevestig met OK .
Spraakherkenning
Dankzij deze functie kunt u de spraakherkenning van uw smartphone via het systeem gebruiken.
Starten van de spraakherkenning (afhankelijk van het type stuurkolomschakelaars):
Druk op MENU als u gegevens van contacten wilt veranderen, selecteer dan " Telefoon " en bevestig uw keuze.
Selecteer " Beheer index " en bevestig uw keuze.
U kunt kiezen uit:
Een bestand raadplegen
- "
- "
",
",
Alle bestanden verwijderen ".
Houd het uiteinde van de lichtschakelaar enige tijd ingedrukt.
OF
Druk op deze toets.
Voor de spraakherkenning is een compatibele smartphone nodig die via
Bluetooth met de auto is verbonden.
.
165
Transversal-Citroen_nl_Chap03_RD6_ed01-2016
Audio en telematica
Veelgestelde vragen
In de volgende tabel vindt u de antwoorden op de meest gestelde vragen over uw autoradio.
VRAAG
Na het afzetten van de motor wordt de radio na enkele minuten automatisch uitgeschakeld.
ANTWOORD
Als de motor is afgezet, blijft de radio nog werken zolang de laadtoestand van de accu dat toestaat.
Het automatisch uitschakelen duidt erop dat de eco-modus van de autoradio is geactiveerd om te voorkomen dat de accu van de auto ontladen raakt.
De melding "het audiosysteem is oververhit" verschijnt op het display.
Om het audiosysteem te beschermen tegen een te hoge omgevingstemperatuur, activeert de autoradio automatisch een thermische beveiliging die het geluidsvolume verlaagt of de
CD-speler uitschakelt.
OPLOSSING
Start de motor om de accu op te laden.
Schakel het audiosysteem enkele minuten uit om het systeem te laten afkoelen.
166
Radio
VRAAG
Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen de verschillende geluidsbronnen (radio,
CD...).
ANTWOORD
Voor een optimaal luistergenot kunt u de audio-instellingen (Volume,
Bass, Hoge tonen, Geluidseffect, Loudness) voor elke geluidsbron afzonderlijk instellen. Hierdoor kunnen bij het selecteren van een andere geluidsbron (radio, CD...) verschillen in de geluidskwaliteit hoorbaar zijn.
OPLOSSING
Controleer of de audio-instellingen (Volume,
Bass, Hoge tonen, Geluidseffect, Loudness) zijn afgestemd op de verschillende geluidsbronnen.
Het is raadzaam de audiofuncties (Bass, Hoge tonen, Balans V-A, Balans L-R) in de middelste stand te zetten, de geluidssfeer "Geen" te selecteren en de functie Loudness in de stand
"Actief" te zetten als de CD-speler is geselecteerd en in de stand "Inactief" te zetten als de radio is geselecteerd.
Audio en telematica
VRAAG
De voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen
(geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...).
ANTWOORD
Het verkeerde golfbereik is geselecteerd.
OPLOSSING
Druk op de toets BAND om het golfbereik
(FM, FM2, DAB, AM) terug te vinden waarin de voorkeuzezenders zijn opgeslagen.
De functie TA
(verkeersinformatie) is ingeschakeld, maar ik krijg geen verkeersinformatie te horen.
De ontvangstkwaliteit van de beluisterde radiozender neemt geleidelijk af of de voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen
(geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...).
De geselecteerde radiozender maakt geen deel uit van het regionale netwerk van zenders die verkeersinformatie uitzenden.
Stem af op een zender die wel verkeersinformatie uitzendt.
De auto bevindt zich te ver van de zender van het beluisterde radiostation of er bevindt zich geen zender in het gebied waarin de auto zich bevindt.
De omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages enz.) veroorzaakt storingen in de ontvangst, ook als de RDS-functie is ingeschakeld.
De antenne is niet aanwezig of beschadigd (bijvoorbeeld in een wasstraat of ondergrondse parkeergarage).
Activeer de functie RDS om het systeem te laten controleren of er een sterkere zender in het gebied aanwezig is.
Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de autoradio.
Laat de antenne controleren door het netwerk van het merk.
Het geluid van de radio valt
1 tot 2 seconden weg.
Het RDS zoekt tijdens deze korte onderbreking van het geluid naar een andere, sterkere zender voor een betere ontvangst van het radiostation.
Schakel de RDS-functie uit als dit verschijnsel zich te vaak en steeds op hetzelfde traject voordoet.
.
167
Transversal-Citroen_nl_Chap03_RD6_ed01-2016
168
Audio en telematica
Media
VRAAG
De Bluetooth-verbinding wordt onderbroken.
ANTWOORD
Het laadniveau van de batterij van de randapparatuur is mogelijk te laag.
Op het scherm wordt de melding "Storing USBrandapparatuur" weergegeven.
De USB-stick wordt niet herkend.
De USB-stick is mogelijk defect.
OPLOSSING
Laad de batterij van de randapparatuur op.
Formateer de USB-stick opnieuw.
De CD wordt steeds uitgeworpen of kan niet worden afgespeeld door de
CD-speler.
De CD-speler levert een slechte geluidskwaliteit.
De CD is ondersteboven in de speler geplaatst, kan niet worden gelezen, bevat geen audiobestanden of bevat audiobestanden die niet door de autoradio worden herkend.
De CD is voorzien van een beveiligingssysteem dat niet door de autoradio wordt herkend.
De gebruikte CD is gekrast of van slechte kwaliteit.
- Controleer of de CD met de juiste zijde boven in de speler is geplaatst.
- Controleer de staat van de CD: de CD kan niet worden gelezen als deze te veel is beschadigd.
- Controleer de inhoud van de CD als deze zelf is gebrand: raadpleeg de tips in de rubriek "Audio".
- De kwaliteit van sommige zelfgebrande CD's is onvoldoende om deze door de autoradio te laten afspelen.
Gebruik alleen CD's van goede kwaliteit en berg ze zorgvuldig op.
De op een smartphone opgeslagen muziek kan niet worden afgespeeld via de USB-aansluiting.
De audio-instellingen (bassen, hoge tonen, geluidseffecten) zijn niet op de CD afgestemd.
Zet het niveau van de bassen of de hoge tonen op
0, zonder een geluidseffect te selecteren.
Afhankelijk van het type smartphone moet de autoradio toestemming krijgen van de smartphone voor toegang tot de muziekbestanden.
Activeer handmatig het profiel MTP van de smartphone (menu USB-instellingen).
Audio en telematica
Telefoon
VRAAG
Ik heb geen toegang tot mijn voicemail.
ANTWOORD
Er zijn slechts weinig telefoons en providers die deze functionaliteit ondersteunen.
OPLOSSING
Bel uw voicemail via het telefoonmenu, gebruik het nummer dat u van uw provider hebt gekregen.
Ik kan mijn telefoonboek niet openen.
Het gesprek wordt onderbroken als ik in de auto stap.
Controleer of uw telefoon compatibel is.
U hebt tijdens de koppeling het systeem geen toestemming gegeven voor toegang tot het telefoonboek.
Geef het systeem toegang tot het telefoonboek van uw telefoon.
De doorschakelfunctie is ingeschakeld.
Vink de doorschakelfunctie uit om het gesprek over te schakelen op het systeem van de auto.
Het lukt niet om mijn telefoon via Bluetooth te koppelen.
De koppelingsprocedure kan afhankelijk van de telefoon (model, besturingssysteem) verschillen en bepaalde telefoons zijn niet compatibel.
Alvorens te proberen de telefoon te koppelen moet u vanaf het systeem de huidige koppeling met de telefoon en vanaf de telefoon de koppeling met het systeem ongedaan maken om te zien of de telefoon compatibel is.
.
169
Transversal-Citroen_nl_Chap03_RD6_ed01-2016
Welke brandstoffen zijn geschikt?
benzinemotoren
De uitvoeringen met benzinemotor kunnen rijden op biobrandstoffen die voldoen aan de huidige en toekomstige Europese richtlijnen en verkrijgbaar zijn bij tankstations.
Benzine die voldoet aan de norm
EN228 en is gemengd met een biobrandstof die voldoet aan de norm
EN15376.
Alleen brandstofadditieven die voldoen aan de norm B715001 mogen worden gebruikt.
De dieselmotoren zijn geschikt voor biobrandstoffen die aan de huidige en toekomstige Europese richtlijnen voldoen en die aan de pomp getankt kunnen worden.
Diesel die voldoet aan de richtlijn
EN590 gemengd met biobrandstof die voldoet aan de richtlijn EN14214 (met een gehalte aan methyl-estervetzuren van 0 tot 7%),
Diesel die voldoet aan de richtlijn
EN16734 gemengd met biobrandstof die voldoet aan de richtlijn EN14214
(met een gehalte aan methylestervetzuren van 0 tot 10%),
Paraffinehoudende diesel die voldoet aan de richtlijn EN15940 gemengd met biobrandstof die voldoet aan de richtlijn
EN14214 (met een gehalte aan methylestervetzuren van 0 tot 7%).
Alleen het gebruik van dieseladditieven die voldoen aan de norm B715000 is toegestaan.
Diesel voor lage temperaturen
Bij temperaturen lager dan 0°C (+32°F) kan de stolling van paraffine in zomerdiesel storingen in het brandstofsysteem veroorzaken. Om dat te voorkomen is het raadzaam winterdiesel te tanken en de brandstoftank voor minimaal 50% gevuld te houden.
Als desondanks bij temperaturen lager dan -15°C (+5°F) de motor moeilijk aanslaat, is het raadzaam de auto enige tijd in een verwarmde garage of werkplaats te laten staan.
De brandstof B20 of B30 die voldoet aan de richtlijn EN16709 is ook geschikt voor de dieselmotor van uw auto. Maar als deze brandstof, ook al is het slechts incidenteel, wordt gebruikt, moeten de bijzondere onderhoudsvoorschriften
(voor "Zware rijomstandigheden") strikt worden nageleefd.
Neem voor meer informatie contact op met het netwerk van het merk of een gekwalificeerde werkplaats.
Het gebruik van elk ander type (bio) brandstof (zuivere of verdunde plantaardige of dierlijke olie, stookolie...) is nadrukkelijk verboden
(kans op schade aan de motor en het brandstofcircuit).
Reizen naar het buitenland
Bepaalde brandstoffen kunnen de motor beschadigen. In bepaalde landen kan het nodig zijn een specifieke brandstofsoort te gebruiken (specifiek octaangetal, specifieke commerciële benaming enz.) om de goede werking van de motor te garanderen.
Neem voor meer informatie contact op met uw dealer.
*16CAR.A070*
16CAR.A070
SpaceTourer
AANVULLING MET BETREKKING TOT DE KINDERZITJES
ERRATUM
Symbolen
Deze symbolen wijzen op de specifieke kenmerken van uw type auto:
Business
Feel
Shine
Business Lounge
Dit document bevat de laatste updates van het instructieboekje van uw auto.
Deze informatie vormt een aanvulling op het instructieboekje of vervangt een gedeelte hiervan.
Raadpleeg eerst het instructieboekje van uw auto.
Bevestiging kinderzitjes met de veiligheidsgordel
Conform de Europese wetgeving geeft het overzicht de mogelijkheden weer met betrekking tot het bevestigen, met een veiligheidsgordel, van een universeel gehomologeerd kinderzitje, gerangschikt naar gewicht van het kind en de plaats in de auto.
Veiligheid
1 e zitrij
(c)
2 e zitrij
3 e zitrij
Zitplaatsen
Individuele voorpassagiersstoel
Tweezitsbank, buitenste zitplaats
Tweezitsbank, middelste zitplaats
met passagiersairbag uitgeschakeld " OFF "
met passagiersairbag ingeschakeld " "
met passagiersairbag uitgeschakeld " OFF "
met passagiersairbag ingeschakeld " "
met passagiersairbag uitgeschakeld " OFF "
met passagiersairbag ingeschakeld " "
Zitplaats achter de bestuurder
Minder dan 13 kg
(Groep 0 (b) en 0+)
Tot ongeveer 1 jaar
Gewicht van het kind en leeftijdsindicatie
Van 9 tot 18 kg
(Groep 1)
Van 1 tot ongeveer 3 jaar
Van 15 tot 25 kg
(Groep 2)
Van 3 tot ongeveer 6 jaar
Van 22 tot 36 kg
(Groep 3)
Van 6 tot ongeveer 10 jaar
U U U U
X
X
X
U
X
U
UF
X
X
U
UF
U
UF
X
X
U
UF
U
UF
X
X
U
U
UF
Middelste zitplaats U U U U
Zitplaats achter de passagier
Buitenste zitplaatsen
Middelste zitplaats
Buitenste zitplaats rechts
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
5
3
4
Veiligheid
1 e zitrij
(c)
2 e zitrij
(d)
3 e zitrij
(d)
Zitplaatsen
Individuele elektrisch verstelbare voorpassagiersstoel
met passagiersairbag uitgeschakeld " OFF "
met passagiersairbag ingeschakeld " "
Passagiersstoel zonder hoogteverstelling
met passagiersairbag uitgeschakeld " OFF "
met passagiersairbag ingeschakeld " "
Minder dan 13 kg
(Groep 0 (b) en 0+)
Tot ongeveer 1 jaar
Gewicht van het kind en leeftijdsindicatie
Van 9 tot 18 kg
(Groep 1)
Van 1 tot ongeveer 3 jaar
Van 15 tot 25 kg
(Groep 2)
Van 3 tot ongeveer 6 jaar
Van 22 tot 36 kg
(Groep 3)
Van 6 tot ongeveer 10 jaar
U U U U
X
U
X
UF
U
UF
UF
U
UF
UF
U
UF
Zitplaats achter de bestuurder U U U U
Middelste zitplaats
Zitplaats achter de voorpassagier
U
U
U
U
U
U
U
U
Buitenste zitplaatsen
Middelste zitplaats
Buitenste zitplaats rechts
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
Veiligheid
1 e zitrij
(c)
2 e zitrij
(d)
3 e zitrij
(d)
Zitplaatsen
Individuele elektrisch verstelbare voorpassagiersstoel
met passagiersairbag uitgeschakeld " OFF "
met passagiersairbag ingeschakeld " "
Minder dan 13 kg
(Groep 0 (b) en 0+)
Tot ongeveer 1 jaar
Gewicht van het kind en leeftijdsindicatie
Van 9 tot 18 kg
(Groep 1)
Van 1 tot ongeveer 3 jaar
Van 15 tot 25 kg
(Groep 2)
Van 3 tot ongeveer 6 jaar
Van 22 tot 36 kg
(Groep 3)
Van 6 tot ongeveer 10 jaar
U U U U
X UF UF UF
Zitplaats achter de bestuurder U U U U
Middelste zitplaats (e)
Zitplaats achter de voorpassagier
U
U
U
U
U
U
U
U
Buitenste zitplaatsen
Middelste zitplaats (e)
Buitenste zitplaats rechts
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
U
5
5
6
Veiligheid
Symbolen
(a) Universeel kinderzitje: kinderzitje dat in alle auto's kan worden bevestigd met behulp van de veiligheidsgordel.
(b) Groep 0: vanaf de geboorte tot 10 kg.
Reiswiegen en "autobedjes" mogen niet op de passagierszitplaats(en) vóór of op de zitplaatsen van de 3 e zitrij worden bevestigd.
(c) Raadpleeg de wetgeving in uw land alvorens een kinderzitje op deze plaats te bevestigen.
(d) Als u een kinderzitje met de rug of met het gezicht in de rijrichting op de zitplaats achter bevestigt, schuif dan de voorstoel naar voren en zet vervolgens de rugleuning rechtop om voldoende ruimte over te laten voor het kinderzitje en de benen van het kind.
(e) Het kinderzitje kan op de middelste zitplaats worden bevestigd, maar dan kunnen de buitenste zitplaatsen niet worden gebruikt.
U : Zitplaats geschikt voor de bevestiging van een universeel gehomologeerd kinderzitje met een veiligheidsgordel, zowel met de
"rug in de rijrichting" als met het "gezicht in de rijrichting".
UF Zitplaats geschikt voor de bevestiging van een universeel gehomologeerd kinderzitje met een veiligheidsgordel, met het "gezicht in de rijrichting".
X Zitplaats die niet geschikt is voor het plaatsen van een kinderzitje uit de aangegeven gewichtscategorie.
Vergeet niet de hoofdsteun weer te bevestigen nadat het kinderzitje weer is verwijderd.
Veiligheid
Door CITROËN aanbevolen kinderzitjes
CITROËN levert een reeks kinderzitjes met artikelnummer die met een driepuntsveiligheidsgordel kunnen worden vastgemaakt.
Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg Groep 2 en 3: 15 - 36 kg
L1
"RÖMER Baby-Safe Plus"
Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst.
L5
"RÖMER KIDFIX XP"
Kan aan de ISOFIX-verankeringen van de auto worden bevestigd.
Het kind wordt beschermd door de veiligheidsgordel.
L6
"BOOSTER GRACO"
Het kind wordt beschermd door de veiligheidsgordel.
5
7
8
Veiligheid
Zitplaatsen geschikt voor ISOFIX-kinderzitjes
Overeenkomstig de Europese wetgeving geeft het overzicht de mogelijkheden aan voor het bevestigen van een ISOFIX-kinderzitje op een plaats in de auto voorzien van ISOFIX-bevestigingen.
Bij universele en semi-universele ISOFIX-kinderzitjes wordt de ISOFIX-maat op het kinderzitje naast het ISOFIX-logo aangegeven met een letter
( A t/m G ).
Veiligheid
1 e zitrij
(a)
Type ISOFIX-kinderzitje
ISOFIX-maat
Individuele passagiersstoel of tweezitsbank
met passagiersairbag uitgeschakeld
" OFF "
met passagiersairbag ingeschakeld " ON "
Zitplaats achter de bestuurder
2 e zitrij Middelste zitplaats
Zitplaats achter de voorpassagier
Buitenste zitplaats links
3 e zitrij Middelste zitplaats
Buitenste zitplaats rechts
Tot 10 kg
(groep 0)
Tot ca. 6 maanden
Reiswieg (1)
F G
X
X
X
X
X
X
IL (1-3)
IL (1-3)
IL (1-3)
Gewicht van het kind / leeftijdsindicatie
Tot 10 kg
(groep 0)
Tot 13 kg
(groep 0+)
Tot ca. 1 jaar
Van 9 tot 18 kg (groep 1)
Van 1 tot ca. 3 jaar
"rug in de rijrichting"
C D E
"rug in de rijrichting"
C D
"gezicht in de rijrichting"
A B B1
IL
IL
IL
(2)
(2)
(2)
X
X
X
Geen ISOFIX
Geen ISOFIX
IL
IL
IL
IL
IL
IL
(2)
(2)
(2)
X
X
X
IUF, IL
IUF, IL
IUF, IL
IUF, IL
IUF, IL
IUF, IL
5
9
10
Veiligheid
1 e zitrij
(a)
Type ISOFIX-kinderzitje
ISOFIX-maat
Vaste ndividuele of elektrisch verstelbare passagiersstoel
met passagiersairbag uitgeschakeld
" OFF "
met passagiersairbag ingeschakeld " ON "
Zitplaats achter de bestuurder
2 e zitrij
3 e zitrij
Middelste zitplaats
Zitplaats achter de voorpassagier
Buitenste zitplaats links
Middelste zitplaats
Buitenste zitplaats rechts
Tot 10 kg
(groep 0)
Tot ca.
6 maanden
Reiswieg (1)
F G
IL
IL
IL
IL (1-4)
IL (1-4)
IL (1-4)
Gewicht van het kind / leeftijdsindicatie
Tot 10 kg
(groep 0)
Tot 13 kg
(groep 0+)
Tot ca. 1 jaar
Van 9 tot 18 kg (groep 1)
Van 1 tot ca. 3 jaar
"rug in de rijrichting" "rug in de rijrichting" "gezicht in de rijrichting"
C D E C D A B B1
X
X
X
IL
IL
IL
IL (4)
IL (4)
IL (4)
Geen ISOFIX
Geen ISOFIX
X
X
X
IL
IL
IL
IL (4)
IL (4)
IL (4)
IUF, IL
IUF, IL
IUF, IL
IUF, IL
IUF, IL
IUF, IL
Veiligheid
1 e zitrij
(a)
Type ISOFIX-kinderzitje
ISOFIX-maat
Passagiersstoel
met passagiersairbag uitgeschakeld
" OFF "
met passagiersairbag ingeschakeld " ON "
Zitplaats achter de bestuurder
2 e zitrij
Middelste zitplaats (b)
Zitplaats achter de voorpassagier
Zitplaats achter de bestuurder
Middelste zitplaats
Zitplaats achter de voorpassagier
Tot 10 kg
(groep 0)
Tot ca. 6 maanden
Reiswieg (1)
F G
X
X
X
IL (1-5)
IL (1-5)
IL (1-5)
IL (5)
IL (5)
IL (5)
Gewicht van het kind / leeftijdsindicatie
Tot 10 kg
(groep 0)
Tot 13 kg
(groep 0+)
Tot ca. 1 jaar
Van 9 tot 18 kg (groep 1)
Van 1 tot ca. 3 jaar
"rug in de rijrichting" "rug in de rijrichting" "gezicht in de rijrichting"
C D E C D A B B1
IL
IL
IL
IL
IL
IL
Geen ISOFIX
Geen ISOFIX
IL (5)
IL (5)
IL (5)
IL
IL
IL
IL
IL
IL
IUF, IL
IUF, IL
IUF, IL
IUF, IL
IUF, IL
IUF, IL
5
11
12
Rijden
3 e zitrij
Type ISOFIX-kinderzitje
ISOFIX-maat
Buitenste zitplaats links
Middelste zitplaats (b)
Buitenste zitplaats rechts
Buitenste zitplaats links
Middelste zitplaats
Buitenste zitplaats rechts
Tot 10 kg
(groep 0)
Tot ca. 6 maanden
Reiswieg (1)
F G
X
X
X
IL (1-4)
IL (1-4)
IL (1-4)
Gewicht van het kind / leeftijdsindicatie
Tot 10 kg
(groep 0)
Tot 13 kg
(groep 0+)
Tot c a. 1 jaar
Van 9 tot 18 kg (groep 1)
Van 1 tot ca. 3 jaar
"rug in de rijrichting" "rug in de rijrichting" "gezicht in de rijrichting"
C D E C D A B B1
IL (4) IL IL (4) IUF, IL
X
X
X
IL (4)
IL (4)
IL
IL
IL
(4)
(4)
(4)
IL
IL
X
X
X
IL (4)
IL (4)
IL (4)
IL
IL
(4)
(4)
IUF, IL
IUF, IL
IUF, IL
IUF, IL
IUF, IL
Veiligheid
Symbolen
(a) Raadpleeg de wetgeving in uw land alvorens een kinderzitje op deze zitplaats te bevestigen.
(b) Als een kinderzitje op de middelste zitplaats is bevestigd, kunnen de buitenste zitplaatsen niet worden gebruikt.
IUF Zitplaats geschikt voor de bevestiging van een universeel gehomologeerd ISOFIX- kinderzitje met het gezicht in de rijrichting en een bovenste riem.
IL Zitplaats geschikt voor de bevestiging van een semi-universeel gehomologeerd
ISOFIX-kinderzitje:
- rug in de rijrichting voorzien van een bovenste riem of een steun,
- gezicht in de rijrichting voorzien van een steun,
- reiswieg voorzien van een bovenste riem of een steun.
X Zitplaats die niet geschikt is voor een kinderzitje of ISOFIX-reiswieg voor de aangegeven gewichtscategorie.
(1) Als een reiswieg op deze zitplaats is bevestigd, kunnen één of beide andere zitplaatsen van dezelfde zitrij mogelijk niet meer worden gebruikt.
(2) Uitsluitend geschikt voor bevestiging achter de bestuurdersstoel.
(3) Uitsluitend geschikt voor bevestiging achter de bestuurdersstoel bij uitvoeringen met individuele passagiersstoel.
(4) De zitplaats van de 2 e zitrij moet zo zijn afgesteld dat het kind op de 3 e zitrij de zitplaats ervoor niet raakt.
(5) De voorstoel moet zo zijn afgesteld dat het kind op de 2 e zitrij de stoel niet raakt.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de ISOFIXbevestigingen en in het bijzonder de bovenste riem.
Plaats de hoofdsteun terug zodra het kinderzitje is verwijderd.
5
13
Veiligheid
Door CITROËN aanbevolen ISOFIX-kinderzitjes
Het CITROËN-netwerk levert een gamma ISOFIX-kinderzitjes. Deze kinderzitjes, die zijn voorzien van een onderdeelnummer, zijn goedgekeurd voor gebruik in uw auto.
Raadpleeg ook de montagehandleiding van de fabrikant van het kinderzitje voor meer informatie over het plaatsen en verwijderen van het zitje.
"RÖMER Baby-Safe Plus" met ISOFIX-basis
(lengtecategorie: E )
Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg
"RÖMER Duo Plus ISOFIX"
(lengtecategorie: B1 )
Groep 1: van 9 tot 18 kg
14
Dit zitje dient te worden geplaatst met de rug in de rijrichting met behulp van een ISOFIXbasis, die wordt bevestigd aan de ringen A .
De basis is voorzien van een in hoogte verstelbare steun die op de vloer van de auto rust.
Dit kinderzitje kan ook worden bevestigd met een veiligheidsgordel. In dat geval wordt het zitje zonder basis met de driepuntsgordel op de zitplaats van de auto bevestigd.
Dit zitje wordt uitsluitend met het gezicht in de rijrichting geplaatst.
Het wordt verankerd aan de ringen A en, met de bovenste riem, aan de ring , de TOP
TETHER.
Drie standen: rechtop, ruststand en ligstand.
Dit kinderzitje kan ook worden gebruikt op zitplaatsen die niet zijn voorzien van ISOFIXbevestigingspunten. In dat geval moet het zitje met de driepuntsveiligheidsgordel op de stoel van de auto worden bevestigd. Stel de voorstoel zo af dat de voeten van het kind de rugleuning niet kunnen raken.
Waarschuwing kans op aanrijding en
Active Safety Brake
Rijden
Werkingsvoorwaarden
Het systeem Waarschuwing kans op aanrijding werkt:
- bij een van een kentekenplaat voorzien voertuig dat in dezelfde rijrichting rijdt of staat,
- als de wagensnelheid minimaal 7 km/h is (de functie wordt uitgeschakeld als de snelheid daalt tot 5 km/h).
Het systeem Waarschuwing kans op aanrijding waarschuwt de bestuurder wanneer er een risico bestaat op een aanrijding met een voorligger of een voetganger op de rijstrook.
Het systeem Active Safety Brake treedt in werking wanneer de bestuurder, na de waarschuwing, niet snel genoeg reageert en niet remt.
Dit systeem helpt, zonder ingrijpen van de bestuurder, een aanrijding te voorkomen of de zwaarte van de aanrijding te beperken door de snelheid van de auto te verminderen.
Deze systemen maken gebruik van een radar in de voorbumper en een camera boven aan de voorruit.
Deze systeem zijn ontwikkeld om de veiligheid te verbeteren.
De bestuurder moet zelf altijd het verkeer in de gaten blijven houden en zich aan de verkeersregels houden.
Deze systemen zijn een hulpmiddel voor de bestuurder die desondanks waakzaam moet blijven.
Het systeem Active Safety Brake werkt:
- wanneer de wagensnelheid tussen 5 en
140 km/h ligt bij rijdende voertuigen,
- wanneer de wagensnelheid lager is dan
80 km/h bij stilstaande voertuigen,
- wanneer de wagensnelheid lager is dan
60 km/h bij een voetganger,
- indien de passagiers hun veiligheidsgordel hebben omgedaan,
- indien de auto niet snel accelereert,
- indien de auto geen scherpe bocht maakt,
6
15
16
Rijden
Het systeem Active Safety Brake werkt niet:
- als de voorbumper van de auto is beschadigd,
- binnen 10 seconden na de laatste keer dat het systeem in werking is getreden,
- bij een storing in het elektronische stabiliteitsprogramma.
Na een aanrijding wordt de functie automatisch uitgeschakeld. Neem contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Werkingslimieten
In de volgende gevallen is het raadzaam de functie uit te schakelen via het configuratiemenu van de auto:
- bij een schok op de voorruit ter hoogte van de detectiecamera,
- als de auto een aanhanger of caravan trekt,
- als lading op de imperiaal boven de voorruit uitsteekt (bijvoorbeeld een ladder),
- als de auto wordt gesleept bij draaiende motor,
- als het noodreservewiel (indien aanwezig) is gemonteerd,
- als de auto tijdens onderhoud in de werkplaats op een rollenbank wordt getest,
- als de auto in een automatische wasstraat wordt gewassen,
- als de remlichten niet werken.
Waarschuwing kans op aanrijding
Afhankelijk van de door het systeem gedetecteerde kans op een aanrijding en de geselecteerde stand voor de waarschuwing kunnen meerdere waarschuwingsniveaus worden geactiveerd en weergegeven op het instrumentenpaneel.
Deze informatie wordt tevens weergegeven op het head-up display.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het head-up display .
Niveau 1 : waarschuwing door middel van visuele signalen die aangeeft dat de afstand tot de voorligger zeer klein is.
Wanneer de auto de voorligger nadert, wordt een melding weergegeven om de bestuurder aan te sporen op te letten.
Dit waarschuwingsniveau is gebaseerd op de afstand in tijd tussen uw auto en de voorligger.
Rijden
Niveau 2 : waarschuwing door middel van visuele signalen en geluidssignalen die aangeeft dat een aanrijding dreigt.
Er wordt een melding weergegeven om de bestuurder aan te sporen te remmen.
Dit waarschuwingsniveau is gebaseerd op de tijd vóór de aanrijding. Daarbij wordt rekening gehouden met de beweging van de auto, de snelheid van uw auto en die van de voorligger, de weersomstandigheden, de rijomstandigheden (in een bocht, intrappen van pedalen enz.) zodat de waarschuwing op het meest geschikte moment wordt geactiveerd.
Als uw auto een voorligger te snel nadert, wordt het eerste waarschuwingsniveau mogelijk niet weergegeven: in dat geval wordt waarschuwingsniveau 2 direct weergegeven.
Bovendien wordt waarschuwingsniveau
1 nooit weergegeven als de stand
" Dichtb.
" is geselecteerd.
Slechte weersomstandigheden (zeer zware regenval, opgehoopte sneeuw voor de radar en de camera) kunnen de werking van het systeem verstoren.
In dat geval wordt een storingsmelding weergegeven. De functie is niet beschikbaar zolang deze melding wordt weergegeven.
Instellen van de stand voor de activering van de waarschuwing
De stand voor de activering van de waarschuwing is bepalend voor de manier waarop u wordt gewaarschuwd voor een rijdende of stilstaande voorligger, of een voetganger op uw rijstrook.
U kunt uit drie standen kiezen:
- " " om vroeg gewaarschuwd te worden
(voorzichtige rijstijl).
- " ".
- " " om later gewaarschuwd te worden.
Met autoradio
Open het menu " Persoonlijke instelling - configuratie " en activeer/deactiveer " Autom. noodremfunctie ".
Stel vervolgens het waarschuwingsniveau in.
Met touchscreen
Open het configuratiemenu van de auto en activeer/deactiveer " Waarschuwing kans op aanrijding en automatisch remmen ".
Stel vervolgens het waarschuwingsniveau in.
Druk op " Bevestigen " om de wijziging op te slaan.
6
17
18
Rijden
Active Safety Brake
Dit systeem, ook wel automatisch noodremsysteem genoemd, is bedoeld om de snelheid van de aanrijding te beperken of de frontale aanrijding met de voorligger te voorkomen (bij snelheden tussen 5 km/h en
140 km/h) wanneer de bestuurder niet ingrijpt.
Op basis van informatie van de radar en de camera activeert het systeem de remmen van de auto.
Als de radar en de camera de aanwezigheid van een voertuig of een voetganger hebben bevestigd, knippert dit verklikkerlampje als het systeem wordt geactiveerd.
Belangrijk : als het automatische noodremsysteem in werking treedt, moet u de controle over uw auto weer overnemen door met het rempedaal te en zo de automatische remactie aan te vullen en te voltooien.
De bestuurder kan op elk gewenst moment de controle over de auto weer overnemen door een ferme stuurbeweging te maken en/of het gaspedaal in te trappen.
Het activeren van het remmen kan worden aangepast aan het rijgedrag van de bestuurder, zoals bewegingen van het stuur of het intrappen of loslaten van het gaspedaal.
Als het automatische noodremsysteem niet is ingeschakeld, wordt u hiervoor gewaarschuwd door het permanent branden van dit verklikkerlampje in combinatie met een melding.
Als het systeem in werking is, kunnen er lichte trillingen voelbaar zijn in het rempedaal.
Als de auto volledig tot stilstand is gekomen, blijven de remmen automatisch 1 tot 2 seconden geactiveerd.
Bij auto's met een handgeschakelde versnellingsbak kan de motor afslaan als de auto door het automatische noodremsysteem tot stilstand wordt gebracht.
Bij auto's met een automatische transmissie begint de auto weer te rijden nadat hij door het automatische noodremsysteem tot stilstand is gebracht. Trap het rempedaal in als u dit wilt voorkomen.
Intelligente noodremassistentie
(AFUi)
Wanneer de bestuurder onvoldoende afremt om de aanrijding te voorkomen, zorgt het systeem voor voldoende remkracht.
Dit gebeurt alleen als de bestuurder zelf het rempedaal intrapt.
Rijden
Uitschakelen / inschakelen van de waarschuwing en het remmen
Standaard wordt de functie automatisch ingeschakeld als de motor wordt gestart.
De functie kan worden uit- of ingeschakeld via het configuratiemenu van de auto.
Met autoradio
Open het menu " Persoonlijke instelling - configuratie " en activeer/deactiveer " Autom. noodremfunctie ".
Met touchscreen
Open het configuratiemenu van de auto en activeer/deactiveer " Waarschuwing kans op aanrijding en automatisch remmen ".
Storing
In het geval van een storing wordt u gewaarschuwd door het branden van dit verklikkerlampje in combinatie met een geluidssignaal en een melding.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Onder de volgende omstandigheden werkt de camera mogelijk minder goed of helemaal niet:
- slecht zicht (slecht verlichte weg, sneeuwval of regen, mist, enz.),
- verblinding (verlichting van een tegenligger, laagstaande zon, reflectie op nat wegdek, uitrijden van een tunnel, sterke afwisseling van schaduw en licht, ...),
- als het gedeelte van de voorruit voor de camera vuil, dichtgevroren of beschadigd is of is bedekt met modder, sneeuw of een sticker.
Onder bepaalde weersomstandigheden van de werking van de in de voorbumper geplaatste radar verstoord raken, zoals bij opeenhoping van sneeuw, ijs, modder, enz.
Als een van de twee sensoren (camera of radar) is afgedekt of een beperkt bereik heeft terwijl de andere normaal werkt, blijft het systeem werken maar minder nauwkeurig dan normaal. U wordt hier niet over geïnformeerd door een melding of een verklikkerlampje.
Om storingen in de werking van de radar te voorkomen, mag de bumper niet worden gespoten.
6
Reinig het gedeelte van de voorruit voor de camera regelmatig.
Laat geen sneeuw op de motorkap of op het dak liggen, omdat de detectiecamera erdoor kan worden afgedekt.
Verwijder in dat geval de sneeuw, modder enz. van de voorbumper.
19
*16K0C.C070*
Néerlandais
16K0C.C070
Welke brandstoffen zijn geschikt?
benzinemotoren
De uitvoeringen met benzinemotor kunnen rijden op biobrandstoffen die voldoen aan de huidige en toekomstige Europese richtlijnen en verkrijgbaar zijn bij tankstations.
Benzine die voldoet aan de norm
EN228 en is gemengd met een biobrandstof die voldoet aan de norm
EN15376.
Alleen brandstofadditieven die voldoen aan de norm B715001 mogen worden gebruikt.
De dieselmotoren zijn geschikt voor biobrandstoffen die aan de huidige en toekomstige Europese richtlijnen voldoen en die aan de pomp getankt kunnen worden.
Diesel die voldoet aan de richtlijn
EN590 gemengd met biobrandstof die voldoet aan de richtlijn EN14214 (met een gehalte aan methyl-estervetzuren van 0 tot 7%),
Diesel die voldoet aan de richtlijn
EN16734 gemengd met biobrandstof die voldoet aan de richtlijn EN14214
(met een gehalte aan methylestervetzuren van 0 tot 10%),
Paraffinehoudende diesel die voldoet aan de richtlijn EN15940 gemengd met biobrandstof die voldoet aan de richtlijn
EN14214 (met een gehalte aan methylestervetzuren van 0 tot 7%).
Alleen het gebruik van dieseladditieven die voldoen aan de norm B715000 is toegestaan.
Diesel voor lage temperaturen
Bij temperaturen lager dan 0°C (+32°F) kan de stolling van paraffine in zomerdiesel storingen in het brandstofsysteem veroorzaken. Om dat te voorkomen is het raadzaam winterdiesel te tanken en de brandstoftank voor minimaal 50% gevuld te houden.
Als desondanks bij temperaturen lager dan -15°C (+5°F) de motor moeilijk aanslaat, is het raadzaam de auto enige tijd in een verwarmde garage of werkplaats te laten staan.
De brandstof B20 of B30 die voldoet aan de richtlijn EN16709 is ook geschikt voor de dieselmotor van uw auto. Maar als deze brandstof, ook al is het slechts incidenteel, wordt gebruikt, moeten de bijzondere onderhoudsvoorschriften
(voor "Zware rijomstandigheden") strikt worden nageleefd.
Neem voor meer informatie contact op met het netwerk van het merk of een gekwalificeerde werkplaats.
Het gebruik van elk ander type (bio) brandstof (zuivere of verdunde plantaardige of dierlijke olie, stookolie...) is nadrukkelijk verboden
(kans op schade aan de motor en het brandstofcircuit).
Reizen naar het buitenland
Bepaalde brandstoffen kunnen de motor beschadigen. In bepaalde landen kan het nodig zijn een specifieke brandstofsoort te gebruiken (specifiek octaangetal, specifieke commerciële benaming enz.) om de goede werking van de motor te garanderen.
Neem voor meer informatie contact op met uw dealer.
*16CAR.A070*
16CAR.A070
CITROËN Connect Nav
CITROËN Connect Nav
De beschreven functies en instellingen kunnen afwijken van die van het systeem in uw auto.
Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die de volle aandacht vragen, zoals het koppelen van een Bluetoothtelefoon aan het Bluetooth-handsfree systeem van het audiosysteem, uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto en ingeschakeld contact.
GPS-navigatie - Applicaties -
Multimedia- audio -
Bluetooth
®
-telefoon
Inhoud
De eerste stappen
Stuurwielflippers
Menu's
Gesproken commando's
Navigatie
Online navigatie
Applicaties
Radio
DAB-radio (Digital Audio Broadcasting) 25
Media
Telefoon
Configuratie
Veelgestelde vragen
26
28
33
37
11
15
18
23
4
5
2
3
Het systeem is zodanig beveiligd dat het uitsluitend in uw auto functioneert.
De overgang naar de waakfase wordt aangekondigd door de melding Eco-mode.
Hieronder vindt u de link naar de OSS
(Open Source Software)-broncodes voor het systeem.
https://www.groupe-psa.com/fr/oss/ https://www.groupe-psa.com/en/oss/
.
1
CITROËN Connect Nav
De eerste stappen
Als u bij draaiende motor op de toets drukt, wordt het geluid onderbroken.
Als u bij afgezet contact op de toets wordt drukt, wordt het systeem ingeschakeld.
Volumeregeling.
Het touchscreen is een capacitief scherm.
Voor het schoonmaken van het scherm is het raadzaam gebruik te maken van een niet schurende zachte doek (bijvoorbeeld een brillendoekje), zonder schoonmaakmiddel.
Raak het scherm niet aan met scherpe voorwerpen.
Raak het scherm niet aan met natte handen.
23 °C 18,5 21,5 12:13
Gebruik de toetsen aan weerszijden van of onder het touchscreen om de menu's te openen en druk vervolgens op de virtuele toetsen op het touchscreen.
Gebruik al naar gelang het model de toetsen
"Bron" of "Menu" aan weerszijden van het touchscreen om de menu's te openen en druk vervolgens op de op het touchscreen weergegeven toetsen.
U kunt op elk gewenst moment het menu oproepen door het scherm kort met drie vingers aan te raken.
Alle aanraakfuncties op het touchscreen zijn wit.
Druk op de "X" om een niveau lager te gaan.
Druk op "OK" om te bevestigen.
Bepaalde informatie wordt permanent weergegeven in de bovenste balk van het touchscreen:
- Basisinformatie van de airconditioning
(afhankelijk van de uitvoering) en rechtstreekse toegang tot het desbetreffende menu.
- Rechtstreekse toegang tot de keuze van de geluidsbron, de lijst met zenders (of titels, afhankelijk van de geluidsbron).
- Ga naar de notificaties van meldingen, e-mailberichten, updates van kaartgegevens en - afhankelijk van beschikbaarheid - de aanwijzingen van het navigatiesysteem
- Toegang tot de instellingen van het touchscreen en het digitale instrumentenpaneel.
Selecteren van de geluidsbron (afhankelijk van de uitvoering):
- FM-/DAB-radiozenders* / AM*.
- Toets USB.
- CD-speler (afhankelijk van het model).
- Via de AUX-aansluiting aangesloten mediaspeler (afhankelijk van het model).
- Telefoon verbonden via Bluetooth en multimedia-uitzending Bluetooth* (streaming).
2
* Afhankelijk van de apparatuur.
Via het menu "Instellingen" kunt u een profiel voor één persoon of voor een groep personen met gemeenschappelijke instellingen aanmaken, waarbij vele instellingen mogelijk zijn
(voorkeuzezenders radio, audio-instellingen, navigatiegeschiedenis, favoriete contacten, enz.). De instellingen worden automatisch aangepast.
Stuurkolomschakelaars
Afhankelijk van het model.
Gesproken commando's :
Deze knop bevindt zich op het stuurwiel of op het uiteinde van de lichtschakelaar (afhankelijk van de uitvoering).
Kort indrukken: gesproken commando's van het systeem.
Lang indrukken: gesproken commando's smartphone via het systeem.
Onder zeer warme onstandigheden kan het volume worden beperkt om het systeem te beschermen. Het systeem kan gedurende ten minste 5 minuten stand-by (scherm en geluid uitgeschakeld) worden gezet.
Zodra de temperatuur in het interieur is gezakt, zal de oorspronkelijke instelling weer worden gebruikt.
of
Geluidsvolume verhogen.
of
Geluid onderbreken/herstellen.
Of
Geluidsweergave onderbreken door gelijktijdig indrukken van de volumetoetsen.
Geluid weer inschakelen: druk op één van de twee volumetoetsen.
Geluidsvolume verlagen.
of
of
CITROËN Connect Nav
Media (kort indrukken): veranderen van multimediabron.
Telefoon (kort indrukken): start telefoongesprek.
Tijdens telefoongesprek (kort indrukken): toegang tot het telefoonmenu.
Telefoon (lang indrukken) : inkomend gesprek weigeren, einde gesprek; als de telefoon niet wordt gebruikt, toegang tot het telefoonmenu.
of
Radio (draaien): automatisch zoeken naar vorige/volgende zender.
Media (draaien): vorige/volgende nummer, scrollen door lijsten.
Kort indrukken : bevestigen van een selectie. Indien niets geselecteerd: toegang tot voorkeuzezenders.
Radio : weergeven van de zenderlijst.
Media : weergeven van de tracklijst.
Radio (ingedrukt houden): weergeven van de lijst met beschikbare radiozenders.
.
3
4
CITROËN Connect Nav
Menu's
Afhankelijk van uitvoering en uitrusting
Airconditioning
Instellen van de temperatuur en de aanjagersnelheid.
23 °C 18,5 21,5 12:13
Radiomedia
Een geluidsbron of radiozender selecteren, foto's weergeven.
of
23 °C 12:13
18,5 21,5
Applicaties
of
Gebruik van bepaalde apps van de smartphone met internetverbinding, via CarPlay ® , MirrorLink TM or Android
Auto.
Controleer de Bluetooth ® - en Wi-Fiverbinding van uw smartphone.
Online navigatie
of
Navigatiesysteem instellen en bestemming invoeren.
Gebruiken van de beschikbare realtime-diensten, afhankelijk van de uitrusting.
23 °C 18,5 21,5 12:13
23 °C 18,5
FM/87.5 MHz
87.5MHz
21,5 12:13
Telefoon
Via Bluetooth ® verbinden van een telefoon, berichten en e-mails lezen en snelberichten versturen.
of
23 °C 18,5 21,5 12:13
CITROËN Connect Nav
Gesproken commando's
Stuurwieltoetsen
Druk kort op deze toets om de functie gesproken commando's te activeren.
23 °C 18,5 21,5
Configuratie
of
Configureren van een persoonlijk profiel en/of configureren van het geluid (balans, sfeer enz.) en de weergave (taal, eenheden, datum, tijd, enz.).
12:13
Auto
Activeren, deactiveren en configureren van bepaalde voertuigfuncties.
of
23 °C 18,5 21,5 12:13
Neem de volgende aanwijzingen in acht om ervoor te zorgen dat het systeem uw gesproken commando's altijd herkent:
- spreek met een normale stem de woorden volledig uit, zonder uw stem te verheffen.
- wacht voordat u spreekt altijd op de
"piep" (geluidssignaal).
- houd voor een optimale werking de ruiten en het schuifdak (indien van toepassing) gesloten om storende geluiden van buitenaf te voorkomen,
- vraag uw passagiers voordat u gesproken commando's geeft om even niet te praten.
.
5
6
CITROËN Connect Nav
De eerste stappen
Voorbeeld van een "gesproken commando" voor het navigatiesysteem:
"Navigeer naar adres" "Kerkstraat
11 Amsterdam" .
Voorbeeld van een "gesproken commando" voor de radio en de multimediafuncties:
"Artiest" "Madonna" "afspelen" .
Voorbeeld van een "gesproken commando" voor de telefoon:
"Bel Jan" .
De gesproken commando's zijn beschikbaar in 12 talen (Engels, Frans, Italiaans,
Spaans, Duits, Nederlands, Portugees,
Pools, Turks, Russisch, Arabisch en
Braziliaans).
Voor bepaalde spraakcommando's bestaan er synoniemen.
Voorbeeld: Navigeer naar /
Routebegeleiding naar / Ga naar / ...
In het Arabisch zijn de gesproken commando's voor: "Navigeer naar adres" en "POI weergeven in de stad" niet beschikbaar.
Informatie - het systeem gebruiken
Druk op de toets Push To
Talk en vertel me wat u wilt na de toon. U kunt mij op elk moment onderbreken door op deze toets te drukken.
Als u opnieuw op deze toets drukt terwijl ik wacht tot u spreekt, wordt het gesprek beëindigd. Om opnieuw te beginnen, zegt u "annuleren".
Om uw selectie ongedaan te maken, zegt u "terug". En voor informatie en tips op elk gewenst moment, zegt u "hulp". Als u mij vraagt iets te doen en er ontbreekt informatie die ik nodig heb, dan geef ik u enkele voorbeelden of begeleid ik u stap voor stap. Er is meer informatiebeschikbaar in de
"novice" modus. U kunt de dialoogmodus instellen op
"expert" wanneer u zich op uw gemak met het systeem voelt.
Algemene gesproken commando's
Deze commando's kunnen vanaf elke schermpagina worden gegeven nadat op de stuurwieltoets "Gesproken commando's" of "Telefoon" is gedrukt, behalve als er een telefoongesprek bezig is.
Gesproken commando's
Help
Help voor gesproken commando's
Help voor navigatie
Help voor radio
Help voor multimedia
Help voor telefoon
Zet dialoogmodus op <...>
Selecteer profiel <...>
Ja
Nee
Helpberichten
Ik kan u met allerlei onderwerpen helpen. U kunt bijvoorbeeld zeggen: "hulp bij telefoon",
"hulp bij navigatie", "hulp bij media" of "hulp bij radio". Om een overzicht te krijgen over hoe de spraakdialoog werkt, kunt u zeggen "hulp bij spraakcommando's".
Kies de modus "beginner" of "expert".
Selecteer profiel 1, 2 of 3.
Zeg "ja" als het klopt. Anders zegt u "nee" en dan beginnen we opnieuw.
CITROËN Connect Nav
Gesproken commando's
"Navigatie"
Deze commando's kunnen vanaf elke schermpagina worden gegeven nadat op de stuurwieltoets "Gesproken commando's" of "Telefoon" is gedrukt, behalve als er een telefoongesprek bezig is.
.
7
8
CITROËN Connect Nav
Gesproken commando's
Navigeer naar huis
Navigeer naar het werk
Navigeer naar favoriet adres <...>
Navigeer naar contact <...>
Navigeer naar adres <...>
Toon POI <...> in de buurt
Af te leggen afstand
Af te leggen tijd
Aankomsttijd
Stop navigatie
Geef de gesproken commando's voor de bestemming (adres) in de taal die in het systeem is ingesteld.
Helpberichten
Om de navigatie te starten of een routepunt toe te voegen, zegt u "navigeer naar" en dan het adres of de naam van de contactpersoon.
Bijvoorbeeld "navigeer naar adres Kerkstraat 11
Amsterdam" of "navigeer naar contactpersoon
Jan Janssen". U kunt aangeven of het een favoriete of recente bestemming is. Bijvoorbeeld
"navigeer naar favoriet adres Tennisclub" of
"navigeer naar recente bestemming Kerkstraat
11 Amsterdam". U kunt ook "navigeer naar huis" zeggen. Om POI's op een kaart te zien, kunt u bijvoorbeeld "toon hotels in Rotterdam" of "toon
POI tankstation in de buurt" zeggen. Voor meer informatie kunt u "hulp bij routebegeleiding" zeggen.
Om informatie over uw huidige route te krijgen, kunt u zeggen "wat is de nog af te leggen tijd" of "afstand", of "aankomsttijd". Om meer commando's te leren, kunt u "hulp bij navigatie" zeggen.
Gesproken commando's
"Radio Media"
Deze commando's kunnen vanaf elke schermpagina worden gegeven nadat op de stuurwieltoets "Gesproken commando's" of "Telefoon" is gedrukt, behalve als er een telefoongesprek bezig is.
Gesproken commando's
Stem af op zender <...>
Wat speelt er nu
Speel nummer <...> af
Speel artiest <...> af
Speel album <...> af
De gesproken commando's voor multimedia zijn uitsluitend beschikbaar bij gebruik van de USB-aansluiting.
Helpberichten
U kunt een radiozender uitkiezen door "stem af op" en dan de zendernaam of frequentie te zeggen. Bijvoorbeeld "stem af op zender
Talksport", of "stem af op 98,5 FM". Om naar een voorkeuze radiozender te luisteren, zegt u bijvoorbeeld "stem af op voorkeuze nummer vijf".
CITROËN Connect Nav
Gesproken commando's
"Telefoon"
Als er een telefoon is verbonden met het systeem, kunnen deze gesproken commando's vanaf elke primaire schermpagina worden gegeven nadat op de stuurwieltoets "Telefoon" is gedrukt, behalve als er een telefoongesprek bezig is.
Als er geen telefoon is aangesloten door middel van Bluetooth, kondigt een gesproken bericht het volgende aan: "Maak a.u.b. eerst contact met een telefoon".
Hierna wordt de spraaksessie afgesloten.
Om de details van het "nummer", de "artiest" en het "album" van de afgespeelde muziek weer te geven, zegt u "Wat speelt er nu"
Gebruik het commando "speel" om het type muziek dat u wilt luisteren af te spelen. U kunt selecteren via "nummer", "artiest" of " album".
Zeg bijvoorbeeld "artiest Madonna afspelen",
"nummer 'Hey Jude' afspelen", of "album Thriller afspelen".
.
9
CITROËN Connect Nav
Gesproken commando's
Bel <...> *
Bel <...>*
Toon contacten*
Toon oproepen *
Bel voicemail *
10
* Deze functie is alleen beschikbaar als de met het systeem verbonden telefoon geschikt is voor het downloaden van het telefoonboek en de lijst van recente oproepen, en als deze gegevens werkelijk zijn gedownload.
Helpberichten
Om te telefoneren, zegt u "bel" en dan de naam van de contactpersoon, bijvoorbeeld
"Bel Jan". U kunt ook het telefoontype noemen, bijvoorbeeld "Bel Jan thuis".
Om een nummer te kiezen, zegt u "kies" gevolgd door het telefoonnummer, bijvoorbeeld
"Kies 0123 4567890". U kunt uw voicemail afluisteren door "bel voicemail" te zeggen. Om een SMS te sturen, zegt u "verstuur standaard
SMS naar" gevolgd door de contactpersoon en de naam van het standaardbericht dat u wilt verzenden. Bijvoorbeeld, "verstuur standaard
SMS naar Jan, ik kom te laat". Om een lijst met contactpersonen weer te geven, zegt u "toon contacten". Voor meer informatie over SMS berichten, zegt u "hulp bij SMS".
Gesproken commando's
"Tekstberichten"
Als er een telefoon is verbonden met het systeem, kunnen deze gesproken commando's vanaf elke primaire schermpagina worden gegeven nadat op de stuurwieltoets "Telefoon" is gedrukt, behalve als er een telefoongesprek bezig is.
Als er geen telefoon is aangesloten door middel van Bluetooth, kondigt een gesproken bericht het volgende aan: "Maak a.u.b. eerst contact met een telefoon".
Hierna wordt de spraaksessie afgesloten.
Gesproken commando's
Stuur SMS naar <...>
Lees nieuwste SMS *
Helpberichten
Om uw berichten af te luisteren, kunt u bijvoorbeeld zeggen "lees nieuwste SMS". Als u een SMS wilt versturen, staan er ook een aantal standaard berichten ter beschikking. Gebruik dan de naam van het standaard bericht en zeg bijvoorbeeld "verstuur standaard SMS naar Jan
Jansen, ik kom te laat". Zie het telefoonmenu voor de beschikbare standaard berichten.
Zeg "bel" of "verstuur standaard SMS naar" en dan een regelnummer. Om door een lijst op het scherm te navigeren, zegt u "ga naar begin", "ga naar einde", "volgende pagina" of "vorige pagina".
Om uw selectie ongedaan te maken, zegt u
"terug". En om de huidige actie te annuleren en opnieuw te beginnen, zegt u "annuleren".
CITROËN Connect Nav
Navigatie
Een profiel kiezen
Naar een nieuwe bestemming
of
Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op de toets " MENU " om de tweede pagina weer te geven.
Selecteer " Adres invoeren ".
* Deze functie is alleen beschikbaar als de met het systeem verbonden telefoon geschikt is voor het downloaden van het telefoonboek en de lijst van recente oproepen, en als deze gegevens werkelijk zijn gedownload.
Het systeem verstuurt uitsluitend vooraf opgenomen "snelberichten".
Selecteer het " Land ".
Voer de " Een plaatsnaam invoeren ", de " Een straatnaam invoeren " en de
" Nummer " in en bevestig uw keuze door op de getoonde suggesties te drukken.
.
11
12
CITROËN Connect Nav
Druk op " OK " om de
" Navigatiecriteria " te selecteren.
en/of
Selecteer " Op kaart tonen " om de
" Navigatiecriteria " te selecteren.
Naar een recente bestemming
of
Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.
Naar "My home" of "My work"
of
Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op " starten.
OK " om de navigatie te Druk op de toets " MENU " om de tweede pagina weer te geven.
Selecteer " Mijn bestemmingen ".
Druk op de toets " MENU " om de tweede pagina weer te geven.
Selecteer " Mijn bestemmingen ".
Uitzoomen/inzoomen met de aanraaktoetsen of met twee vingers op het scherm.
Om de navigatie te kunnen gebruiken, moet de " Een plaatsnaam invoeren ", de " Een straatnaam invoeren " en het
" Nummer " met het virtuele toetsenbord worden ingevoerd of de lijst van " Contact " of in " Historie " met adressen worden binnengehaald.
Wanneer u geen nummer bevestigt, leidt de navigatie u naar een van de uiteinden van de straat.
Selecteer het tabblad " Recent ".
Selecteer het adres in de lijst om de
" Navigatiecriteria " weer te geven.
Druk op " OK " om de navigatie te starten.
Selecteer " Positie " om de bestemming op de kaart weer te geven.
Selecteer het tabblad "
Of
Of
Selecteer "
Selecteer "
Favorieten
My home ".
".
Selecteer een vooraf ingestelde favoriete bestemming.
My work ".
Naar een contact uit het telefoonboek
Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.
of
Druk op de toets " MENU " om de tweede pagina weer te geven.
Selecteer " Mijn bestemmingen ".
Selecteer het tabblad " Contact ".
Selecteer een contact in de lijst om de navigatie te starten.
Naar nuttige plaatsen (POI)
De nuttige plaatsen (POI) zijn onderverdeeld in verschillende categorieën.
Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.
of
CITROËN Connect Nav
Naar een punt op de kaart
Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.
of
Druk op de toets " MENU " om de tweede pagina weer te geven.
Selecteer " Points of interest ".
"
Selecteer het tabblad "
Activiteiten ", "
Reizen ",
Winkelcentrum
" Openbaar " of " Geografisch ".
",
Versleep de kaart met uw vinger naar de gewenste locatie.
Selecteer de bestemming door op de kaart te drukken.
Tik op het scherm om een markeerpunt te plaatsen en een submenu weer te geven.
Druk op deze toets om de navigatie te starten.
Of
Of
Selecteer " Zoeken " om de naam en het adres van een "POI" in te voeren.
Druk op deze toets om het weergegeven adres op te slaan.
Druk op " OK " om de routeberekening te starten.
Door enige tijd op een punt te drukken wordt een lijst van POI's in de omgeving geopend.
.
13
14
CITROËN Connect Nav
Naar coördinaten GPS
Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.
of
Of
Versleep de kaart met uw vinger naar de gewenste locatie.
Druk op deze toets om de wereldkaart weer te geven.
Zoom met behulp van het raster in op het gewenste land of de gewenste regio.
OF
En
Druk op deze toets om de GPScoördinaten in te voeren.
Druk op deze toets om de navigatie te starten.
Druk op deze toets om het weergegeven adres op te slaan.
Druk op deze toets om met het virtuele toetsenbord de waarde voor
" Breedtegraad " in te voeren.
Druk op deze toets om met het virtuele toetsenbord de waarde voor
" Lengtegraad " in te voeren.
TMC (Traffic Message
Channel)
TMC (Trafic Message Channel) is een Europese standaard voor verkeersinformatieberichten die via het
RDS-systeem van FM-radio in realtime worden ontvangen.
De door deze TMC-berichten doorgegeven locaties worden vervolgens weergegeven op een GPS-navigatiekaart en onmiddellijk verwerkt in de aanwijzingen van het navigatiesysteem, zodat ongevallen, files en wegafsluitingen worden vermeden.
De weergave van gevarenzones is afhankelijk van de lokale wetgeving en het afsluiten van een abonnement op de dienst.
Er verschijnt een markeerpunt in het midden van het scherm, met de coördinaten "Breedtegraad" en
"Lengtegraad".
Online navigatie
Afhankelijk van de uitvoering
Afhankelijk van het uitrustingsniveau van de auto
OF
Voor de online navigatie kunt u gebruikmaken van de internetverbinding van de auto (via de diensten "Urgence- of
Assistance-oproep") of uw smartphone als modem gebruiken.
Activeer en configureer het delen van de internetverbinding van uw smartphone.
Verbinding Bluetooth
CITROËN Connect Nav
Activeer de Bluetooth-functie van de telefoon en maak deze 'zichtbaar' voor alle apparaten (zie de rubriek
"Connect-App").
Verbinding Wi-Fi
Selecteer een door het systeem gevonden Wi-Fi-netwerk en maak hier verbinding mee (zie de rubriek
"Connect-App").
Het systeem is automatisch verbonden met het geïntegreerde modem voor de diensten "Urgence- en Assistance-oproep", een verbinding maken via de smartphone van de gebruiker is niet nodig.
Beperkingen m.b.t. het gebruik:
- Met CarPlay ® kan uitsluitend de Wi-Fiverbinding worden gedeeld.
- Met MirrorLink TM kan uitsluitend de USBverbinding worden gedeeld.
De kwaliteit van de diensten is afhankelijk van de kwaliteit van de netwerkverbinding.
Verbinding voor online navigatie
Om veiligheidsredenen is het gebruik van een smartphone tijdens het rijden verboden.
Het gebruik van de smartphone vraagt namelijk veel aandacht van de bestuurder.
De handelingen moeten dan ook bij stilstaande auto worden uitgevoerd.
Verbinding USB
Sluit een USB-kabel aan.
De smartphone wordt opgeladen als deze via een USB-kabel is verbonden.
Als "TOMTOM TRAFFIC" wordt weergegeven, zijn de diensten beschikbaar.
.
15
16
CITROËN Connect Nav
Met online navigatie beschikt u over de volgende diensten.
Een pakket online services:
- Weer,
- Tankstations,
- Parking,
- Verkeer,
- POI lokaal zoeken.
Een pakket "Gevarenzone" (optioneel).
Werkingsprincipes en normen zijn permanent aan verandering onderhevig. Om te zorgen voor een optimale communicatie tussen de smartphone en het systeem, adviseren wij u om het besturingssysteem van uw smartphone en de datum en tijd op zowel de smartphone als het systeem up-to-date te houden.
Specifieke instellingen voor de online navigatie
Via het menu "Instellingen" kunt u een profiel voor één persoon of voor een groep personen met gemeenschappelijke instellingen aanmaken, waarbij vele instellingen mogelijk zijn
(voorkeuzezenders radio, audio-instellingen, navigatiegeschiedenis, favoriete contacten, enz.). De instellingen worden automatisch aangepast.
Inschakelen of uitschakelen:
- " Waarschuwingen voor risicozones toestaan ".
- "Adviesroute om eindbestemming te voet te bereiken"
- "Versturen van gegevens toestaan."
Dit moet per profiel worden ingesteld.
Selecteer " Config. waarsch.
".
Schakel " Waarschuwen voor gevarenzones " in of uit.
Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.
Selecteer deze knop.
of
Activeren: Geluidssignaal
Druk op de toets " MENU " om de tweede pagina weer te geven.
Selecteer " Instellingen ".
Als u gebruik wilt maken van online navigatie, moet u de optie " Versturen van gegevens toestaan.
" aanvinken.
Selecteer " Kaart ".
De weergave van gevarenzones is afhankelijk van de lokale wetgeving en het afsluiten van een abonnement op de dienst.
Doorgeven van
"Gevarenzones"
Om het doorgeven van gevarenzones toe te staan moet u de optie " Waarschuwingen voor risicozones toestaan " aanvinken.
Updaten van het pakket
"Gevarenzones"
Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.
Selecteer " Systeemparam.
".
of
Selecteer het tabblad " Systeeminfo ".
CITROËN Connect Nav
Het weerbericht weergeven
Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.
of
Druk op deze toets om de lijst van beschikbare diensten weer te geven.
Selecteer " Kaart raadplegen ".
Selecteer " Weer ".
Druk op de toets "Een nieuwe gevarenzone doorgeven" in de bovenste balk van het touchscreen.
Selecteer de optie " Type " om het type
"Gevarenzone" te selecteren.
Selecteer " Raadplegen " om de versie van de in het systeem geïnstalleerde modules te controleren.
Selecteer " Nog uit te voeren update(s) ".
Druk op deze knop om de belangrijkste informatie weer te geven.
Druk op deze toets voor de weergave van een uitgebreid weerbericht.
Selecteer de optie " Snelheid " en vul deze in met het virtuele toetsenbord.
Druk op " OK " om de gegevens op te slaan en te verzenden.
U kunt de updates van het systeem en de kaartgegevens downloaden vanaf de website van het merk.
U vindt daar ook de updateprocedure.
De temperatuur die om 6 uur 's ochtends wordt weergegeven, geldt als de maximumtemperatuur van de dag.
De temperatuur die om 6 uur 's avonds wordt weergegeven, geldt als de minimumtemperatuur van de nacht.
.
17
18
CITROËN Connect Nav
Applicaties
Internet-browser
Druk op Connect-App om de hoofdpagina weer te geven.
of
Connectiviteit
Druk op Connect-App om de hoofdpagina weer te geven.
of
Druk op " Connectiviteit " om naar de functie
" Internet-browser " te gaan.
Druk op " Internet-browser " om de startpagina van de browser te openen.
Selecteer uw thuisland.
Druk op " Connectiviteit " om naar de functie
CarPlay ® , MirrorLink TM of Android Auto te gaan.
Druk op " OK " om uw keuze op te slaan en de browser te starten.
Connect-App
Druk op Connect-App om de hoofdpagina weer te geven.
of
CarPlay
®
-verbinding voor smartphones
Om veiligheidsredenen is het gebruik van een smartphone tijdens het rijden verboden.
Het gebruik van de smartphone vraagt namelijk veel aandacht van de bestuurder.
De handelingen moeten dan ook bij stilstaande auto worden uitgevoerd.
Door de smartphone met het systeem te synchroniseren kunnen apps van de smartphone op het scherm van de auto worden weergegeven. Deze apps moeten compatibel zijn met de CarPlay ® technologie en op uw smartphone moet de functie CarPlay ® al zijn geactiveerd.
Werkingsprincipes en normen zijn permanent aan verandering onderhevig.
Houd daarom het besturingssysteem van uw smartphone up-to-date .
Ga naar de landelijke internetsite van het merk van uw auto om te zien welke smartphones compatibel zijn.
De internetverbinding komt tot stand via een van de netwerkverbindingen van de auto of van de gebruiker.
Druk op " Connect-App " om de startpagina van de apps te openen.
Sluit een USB-kabel aan. De smartphone wordt opgeladen als deze via een USB-kabel is verbonden.
Of
of
Druk op " Telefoon " om de CarPlay ® interface weer te geven.
-
Sluit een USB-kabel aan. De smartphone wordt opgeladen als deze via een USB-kabel is verbonden.
of
Druk op " Connect-App " op het scherm van het systeem om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op " Connectiviteit " om naar de functie
CarPlay ® te gaan.
Druk op " CarPlay " om de CarPlay ® interface weer te geven.
-
Bij het aansluiten van de USB-kabel verbreekt de CarPlay ® -functie de
Bluetooth ® -verbinding van het systeem.
MirrorLink
TM
-verbinding voor smartphones
Om veiligheidsredenen is het gebruik van een smartphone tijdens het rijden verboden.
Het gebruik van de smartphone vraagt namelijk veel aandacht van de bestuurder.
De handelingen moeten dan ook bij stilstaande auto worden uitgevoerd.
CITROËN Connect Nav
Om veiligheidsredenen zijn bepaalde apps alleen te gebruiken als de auto stilstaat.
Zodra de auto gaat rijden, wordt de weergave ervan onderbroken.
Door uw eigen smartphone te synchroniseren kunt u de met MirrorLink TM compatibele apps van uw smartphone weergeven op het scherm van uw auto.
Werkingsprincipes en normen zijn permanent aan verandering onderhevig.
Voor een goede communicatie tussen de smartphone en het systeem is het van essentieel belang dat de smartphone is ontgrendeld en is het raadzaam om het besturingssysteem van uw smartphone en de datum en tijd op zowel de smartphone als het systeem up-to-date te houden.
Ga naar de landelijke internetsite van het merk van uw auto om te zien welke smartphones compatibel zijn.
De functie " MirrorLink TM " werkt alleen in combinatie met een compatibele smartphone en compatibele apps.
of
Tijdens het aansluiten van de smartphone op het systeem is het raadzaam de Bluetooth ® -functie van de smartphone te activeren
Sluit een USB-kabel aan. De smartphone wordt opgeladen als deze via een USB-kabel is verbonden.
Druk op " Connect-App " op het scherm van het systeem om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op " Connectiviteit " om naar de functie
MirrorLink TM te gaan.
Druk op " MirrorLink TM " om de functie in het systeem te activeren.
.
19
20
CITROËN Connect Nav
Bij bepaalde smartphones is het noodzakelijk om de functie " MirrorLink " TM te activeren.
Tijdens de procedure verschijnen verschillende schermen gerelateerd aan bepaalde functies.
Accepteer deze om de verbinding tot stand te brengen en te voltooien.
Verbinding voor smartphones Android Auto
Om veiligheidsredenen is het gebruik van een smartphone tijdens het rijden verboden.
Het gebruik van de smartphone vraagt namelijk veel aandacht van de bestuurder.
De handelingen moeten dan ook bij stilstaande auto worden uitgevoerd.
Nadat de verbinding tot stand is gebracht, wordt een scherm weergegeven met daarop de eerder op uw smartphone gedownloade apps die compatibel zijn met de MirrorLink TM -technologie.
Tijdens de MirrorLink TM -weergave blijft het selecteren van de audiobron mogelijk via de schermtoetsen in de bovenste balk van het scherm.
De menu's van het systeem kunnen op elk moment worden geopend via de menutoetsen.
Afhankelijk van de kwaliteit van het netwerk kan het even duren voordat de apps beschikbaar zijn.
Door uw eigen smartphone te synchroniseren kunt u de met Android Auto compatibele apps van uw smartphone weergeven op het scherm van uw auto.
Werkingsprincipes en normen zijn permanent aan verandering onderhevig.
Voor een goede communicatie tussen de smartphone en het systeem is het van essentieel belang dat de smartphone is ontgrendeld en is het raadzaam om het besturingssysteem van uw smartphone en de datum en tijd op zowel de smartphone als het systeem up-to-date te houden .
Ga naar de landelijke internetsite van het merk van uw auto om te zien welke smartphones compatibel zijn.
Om veiligheidsredenen zijn bepaalde apps alleen te gebruiken als de auto stilstaat.
Zodra de auto gaat rijden, wordt de weergave ervan onderbroken.
De functie "Android Auto" werkt alleen in combinatie met een compatibele smartphone en compatibele apps.
of
Sluit een USB-kabel aan. De smartphone wordt opgeladen als deze via een USB-kabel is verbonden.
Druk op " Connect-App " op het scherm van het systeem om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op " Connectiviteit " om naar de functie
"Android Auto" te gaan.
Druk op " Android Auto " om de functie in het systeem te activeren.
Tijdens de procedure verschijnen verschillende schermen gerelateerd aan bepaalde functies.
Accepteer deze om de verbinding tot stand te brengen en te voltooien.
Tijdens de Android Auto-weergave blijft het selecteren van de audiobron mogelijk via de schermtoetsen in de bovenste balk van het scherm.
De menu's van het systeem kunnen op elk moment worden geopend via de menutoetsen.
Activeer de Bluetooth-functie van uw telefoon en zorg ervoor dat deze "zichtbaar is voor iedereen" (configuratie van de telefoon).
In de modus Android Auto is de functie voor het openen van het menu door het scherm kort met drie vingers aan te raken, uitgeschakeld.
Procedure via de telefoon
Selecteer de naam van het systeem in de lijst van gedetecteerde apparaten.
Afhankelijk van de kwaliteit van het netwerk kan het even duren voordat de apps beschikbaar zijn.
Accepteer op het systeem het verzoek om een verbinding met de telefoon te maken.
Voltooien van het koppelen, ongeacht of dit vanaf de telefoon of het systeem wordt gedaan: controleer of de door het telefoon en het systeem weergegeven code identiek zijn.
Bluetooth-verbinding
®
Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die de volle aandacht vragen, zoals het koppelen van een Bluetoothtelefoon aan het Bluetooth-handsfree systeem van het audiosysteem, uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto en ingeschakeld contact.
Procedure via het systeem
Druk op Connect-App om de hoofdpagina weer te geven.
of
CITROËN Connect Nav
Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.
Druk op " Bluetooth-verbinding ".
Selecteer " Zoeken ".
Er verschijnt een overzicht van de waargenomen telefoon(s).
Als het koppelen niet is gelukt, wordt geadviseerd de Bluetooth-functie van uw telefoon even uit te zetten en opnieuw te activeren.
Selecteer de naam van de telefoon in de lijst.
Afhankelijk van het type telefoon wordt u gevraagd om de overdracht van uw contacten en berichten wel of niet te accepteren.
.
21
22
CITROËN Connect Nav
Verbinding delen
Het systeem stelt 3 verbindingsprofielen voor de telefoon voor:
- " Telefoon " (handsfree-set, uitsluitend telefoon),
- " Streaming " (streaming: draadloos afspelen van audiobestanden van de telefoon),
- " Gegevens mobiel internet ".
Om gebruik te kunnen maken van online navigatie moet het profiel " Gegevens mobiel internet " zijn geselecteerd (indien uw auto niet beschikt over de diensten
"Urgence- en Assistance-oproep"), nadat u eerst op uw smartphone het delen van de mobiele dataverbinding hebt geactiveerd.
Selecteer één of meer profielen.
Druk op " OK " om te bevestigen.
Verbinding Wi-Fi
Verbinding met het Wi-Fi-netwerk van de smartphone.
Druk op Connect-App om de hoofdpagina weer te geven.
of
U kunt alleen gebruikmaken van de Wi-Fiverbinding en het delen van de Wi-Fiinternetverbinding via het netwerk van de smartphone.
Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.
Selecteer " Verbinding Wi-Finetwerk ".
Verbinding delen Wi-Fi
Aanmaken van een lokaal Wi-Fi-netwerk door het systeem.
Druk op Connect-App om de hoofdpagina weer te geven.
of
Selecteer het tabblad " Beveiligd " of
" Niet beveiligd " of " Opgeslagen ".
Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.
Selecteer " Wifi-verbinding delen ".
Selecteer een netwerk.
Voer met het virtuele toetsenbord de
" Sleutel " van het Wi-Fi-netwerk en het " Wachtwoord " in.
Druk op " OK " om de verbinding te starten.
Selecteer het tabblad " Activering " om het delen van de Wi-Fi-verbinding in of uit te schakelen.
en/of selecteer het tabblad " Instellingen " om de naam van het netwerk van het systeem en het wachtwoord te wijzigen.
Druk op " OK " om te bevestigen.
Om uzelf te beschermen tegen nietgeautoriseerde toegang en uw systeem zo veilig mogelijk te maken, wordt het gebruik van een complexe beveiligingscode of wachtwoord aanbevolen.
Radio
Een radiozender selecteren
Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven.
of
CITROËN Connect Nav
Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.
Selecteer " Zenderlijst " op de tweede pagina.
Druk op " Frequentie ".
Voer de frequentie in met het virtuele toetsenbord.
Voer eerst de eenheden in en klik dan op de decimale zone, om de cijfers achter het decimale punt in te voeren.
Druk op " OK " om te bevestigen.
Verbindingen beheren
of
Druk op Connect-App om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.
Selecteer " Verbinding beheren ".
Of
Druk op " Frequentie ".
Druk op een van de toetsen voor automatisch zoeken naar een radiozender.
Of
Verplaats de cursor om handmatig omhoog en omlaag te scrollen door de frequenties.
Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven.
Via deze functie kunt u zien welke online diensten u gebruikt en welke beschikbaar zijn en kunt u de verbindingsmethode wijzigen.
of
De radio-ontvangst kan worden verstoord door het gebruik van elektrische apparatuur die niet door het merk is goedgekeurd, zoals een op de 12V-aansluiting aangesloten lader met USB-aansluiting.
Er kunnen storingen in de ontvangst optreden door obstakels in de omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages, enz.), ook als de RDSfunctie is ingeschakeld. Dit is een normaal verschijnsel en duidt niet op een storing in het audiosysteem.
.
23
24
CITROËN Connect Nav
Een zender opslaan
Selecteer een zender of een frequentie.
(zie de desbetreffende rubriek)
Druk op " Geheugen ".
Houd de toets waaronder u de zender wilt opslaan lang ingedrukt.
RDS inschakelen en uitschakelen
of
Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op " OK " om te bevestigen.
Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.
Selecteer " Radioinstellingen ".
Als de RDS-functie is ingeschakeld, zoekt de radio steeds naar de sterkste frequentie van een zender, zodat u ernaar kunt blijven luisteren. Onder bepaalde omstandigheden zijn sommige RDS-zenders echter niet in het hele land te ontvangen doordat de zenders niet het hele land dekken. Dit verklaart dat de zender tijdens het rijden kan wegvallen.
Selecteer " Algemeen ".
Inschakelen / uitschakelen
" Weergeven radiotekst ".
Druk op " OK " om te bevestigen.
Tekstberichten weergeven
Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.
Selecteer " Radioinstellingen ".
Met de functie "Radiotekst" worden door de radiozender meegestuurde tekstberichten weergegeven die betrekking hebben op het radiostation of de muziek waarnaar geluisterd wordt.
Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven.
Selecteer " Algemeen ".
Inschakelen / uitschakelen " Volgen van zenders ".
of
TA-berichten beluisteren
De TA-functie (Traffic Announcement) geeft voorrang aan het luisteren naar de verkeersinformatie. Om te worden geactiveerd moet deze functie een radiozender die deze berichten uitzendt, goed kunnen ontvangen. Zodra een verkeersinformatiebericht wordt uitgezonden, wordt de geluidsbron die op dat moment wordt weergegeven automatisch onderbroken voor de weergave van het TA-verkeersinformatiebericht. Zodra dit bericht is afgelopen, wordt de weergave van de oorspronkelijke geluidsbron hervat.
Digitale radio
(DAB, Digital Audio
Broadcasting)
Digitale radio
Digitale radio zorgt voor een betere geluidskwaliteit.
De verschillende "multiplex/bundels" bieden keuze uit radiozenders die op alfabetische volgorde zijn gerangschikt.
Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven.
of
Selecteer " Berichten ".
Inschakelen / uitschakelen
" Verkeersinfo ".
Selecteer de geluidsbron.
Druk op " OK " om te bevestigen.
Druk op " Band " en selecteer de frequentieband
" DAB ".
CITROËN Connect Nav
DAB- automatisch volgen FM
"DAB" is niet overal beschikbaar.
Als het digitale signaal niet goed is, kunt u met "Automatisch volgen DAB-FM" dezelfde zender blijven beluisteren doordat het systeem automatisch overschakelt op de desbetreffende analoge "FM"-zender (indien beschikbaar).
of
Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.
Selecteer " Radioinstellingen ".
Selecteer " Algemeen ".
.
25
CITROËN Connect Nav
Inschakelen / uitschakelen " Volgen van zenders ".
Druk op " OK ".
Media
-aansluiting USB
Aansluiting AUX (AUX)
(afhankelijk van uitvoering en uitrusting)
26
Als "Automatisch volgen DAB-FM" is geactiveerd, kan er sprake zijn van een verschil van enkele seconden als het systeem overschakelt op de analoge
"FM"-zender en kan het geluidsvolume veranderen.
Als de kwaliteit van het digitale signaal weer goed is, schakelt het systeem automatisch weer over naar "DAB".
Als de "DAB"-zender waarnaar wordt geluisterd niet beschikbaar is als "FM"zender (optie " DAB-FM " grijs weergegeven) of als "Automatisch volgen DAB/FM" niet is geactiveerd, wordt het geluid onderbroken als het digitale signaal te zwak wordt.
Steek de USB-stick in de USB-aansluiting of sluit het USB-apparaat via een kabel (niet meegeleverd) op de USB-aansluiting aan.
Gebruik geen USB-verdeelstekker om beschadiging van het systeem te voorkomen.
Deze geluidsbron is uitsluitend beschikbaar als "Extra ingang" is aangevinkt in de audioinstellingen.
Sluit het externe apparaat (MP3-speler enz.) met een audiokabel (niet meegeleverd) aan op de
AUX-aansluiting.
Het systeem maakt gebruik van afspeellijsten
(in het tijdelijke geheugen). Het maken van deze lijsten kan enkele seconden of soms enkele minuten duren nadat het apparaat voor de eerste keer is aangesloten.
Het verwijderen van alle andere dan muziekbestanden en het verminderen van het aantal afspeellijsten zal het aanmaken van deze afspeellijsten versnellen.
De afspeellijsten worden telkens na inschakelen van het contact of het aansluiten van een USBgeheugenstick vernieuwd. De lijsten worden in het geheugen opgeslagen: als de lijsten niet zijn gewijzigd, is de laadtijd korter.
Stel eerst het volume van het externe apparaat af
(hoog geluidsniveau). Stel vervolgens het volume van het audiosysteem in.
De bediening gebeurt via het externe apparaat.
CD-speler
(afhankelijk van uitvoering en uitrusting)
Plaats de CD in de speler.
Geluidsbron kiezen
Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven.
of
Als de streaming audio eenmaal is gestart, wordt uw telefoon als een geluidsbron beschouwd.
Selecteer " Bron ".
Selecteer de geluidsbron.
Bluetooth
®
streaming audio
Streaming audio biedt de mogelijkheid om naar door de smartphone verzonden audiostreams te luisteren.
Zorg dat het Bluetooth-profiel is geactiveerd en stel eerst het volume van het externe apparaat in
(op een hoog volume).
Stel vervolgens het volume van het audiosysteem in.
Als de weergave niet automatisch begint, kan het zijn dat u de audioweergave moet starten via de telefoon.
Bediening verloopt via het externe apparaat of via de aanraaktoetsen van het systeem.
Apple
®
-speler aansluiten
Sluit een Apple ® -speler met behulp van een geschikte kabel (niet meegeleverd) aan op de
USB-aansluiting.
Het afspelen begint automatisch.
De bediening gebeurt via de audio-installatie in de auto.
De beschikbare indeling is die van het aangesloten apparaat (artiesten/albums/ genres/playlists/audiobooks/podcasts).
De standaardindeling is de indeling per artiest. Om dit te veranderen moet u terug naar het eerste niveau in de structuur om vervolgens een andere indeling te selecteren (bijvoorbeeld playlists). Bevestig uw keuze voordat u in de structuur weer afdaalt naar de gewenste track.
De softwareversie van de autoradio kan incompatibel zijn met de generatie van uw
Apple ® -speler.
CITROËN Connect Nav
Informatie en tips
Het systeem is geschikt voor externe USBgeluidsdragers, BlackBerry's ® of apparatuur van Apple ® die op de USB-aansluitingen kunnen worden aangesloten. De kabel is niet meegeleverd.
Het apparaatbeheer wordt uitgevoerd met bedieningselementen van het audiosysteem.
Andere randapparatuur, die bij het aansluiten niet door het systeem wordt herkend, moet met een kabel (niet meegeleverd) op de jack-plug worden aangesloten of via Bluetooth streaming worden gekoppeld (indien compatibel).
Gebruik geen USB-verdeelstekker om beschadiging van het systeem te voorkomen.
Het audiosysteem speelt bestanden af met de extensie ".wma, .aac, .flac, .ogg en .mp3" met een bitrate tussen 32 Kbps en 320 Kbps.
Ook bestanden met een VBR (Variable Bit Rate) kunnen worden afgespeeld.
Andere typen audiobestanden (.mp4, enz...) kunnen niet worden afgespeeld.
Bestanden met de extensie ".wma" moeten van het type WMA 9-standaard zijn.
De ondersteunde bemonsteringsfrequenties
(sampling rates) zijn 32, 44 en 48 kHz.
.
27
28
CITROËN Connect Nav
Gebruik voor bestandsnamen maximaal 20 karakters en vermijd speciale tekens (bijv.: " "
? . ; ù) om problemen met het afspelen of de weergave te voorkomen.
Gebruik uitsluitend USB-toetsen met de bestandsindeling FAT32 (File Allocation Table).
Gebruik bij voorkeur de originele USBkabels van het externe apparaat.
Telefoon
Koppelen van een
Bluetooth
®
-telefoon
Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die de volle aandacht vragen, zoals het koppelen van een Bluetoothtelefoon aan het Bluetooth-handsfree systeem van het audiosysteem, uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto en ingeschakeld contact.
Om een gebrande CDR of CDRW te kunnen afspelen moet bij het branden bij voorkeur de standaard ISO 9660 niveau 1, 2 of Joliet zijn geselecteerd.
Als de disc met een andere standaard is gebrand, kan deze mogelijk niet correct worden afgespeeld.
Gebruik bij één disc altijd dezelfde standaard voor het branden en selecteer bij het branden altijd de laagste snelheid (maximaal 4x) voor een optimale geluidskwaliteit.
Gebruik bij een multisessie-CD altijd de standaard Joliet.
Activeer de Bluetooth-functie van uw telefoon en zorg ervoor dat deze "zichtbaar is voor iedereen" (configuratie van de telefoon).
Procedure via de telefoon
Selecteer de naam van het systeem in de lijst van gedetecteerde apparaten.
Of
Voltooien van het koppelen, ongeacht of dit vanaf de telefoon of het systeem wordt gedaan: controleer of de door het telefoon en het systeem weergegeven code identiek zijn.
Procedure via het systeem
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.
of
Druk op " Bluetooth zoeken ".
Selecteer " Zoeken ".
Er verschijnt een overzicht van de waargenomen telefoon(s).
Accepteer op het systeem het verzoek om een verbinding met de telefoon te maken.
Als het koppelen niet is gelukt, wordt geadviseerd de Bluetooth-functie van uw telefoon even uit te zetten en opnieuw te activeren.
Selecteer de naam van de telefoon in de lijst.
Verbinding delen
Het systeem stelt 3 verbindingsprofielen voor de telefoon voor:
- " Telefoon " (handsfree-set, uitsluitend telefoon),
- " Streaming " (streaming: draadloos afspelen van audiobestanden van de telefoon),
- " Gegevens mobiel internet ".
Selecteren van het profiel; " Gegevens mobiel internet " is vereist voor online navigatie, nadat u eerst op uw smartphone het delen van de mobiele dataverbinding hebt geactiveerd.
Selecteer één of meer profielen.
Druk op " OK " om te bevestigen.
Afhankelijk van het type telefoon wordt u gevraagd om de overdracht van uw contacten en berichten wel of niet te accepteren.
Automatisch opnieuw verbinden
Wanneer u terugkomt in uw auto met de telefoon waarmee het laatst verbinding is gemaakt, wordt deze automatisch herkend en wordt er binnen ongeveer 30 seconden na het aanzetten van het contact automatisch verbinding gemaakt met de telefoon (indien Bluetooth is ingeschakeld).
CITROËN Connect Nav
Selecteer één of meer profielen.
Druk op " OK " om te bevestigen.
Wijzigen van het verbindingsprofiel:
of
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.
De mogelijkheid van het systeem om maar
één profiel te koppelen, hangt af van de telefoon.
Als dit niet mogelijk is, worden standaard alle drie de verbindingsprofielen geselecteerd.
De beschikbaarheid van de diensten is afhankelijk van het netwerk, de simkaart en de compatibiliteit van de gebruikte
Bluetooth-apparaten. Raadpleeg de handleiding van uw telefoon en neem contact op met uw provider voor meer informatie over de voor uw telefoon beschikbare diensten.
Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.
Selecteer " Bluetooth-verbinding " voor het weergeven van een lijst van gekoppelde apparatuur.
Druk op de toets "details".
Profielen die compatibel zijn met het systeem: HFP, OPP, PBAP, A2DP, AVRCP,
MAP en PAN.
Kijk op de website van het merk voor meer informatie (compatibiliteit, aanvullende instructies, enz.).
.
29
30
CITROËN Connect Nav
Beheer van telefoonverbindingen
Met behulp van deze functie kan een apparaat met het systeem worden verbonden of de verbinding worden verbroken, en kan een koppeling ongedaan worden gemaakt.
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.
of
Verwijderen van een telefoon
Selecteer de prullenbak rechts boven op het scherm om een prullenbak naast de geselecteerde telefoon weer te geven.
Druk op de prullenbak naast de geselecteerde telefoon om deze telefoon te verwijderen.
Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.
Een gesprek aannemen
Als u gebeld wordt, klinkt een beltoon en verschijnt een pop-upvenster op het scherm.
Druk kort op de toets TEL op het stuur om het gesprek aan te nemen.
Bellen
Gebruik de telefoon bij voorkeur niet onder het rijden.
Parkeer de auto.
Gebruik de toetsen op het stuurwiel om te bellen.
Een nieuw nummer bellen
of
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.
En
Selecteer " Bluetooth-verbinding " voor het weergeven van een lijst van gekoppelde apparatuur.
houd de toets
Voer het nummer in via het digitale toetsenbord.
Selecteer de naam van de telefoon in de lijst om de koppeling ongedaan te maken.
Druk er nogmaals op om de telefoon weer te koppelen.
of
TEL op het stuurwiel langer ingedrukt om het gesprek te weigeren
Druk op " Bellen " om het nummer te bellen.
Selecteer " Ophangen ".
Een contact bellen
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.
of
Laatste nummers bellen
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.
of
CITROËN Connect Nav
Contacten / items beheren
of
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.
houd de toets
Of
TEL op het stuurwiel enige tijd ingedrukt.
Houd de toets
Selecteer " Contact ".
Selecteer " Aanmaken " om een nieuw contact toe te voegen.
op het stuurwiel enige tijd ingedrukt.
Selecteer " Contact ".
Selecteer het gewenste contact in de weergegeven lijst.
Selecteer " Bellen ".
Selecteer " Oproepen ".
Selecteer het gewenste contact in de weergegeven lijst.
U kunt altijd rechtstreeks met uw telefoon bellen. Zet in dat geval de auto uit veiligheidsoverwegingen stil.
Voer op het tabblad " Telefoon " de telefoonnummers van het contact in.
Voer op het tabblad " Adres " de adresgegevens van het contact in.
Voer op het tabblad " Email " de e-mailadressen van het contact in.
Met de functie " Email " kunt u de e-mailadressen van uw contacten invoeren, maar u kunt met het systeem geen e-mailberichten versturen.
.
31
32
CITROËN Connect Nav
Berichten beheren
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.
of
Druk op " Bellen " om het nummer te bellen.
Snelberichten beheren
Druk op " Beluisteren " om het bericht te beluisteren.
of
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.
Selecteer " Berichten " om de berichtenlijst weer te geven.
Selecteer het tabblad " Alle " of
" Verzenden " of " Ontvangen ".
Selecteer de detailweergave van het bericht dat u in een van deze lijsten hebt geselecteerd.
Druk op " Beantwoorden " om een door het systeem opgesteld snelbericht te versturen.
De toegang tot " Berichten " is afhankelijk van de compatibiliteit van de smartphone met het systeem van de auto.
De benodigde tijd voor het ophalen van uw berichten of e-mailberichten is afhankelijk van de smartphone.
De beschikbaarheid van de diensten is afhankelijk van het netwerk, de simkaart en de compatibiliteit van de gebruikte Bluetoothapparaten.
Controleer in de handleiding van uw smartphone en in de informatie van uw provider over welke diensten u beschikt.
Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.
"
Selecteer " berichtenlijst weer te geven.
Selecteer "
SMS-berichten"
Te laat ", "
Niet beschikbaar
om de
Aangekomen
" of " Overig
",
" met de mogelijkheid voor het aanmaken van nieuwe berichten.
Druk op " Aanmaken " om een nieuw bericht te schrijven.
Selecteer het bericht dat u in een van deze lijsten hebt geselecteerd.
Druk op " Overbrengen " om de ontvanger(s) te selecteren.
Druk op " Beluisteren " om het bericht te beluisteren.
Selecteer " Email" om de berichtenlijst weer te geven.
Selecteer het tabblad " Ontvangen " of
" Verzenden " of " Ongelezen ".
Selecteer het bericht dat u in een van deze lijsten hebt geselecteerd.
Druk op " Beluisteren " om het bericht te beluisteren.
CITROËN Connect Nav
Configuratie
Audio-instellingen
Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.
of
Selecteer " Audio-instellingen ".
E-mailberichten beheren
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.
of
Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.
De toegang tot " Email " is afhankelijk van de compatibiliteit van de smartphone met het systeem van de auto.
Selecteer " Equalizer ".
Of
" Verdeling ".
Of
" Geluid ".
Of
" Spraak ".
Of
" Beltonen ".
Druk op " OK " om de instellingen op te slaan.
.
33
34
CITROËN Connect Nav
De verdeling van het geluid (of de ruimtelijke verdeling dankzij het Arkamys © -systeem) in de auto is belangrijk voor de kwaliteit van de weergave en biedt de mogelijkheid de weergave af te stemmen op het aantal inzittenden.
Uitsluitend beschikbaar in de configuratie met luidsprekers voor en achter.
Configuratie van de profielen
Het configureren van de profielen mag, om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd bij stilstaande auto .
Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.
of
De audio-instellingen Equalizer (6 optionele geluidsprofielen) en Bass , Medium en Treble zijn voor elke geluidsbron verschillend.
Schakel " Loudness " in of uit.
De instellingen voor " Verdeling " (Alle passagiers, bestuurder en alleen vóór) zijn voor alle geluidsbronnen gelijk.
Schakel " Geluiden touchscreen ",
" Snelheidsafhankelijke volumeregeling " en " Extra ingang " in of uit.
Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.
Selecteer " Configuratie van de profielen ".
Geïntegreerd audiosysteem: Het Sound
Staging-systeem van Arkamys © zorgt voor een betere geluidsverdeling in het interieur.
Selecteer " Profiel 1 ", " Profiel 2 ", " Profiel 3 " of
" Gemeenschappelijk profiel ".
Druk op deze toets om een profielnaam in te voeren met het virtuele toetsenbord.
Druk op " OK " om te bevestigen.
Druk op deze toets om een profielfoto toe te voegen.
Plaats een USB-stick met daarop de foto in de USB-aansluiting.
Selecteer de foto.
Druk op " OK " om toestemming te geven voor de overdracht van de foto.
Druk nogmaals op " OK " om de instellingen op te slaan.
Het kader voor de profielfoto heeft een vierkante vorm, het systeem past de oorspronkelijke vorm van de foto aan dit vierkant aan.
Druk op deze toets om het geselecteerde profiel te initialiseren.
Bij de profielinitialisatie wordt Engels als taal ingesteld.
Selecteer een " Profiel " (1, 2 of 3) om dit te koppelen aan de " Audio-instellingen ".
Selecteer " Audio-instellingen ".
Selecteer " Equalizer ".
Of
" Verdeling ".
Of
" Geluid ".
Of
" Spraak ".
Of
" Beltonen ".
Druk op " OK " om de instellingen op te slaan.
Systeeminstellingen wijzigen
Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.
of
of
CITROËN Connect Nav
Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.
Selecteer " Schermconfiguratie ".
Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.
Selecteer " Systeemparameters ".
Selecteer " Animatie ".
Inschakelen of uitschakelen:
" Automatische tekstweergave ",
Selecteer " Eenheden " om de eenheden voor afstand, verbruik en temperatuur te wijzigen.
Selecteer " Fabrieksparameters " om terug te keren naar de fabrieksinstellingen.
Als het systeem wordt teruggezet op de fabrieksinstellingen, wordt Engels als taal ingesteld.
Selecteer " Lichtsterkte ".
Verplaats de cursor om de lichtsterkte van het scherm en/of het instrumentenpaneel in te stellen.
Selecteer " Systeeminfo controleren.
" om de versie van de in het systeem geïnstalleerde modules te
.
35
36
CITROËN Connect Nav
De taal selecteren
of
Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.
Selecteer " Talen " om de taal te wijzigen.
Datum instellen
of
Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.
Selecteer " Instellen tijd-datum ".
Tijd instellen
Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.
of
Selecteer " Datum ".
Druk op deze toets om de datum in te stellen.
Druk op " OK " om te bevestigen.
Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.
Selecteer " Instellen tijd-datum ".
Selecteer het weergaveformaat voor de datum.
Het instellen van de datum en tijd is alleen mogelijk als "GPS-synchronisatie" is uitgeschakeld.
Overschakelen naar zomer- of wintertijd is mogelijk door de tijdzone te wijzigen.
Selecteer " Tijd ".
Druk op deze toets om de tijd in te stellen met het virtuele toetsenbord.
Druk op " OK " om te bevestigen.
Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.
Druk op deze toets om de tijdzone in te stellen.
Selecteer het weergaveformaat voor de tijd (12h/24h).
Schakel de GPS-synchronisatie
(UTC) in of uit.
Druk op " OK " om te bevestigen.
Selecteer " Thema's ".
Selecteer het kleurthema in de lijst en druk vervolgens op " OK " om te bevestigen.
Bij elke wijziging van het kleurthema wordt het systeem opnieuw opgestart, waarbij het scherm tijdelijk zwart wordt.
CITROËN Connect Nav
Veelgestelde vragen
Hieronder vindt u de antwoorden op de meest gestelde vragen over uw audiosysteem.
Het systeem schakelt niet automatisch over op zomertijd/wintertijd (hangt af van land van bestemming).
Kleurthema's
Om veiligheidsredenen kan de procedure voor het wijzigen van het grafische thema uitsluitend worden uitgevoerd bij een stilstaande auto .
Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.
of .
37
38
CITROËN Connect Nav
Navigatie
VRAAG
De route wordt niet berekend.
ANTWOORD
De navigatiecriteria kunnen tegenstrijdig zijn met de huidige plaatsbepaling (bijv. geen tolwegen terwijl de auto zich op een tolweg bevindt).
De POI's worden niet aangegeven. De POI's zijn niet geselecteerd.
Het geluidssignaal van de
"Gevarenzones" functioneert niet.
Het geluidssignaal is niet geactiveerd of het volume is te laag.
OPLOSSING
Controleer de criteria in het menu "Navigatie".
Selecteer de POI's in de lijst met POI's.
Activeer het geluidssignaal in het menu "Navigatie" en controleer het stemvolume in de audio-instellingen.
Het systeem stelt bij belemmeringen geen alternatieve routes voor.
Er wordt geen rekening gehouden met de actuele verkeersinformatie.
Ik word gewaarschuwd voor een
"Gevarenzone" die niet op mijn route ligt.
Het systeem meldt alle "Gevarenzones" die zich buiten de route in een bepaalde zone rondom de auto bevinden.
Hierdoor worden ook "Gevarenzones" gesignaleerd die zich op nabij gelegen wegen of op parallelwegen bevinden.
Configureer de functie "Verkeersinfo" in het overzicht met criteria (Zonder, Handmatig of Automatisch).
Zoom in op de kaart om de exacte positie van de "Gevarenzone" te kunnen bepalen. Selecteer "Op de route" om de waarschuwingen buiten de route uit te schakelen of om de tijdsduur tussen het moment van de melding en het passeren van de gevarenzone te verkorten.
Sommige files op de route worden niet direct gemeld.
Bij het opstarten heeft het systeem enkele minuten nodig om de verkeersinformatie te ontvangen.
Wacht tot de verkeersinformatie goed wordt ontvangen (weergave van de icoontjes van de verkeersinformatie op de kaart).
In bepaalde landen is alleen voor de hoofdwegen
(autosnelwegen...) verkeersinformatie beschikbaar.
Dit is volkomen normaal. Het systeem is afhankelijk van de beschikbare verkeersinformatie.
De hoogteligging wordt niet weergegeven.
De verbinding van Mijn navigatie is verbroken.
Bij het opstarten kan de initialisatie van het GPS tot 3 minuten duren voordat er meer dan 4 satellieten correct worden ontvangen.
De kwaliteit van de GPS-ontvangst kan worden beïnvloed door de omgeving (tunnel...) en het weer.
Tijdens het opstarten en in bepaalde gebieden kan de verbinding niet beschikbaar zijn.
Wacht tot het systeem volledig is opgestart zodat het signaal van ten minste 4 satellieten wordt ontvangen.
Dit is een normaal verschijnsel. De werking van het systeem is afhankelijk van de ontvangst van het GPSsignaal.
Controleer of de verbonden diensten zijn geactiveerd
(instellingen, contract).
CITROËN Connect Nav
Radio
VRAAG ANTWOORD
De ontvangstkwaliteit van de gekozen radiozender neemt geleidelijk af of de opgeslagen zenders werken niet (geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...).
De auto is te ver verwijderd van de zender van het station of er is geen zender aanwezig in het geografische gebied.
OPLOSSING
Activeer de functie "RDS" via het snelmenu om het systeem te laten controleren of er een sterkere zender in het gebied aanwezig is.
Er kunnen storingen in de ontvangst optreden door obstakels in de omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages, enz.), ook als de RDS-functie is ingeschakeld.
De antenne is niet aanwezig of is beschadigd
(bijvoorbeeld in een wasstraat of parkeergarage).
Dit is een normaal verschijnsel en duidt niet op een storing in het audiosysteem.
Laat de antenne controleren door een merkdealer.
Ik kan sommige opgeslagen zenders uit de lijst niet ontvangen.
De naam van de zender verandert.
De zender wordt niet meer ontvangen of de naam van de zender in de lijst is veranderd.
Sommige zenders sturen in plaats van een naam andere informatie mee (bijv. titel van het afgespeelde nummer).
Het systeem interpreteert deze informatie als de naam van de zender.
Druk op de toets "Lijst updaten" in het tweede menu van de "Zenderlijst".
.
39
40
CITROËN Connect Nav
Media
VRAAG
Het afspelen van de muziek op mijn USB-stick begint pas na lang wachten (ongeveer 2 tot
3 minuten).
De CD wordt steeds uitgeworpen of wordt niet afgespeeld.
Na het laden van een CD of het aansluiten van een USB-stick moet u enige tijd wachten.
Het geluid van de CD is slecht.
Sommige informatietekens in de huidige afspeelmedia worden niet correct weergegeven.
ANTWOORD
Door bepaalde bestanden die standaard op een
USB-stick kunnen staan kan het erg lang duren tot de muziek op de USB-stick wordt afgespeeld (tot
10 keer de fabrieksopgave).
OPLOSSING
Wis de bestanden die standaard op de USB-stick staan en beperk het aantal submappen in de mappenstructuur van de USB-stick.
De CD is ondersteboven in de speler geplaatst, kan niet worden gelezen, bevat geen audiobestanden of bevat audiobestanden die niet door het audiosysteem worden herkend.
De CD is opgenomen in een formaat dat niet compatibel is met de speler (udf,...).
De CD is voorzien van een systeem voor kopieerbeveiliging dat niet door de audioinstallatie wordt herkend.
Na de invoer van een nieuwe sleutel, kan het systeem een bepaalde hoeveelheid aan gegevens lezen (directory, titel, artiest, enz.). Dit kan enkele seconden tot enkele minuten duren.
Controleer of de CD op correcte wijze in de speler is geplaatst.
Controleer de staat van de CD: de CD kan niet worden gelezen als deze te veel is beschadigd.
Controleer de inhoud in het geval van een opgenomen CD: raadpleeg het advies in het hoofdstuk "AUDIO".
Het CD-audiosysteem kan geen DVD's afspelen.
Door een te slechte kwaliteit, kunnen bepaalde gebrande CD's niet door het audiosysteem worden afgespeeld.
Dit is volkomen normaal.
De gebruikte CD is bekrast of van slechte kwaliteit.
De audio-instellingen (bassen, hoge tonen, klankkleur) zijn niet op de CD-speler afgestemd.
De audio-installatie kan sommige karakters niet weergeven.
Gebruik alleen CD's van goede kwaliteit en berg ze zorgvuldig op.
Zet het niveau van de bassen en de hoge tonen op 0, zonder een geluidseffect te selecteren.
Gebruik standaard karakters voor de benaming van nummers en afspeellijsten.
Het afspelen van streaming-bestanden start niet.
Het aangesloten apparaat start niet automatisch het afspelen.
Namen van nummers en de speelduur worden niet weergegeven op het audiostreamingscherm.
De Bluetooth-verbinding biedt deze mogelijkheid niet.
Het afspelen van het apparaat starten.
CITROËN Connect Nav
Telefoon
VRAAG
Het lukt me niet om mijn Bluetooth-telefoon te koppelen.
ANTWOORD
Het is mogelijk dat de Bluetooth-functie van de telefoon is uitgeschakeld of dat uw telefoon niet zichtbaar is voor het systeem.
OPLOSSING
Controleer of de Bluetooth-functie van uw telefoon is ingeschakeld.
Controleer bij de instellingen van uw telefoon of deze op "Vind mij" staat.
U kunt de compatibiliteit van uw telefoon controleren op de website van het merk (services).
Het signaal van de aangesloten Bluetoothtelefoon is niet hoorbaar.
De Bluetooth-telefoon is niet compatibel met het systeem.
Het geluid is afhankelijk van het systeem en de telefoon.
Omgevingsgeluiden hebben invloed op de kwaliteit van een telefoongesprek.
Verhoog het volume van het audiosysteem, indien nodig, tot maximaal en verhoog het volume van de telefoon indien nodig.
Beperk het omgevingsgeluid (ramen sluiten, aanjager lager zetten, snelheid verminderen enz.).
Sommige contacten komen dubbel voor in de lijst. Bij het synchroniseren worden de contacten op de simkaart en/of die in het geheugen van de telefoon overgenomen. Als beide geheugens worden gesynchroniseerd kan het voorkomen dat sommige contacten dubbel worden overgenomen.
Selecteer "Contacten van SIM-kaart weergeven" of "Contacten van telefoon weergeven".
De contacten staan in alfabetische volgorde.
Het systeem ontvangt geen SMS-berichten.
Sommige telefoons hebben speciale weergaveopties. Afhankelijk van de instellingen kunnen contacten in een bepaalde volgorde worden overgenomen.
De Bluetooth-modus staat geen verzending van
SMS-tekstberichten naar het systeem toe.
Verander de instellingen voor de weergave van contacten in de telefoon.
.
41
42
CITROËN Connect Nav
Instellingen
VRAAG ANTWOORD
Na het instellen van de bassen en hoge tonen wordt de instelling van de equalizer opgeheven.
Als u de instelling van de equalizer wijzigt, worden de instellingen van de bassen en de hoge tonen gereset.
Bij het veranderen van de balans wordt de geluidsverdeling uitgeschakeld.
Bij het veranderen van de geluidsverdeling worden de instellingen van de balans uitgeschakeld.
De instelling van de equalizer is gekoppeld aan de bassen en hoge tonen.
De geluidsverdeling is gekoppeld aan de balans.
OPLOSSING
Wijzig de instelling van de bassen en de hoge tonen of de equalizer om de gewenste geluidskwaliteit te verkrijgen.
Stel de balans in of kies een geluidsverdeling naar eigen wens.
Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen de verschillende geluidsbronnen.
Voor een optimale geluidskwaliteit kunnen de audio-instellingen worden aangepast aan verschillende geluidsbronnen, die hoorbare verschillen kunnen genereren bij het veranderen van de bron.
Controleer of de audio-instellingen zijn afgestemd op de geluidsbron die u gebruikt. Het is raadzaam de audiofuncties (Bass:, Treble:, Balans) in de middelste stand te zetten, de geluidssfeer "Geen" te selecteren en de functie Loudness in de stand
"Actief" te zetten bij gebruik van de CD-speler en in de stand "Inactief" bij gebruik van de radio.
Na uitzetten van de motor schakelt het systeem na enkele minuten automatisch uit.
Ik kan de datum en tijd niet instellen.
Als de motor is afgezet, blijft het audiosysteem nog werken zolang de laadtoestand van de accu dat toestaat.
In de normale uitgeschakelde stand, gaat het systeem na een bepaalde tijd automatisch over op de eco-mode om de laadtoestand van de accu op peil te houden.
Schakel het contact in om de laadstroom van de accu te verhogen.
De datum en tijd kunnen alleen worden ingesteld als u de synchronisatie met de satellieten deactiveert.
Menu instellingen / Opties / Datum en tijd instellen.
Selecteer het tabblad "Tijd" en deactiveer de
"GPS-synchronisatie" (UTC).
CITROËN Connect Nav
.
43
44
CITROËN Connect Nav
CITROËN Connect Nav
.
45
Audio en telematica
CITROËN Connect Radio
Multimedia-autoradio - Applicaties - Bluetooth ® -telefoon
Inhoud
Stuurkolomschakelaars - Type 1 98
Stuurkolomschakelaars - Type 2 99
De beschreven functies en instellingen verschillen afhankelijk van de uitvoering en de configuratie van uw auto.
Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die zijn volledige aandacht vragen, zoals het koppelen van een Bluetooth-telefoon aan het Bluetooth-handsfree systeem van de autoradio, uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto en aangezet contact.
Dit systeem is zodanig gecodeerd dat het uitsluitend in uw auto functioneert.
De overgang naar de waakfase wordt aangekondigd door de melding
Eco-mode .
Hieronder vindt u de link naar de OSS
(Open Source Software)-broncodes voor het systeem.
http://www.psa-peugeot-citroen.com/ oss
.
95
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
Audio en telematica
Basisfuncties
Als bij draaiende motor op de toets wordt gedrukt, wordt het geluid onderbroken.
Als bij afgezet contact op de toets wordt gedrukt, wordt het systeem ingeschakeld.
Regeling van het geluidsvolume.
Gebruik de toetsen aan weerszijden van of onder het touchscreen om de menu's te openen en druk vervolgens op de op het touchscreen weergegeven toetsen. Alle aanraakfuncties op het touchscreen zijn wit.
Druk op het gearceerde gedeelte om terug te gaan naar één niveau hoger of om te bevestigen.
Druk op de pijl Terug om terug te gaan naar
één niveau hoger of om te bevestigen.
Het touchscreen is van het "capacitieve" type.
Voor het schoonmaken van het scherm is het raadzaam gebruik te maken van een niet schurende zachte doek (bijvoorbeeld een brillendoekje), zonder schoonmaakmiddel.
Raak het scherm niet aan met scherpe voorwerpen.
Raak het scherm niet aan met natte handen.
96
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
Audio en telematica
Bepaalde informatie wordt permanent weergegeven in de bovenste balk van het touchscreen:
- Informatie over de airconditioning, en rechtstreekse toegang tot het desbetreffende menu.
- Informatie over de menu's Radio Media en
Telefoon.
- Toegang tot de Instellingen van het touchscreen en het digitale instrumentenpaneel.
Selecteren van de geluidsbron (volgens uitvoering):
- Radio "FM"/"DAB"*/"AM"*.
- Telefoon aangesloten via Bluetooth* en via multimedia-streaming*.
- CD-speler.
- "USB"-stick.
- Mediaspeler aangesloten via de AUXaansluiting (jack, kabel niet meegeleverd).
Via het menu "Instellingen" kunt u een profiel voor één persoon of voor een groep personen met gemeenschappelijke instellingen aanmaken, waarbij vele instellingen mogelijk zijn (voorkeuzezenders radio, audio-instellingen, sferen enz.).
De instellingen worden automatisch aangepast.
Bij zeer hoge temperaturen kan het geluidsvolume worden beperkt om het systeem te beschermen. Het systeem kan gedurende ten minste
5 minuten stand-by (scherm en geluid uitgeschakeld) worden gezet.
Zodra de temperatuur in het interieur is gezakt, zal de oorspronkelijke instelling weer worden gebruikt.
* Volgens uitrusting.
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
.
97
Audio en telematica
Stuurkolomschakelaars - Type 1
Radio:
Selecteren van de vorige/volgende voorkeuzezender.
Selecteren van het vorige/volgende item van een menu of een lijst.
Media:
Selecteren van de vorige/volgende track
Selecteren van het vorige/volgende item van een menu of een lijst.
Radio:
Kort indrukken: weergave van de zenderlijst.
Lang indrukken: bijwerken van de lijst.
Media:
Kort indrukken: weergave van de tracklist.
Lang indrukken: weergave van de beschikbare sorteeropties.
Veranderen van geluidsbron (Radio;
USB; AUX, als een apparaat is aangesloten; CD; Streaming).
Bevestigen van een selectie.
Verhogen van het geluidsvolume.
Verlagen van het geluidsvolume.
Geluid onderbreken/weer inschakelen door het gelijktijdig indrukken van de volumetoetsen.
98
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
Audio en telematica
Stuurkolomschakelaars - Type 2
Verhogen van het geluidsvolume.
Gesproken commando's :
Kort indrukken: gesproken commando's van de smartphone via het systeem.
Verlagen van het geluidsvolume.
Geluid onderbreken/herstellen.
Of
Geluid onderbreken door tegelijkertijd op de toetsen voor het verhogen en het verlagen van het geluidsvolume te drukken.
Geluid herstellen door op een van de toetsen van het geluidsvolume te drukken.
Media (kort indrukken): veranderen van multimediabron.
Telefoon (kort indrukken): gesprek aannemen.
Tijdens telefoongesprek (kort indrukken): toegang tot het telefoonmenu.
Telefoon (ingedrukt houden): inkomend gesprek weigeren, gesprek beëindigen; als de telefoon niet wordt gebruikt: toegang tot het menu
Telefoon.
Radio (draaien): vorige/volgende opgeslagen zender.
Media (draaien): vorige/volgende track, scrollen door lijsten.
Kort indrukken : bevestigen van een selectie. Indien niets geselecteerd: toegang tot de geheugens.
Radio : weergeven van de zenderlijst.
Media : weergeven van de track list.
Radio (ingedrukt houden): bijwerken van de zenderlijst.
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
.
99
Audio en telematica
Menu's
Afhankelijk van de uitvoering
Airconditioning Applicaties Radio Media
18,5
Instellen van de temperatuur en de aanjagersnelheid.
Navigatie
21,5
Toegang tot de te configureren apparaten.
Selecteren van een audiobron of een radiozender.
Configureren van de navigatie en kiezen van de bestemming via MirrorLink TM of CarPlay ® .
100
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
Rijden
Audio en telematica
Telefoon Instellingen
Via Bluetooth ® verbinden van een telefoon.
Gebruiken van bepaalde apps van de smartphone met internetverbinding, via
MirrorLink TM of CarPlay ® .
Configureren van een persoonlijk profiel en/ of configureren van het geluid (balans, sfeer enz.) en de weergave (taal, eenheden, datum, tijd enz.).
Activeren, deactiveren en configureren van bepaalde functies van de auto.
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
.
101
Audio en telematica
Applicaties
Afhankelijk van de uitvoering/uitrusting
Niveau 1 Niveau 2
1
102
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
4 5 6
Niveau 3
2 3
Niveau 1
Connect-App
Programmering
2
3
Niveau 2
Status
Overige instellingen
Connect-App
Boordcomputer
4 Actueel
5 Traject 1
6 Traject 2
Niveau 3
Audio en telematica
Aanwijzingen
De programmeringen activeren/deactiveren.
De vooraf bepaalde instellingen configureren.
De parameters opslaan.
De instellingen bevestigen.
Systeem dat informatie geeft over de actuele rit
(actieradius, brandstofverbruik enz.).
Connect-App
Beheer foto's
1
Connect-App
OPTIES
Fotogalerij
Bluetooth-verbinding
Beheer foto's
Zoeken
Verwijderen
Terug naar de pagina Connect-App.
De fotogalerij openen.
Eén niveau omhoog gaan.
Zoeken naar een aan te sluiten extern apparaat.
Een of meer externe apparaten verwijderen.
.
103
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
Audio en telematica
Weergeven van foto's
Plaats een USB-stick in de USB-aansluiting.
Gebruik geen USB-verdeelstekker om beschadiging van het systeem te voorkomen.
Het systeem kan overweg met mappen en kan fotobestanden in de formaten.tiff,.gif,.jpg/jpeg,.
bmp en .png weergeven.
Druk op Connect-App om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op " Beheer foto's ".
Selecteer een map.
Selecteer een afbeelding om hem weer te geven.
Druk op deze toets om informatie over de foto weer te geven.
Druk op de pijl Terug om terug te gaan naar één niveau hoger.
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
.
105
Audio en telematica
Radio Media
Afhankelijk van de uitvoering
Niveau 1 Niveau 2
1 2 3 4 5
106
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
Niveau 1
1
RAD MEDIA
BRONNEN
2
3
4
RAD MEDIA
Frequentie
RAD MEDIA
Lijst
RAD MEDIA
Favorieten
5
RAD MEDIA
OPTIES
RAD MEDIA
87,5 MHz
Radio
Bluetooth
CD
AUX
USB iPod
FM/DAB/AM
Favorieten
Niveau 2
FM-band /DAB-band/AM-band
Audio-instellingen
INFO
TA
RDS
FM-DAB
Audio en telematica
Aanwijzingen
Een andere geluidsbron selecteren.
Informatie over de radiozender waarnaar wordt geluisterd weergeven.
De lijst bijwerken afhankelijk van de ontvangst.
Kort indrukken om de zender op te slaan.
Een opgeslagen zender selecteren of een zender opslaan.
Op de toets van de frequentieband drukken om deze te selecteren.
De audio-instellingen configureren.
De opties activeren of deactiveren.
Een frequentie van de frequentieband FM en AM invoeren op het virtuele toetsenbord.
.
107
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
Audio en telematica
Niveau 1
1
Niveau 2
108
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
2 3 4 5
5
5
Niveau 3
Niveau 1
1
Rad Media
BRONNEN
Radio
2 Live
Niveau 2
3
4
Lijst
Favorieten
5 OPTIES
1
1
Rad Media
BRONNEN
Bluetooth
Rad Media
BRONNEN
CD
5
OPTIES
5 OPTIES
Niveau 3
FM-band/DAB-band/
AM-band
Audio-instellingen
INFO
TA
RDS
FM-DAB
Audio en telematica
Aanwijzingen
De radiozender waarnaar wordt geluisterd weergeven.
De lijst van ontvangen zenders weergeven.
Een opgeslagen zender selecteren of een zender opslaan.
Op de toets van de frequentieband drukken om de frequentieband te selecteren.
De audio-instellingen configureren.
De opties activeren of deactiveren.
Audio-instellingen De audio-instellingen configureren.
Audio-instellingen
Informatie over de muziek waarnaar wordt geluisterd weergeven.
De audio-instellingen configureren.
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
.
109
Audio en telematica
Niveau 1
1
Niveau 2
5
110
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
6 7 8 5
Niveau 3
1
Niveau 1
Rad Media
BRONNEN
AUX
1
Rad Media
BRONNEN
USB
Niveau 2
5 OPTIES
6 Play
7
8
Huidige lijst
Bibliotheek
5 OPTIES
Niveau 3
Audio-instellingen
Audio en telematica
Aanwijzingen
De audio-instellingen configureren.
Audio-instellingen
Informatie over de muziek waarnaar wordt geluisterd weergeven.
De actuele selectie weergeven.
De muziekbibliotheek weergeven.
De audio-instellingen configureren.
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
.
111
Audio en telematica
Radio
Selecteren van een zender
Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven.
Of
Of
Druk op een van de toetsen om automatisch te zoeken naar een radiozender met een hogere of lagere frequentie.
Verplaats de cursor om handmatig naar een radiozender met een hogere of lagere frequentie te zoeken.
Druk op de frequentie.
Voer de waarden van de FM- en AMband in met het virtuele toetsenbord.
Druk op " OK " om te bevestigen.
De radio-ontvangst kan worden verstoord door het gebruik van elektrische apparatuur die niet door het merk is goedgekeurd, zoals een op de
12V-aansluiting aangesloten lader met
USB-aansluiting.
De omgeving waarin u rijdt (bergen, hoge gebouwen, bruggen, tunnels enz.) kan leiden tot een slechte ontvangst, ook als de RDS-functie is ingeschakeld. Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de radio.
Veranderen van frequentieband
Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven.
5 Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina te openen.
Druk op " Band " om de frequentieband te wijzigen.
Druk op het gearceerde gedeelte om te bevestigen.
Een zender opslaan
Selecteer een zender of een frequentie.
Druk kort op de lege ster. Als de ster is gevuld, is de radiozender al opgeslagen.
Of
Selecteer een zender of een frequentie.
Druk op " Favorieten ".
4
Houd de toets waaronder u de zender wilt opslaan lang ingedrukt.
112
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
Audio en telematica
RDS inschakelen en uitschakelen
Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven.
5 Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.
Schakel " RDS " in of uit.
Druk op het gearceerde gedeelte om te bevestigen.
Als de RDS-functie is ingeschakeld, zoekt de radio steeds naar de sterkste frequentie van een zender, zodat u ernaar kunt blijven luisteren zonder dat u zelf de frequentie hoeft te wijzigen.
Sommige RDS-zenders zijn echter niet in het hele land te ontvangen, omdat de frequenties van de zender niet het hele land dekken. Dit verklaart dat de zender tijdens het rijden kan wegvallen.
Tekstberichten weergeven
Met de functie "Radiotekst" worden door de radiozender meegestuurde tekstberichten weergegeven die betrekking hebben op het radiostation of de muziek waarnaar geluisterd wordt.
Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven.
5 Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.
Schakel " INFO " in/uit.
Druk op het gearceerde gedeelte om te bevestigen.
TA-berichten beluisteren
De functie TA (Traffic Announcement) geeft voorrang aan het luisteren naar
TA-verkeersinformatieberichten. Om te worden geactiveerd moet deze functie een radiozender die deze berichten uitzendt, goed kunnen ontvangen. Zodra een verkeersinformatiebericht wordt uitgezonden, wordt de geluidsbron die op dat moment wordt weergegeven automatisch onderbroken voor de weergave van het TA-verkeersinformatiebericht. Zodra dit bericht is afgelopen, wordt de weergave van de oorspronkelijke geluidsbron hervat.
Druk op Rad Media om de hoofdpagina weer te geven.
5 Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina te openen.
Schakel " TA " in/uit.
Druk op het gearceerde gedeelte om te bevestigen.
.
113
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
Audio en telematica
Audio-instellingen
Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven.
5 Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina te openen.
Druk op " Audio-instellingen ".
Selecteer het tabblad " Klank ",
" Verdeling ", " Geluid " of
" Beltonen " om de audioinstellingen te configureren.
Druk op de pijl Terug om te bevestigen.
In het tabblad " Klank " zijn de audioinstellingen ( Sfeer ), en Bass , Medium en Treble voor elke geluidsbron verschillend en apart in te stellen.
In het tabblad " Verdeling " zijn de instellingen Alle passagiers ,
Bestuurder en Alleen vóór voor alle geluidsbronnen gelijk.
Schakel in het tabblad " Geluid "
" Snelheidsafhankelijke volumeregeling ", " Extra ingang " en
" Geluiden touchscreen " in of uit.
De verdeling van het geluid (of de ruimtelijke verdeling dankzij het Arkamys © systeem) in de auto is belangrijk voor de kwaliteit van de weergave en biedt de mogelijkheid de weergave af te stemmen op het aantal inzittenden.
Audio-installatie: Sound Staging van Arkamys © optimaliseert de geluidsverdeling in het interieur.
114
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
Audio en telematica
DAB-radio (Digital Audio Broadcasting)
Digitale radio Volgsysteem FM-DAB
Digitale radio zorgt voor een betere geluidskwaliteit.
Via "multiplex/bundel" hebt u de keuze uit een aantal radiozenders die in alfabetische volgorde zijn gerangschikt.
"DAB" is niet overal beschikbaar.
Als het digitale signaal niet goed is, kunt u met "FM-DAB" dezelfde zender blijven beluisteren doordat het systeem automatisch overschakelt op de desbetreffende analoge "FM"-zender
(indien beschikbaar).
5
Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina te openen.
Druk op " Band " en selecteer
" DAB-band ".
Druk op het gearceerde gedeelte om te bevestigen.
5
Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina weer te geven.
Schakel " FM-DAB " in of uit.
Druk op het gearceerde gedeelte om te bevestigen.
Als "FM-DAB" is geactiveerd, kan er sprake zijn van een verschil van enkele seconden als het systeem overschakelt op de analoge "FM"-zender en kan het geluidsvolume veranderen.
Als het digitale signaal weer goed is, schakelt het systeem automatisch weer over op "DAB".
Als de " DAB"-zender waarnaar wordt geluisterd niet beschikbaar is als "FM"-zender of als "FM-DAB" niet is geactiveerd, wordt het geluid onderbroken als het digitale signaal te zwak wordt.
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
.
115
Audio en telematica
Media
USB-aansluiting
Steek de USB-stick in de USB-aansluiting of sluit het USB-apparaat via een kabel (niet meegeleverd) op de USB-aansluiting aan.
Gebruik geen USB-verdeelstekker om beschadiging van het systeem te voorkomen.
Het systeem maakt gebruik van afspeellijsten
(in het tijdelijke geheugen). Het maken van deze lijsten kan enkele seconden of soms enkele minuten duren nadat het apparaat voor de eerste keer is aangesloten.
Het verwijderen van alle andere dan muziekbestanden en het verminderen van het aantal afspeellijsten zal het aanmaken van deze afspeellijsten versnellen.
De afspeellijsten worden iedere keer na het opnieuw aanzetten van het contact of het aansluiten van een USB-stick vernieuwd. De lijsten worden in het geheugen opgeslagen: als de lijsten niet zijn gewijzigd, is de laadtijd korter.
AUX-aansluiting
Deze geluidsbron is uitsluitend beschikbaar als de "Extra ingang" is aangevinkt in de audioinstellingen.
Sluit het externe apparaat (MP3-speler enz.) met een audiokabel (niet meegeleverd) aan op de Jack-aansluiting.
Stel eerst het volume van het externe apparaat in (luid). Regel daarna het volume van de autoradio.
De bediening gebeurt via het externe apparaat.
Geluidsbron kiezen
Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven.
1 Druk op de toets " BRONNEN ".
Selecteer de geluidsbron.
Streaming via Bluetooth ®
Streaming biedt de mogelijkheid om naar door de smartphone verzonden audiostreams te luisteren.
Zorg dat het Bluetooth-profiel is geactiveerd en stel eerst het volume van het externe apparaat in (op een hoog volume).
Stel vervolgens het volume van het systeem in.
Als de weergave niet automatisch begint, kan het zijn dat u de audioweergave moet starten via de smartphone.
Het bedienen is mogelijk via de randapparatuur of met de aanraaktoetsen van het systeem.
Als de Streaming eenmaal is gestart, wordt uw smartphone als een geluidsbron beschouwd.
116
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
Audio en telematica
Apple ® -speler aansluiten
Sluit een Apple ® -speler met behulp van een geschikte kabel (niet meegeleverd) aan op de
USB-aansluiting.
Het afspelen begint automatisch.
De bediening gebeurt via de audio-installatie in de auto.
De beschikbare indeling is die van het aangesloten apparaat (artiesten
/ albums / genres / playlists / audiobooks / podcasts). U kunt ook een gestructureerde indeling in bibliotheekvorm gebruiken.
De standaardindeling is de indeling per artiest. Om dit te veranderen moet u terug naar het eerste niveau in de structuur om vervolgens een andere indeling te selecteren (bijvoorbeeld playlists). Bevestig uw keuze voordat u in de structuur weer afzakt naar de gewenste track.
De softwareversie van de autoradio kan incompatibel zijn met de generatie van uw
Apple ® -speler.
Informatie en adviezen
Het systeem is geschikt voor externe
USB-geluidsdragers, BlackBerry's ® of apparatuur van Apple ® die op de
USB-aansluitingen kunnen worden aangesloten (kabel niet meegeleverd).
U kunt deze apparatuur bedienen via de audio-installatie van de auto.
Andere randapparatuur, die bij het aansluiten niet door het systeem wordt herkend, moet met een kabel (niet meegeleverd) op de jack-plug worden aangesloten of via Bluetooth streaming worden gekoppeld (indien compatibel).
Gebruik geen USB-verdeelstekker om beschadiging van het systeem te voorkomen.
De autoradio speelt bestanden met de extensie
.wav, .wma, .aac,.flac,.ogg en .mp3 met een bitrate van 32 kbps tot 320 kbps af.
Ook bestanden met een VBR (Variable Bit
Rate) kunnen worden afgespeeld.
Geluidsbestanden met een andere extensie
(.mp4, ...) kunnen niet worden afgespeeld.
Bestanden met de extensie ".wma" moeten van het type WMA 9 Standaard zijn.
De bemonsteringsfrequenties (sampling rates) zijn 11, 22, 44 en 48 kHz.
Gebruik voor bestandsnamen maximaal
20 karakters en vermijd speciale tekens (bijv.:
" " ?. ; ù) om problemen met het afspelen of de weergave te voorkomen.
Gebruik uitsluitend USB-sticks met de bestandsindeling FAT32 (File Allocation Table).
Gebruik bij voorkeur de originele USBkabels van het externe apparaat.
Om een gebrande CDR of CDRW te kunnen afspelen moet bij het branden bij voorkeur de standaard ISO 9660 niveau 1, 2 of Joliet zijn geselecteerd.
Als de disc met een andere standaard is gebrand, kan deze mogelijk niet correct worden afgespeeld.
Gebruik bij één disc altijd dezelfde standaard voor het branden en selecteer bij het branden altijd de laagste snelheid (maximaal 4x) voor een optimale geluidskwaliteit.
Gebruik bij een multisessie-CD altijd de standaard Joliet.
.
117
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
Audio en telematica
Telefoon
Afhankelijk van de uitvoering
Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3
1 2 3 4 5
1 2 3 4 5
118
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
1 2 3 4 5
Niveau 1
1
Telefoon
Bluetooth zoeken
TEL
2
Telefoon
Bluetooth zoeken
Toetsenbord
3
Telefoon
Bluetooth zoeken
Gesprekkenlijst
4
Telefoon
Bluetooth zoeken
Contacten
Niveau 2
Bluetooth-verbinding
MirrorLink
CarPlay
Alle
Verzonden
Gemist
Ontvangen
Zoeken
Telefoon
Niveau 3
Zoeken
Verwijderen
Bevestigen
Audio en telematica
Aanwijzingen
Naar een aan te sluiten extern apparaat zoeken.
Een of meer externe apparaten verwijderen.
Toegang tot de functie MirrorLink.
Toegang tot de functie CarPlay.
Een telefoonnummer invoeren.
De gesprekken bekijken afhankelijk van de keuze voor de presentatie.
Een contact selecteren om te bellen.
Een contact zoeken in het telefoonboek.
Uitgebreide informatie over het contact bekijken.
.
119
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
Audio en telematica
Niveau 1
5
Niveau 2
120
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
5
5
5
Niveau 1
Telefoon
OPTIES
In wachtstand
(Auto)
Telefoon
OPTIES
Contacten sorteren op achternaam
Contacten sorteren op voornaam
Telefoon
OPTIES
Volume beltoon
ON - OFF
Niveau 2
Audio en telematica
Aanwijzingen
Het automatisch in de wachtstand zetten van het actuele gesprek activeren of deactiveren.
De contacten sorteren op achternaam-voornaam of voornaam-achternaam.
Het volume van de beltoon instellen.
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
.
121
Audio en telematica
MirrorLink TM -verbinding voor smartphones
122
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
1
Audio en telematica
Om veiligheidsredenen is het gebruik van een smartphone tijdens het rijden verboden. Het gebruik van de smartphone vraagt namelijk veel aandacht van de bestuurder.
De handelingen moeten dan ook bij stilstaande auto worden uitgevoerd.
Door de smartphone met het systeem te synchroniseren kunnen apps van de smartphone op het scherm van de auto worden weergegeven. Deze apps moeten compatibel zijn met de
MirrorLink TM -technologie.
Werkingsprincipes en normen zijn permanent aan verandering onderhevig.
Om te zorgen voor een optimale communicatie tussen de smartphone en het systeem moet de smartphone in ieder geval worden ontgrendeld.
Houd het besturingssysteem van uw smartphone en de datum en tijd op zowel de smartphone als het systeem up to date.
Ga naar de landelijke internetsite van het merk van uw auto om te zien welke smartphones compatibel zijn.
Om veiligheidsredenen zijn bepaalde apps alleen te gebruiken als de auto stilstaat. Zodra de auto gaat rijden, wordt de weergave ervan onderbroken.
De functie "MirrorLink TM " werkt alleen in combinatie met een compatibele smartphone en compatibele apps.
Tijdens het aansluiten van de smartphone op het systeem is het raadzaam de Bluetooth ® -functie van de smartphone te activeren
Via Bluetooth ® verbonden telefoon
1
Druk op " Telefoon " op het scherm van het systeem om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op de toets " TEL " om de secundaire pagina te openen.
Druk op " MirrorLink TM " om de functie in het systeem te activeren.
Niet via Bluetooth ® telefoon
verbonden
Sluit de USB-kabel aan. De smartphone bevindt zich in de laadmodus als hij via de USB-kabel is verbonden.
Druk op " Telefoon " op het scherm van het systeem om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op " MirrorLink TM " om de functie in het systeem te activeren.
Bij bepaalde smartphones is het noodzakelijk om de functie " MirrorLink TM " te activeren.
Tijdens de procedure worden verschillende schermen weergegeven waarin u wordt gevraagd de koppeling met bepaalde functionaliteiten te accepteren.
Accepteer deze om de verbinding tot stand te brengen en te voltooien.
Nadat de verbinding tot stand is gebracht, wordt een scherm weergegeven met daarop de eerder op uw smartphone gedownloade apps die compatibel zijn met de MirrorLink TM
-technologie.
Tijdens de MirrorLink TM -weergave blijft het selecteren van de audiobron mogelijk via de schermtoetsen in de bovenste balk van het scherm.
De menu's van het systeem kunnen op elk moment worden geopend via de menutoetsen.
Afhankelijk van de kwaliteit van het netwerk kan het even duren voordat de apps beschikbaar zijn.
.
123
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
Audio en telematica
Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3
124
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
Niveau 1 Niveau 2
Telefoon
MirrorLink TM
Niveau 3
Audio en telematica
Aanwijzingen
Weergeven van of terugkeren naar de eerder op uw smartphone gedownloade apps die compatibel zijn met de MirrorLink TM -technologie.
Een menulijst weergeven afhankelijk van de eerder geselecteerde app.
"Back": huidige bewerking annuleren, omhooggaan in de menustructuur.
"Home": weergeven of terugkeren naar de pagina
"Modus auto" van de smartphone.
De hoofdpagina van het menu "Telefoon" weergeven.
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
.
125
Audio en telematica
CarPlay ® -verbinding voor smartphones
126
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
Audio en telematica
Om veiligheidsredenen is het gebruik van een smartphone tijdens het rijden verboden. Het gebruik van de smartphone vraagt namelijk veel aandacht van de bestuurder.
De handelingen moeten dan ook bij stilstaande auto worden uitgevoerd.
Door de smartphone met het systeem te synchroniseren kunnen apps van de smartphone op het scherm van de auto worden weergegeven. Deze apps moeten compatibel zijn met de CarPlay ® technologie en op de smartphone moet de functie CarPlay ® zijn geactiveerd.
Werkingsprincipes en normen zijn permanent aan verandering onderhevig.
Houd daarom het besturingssysteem van uw smartphone up-to-date.
Ga naar de landelijke internetsite van het merk van uw auto om te zien welke smartphones compatibel zijn.
Of
Sluit de USB-kabel aan. De smartphone bevindt zich in de laadmodus als hij via de USB-kabel is verbonden.
Druk op Telefoon op het scherm van het systeem om de CarPlay ® interface weer te geven.
Als de smartphone al via Bluetooth ® is verbonden.
1
Sluit de USB-kabel aan. De smartphone bevindt zich in de laadmodus als hij via de USB-kabel is verbonden.
Druk op Telefoon op het scherm van het systeem om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op de toets " TEL " om de secundaire pagina te openen.
Druk op " CarPlay " om de CarPlay ® interface weer te geven.
-
Bij het aansluiten van de USB-kabel verbreekt de CarPlay ® -functie de
Bluetooth ® -verbinding van het systeem.
U kunt op elk gewenst moment de navigatie via CarPlay ® starten door te drukken op de toets Navigatie van het systeem.
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
.
127
Audio en telematica
Bluetooth ® -telefoon koppelen
Het koppelen van de Bluetooth-telefoon aan de Bluetooth handsfree set van uw autoradio mag om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling de volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd als de auto stilstaat en bij aangezet contact.
Procedure via de telefoon
Selecteer de naam van het systeem in de lijst van gedetecteerde apparaten.
Accepteer op het systeem het verzoek om een verbinding met de telefoon te maken.
Activeer de Bluetooth-functie van uw telefoon en stel deze zo in dat de telefoon
"zichtbaar" is voor alle apparaten in de buurt (instelling van de telefoon).
Voltooien van het koppelen, ongeacht of dit vanaf de telefoon of het systeem wordt gedaan: controleer of de door het telefoon en het systeem weergegeven code identiek zijn en bevestig de code zowel op de telefoon als op het systeem.
Procedure via het systeem
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op " Bluetooth zoeken ".
Er verschijnt een overzicht van de waargenomen telefoon(s).
Selecteer in het overzicht de naam van de telefoon die u wilt gebruiken.
Als dit niet is gelukt, wordt geadviseerd de
Bluetooth-functie van uw telefoon even uit te zetten en opnieuw te activeren.
Afhankelijk van het type telefoon wordt u gevraagd om de overdracht van uw contacten en berichten te accepteren.
128
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
Audio en telematica
Automatisch opnieuw verbinding maken
Wanneer u terugkomt in uw auto met de telefoon waarmee het laatst verbinding is gemaakt, wordt deze automatisch herkend en wordt er binnen ongeveer 30 seconden na het aanzetten van het contact automatisch verbinding gemaakt met te telefoon
(indien Bluetooth is ingeschakeld).
Wijzigen van het verbindingsprofiel:
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.
1 Druk op de toets " TEL " om de secundaire pagina weer te geven.
Druk op " Bluetooth-verbinding " om het overzicht van gekoppelde apparaten weer te geven.
Druk op de toets "details" van een gekoppeld apparaat.
Het systeem biedt de keuze uit
3 verbindingsprofielen voor de telefoon:
- " " (handsfree set, uitsluitend telefoon),
- " " (streaming: draadloos afspelen van audiobestanden van de telefoon),
- " ".
Selecteer één of meer profielen.
Druk op " OK " om te bevestigen.
De mogelijkheid om slechts één verbindingsprofiel te selecteren is afhankelijk van het type telefoon.
Als dit niet mogelijk is, worden standaard alle drie de verbindingsprofielen geselecteerd.
De beschikbare diensten zijn afhankelijk van het netwerk, de simkaart en de compatibiliteit van de gebruikte Bluetooth-apparaten.
Controleer in de handleiding van uw telefoon en in de informatie van uw provider over welke diensten u beschikt.
Profielen die compatibel zijn met het systeem: HFP, OPP, PBAP, A2DP,
AVRCP, MAP en PAN.
Kijk op de website van het merk voor meer informatie (compatibiliteit, aanvullende instructies, enz.).
.
129
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
Audio en telematica
Beheer van telefoonverbindingen
Met behulp van deze functie kan randapparatuur worden gekoppeld of losgekoppeld en kan randapparatuur uit de lijst van gelinkte randapparatuur worden verwijderd.
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.
1 Druk op de toets " TEL " om de secundaire pagina weer te geven.
Druk op " Bluetooth-verbinding " om de lijst van gekoppelde apparatuur weer te geven.
Druk in deze lijst op de naam van een telefoon om deze telefoon los te koppelen.
Druk er nogmaals op om de telefoon weer te koppelen.
Verwijderen van een telefoon
Druk op de prullenbak rechts boven op het scherm om een prullenbak naast de geselecteerde telefoon weer te geven.
Druk op de prullenbak naast de geselecteerde telefoon om deze telefoon te verwijderen.
En
Of
130
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
Een gesprek aannemen
Als u gebeld wordt, klinkt een beltoon en verschijnt een pop-upvenster op het scherm.
Druk kort op de toets TEL op het stuur om het gesprek aan te nemen.
Bellen
Gebruik de telefoon bij voorkeur niet onder het rijden.
Parkeer de auto.
Gebruik de toetsen op het stuurwiel om te bellen.
Houd de toets
TEL op het stuurwiel langer ingedrukt om het gesprek te weigeren
Een nieuw nummer bellen
Druk op " Telefoon " om de hoofdpagina weer te geven.
Voer het nummer in via het digitale toetsenbord.
Druk op " Ophangen ".
Druk op " Bellen " om het nummer te bellen.
Audio en telematica
Een contact bellen
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.
Of houd de toets
TEL op het stuurwiel enige tijd ingedrukt.
Druk op " Contacten ".
4
Selecteer het gewenste contact in de weergegeven lijst.
Druk op " Bellen ".
Laatste nummers bellen
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.
Of
Houd de toets op het stuurwiel enige tijd ingedrukt.
Instellen van de beltoon
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.
5 Druk op de toets " OPTIES " om de secundaire pagina te openen.
Druk op " Volume beltoon " om het staafdiagram van het volume weer te geven.
Druk op de pijlen of verplaats de cursor om het volume van de beltoon in te stellen.
Druk op " Gesprekkenlijst ".
3
Selecteer het contact in de weergegeven lijst.
U kunt altijd rechtstreeks met uw telefoon bellen. Zet in dat geval de auto uit veiligheidsoverwegingen stil.
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
.
131
Audio en telematica
Instellingen
Afhankelijk van de uitvoering/uitrusting
Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3
132
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
1 2 3 4
Niveau 1
Instellingen
Lichtsterkte
Instellingen
Profielen
Niveau 2
Equalizer
1 Profiel 1
2
3
Profiel 2
Profiel 3
4 Gemeensch.prof.
Naam
Profiel resetten
Profiel geactiveerd
Instellingen
Dark
Niveau 3
Audio en telematica
Aanwijzingen
De cursor verplaatsen om de lichtsterkte van het scherm en/of het instrumentenpaneel in te stellen.
Een profiel kiezen.
Wijzig de naam van het profiel
De profielen configureren.
Ja/Nee
Het geselecteerde profiel activeren/deactiveren.
De instellingen opslaan.
Functie waarmee de verlichting van het scherm kan worden uitgeschakeld.
Door op het scherm te drukken wordt de verlichting ervan weer ingeschakeld.
.
133
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
Audio en telematica
Afhankelijk van de uitrusting
Niveau 1 Niveau 2
134
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
Niveau 1
Instellingen
Configuratie
Systeemconfiguratie
Niveau 2
Ambiance
Taal
Schermconfig.
Personalisatie
Datum en tijd
Audio en telematica
Aanwijzingen
Bepaalde parameters van het systeem configureren.
Een in het systeem geïntegreerde schermambiance kiezen.
De taal van de weergave op het scherm en/of het instrumentenpaneel kiezen.
Het scherm en/of het instrumentenpaneel configureren.
Het instrumentenpaneel configureren voor een gepersonaliseerde weergave.
De datum en tijd instellen en het formaat van de weergave kiezen.
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
.
135
Audio en telematica
Niveau 1 Niveau 2
5 6 7
Niveau 3
136
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
8 9 10 11
Niveau 1 Niveau 2
5 Eenheden
Instellingen
Configuratie
Systeemconfiguratie
6 Fabrieksparameters
7 Systeeminfo
Instellingen
Configuratie
Ambiance
Instellingen
Configuratie
Taal
8
9
10
11
Alle
Europa
Azië
Amerika
Niveau 3
Afstand en verbruik
Temperaturen
Resetten
Raadplegen
Audio en telematica
Aanwijzingen
De weergegeven eenheden voor de afstand, het brandstofverbruik en de temperatuur configureren.
De fabrieksinstellingen terugzetten.
De versie van de verschillende in het systeem geïnstalleerde modules bekijken.
De parameters opslaan.
Een in het systeem geïntegreerde schermambiance kiezen.
De keuze bevestigen en van ambiance veranderen.
De taal van de weegave op het scherm en/of het instrumentenpaneel kiezen.
De parameter opslaan.
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
.
137
Audio en telematica
Niveau 1 Niveau 2
12 13
Niveau 3
14 15
138
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
14 15
Niveau 1
12
Niveau 2
Lichtsterkte
Instellingen
Configuratie
Schermconfig.
13 Animatie
Instellingen
Configuratie
Programmering
Personalisatie
Bevestigen
Instellingen
Configuratie
Datum en tijd
14 Tijd
15 Datum
Niveau 3
Audio en telematica
Aanwijzingen
De lichtsterkte van het scherm kiezen.
Automatische tekstweergave
Overgangen met animaties
De parameters activeren of deactiveren.
Tijd
Tijdzone
AM
12h
GPS-synchronisatie
Datum
Instelling datum
De parameters opslaan.
De op het scherm weer te geven informatie kiezen en selecteren.
De keuzes bevestigen.
De tijd instellen.
De tijdzone bepalen.
Het formaat van de weergave kiezen.
De synchronisatie met de satellieten activeren of deactiveren.
De instellingen opslaan.
De datum bepalen en het formaat van de weergave kiezen.
De instellingen opslaan.
.
139
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
Audio en telematica
Configuratie van de profielen
Het configureren van de profielen mag, om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd bij stilstaande auto .
Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op " Profielen ".
1 Selecteer " Profiel 1 ", " Profiel 2 ",
" Profiel 3 " of " Gemeensch.prof.
".
Druk op deze toets om een profielnaam in te voeren met het virtuele toetsenbord.
Druk op " OK " om op te slaan.
Druk op de pijl Terug om te bevestigen.
140
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
Druk op deze toets om het profiel te activeren.
Druk nogmaals op de pijl Terug om te bevestigen.
Lichtsterkte instellen
Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op Lichtsterkte .
Druk op deze toets om het geselecteerde profiel te resetten.
Verplaats de cursor om de lichtsterkte van het scherm en/of het instrumentenpaneel (afhankelijk van de uitvoering) in te stellen.
Druk op het gearceerde gedeelte om te bevestigen.
Audio en telematica
Instellingen van het systeem wijzigen
Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op " Configuratie " om de secundaire pagina weer te geven.
Druk op " Systeemconfiguratie ".
Druk op " Configuratie " om de secundaire pagina te openen.
Druk op " Schermconfig.
".
5
6
7
Druk op " Eenheden " om de eenheden voor de afstand, het brandstofverbruik en de temperatuur te wijzigen.
Druk op " Fabrieksparameters " om terug te keren naar de fabrieksinstellingen.
Als het systeem wordt teruggezet op de fabrieksinstellingen, wordt Engels als taal ingesteld (afhankelijk van de uitvoering).
Druk op " Systeeminfo " om de versie van de in het systeem geïnstalleerde modules te controleren.
Druk op de pijl Terug om te bevestigen.
12 Druk op " Lichtsterkte ".
Verplaats de cursor om de lichtsterkte van het scherm en/of het instrumentenpaneel (afhankelijk van
Druk op " Animatie ".
13
Schakel " Automatische tekstweergave " in of uit.
Selecteer " Overgangen met animaties ".
Druk op de pijl Terug om te bevestigen.
De taal selecteren
Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op " Configuratie " om de secundaire pagina weer te geven.
Selecteer " Taal " om de taal te wijzigen.
Druk op de pijl Terug om te bevestigen.
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
.
141
Audio en telematica
Tijd instellen
Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op " Configuratie " om de secundaire pagina weer te geven.
Druk op " Datum en tijd ".
14 Selecteer " Tijd ".
Druk op deze toets om de tijd in te stellen met het virtuele toetsenbord.
Druk op " OK " om de tijd op te slaan.
Druk op de pijl Terug om de instellingen op te slaan.
Het systeem schakelt niet automatisch over op zomertijd/wintertijd (afhankelijk van het verkoopland).
Datum instellen
Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op " Configuratie " om de secundaire pagina weer te geven.
Druk op " Datum en tijd ".
Druk op deze toets om de tijdzone in te stellen.
Selecteer het weergaveformaat voor de tijd (12h/24h).
Schakel de synchronisatie met de satellieten (UTC) in of uit.
142
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
Het instellen van de datum en tijd is alleen mogelijk als de "GPSsynchronisatie" is uitgeschakeld.
Overschakelen naar zomer- of wintertijd is mogelijk door de tijdzone te wijzigen.
15 Selecteer " Datum ".
Druk op deze toets om de datum in te stellen.
Druk op de pijl Terug om de datum op te slaan.
Selecteer het weergaveformaat voor de datum.
Druk nogmaals op de pijl Terug om te bevestigen.
Audio en telematica
Veelgestelde vragen
In de volgende tabel vindt u de antwoorden op de meest gestelde vragen over uw radio.
Radio
VRAAG
De ontvangstkwaliteit van de beluisterde radiozender neemt geleidelijk af of de voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen
(geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...).
ANTWOORD
De auto bevindt zich te ver van de zender van het beluisterde radiostation of er bevindt zich geen zender in het gebied waarin de auto zich bevindt.
De omgeving waarin u rijdt (bergen, hoge gebouwen, bruggen, tunnels enz.) kan leiden tot een slechte ontvangst, ook als de RDSfunctie is ingeschakeld.
OPLOSSING
Activeer de functie "RDS" via de bovenste balk om het systeem te laten controleren of er een sterkere zender in het gebied aanwezig is.
Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de radio.
De antenne is niet aanwezig of beschadigd (bijvoorbeeld in een wasstraat of een parkeergarage).
Laat de antenne controleren door het netwerk van het merk.
Ik kan sommige opgeslagen zenders uit de lijst niet ontvangen.
De zender wordt niet meer ontvangen of de naam van de zender in de lijst is veranderd.
De naam van de zender verandert.
Sommige zenders sturen in plaats van een naam andere informatie mee (titel van het actuele nummer enz.).
Het systeem beschouwt deze informatie als de naam van de zender.
Druk op de ronde pijl in het tabblad "Lijst" van de pagina "Radio".
.
143
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
Audio en telematica
Media
VRAAG
Het afspelen van de muziek op mijn USB-stick begint pas na lang wachten
(ongeveer 2 tot 3 minuten).
ANTWOORD
Door bepaalde bestanden die standaard op een USB-stick kunnen staan kan het erg lang duren tot de muziek op de USB-stick wordt afgespeeld (tot 10 keer de fabrieksopgave).
OPLOSSING
Wis de bestanden die standaard op de USB-stick staan en beperk het aantal submappen in de mappenstructuur van de USB-stick.
Soms wordt de informatie tijdens de weergave van een mediaspeler niet correct weergegeven.
De audio-installatie kan sommige karakters niet weergeven.
Gebruik standaard karakters voor de benaming van nummers en afspeellijsten.
Bij streaming audio start het lezen van bestanden niet.
De aangesloten randapparatuur biedt geen mogelijkheid om het lezen automatisch te starten.
Start het afspelen via de aangesloten randapparatuur.
De namen van de nummers en de speelduur verschijnen niet op het scherm bij streaming audio.
De Bluetooth-verbinding biedt deze mogelijkheid niet.
144
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
Audio en telematica
Telefoon
VRAAG
Het lukt me niet om mijn
Bluetooth-telefoon te koppelen.
ANTWOORD
Het is mogelijk dat de Bluetooth-functie van de telefoon is uitgeschakeld of dat uw telefoon niet zichtbaar is voor het systeem.
De Bluetooth-telefoon is niet compatibel met het systeem.
OPLOSSING
Controleer of de Bluetooth-functie van uw telefoon is ingeschakeld.
Controleer bij de instellingen van uw telefoon of deze op "Vind mij" staat.
Op de website van het merk (services) kunt u bekijken of uw mobiele telefoon compatibel is.
Het signaal van de aangesloten Bluetoothtelefoon is niet hoorbaar.
Het geluid is afhankelijk van zowel het systeem als de telefoon.
Het geluid wordt verstoord door omgevingsgeluiden.
Verhoog het volume van de radio eventueel tot het maximum en verhoog het geluidsniveau van de telefoon indien nodig.
Beperk het omgevingsgeluid (ramen sluiten, aanjager lager zetten, snelheid verminderen enz.).
De contacten worden niet in alfabetische volgorde weergegeven.
Sommige telefoons hebben speciale weergave-opties. Afhankelijk van de instellingen kunnen contacten in een bepaalde volgorde worden overgenomen.
Verander de instellingen voor de weergave van contacten in de telefoon.
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
.
145
Audio en telematica
Instellingen
VRAAG
Na het instellen van de bassen en hoge tonen is de geluidssfeer niet meer geselecteerd.
Na het selecteren van een geluidssfeer staan de bassen en hoge tonen weer op 0.
Bij het veranderen van de balans wordt de gekozen geluidsverdeling uitgeschakeld.
ANTWOORD
De geluidssfeer is gekoppeld aan de bassen en hoge tonen.
De geluidsverdeling is gekoppeld aan de balans.
OPLOSSING
Wijzig de instelling van de bassen en de hoge tonen of de geluidssfeer om de gewenste geluidskwaliteit te verkrijgen.
Wijzig de instelling van de balans of de geluidsverdeling om de gewenste geluidskwaliteit te verkrijgen.
Bij het veranderen van de geluidsverdeling worden de instellingen van de balans uitgeschakeld.
Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen de verschillende geluidsbronnen.
Na het afzetten van de motor wordt het systeem na enkele minuten automatisch uitgeschakeld.
Voor een optimaal luistergenot kunt u de audio-instellingen voor elke geluidsbron afzonderlijk instellen. Hierdoor kunnen bij het selecteren van een andere geluidsbron verschillen in de geluidskwaliteit hoorbaar zijn.
Als de motor is afgezet, blijft het systeem nog werken zolang de laadtoestand van de accu dat toestaat.
Het automatisch uitschakelen duidt erop dat de eco-mode van het systeem is geactiveerd om te voorkomen dat de accu van de auto ontladen raakt.
Controleer of de audio-instellingen zijn afgestemd op de verschillende geluidsbronnen. Het is raadzaam de audiofuncties in de middelste stand te zetten.
Start de motor om de accu op te laden.
146
Transversal-Citroen_nl_Chap02_RCC-2-2-0_ed01-2016
CITROËN Connect Radio
CITROËN Connect Radio
De beschreven functies en instellingen kunnen afwijken van die van het systeem in uw auto.
Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die de volle aandacht vragen, zoals het koppelen van een Bluetoothtelefoon aan het Bluetooth-handsfree systeem van het audiosysteem, uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto en ingeschakeld contact.
Multimedia audiosysteem -
Applicaties - Bluetooth
®
telefoon
Inhoud
De eerste stappen
Stuurwielflippers
Menu's
Applicaties
Radio
DAB-radio (Digital Audio Broadcasting)
Media
Telefoon
Configuratie
Veelgestelde vragen
10
12
7
9
18
21
4
6
2
3
Het systeem is zodanig beveiligd dat het uitsluitend in uw auto functioneert.
De overgang naar de waakfase wordt aangekondigd door de melding Eco-mode.
Hieronder vindt u de link naar de OSS
(Open Source Software)-broncodes voor het systeem.
https://www.groupe-psa.com/fr/oss/ https://www.groupe-psa.com/en/oss/
.
1
CITROËN Connect Radio
De eerste stappen
Als u bij draaiende motor op de toets drukt, wordt het geluid onderbroken.
Als u bij afgezet contact op de toets wordt drukt, wordt het systeem ingeschakeld.
Volumeregeling.
Het touchscreen is een capacitief scherm.
Voor het schoonmaken van het scherm is het raadzaam gebruik te maken van een niet schurende zachte doek (bijvoorbeeld een brillendoekje), zonder schoonmaakmiddel.
Raak het scherm niet aan met scherpe voorwerpen.
Raak het scherm niet aan met natte handen.
Selecteren van de geluidsbron (afhankelijk van de uitvoering):
- FM- / DAB-radiozenders* / AM*.
- Telefoon verbonden via Bluetooth en multimedia-uitzending Bluetooth* (streaming).
- CD-speler (afhankelijk van het model).
- USB-toets.
- Via de AUX-aansluiting aangesloten mediaspeler (afhankelijk van het model).
Gebruik de toetsen aan weerszijden van of onder het touchscreen om de menu's te openen en druk vervolgens op de virtuele toetsen op het touchscreen.
Gebruik al naar gelang het model de toetsen
“Bron” of “Menu” aan weerszijden van het touchscreen om de menu's te openen en druk vervolgens op de op het touchscreen weergegeven toetsen.
U kunt op elk gewenst moment het menu oproepen door het scherm kort met drie vingers aan te raken.
Alle aanraakfuncties op het touchscreen zijn wit.
Druk op het gearceerde gedeelte om een niveau lager te gaan of om uw keuze te bevestigen.
Druk op de zwarte pijl om een niveau lager te gaan of om uw keuze te bevestigen.
Bepaalde informatie wordt permanent weergegeven in de bovenste balk van het touchscreen:
- Basisinformatie van de airconditioning
(afhankelijk van de uitvoering) en rechtstreekse toegang tot het desbetreffende menu.
- Informatie over de menu's Radio Media en
Telefoon.
- Toegang tot de Instellingen van het touchscreen en het digitale instrumentenpaneel.
Via het menu "Instellingen" kunt u een profiel voor één persoon of voor een groep personen met gemeenschappelijke instellingen aanmaken, waarbij vele instellingen mogelijk zijn (voorkeuzezenders radio, audio-instellingen, geluidssfeer enz.). De instellingen worden automatisch aangepast.
2
* Afhankelijk van de apparatuur.
Onder zeer warme onstandigheden kan het volume worden beperkt om het systeem te beschermen. Het systeem kan gedurende ten minste 5 minuten stand-by (scherm en geluid uitgeschakeld) worden gezet.
Zodra de temperatuur in het interieur is gezakt, zal de oorspronkelijke instelling weer worden gebruikt.
Stuurkolomschakelaars
Stuurkolomschakelaars -
Type 1
CITROËN Connect Radio
Een selectie bevestigen.
Verhogen van het geluidsvolume.
Verlagen van het geluidsvolume.
Radio:
Vorige/volgende voorkeuzezender selecteren.
Vorige/volgende item uit een menu of lijst selecteren.
Media:
Vorig/volgend nummer selecteren.
Vorige/volgende item uit een menu of lijst selecteren.
Geluid onderbreken/weer inschakelen door het gelijktijdig indrukken van de volumetoetsen.
Stuurkolomschakelaars -
Type 2
Radio:
Kort indrukken: zenderlijst weergeven.
Lang indrukken: zenderlijst bewerken.
Media:
Kort indrukken: bestandsoverzicht weergeven.
Lang indrukken: sorteermogelijkheden weergeven.
Geluidsbron wijzigen (radio,
USB-uitgang, AUX-uitgang (indien draagbaar apparaat is aangesloten,
CD-speler, audiostreaming).
Afhankelijk van het model.
Gesproken commando's :
Deze knop bevindt zich op het stuurwiel of op het uiteinde van de lichtschakelaar (afhankelijk van de uitvoering).
Kort indrukken: gesproken commando's smartphone via het systeem.
.
3
CITROËN Connect Radio
Geluidsvolume verhogen.
of
of
Geluid onderbreken/herstellen.
Of
Geluidsweergave onderbreken door gelijktijdig indrukken van de volumetoetsen.
Geluid weer inschakelen: druk op één van de twee volumetoetsen.
of
Radio (draaien): vorige/volgende voorkeuzezender.
Media (draaien): vorige/volgende nummer, scrollen door lijsten.
Kort indrukken : bevestigen van een selectie. Indien niets geselecteerd: toegang tot voorkeuzezenders.
Menu's
Afhankelijk van uitvoering en uitrusting
Airconditioning
Instellen van de temperatuur en de aanjagersnelheid.
Radio : weergeven van de zenderlijst.
Media : weergeven van de tracklijst.
Radio (ingedrukt houden): weergeven van de lijst met beschikbare radiozenders.
18,5 21,5
Geluidsvolume verlagen.
of
4
of
Media (kort indrukken): veranderen van multimediabron.
Telefoon (kort indrukken): start telefoongesprek.
Tijdens telefoongesprek (kort indrukken): toegang tot het telefoonmenu.
Telefoon (lang indrukken) : inkomend gesprek weigeren, einde gesprek; als de telefoon niet wordt gebruikt, toegang tot het telefoonmenu.
Applicaties
Toegang tot te configureren apparaten.
Telefoon
Verbinding maken met een telefoon via Bluetooth ® .
Gebruiken van bepaalde apps van de smartphone met internetverbinding, via MirrorLink TM , CarPlay ® of Android
Auto.
Instellingen
CITROËN Connect Radio
Configureren van een persoonlijk profiel en/of configureren van het geluid (balans, sfeer, enz.) en de weergave (taal, eenheden, datum, tijd, enz.).
Radiomedia
Een geluidsbron of radiozender selecteren.
Rijden
Activeren, deactiveren en configureren van bepaalde voertuigfuncties.
.
5
6
CITROËN Connect Radio
Navigatie
Configureren van de navigatieaanwijzingen en kiezen van de bestemming via MirrorLink TM ,
CarPlay ® of Android Auto.
Applicaties
Weergeven van foto's
Plaats een USB-stick in de USB-aansluiting.
Gebruik geen USB-verdeelstekker om beschadiging van het systeem te voorkomen.
Het systeem kan mappen en beeldbestanden lezen in de formaten: .tiff; .gif; .jpg/jpeg; .bmp;
.png.
Druk op Connect-App om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op " Beheer foto's ".
Selecteer een map.
Selecteer een afbeelding voor weergave.
Druk op deze toets voor informatie over de foto.
Druk op de pijl Terug om één niveau terug te gaan.
Berichten beheren
Druk op Connect-App om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op "SMS".
Selecteer het tabblad "SMS".
Druk op deze toets om de scherminstellingen voor berichten te selecteren.
Druk op deze toets om een contact te zoeken.
Selecteer het tabblad "SMSberichten".
Druk op deze toets om de scherminstellingen voor berichten te selecteren.
Radio
Een radiozender selecteren
Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op een van de toetsen voor automatisch zoeken naar een radiozender.
Of
Verplaats de cursor om handmatig omhoog en omlaag te scrollen door de frequenties.
Of
Druk op de frequentie.
Voer de waarden van de FM en
AM golfband in met het virtuele toetsenbord.
Druk op " OK " om te bevestigen.
De radio-ontvangst kan worden verstoord door het gebruik van elektrische apparatuur die niet door het merk is goedgekeurd, zoals een op de 12V-aansluiting aangesloten lader met USB-aansluiting.
Er kunnen storingen in de ontvangst optreden door obstakels in de omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages, enz.), ook als de RDSfunctie is ingeschakeld. Dit is een normaal verschijnsel en duidt niet op een storing in het audiosysteem.
CITROËN Connect Radio
Een zender opslaan
Selecteer een zender of een frequentie.
Druk kort op de lege ster. Als de ster is gevuld, is de radiozender al opgeslagen.
Of
Selecteer een zender of een frequentie.
Druk op " Favorieten ".
Houd de toets waaronder u de zender wilt opslaan lang ingedrukt.
Veranderen van frequentieband
Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven.
RDS inschakelen en uitschakelen
Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.
Druk op " Band " om de frequentieband te wijzigen.
Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.
Inschakelen / uitschakelen " RDS ".
Druk op het gearceerde gedeelte om te bevestigen.
Druk op het gearceerde gedeelte om te bevestigen.
.
7
8
CITROËN Connect Radio
Als de RDS-functie is ingeschakeld, zoekt de radio steeds naar de sterkste frequentie van een zender, zodat u ernaar kunt blijven luisteren. Onder bepaalde omstandigheden zijn sommige RDS-zenders echter niet in het hele land te ontvangen doordat de zenders niet het hele land dekken. Dit verklaart dat de zender tijdens het rijden kan wegvallen.
Tekstberichten weergeven
TA-berichten beluisteren
De TA-functie (Traffic Announcement) geeft voorrang aan het luisteren naar berichten met TA verkeersinformatie. Voor een correcte werking van deze functie is een goede ontvangst van een radiozender nodig die deze berichten uitzendt. Zodra een verkeersinformatiebericht wordt uitgezonden, wordt de geluidsbron die op dat moment wordt weergegeven automatisch onderbroken voor de weergave van het TA-verkeersinformatiebericht. Zodra dit bericht is afgelopen, wordt de weergave van de oorspronkelijke geluidsbron hervat.
Met de functie "Radiotekst" worden door de radiozender meegestuurde tekstberichten weergegeven die betrekking hebben op het radiostation of de muziek waarnaar geluisterd wordt.
Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.
Inschakelen / uitschakelen " INFO ".
Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.
Inschakelen / uitschakelen " TA ".
Druk op het gearceerde gedeelte om te bevestigen.
Druk op het gearceerde gedeelte om te bevestigen.
Audio-instellingen
Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.
Druk op " Audio-instellingen ".
Selecteer het tabblad " Klank ",
" Verdeling ", " Geluid " of " Beltonen " om de audio-instellingen te configureren.
Druk op de pijl Terug om te bevestigen.
In het tabblad " Klank " zijn de audioinstellingen ( Equalizer ), en Bass , Medium en Treble voor elke geluidsbron verschillend en apart in te stellen.
In het tabblad " Verdeling " zijn de instellingen Alle passagiers , Bestuurder en Alleen vóór voor alle geluidsbronnen gelijk.
Schakel in het tabblad " Geluid "
" Snelheidsafhankelijke volumeregeling ",
" Extra ingang " en " Geluiden touchscreen " in of uit.
De verdeling van het geluid (of de ruimtelijke verdeling dankzij het Arkamys © -systeem) in de auto is belangrijk voor de kwaliteit van de weergave en biedt de mogelijkheid de weergave af te stemmen op het aantal inzittenden.
Het Sound Staging-systeem van Arkamys © zorgt voor een betere geluidsverdeling in het interieur.
CITROËN Connect Radio
Digitale radio
(DAB, Digital Audio
Broadcasting)
Digitale radio
Digitale radio zorgt voor een betere geluidskwaliteit.
De verschillende "multiplex/bundels" bieden keuze uit radiozenders die op alfabetische volgorde zijn gerangschikt.
FM-DAB
"DAB" is niet overal beschikbaar.
Als het digitale signaal zwak is, kunt u met " FM-DAB" dezelfde zender blijven beluisteren doordat het systeem automatisch overschakelt op de desbetreffende analoge "FM"-zender (indien beschikbaar).
Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.
Druk op "Frequentieband" en selecteer " DAB-band ".
Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.
Inschakelen / uitschakelen " FM-DAB ".
Druk op het gearceerde gedeelte om te bevestigen.
Druk op het gearceerde gedeelte om te bevestigen.
.
9
10
CITROËN Connect Radio
Als "FM-DAB" is geactiveerd, kan er sprake zijn van een vertraging van enkele seconden als het systeem overschakelt op de analoge "FM"-radiozender en kan het geluidsvolume soms veranderen.
Als de kwaliteit van het digitale signaal weer goed is, schakelt het systeem automatisch weer over op "DAB".
Media
-aansluiting USB
AUX-aansluiting (AUX)
(afhankelijk van uitvoering en uitrusting)
Als de "DAB"-zender waarnaar u luistert niet beschikbaar is als “FM"-zender, of als
“FM-DAB" niet is geactiveerd, wordt het geluid onderbroken als het digitale signaal te zwak wordt.
Steek de USB-stick in de USB-aansluiting of sluit het USB-apparaat via een kabel (niet meegeleverd) op de USB-aansluiting aan.
Gebruik geen USB-verdeelstekker om beschadiging van het systeem te voorkomen.
Het systeem maakt gebruik van afspeellijsten
(in het tijdelijke geheugen). Het maken van deze lijsten kan enkele seconden of soms enkele minuten duren nadat het apparaat voor de eerste keer is aangesloten.
Het verwijderen van alle andere dan muziekbestanden en het verminderen van het aantal afspeellijsten zal het aanmaken van deze afspeellijsten versnellen.
De afspeellijsten worden telkens na inschakelen van het contact of het aansluiten van een USBgeheugenstick vernieuwd. De lijsten worden in het geheugen opgeslagen: als de lijsten niet zijn gewijzigd, is de laadtijd korter.
Deze geluidsbron is uitsluitend beschikbaar als "Extra ingang" is aangevinkt in de audioinstellingen.
Sluit het externe apparaat (MP3-speler enz.) met een audiokabel (niet meegeleverd) aan op de
AUX-aansluiting.
Stel eerst het volume van het externe apparaat af
(hoog geluidsniveau). Stel vervolgens het volume van het audiosysteem in.
De bediening gebeurt via het externe apparaat.
Geluidsbron kiezen
Druk op RAD MEDIA om de hoofdpagina weer te geven.
Apple
®
-speler aansluiten
Sluit een Apple ® -speler met behulp van een geschikte kabel (niet meegeleverd) aan op de
USB-aansluiting.
Het afspelen begint automatisch.
De bediening gebeurt via de audio-installatie in de auto.
Druk op de toets " BRONNEN ".
Selecteer de geluidsbron.
Streaming Bluetooth
®
Streaming biedt de mogelijkheid om naar door de smartphone verzonden audiostreams te luisteren.
Zorg dat het Bluetooth-profiel is geactiveerd en stel eerst het volume van het externe apparaat in
(op een hoog volume).
Stel vervolgens het volume van het systeem in.
De beschikbare indeling is die van het aangesloten apparaat (artiesten / albums / genres / afspeellijsten / audiobooks / podcasts). U kunt ook een gestructureerde indeling in bibliotheekvorm gebruiken.
De standaardindeling is de indeling per artiest. Om dit te veranderen moet u terug naar het eerste niveau in de structuur en kiest u een andere indeling (bijvoorbeeld afspeellijsten). Bevestig uw keuze voordat u in de structuur weer afzakt naar het gewenste nummer.
Als de weergave niet automatisch begint, kan het zijn dat u de audioweergave moet starten via de smartphone.
Bediening verloopt via het externe apparaat of via de aanraaktoetsen van het systeem.
De softwareversie van het audiosysteem kan incompatibel zijn met de softwareversie van uw
Apple ® -speler.
Als de Streaming eenmaal is gestart, wordt uw smartphone als een geluidsbron beschouwd.
CITROËN Connect Radio
Informatie en tips
Het systeem is geschikt voor externe USBgeluidsdragers, BlackBerry's ® of apparatuur van Apple ® die op de USB-aansluitingen kunnen worden aangesloten. De kabel is niet meegeleverd.
Het apparaatbeheer wordt uitgevoerd met bedieningselementen van het audiosysteem.
Andere randapparatuur, die bij het aansluiten niet door het systeem wordt herkend, moet met een kabel (niet meegeleverd) op de jack-plug worden aangesloten of via Bluetooth streaming worden gekoppeld (indien compatibel).
Gebruik geen USB-verdeelstekker om beschadiging van het systeem te voorkomen.
Het audiosysteem speelt bestanden af met de extensie ".wav, .wma, .aac, .ogg en .mp3" met een bitrate tussen 32 Kbps en 320 Kbps.
Ook bestanden met een VBR (Variable Bit Rate) kunnen worden afgespeeld.
Andere typen audiobestanden (.mp4, enz...) kunnen niet worden afgespeeld.
Bestanden met de extensie ".wma" moeten van het type WMA 9-standaard zijn.
De ondersteunde bemonsteringsfrequenties
(sampling rates) zijn 11, 22, 44 en 48 kHz.
.
11
12
CITROËN Connect Radio
Gebruik voor bestandsnamen maximaal 20 karakters en vermijd speciale tekens (bijv.: " "
? . ; ù) om problemen met het afspelen of de weergave te voorkomen.
Gebruik uitsluitend USB-toetsen met de bestandsindeling FAT32 (File Allocation Table).
Gebruik bij voorkeur de originele USBkabels van het externe apparaat.
Om een gebrande CDR of CDRW te kunnen afspelen moet bij het branden bij voorkeur de standaard ISO 9660 niveau 1, 2 of Joliet zijn geselecteerd.
Als de disc met een andere standaard is gebrand, kan deze mogelijk niet correct worden afgespeeld.
Gebruik bij één disc altijd dezelfde standaard voor het branden en selecteer bij het branden altijd de laagste snelheid (maximaal 4x) voor een optimale geluidskwaliteit.
Gebruik bij een multisessie-CD altijd de standaard Joliet.
Telefoon
MirrorLink
TM
-verbinding voor smartphones
Om veiligheidsredenen zijn bepaalde apps alleen te gebruiken als de auto stilstaat.
Zodra de auto gaat rijden, wordt de weergave ervan onderbroken.
Om veiligheidsredenen is het gebruik van een smartphone tijdens het rijden verboden.
Het gebruik van de smartphone vraagt namelijk veel aandacht van de bestuurder.
De handelingen moeten dan ook bij stilstaande auto worden uitgevoerd.
De functie "MirrorLink TM " werkt alleen in combinatie met een compatibele smartphone en compatibele apps.
telefoon
®
verbonden
Sluit een USB-kabel aan. De smartphone wordt opgeladen als deze via een USB-kabel is verbonden.
Door uw eigen smartphone te synchroniseren kunt u de met MirrorLink TM compatibele apps van uw smartphone weergeven op het scherm van uw auto.
Werkingsprincipes en normen zijn permanent aan verandering onderhevig.
Voor een goede communicatie tussen de smartphone en het systeem is het van essentieel belang dat de smartphone is ontgrendeld en is het raadzaam om het besturingssysteem van uw smartphone en de datum en tijd op zowel de smartphone als het systeem up-to-date te houden.
Ga naar de landelijke internetsite van het merk van uw auto om te zien welke smartphones compatibel zijn.
Druk op " Telefoon " op het scherm van het systeem om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op " MirrorLink TM " om de applicatie in het systeem te activeren.
Bij bepaalde smartphones is het noodzakelijk om de functie " MirrorLink " TM te activeren.
Tijdens de procedure verschijnen verschillende schermen gerelateerd aan bepaalde functies.
Accepteer deze om de verbinding tot stand te brengen en te voltooien.
Tijdens de MirrorLink TM -weergave blijft het selecteren van de audiobron mogelijk via de schermtoetsen in de bovenste balk van het scherm.
De menu's van het systeem kunnen op elk moment worden geopend via de menutoetsen.
Tijdens het aansluiten van de smartphone op het systeem is het raadzaam de Bluetooth ® -functie van de smartphone te activeren
Afhankelijk van de kwaliteit van het netwerk kan het even duren voordat de apps beschikbaar zijn.
Via Bluetooth
®
verbonden telefoon
Druk op " Telefoon " op het scherm van het systeem om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op de toets " TEL " om de tweede pagina weer te geven.
Druk op " MirrorLink TM " om de applicatie in het systeem te activeren.
CarPlay
®
-verbinding voor smartphones
Om veiligheidsredenen is het gebruik van een smartphone tijdens het rijden verboden.
Het gebruik van de smartphone vraagt namelijk veel aandacht van de bestuurder.
De handelingen moeten dan ook bij stilstaande auto worden uitgevoerd.
Nadat de verbinding tot stand is gebracht, wordt een scherm weergegeven met daarop de eerder op uw smartphone gedownloade apps die compatibel zijn met de MirrorLink TM -technologie.
Of
CITROËN Connect Radio
Door de smartphone met het systeem te synchroniseren kunnen apps van de smartphone op het scherm van de auto worden weergegeven. Deze apps moeten compatibel zijn met de CarPlay ® technologie en op uw smartphone moet de functie CarPlay ® al zijn geactiveerd.
Werkingsprincipes en normen zijn permanent aan verandering onderhevig.
Houd daarom het besturingssysteem van uw smartphone up-to-date .
Ga naar de landelijke internetsite van het merk van uw auto om te zien welke smartphones compatibel zijn.
Sluit een USB-kabel aan. De smartphone wordt opgeladen als deze via een USB-kabel is verbonden.
Druk in het systeem opCarPlayom de
Telefoon ® interface weer te geven.
Als de smartphone al via Bluetooth ® is verbonden.
.
13
14
CITROËN Connect Radio
Sluit een USB-kabel aan. De smartphone wordt opgeladen als deze via een USB-kabel is verbonden.
Druk op " Telefoon " op het scherm van het systeem om de hoofdpagina weer te geven.
Verbinding voor smartphones Android Auto
Om veiligheidsredenen is het gebruik van een smartphone tijdens het rijden verboden.
Het gebruik van de smartphone vraagt namelijk veel aandacht van de bestuurder.
De handelingen moeten dan ook bij stilstaande auto worden uitgevoerd.
Druk op de toets " TEL " om de tweede pagina weer te geven.
Druk op " CarPlay " om de CarPlay ®interface weer te geven.
Download de Android Auto app op uw smartphone.
Bij het aansluiten van de USB-kabel verbreekt de CarPlay ® -functie de
Bluetooth ® -verbinding van het systeem.
Om veiligheidsredenen zijn bepaalde apps alleen te gebruiken als de auto stilstaat.
Zodra de auto gaat rijden, wordt de weergave ervan onderbroken.
De functie "Android Auto" werkt alleen in combinatie met een compatibele smartphone en compatibele apps.
telefoon
®
verbonden
Sluit een USB-kabel aan. De smartphone wordt opgeladen als deze via een USB-kabel is verbonden.
U kunt op elk gewenst moment de navigatie via CarPlay ® starten door te drukken op de toets Navigation van het systeem.
Door uw eigen smartphone te synchroniseren kunt u de met Android Auto compatibele apps van uw smartphone weergeven op het scherm van uw auto.
Werkingsprincipes en normen zijn permanent aan verandering onderhevig.
Voor een goede communicatie tussen de smartphone en het systeem is het van essentieel belang dat de smartphone is ontgrendeld en is het raadzaam om het besturingssysteem van uw smartphone en de datum en tijd op zowel de smartphone als het systeem up-to-date te houden .
Ga naar de landelijke internetsite van het merk van uw auto om te zien welke smartphones compatibel zijn.
Druk op " Telefoon " op het scherm van het systeem om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op " Android Auto " om de functie in het systeem te activeren.
Bij bepaalde smartphones is het noodzakelijk om de functie " Android Auto " te activeren.
Tijdens de procedure verschijnen verschillende schermen gerelateerd aan bepaalde functies.
Accepteer deze om de verbinding tot stand te brengen en te voltooien.
Tijdens het aansluiten van de smartphone op het systeem is het raadzaam de Bluetooth ® -functie van de smartphone te activeren
Afhankelijk van de kwaliteit van het netwerk kan het even duren voordat de apps beschikbaar zijn.
CITROËN Connect Radio
Procedure via de telefoon
Selecteer de naam van het systeem in de lijst van gedetecteerde apparaten.
Koppelen van een
Bluetooth
®
-telefoon
Accepteer op het systeem het verzoek om een verbinding met de telefoon te maken.
Via Bluetooth
®
verbonden telefoon
Druk op " Telefoon " op het scherm van het systeem om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op de toets " TEL " om de tweede pagina weer te geven.
Druk op " Android Auto " om de functie in het systeem te activeren.
Tijdens de Android Auto-weergave blijft het selecteren van de audiobron mogelijk via de schermtoetsen in de bovenste balk van het scherm.
De menu's van het systeem kunnen op elk moment worden geopend via de menutoetsen.
Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die de volle aandacht vragen, zoals het koppelen van een Bluetoothtelefoon aan het Bluetooth-handsfree systeem van het audiosysteem, uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto en ingeschakeld contact.
Voltooien van het koppelen, ongeacht of dit vanaf de telefoon of het systeem wordt gedaan: controleer of de door het telefoon en het systeem weergegeven code identiek zijn.
Activeer de Bluetooth-functie van uw telefoon en zorg ervoor dat deze "zichtbaar is voor iedereen" (configuratie van de telefoon).
Procedure via het systeem
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op " Bluetooth zoeken ".
Er verschijnt een overzicht van de waargenomen telefoon(s).
Selecteer de naam van de telefoon in de lijst.
.
15
16
CITROËN Connect Radio
Als dit niet is gelukt, wordt geadviseerd de
"Bluetooth"-functie van uw telefoon even uit te zetten en opnieuw te activeren.
Druk op " Bluetooth-verbinding " voor het weergeven van een lijst van gekoppelde apparatuur.
Druk op de toets "details” van een gekoppeld apparaat.
De beschikbaarheid van de diensten is afhankelijk van het netwerk, de simkaart en de compatibiliteit van de gebruikte
Bluetooth-apparaten. Controleer de handleiding van uw telefoon en de informatie van uw provider om te kijken tot welke diensten u toegang hebt.
Afhankelijk van het type telefoon wordt u gevraagd om de overdracht van uw contacten en berichten wel of niet te accepteren.
Automatisch opnieuw verbinden
Wanneer u terugkomt in uw auto met de telefoon waarmee het laatst verbinding is gemaakt, wordt deze automatisch herkend en wordt er binnen ongeveer 30 seconden na het aanzetten van het contact automatisch verbinding gemaakt met te telefoon (indien Bluetooth is ingeschakeld).
Wijzigen van het verbindingsprofiel:
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op de toets " TEL " om de tweede pagina weer te geven.
Het systeem stelt 3 verbindingsprofielen voor de telefoon voor:
- " Telefoon " (handsfree-set, uitsluitend telefoon),
- " Streaming " (streaming: draadloos afspelen van audiobestanden van de telefoon),
- " Internetgegevens ".
Selecteer één of meer profielen.
Profielen die compatibel zijn met het systeem: HFP, OPP, PBAP, A2DP, AVRCP,
MAP en PAN.
Kijk op de website van het merk voor meer informatie (compatibiliteit, aanvullende instructies, enz.).
Druk op " OK " om te bevestigen.
De mogelijkheid van het systeem om maar
één profiel te koppelen, hangt af van de telefoon.
Als dit niet mogelijk is, worden standaard alle drie de verbindingsprofielen geselecteerd.
Beheer van telefoonverbindingen
Met behulp van deze functie kan een apparaat met het systeem worden verbonden of de verbinding worden verbroken, en kan een koppeling ongedaan worden gemaakt.
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op de toets " TEL " om de tweede pagina weer te geven.
Druk op " Bluetooth-verbinding " voor het weergeven van een lijst van gekoppelde apparatuur.
En houd de toets
Selecteer de naam van de telefoon in de lijst om de koppeling ongedaan te maken.
Druk er nogmaals op om de telefoon weer te koppelen.
op TEL het stuurwiel langer ingedrukt om het gesprek te weigeren.
Of
Verwijderen van een telefoon
Druk op het prullenbaksymbool rechts boven op het scherm om een prullenbak naast de geselecteerde telefoon weer te geven.
Druk op het prullenbaksymbool naast de naam van de telefoon te verwijderen.
Druk op " Ophangen ".
Bellen
Gebruik de telefoon bij voorkeur niet onder het rijden.
Parkeer de auto.
Gebruik de toetsen op het stuurwiel om te bellen.
Een gesprek aannemen
Als u gebeld wordt, klinkt een beltoon en verschijnt een pop-upvenster op het scherm.
Druk kort op de toets TEL op het stuur om het gesprek aan te nemen.
Een nieuw nummer bellen
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.
CITROËN Connect Radio
Voer het nummer in via het digitale toetsenbord.
Druk op " Bellen " om het nummer te bellen.
Een contact bellen
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.
of houd de toets op TELhet stuurwiel langer ingedrukt.
Druk op " Contacten ".
Selecteer het gewenste contact in de getoonde lijst.
Druk op " Bellen ".
.
17
18
CITROËN Connect Radio
Laatste nummers bellen
Of
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.
houd de toets op het stuurwiel langer ingedrukt.
Instellen van de beltoon
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op de toets " OPTIES " om de tweede pagina weer te geven.
Configuratie
Configuratie van de profielen
Het configureren van de profielen mag, om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd bij stilstaande auto .
Druk op " Volume beltoon: " om het staafdiagram van het volume weer te geven.
Druk op de pijlen of verplaats de cursor om het volume van de beltoon in te stellen.
Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op " Profielen ".
Druk op " Gesprekkenlijst ".
Selecteer het gewenste contact in de getoonde lijst.
U kunt altijd rechtstreeks met uw telefoon bellen. Zet in dat geval de auto uit veiligheidsoverwegingen stil.
Selecteer " Profiel 1 ", " Profiel 2 ", " Profiel 3 " of
" Gemeensch.prof.
".
Druk op deze toets om een profielnaam in te voeren met het virtuele toetsenbord.
Druk op " OK " om op te slaan.
Druk op de pijl Terug om te bevestigen.
Druk op deze toets om het profiel te activeren.
Druk op de pijl Terug om te bevestigen.
Instellingen van het systeem wijzigen
Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op " Configuratie " om de secundaire pagina weer te geven.
Druk op deze toets om het geselecteerde profiel te initialiseren.
Druk op " Systeemconfiguratie ".
Lichtsterkte instellen
Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op Lichtsterkte .
Selecteer " Eenheden " om de eenheden voor afstand, verbruik en temperatuur te wijzigen.
Druk op " Fabrieksparameters " om terug te keren naar de fabrieksinstellingen.
Als het systeem wordt teruggezet op de fabrieksinstellingen, wordt Engels als taal ingesteld (afhankelijk van de uitvoering).
Verplaats de cursor om de lichtsterkte van het scherm en/of het instrumentenpaneel (afhankelijk van de uitvoering) in te stellen.
Druk op het gearceerde gedeelte om te bevestigen.
Selecteer " Systeeminfo " om de versie van de in het systeem geïnstalleerde modules te controleren.
CITROËN Connect Radio
Druk op de pijl Terug om te bevestigen.
Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op " Configuratie " om de secundaire pagina weer te geven.
Druk op " Schermconfig.
".
Druk op " Lichtsterkte ".
Verplaats de cursor om de lichtsterkte van het scherm en/of het instrumentenpaneel (afhankelijk van de uitvoering) in te stellen.
Druk op " Animatie ".
Inschakelen of uitschakelen:
" Automatische tekstweergave ",
Selecteer " Overgangen met animaties ".
Druk op de pijl Terug om te bevestigen.
.
19
20
CITROËN Connect Radio
De taal selecteren
Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op " Configuratie " om de secundaire pagina weer te geven.
Selecteer " Taal " om de taal te wijzigen.
Druk op de pijl Terug om te bevestigen.
Tijd instellen
Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op " Configuratie " om de secundaire pagina weer te geven.
Druk op " Datum en tijd ".
Selecteer " Tijd: ".
Druk op deze toets om de tijd in te stellen met het virtuele toetsenbord.
Druk op " OK " om de tijd op te slaan.
Datum instellen
Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op deze toets om de tijdzone in te stellen.
Selecteer het weergaveformaat voor de tijd (12h/24h).
Schakel de GPS-synchronisatie
(UTC) in of uit.
Druk op " Configuratie " om de secundaire pagina weer te geven.
Druk op " Datum en tijd ".
Selecteer " Datum: ".
Druk op deze toets om de datum in te stellen.
Druk op de pijl Terug om te bevestigen.
Het systeem schakelt niet automatisch over op zomertijd/wintertijd (afhankelijk van het verkoopland).
Druk op de pijl Terug om te bevestigen.
Selecteer het weergaveformaat voor de datum.
Druk op de pijl Terug om te bevestigen.
Het instellen van de datum en tijd is alleen mogelijk als "GPS-synchronisatie" is uitgeschakeld.
Overschakelen naar zomer- of wintertijd is mogelijk door de tijdzone te wijzigen.
Veelgestelde vragen
Hieronder vindt u de antwoorden op de meest gestelde vragen over uw audiosysteem.
CITROËN Connect Radio
.
21
22
CITROËN Connect Radio
Radio
VRAAG
De ontvangstkwaliteit van de gekozen radiozender neemt geleidelijk af of de opgeslagen zenders werken niet (geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...).
ANTWOORD
De auto is te ver verwijderd van de zender van het station of er is geen zender aanwezig in het geografische gebied.
OPLOSSING
Activeer de functie "RDS" via de bovenste balk om het systeem te laten controleren of er een sterkere zender in het gebied aanwezig is.
Er kunnen storingen in de ontvangst optreden door obstakels in de omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages, enz.), ook als de RDS-functie is ingeschakeld.
De antenne is niet aanwezig of is beschadigd
(bijvoorbeeld in een wasstraat of parkeergarage).
Dit is een normaal verschijnsel en duidt niet op een storing in het audiosysteem.
Laat de antenne controleren door een merkdealer.
Ik kan sommige opgeslagen zenders uit de lijst niet ontvangen.
De naam van de zender verandert.
De zender wordt niet meer ontvangen of de naam van de zender in de lijst is veranderd.
Druk op de ronde pijl in het tabblad "Lijst" van de pagina "Radio".
Sommige zenders sturen in plaats van een naam andere informatie mee (bijv. titel van het afgespeelde nummer).
Het systeem interpreteert deze informatie als de naam van de zender.
CITROËN Connect Radio
Media
VRAAG
Het afspelen van de muziek op mijn USB-stick begint pas na lang wachten (ongeveer 2 tot
3 minuten).
ANTWOORD
Door bepaalde bestanden die standaard op een
USB-stick kunnen staan kan het erg lang duren tot de muziek op de USB-stick wordt afgespeeld (tot
10 keer de fabrieksopgave).
OPLOSSING
Wis de bestanden die standaard op de USB-stick staan en beperk het aantal submappen in de mappenstructuur van de USB-stick.
Sommige informatietekens in de huidige huidige afspeelmedia worden niet correct weergegeven.
Het audiosysteem kan sommige karakters niet weergeven.
Gebruik standaard karakters voor de benaming van nummers en afspeellijsten.
Het afspelen van streaming-bestanden start niet.
Het aangesloten apparaat start niet automatisch het afspelen.
Het afspelen van het apparaat starten.
Namen van nummers en de speelduur worden niet weergegeven op het audiostreamingscherm.
De Bluetooth-verbinding biedt deze mogelijkheid niet.
.
23
24
CITROËN Connect Radio
Telefoon
VRAAG
Het lukt me niet om mijn Bluetooth-telefoon te koppelen.
ANTWOORD
Het is mogelijk dat de Bluetooth-functie van de telefoon is uitgeschakeld of dat uw telefoon niet zichtbaar is voor het systeem.
OPLOSSING
Controleer of de Bluetooth-functie van uw telefoon is ingeschakeld.
Controleer bij de instellingen van uw telefoon of deze op "Vind mij" staat.
De Bluetooth-telefoon is niet compatibel met het systeem.
U kunt de compatibiliteit van uw telefoon controleren op de website van het merk (services).
Het signaal van de aangesloten Bluetoothtelefoon is niet hoorbaar.
Het geluid is afhankelijk van het systeem en de telefoon.
Verhoog het volume van het audiosysteem, indien nodig, tot maximaal en verhoog het volume van de telefoon indien nodig.
Omgevingsgeluid is van invloed op de kwaliteit van een telefoongesprek.
Beperk het omgevingsgeluid (ramen sluiten, aanjager lager zetten, snelheid verminderen enz.).
De contacten staan in alfabetische volgorde.
Sommige telefoons hebben speciale weergaveopties. Afhankelijk van de instellingen kunnen contacten in een bepaalde volgorde worden overgenomen.
Verander de instellingen voor de weergave van contacten in de telefoon.
CITROËN Connect Radio
Instellingen
VRAAG
Na het instellen van de bassen en hoge tonen wordt de instelling van de equalizer opgeheven.
Na het wijzigen van de instellingen voor de equalizer wordt de instelling van de bassen en hoge tonen gereset.
ANTWOORD
De instelling van de equalizer is gekoppeld aan de bassen en hoge tonen.
Bij het veranderen van de balans wordt de geluidsverdeling uitgeschakeld.
Bij het veranderen van de geluidsverdeling worden de instellingen van de balans uitgeschakeld.
De geluidsverdeling is gekoppeld aan de balans.
OPLOSSING
Wijzig de instelling van de bassen en de hoge tonen of de equalizer om de gewenste geluidskwaliteit te verkrijgen.
Stel de balans in of kies een geluidsverdeling naar eigen wens.
Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen de verschillende geluidsbronnen.
Voor een optimale geluidskwaliteit kunnen de audio-instellingen worden aangepast aan verschillende geluidsbronnen die hoorbare verschillen kunnen genereren bij het veranderen van de bron.
Controleer of de audio-instellingen zijn afgestemd op de geluidsbron die u gebruikt. Zet de audiofuncties in de middelste stand.
Na uitzetten van de motor schakelt het systeem na enkele minuten automatisch uit.
Als de motor is afgezet, blijft het audiosysteem nog werken zolang de laadtoestand van de accu dat toestaat.
In de normale uitgeschakelde stand, gaat het systeem na een bepaalde tijd automatisch over op de eco-mode om de laadtoestand van de accu op peil te houden.
Schakel het contact in om de laadstroom van de accu te verhogen.
.
25
26
CITROËN Connect Radio
CITROËN Connect Radio
.
27
Audio en telematica
Autoradio met Bluetooth
®
Om veiligheidsredenen mag de
Bluetooth-telefoon uitsluitend aan het handsfree Bluetooth-systeem van de autoradio worden gekoppeld als de auto stilstaat en het contact is aangezet: deze handelingen vragen namelijk de volledige aandacht van de bestuurder.
Inhoud
Stuurkolomschakelaars - Type 1
Stuurkolomschakelaars - Type 2
Digitale radio (DAB, Digital Audio
De beschreven functies en instellingen kunnen verschillen afhankelijk van de uitvoering en configuratie van uw auto.
Uw autoradio is zodanig gecodeerd dat deze uitsluitend in uw auto functioneert.
Om elektrocutie, brand en mechanische beschadigingen te voorkomen mogen werkzaamheden aan het systeem uitsluitend worden uitgevoerd door het netwerk van het merk of een gekwalificeerde werkplaats.
Enkele minuten na het afzetten van de motor kan de autoradio zichzelf uitschakelen om te voorkomen dat de accu ontladen raakt.
.
147
Transversal-Citroen_nl_Chap03_RD6_ed01-2016
148
Audio en telematica
Basisfuncties
Indrukken: aan/uit.
Draaien: instellen van het geluidsvolume.
Kort indrukken: veranderen van geluidsbron (Radio; USB; AUX (als een apparaat is aangesloten); CD;
Streaming).
Lang indrukken: weergave van het menu Telefoon (als de telefoon is verbonden).
Instellen van de geluidsweergave:
Geluidsverdeling voor/achter;
Geluidsverdeling links/rechts; Lage/ hoge tonen; Loudness; Geluidssferen.
Inschakelen/uitschakelen van de automatische regeling van het geluidsvolume (afhankelijk van de wagensnelheid).
Radio:
Kort indrukken: weergave van de zenderlijst.
Lang indrukken: bijwerken van de lijst.
Media:
Kort indrukken: weergave van de track list.
Lang indrukken: weergave van de beschikbare sorteeropties.
Selecteren van de weergave op het scherm:
Datum; Audiofuncties;
Boordcomputer; Telefoon.
Bevestigen of weergave van het snelmenu.
Toetsen 1 t/m 6
Kort indrukken: selecteren van de opgeslagen radiozender.
Lang indrukken: opslaan van een zender als voorkeuzezender.
Radio:
Automatisch stapsgewijs zoeken naar zenders met een lagere/hogere frequentie.
Media:
Selecteren van het vorige/volgende nummer van de CD, USB, streaming.
Snel navigeren in een lijst.
Radio:
Handmatig stapsgewijs zoeken naar een radiozender met een lagere/ hogere frequentie.
Selecteren van de vorige/volgende
MP3-afspeellijst.
Media:
Selecteren van de vorige/volgende map/muziekstijl/artiest/playlist van het USB-apparaat.
Navigeren in een lijst.
Huidige bewerking annuleren.
Omhoog in de menustructuur
(menu of afspeellijst).
Toegang tot het hoofdmenu.
Activeren/deactiveren van de TAfunctie (verkeersinformatie).
Lang indrukken: selecteren van het type melding.
Selecteren van het golfbereik FM/
DAB/AM.
Audio en telematica
Stuurkolomschakelaars - Type 1
Radio:
Selecteren van de vorige/volgende voorkeuzezender.
Selecteren van het vorige/volgende item van een menu of een lijst.
Media:
Selecteren van de vorige/volgende track
Selecteren van het vorige/volgende item van een menu of een lijst.
Radio:
Kort indrukken: weergave van de zenderlijst.
Lang indrukken: bijwerken van de lijst.
Media:
Kort indrukken: weergave van de tracklist.
Lang indrukken: weergave van de beschikbare sorteeropties.
Als de telefoon niet wordt gebruikt:
Kort indrukken: veranderen van geluidsbron (Radio; USB; AUX (als een apparaat is aangesloten); CD;
Streaming), bevestigen als het menu
" Telefoon " is geopend.
Lang indrukken: openen van het menu " Telefoon ".
Bij een binnenkomend gesprek:
Kort indrukken: aannemen van het gesprek.
Lang indrukken: weigeren van het gesprek.
Tijdens het gebruik van de telefoon:
Kort indrukken: openen van het snelmenu Telefoon.
Lang indrukken: beëindigen van het gesprek.
Bevestigen van een selectie.
Verhogen van het geluidsvolume.
Verlagen van het geluidsvolume.
Geluid onderbreken/weer inschakelen door het gelijktijdig indrukken van de volumetoetsen.
.
149
Transversal-Citroen_nl_Chap03_RD6_ed01-2016
150
Audio en telematica
Stuurkolomschakelaars - Type 2
Toegang tot het hoofdmenu.
Verhogen van het geluidsvolume.
Geluidsweergave onderbreken/weer inschakelen.
Verlagen van het geluidsvolume.
Als de telefoon niet wordt gebruikt:
Kort indrukken: veranderen van geluidsbron (Radio ; USB ; AUX (als er een apparaat is aangesloten) ;
CD ; Streaming), bevestigen als het menu " Telefoon " is geopend.
Lang indrukken: openen van het menu " Telefoon ".
Bij een binnenkomend gesprek:
Kort indrukken: aannemen van het gesprek.
Lang indrukken: weigeren van het gesprek.
Tijdens het gebruik van de telefoon:
Kort indrukken: openen van het snelmenu Telefoon.
Lang indrukken: beëindigen van het gesprek.
Starten van de spraakherkenning van uw smartphone via het systeem.
Radio:
Kort indrukken: weergave van de zenderlijst.
Lang indrukken: bijwerken van de lijst.
Media:
Kort indrukken: weergave van de tracklist.
Lang indrukkken: weergave van de beschikbare sorteeropties.
Radio:
Selecteren van vorige/volgende voorkeuzezender.
Selecteren van het vorige/volgende item van een menu of een lijst.
Media:
Selecteren van de vorige/volgende track
Selecteren van het vorige/volgende item van een menu of een lijst.
Indrukken van de draaiknop: bevestigen.
Menu's
Volgens uitvoering.
" Multimedia ": Parameters media,
Radio-instellingen.
" Telefoon ": Bellen, Beheer index, Instelling telefoon, Gespr. beëindigen.
" Boordcomputer ".
" Onderhoud ": Diagnose, Logboek waarschuw., ....
" Verbindingen ": Beheer van de verbindingen, Een apparaat zoeken.
" Persoonlijke instelling - configuratie " : Parameters van de auto definiëren, Taalkeuze,
Configuratie beeldscherm, Keuze van eenheden, Datum en tijd instellen.
Druk op de toets " MENU ".
Scrollen tussen de menu's.
Toegang tot een menu.
Transversal-Citroen_nl_Chap03_RD6_ed01-2016
Audio en telematica
.
151
152
Audio en telematica
Radio
Selecteren van een zender
Druk herhaalde malen op de toets
SOURCE om de radiofunctie te selecteren.
Druk op deze toets om het golfbereik te selecteren (FM/DAB/AM).
RDS
Er kunnen storingen in de ontvangst optreden door obstakels in de omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages, enz.), ook als de
RDS-functie is ingeschakeld. Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de autoradio.
Druk op een van de toetsen om automatisch naar zenders te zoeken.
Als de RDS-functie niet beschikbaar is, worden de letters RDS doorgestreept weergegeven op het display.
Druk op een van de toetsen om handmatig naar hogere/lagere frequenties te zoeken.
Druk op deze toets voor een lijst van de beschikbare zenders in het gebied waar u zich bevindt.
Druk langer dan 2 seconden op de toets om deze lijst bij te werken. Tijdens het bijwerken is de geluidsweergave uitgeschakeld.
Als de RDS-functie is ingeschakeld, zoekt de radio steeds naar de sterkste frequentie van een zender, zodat u ernaar kunt blijven luisteren. Sommige
RDS-zenders zijn echter niet in het hele land te ontvangen, omdat de frequenties van de zender niet het hele land dekken.
Daardoor kan de ontvangst van de zender tijdens de reis wegvallen.
Korte procedure
Als de modus " Radio " is ingeschakeld, druk dan direct op OK om de RDS-functie in of uit te schakelen.
Lange procedure
Druk op de toets MENU .
Selecteer " Audiofuncties ".
Druk op OK .
Selecteer de functie " Voorkeuze
FM-band ".
Druk op OK .
Selecteer " Zender volgen activeren
(RDS) ".
Druk op OK , RDS wordt weergegeven op het scherm.
Audio en telematica
Verkeersinformatie (TA) beluisteren
De functie TA (Traffic Announcement) geeft voorrang aan het luisteren naar de verkeersinformatie. Om te worden geactiveerd moet deze functie een radiozender die deze berichten uitzendt, goed kunnen ontvangen. Zodra er een bericht wordt uitgezonden, wordt de geluidsbron die op dat moment wordt weergegeven (Radio, CD, ...) automatisch onderbroken en wordt de verkeersinformatie doorgegeven. Zodra het bericht is afgelopen, wordt de weergave van de oorspronkelijke geluidsbron hervat.
Wees voorzichtig met het verhogen van het geluidsvolume tijdens het beluisteren van de verkeersinformatie: als wordt teruggegaan naar de normale weergave, kan het geluidsvolume te hoog zijn.
Druk op de toets TA om de weergave van verkeersinformatie te activeren of uit te schakelen.
Berichten beluisteren
De functie INFO geeft voorrang aan de verkeersinformatie. Om te kunnen functioneren moet er op een zender die dit soort informatie meestuurt, afgestemd zijn en moet het signaal sterk genoeg zijn. Zodra er een bericht verschijnt, wordt de weergave van de geluidsbron (Radio, CD, USB ...) automatisch onderbroken om het bericht weer te geven. Na afloop van het bericht wordt de geluidsweergave weer hervat.
Houd deze toets lang ingedrukt voor een overzicht van categorieën.
Selecteer één of meerdere categorieën of maak een selectie ongedaan.
Schakel de ontvangst van de desbetreffende berichten in of uit.
Tekstberichten weergeven
Tekstberichten worden door de radiozender meegestuurd en hebben betrekking op de radiozender of de muziek waar naar geluisterd wordt.
Druk als de radiogegevens op het scherm worden weergegeven op OK om naar het contextmenu te gaan.
Selecteer " Zenderinfo (TXT) " en bevestig uw keuze met OK .
.
153
Transversal-Citroen_nl_Chap03_RD6_ed01-2016
154
Audio en telematica
Digitale radio (DAB, Digital Audio Broadcasting)
Afhankelijk van de uitvoering
Digitale radio
Als de "DAB"-zender waarop is afgestemd, niet beschikbaar is in "FM", is de optie "DAB FM" doorgestreept.
1 2
4
5
6
Weergave van de naam van de beluisterde "multiplex" (ook wel
"bundel" genoemd).
Weergave van RadioText (TXT) van de radiozender waarop is afgestemd.
Geeft de kwaliteit van het signaal op de beluisterde band weer.
Dankzij de digitale radio kunt u genieten van een optimale geluidskwaliteit en van extra categorieën informatie (TA INFO).
Via "multiplex/bundel" kunt u kiezen uit radiozenders die op alfabetische volgorde zijn gerangschikt.
Wijzigen van het golfbereik (FM1,
FM2, DAB,...)
6 5 4 3
Als u in een andere regio komt, is het raadzaam de lijst van opgeslagen zenders bij te werken.
1 Weergave van de opties: doorgestreept indien actief maar niet beschikbaar.
Wijzigen van een zender binnen dezelfde "multiplex/bundel".
Zoeken naar de vorige/volgende
"multiplex/bundel".
2 Weergave van de naam van de radiozender waarop is afgestemd.
3 Opgeslagen radiozenders, toetsen
1 t/m 6.
Kort indrukken: selecteren van de opgeslagen radiozender.
Lang indrukken: opslaan van een radiozender.
Weergave van de lijst van alle radiozenders en alle "multiplexen"
(bundels).
Lang indrukken : selecteren van de gewenste categorie berichten uit Transport, Actualiteiten,
Entertainment en Speciale Flashberichten (afhankelijk van de zender).
Audio en telematica
Druk op " OK " zodra de radio op het display wordt weergegeven om het contextuele menu weer te geven.
(Zendervolgsysteem (RDS),
Volgsysteem digitale zender / FM,
Zenderinfo (TXT), Zenderinformatie, ...)
Volgsysteem digitale zender
DAB/FM
"DAB" dekt niet het hele land.
Het "Volgsysteem digitale zender /
FM" biedt de mogelijkheid om bij slechte ontvangst van het digitale signaal automatisch over te schakelen op de analoge radio "FM" (indien beschikbaar) zodat u naar uw favoriete zender kunt blijven luisteren.
Als het "Volgsysteem digitale zender / FM" is ingeschakeld, wordt automatisch de DAB-zender geselecteerd.
Druk op de toets MENU .
Selecteer " Multimedia " en bevestig.
Selecteer " Volgsysteem digitale zender / FM " en bevestig.
Na het inschakelen van het
"Volgsysteem digitale zender / FM" kan het enkele seconden duren voordat het systeem overschakelt op de analoge radio "FM" en kan het volume veranderen.
Als de beluisterde "DAB"-zender niet beschikbaar is via de analoge radio
"FM" (optie " DAB/FM " doorgestreept), of als het "Volgsysteem digitale zender
/ FM" niet is ingeschakeld, zal het geluid wegvallen als de ontvangst van het digitale signaal slecht wordt.
.
155
Transversal-Citroen_nl_Chap03_RD6_ed01-2016
156
Audio en telematica
Media
USB-aansluiting
Afhankelijk van de uitvoering bestaat deze module uit een USB-aansluiting en een jackaansluiting.
Gebruik geen USB-verdeelstekker om beschadiging van het systeem te voorkomen.
Elk apparaat dat op het systeem wordt aangesloten, moet voldoen aan de norm van het product of aan de norm
IEC 60950-1.
Het systeem stelt playlists samen (tijdelijk geheugen). Dit kost enkele seconden tot enkele minuten bij een eerste aansluiting.
Deze wachttijd kan worden bekort door andere bestanden dan muziekbestanden te verwijderen en het aantal mappen te beperken. Elke keer dat een nieuwe USBstick wordt aangesloten, worden de playlists bijgewerkt.
Steek de USB-stick in de USB-aansluiting of sluit het externe USB-apparaat met een geschikte kabel (niet meegeleverd) aan op de
USB-aansluiting.
Het systeem schakelt automatisch over op de bron "USB".
Het draagbare apparaat kan tijdens het gebruik via de USB-aansluiting automatisch worden opgeladen.
Afspeelmethode
Er zijn verschillende afspeelmethodes:
- Normaal : de tracks worden in de normale volgorde volgens de afspeellijst afgespeeld.
- Shuffle : de tracks van een album of een map worden in een willekeurige volgorde afgespeeld.
- Shuffle op volledig medium : alle tracks op de mediaspeler worden in een willekeurige volgorde afgespeeld.
- Herhaling : alleen de tracks van dit album of deze map worden afgespeeld.
Druk op deze toets om naar het contextmenu van de functie Media te gaan.
Druk op deze toets om de gekozen afspeelmethode te selecteren.
Druk op deze toets om te bevestigen.
De keuze wordt weergegeven op het bovenste deel van het scherm.
Audio en telematica
Selecteren van een track
Druk op een van deze toetsen om naar de vorige/volgende track te gaan.
Druk op een van deze toetsen om naar de vorige/volgende map te gaan.
Indelen van bestanden
Houd deze toets enige tijd ingedrukt om de verschillende indelingsmogelijkheden te bekijken.
Kies per " Map " / " Artiest " / " Genre " /
" Playlist "*.
Afspelen van bestanden
Druk deze toets kort in om de gekozen indeling weer te geven.
Scroll door de lijst met de toetsen links/rechts en omhoog/omlaag.
Druk op OK om de gekozen indeling te selecteren en vervolgens opnieuw op OK om de keuze te bevestigen.
Bevestig de selectie door op OK te drukken.
Druk op een van deze toetsen om naar de vorige/volgende track van de lijst te gaan.
Houd een van de toetsen ingedrukt voor snel vooruit/achteruit spoelen.
* Afhankelijk van de beschikbaarheid en het type randapparatuur.
Druk op een van deze toetsen om naar volgende/vorige " Map " /
" Artiest " / " Genre " / " Playlist "* van de lijst te gaan.
.
157
Transversal-Citroen_nl_Chap03_RD6_ed01-2016
158
Audio en telematica
AUX-aansluiting
(AUX-ingang)
Sluit het externe apparaat (MP3-speler enz.) met een audiokabel (niet meegeleverd) aan op de Jack-aansluiting.
Elk apparaat dat op het systeem wordt aangesloten moet voldoen aan de norm van het product of aan de norm
IEC 60950-1.
Druk herhaalde malen op de toets
SOURCE om " AUX " te selecteren.
Stel eerst het volume van het externe apparaat af (hoog geluidsniveau). Stel vervolgens het volume van de autoradio af. Het externe apparaat moet worden aangestuurd met de bedieningstoetsen van het apparaat.
Sluit eenzelfde extern apparaat niet tegelijkertijd aan via de Jackaansluiting en de USB-aansluiting.
CD-speler
Gebruik alleen CD's met een ronde vorm.
Bepaalde beveiligingssystemen op de originele
CD of zelfgebrande CD's kunnen storingen veroorzaken, ongeacht de kwaliteit van de
CD-brander.
Plaats een CD in de CD-speler; deze zal de CD automatisch afspelen.
Een MP3-CD afspelen
Plaats een MP3-CD in de CD-speler.
De CD-speler scant vervolgens de CD tot alle nummers zijn gevonden, hierdoor kan het enkele tot enkele tientallen seconden duren voordat het afspelen begint.
Op de USB-aansluiting aangesloten externe CD-spelers worden niet door het systeem herkend.
Als er al een CD in het apparaat zit die u wilt beluisteren, druk dan herhaalde malen op de toets
SOURCE om " CD " te selecteren.
Druk op een van de toetsen om een nummer van de CD te selecteren.
Druk op de toets LIST om de tracklist van de CD weer te geven.
Houd een van toetsen ingedrukt om snel vooruit of achteruit te spoelen.
De CD-speler kan CD's met maximaal
255 MP3-bestanden, verdeeld over
8 speellijsten, afspelen.
Het is echter raadzaam het aantal afspeellijsten tot twee te beperken om een lange laadtijd van de CD te voorkomen.
Bij het afspelen wordt geen rekening gehouden met de mappenstructuur.
Alle bestanden worden op hetzelfde niveau weergegeven.
Audio en telematica
Als er al een CD in het apparaat zit die u wilt beluisteren, druk dan herhaalde malen op de toets
SOURCE om " CD " te selecteren.
Druk op een van de toetsen om een map van de CD te selecteren.
Druk op een van de toetsen om een track van de CD te kiezen.
Druk op de toets LIST om de speellijsten van de MP3-CD weer te geven.
Houd een van de toetsen ingedrukt om snel vooruit of terug te spoelen.
Bluetooth
®
streaming audio
Streaming biedt de mogelijkheid audiobestanden van de telefoon via de luidsprekers van de auto te beluisteren.
Koppel de telefoon.
(Zie de rubriek " Koppelen van een telefoon ").
Activeer de bron Streaming door op de toets SOURCE * te drukken.
Via de toetsen op het bedieningspaneel van de radio en de bediening op het stuurwiel kunt u op de audiobestanden selecteren**. De informatie over de muziekstukken kan op het scherm worden weergegeven.
Apple
®
-speler aansluiten
Sluit een Apple ® -speler met behulp van een geschikte kabel (niet meegeleverd) aan op de
USB-aansluiting.
Het afspelen begint automatisch.
De bediening gebeurt via de audio-installatie in de auto.
De beschikbare indeling is die van het aangesloten apparaat (artiesten / albums / genres / playlists).
De softwareversie van de autoradio kan incompatibel zijn met de generatie van uw
Apple ® -speler.
* In sommige gevallen moet het afspelen van audiobestanden via het toetsenbord worden geactiveerd.
** Als de telefoon deze functie ondersteunt. De kwaliteit van de weergave is afhankelijk van de kwaliteit van het signaal van de telefoon.
.
159
Transversal-Citroen_nl_Chap03_RD6_ed01-2016
Audio en telematica
160
Informatie en adviezen
De CD-speler speelt audiobestanden met de extensie .mp3, .wma, .wav en .aac met een bitrate tussen 32 kbps en 320 kbps af.
De CD-speler is ook compatibel met de modus
TAG (ID3 tag, WMA TAG).
Bestanden met een andere extensie (.mp4, ...) kunnen niet worden afgespeeld.
".wma"-bestanden moeten van het type WMA
9 Standaard zijn.
De bemonsteringsfrequenties (sampling rates) zijn 11, 22, 44 en 48 kHz.
Via de USB-aansluiting speelt het systeem audiobestanden met de extensie .mp3, .wma,
.wav,.cbr en .vbr met een bitrate tussen
32 Kbps en 320 Kbps af.
Andere typen audiobestanden (.mp4, ...) kunnen niet worden afgespeeld.
Bestanden met de extensie .wma moeten van het type WMA 9 Standaard zijn.
De bemonsteringsfrequenties (sampling rates) zijn 11, 22, 44 en 48 KHz.
Selecteer bij het branden van een CD-R of CD-
RW de standaard ISO 9660 niveau 1, 2 of bij voorkeur Joliet om deze te kunnen afspelen.
Als de CD in een ander formaat is gebrand, kan het zijn dat deze niet goed wordt afgespeeld.
Het is raadzaam voor een CD niet meer dan
één standaard voor het branden te gebruiken.
Stel de laagst mogelijke snelheid (maximaal 4) in voor een optimale geluidskwaliteit.
Voor het branden van een multisessie-CD is het raadzaam de standaard Joliet te gebruiken.
Gebruik geen USB-verdeelstekker om beschadiging van het systeem te voorkomen.
Gebruik uitsluitend USB-sticks met
FAT32-formaat (File Allocation Table).
Geadviseerd wordt om voor bestandsnamen maximaal 20 karakters te gebruiken; vermijd daarbij speciale tekens (bijv. : " ? ; ù) om problemen met het afspelen of de weergave te voorkomen.
Gebruik voor een correcte werking de originele USB-kabels van Apple ® .
Audio en telematica
Telefoon
Koppelen van een Bluetooth
®
-telefoon
Het koppelen van de Bluetooth-telefoon aan het handsfree Bluetooth-systeem van uw autoradio mag om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling de volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd bij stilstaande auto en met aangezet contact.
Activeer de Bluetooth-functie van uw telefoon en zorg ervoor dat deze "zichtbaar is voor iedereen"
(configuratie van de telefoon).
Welke diensten beschikbaar zijn, is afhankelijk van het netwerk, de simkaart en de compatibiliteit van de gebruikte Bluetooth-apparaten.
Bekijk de handleiding van uw telefoon en neem contact op met uw provider om te weten welke diensten voor u beschikbaar zijn.
Procedure vanaf de telefoon
Selecteer de naam van het systeem in de lijst van gedetecteerde apparaten.
Procedure vanaf het systeem
Druk op de toets MENU .
Selecteer " Verbindingen ".
Bevestig met OK .
Selecteer " Extern apparaat zoeken via Bluetooth ".
Bevestig met OK .
Er wordt een venster geopend met de melding
"Bezig te zoeken".
Selecteer in de lijst van gedetecteerde randapparatuur de te koppelen telefoon. U kunt slechts één telefoon per keer koppelen.
Voltooien van de koppeling
Ongeacht of u de procedure vanaf de telefoon of die vanaf het systeem hebt gebruikt, moet u, om de koppeling te voltooien, de weergegeven code correct in het systeem en in uw telefoon invoeren en vervolgens bevestigen.
Mocht de koppeling niet gelukt zijn, dan kunt u het nogmaals proberen. Dit kan een onbeperkt aantal keren.
Op het scherm wordt een melding weergegeven ter bevestiging dat de koppeling is geslaagd.
Informatie en adviezen
Via het menu " Telefoon " hebt u onder andere toegang tot de volgende functies:
" Telefoonboek "*, " Logboek gesprekken ",
" Raadplegen van gekoppelde apparaten ".
Afhankelijk van het type telefoon kan het nodig zijn toestemming te geven voor de toegang van het systeem tot de verschillende functies.
Raadpleeg de website van het merk voor meer informatie (compatibiliteit, extra informatie, ...).
* Als uw telefoon volledig compatibel is.
.
161
Transversal-Citroen_nl_Chap03_RD6_ed01-2016
162
Audio en telematica
Beheer van de verbindingen
De verbinding van de telefoon is automatisch geschikt voor de profielen handsfree set en streaming audio.
De mogelijkheid van het systeem om
één profiel te koppelen hangt af van de telefoon. Het is mogelijk dat standaard beide profielen worden verbonden.
Druk op de toets MENU .
Selecteer " Verbindingen ".
Bevestig met OK .
Selecteer " Beheer Bluetoothverbindingen " en bevestig. De lijst van de gekoppelde telefoons wordt weergegeven.
Bevestig met OK .
Geeft aan dat een apparaat is verbonden.
Het cijfer geeft aan hoeveel profielen met het systeem zijn verbonden:
- 1 voor media of 1 voor telefoon.
- 2 voor media en telefoon.
Geeft aan dat het profiel streaming audio is verbonden.
Geeft aan dat het profiel handsfree telefoon is verbonden.
Selecteer een telefoon.
Bevestig met OK .
Vervolgens selecteert en bevestigt u:
- "
" Telefoon afsluiten ":
"/ om alleen de telefoon of de handsfree set te verbinden/de verbinding ervan te verbreken.
- " Aansluiten mediaspeler "/
" Mediaspeler afsluiten ": om alleen de streaming-verbinding te realiseren/te verbreken.
Aansluiten telefoon en mediaspeler "/" Telefoon + mediaspeler afsluiten ": om de telefoon (handsfree set en streaming) te verbinden/de verbinding ervan te verbreken.
- " ": om de koppeling ongedaan te maken.
Als u in het systeem een koppeling hebt ongedaan gemaakt, vergeet dan niet deze koppeling ook in uw telefoon ongedaan te maken.
Bevestig met OK .
Audio en telematica
Aannemen van een gesprek
Een binnenkomend gesprek wordt aangekondigd door een beltoon en de weergave van een bovenliggend venster op het scherm.
Selecteer met de toetsen het tabblad
" JA " op het scherm.
Bevestig met OK .
Druk op deze stuurwieltoets om het gesprek aan te nemen.
Bellen
Via het menu " Telefoon ".
Selecteer " Bellen ".
Selecteer " Nummer kiezen ".
Of
Selecteer " Telefoonboek ".
Of
Selecteer " Logboek ".
Bevestig met OK .
Houd een van deze toetsen langer dan twee seconden ingedrukt om het telefoonboek te openen. Vervolgens kunt u met de draaiknop door het telefoonboek scrollen.
Beëindigen van een gesprek
Via het menu " Telefoon ".
Selecteer " Ophangen ".
Bevestig met OK om het gesprek te beëindigen.
Druk tijdens een telefoongesprek langer dan twee seconden op een van deze toetsen.
Het systeem opent het telefoonboek van de telefoon (afhankelijk van de compatibiliteit) wanneer deze via
Bluetooth is verbonden.
U kunt vanaf bepaalde Bluetoothtelefoons een contact importeren naar het telefoonboek van de autoradio.
De op deze wijze geïmporteerde contacten worden opgeslagen in een telefoonboek dat u altijd kunt openen, ongeacht welke telefoon met het systeem is verbonden.
Het menu van het telefoonboek is niet beschikbaar zolang het telefoonboek leeg is.
.
163
Transversal-Citroen_nl_Chap03_RD6_ed01-2016
164
Audio en telematica
Beheer van de gesprekken
Druk tijdens het gesprek op OK om naar het contextmenu te gaan.
Ophangen
Selecteer in het contextmenu
" Gespr. beëindigen " om het gesprek te beëindigen.
Bevestig met OK .
Doorschakelfunctie
In het contextmenu:
- vink " Doorschakelfunctie " aan om het gesprek via de telefoon voort te zetten (bijv.: om tijdens het uitstappen het gesprek te kunnen voortzetten).
- vink " Doorschakelfunctie " uit om het gesprek via de auto voort te zetten.
Spraakserver
Selecteer in het contextmenu " Toon
DTMF " en bevestig uw keuze om het digitale toetsenbord te kunnen gebruiken om door het menu van de interactieve spraakserver te surfen.
Bevestig met OK .
Uitschakelen van de microfoon
(de gesprekspartner kan dan niet meeluisteren)
In het contextmenu:
- vink " Micro OFF " aan om de microfoon uit te schakelen.
- vink " Micro OFF " uit om de microfoon weer in te schakelen.
Bevestig met OK .
Bevestig met OK .
Als het contact is afgezet, wordt de Bluetoothverbinding automatisch weer tot stand gebracht als u in de auto stapt en wordt het geluid weer weergegeven via het systeem (afhankelijk van de specificaties van de telefoon).
In sommige gevallen moet u de doorschakelfunctie via de telefoon activeren.
Wisselgesprek
Selecteer in het contextmenu
" Verwisselen " en bevestig uw keuze om een in de wacht gezet gesprek weer voort te zetten.
Bevestig met OK .
Telefoonboek
Het systeem heeft, afhankelijk van de compatibiliteit van de telefoon en gedurende de Bluetooth-verbinding, toegang tot het telefoonboek van de telefoon.
Vanaf bepaalde typen gekoppelde
Bluetooth-telefoons kunt u contacten vanuit de telefoon opslaan in het geheugen van de autoradio.
De op deze manier geïmporteerde contacten worden opgeslagen in een telefoonboek dat, ongeacht welke telefoon is gekoppeld, vrij toegankelijk is.
Het menu van het telefoonboek is niet beschikbaar als het telefoonboek leeg is.
Houd SRC/TEL enige tijd ingedrukt om het telefoonboek te openen.
Audio en telematica
Selecteer " Telefoonboek " voor een overzicht van alle contacten.
Bevestig met OK .
Spraakherkenning
Dankzij deze functie kunt u de spraakherkenning van uw smartphone via het systeem gebruiken.
Starten van de spraakherkenning (afhankelijk van het type stuurkolomschakelaars):
Druk op MENU als u gegevens van contacten wilt veranderen, selecteer dan " Telefoon " en bevestig uw keuze.
Selecteer " Beheer index " en bevestig uw keuze.
U kunt kiezen uit:
Een bestand raadplegen
- "
- "
",
",
Alle bestanden verwijderen ".
Houd het uiteinde van de lichtschakelaar enige tijd ingedrukt.
OF
Druk op deze toets.
Voor de spraakherkenning is een compatibele smartphone nodig die via
Bluetooth met de auto is verbonden.
.
165
Transversal-Citroen_nl_Chap03_RD6_ed01-2016
Audio en telematica
Veelgestelde vragen
In de volgende tabel vindt u de antwoorden op de meest gestelde vragen over uw autoradio.
VRAAG
Na het afzetten van de motor wordt de radio na enkele minuten automatisch uitgeschakeld.
ANTWOORD
Als de motor is afgezet, blijft de radio nog werken zolang de laadtoestand van de accu dat toestaat.
Het automatisch uitschakelen duidt erop dat de eco-modus van de autoradio is geactiveerd om te voorkomen dat de accu van de auto ontladen raakt.
De melding "het audiosysteem is oververhit" verschijnt op het display.
Om het audiosysteem te beschermen tegen een te hoge omgevingstemperatuur, activeert de autoradio automatisch een thermische beveiliging die het geluidsvolume verlaagt of de
CD-speler uitschakelt.
OPLOSSING
Start de motor om de accu op te laden.
Schakel het audiosysteem enkele minuten uit om het systeem te laten afkoelen.
166
Radio
VRAAG
Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen de verschillende geluidsbronnen (radio,
CD...).
ANTWOORD
Voor een optimaal luistergenot kunt u de audio-instellingen (Volume,
Bass, Hoge tonen, Geluidseffect, Loudness) voor elke geluidsbron afzonderlijk instellen. Hierdoor kunnen bij het selecteren van een andere geluidsbron (radio, CD...) verschillen in de geluidskwaliteit hoorbaar zijn.
OPLOSSING
Controleer of de audio-instellingen (Volume,
Bass, Hoge tonen, Geluidseffect, Loudness) zijn afgestemd op de verschillende geluidsbronnen.
Het is raadzaam de audiofuncties (Bass, Hoge tonen, Balans V-A, Balans L-R) in de middelste stand te zetten, de geluidssfeer "Geen" te selecteren en de functie Loudness in de stand
"Actief" te zetten als de CD-speler is geselecteerd en in de stand "Inactief" te zetten als de radio is geselecteerd.
Audio en telematica
VRAAG
De voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen
(geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...).
ANTWOORD
Het verkeerde golfbereik is geselecteerd.
OPLOSSING
Druk op de toets BAND om het golfbereik
(FM, FM2, DAB, AM) terug te vinden waarin de voorkeuzezenders zijn opgeslagen.
De functie TA
(verkeersinformatie) is ingeschakeld, maar ik krijg geen verkeersinformatie te horen.
De ontvangstkwaliteit van de beluisterde radiozender neemt geleidelijk af of de voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen
(geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...).
De geselecteerde radiozender maakt geen deel uit van het regionale netwerk van zenders die verkeersinformatie uitzenden.
Stem af op een zender die wel verkeersinformatie uitzendt.
De auto bevindt zich te ver van de zender van het beluisterde radiostation of er bevindt zich geen zender in het gebied waarin de auto zich bevindt.
De omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages enz.) veroorzaakt storingen in de ontvangst, ook als de RDS-functie is ingeschakeld.
De antenne is niet aanwezig of beschadigd (bijvoorbeeld in een wasstraat of ondergrondse parkeergarage).
Activeer de functie RDS om het systeem te laten controleren of er een sterkere zender in het gebied aanwezig is.
Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de autoradio.
Laat de antenne controleren door het netwerk van het merk.
Het geluid van de radio valt
1 tot 2 seconden weg.
Het RDS zoekt tijdens deze korte onderbreking van het geluid naar een andere, sterkere zender voor een betere ontvangst van het radiostation.
Schakel de RDS-functie uit als dit verschijnsel zich te vaak en steeds op hetzelfde traject voordoet.
.
167
Transversal-Citroen_nl_Chap03_RD6_ed01-2016
168
Audio en telematica
Media
VRAAG
De Bluetooth-verbinding wordt onderbroken.
ANTWOORD
Het laadniveau van de batterij van de randapparatuur is mogelijk te laag.
Op het scherm wordt de melding "Storing USBrandapparatuur" weergegeven.
De USB-stick wordt niet herkend.
De USB-stick is mogelijk defect.
OPLOSSING
Laad de batterij van de randapparatuur op.
Formateer de USB-stick opnieuw.
De CD wordt steeds uitgeworpen of kan niet worden afgespeeld door de
CD-speler.
De CD-speler levert een slechte geluidskwaliteit.
De CD is ondersteboven in de speler geplaatst, kan niet worden gelezen, bevat geen audiobestanden of bevat audiobestanden die niet door de autoradio worden herkend.
De CD is voorzien van een beveiligingssysteem dat niet door de autoradio wordt herkend.
De gebruikte CD is gekrast of van slechte kwaliteit.
- Controleer of de CD met de juiste zijde boven in de speler is geplaatst.
- Controleer de staat van de CD: de CD kan niet worden gelezen als deze te veel is beschadigd.
- Controleer de inhoud van de CD als deze zelf is gebrand: raadpleeg de tips in de rubriek "Audio".
- De kwaliteit van sommige zelfgebrande CD's is onvoldoende om deze door de autoradio te laten afspelen.
Gebruik alleen CD's van goede kwaliteit en berg ze zorgvuldig op.
De op een smartphone opgeslagen muziek kan niet worden afgespeeld via de USB-aansluiting.
De audio-instellingen (bassen, hoge tonen, geluidseffecten) zijn niet op de CD afgestemd.
Zet het niveau van de bassen of de hoge tonen op
0, zonder een geluidseffect te selecteren.
Afhankelijk van het type smartphone moet de autoradio toestemming krijgen van de smartphone voor toegang tot de muziekbestanden.
Activeer handmatig het profiel MTP van de smartphone (menu USB-instellingen).
Audio en telematica
Telefoon
VRAAG
Ik heb geen toegang tot mijn voicemail.
ANTWOORD
Er zijn slechts weinig telefoons en providers die deze functionaliteit ondersteunen.
OPLOSSING
Bel uw voicemail via het telefoonmenu, gebruik het nummer dat u van uw provider hebt gekregen.
Ik kan mijn telefoonboek niet openen.
Het gesprek wordt onderbroken als ik in de auto stap.
Controleer of uw telefoon compatibel is.
U hebt tijdens de koppeling het systeem geen toestemming gegeven voor toegang tot het telefoonboek.
Geef het systeem toegang tot het telefoonboek van uw telefoon.
De doorschakelfunctie is ingeschakeld.
Vink de doorschakelfunctie uit om het gesprek over te schakelen op het systeem van de auto.
Het lukt niet om mijn telefoon via Bluetooth te koppelen.
De koppelingsprocedure kan afhankelijk van de telefoon (model, besturingssysteem) verschillen en bepaalde telefoons zijn niet compatibel.
Alvorens te proberen de telefoon te koppelen moet u vanaf het systeem de huidige koppeling met de telefoon en vanaf de telefoon de koppeling met het systeem ongedaan maken om te zien of de telefoon compatibel is.
.
169
Transversal-Citroen_nl_Chap03_RD6_ed01-2016
advertisement
Related manuals
advertisement
Table of contents
- 3 Welkom
- 4 Inhoudsopgave
- 6 Overzicht
- 12 Stickers
- 13 Eco-rijden
- 15 Instrumentenpaneel
- 15 Instrumentenpanelen
- 17 Verklikkerlampjes
- 38 Kilometerteller en dagteller
- 39 Dimmer dashboardverlichting
- 40 Boordcomputer
- 43 Touchscreen
- 46 Datum en tijd instellen
- 47 Toegang tot de auto
- 47 Sleutel
- 47 Sleutel, afstandsbediening
- 54 "Keyless entry and start"
- 66 Vergrendelen/ontgrendelen van binnenuit
- 67 Voorportieren
- 68 Handbediende schuifdeur(en)
- 70 Elektrisch bedienbare schuifdeur(en)
- 77 Handsfree-functie schuifdeur(en)
- 81 Achterdeuren
- 83 Achterklep
- 84 Ruit van de achterklep
- 85 Alarm
- 88 Elektrisch bedienbare ruiten
- 89 Ergonomie en comfort
- 89 Stuurwielverstelling
- 89 Voorstoelen
- 95 Tweezitsbank vóór
- 97 Vaste eendelige bank
- 100 Vaste stoel en bank achter
- 103 Achterstoel en -bank op rails
- 107 Achterstoel(en) op rails
- 112 Voorzieningen in het interieur
- 117 Voorzieningen in het passagierscompartiment
- 122 Panoramadak
- 123 Verschuifbare en uitklapbare tafel
- 127 Handbediende airconditioning
- 129 Automatische airconditioning met gescheiden regeling
- 133 Ontwasemen - Ontdooien voorruit en zijruiten
- 134 Buitenspiegelverwarming
- 135 Achterruitverwarming
- 138 Verwarming - Airconditioning achter
- 139 Programmeerbaar verwarmings-/ventilatiesysteem
- 142 Plafonniers
- 143 Verlichting en zicht
- 143 Spiegels
- 146 Lichtschakelaar
- 149 Dagrijverlichting
- 149 Automatische verlichting
- 153 Grootlichtassistent
- 155 Sfeerverlichting
- 155 Koplampen handmatig in hoogte verstellen
- 156 Ruitenwisserschakelaar
- 157 Automatische ruitenwissers
- 160 Veiligheid
- 160 Alarmknipperlichten
- 160 Urgence-oproep of Assistance-oproep
- 161 Claxon
- 161 Elektronische stabiliteitscontrole (ESP)
- 164 Grip control
- 166 Veiligheidsgordels
- 170 Airbags
- 175 Kinderzitjes
- 178 Uitschakelen van de airbag vóór aan passagierszijde
- 185 ISOFIX-bevestigingen
- 192 Mechanisch kinderslot
- 192 Elektrische kinderbeveiliging
- 193 Kinderbeveiliging van de ruitbediening achter
- 194 Rijden
- 194 Rijadviezen
- 197 Starten - afzetten van de motor, normale sleutel, sleutel met afstandsbediening
- 200 Starten - afzetten van de motor,
- 200 "Keyless entry and start"
- 203 Parkeerrem
- 204 Hill Start Assist
- 205 Handgeschakelde 5-versnellingsbak
- 205 Handgeschakelde 6-versnellingsbak
- 206 Opschakelindicator
- 207 Automatische transmissie
- 212 Elektronisch gestuurde versnellingsbak
- 216 Stop & Start
- 220 Head-up display
- 222 Snelheden opslaan
- 223 Snelheidslimietherkenning
- 227 Snelheidsbegrenzer
- 230 Snelheidsregelaar
- 234 Adaptieve snelheidsregelaar
- 241 Waarschuwing kans op aanrijding en Active Safety Brake
- 247 Lane Departure Warning System (LDWS)
- 249 Detectie verslapping aandacht
- 251 Dodehoekbewaking
- 254 Parkeerhulp
- 256 Achteruitrijcamera, binnenspiegel
- 257 180°-camerasysteem achter
- 260 Bandenspanningscontrolesysteem
- 263 Praktische informatie
- 263 Brandstoftank
- 264 Tankbeveiliging diesel
- 266 Sneeuwkettingen
- 267 Trekken van een aanhanger
- 268 Eco-mode
- 269 Accessoires
- 270 Dakstangen/imperiaal
- 271 Wisserbladen vervangen
- 273 Motorkap
- 274 Dieselmotor
- 275 Niveaus controleren
- 278 Controles
- 280 AdBlue® en SCR-systeem (BlueHDi-dieselmotor)
- 284 Storingen verhelpen
- 284 Gevarendriehoek (opbergen)
- 284 Gereedschapskist
- 287 Bandenreparatieset
- 293 Wiel verwisselen
- 300 Een lamp vervangen
- 313 Zekering vervangen
- 318 12V-accu
- 322 Slepen
- 324 Brandstoftank leeg (diesel)
- 325 Technische gegevens
- 325 Afmetingen
- 326 Motoren
- 326 Gewichten
- 329 Identificatie
- 330 Audio en datacommunicatie
- 330 Noodoproep of Pechhulp
- 333 CITROËN Connect Nav
- 421 CITROËN Connect Radio
- 475 Autoradio met Bluetooth®
- 498 Trefwoordenregister
- 509 AANVULLING MET BETREKKING TOT DE KINDERZITJES ERRATUM
- 529 CITROËN Connect Radio
- 581 Autoradio met Bluetooth®
- 604 Welke brandstoffen zijn geschikt?
- 673 Basisfuncties
- 675 Stuurkolomschakelaars - Type 1
- 676 Stuurkolomschakelaars - Type 2
- 677 Menu's
- 679 Applicaties
- 683 Radio Media
- 695 Telefoon
- 709 Instellingen
- 720 Veelgestelde vragen
- 753 Basisfuncties
- 754 Stuurkolomschakelaars - Type 1
- 755 Stuurkolomschakelaars - Type 2
- 756 Menu's
- 757 Radio
- 759 Digitale radio (DAB, Digital Audio Broadcasting)
- 761 Media
- 766 Telefoon
- 771 Veelgestelde vragen